egraven vandaag onzen Herder en Leeraar’. Het was Inge. Nog net kon ze de overledene zien. Zestrompelde mee in de begrafenisstoet. Toen ze de aardkluiten op de kist hoorde ploffen ‘stiet zij eengillend geschreeuw uit, en zonk neer’. Inge kwam in een ‘krankzinnigengesticht’ terecht. Haar <strong>leven</strong> endat van Werner was verwoest… door de schouwburg.Het verhaal spreekt voor zich. Toch wordt het nog afgesloten met waarschuwingen tegen deschouwburg. <strong>De</strong> ‘Drieëenigen en volzaligen God’ geeft meer vreugde ‘dan alle schouwburgen derwereld en dan alle ijdelheid saâm in staat is te geven’.Op het sterfbed 253‘Kent gij, mijn waarde vriend of vriendin! gewichtiger oogenblik, dan dat, waarin de mensch op <strong>zijn</strong>uiterste ligt, in de noodzakelijkheid om uit dit <strong>leven</strong> in de eeuwigheid over te gaan? En hebt gij er ooiternstig over nagedacht dat deze ontzaggelijke ure eenmaal ook voor U zal aanbreken?’ <strong>De</strong> eersteregels van dit boekje zetten direct de toon. Het boekje is één oproep om zich nú te bekeren, want hetkan zomaar te laat <strong>zijn</strong>. Vreselijk is het om zonder God te <strong>leven</strong> en zonder God te sterven: ‘door Godzult gij worden gevonnisd, en veroordeeld tot de plaatse der pijniging, waar weening zal <strong>zijn</strong> enknersing der tanden’. Maar het is genade, dat de lezer zich nog in het land der <strong>leven</strong>den bevindt en‘dat de Heere tot <strong>zijn</strong> dienst U nog roept, aan het heil uwer onsterfelijke ziel nog arbeidt’. <strong>De</strong> tijd van degenade moet hij niet ‘nutteloos’ voorbij laten gaan. ‘Val daarom dien Rechter nu nog te voet; leer Hemom de genade aanroepen, die Hij in <strong>zijn</strong> woord beloofd, en in den Heiligen Doop beteekend enverzegeld heeft’. Er is genade door Christus verworven. Om die genade moet de lezer bidden, zodathij door de Heilige Geest <strong>zijn</strong> verloren toestand leert kennen en tot de Drie-enige God <strong>zijn</strong> toevluchtneemt. God zal zich dan als de Redder laten kennen. En voor allen, ‘dien den HEERE Jezus Christusdoor het geloof hebben leeren omhelzen, is na den dood het <strong>leven</strong> bereid’.Het ware geluk 254Elk mens zoekt naar geluk. <strong>De</strong> een zoekt het in wijsheid, een ander in het jagen naar eer, weer eenander in geld en goed, maar ‘de wereld, met alles wat zij heeft en geeft, is niet in staat het ware gelukaan te brengen’. Dat wordt ons wel wijs gemaakt, in het bijzonder door Satan, ‘maar het is ijdeler dande ijdelheid zelf’.In de St. Laurenskerk te Neurenberg is een beeld uitgehouwen, dat ‘Mevrouw wereld’ voorstelt. Hetziet er prachtig en heerlijk uit, maar de achterzijde is ‘een halfvergaan geraamte, waarin eenslangengebroed zich genesteld heeft’. Zo is eveneens het beeld van de wereld: ‘zij baart niets danden dood’. En dat is gekomen door de zondeval. Daardoor kan niets wat de wereld ons biedtuiteindelijk gelukkig maken. Het ware geluk is slechts te vinden bij Hem die zei: ‘Komt herwaarts totmij, allen die vermoeid en belast zijt, en ik zal u ruste geven’ (Mattheüs 11: 28). Wie het ware gelukgevonden heeft, kan het <strong>leven</strong> én de dood aan. Kijk maar naar de martelaren, ‘bewust van het grootegeluk dat zij bezaten, en gesterkt door hun God, [konden zij] de felste smarten doorstaan’. Gewezenwordt op de martelaren onder Nero en op Juliano te Val[l]adolid. 