13.07.2015 Views

Augustinus_WatbetekentdeBijbel

Augustinus_WatbetekentdeBijbel

Augustinus_WatbetekentdeBijbel

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INHOUD 6Noten op boek u 2IONoten op boek rn 218Noten op boek IV 227INDEX VAN BIJBELPLAATSEN 235INDEX VAN NAMEN 246Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


Voorwoord van de vertalersDe uitleg van de bijbel neemt in het oeuvre van <strong>Augustinus</strong> een centraleplaats in. Dit blijkt vooral in zijn preken en exegetische werken, die naastpraktische bijbeluitleg ook inzicht geven in de theoretische achtergrondenvan de exegese. De kennismaking met de theorie kan echter betergeschieden door de lectuur van De doctrina christiana. Dit belangrijke geschriftis de laatste jaren veelvuldig in wetenschappelijke kring besprokenen ook in diverse talen vertaald. Een Nederlandse weergave ontbrak totdusver. Wij willen nu in deze leemte voorzien.De vertaling is een gemeenschappelijk product, de inleiding en de aantekeningenzijn het werk van Ineke Sluiter. Wij zijn dank verschuldigdaan het Institute fo r Advanced Study te Princeton, waar een eerste versievan de vertaling totstandkwam met financiële ondersteuning van eenFulbright-beurs, en aan drs. H.L. van Dolen voor zijn waardevolle adviezen.Leiden, Kerstmis 1998Jan den BoeftIneke SluiterCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


InleidingAucusTINus (§§ r-4)§ r Achtergrond en jeugdEen deel van de fascinatie voor de denker <strong>Augustinus</strong> berust op zijn boeiendeen complexe persoonlijkheid, zoals deze door hemzelf in de autobiografischeBelijdenissen beschreven is. Een korte schets van <strong>Augustinus</strong>'leven en persoonlijke ontwikkeling mag in deze inleiding niet ontbreken.'Aurelius <strong>Augustinus</strong> werd in 3 54 geboren in Thagaste, een kleine provinciestadin het oosten van het huidige Algerije, dat toen evenals de restvan Noord-Afrika Romeins gebied was. Hij was de zoon van Patriciusen Monica, arme notabelen, die zich ervoor inspanden om hun zoon demaatschappelijke ladder te laten bestijgen. Monica was overtuigd christinmet een sterk karakter, die grote invloed op haar zoon zou uitoefenen.<strong>Augustinus</strong> werd opgeleid volgens het klassieke patroon. Na elementaironderwijs bij enkele grammatici, die hem leerden lezen en schrijven enklassieke geschriften analyseren, volgde hij het onderricht van de rhetor,de leraar in de welsprekendheid. Tot het lesprogramma behoorde ookhet Grieks, maar dit kreeg hij nooit volledig onder de knie, al nam zijnkennis ervan in de loop van zijn leven toe.2 De zeer getalenteerde Augustmuskoos voor een carrière in de retorica, en hij kreeg onderwijsaanstellingenin Carthago, daarna in Rome, waar de senator Symmachus, eenvan de grootste pagane redenaars van die tijd, zijn beschermheer werd,en ten slotte van 3 84 tot 3 86 in de keizerlijke residentie Milaan.Zijn moeder Monica had hij niet durven vertellen dat hij zijn vaderlandging verlaten. Als achtentwintigjarige voer hij 's nachts, zonder afscheidte nemen, in het geheim weg uit Carthago. Maar Monica volgdehem naar Italië en werkte daar aan een goed huwelijk voor haar zoon.<strong>Augustinus</strong> woonde al vijftien jaar samen met de moeder van zijn zoonAdeodatus, geboren in Noord-Afrika toen <strong>Augustinus</strong> negentien was.r. Vgl. voor het vervolg m.n. Brown 1967 en Bonner I994-2. Vgl. Bartelink r987.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § I-3IODeze vrouw moest nu weg om plaats te maken voor een wettige echtgenote.Hoewel dit volgens de normen van de tij d niet ongewoon was,hield <strong>Augustinus</strong> er altijd gewetenswroeging over. Het geplande huwelijkzou overigens geen doorgang vinden, omdat <strong>Augustinus</strong> een spirituelecrisis doormaakte in Milaan. Om die te begrijpen moeten we zijngeestelijke ontwikkeling nader bekijken.§ 2 Filosofi e; manicheïsmeOp negentienjarige leeftijd had <strong>Augustinus</strong> de eerste van een reeks ingrijpendeintellectuele en spirituele ervaringen ondergaan. In het kader vanzijn opleiding in de retorica las hij Cicero's Hortensius, een werk dat opeen aantal fragmenten na verloren is gegaan. Het behoorde tot het genrevan de 'aansporingen tot filosoferen' en <strong>Augustinus</strong> wijdde zich daarnaij verig aan de studie van de pagane filosofie. Ook de bijbel onderzochthij in deze periode op zijn filosofische gehalte, maar de stijl en literairevormgeving ervan ervoer hij als zo teleurstellend dat hij er geen leidraadvoor zijn leven in kon zien.Een tweede factor die zijn intellectuele en religieuze ontwikkelinglangdurig zou beïnvloeden, was zijn kennismaking met de leer van demanicheeërs. Deze volgelingen van Mani vormden een gnostische sekte,wat betekent dat zij een bijzondere vorm van inzicht en kennis, gnosis,nastreefden. Manicheeërs beriepen zich niet op een of andere autoriteitmaar op de rede, omdat ze geloofden dat diepere inzichten rationeel verkregenmoesten worden. De manicheeërs meenden bovenal het antwoordte hebben gevonden op het probleem van het kwaad in deze wereld,ook voor joden en christenen een uiterst belangrijke kwestie. Demanicheïsche oplossing gaat uit van een fundamentele tweedding tussengoed en kwaad, en het bestaan van een Rijk van het Kwaad dat zich onttrektaan directe beheersing door God. Het kwaad in de wereld is een actievekracht die voortdurend inwerkt op het goede, dat passief is. Dezeoplossing leidde tot een vorm van dualisme die onverenigbaar was methet orthodoxe christendom, en de manicheeërs werden dan ook als eenketterse sekte beschouwd. Monica zag zich gedwongen haar zoon de toegangtot haar huis te ontzeggen in de periode dat hij een aanhanger vandeze groep was.