plaats als Christus wederkomt. Uit <strong>zijn</strong> geschriften blijkt, dat hij het heil in Christus zonder onderscheidaanbiedt aan <strong>zijn</strong> lezers en hij beperkt het dus niet tot de uitverkorenen. Wél moet gezegd, dat hetgaat om een voorwaardelijk genade-aanbod; er moet namelijk eerst sprake <strong>zijn</strong> van schuldbesef, vangemis. Maar voor wie dat kent is er een rijke Christus voor arme zondaren. Het werkwoord ‘aanbieden’heeft een wat passieve lading. Beter zal <strong>Kropveld</strong> zich hebben kunnen vinden in de terminologie vande Dordtse Leerregels, namelijk dat het evangelie ‘zonder onderscheid verkondigd en voorgehouden[moet] worden, met het bevel (gebod) om zich te bekeren en te geloven’ (2, 5). Met deze uitdrukkingwas hij niet onbekend. In een preek waarschuwt hij voor tevredenheid met ‘het uitwendige van dengodsdienst’ en brengt naar voren ‘wat God van ons eischt, n.l. geloof en bekeering’. <strong>De</strong> hoordersworden ‘minzaam en dringend tot ingang in de gemeenschap van God (…) genoodigd’. 173LevensheiligingWie zich christen noemt doet bepaalde dingen wél en laat andere dingen na. Zo past het misbruikenvan de naam van God niet bij een christelijk <strong>leven</strong>. Eén en andermaal wordt daar door <strong>Kropveld</strong> opgewezen. Zo wordt het doen van de geboden in het kader van de dankbaarheid geplaatst (vgl.Heidelbergse Catechismus zondag 34-44). Het doen van de geboden is vrucht van een nieuw <strong>leven</strong>.Het bewijst dat er sprake is van een oprechte bekering.Anderzijds wordt de wet des Heren door <strong>Kropveld</strong> ook gebruikt om daarmee de zondigheid enverdorvenheid van de mens aan te tonen. Niet om de zondaar de put in te praten, maar om <strong>zijn</strong>zonde(n) te doen belijden en vergeving te vragen. <strong>De</strong> lezers moeten wel goed beseffen, dat de wegvan de goddelozen of van degenen die zich aan Gods geboden weinig of niets gelegen laten liggeneen doodlopende weg is. ‘<strong>De</strong> weg van de goddelozen zal vergaan’ (Psalm 1).<strong>De</strong> auteur houdt <strong>zijn</strong> lezers als het ware een spiegel voor – de spiegel van Gods wet. Hij hooptdaarbij, dat wanneer de lezer in de spiegel kijkt, hij daarvan schrikt. Met andere woorden: de auteurverlangt ernaar, dat de lezer zich leert kennen als zondaar voor God. Dat hij weet voor God verloren te<strong>zijn</strong>, mits hij met <strong>zijn</strong> zonden naar Christus gaat en smeekt om vergeving; mits hij zich bekeert. <strong>De</strong> wetwordt dus gezien als leefregel der dankbaarheid, maar ook heel duidelijk als een pedagogisch middel(de wet als ‘tuchtmeester’: Galaten 3: 24), om mensen tot Christus te leiden.Waar <strong>Kropveld</strong> aandacht vraagt voor thema’s als vloeken, kermis, het nuttigen van alcoholica entoneelbezoek - waar hij allemaal op tegen is - is dat niet, omdat hij meent dat een mens door eenbraaf <strong>leven</strong> voldoet aan Gods wil. Nog minder bedoelt hij, dat een mens daardoor behouden wordt.Waar het <strong>Kropveld</strong> om gaat, is dat alles wat we doen gericht is op de eer van God. Zo zegt hij inOntvangen en Geven, dat God een ‘onvervreembaar recht’ op ons heeft en daarom van ons eist ‘omHem in geest en waarheid te dienen’. Verder moet je voor alles wat je doet God kunnen danken en bijalles wat je doet moet Christus aanwezig kunnen <strong>zijn</strong>. Je moet je er met andere woorden bij God voorkunnen verantwoorden. Bovendien is er geen terrein, waarvan niet geldt dat het doortrokken moet <strong>zijn</strong>‘met de beginselen van het Rijk, waarvan Jezus Koning is’, zegt <strong>Kropveld</strong> in <strong>zijn</strong> traktaat <strong>De</strong> Antithese.Ongetwijfeld leerde <strong>Kropveld</strong> dat van de Gereformeerde voorman Abraham Kuyper, die het gehele<strong>leven</strong> onder heerschappij van Koning Christus wilde plaatsen (de leer van de Gemene Gratie).