nr. 4, juli-september - Vad.be
nr. 4, juli-september - Vad.be
nr. 4, juli-september - Vad.be
- No tags were found...
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
Periodiek van de Vereniging voorAlcohol- en andere Drugproblemen vzwVAD-<strong>be</strong>richtenVerschijnt vijf maal per jaar • Afgiftekantoor: 9000 Gent X<strong>septem<strong>be</strong>r</strong> 2007 • N4
RedactioneelJongeren en alcohol, jongeren en drugs. Een thema waar de maatschappij <strong>be</strong>zorgd om is, en terecht. Jongerenzijn lichamelijk en psychisch kwetsbaar, maar wanen zich onsterfelijk; ze zijn ook overmoedig en impulsief.Niet alleen in studentenmilieus waar cantussen inclusief drinkgelag legendarisch zijn (zie pagina 4, In hogeresferen? Middelengebruik bij Antwerpse studenten), maar ook bij feestende tieners is binge-drinken in.Veel kunnen drinken was, is en blijft statusverhogend en dus zeer aantrekkelijk voor jonge mensen. Al onzekennis over de kwetsbare jonge hersenen, de verhoogde kans op alcoholafhankelijkheid, de neurobiologischeveranderingen die verslaving in de hand werken, veranderen daar niets aan.Preventie moet zich richten op de perceptie en de <strong>be</strong>tekenis. Want ja, een groot deel van die jonge mensen zalzonder veel kleerscheuren door deze turbulente periode heen groeien. Daar gaan ze ook van uit. Confrontatiemet de mogelijke negatieve gevolgen is weinig aan hen <strong>be</strong>steed.Maar tussen preventie en hulpverlening ligt het <strong>be</strong>langrijke terrein van vroegdetectie en kortinterventie. Eenconflict met partner of ouders, op spoed <strong>be</strong>land met een intoxicatie of een ongevalletje, geschrokken van hetgedrag van een collega-feestganger, een <strong>be</strong>zoek aan de huisarts wegens een angstaanval of slaapproblemen,het zijn allemaal situaties die - mits de juiste aanpak - het <strong>be</strong>gin kunnen zijn van stilstaan bij het eigengedrag. Hoe kwetsbaarder de jongere, hoe moeilijker om het juiste moment en het juiste contact te vinden(zie pagina 17, Preventie voorbij: hoe willen kwetsbare jongeren zelf het (problematisch) gebruik van drugsvoorkomen?). Deze methodiek is niet alleen bij jongeren, maar ook bij volwassenen met alcoholproblemen eenadequate ingangspoort naar reflectie en verandering.Op onze studiedag van 21 novem<strong>be</strong>r (zie pagina 9 voor meer info) kan u er meer over te weten komen, zowelwat het wetenschappelijk onderzoek als wat de praktijk <strong>be</strong>treft.Dr. Frieda MatthysVAD- BERICHTEN, 2007, 4 3
VAD IN ACTIEIn hogere sferen?Middelengebruik bij Antwerpse studenten. Pistes voor preventie en hulpverlening.In het academiejaar 2005-2006 organiseerde VAD in samenwerking met de UA/UWID 1 ,SODA 2 en VAGGA/Altox 3 een grootschalige <strong>be</strong>vraging bij de studenten van de AssociatieUniversiteit & Hogescholen Antwerpen. De onderzoeksresultaten onderschrijvenduidelijk de noodzaak van preventieve en hulpverlenende interventies naarstudenten, maar bieden ook handvatten voor de invulling van deze interventies. Opbasis van de resultaten, ondersteund door een uitgebreide literatuurstudie, tekenenwe enkele krijtlijnen uit voor preventie en hulpverlening in het hoger onderwijs.To know or not to know …Ondanks de omstreden plaats van informatieverstrekkingbinnen preventie ishet informeren en sensibiliseren van studenten,in combinatie met omgevingsgerichteinterventies, een noodzakelijkonderdeel van effectieve drugpreventienaar studenten. Bij studenten is er eenduidelijk verband tussen de positieve verwachtingendie zij heb<strong>be</strong>n van middelengebruik(bijvoor<strong>be</strong>eld plezier maken) enzwaarder middelengebruik en daaraangerelateerde problemen. Ook de perceptievan het middelengebruik van peersvertoont een sterk verband met het eigengebruik: studenten die het alcoholgebruikvan hun medestudenten overschatten,drinken meer dan zij die de dranknorme<strong>nr</strong>ealistisch inschatten. Dit geldt ook voorillegaledruggebruik. Voor het bijsturenvan deze mispercepties is het <strong>be</strong>langrijkde reële, genderspecifieke gebruikscijfersin de verf te zetten. Door studenten daarnaastobjectieve en correcte informatieaan te reiken over de effecten, gevolgenen risico’s van middelengebruik, kan ingespeeldworden op de verwachtinge<strong>nr</strong>ond middelengebruik.Om deze informatie te verspreiden moetenverschillende kanalen - waaronder het studiecurriculum,peers, een sensibiliserendecampagne - complementair aangewendworden. Het <strong>be</strong>lang van implementatievan drugpreventie in het studiecurriculum1 Universiteit Antwerpen/Universitair Wetenschappelijk Instituut voor Drugproblemen2 Stedelijk Overleg Drugs Antwerpen3 Vereniging voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg Antwerpen/Altoxwordt ook door de <strong>be</strong>vraging ondersteund:bijna vier op de tien studenten stellen dater nood is aan meer aandacht voor de alcohol-en drugthematiek in het studiecurriculum.Elektronische informatieverstrekking is eenpopulaire, maar ook effectieve aanpak vooralcohol- en drugpreventie bij studenten.Naast een groot <strong>be</strong>reik en de mogelijkheidtot maatwerk, is er de kans om een brug teslaan naar het vroeginterventieaanbod.Ook studenten zelf kunnen een effectievebijdrage leveren op het gebied van sensibiliseringvan medestudenten. ‘Peerto-peer’-communicatieblijkt effectief inhet bijsturen van percepties en het veranderenvan sociale normen over alcoholen andere drugs. Deze communicatie kanvorm krijgen door bijvoor<strong>be</strong>eld studentenverenigingentrainingen te laten organiserenover omgaan met middelengebruik.Campagnes vormen daarnaast een goedmedium om studenten te <strong>be</strong>reiken opverschillende niveaus en met verschillendedoelstellingen. De effectiviteit vaneen sensibiliserende campagne verhoogtwanneer deze met participatie van de studentenontwikkeld wordt en humoristischeboodschappen brengt die aansluiten bijde ervaringen van de student. Afhankelijkvan de periode waarin de campagne loopt,krijgt de boodschap andere accenten:tijdens het academiejaar ligt de nadrukop alcohol en illegale drugs, terwijl in deaanloop naar en tijdens de examens zekeraandacht nodig is voor medicatiegebruik.Het studentenmilieu: een omgevingvol risico’s?De keuzes die studenten maken inzake middelengebruikworden (mee) gevormd doorallerlei omgevingsfactoren. Invloedrijkeomgevingsfactoren zijn de sociale contextvan het gebruik - studentencultuur, verenigingsleven,uitgaan, leefsituatie - en destudies en andere verantwoordelijkheden.We <strong>be</strong>lichten de impact van de studentencultuuren de leefsituatie van de studentop het middelengebruik.Integraal onderdeel van de studentencultuurzijn de studentenverenigingen en de- al dan niet daaraan verbonden - alcoholgerelateerdeactiviteiten. Beide heb<strong>be</strong>neen duidelijke impact op het middelengebruikvan de student. Cantussen, promoties(happy hours, …), … ondersteunen demisperceptie dat zwaar alcoholgebruik bijstudenten de norm is. Bovendien drinkenstudenten meer wanneer alcohol goedkoopis. Ook het lidmaatschap van het<strong>be</strong>stuur van de studentenvereniging heefteen duidelijke invloed op het middelengebruik:de onderzoeksresultaten tonen aandat <strong>be</strong>stuursleden vaker binge-drinken én4 VAD- BERICHTEN, 2007, 4
normaal is, wordt het preventieve effectvan deze informatieve interventie gehypothekeerd.Een combinatie van informatieverstrekkingmet omgevingsgerichtemaatregelen en regelgeving op het gebiedvan drankgerelateerde activiteiten is danook noodzakelijk.Om dergelijke interventies te kunnen implementerenis een draagvlak noodzakelijk.Het vereist dat sleutelfiguren in hethoger onderwijs akkoord gaan met dedoelstellingen die aan deze interventiesten grondslag liggen. Het opstellen vaneen algemeen document met principes endoelstellingen door <strong>be</strong>leidsmakers binnende onderwijsinstelling, met actieve deelnamevan sleutelfiguren, is aangewezen.Interventies kunnen echter enkel effectiefzijn als er ondersteuning is van het (lokale)<strong>be</strong>leid. Vooral op het gebied van regelgevingheeft de (lokale) overheid de nodigehandelings<strong>be</strong>voegdheid. Niet alleen deonderwijsinstelling, maar ook de (lokale)overheid heeft een <strong>be</strong>langrijke verantwoordelijkheidop het gebied van middelenpreventiebij studenten.Ilse BernaertEvidence-based werken in drughulpverlening en -preventie: meerdan ‘evidence’ alleenEvidence-based werken is een term die afkomstig is uit de geneeskunde en die delaatste jaren ook in de drughulpverlening en -preventie regelmatig opduikt. Het is nietaltijd even duidelijk wat deze manier van werken concreet inhoudt: wat <strong>be</strong>doelt menmet ‘evidence’? En is dat het enige wat van tel is? In dit artikel <strong>be</strong>kijken we hoe hetevidence-based gedachtegoed ontstaan is, wat het omvat en wat dit concreet <strong>be</strong>tekentvoor de praktijk.Ontstaan en definitieEvidence-based werken, de laatste tijdwordt er wel erg vaak over gesproken inde drughulpverlening en -preventie. Tijdom nog eens te verduidelijken waar ditprecies vandaan komt en wat we eronderverstaan. Het gaat hier om een term dieafgeleid is van het <strong>be</strong>grip evidence-basedmedicine (Evidence Based Medicine WorkingGroup, 1992). Evidence-based medicineis een stroming in de geneeskundedie op gang is gekomen onder impuls vanartsen, onderzoekers, professoren en <strong>be</strong>leidsmakersdie de toepassing van resultatenuit wetenschappelijk onderzoek inde praktijk wilden versnellen en ver<strong>be</strong>teren(Haynes e.a., 1996). De meest recentedefinitie luidt als volgt: “Evidence-basedmedicine is het gewetensvol, expliciet enoordeelkundig gebruik van het huidige<strong>be</strong>ste <strong>be</strong>wijsmateriaal om <strong>be</strong>slissingente nemen voor individuele patiënten. Depraktijk van evidence-based medicineimpliceert het integreren van het <strong>be</strong>ste<strong>be</strong>wijsmateriaal dat vanuit systematischonderzoek <strong>be</strong>schikbaar is met individueleklinische expertise en de voorkeuren,wensen en verwachtingen van depatiënt.” (Sackett, 2000). Het gaat dus,in tegenstelling tot wat men soms veronderstelt,niet alleen om de toepassingvan <strong>be</strong>wijsmateriaal uit wetenschappelijkonderzoek in de praktijk. Het gaat om eenintegratie hiervan met de ervaring van depraktijkwerker en de wensen en voorkeurenvan de cliënt of de doelgroep met wiehij werkt. We voegen hier nog aan toe: inde omgeving waarin hij werkt en in de samenlevingwaarin we leven. Met anderewoorden: het gaat om ‘maatwerk’ en magniet <strong>be</strong>perkt blijven tot de vraag of eeninterventie resultaat heeft of niet.In wat volgt <strong>be</strong>kijken we alle factoren diedeel uitmaken van het evidence-basedwerken afzonderlijk, toegespitst op zoweldrughulpverlening als -preventie. Zo nemenwe zowel de evidence zelf onder deloep, alsook het perspectief van praktijkwerkers,cliënten of doelgroepen en de samenleving.Tot slot formuleren we enkeleaan<strong>be</strong>velingen voor de implementatie vanhet evidence-based gedachtegoed in depraktijk.6 VAD- BERICHTEN, 2007, 4
Een integratie van verschillendefactorenEvidenceEen eerste <strong>be</strong>langrijke factor in evidencebasedwerken, is natuurlijk de evidencezelf. Evidence kan <strong>be</strong>schouwd worden alseen gedegen theoretische basis voor interventies.Ook gegevens over de doeltreffendheidvan deze interventies maken deeluit van evidence. De twee voornaamstebouwstenen zijn dus enerzijds theoretischemodellen en inzichten die de basis vormenvoor onder andere gedrags- en omgevings<strong>be</strong>ïnvloedingen anderzijds de methodiekvan het evalueren (Stevens, 2006).In de drughulpverlening en -preventie iser nog niet zoveel evidence voorhanden.Er is maar een <strong>be</strong>perkt aantal interventiesdat volledig geëvalueerd werd en waarvande effectiviteit <strong>be</strong>wezen is. Van sommigeinterventies is <strong>be</strong>wezen dat ze niet werken,over andere interventies is nog niet veel<strong>be</strong>wijs voorhanden omdat er nog maarweinig onderzoek over verricht werd. Hetis dus niet omdat iets niet <strong>be</strong>wezen is, datiets niet werkt. Daarenboven moeten weweten dat evidence een zeer <strong>be</strong>langrijk,maar niet het enige onderdeel is van onzekennis. We kunnen kennis zien als het productvan enerzijds informatie met anderzijdservaringen, vaardigheden en attitudes.Het <strong>be</strong>vat zowel een expliciete als eenimpliciete dimensie. De expliciete dimensieverwijst naar alle kennis die op een wetenschappelijkemanier wordt vergaard (deevidence). De impliciete dimensie bundeltalle informatie die wordt opgebouwd vanuitde praktijk (Saan & de Haes, 2005; Stevens,2006). Dit brengt ons bij de tweede<strong>be</strong>langrijke factor in evidence-based werken,namelijk de inbreng van praktijkwerkers.Praktijkwerkers: ervaringen,vaardigheden en attitudesEvidence-based werken verwijst niet alleennaar het <strong>be</strong>lang van evidence of informatieuit wetenschappelijk onderzoek, maarook naar de manier waarop praktijkwerkershandelen. Ook al is de evidence diewe nodig heb<strong>be</strong>n in de drughulpverleningen -preventie niet altijd voorhanden, tochzouden de uitgangspunten van evidencebasedwerken ons op zijn minst moeten latenstilstaan bij het effect dat ons <strong>be</strong>roepsmatighandelen heeft en waar dit handelenop gebaseerd is. Het is van <strong>be</strong>lang dat wereflecteren op ons handelen in de dagelijksepraktijk om te voorkomen dat we opdezelfde wijze doorgaan, alleen omdat