§ 3 Neoplatonisme; bekeringIn Milaan volgde een nieuwe crisis, de derde en de meest beslissende.Langdurig had Augustmus geworsteld met vragen van spiritualiteit engeloof; het christendom leek hem nooit een bevredigend antwoord teCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § 3IIbieden op zijn vragen, omdat hij het filosofische gehalte ervan ontoereikendvond, en de literaire vormgeving beneden de maat. Maar in Milaanontmoette hij de bisschop Ambrosius, iemand die de combinatie vanchristen en intellectueel voorleefde, en wiens christelijke overtuigingensterk beïnvloed waren door het neoplatonisme.Behalve door Griekse geschriften had het neoplatonisme3 in het LatijnstaligeWesten ook bekendheid gekregen door vertalingen van dehand van Marius Victorinus, een christen uit de eerste helft van de vierdeeeuw. <strong>Augustinus</strong> kwam zo in aanraking met een al gechristianiseerdevorm ervan. De Griekse denker Plotirrus (205-270) had een theologischeinterpretatie van Plato ontworpen, die verder gesystematiseerd werddoor zijn leerling Porphyrius. In dit sterk hiërarchische systeem is er éénonpersoonlijk hoogste principe, het Ene of het Goede, dat de bron is vanalle Zijn en alle waarden, maar dat zelf elk denken en zijn overstijgt. Vanuitdeze bron vloeit de kracht als het ware over in de lagere zelfstandigeverwezenlijkingen (hypostasen) van het zijnsprincipe. De Wereldgeest(Nous), de eerste emanatie (uitstroming) van het Ene, is een denken datzichzelf tot object heeft; Zijn en Denken vallen hierin samen. De volgendehypostase is die van de Wereldziel (Psyche), die tijd en ruimtemogelijk maakt, zonder zelf in tijd of ruimte te functioneren, en die hetdiscursieve (in taal uitgedrukte) denken vertegenwoordigt. De Wereldzielslaat een brug tussen de geestelijke en de lichamelijke wereld. Onderde hypostasen bevinden zich namelijk de niveaus van de Natuur (Physis),en de Materie (Hyle) . Hoe lager het niveau, hoe zwakker de emanatiesvan het Ene dat identiek is aan het Goede. De Materie is daarvan geheelverstoken en is dus gelijk aan het Kwade. Op ieder niveau is er een strevenomhoog, in eerste instantie om in contact te komen met het niveau onmiddellijkerboven dat de bestaansgrond is van dat eronder, met als einddoelde bron van het Ene.Het neoplatonisme trok zowel christelijke als niet-christelijke intellectuelenaan. Hoewel de neoplatoonse denkwereld op het eerste gezicht vervan het christendom lijkt af te staan, zagen christelijke denkers toch bepaaldeovereenkomsten. Men bracht bijvoorbeeld de rol van de Wereldgeestals middelaar tussen het Ene en de lagere hypostasen wel in verbandmet die van het Woord, Christus. In de Wereldziel herkenden sommigende Heilige Geest. Er zijn echter ook belangrijke verschillen tussen het paganeGriekse neoplatonisme en het christendom, zoals het ontbreken vande idee van een persoonlijke God, van de menselijke kant van Christus3· Vgl. Den Boeft I997·Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § 3-4 12(die je in de Wereldgeest niet terugvindt), en van de genade als ultiemegarantie van het persoonlijke heil van de mens.Aan <strong>Augustinus</strong> bood het neoplatonisme niettemin een nieuwe visieop de transcendentie van God en op de verhouding van goed en kwaadin de wereld. Niet het kwaad, maar het Goede is de actieve kracht. Hetkwaad werkt niet in op het Goede, maar vormt slechts een zeer beperktdeel van de wereld, en staat buiten de actieve inwerking van het Goede.<strong>Augustinus</strong>' bemoeienissen met het neoplatonisme boden hem een alternatiefvoor het manicheïsme en maakten zo de weg vrij voor een hernieuwdeaandacht voor de bijbel, en voor zijn fameuze bekering in detuin van zijn huis in Milaan. Toen hij daar in de late zomer van 386 eendiepe geestelijke crisis beleefde, hoorde hij een kinderstem in de tuin van deburen: 'Pak het en lees! Pak het en lees!' In de beste Romeinse traditie vanomina-uitleg (waarmee je toevallig opgevangen woorden als voorteken opjezelfkon betrekkeh) besloot hij dat deze uitspraak op hem van toepassingwas. Hij ging naar binnen, pakte de tekst van Paulus die daar lag, opendehem op een willekeurige plaats en las Romeinen r 3: r 3 'Niet in brasserijen endrinkgelagen, niet in wellust en losbandigheid, niet in twist en nijd! Maardoet de Here Jezus Christus aan en wijdt geen zorg aan het vlees, zodat begeertenworden opgewekt.' <strong>Augustinus</strong> was bekeerd. Hij ging enkelemaanden in retraite op een landgoed buiten de stad, en liet zich bij terugkeermet zijn zoon Adeodatus dopen door bisschop Ambrosius tijdens hetpaasfeest van 3 87.Kort daarop deelde hij een ingrijpende mystieke ervaring met zijnmoeder Monica. In een huis in Ostia hadden zij een intiem gesprek overhun diepe verlangen naar Gods wijsheid, en daarbij spraken zij over hetoverschrijden van de grenzen van wereld en geest, en beleefden zij eenmoment van verstilling waarin ze God bereikten . Kort daarna overleedMonica, in de overtuiging dat haar leven voltooid was omdat zij Augustmusvóór haar dood als christen had mogen zien. De passage waarin<strong>Augustinus</strong> deze gebeurtenissen beschrijft, is een van de indrukwekkendstein de Belijdenissen (rx ro e.v.).