vermindering van de inkomensbelasting aanleidinggeven tot meer prikkels om te werken. Het evenwichtop de arbeidsmarkt wordt gevonden waar aanbod gelijkis aan vraag of in <strong>het</strong> punt waar <strong>het</strong> marktloon gelijkis aan W E0 en <strong>het</strong> aantal arbeiders met een job gelijkaan L E0 .Het evenwicht in Figuur 2 kan veranderen ten gevolgevan verschillende gebeurtenissen die de vraag- enaanbodsfuncties beïnvloeden. De vraag naar arbeidhangt niet alleen af van de loonkost van arbeiders,maar ook van de kosten van de andereproductiefactoren en de substitutiemogelijkhedentussen arbeid en de andere productiefactoren. Vooreen multinationale onderneming met een filiaal inBelgië zal de vraag naar arbeid voor haar Belgisch filiaalniet alleen afhangen van de Belgische loonkost, maarook van de loonkost van haar dochterondernemingenin andere landen. Indien dan de loonkost in anderefilialen daalt relatief t.o.v. die in België en indien <strong>het</strong>gemakkelijk is om productie te verhuizen, zal degoedkopere loonkost in <strong>het</strong> buitenland een negatiefeffect hebben op de vraag naar arbeid in België. Metandere woorden: de vraagcurve in Figuur 2 zou dannaar onder toe verschuiven, met als gevolg minder jobsen een lager evenwichtsloon.Ook de aanbodfunctie wordt beïnvloed door anderefactoren dan <strong>het</strong> bruto loon 3 alleen. Zo zal de beslissingom (meer) te werken ook afhangen van <strong>het</strong> inkomendat men reeds verdient. Indien men al over een hooginkomen beschikt, kan <strong>het</strong> zelfs zo zijn dat een verderestijging van <strong>het</strong> uurloon aanleiding geeft tot minderarbeidsaanbod. Dit noemt men <strong>het</strong> inkomenseffect datdomineert en is <strong>het</strong> gevolg van de afweging die menmaakt tussen extra inkomen en <strong>het</strong> opnemen van eenextra uur vrije tijd. Ook <strong>het</strong> inkomen dat men krijgtonafhankelijk van de geleverde arbeid, zoals <strong>het</strong>inkomen van de partner, heeft een effect op <strong>het</strong>arbeidsaanbod en de beslissing om te participeren. Alsde werkloosheidsuitkering en de daarbijhorendeandere voordelen groot zijn, zullen een aantal mensenliever niet werken dan wel. Indien <strong>het</strong> verschil tussenwat men kan verdienen en de werkloosheidsuitkeringte klein is, spreekt men van de werkloosheidsval,waarbij de incentieven om te gaan werken te kleinzijn.Figuur 3W b W E 1V 0V 1A 0W E 0L3Om de zaken eenvoudig voor te stellen wordt verondersteld dat de werknemersbijdrage en de inkomensbelasting niet wijzigen, zodat eengegeven bruto loon overeenkomt met een gegeven netto loon.10 - <strong>VKW</strong> Denktank • Beleidsnota 2 - november 2004
Wat is nu <strong>het</strong> effect van een lastenverlaging op dearbeidsmarkt? Een lastenverlaging via een verlagingvan de patronale bijdrage impliceert dat devraagfunctie in Figuur 2 naar boven kantelt, wataanleiding geeft tot een hoger brutoloon, W E1, en meerjobs, L E1 . Om een gegeven brutoloon te betalen aan dewerknemer, dient de werkgever nu minder geld uit tegeven. Het gevolg is dat de werkgever daarom meermensen in dienst kan nemen en dus verschuift devraagfunctie naar boven. Ze kantelt naar boven omdatde patronale bijdrage een percentage weerspiegelt van<strong>het</strong> brutoloon.Hoeveel extra jobs gecreëerd worden, zal afhangen vande helling van de vraag –en aanbodcurve of m.a.w.van de vraag- en aanbodelasticiteit. In <strong>het</strong> algemeenkan men stellen dat hoe elastischer de vraag- enaanbodcurve, hoe sterker de response vantewerkstelling op een loonsverandering en hoe groter<strong>het</strong> effect op jobcreatie zal zijn ten gevolge van eenlastenverlaging. Dit wordt geïllustreerd in Figuur 3.Indien de aanbodcurve verticaal is (inelastisch), zal devermindering van de patronale bijdrage volledigvertaald worden in een hoger loon en geen jobcreatie.Indien ze horizontaal (perfect elastisch) is, zal zevolledig worden omgezet in meer jobs. Eengelijkaardige redenering kan worden gevolgd voor devraagelasticiteit van arbeid. Indien die inelastisch is,betekent een vermindering van de patronale bijdragedat de vraag naar arbeid nagenoeg niet wordtaangepast, wat als gevolg heeft dat de effecten opjobcreatie te verwaarlozen zijn. Omgekeerd, bij eenelastische vraag naar arbeid is de response zeer groot.2.2. De complexiteit van de arbeidsmarktIn de vorige paragraaf werd een eenvoudigevoorstelling gemaakt van de arbeidsmarkt. Er werdhomogene arbeid verondersteld en perfecteconcurrentie op de arbeidsmarkt. In realiteit echter, isarbeid <strong>het</strong>erogeen (laaggeschoolden, hooggeschoolden,jong, oud, etc.) en komen lonen vaak totstand door een onderhandelingsproces. Verder bestaater een wetgeving op minimumlonen en dient rekeninggehouden te worden met heel wat kosten geassocieerdmet <strong>het</strong> aanwerven en ontslaan van werknemers, watertoe leidt dat een eenvoudige voorstelling van dearbeidsmarkt zoals weergeven in 2.1. soms misleidendkan zijn. Overigens, de arbeidsmarkt die in Figuur 2 en3 wordt voorgesteld, kent geen werkloosheid. Dearbeidsmarkt is in evenwicht en mensen die nietparticiperen doen dit vrijwillig omdat <strong>het</strong> (bruto) loondat men kan verdienen te klein is. In de realiteit is ereen overaanbod van arbeid, wat betekent dat bij eengegeven (bruto) loon een aantal mensen graag eenjob zouden hebben, maar er geen krijgen aangeboden.Ik bespreek kort twee oorzaken van een dergelijkaanbodoverschot.De eerste, meest eenvoudige manier om werkloosheidte verklaren is <strong>het</strong> bestaan van wettelijkeminimumlonen, zoals we die kennen in België. Figuur4 gaat opnieuw uit van <strong>het</strong> competitievearbeidsmarktmodel, maar introduceert wettelijkeminimumlonen. Onmiddellijk wordt duidelijk dat bijeen minimumloon werkloosheid ontstaat, ten belopevan L A -L 0 . Het effect van een lastenverlaging heeft daneen maximale werking en leidt tot een grote toenameaan jobs, nl. van L 0 tot L 1 . Dit zal zo zijn in deveronderstelling dat iedereen aan <strong>het</strong> wettelijkminimumloon werkt. In de realiteit is dat uiteraard nietzo, zeker niet voor hooggeschoolden. Echter, voorlaaggeschoolden is dit vaak wel <strong>het</strong> geval. De analyseop basis van Figuur 4 suggereert dat vooral voorlaaggeschoolden een lastenverlaging extra jobs kancreëren.Een tweede manier om werkloosheid te verklaren heeftte maken met de loonvorming, vaak via<strong>VKW</strong> Denktank • Beleidsnota 2 - november 2004 - 11