Limburgs Milieu nr. 1 2002 - Milieufederatie Limburg
Limburgs Milieu nr. 1 2002 - Milieufederatie Limburg
Limburgs Milieu nr. 1 2002 - Milieufederatie Limburg
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
kommentaaruitgave van deStichting <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong>jaargang 16 nummer 1, april <strong>2002</strong>redaktieadres:Stichting <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong>Godsweerderstraat 26041 GH Roermondtel. (0475) 38 64 10, fax (0475) 38 64 29millimb@wxs.nlaan dit nummer werkten mee:Sandra AkkermansHub BemelmansDré CleophasBart CobbenWim KuipersYvonne de ManGerrit van der MastRenate MeijersClaudia MuldersMiranda PasLucas ReijndersDorothea SchubertJos SimonsJohan VollenbroekRené WalenberghToine Wutsadvertenties:<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> verschijnt 4 maal per jaar in eenoplage van 1000 exemplaren. Het blad heeft eengemotiveerde lezerskring bij de overheid, natuurenmilieubeschermers en andere organisaties.Advertenties in overleg.[ in dit nummer ]59111315212535Vergunning afgegeven in strijd met de Wet milieubeheerDrs. ing. Johan G. VollenbroekEen uitstervende soortRené WalenberghVier hoogwaters over elkaar: laatste waarschuwingDré CleophasEén plan voor alle Heerlense ‘waterzaken’Claudia MuldersInterview Willem de Beaufort:“Zet in op de grensgebieden”Hub BemelmansMaas-Swalm-Nettepark functioneert nog steeds nietHub BemelmansMijnsteen voor grindYvonne de ManSGR2 niet ambitieus genoegBart Cobben3De Stichting <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong> is een overkoepelendeorganisatie van provinciale en lokale<strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e natuur- en milieubeschermingsorganisaties.De stichting is in 1971 opgericht met alsdoel: “Bevordering Medefinancier van natuurbehoud, van projecten landschapsbeschermingen de milieuzorg <strong>Milieu</strong>federatie in ruimste Limbug. zin.” Zijvanwil dit bereiken door: “Het beoordelen, beïnvloedenen begeleiden van de diverse overheden enandere instanties in de provincie.”Het uitgeven van het <strong><strong>Limburg</strong>s</strong><strong>Milieu</strong> wordt mede mogelijkgemaakt door een financiëlebijdrage van deProvincie <strong>Limburg</strong>AANGEPASTE PRIJZENDe <strong>Milieu</strong>federatie heeft in het nieuwe jaar het contributiebedragvoor het lidmaatschap van de federatie vastgesteld op 50 Europer jaar. Wij achten deze verhoging gerechtvaardigd omdat deprijzen vanaf 1995 niet meer zijn verhoogd.De abonnementsprijs voor <strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> bedraagt 25 Euro.Wij vertrouwen erop dat u het een te overkomen aanslag opuw portemonnee vindt.
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>kommentaar<strong>Milieu</strong>-inspiratie voornieuwe raadsledenDe <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong> heeft - samen met de overige milieufederatiesen de Stichting Natuur en <strong>Milieu</strong> - de gemeenteraadsverkiezingenvan 6 maart jongstleden aangegrepen om aandacht te vragen voor goedgemeentelijk milieubeleid. Samen met de andere elf provinciale <strong>Milieu</strong>federatiesen Stichting Natuur en <strong>Milieu</strong> heeft de <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong>de publicatie ‘Goede raad is duurzaam’ geschreven.De publicatie is een handzaamboekje met diverse suggesties en tipsvoor gemeenteraadsleden om hungroene ambities te verwezenlijken.Ambities voor het wonen en werken inhun gemeente, voor het in goede banenleiden van het verkeer, voor het werkenaan veilige en leefbare wijken en voorhet bewerkstellingen van een schonermilieu en een rijkere natuur. In depublicatie zijn onder meer praktijkvoorbeeldenopgenomen van geslaagdgemeentelijk milieubeleid en wordtverwezen naar interessante websites.De publicatie is actief verspreidonder alle verkozen gemeenteraadsleden.Ook in gemeenten waar op6 maart wegens herindeling geen verkiezingenhebben plaatsgevonden, ontvingenalle raadsleden een exemplaar.Een aantal bij de <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong>aangesloten lokale natuur- enmilieuorganisaties heeft meegeholpenmet de verspreiding van het boekje.De publicatie ‘Goede raad isduurzaam’ is opvraagbaar bij de<strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong>, zolang devoorraad strekt.Claudia Mulders(medewerker Gemeentelijk <strong>Milieu</strong>beleid)4
kommentaar<strong>Milieu</strong>vergunning van ENCI rammelt<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>Vergunning afgegeven in strijdmet de Wet milieubeheerEen recente publicatie in NRC Handelsblad riep nogal wat vragen opover de in 1998 aan ENCI verleende milieuvergunning voor het bijstoken vanafvalstoffen, waaronder zuiveringsslib. Zuiveringsslib bevat o.a. het giftigekwik. ENCI voldoet weliswaar aan de uitstootnorm per kubieke meter, maardoor het zeer grote rookgasdebiet komt per saldo veel kwik in het milieuterecht. <strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> vroeg specialist Johan Vollebroek de vergunningtegen het licht te houden.De Maastrichtse cementfabriekENCI heeft in 1998 vergunning gekregenom zuiveringsslib bij te mengen inde grondstoffen. Dit zuiveringsslib isdeels afkomstig uit Noord-Holland endeels uit <strong>Limburg</strong> zelf. Het bevat onderandere zware metalen zoals kwik, cadmium,chroom en nikkel. Cadmium,chroom en nikkel staan alle drie teboek als kankerverwekkend in gevalvan blootstelling via de lucht. Kwik iseen neurotoxische stof die op de prioriteitenlijststaat van het Ministerie vanVROM voor emissiebeperking.KWIKEMISSIESDe in de vergunning toegestanejaarlijkse kwikemissie bedraagt 127 kg.Volgens VROM bedroeg de totale Nederlandsekwikemissie in 1998 557 kg enmoet de emissie van alle Nederlandsebedrijven bij elkaar tot minder dan 450kg per jaar worden teruggebracht.De ENCI mag dus met de huidige vergunning28% van de totale Nederlandsekwikemissies voor haar rekeningnemen. Het bedrijf claimt echter dathet nu nog “slechts” 6 kg per jaar aankwik uitstoot. Als dat juist is dan betekentdat nog altijd een emissie van0,15 gram kwik per ton slib. De kwikemissievan de speciaal gebouwde slibverbrandingsinstallatiein Dordrechtbedraagt 0,01 gram per ton slib. Dit isook zo ongeveer de kwikemissie perton afval bij verbranding in afvalverbrandingsinstallaties.Hieruit blijkt datde kwikemissie per ton slib bij de ENCI15 maal zo hoog is als bij verbrandingin een moderne afval- of slibverbrandingsinstallatie.VOORTSCHRIJDEND INZICHTDe <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong> vindt hetmoeilijk te verteren dat de huidigemilieuvergunning van de ENCI hetmogelijk maakt dat bepaalde stoffenworden meegestookt in de oven,terwijl deze stoffen bij bewerkingin een andere installatie tot mindermilieubelasting zou leiden. Het isheel simpel: wanneer zuiveringsslibwordt verbrand in een speciale slibverbranderkomt er minder kwik inhet milieu terecht dan wanneer hetzuiveringsslib bij ENCI wordt verstookt.In dit verband vinden wij dat ookandere overheden, zoals in dit gevalhet Zuiveringschap <strong>Limburg</strong>, haarverantwoordelijkheid moeten nemen.Het Zuiveringschap <strong>Limburg</strong> zou deafvalstoffen die vrijkomen bij dezuivering van rioolwater moetenlaten verwerken op een manier dievoor het milieu het minst belastendis. Of met andere woorden: op dieplek waar dat milieuhygiënischgezien het beste kan.De <strong>Milieu</strong>federatie wil met het bestuurvan de provincie de discussieaangaan over de vergunning van deENCI. Dit verzoek is neergelegd bijhet College van Gedeputeerde Staten.Helaas hebben wij nog geen reactievan het College ontvangen.Momenteel wordt bekeken welkejuridische mogelijkheden er zijn omde vergunning van de ENCI aan tescherpen.CHROOM EN NIKKELEMISSIESDe nu in de vergunning toegestaneemissie van deze metalen is aaneen maximum concentratie (gram perkubieke meter) gebonden. Uit de vergunningkan worden afgeleid dat detoegestane emissie van deze beidemetalen samen circa 500 kilogram perjaar bedraagt (uitgaande van het feitdat circa 20% van de uitgestoten metalenchroom en nikkel is). De totaleemissie van chroom en nikkel uit eenmoderne afvalverbrandingsinstallatie isminder dan 25 kg per jaar. Daarbijkomt dat volgens de NederlandseEmissie Richtlijn Lucht (NeR) de emissievan de metalen chroom en nikkel(kankerverwekkend zonder veiligedrempelwaarde) tot een minimum, zomogelijk nul, moet worden gereduceerd.Hieruit blijkt dat huidige vergunningvan de ENCI niet voldoet aande eisen van de minimalisatieverplichtingin de NeR. Bij de opstellingvan de vergunning in 1998 was dezeverplichting ook al van toepassing. Deprovincie <strong>Limburg</strong> heeft destijds kennelijkgeen invulling gegeven aan dezeverplichting.CADMIUMEMISSIEDe toegestane cadmiumuitstootbedraagt volgens de vergunning 127 kgper jaar. Ter vergelijking: een moderneafvalverbrandingsinstallatie stoot minderuit dan 10 kg cadmium per jaar.ONDERMAATSEROOKGASREINIGINGDe rookgasreiniging van ENCIbestaat uit een ééntraps stoffilter.Afvalverbrandingsinstallaties zijn algedurende meer dan 10 jaren standaarduitgerust met een vier of vijftrapsfilter, veelal bestaande uit (1) elektrofilter(2) zure wasser (3) basische/neutralewasser (4) absorptiedoekenfilter aldan niet in combinatie met een koolfilter.Het is logisch dat bij een simpele5
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>kommentaar6eentraps rookgasreiniging, zoals ENCIdie heeft, de emissies per ton afvalmeer dan 10 keer zo hoog zijn alsnodig zou zijn. Het “wegwerken” vanzuiveringsslib in de cementoven zoudaarom ook helemaal niet moeten wordentoegestaan, tenzij ENCI bereid isom haar rookgasreiniging op het niveaute brengen van een moderne afvalverbrandingsinstallatie.Immers slibverbrandingin de open haard zou tochook niet worden toegestaan? In termenvan afvalverbranding is de huidigerookgasreiniging van ENCI gewoon nietprofessioneel.CONCLUSIEUit het bovenstaande blijkt datmen, wat betreft de luchtemissies vankankerverwekkende en anderszins giftigemetalen betreft, betreft beter tienafvalverbrandingsinstallaties in debuurt kan hebben dan één ENCI. Het isduidelijk dat de vergunning niet voldoetaan het zogenaamde ALARA beginsel(artikel 8.11 lid 3 van de Wetmilieubeheer) en bij de vergunningverleningten o<strong>nr</strong>echte de minimalisatieverplichtingniet is overwogen metbetrekking tot chroom en nikkelemissies.Ook is er geen rekening gehoudenmet de landelijke reductiedoelstellingvoor kwik. Het “wegwerken” van zuiveringsslibdoor ENCI dient in het belangvan het milieu zo spoedig mogelijk teworden gestopt. Het verbranden van slibmoet worden overgelaten aan professioneleafvalverbrandingsinstallaties.Drs. ing. Johan G. VollenbroekADVERTENTIE…voor al uwMILIEUVRIENDELIJKdrukwerk!drukkerij BredoHeirstraat 12 • 6129 PK Urmond • Tel. (046) 433 01 80 • Fax (046) 433 19 20
kommentaarKWIK BREIEN<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>Gemeenteraadsverkiezingen. Politiek om dehoek, maar er bleven nog meer mensen thuis danvier jaar geleden. En wat waren we bewerkt om maarte gaan. Stemlokalen langer open. Bijna alle landelijkekopstukken togen tevoren de boer op. De klooftussen burgers en politiek verkleinen. Melkert dieprullenbakken inspecteert om maar zelf te kunnenzien dat de scholen niet ouderwets meer gepoetstworden. Lost dat wat op? Heeft het zin?Zo ja: dan is de remedie eenvoudig. Nederland heeftzo’n 12,3 miljoen stemgerechtigden en 150 kamerleden.Oftewel: die hebben elk een 80.000 mensen af te werken.Daar hebben ze 1460 dagen de tijd voor (de schrikkeldagvan 2004 hebben ze lekker vrij), dus slechts 54 mensenper dag. Als die willen tenminste. Geen idee of de gewoneburger wel een of andere tuthola wil zien die zich omhooggeëlleboogd heeft de Kamer in. Ik niet.Ik heb een gezond wantrouwen tegen de politiek.Gezond. Want ik blijf nadenken. Een dikke maand geledenkon de provincie <strong>Limburg</strong> juichen. Wij Limbo’s blekenNederlands kampioen in het zo min mogelijk produceren va<strong>nr</strong>estafval. Liefst een KWART minder dan de gemiddeldevaderlander. Hoe komt dat? Dat vertelt de provincie niet.Kloppen die cijfers wel? Wil ik best aannemen. Maar watzeggen ze helemaal? Sjoemelen we misschien? Brengen weeen hoop troep de päöl euver (afvaltoerisme geheten),gooien we alles pats in het bronsgroen eikenhout? Lijkt meniet, want we zetten – zegt de provincie – bijna zestig kilominder aan straat dan de gemiddelde vaderlander. Maal 1,1miljoen <strong>Limburg</strong>ers, dan zou hier in het buitengebied eenzestig miljoen kilo moeten liggen. Die zie ik niet.Nog maar eens relativeren: dat we zo weinig afvalhebben, is een teken van armoe. We hebben niet eens watom in de drekstuut te doen. Lijkt ook al niet te kloppen.Maar wat dan wel, want zulke verheven mensen zijn we niet,blijft het in me zeuren. Het vroegere katholicisme? Wonenhier (en in Brabant, want daar hebben we de koppositie vanovergenomen) brave alles gelovende lieden waar de kerk nogsterk de zuidenwind onder heeft, zodat ze weinig aan viezigheiddoen, vroeger onkuisheid geheten? Daar wil ik nog weleens over nadenken.Intussen heeft u begrepen wat ik wil zeggen: datzulke cijfers weinig zeggen. Toch gun ik de provincialenetheidsbevorderaars hun triomf. En ik vond het nogalzeurderig van Dagblad De <strong>Limburg</strong>er om er andere cijfersnaast te zetten. Cijfers die me helemaal niets duidelijkmaken. Zo bevinden we ons in de middenmoot v.w.b. hetinzamelen van GFT. Nou en? Misschien composteren we zelfveel in de tuin. Of heeft het dichtbevolkte <strong>Limburg</strong> wat kleineretuinen dan Drente, dus minder GFT - ik verzin maarwat. Dat Drente (waarom?) produceert het meeste afval alsje het totaal beziet. <strong>Limburg</strong> zit ook hier in het midden, enNoord-Holland zou de minste troep hebben. Dank je dekorenwolf: als je driehoog achter woont heb je geen tuin, enals ik zie wat daar naar beneden geknikkerd wordt. Ik bedoelalleen maar: ik probeer wat te doen met de cijfers die overme uitgestort worden.Ook met de cijfers over de ENCI die milieugedeputeerdeMargot Hofman in onze wijk deed bezorgen. Haarboodschap: ga rustig slapen, laat de deur (mijn deur zietuit op de ENCI) wiegewaad open: er is niets aan de hand.Denk even met Margot mee. De ENCI mag 0,05 milligramkwik per kubieke meter lucht uitstoten - waarbij met luchtbedoeld wordt: wat uit de schoorsteen komt. Alle metingenleverden op dat de ENCI minder dan 0,01 milligram aan kwikproduceerde. Dat kan ik niet nameten. Ik wil dat daaromgeloven. Bij elkaar is het wel – zegt Margot – zes kilo.Kwik. Heel wat – zo lijkt het, maar nee hoor: die kwak kwikbetekent weinig, want de GGD heeft berekend “… dat debijdrage van de ENCI aan de kwikinname van een inwonervan Maastricht minder is dan 0,001 %.”Berekend – staat er. Reken even mee. We hebbenhier twee gegevens. Een uitstoot van zes kilo kwik, en eengegeven van minder dan een duizendste procent. Die tweegegevens staan natuurlijk niet los van elkaar, zodat ik worstelmet een hoeveelheid kwik in Maastricht (en omgeving?)van 600.000 kilo. Ik zal wel ergens een kronkel gemaakthebben, maar het mij meegedeelde telefoonnummer van deprovincie kon me niet helpen. Ik denk dat de GGD redeneert:bijna al die zes kilo kwik komen NIET in Maastricht terecht,dus kunnen de Maastrichtenaren die ook niet binnen krijgen.Waar blijft dat spul dan? Dat deelt de provincie ons nietmee. En is mevrouw Hofman niet voor de hele provincieverantwoordelijk?Nou gaat het me daar hier niet om. Wel om deinformatie. Informatie - in cijfers - hoe goed het allemaalwel is. Want we moeten wel beseffen dat we ondanks al het(on)leefbaar gePim nog steeds in een der gezegendste landenter wereld wonen, zegt vooral Paars. We hebben natuurlijkeen 1400 verkeersdoden en een paar honderd moordenper jaar, maar daar heb ik niemand over gehoord. Kan ik mevoorstellen – want neem eens aan dat een politicus normengaat opstellen: 1600 verkeersdoden en 280 moorden zijnnog aanvaardbaar – meer niet. Vraag: waarom dan wel metkwik? Hier zou ik me nog niet boos over gemaakt hebben.Maar de laatste alinea van Margot, die … Ik citeer:“Natuurlijk realiseer ik me dat er verschillende meningenbestaan over ENCI, over mergelwinning in het algemeen,over diepwinning, natuurwaarden en andere onderwerpen.Dat is momenteel echter niet aan de orde.” Niet aan de ordezijn: grote gaten in een historisch cultuurmonument, verwoestenvan een uniek natuurgebied, stank, verdroging.Als u zo denkt voorlichting te geven, ga dan weer breienMargot. Dan krijgen we wekelijks meegedeeld hoeveel stekenu gehaald heeft. Of hoeveel strekkende centimeter.Cijfers die we wel begrijpen.Wim Kuipers7