§ 4 Kerkelijke carrière; donatisten; pelagianen; belangrijkste geschriftenHierna keerde <strong>Augustinus</strong> naar Noord-Afrika terug, waar hij zwaar getroffenwerd door het overlijden van zijn zoon Adeodatus, misschien in390. Zeer tegen zijn zin (al moeten we het rituele karakter van de weigeringniet onderschatten) werd hij in 391 bij acclamatie tot priester gewijdin Hippo, in het tegenwoordige Algerije, waar hij later, in 395, bisschopwerd. Zijn jaren als priester en bisschop werden gekenmerkt door felleCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § 4IJpolemiek en een stortvloed van geschriften tegen drie ketterse stromingen:de manicheeërs (tussen 39I en 400), de donatisten (tussen 400 en4I2), en de aanhangers van Pelagius (tussen 4I2 en 420). Over het manicheïsmeis hierboven al iets gezegd.De donatisten stonden vooral bekend vanwege hun elitaire ecclesiologie.Zij geloofden dat slechts wie werkelijk zonder zonde was, deel uitmaaktevan de Kerk, die daarmee een Kerk van waarlijk uitverkorenen was. Donatuszelf was in 3 I I tot tegenbisschop gekozen van de bisschop van Carthagodie bij de christenvervolgingen van Diocletianus (303-305) de heilige boekenaan de vervolgers had uitgeleverd, en daarmee een in donatistischeogen fatale smet op zijn blazoen had opgelopen. <strong>Augustinus</strong>' stelling wasdat de Kerk zelfheilig is, zonder dat ieder individu daarbinnen heilig behoeftte zijn; de individuele christenen streven slechts naar geestelijke groei,ze behoeven niet al perfect te zijn. Na eerst pogingen in het werk te hebbengesteld de donatisten van zijn eigen zienswijze te overtuigen, ontpopte <strong>Augustinus</strong>zich later tot een voorstander van desnoods hardhandige dwangmaatregelen:in 403 werden de donatisten officieel tot ketters verklaard; inde vroege zomer van 4 I I werd in Carthago onder leiding van een vertegenwoordigervan de keizer een grote conferentie van donatistische en katholiekebisschoppen gehouden. De laatsten werden in het gelijk gesteld, waarnain 4I2 het dorratisme geheel verboden werd.Pelagius en zijn aanhangers botsten met de orthodoxie in hun opvattingenover genade en vrije wil. Pelagius verdedigde de stelling dat demens een volledig vrije wil heeft, en dat het hem dus mogelijk moest zijntot geloof te komen, ook zonder de hulp van goddelijke genade. <strong>Augustinus</strong>benadrukte de zwakte van de mens, en zijn afhankelijkheid vangoddelijke genade.Nog hevig verwikkeld in zijn debat met de pelagianen, overleed<strong>Augustinus</strong> in 430, terwijl de barbaren voor de poorten van Hippo lagen.<strong>Augustinus</strong>' belangrijkste werken zijn de Belijdenissen (Confessiones, 397),een uniek document van spirituele groei; De doctrina christiana (396/7;427), waarover hieronder meer; De Drievuldigheid (De trinitate; 399-4I9); en De Stad van God (De civitate dei, 4I3-426), een monumentale visieop de geschiedenis, geschreven in de angstige en roerige tij d na de invasieen plundering van Rome door de Gothen onder leiding van Alarik in410. In zijn Heroverwegingen (Retractationes, 427) geeft <strong>Augustinus</strong> eencompleet overzicht van zijn oeuvre en brengt, waar hij dat wenselijkacht, correcties op of nuanceringen van zijn vroegere opvattingen aan.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § 5-6DE DOCTRINA CHRISTIANA (§§ 5-15)§ 5 OntstaanDe doctrina christiana is in twee fasen ontstaan. De eerste drie boeken (toten met m 78, het Lucas-citaat) verschenen in 397. Het einde van boekmenheel boek IV volgden pas in 427. Voor de lange tussentijd zijn verschillendeverklaringen gesuggereerd:4 misschien had <strong>Augustinus</strong> last vaneen 'writer's block', en had hij de zuiverende werking van de Belij"denissennodig om hem weer op het goede spoor te krijgen - dat verklaart welwaarom hij na de Belij"denissen zo productief was, maar niet waarom hijmet het voltooien van De doctrina christiana zo lang heeft gewacht. Eenandere suggestie is dat hij worstelde met de enige andere theorie overchristelijke hermeneutiek die voorhanden was: het werk van Tyconius.De bespreking daarvan neemt inderdaad de rest van boek m in beslag.Maar waarom hij in 427 wel wist wat hij met Tyconius aanmoest, blijftonduidelijk. We weten eenvoudigweg niet wat de reden voor de langdurigeonderbreking is geweest.§ 6 DoelgroepZoals de ontstaansgeschiedenis niet duidelijk is, zo geldt dat ook voor dedoelgroep. Richt <strong>Augustinus</strong> zich tot de individuele christen die wil wetenhoe hij of zij moet omgaan met de Heilige Schrift, en hoe hij of zijdaarvan het fundament voor zijn of haar dagelijks leven kan maken? Ofgaat het om de aspirant-predikant, die zich afvraagt of en hoe hij de zelfverworven of aan anderen ontleende inzichten kan overbrengen op zijngemeente? De waarheid lijkt in het midden te liggen. In de eerste drieboeken, waarin <strong>Augustinus</strong> spreekt over het verwerven van persoonlijkbegrip en inzicht in de waarheden van het christelijk geloof, ligt de nadrukop de eerste groep, en op het doel van zelfstandig doordringen inde tekst zonder afhankelijk te zijn van andere interpreten (V oorwoord§ 9). Maar ook daar wordt al aangekondigd dat wie zelf eenmaal begripverworven heeft, niet alleen andermans interpretaties beter kan begrijpen,maar ook zelf de Schrift aan anderen kan uitleggen (V oorwoord § r) .Niettemin gaat de meeste aandacht uit naar iedereen die de Schrift wilbegrijpen (vgl. I 86), en alle godvrezende mensen die Gods wil trachtente vinden. 5 Daarbij heeft <strong>Augustinus</strong> wel de enigszins ontwikkelde chris-4. Zie O'Donnell I992: xliv n. 72 ('writer's block'); Kannengiesser I995 (Tyconius).5· I! JO; 139; IIl I.