Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Het Comburgse handschrift, band 1
Afb. 1. Stuttgart, WLB, Cod. poet. et phil. 2 o 22, f.192v (verkleind)
Het Comburgse handschriftHs. Stuttgart,Württembergische Landesbibliothek,Cod. poet. et phil. 2 o 22Band 1Diplomatische editie bezorgd doorHERMAN BRINKMAN en JANNY SCHENKELHilversum, Verloren, 1997
MiddeleeuwseVerzamelhandschriften uit deNederlandenIV,1Uitgegeven onder auspiciën van het Constantijn Huygens Instituut voortekstedities en intellectuele geschiedenis der Koninklijke NederlandseAkademie van WetenschappenProjectcommissie: W. van Anrooij, Leiden; J.A.A.M. Biemans, Amsterdam;H. van Dijk, Groningen; B.Th. Hogenelst, Leiden; Th. Mertens, Antwerpen;F.P. van Oostrom, Leiden; G.H.P. Sonnemans, Nijmegen enP.W.M. Wackers, NijmegenISSN 0929-9866 / ISBN 90-6550-025-1© Copyright 1997 Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen,AmsterdamCopyright foto’s Württembergische Landesbibliothek, Stuttgart en Stadsarchief, GentNo part of this book may be reproduced in any form without written permission from the publisher.Uitgeverij Verloren, Larenseweg 123, 1221 CL Hilversum, tel. 035-6859856, fax 035-6836557Typografie: Rombus, HilversumOntwerp binnenwerk: F.C. Bos, AmsterdamOmslagontwerp: Het Lab, grafisch ontwerpers (Josée Langen), ArnhemDruk: Wilco, AmersfoortBindwerk: Van Waarden, Zaandam
InhoudWoord vooraf 7I<strong>nl</strong>eiding 9Karakteristiek 9Geschiedenis van het onderzoek 13Beschrijving van het handschrift 27I<strong>nl</strong>eiding 27Handschrift I (f.1-86) 32Handschrift II (f.87-130) 41Handschrift III (f.131-178) 48Handschrift IV (f.179-234) 53Handschrift V (f.235-281) 57Handschrift VI (f.282-347) 65Band 78Geschiedenis 82Besluit 87Overzicht van de inhoud 88Verantwoording van de editie 97Afkortingen 99Editie 112Bijlagen 1499Bijlage I: Schematisch overzicht van de bouw van het convoluut 1500Bijlage II: Overzicht van correcties 1502Bijlage III: Concordanties van verstellingen 1509Bijlage IV: Concordantie van siglen van teksthanden 1514Literatuuropgave 1515Register van opschriften 1520Register van incipits 1523Register van namen en plaatsen 1526Lijst van afbeeldingen 1559Summary 1561
Woord voorafHet belang van het Comburgse handschrift als bron voor de kennis van deMiddelnederlandse letterkunde is overbekend. Dat er nu, tweehonderd jaarna zijn ontdekking, voor het eerst een integrale uitgave van alle vers- enprozateksten totstandgekomen is, beschouwen wij als een bijna vanzelfsprekende,maar eveneens noodzakelijke onderstreping van dit belang.Mogelijk zal het bij sommigen echter enige verwondering wekken, dat deuitgave is opgenomen in de reeks Middeleeuwse Verzamelhandschriften uitde Nederlanden. Deze reeks werd immers opgezet voor codices die vanmeet af aan als materiële eenheid bedoeld zijn. Het Comburgse handschrift,dat reeds door zijn eerste (partiële) editeur Eduard von Kauslerwerd omschreven als een samenbinding van zes delen, zou dan aan het selectiecriteriumniet voldoen. Wanneer men het tweede uitgangspunt vooropname in de reeks volgt (namelijk, in een handschrift moeten tenminstetwee teksten zijn samengebracht), zouden de delen een tot en met vijf welvoor uitgave in aanmerking zijn gekomen, maar dan elk afzonderlijk, terwijl<strong>deel</strong> zes, met daarin alleen de Rijmkroniek van Vlaanderen, buiten dereeks zou vallen.Tegen een dergelijke handelwijze kan het nodige worden ingebracht. Hetvoornaamste bezwaar geldt de omstandigheid dat zekere, niet onbelangrijkeovereenkomsten tussen enkele delen (in het bijzonder het voorkomenvan dezelfde kopiistenhanden) met name in de laatste decennia aa<strong>nl</strong>eidinghebben gegeven tot de gedachte dat het convoluut beschouwd moet wordenals resultaat van een samenwerkingsverband tussen de kopiisten. Vanuitdit perspectief wordt het Comburgse handschrift dus wel opgevat alseen vooraf geplande en als eenheid bedoelde verzameling. Het feit dat dekwestie van de al dan niet vooropgezette bouw en samenstelling van hethandschrift grote implicaties heeft voor verdere bestudering van de individueleteksten, heeft de noodzaak van bestudering en uitgave van het geheelnog eens beklemtoond. Daarbij komt dat het zesde <strong>deel</strong>, zoals uit de i<strong>nl</strong>eidingzal blijken, van cruciaal belang is voor een begrip van de onderlingeverhouding tussen de kopiisten, en daarmee ook de verhouding tussen deafzonderlijke delen. Op grond van deze overwegingen is gekozen voor eenuitgave van het gehele convoluut.Van vele zijden hebben wij hulp en ondersteuning ontvangen, zowel bij hetonderzoek als bij de realisering van de editie. In het bijzonder richten wijeen woord van dank tot de <strong>deel</strong>nemers aan een speciaal georganiseerde stu-
8 het comburgse handschriftdiedag, waarin een concept-versie van de I<strong>nl</strong>eiding werd bediscussieerd: dr.W. van Anrooij, dr. J.A.A.M. Biemans, prof.dr. H. van Dijk, mw.drs. M.Engelsman-Siteur, prof.dr. J.P. Gumbert, mw.dr. M. Gumbert-Hepp,mw.dr. B.Th. Hogenelst, prof.dr. J.D. Janssens, dr. Th. Mertens, prof.dr.P.F.J. Obbema, prof.dr. J. Reynaert en drs. J. de Vos. Tevens zijn wij veeldank verschuldigd aan mw.drs. M. Engelsman-Siteur, mw.drs. H.T. Hen -driks, dr. L. Jongen en mw.drs. V. Uyttersprot voor de bereidwilligheidwaarmee zij resp. hun doctoraalscriptie en transcripties van een <strong>deel</strong> vanDie Rose, van Van den coninc Saladijn ende van Hughen van Tabaryen enVan den vos Reynaerde ter beschikking stelden.Van de Württembergische Landesbibliothek, en in het bijzonder van dr.F. Heinzer en mw. I. Krekler ontvingen wij alle hulp en medewerking tijdenshet onderzoek van de codex; ons verzoek tot publicatie van de teksten van foto’s van het handschrift werd volgaarne ingewilligd. De medewerkersvan het Stadsarchief te Gent hebben wij zeer op de proef gesteldtijdens onze speurtocht naar archiefstukken die door hand E zouden zijngeschreven; wij zijn hen bijzonder erkentelijk voor de moeite die zij zichdaarbij hebben getroost. Dankzij de toestemming van het Stadsarchief koneen foto worden opgenomen van het document dat uiteindelijk toch bovenwater kwam. De in dit boek voorkomende schematische tekeningen werdenvervaardigd door R.A. van der Weij (Faculteit der Letteren, RijksuniversiteitGroningen).Gedurende de werkzaamheden aan het project-Comburg waren beideediteurs als medewerker verbonden aan het Constantijn Huygens Instituut.De welwillendheid van de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteitte Groningen maakte het J. Schenkel mogelijk om gedurende deze periodegebruik te maken van de universitaire faciliteiten aldaar. Debegeleiding van dit <strong>deel</strong> was in handen van de MVN-commissieleden W.van Anrooij, J.A.A.M. Biemans en H. van Dijk. Deze publicatie is mede totstand gekomen dankzij een subsidie van de Nederlandse Organisatie voorWetenschappelijk Onderzoek (NWO).De editeursAmsterdam – Groningen, januari 1997
I<strong>nl</strong>eidingkarakteristiekHet Comburgse handschrift, de codex die thans in de WürttembergischeLandesbibliothek te Stuttgart wordt bewaard onder de signatuur Cod.poet. et phil. 2 o 22, dankt zijn naam aan een verblijf van meer dan tweeeeuwen in de bibliotheek van het Ritterstift Comburg. Daar werd hethandschrift aan het einde van de achttiende eeuw ontdekt door FriedrichDavid Gräter, de rector van het Gymnasium van het nabijgelegen Schwäbisch-Hallen een van de eerste Duitse wetenschappers die zich inzettenvoor de herwaardering van het toen vrijwel vergeten Germaanse cultuurgoed.1 Toen hij in 1806 de resultaten publiceerde van zijn inventarisatie vandeze in 1802 opgeheven bibliotheek, was hij de eerste die wees op het bestaanvan het handschrift. Hij omschreef het als ‘ein Codex auf Pergamentin ordinär Folio, 346 numerirte Blätter stark, und enthält mancherley Gedichtein Niederländischer, namentlich Flammändischer Sprache’. 2 Naareigen zeggen was hij op dat ogenblik reeds acht of tien jaar min of meervertrouwd met de codex (‘Ich durchblätterte ihn oft’). 3 Zijn werkelijke interessewerd pas gewekt, nadat hij met een bevriende priester uit Anspachcorrespondeerde over Goethes toen recente bewerking van het Reinaertverhaal(Reineke Fuchs, voor het eerst gepubliceerd in 1794). Aangespoordom eens te zoeken naar oudere versies van deze stof, kreeg hij plotselingeen gelukkige ingeving: ‘In der Erinnerung, einen pergamentenen Codexaltteutscher und besonders niederländischer Gedichte in der Bibliothek zuComburg gesehen zu haben, eilte ich dahin, und sonderbar, wie vorgeahndet,ich schlug auf, und vor mir lag: van den vos reynaerde.’ 4Na de melding van deze vondst groeide er gestaag een stroom van publicatiesover en edities van de teksten die in het handschrift zijn verzameld.Met uitzondering van het proza en enige reeds door anderen uitgegevenversteksten werd tussen 1840 en 1866 vrijwel de gehele inhoud van de codexin een driedelige uitgave gepubliceerd en van commentaar voorziendoor Eduard von Kausler.1 Zie over Gräter de bijdragen aan het themanummer van Württembergisch Franken 52 (1968).2 Gräter 1806b, [7].3 In 1796 nam Gräter de handschriften van de Comburgse bibliotheek voor het eerst door (zieSieber 1968, 117).4 Gräter 1806b, 8.
10 het comburgse handschriftMet zijn 346 folia is het Comburgse handschrift waarschij<strong>nl</strong>ijk het omvangrijkstehandschrift met alleen Middelnederlandse teksten. Van grootbelang is het feit dat een aanzie<strong>nl</strong>ijk <strong>deel</strong> van de teksten alleen in dit handschriftis overgeleverd. Als voornaamste zijn te noemen de Rijmkroniekvan Vlaanderen, Jan de Weerts Dispitacie van Rogiere ende van Janne, deMiddelnederlandse vertaling van de Facetus (Van Zeden), Sente Bernardusepistele, enkele prozastukken en een groot aantal sproken. Codicologischgezien bestaat het handschrift uit enkele zelfstandige delen die waarschij<strong>nl</strong>ijkafzonderlijk gefunctioneerd hebben alvorens ze zijn samengevoegd. 5 Inde codex zijn zeker acht teksthanden aanwijsbaar; drie daarvan vinden weterug in meer dan een <strong>deel</strong>.Zonder iets af te doen aan de inhoudelijke diversiteit van het geheel, kunnende teksten, met uitzondering van de Rijmkroniek, voor het meren<strong>deel</strong>onder de noemer ‘didactisch-moralistisch’ worden gebracht. Bij vrijwel alleteksten is er sprake van een belerend karakter binnen een narratief of discursiefkader. Genres als toneel, ridderepiek en (op een berijmd gebed na)lyriek zijn in de codex niet vertegenwoordigd. Vanzelfsprekend doet eenglobale karakterisering nauwelijks recht aan de afzonderlijke teksten. Enigetoelichting is daarom op haar plaats.Deel I van de codex bevat een volledige redactie van Die Rose, de Brabantsevertaling door een zekere Heinric van de populaire Oudfranse Romande la Rose. 6 In deze lange, ruim 14.000 versregels tellende allegoriekomt een ik-figuur in een droom een ommuurde tuin binnen, waar hij eenbegeerlijke roos ziet. Voordat hij de roos kan plukken, ontmoet hij diverseallegorische figuren, die elk een belerend betoog houden. Na het slot is eenkort gedichtje toegevoegd dat uit vierregelige strofen is opgebouwd: Vanbegrijpe.Het tweede <strong>deel</strong> van het convoluut zou men voorzichtig kunnen karakteriserenals een ‘Jacob van Maerlant-<strong>deel</strong>’. Bijna 33 van de 43 folia wordenin beslag genomen door teksten die aan Jacob van Maerlant worden toegeschreven.7 Het <strong>deel</strong> begint met de vorstenspiegel Heimelicheit der heimelicheden,een vertaling van het Latijnse Secretum secretorum, volgens een mededelingin de proloog gemaakt door Jacob van Maerlant. Verder vindtmen de ‘Martijn’-serie: de Eerste Martijn, Dander Martijn en de DerdeMartijn. In de Eerste Martijn (ook wel Wapene Martijn genoemd) wordenmaatschappelijke problemen besproken; Dander Martijn handelt vooral5 De argumenten die tot deze conclusie leiden, worden gegeven in de ‘Beschrijving van hethandschrift’.6 Zie over deze auteurskwestie o.a. Van der Poel 1991, 16-17.7 De teksten die aan Jacob van Maerlant worden toegeschreven, staan overigens niet direct achterelkaar; zie het ‘Overzicht van de inhoud’.
i<strong>nl</strong>eiding 11over amoureuze zaken. In de Derde Martijn (ook Vander drievoudicheidegenoemd) komt het vraagstuk van de Heilige Drieëenheid aan de orde.Deze strofische gedichten zijn alle in dialoogvorm, waarbij Jacob spreektmet een zekere Martijn. Eveneens van Jacob van Maerlant is Ene disputacievan onser vrouwen ende van den helighen cruce, waarin onder andere hetlijden van Christus wordt besproken in een strofische dialoog tussen Mariaen het Kruis. Dit <strong>deel</strong> bevat nog vier andere teksten. De eerste daarvanis een vertaling van een zeer ‘populair’ oorspronkelijk Latijns prozagebed:O Intemerata. Dan volgt de Middelnederlandse vertaling van een keuze uitde Disticha Catonis. In dezelfde sfeer past Die bouc van seden, een moraliserendleerdicht en tot slot Sente Bernardus epistele tote Raymonde denruddere hoemen een huus regieren sal met heeren zaleghelic. Deze tekst iseen berijmde vertaling van een prozabrief uit het Latijn, toegeschreven aanBernardus Sylvestris. De vertaler noemt zich aan het eind ‘Frans’, maardeze naam alleen biedt te weinig houvast om de vertaling te kunnen daterenof lokaliseren.Deel III bevat, als we een korte rijmspreuk aan het einde niet meerekenen,enkel prozateksten: een omvangrijke selectie uit de Sidrac (221 vragen),waarin koning Boctus allerlei vragen stelt aan de filosoof Sidrac. Aansluitendvolgt een aantal korte prozatekstjes waarvan het soms moeilijk iste bepalen in hoeverre zij als eenheid beschouwd moeten worden. Detekstjes zijn stichtelijk van aard: ze bevatten puntsgewijs gepresenteerdegeestelijke leringen, voornamelijk van Jezus, maar ook van Sint Bernardusen van een engel.In <strong>deel</strong> IV vinden we de teksten die van onderzoekers van het Comburgsehandschrift tot nu toe verreweg de meeste aandacht hebben gekregen:Van den vos Reynaerde en Van sente Brandane. In Van den vos Reynaerdewordt Reynaert aan het hof van koning Nobel gedaagd om zich te verdedigentegen de beschuldigingen die aan zijn adres zijn geuit. De vos weetzich uit de dreigende narigheid te redden door elk van zijn tegenstandersop hun zwakke punt af te straffen. Van sente Brandane is het verhaal vande Ierse abt die uit woede over de inhoud een boek over de wonderen vanGods schepping verbrandde. Als straf voor zijn ongeloof krijgt hij van eenengel de opdracht op reis te gaan om met eigen ogen te aanschouwen watwaarheid is en wat leugen. Brandaan volbrengt zijn taak en keert, overtuigdvan het wonderbaarlijke van de schepping, terug om in vrede te sterven.Verder bevat <strong>deel</strong> IV (korte) prozalegenden over Judas, Pilatus en de Antichrist,gevolgd door Een dispitacie van Rogiere ende van Janne, geschrevendoor de Ieperse auteur Jan de Weert. Deze Dispitacie is een navolgingvan Jacob van Maerlants Martijns en net als haar voorbeeld strofisch vanopbouw. Ook strofisch is Van den coninc Saladijn ende van Hughen vanTabaryen, dat naar een Frans origineel bewerkt is. Het gedicht handelt overde symboliek van de riten bij de ridderwijding. Vier korte sproken com-
12 het comburgse handschriftpleteren het vierde <strong>deel</strong>. De eerste, Van den XII weldienenden cnapen, kanbeschouwd worden als ironisch of satirisch: de knechten die hier de revuepasseren zijn allen juist wat je niet van een knecht verwacht. Van eere vrauwendie niet noode vygilyen seide ouer doode is een vrijwel onbekende Marialegendewaarin een vrome vrouw behoed wordt voor overspel door detussenkomst van Maria. De derde sproke, Van der weldaet die de duueledede, is komisch: als een non en een broeder een sexuele relatie aanknopen,worden zij door de duivel betrapt en te kijk gezet voor de andere kloosterlingen.De laatste tekst, onder het opschrift Een sproke, is opgebouwduit drieregelige strofen en kan het best een standensatire genoemd worden.Deel V van het Comburgse handschrift opent met een aantal excerptenuit het tweede en derde boek van Der leken spieghel van Jan van Boendale.Het begin, genomen uit boek II, bestaat uit een pausenkroniek en vertogenover kerkelijke riten. Het tweede stuk, uit boek III, is meer van‘huishoudelijke’ aard. De bespreking van praktische zaken lijkt bedoeld tezijn om te informeren over de manier waarop een huishouding – in debreedste zin van het woord – gevoerd dient te worden. Ook het bekendehoofdstuk ‘Hoe dichters dichten sullen ende wat si hantieren sullen’ is hieropgenomen. Dan volgt een groep kortere gedichten, veelal sproken enexempelen. Twee van de bekendste teksten zijn Van zeden en Van den IXbesten. Het gaat te ver om de inhoud van de overige negentien tekstjes hieraan te duiden. In het algemeen kan worden gesteld dat zij vooral dienen alsvoorbeeld van hoe men behoort te leven – zie bijvoorbeeld Van tween ghesellendie elc voer andren steruen wilden – of hoe men juist niet moet leven,zoals in Van den verwaenden coninc.Het zesde en laatste <strong>deel</strong> bevat alleen de Rijmkroniek van Vlaanderen,een onvoltooid gebleven, maar niettemin omvangrijk werk dat 10.571 verzenomvat. De Rijmkroniek behandelt de geschiedenis van Vlaanderenvanaf het moment dat Liederic van Aerlebeke (792) forestier van Vlaanderenwordt tot het aantreden van Jan zonder Vrees (1405). De Rijmkroniekis een vertaling en compilatie van verschillende bronnen, waaronder de Anciennechronique de Flandre (dertiende eeuw), voortzettingen van deFlandria generosa en een continuatie van de Franse Chroniques abrégées deBaudouin d’Avesnes. Het laatste ge<strong>deel</strong>te, waarin ruwweg de tweede helftvan de veertiende eeuw wordt behandeld, lijkt evenwel oorspronkelijk tezijn.De datering en de herkomst van zowel de afzonderlijke delen als van desamenbundeling vormen, zoals zal blijken, nog steeds een groot probleemvoor het onderzoek. Voorlopig stellen we vast dat er in de loop der tijd eenconsensus lijkt te zijn gegroeid over de opvatting dat het handschrift, zoalshet thans in Stuttgart wordt bewaard, tussen 1380 en 1420, waarschij<strong>nl</strong>ijkte Gent, tot stand is gekomen.
i<strong>nl</strong>eiding 13geschiedenis van het onderzoekDoor zijn uitzonderlijke omvang, door zijn rijke verscheidenheid aan tekstenen niet in de laatste plaats door zijn ruim een eeuw durende status alsenige handschriftelijke getuige van de volledige Reinaert, heeft het Comburgsehandschrift vanaf het moment van zijn ontdekking onafgebroken inde belangstelling gestaan van filologen en literatuurhistorici.Het handschrift is in de loop van die inmiddels bijna tweehonderdjarigeperiode dan ook diverse malen bestudeerd. Maar relatief zelden gebeurdedit met het oogmerk de codex als geheel te beschrijven. Veelal werd de aandachtvan de onderzoekers primair bepaald door hun belangstelling vooreen specifieke tekst. Deze exclusieve interesse voor afzonderlijke tekstenheeft ertoe geleid dat er maar weinig goede beschrijvingen van de completecodex zijn gemaakt. Factoren die hier ongetwijfeld ook hebben meegespeeld,zijn dat de kopiistenhanden moeilijk nauwkeurig te dateren zijn endat de wordingsgeschiedenis van het geheel erg ondoorzichtig is. Kenmerkendvoor de onderzoeksgeschiedenis is tevens dat er, zoals uit het vervolgzal blijken, in later tijd meer dan eens een uitvoerige bestudering van hethandschrift heeft plaatsgevonden, maar dat de resultaten van deze onderzoekingenniet zijn gepubliceerd. In het volgende overzicht worden de bemoeienissenmet het handschrift in chronologische volgorde besproken.Daarbij valt het licht vooral op die onderzoekingen waarbij het handschriftin autopsie is bestudeerd. Daarnaast worden ook interpretaties op basis vangepubliceerde gegevens vermeld, voorzover deze belangwekkende of invloedrijkegezichtspunten toevoegden aan de visie op de ontstaansgeschiedenisen latere lotgevallen van de codex.Aan F.D. Gräter komt de eer toe als eerste te hebben geattendeerd op deaanwezigheid van de codex in de bibliotheek van het toen juist geseculariseerdeRitterstift Comburg. In een beknopte inventarislijst van de Comburgsebibliotheek omschrijft hij in 1806 het handschrift (met vermeldingvan de signatuur) als volgt: ‘22. gr. Fol. Versus belgici. (dies ist der obgedachteFlammändische Codex, der unter andern auch den Reineke Fuchsenthält.) Pergament.’ 8 Over de ouderdom van het handschrift durfde hijslechts met groot voorbehoud te spreken: ‘der Codex ist wenigstens ausder letzten Hälfte des 15ten Jahrhunderts. [...] Wie wenn aber diese Handschriftaus der ersten Hälfte des 15ten, oder gar aus der zweyten des 14tenwäre?’ 9 Zoals vele onderzoekers na hem, heeft ook Gräter zich afgevraagdop welke wijze een Nederlandstalig handschrift in de bibliotheek van hetRitterstift Comburg terecht kon zijn gekomen. Voorzichtig opperde hij8 Gräter 1806a, 19.9 Gräter 1806b, 9.
14 het comburgse handschriftdat het Gernandus von Schwalbach geweest kan zijn, – kanunnik te Brussel,maar Hes van geboorte – die, in 1536 als nieuwe deken naar de Comburggeroepen, het handschrift uit de Nederlanden meebracht. Deze hypothesezou tot 1991 algemeen aanvaard blijven. 10 De nadruk in Grätersmededelingen over het handschrift ligt op de vondst en het belang van deReinaert-tekst, waarvan hij enkele tientallen versregels citeerde. Over deinhoud van de rest van de codex was hij kort. Na het opnoemen van deeerste zes teksten besloot hij: ‘und von diesem Schlage, worunter nach bestimmterErinnerung auch das bekannte Gedicht vom heiligen Brandanusin eben diesem flammändischen Dialecte gehört, enthält der Codex nochmehrere’. 11Een aanvulling op deze blijkbaar <strong>deel</strong>s uit het geheugen vervaardigde beschrijvingwerd vijf jaar later, in 1811, gepubliceerd door de Stuttgartse bibliothecarisF. Weckherlin. Ook voor hem vormde de Reinaert de belangrijksteaa<strong>nl</strong>eiding om over de codex te publiceren (die zich toen inmiddelsin de Königliche öffentliche Bibliothek te Stuttgart bevond). Maar hij sprakzich ook uit over andere delen en over het geheel. Zo constateerde hij, dathet handschrift ‘von mehreren Händen, wie es scheint, zu gleicher Zeit geschrieben[ist]’. 12 Wanneer dat geweest moest zijn, maakte hij op uit hetslot van de laatste tekst uit de codex, door hem abusievelijk bestempeld als‘Chronik der Grafen von Holland’. Deze tekst wordt namelijk voortgezettot het jaar 1404 (oude stijl), ‘ein Zeitpunkt, der das Alter unserer Handschriftsehr bequem bestimmen dürfte, da die Chronik ohne wirklichenSchluß aufhört, und auch die Schriftzüge dasselbe Alter anzudeuten scheinen.’13 De inhoud van het handschrift kenschetste hij als een mengeling vanversteksten en prozastukken, waarbij hij aantekende dat de versteksten inde meerderheid zijn. Voorts identificeerde Weckherlin teksten van Jacobvan Maerlant, en gaf hij er blijk van het hele handschrift gelezen te hebben(hij citeerde bijvoorbeeld passages over Jacob van Maerlant uit het Lekenspiegel-excerpten uit Jan de Weerts Dispitacie van Rogiere ende van Janne14 ). Bovendien wees hij van sommige teksten de Oudfranse bron aan. 1510 In feite kwam de eerste kritiek reeds 22 jaar eerder (Sieber 1969), maar de desbetreffende studiebleef lange tijd onopgemerkt.11 Gräter 1806b, 8.12 Weckherlin 1811, 105.13 Weckherlin 1811, 106.14 Weckherlin 1811, 113 n. 35 en 36; zie ook 130 n. 8.15 Op p. 124 bijvoorbeeld: ‘die Anzahl der übrigen in unserer Handschrift enthaltenen größernund kleinern Stücke, Lehrgedichte, historischer Reimereyen, Erzählungen, Contes dévots u s wgeht über fünfzig. Bey sehr vielen läßt sich das lateinische oder französische Original nachweisen,aus dem sie übersezt sind. Unter den frommen Erzählungen findet sich z.B. eine (Bl. 232-233) mitder Aufschrift: Van eere vrauwen die niet noode vigilyen seide over doode, die bey Roquefort un-
i<strong>nl</strong>eiding 15Afgezien van een enkele paleografische aantekening toonde hij verder geenaandacht voor het handschrift of voor de kopiisten. 16Intussen had Jacob Grimm, die een uitgave van de MiddelhoogduitseReinhart Fuchs voorbereidde, in 1810 van Gräter per correspondentie vernomenvan diens vondst. De gretigheid waarmee Grimm zijn vakgenootvervolgens ondervroeg over de Middelnederlandse Reinaert, moet voorGräter de aa<strong>nl</strong>eiding zijn geweest om het afschrift dat hij van de tekst bezat,onverwijld te publiceren. 17 Hij koos daarvoor het door hemzelf geredigeerde,maar ook toen reeds zeer moeilijk verkrijgbare tijdschrift Bragur. 18Na Gräters uitgave in 1812, die in Nederland slechts door een enkelingwerd opgemerkt, zette de Stuttgartse historicus Eduard von Kausler zichtot het uitgeven van de overige versteksten uit het handschrift. 19 In de ‘Ei<strong>nl</strong>eitung’tot het eerste <strong>deel</strong> dat in 1840 verscheen, nam Kausler een – zekervoor zijn tijd – zeer uitgebreide en gedetailleerde beschrijving van hethandschrift op. 20 Deze beschrijving is meer dan een eeuw lang het voornaamstereferentiepunt gebleven in alle studies over of edities van tekstenuit het Comburgse handschrift. Het is daarom van belang enkele van Kauslersbevindingen hier naar voren te halen. Ten aanzien van het handschriftals geheel stelde hij vast dat op grond van kopiistenhanden, katernindeling,het samenvallen van katerngrenzen en handenwisselingen alsmede verschillenin kolomgrootte, ‘sich mehrere, wie es scheint, ursprünglich voneinander unabhängige Handschriften unterscheiden [lassen]’. 21 In de regel,zo constateerde hij, vindt er geen handenwisseling plaats binnen zo’n <strong>deel</strong>,de Rijmkroniek 22 uitgezonderd. Kausler onderscheidde in de gehele codexter dem Titel: Miracle de Nostre Dame, d’un chevalier qui amoit une dame, angeführt ist.’ Zie ook133 n. 17.16 Sprekend over de Reinaert signaleerde hij in een voetnoot (147 n.52), dat ‘das c in unsererHandschrift sehr gut von dem t zu unterscheiden ist.’17 De briefwisseling tussen Grimm en Gräter (1810-1813) is uitgegeven in Fischer 1877 (zieover de Reinaert 15, 18, 24-25, 27, 29, 30-32, 35, 38, 55-56 en 62).18 Sommige jaargangen van het tijdschrift verschenen onder drie titels. Voor het <strong>deel</strong> waarinGräter de Reinaert uitgaf zijn dat Bragur 8 (1812), Braga und Hermode 5 (1812) en Odina undTeutona 1 (1812), de laatste overigens niet te verwarren – zoals Gräter zelf soms deed (zie Fischer1877, 11 n.3) – met Idunna und Hermode 1 (1812). Het bewuste <strong>deel</strong> van Bragur dat zowel deeditie van de Reinaert als het driedelige artikel ‘Merkwürdigkeiten der Comburger Bibliothek’(eerder verschenen in 1805 (een <strong>deel</strong>) en 1806 (twee delen)) bevat, is aanwezig in de ProvincialeBibliotheek Friesland te Leeuwarden, onder de signatuur 1555 TL.19 Bilderdijk correspondeerde met J. Grimm over de talloze fouten die hij in Gräters uitgave hadopgemerkt. Overigens heeft Bilderdijk zich herhaaldelijk – maar tevergeefs – ingezet om toestemmingte verkrijgen het Comburgse handschrift in Amsterdam te raadplegen (zie De Bruin 1955, 6).20 De inhoud van het handschrift was reeds twee jaar daarvoor ontsloten door F.J. Mone (1838).21 Kausler I, 1840, XXXIII-XXXIV.22 Kausler identificeerde de Rijmkroniek van Vlaanderen, net als wij, als het zesde <strong>deel</strong> van decodex.
16 het comburgse handschriftzes handen, waarvan er vier voorkwamen in de Rijmkroniek. 23 De karakteristiekenvan deze handen, welke hij in de volgorde waarin ze binnen hethandschrift voorkomen met de siglen A-F benoemde, gebruikte hij als dateringsinstrument.24 De volgorde van de handen in de Rijmkroniek (bijKausler: ACDF) vormde daarbij de grondslag van zijn redeneringen. Opbasis van groten<strong>deel</strong>s paleografische argumenten kwam hij tot de volgendeconclusie: A: begin veertiende eeuw; B: eerste helft veertiende eeuw; C: beginvijftiende eeuw of ouder; D: begin vijftiende eeuw 25 ; E: eind veertiendeeeuw; en F: begin vijftiende eeuw. Over de lokalisering is Kausler, zoals teverwachten is gezien de toenmalige stand van kennis van de Middelnederlandsedialecten, weinig specifiek. In navolging van Gräter meent Kauslerdat het handschrift vermoedelijk door de kanunnik Von Schwalbach in1536 ‘aus ihrer unbezweifelten ursprünglichen Heimath, den Niederlanden’is meegenomen naar de Comburg. 26 Kauslers beschrijving bevat eenuitvoerige opgave van de inhoud van de afzonderlijke delen, waarbij gegevensover katernopbouw, omvang, kopiistenhanden, kolomgrootte, envoorts titels, opschriften, auteursnamen en begin- en eindregels van de tekstenworden meege<strong>deel</strong>d. 27Na Kausler toonde een aantal filologen bijzondere interesse voor hethandschrift. 28 Hoewel sommigen van hen het handschrift in autopsie bestudeerden,legden zij zonder uitzondering vrijwel alleen belangstelling aande dag voor correcte tekstuele lezingen en gingen zij, onder verwijzing naarKauslers beschrijving, voorbij aan een onderzoek van de codex in zijn geheel.In 1890 en 1891 is het handschrift enige tijd in Amsterdam geweest, waar23 Weliswaar signaleerde hij ook nog een zevende hand, namelijk die welke een gedicht schreefop f.85v-86r (in deze editie tekst I.2), maar hij schreef deze hand toe aan ‘irgend einem Besitzerdes Codex aus dem fünfzehnten Jahrhundert’, zodat hij deze niet tot de oorspronkelijke kopiistenhandenrekende (Kausler I, 1840, XXXIX).24 De siglen die Kausler aan de handen toekende, zijn door latere onderzoekers, die in plaatsvan zes, zeven of meer oorspronkelijke handen onderscheidden, vervangen door andere siglen. Inde latere literatuur is hierdoor enig misverstand gerezen (vgl. Janssens 1991a en Janssens 1992).Ter voorkoming van verdere verwarring is een concordantie van de voornaamste siglen die in deloop der tijd zijn gebruikt, hier als bijlage IV opgenomen.25 Op p. XXXIV noemt Kausler deze hand E. Uit de context kan men echter opmaken dat D bedoeldmoet zijn.26 Kausler I, 1840, XXX.27 Soms maakt Kausler evenwel merkwaardige vergissingen. Een voorbeeld daarvan vinden weop p. XLIII, waar hij de laatste tekst van het vierde <strong>deel</strong> (Kausler nr. 19) toeschrijft aan hand D, terwijlalle voorgaande teksten in dit – duidelijk slechts door een kopiist geschreven – <strong>deel</strong> door hemaan hand F zijn toegeschreven.28 Speciale vermelding verdient nog Ph. Blommaert, die in 1841 als eerste Van sente Brandaneuitgaf volgens de redactie in het Comburgse handschrift (Blommaert 1841, 1-28).
i<strong>nl</strong>eiding 17het achtereenvolgens werd geraadpleegd door G.J. Boekenoogen, F.A.Stoett en W.H.D. Suringar. 29Voor zijn diplomatische editie van de Comburgse Reinaert (verschenenin 1909), bestudeerde F. Buitenrust Hettema het handschrift nauwgezet,met dien verstande dat hij vrijwel uitsluitend oog had voor de folia waaropde Reinaert is geschreven. Niettemin waagde hij zich toch aan enige uitsprakendie de gehele codex betreffen. Hij karakteriseerde hem als een verzamelhandschriftdat in zijn tijd kostbaar moet zijn geweest en derhalvewel afkomstig zou zijn uit ‘een groot, een literair hoog-staand klooster’.Hij dacht daarbij aan een klooster van benedictijnen. 30 Deze zienswijzeheeft bij latere onderzoekers van het Comburgse handschrift geen weerklankgevonden. Ten aanzien van de Reinaert-tekst merkte BuitenrustHettema op dat de taal oorspronkelijk Oost-Vlaams is, maar dat de tekstmogelijk afgeschreven werd door een Nederlander van oostelijke herkomst.Het afschrijven zou dan plaats hebben gevonden in een Vlaamsklooster. 31 Dat het handschrift buiten een klooster vervaardigd zou kunnenzijn door een beroepsschrijver achtte hij onwaarschij<strong>nl</strong>ijk. 32 Verder observeerdehij het correctiegedrag van de kopiist, en gaf hij paleografische aantekeningen.33W. de Vreese maakte in 1917 een beschrijving van het handschrift die hijopnam in zijn Bibliotheca Neerlandica Manuscripta (BNM). 34 Hij onderscheidde,evenals Kausler, zes delen. Het aantal handen stelde hij daarentegenop zeven. Opmerkelijk daarbij is, dat hij meende dat de hand die deSidrac schreef (bij De Vreese en in deze editie D) dezelfde was als de derdehand in de Rijmkroniek van Vlaanderen (in deze editie H). Hij zag bovendieneen zekere gelijkenis tussen hand D en een hand die hij nader bepaaldeals daterend uit circa 1394 en afkomstig uit het Rooklooster. Over de dateringvan de codex is De Vreese erg onzeker geweest. Behalve deaangehaalde opmerking over hand D bevat de beschrijving slechts eenmaaleen andere datering, en wel voor het geheel: begin vijftiende eeuw. Maar naeen tweede onderzoek van de codex, in 1930, corrigeerde hij deze ziens-29 Zie Boekenoogen 1892, Suringar 1891 en Suringar 1892. Boekenoogen maakte een collatievan de Reinaert, terwijl Suringar een editie voorbereidde van Van zeden, een tekst die door Kauslerin zijn editie over het hoofd was gezien, maar door Stoett alsnog werd ontdekt.30 Buitenrust Hettema 1909, CXXXIX.31 Buitenrust Hettema 1909, CXL.32 ‘De broodschrijvers, in de 2e helft van de XIVe eeuw, buiten de kloosters, broddelden nogal’ (Buitenrust Hettema 1909, CXLIII).33 Buitenrust Hettema 1909, CLII-CLIV.34 De datering van de beschrijving is gebaseerd op de door De Vreese zelf geparafeerde aantekeningop het omslag van de beschrijvingen die hij maakte van handschriften in de WürttembergischeLandesbibliothek. De BNM wordt bewaard in de Universiteitsbibliotheek te Leiden.
18 het comburgse handschriftwijze. 35 In een oorspronkelijk in 1933 gepubliceerd artikel dateerde hij hethandschrift (zonder aan te geven over welk <strong>deel</strong> ervan hij sprak) ‘omstreeks1330-1340’. 36 Daarbij komt dat in de Bouwstoffen van het MNW zeer uitee<strong>nl</strong>opendedateringen voor het handschrift worden opgegeven, die slechtsten dele op een verschil in opvatting tussen De Vreese en de latere bewerker,G.I. Lieftinck, kunnen worden teruggevoerd. 37 In het door De Vreesegeredigeerde <strong>deel</strong> vinden we de volgende twee karakteriseringen van hetgehele handschrift: ‘geschreven door zeven, wellicht acht verschillendehanden tusschen het midden van de 14de en de tien eerste jaren van de 15deeeuw’, 38 en ‘geschreven tusschen het midden van de 14de en de eerste twintigjaren van de 15de eeuw, waarschij<strong>nl</strong>ijk te Gent’. 39 In artikelen in deBouwstoffen waarin een bepaalde tekst (en daarmee ook een bepaald <strong>deel</strong>van de codex) wordt besproken, treft men soms specifiekere dateringenaan. Voor deze dateringen maakte Lieftinck gebruik van een beschrijving,die hij in 1949 zelf vervaardigde, toen het handschrift opnieuw tijdelijk inAmsterdam verbleef. 40 Lieftinck onderscheidde negen handen. 41 De codexis zijns inziens opgebouwd uit aparte ge<strong>deel</strong>ten (de door Kausler als <strong>deel</strong> 4en 5 aangemerkte delen (f.179-234 en 235-281) beschouwde Lieftinck alséén <strong>deel</strong> (IV)). De relatie tussen de delen omschreef hij als volgt: ‘II kan ingevoegdzijn; III is waarschij<strong>nl</strong>ijk ingevoegd; I, IV en V horen bijeen’. Hoewelhij in de beschrijving slechts eenmaal een voorzichtige poging tot dateringdeed (de hand die volgens onze aanduiding C is, stelde hij, zonder ergeheel zeker van te zijn, op ca. 1400), blijkt uit de opgaven in de Bouwstoffen,dat ook hij met deze kwestie worstelde. We vinden de volgende opgaven:Deel I (f.1-86): ca. 1400 (Lieftinck) 42Deel II (f.87-130): ca. 1370 (De Vreese) 43 ; 1350 à 1420 (Lieftinck) 4435 Blijkens marginale en geparafeerde aantekeningen in de eerste beschrijving heeft hij de codexopnieuw bestudeerd op 6 oktober 1930, althans, toen zijn de additionele notities gedateerd.36 De Vreese 1962, 145.37 De Vreese en Lieftinck zijn overigens consequent in hun omschrijving van het dialect. Opeen enkele uitzondering na (Brandaan: ‘Westmiddelnederlandsch, sterk Vlaamsch gekleurd’),luidt de omschrijving telkens ‘Westmiddelnederlandsch, sterk Oostvlaamsch gekleurd’, of eenequivalent daarvan (MNW 10, art. 111, 119, 168, 248, 320, 331, 583, 1074, 1118.1a, 1312).38 MNW 10, art. 248. Hierbij valt op, dat waar De Vreese in zijn beschrijving voor de BNM zevenhanden onderscheidde, hij hier spreekt over ‘zeven, wellicht acht verschillende handen.’39 MNW 10, art. 331.40 Deze beschrijving is opgenomen in de BNM.41 Van de karakteriseringen en dateringen die hij van deze handen geeft, hebben wij in onze beschrijvinggebruik gemaakt.42 MNW 10, art. 1118.1.a.43 MNW 10, art. 111, 168, 320.44 MNW 10, art. 583.
Lieftinck was blijkbaar geneigd tot iets latere dateringen dan De Vreese.Niettemin hield hij in de meeste gevallen toch een ruime marge aan, hetgeenevenals de verschillende opgaven van de beide toch bij uitstek deskundigende grote onzekerheid en de problematiek bij het dateren illustreert.De geleidelijke verschuiving naar een latere datering, weerspiegeltzich ook in het verschil van opvatting tussen Kausler en Lieftinck ten aanzienvan wat Kausler nog beschouwde als de oudste hand (A), die het eerste<strong>deel</strong> en het begin van het zesde <strong>deel</strong> schreef. Waar Kausler meende datdeze kopiist beslist aan het begin van de veertiende eeuw werkzaam wasgeweest, opteert Lieftinck voor een datering van bijna een eeuw later (ca.1400).Een grondig onderzoek van het gehele handschrift was intussen gewenst.Degene die deze taak op zich nam, was de Reinaert-kenner W. Gs Hellinga.Reeds voor zijn benoeming in 1946 tot hoogleraar te Amsterdam hadhij een uitgave van de Reinaert bezorgd, op basis van ‘fotokopieën’ van hetComburgse handschrift. 48 Vier jaar na het einde van de oorlog, ‘in een tijdwaarin wetenschappelijk verkeer met Duitsland nog niet mogelijk was’, lokaliseerdede rijksarchivaris D.P. Graswinckel op verzoek van Hellinga debewaarplaats van het Comburgse handschrift en wist hij het naar Nederlandte halen, ‘waar het geruime tijd voor het onderzoek ter beschikkingbleef’. 49 Het is zeer spijtig, dat de resultaten van dit grondige en op moderneleest geschoeide onderzoek nooit door Hellinga bekend zijn gemaakt.50 De publicatie van deze studie, die zou verschijnen in het tweede<strong>deel</strong> van Hellinga’s diplomatische uitgave van de bronnen van de Reinaert(het eerste <strong>deel</strong> verscheen in 1952), werd in de loop der jaren telkens opnieuwuitgesteld. 51 Wanneer men echter een aantal van zijn verspreide uiti<strong>nl</strong>eiding19Deel IV (f.179-234): ca. 1370 (De Vreese) 45 ; begin vijftiende eeuw(Lieftinck) 46Deel V (f.235-281): tussen 1350 en 1410 (Lieftinck) 4745 MNW 10, art. 119.46 MNW 10, art. 1074.47 MNW 10, art. 1312.48 Hellinga 1940.49 Hellinga 1952, VII. Volgens het gebruikersregister van de handschriften van de WürttembergischeLandesbibliothek werd het Comburgse handschrift voor de periode 1 juni 1949 – 30 mei1950 uitgeleend aan Graswinckel.50 In de ‘Verantwoording’ van de Reinaert-editie van 1952 zegt Hellinga in het Chemisch LaboratoriumNieuwendijk 17 en het gebouw van de Distributiedienst, beide te Amsterdam, een begingemaakt te hebben met een onderzoek van de codex onder ultraviolette belichting. Pas toenhij gebruik kon maken van de faciliteiten die de research-afdeling van het Rijksmuseum bood,werden ‘de mogelijkheden die daar ook voor de codicologie bestaan, werkelijkheid’.51 In 1952 kondigde Hellinga de publicatie ervan in de eerste helft van 1953 aan (Hellinga 1952,
20 het comburgse handschriftlatingen en opmerkingen bijeenbrengt, ontstaat alsnog een indruk van hetonderzoek dat Hellinga heeft uitgevoerd en van het beeld dat hij zich tenslotteover de totstandkoming van de codex had gevormd.De in het Rijksmuseum uitgevoerde onderzoeken met behulp van de‘duivelstechniek van deze tijd, die oog en oor heeft weten te wapenen’, 52hebben onder meer bestaan uit het vervaardigen van infraroodfoto’s, röntgenopnamenen foto’s bij daglicht. Hellinga was in het bijzonder gefascineerddoor de maculatuur die hij zag doorschemeren onder het dekbladvoorin de codex. Wat hij zag was een fragment van een handschrift, waarvanslechts een rode lombarde (R) leesbaar was. Ondanks de toepassingvan de genoemde onderzoekstechnieken, bleef dit onderzoek zonder resultaat.In een brief van 5 februari 1952 aan de Württembergische Landesbibliothekzette Hellinga uiteen welke vormen van onderzoek hij beproefdhad, en drong hij – onder benadrukking van het grote belang van de zaak– aan op onderzoek te Stuttgart. 53 Pas in 1990 is het bewuste handschriftfragment,tezamen met andere maculatuur, tijdens een restauratie van decodex onder het dekblad vandaan gehaald. 54Hellinga was de eerste onderzoeker met een uitgesproken visie op deontstaansgeschiedenis van de codex. Hij was van mening, dat het convoluut(een ‘verzamel-codex’ 55 ) een product was van een samenwerkingsverbandvan Gentse beroepskopiisten, de ‘Gezellen van den Ringe’. Uit ‘deorganisatie van de samenwerkende handen en nog een enkel ander gegeven’trok hij de conclusie dat de kopiist van het eerste <strong>deel</strong> en het begin van hetzesde, ‘de leiding had bij het maken van de codex’. Het zou ook deze kopiistzijn geweest, die de correctie op rasuur in het beginvers van de Reinaert(vele bouke) had geschreven. Deze kopiist had ‘de organisatie geleid,waardoor samenwerking van een aantal kopiisten en de aankoop van eencodex uit een ander scriptorium tot het ontstaan van het grote boek haddengeleid’. 56 Daarnaast maakte Hellinga melding van een ‘vreemd element’3 n. 7), in 1955 noemde hij 1956 als datum (Goossenaerts 1955, k. 155); over de achtergronden vandit uitstel leze men Van Duinkerken & Hellinga 1957-1958, met name 44-45 en 52-53 en Lulofs1974, 9-17.52 Van Duinkerken & Hellinga 1957-1958, 51.53 De brief, gericht aan dr. H. Kämpf, wordt bewaard op de handschriftenafdeling van de WürttembergischeLandesbibliothek. Helaas ontbreekt alle correspondentie over de periode 1943 tot1952, zodat niet kon worden nagegaan, of in eventueel eerdere door Hellinga geschreven brievenandere onderzoeksresultaten werden gemeld.54 Zie de paragraaf ‘Beschrijving van het handschrift’.55 Hellinga 1952, 4.56 Deze opvatting wordt uiteengezet in Hellinga & Vermeeren 1966-1967, 59-62. Hellinga voeldezich in deze hypothese gesterkt door enkele losse opmerkingen – met name de psychologische typeringvan twee van de kopiisten – die de typograaf Jan van Krimpen eens (in 1949-1950) maakte bij hetdoorbladeren van de codex. De gebeurtenis wordt beschreven in het genoemde artikel (61-62).
i<strong>nl</strong>eiding 21in de codex, maar helaas heeft hij niet aangegeven welk <strong>deel</strong> hij daarmee bedoelde.In de volgende paragraaf komen we op deze kwestie terug. AangezienHellinga de werkzaamheid van de kopiist die de Reinaert schreef, dateerdein het begin van de vijftiende eeuw en omdat hij van mening was datde kopiisten samenwerkten, kan veilig worden aangenomen dat hij voor degehele codex een ontstaan in deze tijd aannam. 57De overige opmerkingen van Hellinga hebben betrekking op de kopiistvan de Reinaert. Dit was een ‘kundig vakman’, die een oude legger overschreefen daarbij alleen de spelling moderniseerde. Hij was ‘iemand metweinig kritiek en weinig fantasie; een scriptor zonder meer’. Blijkbaar washij niet erg bedreven in het lezen van oud schrift. Hij ‘noteerde braaf wathij meende dat er stond. En hij ging in de gevallen waarin hij niets kon lezen,b.v. omdat de codex defect was, zodat hij zelf een ‘las’ moest maken,op een wel heel simpele wijze te werk’. 58De voornaamste kanttekening die men bij Hellinga’s op zijn minst origineelen stimulerend te noemen zienswijze moet maken, is dat vrijwel geenenkele van zijn uitspraken controleerbaar is. In het zeldzame geval dat hijmelding maakte van de vondst van uiterst belangrijke Gentse archiefstukkendie geschreven zouden zijn door de kopiist van de Reinaert, waarmeezijn theorie over het ontstaan in Gent bijzonder sterk zou komen te staan,verzuimde hij ook maar een enkel gegeven betreffende de precieze aard,datering, herkomst, bewaarplaats of signatuur ervan te geven. 59 Het samengaanvan op nauwkeurig onderzoek gestoelde originele denkbeeldenenerzijds en het oncontroleerbare karakter ervan anderzijds, heeft in de li-57 Voor de datering van het Reinaert-afschrift zie Hellinga 1952, 4.58 Hellinga 1952, 4. Elders karakteriseerde hij de Reinaert-kopiist als een man die ‘zuiver technischen automatisch werkend een oude legger had afgeschreven, waarbij hij een groot aantal varianten-notities,moderniseringen en probeersels van jongleurs uit latere tijd en glossen had overgenomenzonder enig spoor van kritiek.’ (Hellinga & Vermeeren 1966-1967, 62).59 Het enige concrete gegeven bestond uit de toeschrijving van de vondst aan zijn voormaligeassistente, mw. drs. A. baronesse Van Panthaleon van Eck, geb. Kampstra (Hellinga & Vermeeren1966-1967, 59 n. 3). Inmiddels heeft intensief speurwerk, waarbij we prof.dr. P.F.J. Obbema dankenvoor zijn waardevolle hulp, geleid naar het document waarin de bewuste ‘Gentse archiefstukken’staan opgetekend, namelijk het Boeksken vander Lieve of Lieve-cartularium (Gent,Stadsarchief, Reeks 529 nr. 1); dat dit het archiefstuk is waarop Hellinga doelde, is inmiddels doorde toenmalige ontdekster bevestigd (persoo<strong>nl</strong>ijke mededeling). De hand die het Boeksken heeftgeschreven, vertoont inderdaad een zekere gelijkenis met hand E van het Comburgse handschrift,maar er zijn vooralsnog te weinig redenen om beide handen aan een en dezelfde kopiist toe teschrijven. Prof.dr. J.P. Gumbert onderschrijft deze mening. Een aspect dat bij vergelijking van dehanden wel moet worden betrokken, is dat het Boeksken geschreven werd in of kort na 1386, terwijlhand E nog schreef rond 1416. Omwille van de rol die dit lange tijd onvindbare archiefstukin de literatuur over het Comburgse handschrift heeft gespeeld, is een afbeelding van een representatievebladzijde uit het handschriftje opgenomen (afb. 2; een microfilm bevindt zich op hetNederlands Instituut van de Rijksuniversiteit te Groningen).
22 het comburgse handschriftAfb. 2. Gent, Stadsarchief, Reeks 529, nr. 1 (Boeksken vander Lieve of Lieve-cartularium, 1251-1386), f.5r (ware grootte)
i<strong>nl</strong>eiding 23teratuur over het handschrift het merkwaardige gevolg gehad, dat Hellinga’shypothese telkens opnieuw werd herhaald, zonder dat iemand in staatbleek te verklaren wie de ‘Gezellen van den Ringe’ waren geweest. 60 Pas in1993 wist J. Reynaert klaarheid in deze zaak te brengen en Hellinga’s hypothese,althans in de vorm waarin ze was geformuleerd, te ontkrachten. 61In 1970 vond in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel een belangrijke tentoonstellingvan Middelnederlandse handschriften plaats. Ook het Comburgsehandschrift was hier aanwezig. In de begeleidende catalogus werdenbeschrijvingen opgenomen van de tentoongestelde handschriften, die daarvooralle opnieuw waren onderzocht door J. Deschamps. 62 In zijn oor<strong>deel</strong>over de ouderdom van de codex verliet hij de zienswijzen van Kausler en DeVreese, die tussen de momenten dat er voor het eerst en voor het laatst aan decodex werd gewerkt, bijna een eeuw zagen verstrijken. Toch hield ook hij eenruime marge in de datering aan: circa 1380-1425. Helaas wordt niet geheelduidelijk of de aangeduide tijdsgrenzen een onzekerheid in de datering weerspiegelen,of dat Deschamps van mening was, dat de codex over een langereperiode naar zijn uiteindelijke omvang was gegroeid. Ten aanzien van de herkomstvan de codex gaf Deschamps ‘Oost-Vlaanderen’ op, met als specificatieeen vragenderwijs gesteld ‘Gent’. De beschrijving bevat naast onder meereen opgave van materiaal, omvang, 63 formaat, aantal kolommen, opmaak enschriftkenmerken (lettertype, rubricatie, initialen), ook de vaststelling dat hethandschrift uit zes ‘stukken’ bestaat, die omstreeks 1500 zouden zijn samengebonden.De inktfoliëring zou pas zijn aangebracht nadat deze stukken warensamengebonden. Deschamps is de eerste onderzoeker die tien verschillendekopiistenhanden onderscheidde. Tussen sommige van de zes stukkenbestond volgens Deschamps een verband dat stamde uit de tijd waarin dezedelen werden vervaardigd. In zijn ogen werden ‘het eerste, het vierde, het vijfdeen het zesde stuk door nauw samenwerkende kopiisten [...] geschreven’.Deschamps maakte dit op uit het feit dat de eerste hand (A) ‘delen van het eersteen het zesde stuk’ en de vijfde hand (door Kausler F, door ons E genoemd)‘delen van het vierde, het vijfde en het zesde stuk’ had geschreven. 64 Verdergaf deze beschrijving een overzicht van de inhoud, onder opgave van (bewaardgebleven of verloren gegane) handschriften waaruit de teksten eveneensbekend zijn. Kauslers idee van een codex die bestond uit oorspronkelijk60 Vergelijk Mertens 1978, 21 en De Vos 1992, 150.61 Reynaert 1993.62 Wij gebruiken hier de tweede druk uit 1972, waarin een aantal zetfouten werd verbeterdmaar waarin helaas ook veel fouten zijn blijven staan.63 De evident foute opgave 334 bll. is ook in de tweede druk blijven staan.64 Feitelijk is de bewering dat de vijfde hand ‘delen van het vierde [...] stuk’ heeft geschreven integenspraak met Deschamps’ eigen gegevens, waaruit men kan opmaken dat deze hand het volledigevierde stuk schreef.
24 het comburgse handschriftzelfstandige handschriften, welke waren geschreven door kopiisten die elkaarniet noodzakelijkerwijs hadden gekend, was hiermee, naar het leek, definitiefvan de baan. 65 Ondanks het noodgedwongen beknopte karakter, betekendede beschrijving van Deschamps mede door de hoge informatiedichtheid eenbelangrijk uitgangspunt bij volgende studies van het handschrift. Nietteminbleef de behoefte bestaan aan een uitvoerige en grondige beschrijving, waarbijook recht zou kunnen worden gedaan aan de grote hoeveelheid ogenschij<strong>nl</strong>ijksecundaire, maar daarom niet minder belangrijke observaties die hetonderzoeken van een convoluut van een dergelijke omvang oplevert.Het typeert de geschiedenis van de codicologische bestudering van dithandschrift, dat de indrukwekkende prestatie van M. Siteur, die, ondermeer op basis van autopsie, eindelijk tot een uitvoerige, moderne beschrijvingkwam, slechts als doctoraalscriptie (Rijksuniversiteit Utrecht 1973)voorligt. 66 Dit betekende dat het onderzoeksverslag, waarin talrijke nieuweobservaties en originele interpretaties naar voren komen, in de praktijkdoor zijn onbekendheid en onbereikbaarheid niet van invloed is geweestop studies van later datum. Om die reden zien wij hier ook af van een bespreking,onder vermelding van het feit dat er voor de in deze editie opgenomenbeschrijving dankbaar gebruik van is gemaakt. Wel verscheen er vande hand van (Engelsman-)Siteur in 1986 een beknopte, karakteriserendebeschrijving in het Lexikon des Mittelalters, waarin het handschrift wordtaangeduid als een omstreeks 1500 ontstaan convoluut van oorspronkelijkaan het begin van de vijftiende eeuw te Gent geschreven delen. 67De beschrijving van Th. Mertens uit 1978, ten behoeve van een editie vanJacob van Maerlants Dander Martijn, getuigt van een systematisch ennauwgezet onderzoek van alle delen. De presentatie ervan biedt op inzichtelijkewijze een grote hoeveelheid waarnemingen en constateringen, meteen minimum aan eigen interpretatie. Van belang is Mertens’ uitspraak dathet handschrift ‘in zes delen is vervaardigd die oorspronkelijk bijeen horen’.Hiermee gaat hij nog een stap verder dan Deschamps, die alleen eendirecte relatie zag tussen de delen I, IV, V en VI.In 1981 verscheen van de hand van W. Irtenkauf en I. Krekler een beschrijvingin het <strong>deel</strong> Codices poetici et philologici van de reeks handschrifteninventarissenvan de Württembergische Landesbibliothek. Deze beschrijvingbestaat voor het overgrote <strong>deel</strong> uit een ontsluiting van deinhoud. Opmerkelijk is dat de auteurs geen melding maken van de opbouwuit zes afzonderlijke delen. 68 Nieuw is een verwijzing naar een, wegens zijn65 In Kauslers visie moest de kopiist die met de Rijmkroniek was begonnen (A) immers reedszijn overleden op het moment dat zijn collega (Kausler: F; hier: E) de laatste regels ervan schreef.66 Siteur 1973. De scriptie werd vervaardigd onder begeleiding van prof.dr. W.P. Gerritsen.67 Engelsman-Siteur 1986.68 De beschrijving bevat, behalve een niet gering aantal zonderlinge lezingen in de opgegeven begin-
i<strong>nl</strong>eiding 25beperkte verspreiding, in Nederland onbekend gebleven studie van U. Sieberover de geschiedenis van de Comburgse bibliotheek. Zoals Irtenkauf enKrekler kort aangeven, komt Sieber tot de conclusie dat niet de Brusselsekanunnik Gernandus von Schwalbach, maar veeleer zijn opvolger ErasmusNeustetter degene moet zijn geweest die het handschrift uit de Nederlandennaar de Comburg heeft gebracht, en dat een reeds in 1919 door K. Löfflergeopperde mogelijkheid, als zou het handschrift afkomstig zijn uit debibliotheek van Oswald von Eck, moet worden uitgesloten. 69De meest recente beschrijving, opgenomen in een editie van Van den vosReynaerde, staat op naam van J. de Vos. 70 Zijn onderzoek vond plaats naaraa<strong>nl</strong>eiding van een door J. van Eetvelde geïnitieerd project van Belgische literatuurhistoricionder leiding van J. Janssens, in samenwerking met deWürttembergische Landesbibliothek. Om de folia 192v-213r (Van den vosReynaerde) te fotograferen voor een kleurenreproductie was het noodzakelijkenkele katernen ‘uit de codex te lichten’. 71 De slechte staat waarin hethandschrift zich bevond (de buitenste katernen zaten los in de band),maakte een restauratie gewenst. Bij het opnieuw inbinden van de losgemaaktekaternen werd de gelegenheid te baat genomen en vond een restauratieplaats. De beschrijving van het handschrift door De Vos geeft overigensde toestand van de codex weer vóór de ingreep. 72 Onder de velewaarnemingen vindt men soms minuscule details, die aan de aandacht vaneerdere onderzoekers waren ontsnapt. 73 Met dit onderzoek wordt de hypothesevan Hellinga nieuw leven ingeblazen, doordat hij wordt verbondenmet een reeds in 1980 door W. Kuiper naar voren gebrachte suggestie.Kuiper achtte het waarschij<strong>nl</strong>ijk, dat de codex de functie van ‘exemplaarhandschrift’had gehad: ‘In dit gigantische boek lag wellicht (een <strong>deel</strong> van)het (wereldlijk) repertoire van het scriptorium, waaraan het toebehoorde,opgeborgen’. 74 De Vos vindt ondersteuning voor deze hypothese, ondermeer in het voorkomen van verspreide pennenprobeersels en verstellingen. 75en eindregels van de verschillende teksten (zoals op p. 21: ‘Villem die vole bouke maecte’) en van degebruikersnotitie op f.346r, ook in de opgave van feitelijke informatie enige storende fouten. Zo wordtbijvoorbeeld het ge<strong>deel</strong>te f.266-288 genoemd als uitzondering op de regel dat het handschrift is opgebouwduit quaternionen, terwijl de f.266-281 in feite zijn opgebouwd uit twee quaternionen (p. 19).69 Irtenkauf & Krekler 1981, 20. Voor Oswald von Eck zie Löffler 1919.70 De Vos 1991.71 Het fotograferen vond plaats in november en december 1989 (zie Van Eetvelde 1991, 245).72 De Vos 1991, 141. Ook de foto (afb. 6) op p. 139 geeft nog de oude toestand weer.73 Niet alle waarnemingen zijn evenwel juist geïnterpreteerd, vgl. de hierna volgende beschrijving,p. 41, 56-5774 Kuiper 1980-1981, 59. Kuiper beschouwde de Reinaert-redactie in het Comburgse handschriftals een tekst die wordt gepresenteerd ten behoeve van een voordracht. Het handschrift zelfzou echter, gezien de omvang en het gewicht, niet gebruikt zijn voor dit doel.75 De Vos 1991, 152. Zie over de datering van de verstellingen echter p. 41.
26 het comburgse handschriftVerder poneert De Vos een duidelijke visie op het ontstaan van de codex:‘Het handschrift is samengesteld uit zes delen, die in dezelfde tijdspanne enin dezelfde omgeving vervaardigd zijn. [...] Vermoedelijk werden de delenvrij snel na het afschrijven samengevoegd’. 76 De verdeling van de handenover de verschillende delen van de codex leidt volgens De Vos slechts totéén conclusie: ‘Deze verzamelcodex blijkt het product te zijn van een atelier.In dat atelier hadden een aantal kopiisten het werk ver<strong>deel</strong>d [...]’. Tienkopiisten werkten ‘op een niet toevallige wijze [samen] binnen een beperktetijdspanne’. Een codex als de Comburgse kon niet ‘zonder een minimumaan afspraken’ zijn geschreven. 77 Hoe zich de vervaardiging van hetgeheel in een korte periode (die dan uiteraard na 1405 (1404 oude stijl)moet liggen, het jaartal waarmee de Rijmkroniek van Vlaanderen eindigt)laat rijmen met de door De Vos voorgestane datering ‘tussen 1380 en 1425’blijft onopgehelderd. 78 Ook de inhoudelijke samenstelling van het geheelzou een doelbewust tot stand gebrachte codex verraden. ‘Lukraak zijn deteksten niet samengebracht: de meeste bevatten stellingnamen voor of tegende hoofse gedragspatronen en verraden duidelijk een ridderlijke interessesfeer,hoewel ‘koopmanschap’ hier en daar om de hoek komt kijken.’ 79Ten aanzien van de herkomst weet De Vos (op basis van onderzoek vanSieber) aannemelijk te maken, dat het inderdaad Erasmus Neustetter moetzijn geweest, die de codex omstreeks 1541-1542 in Vlaanderen, en vermoedelijkte Gent, moet hebben verworven. 80Samenvattend kan gesteld worden dat het onderzoek naar het Comburgsehandschrift zich tot nu toe vooral geconcentreerd heeft rond onderzoeknaar afzonderlijke teksten (met name de Reinaert) en dat dit er mede toeheeft geleid dat codicologisch onderzoek van de gehele codex vrijwel altijdnaar aa<strong>nl</strong>eiding van die tekstgerichte onderzoekingen is verricht. Een niette onderschatten factor daarbij is ongetwijfeld ook geweest dat de ontstaansgeschiedenisvan de codex gecompliceerd en ondoorzichtig is. Nabijna twee eeuwen onderzoek is bijvoorbeeld nog steeds niet zeker hoeveelverschillende kopiisten aan de codex hebben gewerkt en in hoeverre magworden gesteld dat die kopiisten hebben samengewerkt, of noodzakelijkerwijsop de hoogte waren van elkaars werkzaamheden. Zelfs over het76 De Vos 1991, 133.77 De Vos 1991, 150.78 De Vos 1991, 133. Janssens (1991) staat een datering voor die met de theorie meer in overeenstemmingis: ‘De codex kwam omstreeks 1400 tot stand in een Gents atelier’ (380).79 De Vos 1991, 152.80 De Vos 1991, 141-147; Sieber 1969. In 1986 stelde M. Engelsman-Siteur reeds: ‘Der Codexwurde von Erasmus Neustetter (1522-94) während einer Studienreise in die Niederlande erworben’(Engelsman-Siteur 1986, 69).
i<strong>nl</strong>eiding 27aantal delen waaruit de codex bestaat, lopen de meningen van de specialistenuiteen. 81 Datering en ook lokalisering zijn nog evenmin zeker, hoewelGent hoge ogen gooit als plaats van vervaardiging. Harde bewijzen hiervoorontbreken echter. Vooral de laatste jaren lijkt het gemeengoed gewordente zijn voor het functioneren van het Comburgse handschrift eenzelfdehypothese op te stellen als voor het handschrift-Van Hulthem, namelijkdat het handschrift een ‘scriptorium-exemplaar’ is geweest. 82 Maar ookdeze zienswijze is niet onomstreden. 83 Ondanks alle reeds bestaande voorkennisblijkt het derhalve noodzakelijk, om het handschrift opnieuw, en zoobjectief mogelijk te bezien.beschrijving van het handschriftI<strong>nl</strong>eidingDe onderstaande beschrijving van de codex berust enerzijds op de resultatenvan reeds eerder verricht onderzoek en anderzijds op eigen waarneming.84 Gezien het bestaan van een omvangrijke literatuur over het Comburgsehandschrift is het onvermijdelijk dat een nieuwe beschrijving nietslechts de mededeling van een groot aantal feitelijke gegevens beoogt, maarook deze gegevens in verband brengt met standpunten die in voorgaandonderzoek zijn ingenomen. Daardoor is deze beschrijving, hoewel primairinformatief, af en toe ook argumentatief van aard. Een opsomming van observatiesheeft immers weinig zin. Juist in het geval van de onderhavige codex,die een gecompliceerde ontstaansgeschiedenis heeft gekend, is hetzaak dat er antwoorden komen op belangrijke vragen als: in hoeverre is decodex een welbewuste en contemporaine samenvoeging van op elkaar afgestemde‘delen’? En hoe dwingend is de hypothese dat het geheel het productis van een schrijfatelier met samenwerkende kopiisten? Om zulke, enandere vragen te kunnen beantwoorden, zullen talrijke ogenschij<strong>nl</strong>ijk kleinedetails onder de aandacht moeten worden gebracht. Tevens zullen dezegegevens op elkaar betrokken moeten worden om oude standpunten te81 De meeste onderzoekers gaan uit van een aantal van zes, maar M. Siteur (1973) en G.I. Lieftinck(in zijn ongepubliceerde beschrijving uit 1949 in de BNM) onderscheidden resp. vier (metsubdivisies: zes) en vijf delen.82 Bijvoorbeeld Janssens 1991, 150; Reynaert 1993, 63; Van Buuren 1994, 83.83 Klein 1995, 1-30. Zie thans Schenkel 1997.84 Voor deze beschrijving hebben wij twee keer het Comburgse handschrift in autopsie bestudeerd:6-10 maart 1995 en 6-8 maart 1996. Waar wij tot andere bevindingen komen dan onzevoorgangers, wordt dit niet altijd expliciet vermeld. Daarnaast zijn in de loop der tijd verschillendesiglen gebruikt voor de aanduiding van de handen. Om verdere verwarring te voorkomensluiten wij ons aan bij de siglen die gebruikt worden in de twee meest recente beschrijvingen:Mertens 1978 en De Vos 1991. Voor een concordantie van gebruikte siglen zie bijlage IV.
28 het comburgse handschriftontkrachten of te bevestigen. Alleen op deze wijze kan inzicht groeien inhet ontstaan, de beoogde functie en het gebruik van deze intrigerende codex.Voor alles moeten wij ons rekenschap geven van het elementaire gegevendat de codex in zijn huidige vorm enkel en alleen op grond van de gemeenschappelijkeband een eenheid vormt. Wat wij voor het gemak aanduidenals ‘het Comburgse handschrift’, is in feite een verzameling van enkelehandschriften die oorspronkelijk werden geconcipieerd alszelfstandige, van elkaar onafhankelijke eenheden. Er is een groot aantal argumentendat deze opvatting aannemelijk maakt. We zullen ze hieronder inhet kort opsommen, daarbij vaak noodgedwongen vooruitlopend op debespreking van de afzonderlijke verschijnselen in het vervolg van de beschrijving.De visie dat de codex daadwerkelijk een samenvoeging is van afzonderlijkehandschriften, wordt gesteund door de opbouw van het geheel. Decodex bestaat uit 44 katernen, en heeft een omvang van 346 bladen. 85 Devolgorde van de katernen is een in hoofdzaak regelmatige opeenvolgingvan quaternionen (39 katernen), waarin vijfmaal een anders gebouwd katernvoorkomt. Indien het begin of het slot van dergelijke anders opgebouwdekaternen samenvalt met een tekstgrens of met een wisseling vankopiistenhand, dan is dat een sterke aanwijzing dat we op die plaats te makenhebben met een overgang tussen in principe verschillende codicologischeeenheden. Bij drie onregelmatige katernen in de codex is er sprake vanzowel begin of einde van een tekst, als van een wisseling van kopiistenhand.Op grond van dit gegeven kan binnen de codex een eerste onderverdelingin vieren worden gemaakt:1 10 IV (80) + 1 III (86)2 5 IV (126) + 1 II (130)3 16 IV (258) + 1 IV-1 (265) + 2 IV (281)4 1 IV-1 (288) + 6 IV (336) + 1 V (347)Een overgang tussen afzonderlijke delen hoeft echter niet altijd gemarkeerdte worden door onregelmatig gebouwde katernen. Indien anderegrenzen (zoals tekst, kopiist, wijze van liniëren en afschrijven, kwaliteit vanhet perkament enz.) tegelijk samenvallen met een grens tussen regelmatiggebouwde katernen, zullen we ook op die plaatsen moeten aannemen datin principe onafhankelijk van elkaar geproduceerde delen zijn samenge-85 Bij de foliëring is nummer 344 overgeslagen. Het papieren schutblad dat zich vooraan in decodex bevindt, is niet gefolieerd. Zie verder onder ‘Band’.
i<strong>nl</strong>eiding 29voegd. Zulke grenzen vinden we nog op twee andere plaatsen in de codex:aan het einde van het drieëntwintigste katern (met als laatste f.178) en aanhet einde van het dertigste katern (met als laatste f.230). Aldus komt mentot een onderscheiding van zes codicologische eenheden (die wij in het vervolgelk als een ‘handschrift’ aanduiden en nummeren met de Romeinse cijfersI-VI):hs. folia opbouw omvang (folia)–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––I 1-86 10 IV (80) + 1 III (86) 86II 87-130 5 IV (126) + 1 II (130) 44III 131-178 6 IV (178) 48IV 179-234 7 IV (234) 56V 235-281 3 IV (258) + 1 IV-1 (265) + 2 IV (281) 47VI 282-347 1 IV-1 (288) + 6 IV (336) + 1 V (347) 66Of, volgens een ander notatiesysteem, waarin de handschriftgrenzen meteen punt-komma zijn aangegeven:1-10 8 [80], 11 6 [86]; 12-16 8 [126], 17 4 [130]; 18-23 8 [178]; 24-30 8 [234]; 31-33 8 [258], 34 4 (-3; +2 a-d ) [265], 35-36 8 [281]; 37 8 (-1) [288], 38-43 8 [326], 44 10[347].Voor de volledigheid geven wij tenslotte nog de collatieformule van het geheleconvoluut:[i +] 10 IV (80) + 1 III (86) + 5 IV (126) + 1 II (130) + 16 IV (258) + 1 IV-1 (265) +2 IV (281) + 1 IV-1 (288) + 6 IV (336) + 1 V (347)Wat meteen opvalt in bovenstaande schema’s zijn de onregelmatige katernenin handschrift V (katern 34) en VI (katern 37): tussen f.264 en 265 zietmen nog een naar binnen gevouwen kim, met een lengte (uitgevouwen) van12 mm; ook tussen f.281 en 282 is nog een kim zichtbaar. Katern 34 zal bijde beschrijving van handschrift V besproken worden; de bouw van katern37 heeft direct te maken met de verdeling in zes handschriften en zal daaromzometeen toegelicht worden.De onderscheiding van zes afzonderlijke handschriften wordt verder nogondersteund door een aantal verspreide observaties, die elk op zich te zwakzijn om doorslaggevend te zijn maar bij elkaar de veronderstelling rechtvaardigen.Het als handschrift III aangeduide ge<strong>deel</strong>te onderscheidt zich van de restdoor het kwaliteitsverschil van het gebruikte schrijfmateriaal. Overal elderswerd matig tot slecht perkament gebruikt (met scheuren, gaten en ontbre-
30 het comburgse handschriftkende hoeken) dat, voordat het beschreven werd, moest worden gerepareerd:scheuren werden dichtgenaaid, en ontbrekende hoeken of al te grotegaten werden hersteld met nieuw perkament. In handschrift III treft menzulke gebreken niet aan.Een andere observatie betreft een nog niet eerder gesignaleerde bladsignatuurin handschrift II, op f.122r. Tot dusverre zijn slechts (resten van) katern-en bladsignaturen waargenomen in handschrift I; elders zullen zij bijhet inbinden zijn weggesneden. Voor het antwoord op de vraag of hetComburgse handschrift al dan niet van het begin af aan als een geheel wasgeconcipieerd, zijn de signaturen uit het eerste <strong>deel</strong> niet relevant. 86 De bladsignatuurop f.122r (eiiij, geschreven in een cursiva) is dat wel. De signatuurbevindt zich op het vierde blad van het zestiende katern van de Comburgsecodex. Dit katern is in feite het vijfde katern van het tweede handschrift.De signatuur toont aan dat men bij de signering van de katernen van handschriftII vooraan in het alfabet is begonnen en dat er niet is aangesloten bijde signatuur van het laatste katern van handschrift I. Als het convoluut eenzorgvuldig geplande en in nauwe samenwerking totstandgekomen codexwas geweest, zou men wellicht eerder besloten hebben om alle katernenvan een doorlopende reeks signaturen te voorzien, teneinde fouten in dejuiste volgorde van de katernen zo veel mogelijk uit te sluiten. Noodzakelijkis dit echter niet.Verder zijn er aanwijzingen die niet alleen duiden op een onafhankelijkeproductie van sommige delen, maar ook op een periode van aanvankelijkzelfstandig functioneren. Hierbij kunnen vooral genoemd worden de gebruiks-en slijtagesporen op buitenbladen van enkele van de handschriften.Zeer duidelijk is dit het geval aan het einde van handschrift III (f.178v),waar we behalve allerlei tekeningetjes en pennenkrabbels in de tweede, onbeschrevenkolom, over de gehele lengte van de linkerbladrand lelijkevochtplekken constateren, die elders en in elk geval op de tegenoverliggendebladzijde ontbreken. Daarnaast vindt men over deze hele bladzijde donkere(vet)vlekken. Op een vergelijkbare manier maakt ook f.86v, de laatstebladzijde van handschrift I, ten opzichte van de overige bladen een beduimeldeindruk. 87 Aan het einde van handschrift II is nog duidelijk te zien dathet laatste blad bij herhaling diagonaal moet zijn dubbelgevouwen. Opval-86 Zowel in het geval dat er sprake zou zijn van een als doorlopend geheel geconcipieerde codex,als in het geval van een latere samenvoeging van oorspronkelijk zelfstandige handschriften,verwacht men in dit <strong>deel</strong> een bij a beginnende aanduiding van de katernen.87 Dat f.1r en 347v er eveneens ‘gebruikt’ uitzien, is in dit verband niet van belang. Zowel bijafzonderlijke handschriften als bij een oorspronkelijk eenheid zouden deze bladzijden als buitenstebladzijde gegolden hebben. Dat neemt niet weg dat ze door hun uiterlijk wel degelijk deindruk wekken ook daadwerkelijk als buitenste bladzijde te hebben gefunctioneerd. Ook Siteur(1973, 10) uit het vermoeden dat f.1 oorspronkelijk dienst heeft gedaan als schutblad voor dit <strong>deel</strong>.
i<strong>nl</strong>eiding 31lende slijtage van de inkt – die bij het maken van de transcriptie soms noodzaaktetot het gebruik van UV-licht 88 – vindt men met name op f.131r (deeerste bladzijde van handschrift III) en op f.281v (de laatste bladzijde vanhandschrift V). Deze tekenen van slijtage en gebruik laten zich het best verklarenvanuit de aanname dat de delen gedurende een zekere periode alsonafhankelijke eenheden hebben gefunctioneerd.Ook de op het eerste gezicht merkwaardige bouw van het eerste katernvan handschrift VI, een quaternio waarvan het eerste blad is weggesnedenzonder dat er sprake is van tekstverlies, vormt een indicatie voor een vroegerefase waarin dit <strong>deel</strong> zelfstandig was. We mogen immers aannemen datdit verdwenen eerste blad blanco is geweest: de Rijmkroniek van Vlaanderen,de enige tekst in handschrift VI, begint op wat voorheen het tweedeblad van het katern is geweest (f.282r) met een miniatuur en een grote initiaal.De functie van een dergelijk onbeschreven blad (schutblad ter beschermingvan o.a. de miniatuur) kwam op het moment dat het handschrifttot een convoluut werd gebonden te vervallen, zodat het blad kon wordenweggesneden.In verband hiermee moet ook worden gewezen op de uitzonderlijk langekolommen op de versozijde van het laatste blad van handschrift V(f.281v). Het is duidelijk dat de kopiist daar moeite heeft gedaan om heteinde van zijn net iets te lange tekst toch te schrijven op het laatste blad vanhet katern. Blijkbaar had hij het einde van zijn codex bereikt.Vier handschriften (I, II, IV en VI) beginnen met een ‘openingsinitiaal’.In alle gevallen is deze groter dan de initialen van de teksten die volgen.Tenslotte is nog een notitie van belang die is geschreven door een latere,maar nog vroeg vijftiende-eeuwse hand, die wij denken te kunnen identificerenmet hand I. Onder de tweede kolom van f.234v treffen we de notitieNota C veers aan, hetgeen naar onze mening hier zoveel zal betekenen als‘merk op dat dit het einde van de tekst is en dat hij honderd regels lang is’.In de hele Comburgse codex is dit, samen met de notitie onder Die Rose(f.85v) 89 het enige voorbeeld van een expliciete aanduiding van het aantalversregels van een tekst. 90 Over de functie van dergelijke verstellingen bestaathelaas nog maar weinig duidelijkheid, maar hier (f.234v) lijkt de ver-88 Deze slijtage is in sommige gevallen zelfs de oorzaak geweest van enig tekstverlies.89 De verzentelling onder Die Rose is overigens niet correct: er worden 14.200 (XIIII M II C ) verzenvermeld, terwijl de tekst er 14.224 heeft.90 Recent schreef J. Reynaert (1993): ‘Zoals in Hulthem komen bijvoorbeeld ook in hs. Comburgvers-tellingen voor (...).’ Reynaert zag daarin een parallel tussen het Comburgse handschriften het handschrift-Van Hulthem. De verstellingen in het handschrift-Van Hulthem zijn echteronder vrijwel iedere tekst aangebracht; in Comburg gaat het slechts om twee teksten, waarbij inhet ene geval de telling door een andere dan de teksthand is aangebracht. Het handschrift-VanHulthem biedt op dit punt dus geen goed vergelijkingsmateriaal.
32 het comburgse handschriftklaring tamelijk eenvoudig te zijn. 91 Bij de oorspronkelijke gebruikers vanhet handschrift kon, blijkens de notitie, twijfel rijzen over de volledigheidvan de tekst. De meest voor de hand liggende reden voor het ontstaan vandie twijfel is dat dit het laatste blad van handschrift IV was. Doordat delaatste kolom precies het normale aantal regels telt, zou een lezer gemakkelijkhebben kunnen denken dat de tekst niet compleet was en dat er éénof meer bladen ontbraken. De aard van de betreffende tekst, een standensatirebestaande uit een 4-regelige openingsstrofe en tweeëndertig 3-regeligestrofen, bood voor een lezer maar weinig houvast om vast te stellen ofde tekst compleet was. Nergens blijkt uit de inhoud dat er naar een eindetoe geschreven wordt en de tekst eindigt dan ook vrij abrupt. De explicietevermelding van het aantal versregels vervulde in deze omstandigheid dusde rol van signaal dat de tekst, en daarmee ook deze codex compleet was.Na samenbinding met andere handschriften verloor de notitie zijn betekenis:men kon immers eenvoudig vaststellen dat de tekst volledig was, wantop het volgende blad begon weer een nieuwe tekst. 92Zoals in de vorige paragraaf reeds naar voren kwam, is de Comburgse codexmet name in de laatste decennia toch in meer of mindere mate beschouwdals een van oorsprong samenhangend geheel. Nu de veronderstellingmoet worden opgegeven, dat de samenstelling van het convoluut isontworpen volgens een vooropgezet plan, rijst de vraag of er wel voldoendeaa<strong>nl</strong>eiding is, om te kunnen besluiten dat de kopiisten nauw met elkaarhebben samengewerkt. Teneinde in deze kwestie meer inzicht te verkrijgen,is het van belang de zes handschriften eerst afzonderlijk te behandelen.Pas daarna kan de vraag naar de totstandkoming van het geheel beantwoordworden. Aan de nu volgende beschrijving van elk handschrift gaateen beknopte aanduiding van de inhoud vooraf.Handschrift I (f.1-86)DIE ROSE; VAN BEGRIJPE1. Materiaal en katernopbouwHet handschrift bestaat uit elf katernen, vervaardigd uit een matige totslechte kwaliteit perkament. Onvolmaaktheden in het schrijfmateriaalvindt men bijvoorbeeld op f.1r, waar de rechter benedenhoek ontbreekt. Er91 De functie van de verstelling onder Die Rose is niet zo eenvoudig te duiden; wellicht is heteen hulpmiddel om de prijs van het kopieerwerk te bepalen.92 Mertens was in 1978 de eerste onderzoeker die zich afvroeg of deze tekst wel echt compleetwas. Doordat hij de notitie abusievelijk las als ‘Nota conveers’ hield hij zowel de mogelijkheid vanvolledigheid als van onvolledigheid open (Mertens 1978, 91 n. 29).
i<strong>nl</strong>eiding 33is hier geen sprake van slijtage of beschadiging, maar van het gebruik vaneen vel dat voor het beoogde handschriftformaat te krap is. 93 Op verschillendeplaatsen zijn verstevigingen aangebracht en ontbrekende hoeken aangevuldmet perkament. Alle katernen zijn op regelmatige wijze gevormduit dubbelbladen, die in elkaar zijn gelegd volgens de regel van Gregory,beginnend met een naar buiten gekeerde vleeszijde. De eerste tien katernenzijn quaternionen, het laatste katern is een ternio:10 IV (80) + 1 III (86)De bladgrootte bedraagt 265 x 190 mm. 94 In de rechter bovenhoek van derectozijde van de bladen is met zwarte inkt een foliëring in Arabische cijfersaangebracht (zie ook de subparagraaf ‘Band’). Deze foliëring is bij hetinbinden in de zestiende eeuw op f.1-25 <strong>deel</strong>s afgesneden, hetgeen betekentdat ze reeds was aangebracht voordat de zes handschriften uniform opmaat werden gesneden. Op de eerste veertien bladen heeft een zestiendeeeuwsehand in het midden van de rechtermarge van elke rectozijde een letterfoliëringgeschreven (A b C D E F G h J k l m o p), die niet is voortgezet.95 In de linkerbovenhoek van elk verso en de rechterbovenhoek van elkrecto vindt men een moderne potloodpaginering (1-86), die evenwel op eengroot aantal bladen niet is aangebracht aan de rectozijde. Op f.1-6 vindtmen bovendien een tweede moderne foliëring, alleen aan de rectozijde.Door het handschrift heen zijn er katernsignaturen (in Romeinse cijfers),bladsignaturen (combinaties van letters en Romeinse cijfers) en custoden(waarvan de begi<strong>nl</strong>etter rood opgehoogd is, behalve op f.48v) te zien; daarvanis een groot aantal ge<strong>deel</strong>telijk afgesneden bij het inbinden (zie tabel 1).Op f.56v is de katernsignatuur rood opgehoogd. De omkadering van decustoden heeft de vorm van een rechthoek, getekend in een doorlopendelijn, met naar buiten gekeerde lusjes in de hoeken.2. OpmaakDe bladen zijn afgeschreven voor twee kolommen per bladzijde. De bladspiegelheeft de afmetingen 216–220 x 140–154 mm, met een kolombreedtevan 66 mm; de tussenmarge is 17 mm breed. Het verschil tussen bovenmarge(7 mm) en benedenmarge (39 mm) is bijzonder groot: kennelijk is debovenmarge meer besnoeid dan de ondermarge. De aflijning ziet er alsvolgt uit: 4 x 2 prickings in de ondermarge; aparte hoofdletterkolom (593 Oorspronkelijk in het materiaal reeds aanwezige (maar meestal voor het beschrijven dichtgenaaide)scheuren of gaten, komen voor in de bladen 22, 29, 33, 34, 47 en 79.94 Gemeten op f.17r.95 Mogelijk is dit dezelfde hand die in handschrift VI op f.346r en elders enige aantekeningenmaakte. Een aanwijzing hiervoor is bijv. de kleur van de inkt (zie tabel 8).
34 het comburgse handschriftTabel 1. Signaturen en custoden in handschrift Ikaternfoliumkaternsignatuurbladsignatuurcustoden123456789101r3r8v11r16v24v32v35r36r40v48v56v64v67r68v72v74r75r76r80v.ii 9 .[.iii 9 .].iiii 9 ..v 9 ..Vj 9 ..Vij 9 .[rest].ix. 9[rest]a [?]aiiibiiieiijeiii[ ]j[ ]jiii[ ]ki[ ][rest]kiiij[rest omkadering][omkaderd:]So suldi te hem gaen[rest omkadering][omkaderd:]Aldus bleef die scone[rest omkadering]Om wat pine dat sijs daden[omkaderd:]Ceres die doet coren comen[rest omkadering]mm) en een spatie tussen de hoofdletter en de eerstvolgende letter (2 mm).De aflijning en liniëring zijn met inkt aangebracht, de liniëring alleen binnende kolommen (prickings aan de buitenzijde van de bladen zijn bijnaoveral afgesneden). 96 De buitenste horizontale en verticale lijnen die de kolomgrenzenmarkeren, zijn doorgetrokken. Er is gelinieerd voor 42 regelsper kolom (zie schema 1).96 Sporen vindt men bijvoorbeeld nog in de marge van f.3 en f.72.
i<strong>nl</strong>eiding 35Schema 1. Aflijning en liniëring door hand A.3. SchriftDe tekst van Die Rose (f.1ra-85va) is het werk van één kopiist (A), die ee<strong>nl</strong>ittera textualis schreef (zie afb. 35a). Karakteristiek zijn de langwerpige ensmal gevormde letters, die veelal iets naar rechts hellen. In de lettercombinatiesde en do is sprake van rondboogverbindingen. Kausler beschouwdedeze hand als de oudste van de codex en dacht daarbij aan een datering omstreekshet begin van de veertiende eeuw. Er is echter een eigenaardigheidin het schrift, die deze datering lijkt te weerspreken: in verhouding tot deminuskels zijn de hoofdletters bijzonder groot en op een tamelijk ‘gecompliceerde’wijze geschreven (dat wil zeggen: met schachtverdubbelingen,dubbele schuine streepjes met erboven en eronder punten die de lege ruimtenbinnen de letters opvullen, en kleine ornamentele versieringen). Dezeeigenschap van het schrift wijst eerder op een vijftiende-eeuwse hand, danop een veertiende-eeuwse. 97 Ook de typische vorm van de hoofdletter Akonden wij in (gedateerde) Middelnederlandse codices niet terugvindenvóór het laatste decennium van de veertiende eeuw. Voor de hoofdletter N97 Raadpleging van een aantal paleografische atlassen of als zodanig te gebruiken geïllustreerdeoverzichtswerken (CMD-NL, CMD-B, Kienhorst 1988, Besamusca 1983 en 1985, Deschamps 1972)leverde slechts twee in dit opzicht vergelijkbare handen op, die opvallend genoeg, beide stammenuit het midden van de vijftiende eeuw. De eerste is de Brusselse kopiist Heinric van Damme, vanwie we twee handschriften kennen: Den Haag, KB, hs. 76 E 23 (gedateerd ca. 1440; Korteweg &Chavannes-Mazel 1908, 162) en Brussel, KB, hs. 19.607 (gedateerd 1444; CMD-B III, afb. 456-457).De andere hand, van Lodewijk Seldenrijc, is te vinden in Den Haag, Museum Meermanno-Westreenianum,hs. 10 C 19 (gedateerd 1453).
36 het comburgse handschriftgebruikt A twee vormen, een oude en een nieuwe ( en ), de eerste,oude, vorm echter niet zo vaak, bijv. op f.6va1. Aangezien hand A ook inhandschrift VI voorkomt 98 en de gelijkenis tussen hand A in de handschriftenI en VI groot is, stellen wij een datering voor in de eerste twee decenniavan de vijftiende eeuw. De datering van Lieftinck circa 1400 wijkthier niet veel van af.Een andere, veel slordiger hand (I), schreef op de blanco gebleven kolommenaan het slot (f.85vb-86ra) een gedicht dat als bladvulling beschouwdkan worden (zie afb. 13 en 35i). De tekst staat eveneens in handschriftV (nr. V.3; f.265ra-b). De inkt waar I mee werkte is bleek van kleur.De aparte hoofdletterkolom die al met de aflijning was aangebracht, gebruiktehij niet. Gelet op het voorkomen van enkele afwijkende lezingen,is de vaak geuite mening dat de tekst van hand I een kopie van de tekst inhandschrift V zou zijn, niet erg plausibel. 99 Karakteristiek voor deze textualiszijn onder meer de a in twee verdiepingen met holle rug, open onderzijdeen vinnig geschreven dwarsstreep, de r met de halverwege de schachtgeplaatste vlag, de vorm van de N, de e met de korte voet. Letterverbindingen(de, do) komen ook in dit schrift voor. Hand I moet vroeg in de vijftiendeeeuw worden gedateerd. Aangezien aantekeningen en correcties vanhand I ook in andere delen te vinden zijn (behalve in handschrift I komt hijook voor in de handschriften II, IV en VI), is het niet uitgesloten dat wehier met een vroege bezitter van een aantal van de handschriften te makenhebben. Wij zijn ons ervan bewust dat het discutabel is hand I hier als eenteksthand te presenteren, omdat zijn aan<strong>deel</strong> onvergelijkbaar is met die vande andere handen. Zijn bijdrage vond waarschij<strong>nl</strong>ijk plaats toen de handschriftenin feite al voltooid waren. 1004. Tekstgeleding, correctie en rubricatieDe tekst op f.1r begint met een elf regels hoge, in rode en blauwe inkt getekendeinitiaal (H), een duplex-letter, bovenaan de eerste kolom. De initiaalis voorzien van penwerk, rood in het oog en rood en roodbruin in hetveld. 101 Een J-lijst loopt in de linkermarge langs de schriftspiegel door totregel 24. Aangezien er in het penwerk dezelfde gestileerde klavermotiefjeszijn getekend als in sommige kolomhoofdletters (zie 3. ‘Schrift’), mag wordenaangenomen dat de initiaal (en ook de verdere rubricatie) het werk isvan kopiist A zelf. De rubricatie bestaat voornamelijk uit afwisselend rode98 Zie de beschrijving aldaar.99 De varianten beperken zich niet tot een verschil in spelling, maar behelzen ook het gebruikvan geheel verschillende woorden.100 Zie ook ‘Geschiedenis’, p. 84.101 Volgens Deschamps is het roodbruine penwerk vroeger waarschij<strong>nl</strong>ijk paars geweest (Deschamps1972, 73).
i<strong>nl</strong>eiding 37en blauwe, twee regels hoge lombarden. 102 Representanten zijn dikwijlsnog te zien vlak voor of in de open ruimte van de lombarden. De losstaandehoofdletters aan het begin van de versregels zijn afzonderlijk met roodopgehoogd, zoals ook de letters na een lombarde, met uitzondering vanminuskels, die niet zijn opgehoogd. 103 Aan het slot, op f.85va40, is in hetcolofon het getal rood opgehoogd. Daarbij zijn ook de isolerende puntenrood aangestipt. Tevens zijn er rode paragraaftekens aangebracht op plaatsenwaar eerst representanten waren getekend. Opschriften in rubriek komenin of buiten de tekst niet voor.Er zijn aanwijzingen dat A zijn legger zeer getrouw volgde, zozeer zelfsdat hij niet alleen dezelfde kolomlengte aanhield maar ook de verdeling vande tekst over de kolommen handhaafde. Telkens wanneer hij namelijk eencorrectie uitvoerde, die gevolgen had voor het aantal versregels in een kolom(er moest een vergeten regel worden toegevoegd of een teveel geschrevenregel doorgestreept), compenseerde hij de ingreep door de kolom eenregel korter of juist langer te maken. Het resultaat is dan telkens dat de correctiegeen invloed heeft op de beginregel van de volgende kolom. 104 Dezewerkwijze verkleinde de kans op fouten bij het kopiëren. De door Verwijsgesignaleerde tekstuele fout in de Comburgse redactie van Die Rose, waarbijeen kolom in eerste instantie zou zijn overgeslagen en vervolgens doormiddel van lassen verder in de tekst weer zou zijn ingevoegd, zal derhalvereeds in de legger van A aanwezig zijn geweest. 105 Voor een overzicht vanuitgevoerde correcties verwijzen wij naar bijlage II.I schreef hoofdletters aan het begin van de versregels, maar hij maaktegeen initialen, gebruikte geen paragraaftekens, geen lombarden en ook rubriceerdehij niet. Op- of onderschriften ontbreken eveneens. In de tekst102 Een enkele keer wisselt de kleur niet, zoals op f.16v-17r, waar tweemaal achtereen een blauwelombarde voorkomt en op f.24v-25r, waar twee keer een rode voorkomt. Soms zijn de lombardenuitgeveegd, zoals op f.3rb en 10vb. In het eerste geval is de reden ervan niet duidelijk, inhet tweede geval was abusievelijk een D in plaats van een A geschilderd. Op f.15ra is de foute rodelombarde D (representant a) niet verwijderd, evenals op f.32ra de blauwe A (representant v).103 Een karakteristiek detail is, dat bij de ophoging van de letters in de hoofdletterkolom, derode likjes niet onder elkaar zijn gezet, zoals in de ge<strong>deel</strong>ten waar de andere kopiisten (behalve B)schreven het geval is, maar telkens op of (rechts) naast de schacht van de letter. Dit heeft tot gevolgdat de ophogingen van de letters A en I zich meestal rechts van de letter bevinden.104 Op f.12v is A kolom a begonnen met regel 2 als bovenste regel. Voor hij het einde van zijnkolom bereikt had realiseerde hij zich zijn fout. Hij schreef de ontbrekende regel boven de kolom(dus above topline) en liet de laatste regel van de kolom onbeschreven. Op f.49r laat A kolomb een regel langer doorlopen nadat hij halverwege de kolom een abusievelijk dubbel gekopieerderegel heeft moeten doorstrepen. Eigenaardig is ook het feit dat hij op f.40v in beidekolommen de laatste regel, waarvoor wel gelinieerd is, onbeschreven laat. Ook hier ligt de verklaringvoor de hand: hij moet het voorbeeld van zijn legger, die hier om een of andere reden 41regels per kolom telde, getrouw hebben gevolgd.105 Verwijs 1868, 45.
38 het comburgse handschriftAfb. 3.Stuttgart, WLB, Cod. poet. et phil. 2 o 22, f.40v (ware grootte)van I zijn geen correcties aangebracht. Wel heeft I zijn tekst gestructureerddoor de vierregelige strofen waaruit de tekst bestaat, van elkaar te scheidendoor een witregel. Op f.85v slaagt I erin de liniëring, die door A was aangebracht,te volgen bij het schrijven, op f.86r lijkt hij daarmee weinig rekeningte houden.5. DecoratieEen bijzonderheid in het schrift van A (zie afbeelding 3) is dat hij in de ietsgroter dan normaal geschreven kolomhoofdletters van de eerste regel vaneen kolom de ruimte nogal eens opvult met een uitgespaard (gestileerd)drie- of vierhoekig kruismotief. Soms (vooral bij de V, de W en de A) voorziethij de uitstekende letterdelen van een aanhangende ‘guirlande’. Op veleplaatsen heeft hij een kolomhoofdletter versierd door een karikaturaalmansgezicht tegen de schacht te tekenen (zie afb. 4). 106106 Dit gebeurde alleen in de eerste helft van het handschrift, op de volgende plaatsen: f.8vb1
i<strong>nl</strong>eiding 39Afb. 4.Stuttgart, WLB, Cod. poet. et phil. 2 o 22, f.38v (ware grootte)6. Colofon en gebruikssporenOnder de laatste kolom van Die Rose heeft kopiist A zelf geschreven: Hierhent de rose / XIIII M II C verse. 107 Op verschillende plaatsen in het handschriftkomt men in de marge pennenproeven tegen in een zestiende-eeuwse cursiva,zoals op f.9r (onder de tweede kolom), op f.29r (rechtermarge) en opf.51r (rechtermarge): losse letters; op f.31r boven kolom b: a amen aue. Opdrie bladzijden heeft een latere hand hoofdletters uit de hoofdletterkolomnageschreven, te weten op f.82rb (over driekwart van de kolomlengte, in delinkermarge), bovenaan en in het midden van de linkermarge van f.85rb(twee letters), en tenslotte onder de laatste kolom van Die Rose, onder hetcolofon (f.85va). Een woord- en letterimitatie vinden we ook naast regel7ra4, waar het laatste woord maniere door een andere dan de teksthand ineen textualisletter is nageschreven (manier). Misschien is het dezelfde hand(dezelfde kleur inkt is gebruikt), die op f.39ra ter hoogte van regel 10 aan(laatste bladzijde van het eerste katern), 10va1, 10vb1, 15rb1, 25ra1 en 25rb1 (eerste bladzijde vanhet vierde katern), 34vb1 en 38vb1.107 Zie noot 89.
40 het comburgse handschriftde rechterzijde de schacht van een letter heeft geschreven. Verder moet gewezenworden op enkele klein geschreven letters e in kolom 8rb (achter regel16) en in kolom 19rb, (eenmaal achter regel 18, en tweemaal bovengeschrevenin regel 25), die weliswaar met dezelfde inkt zijn geschreven alswaarmee de teksthand schreef, maar die niet als correctie kunnen wordenopgevat.Een eigendomsaantekening van het Ritterstift Comburg is op f.1r verticaalmet bruine inkt tussen de kolommen geschreven: Ex BibliothecaChombergica.De meest geprononceerde gebruikssporen bevinden zich op de versozijdevan het laatste blad van handschrift I (f.86v; zie afb. 14). Door een zestiende-eeuwsehand (de lettervormen verschillen, maar er is, gelet op dekleur, duidelijk één soort inkt gebruikt), is hier over de gehele lengte enbreedte in kladschrift de volgende, door het geknoei moeilijk te transcriberen,tekst geschreven:Joos[t]en van [vv]alemDem heren vanERDENDeN MeNSCEDesem[d]em [va]n [b]oelen[E]e[n]mensceDeze lezing is allerminst zeker; 108 waarschij<strong>nl</strong>ijk kan de werkelijke tekstniet meer worden gereconstrueerd. De eerste twee en laatste drie regels zijngeschreven in een krullerig schrift, door Gumbert een ‘ongeschoolde cursiva’genoemd. De derde en vierde regel zijn in een hoekig blokschrift geschreven,die door Gumbert als ‘vrijwel analfabete ‘hoofdletters’’ wordengekarakteriseerd. 109 Het is goed mogelijk dat het de kopiist er ook niet omte doen is geweest een leesbare of begrijpelijke mededeling te schrijven.Het kan hier eveneens gaan om woord- of letterimitaties. Het voorkomenvan krullerige letters naast hoekige, bijna blokletterachtige vormen wijstminder op een ongeoefende hand, dan op het proberen van een onwilligepen. 110 De naam (Joosten van Walem?), uit de eerste regel zal dan niet be-108 Siteur (1973, 9) is een van de weinigen die ook gepoogd heeft deze tekst te ontcijferen. Haartranscriptie luidt: Joosken van blaten / Dem heeren van / erdem / Dem mensce / Desem / demdem boeken / ....109 Schriftelijke mededeling van prof.dr. J.P. Gumbert, 15-10-1995.110 Het is opvallend, dat de woordcombinatie den mensce in deze spelling slechts eenmaal inhet Comburgse convoluut voorkomt, namelijk in handschrift II (f.95vb4: den mensce, in de tekst
i<strong>nl</strong>eiding 41doeld zijn als eigendomsmerk. Niettemin duiden de notities op dit laatsteblad erop, dat het handschrift in de zestiende eeuw nog in gebruik wasdoor een Nederlandstalig persoon.Tot slot moet opgemerkt worden dat in de linkermarge van de tekstkolommenmet inkt een verstelling is aangebracht, tot en met f.25ra om detien regels, daarna onregelmatig. De vorm van de Arabische cijfers wijsterop dat deze telling uit de negentiende eeuw stamt. De onuitgesprokensuggestie van De Vos dat ze door de kopiist zelf werd aangebracht (net alsde telling in dezelfde soort inkt in Wapene Martijn in handschrift II) is opgrond van de vorm erg onwaarschij<strong>nl</strong>ijk. 1117. BesluitHandschrift I is een handschrift dat in oorsprong één lange tekst bevattemaar waaraan door een (iets) latere hand een kort tekstje is toegevoegd.Aangezien hand A ook geschreven heeft in handschrift VI, en aldaar dewerkzaamheid kan worden bepaald tot: vóór ca. 1420 (zie de beschrijvingvan handschrift VI), mag de datering van handschrift I, mede wegens degrote gelijkenis tussen de schriftkenmerken van A in resp. handschrift I enVI, zonder veel bezwaar gesteld worden op: eerste twee decennia van devijftiende eeuw. Hand A schreef een Oost-Vlaams dialect. In de loop vande (vroege) vijftiende eeuw is het handschrift in handen geweest van iemand(bezitter (?) I) die eveneens een Oost-Vlaams dialect schreef.Handschrift II (f.87-130)JACOB VAN MAERLANT: HEIMELICHEIT DER HEIMELICHEDEN EN STROFI-SCHE GEDICHTEN; O INTEMERATA; DIETSCHE CATOEN; BOUC VAN SEDEN;SENTE BERNAERDUS EPISTELE1. Materiaal en katernopbouwHet handschrift is samengesteld uit zes perkamenten katernen, vijf quaternionenen een binio:van de Heimelicheit der heimelicheden). Verder komt men alleen nog tegen: die mensce (slechtseenmaal, in handschrift III, f.148va21 in de tekst van de Sidrac). De spelling erden is eveneenszeldzaam, al komt hij nog wel eens voor in handschrift VI (Rijmkroniek van Vlaanderen). Daarbuitenvinden we deze spelling slechts drie maal, telkens in handschrift II, in de tekst van de Heimelicheitder heimelicheden (f.91ra15, 94vb23 en 99va28). Het woord boelen komt in het geheleconvoluut slechts eenmaal voor, als eigennaam in de Rijmkroniek (f.338va34: Ian boelen). Het ismogelijk dat iemand in de zestiende eeuw bezig was teksten uit handschrift II of VI over te schrijven,op sommige momenten problemen kreeg met zijn pen en dan op het dichtsbijzijnde lege blad(het huidige f.86v) die pen probeerde.111 De Vos 1991, 152; zie ook hieronder de noten 48 en 49.
42 het comburgse handschrift5 IV (126) + 1 II (130)De dubbelbladen zijn in elkaar gelegd volgens de regel van Gregory, beginnendmet de vleeszijde naar buiten gekeerd. De kwaliteit van het perkamentis redelijk; ontbrekende (of verstevigde) hoeken en (dichtgenaaide)scheuren komen slechts zelden voor. 112De grootte van de bladen bedraagt 265 x 192 mm. 113 Buiten de zestiendeeeuwsefoliëring in Arabische cijfers (87-130) zijn er geen andere foliëringenof sporen daarvan aanwezig.Van de oorspronkelijk in cursiva aangebrachte bladsignaturen is erslechts één overgebleven (eiiij). De oorzaak daarvan is dat het bewuste blad(f.122r) van zichzelf al zo kort was dat de signatuur, die in de rechteronderhoekis geschreven, ten opzichte van de andere signaturen tamelijk hoogkwam te liggen. Bij het besnoeien van de ondermarge is daarom alleen dezesignatuur niet afgesneden. 1142. OpmaakDe bladen zijn afgeschreven voor twee kolommen, met een bladspiegel van217–219 x 146 mm. De aflijning en liniëring zijn aangebracht met inkt; zezijn over het algemeen goed zichtbaar, maar een enkele keer zijn de lijnenerg vaag. Dit is gebeurd op een wijze die gelijk is aan het systeem dat werdtoegepast in handschrift I, met dit verschil dat er voor slechts 36 regelswerd gelinieerd en dat er in de ondermarge in plaats van 4 x 2 gaatjes, 4 x 1gaatje werd geprikt. De breedte van beide kolommen (gemeten op f.106r)bedraagt resp. 66 (kolom a) en 65 (kolom b) mm. De afstand tussen de kolommenis 15 mm, terwijl de maten van de bovenmarge 8 mm, van de ondermarge38 mm, en van de binnen- en de buitenmarge resp. 22 en 24 mmzijn. Ook in deze afmetingen is er dus nauwelijks verschil met handschriftI.3. SchriftHandschrift II is vrijwel in zijn geheel door één kopiist (B) met tamelijk blekeinkt geschreven (f.87ra1-128vb5; zie afb. 35b). Alleen de laatste twee bladenen een <strong>deel</strong> van de kolom daaraan voorafgaand zijn door een anderehand (C) geschreven (f.128vb6-130vb34; zie afb. 35c). Zowel B als C gebruikteeen littera textualis. Verbonden letters bij B zijn de en do. Mogelijk112 Een dichtgenaaide scheur vindt men op f.89, met perkament verstevigde hoeken op de f.111,112, 122, en een afgescheurde hoek op f.118. De scheur in f.125 dateert van na het beschrijven vanhet blad en is niet dichtgenaaid.113 Gemeten op f.106.114 Zie ook hierboven p. 30.
door de wat ruimer bemeten regelhoogte zijn de door B geschreven lettersvrij groot. De schrijfwijze van de lettervormen vertoont een frappante gelijkenismet de lettervormen van A. Wij wijzen in dit verband in het bijzonderop de hoofdletters, die door B naar verhouding iets minder groot zijn geschrevendan bij A het geval is. Het meest in het oog springende verschil tussenB en A is het vrijwel ontbreken van de ornamentiek in de kolomhoofdlettersvan B, maar soms zijn deze hoofdletters op dezelfde wijze‘gecompliceerd’ geschreven, met ook dezelfde ornamentiek. In het bijzonderkan deze overeenkomst worden geconstateerd in de kolomhoofdletters. 115Door de grotere regelafstand en door het doorgaans ontbreken van de ornamentiekin de hoofdletters oogt het schriftbeeld van B eenvoudiger en rustigerdan dat van A. Een bijna consequent verschil met A is de vorm van deronde r: in alle gevallen heeft deze bij A een aanhangende krul, die bij B weliswaarook voorkomt, zij het slechts zelden (bijv. op f.117rb16) (zie afb. 5f).Hand C schreef een littera textualis formata. Opvallend zijn een zekereonregelmatigheid in letterbreedte en -hoogte, en een enigszins variërendeinterlinie, die tezamen het nogal onrustige schriftbeeld verklaren. Een kai<strong>nl</strong>eiding43Schema 2. Aflijning en liniëring door hand B.115 Merk bijvoorbeeld op dat ook B op dezelfde wijze twee vormen van de N schrijft ( dikwijls,zelden, bijv. f.90vb21 en f.102va7), dezelfde ‘vlag’ aan de A tekent, dubbele dwarsstreepjesaanbrengt met erboven en eronder een punt in de lege ruimte van een gesloten of half-ope<strong>nl</strong>etter (vergelijk de identieke wijze waarop de hoofdletter A wordt geschreven, A: f.2ra3 met B:f.93vb1), twee vormen van de M kent (vergelijk de twee vormen van A: f.79vb29 en f.80vb21 metB: f.120vb1 en f.121ra10), en dat tenslotte de eigenaardige ‘baard’ die A onder andere tegen deschacht van de kolom hoofdletter W tekende (bv. f.82vb1), net zo is getekend tegen de schacht vande kolomhoofdletter W op f.103rb1 (zie afb. 5a-f).
44 het comburgse handschriftHand AHand BAfb. 5a. Stuttgart, WLB, Cod. poet. et phil. 2 o 22, f.6va1, f.102va7 (boven), f.78rb1 en f.106vb1 (onder)(ware grootte)Afb. 5b.Stuttgart, WLB, Cod. poet. et phil. 2 o 22, f.307rb3 en f.116va1 (ware grootte)Afb. 5c.Stuttgart, WLB, Cod. poet. et phil. 2 o 22, f.46rb1 en f.124va1 (ware grootte)Afb. 5d. Stuttgart, WLB, Cod. poet. et phil. 2 o 22, f.80vb21, f.122vb1 (boven), f.79vb29 en f.102va7(onder) (ware grootte)Afb. 5e.Stuttgart, WLB, Cod. poet. et phil. 2 o 22, f.284rb1 en f.103rb1 (ware grootte)Afb. 5f.Stuttgart, WLB, Cod. poet. et phil. 2 o 22, f.40rb5 en f.117rb16 (ware grootte)
i<strong>nl</strong>eiding 45rakteristieke letter is de hoofdletter N, die geschreven is in de vorm van eenpuntmuts (bijv. f.128vb24; zie afb. 17). Verbonden letters zijn zeldzaam(de). Samen met de vele (verbeterde en onverbeterde) fouten, die hij in zijnrelatief korte tekst nog wist te maken, krijgt men de indruk dat hand C afkomstigis van een beduidend minder ervaren kopiist.Op grond van de genoemde overeenkomsten in het schrift van A en B,en de nagenoeg identieke wijze waarop de aflijning en liniëring zijn aangebracht,zijn wij geneigd de handen A en B toe te schrijven aan dezelfde kopiist,met dien verstande dat hand B een vroege vorm van diens boekhandvertegenwoordigt, en A een latere vorm. Aanvullende argumenten daarbijzijn dat de paragraaftekens bij de teksten van A en B gelijkvormig zijn,evenals de wijze waarop de lombarden (vgl. B, L, M, S, T) werden geschilderd;niet zonder betekenis is ook dat A en B (als enigen van de Comburghanden)eenzelfde systeem bij het corrigeren hanteerden (zie bijlage II).Hand B dateren wij dan ook: eind veertiende eeuw. Hand C zal niet veellater zijn geschreven.4. Tekstgeleding, correctie en rubricatieHandschrift II begint met een vijf regels hoge, rode veldinitiaal (D), metrood penwerk in het oog en in het veld. In de initiaal is in de buik van deD een vierhoekig bladmotief uitgespaard. Eventueel vroeger aanwezig penwerkaan de bovenzijde is afgesneden; aan de onderzijde loopt in de linkermargeeen J-lijst door tot en met regel 21. De structuur van de Heimelicheit(f.87ra1-101vb27) is zichtbaar gemaakt door middel van twee regelshoge rode lombarden en rode paragraaftekens. Ook in de overige tekstendie B schreef is dit zo gedaan, alleen zijn de lombarden daar slechts één regelhoog en zijn er vanaf f.112rb18 (het begin van Jacob van Maerlants strofischegedichten) geen paragraaftekens meer gebruikt. In een aantal gevallenzijn de representanten onder de paragraaftekens nog zichtbaar. Somszijn er opschriften in rubriek aangebracht – uit het schrift blijkt dat B zelfrubriceerde (f.101vb28: O Intemerata, f.119ra18: Dander martijn,f.121rb33: Dit es de derde Martijn), waarvoor hij in de marge de tekst alsrepresentant schreef. Boven het begin van het Bouc van seden (f.102va8), deDietsche Catoen (f.110rb6) en Wapene Martijn (112rb17) is wel een regelvrijgelaten, maar er is geen gerubriceerde titel geschreven. 116 Nieuwe tekstenbeginnen met een eenvoudige, als een lombarde geschilderde rode initiaal,van twee regels (f.101vb28-29), drie regels (f.102va8-10, f.110rb6-8,f.119ra18-20, f.122va21-23) of vier regels hoog (f.112rb17-20, f.121ra33-36). In laatstgenoemd voorbeeld (een uitstaande I met een naar binnen, on-116 Op f.112rb21-23 lezen we echter in kleine cursiva wel de representant voor een titel: WapheneMart[.
46 het comburgse handschriftder de kolom geklapte staart) is er op dezelfde manier als in de openingsinitiaal,een vierhoekig bladmotief uitgespaard. Eenmaal besluit B zijn tekst(O Intemerata, f.102va7) met het woord ‘Amen’, geschreven op een aparteregel met hoofdletters tussen isolerende punten. Zowel de letters als depunten zijn daarbij rood opgehoogd. Het woord ‘Amen’ als markering vaneen teksteinde komt nog tweemaal voor, maar dan is het woord achter delaatste regel van de betreffende tekst geschreven. Dit is het geval aan heteinde van de Derde Martijn (f.124va20) en aan het einde van de Disputacie(f.128vb5; alleen hier is dit woord rood opgehoogd).De overige rubricatie bestaat uit afzonderlijke rode ophoging van de lettersin de hoofdletterkolom, de ophoging van letters na een lombarde (minuskelsworden daarbij, behoudens zeer weinige uitzonderingen, overgeslagen)en paragraaftekens. Van belang is de constatering dat zowel hetsysteem van rubriceren als de vormgeving van de lombarden en paragraaftekensgeheel overeenkomt met de tekstge<strong>deel</strong>ten van kopiist A in de handschriftI en VI. Zoals hierboven reeds werd opgemerkt, corrigeerde B zijntekst volgens een werkwijze die verder alleen bij hand A (in handschrift I)aantreffen (zie bijlage II).In het ge<strong>deel</strong>te dat door kopiist C is geschreven vinden we geen paragraaftekens.De tekst begint met een vier regels hoge rode initiaal (R) oprasuur, en is opgebouwd uit korte afdelingen. Boven elk nieuw ge<strong>deel</strong>te isin rubriek een opschrift aangebracht. Elk ge<strong>deel</strong>te begint met een twee regelshoge rode lombarde. De vormgeving ervan verraadt dat hier een andererubricator aan het werk is geweest dan in het door B geschreven stuk.Uit de in textualis geschreven opschriften blijkt dat C zelf de rubricatorwas. Boven de proloog is door C een titelopschrift van drie regels in rubriekaangebracht (f.128vb6-8). De letters in de hoofdletterkolom zijn afzonderlijkrood opgehoogd; letters na een lombarde (altijd minuskels) zijnniet gerubriceerd. Aan het slot van de tekst (f.130vb29-34) heeft de kopiistmet rode inkt een colofon geschreven (zie onder 6. ‘Colofon en gebruikssporen’).In het werk van B vinden we, behalve correcties door de kopiist zelf, openkele plaatsen correcties van de hand van I (zie bijlage II). Diens ingrepenbehelzen, evenals elders in de andere handschriften waar hij corrigerendaanwezig is, alleen verbetering of vervanging van woorden aan het eindevan een regel.Kopiist C corrigeerde zijn eigen tekst. Correcties van een, naar hetschijnt andere hand, die wij hebben aangeduid met de sigle K, zoudeneventueel ook het werk van de kopiist zelf kunnen zijn (zie afb. 6). Hoeweler aa<strong>nl</strong>eiding is om deze correctorshand afzonderlijk te benoemen (hetschrift is wat ronder dan dat van C), zijn er toch ook opvallende overeenkomsten(met name de bijna horizontale voet van de letter e). Daar er eenmaalmet zwarte inkt gecorrigeerd is in het met rode inkt geschreven co-
i<strong>nl</strong>eiding 47Afb. 6. Stuttgart, WLB, Cod. poet. et phil. 2 o 22, f.129rb8 (ware grootte). Het woordkeldenare is geschreven door hand Klofon, is het aannemelijk, dat tenminste één correctiegang plaatsvond na derubricatie.5. DecoratieBehalve de sub 3 beschreven initiaal met rood penwerk (f.87ra1-5) en deverder genoemde, eenvoudiger initialen, is handschrift II op geen enkelewijze versierd.6. Colofon en gebruikssporenHet in rubriek (en een iets kleinere letter) geschreven colofon onderaan detekst van C volgt zonder witregel op de hoofdtekst (zie f.130vb29-34). Aanhet slot van het colofon (regel 34) zijn tussen isolerende punten twee lettersgeschreven: .f.f. Waarschij<strong>nl</strong>ijk is dit een afkorting voor de woordenfieri fecit (hij maakte [dit om] gemaakt te worden, oftewel: vervaardigd inopdracht). 117Sporen van later gebruik vinden we op verscheidene bladzijden. Achterde bovenste regel van kolom a op f.115v is in een cursief schrift door ee<strong>nl</strong>atere hand een onafgemaakt woord (ma[.]) geschreven. Interessant is hettiental nabootsingen van hoofdletters uit de hoofdletterkolom, aan het beginvan Wapene Martijn (f.112rb21-30). Precies zulke imitaties komen voorop enkele plaatsen in handschrift I. In de ondermarge van f.109rb is in eenzestiende-eeuwse cursiva met inkt geschreven: amen hanneken. Dit is dezelfdehand die op andere plaatsen soortgelijke notities schreef (zie tabel 8).117 Deze afkorting komt vaker voor in colofons en is een variant van scribi fecit (zie Ker 1964,326-331).
48 het comburgse handschriftEen uiterst klein geschreven, met zwarte inkt aangebrachte verstellingvinden we ter hoogte van de laatste kolomregels op bijna alle bladen van def.112rb-118vb. De vorm van de Arabische cijfers (met name die van de 4 ende 7) maakt duidelijk dat we hier met een latere hand hebben te doen. Eenop vergelijkbare wijze aangebrachte telling vinden we in handschrift I (ziealdaar).7. BesluitOp basis van zijn inhoud laat handschrift II zich karakteriseren als eenverzameling didactische rijmteksten. Het grote overwicht aan teksten vanJacob van Maerlant maakt het verleidelijk dit <strong>deel</strong> te typeren als een‘Maerlant-codex’. Een dergelijke karakterisering vormt geen bezwaar, indienmen erbij bedenkt dat het handschrift ook enkele anonieme tekstenbevat.Op grond van het schrift (zie par. 3), de overeenkomsten met handschriftI in aflijning en liniëring, rubricatie en de taal, mag worden veronderstelddat het handschrift is ontstaan aan het einde van de veertiende eeuw inOost-Vlaanderen.Handschrift III (f.131-178)SIDRAC (SELECTIE); KORTE GEESTELIJKE PROZA-TEKSTEN; RIJMSPREUK1. Materiaal en katernopbouwDe zes katernen waaruit het zeer regelmatig gebouwde handschrift bestaat,zijn alle van een goede kwaliteit perkament, zeker wanneer men een vergelijkingmaakt met de handschriften I, IV, V en VI. Scheuren, gaten of andereslechte plekken vindt men nauwelijks. 118 Alle katernen zijn quaternionen,bestaande uit dubbelbladen die volgens de regel van Gregory zijnsamengesteld, beginnend met de vleeszijde naar buiten gekeerd. De opbouwkan worden uitgedrukt in een eenvoudige collatieformule:6 IV (178)De grootte van de bladen bedraagt 264 x 193 mm. 119 Buiten de zestiendeeeuwseArabische inktfoliëring (131-178) zijn er geen andere sporen vanfoliëring te zien, evenmin als katern- en bladsignaturen of custoden.118 In f.142r bevindt zich een gat ter hoogte van het midden van kolom a.119 Gemeten op f.173.
i<strong>nl</strong>eiding 492. OpmaakAflijning en liniëring voor twee kolommen per bladzijde vond plaats metblinde stift. 120 Omdat alle teksten in het handschrift in proza zijn, werdener geen aparte hoofdletterkolommen gemaakt. De afmetingen van de bladspiegelzijn 224 x 142 mm. Merkwaardig is dat de buiten-kolommen (datwil zeggen: op elke rectozijde de rechterkolom en op elke versozijde de linkerkolom)smaller zijn dan de binnenkolommen. De breedtes zijn resp. 55mm en 66 mm. Aangezien dit verschijnsel zich in alle katernen voordoet,lijkt het erop dat de kopiist bij het aanbrengen van de prickings (4 x 1, vaakin de onder- en in de bovenmarge) werkte met een sjabloon. De breedte vande bovenmarge bedraagt 8 mm, van de ondermarge 32 mm, van de binnenmarge20 mm en van de buitenmarge 30 mm. Er is over de gehele breedtevan het blad gelinieerd voor 39 regels.Schema 3. Aflijning en liniëring door hand D.3. SchriftIn handschrift III heeft slechts één hand (D) geschreven (zie afb. 35d). Derijmspreuk onderaan de laatste kolom van het laatste blad (f.178va34-39) isweliswaar door sommige eerdere onderzoekers als afzonderlijke hand onderscheiden(aangeduid met de sigle J), maar in onze ogen is er sprake vandezelfde hand, zij het dat de letters iets zorgvuldiger zijn geschreven (zieafb. 20). Blijkbaar is de rijmspreuk een later toegevoegde bladvulling vandezelfde kopiist.120 Bijna nergens is dit meer goed zichtbaar, maar nog wel enigszins op f.163v en 177r.
50 het comburgse handschriftDe gebruikte letter is een textualis, die qua niveau geklasseerd kan wordentussen libraria en currens. Zowel De Vreese als Lieftinck maken meldingvan hun associatie met schrift afkomstig van het Rooklooster. 121 Dekleur van de inkt is zwart-bruin.4. Tekstgeleding, correctie en rubricatieHet handschrift opent niet met een initiaal, maar met een in zwart-bruineinkt geschreven opschrift over drie regels, dat aanvangt met een gewonehoofdletter. De tekst van de Sidrac is opgebouwd uit korte vragen en langereantwoorden. Tussen vraag, antwoord en volgende vraag is doorgaanseen regel wit gelaten. Elke vraag begint met een hoofdletter en elk antwoordmet een twee regels hoge rode lombarde binnen de tekstkolom. Isde lombarde een I, dan is hij uitstaand en circa vijf tot zeven regels lang.Representanten zijn bijna overal nog zichtbaar in de marge. Als de tekstvan een antwoord de lengte van een kolom overschrijdt, is het antwoordonderver<strong>deel</strong>d in stukken, elk met een één regel hoge rode lombarde aanhet begin. 122 Voor het opschrift en voor elke vraag is met rode inkt een paragraaftekenaangebracht. Het opschrift en de vragen zijn met rode inktdoorstreept. Bleef er op de laatste regel van een antwoord ruimte over, danis die ruimte vaak opgevuld met simpele decoratietekens (bijv. ‘krakelingen’,horizontale streepjes en dubbele punten). Indien het slot van de tekstvan een antwoord net niet paste op een regel werd het overblijvende woordsoms op de regel eronder tegen de rechterzijde van de kolom geschreven.Voor het woord werd dan een rood paragraafteken aangebracht en er werdgeen witregel tussen dit laatste woord van het antwoord en de nieuwe vraagaangehouden. Nieuwe zinnen beginnen in de regel met een hoofdletter, diemet rubriek werd doorstreept. Ook de letters na een lombarde zijn vaak,maar lang niet altijd, als hoofdletters geschreven (en dan ook rood doorstreept).Woorden die aan het regeleinde afgebroken moesten worden, hebbenvrijwel altijd een schuin afbrekingsstreepje gekregen. Ook getallen zijnvaak, maar niet altijd, met rood doorstreept.Na het einde van de Sidrac (f.174vb33) volgen enige korte teksten. Deovergang vindt aldus plaats: na een regel wit volgt een binnen de kolomgrensgeschreven rood paragraafteken met daarachter een dubbele puntmet een liggend streepje tussen de punten, en de titel: De sancto bernardo,geschreven in een iets groter en meer gestileerd schrift. Na opnieuw een re-121 De Vreese is daarbij het meest specifiek: ‘Het schrift is dik en klein; het doet soms denkenaan dat van ± 1394 uit ’t Rooklooster’ (beschrijving in handschrift, BNM).122 Bijvoorbeeld op f.131ra26 en 131va33. Deze lombarde staat dan aan het begin van de regel.In geval van overblijvende ruimte in de erboven liggende regel (zoals in f.131va33) is daar regeluitvullingaangebracht.
i<strong>nl</strong>eiding 51gel wit begint dan de nieuwe tekst, die opent met een drie regels hoge rodeinitiaal, voorzien van zeer eenvoudig penwerk. In hoeverre we in hetgeendan volgt te maken hebben met een op zichzelf staande tekst, dan wel metdelen van een groter geheel, is niet geheel duidelijk. De manier waarop deteksten zijn gestructureerd, gerubriceerd en van opschriften zijn voorzien,geeft in elk geval aa<strong>nl</strong>eiding te veronderstellen dat sommige bijeenhoren.Daarbij valt overigens niet goed uit te maken of deze ‘samenhang’ het gevolgis van bewuste compositie door een auteur ofwel van een (al dan niettoevallig) samen voorkomen in een handschrift dat als legger voor dit <strong>deel</strong>heeft gediend. De verschillen en overeenkomsten worden weergegeven intabel 2. De opschriften in rubriek laten de conclusie toe dat kopiist D derubricator van handschrift III is.Behalve incidentele correcties van de kopiist zelf, treffen we op verscheideneplaatsen kleine ingrepen aan door een latere gebruiker (zie onder 6.‘Gebruikssporen’).Tabel 2. Tekststructurering in handschrift IItekst paragraaf- titel (Zwart/Rood) witregel witregel paragraaftekenvoor voor na titel teken(s)titel of incipit titel in tekstIII.2III.3III.4III.5III.6III.7III.8III.9III.10III.11III.12III.13janeeneeneeneeneeneejajajaneeneeDe sancto bernardo (Zw)Dit sijn die VIII salicheden (Rd)Dit zijn VI pointen (Rd)Die VI banden (Rd)[Inc.: Vp enen tijt]Dit zijn die VII woorden (Rd)[Inc.: Het quam een inghel]Aldus suldi leuen (Zw)Tote hu seluen (Zw)Tote anderen lieden (Zw)[Inc.: Een goet mensche][Inc.: O mensche ghedinct]janeeneeneejaneejaneejajajajajaneeneeneen.v.t.neen.v.t.janeejan.v.t.n.v.t.neejajajajaneejaneeneeneejanee5. DecoratieBehoudens de regelvullingen en de drie regels hoge initiaal op f.174vb (zieboven) die ook kan worden omschreven als een met zeer eenvoudig penwerkopgesierde grote lombarde, is het handschrift op geen enkele wijzegedecoreerd.6. GebruikssporenOp enkele plaatsen in het handschrift heeft een andere hand dan die van dekopiist (L) correcties aangebracht en letters, woorden en soms zelfs een ofmeerdere regels opgehoogd, die wegens slijtage van de inkt niet goed meer
52 het comburgse handschriftAfb. 7. Stuttgart, WLB, Cod. poet. et phil. 2 o 22, f.137rb28 (ware grootte). De woordendrinken also zijn geschreven door hand Lleesbaar waren (zie afb. 7). Aangezien deze hand een hybrida schreef (vgl.f.137rb28), mag worden aangenomen dat deze bemoeienissen zeer waarschij<strong>nl</strong>ijkop zijn vroegst dateren van omstreeks 1440-50. 123 Op de versozijdevan het laatste blad zijn in de onbeschreven kolom b met inkt enkele onduidelijketekeningetjes gemaakt, mogelijk als pennenproef, waarvan detwee duidelijkste een slak met voelsprietjes lijken voor te stellen. Deze bladzijdeis erg vuil en draagt onmiskenbaar de sporen van gebruik als buitenblad:inktvlekken, vetvlekken, vochtplekken, vegen en slijtage. Degene dieook op andere plaatsen in het convoluut met rood krijt tekende en schreef,heeft op f.175r tussen de kolommen een zonnetje met stralenkrans getekend.Ook op f.174v vinden we in de linkermarge krabbels met rood krijt.7. BesluitIndien we af mogen gaan op de gelijkenis die De Vreese (en na hem ookLieftinck) meende waar te nemen tussen hand D en schrift van ca. 1394 uithet Rooklooster, zou men mogen besluiten tot een datering van dit handschriftomstreeks 1400. Een identificatie van auteurschap en ontstaanstijdvan de korte teksten die op de Sidrac volgen, zou bij een poging tot aanscherpingvan de datering behulpzaam kunnen zijn. 124 Het feit dat hethandschrift niet met een initiaal begint, terwijl er wel een kleine initiaal123 Deze datering is voornamelijk gebaseerd op het oor<strong>deel</strong> van Obbema, dat er ‘wel heel goedegronden [moeten] zijn om een Middelnederlands handschrift in hybrida vroeger te dateren dan“ca. 1440-’50” ’ (1996, 75).124 Van Tol dateert de Middelnederlandse Sidrac in 1318 (Antwerpse vertaling) en het geheleComburgse handschrift rond 1400 (Van Tol 1936, XLII-XLIII). Latere onderzoekers hebben zichhierbij aangesloten (Mak 1957, 278-290 en Lie 1994, 116-131).
i<strong>nl</strong>eiding 53voorkomt op f.174v, is opmerkelijk en zou een aanwijzing kunnen zijn dataan de huidige codex ooit een of meer katernen zijn voorafgegaan.Handschrift IV (f.179-234)VAN SENTE BRANDANE; VAN DEN VOS REYNAERDE; KORTE GEESTELIJKEPROZA-TEKSTEN; JAN DE WEERT, EEN DISPITACIE VAN ROGIERE ENDE VANJANNE; HEIN VAN AKEN, HUGHE VAN TABARYEN; SPROKEN1. Materiaal en katernopbouwMet zijn zeven quaternionen, waarvan de dubbelbladen volgens de regelvan Gregory (beginnend met de vleeszijde naar buiten gekeerd) geordendzijn, is handschrift IV een regelmatig opgebouwde codex:7 IV (234)De kwaliteit van het dunne perkament is op vele plaatsen inferieur: scheurenzijn dichtgenaaid en ruwe plekken zijn – zonder dat er veel verbeteringoptrad – glad gepuimd. De bladen hebben de afmetingen 265 x 189 mm. 125In aanvulling op de zestiende-eeuwse foliëring met Arabische cijfers (179-234), zijn de bladen vanaf f.190 op zowel de recto- als de versozijde in debenedenmarge voorzien van een moderne potloodfoliëring (de versozijdeis steeds aangegeven door middel van een liggende streep, 190– t/m 234–).Katernsignaturen, bladsignaturen en custoden ontbreken.2. OpmaakDe op enkele plaatsen nog zichtbare prikgaatjes in de onder- en bovenmarge,en de bijna overal bewaard gebleven prikgaatjes in de buitenmargeslaten de vaststelling toe dat het prikken per katern gebeurde. Het systeemis als volgt: 4 x 2 prickings in de onder- en bovenmarge, voor twee kolommenper bladzijde. Binnen elke kolom is een extra verticale lijn getrokkenvoor een hoofdletterkolom. De gaatjes in de zijmarge ten behoeve van deliniëring zijn meestal nog goed zichtbaar. Naast het op een na ondersteprikgaatje is er een tweede gaatje geprikt. 126 De bladspiegel is 231 x 147mm. Voor aflijning en liniëring (nu bijna geheel onzichtbaar geworden)werd een loodstift gebruikt. De liniëring, die werd aangebracht voor 42 regelsper kolom, werd over de hele breedte van het blad doorgetrokken.125 Gemeten op f.203.126 Gumbert heeft uiteengezet dat zulke dubbele prikgaatjes de liniator opmerkzaam maken ophet naderend einde van de bladzijde (vgl. Gumbert 1974, 155-165.).