255Ook vertelt hij van een student die in kringen van ‘Nihilisten en Anarchisten’ terechtgekomen was endaar op een zeker moment uit wilde stappen. Dit werd echter als verraad beschouwd. Een studente,eveneens lid van de ‘Nihilistenclub’ heeft hem toen op zekere dag onverwacht een fles salpeterzuur inhet gezicht geslingerd, waardoor <strong>zijn</strong> gezicht ‘een onherkenbare vleeschklomp’ was geworden. Hijoverleefde de tragische gebeurtenis wel, maar moest later worden opgenomen in een kliniek voorblinden. In de kliniek ontmoette hij een zekere Russische overste, Paschkoff genaamd, ‘een man dieom des Heeren wil eer en aanzien, rijkdom en vaderland verlaten heeft, en nu onvermoeid bezig is inhet werk der christelijke barmhartigheid’. 256 Die ontmoeting leidde ertoe, dat hem in geestelijke zin deogen werden geopend. Dat hij <strong>zijn</strong> gezicht verloren had, was hem tot zegen geworden. Zonder diegebeurtenis zou hij, ‘menschelijk gesproken’, Jezus nooit gevonden hebben.Tot slot wordt de lezer opgeroepen zich af te vragen: ‘Heb ik het ware geluk reeds gevonden, of misik het nog?’ In de Zoon vinden we het geluk, dat de wereld ons niet kan geven.,,Ik heb op u gewacht.” 257Een leraar (predikant) hoorde eens iemand zich vreselijk schuldig maken aan het derde gebod. <strong>De</strong>volgende morgen wachtte hij de man, toen hij naar <strong>zijn</strong> werk ging, op en zei: ‘Mijn vriend! ik heb op u253Breukelen 1898 – boekje CXII.254Breukelen 1898 – boekje CXIX.255Ik heb niet kunnen achterhalen wie deze Spaanse martelaar was. Volgens <strong>Kropveld</strong> besteeg hij ruim 300 jaar geleden debrandstapel.256Over deze man vond ik op het internet: ‘Oberst Basilius von Paschkoff, ein sehr begüterter Mann, der mehrere Bergwerke imUral sein Eigen nannte und durch seine Schrulle sehr bekannt war’. http://de.wikipedia.org/wiki/Johannesschl%C3%B6ssl257Breukelen 1900 – boekje CXXXIII.80
gewacht’. <strong>De</strong> man meende dat er een vergissing in het spel was, want hij kende de leraar niet. <strong>De</strong>zehad zich echter niet vergist en zei: ‘Dat kan <strong>zijn</strong>, toch heb ik u gisteravond hooren bidden’. Dat had hijal jaren niet gedaan, zei de man. ‘En toch hebt gij gebeden, gij hebt God gevraagd, dat Hij u blindmaken en voor eeuwig verdoemen zou, en hoe diep ongelukkig zoudt ge thans <strong>zijn</strong>, indien God uwgebed eens had verhoord’. <strong>De</strong>ze ontmoeting maakte, dat de man de ‘godsdienstoefening’ trouw gingbijwonen ‘en door den zegen des Heeren weldra tot kennis der waarheid kwam’.<strong>Kropveld</strong> gebruikt dit voorbeeld om te laten zien, dat het een voorrecht is, ‘wanneer wij getrouw <strong>zijn</strong>in het bestraffen en vermanen’. Op bezwaren van <strong>zijn</strong> lezers heeft hij gerekend: het ontbreken vanvrijmoedigheid of van tact. Wanneer wij God erom bidden, zullen we onze mond maar wijd openbehoeven te doen en Hij zal ons mild en overvloedig geven wat we nodig hebben. Bovendien: hebbenzij die menen ‘tact’ te missen, ‘het wel eens beproefd, welke gaven God u dienaangaande heeftverleend?’