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § 6-7ISten op het oog, die zelfstandig de Schrift kan lezen, 6 en die kan wordenaangeduid als een student en onderzoeker van de bijbel_? Een enkele keerlijkt <strong>Augustinus</strong> ook in deze boeken te denken aan een doelgroep van lerarendie anderen moeten leren de bijbel te interpreteren, bijvoorbeeldwanneer hij aangeeft bij wat voor soort interpretaties sturend moet wordeningegrepen, al leiden ze op zichzelf niet tot ketterse resultaten (I 88).Begrijpelijkerwijze verschuift het perspectief enigszins in boek IV,waarin <strong>Augustinus</strong> zich concentreert op de overdracht van zelf verworveninzicht op anderen. Het ligt voor de hand dat predikanten daar in elkgeval een deel vormen van zijn beoogde publiek. 8 Maar ook dit boekkunnen we lezen als gericht tot elke christen die anderen deelgenoot wilmaken van zijn interpretaties van de bijbel.9 <strong>Augustinus</strong> houdt ook rekeningmet allerlei omstandigheden waarin dit soort van communicatie kanplaatsvinden, preken voor een gemeente, gesprekken met één of meer gesprekspartners,met vrienden of vijanden, en diverse vormen van schriftelijkeinformatieoverdracht, zoals verhandelingen, boeken of brieven. 10§ 7 TitelEen derde probleem, naast ontstaan en doelgroep, is de titel van De doctrinachristiana. Ook bij oppervlakkige lezing is het duidelijk dat de inhoudvan het werk niet primair 'leerstellig' is, al behandelt boek I allegrondbeginselen van het christendom. De openingszin noemt 'voorschriftenvoor de studie van de bijbel' (praecepta quaedam tractandarumScripturarum), die <strong>Augustinus</strong> wil doorgeven aan wie zich bezighoudenmet de Schrift. Het woord 'voorschriften', of 'instructies' (praecepta) suggereertdat doctrina vooral in verband moet worden gebracht met doeere'lesgeven', in algemene zin en niet in die van religieuze doctrines. Een gezaghebbendeinterpretatie van het werk wilde dat <strong>Augustinus</strong> hier zijntheorie voor christelijk onderwijs presenteert, een onderwijsprogramdat van meet af aan geheel is toegesneden op de behoeften van de chris-6. Bijv. n 151 v.; III 73·7· Bijv. n 24; 139; I48.8. Zie bijvoorbeeld IV 79 eloquens ecclesiasticus, 'de welsprekende man van deKerk', vgl. IV 149; 'kerkman', IV 89; doctor ecclesiasticus, 'kerkleraar'; IV !03'wanneer een leraar in de kerk hierover preekt'; IV I53 praedicator, 'prediker',vgl. IV 160.9. Vgl. rv r66 non solum sibi, sed etiam aliis, 'niet alleen voor zichzelf, maar ookvoor anderen', vgl. Voorwoord § r.IO. IV 67; 84; !02; 164.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § 7IÓten." Dat zou revolutionair zijn, omdat christenen in de eerste eeuwen naChristus gewoonlijk deelnamen aan het pagane onderwijs, en het christe-.lijke gedeelte van hun opvoeding thuis genoten. Doctrina zou in deze interpretatiehet Latijnse equivalent zijn van het eveneens moeilijk vertaalbareGriekse woord paideia, dat niet alleen 'opvoeding' betekent, maarook de daaruit resulterende 'erudiete beschaving'. 'Cultuur' is wel als vertalinggesuggereerd, maar dat woord is te ruim. Nadeel van deze interpretatieis dat te grote waarde wordt gehecht aan de bespreking van dealgemene ontwikkeling die de christen moet hebben (in boek n), een opzichzelf niet onbelangrijk onderdeel van het werk, maar wel ondergeschiktaan de primaire doelstelling ervan.Tegenwoordig is men geneigd aan een iets beperktere interpretatie devoorkeur te geven, een interpretatie die recht doet aan <strong>Augustinus</strong>' programmatischeaankondiging in de openingszinnen van De doctrina christiana.Hij zal christenen instrueren hoe ze met de bijbel moeten omgaan. 12Het is goed om in gedachten te houden dat een correcte omgang met debijbel de enige manier is om een zuiver christelijke paideia te bewerkstelligen.Het is ook het enige criterium voor zo'n vorm van paideia: alsiemand de bijbel goed gebruikt, verschaft dat hem een christelijke paideia,maar het laat ook zien dat hij daarover beschikt. En een deskundige interpretatievan de bijbel en het vermogen om die interpretatie aan een anderdoor te geven zijn samen gelijk aan een leven in de rechte christelijke leer.Zo komen alle aspecten bij elkaar. '3 Dit wordt onderstreept door het slotvan De doctrina christiana, waar <strong>Augustinus</strong> een citaat uit Titus r :9 over'het gezonde onderricht', 'de gezonde leer' (doctrina sana) parafraseert als'christelijk onderricht' (doctrina christiana), en zo titel en slot laat corresponderen.Hoewel alleen het eerste boek van De doctrina christiana overde leerstellingen van het christendom gaat, wil het hele werk hulp en onderrichtbieden om die rechte leer af te leiden uit de moeilijke teksten vande bijbel.Het is aannemelijk dat <strong>Augustinus</strong> zich bewust was van de rijke connotatiesdie zijn titel opleverde. 'Leerstellingen', 'Cultuur', 'Onderwijs','Instructie', 'Ontwikkeling' zijn Nederlandse equivalenten, die telkensmaar één aspect dekken; wij hebben er daarom de voorkeur aan gegevende titel vrij weer te geven op de titelpagina, maar hem onvertaald te latenwaar <strong>Augustinus</strong> ernaar verwijst in de tekst.·II. Marrou 1949: 395; Fuchs 1971:43 .12. Vgl. Schäublin 1995:48; 53·13. Sluiter 1999.