11.07.2015 Views

Eliëzer Kropveld: zijn leven - De Evangelist

Eliëzer Kropveld: zijn leven - De Evangelist

Eliëzer Kropveld: zijn leven - De Evangelist

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

jongen had voor <strong>zijn</strong> gevoel al een aantal dagen opgesloten gezeten in de grafkelder. Toen hij erechter door <strong>zijn</strong> vader, die hem had gemist en kennelijk begrepen had waar hij hem moest zoeken,werd uitgehaald, bleek dat hij slechts vijf kwartier in de kelder had gezeten. ‘Maar wat moet deeeuwigheid dan niet <strong>zijn</strong> voor den mensch, die buiten God sterft; de eeuwigheid, waar elke hoop opeenige uitkomst voor immer is afgesneden!’ En: ‘wat moet de eeuwigheid niet <strong>zijn</strong> voor hen, die degoederen des heils versmaad, die niet gewild hebben, dat Christus Koning over hen zou <strong>zijn</strong>!’<strong>Kropveld</strong> heeft het in dit verband over ‘een hel in de hel’, namelijk dat er nooit verlossing zal dagen.Eveneens ‘een hel in de hel’ is ‘dat de worm van te laat berouw, en de worm van zelfbeschuldiging totin eeuwigheid zal knagen’. <strong>De</strong> lezer moet zich daarom in ernst de vraag stellen: ‘Ben ik gered voor deeeuwigheid?’ Als het antwoord erop negatief moet <strong>zijn</strong>, dan wordt de lezer opgeroepen zich tebekeren. Die bekering bestaat uit een voor God ‘in de schuld vallen’, belijdenis van zonde, smeken omgenade, bidden om de afwassing van de zonde door het bloed van de Here Jezus Christus en om eendoor de Geest geheiligd nieuw <strong>leven</strong> te mogen leiden. ‘Dan komt ge op een nieuwen weg (…) die naarhet zalig <strong>leven</strong> henenleidt’.Niet ,,het Christendom”, maar de Christus 220<strong>Kropveld</strong> vertelt over een ‘Joodsch vrouwtje’ dat een halve eeuw eerder ‘krachtdadig tot God bekeerd’werd. Na haar doop zei een dominee tegen haar: ‘Wel moedertje! zijt ge niet blij dat ge tot hetChristendom zijt overgegaan?’ <strong>De</strong> vrouw gaf hem het volgende antwoord: ‘O neen, Dominé, daar benik volstrekt niet blij mee, want in dat Christendom is veel meer dat mij afstoot, dan aantrekt; maar welben ik blij, dat ik door genade tot den Christus ben gebracht, om mijn zonden Hem te belijden envergeving in Zijn dierbaar bloed te ontvangen’. <strong>De</strong> schrijver is het er volstrekt mee eens. Dit blijkt weluit de vele voorbeelden die hij geeft van een falend christendom. Zo noemt hij onder andere deverdeeldheid, de vrijzinnigheid, het naam-christendom, de gruwelen die door christenen in degeschiedenis <strong>zijn</strong> verricht en verdedigd, of tenminste toestonden of er niets aan deden (bijvoorbeeldde afslachting van honderdduizenden Armeniërs!). Aan het christendom is derhalve voor Joden, nochheidenen of moslims (‘Mahomedanen’, geen spelfout) iets aantrekkelijks. Van het christendom gaatals zodanig geen invloed uit, maar wel van individuele oprecht vrome christenen. En: ‘In datChristendom schuilt een volk door God van eeuwigheid gekend en bemind, door het bloed vanChristus tot Zijn eigendom gekocht, en door Zijn Geest tot Zijn Gemeente geheiligd’.<strong>De</strong> lezers wordt gevraagd zich te onderzoeken ‘of wij door onze leer en ons <strong>leven</strong> onzenChristennaam eer of schande aandoen’. ‘<strong>De</strong> Christenheid, zooals wij haar nu aanschouwen, stootdikwijls af; maar de Christus trekt aan; want >>al wat aan Hem is, is gansch begeerlijk, en Zijngehemelte is enkel zoetigheid’”.<strong>De</strong> Brand te New-York 221Op 30 juni 1900 brak in de dokken van Hoboken (New York) een enorme brand uit, die in korte tijdhonderden <strong>leven</strong>s kostte. <strong>De</strong> auteur beschrijft beeldend wat er is gebeurd, waarna hij zegt:‘Ontzettend, niet waar? op zulk een wijze te moeten omkomen; (…) zoo geheel onverwachts van dentijd in de eeuwigheid over te moeten gaan’. Als zij Jezus Christus als hun Heiland mochten kennen,dan nog was de wijze waarop zij omkwamen verschrikkelijk, maar ‘was hun einde toch vredig’. Tochzullen er ook geweest <strong>zijn</strong> die nog niet bereid waren te sterven en hoe vreselijk is het dan ‘te vallen inde handen van den <strong>leven</strong>den God’. Ook in dit traktaat worden de lezers opgeroepen zich tot Hem tebekeren en hun heil in Christus te zoeken.Dat we ‘van nature geneigd <strong>zijn</strong> God en onzen naasten te haten’ is bij de brand in New-York ookweer gebleken, toen er waren die eerst betaling eisten voor zij een reddende hand uitstaken. Als deslachtoffers, vanwege de toestand waarin zij zich bevonden, niet konden antwoorden, lieten de‘redders’ hen gewoon liggen, ten prooi aan de vlammen of de golven. Daarom moet niemand op <strong>zijn</strong>deugd of goede voornemens steunen, maar moeten we ons ‘als gansch verlorenen voor God Drieënig[neerwerpen]’, onze zonde belijden en pleiten op ‘genade in het zoenbloed des Kruises’. Dan zullenwe genade vinden.Molochsdienst 222Na een inleiding over afgoderij en ‘beeldendienst’ schildert <strong>Kropveld</strong> een beeld van de Molochsdienst.Aan Moloch werden kinderen geofferd. Ook Israël heeft zich daaraan bezondigd. Het is daarom een‘onschatbaar voorrecht’, ‘dat God ons met de waarheid bekend gemaakt, en van zulk een afgoderijverlost heeft. Maar is het dan niet des te treuriger, dat wij dien Molochsdienst op een andere wijze220Breukelen 1901 – Traktaat nr. 325.221Breukelen 1901 – Traktaat nr. 326.222Breukelen 1902 – Traktaat nr. 342.69

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!