wehet altijd al zo gedaan heb<strong>be</strong>n. Het ontbrekenvan <strong>be</strong>wijs of evidence hoeft dus nietverlammend te werken op de dagelijksepraktijk, maar kan vertaald worden in reflectievepraktijkvoering (Cox e.a., 2003).De informatie die voorhanden is, kan menechter niet altijd blindelings vertrouwen.Evidence-based werken gaat dus ook overde houding van praktijkwerkers om kritischom te gaan met de wijze van informatieverzamelen en met informatiebronnen.De kwaliteit van het <strong>be</strong>staande onderzoekmoet zorgvuldig <strong>be</strong>oordeeld worden (Coxe.a., 2003; Stevens, 2006). Het is verder <strong>be</strong>langrijkdat een praktijkwerker zijn professioneleexpertise op peil houdt, <strong>be</strong>paaldewerkwijzen ter discussie durft te stellen,open blijft staan voor nieuwe ideeën encreatief blijft. De idee van evidence-basedwerken hoeft dus helemaal niet haaks testaan op de therapeutische vrijheid vanpraktijkwerkers. Het gaat erom de <strong>be</strong>schikbareevidence te integreren met ervaringen,vaardigheden en attitudes. Die zijnimmers nodig om de vertaling te makenvan wetenschappelijk onderzoek naar dedagelijkse praktijk en meer specifiek naarde cliënt of doelgroep waarmee men werkt(Autrique e.a., 2007). Op deze manier komenwe tot een derde <strong>be</strong>langrijke factor inevidence-based werken: het perspectiefvan de cliënt of de doelgroep.Cliënt en doelgroep: noden enwaardenEvidence-based sluit niet uit dat rekeningwordt gehouden met een individuele cliëntof met de noden van een specifieke doelgroep,integendeel. Zowel in de hulpverleningals in preventie is maatwerk nodig.Men legt daarbij steeds meer nadruk op hetperspectief van diegenen waarop hulpverlenings-en preventieve interventies gerichtzijn. Zo worden bijvoor<strong>be</strong>eld cliëntensteeds vaker <strong>be</strong>trokken bij het ontwikkelenvan evidence-based richtlijnen binnen dehulpverlening. Ook in preventie wordt <strong>be</strong>nadruktdat het <strong>be</strong>langrijk is de doelgroepte <strong>be</strong>trekken bij het opzetten, uitvoeren enbijsturen van programma’s. In preventiezien we daarenboven dat men vaak ad hocmoet werken om goodwill te creëren en<strong>be</strong>reidheid bij de doelgroep en context omKNIPOOGGriekse oma zetfamiliedrugshandel voortAlledaags is het niet: als moeder dedrugshandel van je gearresteerde zoonvoortzetten. Bij een vrouw van 75 uitAthene werden na een anonieme tipelektronische weegschalen en 750 gramcannabis aangetroffen. Op haar <strong>be</strong>urtwerd ook deze vrouw aangehouden,waarna ze in de gevangenis met haarzoon herenigd werd.Bron: Het Laatste Nieuws, 09/08/2007planmatig en evidence-based te kunnenwerken (VAD, 2006). Dit brengt ons bij eenvierde <strong>be</strong>langrijke factor: de samenlevingen omgeving waarin we werken.Samenleving en omgeving: normen enprioriteitenEvidence-based werken ge<strong>be</strong>urt natuurlijksteeds in een <strong>be</strong>paalde context. We moetendus ook de samenleving en omgevingwaarin we werken en leven, in rekeningbrengen. Wat onze samenleving als eenprobleem aanziet, <strong>be</strong>ïnvloedt immers watze zal verkiezen eraan te doen (qua middelenen mankracht), welke interventiesze inzet en welke uitkomsten ze <strong>be</strong>langrijkvindt. Zo is wat wetenschappelijk effectiefis, niet per definitie aanvaardbaar voor<strong>be</strong>leidsmakers of voor de <strong>be</strong>volking. Deuitdaging <strong>be</strong>staat erin te kiezen voor interventiesdie gestaafd zijn door evidence- voor zover die <strong>be</strong>staat - en die aangepastzijn aan de specifieke waarden, normen ensituatie binnen onze samenleving (Hannes,2006; VAD, 2006).Van theorie naar praktijkIn theorie lijkt het duidelijk te zijn hoe jeevidence-based kan werken, maar hetblijkt niet eenvoudig dit naar de praktijkom te zetten. Dit hangt samen met verschillendefactoren. Zo vergt het veel tijdom toegang te krijgen tot alle <strong>be</strong>schikbarekennis en je deze ook nog eens eigen temaken. Bij de evidence die <strong>be</strong>schikbaar is,gaat het daarenboven vaak om internationaalonderzoek en ook de complexiteit vanVAD- BERICHTEN, 2007, 4 7
de drugproblematiek <strong>be</strong>moeilijkt de vertalingnaar de praktijk. En op welke maniermoet je concreet te werk gaan als de nodigeevidence er niet is?Het is duidelijk dat de <strong>be</strong>staande evidenceop een meer toegankelijke manier <strong>be</strong>schikbaargesteld moet worden en dat praktijkwerkersondersteund moeten worden bij devertaling naar de dagelijkse praktijk. Evidence-basedrichtlijnen kunnen hierbij eenhulpmiddel zijn en meer onderzoek van eigenbodem is nodig. Permanente opleidingen bijscholing in het evidence-based denkenen handelen is noodzakelijk, waarbijook aandacht is voor <strong>be</strong>paalde dilemma’s,zoals het nemen van een afgewogen <strong>be</strong>slissingwanneer er geen <strong>be</strong>wijs voorhandenis (Cox e.a., 2003). Een gedeeld kader voorplanmatig en systematisch werken is aangewezen.Ook de houding van praktijkwerkerstegenover evidence-based werken isvan groot <strong>be</strong>lang. Ondanks het feit dat menin het werkveld veel kritische <strong>be</strong>denkingenheeft bij deze tendens, zien we interesse en<strong>be</strong>reidheid om inspanningen te doen om dekloof tussen onderzoek en praktijk te helpendichten. Om het draagvlak voor evidencebasedwerken in de drughulpverlening en-preventie in Vlaanderen groter te maken,is een gedeelde visie aangewezen. Dit is ooknodig voor een constructief debat tussenpraktijkwerkers, onderzoekers en <strong>be</strong>leidsmakers.VAD heeft hiervoor reeds een eersteaanzet gegeven in de visietekst over evidence-baseddrugpreventie (zie www.vad.<strong>be</strong> 1 ) en plant in de toekomst ook andere initiatieve<strong>nr</strong>ond planmatig werken, evaluatieen evidence-based werken in drughulpverleningen -preventie. Op deze manier hopenReferentieswe samen met <strong>be</strong>leidsmakers, onderzoekersen praktijkwerkers voor nog meer kwaliteitvan drughulpverlening en -preventie tekunnen zorgen.Mieke Autrique1 Doorklikken naar ‘Over VAD’ en vervolgens naar‘visie’Autrique, M., Vanderplasschen, W., Pham, T.H., Broekaert, E. & Sab<strong>be</strong>, B. (2007).Evidence-based werken in de verslavingszorg: een stand van zaken. Gent: AcademiaPress.Cox, K., Kuiper, C., de Louw, D. & Verhoef, J. (2003). Evidence-based practice. In: C.Kuiper, J. Verhoef, D. de Louw & K. Cox (Red.), Evidence-based practice voor paramedici.Methodiek en implementatie. Den Haag: Boom Uitgevers.Evidence-based Medicine Working Group (1992). Evidence-based medicine. A newapproach to teaching the practice of medicine. Journal of the American Medical Association,268, 2420-2425.Hannes, K. (2006). Wat kunnen de Belgische ‘Cochrane Branch’ & ‘Camp<strong>be</strong>ll Group’<strong>be</strong>tekenen voor de alcohol- en drugsector? Brussel: Vierde Onderzoeksplatform MiddelengebruikVAD.Saan, H. & de Haes, W. (2005). Het organiseren van effectieve gezondheids<strong>be</strong>vordering.Woerden: NIGZ.Sackett, D. (2000). Evidence-based medicine: how to practice and teach EBM. 2 ndedition. New York: Churchill Livingtone.Stevens, V. (2006). Hoe hoog staat uw ‘evidence’-meter? Nutrinews, 2, 8-12.VAD (2006). Visietekst evidence-based preventie. www.vad.<strong>be</strong>/over_vad/Visie/evidence_based.htmlImpulsiviteit bij middelenafhankelijkheid en hoe gaat de drughulpverlening er mee om?Op vrijdag 7 decem<strong>be</strong>r organiseert VAD een masterclass voor ervaren drughulpverleners over impulsiviteit en zelfcontrole in de drughulpverleningmet als sprekers Dr. Dom, Dr. Berens en mevr. De Cuyper.Het opzet van deze dag is de uitwisseling op gang brengen tussen onderzoek en praktijk, tussen <strong>be</strong>staande interventies in de drughulpverleningen nieuwe invalshoeken uit een ander klinisch werkveld.Impulsiviteit is een onderliggend kenmerk dat een aantal psychiatrischestoornissen gemeen heeft (bijvoor<strong>be</strong>eld ADHD, middelenafhankelijkheid,cluster B-persoonlijkheidsstoornissen). Impulsiviteit wordt vanuit wetenschappelijkonderzoek onder meer <strong>be</strong>schreven als delay discounting, gedragsdisinhibitie,het niet kunnen omgaan met crisis en met sterke emotionaliteit.Delay discounting duidt in dit kader op de keuze om gedrag testellen dat een (<strong>be</strong>perkt) <strong>be</strong>lonend effect heeft op korte termijn ondanks de(grotere) negatieve gevolgen op lange termijn. Dit ge<strong>be</strong>urt ook bij terugval,waar het automatische, appetitieve gewoonteproces van (opnieuw) een middelgebruiken het wint van het <strong>be</strong>wuste, inspanningsvergende proces vanniet-gebruiken. Aanwezigheid van hoge impulsiviteit zorgt voor een complexereproblematiek en vraagt om specifi eke aandacht in het <strong>be</strong>handelaanbodaangezien het <strong>be</strong>handelproces er negatief door <strong>be</strong>ïnvloed wordt.Dr. G. Dom (psychiater, PZ Broeders Alexianen, Boechout) specialiseerdezich via doctoraatsonderzoek in deze problematiek en schetst een theoretischkader.Inzake <strong>be</strong>handeling leggen we het verband met de dialectische gedragstherapiedie Dr. Linehan ontwikkelde voor borderline-persoonlijkheidsstoornissenmet impulsiviteit als primaire <strong>be</strong>handelfocus. Dr. A. Berens(psychiater, PZ Sint-Nor<strong>be</strong>rtus, Duffel) en mevr. K. De Cuyper (psychologe,PZ Sint-Jozef, Korten<strong>be</strong>rg) geven een aanzet hoe dit model kan wordengeïntegreerd in de klassieke <strong>be</strong>handelmodellen van de drughulpverlening.Dr. Berens <strong>be</strong>spreekt de specifi eke medicamenteuze aanpak bij impulsiviteit.Daarnaast vult Dr. Dom aan met andere <strong>be</strong>handelvoorstellen, zoalscontingency management.Kortom, impulsiviteit als missing link tussen middelenafhankelijkheid enandere psychiatrische stoornissen, niet te missen!Voor meer informatie en inschrijving: VAD-werkwijzer of www.vad.<strong>be</strong>.8 VAD- BERICHTEN, 2007, 4
VAD-studiedagover alcohol & andere drugswoensdag 21 novem<strong>be</strong>r 2007roegdetectie vroegtijdig ingrijpen vroeginimale interventie kortdurende interveroegsignalering screening motivatie zeledragsverandering riskant middelengebroblematisch middelengebruik alcohol irugs eerstelijnpreventievroegdetectie vroegtijdigroeghulp minimale interventie kortdurenterventie vroegsignalering screening mvroeginterventieelfcontrole gedragsverandering riskantbij riskant en/of problematischiddelengebruik problematisch middelenmiddelengebruikcohol illegale drugs eerstelijn vroegdetroegtijdig ingrijpen middelengebruik vroinimale interventiehulpverleningkortdurende interveroegsignalering screening motivatie zeledragsverandering riskant middelengebroblematisch middelengebruik alcohol irugs eerstelijn vroegdetectie middelengroegtijdig ingrijpen vroeghulp minimaleterventie kortdurende interventieProgramma09.30 u - 09.45 u Verwelkoming door de dagvoorzitter & intro tot vroeginterventie– Marijs Geirnaert, directeur VAD, Brussel09.45 u - 10.30 u ‘Kortdurende interventies’: achtergrond, theorie en toepassingsmogelijkhedenvan deze werkvorm (Simultaanvertaling van het Engels naarhet Nederlands) – Prof. Em. Ph.D. Nick Heather10.30 u - 11.15 u ‘Kortdurende interventies’ bij riskant en problematisch alcoholgebruik:goed in theorie maar hoe zit het in de praktijk? (Simultaanvertaling vanhet Engels naar het Nederlands) – Dr. Peter Anderson M.D., M.P.H., Ph.D.11.15 u - 11.35 u Koffi epauze11.35 u - 12.20 u Screeningsinstrumenten en het vroegtijdig detecteren van alcohol-en illegaledrugproblemen – Prof. dr. Bert Aertgeerts en dr. Arlette Wertelaers12.20 u - 13.20 u Middagpauze13.20 u - 13.55 u Hoe kunnen we vroeginterventie effec tief realiseren op deeerste lijn in Vlaanderen? – Dr. Leo Pas13.55 u - 14.25 u ‘Leefstijltraining 1’: een protocol voor kortdurende interventiesvanuit de ambulante gespecialiseerde hulpverlening – Prof. dr. Gerard M.Schippers14.25 u - 14.45 u Koffi epauze14.45 u - 15.15 u Groepswerking als methodiek voor scho lieren met een aangemeldedrugproblematiek – Marc Tack15.15 u - 16.00 u E-mental-health-interventies bij riskant en/of problematischmiddelengebruik – Drs. Heleen RiperHALLO MET DE DRUGLIJNEvaluatie e-mailservice De DrugLijn: gemiddeldetevredenheidsscore 8,7 op 10De DrugLijn hecht veel <strong>be</strong>lang aan de evaluatie van haar werking en de kwaliteit vande geboden service. Daarom peilde een online enquête de voorbije maanden bij dee-mailers naar hun motivatie om te mailen en hun mening over de geboden service. Deresultaten tonen een grote tevredenheid. Op de vraag de e-mailservice een algemenescore tussen 1 en 10 te geven, scoort de lijn gemiddeld 8,7/10.De DrugLijn biedt een e-mailservice aansinds het najaar van 2004. Deze serviceverloopt via een vraagformulier op www.druglijn.<strong>be</strong>/contact. Twee jaar na de startvan de mailservice leek de tijd rijp vooreen tevredenheidsmeting. Uit <strong>be</strong>dankmailswerd al duidelijk dat een <strong>be</strong>langrijk deelvan de mailers tevreden is over de service.Om dit formeler te <strong>be</strong>vragen en objectieveregegevens ter <strong>be</strong>schikking te heb<strong>be</strong>n,werd <strong>be</strong>slist elke mailer expliciet uit te nodigentot een evaluatie.Concreet werd onderaan elk antwoord eenoproep tot evaluatie geplaatst, met eenexterne link naar een anoniem vragenformuliermet twaalf gesloten vragen (opleeftijd na). Onderaan wordt een vrij veldvoorzien voor commentaar en suggestiesvoor ver<strong>be</strong>tering.De tevredenheidsmeting ging van start op17/11/2006. In een periode van acht maanden(tot 18/07/2007) werd de link naar hetevaluatieformulier opgenomen in 1.058mails, en 108 keer ingevuld en opgestuurd.Dat <strong>be</strong>tekent een respons van zo’n tienprocent, wat te verwachten is bij dergelijke<strong>be</strong>vragingen.De meest relevante resultaten geven wehieronder <strong>be</strong>knopt weer, naast een kleinegreep uit de talrijke commentaren vanmailers.Respondenten: leeftijd en geslachtDe jongste respondent van deze tevredenheidsmetingis 14 jaar, de oudste 67. Bijnatwee derde van de 108 respondenten zijnVAD- BERICHTEN, 2007,4 9
