12.07.2015 Views

Opvoeden samen met de buurt - DSP-groep

Opvoeden samen met de buurt - DSP-groep

Opvoeden samen met de buurt - DSP-groep

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong>De pedagogische civil society: een inhou<strong>de</strong>lijke oriëntatieAnne-Marie Broe<strong>de</strong>rsPaul DuijvestijnLenneke WolswinkelNorbert BroeninkNiek Fransen


<strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong>De pedagogische civil society: een inhou<strong>de</strong>lijke oriëntatieAmsterdam, 28 april 2011Anne-Marie Broe<strong>de</strong>rsPaul DuijvestijnLenneke WolswinkelNorbert BroeninkNiek Fransen<strong>DSP</strong> – <strong>groep</strong> BVVan Diemenstraat 3741013 CR AmsterdamT: +31 (0)20 625 75 37F: +31 (0)20 627 47 59E: dsp@dsp-<strong>groep</strong>.nlW: www.dsp-<strong>groep</strong>.nlKvK: 33176766 A'dam


Inhoudsopgave1 Inleiding 31.1 Doelstelling en vraagstelling 31.2 Methodische opzet fase 1: <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke oriëntatie 41.3 Opbouw van <strong>de</strong> tussenrapportage 52 Pedagogische civil society: een begripsverkenning 62.1 Beel<strong>de</strong>n en <strong>de</strong>finities van het begrip 'pedagogische civil society' 62.2 Overeenkomsten, verschillen en implicaties 72.3 Naar een werk<strong>de</strong>finitie van <strong>de</strong> pedagogische civil society 93 Actoren in en om <strong>de</strong> pedagogische civil society: wie, wat en hoe 113.1 De spelers in <strong>de</strong> 'village' 113.2 De eerste kring: familie, vrien<strong>de</strong>n, buren en leeftijdgenoten 123.3 De twee<strong>de</strong> kring: sportverenigingen, kerken, moskeeën, <strong>buurt</strong>-, zelf- enan<strong>de</strong>re vrijwilligersorganisaties 143.4 On<strong>de</strong>rsteuning en stimulering van <strong>de</strong> pedagogische civil society 173.5 Samenvattend 244 De invloed van sociale en fysieke <strong>buurt</strong>-kenmerken op <strong>de</strong>pedagogische civil society 254.1 Bevolkings<strong>samen</strong>stelling en an<strong>de</strong>re sociale <strong>buurt</strong>kenmerken 254.2 Speel- en ontmoetingsplekken en an<strong>de</strong>re fysieke <strong>buurt</strong>kenmerken 264.4 Samenvattend 285 De pedagogische civil society: aan veran<strong>de</strong>ring on<strong>de</strong>rhevig 295.1 Individualisering, pedagogisering en lichte gemeenschappen 295.2 Sociale <strong>samen</strong>hang en <strong>de</strong>elname aan vrijwilligerswerk 305.3 Samenvattend 306 Conclusies en focus praktijkon<strong>de</strong>rzoek 326.1 Conclusies 326.2 Focus praktijkon<strong>de</strong>rzoek <strong>DSP</strong>-<strong>groep</strong> 33BijlagenBijlage 1 Geraadpleeg<strong>de</strong> literatuur 39Bijlage 2 Geraadpleeg<strong>de</strong> experts 42Pagina 2 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


1 InleidingKin<strong>de</strong>ren en jongeren wor<strong>de</strong>n gevormd door alles waarmee en ie<strong>de</strong>reen <strong>met</strong>wie ze in aanraking komen. Elk gezin maakt <strong>de</strong>el uit van een groter verband.Buurtbewoners, scholen, winkeliers, sport- en an<strong>de</strong>re verenigingen, welzijnsorganisatiesen kerkgemeenschappen maken <strong>samen</strong> hun eigen leefomgeving.Die leefomgeving speelt per <strong>de</strong>finitie een rol in <strong>de</strong> opvoeding vankin<strong>de</strong>ren en jongeren. Hoogleraar Pedagogiek Micha <strong>de</strong> Winter introduceer<strong>de</strong>hier een nieuwe term voor: <strong>de</strong> pedagogische civil society. Daarmee doelthij op dat <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> <strong>buurt</strong>omgeving – niet behorend tot overheid en markt– dat een informele rol speelt of kan spelen in <strong>de</strong> opvoeding en socialisatievan kin<strong>de</strong>ren en jongeren. Het gaat hier ook om <strong>de</strong> actieve rol die jeugdigenzelf in die <strong>samen</strong>leving spelen.Het ZonMw-programma 'Vrijwillige inzet voor en door jeugd en gezin' wil <strong>de</strong>pedagogische civil society in <strong>de</strong> lokale praktijk versterken. Achterliggen<strong>de</strong>vraag is of dit mogelijk is en zo ja, wat hiervoor nodig is. <strong>DSP</strong>-<strong>groep</strong> gaat in<strong>de</strong>ze inhou<strong>de</strong>lijke oriëntatie- maar ook vooral straks in <strong>de</strong> praktijk- op zoeknaar antwoor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong>ze tussenrapportage doen we verslag van een eersteinhou<strong>de</strong>lijke oriëntatie. Daartoe is een (in omvang beschei<strong>de</strong>n) literatuuron<strong>de</strong>rzoekuitgevoerd in combinatie <strong>met</strong> interviews <strong>met</strong> experts.In <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> fase zet <strong>DSP</strong>-<strong>groep</strong> <strong>de</strong> theorie af tegen <strong>de</strong> praktijk. In vijftienwijken (ook wel 'villages' genoemd) gaan we kijken hoe <strong>de</strong> pedagogischecivil society in <strong>de</strong> praktijk functioneert, wat goed gaat, wat beter kan en wat<strong>de</strong> kritische succesfactoren zijn. De resultaten van <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke verkenning,zoals die in voorliggen<strong>de</strong> tussenrapportage zijn opgenomen, zijn inbelangrijke mate bepalend voor <strong>de</strong> focus van het praktijkon<strong>de</strong>rzoek.1.1 Doelstelling en vraagstellingDoelstellingBinnen het programma 'Vrijwillige inzet voor een door jeugd en gezin' heeftZonMw vier on<strong>de</strong>rzoeksthema's geformuleerd rondom het thema pedagogischcivil society. <strong>DSP</strong>-<strong>groep</strong> voert een van <strong>de</strong>ze vier on<strong>de</strong>rzoeken uit. Dedoelstelling van het on<strong>de</strong>rzoek van <strong>DSP</strong>-<strong>groep</strong> luidt als volgt:Het verkrijgen van inzicht in <strong>de</strong> wijze waarop maatschappelijke(wijk)organisaties zoals gemeente, CJG, scholen, welzijns- en vrijwilligersorganisaties,vanuit hun eigen rol en kracht, hun bijdrage in of aan <strong>de</strong> pedagogischecivil society kunnen versterken.Deze doelstelling impliceert dat <strong>de</strong> bijdrage van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> genoem<strong>de</strong>actoren kan verschillen. Grofweg kan <strong>de</strong> bijdrage liggen op het vlak van hetbie<strong>de</strong>n van (informele) sociale en pedagogische steun en/of het vergrotenvan <strong>de</strong> eigen kracht en (on<strong>de</strong>rlinge) betrokkenheid van ou<strong>de</strong>rs en jongeren.Een vraag die hieraan raakt is welke actoren zelf on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el vormen van <strong>de</strong>pedagogische civil society ('in') en welke actoren er zelf geen <strong>de</strong>el van uitmaken,maar mogelijk wel invloed op kunnen uitoefenen ('aan'). De focusvan het on<strong>de</strong>rzoek ligt op <strong>de</strong> eerste categorie actoren: het gaat hier om actorendie geen expliciete opvoedkundige taak hebben, maar in <strong>de</strong> praktijkvaak wel een belangrijke pedagogische rol (kunnen) vervullen. Hier komenwe in hoofdstuk 2 op terug.Pagina 3 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


Het on<strong>de</strong>rzoek van <strong>DSP</strong>-<strong>groep</strong> is gericht op het achterhalen van concretehandvatten om <strong>de</strong> bijdrage van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> actoren in of aan <strong>de</strong> pedagogischecivil society te vergroten. We zijn op zoek naar do's en dont's ennaar bevor<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> en belemmeren<strong>de</strong> factoren. Dit binnen ie<strong>de</strong>rs eigen mogelijkhe<strong>de</strong>nen grenzen en afgestemd op <strong>de</strong> inzet van an<strong>de</strong>ren.VraagstellingDe centrale on<strong>de</strong>rzoeksvraag van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksopdracht is door ZonMwals volgt geformuleerd:Op welke wijze kunnen maatschappelijke organisaties, zoals gemeente,CJG, scholen, welzijns- en vrijwilligersorganisaties, invulling geven aan hunrol in <strong>de</strong> pedagogische civil society en die rol versterken?Deze centrale on<strong>de</strong>rzoeksvraag heeft <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> <strong>de</strong>elvragen:• Wat zijn <strong>de</strong> belangrijkste actoren in <strong>de</strong> pedagogische civil society?• Wat is <strong>de</strong> rol van <strong>de</strong>ze actoren in <strong>de</strong> pedagogische civil society? (huidigesituatie en verschillen)• Kan <strong>de</strong> bijdrage van <strong>de</strong>ze actoren aan <strong>de</strong> pedagogische civil society –afgezet tegen hun eigen mogelijkhe<strong>de</strong>n en grenzen, als ook tegen <strong>de</strong> inzetvan an<strong>de</strong>ren (rolver<strong>de</strong>ling) – wor<strong>de</strong>n versterkt? Zo ja, hoe en opwelk(e) vlak(ken)? Wat werkt wel en wat werkt niet, voor wie en in welkecontext?• Welke (bevor<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> en belemmeren<strong>de</strong>) factoren en elementen in <strong>de</strong>wijk zijn (ver<strong>de</strong>r) van invloed op <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> pedagogische civilsociety?1.2 Methodische opzet fase 1: <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke oriëntatieZoals reeds kort aangestipt gaat <strong>DSP</strong>-<strong>groep</strong> in zowel literatuur als praktijkop zoek naar antwoord op <strong>de</strong>ze vragen. Voorliggen<strong>de</strong> tussenrapportagemaakt dui<strong>de</strong>lijk wat literatuur en experts zeggen over genoem<strong>de</strong> <strong>de</strong>elvragen.Wat leert ons dat over (actoren en cruciale aspecten in) <strong>de</strong> pedagogischecivil society en <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n tot versterking hiervan? Het resultaat vandie eerste oriëntatie vormt het vertrekpunt voor het praktijkon<strong>de</strong>rzoek. Enerzijdsbepaalt het <strong>de</strong> focus van het praktijkon<strong>de</strong>rzoek (wie en wat nemen wewel/niet mee?), an<strong>de</strong>rzijds biedt het een referentie waartegen we onze praktijkbevindingenstraks kunnen afzetten.Zie bijlage 1 voor het overzicht van <strong>de</strong> geraadpleeg<strong>de</strong> literatuur. Bijlage 2bevat een overzicht van <strong>de</strong> geraadpleeg<strong>de</strong> experts. Voor <strong>de</strong> selectie vanliteratuur en experts hebben we een sneeuwbal<strong>met</strong>ho<strong>de</strong> gehanteerd. Startpuntvorm<strong>de</strong>n <strong>de</strong> documenten en experts die aan <strong>de</strong> basis staan van hetZonMw-programma 'Vrijwillige inzet voor en door jeugd en gezin'. Via <strong>de</strong>zebronnen en experts kwamen we terecht bij an<strong>de</strong>re relevante documenten en<strong>de</strong>skundigen. Daarbij hebben we een bre<strong>de</strong> blik gehanteerd en getracht <strong>de</strong>belangrijkste <strong>de</strong>elgebie<strong>de</strong>n van het thema pedagogische civil society mee tenemen. Het concept van <strong>de</strong>ze tussenrapportage is 1 ter reactie voorgelegdaan <strong>de</strong> geraadpleeg<strong>de</strong> <strong>de</strong>skundigen.Noot 1Deze feedbackron<strong>de</strong> vindt eind maart/begin april plaats.Pagina 4 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


1.3 Opbouw van <strong>de</strong> tussenrapportageIn hoofdstuk 2 gaan we na<strong>de</strong>r in op het centrale begrip pedagogische civilsociety. Waar hebben we het precies over, wat valt er wel/niet on<strong>de</strong>r en inhoeverre is een afbakening nodig en mogelijk?Hoofdstuk 3 benoemt <strong>de</strong> belangrijkste actoren in <strong>de</strong> pedagogische civil society.Wat is hun rol daarbinnen en in hoeverre zien <strong>de</strong> <strong>de</strong>skundigen mogelijkhe<strong>de</strong>nom <strong>de</strong> rol van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> actoren te versterken?Hoofdstuk 4 gaat in op <strong>de</strong> vraag welke (bevor<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> en belemmeren<strong>de</strong>)sociale en fysieke <strong>buurt</strong>kenmerken (ver<strong>de</strong>r) van invloed zijn op <strong>de</strong> kwaliteitvan <strong>de</strong> pedagogische civil society. Wat maakt dat <strong>de</strong> pedagogische civilsociety in <strong>de</strong> ene <strong>buurt</strong> sterker is dan in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re? Welke elementen zijnbepalend daarin?In hoofdstuk 5 staat <strong>de</strong> vraag centraal of, en zo ja hoe, <strong>de</strong> pedagogischecivil society door <strong>de</strong> tijd heen is veran<strong>de</strong>rd. Er wordt aan <strong>de</strong> ene kant gestelddat gezinnen, als gevolg van maatschappelijke processen als individualisering,tegenwoordig meer dan voorheen zijn aangewezen op zichzelf en opprofessionele instanties. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant zijn er grote verschillen tussenwijken en zijn er nieuwe sociale verban<strong>de</strong>n aan het ontstaan.In hoofdstuk 6 ten slotte vatten we <strong>de</strong> belangrijkste resultaten <strong>samen</strong> engaan we na wat dit betekent voor (<strong>de</strong> focus van) het praktijkon<strong>de</strong>rzoek, dat<strong>DSP</strong>-<strong>groep</strong> in 15 villages gaat uitvoeren.Pagina 5 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


2 Pedagogische civil society: eenbegripsverkenningIn dit hoofdstuk verkennen we het begrip pedagogische civil society. Is ersprake van eenduidige begripsvorming, een eenduidige <strong>de</strong>finitie? En watverstaan we on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> pedagogische civil society in het ka<strong>de</strong>r van dit on<strong>de</strong>rzoek?Het begrip pedagogische civil society – ook wel kortweg aangeduid als PCS– werd geïntroduceerd door De Winter als reactie op <strong>de</strong> alsmaar ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong>professionalisering rond opvoedingsproblemen. De verantwoor<strong>de</strong>lijkheidvoor problemen in opvoeding en bij jeugdigen moest weer primair bijou<strong>de</strong>rs komen te liggen, daarbij geholpen en on<strong>de</strong>rsteund door hun directeomgeving, zo vond De Winter. De gedachte erachter is dat problemen zoalskin<strong>de</strong>rmishan<strong>de</strong>ling, jeugdcriminaliteit en jongerenoverlast aanzienlijk min<strong>de</strong>rkans hebben zich te ontwikkelen als gezinnen zijn ingebed in een sterksociaal netwerk. Wat precies on<strong>de</strong>r pedagogische civil society moet wor<strong>de</strong>nverstaan is nog on<strong>de</strong>rwerp van on<strong>de</strong>rzoek. De Winter geeft in <strong>de</strong> gesprekken<strong>met</strong> hem aan (d.d. 12 januari 2011 en 14 maart 2011):'De <strong>de</strong>finitie van <strong>de</strong> pedagogische civil society is nog in ontwikkeling. Vooralsnogis het meer een i<strong>de</strong>e, een gedachtegang (…) Het is bijzon<strong>de</strong>r om tezien dat <strong>de</strong> term een eigen leven gaat lei<strong>de</strong>n en te pas en te onpas wordtgebruikt; alsof het een vaststaand gegeven is. Daar is het nog te vroeg vooren juist daarom doen we er nu on<strong>de</strong>rzoek naar.'In aansluiting hierop gaan we in dit hoofdstuk dan ook niet op zoek naar eensluiten<strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie van <strong>de</strong> pedagogische civil society, maar proberen we hetbegrip te verhel<strong>de</strong>ren en <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> visies in beeld te brengen. Uitein<strong>de</strong>lijkwillen we komen tot een omschrijving die in het praktijkon<strong>de</strong>rzoek hanteerbaaris.2.1 Beel<strong>de</strong>n en <strong>de</strong>finities van het begrip 'pedagogische civil society'On<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> volgt een aantal visies en meningen over <strong>de</strong> 'pedagogischecivil society'. Dit maakt dui<strong>de</strong>lijk wat zoal on<strong>de</strong>r het begrip wordt verstaan enwelke beel<strong>de</strong>n het oproept.• Gezon<strong>de</strong> en gelukkige kin<strong>de</strong>ren zijn een belang van ons allemaal. Nietalleen omdat welzijn voor kin<strong>de</strong>ren individueel van waar<strong>de</strong> is, maar ookvoor onze maatschappij als geheel. Hieruit volgt dat opgroeien<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>renook een publieke verantwoor<strong>de</strong>lijkheid zijn. Daarbij gaat het ook omburgerlijke oplettendheid, een gevoel van gemeenschappelijke zorg voorkin<strong>de</strong>ren en voor <strong>de</strong> mensen die voor kin<strong>de</strong>ren zorgen. Interventies zijn<strong>met</strong> name gericht op probleemgezinnen en -kin<strong>de</strong>ren en min<strong>de</strong>r op gezinnenen kin<strong>de</strong>ren <strong>met</strong> problemen. Om gezinnen te versterken is ooksociale <strong>samen</strong>hang en <strong>samen</strong>hang in jeugd- en gezinsbeleid nodig. Hetgaat om <strong>de</strong> versterking van <strong>de</strong> opvoedkwaliteit (bij ou<strong>de</strong>rs en an<strong>de</strong>re betrokkenen)en een gunstig opgroeiklimaat (voor kin<strong>de</strong>ren) (RMO, 2009).De RMO (2008) gaat hier in haar briefadvies „Versterken van <strong>de</strong> village‟Pagina 6 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