54 het comburgse handschriftSchema 4. Aflijning en liniëring door hand E.3. SchriftHandschrift IV is geschreven door één kopiist (E), die daarvoor een zeerregelmatige littera textualis gebruikte (zie afb. 35e). Opmerkelijk in hetschrift zijn de twee verschillende vormen van de dubbele a, die naast elkaarvoorkomen. De ene vorm kenmerkt zich door twee openingen aan de linkerzijde(‘open buikjes-a’), de ander door een opening aan de onderzijde(‘open hokjes-a’). 127 Doordat E dikwijls geen haarstreepjes plaatste op de i,is het in woorden waarin de letters i, u, n, en m in enigerlei combinatievoorkomen, vaak erg moeilijk om de juiste letters te onderscheiden. Ookhet verschil tussen de c en de t is soms klein. De letters de en do wordenverbonden. In zijn ongepubliceerde beschrijving uit 1949 karakteriseerdeLieftinck het schrift van E als ‘een textualis die men in latere periode zekerbrev[itura]-bastarda zou noemen’. Hij achtte dit schrift daarom ‘zeer interessantals voorloper van die stijl’. 128 In de prozateksten die in dit handschriftvoorkomen zijn nergens regelvullingen aangebracht. Kopiist E laatlange versregels in de a-kolom doorlopen tot in de b-kolom, met als gevolgdat daar het vers in deze kolom enigszins ‘inspringt’ (bijv. op f.224rab3).127 Onze aanvankelijke gedachte dat de vorm van de a beïnvloed zou worden door de vorm vande voorafgaande of de volgende letter lijkt onjuist. Bij een kleine steekproef vonden wij verschillendevormen gebruikt in een gelijke context.128 Tegenwoordig duidt men dit type schrift doorgaans aan als hybrida, al zijn deze twee benamingenniet geheel gelijk te stellen (zie Gumbert 1975, 275).
i<strong>nl</strong>eiding 554. Tekstgeleding, correctie en rubricatieHet gebruik van hoofdletters in de berijmde teksten blijft voornamelijk beperkttot het begin van versregels en de letters die op een lombarde volgen.Incidenteel worden ook eigennamen met een hoofdletter geschreven (bijv.f.213rb11). Ook wanneer middenin een versregel een nieuwe zin begint,wordt een hoofdletter gebruikt (f.222ra13). In de prozage<strong>deel</strong>ten wordteen nieuwe zin begonnen met een hoofdletter.Het handschrift opent met een zes regels (f.179ra2-7) hoge, eenvoudige,rode initiaal (N), waarboven door E in de bovenmarge met rode inkt is geschreven:Van sente brandane. Bij het afsnijden van de bladen is dit opschiftge<strong>deel</strong>telijk weggevallen. De overige teksten beginnen alle met eenopschrift in rubriek, waarna de tekst volgt met een kleine initiaal, geschrevenals een lombarde. Uit deze opschriften blijkt dat kopiist E zijn eigenteksten rubriceerde. In tabel 3 wordt het gebruik van initialen, lombarden,paragraaftekens en eindmarkeringen opgegeven.Tabel 3. Tekststructurering in handschrift IVteksthoogteinitiaaleindmarkeringhoogte va<strong>nl</strong>ombardeparagraaftekenIV.1IV.2IV.3IV.4IV.5IV.6IV.7IV.8IV.9IV.10IV.11IV.12632222332222amen amenNotaDeo graciasamen amenNotaNotaamenNota*Nota C veers11 (per strofe)1 (per strofe)1 (per strofe)incidenteelincidenteelelke 3 regels* = niet door teksthandDe letters in de hoofdletterkolom zijn met een verticale rode streep opgehoogd;alleen voor initialen en lombarden is deze streep onderbroken. Lettersna een lombarde (zowel majuskels als minuskels) zijn rood opgehoogd.Gerubriceerd zijn tevens: hoofdletters binnen een versregel,bepaalde afkortingen (Grimbeert, coninc, Reynaert) en getallen. Slechtszelden zijn de isolerende punten rond in Romeinse cijfers geschreven getallenrood aangestipt. In de prozateksten zijn ook hoofdletters (eigennamenen begi<strong>nl</strong>etters van syntactische eenheden, meestal zinnen) rood opgehoogd.
56 het comburgse handschriftHet aantal correcties dat E uitvoerde is, net als in de door hem geschreventekstge<strong>deel</strong>ten in de handschriften V en VI, zeer gering (zie bijlage II).5. DecoratieHet handschrift kent geen versieringen.6. GebruikssporenOnder de laatste kolom van de laatste bladzijde (f.234vb) is door een vijftiende-eeuwsehand, die wij identificeren met hand I, Nota C veers geschreven(zie afb. 22). 129 De beroemde rasuur in het eerste vers van de Reinaert(f.192va22) is naar alle waarschij<strong>nl</strong>ijkheid ook door deze handaangebracht.Op f.212r is ter hoogte van regel 15 in de rechtermarge door de zestiende-eeuwsehand die elders soortgelijke aantekeningen maakte, in een cursivaam[en] geschreven. In de rechtermarge van f.213r zijn enkele pennenproevengeschreven door een zestiende-eeuwse hand. Behalve enkele lossehaaltjes en golfjes, zijn er ook enkele woorden uit de ernaast gelegen tekstkolomnageschreven: gheborn en tweemaal ende. Merkwaardig is deschrijfrichting van deze woorden: verticaal, en soms zelfs enigszins naarlinks overhellend. Op de tegenoverliggende bladzijde (f.212v) is tussen dekolommen door dezelfde hand op gelijke manier ende geschreven, maar nugeheel op zijn kop. Dit betekent dat de schrijver van deze krabbels hetboek niet in leesstand, maar ruim een kwart slag gedraaid, of misschien helemaalondersteboven voor zich had liggen. 130Op f.216v zijn over de gehele linkerkolom de regels meanderend onderstreeptin een doorlopende lijn. Een blad verder, op f.217va, vinden we hetzelfdeverschijnsel nog eens herhaald bij de regels 2-4.In handschrift IV heeft een Duitse onderzoeker uit de negentiende eeuwtalloze sporen nagelaten. 131 Zijn aandacht bleef bijna uitsluitend beperkttot de folia waarop Van den vos Reynaerde is geschreven. Met zwarte inktis er in deze tekst om de tien regels een verstelling aangebracht. De initiaalen de daaropvolgende negen lombarden zijn door dezelfde hand van 1 tot129 Zie voor deze kwestie de ‘I<strong>nl</strong>eiding’ bij de ‘Beschrijving van het handschrift’.130 De meest plausibele verklaring hiervoor lijkt dat het handschrift tijdens het verrichten vanander schrijfwerk opengeslagen en binnen handbereik van deze gebruiker lag.131 De Vos veronderstelt dat dit Jacob Grimm is geweest (De Vos 1991, 148). Er zijn echtergoede redenen om aan te nemen dat de aantekeningen afkomstig zijn van Gräter: de aantekeningnaast f.193ra6 (o hii?) vinden we letterlijk terug in de Reinaert-editie in Gräter (1812). Hetzelfdegeldt voor de aantekening Raetti, die ook zo is opgenomen in de editie (de hoofdletter L, dieer duidelijk staat, was blijkbaar moeilijk leesbaar). Het argument van De Vos dat Grimm hetvolksboek kende is niet doorslaggevend, want ook Gräter kende het volksboek (Gräter 1812,268).
i<strong>nl</strong>eiding 5710 genummerd. 132 Op diverse plaatsen zijn moeilijk leesbare woorden uitde tekst in de marge nageschreven, soms gevolgd door een Duits equivalent.133 Ook is incidenteel woordverklarend commentaar in het Duits in demarge geschreven. 134 Van dezelfde hand is de overgeschreven titel (van senteBrandane) op f.179r boven de eerste kolom.7. BesluitGelet op het feit dat kopiist E ook een aan<strong>deel</strong> leverde aan het schrijven vanhandschrift VI (welk <strong>deel</strong> kort na 1415 geschreven moet zijn), zal ook dithandschrift uit de eerste decennia van de vijftiende eeuw dateren.Handschrift V (f.235-281)JAN VAN BOENDALE, DER LEKEN SPIEGHEL (SELECTIE UIT BOEK II EN III);VAN ZEDEN; VAN DEN NEGEN BESTEN; SPROKEN; RIJMSPREUK1. Materiaal en katernopbouwBinnen het Comburgse convoluut neemt handschrift V wegens zijn opvallendeopbouw een bijzondere plaats in. De samenstelling van de zes katernen,bestaande uit perkamenten dubbelbladen, kan als volgt worden weergegeven:3 IV (258) + 1 IV-1 (265) + 2 IV (281)De grootte van een enkel blad is 264 x 192 mm. Zoals ook bij de anderehandschriften het geval is, zijn de perkamenten dubbelbladen in elkaar gelegdvolgens de regel van Gregory, beginnend met de vleeszijde naar buitengekeerd. Alleen in het vierde katern, op f.264v en 265r, is deze regelmaatverstoord: hier vindt men een vleeszijde tegenover een haarzijde. Opdeze plaats is een blad uit het katern verdwenen. Dit is echter niet mettekstverlies gepaard gegaan. Om de genese van dit katern te kunnen reconstruerenis het noodzakelijk een aantal codicologische gegevens met el-132 Dat deze nummering door de kopiist zelf is aangebracht, zoals De Vos meent (1991, 135),lijkt ons onmogelijk. Alleen al de vorm van de Arabische cijfers 4 en 7 sluit elke datering voor1500 uit.133 Een voorbeeld: waar in de tekst touuer stond (f.197va30), is in de marge geschreven: touuer’s Ufer.134 Zoals op f.202ra, waar in regel 32 boven de laatste letter van het woord verweruic een kleinplus-teken is genoteerd. In de ondermarge is geschreven: + ist zunächst unser erwarb ich (zie hiervoorook De Vos 1991, 148). Het is dus niet zo, zoals Obbema dacht, dat er verweruict staat,waarbij het + teken een t is die door de kopiist superscript zou zijn toegevoegd (Hellinga & Vermeeren1964-65, 32).
58 het comburgse handschriftkaar in verband te brengen. Allereerst is het van belang te weten dat er tweekopiisten aan het werk zijn geweest: van het eerste folium tot en met heteinde van de tweede kolom op f.260v is dat F. Op de eerste regel van hetvolgende blad, f.261, wordt de tekst die F schreef (de selectie uit Jan vanBoendales Der leken spieghel) vervolgd door kopiist E. E maakte de doorF bijna voltooide tekst af en schreef de rest van het handschrift vol. Wat hetschrift aangaat, is er dus een duidelijke cesuur aanwezig tussen f.260v en261r.Wanneer we nu kijken naar de wijze waarop de folia in dit katern zijn afgelijnden gelinieerd, dan wordt de kwestie gecompliceerder. Beide kopiistenhebben een eigen systeem van aflijnen en liniëren (zie 2. ‘Opmaak’) diewe onderscheiden met de siglen F en E. Nu blijkt dat de handenscheidingparallel loopt met deze twee verschillende systemen F en E, behalve opf.265, het laatste blad van het katern waarin de handenwisseling plaatsvindt.Daar is E de kopiist en het systeem van aflijnen en liniëren F. De verklaringhiervoor is eenvoudig: het dubbelblad f.259-f.265 werd door kopiistF in zijn geheel afgelijnd en gelinieerd, maar alleen f.259 beschreef hij;f.265, het laatste blad van het katern, liet hij onbeschreven. Het is dan ookzeer waarschij<strong>nl</strong>ijk dat het weggesneden blad dat tussen de huidige f.264 en265 zat (we noemen het f. * 264) en oorspronkelijk met f.260 een dubbelbladvormde, door F was afgelijnd en gelinieerd.Men kan zich afvragen, waarom dit blad is weggesneden. Indien het,evenals f.265 door F onbeschreven was gelaten, was er geen aa<strong>nl</strong>eiding geweestom het weg te snijden: E had er gewoon op kunnen schrijven. Weachten het aannemelijk dat het weggesneden blad * 264 wel degelijk tekstvan F bevatte.De twee middelste dubbelbladen van het katern, 261-264 en 262-263, zijngeheel afkomstig van E: zowel het afschrijven en liniëren als het schrijvenzijn door hem gedaan. Op grond hiervan kan worden aangenomen datdeze twee dubbelbladen door E zijn geschoven in een oorspronkelijk binio259-265, 260- * 264 dat werd vervaardigd door F. De totstandkoming van ditkatern kan worden gevisualiseerd in het volgende schema dat chronologischvan links naar rechts moet worden gelezen:
i<strong>nl</strong>eiding 59De gang van zaken rond het ontstaan van het vierde katern laat zich dus alsvolgt reconstrueren: kopiist F schreef een handschrift met als enige teksteen selectie uit Der leken spieghel. Hij had daarvoor drie quaternionen en,als slotkatern, een binio nodig. Zijn tekst eindigde op de versozijde van hetvoorlaatste blad van het binio (f. * 264). Het laatste blad had hij al wel afgelijnden gelinieerd, maar dat bleef onbeschreven. Deze codex is in handengekomen van E, die het plan opvatte om hem uit te breiden met een verzamelingkorte teksten. Omdat E zijn codices opbouwde uit quaternionen(zie de handschriften IV en VI), maakte hij van het binio een quaternio. Hijdeed dit door in het binio van F een door hemzelf afgelijnd en gelinieerd,tweede binio te schuiven. Uit het aldus ontstane quaternio moest hij natuurlijknog wel het nu verkeerd gepositioneerde blad verwijderen, waaropF het slot van zijn tekst had geschreven. E kopieerde dit slot op het eersteblad van het ingeschoven binio en schreef er vervolgens zijnverzameling korte teksten achteraan. Tenslotte liet hij op het vierde katern
60 het comburgse handschriftnog twee nieuwe quaternionen volgen. De formule die voor dit handschriftopgesteld kan worden luidt als volgt:31-33 8 [258], 34 4 (-3; +2 a-d ) [265], 35-36 8 [281]Dit betekent: katern 31 tot en met 33 zijn regelmatige quaternionen, katern34 is een binio waarvan het derde blad verwijderd is en waaraan na hettweede blad vier bladen zijn toegevoegd, katern 35 en 36 zijn regelmatigequaternionen. 135De bladen zijn voorzien van een zestiende-eeuwse foliëring met Arabischecijfers (235-281), die overeenkomt met een moderne foliëring in de benedenmargevan alle recto- en versozijden.2. OpmaakHierboven kwam reeds naar voren dat de kopiisten E en F elk hun eigenwijze van aflijning en liniëring hadden. F ging als volgt te werk: hij priktein de onder- en bovenmarge een patroon van 2 x 3 gaatjes aan weerszijdenvan de tekstspiegel en 1 x 1 gaatje in het midden. Hij schreef met inkt tweekolommen af, elk met een aparte hoofdletterkolom. Ook de liniëring (voor43 regels) deed hij met inkt. De bladspiegel meet 225 x 165 mm.De werkwijze van E verschilt niet van wat we bij de beschrijving vanhandschrift IV opmerkten: 4 x 2 prikgaatjes in de onder- en bovenmarge,voor twee kolommen per bladzijde, met binnen elke kolom een extra verticalelijn ten behoeve van een hoofdletterkolom. Aflijning en liniëring(met loodstift) zijn op de meeste plaatsen groten<strong>deel</strong>s onzichtbaar geworden.136 Ook de afmeting van de bladspiegel is nagenoeg gelijk aan die in dehandschriften IV en VI: 230 x 147 mm. De liniëring (42 regels per kolom),is doorgetrokken over de hele breedte van het blad.135 Voor de overgang in het vierde katern van hand F naar hand E heeft J. Janssens een andereverklaring naar voren gebracht (1991, 380). Hij constateert dat de handenwisseling plaatsvindt opde plek waar F juist een stuk kopieert dat handelt over de diepere betekenis van het dierenverhaal,waarbij (in de laatste regel van F!) verwezen wordt naar de Reinaert. Hij oppert dat E, die in hetComburgse handschrift de Reinaert kopieerde, op dat moment in de tekst geïnteresseerd raakte,en meteen de schrijftaak van F overnam. Volgens Janssens zouden we hiermee dus over een interessantreceptiegetuigenis beschikken. Hoe aantrekkelijk deze hypothese ook mag zijn, als reconstructievan de werkelijke gang van zaken achten wij haar toch niet erg waarschij<strong>nl</strong>ijk. Het belangrijkstebezwaar is dat zij een codicologische fundering mist en belangrijke onregelmatighedenin het katern niet verklaart: de vraag waarom blad * 264 is uitgesneden, wordt niet beantwoord, erwordt niet gewezen op het feit dat de f.261-264 door E zijn afgelijnd en gelinieerd, en f.265 doorF. Evenmin wordt onderkend, dat de binio van F, die volgt op een drietal quaternionen, onmiskenbaarduidt op een beoogd slotkatern. Tevens wordt voorbijgegaan aan het feit, dat de door Fgemaakte en beschreven katernen een inhoudelijke eenheid vormen.136 De liniëring is op enkele bladzijden nog wel redelijk zichtbaar, bijvoorbeeld op f.270r.
i<strong>nl</strong>eiding 61Schema 5. Aflijning en liniëring door hand F.3. SchriftIn bovenstaande subparagrafen is al het een en ander gezegd over de tweekopiisten die aan dit handschrift hebben gewerkt. Vermelding verdient noghet volgende. Hand F schreef een littera textualis (zie afb. 35f), waarin veelrondboogverbindingen voorkomen (de, be, do). Eigenaardig is dat de stoklettersrelatief korte schachten hebben. F schrijft tamelijk frequent aan eenwoordbegin de lettervorm u in plaats van de lettervorm v. Een verdere eigenaardigheidin het schrift van F is het gebruik van de hoofdlettervorm Rop plaatsen waar men een minuskel verwacht. 137 Slotletters van een versregelzijn soms extra groot en als majuskel geschreven. In het bijzonder geldtdat voor de R, de N en de H. 138 De slot-n heeft aan het regeleinde vaak een‘aanhangende punt’. Karakteristiek is verder dat F, in verhouding tot deoverige handen, bijzonder weinig gebruik maakt van abbreviaturen en dathij om het woordje v herhaaldelijk isolerende punten plaatst.Lieftinck vermeldt in zijn beschrijving dat het schrift van F hem ‘heeloud’ aandoet. Een hulpmiddel bij de datering ervan vormen de representantendie F voor elke in te vullen lombarde schreef. Hij gebruikte daar-137 Voorbeelden op f.236vb23 (Renten, in de hoofdletterkolom), als hoofdletter binnen de versregel(f.244va2: Remijs, en op diverse plaatsen, waaronder f.244vb21: Rome); als hoofdlettervormin minuskelpositie (f.253ra41: Reene). De slotletter R is ook wel eens als hoofdletter geschreven(f.255ra10 gadeR).138 Voorbeelden op f.254va43 (eereN) en f.254vb23 (macH).
62 het comburgse handschriftvoor cursieve letters. Opmerkelijk is dat de a daarbij doorgaans dubbelis. 139 In de Nederlanden komt cursief schrift met een dubbele a tot omstreeks1380 dikwijls voor; daarna echter nog maar zelden. 140 In dit verbandis Lieftincks indruk dus niet zonder betekenis. Voor hand F lijkt eendatering ‘einde 14e eeuw’ vooralsnog het aannemelijkst.Het schrift van E vertoont dezelfde kenmerken als in handschrift IV, metéén opvallende uitzondering: de vorm van de hoofdletter D. Alleen op def.275v en 276r komt de vorm zoals we die uit handschrift IV kennen voor,samen met een tussenvorm. In het overige <strong>deel</strong> van het handschrift vindenwe de vorm die E ook in handschrift VI gebruikt.4. Tekstgeleding, correctie en rubricatieHet gebruik van initialen, lombarden, paragraaftekens en eindmarkeringenverschilt per tekst. In onderstaande tabel (4) wordt een overzicht gegeven:Tabel 4. Tekststructurering in handschrift Vteksthoogteinitiaaleindmarkeringhoogtevan lombardepositie vanparagraaftekenV.1 (F)V.1 (E)V.2V.3V.4V.5V.6V.7V.8V.9V.10V.11V.12V.13V.14V.15V.16V.17V.18V.19V.20V.21V.2212222122121222212221NotaamenamenNotaNotaamenNotaNotaNotaamenamenNotaamenamenamennotaamennotaamenamen11 (per strofe)1 (per strofe)111 (per strofe)1 (per strofe)1 (per strofe)bij inh. puntper strofeper strofeper strofeincidenteelincidenteelincidenteelper strofeincidenteelper strofebij incipitincidenteelper strofe139 Zie representanten op f.239va, 241vb, 247va, 253ra. Uitzonderingen vindt men op f.243vaen 254rb.140 Gumbert 1975, 278 en CMD-NL 2, 24.
i<strong>nl</strong>eiding 63Afb. 8.Stuttgart, WLB, Cod. poet. et phil. 2 o 22, f.251rb (ware grootte)Een belangrijke constatering is dat kopiist E in het door hemzelf geschreven,resterende <strong>deel</strong> van Der leken spieghel op twee plaatsen een paragraaftekenheeft aangebracht, terwijl F dat in zijn tekst op geen enkele plaatsheeft gedaan. Indien het zo is dat E het slot van het Boendale-excerpt heeftgekopieerd van het weggesneden blad * 264, met daarop vermoedelijk hetdoor F geschreven slot, dan moeten we aannemen dat E zelf de paragraaftekensplaatste. Minder waarschij<strong>nl</strong>ijk, maar niet uit te sluiten is, dat E beschikteover de legger van F en de paragraaftekens hieruit overnam. Opmerkelijkis dat E dan niet alsnog de tekst van F van paragraaftekens heeftvoorzien.Zowel F als E hebben de uitstaande begi<strong>nl</strong>etter van de versregels roodopgehoogd met een doorlopende rode streep. Uit de opschriften in het <strong>deel</strong>dat F schreef blijkt dat deze kopiist zelf rubriceerde. Hij is echter niet vooralle rubricatie verantwoordelijk. De lombarden in zijn tekst zijn alle van dehand van kopiist E. Niet alleen de vormgeving toont dit aan, maar ook ee<strong>nl</strong>icht verschil in de kleur van de gebruikte inkt: het rood van F is iets donkerderen zweemt meer naar het paars dan de rubriek van E, die meer oranje-roodvan kleur is. Bij het aanbrengen van de lombarden in de tekst vanF maakte E soms een fout: voor f.240rb7 ziet men een representant vooreen H, terwijl de letter E is uitgevoerd. Overigens hanteerde E bij het rubricerenhetzelfde systeem als bij handschrift IV beschreven is.
64 het comburgse handschriftAfb. 9.Stuttgart, WLB, Cod. poet. et phil. 2 o 22, f.245rb (ware grootte)5. DecoratieKopiist F tekende op verscheidene plaatsen karikaturale (soms scabreusdubbelzinnige)gezichten aan de stokletters in de bovenste regel van de kolommen(zie afb. 8). De cadellen hebben een karakteristieke vorm (zie afb.9). Op verschillende plaatsen zijn de cadellen en de tekeningetjes door hetbekorten van de bladen bij het inbinden, <strong>deel</strong>s afgesneden. Bij kopiist Eontbreekt elke vorm van decoratie.6. GebruikssporenEen vermoedelijk zestiende-eeuwse cursieve hand heeft op f.248va terhoogte van de regels 17-22 de tekst van het opschrift in rubriek (f.248va17-18) in de rechtermarge overgeschreven. Op de bladzijden van de openingf.260v-261r is door de zestiende-eeuwse gebruiker van wie ook elders inhet convoluut sporen worden aangetroffen (zie tabel 8), met rood krijt gekrasten geschreven (in de rechtermarge van f.261r een zigzagpatroon en inde bovenmarge van f.260v de woorden aue amen; zie afb. 24 en 25).7. BesluitHet vijfde handschrift van het convoluut kan worden omschreven als eendoor kopiist F gemaakte ‘Boendale-codex’, die door kopiist E is uitgebreid.Het inhoudelijke verschil tussen de door F en E gemaakte ge<strong>deel</strong>ten (F
i<strong>nl</strong>eiding 65schrijft een selectie uit een groot werk, E legt een verzameling korte tekstenaan) wijst niet direct op een van te voren in deze vorm geplande codex,maar eerder op een gelegenheidsuitbreiding. De inhoud van het <strong>deel</strong>dat F schreef bepaalt de ontstaansdatum van die katernen op ‘na 1330’. Paleografischlijkt een datering van het <strong>deel</strong> dat door F geschreven is ‘eindveertiende eeuw’ het meest waarschij<strong>nl</strong>ijk. De aanvulling waar E verantwoordelijkvoor is, kan beter aan het begin van de vijftiende eeuw gedateerdworden. Argumenten hiervoor zijn de datering van de werkzaamheidvan E in handschrift VI en het feit dat er noch in werkwijze, noch inschriftbeeld van E in handschrift V en VI verschillen te constateren zijn. Enondanks de grote inhoudelijke verscheidenheid, bestaan er ook hier weinigaanknopingspunten voor een datering op grond van de teksten zelf. 141Handschrift VI (f.282-347)RIJMKRONIEK VAN VLAANDEREN1. Materiaal en katernopbouwDe acht katernen waaruit dit handschrift is opgebouwd, zijn alle vervaardigdvan dun en vrij slecht perkament. 142 Reeds bij de preparatie van hetmateriaal zijn scheuren dichtgenaaid (bijv. f.298, 309 en 338) en zijn grotedefecten (brede scheuren, ontbrekende hoeken) gerepareerd, bijvoorbeelddoor het opplakken van een stuk perkament (f.282, 307 en 310). Niet alleontbrekende hoeken zijn aangevuld (f.294, 301). Ook zijn, vermoedelijkdoor slijtage, enkele hoeken afgescheurd (f.302). De grootte van de bladenbedraagt ca. 264 x 189 mm.Sommige bladen vertonen slijtagesporen en tekenen van intensief gebruik,zoals vetvlekken en inktvlekken. Ook vindt men bladen waarvan dehoeken zijn gevouwen, soms zelfs meermalen en diagonaal over de gehelebreedte. De plaatsen waar dit het meest opvalt zijn f.336, 346 en 347. Dezefolia zijn resp. het laatste blad van het zevende, en de laatste twee bladenvan het achtste katern. Alle katernen zijn opgebouwd volgens de regel vanGregory, waarbij begonnen is met een naar buiten gekeerde vleeszijde. Dehuidige samenstelling van de codex is als volgt:1 IV-1 (288) + 6 IV (336) + 1 V (347)141 In elk geval kan gezegd worden dat Van den gheesteliken boemghaerde (V.5) hoogstwaarschij<strong>nl</strong>ijkis ontstaan na 1343 (De Baere, Fraeters & Willaert 1992, 78).142 F.312 vertoont bijv. talrijke gaten in de (buitenste) onderhoek.
66 het comburgse handschriftVan het eerste katern is het eerste blad weggesneden, evenwel zonder dat ertekstverlies optrad. De bladen zijn voorzien van een gelijklopende zestiende-eeuwsefoliëring met Arabische cijfers (282-347) en een moderne potloodpagineringin de benedenmarge. In beide foliëringen is f.344 overgeslagen(anders gezegd: een folium met het nummer 344 komt niet voor). Erontbreekt op deze plaats geen blad, noch is er sprake van tekstverlies.Door het afsnijden van de bladen ten behoeve van inbinding, is somstekst verloren gegaan (f.296r, 319r, 329r en 331r).2. OpmaakTen aanzien van de aflijning en de liniëring (in alle gevallen voor twee kolommenper bladzijde) kunnen we drie toegepaste systemen ontdekken. Inde eerste drie katernen vinden we een systeem dat we mogen toeschrijvenaan kopiist A, daar deze katernen, op het derde na, geheel door A zijn geschreven,en het systeem volledig overeenkomt met de aflijning en liniëringdie A in handschrift I toepaste (zie aldaar).Omdat A blijkbaar per katern linieerde, en het schrijfaan<strong>deel</strong> van kopiistG nog geheel binnen het derde katern valt, heeft laatstgenoemde kopiistzelf geen bladen van aflijning en liniëring hoeven te voorzien. Ook deplaats waar kopiist H met zijn werk begint, valt nog binnen het derde katern.Vanaf het vierde katern schreef H op door hemzelf afgelijnde en gelinieerdebladen (4 x 2 prikgaatjes in de ondermarge; aparte hoofdletterkolom).De aflijning en liniëring met loodstift is vrijwel geheel afgesleten (restenzijn nog zichtbaar op f.323v). Alleen op de f.334 en 336 (dit laatste bladis beschreven door kopiist E) zijn prikgaatjes in de buitenmarge <strong>deel</strong>s nogte zien. Net als kopiist E bracht H naast het op een na onderste gaatje eenextra gaatje aan. Vreemd genoeg varieert het aantal daadwerkelijk geschrevenregels per kolom van 38 (f.328rb) tot 43 (f.330vb), en wel bij een nagenoeggelijkblijvende kolomhoogte (ca. 228 mm). Bij nader toezien blijkt bijvergelijking van de a- en de b-kolom dat op vele bladzijden de regels zichniet op dezelfde hoogte bevinden en dat het aantal regels van de a-kolomverschilt van dat van de b-kolom. Een voorbeeld daarvan vindt men opf.328r, waar de a-kolom 41 regels telt en de b-kolom slechts 38. We moetenderhalve concluderen dat H weliswaar kolomkaders aanbracht, maar somsafzag van liniëring.Het achtste katern werd door E afgelijnd en gelinieerd. Het systeemkomt geheel overeen met het systeem dat E in de handschriften IV en Vtoepaste (zie aldaar).
i<strong>nl</strong>eiding 67Afb. 10.Stuttgart, WLB, Cod. poet. et phil. 2 o 22, f.295rb15 (ware grootte)3. SchriftIn handschrift VI kunnen vier teksthanden (A, G, H en E) worden onderscheiden.Hand A heeft geschreven van f.282ra1-310va22. De karakteristiekenvan het schrift, een littera textualis, komen geheel overeen met hetschrift van A in handschrift I, met dien verstande dat de kolomhoofdlettersover het algemeen iets groter zijn uitgevallen.Hand G heeft slechts 227 versregels aan de kroniek bijgedragen(f.310va23-311vb38; zie afb. 35g). Hij schrijft een littera textualis formata.Lieftinck wijst op een grote gelijkenis met het schrift van hand A. De lettersvan G zijn echter meer gebroken. Twee vormen van de hoofdletter N(een oude en een nieuwe) komen voor. Ook voor de hoofdletter D gebruikthij twee vormen, een ronde en een hoekige. Voor de hoofdletter T geldt diteveneens.De minst vormvaste kopiist is H (zie afb. 35h). Zijn enigszins naar rechtshellende textualis begint op f.311vb39 als een tamelijk strakke, regelmatigeletter, maar verandert gaandeweg, vooral vanaf f.331v in een veel ronder geschreve<strong>nl</strong>etter; dit schrift handhaaft de kopiist tot aan het einde(f.334vb41) (zie afb. 30 en 31). Als details kunnen worden vermeld dat dehoofdletter R met een horizontale, opgestoken rechterpoot is uitgevoerd,en dat, evenals bij G, niet alleen de t, maar ook de r aan het einde van eenwoord een haarlijn heeft. Sommige letters worden vaak verbonden (de, do,be, wa, oe). Op f.333vb worden de letters vanaf regel 35 – na een lombarde– plotseling een stuk kleiner, waarna ze geleidelijk aan weer groeien naarhun oorspronkelijke grootte. Vermoedelijk vormt deze regel een plaatswaar H pauzeerde voor hij een nieuwe schrijfsessie begon.Kopiist E, de laatste kopiist, begon bovenaan een nieuwe rectozijde(f.335ra1) en schreef tot aan het (onvoltooide) einde van de kroniek(f.346rb10). Zijn schrift vertoont dezelfde kenmerken als dat in hand-
68 het comburgse handschriftAfb. 11.Stuttgart, WLB, Cod. poet. et phil. 2 o 22, f.333rb16 (ware grootte)schriften IV en V, waarbij de hoofdletter D op dezelfde wijze gerealiseerdis als in handschrift V. Hieruit mogen we wel concluderen dat er een zekertijdsverschil moet zijn geweest tussen de productie van handschrift IVenerzijds, en de werkzaamheden aan de handschriften V en VI anderzijds.4. Tekstgeleding, correctie en rubricatieDe tekst is geleed door middel van lombarden en (<strong>deel</strong>s) door paragraaftekens.Elke kopiist heeft daarvoor een eigen systeem. Paragraaftekens vindenwe slechts in de ge<strong>deel</strong>ten die zijn geschreven door de kopiisten A en E.De (rode) lombarden van kopiist A zijn twee regels hoog, evenals die in het<strong>deel</strong> van H. Kopiist E liet daarentegen alleen ruimte vrij voor lombardenvan een regel hoog. Bij G komen beide formaten voor. Eenmaal, in de tekstvan A, komt een met bruine inkt geschreven opschrift voor (f.291rb9).In elk <strong>deel</strong> waarvoor een bepaalde kopiist verantwoordelijk was, is ervolgens een eigen systeem gerubriceerd. Kopiist A ging op dezelfde wijzete werk als in handschrift I (en II), met dien verstande, dat hij geen blauweinkt, maar uitsluitend rode gebruikte. 143 Op drie uitzonderingen na, die alleaan het begin van de tekst te vinden zijn (f.282vb42, 283ra20 en 283va3)werden de isolerende punten rond in Romeinse cijfers geschreven getallen143 Het in handschrift VI toegepaste rubricatiesysteem komt dus ook overeen met dat van handB.
i<strong>nl</strong>eiding 69niet opgehoogd. De begi<strong>nl</strong>etters van de versregels zijn afzonderlijk verticaalaangestreept. Na een lombarde kregen alleen majuskels een rood likje.Interessant is dat er eenmaal (f.295rb15) een lombarde (N) voorkomt dieblijkens zijn vorm niet door A geschreven is, maar door kopiist E (zie afb.10). Naar alle waarschij<strong>nl</strong>ijkheid heeft A op deze plaats bij het rubricerenper ongeluk de uitgespaarde ruimte voor de lombarde over het hoofd gezien,en heeft E de fout alsnog gecorrigeerd.De wijze van rubriceren van kopiist G lijkt sterk op die van kopiist A. Deverschillende vormen van de lombarden tonen aan dat de rubricatie van hettekst<strong>deel</strong> dat G schreef door een andere hand dan A moet zijn gedaan. Ofdat de kopiist zelf was, kan niet worden uitgemaakt.In het tekstge<strong>deel</strong>te dat kopiist H schreef ontbreken rode opschriften,zodat het, evenals in het <strong>deel</strong> van kopiist G, ook hier niet mogelijk is omop grond van het schrift te bepalen of de kopiist zelf rubriceerde. Wel is hetzo dat er op deze folia een rubricator werkte die zich beperkte tot het werkvan H. Het systeem waarmee werd gerubriceerd is als volgt: de letters in dehoofdletterkolom zijn afzonderlijk opgehoogd, meestal met een naar linksof naar rechts hellend streepje. Getallen en reeds met bruine inkt doorgestreeptewoorden of regels zijn rood doorstreept. Aanvankelijk (f.313-325)zijn de isolerende punten rond de in Romeinse cijfers geschreven getallenrood aangestipt. Vanaf f.326 gebeurde dat niet meer. Er zijn lombarden vantwee regels hoog aangebracht, waarvoor eerst representanten waren geschreven.Daarbij valt op dat voor de letter A twee, wat de vormgeving betreftweliswaar verwante, maar toch verschillende vormen voorkomen: heteerste type vinden we in het ge<strong>deel</strong>te f.315rb-322vb, het tweede op def.324rb-331rb. Letters na lombarden zijn met rode inkt opgehoogd, behalveals het minuskels zijn. Dit gebeurde consequent tot f.327v, daarna zijnminuskels soms ook opgehoogd.In het tekstge<strong>deel</strong>te dat H schreef is evenwel meer aan de hand. Op verscheideneplaatsen wordt de systematiek van rubriceren onderbroken dooreen andere werkwijze. De letters in de hoofdletterkolom worden dan in eendoorlopende streep opgehoogd (f.312ra-vb, 319vb19-320vb42), isolerendepunten rond in Romeinse cijfers geschreven getallen worden niet meer aangestipt(op f.320va, in het ge<strong>deel</strong>te waar dit overal elders wel werd gedaan),verwijstekens die in bruine inkt in de marge zijn geschreven, worden opgehoogd,terwijl dat op andere folia niet gebeurde (f.320vb en 334vb), superscriptegetallen worden gerubriceerd (f.332vb-334vb) en minuskels na ee<strong>nl</strong>ombarde worden consequent rood aangestreept (f.332va-334vb). Dit systeemvan rubriceren is gelijk aan dat van kopiist E. Dat E werkelijk een aantalfolia van kopiist H gerubriceerd heeft, blijkt ten slotte uit de voor hem karakteristiekelombardevormen, die we vinden in de volgende ge<strong>deel</strong>ten:f.311vb39-312vb20, 320ra18-320vb27 en 332va39-334vb36 (zie afb. 11).Het blijkt dus dat de rubricator van H tot drie maal toe een ge<strong>deel</strong>te niet
70 het comburgse handschriftrubriceerde. Twee maal gebeurde dat aan het einde van een katern (het vierdeen vijfde katern van handschrift VI) en eenmaal ruim twee bladen voorhet einde van het tekstaan<strong>deel</strong> van H (in het zevende katern). Aan het eindevan het zesde katern heeft hij wel doorgerubriceerd. 144De rubricatie van het door kopiist E geschreven laatste <strong>deel</strong> van de Rijmkroniekis door hemzelf verzorgd volgens het systeem dat we reeds bij dehandschriften IV en V beschreven. Een opmerkelijke afwijking van zijn gewoonteom de letters in de hoofdletterkolom door middel van een ononderbrokenstreep op te hogen vinden we op drie plaatsen: de kolommenf.335ra-337rb, 339ra-rb en 345va-vb. Dat betekent dat hij aanvankelijk hetsysteem van H volgde, maar gaandeweg overstapte op zijn eigen werkwijze.De twee bladzijden 339r en 345v zijn resp. recto- en versozijde van corresponderendebladen (samen vormen zij het derde dubbelblad van het katern).Hieruit blijkt dat E de door hem geschreven tekst niet bladzijde voorbladzijde rubriceerde, maar per voor- of achterzijde van een opengevouwendubbelblad. Hoewel de tekst van de kroniek vrij plotseling afbreektaan het slot, is toch de hele tekst, voor zover aanwezig, tot en met de laatsteregel gerubriceerd. Ter wille van het overzicht is in tabel 5 aangegevenhoe de kopieer- en rubricatiewerkzaamheden in handschrift VI zijn ver<strong>deel</strong>d.Alleen van de kopiisten A, G en H kan met zekerheid worden gezegd datze zichzelf corrigeerden, zowel tijdens het schrijven, als achteraf. In hetdoor E verzorgde ge<strong>deel</strong>te is slechts tweemaal gecorrigeerd, waarvan eenmaaldoor een andere dan de teksthand. 145Als corrector is hand I veelvuldig aanwezig. Zijn enigszins naar links hellendetextualis treffen we echter alleen aan in het door H geschreven ge<strong>deel</strong>tevan de kroniek. De meest voor de hand liggende verklaring hiervooris dat H ook verreweg het slordigst was: niet alleen in verhouding tot zijn144 Alleen heeft hij toen na zijn werk de dubbelbladen te snel in elkaar geschoven, met als gevolgdat de rode inkt van f.327v vlekte op het tegenoverliggende blad, f.328r, en omgekeerd. Eenmogelijke verklaring voor de gang van zaken waarbij we ervan uit moeten gaan dat H zelf zijnwerk rubriceerde is de volgende. Aan het eind van een katern begon H vrij snel met rubriceren.Omdat de inkt van de laatst geschreven kolommen nog niet geheel droog was, liet hij deze ge<strong>deel</strong>tenvooralsnog met rust, om vlekken te voorkomen. Zo ging hij telkens te werk, behalve bijhet einde van het zesde katern, waar hij het rubriceren uitstelde en verder ging met het schrijvenvan het zevende katern. Aan het einde gekomen van zijn tekst, rubriceerde hij het zesde katerngeheel (de inkt van de laatste kolommen was nu droog) en het zevende katern, waarbij hij opnieuwongeveer twee bladen voor het slot ophield. Het feit dat hij op dat ogenblik de lacunes inde vorige katernen niet alsnog bewerkte, maar dat werk overliet aan kopiist E, lijkt erop de wijzendat E zeer snel nadat H klaar was, het werk aan de Rijmkroniek overnam.145 Deze knoeierige correctie (op f.339rb21) kan niet worden toegeschreven aan een van de eldersin de codex optredende handen.
i<strong>nl</strong>eiding 71Tabel 5. Rubricatie in handschrift VIOp plaatsen waar een wisseling van rubricator samenvalt met een katerngrens is een witregel inde tabel ingevoegd.folia282ra1 – 310va22310va23 – 311vb38311vb39 – 312vb42313ra1 – 319vb18319vb19 – 320vb42321ra1 – 332va *332va * – 334vb41335ra1 – 346rb10kopiistAGHHHHHErubricatorA, E **[G]E[H]E[H]EE*= de grens ligt ongeveer halverwege de kolom maar is niet exact aan te geven.**= Van E is slechts een enkele lombarde, op f.295rb15.[ ] = Bij deze gevallen is niet met zekerheid vast te stellen dat de rubricator dezelfde persoon isals de kopiist.aan<strong>deel</strong>, maar ook in absolute zin is hij verantwoordelijk voor de meestefouten. Dat (in elk geval sommige) correcties van I plaatsvonden nadat Hzijn tekstge<strong>deel</strong>ten had gerubriceerd, wordt aangetoond door een ingreepop f.316rb38, waar te zien is, dat de met zwarte inkt werkende I isolerendepunten zet over de rode punten die reeds waren aangebracht. Op tweeandere plaatsen echter (f.314va43 en 316ra42) blijkt een door I onder dekolom bijgeschreven regel door H te zijn gerubriceerd. 146 Dit zou kunnenbetekenen dat I reeds in de productiefase betrokken is geweest bij de totstandkomingvan het handschrift. 1475. DecoratieOp f.282 is in de vrijgelaten bovenste helft van kolom a over een lengte van18 regels een ingekleurde pentekening aangebracht, voorstellende een bebaardepersoon, staande op een met gras begroeid stuk aarde (zie afb. 27).146 Vooral op f.314va43 is goed te zien dat het rode likje over de eerste letter van de regel opdezelfde wijze naar links helt als bij de overige rubricering van de hoofdletterkolom het geval is.Het is daarom aannemelijk dat de bijgeschreven regel tegelijkertijd met de rest van het blad is gerubriceerd.147 P.F.J. Obbema heeft (als enige onderzoeker) de aanwezigheid van hand I in handschrift VIopgemerkt. In een beknopte beschrijving van het convoluut noemt hij de handen die werkten aande Rijmkroniek in de volgorde waarin ze voorkomen: A, G, H, I en E (Obbema 1976, 104). Ineen recente bewerking van dit artikel is de vermelding van I overigens weer weggelaten (Obbema1996, 78).
72 het comburgse handschriftHij draagt een harnas, met daarover een korte, niet-getailleerde wapenrokwaarop de zwarte Vlaamse leeuw tegen een goudkleurige ondergrond is geschilderd.In zijn rechterhand houdt hij een zwaard omhoog dat hij tegenzijn schouder laat rusten. In zijn linkerhand draagt hij een schild met daaropeveneens de Vlaamse leeuw op gouden veld. Aan zijn voeten bevindt zicheen schild met het wapen ‘Oude Vlaendren’. Het portret stelt vrijwel zekergraaf Filips van de Elzas voor, die het oude Vlaamse wapen opgaf voor hetwapen met de zwarte leeuw, dat hij had veroverd op de Saracenen. De afbeeldingcorrespondeert met een belangrijke passage uit de Rijmkroniek vanVlaanderen (vs. 4983-4989; zie onder 7. ‘Wordingsgeschiedenis). 148Onder de pentekening begint de tekst met een initiaal, die blijkens de metde in kolomhoofdletters overeenkomende versieringsmotiefjes, door A isgeschilderd. De zes regels hoge initiaal is een in rode en blauwe inkt uitgevoerdeduplex-letter (A) zonder penwerk.De wijze van versiering van kolomhoofdletters (met uitgespaarde kruismotieven)die A in handschrift I toepaste, is ook in handschrift VI aanwezig.In sommige gevallen zijn deze letters erg groot geschreven en lijkenvormgeving en versiering zelfs de trekken aan te nemen van een schuinstaandheraldisch wapen. 149 De enige cadelle van A vinden we op f.310va1,boven aan de laatste kolom die deze kopiist schreef. Ook heeft A daar deals wapen vormgegeven kolomhoofdletter versierd met de tekening vaneen karikaturaal mansgezicht met puntbaardje, iets dat hij in handschrift Iwel met grote regelmaat deed, maar in dit handschrift slechts op één andereplaats (f.295ra1). Dit alles wijst erop dat het werk van A niet onverwachtis afgebroken: de bovenste regel van zijn laatste kolom decoreert hij immersop een buitengewoon uitbundige wijze.6. GebruikssporenIn een zestiende-eeuwse hand is op f.346rb onder de laatste, niet volgeschrevenkolom, de tekstregel 346rb5 nageschreven: Slouch Jan haer zoneals graue zijn hant. Eveneens in een zestiende-eeuwse hand, misschien afkomstigvan dezelfde persoon, zijn daaronder vijf regels geschreven, waarvande laatste twee zijn uitgeradeerd (afb. 33):148 Zie voor een afbeelding in kleur Janssens 1991, 137. Voor de datering van de tekening kangewezen worden op overeenkomsten in kleding (let op het korte hemd met split opzij, de halflangemouwen, en de spitse schoenen) met een miniatuur in het handschrift Brussel, KB, IV 684,f.60v-61r (voor een afbeelding daarvan zie Hogenelst & Van Oostrom 1995, 223). C. Lemaire isgeneigd dit laatstgenoemde handschrift, juist op grond van de in de miniaturen afgebeelde kledingin het begin van de vijftiende eeuw te dateren (Lemaire-De Vaere 1975, 55).149 Het is echter waarschij<strong>nl</strong>ijker dat aan de versiering aan de kolomhoofdletters geen heraldischebetekenis, maar een louter decoratieve waarde moet worden toegekend. Vergelijk ook het‘Walewein-handschrift’ (Leiden, UB, hs. Ltk. 195) waar soortgelijke versieringen voorkomen.
i<strong>nl</strong>eiding 73Desen bouc heeft gheleertLansloot de ballastHet es eenen vremden gast 150[B....................][.....................]De uitgekrabde regels zijn ook onder UV-belichting niet meer leesbaar.Verder naar beneden zijn met dezelfde kleur inkt twee krullerige aantekeningengeschreven. Met groot voorbehoud lezen wij: subscripsit Jhlx. Dezehand is naar het schijnt dezelfde die op f.282r enige marginale pennenproevenof krabbels schreef. De meest opvallende aantekening is een bijschriftbij de miniatuur. Aan weerszijden van het portret van Filips van de Elzas isgeschreven: Den key [portret] zer. Degene die dit schreef heeft vermoedelijkgemeend dat de afbeelding een voorstelling was van keizer Constantijn,met wie de Rijmkroniek van Vlaanderen begint. In de rechterbovenhoek is,eveneens door deze hand een aantekening gemaakt die ook elders in hetconvoluut in vergelijkbare formulering voorkomt: amen aue (zie tabel 8).Een slordige tekening op f.347r die met rood krijt over de hele bladzijde isaangebracht (door de zestiende-eeuwse gebruiker die ook elders in het convoluutmet rood krijt kraste en schreef), zou met enige fantasie als een heraldischwapen opgevat kunnen worden: een ovaal schild met blokzoom,ruitpatroon en ringen of bollen (zie afb. 34). 151 De wijze van tekenen doetoverigens vermoeden dat een kind er de hand in heeft gehad.7. WordingsgeschiedenisEen reconstructie van de wordingsgeschiedenis van handschrift VI kan –vanzelfsprekend – niet worden ondernomen met voorbijgaan aan de inhoudervan. Het geheel is een bouwwerk, waaraan door vier kopiisten enwellicht ook een corrector gewerkt is. Niet alleen de codex, maar ook detekst kent een gecompliceerde ontstaansgeschiedenis. Op basis van tweetabellen (7 en 8) kan de gang van zaken bij de totstandkoming van handschriftVI in drie fasen worden geschetst.Eerste fase:Kopiist A schrijft in vier katernen (vierde katern niet vol) een dertiendeeeuwsekroniek die het werk is van auteur 1. 152 Deze kroniek bevat een interpolatievan een tweede auteur, die mogelijk dateert uit de veertiende150 In heeft ontbreekt het dwarsstreepje van de f. In plaats van ballast is ook de lezing balloestmogelijk, terwijl Siteur (1973, 23) bullast las. Een familienaam (De) Ballast (of Bullast, Balloest)is ons onbekend. De naam komt niet voor in Debrabandere 1993.151 Het ovaal is de schildvorm die gewoo<strong>nl</strong>ijk gevoerd werd door vrouwen en geestelijken(Pama 1969, 233).152 Het gaat hier om een verkorte vertaling van de Ancienne Chronique de Flandre uit de der-
74 het comburgse handschrifteeuw. Hoogstwaarschij<strong>nl</strong>ijk werkte A naar een legger die een tekst bevattedie niet veel verder ging dan vs. 4757. 153 Vlak voor het einde van de kroniekstopt A (vs. 4789).Tweede fase:Kopiist A is welbewust gestopt (zie hierboven onder 5. ‘Decoratie’). Hetwerk wordt overgenomen door kopiist G, die beschikt over een geheelnieuw slot voor de kroniek. Dit slot was geschreven door een derdeauteur. 154 In het nieuwe slot volgt, na een korte overgangspassage (vs. 4790-4797), de vertaling van een nieuwe Latijnse bron over het leven en het eindevan graaf Filips van de Elzas. Auteur 3 voegt, ten opzichte van zijnbron, 155 drie passages toe. Twee daarvan zijn voor ons van bijzonder belang,omdat zij handelen over heraldische zaken: de eerste (vs. 4889-4895)betreft de herkomst van het wapen van Gent, de tweede (vs. 4983-4989) dievan het wapen van Vlaanderen. 156 Kort daarna eindigt het <strong>deel</strong> dat G kopieerdemet de dood, de begrafenis en de translatie van het lichaam van Filipsvan de Elzas. Hiermee was de kroniek (en de codex) in eerste instantievoltooid: de miniatuur aan het begin stelt precies de ingelaste scene voor uithet slot: de aanname door Filips van de Elzas van het nieuwe wapen vanVlaanderen. 157tiende eeuw. Deze tekst van de bron is gepubliceerd door De Smet in Corpus Chronicorum Flandriae,tome II, 31-92 (Pirenne 1888, 348-349).153 Omstreeks 1380 schreef Jan van Ieper een Latijnse kroniek (Chronica monasterii sancti Bertini,ed. Holder-Egger 1880), waarvoor hij veelvuldig ontleende aan de Rijmkroniek van Vlaanderen.Deze ontleningen stoppen abrupt na vs. 4757, hetgeen erop wijst dat er omstreeks 1380 codicesin omloop waren, die slechts een oorspronkelijke redactie van de Rijmkroniek met alleen detekst van auteur 1 bevatten. Overigens meent Pirenne (1888) dat Jan van Iepers laatste ontleningeen gegeven uit vs. 5005 betreft (de versnummering bij Pirenne verschilt iets van de onze; zie daarvoorbijlage III). Aangezien er echter tussen vs. 4757 en 5005 een uitzonderlijk grote lacune in deontleningen zit, en er ook andere (door Jan van Ieper gebruikte) bronnen genoemd kunnen wordenvoor het gegeven uit vs. 5005, achten wij het waarschij<strong>nl</strong>ijker dat Jan van Ieper op deze plaatsniet ontleend heeft aan de Rijmkroniek.154 Wij baseren deze stelling (en de toeschrijving van de versregels 4790-10.571 aan auteur 3)op een onderzoek van gebruikte stoplappen, rijmvullingen, idioom en spellingeigenaardigheden.De resultaten van dit onderzoek zullen in een afzonderlijk te verschijnen artikel worden gepubliceerd.De overgang van de tekst van auteur 1 naar die van auteur 3 wordt ook stilistisch gemarkeerd.De kroniek verhaalt juist van een toespraak die Filips van de Elzas hield aan de Gentse bevolking.Op het punt waar kopiist G het werk van kopiist A overneemt, wordt het resterende <strong>deel</strong>van de tot daartoe woordelijk weergegeven toespraak bondig samengevat, waarbij de directe redeverandert in de indirecte rede.155 Deze bron is de eerste continuatie van de Flandria generosa (Pirenne 1888, 351).156 Terzijde zij nog opgemerkt dat beide interpolaties zich in rijmtechnisch opzicht kenmerkendoor een herhaling van vlak ervoor gebruikte rijmparen.157 Een toevallige (?) bijkomstigheid is, dat deze nog niet uitgebreide codex eindigde met eenheel leeg blad (f.312), dat net als het nu weggesneden eerste blad als schutblad kon dienen.
i<strong>nl</strong>eiding 75Derde fase:Kopiist H beschikt over de tekst van de eerste continuatie van de kroniek,vervaardigd door auteur 3. Deze continuatie bestaat uit vertalingen vantwee bronnen, een Latijnse en een Franse. H schrijft deze tekst direct achterhet door G gekopieerde slot van de kroniek, in de rest van het vierdekatern, en gebruikt daarna ook een vijfde, een zesde en (op twee bladen na)een zevende katern. Telkens als hij een ge<strong>deel</strong>te heeft afgeschreven, rubriceerthij dat (of laat hij dat doen), waarbij hij de laatste kolommen van hetgeschrevene ongerubriceerd laat. Het is niet uitgesloten dat I reeds voordathet vijfde katern werd gerubriceerd, de tekst nalas en twee ontbrekendeversregels bijschreef. In ieder geval heeft I ook in dit katern gecorrigeerdnadat H de tekst van rubriek had voorzien. Kopiist H eindigt zonder zij<strong>nl</strong>aatste kolom geheel te vullen. Op de laatste van de twee overgebleven regelruimtenschrijft hij, tegen zijn gewoonte in, een vergeten versregel. Eldershad hij dit buiten het kolomkader gedaan.Het kan zijn dat hij niet op de hoogte was van het voornemen van kopiistE om het schrijfwerk te vervolgen, anders zou hij wellicht die ruimteniet zo ‘verknoeid’ hebben. Anderzijds eindigt de tekst van H midden ineen rijmpaar. Dit wijst erop dat het vervolg van de tekst reeds bestond (ofdat er nog aan werd gewerkt).Vierde fase:Kopiist E schrijft op het laatste blad van het zevende en in een achtste slotkaterneen tweede continuatie van de kroniek, geschreven door auteur 3,kort na 1415 (zie noot 161). Deze tekst is naar het schijnt oorspronkelijk.Door zijn laatste katern als quinio te bouwen, laat E blijken dat hij het eindevan de kroniek hierin wil schrijven. Hij wist dus hoe lang zijn afschriftzou moeten worden. 158 Het feit dat het werk van E plotseling afbreekt,zonder dat een andere kopiist het slot alsnog schrijft, laat vermoeden datkopiist I (die wel over een legger van het kroniek<strong>deel</strong> geschreven door Hbeschikte) de tekst van het slot ook niet kende. 159 Omdat E zijn tekst totaan het afgebroken slot netjes heeft gerubriceerd, en omdat hij door hetaanvullen van ontbrekende rubricatie in de door A en H geschreven delener blijk van geeft de codex te willen afmaken, is er aa<strong>nl</strong>eiding om te veronderstellendat E zijn werk niet abrupt afbrak, maar dat hij moest werkennaar een legger met een onvoltooide of incomplete tekst.158 Wel is het zo dat E voor de tekst die hij daadwerkelijk in het laatste katern heeft geschrevenmet een quaternio niet had kunnen volstaan. Indien E het werkelijke slot wel had gekend, danmoet hij het binnen het laatste, extra grote katern hebben gepland. In dat geval zou er maximaalzes en een halve kolom tekst ontbreken.159 Tenzij men aanneemt dat I zijn correcties zonder gebruikmaking van een legger uitvoerde.
76 het comburgse handschriftTabel 6. Fasering in de Rijmkroniek van VlaanderenOp plaatsen waar een wisseling van kopiistenhand samenvalt met een andere cesuur (katern, bron, auteur) is eenwitregel in de tabel ingevoegd.codextekstkaternfkrhandcorr.regeljaarbrondat.br.auteurdat.t.ttVI,1VI,1VI,1VI,1-VI,2VI,2VI,2-VI,4VI,4282ra1284rb22285rb24288ra9294ra11295rb15310ra35AAAAAAAAAAAAAA1-380381-550551-998999-20062007-22202221-47174718-4789792-10631055 ––>10541077-10991099-10911091-11641170-1180ACFFGc1?ACFFGc1ACF?XIII1214/1226–XIII1214/1226XIII–1121111XIII 2XIII 2XIVXIII 2XIII 2XIII 2XIII 2bvv?bvvbv?VI,4310va23G–4790-50151180-1191FGc11214/12263>1380vVI,4-VI,5VI,5-VI,7311vb39318rb15HHH,IH,I5016-60776078-88391191-[1270]1294-1347FGc2CABAcna 1329na 134733>1380>1380vbvVI,7-VI,8335ra1E–8840-105711347-1405––3c.1415oVerklaring van de gebruikte afkortingen:fkr = folium, kolom, regelcorr. = actieve correctorjaar = de op de betreffende plaats behandelde periodedat.br. = datering van de brondat.t. = datering van de Middelnederlandse teksttt = teksttypev = vertaling (met incidentele uitbreiding of verkorting)bv = systematisch bekortende vertalingo = originele tekstACF = Ancienne chronique de FlandreFGc1 = Eerste continuatie van de Flandria generosaFGc2 = Tweede continuatie van de Flandria generosaCABAc = Continuatie van de Chroniques abrégées de Baudouin d’AvesnesConclusiesOp grond van het bovenstaande kan een aantal conclusies worden getrokken,die niet alleen van belang zijn voor de gang van zaken rond het ontstaanvan handschrift VI, maar eveneens licht werpen op de relatie tussende kopiisten, en daarmee, indirect, op de relatie tussen de handschriften I,IV, V en VI.Allereerst kan worden geconstateerd dat het optreden van de kopiistenniet slechts gerelateerd is aan de stof die zij schrijven, maar ook aan de ontstaansgeschiedenisvan de kroniek, voorzover dat het werk van auteur 3 betreft.Bij A en G moet worden aangenomen dat ze samenwerkten: wanneer
i<strong>nl</strong>eiding 77A stopt, doet hij dit bewust en in overleg met G, zodat G een slottekst vanauteur 3 kan toevoegen. 160In de tweede plaats is het waarschij<strong>nl</strong>ijk dat er een zekere tijd verstreektussen het moment waarop de kroniek in eerste instantie door auteur 3werd voltooid, en het moment dat deze auteur een eerste continuatie hadgeschreven. Tussen de werkzaamheid van de kopiisten A en G enerzijds endie van H en E anderzijds zal dus ook enige tijd zijn verlopen.Omdat de voltooiing van de rubricatie in de katernen die H schreef gedaanwerd door de kopiist die met de Rijmkroniek verder ging (E), lijkt hetwaarschij<strong>nl</strong>ijk dat er niet veel tijd is verlopen tussen de werkzaamhedenvan H en van E. Het feit dat de tekst van de Rijmkroniek afbreekt voor het(geplande) slot, maar in de codex toch geheel gerubriceerd is tot aan de laatsteversregel toe, kan betekenen dat E afschreef naar een incomplete of onvoltooidelegger.Tenslotte moet worden vastgesteld dat de relatie tussen de kopiisten G,H, en E niet alleen bestaat uit de codex waaraan zij schreven, maar ook uithet feit dat zij teksten kopieerden van auteur 3. Over deze auteur kan wordengezegd dat hij zeer waarschij<strong>nl</strong>ijk afkomstig is uit Gent (gezien de interpolatieover de herkomst van het Gentse wapen en de vele vermeldingenvan Gent in het laatste <strong>deel</strong>), en dat hij kort na 1415 werkte aan de tweedecontinuatie. 161 Omdat we weten dat G samenwerkte, of althans overlegpleegde met A, mag worden aangenomen dat de werkzaamheid van allevier kopiisten van de Rijmkroniek dateert uit de periode van het actieve levenvan de Gentse auteur. Het is bij dit alles daarom geenszins uitgeslotendat de auteur op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de totstandkomingvan codex VI.160 Het is niet duidelijk waarom A niet zelf het bewuste tekst<strong>deel</strong> kopieert.161 Zie voor de datering Janssens 1992, 318-319. Een andere aanwijzing voor datering is misschiente vinden in vs. 9027-28. Wanneer de auteur de huwelijken van de dochters van Philips deStoute bespreekt, omschrijft hij de echtgenote van Maria als den graue van sauoye Een vromelantheere in tornoye. Het betreft hier, zoals Kausler (I, 663) reeds heeft aangegeven, graaf AmadeusVIII van Savoye, met wie Maria in 1393 in het huwelijk trad. In 1417 viel hem de titel hertogvan Savoye ten <strong>deel</strong>. De auteur van de Rijmkroniek is hiervan blijkbaar niet op de hoogte geweest.Vermoedelijk schreef hij voor 1417.
78 het comburgse handschriftTabel 7. Auteurs en bronnen van de Rijmkroniek van VlaanderenHet onderstaande overzicht is in eerste aa<strong>nl</strong>eg gebaseerd op Pirenne 1888. Op verschillende plaatsenzijn de gegevens echter door ons aangevuld of gecorrigeerd. De versnummers verwijzen naarde telling in deze editie.auteur 1tweede helft 13e eeuwauteur 2 (interpolator) mogelijk 14e eeuwauteur 3 waarschij<strong>nl</strong>ijk Gent, na 1380 – ca. 1415DEEL I (vs. 1-5015, periode 792-1191, de dood van Filips van de Elzas)I A (vs. 1-4789, periode 792-1180)vs. 1-550vs. 551-998vs. 999-4789auteur 1auteur 2auteur 1vs. 1-380 bekortende vertaling van de Franse Ancienne chroniquede Flandre (13e eeuw), die op zijn beurt een vertalingis van de Latijnse Flandria generosa.vs. 381-550 toevoeging achteraf; vertaling van de eerste continuatievan de Flandria generosa (in de redactie van Clairmarais,1214/1226).interpolatie naar onbekende bronvs. 999-2006 vervolg bekortende vertaling van de Anciennechronique de Flandre.vs. 2007-2220 toevoeging achteraf; vertaling van de eerstecontinuatie van de Flandria generosa.vs. 2221-4717 vervolg bekortende vertaling van de Anciennechronique de Flandre.vs. 4718-4789 onbekende bron.I B (vs. 4790-5015, periode 1180-1191)vs. 4790-5015 auteur 3 nieuw slot aan de kroniek van auteur 1; bewerking van deeerste continuatie van de Latijnse Flandria generosa (plustwee interpolaties over heraldiek Gent en Vlaanderen).DEEL II (vs. 5016-10571, periode 1191-1405)II A (vs. 5016-8839, periode 1191-1347)vs. 5016-6077vs. 6078-8839auteur 3auteur 3getrouwe vertaling van de tweede continuatie van de LatijnseFlandria generosa (die geschreven is na 1329).bekortende vertaling van de voortzetting van de Franse Chroniquesabrégées de Baudoin d’Avesnes (redactie tot 1347).II B (vs. 8840-10571, periode 1347-1405)vs. 8840-10571 auteur 3 waarschij<strong>nl</strong>ijk geen schriftelijke bron gebruikt; onvoltooid.BandHuidige bandHet Comburgse handschrift steekt in een band die in 1578 werd vervaardigdvoor de toenmalige bezitter, Erasmus Neustetter. Het boekblok is ge-
i<strong>nl</strong>eiding 79vat tussen beukenhouten, naar binnen toe afgeschuinde borden, die metwit (nu vergeeld) varkensleer zijn overtrokken. Voor- en achterplat zijn gedecoreerdmet blinde stempels. Op het voorplat is door blindstempelinghet wapen van de familie Neustetter aangebracht met daaronder het jaartal1578. Daaromheen zijn, met behulp van filet- en rolstempels heiligen enbloemmotieven afgebeeld. Het achterplat is, behoudens het wapen en hetjaartal, op gelijksoortige wijze versierd. Het boekblok is gehecht aan vierribben, waardoor de rug in vijf vakken wordt onderver<strong>deel</strong>d. Nog leesbaar,zij het met enige moeite, zijn de oude titel en signatuur van de band in debibliotheek van de Comburg: Versus Bel / gici (boven de eerste ribbe), 22(tussen de eerste en de tweede ribbe, geschreven met Arabische cijfers uitde zestiende eeuw) en S (tussen de tweede en de derde ribbe). 162 De tweesloten zijn niet oorspronkelijk, maar werden nieuw gemaakt en bevestigdbij restauratie van de band in 1990. Voor deze restauratie werd een rapportopgemaakt van de toestand waarin zich de band en het boekblok bevonden.163Tegen de binnenzijde van de borden zijn papieren dekbladen geplakt. Ophet voorste dekblad is met zwarte inkt in negentiende-eeuws Duits cursiefschrift een notitie aangebracht over een bindfout, die ook Kausler reedssignaleerde: de omwisseling van de katernen met f.321-328 en f.329-336. 164Tijdens de restauratie in 1990 is de oorspronkelijke volgorde van de katernenhersteld. 165 Een papieren schutblad, dat zich voordien nog achterin decodex bevond, werd bij dezelfde gelegenheid voorin gebonden. 166 Het bladvertoont als watermerk een schildje met een eenhoorn. Een sterk gelijkend,maar niet identiek watermerk wordt bij Piccard gedateerd: Neuburg (Donau),1578. 167 Dit schutblad moet derhalve voor het eerst zijn gebruikt voorde Neustetter-band uit 1578.Uit het rapport blijkt dat er reeds voor 1990 een restauratie had plaatsge-162 Het handschrift werd onder deze aanduiding door Gräter in de bibliotheek aangetroffen(Gräter 1806b, 7). Zie voor deze signaturen ook Sieber 1968, 118.163 Het rapport wordt op de handschriftenafdeling van de Württembergische Landesbibliothek bewaardonder de signatuur Protokoll-Nr.40. De restauratie werd uitgevoerd door dhr. E. Schuster.164 Kausler 1840, I, XXXII.165 De notitie op het dekblad is met potlood doorgestreept. Dit gebeurde vermoedelijk na derestauratie. Onderaan op het dekblad is de huidige signatuur in een moderne hand met potloodgeschreven.166 Dat het papieren schutblad zich voor de restauratie achterin de codex bevond, wordt gesignaleerddoor De Vos 1991, 133 (zie ook Siteur 1973, 6). De opmerking dat er zich toen ook eenschutblad voorin de codex bevond (De Vos 1991, 133) strookt niet met de bevindingen van Siteur(1973, 6). Ook wij hebben buiten het ene papieren schutblad dat zich nu voorin in de codex bevindtgeen andere schutbladen aangetroffen. Misschien is er verwarring ontstaan doordat De Vosde tegen de borden geplakte papieren dekbladen ook als schutbladen aanduidt (1991, 133).167 Piccard 1980, III 2266.
80 het comburgse handschriftvonden. 168 Het loshangende voorplat is toen met behulp van een strookleer tegen de rug geplakt. Ook zijn toen het eerste en de laatste vier katernenvastgenaaid, terwijl de bladen van het laatste katern met kunsthars aanelkaar werden gelijmd. De restauratie van 1990 bestond uit het opnieuwbevestigen van de vier katernen die in 1989 ten behoeve van het fotograferenvan de Reinaert-tekst uit de band waren genomen (f.187-218), 169 hetuitnemen en opnieuw inbinden van de laatste vier katernen en het loswekenvan de verlijmde bladen. De oorspronkelijke rug werd losgemaakt, metnieuwe lederen stroken verbreed en opnieuw bevestigd, en het voorplatwerd weer aangehecht. 170 Bij de restauratie kwam enige maculatuur vanonderde dekbladen tevoorschijn. 171Eerdere bindingenVoor de handschriften in de Neustetterband werden gevat, moeten zijreeds als convoluut samengebonden zijn geweest. Dat kan onder meerworden afgeleid uit het feit dat de foliëring met Arabische cijfers vóór hetinbinden in 1578 moet zijn aangebracht: met name in handschrift I zijn debladnummers op vele plaatsen ge<strong>deel</strong>telijk of zelfs bijna geheel afgesneden(f.1 en 4). Deze foliëring kan aan de hand van de vormen van de 7 en in hetbijzonder van de 4, bij benadering worden gedateerd. 172 Uit vergelijkingmet Arabische cijfers in andere, gedateerde handschriften, blijkt dat dezeoude convoluut-foliëring op zijn vroegst van omstreeks het midden van de168 Tijdens een mondelinge toelichting (8-3-1996) bij het restauratierapport dateerde de dhr.Schuster de eerste restauratie in de tweede helft van de negentiende eeuw.169 Bij het uitnemen van de katernen werd van binnenuit de binddraad doorgesneden. Dit wasmogelijk zonder de bindstructuur van het convoluut aan te tasten, doordat de rug sterk verlijmdwas. De oude binddraden bevinden zich dus nog steeds in de codex. Voor het opnieuw inbindenwerd modern vlasdraad gebruikt.170 Een papieren strook die geplakt was over de oude bibliotheektitel in het vak boven de eersteribbe, werd definitief verwijderd, wat ook geldt voor een strook perkament met de huidigesignatuur, voorheen geplakt in het onderste vak (zie nog Siteur 1973, 24 en De Vos 1991, 139, afb.6).171 Het gaat om kleine, door lijmresten moeilijk leesbare fragmenten uit, naar het schijnt, eenen dezelfde codex, geschreven in een kleine littera textualis. Het best leesbare fragment, de bovenzijdevan een dubbelblad, bevat een ge<strong>deel</strong>te uit een (niet geïdentificeerde) Latijnse tekst. Defragmenten worden thans bewaard in twee mappen in dezelfde doos als het Comburgse handschrift,onder de signatuur Cod. poet. et phil. 2 o 20. Zie over deze maculatuur ook ‘Geschiedenisvan het onderzoek’.172 De 7 staat in de foliëring op één poot, zoals hij tegenwoordig ook wordt geschreven. Hetvroegst gedateerde handschrift dat wij kennen waarin de 7 niet meer als /\ is geschreven, stamt uit1503 (Brussel, KB, 2962-78; vgl. CMD-B V, pl. 1071abd). Van de vorm van de 4, waarbij de dwarsstreepniet door de schacht is getrokken kennen wij geen ouder voorbeeld dan in handschriftBrussel, KB, 6908, dat dateert uit 1545 (zie CMD-B VI, pl. 1252). De 4 met het genoemde kenmerkén een smalle opening boven aan de punt (zoals die een paar maal is geschreven, bv. op f.314r)troffen wij zelfs niet eerder aan dan in in 1554.
i<strong>nl</strong>eiding 81zestiende eeuw stamt, en niet, zoals tot op heden werd aangenomen, vanomstreeks 1500. Helaas zijn de handschriften in 1578 erg strak ingenaaid.Daardoor is het voor de handschriften II-V niet mogelijk om aan de handvan oude bindsporen de vroegere geschiedenis te reconstrueren. Bindgaatjesen binddraad kunnen slechts worden waargenomen in de buitenste katernenvan het convoluut, te weten op f.1r en in de opening f.4v-5r (eerstekatern) en op f.347v en in de opening f.341v-342r (laatste katern). Nauwkeurigebestudering van de daar aanwezige gaatjes en insnijdingen leidt totde volgende bevindingen.Allereerst kan het patroon van de Neustetter-convoluutbinding wordenvastgesteld. Het bestaat uit zes gaatjes (door ons genummerd 1-6). Gemetenvanaf de bovenzijde van de bladen in het eerste katern zijn de onderlingeafstanden van de bindgaatjes (uitgedrukt in mm): 1 2 3 4 5 6 De positie van de gaatjes 2-5 komt overeen met de positie van de vier ribben.In het laatste katern zijn de onderlinge afstanden: 1 2 3 4 5 6 Behalve dit patroon van de binding uit 1578 hebben de buitenste katernennog een bindpatroon gemeenschappelijk. Dit patroon bestaat uit zes horizontaleinsnijdingen (door ons aangeduid met Romeinse cijfers i-vi). In heteerste katern vindt men het patroon: i ii iii iv v vi In het laatste katern zijn de afstanden: i ii iii iv v vi Uit het verschil in relatieve positie van het bindpatroon in de twee katernenten opzichte van de bladrand, kan men zien wat we reeds konden afleidenuit de <strong>deel</strong>s afgesneden foliëring van handschrift I, namelijk dat dithandschrift ten opzichte van de andere handschriften in de Neustetterbandiets ‘hoger’ is ingebonden, waardoor dit ook het enige <strong>deel</strong> werd waarinnog veel van de oorspronkelijke custoden en signaturen behouden bleven.De tweede conclusie die men kan trekken, is dat de oude convoluutbandvier ribben had, die zich op onderlinge afstanden bevonden (van bovennaar beneden gezien) van resp. 59, 63 à 65 en 60 mm.Wanneer de gaatjes van deze convoluutbindingen geïdentificeerd zijn,blijven er nog enkele andere gaatjes over, die blijkbaar getuigen van nog ou-
82 het comburgse handschriftdere bindfasen. Zowel in het eerste als in het laatste katern vinden we zulkegaatjes, maar – en dit is van groot belang voor de reconstructie van deontstaansgeschiedenis van de handschriften – het aantal gaatjes en de patronenzijn onderling verschillend. In het eerste katern blijft een patroonvan drie gaatjes over (aangeduid met de Griekse letters α-γ): α β γ Hoogstwaarschij<strong>nl</strong>ijk gaat het hier om een oorspronkelijk binding van hethandschrift in losse katernen. Het patroon in het laatste katern bestaat uitvier gaatjes (aangeduid met de letters a-d): a b c d Intrigerend is, dat deze bindgaatjes vrijwel exact dezelfde positie hebbenals de bindgaatjes ii-v van de oude convoluutbinding in het eerstekatern. Eventuele conclusies durven wij hier vooralsnog niet aan te verbinden.Wel is nu duidelijk, dat het Rose-handschrift oorspronkelijkeen andere binding heeft gekend dan het handschrift met de Rijmkroniek.Deze bevinding bevestigt onze veronderstelling, dat het Comburgsehandschrift een verzameling is van aanvankelijk zelfstandig functionerendecodices.GeschiedenisWordingsgeschiedenis van de handschriften tot de eerste convoluutbindingDe vraag wat er met de handschriften is gebeurd vanaf het tijdstip van hunvervaardiging tot op heden, laat zich met name voor de eerste twee eeuwenniet met zekerheid beantwoorden. De vele sporen van later gebruik – pennenproeven,partiële foliëring, letter- en woordimitaties, een slotmarkering,correcties, ophogingen van woorden waarvan de inkt is gesleten, bijschriften,gebruiksaantekeningen, en, niet te vergeten, vet- en inktvlekken,vouwen en ezelsoren – vormen een sterke aanwijzing voor de veronderstellingdat alle handschriften tot in de zestiende eeuw intensief zijn gebruikt,door mensen die bij het lezen nogal eens een pen in of bij de handhadden.Wanneer we nu de balans opmaken, en alle bevindingen die tot dusverreuit de studie van de afzonderlijke convoluutdelen naar voren zijn gekomen,op hun waarde bezien, dan kan de volgende wordingsgeschiedenis wordengereconstrueerd. Het Comburgse handschrift is een samenbinding van zesoorspronkelijk zelfstandige handschriften, waarvan er vijf (I, II, IV, V enVI) een ge<strong>deel</strong>telijk gemeenschappelijke herkomst hebben. Binnen dezegroep kan een drietal handschriften worden onderscheiden, dat van origi-
i<strong>nl</strong>eiding 83ne afkomstig is van kopiist A (I, II en VI). 173 Handschrift VI is niet in éénkeer vervaardigd, maar in fasen. De oudste kern ervan, de katernen met hetdoor A en G geschreven ge<strong>deel</strong>te, is afkomstig uit het atelier van kopiist A.Nadat de ‘oude’ kern van handschrift VI door kopiist G, in overleg met A,in eerste aa<strong>nl</strong>eg was afgerond, werd ze uitgebreid door kopiist H. In deze vormkwam handschrift VI (het <strong>deel</strong> AGH), mogelijk samen met de handschriftenI en II in het bezit van kopiist E. E vervaardigde zelf handschrift IV en breiddeeen reeds bestaand handschrift van kopiist F uit met enige nieuwe, doorhemzelf geschreven katernen en voltooide de rubricatie ervan: dit werd handschriftV. Omstreeks 1415 maakte hij een vervolg aan handschrift VI en voltooidehij de rubricatie van de reeds bestaande ge<strong>deel</strong>ten op plaatsen waar datnodig was. Kopiist E kan derhalve worden beschouwd als kopiist en eindredacteurvan de handschriften IV, V, VI; misschien bezat hij ook de andere handschriftenuit het atelier van A (I en II). Vier van de genoemde handschriften (I,II, IV en VI) zijn in elk geval in het bezit gekomen van I. Er is geen aanwijzingdat ook de handschriften III en V in het bezit van I zijn geweest.De rol van I is niet geheel duidelijk. Was hij alleen maar een vroege bezitter,die als gebruiker van de handschriften naar believen in de tekstenkon corrigeren en bijschrijven? Of was hij wel degelijk betrokken bij detotstandkoming van het <strong>deel</strong> dat kopiist H aan de Rijmkroniek toevoegde?Een opvallende trek in de sporen die hij naliet, is dat verreweg de meesteingrepen in de teksten te vinden zijn aan het einde van versregels. Blijkbaarheeft hij bij zijn lezing van de teksten in het bijzonder gelet op het verbeterenvan onzuivere rijmen en op de aanvulling van weesrijmen. Of dezepreoccupatie hem typeert als iemand die de teksten geschikt wilde makenvoor een vlekkeloze voordracht, laten wij bij gebrek aan verdere aanwijzingenvooralsnog in het midden.Tussen de overige vijf codices is handschrift III in verschillende opzichteneen buitenbeentje. Niet alleen is het de enige codex die alleen uit prozatekstenbestaat (de rijmspreuk aan het slot even buiten beschouwing gelaten),maar ook onderscheidt dit handschrift zich door het feit dat deteksthand (D) in geen van de andere handschriften sporen heeft nagelaten,terwijl ook de overige in het convoluut optredende handen er niet in voorkomen.Daar komt dan nog bij, dat ook degene die waarschij<strong>nl</strong>ijk (op zijnvroegst) omstreeks 1440-50 in het handschrift correcties en ophogingenaanbracht (hand L), evenmin in de andere handschriften wordt teruggevonden.De vroegste gebruikssporen die dit handschrift gemeen heeft metde andere codices zijn krabbels en tekeningen met rood krijt die moetendateren uit de eerste helft van de zestiende eeuw.173 Hand A en hand B schrijven wij toe aan dezelfde kopiist, die wij hier kopiist A noemen.
84 het comburgse handschriftLatere lotgevallenOmstreeks 1540 moeten de zes handschriften voor het eerst in een bandzijn samengebonden. Bij die gelegenheid werden de bladen voorzien vaneen doorlopende foliëring met Arabische cijfers. Voor de handschriften Ien VI kan in elk geval met zekerheid worden gesteld, dat zij voordien nogniet waren samengebonden. Waarschij<strong>nl</strong>ijk bestond de binding van handschriftI tot dan toe louter uit een eenvoudige losse-katernbinding.De zestiende-eeuwse Vlaamse gebruiker die met bruine inkt aantekeningenmaakte op onder meer f.282ra en f.346rb is vermoedelijk dezelfde alsdegene die de foliëring in Arabische cijfers aanbracht. 174 Dat hij schreeftoen de handschriften reeds waren samengebonden, blijkt bijvoorbeeld uitde spiegelbeeldige afdruk die de inkt van zijn aantekening op f.282r (eersteblad handschrift VI) maakte op de tegenoverliggende bladzijde f.281v (laatsteblad handschrift V). De andere zestiende-eeuwse gebruikssporen die inde Nederlanden moeten zijn geschreven (zoals amen hanneken op f.109r)kunnen uit omstreeks dezelfde tijd stammen, maar wellicht ook teruggaantot de periode voor de samenbinding (zie voor de gebruikssporen door hethele convoluut tabel 8). 175Het boek zal niet lang daarna zijn aangekocht door door de jonge humanistErasmus Neustetter (1522-1594) tijdens een verblijf in de ZuidelijkeNederlanden. Op 17 oktober 1540 werd hij geregistreerd als student teLeuven. 176 Volgens een betrouwbaar bericht van zijn uit Brugge afkomstigehumanistische vriend Franciscus Modius, heeft Neustetter na zijn studieop doorreis een korte tijd in Gent doorgebracht. Vanuit Gent heeft hijvervolgens de kust bezocht, vanwaar hij door Frankrijk, via Parijs naarItalië is getrokken. 177 In 1543 liet hij zich in Bologna als student inschrij-174 De spelling van het woord bouc doet vermoeden dat de toenmalige gebruiker van het handschrift,Lansloot de Ballast, een Vlaming was.175 Op deze laatste mogelijkheid wijst de omstandigheid dat het type kladaantekening (amenaue, aue amen, a amen aue e.d.) weliswaar in alle handschriften wordt gevonden, maar, met uitzonderingvan handschrift VI, telkens geschreven is met één bepaald schrijfmateriaal: óf bruineinkt óf rood krijt. De voor de hand liggende verklaring hiervoor zou zijn, dat deze gebruikerwanneer hij een van deze materialen in de hand hield, telkens ook maar één handschrift voor zichhad.176 Schillings 1961, 219, nr. 61. Volgens Sieber (1969, 42) werd Neustetter geboren op 7 november1522. In 1538 werd hij koorheer in het Ritterstift St. Burkhard in Würzburg. Na een kerkelijkecarrière werd hij in 1569 deken op de Comburg en in 1583 proost aldaar (Sieber 1969, 42).177 De biografische opmerkingen worden gemaakt in een in 1582 geschreven elegie (ElegiaVII), die een jaar later, dus nog tijdens het leven van Neustetter, verscheen (Modius 1583, 16-32).Als Zuid-Nederlandse plaatsen die Neustetter na zijn verblijf in Leuven heeft bezocht, noemtModius Mechelen, Antwerpen en Gent: Et tibi iam sacri Machlinia nostra Senatus / Hospita, natiuoculta nitore placet. Andouerpaeae iam fastum suspicis vrbis, / AEquoreásque stupes cernere inamne vices. / [...] / Illinc digressum, Gandensia moenia gaudent / Flandrorum in Domino te te-
ven. 178 Modius zegt voorts dat Neustetter een bibliotheek heeft opgebouwd‘met boeken die hij overal vandaan heeft bijeengebracht’. 179 Zijnverzameling vormde de grondslag voor de latere Comburgse biblioi<strong>nl</strong>eiding85Tabel 8. Gebruikssporen uit de zestiende eeuwhs.foliumaard van spoormateriaalIIIIIIIVVVI1r1r-14r9r29r31r*82r86v109r*112r174v175r212r213r248v260v261r282r340r346r347v[a]letterfoliëring (A-p)ad d h h da amen aueletterimitatiesnaam; krabbelsamen hanneke<strong>nl</strong>etterimitatieskrabbelszonnetjeam[en]woordimitatieskopie opschriftaue amenzigzagpatroonamen aueDen key zerA a b c d d e f g h i k l m n o pregelimitatiegebruiksnotitieondertekening?heraldische figuur?bruine inktbruine inktbruine inktbruine inktbruine inktbruine inktbruine inktbruine inktbruine inktrood krijtrood krijtbruine inktbruine inktbruine inktrood krijtrood krijtbruine inktbruine inktbruine inktbruine inktbruine inktbruine inktrood krijt*De letterimitaties zijn juist door hun imiterend karakter niet te dateren op schriftkenmerken enkunnen dus ook nog uit de vijftiende eeuw dateren.nuisse sinu. / [...] / Gandauo, ne te fors longa ambage teneri / Dicas, si pergam persequi euntis iter[...] (Modius 1583, 19-20).178 Sieber 1969, 49.179 De context van de woorden congestis undique libris (Modius 1583, 26) maakt volgens Sieberduidelijk dat Neustetter reeds vroeg, namelijk tijdens zijn grote reis, is begonnen met het verzamelenvan boeken (Sieber 1969, 49). Seibt weet te melden dat Neustetter met ijver de taal leerdevan de landen die hij bezocht (Seibt 1882, 56). Dit gegeven zou een verklaring kunnen biedenvoor de vraag waarom de humanist belangstelling toonde voor een convoluut met louter Nederlandstaligeteksten. Misschien is het van belang in dit verband in herinnering te roepen, dat hetboek kort voordat Neustetter ermee in aanraking kwam, mogelijk functioneerde als lesmateriaal.Dit is althans wat men zou kunnen opmaken uit de gebruikersaantekening op f.346rb. Opmerkelijkis ook, dat in de helaas <strong>deel</strong>s o<strong>nl</strong>eesbaar gemaakte aantekening een toespeling wordt gemaaktop een eenen vremden gast.
86 het comburgse handschrifttheek. 180 In 1578 liet hij het omvangrijke convoluut opnieuw inbinden,waarbij de katernen 42 en 43 abusievelijk werden omgewisseld.In het bezit van Neustetter bevonden zich, afgezien van het Comburgsehandschrift, nog vijf codices die rechtsteeks in verband zijn te brengen metzijn verblijf in de Zuidelijke Nederlanden. Twee ervan zijn afkomstig uitOudenaarde, twee andere uit Gent. 181 Wellicht komt het vijfde handschriftook uit Gents bezit. 182 De herkomst van deze boeken in de Neustetterverzamelingvormt dus een ondersteuning voor de hypothese dat het Comburgsehandschrift niet alleen is ontstaan in Gent, maar ook aldaar is gebleventot aan het tijdstip, vermoedelijk in het jaar 1543, dat het werdverworven door Neustetter.Vanaf het moment dat Neustetter zijn boekenverzameling had nagelatenaan het Ritterstift, gebeurde er, tot aan Gräters ontdekking, weinig meerdat van belang is geweest voor de geschiedenis van het handschrift. De eni-180 De Vos 1991, 143. De mogelijkheid dat Modius zelf degene is geweest die het handschriftaan Neustetter heeft bezorgd, mag worden uitgesloten. Wel is bekend dat Modius in de jaren1575-1578 een speurtocht door de Nederlanden ondernam langs bibliotheken in vele steden(waaronder Gent) en kloosters, op zoek naar oude handschriften. Van 1581 tot 1584 was hij zelfsbibliothecaris van Neustetters Comburgse verzameling (Lehmann 1908, 15, 48-49, 51, 105). Zijneerste contact met Neustetter vond echter plaats in 1581, drie jaar dus nadat het handschrift voorzienwas van een band met Neustetters familiewapen. Het was ook pas op de Comburg, dat hijkennismaakte met het uit Gent afkomstige Fulgentius-handschrift Stuttgart, WürttembergischeLandesbibliothek, Cod. theol. 4 o 159 (Lehmann 1908, 106-107; vgl. De Vos 1991, 142).181 Al deze handschriften worden thans bewaard in de Württembergische Landesbibliotheek teStuttgart. Blijkens een contemporaine eigendomsnotie zijn uit het Gentse dominicanenkloosterafkomstig: Cod. theol. 4 o 159 en Cod. theol. 2 o 107; uit Oudenaardse kloosters komen de handschriftenCod. bibl. 4 o 25 (reguliere kanunniken van Augustinus in de parochie van Elseghem) enCod. bibl. 2 o 48. Laatstgenoemd handschrift behoorde toe aan een niet nader aangeduid klooster(de eigendomsnotitie luidt: Iste liber est monasterii althanacensis; Sieber 1969, 50). Zie voor dezehandschriften ook De Vos 1991, 142-147.182 Op f.224v van dit Leven van Jezus (Stuttgart, Württembergische Landesbibliothek, Cod.theol. 8 o 140) komt een, <strong>deel</strong>s alleen bij UV-belichting leesbare eigendomsnotie voor: doorgestreeptis: Dese bouc es [...] [p.i..] h[..... ]e. Daaronder is geschreven: desen bouc cochte jc pieter /de heere den 28sten in / sporkele anno 1462 om 32 groten (boven de schachten van de m zijn puntjesgezet). Na heere is een superscript invoegteken geplaatst, dat onder de aantekening opnieuwis getekend, met daarachter, door een andere hand: filius Balduini. Een derde hand heeft daar weerachter geschreven: vader van / Claeys. die hadde pieter / de welcke pieter was / vader van Jan deheere / possesseur van desen. Hieruit mogen we opmaken dat dit boekje vanaf 1462 tot vermoedelijkin het derde decennium van de zestiende eeuw in het bezit is geweest van een familie DeHeere. Geen van de genoemde personen (Boudewijn, Pieter (I), Claeys, Pieter (II) of Jan) hebbenwij archivalisch kunnen traceren. Wel is ons gebleken, dat in het eerste decennium van de vijftiendeeeuw verschillende personen uit een familie De Heere in Gent woonden (zie bijvoorbeeldVandensteen 1981, 227). Het is niet waarschij<strong>nl</strong>ijk dat het handschrift uit het bezit van de voorvaderenvan de Gentse schilder-dichter Lucas D’Heere afkomstig is, daar deze oorspronkelijk uitMechelen afkomstige familie zich aanvankelijk Mijnsheeren noemde (Waterschoot 1974, 16). Zievoor een beschrijving van en literatuur over dit handschrift Biemans 1984, nr.2.
i<strong>nl</strong>eiding 87ge uitzondering daarop vormt wellicht een incident dat plaatsvond tijdensde dertigjarige oorlog. In 1631 plunderde een groep Zweden en bondgenotende Comburg. De bibliotheek leed daarbij aanzie<strong>nl</strong>ijke verliezen, maar‘het’ Comburgse handschrift bleef gelukkig behouden. 183Na de opheffing van het Ritterstift in 1803, toen het handschrift overgingin het bezit van de Königliche öffentliche Bibliothek, later de WürttembergischeLandesbibliothek te Stuttgart, zou het nog eenmaal aan de vernietigingontsnappen. In de nacht van 12 op 13 september 1944 werd de bibliotheekgetroffen door een geallieerd bombardement: het gebouwbrandde volledig uit en alle aanwezige boeken (meer dan de helft van hettotale bezit) gingen verloren. Het Comburgse handschrift bleef dit lot bespaard,doordat het tijdig was ondergebracht in het Zuid-Duitse kloosterBeuron. 184besluitDe vraag waar de zes handschriften zijn ontstaan is in het voorgaande nietsystematisch aan de orde gekomen. Met het loslaten van de veronderstellingdat het convoluut een reeds in de productiefase geconcipieerd geheel isgeweest, is de kwestie rond de herkomst van de individuele handschriftengecompliceerder geworden. Weliswaar is er alle reden om aan te nemen datde kopiisten A/B, E, G, H en mogelijkerwijs ook hand I in elkaars nabijheidhebben gewerkt – voor C, D en F is dit nog allerminst zeker. Een naderonderzoek van dialect, van eigenaardigheden in de spelling en van detoepassing van speciale afkortingen is derhalve zeer gewenst. Vooruitlopendop een dergelijk onderzoek kan hier alvast gewezen worden op detaal en spelling van E, die we misschien wel als de belangrijkste kopiist inhet convoluut mogen beschouwen: hij is immers verantwoordelijk geweestvoor een groot <strong>deel</strong> van de productie en voor de eindredactie (voltooiingvan de rubricatie) van drie handschriften. Op grond van taal en orthografielokaliseerde W. Gysseling zijn werk als ‘uniform Gents’. 185Bij dit oor<strong>deel</strong> sluit de bevinding dat de kopiisten G, H en E werk afschrevenvan een contemporain Gents auteur, nauw aan. Dit gevoegd bij dewetenschap dat de latere eigenaar Erasmus Neustetter verschillende handschriftenuit Gents bezit heeft verworven, maakt het toch wel aannemelijkdat de handschriften I, II, IV, V en VI op zijn minst voltooid zijn in Gent.Dit zou dan moeten zijn gebeurd in de periode van omstreeks 1400 tot kortna 1415. Of voor handschrift III en voor het door kopiist F geschreven eer-183 De schade aan verloren boeken werd geschat op 3000 Taler (Lehmann 1908, 106).184 Persoo<strong>nl</strong>ijke mededeling van dr. F. Heinzer (8-3-1996).185 Gysseling 1966, 323.
88 het comburgse handschriftste ge<strong>deel</strong>te van handschrift V eenzelfde lokalisering mag worden aangenomen,blijft vooralsnog de vraag. 186 Terwijl het ontstaan van handschriftIII op grond van het schrift van D omstreeks 1400 mag worden gedateerd,is er aa<strong>nl</strong>eiding om voor het eerste <strong>deel</strong> van handschrift V eerder aan eendatering aan het einde van de veertiende eeuw te denken.overzicht van de inhoudHieronder volgt een overzicht van de teksten die in het Comburgse handschriftvoorkomen. Opschriften en titels zijn als gelijkwaardig beschouwden worden gecursiveerd weergegeven. Als opschrift of titel in het handschriftontbreken is, waar mogelijk, tussen vierkante haken de titel vermeldwaaronder de tekst in de literatuur bekend staat. Indien de auteur van eentekst bekend is, staat diens naam eveneens tussen teksthaken. Verder zijnincipit en plaats in het handschrift vermeld. Voor zover mogelijk is bij elketekst een editie opgenomen; in enkele gevallen meer dan één. Wanneer eeneditie met vgl. wordt aangeduid, betekent dit dat deze editie niet naar hetComburgse handschrift maar naar een paralleltekst is gemaakt.I.1 [Die Rose] 1ra-85vbInc.: Het es gheseit dat in dromeEd.: Kausler 1840-1866, II, 1-482; III, 227-288; vgl. Verwijs 1868.I.2 [Van begrijpe] 85vb-86ra (cf. V.3)Inc.: Wie met begrijpe scent sine ghebuerenEd.: Stoett 1892, 210-212.===============================================================II.1II.2[Jacob van Maerlant, Heimelicheit der heimelicheden] 87ra-101vbInc.: Die gheuen mach gheue alle wegheEd.: Kausler 1840-1866, II, 483-556; III, 289-330; vgl. Verdenius 1917.O Intemerata 101vb-102vaInc.: O Onbesmette ghebenedijtEd.: Kausler 1840-1866, II, 557-560; III, 331-336.186 In elk geval zal de herkomst moeten worden verklaard van een aantal niet-Vlaamse spellingeigenaardighedendie zich alleen in het werk van F lijken voor te doen, zoals bijvoorbeeldvoir, voirt, hoirt, wair, mit, op en selen. Het is mogelijk dat we hier te maken hebben met relictenuit een Brabantse legger (F schreef per slot van rekening een oorspronkelijk Brabantse tekst af).
i<strong>nl</strong>eiding 89II.3II.4II.5II.6II.7II.8II.9[Die bouc van seden] 102va-110rbInc.: Nv verstaet al hier ter stedenEd.: Kausler 1840-1866, II, 561-599; III, 337-345; Suringar 1891.[Dietsche Catoen] 110rb-112rbInc.: Dit seide catoen ende sprac aldusEd.: Kausler 1840-1866, II, 600-610; III, 346-355; vgl. Beets 1885.[Jacob van Maerlant, Wapene Martijn of Eerste Martijn] 112rb-119raInc.: Waphene Martin hoe salt gaenEd.: Kausler 1840-1866, II, 611-646; III, 356-369; Verdam & Leendertz1918.[Jacob van Maerlant,] Dander Martijn 119ra-121rbInc.: Martijn slaepstu slaept dijn sinEd.: Kausler 1840-1866, II, 647-659; III, 370-376; Verdam & Leendertz1918; Mertens 1978.[Jacob van Maerlant,] Dit es de derde Martijn 121rb-124vaInc.: Ic mane mannen metten wiuenEd.: Kausler 1840-1866, II, 660-676; III, 377-380; Verdam & Leendertz1918.[Jacob van Maerlant, Ene disputacie van onser vrouwen ende vanden heilighen crucen] 124va-128vbInc.: Wat mochte maria segghen daerEd.: Kausler 1840-1866, II, 677-698; III, 381-396; Verdam & Leendertz1918.Sente Bernaerdus epistele tote raymonde den ruddere hoemen eenhuus regieren sal met heeren zaleghelic 128vb-130vbInc.: Raymont ruddere in duechden gheelEd.: Kausler 1840-1866, III, 1-13; III, 397-406.===============================================================III.1Dit na volghende sijn eeneghe van tsonincs bottus vraghen curt nanoes tijt tote sidrac den groeten clerc 131ra-174vbInc.: Eerst vraghede die coninc hoe langhe leuede adamEd.: vgl. Van Tol 1936.
90 het comburgse handschriftIII.2III.3III.4III.5III.6III.7III.8III.9De sancto bernardo 174vb-176raInc.: Het gheuiel up eenen tijt dat mijn heere sinte bernaerdus hemdede laten ter adreDit sijn die VIII salicheden 176ra-176raInc.: Achte zalicheden zijn die onse heere selue leerde sinen helighenapostelenDit zijn VI pointen van onzen heere 176ra-176rbInc.: Dit sijn VI pointen van onsen heere die scone zijn ende hem zeereontfanghelijcDie VI banden 176rb-176vaInc.: Dit sijn VI banden van penitencienInc.: Vp enen tijt so vraghede mijn heere sinte jan eewangeliste onsenheere ihesus kerste 176va-176vbDit zijn die VII woorden 176vb-177raInc.: Dit zijn die VII woorden die ihesus kerst sprac inden cruceInc.: Het quam een inghel van hemelrike tote eenen mensche in eertrike177ra-177vaAldus suldi leuen ende te gode hebt hu aldus 177va-177vbInc.: Gheloeft van gode al dat die helighe kerke gheloeft sonder ondersoukenIII.10 Tote hu seluen hebt u aldus 177vb-178raInc.: Nemet die noot van huwen lichame te vullen te tijt ende te matenIII.11 Tote anderen lieden hebt hu aldus 178ra-178raInc.: Doet goet die noot hebben of met doene of met willenIII.12 Inc.: Een goet mensche begheerde te wetene an onsen heere waer andat hi hem best oefenen mochte 178ra-178vaEd.: Franck 1898, 280-282; vgl. Van Vloten 1851, 135-136.III.13 Inc.: O mensche ghedinct in alre tijt 178vaEd.: Mertens 1978, 90, n.24.===============================================================
i<strong>nl</strong>eiding 91IV.1IV.2IV.3IV.4IV.5IV.6IV.7IV.8IV.9Van sente brandane 179ra-192vaInc.: Nv verneemt hoe ouer lancEd.: Bonebakker 1895; Oppenhuis de Jong 1994.Van den vos reynaerde 192va-213rbInc.: Willem die vele bouke maecteEd.: Hellinga 1952; Lulofs 1983; Uyttersprot 1991.Van judaes gheborte ende sine doot 213rb-214raInc.: Het gheuiel in herodes tijden des coninx ende in pylatus tijt desbaeliuusEd.: De Vooys 1901, 160-162.Van pylatus gheborte ende sine doot 214ra-216rbInc.: Een coninc was die tyrus hietEd.: De Vooys 1901, 140-145.Van antkerst comste ende sine doot 216rb-217raInc.: Dit seide een helich man die bisscop was ende maertelare te patrenevan antkersts comsteDat sente pauwels bescrijft 217ra-218rbInc.: Sente pauwels bescrijft aldus van antkerste[Jan de Weert,] Een dispitacie van rogiere ende van janne 218rb-229vaInc.: Waphene rogier hoe saelt gaenEd.: Kausler 1840-1866, III, 14-82; III, 407-431.Van den coninc saladijn ende van hughen van tabaryen 229va-231raInc.: Het doet goet anden goeden leerenEd.: Kausler 1840-1866, III, 83-93; III, 432-445; De Keyser 1950.Van den XII wel dienenden cnapen 231ra-232rbInc.: Men seghet van boden die wel dienenEd.: Kausler 1840-1866, III, 94-100; III, 446-448.IV.10 Van eere vrauwen die niet noode vygilyen seide ouer doode 232rb-233vbInc.: Ic vant ghescreuen ende lasEd.: Kausler 1840-1866, III, 101-110; III, 449-453.
92 het comburgse handschriftIV.11 Van der weldaet die de duuele dede 233vb-234rbInc.: Men vint bescreuen te menegher stedeEd.: Kausler 1840-1866, III, 111-113; III, 454-456; Verwijs 1874, 107.IV.12 Een sproke 234rb-234vaInc.: Omme tghebrec van goeden loneEd.: Kausler 1840-1866, III, 114-117; III, 457-463.===============================================================V.1 [Jan van Boendale, Der leken spieghel (selectie uit Boek II en III)]a. Hier beghinnen die pausen vp XIII Ende striken voort tote kaerleende wat elke zeit XLIIII 235ra-238rbInc.: Hier voren seide ic v aldusEd.: vgl. De Vries 1844-1848, II, 289-313 (B.II.C44).b. Van den paus siluester Ende van den keyser constantijn. Hoe dathij bekeerde Ende harde vele doechden dede. XLV 238rb-239vaInc.: Siluester wart paus ghecorenEd.: vgl. De Vries 1844-1848, II, 313-322 (B.II.C45)c. Hoe die keyserinne helena bekeert wart ende wat wondere daergheuiel XLVI 239va-240rbInc.: Als was kerstijn constantijnEd.: vgl. De Vries 1844-1848, II, 322-326 (B.II.C46).d. Hoe helena dat heliche cruce vant XLVII 240rb-240vbInc.: Eelena die keyserinneEd.: vgl. De Vries 1844-1848, II, 326-331 (B.II.C47).e. Hoe ziluester den drake bant 240vb-247vbInc.: In rome lach een drakeEd.: vgl. De Vries 1844-1848, II, 331-381 (B.II.C48)f. Van den paus leo ende van den keyserike 247vb-248vaInc.: Leo die vierde wart paus danEd.: vgl. De Vries 1844-1848, II, 381-385 (B.II.C49).g. Van der helicher kerken ende van kaerle ende den keyseren 248va-249rbInc.: Dat ic hu maecte die pause contEd.: vgl. De Vries 1844-1848, II, 385-391 (B.II.C50).
i<strong>nl</strong>eiding 93h. Dbediet van der kerken ende van Des priesters ghewaden LI249rb-250rbInc.: Vander kerken bediedeEd.: vgl. De Vries 1844-1848, II, 391-398 (B.II.C51).i. Van den bediede van der messen LII 250rb-251rbInc.: Eermen die messe ane slaetEd. vgl. De Vries 1844-1848, II, 398-403 (B.II.C52).j. Dbediet van den VII huren LIII 251rb-251vbInc.: Hort ic sal hu rurenEd.: vgl. De Vries 1844-1848, II, 403-407 (B.II.C53).k. Van den VII eewen ende van des tijts bescheede LIIII 251vb-252rbInc.: Ghelijc dattie dach zijts ghewesEd.: vgl. De Vries 1844-1848, II, 407-411 (B.II.C54).l. Hoemen jasolie scuwen zal 252rb-252vbInc.: Die iasolye es menicherandeEd.: vgl. De Vries 1844-1848, III, 108-111 (B.III.C6).m. Hoemen gramscap wederstaen zal 252rvb-253raInc.: Die gramscap wille verduwenEd.: vgl. De Vries 1844-1848, III, 111-113 (B.III.C7).n. Hoemen luxurie wederstaen zal 253ra-253vaInc.: Als luxurie hu beroertEd.: vgl. De Vries 1844-1848, III, 113-115 (B.III.C8).o. Hoemen man ende wijf houden zelenInc.: Man ende wijf in allen zinne 253va-254rbEd.: vgl. De Vries 1844-1848, III, 115-121 (B.III.C9).p. Hoemen kindre houden zal Wes jonghe liede pleghen zullen254rb-255vbInc.: Als dat kint gheboren esEd.: vgl. De Vries 1844-1848, III, 121-131 (B.III.C10).q. Wat rechterscape ende heeren toe hort 255vb-256vaInc.: Wilen vraechde een conincEd.: vgl. De Vries 1844-1848, III, 131-135 (B.III.C11).
94 het comburgse handschriftr. Van VI poynten die heeren hebben zullen 256va-257vaInc.: Heere te sine es gheen spelEd.: vgl. De Vries 1844-1848, III, 135-142 (B.III.C12).s. Wat behort te landsheeren rade 257va-258rbInc.: Heeren zullen te haren radeEd.: vgl. De Vries 1844-1848, III, 143-147 (B.III.C13).t. Vander letteren ende van cleergyen 258rb-259vbInc.: Een die scoonste vont dieEd.: vgl. De Vries 1844-1848, III, 147-158 (B.III.C14).u. Hoe dichters dichten zullen ende wat si antieren zullen XV 259vb-261vbInc.: Om dat leeke van allen zakenEd.: vgl. De Vries 1844-1848, III, 158-172 (B.III.C15).V.2 Van zeden 261vb-265raInc.: Als ic gheloeue zedebaer leuenEd.: Suringar 1892.V.3 Van begrijpe 265ra-265rb (cf. I.2)Inc.: Wie met begrijpe quetst zine ghebuereEd.: Stoett 1892.V.4 Hoe een keyser twee princhen dede versoenen 265rb-265vbInc.: Een keyser te roeme wasEd.: Kausler 1840-1866, III, 118-120; III, 464.V.5 Van den gheesteliken boemghaerde 265vb-266vaInc.: In eenen aduent dies willic lyenEd.: Kausler 1840-1866, III, 121-125; III, 465-471; vgl. Van denBergh 1838, 98-103.V.6 Van der zalen 266va-267ra (cf. V.18)Inc.: Ic quam al hier in weet van waerEd.: Kausler 1840-1866, III, 126-130; III, 472-473.V.7 Een goet exemple 267ra-268vaInc.: Vrient ter noet es emmer goetEd.: Kausler 1840-1866, III, 131-140; III, 474-480.
i<strong>nl</strong>eiding 95V.8 Van den IX besten 268va-272raInc.: Den eersten rudder settic voerenEd.: Kausler 1840-1866, III, 141-161; III, 481-489.V.9 Van XII cnechten die ruddren worden van heeren 272ra-272vaInc.: Edele vrauwen ende goet van grondeEd.: Kausler 1840-1866, III, 162-164; III, 490.V.10 Van tween ghesellen die elc voer andren steruen wilden 272va-274vaInc.: Voer al dat in de weerelt esEd.: Kausler 1840-1866, III, 165-176; III, 491-506.V.11 Dit es doctrinael sauage 274va-275rbInc.: Die dom es ende noede leertEd.: Kausler 1840-1866, III, 177-181; III, 507-511.V.12 Van eenen rudder die zinen zone leerde 275rb-275vbInc.: Van eenen heere hoerdic ghewachEd.: Kausler 1840-1866, III, 182-185; III, 512-513.V.13 Vanden jonghen mooncskine 275vb-277rbInc.: In dordine van cistiaus wasEd.: Kausler 1840-1866, III, 186-195; III, 514-516.V.14 Van der roese des crucen 277rb-277vbInc.: Een edel roese die hebbic vondenEd.: Kausler 1840-1866, III, 196-199; III, 517-518.V.15 Inc.: Naect ende arem wasic gheboren 277vb-277vbEd.: Kausler 1840-1866, I, L.V.16 [Van der princhen rade] 277vb-278rbInc.: Die scrifture doet ons verstaenEd.: Kausler 1840-1866, III, 200-203; III, 519-520.V.17 Van eenen verwaenden coninc 278rb-279vbInc.: Exempel vertrectmen hier ende daerEd.: Kausler 1840-1866, III, 204-212; III, 521-525.V.18 Van der hoegher zale 279vb-280rb (cf. V.6)Inc.: Ic quam al hier in weet van waerEd.: Kausler 1840-1866, III, 126-130; III, 472-472.
96 het comburgse handschriftV.19 Van maer 280rb-280vbInc.: Een leelic woort ende ongheraectEd.: Kausler 1840-1866, III, 213-216; III, 526-528.V.20 Van den dorpman ende zinen wiue 280vb-281rbInc.: Een dorpman was hier te vorenEd.: Kausler 1840-1866, III, 217-219; III, 529.V.21 Van houeerden 281rb-281vaInc.: Houeerde es tquaetste venijnEd.: Kausler 1840-1866, III, 220-221; III, 530-531.V.22 Een sproke vp den wijn 281va-281vbInc.: Nv laet ons leuen met blijden gheesteEd.: Kausler 1840-1866, III, 222-224; III, 532-533.===============================================================VI.1[Rijmkroniek van Vlaanderen] 282ra1-346rb10Inc.: Als men screef wilen eereEd.: Kausler 1840-1866, I, 1-353; 357-711.
Verantwoording van de editieDeze uitgave van het Comburgse handschrift is gemaakt naar de Richtlijnenvoor de uitgave van Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden.Enkele punten verdienen evenwel een nadere toelichting. Denummers verwijzen naar de genoemde Richtlijnen.15 Kopiist F plaatst regelmatig isolerende punten rond het woord ‘v’;deze punten zijn in de transcriptie niet overgenomen maar er is invoorkomende gevallen wel een annotatie gemaakt.15.1 De lettervormen i en j zijn in de transcriptie ongewijzigd overgenomen.Waar de lettervorm j in de hoofdletterkolom staat, is voor demajuskelvorm I gekozen in de transcriptie.Lombarden met de unciaalvorm U zijn als V getranscribeerd, daaruit nog zichtbare, cursieve representanten (v) blijkt dat de letter Vgeïntendeerd is.15.5 In het handschrift komt een enkele keer het teken voor, als representatievan 1 /2. In de transcriptie wordt dit teken als 1 /2 weergegeven.16.6 Omdat sommige afkortingen voorkomen met zowel een hoofdletterals een kleine letter (bijv. Cō. en cō.) is gekozen voor oplossingen analoogaan het handschrift (Coninc en coninc).18 De interpunctie in het handschrift is in haar geheel weergegeven,waarbij opgemerkt moet worden dat interpunctietekens door spatiesomgeven worden, ook als het een ‘eindpunt’ betreft. Hiervoor is gekozenomdat niet altijd duidelijk is hoe een interpunctieteken geïnterpreteerdmoet worden.19 In deze editie is ervoor gekozen om ophoging met rode inkt weer tegeven. Hierdoor worden de verschillende systemen waarmee er is gerubriceerdzichtbaar, hetgeen van belang is gebleken voor een juist inzichtin de totstandkoming van de codex (zie hiervoor in het bijzondertabel 5). Letters en getallen die rood opgehoogd zijn, worden vetweergegeven, waarbij de getallen volgens regel 15.5 in klein kapitaalstaan; letters en getallen die geheel in rubriek geschreven zijn, wordenvet-klein kapitaal weergegeven. Door deze keuze vervalt het typografischeonderscheid tussen getallen die rood zijn opgehoogd en getal-
98 het comburgse handschriftlen die geheel in rubriek geschreven zijn. Waar nodig is voor laatstgenoemdesituatie een aantekening gemaakt.19.1 Wanneer de punten rond een getal rood zijn opgehoogd, wordt daarin de annotatie op gewezen; wanneer de punten niet rood zijn opgehoogd,is geen annotatie gemaakt.20 Opschriften en tussenkopjes zijn in de verzentelling rechts niet meegerekend.Bij de Sidrac (f.131ra1-174vb33) is, terwille van een mogelijkevergelijking met de editie-Van Tol, de regeltelling aan de rechterzijdevervangen door een telling van vraag en antwoord tezamen.21 Teksten zijn, ook als dat in het handschrift niet het geval is, door onsgescheiden door middel van een dubbele witregel.
AfkortingenIn het onderstaande overzicht zijn de in het handschrift voorkomende abbreviatuurtekensen hun oplossingen per afzonderlijke hand opgesomd.Oplossingen zijn waar mogelijk gebaseerd op voluit geschreven vormen inde nabije context.HAND A (f.1ra1-85va40; 282ra1-310va22)1. ApostrofVoor ereeraraeririerreririn he’e (1rb3) heerein ghew’ke (283ra8) gheweerkein pumeg’natē (8rb32) pumegarnatenin d’ (1ra14) daerin v’gilius (32vb13) virgiliusin h’ (12ra2) hierin mīne’n (59rb33) minnerenin b’ngere (2ra35) bringerein de’ (1ra14) der2. Contractie door middel van een apostrofVoor er in weel’t (1rb7) weerelteere in wl’t (1rb10) weereltauwe in ioncfr’n (13rb1) ioncfrauwene usa e in ihrl’m (46ra29) iherusalem3. Bovengeplaatste horizontale streepVoor n in vondē (1ra13) vondenm in hē (17ra1) hemde in en - (1ra12) endere in pcieuse - (11va22) precieuseue in qne - (3rb4) quene4. Bovengeplaatste horizontale streep en isolerende punt(en)Voor ninc in cō (283ra4) conincin cō. (282ra10) conincin .cō. (282vb14) coninc
100 het comburgse handschrift5. Contractie door middel van een bovengeplaatste horizontale streepVoor e e in ghebndijt - (16va10) ghebenedijti e in incarnatōn (298rb38) incarnatioenett in lrēn (292rb12) lettrenesu in i – hs (303vb9) ihesusine in valenc – hs (291rb38) valenchineseidee usa ein vōrs (282vb8) vorseidein ih – rlm (283vb10) iherusaleme usale in ih - rm (294rb20) iherusalem6. Representatie door quasi-Griekse letters en contractie door middel vaneen bovengeplaatste horizontale streepVoor cristus in x pc – (303vb9) cristus7. Streep door de dVoor enier in (34rb32) denier8. Superscripte oVoor ra in v o uwe (1rb8) vrauweroe in g o t (9va36) groet9. Streep door de pVoor er in - psemē (2ra19) persemenar in - ptien (285va38) partienaer in vers - pde (2rb7) verspaerde10. Krul door de staart van de pVoor ro in sent (7va26) prosent11. Streep door de staart van de q en superscripte uVoor uam in u(5ra1) quam12. Suspensie door middel van een streep door de rVoor auwe in ioncf (5ra19) ioncfrauweauwen in ioncf (9vb39) ioncfrauwenecht in robb (283vb15) robbrechtudder in (7va33) Rudder13. Suspensie door middel van een streep door de lange sVoor eit in vor (306ra6) vorseit14. Superscripte tVoor iet in n t (9rb32) niet
afkortingen 10115. Superscripte uVoor ra in sp u c (18rb40) spracua in q u me (4ra12) quameuae in q u t (3rb22) quaetur in auonte u (29rb24) auonture16. Streep door de v en de wVoor er in chiert (1rb11) verchierteer in elt (31va35) weerelt17. Het 3-tekenVoor et in tog3 (9va41) toget18. Het 9-tekenVoor con in 9trare (3ra14) contrarecom in 9passe (19ra22) compasse19. Het 9 -tekenVoor usin ald 9 (4rb17) aldusHAND B (f.87ra1-128vb5)1. ApostrofVoor ar in w’t (102rb7) wartaer in m’ (105ra8) maer 1er in w’t (97rb21) wertri in ghep’set (101va10) ghepriset2. Bovengeplaatste horizontale streepVoor n in gheuē (87ra1) gheuenm in hē (87ra1) hemde in en - (87ra13) endere in pdecaers - (103va28) predecaers3. Contractie door middel van bovengeplaatste horizontale streepVoor en in nie ms – (110rb24) niemensninc in cō (89vb31) conincin cō. (89ra28) conincin .cō. (107va25) coninc1. Wanneer maer in afgekorte vorm wordt geschreven, gebruikt B voor de m regelmatig de majuskelvorm.In deze gevallen is in de transcriptie gekozen voor een minuskel.
102 het comburgse handschrift4. (Ge<strong>deel</strong>telijke) representatie door quasi-Griekse letters en contractie doormiddel van een bovengeplaatste horizontale streepVoor cristus in x pc – (125rb27) cristusesus in jhc - (125ra27) jhesus5. Superscripte oVoor roo in g o t (103ra31) grootroe in g o t (108rb23) groetro in v o uwe (112rb20) vrouwerou in ont o we (91va27) ontrouwe6. Streep door de pVoor er in dor - phedē (101va28) dorperhedenar in - padise (101vb32) paradise7. Krul door de staart van de pVoor ro in phetē (104ra35) propheten8. Streep door de staart van de q en superscripte uVoor uam in u(101va35) quam9. Superscripte uVoor ra in d u ghet (101va25) draghetuae in q u t (104va26) quaet10. Streep door de v en de wVoor er in leenē (102ra19) verleeneneer in elt (102ra2) weerelt11. Het 3-tekenVoor et in m3 (105va29) met12. Het 9-tekenVoor con in 9quereert (108rb29) conquereertcom in 9paen (112va21) compaen13. Het 9 -tekenVoor usin ald 9 (110rb6) aldus
afkortingen 103HAND C (f.128vb6-130vb34)1. ApostrofVoor eraerriuientein d’a (130ra4) daerin h’ (130vb21) haerin pat’monie (130rb10) patrimoniein q’te (130vb16) quitein S’ (128vb6) Sente2. Bovengeplaatste horizontale streepVoor n in houdē (128vb13) houdenm in vrēdē (129va14) vremdende in en - (128vb18) endende in ē (130vb10) ende3. Krul door de staart van de pVoor ro in fijt (130ra4) profijt4. Het 3-tekenVoor tetietin me3 (130ra6) metin m3 (129ra35) metin n3 (130rb18) nietHAND D (f.131ra1-178va39)1. ApostrofVoor eraraerrihedein langh’ (131ra8) langherin h’de (144ra33) hardein and’w’f (132rb17) anderwaerfin b’nghen (137va29) bringhenin waer’ (164vb12) waerhede2. Contractie door middel van een apostrofVoor er in weel’t (143rb33) weereltesu in ih’s (176va11) ihesuse usa e in ihrl’m (172rb35) iherusalem3. Bovengeplaatste horizontale streepVoor n in bouē (131rb20) bouenm in ōme (131va12) ommede in En - (131ra11) Ende
104 het comburgse handschrift4. Contractie door middel van bovengeplaatste horizontale streepVoor ninc in cō. (131rb30) conincin Cō. (135vb11) Coninc5. (Ge<strong>deel</strong>telijke) representatie door quasi-Griekse letters en contractie doormiddel van een bovengeplaatste horizontale streepVoor cristu in xps - (176vb37) cristus6. Superscripte eVoor re in dand e (167ra6) dandre7. Superscripte oVoor rou in v o wen (146rb26) vrouwen8. Streep door de staart van de pVoor er in onghtem - pde (141vb1) onghetemperdeaer in een - plike (175rb37) eenpaerlike9. Krul door de staart van de pVoor ro in phete (133va36) prophete10. Streep door de lange sVoor culdich in (176rb33) sculdich11. Superscripte tVoor eit in ghetrouwich t (139vb33) ghetrouwicheit12. Suspensie door middel van een streep door de tVoor er in nut (178rb7) nutterwo(o)r(d)t in an (131vb30) antwo(o)r(d)t13. Superscripte aVoor ra in Syd a c (134rb11) Sydracua in q a den (152va1) quaden14. Het 3-tekenVoor et in m3 (131rb3) metat in d3 (134vb31) dat15. Het 9-tekenVoor con in 9fusen (132vb17) confusencom in 9plexien (134ra25) complexien
afkortingen 10516. Het 9 -tekenVoor us in ald 9 (134vb14) aldusHAND E (f.179ra1-234vb42; 261ra1-281vb46; 335ra1-346rb10)1. ApostrofVoor ereeraraerorentein he’e (213ra5) heerein Grimb’t (202va16) Grimbeertin w’t (195ra18) wartin hub’ (264vb36) hubaerin orb’ (161va15) orborin S’ (183vb12) Sente2. Contractie door middel van een apostrofVoor u in sb’tijlhedē (342rb11) subtijlheden3. Bovengeplaatste horizontale streepVoor n in hutē (213ra9) hutenm in hē (179rb21) hemde in en - (213ra7) endeente in – S (183vb42) Sente4. Contractie door middel van een bovengeplaatste horizontale streep enisolerende punt(en)Voor nin in cōx. (212ra6) coninxin scōx. (211va25) sconinxin .scōx. (203ra9) sconinxninc in cō. (203ra29) conincin Cō. (337vb15) Conincin .cō. (211va9) conincin .Cō. (272vb22) Coninc5. Contractie door middel van een bovengeplaatste horizontale streepVoor esu in ih – m (261ra26) ihesumom in vor – ndē (265va10) vornomden6. Representatie door quasi-Griekse letters en contractie door middel vaneen bovengeplaatste horizontale streepVoor cristus in xpc - (266ra15) cristuscristus in xps - (227rb1) cristuscristum in xpm - (261ra26) cristum
106 het comburgse handschrift7. Hoofdletter G tussen isolerende puntenVoor rimbeert in .G. (195ra23) Grimbeert8. Superscripte oVoor rau in v o we (232ra35) vrauwe9. Streep door de staart van de pVoor er in man - ptuus (200vb13) manpertuusaer in s - pde (267vb36) spaerde10. Streep door de staart van de q en superscripte uVoor uam in u(269ra31) quam11. Suspensie door middel van een streep door de rVoor auwen in ionf (273rb3) ionfrauwen12. Suspensie door middel van een streep door de r en een puntVoor eynaert in . (205rb18) reynaerteynaert in . (204ra31) Reynaert13. Superscripte uVoor er in ghebu u e (265ra16) ghebuerera in g u marijn (261va9) gramarijnran in v u ckerike (345va17) vranckeriketa in No u (272ra22) in Nota14. Streep door de v en de wVoor er in wan (271rb29) verwan15. Het 3-tekenVoor et in zwigh3 (267rb33) zwighetiet in n3 (215ra8) niet16. Het 9-tekenVoor con in 9treye (340va26) contreye17. Het 9 -tekenVoor usin at 9 (214ra32) atus18. TildeVoor erin lie ~ u (213ra40) lieuerin qua ~ m (337rb6) quamer
afkortingen 107HAND F (f.235ra1-260vb43)1. ApostrofVoor ereeraerrientein edelst’ (235va38) edelsterin m’lijns (243rb3) meerlijnsin D’ (237vb32) Daerin pat’cius (247va30) patriciusin S’ (236ra10) Sente2. Contractie door middel van een apostrofes in Ih’u (235va30) Ihesue usa e in ihrl’m (240rb11) iherusalem3. Bovengeplaatste horizontale streepVoor n in dickē (235ra19) dickenm in ōme (238ra10) ommede in en - (235rb30) endere in pdicaren - (249vb26) predicarenri in puilegen - (239rb19) priuilegenst in het Latijnse ē (235va34) est4. Contractie door middel van een bovengeplaatste horizontale streepVoor esu in ih – s (252ra14) ihesuse er in gnale - (247vb16) generaleomi in het Latijnse dn – e (246vb22) domineost in het Latijnse nr – os (245ra16) nostrososte in het Latijnse n – r (241rb9) noster5. Representatie door quasi-Griekse letters en contractie door middel vaneen bovengeplaatste horizontale streepVoor cristcristin xpus - (235ra6) cristusin xp – i (235va30) cristicristu in xps - (249vb34) cristuscristu in xp – m (243vb41) cristumcristus in xp – c (249vb43) cristus6. Bovengeplaatste horizontale streep (en punt)Voor ninc in cō (256ra11) conincin cō. (243ra37) coninc7. Superscripte oVoor ro in v o micheyt (260va2) vromicheyt
108 het comburgse handschrift8. Streep door de staart van de pVoor er in - psoene (259rb29) persoenear in - ptye (252rb1) partye9. Krul door de staart van de pVoor ro in phete (252ra11) prophete10. Suspensie door middel van een streep door de rVoor um in het Latijnse seruo (245ra20) seruorum11. Superscripte uuVoor ra in d ghē (260va2) draghen12. Streep door de vVoor er in staet (236ra2) verstaet13. Het 3-tekenVoor iet in n3 (260ra21) nietue in het Latijnse quicunq3 (241rb42) quicunque14. Het 9-tekenVoor con in 9tepus (260vb36) contepus15. Het 9 -tekenVoor usin Tesepor 9 (235vb22) TeseporusHAND G (f.310va23-311vb38)1. ApostrofVoor eraerin sond’ (310va38) sonderin vorw’ (311vb36) vorwaer2. Bovengeplaatste horizontale streepVoor n in mesdaē (310va20) mesdaenm in hē (310va26) hemde in En - (310va31) Ende3. Contractie door middel van een bovengeplaatste horizontale streepVoor nin in cōghinne (311ra11) coninghinneomden in vorn - (311rb12) vornomden
afkortingen 1094. Streep door de v en de wVoor er in steken (311ra6) verstekenor in nomder (311va20) vornomderaer in vor (311vb36) vorwaer5. Het 9-tekenVoor comin 9piengē (310va35) compiengenHAND H (f.311vb39-334vb41)1. ApostrofVoor eraraerorrin he’en (312ra19) heerenin w’t (312rb8) wartin d’ (312ra37) daerin tantw’pē (330vb43) tantworpenin wa’e (317va28) ware2. Apostrof en isolerende puntenVoor inte in .S’. (329ra20) Sinte3. Contractie door middel van een apostrofVoor er in weel’t (328va28) weerelt4. Bovengeplaatste horizontale streepVoor n in vlaendrē (312ra1) vlaendrenm in willē (327rb24) willemde in en - (312ra31) ende5. Contractie door middel van een bovengeplaatste horizontale streepVoor pont in –– lib (314rb2) (feitelijk een afkorting voor het Latijnse libri,maar blijkens de rijmpositie te lezen als pont)omden in vorn - (312vb29) vornomden6. Contractie door middel van een bovengeplaatste horizontale streep en/ofisolerende punt(en)Voor nin in cōx (332rb9) coninxin scōx (333ra37) sconinxin .cōx. (332ra34) coninxninc in cō (334va20) conincin .cō. (312ra41) coninc
110 het comburgse handschrift7. (Ge<strong>deel</strong>telijke) representatie door quasi-Griekse lettersVoor cr in xpristoffels (316rb8) crristoffels8. Superscripte aVoor ra in g a ue (312ra17) graue9. Superscripte oVoor ro in c o ne (328rb36) croneroe in g o te (318vb14) groete10. Streep door de staart van de pVoor er in - pde (314ra34) perdear in - ptie (315rb7) partieaer in onges - pt (313va39) ongespaert11. Streep door de lange sVoor oysen in fran (326vb39) fransoysen12. Streep door de vVoor or in sien (315rb17) vorsien13. Het 3-tekenVoor et in m3 (328ra13) metat in d3 (312vb35) dat14. Het 9-tekenVoor con in 9stantinoble (313ra37) constantinobleHAND I (f.85vb1-86ra28)1. ApostrofVoor ereeraerin ghebu’en (85vb1) ghebuerenin zw’de (85vb10) zweerdein W’t (85vb12) Waert2. Contractie door middel van een apostrofVoor er in weel’t (86ra18) weerelt3. Bovengeplaatste horizontale streepVoor n in scēt (85vb1) scentm in scaēte (85vb2) scaemtede in en - (85vb26) ende
afkortingen 1114. Representatie door quasi-Griekse letters en contractie door middel vaneen bovengeplaatste horizontale streepVoor Cristu in xps - (85vb5) Cristus5. Superscripte aaVoor ra in st tē (86ra20) straten6. Streep door de staart van de pVoor er in - psoene (86ra26) persoene7. Het 3-tekenVoor etin m3 (86ra24) met
112 het comburgse handschriftAfb. 12.Stuttgart, WLB, Cod. poet. et phil. 2 o 22, f.1r (verkleind)
folio 1ra, tekst i.1 113H1ra Et es [I.1]gheseitdat in4 drome 1Niet nees danydele8 gome .Logheneende onwaerhede12 Nochtan heeft men te meniger stede 4Dicken die drome vonden waerEnde die dinghen ghescien daer naerAlso si in drome waren ghesien16 So wie so wlle houden nv in dien 8Weder so ic si vroet so sotIn houde drome niet ouer spotMen heeftene so dicken ondervonden20 Alse wi wel horen orconden 12Eenen meester die macrobius hietDie drome voer truffenne hiltWant hi bescreef dat visioen24 Dat droemde den coninc cyproen 16E minen rechten XX jarenT Alse minne neemt te warenVan ionghen lieden haren cheins28 So lach ic in een groet ghepeins 20Vp mijn bedde ende wart beuaenMet eenen slape also zaenSo quam mi I droem te voren32 Also ghi hier sult moghen horen 24Van woerde te woerde ende anders nietDan also ghelijc hi es ghescietDie droem dede mi verstaen36 Dies suldijt teer van mi ontfaen 28Ende ic salt hu in dietsche ontbindenDen droem die ghi waer sult vindenWare oec yemen die vraghen woude40 Hoe men dit bouc heeten soude 321ra1 Met deze regel begint hand A.
