maar <strong>zijn</strong> vrouw hield het op de woorden van het oude lied: ‘Wie maar den goeden God laatzorgen…’. Toen de wever de bijbel greep (een paar jaar daarvoor voor enkele stuivers bij eenuitdrager in de stad gekocht), sloeg hij toevallig Psalm 23 op. Hij las: ‘<strong>De</strong> Heere is mijn herder; mij zalniets ontbreken’. Hij las verder en kwam bij het derde vers: ‘Hij verkwikt mijn ziel’. Toen hij de bladzijdeomsloeg las hij iets dat niet paste bij het voorgaande. Hij zag dat er twee bladzijden aan elkaarkleefden. Met een mes maakte hij ze los. Tussen de bladzijden vond hij een papier met daarop hetgetal 50. <strong>De</strong> rest kon hij niet lezen, want het was in een andere taal. Hij ging ermee naar de stad enhet bleek een bankbiljet van vijftig pond te <strong>zijn</strong> (waarde: een kleine 600 gulden). Zo had de goede Godhet bestuurd! <strong>De</strong> schuld kon worden afbetaald ‘en sommige arme buren werden ook nog met eengave ondersteund’. <strong>De</strong> dure tijd ging voorbij en in het jaar erop kon de wever zelfs een eigen woningkopen en raakte hij ‘in ruimer omstandigheden’. ‘Zoo zien we’, besluit <strong>Kropveld</strong>, ‘hoe ook in dezen hetWoord des Heeren weer is bevestigd, waar het [in] Ps. 37: 19 zegt, dat de oprechten in den kwadentijd niet zullen beschaamd worden, en dat zij in de dagen des hongers zullen verzadigd worden’.Uit het Dagboek van een Ned. Herv. Pred. (Historisch.) 280Een Hervormde dominee vertelt van een – toevallige - ontmoeting in <strong>zijn</strong> nieuwe gemeente met eenmevrouw die tot de zogenaamde ‘moderne richting’ behoorde. Zij hechtte geen geloof aan wonderenen de bijbel kon ze niet helemaal geloven. <strong>De</strong> predikant hoorde haar gewillig aan, maar stelde zo nuen dan ook wat vragen om haar bijbelkennis te toetsen. Op eenvoudige vragen als naar de inhoud vanGenesis 1: 1 en de geboorteplaats van Jezus moest de vrouw het antwoord al schuldig blijven.Tenslotte ‘wekte’ de predikant ‘haar ernstig op tot nauwgezet en biddend onderzoek van het WoordGods, als het eenige middel om tot waarachtigen vrede te komen’. Hij mocht nu geloven, ‘dat deHeere het goede werk in haar begonnen en voleindigd heeft’.<strong>Kropveld</strong> roept naar aanleiding van dit dagboekfragment op om, wanneer zij moderne of zich zonoemende familieleden of kennissen hebben, die zeggen: ‘Ik kan maar niet gelooven, wat er in denBijbel staat’, hun bijbelkennis eens te testen. Vaak weten de meesten van hen niet eens wat zeverwerpen. En wie op goede gronden weet wat en in wie hij gelooft, hoeft voor de dwaling geen vreeste hebben. ‘Neem het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord; dat is krachtiger dan eenigtweesnijdend zwaard, ook in de hand van een kind in het geloof’.Ook wordt de vraag gesteld aan de lezer: ‘Hebt ge de wonderkracht van dat Woord leeren kennen inuw eigen <strong>leven</strong>dmaking?’ Er <strong>zijn</strong> genoeg die wel ‘de weg ter zaligheid’ kennen, maar niet bewandelenen daarom verloren zullen gaan. Kom daarom, als de verloren zoon, tot uzelf. Dan ziet een mens <strong>zijn</strong>schuld in ‘en hij zal komen en telkens wederkomen tot den God des Bijbels en tot den Christus desBijbels’.Begrijpen 281Over een ontmoeting van de predikant met de burgemeester en de dokter gaat dit boekje. <strong>De</strong>burgemeester en de dokter <strong>zijn</strong> ontwikkelde lieden, voor wie alles redelijk, dat wil zeggen: met hetverstand te begrijpen, moet <strong>zijn</strong>. Als