na<strong>de</strong>r op in. De term „village‟ slaat terug op dat <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> civil societydat betrekking heeft op <strong>de</strong> opvoeding: „It takes a village to raise a child‟.Het verwijst naar burgers en hun on<strong>de</strong>rlinge relaties. In een goedwerken<strong>de</strong>village weten <strong>buurt</strong>genoten elkaar gemakkelijk te vin<strong>de</strong>n; dragen ze<strong>samen</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkheid, waardoor ze min<strong>de</strong>r vaak een beroep op autoriteitenhoeven te doen, slaan alarm als dat nodig is, en hou<strong>de</strong>n ze elkaarskin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> gaten. Daarbij is het van belang dat professionals inbijvoorbeeld <strong>de</strong> jeugdgezondheidszorg, <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ropvang en het on<strong>de</strong>rwijsverbindingen leggen tussen gezinnen on<strong>de</strong>rling en <strong>met</strong> in hun omgevingbestaan<strong>de</strong> expertise.• De pedagogische civil society is dat <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> <strong>samen</strong>leving, waarbijkin<strong>de</strong>ren en jongeren en <strong>de</strong> opvoeding centraal staan. Kin<strong>de</strong>ren en jongerenleren actief bezig te zijn in <strong>de</strong> civil society: ervaren en leren dat het<strong>de</strong> normaalste zaak van <strong>de</strong> wereld is om „iets voor elkaar te doen‟ en om„rekening te hou<strong>de</strong>n <strong>met</strong> elkaar‟. Dat betekent dat ze opgroeien in eenpedagogisch klimaat <strong>met</strong> mensen die actief zijn binnen <strong>de</strong> civil society endie hen daarin zo op natuurlijke wijze introduceren (Bel, 2010).• De „pedagogische‟ civil society duidt <strong>de</strong> gemeenschappelijke en vrijwilligeactiviteiten van burgers rond het grootbrengen van kin<strong>de</strong>ren en jongerenaan. Het vindt zijn basis in <strong>de</strong> verban<strong>de</strong>n tussen familie, vrien<strong>de</strong>n, <strong>buurt</strong>genotenen allen die rond kin<strong>de</strong>ren en jongeren staan(www.allemaalopvoe<strong>de</strong>rs.nl).• ZonMw hanteert, on<strong>de</strong>r meer op <strong>de</strong> website van het programma 'Vrijwilligeinzet voor en door jeugd en gezin', <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie van <strong>de</strong> pedagogischecivil society: "Dat <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> <strong>samen</strong>leving waar burgers (kin<strong>de</strong>ren,jongeren, ou<strong>de</strong>rs en an<strong>de</strong>re volwassenen) in vrijwillige verban<strong>de</strong>nverantwoor<strong>de</strong>lijkheid nemen voor een pedagogisch klimaat waarin hetgoed opvoe<strong>de</strong>n en opgroeien is, in <strong>samen</strong>werking <strong>met</strong> of juist als tegenkrachttot overhe<strong>de</strong>n (gemeenten, <strong>de</strong> jeugdsector, het welzijnswerk), bedrijvenen an<strong>de</strong>re civil society organisaties (bijvoorbeeld sportverenigingen)."2.2 Overeenkomsten, verschillen en implicatiesIn <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n en (voorlopige) <strong>de</strong>finities van <strong>de</strong> pedagogischecivil society komt een aantal elementen steeds terug. Kernbegrippen zijnopvoe<strong>de</strong>n en opgroeien, gemeenschap, sociale <strong>samen</strong>hang, eigen en gezamenlijkeverantwoor<strong>de</strong>lijkheid, socialisatie, rollen. Bij <strong>de</strong> opvoeding is zowelaandacht voor <strong>de</strong> ontwikkeling van het kind als het opvoe<strong>de</strong>n van hetkind tot een burger die zelfstandig en volwaardig in <strong>de</strong> civil society participeerten ook <strong>de</strong> normen en waar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze society heeft geïnternaliseerd.Ook in <strong>de</strong> expertinterviews komen <strong>de</strong>ze elementen terug. De meeste respon<strong>de</strong>ntenblijken overigens niet bekend <strong>met</strong> het begrip 'pedagogische civilsociety', maar hebben er na enige toelichting wel associaties bij. Enkelerespon<strong>de</strong>nten geven aan dat het begrip verwarring oproept en ruis kan veroorzaken:'Spreek gewoon van 'opvoe<strong>de</strong>n <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong>'. Dan is voor ie<strong>de</strong>reenhel<strong>de</strong>r waar je het over hebt."Er zijn ook verschillen. De diverse auteurs en ook experts verschillen vanelkaar wat betreft <strong>de</strong> vraag welke actoren tot <strong>de</strong> pedagogische civil societygerekend kunnen wor<strong>de</strong>n en om wat voor rollen en taken het gaat. Discussiepuntenin dit verband liggen op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> vlakken:Pagina 7 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


1 een formele versus informele pedagogische rol;2 privaat versus publiek domein;3 expliciete versus impliciete bijdrage aan opvoeding;4 curatief versus preventief pedagogisch han<strong>de</strong>len.Ad 1. Formele versus informele pedagogische rolHeeft <strong>de</strong> actor een formele (professionele) rol die tot uiting komt in een taakop het gebied van opvoe<strong>de</strong>n? Of heeft <strong>de</strong> actor een informele (vrijwillige) roldie gebaseerd is op vrijwilligheid en waar geen formele taak of opdracht aanten grondslag ligt? De heersen<strong>de</strong> mening is dat <strong>de</strong> pedagogische civil societybetrekking heeft op actoren die niet vanuit hun taakstelling (zoals overhei<strong>de</strong>n professionals) een pedagogische rol spelen. De meerwaar<strong>de</strong> is immersjuist gelegen in het feit dat er geen expliciete taak aan ten grondslagligt. Niet altijd is evenwel dui<strong>de</strong>lijk wanneer wel en wanneer geen sprake isvan een expliciete opvoedtaak. Daarover blijken <strong>de</strong> meningen ver<strong>de</strong>eld. Dat<strong>de</strong> eigen ou<strong>de</strong>rs/verzorgers en op een an<strong>de</strong>re manier ook gemeente en CJGhierin een formele verantwoor<strong>de</strong>lijkheid hebben leidt geen twijfel. En dat ditniet geldt voor buren, sportvereniging en kerk of moskee ook. Maar hoe zithet <strong>met</strong> <strong>de</strong> (al dan niet betaal<strong>de</strong>) oppasoma/buurvrouw, <strong>de</strong> <strong>buurt</strong>agent diejongeren informeel aanspreekt op ongepast gedrag, <strong>de</strong> jongerenwerker dieniet alleen activiteiten organiseert maar ook waar<strong>de</strong>n en normen overdraagt,en leerkrachten op school? Maken zij wel of niet <strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> pedagogischecivil society?Ad 2. Privaat versus publiek domeinDe pedagogische civil society is dat <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> civil society dat zich bezighoudt<strong>met</strong> opvoe<strong>de</strong>n. Dat brengt <strong>de</strong> vraag <strong>met</strong> zich mee wat on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> civilsociety moet wor<strong>de</strong>n verstaan. Over het algemeen doelt men daarmee op<strong>de</strong> burgermaatschappij: alles wat niet overheid en markt is. Gemeente, CJGen kin<strong>de</strong>ropvangorganisaties vallen er dus niet on<strong>de</strong>r, sport- en <strong>buurt</strong>verenigingenwel. Dat dit on<strong>de</strong>rscheid enigszins kunstmatig is blijkt wel bij het in<strong>de</strong>lenvan peuterspeelzalen: een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> peuterspeelzalen in Ne<strong>de</strong>rlandwordt gerund door vrijwilligers, een an<strong>de</strong>r <strong>de</strong>el door commerciële partijen.De eerste <strong>groep</strong> zou volgens dit on<strong>de</strong>rscheid dus wel <strong>de</strong>el uitmaken van <strong>de</strong>civil society, <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> <strong>groep</strong> niet.Ver<strong>de</strong>r wordt in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> civil society ook wel on<strong>de</strong>rscheid gemaakttussen het publieke en private domein. Dit om aan te geven dat het bij <strong>de</strong>civil society niet gaat om wat achter <strong>de</strong> voor<strong>de</strong>ur gebeurt (het private domein),maar om hetgeen burgers <strong>met</strong> elkaar doen en <strong>de</strong>len (het publiekedomein). Ook hier komt weer <strong>de</strong> vraag naar voren waar <strong>de</strong> grens te trekken.Hoe zit het <strong>met</strong> familie en <strong>met</strong> buren? Waar gaat het private domein over inhet publieke domein?Ad 3. Expliciete versus impliciete bijdrage aan opvoedingEen volgen<strong>de</strong> vraag is wanneer sprake is van <strong>de</strong> pedagogische civil society.Wat maakt <strong>de</strong> civil society pedagogisch? Is expliciete aandacht voor opvoedingdaarvoor gebo<strong>de</strong>n of hebben we het ook over zaken die op meer implicietewijze bijdragen aan het opvoe<strong>de</strong>n en opgroeien van kin<strong>de</strong>ren en jongeren?Van een expliciete pedagogische rol is bijvoorbeeld sprake in <strong>de</strong> sportzorgtrajectenvan het programma Tijd voor Vechtsport. Doel van dit programmais dat vechtsporttrainers jongeren uit <strong>de</strong> jeugdzorg niet alleenvechtsporttechnieken bijbrengen, maar vooral ook opvoedkundige waar<strong>de</strong>nen normen. Tevens willen zij een bijdrage leveren aan vermin<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong>agressieproblematiek waar veel van <strong>de</strong> <strong>de</strong>elnemers mee kampen (Buysseen Duijvestijn, 2011). Een an<strong>de</strong>r voorbeeld is Home-Start: een programmaPagina 8 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


dat zich waarin vrijwilligers gericht opvoedingson<strong>de</strong>rsteuning bie<strong>de</strong>n aangezinnen <strong>met</strong> problemen (www.home-start.nl).Hier tegenover staan tal van voorbeel<strong>de</strong>n van projecten en activiteiten,waarin <strong>de</strong> link <strong>met</strong> opvoe<strong>de</strong>n veel min<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijk is, maar die indirect ofimpliciet wel <strong>de</strong>gelijk ook een opvoedkundige waar<strong>de</strong> hebben. Denk bijvoorbeeldaan het organiseren van activiteiten voor ou<strong>de</strong>rs of jongeren, waar zijelkaar ontmoeten en <strong>met</strong> elkaar in gesprek komen, of aan het stimulerenvan vrijwilligerswerk on<strong>de</strong>r jongeren. Indirect kunnen dit soort initiatievenpositief doorwerken op opvoeding en socialisatie van jeugd.Ad 4. Curatief versus preventief pedagogisch han<strong>de</strong>lenIn hun bijdrage aan <strong>de</strong> opvoeding kunnen actoren preventief of curatiefhan<strong>de</strong>len. Van curatief han<strong>de</strong>len is sprake als een opvoedkundig probleemwordt aangepakt. Denk aan een sportvereniging die jeugdle<strong>de</strong>n explicietaanspreekt op onacceptabel gedrag, zoals schel<strong>de</strong>n tegen me<strong>de</strong>spelers ofhet maken van grove 'professionele' overtredingen. Dezelf<strong>de</strong> sportverenigingkan ook preventief han<strong>de</strong>len en opvoed- en opgroeiproblemen voorkomendoor voorafgaand aan elk seizoen een aantal dui<strong>de</strong>lijke en concretepedagogische regels, waar<strong>de</strong>n en normen te communiceren richting jeugdle<strong>de</strong>nen ou<strong>de</strong>rs: 'Dit is waar wij als club voor staan en dit is wat wij vanonze le<strong>de</strong>n verwachten.'.2.3 Naar een werk<strong>de</strong>finitie van <strong>de</strong> pedagogische civil societyIn het verleng<strong>de</strong> van voorgaan<strong>de</strong> acht <strong>DSP</strong>-<strong>groep</strong> het niet zinvol om hetbegrip pedagogische civil society exact te begrenzen en heel precies af tebakenen. Want voor welke afbakening ook wordt gekozen, <strong>de</strong>ze is altijdkunstmatig en arbitrair. Uitein<strong>de</strong>lijk gaat het erom dat <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> actorenen partijen om het gezin heen, in aansluiting op ie<strong>de</strong>rs rol en kracht,eraan bijdragen dat kin<strong>de</strong>ren en jongeren zo goed en gezond mogelijk opgroeien.<strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> dus <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong>.Om toch richting te geven aan het praktijkon<strong>de</strong>rzoek staan we tot slot van dithoofdstuk kort stil bij <strong>de</strong> manier waarop we <strong>de</strong> belangrijkste elementen vanhet begrip pedagogische civil society, zoals in <strong>de</strong> vorige paragraaf benoemd,meenemen in ons on<strong>de</strong>rzoek. Een werk<strong>de</strong>finitie dus.Primair richt <strong>DSP</strong>-<strong>groep</strong> zich op <strong>de</strong> actoren die zelf <strong>de</strong>el uitmaken van <strong>de</strong>pedagogische civil society. Het gaat daarbij om actoren die een informele rol(kunnen) spelen in <strong>de</strong> pedagogische civil society, en zowel impliciet als explicieten preventief en curatief kunnen han<strong>de</strong>len. Het betreffen hier personen,<strong>groep</strong>en en instanties die op basis van (informele) vrijwilligheid han<strong>de</strong>lenin '<strong>de</strong> village'.Secundair is het praktijkon<strong>de</strong>rzoek gericht op actoren <strong>met</strong> een formelerol/taakstelling wat betreft <strong>de</strong> opvoeding van kin<strong>de</strong>ren en jongeren. Denkdaarbij on<strong>de</strong>r meer aan gemeente, CJG en on<strong>de</strong>rwijs. Zij maken formeelwellicht geen <strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> pedagogische civil society, maar kunnen er instimuleren<strong>de</strong> of randvoorwaar<strong>de</strong>lijke zin mogelijk wel een bijdrage aan leveren.Hetzelf<strong>de</strong> geldt, op een an<strong>de</strong>re manier, ook voor direct betrokkenen om hetgezin heen, zoals buren en familie. Ook zij wor<strong>de</strong>n door sommige auteursen experts formeel niet tot <strong>de</strong> (pedagogische) civil society gerekend (wantgeen publiek domein), maar kunnen wel <strong>de</strong>gelijk een bijdrage leveren aanhet opvoe<strong>de</strong>n en opgroeien van jongeren. Ook <strong>de</strong>ze <strong>groep</strong> krijgt om die re<strong>de</strong>naandacht in het praktijkon<strong>de</strong>rzoek. In hoofdstuk 3 wordt na<strong>de</strong>r ingegaanop <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> (<strong>groep</strong>en) on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n actoren.Pagina 9 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


preventiefcuratiefMatrixDeze bena<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> pedagogische civil society laat zich weergeven in<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> matrix, waarin het gezin (kin<strong>de</strong>ren en ou<strong>de</strong>rs) centraal staat. Dematrix maakt dui<strong>de</strong>lijk dat verschillen<strong>de</strong> actoren om het gezin heen – opbasis van vrijwilligheid – expliciet of impliciet en curatief of preventief eenbijdrage kunnen leveren aan <strong>de</strong> opvoeding van jeugd in een 'village'. Daarnaastzijn er enkele partijen die, vanuit hun professionele taakstelling, <strong>de</strong>pedagogische civil society kunnen stimuleren en versterken en/of er <strong>de</strong>randvoorwaar<strong>de</strong>n voor kunnen scheppen.Figuur 1De pedagogische civil society in contextVrijwillige sociale netwerken, zoals(sport)verenigingen, geloofsgemeenschappenen <strong>buurt</strong>-, zelf- en vrijwilligersorganistiesFamilie, buren,vrien<strong>de</strong>n, peergroupGEZINProfessionals: gemeente,CJG, scholen, jeugd- enjongerenwerkImplicietExplicietWe sluiten dit hoofdstuk af <strong>met</strong> een herhaling van <strong>de</strong> voorlopige <strong>de</strong>finitie dieZonMw hanteert voor <strong>de</strong> pedagogische civil society, aangezien <strong>de</strong>ze omschrijvinggoed aansluit bij ons perspectief:"De pedagogische civil society is dat <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> <strong>samen</strong>leving (the village)waar burgers (kin<strong>de</strong>ren, jongeren, ou<strong>de</strong>rs en an<strong>de</strong>re volwassenen) in vrijwilligeverban<strong>de</strong>n verantwoor<strong>de</strong>lijkheid nemen voor een pedagogisch klimaatwaarin het goed opvoe<strong>de</strong>n en opgroeien is, in <strong>samen</strong>werking <strong>met</strong> of juist alstegenkracht tot overhe<strong>de</strong>n (gemeenten, <strong>de</strong> jeugdsector, het welzijnswerk),bedrijven en an<strong>de</strong>re civil society organisaties."Pagina 10 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


3 Actoren in en om <strong>de</strong> pedagogische civilsociety: wie, wat en hoeDit hoofdstuk behan<strong>de</strong>lt <strong>de</strong> belangrijkste actoren in en om <strong>de</strong> pedagogischecivil society. Om wie gaat het? Wat is ie<strong>de</strong>rs rol? En (hoe) kan <strong>de</strong> rol in en/ofbijdrage van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> actoren aan <strong>de</strong> pedagogische civil societywor<strong>de</strong>n versterkt? Bij <strong>de</strong> beantwoording van <strong>de</strong>ze vragen is geen volledigheidnagestreefd. Het gaat om een eerste verkenning op basis van inzichtenuit interviews en literatuur. Zoals eer<strong>de</strong>r opgemerkt dient <strong>de</strong>ze verkenningvooral als basis voor het praktijkon<strong>de</strong>rzoek.Het hoofdstuk start <strong>met</strong> <strong>de</strong> wie-vraag (paragraaf 3.1): welke actoren speleneen rol in <strong>de</strong> pedagogische civil society en dienen een plek te krijgen in hetpraktijkon<strong>de</strong>rzoek? In totaal wor<strong>de</strong>n drie <strong>groep</strong>en actoren on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n.Aan elk van hen wij<strong>de</strong>n we een paragraaf, waarin wordt ingegaan op <strong>de</strong>gestel<strong>de</strong> wat- (wat is <strong>de</strong> rol?) en hoe-vraag (hoe kan die rol wor<strong>de</strong>n versterkt?).In paragraaf 3.5 tenslotte volgt een <strong>samen</strong>vatting van <strong>de</strong> belangrijkstebevindingen.3.1 De spelers in <strong>de</strong> 'village'De matrix 'De pedagogische civil society in context' in paragraaf 2.3 maaktdui<strong>de</strong>lijk dat er verschillen<strong>de</strong> spelers of actoren actief zijn in en invloed uitoefenenop <strong>de</strong> pedagogische civil society. Centraal in <strong>de</strong> gedachte van <strong>de</strong>pedagogische civil society staat <strong>de</strong> jeugdige en zijn of haar ou<strong>de</strong>rs: het gezin.Dit vormt <strong>de</strong> einddoel<strong>groep</strong> c.q. profijt<strong>groep</strong> van het ZonMw-programmaVrijwillige Inzet voor en door Jeugd en Gezin. Ou<strong>de</strong>rs zijn <strong>de</strong> eerst verantwoor<strong>de</strong>lijkenvoor <strong>de</strong> opvoeding en ontwikkeling van hun kin<strong>de</strong>ren. VolgensDe Winter (2011) speelt het gezin een belangrijke rol in <strong>de</strong> sociale ontwikk e-ling van kin<strong>de</strong>ren. Als ou<strong>de</strong>rs bijvoorbeeld zelf weinig in <strong>de</strong> <strong>samen</strong>levingparticiperen, een lage opleiding en weinig sociale vaardighe<strong>de</strong>n hebben, is<strong>de</strong> kans groot dat ook hun kin<strong>de</strong>ren in sociale zin slechter kunnen meekomen.Bij kin<strong>de</strong>ren van niet-westerse allochtonen zijn <strong>de</strong> kansen daarop hetgrootst.De vraag die in on<strong>de</strong>rhavig on<strong>de</strong>rzoek voorligt is welke actoren om het gezinheen, op basis van vrijwilligheid, <strong>de</strong> jeugdige/het gezin (kunnen) versterken;<strong>de</strong> pedagogische civil society. In <strong>de</strong> eerste plaats valt daarbij te <strong>de</strong>nken aan<strong>de</strong> directe omgeving van het gezin: vrien<strong>de</strong>n van ou<strong>de</strong>rs, vrien<strong>de</strong>n van jeugdige(peergroup), buren en familie. In hoeverre spelen zij een rol in het opvoe<strong>de</strong>nen opgroeien van kin<strong>de</strong>ren en jongeren, zowel in praktisch opzicht(bijvoorbeeld oppassen of letten op elkaars kin<strong>de</strong>ren) als in opvoedkundigopzicht (overbrengen van normen en waar<strong>de</strong>n, pedagogisch advies, steunen uitwisseling)? Zie voor <strong>de</strong>ze 'eerste kring' van <strong>de</strong> pedagogische civil societyparagraaf 3.2.De 'twee<strong>de</strong> kring' wordt gevormd door wat wel het 'maatschappelijk mid<strong>de</strong>nveld'wordt genoemd: organisaties en partijen, die op basis van vrijwillighei<strong>de</strong>en (vaak informele) rol spelen in het opvoe<strong>de</strong>n en opgroeien van kin<strong>de</strong>renen jongeren. In dat ka<strong>de</strong>r valt te <strong>de</strong>nken aan sportverenigingen, kerken enmoskeeën, allochtonenzelforganisaties, an<strong>de</strong>re vrijwilligersorganisaties enPagina 11 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