114 het comburgse handschriftDie rose segghic dat heeten salWant daer es in besloten al1rb Dien aert van minnen gheheelikeDie marterie es scone ende rike 36Nu moete god onse heere gheuen4 Dat hare daer ict dore vpheuenHebben moete behaghen soDat soet ontfa dies ic ware vro 40Vant icse voer al die weerelt minne8 Hets recht ghi sijt vrauwe van minen zinneN minen drome al daer ic lachI Dochte mi dat ic de weerelt sach 44Scone verchiert ende ghegroit12 Die alden winter stont vermoeitEnde dit was recht in meye tideDat alle voghelen waren blide 48Ende bome vut worpen niewe blat16 Ende derde wart van dauwe natDie in den winter verdoruen stoetSoe achte nv wel lettel goet 52Wat hare die felle winter weet20 Ne waer pareerde hare ghereetEnde ghinc hare behaghelike verchierenSoe maecte van menigher manieren 56Cleederen meer dan C paer24 Van bloemen van cruden dats waerRoet ghelu wit ende groeneSo verchiert soe haer in allen doene 60Die voghelen singhen menichfoude28 Die dor des fels winters coudeIn bedwanghe hebben gheleghenEnde te langhe daer toe gheweghen 64Die nachtegale ende die calandren32 Die papegay metten andrenDi singhen menigherande notenDaer si sijn met haren roten 68In desen tiden so souden minnen36 Die ionghe lieden in allen zinnenDor den ouer soeten tijtDie dan es in de weerelt wijt 721rb23C is majuskel.
folio 1ra-1va, tekst i.1 115Hi es al te hart ende vul van nide40 Die ni[e]t [e]n [mi]nt in desen tideN dese tide so was dat icke1vaI In drome lach I lanc sticke 76Ende mi dochte so aldaer ic lachDat vro was ane den dachEnde ic stont vp sonder vernoyen4 Ic ghinc mi cleeden ende scoyen 80Ende dwouch mine handen medeVte eenen siede ic doe dedeEen cleen seluerijn naeldekijn8 Dat fijnre niet ne mochte sijn 84Doe vademde ic die naelde zaenEnde bem dus vte waert ghegaenAlleene bestende mine mauwe12 Om dat ic horen wilde ende scauwen 88Der voghele sanc die menichfoudeSeere songhen achter woudeOmme den zoeten niewen tijt16 So hadden si so groet delijt 92Dat si zeere te stride songhenElkerlijc na haerre tonghenDus ghinc ic na haren zanc20 Hoerende ende mine dochte niet lanc 96Die wech die ic ghinc henen sciereDoe quam ic vp eene riuiereDie neuen eere heiden stoet24 Doe quam mi in minen moet 100Dat ic daer wilde gaen meyenVp die riuiere in der valeyenDie als een kerstael was claer28 Ende couder mede weet voer waer 104Dan wesen mochte eenighe fonteyneEen lettel minder dan de zeineWas die riuiere zekerlike32 Ende quam ghelopen dapperlike 108Van eenen beerghe die daer stoetMi dochte doe in minen moetDat ic noyt hadde ghesien36 Riuiere dat dochte mien 1121rb40Moeilijk leesbaar doordat het perkament beschadigd is.
116 het comburgse handschriftAlsic ghemerken condeScoenre wesen toten grondeNo oec weder so fijn no so claer40 Doe ghinc icker een <strong>deel</strong> bet naer 116Omme te dwane mijn anscijnDaer in ende die anden mijn1vbDoe sach ic den gront alte maleGhepaueert met steenen wale 120Die stede was scone in alre wijs4 Het sceen een herdsch paradijsSoe wel behaghede mi de statDie prayerie was oec nat 124Van den soeten coelen dauwe8 Die stat besach ic arde nauweWant soe behaghede mi so waleDoe ghinc ic twater al te dale 128Mi merghende in die prayerie12 Diere ghelike ne sach ic nieOe ic een lettel hadde gegaenD Sach ic voer mi I vergier staen 132Die groet was ende zeere wijt16 Oec waest besloten ende beurijtMet staerken hoghen murenWel ghehauwen bi figuren 136Ende met beelden bescreuen wale20 Die ic hu gherne alte maleDaer af die figuren verseideConstic met eenigher bendicheide 140Na dien dat si mi ghedaen24 Dochten sal ict hu doen verstaenDat deerste beelde hiet hatieDie gheweest heeft oyt ende ye 144Van gramscepen dat eerste beghin28 Verbolghen stont soe in haren zinSone was te ghereeke niet waleMaer ontsinnet sceen soe alte male 148Soe hadde int voerhoeft menighe lese32 Ende vp ghescort was har de nezeLeelic was soe ende verroest medeSoe stont verwinpelt daer ter stede 152
folio 1va-2ra, tekst i.1 117Met eenen douke onzuuerlike36 Neuen hare stont zekerlikeEene ymage alsulc ghedaenBouen hare so sach ic staen 156Hare name die ic las40 Dat dat beelde gheheeten wasEelheit ende eene andre medeStont bander zide teere ander stede 1602raEnde dat was gheheeten dorperhedeDi adde alsulke ledichedeAlse dandre die vorste bede4 Groet sceen hare quaethede 164Si scenen wel vul houerdenEnde quaet sprekende ende vul van aerden .Wel consti betrecken en trauwen8 Die suke beelde conste hauwen 168Het sceen wel an hare ghemakeDat het was eene dorpre sakeEnde een wijf vul onneeren12 Die hare ter doocht niet wille keeren 172Ier na sach ic ghehouwen daerH Ende betrecket dat was waerGhierichede die lettel gheeft16 Mach soe den dach dat soe leeft 176Dese es die den lieden doetOuer een vergaderen groet goetEnde persemen leenen ende vercoepen20 Ende tghelt te gaderne met hoepen 180Dits die ghene die doet stelenDen dief dat hi bi ziere kelenWort ghehanghen te menigher stat24 Dese es die oec toe brinct dat 184Dat men den lieden nemet thareDese maect openbareGroet ghedinghe ende zware28 Oec maect soe menighen maertelare 188Die beede heeren ende vrauwenHare goet stelen met ontrauwenEnde hare aruenesse doen vercopen32 Om dat sijt te gadre cnopen 1921vb35onzuuerlike: De poot van de r steekt verder naar boven uit dan gebruikelijk.
118 het comburgse handschriftLeelic was dit beelde ghedaenSoe sat als die mochte staenQualike ende beide hare bringere36 Met crommen anden ende met vinghere 196Want hare herte na els niet stoetDanne na ander lieder goetDits dat haren zin verteert40 Want soet voer alle dinc beghert 200A ghierichede soe stoetN Vrechede die node gheuet goet2rbSoe was oec magher ende bleecEenen doeden soe bet gheleec 204Van honghere danne yemen el4 Dat sceen an hare vaerwe welDat soe lettel goets verteerdeMaer altoes den penninc begheerde 208Ende verspaerde dicken hare kele8 Wellinghe soep soe van gherstinen meleNiet soe vele dat hare besloetSoene hat niet dan gherstin broet 212Ende tallen dien dat soe nochtan12 Soe magher was ne hadde soe anNe waer eenen roc die minich gatAdde ende te menigher stat 216Was hi gheboet met vele douken16 Men hadde verre moeten zoukenEer men vonden hadde de vloeHi was te gleden alsoe 220Vp een recke bi hare ziden20 Hinc eenen mantel van houden tidenEnde van brunette een rockelkijnDat niet bloeter ne mochte sijn 224Ic segghe hu in waerre dinc24 Dat die mantel die daer hincMet bonten gheuoedert niet ne wasNe waer de voederinghe geloeft das 228Was lammerijn ende zwart28 Zwaer te draghene ende hartSoe haddene ghehadt wel X iaerMaer selden drouch soene ouer waer 232Want I gat adt hare gheten
folio 2ra-2va, tekst i.1 11932 Int herte waer hi yet versletenWant haddi ghewesen quaetEer vrecheit dat wel verstaet 236Eeenen nieuwen hadden ghecreghen36 Soe hadder langhe sonder gheleghenVrecheit hilt in hare handeEene burse met eenen bande 240Die soe harde vaste sloet40 Soe was die dor gheenen noetIemene daer toe hadde laten gaenSelden was die burse ontaen 2442vaOm eenighe becommerthedeEn ware ofmet yet in dedeDoe verblijdden hare de lede4 Ende al hare zinnen mede 248Ier na so stont voert betoghenH Nidicheit die niet in hoghenOm eenighe dinc was diese vernam8 Ne waer altoes tornich ende gram 252Ende vertrecte alle scadenNiet ne stont haer bet in stadenDan alsoe sach eenen goeden man12 Comen toren ende lachter an 256Ende eenich zware verliesSeere blide soe was soe diesOf alsoe een gheslachte sach16 Dat oyt voerbaer te wesene plach 260Te vallen ende te niete gaenDaer omme verblijdde soe saenEnde hads feeste ende groet spel20 So nidich was so ende so fel 264Maer alsoe sach eenen goeden manDie eere ende goet ghewanMet dogheden ende met behendicheden24 Of met eenigher wijshede 268Dat hare gaf zware auontureNidicheit heuet sulke natureDat soe te niemene draghet minne28 Soe fel es soe in haren zinne 272Soe ne heeft macht dien so vrient si2rb32Int: t is boven de regel geschreven door teksthand.
120 het comburgse handschriftNo haren vader gheloues miNe wilde soe dat ghesciede goet32 Sone souts in haren moet 276Toren hebben ende leetDat soe dus fel es ende dus wreetDat loent so haer seluen al36 Als yemen ghesciet groet gheual 280Wilsoe alte male ontsinnenEnde verteert haer herte binnenSoe es die niemen goets ian40 Men vint ne gheenen so goeden man 284Mochte soe wel soe ne dede datDie men vint yewer in eenighe stat2vbDat hi te groeten scanden quameEnde lachter hadde ende blame 288Soe quaderande so es si4 Ende gheuet so vele veninen daerbiIc sach daer nidicheits figureHebben so leelike faiture 292So sach so leelijc weet wel8 Alse die nidich es ende arde felAn hare mestoet harde welSo was beede lusch ende scele 296Niemen mochtse besien wale12 Hare eene oghe loec soe teenen maleDor de felheit die soe drouchDiere vele was ende ghenouch 300A nidicheden stont verheuen16 N Seericheit ende wel ghescreuenAn hare vaerwe sceen ghenouchDat soe rouwe int herte drouch 304Want soe was valu ende bleec20 Van vaerwen soe wel gheleecDer leeliker ghierichedenSoe was ghelu van magherheden 308Van onwille dien soe sach24 Verdwijnde so nacht ende dachNoyt ne was maertelareIn tormente alsoe zware 312No in eerscap alsoe groet28 No in alsoe groeten noetAlse zeerichede hebbende sceenSo weende ende droufde al in een 316
folio 2va-3ra, tekst i.1 121Alse die hare ne vertroeste niet32 So wat feesten dat soe zietSo sceen wel eene drouue sakeDie zeere leuede met onghemake 320Soe wranc haer hande ende sleet haer haer36 Soe maecte harde groet mesbaerHare cleedren die waren quaetWant soe hadse dat verstaet 324Met haren handen ghescoort ontwee40 Te moede so was hare so weeDat soe huut hadde ghetrockenHare haer bi groeten locken 3283raHare luste lettel eenich spelSo seerich sceen so ende so felFeeste te makene was haer ommare4 Feeste ende rauwe sijn contrare 332Ier na stont outheit ghetoghenH Leelic ende zeere verboghenHarde cranc ende zeere verrompen8 Ende wel eenen voet ghecrompen 336Van dien dat soe te sine plachEnde soe nam af nacht ende dachBeede van zinne ende van wijsheden12 Hare scoenhede was al leden 340So was alsoe wit van hareAlse oft soe ghebloyt wareEnde verdroghet so was haer lijf16 Van couden adsoe de anden stijf 344Verroest soe was haer die huutDat most liep haer ten oren vutHare tanden waren vut beghene20 Gheuallen sonder eenen alleene 348Die groet was ende voren stoetSone hadde niet eenen voetSonder hare potenten ghegaen24 Hare macht was so te gaen 352Die tijt die noit noch ghelachMaer henen gaet nacht ende dachEnde emmer sonder te rusten gheet28 Al dinct ons dat soe stille steet 356Ende in eenen poynte ghedurenSoe gaet met pointe ende met vrenSoe lijt sonder keeren weder
122 het comburgse handschrift32 Ghelijc dat dat water valt neder 360Dies I dropel niet weder ne keertAldus so es die tijt gheleertYser no ne gheene muren36 Ne mach ieghen dien tijt gheduren 364Die tijt verteert alWat dat leuet groet ende smalHeuet die tijt vp ghevoet40 Ende die tijt die verdoet 368Die tijt sent alle dinc ter moudenDie tijt dede onse voerders houden3rbDie tijt doet vervullen alle dincDie tijt hout keyser ende coninc 372Die tijt breect dit ende tgene4 Heeft soe vercocht dese oude queneDat soene wiste wat soe dedeSo was in hare eerste kintschede 376Ic wille wel ghelouen das8 Dat soe in haren poynte wasAlsoe hadde wijshede ende zinMaer nu sceen soes hebben te min 380Verscoten was soe in haer ghedane12 Eeene cappe hadde soe aneEene zware ende eene coudeWel gheuoedert ieghen tcoude 384Want oude lieden dat es waer16 Gaet een cleene coude naerEn ander beelde daer na stoetNa dat mi dochte in minen moet 388Dat papelaerdie was gheheeten20 Dat sijn liede wildijt wetenDie hem toghen buten goetEnde quaet int herte sijn ende inden moet 392Si sijn helich in ghelate24 Ende veinsen hem al met barateAnders so toghet haer anscijnDan hare herte binnen sijn 396Simpel was dat beelde ghescreuen28 Na een wijf die was begheuenIn een zwaer religioen3rb17De blauwe lombarde die er stond is weggeveegd; er is ook geen representant (meer) zichtbaar.
folio 3ra-3va, tekst i.1 123Ende drouch twee ghebondene scoen 400Eenen soutre hilt soe in de hant32 Het sceen dat soe elken santAne riep met neerenstichedenSoene achte twint vp behaghelheden 404Maer goede ghwerke te an vane36 Eene hare soe droch soe aneAlre naest haerre huutDie soe selden dede vut 408Van vastene was soe bleec ende vale40 Recht of soe doet ware te maleAn hare wies in alre wijsOf hare die poerte van paradijs 4123vaAlte male ware ondaenEnde soere ghereet in mochte gaenVant dus ghedane liede plien4 Alse wi in dewangelie zien 416Ghescreuen dat si hare anscijnMaghet houden om dat si sijnWillen gheprijst sijn van den lieden8 Die hem goeden dach ombieden 420Om eene cleene ydele glorieDie hem verblijt de memorieAchterst stont ghescreuen daer12 T Aermoede weet voer waer 424Dat emmer tonwertste siVant hem comt node yemen biOmme hare adsoe I zac16 Hongher coude ende onghemac 428Adsoe ende menighe scamelhedeOmme niet dede soe menighe bedeAltoes croep soe achter waert20 Wan soe met niemen es waert 432Metter kele was soe ontwondenSoe stont van daer dander stondenAchter verre een groet sticke24 Die aerme heeft selden ghelucke 436Achter es hi altoes ghestekenArem man hi mach wel sprekenDat die vre si vermalendijt28 Ende die wile ende die tijt 440Datti nie wart gheborenSo menighe onwerde moetti horen
124 het comburgse handschriftSelden heefti ane goet cleet32 Hem sijn oec scoen onghereet 444Selden eet hi ende drinct waleVerscoten es hi alte maleDus waren daer de beelden ghehawen36 Ende wel betrecken bi trauwen 448Beede van goude ende van asureDaer si stonden an die mureOghe was die muer ende ront40 H Ende vaste besloten ende stont 452Om I vergier als een hagheDaer ne was noyt in te gheenen dage3vbComen dorpere no vileinHet was so ouer scoen I plein 456Dat ics hem met goeden zinne4 Ghedanct hadde die mi daerinneHadde ghelaten sonder scadeOf bi leedre of bi grade 460Want ic houde wel in dien8 Dat meerre feeste noyt ghesienNiewerincs ne wart in gheen lantAlse men in dien vergiere vant 464Noyt ne was so soete stat12 No daer de vogle songhen batEnde meer maecten gheluutDaer was in joye ende deduut 468Van bloemen van crude menigertiere16 Waren binnen dien vergiereDie stat was soe lieuelikeDat man ne was zekerlike 472Hine verblijdde waer hi der bi20 Ende ic selue ghelouets miWasser of verblijt alsoEnde int herte worden so vro 476Dat ic niet C pont ne name24 Der voren dat ic daer binnen quameDoe ic den soeten sanc verstoetQuam mi te voren in minen moet 480Hoe ic den raet best zochte28 Dat icker binnen comen mochte3vb23C is majuskel.
folio 3va-4ra, tekst i.1 125Bi wat engiene bi wat listeWant ic dore no porte wiste 484No niemene die mi was bi32 Die den inganc mochte wisen miWant alleene so wasic daerDies mi therte was zwaer 488Doch bedochtic tachterst dat36 Dat noyt ne was so scone statNo so delectabele stede medeDaer ne was an teenigher stede 492Dore wech ofte wiket mede40 Daer men in mochte comen betDus ghinghic peinsende langhe vreEnde bezach al omme de hoghe mure 4964raEnde dat pourprijs vaste sceenSo langhe ghinc ic dat ic eenWiketkijn want wel cleene4 Niewer dan daer alleene 500Mochtmen daer comen binnenTwiketkijn was in allen zinneVaste besloten met ameyden8 Daer cloppedic voren sonder beiden 504Ic riep lude ende stietEnde dan hoerdic of men hietDaer binnen horde dat ic sciete12 Ende yemene quame die mi in liete 508Oe hoerdic dat quam ghegaenD Eene maghet wel ghedaenDie mi dat wiket ondede16 Wel ghemaect waren haer de lede 512Hare haer was kersp ende blontEnde rosen roet was haer de montTvoerhoeft slicht : ront haer kinne20 Daer een cleene daelkin stont inne 516Hare hoghen lachende ende fijnEnde claerre vele dan I robijnHare nese recht dat wel zit24 Hare tande als van yuore wit 520Gheset effene ende cleeneHare hande zoete ende reeneHare kele was scone ende wit28 Noyt wijf onder den troene verstaet dit 524Ne drouch scoenre hals openbare
126 het comburgse handschriftEnde also ront of hi wareGhepossiciert ouer al32 So was lanc ter middele smal 528In wane niet dat men teeniger stondeIn al de weerelt I wijf vondeDie haer mochte gheliken hiet36 Der scoene maecht die mi in liet 532Soe hadde van perlen eenen hoetVp hare wel stoetEnde bouen den hoede die wi nomen40 Hadde soe eenen hoet van bloemen 536Ende van rosen die men daer vantEenen spieghel drouch soe in de hant4rbEnde eenen cam hadde soe oec daerDaer soe mede haer scoene haer 540Cammede ende leide behaghelike4 Hare mauwen waren fraylikeMet eenen goutdrade toe ghetoghenDie ne ployden no ne boghen 544Tote soe hare anden houden soude8 Ieghen hitte ende ieghen coudeHadde soe scone an ghedaenTwee witte anscoen die staen 548Wel diere cleederen ende rike12 So dat men niet vonde der ghelikeDaer menighe goudine stripe in gaetEnde menich rikelijc naet 552Adde so an ende ne dede ander zake16 Dan soe hare behaghel makeDoe mi die maghet aldus die doreOntsloten hadde daer ic stont vore 556Seidix hare wel groten danc20 Ende vraegde haer eer hiet lancHoe dat soe gheheeten wareSoe andwoerde mi openbare 560Wel houeschelike ende seide24 Ic doe mi heeten ledicheideIn hebbe te doene anders nietDan mi te pareerne als ghi ziet 564Ende nemmeer ne gheeric el4ra33stonde: Door teksthand later toegevoegd, met iets blekere inkt.
folio 4ra-4va, tekst i.1 12728 Danne te sine in bliscepen ende in speleEdel wijf bem ic ende rikeEnde oec harde heymelike 568Dedute die vray es ende scone32 Die vten lande van babiloneDese bome dede bringhen hierDie hier staen in dit vergier 572Doe dese bomen becomen waren36 Dede hi dese muer sonder sparenMaken al omme dit pourprijsDaer noyt binnen ne vroes hijs 576Ende die beelden die wi nomen40 Dede hi maken na hare vromenDie ghi saghet daer buten staenDie bleec sijn ende onghedaen 5804vaMenich waerf so comt hi hierHem merghende in dit vergierEnde sine liede die comen mede4 Die altoes leuen in vroylicheden 584Als nu es deduut hier binnenOm te hoerne in allen zinnenDen sanc van der nachtegale8 Ende van andren voghelen also wale 588Die vremde sijn ende onbekintIc weet wel dat menne vintSo scone stede in al eerdrike12 Des comt hi hier daghelike 592Met sinen liden te hebben spelEnde den sanc te hoerne alsoe welDien elc voghelkijn hier singhet16 Scoonre volc dan hi hier bringhet 596Ne vondemen no dies ghelikeNiewer in al erderikeOe ic ledecheden tale20 D Verstaen hadde al te male 600Bat ic hare vp houeschedenDat soe mi die scoene stedenLiete zien ende daer binnen gaen24 Ende die bome diere in staen 604Ende dedute den groeten heereDie te prisene es dus zeereDie scone die was so wl ghenaden28 Ende sprac te hem bi staden 608
128 het comburgse handschriftGhi moghet hier binnen wel comenEn wert hu bi mi niet benomen Sonder letten ghinc ic doe inne32 Met eenen arden bliden zinne 612Want mi dochte zekerlikeDat ic was in hemelrikeSo ouer scone dochte mi de stat36 In hoerde noyt voghelen singhen bat 616Dan icse hoerde singhen daerMet soeten stemmen ende claerDat ic des die waerheit lye40 Dat so scone gheene melodye 620Noyt was ghehoert van meinscheAlse daer ghehoert was te weinsche4vbDer voghelen zanc die daer was groetDede dat mi die herte verscoet 624Ende verblijdde mi alte male4 Inne was noyt weetic waleSo zeer verblijdt no in hoghenSo iolijs so ouermoghen 628Doe dochte mi wel dat ledicheit8 Die mi in dese verweentheitEnde in dese bliscap gheleitHadde ende daer of gheseit 632Dat ics hare al mijn leuen12 Dancken sal sonder begheuenEnde met herten bliuen haer vrientDat soe mi so wel heeft ghedient 636Die mi ontsloet dat wiket16 Daer ic in die weelde quam metOert so willic hu tellenV Van dedute ende sine ghesellen 640Sonder mi te makene diere20 Entie scoenheit van den vergiereDeen na tander het vought waleMen maeght niet segghen teenen male 644Scone te dienste ende zoete te waren24 Daden hem die voghele sonder sparenMet sanghe van zoeter minnenDaer men delijts vele in mochte kinnen 6484vb16ic: Boven de regel geschreven door teksthand.
folio 4va-5ra, tekst i.1 129Hoghe ende neder met soeten stemmen28 Daden si hare noten clemmenSoeter no scoenre melodienNe hoerde man met horen nie 652Alsic dit dus hadde ghehoert32 Ghinc ic I lettelkijn bet voertDedute te ziene ende sine affareWant mine herte hads ghare 656Doe quam ic in I scone pat36 Daer in lach menich bloeme blatIn elke zide so waest belokenMet cruden die wel zoete roken 660Onverre ghinc ic dat es waer40 Inne vant dedute daerVp een plein dat was so sconeDat het gheliken mochte den trone 6645raTe dien sconen pleine quam ic ghegaenDaer ic volc sach so wel ghedaenDat mi dochte groet wond wesen4 Ware hi so scone hute ghlesen 668Lieden vant diere ghelikeHet scenen inghelen van hemelrikeAlso scone so dochten si mi8 An eenen dans so ghinghen si 672Eene ioncfrauwe die bliscap hietSanc daer voren een niewe lietMet soeten lude soet hute leide12 Deus hoe wel soe haer noten seide 676Ende die woerde mede daer afDen voet soe hem allen gafHen mochte vertellen gheene tonghe16 Soe dede verbliden oude ende ionghe 680Hare stemme was claer ende zoeteScone ghinc soe vp haer voeteAltoes soe was die ioncfrauwe20 Ghewone te sine sonder rauwe 684Ende telken danse so sanc siEmmer teerst ghelouets miWant so sanc wel bi musuren24 Men mochte daer zien die voeten ruren 688Ende effene gaen in dat groene grasDaert vter maten scone wasDaer waren vedelen ende tytolen
130 het comburgse handschrift28 Ende menestrele van goeder scolen 692Met fleuten ende met tambusenMet aerpen ende met lutenEnde met trompen van musuren32 Het soude mi werden te suren 696Soudic hu al doen verstaenHoe scone si de tymbren slaenEnde vp den dume lopen doen36 Daer was ghehouden menich bordoen 700Ende noten ghesonghen van loreinDaer was de feeste groet int pleinV willic hu segghen voert al huut40 N Wat daer dede mijn heer deduut 704Hi dede daer ten danse comenTwee maegden in hebbe niet vernomen5rbIn die weerelt dat wanic nieScoenre no behaghelre dan die 708Si quamen in haren roc al bloet4 Ghelu ende kersp adde elc thootDaer vp stonden II hoedekineGoet ende diere alexandrine 712Men mochte vrayer gheene vizieren8 Dese dede mijn heere deduut balierenDiet vtermaten wale dadenDeus hoe dadent sijt bi staden 716Deen ieghen andren behaghelike12 Ende onderbraken soe moylikeDaer si leden so dat si scenenOf si metten monde altoes grenen 720Ende deen den andren al daer16 Vriendelike custe ende sonder vaerWat maec ic hier af langhe taleSi baleerden also wale 724Dat ic wel al dat leuen mijn20 Met hem daer hadde willen sijn Doe ic dus stont ende ane zachDen dans die mi niet mach 728Bet behaghen dan hi dede24 Eene ioncfrauwe die houeschedeWas gheheeten so riep miGod onse heere gheue dat si 732Hebben moete een goet gheual28 Scoene was soe ende lief ghetal
folio 5ra-5va, tekst i.1 131Wel gheraect ghestade van zinneSoe seide te mi lieue minne 736Wat stadi stille in dit vergier32 Comt an mine hant dansen hierIc seide wel gheraecte ioncfrauweDat doe ic gherne bi trauwen 740Ic ghinc ane ende was blide36 Ic weet wel dat mi tien tideHoueschede niet hadde moghenMet gheenen dinghen meer doen verhoghen 744Danne soe mi dede hier mede40 Daer meerctic vp die stedeDie fayture ende die ghedaneVan den ghenen diere ghinghen ane 7485vaDie ic hu som sal nomen openbareHoe si heeten ende wie si warenEduut was lanc ende scone4 D Men hadde onder shemels trone 752Niet vonden eenen bet ghemaect waleSijn ansichte was alte maleAls een appel wit ende ront8 Ende zijn haer dat was al blont 756Ende kersp ende harde sconeEnde blide van herten zonder honeTen scouderen breet I lettelkijn12 Ende smal in dat gorden sijn 760Het sceen een beelde ghepingiertHem waren die leden gheformiiertBet dan yemene soude connen16 Gheformeren onder der zonnen 764Ionc ende scone van ghedaneIn sinen baert scoten de graneCleene alst waren muse haer20 Sine oghen lachende ende claer 768Hi sceen wel vul van deliteHi was ghecleet met I samiteDat met voghelen was dor dreghen24 Die van goude waren ghesleghen 772Ghescoit was hi behaghelikeHi hadde cousen an diere ende rikeSine amie ende sine vriendinne28 Adde hem vp gherechte minne 776Ghegheuen eenen rosen hoet
132 het comburgse handschriftDie hem harde wel stoet Wildi sine vriendinne weten32 Bliscap was soe gheheeten 780Die alre eerst ten danse sancSo wel men mochts haer weten dancSo was als van XII iaren36 Ende adde dedute te waren 784Met trauwen haer herte ghegheuenEnde hi haer weder voer alle die leuenDie minne was in hem ghestade40 Ende elc leuede bi anders rade 788Van scoenre vaerwen si beede blosenAls oft waren rode rosen5vbIoncfrauwe bliscap was so sconeHet sceen I coninginne van den trone 792Soe verlichtet soe waer soe ghinc4 Neuen dedute den ionghelincHaer voer hoeft was wit ende slechtHaer nuese lanc ende recht 796Haer winbraeuwen bruun ende ghebogen8 Lachende waren haer die hoghenHaer mont was cleene ende niet groetEnde hare leppen rosen roet 800Die altoes stonden in de stede12 Als hare lief te cussen medeHare haer was kersp ende blontWat soudicker vele af maken cont 804An hare was dinc ne gheen16 Dat yet te blaemmeerne sceenHare haer was te menigher stadenGhedureert met goudin draden 808Vp haer hoeft stont eenen gout bant20 Die rijcste die men vantIc hebber menighen ghesienMaer gheenen gheliken dien 812Soe was ghecleet behaghelike24 Die haer lief drouch zekerlikeDese II die ic hier seideSi ghinghen te ghader beide 816Die god van minnen . die al doet28 Den meinsche toe commen quaet ende goetEnde oel leuen in groten zeereHi maect knecht menighen heere 820
folio 5va-6ra, tekst i.1 133So doet hi vrauwe menich ioncwijf32 Die hi ieghen hem vint stijfIe God van minnen hi was daerD Hine gheleec niet dats waer 824Van ghedanen eenighen knechte36 So ouer scone was hi te rechteSine cleedren die hi hadde anNe mochte prisen gheen man 828Want si waren al van bloemen40 So rike<strong>nl</strong>ijc in wist hoe ghenomenBetoghen al met stouter minnenDaer stonden wel ghemaect binnen 8326raVoghelen in scildekineDraken leuwen ende espentinneVoghel grijp ende lupaerde4 In conste hu niet vul prisen de waerde 836Die cleederen met minen zinneDie an hadde die god van minnenVan bloemen waren si menigherande8 Men vontse niet bin desen lande 840Sine stonden daer in gheuisiertOec stont daer in ghescakiertVan rosen menich scone blat12 Daer menich vogle neuen sat 844Vp sijn hoeft eenen rosen hoetDie hem scone ende wel stoetDaer voghelkine ende nachtegalen16 Omme vloghen tallen male 848Vlieghende hoghe ende nederEnde sloghen die bladre vp ende wederDatsi vielen in sinen scoet20 Daer was die bliscap groet 852Want al bedect so was hiMetten voghelen ghelouets miDie met groter versameninghen24 Omme hem alle te stride singhen 856Hi sceen een inghel openbareDie al te hant comen wareGheuloghen vten hemelrike28 Hi sceen wel also ghelike 860 Die god van minnen adde voer hemeStaende alsoe huut vernemenEenen arden sconen ionghelinc
134 het comburgse handschrift32 Die wel cleedde in den rinc 864Sinen name hebbic niet verghetenSoete ansiene was hi gheheetenHi sach den dans ende tspel36 Dat voer hem was ende merct wel 868Hi hilt in die hant te warenII boghen cortoys die warenDie gods der minnen beide40 Ic sal hu segghen die waerheide 872Hoe dat ghedaen waren die boghen6rbNa minen wane al ongheloghenIe een was houtin ende hartD Onghespannen ende zwart 876Met menighen bulte ende weere4 Die vrucht soe es beter meeereDie dat hout drouch ende gafDaer die boghe ghemaect was 880 Die ander boghe was bet ghemaect8 Lanc ende scone was hi ghemaectEnde wel gheboghen in waren dinghenMet vrauwen ende met ionghelinghen 884Die behaghelike van allen leden12 Daer ane stonden wel besneden Soete anesien : hilt beede de boghenDie ic hu hier hebbe vertoghen 888Daer toe X strale soe hilt hi16 Sinen meester altoes biViue hire in de rechter hant drouchDie scone wel na gheuouch 892Ghemaect waren . ende al van goude20 Daer dat yser wesen zoudeEnde weder ghehaect an beeden sidenOmme bet te quetsen tallen tiden 896Die alre beste van al desen24 Entie snelste van al desenHare name scoenheit hietDie minst quetste ende dede verdriet 900Die gheheeten was simpelhede28 Eene andre die men hiet vrihedeWas gheuedert al met doghet6ra38De isolerende punten rond het getal zijn rood opgehoogd.
folio 6ra-6va, tekst i.1 135Der vierder name ghi horen moghet 904Gheselscap heet soe te waren32 Die quetste zeere sonder sparenDiere van bi met scieten wildeMaer die hem van verren hilden 908Hi soude de wonden te bet ghedoghen36 Ende vele te bet ghenesen moghenDan van bi dat verstaet Die vijfste heet goet ghelaet 912So was die meest ghedoghen conde40 Nochtan scoet soe I grote wondeDie men te zeere niet sal ontsienWant soe gherne goet doet ghescien 9166vaN dander hant hilt soet anzienI V andre strale te dienDie hem gheliken niet I twint4 Tyser daer af ende spriet 920Waren zwart ende leelic zeereEnde gheleken den duuel meereDan eenigher dinc vp daerde8 Deerste was gheheeten ouaerde 924 Ende dander ne was beter nieSoe was gheheeten dorpernieEnde was beset an beeden ziden12 Met felheden diet al beniden 928 Die derde was gheheeten standeDie onwert es achter lande Wanhope hiet de vierde strale16 Die noyt meinsche loende wale 932 Die vijfte hiet quaet ghepeinsEnde neemt I quaden cheinsDese V strale al te male20 Gheleken den zwarten boghe wale 936Si waren fel ende putertiereVan te segghene hare maniereNu willic hier laten staen24 Het wert hu wel cont sonder waen 940Hier na alst gheuet sinen tijtTen danse so was groet delijtIe god van minnen was ghegaen28 D Bi eere vrauwe wel ghedaen 944Dat mi in mi seluen dochteDat icse vulprise niet ne mochte
136 het comburgse handschriftScoenheit heet soe weetic wale32 Ghelijc dat dede deerste strale 948An hare ne was te lachterne nietMaer ghelijc na dat men zietVoer de sterren claer de mane36 So was so in hare ghedane 952Claer ende scone bi miere trauwenBouen alle dandre ioncfrauwenSoe was lanc ende de middel smal40 Ende wel ghescepen ouer al 956Soene hadde te doene gheene parurenSo scone was soe van naturen6vbTote vp haer voeten hinc haer haerDat scone was ende gout claer 960Wat soudicker meer af weten4 In hare so ne was niet verghetenEne andre vrauwe ghinc bi hareC Die machtich was ende openbare 964Ende van arden groeten doene8 Niemen ne was daer soe coeneDie ieghen haer mesdoen dorste yetDese vrauwe rijcheit hiet 968Soe was gheprijst van menighen heere12 Ende al die weerelt dede haer eereWant die rike es ende seere machtichVan allen doene ende crachtich 972Want rike liede na haer begheeren16 Moghen menighen helpen ende deerenRijcheden so dienden si alDie daer waren groet ende smal 976Ende dies pleechtmen gherne nocheden20 Om te hebbene hare rijchedenAlle heeten sise vrauweDie daer waren bi trauwen 980Ende alte male so hadden si24 Die weerelt tonder verre ende bi Te haren houe woent menich quaetEnde menich valsch diet wel verstaet 984Daer es oec menich verrader fel28 Die voer de lieden can smeeken wel6vb5Representant e in de marge.
folio 6va-7ra, tekst i.1 137Voren blusschen maer achter bernenDaer si goede lieden mede ernen 988Rijcheit adde cleeder an32 So goede ne sach noyt manSi waren van purpere wel ghesnedenVan bouen tote beneden 992Albetoghen van finen goude36 Daer stont in alsoet hebben woudeYstorien ghemielt die wilen eereGhescieden princhen ende heeren 996Eene vasenke ghinc daer duere40 Wel ghemaect achter ende vureWel beset al met dieren steenenBeede van groeten ende van cleenen 10007raEen gordel drouch soe diere ende goetDaer die ghespe als ict verstoetOf was van eenen steene diere4 Ic sal hu segghen sine maniere 1004Wiene draghet ouer hemeMen mach ne also ict vernemeMet gheenen venine vergheuen8 Ende oec hout hi ionc dat leuen 1008Dese steen ware beter eenen riken manDanne tlant dat hout pape janI ander steen adde soe hiet marsant12 Die beste steen die men noit vant 1012Diene drouch hine dorste ontsienDatti verliesen soude zijn sienNoch oec ziecheit ghewinne16 Dit gordel was doe ic hu bekinnen 1016Al besleghen met goudinen ledenDie zeere woughen van zwaerheden Rijcheit die vrauwe drouch vor waer20 Vp haer scone ghelu haer 1020Van goude eene so diere croneNie man ne sach noit so sconeIn mochte dies niet te hoefde comen24 Wildict hu al gader nomen 1024Die steene diere in waren gheset6vb397ra4vasenke: n is boven de regel geschreven.Na maniere is nogmaals manier geschreven, door een imiterende, latere hand.
138 het comburgse handschriftMaer ic wille dat ghijt wetDatter . myraude . robine . ioconsen28 Binnen stonden wel III onsen 1028Ne waer voren in de crone stoetI carbonkel steen diere ende goetHi was so claer gheloues mi32 Dat hi als het den auonde quam bi 1032So verlichte ende wart so claerDat bi sinen scine al daerI mile verre I man wel saghe36 Ghelijc het ware bi den daghe 1036Bi desen steene die in haer croneRijchede drouch sceen so sconeDat hare anscijn al verclaerde40 Die ghene die waren in den boomg[de] 1040ijcheit soe hilt bider hantR Den scoensten die men daer vant7rbHi was haer amijs ghetrauweEnde soe mindene weder de vrauwe 1044Waerheit soe was hi gheheeten4 Hets I ionghelinc die ghesetenGherne es in groeten zakenVan goede heeft hi gheene braken 1048Hi hout ridinghe ende scone meisnieden8 Hi mint oec alle goede liedenHine ontsiet rouer no diefMaer hedelheit heeft hi lief 1052Hi heuet sine herte gheset in dien12 Datti groten cost wel mach sienEnde groet goet mede verteerenDits al gader zijn begheeren 1056Aest desen ionghelijnc was16 N Eene vrauwe wel ghedaenDie miltheit hiet soe hadde waleGheleert gheuen tallen male 1060Ende mede te vertheerne anders20 Soe was nichte alexandersMiltheit soe gaf tallen tiden7ra407rb67rb15boomg[de]: Abbreviatuurteken niet (meer) zichtbaar; [de] alleen met UV-licht leesbaar.Voor heeft is een g uitgeradeerd.In de (vlekkerige) rechterpoot van de lombarde is een lijnenpatroon getekend, in tegenstelling totelders, waar de hele poot is opgevuld met verf.
folio 7ra-7va, tekst i.1 139Dese vrauwe ne was so blide 1064Niewer of I twint niet24 Dan alsoe mochte segghen zietGhierecheit die grote keytiueNe was noyt in haren liue 1068So ghereet te nemene enige zake28 So miltheit wel was te ghemakeDen lieden te gheuene haer gheuouchEnde god verleenets haer ghenouch 1072Milthede soe mintene hier omme32 Beede de vroede ende de dommeSo doet arem ende rike al te maleMochten si van herten wale 1076Si stonden altoes te haren ghebode36 Dat was om haer ghiften bi godeDoe soe gherne ende mildelijc gafAlle veeten cochte soere met af 1080 Daer bi es also helpe mi god40 Die rike man wel arm ende zotDie nodich es ende niet wil gheuenWant hine mach in al sijn leuen 10847vaPrijs beiaghen no oec heereWant alle de lieden hare zeereEnde heetene nodich ende quaet4 Dat elken riken man mestaet 1088 Hets wonder hoe behouden machVrec heere sijn lant eenen dachMaer die vrient wille beiaghen8 Sijt van vrienden sijt van maghen 1092Hine sal dat sine niet te zeere minnenWant niemen sone mach ghewinnenSo groeten lof no so groeten prijs12 Alse met ghiften in alre wijs 1096 Miltheit slacht zekerlikeDen zeilsteen die al heimelikeNa hem trect dat yser zwaer16 Also trect dat herte naer 1100Die man die heimelike can gheuenEnde doet met hem met trauwen leuen Miltheit die scone vrauwe20 Adde cleedere versch ende nauwe 1104Van I puper alexandrijnDat niet bet ne mochte sijn
140 het comburgse handschriftScone was soe ghelouets mi24 Voer hare herte ne adde si 1108Gheene broke want sose ghesentAdde eere vrauwen in prosentDat ne mestont niet der vrauwen28 Ne waer dat men te bet mochte scouwen 1112Hare lijf ende te scoenre sceenDat witter was dan yuorin been Miltheit die scone ende die vroede32 Leedde met bliden moede 1116An hare hant I rudder vercorenVan gheslachte hoghe gheborenVan bartaengen artus des Conincx36 Soe was blide des ionghelinx 1120Hi voerde teekijn ende baniereVan weldoene in alre maniereMen telde verre van sinen doene40 Hi was stout vrome ende coene 1124Ende was niewelinghe comenVan I tornoye ende ghenomen7vbMenighen slach ende ghegheuenEnde menighen rudder tleuen 1128Ghenomen dor sine amie die hi sach4 Die hi met crachte voerde wachA milthede so ghinc daerN Vrihede weet voer waer 1132Eene vrauwe scone ende goet8 Die niet hadde dat haer mestoetWit als de snee was al haer lijfSachte mueru I twint niet stijf 1136Haer oghen grau roet de mont12 Hare haer scone lanc ende blontSoe was scoene ende goedertierenEnde wel gheraect van manieren 1140 Vrihede die was ghecleet16 Met eenen kidel die haer wel steetDien soe al neuwe an adde ghedaenEnde was linijn no boucraen 1144Maer wit zidin al te male20 Ghelesen arde waleIc segghu ouer waer datIoncfrauwe staet vele bat 1148Witte kidele wel gheployt
folio 7va-8ra, tekst i.1 14124 Dan eenich ander cleet dede noytDie witte kydele tooghden welDat soe ne was suer no fel 1152Die de scone vrauwe drouch an28 Soe leedde eenen ionghen manDie scone was ten seluen tideEnde vriendelijc ghinc an haer zide 1156Maer niet ne weetic sinen name32 Hi was an te siene bequameEnde was zone eens groets heerenNa dat ons de bouke leeren 1160Ier na ghinc houesscheit de vrauwe36 H Die scone was alsict scouweSone was houerdich no glotSo was dat lone haer god 1164Die mi an den dans riep40 Daer ic varinghe ane liepSone was niet diere haerre wordeAl dat men van haer segghen hoerde 11688raWas scone antwoerde ende vriendelike taleDie so te poynte conde segghen waleVan haer ne wart te gheere stede4 Man verstormet no vererret mede 1172So was van arde groter conneHaer aensichte verlichte als de zonneSo was van allen leden scone8 Soe mochte wel draghen crone 1176In vrankerike of in inghelantEenen rudder adde soe bi der hantDie scone was ende wel conste spreken12 Sine woerde helen ende breken 1180Gherne dedi den lieden heereDies minde soene met herten zeereEdicheit die scone maghet16 L Daer ic voren of hebbe ghewaghet 1184Hare ghedane ende hare scoenhedeSoe was die mi twiket ontdedeDaer ic met quam int vergier20 Ghinc naest houescheden hier 1188Van haer sone segghic hu meer nietGod loens haer dat soe mi in liet Na dien dat ic can verstaen24 So quam na ledechede ghegaen 1192
142 het comburgse handschriftEen scone kint dat ioncheit hietDat int herte drouch cleen verdrietHet adde cume XV iaer28 En was van zinne niet zwaer 1196No van ghepeinse no van rauwenHet hadde I wiuelijc anscouwenTen spele stont haer herte ende sin32 Want het es der ioncheit beghin 1200Ionghelieden ne begheeren niet elDanne feeste bliscap ende spelAn hare hant so hilt si36 Haren vrient die haer ghinc bi 1204Dien soe custe tallen maleAlso wilde sonder te hebben taleDat hem beeden wel mochte behagen40 Si custen dicke daert an saghen 1208Die gone die anden danse ghinenDiet in quade niet ne beuinghen8rbHoe dicken si hem onder custenBi gode het mochte elken lusten 1212Te siene also soete spel4 Die ioncheere was oec welVan der houde dat sijn minnekijnIonchede sceen die scone ende fijn 1216Si onder custen hem te menigher stont8 Elc andren an sinen roden montRecht oft II turtelduuen warenGod doese alle qualic varen 1220Die al sulke II in eenighen lande12 Vernoy doen ofte scandeLs ic den dans adde besienA Langhe stont stonden si mettien 1224Ende elc ghinc met gherieue16 Sitten daer bi sinen lieueOnder die bome in de scadeDie daer stonden met eenighen blade 1228Si ondercusten hem in waren dinghen20 Vriendelike met merghinghen Deus hoe goet leuen dochte miDie sulc leuen alse si 12328rb16Circa 1 1 /2 cm achter lieue is nog een e geschreven.
folio 8ra-8va, tekst i.1 143Met ghenouchten leeden mochten24 Ende danne ander leuen zochtenSi souden mi dinken wel zotIn wane niet dat onse heere god 1236Diere feesten heuet ghelike28 Daer bouen in zijn hemelrikeI groet wille quam hem doen aneDat vergier al dore te gane 1240Die bome te siene die notemusscaten32 Droughen ende die pumegarnatenIn mochte hu niet al visierenDie bome ende vrucht menigertieren 1244Ic sciet van daer ende ghinc alleene36 In dat vergier daer groet ende cleeneDie voghelkine arde wel zonghenElc ludende na ziere tonghen 1248Oe riep an hem de god van minnen40 D Soete aensien . die hi dede bekinnenMet eenen teekine ende woudeDat hi spien den boghe van goude 12528vaEnde hine hem gheue sonder sparenMetten strale die scone warenSoete ansien ne liet niet4 Hine dede dat hem sijn meester hiet 1256Hi gaf hem in de hant den boghenEnde die strale van snelre vlogheAls hi den boghe adde in de hant8 Volghdi mi van verren al te hant 1260Nu hoede mi god van der doet wondeIc ghinc wech ter seluer stondeInt vergier wandelen hier ende daer12 Ende hi volghde mi emmer naer 1264Maer niewer ne dorstic staenIn adde tvergier al dore ghegaenEnde al bezien dat ic daer vant16 Dat vergier was recht viercant 1268Euen lanc ende euen breetDaer menich scone boem in steetEn es boem in de weerelt gheen20 Die vrucht draghet daer ne stoeter een 12728va12 volghde: e verbeterd uit i.
144 het comburgse handschriftIa II ofte drie van der manierenEnde ware bome van quartieren Daer stonden crude van allen lande24 Die specie droughen menigherande 1276In dien vergier mochtmen vindenHerten damne ende hindenDie daer liepen menighertieren28 Ende ander dieren van vele manieren 1280Die daer adden haren deduutEnde daer liepen in dat cruutVele fonteynen stonden daer32 Die scone waren ende claer 1284Die ic ne wiste hoe ghenomen alWant ic niet en weet tghetalVan den fonteinen die daer deduut36 Bi conduten dede loepen huut 1288Ende liepen dor de groene crudeAlso alst behagde deduteSo gauen die fonteynen claer40 Den bomen verschei[t] hier ende daer 1292Ende den cruden die daer bloyedenEnde in haren virtuut groyeden8vbWat holpe dat icker uele afseideEnde hu meer prijsde de waerheide 1296Van den vergiere ic wilre of zwighen4 Want ic den zin niet conste ghecrighenDat ic die scoenheit mochte vulseggenDies willic die tale neder legghen 1300C ghinc al omme ten seluen tiden8 I Dat vergier bezien in allen zideAls ict bezien adde al te maleDie god van minnen trac in I strale 1304Diep in den boghe verre ghenouch12 Die mi volghede na sijn gheuouchWachtende heymelijc te uoetGhelijc dat die iaghere doet 1308Die beesten iaghen tote dien16 Dat hi sinen point mach sienDie beeste te scietene ende te vaneAldus so volghde hi mi ane 13128va40verschei[t]: Niet goed leesbaar door vlek.
folio 8va-9ra, tekst i.1 145 Tachterst so quam ic ghegaen20 In eene stede wel ghedaenVp eene fonteyne neemt goemDaer bouen stont I pijnboem 1316Sint dat god nie wart gheboren24 Sone wart ghesien no te vorenSo claer eene fonteyneDie so scone was of so reyne 1320So was harde diep vor waer28 Ende stont gheset in I maerber daerMet meestrien arde groetNoyt ne sach man dies ghenoet 1324Fonteyne ghemaect in I steene32 Daer in stonden ghehauwen cleeneLetteren ende die spraken aldusHier staerf die goede Naristus 1328Aristus was I ioncheere36 N Die de minne dwanc so zeereEnde so verleedde dat hi bedaerfVp die fonteyne ende staerf 1332Want Eggo eene grote vrauwe40 Addene langhe ghemint vp trauweDie hi brocht adde in sulker noetDat soe hem hare minne gheboet 13369raEnde hi was fier om sijn scoenhedeDat hise haer al ontseideEnde als dat hoerde die vrauwe4 Adde soes soe groeten rauwe 1340In haer seluen ende despijtDat soere omme staerf eer tijtEnde badt den god van minnen8 Ter wilen dat soe den adem binnen 1344Adde met herten neerenstelikeDat naristus van erdrikeNiet ne moeste sceeden sonder last12 Van minnen die hare herte so vast 1348Hadde dat hi teenigher stedeSine herte moeste legghen medeDaer men hem sine minne ontsede16 Ende proeuen moeste de droufhede 1352Die gherechte minne draghenAlse men niet ne hort haer claghenOm dat redelijc was dese bede
146 het comburgse handschrift20 So wast recht datse haer god dede 1356Want daer na in corten daghenWas Naristus varen iaghenVten woude ende quam ghereden24 Vp dese fonteine ende beette beneden 1360Want hi van dorste dogde smachtAlso als hi van der iachtVermoyt was ende verwarmt I <strong>deel</strong>28 Doe ghinc hi dor dat scoen prayeel 1364Ten borne dat daer stont sconeSine mesdaet quam hem doe te loeneHi ghin ligghen vp die fonteyne32 Die hi daer zach scone ende reyne 1368Ende zoude I lettel drinken daerHi sach daer int water claerSijn ansichte al openbaer36 Recht alst in eenen spieghel ware 1372Sijn oghen slouch hi in dat anscijnDat niet scoenre ne mochte sijnWant sijnre ghedanen ghelijc was40 Stappans so dochtem das 1376Datti noit ne gheene creatureSo scone sach hebben figure9rbSine sinne leidire an dareSo vaste dat hem daer nare 1380Dochte of hi soude ontsinnen4 Dus wrac haer die god van minnenEnde doe ouer de gone die makenDangier van dustaenre zaken 1384 Naristus die so ouermoedich was8 Menigher vrauwen ghelooft mi dasHadde mi in sinen zinneEene wonderlike minne 1388Hi minde sijns selfs scade12 Sonder verdrach te hebben ende ghenadeHi sach langhe ende museerdeInt water dattem zeere barteerde 1392Na sine scade di haer toonde16 Daer hi hem seluen mede hoendeHi waende dat hadde ghesijnVan eere vrauwen dat anscijn 1396Daer hi an dede menighe bede20 Maer hine vanter an gheenen vrede
folio 9ra-9va, tekst i.1 147No troest van siere minnenDaer hi omme moeste ontsinnen 1400Ende steruen van groten rauwe24 Dus was ghewroken Eggo de vrauweOuer Naristuse : den ioncheereDie hare dede die onneere 1404Dat hi hare minne ontseide28 Daer hi an dede dorperheide Ghi vrauwen ende ghi ionghe manDit exempelkin gaet hu an 1408Dat ic hu vertellet hebbe hier32 Ne zijt huwen vrienden niet te fierDie dor hu doghen vele pinenDoet an hem hu ghenade scinen 1412Ooe ic die letteren adde ghelesen36 D Ende oec wiste al Naristus wesenTrac ic achter waert thant na dienEnde ne dorste niet daer binnen zien 1416So groet ghepeins quam mi an40 Van Naristus den sconen manMaer ic dochte weder haestelikeDat mijn ghepeins ware sottelike 14209vaWant ic wel bezien mochte de stedeTwater ende den gront daer medeIc was zod dat ic mi veruaerde4 O<strong>nl</strong>anghe merredic vp dwaerde 1424Ic ne nickede neder al daerEnde bezach den borne claerEnde die grauele tote in den gronde8 Die daer speelden tier stonden 1428Wat soudicker vele af makenIc segghe wel in waren zakenMen vonde in de weerelt niet12 Van fonteinen die ghelike yet 1432Soe was versch niew ende goetAltoes liep soe met groeter spoetIn beken die stonden waren16 In beeden ziden sonder sparen 1436Stonden die scone cudekinenDie altoes groene plaghen tsineWinter ende zomer dats waer20 Vp ghene fonteyne claer 1440Stonden willic hu maken cont
148 het comburgse handschriftBeneden in der fonteinen grontII steene van finen goude ende kerstale24 Gheuoeghet te zamene wale 1444Die zeere waren wonderlijcHu sal dinken o<strong>nl</strong>euelijcDat icker v of segghen sal28 Nochtanne soe eist waerheit al 1448Welken tijt dat de zonne so hogheGheclommen es ende scinen mogheIn die fonteine scone ende claer32 So werpen die steenen al daer 1452Die scone sijn ende zeere diereVan vaerwen menighertiereGroene ghelu blaeu ende roet36 Dit mach hu dinken wonder groet 1456Ende wart betoghen al te maleIn dat vergier vp ende te daleBeede vrucht cruut ende bloemen40 Ende wl hu bi gheliken nomen 1460Neemt I spieghel dat toget gereetAlte male dat voer hem steet9vbDie ghedane verstaet dit waleEnde al soe toeghen die kerstale 1464Al dat es in den vergiere4 Dit es I wonderlike maniereWat dat in elke side stoetSach hi van den vergiere goet 1468Die eene zide al gheelike8 Ende bander side mede des ghelikeDaer ne was in so cleene dincVan al dat die vergier beuinc 1472Henne stont in de steene so claer12 Of het daer in betoghen wareIe sorghelijc spegel hiet deseD Daer naristus alsic lese 1476Sine ansichte sach binnen16 Doe hi so zeere begonste minnenDat hijt besteruen moeste cortelikeSo wie hem in desen speghe sorgelike 1480Besiet daer nes gheen hulpe ieghen9vb5Tussen elke en side is boven de regel een verticaal streepje aangebracht.
folio 9va-10ra, tekst i.1 14920 No dranc no salue die meesters plegenSine sienre sulke cracht binnenDatse bi crachte doet minnen 1484Menich oghe man comter bi24 In die minne ghelouets miSo doet vroede ende wel gheraecteEnde der scoenheit niet ne laecte 1488No vromicheit ende wijsheit mede28 Sone heuesse te menigher stedeGheuaen ende brocht daer inneNiewe herte niewe zinne 1492Daer nes toe hulpe no raet32 Anders dan ter minnen bestaetWant Cupido Venus zoneAdde in de fonteyne scone 1496Ghesayt dat zoete saet van minnen36 Dat gheen dorpere mach ghewinnenEnde sine strecken daer gheleghetEnde sine engiene daer mede pleghet 1500Ioncheeren ende ioncfrauwen te vane40 Want sine herte el niewer aneNiet ne leghet dan om himMinne te bringhen in den zin 150410ra Omme dat zaet dat Cupido :In die fonteine ghesait adde soDie daer stont in den pleyne4 So hiet mense der minnen fonteine 1508Daer men af leest te menigher statMaer noyt sone hoerdi batDie waerheit bescreuen dan nv hier8 Van mi diese sach in dat vergier 1512Oe ic daer dus peinsende lachD Vp die fonteine ende sachDie kristale die mi sonderlinghe12 Toghede menigherande dinghen 1516Was ic so blide in minen moetDat mi dat wesen daer dochte goetEnde icker gherne ware bleuen bi16 In den speghel besach ic mi 1520Maer lacen mi adde saen ghebrachtDe speghel dat ic sine crachtMoeste bekinnen al dare20 Ic zuchte ende wart in vare 1524
150 het comburgse handschriftEnde viel int strec te minen scadenDat den menighen heeft verladen In desen speghel voer al dinghen24 Sach ic staen sonderlinghe 1528In deene zide van den vergiereEenen arden sonen rosierVaste besloten binnen eere haghen28 So wel begonste mi dat beaghen 1532Dat ic ne liete om gheene haueDie men mi daer omme gaueIn soude den rozier bezien gaen32 Ende die rosen diere binnen staen 1536Want scone ansien heeft mi ghuaenAlsoe menighen andren heeft ghedaenDus ghinc ic ten rosiere waert36 Die mijn herte zeere begaert 1540Also saen als icker was comen biSo quam daer hute tote miSoe soete smakelike gore40 Die mi therte vloech al dore 1544Te barteert was ic mettienEnde peinsde hoet mi mochte ghescien10rbDat ic der Rosen eenen grepeDaer ic roke alle weghe af scepe 1548Maer inne dorste niet bestaen4 Die rose te plucken no taneuaenDor dedute den groten heereDaer ic mi of vruchte zeere 1552Daer waren rosen I groet <strong>deel</strong>8 Die daer stonden int prayeelEnde cnoppen cleene ende groetWaren daer beede wit ende roet 1556Sulke ondaen ende sulke toe12 Sulke begonsten ontpluken doeDie te hatene en zijn nietMaer die men al ontploken siet 1560Te gaen te hant al te male16 Maer die cnoppen dueren waleIa II daghe ofte drieDaer soe behaghede hi mie 1564So wel dat ickene begare20 Ic weet oec wel openbareDat noyt ghesien was in Rosier
folio 10ra-10va, tekst i.1 151So scone cnoppen als stonden hier 1568Die eene van den cnoppen goet24 Mochte hebben an sinen hoetHi mochtene met recht minnenDor die roke die hi adde binnen 1572 Onder alle die cnoppen daer28 Sach ic eenen ouer waerDie mi dochte de scoenste wesenVan al den andren vut ghelesen 1576Want sine scoenheit was groet32 Ende mede so was hi so fijn rootDat ict qualic vertellen machWeet dat ic hem hebben sach 1580Der scoenre blade wel IIII paer36 Die hem nature adde daerGhegheuen ende niemen elDie alle stonden te poynte wel 1584Dier hi ghenoech adde ende vele40 Recht als I kiel stont hem de keleDaer hi moghe<strong>nl</strong>ijc bouen stoetEnde mijn herte al dore woet 158810vaMetter ouer zoeter goreDie alt vergier spreedde doreEnde dat plein harenthare4 Maer teerst dat ic wart gheware 1592Die soete roke van den cnoppeViel mijn herte so zeere daer oppeDat ickene hadde ghecreghen8 Addic ghedorren in eeniger weghe 1596Dor die haghe steken mijn hantDie ic vaste bewrocht vantMet kaerden met dornen ende met bramen12 Die zeere craken ende scramen 1600Ende menighen doen groet verdrietNe dorstic daer na reeken nietIe god van minnen die al den dach16 D Mi adde gheuolght ende sach 1604Den knop bezien ende stille staenDie mi so zeere adde gheuaenHi sette eenen strael in doe20 Ende trac te sinen horen toe 1608Dien sterken boghe ende scoetTzware strale dat mi vloet
152 het comburgse handschriftInt herte binnen doe quam mi coude24 Toegaende menich foude 1612Dat ic adde van groter pineDor I pelse van ermineAlsic aldus ghescoten was28 Viel ic neder in dat gras 1616In ommacht van vreesen groetHi dede zonde die mi scoetVp dat hi mochte doen zonde32 Aldus laghic doe langhe stonde 1620 Als ic bequam van diere ommachtEnde I lettel vercreech mijn crachtClaghedic zeere mijn mesual36 Om dat ic verblodet waende sijn al 1624Maer strael dat mi binnen stacDaer I dropel bloets niet vte bracNe waer liet al droghe de wonde40 Ic die doghede die onghezonde 1628Nam met beeden anden tsraleEnde tracker an vp ende te dale10vbAls diet waende wel vut dienMaer en conste mi niet ghescien 1632Het stac mi int herte so uaste4 Maer ic trac met sulken lasteDat ic doch die vlieke vte toochMaer tstrael dat int herte vloech 1636Ne constic niet vte ghewinnen8 Dus bleef hi in therte binnenMaer noyt ne ghincker vut bloetArde droeue was mi de moet 1640So ouer groet was de wonde12 Mi dochte dat ic niet en condeMeester vinden verre no naerDie mi ghenase mijn wonden zwaer 1644No met crude no met saluen16 Die mi mochte helpen te haluenNe waer die cnop die es so sconeDie mi dien gaue te lone 1648Te mindre ware mijn mesual20 Want mi die cnop ghenase al
folio 10va-11ra, tekst i.1 153Nderwaerf tooch die god van minnenD Haren boghe ende leider binnen 1652Simpelhede den andren strale24 Die scone was ende wergult waleEnde die ioncheeren ende die ioncfrauwenDicken heuet ghedaen minnen met trauwen 1656Die god die mi doe was bi28 Scoet sonder merken weder na miSo dat mi in die oghe tsraleNeder scoet int herte te dale 1660Dat nemmermee mochte comen vut32 Dat mi dinct bi ghere virtuutDie mi toe mochte comen nemmermeerIc trac hute thout alsic dede eer 1664Maer dat strael bleefer inne36 En mochte vte in gheenen zinneMaer weet dat wel voer waerHaddic te voren therte zwaer 1668Ende ten knopp den wille zeere40 Ic adde den wille nu vele meereSo mi teuel was meere ende zwaerSo mi therte mee drouch daer naer 167211raAls te ghecrighene den RosiereDie bet roec dan specie diereAldus so moestic daer waert tien4 Want mi therte drouch te dien 1676Meest ende bi fortsen moeste doenDat die scuttere die mi gheronNiet ne liet met ghemake8 Hine scoet mi echt na dese zake 1680Daer hi mi mede moeste pinenMetten derden strael van den zinenDie hi sette in den sterken boghe12 Die zeere snel was in de vloghe 1684Houesscheit was de name van datHi scoeter mi mede al daer ter statInt herte recht midden duere16 Die wonde was groet ter vre 1688Ende ic viel in ommacht nederLanc waest eer ic bequam weder10vb21Lombarde D <strong>deel</strong>s weggeveegd; representant a in de marge.
154 het comburgse handschriftEnde weder te minen zinne quam dan20 Doch nam ic tstrael ende began 1692Te treckene als ic dander dedeNiet danne thout volchde mi medeOe lach ic aldus langhe stont24 D Alse I die zeere es ghewont 1696Van sorghen was mi tghepeins zwaerNochtan drouch mi therte daerTen cnoppe waert daer ic soude gaen28 Ne adde tghescutte ghedaen 1700Dat mi coene maect te dienMen seit men soude niet ontsienDie worm int water ende daer bi32 Al addic ghescutte ghesien om mi 1704Vlieghen als gras vter erden scietIn adde daer omme ghelaten nietToten knoppe te gane36 Minne dient al es onderdane 1708Gaf mi herte ende coenhedeVp te stane van der stedeDoe rechtic mi vp mine been40 Crankelike als I die sceen 1712Ghequetst vtermaten zeereNochtan ne lietict min no meere11rbDore den scuttere die mijns gaertIc ne ghinc ten cnoppe waert 1716Maer die haghe diere stont bi4 Was so dicke ghemaect vor miDat ic ten cnoppe niet conde gherakenDoe moestic buten der haghen waken 1720Die omtrent den rosier ghinc8 Dat mire herte was wel zwaere dincDoch gaeft mi ruste dat ic wasSo na den knoppe gheloeft mi das 1724Want hi vor mi stont recht dore12 So dat ic adde van hem die goreDat mi behaghede so waleEnde daer of verblijdde te dien male 1728Dat mi zeere sochte oec mede16 Mine ghewonde herte ter stedeSo wel was ic te ghemakeDat ic ne gherde gheene zake 1732Meer danne te wesene daer
folio 11ra-11va, tekst i.1 15520 Ende oec te leuene al mine iaerAlsic daer I stic adde ghewesenIn bliscepen so quam met desen 1736Die God van minnen die mi en liet24 Niet wesen zonder mee thebben verdrietHi scoet mi recht midden int herteI nauwe wonde die mi gaf smerte 1740Gheselscap was dat ghescutte28 Negheen der ander was so nutteOm te hebbene zaen ghenadeWant gheselcap gheeft scade 1744Die wile te steelne den dief32 Ende scade maect ontfaermich liefDese wonde zwaer ende nauweMaecte miere herten groeten rauwe 1748Ende te doghene dat mi was zwaer36 In ommacht so viel ic daerMeer dan III waeruen tenden eenVan vernoye als mi wel sceen 1752Menich zuchten groet ende diep40 Mi dicken vten ghedochte liepDat mi de zwaer tormentIn adde hope niet I twent 175611vaTe ghenesene nemmermeerIc adde die doet ghenomen eerDanne ic te liue ware bleuen4 Want ic daertoe bem ghedreuen 1760Dat mi die minne openbareDoen wesen sal noch maertelareOe sette die god van minnen8 D Die vijfste strale met zinnen 1764Ende scoet dat was goet ghelaetDie minnen doet sonder beraetEnde den minre wesen ghestade12 Al es hi in groter onghenaden 1768Dat strael was van scepper snedeEnde dat vreeselijcste oec medeNe ware die god van minnen16 Dedem I zoetheit ghewinnen 1772Dies hem te sochter wesen zoudeTpoint dat voren was van goudeBestreec hi ouer al sciere20 Met eere specie die was diere 1776
156 het comburgse handschriftDat hem sochten soude de moetWant soe precieuse was ende goetEnde die hi selue maken dede24 Den minre te ghenesen mede 1780Metten strale so scoet hi miNiet van verren maer van biDoot so waer ic daer bleuen28 En adde mi de god niet ghegeuen 1784Van sinen vngemente al daerDat mi zochte mijn wonden zwaerThout toghic vte met zinne32 Maer dat strael blefer inne 1788Ghelijc dat die ander dadenDaer ic zeere met was verladen Dese strael adde den sede36 Datti gaf zoete ende zuere mede 1792Int wonden zwaer met machteEnde int saluen zeere sachteIn deene side maket de wonde groet40 Die bander zide toe scoet 1796Doe quam te mi waert hier binnenSeere verstormt de God van minnen11vbEnde seide vassael gheeft v gheuaenBin minen strecken sidi gheuaen 1800Ende ne mooght hu niet verweeren hier4 Gheuet hu vp sonder dangierWant zot es hi ende vten keereDie hem set ieghen sinen heere 1804Dien hi emmer wiken moet8 Gheeft hu gheuaen hets v goetIeghen mi ne helpet zwerdeNe gheen ouer moet no ouerde 1808Oe seidic heere ic bem gheuaen12 D Ende wil hu gherne sijn onderdaenAltoes te stane tuwen ghebodeNiet ne moet meshaghen gode 1812Dat ic souke hulpe ende troest16 Omme te werden van hem verloestBi gode en ware redene no rechtGhi moght mi als huwen knecht 1816Waer so ghi wilt leeden gheuaen20 Ofte neen ghi moght mi verslaenAne hu staet al mijn ghesonde
folio 11va-12ra, tekst i.1 157Ende ghi hebt mi de doet wonde 1820Selue ghegheuen metter hant24 Hu willic dienen mijn leuen lancWant ic dicken hebbe ghehoertVan hu so vele goeder woert 1824Te menigher stat ghewaghen28 Van die hu noyt en saghenIc gheue hu al hier ter stedeHerte ende sin so doe ic tlijf mede 1828Want ic niet hope te gheziene32 Den tijt mi goet te ghescieneEere te hebne ende ghenadeHier omme bliuic vroe ende spade 1832Hu eeghin man dinket hu goet36 Ende ic wilde cussen sinen voetMaer hi ghegreep mi te hantIn sijn gheleede ende bider hant 1836Te mi seidi ic prise di40 Dattu dus heues toe ghesproken miNoit ne quam vut dorpers mondeSulke woerde te gheenen stonde 184012raDaer ghi an sult winnen medeIc wille dat ghi al hier ter stedeManscap ontfaet ende doet4 Niet te cussen minen voet 1844Maer ic wille te deser stontDat ghi mi cust an minen montDie vilein no dorper nie ghereen8 Want inne late scalc ne gheen 1848Sona comen nemmermee den monde mijnNe waer die houesch ende edel zijnWillic te manscap ontfaen12 Weet wel dat zonder waen 1852Mi te dienne es wel zwaerNe waer daer comt of hier naerGheluc vrienscap ende al goet16 Ghi sult noch in huwen moet 1856Bliscap hebben na desenDat ghi an hu hebt ghelesenSo goeden meester sonder blame20 Die es van al soe groeter name 1860Die baniere hout de minneDaer alle houesscheit es inne
158 het comburgse handschriftWant soe es van der maniere24 Houesch te sine ende goedertiere 1864Maer daer mede es I soete pineDiere hem in hout ende pijnt tsineHare te dienne ghetrauwelike28 In hem ne mach zekerlike 1868Luussen gheene dorpers sedeNo dat te lachterne es medeVs wardic al daer zijn man32 D Daer ic bliscap ane ghewan 1872Ende custene daer an sinen montDoe eeschedi mi ter seluer stontVan minen manschepe borghe of pant36 Vrient seiti ic hebbe int lant 1876Ontfaen te manschepe sulken gheselleDie mi valsch waren willic v tellenEnde dicken vernoy hebben ghedaen40 Die ic noyt weder conste gheuaen 1880No ghecrighen bi eenigher maniereDat ic hem ontghelden soude doen diere12rbEnde omme dat hu mijn herte heeft liefNe willic niet dat ghi als I dief 1884Mi ontvliet ofte wert loes4 Maer met mi bliuet altoesAlso langhe als ghi sult leuenEnde mine manscepe niet begheuen 1888Ghi dat zonde begauedi mi8 So vele trauwen dinct mi dat in v siHeere ghi hebt onrechtBorghe te heesschen huwen knecht 1892Ghi weet doch de waerheit wale12 Dat ghi van mi hebt te maleMijn herte gheheel tuwen ghebodeAl wildic ic vaerinx bi gode 1896Van hu keeren en holpe mi niet16 No dor eenighen rauwe no verdrietIc bem hu eeghin dats anscijnGhi hebt tuwaert al de herte mijn 1900Mi staet te doene eist goet of quaet20 Voert meer al huwen raetEnde wat dat hu wille siSulke zekeringhe hebdi van mi 1904Mi seluen gheuic dies sculden
folio 12ra-12va, tekst i.1 15924 Te bliuene in huwer huldenComet mi te pinen of te batenIc moet hu mijn herte laten 1908Maect eenen slotel daer ghi mede28 Sluut mijn herte ende legse ter stedeDaer ghi den borghe legghe soutDien ghi van mi nu hebben sout 1912Ie god sprac met soeten zinne32 D Ic houde mi ghepayt hier inneOnrecht waert eesschet ic v meereHi es wel van den liue heere 1916Die therte heeft te sinen ghebode36 In heessche hu nemmee bi godeHi trac vut sinen aelmoesniereDie god van minne I slotel diere 1920Van finen goude ghemaect cleene40 Beset met menighen dieren steeneHi seide ic sal sluten hier medeHu herte vaste al hier ter stede 192412vaMet desen slotele van gaude fijnSo beslute ic al de scoenhede mijnHi es vrauwe van mnen goede4 Hi stackene doe met goeder hoeden 1928Sochte ende diep in de rechte zideVan mi ende sloet te dien tideSo vaste al daer mine herte8 Metten slotele dat mi I <strong>deel</strong> smerte 1932Ende als mi de smerte was vergaenSeidic heere ghi hebt ghedaenMet mire herten al hu ghewout12 Nu biddic hu dat ghi hout 1936Van mi den dienst sekerlikeIc ne segghe niet vriendelikeHeere om dat ic ghelouich si16 Ne waer ic seght daer bi 1940Die knecht die ghepijnt es zeereEnde die dan dient zinen heereEist dat hem sijn dienst si bequame20 Dat het den knecht es blame 1944Ie god seide sint dat ghiD Hu seluen vp hebt ghegeuen miWillic huwen dienst gherne ontfaen24 Daer ghi bliscap sult ane vaen 1948
160 het comburgse handschriftDiendi mi met trauwen waleWeet dat ten eersten maleNiet commen sal vroude ter curen28 Men moet in pinen I stic gheduren 1952Ende ghedoghen zware quetsingheAls ghi nu doet in waren dinghenHoudi van minen raet32 Ic sal hu bringhen in oghen staet 1956Vp dat hu niet beneemt quaethedeLanghe moetti haken ende beiden medeMach gheuallen eer ghi ontfaen36 Loon sult van huwen dienste gedaen 1960Ne waer doghet sonder af te ganeV staet groet loen daer of tontfaneIc weet noch sulc pusoen40 Dat hu al ghenesen sal doen 1964Diendi mi na mijn begheerenGhelijc dat doen rechte minneren12vbDie mine ghebode gherne houdenEnde houdise het wart hu vergouden 1968 Ic seide heere ghenade dor god4 Doet mi te wetene al hu ghebodEer dat ghi van mi keertWant bleuic van hu ongheleert 1972Ic mochte wel bi eenighen keere8 Vte huwen dienste comen eereDat mi te zeere zoude deerenMijn wille ende mijn begheeren 1976Es hu te dienne sonder begheuen12 Die wile heere dat ic moet leuen Die god seide ghi seght waleNu hoert ende verstaet mijn tale 1980Die ic hu segghe metten monde mine16 Die meester verliest sine pineDie dat leert den ionghen manDaer hi herte no zin leeght an 1984No mede I woert niet en weet20 Want men hem seit no en versteetDie god van minnen hi verteldeMi doe alte male ende verspelde 198812va34Voor ende is een e uitgeradeerd.
folio 12va-13ra, tekst i.1 161Sijn ghebod van minnen al24 Ghelijc dat ic hu vertellen salIn desen bouc diet horen willeHi zwighe ende make I ghestille 1992Hi sal verstaen dat goet si28 Ende vele leeren gheloues miWant die materie es zeere goetDiere toe leghet sinen moet 1996Datti van den drome hore ontbinden32 Hi macher die nature in vindenEnde den aert al van minnenDie ic hu sal na mijn kinnen 2000Al ontbinden in dietsche woerden36 Alle de saken die behoerdenTen drome in waren dinghenVertrecken in beteekeninghen 2004Ie god van minnen doe seide40 DIc verbiede hu alle dorperheideTe loechene eewelijc sonder haleVp dat ghi mi wilt dienen wale 200813raIc ghebanne ende doe bekinnenDorperhede alle die minneVan hem te doene verstaet mie4 Dorpre no dorpernie ne gerdic nie 2012Want si fel zijn ende sonder ghenadeIn hem te hebben valschen radeTe niemene dracht hi minne8 So quaderande van zinne 2016Wacht hu mede dat ghi niet vertrectDinghen die willen sijn bedectEnde te heelne dat te heelne staet12 En es gheene meesterie te seggen quaet 2020Besiet an keyen den drussateDie fel was ende onghemateBi sinen sceerne dat hi plach16 Te lachterne wat so hi zach 2024Hi was gheheeten quaet vileinAlso vele als die heere waleweinPrijs adde om sijn houesschede20 So adde keye om dat hi zede 2028Quaethede ende dorperheitDaer hi altoes toe was ghereitEnde maecte groet ghescal
162 het comburgse handschrift24 Voer dander rudderen al 2032 Sijt oec houesch radic hu waleEnde hebt altoes gheret v taleBeede den riken ende den maten28 Also ghi gaet achter straten 2036So hebt in seden wien ghi ghemoetDat ghine ten eersten groetGheuiele oec dat hu eenich man32 Eerst groete ende sprake an 2040Weder het ware hout so iongheNe hout niet stille hu tongheGhine andwoert hem aestelike36 Ende ontpluut vriendelike 2044Huwen mont te diere wile Oec ne secht niet sonder ghileQuade woerden die zeere mestaen40 No vut huwen monde laet niet gaen 2048Vor houesch ne houdic ne nieDie gherne sprac dorpernie13rbEert altoes vrauwen ende ioncfrauwenPijnt hem te dienen met trauwen 2052Hoordi van hem eenighe tale4 Segghen die niet voughen waleSegghet dat mens zwighe stilleDoet emmer vrauwen haren wille 2056Ende altoes suldi doen den raet8 Dat goede minne van hu gaet Wacht hu mede van houerdenDie moeder es der onwerden 2060Houerde es zotheit ende grote sonde12 Ende soe ne can in gheenen stondeGheuellen hare houerdichedenTe dienne of te bidden mede 2064Want houerde es al ieghen16 Dies de gherechte minres pleghenMaer die ghene die hem wille pinenOmme die minne hi sal metten sinen 2068Hem cuusschelic houden na sire werde20 Cuusscheit es eene houerdeHets menich chuusch in maniereDie der houerden hem maect diere 2072Hout hu wel ende cuusschelike24 Van cleedren na dat ghi sijt rike
folio 13ra-13va, tekst i.1 163Scone cleedren verchieren zeereEnde trecken voert haren heere 2076 Eist dat ghi hebt nieuwe laken28 So suldi huwe cleedre doen makenDen gonen diese wel can snidenVoren ployen ende hopen besiden 2080Ende die mouwen cnoppen doen wale32 Dit verchiert den meinsche al te male Scone ghescoyte ende goetBadic dat ghi dicken an doet 2084Dat nauwe staet an huwen voet36 Inne wille niet dat ghi doetAlso alse dorpers doenDie draghen wide ghecnopte scoen 2088Scone gordele ende aelmoesniere40 Draghet ende die niet te diereHout hu emmer na hu goetHoe dat ghijt oec ouer doet 209213vaNe doet soe niet dat het dwijntMaer in eenen pointe te houden pijntSo dat ghi hu hout cuusscelike4 Na dat ghi hu kennet rike 2096Ende wel ghedraghen mach hu goet Van bloemen draecht eenen hoetDie van coste niet nes groet8 In dien meye van rosen roet 2100Die mach elc vercrighen sciereWant hi I <strong>deel</strong>kin hu soude vercieren Dwaet hu hande ende scuert hu tande12 Ne laet an hu stof gheenrande 2104Cort hu naghelen met zinneDatter gheene vulheit luussch inneKnopt huwe mauwen kemt hu haer16 Ghi sult te sienre sijn voer waer 2108 Ic rade hu ende ghebiede datDat ghi hu pijnt in elke statTe sine in hoghen ende blide20 Nochtan gheualt te menighen tide 2112Dat eenighe droufheit in haer siHet es I euel ghelouets mi13rb27Paragraafteken ontbreekt; er is wel een representant aanwezig.
164 het comburgse handschriftDat gherne houesch es ende blide24 Minne ne wil in gheenen tide 2116Dat den minre wert bekentNa blischepe groet tormentBi wilen joye bi wilen rauwe28 Vp dat sine herte es ghtrauwe 2120Die der minnen dient hi moet smakenMenich wonder ende sijn tonghemakeSeere te vruchten es die minne32 Die niet stille staet in yements zinne 2124So doet dicken weenen den minnereEnde daer na te zingene hebben gere Eist dat ghi wel cont maken spel36 Dat den lieden behaghet wel 2128Sone maket hu niet te diereGhine doet als mens hu bidt sciereSo sal hoghen huwen prijs40 Dat ghi bliscap toeght in alre wijs 2132 Eist dat ghi sijt dapper ende snelDat den lieden behaghet wel13vbSone makets hu niet diereGhine sprinct vp I ors sciere 2136Ende ridet vp ende te dale4 Dat orsse springhen dat sit waleWant die tors wel doet springhenHet behaeght wel ionghelinghen 2140 Condi mede speeren breken8 Altoes suldi hu daer na ghestrekenDat ghi ten wapinen bestaetEnde hu prijs daer niet voren gaet 2144 Hebdi de stemme luud ende claer12 So suldi singhen sonder vaerDie noten scone ende faitiseDat hu brinct in groten prise 2148 Oec staet wel eenen ionghen man16 Dat hi vp snaren spelen canEnde vp die orghelen medeMede te dansen alst heeft stede 2152 Ne sijt niet vrec dats mijn raet20 Want die minne dat verstaetMoeten dies te minder sijnWant die minne es so fijn 2156Dat soe alle vrecheit haet
folio 13va-14ra, tekst i.1 16524 Hier omme scuwese ende laetWant daer an leghet lachterEnde trecht de minne tachter 2160Het nes gheen recht ghelouets mi28 Dat minres also vrec hiet zijnAlse die felle dorpre sotDie noyt wiste der minnen ghebot 2164Hets recht dat si mildelijc gheuen32 Haer goet die in minnen leuenWant si enen gheuen alleeneHare herte zuuer ende reene 2168Sone moghen sijt niet sparen36 Hare goet te gheuen twarenV willic hu vriendelikeN Vertellen dies ghi cortelike 2172Doen sult dat hu vernoye te min40 Van minen woerden den sinWant niet wel sit langhe taleNu hoert ende verstaet mi wale 217614raSo wie dienen wille der minnenHouerde ne mach hi draghen binnenHouesch moet hi sijn ende goedertiere4 Ende milde in alle sine maniere 2180So wie minnen wille seggic huVoer huwe sonden so settic v nuDat ghi minnen sult met trauwen8 Die ghene sonder berauwen 2184Die hu therte maect in rurenEnde om haer peinsen tallen vrenDaer hu af comen sal iolijt12 Om dat ic wille dat ghi sijt 2188Met goeder herten I minnareSone willic dat ghi hier no dareVwe herte dan lecht teere stat16 Daer ghi minnet verstaet dat 2192Eenen meinsche sonderlingheIc ate al ydele manghelingheIc ne mach der minnen niet20 Daer men die herten ghe<strong>deel</strong>t ziet 2196Ende hare minne werpen omberadenIc wille sise teere scadenBesteden daert wel es es bestaet24 Ende sien dat mense niet versmaet 2200
166 het comburgse handschriftDie haer herte leenen te enigher stedeHet es grote keytiuichedeGheefse al te male sonder wanc28 So moghedijs hebben groten danc 2204Die doghet die van gheleenden dingenComet vergaet met haest ringenMaer die dinc die men gheuet32 Hets recht dat mens danc heuet 2208Wat so men doet ghewillikeOntfaet men dankelikeHet nes niet waert I poiteuijns36 Dat I gheuet behouden sijns 2212Ls ghi hu herte dus hebt gheleitA Ende ghegheuen alst es gheseitEnde ghi daer in wilt gheduren40 So sullen wi die auonture 2216Vander minnen werden openbaerDie dicken suer sijn ende zwaer14rbEnde hu sal ghescien te meniger tijtAlse ghi metten lieden zijt 2220Ende v ghedinct van huwer minnen4 Die ghi draeght int herte binnenSo suldi sceeden daer van hinEnde alleene gaen daer si huwen zin 2224Niet ne merken no en verstaen8 Ende alse ghi van hem sijt ontgaenSo sal v als eene soetheitDie minne toghen ende als nv zierheit 2228Ghi sult peinsen dat ende ditte12 Alse nu coude alse nu hitteSal hu toe commen ende pine groetAlse nu bleec sijn alse nu roet 2232So suldi wesen ende daer na beuen16 Noit [ne] saegdi bin huwen leuenRideringhe die hu dochte wesenSo groet die gheliken mochte desen 2236No van couden no van hitten20 Someghe huren moetti oec sittenStom als I beelde ghemaect van steenenDat leuen no sin heuet gheenen 224014rb16[ne]: Door beschadiging van het perkament zijn de letters volgelopen.
folio 14ra-14va, tekst i.1 167Ende handen no voeten gheruren24 Dus suldi sijn te menigher vrenEnde als ghi sijt te hu seluen wederSo sal v comen vter herten neder 2244Menich versuschten diep ende zwaer28 Danne so suldi segghen daer naerDat mi mijn oghen vte leedenDaer mijn herte al sonder beide 2248So zeere te sine begaert32 Ne prisdic mi niet eere note waertWat so moghen sien de hoghenNe can dat herte niet ghedoghen 2252Dat het yemen legghe stille36 Danne daert te wesen heeft willeEnde dan saghen al openbaerDaer hu therte so langhet naer 2256Bi gode ic bem met rechte musaert40 Seere blode ende oec veruaertDat ic so langhen tijt mach zijnSonder mijn lief mijn minnekijn 226014vaEnde ict met oghen so gherne zieInne saegt so gherne nieAlsict metten oghen nu soude zien4 Danne maecti van de vaert mettien 2264Ende waent zien dat ghi begaertMaer het gaet al achter waertGhinc sulc sien no spreken moghen8 Dan suldi keeren in wanhoghen 2268Ende daer om peinsen ende wesen erreDie troest sal hu sijn te verreGhi sult zuchten vte dieper herten12 Ende doghen wel grote smerte 2272Die v toe comen sal sonder verweerenDit kent wel elc gherecht minnerenDat dit es zekerlike waer16 Danne sal hu therte daer naer 2276Niet gherusten moghenGhine moet anderwaeruen poghenOf ghise hiet sult moghe sien20 Ende mochte hu tgheluc ghescien 228014va9 erre: Eerste r is verbeterd uit e.
168 het comburgse handschriftDat ghise saegt al daet v pineGhi sout verbliden stillekineEnde huwer herten souts wel behaghen24 Datse vwe oghen ane saghen 2284Haer scoenhede die sal v dincken groetMaer dit verstaet wel al bloetDat bi den ziene hu herte sal28 Verwaermen ende ontsteken al 2288Ende also dicken alst hu mach ghescienDat ghise dus moghet ane zienSo sal hu herte ontsteken te mer32 Dan het noit te voren dede eer 2292So een meer siet sijn minnekijnSo meer ontsteken therte sijnWant dicwile de minne goet36 Werpt in therte der minnen gloet 2296Want elc minre heeft ghereetDat fier der minnen dat zeere es heetAlse danne I ziet sine vriendinne40 Dat es tfier van sinen zinne 2300Diene varinghe ontsteectSo hi meer ieghen haer spreect14vbSo het mee bernt dat es waerWant die den viere meest es naer 2304Hem bernt meest des viers gloede4 Dus orconden ons de vroede Die wile ghi sijt ant anezienSo sal hu dinken mocht hu ghescien 2308Ghine porret van daer I voet8 Ende als ghi van haer keeren moetSal hu haers ghedincken al den dachDer vrauwen daer hu herte an lach 2312Als ghi sijt ghesceeden van hare12 So suldi hu seluen daer nareScelden ende zeere beclaghenDat ghi haer niene dorst ghewaghen 2316Van dat hu vp therte lach16 Dies suldi droeuen alden dachDat ghi noyt so coene ne wortDat ghi spreken dorst I woort 2320Ne waer zaet als I stomme beeste20 Bi hare dit sal hu dan sijn tmeesteEnde dat alre zwaerste mede
folio 14va-15ra, tekst i.1 169Hu sal dincken dat daer ter stede 2324Dat ghi van haer sijt ghesceeden24 Met lachtere ende met dorperhedeDat hu te leede sal vergaenDaer na sal hu dincken zaen 2328Dat ghi te verre van hare zijt28 Maer quame noch die tijtDat ghi har[e] I saluut mocht gheuenHet soude helpen al hu leuen 2332Och sal hu comen in therte mede32 D Dat ghi gherne ghinct ter stedeDaer ghi saghet de scone doeDanne suldi peinsen hu ende hoe 2336Ghi commen moghet in der straten36 Daer ghi die scone in hebt ghelatenDie ghi niet dorst talen aneTe haren huus soudi gherne gane 2340Mochti vinden eenich ocuscoen40 Dat ghijt met reden mocht doenHets rech daer men minnet zeereDat meer gherne ga ende keere 234415raMaer ieghen die lieden hoet v waleEnde seght te hem eene andre taleDat hu daer comen doet4 Ende quame oec in hu ghemoet 2348Die scone die ghi so mintGhine sout macht hebben twintTe spreken no te groeten hare8 Maer ghi sout van vare 2352Verwandelen hu vaerwe menich foutTherte sal v werden heet ende coutEnde sult werden bleec roet ende vale12 Ende als ghi waent spreken wale 2356Ne suldijs hebben gheene machtAl gheuiele oec dat ghi adt crachtTe sprekene ende beghinnen sout16 Met neerenste ende achten wout 2360Te segghene wel III zakenGhi sout cume de II gherakenSo zeere soudi sijn in vare14vb29har[e]: Moeilijk leesbaar door beschadiging perkament.
170 het comburgse handschrift20 Als ghi wart in spraken ieghen hare 2364En es so wel ghesinnet manNoch die so wel spreken canHine soude daer in sijn tale24 Ghenouch sijn tebarteert weet wale 2368En si de ghene die loselike minneEnde anders segghen dan si binnenIn therte peinsen daer ter stede28 Ende dat es grote valschede 2372Ls ghi dus tusschen hu beedenD Hebt ghesproken ende sijt ghesceedeMet houeschen woerden onderlinghe32 Ende ghi bepeinst eenighe dinghe 2376Die hu zeere te quetsen pleghetDie ghi haer sout hebben ghewegetDanne suldi ghedoghen grote pine36 Daer hu langhe in staet te sine 2380Ende sult te v seluen segghen danWat hebbic vergheten onsalich manDie wile ic te spreken adde stade40 Dese pine ende dese onghenade 2384Moeten hebben de minneerenEnde hem seluen al dus vertheeren15rbAltoes so moet hem ghebrekenTes icker de hant toe wil steken 2388Maer nauons als ghi te bedde sijt4 Ende slapen wilt dinct hu tier tijtDat hu int herte si ghereetMer dan dusenterande leet 2392Cleenen troest suldi ghecrighen8 O<strong>nl</strong>anghe so suldi zwighenGhine sult suchten ende beuenEnde in groten sorghen leuen 2396Ghi sult wenden ende keeren tallen vren12 Qualike suldi moghen ghedurenGhine sult ligghen in zwaren strideNu ouer rigghe nu ouer zide 2400Ghine sult gheduren te gheere stede15ra2915ra30Representant a in de marge.ghesceede: Het perkament achter het woord is beschadigd, het abbreviatuurteken is mogelijkdaardoor niet meer zichtbaar.
folio 15ra-15va, tekst i.1 17116 Ghine sult hebben pais no vredeNichte meer dan hi heuetDie de tantzweere heeft ende in sorghen leuet 2404Danne so suldi haers ghedincken20 Ende peinsen om haer hoghen die quinkenEnde om hare scone figureEnde dat ne gheene creature 2408Ne leuet die haerre ghelike24 Dit sal hu in therte zekerlikeDoen hebben groeten delijtGhi sult peinsen te zomegher tijt 2412Om die cone die es vulmaect28 Dat ghise wilt hebben al naectIn huwen aerme ende in dier ghebareOf soe hu ghetrauwede wijf ware 2416Of huwe amie in dustaenre spraken32 Danne so suldi oghe borghe makenEnde grote ioye van nieute driuenDaer ghi o<strong>nl</strong>anghe in sult bliuen 2420Ls hu dese ioye es ontgaen36 A So suldi weenen menighen traenEnde dicken segghen o god heereWaest I droem die mi dus zeere 2424Verblijde ende maecte in vrouden40 Wildi mi altoes hier in houdenSo waric vro van auonturenMaer o<strong>nl</strong>anghe saelt gheduren 242815vaGine sult weder peinsen al bloetGod heere mochtic voer mijn doetNoch een waerf de bliscap zien4 Voer mine doet ende de joye ghescien 2432Ic wilt vp I couent zekeren daerDat ic die pine moeste daer naerGhedoghen die men mi dade cleen ende groet8 Dat ic in liefs aerme bloet 2436Ligghen moeste die ic minneEnde tormenteert mine zinneMaer gheuiele mi noch de stonnde12 Dat ic an haer sulke ioye vonde 2440So ware mijn zeer comen te speleAchaermen nu biddic te veleIc ne houde mi ouer houesch niet16 Dat mi dit ghepeins es ghesciet 2444
172 het comburgse handschriftEnde comen es in minen raetWant het es sotheit ende quaetEnde ware recht zekerlike20 Datmen ontseide haestelike 2448Ic ne weet wanen het quamDat ict vte miere herte namWant die meniger hogher ende ioliser24 Souden laten ghenoeghen die es wiser 2452Ende anders wel ghematenDanne te peinsen dese ommatenMaer mochtic noch teeniger stont28 Cussen mijns liefs roden mont 2456So adde al mijn begheerenMijn leet soude mi te min deerenNe waer daer es quaet te comen an32 Ic dede wel als I domme man 2460Dat ic mijn herte daer leideDaer ic meer dan zeericheideAf ne winne maer self I woert36 Wat segghic verstaet ende hoert 2464Mochte mi noch de tijt ghescienDat ic van hare I vriendelijc zienNoch hebben mochte vp I tijt40 Dat ware mi alte groet delijt 2468Deus hoe gherne ic zagheDat het nakede den daghe15vbEnde ic van den bedde moeste staenEnde die scone te ziene gaen 2472Dese nacht es zeere lanc4 Mi dinct soene heeft gheenen gancWat beligghic langhe hierMijn herte berrent als I vier 2476Ligghen es eene zware zake8 Die niene slaept met ghemakeMi verlanghet zeere ende pijntDat die zonne niet en scijnt 2480Ende die nacht niet wil te gaen12 Waert dach ic zoude vp staenAy sonne twine haesti vp uwen gancEnde iaghet wech desen nacht lanc 2484Wildi hu versnellen ende berueren16 Want ic langher niet can gheduren
folio 15va-16ra, tekst i.1 173Ldus suldi ieghen den nachtA Striden met groeter cracht 2488Sonder te slapene ende rusten20 Hu sal daer na wel lettel lustenVp dat ghi noit kinnet minneEnde als v vernoit hier inne 2492Te ligghene aldus in wrake24 Danne radic hu met ghemakeVp te stane ende te gane daer ghiDe maghet weet dat so si 2496Ende ligghen gaet voer haer dure28 Oec radic hu als ghire sijt vureDat ghi verzucht ende vwen rauweClaghet dat hore de ioncfrauwe 2500Ende ghi ne cont hare no dare32 Gherusten dor de minne van haerreDie wijfs sijn ontfaermich in therteEist dat so claghen hoert hu smerte 2504Ende hu pine ende hu verdriet36 Haer sals lichte ontfaermen yetDat soe hu so zeere wert te zureSoe ne zi van harder nature 2508 Gheualt dat ghise niet en siet40 So cust de poerte ne laets nietDaer dat helichdom woent jnneDaer ghi omme wilt ontzinnen 251216ra Dit gaen dit keeren ende dit wakenDoet den minre magher makenEnde af nemen in sijn anscijn4 Dies ghi sult noch zeker sijn 2516Ende met hu seluen orcondenDie minne laet te gheenen stondenHaren vrient verstaet wale8 Vaerwe hebben ne waer vale 2520Maer die valsche losengiereHebben al andre maniereDie verstaen doen den vrauwen12 Dat sise minnen met trauwen 2524Ende heten no drinken moghenDat arde qualic es gheloghenWant wetter siet men haer lede16 Hebben dan abde of prioren mede 2528
174 het comburgse handschriftOch so heetic hu dat ghi sijtD Houesch ende milde talre tijtIeghen die maghet ende toent20 Die niet ne laet ongheloent 2532Gheuet hare eenighe clenodeDie so niet ne nemet nodeMaer arde gherne van v ontfa24 So seit men altoes verre ende na 2536Van hu so waer ghi henen vaertDat ghi prijs ende eeren sijt waertHet sal v vromen telker stat28 Ic rade v oec mede dat 2540Dat ghi te langhe ne merret nietEn si dat zake dat ghescietDat hu verre wech te vaerne steet32 Om eenighen orbare die van geet 2544Wacht hu dat ghi niet ne merretGhine comt besien daer leit ghesperetHuwe herte ende huwe belanghe36 Ende niet van haer sijt te langhe 2548Van lieue te langhe merrenScuert de minne ende doetse verren Nu hebbic hu al mijn begheeren40 Gheseit de minne hoe dat minneren 2552Moeten dienen willen si ghewinnenLoen ende troest van haerre minnen16rbIc seide dor god heere segt miBi wat manieren moghen si 2556Die ghene die minnen dat gheduren4 Mi dinke sine rusten te gheere vrenMaer doghen altoes rauwe ende pineNa dat ghi mi doet anscine 2560Want suchten sorghen ende weenen8 Moeten si antieren al teenenMi heeft groet wonder en trauwenDat eenich man dies rauwen 2564Mach ghedoghen ende dien onwille12 Want hets ghelijc eerande hilleIe god van minnen doe sedeD Vrient ghi bidt mi eene bede 2568Weet dat men gheen groet goet16 Hebben mach en si dat men doetPine daer omme ende auentuere
folio 16ra-16va, tekst i.1 175Niet ne bezoet niet ne bezuert 2572Men heuet lieuer dicken dat goet20 Dat men diere coept ende pine doetDan daer men lichtelike comt aneVoert gheuic hu noch te verstane 2576Dat niemen so vele goets en knt24 Als de minre die met herten mintHi moet beiden ende haken om tghescienVan sinen lieue goet sonder ontien 2580Ende ne mach pine no verdriete28 Nichte mee van hem dan vte gietenDie zee daer pinen van minnen es veleDat ment in neerenste no in spele 2584No met tonghen mach vertellen32 No in boucke lesen no spellenDus leeft de minre in pinen groetAl waert datti gherne name de doet 2588 Men siet eene die es gheuaen36 In eenen kaerker ende zeere ondaenDaert van wormen es onreineEnde niet ne drinct dan fonteine 2592Ende eet euenin ende gherstin broet40 Nochtan ne blijft hi niet doetSo wat pnen dat hem ouer geetNe waer bluscht hem al sijn leet 259616vaDie hem altoes doet verstaenDatti noch wel sal ontgaen Aldus moet die ghene doen4 Die leghet in der minnen prisoen 2600Die hope groet die hi heuetAl eist dat hi in pinen leuetDoet hem de pine doghen al8 Daer niemen af ne weet tghetal 2604 Hope die behout hem sijn leuenGhebenedijt si de hope die can geuenDen minre al suken troest12 Daer sijn leuen bi wert verloest 2608Hope es houesch vter maten zeereWant hine laet cnecht no heereLanghe in rauwen gheduren niet16 Hine troestene doch yet 2612 Die dief die men heet hanghenHeuet hope om ontganghen
176 het comburgse handschriftDat hi niet ne sal sijn verdaen20 So es de gone sonder waen 2616Die hu altoes sal ghesteerkenEnde hare doghet an hu werkenGhi sult haer volghen waer ghi zijt24 Sonder begheuen teenigher tijt 2620Ende hope die sal hu oec gheuenDrie andre troeste die hu tleuenBehouden sullen allen weghe28 Want icker mede te helpen pleghe 2624Mine vrienden den minneerenAlse hem de pine te zeere deerenAt eerste van desen drien32 D Dat ic den minre doe ghescien 2628Ende hem gheue in sine herte binnenDat es soete ghepeins van minnenWant als ligghen mine minneeren36 Ende van der minnen hebben dat zweeren 2632So comt zoete ghepeins te hemEnde verblijt hem al den senEnde doeten wesen in oghen40 Ende brinct hem te voren de oghen 2636Van haren lachenden roden montHare liere blosende talre stont16vbEnde alreande goet ghelaetDaer de rauwe mede te gaet 2640Van hem ende verblidet al te male4 Sijn herte ende te moede sijn waleAls in zorghen es zekerlikeOmme I lachen wel vriendelike 2644Dat hem zoete ghepeins van binnen8 Hebben doet van ziere vriendinnenEnde mindren doet sine pineDie gheuic hu met v te sine 2648Ende dit es hu wel groet ghewin12 Noch II andre die hu niet minNe troesten willic hu doen verstaenVp dat ghise houden wilt ende ontfaen 2652Want si houesch sijn ende goet16 Ende zeere den minre verbliden doet Dat ander es vriendelijc sprekenDie grote pine huter herten steken 2656Den minre als hi spreken hoert
folio 16va-17ra, tekst i.1 17720 Van sinen lieue eenighe woertVan minnen dattene maect blideMi ghe dinct dat teenen tide 2660Vp houesschede ende dor trauwe24 Dat eene wel ghedane vrauweSeide die met herten mindeWelken tijt so hoerde of bekinde 2664Van haren lieue I liedekijn28 Singhen I vriendelijc woerdekijnOf segghen eenighe zoete sprakeMochte soe niet bet zijn te ghemake 2668Die vrauwe verstont alle treken32 Die laghen an vriendelic sprekenEnde bekinnede bet dan yet elIc wille oec ende rade wel 2672Dat ghi eenen vrient beiaghet36 Die hu helpt draghen da ghi draghetDie pine ende hu sijn ghetrauweEnde vertellen moghet vwen rauwe 2676Van der minnen die es in hu prisoen40 Die sal hu groete ruste doenWant als van minnen hu comt leetEnde hu groete pine ouer geet 268017raSo suldi te hem gaen omme raetEnde hem vertellen hoet met hu staetEnde wat ghi best moghet beghinnen4 Dat behaghen mach uwer vriendinne 2684Heuet die ghene oec therte zeerVan minnen so eist te prisen meerSijn gheselscap zekerlike8 Ende hi sal hu vriendelike 2688Segghen dies ghelouet miWie dat zine vriendinne siEnde oec mede waer dat soe woent12 Ende hare name al onghehoent 2692Sal hi doen te verstaneEnde dan nes gheen twiuel daer aneHine sal hu sijn vrient ghetrauwe16 Ghi sult dan onderlinghe vwen rauwe 2696Die eene toten andren draghenEnde spreken van dat hu sal behaghenWant het es eene vriendelike sprake20 Daer deen vrient den andren maken 2700
178 het comburgse handschriftCont hare herte ende haren staetEnde danne weten sonder beraetDat elc den andren raet dbeste24 Dits I groet troest ende vrient veste 2704Ie derde doghet van den drienD Es gheheeten zoete ane zienMaer dat merret gherne langhe28 Den ghenen die es in bedwanghen 2708Ende van lieuen dan werre sijnMaer wildi doen den wille mijnSone verkiest gheen lief so verre32 Dat zoete ane zien : iet langhe merre 2712Want zoete ane zien es den minneerenBequamelijc ende groet begheerenNuchtens alse I goet ghemoet36 God den minnere comen doet 2716Ieghen heme ende vertoontThelichdom dat niet verscoontNe mochte sijn in zinen zin40 Hoe vele pinen het brinct in 2720Groete bliscap hebben die oeghenAls hem god dit wille vertoghen17rbEnde hem tgheluc moghe ghescienDat si haer lief metten oghe zien 2724Grote ghenouchte hebben si4 Alsi hem dus ondersien van biEnde alse die oghen in dit spelHare lief zien sijn si gheleert wel 2728Dat zijt alleene niet willen ontfaen8 Maer doent der herten verstaenDien sijt te hant senden toeWat die oghen zien ende hoe 2732Hie of heuet soe groet ioye12 Therte dat het alle vernoyeVerghetet die het heeft te dien maleRauwe seericheit ende quale 2736Es van hem verdreuen daer16 Ende wart binnen licht ende claerDus vele goet doet ghescienDen minnere soete anesien 2740Der herten ne can niet ghedeeren20 Als die oghen zien dat si begheeren
folio 17ra-17va, tekst i.1 179V hebbic hu ghedaen verstaenN Die zaken die doen ontgaen 2744Den minnere van der doet24 Ende hem bi staen in der noetWant alse ghi in hopen zijtSo comt hu toe ter seluer tijt 2748Soete ghepeins dat moete ghescien28 Vriendelike spreken : ende zoete anesienWillic dat hu moete bewarenToter tijt dat ghi hebt v begaren 2752Ende dat v herte ghenesen zi32 Niet minder gheloues miMaer in eere bliscap weet waleMoete hu toe comen na dese tale 2756 Doe mi die god van minnen36 Dit adde ghedaen bekinnenOnt voer hi mi in wiste waerEnde ic bleef alleene daer 2760Van herten zeere drouue40 Als die goets raets behouueVan minen wonden was ic ondaenDie ic al daer adde ontfaen 276417vaEnde niet ne wiste hoe ghenesenDoe moestic alleene wesenBi den cnoppe die heuet in4 Mine herte ende al minen zin 2768Vele peinsdic ende dochteDat mi werden niet en mochteDie god van minnen ne moeste mi8 Ghehulpich sijn ende staen bi 2772 Die Bozier was al te maleMet eere haghen beloken waleDie al omme ende omme ghinc12 Den knoppe die mijn herte vinc 2776Daer hute quam so zoete rokeGhelijc dat balseme of wyerokeNe adde ghedaen niet de scande16 Ende segghen soude te hande 2780Dat ic stelen wilde die rosenAddic ghepluct die daer scone blosenIe wile ic stont in desen ghedochte20 D Hoe ic ouer die haghe mochte 2784Clemmen of daer toe ghegaen
180 het comburgse handschriftQuam een cnape wel ghedaenTe mi al daer ic dus stoet24 Van zinne vroet ende wel ghemoet 2788Sine name hebbic niet verghetenScone ontfaen was hi gheheetenDies mi be haghede wale28 Dat ic comen mochte sonder hale 2792So na den soeten knoppeDaer mijn herte al ruste oppe Scone ontfae die ionghelinc32 Dede mi eere van der dinc 2796Dat hi mi so na gheleideDen knoppe die mi wel ghereideNe waer die dorper die vilein36 Lach daer ghedoken int plein 2800Onder die loueren al ghestrectEnde met crude hem ghedectGheheeten was hi dangier40 Dese borlebuer wachte den Bozier 2804Hi lach ende wachte vele houdeOf daer iemen comen soude17vbDie sine hant so verre stakeDat hi der Rose eene af trake 2808Hine was niet alleene daer4 Ne waer met hem was openbaerEen man ende eene vrauweGod gheue hem beeden rauwe 2812Quade tonghe heet de man8 Daer noyt doghet ghelach anVan normendien was hi gheborenLoes was hi fel ende verzworen 2816Ende beet altoes sine tande12 Die vrauwe was gheheeten scandeEnde dochter redene der rauwenDie wijsdoms adde verlouwen 2820Hare vader die hiet mesdaet16 Die so hatelijc es ende so quaetDat redene noyt bi hem ne lachDanne doe soene eerst sach 2824Ende van haer gheboren wart scande20 Die nu verre loept achter landeNu moetic voert van houescheit sprekenIn wils niet langher vergheten 2828
folio 17va-18ra, tekst i.1 181Want houescheit die niet vroeder24 Wesen mochte was Scone ontfaens moederDie passaghe ondede hiEnde seide vriendelike te mi 2832Begheerdi hier in te comen yet28 So lijt die haghe ne laets nietEnde gaet binnen desen belokeEnde riect desen soeten roke 2836Van den rosen die zoete zijn32 Wes ghereet de hulpe mijnEnde wille hu wel gheleedenMaer wacht hu van dorperheden 2840Te comene in hu ghemoet36 Al die ioye ende al tgoetDat ic vermach in desen rosierSalic hu gherne doen al hier 2844Ende te vwen dienste sijn ghereet40 Voer alle de hene die ic weet Ic seide heere dit scone ghebodMoete hu lonen onse heere god 284818raDie ghi mi doet vp desen dachEnde ic sal hu als ics hebben machDeser eere danken gherne4 Ende dit ne staet mi niet 2852Ende ghi doet huwe houeschedeAne mi ende huwe edelhedeEnde als ghi wilt so eist recht8 Dat ic bem hu dienst knecht 2856cone ontfaen die goedertiereS Leedde mi in den EglentiereDaer die scone bomen stoeden12 Ende die dorne die de rose hoede 2860Ende als ic der haghe was ledenQuam ic ghegaen ter stedenDaer ic den sconen knop vant staen16 Die bet dan dandre was ghedaen 2864Ende adde mede de beste goreScone ontfaen die leeder mi voreIc hebbe hu hier voren gheseit20 Van den knoppe al waerheit 2868 Nu willic hu segghen van scandeDier nu vele gaet achter landeAls scande dus wart gheboren
182 het comburgse handschrift24 Reinicheit die vrauwe vercoren 2872Ende meestresse van den BottenWart dicke van onbesceeden sottenGheassalgiert met pinen groet28 Ende wel hulpen adde noet 2876Want venus nam haer al den dachRosen ende knoppen sonder verdrachDat haer niet behaghede wale32 Dat soere verloes so vele ten male 2880 Reinichede met neerenste batVrauwe redene die niet es latHare dochter hare te leene36 Ieghen venuse die al beghene 2884Die rosen plucte metten bladeEnde redene wart doe te radeDat soe reinicheden bede40 Gherne vriendelijc dede 2888Ende leende haer doe met trauwenScamelhede : die scone ioncfrauwen18rbDus sijn ghewacht van desen drienDie rosen dat goet ghescien 2892Niemen ne mach en si bi hen4 Ic adde ghesijn vp I goet ghewinVan minnen ende wel daer an brachtNe adden mi daer niet ghewacht 2896Die drie die daer waren hoede8 Want scone ontfaen die goedeHi pijnde hem dies ghenouchTe vulbringhene sijn gheuouch 2900 Dicken wasic in den wille beuaen12 Den knoppe bet naerre ghegaenDie hi mi ionste harde welOm datti waende dat ic niet el 2904Plucken woude al daer ter stat16 Dan alleene een groene bladDat den koppe stont beneuenDies wildi mi orlof gheuen 2908Wel te plucken vp dien dach20 Om dat icker so zeere an sachEnde peinsde dat ict adde vercorenHi ghinc selue doe voren 2912Ende plucte I blat dat hi24 Mi gaf daer ic zeere verblijdde bi
folio 18ra-18va, tekst i.1 183Lsic ontfaen adde dblatA Addic soe groete bliscap na dat 2916Dat mi wel dochte sonder waen28 Ionstich wesen scone ontfaenIc verboude mi ende seide doeHoe mi de minne spade ende vroe 2920Ghewont adde int herte binnen32 In mochtu nemmermer verzinnenTe verzegghene mijn mesualWant vergramedi v so addic al 2924Verloren dat mi toe bestaet36 Ghi sijt mijn troest mijn toeuerlaetScone ontfaen seide te miNiet ne soude vergrammen mi 2928Maer seide minen wille hi hoerde toe40 Heere so gheraet mi selue sprac ic doeWant mi pijnt tallen stondenDie minne ende heeft mi wonde 293218vaViue ghescoten in mijn herteDies ic doghe zware smerteEnde nemmermee wane ghenesen4 En moete bi den knop wesen 2936Die ghewassen staet so sconeGheeftene mi dat hu god loneHets mijn leuen hets mine doet8 Ende dat mi bringhen mach vter noet 2940 Doe wart scone ontfaen verzaghetHi seide vrient dat ghi vraghetNe mach hu ghescien nemmermeere12 Ghi wilt mi nemen mijn eere 2944Ghi adt mi wel te scerne ghedreuenAddic hu minen sonen knop ghegheuenDie so scone ghewassen steet16 Neen hi es hu wel onghereet 2948Van dat ghi heescht dincti mi vileinLaet staen den knop vp sijn pleinHi sal noch beteren ende wassen20 In wilde om al tgoet van zassen 2952Al waers noch also veleDat icken plucken liete van der stede18rb34De v staat tussen isolerende punten.
184 het comburgse handschriftHof eenighen man dien sonen knop24 Mettien spranc die dorper op 2956Dangier van daer hi lach ghestrectEnde vp dat gras ghedectHi was vreese<strong>nl</strong>ijc ende fel28 Vul rompelen was sijn vel 2960Sine oghen berneden als I vierNie sach man so hatelijc dierHi quam lopende met haesticheden32 Al springhende daer ter stede 2964Als die sceen vte sinen zinneLude riep hi ten beghinneScone ontfaen twi brincstu hier36 Desen vassael in dit vergier 2968Sekerlike ghi doet quaetWant hi na huwen lachter staetOndanc hebbi dat hijt ghedachte40 Ende ghi dat ghine hier brachtet 2972Hi heuet hu sinen aert ghetoontDie dorper dient : Na dorper hi loont18vbGhi waent hem houeschedeHebben ghedaen ende eere mede 2976Ne waer hi es hu contrarie al4 Vliet henen vassael of ic salV groeten lachtre doen zaenQualike kennedi sone ontfaen 2980Die hu sinen dienst dede ende omboet8 Ghi sijt I scalc dit weet bloetDat ghi sulke dinc dorst bestaneHem te vraghene om ane te vane 2984Den knop . hine dar hu betrauwen niet12 Ne waer maect hu wech ende vlietC ne dorste niet langhe merren daerI Dor den dorpre die mi was zwaer 2988Hi dede mi hoe ict verdraghe16 Springhen ouer die hagheMet anxenen ende vreesen groertDie dorpere hi nichede doe thoet 2992Ende seide quamic weder daer20 Hi soude mi doen sulken vaerDat icker tleuen soude latenDus moestic vlien miere straten 2996Ende scone ontfaen es mi ontvloen
folio 18va-19ra, tekst i.1 18524 Doe ne wistic niet wat doenMi quam ane rauwe ende torenIc sach dat spel al verloren 3000Ic droeuede so lanc so meere28 Nochtan was mi te miere herten zeereVoer alle dinc tsceeden vter haghe Niemen ne kint vernoy no plaghe 3004Danne hi die draghet minne32 In therte met ghestaden zinneSi kennen der minnen qualeDie god van minnen seide mi wale 3008Dat mi van minnen soude ghescien36 Nu weetic te hant van dienHi belouede mi vernoy ende pineDaer mi dicken in staet te sine 3012En mochte peinsen gheene herte40 Wat pinen ende wat smertenDen minnere dicken comt vpAlsic weder peinsede om den knop 301619raDaer mi therte vp es ghesperretDat hi mi so zeere es ontverretEnde langhe stont in dien ghedachte4 Dat ic wel na al mine crachte 3020Adde verloren van groten rauweSach ic dat eene scone vrauweGheleghen lach vp een scone zale8 Die neder quam te mi te dale 3024Ende mijns niet wilde verghetenRedene was die vrauwe gheheetenTe ionc no te hout was si12 No te lanc no te cort verstaet mi 3028Hare oghen lichten openbareAls eene kerse die scijnt clareVp thouet adde soe eene crone16 Die rike<strong>nl</strong>ijc was ende scone 3032An haer ghelaet int ane scauwenSceen soe wel eene hoghe vrauweGod maketse int paradijs20 Want nature in gheere wijs 3036Ne can so scone werc ghemakeNo bi compasse so wel gherakenGod hi maketse sine ghelike24 Ende gaf hare in erdrike 3040
186 het comburgse handschriftSulc eerscap dat soe den manVan dulheden ghewachten canEnde van alre dorperheden28 Die ghelooft an hare wijshede 3044Edene sprac mi an ende seideR Vrient ghi hebt grote dulheideDat weet wel al hier bestaen32 Dat ghi so verre sijt ghegaen 3048Sonder gheleide in dit vergierDat deduut makede al hierEnde daer den slotel ledichede36 Of draghet die hu twiket ontdede 3052Soe heuet hu zeere bedroghenMinne ne adde v niet doen moghenNe adde ledicheit ghedaen40 Maer al eist dat ghi bestaen 3056Hebt zoetheit wildise noch latenEnde minnen dat v comt te baten19rbBegheuen der minnen die hu sentNiet dan vernoy ende groet torment 3060Dat ware hu dat verstaet4 Tbeste dangier es fel ende quaetHi sal zeere vp hu orloghenDiet qualike can ghedoghen 3064camelheit dat mijn dochter es8 S An hare gaets meest sijts ghewesSoe es die de rosen mede bewaertEnde quade tonghe die niet en spaert 3068Doet oec mede die wachte12 Beede bi daghe ende bi nachteEnde vertrecket de dinc eer soe ghescietTe vwer scaden dies hi ne laet niet 3072Bepeinst hu wel het es hu goet16 Wat hu die minne al gader doetInt herte vernoy toren ende leetHem diere mede omme gheet 3076Hi moet zeere sijn ghepijnt20 Dat hem an sijn leuen scijntNe hebbets niet ommareGhi hebbet ieghen felle liede zware 308019rb18Circa 1 1 /2 cm achter gheet is een e geschreven.
folio 19ra-19va, tekst i.1 187Nu besiet hu wel ende gheloeuet mi24 So laten so doen welc beter siEnde te bliuene in huwe pineDaer hu langhe in staet te sine 3084 Dit es theuel dat hiet minne28 Daer alle zoetheit es inneEn es clerc weet voer waerSo vroet wil hi minnen volghen naer 3088Hine werter mede in dole32 Datti verliesen moet sine scoleEs I man van ambachte yetMinne ne lates hem pleghen niet 3092En leuet hermite in wostinen36 Die doghet zo zware pineAls die gone die draghet minneInt herte met ghestaden zinne 3096Groet es tvernoy ende tlanghe wenen40 Ende die bliscap die arde clenenVan der minnen es die te sureMenighen wert : nochtan eist auenture 310019vaOf men ter joyen ghecomen canIc hebt ghezien van menighen manDie pine adde sijn leuen lanc4 Ende noyt joye adde no danc 3104Wildi mi ghelouen ende bekinnenDoe ghi den god van minnenBelouede te doene zijn ghebod8 Doe waerdi dul ende zeere sod 3108Ghi hebt zodheit an ghenomenMaer vroescap es nit af comenLaet die minne henen varen12 Die hu zeere pijnt te waren 3112Ne doedijs niet hets zotheit groetQuellen salsoe hu toter doetNeemt den breidel metten tanden16 Ende hu herte met beeden hande 3116Ende weder staet met crachtenHu ghepeins met coenen ghedachteHine dochte mi noyt wesen vroet20 Die den raet ziere herten al doet 312019rb25 huwe: Tussen w en e is boven de regel een e geschreven; pine: boven p een superscripte e.
188 het comburgse handschriftLsic mi Redene : dus castien houdeA Antwoerdic met fellen woerdeHare ende seide vrauwe wel ghedaen24 Dor god laet hu castien staen 3124Ghi heet mi dat ic de minne lateBi gode dat dochte mi ommateDadic valscheit minen heere28 Die mi ghedaen heuet die heere 3128Dat icken custe ende wart zijn manNe waer ic niet I verrader danBi gode ic ware mi lieuer doet32 Dan ic dede die valschet groet 3132Hem die mi mochte hier na rasterenDen god ende mijn herte daer toe keerenIc wille zijn belof tallen daghen36 Houden dat hi hem niet dar beclaghen 3136Van minnen die hem daer of castietDoet miere herten groet verdrietMettien es van mi ghekeert40 Redene die mi adde gheleert 3140Die wel ziet dat min no meereNe bescoot wat zo mi leere19vbEnde ic bleef daer in groten doghenStaende met weenenden oghen 3144Peinsende alsoe onsachte4 So langhe dat mi be dachteDat mi seide de god van minnenHoe ic kiesen zoude en ghewinnen 3148Eeenen vrient goed ende ghetrauwe8 Dien ic ondecken minen rauweVan miere minnen ende al die zakenHi soude mi zonder twiuel maken 3152Vele quite miere zeericheden12 Doe bepeinsdic mi tier stedenDat ic noch adde I vrientDie mi met trauwen adde ghedient 3156Amijs so was gheheeten die16 Beteren gheselle ne zaeghdi nieNo ghetrauwer zekerlikeTe hem ghinc ic haestelike 316019va21dus: s is verbeterd uit een andere, niet meer te identificeren letter met een lange schacht.
folio 19va-20ra, tekst i.1 189Ende verteldem al mijn leet20 Ende hoe dat mi van minnen steetIc claghedem ouer dangiereDie mi iaghede vten dangiere 3164Ende van mi iaghede scone ontfane24 Daer al mijn troest es aneOmme dat hi mi spreken machIeghen hem quaden dach 3168Moet hem gheuen onse heere god28 Hi dreechde mi zeere die zodEnde seide ic zoudt emmer becopenMochti mi noch daer in belopen 3172Hi zwoer bi desen ende bi den gonen32 In maecte mi wech sonder versconenHi soude mi te sticken slaenDus moestic van danen gaen 3176Oe amijs de waerheit wiste36 DHoe mijn herte was in twisteSeide lieue ghezelle nu zietHier omme ne bederft v niet 3180Ic kinne al te wel dangiere40 Sine seden ende zine manierenHebic langhen tijt bekintWelken tijt I te minne beghint 318420raSo es hi wreet ende dreeghet zeereDien hi namaels doet groet eereVan hem ne versaghet hu niet4 Ic kinne wel wies hi gherne pliet 3188Hi es ende dats al sijn aertAl hebdine wreet vonden tuwaertHi sal hem noch wel sachten8 Want ic ne eens tonder brachte 3192Met zoeter tale al daer hi stoetGheselle weet wat ghi doetGaet te hem ende bidt ghenade12 Ende bidt hem van huwen mesdaden 3196Vergheuenesse eist lude eist stilleEnde niet te doene ieghen sinen willeNemmermee met gheenen zaken16 Dit salne te hant sachte maken 3200Ende siere herten wel behaghenDus moetti smeeken ende claghenAmijs trooste mi so wale
190 het comburgse handschrift20 Dat ic te mire herten al te male 3204Weder quam ende ghinc sciereToten quaden vilein dangiereOm te besiene of ic met eenigher spraken24 Minen pais ieghen hem conste maken 3208Ote dangiere quam ic gheghaenT Blodelike ende zeere ondaenAls die sinen pais begherde28 Om datti teerst also mesberde 3212Ende mi dreeghede van groten slaghenNe dorstic niet wel liden de haghenDoch vant ickene vp sijn been32 Staende die fel ende putertiere sceen 3216Hi beet sine tande van toorneEene colue van finen doerneAdde die dorper in sine hant36 Te hem ghinc ic doe te hant 3220Emmer thoghe hebbende them waertSo seere was ic van hem veruaertIc seide hebt mijns ghenade40 Ic wil beteren mijn mesdade 3224Ende hu houden ouer minen heereMi es leet ende rauwet zeere20rbDat ic hu noyt makede erreIc wildic C milen verre 3228Hadde gheweest doe ict dede4 Nu bem ic hier vp ghenadichedeTote hu comen als die willeBeteringhe doen sonder ghescille 3232Want het mi dede de minne8 Die vaste leit in minen zinneNemmermeer ne gheualt miDor zake ne gheene daer ghi 3236On belghen moghet wats ghesciet12 Ic sal lieuer doghen mijn verdrietDan ic hu met eenighen zakenBelghen dade of tonghemake 3240Lieue heere nu biddic hu16 Dat ghi mi wilt vergheuen nv20ra2620rb2Blodelike: Boven de eerste e is een niet te identificeren teken geschreven.C is majuskel.
folio 20ra-20va, tekst i.1 191Dat ic achterst ieghen hu mesdedeSonder euelmoet te hebbene mede 3244Ic zweere hu dat ic nemmermeere20 Ane hu ne versouke lozen keereDaert hu te deeren comen machNoch oec ieghen hu zijn nacht ne dach 3248Nu hebt ontfaermichede te mi24 Ende bidde mede dat hu wille zijDat ic met ghestaden zinneDraghen moete gherechte minne 3252Die mi int herte wee doet28 Van hu begheeric el gheen goetVat ic dangiere : fleeude ende batV Mi te vergheuene was hi lat 3256Doch ten lesten so seide hi32 In corten woerden wat deert miWat ghi minnet mine roucEn mach mi baten no scaden ooc 3260In dien dat ghi allen tijt36 Verre ghenouch van onsen rosen sijtEnde ic in de haghe niet en ledeVp dese voerwaerde dede hi mijn bede 3264 Doe was ic vro ende ghinc ter vaert40 Te minen gheselle waertDien ic niet adde verghetenAmijs was hi gheheeten 326820vaIc teldem al sonder sparenHoe ic met : dangiere adde gheuarenHi was blide omme die zaken4 Ende seide nu gaet met ghemake 3272Hi sal nv wesen goedertiereAl heefti hu sine felle maniereGhetoghet hem sal ontfaermen8 Vwe suchten ende huwe caermen 3276Nu suldi daer na haken ende poghenDat ghine in betren pointe sult moghenVinden ende men seit hets waer bekint12 Dat men den fellen met dogheden verwint 3280 Seere so trooste mi amijsEnde conferteerde in alre wijsDoe nam ic orlof mettien16 Ende ghinc ter haghe omme te zien 3284Den knop die mi dede so wee
192 het comburgse handschriftSint ics hebben mochte nemmeeDangier hi nam dicken waerde20 Of ic hem hilt sine vorwaerde 3288In dorstene verbelghen niet I twintIc hilt hem vast sijn conuintEnde dede al dat hi gheboet24 Hi sach mi dicken in groeter noet 3292Hi hoerde mi weenen ende claghenEnde dicken crupen bi der haghenDaer ic niet dorste ouer liden28 Dit hoerdic arde langhen tiden 3296So datti wel sach an mijn ghelaetDat ic ne jaghede ne gheen quaetEnde dat mine grote pine dede32 Nochtan addi so fellen sede 3300Datti niet ne ghewerde miTe sochte mijn verdriet : hi :ls ic dus stont in desen leide36 A Quam te mi vrauwe Edelheide 3304Ende ontfaermicheit met hareDaer ic ane wart ghewareDat si mi gherne holpen beide40 Die tale begonste hedelheide 3308Ende seide dangier ghi hebt onrechtDat ghi dus desen arem knecht20vbHout in dit zware tormentIn hem sie ic mesdaet twent 3312Of die minne hem minnen doet4 Met crachte ende hebben zwaren moetBi gode het ware iammer groetSoudine daer omme slaen te doet 3316Here dangier ens gheene vrome8 Dat ghi vp hem hebt ghenomenOrloghe omme dat hi es hu vrientEnde hu met trauwen gherne dient 3320Ofne die minne hout gheuaen12 Ende hi hare niet mach ontgaenSoudi hu dies van hem beclaghenGhi soutene vele te mee verdraghen 3324Met rechte dan eenen fellen ghier20va22 conuint: Streepje van de i staat abusievelijk boven de eerste poot van de u.
folio 20va-21ra, tekst i.1 19316 Het es houescheit here dangierDatte soccoerse die es te bouenWie soude dien danken moghen of louen 3328Die herte die men niet oemedeghen en mach20 Nochte verwinnen vp gheenen dachOntfaermicheit seide hets waerEn es gheene dinc so zwaer 3332Men dwincse met oemoedicheden24 Daer omme sacht huwe felhedeHeere dangier dies bidden wi vEnde nemmee ne stridet nv 3336No sone pinet desen keytijf28 Die met pinen leet sijn lijfEnde niet bekinnen wilt sijn noetHi adde wel zware pine groet 3340Doe ghi van hem scone ontfane32 Verdreuet daer sijn troest lach aneHem dinct dat hi al es verlorenDat hi ne spreken mach no horen 3344Die sijns te uoren so wel plach36 Ende sire herten troest an lachLaet hu ghenoeghen datti doeHem eenighe ghenade spade ende vro 3348Want wijs hu bidden beide40 Ende niet ontsegghet onse bedeHi die fel was ende putertiereDangier wart doe goedertiere 335221raHi seide te hem ic ne dar hu nietGhewernen te doene dat ghi ghebietMi es lief dat hu wille ghescie4 Van dat ghi begheerende sijt van mie 3356Dat hem in hulpen si scone ontfaneDaer sijn troest al leghet aneMettien es edelheit voert ghestreken8 Die harde wel conste spreken 3360Te scone ontfane den ionghen manDien soe met scoenen woerden sprac anEnde seide te hem lieue kint12 Ghi sijt van den gonen die hu mint 3364Arde vremde hoe moghedijt getemenDie wel na doet es alsict vernemeOmme dat hi ieghen hu mesdede16 Heuet hi groten rauwe ende zeerichede 3368
194 het comburgse handschriftNu hout huwen pais ende weest coeneDangier die felheit plach te doeneEs ghesocht van sinen fellen treken20 Hine sal hu nemmee scelden no verspreken 3372Wi hebben sine vrecheit gheuelt bedeIc ende mijn vrauwe ontfaermichedeHi heuet belouet te doene al24 Dat ons beeden goet dincken sal 3376cone ontfaen ne zweech niet stilleS Hi seide te hem huwen willeBem ic ghereet te doene ende heet28 Om dat dangiere niet nes leet 3380Ende sine felheit es ghesacht alWillic doen dat hu goet dincken sal Scone ontfaen ten eersten male32 Ontfinc mi na diere tale 3384Die mi mee vriendelichedeToechde danne hi te voren dedeHi nam mi bi der hant sciere36 Ende leedde mi doe in den roziere 3388Daer ic hute wart gheiaghetVan dangiere diet al verdraghetDus haddic orlof te gane40 In den Roziere met scone ontfane 3392Ende was comen des sijt wijsVter hellen int paradijs21rbEnde alsic den rosen dus quam biDochte mi die knop sonder si 3396Ghemuerwet sijn een <strong>deel</strong>4 Die daer stont in dat prayeelDie so verre was ondaenDatter vte mochte sien gaen 3400Dat zadekijn also mi dochte8 Dat nature daer in brochteDat beloken lach te gadreTusschen den koppe ende den bladre 3404Dat mi scoonre dochte wesen12 Dan al dat ic voer desenGhesien hadde ende bet ghedaenEnde in therte meer bleef gheuaen 3408Van minnen danne te voren eer16 Dus pijnde mi de minne zeerDaer ic dat zadekijn sach ane
folio 21ra-21va, tekst i.1 195Dat mi so scone van ghedane 3412Dochte dat ic noch ne sach nie20 So scone Rose alse was dieDaer ic al an nam mijn solaesEnde dat herte mijn viel vpt aes 3416Dat doe vaster bleef van minnen24 Gheuaen midden int herte binnenDus ghinc ic met scone ontfaneTe siene daer inne bliscap ane 3420So dat mi wel dat dochte28 Dat ickene gherne minnen mochte Te hem seidic heere dor ghenadeHoe gherne ic hu eene bede bade 3424In dien dat ghi mi wilt gheuen32 Dat ware I cussen so moetic leuenVan der rosen daer al an staetMijn wel varen maer hoe soet gaet 3428Ieghen huwen wille ne begheerix niet36 Wat pinen dat mi daer na ghescietRient seide doe scone ontfaneV Ic soude dat doen sonder wane 3432Ne vruchte ic reinicheden niet40 Dat soes haer . belghen mochte hietNe ware dat ic sout doen gherneDiet mi lachtren soude ende besceernen 343621vaMesdadic so vele ieghen hareDaer toe tsegghen oec wareWant so vliet al te male mi4 Dat ne gheen minnere ne zij 3440Dien ic eenich cussen doe bi orloueWant menre dicken bi comt thoueSo wien dat men I cussen gheuet8 Het es tscoenste dat men gheuet 3444Want alse men dies wil gheuenOrlof . so eist selden also bleuenDatmen daer mede mach zwighen12 Men wille meer van dien ghecrighen 3448 Alsickene dus spreken hoerdeNe dorstic niet van eenen woerdeMee ghewaghen van diere zaken16 Of ickene gram daer mede mochte maken 3452Men ne sal niet bringhen voertDinghen die men niet gherne hoert
196 het comburgse handschriftNo bidden dat men niet wille20 Gheuen hier bi so zwighic stille 3456Ende peinsde in mi seluen waleDat die boem ten eersten maleNiet ne vallet als men slaet24 No dat de wijn niet en gaet 3460Al huten trappen hine zijNauwe vte gheperst ghelouets mi Al te langhe adde ghemerret28 Dat cussen van mi ende ontverret 3464Ne weest ne hadde ghedaenVenus diere mi halp aenDie gods moeder van der minnen32 Die orloghet doe ic hu bekinnen 3468Reinichede ane ane in hulpen tsineHem die van minnen draghen pineEse vrauwe hilt in de hant36 D Eenen vierighen brant 3472Daer soe menighe vrauwe dedeDat herte ontsteket ter stedeSoe was scone ende zeere jolijs40 Ende sceen wel dies bem ic wijs 3476Eene goddinne van hoghen doeneSoe ne sceen niet van religioene21vbAls eene nonne of eene beghineWat zoudic hier of maken pine 3480Van haren dieren ghewaden4 Van paerden ende van gouddradenVan doukers ende van riemenNe brochte te houede niemen 3484Hoe gheacemiert dat soe was8 Dese vrauwe ghelooft mi dasSone was houerdich twint Doe sprac scone ontfaen dat kint 3488Ende seide lieue hertelike waer bi12 Eist dat ghi den minres sijSo onghenadich ende so heetDie sijn lijf so zeere te ghet 3492Omme I cussen te ghewinnen16 Hi es werdich wel goeder minnenHine es gheen loghenare altoesMaer ghetrauwe ende zonder loes 3496Ende ghereet emmer tuwen ghebode
folio 21va-22ra, tekst i.1 19720 Hem ne soude niet sijn bi godeI vriendelijc cussen weder seitSiet de scoenheit die an hem leit 3500Hi es wel wert dat men minne24 En es vrauwe no borchgrauinneSo hoghe sone mochte met eerenAn hem hare herte gherne keeren 3504Hines kintsch no jonc van daghen28 Datter mi best an dinct behaghenHet dinct mi grote dorperhedeDat men hem I cussen weder zeide 3508Hets an hem so wel bestaet32 Sijn mont recht te cussen staetHi heuet den adem zoete ghemeeneSine tande zijn wit ende reene 3512Effene staende dit weet bloet36 Sinen lippen zoete te maten groetHet dinct mi wel recht dat hiI cussen heuet dat vriendelic zij 3516Gheuet hem hets mijn raet40 Langhe te beidene dats quaetEnde niet dan tijt ten verliesen meer22raDien ghi weder ghewinnet nemmermeer 3520Cone ontfaen : die den brantS Van venuse heeft beseuen thantGheorlouede mi I cussen daer4 Dat ic al te hant met vaer 3524An haer nam dat mi wel bequamDie te voren te mi waert was gramDaer ne daerf wanen gheen man8 Daer ic die rose custe dan 3528In hadde grote joye ter stedeVter Rose ghinc I roke medeDie mi int herte binnen vloech12 Ende alle den rauwe daer huut toech 3532Ende dreef wech al mijn zeerDat ic te voren adde heer Dan hebbe tcussen van soeter smake16 Dat mi so wel dede te ghemake 3536Ent zadenkin dat so wel roecWas dat mi therte al ontploecDie den pays daer in dede woenen20 Aldus can minne bi wilen lonen 3540
198 het comburgse handschriftHoe zeere dat mi therte was verleetVan der minnen die mi was wreetDie zee nes nemmer dits bekint24 So wel te payse I cleene wint 3544Ne macse verstormen zaenAldus es de minne sonder waenSoe gheuet zoete metten zuren28 Ende ne can niet I pointe gheduren 3548V eist goet recht dat ic ghewagheN Hoe mine bliscap ende mijn clagheTe scanden wert bedreuen32 Ende hoe de buerch vp wart ghegheuen 3552Ende die minren gheuelt medeDie de minne sident vellen dedeDese ystorie willic nv bescriuen36 Ende niet achter laten bliuen 3556Ne adde venus niet begonnenTassaeut de buerch ware onghewonnen Quade tonghe die altoes bespiet40 Goede minne te letten nv ziet 3560Hi peinst quaet nacht ende dachDoe zach hi vp eenen dach22rbHoe dat mi scone ontfaen dedeEen goet ghelaet vp houeschede 3564Die ghezwighen niet ne conste4 Hier ende ghinder hi doe begonsteTe clappene van mi harde zeereEnde seide hi wilde lijf ende eere 3568Daer voren setten ende te vulstane8 Dat tusschen mi ende scone ontfaneDorperlike vrienscap wareEnde maecte dit so wide mare 3572Dat het te voren quam ver jalousien12 Die Scone ontfaen ghinc castienHi seide te hem vul onreine knechtHoe hebdi hu seluen dus berecht 3576Qualike hebbic hu gheleert16 Dat ghi hu seluen dus hebt ontheertNemmee ne willic hu betrauwenIc sal hu ligghen doen met rauwen 358022ra37venus: Boven het tweede pootje van de u staat een streepje, zoals elders boven een i staat.
folio 22ra-22va, tekst i.1 199Daer ghi nemmermee sult ontgaen20 Scande ende lachter hebdi ontfaenDaer hu reinicheit soude beuroedenEnde daer of wachten ende hoeden 3584Houesscheit heeft in dit vergier24 Eenen knecht ghelaten comen hierOm ons groet blame te doeneDeus hoe was hi nie so coene 3588Scone ontfaen sprac niet I woert28 Die zeere int herte was verdoortHi hoerde dese groete noeseHi vlo wech ende liet de rose 3592Als die vruchte van den parlemente32 Dat daer was ende die contenteCande quam daer voert ghetoghenS Die ghwimpelt was toten oghen 3596Vp thouet adde soe I wile36 Als die nonnen draghen sonder ghileSoe sceen simpel als I maghetSoe sprac als eene die was verzaghet 3600Vrauwe dor god wats hu ghesciet40 Ne ghelouet quade tonghen nietWant hi es die gherne lieghetEnde den menighen daer mede bedrieghet 360422vaAl seit hi quaet van scone ontfaneHi nes deerste niet ic waneWant quade tonghe es dies gheleert4 Dat hi heeren ende vrauwen ontheert 3608Ende beliecht te sinen scerneDies hem qualike staet tomberneDaer hi menighe mede doet leet8 Zwighet seit soe ne loechenets niet 3612Scone ontfaen adde te lancSine lancvedere daer hi mede zwancDaer men hem doghede te gane12 Met zulken lieden ende tontfane 3616Dies hem niet ne stoet te doeneIn waendene niet soe coeneDatti dorperheit soude hebben ghedaen16 Houescheit dedene ontfaen 3620Die sijn moeder es te warenDie hem leerde al zonder sparenLachen spelen metten lieden
200 het comburgse handschrift20 Men mochter mi niet toe ghemieden 3624Dat ict langher mochte ghedoghenIc sal wachten ende nauwe poghenBet te houdene scone ontfane24 Niet so verre van mi tontgane 3628Scande Scande seide ver jalousieIc bem die mi zeere ontsieDat ic verraden wesen mach28 Van leckerheden al den dach 3632Ende luxurie dese II regnerenIn de weerelt ende sijn heerenBeede in cloestren ende in abdien32 Want daer nes ieghen gheen castien 3636Dat daer reinicheit : zeker sijDaer omme willix voer wachten miEnde den wech al doen verslaen36 Hem die hier comen ende gaen 3640Ende el niet ne iaghen no spienDan hoe si stelen moghen mienMine rosen die ic so betumen sal40 Datter niemen toe comen bi ghual 3644Diese ghewinnen mochte of stelenNo ghecrighen met eenighen beuelen22vbEenen thor sal ic doen makenMidden int plein van dieren zaken 3648Die staerc sal sijn ende goet4 Daer ic scone ontfaen in moetHouden vaste gheuaenDatti mi niet ne mach ontgaen 3652Ende den quaden knechten niet volghen8 Datti mi dus heuet verbolghenSal hi noch wel diere becopenDaer hi mi niet ne sal ontlopen 3656Reese : quam doe die dit hoerde12 V Seere beuende van den woerdeDie daer dus sprac ver jalousien :Die fellike waren ende te dien 3660Ne dorste soe segghen niet16 Ialousie ghinc wech ende lietVreese ende scande alleene staen22va33reinicheit: r verbeterd uit andere, niet meer te identificeren letter.
folio 22va-23ra, tekst i.1 201In groeter zeericheit beuaen 3664Die ghehoert hadde dit ongheuouch20 Vreese thouet doe neder slouchSoe seide nichte ic hebs groten torenDat wi dese woerden moeten hoeren 3668Ende wijs niet moghen dits bekint24 Wi hebben gheleden al onghescintMeneghen Meye met eeren groetNu doet ons pine vele in dese noet 3672Ver jalousie : die haer meslouet28 Ic wane dangier es verdouetDatti dus wacht de rosenDatter af comen dustane nosen 3676Ga wi te hem hets best ghedaen32 Ende segghen hem wi hebben verstaenDatti die roese qualike heeft in hoedeSi ghinghen beede met erren moede 3680Te dangiere daer hi was36 Gheleghen in dat groene grasAl in dole van groten vakeScande diene met onghemake 3684Wecte ende versprac wel zeere40 Soe seide te hem in sduuels eereSo moetti dorper slapen nvWie souden betrauwen tote hu 368823raTe wachtene Rosen ende bottoeneHets qualike van huwen doeneWi sijn beede vp hu wel erre4 Dangier dat ghi aldus verre 3692Sijns willen scone ontfaneLaet ghebruken daer te lachterne es aneSidi veuaert wats hu ghesciet8 Het ne behoert tuwer namen niet 3696Dat ghi sult sijn goedertiereNe waer fel ende putertiereStaet vp ende wacht hu haghe12 Dat nemmeer ne gheene claghe 3700Van v ne come nv vp ter vaertDorper die niet nes groeniaertEnde houesch wille wesen22vb29wacht: t is klein geschreven en later toegevoegd door teksthand.