vrouwen. Ter vergelijking: in 2006 warenvier op de tien e-mailers mannen, zes opde tien waren vrouwen. Er zijn sowiesominder mannen die De DrugLijn contacterendan vrouwen (via telefoon én mail), enin verhouding zijn er ook minder mannendie ingingen op de vraag om een evaluatieformulierin te vullen.Een eerste kaarsje voor de nieuwe DrugLijn-permanentiesWat zijn de motieven om De DrugLijnte mailen?Het is amper te geloven, maar de wijziging in de permanentie-uren, waarvan reedsmeermaals melding werd gemaakt in VAD-<strong>be</strong>richten, ligt ondertussen al meer dan eenjaar achter ons. Met de invoering van de nieuwe uren werd gestreefd naar een <strong>be</strong>tereservice voor de potentiële <strong>be</strong>llers naar De DrugLijn.Na één jaar permanenties van maandag tot vrijdag en van 10 tot 20 uur, ziet het er naaruit dat in dat opzet geslaagd is. Onderstaande ta<strong>be</strong>l vergelijkt het tijdstip van de oproepenin de periode van het jaar voor de invoering van de nieuwe uren, met het jaar erna.Ta<strong>be</strong>l: Spreiding van het aantal gesprekken over de uren van de dagStartuur gesprekoude permanentie-uren(ma-vr 12-21u & za 15-21u)aug 2005 - <strong>juli</strong> 2006nieuwe permanentie-uren(ma-vr 10-20u)aug 2006 - <strong>juli</strong> 2007van 10 tot 11 u 14.1 %van 11 tot 12 u 10.4 %van 12 tot 13 u 16.3 % 10.1 %van 13 tot 14 u 13.0 % 11.5 %van 14 tot 15 u 12.9 % 11.6 %van 15 tot 16 u 13.5 % 11.4 %van 16 tot 17 u 11.2 % 9.7 %van 17 tot 18 u 10.0 % 8.7 %van 18 tot 19 u 7.8 % 6.2 %van 19 tot 20 u 8.1 % 6.2 %van 20 tot 21 u 7.2 %Totaal 100.0 % 100.0%We vermoedden dat het een poosje zou duren voor het op de nieuwe permanentie-uren(dus de uren voor de middag) drukker zou worden. Het zwaartepunt van de oproepenis echter al na een jaar verschoven naar de eerste uren van de dag. Tussen 10 en 11 uuren tussen 11 en 12 uur worden respectievelijk 14,1% en 10,4% van alle gesprekken gevoerd.De som van die percentages (24.5%) <strong>be</strong>tekent dat inmiddels bijna één gesprek op vierplaatsvindt voor de middag, dus op uren waarop vroeger geen permanentie werd voorzien.De dalende trend van het aantal gesprekken tijdens de avonduren die zich al eenaantal jaren aftekent, zet zich ook sinds de invoering van de nieuwe permanentie-urenverder door.Ondanks mogelijke verwarring die de invoering van de nieuwe permanenties kan heb<strong>be</strong>nveroorzaakt (bijvoor<strong>be</strong>eld door het stopzetten van de zaterdagpermanenties), blijkt dathet aantal gesprekken licht is toegenomen (+ 93). Uiteraard wordt het aantal gesprekken<strong>be</strong>ïnvloed door veel meer factoren dan enkel de permanentie-uren, maar aangezien hetaantal gesprekken sinds eind 2002 continu daalde, is de vaststelling toch opmerkelijk.Tom EvenepoelVan bij de start had de e-mailservice vanDe DrugLijn succes, en dat succes is gestaagblijven groeien. Inmiddels worden drie opde tien vragen aan de lijn via e-mail gesteld.Om meer zicht te krijgen op de redenen diedit succes kunnen verklaren en op de perceptievan De DrugLijn als telefoonlijn énmailservice door het publiek, werd de vraaggesteld naar de motivatie van het mailen.Op de vraag waarom men ervoor koos DeDrugLijn te mailen (eerder dan te <strong>be</strong>llen),geven ongeveer vier op de tien respondentenaan dat mailen hen <strong>be</strong>ter ligt dan <strong>be</strong>llen.Sommige mensen vinden het ‘persoonlijke’contact via de telefoon blijkbaar nog tedirect en verkiezen een nog anoniemer en(emotioneel) veiliger medium als e-mail.Internationaal onderzoek 1 heeft inderdaadook uitgewezen dat de groep mensen diemailt, hiervoor <strong>be</strong>wust kiest en niet snel naarde telefoon zal grijpen. Ze heb<strong>be</strong>n bijvoor<strong>be</strong>eldmeer nood aan het houden van controleover de situatie.Een derde van de respondenten vindt mailenpraktischer dan <strong>be</strong>llen. Eén respondentop de zes duidt aan dat er ‘andere redenen’zijn om De DrugLijn te mailen in plaats vante <strong>be</strong>llen. Hier was geen mogelijkheid totverdere specificatie, op die redenen heb<strong>be</strong>nwe dus geen zicht.7 respondenten verkiezen e-mail boven telefoonomwille van de kostprijs.Slechts 2 respondenten antwoorden dat deopeningsuren van de lijn (maandag tot vrijdagvan 10 tot 20 uur) hen slecht uitkomen.Blijkbaar is het feit dat De DrugLijn in hetweekend niet telefonisch <strong>be</strong>reikbaar is 2 dusgeen expliciete motivatie voor mensen omDe DrugLijn te mailen. Anderzijds kwam in2006 18% van de mails binnen op zaterdagen zondag.– Ik <strong>be</strong>n blij dat ik de stap heb gezet omdit eens te pro<strong>be</strong>ren. Bellen durf ik nietwant het is zoveel moeilijker om het tezeggen dan te schrijven. Ook zoudenmijn ouders zich dan vragen <strong>be</strong>ginnenstellen en denken dat ik zelf aan dedrugs zit.– Ik vind het een zeer goed initiatief! Jongerenzijn meer vertrouwd met computerdan <strong>be</strong>llen! Alles was zeer goed.1 Van Well, F. (2000). Psychologische Beratung imInternet: Vergleichende psychologische Untersuchungtraditioneller Beratungsangebote mit derInternet-Beratung - unter ergänzender Berücksichtigungder “Internet-Sucht”. Bergisch Gladbach: E.Ferger Verlag.2 Dit is het geval sinds augustus 2006. De voorgaandejaren was De DrugLijn op zaterdag <strong>be</strong>reikbaar van 15tot 21 uur. Zie ook kadertekst.10 VAD- BERICHTEN, 2007, 4
FOCUSSOS NuchterheidTraditiegetrouw geven we nieuwe VAD-leden na de AlgemeneVergadering de gelegenheid om hun werkingvoor te stellen in VAD-<strong>be</strong>richten.Sinds de Algemene Vergadering van 8 juni 2007 is SOS Nuchterheid vzw lid van VAD.SOS Nuchterheid is een vrijzinnig en humanistisch zelfzorginitiatief en is lid van deUnie Vrijzinnige Verenigingen (UVV).SOS Nuchterheid is actief aanwezig op zeventien locaties in Vlaanderen en inhet Brussels Hoofdstedelijk Gewest en werkt nauw samen met de Centra MoreleDienstverlening. SOS Nuchterheid en haar deelnemers streven naar het <strong>be</strong>reiken enonderhouden van een totale abstinentie bij afhankelijkheid.Delta, deelwerking van GGZ Waas enDender, is verhuisd!Delta is een bijzondere deelwerking vanhet Centrum voor Geestelijke GezondheidszorgWaas en Dender in Sint-Niklaas.De medewerkers van Delta zijndeskundig op het vlak van preventieen <strong>be</strong>geleiding van alcohol- en anderedrugproblemen. Recent is Delta verhuisd.Delta-preventie is te <strong>be</strong>reiken op:Grote Peperstraat 159100 Sint-NiklaasTel.: 03 760 00 70Fax: 03 765 00 50E-mail: delta@ggz.<strong>be</strong>SOS Nuchterheid organiseert wekelijkselotgenotencontacten rond afhankelijkheid.Deelnemers kunnen er, indien gewenstanoniem, terecht voor het opstarten en/ofuitbouwen van hun persoonlijke ‘afhankelijkheidzelfzorg’. Daarnaast biedt SOSNuchterheid een eigen internetforum aanen specifieke e-mailcommunicatie voorhet onderhouden van contacten met lotgenotenen ervaringsdeskundigen. Verderverstrekt SOS Nuchterheid een telefonischepermanentie voor hulpverlening en informatieverstrekkingrond afhankelijkheid.SOS Nuchterheid richt zich in de eersteplaats tot mensen met middelenafhankelijkheiden mensen uit hun directe omgevingdie nood heb<strong>be</strong>n aan communicatierond de afhankelijkheid van de respectievelijkepartners, familie of vrienden.SOS Nuchterheid <strong>be</strong>nadert de middelenproblematiekvanuit een strikt seculier, ondogmatischen a-religieus perspectief, wateen open communicatie vergemakkelijkt.Deelnemers worden gestimuleerd om huneigen problematiek <strong>be</strong>spreekbaar te makenen aansluitend een persoonlijk en individueelzelfzorgsysteem uit te bouwen ofte onderhouden.Het SOS Nuchterheid-concept stelt dat,mits de juiste omkadering en waar nodighet (her)inschakelen van professionelehulpverlening, het afhankelijk gedrag kanworden afgebouwd en omgezet in een zinvolen voldoening gevend middelenvrij<strong>be</strong>staan. Informatie delen, motivatie<strong>be</strong>vordering,(terug)valpreventie en nazorgzijn de <strong>be</strong>langrijkste onderdelen van dewerking.Het aanleren preventief te communicerenbij naderende terugvalsituaties, is binnenSOS Nuchterheid het concept bij uitstek omterugval te vermijden en nuchterheid te<strong>be</strong>stendigen.De veilige vertrouwde omgeving en devertrouwelijke omgang tussen lotgenotenzijn garanties voor diegenen die terugvaldoormaken en nood heb<strong>be</strong>n aan ondersteuningbij het herstarten van de nuchterheidsopbouw.Pol SymonsVoorzitter SOS NuchterheidDelta-curatie is te <strong>be</strong>reiken op:Antwerpse Steenweg 1879100 Sint-NiklaasTel.: 03 760 00 50KNIPOOGSpaanse kloosterzusters aan de flesvoor de wetenschapDagelijks een halve liter bier drinkenten dienste van de wetenschap, het isweer eens wat anders. Toch is dat wateen vijftigtal Spaanse kloosterzustersde afgelopen maanden deden. Let wel:het ging om alcoholvrij bier. Het onderzoekdraaide dan ook niet om het alcoholgehaltevan bier, wel om het feit ofgematigd bierverbruik een invloed zouheb<strong>be</strong>n op de stofwisseling en de cholesterolspiegel.En blijkt dat gematigdbierverbruik, of het bier nu alcoholvrijis of niet, de stofwisseling <strong>be</strong>vordert ende cholesterolspiegel doet dalen. Volgensde wetenschappers zijn nonnentrouwens ideale proefkonijnen, omdatze regelmatig leven, gezond eten enveel verantwoordelijkheidszin heb<strong>be</strong>n.Bron: De Morgen, 07/06/200712 VAD- BERICHTEN, 2007, 4
UITGESPROKENEen alcohol- en drug<strong>be</strong>leid in de sociale economieEen gesprek met ‘Wonen & Werken’Op 21 juni organiseerde VAD in het provinciehuis van Leuven een forum over eenalcohol- en drug<strong>be</strong>leid in de sociale economie. Rendement verhogen of welzijn<strong>be</strong>vorderen was de centrale vraagstelling. Opvallend in de diverse bijdragen was dealomtegenwoordigheid van de alcohol- en drugproblematiek op de werkvloer.We konden rekenen op een divers publiek van zowel mensen uit de sociale economieals uit de alcohol- en drugsector. Eén van de sprekers was Katrien Willems,fase<strong>be</strong>geleidster bij Wonen & Werken Opleiding vzw. Naar aanleiding van het forumhad VAD-<strong>be</strong>richten een gesprek met haar over het alcohol- en drug<strong>be</strong>leid van dezeorganisatie.VAD-<strong>be</strong>richten: Wonen & Werken is actiefin de sociale economie. Misschien evenvoorstellen?Katrien Willems (KW): Wonen & Werken iseen opleidings- en tewerkstellingsprojectin het Leuvense dat <strong>be</strong>staat uit twee vzw,namelijk Wonen & Werken Opleiding vzwen Wonen & Werken Tewerkstelling vzw.Bij Opleiding kunnen mensen gedurendeeen jaar een opleiding volgen of tewerkgesteldworden via een werkervaringscontract.Wonen en Werken Opleidingvzw omvat ook een buurt- en nabijheidsdienst.Deze voert onder meer klussen aanhuis uit bij minder vermogende eigenaarsof huurders en in een aantal scholen inhet Leuvense. Daarnaast worden ookhuishoudelijke taken bij gewone gezinnenuitgevoerd in het kader van de dienstencheques.Binnen Tewerkstelling heb<strong>be</strong>nwe een sociale werkplaats, waar mensenwerken met een contract van on<strong>be</strong>paaldeduur, en een ar<strong>be</strong>idszorgproject.VAD-<strong>be</strong>richten: Is het altijd de <strong>be</strong>doelingom mensen te laten terugkeren naar hetnormale economische circuit?KW: Bij Opleiding is dat zeker het geval.Daar blijven de mensen maar een jaarals tussenstap naar werk. Lukt dat niet,dan wordt er gezocht naar een alternatief,eventueel een sociale of <strong>be</strong>schuttewerkplaats of een andere opleiding. Inde sociale werkplaats heb<strong>be</strong>n de menseneen contract van on<strong>be</strong>paalde duur.Daar is dus minder verloop, maar de terugkeernaar een gewone job wordt welgestimuleerd. Er is trouwens een project‘supported employment’. Daarin komenmensen terecht die wel doorstromennaar gewoon werk. Ar<strong>be</strong>idszorg is erdaarentegen specifiek voor mensen dieom een of andere reden niet in staat zijnom terug te keren naar het normale economischecircuit.VAD-<strong>be</strong>richten: Jullie zijn dit jaar ookerkend als ambassadeur van de socialeeconomie.KW: Inderdaad, dankzij het energieprojectvan de dienst Klussen van debuurt- en nabijheidsdienst. Via dat projectwerden energie<strong>be</strong>sparende maatregelenuitgevoerd bij senioren. Er werdenbijvoor<strong>be</strong>eld spaarlampen, tochtstrips,spaardouchekoppen en radiatorfolie geplaatst.Dat project heb<strong>be</strong>n wij samenuitgevoerd met het OCMW van Leuvenen Seniorama, een seniorendienst in hetLeuvense.VAD-<strong>be</strong>richten: Wat is jouw functie in deorganisatie?KW: Ik werk als fase<strong>be</strong>geleidster. Een deelvan mijn taak is de recrutering voor opleidingen werkervaring, het andere deelis fase<strong>be</strong>geleiding van vier ploegen: hout,bouw, stukadoor en de buurt- en nabijheidsdienstKlussen. Wat houdt fase<strong>be</strong>geleidingallemaal in: functioneringsgesprekkenvoeren, vorming <strong>be</strong>geleiden,zorgen voor extra ondersteuning als mensenproblemen heb<strong>be</strong>n met huisvesting,deurwaarders, … Stappen worden ondernomenin overleg met de instructeurs.VAD-<strong>be</strong>richten: Komen jullie vaak in contactmet mensen met alcohol- of drugproblemen?KW: Helaas bijna dagelijks. Ik spreek danniet over extreme situaties, maar ik kanwel stellen dat we bijna dagelijks te makenheb<strong>be</strong>n met mensen die ruiken naaralcohol. Af en toe loopt het uit de hand,verschijnt iemand in dronken toestand ophet werk of wordt iemand agressief, …VAD-<strong>be</strong>richten: Gaat het dan vooral overalcoholproblemen of ook over illegaledrugproblemen?KW: Ik merk alleszins dat alcohol voormij veel duidelijker is omdat je dat ruikt.Drugs vind ik veel moeilijker te traceren.Vermoedelijk zijn er meer drugproblemendan waarvan wij ons <strong>be</strong>wust zijn. Als wespreken over drugproblemen, dan gaathet vooral over het roken van cannabis.De cannabisgebruikers zijn ook duidelijkeen jonger publiek dan de alcoholgebruikers.VAD-<strong>be</strong>richten: Op een <strong>be</strong>paald momentheb<strong>be</strong>n jullie <strong>be</strong>slist om werk te makenvan een alcohol- en drug<strong>be</strong>leid. Was daareen concrete aanleiding voor?KW: Ik heb contact opgenomen met hetCentrum voor Geestelijke Gezondheidszorg(CGG) naar aanleiding van problemenin - een ploeg waarvoor ik samenVAD- BERICHTEN, 2007, 4 13