wellicht ook winkeliers (als opletten<strong>de</strong> burger en als werkgever van bijbaantjesvan jongeren). Ook hier is het <strong>de</strong> vraag welke rol <strong>de</strong>rgelijke actoren hierinspelen en hoe die rol eventueel kan wor<strong>de</strong>n versterkt binnen <strong>de</strong> grenzenvan hun mogelijkhe<strong>de</strong>n. Eerste inzichten hieromtrent uit interviews en literatuurkomen aan bod in paragraaf 3.3.Tenslotte is er nog een aantal partijen en organisaties <strong>met</strong> een formele rolen professionele taakstelling aangaan<strong>de</strong> het opvoe<strong>de</strong>n en opgroeien vankin<strong>de</strong>ren en jongeren. Denk aan scholen (leerkrachten), Centrum voorJeugd en Gezin (CJG), jeugd- en jongerenwerk en gemeente (af<strong>de</strong>lingjeugdbeleid, maar ook <strong>de</strong> beleidsaf<strong>de</strong>lingen die zich richten op sectoren enorganisaties die <strong>de</strong>el uitmaken van <strong>de</strong> pedagogische civil society, zoalssport en welzijn). Het betreffen hier stuk voor stuk actoren, die vanwege hunprofessionele taakstelling zelf geen <strong>de</strong>el uitmaken van <strong>de</strong> (pedagogische)civil society, maar <strong>de</strong>ze wel kunnen on<strong>de</strong>rsteunen, activeren en/of stimuleren;ie<strong>de</strong>r vanuit zijn eigen rol en kracht. Zie hiervoor paragraaf 3.4.3.2 De eerste kring: familie, vrien<strong>de</strong>n, buren en leeftijdgenotenFamilie, vrien<strong>de</strong>n en burenFamilie, vrien<strong>de</strong>n, buren en an<strong>de</strong>re wijkbewoners hebben vaak een schataan opvoedkennis en -ervaring. Het zijn immers vaak zelf ou<strong>de</strong>rs. Het sociaalkapitaal in een wijk is een belangrijke bron voor <strong>de</strong> ontwikkeling vankin<strong>de</strong>ren en jongeren. Uit on<strong>de</strong>rzoek blijkt dat het verband tussen sociaalkapitaal en on<strong>de</strong>rwijsprestaties zeer sterk is, ook als wordt gecorrigeerdvoor belangrijke variabelen als opleidingsniveau, etniciteit, welvaart, economischeongelijkheid etc. Ver<strong>de</strong>r blijkt dat in wijken die hoog scoren op <strong>de</strong>sociaalkapitaal in<strong>de</strong>x er sprake is van min<strong>de</strong>r criminaliteit, min<strong>de</strong>r kin<strong>de</strong>rsterfte,min<strong>de</strong>r tienerzwangerschappen, meer <strong>de</strong>elname aan het hoger on<strong>de</strong>rwijsen een hogere tolerantie voor diversiteit (De Winter, 2011). Ook blijktdat hoe groter <strong>de</strong> sociale armoe<strong>de</strong>, hoe min<strong>de</strong>r <strong>de</strong> betrokkenheid en hoemeer spanningen, hoe hoger het percentage kin<strong>de</strong>rmishan<strong>de</strong>ling is (Baartman,2009; De Winter, 2008; in: RMO/RVZ, 2009).Voorts blijkt dat het contact <strong>met</strong> <strong>de</strong> buren van invloed is op <strong>de</strong> mate waarinjeugdigen buitenspelen: <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ring van ou<strong>de</strong>rs voor on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> contacten<strong>met</strong> <strong>buurt</strong>bewoners hangt <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> mate waarin kin<strong>de</strong>ren buitenspelen (Hermanns, Van Montfoort 2007; zie ook paragraaf 4.3).Belemmeren<strong>de</strong> en bevor<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> factorenIn verleng<strong>de</strong> van voorgaan<strong>de</strong> kan wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat een goe<strong>de</strong>relatie tussen <strong>buurt</strong>bewoners kan bijdragen aan een sterkere pedagogischecivil society. Hoe kan goed burencontact wor<strong>de</strong>n bevor<strong>de</strong>rd en wat werkthierin juist belemmerend?Belemmeren<strong>de</strong> factoren blijken:• Een hoog percentage lage inkomens in een <strong>buurt</strong> zorgt voor min<strong>de</strong>r frequent<strong>buurt</strong>contact (CBS, 2010).• In <strong>buurt</strong>en <strong>met</strong> meer dan een kwart allochtonen hebben inwoners min<strong>de</strong>rcontact <strong>met</strong> vrien<strong>de</strong>n/buren en hebben bewoners min<strong>de</strong>r vertrouwen inhun <strong>buurt</strong> (CBS 2010). Uit an<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek blijkt ver<strong>de</strong>r dat een snelleverkleuring van <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> leidt tot negatievere opvattingen tussen autochtonenen allochtonen (Gijsberts en Dagevos, 2005). De analyses hebbenlaten zien dat autochtonen zich in <strong>de</strong>ze <strong>buurt</strong>en meer bedreigd voelenPagina 12 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


door etnische min<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n dan in <strong>buurt</strong>en die niet zo snel van kleur veran<strong>de</strong>rdzijn. Het lijkt erop dat men aan <strong>de</strong> aanwezigheid van allochtonenin <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> inmid<strong>de</strong>ls wel gewend is, maar dat juist een snelle toenameals bedreigend wordt ervaren.Bevor<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> factoren zijn:• Stimuleren van sociale contacten tussen autochtonen en allochtonenspelen een verzachten<strong>de</strong> rol in <strong>de</strong> opvattingen over elkaar. Hoe meer autochtonenen allochtonen <strong>met</strong> elkaar omgaan in <strong>de</strong> vrije tijd en hoe meerzij elkaar thuis en in <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> opzoeken, hoe positiever ze over elkaaroor<strong>de</strong>len. Bekend maakt dus bemind (Gijsberts en Dagevos, 2005).• Bonding én bridging. De visie van Putnam (2000) op sociale cohesie(bonding en bridging) is hierbij interessant. Putnam maakt een on<strong>de</strong>rscheidtussen twee soorten sociaal kapitaal, te weten bonding capital -<strong>de</strong> band die je creëert door het socializen <strong>met</strong> je eigen <strong>groep</strong> - en bridgingcapital, het sluiten van vriendschappen <strong>met</strong> mensen uit an<strong>de</strong>re<strong>groep</strong>en dan je eigen. Putnam stelt dat bei<strong>de</strong> belangrijk zijn en elkaarversterken.• Contact en elkaar aanspreken tussen jongeren en ou<strong>de</strong>ren. Een positiefvoorbeeld hierbij is dat „ou<strong>de</strong>re mannen <strong>met</strong> charisma‟ respect kunnenafdwingen bij jongeren. Er moet dan wel contact zijn tussen die verschillen<strong>de</strong>leeftijds<strong>groep</strong>en binnen <strong>de</strong> <strong>buurt</strong>. Denk in dit verband aan '<strong>buurt</strong>va<strong>de</strong>rs',die <strong>de</strong> sociale controle in <strong>de</strong> wijk versterken en een vorm van toezichtuitoefenen op <strong>de</strong> jongeren uit <strong>de</strong> <strong>buurt</strong>(www.hetccv.nl/dossiers/wijkinterventies/<strong>buurt</strong>va<strong>de</strong>rs)• De mogelijkheid om sociaal kapitaal te kunnen opbouwen heeft te maken<strong>met</strong> <strong>de</strong> inrichting van <strong>de</strong> <strong>buurt</strong>. De leefomgeving van mensen kan zowor<strong>de</strong>n ingericht dat mensen <strong>de</strong> gelegenheid krijgen elkaar te ontmoeten.Dit kan on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re een taak zijn van <strong>de</strong> organisaties die een formelerol/taakstelling hebben in het opvoe<strong>de</strong>n en opgroeien. Zie 3.4.LeeftijdgenotenNabel (2004) geeft aan dat 'Contact <strong>met</strong> leeftijdgenoten bijdraagt aan <strong>de</strong>psychosociale ontwikkeling van kin<strong>de</strong>ren en jongeren, aan het verwervenvan cognitieve en emotionele vaardighe<strong>de</strong>n, van communicatieve eigenschappenen interpersoonlijke competenties. Van bijzon<strong>de</strong>r belang zijn jongerenvoor elkaar tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> adolescentie, <strong>de</strong> levensfase van ongeveer 14tot 18 jaar.' Ook stelt Nabel: 'Jeugdcultuur verschaft jongeren een collectieve,sociale i<strong>de</strong>ntiteit, een on<strong>de</strong>rstreping waar ze buiten het gezin bij (willen)horen en hoe ze hun vrije tijd willen invullen'. Hierin maken jongeren keuzes,die net als vriendschappen en peer groups tot stand komen binnen een socialecontext. Zo zijn sociale en etnische achtergrond van invloed op <strong>de</strong>keuzes die jongeren maken, bijvoorbeeld voor muziek- en kledingstijl envoor <strong>de</strong> jeugdcultuur waar ze bij willen horen. Doorgaans ontstaat vriendschap<strong>met</strong> leeftijdgenoten die tot eenzelf<strong>de</strong> sociaal milieu behoren, <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong>culturele achtergrond hebben en van hetzelf<strong>de</strong> geslacht zijn.Pagina 13 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


Belemmeren<strong>de</strong> en bevor<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> factorenJongeren hebben dus contact <strong>met</strong> elkaar nodig voor hun ontwikkeling envoor het vormen van een sociale i<strong>de</strong>ntiteit. De mogelijke belemmeringen dieze hierin tegen kunnen komen:• Jongeren hebben geen mogelijkhe<strong>de</strong>n elkaar te ontmoeten.• Jongeren voelen niet <strong>de</strong> intentie om wat voor elkaar te willen betekenen,het is niet <strong>de</strong> norm.• Er is geen communicatie <strong>met</strong> jongeren over wat zij belangrijk vin<strong>de</strong>n. Ditis wel van belang, want niet alle jongeren vin<strong>de</strong>n hetzelf<strong>de</strong> belangrijk. Zodoen zich volgens Nabel (2004) tussen en binnen <strong>de</strong> <strong>groep</strong>en jongerenverschillen voor die <strong>samen</strong>hangen <strong>met</strong> <strong>de</strong> specifieke context waarin zeopgroeien. Zo geldt bijvoorbeeld vooral voor Marokkaanse jongeren dat<strong>de</strong> wereld van leeftijdgenoten geschei<strong>de</strong>n is van thuis.• Er is onvoldoen<strong>de</strong> zicht op wat werkt. Volgens Nabel (2004) moet ookon<strong>de</strong>rzocht wor<strong>de</strong>n welke bijdrage actieve participatie van jongeren heeftin <strong>de</strong> ontwikkeling van sociale competenties.Volgens Nabel (2004) zijn aanvullen<strong>de</strong>, on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n nodigom jongeren <strong>de</strong> gelegenheid te bie<strong>de</strong>n om buiten gezin en school <strong>met</strong> elkaarom te gaan, contacten te on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n en sociale netwerken te ontwikkelen.Bijvoorbeeld het creëren van sportveldjes, skatebanen, plekken om te zitten,als informele trefpunten van jongeren.Daarbinnen moet echter goed gekeken wor<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> rol en betekenis diejongeren voor elkaar hebben. In hoeverre is er ruimte en aandacht voor hunzelfsturing en keuzes, voor <strong>de</strong> ontwikkeling van hun sociale competenties?Welke inbreng en zeggenschap hebben ze in <strong>de</strong>rgelijke projecten, wat werktvoor welke doel<strong>groep</strong>? Wat leren ze van elkaar, hoe wor<strong>de</strong>n hun keuzesgemaakt en beïnvloed? Brengen jongeren alleen een „boodschap‟ over ofhebben ze ook een beslissen<strong>de</strong> stem in <strong>de</strong> opzet en uitvoering van het project?En wat leren professionals en instellingen op hun beurt van <strong>de</strong> jongeren?3.3 De twee<strong>de</strong> kring: sportverenigingen, kerken, moskeeën, <strong>buurt</strong>-, zelf- enan<strong>de</strong>re vrijwilligersorganisatiesVerenigingenVooral sportverenigingen, maar ook jeugd-, speeltuin en <strong>buurt</strong>verenigingen,clubhuizen en padvin<strong>de</strong>rij zijn populair on<strong>de</strong>r jongeren. Voor <strong>de</strong> meeste verenigingenis <strong>de</strong> mogelijkheid om bijvoorbeeld muziek te maken of te sportenhet primaire doel en is het pedagogische element daar een gevolg van. Zodraagt een vereniging indirect bij aan een goed pedagogisch klimaat.Veel verenigingen kunnen blijven bestaan door activiteiten te financieren uitlidmaatschaps- en lesgel<strong>de</strong>n, donaties, acties en an<strong>de</strong>re inkomstenbronnen.Waar dat lukt heeft het vanuit het oogpunt van meedoen aan <strong>de</strong> civil societyzelfs <strong>de</strong> voorkeur dat burgers zelf activiteiten en sociale verban<strong>de</strong>n organiseren,zon<strong>de</strong>r afhankelijk te zijn van <strong>de</strong> overheid (Hermanns en Van Montfoort,2007). Het aantal verenigingen is meestal een goe<strong>de</strong> indicator om tezien of een gemeente/<strong>buurt</strong> een hechte gemeenschap vormt.De sportvereniging als <strong>buurt</strong>huis van <strong>de</strong> toekomstNa gezin en school wordt <strong>de</strong> sportvereniging wel het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> opvoedingsmilieugenoemd. Gezien haar grote bereik - ruim drie kwart van alle jeugd inPagina 14 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


Ne<strong>de</strong>rland is lid van een sportvereniging en komt er op structurele basis –heeft <strong>de</strong> sport zon<strong>de</strong>r meer grote invloed op het opvoe<strong>de</strong>n en opgroeien vankin<strong>de</strong>ren en jongeren. Die invloed is echter eer<strong>de</strong>r impliciet dan expliciet: erwordt doorgaans niet bewust op gestuurd en betrokkenen in <strong>de</strong> vereniging(trainers, lei<strong>de</strong>rs/coaches, vrijwillig ka<strong>de</strong>r) geven er hun eigen invulling aan.Binnen <strong>de</strong> georganiseer<strong>de</strong> sport komt hier <strong>de</strong> laatste jaren echter wel steedsmeer aandacht voor. Me<strong>de</strong> naar aanleiding van het programma Alle Jeugddoor Sport willen NOC*NSF en diverse sportbon<strong>de</strong>n werk maken van hetsociaal pedagogisch klimaat van sportverenigingen, vanuit <strong>de</strong> gedachte dat<strong>de</strong> sport op die manier beter kan bijdragen aan <strong>de</strong> opvoeding en ontwikkelingvan <strong>de</strong> jeugd en dit ook weer ten goe<strong>de</strong> komt aan <strong>de</strong> sportparticipatie.De sport ziet voor zichzelf een rol weggelegd als me<strong>de</strong>opvoe<strong>de</strong>r, waar vaardighe<strong>de</strong>nvoor het leven wor<strong>de</strong>n ontwikkeld (verantwoor<strong>de</strong>lijkheid nemen,respect, <strong>samen</strong>werken, afspraken nakomen, doorzettingsvermogen) en sociaalkapitaal en sociale netwerken wordt opgebouwd (Frelier en Breedveld,2010).NOC*NSF en verschillen<strong>de</strong> bon<strong>de</strong>n zijn bezig om <strong>de</strong> sociaal pedagogischerol van sportverenigingen meer aandacht te geven in verenigingson<strong>de</strong>rsteuningen in hun opleidingen voor sportka<strong>de</strong>r (trainer/coaches, bestuur<strong>de</strong>rs enarbiters). Dat geldt on<strong>de</strong>r meer voor <strong>de</strong> KNVB (voetbal) en het NIVM (Ne<strong>de</strong>rlandsInstituut voor Vechtsport en Maatschappij). Ook verschillen<strong>de</strong> gemeentenzetten hier op in en zijn zich steeds meer bewust van <strong>de</strong> pedagogischewaar<strong>de</strong> van sport. Zo heeft <strong>de</strong> gemeente Rotterdam een pedagoogaangesteld, die enkele sportverenigingen direct on<strong>de</strong>rsteunt en begeleidt bijpedagogische vraagstukken.De rol van <strong>de</strong> sport kan nog een stap ver<strong>de</strong>r gaan. Nu al zijn er voorbeel<strong>de</strong>nvan sterke sportverenigingen, die een blik naar buiten hebben en gel<strong>de</strong>n alseen belangrijke partner voor <strong>de</strong> gemeente in het bereiken van maatschappelijkedoelstellingen. Op die manier kan <strong>de</strong> sport een mid<strong>de</strong>l zijn tot ontmoeting,participatie, ontplooiing, integratie en opvang, zowel voor <strong>de</strong> jeugd alshun ou<strong>de</strong>rs. De sportclub dus als brandpunt van sociale activiteit in <strong>de</strong> wijk(KNVB, 2010).De verschillen tussen sportverenigingen wat betreft hun pedagogische enmaatschappelijke waar<strong>de</strong> zijn echter groot. Voor veel sportverenigingenvergen <strong>de</strong> primaire taken (het organiseren van wedstrij<strong>de</strong>n en trainingen)alle aandacht, <strong>met</strong> als gevolg dat hun pedagogische en maatschappelijke rolon<strong>de</strong>rbelicht blijft. De vitaliteit van sportverenigingen (gezon<strong>de</strong>, goed draaien<strong>de</strong>clubs, die hun zaakjes op or<strong>de</strong> hebben) geldt, kortom, als voorwaar<strong>de</strong>.Om <strong>de</strong> sport, als grootste vrijwilligerssector van Ne<strong>de</strong>rland, optimaal te benuttenis volgens Lagendijk (2009) daarom een professionaliseringsslagnodig: om op grote schaal <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> en gewenste pedagogische kwaliteitin <strong>de</strong> georganiseer<strong>de</strong> sport te kunnen bie<strong>de</strong>n en haar maatschappelijkemeerwaar<strong>de</strong> te kunnen benutten dienen vrijwilligers on<strong>de</strong>rsteund en begeleidte wor<strong>de</strong>n door professionals. Alleen dan heeft <strong>de</strong> sportvereniging potentieom, op grote schaal, het <strong>buurt</strong>huis van <strong>de</strong> toekomst te wor<strong>de</strong>n.SpeeltuinverenigingenHetzelf<strong>de</strong> zie je terug bij an<strong>de</strong>re organisaties, die groten<strong>de</strong>els draaien opvrijwilligers, zoals speeltuinverenigingen. Uit on<strong>de</strong>rzoek van PJ Partners inopdracht van NUSO (Konijn, 2008) naar <strong>de</strong> preventieve functie van speeltuinen,blijkt dat <strong>de</strong> speeltuinen probleemgedrag van kin<strong>de</strong>ren weliswaarsignaleren, maar hier weinig aan kunnen en willen doen. Speeltuinverenigingenzien voor zichzelf geen expliciet opvoedkundige functie weggelegd,niet in curatieve en niet in preventieve zin. Aangezien het om organisatiesgaat voor en door vrijwilligers zijn ze onvoldoen<strong>de</strong> toegerust om bijvoorbeeldPagina 15 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