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § 8-9I7§ 8 Stijl<strong>Augustinus</strong> is een van de meesters van het Latijnse proza. Hij legt een perfectebeheersing van het klassiek ciceroniaanse idioom in alle stijlregistersaan de dag, en vermengt dat op volstrekt natuurlijke wijze met een Latijndat diepgaand door het bijbelse taalgebruik beïnvloed is. Dat uit zich nietalleen in de toespelingen op of citaten van bijbelpassages waar dat in zijnbetoog past, maar ook op het meer algemene plan van woordkeus enzinsbouw. Een voorbeeld is IV 87, waar <strong>Augustinus</strong> spreekt van 'zijn dorstendeziel tot God verheffen', en waar hij het werkwoord ructare ('latenopwellen', letterlijk 'opboeren, opgeven') gebruikt om de manier vanspreken aan te duiden van iemand die geïnspireerd is, en dus alleen als'doorgeefluik' functioneert (zie de noot aldaar), een aan de psalmen ontleenden daardoor gesanctioneerd idioom.<strong>Augustinus</strong> beweegt zich moeiteloos in verschillende stijlregisters.Fraaie passages als de uitgewerkte vergelijking tussen de invloed vanChristus en de geneeskunst (I 27-30) of het verhaal hoe hij door goed gedoseerdewelsprekendheid een einde had gemaakt aan het rituele bloedvergietenin Caesarea (Iv 139-140) sieren een tekst op die grotendeels betogendvan aard is. <strong>Augustinus</strong> wil overbrengen hoe men de bijbel moetbegrijpen en hoe men dat zelf verworven begrip op anderen kan overdragen,en voor dat doel gebruikt hij een sterk didactische, argumentatieveen op het overtuigen van zijn gehoor gerichte stijl. Simpel en glashelderlegt hij de begrippen uit waarvan hij gebruik wil maken (bijv. wat is eenteken? I 5), en ook in de persuasieve stijl is hij een meester. In sommigepassages is letterlijk elke zin een krachtige stap in de richting van zijn conclusie,maar daarna wordt die conclusie vaak nog extra onderbouwddoor punten die haar moeten rechtvaardigen. Daarbij verzekert <strong>Augustinus</strong>zich ook impliciet van de instemming van zijn publiek. In het Latijnvalt namelijk het frequente gebruik op van woordjes als nam ('want') datsteeds een schakel in de argumentatie vertegenwoordigt, en enim ('immers','zoals je wel snapt') dat een beroep doet op de consensus tussen <strong>Augustinus</strong>en zijn lezer, naast woordjes die schakels in de redenering aanduidenals ideo ('daarom'), igitur ('dus, dan') en ergo ('dus'), die een tussentijdseof finale conclusie aangeven. Het resultaat is dat de lezer stap voor stapwordt meegevoerd naar <strong>Augustinus</strong>' onontkoombare conclusies.§ 9 Voornaamste thema'sVoorwoord: Antwoord aan mogelijke critici. De didactische intentie vanDe doctrina christiana is niet in strij d met de menselijke afhankelijkheid vande goddelijke genade.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § 9-IOr8Boek 1: Er is verschil tussen 'realiteiten' en 'tekens' (r 4-6) . De begrippen'genieten' en 'gebruiken' houden verband met drie soorten realiteiten:.die waarvan we moeten genieten, die we moeten gebruiken, en het genietenden gebruikend subject (I 7-9). De realiteiten waarvan we moetengenieten, zijn de centrale eeuwige en onveranderlijke geloofsinhoudenvan het christendom (r 10-39) . De mens is ook een realiteit: de vraag isof we van de mens moeten genieten of hem moeten gebruiken of allebei(r 40). Dat is hetzelfde als te vragen of we de mens om hemzelf moetenbeminnen of om iets anders. Hij moet bemind worden om God. Liefdeals cruciaal begrip. Het gebod tot liefde voor God en onze naaste is fundamenteel(r 41-42); uitwerking hiervan (r 43-58). De 'geordende' liefde(r 59-83). Het dubbele liefdesgebod is het doel en ook het ultieme criteriumvan tekstbegrip: de vraag is of de interpretatie verenigbaar is metdat gebod (r 84-95).Boek n: De 'tekens\ (n 1-6). Taal is het tekensysteem bij uitstek. Duisterheidvan de Schrift als mogelijkheid tot spirituele groei (n 7- 15). Beschrijvingvan de spirituele groei van de christen (n 16-23). Stadia in destudie van de bijbel (n 24-3 r, met opsomming van de canonieke bijbelboeken,n 26-29). Bronnen van onduidelijkheid in de bijbel (n 32-33).Middelen om onbekende tekens te leren begrijpen (n 34-152, met daarinde rol van de pagane vakken en wetenschappen [rr 73-152]).Boek m: De aanpak van meerduidige tekens. Meerduidige tekens die ineigenlij ke zin gebruikt zijn (m 1-19). Overdrachtelijke tekens (m 20-135):Figuurlijke tekens niet letterlijk nemen (m 20-32). Hoe weten we of eentekst letterlijk of figuurlijk is (m 3 3-76)? Hoe kunnen woorden figuurlijkebetekenis hebben (m 77-91)? De interpretatieregels van Tyconius (m 92-13 5).Boek IV: De overdracht van het verworven tekstbegrip op anderen(rv r). Geen retorica maar welsprekendheid (IV 3-15). Wijsheid gaat voorwelsprekendheid (rv 16-24). De bijbel bevat een combinatie van wijsheiden welsprekendheid: illustraties van bijbelse welsprekendheid (rv 25-60).Het navolgen van de bijbelse voorbeelden: duidelijkheid voor alles (rv 61-73). De functies van taal: onderrichten, vermaken en iemand ompraten(rv 74-95). De verschillende stijlniveaus (rv 96-150) . Het belang van hetkarakter van de spreker (rv 151-163), en van gebed en inspiratie (rv 164-166).§ 10 AnalyseDe doctrina christiana begint met een voorwoord waarin <strong>Augustinus</strong> alsonderwerp voor zijn boek 'voorschriften voor de studie van de bijbel'Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § 10 19aankondigt, zowel hoe men zelftot begrip van de Schrift kan komen, alsde manier om de bijbel aan anderen uit te leggen. Deze tweedeling correspondeertmet respectievelijk de boeken 1-ru en boek rv. Alvorens totzijn eigenlijke onderwerp over te gaan neemt <strong>Augustinus</strong> het op tegendrie groepen van mogelijke critici (Voorwoord§ 3): degenen die <strong>Augustinus</strong>'aanwijzingen niet kunnen begrijpen; degenen die ze niet met goedresultaat kunnen toepassen; en degenen die ze als overbodig beschouwen,omdat zij vertrouwen op het geschenk van de goddelijke genade (Voorwoord§ 7). De laatste groep krij gt de meeste aandacht. <strong>Augustinus</strong> betoogtdat menselijke inspanning wel degelijk zin heeft, en dat de mens totdie inspanning verplicht is. We mogen niet passief op ingrijpen van Godwachten. Bovendien benadrukt de bijbel zelf dat mensen met behulp vanmensen moeten leren. 