met de instructeurs geen oplossing meerzag. Er was een groot probleem met alcoholbij verschillende werknemers vandeze ploeg. We heb<strong>be</strong>n twee gesprekkengehad met het CGG over hoe we deze situatiezouden kunnen aanpakken. Daaruitis de vraag gerezen of het niet zinvol zouzijn om een <strong>be</strong>leid uit te schrijven voor dehele organisatie. We heb<strong>be</strong>n dan van hetdagelijks <strong>be</strong>stuur het fiat gekregen om ereffectief werk van te maken. In februarivan dit jaar zijn we een eerste keer samengekomen.We heb<strong>be</strong>n een zes- of zeventalbijeenkomsten gehad, waarin we steeds<strong>be</strong>geleid werden door de preventiewerkervan het CGG. We zaten telkens metheel wat mensen rond de tafel: <strong>be</strong>halvede preventiewerker en ikzelf waren ookde personeelsverantwoordelijke <strong>be</strong>trokkenen vijf of zes instructeurs van verschillendeploegen.VAD-<strong>be</strong>richten: Hoe is dat proces verlopen?Het is vrij snel gegaan, wil dat zeggendat het ook vlot gegaan is?KW: Op zich is het wel vlot gegaan, maarmét de nodige discussies. De moeilijkstestap was het opstellen van regels. Als jemet acht mensen rond de tafel zit, zijn erveel verschillende meningen. Die meningenallemaal afstemmen op mekaar heeftveel tijd in <strong>be</strong>slag genomen. En daar zijnwe eigenlijk nog altijd niet helemaal uit.Een aantal punten staat nu ook al in hetar<strong>be</strong>idsreglement, maar ik merk dat zeniet systematisch worden toegepast.VAD-<strong>be</strong>richten: Waarmee heeft dat volgensjou te maken?KW: Dat heeft zowel te maken met mensenkansen willen geven als met persoonlijkenormen van mensen. We zijn een organisatiedie mensen heel veel kansen geeft,waardoor het soms moeilijk is om knopendoor te hakken en te zeggen dat een situatieniet meer houdbaar is. En dan zijner inderdaad ook de verschillende visiesvan mensen. Mensen die zelf bijna nooitalcohol drinken oordelen vaak veel strenger.We zijn eigenlijk altijd blijven teruggrijpennaar ‘veiligheid’ als argument,omdat mensen werken met gevaarlijkemachines, met <strong>be</strong>drijfsvoertuigen rijden,werken op hoogte, … Als je altijd daarnaar teruggrijpt, merk je dat het toch <strong>be</strong>langrijkis om strikte regels te hanteren.VAD-<strong>be</strong>richten: Waar staan jullie nu indit proces?KW: Het <strong>be</strong>leid is nog niet geïmplementeerd.We heb<strong>be</strong>n onlangs een themadaggehad voor het ganse team, waarop hetdrug<strong>be</strong>leid een eerste keer is voorgestelden <strong>be</strong>sproken. De opmerkingen en aanvullingendie daaruit zijn gekomen moetennu verwerkt worden. Hopelijk kunnenwe dan <strong>be</strong>gin 2008 met ons drug<strong>be</strong>leidvan start gaan.Op dit moment moet vooral de regelgevingnog verder op punt gezet worden.Ook de pijler educatie en preventie kannog verder geconcretiseerd worden. Educatieen preventie vinden we <strong>be</strong>langrijkop niveau van de doelgroep, maar ook opniveau van <strong>be</strong>dienden of instructeurs: het<strong>be</strong>leid is er immers voor iedereen, daar isgeen discussie over. Roken is daarbij eenmoeilijk punt. Er mag bijvoor<strong>be</strong>eld nietgerookt worden in de <strong>be</strong>drijfsvoertuigen,maar er zijn genoeg instructeurs die dezeregel niet naleven. Nochtans heb<strong>be</strong>n zijeen voor<strong>be</strong>eldfunctie.VAD-<strong>be</strong>richten: Is er ook (samenwerkingmet) hulpverlening voorzien in julliedrug<strong>be</strong>leid?KW: We heb<strong>be</strong>n een hulpverleningsschemauitgeschreven dat duidelijk maaktwelke stappen moeten gezet worden alser problemen zijn. We heb<strong>be</strong>n ook eenheel goede samenwerking met onze ar<strong>be</strong>idsgeneesheer,bij wie we altijd terechtkunnen.Hij neemt een <strong>be</strong>langrijkerol op als wij met problemen zitten diewe zelf niet meer hanteerbaar vinden. Eris ook contact met externe hulpverlening,maar dat kan nog wel verder uitgebouwdworden. Met mensen die opgenomenworden, blijven we contact houden enzij kunnen ook altijd terugkeren. Effectiefdoorverwijzen blijft wel moeilijk wanneeriemand niet wil inzien dat hij/zij een probleemheeft.VAD-<strong>be</strong>richten: Staan jullie anders tegenoveralcoholproblemen dan illegaledrugproblemen?KW: Principieel maken we daar geen onderscheidin, maar in de praktijk wordenwe zo weinig geconfronteerd met illegaledrugproblemendat de vraag zich bijnaniet stelt. Of we zien het niet. Dat is hetmoeilijke. Je hebt vaak vermoedens die jeniet hard kan maken. En eigenlijk geldtdat voor zowel illegaledrugproblemen alsvoor alcohol.VAD-<strong>be</strong>richten: Zijn problemen met alcoholof illegale drugs op een of anderemanier een uitsluitingscriterium?KW: Ik weiger alleen mensen voor een gesprek- en dan is weigeren nog niet hetjuiste woord - als iemand zwaar onderinvloed is. Dan zeg ik dat ze contact kunnenopnemen voor een nieuw gesprek alsze nuchter zijn. Dat valt gelukkig niet veelvoor, maar als het voorvalt, hoor je vandie mensen meestal niks meer. Tijdenseen eerste gesprek wordt altijd duidelijkgesteld dat alcohol of drugs verbodenzijn tijdens de werkuren.VAD-<strong>be</strong>richten: Komt er een moment datjullie zeggen, nu kan het niet meer?KW: Ja, als de situatie niet meer leefbaaris voor de groep of voor de instructeurof als wij na heel veel pogingen merkendat mensen blijven te laat komen, niet inorde zijn met hun ziekteattesten, ... Maardan nog gaat er een heel lange periodeaan vooraf. Het duurt vaak lang voor erdrastische <strong>be</strong>slissingen genomen worden,omdat we voor veel mensen de opleidingof tewerkstelling van de laatste kans zijn.Als ze bij ons niet meer terechtkunnen,kunnen ze nergens meer terecht. Voorveel mensen zijn we toch een soort thuis.VAD-<strong>be</strong>richten: Wat zijn de sterktes vande sociale economie om om te gaan metalcohol- en andere drugproblemen?KW: Ik denk dat wij meer tijd willen investerenin het zoeken naar oplossingen voorproblemen die mensen heb<strong>be</strong>n, een intensievere<strong>be</strong>geleiding voorzien. Hoewelik ook wel versteld sta van de inspanningendie reguliere <strong>be</strong>drijven leveren. Ik <strong>be</strong>ntwee maal naar een voorstelling geweestvan het <strong>be</strong>leid van privéfirma’s en ik waszeer positief verrast over hun <strong>be</strong>leid. Ookzij investeren zeer veel in het omgaan metalcohol- of andere drugproblemen.VAD-<strong>be</strong>richten: Hartelijk dank voor ditboeiende gesprek!Meer info over Wonen en Werken is tevinden opwww.wonen-en-werken.<strong>be</strong>.14 VAD- BERICHTEN, 2007, 4
BRUSSEL-CENTRAALOproep tot projectvoorstellen in het kader van degezondheidsconferentie tabak, alcohol en drugsHet Vlaams Agentschap Zorg & Gezondheidverspreidde in <strong>juli</strong> 2007een oproep tot regionale en lokaleimplementatieprojecten in het kadervan de gezondheidsconferentietabak, alcohol en drugs. Naaraanleiding van de conclusies vande gezondheidsconferentie <strong>be</strong>slistede Vlaamse minister van Welzijn,Volksgezondheid en Gezin om voor2007 een <strong>be</strong>drag van € 466.000 uitte trekken voor projecten. Daarnaastwerd de <strong>be</strong>staande preventiestructuurversterkt met een uitbreidingvan het aantal preventiewerkers inde Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg(CGG) met vijf voltijdseequivalenten.Voor elk project geldt tevens datminstens nauw wordt samengewerkt meteen Logo, een regionale drugpreventiewerkerbij een CGG of een SIT 1 , zowel bij deuitwerking van het projectvoorstel als bijde uitvoering van het project. De projectenmoeten verderbouwen op de wetenschappelijke<strong>be</strong>vindingen en de conclusies vande gezondheidsconferentie en gericht zijnop implementatie en uitvoering van de aldaar<strong>be</strong>sproken strategieën.Deadline voor het indienen van projectenwas 15 <strong>septem<strong>be</strong>r</strong>. Na advies van het1 Samenwerkingsinitiatief ThuiszorgAgentschap Zorg & Gezondheid <strong>be</strong>slist deminister welke projecten zullen wordengesubsidieerd.Stuurgroep Actieplan tabak, alcoholen drugsOndertussen startte eind juni 2007 ondervoorzitterschap van dr. Stan Ansoms eenStuurgroep Actieplan tabak, alcohol endrugs met de operationalisering van hetnatraject van de gezondheidsconferentie.Bedoeling is tegen eind decem<strong>be</strong>r 2007 eenconcreet actieplan aan de Vlaamse minister<strong>be</strong>voegd voor Volksgezondheid voorte leggen, met vermelding van timing,actoren en budget per actie.De stuurgroep is samengesteld uit vertegenwoordigersvan VAD en VIG, Logo’s,CGG-preventiewerkers, provincialepreventiecoördinatoren, lokalepreventiewerkers en CAW 2 . Het VlaamsAgentschap Zorg & Gezondheid zorgtvoor de logistieke ondersteuning.De stuurgroep werkt in eerste instantieaan een geïntegreerde visietekst overtabak, alcohol en drugs en maakt eeninventaris van alle <strong>be</strong>trokken actorenbij het <strong>be</strong>leid ten aanzien van tabak, alcoholen drugs. Tevens wordt per sectoren doelgroep een basisaanbod geformuleerd,dat verder zal worden getoetstaan de verschillende <strong>be</strong>trokkenen bij degezondheidsconferentie en bij de uitvoeringvan het Actieplan. Noden en prioriteitenzullen tevens in de toetsingsrondeworden geïnventariseerd, zodat een gefaseerdActieplan kan worden opgemaakt,dat gedragen wordt door alle <strong>be</strong>trokkenactoren op het terrein. De stuurgroep werktonafhankelijk aan deze opdracht en er zijntussentijdse toetsingsmomenten voorzientussen de voorzitter en de minister.2 Centra Algemeen WelzijnswerkMarijs GeirnaertPARLEMENTAIRE VRAAGParlementaire vraag van de heer GuidoDe Padt (Open-VLD) aan de vice-eersteminister en minister van BinnenlandseZaken Patrick De Wael over ademtesten,politieambtenaren en informatieplicht (5maart 2007):Het Koninklijk Besluit (KB) van 18 februari1991 <strong>be</strong>treffende de ademtesttoestellen diehet niveau van de alcoholopname in deuitgeademde alveolaire lucht aangeven,<strong>be</strong>paalt in artikel 8 dat personen die eenademtest moeten ondergaan een wachttijdmogen vragen van 15 minuten. Dezelfdewachttijd geldt voor personen die eenademanalyse moeten ondergaan (KB van18 februari 1991 <strong>be</strong>treffende de analysetoestellenvoor de meting van de alcoholconcentratiein de uitgeademde alveolairelucht).Hoewel in deze wetteksten niet expliciet vermeldwordt dat de politieambtenaren ditrecht moeten toelichten, wordt in de rechtsleerdit standpunt wel uitgebreid <strong>be</strong>handeldonder de noemers actieve informatieplichten rechten van de verdediging. De mededelingdient in die zin ook expliciet vermeldte worden in het proces-verbaal. Meer uitlegdaaromtrent staat vermeld in onder meerhet Rechtskundig Weekblad van 1 mei 1999VAD- BERICHTEN, 2007, 4 15