<strong>de</strong>el te nemen aan <strong>buurt</strong>netwerken. Het draaien<strong>de</strong> hou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> speeltuinvormt <strong>de</strong> kerntaak en vergt alle aandacht.VrijwilligerswerkVerenigingen kunnen jongeren en ou<strong>de</strong>rs stimuleren tot vrijwilligerswerk envrijwillige inzet binnen <strong>de</strong> vereniging. Dit draagt bij aan het versterken van<strong>de</strong> eigen kracht en het bijbrengen van waar<strong>de</strong>n en normen aan jongeren,wat een positieve bijdrage levert aan <strong>de</strong> pedagogische civil society.Binnen diverse verengingen zijn jongeren zelf vrijwilliger of er wor<strong>de</strong>n activiteitenvoor jongeren georganiseerd. Daarbij zijn er vrijwilligersorganisatiesdie pedagogische on<strong>de</strong>rsteuning als doel hebben. Denk hierbij aan Homestartvan Humanitas. Veel vrijwilligersorganisaties hebben echter geenprimair pedagogisch doel. Maar net als bij verenigingen (die vaak uit vrijwilligersbestaan) kan vrijwilligerswerk bijdragen aan een goed pedagogischklimaat. Vrijwilligerswerk biedt kansen voor ontmoeting, <strong>samen</strong>werking, heton<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el zijn van een <strong>groep</strong>, bridging en bonding en het overdragen vanwaar<strong>de</strong>n en normen.Aandachtspunt daarbij is wel dat op het moment dat een expliciete pedagogischewaar<strong>de</strong> wordt toegekend aan een vrijwilligersactiviteit, dit wel een enan<strong>de</strong>r vraagt van <strong>de</strong> vrijwilligersorganisatie wat betreft expertise en capac i-teit. Bovendien vraagt een pedagogisch element ook om continuïteit. Dit kanbetekenen dat hiervoor een betaal<strong>de</strong> kracht moet wor<strong>de</strong>n aangetrokken.Belemmeren<strong>de</strong> factorenNiet alle jeugdigen kunnen meedoen aan een vereniging. Hermanns en VanMontfoort (2007) stellen dat voor gezinnen <strong>met</strong> een laag inkomen <strong>de</strong> drempelom lid te wor<strong>de</strong>n van een vereniging hoog kan zijn. Daardoor wor<strong>de</strong>njeugdigen uit arme gezinnen uitgesloten en ontstaat ook in dit <strong>de</strong>r<strong>de</strong> opvoedingsmilieueen twee<strong>de</strong>ling, groten<strong>de</strong>els langs <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> scheidslijnen als diein het twee<strong>de</strong> milieu (bij <strong>de</strong> voortijdige uitval uit het on<strong>de</strong>rwijs).Ver<strong>de</strong>r is <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> opleiding van ou<strong>de</strong>rs me<strong>de</strong> bepalend voor hetlidmaatschap van een vereniging. Hoe hoger het opleidingsniveau van <strong>de</strong>ou<strong>de</strong>rs, hoe hoger het lidmaatschapspercentage van een vereniging (CBS,2010).Kerken en moskeeënReligie en religieuze organisaties kunnen een belangrijke bijdrage leverenaan <strong>de</strong> civil society. Uit allerlei bronnen blijkt dat het publieke domein op talvan manieren direct in verband staat <strong>met</strong> religie. Zo blijkt uit on<strong>de</strong>rzoek van<strong>DSP</strong>-<strong>groep</strong> (Dautzenberg en Van Westerlaak, 2007) dat in moskeeën veelvrijwilligers actief zijn en dat ook in kerken, ondanks <strong>de</strong> ontkerkelijking, hetaantal vrijwilligers toeneemt. Religie kan een sterke motivator zijn voor vrijwilligeinzet en kan fungeren als een belangrijk bindmid<strong>de</strong>l voor vrijwilligeassociaties. Kerkgangers zijn veel vaker actief als vrijwilliger dan nietkerkgangers,ook buiten <strong>de</strong> kerk.On<strong>de</strong>rzoek van El Hadioui (2008) laat ver<strong>de</strong>r zien, dat <strong>de</strong> jongeren die gebon<strong>de</strong>nzijn aan school, gezin, verenigingsleven, moskee en <strong>buurt</strong>huis nauwelijksoverlastgevend en crimineel gedrag vertonen (zie ka<strong>de</strong>r in 3.4, heton<strong>de</strong>rwijs).Pagina 16 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


3.4 On<strong>de</strong>rsteuning en stimulering van <strong>de</strong> pedagogische civil societyIn <strong>de</strong>ze paragraaf gaan we in op een aantal actoren, die een formele rol enprofessionele taakstelling hebben op het gebied van opvoe<strong>de</strong>n en opgroeienvan jeugd, te weten school, jeugd- en jongerenwerk, CJG en gemeente. Alszodanig maken zij geen <strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> pedagogische civil society, maar zijkunnen er wel een bijdrage aan leveren.Het on<strong>de</strong>rwijsVolgens Hermanns en Van Montfoort (2007) is het on<strong>de</strong>rwijs niet alleen eenleerinstituut, maar ook een sociale context waarin kin<strong>de</strong>ren wor<strong>de</strong>n opgevoed.Zij stellen dat <strong>de</strong> school een belangrijke functie heeft in het overdragenvan <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n en normen die <strong>samen</strong>hangen <strong>met</strong> <strong>de</strong>mocratisch burgerschap.Ook De Winter (2005) stelt dat <strong>de</strong> opvoedingsstijl vanleerkrachten en docenten van groot belang is voor het opvoe<strong>de</strong>n tot actief<strong>de</strong>mocratisch burgerschap. Tevens sluiten on<strong>de</strong>rwijsvernieuwingen als <strong>de</strong>bre<strong>de</strong> school, <strong>de</strong> weekendschool, <strong>de</strong> maatschappelijke stage en het ervaringslerenhierbij aan: <strong>de</strong> school is meer dan alleen een plek waar schoolsevaardighe<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n bijgebracht. Doel is ook om kin<strong>de</strong>ren en jongeren telaten kennismaken <strong>met</strong> en te laten na<strong>de</strong>nken over <strong>de</strong> maatschappij. Juist <strong>de</strong>school kan hier aandacht aan beste<strong>de</strong>n en directe lijnen leggen <strong>met</strong> maatschappelijkeorganisaties in <strong>de</strong> omgeving.Sinds 1 februari 2006 zijn Ne<strong>de</strong>rlandse scholen voor primair en voortgezeton<strong>de</strong>rwijs zelfs wettelijk verplicht om actief burgerschap en sociale integratiete bevor<strong>de</strong>ren. Dat laat onverlet dat <strong>de</strong> ene school nadrukkelijker en bewusterinzet op het overbrengen van waar<strong>de</strong>n en normen dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re enscholen ook van elkaar verschillen wat betreft <strong>de</strong> rol die zij hebben in eenwijk. Maar in alle gevallen leveren scholen hoe dan ook een bijdrage aan <strong>de</strong>pedagogische civil society door:• het gedrag van volwassenen dat als een voorbeeld of mo<strong>de</strong>l wordt geziendoor <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren;• <strong>de</strong> wijze waarop volwassenen kin<strong>de</strong>ren bejegenen (al dan niet betrekkenbij wat er in school gebeurt, ruimte voor kin<strong>de</strong>ren creëren of juist beperkingenopleggen);• <strong>de</strong> manier waarop <strong>de</strong> or<strong>de</strong> bewaakt wordt;• <strong>de</strong> reactie op maatschappelijke gebeurtenissen (zelfs als men daar nietop reageert);• <strong>de</strong> omgang <strong>met</strong> religie en cultuur;• <strong>de</strong> relatie die gelegd wordt <strong>met</strong> an<strong>de</strong>re organisaties in <strong>de</strong> directe omgeving;• <strong>de</strong> wijze waarop <strong>de</strong> school invulling geeft aan haar 'rol' als ontmoetingsplekvoor ou<strong>de</strong>rs en speler in <strong>de</strong> wijk.Voorts blijkt <strong>de</strong> relatie tussen ou<strong>de</strong>rs en school een belangrijke verbinding tezijn voor <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsloopbaan van kin<strong>de</strong>ren. 'Als scholen en ou<strong>de</strong>rs goed<strong>samen</strong>werken dan heeft dit niet alleen positieve effecten op <strong>de</strong> schoolprestatiesen <strong>de</strong> ontwikkelingsmogelijkhe<strong>de</strong>n in het latere leven van kin<strong>de</strong>ren,maar ook op <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> scholen zelf.' aldus De Winter (2011). Uiton<strong>de</strong>rzoek van Putnam (2000) blijkt dat het verband tussen sociaal kapitaalin <strong>de</strong> community en on<strong>de</strong>rwijsprestaties zeer sterk is, ook als wordt gecorrigeerdvoor belangrijke variabelen als opleidingsniveau, welvaart etc.Pagina 17 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


Belemmeren<strong>de</strong> factorenSchool is <strong>de</strong> plek waar jeugdigen zich in een sociale context kunnen ontwikkelen.Daarnaast kan school bijdragen aan actief <strong>de</strong>mocratisch burgerschap.Wat zijn belemmeringen die jeugdigen op school kunnen tegenkomen?• Als school niet een veilige, stimuleren<strong>de</strong> plek biedt, kan het juist contraproductiefwerken. Zo schrijven Hermanns en Van Montfoort (2007) datvoor kin<strong>de</strong>ren uit situaties waarin risicofactoren cumuleren het on<strong>de</strong>rwijseen problematisch opvoedingsmilieu kan zijn. Deze risicocumulatie doetzich voor bij <strong>de</strong> grote <strong>groep</strong> kin<strong>de</strong>ren die opgroeien in gezinnen waarin <strong>de</strong>ou<strong>de</strong>rs laagopgeleid zijn en/of van niet-westerse afkomst zijn. Relatiefveel van <strong>de</strong>ze jongeren (meer dan in an<strong>de</strong>re Europese lan<strong>de</strong>n) hebbenzoveel problemen <strong>met</strong> het on<strong>de</strong>rwijs dat zij voortijdig het on<strong>de</strong>rwijs verlaten.Zij lopen het risico van werkloosheid en maatschappelijke marginalisatie(Hermanns, Van Montfoort, 2007)• Beperkte overdracht burgerschapsi<strong>de</strong>alen door het on<strong>de</strong>rwijs. Uit Bouwstenenvoor betrokken jeugdbeleid (WSR, 2007) blijkt dat er grote zorg isover <strong>de</strong> maatschappelijke functie van het on<strong>de</strong>rwijs als het gaat om hetoverdragen van burgerschapsi<strong>de</strong>alen. Men vindt dat <strong>de</strong> school zich teveel op individueel on<strong>de</strong>rwijssucces van kin<strong>de</strong>ren concentreert, te veelbelang hecht aan on<strong>de</strong>rwijsren<strong>de</strong>ment en vakinhoud en zich te weinigricht op <strong>de</strong> vorming van kin<strong>de</strong>ren en jongeren tot burgers die om kunnengaan <strong>met</strong> conflicten en tegenstellingen tussen individuele en gemeenschapsbelangenen tolerant kunnen zijn ten opzichte van an<strong>de</strong>rs<strong>de</strong>nken<strong>de</strong>n.• Beperkte ou<strong>de</strong>rbetrokkenheid. Voor specifiek allochtone ou<strong>de</strong>rs blijkt dater sprake kan zijn van ondui<strong>de</strong>lijke verwachtingen van allochtone ou<strong>de</strong>rsen leerkrachten. Volgens Smit en Driessen (2002) blijkt in zijn algemeenheiddat alle allochtone <strong>groep</strong>en on<strong>de</strong>rwijs zeer belangrijk vin<strong>de</strong>n en ookhoge aspiraties koesteren voor hun kin<strong>de</strong>ren. Vanwege het ontbrekenvan een goed inzicht in het on<strong>de</strong>rwijsstelsel en het ontberen van eengoe<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse taalvaardigheid zijn die aspiraties echter niet altijdrealistisch. Het is voor veel ou<strong>de</strong>rs bovendien ondui<strong>de</strong>lijk wat van henverwacht wordt. Een goe<strong>de</strong> communicatie lijkt een belangrijke voorwaar<strong>de</strong>om <strong>de</strong> relatie allochtone ou<strong>de</strong>rs – school te verbeteren.Versterken van <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n van on<strong>de</strong>rwijsHermanns en Van Montfoort (2007) stellen dat er een nieuw pedagogischelan in het on<strong>de</strong>rwijs moet wor<strong>de</strong>n opgezet. 'Scholen (zowel in het fun<strong>de</strong>ren<strong>de</strong>als in het voortgezet on<strong>de</strong>rwijs) moeten weer als een gemeenschap(„community‟) binnen een grotere gemeenschap wor<strong>de</strong>n gezien. Binnen <strong>de</strong>zeop elkaar betrokken „communities‟ kunnen kin<strong>de</strong>ren leren te participerenin <strong>de</strong> <strong>samen</strong>leving. Leerstofbeheersing is daarvoor een noodzakelijke maarniet voldoen<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>. De „community‟ moet gericht zijn op het binnenboordhou<strong>de</strong>n van kin<strong>de</strong>ren en jongeren die traditioneel „apart‟ gezet wor<strong>de</strong>n.'.Binnen <strong>de</strong> communities moet ver<strong>de</strong>r aandacht zijn voor het versterken van<strong>de</strong> relatie tussen school en ou<strong>de</strong>r, waarbij <strong>de</strong> relatie <strong>met</strong> allochtone ou<strong>de</strong>rsextra aandacht behoeft. Volgens Smit en Driessen (2002) speelt hetschoolmanagement een sleutelrol bij het stimuleren en uitbouwen van <strong>samen</strong>werkingsverban<strong>de</strong>ntussen allochtone gezinnen, on<strong>de</strong>rwijs, <strong>de</strong> wijk of<strong>buurt</strong> (en opleidingen). Noodzakelijke voorwaar<strong>de</strong>n voor leerkrachten om <strong>de</strong><strong>samen</strong>werking <strong>met</strong> allochtone ou<strong>de</strong>rs gestalte te kunnen geven zijn: omgangs<strong>de</strong>skundigheid,<strong>de</strong> bereidheid zich te verdiepen en interculturelecommunicatie én allochtone ou<strong>de</strong>rs als volwaardige partners te zien waar-Pagina 18 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


mee een positieve relatie opgebouwd dient te wor<strong>de</strong>n.Ook moet er binnen het on<strong>de</strong>rwijs voldoen<strong>de</strong> aandacht zijn voor het benuttenvan sociale netwerken van jongeren. Kennis van <strong>de</strong> leefwereld: over <strong>de</strong>(straat)taal die ze spreken, over hun kleding- en gedragsco<strong>de</strong>s, hun digitaleleefwereld. Daarnaast kunnen gezamenlijke activiteiten in en buiten <strong>de</strong> klaswor<strong>de</strong>n opgezet om positieve ontmoetingen tot stand brengen.De bre<strong>de</strong> schoolontwikkeling is volgens Hermanns en Van Montfoort (2007)ver<strong>de</strong>r nog een kansrijke ontwikkeling in pedagogisch opzicht. De Bre<strong>de</strong>School is een integraal concept voor <strong>samen</strong>werking tussen on<strong>de</strong>rwijs enon<strong>de</strong>r meer welzijns-, zorg-, culturele en sportinstellingen op het niveau van<strong>de</strong> wijk of <strong>de</strong> <strong>buurt</strong>, waarbij wordt gewerkt vanuit een gezamenlijke (beleids)visieen, als het goed is, pedagogische visie. De gegroei<strong>de</strong> afstan<strong>de</strong>ntussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> opvoedmilieus (gezin, school, kin<strong>de</strong>ropvang, vrijetijd en publieke ruimte) kunnen in dit concept weer verkleind wor<strong>de</strong>n.On<strong>de</strong>rzoek van El Hadioui (2008) sluit aan op het belang van het verbin<strong>de</strong>n vanverschillen<strong>de</strong> domeinen/milieus. In zijn analyse speelt het leven van jongeren zichvoornamelijk af binnen drie domeinen: <strong>de</strong> thuiscultuur, <strong>de</strong> schoolcultuur en <strong>de</strong>straatcultuur. Een verbinding tussen <strong>de</strong>ze domeinen is een beschermen<strong>de</strong> factortegen overlastgevend en crimineel gedrag. Maar <strong>de</strong>ze is lang niet altijd aanwezig.De publicatie Hoe <strong>de</strong> straat school binnendringt (El Hadioui, 2008) beschrijft hetopgroeien in wijken <strong>met</strong> een concentratie van sociaal-economische problemen,waarin <strong>de</strong>ze omstandighe<strong>de</strong>n, in combinatie <strong>met</strong> krappe behuizing, ertoe lei<strong>de</strong>n datveel jongeren noodgedwongen veel tijd op straat doorbrengen. De jongeren ontwikkelenzich daardoor on<strong>de</strong>r invloed van <strong>de</strong> straatcultuur. Uit on<strong>de</strong>rzoek bleek datjongeren die zich inlieten <strong>met</strong> overlastgevend gedrag op straat, vaak te kampenkregen <strong>met</strong> een psychologisch-emotionele breuk <strong>met</strong> kerninstituties als het gezin, <strong>de</strong>moskee en het on<strong>de</strong>rwijs. Ze waren ontkoppeld van natuurlijke domeinen waar traditionelenormen en waar<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n doorgegeven, maar waren juist gevoeliger voor<strong>de</strong> invloe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> straatcultuur. Tegelijkertijd bleek dat jongeren die gebon<strong>de</strong>nzijn aan school, gezin, verenigingsleven, moskee en <strong>buurt</strong>huis nauwelijks overlastgeven<strong>de</strong>n crimineel gedrag vertoon<strong>de</strong>n. Sociale binding binnen <strong>de</strong>ze domeinen,lijken daardoor dus een buffer te vormen tegen crimineel gedrag.Jeugd- en jongerenwerkBij <strong>de</strong> pedagogische civil society gaat het om 'verantwoor<strong>de</strong>lijkheid nemenvoor een pedagogisch klimaat waarin het goed opvoe<strong>de</strong>n en opgroeien is'.De Winter (2001) on<strong>de</strong>rscheidt drie opvoedmilieus: het gezin, <strong>de</strong> school en<strong>de</strong> vrije tijd. Vooral in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> opvoedmilieu zou <strong>de</strong> sociale sector eenbelangrijke rol spelen. De winter (2001) signaleert dat <strong>de</strong> veiligheid uit <strong>buurt</strong>enis weggeorganiseerd en dat jongeren niet of nauwelijks op constructievemanier in contact komen <strong>met</strong> volwassenen. Hij ziet voor <strong>de</strong> sociale sectoreen belangrijke rol om het voor jeugdigen mogelijk te maken om elkaar teontmoeten. “Jeugdwerkers en opbouwwerkers moeten jeugdigen actief betrekkenbij <strong>de</strong> (her)inrichting van hun wijk en het op poten zetten van recreatieve,culturele en educatieve activiteiten.” Samen <strong>met</strong> gemeentelijke diensten.Ook volgens het NJI (www.nji.nl) 'spelen jeugdwelzijnwerkers eenbelangrijke rol in het lokaal jeugdbeleid, omdat zij <strong>de</strong> maatschappelijke integratievan jongeren bevor<strong>de</strong>ren en probleemgedrag kunnen voorkomen.'.Pagina 19 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