<strong>Kropveld</strong> is zich overigens goed bewust van allerlei verborgen verleidingen. Alcoholica, vermaak,maar ook lectuur proberen een mens – en in het bijzonder de gelovige mens - in hun greep te krijgenen te houden. <strong>De</strong> wereld ‘baart niets dan den dood’, zegt hij in Het ware geluk. Daarom iswaakzaamheid en gebed geboden. Echt strijden tegen de zonde kan alleen een wedergeboren mens,zegt hij in <strong>De</strong> eene Zonde baart de andere.In <strong>De</strong> Invloed van het zaligmakend Geloof uit <strong>Kropveld</strong> <strong>zijn</strong> zorg over de wereldgelijkvormigheid, dieonder anderen uitkomt in taalgebruik, kleding en manieren (wij zouden zeggen: in normen enwaarden) en wekt op om te streven naar heiligmaking, omdat zonder een geheiligd <strong>leven</strong> niemand deHere zal zien.<strong>De</strong> <strong>leven</strong>sheiliging heeft, tenslotte, ook een missionaire betekenis. Zo blijkt bijvoorbeeld uit eentraktaat als Uit het Soldaten<strong>leven</strong> en het boekje <strong>De</strong> zegen eener vrijmoedige belijdenis. Een heilige<strong>leven</strong>swandel roept spottende reacties op, maar in de praktijk is nog weleens gebleken, dat degenendie eerst de spot dreven met vrome mensen, later zelf God dienden. In het traktaat Niet ,,hetChristendom”, maar de Christus stelt <strong>Kropveld</strong>, dat het christendom niet aantrekkelijk is. Het is nietaantrekkelijk voor Joden, noch voor moslims, noch voor heidenen. Er gaat geen invloed van uit. Maarwel van individuele, oprecht vrome christenen. Daarom komt het er in het <strong>leven</strong> van een christen opaan, dat we door leer en <strong>leven</strong> de naam ‘christen’ die we voeren met ere kunnen dragen. In dit plaatjepast ook het zich door de ‘christelijke liefde tot betoon van barmhartigheid te laten leiden’, zoals<strong>Kropveld</strong> schrijft in ,,Vandaag geen Zalm”.173Paulus’ bede ter ernstige behartiging van het Heden der Genade. Leerrede over 2 Corinthe 6: 1, 2, Amsterdam 1907, p. 24en 26.50
Militairen<strong>Kropveld</strong> had op de één of andere manier een zwak voor militairen. Dat blijkt uit <strong>zijn</strong> enorme inzet omtraktaten en christelijke scheurkalenders in de kazernes onder de militairen te verspreiden, maar ookuit een aantal traktaten dat hij daarvoor zelf schreef, als daar <strong>zijn</strong>: Geeft acht!, ,,Op de plaats rust!”, Uithet Soldaten<strong>leven</strong> en Een Sergeant op Wacht. Het antwoord op de vraag hoe het toch komt, dat<strong>Kropveld</strong> juist deze bevolkingsgroep een warm hart toedroeg, moet ik schuldig blijven.Thema’s <strong>zijn</strong>: vloeken, de rust die de Here Jezus Christus heeft verworven voor wie in Hem geloven,de traktaat- en kalenderverspreiding onder de militairen en hoe men in het leger God kan dienen.EvangelisatieIn verschillende traktaten spreekt <strong>Kropveld</strong> zich heel duidelijk uit over het belang vantraktaatverspreiding. Er is een wereld aan onverloste zielen te