(T. Ongena, Over het recht op een tweedeademanalyse, of hoe de vermelding vaneen recht zelf ook een recht kan zijn, nootonder Cass. 21 april 1998, <strong>nr</strong>. 35, blz. 1277-1280).1. Passen alle federale en lokale politiedienstenbovenvermelde informatieplicht toeen wordt deze passage ook overal opgenomenin de standaardverhoorstaten vande overtreders?2. Wat ligt juist aan de basis van dit rechtop uitstel?Antwoord van de vice-eerste minister enminister van Binnenlandse Zaken PatrickDe Wael:1. De politiediensten in België passen deinformatieplicht toe. Op alle processen-verbaalinzake vaststellingen va<strong>nr</strong>ijden onder invloed wordt vermelddat een wachttijd van 15 minuten mogelijkis en al of niet in acht genomenwerd. Het informaticasysteem van defederale politie en de lokale politievoorziet deze clausules automatisch.2. Dit recht op uitstel is gebaseerd op demanier van meten. Het <strong>be</strong>palen van hetalcoholpercentage in het bloed ge<strong>be</strong>urtdoor het meten van de alveolaire lucht.Eventuele residu’s in de mondholte <strong>be</strong>invloedenhet resultaat. Om dit te vermijdenwordt een wachttijd toegestaanvoor het geval de laatste consumptiekort voor de controle plaatsvond. In depraktijk wordt daar niet veel gebruikvan gemaakt.VOOR U GESURFTDub<strong>be</strong>ldiagnose vraagt om samenwerkingDe website www.dub<strong>be</strong>ldiagnose.<strong>be</strong> werd ontwikkeld door het PsychiatrischCentrum Sleidinge en formuleert als netwerkgids een antwoord op vragen over degecombineerde problematiek van middelengebruik en psychose.inspiratiebron voor netwerking in andereregio’s.ZorgaanbodEr is een aantal <strong>be</strong>perkingen aan het opzetvan deze website die je <strong>be</strong>st in het achterhoofdhoudt bij een <strong>be</strong>zoek. Men doelt met‘dub<strong>be</strong>ldiagnose’ op de engere definitievan middelenmisbruik en/of -afhankelijkheiden psychose, niet op andere psychiatrischestoornissen die met middelengebruikkunnen samengaan.Het netwerk <strong>be</strong>staat verder enkel uit ambulanteen residentiële hulpverleningsdienstenuit de regio Groot-Gent. Dit netwerkwerd met een paar partners opgestart eind2002, maar werd pas in 2005 in een samenwerkingsovereenkomstvoor de hele regiogegoten. Momenteel formuleert het PCSleidinge een aanbod voor heel Vlaanderenen ontvangt als pilootproject hiervoorsubsidies van het ministerie van Volksgezondheiden Sociale Zaken. De structuurvan dit netwerk kan wellicht dienen alsWat eerst opvalt, is de mooie, duidelijkelay-out: kleurrijk en met intrigerende foto’s.De <strong>be</strong>zoeker wordt zelfs uitgenodigdom fotomateriaal op te sturen zodat de foto’sregelmatig kunnen worden vernieuwd.Van de homepage kan je doorklikken naaralle onderdelen van de website. Het <strong>be</strong>langrijksteonderdeel is het ‘centra-aanbod’.Hier vind je een overzichtsta<strong>be</strong>l voorGroot-Gent, met de centra die één of meerdere<strong>be</strong>handelmodules aanbieden voor dedoelgroep dub<strong>be</strong>ldiagnose. Per <strong>be</strong>handelmodule(diagnosestelling, crisisopvang,ambulante <strong>be</strong>geleiding/<strong>be</strong>handeling, residentiële<strong>be</strong>handeling, <strong>be</strong>geleid/<strong>be</strong>schutwonen en casemanagement) hanteert meneen ander kleurtje, wat de leesbaarheidverhoogt. Eén klik op de naam van één vande diverse centra en je krijgt de contactgegevensen informatie over hun specifiekeaanbod.SteunpuntPC Sleidinge biedt ook ondersteuning bijhet opzetten van een hulpverleningsaanbod/zorgtrajectvoor dub<strong>be</strong>ldiagnose inandere hulpverleningscentra en regio’s.Voor vragen over de therapeutische aanpakkan je klikken op ‘steunpunt’; voor vragenover samenwerking en aan te brengen wij-16 VAD- BERICHTEN, 2007, 4
zigingen in de netwerkgids op ‘contact’.Verder vind je op deze pagina vormingsinitiatieven,publicaties en websites overhet thema dub<strong>be</strong>ldiagnose.Zelf op zoekGEWIKT EN GEWOGENEen zoekopdracht via Google leert dat ditde eerste Vlaamse website is over dit specifiekethema. Wie wil weten welk zorgaanboder voorhanden is in andere regio’smaakt <strong>be</strong>st gebruik van de <strong>be</strong>staandedoorverwijsgidsen/sociale kaarten of contacteerthet overlegplatform geestelijkegezondheidszorg van zijn provincie:• Website Julie Rensonstichting: www.<strong>juli</strong>erenson.<strong>be</strong> (klik op theseus);• VAD-doorverwijsgids: www.vad.<strong>be</strong>(klik op VAD-aanbod/doorverwijzen/doorverwijsgids);• Provinciale zorgcoördinator middelenmisbruik:www.overlegplatformsggz.<strong>be</strong>.Kathleen RaskinPreventie voorbij: hoe willen kwetsbare jongeren zelf het(problematisch) gebruik van drugs voorkomen?Drugpreventie moet afgestemd zijn op de noden en <strong>be</strong>hoeften van haar doelgroepen.Zeker voor kwetsbare groepen is deze afstemming een noodzaak. Toch blijft eenvraaggestuurde drugpreventie eerder uitzondering dan regel. Kwalitatief onderzoekbij een kwetsbare groep jongeren in Oost-Vlaanderen wilde hieraan deels tegemoetkomen: 160 jongeren met een gedrags- en emotionele stoornis (GES) vertelden hoe eengoed drug(preventie)<strong>be</strong>leid er moet uitzien. Het onderzoek liep van april 2005 tot april2007. Freya Vander Laenen van de Universiteit Gent voerde het uit en schreef er haardoctoraal proefschrift over.Jongeren met GES in degehandicaptensector: kwetsbaar,wantrouwig en over het hoofd gezienAan het onderzoek namen 160 jongerendeel tussen 12 en 21 jaar met een gedragsenemotionele stoornis (GES), erkend alsjongeren met een handicap. Zij verblijvenin een internaat van het Vlaams Agentschapvoor Personen met een Handicap inOost-Vlaanderen.Deze jongeren vallen vooral op door deernst en de complexiteit van de problematiek.Ze heb<strong>be</strong>n een combinatie vandiagnoses, sociale problemen, ze vertonenagressief en delinquent gedrag. De meestejongeren zitten in het buitengewoon secundaironderwijs. Bovendien verloopt deovergang naar de volwassenheid moeizaam.De jongeren in het onderzoek zijn globaalgenomen erg wantrouwig. Ze zijn gevormden ‘misvormd’ door hun eigen ervaringenen door ervaringen van anderen in hunomgeving. De jongeren zijn geen on<strong>be</strong>schrevenblad, na negatieve ervaringenthuis, in de buurt en op school en na (jarenlang)contact met de hulpverlening,politie, de jeugdrechtbank. Zij putten uitdeze ervaringen om drugpreventiewerkers,(drug)hulpverleners en onderzoekerste plaatsen en te <strong>be</strong>oordelen.De literatuur omschrijft jongeren met GESals een kwetsbare groep, ook voor problematischdruggebruik. Het gebrek aanaandacht voor deze populatie in de politiek,de administratie, de onderzoekswerelden de samenleving is dan ook on<strong>be</strong>grijpelijk.Een scherpe evaluatie vandrugpreventie en drughulpverleningDrugpreventie en drughulpverlening <strong>be</strong>horenniet tot het netwerk dat jongeren<strong>be</strong>langrijk vinden en verkiezen om druggebruikte voorkomen of om te helpen bijproblemen met drugs, wel in tegendeel:drugpreventie en drughulpverlening heb<strong>be</strong>neen ernstig imagoprobleem.Enkel jongeren die niet gebruiken hechtenwaarde aan drugpreventie. Gebruikers zij<strong>nr</strong>onduit negatief in hun <strong>be</strong>oordeling. Drugpreventieis in hun ogen vooral gericht opabstinentie en is niet in overeenstemmingmet hun eigen ervaringen. In de <strong>be</strong>levingvan heel wat jongeren en gebruikers in hetbijzonder, zijn drugcontroles, sancties engesprekken verweven. Gesprekken overdruggebruik roepen weerstand op omdatjongeren ze associëren met sancties en zezelfs als sanctie ervaren.De jongeren zullen ook niet snel de stapzetten naar de drughulpverlening. Zijvinden de hulpverlening te duur, jongerenzijn bang voor negatieve reacties vanhun ouders, zij weten niet welke hulpverleningsmogelijkheden<strong>be</strong>staan, hulp vragenvoor druggebruik is het (h)erkennenvan een probleem met dit gebruik en heelwat gebruikers vinden dat hun druggebruikgeen probleem is. De jongerengaan er bovendien vanuit dat ook dedrughulpverlening enkel gericht is opabstinentie.Ondanks het negatieve imago, kennen demeeste jongeren de sector nauwelijks: zeheb<strong>be</strong>n geen drugpreventie gehad - ofkunnen het zich niet herinneren - en slechtseen enkeling heeft persoonlijke ervaringmet de drughulpverlening.Maar ook omgekeerd blijkt globaal genomende kennis van de drugpreventiesectorvan jongeren met GES <strong>be</strong>perkt. Deinternaten zijn bovendien op zoek naarvoorzieningen binnen de drughulpverleningdie jongeren met <strong>be</strong>perkte cognitievevaardigheden of met een gedragsstoornis(kunnen) <strong>be</strong>geleiden.VAD- BERICHTEN, 2007, 4 17
Essentiële randvoorwaarden voor een(drugpreventie)<strong>be</strong>leidDrug(preventie): geen thema voor de jongeren,relatievorming wel‘Drugs’ en drugpreventie zijn thema’swaarvan de jongeren niet wakker liggen.In het geheel van de problemen waarmeeze worstelen, lijken - toekomstige of zelfspotentiële - drugproblemen triviaal. Jongerenzijn wel <strong>be</strong>kommerd over en sterk<strong>be</strong>trokken op hun familie, hun vriendschappenen hun <strong>be</strong>jegening in het internaaten in (hulpverlenings)relaties.De jongeren vinden het primordiaal datde internaten eerst en vooral aan essentiëlerandvoorwaarden voor een goede(hulpverlenings)relatie werken. Vertrouwenen het vertrouwelijk omgaan met informatiezijn daarbij de sleutel. Dit komtovereen met ander onderzoek bij jongeren,maar is in deze onderzoekspopulatie veelprominenter aanwezig. Jongeren verkiezende kenmerken van een hulpverlener dieook bij motivationele gespreksvoering terugkomen.Jongeren willen dat opvoedersen hulpverleners hen <strong>be</strong>handelen als individuen,naar hen luisteren, hun meningernstig nemen, hen aanvaarden en waarderenen hen helpen. Dit lijkt vanzelfsprekend,maar in de <strong>be</strong>leving van de jongerenzijn deze randvoorwaarden onvoldoendeaanwezig.of is gebaseerd op modellen voor niet-BuSO-scholen. VAD actualiseert en testtegen eind 2007 een vernieuwd draaiboekvoor het ontwikkelen van een drug<strong>be</strong>leidin de bijzondere jeugdzorg in Vlaanderen.Waarom deze inspanningen niet uitbreidennaar de gehandicaptensector?Jongeren met GES zijn geïdentificeerd alsjongeren die bijzonder kwetsbaar zijnvoor (problematisch) gebruik. Het is al teeenvoudig te <strong>be</strong>sluiten dat een goed uitgebouwddrug(preventie)<strong>be</strong>leid in de instellingop zich voldoende preventief zalzijn. Preventieactiviteiten moeten op deonderliggende problemen gericht zijn. Deinternaten kunnen heel wat doen met dieaspecten (in het netwerk) van de jongerendie wel goed gaan of kunnen hersteldworden en waaraan jongeren veel <strong>be</strong>langhechten: hun vriendschappen, de relatiemet hun ouders, hun relatie met opvoedersen <strong>be</strong>geleiders. De internaten kunnen ookmeer systematisch werken aan zelf<strong>be</strong>schikkingen aan het voor<strong>be</strong>reiden van de terugkeernaar de samenleving.Beleidsmakers moeten structurele maatregelennemen om de aansluiting van jongerenmet GES met de reguliere hulpverleningen met de samenleving te ver<strong>be</strong>teren. Hetcreëren van één intersectorale toegangspoortvoor de bijzondere jeugdbijstand enhet Vlaams Agentschap is alvast een stapvooruit. Het zal ook noodzakelijk zijn omde samenwerking met andere vormen van(volwassen) hulpverlening <strong>be</strong>ter te verzorgen.Aangezien net jongeren met <strong>be</strong>perktecompetenties en een <strong>be</strong>perkt sociaal netwerkhet minst geneigd zijn hulp te zoeken,zal het niet volstaan een aanbod te creërenen vervolgens te verwachten dat dezedoelgroep vanzelf wel de weg zal (willenen kunnen) vinden.Ten slotteDe jongeren in dit onderzoek heb<strong>be</strong>n eenuitgesproken mening over hoe drugpreventieen drughulpverlening er zouden(moeten) uitzien. Die mening is gevormddoor hun eigen ervaringen en de ervaringenvan anderen in hun omgeving methulpverlening en met de reactie op druggebruikin het internaat. Deze ervaringen<strong>be</strong>zorgen de drugsector en het drug<strong>be</strong>leidin het internaat een negatieve evaluatie eneen negatief imago. De meeste jongeren indit onderzoek missen het basisvertrouwenom de stap te zetten naar professionelenmet (hulp)vragen rond drugs. Werkenaan vertrouwen en het opbouwen van eenhulpverleningsrelatie is dan ook de eerstestap, die, hoe vanzelfsprekend ook, nietvoldoende aandacht lijkt te krijgen.Meer fundamenteel kan het niet andersdan een centrale doelstelling van elk goed(drugpreventie)<strong>be</strong>leid zijn om voor elk individuen elke groep de ruimte te laten ende kansen te creëren om volwaardig deeluit te maken van de samenleving. Het gebrekaan aandacht voor jongeren met GESlaat toe te <strong>be</strong>sluiten dat deze kansen nauwelijksaanwezig zijn.Dr. Freya Vander LaenenUniversiteit Gent[De jongeren heb<strong>be</strong>n, als onderdeel van het onderzoek, tips geformuleerd voor onder meer drugpreventiewerkersen hulpverleners. Deze cartoon illustreert dat een <strong>be</strong>langrijk kenmerk van eengesprekspartner is dat hij/zij competent is en <strong>be</strong>reid is ervaringen met de jongere te delen.]Meer en structurele drugpreventieEen drugpreventie<strong>be</strong>leid voor jongerenmet GES in het buitengewoon secundaironderwijs (BuSO) <strong>be</strong>staat nog steeds nietVander Laenen, F. (2007). Vraaggestuurdepreventie van (problematisch)druggebruik bij kwetsbaregroepen, Onderzoek bij jongeren meteen gedrags- en emotionele stoornis,Proefschrift ingediend tot het <strong>be</strong>halenvan de academische graad van Doctorin de Criminologische Wetenschappen,Universiteit Gent.De publicatie van dit proefschrift isgepland voor het najaar. Zodra hetboek er is, verschijnt dit in de VAD<strong>be</strong>richten.Meer informatie? Dr. Freya VanderLaenen, Universiteit Gent, 09 264 6947, Freya.vanderlaenen@ugent.<strong>be</strong>.18 VAD- BERICHTEN, 2007, 4