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>kommentaarNatuurorganisaties starten Aktion Grünes Band/Aktie Groene BandNatuur zonder grenzen8De Naturschutzbund Noordrijn-Westfalen en de Vereniging Natuurmonumentenzijn een actie gestart om de natuurlijke landschappen in deDuits-Nederlandse grensregio met elkaar te verbinden. In het grensgebiedtussen NRW en Nederland bevindt zich een groot aantal ecologisch waardevollegebieden, die in het kader van het Europese en Nederlandse natuurbeschermingsbeleidveilig gesteld dienen te worden.Als gevolg van de sterke economische ontwikkeling langs de Maas ende Rijn rukken de bebouwing en verstedelijking steeds verder op in hetbuitengebied, terwijl de dwarstransporten tussen de agglomeraties steedsmeer tot versnippering van het landschap leiden. Het beschermen vanwaardevolle soorten en biotopen wordt daarbij niet zelden ondergeschiktgemaakt aan de ruimteclaimende economische belangen. De EU-landen zijnechter verplicht verlies van natuur te vermijden of te compenseren en tegelijkertijdde kwaliteit en soorte<strong>nr</strong>ijkdom van de natuurgebieden in dezedicht bewoonde gebieden te verbeteren. Dit kan door realisering van deEcologische Hoofdstructuur en van Natura 2000-gebieden in de grensregio,én door gedegradeerde landschappen te saneren en de natuurgebieden doormiddel van robuuste verbindingszones aan elkaar te koppelen.Nationaal Park Maasduinen(foto: Ger Verrijdt)Natuurbescherming heeft nietalleen voordelen voor de natuur. Ookde economie heeft er baat bij. De toeristischeaantrekkingskracht van regio’swordt groter en - wat nog belangrijkeris - een aantrekkelijke woonomgeving,een aangenaam landschap en de aanwezigheidvan natuurlijke uitloopgebiedenzijn belangrijke vestigingsfactoren voorbedrijven en medewerkers geworden.Natuur en economie versterken elkaar.De natuurbeschermingsorganisatieswillen door het ontwikkelen vaneen actieprogramma het belang van eengrensoverschrijdende groene infrastructuurhoog op de politieke agenda zetten.Daartoe is allereerst nodig dat zijelkaar en elkaars overheidsstructuren,grondbeginselen en planningsinstrumentenbeter leren kennen.VAN DE GROND AF AANHet is in het Europa van numoeilijk voorstelbaar, maar landkaartenen plankaarten houden nog steeds opbij de grens. De eerste taak is dan ookhet vervaardigen van een gemeenschappelijkegrensoverschrijdende basiskaart,waarop de belangrijkste ecologischestructuren, grondwaterbeschermingsgebiedenen bestaande natuurgebieden,o.a. Habitat- en Vogelrichtlijngebieden,worden ingetekend (schaal 1:50.000).De kaart dient inzicht te geven in knelpuntenen barrières voor de natuur,maar ook in ontwikkelingsmogelijkhedenen op te vullen gaten en verbindingszones.Daarnaast dient inzicht tekomen in de wijze waarop de natuurbeschermerszich aan weerszijden van degrens hebben georganiseerd en in devraag “Wie doet wat?” Evenals in deplannen die allerlei overheden hebbenvoor de natuur- en landschapsbescherming.Het resultaat van deze inventarisatiefasewordt opgenomen in eendatabank en zal worden gepresenteerdop een Duits-Nederlandse workshop.Het spreekt verder voor zich dat informatieverstrekkingen voorlichting aanoverheden en bevolking een prominenteplaats krijgen in het plan.PROJECTGEBIED EN-ORGANISATIEHet projectgebied omvat hethele grensgebied tussen Noordrijn-Westfalen en Nederland in een breedtevan zo’n 25 kilometer ter weerszijdenvan de grens. Bepalend voor de begrenzingzijn de cultuurhistorische en landschapsecologischesamenhangen in hetgrensgebied. De elementen die wordenvastgelegd zijn biotopen zoals bossen,heide, (hoog-)venen, moerassen ennatuurlijke beeksystemen. De projecttrekkeris de Naturschutzbund Deutschlandvan Noordrijn-Westfalen. De organisatiezetelt in het NABU -NaturschutzstationNaturpunkt in Kranenburgin de Kreis Heinsberg. In Nederlandzijn voor de uitvoering van hetproject primair de Vereniging Natuurmonumenten,samen met de drie provincialelandschappen (van <strong>Limburg</strong>,Gelderland en Overijssel) en Staatsbosbeheerverantwoordelijk.Het project wordt begeleid door eenBegeleidingscommissie waarin naast denatuurbeschermingsorganisaties, ook deministeries van LNV aan Nederlandsekant en het Ministerium für Umweltund Naturschutz in NRW aan Duitsekant zitting hebben.Nadere informatie:Gerrit van der Mast,Vereniging Natuurmonumenten,06-54295332
kommentaar<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>Een uitstervende soortLeo Backbier (59), afkomstig uit Geleen en geboren in het oorlogsjaar1943, is zoogdierdeskundige. Vaak is hij geconfronteerd met mensen, diezich als deskundigen voordoen op het moment dat er geld te halen valt.Voor hen is op dat moment de waarheid over het voorkomen en het al danniet uitgestorven zijn van soorten als hamster of otter bijzaak geworden.Daarom kan Leo Backbier het niet nalaten om van zich te laten horen. Dathij als gevolg daarvan door de goegemeente als dwars wordt ervaren, deerthem niet echt: “Als er geen lastige apen waren geweest, leefden we nu nogals apen in het oerwoud”.Park Gran Paradiso of trektochten rondomde Mont Blanc. Genieten van denatuur met tegelijkertijd minstens ééngoed boek in je rugzak. Soms ging ikvoor langere tijd weg, maar vaak ookslechts voor een weekend. In die tijdliep ik dagen alleen, je kwam geenhond tegen. Maar het kwam ook voordat je mensen ontmoette en samenWAAROM HAMSTER?“In je jeugd kom je met allerleizaken in aa<strong>nr</strong>aking. Eerst thuis, naderhandop school. En dan ligt het vaakaan allerlei factoren, waarom je in jelatere leven voor sommige onderwerpenmeer en voor andere veel minderbelangstelling hebt.. In mijn jeugd wasik bijvoorbeeld weg van voetbal.Fortuna ’54 uit Geleen was mijn club.Alhoewel ik het nog een beetje opafstand volg, is die intense belangstellingvan toen nu volledig verdwenen.De belangstelling voor de natuur, viamijn ouders meegekregen, is daarentegengebleven. De toen spelenderwijsopgedane kennis en ervaring werkt nogsteeds door. Neem nu dat hele gedoemet de korenwolf op graanakkers.Ja, het dier kan op graanakkers zitten.Daar zijn ze ook gemakkelijk te vindenna de oogst. Maar ik kan me niet voorstellendat de hamster daar zou hebbenkunnen overleven gedurende de natteregentijd van vorig jaar. De graanakkerswaren toen verzadigd met water en ééngrote moddervlakte. Als ik nooitgehoord of gelezen had dat hamstersook in andere leefgebieden als bijvoorbeeldholle wegen en graften kunnenvoorkomen, had ik me dat ook moeilijkkunnen voorstellen.”9RICHTING ALPEN“In mijn jonge jaren trok ik ervaak op uit. Eerst dicht bij huis naar deArdennen, maar later ook naar deAlpen of Pyreneeën. Wandelvakantiesin bijvoorbeeld het Italiaanse NationaalLeo Backbier
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>kommentaar10verder trok. Heerlijk was dat. Nu zijnde wegen en paden van toen letterlijken figuurlijk platgetreden en lopen ercomplete processies rond. En als je danna zo’n tocht weer uit hoger sferenterug in het dal kwam, dan merkte jepas hoe smerig en vervuild de lucht inde bewoonde wereld was. Alles om jeheen stonk. Anderen toeristen haddendaar geen last van. Ze hadden bewusthet gezelschap van andere toeristenopgezocht, op het strand of op eencamping. Ik koos ervoor om alleen tezijn met de natuur. Voor de meestenmoet die gedachte een crime zijn.”FABELTJES EN SPROOKJES“Ik heb mijn hele leven lang al eenbrede interesse gehad. Het ging mijnooit om dat ene onderwerp of specifiekesoort, maar vooral ook om dewereld eromheen. Als ik bijvoorbeeld inde Alpen was, genoot ik op dezelfdewijze van de natuur als van de cultuurdie daar ook bij hoort, bijvoorbeeld dekenmerkende architectuur van destreek. Ik zie mij niet als een specialist,laat staan hamster-specialist.Tegen wil en dank heb ik dat etiketdoor de buitenwereld opgeplakt gekregen.Natuurlijk heb ik de hamsteruitgebreid in zijn leefmilieu bestudeerd.Aanvankelijk bleef het bij kijken,schrijven erover interesseerde mijniet zo. In de enge en bekrompenkliekjesmentaliteit van de ‘Vereinsmeierei’heb ik me nooit zo thuisgevoeld. Mijn betrokkenheid met dehamster is in een stroomversnellingterechtgekomen toen er allerlei fabeltjesover de hamster in omloop kwamen.Die sprookjes strookten niet metmijn eigen kennis en ervaringen overde hamster. De laatste jaren is veelonderzoek gedaan naar de hamster.Maar we moeten ons realiseren dat wenog steeds heel veel niet over dehamster weten. Het is spijtig om temoeten constateren dat de wetenschapeen snel en oppervlakkig karakterheeft gekregen, vooral gericht op kortetermijn succes en het binnenhalen vanextra geldstromen om het onderzoek enhun positie veilig te stellen.”MEDIA-HYPE“Inmiddels is door een aantal‘deskundigen’ rond de hamster eenmedia-hype gecreëerd, een soapseriecompleet met bobo’s in een caravanerom heen. Daar word ik niet bepaald“Tjoep, een zak volgeld wordt beschikbaaren men slaataan het redden...”vrolijk van. En of de hamster van al datgedoe met blabla beter wordt is nogmaar zeer de vraag. In het Nederlandsepoldermodel wordt al te gemakkelijkgekozen voor schijnoplossingen encompromissen. Je kunt wel zakken volmet hamsters uitzetten en her en derkunstmatige en geïsoleerde hamsterparadijsjescreëren, maar daar heeftniemand wat aan. En de hamster? Toonmaar eerst aan of dat hamstervriendelijkbeheer ergens gefunctioneerd heeft.Wat hebben al die hamsterparadijsjestot nu toe voor de hamster zelf opgeleverd?Wat je vervolgens ziet gebeuren isvoor mij weinig verheffend. De hamsterwordt geclaimd door een aantal figurendie denken er het allee<strong>nr</strong>echt op tehebben. Vaak gaat het om puur eigenbelang.Maar voor de duidelijkheid, dehamster is van niemand maar van onsallemaal. Net zoals de das, de veldleeuwerik,de kerkuil, de korenbloem, deklaproos en al het andere, wat op dezeaarde leeft en zich beweegt.”PURE WINST“Pro forma heeft Nederland watvoor de hamster gedaan. Er is onderandere geld gereserveerd, er zijn fokprogramma’sgestart en ‘zogenaamd’leefgebied aangekocht. Maar in feite ishet enkel een doekje voor het bloeden.Structureel verandert er niets.Fundamentele keuzes maken vindt deoverheid en de politiek maar lastig. Datzou wel eens ten koste kunnen gaanvan economische belangen en dat kanen mag niet. De Nederlandse overheidheeft jarenlang de Habitatrichtlijn inde onderste bureaulade goed opgeborgengehouden. Nederland was fieren trots toen tijdens het Verdrag vanMaastricht de Habitatrichtlijn door delidstaten werd ondertekend. Met datopgeheven vingertje van ons dachtenwe alles geregeld en opgelost te hebben.De Richtlijn zelf naleven en uitvoeren,ho maar. Het is eigenlijkhemeltergend dat de ‘incidenten’ vande varkenspest en de MKZ-crisis meervoor de natuur hebben opgeleverd danhet gemasseer van mevrouw Faber, depolitiek verantwoordelijke. Dat wedankzij ‘Europa’ en zijn richtlijneninmiddels proberen grensoverschrijdenden internationaal te gaan denken, vindik pure winst. Onze procedures rond dehamster hebben er in elk geval toegeleid dat de Nederlandse overheidinclusief de natuurbeschermingsorganisatieseindelijk hun verplichtingen serieusmoeten gaan nemen. Dat vind ikhartstikke fijn. Het lijkt erop dat allesnu anders wordt, ondanks of dankzij dehamster.”COMPENSATIE“Het verlies aan leefgebied vande hamster kan niet gecompenseerdworden. Het dier krijgt hooguit eenkoekje van eigen deeg toegestopt!Compensatie is wel een toverwoord, ombestuurlijke inflexibiliteit te verdoezelen.Garanties en waarborgen over dedaadwerkelijke uitvoering en positieveeffecten van de compensatiemaatregelenontbreken vooralsnog. Als de kwaliteitenvan de grond door overbemestingen erosie dusdanig zijn aangetastdat de hamster er simpelweg verdwenenis, wat is dan nog de waarde van‘hamstervriendelijk beheer’ doornatuurbeschermingsorganisaties? Alshet beoogde compensatiegebied zogeschikt zou zijn voor de aanwezigheidvan de hamster, waarom zitten ze erdan niet? Zoals bijvoorbeeld in hetLangveld, nu Avantis genoemd. Moetener dan steeds weer nieuwe dieren opminder geschikte plaatsen uitgezetworden om zo’n herintroductie-projekteen beetje geslaagd te laten lijken?Op deze manier lijkt de natuurbeschermingin Nederland verworden tot ee<strong>nr</strong>eparatiebedrijf voor een inflexibel eneenzijdig opererende overheid. Wantvooralsnog is de overheersende opiniedat natuur enkel en alleen geld kost enniets oplevert. Of dat klopt is overigensnog maar zeer de vraag. En wat de toekomstvan de hamster betreft, dat zalde toekomst zelf moeten uitwijzen.”René Walenbergh
kommentaarSnelle aanpak Grensmaas geëistVier hoogwaters over elkaar:laatste waarschuwing<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>In een brief aan de provinciale Stuurgroep Grensmaas begin maart,dringt het Federatief Verband tegen Ontgrindingen in Born met klem aan opeen snelle uitvoering van de plannen.Men eist onderzoek naar de snelst uitvoerbare variant voor het gebiedtussen Nattenhoven en Visserweert, zoals in een eerdere nota werd omschreven(7 februari <strong>2002</strong>). “Een aantal ‘kantje – boordsituaties‘, met name vierhoogwaters over elkaar heen, illustreert dat het met de veiligheid voor debewoners van het Maasdal en hun have en goed treurig gesteld is”, aldus debrandbrief van maart. “De emotionele belasting van mensen die al meerderemalen water in hun huizen hebben gehad, mag niet onderschat worden.Klimatologische veranderingen en anders minstens de kansen op het toenemenvan oneve<strong>nr</strong>edig natte periodes, vragen om een serieuze benadering enom effectief beleid en een rationele aanpak.”De februari-nota waarheenwordt verwezen, geeft de geactualiseerdeopvattingen van het Verband overde Grensmaas. Vermeld wordt hoe erorde op zaken werd gesteld binnen deVereniging. Herijking vond plaats vanalle in het geding zijnde belangen;ideeën werden geopperd over de uitvoeringvan de plannen binnen het operatiegebiedvan het Federatief Verband;suggesties en eisen werden geformuleerdover i<strong>nr</strong>ichting en beheer tijdensen na de uitvoering van het project.De bijstelling van de stellingnamevolgde op het vaststellen vanhet Voorlopig Eindplan Grensmaas op21 december 2001 door PronvincialeStaten. Hoewel het Federatief Verbandhet Voorlopig Eindplan nog lang nietgoedkeurt, heeft het wel waarderingvoor de prestatie die de Provincie heeftneergezet. Over al het andere moet noggepraat worden.11BEWONERSOVERLEGVALT UITEENOp weg naar het Eindplan Grensmaaswas er een platform in het levengeroepen waarin van noord tot zuidorganisaties en vertegenwoordigers vande bevolking langs de Grensmaas zittinghadden. Het Platform bood demogelijkheid om te overleggen met deprovinciale Werkgroep onder leiding“Vrijgezellencongres” vijftiger jaren…Ook toen al overlast van grindwinning in Grevenbichtvan ambtenaar Hans De Waal Malefijt.Een strategisch middel, leek het, omtegendruk te geven aan de grote haastdie de Provincie had om na negen jarengetalm door Maaswerken, op korte termijnmet een Eindplan te komen.Zes maanden bleken voldoende voorde voormalig topambtenaar bij de Provincieom te zoeken naar maatschappelijkdraagvlak. Het grootste probleemvoor het bevolkingsoverleg bleek hetfeit, dat het bijna onmogelijk was omte komen tot gemeenschappelijke doelen.Het splitsen in een ‘noord-‘en een‘zuid-overleg’ mocht niet veel baten.Een wirwar van vaak strijdige belangenmoest onder een noemer worden gebracht.Daarbij ging het o.m. om agrarischebelangen, verschillende opvattingenover natuur en i<strong>nr</strong>ichting,hinder, belangen van sportvissers,protesten tegen kadebelasting.Kortom, roept u maar! En veiligheid?O ja, ook veiligheid. Het bleek datsommigen het probleem van hoogwaterliever bagatelliseerden. Uiteindelijkkwam men tot een vijftal puntenwaarover niet te onderhandelen viel.Belangrijk waren o.a.: het loslaten vanhet uitgangspunt van budgettaireneutraliteit en ‘geen ontgrindingen inhet Trierveld en het Itterse veld’, detwee gebieden waar het meeste grindte vinden is en die dus als financiëleonderbouwing voor het hele Grensmaasprojectfungeren. Omwille van desolidariteit ging iedereen hier achterstaan, ook al was men het om verschillenderedenen volstrekt met elkaaroneens. Naar buiten toe werd de suggestiegewekt van een eensgezind blok,maar binnen zelfs één organisatie bestondentegengestelde belangen, ookbinnen het Federatief Verband.
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>kommentaar12Schuiven met ontgrindingen ten voordelevan Schipperskerk betekent b.v.nadeel voor Grevenbicht of Illikhoven,en andersom.Tot aan de vaststelling van hetVoorlopig Eindplan ging het goed. Toende hoofdlijnen eenmaal vast lagen ener in de eigen omgeving weer eensgoed werd rondgekeken naar de consequentiesbij realisering, bleek de eenheidechter ver te zoeken. Het FederatiefVerband zag om te beginnen geenheil meer in het zg. Noord – Zuidoverleg.De hoofdlijnen liggen immers vanafnu vast. Provinciale Staten accepterende budgettaire neutraliteit: het projectmoet met grind betaald worden. Delocaties Trierveld en Itterse veld komenaan snee. Vanaf nu, vond het FederatiefVerband, hebben wij deze feiten teaccepteren en gaat het erom plaatselijknog bij te sturen wat mogelijk is.De herijking van belangenmaakte de problemen binnen hetFederatief verband transparant. “Deabsolute prioriteit als projecteinddoelin het Maasdal dient veiligheid te zijn.Er mag geen uitvoering gegeven wordenaan plannen die de beoogde veiligheidook maar enigszins zouden kunnenfrustreren”, stelt het Federatief Verbandin de Nota aan de Stuurgroep. ”Er moetaltijd ruimte voor rivierverruimingblijven. Dat betekent dus”, zo wordtgesteld, “dat de nevengeul op deKoeweide, waar in grote delen van hetjaar vijf of zes meter water komt testaan, niet aanvaardbaar is, evenminals het niet-saneren van de puntvervuilingElba. Bovendien is beloofd, dat erin <strong>Limburg</strong> geen geulen en plassenmeer komen.” Het Federatief Verbandeist nog steeds een multifunctioneleoplevering van de locaties. De ‘kwestieElba’ vindt het Federatief Verband eenuitermate delicate zaak, waarop hetnog uitgebreid moet studeren. Hetvoornemen om deze grindwinputtenvervolgens vol te storten met verontreinigdeklei leidt tot evenzovele puntvervuilingen.Die moeten in ieder gevalbuiten het stroomvoerend bed van derivier gehouden worden.Nattenhoven: 2015 - 2015Grevenbicht: 2014 - 2015Koeweide: 2011 - 2019 (!)Trierveld: 2011 - 2019 (!)Illikhoven: 2013 - 2014Visserweert: 2013 - 2014Tijdpad ontgrindingenNATUURONTWIKKELING“Natuurontwikkeling is óók eenproject-einddoel, maar het is een afgeleideinddoel en de beoogde natuurontwikkelinghad men ook moeten aanpakken,als er geen hoogwaterdreigingwas en geen grind te winnen: natuurontwikkelingis een wezenlijk bestanddeelvan de EHS”, de van Rijkswegevastgestelde Ecologische Hoofdstructuur,waarvan de Maas deel uitmaakt.De Nota acht nieuwe natuur alleenacceptabel binnen het zomerbed van deMaas. Waar de veiligheid afgraving nietstrikt noodzakelijk maakt pleit menvoor behoud van cultuurhistorischeen aardkundige en landschappelijkewaarden.AANSPREEKPUNT“Grindwinning is slechts eenmiddel om einddoelen te bereiken, hoemoeilijk dat voor sommigen ook tebegrijpen schijnt te zijn”, zegt hetFederatief Verband, “er mag niets meemis gaan, anders zijn de rapen gaar!”Het Federatief Verband pleit voor eenonafhankelijk aanspreekpunt, nietalleen voor informatie en hinderklachtenmaar ook op bouwtechnisch enjuridisch gebied. Het punt dient kosteloosadvies en bijstand te verlenen aande bewoners. Als het gaat over hinder,merkt het Federatief Verband op, danmoet duidelijk zijn, dat in ieder gevalhinder tijdens de uitvoering een tijdelijkezaak is, waarbij niet alleen dehuidige wetgeving een garantie is, maarook een inspanningsverplichting moetgelden voor het voldoen aan de streefwaardenvoor geluid en dit soort overlastvan zo kort mogelijke duur is.Zeer belangrijk is, dat het FederatiefVerband onderscheid maakt tussencumulatieve hinder en nieuwe hinderdoor de projectuitvoering. Voor Schipperskerkgeldt inderdaad een nietonaanzienlijke hinder tijdens de uitvoeringvan de plannen gedurende9 jaar. Die blijft overigens binnen debestaande wetgeving.CUMULATIEVE HINDERVoor Grevenbicht gelden algeneraties lang allerlei vormen vanhinder: Belgische ontgrinders teisterenhet dorp al zolang, dat op een fotovan het “Vrijgezellencongres” uit1954 grindinstallaties te zien zijn.Ook op Koeweide is jaren lang ontgrind.Op de meest ongelegen momentengieren Belgische straaljagers overde daken. Redenen voor de GGDWestelijke Mijnstreek om Grevenbichtrood in te kleuren op de milieuatlas.Daarboven op komt dan voor de duurvan het project nog eens Grensmaashinder.Een reden voor het FederatiefVerband om van de Stuurgroep Grensmaaste eisen een variant in het Trierveldte onderzoeken die voordelig kanzijn voor alle woonkernen. De BelangengroepSchipperskerk liet weten ditlaatste onbespreekbaar te achten.Schipperskerk blijft vasthouden aantwee uitgangspunten: geen budgettaireneutraliteit en geen ontgrindingen inhet Trierveld (het gebied tussenSchipperskerk en Illikhoven) waarvolgens de plannen een hoofdmootvan het grind en dus een belangrijkefinanciële onderbouwing van hetGrensmaasplan vandaan moet komen.Het Federatief Verband wil spelenop het veld waar de bal te vindenis. Nu eenmaal het eindplan is vastgestelden een gedetailleerd Programmavan Eisen bij het Consortium Grensmaasis neergelegd, en het Consortium inmiddelsheeft laten weten, dat het deplannen conform wil uitvoeren, is hetvoor het Federatief Verband niet meerrealistisch nog energie te steken in debestrijding van democratisch vastgesteldeplannen. Het lijkt verstandigerconstructief mee te denken en daarwaar het enigszins mogelijk is, mee testuren aan de realisatie van plannen,die de komende decennia het landschapen de woonomgeving bepalen.Dré Cleophas