Gemeente en CJGDe stabiliteit van het gezin, <strong>de</strong> huizen waarin gezinnen wonen, <strong>de</strong> toegankelijkheidvan <strong>de</strong> publieke ruimte, <strong>de</strong> speelruimte buitenshuis, <strong>de</strong> sociale kenmerkenvan <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> waarin opvoe<strong>de</strong>n en opgroeien plaatsvindt, het inkomenvan het gezin, het wel of niet werken van ou<strong>de</strong>rs, <strong>de</strong> reclame die ophen gericht is, het world wi<strong>de</strong> web waar ze zich in begeven; het heeft allemaalinvloed op <strong>de</strong> mate waarin kin<strong>de</strong>ren en jongeren aan <strong>de</strong> <strong>samen</strong>leving(kunnen) <strong>de</strong>elnemen.Een pedagogische civil society moet van binnenuit vanuit <strong>de</strong> gemeenschapkomen en kan nooit van bovenaf (door bijvoorbeeld <strong>de</strong> overheid) opgelegdwor<strong>de</strong>n, dat zou een contradictio in terminis zijn (De Winter, 2011). Wat daarin ie<strong>de</strong>r geval voor nodig is, is een pedagogisch <strong>de</strong>bat <strong>met</strong> en tussen burgersvan alle leeftij<strong>de</strong>n (zie ook 'bonding en bridging' in 3.2; Putnam, 2000).Hoe meer <strong>de</strong> sociale omgeving als actor <strong>de</strong> ruimte krijgt en gestimuleerdwordt via voorwaar<strong>de</strong>nscheppend beleid, hoe min<strong>de</strong>r <strong>de</strong> overheid via directbeleid in een gat hoeft te springen. Soms is direct beleid nodig, maar vaakkan overheid <strong>met</strong> indirect beleid een toestand bevor<strong>de</strong>ren die stimulerendkan werken en problemen helpt voorkomen. De lokale overheid heeft, kortom,een belangrijke voorwaar<strong>de</strong>nscheppen<strong>de</strong> en stimuleren<strong>de</strong> rol in <strong>de</strong> pedagogischecivil society. Zij dient <strong>de</strong> lokale actoren, die <strong>de</strong>el uitmaken van ofop een an<strong>de</strong>re manier (kunnen) bijdragen aan <strong>de</strong> pedagogische civil society,ruimte te bie<strong>de</strong>n en zo goed mogelijk in staat te stellen om hier zo goed m o-gelijk invulling aan te geven. In dat verband valt te <strong>de</strong>nken aan het wegnemenvan eventuele drempels en het scheppen van voorwaar<strong>de</strong>n. Hiernagaan we in op een aantal concrete voorbeel<strong>de</strong>n en mogelijkhe<strong>de</strong>n die op ditgebied wor<strong>de</strong>n genoemd.On<strong>de</strong>rsteuning en begeleiding van verenigingen / vrijwilligersorganisaties• Beleid om segregatie op basis van armoe<strong>de</strong> tegen te gaan (Hermanns enVan Montfoort, 2007). Als <strong>de</strong> opvatting is dat <strong>de</strong> overheid niet <strong>de</strong> sportverenigingof <strong>de</strong> muziekschool hoeft te betalen omdat <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs dat zelfmoeten doen, kan het beleid zich <strong>de</strong> taak stellen een oplossing te vin<strong>de</strong>nvoor <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren van ou<strong>de</strong>rs die dat niet kunnen betalen. Een voorbeeldhiervan is het Jeugdsportfonds in veel gemeenten, waarbij het voor jongeren<strong>met</strong> ou<strong>de</strong>rs die het lidmaatschap niet kunnen betalen, toch mogelijkwordt om te gaan sporten.• De noodzaak dat <strong>de</strong> overheid pedagogische eisen stelt aan alle organisaties– zowel verenigingen en stichtingen als bedrijven – die <strong>met</strong> kin<strong>de</strong>renwerken. Vanzelfsprekend hebben <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs hier een belangrijke taak enmoeten <strong>de</strong> organisaties in <strong>de</strong> eerste plaats verantwoording afleggen aan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs en <strong>de</strong> jeugdige <strong>de</strong>elnemers. Maar ou<strong>de</strong>rs en kin<strong>de</strong>ren moetenerop kunnen vertrouwen dat georganiseer<strong>de</strong> activiteiten voor <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>renpedagogisch verantwoord wor<strong>de</strong>n uitgevoerd. Bij <strong>de</strong> te stellen eisen hoortin ie<strong>de</strong>r geval dat er een beleid is om geweld en misbruik te voorkómen,inci<strong>de</strong>nten te signaleren en op basis daarvan han<strong>de</strong>lend op te tre<strong>de</strong>n.• Prestatieveld 4 van <strong>de</strong> Wmo betreft on<strong>de</strong>rsteuning van mantelzorg envrijwilligerswerk. Daarmee zijn gemeenten ervoor verantwoor<strong>de</strong>lijk datvrijwillige inzet wordt gewaar<strong>de</strong>erd en gefaciliteerd. Eer<strong>de</strong>r stel<strong>de</strong>n we aldat vrijwilligersorganisaties zoals sportverenigingen hun zaakjes internop or<strong>de</strong> moeten hebben (vitaal moeten zijn) om een goe<strong>de</strong> en gerichtebijdrage te kunnen leveren aan <strong>de</strong> pedagogische civil society. Door <strong>de</strong> vitaliteitvan <strong>de</strong>ze organisaties te bevor<strong>de</strong>ren kunnen gemeenten <strong>de</strong>rhalveeen belangrijke basis leggen.Pagina 20 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


On<strong>de</strong>rsteuning en stimulering van het on<strong>de</strong>rwijs• De overheid mag aan scholen inhou<strong>de</strong>lijke eisen stellen als het gaat omhet reproduceren van <strong>de</strong> fundamentele waar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> <strong>de</strong>mocratische<strong>samen</strong>leving. Deze eisen hebben zowel betrekking op <strong>de</strong> inhoud van <strong>de</strong>leerstof als op <strong>de</strong> pedagogische kwaliteit van <strong>de</strong> scholen in relatie tot participatievedoelen.• Informeren van scholen over hun opvoedingsmogelijkhe<strong>de</strong>n.• Verkennen van <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n voor peercoaching, mentorschap enhuizensysteem.• Inzet extra gel<strong>de</strong>n aan on<strong>de</strong>rwijs voor versterken ou<strong>de</strong>rcontacten en bevor<strong>de</strong>renvan ontmoeting.• In overleg gaan <strong>met</strong> on<strong>de</strong>rwijs over het beschikbaar maken van <strong>de</strong> speelruimtenrondom scholen buiten <strong>de</strong> schooltij<strong>de</strong>n.• On<strong>de</strong>rsteunen/bijdragen aan realisatie van bre<strong>de</strong> scholen, waarin scholen<strong>samen</strong> <strong>met</strong> bijvoorbeeld jeugd- en jongerenwerk en gemeentelijkediensten activiteiten organiseren.• Structurele contacten tussen gemeente en on<strong>de</strong>rwijs.Wraparound care: bevor<strong>de</strong>ren van Eigen Kracht via professionalsBij <strong>de</strong> Wraparound care gedachte wordt <strong>de</strong> langgerekte ketenbena<strong>de</strong>ringomgevormd tot een cirkel rond kin<strong>de</strong>ren, jongeren en opvoe<strong>de</strong>rs. Verschillen<strong>de</strong>elementen uit <strong>de</strong>ze bena<strong>de</strong>ring kunnen <strong>de</strong> pedagogische civil societypositief beïnvloe<strong>de</strong>n (zie ka<strong>de</strong>r <strong>met</strong> <strong>de</strong> principes). De gemeente zou professioneleorganisaties in hun aanbod kunnen sturen op meer werken volgens<strong>de</strong> eigen kracht-principes en versterken van <strong>de</strong> informele netwerken rondomkin<strong>de</strong>ren en gezinnen, zoals ook bijvoorbeeld in Wraparound care terugk o-men.Pagina 21 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


Tien uitgangspunten van Wraparound care1. Gezin spreekt zich uit en kiestOu<strong>de</strong>rs en jeugdigen wor<strong>de</strong>n bewust uitgelokt om hun perspectieven (i<strong>de</strong>eën) aan te geven, die vervolgens wor<strong>de</strong>ngeprioriteerd geduren<strong>de</strong> alle fasen van <strong>de</strong> begeleiding. Planning is opgenomen in <strong>de</strong> perspectieven van <strong>de</strong> gezinsle<strong>de</strong>nen het begeleidingsteam streeft ernaar opties en keuzen voor te leggen in het plan die <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n en voorkeurenvan het gezin reflecteren.2. Gebaseerd op team(werk)Het begeleidingsteam bestaat uit personen die <strong>met</strong> goedkeuring van het gezin aan hen zijn verbon<strong>de</strong>n, formeel ofinformeel.3. Netwerkon<strong>de</strong>rsteuningHet begeleidingsteam zoekt en motiveert actief <strong>de</strong> volledige participatie van allerlei betrokkenen en relaties in hetnetwerk van het gezin. Het begeleidingsplan reflecteert activiteiten en interventies die aanwezige bronnen van on<strong>de</strong>rsteuningin het netwerk aantrekken.4. SamenwerkingTeamle<strong>de</strong>n werken <strong>samen</strong> en <strong>de</strong>len verantwoor<strong>de</strong>lijkheid voor <strong>de</strong> ontwikkeling, implementatie, monitoring en evaluatievan het begeleidingsplan. Het plan reflecteert een <strong>samen</strong>smelting van <strong>de</strong> perspectieven, mandaten en (financiële)mid<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> teamle<strong>de</strong>n. Het plan begeleidt en coördineert het werk van elk teamlid richting het halen van <strong>de</strong> doelenvan het gezin.5. In <strong>de</strong> wijkHet begeleidingsteam implementeert begeleidings- en zorginterventies die zo volledig, bena<strong>de</strong>rbaar en toegankelijkmogelijk zijn <strong>met</strong> zo weinig mogelijk beperkingen en die op een veilige wijze integratie van het kind en het gezin in huisen in <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> bevor<strong>de</strong>ren.6. Cultureel bekwaamHet begeleidingsproces <strong>de</strong>monstreert respect voor en bouwt op waar<strong>de</strong>n, voorkeur, geloof, cultuur en i<strong>de</strong>ntiteit van hetkind, het gezin en hun <strong>buurt</strong>/omgeving.7. Op maatOm <strong>de</strong> doelen in het begeleidingsplan te bereiken, ontwikkelt en implementeert het team een op maat gemaakte setvan interventies, strategieën en diensten.8. Eigen kracht als basisHet begeleidingsproces en het plan i<strong>de</strong>ntificeren, bouwen op en vergroten <strong>de</strong> bekwaamheid, kennis, vaardighe<strong>de</strong>n eneigen kracht van het kind en het gezin en hun netwerk.9. DoorzettingsvermogenOndanks uitdagingen werkt het team door om <strong>de</strong> doelen in het begeleidingsplan te behalen totdat het team gezamenlijkbesluit dat een begeleiding niet meer nodig is.10. ResultaatgerichtHet team verbindt doelen en strategieën van het begeleidingsplan aan waarneembare of meetbare indicatoren vansucces, monitort <strong>de</strong> voortgang van <strong>de</strong>ze indicatoren en stelt aan <strong>de</strong> hand daarvan het plan zonodig bij.„Ten principles of the wraparound process.‟ (Bruns et al, 2004).Centra voor Jeugd en GezinIn <strong>de</strong> taakstelling van het Centrum voor Jeugd en Gezin kan meer nadrukkomen te liggen op <strong>de</strong> preventieve kant van <strong>de</strong> zorg en op hun rol in <strong>de</strong> pedagogischecivil society. Het programma 'Allemaal Opvoe<strong>de</strong>rs', dat wordtuitgevoerd door Universiteit Utrecht, het Ne<strong>de</strong>rlands Jeugd Instituut (NJi),MOVISIE en tien gemeenten, richt zich specifiek op <strong>de</strong> vraag op welke manierhet CJG <strong>de</strong> pedagogische civil society kan versterken: ziewww.allemaalopvoe<strong>de</strong>rs.nl voor meer informatie. Enkele voorbeel<strong>de</strong>n die indit verband wor<strong>de</strong>n genoemd zijn:Pagina 22 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


Sociale inbeddingDe sociale inbedding van gezinnen is een voorwaar<strong>de</strong> voor het gunstig opgroeienvan kin<strong>de</strong>ren en jongeren en gemeenten willen zoveel mogelijk bevor<strong>de</strong>rendat die voorwaar<strong>de</strong> aanwezig is. Hiervoor staan in <strong>de</strong> kern tweemogelijkhe<strong>de</strong>n open (RMO, 2009):• Het stimuleren van het tot stand komen van netwerken (zoals <strong>buurt</strong>netwerken)en het vervlechten van geschei<strong>de</strong>n netwerken van ou<strong>de</strong>rs enkin<strong>de</strong>ren (zo zijn professionals in het on<strong>de</strong>rwijs nu nog te eenzijdig gerichtop kin<strong>de</strong>ren en niet of in min<strong>de</strong>re mate op ou<strong>de</strong>rs).• Het aanpakken van <strong>de</strong> oorzaken van afgenomen sociale inbedding, on<strong>de</strong>rmeer door bevor<strong>de</strong>ring van ruimtelijke functiemenging, bestuurlijkeschaalverkleining en schaalverkleining van <strong>de</strong>tailhan<strong>de</strong>l en uitgaansvoorzieningen.3.5 SamenvattendDit hoofdstuk ging in op <strong>de</strong> actoren die <strong>samen</strong> het sociaal kapitaal van <strong>de</strong><strong>buurt</strong>/wijk vormen en die <strong>de</strong>el uitmaken van <strong>de</strong> pedagogische civil societydan wel <strong>de</strong>ze beïnvloe<strong>de</strong>n. Een sterk sociaal kapitaal in een wijk heeft positieveinvloed op <strong>de</strong> ontwikkeling van kin<strong>de</strong>ren. Dit sociaal kapitaal wordtgevormd door jeugdigen zelf, familie, vrien<strong>de</strong>n, leeftijdsgenoten en <strong>buurt</strong>bewoners(eerste kring), alsme<strong>de</strong> door verengingen en vrijwilligersorganisaties(twee<strong>de</strong> kring). Dergelijke actoren zetten zich op vrijwillige basis in voor <strong>de</strong>wijk en vormen <strong>met</strong> elkaar <strong>de</strong> pedagogische civil society. Door <strong>de</strong> interactietussen <strong>de</strong>ze actoren ontwikkelen kin<strong>de</strong>ren zich, leren ze <strong>de</strong> spelregels van<strong>de</strong> <strong>samen</strong>leving en leveren zelf een bijdrage aan die <strong>samen</strong>leving. Door jedaar als <strong>samen</strong>leving bewust van te zijn en daarop te anticiperen krijgt ie<strong>de</strong>reburger als het ware een pedagogische „taak‟.Daarnaast is er een aantal organisaties, dat vanuit een formelerol/taakstelling invloed uitoefent op <strong>de</strong> pedagogische civil society. On<strong>de</strong>rwijsen lokale overheid zijn hierin twee belangrijke spelers die een voorwaar<strong>de</strong>nscheppen<strong>de</strong>en stimuleren<strong>de</strong> rol kunnen vervullen richting genoem<strong>de</strong> informeleactoren.Pagina 24 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


4 De invloed van sociale en fysieke <strong>buurt</strong>kenmerkenop <strong>de</strong> pedagogische civil societyBinnen <strong>de</strong> pedagogische civil society gaat het om <strong>de</strong> intentie om iets voorelkaar te doen en elkaar te on<strong>de</strong>rsteunen in het publieke domein waar <strong>de</strong>jeugd elkaar ontmoet. De eerste stap hierin is elkaar kennen. Dan ontstaatpas interactie en komt <strong>de</strong> communicatie (tussen <strong>groep</strong>en, ook tussen kin<strong>de</strong>renen ou<strong>de</strong>ren) op gang, wat vaak positief bijdraagt aan <strong>de</strong> pedagogischecivil society.In dit hoofdstuk staat <strong>de</strong> vraag centraal welke (bevor<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> en belemmeren<strong>de</strong>)factoren en elementen in <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> (<strong>de</strong> 'village') van invloed zijn op <strong>de</strong>kwaliteit van <strong>de</strong> pedagogische civil society. Wat maakt – buiten <strong>de</strong> bijdragevan <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> actoren (zie hoofdstuk 3) – dat <strong>de</strong> ene <strong>buurt</strong> of villageop dat punt sterker is dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r?4.1 Bevolkings<strong>samen</strong>stelling en an<strong>de</strong>re sociale <strong>buurt</strong>kenmerkenHermanns (2007) stelt dat <strong>de</strong> fysieke en sociale kenmerken van een <strong>buurt</strong>kunnen zogen voor een structurele risicosituatie. Uit on<strong>de</strong>rzoek blijkt dat erwijkkenmerken zijn die, los van kenmerken en wooncondities van individuelegezinnen, een dui<strong>de</strong>lijke invloed hebben op <strong>de</strong> opvoeding en ontwikkelingvan kin<strong>de</strong>ren. Vooral <strong>de</strong> sociaal-economische positie en <strong>de</strong> mate van doorstromingvan bewoners in <strong>de</strong> wijk hebben invloed op on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re schoolprestaties,gedragsproblemen en jeugd<strong>de</strong>linquentie.Ook blijkt dat psychische en gedragsproblemen van kin<strong>de</strong>ren on<strong>de</strong>r meer<strong>samen</strong>hangen <strong>met</strong> <strong>de</strong>rgelijke wijkkenmerken. In <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> achterstandswijkenkomen <strong>de</strong>ze problemen aanzienlijk vaker voor. Hierbij hebben<strong>de</strong> fysieke, maar zeker ook <strong>de</strong> sociale wijkkenmerken (onveiligheid en geweld,sociale instabiliteit, verkeerd voorbeeldgedrag), invloed (zie ook 3.3).Samenstelling <strong>buurt</strong>De <strong>samen</strong>stelling van <strong>buurt</strong>en – <strong>de</strong> mate waarin een wijk of <strong>buurt</strong> homogeenof heterogeen is <strong>samen</strong>gesteld – heeft in meer<strong>de</strong>re opzichten invloed op <strong>de</strong>opvoeding van het kind. De <strong>samen</strong>stelling kent tal van variabelen; leeftijd,sociaal economische <strong>samen</strong>stelling, huishou<strong>de</strong>n, etniciteit, taaldiversiteit,religie, oud en nieuwkomers in <strong>de</strong> wijk, etc. In <strong>de</strong> geraadpleeg<strong>de</strong> literatuurkomen etniciteit en sociaal economische achtergrond naar voren als aspectendie van invloed zijn. Zo spelen allochtone kin<strong>de</strong>ren bijvoorbeeld min<strong>de</strong>rop straat. Ook het on<strong>de</strong>rscheid tussen <strong>de</strong> gevestig<strong>de</strong> <strong>groep</strong> en een nieuwe<strong>groep</strong> lijkt invloed te hebben op <strong>de</strong> mate van <strong>de</strong>elname aan <strong>de</strong> (pedagogische)civil society. Zo kan een grote verschuiving in <strong>de</strong> wijk<strong>samen</strong>stellinglei<strong>de</strong>n tot een verschuiving van <strong>de</strong> gangbare patronen in een wijk.Mate van ste<strong>de</strong>lijkheidDe mate van ste<strong>de</strong>lijkheid heeft sterke invloed op gedrag van mensen en op<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlinge betrokkenheid. Die betrokkenheid is een voorwaar<strong>de</strong> voor hetgeven van informele hulp. En <strong>de</strong> steun die bewoners krijgen uit informelehulp is weer van direct belang voor <strong>de</strong> zelfredzaamheid van bewoners.Grote dichtheid, heterogeniteit en omvang van <strong>de</strong> gemeente leidt tot an<strong>de</strong>rgedrag. Lofland (1998) <strong>de</strong>finieert het ste<strong>de</strong>lijk openbare domein als eenPagina 25 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