Karakteristieken en noden van ouders van personen die middelenmisbruikenExploratieve studie naar verandering en tevredenheid bij deelnemers van oudergroepen diewerken volgens de principes van het GROOD-werkboekTussen februari en decem<strong>be</strong>r 2006 voerden VAD, de vakgroep Orthopedagogiek(Universiteit Gent) en het departement Sociaal-Agogisch Werk (Hogeschool Gent)samen een (kleinschalig) evaluatieonderzoek uit om na te gaan of oudergroepen diegebruikmaken van de GROOD-werkmap ook bijdragen tot de te realiseren doelstellingenen <strong>be</strong>antwoorden aan de noden van de deelnemers. GROOD staat voor Groepswerking terOndersteuning van Ouders met Druggebruikende kinderen.In dit artikel worden de <strong>be</strong>langrijkste <strong>be</strong>vindingen van dit evaluatieonderzoek toegelicht.Algemeen wordt aangenomen dat de socialesteun van significante anderen 1 vangroot <strong>be</strong>lang kan zijn voor personen diemiddelen misbruiken. Meer en meer raaktmen er binnen de hulpverlening dan ookvan overtuigd dat het <strong>be</strong>langrijk is dezesignificante anderen te <strong>be</strong>trekken. Anderzijdswordt vaak voorbijgegaan aan deinspanningen die het verlenen van deze(intensieve) steun met zich meebrengt: hetsamenleven met en ondersteunen van iemanddie middelen misbruikt ligt immers1 Significante anderen zijn in de eerste plaats familieleden(ouders, broers en zussen, grootouders, ...), maarook vrienden, buren of formele netwerken (zoals bijvoor<strong>be</strong>eldcollega’s of werkgevers) vallen hier onder.aan de basis van extreme en langdurigestress. Aangenomen wordt dat heel watsignificante anderen, in relatie tot problemendie voortvloeien uit het druggebruiken de daarmee samenhangende stress, opzoek zijn naar één of andere vorm van ondersteuningof <strong>be</strong>geleiding. Deze ondersteuningvindt een aantal van hen in hetparticiperen aan een praatgroep, oudergroep,... In Vlaanderen <strong>be</strong>staan verschillendepraatgroepen, in hoofdzaak gerichtop ouders en al dan niet geleid door professionelehulpverleners.Om <strong>be</strong>roepskrachten en vrijwilligers te ondersteunenin het <strong>be</strong>geleiden van een dergelijke(ouder)praatgroep, ontwikkeldeVAD een drietal jaar geleden - in samenwerkingmet verschillende partners uit hetwerkveld - de GROOD-werkmap.Ouders die deelnemen aan eenoudergroepDrie ambulante voorzieningen die gebruikmakenvan de GROOD-werkmap werdengecontacteerd om aan het onderzoek meete werken. In de voorziene onderzoeksperiodeschreven 25 significante anderen invoor deelname aan de oudergroepen inéén van deze voorzieningen; zij werden optwee verschillende meetmomenten (bij destart en na afronding van de oudergroep)<strong>be</strong>vraagd met een zelf in te vullen vragenlijst2 en een over elke deelnemer.Bij de eerste meting (start van de oudergroep)werden gegevens verzameld van 22ouders: het <strong>be</strong>trof vooral moeders (72,7%).Er participeerden 16 vrouwen en 6 mannen.Participerende vaders waren daarenbovenbijna altijd vergezeld door hun partners(5/6). De 22 ouders waren gelinkt aan 18jongeren (13 jongens en 5 meisjes), vanwie de meerderheid - volgens hun ouders- vooral problemen heeft met cannabisgebruik.Op frequentie en gebruikshoeveelhedenhadden niet alle ouders een even goedzicht. Een duidelijke vaststelling is datde meeste jongeren die cannabis gebruiken,dit dagelijks doen. Slechts een (kleine)minderheid van de jongeren met eendrugprobleem is nog nooit in <strong>be</strong>handelinggeweest.21 ouders werden gecontacteerd voor eentweede meting (na afronding van de oudergroep),van wie er 16 (76,1%) ook eentweede keer <strong>be</strong>vraagd konden worden.Bijkomende anamnestische gegevens van12 ouders werden verzameld tijdens dezetweede meting. Hieruit blijkt dat, op éénuitzondering na, alle <strong>be</strong>vraagde oudersparticipeerden omwille van een biologisch2 De vragenlijst werd samengesteld door verschillendesubschalen uit twee Engelstalige vragenlijsten.VAD- BERICHTEN, 2007, 4 19
kind. De oudergroepen <strong>be</strong>reiken hoofdzakelijkhooggeschoolde, werkende oudersvan middelbare leeftijd (gemiddelde leeftijdvan 48,6 jaar).Worden de doelstellingen <strong>be</strong>reikt?Met de gebruikte vragenlijst werd onderzochtin welke mate de doelstellingen vooroudergroepen die in de GROOD-werkmap<strong>be</strong>schreven zijn, ook <strong>be</strong>reikt worden. Dit<strong>be</strong>tekent dat nagegaan werd in hoeverrede basisdoelstelling van deelname aan eenoudergroep gerealiseerd werd: verhogingvan de ouderlijke competentie - verderopgesplitst in drie subdoelstellingen (1)verhoging van de eigen perceptie als competenteouders; (2) verhoging van vertrouwenin de ouderlijke rol; (3) zichzelf <strong>be</strong>tervoelen als persoon.Na afronding van de oudergroep blekenouders significant meer tevreden over hetgezinsleven (opvoeding, relaties, ...) (Familie-tevredenheidsschaal),ervoeren zijsignificant minder symptomen, zowel op fysiekals op psychologisch vlak (Symptoom-Taxatietest) en waren zij significant minderintensief <strong>be</strong>trokken op de problemen (testerk verbonden met het kind, voortdurende<strong>be</strong>zorgdheid over de problemen van hetkind) (Subschaal ouderlijke <strong>be</strong>trokkenheid).Het copinggedrag van de ouders (Copingvragenlijst)en het toekomstperspectief vande ouders (Hoop-Wanhoop-vragenlijst)bleken na afloop van de oudergroep nietsignificant veranderd.In relatie tot de door de <strong>be</strong>geleiders ingevulderisicotaxatie-lijst (die als <strong>be</strong>doelinghad om op voorhand een aantal risicofactorente detecteren die de eventueel gunstigeeffecten van participatie aan de oudergroep<strong>be</strong>lemmeren) werd een positievesamenhang gevonden met de Familie-tevredenheidsschaal(hoe tevredener ouderswaren bij aanvang van de oudergroep, hoelager de <strong>be</strong>geleiders scoorden op de risicotaxatie-lijst)en met de Symptoom-Taxatietest(minder symptomen bij aanvangvan de oudergroep ging samen met eenlagere score op de risicotaxatie-lijst).Zijn de ouders na afloop van deoudergroep tevreden?Globaal gezien waren de ouders tevredenover de manier waarop de oudergroepengeorganiseerd worden. Ze voelden zichgoed onthaald door de <strong>be</strong>geleiders. Daarnaastwas bijna iedereen tevreden over hetaantal sessies (vier tot zes) en de groepsgrootte(variërend van vijf tot twaalf deelnemers).Hoewel de meerderheid van deouders niet alle sessies bijwoonde, warener slechts 2 echte afhakers (8%).Ook op inhoudelijk vlak waren de oudersgematigd tot zeer tevreden over de oudergroepen.De ouders kennen een gemiddeldetevredenheidsscore van 7,65 toe opeen schaal van 0 tot 10. De meerderheidhaalde aan dat de oudergroep voldeed aande verwachtingen en dat men zich thuisvoelde in de groep. Vooral de getuigenissenvan andere ouders en de uitwisselingvan ervaringen werden als zeer interessant<strong>be</strong>schouwd. Iedereen, ook diegenen die deoudergroep zelf minder positief ervaarden,zou andere ouders van kinderen met eendrugproblematiek aa<strong>nr</strong>aden om deel tenemen aan een oudergroep.ConclusieSamenvattend kan gesteld worden dat,ondanks het feit dat we hier te makenheb<strong>be</strong>n met een kleinschalig onderzoek,oudergroepen een aantal positieve veranderingenbij de ouders <strong>be</strong>werkstelligen endat ouders deze groep ook als een <strong>be</strong>langrijkemeerwaarde ervaren.Dr. Veerle SoyezProf. Dr. Eric BroekaertUniversiteit GentVakgroep OrthopedagogiekABSTRACT VERPAKTNaltrexone bij de <strong>be</strong>handelingvan opiaatverslaafdenNaltrexone neemt het effectvan opiaten weg. In dit gerandomiseerde,placebo-gecontroleerde onderzoek (Comer,S.D., Sullivan, M.A., Yu, E., Rothen<strong>be</strong>rg,J.L., Kle<strong>be</strong>r, H.D., Kampman, K., Dackis, C.,O’Brien, C.P., Injectable, sustained-releasenaltrexone for the treatment of opioid dependence:a randomized, placebo-controlledtrial. Arch Gen Psychiatry. 2006Feb;63(2):210-8.) werd de effectiviteit en deveiligheid van een <strong>be</strong>handeling met geïnjecteerdenaltrexone <strong>be</strong>keken, evenals demate waarin cliënten in <strong>be</strong>handeling blijven.De resultaten zijn positief met een significantverschil in therapieretentie tussende placebogroep en de naltrexonegroepen.De therapieretentie nam toe met de dosisnaltrexone. Men vond ook een positief,maar niet constant effect op het bijgebruikvan opiaten. De resultaten moeten gerelativeerdworden, aangezien de onderzochtegroepen klein waren, de selectie voor deelnamezeer selectief was, er een grote dropoutwas en het onderzoek slechts over tweemaanden liep. Het effect op bijgebruik vanandere producten zoals cocaïne en <strong>be</strong>nzodiazepineswas niet overtuigend. Qua bijgebruikvan cannabis was er geen verschilmet de placebogroep.XTC en het verbale geheugenNederlandse onderzoekers(Schilt, T., de Win, M.M., Koeter,M., Jager, G., Korf, D.J., van den Brink,W., Schmand, B., Cognition in novice ecstasyusers with minimal exposure to otherdrugs: a prospective cohort study. Arch GenPsychiatry. 2007 Jun;64(6):728-36) volgdenin deze prospectieve cohortestudie eengroep jongeren op die nog geen XTC haddengebruikt, maar van wie een deel dit naderhandwel ging doen. Zij vergeleken deevolutie van de cognitieve functies bij dezetwee groepen na drie jaar. Enkel in het verbalegeheugen werden negatieve effectengeconstateerd. De achteruitgang op deze20 VAD- BERICHTEN, 2007, 4
korte termijn was <strong>be</strong>perkt, maar negatieveeffecten op lange termijn zijn niet uitgesloten.Middelenmisbruik bij firstepisodepsychoseIn dit Britse onderzoek (Barnett,J.H., Werners, U., Secher, S.M., Hill, K.E.,Brazil, R., Masson, K., Pernet, D.E., Kirkbride,J.B., Murray, G.K., Bullmore, E.T., Jones,P.B., Substance use in a population-basedclinic sample of people with first-episodepsychosis. Br J Psychiatry. 2007 Jun;190:515-20) wordt het middelenmisbruik van patiëntenmet een eerste psychose vergelekenmet dat van de algemene <strong>be</strong>volking. Bij depsychotische patiënten is alcoholgebruiknagenoeg universeel; bij 43% is er sprakevan misbruik of afhankelijkheid. Cannabisgebruikwordt door 80% gerapporteerden 51% voldoet aan de criteria van misbruikof afhankelijkheid. Gebruik van XTC vindtmen bij 46%, hallucinogenen bij 42%, cocaïneen amfetamines bij 40%, heroïne bij16% en <strong>be</strong>nzodiazepines bij 5%. Bij vergelijkingvalt op dat 55% van de psychotischepatiënten ooit een ‘class A drug’ (XTC, hallucinogenen,cocaïne, heroïne of methadon)gebruikt heeft, tegenover 13% van dealgemene <strong>be</strong>volking. De consequenties vandeze cijfers worden <strong>be</strong>sproken in verbandmet therapietrouw en terugval in druggebruikbij psychotische patiënten, denood aan preventie en aan aandacht voormisbruik van alcohol, cannabis en anderedrugs in psychosecentra.Voorspellende factoren vansuccesvolle ambulante alcoholontwenningFollow-up van patiënten met alcoholproblemenis problematisch door de grotedrop-out. Screening naar voorspellendefactoren kan leiden tot een adequatermultidisciplinair <strong>be</strong>leid. Uit dit onderzoek(Gelsi, E.V., Vanbiervliet, G., Cherikh, F.,Marine-Barjoan, E., Truchi, R., Arab, K.,Delmont, J.M., Tran, A., Factors predictiveof alcohol abstention after resident detoxicationamong alcoholics followed in ahospital outpatient center. GastroenterolClin Biol. 2007 Jun;31(6-7):595-9) komen devolgende significante factoren als negatiefnaar voor: dakloosheid, roken, drugsubstitutieen polytoxicomanie. De laatste isde enige onafhankelijke factor die kan <strong>be</strong>schouwdworden als voorspellend voor eenniet-succesvolle ontwenning.Dr. Frieda MatthysBIJBLIJVEN18 th International Conference on the Reduction of Drug Related HarmOf kortweg het IHRC 2007, vond plaats in Warschau, Polen. Dit zorgde voor een grotedeelname van vroegere Oostbloklanden en de Russische Federatie. Het vijfdaagse eventwerd <strong>be</strong>zocht door 1.200 mensen uit meer dan 80 landen. Vier lange dagen - van 8u30tot 19u30, jawel - konden we kiezen uit tientallen workshops die allemaal een aspectvan harm reduction <strong>be</strong>handelden. We <strong>be</strong>lichten twee topics.nog aantonen of deze legale party pillsinderdaad geen schade <strong>be</strong>rokkenen, maarBZP is in de VS, Australië en verschillendelanden in Europa (ook in België) reeds verboden.PartydrugsIn deze workshop werd het <strong>be</strong>leid vanNieuw-Zeeland onder de loep genomendoor onderzoekster Janie Sheridan. Zeerspecifiek aan deze situatie is het aanbodvan legale party pills. Deze producten <strong>be</strong>vattenchemische stoffen zoals <strong>be</strong>nzylpiperazine(BZP) en 3-trifluoromethylphenylpiperazine(TFMPP), waarvan is aangetoondin onderzoek dat ze psychoactieve effectenheb<strong>be</strong>n. De overheid <strong>be</strong>sliste dat er onvoldoende<strong>be</strong>wijs was om deze producten opte nemen in de lijst van verboden producten,maar reguleerde de verkoop ervan:enkel +18-jarigen kunnen deze productenaankopen en gratis staaltjes en advertentieszijn verboden. Verder onderzoek moetIn Australië kampt men met een anderrecent fenomeen: nieuwe vormen vanmethamphetamine. In de club en dancescene wordt het roken van crystal steedsvaker gerapporteerd. Crystal meth kanvoor heel wat psychologische problemenzorgen (onder andere paranoia, suïcidaalgedrag na gebruik, …), maar zet gebruikersook aan om meer risico’s te nemen.In de gay scene is deze drug populair enVAD- BERICHTEN, 2007, 4 21
