BIJLAGE 3<strong>Eliëzer</strong> <strong>Kropveld</strong> en <strong>zijn</strong> geschriften voor de Commissie voor zending onderIsraël / het <strong>De</strong>putaatschap voor de zending onder de JodenIn deze bijlage beschrijf ik de traktaten en boekjes die <strong>Kropveld</strong> schreef voor de Commissie voorzending onder Israël / het <strong>De</strong>putaatschap voor de zending onder de Joden en wel in chronologischevolgorde. Van een manuscript, dat ik aantrof in het Utrechts Archief, getiteld Proselietenmakerij, geefik de volledige tekst weer. 284Paaschfeest. Groote Verzoendag. Ballingschap 285<strong>Kropveld</strong> richt zich tot <strong>zijn</strong> ‘broeder uit Israël’. In de eerste plaats attendeert hij de lezer erop, dat deJoden het Paasfeest niet vieren zoals het behoort. In de tweede plaats wijst hij naar aanleiding vanGrote Verzoendag op de verzoening door Jezus Christus. Tenslotte maakt hij duidelijk, dat – in <strong>zijn</strong>visie – de huidige ‘ballingschap’ waarin de Joden verkeren het gevolg is van de verwerping van Jezusals de Messias.<strong>De</strong> Heere gedenkt aan Zijn verbond, betoond in de wederbrenging van den heer Gerstenkrauttot het geloof van Abraham 286<strong>Kropveld</strong> zegt allereerst, dat het niet meer tot de bijzonderheden behoort, ‘dat kinderen van Abrahamnaar den God van Abraham leeren vragen’, zomin als de doop van een ‘Israëliet’ nog zoveel opzienbaart als in het begin van de (19 e ) eeuw. Toch is er soms sprake van een bijzondere bekering, zoals inhet geval van de heer Gerstenkraut, ‘tot voor korten tijd nog adsistent-Rabbijn te Straatsburg’. <strong>De</strong>zeGerstenkraut is tot de Messias bekeerd, heeft Straatsburg verlaten en is in Edinburgh, in een overvollekerk, door dr Moody Stuart (1809-1898) gedoopt. Na de doop hield de zesentwintigjarige Gerstenkrauteen toespraak, die in het Engels werd vertaald. <strong>Kropveld</strong> laat dan de tekst van Gerstenkrautstoespraak volgen. Het betreft <strong>zijn</strong> bekeringsgeschiedenis, die ik hier achterwege laat, maar waarin<strong>Kropveld</strong> zich vast herkend zal hebben.Kunt gij de Wet volbrengen? 287<strong>De</strong> titel is de vraag die <strong>Kropveld</strong> aan <strong>zijn</strong> ‘waarde vriend of vriendin uit den huize Israëls’ stelt. Hij geeftook, aan de hand van een keur van citaten uit het Oude Testament en Joodse gebeden, het antwoord:nee! En mocht gedacht worden, dat door Grote Verzoendag (‘JOM HAKKIPOERIM’) de schuldverzoend is, dan zegt hij: ‘Verlies echter niet uit het oog, dat God alleen verzoening heeft beloofd,wanneer het bloed der verzoening is gestort, dat is: ingeval de Hoogepriester in het Heilige derheiligen inging en het offerbloed sprengde op het verzoendeksel’. Als <strong>zijn</strong> ‘vriend’ of ‘vriendin’ danzegt: ‘Wij betalen thans met de varren onzer lippen’, zegt hij: ‘Waar echter heeft God zulk eene wijzevan voldoening en verzoening ingesteld? Is dit niet een gansch eigenwillige godsdienst, die de zondeniet wegneemt, daarentegen wel vermeerdert?’ Hij wijst tenslotte op de ‘Borg’, de Messias van wieJesaja (onder anderen hoofdstuk 9 en 53) al sprak en legt uit wie die Messias is. Hij roept op dieMessias te zoeken en dat ze bidden om de ‘ROEACH HAKKODESCH’, de Heilige Geest om hen teleiden bij het onderzoek van het Woord. Als daarom gebeden wordt, zullen ze Israëls God als hunRedder en Heiland leren kennen. En dat niet alleen: ze zullen ook ‘met smart gedenken aan densmaad’ die zij de God van Abraham, Izak en Jakob hebben aangedaan, om dan hun ‘overtredingen’voor God te belijden, ‘niet in het minst de zonde der Messiasverwerping, waaraan ons volk, helaas,reeds achttien eeuwen schuldig heeft gestaan’. Dan zal ook erkend worden, ‘dat de Messias isuitgeroeid om een eeuwige gerechtigheid te verwerven; maar ook ervaren, dat Hij is de algenoegzame,,CAPPORAH” voor al onze zonden; ervaren, dat in en door Hem alle heil wordt gevonden, en dat hetware geluk alleen in Hem wordt gesmaakt’.Waarom duurt de ballingschap zoo lang? 288<strong>De</strong>ze vraag roept de lezer – een ‘zoon of dochter Abrahams’ – tot ernstig nadenken op. Het is immersopmerkelijk, ‘dat gij nu al meer dan achttienhonderd jaar verkeert in het land uwer vreemdelingschap’.284Een gedrukt exemplaar heb ik niet kunnen ontdekken. Dát het is uitgegeven staat wel vast, omdat het als no. 37 isopgenomen in de (handgeschreven) Catalogus van de Bibliotheek van de Zending onder de Joden (vanaf ca. 1916), s.a. <strong>De</strong>zecatalogus bevindt zich in het Utrechts Archief, toegangsnummer 94, inventarisnummer 213.285Amsterdam 1878.286Amsterdam 1879.287Amsterdam 1889(?).288Amsterdam 1889(?).90
Het laat zich begrijpen, dat elk jaar ‘aan den Paaschdisch’ de wens uitgesproken wordt om in hetvolgende jaar in Jeruzalem te mogen <strong>zijn</strong>. Hoe komt het nu, dat Israël nog steeds in ballingschapverkeert, vraagt <strong>Kropveld</strong> zich af. Hoe kan het dat deze ballingschap zo lang duurt en zo anders is dande eerste, in Babylon? Toen waren er profeten, die de boodschap die ze van God kregen aan het volkoverbrachten. Nu zwijgt de stem der profetie al 2300 jaar. Wat is de oorzaak? <strong>De</strong> oorzaak van deeerste ballingschap lag in de zonde, ‘volgens de uitspraak uwer Rabbijnen, afgoderij’, maar het volkwerd ervan genezen en heeft zich er daarna niet meer schuldig aan gemaakt. Er moet dus nu sprake<strong>zijn</strong> van een zwaardere zonde, want de straf is ook zwaarder. Welke zonde kan zwaarder <strong>zijn</strong> danafgoderij? ‘Zou dat niet wezen de zonde der Messiasverwerping? niet wezen de zonde welke begaanis in het rechthuis van Pilatus, toen al het volk als uit één mond riep: >>Zijn bloed kome over ons enonze kinderen?”’ Het is deze kreet die God heeft gehoord, ‘die dat bloed in breede stroomen over hetvolk, dat <strong>zijn</strong> Messias verwierp, heeft uitgestort’. <strong>Kropveld</strong>s hart bloedt, als hij eraan denkt welkeellenden het uitverkoren volk van God, ‘dat om der vaderen wil nog door Hem wordt bemind’, over zichheen heeft gehaald. ‘Och, of mijn hoofd water ware, om te beweenen de breuke en het lijden van dekinderen mijns volks!’ Hij verhaalt van de belegering van Jeruzalem en van wat in de eeuwen daarnaIsraël is overkomen, tot de laatste tijden toe (Jodenvervolgingen in Rusland, Roemenië en Algerije).En dat allemaal vanwege de verwerping van de Messias. Daarom is het nodig dat die zonde wordterkend en beleden, ‘dat onze vaderen, en in hen ook wij, vergoten hebben onschuldig bloed, het bloedvan den Messias; en dat daarom al die ellenden over ons en over ons volk <strong>zijn</strong> uitgestort’. Het bloedvan de Messias moet over ons komen, om ons te wassen en te reinigen en er vergeving door tevinden. Als die vergeving gevonden wordt, dan willen wij ook graag dat die zonde van deMessiasverwerping ook door ‘onze broederen naar den vleesche’ wordt beleden. Zij <strong>zijn</strong> weliswaareen ‘vijand’, maar het kruis roept niet om wraak, maar wekt tot medelijden en doet voor de vijandbidden en op de beloften van de Here pleiten. ‘(…) zoo zeker als Israël wegens <strong>zijn</strong>e zonden uit hetland <strong>zijn</strong>er vaderen is gebannen, even zeker zal God het ook uit de verstrooiing wederbrengen, en totHem bekeeren’ (Jesaja 11: 12; Jeremia 3: 18; Hosea 3: 5). <strong>De</strong>ze beloften mogen een ‘drangrede’ <strong>zijn</strong>om het Woord te onderzoeken, om de Messias te leren kennen en <strong>zijn</strong> vergevend bloed in te roepen.<strong>De</strong> prediking van den Christus, bij de opening van eene synagoge der Joden 289‘Achttien eeuwen lang is de waarheid bevestigd geworden, dat de gekruisigde Christus den Jood eeneergernis is, tengevolge waarvan <strong>zijn</strong> hart voor de waarheid Gods, zooals die in den Heere Jezus isgeopenbaard, gesloten is geweest’. <strong>De</strong> openingszin van dit boekje. <strong>De</strong>genen die de ‘boodschap desheils’ brachten werden ‘niet zelden’ wreed vervolgd. Daarom mag het tot blijdschap strekken, als deChristus niet aan een enkeling wordt verkondigd, maar aan een grote schare. Dit is gebeurd inPretoria bij de opening van de eerste synagoge aldaar, waar de ‘President der TransvaalscheRepubliek, de Hed. heer Paul Krüger’ in <strong>zijn</strong> toespraak getoond heeft, dat hij een ‘getrouw belijder vanden Heere Jezus’ was. Na de tekst van Krügers toespraak volgt een dankwoord van <strong>Kropveld</strong> aanKrügers adres en de wens: ‘Besproeie de Heere die uitgestrooide zaadkorrels met den dauw desHeiligen Geestes, opdat Abrahams zonen en dochteren in Pretoria leeren verstaan, dat de wet en deProfeten, die in hunne pas geopende Synagoge worden gelezen, van de eerste tot de laatstebladzijde getuigen van Jezus Christus, en dat alleen in Hem het ware, en daarom het eeuwige geluk iste vinden’.Jesaja 53 290In dit traktaatje stelt <strong>Kropveld</strong> de vraag aan de orde of de Messias in nederigheid of in glorie op aardezou verschijnen, ‘of Hij enkel ons de Thora onderwijzen, of ook langs een bitteren lijdensweg Zijneheerlijkheid ingaan zou’. Van een juiste beantwoording van deze vragen hangt het af, of geloofd wordtdat de Messias al gekomen is, of dat Hij nog wordt verwacht. Een ‘enkele blik in Uwe eigene Profeten’geeft al een afdoend antwoord. In het hele Oude Testament wordt de Messias beloofd, die in de wegvan lijden de zonde van <strong>zijn</strong> volk verzoent, maar Jesaja 53 zou al genoeg <strong>zijn</strong>. Jesaja 53 spreekt nietover Israëls lijden, maar over het lijden van ‘JESCHOEA HAMMASCHIACH’, Jezus Christus. In Hemis deze profetie letterlijk vervuld, ‘zóó letterlijk dat het schijnt dat deze Godspraak veeleergeschiedenis dan profetie is; veeleer door een <strong>Evangelist</strong>, dan door een Profeet is geschreven’.