winnen. Traktaatverspreiding is daareen hulpmiddel bij, evenals het ‘plaatsen van wandkalenders’. Maar vergeet ook het evangeliserendgesprek niet. Elke gelegenheid moet benut worden om over het ‘eene nodige’ met een ander tespreken. In ,,Dat komt op reis niet te pas!” geeft <strong>Kropveld</strong> zelfs een aantal tips om met medereizigers(‘naar de eeuwigheid’) in gesprek te raken. Dat zo’n gesprek ook behoorlijk confronterend kan <strong>zijn</strong>wordt duidelijk uit ,,Ik heb op u gewacht”. In dit boekje geeft <strong>Kropveld</strong> onder anderen een aantalaanwijzingen om een gesprek met een vloeker aan te gaan, want wij moeten ook trouw <strong>zijn</strong> inbestraffen en vermanen. Ook roept hij daarin lezers op die menen vrijmoedigheid of tact te missen inde praktijk te beproeven welke talenten zij van God hebben ontvangen. Daarbij moet het gebed nietvergeten worden.Aan het adres van ongelovigen of onbekeerden deinst <strong>Kropveld</strong> niet terug voor dreiging met de hel,de eeuwige wroeging en de altijddurende pijniging. Wel voegt hij er altijd een opwekkend woord aantoe. Opwekkend in de betekenis van: aansporend. <strong>De</strong> lezers moeten hun toevlucht tot Christusnemen! Bij Hem alleen is ontkoming aan de eeuwige straf.<strong>De</strong> wereld met het evangelie van Jezus Christus in aanraking te brengen is niet alleen eengoddelijke opdracht (‘zaait aan alle wateren’), maar ook een manier om Christus dankbaarheid tetonen voor het verlossingswerk waarin wij mogen delen. Wie zelf verlost is, gunt die verlossing ookanderen. Wie Christus zelf kennen mag, wenst dat ook anderen Hem leren kennen. Bovenal gaat hetom de eer van de Heer.IsraëlGelet op de probleemstelling was ik, uiteraard, zeer benieuwd welke plaats Israël of het jodendominneemt in <strong>Kropveld</strong>s artikelen en geschriften. In de door hem voor ‘Filippus’ geschreven traktaten enboekjes wordt aan Israël of het jodendom hoegenaamd geen aandacht geschonken. Israël komt er inde uitgaven van ‘Filippus’ sowieso bekaaid van af. Tot en met 1929 verschenen er slechts zeventraktaten en tien boekjes met Israël als (hoofd)onderwerp. Ter vergelijking: over ‘Roomschen’ werdeneenentwintig traktaten en vijftien boekjes uitgegeven en over het socialisme respectievelijkzesentachtig en vijfendertig! 174In Het Purimfeest, dat toch alles met Israël te maken heeft, valt op dat <strong>Kropveld</strong> eigenlijk niet spreektover Israël, maar over de kerk. Uit de geschiedenis van Esther leren we, bijvoorbeeld, ‘dat de Heerewaakt en zorgt, dat Zijn Kerk van de aarde niet wordt uitgeroeid’. Ook wordt de kerk door dezegeschiedenis bemoedigd in tijden van dreiging en wanneer zij vijandschap ontmoet, omdat ze magweten dat ‘Israëls Wachter’(!) over haar waakt. <strong>De</strong> ‘Christelijke landen’ mogen moed vatten als eenniet-christelijke regering aan de macht is, want God bewaart <strong>zijn</strong> kerk. <strong>De</strong> kerk is in de opvatting van<strong>Kropveld</strong> - in dit boekje – een substituut voor Israël. Dat de kerk door Jezus Christus in dat eneverbond dat Hij sloot met Israël is opgenomen lijkt hier door <strong>Kropveld</strong> niet gezien te <strong>zijn</strong>. Op andereplaatsen is dit, zoals we zagen in het vorige hoofdstuk, niet het geval. Integendeel! Uit anderepublicaties en de controverse met Kuyper - voor wie Israël de kerk was en waarom er van zendingonder Israël geen sprake kon <strong>zijn</strong> - blijkt, dat <strong>Kropveld</strong> Israël graag als Israël wil laten staan. Israëlblijft Gods volk. Waarom hij in Het Purimfeest een andere positie kiest, heeft er mogelijk mee temaken, dat hij dit werkje voor christenen schreef.Op de laatste bladzijden van Het Purimfeest komt Israël nog wel even ter sprake. God heeft Israëldoor de tijden heen gespaard en wij mogen daarin ‘een wenk des Heeren’ zien om barmhartigheidaan het volk te betonen. Die barmhartigheid bestaat uit het prediken van de Christus en de Joden –waaruit Christus is voortgekomen, maar die Hem als natie hebben verworpen – voortdurend in hetgebed te gedenken. Israël is niet een gesprekspartner, zoals ordinantie 1,2,1 van de kerkorde van de174Voor een overzicht van de uitgaven, zie: Van Gelderen, Filippus, p. 6.51
- Page 1 and 2: Leven en werkvanEliëzer Kropveld18
- Page 3 and 4: Woord voorafMet deze scriptie komt
- Page 5 and 6: Hoofdstuk IEliëzer Kropveld: zijn
- Page 7 and 8: etrekking kreeg bij de familie Denn
- Page 9 and 10: Tussen 1855 en 1860 kwam Eliëzer v
- Page 11 and 12: dwaasheid, opdat hij in zijn ogen n
- Page 13 and 14: Eliëzer liet zich niet voor de der
- Page 15 and 16: De doopdienst werd druk bezocht. Ds
- Page 17 and 18: Friese Bergum in het huwelijk met G
- Page 19 and 20: ‘Ds. Kropveld was een bezield en
- Page 21 and 22: oeken en wetenschappelijke werken
- Page 23 and 24: ubriek benoemd’. 106 Deze benoemi
- Page 25 and 26: Vanaf eind 1906 komt het steeds vak
- Page 27 and 28: is. Professor Noordtzij is het daar
- Page 29 and 30: Hoofdstuk IIIKropveld en de zending
- Page 31 and 32: Doen wij maar steeds, hetgeen de He
- Page 33 and 34: In een bericht van de commissie, ge
- Page 36 and 37: teleurstellende ervaring voor hem g
- Page 38 and 39: de Joden is aangesteld. Smit doet z
- Page 40 and 41: Israël en de kerkdienstIn De Bazui
- Page 42 and 43: Och dat Israël geloofde,Dat Hij re
- Page 44 and 45: Terugkeer van de Joden naar Israël
- Page 46 and 47: Hoofdstuk IVKropvelds theologische
- Page 48 and 49: antiquiteit, maar het levende Woord
- Page 52 and 53: Protestantse Kerk in Nederland (200
- Page 54 and 55: overgave, en om alle verantwoording
- Page 56 and 57: Palestina zal terugkeren en er zelf
- Page 58 and 59: Molochsdienst, Breukelen 1902, nr.
- Page 60 and 61: Bijlagen1. Eliëzer Kropveld en zij
- Page 62 and 63: Duitsland, Rusland, Engeland en Ame
- Page 64 and 65: orst van zoo menig jongeling en jon
- Page 66 and 67: komen, want bij Hem wordt de ware r
- Page 68 and 69: ongelukkige gevangene, of krankzinn
- Page 70 and 71: weer hebben ingevoerd?’ Kropveld
- Page 72 and 73: niet aan, anderen vonden in dit woo
- Page 74 and 75: wij op onze braafheid niet kunnen s
- Page 76 and 77: ‘antichristelijke ongeloofsbegins
- Page 78 and 79: Hoe het Doekele ging op het feest v
- Page 80 and 81: egraven vandaag onzen Herder en Lee
- Page 82 and 83: De bijbel vermaant ons in allerlei
- Page 84 and 85: Kropveld ziet in zijn tijd veel ‘
- Page 86 and 87: Iets uit de Geschiedenis van den Bi
- Page 88 and 89: maar zijn vrouw hield het op de woo
- Page 90 and 91: BIJLAGE 3Eliëzer Kropveld en zijn
- Page 92 and 93: maar dat het er hem om te doen is,
- Page 94 and 95: zone Abrahams onder de aandacht bre
- Page 96 and 97: BIJLAGE 5Berichten rondom het beroe
- Page 98 and 99: XL no. 44 (28 oktober 1892):Driesum
- Page 100 and 101:
LVI no. 6 (7 februari 1908):Zondag,
- Page 102 and 103:
R.B. Evenhuis, Ook dat was Amsterda
- Page 104 and 105:
B. Wentsel, De Heilige Geest, de ke