kommentaarStapsgewijs van ambities naar gewenste situatie<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>Waterplan gemeente Heerlen:één plan voor alle Heerlense‘waterzaken’Als eerste <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e gemeente heeft de gemeente Heerlen een waterplanvastgesteld. De gemeente heeft het plan geschreven samen met hetZuiveringsschap <strong>Limburg</strong> en het Waterschap Roer en Overmaas. Een gemeentelijkwaterplan is een nieuw planinstrument. Het is niet verplicht. Dat geldtoverigens wel voor een gemeentelijk rioleringsplan, in Heerlen onderdeelvan het waterplan. Een waterplan geeft de gezamenlijke wensen weer van degemeente en de waterbeheerders. Het kan worden gezien als een convenant,een inspanningsverplichting voor verschillende partijen om de voorgesteldemaatregelen uit te voeren binnen de gestelde termijn. Behalve een gemeenteen Zuiveringsschap/waterschap zijn mogelijke andere partijen de Provincie<strong>Limburg</strong>, het drinkwaterbedrijf, Rijkswaterstaat, de burgers en/of landbouwbedrijven.In een waterplan staan hetwatersysteem en de waterketen centraal.Het watersysteem is het samenhangendgeheel van oppervlaktewater,grondwater, natuur en riolering. Dewaterketen heeft betrekking op hetgebruik van water zoals waterwinning,drinkwaterproductie en –distributie,transport van afvalwater via de riolering,afvalwaterzuivering en lozing ophet oppervlaktewater.AMBITIENIVEAUS: EERLIJK,HEERLIJK, BEGEERLIJKIn het Heerlense waterplan is degemeente opgesplitst in zes deelgebieden:Heerlen Zuid, Schrieversheide enomgeving, Geleenbeekdal-oorsprong,Heerlerheide, Caumerbeekdal-/oorsprongen Caumerbeekdal-overig. Perdeelgebied is een ambitieniveau geformuleerd,een streefbeeld dat aangeeftwat over vijftien jaar ter plekke degewenste situatie is. Per ambitieniveauzijn criteria voor waterkwaliteit, waterbeheer,i<strong>nr</strong>ichting, recreatie en flora enfauna geformuleerd. Er zijn drie cumulatieveambitieniveaus: ‘Eerlijk’ water:hierbij staat de gebruiks- en belevingswaardevan het water centraal. Eerlijkwater is geschikt voor recreatie.‘Heerlijk’ water: naast de kenmerkenvan ‘eerlijk’ water is in een gebied met‘heerlijk’ water sprake van een duurzamerbeheer van het stedelijk water eneen versterkte waternatuur. Er wordtgestreefd naar een goede waterkwaliteiten een gezond ecosysteem. Het hoogsteambitieniveau is ‘begeerlijk’ water, waarduurzaam waterbeheer en (water)natuurontwikkelingde belangrijkste doelenzijn. <strong>Milieu</strong> en educatie krijgen hiervoorrang boven recreatief gebruik.Bovendien zijn binnen de zes deelgebiedenenkele ‘pareltjes’ aangewezen:unieke natuur waar extra inspanningnodig is om het water en de omgeving‘begeerlijk’ te houden. Per ambitieniveauAMBT MONTFORT KOPPELT AFgeeft het waterplan concreet aan welkemaatregelen nodig zijn om de gewenstesituatie in de deelgebieden te bereiken.INTERACTIEFBij het opstellen van het waterplanheeft de gemeente Heerlen gestreefdnaar een open planproces, zowelintern als extern. Zo is binnen degemeente afstemming geweest met debeleidsvelden milieu, ruimtelijke ordening,wonen en verkeer. Ook heeft degemeente de burgers zoveel mogelijkactief betrokken bij de totstandkomingvan het plan. Twee tot drie keer perjaar verschijnt een informatieve Waterkrant,die bij alle Heerlenaren op demat valt. Bovendien hebben de burgersde mogelijkheid tot inspraak gehad.AFKOPPELEN REGENWATERVAN RIOLERINGEen belangrijk item in het waterplanvan de gemeente Heerlen is het opvangenvan hemelwater, dat in de huidi-Om de vervuiling door riooloverstorten te voorkomen kon de gemeentekiezen tussen het maken van bergbezinkbassins of afkoppelen. De kosten vande bassins en van infiltratievoorzieningen zijn op korte termijn even hoog.Op lange termijn is afkoppelen en infiltreren goedkoper. En veel beter voor hetmilieu. Het geld dat de gemeente uitspaart door geen bergingsbassins tebouwen investeert zij in het afkoppelen. Een deel wordt besteed op openbaarterrein door b.v. bij de reconstructie van openbare wegen infiltratievoorzieningenaan te leggen. Een ander deel wordt als subsidie beschikbaar gesteldom de inwoners van de gemeente te stimuleren zelf het regenwater van hetriool af te koppelen.De subsidie voor het afkoppelen van bestaand dakoppervlak dat op hetriool is aangesloten, bedraagt 6,81 Euro per vierkante meter dakoppervlak(horizontaal gemeten). Bij nieuwbouw wordt dakoppervlak niet meer op hetriool aangesloten. Alle bouwvergunningsplichtige uitbreidingen en nieuwbouwzijn verplicht om het regenwater te infiltreren.Meer informatie (ook over subsidie)?Bel 0475-53 88 88 (dienst Bouw- en Woningtoezicht)13
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>kommentaar14ge situatie grotendeels via daken ofstraten rechtstreeks het riool instroomt.Het percentage verhard oppervlak insteden en dorpen neemt toe. Hetgevolg is dat regenwater minder kanskrijgt om terecht te komen in debodem, het grondwater of in beken.Dit leidt tot verdroging. Het ‘schone’regenwater wordt samen met vuil water- afkomstig van keuken, badkamer entoilet - afgevoerd naar het riool. Ditzorgt voor een tweetal problemen:Het rioolstelsel raakt overbelast enstort geregeld over (vervuiling bekenen vijvers). Kostbaar schoon watervloeit rechtstreeks af naar de zuiveringsinstallatie.Deze problemen kunnenworden opgelost door de daken vanhuizen, straten en pleinen af te koppelenvan het riool. Afkoppeling betekentdat het schone regenwater wordt gescheidenvan het afvalwater en nietmeer direct het riool instroomt.Enerzijds wordt de hoeveelheid water,die riool en zuiveringsinstallatie te verwerkenkrijgen, daardoor minder.Hierdoor zullen riooloverstorten mindersnel voorkomen, wat weer gunstig isvoor de kwaliteit van het oppervlaktewateren de waterafhankelijke ecosystemen.Anderzijds krijgt regenwater dekans rechtstreeks in de bodem te zakken,waarmee verdroging wordt tegengegaan.Ook kan opgevangen regenwateronder meer worden aangewend voorhet wassen van auto’s of het doorspoelenvan toiletten.STIMULERINGSREGELINGHet Zuiveringsschap <strong>Limburg</strong>, deProvincie <strong>Limburg</strong> en de WaterschappenRoer en Overmaas en Peel en Maasvalleiwillen gezamenlijk bevorderen dat meerregenwater wordt afgekoppeld van deriolering. Daartoe hebben zij de ‘StimuleringsregelingAfkoppelen bestaandverhard oppervlak <strong>2002</strong>’ ingesteld.Gemeenten kunnen in aanmerkingkomen voor een financiële tegemoetkomingwanneer zij maatregelen treffenom hun verhard oppervlak af te koppelen.Meer informatie over deze regelingis te krijgen bij het Zuiveringsschap<strong>Limburg</strong>.Behalve gemeenten kunnen ookparticulieren op eenvoudige wijze hunsteentje bijdragen aan het afkoppelenvan regenwater. De eerste Waterkrantvan de gemeente Heerlen (juni 2001)geeft een aantal praktische tips. Zokunnen burgers regenwater opvangenin een regenton of vijver. Ook kunnenzij het regenwater (afkomstig van dedakgoot) gewoon weg laten zakken inde bodem van de tuin. Indien de structuurvan de bodem zodanig is dat dezenauwelijks water doorlaat, kan menzelf vrij eenvoudig een infiltratievoorzieningaanleggen.In een bescheiden aantal <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>egemeenten is momenteel eenwaterplan in ontwikkeling. De <strong>Milieu</strong>federatie<strong>Limburg</strong> roept alle <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>egemeenten op een gemeentelijk waterplante ontwikkelen, zodat water medeordenendprincipe wordt bij het i<strong>nr</strong>ichtenvan de ruimte.Nadere informatie over hetGemeentelijk Waterplan Heerlen:gemeente Heerlen, dhr. ing. R. Hallema,of: www.heerlen.nl(doorklikken bestuur/projecten)Claudia Mulders(medewerker Gemeentelijk <strong>Milieu</strong>beleid)Bomen voorde toekomstHet was een brede coalitie opwoensdagmorgen 20 maart in Munstergeleen.De dames en heren bestuurders,700 kinderen met hun leraren, groeneambtenaren van gemeente en provincie,de weergoden en de pers kregen weliswaarmodderige schoenen maar geennat pak, zoals verleden jaar. En naafloop was er het warme gevoel dat14.000 bomen en struiken in de grondstonden, als begin van het Absbroekbosin het Middengebied tussen Sittard enGeleen. Dat moet over enkele jaren 35hectare groot zijn, als onderdeel vanLandschapspark De Graven, dat op zijnbeurt 600 hectare bos en landschapsgroenmoet gaan omvatten. Een kleine100 hectare is er inmiddels voor aangekocht.Die ambitie en het gezamenlijkenthousiasme oogstte de bewonderingvan de afgevaardigde gemeentebestuurderuit Genk, zustergemeente van hetvoormalige Geleen, die met een busBelgische kinderen aan de gezamenlijkeinspanning deel nam. Gedeputeerdevoor natuur Odile Wolfs plantte – samenmet de plaatselijke kartrekkers vanLandschapspark De Graven – de zoveelsteboom van haar ‘regeerperiode’. Hetgaat goed met de natuur, zei zij in haartoespraak. Met name ook in de stedelijkegebieden van Parkstad, Venlo enSittard-Geleen. Daarmee wordt uitvoeringgegeven aan het beleid om dichtbijde stedelijke woongebieden uitloopmogelijkhedenvoor de stedeling te scheppen,zodat hij niet in de auto hoeft testappen voor een ontspannen rondje inhet groen. Nu de rest van het Middengebiednog. De lakmoesproef speelt zichbinnenkort even ten noorden van hetnieuwe bos af. Rond de Rijksweg staatde groene verbinding naar hetLimbrichterbos zwaar onder druk vanallerlei bouwplannen. Komt er nu wél ofgeen effectieve natuurlijke verbindingszonetussen Geleen en Sittard door? Hetofficiële beleid luidt “ja”. Die opgavestaat in het POL en in het ontwikkelingsplanvoor het Landschapspark.De <strong>Milieu</strong>federatie acht deze positievebestemming meer dan een inspanningsverplichting.Pretenties zijn resultaatsverplichtingen.
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>kommentaarWillem de Beaufort, directeur Staatsbosbeheer, over <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e natuur:“Zet in op de grensgebieden”Op de Nieuwjaarsbijeenkomst spoorde hij zijn medewerkers aan om afen toe de tijd en de ruimte te nemen om te dromen. Tegelijkertijd benadruktWillem de Beaufort dat je je dromen - je visie - ook moet kunnen realiseren.De directeur van Staatsbosbeheer in de regio <strong>Limburg</strong>/Oost-Brabant (beheerdervan 25.000 hectare natuurgebied, 100 medewerkers) bepleit een doelgerichteen realistische aanpak bij de ontwikkeling van de natuur in het komendedecennium. Veel hectaren erbij, maar wel met instemming van de omgeving,inclusief de landbouw. Een gesprek met een man van de grote lijn.Natuurontwikkeling staat hoogop de politieke agenda. In elk geval oppapier. De Ecologische Hoofdstructuur,robuuste verbindingszones, herstel vanhet grondwater, meanderende beken,de plannen voor de Grensmaas en Zandmaas.Als je de natuurkaart van pakweg2015 moet schetsen, hoe ziet jouwdroom er dan uit?Willem de Beaufort: “Om te beginnenmoet je je realiseren dat <strong>Limburg</strong> geografisch,geomorfologisch en sociaalcultureelzeer divers is. Dus je zult denatuur altijd gebiedsgewijs moetenbekijken. Daarbij is de belangrijksteuitdaging om verbanden in het geheelte krijgen. De rode draad in de natuurin <strong>Limburg</strong> is de Maas. Je ziet de sporenvan de Maas van heel lang geledenterug in het Heuvelland, waar soortenbeheeren diversiteit ongelooflijkwezenlijk zijn; naast het cultuurhistorischplaatje van Zuid-<strong>Limburg</strong>, waar demensen af komen op het kleinschaligekarakter, maar waar ook kansen zijnvoor grotere natuur.In Midden-<strong>Limburg</strong> heeft dezwaar onderschatte oostkant van deMaas grote potenties voor biodiversiteit,er zitten razendsnelle gradiëntenvan oost naar west en van noord naarzuid. In de ruimtelijke plannenmakerijwordt daaraan tekort gedaan, waardoorwij het risico lopen dat de specifiekekwaliteiten teloor gaan.”Voorbeelden?“Kijk naar het Maas-Swalm-Nettepark.Fantastische ideeën, waar eindeloosover is gepraat. Ik geloof – ik ben altijdoptimist - dat er nu weer wat beweegt,maar het is een heel moeizaam gebeuren.Als je buiten <strong>Limburg</strong> iemandvraagt naar het Maas-Swalm-Netteparkkijken ze je uitermate glazig aan. Aande andere kant van de <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e grensweet men absoluut niet waar het overgaat, nooit van gehoord, ook niet inDen Haag. Het is kennelijk een gebiedwaar je autowegen en spoorwegendoorheen kunt leggen.”“Hetzelfde in Noord-<strong>Limburg</strong> tenoosten van de Maas. Geweldige kansenmaar heel slecht bekend, ondanks devele, bijkans aaneengesloten natuurterreinen.De westkant van de Maas is eenveel lastiger gebied, met desondanksgoede mogelijkheden om bijvoorbeeldde Peelvenen te ontwikkelen. Zuidelijkerheeft het Leudal kansen maar hetis lastig. Druk, kleinschalig, kwetsbaar.Noordelijk daarvan in de richting vanVe<strong>nr</strong>ay is er een probleem: het spanningsveldmet de intensieve veehouderij.Als je wil behouden wat aan natuurresteert, zul je de kleinere elementeneen hogere prioriteit moeten geven,met elkaar verbinden, samenhangzoeken. Vraag je naar mijn droom, danzoek ik naar stevige, robuuste, herkenbarenatuurterreinen, groter dan nu, enmet elkaar verbonden. Niet alleen vanzuid naar noord maar ook van oostnaar west.”GRENSGEBIEDEN BEDREIGD“Het specifieke van <strong>Limburg</strong> isdat er geen provincie is met zoveelWillem de Beaufortrijksgrenzen. <strong>Limburg</strong> grenst voor driekwartaan het buitenland. Grensgebiedenwaren altijd restgebieden; leeg,goed voor vuilstortplaatsen en vliegvelden,maar door de marginale economischebetekenis ook goed voor denatuur. Het merendeel van de grotenatuurgebieden ligt langs de grenzen.Maar er zijn kapers op de kust. Alsgevolg van het Verdrag van Schengenzijn grensgebieden ook economischinteressant geworden, waardoor de15
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>natuur onder druk komt. Er is dus actienodig ter weerszijden van de grens engezamenlijk, om te behouden wat er isen liever nog om de gebieden uit tebreiden en met elkaar te verbinden.Vanuit Staatsbosbeheer (SBB) zeggenwij: zet in op de grensgebieden.Probeer meer samenhang te krijgen.Dan krijg je aan de ene kant de Maasmet zijn ecologische waarden en aan deandere kant het Nederlands-Duitsegrensgebied. Ertussen het gebied vande vroegere zandruggen, natte heide,daarachter de kwelgebieden aan de voetkommentaarBOER EN NATUURVoor het realiseren van eengroene ladder zijn veel landbouwhectaresnodig. Dat wordt dus nog een flinkeknokpartij met de boeren.“Weet ik niet. Een paar dingen zijndaarbij belangrijk. Als je grond claimtvoor natuur, ook voor natuur diebedoeld is voor medegebruik door demens, dan moet je – zoals gezegd - eenhelder en geloofwaardig verhaal hebben.Bij de landbouw zelf zie je tweetegengestelde bewegingen: aan de enekant de behoefte aan extensivering,16van het hoogterras van de Maas en vervolgenshet hoogterras zelf. Als verbindingtussen Maas en hoogterras stromental van beken. Dat wordt elke keervergeten maar <strong>Limburg</strong> beschikt overfantastisch mooie beken die een perfecteverbinding kunnen vormen tussen derivier, de kwelzones en het terras. Zokrijg je een soort ladder: aan de enekant de Maas, aan de andere kant hethoogterras met de beken als sportendaartussen. Dat verhaal moeten wijkunnen promoten als iets heel mooisvan <strong>Limburg</strong>.”Is die droom realistisch?Het fraaie maar dure natuurplan vande groene organisaties voor deZandmaas kreeg in de besluitvorminggeen kans. De afgeslankte variant –zo’n 200 miljoen Euro uit ICES-gelden –blijkt een zeepbel nu de economischeontwikkeling tegenvalt. Wat geeft jeaanleiding om te denken dat het geld eralsnog komt?“Je ziet een dubbele beweging bij derijksoverheid. Aan de ene kant is ersterke aandacht voor veiligheid als antwoordop klimaatsverandering; in dievisie wordt natuur gezien als restproduct,van marginaal belang, “dat moetLNV dan maar regelen”. Dus enerzijdsben ik daar somber over. Maar ik zieook een positieve kant: bij de ICES-geldenclaimstaat de Zandmaas redelijkhoog, want iedereen weet dat zonderrobuuste natuur langs de Zandmaas deveiligheidseis niet haalbaar zal zijn.”“Bovendien is het verhaal gemakkelijkuit te leggen. Het verband tussen deMaas, de beken en de kwelzone onderaanhet hoogterras is logisch, het zijnbij de sterke punten in het landschap.Iedereen begrijpt waarom je dat doet.Dat is heel anders als je het op eengekunstelde manier moet doen.Voorbeeld: de ecologische verbindingtussen Stippelberg en de Peel. Je verbindtstuifzand met hoogveen, dat verhaalkan ik niet goed uitleggen.Daarom zal het ook moeilijk realiseerbaarzijn want de landbouwer die ergrond voor moet afstaan ziet het nut erniet van.”dus aan meer hectares. Dat betekentmoeite om in te leveren. Aan de anderekant zie je dat veel landbouwers stoppen.Dat autonome proces gaat ongelooflijksnel. Het derde element speeltbij de boer zelf mee: het streven naarverbreding van activiteiten, bijvoorbeeldop het vlak van natuur- en landschapsbeheeren recreatie. Daarvoorhebben zij òns nodig. Als je ziet overhoeveel hectares het gaat en als je overde natuurhectares beheersafsprakenkunt maken dan zie ik de samenwerkingtussen boer en natuurbeheerderals reëel haalbaar.”De boer als landschapsbeheerder,dat zal wel, maar de boer als beheerdervan grote natuurterreinen? Daar hebbenze niet voor doorgeleerd.