hij met deze notabelen in gesprek is, ontvangt de dominee eenboodschap om naar een zekere Japik Vink te gaan, die het ‘niet lang meer maken’ zal. <strong>De</strong>ze man dieeerst probeerde te grijpen naar het geld, was – door de ontmoeting met de predikant – gegrepen ‘doorden goeden Jezus’. ‘Niet ’t begrijpen van God en lot, maar in de ontfermende liefde des Heerenbegrepen te <strong>zijn</strong>, dat werd <strong>zijn</strong> leuze, <strong>zijn</strong> <strong>leven</strong>’. Nu, op <strong>zijn</strong> sterfbed, maakte hij het – naar eigenzeggen – ‘onbegriepelik goed!’… ha’k dat nou ooit kunnen denken? ‘k bin rieker as en koning! Dielieve Jezus hèt mien erm hart tot zièn partje genomen, en zièn genaode, rijk en vrij, tot mièn partgemakt… kom nou gauw asteblieft! Ik verlang zoo, Heere!’ <strong>De</strong> lezer wordt gevraagd: ‘zoudt gij tenslotte niet liever met Japik, dan met den burgemeester en den dokter willen deelen?....’<strong>De</strong> Getuigenis van den Heere Jezus omtrent zichzelf 282<strong>Kropveld</strong> begint met te vertellen over de 18 e eeuwse predikant Samuël Lieberkühn (Hernhutter), diede zeldzame eigenschap had, dat hij Joden aantrok. Hij werd daarom ook wel Rabbi Samuëlgenoemd. 283 Hij had de Joden lief gekregen, omdat het heil uit de Joden is, maar ook omdat zij hemeens liefdevol hadden verpleegd. In <strong>zijn</strong> contacten met de Joden, die zelfs vanuit Amsterdam naarZeist, waar Lieberkühn predikant was, kwamen ‘om hem over hun belangen te spreken’ verzweeg hij‘het ééne noodige’ niet. Vanzelfsprekend hadden de Joden er bezwaar tegen als hij zei in Jezus als280Breukelen 1915 – boekje CCXXVII.281Breukelen 1915 – boekje CCXXIX.282Breukelen 1916 – boekje CCXXXIII.283Over Samuël Lieberkühn verscheen van J. Dijk, Rabbi Honoris Causa. Leven en arbeid van Samuël Lieberkühn (SerieVerkenning en bezinning, jrg. 12 nr. 3), Kampen 1978.88
de Zoon van God te geloven, omdat Hij dat zelf gezegd heeft. Zij vroegen om bewijzen. Lieberkühnwas van mening dat het bewijs lag in <strong>zijn</strong> opstanding uit de dood. Maar omdat Lieberkühn dat zelf niethad kunnen zien, vonden ze daar geen bewijs in. Mozes was echter ook alleen op de berg waar hij destenen tafelen van God ontving en toch geloofden de Joden Mozes, repliceerde Lieberkühn. Steedsweer wees hij op de ‘ontzaggelijke kracht van de zelf-getuigenis van den Heere Jezus’. Maar juist voorde Joden was dit getuigenis de aanleiding om Hem als godslasteraar te doden.<strong>Kropveld</strong> meent, dat iemand die van zichzelf getuigt de ‘Ik ben’ te <strong>zijn</strong>, ‘het licht der wereld’, ‘de weg,de waarheid en het <strong>leven</strong>, enzovoorts én ook nog zegt: ‘Die mij ziet, ziet den Vader’, die is wat Hijzegt, of inderdaad een Godslasteraar.<strong>De</strong> Joden zeggen dan, dat de discipelen deze uitdrukkingen in Jezus’ mond hebben gelegd. Maar,zegt <strong>Kropveld</strong>, ‘daarmede is de houding der vijanden niet verklaard, en die eenigszins heeft kunnennagaan, hoevele eeuwen strijd het gekost heeft om te komen tot het leerstuk van de onfeilbaarheidvan den Paus, niet als mensch, maar als hoofd der Roomsche Kerk, ziet in, dat het waarlijk zulk eenedoodeenvoudige zaak niet heeft kunnen <strong>zijn</strong>, om in een paar eeuwen, een aan het kruis genageldenJoodschen rabbijn, woorden als de bovenbedoelde in den mond te leggen, en die te doen aannemendoor de edelsten van het Joodsche volk en uit de Heidenen’. En wanneer <strong>zijn</strong> zelfgetuigenis onwaaris, kan Hij onmogelijk een voorbeeld ter navolging <strong>zijn</strong>. Als dit getuigenis onwaar is, dan moet wordenuitgekeken naar een andere godsdienst. Uit het onware zelfgetuigenis moeten dan wel deconsequenties getrokken worden!