<strong>De</strong> schrijver geeft ook een aantal handreikingen. ‘Vraag b.v. aan een vloeker: >>of <strong>zijn</strong> moeder hemdat heeft geleerd;” >>of dat altijd <strong>zijn</strong> morgen- of avondgebed is;” >> of hij werkelijk meent wat hij daarheeft gebeden;” >>hoe het wel zou <strong>zijn</strong>, als God <strong>zijn</strong> gebed eens verhoorde.” Ook kan hem eenvoudigworden gevraagd, >>waarom hij toch den Naam des Heeren ijdel gebruikt;” >>of hem dat voordeelaanbrengt,” enz.’ Daarbij moeten we de ander goed laten voelen, dat we ons absoluut niet boven deander verheffen, maar ons op grond van het Woord des Heren geroepen weten, ‘op het bewandelenvan verkeerde wegen, en mitsdien op het uiten van Godonteerende taal opmerkzaam te maken’. Hetmaakt dan niet uit of ze ons voor ‘fijne’ of ‘domper’ uitschelden. <strong>De</strong> reformatoren, Paulus en Mozes enin het bijzonder Jezus hebben wel grotere smaadheden moeten ondervinden.‘Het betaamt ons medelijden te hebben met onze blinde natuurgenooten; en inzonderheid behoorenwij te toonen, dat de eer des Heeren ons boven alles dierbaar is’.<strong>Kropveld</strong> sluit af met een gedicht van Beets (‘de grijze dichter’), waarvan de laatste regels luiden:Een vloeker zal mijn vriend niet wezen,Ik kan niet dulden, wie U hoont.Advertentie van een eerlijken Kroeghouder 258Het gaat hier om een boekje waarin gewaarschuwd wordt tegen het alcoholgebruik. Als een slijter demensen niet om de tuin wil leiden zou hij er eerlijk voor moeten uitkomen, dat – in taal van vandaag –drank meer kapot maakt dan je lief is. Hij geeft er een tweetal, cynische, voorbeelden van. Het tweedeneem ik integraal over:>>Aan allen, die hun ziel en lichaam willen verwoesten.Ondergeteekende heeft met vergunning der Hooge Overheid een tapperij geopend in deHelsteeg en verzoekt de gunst van allen, roomsch of protestant, orthodox of modern, >>nettemenschen” of jolige klanten, huisvaders of kwajongens om ’t even, die hun goede geldbesteden voor borreltjes, zóó kunstig getrokken uit kostbaar graan, dat alle voedingskrachtverloren ging. <strong>De</strong>ze kroeg zal <strong>zijn</strong> een echte kweekplaats van zeden, naar Habakuk 2: 15. 259Haar uithangbord vertoont den dood, een troep volks voortjagende naar de gevangenis, denlombard, het ziekenhuis, het bordeel – en het kerkhof. Aan de andere zijde staat een engelmet een vlammend zwaard en een bazuin, waaruit de letteren komen I Cor. 6: 15, maarniemand luistert er naar. 260Ondergeteekende belooft, dat hij <strong>zijn</strong> best doen zal om rijk te worden ten koste van uw beurs,uw huiselijk geluk en de rust uwer ziel. Ook, dat hij uw zonen zal leeren drinken, den ernstdes <strong>leven</strong>s verachten en de ondeugd beminnen. Weinige lessen zullen voldoende <strong>zijn</strong>.Aanbevelend,JUDAS ZONDERGEWETEN.”