14 De didactische intentie van De doctrina christianais niet strijdig met de menselijke afhankelijkheid van goddelijke genade;die blijft cruciaal.Boek I herhaalt de tweedeling van de 'studie van de bijbel', de tractatioscripturarum, in de uiteenzetting van twee methoden: die van ontdekkingof vinding van wat we moeten begrijpen, en die van het presenteren vanwat we begrepen hebben (r r). 'Ontdekking' of'vinding' is niet hetzelfdeals 'uitvinden': we moeten niet zelf dingen verzinnen: datgene wat wemoeten begrijpen, is voorhanden in de tekst van de bijbel, we hoevenhet daar alleen maar te 'ontdekken', te 'vinden'. Alles wat we leren, valtuiteen in twee groepen: 'realiteiten' (res) en 'tekens' (signa) (1 4) . Lerenvindt plaats door de interpretatie van tekens. Tekens verwijzen naar en'betekenen' iets anders dan zichzelf. Realiteiten verwijzen niet naar ietsanders dan zichzelf; in die zin zijn ze het einddoel van interpretatie.Boek ris geheel gewijd aan 'realiteiten', waarmee <strong>Augustinus</strong> duidelijkpositie kiest in het grote probleem van alle hermeneutiek: als leren gebeurtmet behulp van tekens, hoe krijg je dan kennis van die tekens? Doorandere tekens? En hoe leer je die dan? 0•:1 een eindeloze regressie te voorkomen,moeten we aannemen dat we uiteindelijk tekens leren op grondvan de zaken of realiteiten waarvoor ze staan, en niet andersom. <strong>Augustinus</strong>gaat uitgebreid in op deze materie in zijn werk De Leermeester (Demagistro, ca. 389), waar hij duidelijk maakt dat zo'n eerste inzicht een gaveis van onze inwendige leermeester, het Woord.In De doctrina christiana r 7 maakt hij een onderverdeling in realiteiten14. Voor het voorwoord, vergelijk Brunner 1955; Mayer 1974; Sieben 1975;Sluiter 1999.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § IO 20waarvan men moet genieten (frui), realiteiten waarvan men gebruikmoet maken (uti), en realiteiten die het genietend en gebruikend subjectzijn. Realiteiten waarvan men moet genieten, hebben het vermogen onsonmiddellijk gelukkig te maken, realiteiten waarvan men gebruik moetmaken, zijn instrumenteel bij het bereiken van het geluk, en ze zijn ookintrinsiek ondergeschikt aan datgene waarvan we moeten genieten, en derealiteiten die genieten en gebruiken, dat zijn wij, de mensen. De eersteklasse van realiteiten vormt de kern van het christelijke geloof (r ro-39) :God, Christus, de Heilige Geest, de Kerk, de laatste dingen. Dit zijn realiteitendie de mens geniet, niet gebruikt, en die ons gelukkig maken.In I 40 vv. vat <strong>Augustinus</strong> het probleem bij de kop hoe de mens in hetsysteem van realiteiten past. Moeten we van de mens 'gebruikmaken',van hem 'genieten' of allebei? Strikt genomen moeten we hem gebruiken,maar <strong>Augustinus</strong> doet moeite deze onaangenaam klinkende formuleringte vermijden. In plaats daarvan zegt hij dat we de mens moeten beminnen,niet om inttinsieke redenen maar omwille van God. Later laathij zijn terminologische reserves varen, en spreekt over 'in God genieten'van onze medemensen (r 79) .<strong>Augustinus</strong> sluit zich in dit boek aan bij een lange filosofische traditiewaarin 'geluk' als einddoel van het menselijk handelen wordt gezien,maar hij herinterpreteert dat in christelijke zin: geluk bestaat in de liefdetot God. Van God geniet je, en 'genieten' doe je van de realiteiten waarvanje houdt om intrinsieke redenen (I 8). Van iets wat je 'gebruikt', kunje ook houden, maar dan altijd omwille van iets hogers (I 8; 44) . Zo construeert<strong>Augustinus</strong> een raamwerk van begrippen, maar centraal (ook infy sieke zin: het staat letterlijk 'in het midden') in boek I is de liefde (I 40-42), het gebod tot liefde voor God en onze naaste. <strong>Augustinus</strong> werkt datgebod uit in I 43-58, eindigend IT).et het woord uit I Tim. 1:5 waar liefdehet 'doel van alle vermaning' heet. Het Latijnse woord voor 'vermaning'is praeceptum: dat is ook het woord dat <strong>Augustinus</strong> in de programmatischeopeningszin van De doctrina christiana gebruikt (de praecepi.a, 'regels', voorde studie van de bijbel). Dit illustreert hoe 'liefde' voor <strong>Augustinus</strong> nietalleen de vervulling en het doel van de hele Schrift vormt (I 58; 84), maartevens het ultieme exegetische principe (I 86). Elke uitleg moet in overeenstemmingzijn met het dubbele gebod tot liefde. Een interpretatie die inovereenstemming is met dit gebod tot liefde maar niet strookt met de oorspronkelijkeauteursintentie, is niet fundamenteel fout, maar het is wenselijkom haar te verbeteren: want als iemand meer foute interpretaties combineert,kan hij op een gegeven moment meer in zijn eigen constructiesgaan geloven dan in de bijbel.