<strong>De</strong> bijbel stelt ons steeds de vraag: ‘Wat dunkt u van den Christus, wiens Zoon is Hij?’ Als hetzelfgetuigenis waar is, ‘<strong>zijn</strong> alleen zij verstandig, die er de grootste waarde aan hechten en er dagelijksmede bezig <strong>zijn</strong>. Men doet dan zeer verkeerd, met dezulken te beschouwen als dom en als vijandenvan verlichting, en ik weet niet wat al meer. Veeleer is het dan, als ze oprecht <strong>zijn</strong>, van hen waar, datze als Maria het goede deel gekozen hebben, dat niet van hen zal weggenomen worden’.89
- Page 1 and 2:
Leven en werkvanEliëzer Kropveld18
- Page 3 and 4:
Woord voorafMet deze scriptie komt
- Page 5 and 6:
Hoofdstuk IEliëzer Kropveld: zijn
- Page 7 and 8:
etrekking kreeg bij de familie Denn
- Page 9 and 10:
Tussen 1855 en 1860 kwam Eliëzer v
- Page 11 and 12:
dwaasheid, opdat hij in zijn ogen n
- Page 13 and 14:
Eliëzer liet zich niet voor de der
- Page 15 and 16:
De doopdienst werd druk bezocht. Ds
- Page 17 and 18:
Friese Bergum in het huwelijk met G
- Page 19 and 20:
‘Ds. Kropveld was een bezield en
- Page 21 and 22:
oeken en wetenschappelijke werken
- Page 23 and 24:
ubriek benoemd’. 106 Deze benoemi
- Page 25 and 26:
Vanaf eind 1906 komt het steeds vak
- Page 27 and 28:
is. Professor Noordtzij is het daar
- Page 29 and 30:
Hoofdstuk IIIKropveld en de zending
- Page 31 and 32:
Doen wij maar steeds, hetgeen de He
- Page 33 and 34:
In een bericht van de commissie, ge
- Page 36 and 37:
teleurstellende ervaring voor hem g
- Page 38 and 39: de Joden is aangesteld. Smit doet z
- Page 40 and 41: Israël en de kerkdienstIn De Bazui
- Page 42 and 43: Och dat Israël geloofde,Dat Hij re
- Page 44 and 45: Terugkeer van de Joden naar Israël
- Page 46 and 47: Hoofdstuk IVKropvelds theologische
- Page 48 and 49: antiquiteit, maar het levende Woord
- Page 50 and 51: plaats als Christus wederkomt. Uit
- Page 52 and 53: Protestantse Kerk in Nederland (200
- Page 54 and 55: overgave, en om alle verantwoording
- Page 56 and 57: Palestina zal terugkeren en er zelf
- Page 58 and 59: Molochsdienst, Breukelen 1902, nr.
- Page 60 and 61: Bijlagen1. Eliëzer Kropveld en zij
- Page 62 and 63: Duitsland, Rusland, Engeland en Ame
- Page 64 and 65: orst van zoo menig jongeling en jon
- Page 66 and 67: komen, want bij Hem wordt de ware r
- Page 68 and 69: ongelukkige gevangene, of krankzinn
- Page 70 and 71: weer hebben ingevoerd?’ Kropveld
- Page 72 and 73: niet aan, anderen vonden in dit woo
- Page 74 and 75: wij op onze braafheid niet kunnen s
- Page 76 and 77: ‘antichristelijke ongeloofsbegins
- Page 78 and 79: Hoe het Doekele ging op het feest v
- Page 80 and 81: egraven vandaag onzen Herder en Lee
- Page 82 and 83: De bijbel vermaant ons in allerlei
- Page 84 and 85: Kropveld ziet in zijn tijd veel ‘
- Page 86 and 87: Iets uit de Geschiedenis van den Bi
- Page 90 and 91: BIJLAGE 3Eliëzer Kropveld en zijn
- Page 92 and 93: maar dat het er hem om te doen is,
- Page 94 and 95: zone Abrahams onder de aandacht bre
- Page 96 and 97: BIJLAGE 5Berichten rondom het beroe
- Page 98 and 99: XL no. 44 (28 oktober 1892):Driesum
- Page 100 and 101: LVI no. 6 (7 februari 1908):Zondag,
- Page 102 and 103: R.B. Evenhuis, Ook dat was Amsterda
- Page 104 and 105: B. Wentsel, De Heilige Geest, de ke