<strong>Kropveld</strong> citeert een hoogleraar die ‘de gevolgen van den Alcohol’ beschrijft. Zelf geeft hij velevoorbeelden waaruit duidelijk wordt hoe destructief de alcoholconsumptie kan werken. Als God ons‘door genade’ afkerig van alcohol heeft gemaakt, ‘dan mogen we niet zwijgen; dan is >>getuigen enredden” onze dure en heilige roeping’.258Breukelen 1900 – boekje CXXXVI.259Habakuk 2: 15 (SV): Wee dien, die <strong>zijn</strong> naaste te drinken geeft, gij, die uw wijnfles daarbij voegt, en ook dronken maakt,opdat gij hun naaktheden aanschouwt.260I Corinthiërs 6: 15 (SV): Weet gij niet, dat uw lichamen leden van Christus <strong>zijn</strong>? Zal ik dan de leden van Christus nemen, enmaken ze leden ener hoer? Dat zij verre.81
- Page 1 and 2:
Leven en werkvanEliëzer Kropveld18
- Page 3 and 4:
Woord voorafMet deze scriptie komt
- Page 5 and 6:
Hoofdstuk IEliëzer Kropveld: zijn
- Page 7 and 8:
etrekking kreeg bij de familie Denn
- Page 9 and 10:
Tussen 1855 en 1860 kwam Eliëzer v
- Page 11 and 12:
dwaasheid, opdat hij in zijn ogen n
- Page 13 and 14:
Eliëzer liet zich niet voor de der
- Page 15 and 16:
De doopdienst werd druk bezocht. Ds
- Page 17 and 18:
Friese Bergum in het huwelijk met G
- Page 19 and 20:
‘Ds. Kropveld was een bezield en
- Page 21 and 22:
oeken en wetenschappelijke werken
- Page 23 and 24:
ubriek benoemd’. 106 Deze benoemi
- Page 25 and 26:
Vanaf eind 1906 komt het steeds vak
- Page 27 and 28:
is. Professor Noordtzij is het daar
- Page 29 and 30: Hoofdstuk IIIKropveld en de zending
- Page 31 and 32: Doen wij maar steeds, hetgeen de He
- Page 33 and 34: In een bericht van de commissie, ge
- Page 36 and 37: teleurstellende ervaring voor hem g
- Page 38 and 39: de Joden is aangesteld. Smit doet z
- Page 40 and 41: Israël en de kerkdienstIn De Bazui
- Page 42 and 43: Och dat Israël geloofde,Dat Hij re
- Page 44 and 45: Terugkeer van de Joden naar Israël
- Page 46 and 47: Hoofdstuk IVKropvelds theologische
- Page 48 and 49: antiquiteit, maar het levende Woord
- Page 50 and 51: plaats als Christus wederkomt. Uit
- Page 52 and 53: Protestantse Kerk in Nederland (200
- Page 54 and 55: overgave, en om alle verantwoording
- Page 56 and 57: Palestina zal terugkeren en er zelf
- Page 58 and 59: Molochsdienst, Breukelen 1902, nr.
- Page 60 and 61: Bijlagen1. Eliëzer Kropveld en zij
- Page 62 and 63: Duitsland, Rusland, Engeland en Ame
- Page 64 and 65: orst van zoo menig jongeling en jon
- Page 66 and 67: komen, want bij Hem wordt de ware r
- Page 68 and 69: ongelukkige gevangene, of krankzinn
- Page 70 and 71: weer hebben ingevoerd?’ Kropveld
- Page 72 and 73: niet aan, anderen vonden in dit woo
- Page 74 and 75: wij op onze braafheid niet kunnen s
- Page 76 and 77: ‘antichristelijke ongeloofsbegins
- Page 78 and 79: Hoe het Doekele ging op het feest v
- Page 82 and 83: De bijbel vermaant ons in allerlei
- Page 84 and 85: Kropveld ziet in zijn tijd veel ‘
- Page 86 and 87: Iets uit de Geschiedenis van den Bi
- Page 88 and 89: maar zijn vrouw hield het op de woo
- Page 90 and 91: BIJLAGE 3Eliëzer Kropveld en zijn
- Page 92 and 93: maar dat het er hem om te doen is,
- Page 94 and 95: zone Abrahams onder de aandacht bre
- Page 96 and 97: BIJLAGE 5Berichten rondom het beroe
- Page 98 and 99: XL no. 44 (28 oktober 1892):Driesum
- Page 100 and 101: LVI no. 6 (7 februari 1908):Zondag,
- Page 102 and 103: R.B. Evenhuis, Ook dat was Amsterda
- Page 104 and 105: B. Wentsel, De Heilige Geest, de ke