eschavingsatelier. Wie <strong>de</strong> ruimte betreedt leert zich te beheersen en aan tepassen en krijgt lessen in ste<strong>de</strong>lijke omgangsvormen (civilisatie). Door <strong>de</strong>diversiteit van <strong>de</strong> stad leidt dit atelier op tot <strong>de</strong>mocratie, vrijheid en tolerantie.In dorpen zijn voorzieningen (school, bibliotheek, muziekvereniging) vaakmin<strong>de</strong>r dicht in <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> en vraagt participatie aan activiteiten om meerplanning en inspanning en on<strong>de</strong>rsteuning van elkaar. Binnen dorpen is watdat betreft een ontwikkeling te zien. Dorpen en hun bewoners hebben temaken <strong>met</strong> een overgang van het „autonome dorp‟ naar het „woondorp‟. Deze'woondorpen' kenmerken zich door een sterke sociale <strong>samen</strong>hang, maareen min<strong>de</strong>r vanzelfspreken<strong>de</strong> nabijheid en lokale betrokkenheid.4.2 Speel- en ontmoetingsplekken en an<strong>de</strong>re fysieke <strong>buurt</strong>kenmerkenDe straat biedt drie belangrijke functies (Franke, Lengkeek en Oosterheerdred., 2009):1 Het geeft ruimte voor toevallige ontmoetingen op het moment dat we opweg zijn van <strong>de</strong> ene activiteit naar <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re. Hoe klein <strong>de</strong>ze ontmoetingenook zijn, het bepaalt me<strong>de</strong> onze beel<strong>de</strong>n over an<strong>de</strong>ren.2 Herhaal<strong>de</strong> ontmoeting en sociale controle. Wanneer sociabiliteit wordtverplaatst naar collectief beheer<strong>de</strong>, semi-publieke ruimten binnen blokken,wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> straten leger. Dat komt <strong>de</strong> sociale controle en beleef<strong>de</strong>sociale veiligheid, of althans <strong>de</strong> verwachtingen van bewoners van <strong>de</strong> socialecontrole door an<strong>de</strong>ren, niet ten goe<strong>de</strong>. An<strong>de</strong>rsom leidt meer contactop straat <strong>met</strong> beken<strong>de</strong>n en onbeken<strong>de</strong>n tot meer geluk en corrigerendgedrag naar an<strong>de</strong>ren.3 Alleen <strong>de</strong> massa kan <strong>de</strong> rafelrand absorberen. Ste<strong>de</strong>n hebben altijd temaken <strong>met</strong> een rafelrand <strong>met</strong> gedrag wat <strong>de</strong> meesten ongewenst of onacceptabelvin<strong>de</strong>n. Volgens <strong>de</strong> Amerikaanse stadsarchitect William Whyte(1980) is hiervoor maar één uitweg: het creëren van zoveel mensen opstraat die zich wel volgens <strong>de</strong> dominante opvattingen over wat hoort gedragen,dat <strong>de</strong> openbare ruimte in staat is afwijkingen te absorberen.Belemmeringen: ruimte on<strong>de</strong>r drukDoor <strong>de</strong> druk op ruimte in ons land is <strong>de</strong> „vrije ruimte‟ voor kin<strong>de</strong>ren en jongerenbuitenshuis afgenomen. Ongebruikte ruimtes zijn in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n en intoenemen<strong>de</strong> mate ook in dorpen langzaam maar zeker opgevuld <strong>met</strong> woningen(„inbreilocaties), winkels of an<strong>de</strong>re bestemmingen. Het aantal vierkante<strong>met</strong>ers speelruimte in <strong>de</strong> openbare ruimte wordt <strong>met</strong> name in recente geherstructureer<strong>de</strong>wijken en Vinexlocaties door <strong>de</strong>skundigen als absoluut onvoldoen<strong>de</strong>gekwalificeerd. In <strong>de</strong> afgelopen 25 jaar is het bebouw<strong>de</strong> oppervlakverdubbeld en het autogebruik sterk gestegen (Hermanns en Van Montfoort,2007). Door het toegenomen verkeer zijn veel straten en wegen voor <strong>de</strong>jeugd alleen nog maar als verkeers<strong>de</strong>elnemer toegankelijk en vaak onveilig.Indien in een <strong>buurt</strong> snel veran<strong>de</strong>ringen plaatsvin<strong>de</strong>n, zorgt dit ver<strong>de</strong>r voorvermin<strong>de</strong>ring van sociaal vertrouwen en herkenbaarheid.Versterken van <strong>de</strong> pedagogische civil society door ruimtelijke or<strong>de</strong>ningIn het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> pedagogische civil society is het van belang dat mensenen kin<strong>de</strong>ren zich min<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> achtertuin of afgesloten binnentuin begeven –vaak ingegeven vanwege het gevoel van onveiligheid op straat – maar juistweer <strong>de</strong> straat op gaan. Met als beoogd resultaat dat voldoen<strong>de</strong> mensenaanwezig zijn om te kunnen zien en horen wat in een <strong>buurt</strong> gebeurt.Pagina 26 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


Dit vraagt wat van <strong>de</strong> inrichting van een <strong>buurt</strong>. De openbare ruimte dientzowel een verblijfs- als doorgangsfunctie te hebben. Dit houdt on<strong>de</strong>r meer inmin<strong>de</strong>r semiprivate of private binnenterreinen en meer openbare ruimte.Ook is het een voorwaar<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> publieke ruimte zo is ingericht dat hetruimte biedt voor herhaal<strong>de</strong> ontmoetingen die tot familiariteit kunnen lei<strong>de</strong>n.Daarvoor moet een openbare ruimte zichtbaar, aantrekkelijk, eenduidig entoegankelijk zijn. Ook moeten mensen <strong>de</strong> ruimte als hun territorium ervarenwaarover zij wat te zeggen hebben. Volgens Alexan<strong>de</strong>r et al (1977) heeft <strong>de</strong>oppervlakte, <strong>de</strong> bevolkingsgrootte en <strong>de</strong> mate waarin een wijk is afgeschermdvan zwaar verkeer invloed op het verwerven van een sterke i<strong>de</strong>ntiteitvan een <strong>buurt</strong>.Voldoen<strong>de</strong> aantrekkelijke speelplekkenBroenink (1999, 2001) <strong>de</strong>ed on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> achterbankgeneratie en hetbelang van buitenspelen. Hij komt <strong>de</strong> conclusie dat het ongeorganiseer<strong>de</strong>spel van kin<strong>de</strong>ren buitenhuis belangrijk is voor <strong>de</strong> motorische, cognitieve ensociale ontwikkeling. Naast voldoen<strong>de</strong> fysieke ruimte vraagt ongeorganiseerdspel ook om figuurlijke ruimte. Dus zon<strong>de</strong>r al te grote bemoeienis vanvolwassenen, zodat kin<strong>de</strong>ren zelf <strong>de</strong> regie hebben.Voldoen<strong>de</strong> groen in <strong>de</strong> omgeving van kin<strong>de</strong>ren is daarbij belangrijk. Uit'Groene kansen voor <strong>de</strong> jeugd' (Van <strong>de</strong>n Berg & De Hek, 2008) blijkt datkin<strong>de</strong>ren <strong>met</strong> veel groen in <strong>de</strong> woonomgeving fysiek en psychisch gezon<strong>de</strong>rzijn. Ook kan contact <strong>met</strong> <strong>de</strong> natuur <strong>de</strong> concentratie van kin<strong>de</strong>ren <strong>met</strong> ADHDverbeteren. Deze bevindingen leveren argumenten voor overheid en gemeentenom meer groen aan te leggen in woonwijken en te investeren inmeer natuurlijke speelterreinen in <strong>de</strong> nabijheid van ste<strong>de</strong>n.Naast <strong>de</strong> positieve effecten op <strong>de</strong> ontwikkeling van kin<strong>de</strong>ren, is buitenspelenook een van <strong>de</strong> manieren voor gezinnen om <strong>de</strong>el te nemen aan <strong>de</strong> <strong>samen</strong>leving.Ou<strong>de</strong>rs die kin<strong>de</strong>ren hebben die buiten spelen zijn doorgaans meertevre<strong>de</strong>n over sociale contacten in <strong>de</strong> <strong>buurt</strong>. De mate waarin kin<strong>de</strong>ren buitenspelen,hangt weer <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>ring van ou<strong>de</strong>rs voor <strong>de</strong>speelmogelijkhe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> en voor <strong>de</strong> contacten <strong>met</strong> <strong>buurt</strong>bewoners. Indat opzicht heeft buitenspelen een betekenis voor <strong>de</strong> sociale <strong>samen</strong>hang ineen <strong>buurt</strong> (Hermanns en Van Montfoort, 2007).Georganiseer<strong>de</strong> speeltuinen dragen ook bij aan <strong>de</strong>elname aan <strong>de</strong> <strong>samen</strong>leving.Uit on<strong>de</strong>rzoek blijkt (De Kleuver et al, 2010) dat bijna twee<strong>de</strong>r<strong>de</strong> van<strong>de</strong> speeltuinen activiteiten organiseert voor kin<strong>de</strong>ren en voor an<strong>de</strong>re buur t-bewoners. Die activiteiten variëren van knutselmiddagen, speurtochten, fancyfair tot bingoavon<strong>de</strong>n. Ook geeft twee<strong>de</strong>r<strong>de</strong> van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rvraag<strong>de</strong> speeltuinenaan dat <strong>de</strong> speeltuin een ontmoetingsplek is en dat <strong>de</strong> bezoekers eenafspiegeling zijn van <strong>de</strong> <strong>buurt</strong>.Belemmeren<strong>de</strong> factoren voor buiten spelen:• Niet alle kin<strong>de</strong>ren spelen veel buiten. Jonge kin<strong>de</strong>ren, niet-westerse kin<strong>de</strong>ren,kin<strong>de</strong>ren die on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> armoe<strong>de</strong>grens leven en kin<strong>de</strong>ren uit gezinnenwaarvan <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r een lagere opleiding heeft, spelen min<strong>de</strong>r vaakbuiten spelen dan an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren (Hermanns en Van Montfoort, 2007).Uiteraard speelt hierin ook <strong>de</strong> mate van ste<strong>de</strong>lijkheid en veiligheid tij<strong>de</strong>nsbuiten spelen een rol.• Meer dan een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs is niet tevre<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> kwaliteit van<strong>de</strong> speelplekken in termen van veiligheid en hygiëne. Door het gegevendat er een tekort is aan speelruimte wordt <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> speelruimte vaakgebruikt door kin<strong>de</strong>ren of jongeren waarvoor <strong>de</strong>ze niet bedoeld is. Dit kanlei<strong>de</strong>n tot verdringing van bepaal<strong>de</strong> <strong>groep</strong>en. Kleuters wor<strong>de</strong>n bijvoor-Pagina 27 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


eeld verdrongen van een grasveldje door ou<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren die willenvoetballen (Hermanns, Van Montfoort, 2007).• Speeltuinen zijn binnen gemeentelijk beleid vaak een on<strong>de</strong>rgeschovenkindje omdat ze verliezen van projecten die <strong>de</strong> gemeente veel geld opleveren,zoals appartementen (Blom en Heijke, 2011).4.4 SamenvattendDit hoofdstuk laat zien dat <strong>de</strong> sociale en fysieke <strong>buurt</strong>kenmerken invloedhebben op <strong>de</strong> pedagogische civil society: hoe een <strong>buurt</strong> is ingericht en wieerin wonen, heeft invloed op hoe kin<strong>de</strong>ren opgroeien in een <strong>buurt</strong>. De (pedagogische)civil society is doorgaans sterker in <strong>buurt</strong>en <strong>met</strong> een relatiefhoge sociaal economische status en <strong>met</strong> beperkte doorstroming. Hetzelf<strong>de</strong>geldt voor <strong>buurt</strong>en <strong>met</strong> voldoen<strong>de</strong> veilige en uitdagen<strong>de</strong> speelplekken enontmoetingsplekken. Armoe<strong>de</strong>, etniciteit en een laag opleidingsniveau zijndaarentegen belemmeringen voor <strong>de</strong> pedagogische civil society. Kin<strong>de</strong>renvan ou<strong>de</strong>rs <strong>met</strong> weinig geld en/of niet-westerse afkomst en/of laag opleidingsniveauparticiperen min<strong>de</strong>r vaak aan activiteiten die een positieve invloedhebben op <strong>de</strong> ontwikkeling van hun kin<strong>de</strong>ren. Zo spelen zij min<strong>de</strong>rvaak buiten en zijn zij ook min<strong>de</strong>r vaak lid van verenigingen. Bovendien blijktdat er min<strong>de</strong>r <strong>buurt</strong>contacten zijn in wijken <strong>met</strong> meer dan een kwart alloc h-tonen en wijken <strong>met</strong> een hoog percentage lage inkomens. Genoem<strong>de</strong> variabelenhangen <strong>met</strong> elkaar <strong>samen</strong>: allochtone gezinnen wonen vaker dan autochtonegezinnen in lagere ses-wijken en hebben gemid<strong>de</strong>ld een lageropleidingsniveau. Door <strong>de</strong>ze <strong>samen</strong>hang is niet goed dui<strong>de</strong>lijk wat <strong>de</strong> invloedvan <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke variabelen is op <strong>de</strong> pedagogische kracht van wijken.Dit vormt een interessant aandachtspunt voor het praktijkon<strong>de</strong>rzoek.Pagina 28 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


5 De pedagogische civil society: aan veran<strong>de</strong>ringon<strong>de</strong>rhevigIn dit hoofdstuk staat <strong>de</strong> vraag centraal of en zo ja hoe <strong>de</strong> pedagogischecivil society door <strong>de</strong> tijd heen is veran<strong>de</strong>rd. Enerzijds zijn er gelui<strong>de</strong>n dattraditionele steunstructuren of gemeenschappen als kerk, nabuurschap enverenigingsleven, waar mensen elkaar ontmoeten en steunen, tegenwoordiggroten<strong>de</strong>els zijn verdwenen en gezinnen steeds min<strong>de</strong>r sociaal zijn ingebed(zie on<strong>de</strong>r meer: NJi, 2010 en RMO/RVZ, 2009). An<strong>de</strong>rzijds zijn er on<strong>de</strong>rzoekendie erop wijzen dat <strong>de</strong> sociale <strong>samen</strong>hang rond gezinnen weliswaaris veran<strong>de</strong>rd, maar niet noodzakelijk min<strong>de</strong>r is gewor<strong>de</strong>n (CBS 2010).5.1 Individualisering, pedagogisering en lichte gemeenschappenDe <strong>samen</strong>leving veran<strong>de</strong>rt en daarmee ook <strong>de</strong> gangbare waar<strong>de</strong>n en normen.Bij <strong>de</strong>ze veran<strong>de</strong>ringen speelt individualisering een belangrijke rol, ookvoor <strong>de</strong> civil society. In 2002 bracht <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Gezinsraad (NGR) bijhaar <strong>de</strong>rtigjarig bestaan, <strong>de</strong> publicatie „Hoeksteen of zwerfkei‟ uit. Centraalhierin staat het mo<strong>de</strong>rne gezin tussen individualisering en pedagogisering.In <strong>de</strong> diverse bijdragen in <strong>de</strong>ze publicatie staat <strong>de</strong> vraag centraal of individualiseringen pedagogisering <strong>met</strong> elkaar op gespannen voet staan. Groenhuis(red.) komt tot <strong>de</strong> slotsom dat het nut en effectiviteit van <strong>de</strong> opvoedingsboodschapafhankelijk is van <strong>de</strong> manier waarop volwassenen dan welbeleidsmakers zelf <strong>met</strong> keuzes omgaan, hoe zij het gezin of instituties inrichtenen hoe zij over <strong>de</strong> keuzemogelijkhe<strong>de</strong>n spreken. Enerzijds geeft <strong>de</strong>zeslotconclusie aan dat er voor beleidsme<strong>de</strong>werkers sturingsmogelijkhe<strong>de</strong>nzijn. An<strong>de</strong>rzijds geeft <strong>de</strong> conclusie ook weer dat <strong>de</strong> keuzes altijd gemaaktwor<strong>de</strong>n binnen een bepaal<strong>de</strong> (beleids-)context.Deze context is een <strong>samen</strong>spel van individuele belangen en gemeenschapsbelangen.Individuen maken <strong>de</strong> <strong>samen</strong>leving, maar <strong>de</strong> <strong>samen</strong>levingbrengt vervolgens ook een „nieuwe generatie individuen groot‟. De Winter(2001) introduceert hiervoor <strong>de</strong> term „maatschappelijk opvoe<strong>de</strong>n‟. Tussenbelangen van jeugdigen en die van <strong>de</strong> <strong>samen</strong>leving is volgens <strong>de</strong> Wintereen zekere spanning, maar uitein<strong>de</strong>lijk liggen zij in elkaars verleng<strong>de</strong>. “Individueelburgerschap en persoonlijke vrijheid komen immers optimaal uit <strong>de</strong>verf wanneer mensen <strong>de</strong>el uitmaken van een sociaal verband.”Lichte gemeenschappenIn <strong>de</strong> publicatie „Kiezen voor <strong>de</strong> kud<strong>de</strong>‟, on<strong>de</strong>r redactie van Duyvendak enHurenkamp (2004) wordt ook ingegaan op <strong>de</strong> individualisering. Geconclu<strong>de</strong>erdwordt dat mensen in<strong>de</strong>rdaad min<strong>de</strong>r afhankelijk zijn van nabije verban<strong>de</strong>nals het gezin, <strong>de</strong> kerk en <strong>de</strong> <strong>buurt</strong>. Maar “tegelijkertijd is echter <strong>de</strong>afhankelijkheid ten opzichte van instanties op afstand, bijvoorbeeld <strong>de</strong> nationaleoverheid, voor veel mensen toegenomen. … veel afhankelijkhe<strong>de</strong>nzijn niet verdwenen, maar van niveau verschoven.” Zo heeft volgens Van<strong>de</strong>n Boomen (2004) door <strong>de</strong> opkomst van internet “collectiviteit plaatsgemaaktvoor connectiviteit.” Het individu is betrokken bij diverse verschillen<strong>de</strong>netwerken.Duyvendak en Hurenkamp beschrijven een aantal ontwikkelingen en komenPagina 29 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re tot <strong>de</strong> conclusie dat er lichte gemeenschappen (communitieslite) zijn ontstaan die van grote betekenis blijken voor het sociale verkeer.Ze vervangen <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> traditionele verban<strong>de</strong>n (kerk, gezin) die vaak bestaanuit sterke ban<strong>de</strong>n (strong ties). De ban<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> lite communities zijn veelallosser (weak ties). Lichte gemeenschappen kenmerken zich door dynamieken flexibiliteit, door vrijwillige verbintenis, openheid en nieuwsgierigheid.Bei<strong>de</strong> auteurs eindigen hun publicatie <strong>met</strong> <strong>de</strong> aanbeveling: “eer<strong>de</strong>r dan hamerenop „individualisering, ongeacht <strong>de</strong> gevolgen‟ zou<strong>de</strong>n we moeten kijkennaar <strong>de</strong> manier hoe individuen functioneren in lichte gemeenschappen,en naar <strong>de</strong> manier hoe we lichte gemeenschappen tot stand brengen.”5.2 Sociale <strong>samen</strong>hang en <strong>de</strong>elname aan vrijwilligerswerkDe pedagogische civil society hangt sterk <strong>samen</strong> <strong>met</strong> het begrip „sociale<strong>samen</strong>hang‟. Recent heeft het CBS <strong>de</strong> publicatie 'Sociale Samenhang: Participatie,Vertrouwen en Integratie' (CBS, 2010) uitgegeven. Hierin wordtsociale <strong>samen</strong>hang geoperationaliseerd in drie dimensies: Integratie, <strong>met</strong>daaron<strong>de</strong>r Participatie en Vertrouwen.Sociale <strong>samen</strong>hang neemt toeDe auteurs komen tot <strong>de</strong> conclusie dat er in <strong>de</strong> afgelopen 15 jaar geen sprakeis van een tanen<strong>de</strong> sociale <strong>samen</strong>hang. Op basis van <strong>de</strong> indicatoren„meedoen in <strong>de</strong> maatschappij‟ en het „hebben van vertrouwen‟ blijkt juistsprake van een toename. Coumans (in: CBS, 2010) komt in <strong>de</strong>ze publicatietot <strong>de</strong> conclusie dat vanaf 1997 <strong>de</strong> sociale contacten eer<strong>de</strong>r zijn toe- danafgenomen. Dit geldt voor zowel <strong>de</strong> contacten <strong>met</strong> vrien<strong>de</strong>n als <strong>met</strong> familie.Het contact <strong>met</strong> <strong>de</strong> buren is vrijwel stabiel gebleven. Ver<strong>de</strong>r conclu<strong>de</strong>ert zedat veel <strong>buurt</strong>kenmerken niet lijken <strong>samen</strong> te hangen <strong>met</strong> het on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>nvan sociaal contact. Daarop zijn twee uitzon<strong>de</strong>ringen. Ten eerste is er min<strong>de</strong>rfrequent burencontact in <strong>buurt</strong>en <strong>met</strong> een hoog percentage lage ink o-mens. Ten twee<strong>de</strong> hebben <strong>de</strong> inwoners van <strong>buurt</strong>en <strong>met</strong> meer dan eenkwart niet-westerse allochtonen, min<strong>de</strong>r frequent contact <strong>met</strong> vrien<strong>de</strong>n envooral buren (zie ook 3.3).Deelname aan vrijwilligerswerk stabielArts en te Riele (in: CBS, 2010) hebben gekeken naar <strong>de</strong> ontwikkelingen in<strong>de</strong> <strong>de</strong>elname van vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk wordt wel gezien als eenvan <strong>de</strong> belangrijkste indicatoren van sociale <strong>samen</strong>hang (Putnam, 2000,Knulst en Van Eijck, 2003). Ze komen tot <strong>de</strong> conclusie dat er geen aanwijzingenzijn dat het aan<strong>de</strong>el vrijwilligers is afgenomen. Het aan<strong>de</strong>el volwassenendat in het jaar voorafgaand aan het vraaggesprek in georganiseerdverband actief was, ligt al jaren rond <strong>de</strong> 43 procent. Het aan<strong>de</strong>el dat op hetmoment van het vraaggesprek vrijwilligerswerk doet, is tussen 2001 en 2009zelfs iets toegenomen.5.3 SamenvattendUit bovenstaan<strong>de</strong> literatuur blijkt dat <strong>de</strong> structuren binnen <strong>de</strong> civil societyveran<strong>de</strong>ren. Waren het eerst <strong>de</strong> kerk, gezin en <strong>buurt</strong>en die zorg<strong>de</strong>n voorsterke verban<strong>de</strong>n (strong ties), on<strong>de</strong>r invloed van on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re individualiseringzijn <strong>de</strong>ze verban<strong>de</strong>n aan veran<strong>de</strong>ring on<strong>de</strong>rhevig. Verban<strong>de</strong>n tussenmensen verschuiven meer richting lichte gemeenschappen <strong>met</strong> meer 'weakties'. Individuen nemen meer <strong>de</strong>el aan verschillen<strong>de</strong> netwerken en door <strong>de</strong>Pagina 30 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