202 het comburgse handschrift16 Dat ne behoert niet te desen 3704Fel suldi zijn sonder verdraghenWildi hu te ontsiene niet behaghenEnde huwe zoetheit te omberne20 Ghi werter bi ghedreuen te scerne 3708Na vwen aert suldi hu houdenVer jalousien heeft ons bescoudenDaer wi zeere af sijn verzaghet24 Ende scone ontfane wech gheiaghet 3712Soe zweert dat soene sal bemurenEnde sijn leuen hem maken tsurenDit es bi huwer traecheit al28 God gheue hu groet ongheual 3716Oe stont vp dangier ter vaertD Alse die zeere was verzwaertDaer hi hem dus verspreken hoert32 Erre wart hi ende zeere verstoert 3720Hi scorte vp beede nese ende montEnde zwoer zeere tier stontHi seide so moesti verwoeden36 Hin sal den rosier so hoeden 3724Datter man meer in sette voetDies gaens ende dies romens wart boetHi nam sine colue in sijn hant40 Ende stopte de gaten die hi vant 3728Ouer al in dat rosierNu eist zeere verwandelt hier23rbMet dangiere den vileinWete god hine sal nv int plein 3732Niet dorren comen daer ict sie4 Die Rose die mi doet so wieDie dangiere te wachten gheboetHeeft mi nv broch in pinen groet 3736Dat ic niet te siene comen mach8 Die Rose daer mi therte an lachDat ic ne weet wat ane gaenTherde dochte mi breken zaen 3740Als ic om dat cussen dochte12 Dat mijn leuen so zeere zochteEnde so wel wesen te ghemake23ra19omberne: Op het eerste pootje van de m staat een streepje, zoals elders op de i staat.
folio 23ra-23va, tekst i.1 203Dat zoeter was dan eenighe zake 3744Daer ic nv gaen ende comen moet16 Die Rose die mi therte bloetMet zoetheden vut heeft ghezoghenHoe sal ict ghedoghen moghen 3748Mi ware vele beter de doet20 Dan te leuene in dese pine groetNu sal ict weder moeten antierenBeuen zuchten in der maniere 3752Ende in anderen zwaren ghepeinse24 Vele zwarer zullen sijn de cheinseDie van mi nemen sal de minneDat ic der Rose soetheit kinne 3756So vele es mine begherte te meer28 Ende mine herte ontsteken teerNu bem ic te deser stontGheworpen in der hellen gront 3760Quade tonghe moet sijn ontheert32 Die mi dus heuet gheonneertGod late hem sijn leuen rauwenHi heeft mi desen dranc ghebrauwen 3764V eist tijt dat ic hu moet36 N Segghen wat ver jalousie doetDie zwaer doghen heuet groetIn alle allen soe omboet 3768Werclieden ende dede vesten40 Eene die scoenste ende die besteStede die noyt man sach met oghenAl omme den rosier betoghen 377223vaEende vp de veste eenen sconen muerHet zoude mi werden alte zureSoudic prisen die toreele4 Die daer stonden ende die carteele 3776Die casteel was al te maleVierecant ghemaect waleAn elke zide eene poerte stoet8 Gheordijst vaste ende goet 3780Voren ende achter so was eeneWel ghewracht van maerbersteeneVoer elke poerte mede vut te gane12 Eene valpoerte wel ghebarbelcane 3784In midden den pleine ver jalousieMaken dede bi meestrie
204 het comburgse handschriftEenen thor bi compasse al ront16 Daer menigh caritate an stont 3788Hi was so wijt ende so hogheMen addene niet met orlogheNo met crachte moghen winnen20 So vaste was hi na mijn kinnen 3792Tusschen den thor ende dat vorbouchStont gheplant na sijn gheuouchDie Rosier met menighen rosen24 Die quade tonghen met siere nosen 3796Aldus vaste dede beslutenIeghen die ghene van daer butenDaer waren binnen diene casteel28 Beede bliden ende magneel 3800Die men van buten mochte kinnenDaer laghen scutters bouen ten tinnenMet seil scotten vele groet32 Buten diere vesten een ander stoet 3804Bet neder ghemaect om te doene weereOfter yemene quame met hereDat men ten vesten niet mochte rijden36 Sonder vechtinghe ende striden 3808 Ver jalousie die vrauwe vroedeHeuet in der thor gheleit hoedeVan der eerster poerte soe hoede hier40 Die felle dorpere dangier 3812Die ten oost ende staet ghekeertXXX seriante wel gheleert23vbHeuet hi in sine hulpe daerDandere soe hoedet daer naer 3816Die te middaghe stoet4 Scande die node mesdoetMet menighen onsieliken manDie ten wapinen wel can 3820Die ghereet tharen dienste waren8 Ende vreese hoede met hare scarenDie poerte die stont ter slincker sideVreese sone was te gheenen tide 3824So zeker sone sloet haer dore12 Ende grote ameede leide daer voreHare porte ghinc selden vpAlsoe van den winde hoerde gheclup 3828Ofte clappinghe van tonghen
folio 23va-24ra, tekst i.1 20516 Was soe te hant ontspronghenQuade tonghe dien god verdomeEnde dien ic hier so dicke nome 3832Hi hadde met hem vele quadien20 Seriante vut normendienHi hoede de porte van troosQuade tonghe die plach altoes 3836Tote allen poerten te gane24 Omme te beziene ende te verstaneHoe zij besetten hare zakenEnde wiere nachts soude waken 3840Daer ne ghinc hi ten carteelen28 Met ghescutte ende met quareeleDie hi orborde in de wachteWant hi waecte alle nachte 3844Hi trompede ende blies te tinne32 Hi dede de hoede buten ende binnenHi blies stiuen die dat zonghenDat noyt wijf ombedwonghen 3848Gherecht no reine ne was van liue36 Hets die nature van den wiueDat si horen arde gherneLeckernie ende lodders scerne 3852Dat si puten sijn ende amien40 Ende vul sijn van dorpernienSine achten vp hem zeluen twentSiet hoe dese haer zeluen scent 385624raEnde andre bescriden haer anscijnOm dat si te scoenre willen sijnQuade tonghe die niemen spaert4 Te segghene wat datti begaert 3860Er jalousie die god onse heereV Lachter gheue ende grote onneereHadde in den thor alse men pleghet8 Haren heimeliken vrient gheweghet 3864Ende bewaert wel heimelikeDaer sloet soe vastelikeIn dat kint scone ontfane12 Die dore dede soe vaste verslane 3868Ende scone ontfaen moeste daer binnenBesloten sijn doe ic hu bekinnenSo vaste hine mochte comen henen16 Beuolen was hi eere ouder quenen 3872
206 het comburgse handschriftDie anders niet en achteDanne soe hilt de wachteEnde niet al te drouue en hilde20 Ende ofne yemen bedrieghen wilde 3876 Dese quene conste al tquaetDaer de weerelt mede omme gaetSoe adde gheprouft al haer leuen24 Bliscap ende rauwe die minne can gheuen 3880Scone ontfaen hi zweech stilleAls die adde sinen onwilleOm die quene die hi ontzach28 Ne dorsti doen gheen ghewach 3884Van datti binnen der herten drouchHi hadde zeere zijn ongheuouchVan haer die conste alle de canse32 Van houden tide ende de danse 3888 Alse ver jalouse dus adde gheuaenScone ontfane ende ghedaenBesloten vaste in dat casteel36 Die verzekert was al gheel 3892Van haren knoppen ende RosenDatse die leckere niet soude nosenHoe zeere het hem worde te zure40 Ic die doe was buten mure 3896Was wel in dien te sineAltoes te hebbene rauwe ende pine24rbMinne can vercoepen welAlle de bliscap ende dat spel 3900Die soe mi te voren brochte4 Moetic ontghelden arde onsochteNu was ic zeere mesuoertLanghe waendicker in hebben gheduert 3904Maer neenic niet mi es ghesciet8 Te hebben toren rauwe ende verdrietDanne ic noit bliscepen te vorenAdde dat nu al es verloren 3908Wat makic hier af langhe tale12 Ic mach den dorper slachten waleDie in de erde werpt sijn zaet24ra2824ra40dorsti: r is boven de regel geschreven door teksthand.buten: Op het eerste pootje van de u staat een streepje, zoals elders op de i staat.
folio 24ra-24va, tekst i.1 207Alst scone ende groene vp gaet 3912Es hi zeere in hoghen ten zeluen tide16 Maer alst comt dat ment snideSoude ende ghewassen es int haerSo comt I wolkin al daer 3916Die hem beneemt al te male20 Danne es sine bliscap waleAl vergaen daer hi ziet zijn corenVerloren dat so scone stont te voren 3920Dies hi blide was al te vrouch24 Also es mi ghesciet ghenouchMijn troest ende al mijn hopenEs mi nu al te male ontlopen 3924Minne adde mi ghedaen heere28 Ane scone ontfane den joncheereDien ic al mijn heimelichedeOntdecte ende te weten dede 3928Die mi vriendelijc ontfinc32 Maer minne es onghestade dincDat dincke mi wel in mijn ghedochteDat in de weerelt wesen mochte 3932Soe slacht den rade van auonturen36 Dat hem went ende keert tallen hurenDie auonture werct menich wonderSoe werpt den eenen vp den andren onder 3936Soe maect den eenen blide den anderen mat40 Dus es der wilder auonturen ratDie ghene die sit bouenMach de auonture wel louen 394024vaVp dat hire bliuet zonder zeerMaer te hant bringhet soe den keerDiene werpt van bouen neder4 Ende den ondersten verheft soe weder 3944Nu ligghic onder arde onzoeteHier neder gheworpen onder voeteIc zie die muere ende die grachte8 Die ic niet liden mach met crachte 3948Daer in dat leghet gheuaenDat goede kint scone ontfaenAn hem leghet al mijn weluaren12 Ende an die scone rose te waren 3952Salic van rauwen nemmermeer ghenesenHet zal bi desen II wesen
208 het comburgse handschrifty scone ontfaen lieue vrient16 A Al lighdi gheuaen onuerdient 3956Hout mi hu herte soe doedi welEnde wacht dat hu de vrauwe felNiet ne moghe van mi keeren zaen20 Al eist dat soe hu heeft gheuaen 3960Ende soe hu van mi castietHout hu herte van hare beurietAlse sculdic es I recht minnere24 Ieghen ver jalousien : dats mijn begheren 3964Al hout soe v in haren prisoeneHuwe herte wese alse lyoeneWant dat herte edele ende vrie28 Ne laet niet wat mense castie 3968Soene mint met trauwen haer liefStillekine alst ware I diefAlsi datse v zwaer si ver jalousie32 Ende soe hu ane tiet dorpernie 3972Ende hu daer omme toghet fel ghelaetPeinst nochtan dats mijn raetOmme mi die hu es ghetrauwe36 Het sal mindren huwen rauwe 3976Ende wistic dat ghi daet alsoMine herto so souts wesen vroIc hebbe dies twiuel in minen moet40 Dat ghi also niet ne doet 3980Seere dert mi van hu scone ontfaenDat ghi dor mi dus light gheuaen24vbEnde zeere te huwen onghemakeEn es nochtan om gheene zake 3984Dat ic ghedaen hebbe wildemen poghen4 Na recht men sout doen moghenMet eeren dies ghelouen wilde miNe gheene dinc die ontamelic si 3988Maer int herte so dert mi meer8 Huwe pine ende hu groet zeerDan het hu selue moghe doenIc moet pine doghen voer hu prisoen 3992Die mi wel scinen al zekerlike12 Ic bem met pinen beuaen bitterlikeSo dat ic cume ontgaen salDer doot en ne doe groet gheual 3996Alsic peinsende werde om de scade
folio 24va-25ra, tekst i.1 20916 Die ic van hu hebbe vro ende spadeSo moet mi de rauwe verslaenAldus wart het curtelike met mi ghedaen 4000So qualike waest mi comen nie20 Want ic met minen oghen zieDie mi valschelike verradenEnde ghedaen hebben dese scaden 4004 Ay scone ontfaen nv weetic wale24 Dat zi hu zulle al teenen maleMet zoeten woerden an hem tienBi gode moetic dat met oghen zien 4008So es mijn weluaren ghedaen28 Nochtan duchtic het sal soe gaenDat mi toe comen sal dat mesualDat ghi mijns zult vergheten 4012Vergheti mijns so es ghedaen32 Al mine bliscepe scone ontfaenHebbic verloren van mire minnenAl den hope ic zal ontzinnen 4016Van wanhopen in sal niet36 Die god van minnen mi behietMi te troestene ende in staden staenAls ic met rauwen ware beuaen 4020Wat hebbic te doene van desen40 Al es hope houesch in sijn wezenHine es zeker van gheenen dinghenHi brinct de minne zonderlinghen 402425raIn pinen ende te doghene verdrietWat hi belouet es al nietHine doet none hout couent4 Nochtan esser mede verblent 4028Menich meinsche die hem ghelouenEnde wanen wel comen te bouenDat hem ne ghesciet in gheenen daghe8 Men weet wat men ghelouen maghe 4032Ende wat dat es te ghescieneDaer omme staet mi wel te vlieneWant de menighe esser bedroghen bi12 Ne waer hope ne can ghehelpen mi 4036So wat hi mi bringhet in den moetWaertoe es mijn belof goetHi laet mi in dit zwaer verdriet16 Dat men vertellen ne mach niet 4040
210 het comburgse handschriftScande : Vreese ende dangierHebben mi brocht in dit zeerEnde Quade tonghe ende ver jalousie20 Die god onse heere vermalendie 4044Ende daer es mede de houde queneDie scone ontfaen niet laet alleeneNe gheenen tijt no nach no dach24 Dat ickene yet ghespreken mach 4048Ie G[od] van minnen hi gaf miD III ghiften die mi souden biTe miere noet in hulpen staen28 Die mi al te male af sijn ghegaen 4052Goelijc spreken ende zoete anezienDese scuwen mi nv ende vlienDat derde hebbic oec verloren32 Dat es zoete ghepeins ic hebs toren 4056Hi hadde mi scone ghiften ghegheuenWaren si met mi ghestade bleuenWaer toe so sijn si mi nv goet36 In dien dat gheuaen bliuen moet 4060Scone ontfaen : dor wien ic salSteruen in hebbe goet gheualWant hi so vaste leghet gheuaen40 Datti cume leuende sal ontgaen 4064Ontgaen bi wies vromicheitBi mi dat ware mi onghereit25rbIc was begrepen in zothedenDat ic den God van minnen dede 4068Sulke manscap van dustanen leene4 Ledicheit doet mi doen alleeneDie vrauwe die mi twiket ontsloetGod gheue hare lachtere groet 4072Dat soe mi daer in liet gaen8 Adde soe mi ionstich ghesijn sonder waenSone adt niet ghedaen te warenNe waer sotte niet ne spare 4076Te doene dat hem becomt wel12 Al ne adt mi niemen gheseit elDanne redene die mi castiedeIc was qualic beraden tien tide 408025ra25G[od]: [od] alleen leesbaar bij UV-licht.
folio 25ra-25va, tekst i.1 211Dat ic niet dede haren raet16 Nu weetic dat mijn doen es quaetRedene hadde recht die mi blameerdeDat ic mi noit ter minnen keerde 4084Zwaer es de pine die ic doghen moet20 Ic wilse laten het es mi goetLaten aerme hoe mochte dat sijnSo soudic al dat leuen mijn 4088Valsch verradere gheheeten wesen24 Godsat hebbe die mi riet te desenDat ic aldus verlore mijn eereDor scone ontfaen die es in zeere 4092Ende dor mi heuet ghedaen so vele28 Vrienscap ende houeschedeDie gheuaen leecht zeerichlikeHi dede mi heere groetelike 4096Die niet goet te vertelne ware32 Want hi mi gheleide dareDor de haghe sonder te hebne noseEnde mi cussen liet die scoene rose 4100Dies ic hem mijn leuen lanc36 Weten sal van herten groten dancVan hem mach ic mi beclaghen nietNo van ledicheden dits besciet 4104No van den god van minnen40 No van hopen in allen zinnenBeclaghedic mi ic mesdadeIc wille sijn van herten ghestade 410825vaEnde met minen lechame te liden alTvernoy dat mi toe comen salIc moet der ghenaden ombeiden4 Mi ghedinct wel bi waerheiden 4112Dat mi seide de God van minnenWildic troest van hem ghewinnenDat ic die pine te dancke name8 Die mi van sinen haluen toe quamen 4116Hi soude mi ten hoghesten bringhenIn benaemt hem met valschen dinghenNe waer het soude langhe merren12 Dit seidi mi ende al van verren 4120Nu es in mi dat ghebrec waleWant hijt mi seide in ware taleVan den rauwe al beghene
212 het comburgse handschrift16 Die faeute es in mi alleene 4124Nu ga voert hoe moghe gaenDie God van minnen heeft niet mesdaenHi doe met mi al bloet20 Sinen wille cleene ende groet 4128Ouer mi heeft hi ghebodHets recht want hi es godAls hi wille moetic steruen24 En si datti mi helpe verweruen 4132Dat ic ghecrighe : scone ontfaneDaer mijn leuen al staet aneNe waer hoe dat gheuallet mi28 Weetic dat I ghepeinsen si 4136Van Scone ontfane na mijn doetDaer ic omme leue in pinen groetAlle weghe hoet met mi gaet32 Come ic den God van minnen verstaet 4140Te biechten ende late in testamenteScone ontfane de beste renteDie ic hebbe dat es therte mijn36 Thegindomme sonder berauwen fijn 4144Ls ic dus minen rauweA Claghede quam die rauweRedene van eenen torre ghegaen40 Neder tote mi die heeft verstaen 4148Mine claghe mijn zwaer verdrietSoe seide vrient ne sidi niet25vbNoch te dienne huwen heere zatWat dinct hu moghedi niet werden mat 4152Hebdi eenen goeden heere ghedient4 So weest met rechte hu vrientDie hu dus pijnt ende tormentAlle daghe ende hu ne spaert twent 4156Het dochte hu sijn grote eere8 Dat ghine ontfinct ouer hereAddi te voren so wel bekintSinen dienst als ghi hebt sint 4160Sijn man waerdi nemmermee12 Gheworden dat dincke mieKennedine secht mi bi trauwenIaic ghine doet : Ic doe vrauwe 4164Secht mi waer of ic bidde di16 Vrauwe van dat hi te mi
folio 25va-26ra, tekst i.1 213Seide dat mi ware groet eereTe dienne al zulken heere 4168Kennedine anders niet20 Neenic dan hi mi hietSine ghebode te houden alEnde mi ghelaten heeft in dit mesual 4172In desen wech hier alleene24 Bi gode so kendine cleeneIc wille nv dat ghine kintOnzalich keytijf ne vroedi twint 4176Ghine mocht van gheenen dienste niet28 Hebben zware pine no verdrietDanne hem te dienene dat verstaetIc rade hu dat ghine laet 4180 Vrauwe ic ben sijn eeghin man32 Ende hi mijn heere hoe soudic danVan hem ghesceeden met eerenDat mire herte zeere soude deeren 4184 Ic salt hu leeren seide redene doe36 Wildire huwe herte gheuen toeEnde hu wel betoghen sijt ghewesDie dinc diere goet ieghen es 4188Die men sonder concientie versinnen sal40 Ende sonder kennesse kennen alDatmen kennen niet en machNo gheweten nacht no dach 419226raIc sal hu den knop ontknopenDie weder te gader sal lopenEnde gheknocht te gader bliuen4 Dit willic hu al hier bescriuen 4196Inne es pays al vul onrustenMMinne es pays al vul rustenSo es trauwe vul ontrauwen8 So es ontrauwe al vul trauwen 4200So es vreese alre vreeselicheitSo es zekerheit onuerzekerheitSo es hope al vul wanhopen12 Ende wanhope al sonder hopen 4204Sonder redene es so al vul redenenEnde sonder redene es soe redeneSo es ghesonde vul onghesonden16 So es ghenouchte vul onghenouchten 4208So es vroet al vul zotheden
214 het comburgse handschriftSo es sot al vul vroethedenSo es rauwe vul bliscepen20 So es ioye al vul onbliscepen 4212So es zoete in bitteren zakenSo es bitter in zoeter smakenSo es zonde sonder beraet24 So es met zonden oec weldaet 4216So es vul bliscepen pineSo es fel die ontfaermich pleecht tsineSo es vast ende onvast weet wel28 So es houesch ende niet fel 4220So es crancheit strancEnde in stercheden crancSo gaet met dancke sonder ganc32 Ende sonder danc met haren ganc 4224So es zotheit ende vroede zothieSo es blide zeerich ende jolieSo es lachen vul weenens wale36 So es vul pinen ruste tallen male 4228So es zoete helle in alre wijsSo es vul pinen tparadijsSo es karkere die troest de gheuane40 So es hitte daer vele couts volghet ane 4232So es vrient die niemen verdrijftSo es propre dat ghemeene blijft26rbAlso wel canso gherakenOnder vlocken als onder scaerlaken 4236Ens niemen van so groten gheslachte4 No so vroet no so van machteNo so coene no oec so rikeHem ne leert wel cortelike 4240Al dese weghe de god van minnen8 Eist dat hine wil te naesten kinnenWie dat met hem omme gheetBrinct hi tachterst in groet leet 4244Sonder die quade die talre tijt12 Sente benedictus vermalendijtOmme dat si doen telker vrenOnrecht groet der naturen 4248Van desen ne rouckic twint16 Ende inne wille niet datmen mintDaer die minnere tallen daghenOf bedroeuet ende hem beclaghe 4252
folio 26ra-26va, tekst i.1 215Ende ten ende roupen ay lacen keytijf20 Dat ic dus verliese mijn lijfNe waer doet hu seluen goetEnde keert huwe herte ende huwen moet 4256Van der minnen ende haer vliet24 Anders ne moghedi ghenesen nietPijnt hu haers of te staneNe volcht hare no hanghet ane 4260Ne waer vliet haer so vliet v28 Dus maectise van hu varinc scuLs ic Redene adde verstaenA Die ouer niet al ghedaen 4264Hadde hare sermoen32 Seidic te hare na dit doenVrauwe van al desen beghinneDat ghi mi gheseit van minnen 4268Hebt : ben ic also vroet als te voren36 In soude dies niet moghen horenDat ic die minne begheuenNochtan es mi int herte bleuen 4272Van huwen sermoene al de lesse40 Die ic wel al sonder messeLesen soude der weerelt ghemeeneSonder mi zeluen alleene 427626vaVrauwe ghi hebt minne gheprijstEnde ghelachtert dor god nv wijstDie minne nv die ghi hebt vercoren4 Die ic gherne soude horen 4280Ic salt hu segghen hoert na miEnde ziet datter hu herte ghesterke biWant die hoert ende niet verstaet8 Es die vele iaghet ende niet ne vaet 4284Na dien dat ict mi verzinneSo es eene ziecheit die minneDie van ghepeinse comt meest12 Van hem tween die den gheest 4288Hebben ghelijc ende die natureSi begheeren vp elke vreHelsen ende cussen ende hem taysieren16 Met quaden ghenouchten sonder vieren 4292Vrucht te winnen ne gheeren si twint Andre lieden die men vintDie den vrauwen doen verstaen
216 het comburgse handschrift20 Dat si met minnen sijn beuaen 4296Daer si vrauwen mede bedrieghenEnde segghen dat si niet ne lieghenEnde al dus si danne ghewinnen24 Hare begheeren van der minnen 4300Dese werden alre meest ghehoentDie met worden dus minnen loentIa hets beter dat men daer na poghe28 Te bedrieghene danne sijn bedroghen 4304In dit orloghe in waren dinghenSo wille nature sonderlingheDat bi naturen voert waert ga32 Alse die vader van den liue sta 4308Die kindre houden twerc daer naerOm dat men soude sijn te zwaerSette nature int werc delijt36 Om datsoe wil dat ghenen tijt 4312Haer wercliede van den ghewerke ontvlienWant menich zoude de zwaerhede ontsienNe dade delijt diese wect40 Ende met ghenouchten daer waert trect 4316Nature dus subtilijc leerdeAl hare weere ende huseerde26vbDaer niemen met rechte toe gaetNe waer alle der lieder begherte soe staet 4320Na delite ende na anders niet4 So wie dan delijt ane zietHi werpt hem seluen al te maleEeuwelike in der hellen quale 4324Want het es wortele van allen zonden8 Ghelijc dat wi ghescreuen vondenIn Cullius bouc van der houthedeDie hi mee prijst dan de ionchede 4328Want die jonchede brinct al bloet12 Menighen dicken in vreesen van der doetIonchede es te lidene zwaerSonder te steruene voer waer 4332Ofte breken eenich let16 Ende oec te doene oec daer metScande ende grote scade ic echteHem ofte sinen gheslechte 4336Die meinsche comt oec bi der ioghet20 Te menigher dinc die meshoghet
folio 26va-27ra, tekst i.1 217Gheselscap te volghen dats quaetDaer hi mede comt in beraet 4340Dicken verwandelt hem sijn sin24 Datsi gaen teenighen cloestren inDaer si hem monec begheuenEnde leeden also een helich leuen 4344Si laten wille ende vrihede28 Die hem nature gaf beedeHi waent den craen vaen in de luchtOm dat hi cruupt in de vrucht 4348Ne waer sijn ghedochte es dicken onvast32 Als hi gheuoelt den zwaren lastLoept hi hute ofte van onneerenNe dar hi buten weder keeren 4352Maer blijfter in met groten zeere36 En si dat hem god onse heereVirtuut gheuet ende paciencieDatti leue in peniteincie 4356Ionchede doet bestaen zothede40 Bibaudie ende oncuusschedeEnde den zin doetse verwandelenEnde quade zake andelen 436027raDaer men mede comt in pinenSo dat hem scijnt ende den sinen Ioncheit doet vechten ende striden4 Tauerne volghen tallen tiden 4364Ende met dobbelspel omme te ganeLuxurie doet soe mede anevaneEnde menighe andre onsede8 Daer men de ziele verliest mede 4368Maer houtheit soene doet soeSoe bepeinst haer waer ende hoeSoe menighe pine heuet leden12 Binnen haerre ioncheden 4372Ende die zothede die soe dedeDaer soe haren tijt verloes medeEnde haer leuen corte ende hare crachte16 Bi der jonchede diese daer toe brachte 4376Ende bi haren kintschen willeHeuet ghehadt sinen onwilleOuthede : brinct joghet bi outheden20 In wel groeter bescedenheden 4380Ende te groten ghemake mede
218 het comburgse handschriftNochtan eist een ghemeene zedeWat outhede doet ofte dient24 Hare sone es niemen vrient 4384Elc scuwet hothede ende vlietEnde ionc ne wil hi steruen nietAls haer die Outhede bedinct28 Ende die zware pine voert brinct 4388Die soe leden heuet bi onspoedeVan liue van zielen no van goedeSone prijst soe jonchede I twint niet32 Om die zothede die haer es ghesciet 4392Vildi weten waer joncheit woentV Die den lieden so scoene vertoentDelijt so hout so na haer doen36 Alsoe es in hare saysoen 4396Soe woent met hem in woeninghenEnde wille dat soe hem sonderlingheGhereet altoes te dienste si40 Ende soe doet gherne ghelouets mi 4400Soe volght hem vroe ende spadeEnde werct altoes bi sinen rade27rbEnde ne wille daer zonder niet wesenMaer Oudheit ne ghaert niet desen 4404Doch moet hi ter houdtheden comen4 Ne heeftene de doet niet ionc ghenomenDaer elc meinsche node comt toeEnde mach hu wel segghen hoe 4408Oudheit so verdonckert de oghen8 Rouwe doet den meinsche doghenEnde omme dat dat elc wel weetDat het te ziere doot waert gheet 4412So pijnt hi danne omme doghet12 Die zotheit die in sine joghetHeuet ghedaen hem danne berauwenAls si hare crancheit an scauwen 4416Die grauwe top gaet hem meshaghen16 Ende dat si in hare ionghen daghenMet kintscheden haren tijt verlorenHebben si dan rauwe ende toren 4420Si peinsen danne om de zonden27ra35so en hout zijn gescheiden door een dun verticaal streepje.
folio 27ra-27va, tekst i.1 21920 Die si daden te menighen stondenIn haere joghet die lettel duertDat si nv wel zeere bezuert 4424Weetti waer Oudheit woent ende let24 Het es goet dat hijt wetVerstekinghe ende pine herberghen hareSi slaense ende stekense arenthare 4428Ende tachterst senden sise ter doot28 Ende daer met kennessen grootKennen si dat si hebben verlorenHaren tijt dien si leden te voren 4432Bi der joncheden in zotheden al32 Die haren tijt rouede ende stalHoe soe die tiden comen ende gaenDie van minnen ioye wille ontfaen 4436Hi sal altoes pinen ende begaren36 Vrucht te winnen sonder scarenDie comen moghen van sinen liueNe waer men vint nv vele wiue 4440Die node kindren souden draghen40 Ende droughen sise het soude meshaghenNiet danne ghenoechte willen siDie nv ten tiden gheloues mi 444427vaMeest sijn dat sijn vele hoerenDie nu omme gaen met quaer voerenenne mach gheen wijf wesen goet4 H Die haren lichame vercoept omgoet 4448Van hem soude elc man vlienEnde sine herten van hem tienHi mach in hem peinsen ter vaert8 Dat soe niet dan sijn goet begaert 4452Te hebbene eist lude of stilleDat soe te hem heeft sinen willeMaer omme sijn goet soe es de feeste12 Dat soene mint de quade beeste 4456Die de liede also wille ontcleedenDie duuel moetse te hem gheleedenNochtan dinct wel der herten mijn16 Dat alle de wijfs meester sijn 4460 Inne segghe niet men mach scoenhedeWel nemen vp houeschedeVan lieue die niet costelic ne si20 Die men lief heuet ende daer bi 4464
220 het comburgse handschriftMach elke vrauwe met eerenWel nemen ende gheuen sonder blamerenWant onder nemen ende gheuen24 Es dicke ghestade minne bleuen 4468Ende die danne els niet beghertDanne houescheit die hebbic wertMaer minne diet al doet verteeren28 Soude elc meinsche weeren 4472Goede minne die moet comenVte goeder herte alsic hu sal nomenDie gherechte minne ne soude niet32 Van sinen lieue begheeren hiet 4476Vleeschelike ghenouchte doe ic hu bekinnenNe waer altoes in dooghden minneMaer de minne die ghi draghet36 Ter rose die hu so wel behaghet 4480Dat es al te male als ic verheesscheOm die ghenoechte van den vleescheTe hebne ende danne waerdi ghenesen40 Hier omme eist dat ghi wilt lesen 4484Die Rose ende dit es de zakeDat ghi dus sijt tonghemake27vbEnde dese grote pine ende smerteDie ghi doghet int herte 4488Doetse hute huwer herte gaen4 Dat dinct mi dbeste ghedaenDie pine die rauwe ende dat leetWant alse hu de ioghet af gheet 4492So suldi hebben wel groten toren8 Dat ghi huwen tijt hebt verlorenDien ghi niet moghet weder halenMinne so mennet al met valen 4496Vs seide mi redene in haer sermoen12 D Dies ic ne adde wat doenMinne heuet mi also beuaenTherte datter niet in es ghegaen 4500Ane mi ne mach ghehelpen twent16 Castien scelden no parlementWat so mi seide was al verlorenIn therte addic groten toren 4504Ende seide vrauwe mi dinct dat ghi20 Alte male wilt bederuen miBedi soudic de minne haten
folio 27va-28ra, tekst i.1 221So moestic al der weerelt laten 4508Ende versmaden alle persone24 Sint dat minne es dus onsconeSone soude niemen minne ontfaenNe waer altoes in hauen staen 4512Dus bleuic in houet sonden28 Ende in quaetheden altoes vondenDies ic ne mochte ghenesen nietIn moet doen dit es I besciet 4516In hatien sijn ofte minnen32 Nu dinct mi na mijn kinnenDat mi aergher ware hatieDan mi minne mochte sijn nie 4520Vrauwe ghi wilt mi doen sneuen36 Die mi desen raet hebt ghegheuenMet huwen sermoene al den dachIc bem dies niet horen mach 4524Ghi hebbet al voer niet ghedaen40 Huwe sermoenen ghi moghet wel gaenNe waer eer ghi gaet biddic huDat ghi mi wilt berechten nv 452828raVan der minne daer ghi af ghewachDaet ende niemen blameren machDie ic gherne weten soude4 Om dat ic die natur woude 4532Van gherechter minne leerenDaer ic minen zin toe wil keeren Te waren vrient du best sot8 Dattu makes hier dijn spot 4536Mettien dat ic dor goetHebbe gheseit ende ghemaect vroetNochtan willic doen dine bede12 Die du mi bids vp houeschede 4540Ende wille di leeren ende wijsenDattu noch hier na sult prijsenRient nv hoert ende verstaet16 V So dat hu de dinc int herte gaet 4544Minne es van menigher maniereAls ic hu hier nv wille verzierenVrienscap es gheheeten die ene28ra15Lombarde is niet ingevuld, er is wel een representant v zichtbaar.
222 het comburgse handschrift20 Om dat I goet wille es ghemeene 4548Sonder twist te hebne of baraetDie altoes onder die lieden gaetEnde onder hem si ghemee<strong>nl</strong>ike24 Eene goede vrienscap eenpaerlike 4552Te hebne sonder quade zakenDie twist ofte toren makenDaer teen ten andren waert28 Niet lat nes te doene datti begaert 4556Maer hem altoes te stane biMet goeder herten waer soet siEnde dese moeten beede sijn een32 So datter sceeden ne mach gheen 4560Maer onder hem eene eenicheitVan herten van goede al ghereitEnde deen den andren te begheuen36 Al houet hi breken ende sneuen 4564Beede te sine van sinen radeAls die ghene die sijn ghestadeEnde dat deen den andren mach40 Sine herte ontladen nacht ende dach 4568Sonder te versegghen ende maken mareGhelijc of hijt selue vertrect dare28rb Aldus ghedane van zinneSijn si die draghen gherechte minne 4572Dese minne ne draghet niet4 Die hem van eenigher dinc ontsietDattene sijn vrient vinden machGhebreckelijc no nacht no dach 4576Es hi arem of es hi rike8 Dat hine nemmermee bezwikeGheualt dat hine in pinen zietHine sal so langhe ombeiden niet 4580Datti hem bidden van node moet12 Want omme bidden ghedaen goetDat es vercocht al te zeereDen ghenen die gherne leeft in deere 4584 Eerachtich man in anxenen leuet16 Als hi bidden moet dat men hem gheuetSo zeere duchti datmen salSine bede hem ontsegghen al 4588Als men dus ghedanen vrient20 Heuet vonden die met trauwen dient
folio 28ra-28va, tekst i.1 223Van al dat men begaertDien machmen wel hebben waert 4592Daer men ieghen es dus coene24 Ende addi eenighe dinc te doeneEnde hem sijn vrient dan badeOmme troest met goeden rade 4596Hi soudene int herte zeere verhoghen28 Ende hem helpen draghen sijn doghenVan den loye van der minnen Tullius seit dat men soude minnen 4600Van beden wat men bidden woude32 Van vrienden diemen hebben soudeDit es de bede die vriendelic zijEnde daermen vrienscap mach weten bi 4604Dit es de minne die mi behaghet36 Ende die ic wille dat ghi draghetEnde die andre scuwet ende vlietWant soe hu te baten comt niet 4608Ende dese heuet virtuut in hare40 Ende heuet alle doghet dats wareHier an hout hu dats mijn raetWant huwe minne die es quaet 461228vaV willic hu voert doen bekinnenNVan eerande minneDie goeder minne contrarie es4 Die waer heit daer of nv hoert des 4616Die met rechte te lachterne siDats minne onghifte gheloues miWant die vrienscap van der minnen8 Duret also lanc als dat winne 4620Ne waer als de waesdom es ghedaenSo es de minne van hare vergaenDese minne staet al ter auonturen12 Die met ghiften aldus moet duren 4624Dese minne es recht an te waneRecht also alse gaet de maneDie onder I wolkin gaet16 Die haer licht beneemt ende verslaet 4628Ende verdonckert onder dat wolkenAldus so eist metten volke28rb32-34Aan het eind van de regels is de tekst minder goed leesbaar ten gevolge van een genaaide scheur.
224 het comburgse handschriftDat hem te zulker minne trect20 Ast met aermoeden es bedect 4632So ontgaet hem sine vriendinneDie weder comt met bliden zinneAls hem sijn goet wast ende coemt24 Ende aldus gaet de minne ende coemt 4636Ghelijc die mane in elke maentDie emmer wast ende weder waentMet deser minne die ic bediede28 Sijn meeste ghemint met riken lieden 4640Ende ghierighe sonderlingheDie bernen in wertlike dinghenAltoes in die ghierichede32 Si sijn vele zotter liede 4644Dan die beeste inden woudeWanen si dat menne minnen soudeOm ander zake dan om haer goet36 Neemt te waren des sijt vroet 4648Die vrecke ne mint oec nietEnde mach hu segghen I bedietWant alse de vrecke rike man40 Siet sijn lief dat hi wel ian 4652Hebben breke ende aermoedeEnde niet ne doet van sinen goede28vbMaer hoedet met begherten groetTote dien datti neemt de doot 4656Ende dattene de moert versmacht4 Danne moet hijt laten onghewachtEnde eer hijt gaue binnen sinen liueHi liete hem eer met eenen kniue 4660Steken in ziere herten bloet8 So ouer vast hout hi sijn goetHoe soude de man moghen minnenDie niet ontfaermt sire vriendinnen 4664Die man nes te prisen twint12 Die niet ne mint no nes ghemintNa dien dat ic hu van auonturenHuwe herte hebbe ghedaen beruren 4668Van minnen alsic hebbe gheseit28va2328va31-34Tussen ende en coemt gaatje in het perkament.Aan het begin van de regels is de tekst om een genaaide scheur heen geschreven.
folio 28va-29ra, tekst i.1 22516 So willic hu wonder ende waerheitDoen verstaen na dat ic zieDat ghi waen ic ghehoeret nie 4672Nochtanne eist emmer waer20 Ic vinde ghescreuen nv hoerter naerDat beter te prisene wareDie auenture fel ende zware 4676Danne die zoete ende die zachte24 Dit dinct hu wonder ic achteEnde ic wilt hu met redenen wijsenDat ghijt voer recht zult prisen 4680 Alse een die auonture goet heuet28 Dinct hem dat hi wel leuetTe sinen wille al te maleOm dat hem gaet sine dinc wale 4684So waent hi dus bliuen emmermee32 Hi kent qualiken haren keerAls hi bouen sit vpt ratEnde hem seluen wel dinct dat 4688Dat hi rike es ende waert36 Ende heuet al datti begaertVan weelden daer hi in leuetDie de weerelt ende de auonture gheuet 4692Ende aldus waent emmermeere40 Alte male bliuen in dese eereEnde ghemint oec sijn van desenAlso hem de lieden in dore lesen 469629raDie te hem comen ende doen kinnenDat sine met herten minnenEnde haren dienst hem bieden4 Hier nes niemen van ons lieden 4700Segghen si hine gaue hu te vertherneSijn hem de hutermaten gherneEnde hu weder <strong>deel</strong>en goet ende lijf8 Danne so waent die keytijf 4704Datsi segghen dat es waerMaer alse dat rat keert daer naerEnde hi onder es gheuallen12 So blijft hi ligghende van hem allen 4708Als hi in daermoede es ghesien29ra10rat: Tussen a en t is een e doorgestreept.
226 het comburgse handschriftGaen si alle van hem vlienVan C vrienden vint hi cume eene16 Van die sine vriende te voren scenen 4712Dies ne vint hi nv niewer nietWant hem die auonture bescietDat bliuet verloren al te male20 Als ghi gheuallen leit te dale 4716Sijn mesual deert hem nv meeDanne dies noit ne adde eerEse felle wreede auonture24 D Die diuerse ende die sure 4720Alsoe hare rat omme keertDen vppersten soe dan ontheertEnde werptene neder onder voet28 Ende neemt hem heere ende goet 4724Ende houtene in aermoeden beuaenDien hi te voren heuet ghedaenEere hetene nv keytijf ende zot32 Ende houden met hem haren spot 4728Dies ne behouti vrient gheenMaer die ghene die al in eenDie auonture heuet zwaer36 Mintene yement dit es waer 4732Hine latene om sijn aermoede nietDat hine yet scuwet ende vlietNe waer troostem ende staet in staden40 Als hi in de aermoede es verladen 4736Al trecti vp sinen vrient sijn zwertHine heuettem leet daer omme no onwert29rbEnde ne machem niet laten Nu willic hu voert weder laten 4740Hoe men verwerket de vriendinne4 Ende sceeden doet van haer de minneDat bi houerden ende bi felhedenEnde bi te openbaerne es heimelichede 4744Ende dinghen die te heelne staen8 Dit sijn de zaken die doen vergaenGherechte minne daer soe esDies sijt zeker ende ghewes 4748En was noit so groete rijchede29ra15C is majuskel.
folio 29ra-29va, tekst i.1 22712 No so hoghe gheslachte medeVienscap ne si meerre veleWant men zeghet in bi spele 4752Dat in den weghe beter zij16 Vrient danne ghelt gheloues miWant alst mesualt eenen manEnde hi vercoeueren niet en can 4756So wort hi van sinen mesualle20 Wel gheware sine vriende alleDanne ziet hi wel ende kintOf hi van yemen was ghemint 4760Hem ware dan beter I vrient alleene24 Dan al sijn goet groet ende cleeneHem vromet die zware auonture meerDanne te voren die goede eer 4764Want bi der goeder wert hi blint28 Ende bi der andre hi hem seluen kintAls hi wert van groeten goedeNeder gheworpen in die aermoede 4768So ziet hi hem zine vriende of gaen32 Die hem alle vrienscap daden verstaenDoet hem van hauen stont waleDie verliest hi danne al te male 4772Maer een voer<strong>deel</strong> so heuet hi36 Dat hire gheleert wert biWant in sinen ghelucken I manSinen vrient niet kinnen can 4776Oec sone maect den man niet rike40 Haue no scat no diere ghelikeMaer dien ghenoughet dat hi heuetHi es die rijcste die leuet 478029vaHets sulc hine heuet niet I miteHi leuet meer in deliteDanne sulc die heuet in sinen tas4 Hondert mudde coerens sijt zeker das 4784Ende sal hu segghen waer bi29rb2529rb3329rb3529rb37meer is moeilijk te lezen ten gevolge van een genaaide scheur in het perkament.Tussen stont en wale bevindt zich een gaatje in het perkament; de tekst is er omheen geschreven.Tussen voer en <strong>deel</strong> bevindt zich een gaatje in het perkament; de tekst is er omheen geschreven; dev van voer<strong>deel</strong> heeft een linkerschacht die over het begin van een andere letter (i?) is geschreven.Tussen sinen en ghelucken bevindt zich een gaatje in het perkament; de tekst is er omheen geschreven.
228 het comburgse handschriftDie ghene die so rike van hauen siHem staet altoes herte ende moet8 Omme te versamene groet goet 4788Maer die andre die niet ne heuetDan daghelijx wint daer hi bi leuetHine gadert gheen goet also12 Ne waer als hi yet wint dan es hi vro 4792Ende vertheeret blidelikeAl eist dat hi niet es rikeHi houter hem eerlike mede16 Ende peinst also langhe alsi sijn lede 4796Heuet ghezont sal hi winnenDat hi vertheeren sal met minnen Eist oec te cout of te nat20 Hi peinst wel te lidene dat 4800Wert hi oec ziec sine ghebuerenSulne int gasthuus voerenDaer hi van onghere niet bederuet24 Eist oec datti van aermoeden steruet 4804So peinsti dattem god halen salMet sinen inghelen in de bliscap alOmme datti sonder ghierichede28 Sinen tijt leuede als god dede 4808Dat niemen goet verborghen salWant onse heere hi gheuet alNs zeghet pitagoras de clerc32 O In weet of ghi noit saecht sijn werc 4812Dat men dat ghuldine vers heetHi seit als de ziele huten lichame sceetSo vaert men ter helegher lucht36 Ende laet dese aerdsche vrucht 4816Daer men leuet als I godHi es wel kaytijf ende zodDie waent dat hier sijn lantscap sij40 Neent niet des ghelouet mi 4820Onse lantscap es int hoghe rikeNiet hier neder in dit erdrike29vb Ne waer hier eist nu al te male29va2529va3329va40-41Ten gevolge van een genaaide scheur is het vers circa 2 cm ingesprongen ten opzichte van de overigeregels.Tussen men en dat bevindt zich een gaatje in het perkament; de tekst is er omheen geschreven.Halverwege de regels is het perkament beschadigd; de tekst is er omheen geschreven.
folio 29va-30ra, tekst i.1 229Dat merken wi bi den clerken wale 4824Die dese bouken hebben ghelesen4 Die wel connen spreken van desenEnde die ghene die mach leuenVan dien dat hem die rente gheuen 4828Ende niet ne ghert van andren goede8 Die mach wel leuen sonder aermoedeWant die meesters segghen miDat niemen arem no kaytijf si 4832Hine wille zelue arem wese12 Eist coninc eist graue als wi lesen Menich ribaut die pleghetDatti colen in sacke dreghet 4836Nochtanne heefti therte so blide16 Dat hem ne deert te gheenen tideWant alsi de pine heuet ledenLoept hi wech met haesticheden 4840In die tauerne dat vertheeren20 Bleeft hem langher het soudem deerenEnde als de winninghe es vertheertLoept hi weder ter maerct wert 4844Ende draghet die zware far<strong>deel</strong>e24 Met bliscepen ende met riueeleEnde wint blidelike dat brootDaer hi mede bedraghet sinen noet 4848Ende als hijt dus heuet ghewonnen28 Loept hi weder toter tonnenEnde es blide ende zeere in hoghenEnde drincket ende eet na sijn vermoghen 4852Ende waent ghenouch hebben eewelike32 Ne waendi god van hemelrikeNe heefse lieuer van desen aerdeDan hi doet dese persemaerde 4856Want de persemier zekerlike36 Ne mach nemmer sijn so rikeSine herte ne berrent in sduuels strecWant hi ghierich es ende vrec 4860 Die coepman es oec niet tayse40 No ne leuet in gheenen payseSine herte om winnen ende poghetDaer hi pine ende rauwe om doghet 486430ra Ende nemmermeer ghenoechNe heuet na sijn gheuouch
230 het comburgse handschriftHine wil winnen verstaet dat4 Omme te meersen sinen scat 4868Dus heuet hi heewelike pineHi wille al twater van den rineDrinken dat hi niet drinken mach8 Enne bliuets nacht ende dach 4872Also vele als te voren was medeDit doet al de ghierichedeDie sine herte daer toe stelt12 So hi meer heuet in sire ghewelt 4876So hi meer hebben wille sonder faelgeAldus leuet hi in bataelgeDuocate ende physisiene16 A Gaen desen wech al ghemeene 4880Si sijn blide ende zeere in hoghenAlsi den penninc winnen moghenEnde hare conste vercopen wale20 Hier an setten si sin ende tale 4884Om datter waesdom vte scijntHoe zeere die ziele sij ghepijntSi wilden wel datter LX waren24 Die aduocaet wilde oec openbare 4888Datter dingheden III waerf tieneHoe scone si adden of hoe sieneDat wilden si M weettic wale28 Ende dit doet ghiericheit al te male 4892Die si in therte draghen beede Die meesters van diuine medeDie predeken gaen van steden te steden32 Omme eere te hebne ende rijchede 4896Si segghen goede woert ende predickenDie si selue niet ne doen blikenNe waer doent om ydele glorie36 Daer si of verbliden in haer memorie 4900Ende dit es al der zielen verliesMenich predict sijt zeker diesGoede woert van predicade40 Die comt vter herten quade 4904Ende vul van zonden medeDie niet betren haer quaethede30ra27 M: Weergegeven als M o .
folio 30ra-30va, tekst i.1 23130rb Ne waer van desen latic bliuenEnde wille hu voert bescriuen 4908Van desen vulen tassaerden4 Die gheliken den persemaerdenDie oec noit minnen ne woudenAnders danne tghelt vaste houden 4912Ende te meersen hare scatte8 Hoe zeere sal noch wreken datteGod onse heere van hemelrikeDat si wel sien in desen rike 4916Die aerme die si voeden souden12 Van hongher laten steruen ende van coudenIe ghene die goet in scrinenDAltoes gadren hebben III pinen 4920Met groeter pinen winnen sijt16 Ende houdent met anxenen talre tijtSi sceeder of met groten zeereNochtan dat hem noit dede eere 4924Dit doet al ghelaet van minnen20 Ware die herte ontsteken binnenEnde ghetrauwe minne met leedenDie nv berrent in ghiericheden 4928Van wien meest ware bleuen24 Goets souts sinen vrient gheuenEnde leenen te ziere noetEnde ware de vrienscap dus groet 4932So ware de weerelt euen rike28 Adde ghetrauwe minne elkerlikeNe waer neen si niet dats ongheualDie minne es te cope al 4936Niemen mint dan om sine vrome32 Ende hoe hi te groten goede comeDie wiue vercopen hem oec medeDaer si hem mede doen leelichede 4940Aldus sijn alle de liede ontheert36 Die hare herte hebben ghekeertSo vaste an die ghierichedeDatsi hare grote vrihede 4944Gheleit hebben in eyghindome40 Sulke liede als ic hier noemeSijn knechte des scats die si houdenVaster dan si te rechte doen souden 494830va Dese maken here ouer hem
232 het comburgse handschriftDen penninc die in haren zinAltoes leit ende dien si begheeren4 Ende selue niet dorren vertheeren 4952Nochtan moeti vertheert wesenBi den ghenen of bi desenWant welken tijt hi toghe luuct8 Ne weet hi wie sinen scat ontpluuct 4956No wie dattene vertheeren salDien hi heuet vergadert alHets riken lieden groete onnere12 Dat si ieghen haer nature so zeere 4960Doen want haer nature es datDat si souden van haren scatDen lieden sockoersen leenen16 Ne verstaet niet dat wi meenen 4964Dat sijt hem souden leenen hietOm perseme of te sine ghemietNe waer omme gode diet al verleent20 Maer menne pleghets niet neent 4968Si legghent vaste in prisoeneEnde ne dinkens niet ten verdoeneNe waer houdene met onneeren24 Ende altoes in haer herte meeren 4972Die III pointe die ic hu seideTeen es te winnene met aerbeideTander te houdene met sorghen28 Terde node sceeden daer af morghen 4976 Tgoet sal noch hem seluen wrekenAl eist dat nie ne can sprekenHet slacht wel der goddinnen32 Die in den tor leit verwrocht binnen 4980Die haer in paise hout ende te ghemakeEnde laet den keitiue in wakeTote dat comen mach haer hure36 Ende danne gaet soe buten mure 4984Ende also sal doen scatAls sijn heere sleuens es satSo sal hi den ghenen bliuen40 Diene zaen ouer sal driuen 4988Maer die gherechteghe manNe hout hem niet der an30vb Hine es altoes vro ende blideEnde gheuet dat sine tallen tide 4992
folio 30va-31ra, tekst i.1 233Daert hem sal dincken besteet wesen4 Dedalus dincket wel van desenDie ycaruse sinen sone maecteVloghe die hi wel gheraecte 4996Maer dat dede aert ende niet nature8 Diene de lucht vlieghen dede dureNe waer die ghierighe manAl pijnt hi hem te vlieghene hine can 5000Sijn eere ne mach niet verre comen12 Ghiericheit heuet hem benomenDie hem alle doghet doet latenNoch salne god onse heere mee haten 5004Den nodeghen ghierighen onghezedet16 Danne die af gode ane bedet Ne waer milde herte wildijt verstaenWille niet met ghiericheit omme gaen 5008Ne waer dor deere die hi begheert20 Vlieghet hi in de lucht voerweertNoch heuet vele lieuer onse heereDen milden ende mintene meere 5012Dan hi den vulen ghierighen haet24 Dien hi nochtan zeere versmaetY zoete Rijcheit alte moerdadichA Waer bi sidi so onghenadich 5016Die ghene die hem ane hu lesen28 Si moeten huwe kechte wesenTe dienne ende te legghene onder wetDat die milde niet ne doet 5020Maer mi mach zulke haer pleghen32 Segghen ende der an woerden ieghenDat groete zekerheit gheeft satAn de coninghinne merken wi dat 5024Die om haer edelheit groet36 Met hem voeren groet conrootVan lieden die ghewapent sijnDiese bewaren dits an scijn 5028Danne segghen liede verre ende bi40 Dat het eene grote coenheit siGod weet wel die kint al goetDat hem grote sorghe doet 503231ra Datsi gheuen groet sautMen siet wel dat I RibautWaer hi wille gaet zonder keeren
234 het comburgse handschrift4 Alleene daer sijn die moerdeneeren 5036Hi gaet dansen ende springhenLude roepen ende singhenHine zorghet niet te gheere stont8 Datti verliesen mach yet si hu cont 5040Ne waer addi al datteDat Coninc behoert ende sinen scatteGoud ghelt precieuse steene12 Die rouers nament al reene 5044Ende soudene oec mede verslaenDaer die Ribaut soude ontgaenOm dat si souden duchten thanghen16 Waren si van sinen lieden ghevanghen 5048Niet meer mach I coninc sijn vryDan I Ribaut ghelouets miAlleene vp dat sine lieten varen20 Sine liede diene altoes bewaren 5052Ic lieghe sine sijn mee no minNe waer eerscap heefti ouer himHertscapneen . dienst dats waer24 Diene vri houdet al daer 5056Want alsi willen blijft hi alleeneEnde danne es sine macht cleeneWant haer lijf hare vromicheit28 Es den coninc arde onghereit 5060Hets hare ende moet hem bliuenNature soe const wel bedriuenDie auonture diene can32 Hoe goet dat soe si den man 5064Te wetene doen bi wat zakenSijn goet alre best sijn te ghenakenWant die auonture es blint36 Vrauwe dor god marien kint 5068Sprac die minnere nv leert miWel dat mijn beste goet siDat soudic gherne leeren kinnen40 Ende die conste van hu ghewinnen 5072C leert gherne seide reden doeI Ne waer verstaet dit niet alsoe31rb Dat ic goet meene van auonturenLant huus cleedren of scuren 5076Noch ne gheen aerdsch goet4 Datmen voren of draghen moet
folio 31ra-31va, tekst i.1 235Maer mine leeringhe verstaet haer jnDat ghi sult hebben in huwen 5080Es goet niet dat hu sal baten8 No ontvallen vp de stratenEnde sal hu verweghen no verladenMaer altoes vromen ende niet scaden 5084Al ander goet dat buten es12 Ne wasic in prise sijts ghewesNo ne gheen man die leuetNe heuet mee dan hem gheuet 5088Wijsdom int herte beslote16 Al dat wi haer blucken ende blotenVan andren goede doe ic hu verstaenMoet alte male an de auonture gaen 5092Daer die zotte dicke verbliden bi20 Ende in anxenen met rauwe siAl dattie auonture doetNe prijst niement die es vroet 5096Ende esser of note droeue note blide24 Want te duchtene es tallen tideDat onghestade es alsict kinneHier omme ne prisic niet de minne 5100No ne gheen man die es vroet28 Want soet varinc keeren doetEnde daer bi eist recht ende wetDat niemen sine herte ne zet 5104An dat goet het ware grote zonde32 Ende ghi oec dat teenigher stondeDen lieden verstaen sonder waenDat ghise niet ne sout of gaen 5108Ende ghi danne meer mint haer goet36 Dan hem seluen so wie dit doetHet ne soude prisen gheen manDese minne es inden ban 5112Ende weder gheseit dat verstaet40 Ende van allen lieden ghehaetGhi secht al niet dit ne doochtDat ic hu segghe ende hebbe ghetoecht 511631vaEnde secht dat ic hu de minne haten doeNu secht mi waer af ende hoeIe minre seide bi waerheden4 D Vrauwe ghine rustet heden 5120Mi te biddene dat ic versmade
236 het comburgse handschriftMinen heere dat ic niet en dadeOm eene wilde minne die ghi8 Alte zeere nv priset mi 5124Ende diemen niewerinx ne weetVan oosten daer de zonne vp gheetTen westen daer soe ruste pliet te doene12 No middaghe tote semptertoene 5128Ic weet wel dat I wandelen soudeTote dat hem bename de houdeEermen vonde al sulke minne16 Als ghi mi wilt bringhen an inne 5132Sident dattie goede wech vloenSone adde de weerelt gheen doenEnde datse die ghygante assalgierden20 Met crachte ende so sconfierden 5136Datsi voeren in den hoghen troneHier bouen wonen daert es sconeRecht ende reinicheit de vrauwe24 Voeren met hem so dede oec trauwe 5140Dese minne es ghevloen alsoSider dat trauwe henen vloGherechticheit die zware was28 Vlo oec tachterst gheloeft mi das 5144Die sider noit quam wederVan den hemele hier nederGheraet doetse henen vlien32 Diese horen wille no zien 5148Met sire ondaet met sire crachtHeuet hise huter weerelt brachtEnde hout de weerelt met ghewelt36 Ende esser so vaste in ghestelt 5152Datsoe hem sal bliuen emmermeereHet en doet ke<strong>nl</strong>ic onse heereVliuus te menigher vren40 T Die heimelichede der scrifturen 5156Besochte ende ne conste bi engyenNe gheen dat soe ghemaect sceen31vbDatsi tghescutte mochten vlien nieDan II pare wanic ofte drie 5160Die alle sulke minres waren4 Als ic hu hier hore openbarenBinnen tullius tiden nochtanSo vant men menighen man 5164
folio 31va-32ra, tekst i.1 237Die vriende waren metten monde8 Maer metter herte te gheere stondeBem ic dan vroeder nv merct dasDan tullius of ypocras 5168Die sulke minne niet conste vinden12 Wat soudic mi dan onder windenEnde wae soudicse vinden danNa dien datse niemen vinden can 5172Ende soe de weerelt es dor socht16 Ende ware dat ic vlieghen mochteIn de lucht ghelijc eenen craneEnde icker danne mochte comen ane 5176Al constic vlieghen in zochter niet20 Want mi mochter of comen verdrietEnde die gode mochten wanen datDat ic int paradijs den scat 5180Soude willen assaelgieren24 Alse die gigante quadertierenWilen in houden tijden dadenIc ne bem also noch niet beraden 5184Datse mijn herte te soucken beghert28 Lieue vrient nv hoert hare wertSeide Redene ende vant bekinnenSint hu herte niet staet ter minne 5188Die al te lichte ghebreect an hu32 Alse an I andre so merket nvBi andren lieden willic vorwaerProeuen dese redene claer 5192Die ghi selue sult lien saen36 Maer ghi moet de minne verstaenDie ic hu segghe ghewaerlikeAne die aerme ende an die rike 5196Hoe ghise ghemee<strong>nl</strong>ijc sult minnen40 Ende den eenen niet lieuer ghewinnenDan eenen anderen dat verstaetHebbe elken euen lief hoet gaet 520032raTe doene dattu wilt datmen di dadeEist van ghewinne eist van scadeWilde hu herte aldus minnen4 So soudi weder loen ghewinnen 5204Ende danne volghen al hu leuenDie grote bliscap hu soude gheuenOmme dattie lieden laten
238 het comburgse handschrift8 Dese minne ende verhaten 5208So sijn si gheset ghemee<strong>nl</strong>ikeDen rechters in aerdrikeOmme ouerdaden te wreken12 Die si ieghen dat recht breken 5212Die deen ieghen den anderen doetEist doet te slane ofte nemen sijn goetMet crachten ofte stillekine16 Of verraet omme dat sine 5216Dit souden de rechters dan berechtenEnde daer ieghen striden ende vechtenRauwe dor god van hemelrike20 A Na dien dat ghi mi so neerenstelike 5220Leeret so biddic dat ghi doetEen <strong>deel</strong> verclaren minen moetGherne waer af ic seght hu24 Vrauwe berecht mi nv 5224Welc hu best dinct in huwen zinneSo gherechtichede so minneWelke dinct hu best vrauwe dese28 Daer ghi heet dat ic mi in vreese 5228Want die ghene daer ic in bemDie blijft altoes in minen zinTatolf ic gheloues hu wale32 Ne waer wildi weten al te male 5232Van beeden welc dat beste siIc seght hu minne so proeft miThoerne alse men II zaken vint36 Die men beede orborlijc kint 5236Ende die ghene die best te doene esDie dinct mi best sijt zeker desVrauwe dese zake es waer40 Nu hoert wat ic segghe al claer 5240Dat ic bet mede verclare den sijnMinne daer karitate es in32rbEs beter danne gherechtichedeEnde wilt hu proeuen voer waerhede 5244So setter toe herte ende moet4 Ic segghe dat beter es dat goetDat van hem zeluen comt gheresen32ra19Representant v in de marge.
folio 32ra-32va, tekst i.1 239Danne daer hulpe toe moete wesen 5248Bi exemplen willict hu zaen8 Verclaren ende doen verstaenVan eenen scepe dat hem seluen canBet betrecken dan eenich man 5252Al dademen hulpe ne gheene12 Andre die sijn alleeneWat mochtem staen in stadenIn dien dat niet en ware verladen 5256Dat men hem hulpe trucken iet16 Segghic waer hoe dinctu besietAl laghe stille ghiericheitEnde minne den lieden ware ghereit 5260So ware hem de minne ghenoech20 Om te hebbene hare gheuoechSonder te doene eenighe rechtVan eenigher zake die men verplecht 5264Want zonder minne gherechticheit24 Es al verloren aerbeitMinne heuet gheere hulpen nootDat doet recht dit weet al bloet 5268Hier omme es minne beter al28 Proeuet mi dit gherne ic salNu zwighet ende hoert mijn taleIc saelt hu prouuen wale 5272Echt regneerde ghelouet das32 R Doe Saturnus coninc wasDien jupiter beede gaderAf sneet al was hi sijn vader 5276Sine ghegade al deet hem wee36 Ende warpse daer na in de zeeVan den scumen so wart venusGheboren die scrifture orcont dus 5280Al ware gherechticheit weder comen40 Dien den wech al es benomenAlsi dat zake datter te doene siNochtan wert goet dat dincke mi 528432va Dat hem die lieden onder mindenEnde dat recht wel onder kindenWant onder minden hem die lieden32rb23Want: t is heel klein geschreven en toegevoegd nadat zonder al geschreven was.
240 het comburgse handschrift4 Sijt zeker dat si om gheene mieden 5288Deen den anderen dus mesdadenEnde wat soude recht dan scaden Vrauwe inne weet bi onsen heere8 Ic salt hu segghen paisiuelic zeere 5292Soude staen de weerelt sonder dinghenWat souden dan princhen of coninghenOfte profeste ofte ballieuwe12 Sine dochten niet dat weet nuwe 5296Daer omme dinct minne beter miDanne gherechtichede siRecht ne gaet ieghen tquade daer16 Maer die vroeder es voer waer 5300Nu int herte hier in erdrike Edelhede vergaet ghemee<strong>nl</strong>ikeDaer omme ne waren de sonden20 Niet in erdrike ghevonden 5304No quaethede comen ne gheenRechtere ne ware niet een Dit willen de rechters qualijc weten24 Die dat rechte al vergheten 5308Ende doemen die aerme liedeEnde van den riken nemen si miede Sulc rechtere es die hanghen den dief28 Het ware vele minder grief 5312Dat men hem seluen hingheSo menighe valsche dingheHeuet hi ghedaen ende toe bracht32 Bi sire wille met sire cracht 5316Ese zake machmen waleD Bi apiuse vertellen te maleDie sinen cnape teenen daghe36 Dede doen I grote claghe 5320Also ons zeghet : titus : lyneusOuer die dochter virgiliusVirgine heet die scone maghet40 Omme dat soe apius wel behaghet 5324Ende hise emmer wilde minnenEnde soe sijns niet wilde kinnen32vb No sire minne niet begherdeHads apius grote onwerde 5328 Die cnape quam ende riep zeere4 Heere apius rechte heere
folio 32va-33ra, tekst i.1 241Doet mi vonnesse eer ghi gaetVan deser maghet die hier staet 5332Dat mine eyghine dierne es8 Ende wille wel betoghen desIeghen elken man die leuetIn roucke wiese gheuoet heuet 5336Huut minen huus bleef soe verloren12 O<strong>nl</strong>anghe datsoe was gheborenEnde was virgilius gheheeten gheuenEnde altote noch es so hem bleuen 5340Doet mi recht heere apius16 Dat ic mine dierne ghewinne dusSoe soude mi dienen met rechteWilt oec virgilius ende sijn gheslechte 5344Weder segghen datti ne can20 Ic weder roupt met menighen man Aldus sprac die verrader quaetDie valsche rechter die daer staet 5348Eer noyt virgilius dese tale24 Conste ghesegghen weet waleDie sine dochtere bescudden soudeIeghen hem diese hebben woude 5352So gaf apius sijn vonnesse daer28 Hi hiet datmen den cnape vorwaerDie dochter gheuen theghindommeDoe dit hoerde de deghen vrome 5356Virgilius van sire dochter ende zach32 Dat hijs gheen recht hebben machSone moet comen in scnapen handenNam hi de scade voer de scande 5360Ende vant in hem seluen desen raet36 Ter dochter ghinc hi daer soe staetDie hi voer al dat leuet mindeSijn zwert nam hi met gheninde 5364Ende sloech der maghet af thouet40 Ende ghinc ten rechtere ghelouetDi daer stont ten jugemente33raEnde bracht hem teenen prosente 5368Ldus bleef die scone virgine dootA Ende die rechtre hiet ende ghebootDat men virgiliuse vinghe4 Ende menne stappans hinghe 5372Nochtan ne constijs ghedoen niet
242 het comburgse handschriftWant die ghemeente hem ne lietNiet ghedoen die iammerhede8 Doe wart gheprouft ter stede 5376Dat apius valsch vonnesse wijsdeGheuaen wart hi ende zeere mesprijsdeDatmenne leide in prisoene12 Dor sire quaetheit ocusoene 5380Daer hi hem dode met I messeEer de dach quam van sinen vonnesseEnde Claudius die de claghe vp hief16 Wart veror<strong>deel</strong>t als I dief 5384Ne ware dat ontfaermde zeereVirgiliuse den goeden heereDie den volke so vele bat20 Datti verlost wart vp de stat 5388Ende alle die orconde warenWorden daer ghedoot sonder sparen Lucaen de cleerc seghet dat24 In sinen bouc teere stat 5392Die wise meester in sijn latijnDat rechters touerdadich sijn Goet te sine alse men heeft macht28 Siet men selden in manne gheacht 5396Datsi daer in ghestade bliuenEnde gheene quaetheit daer in en driuenDaer si lettel an winnen zelen32 Wantse die duuel bi der kelen 5400Noch verhanghen sal si hu contTen laetsten in der hellen grontInne neme hier hute dat verstaet36 Coninghe hertoghen grauen no prelaet 5404No ter weerelt no gheestelikeEist datti van den rechten strikeWant eerscapie was daer omme40 Ghemaect dat si recht met crommen 5408Den lieden souden doen voertEnde den aermen alse den riken haer woert33rb Horen omme hiet hebben si de heereHier omme was ghemaect de heere 541233ra22ghedoot: g en h staan wat ver uit elkaar, zodat het gebruikelijke verbindingslijntje tussen beideletters wat lang is geworden.
folio 33ra-33rb, tekst i.1 243Dattie aerme lieden bi hem souden4 In payse van den riken sijn ghehoudenEnde die rechters moeten zweerenDatsi quaetheit sullen verweeren 5416Ende die quade selue metter hant8 Hanghen ware daer niemen int lantDiet doen wilde van sinen weghenHier bi hebben si die heere vercreghen 5420Ende die rente van den lieden ende tgoet12 Die prinche es zalich diet doetNu hebbic hu ghedaen verstaenNa dat mi hu vraghen dochte gaen 5424Ende die waerheit also si sijn16 Daer ic hu af make den fijnRauwe ghi hebt mi wel berechtV Dies ic hu danke hets recht 5428Ne waer ic hoerde hu nomen20 Eene zake die mi dochte comenVter herten vul dorperhedenDie hu begripen wilde van den zeden 5432Hi mochte hu verspreken wale24 Dat ghi spreket al sulke taleHa ha seide redene ic kenne welDat ghi meent ic sal hu segghen el 5436Wel die dinc te verstane doen bet28 Als ghi wilt teere ander statEnde salt hu toghen met onscoudenVp dat ghire hu an wilt houden 5440Ne waer ic moet segghen eer32 Van dat ghi mi heden eerVp wilt legghen van atienMi wondert hoe ghijs durt lien 5444Ende ne weti niet dat vrecheit si36 Als I van eere dinc wille sijn vriDatti danne eene zotheit dor nootDoet eene ander die es also groot 5448Ofte meerre dit weet gheheel40 Om dat blusscen soude een <strong>deel</strong>In hu herte die zotte minneWildi mi hu hatie maken in jnne 545233rb6verweeren: Tussen ver en weeren is een e uitgeradeerd.
244 het comburgse handschrift33va Ne ghedinct hu van Oratiuse nietDie so vroet een meester hietHi seit die zot die sinen wille4 Vp eene quaetheit hout al stille 5456Dat goet es datti een ander doetOm deerste te werpen onder voetIn wille niet verbieden de minne8 Ne waer verstaet in huwen zinne 5460Dat ic die zotte minne verbiedeDie altoes pijnt ende quelt de liedeAl es dat zake dat es waerhede12 Datmen verbiedet dronkenhede 5464Men verbiedet daer omme nietTe maten drinken dus besciet Al verbiedmen te grote miltheit16 Den lieden die te zwaer es godweit 5468Men heet hem niet dat siTe vrec sijn gheloues miVan desen es beede quaet20 Ic wille wel dat ghijt verstaet 5472Dat ic dese prisen soude nodeGhi doet vrauwe ghi lieght bi godeIn smeeken niet I twint24 Ghi sijt ter wijsheit ombekint 5476Dat ghi mi aldus yet sult vaenGhi ontcoppelt hu honde te zaenAlse omme te vane den hase mijn28 Ghine sijt noch niet goet loghisijn 5480Also ne las ic hu niet van minnenAlse ghi mi nv wilt doen bekinnenDatmen iemen soude haten32 Middele minne willic hu laten 5484Die ic wille dat ghi ontfaetWant soe wel te prisen staet Eene ander minne gheloues mi36 Die noch also naturlic si 5488In meinschen ende in beesten medeWant het es naturlichedeDat elke moeder mint haer kint40 Dat soe met haren lechame wint 549233va28noch: Boven de o staat een streepje zoals elders op de i staat.
folio 33va-33vb, tekst i.1 245Dit es eene minne ghemeeneAlle creaturen groet ende cleene33vb Dese minne dat es min no meereTe lachterne no te prisen zeere 5496Want hem nature doen doet4 Ne daden sijs niet ic wils hu vroetMaken het ware hem lachter groetWant dies nes gheen noot 5500Dat ic hu hier af soude tellen8 Want hu andre zake quellenDie ghi v te zwaer an hebt ghenomenWoudire noch ane comen 5504Eer hu de pine brochte ter doot12 Het ware wel hu zalicheit groetHier bi sone beghinnix nietDat ic wille dat ghi sijt jet 5508Alte male zonder minne16 Maer doet mi in huwen zinneIc bem edel ende arde sconeEnde vrauwe van groten lone 5512Ende met elken man werdich dan20 Die mee so vele dogheden ghewanNoch so vele eeren medeAl waert de keyser van rome der stede 5516In mochtem wel dienen met eeren24 Siet wildi hu te mi waert keerenIc wille hu lief gherne wesenNu willic hu segghen van desen 5520Ontfadi mine minne goet28 Dat hu de zinne verlichten doetEnde niet ghebreken sal zekerlikeDinc ne gheen in aerderike 5524Ghi sult hebben doghet ende eere32 Ende sijn een gheweldich heereWildi doen den wille mijnAl dat ghi wilt mach met hu sijn 5528In dien dat ghi mijn ghewerke doet36 Ende hu mine minne dinket goetIn heete hu doen gheene dinc elEnde ghi moghet hu beroemen wel 5532Dat ghi hebt de beste amie40 Die vrauwe ghedaen adde nieSo wel gheboren no so hoghe
246 het comburgse handschriftDat soe mi yet gheliken moghe 553634ra Want ic ben die dochter zekerlikeOns heeren van hemelrikeDie mi so scone heuet gheformeert4 Ne sijt niet te barteert 5540Speghel hu in mijn claer anscijnDat niet scoenre mochte sijnGhine saghet noit vrauwe so scone8 No maghet van so groten lone 5544Die dies heuet orlof dat ic doeEnde ic mach hu wel segghen hoeIc hebbe orlof van minen vader12 Mi seluen te gheuen al gader 5548Den ghenen die ic met herten minneEnde te wesene sine vriendinneSonder blame te hebben emmermeere16 Ende ons beeden sal onse heere 5552Altoes nemen in sine hoedeEnde te gadre sijn met goedeNu seght wat dinct hu goet20 Die god die hu dus minnen doet 5556Ghelt hi wel dus sine liedenBesiet dese ghiften die ic hu biedeEnde ontsecht mine vrienscap niet24 Want maeghden hebbens verdriet 5560Ende groten rauwe ende torenAlsi hem ontsegghen horenIe minre seide scone vrauwe28 DIc biddu vp rechte trauwe 5564Dat ghi mi seght van wat diensteGhi wilt dat ic doe tuwen zienste Redene seide het ware onscone32 Dat ghi mi dient sonder hone 5568Ne waer ic wille al datDat ic hu diene verstaet datEnde ghi blijft mijn ghestade vrient36 Ende den ghenen laet dien ghi dient 5572Ende niet ne lacht teenigher vrenVp dat rat van auonturen Doet als meester Socrates dede40 Die noyt te gheere stede 5576Omme ghewin no om verliesVernieuwede sijn blie sijt seker dies
folio 33vb-34rb, tekst i.1 24734rb Hine bleef in eenen pointe altoesWeder hi ghewan ofte verloes 5580Hine was te drouuer no te blider4 Dies sijn prijs ghinc te widerWant ons so bescriuet solijnDie sprac ende andwoerde apolijn 5584Dat Socrates al openbare8 Die wiste van der weerelt wareWat hem deerde ofte mesquamIn eenen pointe hijt altoes nam 5588Ia al daer men de doot slouch12 Om dat hi seide ende voert drouchDat niet dan I god ne wareDie ghebod hadde harehentare 5592Ende dit so predicte hi al theenen16 Datmen ghelouede an anderen gheenen Heraclides ende diogenesHare herte was niet als die hu es 5596Om anxt no om aermoede bede20 Ne adden si noyt zeerichedeNe waer hilden hem in I ghelaetGhesciedem goet ofte quaet 5600Aldus so doet lieue vrient24 In wille niet dat ghi mi dientVan eenigher zaken teenigher vrenLaet ghewerden die auonturen 5604Ende wacht hu hoe soot ga28 Dat hu haer rat niet omme slaEn es so sterc worstelareDien Dauenture jet veruare 5608Ende hem daer ieghen niet ne wert32 Dat ickene prise I denier wertNiemen ne souden veruarenVan hare maer vromelike varen 5612Want soe qualic worstelen can36 Es hi rike ofte orem manVp datti hem weeren wille wederHine werp se te hant wel neder 561634rb834rb14wiste van: De kopiist heeft het haarstreepje aan de ‘kop’ van de e zo ver doorgetrokken dat hetlijkt alsof de v een abbreviatuurteken heeft.harehentare: De tweede h lijkt te zijn verbeterd uit een andere, niet meer te identificeren letter.
248 het comburgse handschriftHine es niet coene die hem ontsiet40 Want der cracht ne heeft so nietDat soe den ghenen mach verslaen34vaDie ieghen haer te stride daer gaen 5620Daer omme soude mense niet ontsienWant so de ghene slaet die vlienSo eist wel grote scande dan4 Dat hem verhanghen laet de man 5624Die hem wel mochte verweerenWildemen hem scaden of deerenDaer omme vrient sone ontsiet8 Hu der auenturen niet 5628Laet hare haer rat wel keerenDen eenen nederen den anderen eerenEnde hout hu ieghen hare vast12 Sone mach hu doen ghen ouer last 5632Nochte toren in huwen zinneGhi heet de auenture goddinneEnde seecht daer soes es ghecroent16 Ende bouen in den hemel woent 5636Dat es gheloghen zekerlikeSoene heuet in hemelrikeStat ne gheen bi onsen heere20 Want soe es sorghelijc zeere 5640Ende die dinghen staen ter auenturenNe connen met gode niet ghedurenEne rootse staet in de zee24 E Diep in de middele verstaet mee 5644Die hoghe bouen den water staetDaer die zee stroem ieghen stlaetEnde scoeter ieghen metten zee baren28 Nochtan ne can soe niet vervaren 5648Met haren scoten die rootse ver veruenSone moeter emmer binnen bliuenVaste staende vp hare stat32 Maer soe maecse dicken nat 5652Met haren water datter vp waertMaer emmer moet keeren achter waertDese rootse verchiert hare36 Met cleedinghen van menighen pare 5656Van sulken bloemen die van verrenBlecken also scone als sterrenDie crude staen daer scone ghesprait
folio 34rb-34vb, tekst i.1 24940 Maer als die noerdene wint waeit 5660Met sire groter couthedeVerderuet hi cruut ende bloemen mede34vbVp die Rootse die staet daerStaet I sorghelijc boch voer waer 5664Daer wonderlike bome in staen4 Want die een draghet sonder waenVrucht ende die andre negheenDie daer staen groet en cleen 5668Als deene groyt es dander droghe8 Als deene te gaet wast dander hogheAlle de boeme die daer sijnGroene met rechte staen in scijn 5672Of si alle verdroghet waren12 Ende die andre of si souden te varenDie staen daer al dore groeneHets daer van wonderliken doene 5676De nachtegale singhet daer spade16 Maer singhende hebben daer wel stadeIuperen ende hulden die daer singhenEnde haren drouuen sanc voert bringhen 5680Haer zanc es drouue weet wale20 Ende leelijc te hoerne al te maleDaer bouen lopen talre tijtTwee vloede die diep sijn ende wijt 5684Springhende huten borne zonderlinghe24 Deen hi heuet in waren dinghenScone water ghelouet dasDat claer ende wel smakende es 5688Dat niemen ne es diet drinct28 Hine peinster omme ende ghedinctHoe hijs mee mochte ghewinnenWant hijs niet verzaet es binnen 5692No ne mach werden nemmermeere32 Want hem durst so lanc so meereDies meest drinct heeft meest derstEnde vele mee danne te voren eerst 5696Ende wies die drinct werter droncken af36 Van deerste ne doet gheen ghelaf34vb1234vb30varen: v verbeterd uit w door eerste pootje uit te raderen.verzaet: Boven de a bevindt zich een horizontaal streepje, dat rechts schuin naar beneden afloopt.
250 het comburgse handschriftSo zoete es dwater also wi lesenDats niemen verzaet can wesen 5700Leckerhede ne laetse verzaden niet40 Diese altoes daerwaert tietScone ende zochte loept de riuiereEnde clincket recht in der maniere 570435raOf timbren waren of tamburenDus ludet daer in allen vrenDie ghinghen ter riuieren waert4 Soude van hem so sijn beghaert 5708Dat hire binnen soude willen gaenNochtan soudi weder staenAls hi quame vp dat bort8 Ende hem veruaren te gane voort 5712Met pinen dwaen si hare voeteSo node gaen si int water zoeteMaer als sijs drinken I lettelkijn12 Dinket hem so zoete zijn 5716Dat sire gherne ghinghen inneToten halse of toten kinneDanne liden si den jnganc zaen16 Ende sijn vort in dat diepe ghegaen 5720Ende danne drinken si ende badenDan comt I vloet met stadenDiese weder drijft te lande20 Dan hebben si ghere menigherande 5724Noch te drinkene van der vloetDie hem therte binnen vertheeren doetC sal hu segghen hoert na mi24 I Wat dat die nature si 5728Van der andere RiuiereSo es van sulker maniereDat so doncker es buter zede28 Ende rokende I paerlike mede 5732Ofte eene kemeneye wareDie van vulheden harentareScumende es arde onzuuerlike32 Ende so loept so loept so sturlike 5736Datso maect sulc tempeestDat het es ghelike alre meestDen eiseliken zwaren donder36 Vp dese vloyt so wayt selden onder 5740Die zoete wint van west
folio 34vb-35rb, tekst i.1 251Want altoes es soe ongherestMaer metten noerden winde zwaer40 So hout so haer lopen daer 5744Onghestade met groten barenDie niet minderen no te varen35rbMaer wintelen alse baren grootNoit ne zach man dies ghenoet 5748Vele lieden zitten in die beke4 Die weenen wel iammerlekeEnde haers weenen ne wert gheen endeSo zeere sijn si in meswende 5752Menich meinsche gaet hier inne8 Toter herte ende niet toten kinneEnde sijn daer in anxenen zwaerMenich wart van den baren daer 5756Gheworpen toten lande12 Ende weder int water te handeDese vloet comt so zeere drayendeEnde met zulken winde wayende 5760Dat soe haer venijn quadertiere16 Werpt tote in die riuiereEnde te stort al hier ter stedeHare doghet ende scoenhede 5764Ende maketse zwart ende on reene20 Die te voren was so reeneN dese montaenge bouen steetA I herberghe cranc ende onbereet 5768Ghemac te hebbene zekerlike24 Het wayt het bruusch daer eenpaerlikeSo zeere dat scijnt met allenOf die zale neder soude vallen 5772Daer commen Sorghe ende Tempeeste28 Die daer altoes houden de feesteEnde die zoete westene wintWayt zelden daer omtrint 5776Maer grote eyselike baren32 Comen daer dicken toe gheuarenDie eene partie van der zaleStaet vp den berch ende te dale 5780So hanghet tander ende scijnt oft soude vallen36 Ende tander slaen te sticken met allenIc weet dat zekerlike waleDat noyt man so wonderlike zale 5784
252 het comburgse handschriftNe zach te gheere vren40 Al eist thuus der auenturenWant in de ene zide bi waerhede35vaSijn van seluere ende van goude mede 5788Die mure ende die steene ghemaectEnde metten seluen dake ghedaectNoyt sach man soenre zake[n] gheene4 No met so menighen dieren steenen 5792Beset die daer berrenden claerWie thus ziet ouer waerHeuet ghenouch te prisen daer ane8 Mijn vrauwe houerde sonder wane 5796Hout haer gherne tallen tidenOm die scoenheit sonder vermiden Tander <strong>deel</strong> van der woninghen12 Nes niet van zulker dinghen 5800Want die mure godweetNe sijn niet eere palmen breetEnde es ghedect arde qualike16 Ende ne scijnt ne bore rike 5804Maer beuende ende zeere te brokenCranc ende met groten crokenEnde ghescoort te menigher stat20 An haer ghedane scijnt wel dat 5808Dat soe niet soude staen I vreSulke woninghe hout dauontureLse de auenture gheheer wil zijn24 A Trec soe in haer palays guldijn 5812Ende hare gaet soe daer bereidenMet wel groter behaghelheideEnde gaet haren lechame verchieren28 Met cleederen menighertieren 5816Ende sit alse I coneghinneDan dinct hare in haren zinneDat al dat in de weerelt leuet32 Ieghen hare niet ne heuet 5820Eeren no werdicheden twintSo groot so haer seluen kintDat niemen ne es in erderike36 Die haer hiet dincket ghelike 582435va3zake[n]: Abbreviatuurteken nauwelijks nog zichtbaar.
folio 35rb-35vb, tekst i.1 253Ende waent sijn vrauwe bouen alSone ontsiet gheen ongheualDanne gaet soe de zale al omme40 Elken muer ende elke colomme 5828Besiende harenthare al te maleSoe verre gaet soe in de zale35vbAlleene die hare niet en ontsietSoe dat soe valt eer soes weet yet 5832In die cranke zale die helt neder4 Dat haer vercoeueren cume es wederDanne drijft soe groten rauweDie te voren was so grote vrauwe 5836Ende so zeere oec verwaent8 Dan bepeinst so haer ende vermaentHoe wel hoe scone dat haer stontVan zeluere van goude van bont 5840Dies so nv al quite es bleuen12 Ende wel van allen scijnt verdreuenDanne heuet so rauwe I groet <strong>deel</strong>Ende gaet henen crupen in I bor<strong>deel</strong> 5844Vul van rauwen ende met weenenden oghen16 Men ziet haer vele iammers toghenHare grote rijchede es al verlorenDie soe adde ende bezat te voren 5848Ende hier bi dat dauenture es20 So wandel ghelouet desDat soe die goede werp ter nederEnde die scalke verheft weder 5852So dat hem toe comt groet goet24 Eere werdichede ende heet vroetNochtan neemsoet weder hinAlst haer comt in haren zin 5856Ende nemmer ne wille ghedoghen28 Bedi sijn haer verbonden de oghenOmme dat soe niet weten ne salWien so goet gheuet so mesual 5860Ende hier omme dattie auonture32 Den eenen gheuet tsoete dandre tsureBeede den goeden ende den quadenBi den keerenden van den rade 5864So laet hu ghedinken wat ic seide36 Van socrates die alle beideDie auenture goet ende quaet
254 het comburgse handschriftAltoes hilt in eenen staet 5868Menich exempel moghedi vinden40 Wildijs hu te zouken onderwindenDaer ghijt bi proeuen moghet welBi Seneca wat dat hem gheuel 587236raEnde van Nero den conincMaer daer af willic corten de dincOmme dat die redene openbare4 Daer af al te lanc te telne ware 5876Ero die felle ende die quadeN Dede bernen bi sinen radeRome die werdelike stat8 Ende dede mede doden na dat 5880Die rike heeren die senatureHi dede oec te diere vreOntliuen sinen broeder12 Ende ontleden dedi ziere moeder 5884Om dat hi die stede an zachDaer hi IX maende in lachEnde daermense te sticken sneet16 Besach hi elc let dat onder sceet 5888Ende hoe die vincture ghelachNoyt man so quaet noyt zachEnde daer hi dus besach de lede20 Dedi in sine camere ter stede 5892Den wijn brijnghen ende scinkenIn den nap daer sine vut drinckenBi zire zuster hi mede lach24 Oec nam hijt daer ment an zach 5896Teenen wiue eenen manEnde daer na dedi cleedre anDie hem cleededen alse I wijf28 Eenen man te leuerne sijn lijf 5900 Te seneca sinen meester vroetDedi segghen datti steruen moetNe waer hi gaue hem te kiesen ter stat32 Hoe hi te steruen gherde bat 5904Ende Seneca die meester goetHi coes te sitten in I cupe die stoetAl ghereet met watre warem36 Ende dedem laten in elken harem 5908Ende seide nv laet mi sitten tote dienDatmen mine ziele moghe zien
folio 35vb-36rb, tekst i.1 255Blidelike te sceedene van mi40 Ende also varende daer so begherende si 5912Dus es hi al lachende ghehentSonder te hebben eenich torment36rbEnde aldus dedi den goeden manDaer mesdaet ne gheen was an 5916Danne dat hem de keyser plach4 Eere te doene waer hine zachGhelijc scolier den meester doetDoe seide de keyser en es niet goet 5920Dat men iemene doe eere8 Danne die van Rome es heereEnde keyser van der weerelt medeHem te eerne es wel zede 5924Ne waer est dat ghi mine tale12 Wel verstaen wilt al te maleSo moghedi merken dat rijchedeVan goede eere no werdichede 5928Niemen gheuen mach die auenturen16 Vaste te bliuene bi naturenHine bliue in eenen vasten staetEs hi goet of es hi quaet 5932Want es I machtich so toghedi bat20 Sine quaetheit verstaet datDanne of hi nedre ende kaytijf wareEnde dan laghe in dauenture zware 5936So conste hijt ghedoghen qualike24 Dat hi wel toonde ware hi rikeVu secht mi eene domme taleN Die ghi merken moghet wale 5940Dat eere ende rijcheit mede28 Ver wandelen doen smeinschen zedeDit es eene loghene grootNe waer goet toghet al bloot 5944Van wat zeden dat si waren32 Eer hem tgoet toe quam gheuarenAlse een heuet eere es hi dan felSo machmen dan weten wel 5948Dat hi fel was te voren36 Eer hi ter eere was vercorenDit nes gheene moghenthedeMaer hets eene quade felhede 5952Die scrifture seit diet verstoede
256 het comburgse handschrift40 Dat moghentheit niet dan in goedeNes want niemen te doene goet36vaNe heuet en si dat daermoede doet 5956Ende men mach segghen hier biDat quaet te doene niet en siEnde dit willic hu proeuen wale4 Men seit ende het es ware tale 5960Dat alle dinc vermach onse heereNu mochte yemen segghen meereGod die ne vermach gheen quaet8 Dits waer ic wille ghijt verstaet 5964Nochtan vermach hi alle zakenHier bi willic de waerheit makenDattie quaetheit niet nes twint12 Sintse god onse heere niet ne kint 5968 Nu willic dit al neder legghenEnde voert van der auenturen zegghenNe ziedi niet hoe vonderlike16 Die auenture wert vp erderike 5972Hoe soe den quaetsten die nie man dachteTe al so groter eeren brachteDatti heere so groet was verre ende na20 Nero die den goeden Seneca 5976Doden dede zonder verdienMen sal vp dauenture niet zienNo niet daer vp achten no ghouen24 Weder soe den eenen onder werpt of bouen 5980Of waer dat soene mede laetNe waer ic wille ghise haetEnde van haren gheloue vliet28 Ende vp haer doen ne acht niet 5984 Claudijs die plach zeereTe lachterne gode onsen heereDatti den schalc te verheffene plach32 Ende den goeden mesuel vp eenighen dach 5988Nochtanne so sprac hi medeDat god nieuwer omme ne dedeDan hi te vallen soude meer36 In tormente ende in groot zeer 5992Daer hijt hem mede loont alte maleNu hebdi ghehoert mine taleWildi noch ghelouen den woerden mijn40 So moghedi wel mijn vrient zijn 5996
folio 36rb-36vb, tekst i.1 257Ende hu ne ghebreect nemmermeereNo goet no ruscu no eere36vb Ende wat eist dat ghi meentIc zie dicken dat ghi weent 6000Ende traen oeghet van rauwen4 Ghelijc men mach scauwenVte eene clocke dropele comenDaer men water maect van blomen 6004Ende ne houdu ouer gheenen man8 No die hem niet bedwinghen canSine V sinne no sine zakenDiene te scanden moghen maken 6008Die duuel huter hellen12 Doet hu zeluen aldus quellenDie hu dus wille doen verlaenDat ghi weent so menighen traen 6012Dit doet de god die hute voren16 Hem te dienne heuet vercorenHi brinct hu toe dese martiereHi vercoep arde diere 6016Sine manne die hi ghewont20 Hi iaghet alse men doet I hontEnde hout hu van herten flauWaerdi I man hi soude sul cipau 6020Hu qualike ghedoen moghen24 Laet varen goet man hu doghenEnde hoert na mi het sal hu mindrenLaet weenen de wiue ende de kindre 6024Ende die cranc sijn van daden28 Ne waer ghi die sterc sijt in radeAl eist dat dauenture es comenIeghen hu ende niet tuwen vromen 6028Laet varen so mach haer raet32 Wel keeren teere andre staetDat haer niemen mach verbiedenEist van hoghen eist van nederen lieden 6032Ende dit mach men merken wale36 Bi nero daer ic hu die taleAf hebbe gheseit die felle in radeAls hi alle sine mordade 6036Ghehent adde ende sine felhede40 Als ic hu hier voren verstaen dedeSo hatene sine lieden so zeere
258 het comburgse handschriftDat sijt ghedoghen ne wilden meere 604037ra Die iaghedene huter statDie te voren so hoghe zatDatti was al der weerelt heere4 Ende nv moeste sijn verdreuen met zeere 6044Hi zochte vriende harenthareEnde die sijns te voren name wareNe waer si loken voer hem haer doren8 Ende lietene vaste lopen voren 6048Na hem liep de menighe ende ranDie te voren was sijn manOm hem te nemene sijn lijf12 Dus moeste doe vlien de kaytijf 6052Met drie cnapen in eenen vergiereDaer hem bat nero die quadertiereDat sine slaen souden te doet16 Sine wanhope was groet 6056Dat hijs niet ne waende ghenesenSo dedi hem zeluen na desenNe waer eer bat hi dat men sloeghe20 Sijn houet af ende wech droghe 6060Daer niet worde bekentDatti dus sijn leuen adde ghehentEnde hier nam ende tkeyserike24 Van sinen gheslachte eewelike 6064 Nochtan wilt men weten voer waerDat hi sine eerste V jaerDat keyserike berechte sco wale28 Alst noyt was te gheenen male 6068Berechten alse men wel waent dasWant alse hi eeneghe dinc lasDie hem dochte gaen ant lijf32 Ontfaermdem dat sonder blijf 6072Dat hire omme weende met oghenNe wae sident viel hi van hoghenBi ziere quaetheit die hi dreef36 Dat hi van aermoeden doot bleef 6076Oyt ne conste te gheere vrenN Cresus voer hoeden der auenturenDie coninc was van vele lieden40 Hine was tonder horen wi ghebieden 6080Ende zulken tide te bouen medeDese Cresus was teere stede
folio 36vb-37rb, tekst i.1 25937rb Ghegaen daer menne brochte sciereEnde bernen soude in I viere 6084Doe quam daer I reghen so groet4 Die dat vier al vte goetEnde die liede vloen den reghenEnde Cresus vlo wech sire weghen 6088Wat hi henen mochten vlien8 Ende weder curte<strong>nl</strong>ijc na dienQuam te sinen goede eerlikeEnde was hare moghendelike 6092Ende doe maecti noch orloghe12 Daer menne vinc ende hinc hoghe Dus was hem vergaen sijn droomDie hem dochten dat II gode vp I boom 6096Die hem dienden beede gader16 Iupiter sijn god ende sijn vaderDie I vat hilden ende deden dwaenPhebeus diere bi was ghestaen 6100Hilt hem die dwale mede20 Dese eere die men hem dedeMaectene int herte so grootDat niemene sijns ghenoot 6104In de weerelt ne dochte wesen24 Phanie sijn dochter sprac na desenDie hare androme wel verstoetEnde niet ne smeecte dor gheen goet 6108Lieue vader sprac die maghet28 Dese droem mi zeere wan haghetHuwe houerde die es quaetEnde die auenture dat verstaet 6112Die hout haer sceeren met hu32 Alsic hu wel mach segghen nvBi desen drome die hu toondeAl waest dat soet verscoonde 6116Soe meent daer mede vader mijn36 Dat ghi sult verhanghen sijnEnde dat vp hu dan reinen salEnde daer na suldi verdroghen al 6120Metter hitten van der zonnen40 Dauenture heeft dit begonnen37rb17I is majuskel; na deden is nogmaals deden geschreven, maar vervolgens doorgestreept.
260 het comburgse handschriftOm hu te wisene an de galgheEnde als ghi anghet bi huwen halse 612437va Sal soe v nemen de guldine croneDie hu heuet verchiert so sconeEnde salse gheuen I andren man4 Daer nv lettel gheleghet an 6128Ende daer ghijs vp bewaent twintHeere Coninc ic bem hu kintWat soudic hu voert smeeken gaen8 Aldus so moetti sijn ghedaen 6132Ende omme dat ic wel weet twareHebbict hu ontbonden al clareEnde gheseit wat de dienst groet12 Bediet die hu jupiter dus boet 6136Dat es die lucht die hu zalVan groten watre dienen alVan reine van blexemen ende van donder16 Ende phebus die god van wonder 6140Die hu de dwale so wel hiltDats de zonne die met ghewiltVp den boen sal danne droghen20 Daer ghi vp sat in dit vertoghen 6144Es die galghe daer ghi an hanghen seltNiet anders vader hu droom en speltHu staet wel te doghen dese pine24 Dauenture joncfrauwe fine 6148Wil wreken de aerme liede ouer huDien ghi so zeere quellet nvMet huwer groeter ouermoede28 Dat ghise niet met goede 6152Ne wilt laten no met ghemakeDit es der auenturen wrakeDus werpsoe menighen hoghen man32 Onder voet die daer na ne can 6156Weder nemmermee vp comenEnde goet ende heere heeft al ghenomenDus werrebalt soe so vele36 Met menighen als I zot met spele 6160Aldus <strong>deel</strong>t soe goet ende eereEnde ne roeket met haren keere37va8Ten gevolge van een gaatje in het perkament is de regel circa 1 cm ingesprongen.
folio 37rb-37vb, tekst i.1 261Wien soet neemt ofte gheuet40 In dien dat doch yemen heuet 6164Niemen prijst I odtNo omme eerscaps ghebodt37vbNe acht soe niet al heuet soe waertHare dochter hedelhede begaert 6168Diese mint vor de weerelt al4 Haer naeste nichte ende heet gheualNe waer auenture niemen gheuetHaerre dochter hine heuet 6172Sine herte verchiert wale8 Van dorpernien al te maleWant niemen es so grote heereMint hi quaetheit sone haten zeere 6176Edelheit soe es eene dinc12 Daer dorpers herte noit mede ne ghincHier omme biddic hu lieue vaderLaet huwe dorperheit al gader 6180Ende huwe grote houerdichede16 Ende ane vaet GoedertierhedeEnde weest houesch huwen liedenEnde ontfaremt huwer meisnieden 6184Dit souden sijn conincx manieren20 Houesch Milde ende GoedertiereEnde hier bi so werdi lief ghetalOnder hu ghemeente ouer al 6188Ende sonder dit weet al claer24 Sone es hi niet dan I ander daerLdus so castiede doe PhaineA Haren vader maer hine achtes nie 6192Die zot datti ieuwer ane leide28 Sinen zin dan ane de zotheideTe doene Cresus die onuervaerdeHine bleef vaste in sine houaerde 6196Ende seide dochter ghi hebt onrecht32 Dat ghi mi aldus doet berechtVan minen drome dat bedietIc adde lieuer dat ghi liet 6200Dan ghi mi dus van loghenen dient36 Die gode die sijn bet mijn vrient37vb9Ten gevolge van een gaatje in het perkament is de regel circa 1 cm ingesprongen.
262 het comburgse handschriftDie hier beneden zullen comenMi te heeren ende te vromen 6204Ende te doene al zonder waen40 Den dienst die mi si daden verstaenDaer ic lach in minen droomEnde mi dochte dat ic zat vp I boom 620838raDus trooste hi hem seluen daerNe waer die auenture zwaerQuam diene niet liete ontgaen4 Hine moeste bi sire kele hanghen 6212Ende hier bi proeuic hu alte maleLieue vrient die dinc waleDat hare rat onghestade si8 Laet hare ende comt te mi 6216In dien dat mesualt so groten heerenWaer an sal hem tarem volc keerenEnde ne wildi mi ghelouen niet12 So ghelooft doch dat ghi ziet 6220Van Meinfrote die langhe wileHilt dat Coninc rike van cisileIn paise ende met werdecheden groot16 Sint so slouchen karel te doot 6224Van agyon : ende prouincen graueDaer men vele dogheden seide aueEnde beblo van sinen rike20 Ende Coenradine diere ghelike 6228Dedi af slaen sijn houetNemmer ne moets sijn ghelouetDie prinche van aelmaengen24 Heinric sconincx broeder van spaengen 6232Vul van houerden ende van traysoeneDedi steruen in vasten prisoeneDus verloos Mainfrote dat spel28 Dat wi alle toe saghen wel 6236Ende die graue bleef coninc ende heereSident ontsach hi hem wel zeereDie quaetheit ende dede van Marcelis vaen32 Die beste ende thouet of slaen 6240Ende wart daer die coninc ghecorenSoudic hu al laten horenSine ghescienesse van ende torde36 I groot bouc het wel behoorde 6244Siet vrient hoe hu dit behaghet
folio 37vb-38rb, tekst i.1 263Die auenture diet al draghetDen eenen bouen den anderen onder40 Siet of so werct menich wonder 6248Hier omme es hi zod die ghelouetHare ende daer omme crauwet thouet38rbDat ghi eens cusset die RoseTwi makedi dies so grote nose 6252Dat ghire dus omme gaet weenen4 Waendise cussen al theenenEnde mede driuen huwe weeldichedeLieue vrient dit es al zothede 6256Naer omme dat ic hu seide eer8 Van Mainfrote so suldi te meerTroosten ende van CoenradineDie quader waren dan sarasine 6260Ende ieghen die helighe kerke zwaer12 Ende peinst mede ouer waerVan Cresuse : ende van NeroHoe hem die auenture ghinc toe 6264Diese warp van groter rijcheit16 In aermoeden ende in ellendicheitWaer toe es houaerde dan goetDie de hoghe man te pinen doet 6268Hi soude hier vp wel node sien20 Hoe dat Cresus die so machtich sceenGheworpen wart in die aermoedePeinst oec omme de vrauwe goede 6272Eruba die so grote vrauwe was24 Ende van troyen coninghinne wasHectors moeder ende parijsOec leestmen in distorie sente auberis 6276Die hoghe coninghinne vri28 Darius moeder van PerchiHoese die auenture onder leideIn wel groeter keytiuicheide 6280Mi wondert zeere tallen tide32 Dat ghi hebt so wide in allen zidenGhestudeert in huwen bouckenEnde niet so vele cont ghesouken 628438rb2338rb32Tussen Eruba en die bevindt zich een gaatje in het perkament; de tekst is er omheen geschreven.Tussen ghi en hebt bevindt zich een gaatje in het perkament; de tekst is er omheen geschreven.
264 het comburgse handschriftDat hu hiet can staen in staden36 Ende vergheten cont dese ontradenNu merct wat hu dit studeren dietGhi verghetet al ende ne houts niet 6288Dat ghi leert bi huwen scouden40 Dat vroede lieden gherne houdenDiet legghen in haer herte vastWat cost hem I licht last 629238vaTe draghene ende zonder pineDie vaste hilde int herte zineGoede exemple ende leeringhe4 Hemne mochte in waren dinghen 6296Niet lichte ghescien eenighe blameDie hem van auenturen quameEnde hine achte niet te diere vre8 Weder soe hem goet waer of zure 6300Ende sout al laten varenMaer lieue vrient mi dinct te warenDat hu int herte niet en gaet12 So dicken ghi hu houet omme slaet 6304Dese onghestadeghe minneHout hu so ghebonden hu zinneDat ic hu niet ne can bekeeren16 Doch willic hu een exempel leeren 6308upiter onse hogheste godI Die ouer al heuet ghebodHeuet altoes bi hem gheleghet20 Als ons de cleerc Omerius zeghet 6312In sinen huse II vule tonnenEn leuet man onder der zonnenNo meinsche es hi hout of ionc24 Hine moeter of drinken sinen dronc 6316Want het es eene tauerneDaer dauenture niet in scerneTauernierigghe af ne si28 Sulc drinx meer gheloues mi 632038rb3638rb3938rb4038rb4238va23ontraden: on en traden gescheiden door een gaatje in het perkament.scouden: scou en den gescheiden door gaatje in perkament.houden: hou en den gescheiden door een gaatje in het perkament.Wat: Na de W is de rest van de regel circa 1 cm ingesprongen ten gevolge van een beschadigingvan het perkament.Tussen hout en of bevindt zich een gaatje in het perkament; de tekst is er omheen geschreven.
folio 38rb-38vb, tekst i.1 265Ende sulc drinckets oec minNa dat hem comt in den zinEnde hem die lust daer toe draghet32 Ieghen dauenture ende wanhaghet 6324Ens niemen cume hine drinkes daghesEene pinte of mee dies ghelaghesDat soe hem giet in den mont36 Ens meinsche so blide doe ic v cont 6328Ne hoerti dinc die hem wanhaghetHine wert drouue ende verzaghetEnde weenter omme van rauwen40 Daer omme soude elc sijn ghetrauwe 6332In sine herte vp die heereEnde zonder der auenture keere38vbLaten varen ende haer loneWant si quaet sijn ende met hone 6336V willic hu te deser vren4 N Varen laten van der auenturenEnde van haren zwaren dadenAl waert dat ics wel adde stade 6340Te vertelne die dinc al van hare8 Het soude mi sijn al te zwareBedi willix zwighen voort meerEnde hu segghen sonder weder keer 6344III pointe die mi int herte gaen12 Ende die ic hu voert wil doen verstaenWant men temenigher stontSeghet dat in therte dat in den mont 6348Nu hoert die dinc ende verstaet wale16 Die ic hu segghen sal al te maleEnde hebter toe huwe zinnen Dat een es dat ghi sult minnen 6352Ende dat ander dat ghi oec haet20 Den god van minnen ende versmaetEnde dat derde es dat ghi niet prijst38va3238va3638va3938vb11Tussen ende en wanhaghet bevindt zich een gaatje in het perkament; de tekst is er omheen geschreven.Tussen Ens en meinsche bevindt zich een gaatje in het perkament; de tekst is er omheen geschreven.Tussen ende en weenter bevindt zich een gaatje in het perkament; de tekst is er omheen geschreven.De isolerende punten rond het getal zijn rood opgehoogd.
266 het comburgse handschriftDie auenture ende dat van haer rijst 6356 Lieue vrient dochti mi wesen24 Te cranc te houdene van desenEenighen pointe die ic hu radeIc sal hu doen te bet ghenade 6360Te verlichtene hu grote zeere28 Doe dat eerste van dat ic hu leereEnde mint mi vor al de gheneSo suldi sonder twifel ghene 6364Van alle dandre quite wesen32 Ghi moghet wel verstaen in desenDatter in es wildijt kinnenRedene auenture ende Minne 6368Ende ne versmaet niet mine tale36 An socrates so sceen dit waleDie mijn vrient es ghetrauweHine adde no bliscap no rauwe 6372Om minne no om auenture bede40 Hier bi radic hu hout sine zedeEnde plant mijn herte in dat mijnDer ander suldi quite sijn 367639raEnde jnne heessch hu dinc ne gheeneDanne ghi mi mint alleeneWat segghedi wildi dit doen4 Ontpluuct huwen mont sonder mesdoen 6380Ende seght hets goet ghedaenWat sullen wi hier langher bestaenIe minnere seide vrauwe mijn8 DHet ne mach anders niet sijn 6384Ic moet dienen al mijn leuenMinen meester sonder begheuenWant hi mi riker vp I dach12 Ondert waeruen ende mee gheuen mach 6388Danne ghi ofte yemen die leuetAls hi mi die rose gheuetIn hebbe wat doen van andren goede16 Ic wille met ghestaden moede 639238vb3439ra1039ra12Na Redene is ende doorgestreept.Circa 1 /2 cm achter begheuen heeft een andere hand de schacht van een stokletter getekend maardeze letter niet afgemaakt.Ondert waeruen: De t is heel klein geschreven en toegevoegd nadat waeruen al geschreven was,door teksthand.
folio 38vb-39rb, tekst i.1 267Minen meester houden sijn conuentEnde niet bedrieghen si hu bekentMine herte mochte niet ghedoghen20 Die Rose te latene willic hu toghen 6396Omme hu ofte om iemen elSo waert hebbicse verstaet welIn prise niet ghelouet das24 Socrates hoe vroet dat hi was 6400Ende ne wille daer af nemmee horenTe minen meester van te vorenWillic mi keeren ende vaste houden28 Sijn belof het wert noch vergouden 6404In ghincs hem of dor niemens willeAlsoudi mi leede in die hilleMine herte ne mach van hem niet32 Wat so mijns daer na ghesciet 6408Diet heeft het moet hem bliuen alScone ontfaen diet mi stalEnde ic wilt hem harde gherne laten36 Die rose ne wistic hoe haten 6412Ende hu minnen bi eenighe keereWant ghi dinct mi dorperlijc zeereDat ghi ghedaen dorst nomen40 Want sulke worden zelue comen 6416Vten monde van hoofscher magetIc segghu dat mi zeere meshaghet39rbDat ghise noomt so ouer grofGhi warets wel met mi comen of 6420Ende ghesproken verstaet wale4 Met houescheden bet die taleLse dit Redene adde ghehoortA Louch soe ende sprac dese woert 6424Lieue vrient ic mach wel8 Die dinc nomen wat soudic elDat niet nes dan al goetGhelike dat mense noemen moet 6428Properlijc bi haerre name12 Dies ne hebbic gheene scamenEnne ware grote sonde voer gode39ra3339ra42heeft: De eerste e is heel klein en boven de regel geschreven, door teksthand.meshaghet: mes en haghet gescheiden door genaaide scheur in perkament.
268 het comburgse handschriftDies ic mi dan mochte scamen ode 6432Want sonde sone dede ic nie16 No ne begheere dat soe ghescieWat waend dat het es sondeDattic properlijc metten monde 6436Die dinc nome alsoe si20 Ende bi namen gheloues miEnde daer die god van hemelrikeMet sinen woerden properlike 6440Maecte ane die creaturen24 Om dat meinschelike natureDaer bi soude vaste bliuen staenAnders soude te nieute gaen 6444Die meinschelike nature onse heere28 Maecte bi sinen wille meereIn den vede ende Cullen ende in gegadenDat sijn dinghen die staen in staden 6448Der naturen cracht te ontfane32 Daer al te male leghet aneDat deen van den anderen comenDie weerelt adde ende ghenomen 6452Curtelike ne adde ghedaen36 Die dinghe die ic hu dede verstaenDus eist oec in stommen diereAl sterueter een sine manieren 6456Ende sine materie in dander bliuet40 So wat datter de doot verdriuetDie minnere seide na mijn horenSo eist nv aergher dan te voren 646039vaGhi wilt mi scelden ende castienEnde selue sidi vul ribaudienHet ware goet maecte onse heere4 Die dinc die ghi neemt metter eere 6464Ne waer die lodderhede die ghi spraectNe heuet god selue niet ghemaectGhi sijt zot ende die se noumt gherne8 Mi driuedi daer mede te scernne 6468Rient seide redene de wiseV Sotheit staet niet in minen priseNo noyt in niemens prise stoet39rb19 dinc nome alsoe staat op rasuur met uitzondering van de laatste e.
folio 39rb-39vb, tekst i.1 26912 Al eist dat ic hebbe in minen moet 6472Dat ic hu minne gherne nameEnde in dien datsoe hu es bequameSo dinct mi dat lachter ware16 Dat ics meer maecte mare 6476Ne waer ziet dat ghi niet an gaetDinghen die hu niet sijn also quaetAl eist dat ghi huwe zothede20 Tote mi secht ende wout mede 6480Dat ic eenich dorperlijc ghescalSeide dies ic mi wel wachten salNe waer vrient dat ic hu24 Hebbe ghecastiet tote nv 6484Dat hebbic omme dbeste ghedaenInne bem niet alsoe beuaenDat ic hu iet scelde om hu sprake28 Want scelden es eene cleene wrake 6488Ende quaet te sprekene segghic diEnde ic toghe dat noch argher siEnde weet wel waert dat ic woude32 Dat ic mi zeluen wel wreken soude 6492Ne waer ic beueelt den vppersten alDie mi ouer hu wel rechten salInne wille vechten no striden36 Ieghen niemen te gheenen tiden 6496No meinschen doen verwallen sijn bloetEs hi quaet es hi goetHi helpe hem seluen of hi wille40 Hi bliuet dat hi es ic zwighe stille 6500Quaet te segghene gheloues mieNe was noit el dan rechte duulie39vbDie tonghe soude ghebreidelt wesenWant in prolenise lesen 6504Van almaiesten int beghin4 Eene ieeste die vele heuet jnDie ghene die heet wijs ende vroetDie sine tonghe breidelt ende sinen moet 6508Ende niet ne spreect dan alleene8 Van gode die alle dinc mach ghemeeneEnde diemen vulprisen niet en machMet tonghen no nacht no dach 6512No vp hem te roupen ghenaden12 Die elken mach staen te staden
270 het comburgse handschriftNo gode benedien te zeereNo ghedanken van siere eere 6516Die hi den meinsche heeft ghedaen16 Catoen hi doet ons verstaenVan sinen bouke int beghinIn weet of ghire nie laest in 6520Die meeste doghet es hi hout of ionghe20 Es datti breidele sine tongheDaer omme lieue vrient so doeBreidele dine tonghe spade ende vroe 6524Sprec te niemen ghen quaet24 So doedi wel hets mijn raetEne dinc so willic segghen huE Sonder hatie verstaet mi nv 6528Ende die oec es sonder blame mede28 Mi dochte dat ic wel mesdedeDat ic den ghenen minde gherneDie mi met sinen scerne 6532Van hatyen hiet zotte32 Mi te lachtere ende te spotteEnde sonder verdiente bem ic ghewesMijn vader die oec coninc es 6536Van den inghelen van hemelrike36 Hi es die ghene zekerlikeDaer alle houescheit vut vloytEnde daer alle doghet vut groyt 6540Ende die mi gheuoet heuet al mijn leuen40 Eene dinc heuet hi mi ghegheuenDat ic al te male nomen machWant het es properlijc sonder omme slach 654440raEnde sonder te doene mesdaetDie mi versprac hi dede quaetEnde van dien dat ghi vp mi leit4 Daer ghi mi mede weder seit 6548Dat god onse heere maecte beideDie zaken die ic voerseideMaer hine maecte niet die namen39vb38-4039vb41-42Ten gevolge van een genaaide scheur zijn de regels 38-40 circa 1 cm ingesprongen ten opzichte vande overige regels.Ten gevolge van een genaaide scheur is de ruimte tussen de hoofdletterkolom en de rest van de regelsgroter dan gebruikelijk.
folio 39vb-40rb, tekst i.1 2718 Dies soudic mi wel zeere scamen 6552Ghi secht waer god maket alDat was ende es ende wesen salMaer die namen en maecti niet12 Mi beual hi ende hiet 6556Dat icse noemde na mijn begarenDat ic dede al sonder sparenElc also alst es ghenoemt16 Na dat in die redene coemt 6560Ende hebt rede<strong>nl</strong>ike ghedaen Bi platoen moghedijt verstaenDie seit dat ons ghegheuen si20 Woort ende tale oec daer bi 6564Dat wi toghen sullen ghereetDinc die ons int herte steetEnde daer ghi mi mede vpuaert24 Ende secht het sijn leelike waert 6568Ende oec dorpere die ic seggheBerecht mi van dat ic voert leggheOf ic die hem gaf die name28 Na dien dat mi dochte bequame 6572Adde cullen gheheeten helichdomEnde also weder ieghen stroomHelichdom cullen gheheeten32 Haddi dan wel willen weten 6576Dat cullen waren houessche wortEnde helechdom dan dorper goortNe soudemen met rechte hebben ghepleghen36 Cullen tanebedene ende besleghen 6580In seluere ende in goude goetGhelijc men helichdom nv doetEnde ghecust soude hebben die40 Nu hoert dat hu goet ghescie 6584Ende berecht ten besten miOf dat woert nv quader si40rbDan oft helichdom hadde gheheetenNeent niet dat moghedi weten 6588Ic maecte twoerd die zeker bem4 Dat noit quam in minen zenNoch in mijn herte dorperheideGod onse heere maecte beide 6592Die so houesch es ende so vroet8 Het dochtem seluen arde goet
272 het comburgse handschriftEn maghic niet nomen die dinc al gaderDie god maecte die hemelsche vader 6596Ghine moet mi daer omme vp varen12 Of si te nomene bleuen warenWat men meende ende soudemen wetenDattie vrauwen anders heeten 6600In vrankerike dats costume16 Men sout anders heeten cumeDan met haren propren namenEn ware dat van costumen quamen 6604Ende noemden si twoert van vullen monde20 Sine daden daer ane gheene zondeCostume die es zeere van machteWant menighe dinc maect soe sachte 6608Ende goet die onscone ware24 En daet costume openbareDie lieden gheue dats grote scameDesen dinghe menighen name 6612Si heetent burse ende hernasch28 Oec heeten sijt hapertaschDat es omme gaen cranckelikeMen sout heeten properlike 6616Ghelijc dat sine name si32 Dat ware beter gheloues miN onse scole men dicken seitI Ende in ghelikenessen leit 6620Dat in die lettere niet en staet36 Al die zake daert an gaetDat ic hu seide van ghegadenWildijt horen wel met staden 6624Ic saelt hu segghen alte mal40 Ende ombinden harde waleDie scone loghene van den auctorenEntier poeten moghedi horen 662840vaDiere omme studeerden oyt ende ieHaer heimelicheit hare philosophieSal ic hu segghen nv wildi4 Twaren mi dinct ghi muechter bi 6632Leeren dies ghi moghet verhoghenSecht mi vrient salt hu yet doghen40rb22sachte: Boven de a bevindt zich een horizontaal streepje.
folio 40rb-40vb, tekst i.1 273Of ict hu noch bet ontbinde8 Ende leere ghelijc eenen kinde 6636Al die zaken diere ane gaenSeght mi vrient eist wel ghedaenRauwe ghine dorst hu niet pinen12 V Die wort sijn sulc alsi scinen 6640Ens niemen die verstaet sijn taleHine machse kinnen waleMen daerfse anders niet ontbinden16 Dat wi oec inpoeten vinden 6644Hare loghene ende bi speleDaer vp en achtic niet veleWant ic niet en mach ghenesen20 Ende moet bi der rosen wesen 6648Ende mochtic die noch vercrighenIc liete alle glosen zwighenIn hebbe sombindens niet te doene24 Sint ghi te segghen sijt ghewoene 6652Die waerheit al properlikeSo houdic hu vrauwe zekerlikeOntsculdic van den woerden beide28 Die hu mont ten minen seide 6656Hets goet het dinct mi eereIn therte te peinsen om onsen heereMaer vrauwe dor gods ghenade32 Bem ic sot dats mine scade 6660Ende lachteret mi niet te zeereMi dinct ic dede mi seluen eereDat ic die vrienscap ontfinc36 Van also hoghen conijnc 6664Bem ic sot wat gaets an huIc wille minnen daer ic tote nvHebbe ghemint den rosen knop40 Nemmermee gheuickene op 6668Ende gauic hu dan mine minne40vbEnde niet en ghinghe vut minen zinneDie scone rose diere in steetSo ware ic dat weet ghereet 66724 Ieghen hu in groter valschedeEnde ieghen minen meester medeHier so blijft mijn herte te loneAltoes ane die rose scone 66768 Die laetstaen hu castien
274 het comburgse handschriftWant een twint niet en mach dienWant wildi meer des spreken wortGhi siet mi vlien van hu vort 668012 Ende alse redene dit verstoetMaecte hare wech de vrauwe goetEnde sciet weghe ende liet mi staenIn zwaren ghepeinse zeere beuaen 668416 Met rauwen ende met zeericheden Doe ghinc ic wech zonder beidenTe minen vrient ende telde hem alMijn vernoy ende mijn mesual 668820 Van ende toorde ghelijc ghelijc dat ghiHier voren hebt ghehoert van miOe seide vrient gheselle laet varenD Huwen rauwe ende hu mesbaren 669224 Want ghi sijt om niet ondaenAl es ghevanghen scone ontfaeSint hi hu I cussen iondeSo salne o<strong>nl</strong>anghe stonde 669628 Eenighe vanghenesse moghenOnthouden hine sal hu verhoghenMaer wildire af comen in vraudenSo moetti hu vroedelijc houden 670032 Ende ghetroost hu hier bi zaenWant twaren hi sal wel ontgaen Neen vrient hets buten speleIc hebbe viande alte vele 670436 Al waert maer quade tonghe alleeneDie mi dor bijt therte al reeneMet rechte wildic dat hi veruoereWant alle heeftise ghemaect in roere 670840 Sorghe ende scande haddent waleGheheilt ende dangier alte male41raEn ware die duuel niet toe comenDiet mi heeft al benomen 6712Want die quade vule glottoen4 Adde dandere alle vergaderen doenDat mi sal deeren al mijn leuenDie scone ontfaen adde zien beuen 6716Als hem ver ialousie an riep8 Die quade quene niet en sliepDiene versprac so lanc so meereDies mi noch ontfaermt zeere 6720
folio 40vb-41rb, tekst i.1 275Ic vlo wech met diere spraken12 Ende men ghinc den casteel makenDaer men scone ontfaen in leideNu raet mi vrient vp houescheide 6724Ofte neen ic bliuer om doot16 Ic hebbe de pine enten rauwe grootV sprac vrient alse die welN Bekende der minnen spel 6728Ende hi seide ne wantroost hu niet20 Al doghedi I stic zwaer verdrietNe waer dient den god van minnenGhetrauwelike met allen zinne 6732Datti hu niet ne vinde ontrauwe24 Dat zeere breeden soude huwen rauweVondi ghebrec in eenigher zakenNa dien dat hi hu sijn man maken 6736Wilde dat hi noit ende dede28 Valsche herte so doet medeAl sinen wille ende dat hi beghert alHi sal noch al huwen mesual 6740Wel te pointe bringhen I <strong>deel</strong>32 Al merret hi langhe dat faneelEnde tote hu comen doen auentureDie dat zoete gheuet na tsurre 6744Nu hebt vaste in huwen zinne36 Den hoghen god van der minnenEnde werpt in hu al hu peinsinghenDie zoete sin voer alle dinghe 6748Het ware zotheit lude ende stille40 Liet hi te doene sinen willeNe latene dor ne gheene dincDie God die van hu manscap ontfinc 675241rbNu sal ic hu segghen wat ghi doetDat ghi in langhen tiden huwen moetNiet en set omme al daer te gane4 Te siene daer leit scone ontfane 6756Dese storem ne si gheleghenEnde I <strong>deel</strong>kin al verzweghenQuam het oec bi auenturen8 Dat gh liden sout biden muren 6760Ne waer hout hu in die ghedaneOf hu niet laghe in scone ontfaneEn ware of ghi saghet alleene
276 het comburgse handschrift12 Scone ontfaen teenen veinstre cleene 6764Often carteelen tote dienSuldi dan ontfaermelijc vp zienNe waer dat moet emmer wesen16 Heimelike ende consti na desen 6768Hu verzien hi souts sijn blideMaer dat soudi te dien tidenDecken dat niemen meere20 Ne zaghe diet in quade keere 6772Ende daer omme moet sijn ghedaenDieuelike doe ic hu verstaen Ende eist dat hi hoert spreken24 Al ne dar hi thoeft niet vut steken 6776Hi sal de veinstre luken I <strong>deel</strong>So dat menne niet ziet gheheelNe waer salre heimelike dor louken28 Ende zal hu metten oghen zoucken 6780Also langhe als ghi daer sijtSal hi aldus na hu zien talre tijtEnde sine oghen niet van hu comen32 Laten en wordem al daer benomen 6784Maer hoet hu wel dats mijn raetWaer so ghi comet ofte gaetDat hu quade tonghe niet en zie36 Saghedine oec groettem mie 6788En verwandelt niet hu ghedaneNone doet hem niet te verstaneDat ghine haet omme dat hi seide40 Want die vroede doget sine aercheide 6792Ende so doen alle vroede minneeren41vaDie doghet van minnen gheerenVade tonghe ende sijn gheslachteQ Dat groet es zeere van machte 6796Dienen die vroede ende also suldi4 Hem dienen ende heeren gheloues miGhi sult hem oec presenteren sidi goetMet herten met liue sidi vroet 6800Men zeghet ende het es waer8 Die den dief mach houen daerDat hi wel doet al zonder tale41rb13 carteelen: r waarschij<strong>nl</strong>ijk verbeterd uit e.
folio 41rb-41vb, tekst i.1 277Quade tonghe die dief es wale 6804Hi steelt den meinsche eere12 Die hi weder mach gheuen nemmermeereEnde sine goede name medeMi dincke wel waer het zede 6808Dat menne bet an de galghe hinghe16 Danne den dief die penningheOf cleedren of coren stelen in scurenDie sijn ten rechte ende hebben cueren 6812Nochtanne dat sijt III vout ghelden20 Maer van den quaden tonghen dat sceldenEn die den meinsche nemen sijn eereDie hi weder ghewinnet nemmermeere 6816Dat sine tonghe doet die es quaet24 Die daer in werpt sduuels zaetEnde dat men niewer mede mach betalenNe waer ghelt mach men betren wale 6820 Quade tonghe men vleeuwen moet28 Dattie menighe nv wel doetEnde die hant cust daer mareDie hi woude dat verberrent ware 6824Ofte dat hi ware in tartarie32 Datti daer mochte clappen dieOmme die zake dat die gheneNe gheenen minnere ne gherene 6828 Hets goet scuwen quade tonghe36 Die de lieden blameren met haren tongheQuade tonghe ende sine magheMoete god verdomen alle daghe 6832Ende die moetmen houden met barate40 Met dienste met sconen ghelateMet smeeken te saluene medeEnde met valscher lieuelichede 683641vbDus machmen stelpen sine clappingheEnde met dustanen wanddelinghenSo suldi noch te bouen comen4 Die dinc die ghi te hu hebt ghenomen 6840 Der Quenen die hoet scone ontfanenSuldi oec pinen in dienste te staneEnde oec mede ver ialousien8 God moetse alle vermalendien 6844Ende die so fel es ende so quaetEnde alle daghe daer na gaet
278 het comburgse handschriftTe benemene dach cortinghe ende spel12 Diet doen sine doen niet wel 6848God gheue hem al begheneDie quaet voerdren te hebbene alleeneAl namen dat den lieden al16 Nochtan het niet mindren sal 6852Ende hi die dat sprac nes bore vroetDat niet mindert wat mer of doet Hets alse die kerse in die lanterne20 Die hem dusent lichtet gherne 6856Sonder te minderne haer vierDies ghelike so eist hierDit verstaet wel elc man24 Diet verstaen wille ende can 6860Hi doe aldus sinen diensteEnde diene hem dat dinct mi tsiensteDoet hem eere hets mijn raet28 Maer dat weet wel ende verstaet 6864Dat het so heimelike siDat sire niet moghen biVerstaen huwe meeninghe niet32 Want men dicke gheuallen ziet 6868Datmen sulken helst openbareDiemen wilde ouer wareDatti hinghe bi sire kele36 Nochtan heuet hi met riuele 6872Omme te voerderne sinen willeDat hi draghet int herte stilleIer na mede als ghi siet40 HDen poertier sone laets niet 6876Ghine gheeft hem dat hi priseDie dinc die ic hu al hier wise42raHoede van bloemen ofte almoniereOfte messen die niet sijn diere 6880Vp dat ghijs hebt wel huwe stade4 Sonder huwe groete scadeEnde dat hem yet ontfanghelic siEnde dan suldi gheloues mi 6884Hem vertrecken al hu leet8 Entie pine die hu ouer gheetEnt doghen dat ghi hebt van minnenEnde en condi oec niet ghewinnen 6888Ghiften sine sijn hu te zwaer
folio 41vb-42rb, tekst i.1 27912 So rade ic hu al openbaerDat ghi ghelooft tgrote vp dese stedeWant tghelof breect gheene lede 6892 Ghelooft hoe dat wert vergouden16 Ende zwert diere dats al behoudenWant loghene heeft die maniereDat soe wille sijn ghezworen diere 6896Ende eer ghi ongheharent gaet20 Gheuets hu trauwe dats mijn raetEnde bidt hem dat si hu gheradenEnde oec mede staen in staden 6900 Weent vul hu hoghen met heeten tranen24 Soene salmen gheere loesheit wanenKnielt ende lecht te gader hu handeBidt neerenstelike ens gheene scande 6904Weent met groten tranen bitterlike28 So dat mense siet ghedichtelikeVallen vut huwen oghen nederSi sullens hu teer troesten weder 6908Nde en condi gheweenen niet32 ESo segghic hu wat ghi plietNeemt heimelike huwen spuEnde netter mede dat radic hu 6912Hu hoghen ofte enioen sap36 Ofte van loeke dats vroescapAlse dicken als wille I manMenich truffere diet wel can 6916Die hem den vrauwen laten hanghen40 Sine wilne selue laten ganghenEnde sijs hebben ontfaermenesseDits eene ontfaermelike lesse 692042rbEnde weenen met groten berateEnde scinen minnere in ghelateDie nochtan noit en minden4 Anders dan si hier mede vinden 6924Die ioncfrauwe in sachten willeEnde stelen hem hare herte stilleMaer wisten si dbaraet datsi iaghen8 Hem ne ontfaermets te gheenen daghen 6928Ende eist oec dat hu so steet42ra35Tussen ofte en enioen is hu doorgestreept.