kommentaarje wel realiseren dat je dan een heelander landschap krijgt dan we nu hebben.Je moet je ook realiseren dat demensen uit die streek zich altijd verbondenhebben gevoeld met en medehun identiteit ontlenen aan dat landschap.Dus je moet er genuanceerd meeomgaan. Als je bij wijze van voorbeeldeen hek om de boswachterij Vaals zet,er een beest in jaagt en verder de zaakop zijn beloop laat, doe je geen rechtaan het beeld dat de mensen hierkomen zoeken, en evenmin aan de huidigenatuurwaarden. Dat vind ik dus<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>naar een vorm van extensieve landbouwdie rekening houdt met het oudepatroon. Dan is er ook draagvlak in destreek. Wat heeft de beheerder eraanals iedereen zegt: waar zijn ze in godsnaamnu mee bezig? Morgen moet ikweer andere zaken met de landbouwafspreken, en dan zeggen ze: nou, alshet zo moet, daar geven we onze grondniet voor af.”“ Kijk naar de discussie rond deGrensmaas, daar hebben we nadrukkelijkde maatschappelijke grenzen van17De Beaufort: “Ik zie een toenemendestructurele samenwerking tussen deprofessionele landbouw en de natuurbeheersorganisaties.Net als ik natuurbeheerderworden zij er beter van,anders zouden ze het niet doen.Anderzijds, als het om heel sophisticated,kwetsbare natuur gaat, dat is werkvoor de terreinbeheerders.” “Er is ontegenzeglijkeen opleidingsprobleem. Omdat aan te pakken hebben de LLTB enSBB samen het initiatief genomen omeen opleidingsprogramma op poten tezetten, gericht op agrarisch natuurbeheer.Wij hebben nu drie proefcursussengehad. Die waren volledig overtekend.Het gaat heel hard omdat deboer er zelf belang bij heeft. Het initiatiefin nu overgenomen door LTO-Nederland en het is de bedoeling datde cursus landelijk gaat draaien.”“DAT MOET JE NIET WILLEN”De gronden die voor natuurontwikkelingzijn bedoeld, denk je daarbijmeer aan een ‘cultuurlijke’ i<strong>nr</strong>ichting ofaan spontane natuurontwikkeling?Willem de Beaufort: “Dat is een lastigdilemma. Aan de ene kant, zeker langsde Maas, als je maar schaal hebt, groteaaneengesloten gebieden, dan kun jetoe naar vormen van beheer waarbij demens sterk terugtreedt en waar je denatuur zijn gang laat gaan. Je moetlastig. Je zult vaak principiële keuzesmoeten maken: óf natuur, óf cultuur.Een ander voorbeeld: het Maasheggenlandschapaan de westkant van de Maasbij Vierlingsbeek; een oeroud cultuurhistorischlandschap. Het zou kunnenverdwijnen in de grootschalige natuurontwikkelingdie er mogelijk is. SBBzoekt in zo’n situatie naar maatwerk.Voor natuurlijke ontwikkeling geldt:probeer erop in te zetten waar het kan,maar onthoud wat heel specifiek is aande lokale situatie, probeer het overeindte houden. Maar bij een gebied vanzo’n hectaretje of tien zeg ik: jongens,schei er nou mee uit, probeer daar nuniet die grootschalige eenheden temaken met allerlei fantastische natuurlijkeprocessen, want ik heb hier meerburen dan hectares. Ga daar dus lievernatuurontwikkeling en nog duidelijkerde grenzen van de grindwinninggezien. Een heel landschap onderstebovengooien vervreemdt je van de omgeving.Dat moet je niet willen.Anderzijds, met de mogelijkheden vannatuurontwikkeling langs de Grensmaaskun je fantastische natuurresultatenbehalen. Maatgevend is of de mensenhet verhaal kunnen begrijpen. Zo ja,dan gaan ze best mee.”Is dat zo? Begrijpen ze het: diehele velden distels en brandnetels in denieuwe natuurontwikkelingsgebieden?“Dat is een van de valkuilen waar je alsnatuurbeheerder altijd inkiepert. Op detelevisie barst het van de mooie plaatjesmet prachtig mooie vlindertjes enpaarse bloemetjes maar in de praktijk
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>kommentaar18staan het de eerste jaren overvol metdistels en netels. Wij zien altijd demooiïgheid van de natuur en nooit hetminder fraaie. Als je dat niet uitlegtkrijg je er achteraf knap last van.Terecht. Je hebt hetzelfde met dewateropzet in de Peel. Je moet wél zorgendat je geen oneve<strong>nr</strong>edige schadebij je buurman krijgt. Want wij blijvenburen die samen door één deur moetenkunnen.” “Als wij geen draagvlakkrijgen voor de natuur die wij beheren,zijn wij misschien ontzettend hard aanhet werk maar dan komen wij er niet.Dus de relatie mens, natuur en beheerderis cruciaal. Bovendien, wij beherengronden van de Nederlandse samenleving,dus van de mensen. En vòòr diemensen. Dus ze moeten er ook gebruikvan kunnen maken. Hoe je dat vervolgensvorm geeft kan van plek tot plekverschillen. De kwetsbare plekken kunje afschermen door middel van zoneringmaar er kan vaak veel meer dan jedenkt. Neem de Groote Peel, waar hetheel intensief is rond het bezoekerscentrum– een van de beste stukken vande Peel - maar waarbij wij er met eenhoog voorzieningenniveau goed in slagenveel bezoekers te ontvangen zonderdat de echte natuurwaarden gevaarlopen. Als beheerder zul je wel hardmoeten werken om het evenwicht goedin de vingers te houden.”Wat is in het gevecht om degrond het grootste probleem: geld,draagvlak of grond?Ik denk uiteindelijk de beschikbaarheidvan grond. Ik zeg wel eens spottend:Nederland is een opgetutte havenmond.De grond eromheen is al vijf keer verkocht,en iedereen wil spekkoper zijn.Er is een schreeuwend tekort aangrond. Financieel zijn er geweldige mogelijkheden.In de rode sfeer, de stedelijkeontwikkelingen, zijn er honderdenmiljoenen beschikbaar, maar als de natuurbeheerdereens een paar ton extranodig acht wordt er bij wijze van sprekeneindeloos over getrut. Hoe datkomt? Natuur is altijd vanzelfsprekendgeweest. Daar wandel je gratis en voorniks. Dat hoeft niks te kosten. Dat isde perceptie in de hoofden van mensen.Het tweede probleem is: Hoe zienwij kans om in een razendsnel verstedelijkendEuropa de relatie mens-natuurin stand te houden? Begrijpt dejeugd wat natuur is? Dat het nietalleen maar mooie plaatjes zijn maardat natuur ook keihard is. Want erwordt wat doodgegaan in de natuur,afgrijselijk. En dat mag je kennelijkniet zien. Er dreigt een totale vervreemding.En dat is natuurlijk ook eenbedreiging voor instandhouding van denatuur. Want als wij bijvoorbeeld alleenidyllische plaatjes in stand moetenhouden, waarvan ik weet dat de natuurdie niet kan maken, dan hebben wij optermijn een duurzaamheidsprobleem.Dat is eerder een probleem dan geld.”SBB EN IJZEREN RIJNHoe vrij is Staatsbosbeheer omhaar eigen beleid te bepalen? Vroegerwas het een overheidsorganisatie diemoest luisteren naar de politieke baas.Nu zijn jullie wél verzelfstandigd maarníet geprivatiseerd. Kun je dat eens uitleggen?De Beaufort: “Staatsbosbeheer is eenzelfstandige bestuursorganisatie.De directeur rapporteert aan de Raadvan Toezicht. In dat opzicht zijn wijeen normaal bedrijf. Wij kunnen ookgewoon zeggen wat wij willen, waarbijwij niet tevoren vragen of dat de ministerwelgevallig is. Mits dat uiteraard temaken heeft met het werk in onze terreinen.In de Raad van Toezicht zit géénvertegenwoordiger van de minister.Anderzijds hebben wij een heel intensieverelatie met LNV, waarmee wij elkjaar een contract maken over de ‘producten’die wij leveren. Dat is een normalezaak, een belangrijk deel vanonze inkomsten komt er vandaan. Daarhouden wij rekening mee. Het derdepunt: de uiteindelijke verantwoordelijkheidvoor de producten die SBB levertaan de samenleving, blijft liggen bij deminister van LNV. Dat vind ik een grootgoed. Tenslotte zijn al onze grondenvolledig betaald door de Nederlandsesamenleving. Het is terecht dat dit,evenals ons beheer, door de TweedeKamer kan worden gecontroleerd.”Uit de ministeriële verantwoordelijkheidvloeit dus voort dat SBB nietkan procederen tegen een kabinetsbesluit,b.v. in het geval van de IJzerenRijn.Willem de Beaufort: “Onze positie ishelder. De IJzeren Rijn is een mooivoorbeeld en een van de eerste vingeroefeningenin de verhouding met LNV.Bij de behandeling van de Verzelfstandigingswetis uitdrukkelijk door deTweede Kamer uitgesproken - en doorde minister bevestigd - dat het belangrijkis dat SBB zijn eigen geluid laathoren. Met de IJzeren Rijn hebben wijdat ook altijd gedaan. Maar op eengegeven moment, als de meerderheidvan de Kamer heeft gesproken ‘dat hetzo is’, dan past het ons niet meer omte zeggen ‘dat deugt niet’. Dan kunnenwij ons daar niet meer van distantiëren.Hetgeen niet wegneemt dat wijvanuit onze deskundigheid wel geachtworden de consequenties van zo’nbesluit voor plant en dier en menshelder op tafel te leggen. Wij zijn ingehuurdom de natuur in stand te houdenen te ontwikkelen. Maar als het kabinetgesproken heeft, is het voor Staatsbosbeheerduidelijk.”Hoe gaat de discussie rond deIJzeren Rijn aflopen?“Ik hoop dat er twee wezenlijke elementenuit komen. Dat is op de eersteplaats de toetsing van lokaal recht aanEuropees recht. De kwestie zal naarmijn stellige verwachting bij de Europeserechter op het bord komen, dathoeft SBB niet te doen, dat gaat vanzelf.En ten tweede moeten wij eindelijkeens een keer ernst maken met hetlaten varen van het denken tot aande landsgrens. Dat geldt voor de landsgrensoverschrijdendenatuur, en hetgeldt zeker als het gaat over transportkwestiestussen de zeehavens en hetachterland. Je moet denken op Europeesniveau. Bij de IJzeren Rijn gebeurtdat noch door Nederland, noch doorBelgië, noch door Duitsland.”Hub Bemelmans
kommentaar<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>Robuuste verbindingenUit de evaluatie van het rijksnatuurbeleid blijkt o.a. dat de ruimtelijkesamenhang van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) na realisering nogonvoldoende is om de gestelde natuurdoelen te halen. Het rijk zet in op eenverdere versterking van het concept van een sterke en samenhangende EHS.Daarvoor moeten o.a. een aantal robuuste verbindingen worden gerealiseerd.Op dit moment worden de mogelijkheden hiervoor in <strong>Limburg</strong> onderzocht.ECOLOGISCHEHOOFDSTRUCTUURDe EHS neemt in het natuurbeleideen centrale positie in. Onder ditconcept, voor het eerst geïntroduceerdin het Natuurbeleidsplan (1990), wordteen samenhangend netwerk van natuurgebiedenverstaan. Met de realisatievan de EHS wordt voor een belangrijkdeel tegemoet gekomen aan demaatschappelijke vraag naar meergroen en natuur, dicht bij huis en goedtoegankelijk. De laatste 15 jaar is deoppervlakte natuur in ons land toegenomenen zijn natuurgebieden toegankelijkergeworden. Maar we zijn er nogniet. Veel natuurgebieden zijn relatiefklein en vaak nog doorsneden metspoorwegen, autowegen en vaarwegen.De natuur is versnipperd en de ruimtelijkesamenhang ontbreekt. De leefgebiedenzijn te klein voor soorten alsbijvoorbeeld het edelhert en het wildezwijn. Soorten die minder mobiel zijn,lopen tegen onneembare barrières op.Leefgebieden kunnen dus niet (optimaal)worden gebruikt omdat ze nietbereikbaar zijn. De geplande provincialeecologische verbindingszones en denieuwe natuur lossen dit probleemmaar voor een deel op. Om de biodiversiteitte behouden zijn meer en grotereverbindingen nodig: de zogenaamderobuuste verbindingen.VERBETEREN VAN DERUIMTELIJKE SAMENHANGVersnippering is een van dehoofdoorzaken van de achteruitgangvan flora en fauna in ons land. Ook in<strong>Limburg</strong> liggen veel kleine en geïsoleerdgelegen natuurgebieden, diealleen met veel inspanning overeindworden gehouden. Van een duurzamesituatie is echter geen sprake. Duurzamenatuur ontstaat door de gebiedenmeer aaneensluitend te maken en zeminder afhankelijk (en minder kwetsbaar)te maken van menselijk handelenen milieu-invloeden van buiten.Versnippering kan op verschillendemanieren worden opgelost: door vergrotingvan natuurgebieden, door herstelvan milieukwaliteit en door hetcreëren van ruimtelijke samenhang tussennatuurgebieden. Bij robuuste verbindingengaat het vooral om de ruimtelijkesamenhang. De robuuste verbindingenuit de rijksnota “Natuur voormensen, mensen voor natuur” zijnvooral gericht op het onderling verbindenvan de grotere natuurgebiedenop nationale schaal. Voor <strong>Limburg</strong> kangedacht worden aan gebieden als deMariapeel, Weerter- en Budelerbergen,Maasduinen, Meinweg, SchinveldseBossen en Brunssummerheide. Robuusteverbindingen kunnen worden gezien alsgroene slagaders, die in hoge mate bijdragenaan de kwaliteit van natuur,landschap en recreatie.HOE ZIET EEN ROBUUSTEVERBINDING ERUIT?Robuuste verbindingen zijn“groen” of “blauw”. Ze verbinden vergelijkbarenatuurgebieden (ecosystemenals moeras, bos, heide) of juist heelverschillende, bijvoorbeeld op overgangenvan nat naar droog of van voedselarmnaar voedselrijk. Hun robuustheidontlenen ze aan hun oppervlakte enmaatvoering. Robuuste verbindingenvariëren in lengte (10-30 km.) en inbreedte (van gemiddeld enige honderdenmeters tot 1 km) en bestaan uiteen aaneenschakeling van smallere corridors(schakels) en grotere leefgebieden(knopen). De vorm en afmetingenzullen voor elke robuuste verbindinganders uitpakken. De essentie is steedsdat grote complexen natuur met elkaarverbonden worden. Robuuste verbindingenhebben uitdrukkelijk een hoofdfunctienatuur. Ze zijn een voorwaardevoor het behoud van biodiversiteit,nationaal, maar ook regionaal enlokaal. Maar ze kunnen ook ruimtebieden voor recreatie, waterbeheer ofwaterwinning. En ze kunnen de landschappelijkeen cultuurhistorischeidentiteit van een gebied versterken.De robuuste verbindingen komen vooreen belangrijk deel in het agrarischlandschap te liggen. Voor agrarischebedrijven in het betreffende gebiedbetekent dit dat ze te maken krijgenmet grondaankoop en functiewijziging.Toch zijn er kansen voor boeren enandere particulieren (landgoederen)wanneer zij beheerders worden van denieuwe natuur. Het Programma Beheerbiedt hiervoor mogelijkheden. Op andereplekken (bv. meer aan de rand) kanagrarisch gebied wellicht wel onderdeelblijven uitmaken van de robuuste verbinding.In dat geval zullen er weleisen worden gesteld aan de bedrijfsvoering.Een mogelijkheid is dat landbouwbedrijvenvoor die plekkenbeheerspakketten afsluiten (ook via hetProgramma Beheer).VAN PLAN NAAR UITVOERINGIn het rijksbeleid zijn voor <strong>Limburg</strong> alsmogelijke robuuste verbindingen opgenomende zones Schinveld-Sittard-Susteren en Mariapeel-Stippelberg.Op verzoek van de natuurbeschermingsorganisatiesen de provincie heeft destaatssecretaris van het ministerie vanLandbouw, Natuurbeheer en Visserij ermee ingestemd om de verkenningen in19
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>kommentaar20<strong>Limburg</strong> met 3 zones uit te breiden:Susteren-Meinweg, Meinweg-Maasduinenen Maasduinen-Reichswald. Metname langs de oostgrens met Duitslandliggen uitstekende mogelijkheden ommet relatief beperkte middelen tekomen tot één groot grensoverschrijdendnatuurgebied, met een omvangvergelijkbaar met dat van de Veluwe,maar met een veel grotere diversiteit.De verkenningen moeten uiterlijk1 april afgerond zijn en een beschrijvingopleveren van kansen, knelpunten,tracévarianten, de mogelijkhedenvoor meekoppeling met andere functies,kosten en maatschappelijk enbestuurlijk draagvlak per robuusteverbinding. De <strong>Milieu</strong>federatie en de3 terreinbeherende organisaties zijnnauw betrokken bij de verkenningen.Het is duidelijk dat er bij het onderzoeknaar de mogelijke ligging vanbovengenoemde robuuste verbindingental van knelpunten moeten wordenopgelost. Zo blijkt in de zone tussen deMaasduinen en het Reichswald de uitecologisch opzicht meest kansrijketracering van de verbinding te lopendoor een gebied, waar de gemeenteGennep voornemens is een groot regionaalbedrijventerrein te plannen. En inhet gebied Schinveld-Sittard-Susterenis de ruimte voor een voldoende bredeecologische verbinding door de sterkeverstedelijking op een aantal plekkenbeperkt. Bovendien is voor een goedfunctionerende robuuste verbinding eengedeeltelijke ligging op Duits grondgebiednoodzakelijk (vanwege de beperkteruimte op Nederlands grondgebied,zoals bij Venlo en Sittard), wat de haalbaarheidook nog eens een stuk lastigermaakt.TOT SLOTOf bovengenoemde verkenningener ook daadwerkelijk toe zullen leidendat de robuuste verbindingen in <strong>Limburg</strong>binnen afzienbare tijd zullen wordengerealiseerd, is nog maar de vraag.Het rijk heeft hiervoor landelijk maximaal27.000 ha. beschikbaar gesteld.Ook andere provincies zullen uiteraardeen beroep op deze pot doen.De <strong>Milieu</strong>federatie en de 3 terreinbeheerderszullen zich sterk maken omde zgn. groene slagaders gerealiseerd tekrijgen. Is het niet via honorering uitde landelijke pot van 27.000 ha, danmaar op een andere manier. Zonder dieslagaders is er immers geen sprake vaneen kwalitatief goed functionerendeEHS en een duurzame natuur metgoede mogelijkheden voor behoud enontwikkeling van flora en fauna.Bovendien zijn robuuste verbindingenniet alleen belangrijk uit natuuroogpunt,maar leveren ze ook nog eenbelangrijke bijdrage aan de versterkingvan de landschappelijke en cultuurhistorischeidentiteit, meer natuur bij destad (Venlo, Roermond, Sittard-Geleen,Parkstad), een duurzaam waterbeheeren betere recreatiemogelijkheden.Allemaal doelstellingen, die rijk enprovincie hoog in het vaandel hebbenstaan.Bart CobbenBeleidsmedewerker <strong>Milieu</strong>federatieMiddengebied Sittard-Geleen:kruispunt van rode en groene assenMeer groen tussen Sittard en Geleen. Die boodschap legden de <strong>Milieu</strong>federatieen 7 plaatselijke natuur- en milieuorganisaties onlangs op het bordje van het Sittardsegemeentebestuur in de vorm van een nota over de toekomstige i<strong>nr</strong>ichting van hetMiddengebied tussen beide steden. Een tweetal varianten moet de discussie over hetgebied opnieuw aanzwengelen. Dat is hard nodig want het gebied dreigt na de gemeentelijkeherindeling steeds meer te worden dichtgebouwd. De nieuwe stad moet in detoekomst één geheel worden en verschillende stedebouwkundigen neigen ernaar debeide stadskernen langs de rode as van de Rijksweg aan elkaar te bouwen. Het bestemmingsplanvoorziet reeds in de bouw van 1150 woningen, een nieuw ziekenhuisen een megabioscoop. De milieuorganisaties betogen dat er echter ook sprake is vaneen groene as door het Middengebied: een ecologische verbinding tussen het zuidelijkebuitengebied van de gemeente en het noordelijke. Door slim met de bouwvlekken teschuiven in de richting van de Middenweg, hopen de natuur- en milieuorganisatiesmeer ruimte over te houden voor groen.De in het bestemmingsplan opgenomengroenstrook (op de gasleiding vanSlochteren naar Italië) is met een breedtevan 150 meter te smal om als ecologischeverbinding te functioneren tussen beidedelen van het buitengebied van de nieuwegemeente, ondergebracht in LandschapsparkDe Graven. De druk op de groenstrook vanuitde aangrenzende woonwijken zal groot zijn:trapveldjes, mountainbikende en ravottendekinderen, uitgelaten honden, wandelaars enfietsers zullen het gebied in bezit nemen.Daar is niets mis mee. Het dichtbebouwdestedelijke gebied genereert nu eenmaal eengrote recreatieve behoefte. Het gevolg is echterdat de natuur geen kans krijgt, in tegenstellingtot wat in allerlei overheidsplannende bedoeling is. Zowel in het plan De Graven,als in het POL en in de nota ‘Natuur voormensen, mensen voor natuur’, wordt degroenstrook als ‘ecologische verbinding’gedefinieerd. Zo zouden o.m. de das en dehamster via deze verbinding moeten kunnenmigreren van zuid naar noord. Wie hetgebied kent, weet dat dit zonder specialebeschermende maatregelen nooit kan wordengegarandeerd. Vandaar het voorstel om degroenstrook met minimaal 100 meter te verbredenen deze zo natuurlijk mogelijk in terichten. Daardoor wordt een migratiezonegeschapen die voor de beoogde categorie(kleinere zoogdieren) perspectief biedt.Voorwaarde is dat de rode functies (de bebouwing)een stukje inschikken. Het ziekenhuismoet daartoe tegen de Middenweg aanin de hoogte worden gebouwd. Via de verdieptaan te leggen Middenweg kan geparkeerdworden in de parkeerkelder van hetziekenhuis. Ook een deel van de woningenkan gestapeld worden gebouwd. In de meestvergaande variant kan zelfs over de Middenwegheen worden gebouwd en wordt denoordzijde bij het totaalplan betrokken.In een eerste reactie beoordeelde wethoudervoor Natuur en Landschap Jos Vroemen devoorstellen als een waardevolle bijdrage aande lopende discussie over de Stadsvisie voorde nieuwe fusiegemeente.