onveilige seks onder invloed van crystalwordt regelmatig gerapporteerd. Crystalmeth of ‘ice’ is een gevaarlijke drug en hetis noodzakelijk om uitgaanders hierover teinformeren. Volgens onderzoeker Paul Dillonzal de verspreiding van crystal methin Europa <strong>be</strong>perkt blijven, vermits cocaïnehier gemakkelijker <strong>be</strong>schikbaar is dan inAustralië.Ook België was goed vertegenwoordigd indeze workshop. VAD nam een presentatieover het uitgaansleven voor zijn rekeningen Stijn Goossens van Breakline was aangesteldals moderator.Alcohol en harm reductionIn Schotland is de verkoop van alcoholgereguleerd door de wetgeving inzakevergunningen. Eén van de nieuwe componentenvan de wetgeving is de verplichtetraining vanaf 2008 voor alle <strong>be</strong>trokkenenin het proces: de mensen die de vergunningengeven, diegenen die de vergunningenontvangen, de schenkers en zij diede wet controleren. Alcohol Focus Scotlandontwikkelde enkele jaren geleden reeds detraining ‘ServeWise’. In de vorming wordtstilgestaan bij de wet, productinformatieover alcohol, omgaan met moeilijke klantenen de bredere verantwoordelijkhedenvan de gemeenschap. Uit het evaluatieonderzoekvan deze training bleek dat er eeneffect is van de invloed van het <strong>be</strong>leid endat de participanten zelf nadachten overhun eigen drinkgedrag en in sommige gevallenzelfs hun gedrag aanpasten.Martinic Marjana gaf een <strong>be</strong>schouwendeuiteenzetting over het <strong>be</strong>leid inzake alcohol.Wil men alcoholproblemen verhinderen,veilig drinken promoten en mogelijkevoordelen voor individu en maatschappijversterken, dan is het noodzakelijk omduurzame, toepasselijke en realistische<strong>be</strong>leidsstrategieën te implementeren. Menkan <strong>be</strong>st bredere maatregelen nemen danenkel maatregelen rond de <strong>be</strong>schikbaarheiden de toegankelijkheid van alcohol.De <strong>be</strong>nadering die hier werd voorgesteld isterug te vinden in een nieuw boek ‘Drinkingin context: patterns, targeted interventionsand partnership’. Dat vertrekt vande context van het drinken van alcohol:welke culturele en symbolische rol heeftdrinken in een maatschappij? Deze analyse<strong>be</strong>ïnvloedt de <strong>be</strong>slissing welke topicsprioritair zijn, de maatregelen die kunnengenomen worden en de toepasbaarheidin een specifieke context. Het succes van<strong>be</strong>leidsmaatregelen is afhankelijk van hetdraagvlak. Het is dan ook <strong>be</strong>langrijk ommensen die aan dezelfde doelstelling werkente <strong>be</strong>trekken.Meer informatie en abstracts over dit congresvindt u terug op www.harmreduction2007.org.Tina Van HavereThe 5 th Symposium on Workplace Drug TestingStockholm, 24-25 mei 2007Op 24 en 25 mei jongstleden organiseerde de European Workplace Drug Testing Society(EWDTS) in Stockholm haar vijfde congres. Het EWDTS ijvert voor drugtesting dieonderhevig is aan kwaliteitsnormen en plaatsvindt binnen een wettelijk kader. Verderwil het een onafhankelijk forum bieden voor alle aspecten die met ‘workplace drugtesting’ (WDS) te maken heb<strong>be</strong>n (zie ook www.ewdts.org).Op de eerste dag van het congres lag deklemtoon op de legale aspecten van drugtesting.Hierbij werd nogmaals het verschilin <strong>be</strong>nadering duidelijk tussen de VerenigdeStaten (VS) en de West-Europeselanden. Testingprogramma’s in de VS vertrekkenvooral vanuit de ‘war on drugs’,geïnitieerd in de tachtiger jaren van devorige eeuw door de toenmalige presidentReagan. Drugtesten op het werk is er eenwijd verspreid fenomeen. In 1996 testtereeds 81% van de <strong>be</strong>drijven in de VS op hetgebruik van drugs, niet alleen bij aanwervingmaar ook tijdens de tewerkstelling,en dit zowel in de private als de publiekesector.In West-Europa is de invalshoek voor drugtestenop de werkvloer veeleer de gezondheiden veiligheid van de werknemers enhun omgeving. Vooral veiligheidsgevoeligewerkplaatsen zijn daardoor vragendepartij. Dat bleek ook uit tal van uiteenzettingenwaarin de transportsector en defensieprominent aanwezig waren.Hoewel drugtesten in Europa een relatiefnieuw gegeven is, blijken er ook hier verschillente zijn. Sommige Europese landenheb<strong>be</strong>n specifieke wetgeving over drugtestingop het werk, andere niet. In demeeste landen kan drugtesting enkel wanneerer een veiligheidsrisico (ongevallen22 VAD- BERICHTEN, 2007, 4
maar ook inbreuk op vertrouwelijkheid vangegevens enzovoort) of gezondheidsrisicois. Het Europees Verdrag tot Beschermingvan de Rechten van de Mens en de FundamenteleVrijheden (EVRM) biedt een stevigraamwerk. Zo kan een inmenging in hetrecht op fysieke integriteit, wat door drugtestingge<strong>be</strong>urt, enkel onder de volgendevoorwaarden: de inmenging moet wettelijkvastgelegd zijn, zij moet noodzakelijk zijnen een legitiem doel nastreven en ze moettot slot relevant en proportioneel zijn.Drugtesting wordt zelden geïsoleerd georganiseerd.Vanuit effectiviteitsoogpuntkan dit enkel aangemoedigd worden.Zowel in de aanpak van de diverse strijdkrachten(Zweden, Finland en Ierland) alsde talrijke voor<strong>be</strong>elden uit de luchtvaartindustrie(Bromma & Arlanda Airport,Zweden; Continental Airlines, VS; BritishAirways; Quantas, Australië) blijkt drugtesting(goed) inge<strong>be</strong>d te zijn in een globaalalcohol- en drug<strong>be</strong>leid. De klemtoonligt daarbij op vroegtijdige detectie en interventieom (vooral) alcohol- en druggerelateerdeproblemen te voorkomen. Duidelijkeprocedures (‘wie moet wat doen inwelke situatie’), hulpverleningsmogelijkhedenen sensibiliseringsinitiatieven vooralle werknemers blijken zeker zo <strong>be</strong>langrijkte zijn als het testen naar alcohol- en druggebruik.De VAD-bijdrage, met klemtoonop een integrale aanpak, sloot hierbij goedaan. Ook minder invasieve alternatieven,zoals de alcolock-systemen, kwamen uitvoerigaan bod.Op dag twee kwamen alle mogelijke testmethodes(bloed-, urine-, speeksel- enhaartesten), en de (voornamelijk technische)evoluties terzake aan bod. Daardoorging de discussie vaak over de nauwkeurigheidvan deze alsmaar meer gesofisticeerdetestmethodes. De vraag of het testennaar alcohol en drugs een effectievemanier is om met alcohol- en druggerelateerdeproblemen op het werk om te gaan,kwam veel minder ter sprake.De uitdaging blijft immers effectieve programma’ste implementeren op de werkvloer,al dan niet met drugtesting, metrespect voor de individuele rechten van dewerknemer, maar ook vanuit een legitiemevraag van de werkomgeving voor veiligewerkplaatsen.Marie-Claire Lambrechts50 th International ICAA Conference on DependenciesFrom Stockholm to Stockholm - Lessons from the Past and Future DirectionsStockholm, 10-15 juni 2007Van 10 tot 15 juni jongstleden vierde de International Council on Alcohol andAddictions (ICAA) haar honderdjarige <strong>be</strong>staan in haar ‘geboortestad’ Stockholm. Eendriehonderdtal deelnemers verzamelde in het prachtige conferentiecentrum ‘NorraLatin’, pal in het centrum van de stad.Op het programma stonden tal van plenaireuiteenzettingen, diverse thema-presentatiesen dagelijkse bijeenkomsten van devijftien secties (onder meer hulpverlening,de Mentor Foundation, gender, de werkplaats,enzovoort).We <strong>be</strong>perken ons in dit verslag tot een aantalmarkante vaststellingen. Meer informatieover de uiteenzettingen kan u terugvindenop www.icaaconference.se/icaac.• Nieuwe technologieën zijn niet meerweg te denken uit de alcohol- en drugsector,met een sterk staaltje hiervanin een fascinerende bijdrage over dataen statistieken die men met de huidigetechnologie kan <strong>be</strong>werken en visualiseren(raadpleeg www.gapminder.orgen klik op ‘gapminder world 2006’). Deniet te stuiten opkomst van het internetblijkt ook uit de diverse uiteenzettingenmet ‘E-‘, ‘Net’ en ‘online’ in de titel. Hetinternet wordt meer en meer als kanaalgebruikt om aan zelfdiagnose en zelfsaan directe hulpverlening te doen. DeNederlandse collega’s nemen in dezeontwikkeling het voortouw. Een toelichtinghierover krijgt u overigens op deVAD-studiedag in het najaar.• Er is een duidelijke verschuiving van eenindividuele naar een meer collectieveinvalshoek. Aandacht voor individuelekenmerken in de ontwikkeling van alcohol-en drugproblemen, zoals de impactvan de hersenen, blijft uiteraard aanwezig.Maar daarnaast zien we meer enmeer <strong>be</strong>langstelling voor en vraag naarde impact van <strong>be</strong>leidsmaatregelen, regelgeving,enzovoort.• Met <strong>be</strong>trekking tot het drug<strong>be</strong>leid stelthet UNODC (het Bureau tegen Drugs enCriminaliteit van de Verenigde Naties)vast dat <strong>be</strong>leidsmaatregelen meer gebaseerdmoeten zijn op evidentie. Ookis de aanpak van de drugthematiek te<strong>be</strong>langrijk om enkel aan experten e<strong>nr</strong>egeringen over te laten. Er moet eenwereldwijd engagement komen met alle<strong>be</strong>trokken partijen.• Het evidence-vraagstuk staat prominentop de agenda. Men is het niet altijd eensover wat effectief is. Ook volstaat ‘wetenwat effectief is’ niet. De effectiviteit vanpreventiestrategieën is afhankelijk vande context waarin deze strategieën geimplementeerdworden. Dit vereist aandachtvoor culturele, politieke en economischekenmerken van de doelgroepen de setting. Belangrijk is de vaststellingdat evidentie vooral een ge<strong>be</strong>urenis voor de geïndustrialiseerde samenle-VAD- BERICHTEN, 2007, 4 23
ving. Dit is veel minder het geval in ontwikkelingslanden,waar er grote nood isaan specifieke programma’s.• In de toekomst zal de klemtoon meerliggen op een internationale aanpak,gekoppeld aan nationale en lokale toepassingen.Het <strong>be</strong>lang van intersectoraalwerken als voorwaarde voor effectiviteitwerd in dat kader opnieuw <strong>be</strong>klemtoond.• De vrije markt en internationale handelsverdragenstaan bij momentenhaaks op regelgeving in het kader vanalcohol- en drugpreventie. Zo wordtnationale regelgeving inzake restrictiesvoor verkoop overruled op basis vandiscriminatiewetgeving.• Tot slot: verhoudingsgewijs, en nietverwonderlijk gezien de locatie, warener veel Scandinaviërs aanwezig op hetcongres. Vooral tijdens de discussieswoog die typische invalshoek van abstinentievaak erg door. Ook opvallend: totnog toe ontbreken China en India, dietoch een <strong>be</strong>langrijk percentage van dewereld<strong>be</strong>volking uitmaken, vrijwel volledig.Afspraak in 2008 in Cyprus (2-7 novem<strong>be</strong>r).Marie-Claire LambrechtsGEBOEKSTAAFDDe Wilde, J., Soyez, V., Vandevelde,S., Broekaert, E., VanderBeken, T., Guillaume, R., Dumortier, E., &Caels, Y. (2007). Druggebruik en psychopathologiein gevangenissen: een exploratievestudie tot methodiekontwikkeling.Gent: Academia Press.Het samen voorkomen van middelenmisbruiken een andere majeure psychiatrischestoornis is een complex probleem.Een niet on<strong>be</strong>langrijk deel van de personenmet een dub<strong>be</strong>le diagnose komt in de gevangenisterecht. Dit exploratieve onderzoekwas gericht op de ontwikkeling vaneen aangepaste assessment-methodiekvoor de screening van nieuw aangemeldegedetineerden. In een tweede luik trachtmen de faciliterende en inhi<strong>be</strong>rende factorenvan deze methodiek te identificeren.Het boek is deels in het Nederlands, deelsin het Frans geschreven.De Vuyst, E., Lamping, S., & Verstraete,A. (2007). Profileren vanecstasytabletten. Gent: Academia Press.Ecstasytabletten heb<strong>be</strong>n een <strong>be</strong>paald(e)logo, kleur en vorm, maar deze kenmerkenzijn onvoldoende om te <strong>be</strong>palen in welklaboratorium ze werden geproduceerd.Vaak wordt de actieve stof MDMA gesynthetiseerdin één laboratorium, terwijl detabletten in een ander worden vervaardigd.In dit werk worden twee methodengebruikt om tabletten uit verschillende in<strong>be</strong>slagnameste analyseren. De resultatentonen aan dat het mogelijk is om de tablettente profileren.Verdoold, C., van der Stappen,M., & van Dijke, N. (2007). Opgroeienbij ouders met psychische of verslavingsproblemen.Een cursus voor jongerenvan 16-25 jaar. Utrecht: Trimbos-instituut.Verdoold, C., van der Stappen, M., & vanDijke, N. (2007). Opgroeien bij oudersmet psychische of verslavingsproblemen.Draaiboek voor cursusleiders. Preventiefgroepsaanbod voor jongeren van 16 t/m 25jaar. Utrecht: Trimbos-instituut.De cursus is het resultaat van het samenbrengenvan <strong>be</strong>st practices. Het heeft inde eerste plaats preventieve doelstellingen:het voorkomen van psychische problemenals gevolg van de situatie waarinjongeren van ouders met psychische ofafhankelijkheidsproblemen opgroeien,door de <strong>be</strong>schermende factoren te versterkenen de risicofactoren te verminderen.In dit groepsaanbod wordt op creatievewijze gerichte informatie gegevenen worden vaardigheden aangeleerd hoejongeren kunnen omgaan met de specifiekesituaties waarmee ze worden geconfronteerd.Earlywine, M. (Ed.). (2007). Potpolitics. Marijuana and the costsof prohibition. Oxford: University Press.Dit boek <strong>be</strong>handelt het cannabis<strong>be</strong>leidvanuit verschillende invalshoeken. Het<strong>be</strong>vat een hele reeks ethische, religieuze,economische, psychologische en politiekeargumenten die de hele waaier aan <strong>be</strong>leidsopties- van verbod tot on<strong>be</strong>grensdelegalisatie - <strong>be</strong>strijken. De auteur toontaan hoe zelfs erkende experts zeer verschillendeconclusies trekken uit dezelfdegegevens.Tielemans, L.I.G., & Jong, C.A.J.de (2007). Richtlijn voor casemanagersin de verslavingszorg. Resultatenscoren. Amersfoort: GGZ Nederland.De richtlijn vormt een vervolg op de literatuurstudieen de ‘handreiking’ die eerderverscheen over dit thema. De ‘handreiking’geeft vooral antwoord op de vraag watcasemanagers kunnen doen. Deze richtlijngaat vooral in op de vraag hoe casemanagementhet <strong>be</strong>ste vorm gegeven kanworden en welke methodieken en interventiesdaarbij gebruikt kunnen worden.Ze is geschreven vanuit het perspectief vande individuele casemanager. Het accentligt op ondersteunende methodieken bijhet vormgeven van de werkrelatie tussencliënt en hulpverlener.Al’Absi, M. (Ed.). (2007). Stressand addiction. Biological andpsychological mechanisms. Amsterdam:Academic Press/Elsevier.Stress is één van de <strong>be</strong>langrijkste oorzakenvan terugval bij druggebruik. Recentonderzoek legt zich toe op de biologischeen psychologische mechanismen hoestress bijdraagt tot afhankelijkheid. Hetbiedt een andere kijk op (de oorzakenvan) afhankelijkheid en kan leiden tot deontwikkeling van effectieve interventiestrategieën.24 VAD- BERICHTEN, 2007, 4