280 het comburgse handschriftDat ghire niet moghet ghereetComen daer soe si of gaen12 So senter boden dats wel ghedaen 6932Diet gherne doen om huwe lieueOf met talen ofte met brieuenEnde scrijft hare dats mi betame16 Maer en set niet huwen name 6936Want daer mede es menich bedroghenDie wel waende wesen in hoghe Hoet hu oec dat ghi niet20 Met kinderen doet hu ghebiet 6940Want het es der kinder zedeDat si gherne spelen medeMet dat si hebben onderhanden24 Ende dat vergaet dicken te scanden 6944Alst comt inder wroughers handenDie gherne breeden hare scandenIndi dien poertier oec mede28 V Van diere manieren ende zeden 6948Dat hi huwe ghiften ontfaetSo sal hi decken huwe daetEnde sal hu arde wel ontfaen32 Naer dat de ghifte es ontfaen 6952Sauons spade smorghins vrouchDan comt ende brinct dats henouchVp huwe hant eenen spore ware36 Als ofte hu daer omme niet en ware 6956Want die portieren werden verwonnenMet ghiften die gheuen connen Eist oec dat ghi den portier40 Vint so houerdech ende so fier 6960Dat ghine te gheenen stedenNo met ghiften no met beden42vaNo met ghewene ne cont verwinnenHine verstake hu in allen zinnen 6964Beede met woerden ende met daden4 Keert wech ende wacht huwer stadenEnde laten met pinen bliuen hier En smalt noyt case ieghen tfier 696842rb35-36Regel 35 is circa 1 cm ingesprongen ten gevolge van een beschadiging van het perkament, om dezelfdereden is in regel 36 een grotere ruimte dan gebruikelijk tussen Als en ofte.
folio 42rb-42vb, tekst i.1 281So zeere als hi smelten sal8 Dies hi waent hebben verloren alDat hi van hu waende vercrighenDies moetti een lettel zwighen 6972 Want die dorper heeft so behaghel herte12 Diene meest mint dooght meest smerteEnde meest hem bidt versmaet hiEnde meest hem dient lachtert daer bi 6976Maer alst bliuen laet I man16 So nedert hi sijn ouerde danEnde sijns te doene heeft nemmeerSo prijst hi dien hi lachterde eer 6980Ende dan dinct hem qualike ghedaen20 Dat hine also van hem liet gaenDus moetmen soucken menighe maniereEnde doen gheliken den maroniere 6984Die zelen varen in die zee24 Ende eene sterre souct ende nemmeeDaer hi mede wille varenMaer dat seil laet hi ghebaren 6988Hine keeret maer ter sterre waert28 Ende altoes keeret daer hi vaert Dus moeten doen de fine minnarenDie hare herte niet willen vertaren 6992Moeten hem houden oec na dien32 Ende moeten iaghen ende vlienOch segghic hu eene maniereN Dat goet doet smeeken de poertiere 6996Want niet verliest meer mede36 Al verliest I man sijn bedeWant sine bede moet in desenEmmer ontfaen of ontseit wesen 7000En en sidi niet ontfaen40 So suldi wech henen gaenEnde hem ne weten gheenen ondancDat si hu verboden den jnganc 700442vb Ende ghelaet hu blide<strong>nl</strong>ikeNochtan eist onghelouelike42va1642va38So en nedert zijn gescheiden door een dun verticaal streepje.Na de hoofdletterkolom bevindt zich een gaatje in perkament en is de regel een stukje ingesprongen.
282 het comburgse handschriftDat men hu verdriuen sal4 Of veriaghen van daer al 7008Maer weet wel in waerhedenDat niemen sal hebben in zedenDen poertier ten eersten male8 Te segghene sinen wille wale 7012Ende hi daer omme comt hierOm te nemene an den rosierDen cnop diere ane steet12 Maer hi mach segghen ghereet 7016Dat hire comt om gherechte minneDaer gheene aercheit en es inneMaer in groter doghet al te male16 Dan sal hi ontfaen sijn wale 7020Ende in ghelaten arde welVp dat hi seit dat hi niet elEnde beghert dan sine minne20 Daer gheene aercheit es inne 7024Dan radic wel in goeden radeDat men dor ne gheene scadeEn beghinne andre zaken24 Men wanets wel teenen ende gheraken 7028Want beghintment onghentSo blijft een al te male ghescentWant men sal hu weet voer waer28 Niet voerder ghetrauwen daer naer 7032Want eene maniere es in vrauwenHoe fel hoe zwaer mense mach scauwenVp dats hem niet en bidt een man32 Sine soukent an hem seluen dan 7036Bi sulken lijcteekine dat hi ghewanWel mach werden openbareEnde gheuen hem om niet ghereet36 Maer die haesteghe god weet 7040Die te haestich es van talenEnt tsine gheuen wille met malenEnde houerdelijc vp dat hi wille40 Die rose plucken na sinen wille 7044Die wanen doen hare voer<strong>deel</strong>Maer hets hare verlies al gheel42vb8Te en segghene zijn gescheiden door dun een verticaal streepje.
folio 42vb-43rb, tekst i.1 28343ra Ende hare al te grote scadeSi addent om niet hilden sijs stade 7048 Sekerlike dat wildic wale4 Dattie lieden al te maleHaren mont hilden ende zweghenTote si haren tijt ghecreghen 7052Si soudens comen te beteren lone8 Ende lieten hem hebben haer rosen sconeEnde hoeden den poertieren Mine dochten noit in gheere manieren 7056Dat hi adde wel mans name12 Die comanscap van sinen lichameMaecte al eist dicken ghesciet Maer daer bi en segghics niet 7060Dat ic wille dat ghi te langhe16 Beit ende daer bi hu ontgangheMaer soucket an hare de minneSpreet haer tnet daer soe inne 7064Walle ende bliue gheuaen20 Ghi mochtet so langhe laten staenDatter soude an haer comen sciereEen of twee drie of viere 7068Ia LIII dosinen24 In eenen jare wilsijs hem pinenEnde souden hem keeren elre waerdeOm dat mense te langhe spaerde 7072 In prise niet dat beit I man28 So langhe dat men hem zoucket anEenich wijf sine minneWant hare dinct in haren zinne 7076Dat soe hem si al te scone32 Die daer na beit blijft in honeDat hem I wijf bidden salDaer omme moet hem I man verzien al 7080Dat hi te vrouch no te spade36 Niet en spreke maer bi radeWant houerdich sijn de vrauwenDies rade ic den man in trauwen 7084Dat hi na sinen point ombeide40 Dit rade ic hem ende hets vroethedeVint hi oec den poertier erreGa van hem dat radic verre 708843rb Wachtene dat hi es blide
284 het comburgse handschriftIn droufheden en zouctem gheenen tideWant ware droefheit niet gheboren4 Verialousie adde selden toren 7092Maer die quade droufheideMaecse verwoet ende erre beiderient oec so mochti comen8 V Vp suken point het mochtu vromen 7096Wesen zee ic segghe hu datEnde sout wel hebben de statSonder yemens toe comen ghegaen12 Ende oec dat kint scone ontfaen 7100Soude messcien ontlopen sijnVan daert leecht dor den wille dijnEnde alse hu dan dat kint wel16 Heeft ontfaen sonder fel 7104Ende ghedaen scone ghelaetDan leeft de rose dats mijn raet Wat ghelate dat toghet dangier20 Of zorghe of scande haer belght hier 7108In dien si hem leeulike varenEnde alse verwonnen ghebaren Ende dat moghedi wel werden gheware24 Alse zorghe beeft van groten vare 7112Ende scande wert roet ende dangier weentDan moghedi wel weten wat men meentOfte dese weenen alle drie28 En achtes nie eene slie 7116Leest die rose ende al bi crachtenToocht dat ghi sijt I man van machtenWanneer dat ghi huwe stade ziet32 Want sine willen ghespaert niet 7120Wesen want hem behaeght welDese fortse al zonder felWant vele volcx es van diere zeden36 Dat si de dinc die hem ghebeden 7124Es niet doen noch toe comenSone wert hem met crachte ghenomenEnde dan verdraghen sijt gherne40 Ende weet dat wel ende niet in scerne 7128Ontghinghe soe hu yet in desenEer die rose ware ghelesen43va Voert meer soudemen hu hatenEnde niet so naec comen laten 7132
folio 43rb-43va, tekst i.1 285Maer werdi gheware wel4 Dat soe wert erre ende felEnde hare wille weeren de ghelikeDan latet varen haestelike 7136Sonder meer te doene an8 Ende gheuet hu gheuanghen manGhenaden biddende ende beit zaenTote die III poertiere gaen 7140Wech die bi den kinde saten12 Ende scone ontfaen alleene laten Besiet oec scone ontfane tkintIn welker maniere ghine vint 7144In dien so pijnt hu oec te sine16 Al sout hu gheuen I <strong>deel</strong> pine Es hi blide sijt blide medeEs hi erre hebt oec errede 7148Lacht hi lach weent hi weent20 Dus werct mede wat hi meentMint den ghenen dien hi mintLachtert den ghenen die lachtert tkint 7152Ende prijst mede dient prisen wille24 Dus blijfdi in dijn herte stilleVaendi dat eene vrauwe sconeV Sal gheuen hare minne te lone 7156Eenen knecht also helpe v god28 Die rike behaghel es ende zotEnde snachts gaet singhende achter stratenNeen soe niet soe moeten haten 7160Want soe soude ontsien te zeere32 Bi hem te verliesen haer eereEnde te werdene in niemarenSoe ware zot dade soet twaren 7164 Spreect oec I man van minnen fijn36 An een zot ioncfraukijnSo wille so hare ghelaten vroetEnde versteect de minne goet 7168Om dat soe peinst in haren sin40 Dat hire niet en heuet inEnde waent altoes ghehoent wesenEnde dan soe verstoet soe desen 717243va16Al: oorspronkelijk stond er Also; so is doorgestreept.
286 het comburgse handschrift43vb Ende keert hare an eenen anderen manDaer soe haer eere vernedert anEnde steect den ghetrauwen henen4 Ende hout haer voert an den ghenen 7176Daer soe ghekeert heeft den moetNochtan dat hi haer en doet Nemmeer no goet noch eere8 Dus kiest soe tquaetste van beeden zeere 7180Ochti oec scone ontfaneMIewerincs mede comen aneEmmer so ne lietes niet12 Ghine spelet ieghen hem hiet 7184Of ten tafelen of ten scakeEnde emmer so doet die zakeDat ghi hebt tquaetste van den spele16 Dat soude hem ghelieuen vele 7188Ende verliese al dat ghi setEnde maecter huwe feeste metMet huwen verliese ende prijst mede20 Al sijn ghelaet ende sine zede 7192Dient hem altoes dats wel ghedaenEnde sal hi oec versitten gaenSo sijt emmer dan wel ghereet24 Leght hem cussijn ende cleet 7196Dus moghedi te baten comen Ende hebdi oec hiet vernomenDat sine cleedre hanghen in de moude28 Heftse vp also houde 7200Cortelike want ghi weet waleDat hem behaghet al te maleEnde en ontsiet hu niet van desen32 Dat ghi sult versteken wesen 7204Maer ghi sult tuwen vromenEnde tuwen wille tuwer zaken comenieue vrient die minre seide36 L Dits eene rechte dulheide 7208Dat ghi mi hier verstaen doetHoe soudic hem eere ende goetGhedoen ende dienst mede40 Desen volke dat heeft zede 7212Dat altoes valsch es ende onreeneSonder scone ontfaen alleene44ra Hoe soudic hem dan doen heere
folio 43vb-44rb, tekst i.1 287Ic haetse vtermaten zeere 7216Of si waren mine doot viande4 Diendic hem dan dat ware scandeDien ic ian alle quaethedeHet ware beter dat ic hem ontsede 7220 Ghedochte dat ic hem ontsegghe eer8 Quade tonghe die mi meerBespiet dan wel redene siOf ic hem bade riedijt mi 7224Dat hi hem van sinen quade12 Ontoghe ende mi beteringhe dadeNa dat ware van minen gheuougheOf riedijt dat ickene versloughe 7228Ende aldus mine wrake neme16 Of claghe den rechtere ouer hememijs seide dit en soude hu niet doghenA Die ghene die sijn in orloghen 7232Souden zulke daghen doen20 Quade tonghe die glottoenEs in sinen doene bedectDie viantscip die hi sprect 7236Draecht hi harde heymelike24 Haetti yement zekerlikeEist man of wijf dien heeft achterEnde spreect hem blame ende lachter 7240Hi es oec verradre god moetem scaden28 Dies soudemen te rechte weder verradenNiemen die verradere esEn ghelouic des sijt ghewes 7244Want hi haet de liede van binnen32 Dies hi buten niet laet bekinnenHi lacht van buten dats an scijnMaer sijn herte draecht venijn 7248Sulc man en behaghede mi nie36 Want quaet was hi oyt ende hieHets recht dat men verraders bi godeWeder met verradene dode 7252Niet eerliker en machmen wreken40 Ouer hem die quaet spreken Ende of ghi ouer hem claeght zeereWaendi dan dor onsen heere 725644rb Dat dat gheruchte bliuen salNeent al mochtijt proeuen al
288 het comburgse handschriftMet goeder orconden dat loghen ware4 Nochtan soudijt houden openbare 7260Ende meer sine tande coteren medeDan hi noit te voren dedeEnde verniewen alle de zaken8 Die huwen lachter meerre maken 7264Want sulc waent minderen sine scandeDie hem wast voer die handeDade hi hem oec bidden mede12 Dat hi minderde dat hi dede 7268Hine daets niet hi es so ghedaenDadine oec huwen vrienden verslaenDat ware al te zeere mesdaen16 Want crancke zoene soudijs ontfaen 7272Ontseidine oec van den liueEnde seidijt dan den quaden wiueVer ialousien ende so dan dade20 Scone ontfaen meere scade 7276Ende leide in sterke vingherlineOf dade de ionghe leden sineVerbernen in eenen viere24 Of verdrincken in een riuiere 7280Ofte leide in sulke zeerDat ghine en saeght nemmermeerSo soudire meer omme sijn in zeere28 Danne nie karel was de heere 7284Om roelande die in ronceualeVerloes sijn wijf dat weet men waleDie minre seidedes en roekic niet32 Den duuel beuelic diet hem riet 7288Ic wildicken seluen adde verhanghenDie mine ioye dede ontganghen Gheselle seide amijs nv hoort36 Ende laet varen dese woert 7292Anders moetti wrake nemenTe hanghene soudi niet ghetemenEenen meinsche want hi wrachte40 Ende hoert niet tuwen ambachte 7296Het behoert den rechtere toeMaer ic segghu wat men doe44va Met verranessen loent hem wederEnde lecht al tghedrech neder 7300
folio 44rb-44vb, tekst i.1 289Ie minre seide vrient dat verstaet4 D Ic houde mi gherne an desen raetMaer wisti eenigherander wijshedeDaer ic lichteliker mede 7304Den casteel mochte vercrighen8 Ic soude noch beiden ende zwighenAmijs seide ia ic zekerlikeMaer hi ware quaet I man met rike 7308 Gheselle wie dat wille scoffieren12 Desen casteel in allen manierenEnde werpene neder in den grontSo dats meer en ghewaghet mont 7312Ende si hem alle zullen gheuaen16 Gheuen die daer binnen staenDat es dat hi gheuen salHem alle goet bouen ghetal 7316Tgoet moet hi gheuen sonder weere20 Dat heeft ontheert menighen minneereDat weetic bi mi seluen waleDen wech hebbic al te male 7320Ghemeten ende langhe ghegaen24 Dies maghickem hu bet doen verstaenEnde menighen zomer ende lentijnHebbicker pelegrijm in ghesijn 7324Laet miltheit in de rechter zide28 Ende maect ter slincker hu lideGhine sult niet in de roteGhegaen verre eene boghe scote 7328Ghine sult breken sien de mure32 Ende vallen al duerentuereEnde caueleren oec ter stedeTorren ende casteele oec mede 7332Entie poerten al hopen staen36 Ende alle die lieden sijn ontdaenIn dese zide es die casteelCranker vele dan I wasteel 7336In vieren te <strong>deel</strong>ne ware40 Eer so soude die muer al dareSijn te broken ende ghewonnenEer een casteel te rechte ontgonnen 734044vb N desen wegh daer ic af sprekeI En mach comen zekerlekeGheen arem man die leeft
290 het comburgse handschrift4 Want men hem verboden heeft 7344Den wech gheheellic alte maleMaer addene dat weet waleIemen gheleet tote daer binnen8 Hi soude de hant wel kinnen 7348Also wel als ic doeDiene hebbe gheleert langhe ende hoeEnde wildi ghi sultem connen zaen12 Want vrouch ghenouch hebdine bestaen 7352Vp dat ghi hebt groet goetEnde in ouerdade verdoetMaer in leidere hu niet god weet16 Want aermoede heeft mi dats mi leet 7356Den pas verboden dat mi deertWant dat mine es al vertheertEnde al dat ic helre wan20 Hebbicker mede gheleit an 7360Maer sint ic nemmeer en mach gheuenBem ic al te male verdreuenSoe seide en comt nemmeer hiere24 Sint ydel es huwe al huwe almoniere 7364Ende ghi nemmeer en moghet gheuenSo es hu beter thuus ghebleuenWant hier en mueghdi niet winnen28 Rijcheit en leider hu weder binnen 7368 Ende wien datter rijcheit in leetHoe scone soet hem voren spreetAls hi keert ontsegse hem beede32 Vrienscap bliscap ende ghelede 7372 Weet oec wel diere comt jnneDat hi met ne gheenen zinneHuut en mach weder comen36 Aermoede en hebbe ghenomen 7376Ende leedene vut metter hantAls eenen verstotenen truwantAldus de ghene dietsine vertheert40 Sottelike als hi beghert 7380Te doene een <strong>deel</strong> sinen wille45raMoet hi dorke ende zwighen stilleRmoede woent int ander hootAVul lachters ende vul scanden groot 7384Ende doghet bi waerheden4 Vele scanden ende zwaerheden
folio 44vb-45rb, tekst i.1 291Ende menighe verstoremthede quaetSone heeft no goede werc no daet 7388Sone doet nemmer so wale8 En si ghelachtert al te maleVan aermoeden bebdi te doen niet elDan ghi peinsen moghet wel 7392Dat quaet si vallen in aermoede12 Dat weten si wel . die van goedeSijn in aermoeden comenHet heeft menighen tlijf ghenomen 7396Ende doen hanghen bi siere kelen16 Een arem man moet langhe quelenEnde in groeter aermoeden leuenEer hem de lieden dat hare gheuen 7400Dit souden weten ende kinnen20 Te rechte wel de ghene die minnen Want arem man heeft niet de toe datDaer hi de minne mede ontfaet 7404Aermoede doet den man versmaden24 Ende leuen met onghenadenEnde oec verladen werden zeereDor god gheselle hoet hu eere 7408Ende ghelooft den woerden mijn28 Want ic hebber an ghesijnMeester te wel menighen stondenEnde hebbe de waerhedede al ondervonden 7412Properlike an minen persone32 Van al dat ic hu hier sermoneIc weet wel bi mi seluen watAermoede doen mach weet dat 7416Lieue gheselle bet vele dan ghi36 Daer omme soudi ghelouen miWant ic wille hu wel lienDat ic hu segghe omme castien 7420Want wel es hi ghebenedijt40 Die hem bi eenen anderen castijtV hoert vrient ende werdes vroetN Men hiet mi houesch ende goet 742445rbEnde oec wasi lief ghetalOnder die gheeselen alDie wile ic gaf bouen maten4 Nu doet aermoede dat ict late 7428Want bi minen groten vertherne
292 het comburgse handschriftBem ic comen in zwaren deerneWant ic met pinen ghecrighen mach8 Daer ic mede ghelide den dach 7432Eten ende drinken medeEnde cleedre naer die zedeAermoede die naemt mi al12 Want doe mi adde in desen val 7436Brocht dauonture die mi mesdiendeDoe verloesic al mine vriendeDie mi af ghinghen ghemeene16 Sonder wanic een alleene 7440Dauonture dat soe mi al namMetter aermoeden die met haer quamNam soene dede ic lieghe dats waer20 In namse mi seluen maer 7444Maer wel soe weetic in desenHadsi mine vrient ghewesenOm haer en adden si niet ghehaten24 Mi ende al te male ghelaten 7448Soene dede ieghen mi gheene dincDan soe haers selfs vriende vincHaer selfs ia in wiste twint28 Metten zwaersten hebbict bekint 7452Met herte met liue ende met goedeDies mi zwaerlike es te moedeIc waentse hebben ghehat al32 Maer nv als ic bem in den val 7456Sone addicker niewerinc nietDus iamerlike es mi ghesciet Nu vlien si mi dien ic dede trauwe36 Ende maken van achter vp mi de mauwe 7460Om dat ic ligghe onder dat ratDauonture soe dede mi datNochtan soudic te rechte niet40 Ouer dauonture claghen hiet 7464Die mi ghedaen heeft openbareMeer houescheden dan ic ieghen hare45vaNoit verdiende na mijn verdienSoe heeft mi verclaert mijn zien 7468Met hare specie die soere in goot4 So dat ic nv kenne al blootMine vriende ende hebbe ghedaenSint ic met aermoeden wart beuaen 7472
folio 45rb-45vb, tekst i.1 293Die mi mine vriende heeft benomen8 Daer ic meer toe en wane comenMine vriende heeft soe ghetoghet miBi der aermoede daer ic in si 7476Die ic te voren niet ghekint12 En hadde want ic was blintSi boden mi lijf ende goetEnde seiden ghezelle nu doet 7480Al huwen wille metten minen16 Sonder vraghen ende pinenWant gheen goet vrient weet waleEnde ghert te houdene teenighen male 7484Ieghen sinen vrient godweet20 Van goede dat ter auonture steetNoch sijns selfs lijf medeEnde sint so grote lieflichede 7488Es vrient tusschen hu ende mi24 Gheuic mi vp hu eeghin vryEnde bedi dat me niet kinnenEn mach ghetrauwen vrient van binnen 7492Men hebbene ter noet gheprouft28 Vp dat ghijs eenich sins behouftDoet mi legghen voer hu gheuaenOfte voer hu te boorghe staen 7496Neemt mijn goet vercoopt al32 Besiet of ict yet willen sal Hier mede en lietijt niet varenHine dede mi nemen sonder sparen 7500Dinc die niet was arde waert36 Om dat hi mi te smeeken gaertMaer die heeft scande luuct den montEnde en dar ne hopenen te gheere stont 7504Maer neemt sinen on wille in goede40 Dat niemen kenne sine aermoedeMaer wilt in hem seluen slutenEnde toeghen tscoenste al teenen buten 750845vbM Alsoe als ic doe nvDats nv vergheten al te maleAer lieue vrient dat segghic v4 Mine vrient hare eerste tale 7512Daer si mi eerst smeecten medeSi scuwen mi nv telker stedeDus en doen de ghene niet
294 het comburgse handschrift8 Die men papelaerde ziet 7516Ende achter lande gaenDese doen van buten verstaenDat leelicste van hare aermoede12 Ende binnen leuen si met goede 7520Ende hebben pytantie vet ende goetDiese wel altoes beuen doetEnde gaderen groeten scat16 Maer buten segghen si dat 7524Dat si hebben hongher ende brekeNu willic eer ic te verre sprekeSwighen ende latent varen20 Want dat segghic hu te waren 7528Dat altoes haten ypocritenDie waerheit van haren vitenEn seit vrient ende hets waer24 M Sotte herte bringht in pinen zwaer 7532Te menigher tijt haren heereDat weetic bi mi zeluen zeereWant mi waen heeft mi verraden28 Ende brocht in scanden ende in scaden 7536Sonder eenighe ander dingheHebbic alle zonderlingheVerloren alle mine vriende32 Wat ic noit ieghen hem verdiende 7540Dat blijft al te male verlorenMaer ic weet dat wel te vorenDat ghi mijn ghetrauwe vrient sijt36 Ende sult wesen tote diere tijt 7544Dat hu sceet de siele van liueWant icker al soe bliueDie wile dat ic mach leuen40 Maer die doot doet al begheuen 7548Ende menich gheselscap sceedenDat node doet onder hem beeden46raMaer ghtrauwe minne al sceet siMetter doet gheloeuets mi 7552Soe blijft ghestade metten ghenen4 Die niet en es ghesceeden henen Want al waert dat ic nvVersciede ic soude nochtan met hu 7556In therte bliuen sonder vergheten8 Ende tselue moghedi van mi weten
folio 45vb-46rb, tekst i.1 295 Ghelijc dat leefde pyrotheusIn dat herte theseus 7560Diene so minde na sine doot12 Dat hine met pinen grootLeuende sochte in der hellenSo zeere ghinc hire hem om quellen 7564Dese minden weet men wel16 Maer aermoede es meer felDan die doot dats waerhedeWant ziele ende lijf dootse beede 7568Des prouft men wel de waerhede20 In dieften ende in zwerne medeEnde in menigherandere quaethedeDits eene dinc die hem doet lede 7572 Dit en doet de doot niet24 Want als mense comen zietHoe zaerlijc soe comt toe ghegaenVp eene vre so eist al ghedaen 7576Lieue gheselle ghedincke hu scone28 Van den coninc salomoneDie van iherusalem was conincHi screef menighe wise dinc 7580Hi seide lieue kint hoet hu32 Talre tijt ende ooc nvIeghen aermoede dats mijn raetWant aermoede dat verstaet 7584Doet broeder ende broeder laten36 Ende versteken ende hatenHi seide hi adde lieuer de dootDan te sine in aermoeden groot 7588Om dat zorghelijc es aermoede zwaer40 So spreect hi voert openbaerVan ghebreke die ieghen hareHare viande wrect openbare 759246rb Hoet mi heere want zekerlikeEns niet so onwert als die heeft brekeIn loyen ghelijct men oec dien4 Din men mach in scanden zien 759646ra946rb1Ghelijc: Tussen de hoofdletter G en lijc is he later toegevoegd en klein geschreven in de ruimte tussende hoofdletterkolom en de tekstkolom, door teksthand.Tussen Hoet en mi bevindt zich een gaatje in het perkament; de tekst is er omheen geschreven.
296 het comburgse handschrifteere leelijc es aermoedeS Maer ic dart segghen wel in goedeVp dat si dat ghi hebt so vele8 Penninghe ende scoenre juweele 7600Dat ghi mueght gheuen waleWat ghi wilt al te maleEnde meer dan ghi cont ghelouen12 Ghi comt al huwes dincs te bouen 7604Ende sult rosen ende knoppen lesenHoe vaste si besloten wesenMaer ic weet zekerlike16 Dat ghi niet en sijt so rike 7608Noch ghine sijt so nodech nietGhine sout gherne gheuen hiet Daer bi so gheeft so cleene scoenhede20 Dat ghire niet en vallet mede 7612In aermoeden met versmadeGhi soudets hebben verlies ende scadeEnde men soudu tallen wilen24 Waer dat men hu saghe beghilen 7616Dies ghi hadt bi huwen aneverdeGhecocht die dinc bouen hare werde Het vought oec wale dat ghi sent28 Van nieuwe frute scone prosent 7620In dwalen of in paenren medeWant dat es eene goede zedeAls appelen of peeren dans niet diere32 Of ander fruut van diere maniere 7624 Eist oec dat ghijt hebt ghecochtSeght emmer dat ghijt hebt brochtEnde van huwen zin gheprosenteert36 So salt met hem wesen wert 7628Rosen roet soudi oec bringhenOf violetten met desen dinghenOf van bloemen scone hoeden40 Dan mach hu bringhen in gheene aerm[o 7632eet oec wel dat ghiften verwinnenW Die quaetsprekers in allen zinnen46va Ende al wisten si eenich quaet46rb1746rb40so en nodech zijn gescheiden door een dun verticaal streepje.Door het afsnijden van het blad is tekstverlies opgetreden.
folio 46rb-46vb, tekst i.1 297Van den gheuere dat verstaet 7636Si souden al goet van hem tellen4 Voer vrauwen ende voer ghesellenMenighen behout ghifte in deereDie ghelachtert soude sijn zeere 7640En waert bi den ghiften niet8 Bi ghiften men oec dicken zietMenighe goede prouende gheuenEn daet ghifte die ware bleuen 7644Die ghiften diemen pliet te gheuen12 Gheeft oerconscap van goeden leuenOueral heeft gheuen statAl heeft soe teere steden bat 7648Dan soe teere andere steden can16 Gheuen maect sinen heere goet manGheuen prijst den gheuere zeereEnten nemere lachteren meere 7652Die sine edele vriheit goet20 In anders dienste leent om goetEn dinct mi beraden niet waleNu no te gheenen male 7656Wat holpt dat ics vele die24 Ghiften vaen gode ende liedenHeselle verstaet dese waertG Die ic hu hebbe gheopenbaert 7660Ende weet wel wildijt ane gaen28 Dat ic hu hier hebbe doen verstaenHu en gaet niet af die god der minnenAls ghi den sterken casteel wilt winnen 7664Sal hi hu bringhe hu ghelof jnne32 Hi ende ver venus de goddinneSi sullen verstriden de poertiereEnde warpen neder sciere 7668Den sterken steen ende dan muechdi36 Nemen de rose hoe vast so siBesloten dies sijt ghewesEnde teerst dat soe ghewonnen es 7672So es die meestrie al40 Hoe mense behouden salDat ghire langhe bi duren muechtWant ens gheene meerre duecht 767646vb Dan dat de lieden behouden connenDie dinc die si hebben ghewonne
298 het comburgse handschriftWant si werden zuer int winnen4 Des mach men wel keytijf kinnen 7680Die verliest sine vriendinneBi faeuten die siere vinden jnneWant het es eene dinc hoghe8 Dat I wel behouden moghe 7684Die ghene die hi met herten mintDat hise verliest niet I twintWant dien god onse heere gheeft12 Dat hi eene vriendinne heeft 7688Wetende simpel ende vroedeHem mach wel sijn te moedeEnde hem gheuet hare minne16 So datter gheen coop inne 7692En es want in prijsde nieVrauwen minne daer es copieEnde soe en daden noit vrauwen20 Sonder loddinghen die men scauwen 7696Mach die haren lechameGheuen omme ghiften nameHare minne te gaet metten goede24 God werpse in die helsche gloede 7700Ochtan so verstaet mi waleN So sijn dese wijfs al te maleSo ghierich bouen ghetal28 Dat sijt willen verzwelghen al 7704Ende nemen wat sijs moghen ghewinnenVan haren vrienden hoe zeere sise minnenNa dien dat ons bescrijft de clerc32 Iuuenael in sijn werc 7708Die bescreef van iberinenDat soe eer soude der pinenGhedoghen dat men hute stake36 Hare eene oghe met onghemake 7712Dan soe haer laten soude ghenoughenMet eenen man ende daer toe voughenWant te nauwe ware haer een man40 Hoe vele hijs verpleghen can 7716Van naturen was so so heetIc wane men gheene vrauwe weet47ra Hoe zeere dat soe berrent jnneOf hoe wel soe hout hare minne 7720Sone rooft haer lief nacht ende dach
folio 46vb-47rb, tekst i.1 2994 Ende torment waer soe machWat zullen dan doen de wijfDie om ghelt gheuen haer lijf 7724Sint men cume eenighe can vinden8 Die hem als onder windenDan van goede te nemen wonderSo hebben si de minne tonder 7728 Dese reghele die ic hu12 Hier hebbe ghegheuen nvFaelgiert zulken tijt ic waneWant het was in minen verstane 7732Dat ic gaf dat vonnesse16 Dat van den quaden was mine lesse Maer es een wijf van zulker zedeGhetrauwe van herten ende sinpel mede 7736Ende houesch van manieren20 Een cnape scone ende goedertiereHi mach hare ghetrauwen te batMaer wachten bouen al dat 7740Dat hi hem niet ghetrauwe beide24 In hare vorme in hare scoenheideWant sint hi sijn engien wilt makenSo moet hi versien die zaken 7744Hare zeden haer const ende haer wijsheit28 Eer hire sine herte ane leitMaer die maer alleene ane zietDie scoenheit sone diedet niet 7748Want soe duert o<strong>nl</strong>anghe vaert32 Het gaet met herten auonde waertWant scoenheit mach o<strong>nl</strong>anghe ghedurenSo soe langher leeft na dier naturen 7752Want soe mindert vp elken dach36 Maer die sin ghecrighen machDat blijft alle stont ghereetDie wile hi vp de weerelt gheet 7756Ende beter es in de houde sijn sin40 Dan hi eerst was int beghinEnde hi wert meerre alle dagheEnde hi hoghet vriende ende maghe 776047rb Daer bi een cnape die hem versteetEnde wise<strong>nl</strong>ijc mede omme gheetSal te rechte gheprijst wesen4 Ende eene vrauwe wert in desen 7764
300 het comburgse handschriftSeere blide want haer wel gaetDat soe heeft haren zin bestaetAn eenen cnape vroet ende wijs8 Ende die van dogheden heuet prijs 7768C soude oec segghedeI Raets of mi wel behaghedeDat men maecte ghedichten fine12 Mottette ende liedekine 7772Scone sprekende ende waleDie hi sende dan der smaleWaer omme te ghelieuen hare16 Maer ay lacen dats openbare 7776Dat woerde lettel helpen int fijnDan dat si gheprijst sijnMaer grote borsen weghende wel20 Met florinen ende niet el 7780Entie oec vlieghen in plaetchenHi mach hem alre best betrachenWant al te male leghet daer ane24 Mi es leet dat ics vermane 7784Ende merre so ware mijn clagheSaghict niet aerghen alle daghenden tiden ons eerst vader28 I Ende onser moeder beede gader 7788Naer dat ons de lettre seghetDaert in bescreuen leghetDoe so was ghetrauwe32 Daer gheene ghiericheit was jnne 7792Deen en begherde den anderen nietTe rouen also men nv plietDie lieden so weeldich niet en waren36 Van cleedren no van spisen te waren 7796Si ghinghen hem int bosch ghenerenKerstaengen applen noten peerenEnde raepten dat si verteeren40 Naer dien dat si begheeren 7800Si aten rachinen ende cruut47vaEnde coren dat si wreuen huutSine hadden anders gheene spiseDan dese ende van deser wise 7804Sine dronken niet dan fonteine4 Die si vonden scone ende reineSine dronken wijns no claerheit
folio 47rb-47vb, tekst i.1 301Want hi was hem onghereit 7808Terde was oec onghewonnen8 Anders dant hadde god begonnenEnde te maect bi sijnre listeWant niemen al daer of ne wiste 7812Sine sochten gheene diere spise12 Si cleedden hem na die wiseDat dat dier cleedre drouchMet suker verwen hadden si ghenouch 7816Si verwedense met gheenen crude16 Si droughen some an beesten hudeSi decten hem met droghen risenDie behaghelheit si lettel prisen 7820In derde maecten si hole groet20 Daer si scuulden in ter noetAls men tempeest ontsachDies hem haer sin wel dede ghewach 7824Anders so liepen si vp tgras24 Of vp hoy datter bi wasMaer als leden was die lochtDie cout gheweest hade ende vocht 7828Daer sijt in adden ghehadt te hart28 Entie tijt lieuelijc wartSo dat elc voghel den dachSorghins groette als hine zach 7832Die hem therte vervroyen dede32 Ende zephirus die wint medeHuten westen wayende quamEnde dat flora sijn wijf vernam 7836Die godinne es van den bloemen36 Dede soese scone vut comenEnde tallen steden bloyen welWant sine kennen niemen el 7840Ouer meester dan dese twee40 Noch hier int lant no ouer zeeDese gheuen hare vaerwe menigherandeNa dat si wassen achter lande 784447vbVan desen bloemen dus ghescapenMaken magheden ende cnapenMenich dierbaer hoedekijn4 Die fray ende scone sijn 7848Van desen bloemen maecten si te maleHare bedden die roken wale
302 het comburgse handschriftIn die prayeel in die vergier8 Dat was eene scone maniere 7852 Dan stont gheciert also sconeAlst ghesterret staet an den troneVp sulke bedden alsic segghe12 Sonder van ghiericheden vlegghe 7856Segghic dat doen tien tiden laghenDie ghene die der minnen plaghenEnde onder helsden hem ende custen16 Ende als si mede wilden rusten 7860Hare omme ganghe ende hare cortinenWaren die bome daer dore scinenDer zonnen rayen niet en conden20 So dicken waren si tien stonden 7864Daer onder si hare dansen dreuenEnde hare spel sonder begheuenSine zorgheden om dinc gheene24 Dan hoe elc sij<strong>nl</strong>ief alleene 7868Helsen mochte ende cussen medeEnde al bi groeter vriendelichedenSine hadden prinche no coninc28 Dat hare was al ghemeene dinc 7872Niemen hadde propers twintWant eene dinc was hem bekintDats eerheit ende minne fijn32 En moghen niet ghesellen sijn 7876Sine moghen dueren niet te gaderWant eerscip breket al te gaderIer bi ziet men in huweleken36 H Van wiuen vele quader treken 7880Alse die man waent wesen vroetEnde dan sinen wiue mesdoetMesprijst ende zeere slaet40 So dicken slaet hise dat soe gaet 7884Menich waerf daert hem es leetDaer soe te voren godweet48raLettel om peinsde ende gafWant hine caens niet comen af 7888Ende wille hebben de meestrie4 Dattene god vermalendieDan ziet hi zotte dierne quaetGhi maect mi te groet beraet 7892Als ic bem te minen labure
folio 47vb-48rb, tekst i.1 3038 So hebdi wel huwen wille ter cureDan gadi baleren ende springhenEnde als eene merminne zinghen 7896God die gheue hu quaden dach12 Ende als ic om onse beiachTe rome bem of in friseMet coemanscepen so faitise 7900Ende vint men in de stat dan niet16 Ende als hu dan yement zietDie hu vraghet waer biGhi sijt so behaghel dan seghdi 7904Dat ghijt oet om huwen man20 Om mi keytijf hoe lieghdi danWie weet dan waer dat ic bemSint ic bem so verre van hem 7908Ofte leuende ofte doot24 Ofte in eenighen anxte grootIc bem hu onghevalleghe cnapeMet eer blasen van eenen scape 7912Souden mi de quade knechte28 Int aensichte werpen met rechteDat ic hu anders en castie nietWant ens niemen die hu siet 7916Hine weet dat te voren wale32 Dat ghi liecht al te maleOm mi ay lacen ay miSeghdi dat al te male si 7920Ic was vp die vre verscrouen36 Doe ic hu ghinc trauwe louenEnde ic nie hu man waertMet mi maecti den fobaert 7924Nochtan hebbic de macht niet40 Te vulbringhene dies ghi plietNoch ic en caens niet ghesienGhelijc dat dese ribaeuden plien 792848rbOm hare puten daer si gaenSo comen si om hu zaenAlsi hu zien comen in den weghe4 Ende gheleede hu alle weghe 7932 Dor wien draeghdi dese ghewadenDie mi so ouer zeere scadenGhi seght dat om mi al si8 In bem niet el dan ghi van mi 7936
304 het comburgse handschriftMaect in den reghen een omme cleetMaer weet de waerheit wel ghereetDat ghi mi dincket simpelre vele12 Met desen wimpele om huwe kele 7940Ende met deser jupen sijts ghewesDan een turtelduue esWeet wel waer icker dicken bi16 Die IIII florine gauen mi 7944Hoe houesch ic bem hoe goedertierenMi souden verwandelen mine manierenEnde soude hu slaen voert ende weder20 Om hu houerde te legghen neder 7948In liet niet dor de scandeWeet oec wel dat ict handeEnde handen sal ghine latet bliuen24 In wille met mannen no met wiuen 7952Dat ghi ten danse waert sijt verdichIc en sal daer sijn ieghen werdichander seide in caent ghehelen28 D Want het doet mijn herte quelen 7956Tusschen hu ende robineMetten groenen hoedekineDie tuwe ghebode es so ghereet32 Seght mi vrauwe godweet 7960Wat lande hebdi tusschen hu beedenTe <strong>deel</strong>ne dat ghi niet ghesceedenEn cont hine comt al den dach36 Daer hi hu ghespreken mach 7964In weet wat ghi moghet sprekenHets eene maniere van quaden trekenMaer bi den heere die noyt en looch40 Ende hoghe in den hemel vlooch 7968Spreecti meer ieghen hemeYeuwerinc daer ict verneme48vaGhi sullets hebben bleec tanscijnIa ghi het sal zwarter zijn 7972Dan eenighe moerbesie si4 So vele suldijs gheloues miHebben van slaghen groot ende zwaerWat hebdi te doene hier of daer 7976Met desen ribauden vul en quaet8 Ghi sult mi dienen dat verstaetEntie quadien laten gaen
folio 48rb-48vb, tekst i.1 305Of bi gode ic doe hu slaen 7980In goede vaste vingherline12 Die duuel maecte hu te sineSo wel bekent met desen ribaudenDie hu te rechte niet en souden 7984Kennen noch oec met hu wandelen16 Ghi sout hu te rechte anders andelenIc nam hu bi di dat ghiMi sout doen trauwe ende dienen mi 7988Waendi daer mede hebben mijn minne20 Dat ghi hu hout wel van bekinneMet desen ribauden vul ende quaetNeenic gonneert si die den raet 7992Mi gaf dat ic hu noyt nam24 Noch met huwelike an hu quamwi die ghelouen woudeO Dat orestes scrijft de houde 7996In sine boucke die riole28 Die goet te lesene es in scoleNemmermeer name man wijfWant hi hout ouer keytijf 8000Man die neemt in huweleke32 Wijf scone rike of blekeWant hi seit hets grote pineMan in huwelike te sine 8004Vul versmaets ende vul torments36 Vul sceldens ende vul parlementsOm die zotte wijf ouerdechDie hem dincken alre eeren werdech 8008Entie vul claghen sijn al teenen40 Hem dinct al goet dat si meenen Neemt oec een arem wijf eenen manVoeden ende cleeden moet hise dan 801248vbEnde doen hare behouf gheelike Neemt oec een man een wijf rikeSo es soe wilt ende ouermoedich4 Ende te bestierne ongheroedich 8016 Neemt oec een man een scone wijfSo blijft hi al sijn lijf keytijfWant haer menich ionc man8 Gaet in allen siden an 8020Si groetense si doen haer eereSi pinen haer te dienne zeere
306 het comburgse handschriftSi comen ende gaen te hare12 Si begheerense openbare 8024Dicken comen si in haer ghemoetEnde ghelouen hare groet goetEnde segghen dat sijs haer wel ionnen16 Dat soe int ende wert verwonnen 8028Want selden eenighe borch ontstaetDaer men in allen siden toe gaet Es soe oec leelijc sc wille si20 Al den lieden gheloues mi 8032Wel behaghen vp dat soe canEenighe dinc so neemt so danDie de lieden bezien gherne24 Dus strijt soe niet te scerne 8036Ieghen die weerelt al ghemeene te maleOm dat soe gherne gheprijst waleWare ende ghezocht zeere28 Waert van cnape waert van heere 8040Bi penolope mach men dit welSonder te nemene yemen elMerken wel ghelooft mi das32 Die eene dat beste wijf was 8044Die men binnen grieken vantNoch te rome in al dat lantSo en was so goede so lucrese36 Daer ic of ghescreuen lese 8048Alse ons seeght tytus liueusDatse sconincx zone tarquinusVercrachte ende dede ongheuouch40 Daer soe haer seluen omme verslouch 8052Dies en consten benemen nietNo vader no man dat soet liet49raOm wat pinen dat sijs dadenHare scande dochte haer so zeere scaden 8056Nochtan seiden si haer twaren4 Scone redene dat soet liete varenEnde oec so seide selue haer manDatter niet en laghe an 8060Ende hi vergaeft haer al te male8 Entie daet entie taleEnde seider scone redene toeAls ic hu mach segghen hoe 8064 Lieue seiti nu laet gaen
folio 48vb-49rb, tekst i.1 30712 Ghine hebt zonde gheene ghedaenSo wat datter si ghescietWant die lechame ne zondecht niet 8068Die herte sone beghert mede16 Want si seiden hare droufhedeSone minderde noch haer rauweEen mes so nam die ioncfrauwe 8072Om haer te dodene heymelike20 Te haren man seide so houesschelikeLieue heere wie dat mi vergheeftDen lachter dien men mi heeft 8076Ghedaen in vergheeft mi niet24 Ende eer dats iemen wiste hietNam soe tmes met drouuen zinneEnde staect te harer herten inne 8080Dat soe viel voer hem ter doot28 Maer eer soe staerf in den notBat soe hem in lieuer zakenDat si hare doot noch wraken 8084 Dat exempel doet verstaen32 Dat vrauwen moghen coe<strong>nl</strong>ijc gaenWaer si willen ende wesen coeneSonder eenighe cracht te doene 8088Want wie so vrauwen doet cracht36 Werter omme ter doot brachtEnde tarquinus als ict vendeWarter omme in ellende 8092Ghesent ende sijn sone mede40 Ende sint en wilden die van der stedeVan rome gheenen conijncGheselle weet oec wel de dinc 809649rbDat men in de weerelt nietNe gheene lucrese nv en zietNoch in grieken penolope4 Noch goet wijf dats noch mee 8100En vintmen in al erdrikeAlso segghen ghemee<strong>nl</strong>ikeDie heidine wantse niemen vonde8 Al zochtemense langhe stonde 8104So hebbicker omme verteert mijn goetDat icse mede blameren moetNochtan lachtert menich gheloues mi12 Dats gheens lachters wert en si 8108
308 het comburgse handschriftEnde so mach mi sijn ghescietIn lachtere dats wert en es nietWant men soude allen houeschen vrauwen16 Alle eere doen bi miere trauwen 8112Veet oec gheselle die huwelijc makenV Dat si ane verden zorghelike zakenEn si bi groter auonturen20 In weet bi wat zotter vren 8116Ofte verwoetheden ane lopenIc zie den ghenen die sal copenI paert hi prouuet ende beziet24 Maer een wijf en can hi niet 8120Wat dat men haer doet bekinnenVan wat zeden of van wat zinnenSoe es tote dien dat es ghedaen28 Ende het niet weder en mach gaen 8124Hoe zeere dats berout den manDan toecht soe hem dat soe can31 Hare costume ende hare sede33 Ende hare groete pij<strong>nl</strong>ichede 8128Die niet es leet dinct mi hier bi36Sot dat hi ghehuwet siOeder wijf des sijt ghewesG Diere min dan fenix es 8132Als ons valerius doet orcondeDiene minnen te gheere stonde40 So vele hebben si te doeneVan zorghen in allen saysoene 8136Min dan fenix bi minen hode49vaDincter mi al segghict nodeOf dan men vint rauen witHoe zeere si scinen ombesmit 8140Die hem an sprake met onwerden4 Si soudense vriendelijc aneverdenEnde daer bi niet die kennen willeMenich wijf lude ofte stille 8144Die goet sijn ende leeren kinnen8 Souker eer in die weerelt binnenDese voghelen die ic vermaneOfte eenen zwarten zwane 814849rb32Deze regel (Hare costume ende hare zede) is in zijn geheel doorgestreept.
folio 49rb-49vb, tekst i.1 309Euen ghereet eist hem beede12 Weetti wat iuuenael seideWie dat een reine wijf ghewintGa inden tempel als hise kint 8152Ende kniele voer jupiterre16 Ende dan ga voert in junoes erreEnde offere eene coe guldijnWant meerre wonder mach niet sijn 8156Ende daer omme moetmen de quade minnen20 Sal menre eenighe lief ghewinnenValerius hi adde rauweDat ruffus sijn gheselle ghetrauwe 8160Huwen wilde ende seide24 Gheselle dor des gods wijsheideWerpt hu niet in zwijf bedwangheWant hets eene quale die gheduert lange 8164uuenael bescrijft die houde28 I Te postumuse die huwen woudePostumus ghi wilt nemen I wijfEn vindi niet seght mi keytijf 8168Wissen te cope ofte coorden32 Ende laet hu an een galghe vermordenOf en condi in gheenen dinghenVan eenen hoghen torre springhen 8172Of in een water wallen laten36 Dat quame hu vele meer te batenSelue de coninc feroneusDaer wi ane lesen dus 8176Dat hi die ghene was die sette40 Binnen grieken die eerste wetteDoe hi in sinen doot bedde wasSeidi sinen broeder ghelooft das 818049vbBroeder ic so hadde mijn lijfBehouden noch en addic wijfNoit ghetrauwet int leuen mijn4 Leonte vraechde hoe mochte dat sijn 8184Hi seide broeder de manne alleDie noit en laghen onder des wijfs valleEn weten niet de waerheit al te male8 Ende ghi sultse weten wale 8188Als ghi daer toe sijt comenDat ghi wijf hebt ghenomen
310 het comburgse handschriftiers abeliaert liet in sine lesse12 P Maer zuster heile wijf die abdesse 8192Van paradijs sijn vriendinneEn wilder niet comen inneDat hise ghenomen adde te wiue16 Ende ghehouden te sinen liue 8196Want die vrauwe die haer verstoetWel ende was van letteren vroetSoe woudem castien met redenen goede20 Dat hi hem van huwene hoede 8200Ende prouuet hem bi der scrifturenEnde bi redenen telker vrenWat dinghe dat huwelijc ware24 Ende te houdene hoe zware 8204Oec dede hem de vrauwe goedertierenVerstaen alle wijfs manierenHoe goet datse nemmer scene28 Want wel so wiste de ghene 8208An haer zeluen wat de hareWiste soe de waerheit openbareMaer minnen sone verboot so hem niet32 Soene wille wel dat soes pliet 8212Te draghene met wetenden zinneSo dat hire niet so vaste inneEn si no so onghemate36 Dat hi sine scole late 8216Ende oec sijn studer varenWant soe seide hem te warenDatmen meer vrauwen pliet40 In minnen diemen selden ziet 8220Dan die men heeft tallen tidenEnde maect die ghelieue meer blide50raNochtan pires die minde zeereEnde liets hier omme min no meere 8224Hine trauwetse te wiue4 Ende was met haren liueEnde deetse vten cloestre gaenDaer soe profes in adde ghedaen 8228Daer na quam I ongheual8 Daer meester pires zeere of qual49vb41tiden: Later toegevoegd, door een andere hand.
folio 49vb-50rb, tekst i.1 311Want hem worden bi waerhedenSine ghegaden af ghesneden 8232Vp eenen nacht te parijs12 Doe wart hi moenc tsente denijsaer na wart hi ghecoren dieDAbdt in eenen goeden abdie 8236Doe dedi eenen cloester stichten16 Beede met beden ende met ghichtenDie vermaert was verre ende wideEnde hietene paradijt tien tide 8240Daer maecte hi abdesse jn20 Ioncfrauwe heilwiuen daer sijn zinVp adde gherust ghelooft mi dasEnde die te voren nonne was 8244Soe bescriuet selue dat24 Die wile soe daer abdesse satDat soe pieres haren vrient hietHeere ende vader ende anders niet 8248Ende dit was selsiene te verstane28 Die hare dinc niet adde aneGhesien ende hare affare ghewetenHoe sone vader ende heere mochte heeten 8252 Na dien dat ict noch vernane32 Soe screef soe noch an hemeAl sint dat soe abdesse wasLieue heere gheloeft mi das 8256Al waert dat selue de keyser quame36 Van rome ende mi oec nameTeenen wiue ende gaue sijn trauweEnde maecte van al erdrike vrauwe 8260So addic lieuer zekerlike40 Dat ic hiete ghemee<strong>nl</strong>ikeHuwe pute hoet si onsconeDan te draghene des keysers crone 826450rbMaer in gheloue niet bi mire zielenDat noit zulke wiue gheuieleDie so wel naturen kinde4 Ende sint nochtan dat si minden 8268So was haer arde leet der trauwenMaer adde piers ghelooft der vrauwenSone es dan niet mijn waen8 Dat hi huwelic adde ghedaen 8272
312 het comburgse handschriftVwelic es een quaet bantH Also moete mi helpen de zantSente iulien dies men rouct12 Als men goede herberghe souct 8276Ende oec sente ledenaertDaer menich ghevanghene bi ontfaertIn ware mi lieuer hanghen ghegaen16 Dan ic huwelic adde ontfaen 8280Hoe behaghel ende wijf ic ghecregheOf hoe gheciert allen wegheaer selp hu tkint sente marien20 MWat doen hu de cleeder van partien 8284Die soe coste<strong>nl</strong>ijc sijn ende soe diereEnde diere ghi hebt III paer of viereWaer toe es goet die behaghelheide24 Hets eenrande verwoetheide 8288Waer toe so staet mi te batenHet ware mi vele lieuer ghelatenWant si letten mi in dien28 Als ic soude huwer vrienscap plien 8292Huwer ioyen ende huwer minnenSo houden si mi so in allen zinnenSo becommert dat ic en can32 Qualic toe comen dies ic began 8296Ende ghine wilt legghen niet te rechteMaer wert hu met allen gheuechteMet aermen voeten ende met beenen36 Niet en weetic wat mach meenen 8300Anders dan mi dincket welDattu niet behaeght mijn spelSauons als ic bi huwen liue40 Slapen ga als man bi wiue 8304So ontcleedi hu al te maleEnde hu en blijft dat weetic wale50vaAn noch omme dat no ditSonder eene laken huue wit 8308Die hu maer dat hoeft en decke4 Die cleedre hanghen vp die reckeEnde laetse toten daghe verwayenEnde in de lucht altoes blayen 8312 Nu besiet wat si mi vromen8 Sdaeghs laten si mi niet tu comenNoch snachts doen si mi gheen bate
folio 50rb-50vb, tekst i.1 313Ay ondanc hebbic of ict dan late 8316Sint si mi en doen gheen profijt12 In salse in corter tijtVercoepen of te pande legghenAl soudijt C waerf weder zegghen 8320Ware oec yeme die seide dat16 Dat ne gheen dinc en steet batVrauwen dan doen scone zakenWant sise vele scoenre maken 8324Dat segghic emmer dat loghen si20 Nu hoert die zake waer biDie dinc die scone se ende witEist lelye of rose ombesmit 8328Of cleedre van scoenre ziden24 Die scoenheit blijft tallen tidenIn haer zeluen mach men scauwenDie scoenheit en blijft niet den vrauwen 8332Dat segghic hu al in goeden moede28 Ic wilde wel dat elc verstoedeBeziet eene kemeney hartOnghescepen ende zwart 8336Chierse met sidinen cleedren wale32 Ende met scoenre paruren al te maleSone sal te scoenre wesen nietDiese zonder die parure ziet 8340Al sijn si behaghel int aenscauwen36 Aldus pareren hem de vrauwenOm te makene de mannen blintAnders en scoensi niet I twint 8344 Maer die sijn oghen adde alsoe goet40 Ende also claer alse linx doetMantel no roc no ander cleetEnde decketse met eere saerge ghereet 834850vbAl dore die cleedre al te maleHoe dicke soe ware ende hoe waleGhecleet leidire an merc4 Want boetius die clerc 8352Ende oec aristotilesSegghen ons so wat dinghe dat esDat men linx toghet vore50va14C is majuskel.
314 het comburgse handschrift8 Dat ziet bander siden dore 8356Och segghic hu wildijt wetenNDat groet orloghe ende vermetenEs altoes tusschen desen beede12 Dats scoenheit ende reinichede 8360Dese so sijn tallen tideOnderlinghe in zwaren strideDat deen den andren niet en laet16 Voet lans daer hijs begaet 8364Maer reinicheit dats waerEnde hare partie hebbent te zwaerWant soene can niet wel striden20 Ende dander gaet hare in allen ziden 8368Toe met groeten onghemakeEnde dan laet reinicheit hare zakeWant ledicheit hare cameriere24 Comt oec toe dats haer maniere 8372Die haer met rechte dienen soudeEnde iaechse met ghewoudeVte haren heyghenin huse daer28 Dan es hare so zwaer 8376Dat soe hare vrauwe soude verbemenMocht soe of anders tlijf nemenDus heuet tachter reinichede32 Alsise assailgieren bede 8380Ende haer gaen toe in allen zidenMoet soe vlien ende laten lidenAl adsoet ghezworen diere36 Soe moet laten in diere maniere 8384Want haer worstelen mach niet diedenIeghen die macht van hem liedenGheonneert werde ledichede40 Dat soe nie vp reynichede 8388Orloghede dus al zonder nootTusschen themde ende tfleech al bloot51raSone lecht haer maer de mesquameDaer soe of heuet de name 8392Scoenheit es oec te lachterne mede4 Dat soe den raet niet en dedeDat goet pay tusschen hem wareWant en ghe breect maer an hare 8396Ware soe houesch vroet ende wijs8 Soe daet want het ware haer prijs
folio 50vb-51rb, tekst i.1 315Want wi vinden ghescreuen dusIn den sesten boucken virgilius 8400Daer hi van sibilen vermaent12 Dat hi wel weet ende niet en waentDat noit verdoomt wijf vp erdrikeEn was die haer hilt rei<strong>nl</strong>ike 8404Daer omme segghic hu gheloeft das16 Dat noit gheen wijf en wasMaer pareerde soe haer daghelikeEmmer heuen behaghelike 8408Ende in spieghele sach na dat20 Om haer te pareerne batDat soet elre bi hiet dedeDan soere mede reinichede 8412Orloghen wilde huut haren lande24 Reinichede heeft vele viandeIn cloestren ende in abdienHebben si hem met partien 8416Ghezworen ieghen hare te male28 Hoe vaste ghesloten ende hoe waleSi sijn . si hatense nochtan alVer venus soe heuet tghetal 8420Want si doen haer manscap alle32 Sine peinsen van gheenen mesualleGroeter behaghelheit si plienEnde dats omme dat als wise sien 8424Dat wi dan sullen van binnen36 Ontsteken sijn met hare minnenHier omme gaen si behaghelikeAchterstraten moylike 8428Om dat si besien willen den man40 Ende weder bezien si van hem danMaer te waren si soudens hem ontienVp dat mense niet en woude bezien 843251rbaer zekerlike verstaet mi blootM Dese wijf doen lachter grootGode met groten ommaten4 Dat si hem niet ghenoeghen laten 8436Mettier scoenheit al haer leuenDie hem god heeft ghegheuenMaer draghen cierheit menichfout8 Bont grau zeluer ende gout 8440Hoede van bloemen om haer scoenhede
316 het comburgse handschriftEnde houerde te driuen medeDaer soe mede achter straten gaet12 Hare es vtermaten leet 8444Dat god onse heere van hemelrikeNie maecte van scoenheden hare ghelikeEnde verbelghenre mede gode16 Ende werken ieghen sine ghebode 8448Sonder twifel ic lachterne zeereIn menighen man in menighen heereDat si hem met behaghelheden20 Scoenre vele willen bereeden 8452Danse heeft ghemaect godSekerleke die dinct mi zotMaer dat latic varen al24 Ic prise voer groet gheual 8456Dat mi god behouden woudeIeghen reghen ende ieghen coudeSo dat mi dat niet en deerde28 Een graeu cleet dat mi werde 8460Wint haghel ende reghenPrijsdic also zeere in allen weghenAlse oft ware I roet scaerlaken32 Maer ghi die wilt maken 8464Die goede cleedre sabelijnScaerlakene mantel of ermerijnDie hu slepen achter straten36 So dat ghi die lieden ghelaten 8468Niet en cont neuen hu ghelidenVoren achter no bezideGhine stuuft hem doghen al vul mouden40 Desen cost so moetic houden 8472Maer snachts als ic bem ghegaenSlapen ende huut hebbe ghedaen51vaMine cleedre ende dan ghiLigghen comt daer bi mi 8476Ende ieghen hu speelde gherne4 Pijndijs hu altoes te werneGhi maect hu ziec ende croent medeSo vele maectijs dat mine lede 8480Vercoelen ende ic ligghende bliue8 Dits die nature van huwen liueMaer arde zeere wondert miWelc dat hu ghelaet dan si 8484
folio 51rb-51vb, tekst i.1 317Alse comen in hu ghelede12 Dese ribaeude ende metten cleedeHouden ende dan met hem gaetOf ghi hem toecht al sulc ghelaet 8488Ende sulc vernoy ende sulc verdrach16 Als ghi mi toocht nacht ende dachMaer neen ghi ghine sijt niet so crancGhi gaet met hem al mekende sanc 8492Ende al springhende dats hu maniere20 In die bossche ende in die riuiereMet huwen onwerdeghen putiereDie dat hebben van maniere 8496Dat si dese ghehuwede vrauwen24 Leden met hem te haren rauwenAchter bossche den dau of slaenEnde dan so segghen si zaen 8500Ondanc hebs die vilein wi hot28 Die so jalous es ende so zotTvleesch es nv den wuluen ghegheuenEntie beene sijn den honden bleuen 8504 Dese scande die mi es ghesciet32 Es bi hu ende bi el nietGod sat hebbe hu quade velVule vrauwe dat ghi so wel 8508Leent hu lijf den pautenieren36 Dat so vul es van manierenAchaermen bi al desenDoedi mi in doerdine wesen 8512In sente arnouds broederscape40 Daer menich ongheuallich cnapeMede in es ghegaenDie huwelijc heeft ghedaen 851651vbWant van M die ic meeneEsser cume binnen eeneSine doen hem allen spelen spel4 Die wile sire toe doghen wel 8520Ende als sire toe en doghen nemmeerSone adden si den wille noit eerSo goet so si hebben nv51va18mekende: Laatste e is door het tekenen van een extra boogje erg groot uitgevallen, waar hij in eersteinstantie juist erg klein was.
318 het comburgse handschrift8 Iuuenael seght dat segghic hu 8524Die wel spreect van desen ambachteDat ne gheene zonde so sachteNoch minder dan dese en si12 De wiue houdenre hem an bedi 8528Want hem hare nature hietEnde hare herte wats ghescietEs in dien dat verstaet16 Altoes te doene na quade quaet 8532Men heeft ghesien huwelic liedeDat hem duuelie ghesciedeDat si bi haren stiefsonen laghen20 Ende maecten na ghemaghen 8536Broedere ende kindere teenen maleDit en voechde te rechte niet waleLle wiuen die sijn puten24 A In darfer niemen buten sluten 8540Of in woerden of in willeHoe zeere dat si zwighen stilleDit voer<strong>deel</strong> hebben allen wijf28 Hets hem te doene harde stijf 8544Hier of te keerne teenighen daghenNo dor steken no dor slaghenMaer scande so doet hem laten32 Dat sire hem of ghematen 8548Maer zeker sijts diere of durenEnde breken hare naturenDie van complexien in hem si36 Sijn wel werdech gheloues mi 8552Alles goets ende alre eerenEnde haren wille in dogheden keerenWant vten wille met eenighen dinghen40 Machmense arde qualijc bringhen 8556 Dit willic laten varen al gaderMaer god hemelsche vader52raWat maghic doen met desen ribaudenDie mi daghelijcx assaeuden 8560Ende doen hebben zwaren moet4 Dreeghicse waer toe eist goetSine gheuen om mijn dreeghen niet51vb20na en ghemaghen zijn gescheiden door een dun verticaal streepje.
folio 51vb-52rb, tekst i.1 319Vochtic ieghen hem oec hiet 8564So mochten si mi lichte verslaen8 So ware mi te vele mesdaenWant si sijn in quaetheden stoutSi sijn ionc ende ic bem hout 8568Hare ioecht die ontsteecse so zeere12 Dat si wanen wesen heereIa roelant ofte erculesIa samsoen dies sijt ghewes 8572Hercules die was nochtan16 Een die scoenste ende die stercste manDie men in die weerelt vantHi verslouch met sire hant 8576XII wonderleke diere20 Die wonderlike adden maniereMaer dat dertienste en conste hiNiet verwinnen gheloues mi 8580Dat was dianira sine amie24 Nie en consti verwinnen dieSone heeftene ter doot ghepijntMet eenen hemde ghevenijnt 8584Dat hi hem warp in eenen viere28 Van pinen ende verbernede sciereDus bleef doet de sterke deghenDie menighen kempe adde versleghen 8588Ende sampsoen al diere ghelike32 Hi bleef doot zwaerlikeOnder die philistiene wreetOm dat hem dalida of sneet 8592Sijn haer want alst was bescoren36 So addi sine cracht verlorenHier bi doe ic zotheit grootDat ic mi pine teenigher noot 8596V te castiene altoes hiet40 Want als ghi huwe ribaeude zietSuldi hem ouer mi claghenDan maghic lichte werden verslaghen 860052rb Mijn hoeft ontwee of mine aermenAy lacen owi wachaermenDat ic hu nie met oghen zach52ra19De isolerende punten rond het getal zijn rood opgehoogd, het getal zelf niet.
320 het comburgse handschrift4 Dat was mi I drouue dach 8604Dat ic dus daeromme moet leuenBi gode ic duchte ic sal hu gheuenNoch soe groete zware slaghe8 Huwe ghebure noch huwe maghe 8608En sullen hu ghehelpen connenMaer lacen als ghi mi sijt ontronnenEnde comt onder hu putiere12 Ende hu smeeken dats haer maniere 8612So sijn si meester ende heere van huDat ic met rechte soude wesen nvDie hu voede scoie ende cleede16 Maer ic ne bem te minen leede 8616Maer dese ribaude mindi zeereDie hu niet en doon dan onneereDie hu nemen hu goede name20 Dies ghi hebt cleene scame 8620Alse ghi te gader sijt gheleghenEnde hebt arem om als ghesleghenDan segghen si hu groete minne24 Daer si lettel hebben inne 8624Want achter hu so eist vteEnde heeten hu quade dierne ende puteWaendi om de ioye van huwen liue28 Of van eenen anderen quaden wiue 8628Dat si daer omme huwes gherenNeen si niet si maken haer sceerenMet hu ende met huwer ghelike32 Die hem dinken wesen rike 8632Ende bliuen an hu om die iuweleDie ghi hem gheeft te haren <strong>deel</strong>eGordele borsen vingherline36 Ende goede vetselen guldine 8636Waendi dat mi niet en dertDat tmijn vaert dus in der wertLaet en trauwen dat weet wel40 Maer als ghi gaet daer es spel 8640Eist te danse of tanderen speleDan draech di cleedren an hu vele52va Ende thooft bewaert ghelijc eere putenWanneer dat ghi comt buten 8644Ende chapele met guldinen spaerken4 Die wert sijn te LX maerken
folio 52rb-52vb, tekst i.1 321Dat ic hu ghecocht hebbe alHier bi es mine bliscap smal 8648Dat ghi dit moet antieren8 Ende ics niet en can verweerenV seght mi waer toe sijn goetN Die garlande die ghi doet 8652Vp hu hoeft te menigher stede12 Entie guldine huven medeDie scone camme van yuoreEntie spieghele goet ter core 8656Entie saphele wel gheraect16 Entie crone van goude ghemaectBeset met ghesteente diereRobine mirauden ende saphiere 8660Ende wat so vromen mi doch20 Dese gordele die ghi hebt nochEntie ghi draecht al den dachEnde daer so vele of coste tbeslach 8664Al dese behaghelheide groet24 Also helpe mi sente benootSal ic vercopen binnen III daghenHoe zeere ghi weenen mooght of claghen 8668Ende nemmeer hu laten ter noot28 Dan eenen roc ende I sorcootEnde eenen douc van grouven webbeIa van den groufsten dat ic hebbe 8672Ende eenen rieme van witten ledre32 Hu sorcoet sal sijn sonder vedreEnde oec sal ic hu maken doenTwee groete ghebonden scoen 8676Van minen alre houdsten hosen36 Dan suldi eerst sijn vercorenVan desen ribaeuden die hu volghenEnde dat mine gherne verzwolghen 8680aer nv seght mi dies ic hu vraghe40 M Die cleedre die ghi nv in sondagheDaet an doe ghi ten danse ghinct52vbVan wien dat ghi die ontfinct 8684Van mi sone quamen si hu nieGhi seit mi dat hu gaf dieHu vader ende zwoeret mi zeere4 Bi phildeberte ende bi ludomere 8688Dat hise hu gaf om dat hi woude
322 het comburgse handschriftDat ic mijn ghelt sparen soudeMaer dat sijn loghelike saghen8 Bi mire zielen ic sals vraghen 8692Maer wat soude mi helpen datHu moeder die quene die god satHebben moete vp hare lede12 Soe heeft met hu te menigher stede 8696Gheweest soe souts lien alGod die gheue haer ongheualDie quade houde verleefde pute16 Die hu so dickent leedet hute 8700In pelegrimagien in bedeuaertSoe wille hu houden na haren aertEnde leeren hu van haren spele20 Dies soe heeft ghepleecht soe vele 8704Ay mi men moet al verghetenMenich hont so heeft ghebetenAn haren staf in menich doorp24 Maer nv laet soes v den worp 8708Ende leet hu harentare te sciereGod verberrentse metten quaden viereGhepareert ende bereet al28 Ghelijc eenen orse dat men sal 8712Vercopen ende ghetesuwet steetAldus sidi alsoe gheetDaer soe hu leet te huwen putieren32 Helpe hoe maghict gheuieren 8716In sloughe hu al te stickelinenDat hu mochte al hu leuen scinenan gaet gheselle dan weet wel36 DDie wantrauwel dorper fel 8720Ende ghegrijpse in dat haerEnde trecse daer bi hier ende daerAchter huse ende daer hute40 Ende gheuet haer menighe clute 8724Ende kerijt met hare den nerenAl haer onsculdeghen ende haer zweeren53raEn can haer niet te staden staenHine gaetse toe so zeere slaen 8728Dats haer werdet al te male4 Dan laet soe huut gaen hare keleEnde roupt wat soe gheroupen canHelpe helpe ouer haren man 8732
folio 52vb-53rb, tekst i.1 323Dan comen die gheburen toe8 Die se scieden wisten si hoeDan scieten si in den nootEnde nemense hem met pinen groot 8736Doch houden sise ouer zod beede12 Wie dat daer comt ten ghesceedeEnde wanneer die vrauwe verweetTfernoy dat haer ouer gheet 8740Ende tgroete leet daer soe in si16 Dan wilde soe wel gheloeues miDat hi ouer zee wareIa ende also verre van hare 8744Want voert en mach soene niet minnen20 Soe wilde wel in allen zinnenDat hi hinghe bi eenen dradeAn die wolken wat hare scade 8748Hare en rouct wat soe ane gheet24 Slaept hi met hare godweetSo set so haer lijf ter auonturenWant soe peinst te menigher vren 8752Dat soene dode want haer en rochte28 In wat manieren dat wesen mochteOf vergheuen ofte steken dootWant wat eenen wiue comt int hoot 8756Dat wille soe doen al te hande32 Sone prijst daer voren eere no scandeSoene vul ende hare quade wercOns bescrijft valerius de clerc 8760Dat twijf sonder conciencie si36 Want wat soe ghert gheloues miEs behendech ende quaethedeIeghen vriende ende viande mede 8764Heselle die zotte man keytijf40 G Die dus den wuluen leuert sijn lijfEnde vul ialousien esHi bedruct dies sijt ghewes 876853rbOnder hem sijn wijf te zeereEnde wille altoes wesen heereEnde wilse niet laten wesen vrauwe4 Ghelijc hi gheloofde doe hi trauwe 8772Hare gaf dat si hem soudenAltoes heuen ghelike houdenHi als gheselle ende soe als ghesellinne
324 het comburgse handschrift8 Ghelijc alse trauwe heuet inne 8776Sonder meester ende heere te sineDan leuen si sonder pineMaer als hi wille heere wesen12 So comt dese onspoet toe gheresen 8780Dat hare wanhaeght alte zeereAltoes te heetene heereMinne en mach daer niet duren16 Daer die man tallen huren 8784Willen heere gheheeten wesenMinne en mach niet dueren in desenWant soe es ghelijc van hedelen zinne20 Ende sonder houerde es de minne 8788Waendi dat niet en deert zeereDen vrauwen te heeten heereHoe scone hi si soe wel gheboren24 Den ghenen dien si te voren 8792Moghen ghebieden ende diese hietVrauwe altoes ende anders nietHadsoe ghewilt hi hadde ghespronghen28 Met eenen woerde of ghesonghen 8796Maer als hise heeft al stilleGhetrout ende te sinen willeDaer hi te voren omme qual32 Wille hi sijn haer meester al 8800Ende wille dat soe hem dieneWien hi so plach tontsieneEnde rekeninghe dan doe36 Van sine goede spade ende vroe 8804Dan hout hise cort ende wille nietDat soe gaet daer soe iemen zietNo te spele no te danse40 Dan dinct der vrauwen hare canse 8808Seere ghewisselt in dat spelEnde peinst dan in haer herte el53vaWant sone weet an wien ghetrauwenDies soe es beuaen met trauwen 8812Want haer man wilse slaen4 Ende es soe hem niet onderdaenOfte en doet al sinen willeMinne es daer o<strong>nl</strong>anghe stille 8816Maer gheselle die sonder bant8 Sijn ende sonder dienst int lant
folio 53rb-53vb, tekst i.1 325Die moghen hebben weeldichedeSine gauen niet hare vrihede 8820Om al tgout van arabie12 Noch namen bouen hem meestrieWat souden si doen metten goudeAl waert dat ment vercopen woude 8824Si souden copen ander waeruen16 Daer si in ander lande met varenSouden dicwile in ompayseDie in haer lant altoes sijn ayse 8828Men wiste van gheere vaert20 Eer jasoen te rade waertWant hi wilde halen guldijn vliesEnde dede maken wiens verwies 8832Scepe diene in de zee vueren24 Die men niet tote dier vrenHadde zien varen in die zee Neptunuse was te moede wee 8836Die van der zee es conijnc28 Ende waende wel in waerre dincDat hi soude sijn bestredenSo waende oec in waerheden 8840Triton ende toris tier stede32 Ende alle sine dochteren medeWaenden wel verraden wesenOm de scepe die in de zee besen 8844Entie si noyt adden ghesien36 No vernomen tote dienMaer vordien alsic seideWiste men niet van scepe gheleide 8848Die lieden vonden in haren lande40 Wat si wilden al te handeWant si waren alle rikeEnde onder minden hem natuerlike 885253vbVan goeden leuene waren dieEnde minden sonder eerscapieNiemen en andren twint4 En was ghereet als men kint 8856Eer baraet quam int lantEnde houerde die de quaetheit vantNijt ende ghierichede8 Ende alle die quade zonden mede 8860Die hem ter hellen liete dalen
326 het comburgse handschriftEnde aermoede dadem daer hute halenDat noyt noch toe en wart ghesien12 Maer gonneert quam het quam mettien 8864ermoede dat es waerA Brochte met haer mede van daerDieften hare lieue kint16 Dat soe zeere de moeder mint 8868Dat wech gaet bi nachte stelenEnde laet hem bi sire kelenHanghen het heeft so vele trauwen20 Om te succoersene siere vrauwen 8872Dan en can soe hem ghehelpen nietAl waest dat soe heme rietSlauenie dies sijt ghewes24 Die goddinne van den dieuen es 8876Ende haer beraet dect ende wachtAltoes metter doncker nachtWant sine dorren haer daer niet baren28 En si dat sire mede bevaren 8880Werden ende het si gheprouftDan eist tijt dat mer omme drouftAls die coorde es om die kele32 Dan berout hem eerst vele 8884Aermoede heeft ghiericheden brachtDie in de weerelt heeft grote machtWant ghierichede heeft ghedaen36 Dicken menighen man verslaen 8888Ende ghemaect menich orlogheTusschen coninc ende hertogheBorghen doet so maken ende steenen groot40 Dies si en hadden gheenen noot 8892Vp dat ghiericheit en dadeDie altoes eens anders scade54raGherne siet ende sine bateDie doet maken menich ghesate 8896Ende gaderen gout ende scat4 Gonneert werde die vp brochteN trauwen men gaue hier vp nietE Vp dese vileine die men ziet 8900Eenen coperinen bottoen8 En daet dat si hem minnen doenDese edele ioncfrauwen ende dese sconeDie met eeren draghen crone 8904
folio 53vb-54rb, tekst i.1 327Mochten met wel gheraectheden12 Van doochden ende van edelhedenOm haer ghelt dat si hem gheuenHet sal mi deeren al mijn leuen 8908Ende heeft ghedeert dat edel wijf16 Om ghelt vercopen moet haer lijfWel radic na minen moetDat emmer een cnape vroet 8912Sulke const ende ambacht leere20 Heefti noot dat hire toe keereDaer hi hem ende sine vriendinne medeGheneeren moghe telker stede 8916Als si van node sijn verladen24 Want mine staet nv niemen tstadenOec riedic elken man waleDat hi hem hilde an de tale 8920Die ic hu nv hier sette inne28 Vername hi an sine vriendinneOf an sijn wijf teenigher stondeDat soe elre minnen begonde 8924Ende vercore ander lief32 Of adde ghecoren na haer gheriefDaer omme en sal hise lachteren nietOf scelden wat sijns ghesciet 8928Ende saelt houeschelike ghedoghen36 Al ware oec dat hijt met sinen oghenDaer hi quame teenighen daghenHaer scamelike ligghen saghe 8932Met haren vrient int grote quaet40 Nochtan soudi dat verstaetSine oghen keeren elre waertGhelijc eenen houde papelaert 893654rbAn dier ghelike dat si nietEn wisten dat hijs wiste hietEnde sent haer oec yemen brief4 Eist maech ofte ander lief 8940Dies en soude hi oec niet lesenLiete soet dat mochte wesenHine soude te gheere tijt begheeren8 Dinc te wetene die haer soude deeren 8944Of ieghen haren wille gaenNoch haer verholenheit willen verstaenMaer laetse gaen daer soe wille
328 het comburgse handschrift12 Men dwinghese niet te sitten stille 8948Come alsoe wille ende gaEnde anders en vragher niet naWant die beghert alle gherieue16 Eist van wiue eist van lieue 8952Hine salse niet te nauwe dwinghenIc segghe hu in waren dinghenDie sijn lief hout met bedwanghe20 Die minne mach niet duren langhe 8956En sal oec desen vrauwenM In gheerande zaken mestrauwenHoe wel men waent die waerhede24 Of weet oec die zekerhede 8960Maer hi mach wel segghen te warenTe hem die hem bringhen niemarenDat si doen hare quaethede zeere28 Want hine sach bi onsen heere 8964Nie wijf vp erderike so reeneVan lichame also es alleeneOec en sal hise niet verdriuen32 Om dat soe hem sal te vriender bliuen 8968Ende soene minnen soude te meerWant het ware I verloren keerWant wie sijn wijf tslane beghint36 Om meer te sine van hare ghemint 8972Slacht den ghenen die sine catteSlaet ende roupse weder na datteOm te bindene ende te vane40 Aldus betert I wijf van slane 8976Want mach hem de catte ontspringhenSone come weder niet int hinghen54vaVerspreectene dat wijf oec medeVerdraghet wel dats vroethede 8980Ende segghe dat hi ghedoghen soude4 Slaghe van hare vp dat so woudeIn dien dat hi in eenighen sinneVerdienen mochte hare minne 8984Omt oec die zake dat hise slaet8 C Bi gramscepen die hem ouer gaetOfte dreeghe ic rade hem datEer hi hiet ga van der stat 8988Dat hi haer spele dat spel van minnen12 Ander sins mochte soe ghewinnen
folio 54rb-54vb, tekst i.1 329Eenen anderen vrient dien so vercoreDan so verlort de ghene van vore 8992Dit ware aermer lieder recht16 Die altoes moeten wesen knechtOm dat sijn hare ghiften smalEen arem man die minnen sal 8996Moet emmer vroedelike minnen20 Ende oemoedelike sal hi ghewinnenEenighe bliscap ende spelMaer rike man hi mach doen wel 9000Die de ghiften heeft ghereet24 Want men hem node ontgheetEnde wille hise laten seluen medeHi verkiese teer ander stede 9004Maer emmer so verhoede hem dat28 Mint hi teere ander statDatti niet gheue sire nieuwer vriendinneEenighe dinc die dander moghen kinnen 9008Eist broke capeel of gordelkijn32 Doucken borsen of gordelkijnWant het soude haer zeere meshaghenAlsoet saghe eere andere draghen 9012 Ende emmer voerwachte hem een man36 Die andere minne nemet anDie nieuwe en late in gheenen zinneComen daer sine ander vriendinne 9016Die eerst te hem te comen plach40 Want daer en ware an gheen verdrachVp datse deerste vonde daerDaer en rese een orloghe zwaer 902054vbWant nie en wart haer so wreetDien men met honden an gheetNoch so vreeselijc de leewinne4 Die men iaecht in allen zinne 9024Noch serpent oec so ghebertAls men tert vp sinen stertAlso doet een wijf die vinden can8 Eene niewe vriendinne bi den man 9028Die te voren haer vrient wasDan werpt so hute ghelooft mi dasVlamme ende vier dan es dat wijf12 Ghereet te gheuene ziele ende lijf 9032Ende en es te prisene niet
330 het comburgse handschriftDat mense beede te gader zietGhevallet oec hi smeeke zeere16 Die eerste dat es wel sijn eere 9036So dat de andere wech gaEnde spele der eerster tspel der naVan der minnen dat zoete spel20 Ende es soe hem oec dan te fel 9040Van woerden ende te puedersamDan sal hi zweeren dat soe quamTe hem sijns ondanx zeere24 Ende dat hem en ghesciede noit eere 9044Ende nemmermeer soude ghescienEnde mochtise oec weder zienDie quade vernoyerde vrauwe28 Hi wilde wel bi siere trauwe 9048Dat soe haer doghen hute stakeOf horte soe dat hare therte brakeMet dus ghedaenre smeekaerdien32 Moet hi an gaen sire amien 9052Sonder laten ende verdretenEnde moet haer thoot vul loghen ghietenOec sal hise helsen ende cussen mede36 Ende spelen haer al daer ter stede 9056Dat spel der minnen eer so keereAnders en werdet nemmermeereVan haer vergheuen sonder sceeren40 No dor smeeken no dor zweeren 9060Oec radic elken zekerlikeDie nv minnen vp erderike55raDat hi in gheenen zinneHem beroeme van siere vriendinne 9064Want menich heeft hem beroemt4 Die van goede moete sijn verdoemtValschelike om te hebben de nameDien onghereet es de lichame 9068Al leet soe moet hem ghescien8 Ic wane noit en was ghesienQuader zonde no quader daetDan roem die an minne gaet 9072Want minne wille sijn verholen12 Ghelijc den dief die heeft ghestolenEnne ware oft een man seideSinen vrient in heimelicheide 9076
folio 54vb-55rb, tekst i.1 331Diet alsoe gherne heelt als hi16 Dien mach hijt segghen gheloues miVerdt oec ziec eens mans vriendinneV Hi sal hem pinen in allen zinne 9080Hoe dat hi bi hare moghe wesen20 Hare sals ghedincken ware soes ghenesenOm hare so sal hi oec weeneEnde ghelouen al teenen 9084Bedeuaerde verre ende lanc24 Dies sal soe hem weten dancCussen sal hise met weenenden oghenEntie laten niet verdroghen 9088Hi en salt haer oec gheene spise28 Gheuen sone si zoete van priseNoch haer begherte niet verbiedenWat rade soes heeft van andren lieden 9092Hi sal oec niewe dromen vensen32 Entie al vul loghenen peinsenHi sal segghen daer hi lachVp sijn bedde dochtem dat hi sach 9096In sinen drome eene zoete zake36 Noch wel in drome noch wel in wakeMi dochte dat ic was ghegaenVp mijn bedde ende adde beuaen 9100Hu vrauwe wel gheraect40 In minen aerme al moeder naectDen nacht toter morghinstontEnde ghi wart weluarende ende ghesont 910455rbAlse ghi of godwille sult sijn zaenEnde dan sijn wi vp ghestaenEnde ghinghen in eene praierie4 Spelen alleene wi twie 9108Daer wi adden feesten veleMet zoetheden ende met speleDus ghedane loghene groot8 Sal men hem vul ghieten thoot 9112Rient nv hebbic hu gheleert alV Hoe men een wijf houden salBeede ziec ende ghesont12 Die hare minne wille talre stont 911655ra27salt: t is later toegevoegd, klein geschreven door teksthand.
332 het comburgse handschriftWant lichtelike weet te voreHeeft men hare gracie verlorenWant I wijf es dat verstaet16 Langhe te houdene also quaet 9120Dier wille men niet al en doetAls te houdene es in eene vloetDie ael met sinen sterte20 Hoe scone ghelaet ende gheberte 9124Soe toghet of hoe scone feesteEn eist dan niet wel eene beesteVan wel wonderliken zeden24 Ens nemmer morghin alse heden 9128Met hem so wankel sijn siIn hem es gheene trauwe gheloues miDit en segghe ic om de goede niet28 Dien men altoes doocht pleghen siet 9132Die sijn vast simpel ende reeneMaer diere en vandic noit eeneIa dat es van minen rade32 Dat ic noit vant wijf ghestade 9136Wilddi hu pinen ende maken moedeOm te soukene eene goedeEnde ghise dan mocht ghevinden36 Dan so soudi hu gheninden 9140Ende nemen die want bi mier trauwenGhi sout dan hebben cuere van vrauwenEnde eene alleene sonder ghelike40 Maer hoet hu dat soe daghelike 9144Teenigher stat en ga nietDaer soe haer moghe beiaghen hiet55vaOf daer mense an souken mogheWant dat ware dat hu niet en doghe 9148Maer eer ic ende mire redenen make4 Willic hu segghen eene andre zakeOrtelike elkere maghetC Die te minne hu behaghet 9152Weder soe scone of leelic si8 Die hout ouer goet dat radic diEntie dincke hu wesen vroet55rb31rade: ra en de zijn wat verder uit elkaar geschreven door een gaatje in het perkament, de kopiistheeft onder het gaatje een punt als verbindingsteken geplaatst.
folio 55rb-55vb, tekst i.1 333Want die leghet sinen moet 9156An eenighe ioncfrauwe in eeniger wise12 Hets wel recht dat hise priseWant en es in erderikeWijf so helich zekerlike 9160Noch so zuuer van lichame16 Vp dat soe heeft vrauwen namenEs soe in cloestre of daer butenOf die men mach so vaste sluten 9164Es soe hout of ionc mede20 Maer hoort so prisen hare scoenhedeEnde hare ghedane teenigher stedeSone heues in hare herte delijt 9168Hoe leelijc dat soe si nochtan24 Hier bi salse prisen elc manEnde zweeren dat soe scoenre siDan eenighe es verre of bi 9172Ende soe sals ghelouen lichtelike28 Want en es wijf in erderikeSo leelijc dat weetic waleHar[e.]en dinket al te male 9176Dat soe van elken diese kint32 Werdech es te sine ghemintAldus sullen die cnapen houdenHare vriendinnen ombescouden 9180Ende niet lachtren hare zothede36 Dats eene grote wijshedeNemmermeer en rouket wijfHoe onsalech of hoe keytijf 9184Haer vrient si of hoe onghedeghen40 Daer soe hare herte heeft an ghesleghenHier bi so salse I man prisenEnde lachtren in gheere wisen 918855vbWat so wille dit of datteWant soe es alse de catteDie bi naturen muse veet4 Diet hare verbiet so heeftem leet 9192Dus haet I wijf lude ende stille55va3055va31Har[e.]en: Niet goed te lezen door beschadiging van perkament.Na soe een grotere ruimte dan gebruikelijk, waarschij<strong>nl</strong>ijk het gevolg van niet goed geprepareerdperkament.
334 het comburgse handschriftDie hare verbiet haren willeAldus gheselle van huwer rosen8 Die ghi saecht so scone blosen 9196Alse ghise hebt tuwaert al te maleAlso ghi noch hopet waleSo houtse wel dat radic hu12 Als ic hu gheseit hebbe nv 9200Want dan hebdi zekerlikeEene Rose diere ghelikeMen niet en vonde in XII steden16 Dan daet in die weerel meden 9204So scone es soe so wel ghemaectEnde daer toe so wel gheraectLs mi aldus mijn vrient20 A Van goeden rade adde ghedient 9208Want sine redene ende sine taleBehaghede mi huter maten wale Met desen quamen met ghemake24 Soete ghepeins ende soete sprake 9212Ende ghinghen beede bi mi staenNie sidert dats sonder waenEnde lieten si ghenesen minen sin28 Maer niet en brachten si met hin 9216Soete ansien dats mi te lancNochtan wistis hem gheenen ondancWant ic weet wel in waren dinghen32 Dat sine niet consten ghebringhen 9220C nam orlof ende scietIVan hem daer icse alle lietEnde ghinc alle die dale neder36 Scone ende claer was dat weder 9224Horen der voghelkinen sancDie daer maecten groet gheclancGroot goet mi haer sanc dede40 Int herte ende grote joye mede 9228Maer eene dinc dochte mi zwaerhedeVan dien dat amijs seide56raVan dies ic zeere in therte morreDat was dat ic omme dien torre 9232Niet mochte gaen spelen no mi verurouden4 In weet hoe ics mi sal onthoudenHier mede ghinc ic voert wechEnde liet ter rechter hant minen wech 9236
folio 55vb-56rb, tekst i.1 335Ende ghinc ter slinker te diere stonde8 Vp auonture of ic hiet vondeWech daer ic quame medeBinnen in die vaste stede 9240Waert bi watre waert bi lande12 Dan lietic dor ne gheene scandeIn liet vut scone ontfane bi godeIn vonde sterkeren diet mi verbode 9244 God heere mocht hiet ghescien16 Dat ic den casteel mochte zienCranker dan een wijngaert blatOf die poerten teenigher stat 9248Mochte zien hopen staen20 Ic souder emmer binnen gaenEnde laten hute scone ontfaneVer ialousien gheuane 9252Daer voren namic niet teser stont24 Honder waeruen M pontDies machmen mi ghelouen waleDoe ghinc hic met deser tale 9256Van den casteele een lettelkijn28 Maer niet vele docht mi sijnNeuen eene fonteine claerSekerlike het sceen daer 9260Eene arde lieuelike stat32 Doe vernamic datter satEene scone vrauwe wel gheraectVan vormen edelike ghemaect 9264Scoenre figure en sach ic nie36 Dan mi wesen dochte dieHare amijs sat neuen hareMaer jnne weet niet openbare 9268Haers amijs namen niet40 Maer die hedele vrauwe hietRijcheit so es zeker datEnde hoedde eenen cleenen pat 927256rb Daer men in die borch mede ghincMaer soene was in warer dincNoch selue niet daer in comen56ra1556ra24Het paragraafteken bestaat alleen uit een halve maan, de schacht naar beneden ontbreekt.M is majuskel.
336 het comburgse handschrift4 Ende teerst dat ics hebbe vernomen 9276Keerdic mi te hare waertEnde groette die scone vrauwe waertEnde soe mi weder met haesten groet8 Dat lette goet mi besloet 9280Ic seide vrauwe doet mi ghenadeMoochdi mi berechten van den padeEnten wech die ghereet12 Te vele gheuene waert gheet 9284Ende der miltheden patRijchede andwoerde mi ter statDits de wech ic hoeden hier16 Hoe dor god vrauwe fier 9288En vernoye hu niet mine bedeEnde laet mi gaen al hier ter stedeIn dien dat hu eere ghescie20 Ter borch die maecte ver ialousie 9292assael seide rijcheit dan mach nvV Niet sijn want in kennne niet huGhi sijt an mi qualijc gheraect24 Ghine waert mi heimeliker ghenaect 9296Bi mi en comdire niet binnenEmmer moestic hu bet kinnenEnde moest oec wesen van den minen28 Die laticker in sonder pinen 9300Balreren dansen ende reyenEnde hebben weelde na haer greienDaer es in feeste ende ioye32 Daer nes niemen in te vernoye 9304Daer sijn in vedelen ende tamburenCytolen cymbren tallen hurenDaer iaecht men hasen ende conine36 In die scone bosschelkine 9308Daer es bliscap in en trauwenDaer gaen de cnapen ende de ioncfrauwenAls si sijn van speelne moede40 In die camere met groten goede 9312Daer die baden sijn ghemaectEnde gaenre binnen al moeder naect56va Met feesten ende met groter ioyenEnde doen de herberghe hem verfroyen 9316Daer zotte miltheit vrauwe af si4 Die hem rekenen gaet so bi
folio 56rb-56vb, tekst i.1 337Als eene vrauwe die niet ontfarmtMaer quetse so ende veraermt 9320Dat sijs ghenesen niet en connen8 So zeere es so vp hem gheronnenDat si moeten al te diereInt hende ghelden hare belechiere 9324Ende vercopen al haer lant12 Eer si ghequiten haren pantSeere becopen si hare feesteDan comt die onghescaepte beeste 9328Aermoede dat wijf ongheraect16 Cout beuende ende al naectEnde ontfaetse als si huut comenDan werden si mi ghenomen 9332So dat icker mi en onderwinde20 Nemmermeer woert tote minen jndeC en seght oec niet daer biIMaecten si noch pays ieghen mi 9336Ic lietse noch comen daer24 Maer hets eene dinc alte zwaerAlso dicken te comen als si gheerenWant so groot es haer deeren 9340Int ende dat si sijn so bloot28 Dat si en dorren van anxte grootMi van scanden an ghesienHets wonder hoe dat mach ghescien 9344Sine dooden hem van rauwen32 Maer hu so segghic wel in trauwenVp dat ghi hebt daer waert ghereDat nie veriacht so was beere 9348Noch so ghevleghen in gheenen zinnen36 Als ghi sult sijn mach v ghewinnenAermoede in haren handenSoe sal hu leeden achterlande 9352Van houke te houke van straten tstraten40 Tes soe hu sal steruen latenVan hongre dats hare maniereNochtan was soe honghers cameriere 935656vb Ende diende hem so dat soet bequalEnde berrende was van honghere al56va29Tussen van en scanden bevindt zich een gaatje in het perkament.
338 het comburgse handschriftEnde leerde haer alle quaethede4 So maketse meesterigghe ende voestre mede 9360Dieften haers sonekijnsDie so menighen nemet tsijnsEnde soghede met haren melke8 Nie en saghic voestre selke 9364 Willic hu tellen hare maniereSoe es oemoedich ende goedertiereSoe woende oec in een lant12 Dat magherste dat men noyt vant 9368Daer en wast no coren no wijnBome no cruut no bosschelkijnNemmermeer daer boeme en botten16 Het staet recht vpt ende van scotte 9372Vp eene sterke stenine rokeHongher en heeft gheene cokeTe doene noch oec cokens mede20 Want hets eene de coutste stede 9376Die men in de weerelt weetOm dat honghere ware leetDat om hare wiese eenich cruut24 Ende treckent al te mal huut 9380Metten naghelen van haren handenEnde met haren bitenden tandenNu willic hu gheuen te verstane28 Hare faiture ende hare ghedane 9384En <strong>deel</strong> moede magher ende lancE Den buuc in hoel ende slancHanghende an die borst tale32 Die beene hanghen haer al te male 9388Tallen leden hanghende huutDaer bouen gaet maer de huutTe roest so es haer dat haer36 Die oghen diep ende niet claer 9392Maer bleec dat ane scijnGheene leeliker beeste mochte sijnSone heeft int lijf gheene humore40 Dus heeft soe magherheit ter core 9396So bedwonghen in allen zinnenDat der plentiuenser godinne57ra Ceres die doet tcoren comenEs daer waert die wech al benomen 9400
folio 56vb-57ra, tekst i.1 339Noch trik[s]lomuse mede4 Die scepe bringt te menigher stedeEn can den wech daer niet gherakenNoch niemen die zalech maken 9404Dien meinsche en can comen daer8 Maer eene dinc segghic hu vor waerWildi met ledecheden gaenGhelijc dat ghi hebt ghedaen 9408Aermoede sal hu daer wel bringhen12 Die meesterigghe es van desen dinghenWant eenen andren wech hout aermoedeDan den ghenen dien ic hoede 9412Wildi volghen ledicheden16 Diere vulheit ic niet ghezedenNo alle die met tonghen sprekenGhi sult dan saen sijn ghestreken 9416Tote daer ghi aermoeden vinden selt20 Ende blijft daer dan in haer gheweltEnde hu behaghen hare manierenSo suldi moghen wel faelgieren 9420Tassaelgierne den casteel24 Ende oec te winne dat minste <strong>deel</strong>Maer van hongre moghedi zeker wesenDie zaen sal sijn an hu ghelesen 9424Want aermoede can dat openbaer28 Bi der herte den wech daerVrient moghedi sijn ghewesDattie keytiueghe hongher es 9428So ghedienstich ziere vrauwen32 Dat hi dicken cust met rauwenEnde daer toe in groter brekenEnde dan comt hongher toe ghestreken 9432Ende wect dieften dat kindekijn36 Ende heet hem ghereet dan sijnGaen te siene om sijn beiachWaer dat hijt ghecrighen mach 9436Dit leert hem hongher ende aermoede mede40 Dan gaet dat kint dien al de ldedeBeuen ende hem droomt alOm tzeel dat noch hebbben sal 944057ra3trik[s]lomuse: s helemaal volgelopen.
340 het comburgse handschrift57rb Want altoes es hem in den moetDie galghe diet hebben moetDiefte pijnt hem nacht ende dach4 Hoe hi sire moeder helpen mach 9444Maer dats eene tranke neringheBi sulker neringhe wert v jngheDese wech en moet altoes wesen8 Nu souct eenen andren wech dan desen 9448Want ghine hebbets niet verdientDat ghi wesen sout mijn vrientRauwe dor god seide die minneere12 V Hu gracie eist dat ic begheere 9452So dat ic quame in den patDaer ic mede ghinghe ter statDaer ic mochte scone ontfane16 Huten prisoene helpen tontgane 9456Daer hi nv gheuaen es binnenDor god vrauwe laet mi ghewinnenRijcheit seide ic hebbe wale20 Nu verstaen huwe tale 9460Ghine hebt nv huwen bosch niet alte maleVercocht tgroete ende tsmaleGhi hebbets noch I vier behouden24 Ende sonder vier en mach met vrauden 9464Niet leuen die volghen der minnenWillen ende hare macht bekinnenDie minres wanen vroet sijn28 Als si leuen in dit ghepijn 9468Maer neen si hets eene verwoethedeAls redene hu wel sedeDier ghi en wildet horen niet32 Dies es hu sotte<strong>nl</strong>ijc ghesciet 9472Weet oec wel dat ghi nie sintMi en priset niet een twintEnde doe ghi te minne begont36 Want die minnen werden oncont 9476Met mi en haten mi medeEnde werpen mi teere andre stedeEnde teerst dat icse begheue40 So ware mi leet dat hem hiet bleue 9480Ende werpse van mi verreNu vliet van mi eer ic mi erre
folio 57rb-57vb, tekst i.1 34157vaIe minre die doe van hareDSciet hi bleef in groten vare 9484Ende liet die ioncfrauwe daer4 Ende haren vrient weet vor waerTe hem seluen seide die minneereHier scuwet mi dat ic begheere 9488In dar ouer de vrauwe niet claghen8 No bidden hare no ghewaghenPeinsende ghinc ic harentareInt scone prayeel openbare 9492Dat scone was hutermaten12 Als ic hu hebbe weten latenMaer niet en greide mi dasWant elre mine peinsinghe was 9496Hoe ic mi houden mochte ghestade16 Dat ic alsoe niet en dadeDat men mi eenighe lachter sprakeIeuwerinc in eenighe zake 9500Maer emmer en vergatic niet20 Der zaken die mi mijn vrient hietEnde diende quade tonghen openbaerWaer icken vant hier of daer 9504Ende mine andre viande mede24 Die so eerdic teker stedeEnde diende hem al met minen zinneNiet en weetic of hem yet jnne 9508Maer zeere so hildic mi ouer ondaen28 Dat ic niet na en dorste gaenDer vaster borch vut vercorenAls ic te ghane plach te voren 9512 Nochtan begherde alle daghe32 In dit vernoy in dese plagheEnde in dese penitencie medeMine herte te sine talre stede 9516Also wel wiste de god der minnen36 Die mi proefde in allen zinnenMaer noit en vant hi in mi quaetNoch ontrauwe noch verraet 9520Oe mi de minne tallen stonde40 DDus hadde gheproeft ende vondenTalre tijt goet ende ghetrauweQuam hi te mi sonder rauwe 952457vb Al lachende van minnen zeere
342 het comburgse handschriftNam mi bi der hant de heereEnde vraghede mi of ic wale4 Sijn ghebod adde ghedaen alte male 9528Ende hoe mi behaghede die roseDaer mijn herte om doghede noseNochtan wisti wel minen moet8 Want god weet al datmen doet 9532Mijn ghebod ende mijn begheerenDat ic ghebiede finen minneerenDats dat si hem niewerinc keeren ane12 Dan in minne te vulstane 9536Heere so doe ic zekerlikeIc hebbe hu ghedient zekerlikeHets waer maer ghi sijt wankel zeere16 Hu herte staet in menighen keere 9540Ende sijt in te menic ontsienSanderdaegs wildi hu ontienMire manscap ende sijn of ghegaen20 Doe ghi redene hadt verstaen 9544Ende hare wort ende hilter hu anDan was niet als I ghetrauwe manGhenaden heere ic lye wale24 Dat ic hoerde na hare tale 9548Langher ende wasser bi ghestaenDan ic te rechte soude ghedaenHebben addics mi vorzien28 Maer doch ghinc ics mi ontien 9552Ende quaems te mi seluen wederNemmermeer en legghic nederHuwen dienst om gheenen noot32 Atropos die vrauwe groet 9556Sone beneme mi dat leuenDat mi clote heeft ghegheuenSo sal ic hu dienen ghetrauwelike36 Ende venuse der vrauwen rike 9560Dienen int werc dat soe beghertTote dat mi de doot verteertDan moghen segghen mine maghe40 Die om mi maken claghe 9564Vrient dese doot die ghi hebt nvGhelijct huwen leuen dat segghic hu
folio 57vb-58rb, tekst i.1 34358raInnen hoofde sprac die god der minnenB Nu dinct mi in allen zinnen 9568Dat mine mariscap in di4 Harde wel bestadet siGhine sijt niet van dien quadienDie mi ende mine partien 9572Versmaden wat si mochten8 Als si hadden dat si sochtenHuwe herte es seker ende vastDies suldi sonder meerren last 9576An die hauene ariueren12 Die langhe gheweest heeft hu begherenEnde ic vergheue hu huwe mesdaetDie ghi ghedaen hebt sonder raet 9580Meer omme bede dan omme goet16 Maer ic segghe hu wat ghi doetWildi acorderen met miSo vertelt mi also alst si 9584Mijn ghebod ende mine tale20 Want dit bouc saelt houden waleLanghen tijt hebdijt verstaenEnde houdijt dan alsoe ghedaen 9588Als ghi mi hier segghet wel24 So wert noch huwe pine al spel Ic seght hu gherne seide de minnareDorperheit scuwic harentare 9592Gherne groetic int ghemeene28 Die liede sijn si groet of cleeneDorpere wort ende onreineDie scuwic ende oec vileine 9596 Vrauwen eere ic altoes gherne32 Dies en staet mi niet tomberneEnde al dat vrauwen name heeftDien diene ic voer al dat leeft 9600Houerde scuwic ende oec daer bi36 Houdic iolijs ende behaghel miMilde te sine pine ic mi medeEnde mijn herte blijft teere stede 9604I gode ghi cont wel huwe lesse40 B Al sulc als ghi seght so esseEnde comt dat ghi zwighet danIc leue met rauwen ic en can 960858rb Sint mijn herte leuende niet ne si
344 het comburgse handschriftEnde hebdi dan niet dat seght miDrie trooste : neenic entrauwen4 Soete ansien es mi ontblouwen 9612Die mi brochte bliscap voreMet sinen ouer soeten goreMaer dander II helpen mi zeere8 Hebdi hope ia ic heere 9616Die heeft mi ghehouden sonder ghileIn goeden payse langhe wile Waer es scone ontfaen gheuaren12 Heere hi leeght gheuaen te waren 9620Die edele die zoete die ic soe minneNu blijft met rusten in huwen zinneWant ghi sult noch hebben meer16 Huwen wille dan ghi waent eer 9624Van daer ghi omme hebt ghedientGhetrauwelike als mijn vrientIc wille ombieden haestelike20 Mine baroene van minen rike 9628Enten sterken casteel belegghenSonder eenich weder segghenOnder beide de god der minnen24 S Om boot tsijn heere in allen zinnen 9632Sulc bi ghebode sulc bi bedenDaer quamen met moghenthedenVele lieden ten hoghen god28 Ghewillich te doene sijn ghebod 9636Na hare macht waer dat wareNu willicse hu noemen openbare Ledicheit die in meesten <strong>deel</strong>e32 Vrauwe was van dien prayeele 9640Quam met sconen ghesnide daerEdel van herten ende openbaerEdelhede milthede ende nijthede36 Ontfaermichede ende coenhede mede 9644Delijt eere ende houeschedeGheselscap ende simpelhedeSekerhede deduut ende duecht40 Blijthede ioliuecheit ende iuecht 9648Oemoedicheit quam mede daer58rb33-39Door deze regels loopt een genaaide scheur; de tekst is er telkens omheen geschreven.
folio 58rb-58va, tekst i.1 345Ende ghedoechsamhede dats waer58va Wel helen ende gheveinst wesenQuamen daer ende oec met desen 9652Quam valsch ghelaet die met machte4 Gheveinst wesen met hem brachteWant sonder hem en dede soe nietWant so met hem te wandelne pliet 9656Want wat dese II vertonen8 Baraet moeter emmer in wonenIer willic hu laten horenH Van wien valsch ghelaet was gheboren 9660Baraet was valschs ghelaet vader12 Die der lieder herte steelt al gaderSijn moeder was ypocrisieDie god onse heere vermalendie 9664Dese soochde ende voedde mede16 God sat hebbe hare zedeDat soe verraet soe menich rikeBi haren abite gheestelike 9668 Ende teerst dattene de god verzach20 Werdi heme wat hi machEnde seide valsch ghelaet bi wies orloueSidi comen te minen houe 9672Secht hoe dordi comen hier24 Mettien quam voert de vrauwe fierGheveinst wesen al te hantEnde nam valsch ghelaet metter hant 9676Ende seide heere en belght hu niet28 Dat hi hier quam es bi mi ghescietHi heeft mi menich goet ghedaenEnde te staden dicken ghestaen 9680Ic hebbe sijns altoes noet32 En ware hi ic ware dootVan honghere heere dies es hiTote hu comen al hier met mi 9684Hine wille alle de liede niet minnen36 Dies begheere ic in minen zinneDat hi si van hu ghemintEnde ouer heleghen man bekint 9688Want ic bem sijn amie fatijs40 Ende hi es weder mijn amijsNu eist tijt dat wi beghinnenTe sprekene sprac die god der minnen 9692
346 het comburgse handschrift58vb Hoe dat wi moghen verwarenVer ialousien die onsen minnarenDoet soe ouer grote pine4 Hier omme hebbic hu vriende mine 9696Omboden ende hier doen comenSo heeft te houdene ghenomenIeghen mi desen casteel8 Dat mire herten deert I <strong>deel</strong> 9700So heeften so vast doen makenDat ic niet en can gherakenHoe dat menne ghewinnen sal12 Dat dert miere herten bouen al 9704Oec leeght miere herten zwaer aneVan den kinde scone ontfaneDat so dicken te voerderne plach16 Onse vrienden ende niet en mach 9708Vter vanghenessen comenSint mi tybulus wart ghenomenDie mine dinc kenden groot ende smal20 So sijn mine ghescutten al 9712Ghefaelgiert ende mine boghenEnde mijn alsberch ontwee ghetoghenDies hebbic om hem rauwe groot24 Mijn moeder weende om sine doot 9716Also doen mochte met rechteNu adden wi te doene onser knechtenGalluse catilluse ende ouiden28 Die wel consten tallen tiden 9720Van minnen spreken wel ghereetMaer si sijn doot dats mi leetSiet hier van brucele heinricke32 Dien ver ialousien zwaerlike 9724Torment ende pijnt bi mire trauwenDat hi steruen waent van rauwenNu es hi comen te mi te rade36 Als teenen sinen vrient ghestade 9728Want hi es al eyghin mijnDies moetic hem ghehelpich sijnEnde hebber hu omme vergaderen doen40 Om scone ontfane die int prisoen 9732Leeght te ghecrighene vter nootWant mi so ware scade groot59ra Dat wi sulken cnape verloren
folio 58vb-59rb, tekst i.1 347Ende ic hem betren mochte sinen toren 9736Ende ic bemt sculdich te doene mede4 Dor sine groete ghedienstichedeDaer hi mi mede heeft ghedientEnde noch wille dienen als mijn vrient 9740Ende maken tiedsch daer in sal staen8 Sijn ghebod ende oec zaenSal hijt segghen scone ontfaneMach hire hiet ghecomen ane 9744Die nv vaste leecht in rauwen12 Dat mi deert bi mire trauwenWant en canics niet ghewinnenDat sal mi deeren in allen zinnen 9748Nu en ghetroestic mi in niemen el16 Dan in hu lieden dat weet welGhi sijt mijn troost in allen zakenMochten wi heinricke ghemaken 9752In hoghen die so houesch si20 Ende so milde gheloues miEnde mi ghedient heeft so waleIc souts verbliden al te male 9756V comt mechiel sijn gheselle24 N Een houesch poertere daer ic of telleEnde die mi eerlike heuet ghedientAlse mijn ghetrauwe vrient 9760Ende voert dienen wille ghereet28 Sonder nijt ende ghiericheitEnde dor redenen niet wille latenDie al mine cuelne doet haten 9764Die bet riect dan balseme doet32 Daer bi eist recht dat soe moetFaelgieren dats mi wel contEnde heinric te menigher stont 9768Die dit dietsch beghonnen heeft36 Wilt henden vp dat hi leeftEnde vp dats hem onse heere janWant hi es mijn ghetrauwe man 9772Vp dat hi mach scone ontfane40 Ghecrighen entie wel ghedaneRose die hi heeft so weertEnde van herten soe begaert 977659rb Dat wi emmer moeten doenWant sijn bouc ende sijn sermoen
348 het comburgse handschriftSal werden ghelesen in meniger stat4 Ende men sals ons dienen te bat 9780Ende so onse zaken doet verstaenDat si nemmermeer en vergaenDoch quaemt dat heinric niet vuldede8 Ende mechiel hi endet mede 9784Entie heinric was prociaenEnde mechiel adde de name ontfaenNde bedi dat dese heinrijc12 E Ons dienen sal ghetrauwelijc 9788Als hi de rose heeft te sinen willeDie nv van wanhopen zwighet stilleBiddic der goddinnen vri16 Lutinen die van den brudene si 9792Gherechte goddinne ende vrauweDat soe heinricke die ons ghetrauweEs also voerderen moete20 Dat hi lese de rose zoete 9796Ende jupitere biddic oec medeDat hine behoude in sine blijthedeWant hi ende mechiel willen maken vut24 Dit bouc daer men dat soete cruut 9800Sal van der minnen in moghen kinnen Ende daer na en darf in allen zinnenMinre tonghemake wesen28 Die desen bouc heeft ghelesen 9804Want hi sal hier sien so claerDie pointe der minnen openbaerDat men dit bouc in allen zinnen32 Heeten sal spieghel der minnen 9808Want vele goeds brinct hi den minnerenVp dat si te hoerne niet begheerenNa redene der valscher vrauwen36 Die mi doet leuen dicken met rauwen 9812Hier omme com ic hu te radeAls minen mannen ende bidden ghenadenHu arde oemoedelike40 Dat ghi desen seluen heinrike 9816Die oyt so ghetrauwe was miHelpt dat hi gheuoerdert si59rb9Entie: e is later toegevoegd, klein geschreven door teksthand.
folio 59rb-59vb, tekst i.1 34959va Oec bem ic sculdich te bidden medeVoer andre die te menigher stede 9820Sullen noch gheboren sijn4 Ende houden an den raet mijnDie arde vele wesen zalWant ic weet te voren al 9824Ende bem er of prophete waer8 Want si zullen openbaerVinden in desen bouc ghescreuenIn welker wijs dat verdreuen 9828Sal werden ver jalousie12 Ende al te male hare partieEnde haer casteel te broken soeEnde ghedestruweert daer toe 9832Dat soese in ne gheenen zaken16 Nemmeer moghe weder makenDies so raet mi openbareHoe ic best mijn heere ghescare 9836Ende bestichte mijn orloghe20 So dat ic ghewinnen mogheLichtelike dien casteelDie noch vast es ende gheheel 9840Vs doe die god die niet was kint24 DSine redene adde ghehintGhinghen te gader die baroeneOm raet te nemene . wat te doene 9844Stoete met al zulken zaken28 Vele niemaren dat si sprakenWant elc gaf daer sinen raetDoch so bleuen si dat verstaet 9848In eenen rade daer si mede32 Ten gode keerden van dier stede Heere heer god seiden siMet acoorde so sijn wi 9852Van huwen houe sonder een36 Al ghedraghen ouer eenDat so es alleene rijchedeDese en wilden niet volghen mede 9856Ende heeft wel diere ghezworen40 Dat soe om meinsche die es gheborenNemmermeer godweetAn die borch slach en sleet 986059vb No met houwen no met scachte
350 het comburgse handschriftNo met gheenen anderen ambachteSo es ghesceeden met gramscape4 So zeere haet soe dien cnape 9864Soe seit hine hadse noit liefDies doet soe hem dit ongheriefSoe haette ne ende sal noch bat8 Bedi hine gadert gheenen scat 9868Noit en mesdede hi ieghen hareAnder zake openbareSoe liet wel als ic vernam12 Dat hi eerghistren quam 9872Tote haer ende zochte haer aneAl den pat in te ganeDie gheheete es te vele gheuen16 Maer hi es daer buten bleuen 9876Want hi was arem doe hijs batDies wart hem ontseit de patEnde sint en es hi zekerlike20 Van eenen penninghe niet werden rike 9880Als ons rijchede dede verstaenEnde hier omme es soe ons ane ghegaenEnde daer omme sijn wi al te male24 Sonder hare gheaccordeert wale 9884V hebben wi vonden in onsen raetN Dat bedect wesen ende valsch ghelaetMetten haren te desen tiden28 Sullen die achterste poerten bestriden 9888Die quade tonghe hout ende hoetMet sinen quaden volke verwoetMilthede ende houeschede mede32 Sullen prouuen haer vromichede 9892Ieghen de quene ende hare gaen aneDie so nauwe wacht scone ontfaneOec willen wi dat te deser tijt36 Wel helen ende delijt 9896Scaemten bestaen vromelikeEnde bestriden haer poerte rikeIeghen sorghe willic dat ware40 Coenhede ende zekerhede met ware 9900Vrihede ende ontfaermichedeWildic dat dangiere bestrede60ra Dus es dit heere wel ghescaertNemmer sone es soe bewaert 9904
folio 59vb-60ra, tekst i.1 351Die casteel hine wert ghewonnen4 Vp dat sire toe ghedoen connenHaren neerenst ghetrauwelikeMaer wi wilden sekerlike 9908Dat ghi veruenuse huwer moeder8 Al hier omboot want so es vroederVan sulker zaken van orloghenSoe sal ons wel gheraden moghen 9912Dies ombietse dats wel ghedaen12 Die god der minnen andwoerde zaenGhi heeren mijn moeder die godinneDaer wijshede vele es inne 9916Sone doet niet al te male16 Minen wille maer soe can waleMi soccoersen alst es te doeneEnde daer bi weet wel ghi baroene 9920Dat ic mire moeder niet wil moyen20 Om niet want hare souts vernoyenIc eerse ende werdse waer ic machIc doe haer noede ouer lach 9924Maer wanneer datter te doene si24 Soe sal soe comen ghelouets miEnde ware soe hier so bi oec nvSoe soude comen dat segghic hu 9928Onghebeden van minen weghen28 So gherne helpt so mi des zeghenijn moeder es vroet van menigher daetM Soe heeft verwonnen dat verstaet 9932Menighe borch die vaste stont32 Die meer coste dan M pontDaer ic ieghen werdich niet en wasMaer en addic ghesijn ghelooft mi das 9936Sone ware niet comen inne36 Bi negherande zinneBi minen rade in dier maniereWant hets comanscap te diere 9940Ende oec en eist comanscap maer40 Ghelijct dat I coopt openbaerGroete orsen ofte rossidenPaeit hi tghelt men laten riden 994460ra32M is majuskel.
352 het comburgse handschrift60rb Wille hi ghemackelijc of zeereWant hi den coman en es nemmeereSculdich noch oec die coman heme4 Dus so eist als ict verneme 9948Die coopt van eenen wiueDie ghenouchte van haren liueAlsoe hem gheleuert heeft8 Ende hi haer tghelt ghegheuen heeft 9952So es leden al die minneWant daer nes coep maer jnneCoop dan nes niet ghegheuen12 Die danc van cope es lichte bleuen 9956Nochtan sijn die cope beideOnghelijc die ic hu seideWant al es dat een coopt diere16 Een ors hi maecht sciere 9960Vercopen ende nemen der vanSijn ghelt ende ghewinnen of hi canTen minsten sone eist al niet20 Verloren hine heues weder hiet 9964Tfel al ware oec dat zakeDat die moert te hant stakeMaer dus ghedaen sone es niet24 Die coop die veruenus pliet 9968Want nemmer soene coopt een manSo diere wat hire leghet anGoet ende ghelt oec alsoe wale28 Hine verlieset al te male 9972Maer die vercopere neemt de haueEntie copere esser haueEnde en heefter niet so vele an32 Dat hire of gheheeten can 9976Heere noch so na ghesijnEn ware noerman no poyteuijnMaer quame hi ende meer gaue36 Deerste en ware haers al haue 9980Ende hilde hare anden naestenTwi sal hem een man dan haestenDat een vremde in sire ghewelt40 Heeft also zaen al zonder ghelt 9984Als een doet met sinen goede
folio 60rb-60va, tekst i.1 353Hoe mach hem dan sijn te moede60va Dit sijn quade zotte liedenDie ane keytiuighe meisnieden 9988Hare ghelt so legghen daer4 Die wel weten voer waerDat si verliesen al te maleWat siere an legghen groot ende smale 9992Daer bi sone segghics niet8 Dats mijn moeder gheuet hietMaer ic segghu dat hijs heeftNa groeten rauwe de ghene diet heeft 9996Alsene dat gheuen van groten goede12 Bracht heeft ter groter aermoedeEnde hem rijcheit heeft ghelatenBroot bidden achter straten 10000Die nv es weghe ghetoghen16 Ende niet helpen wille orloghenMaer bi miere moeder vervenuseEnde bi haren vader saturnuse 10004Ende bi minen broeders al20 Daer niemen of ne weet tghetalDat ic node verzweeren zoudeEnde bi den zwaren helschen coude 10008In drinken pyment weet te voren24 In eenen iare werdic verzworenWant elc weet wel dies beghertDat een god die hem verzwert 10012Ende drinct pyment in eenen iare28 Dies weetti wel dat mi wareEene quade zake verzwoeric miMaer sint dat mi rijcheit si 10016In desen noot aue ghegaen32 So salt ontghelden sone neme zaenHare wapine ende doese anEnde helper mi mede striden dan 10020Dat weet wel zwaerlike36 Want comt nemmermee man rikeTe mi riddre knape no baroenIc salne so plumen doen 10024Onsen magheden ende met hem spelen60rb42Tussen te en moede bevindt zich een gaatje in het perkament; de tekst is er omheen geschreven.
354 het comburgse handschrift40 Dat hem cortelike selenSine ruwe plumen alle bloten60vbEnde hi dat cleene metten groten 10028Vercopen ende versetten salHet en beneemt groot gheualArem man heeft betren heere4 Want hine versmaetse min no meere 10032Hine es oec gheen goet manDie hem leelike spreket anDaer bi so es quaet rijchede8 Dat soese versmaet teenigher stede 10036Si minnen bet dan doen de rikeDie thare houden ghierechlikeMaer bi minen vloghelen beide12 Ware ic god ouer de rijcheide 10040Alse ic bem ouer de minneAlle de ghene die ic kinneMi dus ghetrauwe soudic maken16 Alle rike in varen zaken 10044So zeere ontfaremt mi al in eenHaer ghecarem ende haer gheweenOe seiden die baroene zaen20 DHeere dat ghi ons hebt doen verstaen 10048Dats waerheit alte maleGhi sult huwen heet houden waleMaer comt an hu I rike man24 Hine doeter gheene wijsheit an 10052Want ghine sult niet verzworen wesenWant hoe mochti wel ghenesenDat ghi pymet te drinken liet28 Maer huwe vrauwen of ghijt ghebiet 10056Sullen hem sulc peper makenDat sise te hem sullen zakenWant die vrauwen sijn goedertieren32 Ende so houesch van manieren 10060Dat si hu wel quiten soudenEnde in goeden payse houdenEnde hem so vele weten laten36 Dat ghi hu heere sout ghematen 1006460va4260vb13Tussen hi en dat bevindt zich een gaatje in het perkament; de tekst is er omheen geschreven.de en minne zijn gescheiden door dun een verticaal streepje.
folio 60va-61ra, tekst i.1 355Si souden hem tellen vele zaghenDaer si hem mede souden vaghenEnde souden hem vraghen nauwe vreghe40 Ende hem oec bieden alle weghe 10068Haren mont te cussen ghereetEnde hare scoenheit die wel steet61ra Dus sullen hem die vrauwen louenEntie man daer mede verdouen 10072Ende behouden wel dat hare4 Nu ghebiet ons openbareWat ghi wilt dat men doetWi sullent doen eist quaet of goet 10076Maer valsch ghelaet en dar hem niet8 Met ons onder winden hietOm dat hi van ons es ghehaetIc bidde hu dat ghine laet 10080Here wesen van huwer maisniede12 Ende hier wandelen met ons liedenMet gheueinst wesen siere amienEnde wildijt alle ghi partien 10084Seide de god so wille ict mede16 So onthoudickene hier ter stedeEnde wille dat hi voert meer siIn minen houe nv come te mi 10088alsch ghelaet ic onthoude hu20 V Vp sulc couent al hier nvDat ghi sult te staden staenOnsen minres ende niet of gaen 10092Waer ghi moghet tallen staden24 Ende onse viande ouer al verladenIc gheue hu macht in allen assaudenWant ghi sijt conijnc van den ribauden 10096Dit wille onse volc te gadere28 Want zekerlike ghi sijt verradreDief ende oec verzworen medeSo sidi te menigher stede 10100Maer dat hebdi dicken ghedaen32 Om datter bi soude vergaenHuwe vriende souden verblijt wesenNu seght mi biddic hu na desen 1010461ra34na en desen zijn gescheiden door een dun verticaal streepje.
356 het comburgse handschriftBi wat teekinen men hu zal36 Wel bekennen ouer alAls men huwes te doene heeftWant die behendichste die leeft 10108Sidi een dat weetic wale40 Nu seght mi in corterWaer dat ghi te wandelne plietHeere wat holper anders gheseit 1011261rbDan gherechte ware dingheTe menigher stat es mijn woeningheDies en mochtic niet al vertellen4 Seidic mijn leuen mine ghesellen 10116Souden mi alte male versmadenEnde onrusten vele beradenWant waer heide soude mi sijn te quaet8 Die al ieghen mijn leuen gaet 10120Hare en souts niet wel behaghenEn mochtse so soude mi veriaghenAlse ic hare seide de zaken12 Die te haer waert niet gheraken 10124Want haer en behaeght dinc gheeneDie ic segghe sonder alleeneDewangelie als icse spreke16 Maer dats emmer valscheleke 10128Want mine zaken sijn so quaetDat ic en ghere dat verstaetGheenen wetteghen man no vroeden20 Want wanneer si mi verstoeden 10132So souden si mi al verdriuenMaer die ghene daer an bliuenMine leeringhe vast ende ghestade24 Die leuen al bi den rade 10136Baraets mijns wel lieue vaderEnde ypocrisien die beide gaderMi wonnen ende voedden mede28 Die god der minnen antwoerde ter stede 10140Dit was eene scone winningheDie si wonnen onder lingheDaer si wonnen sulken duuel32 Ende gauen tetene broot ende zuuel 10144
folio 61ra-61va, tekst i.1 357Maer sint seide die god der minnenDat ghi ontfaen sijt hier binnenSo moetti ons segghe hu affare36 Ende hu woninghe harentare 10148Dat onse liede moghen horenEnde weten oec te vorenVan wat dienste dat ghi sijt40 Nu seght ons in corter tijt 10152Eere seide valsch ghelaetH Na dien dat hu te weten staet61vaSo sal ict hu wat mijns ghescietSegghen ende en helens niet 10156Valsch ghelaet sonder beide4 Begonste aldus ende seideDat ment mochte horen waleHoort ghi baroene al te male 10160Die valsch ghelaet wil leeren kinnen8 Sine woninghe es in allen zinnenIn de weerelt ende in clestren medeMeer dan soe es teer ander stede 10164Ofte dan soe yeweren si12 Nu salic hu segghen hoort na miWaer ic meest herberghen willeDaer men mi meest helet stille 10168Daer bem ic zekerst godweet16 Dats onder toemoedichste cleetGheestelike liede sijn mest bedectDan die hem ter weerelt trect 10172Icen segghen oec daer bi niet20 Dat ic wille lachtren hietMeinsche van religioeneVp dat hi es van ghetrauwen doene 10176Ende alle dogheden begaert24 Nochtan en haddic die noit waertEnich valsch cloester heereM Fel ende van quaden ghere 10180Doet an de cleeder alsmen siet28 Maer sine wisselen therte nietReligieuse sijn oemoedich61rb33-35Van deze regels is de hoofdletterkolom circa 1 cm ingesprongen, ten gevolge van een gat in het perkament.