kommentaarMoeizaam ploeteren op de grensMaas-Swalm-Netteparkfunctioneert nog steeds niet<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>Wie in een sombere bui de afstudeerscriptie “Maas-Swalm-Nette,onderzoek naar grensoverschrijdende samenwerking op het gebied va<strong>nr</strong>uimtelijk beleid in een Duits-Nederlands grenspark” leest, loopt kans ineen depressie van Europees formaat terecht te komen. De auteur, studentplanologie Vester Munnecom, zou men wellicht van een overdreven negatieveinterpretatie van de feiten kunnen verdenken, ware het niet dat zijn begeleidersprof. Dr. A. Faludi van de Katholieke Universiteit Nijmegen,drs. P.E.C. Kelderman van het Ministerie van LNV en dr. H. van Dam van hetMinisterie van VROM heten. Gedegen begeleiding dus, die het onderzoek debenodigde geloofwaardigheid verschaft.Munnecoms centrale onderzoeksvraag luidde: Op welke manier kan debestuurlijke samenwerking tussen Duitsland en Nederland in het grensoverschrijdendegrenspark Maas-Swalm-Nette (MSN) verbeterd worden?Respectabele leeftijd, invloednihil Maas-Swalm-Nette is een van deoudste samenwerkingsverbanden in hetDuits-Nederlandse grensgebied.De Adviescommissie voor het grensoverschrijdendesamenwerkingsprojectwerd al in 1976 opgericht. Ondanks dierespectabele leeftijd constateert de injuli 2001 verschenen scriptie onomwondendat de invloed van de commissieop het ruimtelijk beleid van MSN“nihil” is. Dit in weerwil van diversepogingen de commissie nieuwe impulsente geven via het opstellen van eenGrensoverschrijdend Basisplan of eenPlan van Aanpak. De auteur baseertzijn conclusie op interviews met directbetrokkenen.Munnecom is overigens niet deeerste die de kat van de falende samenwerkingde bel aanbindt. Eerder, in1992 stelde de Provincie <strong>Limburg</strong> hetnut van de commissie ter discussie.Ook aan Duitse zijde bleek ongenoegente bestaan. Nieuwe voorstellen werdengedaan om de organisatie van de commissiete vernieuwen maar het bleefbij goede bedoelingen.Een aantal jaren later doetMunnecom aan het eind van zijnonderzoek een aanbeveling voor eennieuwe poging: creëer een grensoverschrijdendopenbaar lichaam met eenkleinschalig uitvoeringsbureau. Demeest recente informatie laat zien dateen half jaar na dato nog geen wezenlijkestappen in de geadviseerde richtingzijn gezet.INTERVIEWSHet centrale deel van Munnecomsrapport wordt gevormd doorhoofdstuk 6: het interviewverslag.Meer dan uit officiële beleidsstukken isuit de ervaring van de deelnemendeactoren te beluisteren hoe de samenwerkingin de praktijk werkt. “Over hetfunctioneren van Maas-Swalm-Nettezijn bijna alle partijen negatief. Vooralaan Nederlandse zijde vindt men dathet functioneren beter moet. De Duitseactoren zijn iets positiever… Maar overhet algemeen geeft men zowel inNederland als in Duitsland aan, dat erweinig tot niets wordt gedaan met deadviezen en plannen van de adviescommissie.”Weliswaar is een aantal projecten,zoals wandel-, ruiter- en fietsroutes,van de grond gekomen maar dezezouden ook zonder het samenwerkingsverbandzijn uitgevoerd, zo is de algemeneopinie. De lage opkomst, een zeerlage vergaderfrequentie (1 à 2 maal perjaar) en van weinig belang zijndeonderwerpen leiden tot een negatiefoordeel (“zeer slap”) over de werkwijzevan de commissie. “Een NederlandseMAAS-SWALM-NETTEPARKHet Duitse deelgebied bestaat sinds 1965en heeft een oppervlakte van 435 km 2 enomvat delen van de Kreise Kleve, Viersenen Heinsberg, alsmede een deel van destad Monchengladbach. Het landschapwordt gevormd door de riviertjes deSwalm en de Nette. In 1976 werd hetDuitse Naturpark uitgebreid in westelijkerichting op Nederlands grondgebied,zodat er een grensoverschrijdend Naturparkontstond, in Nederland Grensparkgenoemd. Het totale oppervlak bedroeg725 km2. Aan Nederlandse kant makende gemeenten Roermond, Swalmen, AmbtMontfort, Roerdalen, Maasbracht, Echt,Thorn, Beegden en Haelen deel uit vanhet park. In 1997 werd het grensparkuitgebreid met de gemeentenVenlo,Tegelen, Belfeld en Beesel.Het gebied wordt gekenmerkt door bijzonderuiteenlopende landschapseenheden.“Hierdoor is het een gebied met eenbijzondere aantrekkingskracht. Het zijnjuist deze tegenstellingen tussen hetlandschap en de natuur van de vrijwel opgrondwaterniveau gelegen natte beek- e<strong>nr</strong>ivierdalen en die van de hoger gelegenterrassen waarop langs de grens talrijkestuifduinen te vinden zijn en die daargekenmerkt worden door extreem drogeen voedingsarme gronden (grensbos),alsmede de overgangszones tussen dezebeide soorten landschap in combinatiemet het feit dat dit gebied relatief dunbevolkt is, die uitstekende voorwaardenhebben geschapen voor veelzijdige, waardevolleecologische reservaten en biotopen”(Kreis Viersen, 1994). Het helegebied beschikt over een hoog potentieelvoor de ontwikkeling tot een half-opencultuurlandschap. Door zijn bijzonderelandschappelijke waarden is het Maas-Swalm-Nettegebied zeer geliefd bijrecreanten en toeristen.21
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>kommentaar22actor gaf aan dat politiek beladenonderwerpen worden vermeden, terwijldit nu juist de onderwerpen zijn waareen grensoverschrijdend samenwerkingsverbandzich mee bezig zou moetenhouden om van voldoende waardete zijn”.Niet iedereen is afwijzend. EenDuitse actor baseert zijn tevredenheidop het binnenhalen van Interreggelden.Maar tegelijkertijd erkent hij dat bijveel projecten het begrip Maas-Swalm-Nette er pas later in het proces is bijgehaald.Kennelijk zijn Brusselse geldpottenwel een smeermiddel voor (toch algeplande) projecten, maar leiden zijniet tot de beoogde structurele samenwerkingover de grens heen.OORZAKEN VANHET PROBLEEMVoor het slechte functionerenworden meerdere oorzaken genoemd,waaronder de vrijblijvendheid van hetsamenwerkingsverband. Men voelt zichniet geroepen om adviezen en plannenvan de adviescommissie uit te voeren,laat staan dat de betrokken overhedende adviescommissie inschakelen bijruimtelijke ingrepen. Anderen gevenaan dat betrokken instanties toch huneigen belangen voor laten gaan. Mendenkt nog te weinig aan het regionalebelang. Beslissingen gaan over teveelschijven, waardoor de besluitvormingstroperig is. In Nederland bestaat geenaanspreekpunt voor Maas-Swalm-Nette,in Duitsland wel: het ZweckverbandNaturpark Swalm-Nette, een openbaarlichaam met uitvoeringsbevoegdheden.Het verklaart waarom in Duitsland meerprojecten worden uitgevoerd dan in hetNederlandse deel van het park. Ook desterk wisselende samenstelling van decommissie en bestuurlijke cultuurverschillenworden genoemd als oorzakenvan de stroeve samenwerking. InDuitsland meer hiërarchisch, meer binnenskamers,in Nederland een lossereverhouding tussen de verschillendebestuurslagen. Kortom, een litanie vanoorzaken met een gemeenschappelijkeconclusie: grensoverschrijdende activiteitengelden naar zeggen van de meesteactoren als restpost van het beleid.Merkwaardig genoeg is men het ookover dat andere eens: grensoverschrijdendesamenwerking is een mustom de problemen in het grensgebied opte lossen.AANBEVELINGENOm de impasse te doorbrekenformuleert de onderzoeker een aantalaanbevelingen: Maak de doelstellingenscherp en helder. Er moet een duidelijkevisie komen waar men met hetMaas-Swalm-Nettepark naar toe wil.Hieruit moet blijken waarom hetsamenwerkingsverband noodzakelijk is.Door andere organisaties zal men gvervolgensop zijn pretenties wordengewezen en dit legt druk op hetsamenwerkingsverband om de doelen tehalen. Eis resultaat en laat resultaatzien. Gevolg: de leden van M-S-N zullenzich moeten verantwoorden aan zichzelfen aan de buitenwacht die hetbelang van grensoverschrijdendesamenwerking onderschrijft. Zorg vooreen goede agenda. Zo zouden b.v. deA73, de IJzeren Rijn en de bruinkoolwinningonderwerpen moeten zijnwaarover de leden van het samenwerkingsverbandzich moeten buigen.Vergroot de bekendheid van Maas-Swalm-Nette. Mobiliseer draagvlak.Draagvlak betekent invloed en macht,zodat er een grotere druk ontstaat omde doelen te realiseren.Richt een effectief openbaar lichaamop. Aldus ontstaat een permanentsecretariaat dat men kan aansprekenop resultaten. Zorg voor een goedeevenwichtige vertegenwoordiging in hetopenbaar lichaam. In de huidige situatiezijn niet alle Nederlandse (lokale)overheden op de juiste manier vertegenwoordigd.Een juiste vertegenwoordiginglegt druk op deleden. Een evenwichtigevertegenwoordiging betekenteen gelijk aantal Duitse en Nederlandsevertegenwoordigers. Kies een bestuur.Creëer een netwerk. Het openbaarlichaam Maas-Swalm-Nette is de spin inhet web, die de actoren bij elkaarbrengt en aanspoort de doelen na testreven.De scriptie van Munnecom isinteressante kost. Zij biedt inzicht inwat fout kan gaan in grensoverschrijdendesamenwerking. Wegvallendegrenzen, Euregioraad, grensoverschrijdendebedrijventerreinen en openbaarvervoersverbindingen, Grensmaasplan,Drielandenpark, grensoverschrijdendenatuurontwikkeling en robuuste corridors,het is er vooralsnog grotendeels opgeduldig papier. Zolang de Roode Beektussen Tuddern en Sittard en deGrensmaas alleen aan de Nederlandsekant mogen meanderen en aan deandere kant een betonnen, rechtgetrokkenoever hebben, lijkt het verdachtveel op het Maas-Swalm-Nettepark vanvoorheen. Europese grensoverschrijdendeprojecten zijn dan niet meer danvoorwendsels om toegang te krijgen totsubsidies uit Brussel.Hub Bemelmans
kommentaar19 mei <strong>2002</strong>Open Dag nationale parkenin Nederland<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>Op zondag 19 mei houden alle zeventien nationale parken inNederland een Open Dag. De parken liggen zo verspreid over Nederland dater altijd wel eentje dicht bij in de buurt is. De zeventien parken maken deeluit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Dit is een netwerk van samenhangendenatuurgebieden in Nederland, maar ook in Europa. In <strong>Limburg</strong>nemen de nationale parken De Maasduinen, De Groote Peel en De Meinwegdeel aan de Open Dag. Zij hebben het thema ‘beleving en natuur’ gekozen.Ter plekke kunnen belangstellenden vanuit de bezoekerscentra deelnemenaan een verscheidenheid aan activiteiten.DE PROGRAMMA’S VAN DEOPEN DAGEN NATIONALEPARKEN LIMBURGIeder nationaal park heeft eengevarieerd programma voor zowel kinderenals volwassenen. Alle activiteitenzijn vrij toegankelijk. Er worden doeactiviteitenvoor kinderen, demonstratiesen presentaties aangeboden.Tijdens excursies laat het nationaleparkengidsen zien wat er mogelijk isdankzij de beschermde status van hetnatuurgebied. Zo zijn er uitkijktorens,routes voor mensen met een handicap,vogelkijkhutten en volop plekken waargenoten kan worden van het landschap,de bomen, planten en dieren.Ook wordt uitgelegd welke rol eennationaal park kan spelen bij natuureducatieop bijvoorbeeld scholen.Op de Open Dag zijn vele beheerders envrijwilligers in touw om alles zo goedmogelijk te laten verlopen. Ze zorgenervoor dat het parkeren vlekkeloos verloopt,ze regelen de ontvangst, geveninformatie, begeleiden de excursies enze zorgen voor de koffie en versnaperingen.NATIONAAL PARKDE MAASDUINENHet nationaal park De Maasduinenheeft geen bezoekerscentrum.De activiteiten zijn verspreid over drielocaties. De medewerkers zijn te herkennenaan een Maasduinen sweater.Er is veel aandacht voor natuurbelevingsactiviteiten.• ActiviteitenIn Afferden bij de werkschuurStaatsbosbeheer aan de KapelstraatIn Bergen in een tent op de picknickenkinderspeelplaats aan de CereswegIn Wellerlooi bij het scoutinggebouw ’tLuukskeNATIONAAL PARKDE GROOTE PEELDe activiteiten vinden plaats inen rondom het bezoekerscentrum Mijlop Zeven in Ospel. Het programmabestaat uit doorlopende (jeugd)activiteitenen een tijdgebonden programma.NATIONAAL PARKDE MEINWEGDe activiteiten vinden plaats inen rondom het bezoekerscentrum DeMeinweg in Herkenbosch. Het programmabestaat uit doorlopende doe-activiteiten,demonstraties en een tijdgebondenprogramma. Tijdens de dag kunnenbezoekers meedoen aan een wedstrijdwaarbij een hoeveelheid brandhoutmoet worden geschat. In het bezoekerscentrumzijn informatieboekjes enleskisten die horen bij De Meinweg.Speciale aandacht is er voor het nieuwaan te leggen speelbos rond het bezoekerscentrum.23
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>Economie en ecologie vindenelkaar in convenantDe <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong>en werkgevers en werknemersorganisatiesin <strong>Limburg</strong> hebben op 26maart j.l. een samenwerkingsconvenantondertekend, waarin de intentiewordt uitgesproken voortaan vroegtijdigmet elkaar in overleg te tredenover belangrijke projecten op hetgebied van ruimtelijke ordening in<strong>Limburg</strong>. Te denken valt aan de uitwerkingenuit het ProvinciaalOmgevingsplan <strong>Limburg</strong> en belangrijkemilieueffectrapportages.Daarnaast zal minimaal twee maalper jaar een algemeen afstemmingsoverlegplaatsvinden.Doel van het overleg is om reedsin een vroeg stadium van de planninginzicht te krijgen in elkaars zienswijzenen standpunten, zodat eventueel bijstellingplaats kan vinden. Op dezewijze wordt geprobeerd tot kwalitatiefbetere plannen te komen en juridischeprocedures te vermijden.kommentaarHet idee voor het convenant isontstaan naar aanleiding van de vertragendeprocedures in de uitvoering vanplannen voor nieuwe bedrijventerreinen,als gevolg van de aanwezigheidvan bedreigde natuurwaarden. Bij wijzevan proef voor de voorgenomen samenwerkingwerd de ontwikkeling vanbedrijventerrein Hendrik bestudeerd. Deervaringen van de deelnemende partijenin dit overleg waren voldoende positiefom het overleg een meer gestructureerdevorm te geven.Naast de <strong>Milieu</strong>federatie is hetconvenant ondertekend door de werkgeversorganisatiesLWV, LOZO, LLTB enKamers van Koophandel en de vakbondenFNV, CNV en de Unie. Ter bekrachtigingwerd een boom geplant op de binnenplaatsvan de Teekenschool en deAmbachtschool, waar het GroenHuis ende werkgeversvereniging letterlijk enfiguurlijk bijeen komen.Landelijke Open Dagen bij de biologische boer24In <strong>2002</strong> organiseert PlatformBiologica voor de vijfde keer deLandelijke Open Dagen bij de biologischeboer. Iedereen is welkom om oop22 en 23 juni te komen Kijken enProeven bij de 175 deelnemende landentuinbouwbedrijven. Natuur op hetbedrijf staat deze keer centraal.Hoe krijgt een biologische boerhet voor elkaar om zo’n mooie krop slate telen zonder chemische hulpmiddelente gebruiken? Tijdens de OpenDagen laten boeren en tuinders zienhoe ze werken, geven rondleidingen envertellen waarom zij hebben gekozenvoor de biologische landbouwmethode.De producten kunt u proeven.Dit jaar zal er speciale aandachtzijn voor Natuur op het bedrijf. Veelbiologische boeren zijn graag metnatuur bezig en beschouwen het alseen vanzelfsprekend onderdeel van debedrijfsvoering.In 2000 bezochten 60.000belangstellenden de Open Dagen.Onderzoek wees uit dat de bezoekershet evenement met gemiddeld een achtwaardeerden! In 2001 gingen de OpenDagen niet door als gevolg van de MKZcrisis.Van de deelnemende <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>ebedrijven bestaat op dit moment noggeen opgave. De lijst van deelnemende<strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e bedrijven zal vanaf half meibij de <strong>Milieu</strong>federatie beschikbaar zijn.ADVERTENTIEREGIONALE CRIMINELE INLICHTINGENEENHEIDtips over milieucriminaliteitNeem contact op met de rechercheursvan de C.I.E.-<strong>Milieu</strong>(045) 535 43 79cie@limburg-zuid.politie.nlAnonimiteit verzekerd
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>De problematiek van de grindgaten in Midden-<strong>Limburg</strong>Mijnsteen voor grind25De Provincie <strong>Limburg</strong> is rijk aan delfstoffen. Sinds jaar en dag vindtwinning plaats van steenkool, mergel, vuursteen, zand, klei en grind.Sommige van die winningen dateren al van de prehistorie. Wat economie enwerkgelegenheid betreft is de delfstoffenwinning heel gunstig voor de regio.We worden ons echter steeds meer bewust van de nadelige gevolgen voor hetlandschap en het milieu. Keuzes die ooit voor de hand lagen blijken nu eenerfenis op te leveren.Hoe het probleem ontstaan isNa de tweede wereldoorlog werd opgrote schaal grind ontgonnen langs deMaas. De wederopbouw was in vollegang en er was grote behoefte aangrondstoffen. Omdat bij het ontgrindenveel kostbare landbouwgrond verlorenging, wilde men de ontstane grindgatenweer zoveel mogelijk aanvullen.Aanvulmateriaal was echter schaars enhet aanvoeren van zand van elders zoude grindprijs fors doen stijgen. In diezelfdeperiode ontstond bij een anderedelfstoffenindustrie in <strong>Limburg</strong>, dekolenmijnbouw, een tekort aan opslagcapaciteitvoor mijnsteen en mijnslik.Dat zijn de reststromen die overblijvennadat de kolen gescheiden zijn van hetoverige naar de oppervlakte gehaaldemateriaal. Het lag voor de hand omtwee problemen in één klap op te lossendoor overtollig mijnsteen en –slikin de grindgaten te storten. Zodoendebesloot de overheid om een aantalgrindgaten tussen Echt en Roermondvolledig op te vullen met mijnsteen en–slik uit de lopende productie van demijnen Maurits, Emma en Hendrik.Ook werd materiaal afgegraven van desteenberg Maurits, gelegen op het DSMterreinin Geleen. Over de mijnsteenkwam een laag grond, zodat de voormaligegrindgaten weer als landbouwgronddienst konden doen. Gat gevuld,land hersteld. Mooi toch…?Mijnsteen en mijnslik zag menindertijd als tamelijk onschuldige materialen.Tenslotte maakte de kolenmijnbouwdeel uit van het dagelijks levenvan vele <strong>Limburg</strong>ers. Het materiaal vande steenberg Maurits was meer verdacht.Samen met de mijnsteen is ookheel wat ander afval op deze berggestort, variërend van autobanden en
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>kommentaar26betonpuin tot afval uit de chemischefabrieken. Het materiaal van de steenbergMaurits werd derhalve periodiekgekeurd door middel van visproeven,voordat het naar de grindgaten werdgebracht. Tegen de bedoeling in, istoch veel verontreinigd materiaal in degrindgaten terechtgekomen.Mijnsteen (of beter gezegd dekole<strong>nr</strong>esten daarin) bevat van natureverhoogde gehaltes aan zware metalen,arseen, polycyclische aromatische koolwaterstoffen(PAK) en sulfaat. Daarnaastbevat het restanten aan bariumen fenolen, stoffen die dienden om dekolen van de mijnsteen te scheiden.Mijnslik ontstaat na de tweede wasbehandeling,waarbij ook het kolengruisvan de mijnsteen gescheidenwordt. Mijnslik bevat dezelfde stoffenals mijnsteen, maar met hogere gehaltesaan fenolen en barium. Mijnsteenvan de steenberg Maurits bevat naastde al genoemde stoffen een cocktailaan chemische verbindingen afkomstiguit het “overig” daar gestorte afval.Kenmerkend is de stof benzeensulfonzuur,die daarom in de onderzoekenvan de grindgaten als tracer is gehanteerdvoor materiaal van de steenbergMaurits.BODEMONDERZOEKENIn de jaren tachtig heeft deProvincie <strong>Limburg</strong> een aantal onderzoekenlaten doen naar de samenstellingvan het gestorte materiaal. Die onderzoekencombineerden literatuurgegevensmet resultaten van monsteranalyses.Ook werd gekeken of hetgrondwater en oppervlaktewater nabijde aangevulde grindgaten stoffenbevat, die uit de aanvulling afkomstigzijn. Inderdaad bleek dit het geval tezijn, hoewel slechts in geringe concentraties.De vervolgonderzoeken in deperiode tot pakweg 1995 voegden aande bestaande conclusies niets toe. Ookwerden her en der delen van locatiesmeer in detail onderzocht, meestalvanwege i<strong>nr</strong>ichtingsplannen. Pas halverwegede jaren negentig startte deProvincie met een meer systematischeaanpak. Dat in de tussenliggende periodeweinig gebeurde heeft alles temaken met de groei naar volwassenheiddie het beleidsveld bodemsanering indie tijd doormaakte. De nieuwe aanpakmoest leiden tot concrete voorstellenvoor de aanpak van de problematiek.Het kleinste en naar verluidt meestverontreinigde grindgat, ‘In de Roes’in Ohé en Laak, dient daarbij als pilotproject.Vanwege de geringe omvang(6 hectare, de andere grindgaten variërenvan 74 tot 300 hectare) is hetmogelijk ‘In de Roes’ in voldoendedetail te onderzoeken om een betrouwbareuitspraak te doen over de feitelijkerisico’s voor mens en milieu.Wat uit dit onderzoek naar voren komtover het gedrag van de verontreinigingen,kun je met redelijke zekerheid ookbetrekken op de andere grindgaten.Naar aanleiding van de resultaten van‘In de Roes’ zijn de andere locatiesonderzocht op de aspecten die bepalendzijn om risico’s vast te kunnenstellen.Voor de pilot ‘In de Roes’ bestaateen begeleidingscommissie, waarin debelanghebbenden en terzake deskundigepartijen vertegenwoordigd zijn. Datzijn onder andere de omwonenden, degemeente Maasbracht, de GGD, de<strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong> en de Provincie<strong>Limburg</strong> (opdrachtgever voor hetproject).Bij de beoordeling van bodemverontreinigingwordt op drie aspectengetoetst: op risico’s voor de mens, voorhet ecosysteem en risico’s door verspreiding.Risico’s voor de mens.De mijnsteenaanvulling bevat allerleistoffen die, naar gelang de concentratie,gevaar voor de mens kunnen opleveren.Materiaal afkomstig van desteenberg Maurits is in die zin verdachterdan mijnsteen en -slik rechtstreeksafkomstig uit de lopende productie.Cruciaal is de mate waarin mensen methet materiaal in aa<strong>nr</strong>aking kunnenkomen. Natuurlijk is dat afhankelijkvan het gebruik van de bodem. Bij degrindgaten is dat gebruik merendeelslandbouw. Grofweg kan er voor dezelocaties vanuit gegaan worden dat risico’sbestaan als de deklaag minder dan1 meter dik is op steenberg- Mauritsmateriaal,en minder dan een halvemeter dik is op “gewone” mijnsteen.Op basis van die benadering blijkt opongeveer een vijfde van het totaleoppervlak de deklaag onvoldoende dikte zijn.RISICO’S VOORHET ECOSYSTEEMDe conclusie op basis van destandaard-toets voor bodemsaneringslocatieswas dat het ecosysteem telijden kon hebben van de mijnsteenaanvullingen.Bij aanvullend veldonderzoekbleek de bodemfauna echter nietwezenlijk anders dan op nabijgelegenterreinen. Dat komt doordat het merendeelvan het bodemleven zich afspeeltin de bovenste laag (25cm), de deklaag,die niet of nauwelijks beïnvloed wordtdoor de onderliggende mijnsteen. Voorhet ecosysteem is het desalnietteminwenselijk dat de deklaag een minimaledikte en kwaliteit heeft en dus waarnodig wordt verbeterd.RISICO’S DOORVERSPREIDINGDe grindgaten zijn (logisch)omgeven door een grindige, goed doorlatendebodem. Verontreinigingen dieuit de aanvulling treden verspreidenzich dus snel. Door de goede doorlatendheidvan de bodem zal echterook verdunning optreden. Uiteindelijkkan de verontreiniging belanden in denabijgelegen Maas, of in ander oppervlaktewater.In de stromingsrichtingvan het grondwater bevindt zich geendrinkwaterbron. Wel onttrekken mensenin de omgeving grondwater voorberegening en veedrenking, maar nietuit de aanvulling zélf. Met name bij‘In de Roes’ is in detail gekeken naarhet grondwater rondom de mijnsteenaanvulling.Er blijkt nauwelijks enigeverontreiniging uit de aanvulling tetreden. Waarschijnlijk komt dat door deaard van het aanvulmateriaal. Datbevat veel kleiïg materiaal en veelkoolstof. Daardoor worden verontreinigingengebonden. Bovendien zorgt dekleiïge samenstelling ervoor dat nauwelijksgrondwaterstroming plaatsvindt.Het grondwater stroomt daardoor vooralóm en niet dóór de aanvulling.DE MAATREGELENSaneringsmaatregelen hebbentot doel om risico’s terug te dringen toteen aanvaardbaar niveau. De meestzekere methode is het volledig verwijderenvan de verontreiniging. Dat isechter in veel gevallen niet haalbaar.Meestal omdat het technisch niet uitvoerbaaris, of alleen tegen extreemhoge kosten (bijvoorbeeld indien ondereen monumentaal gebouw gegravenmoet worden, waarbij geen millimeterzakking mag optreden). Voor gevallenals de grindgaten zou volledige verwijderingvooral een verplaatsing van het