UITGELEZENSlaaf van het on<strong>be</strong>wuste?Reinout Wiers is als hoofddocent clinical psychological science verbonden aan deUniversiteit Maastricht en is bijzonder hoogleraar verslaving aan de RadboudUniversiteit van Nijmegen. Hij specialiseerde zich op het gebied van experimenteelpsychologisch onderzoek naar diverse verslavingen en onderzocht de laatste jaren deon<strong>be</strong>wuste en automatische processen die daarin een rol spelen. In zijn boek ‘Slaaf vanhet on<strong>be</strong>wuste?’ legt hij klaar en duidelijk uit dat de <strong>be</strong>wuste controle over het gedragverloren kan gaan bij het ontstaan van verslaving en wat dit <strong>be</strong>tekent voor preventieen <strong>be</strong>handeling.Het centrale raadsel in dit boek is verslaving.Niemand wil verslaafd wordenen toch overkomt het miljoenen.Hoe komt dat? En waarom is het zomoeilijk om een verslaving te stoppen?Wiers toont aan dat bij verslavingpsychologische processen spelendie buiten de <strong>be</strong>wuste controle vallen.Een revival van het Freudiaanseon<strong>be</strong>wuste? Toch niet. Het ‘nieuweon<strong>be</strong>wuste’ wordt tegenwoordigimmers objectief gemeten in wetenschappelijkeexperimenten. Decentrale stelling van het boek is datverslaving ontstaat als gevolg vaneen verstoring van de balans tussengecontroleerde en automatischeprocessen. Als gevolg van het verslavingsgedragworden de automatischeneigingen om het verslavingsgedragte herhalen steeds sterker, terwijl hetvermogen om deze neigingen tegente gaan steeds zwakker wordt. In diezin wordt men ‘slaaf van het on<strong>be</strong>wuste’.In een inleidend hoofdstuk worden determen verslaving en ‘vrije wil’ toegelicht.Het volgende hoofdstuk <strong>be</strong>spreekt hedendaagsonderzoek op het terrein van emotieen <strong>be</strong>wustzijn en confronteert dit metde oudere theorie over het on<strong>be</strong>wuste vanFreud.In het derde hoofdstuk worden allerlei psychologischetestjes <strong>be</strong>sproken die de werkingvan het ‘nieuwe on<strong>be</strong>wuste’ meten.Een daarvan, de impliciete associatie test(IAT), kan je op het internet (www.impliciet.eu)zelf uitpro<strong>be</strong>ren.Hoofdstuk vier <strong>be</strong>spreekt de genetischefactoren die een rol spelen bij verslaving.Ook de aanpassingen aan de <strong>be</strong>loningssystemenvan de hersenen worden in dithoofdstuk uitgelegd. De effecten hiervanzijn sterker als met middelengebruik gestartwordt in de adolescentie.De psychologische theorieën over verslavingkrijgen een plaats in hoofdstuk vijf.Uiteindelijk brengt Wiers alles samen ineen geïntegreerd model over het ontwikkelenvan verslavingsgedrag, waarin hijtoont hoe <strong>be</strong>wuste en on<strong>be</strong>wuste processensamenhangen en er ook aandacht isvoor de sociale context.Een groot deel van het boek heeft als doelde mechanismen achter verslaving duidelijkte maken. In de laatste hoofdstukkenvinden we aanknopingspunten over wat wenu met deze inzichten aanmoeten. Zo houdtWiers een sterk pleidooi voor effectieve preventiewaarmee op korte termijn veelwinst kan geboekt worden. Het gaatdan om de minimumleeftijd voor alcoholen roken op achttien jaar brengenen dit ook handhaven, de prijs voor alcoholen tabak verhogen en de horecarookvrij te maken. Dat zijn maatregelendie - als ze nu ingevoerd worden - overeen paar jaar gegarandeerd zorgenvoor minder overmatig drinkende e<strong>nr</strong>okende jongeren. Op het vlak van <strong>be</strong>handelingis de auteur hoopvol over het‘trainen’ van de hersenen, een nu nogexperimentele methode die in de toekomstmisschien naast ‘pillen’ en ‘praten’zal staan. Training kan verslaafdenmotiveren om terug baas te wordenover het eigen brein.Het slothoofdstuk kijkt nog eens kritischnaar de term verslaving en geefttevens een aantal tips om het eigenverslavingsgedrag te <strong>be</strong>kijken.Verwacht van dit boek geen spectaculairenieuwigheden, maar wel een vlotleesbaar overzicht, ook voor niet-psychologen,over de stand van de wetenschaptegenover een toch wel ingewikkeldeproblematiek. Alles wordtkeurig op een rijtje gezet, met verwijzingennaar een zeer uitgebreide enactuele literatuurlijst.Een aa<strong>nr</strong>ader voor de leek, de expert, degeïnteresseerde praktijkwerker en de gebruikerdie meer wil weten over hoe dehersenen reageren op verslaving.Else De DonderWiers, R. (2007). Slaaf van het on<strong>be</strong>wuste.Over emotie, <strong>be</strong>wustzijn enverslaving. Amsterdam: Bert Bakker.VAD- BERICHTEN, 2007, 4 25
UITGEKEKENRoken, slikken, snuiven en spuiten in de films van PedroAlmodóvarIn het Spaanse tijdschrift over verslavingsproblemen Adicciones werd in 2003 eenanalyse gepubliceerd van het druggebruik in de films van Almodóvar.Pedro Almodóvar, in 1949 geboren in eendorpje in La Mancha, trekt op het eindevan de jaren ’60 naar Madrid. In het volgendedecennium werkt hij overdag bijeen telefoonmaatschappij. In zijn vrije tijdschrijft hij teksten voor fotoromans, zingten componeert, maakt deel uit van eentheatergezelschap en regisseert kortfilms.Almodóvar groeit uit tot boeg<strong>be</strong>eld van‘La Movida’, de Spaanse artistieke underground<strong>be</strong>wegingvan de late jaren ’70. In1980 vestigt hij zijn reputatie als schandaalfilmermet een eerste langspeelfilm,de maffe seksuele satire ‘Pepi, Luci, Bomy otras chicos del monton’.Daarop volgen onder meer ‘Labirinto depasiones’, ‘Matador’, ‘Mujeres a borde diun ataque de nervios’, ‘Atame!’, ‘Taconeslejanos’, ‘Kika’, ‘La flor di mi secreto’,‘Todo sobre mi madre’, ‘Hable con ella’,‘La mala educacion’ en ‘Volver’.KNIPOOGVrouw moet rookvrije ruimtei<strong>nr</strong>ichten in eigen tuinEen Zweedse vrouw mag van de rechternog slechts in een deel van haar tui<strong>nr</strong>oken. Haar buurman had immers ee<strong>nr</strong>echtszaak tegen haar aangespannenvanwege overlast in zijn tuin. Naar eigenzeggen zou hij daar soms een maskermoeten dragen omwille van de hinderendesigarette<strong>nr</strong>ook. Hij eiste dat devrouw een verbod zou krijgen om nogin de tuin te roken. De rechter was ietsmilder, maar legde wel een rookvrijdeel op.Het Laatste Nieuws, 24/08/2007Doorheen deze films heeft Almodóvareen universum ontworpen met een eigenvormgeving, kostumering en kleurenpalet;hij gebruikt hoofdzakelijk primairekleuren, vooral rood. Zijn <strong>be</strong>langstellingvoor pop, kitsch, comics, homoseksualiteit,mode en drugs zit er eveneens inverwerkt. Verder speelt - vaak Zuid-Amerikaanse- muziek een <strong>be</strong>langrijke rol. Almodóvarheeft in zijn films een voorliefdevoor bizarre onderwerpen, absurde situatiesen vergezochte plots. De verhalenzijn vaak dramatisch, maar ook humoristischen zeer onderhoudend. De meestesitueren zich ergens tussen melodrama entragikomedie in: er werd de term ‘Almodrama’voor <strong>be</strong>dacht.Almodóvars universum wordt <strong>be</strong>volktdoor nymfomane popsterren, homoseksueletorero’s, zwangere nonnen, seropositievebaby’s, verslaafde pornoactricesen andere niet alledaagse personages …Hoe eigenaardig hun motieven en handelingenook zijn, toch lijkt het perfect logischwaarom deze personages doen watze doen. Meer zelfs, ze komen vertrouwdover. Toch heb ik niet zoveel comateuzetorera’s en drugverslaafde transseksuelenin mijn kennissenkring. Wat maakt dandat ik geen moment twijfel aan de realiteitvan hun leefwereld en drijfveren?Kunnen opgaan in een film heeft te makenmet wat genoemd wordt ‘suspensionof dis<strong>be</strong>lief’: voor de duur van de film kanje even opzij zetten dat dit alles slechtseen projectie op doek is en lijkt het ‘echt’.Dit heeft tot gevolg dat ook volwassenenkunnen genieten van Frodo’s meeslependeavonturen in ‘The Lord of the Rings’,zonder te geloven in het <strong>be</strong>staan vanhobbits en orks.Met de films van Almodóvar is er iets andersaan de gang: al wat er ge<strong>be</strong>urt, is intheorie mogelijk, maar de opeenstapelingvan ge<strong>be</strong>urtenissen en samenloop vanomstandigheden is zeer onwaarschijnlijken komt toch geloofwaardig over.In een interview geeft Almodóvar zelf eenmogelijke verklaring: “De personages inmijn films zijn moordenaars, verkrachtersen dergelijke, maar ik <strong>be</strong>handel hen nietals criminelen. Ik spreek over hun menselijkekanten.”Drugs zijn geen centraal thema in Almodóvarsfilms en hij heeft nooit eenklassieke drugfilm gemaakt, zoals ‘Trainspotting’bijvoor<strong>be</strong>eld. Toch wordt hetgebruik en misbruik van psychoactievemiddelen overvloedig geïllustreerd in zijnoeuvre. Wat veel van de protagonistengemeen heb<strong>be</strong>n, is dat ze allerlei middelengebruiken: van blowende oma’sover drinkende schrijfsters tot spuitendetransseksuelen.Enkele onderzoekers van de Faculteit Psychologievan de universiteit van Barcelonaheb<strong>be</strong>n de frequentie en de contextvan het legaal en illegaal druggebruik inAlmodóvars films geanalyseerd in Adicciones.In deze publicatie uit 2003 werdendertien films onder de loep genomen, van26 VAD- BERICHTEN, 2007, 4
‘Pepi, Luci, Bom y otras chicos del monton’(1980) tot ‘Todo sobre mi madre’(1999). De auteurs wilden nagaan hoede cinema bijdraagt tot het creëren van<strong>be</strong>eldvorming over drugs.De studie toont aan dat er in Almodóvarsfilms meer legale dan illegale drugs voorkomen.De frequentst uitge<strong>be</strong>elde middelenzijn tabak en alcohol. De illegalemiddelen die het meest in <strong>be</strong>eld komenzijn heroïne, cocaïne en cannabis. Dit allesresulteert in ruim drie uur scènes metgebruik van psychoactieve middelen of14% van de totale speelduur: zo’n 150 minutenkwam het gebruik van diverse legalemiddelen, zoals tabak en alcohol in<strong>be</strong>eld, en gedurende 30 minuten het gebruikvan illegale middelen, voornamelijkheroïne en in mindere mate cocaïne.Almodóvar heeft in een interview in dekrant El Mundo verontwaardigd gereageerdop deze publicatie. Hij <strong>be</strong>schouwdehet blijkbaar als kritiek en een vorm vancensuur op zijn werk, maar zelf heb ik nietde indruk dat dit de <strong>be</strong>doeling was vande auteurs.Het zou jammer zijn als Almodóvar zichdoor deze en andere - vermeende? - kritiekzou laten afschrikken. Als regisseurslaagt hij er als geen ander in om <strong>be</strong>ladenthema’s als drugs, aids, dood, genderidentiteitsproblemen,parafilieën en andereaan bod te brengen, zonder de filmloodzwaar te maken.Daarnaast komen er veel sterke vrouwe<strong>nr</strong>ollenvoor in zijn films en zijn ze bovendieneen lust voor het oog én voor het oor,dankzij het inventieve gebruik van decor,kleuren en muziek.Kortom, redenen genoeg voor mij om telkensuit te kijken naar het moment waarop“le nouveau Almodóvar est arrivé”.Dr. Anne ClaraPsychiaterCGG Andante, BerchemProvinciaal Instituut Heynsdale, RonseBronnen:Sanchez-Carbonell X., Colomera P.(2003). Consumo de drogas en elcino de Pedro Almodóvar. Adicciones,15/1, 23-30.Almodóvar P. Las drogas: realidad yficcion. El Mundo, Tribuna: polemicacinematografica. 27/05/2003.AANGENAAMJoke Claessens is van opleiding licentiate psychologie. Zij heeftzeven jaar als drugpreventiewerker bij CGGZ Brussel-Primaveragewerkt. Na een intermezzo als kwaliteitsmedewerker voor deopvang van asielzoekers bij Vluchtelingenwerk Vlaanderen, keertzij terug naar de sector.Joke coördineert bij VAD het project ‘Vroeginterventie via groepswerkingmet jonge probleemgebruikers’. Daarnaast zal zij bij VADook de sector onderwijs mee ondersteunen.ETALAGEHet gebruik van illegale drugs. Multidimensionaal <strong>be</strong>kekenVers van depers in de reeks‘Samenlevingontleed’ van deuitgeverij UGA:‘Het gebruik vanillegale drugs.Multidimensionaal<strong>be</strong>keken’(Casselman &Kinable, 2007).Dit boek is in deeerste plaats <strong>be</strong>doeld voor professionelendie niet exclusief, maar regelmatig incontact komen met gebruikers van illegaledrugs en voor professionelen die gespecialiseerdzijn in een deelgebied van de drugproblematiek.Het gebruik van illegale drugs roept te exclusiefhet <strong>be</strong>eld op van verslaving en criminaliteit.Alles draait rond de vraag: wieneemt wat in welke omstandigheden? Maarwanneer het tot een verslaving komt, gaathet om een complex en langdurig procesmet repercussies in alle mogelijke levensdomeinen.Daarom moeten de antwoordenvan de samenleving zeer divers van aardzijn: preventie, hulpverlening, wetgeving,rechts<strong>be</strong>deling en dat alles liefst inhet kader van een adequaat drug<strong>be</strong>leid.Het boek <strong>be</strong>vat bijdragen van een bredewaaier van deskundigen die allen hun sporenheb<strong>be</strong>n verdiend in Vlaanderen vanuitzeer verschillende, maar complementaireprofessionele <strong>be</strong>naderingen. Deze rijkeverscheidenheid van invalshoeken maaktvan het boek een uitermate waardevollepublicatie.ISBN 978-90-6768-867-3Te koop in de boekhandel (€ 58,50)VAD- BERICHTEN, 2007, 4 27
Alcohol & werk |l| affichesDrie affches – die elk een andere werksituatiein <strong>be</strong>eld brengen – maken duidelijk datde combinatie ‘alcohol & werk’ niet werkt.Partywise-polsbandjesDe Partywise-polsbandjes – met de url Partywise.<strong>be</strong> en een pictogram van dansers – zijn terug van weggeweest!BESTELBONNaam publicatie <strong>be</strong>stelcode eenheidsprijs aantal totaal© 2007, Alcohol & werk, kip APW04 € 0,50© 2007, Alcohol & werk, brooddoos APW05 € 0,50© 2007, Alcohol & werk, bloemen APW06 € 0,50© 2007, Partywise-polsbandjes DLG02 € 1,00TotaalNaam:Leveringsadres:Facturatieadres:Tel.:Datum <strong>be</strong>stelling:Handtekening:De prijzen zijn exclusiefverzendingskosten en eventueleverpakkingskosten.De leveringstermijn is ongeveer tweeweken. Betaling na ontvangst vanfactuur.Terugsturen naar:VAD,Vanderlindenstraat 15, 1030 Brussel,fax 02 423 03 34 • e-mail vad@vad.<strong>be</strong>28 VAD- BERICHTEN, 2007, 4