358 het comburgse handschriftIn houerden niet ouervloedich 10184Daer omme willic met hem woenen32 Om dat ic moghe de lieden honenTe bet haren abijt nemic waleMaer ic scuwe al te male 10188Die werken diere toe horen36 Want in quamere niet te vorenNoch mijns willen want ic verscoendeVp dat ic mi van buten toende 10192 In mochte mi also niet ghelaten40 Dat houerde in mi soude matenMetten houerdeghen so wonickeDie begheeren ende pinen dicke 1019661vbTe vercrighene der werelt eereEnde daer omme pinen zeereDat si bekent moghen sijn4 Dat men hem gheeft broot ende wijn 10200Ende daer toe pitancie vetHier om volghic altoes metMet groten eeren die men vint8 Ghere ic altoes te sine bekint 10204Ende hem te volghen in haer zaleArem makic mi al te maleNochtan die goede lecker morseele12 Comen mi altoes te <strong>deel</strong>e 10208Ende drincke den precieusten wijnDie mach in den lande sijnHu lieden predekic aermoede16 Maer ic ghere ouer vloeyte van goede 10212Dits oec eene ghemeene maniereVan allen moneken cloesteriereWant hebben si den abijt ane20 So scinen si helich in ghedane 10216En willen emmer helich wesenMaer verstaet wel mijn lesenDie cleedren en maken den moenc niet24 Die men hem ane draghen siet 10220Noch dat hi bouen es ghescorenDats al meest pine verlorenWant baraet es in hen61va38Voor toende is ver uitgeradeerd.
folio 61va-62ra, tekst i.1 35928 Te XII steden ende niet men 10224Niemen es so wel gheleertDat hi hem ieghen mi yet keertMaer houden hem al an mine wet32 Want waric ga mi es altoes met 10228Baraet in souke niet dan datteGhelijc dat niet en souct de catteDan die ratten entie muse36 Harentare achter huse 10232Aldus en iaghic in welker staetIc bem niet el dan baraetMaer so wel so dectic mi40 Dat niemen so behendich si 10236Die gheweten can mijn leuenIn wilt hem seluen te kennen gheuen62raIe wile valsch ghelaet dit seideDDie go der minnen sprac sonder beide 10240Ende onder ghinc sine sprake4 Ende seide dits eene selsiene zakeDat ghi ons verstaen doetVint men heleghe lieden goet 10244Ter weerelt ende buten abdien8 Iaet heere ic dars wel lienWaendi dat om de cleedre gheminctDat daer omme van gode verlinct 10248Smeinschen ziele neen soe niet12 Want meneghen heleghen man men plietTanebedene ende menighe santinneDie gode dienden altoes met sinne 10252Ende werleke cleedren droughen16 Daer si hare herte niet an ne sloughenAls daden magheden ende maerteleerenEntie oec in huweleke waren 10256Ende moeder worden van goeden kinden20 Ende oec in huweleke jnden Besiet menighe helighe maeghtDie vor gode crone draeght 10260Ende staerf in werlike cleeder24 Waendi datse god te leederHeeft om twerlike cleetNeen hi dat weet wel 10264Goet herte maect goet leuen28 Tcleet en caent niemen gheuen
360 het comburgse handschriftEnde goet leuen maect goede ghewerkeNa dien dat ic sie ende merke 10268So leeght alleene dat religioen32 Ant werc dat de liede doenVaendi die name eens scaeps velV Ende daer mede behinghe wel 10272Den wulf her ysengrine36 Waert in zomere waert in rimeDat hi gheene scapen nameAl waert dat hire onder quame 10276Ende daer omme gaue den scapen vrede40 Om dat hi scaep scene der medeNeen hi niet maer te meerSoude hise nemen ende teer 1028062rbO dat sine niet kennen soudeAl waert dat si vlien woudenHoet hu van desen wuluekinen4 Die niewe apostelen scinen 10284Heleghe kerke want ghi ghegheuenEnde sijt in handen om hu sneuenHet sijn die hu souden weeren8 Ende heimelike hu verteeren 10288Sdaghes maken si hu muereEnde snachts werdet hem te sureHoe si hu ghemineren moghen12 Ende mure breken en boghen 10292Dat sijn huwe gherechte prelateDaer si an doen grote ommateEnde ouerdaet al te groot16 Nu willic zwigh ic hebs noot 10296Want si mochten mi dats waerWeder zaken sijn alte zwaerWant dese daer ic of telle20 Sijn wulue ghecleet met scaeps velle 10300Maer ic wille hu ghelouen waleDat ic hu vriende alte maleVorderen wille waer dat si24 Vp dat ghi wilt voerderen mi 10304Ende mier amien vant der sonderEn condi ghedoen gheen wonderWant verradere benic zekerlike28 Ende god van hemelrike 10308Hout mi ouer eenen vulen dief
folio 62ra-62va, tekst i.1 361Ende verzworen dats mijn griefVp dat ic minen wille vulbringhe32 Want met loghenen sonderlinghe 10312Bem ic bedect alte maleNiemen can mi bekennen waleHoe dicken hi mi te ziene pleeght36 Van phyrotheus daer men af seeght 10316Dat hi hem sciep in wat hi woudeBaraets consti so menichfoudeNochtan consti niet half so vele40 Als ic can te minen spele 10320Want noit quam ic so dicken ter stat62vaDat men mi yet kende te batLte male ic wisselen canA Die cleedre die ic draghe an 10324Nu bem ic moenc nu nonne4 Nu bem ic ruddere van hoghen conneNu prinche nv clerc nu aduocateNu bem i canoonc nv prelate 10328Nu bem ic meester nv scolier8 Nu borch graue nv forestierWat makic hier af menich stickeVan allen ambachte so bem icke 10332 Nu bem ic prinche nv paedse12 Ic hebbe in mi eene vsaedseDat ic bi der herten canAlle talen die weet man 10336Nu bem ic gay nv bem ic hout16 Nu bem ic ionc in mire ghewoutNu bem ic robeert ende nv robijnNu bem ic baeruoet nv iacopijn 10340Ic volghe gherne mier vriendinnen20 Die mi hier brachte binnenEnde doe al sout mi deerenAl haren wille ende haer begheren 10344Sulken tijt doe ic oec cleedere ane24 Ende ga in vrauwen ghedaneNu bem ic vrauwe nu meiskijnAls nv hebbic dat leuen mijn 10348Teere abdien waert ghekeert28 Als nu bem ic nonne gheleertAls nv comic in dordine inneAls nv ben ic priorinne 10352
362 het comburgse handschriftEnde als nv ben ic abdesse32 Ende als nv eerst professeDus dor ga ic de weerelt wijtEnde souke dordine talre tijt 10356Maer ic late dat graen daer af36 Ende en souke niet dant cafWat makic hier af redene yetIn ghere als els dan den abijt niet 10360Mine woerden ende mine daet40 Sijn harde diuers dat verstaetOe wilde zwighen valsch ghelaetDMaer die minne dat verstaet 1036462vbDede dat hi seide vele meerDan hi hadde gheseit eerDie god der minnen seide4 Seght mi waer of ende hoe 10368Ghi dient den lieden achter landeGhine dorst niet dor de scandeLaten want na dat hu steet8 So scinet wel an hu cleet 10372Dat ghi sijt I goet hermiteDats waer maer ic ben ypocriteEnde predeke den lieden ghenuchterheit12 Maer ic wille wel ghereit 10376Mine peinse met goeder spiseEnde met wine die men priseHoort dien nem ic in goede16 Predecti den lieden aermoede 10380Dats waer maer in beghers nietWant waer mijn oghen aermen zietDien scuwe ic ende hate me20 Dat es altoes mine sede 10384Ic hadde de kennesse zekerlikeVan den coninc van vrankerikeLieuer dan van eenen aermen man24 Hoe vele dogheden dat hi can 10388Want als ic ziese aerme keytiueNaect bloot ende arem van liueHongherech dorstich ende so zeere claghen28 Dat en can mi niet behaghen 10392Men draechse ten gasthuse ic wilt welWant anders en doe ic hem niet elVan mi en ghecrighensi niet
folio 62va-63ra, tekst i.1 36332 Datse moghe ghelauen hiet 10396Maer die rike persemaertDie met ziecheden es bezwaertDien visenteric vriendelike36 Ende trooste houesschelike 10400Want ic waens ghelt ghecrighenEnde doeten die doot dan zwighenSo leide icken toten graue40 Comt yemen die mi begrijpt daer aue 10404Dat ic den aermen also niet en doeWeetti hoe ic ontga hoe63raIc segghe die rike es meer beuaenMet sonden die hi heeft ghedaen 10408Dan die aerme keytijf si4 Dies behouft hem bet die raet van miIn seght oec daer bi niet te maleEen arem man verliest also wale 10412Sine ziele in sijn aermoede8 Als die rike in sinen goedeDie wel keert al sijn doenWant ons scriuet salemoen 10416In sinen parabolen als ict weet12 Dat int XXXste capitel steetGod heere seit hi dor huwe goedeHoet mi van rijcheden ende aermoede 10420Want die rike heeft ouermoet16 So ouer groot vp sijn goetDat hi gods des hemels vaderDaer bi verghetet alte gader 10424Die ghene die in aermoeden leuen20 Hoe moghen si die zonden begheuenWant die noot heeftse so beuaenDat si moeten stelen gaen 10428Of valsch sijn ofte verzworen24 Daer si bi werden verlorenDat salomoen seide van sinen weghenDaer sone es niemen ieghen 10432Want doe god ghinc vp erderike28 Ende sine apostelen dies ghelikePredeken te menighen stadenWine vinden niewerinc dat si baden 10436Broot ofte ander spisen hiet32 Want sine wilden bidden niet
364 het comburgse handschrift Dus souden die broeders latenHare bidden ende hem ghematen 10440Ende leuen bi haren labuere36 Daer si wel ane ter cuereDaden vp dat sijt antierdenEnde hem daer toe bestierden 10444Als haer eerste broeders daden40 Die selue wrachten ende niet badenEnde bleef hem bouen den monde hietSi gauent wech ende hildens niet 1044863rbSine stichten gheene grote ghesatenSi hilden hem altoes in matentaerc man na dat ic kinne4 S Es wel recht dat ic winne 10452Sine spise met sinen handenWaer hi woent ende in wat landeVp dat hijs anders niet en heeft8 Hoe helichlike dat hi leeft 10456In wat religioene hi siNu sal ic meer gheloues miHu vertellen noch hier naer12 Maer dat weet wel voer waer 10460Wie dat vulmaect wesen willeHi vercope lude ende stilleAl dat hi heuet van den sinen16 Ende leue met sijns selfs pine 10464Niemen soude ledich sijnMaer hi es ieghen die redene mijnNa dat die ewangelien houden20 Dats dat wi altoes beiden souden 10468Maer dats een harde cleene bedeckenDat wi voer onse oghen treckenWant wi moeten beiden laten24 Doch als wi dronken ende haten 10472Oec souden wi bedinghe gheuenAls wi wonnen daer wi bi leuenOns bescriuet iustiniaen28 Dat een goed man niet soude gaen 10476Die ghesont ende machtich siSijn broot bidden gheloues miVp dat hijt te winnen vonde32 Het ware vele minder sonde 10480Ende oec ter weerelt minder scade
folio 63ra-63va, tekst i.1 365Diese met vonnesse verdadeDan dat met sulker quaetheit36 Nemen der lieder haerbeit 10484Aelmoesene soude niemen ontfaenNoch met rechte daer omme gaenDan diere toe sijn gheset40 Dat sijn de ghene ic wille ghijt wet 10488Die arem sijn out ende crancEnde en hebben ghesonden no ganc63vaNoch ghepinen niet en connenDaer omme was aelmoesene begonnen 10492nde weet oec wel waerleke4 E Dat god onse heere van hemelrikeDen meinsche ghebiet dat hi al gheueSo dat hem niet en bleue 10496Nochtan sone heet hi niet8 Dat menich meinsche ga bidden ietMaer hi wille dat hijt winneMet sinen handen dat meent hier jnne 10500Want sente pauwels hi gheboot12 Den andren apostelen dat si haer brootWonnen gherne met haren handenEnde lieten varen alle truwanden 10504Hine wilde niet waer si quamen16 Ende predicten dat si hiet namenEnde dewangelien niet en vercochtenIn wat lande sise brochten 10508Want der gheenre die es vele20 Die in neerenste ende in speleGheuen ghereedere ende meereDes haers dor de weerelt eere 10512Dan si doen dor onsen heere24 Ende daer bi verliesen si zeereWant si verliesen teenen ghewichteLoen aelmoesene ende ghichte 10516Ie god der minnen hi seide28 DNu seght mi so helpe hu waerheideSterc man van lichame die willeGode dienen lude ende stille 10520Ende dat sine al heeft vercocht32 Ende dat goet den aermen brochtEnde beden wille al in eenNoch zorghe noch pine draghen ghen 10524
366 het comburgse handschriftMach hi dus gode dienen niet36 Waer omme heere en soude nietEnde hoe dan segghet miValsch ghelaet seide heere dat si 10528Ga in een religioen40 Dat hem gheue al sijn verdoenVan haren renten die si houdenSonder te biddene ionghen of houden 1053263vbAlse witte moneke ende houde sijnEnde ander moneke dats wel an scijnDie sonder pine vp haer rente leuen4 Daer souden si hem in begheuen 10536Ende die truwantinghe laten staenDaer dandere mede omme gaenDie bidden lopen achter lande8 Hets voer gode onneere ende scande 10540Men vint sulke moneke nochtanDie dicken vaen aerbeit anEnde daer na gode anebeden zeere12 Mi ghedinct dat wilen eere 10544Groot distoort was ende zwaerVp dat bidden weet vor waerOf ment met gode mochte anegaen16 Nu hoort ic salt hu doen verstaen 10548Die waerheit in desen boucWant waerheit souct ghenen houcIn wat dinghen men bidden mach20 Na dat ict hoerde ende sach 10552V hoort hier de zake waer biN Elc mach bidden gheloues miEs so plomp van zinne I man24 Dat hi gheen ambocht ne can 10556Gheleeren noch beghert oec mede hietSonder ambacht te wesene nietHi mach wel bidden tote dien28 Dat hem dit moghe ghescien 10560Dat hi moghe winnen sijn brootSonder truwantinghe grootOf die so ziec es of so hout32 Dat hijs en heeft gheen ghewout 1056463vb3rente: De r is over de schacht van een niet-afgemaakte stokletter geschreven.
folio 63va-64ra, tekst i.1 367Sijn brot ten winnen van cranchedenOf een die heeft in weeldichedenSinen tijt altoes gheleeft36 Ende sijn goet nv hem begheeft 10568Dien so salmen bidden latenEnde niet van honghere in der stratenSteruen laten het ware zonde40 Of die ghene die te gheere stonde 10572So vele te male moghen ghewinnenDat hire hem mede in eenighen zinnen64raOnthouden of ghenoughen mogheDese laetmen bidden bi gode 10576Van doren te doren ende beiaghen4 Want anders mach hi hem niet bedraghen Of hi eenich ambacht wille leerenDaer hi sijn broot mede met eeren 10580Winnen moghe dese mach8 Bidden tote dat comt de dachDat hi selue moghe werkenMaer ghi moghet wel merken 10584Dat ic meene met sulken handen12 Alse vp sinen lichame standenIn meene gheene gheestelikeIn souker in gheene plike 10588N dese sake die ic nv16 I Al hier hebbe vertellet nvMach men bidden zekerlikeMaer anders en eist niet redelike 10592Dan ic hu hier hebbe gheseit20 Dat een meinsche te biddene pleitOf die meester van sente omaersLoech ende dede wanen waers 10596Meneghen te parijs in de stede24 Daer hi las ende predicte medeDat grote zonde anders wareBidden ende hi hads openbare 10600Helpe beede bouken ende clerke28 Maer mijn moeder met haren ghewerkeVer ypocrisie dede datDat menne bien vter stat 10604Ende huten rike om dat hi seide32 Ende predicte die waerheideDie goede clerc van sente omaers
368 het comburgse handschriftEnde niet ghenadich en was haers 10608Ende oec eenen niewen bouc maecte36 Daer hi al in besaecteHaer leuen ende woudeDatmen altoes aerbeide soude 10612Vp dat ic noch niet ware ghegoet40 Waendi dat ic was verwoetNeen ic en trauwen ende godIn werde nemmer so sot 1061664rbWant wecken es eene gherande pineIc sal van buten doen in scineDat ic gode ghewerken doe4 Maer die daet en esser niet toe 10620Ic sal minnen ypocrisienEnde mantelen al met reinaerdienIe god der minnen seide zaen8 DWat duuele doedi ons verstaen 10624Grote valscheit bi onser vrauwenGheloofdi niet gode neen ic en trauwenWant niemen mach hebbic vernomen12 Teenighen groten dinghen comen 10628Vp erderike die gode ghelooftEntie es alte male verdooftWant die gode laten varen16 Alle quaetheit ende metten haren 10632Hem ghenoeghen laten met payseDie en dincken mi emmer ayseEnde mi wanhaecht haer leuen20 Maer die persemiers die gheuen 10636Moghen die bursen metten penninghenMet hem wildic wandelingheMet meyers met valscers met tauernieren24 Die alle quaetheit antieren 10640Ende alle biden roeue leuenDie den aermen node gheuenEnde hem achter straten volghen28 Ende menich aensichte sien verbolghen 10644Ende diese toten tanden bleckenDese ga ic streken ende leckenBi minen strikene ende lecken32 Pinic te gadere goet te trecken 10648Penninghen dier ic hebbe ghenouchEnde dinct mi oec mijn gheuouch
folio 64ra-64va, tekst i.1 369Dat ic wille maken niewe zale36 Om mi daer in taysierne wale 10652Dat mijn begheeren es al gaderWant het raet mi mijn vaderDat ic aldus leuen soude40 Dan comen die lide menichfoude 10656Mi te gheuene goede mukenDus winnic altoes an mijn smuken64vaWant ant beiach es mine antenteWant beter vele dan mine rente 10660Es mijn beiach wet wale4 Want wat ic ga vp ende taleDats al om dat ic wille winnenIc brochte keyser ende keyserinnen 10664Coninghen hertoghen ende grauen8 Entie rike sijn van hauenDie mi vullen minen cropMaer in achte niet daer vp 10668Wat doe die aerme keitiue12 Die wisic bi minen liueDat si tharen pape gaenHaer biechte en willic niet verstaen 10672Want mi en behaghen niet verstaet16 Aerme liede noch haer ghelaetDese coninghen dese keyserinnenDese hertoghinnen dese grauinnen 10676Dese grote vrauwen palestinen20 Dese abdessen dese beghinenDese poertigghen dese joncfrauwenDese nonnen die men scone mach scauwen 10680Dese begheeric zekerlike24 Te biechtenne vp dat si sijn rikeMaer om hare ziele gode te gheueneVraghic hem van haren leuene 10684Den groten heeren dats mijn sede28 Ende hare meisnieden alle medeWant sine helen mi nietNoch ic hem dies men pliet 10688Om te wetene hare quaetheit32 Hoort wat dewangelie seitSente matheus openbaerInt XXIIIste capitel dats waer 10692Dat in sire ewangelien steet
370 het comburgse handschrift36 Daer seiti in godweetVp moyses zetel al in eenSitten scriben ende phariseen 10696Dat sijn de quade die god verdome40 Die ic ypocriten nomeDese segghen tgoede dat verstaetEnde sijn selue binnen quaet 1070064vbSi legghen vp hu bordene zwaerMaer selue doen si niet een haerMaer si hurtense alle weghe4 Met haren minsten vingheren weghe 10704Si hoeden hem van goeden werkenEn si daert de lieden merkenEn gheene dinc en gheeren si bat8 Dan ter taeflen die eerst stat 10708Ende in die maerct die groetingheVan den lieden sonder lingheEnde dat voerstaen in die kerke12 Maer dit sijn al sduuels werke 10712Ende willen meesters gheheeten wesenMaer na dien dat wi lesenSone doen sijt meer no min16 Want dewangelie gaet ieghen hin 10716och hebben wi eene andere zedeN Daer wi alle sijn ghebonden medeWant so wien wi ieghen ons sien20 Alte male haten wi dien 10720Bi acorde ende bi radeEnde beraden hem altoes scadeWaer wi moghen bedectelike24 Sien wi oec dat hi sal rike 10724Werden met prouenden ende met ghichtenEenen raet gaen wi dan stichtenDat wi weten moghen ghereet28 Bi wat grade hi vp gheet 10728Dan lachter wine heimelikeSo leet ware ons ware hi rikeEmmer an die hulpe sine32 Ende dat doen wi so stillekine 10732Dat niet en wert gheopenbaertDan valt hi weder neder waertVan den grade daer hi vp stoet36 Valt hi weder onder voet 10736
folio 64va-65ra, tekst i.1 371Maer wiste hi dat van ons quameHi soude lachtren onsen nameWaert oec dat wi yemene daden40 Vordernessen ofte scade 10740Die hem teeren ofte batenQuame wi souden ons ghelaten65raOf wijt al hadden ghedaenEnde souden hem segghen zaen 10744Ende andren lieden openbare4 Dat hi bi ons verheuen wareOm te hebbene der lieder prijs Oec pinen wi ons in ander wijs 10748Loselike an dese grote heeren8 Die vul sijn der weerelt eerenDat si ons hare lettren gheuenEnde orconscepe dat onse leuen 10752Goet ende helich mede si12 Waer wi wandelen verre of biEnde altoes maken wi ons arm medeMaer hoe wi claghen onse lede 10756Wi sijn die ghene in loechens niet16 Diet al hebben sonder te hebene yetAlse nv so werdic makelareSo makic coop hoe soet vare 10760Huwelic vergadert wel bi mi20 Ic doe oec wel waers te doene siExecucien . hets mine sedeIc bem oec procureirre mede 10764Ic bem messagier ende bode24 Dat mi nochtan messit bi godeWant zwaer ambacht eist ter cureTe doene ander lieder orbure 10768Ende hebdi eenighe sake te doene28 So segtse mi ende weset coeneDat sal comen te goeden endeEist dat ics mi onderwende 10772Ende ghi mi dan so hebt ghedient32 Dat ic wesen moet hu vrientMaer in minne niemen no priseDie mi castijt in eenigher wise 10776In wille ghecastijt niet sijn36 No gheblameert int herte mijnNochtan wille ict blameren al
372 het comburgse handschriftWat ic zie ofte zien sal 10780Ic wille lachtren wat ic zie40 Want mine sede so waest hieIn rouke niet der hermitagienDier wostinen no dier bosscagien 1078465rbIc laetse sente janne baptistenWant ic ware van der kistenTe verre daer de goede morceele sijn4 Ende oec mede die goede wijn 10788Ende van den borghghen ende van den stadenDaer ic mi in can wel beradenEnde make mi dan in eene stede8 Mine zale ende mine heimelichede 10792Ic segghe ic ga achter stratenOm dat ic de weerelt hebbe ghelatenEnde ic leue in aermoeden groot12 Dies ic en hebbe gheene noot 10796Want ic ligghe mi ende aysiereMet groter feesten biden viereEnde bade mine lede in waermen water16 Dus bem ic ayser dan een cater 10800C bem gherecht antkerstsI Die verstoten bem van godeIc bem deen van dien dieuen20 Daer dewangelien af brieuen 10804Die alse I lam buten gheetEnde binnen es als I vulf wreetDus gaen wi omme water ende lant24 Ende settent al na onser hant 10808Waer wi gaen ende waer wi comenWant ic hebbe orloghe ghenomenIeghen de weerelt alte male28 Want ic wilse vp ende tale 10812Berespen van haren dinghenEnde te mi waert altoes bringhenEntie niet keeren an mijn boort32 Van hem segghic altoes voort 10816Dat bugghers ende catters sijnMaer die hoort ter gheselscap mijnDat sijn altoes goede lieden36 Van hem hebbic mine mieden 10820Capoene pluuieren te minen <strong>deel</strong>eEnde goede andere leckere morseele
folio 65ra-65va, tekst i.1 373Conine limoghen ende pertrise40 Gheuen si mi te miere spisen 10824Weinsch van ate ende van wineBringhen mi altoes de mine65vaEnde dese absoluere ic welWat si doen eist quaet of fel 10828Eist roeuere dief of persemaert4 Dese hebbic alle waertWat si mesdoen nemic vp miSint ic van hem ghevullet si 10832Ende wie ons dies niet wille gheuen8 Moghen wi hi wert verdreuenOf wi doense leuende berrenSine gheuent ons wi doense erren 10836Of penitencie setten so zwaer12 Dat hem beter ware vor waerDat si ons pitance gauenVan haren goede van haren hauen 10840Daer wi met hare vriende bliuen16 Want tquaet weet niemen dat wi driuenaer en daet die grote wachteM Die ons bi daghe ende bi nachte 10844Doet die vniuersiteit20 Wi hadden eene andre wet gheleitWant ic segghe zeker waerDat was in ons heeren jaer 10848ML ende viue24 Ghebannen was als keytiueEen bouc dat seere was vp comenEnde hadde ons dat niet ghenomen 10852Gheweest dat weet bi mire eeren28 Wi hadden gheweest de meeste heerenDie nv in de weerelt sijnDat deert mi int herte mijn 10856Dat dimiuersiteit van parijs32 Ons benam dat bouc fatijsWat soudic hier of vele makenHet werden mi te langhe zaken 1086065va23ML: de M is een majuskel en als de andere letters in de hoofdletterkolom rood opgehoogd; de L iseen minuskel en is net als de isolerende punten niet rood opgehoogd.
374 het comburgse handschriftV hoort I <strong>deel</strong> van minen gheslachte36 N Dat in die weerelt es van machteOndanc hebs die helighe kerkeDaer ic altoes ieghen werke 10864Baraet mijn vader blijft keyser ende heere40 Van deser weerelt emmermeereEnde mijn moeder ypocrisieBlijft keyserinne wats ghescie 1086865vbWant wi regneren in elke rikeAlst wel recht es moghendelikeWi connen der lieder raet ontdecken4 Heimelike die an ons trecken 10872Men hout ons ouer so goetDat elc an ons comen moetEnde wi castiense van zonden zeere8 Maer wine gheeren nemmermeere 10876Van hem ghecastijt te sineDaden sijt dat ware ons pineSeght wat lieden souden men eeren12 Dan ons die grote vorde heeren 10880Ende voer de liede altoes bedenMaer wi sijn van anderen sedenAls wi hem keeren den rugghe16 So sijn wi ter quaetheit vlugghe 10884Welc es meerre werdichedeDan te antierne rudders sedeOf die edel liede te minne20 Ende daer an niet te winne 10888Ende dat een man houdet medeWat hi ghelooft ende te wat stedenEnde vorwaerdich tsine openbare24 Ende niet te spaerne dat ware 10892Ende altoes te scuwene ypocrisieDits tvolc dat ic vermaledieMaer desen langhen caproen28 Dese verroeste ghebonden scoen 10896Dese langhe wide tabbaerdeDese cappen van grauwen aerdeEnde liede van simpelre ghedanen32 Souden die princhen an hem tanen 10900Ende gheuen hem onder die handeDen orbore van den landeWaert in payse of in onvreden
folio 65va-66ra, tekst i.1 37536 Si soudent hem in gheestelicheden 10904Berechten want si hebbens nameDeser eist dat ic mi niet scameN trauwen mine rouc wat ic doe40 E Om minen wille te bringhen toe 10908Niet en segghict hu daer biDat ic wille dat versmaet mi66raOemoedich abijt diet hout waleMaer ic meene anders al te male 10912Ende dat lachtert god oec mede4 Dat eenich meinsche teenigher stedeHem gheuet toemoedeghe abiteEnter weerelt niet es quite 10916Sint hise metten monde begheeft8 Dese slacht den ruede die heeftSo vele gheslonden teenen maleDat hijt en can ghedraghen wale 10920Ende moet huut spuwen neder12 Ende als hem honghert so keert hi wederEnde hetet weder sinen spuWeet wel heere dorstic hu 10924Wel doen dies ghelike16 Ic daet hu zekerlikeMaer ic en dars niet bestaenMaer mochtic heere dat verstaen 10928Dat ghijs niet en wert gheware20 Ghi hadt die loghene openbareIn die hant van mi ghereetEnde hu bedrieghen godweet 10932Dan soudic laten om gheene sonde24 Die god van minnen doe begondeTe lachene van groten wondereEnde elc loucher omme bezondere 10936Ende seide dits I scone seriant28 Om wel te betrauwene int lantIe god der minnen seide valsch ghelaetDSint ghi sijt in sulken staet 10940In mijn hof ende hebt ghewelt32 Dat ghi coninc wesen seltVan den ribaeuden in mijn hofSuldi mi houden mijn ghelof 10944Ia ic ende zweerent hu dat ic mach36 Dat hu vader noit den dach
376 het comburgse handschriftGhetrauweren vant te gheere stedeNoch hu houder vader mede 10948Hoe dat es ieghen mine nature40 Sette hu in die auontureWant sochtijs boorghe wel besietGhine wares te zekere niet 1095266rbAl gauics letteren ende pandeIc appeleret in sulken landeMet orconscepen dat weet wel4 Vor sulken rechtere dat si tfel 10956Laten soude met onghemakeEnde verliesen hare zakeWaendi dat ic niet en can lieghen8 Entie lieden wel bedrieghen 10960Omme tsimpel cleet dat ic dragheDaer ic onder alle dagheWerken moet dat verstaet12 Al es simpel mijn ghelaet 10964Van quaet doene werdic niet satWant miere amien eis te batEnde heues dicken groten noot16 So ware langhe van honghere doot 10968Hadsoet alleene moeten herdenLaet mi ende hare ghewerdenDie god der minnen seide dat si20 Ende mettien so knielde hi 10972Ende dancte hem vtermaten zeereAls sinen god ende sinen heereV es el niet dan ons ghereiden24 N Ten assaeute sonder beide 10976Nu toe seide die god der minnenMen ghinc wapinen in allen zinnenEnde als si alle ghewapent waren28 Ghinghen si hare lieden scaren 10980Ende ordineerden hem in vierenOm dat si wilde assaelgierenDie IIII porten ende winnen32 Maer die ghene diere waren binnen 10984Sine waren traghe no lat66rb23NV: de V is zowel met rood als blauw opgehoogd; de blauwe lombarde N is getekend op een rodevlekkerige ondergrond.
folio 66ra-66va, tekst i.1 377Om te houdene hare statV segghic hu in corter wilen36 N Van valsch ghelaet sonder ghilen 10988Ende siere amien bedect wesenDaer ic haue hebbe ghelesenIeghen quade tonghe si quamen40 Onder hem beeden si raet namen 10992In wat manieren si gaen soudenEnde hoese hem kennen niet laten wouden66vaDoe vonden si in haren raetOuer dbeste dat verstaet 10996Alse pelegrime te gane4 Gheueinst wesen dede doe aneGrauwe cleedere als eene beghineSi gherde in hare abijt te sine 11000Ende want haer met gersemen douken8 Daer soe onder wel conste loukenEenen omme douc hinc soe om hareSoe sceen beghine hopenbare 11004Haren souter ende vergat soe niet12 Daer soe dicken binnen sietHaer pater noster hincker aneMet eenen witten snoere ic wane 11008Dat van gaerne was gheweuen16 Dat haer een broeder hadde ghegheuenDie hare gheestelike vader wasIc wane soene selden las 11012Maer dicken quam hise visenteren20 Ende goede sermoene ricorderenDan lieti niet dor valsch ghelateHine berechtetse niet dor caritate 11016Ende met so groeten deuocioene24 Dat II hoefde in eenen caproeneWaren daer hise absolueerdeEnde hare discipline te nemen leerde 11020Van scoenre tale soe was si28 Maer taenscijn adsoe bleec daer biEnde gheleec wel eere puterlipseEnde den paerde in apocalipsen 1102466va20ricorderen: Verbindingslijntje tussen i en c is langer dan gebruikelijk omdat de letters wat ver uitelkaar staan.
378 het comburgse handschriftDat men beteekent bi quadien32 Diemen heet ypocrisienDat part es verweloosEnde heeft eene dode verue altoos 11028Van sulker verwe van ghedane36 Was gheverwet na minen waneEnde anders niet gheueinst wesenDie in hare hant nam met desen 11032Van dieften eenen sterken staf40 Dien haer baraet wilen gafValsch ghelaet was ghereetEnde hadde broeders soyers cleet 1103666vbAn ghedaen ende sine ghewadenSijn ansichte sceen vul ghenadenSimpel sonder houerdichede4 Ende oec harde rustelijc mede 11040An sine hals dat hi drouchEene bible simpel ghenouchEnde nam eene cricke al openbare8 Als of hi harde crepel ware 11044Die hi vaste an hem saectEnde van verranessen was ghemaectIn sine mauwe stac hi ter stede12 Een scers van scerper snede 11048Dat hi smeden dede ghewesseTe coupegeule in de smesseOe si beede bereet waren16 DGhinghen si wech sonder sparen 11052Also langhe dat si quamenDaer si quade tonghe vernamenDie voer sine poerte was gheseten20 Om dat hi niemare wilde weten 11056Van den ghenen die daer ledenDit waren altoes sine sedenDie pelegrime versach hi zaen24 Die moede quamen ghegaen 11060Si neghen hem oemoedelikeEnde bedect wesen zekerlikeGroeten eerst waerf dats waer28 Ende valsch ghelaet daer naer 11064Ende hi hem weder als die hem nietOnt sach van hem I twint ietSo helighe lieden scuenen si
folio 66va-67ra, tekst i.1 37932 Ende so oemoedich daer bi 11068Dat hem wale dochte desenDat hi wale kende wesenMaer gheueinst en kendi niet36 Die haers diefs wesen te heelne pliet 11072Maer waendi dat si van gheladeComen waren dor ghenadeVan zonden die si hadden ghedaen40 Ghelate dien hi voer hem sach staen 11076Addi ghesien te menigher stontMaer dat hi valsch was . was hem oncont67raValsch was hi maer met valschedenEn addemen niet moghen beleden 11080So heymelike wrachte ghelaet4 Dat al decte sine valsche daetMaer dicken hadde hine kennen moghenHadde hine ghesien metten oghen 11084In sine cleedere alte voren8 Hi hadt ten helighen wel ghezworenDat de ghene die te sine plachIn die feeste nacht ende dach 11088Ende van den danse die scone robijn12 Es nv worden iacopijnMaer zekerlike hets wel aenscineDat goede liede sijn iacopine 11092Si souden qualijc haer ordine houden16 Waer si sulke meesters ghescoudeMinder broeders ende predekeerenSi gaen vetter dan die beren 11096Ende alle ordene ia wattan20 Daer nes gheen hine scijnt goet manWat holpt dat icker meer of seideDoe die pelegrime beide 11100Te quade tonghen waren comen24 Hebsi hare male ghenomenEnde hebbense neuen hem gheleitQuade tonghe doe seit 11104Doe si neder gheseten waren28 Ic soude gherne van huwen marenWeten ende wat v brinct te miGheueinst wesen seide here wi 11108Comen hier om af te doene32 A huwe zonden met paerdoene
380 het comburgse handschriftWi sijn pelegrine die gaenNalijcs altoes sonder waen 11112Achter lande sijn wi ghesent36 Omme zondaren die men ventOmme hem te leerne goede exempleWi gaen predeken in menighen temple 11116Heere wine iaghen ander dinc40 Dan omme gode den conincBidden wi hu herberghe tameerMaer wi soude hu segghen eer 1112067rbEen cort sermoen ende vertienQuade tonghe seide mettienDie herberghe die ghi hier siet4 Diene wert hu gheweerent niet 11124Wat ghi beghert dat seght alIc bem diet gherne horen salDanc hebt seide gheueinst wesen8 Ende begonste die tale mettesen 11128Heere seit soe sijt zeker desDie scoenste virtuut die eenighe esOf die een meinsche hebben mach12 Dats dat hi nacht ende dach 11132Breidele altoes wel sine tongheDit souden doen houde ende iongheWant hets beter dat verstaet16 Te zwighene dan te spreken quaet 11136Entie ghene diet gherne hoortSegghic dat te gode niet en hoortNoch en mach oec goet man wesen20 Heere bouen allen desen 11140Sonden die ghi hebt ghedaenSidi met deser meest beuaenWant ghi seit lieue heere24 Eene truffe daer ghi mesdaet an zeere 11144Van eenen cnape die hier plach te ganeDien ghi vp teecht datti scone ontfaneBedrieghen woude ende daer na stoede28 Beede met herten ende met moede 11148Daer ghi an loocht dat verstaetWant hi hier en comt no gaet67rb18Tussen dat en te is de (ligatuur) doorgestreept.
folio 67ra-67va, tekst i.1 381Ende wel mochte dat ghescien32 Ghine soutem nemmermeer hier zien 11152Daer omme vaste leghet gheuaenDat soete kint scone ontfaenDie met hem speelde talre tijt36 Ende toochde bliscap ende delijt 11156Sonder ghepeins van dorperhedenDie cnape die van houesschedenDien ghi hier te ziene plaeght40 Hebdi alte male veriaeght 11160Wat roerde hu te hem so zeereOm te nemen sijn weerelt eere67vaAnders dan v quade ghedachteDie bi daghe ende bi nachte 11164Loghene peinst dats zeker waer4 Ende gheefse dan voert openbaerDat weetti selue harde welGhi hebt den cnape ende niemen el 11168Beloghen dies wel lettel acht8 Dat ghine tallen stonden wachtErch no quaet heeft hire in no toeHi soude hier gaen spade ende vroe 11172Dies en soude hi laten niet12 Hadde hire an ligghende hietEnde ghi die altoes sijt wijshghereEnde in hu hant vaste hout hu speere 11176Vor dese porte sonder verdrach16 Somuusdi musaert nacht ende dachEnde dooght pine ende zwaer verdrietEnde wat ghi pijnt dats om niet 11180Ialousie die daer wacht20 Es harde zottelike bedachtDat soe bederft dus scone ontfaneSo tiet hem grote loghene ane 11184Ende houtene vaste in prisoene24 Sonder redene van mesdoeneDaer hi in quelt ende maect groot zeerAl en haddi mesdaen nemmermeer 11188Dan dat selue ghi waert wale28 Werdich dat men hu alte maleIaechde of biene vten landeOf met ysere bonde hu hande 11192Of worpe in kaerkere als I hont
382 het comburgse handschrift32 Ghi vaert in der hellen grontGhine hebbets groot berauwenGhi lieght seide quade tonghe ende trauwen 11196Entrauwen ter quadertijt sidi comen36 Hebbic hu te herberghene benomenOm mi te seggh dese onneereMaect hu wech in sduuels eere 11200Herberghen helre dan met mi40 Ghi seght dat ic een loghenare siEnde wilt mi miere eeren deerenGhi sijt beede twee gokeleeren 1120467vbDie mi blameren hier comen sijtEnde mi loghene vp tijtDies ic de waerheit weet wale4 Den duuel gheuic mi al te male 11208Of onse heere make mi ont eertSint dese casteel was ghefondeertEn waren X daghe leden niet8 Men seide mi vor waer nv besiet 11212Dat hi die rose custe twarenHeeft hier vorder an gheuarenSekerlike dats mi oncont12 Maer ic seit voert ter seluer stont 11216Sonder beiden alsoe zaenWaer omme soudemen mi doen verstaenSticken die niet waer en waren16 Ic seitse ende sal sonder sparen 11220Segghen noch ende blasen medeIn mine busine telker stedeSonder vieren ende dueren20 Het sullen weten mijn ghebueren 11224Hoe dat hi hier ghinc ende quamValsch ghelaet die tale vp namEnde seide heere wats hu ghesciet24 Gine sout hu dus hoghe moyen niet 11228En sijn niet ewangelien alDat men seit ende segghen salIn hebbe hu horen niet toe ghedaen28 Ic wille hu proeuen ende doen verstaen 11232Dat dit al gader loghene esWant niemen mint sijt seker desDen ghenen die van hem seit quaet32 Ende oec eist waer dat verstaet 11236
folio 67va-68ra, tekst i.1 383Dat die mint gherne gheetTer stat daer hi sijn lief weetDese heeft hu wert ende doet eere36 Ende es hu onderdanich zeere 11240Ende hout hu ouer sinen vrientAl en hebdijs niet verdientGhemoet hi hu waer ghi gaet40 Hi groet ende doet goet ghelaet 11244Wat persen heere doet hi hu nvGhine sietene gaen no keeren tu68raVan hem en sidi twint beuaenHier comen andere meer ende gaen 11248Maer weet wel pijnde hem sijn herte hiet4 Ter rosen waert hine lietem nietTe gane no te comene hierAl soudemen bernen in een vier 11252Hine es een twint met hem beuaen8 Noch met hem weder scone ontfaenAl heeft hijs te doghene zeereEnde wouden si beede nochtan heere 11256An huwen danc so souden si12 Die rose plucken ende waer biHebdi so vele van hem gheseitLoghenen ende onwaerheit 11260Die hu so mint spade ende vroe16 Sekerlike adde hire hiet toeHine minde hu nemmermeerMaer soude waken ende peinsen eer 11264Om te winne de borch met crachte20 Waert dat hiere hiet omme achteHier bi moghedi merken waleDat al loghene es die tale 11268Die ghi van hem hebt gheseit24 Daer ghi an verdient hebt waerheitIn die helle te sine emmermeerDaer altoes sonder ende es zeer 11272Ldus proeuedem valsch ghelaet28 A Ende hine antwoerde goet no quaetMaer was comen harde naerIn berauwenessen daer 11276Ende seide te hem het mach wel zijn32 Ende trauwen wesen die herte mijnHout hu beeden ouer goet
384 het comburgse handschriftNu raet mi na huwen moet 11280Wat ic best doe ic salt bestaen36 Dats dat ghi sult te biechten gaenHier ende staet van huwen zondenEnde met rauwen sult vermonden 11284Ende belien ieghen mi40 Want ic van ordenen priester siEnti hoechte meester die men weetOm te biechtene alse verre alst gheet 1128868rbDie weerelt ende ghedureEs al gader in mine cureDese macht hadde noit prochiaen4 Noch monec noch pape also ghedaen 11292Ende ic neemt bi mere trauwenDat mi meer huwe zonden rauwenC waeruen dan huwen pape8 Dies nemic goede orconscape 11296Ic hebbe voer<strong>deel</strong> groot ende goetPrelate en sijn niet also vroetGheleert noch also hoghe12 Als ic bem want ic toghe 11300Wat ic segghe al bi diuinenMijn meesterscap doe ic scinenAls ic come ter disputacien16 Ic hebbe van gode so vele gracien 11304Dat ic biecht heere ben vercorenVan al den besten vut vercorenBider vroetheit die hi can20 En es in die weerelt man 11308Die hu bet raet soude gheuenWildi der zonden begheuenEnde voort nemmermeer ghewaghen24 So mochti aflaet van mi draghen 11312Vade tonghe knielde daerQ Voer hem neder dats waerEnde biechtem van sinen zonden28 Die ghene nammene tien stonden 11316Bider kelen met beeden handenEnde verworghdem daer te handenEnde benam hem tclappen daer32 Ende sneet sijn tonghe dats waer 11320Met sinen scerse vten mondeGhelijc eenen quaden honde
folio 68ra-68va, tekst i.1 385Ende worpene beede met harer cracht36 Besiden daer in eene gracht 11324Daer hi te clappen vele ghertAldus bereiden si haren wertNu hebsi dat si begheren40 Ende wonnen die porte sonder weeren 11328Ende ghingher in sonder sparenSoudeniere diere binnen waren68vaWaren dronken ende sliepen vasteTe hem quamen beede de gaste 11332Ende verworchdense alle zaen4 So dat hare clappen was ghedaenijn vrauwe miltheit ende houeschedeM Ghinghen ter porten in bede 11336Ende vergaderden alle viere8 Verbolghelike dis wart sciereGheware de quene diet al sachDie scone ontfaen te hoeden plach 11340Soe was van den torre ghegaen12 Doe sise saghen liepen si haer zaenMet talen vp sonder verdraghenDie quene wilde niet sijn gheslaghen 11344Ende sprac te hem oemoedelike16 Ende seide bi gode van hemelrikeGhi dinct mi van goeden affereWat brinct v indit ghevanghen heere 11348Hebdi node te sine gheuaen20 Gheuaen moeder dat ware mesdaenWine comen hier te hu maer om zienAls de ghene die sijn in dien 11352Tuwen ghebode altoes ghereet24 Want ghine waert noit zuur no wreetMaer goedertiere talre tijtWerde moeder dor god nv sijt 11356Gheret te doene dor hu doghet28 Onse bede so dat werde verhoghetDaer bi die zoete scone ontfaenEnde ghine laet vten prisoene gaen 11360Met ons hier I lettel spelen32 Want hi te langhe heeft ligghe quelen68va18 v indit: De eerste i is verbeterd uit een andere letter, waarschij<strong>nl</strong>ijk een a.
386 het comburgse handschriftOfte neen so wilt ghedoghenDat hi desen cnape sal moghen 11364Een wort spreken zonder meer36 Het sal doen harer beeder zeerMinderen vtermaten zeereOec sal hu vrome sijn ende hu eere 11368Ende ghine mesdoeter niet an40 Wi zullen sijn hu eyghin manDaer ghi mede al so help mi godAl gader doen sult hu ghebod 1137268vbHet doet goet winnen eenen vrientDie altoes met trauwen dientSiet dese broke dit vingherlijn4 Wilt dese cnape dat huwe sijn 11376Ende goede cleedre die wel staenSal hi hu gheuen harde zaenHi es houesch ende wel beraden8 Ende sult van hem niet sijn verladen 11380Hi es die miltste die men vintVan hem so sidi zeere ghemintHelende es hi ende vroet12 Hu mach van hem ghescien al goet 11384Wi bidden hu dat ghi dit draeghtMet hu alleene ende niet ghewaechtMeinschen gheen die nv leuen16 So haddi hem allen vroude ghegheuen 11388Nu siet neemt dit hoedekijnDaer scone bloemen ane zijnLieue moeder ende draghet heme20 Dat hijt van sinen weghe neme 11392Ie houde quene seide doeDMochtic dit ghebringhen toeMet eenigher conste of liste24 Dat jalousie niet en wiste 11396Ic sout harde wel toe bringhenEn addics blame van gheenen dinghenMaer alte quaet es quade tonghe28 Ic bem zeker dat hijt zonghe 11400In hoornen ende in businen metWant jalousie heftene ghesetHare wachte te doene ouer al32 Hi roupt hi crijst hi maect ghescal 11404Dat hi weet ende peinst der mede
folio 68va-69ra, tekst i.1 387Groete loghene dats sijn sedeEnde dies en soudi twint laten36 Al soudemen slepen achter straten 11408Ende seide hijt dan ver ialousienSoe soude mi vermalendienValsch ghelaet met sinen conrote40 Seide ghine dort gheene grote 11412Sorghe hebben van dat hiEen twint meere clappende si69raOf niemare te draghen harentareWant hi doot leecht vp die bare 11416Ie quene seide es dat waerheit4 DSone wert hu bede niet weder seitNu seght hem dat hi si bereetAlso zaen als hi weet 11420Dat ic yemene om hem zinde8 Dan so come met ghenindeSo stille ende so verhole<strong>nl</strong>ikeDat niemen weet vp erderike 11424Ic sal hem vinden die passaghe12 Maer en peinse gheen outragheDan hi sijn ghedachte segghe alWant ic hem stade maken sal 11428Vrauwe seide valsch ghelaet16 Ghine dort ontsien gheen baraetAlso ghijt seght so salt wesenDie quene maecte haer wech met desen 11432Ende streec te scone ontfane waert20 Dien soe te sprekene zeere gaertSoe haest hare wat soe mochteVan cameren te cameren soene zochte 11436Vpten torrre daer hi lach24 Ten torre vut waert ende zachIn zwaren ghepeinse in droeuen moedeDies hi so leefde met ongoede 11440 Die quene seide lieue kint28 Mijn herte hu met trauwen mintEnde es te barteert so zeere om huOm tghepeins dat ghi hebt nv 11444Nu wilt mi segghe alte male69ra26met: et is later toegevoegd, klein geschreven door teksthand.
388 het comburgse handschrift32 Ic salre hu toe gheraden waleScone ontfaen ende dorsto haer nietVan sinen ghepeinse ontdecken hiet 11448Ende loechendes haer wat hi mach36 Want hi die quene zeere ontsachDies las hi eene valsche lesseWant hi duchte verranesse 11452Ende hilt haer woert haer ghedachte40 Ende toeghde haer goet ghelaet met crachteEnde seide lieue moeder mijnIc hebbe om ander dinc ghesijn 1145669rbTonghemake hets om hu merrenMi ware leet woendi mi verrenLeue moeder en es niet el4 Dan om hu merren dat weet wel 11460Want tuwaert draghic grote minneMet goeder herte ende met zinneWaer hebdi mi dus langhe begheuen8 Dat segghe ic hu sem mijn leuen 11464Die houeschte die scoenste die ic minneEntie vul maecste in allen zinneDie in dese weerelt si12 Groet hu ondertwaerf met mi 11468Hi quam ghinder in mijn ghemoetEnde sent hu met mi desen hoetEnde soudu harde gherne zien16 Ende spreken mocht hem ghescien 11472Hem dochte hem ware ghelinct sijn leuenWildi mi huwe gracie gheuenDat hi hu eene waerf spreken mochte20 Ic weet wel dat hem en rochte 11476Wat hire om dade in dien dat hiEenighen dienst ghedade dien ghiBeghert dat hi dor hu dade24 Hi waers blide vroech ende spade 11480Cone ontfaen vraghede hareS Om dien cnape wie hi wareEer hi wilde ontfaen tprosent28 Want van daer mochti sijn ghesent 11484Ende van sulken weghe comenHine haddene niet ghenomenDoe seide hem die houde quene32 Dat zekerlike ware die ghene 11488
folio 69ra-69va, tekst i.1 389Daer hi omme leeght so gheuaenEnde daer die tale of ware ghegaenDat quade tonghe al brochte toe36 Die menighen man on vroe 11492Heeft ghemaect hi leeght nv dootDats bliscap alte grootWi sijn zeere clappinghen ontfaren40 In gaue om hem niet II paren 11496Al waert dat hi oec leuende wareWant ic can meer openbare69vaC waeruen dan hi dedeNu neemt den hoet dats houeschede 11500Ende draechtem dats wel ghedaen4 Datti hu mint hebbic wel verstaenMet herten vtermaten zeereEist oec dat hu de ioncheere 11504Vorder ane souct dan hi soude8 So ontsegghet hem also houdeMaer ic bem zeker dat hi hu nietAn souken sal wats ghesciet 11508Sticken die ieghen hu eere waren12 Want hi es so ghetrauwe twarenDat niet sijns ghelike en leeftDat segghen die ghene daer hi heeft 11512Altoes ghehad sine wandelinghe16 Ende ic oec selue zonderlingheOrconde dat hi noit en dedeQuaetheit noch oncuuschede 11516Al waest dat quade tonghe sede20 Van hem suke dorperhedeDaer hi valschelike ane loochHine was niet deerste dien hi bedrooch 11520Ende wart den cnape te horen comen24 Hi hadde hem sijn lijf ghenomenDies en hadde hi niet ghelatenWant hi es stout vtermaten 11524Sijns ghelike en vint men niet28 Hi es ghemint van wiene zietEnde daer toe milder dan alexanderOfte eenich prinche ander 11528Vp dat hi alsoe rike ware32 Hi heuet therte wel openbareTe gheuene alse I coninc goet
390 het comburgse handschriftLieue kint neemt desen hoet 11532Ic raed hu in goeden raden36 Ghi mochtem nemen sonder scadeMoeder waert dat ickem nameIc duchte het soude mi wesen scame 11536Seide te hare scone ontfaen40 Ende wart bleec ende onghedaenEnde verloos sijn verwe te hantMettien so stac soe hem inde hant 1154069vbDat hoedekijn dat soe daer brachteEnde wilt hem nemen doen met crachteHine dorste sine hande bieden niet4 Dies soe mochte mespeinsen yet 11544Nochtan haddijt gherne ghenomenHaddire ghedorren toe comenSoe seide dus hoe scone es hi8 Maer vele beter ware mi 11548Dat al mijn cleeder verberrent warenDan ickene van hem name te warenMaer ic micke soe dat icken neme12 Ent dan ver jalousie verneme 11552Wat soudic dan segghen moghenSone worde meer in oghenMaer soude verwoeden in haren moet16 Ende daer toe vp mijn hooft den hoet 11556Te sticken scoren alte maleEnde mi doden dat weetic waleIn sals niet nemen ghi sult en trauwen20 Want ic neemt bi onser vrauwen 11560Ghine sulles hebben onruste no blameEnde vraecht hu yemen wanen hi quameGhi hebt andwoerden mee dan ghenouch24 Ia ghi meer dan XX na v gheuouch 11564Ia ende of soe mi vraghetWaer dat ickene hebbe beiaghetWat andwoerden sal ic haer gheuen28 Dat seght mi vrauwe selp v leuen 11568Ghi sult segghen lieue kintDat ickene hu gaf en helets twintWant ic bem van sulker name69vb11ic is boven de regel geschreven door teksthand.
folio 69va-70ra, tekst i.1 39132 Dien goeden lieden es wel bequame 11572Scone ontfaen nam doe den hoetEnde settene vp thooft die hem wel stoetDie quene zwert hem wat so mach36 Dat si hem noit hoet en sach 11576Draghen die hem stont so welDie quene wachte dat niemen elDan si twee alleene ware40 Doe ghinc soe sitten sonder sparen 11580Neuen hem ende begonste70raEen sermoen alsoe wel consteY lieue kint scone ontfaenA Hoe scone sidi hoe wel ghedaen 11584Mine jolise tijt es al leden4 Ic hebbe ghesien so menich hedenDat mi gaet mijn leuen afIn can niet gaen sonder staf 11588Huwe tijt es te comene toe8 Ghi sijt I kint ende en weet hoeGhi sult besteden huwen tijtMaer ic bem zeker wel dat ghi sijt 11592Die ghene die emmer liden moet12 De vlamme die verbernen doetAl gader wat hare ghenaectVenus heeft I bat ghemaect 11596Daer ghi hu in sult baden16 Maer eer ghi baet so sijt beradenTe doene dat ic hu leeren salDat sal sijn hu voer<strong>deel</strong> al 11600Haddic gheweest so vroet twaren20 Alse ic was van huwen iarenVan minen spele als ic nv benHet adde gheweest mijn ghewen 11604Want ic was scone vtermaten24 Die mi nv heeft wet god ghelatenNu bem ic hout in al mijn wesenGherompelt grau ende zeere ghelesen 11608Dat mi zeere van herten deert28 Want ic was lief ende wertOm mine scoenhede volghede miCnapen die mi gherne bi 11612Waren ende daden houeschede32 Die ic alle crupen dede
392 het comburgse handschriftIn mijn huus tgaen ende comenEn was noit niewerinc vernomen 11616No dat gheclop voer mine dore36 Datter was altoes vorenIc dede hem menich zwaer tormentAls ic hem looch hare couent 11620Dat mi menich waerf ghesciede40 Als ic onthaelde ander liedeDaer was menighe zothede ghedaenEnde dicken menich ghevecht bestaen 1162470rbDaer ic om hadde grote on rusteMine dore en was noit so vasteGhesloten sone was ontwee gheslaghen4 Vanden vrienden ende van den maghen 11628Der ghere diere binnen vochtenDiet sona alte diere becochteWant sire lieten hant of voet8 Als men in stride dicken doet 11632Ende sulke worder doot gheslaghenEnde vp eene berie wech ghedraghenDoe wasic staerc ende ghesont12 Ende hadde meer dan M pont 11636In gelscer penninghe dan ic nv doeMaer ic voerre zottelike toeWant ic ionc was kintsch ende zot16 Ende in was noit al selp mi god 11640Comen in scolen van der minnenMaer aert heeft mi doen leeren kinnenBi expermenten ende ghemaect vroet20 Daer ic al gader minen moet 11644Adde an gheset ende al mijn leuenEnde ic en sal hu niet begheuenVander consten die ic weet24 Sone sal hu altoes sijn ghereet 11648Sonder twiuel ende faelgieWant ic en can al de betaelgeSi daden wel die ionghe lieden28 Altoes te haren besten rieden 1165270rb1270rb24M is majuskel.ghereet: Tussen ghe en reet bevindt zich een genaaide scheur in het perkament; de tekst is er omheengeschreven.
folio 70ra-70va, tekst i.1 393Sonder twiuel ens gheen wonderAl en kendi pat no vonderDaer men te rechte met ouer gheet32 Want hu de bec te ghelu nv steet 11656Maer soe vele esser toeDat ic meesterigghe bem alsoeDat ic in zetelen lesen mach36 Men soude onwerden vp gheenen dach 11660Oude liede want men in henAltoes vint vijshede ende senIc hebbe sin ende vroethede40 Vsagie ende const daer mede 11664Die ic niet hebbe zonder scadeMeneghen vroeden man van rade70vaHebbe ic bedroghen zonder waenAls ickene int strec hadde gheuaen 11668Maer ic was teersten openbare4 Bedroghen eer ic was ghewareHet es te spade onzalic wijfWant leden es mijn ionghe lijf 11672Mine dore ghinc vp ende toe8 Nacht ende dach ende smorghins vroeNu en comter niemen in no gheetMine dore met ghemake nv steet 11676Met rechte maghic mi wel scamen12 Die behaghel cnapen die daer quamenDie mi eerden ende werdenEntie mi so zeere begherden 11680Dat si van mi niet sceeden ne conden16 So minden si mi tallen stondenDie mi nv al laten lidenSonder spreken ende gaen besiden 11684Die mine liefste gaste waren20 Entie mi meest minden twarenVp mi I twint en achten siVerroeste quene heeten si mi 11688Ende segghen quaets vele meer24 Lieue kint men mochtu tseer70va2270va23-25Hoofdletterkolom circa 1 1 /2 cm ingesprongen ten gevolge van genaaide scheur.De versregels zijn aan het begin onderbroken door een genaaide scheur; de tekst is er telkens omheengeschreven.
394 het comburgse handschriftVertellen noch versegghen nietNoch den rauwe noch tverdriet 11692Dat ic draghe int herte binnen28 Als mi mijn ghepeins doet kinnenDie bliscap entie vriendelichedeD[a.] helsen ende dat cussen mede 11696Dat nv al wech es gheuloghen32 Ia ende die nv niet moghenWeder comen als te vorenIc was te tilike gheboren 11700Deus in wat vernoie hilden mi36 Die ghiften also zaen als siMi faelgierden ende niet gauenEnde van dien dat hem hare hauen 11704Hiet bleuen was dat was mi leet40 Lieue kint bi gode in weetHoe ic mi bet mochte wreken70vbDan nv te leerne van minen treken 11708Ieue kint ware ic also ioncL Ende also wel vp minen sproncAls ghi nu sijt ic soude mi wreken4 Men souder emmermeer af spreken 11712Ouer die quade ribaeude dat siSo lettel prisen ende eeren miIc soude doen sinken haren ouer moet8 Hem en soude bliuen haue no goet 11716Also nauwe soudicse plumenDatsi hare erue souden rumenEnde vercoepen ende ligghen int stroe12 Ende deerste die quamen soudic alsoe 11720Voeren bi den helighen gheestEnde daer toe die mi minden meestEnde werden ende daden eere16 Dien soudic ane gaen so zeere 11724Thare te nemen dat si en soudenEenen penninc niet behoudenIn souden hebben of ic mochte20 Hoe na ickene an hem zochte 11728Ende soudse bringhen vut haren goedeEnde doen vallen in aermaden70va30D[a.]: Slecht leesbaar doordat het perkament beschadigd is.
folio 70va-71ra, tekst i.1 395Ende soudse alle na mi doen lopen24 Entie quaethede met becopen 11732Die si mi hebben ghedaenHaddicse na minen wille gheuaenMaer wet got nv maeght niet draghen28 Dan weenen zuchten ende claghen 11736En comt niet weder dat leden esIn salre gheenen na mijn ghetesHebben no na den wille mijn32 So verroest es mijn anscijn 11740Dat mijn dreghen niet ontsienDie ribaeuden die mi vlienNochtan dor al dit verdriet36 Dat mi van hem es ghesciet 11744Als ic noch peinse om den tijtEnde om die feeste ende omt iolijtDat ic te hebbene plach met hen40 So verblijt mi al mijn zen 11748Ende oec verlichten al mijn ledeDoch haddic feeste altoes mede71raEer ic was van hem bedroghenEene ionghe vrauwe die was in oghen 11752Ende met ioyen haers leuens pliet4 Bi gode sone es ledich nietNamelike de ghene die beghertTgoet te wetene dat si verteert 11756Ieue kint mi dede hier comen8 L Hu vrauwen ende heeft mi ghenomenOmme hu te hoedene nacht ende dachOnse heere diet al vermach 11760Moete gheuen dat ic di hoede12 So moete doen dat mi te goedeVerga alst sal godweetWant ghi sijt altoes ghereet 11764Hu seluen te hoedene openbare16 Dat anders harde zorghelijc wareOm die scoenheit die hu ghegheuenHeeft nature die hu es bleuen 11768Ende daer toe sin ende wijshede groot20 Dat niet en leeft huwes ghenootOm dies wi hebben stade ende stondeDatmen betre gheen en vonde 11772Al te sprekene dat wi gheren
396 het comburgse handschrift24 Om te radene ende helpen weerenVan allen lachtre bem ic ghereetEist dat hu van herten steet 11776Dat ghi trecken wilt ter minnen28 Ic sal hu alle de weghe doen kinnenEnde oec die paden doen verstaenDie ic selue soude sijn ghegaen 11780Eer leden was mijn ionchede32 Mine bliscap ende scoenhedeMaer en houdet niet in dienDat ic v ter minne wille tien 11784Oe zwech die quene stille36 DEen lettel om dat soe horen willeWat segghen soude scoen ontfaenSoe beide langhe soene nam zaen 11788Die tale weder die soe liet40 Want soe merct wel ende zietWel behagheden dat soe seideEnde peinsde dat soe hem zonder beide 1179271rbHaren wille al segghen soudeEnde begonste alsoe houdeEnde seide sone wildi hu keeren4 An die minne ic sal hu leeren 11796Den aert van minnen alte maleDat ghine sult connen also waleDat ghi niet mocht sijn bedroghen8 Na dat ic hu den aert sal toghen 11800Ende ghire hu toe wilt formerenWant niemen mach minne anterenNoch die passaghe liden moghen12 Hine hebbe den aert voer oghen 11804Of hine sal lant ende scaep vercopenWille hire zottelijc toe lopenNu hoert wat ic hu segghen sal16 Want ic can distorien al 11808Ieue kint die van minnenL Ioye ende bliscap wille ghewinnenHi moet weten hare ghebode20 Die ic hu niet en seide bi gode 1181271ra34Voor v is een n uitgeradeerd.
folio 71ra-71va, tekst i.1 397En wistijt niet bi scrifturenDat ghi hebt bi naturenVan elken man hu vul ghemet24 Van dat ghi hebben sout dat wet 11816X gheboden so sijn daerDaer dachterste II of sijn te zwaerIc gheorloue v van den VIII wale28 Van den II maer hoet hu te male 11820Want wie hem volght es in doleEnde soude oec lesen wel int scoleEnde het verlaet zeere den minnare32 Soe wilde dat hi milde ware 11824Ende teere stat haer herte legghenEnde dander ouer al ontsegghenSiet dits valsch ende niet scone36 Hier leogh de god venus sone 11828Want so wiere hem hout aneHem stater af grote scade tontfaneLieue kint en sijt niet milde40 Hi ware verloren diere hem an hilde 11832Leght hu herte te vele stadenSone salt hu niet te zeere verladen71vaMaer teere stat wat huwes ghescietEn suldi legghen hu herte niet 11836Of yemen gheuen ofte leenen4 Maer vercoepen diere alteenenEnde verdierent alle dagheInt lanc so meer van daghe te daghe 11840So dats gheen man die leeft8 Van hu goeden coep en heeftDese pointe hout al hu leuenHu hant hout toe als ghi sout gheuen 11844Te nemene hoe dat gheuen gheet12 Daer toe so sijt eenen ghereetGheuen es alte grote zothedeEn ware eene lichtelike scoenhede 11848Om te haelne die liede an hen16 Ende gheuen tcleene om meere ghewenSulke ghifte es ghegheuen goet71rb21 wistijt: s verbeterd uit j.71va16 tcleene: De schacht van de c steekt ver naar boven uit.
398 het comburgse handschriftDie meer dan dobbele winnen doet 11852Sulke ghiften loue ic wale20 Maer wie dat gheft behoeft waleTe ziene waer hi gheuen salWant niet bestaet es ouer al 11856Van den boghen ende vlieken24 Die smeinschen hoghe herte doen wiekenEntie wonden heymelikeDaer met so condi sekerlike 11860Vroedelike scieten mede28 Dan noit die god van minnen dedeSo goet scottere so sidiGhi sciet dicken verre ende bi 11864Nochtan es hu dicke oncont32 Wien hu scieten heeft ghewontWant als men sciet ter vleienSulc ontfaet na sijn greien 11868Die scote in sijn herte binnen36 Dies de scottere niet can bekinnenNoch werden niet ghewareIc zie ende merke openbare 11872An hu maniere ende an hu wesen40 Dat ghi comen sijt te desenDat ghi die beste scottere sijtDie men vonde verre of wijt 1187671vbEnde sulc mochte in die scote comenDat hu zeere mochte vromenV willic hu leeren voort4 N Van pareringhen dat hu behoort 11880Van cleedren ende van andren zakenDaer ghi hu mede mocht behaghel makenOm te scijnne van hoghen state8 An behaghel te sine leght al hu bate 11884Ghi cont vtermaten wel parerenSo dats hu niemen darf leerenLieue kint verstaet ende hoort12 Wat ic hu sal leeren voort 11888Ghi mochter exempel leeren aneHebdi wille minne taneganeGhine moght bet kiesen niewer el71va36can: Boven de c bevindt zich een verticaal haaltje.
folio 71va-72ra, tekst i.1 39916 Dan den ghenen dien ghi weet wel 11892Ende dien ghi dinct so houesch so goetMaer hout hu herte ende huwen moetDat ghise an hem niet legghet vaste20 Ghestade minne es gherne onraste 11896Mint altoes ghesinnelikeEntie ghene die sijn rikeEist goet beghinnen dats wel anscijn24 Vp dat si niet te vrec en sijn 11900Es iemen diese wel can pleckenEnde heymeliker haer goet af treckenVel lieue kint scone ontfaen28 V Men sal hu met minnen zeere anegaen 11904Elken so tooght goet ghelaetEnde seght dat hu herte staetGhetrauwelike ende hem alleene32 Ende seght dat soe niet es ghemeene 11908Noch om winnen noch om verliesenEn suldi anderen gheenen kiesenEnde zwert bi den ghenen ende bi desen36 Haddi willen laten wesen 11912Die rose die es so waertEntie so zeere es begaertEenen anderen ghi waert so rike40 Men vonde cume hu ghelike 11916Maer hem so ghetrauwe sidiDat die rose niemen dan hi72raPlucken en soude van hare steleAl quamer II C of also vele 11920Elken ghelooft heuen zeere4 Ende seght ghi sultse hebben eereAlleene zonder <strong>deel</strong>en voortDus suldine trecken an hu boort 11924Ende zweerent hem met dieren heede8 Ende gheuens hem hu trauwe medeAl eist dat ghi hu verzwertWel weet dat een twint niet en dert 11928Al zulc zweeren want onse heere12 Iupiter lachter omme zeereEnde alle die gode ghemee<strong>nl</strong>ikeSi lachen alle hoghe<strong>nl</strong>ike 11932Als hem verzweeren die minnaren16 Ende oec die selue gode twaren
400 het comburgse handschriftVerzwoeren hem dicken sonder verdraghenDie wile dat si te minne plaghen 11936Iupiter zwoer iuno sinen wiue20 Dat hi soude houden te haren liueTpalais van der hellen zekerlikeDaer hi ane loech valschelike 11940Dit souden peinsen die minneeren24 Als si hem ieghen haer lief verzweerenAlle zanten ende zantinnenAls hem die gode doen bekinnen 11944Dits exempel daer si bi verzweren28 Die gode ende alle maertelerenHi es dom ende sotDie hem ghelooft also help mi god 11948Want iongheliede sijn onghestade32 Ende dueren o<strong>nl</strong>anghe in eenen radeDie houde hebben oec den sedeEnde lieghen trauwe ende heet mede 11952V verstaet ende wilt mi horen36 N Die ghene die heere es van den forenHi soude van elken ouer volAltoes nemen sinen tol 11956Die teere molen niet malen can40 Hi ga teere andere danDie muus die maer I hol en weetIc segghu dat haer zorghelijc steet 1196072rb Aldus eist van elken wiueSijn si vrauwe van haren liueElke soude nemen waer so mochte4 Haue ende goet dat men haer brochte 11964Ende soe ware zeere vut haren zinneEnde leidsoe ware tere stat haer minneMaer die sijn herte maer teenen gheeft8 Ic segghe hu dat hise niet heeft 11968Weder ghereet te haren willeMaer make eenighen lude of stilleAl sulc wijf heeft verdient te sine12 Altoes in doghene ende in pinen 11972Die haer seluen so mesianDat soe haer hout an eenen manGheualt dat soe verbolghen es16 Sone es man des sijt ghewes 11976Diese mach gheconforteren
folio 72ra-72va, tekst i.1 401Dit sijn de ghene die meest faelgerenDie legghen hare herte teere stede20 Nochtan int ende eist haer zede 11980Willen die man alst hem vernoytEnde sijs te zeere zijn vermoytVerdriuen van hem die vrauwen24 Ende dan blijft hem verdriet en trauwen 11984Dat machmen an dydo wel verstaenDie scone was ende wel ghedaenEnde van cartaengen coninghinne28 Soe hadde gheleit al haer minne 11988An enease die soe adde ontfaenWerdelic ende grote eere ghedaenDie te haer quam arem ende bloot32 Met scepe in tempeeste groot 11992Doe hi van troyen was ontfaenEnde sine ghesellen die met hem warenDien soe groete feeste dede36 Haer seluen gaf soe eenease mede 11996Die haer zwoer wel menichfoudeDat hi nemmermee en soudeVan hare sceeden no begheuen40 Den dach dat hi mochte leuen 12000Maer langhe en dueret niet alsoeWant die verradre hare ontvloe72vaMet sinen scepen wat hi mochteDie hi daer met hem brochte 12004Dit so coste der scoenre vrauwen4 Haer leuen want so sterft van rauwenEnde doode haer zeluen met eenen zwerdeDaer soe in viel tote vp de herde 12008Sulc mesual sulc ongheuouch8 Heeftmen an vrauwen vonden ghenouchDie ic ghenomen niet en canMaer zekerlijc weet dat alle man 12012Sijn rebaude ende bedrieghere12 Ende putertiere ende lieghereSi doen allen wiuen verstaenDat sise minnen sonder waen 12016Ende proeuen wat sire an winnen moghen16 Daer omme souden si weder poghenWaer si mochten weder te hoenneEnde weder hare quaetheit te loenne 12020
402 het comburgse handschriftDat wijf es te dom van zinne20 Die an eenen man leeght minneSi soudenre hebben vele ende ghenouchDat soude bet sijn haer gheuouch 12024Ende doen so dat soe elken behaghe24 Maer soudsoe hare tonder houden alle dagheEnde niet en heeft gracien sout soe makenEnde beiaghen met eenigher zaken 12028Ende soude sijn fier in haren zinne28 Ieghen die ghene die haer minneDraghen meest wat haers ghescietMaer die ghene die hen rouken niet 12032Hare minnen groet no cleene32 Die sal soe minnen al ghemeeneEnde an hare halen waer soe machEnde maken nacht ende dach 12036Onruste gheuecht ende sceldinghe36 Nes soe niet scoene zonderlingheSo bestrike hare met zulken zakenDiese scone moghen maken 12040Sach soe oec ontvallen haer haer40 Dat soe blont hadde ende gout vaerOf moeste sniden bi onghesondenOf dat hare teenighen stonden 1204472vbBi gramscepen vut ghetroct wareDaer se haer ribaude bi den hareAdden ghenomen ende vut ghetoghen4 Ende so ghescuert sone adde moghen 12048Ontwerren wat haers mochte ghescienDan sal soe om ander vlechten zienDie ghelu ront sijn ende groot8 Van eenen wiue die es doot 12052Of blonde zide ende make boreeleEnde make vol hare foreeleEnde maken hare hoornen groot12 Ende heeft so bestrikens noot 12056Men vint van crude waters ghenouchOm te bestriken na haer gheuochMaer doent soe dat gheen man16 An hare ghewerden niet en can 12060Gheware no ghesien an haer ghedaneWant grote verlies lagher aneHeeft soe hare kele wit ende ront
folio 72va-73ra, tekst i.1 40320 So doe hare hooft smal talre stont 12064So zeere vut sniden ende also waleDat men zien moghe alte maleHare witte kele soe sals wesen24 Te bedriegheliker vele van desen 12068Eist dat soe heeft de scouderen grootSo doe maken haer sorcootEnde al hare cleedre met28 Van cleenen lakens so sals dat wet 12072Ghescepen wesen vele te batWaer soe es in elke statHeeft so oec haer handen zeer32 Soe salse decken vele te meer 12076Ende houden an hare antscoenEnde salse dicwilen zieren doenHeft soe oec de mammen weec ende lanc36 Soe salse houden in bedwanc 12080Ghebonden vaste in linin lakenDat soe hare daer toe sal makenSo sullen si werden hart ende ront40 Ende emmer houden reene te alre stont 12084Venus camere dat soene hebbeGhestof ne gheene no spinne webbe73raEnde heeft soe niet scone de voeteSo houdse ghescoeit dats de boete 12088Ende dinne cousen te groten beenen4 Soudemen draghen al theenenHeeft soe ouer haer smette of vleckeIc rade wel dat soese decke 12092Heeft soe oec den adem quaet8 So wachte hare dats mijn raetNuchterne te spreken ieghen liedeHet soude vallen dat haer messciede 12096Ende alsoe sal slapen teenigher stont12 So houde so vaste haren montDat soe den lieden niet come te biEnde eist oec dat gheualt dat si 12100Lachen moet sone lachen niet16 Alte zeere dat soe hare hietOntsette . want vrauwen soudenAl loughen si haren mont toe houden 12104Want en staet niet vrauwen wale20 Dat so hare kele alte male
404 het comburgse handschriftOntoe ende gape als soe lachtSone daets niet ware soe wel bedacht 12108Ende hadsoe hare tande niet wel staende24 Ende on heffene vut ende in gaendeEnde toghet soese met lachene danHet soude veronwerden elken man 12112Ant weenen so behouft maniere28 Want weenen es den wiuen niet diereSi hebben tranen altoes ghereetMaer hare weenen zaen vergheet 12116Ere vrauwen staet oec wale32 E Scone spreken ende zoete taleEnde hebbelijc te sine ouer alEnde houesch so wert so lief ghetal 12120Als men ten hetene waert sal tien36 Sal soe hare laten wel bezienEnde achter huse I lettel gaenEer dat soe sal willen dwaen 12124Als soe ter taeflen gheseten es40 Sal soe sniden ende nemen tmesVor den ghenen die heet met hareEnde sijns wel nemen ware 1212873rbEnde emmer hoede also heitDatsoe hare vinghere ouer tletDaer in en steke het ware mesdaen4 Want het soude zeere mestaen 12132Ende wachte in alre stontDat soene steke in haren montGroete morseele hets ghierichede8 Ende groete oncuusscheit mede 12136Ende emmer hoede also hetDat soe hare mont niet make vetSone makene scone wel ghereet12 Want vette leppen zeere mesteet 12140Hare morseelen sniden also cleeneEnde voren met haren vingheren alleeneNemen ghestadelike ende sachte16 Ic rade soe hare aldus wachte 12144Ende voren niet bedrupe haer cleetWant zekerlike het mesteetMen sal oec so houesschelike drincken20 Ende niet so vul laten scincken 12148Dats I dropel storte vp hare
folio 73ra-73va, tekst i.1 405Dies men werden mach ghewareWant ouer onghenuchtert ende ruut24 Mochtse yemen houden ende trecken daer vut 12152Dat soe ware ongheleertEer soe den nap ten monde keertSone salsoe niet drinken28 Maer sal teerst laten sinken 12156Tmorseel tote soet in heeft ghehetenDit soude elke vrauwe wetenEnde oec soutsoe wachten hare32 Dat haer mont niet vet en ware 12160Want ware hi vet ende dronke siDie dranc worde vet daer biEnde suuerlijc sal soe drinken mede36 Het staet wel hets houeschede 12164Ende hoede haer wel van dronkenscepeMen vint bescreuen met orconscepeVan meesters die segghe openbare40 Dat niemen es die dronken ware 12168Dat hi helen mach twintDie vrauwe zeere haer zeluen scint73vaDie haer verwinnen laet den wijnWant alle wijf die dronken sijn 12172Sine connen hem niet gheweeren4 Ieghen die ghene diese begherenMaer clappen al gader dat si wetenDit moghen si hem alle wel vermeten 12176Dat si sijn van diere manieren8 Oec sullen si hem wachten tallen vrenVan slapene als si zijn ghesetenTer tafelen daer si souden eten 12180Want hets scande ende grote onneere12 Ende sijns min te prisene zeereEne vrauwe soude niet beidenC Sone soude ter minnen haer bereiden 12184Want soe so langhe beide mochte16 Dat men I twint vp haer en rochteSoe soude souken die ioye van minnenOuer al ende leeren kinnen 12188Die wile dat men acht vp hare73va13CEne: Mogelijk is de lombarde C een E waarvan de middelste dwarsstreep ontbreekt.
406 het comburgse handschrift20 Ende soe jonc van daghen wareWant als doutheit den wiue an gheetEnde haer tanscijn te broken steet 12192So verliest soe in allen zinne24 Die ioye ende al tassaut van minnenDie vrucht van minnen sal soe lesenAlsoe in hare niecht sal wesen 12196Want soe verliest alsoe vele28 Beede van ioyen ende van speleVan dien tide dien soe sal laten lidenSonder van minnen haer verbliden 12200Ende doet soe niet desen raet32 Haer salre comen af al quaetAls houtheit assaelgieren salMaer ic gheloue dat si mi al 12204Hier af ghelouen zullen hoet gaet36 Ende hier af houden minen raetTen minsten die vroet willen wesenEnde pater noster meenen lesen 12208Vor mine ziele als ic doot bem40 Dor die wijsheit die ic hemHebbe gheleert met goeder jonsteIc bem wel zeker dat dese conste 1221273vbSullen zeere verheuen wesenEnde in scolen noch ghelesenIeue kint ic zie wale4 L Dat ghi mine leeringhe alte male 12216Vaste int herte bescrijftSo datter een twint buten niet blijftWaer bi ghi moghet bi minen orloue8 Coe<strong>nl</strong>ike lesen in alle houe 12220Sonder rusten ende vierenOndancs allen cancelierenBeede in cameren ende in spinden12 In zalen in kelres waer ghi cont venden 12224Daert scoene ende delectabel siLieue kint daer suldiIn formen al huwe scoliere16 Ende wisen ende leeren al de maniere 12228Ende v dat v scole vasteNiet si ghesloten ieghen alle gasteWant so hu min lieden saghen20 So huwe scoenheit wert min vut ghedraghen 12232
folio 73va-74ra, tekst i.1 407Want liede die men niet zietVp hem pleechtmen tachtene nietNo werden ghesocht no beghert24 Gaet dicken ter hogher kerken wert 12236Ende doet daer vwe ghebedeTen outare ende processie medeTe feesten te dansen te reyen28 Daer suldi hu gaen vermeyen 12240Want hu scole leeght meest daerDaer singhet huwe messe openbaerDen god van minnen ende ziere godinne32 Ende sinen ionghers met bliden zinne 12244Ende eer ghire gaet suldi hu makenBehaghel met al sulken zakenDie hu best verchieren moghen36 Ende dat al der lieder oghen 12248Vp hu gapen waer ghi gaetHebt vp die straten scoen ghelaetEnde gaet rechte ende niet te zeere40 Het staet wel ende hets grote eere 12252Ghingdi te sachte oec waert mesdaenGhi sult oec so cuusschelijc gaen74raEnde terden so moylijc die coutsiedeDat hu merken alle die liede 12256Fatijtse nauwe gheriede scoen4 So soudi draghen ende maken doenWant nauwe ghescoeite staet wel vrauwenDie moylijc gaen in goeden trauwen 12260Sleept hu hiet te langhe v cleet8 So dat te verre vp derde gheetSo heffet vp ende lates nietSo dat men huwe voeten ziet 12264Effene ende lichtelike zuldi gaen12 Ghi sulles prijs te meer ontfaenIst dat eere vrauwen behaechtE Dat soe eenen manter draecht 12268Sone sal haer so decken niet16 Dat men haer anscijn niet en zietDen mantel saut soe met beeden handenHouden hets zede van den lande 12272Ende sulken tijt haer aermen ontpluken20 Ende niet so zaen den mantel lukenMaer peinsen om den sconen stert
408 het comburgse handschriftVan den paeuwe dien hi heeft so wert 12276Ende maken van den mantele den haren24 Die gheuoedert es alte warenMet cleenen bonten alte maleEnde toghe haer zeluen harde wale 12280Den ghenen die comen in haer ghemoet28 Ende die soe vp hare merken doetEnde heeft soe niet scone haer anescijnSo saelt te meer te deckene zijn 12284Groete vlechten van scoenen hare32 Entie draghen openbareDat staet vrauwen harde welEene vrauwe en soude niet peinsen el 12288Dan te slachtene der wuluinnen36 Die scape gaet stelen ende beghinnenWinnen om een dat soere hebben weltSal soere C vp dat velt 12292Lopen vp ende assaelgieren40 Om dat soe niet en wille faelgierenDus souden die wijfs haer netten slaenBi liste entie manne vaen 1229674rbOm dat soe niet gheweten canDien welke soe hare minnen janTen minsten om te hebben eene4 Soude soe haer nette slaen alleene 12300Om alte vane sone soude niet messenSone souder eenen van der kermessenOfte meer hebben bi auonturen8 Want die aert helpt zeere der naturen 12304Die haer soude slaen den nodenayDaer soe si soude wesen gayWaert dat soere meer dan eenen natoghe12 Die werken wilde in haren boghe 12308Hoe dat soe spade ende vroeTeere vren niet comen doeSi souden hem houer bedroghen houden16 Als si hem te gadere vouden 12312Soe soudso hem daer bi verleedenSo dat siere omme souden sceedenDatse lachtren soude we zeere74ra38C is majuskel.
folio 74ra-74va, tekst i.1 40920 Eene vrauwe verliest lichte haer eere 12316Ende sulc hi mochte haer ontfarenHet soude haer rauwen zeere twarenMen soudse smeeken ende lecken24 Ende al hare goed van hem trecken 12320Ende brincse in scouden ende in aermoedenEnde selue dan vare als de vroedeSo dat soe bliue van hauen rike28 Ende niemene daer na en wike 12324Eenen aermen man sal soe nietMinnen soe wat haers ghescietHets al verloren dat men mint32 Die niet gheuen mach I twint 12328Sone sal hare herte niet legghen vasteAn eenen vremden gasteAlso als hi sijn herte leeght36 Neemt hijt weder en ontseeght 12332Ghelijc dat hi te herberghen esIn menighe herberghe sijts ghewesSo es sijn herte oec onghestade40 Ende van onvasten rade 12336Maer alle weghen als hi quameEnde yet brochte dat soet name74vaEnde sluten in haren coufer vasteMen sal altoes bloten gaste 12340Hoede haer oec dat soe niet minne4 Noch en doe in haren zinneDese behaghelaerde die men vintWant sine minnen nemmer twint 12344Want si der eere doen verstaen8 Dat segghen si der andre zaenEnde wat si segghen alle si lieghenSine doent maer om bedrieghen 12348Ende hem te wriene alle daghe12 Ic hebs ghehoort menighe clagheVan magheden die si dus bedroghenEnde met loghenen an hem toghen 12352Comt iemen met ghelouene voort16 Die gherne quame an haren boortMet sinen gheloue ende bidt haer minneSoe sal metten zeluen zinne 12356Weder doen een goet beheet20 Maer hoede dat soe niet en gheet
410 het comburgse handschriftIn die stat daer hi heeft gheweltSoene hebbe teersten tghelt 12360Ombiet hi hare bi lettren hiet24 So salse bezien en latens nietEnde watter in ghescreuen staetEnde of soe es sonder beraet 12364Ghescreuen ende al vp trauwe28 So sal hem weder scriuen de vrauweMaer dan sal niet zijn ghedaenSonder beiden alsoe zaene 12368Want beiden steect des sijt ghewes32 Den minre daert te lanc niet esEnde also hoert van hem die bedeEnde haeste hare niet te zeere daer mede 12372Hare minne tondecken alte male36 Maer salne houden in de weghe scaleMet sconen woerden die niet lettenSal soene in goeder hopen setten 12376So hise meer besouct van minnen40 Ende diese hem niet laet ghewinnenHi salse minnen vele te meerDan hi te voren dede eer 1238074vbMaer die vrauwe emmer wachteDat soene houde met woerden zachteEnde soene emmer hopen doe4 Gheualt dat soere comet toe 12384Dat hi accordeert met hareSoe sal soe zweeren openbareDie doot die passie menich foude8 Dat soe hare minne noit en woude 12388Iemene gheuen no en ionsteDie soe wel bidden consteVan hu alleene lieue heere12 Want mi dwinct hu minne zeere 12392Dat ic mi zeluen hu gheuen moetDat ic en dade om gheen goetGheenen man die es gheboren16 Menich man heeft sijn bede verloren 12396Altoes die ic hebbe ontseeghtEnde emmer van mi ontweeghtNde bi gode ic wane dat ghi20 E Hebt alte male betouert mi 12400Dan es wel tijt zekerlike
folio 74va-75ra, tekst i.1 411Helsen ende cussen vriendelikeMaer alsoe doen minen raet24 Dats dat soe na tgoet emmer staet 12404Soe es zot die haer liefVan sinen goede ende scuemtWant wie so meest gheplumen can28 Daer sal soe meest dogheden vinden an 12408Ne gheue haers niet goede penewaertDat men diere coept heeft men waertWant men prijst wel lettel hiet32 Die dinc die men heeft om niet 12412Verliest men oec men achtes twintDies men goeden coep ghenoech vintDaer omme soudsi hem vercopen diere36 Maer ant plumen gaet maniere 12416Soe sal doen comen hare ioncfrauweHaer ioncwijf of hare vrauweHare voestre ware quaet vergheten40 Om dat si hare sticken weten 12420Ende si hem ke<strong>nl</strong>ijc sijn de zakenSullen si alle vut hem maken75raCleedre pelsen voederse ende gheltNa dien dat elc hebben welt 12424So sullen sijt hem alle ontien4 Tote dat sine in der aermoeden zienWant proye teer vele te gaetDie men in menigher hant ontfaet 12428aer na sal comen die cameriere8 DEnde hare woort beghinnen sciereEnde segghen heere bi wat zakenEn doedi niet mere vrauwen maken 12432Cleeder ghi siet dat soere breke heeft12 Hoe comt dat ghire haer niet en gheeftWilde soe doen dor sulken dien ghiWel kent ende woent hier bi 12436Soe ware ghecleet in allen zinnen16 Ghelijc eere coninghinnenEnde soude met sambuwen ridenVrauwe ghine sout hu niet vermiden 12440Hem cleeder teesschene ghi hebt breke20 Hets omme sijn eere dat ic sprekeWant huwe scamelhede es so grootDat ghijs sout alte grote noot 12444
412 het comburgse handschriftHbben heere dat ghijt hem claghet24 Hoe wel haer der talen behaghetSoe salse heeten zwighen stilleMasscien hine heues gheenen wille 12448Ende torent hem dat hi heeft ghegheuen28 Ende hem es so lettel bleuenEnde alsoe an hem wert ghwareDat hi wille legghen an hare 12452Dan sal soe neerenstelijc bidden alleene32 Dat hi hare X pont wille leenenSoe sal se hem weder gheuen zaenDat sal soe segghen ende doen verstaen 12456Maer het es ieghen mijn ghebod36 Gheeft ment weder alselp mi godLs comt haer ander lief te hareA Dier soe heeft vele bin den iare 12460Gheenen en sal soe trauwe draghen40 Maer sal hem met rauwen claghenDat hare beste cleedre staenTepersemen ende dat si sullen zaen 1246475rbStaen si langhe verpersemt wesenDies en can ic niet ghenesenSo rauwich es haer herte binnen4 Ende hine mach van haer ghewinnen 12468Sticken die hi van haer beghertHine quite de cleeder die so heeft wertDie cnape hine si alte vroet8 Of hem en si ontvallen sijn goet 12472Hi sal quiten haren pantVp die stat al daer te hantOfte sal ander ghelt finieren12 Daer hise mede sal te liuereren 12476Ende alsoe heeft van hem dat gheltSo mach soe doen dat hi weltDen derden sal soe dus voeren mede16 Ende heesschen hem cleedre ende scoenhede 12480Ende ghelt dat soe verteeren moetEnde omme sinen wille verdoetEist dat hi hare niet en gheeft20 Ende seit dat hijs niet en heeft 12484Ende hi hare zwert wat hi machDat hijt hare vp dien andren dachBringhen sal dats al gheloghen
folio 75ra-75va, tekst i.1 41324 Ghelooft soes hem . soe blijft bedroghen 12488Want si maken alle haer sceerenWat si ghelouen ende zweerenNamelijc die ghene die sijn putiere28 Si hebben menich waeruen diere 12492Meer santen verzworen sijts wijsDanre nv sijn int paradijsGheualt dat hi mach gheuen niet32 Van hem so trect emmer hiet 12496Ten minsten doetem alte hantOm wijn senden sinen pantOf elre gaen clinken zaen36 Daer en mach hi niet langher staen 12500Ende ga wech ziere stratenGhene en sal haer blodelijc ghelatenEn ware als soe haer lief ontfinghe40 Dan soudse beuen sonderlinghe 12504Met al den leden ende doen verstaenDat soene heeft met anxte beuaen75vaOm hare vriende ende magheDie soe alte zeere ontsaghe 12508Want wisten sijt so ware verloren4 Soe salne laten ten veinstren vorenEnde heymelike met groten vareOf soe in groeten anxte ware 12512Ende zweere hine mach daer bliuen niet8 Om gheene dinc die hare ghescietEnde salne emmer van hare weerenHi salse vele te mee begheren 12516Ende als soene wel te haer waert heeft12 Ende hi haer grote ghiften gheeftDan so rade ic wel bi godeDat soe bliue te sinen ghebode 12520Maer altoes ghedinke des16 Als haer lief te haer comen esDat soe teersten wachten salDie straten voren ende ouer al 12524Ende alsoe niemene can ghesien20 Diese wachten moghe of spienDan sal soe blodelijc laten inneEnde sal hem met erren zinne 12528Loepen vp met talen zeere24 Ende sal segghen waer hebdi heere
414 het comburgse handschriftDus langhe ghemert nv weetic welDat ghi hebt elre ghehadt v spel 12532Met eere andre dan met mi28 Dien ic niet weet wien dat soe siEnde dat soe zeere es onteertSint hi sijn herte heeft ghekeert 12536An eene andere dan an hare32 Dies soe wel worden was ghewareEnde als dese tale hoort die sotHi sal wanen alselp mi god 12540Dat haer comt van sterker minnen36 Diese te hem draeght in allen zinnenEnde es van haer ialouser meerDan vulcanus was wilen eer 12544Van venus sinen ghetrauden wiue40 Die marse vant bi haren liueRecht vp dat spel van minnenDie een wijf waent ghewinnen 1254875vbEnde alleene hebben es onvroetVenus en hadde herte no moetDat soe minnen mochte vulcane4 Soe leelijc was sine ghedane 12552Van der smessen daer hi in wrachteDie vrauwe was scone ende sachteEnde wiste al die conste van wiuen8 Wat si iaghen ende driuen 12556V verstaet ende wilt horenN Alle wijfs sijn vri gheborenEnde dit loy es hem ghenomen12 Wanneer si te huwene comen 12560Die hem nature heeft ghegheuenOm te duerne al haer leuenNature soe es harde vroet16 Waendi dat soe wassen doet 12564Ende leuen gheeft maieroeneOm alleene robechoeneOf robechoene om maroten20 Of gherberghen om pyroten 12568Soe heeft ons allen openbaerGhemeene ghemaect dats waerAl om alle ieghen welken24 Deen om den andren ghereet tsine elken 12572So als si ter wet waert tien
folio 75va-76ra, tekst i.1 415Met huwelike die hem mach ghescienOm te scuwene dorperhede28 Ende om de vrucht te voeden mede 12576Dan doen si grote behendichedeOm weder te comen in haer vrihedeSijn si vrauwen of ioncfrauwe32 Dit point hebsi alle en trauwen 12580Dat si hare vrihede met hare crachtWillen houden met harer machtDaer menich quaet es aue comen36 Dat men hier vormaels heeft vernomen 12584Dier ic meer dan C soudeNomen wel vp dat ic woudeHier voren ouer menighen dach40 Alse I man I wijf zach 12588Die hem behaghede hi namse zaenEn wart hi niet weder staen76raVan yemene die sterker es dan hiSo hilt hise en lacher bi 12592Dicken vochtsire omme ende bleuen doot4 Die wiuen bleuen in sorghen grootEnde lieten haer kindre dwasen int lantDat duerde tote men huwelijc vant 12596Dat vonden was van den vroeden8 Die altoes na wijsdom stoedenMenighe betaelgie heeft om vrauwenGheweest ende noch sal sijn entrauwen 12600Also langhe als sal de weerelt duren12 Besiet die cracht van der naturenHoe datsoe werct menichfoudeVaet eenen voghel in den woude 12604Ende doetene in eene gayole vermaken16 Ende pleght sijns wel van allen zakenEnde singhe daer in ende es blideNochtan sal hi tallen tide 12608Weder begheren int wout te sine20 Ende sal souken ende doen pineHoe hi van daer ontfaren machDats sine begherte al den dach 12612Om weder te comene in sine vriheit75vb37C is majuskel.
416 het comburgse handschrift24 Dits bi allen wiuen gheseitDie altoes pinen ende poghenHoe si weder vercrighen moghen 12616Hare vriheit die si hadden te voren28 Ende daer soe mede was gheborenLdus so eist van den manA Die gaet in doordine ende doet an 12620Tabijt dat hem namaels es leet32 Ende van rauwen hem versleetEnde claecht ende weent nacht ende dachEnde peinst hoe hi vercoeueren mach 12624Die vriheit die hi verloren heeft36 In wat ordinen hi hem begheeftDie wille en sal niet ver gaenMen houdem nemmer so vaste gheuaen 12628Hi slacht den zotten visch twaren40 Die inden halecoorf sonder sparenCruup dor de kele ende can nietWeder keeren wats ghesciet 1263276rbNamelijc dusdaen leuenHebben de ghene die hem begheuenSine connen caproen so goet ghemaken4 Nature en moet emmer waken 12636In elx mans herte want hi es dootAls hem faelgiert sijn vrihede grootEn doe onse heere bi ziere ghenaden8 Diene in sijn doghen wil beraden 12640Nature lieght niet soe es vroetDie hem vrihede kennen doetOracius doet ons verstaen12 Dat nature es so ghedaen 12644Dat alrehande creaturenTrecken willen te harer natureDat en sullen si laten niet16 So wat vernoye hem ghesciet 12648Hier bi te rechte venus soudeOntsculdicht wesen . want soe woudeAntieren ende doen hare vrihede20 Ende oec allen vrauwen mede 12652Die hare vriheit willen plienAl breken si huwelijc mettienWant die nature doetse wecken24 Diese ter vriheit waert wille trecken 12656
folio 76ra-76va, tekst i.1 417Ieue kint die name eene catteL Die noit en sach muus no ratteEnde van musen ware ghehoet28 Ende verweendelike ghebroet 12660Ende wertse eere muus ghewareDat soe liepe neuen hareSoe soudse sonder twiuel vaen32 Ende al hare gherechten laten staen 12664Men mochte met gheere zakenTusschen hem beeden den pays makenDie oec I vole wachten woude36 Dat gheene merie zien en soude 12668Voer dat sine tiden quamenEntie dan merien namenEnde daetse te hem gaen40 Het souder lopen ieghen zaen 12672Ende soude neyen als hise zagheDit en es truffe no saghe76vaNiet alleene ieghen grisenDat hise soude voer dandre prisen 12676Ieghen hem allen loopt hi ghemeene4 Niet onderlinghe ieghen eeneMaer loept te blessen ende te blaerdeHi salse willen aneuaerden 12680Ende ane springhen ende assaelgieren8 Ende lyaerde ende soude niet vierenSone soude lopen te lyaerdeTe moreele ende te blessaerde 12684Ende ten eersten die so quame an12 Die core soe vor haren manSoene heeft gheenen bespietDan dien soe ondbonden ziet 12688Ende dat ic segghe van beyaerde16 Van brunen ende van blessaerdeDan segghic niet bi hem alleeneIc seght bi allen beesten ghemeene 12692Ende loopt ten andren sonder sparen20 Alsoe souden doen te warenAlle wijf ende alle manEn dade van huweleke die ban 12696Daer si sijn ghebonden met24 Want huwelic is alsoe ghesetWanneer ghetrauwet sijn si twee
418 het comburgse handschriftSine moghen sceeden nemmermee 12700Also langhe als si leuen28 Aldus es huwelijc hem ghegheuenDaer si mede sijn bedwonghenBeede die houde metten ionghen 12704Want alle die weghe lude ende stille32 Es haer begherte vut desen willeDat kennic bet dan yemen elHet wacht haer zulke harde wel 12708Dat doet die lachter entie onneere36 Die soe ontsiet daer af so zeereNochtan soe leetse die natureGhelijc der beesten ende heeft in cure 12712Dit weetic bi mi seluen wale40 Want wat ic iaghede was al te maleVan elken man ghemint te sineDaer na stoedic ende dede pine 1271676vbWant ic begheeret voor alle dincEnde alsic achter straten ghincDaer ic gherne te gane plach4 Ende ic dan die cnapen sach 12720Die mi toechden vriendelijc zienMijn herte vervoroyde so mettienDat icse al meest gherne hadde ontfaen8 So hadden si oec weder mi ghedaen 12724In leggher vut moonc no papeRiddre portere clerc no cnapeNoch prelate van hoghen doene12 In hadse vut haren religioene 12728Doen springhen doe en hadden siNiet faelgieren wanen an miMaer hadden si mi ghehadt heimelic16 Sine hadden ordene no huwelic 12732Ghehouden twint dat weetic waleSine haddent te broken alte maleAldus nature ons allen stooct20 Ende leeght int herte ende jooct 12736Ende trect ons tien delite waertDat van ons allen es begaertIeue kint verstaet mijn latijn24 L Een wijf en sal niet milde sijn 12740Es soe milde soe doet onneereHare nature ende ontect zeere
folio 76va-77ra, tekst i.1 419Laten den mannen die milthede28 Want wijf milde dats zothede 12744Maer mi en rouc men vinter nietVele die gherne gheuen hietAy lacen dies en dedic twint32 Want tgroete goet ende tprosint 12748Dat men mi gaf dat gauic henenEenen ribaut voert alteenenDie mi groten lachter dede36 Ende menighe grote onwerdichede 12752Het was de gone dien ic mindeVor alle die ghene die ic kindeSo dat mi nes I twint niet bleuen40 Ic ben arem in weet wat gheuen 12756Mine ghedochte der houthede nietDie mi aldus in aermoeden liet77raHaddic gheweest van herten vroetIc ware rike ende hadde goet 12760Want ic was bekent wale4 Metten groeten heeren vp ende taleDie ic alle lieue hietMaer ic en minnetse anders niet 12764Maer deen alleene dat weetic wel8 Dien mindic ende niemen elEnde was zeere van mi begaertNochtan en haddi mi niet waert 12768Ic was die zotste die men vant12 Verre of bi in eenich lantHi dede mi onwerde ende despijtEnde hiet mi te menigher tijt 12772Quade vule ghemeene hoere16 Ende sleepte mi achter vloereDie quade ribaut metten hareEen wijf es eene cranke ware 12776I gode ic ben te rechte I wijf20 B Want mijn herte ende mijn lijfEn minde noit man die mi mindeMaer den ribaut die mi scinde 12780Al hadde I mi so zeere ghesleghen24 Dat ic in onmacht adde gheleghen76vb39De isolerende punten rond het getal zijn rood opgehoogd.
420 het comburgse handschriftAls hi bi gode dicken dedeHi maecte moru al mine lede 12784Ende zwarter dan een aterment28 Ende noit en was dat parlementTussen ons beeden also grootHine viel tachterst in minen scoot 12788Ende bat mi dan groete ghenade32 Ende dat hijs nemmer meer en dadeEnde ghinc mi ioyen wel ghereetEnde eer dat spel ten ende leet 12792Addi al sinen pays ghemaect36 So addi mi an hem ghesaectWant hi was ioiere alte goetDat sceen wel an mijn goet 12796Dat hijt al ontioyde mi40 Ende ic wart arem also wart hiWant hi dreef grote ouerdaetEnde groeten cost al sonder raet 1280077rbVan den ghiften die men mi gafEnde en wilts niet comen afIc hadde hem te gheuen ghenouch4 Ende dat was wel sijn gheuouch 12804Hi wiste wel waer ict nemen soudeMine rentiers waren ionc ende oudeEen of twee niet alleene8 Maer die weerelt al ghemeene 12808In hadde noit ghetrauden manMaer dor de dooght die ic hu ianSo hebbic hu hier vertrocken al12 Mijn doghen ende mijn ongheual 12812Dat ghi exempel neemt daer biAlse comen sal de tijt dat ghiSult willen pleghen van desen spele16 So onthoudes goeds so vele 12816Dat ghi blijft rike al hu leuenHets onneere wiuen dat si gheuenEnde dat si milde heeten souden20 Ic rade dat ghi tuwe wilt houden 12820Want als huwe rose verwalket staetEnde hu die oude ane gaetDie ghiften sullen hu faelgieren24 Want hu niemen sal antieren 12824
folio 77ra-77va, tekst i.1 421us eist de quene ghesermoneertDScone ontfaen ende wel gheleertHoe dat hi hem houden sal28 Diet hoorde arde gherne al 12828Want hi hem nv min ontsachVan hare dan hi te voren plachEnde seide vrauwe bi onsen heere32 Ic dancke hu vtermaten zeere 12832Dat ghi so vriendelike vwen aertMi hebt ghetooght al onghespaertAlse die houde quene hoorde36 Van scone ontfane zulke worde 12836Doe sende soe om den minnareDat hi vullic quame te hareEnde hi deet al dat hi mach40 Ende terst dattene comen sach 12840Scone ontfaen ghinc hi hem ieghenAlso noch scone liede pleghen77vaEnde hietene willecome wesenEnde danctem van den hoede met desen 12844Die minre seide scoene ioncheere4 Ic danke hu C waerf also zeereDat ghi den hoet naemt van miEnde sal doen so waer dat si 12848Dat ghi daet die houeschede8 Ende sulke eere mi der medeDat ic hu eeghin bliuen moetLijf ende ziele ende al mijn goet 12852Die wile dat ic leuen sal12 Eere gheluc ende goet gheualMoetti hebben seide scone ontfaenEnde ghi sijt zeker zonder waen 12856Dat ghi hu betrauwen mocht16 Van dinghen die ghi ane mi sochtDat icse doen soude gherneSonder tontsegghene ende te werne 12860Ende ic ne hebbe gheene scoenheide20 So goet dat icse hu ontseide77rb38-4077va4Tussen quame en te, tussen hi en mach, en tussen com en en bevindt zich een gat in het perkament;de tekst is er omheen geschreven.C is majuskel.
422 het comburgse handschriftGhine moghet nemen alselp mi godAls die minre alsulc ghebod 12864Hoorde wart hi harde vroe24 Ende danctem C waeruen doeDat hi so coe<strong>nl</strong>ike nemen mochteSine scoenhede vp dat hi sochte 12868Ende peinsde in sinen moet28 Dat quaet te langhe beiden doetSint hi daer hadde scoenhede ghereetDaer sijn herte ane steet 12872Dat was die rose die hi woude32 Plucken als hijs beghinnen soudeSo verboot hem dangierDie veleyn stout ende fier 12876Dat sotte peinsen dies blijft vele36 Hi waende de rose met groten speleHebben ghepluct sonder deerenMaer hi vant te grote weeren 12880Anden ghenen diere lach40 Verbolghen diese te wachte plachEnde te bescermen als hare werdeWas mi comen vp die werde 1288477vbEnde riep lude vliet wech vlietGhine mocht hier langher bliuen nietDie duuel brochte hu hier so na4 Hets wonder dat ic hu niet en sla 12888Hu hoeft ontwee ende al hu ledeDoe quam vreese ende scamelhedeVoort ghespronghen ende spaerde niet8 Si quamen doe hi riep vliet vliet 12892Gram ende erre ende zeere te stoortEnde vielen alle in een acoortEnde hurten sijn hande achter waert12 Als den ghenen diene hadden onwaert 12896Ende seiden qualike condi verstaenDie doocht die hu scone ontfaenBoet vp groete houesschede16 Ende socht hem an dorperhede 1290077va2477va38-40C is majuskel.Tussen hi en vant, tussen Anden en ghenen, en tussen Verbolghen en diese bevindt zich een gat inhet perkament; de tekst is er omheen geschreven.
folio 77va-78ra, tekst i.1 423Ende verstont hauerecht sijn taleElc soude te rechte weten waleAls sinen dienst biet I goet man20 Sinen vrient dien hijs wel ian 12904Dat niet es dan al in goedeEnde so verstoent oec de vroedeGhi sijt van harden dommen verstane24 Ende conterfait na onsen wane 12908Den zot die van zinne es vroetHine hadde herte no moetDie rose hu te gheuene hiet28 Want en ware ziere eeren niet 12912Haddi gheweest van houeschen zedenDie rose en haddi niet ghebedenGhi hadtene wel gherne bedroghen32 Dat hi node soude ghedoghen 12916V maect hu volc wech ende vlietN Ghine moght langher dueren nietGaet vullic af den graet hier neder36 Ende en comt hier memmeer weder 12920Want hier sulc in comen mochteDie hu bereede soude onsochteEnde tsticken slaen het ware rercht40 Ghi siter toe te quaet I knecht 12924Dat ghi sout na sine eere staenDie hu so gherne lieue hadde ghedaen78raTe rechte mach hi hu haten zeereWant bi gode onsen heere 12928Hi sal so vaste nv sijn gheuaen4 Nemmermeer sal hi verre gaenScone ontfane namen si doeEnde sloughene ende mesuoerdene doe 12932Dat hem sijn leuen rauwen mochte8 Ende leidene int prisoen onsochteNochtan dochtem dit niet ghenouchSine daden hem meer ongheuoch 12936Den minre diere stont alleene12 Beuaen met rauwen ende met weeneLiepen si vp alle drieMet tormente dat hem so wie 12940Dede te ziere herte binnen16 Dat hem dochte hi soude ontzinnenHi seide dangier hebt mijns ghenaden
424 het comburgse handschriftEnde vergheeft mi mine mesdaden 12944Ghi sijt so houesch ende so goet20 So wetende ende so wel ghemoetEnde daer toe ontfaermich medeEnde ghi vreese ende scamelhede 12948Die al vul dogheden sijt ghemaect24 In dogheden in talen so wel gheraectWilt ghestaden in eenighen zakenDat ic minen pays moghe maken 12952Ieghen hu ic wille mi gheuen28 In hu gheuanghenesse al mijn leuenEnde leght mi bi scone ontfaneSonder emmermeer tont gane 12956Vp dat ghi ontrauwe vint an mi32 Met eenighen dinghen dien ghiBeghert ende wilt dat ic doeIn allen tiden spade ende vroe 12960Oe riep harde lude dangier36 DDeus wat beden hore ic hierDat ghi sout sijn met hem gheuaenDie es so scone ende so wel ghedaen 12964Daer toe so houesch so goedertiere40 Ende ghi die therte hebt ende maniereIolijs blide gay van minnenSo settic reinaerde bi der hinne 1296878rbNu gaet wech hu elre beiaghenHu sermoen en mach niet draghenWi kennen wl al hu beraet4 Dat ghi na onsen lachter staet 12972Wine willen dies nemmeer ghedoghenNu maect hu wech van minen oghenEnde assaelgierden ander waeruen8 Ende sloeghen so hi waende steruen 12976Ende tormentene harde onsachtEnde namen alle drie met crachteEnde dadene van daer rumen zaen12 Met rauwen ende zeere ondaen 12980Ende daden hem groot verdrietHi riep ghenade en halp nietMaer niet lude en riep hi16 Ende ghinc wech en riep ay mi 12984Seere ghesleghen ende ghescoudenTen ghenen diene sorcoersen souden
folio 78ra-78va, tekst i.1 425Dus ghinc hi wech met groten vare20 So langhe dat sijs worden gheware 12988De ghene die de sciltwachte dadenEnde lude riepen alle verradenV vp ghi heeren ghi baroene24 N Om den minre soccoers te doene 12992Want zekerlike hi heues nootDie portiere slane te dootWant ic dies wel zeker bem28 Hi leeght ende crijscht so onder hem 12996Ende bidt ghenaden sonder verdrachEnde es so ees dat hi en machLude gheroepen noch hine can32 So gaen si hem met slaghen an 13000Ende verworghene na minen waenEnde so hadden si oec ghedaenEnde daer toe tlijf ghenomen36 En ware hem therte niet te hulpen comen 13004Entie minre sach al toeDat die betaelge daer began doeEntie strijt sonder verdraghen40 Ende alse die portiere dat saghen 13008Dat theere was om hem so grootSi maecten te gader I conroot78vaAlle drie ende zwoeren in eenDat si ne scieden haer ne gheen 13012Deen van den andren nacht no dach4 Also langhe als hi leuen machDat sach al toe die minnareDiere of was in grote vare 13016Dat si so vaste waren verbonden8 Doe zwoeren oec tien seluen stondenDie van den here met heede grootDat si eer alle bleuen doet 13020Sine soudense sconfieren ende vaen12 Ende van den stride den prijs ontfaenOm te werpene onder voetHaren groeten ouer moet 13024rihede quam ieghen dangiere16 V Die leelijc was en onghehiereDie eene grote colue brochteDaer hi mede slouch harde onsochte 13028En was noit scalc so ghedaen
426 het comburgse handschrift20 Die sinen slach hadde weder staenHine slouchem tsticken alte maleSo dat die ghene dat weetic wale 13032Die ieghen hem was verwonnen bleef24 Als hine met siere coluen dreefHine hadde doe gheconnen welVan wapinen ende gheprouft dat spel 13036Dangier was fel stuer ende losch28 Ende nam sine machuwe int boschDat ontsegghen was gheheetenSine taergie was wildijt weten 13040Van stouthede al ghemaect32 Die addi vaste an hem ghesaectEnde al ghebort met onwerdenQualijc mochten iemen aneuerden 13044Vrihede so was banderside36 Wel ghewapent oec te strideIeghen dangiere quam hi voertIn hare hant brochte so nv voort 13048Eene glauie scone ende slecht40 Ende vtermaten lanc ende rechtVten foreeste van gherechtichedenIc wille hu segghen sonder beden 1305278vbTyser dat andie glauie stoetDat was van biddene vaste ende goetEnde gheboort met groten gheloue4 Met conuenanchen ende met beloue 13056Ende daer toe met zekerhedenBeede met rauwen ende met bedenWas die glauie al ghescreuen8 Ic waense haer miltheit hadde ghegheuen 13060Ende eenen scilt die wel ghedaneBrochte soe met haer na minen waneDaer soe hare wel decte mede12 Dangier hi stont buten vrede 13064Voer haer met ouermoeden grootEnde scudde die glauie ende scootDangiere rechte vp sinen scilt16 Dien hi ma<strong>nl</strong>ijc voer hem hilt 13068So dat hem die scote niet derdeQuade dierne vule onwerdeSeide hi hoe waerdi so coene20 Dat ghi dorst bestaen te doene 13072
folio 78va-79ra, tekst i.1 427Vp te lopene eenen goeden manMettien slouch hise wat hi canVp haren scilt so onsachte24 Dat hise achterwaert met crachte 13076Springhen dede harde verreDie wilen was fel ende erreEnde verspracse so ende slouch28 Ende dede haer groot ongheuouch 13080Ende seide quade teue ic hebbe huAnder waerf gheloft dan nuDaer ic mede bem verraden32 Want bi hu lietic ghestaden 13084Dat die ribaut custe de roseDaer mi of quam de grote noseHi vant mi musaert ende quaet36 Dat ic ghestaedde sinen raet 13088Ter quadertijt seidi dangiereQuaemdi noit ten wapine hiereWant hu costen sal hu leuen40 Vrihede ghinc van anxte beuen 13092Ende bat hem groete ghenadeHi seide dat hijs niet en dade79raHet was wonder alte grootDat hise daer niet slouch te doot 13096Doch slouch hise dat soe voerder ne mochte4 Dies hi harde lettel rochteHi verwoedde ende knicte thootHi seide hi soudse slaen te doot 13100Dit hadde onwert ontfaermuchede8 Ende liep te hulpe sonder bedeHare ghesellinnen wat soe machDie soe zeere tonder sach 13104ntfaermichede die te dogheden hoorde12 O Brochte in hare hant eene misericordeBesprinct met tranen ende met ghenenDaer soe mede dyamans steene 13108Breken soude daet soese daer ane16 Haren scilt was na minen waneGheboort al omme met claghen78vb30 nu: u verbeterd uit v.79ra7 ontfaermuchede: Op het eerste pootje van de u staat een streepje, zoals elders op de i.
428 het comburgse handschriftEnde met suchten dien woudsoe draghen 13112Ontfaermichede die menighen traen20 Weende heeft dangiere bestaenEnde stackene ouer al om deerenMaer die vylein ghinc he weeren 13116Seerre dan hie liebaert dede24 Maer soe bedauwedene tiere sedeMet so menighen heeten tranenDat hi ouer begonste te gane 13120Ende te morwene menich foude28 Hem dochte dat hi verdrinken soudeIn eene vloet van watre grootHine hadde nie so menighen stoot 13124Van laste ende van werden mede32 Hem faelgierde sine harthedeEnde wart so cranc dat hi waent vlienEnde scamelhede so riep mettien 13128Dangier suldi werden vonden36 Hier verwonnen tesen stondenDat hu ontfare scone ontfaenSo suldi ons betrapen zaen 13132Dat hi die rose soude gheuen40 Die wi hoeden vp onse leuenEnde waert dat hise den leckeren gaueGhi mochter gheblameert sijn aue 1313679rbEnde werdet ontverwet ende ondaenEnde sulc mochte hier binnen gaenVp dat hi vonde den in ganc hopen4 Hi soude zaen in sijn ghelopen 13140Ende hi dan mingde te zeere dat zaetDat ware onse scade ende quaetEnde dan regneerde ander zaet mede8 Daer die rose mede vp die stede 13144Alte zeere bleue verladenNemmer sone moet god ghestadenDat al sulc zaet vallen moet12 Want en ware ons nutte no goet 13148Die rose mochter aue steruenEnde ontghincsoe sonder bederuenEnde die wint eene vlaghe brachte16 Die de zade mingde met crachte 13152So dat die last den bloumen derdeEnde hi die bladre sonder houerde
folio 79ra-79va, tekst i.1 429Wide ouer mids clieuen dade20 So bleuen daer die ydele zade 13156Van den bladren na sijn doenDaermen dorsaghe den bottoenDan soude men segghen sonder sparen24 Datse hadde ghehadt twaren 13160Die glottoene in hare ghewoutSo ware al gader onse de scoutEnde ialousie soude ons ontliuen28 Dat en mochte niet achter bliuen 13164Ic wane ghi slaept ende niet waectHeeft hu de duuel dronken ghemaectangier riep o wach ay mi32 DDoe wasser scamelhede bi 13168Ende dreechde zeere wat soe machOntfaermichede die ontsachHaer ghedreech met eerren moede36 Scaemte sprac met ouermoede 13172Ende seide soe hadde te langhe gheleeftSoe soude haer den scilt dien soe heeftNocheden al te sticken houwen40 Ende so slaen het soude haer rauwen 13176Datsoe torloghen noit bestoetScaemte soe was wijs ende vroet79vaEnde brochte met hare I goet zwertDat soe lief hadde ende wert 13180Ende dat ghesmeet was met ontsiene4 Haer en stont niet te vlieneEene taergie alsoe wildijt wetenDie ontsien was gheheeten 13184Ouer al van quade name8 Dies soe mochte hebben blameMenighe tonghe was daer nv hoortGheset al omme ende omme dat boort 13188Ontfaermichede sloucse metten zwerde12 Dat soe tumede vp die erdeEnde hadse nalinx daer verwonnenMaer datter blijthede quam gheronnen 13192Een bacheleer sterc ende coene16 Ende van harden groten doeneVan bliden leuene was sijn zwertDat hi menighe maerc prijsde wert 13196Sijn scilt was sterc men mochten ploien
430 het comburgse handschrift20 Ende gheboor al omme met ioienScaemten gaf hi eenen slachDat haer lettel goet verwach 13200Ende diet hem harde wel vergout24 Want soe dor slouch hem menichfoutDen scilt dien hire ieghen bootEnde ware daer bleuen doot 13204En ware hem niet te hulpen comen28 Wale helen hi hadt vernomenTusschen hem beeden den groten strijtEnten aetscap enten nijt 13208Vel helen was een goet orlooghs man32 V Ende daer vele dogheden lach anEen zwert haddi van stillen ghewereNe gheen beter was int here 13212Het was vaste te gader ghedwonghen36 Al van of ghesnedenen tonghenHoe dicken men scudde ende trac huutEn maecte niewers gheen gheluut 13216Sijn scilt was al ghemaect van rasten40 Noit en sach man gheenen so vastenEnde al omme gheboort met sekeren ganeSonder niemare daer of tontfane 1322079vbWel helen hief sijn zwert ende slouchScaemten die hi niet verdrouchEenen slach dat soe spranc voort4 Ende bleef staende al verdoort 13224Scaemte seiti ver ialousieDie onse heere vermaledieWildi hu gheuen hier verwonnen8 Sone sals niet gheweten connen 13228Ic verzekere hu dies twarenBi miere trauwen sonder sparenHier of soude zeker sijn elc man12 Sint dat doot es die tyran 13232Dan gier so blijfdi gheuaenGhine mocht mi niet weder staenScaemte soene andwoerde niet16 Alse dit van hare nichte ziet 13236Vreese spranc soe vp te hant79va31VVel en helen zijn gescheiden door een dun verticaal streepje.
folio 79va-80ra, tekst i.1 431Die men noch noit coene vantDan namaels vp desen dach20 Soe quam ghelopen wat soe mach 13240Ende brochte I zwert van goeder snedeDie so name gheuen dedeAnxt zorghe ende zeere veruaren24 Daer soe haer mede soude verwaren 13244Was al ghemaect van zeere ontsieneEnde van mesualle te ghescieneAl omme ghebort met zorghen groot28 Soe slouch wel helen vp sijn hoot 13248Met willegher hant so groten slachDat hi en horde noch en sachDit versach coenheit de heere32 Ende quam te hem ghelopen zeere 13252Oenhede was dapper ende stoutC Ende coene van herten menich foutEnde adde I zwert van finen stale36 Van verwoetheden alte male 13256So hadt ghemaect I meester smetEnde eenen scilt soe brochte soe metDie was gheheeten zothede tanegane40 Entie doot ghereet tontfane 13260Quam te vreesen dien hi slouchDie den scilt daer ieghen drouch80raSo dat die slach ghinc te daleWant soe conste scermen wale 13264Ende lonet hem al sonder letten4 Met slaghen ende ghinckene tonder settenDat hi ghenade bat dor nootSekerhede ghi bliuet doot 13268Nu doeter toe al dat ghi cont8 Ghi plaeght te hebben in alre stontDie quarteine of andre redeEnde wart C waeruen bloder mede 13272Dan noit hase was te waren12 Hebdi hu bloethede laten varenDie duuel maecte hu noit so coeneHu ware beter pays ende zoene 13276Dan ieghen coenhede die betaelgie80ra10C is majuskel.
432 het comburgse handschrift16 Die mint tornieren sonder faelgieEnde ghine quaemt noit te gheenen tidenNoch in tornoye noch in striden 13280Dan alleene dese zaken20 Ghine vloot ende ghinct v henen makenOfte gaeft hu verwonnenGhine sult hu niet verweeren connen 13284Sekerhede adde I zwert vaste24 Dat in stride sine lasteDraghen conste sonder mesualSijn scilt was verzekert al 13288Met goeden payse sonder ontsien28 Van dinghen die hem moghen ghescienAl omme gheboort met acoordeVreesen slouch so metten woorden 13292Metten zwerde daer hise mede32 Waende hebben doot ter stedeMaer vreese warper ieghen den sciltDie alte male den slach onthilt 13296So dat haer die slach niet derde36 Ende ghalt hem wel sijn houerdeMet eenen slaghe die was so grootDat hem scilt ende zwert ontscoot 13300Alse dit alle die andre zaghen40 Vergaderden si met groten slaghenDaer wart die strijt groot sonderlingheMet hustineme en met ghedinghe 1330480rbMen wranc hier men wranc daerElc riep den sinen ouer waerIn sach noit snee no haghel steen4 So dicken vallen al in een 13308Alse daer die grote slaghe warenDaer was hustin sonder sparenMen sach noit te gheere tijt8 Van so vele lieden sulken strijt 13312Maer emmer waren dats zeker waerDie van den casteele tachter daerDie den casteel hadden beleghen12 Waren ghewont ende zeere ghesleghen 13316Die god van minnen hadde zorghe grootDat bliuen soude sine lieden dootEnde omboet doe zonder beiden16 Siere moeder met vriheide 13320
folio 80ra-80va, tekst i.1 433Ende met zoete ane ziene dat siHem quame te hulpen ende stoede biEnde nam vrede binnen desen20 So dat X daghe soude wesen 13324Maer hadt gheweest sijns voer<strong>deel</strong>s yetHine hadde des vreden ghehouden nietEn hadden hem die portiere24 Ontsien niet sine hadden so sciere 13328Ghegheuen den vrede no so zaenEn hadde mijn vrauwe venus ghedaenMen heeft dicken ende vele ghezien28 Die werstelen een lettel achter tien 13332Oo bi vliene of bi vredeEn machmen niet vp die stedeVan den sticken te bouen comen32 So moet die vrede werden ghenomen 13336ten here so voeren sciereV Alle bede die messagiereEnde voeren recht te cyteroene36 Daer mense ontfinc met groten doene 13340Cyteroen es eene hoghe montaingeEnde leeght in lantscip van cartaingeVenus dede daer sonderlinghe40 Stichten ende maken de woninghe 13344Dies soe daer selue woenen woudeWaert dat ic hu vertrecken soude80vaDie porprise ware te lancInt wout daer menich voghel sanc 13348So was venus met haren honden4 Varen iaghen ten seluen stondenMet hare so was hare amijsDie ionghe die scone anthonijs 13352Die zeere kints was an dat iaghen8 Want alle sine voerders plaghenMiddach so was langhe ledenEnde waren ghebeet van moetheden 13356Onder eenen groenen boem12 In die scade ende namen goemOm die perde die moede warenEnde om die honden die zonder sparen 13360Liepen drinken ende hem vercoelen16 Van hitten die si in hem beuoelenHare curien hare boghen hare daren
434 het comburgse handschriftLeiden si neuen hem te waren 13364Daer waren si met groten spele20 Want daer songhen voghele veleDaer si of hoorden menighen sancIn dat gras dat niet was lanc 13368So sat venus met feesten groot24 Ende hadde in haren scootHaer lief ende helset ende cusset menich foutEnde leerde hem hoe hi int wout 13372Iaghen soude entie maniere28 Sonderlinghe van elken diereAls huwe honde lief sijn bereetTeere beesten daer hu herte toe steet 13376Die suldi porren es dat soe vliet32 So volghet hare en lates nietMaer ieghen de beeste die haer wertFierlike so trect achter waert 13380Ende sijt blode ende ghemate36 Hets hu vor<strong>deel</strong> ende huwe bateWant daer II coene te gader stridenDaer eist fel an beeden siden 13384Maer herten denen ende hinden40 Ende hasen die wilt ghenindenTe iaghene dats mijn wille welWant sine sijn no wreet no fel 1338880vbMaer wolue zwinen ende berenDese setten hem ter wereEnde quetsen winde bracken ende honden4 Ende gheuen hem menighe wonde 13392Ende sulke den iaghere medeHebben si doot te menigher stedeDese en suldi iaghen niet8 Hu mochter of comen verdriet 13396Aldus castiede venus zeereAnthonise den ioncheereEnde bat hem dat hi peinsde ende dachte12 Om hare castien ende daer na wrachte 13400Anthonis prijsde lettel goetAlt castien dat soe hem doetWat soe castiede niet en besloot16 An hem twint no cleene no groot 13404Maer eist dat hi come van daerSone zietene nemmermeer daer naer
folio 80va-81ra, tekst i.1 435Want hi voer teenen euer iaghen20 Diene niet en wilde verdraghen 13408Maer rechtem vp ende scudde thootEnde slouch anthonise dootIer bi so wilt hu castien24 H Ghi heeren die hebt huwe amien 13412Ende hem en wilt ghelouen nietDit exempel nu bezietGhi sult hem allen ghelouen wale28 Want wat si segghen es alte male 13416Also waer alst pater noster esNiemene sone twifele desSwert hu eenighe dat soe sal32 Houden trauwe ghelouets al 13420Na dit castien dat soe hem dedeKeerden si te cyteron weder beedeDie boden quamen huten here36 Seiden venuse al taffere 13424Van haren zone hoe hise ombootEnde hoe hi hadde hulpen nootBi gode seide venus doe40 Ic salre mijn cracht so doen toe 13428Dat ic ialousien casteelVerbernen sal ende bliuets gheel81raStaende mi en gheuen die portiereDie slotelen ic verberrentse sciere 13432Oof in prise minen aert4 Noch mi seluen eenen penninc waertDoe dede soe haesten ende bereckenHaren waghene ende deden trecken 13436VI witte duuen met haren vloghele8 Die soe hadde van haren vlogheEnde ghinc sitten vp haren waghenDie duuen ghinghen vederslaghen 13440Ende vloghen daer mede in de locht12 So langhe dat sine hebben brochtTe haren sone in dat hereEnde als hi wiste die niemere 13444Haestelike hi ghelopen cam16 Te ziere moeder die hi namIn sinen aerme ende heeftse ontfaenMet blischepen ende deedse gaen 13448In sine tente daer soe lach
436 het comburgse handschrift20 Hine hilt noit vrede gheenen dachNo heet no trauwe zekerhedeHine assaelgierde altoes mede 13452Oe began daer die betaelgie24 DGroot ende sterc sonder faelgieSulc rechte ten muere eene pederiereDie steene groot ende onghehiere 13456Warpmen daer ieghen om doen faelgieren28 Die portiere ghinghen ordiereHare mure met horde vasteIeghen die wreede felle gaste 13460Die horden waren gheloken wale32 Van ontsegghene alte maleEnde van stouterne was elke gherdeEnde af ghesneden tote inde herde 13464Ende in dangiers haghe ghenomen36 Die strale die van buten comenWaren gheuedert met geloueEnde met ghiften van groten loue 13468Ende oec met dienste menichfout40 So was ghemaect al dat houtEnde tyser was ghemaect edenMet trauwen ende met zekerheden 1347281rbDese scoten van buten in waertEntie portiere die onveruaertWaren ende hem cleene ontsaghen4 Want si haer taergien daer ieghen draghen 13476Die staerc waren ende harde fierEnde van houte dat dangierHadde ghehauwen in sijn haghe8 Ende wat si scoten alle daghe 13480En mochte I twint niet derenSo wel consten si hem verweerenAlse dit sach die god van minnen12 Dat hi niet en conste ghewinnen 13484Dien casteel no die portiereVoer hi te ziere moe der sciereEnde bat hare dat soe hem stoede in staden16 Want hi ware te zeere verladen 13488Oe zwoer venus hutermaten zeereDDat soe in wiue nemmermeereSuuerhede en liete gheduren20 Die ialousie hiet in allen vren 13492
folio 81ra-81va, tekst i.1 437Die ons pijnt der mede te zeereGod gheue hare lachter ende onneereLieue kint doet hu baroene24 Die ghi hier hebt stout ende coene 13496Sweren dat si hu volghen selenEnde met neerenste zeere beuelenBi gode vrauwe dit doe ic gherne28 Dit nes niemen sculdich te werne 13500Want nie men mach goet man heetenHine moet van minnen wetenOf hebbe gheploghen of pleghe nv32 Dit prouerbie segghic hu 13504Want hets iamer dat si leuenDie ghene die haer herte niet gheuenTer minnen ende ic haetse so zeere36 Dat ic hem lachter ende onneere 13508Altoes doen sal waer ic machSonder twifel nacht ende dachOe zwoeren int here de baroene40 DDit vast te houden ende te doene 13512Vp hare boghen vp hare darenWant daer ander helegen en waren81vaDan hare strale ende bandoeneSine hadden ander helighen te doene 13516Daer si vp zwoeren dat si souden4 Die ghebode vaste houdenNu willic hier laten bliuenMine materie ende wille scriuen 13520Een lettel van den wiuen voort8 Anders dan ghi hebt ghehoortirgilius seit die wijf wel kindeV En ware gheene so ghesinde 13524Noch so houesch noch so vroet12 Noch so wetende noch so goetSone ware wankel ende onghestadeEnde o<strong>nl</strong>anghe in eenen rade 13528Die wijfs sijn alle vreeselike beesten16 Men conste ghetellen niet in ieestenBeede hare zeden ende haer manierenSi sijn alle putertieren 13532Ende oec seghet tytus kneus20 Dat ieghen hare zede ende ieghen haer vusGheen dinc soe goet en es
438 het comburgse handschriftAls wel smeeken dies sijt ghewes 13536So bedrieghelijc sijn si tallen vren24 Ende soe quaet van naturenWi vinden elre teere stedenDat tfundament es van wreetheden 13540So wie dat sine heimelicheit28 Sinen wiue al gader seitHi maecse vrauwe van sinen liueNiemen en sal sinen wiue 13544Al segghen sinen nausten raet32 No stichen die te heelne staetHine wilt ghemoeten ende horenWant wie dat doet blijft verloren 13548Want so nes nemmer so goedertiere36 No so ghetrauwe van manierenSone salt voert segghen alte maleIemen els dat weetic wale 13552Ende haer soude dinken soude soet helen40 Soe sout besteruen of bequelenHet moet al huut dat so weetAlsoe te haren gheuadren geet 1355681vbIn biechten sal soet haer segghen alSo watter ane gheligghen salWaert van moorde waert van dode4 Soe salt segghen al bi gode 13560Ende die ghene diet seide hareDat es gheprouft ende openbareEist dat hise blout of slaet8 Soe sal hem verwiten zine mesdaet 13564Niet heimelike voer hem alleeneMaer voer al die liede ghemeeneSo wie hem in wiuen betraut12 Weet wel dat hi die wisse hout 13568Daer hi hem seluen mede bint de handeAls soene hebben wille in bandeHi snijt hem zeluen de kele ontwee16 Erret hise daer na nemmermee 13572Of verbelght met eenighen zakenSoe sal haer anden rechtre makenVp dat die daet es so groot20 Dat hi heeft verdient de doot 13576Dat hine hanghen sal of greuen
folio 81va-82ra, tekst i.1 439Of eenich sins verliesen tleuenaer als gaet slapen die keytijf24 M Vp sijn bedde neuen sijn wijf 13580Daer hi niet bi gherusten canOm tghepeins dat hem gaet anVan moerde die hi heeft ghedaen28 Of ander quaetheit wilt verstaen 13584Daer hi omme tlijf verliesen mochteEnde zuchte ende caremt harde onsochteEnde sijn wijf dan begheert32 Van hem te wetene wat hem deert 13588Om dat soene tonrusten weetDan helst soene ende cust ghereetEnde leechtem sonder langher vorsten36 Vriendelijc tusschen haren borsten 13592Ende gaet hem met smeekene aneEnde seit heere na minen waneSo dincti mi harde zeere tonvreden40 Wi sijn hier alleene onder ons beeden 13596Nu seght mi wat hu deert alDat hu god gheue goet gheual82raDat ghi dus light ende caremtDat mi harde zeere ontfaremt 13600Dat ic niet en can gheduren4 Wine hebben gheene gheburenDiet horen moghen dan ic ende ghiSo betraudi hu heere qualijc te mi 13604Ende wildi mi segghen ende ghewaghen8 Hu deeren ic saelt hu helpen draghenVrauwe bi gode wat mijns ghescietIn dars hu altoes segghen niet 13608Want het sijn sticken die ic en mach12 Niemen segghen no doen ghewachAy lieue heere nv zie ic welDat ghi bet betrout iemen el 13612Dan ghi mi doet ic bem hu wijf16 Wi sijn te rechte I lijfEnde I herte zekerlikeBi den ghebode van huwelike 13616So hebbic tuwe ende ghi tmine20 So staet danne in tuwe niet te sine
440 het comburgse handschriftRauwe bliscap no gheualDie mine en sout weten al 13620Daer omme biddic hu lieue heere24 Dat ghijt mi seght want nemmermeereMijn herte mijn sin te payse en steetVoer dat ic die waerheit weet 13624Ende en wildijs mi segghen niet28 Wat dinghen die hu sijn ghescietSo weetic wel in bem niet blintMet wat herten ghi mi mint 13628Ghi die heet vriendinne32 Ende seght dat ic bem hu minneNu gheefdi mi te kenne waleDat es bedrieghenesse alte male 13632Dat ghi mi doet verstaen en toent36 Ghi hebt mi iamerlijc ghehoontEnde oec verraden alte zeereDit claghic gode onsen heere 13636Want ic noit dinc en al40 Die mi ghesciet sijn ghine weetse alEnde ic en hebse hu al gheseitDit es zekerleke waerheit 1364082rbIc late hu zuster ende broederIa minen vader ende miere moederEnde alle mine maghe ghemee<strong>nl</strong>ike4 Ic hebbe an hu zekerlike 13644Eenen quaden wissel ghedaenGhi hebt mijn herte so gheuaenDat ic hu minnen moet voer al die leuen8 Waendi dat ic vut soude gheuen 13648Huwe heimelicheit ende voort segghenIc liete mi eer int yser legghenDat mi vorten mine beene12 Dan ics ghewoughe woert ne gheene 13652Besiet hu wel ende seght vondiNoit eenighe ontrauwe in miVan eenighen sticken die mochchte wesen16 En laetti hu niet te rusten mettesen 1365682ra2182rb10-42Rauwe: Rau en we zijn gescheiden door een gaatje in het perkament.Voor de hoofdletterkolom zijn de hoofdletters van de verzen nagetekend door een andere handmet bruine inkt.
folio 82ra-82va, tekst i.1 441Ende mi ontect hoet met hu staetSo bem ic bouen allen wiuen quaetWant ic wel zie an alle vrauwen20 Dat hem hare manne wel ghetrauwen 13660Ende hem een twint niet en helenMaer hare heimelicheit hem beuelenNochtan so hebbic dicke ghehoort24 Van vele vrauwen dat si mi voort 13664Seiden al dat si vernamenAlsi tonsen spele quamenWaendi goet man bi huwer trauwen28 Dat ic bem van huwen vrauwen 13668Neenic bi gode van hemelrikeEn es ne gheene mijns ghelikeWant ic en bem gheene clappigghe32 No fel no vreet no wrigghe 13672Die andren mannen leden haer lijfIc bem een goet reine wijfGhi ne horet noit van mijn ghewach36 Dat ic anders mans yet plach 13676Quam eenich man die hu noit seideHi liet hu loghene ende onwaerheideVerstaen dat weetti selue wel40 Ghi kent mi bet dan iemen el 13680Ghi hebbet gheprouft te menighen stondenIn wat ontrauwen hebdi mi vonden82vaDat seght mi ende doet verstaenIc hebe hu alle trauwe ghedaen 13684Ende ghehouden sint hu nam4 Ende met huwelike an hu quamMi wondert vtermaten zeereDat ghi te mi waert heere 13688So qualijc betraut als ghi mi toent8 Bi gode ghi wart van mi nie ghehoontAl den tijt die ic mach leuenIc wille hu zweeren ende gheuen 13692Mine trauwe ende zekerhede12 Dat ic ne gheene dinc en sedeSticken die ghinghen an hu eereNu seght mi wel lieue heere 13696Huwen onruste die ghi hebt so groot16 Ofte neen ic bliue dootDan gaet soe hem met cussen ane
442 het comburgse handschriftEnde weent menighen gheueinsden trane 13700Die hem vallen int ansichte20 Arde groot ende arde ghedichteDie zot gaet hare met talen anEnde seght sijn vernoy ende sijn mesual 13704Ende hanght hem seluen met ziere spraken24 Ende als hi heeft gheseit die zakeBerauwet hem daer na zaenMaer als si huten monde gaen 13708Die woerde ende wech sijn ghevloghen28 Men salse niet weder halen moghenDan bit hi hare wat hi machDat soes en doe gheen ghewach 13712Hem lagher an harde groot onraste32 Ende soe ghelouet hem wel vasteDat soet niemen segghen en soudeNu heeft hi bi sire scoude 13716Hem gheworpen onder voet36 Met siere tonghen als menich doetIe vrauwe die hare nv kent bouenDGaet gode danken ende louen 13720Dat soene heuet dus tonder al40 Want soe wel weet dat hine salVp hare gremmen no scelden dorrenNoch onraste te hare waert porren 1372482vbWant soe nv heeft na haren willeMaterie om hem doen zwighen stilleMaer hare ghelof ho langhe salt duren4 Dat staet zeere ter auonturen 13728Want also zaen alst was onrasteSo es dat helen harde onvasteDit sermoen so souden kinnen8 Die man die wiuen willen minnen 13732Om te scuwene groot verdrietDie wel heelt en scaet hem nietGhi heeren nv wacht hu van wiuen12 Of ghi wilt in hu eere bliuen 13736Nu seght hem niet noch en doet contAlte male huwer herten grontNoch dinc die hu te heelne staet16 Want ghire hu seluen mede verlaet 13740 Ghi kindre die wilt bloemen lesenGhi moet in huwer hoeden wesen
folio 82va-83ra, tekst i.1 443Daer leght int gras dat hude serpent20 Die quaetste beeste die men vent 13744Dat hem heimelike int cruut strectEnde sijn venijn berght ende dectTote dien dat hu steken mach24 Daer na staet nacht ende dach 13748Ghi kinder peinst om te vlieneWant hets harde zeere tontsieneSo dat ghijt hu niet laet gerinen28 Het soudu alte male veninen 13752Wient ghenaect het steectem dootWant sijn venijn heeft hitte so grootDat niet triakle can ghestelpen32 Noch gheen cruut daer ieghen helpen 13756Noch meester noit en was ghesienSonder namelike dat vlienGhine sullet niet also verstaen36 Dat mine meeninghe also gaen 13760Ghine sult hu te wiuen keerenEnde met redenen werden ende eerenEnde met hem te bedde gaen40 Hoe scone si sijn hoe wel ghedaen 13764Maer en ghetrauwet hem te verre nietDat ghi hem wilt ontecken yet83raSticken die te heelne warenMaer emmer suldi so gheuaren 13768Met dogheden ieghen hem so groot4 Dat si niet gheren huwe dootGhi sult ghedoghen dat si antierenVwe herberghe entie paleren 13772Eist dat soe comanscepe can8 Ghelijc dat ware I manOf conste soe eenich ambocht elDies soe mochte so pleghen wel 13776Ende weten die dinghe openbare12 Maer niet dat te heelne wareGheefdi hare macht bi godeDat ghise clemmen laet te hoghe 13780Ghi sulles hu bewinden te spade16 Alsoe toghet hare ouerdade82vb21Tussen int en cruut bevindt zich een gaatje in het perkament; de tekst is er omheen geschreven.