kommentaarHet meest discutabele onderdeel van de saneringsplannen voor mijnsteenstortingen is het uitblijven van voorzieningen om de vervuiling van grondwaterte voorkomen. Daardoor wordt het leven in de Maas en de zeer omvangrijkedrinkwaterwinning benedenstrooms onvoldoende beschermd. Het argument voordeze nalatigheid is dat rond de stort ’In de Roes’ nauwelijks enige verontreiniginguittreedt. Een eerste bezwaar tegen dit argument is dat daarmee nietssteekhoudends wordt gezegd over de hedendaagse uittreding uit andere stortendie zeer wel minder klei en koolstof kunnen bevatten. Een tweede bezwaar isdat de binding van vervuilende stoffen aan koolstof en klei, welke wordt geacht‘In de Roes’ op te treden, voor stoffen als bijvoorbeeld sulfaat, arsenicum enfenolen niet onomkeerbaar is. De binding leidt niet tot opsluiting maar toteen vertraagde uittreding. De vervuiling wordt over een langere periode uitgesmeerd,maar treedt wel degelijk op.Naar mijn mening moet alsnog serieus gekeken worden naar grondwaterbeschermingrond de mijnsteenstorten.probleem inhouden. Tenslotte moet alhet ontgraven materiaal ergens geborgenworden. Het milieurendement isderhalve erg laag. Een andere methodeom risico’s tegen te gaan is het terplekke volledig isoleren van de verontreiniging.Daarbij moet gedacht wordenaan afdeklagen om te voorkómen datmens en dier in contact komen met devervuiling, en aan damwanden engrondwateronttrekkingen om verspreidingmet het grondwater te voorkómen.Een dergelijke isolatiemaatregelkan ten koste gaan van de gebruiksmogelijkhedenvan de bodem.Bovendien is isolatie vaak niet eensde goedkoopste methode, want deisolerende voorzieningen moeten tothet eind ter tijden in stand gehoudenworden. Meestal kiest men voor eentussenvorm, waarbij kosten en milieuresultaatzo goed mogelijk in evenwichtzijn.Lucas Reijndershoogleraar natuurwetenschappelijke milieuwetenschappenOpen Universiteit HeerlenToen begin jaren tachtig debodemsanering in Nederland begon,dacht men dat het probleem beperktwas tot enkele tientallen gevallen vanbodemverontreiniging. Deze wilde menbinnen enkele jaren opgeruimd hebben.Geleidelijk aan groeide het besef datbodemverontreiniging wijdverbreid isen dat volledige verwijdering van alleverontreinigde grond niet haalbaar is.Niet alleen zou dat een oneve<strong>nr</strong>ediggroot beslag leggen op de rijksbegroting,maar er zou ook enorme maatschappelijkestagnatie ontstaan.Immers, vele nieuwbouw-, heri<strong>nr</strong>ichtings-of infrastructurele werken blekente zijn gepland op verontreinigdegrond, die dus eerst zou moetenworden afgegraven. Vandaar dat bodemsaneringvoortaan sober en doelmatigmoest zijn. Dat staat in schril contrastmet de preventieve voorzieningen bijbodembedreigende activiteiten. Denkdaarbij aan de vereiste vloeistofdichtevloer bij tankstations en de dubbeleonderafdichting bij in gebruik zijndestortplaatsen. De rechtvaardiging voordat verschil is dat hiervoor een bronvan inkomsten bestaat (benzineprijs,storttarieven) waarbij het motto “devervuiler betaalt” nog enigszins wordtrechtgedaan. Voor de oude bodemsaneringsgevallenmoeten we het echtervoornamelijk met belastinggeld doen,en daar willen we zorgvuldig meeomgaan. Overigens wil dat niet zeggendat de variant “volledige verwijdering”nooit wordt toegepast. Vooral bij dekleinere gevallen blijkt dit nog weleens de meest rendabele methode.<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>Voor de pilot ‘In de Roes’ zijnverschillende saneringsmogelijkhedennaast elkaar gezet en vergeleken.Men kwam tot de (wellicht voor dehand liggende) conclusie dat het verbeterenvan de deklaag (met name dedikte) de meest efficiënte manier is omde veiligheid voor mens en ecosysteemte waarborgen. Minder voor de hand lagde conclusie om geen actieve maatregelente nemen tegen verspreiding methet grondwater. Dat heeft te makenmet het rendement dat van een dergelijkemaatregel verwacht wordt.Aangezien verspreiding nauwelijksblijkt op te treden (en gezien deomstandigheden ook niet verwachtwordt) zal zo’n maatregel geen toegevoegdewaarde hebben. Voor alle zekerheidzal het grondwater periodiekbemonsterd worden. Mocht er, tegende verwachting in, toch verspreidingoptreden, dan kunnen alsnog passendemaatregelen genomen worden.Aan de hand van ‘In de Roes’ ontstaateen scenario voor de aanpak van deandere grindgaten. Voordat de aanpakvan die locaties een feit is, moeten weechter nog heel wat hobbels nemen.Vraag één is natuurlijk wie dit allesgaat betalen. Weliswaar is er een overheidsbudgetvoor bodemsanering, maardat neemt niet weg dat een eventueleveroorzaker ook zijn aandeel dient tebetalen, althans voor zover die is aante spreken. In het geval van de grindgatenstaat de rol van de Provincie terdiscussie. De Provincie was indertijdnamelijk de opdrachtgever voor de aanvullingvan de grindgaten met mijnsteen.Een andere nog te nemen hobbelbetreft de verdeling van bevoegdhedentussen de Provincie en Rijkswaterstaat.Ook zijn er de nodige uitvoerings-technischezaken die nog niet helemaalduidelijk zijn. De meeste grindgatenliggen namelijk in het winterbed vande Maas. Daar zijn geen ophogingentoegestaan, want die verminderen hetwaterbergend vermogen. Tenslotte zalhet geheel in overeenstemming moetenzijn met maatregelen in andere kaders.Denk daarbij aan de nog op stapelstaande ingrepen tegen het overstromingsgevaar.Maar dat is weer een heelander verhaal.Yvonne de Manprojectingenieur bodemsaneringbij de Provincie <strong>Limburg</strong>27
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>kommentaarZwerfbevers krijgen gezelschap28Wanneer valt hij? Deze week nog? Je zou er een totootje van kunnenmaken. Een mogelijk gesprek in een café in laten we zeggen Haelen. Niet nu– over een jaar of drie. De hij uit de eerste zin is een els – een boom. Ondertanden genomen door de familie Bever II in het Leudal. Zo’n bijna weggeknaagdeboom zal een van de aardigste levenstekenen zijn van de bevers diekomende herfst in het Leudal uitgezet worden. Een van de doelstellingendaarvan is om de bever voor <strong>Limburg</strong> te behouden. Hij valt onder de bedreigdediersoorten (rode lijst), en daarom steunt de provincie <strong>Limburg</strong> ditproject.Niet een beetje vreemd dat behouden,als er bevers uitgezet gaanworden? Je kunt alleen behouden als eral wat is. Klopt - maar er zwerven aljaren eenzame bevers door <strong>Limburg</strong>.Constant een stuk of zes, zeven.Hoogstwaarschijnlijk allemaal mannetjes.Ze zijn uit Duitsland gekomen, op avontuurmisschien, maar de kans is groterdat ze daar uitgestoten zijn. Hier verkommerenze vaak, en worden dan doodgereden.“<strong>Limburg</strong> is eigenlijk een sterfplaatsvoor bevers”, zegt provinciaalambtenaar Lei Heijkers, “en als we daarwat aan kunnen doen, dan doen wedat.”Tussen haakjes: deze zwerversverschillen van de bevers zoals die in deBiesbosch zitten, en die in <strong>Limburg</strong>komen. Dat zal echter geen problemenopleveren, verwacht projectleider GijsKurstjens. Hij heeft jarenlang voor deStichting Ark gewerkt, die langs de Maasnieuwe natuurgebieden ingericht heeft,en ook het idee voor de herintroductievan de bever in <strong>Limburg</strong> lanceerde.Herintroductie, want de beverheeft eeuwenlang in Nederland geleefd.De laatste is in 1826 geschoten.In <strong>Limburg</strong> is de bever waarschijnlijk alvoor de Napoleontische tijd uitgestorven,vermoedt Gijs Kurstjens. Laten we zeggenomstreeks 1780. Hij woonde in denog schone Maas en de zijriviertjes.Kurstjens heeft enkele toponiemen(aardrijkskundige namen) gevonden dieop de aanwezigheid bevers duiden.Zo stroomt zuidwestelijk van Roggel deBevelandsche Beek, en bij Cottessen deBeversbergbeek - meer een straaltjewater overigens. In Beegden had je ooitde Beverdijk. Er is vroeger behoorlijkgejaagd op de bever. En zelfs – zo wileen hardnekkig verhaal – het katholicismeis debet aan het verdwijnen van debever. Katholieken mochten op vrijdaggeen vlees eten – wel vis. En omdatbevers bijna altijd in het water zitten,oordeelden pastoors: het zijn vissen, dusmag je ze op vrijdag gerust eten. Hoewelhet zoogdieren zijn. Mooi verhaal.Na een beverloos tijdperk van 160jaar is het voor velen koddige dier eindjaren tachtig van de vorige eeuw weer inNederland ingevoerd. In de Biesboschzijn toen een veertig bevers uit de Elbeuitgezet. De eerste jaren hadden ze hetmoeilijk. Nu is er een kansrijke populatie.Ook het natuurgebied Gelderse Poortbij Nijmegen telt een aantal bevers. Nu is<strong>Limburg</strong> aan de beurt. Behalve in hetLeudal komen er eind dit jaar een paarparen bij het landgoed De Hamert. Het isde bedoeling de komende jaren totaaltien beverparen los te laten, op evenzoveelverschillende plekken. Misschienook in nieuwe Maasplassen.De vraag rijst: wat heeft het verdervoor nut om de bever weer kansen tegeven? Is het milieu ermee gebaat, ofgaat het louter om een aardigheidje.Een toeristische attractie misschien?“Ik denk niet dat je vaak een bever tezien zult krijgen”, meent Kurstjens.“Daarvoor zijn de beken in het Leudal tesmal. In de Biesbosch kun je wel eensbevers zien zwemmen, als ze een plasopen water oversteken.” Het is natuurlijkwel interessant om de knaagwerkzaamhedenaan een boom te volgen.Bevers knagen met hun zeer scherpetanden een soort zandloper beneden inde stam van de boom, zodat die valt –vanzelf of in elk geval bij een stevigewind.Mede door dit houthakkerswerkhebben bevers een - zij het niet spectaculaire- betekenis voor de natuur. Waarze bomen vellen, krijg je een open plek.“Gebeurt dat in een broekbos”, zegtSjaak Vorstermans van Staatsbosbeheerin Roermond, “dan profiteren allerleikruidachtige planten daarvan.” Ooklibellen, vissen en amfibieën (bijvoorbeeldsalamanders) zoeken zulke zonnigeplekjes op. Valt de omgeknaagde boomin het water, dan kan de beek – nou wetoch aan het theoretiseren zijn – eenandere weg moeten zoeken, en bochtigebeken zijn weer helemaal in de mode,want beter voor de waterhuishouding.Hier en daar wordt de loop van een ooitrechtgetrokken beek weer natuurlijkergemaakt. Dat kost geld. Bevers werkengratis, lacht Vorstermans.Ze bouwen verder dammen insnelstromende beken. Die zijn niet alleenaardig om te zien, maar ze houden indroge perioden ook het water vast, endat is van levensbelang voor allerleiplanten en dieren. Bevers leggen dammenaan omdat ze de ingang van hunonderkomen, meestal burcht geheten,altijd in minimaal veertig centimeterdiep water willen hebben, legt Kurstjensuit. Wanneer het water ondieper wordt,helpt een dam voorbij de burcht.“Eigenlijk doen ze dat voor hun veiligheid.Hier hebben ze geen natuurlijkevijanden meer, maar vroeger – en nog inRusland – kregen wolven wel eens eenbever te pakken. Bevers zijn buiten hetwater erg kwetsbaar, omdat ze zo traagzijn. En een burcht in ondiep water isook niet veilig. Denk maar aan agressievehonden.”Wim Kuipers
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>kommentaar<strong>Milieu</strong>federatie en gemeentenNaast normen ook kwaliteitenWelke rol zou de <strong>Milieu</strong>federatie in de komende tijd kunnen vervullenin de richting van de <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e gemeenten ?In het nieuwe Nationaal <strong>Milieu</strong>beleidsplan (NMP4) wordt een korteterugblik gegeven op dertig jaar milieubescherming. Deze historische evaluatiewordt gebruikt als een van de bouwstenen om de koers voor de komendetijd te bepalen. Ik zou deze werkwijze van de landelijke overheid graagwillen overnemen om ook de bovenstaande vraag te beantwoorden.gelijk te zijn aan die van een rustigewoonwijk. In milieukwaliteiten smeltenderhalve ecologische en menselijke doelstellingensamen. Zoals gezegd, verondersteltdit samengaan van doelen dat erevenwichten tussen mens en milieumogelijk zijn.De Nederlandse milieubeschermingis een kind van de jaren zestig. Een belangrijkuitgangspunt van haar identiteitwas de absolute confrontatie tussen mensen milieu, tussen economie en ecologie.Volgens het eerste Rapport van de Clubvan Rome, het geboortebewijs van deNederlandse milieubescherming, stond demens voor de keuze tussen groei OFmilieu. Inmiddels zijn wij dertig jaarverder. De Nederlandse milieubeschermingheeft de nodige resultaten geboekt. <strong>Milieu</strong>staat op de maatschappelijke agenda;milieu is voor onze samenleving een vanzelfsprekendaandachtspunt geworden.Met open oog voor de klussen die noggeklaard moeten worden, zijn er onmiskenbaarde nodige milieuresultatengeboekt. Zo is landelijk de kwaliteit vanhet oppervlaktewater sterk verbeterd, isde luchtverontreiniging door de industrieafgenomen en is de bodemsanering involle gang. Ook de <strong>Milieu</strong>federatie heeftprovinciaal het nodige succes gehad.Als wij de maatschappelijke werkelijkheidvan nu vergelijken met de milieuidentiteitvan toen dan valt op dat deoude veronderstelling onjuist is dat economieen ecologie niet samen door een deurkunnen. Diverse milieuproblemen zijnsterk afgenomen bij een hoge economischegroei (absolute ontkoppeling), enkelemilieuproblemen zijn minder toegenomendan het percentage van de economischegroei (relatieve ontkoppeling). Het uitgangspunteconomie versus ecologie vande traditionele milieubescherming ligt derhalveonder vuur van de huidige maatschappelijkerealiteit. Het is een uitdagingvoor de <strong>Milieu</strong>federatie om haar nieuwevisie eenduidig te laten inspireren doorhaar huidige maatschappelijke positie enniet door die van de jaren zeventig.Wat betekent deze algemene uitdagingvoor de visie van de <strong>Milieu</strong>federatieop gemeentelijk milieubeleid? Het traditioneleuitgangspunt van de absolute tegenstellingtussen economie en ecologie leiddein het gemeentelijk milieubeleid toteen fixatie op normen. Normen zijn minimumeisenvoor milieubelasting die overalmoeten gelden. Normen zijn een soort ecologischprikkeldraad, gebruikt om de economiein toom te houden. Gemeenten dragenzorg voor de realisatie van deze normen,bijvoorbeeld door vergunningverleningen handhaving, door het stellen vanmilieukundige randvoorwaarden aan ruimtelijkeontwikkelingsplannen en door hetuitvoeren van saneringen, bijvoorbeeld vanbodemvervuiling of geluidhinder. Nu geblekenis dat er niet altijd sprake hoeft tezijn van een absolute confrontatie tussenmens en milieu, is er inhoudelijk de ruimteontstaan om het gemeentelijk milieubeleidcoalities te laten sluiten met hetruimtelijk en economisch beleid. Dit ismogelijk door niet langer uitsluitend uit tegaan van normen, maar ook van kwaliteiten.Kwaliteiten verschillen in minimaaltwee opzichten van normen. Ten eerstegaan milieukwaliteiten verder dan minimumeisen.Ten tweede zijn milieukwaliteitenniet alleen gebaseerd op milieuoverwegingen,maar houden ze ook rekeningmet (verschillen in) menselijk gebruik, bijvoorbeeldwonen of werken. Hierdoor kunnenmilieukwaliteiten gaan verschillen pertype gebied. De geluidskwaliteit op eenindustrieterrein hoeft bijvoorbeeld nietEen gemeentelijk milieubeleidgebaseerd op kwaliteiten biedt nieuwemogelijkheden voor milieubescherming:de milieukwaliteit kan worden verbeterdboven de minimumnorm, zij het nietoveral even veel (gebiedsgerichte differentiatie).Kwaliteit is de nieuwe frontlinievan het gemeentelijk milieubeleid.Deze stelling onderschrijft de GemeenteMaastricht in haar nieuwe Natuur en<strong>Milieu</strong>plan (september 2001), een landelijkinnovatief gemeentelijk milieubeleidsplanop het gebied van milieukwaliteiten.Ook de landelijke overheid heeft in hetNMP4 aangekondigd voor de gemeentelijkeleefomgeving samen met andereoverheden de slag te willen maken vanalleen normen naar ook kwaliteiten. Hoekan de <strong>Milieu</strong>federatie een stimulerenderol spelen in deze beleidsvernieuwing inde richting van milieukwaliteiten?<strong>Milieu</strong>kwaliteiten worden in tegenstellingtot landelijke milieunormen lokaal vastgestelden uitgevoerd. Hier ligt een kansvoor de <strong>Milieu</strong>federatie, met name omlokale (milieu) groepen te prikkelen enondersteunen om mee te bouwen aan demilieukwaliteiten in de gemeenten. Ik wilde <strong>Milieu</strong>federatie adviseren om in haarnieuwe beleidsplan deze nieuwe kans tegrijpen.Jos SimonsHoofd <strong>Milieu</strong>beleid,onderzoek en saneringen (a.i.)Gemeente Maastricht(Met dank aan Miranda Pas,senior beleidsmedewerkster milieu)29
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>Océ in Venlo& duurzame energieHet bedrijf Océ in Venlo wil investeren in duurzame energie, omhiermee voor een deel te voorzien in hun eigen energiebehoefte. In 2000 isdoor Novem samen met Kema en PriceWaterhouseCoopers een zogenaamde‘Duurzame Energie Scan’ (DE-scan) uitgevoerd. Uit deze scan bleek dat ervoor Océ met name kansen liggen op het gebied van de zogenaamde ‘koude/warmte-opslag’.kommentaarwarming van de productiehal in de winteren koeling in de zomer, bespaart hetbedrijf geld. Onderstaande tabel illustreertde energiebesparing.IMAGOVoor Océ is ook een goed imagoeen belangrijke drijfveer voor het toepassenvan duurzame energiebronnen. Nietalleen in het productieproces zelf probeertOcé zuinig om te gaan met energie,ook haar producten probeert ze steedsenergiezuiniger te maken. Het bedrijf isvan mening dat maatschappelijk verantwoordondernemen van groot belang isvoor de continuïteit van ieder bedrijf. Hetzuinig omgaan met fossiele brandstoffenis daar een belangrijk onderdeel van.30OCÉ & DUURZAAMHEIDOp duurzaamheidsgebied heeft hetbedrijf verschillende doelstellingen. Eénvan die doelstellingen is het verbeterenvan energie-efficiency en dat leidde overde periode 1989 - 1999 tot een verbeteringin de productie van 21%! Océ streeftniet alleen naar energiebesparing in haareigen bedrijf maar ook bij haar klanten.Door het ontwikkelen van energiezuinigeproducten, zoals bijvoorbeeld energiezuinigeprinters, probeert Océ een bijdragete leveren aan energiebesparing bijbedrijven en particulieren.KOUDE/WARMTE-OPSLAGBIJ OCÉHet principe van koude/warmteopslag,ook wel energieopslag genoemd,is dat in de zomerperiode warmte en dewinterperiode koude in de bodem wordtopgeslagen. Deze koude of warmte wordtopgeslagen in ondergrondse watervoerendezandlagen, ook wel aquifers genoemd.Deze lagen bevinden zich tussen de 10 en200 meter in de bodem. Bij Océ bevindtde warme grondwaterlaag zich tussen 25en 35 meter, de koude laag tussen 50 en60 meter.In de winter wordt het grondwateruit de relatief warme bron gepompt (bijv.12ºC) en wordt de warmte overgedragenop de koude buitenlucht (bijv. 3ºC). Debuitenlucht wordt hierdoor opgewarmd enkan gebruikt worden voor het ventilatiesysteemen verwarming van de produktieruimte.Het afgekoelde grondwater wordtvervolgens weer teruggebracht naar debodem en geïnjecteerd in de zogenaamdekoudebron. In de zomer vindt het omgekeerdeplaats. Dan wordt grondwater uitGAS 17.000 m 3ELEKTRICITEIT36.000 kWhKOSTENBESPARING e 5674,-Energiebesparing per jaar bij detopkoeling van een productiehal bij Océde koude bron opgepompt. Deze koudewordt vervolgens gebruikt om de warmebuitenlucht te koelen. De gekoelde buitenluchtwordt vervolgens gebruikt voorkoeling van de productieruimte. Hetopgewarmde grondwater wordt weer in dewarme bron in de bodem teruggebracht.Dus in de zomermaanden wordt de productiehalvan Océ gekoeld met beschikbarekoude in de bodem en in de wintermaandenwordt de beschikbare warmte inde bodem gebruikt als voorverwarmingvan de verse luchttoevoer naar de productiehal.WAT LEVERT HET OP?Door gebruik te maken van detemperatuurverschillen van waterlagen inde bodem wordt het gebruik van fossielebrandstoffen door Océ verminderd.Fossiele brandstoffen, zoals steenkool,aardgas en olie zijn eindig, wordengewonnen uit de aarde met alle gevolgenvan dien en stoten bij verbranding ooknog milieubelastende stoffen uit. Dus verminderingvan het gebruik hiervan iswinst voor het milieu!OOK ECONOMISCH VOORDEELDoordat het bedrijf minder gas enelektriciteit nodig heeft voor zowel ver-TERUGVERDIENTIJDVoor Duurzame Energie toepassingengelden voor Océ in principe dezelfdeinvesteringseisen als voor andereinvesteringen (ongeveer 3 jaar terugverdientijd).Voor opties die duidelijk bijdragenaan verbetering van het Océ-imagokunnen andere criteria gelden. Zo wordtvoor de toepassing van duurzame energiebronneneen terugverdientijd van 5 jaartoegepast. Investeringen in DuurzameEnergie moeten doelmatig zijn, waarmeewordt bedoeld dat bij de keuze tussentwee technieken de keuze valt op dietechniek die de meeste Duurzame Energieoplevert per geïnvesteerde gulden.TOEKOMSTUit de uitgevoerde DuurzameEnergiescan blijkt, dat er technischgezien ook voor windenergie mogelijkhedenzijn bij Océ. Hierbij loopt het bedrijfechter aan tegen provinciale en nationaleregelgeving. De beleidslijn “Ruimte voorde Rivier” staat niet toe dat windturbinesworden aangelegd in het winterbed vande Maas. Doordat Océ Venlo gelegen isaan de Maas, wordt deze optie uitgesloten.Momenteel onderzoekt het bedrijf demogelijkheden van energie-uitwisselingtussen de verschillende productieactiviteitenen -locaties op het terrein zelf.Ook wordt gekeken naar de mogelijkhedenvan energie-uitwisseling met anderebedrijven of activiteiten in de buurt vanhet bedrijf.Sandra Akkermans