opkomst van on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re internet zijn dit an<strong>de</strong>re verban<strong>de</strong>n dan vroeger.Putnam (2000; zie paragraaf 3.3) laat zien dat naast <strong>de</strong> verban<strong>de</strong>n binnen<strong>groep</strong>en (bonding) vooral <strong>de</strong> verbindingen tussen <strong>groep</strong>en (bridging) belangrijkzijn om het sociaal kapitaal van <strong>de</strong> <strong>samen</strong>leving op pijl te hou<strong>de</strong>n.Toch blijkt dat <strong>de</strong> sociale <strong>samen</strong>hang in Ne<strong>de</strong>rland niet vermin<strong>de</strong>rd door<strong>de</strong>ze veran<strong>de</strong>ringen. On<strong>de</strong>rzoek van CBS maakt dui<strong>de</strong>lijk dat sociale contactenjuist eer<strong>de</strong>r zijn toenemen. Zo blijft het aan<strong>de</strong>el vrijwilligers <strong>de</strong> laatstetientallen jaar nagenoeg gelijk, wel veran<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> vormen en motivaties omvrijwilligerswerk te doen.Van sociale <strong>samen</strong>hang is dus nog altijd sprake, maar wat betekent dit voor<strong>de</strong> pedagogische civil society? En in welke mate is sturing mogelijk en gewenst?Meer praktijkon<strong>de</strong>rzoek moet uitwijzen hoe groot <strong>de</strong> sturingsmogelijkhe<strong>de</strong>nzijn en welke actoren hierbij een belangrijke rol spelen.Pagina 31 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


6 Conclusies en focus praktijkon<strong>de</strong>rzoekIn dit slothoofdstuk vatten we <strong>de</strong> belangrijkste conclusies <strong>samen</strong> en gaan wena wat dit betekent voor (<strong>de</strong> focus van) het praktijkon<strong>de</strong>rzoek, dat <strong>DSP</strong><strong>groep</strong>in 15 villages gaat uitvoeren.6.1 ConclusiesWerk<strong>de</strong>finitieIn het ka<strong>de</strong>r van dit on<strong>de</strong>rzoek sluiten we aan bij <strong>de</strong> omschrijving van Zon-Mw wat betreft <strong>de</strong> pedagogische civil society:De pedagogische civil society is dat <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> <strong>samen</strong>leving (the village)waar burgers (kin<strong>de</strong>ren, jongeren, ou<strong>de</strong>rs en an<strong>de</strong>re volwassenen) in vrijwilligeverban<strong>de</strong>n verantwoor<strong>de</strong>lijkheid nemen voor een pedagogisch klimaatwaarin het goed opvoe<strong>de</strong>n en opgroeien is, in <strong>samen</strong>werking <strong>met</strong> of juist alstegenkracht tot overhe<strong>de</strong>n (gemeenten, <strong>de</strong> jeugdsector, het welzijnswerk),bedrijven en an<strong>de</strong>re civil society organisaties.In het verleng<strong>de</strong> hiervan kan wor<strong>de</strong>n gesteld dat het in <strong>de</strong> pedagogisch civilsociety gaat om personen, <strong>groep</strong>en en instanties, die op basis van vrijwilligheidbijdragen aan het opvoe<strong>de</strong>n en opgroeien van kin<strong>de</strong>ren en jongeren.Die bijdrage kan zowel expliciet (doelgericht) als impliciet zijn en zowel pr e-ventief (voorkomen van opgroeiproblemen) als curatief (aanpak van opgroeiproblemen).Hierbij moet wor<strong>de</strong>n aangetekend dat er veel grensgebie<strong>de</strong>n zijn. Om diere<strong>de</strong>n is het niet zinvol om het begrip 'pedagogische civil society' strikt (enper <strong>de</strong>finitie kunstmatig) af te bakenen. Uitein<strong>de</strong>lijk gaat het er om dat <strong>de</strong>verschillen<strong>de</strong> actoren en partijen om het gezin heen, in aansluiting op ie<strong>de</strong>rsrol en kracht, eraan bijdragen dat kin<strong>de</strong>ren en jongeren zo goed en gezondmogelijk opgroeien. <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> dus <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong>.Actoren in en om <strong>de</strong> pedagogische civil societyDe eerste kring van <strong>de</strong> pedagogische civil society bestaat uit familie, vrien<strong>de</strong>n,buren en peergroup. De twee<strong>de</strong> kring wordt gevormd door organisatiesen partijen, die op basis van vrijwilligheid een (vaak impliciete) rol spelen inhet opvoe<strong>de</strong>n en opgroeien van kin<strong>de</strong>ren en jongeren. In dat ka<strong>de</strong>r valt te<strong>de</strong>nken aan sportverenigingen, kerken en moskeeën, allochtonenzelforganisatiesen an<strong>de</strong>re vrijwilligersorganisaties.Daarnaast zijn er verschillen<strong>de</strong> actoren, die vanwege hun professioneletaakstelling zelf geen <strong>de</strong>el uitmaken van <strong>de</strong> (pedagogische) civil society,maar <strong>de</strong>ze wel kunnen on<strong>de</strong>rsteunen, activeren en/of stimuleren. Denk aangemeente (diverse beleidssectoren), CJG, scholen en jeugd- en jongerenwerk.De pedagogische civil society krijgt vorm door <strong>de</strong> interactie tussen al <strong>de</strong>zeactoren. Samen beïnvloe<strong>de</strong>n zij <strong>de</strong> wijze waarop kin<strong>de</strong>ren en jongeren zichontwikkelen, dragen ze waar<strong>de</strong>n en normen over, leren ze hun <strong>de</strong> spelregelsvan <strong>de</strong> <strong>samen</strong>leving en leveren zelf een bijdrage aan die <strong>samen</strong>leving. Doorje daar als <strong>samen</strong>leving bewust van te zijn en daarop te anticiperen krijgtie<strong>de</strong>re burger als het ware een pedagogische „taak‟. In aansluiting hieropverdient het aanbeveling <strong>de</strong> pedagogische civil society in <strong>samen</strong>hang tebekijken.Pagina 32 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


Fysieke en sociale <strong>buurt</strong>kenmerkenDe kracht van <strong>de</strong> pedagogische civil society wordt echter niet alleen bepaalddoor <strong>de</strong> rol, bijdrage en inzet van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> actoren enhun on<strong>de</strong>rlinge <strong>samen</strong>spel. Ook sociale en fysieke <strong>buurt</strong>kenmerken blijkenvan invloed. Hoe een <strong>buurt</strong> is ingericht en opgebouwd en wie erin wonen isin sterke mate bepalend voor het opgroeien van kin<strong>de</strong>ren en jongeren in die<strong>buurt</strong>. Elkaar kunnen ontmoeten, kunnen <strong>samen</strong> spelen in openbare ruimtes,vertrouwen hebben in an<strong>de</strong>re <strong>buurt</strong>bewoners: zie hier enkele kernwaar<strong>de</strong>nvan een sterke pedagogische <strong>buurt</strong>. Het lijkt erop dat <strong>de</strong> pedagogische civilsociety relatief sterk is in <strong>buurt</strong>en <strong>met</strong> een hoge SES, weinig doorstromingen veel (openbare) ontmoetings- en speelplekken.Ontwikkelingen in <strong>de</strong> civil societyDe civil society is aan veran<strong>de</strong>ring on<strong>de</strong>rhevig. Traditioneel vorm<strong>de</strong>n <strong>de</strong> kerken <strong>buurt</strong>en voor sterke sociale verban<strong>de</strong>n (strong ties), maar on<strong>de</strong>r invloedvan on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re individualisering zijn <strong>de</strong>rgelijke verban<strong>de</strong>n min<strong>de</strong>r bepalendgewor<strong>de</strong>n. Verban<strong>de</strong>n tussen mensen verschuiven meer richting 'Litecommunities' (lichte gemeenschappen) <strong>met</strong> meer 'weak ties'. Individuennemen meer <strong>de</strong>el aan verschillen<strong>de</strong> netwerken en door <strong>de</strong> opkomst vanon<strong>de</strong>r meer internet zijn dit an<strong>de</strong>re verban<strong>de</strong>n dan vroeger.De civil society in <strong>de</strong> huidige netwerk<strong>samen</strong>leving ziet er dus an<strong>de</strong>rs uit daneen halve eeuw gele<strong>de</strong>n, maar dit betekent niet per <strong>de</strong>finitie dat er sprake isvan min<strong>de</strong>r sociale <strong>samen</strong>hang. Dit wordt bevestigt door on<strong>de</strong>rzoek vanCBS, dat uitwijst dat sociale contacten eer<strong>de</strong>r toe- dan afnemen en het aan<strong>de</strong>elvrijwilligers <strong>de</strong> laatste tientallen jaar nagenoeg gelijk is gebleven. Welveran<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> vormen en motivaties om vrijwilligerswerk te doen. Ook hiertreedt een verschuiving op van een klein aantal 'strong ties' (structurele vrijwilligeinzet binnen een sterke gemeenschap) naar meer 'weak ties' (incidi<strong>de</strong>ntelevrijwillige inzet in diverse 'lite communities').6.2 Focus praktijkon<strong>de</strong>rzoek <strong>DSP</strong>-<strong>groep</strong>Doel en opzet praktijkon<strong>de</strong>rzoek <strong>DSP</strong>-<strong>groep</strong>'It takes a village to raise a child': uitgangspunt van <strong>de</strong> pedagogische civilsociety is een gezamenlijke, collectieve verantwoor<strong>de</strong>lijkheid voor het opvoe<strong>de</strong>nen opgroeien van kin<strong>de</strong>ren en jongeren in <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> c.q. <strong>de</strong> village. Inaansluiting hierop zal <strong>DSP</strong>-<strong>groep</strong> in het praktijkon<strong>de</strong>rzoek een aantal 'villages'in <strong>samen</strong>hang analyseren. Dit op basis van <strong>de</strong> analyse van relevantebeleids- en projectdocumenten en interviews <strong>met</strong> diverse actoren in <strong>de</strong> village.Op die manier ontstaat zicht op <strong>de</strong> huidige stand van zaken rond <strong>de</strong> pedagogischecivil society in <strong>de</strong>ze villages. De bijdrage van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong>actoren, <strong>de</strong> rolver<strong>de</strong>ling, <strong>de</strong> context, sterke punten, verbeterpunten en kritischesuccesfactoren komen in beeld, evenals <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n, onmogelijkhe<strong>de</strong>nen randvoorwaar<strong>de</strong>n voor versterking van <strong>de</strong> pedagogische civilsociety.Op <strong>de</strong>ze manier inventariseert, beschrijft en analyseert <strong>DSP</strong>-<strong>groep</strong> <strong>de</strong> pedagogischecivil society van vijftien verschillen<strong>de</strong> villages. Dit resulteert eeneen factsheet per village, waarin inzicht wordt gegeven in <strong>de</strong> belangrijkstekenmerken, actoren, succesfactoren en verbeterpunten <strong>met</strong> betrekking <strong>de</strong>pedagogische civil society.Vervolgens zullen <strong>de</strong> 15 villages on<strong>de</strong>rling wor<strong>de</strong>n vergeleken: hoe komt hetdat <strong>de</strong> pedagogische kracht van <strong>de</strong> ene <strong>buurt</strong> sterker is dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re? Watzijn bepalen<strong>de</strong> actoren en factoren hierin? Hoe kan <strong>de</strong> bijdrage van <strong>de</strong> ver-Pagina 33 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


schillen<strong>de</strong> actoren wor<strong>de</strong>n versterkt? De overallanalyse levert, kortom, kwalitatieveinformatie (tips en tools, do's en dont's) op.Voor het praktijkon<strong>de</strong>rzoek moeten, me<strong>de</strong> op basis van het literatuuron<strong>de</strong>rzoeken <strong>de</strong> expertron<strong>de</strong>, keuzes wor<strong>de</strong>n gemaakt op twee vlakken:1 Welke wijken selecteren we? Selectie van 15 villages2 Welke actoren gaan we bevragen en wat gaan we hen vragen?Ad 1. Welke wijken selecteren we? Selectie van 15 villagesHet praktijkon<strong>de</strong>rzoek biedt ruimte voor <strong>de</strong> analyse van vijftien villages. Eenzorgvuldige selectie is nodig om zoveel mogelijk waar<strong>de</strong>volle informatie tegenereren.Hoewel het praktijkon<strong>de</strong>rzoek geen representativiteit nastreeft, verdient hetaanbeveling om verschillen<strong>de</strong> typen villages in het praktijkon<strong>de</strong>rzoek te betreken.Juist verschillen leveren naar verwachting <strong>de</strong> meest uiteenlopen<strong>de</strong>en daarmee waar<strong>de</strong>volle kwalitatieve informatie op. Daarbij zijn we op zoeknaar villages <strong>met</strong> goe<strong>de</strong> voorbeel<strong>de</strong>n, omdat daar het meest van valt te leren.De inhou<strong>de</strong>lijke oriëntatie heeft dui<strong>de</strong>lijk gemaakt dat <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong>(pedagogische) civil society sterk afhankelijk is van <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> <strong>buurt</strong>- enwijkkenmerken:• sociaal-economische status (ses);• <strong>de</strong> etnische diversiteit (aan<strong>de</strong>el niet-westerse allochtonen);• opleidingsniveau;• gemeentegrootte en mate van ste<strong>de</strong>lijkheid.In aansluiting hierop komen we via vier stappen tot <strong>de</strong> selectie van <strong>de</strong> 15villages.Stap 1 Selectie van 8 gemeenten• Selectiecriterium 1 - spreiding voor wat betreft inwoneraantal:• 1x gemeente <strong>met</strong> > 250.000 inwoners (grootste<strong>de</strong>lijk)• 2x gemeenten <strong>met</strong> 100.000–250.000 inwoners• 2x gemeenten <strong>met</strong> 50.000–100.000 inwoners• 2x gemeenten <strong>met</strong> 20.000–50.000 inwoners• 1x gemeente <strong>met</strong> < 20.000 inwoners (plattelandsgemeente)• Selectiecriterium 2 - geografische spreiding:• 2x Noord• 2x Oost• 2x Zuid• 2x West.• Aanvullen<strong>de</strong> eis: <strong>de</strong> gemeenten doen niet mee aan het „Allemaal Opvoe<strong>de</strong>rs‟-programma.Stap 2 Keuze voor 2 wijken in <strong>de</strong> geselecteer<strong>de</strong> gemeentenPer gemeente selecteren we twee wijken. Dit <strong>met</strong> uitzon<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> plattelandsgemeente,die in zijn geheel wordt meegenomen. In <strong>de</strong> overige gemeentenselecteren we één relatief hoge en één relatief lage ses-wijk. Inbei<strong>de</strong> gevallen zoeken we naar wijken die relatief goed bekend staan watbetreft hun pedagogische civil society. Naar verwachting levert dit immers,zoals gezegd, <strong>de</strong> meeste waar<strong>de</strong>volle kwalitatieve informatie op. De selectievan <strong>de</strong> twee wijken vindt plaats in <strong>samen</strong>spraak <strong>met</strong> <strong>de</strong> ambtenaar die hetPagina 34 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