444 het comburgse handschriftEnde hare treken ende hare quaetheitWant ons die scrifture seit 13784Als wijf eerscap ghecrighen can20 Soe es soe bouen haren manAltoes contrarie van allen zakenDat hi doe wille ofte maken 13788Ghi die hebt huwe vriendinne24 Houtse met rusten ende met minnenEnde laet hem weten dat vought welGhemeenen orbore ende niet el 13792Maer emmer so hebt hu vor hoghen28 So wat ghelate si hu toghenDat ghi zwijcht ende hout hu tongheWaert dat v I woort ontspronghe 13796Ghine mochtes niet ghenesen32 So fier soudse in haer seluen wesenDat machmen proeuen bi sampsoeneDie so vrome was ende so coene 13800Doe dalida sine cracht wel wist36 Die met rade ende met listeVp haren scoot sijn haer of scoerDaer sine cracht al wech mede voer 13804Dus haddem sine amie bedroghen40 Die hem dede huut steken de hoghenDat scade was ende iamer grootTwijf ontsiet ne gheene doot 1380883rbNoch den duuel in de helleVp dat soe mach voerdren haren willeVan menighen mochtic exemple segghen4 Maer ic wilt nv neder legghen 13812Dese tale ende mijn lietVoort segghic van daer ic lietV verstaet ende wilt mi horen8 N Doe die bareene hadden ghezworen 13816Voer dien casteel daer si laghenEn wilden si niet langher daghenSine ghinghen ten assaute waert ghereet12 Ende venus die was al bereet 13820Ten assaute ende ghinc hem aneDat si hem gauen vp te vaneDoe sprac vreese ende scamelheit16 Bi gode ghi hebt om niet gheseit 13824Ghine set huwen voet hier binnen niet
folio 83ra-83va, tekst i.1 445Huwe tale venus wat huwes ghescietIn ghere huwes goets groot no cleene20 Al en ware ic hier maer alleene 13828Sprac scaemte in wart niet vervaertVenus hadde dese tale onwaertEnde seide dierne wat staets an hu24 Waendi mi hier weder staen nv 13832Ghi sult saen sien dat hu casteelO<strong>nl</strong>anghe dueren sal ghereetHine sal tumen ende vallen28 Onder in de gracht met allen 13836Hine worde mi vp ghegheuenV allen doe ic nemen tleuenEnde oec verbueren alte male32 Torre cameren ende zale 13840Ende al tporprijs alsoet steetSal ic verbernen godweetEnde vullen alle die grachten36 Ende neder werpen met crachten 13844Ende barbacanen ende pylareEnde scone ontfane openbareGheuen die rose entie bottoene40 Al sinen wille mede te doene 13848Ende ghine waert nemmer so ghedaenDaer en sal al de weerelt gaen83vaSonder hu te makene diereBeede ten rosen ende ten rosiere 13852Alsic dat vorborch hebben ghewonnen4 Ende te broken ende in gheronnenSone salre bliuen staende gheheelCruut no rose no prayeel 13856Ic saelt al doen assaelgieren8 Omte doene meere onneereIalousien van allen zakenWant ic sal so wijt doen maken 13860Die passagien ouer al12 Datter elc toe lopen salSijn si ridders sijn si papenSijn si poerters sijn si cnapen 13864Gheen en salre achter gaen16 Hine salre pytanche ontfaenDan sal niet wesen bestredenSulc sal comen in heimelicheden 13868
446 het comburgse handschriftDander sal comen openbare20 Die comen sal sonder mareSi sijn goede liede ghenaemtEnde dandre alte zeere gheblaemt 13872Doe seide venus verscamelheit24 Ic prise cleene mine behendicheitEn can ic hu bedwinghen nietMettien soe haer spreken liet 13876enus scorste hare wel hoghe28 V Ende nam den brant enten bogheEnde haeldene in wat soe machEnde scoet daer soe een maysier gat sach 13880In dat vorborch des casteels slaen32 Dat nature daer hadde ghedaenWas tusschen tween pylarenDat men cume wart gheware 13884Die pylare van seluere waren36 Ende droeghen een scone beelde twarenAlst hadde gheweest eene casseDat beelde was bi compasse 13888Ghemaect te groot no te cleene40 Men sach beelde noit gheeneVan allen leden so wel gheraectEnde binnen hare stoet ghemaect 1389283vbEen helichdom dat zoter roecDan balseme doet of wieroecEnde recht in midden der borch so stoet4 Die scone beelde diere ende goet 13896In sac noit so scone statNoch die miere herte behaghede batDie ic so gherne soude zien8 Ende kennen mocht mi ghescien 13900Vor thelichdom in die maysiereDaert mi te comene es wel diereNochtan hebbic mijn bedevaert12 Daer ghelooft ic sal die vaert 13904Bestaen so ic eerst mach te doene83va2683va27Mettien: Doordat de blauwe lombarde V van 83va27 bijna helemaal is uitgeveegd, is het roodwaarmee de M waarschij<strong>nl</strong>ijk opgehoogd was, niet meer zichtbaar.Venus: De blauwe lombarde V is bijna helemaal uitgeveegd, het is niet meer uit te maken of de erood opgehoogd is geweest.
folio 83va-84ra, tekst i.1 447Met scaerpen ende met bordoeneVenus en woude cleene no groot16 Langher letten sone scoot 13908Den vrant bernende ghenendelikeIn die borch al heimelikeDats haer ne gheen en wart gheware20 Voer dat si saghen openbare 13912Die borch ontsteken in allen zinnenDoe lipen si neder van den tinneEnde riepen zeere wi sijn verraden24 Wine moghen ons meer staen te staden 13916Ga wi lopen vaste en wegheWi hebben verloren al den zegheDoe die felle vilein dangier28 Gheuoelde die hitte ende dat vier 13920Ghinc hi vaste henen vlienSonder eenich achter zienSo daden alle dandre met32 Daer en was I twint ghelet 13924Deen naden andren vloen si henenWat si mochten voert alltenenEnde dat vier ghinc hute breken36 Ende ghinc al die weerelt ontsteken 13928So dat ment gheblusschen en canEnde berrent vaste wijf ende manEnde sal bernen sonder vergaen40 Also langhe als de weerelt sal staen 13932Het es dat vier van der minnenDat al die weerelt doet ontsinnen84raNochtan so lanc so meer begherenAl doet hem haren zin vertheeren 13936Elc so slater an die hant4 Ende stoket tfier enten brantOe die boorch was al ontstekenDQuamen mettien voert ghestreken 13940Mijn vrauwe ver houeshede8 Die haer zeere daer toe dedeDoe soe die sconfelture sachOm te helpene wat soe mach 13944Huten viere hare lieue kint12 Dat soe zeere met herten mintEnde met hare so quam vrihedeEnde met ontfaermichede 13948
448 het comburgse handschriftDies niet en lieten in gheenre wise16 Sine spronghen binnen den porpriseDat si dor tfier niet lieten staenSine quamen te scone ontfane zaen 13952Houessceit sprac eerst die tale20 Scone ontfaen sede soe weet waleDat ic hebbe ghehat onrasteOm dat men hu heeft so vaste 13956Ghehouden tuwen onwille so zeere24 God gheue hem lachter ende onneereDen ghenen diet hu heeft ghedaenGoddanc ghi sullets nv ontgaen 13960Sint dat quade tonghe es doot28 Hine mach clappen cleene no grootGhine dorst ialousien niet ontsienMaer sult met huwen lieue plien 13964Al heimelike een goet leuen32 Want hier nes nv niemen bleuenDie hu mach letten of mesdaenSo sijn si alle wech ghevloen 13968Lieue kint dor god nv ziet36 En laet hu hier verbernen nietWant ics hu bidde ende vrihedeEnde mijn vrauwe ontfaermichede 13972Dat ghi den minre wilt ontfaen40 Hi heeft hu altoes onderdaenGheweest ende sal al sijn leuen84rbEmmermeer sonder begheuen 13976V verstaet mi lieue kintN Ic segghe dat die minne verwintAlle dinc waer omme dat wi4 Hu bidden vriendelike dat ghi 13980Ieghen den minre wilt ghematenEntie rose plucken latenScone ontfaen was al bedacht8 Hem was sijn euel moet ghesacht 13984Ende seide vrauwe ic doet gherneSonder tontsegghene ende te werneMach hise plucken vp dese stede12 Want wi sijn hier heimelike bede 1398884ra40Hoofdletterkolom is iets ingesprongen ten gevolge van gaatje in perkament.
folio 84ra-84va, tekst i.1 449Doe danctem die minre zeereMet gode onsen lieuen heereEnde nam scerp ende bordoen16 Alse die ghene die wille doen 13992Sine bedeuaert ende quiten sciereSinen wech in die maisiereEnde drouch met hem den seluen staf20 Entie scaerpe die hem gaf 13996Nature die hare wel verstaetVan eenen velle sonder naetDie scerpe en was oec nit twaren24 Ydel want daer binnen waren 14000Twee wel ghemaecte hamerkineDie nature sonder pineHadde ghemaect ende hem ghegheuen28 Dies hi haer dancte al sijn leuen 14004Want hi verstoet dat hire mede soudeBeslaen sine paerde als hi woudeAls hi dede dicken binden iare32 Hine hadde so wel ludende snare 14008Vp sine tytols noch vp sijn aerpeDie hi lieuer hadde dan sijn scaerpeature hadde hem grote eere ghedaen36 N Die hem sulke wapine adde doen verstaen 14012Ende leerde den vus entie sedeDaer hi wart goet werc man medeDies hi haer dancte te meniger vren40 Van der ghiften der naturen 14016Want hire dicken hadde ruste biTe menigher stat al daer hi84vaHeimelike wilde gaenDen wech dien hi hadde bestaen 14020Sinen bordoen hi te stenkene plach4 In die gracht daer hi niet sachOm te soukene dat ghewatDan was hi verzekert bat 14024Dat hi verligghen niet en soude8 Als hire in varen woudeNochtan sone was niet sijn bordoen84rb2384rb41Tussen nit en twaren bevindt zich een genaaide scheur in het perkament.Tussen ruste en bi bevindt zich een gaatje in het perkament.
450 het comburgse handschriftAlso lanc dat hijt ghedoen 14028Ofte ghesteken so te gronde12 Dat hi den bodem niet vinden condenMaer hoe hi voert altoes gheuaertWillic zwighen maer van siere vaert 14032Sal ic hu segghen al sijn ghedachte16 Ternasch dat hi met hem brachtePeinsdi dat hi strken soudeAn dat helichdom menichfoude 14036So langhe ghinc hi harentare20 Dat hi tusschen die II pilareQuam gaende als een deghen coeneMet sinen groeten stiuen bordoene 14040Ende cnielde neder ter beelde waert24 Als die ghene die zeere begaertDaer voren te sprekene sine bedingheMet begherten sonderlinghe 14044Dat helichdom was gheuallen neder28 Van groter hitten want wederDat vier en conste niet ghestaenEn moeste neder vallen zaen 14048Als die peelgrijn dat versach32 Dat thelichdoem ter herden lachSo trac hi al stillekineAchter weder die cortine 14052Ende dwanc hem an thelich dom vaste36 Dat hem dede wel grote rasteEnde cusset met deuocioeneEnde staect met sinen stiuen bordoene 14056Daer die scerpe hinc achter ane40 Vp die maysiere met goeden waneAddi gherne int vleesch ghescotenMaer hi moeste dicken eer stoten 1406084vbOm dat hem harentare ontvloeEn constire niet comen toeWant een palais vant hi daer vore4 Dat verzekert hadde die dore 14064Dies hi gheuoelde en niet ne zach84va2384va40-42Hoofdletterkolom is circa 2 cm ingesprongen ten gevolge van genaaide scheur in het perkament.Van deze regels is de hoofdletterkolom iets ingesprongen ten gevolge van een genaaide scheur inhet perkament.
folio 84va-85ra, tekst i.1 451Want van vp den eersten dachDat die maysiere was ghefondeert8 Was soe van binnen so gheordineert 14068Arde nalijx toten boordeDaer die minre zeere vp boordeSterkelike ghinc hijt assaelgieren12 Ende dicken stoten ende faelgieren 14072Ie dat hustijn wel hadde ghesienDEnde wel hadde ghedacht van dienHoe herules woude calculuse verslaen16 Die III waerf voer sijn poerte ghinc staen 14076Ende III waerf assaelgierdeEn III waerf hurtte ende III waerf faelgierdeEnde III waerf ghinc hi sitten neder20 Van moetheden om te hebben weder 14080Sinen adem dien hi hadde verlorenMaer die minre als te vorenDie vp die maysiere lach ende wacht24 Met al gader ziere cracht 14084Dat hem ouer al dat zweetLiep huten liue wel ghereetHi was also moede sijt zeker des28 Of moeder vele dan ercules 14088So langhe hurtti dat hi vantEenen nauwen pat te hantDaer hi niet en waent comen binnen32 Maer hi moet tpalais ontghinnen 14092I desen seluen pade alleeneB Die so nauwe was ende so cleeneDie passagie hi daer sochte36 Met al dien dat hi vermochte 14096Brac hi tpalays hi was so coeneMet sinen sterken stiuen bordoeneSo warp hi hem an die maisiere40 Daert in comen was nauwe ende diere 14100Nochtan was hem onghereetAl in te gane dat was hem leet85raDoch so croet hi so langheDat tbordoen in ghinc bi bedwanghe 14104Maer die scaerpe buten bleef4 Daer hi dbordoen mede in dreefEnde metten tween hamerkineDat in ghinc met groter pine 14108
452 het comburgse handschriftSo nauwe was die pas twaren8 Om datter niemen en was gheuarenDan hi al moeder eeneMaer hine weet of men ne gheene 14112Iemen els sulc voer<strong>deel</strong> de dede12 Ghelijc hem vp houeschedeDies hi niet hadde ghelouen moghenAl haddijt zelue ghezien me hoghen 14116Want die dinc die men begaert16 Ende harde lief heeft ende waertSone mestrout men lichtelike nietAl eist dat mer blame an ziet 14120Maer doch so was hi zeker wel20 Datter te voren niemen elEn hadde ghesleghen daer den patDan hi alleene ter seluer stat 14124Daer en was ander entreye ne gheene24 Dan die selue al moeder eeneDaer men die pointe of mochte doenVan sinen stele den bottoen 14128V moghedi horen ende verstaen28 N Hoe hi den cnop ghinc bestaenDoe hine hadde na sijn begherenDat ghijt weet en mach niet deeren 14132Of ghijs noch hiet hadt te doene32 Als ghi comt inden soeten saisoeneEnde ghi cnapen wilt plucken gaenKnoppe ende rosen die scone staen 14136Ic rade hu dat ghise behendelijc leest36 Dat ghi bedroghen niet en westDoet also ghi hier moght horenVp dat ghijt niet bet cont te voren 14140Ende condijt niet so doet hu wisen40 Dat loue ic wel ende priseDie minre die ghedronghen lachAn die maysiere so hi best mach 1414485rb Hi mochte sine hande wel steken vpDor die telgeren tote an den cropDoe bat hem zeere scone ontfaen4 Datter niet en worde ghedaen 1414885rb2-3Voor deze regels is de H van 85rb1 nagetekend, door een andere hand met bruine inkt.
folio 85ra-85va, tekst i.1 453Outraghe no gheene ouer daetDie minre hadde wel den raetDat hijt ghelouede harde vaste8 Om hem te doene meerre raste 14152mme die middele so nam hiO Den rosier ende dwankem hem biEnde begonste die telghere roeren12 Ende scudden ende hutsen sonder mesuoeren 14156Die telgre dat si braken ietMaer hine conste ghelaten nietHine moeste die scortse een lettel ontghinnen16 Want hine hadde ander connen ghewinnen 14160Van den rosen sijn gheriefDie hi wert hadde ende liefSo verre voert so voer hi20 Een lettel zaets so sturte hi 14164Doe hi den cnop hadde ondaenEnde hi daer binnen was ghegaenOm die bladre omme te eene24 Ende den wech daer in te leerne 14168Entie pade recht ende crommeGhinc hi tsoerken al daer ommeEnde dede minghen daer de zade28 Soene hadse met gheenen rade 14172No met liste ghesceeden wederMaer die knop hi was nederGhevallen daer int scone gras32 Die wit ende moru was 14176Dien hopendi ende wijdde medeDit was al dat hi mesdedeEnde voer daer als met liste36 Dat hijs hem gheenen ondanc wiste 14180Noch daer toe aerch peinsdeAls die ghene die hem niet veinsdeEnde ghedoghede hem lude ende stille40 Al gader te doene sinen wille 14184Maer doch claghedi blodelikeEnde seide te hem al die ghelike85va Met eenen sachten nedren woerdeDat hi te broken hadde vorwoorde 1418885rb19Voor deze regel is een D nagetekend, door een andere hand met bruine inkt.
454 het comburgse handschriftEnde ouerdaet an hem ghedaen4 Daer hi zeere an hadde mesdaenEnde dies hi zeere ware tonghemakeNochtan hoe hi claghede die zake 14192Hi liet hem plucken alte gader8 Rosen telghen bloemen ende bladerEnde alle te sinen wille legghenSonder eenich weder segghen 14196Oe hi hem sach in desen staet12 DEnde in aldus hoghen graetSo dancti in allen zinnenVenuse enten god der minnen 14200Ende alle die baroenen mede16 Ende sprac sine cracie daer ter stedeMet cussene harde vriendelikeHem en ghedachte niet zekerlike 14204Van redene die haer pine verloos20 Entiene te castiene plach altoosEnde nemmer en hebs rijchede dancDie hem ontseide den in ganc 14208Van den pade die hi hoedde24 Ende hare dies weechs niet vermoeddeAl daer hi es daer binnen comenEnde heeft den sconen knop ghenomen 14212Ia ondancs ver ialousien28 Dien god moete vermalendienDies soe de roesen van den minnerenAltoes wilt hoeden ende weeren 14216Twaren soene salse alleene hoeden niet32 Het es so menich diere na spietEnde oec dor hare ende lietijs nietHine dede dat hem de minne riet 14220Ende plucte met ioyen harde groot36 Van den rosiere die rosen rootDie hi daer scone ghewassen sachEnde ic ontspranc ende doe wast dach 14224Hier hent de rose40 XIIII M II C verse85vaOnder de tekst is in de kolom nog 2 of 3 keer een H nagetekend, door een andere hand met bruineinkt.
folio 85va, tekst i.1 455Afb. 13.Stuttgart, WLB, Cod. poet. et phil. 2 o 22, f.85v (verkleind)
456 het comburgse handschrift85vb Wie met begripe scent sine ghebueren [I.2] 1Ende quest dat si van scaemten truerenSie selue wel toe tgheual es bi4 Wel werden mach dat niet en si 4Cristus sprac ten fariseen ghemeenDie suuer es werpe den eersten steenAls sij verstonden ons heeren wort8 Niemen en trac om werpen voert 8Noch sprac god pieter stec in dijn zweertWie metten zweerde den andren deertMetten zweerde wert hij ghesleghen12 Waert ons niet salich god adt verzweghen 12Ten snijt gheen zweert so grieuelic zeereAls tonghen die nemen des menschen heereVan goede so vercouuert men wel16 Maer heere verliesen es alte fel 16Mijns selues ghebrec cleeft an mi vastWat andren weecht es mi gheen lastIc hebbe draghene ghenouc an tmijn20 Twi soudic yemens begripere sijn 20Ne vonnest niemen gods raet es bestSo ne werdi niet ghevonnest intlestAl dinct hu eens anders faeute zwaer24 Hu faeute weecht niet te min I haer 24Ghepeins doet wanen waen doet mesmerkenMesmerken doet dolen ende liecht den werkenBi wane es menich sin ghehoent28 Maer die wel werct wert wel gheloent 28Die noit mesuel no vallen mochteHet heeft sulc vonden diet noint en sochteElc sie vor hem hoe vaste hi sta32 Meskief scijnt verre hets dicwile na 3285vb1 Met deze regel begint hand I.
folio 85vb-86ra, tekst i.2 457So wie dat spreken wille vp miBesie hem seluen wie hij sijEs hij goet ende al de sine36 Sine smade ne es mi gheene pine 3686ra Menich vp den andren spreectWiste hi selue wies hem ghebreectEnde wies hem voeren waere ghesciet4 Hij zweghe ende ne sprake vp niemen niet 40Ic wilde de sulke saghe vp hemEnde liete mi bliuen dat ic bemOf seide niet meer dan hi saghe8 Elder in een vremt ghelaghe 44Maer quade tonghen moeten clappenAlsoudemense te sticken cappenDaer omme so ne lieten sijs niet12 Daer menich ongheual af es ghesciet 48En begrijp dinen euenkerstin nietBepeinse wat di seluen es ghescietEnde wiltu goeden loen ontfaen16 So ne gaet niet voer wel ghedaen 52Paeus keyser hertoghen greeuenEnde alle die nv ter weerelt leuenDie moetent hier met allen laten20 Ende varen al naect haerer straten 56Die dan naer duecht heeft ghestaenDie sal goeden loen ontfaenDaer omme so laet ons wel leuen24 So werden wi met gode verheuen 60Dies jonne ons de vader ende soneEnde dheleghe gheest III persoeneAls een god alte samen28 Eewelike ende ouer al amen 64
458 het comburgse handschriftAfb. 14.Stuttgart, WLB, Cod. poet. et phil. 2 o 22, f.86v (verkleind)
459
460 het comburgse handschriftAfb. 15.Stuttgart, WLB, Cod. poet. et phil. 2 o 22, f.87r (verkleind)
folio 87ra-87rb, tekst ii.1 46187ra Ie gheuen mach gheue [II.1]alle weghe Elken radic 1dat hijs pleghe Want4 datmen gheuet datsDdat men vintEnde dat men hout wert niet I twint 4Noyt mi gheuen en vernoyde8 Van dat vut minen zinne vloydeEnde noch helpt mi alsic gheueNu ontfaet dit lieue neue 8Van mi jacoppe van merlant12 Van dat ic in latine vantHoe aristotiles ende gheen anderSinen jongre alexander 12Leerde die weerelt berechten16 Ende ieghen die sonden vechtenWant het oghen heeren betaemtEnde elken mensche die hem scaemt 16Dat hi wete hoe lant bedriuen20 Ende selue in sire eeren bliuen23 Vindire yet in dat te prisen es24 Dat visierde aristotiles 20Vindire oec iet onnuttes jnneDat tyhet minen dommen zinneDit bouc es in latine gheseit28 Heymelichede der heymelicheit 24Gode biddic ten beghinneDat hi mi helpe hier inneEnde sire moeder der reinre maghet32 Diet al met haerre beden draghet 28ands heeren sijn van IIII maniereL Entie willic hu visierenSulc es milde van goeder maten36 Hem ende sinen ondersaten 3287rb Ende sulc es in so zwaer een strecDat hi hem enten sinen es vrecEnde sulc heere hem so nauwe beset87ra1 Met deze regel begint hand B.87ra11 jacoppe van merlant: Onderstreept door een mogelijk niet-contemporaine hand.87ra21-22 Beide regels, nagenoeg identiek aan 87ra23-24, zijn doorgestreept: Vindire yet in dat te prise[n] es/ Dat visierde aristotiles.
462 het comburgse handschrift4 Ende es den sinen te milder bet 36Ende sulc es hem seluen goetDie sinen volcke al onrecht doetNu segghen dus die van ytale8 Ennes gheene mesprise tale 40Dat een heere hem nauwe besetDoet hi sinen volcke te bet Die van inden segghen dit12 Dat anden lants heere niet messit 44Dat hi vrec es vtermatenHem ende sinen ondersaten Nu weder segghen alte male16 Die persiene dese tale 48Ende segghen lants heere en doech nietDie hem seluen ende sijn dietMildelike niet en berecht20 Aristotiles seghet echt 52Dat het es die zwaerste slachDie lands heere hebben machDie hem seluen ian te wel24 Enten sinen es vrec ende fel 56Want sine macht die moet te gaenNu sullen wi hu doen verstaenWaer die dogheden entie vrecken28 Deene vanden andren trecken 60Ende toghen wat miltheit siEnde wat vrecheit es daer biEnde wattere scaden ane leghet32 Alse men der miltheit niet ne pleghet 64Ende hoe lichte het oec ghescietDat men der miltheit niet en plietWant lichtelijc heeft elc gheleert36 Dat hi sine herte keert 6887vaAn dullen cost ende onbesceedenEnde lichtelike machmen leedenToter vrecheden den sin4 Maer miltheit pleghen daers cracht jn 72 Wille dan een prince milde wesenSette sinen sin in desenDat hi merke wat hi vermoghe87rb28vanden: De linkerschacht van de v is door een andere hand verlengd.
folio 87rb-87vb, tekst ii.1 4638 Entie tijt daer gheuen vp doghe 76Ende merke die personeWies hi werdich es van loueHef heere goet na dine macht12 G Ende emmer metter maten bewacht 80Ende ghef dijn goet al sulken manDaer het wel besteet es anDie anderen gheeft mesdoet twaren16 Ende laet der miltheit regle varen 84Wie anders dan sijn goet vut gietDer boser die men vele sietDies en wert hem gheen prijs20 Want hets verloren in alre wijs 88Wat so men anden onwerden leghetEntie sonder mate pleghetVut te ghietene sijn goet24 Die moet saen met groter spoet 92Vallen alse die onvroedeIn die hauene der armoedeDus ghelijcte hi wie soes pleghe28 Die sinen viant gheuet seghe 96 Die dan gheuet wel sijn goetAlst tijt es ende noot doetDaert bestaet es metter eere32 Sekerlike dats een lants heere 100Die hem seluen enten sinenMilde es ende dat doet hi scinenSin macht sal menichfoude36 Ende sine ghebode salmen houden 10487vbDese es milde ende ghemateHem ende sinen ondersatenMaer die siere lieder goet4 Ende dat sine onweselike verdoet 108Ende onwerden lieden gheuetEnde sulke dies gheen noot en heuetDie vrec heeten tsire scande8 Die es verderuere van sinen lande 112Dul milde want hi niet vosietSijns lants orbore ende sijn verdrietVrecheit es oec eenen name12 Den lants heere zeere onbequame 116Lands heere dan dul milde of vrecVallet inder scanden strec
464 het comburgse handschriftSo moet die lands heere dan16 Kiesen eenen goeden man 120Die hi ghetrouwe kent ende goetEnde hem beuelen dat hi behoetDen orbore van sinen lande20 Ende settent al in sinen hande 124Dese rente ende sijn af valEnde des lants orbore alE gheen lands heere en sal mede24 N hoghen sine moghenthede 128Met ne gheenen coste verladenDan hem sijn lant mach staen in scadenWant wie dat doet hi moet te hant28 Bederuen selue ende al sijn lant 132Vrecheit ende dullike verteerenMoeti beede van hem verweerenSo mach hi de milthede beiaghen32 Ende daer mede in sinen daghen 136Sijn lant setten in sulken stateDat langhe bliuet in goeder mateEnde dit en mach els gheuallen niet36 Dan hem een lants heere dus vorsiet 14088raDat hi af trecke sine handeVander lieder goet vanden landeEnde hise niet so zeere bescatte4 Dat sine vloeken omme datte 144Ier omme so ghewaghet desH Die grote wise hermoginesDat die hogheste edelheit si8 Entie gherechtichste oec daer bi 148Ende daer toe een oech teekin medeIn heeren herten in heeren stedeVan dogheden van oghen moede12 Dats dat hem een lands heere behoede 152Dat hi sine ondersateNiet en bescatte buter mateWat was die redene entie dinc16 Daer der syten rike omme verghinc 156Entrouwen dat die heeren dreuenMeer costs dan rente mochte geuenEnde alse die renten waren verdaen20 Staken die heeren die handen saen 160Ander ondersaten goet
folio 87vb-88rb, tekst ii.1 465Doe wordsi in sulken moetDat sire omme riepen wrake24 Ane gode om al sulke sake 164Die de heeren heuet gheplaghetEnde volc heuet vp hem gheiaghetDiese vp sloughen so na dat28 Dat men hare namen al vergat 168Ier omme radic elken heereH Dat hi te dommelike niet verteereDat hi sulke miltheit kiese32 Daer hi sijn gheuen niet bi verliese 172Wille hi met gheuene maken vrientGheue die ghetrouwelike heeft gedientGherne gheuen moet hi leeren36 Ende eeren die werdich sijn eeren 17688rbEnde onnoselen beradenEenvoudeghen lieden staen in stadenEnde antwoerden alse men groet4 Ende emmer hebbe die tonghe behoet 180 Alexander merc hier jnneDie clare verstannesse van zinneDie es houet ende leeret al8 Hoe men lant berechten sal 184Soe es van dogheden dat behoutEnde soe vorsiet wanen die scoutEnde waer mesdaet neemt beghin12 Ende wanen verlies comt ende ghewin 188Soe leert vorsien wat men sal kiesenWat men scuwen sal ende verliesenEnde van verstannessen es dbeghin16 Dat een merke in sinen sin 192Dat hi van goeder namen siWie so dat souct ghelouets miOngheveinst ende metter doghet20 Hi wert inder herten verhoghet 196Ende diese souct met losen sinneHi wert al ontset der inneMenne sal niet willen sekerlike24 Coninc sijn om tgrote rike 200Maer begheeren tsine heere88ra34heeft: De eerste e is boven het woord geschreven.
466 het comburgse handschriftOm dien oghen name der eereDus staet van goeder namen die minne28 Van alre eeren ten beghinne 204Entie machmen beiaghen medeMet sinne inder moghenthedeBeghert jemen om ander dinc32 Heere te sine of coninc 208Hem en comtere af eere no bateMaer inder nide ende inder hateDer lieder moet hi sijn verloren36 Vanden nide wert gheboren 21288vaLieghen drieghen dats tallen stondenMaterie van allen sondenVan lieghen drieghen sijt ghewesse4 So wast ende comt verranesse 216Van verranesse wert hate ghespeltVan hate onrecht gheweltVan onrechte so rijst tallen stonden8 Verhartheit van dorperen sonden 220Verhartheit maect grammen moetVan gramschepen dies sijn wi vroetSo comt ouerhoricheit mede12 Hier af waest datmen den vrede 224Entie vriendscap al ontseghetDits datmen te noemene pleghetViandsceep onder die eeren16 Viandsceep willic hu leeren 228So wast orloghe ende gheuechtEnde orloghe destruert al rechtEnde vellet steden ende vaste muren20 Ieghen dat recht der naturen 232Ende wat so ieghen nature strijtOnteert heeren ende lande wijt Sie dan lands heere datti bequame24 Si te hebbene goeden name 236Want redene met goeder beghertenVan goeder namen van goeder hertenHeuet die waerheit vercoren28 Ende waerheit es alse wijt horen 240Materie ende wortele mede88va28Voor waerheit is een z uitgeradeerd.
folio 88rb-88vb, tekst ii.1 467Van alre doghedachtichedeEnde es ieghen loghene echt32 Van waerheit wert gheboren recht 244Van rechte comt confidenciaSoe es die doghet die hare ghetroestDat god elken rechten verloest36 Van troeste wert miltheit gheboren 24888vbMiltheit mint heymelicheit vercorenVan heymelichede vrienscap gaetEnde heimelicheit vant den raet4 Raet gheuet hulpe talre noot 252Die weerelt ware bleuen dootNe ware die dogheden die wi noemenDeene niet vanden anderen comen8 Want hier mede es gheset 256Rech ende redene ende wetEnde dese redene doet bi naturenDie menscheit te gader gheduren12 Hier omme moeten wi mede lyen 26016Dat begherte van heerscapienOm den lof van goeder namenEs louelijc zeere ende bequamelexander lieue nv zieA Datmen niet en sie an die264Ghenouchte vanden lachameDie beestelijc sijn ende ontame20 Ende verderuelijc der eeren 268Die hem an svleeschs wille keerenSine verstannesse ende sijn sinVan sire zielen verderuet daer in24 Weelde heuet in haren ghewinne 272Bedect vreeselike minneDes vleeschs minne bringhet vorenDaer ghiericheit af wert gheboren28 Minne van goede brinct ghereit 276Vor hare die onscamelheitOnscamelheit doet hare verwanenVort waerheit laet hare ontspanen32 Ende comt an donghetrouwichede 280Onghetrouwe volghet diefte mede88va32recht: De r is boven het woord geschreven.
468 het comburgse handschriftDiefte lachtre ende scandeEnde karker ende bande36 Ende dus wert der ghenouchten ende 28489raLiues verlies ende zielen schendeEnde ghesciet onrecht der naturenNu betaemt dan telker vren4 Lands heere die dogheden es bequame 288Dat die mare van sire nameIn groter eerliker wijshedenVermaert si in vele steden8 Ende hi onder sine edele man 292Wiselike daghe dinghen canHier af comt hem eere ende prijsEnde wert ontsien in alre wijs12 Alse sine horen in talen vroet 296Ende hi sine dinghen wiselike doetI cleenen dinghen machmen leerenB An dese machteghe lands heeren16 Weder si sijn wijs of niet 300Want wat lands heere die dat plietDat hi sijn lant wel besetIn bedwanghe der gods wet20 Die sal met eeren regneren 304Maer die plucken willen ende scerenSine lieden ende werpen buten rechteHi laet die steen strate slechte24 Die met waerheden es beset 308Ende ontseghet sijns selues wetEntie sire wet niet en rouctDie wert onwert ende vervlouct28 So betaemt dan wel den heere 312Dat hi hem ant rechte keereMet gheveinsder herten nietMaer alse trouwe ende recht ghebiet32 Dat al tvolc moghe verstaen 316Dat hi gode es onderdaenDan doen die liede haren heereOnderdanicheit ende eere36 Ende god die verheftene mede 32089rb Omme sine onderdanichede Toghet hi hem buten goetEnde ypocrite es inden moet4 Dats een ongheduerich ganc 324
folio 88vb-89va, tekst ii.1 469Tfolc vernemet eer jet lancSo wert hi van gode begheuenTfolc vermalendijet sijn leuen8 Men seghet van hem elc sins quaet 328Sine moghentheit te gaetHi verliest die weerelt eereWat sal deser talen meere12 Scat no precieuse steene 33216Moghe hem helpen groot no cleeneDat hem emmermeer toe quameEere ofte goeden nameIer toe betaemt wel den heereH Dat hi gherne die wise heere336Ende liede van goeden leueneEnde houde die wise hem beneuene20 Ende hefse in oghen steden 340Met hem spreke van wijshedenMet hem vraghen ende toghenVan zwaren pointen ende van hoghen24 Houeschelike hi vraghen moet 344In antwoerden wijs ende vroetDie wijste ende vander hoghester gebortMeest eeren ende trecken vort28 Oec moet hem die coninc vorsien 348Wat weselijc es wat moghe gescienEnde hem daer ieghen besettenWant mesfalle te min letten32 Alse mer ieghen es inde wachte 352Hi moet sijn goedertieren ende sachteEnde connen sinen moet bedwinghenOft hi viele in grammen dinghen36 Dat hi gheene haesticheit en dade 35689vaHen ware bi goeden vor radeVint hi besculdicht sinen moetBetert selue so es hi vroet4 Want die hogheste vroescap eist echt 360Dat een heere hem seluen berechtlse een heere dan heeft verstaenA Dat eene dinc nuttelijc es ghedaen8 Sette hem met rade te doene dat 364Si niet te haestich noch te latBetamelic eist der eerlichedeDat men wel ghecleet si mede
470 het comburgse handschrift12 Ende ghepareert wel ende scone 368Welken tijt dat hi hem vertoneEnde dat sine parure si rikeAnderen lieden onghelike16 Dat die werdicheit hebbe haer eere 372Entie oecheit van den heereBliue daer bi onghescaertEntie here bliuere bi vermaert20 Ma<strong>nl</strong>ic luut ende scone wort 376Trect oec heeren ere vortDen heere betaemt oec sekerlekeDat hi te vele niet en spreke24 Hen dade tijt ende stonde 380Dat mens ontbeeren niet en condeHets beter dat der lieder orenNauwe merken ende horen28 Ende dorstich sijn om sheeren tale 384Dan si versaet waren alte maleVelken tiden dat so verre comtV Dat men lands heeren . heeren noemt32 Sone voeghet hem niet wel 388Dat hi heimelicheit of spelTe vele hebbe met selken personenDie men ter eeren niet mach tonen36 Want het maect den heere versmaet 39289vbAlse hi te vele omme gaetMet onwerden ende met kindenDies so pleghemen in jnden4 Eene vtermatene scone sede 396Een niewe coninc es ghesetSo hebsi ghemaect eene wetDat die coninc eens jnden iare8 Hem vertoghet al openbare 400Vor die meente teere tijtIn sijn coninclijc abijtEnde met eeren ghewapent wel12 Vp een ors sterc ende snel 404Tscoenste datmen ghevisiereVerdect met wapinen goet ende diereDie meente staet van verren dan16 Bi hem sine edele man 408Te handelen men dan daer pleghetSaken daer hoghe dinc an leghet
folio 89va-90ra, tekst ii.1 471Wetten . ende dinghen verclaren20 Die te voren bedect waren 412Daer handelt men openbare echtHoe men die ghemeente berecht23 Daer loent die coninc ende gheuet23a naer dat elc verdient heeft 41624 Entie ghene die sijn gheuaenBi cleenre scout laet men dan gaenEntie met cheinse sijn verladen28Verlichtmen van haerre scaden 420nde alse al dit es ghedaenE Doet men den coninc sitten gaenSo staet een vp der meester heerenDie naest den coninc meest heeft eeren 42432 Ende priset den coninc danHoe hi es een gheraect manEnde dankets gode van hemelrikeDat hi dat indsche conincrike 42836 Verchiert heuet in sulker wise90raMet so edelen ende so wisenEnde hi die ghemeente medeMet sulker onderhorichede 4324 Den coninc maect onderdaenEnde alse dat prisen es ghedaenEnde men gode heuet ghelouetDie alre wel daden es houet 4368 So danctmen der ghemeenten alDat soe so lieuelike sonder ghescalDienen haren gherechten heereEnde men trostse vort waert meere 44012 Te stane in onderhorichedenEnde si in hare ghebedeDicken vermanen haers heerenAlse dit es ghedaen met eeren 44416 Alle die ghemeente poghenHoe si des heeren lof verhoghenEnde doen vor hem hare ghebedeIn elke port in elke stede 44820 Bidmen om sijn langhe leuenSijn raet die wert oec verheuen89vb23aDe gehele regel is interlineair in cursief schrift aangebracht in een andere dan de teksthand.
472 het comburgse handschriftIn groten loue in groten priseVort so leeren alle die wise 45224 Vander wieghe vp hare kinderDat si alle meerre ende minderHaren coninc eeren ende minnenDus spreect men buten ende binnen 45628 Vander doghet vanden lands heereEnde dus leuet hi in groter eere Nu pleghet die heere dan oec medeDat hi die ouerhorichede 46032 Vanden quaden lieden wreectEnde hise ontliuet ende tsticken brectEnde verlicht dan mede daerTribute daer si sijn te zwaer 46436 Ende verlicht vanden coepman90rbSine tolne mede danEnde doetse gheleeden welDits die sake ende niet el 4684 Twi so groot volc es in jndenOmdat hem daer elc mach bewindenSire neeringhen ende met vredenComanne draghen tallen steden 4728 De name vanden groten heerenBi hem eist dat die renten meerenEnde bider name vanden landeOntsien den heere sine viande 47612 lc lands heere merke diesE Dat hi omden erdschen kiesNiet en verliese die grote eereDie ghedueren sal emmermeere 48016 Scuwe dan wreetheit vanden diereDats dat hi in ghere maniereTe haestich ne si noch te felHorse houeschelike ende wel 48420 Ende si ghenadich ende sochteDie hi met wapenen onderbrochteScuwe gulsicheit ende ommateSijt in dranke sijt in ate 48824 Ende met vrouwen tsine veleWant het es der zwine zedeGhelooft mi heere der waerhedeTe vele met vrouwen spreken 49228 Doet den lachame te breken
folio 90ra-90va, tekst ii.1 473Wet ende recht scuwen ende latenEnde wiuelike eenen heere ghelatenEnde maect eenen dorper doot 49632 Het betaemt wel heeren grootDat si hebben heimeliken vrientAlst gheualt datmen dientVor hem met vedelen in deduut 50036 Want der musike soete luut90vaDoet dicken sorghen verghetenEntie ziele . wilmen wetenHeuet ghenouchte groet daer inne 5044 Ende daer rusten in die zinneEntie lechame comt ter rustenEist datti sulken saken lustenNe pleghes langhere in geere maniere 5088 Dan drie daghe ofte viereEnde dit doe in heimelichedenEnde alstu best in selker stedeSo wachti van ouer dranke 51212 Die metti sitten anden bankeLaet dien drinken vtermatenDan saltu dijn spreken latenAlse of die dranc dijn meester ware 51616 Daer saltu horen openbareOntecken vele verholne dinghenWant daer dronckenscap es ghingheDaer nes heimelicheit ne gheene 52020 Hout metti oec int ghemeeneSonderlinghe vul van trouwenDie dor riden ende dor scouwenHoet in dinen lande staet 52424 Ende ghi bi hem weet hoet gaetlstu best onder din baroeneA Eere meest die sijn van den hogesten doeneNaer dat si werdich moghen wesen 52828 Noot nv den ghenen ende nu desen90rb2990va2Wet: Op de plaats van de hoofdletterkolom bevindt zich een gaatje in het perkament. De begi<strong>nl</strong>ettervan de regel is verder naar rechts als minuskel geschreven, maar wel rood opgehoogd endaarom als een hoofdletter getranscribeerd.wilmen: De eerste poot van de m is verbeterd uit een letter met een lange schacht, waarvan de bovenstehelft is uitgeradeerd.
474 het comburgse handschriftGhef hem cleedere ende parurenNader werden enter naturenSo dat niemen bidi en si 53232 Hine kenne dine miltheit vri Sie dat ieghe<strong>nl</strong>ijc man ontgheltWie dat cracht doet of gheweltEnde elkerlijc na sire werde 53636 Ouerdeghe dulle houerde90vbSalmen an eenen maten manAl anders berechten danDan an eenen groten heere 5404 Ende so berechten dat elc leereTontberne sulker houer daetBidi eist dat bescreuen staetIn des wijs Esculapius leere 5448 Dat het recht es datmen heereDen lands heere die hem te warenHeere can maken alse die harenDie dwinct die voghelen starc vermeten 54812 Ende laet die crancke met hem eten Wie so dan in heeren houeEeneghe dinc doet buten loueMen sal proeuen vp sinen moet 55216 Eist dat hijt in spele doetSo latment te sachter lidenDoet hijt oec vp een benidenOf jndes lans heeren onwerde 55620 Men doe dien te hant ten zwerdeN vier dinghen machmen leerenI Wien men tellen mach vor heeren Teerst es datmen merken moet 56024 Of hi zi van leuene goet Tander es dat hi bekinneOf hi heuet der lieder minne Int derde so merken wi 56428 Of hi besceeden milde si Ende dat vierde es in dienOft hi eerlijc es ontsien Elc lands heere keere hem daer toe 56832 Dat hi sine dinc so doe90va29paruren: Tussen paru en ren bevindt zich een gaatje in het perkament.
folio 90va-91rb, tekst ii.1 475Dat hi sijns volx herte ghewinneSette daer toe . sine zinneDat hi tonrecht aue doe 57236 Sone sal dat volc niet weten hoe91raDat si quaet spreken van den heereEnde eist datmen dat spreken ontkeereDats sonder vreese of anxt I twint 5764 Die lands heere en wert ghemintWant breect men die tale quaetMen beneemt die bose daetDies eist eene oghe wijshede 5808 Dat dine hoghe eerlichedeSo wert so inder lieder zinneDat soe clemme bouen de minneEn leset dat in sijn conincrike12 M Die coninc es des reghens ghelike584Dat eene ghifte es van gode sconeEene benedixie vanden troneDer erden lijf ende daer toe mede 58816 Helpe alder menschelichedeWant van reghene comt groet goetEnde in reghene es menich onspoetDaer in es donder ende wederlecht 59220 Entie riuieren wasser bi echtEnde lopen ouer ende tonstadenDus comt van reghene dicken scadeDoch en laet ment daer omme niet 59624 Men en looftere gode in alst gescietOmme tfor<strong>deel</strong> ende om die nootAl comtere somwile af scade groet Die ghelijcs eist vanden winden 60028 Die god ter weerelt wilde zindenVut sinen ouervloyenden scatteMeneghe scade comt om datteAlse van storme ende van vloede 60432 Nochtan comets vele te goedeWant men mochts ombeeren nietDit selue gheuallet ende ghescietDicken van des zomers hitte 60836 Grote scade ende grote smitte91rbEnde so doet van des winters coudeVernoi ende scade menichfoudeNochtanne machmen gheens ontbeeren 612
476 het comburgse handschrift4 Sal hare die menscheit gheneerenEntie andere creatuerenDus so dincket der scrifturenMachmen van lands heeren spreken 6168 Al eist dat si ter noet af brekenHaren ondersaten meer dan rechtMen mochter ontbeeren nu no echtWant die weerelt ware buter eere 62012 Sonder wet waersoe sonder heereands heere sal merken als die vroedeL Om sire lieder aermoedeEntie vercranct sijn ende verhout 62416 Ende zien dat mense vp houtEnde daer toe kiesen sulc eenen manDiet gherne doet ende wel doen canDat hi den ghenen sta in staden 62820 Die arem sijn ende verladenHier bi wert die lands heere ghemintEnde verre in dogheden bekintEntie liede werdens vro 63224 Ende men doet gode lieue also Heeren sijn sculdich te vorsieneAlse diere tide pleghen te ghescieneDat si van corne sijn bewist 63628 In borghen in solre ende in kistHeeren sullen sijn inder hoedeTe stortene van menschen bloedeWant hets eene dorpere mesdaet 64032 Al ee<strong>nl</strong>ike het gode bestaetDat hi steruen doe den manWant hi es die tlijf gheuen canEnde diet al bi redenen doet 64436 Dat es ende was ende wesen moet91vaElc hoedem vorden zwaren slachAlso verre als recht ghedraghen mach Hermogines die wise seghet 6484 Dat vor gode te claghene pleghetAl die macht van hemelrikeAls een man verslaet sine ghelikeSo langhe ghedueret oec de claghe 6528 Dat god ghelt slach met slaghe
folio 91rb-91vb, tekst ii.1 477eeren sullen horen jeestenH Vanden hoghesten enten mestenVan dat hier voren es verleden 65612 Daer moghensi in vinden wijshedenEnde in verledenen dinghen leerenHoe men nv die dinc sal keerenNoch versmaden noch verhaten 66016 Ne sulsi nemmermeer den matenWant menich wert in sijn leuenVan cleenre dinc vp gheheuenEnde dan so mach hi beraden 66420 Lichtelike vele scaden Heeren en sullen altoes niet brekenDat si belouen ende sprekenDie trouwe breken sijn keytiue 66824 Si slachten den ghemeenen wiuenMen sal ghetrouwelike in allen houenHouden dat men sal ghelouenWant quade oude volghet ontrouwe 67228 Ende al machmen somwile scouwenSomich vor<strong>deel</strong> int bedrieghenNochtan merct wel dat dit lieghenAlten quaden hende coemt 67632 Entie hare volghet wert verdomtVan trouwen comt alse wijt vernamenDat die lieden wonen tsamenTrouwe heuet ghemaect de steden 68036 Trouwe hout die meente in vreden91vbTrouwe maect die heeren waertTrouwe hout beesten onveruaertDrijf die trouwe vut erderike 6844 So es dat volc alse beesten ghelikeLands heere houd dan dine trouweEnde dijn belouen dat bescouwenEnde al ware dijn belouen zwaer 6888 Hout emmer vaste al gaet di naer Hermogines die grote heereDoet ons verstaen dat emmermeereTwee gheeste sijn bi onser side 69212 Die ons wachten tallen ghetide91vb2beesten: De eerste e is boven het woord geschreven door de teksthand.
478 het comburgse handschriftDie goede gaet ter rechter hantEnter luchtre die viantDese bringhen vorden sceppere al 69616 Alle onse ghewerke groet ende smalDie des ghelouen ende merkenSi suwen alle quade ghewerkeands heeren sullen van hem weeren20 L bi costumen dicken zweeren700Hen doe noot vtermatenSi sullen dat zweeren hatenZweren en betaemt niet heeren 70424 Maer lieden van crancker eerenWat vellede in houden vitenDat sterke rike vanden sitenHare coninghe plaghen ghereede 70828 Dorperlike valsche heedeOmme te bedrieghene medeWaest lant borch casteel of stedeEnde braken recht ende wet 71232 Die inden lande waren ghesetOm der mente onsalichedeDies en wilt die godlichedeAltoes langhere niet ghedoghen 71636 Ende verstaecse van sinen oghen92ra Alse di eene dinc es ontganghenDie du niet en moghes ghelanghenLaet di dat niet te zeere berouwen 7204 Het betaemt den crancken vrouwen Wes ghestadich ende vrome in radeDat hout dine macht ghestaden steden van dire moghenthede8 I Mac scolen ende doe leeren mede724Die kindere van dinen landeSijn si arem vulle hem de handeDoe hem houescheit ende eere 72812 Hier bi sultu die clerke weckenDat si dine heere vptreckenEnde dat si breeden dinen nameIn jeesten ende in worden bequame 73216 Clergie eert een coninc rike92ra5 in rade: Toegevoegd in iets donkerder inkt, waarschij<strong>nl</strong>ijk door hand I.
folio 91vb-92rb, tekst ii.1 479Ende heeren hof seere edelikeWie verhief wilen so sconeIn die weerelt die griexe crone 73620 Daer na rome nv vrancrikeClergie deet al sekerlikeWant ridderscap en wart nie verheuenClergie en moester raet toe gheuen 74024 Alexander hoetti diesDatti gheen wijf maket riesSet dine ziele niet in hare hantEnde oft emmer so es bewant 74428 Dattu di boghen moets ten vrouwenSouc eene die du dorres ghetrouwenWant alse eene vrouwe doetMetti dat hare dincket goet 74832 So bestu al hare beuolenDijn lijf es hare wat helpt verholenWes van venine in groter hoedeHouti an ane vroede 75236 Ende hout niet an eenen alleene92rbWant wers moghen int ghemeeneVele eenen heere vergheuenDan een allene bestu bedreuen 7564 Te nemene eene medicineDoese vordi comen ende vor die dineEnde bi ghemeenen gansen radeNem medicine vroe ende spade 7608 lexander ghedinckes diA Dat die coninghe van endiDi senden menich diere prosentEnde hoe men di heuet ghesent 76412 Mettien juweelen eene scone joghetDaer du naer bi waers onthoghetWant so was oint vp ghehoudenVan kintschen daghen totier houden 76816 Met venine tote vp dien dachNe ware dat ict an hare versachDu waers onteert van dinen liueIn die begherte van dien wiue 77220 Die hare ghenaecte of dien so beet92ra35Open plek tussen an en ane; er is een woord van circa zeven letters uitgeradeerd.
480 het comburgse handschriftDie staerf alte hant ghereetMochtet eenichsins ghescienIc wilde du ats eenen astromien 77624 Ende du en hads vroe no spadeHet en ware bi sinen radeWant god en maecte noit dincDie hi met redenen niet bevint 78028 Ende hier vant die wise platoenIn dinghen der naturen doenEntie natuere vanden sterrenNe laetti niet also verwerren 78432 Dattu volghes den ghenen naerDie segghen const van sterren es swaerEnde dier en can niemen ghenakenSine weten wat si maken 78836 Want ghene dinc es hem te zwaer92vaDie van sinne es reene ende claerndere domme te sprekene plienA God heuet vorseit ende vorsien 7924 Van ane ghinghe hoet al sal comenEnde hier omme maghet niet vromenAl vorsiet men die dinc alHoe dat soe gheuallen sal 7968 Want sijn vorsegghen moet vulcomenWat mach dan const van sterren vromen Hier vp es dus dandworde mijnAl eist dat someghe dinghe sijn 80012 Die emmer vort moeten ghescienEntie men niet en mach ontvlienEist dat mense te voren weetMet minder smerten ontfarmen tleet 80416 Ende messeliker machment som vlienDan oft niet en ware vorsienEnde maectre doch ieghen iet weerenDits eerande scuwen sonder deeren 80820 Siet hier een exempel te desenIc weet wel het sal sterc winter wesenIc gadre berninghe ende houtEnde make pelsen ieghen cout 81224 Ende spise mijn huus daer ieghen92rb21ghereet: De linkerzijde van het oog van de g is te ver naar boven doorgetrokken.
folio 92rb-92vb, tekst ii.1 481So maghic bet des winter pleghenWant sin ende vorsienichedeGaf god bidi der meinschelichede 81628 Dat hem elc daer bi vorhoetVor dinc die gheuallen moetEnde oec alse men die plaghe vorweetSo salmen bidden zeere ende ghereet 82032 Den vppersten oemoedelikeDat hi hem <strong>deel</strong>e oemoedelikeSine hant ghewerke ende dor sine eereDie plaghe ten besten keere 82436 Want god en sette in sine ghewerke92vbNoint so crancke dinc no so sterkeDat hi sire macht dede gheweltWildi hine ghinc eenen anderen telt 8284 Men mach den vppersten den oghenMet beden ende met weldaden poghenV laten wi dese sake danN Vorsienichede prijst elc man 8328 Ende verstaet wel ghi lands heerenWat aristotiles hier wille leerenHoe die mensche in alre stontSinen lachame sal houden ghesont 83612 Dat hi gheens meesters en hebbe nootWant hets wijsheit noch also grootLeuen sonder euels pineDan eenegherande medicine 84016 Ghesonde es grote nuttelichedeDie weerelt te berechtene medeMen sal weten ende verstaenDat ne gheene weghe en gaen 84420 Daer men bi in eenighen daghenEere of vor<strong>deel</strong> mach beiaghenEnsi dat men den wech ghewinneVan claren verstandelen sinne 84824 Ende niemen es die den wech vondeHine hadde des lachamen ghesondeEnde ghesonde en es gheenEn si dat draghen ouer een 85292vb6Tussen dese en sake bevindt zich een open ruimte waarin plaats is voor een woord van circa vierletters. Geen spoor van rasuur.
482 het comburgse handschrift28 Die complexie daer men medeVersament es in die menschelichedeEnde complexie es ne gheene dingenDan ghevoughe temperinghe 85632 Vander vuchticheit des lachamenEnde god diet al hout te samenHeuet beset met redenen alHoemen die vuchtheit temperen sal 86036 Ende hoe men bliuen sal ghesont93raEnde heuet dit ghemaket contSinen wisen vutvercorenVan dien begonstent eerst horen 8644 Die van inden die persineDie grieken entie latineIn welken boeken men en vintVan onwaerheden niet een twint 8688 V quamen die wise te samenN Daer si haren raet doe namenEnde vonden in haren parlementeDat vanden viere elemente 87212 Die ouer een niet draghen connenSmeinschen lachame es begonnenDats vier lucht water ende ardeIn deser wijsheit hem verbaerde 87616 Die redene dat in ghere wiseDie lachame sonder dranc ende spiseVanden mensche en mach ghestaenEnde wilde hi dies te vele ontfaen 88020 Of te lettel daers gheen ontgaenHine moet in die siecheit slaenEnde wilde hi dies nutten te matenHem quamer af vele baten 88424 Cracht lichtheit ende scoenheit medeEnde alre hande salichedeOec seiden die wise vut eenen mondeWie dat mate niet houden conde 88828 In vullen ende in ydelen lachameIn latene bloet hoe soet quameIn temperinghe vanden liueSijt int verdicheit of int stiue 89232 In rustene of in aerbeideIn laten bloet in hoedenne beideDiene mach altoes niet ontgaen
folio 92vb-93va, tekst ii.1 483Hine moet zwaer euel ontfaen 89636 Entie bi maten leuen can93rb Die mach sijn een ghesont manEnde leuen sine vulle dagheSonder eenich euels plaghe 9004 Ende oec seiden die wise medeDat alle die ghenoughelichedeDie men ter weerelt vint emmermeereEist weelde goet ghenouchte of eere 9048 Dat dat vonden heeft natureDat die menscheit daer bi ghedureWie so leuen dan beghertBeiaghe dan ende hebbe wert 90812 Sulke dinc die daer toe dogheDaer tlijf bi gheduren mogheEnde laten sinen wille varenHine sal sijn vleesch niet versuaren 91216 Met ouer drancke met ouer ate Men vint dit van ypocrateDat hi beset hadde sijn etenMet vasten nauwen dyeten 91620 Ende hi so cleene at ende drancDat hi wart van liue crancDoe sprac sijn iongher meester heereWiltu eten wel ende zeere 92024 Dune hads gheenen noot dan dasDoe antworde ypocrasLieue ic wille eten bidiOm dat ic leuen wille daer bi 92428 Niet leuen in sulker wiseAlse om die minne van der spiseDie spise es ghemaect bi diDat tvleesch daer bi gheuoet si 92832 Entie lachame es min no meereNiet ghemaect om der spise eereEn heuet vele wiser ghesienM Die hem plaghen der spisen ontien 93236 Entes lechamen ghenouchten93vaSetten nauwe in allen ghevouchtenEntie bi dyeten ghinghenGhetempert wel van haren dinghen 9364 Die waren van liue ghesontWel aerbeidende talre stont
484 het comburgse handschriftLanghe leuende smakende ghesontEnde van liue dapper ende snel 9408 Ende dits openbare te sieneAne die maghere arabieneDie snellike met cleenre pineDor lopen wilde breede wostine 94412 Sone es gheene medicine so goetAlse men ouerdaet af doet Die houden wille sine ghesondeTwee dinghe merke telker stonde 94816 Teen es dat men in elker wiseNutte sulke dranc ende spiseDie ghetidich es int jaerEnde naer dien dat hi selue zwaer 95220 Of te ionc van daghen siEnde daer sine nature biGhehouden es ende vp gheuoetDat ander dat hi houden moet 95624 Dats dat hi sinen lachame medeMoet vander onverduldichedeDaer die quade humure af risenSuueren alse die meesters wisen 96028 En lechame bi natueren heetE Ende te verduwene ghereetDien sijn groeue spise goetWandse die grote hitte verdoet 96432 Een dorre lechame ende een coutLichte spise es sijn behoutDus die leuen wille ghesontDie sal nutten talre stont 96836 Sulke spise ende sulken dranc93vbAlse sire complexien es belanc Hort hoe ment buten verstaetWeder die maghe es goet of quaet 9724 Maghe die verduwet welMaect den lechame dapper ende snelEnde maect den sin claer van weteneEnde goeden lust ende smake van etene 9768 Der crancker maghe teekine sijn claerAlse die lachame es traech ende zwaerEnde men tanschijn te blasen sietEnde men dicke te gheuene pliet 98012 Ende zwaer sijn die oghe lede
folio 93va-94ra, tekst ii.1 485Leelicheit vut werpen medeDat bitter scaerp es ende natEnde quade roke si in dat 98416 Hier af comt in deser wiseDat hem lettel lust der spiseIn deser dinc wese elc vroedeSire ghesonde in groter hoede 98820 Vor maeltijt eist pinen goetWant het die maghe verwarmen doetPinen na maeltijt verswaertWant die spse valt nederwaert 99224 Inder maghen gront alroEnde sluut den dorganc alsoDaer af comt den dorganc alsoDat men vormaels slapens pliet 99628 Vermaghert des menschen ledeEnde verdroghet die vuchtichedeDat men namaels slapens achtDat voet wel ende gheuet cracht 100032 Want die hitte die hare <strong>deel</strong>tIn allen steden tsamen heeltEnde verhit die maghe binnnenDat soe die spise al mach verwinnen 100436 Entie redene entie sinne94raRusten dan met grotre minnenIer omme segghen someghe wiseH Dat bet voet die auondspise 10084 Dant die middach spise doetWant sdaghes hitte entie moetDie dan es al ongheroeSoe siet dat die spise verdoe 10128 Entie maghe wert cout en crancDus verderuet der spisen ganc Nauonds eist anders ghescepenSo wert die maghe met hitten begrepen 101612 Ende so rusten dan die sinneDat comt der naturen te ghewinneOec eist recht dat elc man zieOf hi eenewaerf etens plie 102016 Dat hi niet en vaste teenen maleEntie eens etet also waleBi coustumen dat hi scuweTwee waeruen tetene ouer nuwe 1024
486 het comburgse handschrift20 Het mach hem wel werden tsuerePleghinghe dats eene andre natureMoetmen oec costumen ontkeerenDat moetmen der naturen leeren 102824 Van wilen te wilen van daghe te dagheSo langhe dat nature verdragheElc hoede hem dat hi niet en eteVor hi wel die waerheit wete 103228 Dat die maghe hebbe verdaenDie spise die soe hadde ontfaenEnde dat machmen daer bi wetenAlse eenen zeere langhet om eten 103632 Ende hem dat spu dinne ende claerTen monde comt vloyende daerWant die spise vp spise laetSeere hi der naturen scaet 104036 Niemen en si tonghereet94rbAlse hem hongher ane gheetHine ete metter vaertWant eist dat hi langre spaert 10444 So comt eene vuchtheit zwaerEnde een roec ende vullet daerDie maghe entie sijn arde quaetEnde alse tgheent ten hersenen gaet 10488 So wert so verstoremt danEntie honghere vergaet vort anEnde al eist dat men ten male comtWeet dat die spise lettel vromt 105212 Iere tiden sijn binden iareV Die lentijn beghinnet dareDaer in maerte der sonnen gancDach ende nacht maect euen lanc 105616 Dan vernuwet lijf ende luchtDie winde vlieghen hare vluchtDie snee verdoyet alte maleBeken lopen in den dale 106020 Die fonteinen werden ghierMen siet vpwaert clemmen hierDat sap in die bome drogheTcoren dat wert groene int oghe 106424 Die merschen die werden vroBloemen toghen hem alsoBeesten bringhen hare vrucht
folio 94ra-94va, tekst ii.1 487Voghelen singhen in die lucht 106828 Lewerken ende nachtegaleSinghen dan scone ende waleDie erde verchiert hare alAlse die bruut die comen sal 107232 Te manne ende hare pareertEnde dat huwelijc beghertDie lentin es warem ende natEnter lucht gheliket dat 107636 Inden mensche wast dat bloet94vaEnde loept alse eene vloetIn die leden harentareGhetidich es dan ende mare 10804 Quackelen kiekine van hinnenEyeren die men goet mach ghewinnenEmmer dan VI ten maleGheets melc es ghetidich wale 10848 Ende van crude wilde latuweLaten es dan ghetidich ende nuweEnde ne gheenen tiden int jaer so goetBaden men oec danne moet 108812 Ende zweeten ende pinenDan salmen nemen medicinenDieden lachame verdich makenWant alle crude dan wel smaken 109216 Ie rechte somere comet jnDAlse die sonne neemt beghinInden lancsten dach vanden jareAlle vaerwe vertoghet hare 109620 Die winde metter hitten ontstekenDie zee laet hare hoghe brekenSerpenten wassen ende venijnDie lucht wert claer heet ende fijn 110024 Tcoren wert wit ende vaertHenen tsiere rijpheit waertEnde wert die weerelt alse die bruutDie hare vulwassen toghet al vut 110428 Ende met vruchte al vulladenAlse diet al wille versaden Die somer es heet ende drogheEnde dan betaemt dat elc poghe 110832 Te scuwene waer so hi gheetWat so droghe es ende heet
488 het comburgse handschriftScuwe ouer dranc ende ouer ateEte dan tsire bate 111236 Wat so cout es ende nat94vbWant het es ghetidich datAlse calf vleesch met aysineCauworden coude crudekine 11164 Witte kiekine cout van naturenMake polument te somegre vrenVan gherstinen mele heete sakenEnde fruut van suerre smaken 11208 Al sulke alse sijn pumeghernatenScuwe vrouwen bouen matenMenne sal baden dan no latenHen doe noot groot vtermaten 112412 Ende hets quaet dan elken manVele pine sinen lichame danErfst comt als der zonnen ghancH Vor winter maect euen lanc 112816 Beede dach ende nachtDaer beghinnet sine crachtDie nacht gaet dan bouen den dagheDie lucht vercout alle slaghe 113220 Die winden sijn dan ne zwaerRiuieren minderen verre ende naerFonteinen droghen groenheit vergaetDie scoenheit van der erden slaet 113624 Wilde diere soeken holenVoghelen met menegre scoleVlieghen om warme lande vindenSerpenten crupen ende winden 114028 Daer si den wintre onthouden tlijfDie weerelt es dan alse twijfDie hare ioghet heuet ledenEnde nv meer tijt ter outheden 114432 Herfst es droghe ende coutSo eist tijt datmen an spise houtWarem ende vucht als tkiekin of tlamOut wijn es dan wel betam 114836 Wijn besien sijn dan goet in dien tiden95raHets beter dan pinen ende ridenBaden sijn dan goet ende pusoeneVp dats een mensche heuet te doene 11524 Hets goet dan keeren vtermaghe
folio 94va-95rb, tekst ii.1 489Te maten int heetste vanden dagheDen lachame eist goet zuueren danVp dats noot hebbe de man 11568 Dan beghint des winters crachtAlse alre lancst es de nachtEntie daghe beghinnen dyenTcoude gaet ons an castien 116012 Winden vorst rijm ende sneeIn holen bomen sijn dan meeBeede voghelen ende beestenDan het sijn inden foreesten 116416 Ende es die weerelt in der ghebareAlse oft eene houde quene wareArem ende in crancheit grootEnde wel naer bider doot 116820 Die winter es cout ende natGhetidich es dan tetene datDat warem es bi naturenHoenre sijn dan goet ter cuere 117224 Wederin vleesch harste ghebradenHeet ende droghe mach dan niet scadenHeete spise machmense ghecrighenNoten sijn dan goet ende vighen 117628 Roet wijn den besten die men vintEs vander naturen meest gemintDan es den liue zeere onbequameLaten ende verdich lechame 118032 Het en doe dan groten noetMen sal dan scuwen maeltiden groetDat men nature niet en verladeGhetidich sijn dan ghetemperst bade 118436 Wandelen pinen scaet dan niet95rbNoch datmen vrouwe minne plietTuterste coude den lechame bintSo datmen binnen meer hitten vint 11884 Ende dies verduwet men vele te betAlexander hout dese wetEnde sette di hier na alse de vroedeEnde blijf in ons heeren hoede 11928 Vor waerheit so wet wel ditte95ra5int: t is boven de regel geschreven.
490 het comburgse handschriftAlso langhe alstu behouts de hitteEnde vuchtheit ghetempert in diSo langhe moghestu leuen vri 119612 wier sins verderuet de manT Dat hi gheleuen niet en canTeen es bider natueren gangheAlse die mensche leuet so langhe 120016 Dat hi te gaen moet om die houdeDan breect nature met ghewoude Tander comt van roukeloeshedenAlse teuel comt binden leden 120420 Bi onghetideghen drancke ende spiseEnde men verderuet in sulker wisen Hort hier setten someghe sakenDie den lechame vucht ende vet maken 120824 Ruste ende herten sekerhedeSoete spise entie versch medeVan menegher manieren elcWarem drinken soete melc 121228 Varem soeten wijn te drinckeneEnde in slape namaels te winckeneDaert sochte es entie roke soeteBaden alse men heuet moete 121632 In zoten watere ende niet te langheDat die macht niet vergangheEnde goeden roke te hebbene vorenSulke alse tenden behoren 122036 Dat alsene roke in winters stonde95vaOm dat nuttelijc es vondenEnde inden somer om dat vettenRosen ende vyoletten 12244 Eene waerf keeren in de maentDats best te somere alsemen waentWant het zuuert de maghe binnenEnde het doet hare hitte ghewinnen 12288 Alse diere wel helpt toe alsoDatmen si van herten vroEnde men vernemet lieue marenEnde men hopet om wel varen 123212 Ende men brinct soeten sanc te vorenEnde men dan moe jeesten horenDie ghenoughelijc sijn int vertellenEnde lachgen met goeden ghesellen 1236
folio 95rb-95vb, tekst ii.1 49116 Ende men cleedere draghet anDie ghenoughelic sijn den man Nu doet den lechame verdroghenLettel eten vele ghedoghen 124020 Lettel drincken pinen veleLanghe te stane buten allen speleSlapen vormaels in harden stedenIn sorghen leuen ende in onvreden 124424 In sulpherige watre badenMet soutre spisen hem verladenOuden sueren wijn te hebbene veleDie camere te hebbene vten spele 124828 Te latene vele meer dan rechtIn quaet ghepeins te ligghene echtYpocras die seghet datDie beslotens lijfs gaet in een bat 125232 Hi mach ontsien zeere in sijn doenDat lanc euel of dat orisoenDie vuls buucs speelt vrouwen spelHi mach die iuecht ontvruchten wel 125636 Die melc ende visch etet te samen95vbMach wel vruchten die mesquamenVan laserscepe of andere smettenDie den mensche zeere letten 1260M In viere leden principaleThooft es deerste van den vierenEist besmet in eenegher manieren 12644 En <strong>deel</strong>t den mensce alte male8 Dat sal di dese maniere toghenEenen verdonkeren die oghenEntie windbrawen verzwarenOren duden ende mesbaren 126812 Ende eenen verstoppen die nese gatenSouct men dan niet saen der batenMen mach lichte die ziene verliesenOft van zwaerre hoeft zweren riesen 127216 Ete mostaert zaet in sine spiseAltoes radent ons die wiseEnde doere ieghen medicineOf hem naect andere pine 127620 Die borst es dat ander letEs soe ontreent of besmetDits teekin daer ment bi verstaet
492 het comburgse handschriftDie tonghe es zwaer die mage quaet 128024 Die maghe werpt vut bitterhedeDie hoeste dwinghet den mensche medeMen sal dan min eten leerenEnde oec onder wilen keeren 128428 Ende sucker rosaet nemen na desMet mastic ende hout aloesNe doen sijs niet daers gheen ontvlienDen mensche en moet af messcien 128832 Dat derde let dat sijn die oghenDie moetmen te wachten poghenIeghen stof ende ieghen roocIeghen quade winde droghe 129236 Ende hem oec te wachtene poghe96raDat hi niet neerenstelike langheSine zie vp een dinc en hangheEnde niet en sie langhe wile 12964 Vp cleene dinc noch vp subtileEnde wachten van ouer speleEnde van oec te weenne veleVan ouer drancke van ouer ate 13008 Van groeure spise van ommateWater van veenkele van celidoneVan verbenen maect oghen sconeSo doet van ruten ende van rosen 130412 Ende en mach altoes niet nosenDatmen vp claer water zieEnde mense wide ondoe dan die Dat vierde let es de ma<strong>nl</strong>ichede 130816 Die daer an wert beheuelt medeHine hebbe varinghe medicineHem naectere af zwaerre pineVan desen vier leden wese in hoeden 131220 Elc mensche die wille ghevroedenen leset in houden jeesten datM Dat een coninc machtich satIn sinen stoel ende dede ondbieden 131624 Finisiene van vele liedenIuden meden ende griekenHem versochtmen omme ziekenHoe ghesonde met sire pinen 132028 Volghen mochte medicineDat hi gheere andere adde noot
folio 95vb-96rb, tekst ii.1 493Die griec die andwoerde al bloetDat wie so telker marghinstonde 132432 Twee waeruen met vullen mondeName waerme fonteineSo ghesont ende so reineSout den lachame wesen doen 132836 Hem en dochte als gheen pusoen96rb Doe antwoerden die van medenEnde seide die dat name in sedenDat hi uul nuchterne ontfinghe 13324 Het ware der maghe goede dingheMaer vor waer so seghet desAldus aristotilesDie elx marghins so langhe rust 13368 Dat hem van zwaerheit niet meslustInden buuc noch inde magheHi bliuet ghesont gherne inden dagheDien hem elx marghins wilde pinen 134012 Tetene VII draghinen rosinenDie droghe sijn ende van soeter smakeHine darf niet vruchten van onghema[kDie van flumen comet jn 134416 Daer bi verscaerpt des menschen sinEntie nokernoten ende vighenDaghelijcs etet of can ghecrighenVan ruten etet een lettel blade 134820 Venijn en mach hem niet gescadenOme spise sijn licht some zwaerS Ende some spise middelbaerLichte spise maect goet bloet 135224 Alse tarwin broet licht ende goetHinnen kiekine wel ghevoetEyeren nieuwe ende niet ghebroetGroeue spise alse berijn swel 135628 Ende ossin vleesch also welEnde alle die hart sijn ende drogheMen gheuese ic wil ende ghedogheAerbeiders ende heeten lieden 136032 Want si wel in hem verzieden96rb1496rb30Het einde van de regel is door het afsnijden van het blad verloren gegaan.Na wil is een t uitgeradeerd.
494 het comburgse handschriftEntie gherne slapen na eteneMiddele spise doet men ons te weteneAlse lamvleesch hoekine ende wederijn 136436 Ende gheuoet niewe verkijn96vaSijn der meenten wel ghesontMaer si verkeeren someghe stontAlse mense slaet si heeten ende droghen 13684 Men en salse tetene niet ghedoghenHet en si heet ende metter vaertMet saeusen diere ende waertVleesch gheuoet wel inden dale 13728 Es vele beter tallen maleDan dat heiden ende berghe voedenVan visschen suldi dat ghevroedenDat cleene visch ende dinne sijn vel 137612 Entie hem dan laet kuwen welEnde dan in lopende watre ghevoetDat soete es hout men vor goetVan vatre salmen dat verstaen 138016 Dat claer water sonder waenLicht cout scone ende witDie sijn best ende minst besmitBreet water daer pude in sijn 138420 Hebben in somich venijnBornen die huten steenen rinnenQuedsen den mensche van binnenReghen water dat hier neder 138824 Vallet in sterc onwederVp dat ment reene mach ontfaenDat es ghesont sonder waenDie nuchteren vischwater drincken 139228 Doet der maghen hitte sinkenEnde quetst dan den lechameNamaels eist gans ende bequameVp dat ment dan drinct te maten 139632 Te zomere tijt comet te batenDat men drinct water coutEnde waren indes winters gewoutvijn ripe ende van goeder smake 140036 V Es eene harde goede zake96vbDiene drinct int gheuouchHi sterct den lechame ghenouchHi versiet des menschen spise 1404
folio 96rb-97ra, tekst ii.1 4954 Hi doet oec wel spreken die wiseHi verblijt die herte binnenHi doet goede verwe ghewinnenHi maect den mensche sterc ghemoet 14088 Hi doet oec menich ander goetMaer wie dat den wijn ontfaetBouen mate doet hi groot quaetHi verstoremt des meinschen houet 141212 Alle sinne hi verdouetHi maect die jucht in die ledeHi verdonckert die oghen medeEnde verkeert des menschen ghedane 141616 Daer noch meer quaets leghet aneLaserschepe daer vte valletEnde dat euel daer men af valletHier toe radic elken man 142020 Die heere wille wesen danEnde andere liede wille berechtenDat hi leere selue vechtenIeghen sijns selues ouerdaet 142424 Ende hi den lachame so begaetDat hi hem sinen noet dorst gheueEnde in ouerdaet niet en leueWant lands heere onghesont 142828 Doech lettel dats der weerelt cont Nu men hier voren heeft gheleertHoet recht es dat hem lands heere keertDat hi berechte wel sijn lant 143232 Ieghen scalcheit ende viantEnde hoe hi ieghen die sonden vechteEnde sinen lechame berechteEnde hi in ghesonden bliue 143636 So eist recht datmen vort scriue97raDinghen die den heeren betamenDie noch behoren ter eeren namenEnde eerst vander gherechtichede 14404 Die elken heere moet volghen medeherechtichede es eene doghetG Die ghi aldus besceeden moghet96vb28Doech: Boven de o bevindt zich een streepje, mogelijk een abusievelijk aangebracht abbreviatuurteken.
496 het comburgse handschriftDats een loue<strong>nl</strong>ijc ghebot 14448 Die de eeneghe vpperste godDen heeren hier beuolen heuetDatmen elken dat sine gheuetHier bi so sal hi draghen crone 144812 Diere god toe vercoes te loneDie dat volc berechten canEntie renten besetten danElken te <strong>deel</strong>ne vanden goede 145216 Ende tfol te hebbene in sulker hoedeEnde vorwachten hare scadeGhelijc oft god selue dadeDus es hi alse een erdsch god 145620 Sone moet die heere niet wesen sotMaer hi moet sijn also vorsienIn allen dinghen die moghen ghescienHier omme seiden die van jnden 146024 Datmen bate meer mach vindenDen ondersate anden heereDie de gherechticheit minnet zeereDan an die vulle tijt gheleghet 146428 Wat holper meer toe gheseghetGherechten heere salmen meer weghenDan men sal ghetideghen reghenMen vant in caldenscher tale 146832 In eenen steen ghehouwen waleDat dese twee ghebroedere sijnDie gherechte lands heere fijnEntie verstannesse van sinne 147236 Noch deen nemmermeer ghewinne97rbGhene bederue sonder den anderenMaer si moeten tsamen wanderenEnde daer dese sijn sonder gheuecht 14764 Daer en gheualt niet dan rechtGherechticheit es tweevout ghemectDeen openbare dander ghemectDie openbare die en bestaet 14808 Ne gheene sake sonder raetEnde heeft verstannesse ghebondenAlso dat soe in gheenen stondenNiet en doet en si ghepriset 148412 Hier af eist dat recht vonnesse riset Bedecte gherechtichede
folio 97ra-97va, tekst ii.1 497Die leghet inder herten stedeEnde es der verstannessen versceet 148816 Twi men es den eenen vreetEnde men es den anderen sochteDatmen alse wel wreken mochteEnde in desen sekerlike 149220 Draghet die coninc gods ghelikeWat lands heere dat hier wert ontweghetHem es gherechticheit ontseghetEnde hem gaen af tsire onbaten 149624 Die herten vanden ondersatenEntie sire lieder herte verliesetDats een lands heere die zeere riesetEnde die ter noot niet en mach 150028 Andie sine hebben beiachV merct eene sake hierN Die weerelt es alse een vergierOft een boengaert oft een hof 150432 Welc es de bescermenesse hier ofDan die veste entie muereDiere af weeren die felle ghebuereDats recht vor<strong>deel</strong> recht vonnesse 150836 Die niet en volghet valscher lesse97vaValsch vonnesse dats besetEnde omme loken metter wetDie wet dats een lantscap echt 15124 Dat een lants heere wel berechtDie lans heere es alst een herdewareDie sire scaep neemt nauwe wareWant hi besceremt die ondersaten 15168 Van der edelinghen ommateDie edelinghen sijn sheeren gheweltDiemen houden moet vp tfeltGhewelt dats eene auenture 152012 Die men neemt onder die ghebureDie ghebueren entie ondersatenDat sijn die ghene die met watenEnde metter gherechtichede 152416 Gheset sijn in die nederste stedeEnde daer hare bi die weerelt ghenertTe winne al datmen verteltGherechticheit es doghet niet cleene 152820 Die in hare seluen rust alleene
498 het comburgse handschriftIn hare es pays ende vredeEnter ondersaten salichedeV en heeft gheen lands heere den zin 153224 N Dat hi sijn ende . ende sijn beghinVan sinen wandelen ghevalleAlleene mach berechten alleEnde omme dat elc heuet jnne 153628 Naer den lachame vijf zinneSo radic dat elc lands heereSinen raet an hem V keereWant vijfterande sijn creaturen 154032 Vp derde van haerre naturenDie menschen entie gheplumde dierenDie zwemmen na harre manierenDie viere voeten die crupende worme 154436 Elc van desen heuet sine vorme97vbEnde vele dinx mochtic bescriuenDie alle omme gaen met viuenEnde hier omme maghet gheenen heere scaden 15484 Dattene V wise man beradenMaer emmer houde in sinen moetOft hi wijs es ende vroetDat nauste van sinen sinne 15528 Dat haer ne gheen te vullen kinneWant hets heeren vreese grootSoude seinen weten haren nootOmdat men lichte heeren begheuet 155612 Alse men in mesvalle sneuetAlse een heere dan es verswaertSal hi roupen te hem waertSinen raet ende legghen hem te voren 156016 Die dinghen die daer toe behorenEnde late elken spreken alleeneWat sijns selues herte meeneEnde onthoude van hem allen 156420 Wat si antworden ende callenEnde deen en sal weten nietWat rade hem die ander riet97va2397vb897vb13lands: De s is boven de regel geschreven.haer: Het abbreviatuurteken is tweemaal geschreven.verswaert: De s is boven het woord geschreven.
folio 97va-98ra, tekst ii.1 499Ende merke dan wie best raet 156824 Sijn eere ende sijns lands staetEnde na rechte ende na wetteEnde wachte dat hi niet en setteDen eenen vor den anderen te zeere 157228 Want hi die heuet die meeste eereSal den anderen versmadenEnde sal pinen ende radenHoe hi bouen hem ghecliue 157632 Ende dus wert die heere keytiueus heuet meneghe heere verlorenDlijf ende goet ende sach te storenSijn rike ende wart slands verstoten 158036 Biden rade van sinen ghenoten98raNiemen versmade den ionghen manDie wel ende recht raden canEnde emmer soeke tallen stonde 15844 Oft mach sijn raet anden ghesondenEnde oec waert mede nutte ende goetDat een heere ware so vroetDat hi wiste ende kende 15888 Wat natueren hem an sendeDie cracht van sterren alset wasDoe sijn moeder sijns ghenasWant dicken natuert alse men vint 159212 Na der sterren loep dat kintEnde des hort hier een bispelWat vp eene stont ghevel Wise liede quamen ghereden 159616 Haren wech ende teere stedenNamen si herberghe vp eenen dachMet eenen man die weeuens plachDes nachts alse gheuiel dat gone 160020 Ghenas die vrouwe van eenen zoneDie gaste hebben dit verhortEnde mercten des kints ghebortEnde ordineerden sine planeten 160424 Die int risen ende int beetenWaren vp die selue stontDat die vrouwe wart ghesontSo dat si teekenen van verren 160828 Dattie goede nutte sterrenVptie wile van dier nacht
500 het comburgse handschriftWaren wel in hare machtNoch en waren die quade sterren 161232 Gheresen niet dies vele verwerrenHier bi toghede natureDat dat kint quam in die vreDat het wijs soude sijn van rade 161636 Houesch ende bendich vroe ende spade98rbEnde van lands heeren ghemintDit en seidsi niet een twintNoch der moeder noch den vader 16204 Maer si zweghens beede gader Tkint ghewies ende wart vromeDie vader wille dat het comeEnde met hem leere weuen 16248 Maer om steruen no om leuenNe constijt met gheenen slaneAn dat ambacht ghebringhen aneDoe liet hijt al onghesleghen 162812 Ende liet hem sijns willen pleghenRecht alse een verloren manDie ionghelinc keerdem daer anAn wise liede ende wart ter curen 163216 Vroet van sterren ende van naturenWijs van woerden ende van wettenEnde hoe men heeren soude besettenEnde quamen te heeren houe 163620 Ende wart van groten loue In iudea wilen gheuelHier ieghen een weder bispelEen coninc hadde II sonen 164024 Die hi ter wijsheit wilde wonenDeen verstont al dat men hem leerdeMaer waer waert men den anderen keerdeDaer wijsheit ane was anschine 164428 Dat was al verlorne pineDie coninc die hem dies scaemtSent sinen sone alse hem betaemtAchtre lande met groten heeren 164832 Maer dats om niet hine mach niet keerenSonder alleene smede ambachtDat consti wel al sonder crachtDies wart die vader in drouuen moede 165236 Ende dede tsamen sine vroede
folio 98ra-98vb, tekst ii.1 50198va Ende vraghede waer bi dat mochte wesenSi ghinghen proeuen ende lesenSine tijt ende sine ghebort 16564 Ende sochten weder ende vortEnde vondent al openbareDat het stont der sterren wareDie dien nacht hadde ter stont 16608 Dat sijn moeder sijns wart ghesont Dies ghelijcs alse wi hier callenSo es te menegher stont geuallenHier omme raet aristotiles 166412 Dat elc lands heere hem hoede desDat hi niemene en versmadeNoch en steke van sinen radeOm sine cleenheit vint hine wijs 166816 Ende eere minnende ende prijsWel gheseedt ende hi dan plegheBoesheit te scuwene alle wegheHouesch ende crachtich also wale 167220 Ende wel gheraect in sine taleEnde spreken connen van houden tidenSulke sullen bi harere sidenHeeren houden ende kinnen 167624 Want si trouwe ende waerheit minnenEnde raden des lands heeren orbareEnde sheeren eere hoe dat vareEn hout philosophe een vroet 168028 E Was die ons te verstane doetDat eens vroeds lands heeren wijshedeAltoes wast ende dyet medeHeuet hi goeden gansen raet 168432 Alse eene riuiere wast ende gaetBiden beken diere in rennenEnde een heere mach meer wennenDicke wile met goeden rade 168836 Dan hi met ghewelde dade98vbDies hebbe elc heere in elke tidenGoeden raet bi sire sidenEnde wese in hoeden vor sinen viant 16924 Ende mach hine hebben inde hant98va1mochte: Boven de h is een haaltje (geen abbreviatuurteken) zichtbaar.
502 het comburgse handschriftSone latene altoes niet risenDits de raet vanden wisen Gheen heere en si so stout 16968 Dat hi hem alleene houtAnden raet dien hi selue vantMaer eenen anderen vraghe te hantRaet hi bet hi maghes volghen 170012 Ende laten tsine al onverbolghenRaet hi wers hout hem an tsineEnde elc poghe ende pineDat hi niet min hebbe dan hem drien 170416 Te rade oft hem mach ghescienLieuer waerre mi nochtan viueMaer bouen VII niet en cliueEnde hebbere VII oft hi moghe 170820 Daer sijn toe redene groot ende hogheSo radic dan oft also staetDat een dus proeue sinen raetEen heere segghe hets dus ghescepen 171224 Siet ic bem in node begrepenMi ghebreect goet ende scatRaet waer sal ic betren datRaet hi sinen heere dan 171628 Dat hi sijns selues goedtaste anEnde sine rente versetteSo eist een raet dan van onwetteEntie lettel emmermeer 172032 Achtet vp sijns selues eereRaet hi dat hi reimere sijn lantSo eist sijns heeren doot viantWant hijs niet en acht no rouct 172436 Dattene sine ghemeente vlouct99ra Ende dats al gader heeren plagheWant wedewen ende weesen clagheEnde hare tranen clemmen vor gode 17284 Ende hine wreecse oec niet harde node98vb2898vb32-34goedtaste: goed is door een andere dan de teksthand in textualis geschreven; de eerste drie letterszijn een correctie op rasuur; de d is daarachter geplaatst, waardoor het woord goedtaste is ontstaan.De woorden selues, reimere en heeren zijn met zwarte inkt aangezet, mogelijk na slijtage van deinkt.
folio 98vb-99rb, tekst ii.1 503aer vindstu al sulken raetM Die tote di seghet heere verstaetIc hebbe onder hu ghewonnen 17328 Goet dies ic hu wille jonnenDat willic vor hu vte legghenEnde dies en suldi mi niet ontsegghenBehoudi hu eere ende blijf 173612 Sone maghic niet sijn keytijfMijn goet dochte mi cleene sakeWaert dat hu goet of lijf gebrakeHeere die vonde sulken raet 174016 Hi hadde sconen toeuerlaetWant hi sijn goet sijn lijf sijn eere Echt machtu dinen raet dus proeuenWie dat meer dan sijn behoeuen 174420 Te samen iaghet met ghierichedenDats raet van mordadichedenDie soude di seluen omme gheltVercopen haddi die ghewelt 174824 Ghierighe herte proef ende scouweMach nemmermeer sijn ghetrouweAldus so waert noet bediDat altoes dijn raet bi di si 175228 Ende hi niet rune met anderen heerenDie staende waren na dire eerenEnde daer du saghes den ghierighen sinOft in wies huus vut ende in 175632 Boden quamen van dinen viantHout dien in eenen zekeren bantEnde meest of si brieue bringhenEnde di niet seiden van dien dinghen 176036 Dien soutu doen huut dinen rade99rbOf di magre af comen scade Ende dats dijn alre ghetrouste raetDie daer na poghet ende staet 17644 Met alre macht met allen zinneDat di dijn volc met herten minneEnde dien al sulke dogheden versierenAlsic hu hier sal visieren 17688 Teerste es dat hi alte samenVulmaect man si van lachamenEnde hem niet ghebreect een wortVan dat enen man toe hort 1772
504 het comburgse handschrift12 Wel ghehaert ende wel ghebaertEnde wel ghescepen neder waert Tander es dat hi verstandel zijEnde wille vast hebbe daer bi 177616 Te verstane wat men hem seghetEnde wat men hem te voren leghetTerde es dat hi wel ghedinkeEnde dats hem niet een wort ontwinke 178020 Van dat hi hort ende verstaetHine hout in sire herten raet Dat vierde dat hi neerenstelikeDie noot bekenne van den rike 178424 Hoe men die dinghen sal verlegghenOf wat men hier of daer sal segghen Dat vijfte dat hi houesch siGhesprakich goedertiere daer bi 178828 Ende sine herte ende sine wordeBeede sijn van eenen acorde Dat seste dat hi gheleert si waleVan menegher sciencie van menegher tale 179232 Ende hi van naturliken sinneVroet si ende men dat bekinne Dat seuende datmen warachtich kinneEnde hi trouwe ende waerheit minne 179636 Loghene scuwe ende van zinne99vaSi van wisere ontfarmichedeGhenoughelic mede omme te ganeGheuouchsame genoughelijc te scouwen ane 18004 Tachtende willic dat hiNoch te guls noch te lecker siNoch drinkere noch gherne tuusscheNoch met wiue so oncuussche 18048 Dat neghende dat hi van hertenGroot sij ende onwert ebbe smerteDaer men eere mede beiaghetEnde hi altoes om eere vraghet 180812 Dat tiende dat hi sinen moetNiet en sette om twandel erdsche goetMaer om des riken orbareEnde elken man hebbe mare 181299rb33Vroet: De t is met kleine letter boven het woord geschreven, waarschij<strong>nl</strong>ijk door de teksthand.
folio 99rb-99vb, tekst ii.1 50516 Beede vremde ende ghebuereNa die doghet vander natuere Tellefste dat hi minne medeGherecht volc ende gherechtichede 181620 Ende hi tonrecht scuwe danEnde hi gheue elken manWat so sijn es metten rechteWedert heeren sijn of knechte 182024 Ende sta den ghenen in stadenDie met onrechte sijn verladenEnde niemene en spare int rechtWedert si heere ofte knecht 182428 Want god maecte vander erdenAl die menscheit van eere werde Dat twalefste dat hi bliue gestadeIn sine achtinghe in sinen rade 182832 In dinghen die hem gheeft sijn moetDat si orbore sijn ende goetEnde scuwe wiueliken sinEnde bliue onuervaert daer in 183236 Dat dertiende dat hem si bekant99vbAl dien cost die loept int lantEnde hi wete harentareAl des riken orbare 18364 Ende niet en cronen die ondersatenVorden heere van here ommatenHen si of si om claghen comenDie teeren commen of te vromen 18408 Dat viertiende dat hine wortNiet te vele en bringhe vortSi ghesprakich ende mateEnde spreke niet en ware om bate 184412 Ende wese in lachene niet tonghewougheDat hi den volke te wers ghenoegheDat XVde dat hi die ghene siDie den wine node es bi 184816 Ende sine herberghe ende sine zaleOndaen ende open si tallen maleHem allen die varen en keerenEnde bodschepe bringhen van heeren 185220 Ende hi conne dan ondersoekenWat elc brinct vut sinen hoekenEnde conne ghevreeschen ouer waer
506 het comburgse handschriftWat niemaren loept hier ende daer 185624 Ende hi daer bi die ondersatenTroesten conne ende matenEnde ghedoghen hare simpelhedenEnde hare wonderlike zeden 186028 Vijf waerf drie ende drie waerf wiueSijn hier pointen die ic scriueDie wel staen moghen in stadenHem die heeren wille beraden 186432 nden mensche prouf ende mercA Dat noit so cranc no so stercEn was ghemaect in erderikeMenne vant an jemene sine ghelike 186836 Ende noit en was creature100raWisere dan menschen natuereWat so men vint dat leuet of esMen vint yet tghelike des 18724 Of in ghenen of in desenEnde dit moet met ghewelde wesen Men vantene stout alse die lyoenEnde blode na des hasen doen 18768 Milde alse die hane machmen kinnenDie sijn coren gheuet der jnnenVrec vintmen als die hont nochtanDies niet en mach ende niemen en jan 188012 Hard onghetempert na des herts zedeDie dolende gaet van steden te stedenAlse die huusduue tam ende sochteDiemen belghen niet doen en mochte 188416 Fel naer des leeuwen maniereAlse die tortelduue goedertiereSimpel naer des lams aertScalc recht na den vos reinaert 188820 Ghelijc der ree vindmenne snelTraech alse die bere vindmen welReene naer den eplendiereLuxurieus na des esels maniere 189224 Ouerhorich alse die naenEnde alse die kemel onderdaenScadelijc ghelijc der muus100ra12herts: Tussen he en rts is het perkament beschadigd.
folio 99vb-100rb, tekst ii.1 507Sot ghelijc den voghel struus 189628 Wijs alse dinghel die dwaesde nieNutte ende vromelijc alse die bieOnsuverlijc alse een swijnReene ende clee<strong>nl</strong>ijc alse I conijn 190032 Ende wat helpt men vint nemmermeeNoch dier vp tlant noch vp de zeeNoch voghel no sterre anden troneNoch gheene dinc leelijc no scone 190436 Noch keselkijn noch sant no steen100rbNoch oec ander dinc ne gheenDat onder gode wesen canMenne vint tghelike anden man 19084 Hier omme heet hi de weerelt cleeneIn griex de mensche al ghemeeneDus salmen merken elken manWat dese weet wat dese can 19128 Ende met elken omme gaenNaer dat sine dinghen staenort radic elken mensche datV waer dat hi comt in elke stat 191612 Dat hi sine herte niet en setAn mensche die hem an ander wetHout dan die hem toe behortWant hets al ontrouwe ende mort 192016 Ende dies suldi een bispelHier al nv verhoren wel Twee manne quamen vp eene vaertTidende teenen lande waert 192420 Deen was een wise van orientTander was een juede bekentDie wise reet eene mulinneDie hi vp hilt van beghinne 192824 Die hem drouch spise ende brootEnde wat hem inden wech was nootDie juede die ghinc te voetSonder spise ende sonder goet 193228 Alsi dus haerre straten wanderenFaueleerde deen ieghen den anderen Die wise eerst den iode vraghedeAn wat wette hi hem draghede 193632 Ende waer an sijn gheloue leghetMettien die jode weder seghet
508 het comburgse handschriftIc gheloue an eenen godDiet al heuet in sijn ghebot 194036 Ende gheweldich inden hemel sit100vaDits hi daer mijn gheloue an bitAn desen hopic dat hi salMire zielen gheuen loen ende val 19444 Ende helken mede die hem setAn mijn gheloue an mine wetEnde noch es mijn gheloue medeDie es buten mire ghelouichede 19488 Ende an mine wet hem niet en houtDat ic hem wel moet met ghewoutNemen sijn goet ende sijn leuenWiue kindere nichten neven 195212 Oec eist mine verdomenesse hier toeEist dat ic hem eeneghe ghenaden doeOf houescheit of eenich goet Nu mac mi dijns ghelouen vroet 195616 Sprac die juede doe seide die vroedeIc doe alse die bem sonder hoedeTeerst willic dat goet ghescieVor al dat leuet ter weerelt mie 196020 Daer na den minen ende minen gheburenEnde ic en wille gheene creaturenDie god ghemaect heuet ende gesetWeder si houden an mine wet 196424 Oft eene andere iet ghescadenEnde ic hope dat ghenadenRecht ende ontfarmicheit daer biTer weerelt goet behouden si 196828 Ende en dinct mi altoes niet goetDat men yemene onrecht doetMi dinke alse eenen onnoselen manEeneghe scade comet an 197232 Dat mi dert in al mijn lijfIc wille dat elc man ende elc wijfGhelijc hebbe ende ghesondeEnde salich si sijns leuens stonde36 DIe juede sprac wat daetstu dan1976100va15100va17Aan het paragraafteken ontbreekt de schacht.bem: De lezing lien is mogelijk, maar paleografisch minder waarschij<strong>nl</strong>ijk.
folio 100rb-101ra, tekst ii.1 509100vb Of di ghewelt dade eenich manDie wise sprac in bem niet so sotIc en kenne inden hemel eenen god 19804 Gherecht ende wijs diet al weetEnde sine oghen dect gheen cleetWant hij al claer siet ter cuerenDat es in sine creaturen 19848 Die den goeden den loen gheuetNaer dat si wel hebben gheleuetEnten quaden tallen stondenLoen gheuet van haren sonden 198812 Hem so gheue ic hem vp de wrakeMesdoet men mi in eenegher sake Die juede sprac dits wel ghesprokenTwi heuestu dine wet te broken 199216 Dune werts een twint niet daer naerHoe es dat sprac die wise daerDie juede sprac du best des wijsIc bem mensche alse du sijs 199620 Du sies mi moede gaen te voetEnde hongherich ende sonder goetEnde du best wel gherust ende satDie wise sprac hets waerheit dat 200024 Vanden mule beetti saenEnde heuet sinen voetsac ondaenEnde gaf hem spise ende drancEnde ghinc bi hem eenen ganc 200428 Ende dedene een wile ridenDien jode began therte verblidenAlse hi ghedroncken hadde ende getenEnde hi sachte was gheseten 200832 Ende gaf den mule den sporenSo dats die wise hadde torenAlse hem mul ende man ontliepNaer den iode dat hi riep 201236 Dune beidt mijns ic bem onteert101raDie jode sprac hebbic hu niet gheleertDie pointe van mire wetDie ic wille houden al onbesmet 2016100vb4-6Enige letters zijn licht aangezet met rode inkt; dit is gebeurd in de woorden al (4), gheen (5) en siet(6).
510 het comburgse handschrift4 Ic hebdi vul recht ghedaenMettien ghinc hi met sporen slaenDie wise riep na vtermatenSultu mi in die wostine laten 20208 Daer mi die leeuwe entie diereVerteeren sullen entie sciereOf jc bliue van hongre dootOf van dorste in dese noot 202412 Doe met mi ontfarmichedeGhelijc dat ic metti dedeDie juede en achte niet der wortMaer ghinc emmer iaghen vort 202816 Onthier ende hi so verre ontranDat niemen anderen en sach a<strong>nl</strong>se die wise was bitter hopenA Van eeneghen troste es hi ghelopen 203220 Ter vulmaectheit van sire wetWant hi in talen hadde ghesetDen jode of men hem dade honeDat een god ware inden trone 203624 Diet al saghe claer ter curenDat ware in sine creaturenTe hem hief hi houet ende montEnde seide heere hets di cont 204028 Dat ic dine wet hebbe ghehoudenEnde dine ghebode wel vergoudenDoet an desen iode anschineDijns selues eere ente mine 204432 Niet langhe naer dese taleEs hi comen in eenen daleEnde vint den iode gheuallenDen scinkel ontwee met allen 204836 Ende inden hals ghequetst zeere101rbDie muul verkende sinen heereEnde comt themwaert omme etenDie wise die es vp gheseten 20524 Ende so henen ende liet den juedeSteruende alse eenen ruedeMaer die juede die riep zeereNe laet mi hier nit broeder heere 2056101rb2omme: Tussen om en me bevindt zich een kleine ruimte.
folio 101ra-101va, tekst ii.1 5118 Ontfaerme mijns jc hebbe nootIc bem ghewont toter dootHout dine wet vare niet en wegheGod heuet di ghegheuen den zeghe 206012 Die wise sprac twi lietstu mi alleeneSonder ontfaermicheit ne gheeneNeen sprac die jode dat laet gaenHets leden datter es ghedaen 206416 Ic dede dat mi mine houde leerdenDie wet daer si hem oint an keerdenDie wise hilt vort sine wetEnde heeftene achter hem geset 206820 Tote dat hi quam daer waren juedenEnde gaf den quaden hont den ruedenDie daer na sinen hende dedeDie heere vernam dit vander stede 207224 Ende heuet den wisen man ontfaenTsinen rade ende eere ghedaenOm die houesche ontfarmichedeEntie doghet die hi dede 207628 Dus eist si twee ghe<strong>deel</strong>t in tweenDraghen selden ouer eenWant elc sine wet hout ouer bestDus bliuen die herten al ontvest 208032 V betaemt wel elken heereN Die bewaren wille sine eereDat hi scriuers met hem houdeVroede liede ionghe ende houde 208436 Die scone ende wel conen dichten101vaEntie met sconen worden verlichtenConnen dat sijn heere willeEntie connen decken stille 20884 Eens lants heeren heymelichedeWant ghelijc dat smeinschen ledenScoenre sijn ghecleet dan naectAlso eist datmen een dicht maect 20928 Daer men der waerheit niet vut en gheetEnde mense met sconen worden cleetSo wert die heere daer omme gheprisetDat hi lieden so wel ghewiset 209612 Heuet tsiere heimelichedeEnde wert te meer ontsien oec medeDus ghedane sullen die heeren
512 het comburgse handschriftHouden in werdicheit ende in heeren 210016 Vp dat mense ghetrouwe vintEnde sparen ieghen hem niet I twint Boden die heeren senden salDie moeten sijn besceeden al 210420 Want men dat te sprekene plietDat die heere niet en sietDaer die bode sijn oghe es daerEnde sijn ore ouerwaer 210824 Dat die heere niet en hortEnde daer sijn heere zwighet draghet hi vortHier bi waert den heeren goetDat hare boden waren vroet 211228 Ende scuweden die dorperheden Die persiene plaghen eere sedenAlse heeren boden tote hem quamenDie waren van hoghere namen 211632 Dat sise gherne droncken makenDat ondervonden si die sakenEntie heimelicheit dies heerenEnde hier af quam vele onneeren 212036 Hen sijn gheene messagiere101vbDaer ic af dese dinc visiereMaer hoghe lieden die weder ende vortHuut draghen der heeren wort 2124H Altoes ende in elke stedeMet hem vele haerre edelinghenDie in allen haren dinghen 21284 Een sullen hebben mede8 Draghen sullen haren lastEntie met dogheden also vastEnde met gheweene an hem verhalenDat si tlijf vor hem betalen 213212 Tallen tiden inden nootEnde si eer vallen in die dootEer si verliesen haren heereDien sal die heere altoes doen eere 213616 Die hem dus sijn ghetrouweEnde daer hi ontrouwe ane scouweDien sal hi so van hem verstotenDat si hem niet ne ghenoten 214020 Onder die goede meer na dienDus sal mense minnen ende ontsien
folio 101va-102ra, tekst ii.1-ii.2 513Want alse een wel doet sonder dancSo wert sijn wille also cranc 214424 Dat hem rouwet in sine moetDat hi omme niet was goetHier endt die bouc die es gheseitHeimelichede der heimelicheit 214828 O INTEMERATA [II.2]Onbesmette ghebenedijtO Maria eewelijc sonder verlijt1Spciael die gaet bouen allen prise32 Moeder gods van den paradise 4Ende maghet met groter eerenHarde bequame tempel ons heerenGhehelicht vat shelichs gheest36 Dore van hemelrike van der welker meest 8102raNaest gode weder lijf ontfincAl dat es inder weerelt rincHelt dine oren der goedertierheden4 Te mire onwerdegher ghebeden 12Ende wes mi besondeghe sonderlingeGoedertiere ghehulpich in allen dinghen O harde heleghe sente jan8 Gods huut vercorne dienst man 16Vrient die vanden seluen heereIhesus kerst met groter eereMaghet best vut vercoren12 Ende onder dandere ghemint te voren 20Ende van den hemelschen teekineBouen hem allen dor dronken tsineSijn apostel bestu ghemaect16 Ende sijn iongre wel ghemaect 24Sekerlike ane roupic diMet marien der maghet vriDattu mi wils verleenen20 Dine helpe metter haerre ghemeene 28 O ghi twee ghimme steeneMaria ende sente jan alleene O ghi twee lichte clare101vb27-28Tussen deze regels bevinden zich geen witregels.
514 het comburgse handschrift24 Die vor gode lichtet openbare 32Veriaghet met uwer scemerhedenDen neuel van mire quaethedeWant ghi sijt de twee de gone28 In wien dat wi sinen sone 36Die vader van hemelrikeHem maecte I huus specialikeEnde in wien die gods sone mede32 Die verdiente smaghedoems suuerhede 40Mettien vor<strong>deel</strong>e van sire minneVast maecte met groten sinneDaer hi andie cruce hinc36 Ende seide dese dinc 44102rbSie hier dinen sone wijfDaer na sprac hi sonder blijfIan sie hier dire moeder4 Vort meer so wes haer behoeder 48In deser helegher minnen soethedeDaer ghi met gods monde medeTe gadere wart ghebonden8 Alse moeder ende kint tien stonden 52Hu meene ic onsaleghe sondareBeuelic ziele ende lijf twareDat ghi alle weghe ende alle tijt12 Mine vaste bewachters sijt 56Entie verbidders mineVor gode ghewerdicht te sineVort gheloue jc waerlike16 Dat hu wille es gods van hemelrike 60Ende dat hu onwille siEs sijn onwille ende bidiWat ghi bidt van dier wile20 Ghi behoedet stappands sonder ghile 64 O dese sonderlinghe grote machtEnde om uwer werdicheden crachtDoet ic bids hu sonderlinghe24 Doet met uwer helegher bedinghe 68Dat mine herte ende mine ziele meestDor wandelen wille die heleghe gheestDie mi suuer ende reen maken28 Van alre sonderliker saken 72Ende in helegre dogheden sciereMine herte ende mine ziele verciere
folio 102ra-102va, tekst ii.2-ii.3 515Ende in gods ende mijns evenkerstins minne32 Te vulstane doe met vasten zinne 76Ende naer den loep van den liueMi bewise ende bedriueTer bliscap sire vrienden36 Die hem wel te wille dienden 80102vaDie heleghe gheest die goedertiereDeelre der gracien gods die sonder falgierenMetten vader ende metten sone4 Altoes te regneerne es ghewone 84Onversceeden sonder eeneghen fijnAmen dat moete waer sijn. A . M . E . N .8 V verstaet al hier ter steden [II.3] 1Beghinne ic den bouc van sedenNEnde wet wel dat ic hier bediedeEs niet ghetrocken vut walschen lieden 412 Noch vter walscher auenturenSoe es ghetrect vter scriftureHarentare daer ict sochteEnde het mi ghenoeghen mochte 816 Dese bouc spreect van houeschedeEnde bi wilen van vroedscap medeEnde omme dat dine ghedane wortTer weerelt seden al behort 1220 So dinct mi recht bi waerhedenDat men heet den bouc van zeden Nv weten bidden alle gaderGode onsen lieuen vader 1624 Dat hi alle onse dinghenTen goeden ende moete bringhenAl die vroedscap die men canEntie gheleesten mach die man 2028 Ende al dat wisen mach die wiseComt van gode vanden paradiseDien man die god die vroedscap sentHi es alse een jnstument 2432 Daer god onse heere mede werct102va7-8Tussen deze regels bevindt zich een witregel.
516 het comburgse handschrift102vbDie die dinc te rechte merctHier omme radic elken manDat hi die vroedscap die hi can 28Den lieden vort wise ende leereDus mach hi vrucht in onsen heereMaken ende daer comen of4 Conste prijs eere ende lof 32Ouer waer segghic hu datteDie vroedscap es ghelijc den scatteDie vroetscap heelt ende deluet scat8 Daer heuet niemen of te bat 36Noch en mach niemen comenNoch te nutscap noch te vromenWant si hebben sulken aert12 Toghet mense ende openbaert 40Scat gheuet vrome ende neeringheVroedscap sin ende leeringheWat peinsen dan vele lieden16 Die hare conste niemen bedieden 44Het schijnt dat het hem es leetDat yemene dan si hiet weetWat helen si in haren sin20 Al wisen sijt vort sine hebbens te min 48Van rechter vroetscap es tbeghinDattu vrees gode in dinen sinDie god[e] mint ende hem ontsiet24 Hem en mach ghebreken niet 52Teersten so sone gods rikeDat gheduert eewelikeSo sal god onse heere di gheuen28 Al datti nutte es in dit leuen 56Gheloof vastelike an godeEnde hout gherne sine ghebodeEmmer eere die heleghe kerke32 Bisscoppen papen ende clerke 60Dune moets oec niemen achterenNoch met quaden worden lachterenAlstu in die kerke staps36 Wachti dattu ne ruuns no claps 64102vb23god[e]: De e is alleen leesbaar met UV-licht; de tekst in deze en de vorige kolom vertoont op veelplaatsen sporen van slijtage.
folio 102va-103rb, tekst ii.3 517103ra Maer les ende bit ghenadenGode van dinen mesdaden Eere moeder ende vader4 So es dijn lijf ghelangt al gader 68Ne doe dinen euen kerstin nietDattu niet wilds datti ghesciet Van alte groter menderhede8 Wachti men wertre onwert mede 72Wes recht man ende in rechtheit bliueToten hende van dinen liueScrifture seit dat dor noot12 Hare kindere nemmer bidden broot 76VVes snel ende verstandel medeWes traech te telne vort quaethedeAlse men di mesdoet wrec node16 Ne maer vergheuet dor gode 80Ne wes den aermen niet felAl gheuestu hem niet andwort hem welDiene gherne den lieden wel20 Al lonet een niet een ander sal 84 Alse di dienen ghehuerde cnapenNe laet haer loen niet onder di slapenWant die wise salemoen24 Begrijpt die ghene die dit doen 88Ne mac gheene langhe rioteVan dire tale no fabele groteCorte ende warachteghe tale28 Sit in elken meinsche wale 92Dune moets oec niet lieghenNoch dinen euenkerstin bedrieghenLoghene es onwert ende sonde groot32 Want so slaet die ziele ter doot 96Oec en lache niet alleeneDat ment niet in quaetheit meeneBi vele lachene ende tonstede36 Begrijp men int herte domphede 100103rb Wes in dinen sin ghestadeBeede in sprekene ende in dadeDie es in onghestadichede4 Hi beiaghet quade name daer mede 104Vverc alle dine dinc bi radeSone berouwet di niet dine dadeEnde ofti daer af oec quaet ghesciet
518 het comburgse handschrift8 Men darft di alleene witen niet 108Dune moets man no wijf die leuenBeheeten dinc dune wilt hem gheuenOftu yemen met beheete verhoghes12 Ende hem stappans gheuen moghes 112Sone laet niet langre bidenDune gheuest hem in dien tidenDie vele beheet hine goude wel16 Hi hout metten lieden spel 116Gheloef sulken lieden twintWant si sijn loser dan die wintAlsi dat sake dat wast dijn goet20 Dine atent ende dinen moet 120Ne lechgre niet an te seereDattu vergheets gode onsen heereWant men mach niet dienen te moede24 Gode ende des duuels goede 124Dune moets oec niet doen pineOm rike oft arem te sineDie tusschen den tween begheeren goet28 Te nuttene die man es vroet 128 Ghelt den heleghen dijn belofEer god wrake sent daer ofVrient hout ieghen alle dinc vrede32 Sonder ieghen die quaethede 132Daer ieghen moetstu di verechtenEnde alle weghe ieghen hare vechtenWant du moets III campe verwinnen36 Sultu hemelrike ghewinnen 136103vaDrie viande vechten met crachteIeghen di bi daghe ende bi nachteDEen es die viant vter hellen4 Die pinet hoe hi di bedwelle 140Ende hoe hi di met sinen streckenVan goeden ghewerke moghe trecken Tander es dat broossche vleesch8 Dat alle weghe doet den heesch 144Om wel heten ende om wel drinckenEnde niet en laet om die ziele dinken Die weerelt es die derde viant103rb8di: Boven de regel geschreven door de teksthand.
folio 103rb-103vb, tekst ii.3 51912 Die den mensche doet meneghen pant 148Machtu verwinnen desen drienSone doruestu niet ontsienPeins om die bliscap vanden paradise16 Ende om die helle daer wi af grisen 152Ende wattu sijs ende wattu waersEnde waerdu suls alstu henen vaersEnde om die doot die niet can sparen20 Noch den riken noch den aermen 156Die dit alle wile dadeHi soude te min doen quade dadeOndec dinen wiue niet24 Verholne dinc die di es ghesciet 160Offer dijn lijf of eere an leghetDie man es onbehendich dies pleghet Woekeraers dochter ende ammans28 Papen dochtren ende spelemans 164Ende predecaers dochtren nem niet te wiueWant selden sietmen hem becliuenTgoet dat qualike es ghewonnen32 Ende dat si niet verdienen connen 168Oftu jemene sies vallen of glidenNe lache niet en wes niet blideWattan al valt die ghene die sneuet36 Een paert valt dat vier voete heuet 172103vbVele runen stille ende dickeNe can ic niet in houescheit mickenNoch en was noit ghemaect dor goet4 Ende niemen ne pleghets die wel gevroet 176DInen meester moetstu ontsienSultu der leeringhen plienEnde wilture bi comen te eeren8 Du moets ghewillike leeren 180Want vroetscap es van sulker zedeSone wille den ghenen niet medeDien soe onghewillich ziet12 Of die quader zeden pliet 184 Laet di ghenoeghen dattu heuesEist lettel eist vele daer du bi leuesSo wien so tsijn ghenoeghet wel16 Hi es rike ende niemen el 188Ne stec in ander mans corenDine sickele niet want du machts toren
520 het comburgse handschriftEnde lachtre daer af ghewaghen20 Of bi auenturen corten dine daghe 192 Oftu ghemoets eenen sotNe hout met hem spel no spotSotte sijn oec van manieren24 Deen es fel dander goedertiere 196Die sot es ende goedertiere medeSaltu verdraghen in elke stedeDie beede sot es ende fel28 Dien saltu scuwen doestu wel 200Goede dachvaert doeti wete godDie hem te liuereert vanden sotVlie terninghe ende quade wijf32 Leet in tauernen niet dijn lijf 204Diere vele hem houden anSiedmen dicken arem manHout di simpel in cuuschede36 Ende decke gherne houerde mede 208104raDit so segghic dor die ghoneDie te heelne sijn ghewoneIn cuusscheit hare fierheit van binnen4 Die si draghen int herte binnen 212Tghelaet van buten doet ons kinnenDie houerde van onsen zinnenNochtan seghsi dat sijt dor roem8 Noch dor houerde niet en doen 216Sine moghen gode bedrieghen nietDiet in die herte binnen zietNochtan weetic wel datte12 Nen mach onder eene matte 220Draghen grote houerdichedeEnde onder purper homoedichedeHouerde leit in die cleedere niet16 Maer in die herte diere pliet 224Ghef dine aelmoesene stilleGhewillike dor die gods willeOf openbare moghestuse bieden20 In goeden exempelen anderen lieden 228Ghef dat dijn es ende dien ment gheuet103vb21Aan het paragraafteken ontbreekt de schacht.
folio 103vb-104rb, tekst ii.3 521Moetstu wanen dats noot heuetOmoede die es harde goe24 Alse mense niet gheveinst en doet 232Scuwe alse doet die vroedeVan alte grotre omoedeInt gheuouch ende int ghemate28 Draechse dat es caritate 236 Oftu gode wilt wel ane bedenSo bidt hem in verholne stedenDat hi di van sonden quite32 Ne doe niet alse die ypocrite 240Die buten toghet dat hi wel leuetEnde binnen dies een twint niet heuetDat sijn die valsche propheten36 Die ons scrifture scuwen heten 244104rbDie de weerelt al bedrieghenEnde bi haren abite ons lieghenSi slachten den beelde die schijn4 Va buten dat si guldin sijn 248Die nochtan coperijn sijn binnenSuldi dusghedane kinnenDat sal sijn bi haren daden8 Die altoes henden in quaden 252Dese quade ypycrosienMoete god vermalendienEer du spreex besie dine wort12 Dat niet begripe die ghene diet hort 256Want verlopene tale doetDat die mensche heet quaet ghemoetEnde dicken wert den mensche leet16 Dat hise seide so ghereet 260IEghen dijn eerscap ende dijn prelaetDaer di onder te doene staetGhemoetstuse of wiltuse spreken20 Du moets caproen ende hoet af steken 264 Oftu sprekes van iemene hietSo sie noch wijs vp hem nietHet es eene dorperhede24 Men doetre meneghen scamen mede 268 Alse een beter of vroeder manDan du best di spreket anSwijch die wile datti spreket28 Het es onhouesch datmen breket 272
522 het comburgse handschriftOfte scuert iemens taleVor hise heuet ghehendt waleOftu ieweren bodscap draghes32 Wacht datture niet af belaghes 276Bi staden ende verstandelikeVele vermeten es harde quaetVermet di niet van eenegher daet36 Die du niet met dire cracht 280104vaVulleesten no vulbringhen machtVrient te meer verhef di nietAlsi dat sake dat ghesciet4 Di een gheluc of goet gheual 284Du moghes daer na verliesen alDune moghes oec niet dor eenighe scadenAlte groten rouwe laden8 Want dauentuere es onghestade 288Ende wandel in hare dadeSo gheuet haer goet so leenet den liedenBidi machmen hare niet verbieden12 Te weder treckene of soes verjan 292Dat soe gheleent heuet den manOntdec dinen viant nietScade die di es ghesciet16 Of dinen commer of dijn leet 296Want hi verblijt als hijt weet Dinen viant dien du torenOf quaet doen wils dreech niet te voren20 Want die ghene die des pleghen 300Si bewarense daer ieghen Die sinen viant langhet sijn lijfAnden welken es gheen blijf24 Hi soudene doden haddijs stede 304Ende cort sijns selues lijf daer medeAlse iemene spreect van anderen quaetTeersten merct oft hine haet28 Vte viands mont gaet selden goet 308Of merc of hijt bi nide doetDie nideghe es harde felSelden sprect hi van jemene wel32 Hi siet vp hem met fellen oghen 312Of hine mach niet ghedoghenTe siene daer hi nijt vp heuetHi es die met tormente leuet
folio 104rb-105ra, tekst ii.3 52336 Hine rust nemmer in sinen sinnen 316104vb Hi es rouwich als hi sietDat eenen anderen goet ghescietVrient stec nijt huut dinen sinne4 Ende doere caritate inne 320So moghestu leuen met ghenadenEnde di van grotre sorghen ontladenCaritate indet niemen8 Mesdoetmen hare soe vergheuet sniemen 324Soe es oemoedich ende goedertiereEnde ghedoghich in menegher maniereSoe es rauwich alst mesualt den lieden12 Niet anders daent hare ghesciede 328Soe heuet vele ander dogheden an hareDie mi te lanc te telne wareOf dijn vrient eene ghifte heuet16 Ende hise di te dancke gheuet 332Al es soe niet te dinen willeGroetere af scone zwijch al stilleNe hebse ommare niet een twint20 Danc hem dat hise di heuet ghesint 336Hets recht die cleene ghiften vlietDat hi die grote hebbe nietMen sal ghegheuen paert niet zien24 Inden mont no tusschen die dien 340Dune moets oec niet om cleene sakenVan dinen vrient dinen viant makenGhetrouwe vrient helpt ter noet28 Hine vliet dor vreese noch dor doet 344Die vrient es van auentureAlse langhe alsti wel gaet ter cureSo volghet hi di ne ware hi vliet32 Alse di mesuallet of messciet 348Als iemen spreket ieghen dieIn sijn ansichte so sieEnde merc vaste in dien stonden36 Die wort die gaen vut sinen monde 352105ra Onderwint di van gheere daetDie te di waert niet ne gaetWant du mochts varinghe make[n]105ra3make[n]: Het abbreviatuurteken is alleen met UV-licht zichtbaar.
524 het comburgse handschrift4 Dat al vpti soude becraken 356 Boden die te di ghesent comenEist te scaden ofte vromenLaet hem segghen haren wille8 Vp loep di niet maer zwijch al stille 360Men seghet int ghemeene dietBode en mach ontsegghen nietVrient ne loep niet harentare12 Om te horne quade niemare 364Slach loghene talre stondeEnde quade niemare van mondeTusschen tween dinghen die sijn quaet16 Kies dats mindste dats mijn raet 368Men seghet int ghemeene soetHets beter quaet dan argher doen Die huwen sal of in ordinen gaen20 Of ouer zee die cruce ontfaen 372Eer hijt begripe bepense hem welNe wese niemene te felSulc man doet dinc in haesticheden24 Dat hem berouwet alst es leden 376Vrient oftu dochtren hubaer heuesIc rade dattuse te manne gheuesOf dattuse ieweren pijns te doene28 Met nonnen in religioene 380Die ripe pere valt also werdeIn die linghine als vp die scone erde Vrient hout dijns heerscaps vrede32 Begrijpse niet van haren zeden 384Vp auenture of si vergramenEnde di quaet daer naer af quameWant si sijn some quaet ende fel36 Si doen den laten selden wel 388105rbSo wee den wiue entie manneDie leuen onder sulke tyranneSi nemen hem al dat si moghen4 Eist met crachte eist met loghen 392Si moeten hem sijn onderdaenEnde te haren dienste staenEnde sijn ghereet alse ment ghebiet8 Anders en hebsi een twint niet 396Noch ander loen noch ander goetDan dat die keytijf dienen moet
folio 105ra-105va, tekst ii.3 525Dus heuet hi sinen dienst verloren12 Ende bliuet keytijf als te voren 400Dat gaderen mach die arme manDat heuet al die rike danWanen comt hem scat of weelde mede16 Dan vander aermer lieder lede 404Al dat si winnen ende ontsparenDat moet al die rike tarenDIe spaert die roede hi aet sijn kint20 Vrient ne spare niet een twint 408Dune scelds dijn kint als het mesdoetOf slaet of bluwet het es hem goet Lieue kint oftu gaes te leerne24 So vrach dicken ende leerne gherne 412Wes vernemel ende ghedincEnde leere vort gheleerde dincDus moghestu alle slotele ghewinnen28 Vander vroedscap in dinen zinnen 416Alst euel wast so soudement weerenInt beghin eer het mach de[er]enWant en werc ment niet bi tide32 Ende het verhoudert bi langhe bide 420Teuel mach den mensche dodenOf bringhen in sulken nodenDat men hem met groter pine36 Mach ghehelpen gans tsine 424105vaHier omme soude men int beghin saenQuade ghewoenten wederstaenEntie kindre indie ionchede4 Ontwennen hare quade zede 428Want het leert ons die scriftureGhewoente dat es smans natureEist in neerenste eist in scerne8 Datmen wint dat houtmen gherne 432Ouer waer segghic wete godTlant ghelijct den nieuwen potNieuwe pot onthout langhe12 Die roke die hi heuet ontfanghen 436Ghiet mer eerst olye inne105rb19105rb30Voor aet zijn twee letters uitgeradeerd (mogelijk tr), tussen e en t één letter.de[er]en: Het abbreviatuurteken is alleen zichtbaar met UV-licht.