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>kommentaarFons Zinken over duurzaam energiegebruik en de rol van de overheidGestolen EnergieFons Zinken, provinciaal statenlid en fractievoorzitter van PartijNieuw <strong>Limburg</strong>, beschrijft in het boek ’Gestolen Energie’ de volgens hemrampzalige gevolgen van liberalisering en privatisering van de informatie-,water-, gas- en electriciteitsvoorziening voor de huidige en toekomstigegeneraties. Hij geeft echter ook een oplossing hoe die gevolgen te voorkomen.HOLLE BOLLE GIJS CULTUURWe hebben te veel van alles enkrijgen nooit genoeg. We proppen ons volmet eten, we gebruiken veel te veel electrischeapparaten en zijn te lui om op defiets te stappen in plaats van weer achterhet stuur te kruipen. Het lijkt wel alsofer geen geluk bestaat zonder allerleigemakverhogende en energievretendehulpmiddelen, aldus Fons Zinken. Demanier waarop wij in de westerse wereldomgaan met grondstoffen is niet rechtvaardig.Wanneer de minder ontwikkeldelanden eveneens op deze manier zoudenleven, komen we in de problemen. In hetkader van de ecologische ‘footprint’ is aleens berekend dat we dan 5 wereldbollennodig hebben om iedereen van alle (westerse)behoeften te voorzien!“DE MENS IS MEER EN MEERHET BEZIT VAN ZIJN BEZIT-TINGEN GEWORDEN!”Het Holle Bolle Gijs-gedrag veroorzaakteen grote verspilling van energie engrondstoffen. De milieuproblemen zijn:aantasting (verandering van iets), uitputting(verwijdering van iets) en verontreiniging(het toevoegen van iets).Ongecontroleerde economische groei is opden duur niet te handhaven, ze leidt uiteindelijktot een plotselinge teruggangvan de welvaart en een massale sterftevan de bevolking. Dit is één van de conclusiesvan het rapport van de Club vanRome (1971). Daartegenover stellen sommigeeconomen dat economische groeinoodzakelijk is om dit doemscenario tevoorkomen. Sander de Bruyn, promovendusaan de Universiteit van Amsterdam indecember 1999, zegt daarover: “Het ideedat het huidige economische surplus tengoede komt aan het milieu is een gotspe.De nota <strong>Milieu</strong> en Economie is een purecompromisnota, een nota om te verhullendat er gekozen is voor economische groei.Dit onderschrijft nog eens de stelling datelke partij die streeft naar economischegroei onvolwassen is, als een kind datsteeds maar vraagt naar meer en waarvande ouders geen nee kunnen zeggen”.WINSTMAXIMALISATIE HEEFTEEN BROERTJE DOOD AANALGEMEEN BELANG!In de rijke landen is algemeenaanvaard dat warmte, licht en water totde basisbehoeften behoord. De hoofddoelstellingvan de overheid is deze basisbehoeftenzodanig te beheren en beheersen,dat de juiste hoeveelheid wordt geleverd,in de juiste hoedanigheid, op het juistemoment, op de juiste plaats en tegen zolaag mogelijke kosten voor mens enmilieu. Een belangrijk aspect in het welof niet slagen van de overheidsdoelstellingenis de liberalisering en privatiseringvan de markt. Allerlei maatschappelijkonmisbare voorzieningen worden langzaamaan geheel overgelaten aan demarktwerking. Er wordt onvoldoende devraag gesteld wat daarvan de gevolgenzijn voor de toekomstige generaties.Marktwerking moet economisch gewinopleveren en dat is niet altijd te rijmenmet de doelstelling voldoende en betaalbarebasisbehoeften voor eenieder. Lokalebestuurders zijn zich onvoldoende bewustvan de mogelijkheden die zij hebben omhet landelijke beleid te beïnvloeden ofzelfs te sturen. Als aandeelhouder kan deoverheid invloed blijven uitoefenen opdie ontwikkeling, maar dan moet dieoverheid wel weten waar zij mee bezig is.DE OPLOSSINGVolgens Fons Zinken is een beleidsombuigingnoodzakelijk. Vervuilendeprocessen dienen beter gestuurd te wordenen de basisbehoeften dienen rechtvaardigerte worden verdeeld. Een beter evenwichttussen de mensen onderling en tussenmens, milieu en natuur is eveneens noodzakelijk.Tegenwoordig blijken meer mensente vluchten als gevolg van natuur- enmilieurampen dan door oorlogen!AANPAKKEN BIJ DE BRONDe sleutel voor een verantwoordbeheer van de voorraden is een samenhangendbeleid voor menselijke activiteitenen de ruimtelijke i<strong>nr</strong>ichting. Deproblemen dienen te worden aangepaktbij de bron. Dat betekent: de mate vanvervuiling verdisconteren in de prijs vande producten en diensten. Productie enconsumptie moeten beoordeeld worden ophun milieueffecten en energieverbruik.En volgens Fons Zinken kan dat alleen alsde overheid de teugels strak in eigenhanden houdt. Er is sprake van een nutsfunctieals een gemeenschap bepaalt datiets tot de basisbehoeften, dus tot deminimale welzijnsnorm van dat land ofdie streek behoort. Iedere persoon moethet kunnen krijgen om te functioneren indie gemeenschap. De overheid dient debelangrijkste nutsfuncties in eigen handente houden. Fons Zinken hoopt methet boek te bereiken dat politici zich ernstiggaan bezinnen over de nutstaken vande overheid. Want onze generatie moetniet stelen van de huidige mondialegemeenschap en toekomstige generaties.Allezins lezenswaard!Sandra Akkermans31
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>kommentaarBomen kappen in deAwacs-achtertuin32Minister Pronk van VROM overweegt het Nimby-wetje in te zetten omde gemeente Onderbanken te dwingen een aantal bomen te kappen in hetbosgebied “In de Roet”, onderdeel van de Schinveldse Bossen. De gemeenteweigert dat sinds jaar en dag omdat zij vreest dat de vanaf vliegveldGeilenkirchen opstijgende Awacs-radarvliegtuigen dan nog lager over deSchinveldse bebouwing zullen uitvliegen dan nu al het geval is. Met alle herrieen gevoel van onveiligheid vandien. De bomen dwingen de vliegtuigen inelk geval hoogte te winnen.De onenigheid duurt al enkeledecennia. Al in een vroegtijdig stadiumvan het vooroverleg over reactiveringvan Navobasis Geilenkirchen (toen nogvolop in het tijdperk van de KoudeOorlog), heeft de gemeente gewaarschuwdvoor de gevolgen op Nederlandsgrondgebied. Het mocht niet baten.De overheden (Navo, Duitsland, Nederland)toonden zich doof voor de bezwarenen de suggesties om de baan met500 meter in oostelijke richting te verlengenen 4 graden te draaien.“Willens en wetens heeft de Duitseoverheid de vereiste zorgvuldigheidniet in acht genomen”, aldus degemeente. “Op dat moment had alkunnen worden voorzien dat het boszou leiden tot operationale beperkingen”.De beperkingen houden in datopstijgen met volle tanks niet mogelijkis. Bij herhaling is in het verledengeprobeerd de bomen te laten kappenof ‘toppen’. Steeds wist echter degemeente door rechtsprocedures deRaad van State aan haar zijde te krijgen.Ook een onderzoek door ex-staatssecretarisdrs. René van der Lindenbracht geen oplossing. Hij constateerdeonder meer dat er sprake is van excessievegeluidsoverlast en dat er een volstrekteimpasse in het overleg bestaat.Het Nimby-wetsartikel is hetuiterste middel om een onwilligegemeente tot een ongewenste maatregelte dwingen. Daarbij moet door deminister worden aangetoond dat demaatregel noodzakelijk is (urgentiecriterium)en dat de besluitvorming isvastgelopen (impassecriterium).Het urgentiecriterium is volgens degemeente niet aan de orde. Er is weliswaareen operationeel probleem (nietvolgetankt uitvliegen en daardoor meerkosten) maar dit maakt het gebruikvan de basis niet onmogelijk. Dat blijktsinds jaar en dag uit de praktijk.Een aantal milieuorganisaties,waaronder de <strong>Milieu</strong>federatie, heeft degemeente er per brief op gewezen datde minister nog aan een ander criteriumdient te voldoen. Een afweging tussengemeentelijke en bovengemeentelijkebelangen is op dit moment nietmogelijk. Er is nl. niet of in onvoldoendemate onderzocht of voldaan wordtaan de criteria van de EuropeseHabitatrichtlijn. De Schinveldse Bossenzijn voor deze richtlijn aangemeld envallen onder de beschermende werkingervan.Een eerdere inventarisatie doorSchiphol Project Consult b.v. laat ziendat in het gebied “In de Roet” 15 soortenzoogdieren voorkomen, waaronderde rode-lijst-soort Baardvleermuis; 43soorten broedvogels, waaronder rodelijst-soortenGroene Specht en Geelgors.De voorkomende Wespendief en ZwarteSpecht vallen onder bescherming vande Europese Vogelrichtlijn. Ook werdentwee soorten reptielen gevonden en8 soorten amfibieën. De Kamsalamanderen de Rugstreeppad dienen te wordenbeschermd op basis van de Habitatrichtlijn.Verder bevat het faunistischoverzicht 12 soorten vlinders, 7 soortenlibellen en 6 soorten loopkevers.De brief werd onderschrevendoor Das en Boom, Natuurmonumenten,de ‘Werkgroep Behoud SchinveldseBossen en Brunssummerheide’ van hetNatuurhistorisch Genootschap, deStichting Dassenwerkgroep <strong>Limburg</strong> ende <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong>.Hub Bemelmans… dan liever zo!Bomen planten op boomfeestdagin Sittard
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>kommentaarProject ‘<strong>Milieu</strong>monitoring door gemeenten’ in de eindfase:Meetlat voor milieuprestatiesHet project ‘<strong>Milieu</strong>monitoring door gemeenten’, een samenwerkingsprojectvan de twaalf provinciale <strong>Milieu</strong>federaties, Stichting Natuur en <strong>Milieu</strong>(SNM) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), bevindt zich inde eindfase. Hoog tijd, zo dachten de <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong> en de deelnemende<strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e gemeenten, om de ervaringen en eerste resultaten tepresenteren aan de buitenwacht. Het drukbezochte symposium ‘Meeting<strong>Milieu</strong>monitoring door gemeenten’ (21 februari <strong>2002</strong>) trok vertegenwoordigersvan een groot aantal <strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e gemeenten, de Inspectie VROM Zuid,natuur- en milieuorganisaties en de Provincie <strong>Limburg</strong>. <strong>Milieu</strong>gedeputeerdeMargot Hofman was één van de inleiders.TERUGBLIKIn februari 2000 ging het projectvan start met deelname van twaalf<strong><strong>Limburg</strong>s</strong>e gemeenten, dat al snel uitgroeidenaar veertien: Ambt Montfort,Echt, Gennep, Gulpen-Wittem, Heel,Heythuysen, Landgraaf, Maasbree,Maastricht, Margraten, Roerdalen,Swalmen, Valkenburg a/d Geul enVenlo. Samen ontwikkelden zij hetnieuwe instrument, dat in het gemeentelijkjargon door het leven gaat onderde naam ‘gemeentelijke milieumonitor’.Een milieumonitor is een beleids(ondersteunend)instrument voor hetmeten en registreren van milieugegevens,een meetlat die inzicht geeft inde lokale milieukwaliteit, het milieugedragvan burgers en bedrijfsleven en inde milieuprestaties van de gemeentezelf. Met de continue informatiestroomdie milieumonitoring oplevert, kan hetlopende milieubeleid en de beleidsuitvoeringworden geëvalueerd en eventueelworden bijgestuurd (zie kader).Ook kan monitoring het draagvlak vergrotenvoor beleidsbeslissingen, omdatde cijfers zorgen voor een gedegenonderbouwing van argumenten.<strong>Milieu</strong>monitoring maakt hetgemeentelijk milieubeleid inzichtelijkvoor verschillende doelgroepen. Naastde gehele gemeentelijke organisatie(zowel bestuurlijk als ambtelijk ennaast de afdeling milieu ook andereafdelingen), kan monitoring andereoverheden (andere gemeenten, maarook de Rijks- en provinciale overheid)en derden, zoals burgers, het bedrijfslevenen maatschappelijke organisatiesinformeren.SYMPOSIUMEen gemeente die aan de slagwil met milieumonitoring stelt allereersteen Plan van Aanpak op, waarinstaat wat en waarom men iets wil monitoren.De <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong>raadt aan om een groeimodel te hanteren:begin met een beperkt aantalmilieuthema’s. Na de eerste ervaringenkan de monitor worden uitgebreid metandere thema’s en/of een groter aantalindicatoren. In het project werd gekozenvoor het monitoren van driemilieuthema’s: Afval, Energie enVergunningverlening/handhaving/klachten.De volgende stap in het monitoringsprocesis het selecteren van indicatoren(wat wil ik meten?). Vervolgenswordt per indicator bekeken welkegegevens nodig zijn om de gewensteinformatie boven water te halen.Een voorbeeld:Indicator: het aantal vergunningsplichtigei<strong>nr</strong>ichtingen per categorie, datbeschikt over een adequate milieuvergunning.Benodigde gegevens voor hetinvullen van deze indicator: het aantalvergunningsplichtinge i<strong>nr</strong>ichtingen percategorie, het aantal verleende vergunningenper jaar, het aantal i<strong>nr</strong>ichtingenper categorie met een adequate milieuvergunning.Zowel voor een indicatorals voor de benodigde gegevens geldtdat de definiëring eenduidig moet zijn.In bovenstaand voorbeeld betekent ditdat helder moet zijn wanneer een vergunningadequaat is en welke categorie-indelingwordt gehanteerd (dezekan per gemeente verschillen).Op die manier ontstaat permilieuthema een indicatorenlijst.Deze lijsten samen vormen de milieumonitorvan een gemeente. Vervolgenskan de gemeente aan de slag met hetverzamelen van gegevens. De resultatenvan de gegevensverzameling wordenbeschreven in een monitoringsrapport,waaruit vervolgens conclusies wordengetrokken over het al dan niet bijstellenvan het beleid of de beleidsuitvoering.De projectgemeenten hebbeninmiddels proefgedraaid met hun lokalemilieumonitor en een aantal van henbeschikt over een monitoringsrapport.De conclusie van de <strong>Milieu</strong>federatieis dat monitoring een onmisbaaronderdeel van de gemeentelijke milieubeleidscyclusis. Met structurele inbeddingvan milieumonitoring in de diversegemeentelijke plannen is nietalleen de kwaliteit van het gemeentelijkmilieubeleid gebaat, maar komtuiteindelijk het milieu als grote winnaaruit de bus. De hoge opkomst bijhet symposium geeft de <strong>Milieu</strong>federatiede hoop dat milieumonitoring in detoekomst voor elke gemeente vanzelfsprekendzal zijn.Nadere informatie:<strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong>(tel. 0475-386410)Claudia Mulders(medewerker Gemeentelijk <strong>Milieu</strong>beleid)33
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>Enquête (1)Behoeften AchterbanDe <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong>hield onlangs een enquête onder deaangesloten organisaties naar de verwachtingendie leven over de servicevan de federatie aan haar leden. Derespons op deze enquête was hoog,68 van de 105 aangesloten organisatiesreageerden. In het onderstaandeworden de meest in het oog springenderesultaten vermeld. De gegevensuit de enquête zullen worden verwerktin het werkplan. Waar mogelijkzal aan specifieke wensen tegemoetworden gekomen.De informatieverstrekking vanuitde <strong>Milieu</strong>federatie, via de post of viahet kwartaalblad <strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong>,wordt als voldoende ervaren. In <strong><strong>Limburg</strong>s</strong><strong>Milieu</strong> zou er ruimte moeten zijnvoor lokale aangelegenheden, zowelinhoudelijke zaken als voorbeelden overprocedurele aanpak. Informatie viae-mail en internet wordt wel als eensnellere mogelijkheid gezien om tereageren en om de stukken door te sturennaar overige (bestuurs)leden, maarmen geeft vooralsnog de voorkeur aande gewone post, o.a. om niet alles zelfte hoeven uitprinten en kopiëren. Dehelft van de organisaties beschikt overde mogelijkheden om via e-mail eninternet te communiceren.ONDERSTEUNINGBijna de helft (28 van de 68 organisaties)geeft aan dat ondersteuning gewenstis in de vorm van cursussen.Cursussen op het gebied van werven enbehouden van vrijwilligers en nieuweleden genieten de voorkeur. Dit sluitaan bij klachten over te weinig menskracht(deskundigheid) in relatie tothet bezoeken van vergaderingen of hetindienen van bezwaarschriften. Diegenedie contact zoeken met de medewerkersvan de <strong>Milieu</strong>federatie kunnen dezekommentaarover het algemeen gemakkelijk bereiken,zijn tevreden over het contact enweten via de <strong>Milieu</strong>federatie de weg tevinden naar juridische ondersteuning.Contacten met overheden. De interessevan de aangesloten organisaties betrefthet brede natuur- en milieuterrein,vooral op lokaal gemeentelijk niveau enop het specifieke thema waarvoor deorganisatie is opgericht. Meestal zijn ergoede contacten. Wel moet men zelfaltijd als initiatiefnemer fungeren.De contacten met bestuurders wordenals minder bevredigend ervaren. “Bestuurderszien deze contacten als eenformaliteit.” Ambtelijk zijn de contactengoed, over de resultaten is menniet altijd tevreden. Bij grotere lokaleen bij gemeentegrens overschrijdendeaangelegenheden verwacht men informatieveen coördinerende ondersteuningvanuit de <strong>Milieu</strong>federatie.Een nadere uitwerking van deenquête per gestelde vraag is beschikbaarbij het secretariaat van de <strong>Milieu</strong>federatie<strong>Limburg</strong>.Toine Wuts34Enquête (2)Lokale Agenda 21 (LA21) en de LokaleDuurzaamheids Spiegel (LDS)Van de 104 bij de <strong>Milieu</strong>federatiesaangesloten werden 48 formulieren(46%) retour ontvangenop de vragen die we hebben gesteldover LA21 en de LDS. Van deze 48lokale verenigingen zijn 11 groepenactief met één van de onderwerpen,soms ook met beide.“LA21-ACTIEVE GROEP”(11 ORGANISATIES)Wat valt op in deze groep?Alle organisaties hebben al eens gewerktmet de Lokale DuurzaamheidsSpiegel de helft is van plan om in <strong>2002</strong>de LDS weer in te vullen (samen metgemeente). De andere helft wil ook wel,maar vindt dit wel afhankelijk van demogelijke samenwerking met anderegroepen in de gemeente, van toezendingvan de stukken (spiegel) en vande werkwijze van de spiegel de organisatiesvoeren allerlei activiteiten uit ophet gebied van LA21, zoals o.a. hetpromoten van de fiets, natuurschoonmaakacties,schooljeugdproject etc. vande <strong>Milieu</strong>federatie worden diverse zakenverwacht, maar belangrijk is zeker kennisen deskundigheid. Ook stimulering,coördinatie, ideeënuitwisseling enstimulering van gemeenten worden genoemd.“NIET-LA21-ACTIEVE GROEP”(37 ORGANISATIES)Wat valt op in deze groep?20 van de 37 organisaties zijn onbekendmet het onderwerp LA21 en deLDS onbekendheid met het onderwerpis een belangrijke reden waarom eenorganisatie niet actief is op dit terrein(10organisaties). Een anderebelangrijke reden (voor 15 organisaties)is het gebrek aan menskracht. Voor 10organisaties ligt de reden in het feitdat het niet past binnen de doelstellingvan hun organisatie. Ongeveer de helft(17 organisaties) is wel van plan om inde toekomst iets met het onderwerp tegaan doen van de <strong>Milieu</strong>federatie wordtniets verwacht; dat wil zeggen 11 organisatiesverwachten niets en 18 hebbenniets ingevuld. Door de rest wordtinformatievoorziening genoemd.VERVOLGACTIEMILIEUFEDERATIEDe <strong>Milieu</strong>federatie zal in iedergeval iets moeten doen aan het uitleggenvan wat LA21 en de LDS inhoudenen welke activiteiten lokale groepenzouden kunnen uitvoeren. Hierbij wilde federatie gebruik maken van deervaringen die bij de “LA21-actiefgroep”aanwezig zijn.U hoort nog van ons!Sandra Akkermans
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>droge nota, maar wel belangrijkSGR2 niet ambitieus genoeg35Het onlangs verschenen ontwerp Structuurschema Groene Ruimte 2(SGR2) bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het Kabinet voorhet landelijk gebied en de samenhang met het water- en milieubeleid. De<strong>Milieu</strong>federatie onderschrijft het merendeel van de hoofdlijnen uit de nota,maar vindt dat de ambities verder moeten gaan. Bovendien bestaat er nogveel onduidelijkheid over de concrete uitwerking van een groot aantalonderwerpen en over de financiering.STATUSHet SGR2 geeft een ruimtelijkevertaling van het beleid voor land- entuinbouw, natuur, landschap en recreatie,en een concretisering van hetruimtelijk beleid voor specifieke gebieden.Het beleid dat in hoofdlijnen inde Vijfde Nota Ruimtelijke Ordeningvoor het landelijk gebied is verwoord,is nader uitgewerkt in het SGR2.Het SGR2 doorloopt de procedure vaneen planologische kernbeslissing (PKB),zoals aangegeven in de Wet op deRuimtelijke Ordening. Het onlangs verschenendeel 1 van het SGR2 bevat deontwerp-PKB. Na inspraak en advies(deel 2) brengt het Kabinet zijn uiteindelijkestandpunt uit (deel 3). Nabehandeling van deel 3 in het parlementwordt vervolgens de definitievetekst van de PKB vastgesteld (deel 4).Na parlementaire goedkeuring vervangthet SGR2 het huidige SGR uit 1995.De PKB is uitgangspunt voor het rijksbeleiden richtinggevend voor hetuimtelijk beleid van provincies engemeenten.AMBITIENIVEAUNederland is sterk verstedelijkten dichtbevolkt. Tegelijkertijd groeit debehoefte aan rust en ruimte in groenegebieden en neemt de concurrentie omde schaarse ruimte toe. Om ons land optermijn leefbaar te houden voor mensen natuur is een forse beleidsinspanningnodig. Redenen hiervoor zijn:• de kwaliteit van de natuur, die alsgevolg van de slechte milieukwaliteiten ruimtelijke ontwikkelingen nogsteeds afneemt• de vervlakking van onzelandschappen• de toenemende noodzaak om de