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § IO 21Na de vaststelling van de 'realiteiten' die aan het christelijk geloof tengrondslag liggen, en de bespreking van het gebod tot liefde voor Goden onze naaste dat het uitgangspunt van elke interpretatie, maar ook hetcriterium voor een goede interpretatie moet zijn, gaat <strong>Augustinus</strong> inboek n en UI in op de 'tekens'. Tekens worden zelf zintuiglijk waargenomen,maar daarnaast doen ze denken aan iets anders (n r). Er zijn natuurlijkeen conventionele tekens (n 2). <strong>Augustinus</strong> zal zich beperken tot conventioneletekens die mensen welbewust geven, en wel uitsluitend detalige.Na korte opmerkingen over het schrift als tekensysteem, en het bestaanvan verschillende talen (u 8), concentreert <strong>Augustinus</strong> zich op hetfenomeen 'onduidelijkheid', de bestaamgrond voor interpretatie (u rovv.). In de Schrift is onduidelijkheid een door God bedoeld fenomeendat dient om de boodschap aantrekkelijker en intrigerender te maken,en om ons ruimte te geven voor spirituele groei. Wij moeten trachtenachter Gods wil te komen. De eerste stap daartoe is de vreze Gods (nr6), het begin van het christelijke groeiproces (n ró-23). Van de zeven tredendie de christen moet doorlopen om van de vreze Gods (de eerstetrede) te komen tot wijsheid (de zevende en hoogste trede), bevindende activiteiten van de interpreet zich op de derde, die van de 'kennis'(scientia). Die bereik je als je de stadia van de vreze Gods en de vroomheiddoorlopen hebt. Vroomheid, samengevat in de richtlijn 'geloven en meegeven'(credere et cedere), heeft voorrang boven de intellectuele activiteitenvan de interpreet: in die zin komen de zaken of realiteiten weer voor detekens.Op die derde trede moet de interpreet zich concentreren op de canoniekeboeken, waarvan <strong>Augustinus</strong> een complete opsomming geeft (n 26vv.). Hij moet al deze boeken grondig lezen, wat duidelijk is goed in zichopnemen, en van daaruit trachten door te dringen in wat onduidelijk is.De bijbel moet dus zoveel mogelijk vanuit de bijbel zelf verklaard worden(n 30-31).De tekens die moeilijkheden voor begrip opleveren, zijn in twee groepenonder te verdelen: onbekende en niet eenduidige tekens; binnen elkvan die twee categorieën zijn er verder tekens die in eigenlijke en in oneigenlijke(overdrachtelijke) zin zijn gebruikt (n 32-33). Voor het begrijpenvan onbekende tekens die in eigenlijke zin gebruikt zijn, helpen talenkennis,het gebruik van informanten, en de vergelijking vanvertalingen (n 34 vv.). Letterlijke vertalingen zijn nuttig, zelfs als ze mindercorrect Latijn opleveren (u 43 vv.).De vertalingen die <strong>Augustinus</strong> aanbeveelt, zijn de 'Itala', de oude La-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § 10 23Sommige van deze 'vakken' zijn door mensen bedacht, andere hebbeneen goddelijke oorsprong of zijn historisch gegroeid. Van de menselijkeinstellingen is een deel het product van afgoderij of bijgeloof, een deelheeft daarmee niets te maken (u 73). Met bijgeloof, bijvoorbeeld astrologie,moet een christen zich niet ophouden (n 74-95). Veel van wat indeze categorie thuishoort, is gebaseerd op kwalijke afspraken met demonen(<strong>Augustinus</strong> twijfelt niet aan het bestaan van demonen).Instellingen die vrij van afgoderij zijn, zijn deels nuttig (bijv. kleermakerij),deels nutteloos (bijv. de danskunst) (n 96 vv.). Het nuttige deelneemt de christen over, het nutteloze negeert hij. Wat wij in engere zinals takken van wetenschap beschouwen, behoort tot de instellingen dievan goddelijke oorsprong zijn, of die historisch zijn gegroeid (n I04vv.): studie van de geschiedenis (n I05 vv.), en van het 'heden' (n II0-116). Daaronder vallen kennis van dieren en planten, sterrenkunde,bouwkunst, geneeskunst, landbouw, zeevaart. Deze hebben te makenmet de fysieke omstandigheden van de mens. Het belangrijkst zijn echterde vakken die met zijn geestelijk leven te maken hebben (n I I7 vv .) : kennisvan taal, vooral dialectiek (n I I7-I 3 I) en welsprekendheid (n I32-I 3 5),en van wiskunde (n I36-I37). Dialectiek is nuttig om inzicht te verkrijgen,en argumenten op te stellen en te testen, welsprekendheid om datinzicht op anderen over te dragen - deze tweedeling reflecteert die tussen'vinding' en 'overdracht' die het indelingsprincipe van het hele werk uitmaakt('vinding' in de boeken I-III, 'overdracht' in boek 1v) .'7 Geen vanbeide taaldisciplines biedt rechtstreeks toegang tot de Waarheid (u I38).Van al deze hulpmiddelen moet de christelijke student weloverwogengebruikmaken, waarbij vooral kennis van argumentatieleer van grootbelang is (n I 3 9 vv.). Het maakt niet uit dat deze wetenschappen veelaldoor heidenen ontwikkeld zijn: de oudtestamentische beroving van deEgyptenaren rechtvaardigt de aanspraken die de christenen op dit materiaalmaken (n I44 vv.). '8 Ook daar namen de joden iets weg om er een'recht gebruik' van te maken. Wie de Schrift bestudeert, moet zich echterterdege bewust zijn van de relatieve waarde van deze wereldse ge-I7. Overigens is 'vinding' ook een begrip in de antieke leer van de welsprekendheid,waar het de eerste taak van de redenaar is. In die zin is de tweedelingvan het werk ook geheel binnen de leer van de retorica te plaatsen: dancorresponderen de boeken I-lil met 'retorische vinding' (inventio), terwijlboek rv de retorische elocutio vertegenwoordigt. Gezien de passage ii 133verdient de in de tekst gegeven verklaring licht de voorkeur.r8. Exodus ]:22; 12:35, de bijbelse rechtvaardiging van de usus iustus-argumentatie.