<strong>Kropveld</strong> toont het aan door naast Jesaja 53 Jezus’ lijdensweg te leggen en op de overeenkomst devinger te leggen. Hij roept de lezer op er ernstig over na te denken en Jesaja 53 te lezen en teherlezen. <strong>De</strong> lezer moet niet denken, dat hij hem of haar afvallig wil maken van <strong>zijn</strong> of haar geloof,289Kampen 1893. Ondertitel: Toespraak van Paul Krüger bij de opening van de eerste Synagoge te Pretoria, met een nawoordvan E. <strong>Kropveld</strong>. Verscheen ook in <strong>De</strong> Bazuin.290Groningen 1896(?).91
- Page 1 and 2:
Leven en werkvanEliëzer Kropveld18
- Page 3 and 4:
Woord voorafMet deze scriptie komt
- Page 5 and 6:
Hoofdstuk IEliëzer Kropveld: zijn
- Page 7 and 8:
etrekking kreeg bij de familie Denn
- Page 9 and 10:
Tussen 1855 en 1860 kwam Eliëzer v
- Page 11 and 12:
dwaasheid, opdat hij in zijn ogen n
- Page 13 and 14:
Eliëzer liet zich niet voor de der
- Page 15 and 16:
De doopdienst werd druk bezocht. Ds
- Page 17 and 18:
Friese Bergum in het huwelijk met G
- Page 19 and 20:
‘Ds. Kropveld was een bezield en
- Page 21 and 22:
oeken en wetenschappelijke werken
- Page 23 and 24:
ubriek benoemd’. 106 Deze benoemi
- Page 25 and 26:
Vanaf eind 1906 komt het steeds vak
- Page 27 and 28:
is. Professor Noordtzij is het daar
- Page 29 and 30:
Hoofdstuk IIIKropveld en de zending
- Page 31 and 32:
Doen wij maar steeds, hetgeen de He
- Page 33 and 34:
In een bericht van de commissie, ge
- Page 36 and 37:
teleurstellende ervaring voor hem g
- Page 38 and 39:
de Joden is aangesteld. Smit doet z
- Page 40 and 41: Israël en de kerkdienstIn De Bazui
- Page 42 and 43: Och dat Israël geloofde,Dat Hij re
- Page 44 and 45: Terugkeer van de Joden naar Israël
- Page 46 and 47: Hoofdstuk IVKropvelds theologische
- Page 48 and 49: antiquiteit, maar het levende Woord
- Page 50 and 51: plaats als Christus wederkomt. Uit
- Page 52 and 53: Protestantse Kerk in Nederland (200
- Page 54 and 55: overgave, en om alle verantwoording
- Page 56 and 57: Palestina zal terugkeren en er zelf
- Page 58 and 59: Molochsdienst, Breukelen 1902, nr.
- Page 60 and 61: Bijlagen1. Eliëzer Kropveld en zij
- Page 62 and 63: Duitsland, Rusland, Engeland en Ame
- Page 64 and 65: orst van zoo menig jongeling en jon
- Page 66 and 67: komen, want bij Hem wordt de ware r
- Page 68 and 69: ongelukkige gevangene, of krankzinn
- Page 70 and 71: weer hebben ingevoerd?’ Kropveld
- Page 72 and 73: niet aan, anderen vonden in dit woo
- Page 74 and 75: wij op onze braafheid niet kunnen s
- Page 76 and 77: ‘antichristelijke ongeloofsbegins
- Page 78 and 79: Hoe het Doekele ging op het feest v
- Page 80 and 81: egraven vandaag onzen Herder en Lee
- Page 82 and 83: De bijbel vermaant ons in allerlei
- Page 84 and 85: Kropveld ziet in zijn tijd veel ‘
- Page 86 and 87: Iets uit de Geschiedenis van den Bi
- Page 88 and 89: maar zijn vrouw hield het op de woo
- Page 92 and 93: maar dat het er hem om te doen is,
- Page 94 and 95: zone Abrahams onder de aandacht bre
- Page 96 and 97: BIJLAGE 5Berichten rondom het beroe
- Page 98 and 99: XL no. 44 (28 oktober 1892):Driesum
- Page 100 and 101: LVI no. 6 (7 februari 1908):Zondag,
- Page 102 and 103: R.B. Evenhuis, Ook dat was Amsterda
- Page 104 and 105: B. Wentsel, De Heilige Geest, de ke