526 het comburgse handschriftHi blijfter langhe vet af binnenMen machene nemmer so ghescouden16 Hine sal der vetheit hiet behouden 440Ghiet mer eerst in zeec of yekeHine salre langhe qualike af riekenGhiet mer in claerheit of wijn20 Hi sal van goeder roken sijn 444Also eist tkint in sire ioghetGhelijc machment wennen ter doghetEntie ghelike quade seden leeren24 Die hem langhe daer na deeren 448Men maghet bughen harentareAlse offet ghelawet wareVrouwen eere na dine machte28 Ne sprec van hem no quaet no lachter 452Dune moetse niet met quaetheit doemenWant wi sijn alle van vrouwen comen Goetman oftu moghes verstaen32 Dat di dijn wijf es onderdaen 456Doe hare vor die liede heereHebse wert ende minse zeereOftu cnapen onder di heues36 Dien du dranc ende spise gheues 460105vbHoudse onder di bedwonghenEnde ofsi sijn van quader tonghenSone laet hem niet verstaen4 Verholne dinc die du heues ghedaen 464 Wes binden huus houesch ende rechteDat van di gheene quade knechteButer doren segghen moghen8 Dan al goet ende dinc die doghen 468Doestuut niet si sullen di doemenButer dore daer si comenHeefstu moeder of stief vader12 Wes onderdanich hem al gader 472Ende pine bi nachte ende bi dagheHoe du hare hulde moghes beiaghenEere dijn stief kint ende ghef hem prijs16 So moghestu in diere wijs 476Der moeder hulde hebben daer ofEnde vander weerelt prijs ende lof Oftu sies twee broederen vechten20 Dune moets no weder verrechten 480
folio 105va-106ra, tekst ii.3 527Noch den eenen noch den anderenNe moetstu met vechten in hulpen standenCastise ende sceldse beede24 Dus houdstu harer beeder vrede 484Vvaerscepe selden die vriende dineDat dijn goet niet zeere dwineSulc es vrient die wile dattu hem geues28 Hine rouct niet dijns als du niet heues 488 In wat ghelaghe so du vallesWacht dattu te vele niet ne callesEnde dattu dijn ghelach wel ghelds32 Ende dattu ieghen niemen scelds 492In sceldene dinct mi behendichedeDatmen een <strong>deel</strong>kijn smeeke mede Wachti vrient van achter sprake36 Dattu niemene dor wrake 496106raNoch dor nijt ne spreex lachterDaer scande hem mach comen achterNE laet di niet te scerne driuen4 No van manne no van wiue 500Daer duus di moghes bewachtenWant hets scande ende lachter Nauonds salmen louen den dach8 Alse men nemmer scouwen mach 504Vrient dune moets oec niemenLachtren no prisen te sniemenHets lachtre dattu scande gheues12 Dien du te voren gheprijst heuet 508 Ne ghef oec niet in gheere wijsVan dine doene di seluen prijsPrisen ne dinct mi niet goet16 In sgeens mont diene selue doet 512Laet di andere liede prisenVan dinen doene dus doen die wise Vrient verhef di niet te zeere20 Al heuestu van onsen heere 516Meer gracien dan een ander doetEist conste eist ionste eist ander goetDune moets gramscepe niet vp heuen24 Die langhe te voren es vergheuen 520Die weldaet die men heuet ghedaenPleghetmen te verghetene saenViandscepe ende quade dade
528 het comburgse handschrift28 Die vergheetmen harde spade 524Ne ganc ter maerct niet vp hopenDattu vp anders borse sult copenWant wi sien met onsen oghen32 Dies pleghen si sijn dicken bedroghen 528Dune moetsti niet vorder streckenDan dine cleedere moghen reckenNaer dien dattu neeringhe heues36 So bedaerf di dattu leues 532106rb Van niemens goede dan van dijnNe wes milde so waert mach sijnDune moets vut ander mans siden4 Ne gheene breede riemen sniden 536Vvachti vrient van quader zedeEnde van quaden gheselschepe medeVan quaden ghesellen comt al quaet8 Quade namen ende quade daet 540 Vrient oftu wilt huwen welNem dijn ghenoet ende niemen elNem die es van goeden zeden12 So leedestu dijn lijf met vreden 544Men seghet dat sijn viere sakenDie den mensche ouerdich makenVorbaer gheslachte ende wetenthede16 Rijcheit van goede ende scoenhede 548Die hem hier omme ouerdich doenSi hebber jewet redene toeMaer hi es dom die hem verheuet20 Die gheen van desen vieren heuet 552 Cranc gheen ambacht met quader cureEnde uerwerret niet dine ghebureEen quaet ghebuer es zeere tontsiene24 Ende zware dinc elcx daghes te siene 556Diene heuet leuet met sorghenEnde elcx daghes heefti quade morghenAlse vremde gaste tote di tiden28 Ontfancse wel ende macse blide 560Winne an hem redelike vromeEnde doe so dat si weder comenEnde of dijn vrient comt onuersien32 Hore wat du dan salt plien 564Ghef blidelike dattu heuesAl eist so dattu hem niet ne gheues
folio 106ra-106vb, tekst ii.3 529Also vele alst dijn wille ware36 Toech blide ansichte openbare 568106va Want ne gheene wersceep doghetDaer men gheen blide anscijn toghetDat es dbeste dat es dmeeste4 Dat vul maect al die feeste 572Vrient oftu goet borghen sultSo ghelt gherne dine scultHet es eene houeschede8 Wel te gheldene ende vrome mede 576Die wel ghelt heden comt hi morghenMen sal hem vele te houder borghenVrient nv willic di bedieden12 Wat wel sit an die lieden 580Hoe si moghen eist man of wijfMet houescheden leden tlijfEEr du in die dore sult gaen16 Die du vints besloten staen 584Saltu hoesten ofte sprekenNiet metter druust die dore vp steken Ionc man die coms in vremder steden20 Sit vp die suuer erde neder 588Of men di ter tafle bietDen ap ne weder segghe nietOntfankene ende drinc lettelike24 Ende gheuen weder houeschelike 592Bestu oec arem man of nederNe biet dijns drancs gheblijf niet wederDaer grote liede ter tafele sijn28 Ghiet vut of drinct al vut den wijn 596Ende coele den nap ende settene wederAl ghecoelt ter tafle neder Vrient hout suuerlijc ende cuus32 Dine hallame binnen huus 600Dwach zuuerlijc in die morghinstontHanden oghen ende montNe dwach niet hogher dan hi dwaet36 Die met di te dwane staet 604106vb Ne droech oec niet dine oghen beedeMet hemde sleppe of met cleedeDVne sult met scolaken wriuen no drogen4 Vule tande ende zeere oghen 608Oftu te werscepe waers ghebeden
530 het comburgse handschriftNiet ne kies te sittene stedeVor dat hi di stede gheuet8 Die wert die di ghebeden heuet 612Ende hi di dus spreket anVrient nv sit bi desen manEnde oftu sits ongheheeten neder12 Ganc sitten in die vterste stede 616Dat dinen wert die di batAlse hijt siet vernoye datEnde segghe vrient hier sitti niet16 Gaet bet vp sitten ic ghebiet 620Dan saldi grote eere ghescienVor die lieden die dat sienEnde of die spise niet te tijt20 Ghereet si so zwijch ende onbijt 624Help oec ghereden die capoeneOf andere spise daers es te doeneHetestu met vrouwen so diene hare24 Ende vander spisen harentare 628Snijt suuerlike die morseeleEnde lechse vor hare tharen <strong>deel</strong>e Wes oec gheliker wijs ghereet28 Te dienne hem die metti etet 632Entie wile dat hi drinctSone et selue niet een twintAlstu etes in ghere wise32 Ne moetstu lachtren dine spise 636Ne blaes oec niet in dijn etenLaet coelen eer du beghints etenHef vp metten handen dine36 Ter middewaert den cop metten wine 640107raNe heffene metten borde nietEnde eer du selue drinc so biedtDer vrouwen of die es gheseten4 Te dire scotele metti eten 644Men pleghet nochten te menegher stedeTe drinckene ente settene medeOftu oec eenich quadekijn8 Vlieten sies in dinen wijn 648106vb31Alstu: De kopiist is begonnen de eerste letter als een V te schrijven, maar hij heeft hem afgemaaktals een A.
folio 106vb-107rb, tekst ii.3 531Hets houescher dattuut vte ghiesDan duut met dinen monde vut blies Alstu etes ne crauwe niet12 No hooft no hant daert iemen ziet 652Eere houescede makic di contDie wile dat spise es in dinen montSo drinc no suup want inden coppen16 Ne lene met hellen boghe niet 656Vptie tafle daer ment zietSit rechte ende diene dinen gheselleDat hi doghet van di telle20 Ieghen heerscap moetstu vp staen 660Ende blideleke ieghen hem gaenEnde sit neuen hem niet dat besieEn ware of ment hiete die24 Oftu sits bi betren lieden 664Hore wat ic di bediedeGhesatelike moetstu di houdenNiet teen knie ouer tander vouden28 Nu merc vort wat ic di telle 668Alstu gaes bi dinen gheselleGanc neuen hem ende of hi willeVoren gaen ghedoech ende swijc stille32 Vort willic dattu mi verstaes 672Oftu met vorbaren mensche gaesBachten hem ganc tallen tidenHine hiete di gaen neuen sire zide36 Met wien dattu dachvaert wends 676107rbEnde dien du niet en kensVrach waer hi wille ende wanen hi comtEnde hoemen sinen name noemt4 Alsi lanc of cort die dach 680Ganc nemmeer dan hi gaen machDien du te gheselle te vorenEer du porres hads vercoren8 Ende dat hi wille dat wille mede 684So moghestu houden sinen vredeEnde daer du heues gherust nederAlstu vp staes so sie weder12 Dattu vp hefs bi gheualle 688Eeneghe dinc die di es ontfallenSoekestu in weghe verdenHem voeghet niet gaestu di derden
532 het comburgse handschrift16 Alse dat ioc drie ossen draghen 692Selden trecsi wel den waghenBestu man die omme coepvaertOf clerc die vaert te parijs waert20 Sone vare niet bi nachte 696Datmen dijn goet niet roue bi crachte Stant tiliken vp ende vant beiaghenHerberghe bi sconen daghe24 Ende ghevallet dattu gaes slapen 700Bi dinen gheselle of betren cnapenVrach hem eerst lude of stilleAn welke zide hi ligghen wille28 Oftu coeps spise of ander dinghen 704Du moetse houeschelike dinghenHandelse niet onhoueschelikeDatmen gheen quaet daer af ne spreke32 Danc dinen wert der houescheden 708Of hi di sauons eeneghe dedeWacht achter weghe daer du gaesDattu hont no steecs no slaes36 Hout in allen dinghen me[d]e 712107vaNa dire macht der lieder vrede Cnape oftu dinen heere diensDiene hem so dattu verdiens4 Sine gracie ende sine houde 716So dat hi di gherne onthoudeIn allen dinghen wes ghetrouweDinen heere ende diere vrouwe8 Ganc haestelike daer men di sent 720Ende cortelike weder wentVves snel te doene alle dincDatmen di seghet dat ghedinct12 Diene houeschelike dinen heere 724Ende pine di vele te meereDattu in dienste prijs beiaghesEnde alstu dijn gherechte draghes16 Drach in die luchtre hant tgerechte 728Ende saeuse in dandre ende ganc rechteSet vorden vorden vorbaersten eerst detenDie ter taflen es gheseten20 Den wijn moetstu neder scincken 732In den nap daer men vut sal drinkenAlstu kniels dan saltu houden
folio 1r-1v, tekst i.1 533
folio 107rb-107vb, tekst ii.3 533Deen been vp ende dander vouden24 Maer vor gode eist heere eist cnape 736Eist coninc bisscop clerc of papeSo moetmen met beeden beenen cnielenDor die salichede vander zielen28 Alse dijn vrouwe of dijn heere 740Es vp di verbolghen zeereAntwoert hem een twint niet wederVor die gramscap es ghesonken neder32 Noch hore vort wat ic di leere 744Bestu cnape vrouwe of heereGanc achtre weghe niet alleeneGhetordene wech ganc ende ghemeene36 Laet houden wech dor nieuwen niet 748107vbVp auentuere of di messcietGroet die lieden gherne in weghenEist vrient of vremde die di comt ieghen4 Den houden bestu sculdich te eerne 752Niet te bespottene met scerneDie houde es lustich ende vroetVolch sinen rade want hi es goet8 Ende scuwe dat hi di heet vliet 756Alse hout hont bast salmen wt sien Dune salt niet verghetenDen ouden enten betren12 Dan du best te makene stede 760Bidi te sittene dats wetenthede Horstu vrient of gheuallet sakenDattu wilt vrienden werscap maken16 Sdaghes te voren laet hem weten 764Dat si smarghins metti etenEnde of knapen met hem tidenGhef hem ghenouch ende macse blide20 Dat si der feesten niet spreken lachter 768Ne maer dat sise prisen achter Die tote di comen ontfancse waleEnde antwoert hem met scoenre tale24 Want scone tale sone cost niet 772Gherne wert hi wert diere plietVrient hets vele beter bliuenBinnen huus met hu hoden ende met wiuen28 Dan du harentare gaes 776Daer du qualike dijn goet verdwaes
534 het comburgse handschriftDu mochtese alle blide maken daer medeDattu verdoes in vremder stede32 Vrient swijch ende sprec te tijt 780Ende wachti van hem die di nijtDie nijt es argher stille te warenDan die dreghet openbare36 Oec ontdec no manne no wiue 784108raDattu wilt dat verholen bliueWant mi dincket dom die manDie selue helen niet en can4 Dat hijt anderen man beuele 788Dat hi sijn verholen hele Ghi heeren die de weerelt bereckenEntie die lieden sult betrecken8 Wedewen weesen moetu ontfarmen 792Ende doet alse wel recht den aermenAlse ghi wilt dat men hu dadeNe laet dor vrome no dor scade12 No dor neue no dor nichte 796Noch dor bede noch dor ghichteGhifte die verdullet den manDat hi recht doen no roect no can16 Miede die verdoemt die ziele 800Al ware dat sake dat gheuieleDat arem man hadde rechte sakenMiede sout al onrecht maken20 Vrient oftu hout heerscapie 804Bouen dinen ghenoot of balgieNa dire macht berechtse welDoe hem eere ne wes niet fel24 Al dincti dattu heues cracht 808Ne doe daer omme niemen crachtNoch ouerdaet : of gheviele sakeDatmen di noch daer af stake28 Dat niemen mochte van di claghen 812Of eenich wanconst vpti draghenHeerscaps hulde es niet ghestadeEnde dicken endet so in quade32 Hets beter clemmen ende weder vallen 816DInen vrient prijs openbareVor die lieden harentareEnde stillekine scelt dine dulhede36 Ende lachtert sine quade zede 820
folio 107vb-108va, tekst ii.3 535108rb Men kent den vrient niet vor menne proeuetEnde alse men sijns behoeuetDie inden noot vrient bekinne4 Si draghen warachteghe minne 824 Vrient alse men ieghen di mesdoetAl verwast di dijn moetNe wrec di niet stappans ter steden8 Vor die gramscap es al leden 828Men doet dat als de moet es heetDat den man daer na wert leet Die niet en heuet es onwaert12 Pine di vrient eist in coepuaert 832Eist met ambachte tieghen erneGhenendeleke ende winne gherneAl werdet di te suere tgoet16 Want die niet ne zueret niet ne zoet 836Vrient te tijt doe dine tereEnde spare te tijt so heuestu eereEnde hout dien penninc menich warf20 Dat menne vint als het bedarf 840Want die penninc hi es heereHi coept hi wint hi heuet eereHi coept mans hals dats jammer groet24 Hi doet den viant slaen te doet 844Hi versoentene daer na wederHi huwet hoghe hi huwet nederHi trect te maghe sulken man28 Die hem niet gaet ten tienden an 848Hi slaet hi vlaet hi conquereertAl dat des menschen herte beghertOnwert die ghene talre stont32 Die twee tonghen draghen inden mont 852Si prisen vordi dine dadenEnde bachten mochten si di verradenSine soudens niewet laten36 Sij sijn die ghene die draghen dwater 856108va In deene hant ende in dander tfierGheloef hem niet daer no hier Ic prise meer die hedelhede4 Van herte ende van goeder zede 860Dan hedelhede van gheslachtenDie der doghet lettel achtenDu waers mi lieuer eens lodders sone
536 het comburgse handschrift8 In dien du waers der doghet gewone 864Ende wel gheseedt ende wel ghemoetBehendich houesch ende vroetDan du waers eens grauen kint12 Enter doghet en hads een twint 868 Vrient of di een arem manOf onghedeghen spreket anAl staet hi niet wel ghecleet vordi16 Ne hebbe niet onwert sine wort bidi 872Machode dat hi bet ghevroetDan sulc die bonte cappe an doetAn smans wort machmen bekinnen20 Die vroetscap die hi draghet binnen 876Vroetscap leghet niet int cleetMaer in die herte diese weetVrient ontsie niet aermoede24 Die niet en heuet van sinen goede 880Machmen calengieren nietWat dinghe eist dat hi ontsietWant hine darf hem niet wachten28 Dat dief hem stelen sal bi nachte 884In dien hem ghenoughet dat hi heuetHi es die sonder sorghe leuetDie niet en heuet mach gaen boude32 Vorden scakere inden woude 888Ende singhen hoesten ende niesenHine draghet niet dat hi mach verliesenWes verduldich ende blide36 Met dattu heues in allen tide 892108vbEnde oft so ghevallen sakenDat die lieden met di makenGhile . spel . so ghile oec mede4 Ende neemt al in verduldichede 896Vergrame di niet daer omme I twintDie ghedoghet hi verwintDie keytijf es hem tornet meer8 Bespotten dan sijn grote seer 900Vrient dronckenscap scuwe begeneWant so es vul ende onneerenOuer aet ende ouer dranc12 Maect den lieden quale lanc 904An droncken man ende ionghe kindenMachmen waerheit onder vinden
folio 108va-109ra, tekst ii.3 537 Eere es beter danne gout16 Ic rade den man dat hire hem anhout 908Ende oftu goeden name heuesSo bestu dul oftuse begheuesEnde duse verlies bi dinen sonden20 Die de aerme zielen vonden 912Heuestu ontfanghen goeden nameSo behoudse sonder blameEnde beware dijn goet met dire macht24 Want hine doet niet minder cracht 916No minder doghet die beuredetDat hi wel beiaghet heuetDan hi dede eist wijf eist man28 Vptie wile dat hijt wan 920Men vallet lichte in sonden nederMaer hets pij<strong>nl</strong>ijc vp staen weder Vrient du moets die sonden sorghen32 Ende leuen alse te steruen morghen 924Ende altoes wel doen dies es noetWant niet es zekerre dan die doetEnde oec en es onsekerre twint36 Dan die wile die soe brinct 928109ra So du hogher best of vroederSo men di hout ouer goederSo meer messit in die quaethede4 Lachtre ende dorperhede 932Meer messit in bisscop ondaetDie lachterlijc es ende quaetDan het in eenen pape dade8 Die in diere ghelike mesdade 936Ende meer in papen dan in clerkenSulwi die dinc te rechte merkenEnde meer mesdoet een wijs man12 Dan die der wijsheit lettel can 940Vves den lieden al ghesprakeEnde volghe gherne rechte sakeScuwe quaetheit mesdoe node16 Purelike dore gode 944Menich ontsiet quaet tsineDat menne daer omme soude doen pineEen ander dade quaet en ware20 Dat hi ontsiet quade niemare 948Die goede ontsiet te doene quaet
538 het comburgse handschriftDor die doghet daer hi in staetAl wistuut dat god soude vergheuen24 Ende ghene lieden wisten die leuen 952Du souds vlien quaetheit tallen stondenDor die vuulheit van den sondenSo wie so laet te doene quaet28 Die heere daer hijt dore laet 956Ende duer den welken hi doet welHi saelt hem lonen ende niemen elHier omme dinct mi dul die gone32 Die hem der quaetheit niet ontwonen 960Sine dadent dor gode van den troneDie alle weldaet wel mach lonenIonc man scuwe ledichede36 Soe beulet alle goede sede 964109rbSoe doet ontfanghen domme minneDen meneghen in sinen zinneDie hi ne volghede noch en sochte4 Ware hi besich ende hi wrochte 968Ledichede die es quaetSo vromet selden maer so scaetSo hayet tauerne ende boelrie8 Soe volghet wiuen so draghet vrie 972So doet quaet gheselscap iaghenEnten man in dogheden traghenEnde dulleke verdoen sijn goet12 Datmen mindert ende niet toe doet 976Al ware die man van scatte rikeHi mocht verdwasen cortelikeSo dat hi stelen of bidden moet16 Alse hi heuet verdwaest sijn goet 980Milde hant ende node doen pineEs vray teekin arem te sineDie vele pijnt ende vele spaert20 Hets teekin dat hi vele gaert 984Doe dat di raden vroede liedenEnde laet te doene dat si verbiedenEnde wandele met hem in elc lant24 Ende si di wisen dat verstant 988109ra32niet: De e is boven het woord geschreven.
folio 109ra-109va, tekst ii.3 539Ende wachti oec so doestu welIeghen den ghenen die es felMinne den ghenen in dinen moet28 Die goedertiere es ende vroet 992Die fel es ende oec vroet medeDien ontsie in elke stede Van ende hoe soet quame32 Soude die dinc ontfanghen name 996Hens niemen salich vor sijn endenSo menichsins mach tgheluc wendenWant twiel vander auenture36 Es onghestade ende onghedure 1000109vaDie hoghe es hi mach vallen nederDie neder valt mach clemmen wederGhemate es tallen spele goet4 Die ghemate es hi ghevroet 1004Ne gheen mensche die gheuroetNes alte milde ouer sijn goetOnghemate scadet zeere8 Ende milde tsine dats grote eere 1008Die ghene es milde die so ghebijtDat hi gheuet ende hout te tijtEnde gheuet dat te gheuene es12 Die vrecke man en doet niet des 1012Hi houdet dat hi gheuen soudeAl dat hi pinet dats om houdenSine ghiereghe herte mach niet versaden16 Al haddi also vele scats geladen 1016Alse inde scelde ende inden rijnMenich dropel waters sijnDie ghierighe mensche es gelijc20 Den ghenen die es ypocrijt 1020Dats die ghene die dwater laetDie bi drinckene niet versaetSo hi meer drinct so hi meer mach24 Hen vergaet hem nacht no dach 1024Hi es oec ghelijc der zeeDie veruullet nemmermeeHi peinst altoes om sinen scat109va18waters: Schuin rechtsboven de s staat een haaltje.
540 het comburgse handschrift28 Ende cume dat hi eten sat 1028Om dat sijn scat daer of mochte minderenSinen wiue ende sinen kinderenOf heuet hi dies nie een twint32 Ende hi steruet sonder kint 1032So heuet hi sinen scat gebroetEenen anderen dien ghebuert sijn goetDiet mach lichte al verdwasen36 Ende bi gheualle niet en lasen 1036109vbEen pater noster ouer die zieleAl wiste hi dat so int pec vieleDie auenture helpt den coenen4 Dicken daer hijs heuet te doene 1040Coenheit dats vor<strong>deel</strong> grootIn steden daer mens heuet nootDul coene tsine dats domphede8 Menich man es doot daer mede 1044Ic prise coenheit anden manDie wijs es ende hem wachten can Drie manieren van lieden sijn12 Die keytijf ende onsalich sijn 1048Dats een wel onsalich manDie niet wille leeren ende niet en canDie ander die onsalich heet16 Dats die vele vroetscepen weet 1052Diere ne gheene hem mach comenNoch te nutscap noch te vromenDIe derde onsaleghe es de gone20 Die anderen lieden es ghewone 1056Recht te leerne ende goetEnde dies selue niet en doetWachti vrient so bestu wijs24 Dattu gheen van desen drien en sijs 1060 Bedecthede es harde goetIn allen dinghen daer mense spoetWes bedect in dinen dinghen28 Dune moets oec niet vort bringhen 1064No dine quade daet beromenNo van quaetheit niemen domenDie selue pleghet te doene quaet32 Hi waent dat alsulke daet 1068Pleghet een ander man te doeneDan hi selue es ghewoene
folio 109va-110rb, tekst ii.3 541DIe vele biddet es onwaert36 Ende onghemindert in sinen aert 1072110ra Ic rade den ghenen dies staet tonberneDat hi nemmer en bidde gherneMenich es die gherne name4 Durste hi nemen van groter scame 1076Menich scaemt hem ende biddet node Die wel name diet hem bodeHine soude eens anders niewet sijn8 Want vrihede die es groot 1080Soe es beter dan gout rootWant die es sijns selues manDie sijn goet ende hem beureden can12 Ende wel ghenoeghet dat hi heuet 1084Ende bi anders goede niet en leuetHi es vri ende weeldich medeHi leet een lijf van salichede16 Gheuen es een eerlijc wort 1088Ende wel comen ende wel ghehortDune moets oec niemen nietAlle dinc die men di biet20 Want het mi niet nutte dochte 1092Alte nemene datmen mochteHet es tijt oec te nemeneEnde tijt weder te gheuene24 Alle dinghen hebben tijt 1096Ghef dattu gheues sonder edwijtSome wile moetmen nemenDor vriendscap hoeffenen ende temen28 Die niet dar nemen datmen hem biet 1100Hine dar weder gheuen nietGhef willike ne maect niet lancSo heuestu vele te meerren danc32 Ghef dat goet ende ghef bequame 1104Sone heefsture af ne gheene blameDie rechtelike gheuet ende welHi gheuet te dancke ende niet el36 Want die om weder gheuen hopen 1108110rb Si sijn die hare ghiften vercopenDie gheuen om weder hebben also goetHi es die coep of wissel doet4 Die gheuet om weder te hebben haue 1112Het scijnt oft hi wouker gaue
542 het comburgse handschriftIt seide catoen ende sprac aldusDSi deus est animus[II.4] 18 Nu merct sone wat ic ghebiedeEnde wat es dat ic di bediede 4Dats dattu di daer ane salt keerenDattu gode salt emmer eeren12 Du salt des maerghins vrouch vp staenEnde om dine bederue gaen 8Men seghet die te langhe slaeptDat hem die slaep onduchtich maect16 Wachti dat men niet en seghetDat vele talen andi leghet 12Men seghet menegherande taleNe sittet niemene goeders wale20 Sone doe alse die vroede doetDie heuet ghestadeliken moet 16Hets lachter dat een hier seghetLaet dit ende hijs selue pleghet24 Ne merke niemens quade daetDat vele merken dat es quaet 20Want en es man no wijfDie sonder sonde leet sijn lijf28 Houtstu oec dat yemen dertDoet van di hijs dom diet ghert 24Omme dat hem lettel vromen machTe doene den lieden quaet ghelach32 Eenradich in dijn ghedachteSaltu wesen ende sachte 28Hi es sot die sijn ghepeinsDen lieden seghet haer ende gheyns110vaGheloef niet alse dijn wijf tonrechteClaghet ouer dine knechte 32Want der quader wijf sijn ghenouch4 Die smans vrient sijn tongheuochAlstu nodes dinen vrientMetti die di heuet ghedient 36Al sprect hi daer ieghen hiet8 Daer omme saltune laten niet Dune salt met talen no met sprakenGhescelt ieghen den quade maken 40110rb5-6Tussen deze regels bevindt zich een witregel.
folio 110rb-110vb, tekst ii.4 543Hen sit den goeden man niet wale12 Ieghen hem te houdene taleMinne die ghene die di minnenDien du welions laet hem bekinnen 44Hijs sot die daer te dienste staet16 Daert hem te scanden al vergaet Niemaren ende achtre sprakenDie de lieden te scande maken 48Saltu scuwen ende laten20 Want die hem volghet god salse hatenDatmen di beheeten heeftEer die tijt comt dat ment gheeft 52Ne saltu niet beheeten vort24 Want men lieghet menich wort Alse di jemene gheuet lofNe wes te blidere niet daer hof 56Die vroede merct ende verstaet28 Eer hi van yemen lof ontfaetAlse een ander man doet welDat onthout ende vertel 60Alse du wel does zwigher of32 So saltu hebben goeden lof Die wile dattu best ionghelincSo doe so meneghe scone dinc 64Dat alse di naken dine daghe36 Dat men te goede dijns ghewaghe110vbNe roeke di niet dat eenich manStillekine gherunen can 68Want die quade waent des4 Wat dat men ruunt dat van hem es Al comt so dattu heues ghenouchHauen houti int gheuouch 72Want heden es de man rike8 Ende marghin staet hem armelikeSone alse di dijn arme vrientVan eere cleenre ghiften dient 76Wes blider dan di es te moede12 Ende danx hem met allen goede Al bestu arem man van hauenEnde van rijcheden zeere bescauen 80Bepeinsti dattu hier te voren16 Naect ende arem waers gheborenDune salti niet keeren in dien
544 het comburgse handschriftDattu salt die doot ontsien 84Want die de doot ontsiet20 Hem en helpt sijn leuen niet Hijs dulre dan een quekenoetDie hopt vp ander mans doet 88Want alle lieden ionc ende hout24 Hebben euen vele haers lijfs ghewoutAlstu heues dies verdientDattu en heues gheenen vrient 92Dune salt dat gode witen niet28 Want hem es leet datti messciet Van dien dattu heues beweuenSaltu vroedelike leuen 96Ende emmer wes so ondersteken32 Dat di niet en mach ghebrekenDu salti wachten doestu waleIeghen hem te houdene tale 100Die altoes sijn in dien36 Hoe si verradenesse moghen plien111ra Wachti ieghen hem die ghebarenMi<strong>nl</strong>ike want die voghelaren 104Scone pipen ende blasen4 Daer si die voghelkine met verdwasenAlse du heues kindere sonder goetSo doe alse die vroede doet 108Die sinen kindren ambacht leert8 Alst noot heuet datter hem toe keert Ic verbiedi nidichedeSo heuet meneghe quade zede 112Wie sose draghet god weet12 Hi heeftre af dat hem mesteetDu salt hebben harden moetWanneer dat men di onrecht doet 116Het sit wel elken goeden man16 Dat hi also doen can Dune salt van di goet no quaetSegghen hoe dat metti staet 120Want dies pleghet ende heuet in zeden20 Men merket al in dorperhedenDune salt niet proeuen dine crachtAn dat di es vter macht 124Daer leghet te prouuene lachter an24 Dat een ghedoen niet en can
folio 110vb-111rb, tekst ii.4 545 Daer du weets ghedaen ondaetHelestu dat du does quaet 128Dat men niet en segghe van di28 Ic wane hijs gheselle siDatti dine vriende radenSaltu in dinen sin bestaden 132Hier naer alstuus te doene heues32 Dattu raet di seluen gheues Du salt met dinen sinne al gaderEeren moeder ende vader 136God seghet diese belghen doet36 Dat hem te pinen werde moet111rbSone doe alse die wiseEnde houti andi selue spise 140Daer du mede best gheuoet4 So mach dijn leuen sijn behoet Du salt vroe ende spadeStaen naer dijns vader rade 144Laetstuut het lachtren dine dade8 Ende oec maghet di wel comen te quadeAlstu goet heues ende haueDu saltre di ghemac doen haue 148Wat helpet goet ende scat12 Daer niemen of en heuet te bat Ne rouke di niet wat di droemtDie ghene dinct mi dul dies goemt 152Want dat die lieden sdaghes verhoren16 Comt hem gherne snachts te vorenSone leere so dinen sinDattre wijsdom wone in 156Want diere sonder leet sijn leuen20 Hets qualike met hem beweuen Alse dijn wijf verbolghen esDune salt niet achten des 160Wat so seghet . want hare wort24 Draghet die wint al vter portSone oftu vroet wilt sijnSo tere in goeder maten dijn 164Hijs sot die tsijn tonmaten vertert28 Ende an die vremde hem ghenert Lieue sone oec wachti diesDattu bidden niet en plies 168Ic segdi hoet int lant nu steet
546 het comburgse handschrift32 Die vele biddet hi es leetDIe doot en saltu haten nietDor eene dinc die so pliet 172Dats dat so recht ouer die quade36 Al comt so dicwile te spade111va Es dijn wijf van rade vroetHoutre di an hets di goet 176Hets menich wijf die meer can4 Van vroeden rade dan sulc manNe beheet di seluen nietLanghe te leuene want ment ziet 180Deen man wandelen ende gaen8 Heden ende marghin eist ghedaen Du salt offeren gherne godeWant het segghen sine ghebode 184Die dor gode gherne gheuen12 Dat si met hem sullen leuenDaer du wanes hebben tachterStrijtstu daer du heues lachter 188Want beter es wel woch ghegaen16 Dan qualike te stride ghestaen Alstu heues ghedaen mesdaetCastie di seluen dats mijn raet 192Want hets den man grote ghenade20 Die hem seluen vroet es in radeAl heuestu eenen houden vrientDie di bi wilen heuet ghedient 196Ne doemene niet want die vroede24 Ghedinct wel van den houden goede Bloetheit te vliene ende wesen coeneSit den goeden man wel te doene 200Want eer die blode heuet noet28 Seit hi hi wilde wesen dootAl heuestu dierne ende knechteGhecocht nochtan merc bi rechte 204Dat si sijn lieden alse du32 Alse staen si te dienste nv Alstu ghedincs in dinen moetHoe dat wilen metti stoet 208Dune salti keeren niet in dien36 Dattu dat selue willes plien111vb Al es es een man bedocht so spadeDat hi steruet bi bosen rade 212
folio 111rb-112ra, tekst ii.4 547Mercstu dattu does quaet4 Dune weets eerst hoet metti vergaet Al heuestu wijf ende lettel goetNe dincke niet in dinen moet 216Vrec te sine ende quaet8 Want grote haue saen vergaetVviltu connen ende leerenVele so saltu di be keeren 220Vroedelike an minen leere12 Doestuut di comtre af groet eere Du salt leeren ende weder leerenEnde an die vroetheit di bekeeren 224Al can een vroetheit diere af scaet16 Soe teglijt ende te gaetAl becomt di een mensche weleDune saltene prisen niet te vele 228Of hi di noch doet quade treken20 Dattune met eeren macht verspreken Alstu twifeles jeweren ofLeerdstu dattu heues lof 232Die niet en can ende niet en leert24 Hi es an bosen raet ghekeertDroncken te sine van wineEnde in hoerdome te sine 236Daer af en comt ander recht28 Dan als strijt ende ghevecht Die ghene die zwighen ende lettel sprekenSi conen vele quader treken 240Men seit die vloet die stille staet32 Soe es dieper dan die harde gaetAlse dijn gheluc gheuet minDan du ghers in dinen sin 244Mercstu dan du best onvroet36 Eens anders haue ende sijn goet112ra Dattu macht doen doe datWilstu meer du werds mat 248Hijs sot die vorder hem wille strecken4 Dan sine cleedre hem moghen reckenIeghen den goeden enten rechtenNe saltu striden vechten 252112ra6Tussen striden en vechten is ende uitgeradeerd.
548 het comburgse handschriftAfb. 16.Stuttgart, WLB, Cod. poet. et phil. 2 o 22, f.112r (verkleind)
folio 112ra-112rb, tekst ii.4 549Eene dinc es die god gherne wreect8 Datmen sinen vrient verspreect Al bestu arem ende sonder haueNe wes te zeerich niet daer aue 256Die vroede merct ende verstaet12 Dat haue comt ende te gaetHets vernoy ende groot torenAlse jemene heuet langhe te voren 260Ontspaert ende hem een ongheual16 Doet dat ghewin verliesen al Oftu wilt datmen te quadeNiet vertelle dine dade 264So doe so vele alse du leues20 Alstu best doot dattu prijs heuesDune salt sone metten houdenWeder scop no sceeren houden 268Want so die oude langher leuet24 So hi der wijsheden min heuet Vare so dattu werds vroetDoetstu dit hets di goet 272Wanneer so di tgheluc ontgaet28 Datti die wijsheit bi staetSone wiltu di dies bewindenDattu ghevecht wilt ondervinden 276Doe minen raet ende les lucane32 Hi salre di wel bringhen ane Wiltu oec leeren wat si minnenEnde minne doen in dinen sinne 280Maser heuet bescreuen al36 Wat men daer toe pleghen sal112rb Wat so segghen ofte werkenDie lieden ne saltu niet merken 284Stillekine want bider tale4 Machmen den man kennen waleVviltu connen ende leerenVele so saltu di be keeren 288Vroedelike an mine leere8 Doestut di comtre af groot eere Sone dits die beste scatDie ic hebbe ende omme dat 292Heetic ende beuele di12 Datti emmer metti si Die dit maecte van latine
550 het comburgse handschriftIn dietsch hi beghert te sine 296Iuwe ghebede vroe ende spade16 Bidt gode dat hi hem doe ghenade .20Vaphene martin hoe salt gaen [II.5] 1Sal die weerelt hiet langhe staenIn dus crancken loueVSo moet vrouwe vereere saen 4Sonder twifel ende waenRumen heeren houeIc zie den valschen wel ontfaen24 Die de heeren conen dwaen 8Ende plucken vanden stoueEnde ic zie den rechten slaenBeede bespotten ende beuaen28 Alse die meese in de cloue 12Rechts offene god verscroueHoe langhe sal ghedoghen ditGod die alle dinc besit32 In sine heerscapie 16Dat die goede vleeuwet ende bitEnde hem ne doech no dat no ditDat hi hiet ghedie112va Al varet inden helschen pit 20Eist blaeu graeu zwart of witHets ghetrouwe als eene zie4 Recht man deluet sonder spitHine heuet te pointe niet ghehit 24Inne gheer balgyeMi es leet dat ic waer lye8 Laet ons martin ouer eenHier af spreken onder ons tween 28In dit dyaloghe112rb16-17112rb21-23112rb30Tussen deze regels bevindt zich een witregel.In de rechtermarge is met een kleine cursieve letter de representant voor een (niet uitgevoerd) opschriftmet rode inkt geschreven: Waphene Mart[...]. Voor de hoofdletterkolom zijn van r.21-30 deletters uit de hoofdletterkolom nageschreven door een andere hand; deze schrijver meende dat opr.30 een I in plaats van een H staat.Hoe: De letter H is niet compleet. Doordat de ‘boog’ en de rest van de rechterzijde ontbreekt, lijkthet of er een I staat (vergelijk 122vb13).
folio 112rb-112vb, tekst ii.5 551Wanen dat eerst quam die ween12 Die wilen so onwert sceenEnde nv sit so oghe 32Ic vraghe hu ende vleenBerecht mi ia of neen16 Van dat ic hu betogheLedichede es vrome ne gheen 36Aerbeit vint vier inden steenDaer bi ontsteect dat droghe20 Nu spreect ende ic ghedogheSpreken jacop lieue compaen 40Waer soudic dat hebben verstaenDat ic daer toe dochte24 Te verclaerne dinen waenDie in twifele ware beuaen 44Dats dat ic niet en vermochteDoch en willic niet af staen28 In wille dine bede ontfaenDie dit ane mi besochte 48God sende mi den hemelschen traenEnde moet mine zinne dwaen32 Want hi mi diere cochteEnde ict gherne vulbrochte 52Martin doe die weerelt beganMan te verheffene bouen man36 Doe sciet mijn vrouwe ver eere112vb Den dorper ende wijsdem den dan 56Ende daer trouwe ende doghet was anDien hiet soe sijn heere4 Nu maken die heeren een ghespanEnde gheuen der eeren eenen ban 60Ende willen niet dat soe keereSech mi wanen tfenijn ran8 Toech mi redene daer vanWant ic gherne leere 64Wies scult dat het wereMartin mi dinct ouer waer12 Sint edelheit hadde vaerTe pijnne omme die eere 68112va13oghe: Op rasuur geschreven door de teksthand.
552 het comburgse handschriftEnde soe trac den scalcken naerDie raden nv hier nv daer16 Ende niet scelden den heereSo es edelheit worden zwaer 72Dat soe te clemmene heeft ommaerEnde sinct in lanc so meere20 Dits nv alder weerelt claerEnde oghe sien ende openbaer 76Dus es verbannen eereEnde weder staen ten keere24 NV merct bider sonnen lechDie alder weerelt oghen berecht 80Bi sire naturenAlse dat zwerc daer ieghen vecht28 Entie neuel met zire drechtSone can so tier vren 84Niet ghetoghen haer scone lechtAldus verdonckert die scalcke knecht32 Edele creaturenAlse hi hem daer ane echt 88Ende hare die edelheit verplechtDat soe laet ghedueren36 Bi hare den scalcken sueren113ra SInt scalcke droeghen ouer een 92Dat neen wart ja ende ia neenEnde hem dat wijsheit dochte4 Ende edelheit daer omme greenWant daer waesdom vte sceen 96Wanen dat comen mochteSo es edel herte worden steen8 Want haer ontfaremt dinc gheenVan daermen ghelt vte cnochte 100God gheue hem den langhen wenDie te cnauwene gaf dit been12 Den edelen ghedochteWant hire mort an wrochte 104Vvat sal seghel ende wasEnde brieuen die ghewaghen das16 Wat dese heeren gheuenHets al niet hes een ghedwas 108Alse lief hadt mi een wilt sasOft een vrese bescreuen20 Trouwe es broscher dan I glas
folio 112vb-113rb, tekst ii.5 553Die hier te voren so sterc was 112So es te broken bleuenIc wane noyt dies lands heere genas24 Hine moeste int hende sneuenEnde sulc es slands verdreuen 116Martin du berechts mi welHier bi sijn die heeren fel28 Ende wandel in die taleIn weeter wat toe segghen el 120Die scalc hout boesheit ouer spelHij pijnt hoe hi die doghet smale32 Caym slouch den edelen abelDus souct die scalc sijns heeren vel 124Hoe hine ghetrect te daleGod die ons noch doemen sel36 Biddic dat hi den duuel113rb Inden joncsten male 128Metten scalken betaleMartin nv berecht mi dies4 Berecht een god die noyt en wiesAlle creatueren 132Twi heuet die quade dan den kiesEntie goede heeft al tverlies8 Wie saelt ouer recht curenMijn sin seghet mi als eenen ries 136Hi die adame tlijf in bliesDie meester der natueren12 Heuet beuolen merc ende besiesDer blender auentueren 140Die verkeert telker vrenIacop sech bestu verdort16 Dauenture es maer een wortVan gheveinsder spraken 144Brincstu ongheloue vortGod siet alle dinc ende hort20 Wiltu den duuel makenWie heuet dijn herte dus becort 148Dattu helts ant legher bort113ra33sijns: Boven de n ziet men een haaltje dat eventueel gelezen zou kunnen worden als abbreviatuurtekenvoor re.
554 het comburgse handschriftDie papen sullent smaken24 So werdstu verbrant ende versmortIn gaue om dine ziele niet I ort 152Men mach met dusdanen sakenGode niet ghenaken28 God en was noyt moede no matInt wout en es loef no blat 156Buten ziere hoedenAl dat es in elke stat32 Dat behoet hi ende besatMet godliken goede 160Al ghehinghet hi dan datDat die quade ghewinnet scat36 Ende menne heet den vroeden113va So hi hoghere sit vpt rat 164So hogher val so meerre platInder helscher gloeden4 Onder der duuele roedenDIe rechtste wech ter hellen waert 168Entie alre cortste vaertDats gheluc in sonden8 Als men gheen mesdoen ne spaertEnde men emmer vort bezwaert 172Die zielen ghebondenEnde dan ghesciet als hem begaert12 Ende men en rouct wiere mesbaertNu noch te gheenen stonden 176So comt die doet diet al vertaertOnversien want hets haer aert16 Panden van haren pondenDie niemene can ghegronden 180Iacop du heues mi bekeertEnde ghewijst ende gheleert20 Van dies ic niet en wisteAl sie ic meer den quaden gheheert 184Mijn herte en werdes niet verseertNoch in gheenen twiste24 Al heuet hi meer dan hi vertertEnde hi wint dat hi begaert 188Met scalcheit ende met listeGhinder wert hi ghedestruweert28 Ende ghebonden ende ghemeertSine kindere gaen te quiste 192
folio 113rb-113vb, tekst ii.5 555Ghelijc eenen misteMartin waerstu niet so vreet32 Eene dinc die ic niet en weetSoudic hu gherne vraghen 196Twi sijn die sonden gode so leetDat hi den sondare es so heet36 In wraken ende in plaghen113vb Want gheen sondare langher steet 200In sonden dan sijn lijf es breetTwi torment hine met slaghen4 Eewelike sonder versceetDit en scijnt te pointe niet gheleet 204Tor<strong>deel</strong> dorstics ghewaghenAl weten wijs wien claghen8 Iacop god die herten kentSent den sondare recht torment 208Nader herten ghedochteOmme dat hi wilde als I rent12 Altoes leuen ende onghehentVp dat wesen mochte 212So es hi ter hellen ghesentDaer hi eewelijc es ghescent16 Want sijn wille dat wrochteBesie dine herte al omtrent 216Dincti dese redene blentDie ic hier toe brochte20 Neent diet wel besochteMartin du seghes wel ende waer 220Ende dine redene die es claerEnde licht te verstane24 Al ghepeins es openbaerVor hem die tellet alle haer 224Ende wat die hemel heeft aneIa louere gras dach ende jaer28 Dropele zants es hem niet zwaerIn telne te beuane 228Hi heuet ypocricie ommaerEnde leghet hem met wraken naer32 Die in hare bane113va31Martin: De middelste poot van de eerste letter ontbreekt.
556 het comburgse handschriftPleghen omme te gane 232Soete martin men leset datAl gauic wech lijf ende scat36 Ende ghedoghede grote coude114ra Ware ic in hooft sonden mat 236Het en diedde mi niet een blatDie nieuwe wet spreect ende toude4 Die ons dus nauwe maken den patTe hemele waert ende so glat 240Ic wilde god selue woudeDat si portiers waren ghesat8 Ter hellen si souden tgatSo houden met ghewoude 244Dattre cume iemene in soudeIacop menech prouft ende coort12 Der helegher scrifturen wortEnde waense wel ghegronden 248So clapt hijt leeken lieden vortDie gherne nieuwe dinghen hort16 Wat hi heuet vondenSelue verstaet hijs niet een ort 252Dits meerre mesdaet dan mortDat si gods wort dus wonden20 Hier naeyen sijt hier eyst ghescortHier breect een naghel hier I bort 256Wapene vanden hondenNu ende tallen stonden24 Vvanen si die wort ghegronden saenDaer die wortele ane staen 260Gheplant in hemelrikeSi iaghen vele ende cleene si vaen28 So willen si tsamen slaenGhelike ende onghelike 264Dies latic mijn vraghen gaenWant het dinct mi best ghedaen32 Dat ic hier af wikeDan ic viel in dommen waen 268Ende nutter eist dat hi vliet de naenDan hi te campe strike36 Ieghen den kempe eerlike114rb Of god ten joncsten daghe sal 272Ghepeins ende wort berechten alDaer wi in oint mesdaden
folio 113vb-114va, tekst ii.5 5574 Soudi alse eenen onwerden balWeldaet werpen int helsche dal 276So ware hi sonder ghenadenNeen hi en es niet so smal8 Van wel daden dat ghetalHen wert van grade te graden 280Van gode ghedanct die noyt en alWat men wel dede ofte stal12 Gherechtichede soude scadenHen horde god niet die baden 284Dat seit dat gheloue mijnGod moet in hem seluen sijn16 Hine mach el nieweren wesenHi es gherechticheden fijn 288Ende ghenadichede dats anschijnHets al een van desen20 Die vanden watre maecte wijnHine es sijns selues niet eyghijn 292Wat so die dore lesenIacop hout dat gheloue dijn24 Hets menich onbesceeden zwijnTe priesterscap gheresen 296Dies niet en mach ghenesenMartijn dijn gheloue es goet28 Ic bem dies seker ende vroetWeldaet wert niet vergheten 300Laet hem begaen diet ghelden moetEnde diet al bi redenen doet32 Nemmeer en willix wetenHi es die ghene diet al behoet 304Alse die hinne hare kiekine broetHeeft hijt al beseten36 Hi gheuet ons ziele vleesch ende bloet114va Hi hoet ons vorden helschen gloet 308Dat wi niet werden te sletenTen ioncsten noch verbeten4 Martin menich parlementEnde seghet die minne es blent 312Oec eist een woert ghemeeneOmme dat ic ben een onwijs rent8 So mac mi dese wort bekentWant ennes niet cleene 316Es dat waer so es minne torment
558 het comburgse handschriftEntie hare volghet es ghescent12 Ende onteert al reeneNu seghet elc wise al omtrent 320Dat minne dat edele instrumentGode van nazareene16 Brochte in desen weeneIacop dijn vraghen es swaer 324Doch proeftmen in redene claerDrierhande minne20 Deerste dats caritate dats waerDies sonder pine ende vaer 328Ende daer woent god inneDander trect die weerelt naer24 Om eere om goet staet al haer gaerDits eene bastaerdinne 332Die derde minne heescht die jaerAls bi naturen elc doet sijn paer28 Al noch sijn si dinneDie deser volghen bi sinne 336Deerste minne es so grootDat alleene dat god gheboot32 Vul prijsde niet haer werdeIane trac so themesche broot 340Hier neder inder magheden scootOnder der ioden zwerde36 Minne es god dat merct al bloot114vb Wie mochte els bringhen inder noot 344Hem diet al verwerdeDan die hem seluen daer in besloot4 Ende dor ons sijn bloet rootStorte hier neder vp derde 348Ende in minnen hem openberdeVvien dat selke minne es cont8 Alse caritate hi es ghesontMen machene niet verblenden 352Al laghe hi inder hellen grontWare hi daer mede ghewont12 Hine ware niet in ellendenMaer god en wille den riken vont 356Gheenen sondare gheenen hontNemmermeer toe senden16 Die edele haue dat diere pontSmaect alleene der vriende mont 360
folio 114va-115ra, tekst ii.5 559Men mach haer lijf doen hendenEnde niet die ziele scenden20 Dander minne es onbehoetWant soe staet om terdsche goet 364Ende om der weerelt eereDits die minne die dicken doet24 Rudderscap wesen verwoetEnten woeke heere 368Want die rudder niet gheroetHine verslijt vleesch ende bloet28 Vp dat sijn prijs meereTander al ware ghelt de vloet 372Ende hem vloyde in sinen moetHem soude noch also zeere32 Dorsten dant dede eereDese minne heeft ondersceet 376Van hem die om die om die eere steetEntie pijnt omden scatte36 Wiltu eere hebben wes ghereet115ra Te latene dat gode es leet 380Pijndi omme datteDat hem lief es ende dat hi heet4 Wes vromech ende om die eere sneetHoutti dat men di niet en matte 384Onder der ydelre glorien cleetDaer menestraudie met omme gheet8 Want hare tonghe platteSmelten alse snee clatte 388EEre te minne dats eene dincDaer noit herte met omme ghinc12 Sone was van reenen aerdeBestu hout of ionghelinc 392Doe wel altoes ende ontsprincDie herten houaerde16 Prijs die in lodders tonghe hincHen was noyt wert eere oghen winc 396Onder die goede waerdeOnwerden lof vlie ende ontsprinc20 Die meneghen vaet ende wilen vincDie dat wort begaerde 400Ende dat weldoen spaerdeGOet te hebbene ende scat24 Ende tamelike te nuttene dat
560 het comburgse handschriftDats een salich leuen 404Maer goets minne maect I gatDat nemmermee mach werden sat28 Al wildement hem al gheuenMinne van goede wert ghehat 408Vor gode in die hoghe statDaer die inghelen beuen32 Dese scuwen der eeren patWant soe moet int helsche vat 412Salemoen heuet bescreuenEnnes niet erghers bleuen36 DIe derde minne heeschet de tijt115rb Alse die nature ontbijt 416Die bloyende jareDat es tedelste delijt4 Alse hare scamelheit besnijtEnde men doghet heuet mare 420Die men vint ter weerelt wijtWant soe talre stont verblijt8 Rechts oft al hare wareHope nemmermeer te glijt 424Die aldus sijn lijf verslijtMaect sine zinne claer12 Want god en es gheen futselaerMInne es alse men bescreuen vint 428Cracht die twee herten bintTsamen in een reene wanen16 Dattie minne heetet blintDoet dat menich es so kint 432Dat hi hem laet verspanenSine conen minnen niet I twint20 Die wandel sijn alse die wintSi rollen buter banen 436Ic waen mer also vele vintMinres in trouwen ghehint24 Alse men doet zwarter zwanenDus laet hare minne af plane 440Martin ic ben des wel berechtHet seghet al heeren ende knecht28 Vrouwen ende ioncvrouwenDat si met minnen sijn verplecht 444In sanghe ende in rime slechtEnde men caens niet bescauwen
folio 115ra-115va, tekst ii.5 56132 Mi dincke dat al die weerelt vechtIeghen reenre minnen lecht 448Ende volghen ontrouwenMenech seghet nv ende echt36 Mijn sin es so ane v ghehecht115va Dat ic wane bedouwen 452Achtre maken si de mouwenIacop du hebs mi oit ghevraghet4 Ende ic andwort ende verdraghetNu willic martin vraghen 456Waenstu dat mi wel behaghetDattu mi dus heues gheiaghet8 Neent wistics wien claghenMartin vrient wat helpt gheclaghet 460Vrach dattu wilt ende ic ghewaghetIc wilt al verdraghen12 God helpe mi want hi vermaghetDat mijn sin so werde ghevaghet 464Dats di moete behaghenIc wille dandworde waghen16 Lieue iacop so berecht miOf dat volc al comen si 468Vanden eersten adameTwi es deen edel dander vri20 Die derde eyghin man daer biWanen quam desen name 472Twi seghemen ten dorpere spiGanc wech god onneere di24 Du best der weerelt scameDie edele heuet al tghecri 476Men seghet willecome ghiDats dies ic nu vergrame28 Want het dinct mi ontameMartin den meneghen es bedect 480Die dinc daer dijn sin vp mectEnde du vraghes wel verre32 Want heuet een persemier geblectEnten lieden thare ontpect 484So wille hi sonder merre115va1Na bedouwen is onduidelijk, door een andere dan de teksthand, in cursief schrift een woordje(ma[.]) geschreven.
562 het comburgse handschriftOnder die edele sijn ghetrect36 Al ware hi C fout beulect115vb Tghelt claerten vanden terre 488Dits die dinc die lieden wectEnde menich sins te winne trect4 Ende maecter gode om erreEntie ziele in die werre 492NV waent sulc dat tfolc eyghijnComen es vanden quaden cayhijn8 Die vermorde abelleEnde dien god verdoemt hiet sijn 496Dit en es niet waer martijnBi redenen die ic telle12 Want al dat gheslachte sijnBescrijft ons die bibele fijn 500Verdranc die louie felleMaer dat dorperlijc venijn16 Dat caym drouch dats noch anschijnAn meneghen die ic telle 504Van herten sijn gheselleSulc waent dat vanden quaden cam20 Doe Noe sijn vader was gramWant hine niet en decte 508Dat eyghin volc van hem quamWant hem sijns vader vl[ou]c mesquam24 Hi dolde diere vp mecteAl vindmen dattie goede ram 512Dicken wint dongaue lamDits der rudarise secte28 Vanden edelen abrahamQuam eyghin volc als ic vernam 516Dat oint ter eeren trecteNoch noit hem beulecte32 Martin tduudsche loy verteltDat van onrechtre ghewelt 520Eyghindoem es comenAlse een prinche verwan wijch vp tvelt36 Ende sine viande hadde gheuelt116ra Dat hiet hi verdoemen 524115vb23vl[ou]c mesquam: De v is opnieuw aangezet; de overige letters zijn op rasuur geschreven doorhand I.
folio 115va-116rb, tekst ii.5 563Ende vercopen omme gheltDits volc dat men noch eyghin telt4 Ende men scalc hort noemenNatuere gaet haren rechten telt 528Maer auenture wast ende sneltMeneghen te vromen8 Ende tonneeren hem somenGod ghedoghet om onse mesdaet 532Dat een gheslachte neder gaetEnde een ander riset12 Wie mach weten sinen staetHi weet wiene mint of haet 536Die aldie weerelt spisetDie meest tsinen dienste staet16 Men siet dat sijn oyr ende sijn saetMeest in die eere gheriset 540Dan alse tfolc wert so quaetDat die wet gods versmaet20 Wert het te valle ghewisetEnde van niemene ghepriset 544Mine rouc wiene drouch of wanDaer trouwe ende doghet es an24 Ende reene es van sedenHuut wat lande dat hi ran 548Dats dien ic der namen anVander edelheden28 Al vercochtmen selken manHens niemen die hem gherouen can 552Siere doghedachtichedenMi dincke dat edelheit began32 Huter reinre herten danMet dogheden besneden 556Ende beghint noch hedenMartijn oftu clemmen wout36 Ter edelheit drie pointe hout116rb Die jc di sal leeren 560Wes nerachtich ende minne niet tgoutWes eerachtich menich fout4 Dese twee hout niet vor scerenWes werachtich ende stout 564Dese drie pointe vaste houtSo bestu vul eeren8 Hennes niemen jonc no out
564 het comburgse handschriftDien du scal dan dincken sout 568Sonder die weldaet deerenEnde doghet tondogheden keeren12 Vvaerheit jacop ic hebbe verstaenVut dinen monde redene gaen 572Vul rechtre waerhedeAl spreect in sinen bouc alaen16 Dat edelheit quam sonder waenVan verhouderder rijcheden 576Die delheit mach men af dwaenWertmen arem so eist ghedaen20 Men valt in doude stedenMaer reene edelheit dats I traen 580Die dorper herte nie conste ontfaenDie gheuet dor smeinschen beden24 God in sire milthedenIacop ic hore an dine wort 584Dat alle menschelike ghebortVan adame begonde28 Hoe es die maechscap so te stortDat deen den andren vermort 588Dits iammer ende sondeNijt es weder ende voort32 Meester int lant ende in die portTfolc es worden honde 592Sech mi alse diet gherne hortTe vraghene bem ic becoort116vaAlse diet gherne onder vondeVan beghinne ten gronde 596Martin houerde ende nijt4 Entie alre eerste strijtBegonste in hemelrikeAlse lucifer te sire ontijt 600Inden hemelschen delijt8 Wilde sijn gods ghelikeDaer viel hi inden helschen bijtDaer hi nemmermeer en slijt 604Maer bliuet eewelike12 Nu sent hi dor die weerelt wijtMijn venijn ende sijn vlijt116rb35De regel onder 116rb35 is geheel uitgeradeerd.
folio 116rb-116vb, tekst ii.5 565Ende wille dat het blike 608Alset doet iammerlike16 Twee worde in die weerelt sijnDats alleene mijn ende dijnMochtmen die verdriuen 612Pays ende vrede bleue fijn20 Het ware al vri ende niemen eyghijnManne metten wiuenHet war ghemeene tarwe ende wijn 616Ouer zee noch vpten rijn24 Ne soudemen niemen ontliuenNu benemet dat venijnVan ghiericheden dit martijn 620Ende doet al achtre bliuen28 Ende ander loy bescriuenGod diet al bi redenen doetGaf dat wandel herdsche goet 624Der menscheit ghemeene32 Dattere mede ware ghevoetEnde ghecleet ende ghescoetEnde leuen souden reene 628Nu es ghiericheit so verwoet36 Dat elc settet sinen moet116vbOmme al te hebbene alleeneHier omme stordmen menschen bloet 632Hier omme stichtmen metter spoet4 Borghe ende hoghe steeneMeneghen te weeneIacop ic hebbe wel verstaen 636Dat het waer es sonder waen8 Dattu hier heues ontbondenGoets es ghenouch lietment gaenInt ghemeene ende hem ontfaen 640Die arem worden vonden12 Dus viele alle orloghe saenDus mochtmen die zielen dwaenEnde claren vanden sonden 644Miltheit heeft hare macht ghedaen16 Vrecheit leert die weerelt vlaenDit proeuen ende orcondenDie minres vanden ponden 648Iacop eene dinc mac mi cont20 Alse die mensche es ghewont
566 het comburgse handschriftVan gherechtre minnenDoet der oghen wandel vont 652Al comet vter herten gront24 Dit euel te beghinneIc liet mi costen wel een pontEnde ics vroet ware teser stont 656Mac mi dies in inne28 Mine redene bliuet onghesontHennes wijsheit niet dinneNaer dat ic redene kinne 660Martin du best eene vri druut32 Du spreex recht als een vriese ruutDie noch noit en mindeAlre hande edele fruut 664Comt van minnen vut ende vut36 Die noit dorper en kinde117raHem can ghehelpen el gheen cruutDie stille mint of ouer luut 668Dan hem teuel toe sinde4 Der herten enter oghen virtuutWillic dat hier mede si beduutProuf of ic dit ontbinde 672Entie redene bevinde8 Een zwaer orloghe ende een groet strijtEnde daer toe een eewelijc nijtEs tusschen der herten enten oghen 676Therte den oghen verwijt12 Du best die mijns niet ne vermijtBidi bem ic bedroghenDu best open talre tijt 680Elken besonder die vordi lijt16 Du best vrient dits gheloghenSluut dine dore teenegher tijtDaer menich dief voren lijt 684Bidi ben ic bedroghen20 Dies claghic den oghenVvapene vriendelijc viantDor di doghic meneghen pant 688Ende meneghe coude24 Wach datti nature oit vantWaerdi verboden huus ende lantEnde des meinschen houde 692Sone bonde mi gheen bant
folio 116vb-117rb, tekst ii.5 56728 Lichtre ware dan een zantAl gader mine scoudeMen stake bet vut metter hant 696Ende versmorde sulken pant32 Onder donreene moudeVp dat nature woudeTherte zweech ende toghe sprac 700Mi dinct dat hu sin ghebrac36 Vrouwe coninghinne117rbDat ghi mi tyet hu onghemacWant noit van mi tuwaert lac 704Een stof al quaemt mi inne4 Alse men mi somwile vte stacWat dochte daer na smeinschen sacSijn wel varen was dinne 708Sonder noot maecti ghecrac8 Ende werpt vp mi uwen hacDat ic hu vrouwe kinneEnde mine coninghinne 712Merket vrouwe ende besiet12 Dat ghi ouer mi ghebietAlse ouer alle huwe ledeMenne conde hu ghescaden niet 716Waert so dat ghi van hu sciet16 Alle dorperhedeMaer alse ghi bi mi bespietDinghen die ghi ane v tiet 720Volghedijs gherne mede20 Ghi sijt alse tcrancke rietDat den winde volghet ende vlietHu onghestadichede 724Maect hu den onvrede24 DIt orloghe heuet gheveltAlse men hare den twist verteltVrouwe redene bi besceede 728Beede gader soese scelt28 Elken <strong>deel</strong>t soe daer sijn gheltNiet ghelike beedeBaersculdich soe die herte spelt 732Alse diese ouer voghet helt32 Ende vrouwe bi haren heedeMaer des ongheuals gheweltDat bi ziene therte dwelt 736
568 het comburgse handschriftTyet soe des oghes gheleede36 Dus <strong>deel</strong>et soe die veede117vaMartin hier bi moghestu sienWeder die oghen therte vlien 740So therte die oghen4 Alse therte wille ontienOm niet dan die oghen spienDaer nes gheen ghedoghen 744Maer hets emmer der herten plien8 Alst dor doghen siet desen of dienDaert hem toe wille boghenSo moet al sijn wille ghescien 748Toghe moet lyen ende ghien12 Daer dore quam ghevloghenMinne int vertoghenIacop dine redene es claer 752Al dinct soe den ghenen zwaer16 Die lettel ghevroedenIc weet dat wel ouer waerDie ziele ware al sonder vaer 756Ende in sekerre hoeden20 Wilde therte maken ommaerDaer hare die oghen sendden naerNiemen dorstem vermoeden 760Dat hi beuen soude daer24 Ende wisen ten gloedenDie hier ten sonden spoedenBerecht mi jacop oftu wout 764Weder es sekerst int behout28 Rijcheit so aermoedeEist leec clerc ionc of houtHet dinc mi wesen gader gout 768Alstaet naer den goede32 Aermoede prijstmen menich foutMen seghet soe es seker ende boutVor rouers sonder hoede 772Doch minnen si vor dwater smout36 Si scuwen hongher ende cout117vbEist alsic mi gheuroedeSo dolen dese vroede 776Martin ic mete di vul dit vat4 Vpten stoel daer moyses satDaer sitten die gheleerde
folio 117rb-118ra, tekst ii.5 569Dat si wisen doe al dat 780Si wisen bi den rechten pat8 Wel hem diere hem an keerdeMaer in wel deene sijn si latSi heeten vasten si sijn sat 784Ne volghe niet sulken heerde12 Sine minnen niet vorden scatHaer hant es altoes sonder gatNoint volc was bouen der erde 788Dat meer goeds begherde16 DIe meerre menechte es dus daenDoch vint mer sonder waenAl sijn si selsiene 792Die den erdschen goede ontgaen20 Ende aermoede anevaenBi heleghen engieneSi lieten hem bluwen ende slaen 796Tormenteren ende vaen24 Omme die helle tontvlieneHier in waert sekerst vulstaenWant dien hem in dit doepsel dwaen 800Sijn seker gode te ziene28 Noch niet te messchieneDIe gods sone toghet ons datDie enen gheweldich sit ende sat 804Den vader in sijn rike32 Hi beete in dese aerme statInder reynre marien vatHarde omoedelike 808Daer hi cume soghes was sat36 Ende ghedoghede meneghen gadsat118raVan sinen onghelikeDat aermoede es een pat 812Die dor den hemel maect een gat4 Ende soe niet en beswikeDie hare met trouwen wikeVvaenstu martin weeldich vet 816Ende ghecleet nv wel nv bet8 Varen int langhe leuenEnde jhesus naect int bloet besmet118ra4beswike: De bovenzijde van de s is ge<strong>deel</strong>telijk bedekt door een inktvlek.
570 het comburgse handschriftEnde sine rechtre side ghesplet 820Ende an thout verheuen12 Of thouet van onser wetMet scarpen dornen was besetAlset noch es bescreuen 824Eist dattu wilt sijn sijn let16 Magherlike drinc ende etLeere weelde begheuenOftu moets zware sneuen 828Niet en segghic dat rijcheit sent20 Die zielen inden tormentVp dat ment nutte met rechteMaer sekerst es vlien dat serpent 832Dan te wandelen daer om trent24 Dat het di niet bevlechteMaer rijcheit maect den mensche so blentDat hi gode nine kent 836Dus sceet men vanden lechte28 Ende wert van leuene een rentDaer valt men inden helschen scentDus bringhet in die echte 840Die duuel sine knechte32 Iacop du spreex wel ende waerMaer die wech es nauwe ende zwaerEnde zeere onghetreden 844Met aermoeden te clemmene daer36 Daer men leuet sonder vaer118rbIn eeweliken vredenMartin so trec die aerme naer 848Deele hem stille ende openbaer4 Van dire weeldichedenEere der kerken enten outaerHet wert ten joncsten daghe claer 852Daer di god sal besteden8 Met sinen lieuen ledenDie wech es nauwe ende hoochDaer jhesus bi te hemele vlooch 856Dats passie ende aermoede12 Oftu meer hebs dan di doochOm die gods hulde poochDeele van dinen goede 860Dine fiere herte booch16 Ten armen mensche ende pooch
folio 118ra-118va, tekst ii.5 571Ontfaermcheit van moedeGod selue die noit ende loech 864Enten milden noit bedroech20 Sette di in siere hoedeButen des viants roedeIacop die weerelt maect ghescal 868Ende thyent den vrouwen al24 Dat wi in sonden sneuenWant yeue viel den eersten valDaer wi omme int erdsche dal 872Noch alle sijn verdreuen28 So segghen si groot ende smalDat soe adame therte stalDie hem hare liet vergheuen 876Sech mi wien men thyen sal32 Dit verlies sonder ghetalDaer wi in moeten sneuenAlse enden sal dit leuen 880Martin die ghene en es [36 Die mi tyet dat hi m[118vaKent hi vrome ende scadeIc zie die zee ic zie die vloet 884Ic settere willins in den voet4 Bi eenen dommen radeWien maghics draghen euel moetOf mi die stroem metter spoet 888Draghet inden ghewade8 Of ic quaet kenne ende goetEnde ic mi veinse verwoetMen saelt claghen spade 892Dat ic mi verlade12 Sulc thyent den vrouwen vpsienDat si hem dat herte ontienAlse die steen die naelde 896Hi dinct mi mesdoen in dien16 Wilde hi der waerheit ghienDat hi daer toe taeldeWat moghens vrouwen dat manne plien 900So nauwe om hare scoenheit spien118rb35-36118va5Het tekstverlies is opgetreden doordat de rechteronderhoek van het blad is afgescheurd.maghics: De c is over een niet afgemaakte s geschreven.
572 het comburgse handschrift20 Wies diese daer toe haeldeWilde die claghere in tijt vlienSone mochtem niet messchien 904Ende hi den sin verstaelde24 Eer hem therte daeldeVrauwen sijn bi natueren goetSi slachten den wine enter gloet 908Die de weerelt verbliden28 Want wie des wijns te vele in doetEnde te naer den viere set den voetHine caens niet gheliden 912Waren die manne also behoet32 Dat si oghen sin ende moetWel consten besniden[ o] ware vrouwen minne spoet 916[ w]orden si van minnen verwoet36 [ d]ompelike toe tiden118vbDit doet vrouwen benidenDat men te lettel ghetrouwe kint 920Vrouwen claghic niet een twint4 Bi eere maniereWant wat so men vele vintWert onwert ende onghemint 924Ende men copet ondiere8 Manne sijn loser dan die wintHare scone claghen vrouwen verblintWant si sijn goedertiere 928Grote sonden hi hem bewint12 Die valsche worden vrouwen toe sintGod die moetene schiereSenden ten helschen viere 932Vvat mochte verhieue dat adm16 Dor haren wille den appel namDat wi noch besteruenIc waenre ons vor<strong>deel</strong> ane quam 936Want hier omme themelsche lam20 Wart mensche tonser bederueHi versoende den vader gramEnde wijsde den wech enten dam 940Toter hogher heruen118va34-36Zie de aantekening bij 118rb35-36.
folio 118va-119ra, tekst ii.5-ii.6 57324 Selsienre dinc noit man vernamDan die maghet gode maecte so tamDat hi eene weruen 944Om ons wilde steruen28 Vvat maken quaet sprekers ghescalVrauwen dadent wel na alDat dit wonder ghesciede 948Al dat es ende wesen sal32 Ende dat oint was sonder ghetalInghele ende liedeBeueden groot ende smal 952Maria ghenas den val36 Van meinscheliken diede119raSoe was die rouede ende stalDie zielen int helsche dal 956Dies lucifer beghiede4 Want het was sine meiseniedeIacop du best den vrouwen houtDu gheues den mannen al de scout 960Ic wanict best ghedoghe8 Ic vergheue al onghedoutAllen vrouwen jonc ende houtOmme die vrouwe hoghe 964Daer ons af quam onse behout12 Ghedanct si soes menichfoutDat soene vp hilt met sogheDie ons benam dat helsche cout 968In hare bem ic te hendene bout16 Onse dyalogheIn vraghe nemmeer no ne togheDANDER MARTIJN[II.6]Artijn slaepstu slaept dijn sin 120 MSpreect heuestu gheen spreken inDu dinx mi al verdorenDune achtes meer no min 4Dan omme weelde ende om ghewin24 Wiltu di dus versmoren119ra17-18119ra18Tussen deze regels bevinden zich geen witregels.In de linkermarge is met bruine inkt in een kleine cursieve letter geschreven: [dand] martijn.
574 het comburgse handschriftWaert al dijn dat comt int swinGout seluer stael loet yser tin 8So bleuestu verloren28 Daetstu ter doghet gheen beghinHef vp dijn houet ende dinen kinTontijt waerstu gheboren 12Heuestu dat dichten verzworen32 Iacop du woens inden damEnde ic te dorderecht dies bem ic gramDat wi dus sijn versceeden 16Weetstu wat mi oit mesquam36 Dat ic bate noch nie vernam119rbAnt dichten van ons beedenSo es mi die sin worden so lam 20Dat icker node weder an quam4 Dit deet mi verleedenDu wecs mi alse een stotel ramAl bestu wilt du werts tam 24Leere dine worden cleeden8 Soetelike ende ghereedenMartijn vrient hebbic messeitIc bems te beterne ghereit 28Ic wils al vp hu bliuen12 Maer verstant mi ende ontbintEene dinc die mi vp therte leitDie willic hu bescriuen 32Daer hare die weerelt mede meit16 Ne dade dat lief worde leitEnde dats minne van wiuenWat dat es in dese weerelt breit 36Steden bosch berch ende preit20 Soude men verdriuenWildemen minne ontliuenSo jacop dit was oint dijn doen 40Van vrouwen moeste dijn sermoen24 Of beghinnen of endenWaerstu een dorper du spraex van coenNu es dine herte dies ontfloen 44Doch willix mi ghenenden28 Ende steken af minen caproen119rb26ontfloen: De tweede o is boven het woord geschreven.
folio 119ra-119va, tekst ii.6 575Ende horen watti hier toe spoenDattu den onbekenden 48Martine niene laets gheroen32 Al haddic ane II yserine scoenIn mochtu niet ontwendenNu sprec ic saelt ontbenden 52Martijn du sout mi verstaen36 Eene vrouwe wel ghedaen119vaHeuet mi gheuaen met minnenAl dat gode es onderdaen 56Lietic al om hare gaen4 Mochticse ghewinnenNochtan weetic wel sonder waenDat soe mijns niet en acht I spaen 60Mijn herte doet mi bekinnen8 Al souder omme die weerelt vergaenDat soe mi niet en soude ontfaenIn hare herte binnnen 64Hier toe nes gheen verwinnen12 EEne ander vrouwe es die mi mintBouen al dat so leuende kintMet ghestader trouwen 68Die mi gheprijst es niet I twint16 Maer die scoenste die men vintEnde bloeme van allen vrouwenNu es mijn herte so hart I vlint 72Dat soe hare jet daer toe verbint20 Dat soese wille scouwenHoe lieue vpsien soe mi toe sintHet dinct mire herte sijn I wint 76Soe liete hare eer bedouwen24 Eer soere omme quame in rouwenMartin nv hore ende verstantDese twee sijn in een bewant 80Dat costen moet seens leuen28 Nu hebbic de macht in mijn hantWelc ic wille ic breke den bantEnde maghet hare al vergheuen 84Deene moeter laten den pant32 Den liefsten die god oint vantHier toe sijn si verdreuenNe liech mi niet als I triwant 88Maer sech mi an welken cant
576 het comburgse handschrift36 Dijn herte es bleuen119vbEnde welke du liets sneuenIacop dins gheens vraghens waert 92Die de waerheit niene spaert4 Heuet dit saen ontbondenHet es emmer der herten aertDat soe daer waert tijt ende vaert 96Danen hare quamen die wonden8 Al sout al varen inder vaertWat so wel varens begaertNu ende tallen stonden 100Ic verloeste die mi therte bezwaert12 Soudic hare dan doen smaken tswaertDat ware onder vondenMeerre moert dan sonden 104Tonghe lieghet maer therte niet16 Want so wat dat herte ghebietWilmen emmer vulbringhenWat es naersins ghesciet 108Die sine vorme spieghelt ende siet20 Int water sonder minghenHant ende mont hi dare waert bietHi bit hi claghet sijn verdriet 112Natuere ne wils niet ghehinghen24 Dat hem can ghehelpen nietHi dolt alse hi wel selue sietHine constem niet bedwinghen 116Hine staerf bi desen dinghen28 Medea toghet ons selue datDie rouede ende stal haers vader scatEnde verslouch haren broeder 120Om jazoene dies haer cume bat32 Soe liet coninc rike ende scatVader suster ende moederNochtan daer soe alleene sat 124Wijsde hare redene den rechten pat36 Al volghede soe den loeder120raMaer therte was hare so matDaer minne in hadde ghemaect I gat 128Wille hilt den roeder4 Al was die redene vroederExempel vindic sonder ghetalDie met mi souden lyen al 132
folio 119va-120rb, tekst ii.6 577Dat ic hare tleuen gaue8 Die mi therte rouede ende stalIacop mac mi gheen ghescalHier en sceedicx niet ave 136Al tvolc dat woent sonder ghetal12 Beede vp berch ende vp dalEist coninc ofte graueDijn proeuen wert hier jeghen smal 140Hen sal niet wert sijn een bal16 Ghevullet met draueAlso helpe mi sente baueIacop du best een stout seriant 144Dats I vast cnoep ende I vast bant20 Die niemen mach ontbindenDie cnoep die alexander bantOntcnochte sijn zwaert niet sijn hant 148Alse hijs hem wilde bewinden24 Laet ghetaken an uwen cantMen sal hu vroetscap te hantTellen metten kinden 152Also vele alse dieden mach I zant28 Ieghen casselberghe in vlaenderlantSal dieden hier hu vindenAl waendi mi verblinden 156Ghi wilt sterken uwe wort32 Die ghi nv hier bringhet vortMet truffen ende met poetrienOf medea dede moort 160Ende hem naersus heuet versmort36 Dats minne van sottien120rbDit wort minne ende datter toe hortEn was met minnen noit begort 164Noch met ribaudien4 Wien dat reine minne becortDiene mach niet sijn bedortDies sullen met mi lyen 168Die meesters van clergien8 Les toude ende tnieuwe testamentEnde besie al omtrentAlle die heleghe liede 172Wie was van minnen oint ghescent12 Wien maecte oint minne blentDie ane gode ghiede
578 het comburgse handschriftSi minden vrouwen wel bekent 176Scone ende edel vp sulc couent16 Dat hem god hoyr beriedeAl dogheder omme somich tormentSulc alse minne der ioghet sent 180Wie waest diere omme messciede20 Ghelijc heidinen diedeAbraham was versaren manDoe sine amie heffen began 184Bouen haerre vrouwen24 Daer hen was gheen houden anHine deedse wech want redene vernamEnde sine herte vultrouwen 188Gheen edel man no wijs en can28 Minnen sonder redene danDit mach men wel bescouwenSulke minres ghenieten den ban 192Die metter mesdaet maken ghespan32 Die minres willic blouwenWant dats minne vul rouwenOf ic dan sette minen sin 196Daer ic en mach meer no min36 An winnen dan al scade120vaEnde mi eene andere so heuet jnDat soe haer seluen ende al ghewin 200Mij jan vro ende spade4 Mi dincke dat ic meer sculdich binHare die mi coes int beghinEnde ane mi bliuet ghestade 204Dan hare die fierlike haren kin8 Te mi waert draghet ende haer ghespinVan minnen els draghet te zadeEnde diere ic omme niet bade 208Iacop of ghi niet en acht12 Eexempele die ic vort hebbe brachtIc wille te bybele keerenDie minne hadde ouer adame macht 212Soe verwanne met harer macht16 Den vroetsten van allen heerenVan hem sijn wi alle ghewracht120va7haren: Boven de h is een dik haaltje geschreven; blijkbaar een schrijffout.
folio 120rb-120vb, tekst ii.6 579So eist recht dat hem elc slacht 216Men maghet wel doen met eeren20 Minne ouer redene verwachtWie sore omme weent of lachtVrouwe yeue moestem leeren 220Sijn ontbeeren24 Vvat machte hadde samsoenOf dauid of salomoenIeghen die cracht van minnen 224Daer ne es toe recht toe gheen doen28 Sorobabel in sijn sermoenDoet ons wel bekinnenDat wien so vrouwen minne ontspoen 228Hine mochte nemmermeer gheroen32 In siere herten binnenHine moeste al sinen sin ondoenEnde volghen hare al ware so ghevloen 232Oft hem seluen ontsinnen36 Hier toe es gheen verwinnen120vbIacop sech verstaestu nietDat dit wort amor bediet 236Dat in dietsch luudt minne4 Elc letterkijn diet wel besietHout in een wort sinne bespietDer minnen cracht daer inne 240Aldus ontbindet latijndsche diet8 Porringhe die den sin wech tyetDitser een ten beghinneEntie redene tontmoetene pliet 244Aldus ontbant ende besciet12 Mijn meester als ict kinneOf mijn verstaen es dinneOf dit minne es alset es 248Wes des seker ende ghewes16 Ic volghes minen eersten wordeOuer waerheit lijc desSoene smaecter zwert no mes 252Die mi therte dor borde20 Herte nemmermeer ghenesNo gherust no ghetes120va20verwacht: Onder de eerste poot van de w staat een punt.
580 het comburgse handschriftLieghic van eenen worde 256Prouf dattu wilt jacop ende les24 Dies es mijn herte wel ghelesDat ic mi eer vermordeEer icse steruen horde 260Martijn ruut gramarien28 Du pleghes dies rude liede plienDiet ware niet wille lyenMesdaden die den wisen messchien 264Salmen niet in exemple tyen32 Maer gode benedyenDie ons daer bi leert sonder vlienEnde vp gherechte minne zien 268Ic zwerdi dat bi marien36 Dat ic di doe noch heden ghien121raMet mi oftu best een paijenOfte in heresien 272Of van sduuels partien4 Nu hore na mi ende verstantWie was die eerst minne vantDan god die selue es minne 276Al dat oint maecte sine hant8 Al minnet sire herten bantMet besceedenen sinneIa lucifer den helschen viant 280Ne haet hi niet dats becant12 Noch en dede van beghinneDat hi sit inder hellen brantDat dede der houerden pont 284Der helscher coninghinnen16 Daer bliuet hi altoes inneDat dit waer es proeft wel datWare eeneghe dinc van gode ghehat 288Hen mochte niet ghedueren20 Die onghetellede gods scatHen was noit tontfarmene matSine creaturen 292Vp dat mens hem met trouwen bat24 Maer lucifer sit ende sat121ra2 in: Ontstaan uit mi door rasuur van de i.121ra22 creaturen: Den lijkt een verbeterde r te zijn, ontstaan door toevoeging van een pootje.
folio 120vb-121rb, tekst ii.6 581Altoes ende telker hurenInder fierre houerden stat 296Ende nemmermeer wet hijs sat28 Dus en mach sire naturenGheene ghenaden ghebuerenOf men dit bi redenen weet 300Dat god niemene heuet leet32 Wien gheuet hi tlanghe leuenSo den ghenen die hem es wreetSo die hem met minnen heet 304Onderdaen es bleuen36 Ic dart wel segghen vp mijn beheet121rbSine houescheit ware onghecleetLiet hi den ghenen sneuen 308Die al tsinen dienste steet4 Dies ghelijcs willic ghereetDen loen hare weder gheuenDie dor mi lust beuen 312God gheuet al cleene ende groot8 Dies die mensche heuet nootDit proeft men bi sinneHi storte dor ons sijn bloet root 316Ende gheuet ons themelsche broot12 Vp dat men weder minneDor ne gheenen weder stootDaer ons sonde oit mede scoot 320Ne laet hi ons daer inne16 Legghen wi thooft hem inden scootSoude so maken dan die dootDie ic mi so hout kinne 324So ware mijn vroeden dinne20 Vvaerheit jacop du segghes waerMaer het was mi te vindene zwaerDattu hier heues ontbonden 328Ic lye verwonnen openbaer24 Mine minne es der zielen vaerEnde besmet met sondenDu seghes daer an wel ende waer 332Redene heuet minen waen ommaer28 Dit hebbic onder vondenNu moete ons god ghebringhen daerMinne niet en end haer jaer 336Enten lesten stonden
582 het comburgse handschrift32 Vrien met sinen wondenDIT ES DE DERDE MARTIJN[II.7]C mane mannen metten wiuen 1Die dit sullen lesen of scriuen36 IVpten hoghesten ban121va Dat si dit dicht laten bliuen 4Reene dat siere niet in en driuenLettre wort af no an4 Doen sijt oec hem sal becliuenMinen ban en sine sulne wriuen 8Niet af moghen nochtanHennes gheen spot dit van keytiuen8 Hets daer ic mi omme liet ontliuenEer icker sciede van 12Nu hort die leeren canIacop wi hebben onderlinghe12 Ghehandelt messelike dinghenNu antwort mi vp een 16Leert mi eer ic hu ontspringheHoe ic mijn herte daer toe dwinghe16 Te kenne hem dien wi vleenIc lese somwile ende in singhe 20Gode te kenne bi sinen dingheEs leuen sonder ween20 Dits claer waer ende ghehingheSubtijl ware therte diet bevinghe 24Want hogher dinc en es gheenNu antwort onder ons tween24 Martijn du vraghes wel hogheAl vloghic bouen der inghele vloghe 28Bouen cherubin ende cherafSo weetic wel dat ic en moghe28 Berechten dat te vullen dogheMet worden hier af 32121rb32121va6In de rechtermarge is met bruine inkt in een kleine cursieve letter de representant van het opschriftgeschreven: dit es de derde M[. Door het afsnijden van de bladrand zijn de laatste letters verlorengegaan. Tussen de regels 32-33 bevinden zich geen witregels.nochtan: De laatste letter is ontstaan door een pootje tegen de schacht van de a aan te schrijven.
folio 121rb-121vb, tekst ii.6-ii.7 583Alle sinne sijn te drogheAlle creaturen hoemen poghe32 Ne doghen niet een cafDat hare eenich te vullen toghe 36Maer verscaerp dijns sinnes ogheHore wat scrifture mi gaf36 Hout in diere herten graf121vb MOyses spreect in sinen boeken 40Beesten die den berch besoekenMoeten sijn ghesteent4 Beeste es die mensche die willeroekenTe nauwe omme die godheit loeken 44Hets recht dat hijt beweentDu soucs mi in allen hoeken8 Met rimen sonder valsch van doekenEs dit goed ic wane neent 48Du telles mi metten wisen cloekenWaert goet ic souder hu omme vloeken12 Ic wane dine herte meentDattu mi heues verbeent 52Iacop dune souds di niet vergramenIc wils mi al mijn leuen scamen16 Haddict oint ghedochtOecs lijcs metti te samen 56Dat die hoecheit der hogre namenTe verre niet en doech ghesocht20 Al waert dat alle dingle quamenSine connen die godheit ghehamen 60Dits al af ghenochtLeere minen crancken sin minen lamen24 Ghewont metter sonden bramenVan dattu vermocht 64So es mijn wille vulbrochtMartijn merc in dinen zinne28 God es een wesen vor alle beghinneTedelste bouen al 68Sijn wesen es als ict kinneDupperste godheit dupperste minne32 Dat es of wesen salSine ghewerken daer men kent jnne 72Sijn si so groot dat si sijn dinneDiet bekennen ende smal36 Sine wijsheit es coninghinne
584 het comburgse handschrift122ra Bouen alre hande ghewinne 76Ende bouen al gheualDaer bouen of hier int dal4 DEn hemel enten troen nv merkeGod es bouen allen sinen ghewerke 80Ende onder alle sine dincHi es buten al nv merke8 Alse diet hout wel ende sterkeHier vte nine sprinc 84Oec segghen ons die wise clerkeHine es ghe<strong>deel</strong>t niet in perke12 Hier in dine herte dwincMaer gheheel in elken merke 88Buten binnen in water in zwerkeHier toe dine herte brinc16 Sonder eeneghen losen wincBouen es god alse heere 92Die besittere es emmermeereAlles dies men weet20 Onder alse die in allen keereDie dinc hout moghendelike zeere 96Ende ieghen al verscheetButen alse die met sire weere24 Sijn werc vervult dat hem en dereNe gheene dinc cout no heet 100Binnen alse die met sire leereSijn werc vervult met selker eere28 Dat eewelike steetWient lief si oft leet 104BOuen al es god ghedraghenNe gheene dinc en mach beclaghen32 Dat hise hiet verlastOnder sonder last van waghen 108Want hem en moyet no jaghenSijn wesen es so vast36 Buten breet hi niewer sijn draghen122rb Want hi es in elken daghen 112Wert voghet ende met gastBinnen vervult hijt ieghen plaghen4 Dat sine dinc met gheenen vlaghenNe sijn ongherast 116Noch ghequetst een bastVan eenen god spreken wi van eenen
folio 122ra-122va, tekst ii.7 5858 Dien wi vader ende sone meenenEnten heleghen gheest 120Ende weet wel dat wire ghenenSo groet noemen of so cleenen12 Datter yemene es meestEenen god segghen wi eenen reenen 124Noch veruogheden noch verleenenSone esser ane verheest16 Die sinen sin so laet versteenenDat hi dies loechent hi moet weenen 128Ende eeuwelike sijn ghevreestInden helschen tempeest20 Vvi setten den vader vorenOnghewonnen ende ongheboren 132Ende vor al beghinDaer naer den sone vut vercoren24 Van hem ghewonnen alse wijt horenEer oint beghin ghinc jn 136Den heleghen ghest leeren wi den dorenHuut desen commende : ondoe sine oren28 Elc mensche ende sinen sinEnde late tgheloue niet te storen 140Want al hadt die weerelt ghezworenSine condent om gheen ghewin32 Ghegronden meer no minEer of achter tijt of stonde 144Dat verstaet van minen mondeWas noit an dese drie36 Den vader setten wi als ten gronde122va Daer alle doghet vte begonde 148Die men versta ofte sieDen sone alse wijsheit diet al conde4 Des vader claerheit ende sine orcondeDie van hem en sciet nie 152Die van den heleghen gheest ontbondenHaerre twier minne hire in vonde8 Dese drie waren jeEen god des ghelouet mie 156NIemens wille hi hiet makenHine moet in hem seluen smaken12 Drierande triniteitWant hi der dinc moet moghen ghenaken 160Ende hi moet conen die dinc gheraken
586 het comburgse handschriftOf hets hem al ontseit16 Oec moet hi daer omme wakenMacht const wille dese III saken 164Vintmen in die menschelicheitDie dese note wel can craken20 Hine darf beiden nochte hakenHine vint in eene godheit 168Drie personen gheleitDEse god daer wi af leeren24 Doet troen sonne ende sterre keerenEnde al dat roerende si 172Sijn rusten es nochtan so vul eerenDat hem niet en can ghedeeren28 Gheen porren verre no biHi es daer hi was sonder sceeren 176Hine wille minderen no meerenHi es sijn selues so vri32 Hi doet alle dinc gheneerenSine rijcheit mach niemen verteeren 180Alle steden vervullet hiDus leeret tgheloue mi36 GOde besluut gheene stede122vb Maer alle steden beluuct hi mede 184In sine godlicheitSine jare keert sine moghenthede4 Ende niet es dattene keeren dedeSine macht es so breit 188Cracht no macht no onvredeNe mach hem doen o<strong>nl</strong>edichede8 Hoe so die sake gheitSo ghestade es god in sine zede 192Dattene cracht no gheene o<strong>nl</strong>edeHuut sinen pore en leit12 Dits al waer gheseitHeden ghister es onse leuen 196Ende daers gheen hende an ghedreuenSi het cort ofte lanc16 Maer alse men vint van gode bescreuenDit wort heden esser af bleuen 200122vb13Heden: De H is niet compleet. Doordat de ‘boog’ en de rest van de rechterzijde ontbreekt, lijkt hetof er een I staat (vergelijk 112rb30).
folio 122va-123ra, tekst ii.7 587Den eeweliken omme gancDaer gheen hende an mach cleuen20 Noch gheen beghin an wart verheuenSijn wesen es so stranc 204Siere jeghenwordicheit es beneuenDat was ende wert dus eist bescreuen24 Ende nv es ghemancIn dese weerelt cranc 208Martijn nv en clach no croneDits een god in drie persone28 Daer ic af spreke dyeEuen gheweldich euen scone 212Even ghelijc in hemel in troneSijn dese eenighe drie32 Redene en draghet hier niet de croneMaer tgheloue sonder hone 216Dat en twifelde nieWat eeren hadwijs of wat lone36 Dat wi die niet doghen I bone123ra Ghelouen dat elc zie 220Nu antwort mi ghieIacop ic lye ten beghinne4 Dat ic subtijlre wort van sinneNiet en hebbe ghehort 224Dan du mi hier maex in jnneDoch prouuic wel en kinne8 Te grondene dese wortDaers onse redene toe wel dinne 228Ons en trecke tgheloue ende minneVpwaert ter hemelscher poort12 Daer god es loen bouen al ghewinneEnde daer tgheloue es coninghinne 232Nu antwort mi bet vortOf ics niet en hebbe verbort16 DIe gods sone sach den man verladenEnten viant van ouerdaden 236In roeme seere grootEnde wildem staen in staden20 So dat hi bi sire ghenadenMarien dat ontboot 240Die met hem saen wart gheladenSonder last of point va scaden24 Ende sonder eeneghen noot
588 het comburgse handschriftMoeste soene soghen ende baden 244Die alle dinghen mach versadenEnde houden in haren scoot28 Dies hare nine verdrootAl gheheel ende alte male 248So ruste in die maghet smaleGods moeder gods kint32 Ende also wel oec alte maleWas hi indes vaders sale 252Met hem en twifelets twintDie menscheit dans gheene hale36 Ne sloot niet in dien dale123rb Die godheit diet al bint 256Die godheit heuet gheene paleDie menscheit dat meent mine tale4 Ontfinc god diet al mintIn hem dus eist bekint 260Even gheweldich ende heereEs hi ende was emmermeere8 Den vader in die godheitMaer eist dat men ter menscheit keere 264So was hi vele minder zeereNaer die menschelicheit12 Naer die godheit spreect onse leereSo was ontsteruelijc sijn eere 268Dit es een besceitDie menscheit doghede alsic sprac eere16 Gheesele naghele ende speereDie doot ende ander leit 272Enter joden pleitDIe menscheit liet hare besniden20 Dopen proeuen in dien tidenVanden ouden viant 276So liet hare baen ende benidenDor boren handen voeten siden24 Soe staerf dus eist becantDie ziele wilde ter hellen tiden 280Daer soe die ghene wilde verblidenDie de duuel bant28 Ay hoe si gode benedyenDie heleghe alse sine saghen striden 284Ieghen des duuels brantDaer hise binnen vant
folio 123ra-123va, tekst ii.7 58932 DIe godheit wecte van dode te liueTvleesch dat hi van den reenen wiue 288Vrouwe marien namHi troeste sine lieue keytiue36 Hier II hier III hier IIII hier V123va Met hem hi eten quam 292Dus es die gods sone alsic scriueGod ende mensche elc man bliue4 Hier inne ghehorsamEs oec eenich sin so stiue 296Die ieghen dit gheloue kiueHem sal themelsche lam8 Ten joncsten wesen gramInden hemel es hi gheuaren 300Daert die sine an saghen twarenTes vaders rechtre hant12 Daer hi altoes sonder sparenDen vader bidt vor sine caren 304Die hem hier sijn bekantNoch comt hi hem hier verbaren16 Doemen die weerelt met sinen scarenEnten helschen viant 308Sonne ende mane sal hi verclarenDie bi adame verdonckert waren20 Lucht water ende lantSal purgeren een brant 312Al waest dat hi dus vp randeHi liet den sinen daer te pande24 Sijn vleesch ende sijn bloetTe sacreerne in priesters hande 316Wie was die sulke gaue becandeOf beter of so goet28 Ay god nv brec onse bandeEnde verghef ons dine hande 320Ende dinen euelen moetDat onse mont ende onse tande32 Smaken moet sonder scandeSijn vleesch ende sijn bloet 324123rb33 wiue: Naderhand toegevoegd door een andere dan de teksthand.123va6 kiue: Naderhand toegevoegd, gezien de vorm van de k wellicht door hand I.123va14 bekant: Op de plaats van drie uitgeradeerde letters geschreven, mogelijk door hand I.
590 het comburgse handschriftDat vut sire siden woetVvt desen sone vut desen wonden36 Wies godheit niemen mach ghegronden123vb Noch wies menschelicheit 328So vloyden ende begondenDie sacramenten te dien stonden4 Van alre salicheitNe hebbe mijn gheloue ontbonden 332So ic naest hebbe ondervondenNa mire moghentheit8 Die dit gheloue vast orcondenAflaet groot van haren sonden 336Es hem altoes ghereitVp dat mer in vulsteit12 Iacop du berechts mi sconeNu berecht mi vanden persone 340Die men heet helich gheestHoe mijn gheloue sonder hone16 Te hem clemme ende spanne croneDie alre gauen es meest 344Want vanden vader enten soneHebdi mi dat hu god lone20 Scone berecht ende verheestDies danckedi de martelare vrone 348Daer bouen inden hoghen troneEnde gheue di vulleest24 Datture coms onghevreestMartijn ons leert die scrifture 352Dat een god eene natureEmmer sijn dese drie28 Altoes euen na ghebureEnde versceeden te gheere hure 356Noch verschieden nieVader kint verstant ter cure32 Vut deser dobbelre gods dureWie caent ghegronden wie 360Coemt die gheest die soete ghureDie reene godheit entie pure36 Hier vp prouf ende zie124ra Met herten ende dies ghie 364DIts die troost die alre meestHem die arem sijn van gheeste4 Leert hi blide sijn
folio 123va-124rb, tekst ii.7 591Hi es in pinen altoes feeste 368Hi doet meneghen die was beesteSijn zuuer ende fijn8 Wapene god die dit verheesteDat hi van sinen vulleeste 372Smaecte een dropelkijnDie ware gode die alre meeste12 Want gheene vreese van tempeesteNoch oec ne gheen venijn 376Ne scaedde des zielen sijnDIts des vaders ende soens gaue16 Rijcheit bouen alre haueFonteine des leuens al 380Wie so porret vort hier haueWat rijcheden datmen hem gaue20 Soude hem dincken smalRijcheit die coninc heuet of graue 384Nes tienden <strong>deel</strong> van eenen caveGhehacht vor dit gheval24 Ihesus die ruste inden graueMet deser helicheit so laue 388Ons alse men rumen salDit arme erdsche dal28 DIts des vaders ende des sons minneDits caritate daer altoes inne 392Rust die triniteitHi es die der propheten sinne32 Leerde ende maecte in jnneDes gods soens menschelicheit 396Hens coninc noch coninghinneDie nemmer af laet ghewinne36 Van sire onsalicheit124rb Hine hebbe een traen al waert oe dinne 400Van desen dauwe tsinen beghinneAl wel varen es hem ontseit4 Daer dese es onghereitDEse leerde den apostelen twaren 404Alle die tonghen die doe warenIn dese weerelt breet8 Dese gaf den martelarenDat si consten sonder mesbaren 408Ghedoghen harde menich leitDese can de sinne verclaren
592 het comburgse handschrift12 Die de sonden hebben verzwarenEnde tcoude maken heet 412Sinen lieuen sinen carenDeelt hi sonder eenich sparen16 Dat godlike cleetDat nemmermeer vergheet 416Vvt helpt martijn sin ende taleDie begheuen mi alte male20 Meer te sprekene vortElc persoen verstant mi wale 420Es god ende dies nes gheene haleVan dren daer men af hort24 Doch eist waer een die berch ende daleSciep ende al tgrote ende alt smale 424Daer af tellen alle wortNe ganc niet ouer dese pale28 Hout dit in dire herten zaleSone wertstu niet versmort 428In die helsche mortVvare oec jemen die weder sprake32 Dit gheloue ende dese sakeHi ware eewelike verdoemt 432Recht waert datmen inden brant stakeEnde daer na thelsche vier smake36 Daer men die duuele in droemt124va Helpt god dat ic daer gherake 436Dat ic zie daer ic af makeDie godheit al onghenoemt4 Sone trect mi niet de helsche drakeMet hem ter eeweliker wrake 440Daermen die duuele in droemtWien dat scaet of vroemt8 Amen jacop lieue gheselleMi dinct dat ic hu zeere quelle 444Doch haddix groten nootAlsic dit lese ende spelle12 Maghic leeren als ic vertelleMijn gheloue al bloot 448Daer ic bi scuwen mach die helleVp dat ic mi daer toe versnelle16 Te doene dat god ghebootGod die de doot wrac van abelle 452Bringhe ons noch ter hogher celle
folio 124rb-124vb, tekst ii.7-ii.8 593Dats in abrahams scoot20 Naer dese corte doot . Amen .vat mochte maria segghen daer [II.8] 1Daer so sach met herten zwaerVHaren sone hanghen24 Doncker wart die middach claer 4Want nature hadde vaerDie sonne es verganghenWel mocht soe driuen groot mesbaer28 Stille int herte ende openbaer 8Om steruen mocht haer langhenDus mocht soe claghen ouer waerWringhen handen ende sliten haer32 Ende met naten wanghen 12Dese wort dus ane vanghenCruce dies beclaghic miTwi eist dat ic vinde an di124vb Dje vrucht die mi toe horde 16Die vrucht die ic drouch maghet vriWat so adame sculdich si4 Dien de viant verdoordeMijn reinen lachamen vrucht owi 20Ne soude andi niet hanghen bediWantene noit sonde becoorde8 Es dit recht te waren nyIn welken so verbuerde hi 24Dies met eenen wordeEens niemen diet oyt horde12 Twi hanghet hi die niet heuet mesdaenHoe dorstu den goeden vaen 28Doe den quaden pineDie nie en rouede zie ic vlaen16 Den onsculdeghen andi slaenEnde hanghen onder die zine 32Die tleuen gheuet moet hier aenEnde niet dies verdiende een traen20 Drinct van dinen venineWanen quam di die stoute waen 36124va20-21Tussen deze regels bevindt zich een witregel.
594 het comburgse handschriftDattu dorres vor hem ghestaenDie van eenen risekine24 Di coos dus vrouwe tsineDIe ordineerde die rechte wet 40Dattu hem best torment ghesetDie mesdadich wert vonden28 Twi houtstu hem gheuaen int netDie alre mesdaet es onbesmet 44Dits doghet verwerret met sondenMi dinke datmen wel doen verghet32 Men loent hem wers die dienet betDits onrecht tallen stonden 48Danc es ontseit elc sins beletDie andi hanghet es onbesmet36 Van dogheden ende ontvonden125ra Al hanghet hi tusschen tween honden 52Mordenaren die roof bestaenDie lieden wonden ende slaen4 Bestu gheset te wrakenDen rechten met dogheden beuaen 56Verchiert met helicheit ende dor gaenDien soude al heere ghenaken8 Hier omme dincket mi mesdaenDattu hem diemen niet dar dwaen 60Dus onwert dorres makenTwi moet dat leuen doot ontfaen12 Dit dinct mi wesen sonder waenOnghehorde spraken 64In alre hande sakenDat cruce der maghet dus antwort16 In hebbe vrouwe eeren niet een ortEns mi al van hu comen 68Die vrucht vrouwe die hu toe hortDie mine telghen verchiert begort20 Met sonderlinghen bloemenLye ic dat ghi brocht maghet vort 72Nu es soe gheseilt an mijn bortSoe keert hu noch te vromen24 Al draghedi rouwe om dese mortAl oest al west al suud al nort 76Sal hem noch dies beroemenDat jhesus hem liet doemen28 IC draghe vrouwe an minen mast
folio 124vb-125rb, tekst ii.8 595Die soete vrucht dien soeten last 80Niet tuwen bouf alleeneNu wart hi mensche dese gast32 Dor hu en dede hijs niet I bastMaer dor die weerelt ghemeene 84Hier omme heefti in hu gherastEnde dor waden ende dor past36 Dit leuen vul van weene125rb Hi wille die weerelt in dogheden wast 88Ende elc si in merkene vastSijn leuen omoedich ende reene4 Ende micke vp weelde cleeneIC lyes hine verbuerde niet 92Doot passie no verdrietAl waest dat hi steruen woude8 Want sijn steruen der doot verbietDie macht daer soe bi verdriet 96Alle ionghe ende oudeAn thout was haer adame messciet12 An mijn hout hire om sijn leuen lietAlse een kempe boude 100Hhaer galt den roof alse men wel zietDaer hi niet alse vele alse iet16 Mesdaet hadde of scoudeEnde al dor smeinschen houde 104DEerste adaem gaf ons den valDander adaem versoenet al20 Hi gaf ons tlanghe leuenDie doot viel inden helschen wal 108Daerse emmermeer in wesen salDaers lucifer in bleuen24 Die ons maecte al tghescalWant hi adame die waerheit al 112Die ons brochte jn dat sneuenHier omme quam cristus in dit dal28 Ende rouede den viant ende stalDen rof dien hi ghedreuen 116Hadde int langhe leuenDIe stake die den wijngaert hout32 Dies lijt ende dies ben ic bortNe wan niet die rosine 120Wies mach die druue heeschen scoutVan mesdaden vp dat hout
596 het comburgse handschrift36 Hennes gheen recht anschine125va In bem van roeme niet so stout 124Dat ic mi trac an die ghewoutuWes kints moeder tsine4 Maer doe men mi boet sulc soutDaer niet dooch ieghen seluer no gout 128An mi ghecruust te pineOntfinghic die vrucht dine8 Alsic dinen sone ontfincWaest eene steruelike dinc 132Naer menschelike natureNu en screye no hande ne wrinc12 Maer dinen groten rouwe dwincHi keert in cortre vre 136Ontsteruelike dan lach ende sincHi versoent noch meneghen ballinc16 Alst vor sprac die scriftureDie lucifer die lose ontfinc 140Hi roert noch ander hellen rincHi breect die helsche muere20 Die porten entie duereDv best die wijgaert144aDie druue dijn kint144bWat es orbarliker twint24 Dan tpersoer te wineDaer men den wijn met vte wintEnde so perst ende so bint 148Dat hi te beter schine28 Ende menne meer te drincken mintWat es datmen soeter vintDan gheperste beyerkine 152Alser dat soete sap vut rint32 Ic bem tpersoer dats bekintWats zoeter dan tkint dineGheperst inder pine 156IN dijns kints doot es leuen al125va3125va6125va12125va21-22Voor Wes is in tweede instantie (nog voor het rubriceren) een u geschreven.Na te is een r uitgeradeerd.dinen: Het abbreviatuurteken kan ook gelezen worden als re, zodat ook de lezing dinere mogelijkis.Deze twee regels vormen samen één vers en zijn daarom als 144a en 144b geteld.
folio 125rb-126ra, tekst ii.8 59736 Nu maken ypocriten ghescal125vbEnde veinsen hem vul rouwenOm dijn kint bidsi groot ende smal 160Haer bidden es sonder ghetal4 Vp mi wilsi niet scouwenMaer nv rust hier vp mijn stalEns niemen dies ghenieten sal 164Hine moet an mi en trouwen8 Sughen die quale die hi qualAn mine telghen of niet een balNe doech hem haer berouwen 168Sine moeten sijn te blouwen12 Seghet den ypocriten datGhi souct an mi uwes kints geratDen cruce hebbict beuolen 172Mijn kint es nv meer sughens sat16 Hi hanct ant cruce naect ter statSiet sine wonden smolenGaet etet der spisen die hi at 176Maect hu met sinen drancke nat20 Gaet leeren tsire scolenBose bidders hout sinen patCruupt na hem dor tselue gat 180Of anders suldi dolen24 In die helsche holenMaria zweech ende so verstontDat hare tcruce ware orcont 184Ende dat hi steruen wilde28 Haer sone ende om te makene ghesontAlte male die weerelt rontEnde hi ons teenen scilde 188Sijn cruce gaf ende maecte cont32 Dat tote in die helle grontSine macht behildeHier omme benedyet elc mont 192Cristus onsen riken vont36 Die dor ons was so milde126raDat hi den vader stildeNV hort hier mijns heeren jhesus geclach 196125vb16 ter stat: ter op rasuur geschreven en stat toegevoegd, beide door hand I.125vb18 hi at: i en a zijn op rasuur geschreven door hand I.
598 het comburgse handschriftEnde merct of hi claghen mach4 Vp dat kerstinhedeEnnes niemene onder den dachDiet oint vreeseliker staen sach 200Dan het staet nv ter stede8 Hets al verloren owi owachDat heleghe lant daer hi in lachBegrauen na menschelichede 204Hort hier rouwe sonder verdrach12 Hort hier zwaer hant gheslachHort hier zwaren onvredeThouet claghet ouer al die lede 208Sech mensche merc ende besie16 Saghestu meerren rouwe nieDan du ane mi heues vondenWat mochtic meer doen dor die 212Dan hanghen steruen proef ende ghie20 Met aldus zwaren wondenMerc vp di seluen ende spieIn welken danckestu mi je 216Dat ic ghalt dine sonden24 Mi es alse der aermer byeDiet thonich vint ende weet wieDit nutten sal met monde 220Of dancken teenegher stonde28 Vor desen danc ende vor dit goetDat ic mijn lijf mijn vleesch ende bloetDuer di hebbe versleten 224Toghestu mi dinen fieren moet32 Alse die toepsel werpt onder voetEnde wils mijns al verghetenEnde dorres mi alse een hont verwoet 228Passien crucen metter spoet36 Dor naghelen ende dor speten126rbEnde verwijts mi datselue bloetDie huut minen ziden woet 232Ende dune wils niet gheweten4 Hoe nouwe ict noch sal metenVvaenstu in hore meneghen heet126ra17vonden: Kleiner en enigszins boven de schrijflijn door de teksthand geschreven. Mogelijk later toegevoegd.
folio 126ra-126va, tekst ii.8 599Mijn lijf mijn bloet mijn doot mijn zweet 236Die menich waerf verzweeren8 Ia al dat menschelike leetDat ic dor di ontfinc ende leetVerwijtstu mi tonneeren 240Dat arme menschelike cleet12 Dat ic ane dede dor di ghereetDaer houdstu met dijn sceerenEnde vloucst in dinen moede heet 244Du best te mi waert also wreet16 Moghestu du souts mi deerenEnde huten hemele weerenNochtanne es dit niet ghenouch 248Hare die mi maghet drouch20 In hare zuuere lanckeEnde mi baedde ende dwouchEnde moederlike vp mi louch 252Dune zwers van hare tondancke24 Nune vindstu el ne gheene plouchDie di mach winnen eenech gevouchIeghen die helsche stancke 256Dan soe die den viant verslouch28 Ende sinen fieren hals verwouchSoe es die wijngaert ranckeDie scinct dontfarmighe drancke 260Vvaenstu meinschen weelde plien32 Sonden volghen weldaet vlienMijns enter weerelt pleghenDune souts mijn anschijn niet bezien 264Wiltu di metter weerelt tien36 Els hoet di daer ieghen126vaDu moets di setten in dienDat du der weerelt doot salt ghien 268Oftu werts versleghen4 Of ensaldi niet ghescienMet mi te leuene in weet wienDu di dan laets ontweghen 272Dijn sin es onghedweghen8 NV staet dijn sin al anden scatVerstaet dat ic di leere datDattune nine souts minnen 276Nu soucstune dor die vloede nat12 Die weerelt dore in elke stat
600 het comburgse handschriftDine versaet gheen winnenDu best mijns al worden sat 280Den naecten jhesus dat reene vat16 Ne wiltu niet bekinnenMaer weeldich enter doghet latEnde van edelen wine mat 284Es smaerghins dijn beghinnen20 Ende snachts versmort van zinneNochtan al dese ouerdaetSie ic dat rijst ende vp gaet 288Vor sacristie24 Vreeselijc leuen vreeselijc raetLuxurie ende fier ghelaetDaers thouet af clergie 292Dien sijn abijt wale staet28 Ende dicke nieuwe cleedere ontfaetDien gheuemen prelatieMijn herue daer ic omme was ghebaet 296Int rode bloet nut die mi haet32 Ic roupe ende ic castieNaect buter compaengieIC zie dat rec wel ghecleet 300Dat no weder cout no heet36 Niet en mach ghedoghen126vbDie spise edelijc ghereetDen besten wijn die men weet 304Scone nappe vort toghen4 Ic doghe hongher ende leetIc roupe dat mi de storte zweetBroot vor haren oghen 308Si segghen hore hoe die triwant bleet8 Hi ga daerne die duuel gheleetAl soudic al verdroghenHare herte en mach niet boghen 312IN ordinen zie ic wel12 Dattere menich an haer velGhecruust sijn entie claghenDan soucsi onscult of yet el 316Ende keeren hem ander weerelt spel16 Int abijt dat si draghenIn heeren rade sijn si felBendich zeere ende snel 320Hoe si scat beiaghen
folio 126va-127ra, tekst ii.8 60120 Men weet sulken dient ghevelDat hi vloeke sonder ghetalBeiaghede in sinen daghen 324Noch bidmen hem meer plaghen24 Sulc es die ontcropen sceenDer weerelt ende liet haer leenEnde leerde den beggaert maken 328Die liet bedinghe ende ween28 Vp thout te slapene ende vp steenEnde dat langhe wakenNu loopt hi ghelijc der reen 332Der weerelt dore al in een32 Daer hi hare mach ghenakenEgypten daer hi teerst in greenDincthem so goet dat hem en gheen 336Iheusalem dinct smaken36 Ic kenne alle dese saken127raIC hebbe volen in loechens nietDen prelaten tander diet 340Ende mine heruelichede4 Nu coemt een prinche ende ghebietDreghet bidt ende mietEnde maect groten onvrede 344So dat hi sinen neue vp tiet8 In bisscop doeme of anders jetDaer groot ghewin volghet medeVptie wulle men al siet 348Der scape sorghe men al vliet12 Heeft men die werdichedeTscaep beveelt men den vredeAl es een van lettren naect 352Sot luxurieus ende mesraect16 Hi coemt in met gheweldeMine gracie es niet diene maectIc bem die ghene die sijns ontsaect 356Men acht niet dat ic scelde20 Maer ic segt die eewelike waectDie rente die so zoete smaectCoemt noch ten langhen ghelde 360126vb23127ra18bidmen: De m heeft een pootje teveel.Het tweede die kan ook gelezen worden als dre.
602 het comburgse handschriftDaermen in die helle die blaect24 Teenen sekeren daghe ghestaectAntworden moet hoe men teldeDie scape vpten velde 364DIe mine herue dus grijpt an28 Die ic met minen bloede wanDats een wulf gheen herdeHeuet hi die rente dan 368Hem ne rouct waer de wulf ran32 Die dat scap verterdeAbsolucie zeghel banEs alte cope mettien man 372Hem en roeket wiet derde36 Haddi sijn beiach daer van127rbSo haddi daer hi omme beganEnde twi hi begherde 376Hoe hi hem gherne ghenerde4 IC segghe dat elc antworden moetWaer hi wulle vleesch ende bloetVanden scape belende 380Welc oec so die wulf verdoet8 Eist vanden herde onbehoetHi gheldet tsire scendeHennes niemen oec so vroet 384Die mi onteekent quaet of goet12 Want icse oint alle kendeNu keert te mi waer metter spoetIc bem die hu mine aerme ondoet 388Scuwet die helsche helende16 Eer icker hu in sendeOntfarme hu dat ic theileghe lantGhegheuen hebbe minen viant 392Om wrake van uwen sonden20 Want ic gheenen prinche en vantDie daer waert steken dorste de hantDies ghauic den honden 396Breect alle der sonden bant24 Neemt mijn teekin ic sets v pantDat sijn mine vijf vonden127rb3ghenerde: rde is mogelijk door hand I bijgeschreven. De kleur van de inkt verschilt echter nauwelijksvan die welke de teksthand gebruikte.
folio 127ra-127va, tekst ii.8 603Vaert tote surien ant sant 400Ghi sult slaen tfolc onbecant28 In wel corten stondenMine macht mach niemen gegrondenAl claghic ens niet mine noet 404Hemele erde cleene ende groot32 Es al in minen handenMaer dat ghi mint de langhe dootEnde mi scuwen wilt al bloot 408Dats onrecht vul van scanden36 Neemt dat ic biede ende boot127vaMijn teekijn ghi sult themelsche brootVp mi daer mede panden 412Hu sal zuueren mijn bloot roet4 Ic ondoe hu minen scootQuite van allen bandenVry van helschen vianden 416Vvat maghic aermen segghen dan8 Ic arem besondicht manOuer mi alleeneEnde vort ouer al tghespan 420Dat vut adaems vleesche ran12 Ende ver yeuen ghemeeneMeerre hope quam mi noit anDan vp hare diene wan 424Die quam in desen weene16 Om te versoenne den banDie onse vader adam beganEnde tcruce troost mi cleene 428An die maghet reene20 Dat cruce seghet marien datWat somen bit of datmen batAn hare vp ghenaden 432Dat het niet en doech een blat24 Men en moet comen daer ter statDaer tcruce staet gheladenEnde werden vanden drancke sat 436Daer hi af dranc daer hi af at28 Diet al heuet dor wadenMaria zwighet alse matEnde es ons te bescermene lat 440Alse oft soe onberaden32 Ons ware te stane in staden
604 het comburgse handschriftDIe selue gheuet ons groten vaerDie daer hanghet openbaer 444An dat cruce ghesleghen36 Ende gaet ons met eeren naer127vbSo dat ons es alte zwaerDie der weerelt pleghen 448Hebben wi gheene hulpe daer4 Men ons hebben sal ommaerSo werden wi bedreghenNu soeken wi met redenen claer 452Die vor ons spreket dan waer8 Helpt ons daer gheen deghenSo moeten wi ontweghenNV willic dan een parlement 456Ouer dat sondeghe couent12 Tusschen hem tween beghinnenDat cruce lyet ende bekentDat allen rouwe was ghehent 460Alse hem god liet bekinnen16 Steruelijc vor die menscheit blentNu spreecti dat si sijn ontwentDie hem niet so versinnen 464Dat sine soeken an thout ghescent20 Maria zwighet alse die ons sentTen cruce willen wi winnenAflaet van sire minnen 468DIe sondare die hem zeere ducht24 Souct des leuens edele vruchtAn thout vanden leueneDat adam met sire ontucht 472Verloos ende al die zoete lucht28 Daer men niet weet van sneueneNu ne diet hope nochte vruchtNochte volghen nochte vlucht 476Daer men dit pliet te gheuene32 Hine moet met tranen maken vuchtSine oghen ende proeuen hoe versuchtIhesus in sinen beuene 480Die an thout pliet te cleuene36 DEn appel diet al leuen doet128raSie ic dat die maghet voetMet haren edelen soghe 484Daer neemt hi waesdom ende spoet
folio 127va-128rb, tekst ii.8 6054 Vort sie ickene hanghen bebloetAn dat cruce hogheWie sal mi dies maken vroet 488Welc haerre dat ic heeten moghe8 Thout dat tleuen togheOf diene moederlike broetOf dat cruce daer hi an stoet 492Doene sach menich oghe12 Steruen met ghedogheBoem van leuene nes waer eenWelc haerre dan van desen tween 496Es thout dat wi begheeren16 Of soe daer hi in vleesch ende beenOntfinc sonder man ne gheenEnde sonder eenich deeren 500Of thout daer hi an liet die ween20 Die sonne vervoer het scuerde steenAlse ons die wise leerenAn welken houden wi onse leen 504Of welc haerre sullen wi vleen24 Wiste wi an wien ons keerenSo mochten wi comen teerenDIe maghet die drouch sonder zaet 508Den appel daer al tlijf an staet28 Van der menschelichedeDat cruce wantmen an hem slaetEs die den appel gherne ontfaet 512Ende gheuet hem sine rijphede32 Elc alsemen ter redenen gaetDinct mi wesen sonder beraetThout sonder steruelichede 516An welken es onse toeuerlaet36 Of dese of die wie gheeft ons raet128rbDese twee dincken mi medeGhehint in eene stede 520Nv bem ic tusschen hem tween ghestaen4 Ende ic en weet ten welken gaenTer crucen so ter maghetIc bem in eenen soeten waen 524Hier zughet hi den zoeten traen8 Ende kintschelike hi claghetInt cruce heeft hi die aerme ontaenAlse diet al gader wille ontfaen 528
606 het comburgse handschriftDat omme ghenaden iaghet12 Waer ic lope hens niet mesdaenIc mach in zekerre hauene slaenElc mi so wel behaghet 532Dat ic bliue onversaghet16 DIe moeder es die hare bewintTe cussene ende te helsene tkintAlse dies hare can ghelaten 536Dat cruce den seluen an hem bint20 So dat hem vten ziden rintDat bloet van caritatenAn die maghet die hi mint 540Eist dat hi melc sughen beghint24 Der menscheit te batenMaer ant cruce hi hute sintOnse lijfnere daer men in vint 544Die sonden al verlaten28 Daer wi in waren verwatenDIe maghet es die voren gaetEnde brinct ons vrucht ende zaet 548Vanden langhen liue32 Dat cruce datter hoghe staetEs die metter vrucht verzaetOns honghereghen keytiue 552Haerre gheen es goet versmaet36 Want elc es onse toeuerlaet128vaOntfaermicheit nv scriueAn welken ics best bliue 556Ontfarmicheit dus antwort4 Ic ga metten rechte vortEnde metter ghenadenVp mijn vonnesse merct ende hort 560Die teen souct hi es verdoort8 Laet hi hem tander ontbliuenDiene an thout souct vermortHi vint hem therte sijn dor boort 564Die maghet in tranen baden12 Elc es an andren beghortDaer teen es tander es an sijn bortSi zijn dies beraden 568Gheen wille andren versmaden16 DIe hem an die maghet houtNe steect daer bi niet int ghewout
folio 128rb-128va, tekst ii.8 607Afb. 17.Stuttgart, WLB, Cod. poet. et phil. 2 o 22, f.128v (verkleind)
608 het comburgse handschriftVan hem dat cruce ons heeren 572Mercti dat soe stoet onder thout20 Ende tsweet der passien scarp ende coutHare herte doet verzeerenHier omme si elc sondare bout 576Driue rouwe ende onghedout24 Bidde der maghet vul eerenDat soe verbidde sine scoutEnde diene der crucen omme sout 580Dies men niet mach ontbeeren28 Sone sal hem niemene deerenAppele van leuene des paradijsIhesus die hanghet an dat rijs 584Des crucen heere ghenaden32 Moeder maghet reene ende wijsDie niemen gheeft te vullen prijsStaet ons vrouwe in staden 588Soete amie soete amijs36 Ons en helpt in alre wijs128vbHu cruce wi sijn verladenSijn wi jonc of sijn wi grijs 592Ons versmort anders thelsche hijs4 Ghine helpt ons ontladenVan onsen mesdaden Amen .SENTE BERNAERDUS EPISTELE TOTE RAYMONDE DEN RUDDERE HOEMEN EEN HUUS8 REGIEREN SAL MET HEEREN ZALEGHELIC[II.9]12aymont ruddere induechden gheel 1heere van ambrosisRdat casteelBeernaert comnen te siere houdenSentd di groten in menich fouden 4Van ons soudi gheerne leeren128vb5-6 Tussen deze regels bevindt zich een witregel.128vb6 Met deze regel begint hand C.128vb8-9 Tussen deze regels bevinden zich in het handschrift twee witregels.128vb9 Representant c is zichtbaar. De initiaal R is op rasuur aangebracht; waarschij<strong>nl</strong>ijk heeft er aanvankelijkeen C gestaan.
folio 128va-129ra, tekst ii.8-ii.9 60916 Hoe een man sijn huus met heerenRegeren sal ende ooc berechtenSijn wijf zijn kindere ende sijn knecten 8Waer af wij andworden di20 Houd dij daer an ende werker bijAl eist dat die weerelt staetEnde die o<strong>nl</strong>ede der duughen gaet 12Bij arbeide onder die auenture24 Nochtan sal die creatureDes leuens reghele niet achter latenWant zoe staet in goeder maten 16VAN COST TE DOENE28 s dine teere iarelikeE ende dine rente euen ghelikeComt di dan commer onuersienDu werds bedoruen mach ghescien 2032 Den man die es roukeloosSijn huus staet te ualle altoos129ra Wat es die roukelose manAnders als ic ghemerken can 24Dan een huus dat staet in gloede4 Ende verbrandt al sonder hoedeVAN MEISENIEDENerc dijnre bode neerensteitM van dies te haren dienste steit 288 Die eens mesdoet ne scuwen nietBesouke bat ofs meer ghescietDie dicwil ouersiet sijn goetEs wijs neerenst ende vroet 3212 Emmer tot dinen besten zietHem ongheert ende sijn spreken nietVAN BRULOCHTENostelike brulochte bringhen in16 C scade cost ende gheen gewijn 36128vb16128vb17129ra11129ra16heeren: De n is door een andere hand bijgeschreven.Regeren: Van het oorspronkelijk geschreven woord Regheeren zijn de h en de derde e uitgeradeerd.Es wijs: Door de teksthand mogelijk op rasuur geschreven.Tussen scade en cost is ende doorgestreept.
610 het comburgse handschriftVAN RUDDERSCHEPEost om rudderscap ghedaenC mach men met heere wel an gaen20 Cost ghedaen dor den vrientEs redelic want daer wel toe dient 40Cost om dietsine verdwaestHets uerloren wat men aest24 VAN GHULSICHEDENoet dijn ghesijn met grouuer spiseV niet leckerlic als die onwise 44Leckernie zelden vergaet28 En sij die doot diese verslaetDie lecker es ende roukeloseBlijft een vul keytijf alloos 48Lecker winnende ende dilighent32 Es al solaes zo waer men kentGef up den passchen grouue spiseDinen boden ghenouch in goeder wise 52Laet gulsicheit met der burse kiuen36 Ende wildat emmer so bedriuen129rbDaer du toe gheroupen sijsDat du daer dat recte wijs 56Want die gulsich valsche orconden4 Arde zaen sal hebben vondeEnde vele meer dan ooc es goetDie burse dit niet gheeren doet 60Daer so merct ende es in vare8 Dat leckaert scrijn en keldenareHeist ghehidelt al zijn sij wijtOf sal doen in cutter tijt 64Scandelic strijdt die leckernie12 Ieghen der bursen heerscapieTusschen hem beeden ne was nieHuut der ghiericheit enuie 68Bescheet no redene nochte recht16 Ne gheen van beeden wil wesen knechtWat es die ghiere ic segt al bloetDan die hem zeluen brijnct ter doot 72129ra28 En: Van het oorspronkelijke woord Ende zijn de laatste twee letters uitgeradeerd of afgesleten129rb8 keldenare: kelden is op rasuur geschreven en are is toegevoegd door hand K.129rb9 wijt: jt is door hand K op rasuur geschreven.
folio 129ra-129va, tekst ii.9 611Giericheit en es ooc anders niet20 Dan armoede die so zelue ontsietDie ghierich in hem zeluen leeftSijn leuen andren ouergheift 76Hets beter versparen teens andersbate24 Dan qualic verteeren sonder mateVAN PROUANCIENebs du corens vul planteitH dier tijt zal dij wesen leit 8028 Sij begheeren der armer dootDie dier tijt gheeren in dat brootWant het moet den armen falenAls hijt niet en can betalen 8432 Als dat coren wel ghelden machVercoopt u[p] den seluen dachDinen ghebue[r]en geeft om minEnde dinen vianden hets al ghewin 8836 Met goeden dienste heeft [men] verwonnen129va Metten zweerde wert spade begonnenVAN UIANDENltoos wil di houden in dien4 A dat du den viant sals ontsien 92Wanneer du waens zijns seker wesenBestu alre meest in vreesenOuerde ieghen dijn ghebueren8 Es lachterlich in elke hure 96Ghescud ende donderslagheSidi wachtende alle dagheDats toren in worde ende in dade12 Ende bedrijf van valschenrade 100Hebs du viande en wandel nietMet vremden lieden wats ghescietMaer merct haer weghe waer sijmeenen16 Ende sijt up hoede alteenen 104Al es dijn viant zeere ghemateDat es lettel dine bateMaer verde bestant ende seker tijt129rb33-36129va12129va16129va17Door slijtage zijn enkele letters nog slechts ge<strong>deel</strong>telijk zichtbaar.valschenrade: De e met abbreviatuurstreep is achteraf toegevoegd.up: Geschreven boven hoede met een invoegteken op de schrijflijn door dezelfde hand die 130vb3corrigeerde.Na Al is vermoedelijk een letter uitgeradeerd.
612 het comburgse handschrift20 Es van twiste een ouerlijt 108En verlaet di niet te zeere22 Vp dinen waen in gheenen keere22a van wiuen23 En wil niet te nauwe belouken24 Aercheit van wiuen noch besouken 112Als dut beuins achter dienNe mach daer af paeis ghescienDij es beter wetstus niet28 Sou lijt dijn herte gheen verdriet 116Weittijt . wie es die hu wondenGhenesen zal in curter stondenEen edel herte wel gheboren32 Sal viuen bedrijf node horen 120Eens anders mans wijf quaet leuenMach di meest vercolens gheuenCastie lieuer een quaet wijf36 Met lachene dan met stox haer lijf 124129vb Een wijf pute hout van daghenWilse die wet niet ouer draghenMen mochse leuende met onwerden4 Met rechte deluen in der herde 128VAN CLEEDERENaghel cleedere an ghedaenB daer mach men plompeit bi uerstaen8 Cleedere moy buten matenDat es dat dine ghebuere aten 132Hts beter duechden dicken vertiertDan met cleedren zeere versiert12 Heift dijn wijf cleederen int gheuouchDijnct haer datser niet ghenouch 136En heft soe meent soe dine scadeSich wel toe met wisen rade16 VAN URIENDENinne meest dinen vrientM die di lanxt in trauwen dient 140Die di gheift van dies hi heift129va22a Het opschrift van wiuen is in de linkermarge, in een kader, ter hoogte van regel 22-23 met zwartbruineinkt geschreven door hand K.129va23 nauwe belouken: Op rasuur geschreven door hand K.129va33 quaet: De e is in kleine letter boven het woord geschreven.
folio 129va-130ra, tekst ii.9 61320 Heer dan die niet dan worde en gheiftIn worden vind men vriende meereDan ter nood doet of ter heeren 144En es gheen vrient in trouwen fijn24 Die loftuut vor den hoghen dijnVAN RADEf di de vrient roupt tsinen radeO en loftuut niet et waer sijn scade 14828 Sijt der redenen meer onderdaenDan den vrient na dijn verstaenSeg den vrient dits mijn raetHordi een beter dat angaet 15232 Men heist dicwil meer van radeOndancs ende ooc zom wil scadeDan men danc of bate uerdientIn raet te gheuene den vrient 15636 VAN SPEEL LIEDEN130raeist dat spelmans di versoukenH ne wil des niet zeere roukenDie hem te speillieden keert4 Heift zaen een wijf daer hi ont heert 160Mede wert ende heetd armoedeDaer hi zaen met cranken goedeKinderkine ghecrighet bi8 Scop ende scheerne so heeten sij 164Es di dat spel ghenoughelicVeinsdi en peinse een bitter sticDie lacht om hare dwase sprake12 Van zijnen drucke es selue zake 168Ghijlers die gherne lachter sprekenSalmen met der galghen wrekenDie instumente der gokelaren16 Aetd god ende sijn hemelsche scaren 172Wat es die ghijlre ende die speelmanMordenaers ziele dragsi an20VAN DIENSTKNECHTENen knecht die ouermoedich sijE dochem wech ic segghe twij 176129vb20129vb33die: De e is in kleine letter boven de regel geschreven.wil: Klein geschreven boven scade met een invoegteken op de schrijflijn.
614 het comburgse handschriftDijn viant [w..]d hi in cutter tijtDaer bi maecs di met heeren quijt24 Een knecht die loftuut vor den oghen24a Die hem betrout hij werdt bedroghen 18025 Die knecht die wel smeeken canNemmermeer en comter anDen knecht bewandelt met ghebueren28 Ne wil in gheenre mannieren hueren 184Maer die hem scaemt cleinre mesdaetMinne als kind dat es mijn raet32VAN TEMMERINGHENer temmeraghen lusticheitDmerret altoos ende bet greyt 188Ommate van ouertemmerijnghenDoet vercopen vele dinghen36 Want huse sterc ende burse waen130rb Maken zelden wise man 192VAN VERCOPENEiltu vercopen dine eeruen4 W vercoop tminste dies du moghes deruenVercoop ooc lieuer dinen mindrenOm min ghels en mach niet indren 196Wilstud vercopen al met allen8 Dien meest bietdien zalt ghe