este zicht heeft op <strong>de</strong> pedagogische kracht van wijken. In <strong>de</strong> meeste gevallenzal het gaan om een ambtenaar jeugd- of wijkzaken of een wijkmanager.Minimumeis: on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> 15 wijken/<strong>buurt</strong>en bevindt zich minimaal:• 1 vinex wijk;• 1 ou<strong>de</strong> stadswijk;• 1 wijk <strong>met</strong> een hoge verhuizingsgraad;• 1 kerkelijke wijk (dan wel kerkelijke gemeente);• 1 wijk waar een CtC programma heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n;• 1 wijk <strong>met</strong> een hoog percentage niet westerse allochtonen.Stap 3 Achterhalen kenmerken van gekozen wijkPer geselecteer<strong>de</strong> gemeente en wijk wordt een factsheet opgesteld op basisvan beschikbare gegevens vanuit het CBS. In dit verband valt te <strong>de</strong>nken aaninformatie over zowel sociale wijkkenmerken (ses, etniciteit, ervaren veiligheid,doorstroming) als fysieke wijkkenmerken (mate van ste<strong>de</strong>lijkheid, aanwezigheid,aantrekkelijkheid en toegankelijkheid van speelruimte en ontmoetingsplekken).Stap 4 Definitieve selectie gemeenten en wijkenOm te komen tot een evenwichtige ver<strong>de</strong>ling, wordt <strong>de</strong> totale selectie getoetstaan <strong>de</strong> minimum eisen. Afhankelijk van <strong>de</strong> uitkomst gemeenten enwijken laten afvallen danwel toevoegen.Ad 2. Welke actoren gaan we bevragen en wat gaan we hen vragen?Per village bena<strong>de</strong>ren we <strong>de</strong> belangrijkste actoren. Startpunt vormt <strong>de</strong> wijkofWmo-manager danwel <strong>de</strong> ambtenaar jeugd. Deze persoon heeft over hetalgemeen in <strong>de</strong> breedte het beste zicht op <strong>de</strong> situatie rond <strong>de</strong> pedagogischecivil society in <strong>de</strong> wijk en <strong>de</strong> rol die verschillen<strong>de</strong> actoren daar (mogelijk) inspelen. In <strong>samen</strong>spraak <strong>met</strong> <strong>de</strong> wijk- of Wmo-manager wordt bepaald welkeactoren van belang zijn om te bevragen, omdat zij een belangrijke rol hebbenals het gaat om <strong>de</strong> pedagogische civil society en/of hier goed zicht ophebben. We zoeken in ie<strong>de</strong>r geval naar een vertegenwoordiging uit alle vier<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n <strong>groep</strong>en actoren (zie hoofdstuk 3). Tevens kunnen we via<strong>de</strong>ze actoren terecht komen bij an<strong>de</strong>re relevante actoren (sneeuwbal<strong>met</strong>ho<strong>de</strong>).De vier on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n <strong>groep</strong>en actoren, die in ie<strong>de</strong>r geval in alle 15villages wor<strong>de</strong>n bevraagd, zijn:a. Het gezin (ou<strong>de</strong>rs en jeugdigen) als einddoel<strong>groep</strong> (profijt<strong>groep</strong>)• Kernvragen: welke actoren (of bijvoorbeeld social media) zijn volgensou<strong>de</strong>rs en jeugdigen het meest bepalend in het opvoe<strong>de</strong>n en opgroeienvan kin<strong>de</strong>ren en jongeren? Bij wie zoeken ou<strong>de</strong>rs vooral steun aangaan<strong>de</strong>het opvoe<strong>de</strong>n en opgroeien van hun kin<strong>de</strong>ren, zowel in praktische alsadviseren<strong>de</strong> zin? En waarom?• Wijze van bena<strong>de</strong>ren: via straatinterviews op plekken waar zij komen(schoolplein, sport, kerk enz.).b. De eerste kring van <strong>de</strong> pcs: familie, vrien<strong>de</strong>n, buren, peergroup.• Kernvragen: welke rol spelen zij aangaan<strong>de</strong> opvoe<strong>de</strong>n en opgroeien?Wat zijn hierin bevor<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> en belemmeren<strong>de</strong> factoren en hoe kan dierol wor<strong>de</strong>n versterkt (binnen <strong>de</strong> grenzen van hun mogelijkhe<strong>de</strong>n)?• Wijze van bena<strong>de</strong>ren: zie a.Pagina 35 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


c. De twee<strong>de</strong> kring van <strong>de</strong> pcs: sportvereniging, kerk, moskee, an<strong>de</strong>re vrijwilligersorganisaties• Kernvragen: welke rol spelen zij in het opvoe<strong>de</strong>n en opgroeien van kin<strong>de</strong>renen jongeren? Wordt hier expliciet op aangestuurd of is het meer impliciet?Is het meer preventief of curatief? Wat zijn bevor<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> en belemmeren<strong>de</strong>factoren en hoe kan die rol wor<strong>de</strong>n versterkt (binnen <strong>de</strong>grenzen van hun mogelijkhe<strong>de</strong>n)? Wat hebben ze daarvoor nodig?• Wijze van bena<strong>de</strong>ren: rechtstreeks.d. Gemeente (sport, jeugd, Wmo, RO), CJG, scholen, jeugd- en jongerenwerk• Kernvragen: is er beleid gericht op versterking van <strong>de</strong> pedagogische civilsociety? Waarom wel/niet? Wat doen zij aan on<strong>de</strong>rsteuning en stimuleringvan <strong>de</strong> pedagogische civil society? Wat is het effect hiervan? Watkunnen en willen ze nog meer doen?• Wijze van bena<strong>de</strong>ren: rechtstreeks.In <strong>de</strong> analyse betrekken we, naast <strong>de</strong> interviews <strong>met</strong> actoren, tevens beschikbarelokale documenten, die informatie geven over lokaal beleid, projecten,feiten, infrastructuur, rolver<strong>de</strong>ling en activiteiten op het gebied van <strong>de</strong>pedagogische civil society. Daarbij gaat het om beleidsnotities van gemeenteen CJG‟s, wijkontwikkelingsprogramma's, projectverslagen, activiteitenprogramma‟sen lokaal reeds uitgevoer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeken en analyses. Ookvragen we <strong>de</strong> te interviewen actoren om relevante documentatie (beleidsstukkenen <strong>de</strong>rgelijke).Tot slot hou<strong>de</strong>n we een wijkschouw om een indruk te krijgen van sociaalfysiekeelementen van <strong>de</strong> wijk.Half-gestructureer<strong>de</strong> vragenlijstenWe stellen voor <strong>de</strong> interviews een vragenlijst per type actor op. In totaalgaat het om drie verschillen<strong>de</strong> vragenlijsten. Per vragenlijst zijn vragen opgenomenover <strong>de</strong> situatie in <strong>de</strong> wijk, <strong>de</strong> actoren en hun verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>nen <strong>de</strong> overige elementen in <strong>de</strong> wijk. Aspecten die hierin terugkomenzijn:Huidige situatie van <strong>de</strong> pedagogische civil society:• Hoe ervaren betrokkenen <strong>de</strong> kwaliteit en i<strong>de</strong>ntiteit van <strong>de</strong> wijk in het algemeenen <strong>de</strong> pedagogische civil society in het bijzon<strong>de</strong>r?• Hoe is <strong>de</strong> beleving van betrokkenen aangaan<strong>de</strong> <strong>de</strong> aanwezigheid, aantrekkelijkhei<strong>de</strong>n toegankelijkheid van speelruimte en ontmoetingsplekken?• Welke partijen spelen in <strong>de</strong>ze wijk een rol in <strong>de</strong> pedagogische civil society?• Hoe ziet hun rol en bijdrage eruit? Waar liggen grenzen en mogelijkhe<strong>de</strong>nen waarom?• Is <strong>de</strong> pedagogische rol van actoren expliciet (gericht op sturen, beleid) ofmeer impliciet?• Is er meer aandacht voor <strong>de</strong> curatieve of voor <strong>de</strong> preventieve kant van <strong>de</strong>PCS?• Is er sprake van een <strong>samen</strong>hangend aanbod? Waarom wel/niet?• In hoeverre is er binnen het lokale (gemeentelijke) beleid aandacht voorhet thema PCS / pedagogische kwaliteit (bijvoorbeeld van <strong>de</strong> sportvereniging,enz.)?• Hoe verhou<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>lijke projecten en initiatieven zich tot <strong>de</strong> 'systeemwereld'van (vrijwilligers)organisaties?• Hoe (groot) is <strong>de</strong> inzet van vrijwilligers? Waar liggen hun meerwaar<strong>de</strong> enPagina 36 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


grenzen?• Hoe geven professionals stimulans en on<strong>de</strong>rsteuning aan <strong>de</strong> pedagogischecivil society?• Over welke competenties moeten spelers beschikken om een rol te spelenin <strong>de</strong> pedagogische civil society?• Wat gaat goed/niet goed in <strong>de</strong>ze wijk? Wat zijn bevor<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> en belemmeren<strong>de</strong>factoren?• Hoe komt het dat <strong>de</strong> ene 'speler in het veld' zijn rol in <strong>de</strong> pedagogischecivil society meer opneemt dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re?• In hoeverre is er in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n situaties sprake van functionele<strong>samen</strong>werking? Hoe vindt <strong>samen</strong>werking plaats? Wat levert <strong>samen</strong>werkingop?• Voert <strong>de</strong> gemeente specifiek beleid op vrijwillige inzet in <strong>de</strong> pedagogischecivil society? Zo ja: hoe ziet dat beleid eruit? Zo nee: waarom niet?• Wie coördineert <strong>de</strong> <strong>samen</strong>werking in <strong>de</strong> pedagogische civil society? Wieis verantwoor<strong>de</strong>lijk?• Wat levert alle inzet op? Wat zijn <strong>de</strong> effecten op <strong>de</strong> pedagogische civilsociety? Waar blijkt dat uit?Versterking van <strong>de</strong> pedagogische civil society:• In hoeverre is <strong>de</strong> rol van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> 'spelers' in the village te versterken?Wat zijn <strong>de</strong> do‟s and dont‟s daarbij?• Wat is daarvoor nodig?• Welke taakver<strong>de</strong>ling tussen <strong>de</strong> partners is optimaal?• Hoe kijken <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> spelers hier tegenaan?• Hoe zou dit geregeld en gecoördineerd moeten wor<strong>de</strong>n?• Bij wie zou <strong>de</strong> coördinatie of leiding hierin moeten liggen?FactsheetZoals gezegd wordt alle informatie uit interviews, documenten en wijkschouwgeanalyseerd en gebun<strong>de</strong>ld in een factsheet per wijk. Die factsheetbehan<strong>de</strong>lt in grote lijnen <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len:• fysieke en sociale wijkkenmerken;• overzicht van belangrijkste actoren in <strong>de</strong> pedagogische civil society (eersteen twee<strong>de</strong> kring); hun kenmerken, rol en on<strong>de</strong>rlinge <strong>samen</strong>hang,alsme<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n, grenzen en wensen <strong>met</strong> betrekking tot het vergrotenvan hun rol.• overzicht van beleid en belangrijkste activiteiten van professionele organisatiester on<strong>de</strong>rsteuning en stimulering van <strong>de</strong> pedagogische civil society,alsme<strong>de</strong> hun plannen en i<strong>de</strong>eën omtrent versterking van hun rol;• een beschrijving van <strong>de</strong> huidige pedagogische kracht van <strong>de</strong> wijk en <strong>de</strong>belangrijkste succesfactoren en verbeterpunten.Pagina 37 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


BijlagenPagina 38 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


Bijlage 1 Geraadpleeg<strong>de</strong> literatuur• Baartman H. (2009), Het begrip kin<strong>de</strong>rmishan<strong>de</strong>ling: pleidooi voor eenherbezinning en bezonnen beleid. Driebergen-Rijsenburg: Augeo Foundation.• Bel, A. (2010). ZonMw-programma stimuleert vrijwillige inzet. Jeugd enCo Kennis, 1: 51-53.• Berg, A. van <strong>de</strong>n, Hek, H, <strong>de</strong> (2008). Groene kansen voor <strong>de</strong> jeugd.Stand van zaken on<strong>de</strong>rzoek jeugd, natuur & gezondheid. Wageningen:Alterra.• Blom, S. & Heijke, M. (2011). File bij <strong>de</strong> wipkip en speeltuinen in Vinexwijken.Website Ruimtevolk.• Broenink, N. (2001). Het belang van buitenspelen. In: Het sociaal Debat,jong geleerd, oud gedaan (Hortulanus red.). Den Haag: Elsevier.• Broenink en Foolen (1999). Op <strong>de</strong> achterbank of op <strong>de</strong> speelplaats.Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.• Bruns, E. J., Adams, J., Miles, P., Osher, T. W., Rast, J., Van Den Berg,J. D. & National Wraparound Initiative Advisory Group (2004). Ten principlesof the wraparound process. Portland, OR: National WraparoundInitiative, Research and Training Center on Family Support and Children‟sMental Health, Portland State University.• Buysse, W. en Duijvestijn, P. (2011). Sport zorgt. Ontwikkeling van vierwaar<strong>de</strong>volle sportaanpakken voor jongeren in <strong>de</strong> jeugdzorg. Amsterdam:<strong>DSP</strong>-<strong>groep</strong>.• Christopher, A., Ishikawa, S. & Silverstein, M. (1977). A Pattern Language:Towns, Buildings, Construction. New York: The Oxford University Press.• Duyvendak, J. & Hurenkamp, M. (2004). Kiezen voor <strong>de</strong> kud<strong>de</strong>. Lichtegemeenschappen en <strong>de</strong> nieuwe meer<strong>de</strong>rheid. Amsterdam: van Gennip.• Dautzenberg M., Westerlaak, M, van. (2007). Kerken en Moskeeën on<strong>de</strong>r<strong>de</strong> WMO. Amsterdam: <strong>DSP</strong>-<strong>groep</strong>.• Eijck, S. van (2004). Koersen op het kind. Den Haag: ProjectbureauOperatie Jong.• El Hadioui, I. (2008). Hoe <strong>de</strong> straat <strong>de</strong> school binnendringt. Utrecht:APS.• Frelier, M. & Breedveld, K. (2010). Meedoen alle jeugd door Sport. 2-<strong>met</strong>ing2009. ‟s-Hertogenbosch: W.J.H. Mulier Instituut.• Hermanns, J. & Montfoort, A, van (2007). Hoe pedagogisch verantwoordis het beleid van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse overheid? In P. v. Lieshout, M. v.d. Meij& J. De Pree (Red.). Bouwstenen voor betrokken jeugdbeleid (pp. 51-86). Amsterdam: Wetenschappelijke Raad voor het Jeugdbeleid/AmsterdamUniversity Press.• Hermanns, J. (2007). <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> en opgroeien: een visie achter het beleid.In P. v. Lieshout, M. v.d. Meij & J. De Pree (Red.). Bouwstenenvoor betrokken jeugdbeleid (pp. 21-49). Amsterdam: WetenschappelijkeRaad voor het Jeugdbeleid/Amsterdam University Press.• Kesselring, M., Gemmeke, M. & Geschiere, M. (2010). CJG kan opvoedkundigekracht van <strong>de</strong> omgeving versterken. De pedagogische civil societyen het CJG. In: Jeugd en Co Kennis 3: 19-28.• Kleuver, J. <strong>de</strong> & Abraham, M. & Soomeren, P, van (2010). Buurtfunctieterug naar <strong>de</strong> speeltuin. Amsterdam: <strong>DSP</strong>-<strong>groep</strong> in opdracht van NUSO.• KNVB (2010). De KNVB als maatschappelijk partner 2011-2016. Concept.Zeist: KNVB.Pagina 39 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


• Knulst, W, en K. van Eijck (2003) Old soldiers never die: Op zoek naareen verklaring voor <strong>de</strong> disproportionele vergrijzing van het vrijwilligerscorpsin Ne<strong>de</strong>rland tussen 1985 en 2000. Mens & Maatschappij 78, 2:158• Konijn, H. (2008). Over <strong>de</strong> preventieve <strong>buurt</strong>functie van speeltuinen.Rotterdam: PJ Partners.• Lagendijk, E. (2009). Verankeren, versprei<strong>de</strong>n, verdiepen. Advies oververvolgopties 'Meedoen alle jeugd door sport'. Amsterdam: <strong>DSP</strong>-<strong>groep</strong>.• Lieshout, P. van, M. v.d. Meij & J. De Pree (Red.) (2007). Bouwstenenvoor betrokken jeugdbeleid. Amsterdam: Wetenschappelijke Raad voorhet Jeugdbeleid/Amsterdam University Press.• Lofland, L. H. (1998). The Public Realm: Exploring the City's QuintessentialSocial Theory. New York: Aldine <strong>de</strong> Gruyter.• Nabel, P. (2004).Vriendschap en sociale cohesie. De rol van leeftijdsgenotenin <strong>de</strong> opvoeding van <strong>de</strong> jeugd. Re<strong>de</strong>, uitgesproken bij <strong>de</strong> aanvaardigvan het ambt als lector Leefwerel<strong>de</strong>n van Jeugd.• NGR (2002). Hoeksteen of zwerfkei. Het mo<strong>de</strong>rne gezin tussen individualiseringen pedagogisering. Amsterdam: <strong>de</strong> Balie, NGR.• NJI (2010). De kracht van <strong>de</strong> pedagogische civil society. Versterking vaneen positieve sociale opvoed- en opgroeiomgeving (2010). Utrecht: NJI.• Programmaministerie voor jeugd en gezin (2008). De kracht van hetgezin. Den Haag: Programmaministerie voor jeugd en gezin.• Putnam, R (2000). Bowling alone: The Collapse and Revival of AmericanCommunity. New York: Simon and Schuster.• RMO (2009). Investeren rondom kin<strong>de</strong>ren. Den Haag: Raad voor MaatschappelijkeOntwikkeling en Raad voor <strong>de</strong> Volksgezondheid en Zorg.• Smit, F. & Driessen, G. (2002). Allochtone ou<strong>de</strong>rs en <strong>de</strong> pedagogischefunctie van <strong>de</strong> basisschool. Nijmegen: Instituut voor Toegepaste Socialewetenschappen van <strong>de</strong> Katholieke Universiteit Nijmegen.• Sociale Samenhang: Participatie, Vertrouwen en Integratie (2010). DenHaag: CBS.• Sociale vorming en sociale netwerken in het on<strong>de</strong>rwijs (2005). DenHaag: On<strong>de</strong>rwijsraad.• Franke, S., Lengkeek, A. en Oosterheerd, I. (red.; 2009). Stadscahiers2008-2009. De transformatie van een naoorlogse stad. Amsterdam: SunTrancity.• Versterken van <strong>de</strong> village, pre-advies ten behoeve van <strong>de</strong> gezinsnota(2008). Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.• Whyte, W. (1980). The Social Life of Small Urban Spaces. Washington,D.C.: The Conservation Foundation.• Winter, M. <strong>de</strong> (2001). Maatschappelijk opvoe<strong>de</strong>n: een taak voor <strong>de</strong> socialesector. In: Het sociaal Debat, jong geleerd, oud gedaan (Hortulanusred.) blz 59. Den Haag: Elsevier.• Winter, M. <strong>de</strong> (2005). Democratie-opvoeding versus <strong>de</strong> co<strong>de</strong> van <strong>de</strong> straat.Ne<strong>de</strong>rlands Tijdschrift voor Jeugdzorg, 9: 225-237.• Winter, M. <strong>de</strong> (2011). Verbeter <strong>de</strong> wereld, begin bij <strong>de</strong> opvoeding. Amsterdam:SWP.Pagina 40 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


Websiteswww.allemaalopvoe<strong>de</strong>rs.nlwww.cbs.nlwww.hetccv.nlwww.home-start.nlwww.kindvrien<strong>de</strong>lijkeste<strong>de</strong>n.nlwww.nji.nlwww.vrijwillige-inzet.nlPagina 41 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>


Bijlage 2 Geraadpleeg<strong>de</strong> expertsBora Avric – MOVISIEEls Berman - NOVNick Bolte – Hogeschool van AmsterdamMireille Gemmeke – NJiJo Hermanns – Universiteit van AmsterdamWim Hod<strong>de</strong>nbagh / Daniël Kruifhof – VNGHarry Jonkman – Verwey-Jonker InstituutMarian Kolhaas – On<strong>de</strong>rwijsconsulentRia Korevaar – VWS, directie Jeugd i.o.Eric Lugtmeijer – Woningbouwcorportatie ParteonBowen Paulle – Universiteit van AmsterdamHeleen Terwijn – De WeekendschoolLieke Vloet – NOC*NSFMicha <strong>de</strong> Winter – Universiteit UtrechtPagina 42 <strong>Opvoe<strong>de</strong>n</strong> <strong>samen</strong> <strong>met</strong> <strong>de</strong> <strong>buurt</strong> <strong>DSP</strong> - <strong>groep</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!