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>kommentaar36ruimtelijke ordening beter af testemmen op het watersysteem• de toenemende noodzaak voorveranderingen in de landbouw• het groeiende tekort aan ruimte voorrecreatie, m.n. dicht bij huis en rondomde stedenEr liggen nu kansen om dezeproblemen slagvaardig aan te pakken.De welvaart in Nederland blijft groeien,waardoor een gecombineerde inzet vaneconomische groei en versterking vannatuur en milieu mogelijk is. Daarnaastis het draagvlak nog nooit zo hooggeweest om met forse inspanningen tekomen tot een kwaliteitsverbeteringvan het landelijk gebied. Dit blijkt o.a.uit de moties in de Tweede Kamer vooreen nationaal natuuroffensief, de coalitieNederland Natúúrlijk (samenwerkingsverbandvan een groot aantalorganisaties uit de wereld van natuur,water, milieu en recreatie), de bereidheidbij agrariërs/landbouworganisatiesom constructief mee te werken en degroeiende belangstelling van privateinvesteerders om ook geld in “groen”en “blauw” te steken.In het SGR2 zit een aantal vernieuwendeideeën en concepten, zoalsde Nationale en Provinciale Landschappen,de ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie,extra groen in en omde stad, de begrippen “goede landbouwpraktijk”en “groene diensten”.De concrete uitwerking van deze conceptenvindt echter pas in deel 3plaats. Ook de financiële onderbouwingvan veel voornemens baart zorgen.Het SGR2 bevat zowel bestaande alsnieuwe beleidsopgaven, die voortvloeienuit recent uitgebrachte rijksnota’s.De financiering van bestaande beleidsopgavenis tot 2018 wel financiëelgedekt, voor de nieuwe ambities is ditnog niet het geval. Besluitvorminghierover vindt pas door het volgendeKabinet plaats, waardoor een goedebeoordeling van de realisatie van hetambitieniveau van het SGR2 op ditmoment niet mogelijk is. Speculeren opICES-gelden is gevaarlijk, gezien deeconomische tegenwind en het krimpenvan het totale te verdelen bedrag. Decoalitie Nederland Natúúrlijk (waarvanook de <strong>Milieu</strong>federatie <strong>Limburg</strong> deeluitmaakt) pleit dan ook voor een structureleverhoging van het LNV-budgetvoor natuur en recreatie in en om destad.NATUURVan een natuuroffensief in hetSGR2 is weinig zichtbaar. Er is geensprake van een versnelling van de realisatievan de EHS, terwijl de TweedeKamer hier uitdrukkelijk om heeftgevraagd. Wel wordt erkend dat de EHS,indien gereed, nog geen ruimtelijksamenhangend netwerk is. De samenhangzal worden verbeterd door eenaantal robuuste verbindingen aan teleggen (zie artikel elders in <strong><strong>Limburg</strong>s</strong><strong>Milieu</strong>). Het Kabinet vraagt zich af ofde kleinere en geïsoleerd liggendenatuurgebieden nog wel tot de EHSgerekend moeten worden. De <strong>Milieu</strong>federatievindt dit gevaarlijk; deze kleinerenatuurgebieden zijn vaak waardevolvanwege de aanwezigheid van bijzonderenatuurwaarden c.q. soorten.Discussie over de EHS-status impliceertdat dit soort natuurgebieden hunbescherming kunnen verliezen, metverlies van de bijzondere waarden alsgevolg. Dit vinden wij niet acceptabel.Wel kunnen wij ons voorstellen dat insommige gevallen geen optimale begrenzingvan natuurgebieden heeft plaatsgevondenin het verleden, bv. omdat toenonvoldoende rekening is gehouden methet hydrologische systeem ter plekke. Indergelijke gevallen, waarbij aantoonbaarsprake is van een verkeerd gekozenbegrenzing, moet herbegrenzing mogelijkzijn, echter alleen op basis van ecologischemotieven.In het SGR2 is het voornemenopgenomen om rondom grote natuurgebiedenbuffers (beïnvloedingsgebieden)te creëren, waarin de milieubelastingdoor verzuring, vermesting en/of verdrogingmoet worden teruggedrongen.Dit voornemen is belangrijke winst.Het rijk ziet in deze buffers hoofdzakelijknog mogelijkheden voor de extensievemelkveehouderij. Intensieve veehouderijbedrijvenmoeten worden verplaatst.De <strong>Milieu</strong>federatie vindt datook glastuinbouwbedrijven niet thuishorenin de zones rondom de natuurgebieden.Op dit moment is hiervan in<strong>Limburg</strong> nog op veel plaatsen sprake.LANDSCHAPHet Kabinet legt in het SGR2veel nadruk op verbetering van hetNederlandse landschap. Om dat tebereiken wordt het concept van de“ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie”geïntroduceerd. Deze strategieheeft als uitgangspunt dat iedereactiviteit in het landelijk gebied kwaliteitaan het landschap toevoegt. Op diemanier moet het landelijk gebied vooriedereen aantrekkelijk gemaakt worden.De <strong>Milieu</strong>federatie steunt in grote lijnendeze benadering; het mag echterniet betekenen dat bestaande kwetsbareelementen, zoals aardkundige relicten,karakteristieke open ruimten ofcultuurhistorisch waardevolle elementen,vogelvrij verklaard worden. De provinciezal moeten aangeven in welkegebieden het accent komt te liggen opde instandhouding van de landschappelijkekwaliteit en waar nog mogelijkhedenzijn voor de ontwikkeling vanbepaalde functies en onder welke voorwaarden.De ontwikkelingsgerichte landschapsstrategieis voor gebieden metbijzondere landschappelijke en cultuurhistorischewaarden niet voldoende; indeze gebieden is extra inzet nodig voorbehoud en versterking van deze waarden.Daartoe worden Nationale en ProvincialeLandschappen aangewezen.In de Nationale Landschappen, waarvaner één in <strong>Limburg</strong> ligt (Heuvelland),streeft het Kabinet naar versterkingvan het landschap door behoud en versterkingvan de cultuurhistorische enecologische waarden. Het rijk stelthiervoor samen met de provincie engemeenten een ontwikkelingsprogrammaop. Naast de Nationale Landschappenkent ons land ook andere cultuurlandschappen,die gaaf zijn en (inter)nationaal zeldzaam of een goed voorbeeldzijn van een specifiek Nederlands
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>kommentaarcultuurlandschap. Deze zgn.Provinciale Landschappen, waarvoorMidden-<strong>Limburg</strong> als zoekgebied is aangewezen,moeten eveneens met eenextra investeringsimpuls worden hersteld,behouden en versterkt. De provincieswijzen uiteindelijk deProvinciale Landschappen aan, waarnaprovincies en gemeenten een ontwikkelingsprogrammaopstellen.GROEN IN EN OM DE STADDe <strong>Milieu</strong>federatie is blij met detoenemende aandacht van het rijk voorgroen in de stedelijke omgeving.Parken, waterpartijen, fiets- en wandelpadenen grote groene gebieden in dedirecte omgeving zijn belangrijk voorde kwaliteit van de leefomgeving.Op dit moment is er te weinig groen,zowel in de stad als in de directeomgeving. Alterra heeft berekend dater landelijk rond de grote steden eentekort is van 60.000 ha. recreatiegroen.Bovendien neemt de vraag naar groentoe met de ontwikkeling van stedelijkebebouwing voor wonen, werken eninfrastructuur. Het is dan ook belangrijkdat het tekort aan groen zo snelmogelijk wordt opgeheven, zowelkwantitatief als kwalitatief. Hiervooris een inhaalslag nodig. Verdichtingvan steden mag niet ten koste gaanvan het bestaande groen. Bij stadsuitbreidingenmoet de groenstructuurintegraal onderdeel worden van hetuitbreidingsplan.Zonder de gelijktijdige aanleg van voldoendeen recreatief aantrekkelijkgroen zou geen verdere verstedelijkingmeer mogen plaats vinden. Voor definanciering hiervan kan bijvoorbeeldgedacht worden aan de invoering vaneen open ruimte-heffing.LANDBOUWAgrarische ondernemers hebbennet zoals andere ondernemers de verantwoordelijkheidom te producerenmet respect voor hun omgeving. Vaakkan het beheer van natuur, landschapen water met een beetje goede wil wordeningepast in de reguliere bedrijfsvoering.Tot een bepaalde grens kan dezorg van de agrarische ondernemervoor de kwaliteit van zijn omgevingworden beschouwd als iets dat hoortbij een goede landbouwpraktijk, waargeen vergoeding van de overheidtegenover hoeft te staan. Soms vergthet beheer van natuur- en landschapswaardenzo’n grote aanpassing van debedrijfsvoering, dat dit een o<strong>nr</strong>edelijkgroot inkomensoffer van de ondernemersvraagt. Dit is bijvoorbeeld hetgeval in gebieden waar vernatting entijdelijke waterberging aan de ordezijn, in bufferzones rond de EHS waarextra inspanningen voor het milieu ennatuurbeheer nodig zijn, in Nationaleen Provinciale Landschappen en ingebieden voor soortenbeheer waarextra inspanningen voor natuurbeheernodig zijn. Als de maatschappelijkeeisen verder gaan dan in redelijkheidvan de eigenaar kan worden verlangd,dient hij een vergoeding te krijgenvoor de geleverde “groene diensten”.Deel 3 van het SGR2 zal een verdereuitwerking geven van de begrippengoede landbouwpraktijk en groenediensten.Met het SGR2 streeft de overheidnaar een bundeling van nietgrondgebondenlandbouwbedrijven(intensieve veehouderij, glastuinbouw,champignonteelt). Voor de intensieveveehouderij worden in het kader vande Reconstructie keuzen gemaakt voorgebieden, waar de intensieve veehouderijde kans krijgt zich nieuw te vestigenen uit te breiden en gebiedenwaar dit niet of in mindere mate kan.Het Kabinet wil de glastuinbouw concentrerenin projectvestigingslocaties(o.a. Californië en Siberië) en op bestaandeperspectiefvolle regionalevestigingen. De bestaande regionaleglastuinbouwlocaties voldoen niet allemaalaan de normen voor duurzaamheid.Afhankelijk van de mogelijkhedenom hieraan te voldoen wordt deontwikkeling van deze locaties gestimuleerdof afgeremd. De provinciesmaken een inventarisatie van het opde regionale locaties aanwezige glas enstellen aan de hand van een aantal criteriavast of deze locaties wel of nietperspectiefrijk zijn. Voorwaarde vooruitbreiding van de locaties is dat hettotale areaal glas op streekplanniveauniet verder mag toenemen (de ruimtevoor ontwikkeling mag niet groter zijndan de voorgenomen ruiming van glastuinbouwzonder perspectief).Regionale vestigingen zonder perspectiefmoeten op termijn verdwijnen enverspreid glas in de regio wordt gesaneerd.De <strong>Milieu</strong>federatie heeft altijdgepleit voor een sterke concentratievan de glastuinbouw. Wat dat betreft iszij verheugd over de voornemens in hetSGR2. Met name het criterium dat deplanologische ruimte die voor glas beschikbaarkomt, moet zijn afgestemdop het tempo van ruiming van glas oplocaties zonder perspectief, is erg belangrijk.Zonder deze stok achter dedeur zal het animo om glasopstandenop weinig perspectiefrijke locaties tesaneren, niet groot zijn. Bij de totstandkomingvan het ProvinciaalOmgevingsplan <strong>Limburg</strong> (POL) heeftde <strong>Milieu</strong>federatie gepleit voor eendrastische inperking van het aantalregionale vestigingslocaties (concentratiegebiedenin het POL). Deze locatieswaren onvoldoende afgestemd op eenaantoonbaar specifieke regionalebehoefte. Daarnaast liggen een aantalvan de concentratiegebieden op plaatsen,die vanuit oogpunt van natuur enlandschap minder wenselijk zijn. Naaraanleiding van het SGR2 zijn wij vanmening dat het grote aantal concentratiegebiedenuit het POL opnieuw tegenhet licht moet worden gehouden.TOT SLOTEen groot aantal ambities, ideeënen concepten wordt in het SGR2aangestipt, maar niet verder geconcretiseerd.Daaronder vallen belangrijkezaken als het vaststellen van de groenecontouren, de concretisering van deontwikkelingsgerichte landschapsstrategie,kwantitatieve en kwalitatievecriteria voor groen in en om de stad,de uitwerking van een goede landbouwpraktijken van groene diensten,aanduiding van perspectiefrijke regionalevestigingslocaties voor de glastuinbouwen de begrenzing en ontwikkelingsmogelijkhedenvoor de Nationaleen Provinciale Landschappen. De nadereuitwerking van deze onderwerpenmoet later plaatsvinden. Daarbij komtdat de financiële onderbouwing vanveel voornemens nog boterzacht is.Dat maakt het beoordelen van de voornemensvan het rijk voor het landelijkgebied wat betreft ambitie en realisatiekanslastig.Bart CobbenBeleidsmedewerker <strong>Milieu</strong>federatie37
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>kommentaar<strong>Milieu</strong>- en natuurorganisatiesin de regio Aken38De regio Aken maakt deel uit van de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen (NRW). De deelstaten kennen een hoge mate van zelfbestuur envormen in een federatief verband de Bondsrepubliek Duitsland. De grotemilieu- en natuurbeschermingsorganisaties in het land kennen dezelfdestructuur.DEELNAME AAN DEPOLITIEKE BELEIDSVORMINGNaast plaatselijke groepen enactiegroepen, die samenwerken op basisvan gemeenschappelijke thema’s (b.v.tegen de de IJzeren Rijn, het bedrijventerreinAvantis of afvalverbrandingsinstallaties),zijn in Noordrijn-Westfalen zogenaamde‘erkende’ natuurbeschermingsorganisaties(koepelorganisaties) werkzaam.Met ‘erkend’ wordt bedoeld dat dezenatuur- en milieuorganisaties het rechthebben om bij officiële planprocedures enandere politieke besluitvorming te wordengehoord. De basis daarvoor is paragraaf29 van de Duitse Natuurbeschermingswet.In NRW bestaan drie erkendekoepels: de Bund für Umwelt und NaturschutzDeutschland (BUND), de NaturschutzbundDeutschland (NABU) en deLandesgemeinschaft Naturschutz undUmwelt (LNU). Hun deelname aan politiekeplanprocedures wordt op alle niveaus -van gemeentelijk tot deelstaatniveau -gecoördineerd door het “Landesbüro derNaturschutzverbände NRW” in Oberhausen.In de Euregioraad van de EuregioMaas-Rijn worden de drie organisatiesgezamenlijk vertegenwoordigd doorDorothea Schubert uit Aken.ORGANISATIES OPDEELSTAATNIVEAU• NABU NRWDe Naturschutzbund Deutschland werd in1899 opgericht in Stuttgart onder denaam “Bund für Vogelschutz”. In 1965krijgt hij een nieuwe naam (DeutscherBund für Vogelschutz - DBV) en wordt hijgereorganiseerd. In het logo verschijntde witte ooievaar. Sindsdien bestaat inNRW een koepel op deelstaatniveau engroepen op gemeentelijk niveau. In 1990gingen de deelstaatkoepels van vogelbeschermersin West- en Oost-Duitsland opin de Naturschutzbund Deutschland(NABU). De NABU-koepel NRW is metmeer dan 48.000 leden de grootste natuurbeschermingsorganisatiein Noordrijn-Westfalen. In meer dan 100 regionale,stedelijke en plaatselijke groepen zettenactieve en deskundige leden zich met veelidealisme in voor de bescherming vannatuur en milieu. De hoofdaandacht gaatdaarbij vanuit de traditie van de organisatieprimair uit naar natuur- en soortenbescherming(b.v. hoogstamboomgaarden,natuurbescherming en de jacht, beschermingvan vleermuizen, landbouw, vogelbescherming,bos) maar ook energie, afvalen chemie zijn thema’s.NABU NRW, Merowingerstrasse 88,40225 Düsseldorf-Bilktel. 00 49 211-159251-0fax 00 49 211-159251-15info@nabu-<strong>nr</strong>w.de, www.nabu-<strong>nr</strong>w.de• BUND NRWDe Bund für Umwelt und NaturschutzDeutschland werd opgericht in 1975.In 1989 sloot de BUND zich aan bij hetinternationale netwerk Friends of theEarth. In januari 1996 gaf de BUNDsamen met MISEREOR (Duitse kerkelijkeorganisatie voor ontwikkelingssamenwerking)de studie “Zukunftsfähiges Deutschland”(toekomstvast Duitsland) uit alsgezamenlijke bijdrage aan een globaleduurzame ontwikkeling. Sinds 1976 bestaatook een NRW-afdeling van BUND.Deze heeft circa 21.000 leden en is georganiseerdin regionale (‘Kreis’) en lokalegroepen. Inhoudelijk lagen de zwaartepuntenin deze 25 jaar bij de beschermingvan mens en milieu tegen allerleischadelijke milieu-invloeden (kernenergieen energiebeleid in het algemeen, bruinkoolwinning,waterbeleid, afval, verkeer,luchtvervuiling en electrosmog), maarook bij natuurbescherming en de landbouw.Het werk in de regionale en lokalegroepen is 100% vrijwilligerswerk. Demotivatie van de deelnemers is hoog.BUND NRW, Merowingerstrasse 88,40225 Düsseldorftel. 00-49-211-305005-0fax 00-49-211-302005-26bund.<strong>nr</strong>w@bund.net, www.bund-<strong>nr</strong>w.de• LNUDe Landesgemeinschaft Naturschutz undUmwelt NRW is een koepelorganisatie vanzo’n 70 verenigingen die zich bezig houdenmet ruimtelijke ontwikkelingen enonderdelen van het natuurbeschermingsbeleid.Zo zijn b.v. uit de regio Aken het‘Kreisverband Natur- und UmweltschutzEuskirchen’ de ‘Freundeskreis BotanischerGarten Aachen’ en de ‘Eifelverein’ aangesloten.Daarnaast zijn ook organisaties op
<strong><strong>Limburg</strong>s</strong> <strong>Milieu</strong> april <strong>2002</strong>kommentaardeelstaatniveau lid zoals b.v. de ‘AG Natur-und Umweltbildung’, de ‘DeutscherAlpenverein’, de ‘Oekologischer Jagdverein’en de ‘Schutzgemeinschaft DeutscherWald’. Het spectrum van de natuurbeschermingis dus zeer ruim. Door de federatievormingbinnen LNU zijn de ledengerechtigd op basis van de natuurbeschermingswetdeel te nemen aan procedures.LNU LandesgeschäfststelleHei<strong>nr</strong>ich Lübkestrasse 16,59759 Arnsberg-Hustentel. 00-49-2932-4201fax 00-49-2932-54491lnu.<strong>nr</strong>w@t-online.de, www.lnu-<strong>nr</strong>w.deNATUUR- EN MILIEUACTIVI-TEITEN IN DE REGIO AKEN• NABU Aachen-StadtDe NABU is in Aken de grootste verenigingdie zich voor de belangen van natuuren milieu inzet. Er vinden regelmatigkarteringen en tellingen plaats vandier- en plantensoorten en men houdtzich bezig met aanplant van hagen, beekonderhoud,paddenoverzetacties, beschermingvan uilen en vleermuizen, maaibeheeren met bedrijventerrein Avantis. DeNABU beheert aan de zuidkant van destad een oude steengroeve die zich in deloop der jaren heeft ontwikkeld tot eenoase voor zeldzame planten en dieren(amfibieën, libellen, vlinders). In het dalvan de Inde heeft de NABU een weidegekocht met het doel de rijke flora dooraangepast maaibeheer te beschermen.NABU Aachen-StadtDreiländerweg 112, 52074 Aacheninfo@NABU-aachen.dewww.NABU Aachen.de(met links Feldhamster)• BUND Aachen-StadtDe stedelijke afdeling van BUND houdtzich voornamelijk bezig met beschermingvan amfibieën, o.a. door aanleg en onderhoudvan paddenschermen.BUND Aachen Stadt52064 Aachen, An der Schanz 1/21tel. 00-49-241-8891466bund.aachen-stadt@bund.netwww.bund-aachen.de• NABU Kreis AachenDe regionale afdeling organiseert vogelexcursiesen algemeen ecologische excursies,hangt nestkasten op en controleertdeze, doet onderzoek naar flora en fauna(biotoopkarteringen, tellingen), adopteerten onderhoudt biotopen en werkt meeaan het “Biologisch Station” in de regioAken.NABU Aachen-LandWolfgang VoigtEntenweg 12, 52477 Alsdorfwolfgang.voigt@nabu-aachen-land.dewww.nabu-aachen-land.de• BUND Kreis AachenDe regionale afdeling van BUND houdtzich - naast programma’s voor beschermingvan de bescherming van vleermuizenen amfibieën - bezig met verkeersprojecten(wegaanleg in Herzoge<strong>nr</strong>ath enMerkstein, Euregiobahn), met projectenvoor duurzame energie en met het tenzuiden van Aken geplande Nationale ParkVogelsang. In Stolberg bevindt zich een“Biologisch Station”, dat zich met biotoopkarteringen -onderhoud bezig houdt,evenals met hoogstamboomgaarden enhet vermarkten van ecologisch fruit.BUND Aachen-Land52477 Alsdorf, Weidenhof 71tel.: 00-49-2404-64869bund.aachen-land@bund.net• BUND HeinsbergLokale groepen functioneren in Wegbergen Geilenkirchen/Übach-Pahlenberg.Heiner Molz52511 Geilenkirchen, Am Sonnenhügel 28;tel. 00-49-2451-71322Hmolz@t-online.de• NABU Kreis HeinsbergDe NABU is actief op het gebied vanvleermuizen, amfibieën en reptielen,ecologische landbouw en de bruinkoolproblematiekin de regio Garzweiler II.Daarnaast in Wassenberg de NABU-Naturschutzstation Euregio-Naturpunktgevestigd.NABU Kreis HeinsbergOliver GellissenKringskamp 29, 41844 Wegberginfonabu-heinsberg.dewww.nabu-heinsberg.de• NABU Kreis DürenHoofdaandachtspunt van de regionaleNABU-afdeling is de ornithologie: het tellenvan watervogels, werkgroepen voorroofvogels en watervogels. Daarnaastvindt kartering plaats van vleermuisbiotopen.Nauwe samenwerking is er methet Biologisch Station in de Kreis Düren.Er zijn activiteiten voor praktisch werkmet kinderen en jongerengroepen. Deafdeling bevordert de totstandkomingvan het geplande nationale park Vogelsang.In de zomer van <strong>2002</strong> wordt eentweetal kunstexposities georganiseerd,met als thema’s spinnen en natuurbescherming.Men heeft belangstellingvoor gezamenlijke excursies met natuurbeschermingsorganisatiesin België enNederland (uitwisselingsprogramma).Elmar ChristoffelsMartinusplatz 27, 52355 Dürentel. 00-49-2421-962437mechris@t-online.de• BUND Kreis DürenDe lokale afdeling houdt zich o.a. bezigmet het thema ‘rotsklimmen en natuurbescherming’en hoogstamboomgaarden.BUND Düren52379 Langerwehe, Bergstrasse 31bund.dueren@bund.netwww.bund-dueren.de• NABU Kreis EuskirchenHet zwaartepunt van de activiteiten ligtbij het beheer van Kopfwiesen… weidenen “die Betreuung von Steinkauzen”Camilla WeitkemperWunschheimer Strasse 7953879 Euskirchen• BUND Kreis EuskirchenHet belangrijkste project is de oprichtingvan een nationaal park in het voormaligemilitaire terrein Vogelsang.BUND Euskirchen53881Wisskirchener Strasse 16bund.euskirchen-kreis@bund.net39Dorothea Schubert