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § IO 24leerdheid en het oneindig veel kostbaarder goed dat de bijbel te biedenheeft.De pagane doctrinae zijn een hulpmiddel om onbekende tekens te doorgronden.In boek m behandelt <strong>Augustinus</strong> het probleem van de tekensin de Schrift die meerduidig zijn, eerst de in eigenlijke zin gebruikte, dande overdrachtelijke.Meerduidigheid van taal die in eigenlijke zin gebruikt is, berust meestalop verschillende mogelijkheden van interpunctie en voordracht (m 3vv.), een enkele keer op andere factoren, zoals de mogelijkheid van verschillendeconstructies (m I 7 vv.). In alle gevallen moet de knoop wordendoorgehakt op grond van de 'geloofsregel', dat wil zeggen dat die versiede voorkeur verdient die in overeenstemming is met duidelijke bijbelplaatsenen met wat de autoriteit van de Kerk zegt. Ook de context kanaanwijzingen geven (m 3-4; 10). In sommige gevallen zullen meerdereversies volgens alle criteria acceptabel zijn: in dat geval is het aan de lezer-ketterij zal daaruit niet voortkomen (m 9).Is er sprake van meerduidigheid in een tekst die misschien figuurlijk opte vatten is, dan doet zich allereerst de vraag voor, hoe wij moeten beslissenof een tekst letterlijk of figuurlijk is (m 20 vv .). <strong>Augustinus</strong> wijst op degevaren die verbonden zijn aan de letterlijke interpretatie van een figuurlijketekst (een val waarin - op verschillende manieren -joden en heidenengelopen zijn) (m 20-32). Maar het is ook gevaarlijk om een in eigenlijkezin bedoelde tekst figuurlij k op te vatten (m 33).De lakmoesproef om letterlijk van figuurlijk te onderscheiden bestaathierin dat de goddelijke Schrift niets mag bevatten dat in strijd is met degoede zeden of met geloofswaarheden (m 33). Goede zeden hebben uiteindelijkbetrekking op het dubbele gebod tot liefde uit boek 1, en ook degeloofswaarheden zijn daarop in laatste instantie te herleiden (m 34). Deverleiding om 'goede zeden' gelijk te stellen aan 'wat wij gewend zijn',moeten we het hoofd bieden door ons te realiseren dat de Schrift uiteindelijkslechts liefde voorschrij ft en begeerte verwerpt (m 35 vv.). Daaromis er geen bezwaar tegen om gebeurtenissen die in hun historische context(tijd, plaats, personen) geen wanklank vormen, in letterlijke zin te interpreteren(m 45 vv.). Dat betekent niet dat wij moeten vervallen tot eenvorm van ethisch relativisme, waarbij alles 'goed' is in zijn eigen context:er is wel degelijk een vast punt in de menselijke moraal, namelijk de regel'Wat gij niet wilt dat u geschiedt. . .' (m 52). Mocht de tekst in letterlijkezin aanstootgevend zijn, dan moeten we net zo lang doorgaan met hemfiguurlijk te interpreteren tot we op een uitleg stuiten die in overeenstem-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § IO 25ming is met het gebod tot liefde. Dat is het laatste criterium voor eengoede interpretatie (m 54-57) .Vervolgens onderzoekt <strong>Augustinus</strong> de vraag in welke gevallen we eentekst moeten toepassen op ons eigen leven, en het daarin beschrevenemoeten navolgen (m 58). Het kan zijn dat de lezer reeds verder gevorderdis op zijn spirituele weg dan de tekst veronderstelt. Iemand die beslotenheeft celibatair te leven, hoeft daarom nog niet alle teksten die over hethuwelijk gaan in figuurlijke zin te interpreteren, maar hij moet erkennendat die voor een andere groep bedoeld zijn (m 58-59). Evenzo zijn tekstendie in hun historische context letterlijk geïnterpreteerd kunnen worden,ongeschikt om ook letterlijk als voorbeeld voor ons eigen leven te wordengenomen, als de culturele context inmiddels te zeer is veranderd, zodathet beschrevene niet langer acceptabel moet worden geacht (m 6ovv.). Dat geldt bijvoorbeeld voor de teksten die over het hebben vanmeerdere vrouwen gaan. De letterlijke interpretatie is in de historischecontext de juiste, maar wij mogen zo'n tekst niet letterlijk toepassen inons eigen leven.<strong>Augustinus</strong> bespreekt vervolgens hoe woorden figuurlijke betekeniskunnen hebben (m 77 vv.). Meestal is de woordkeus gebaseerd op analogieof verwantschap met de letterlijke uitdrukking. (Op dit punt onderbrak<strong>Augustinus</strong> zijn werk aan De doctrina christiana [397 ], om het pas dertigjaar later, drie jaar voor zijn dood, weer op te pakken [427].) Kortbespreekt hij symbolen die verschillende of zelfs tegengestelde betekenissenkunnen hebben (de slang kan bijvoorbeeld voor iets goeds of ietsslechts staan) (m 79-83), wijst er nogmaals op dat bepaalde passages meerderebetekenissen kunnen toelaten zonder dat wij daartussen kunnen ofhoeven te kiezen (m 84-86), en benadrukt opnieuw het belang van de bijbelzelf als toetssteen voor interpretaties van afzonderlijke passages ervan(m 86).Logisch vervolg op de figuurlijke wendingen die <strong>Augustinus</strong> in depraktijk van het bijbelse taalgebruik aantreft, vormen de zogenaamdetropen, de stijlfiguren uit het theoretische systeem van de pagane grammaticaen retorica (m 87 vv.); en van tropen komt <strong>Augustinus</strong> op eenoverzicht van de interpretatieregels die waren opgesteld door Tyconius(m 92 vv.). Tyconius (overleden ca. 400) had in ca. 382 het eerste handboekvoor interpretatie in het Latijn geschreven. Zijn Regels waren volgens<strong>Augustinus</strong> vrijwel allemaal gebaseerd op overdrachtelijk taalgebruik,omdat ze ingaan op de verschillende manieren waarop de bijbelhet een kan zeggen terwijl iets anders bedoeld wordt.<strong>Augustinus</strong> rondt boek maf met de aansporing tot potentiële interpre-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § IO 26ten om te bidden om inzicht - waarmee hij opnieuw het overheersendebelang van openbaring benadrukt (m 134) .In boek IV neemt <strong>Augustinus</strong> zijn tweede hoofdthema ter hand: na de'vinding' of 'ontdekking' gaat hij nu in op de 'presentatie', want menmoet zijn zelf verworven inzicht niet voor zichzelf alleen houden, maartrachten het op anderen over te brengen (1v 1). Dit betekent niet dat<strong>Augustinus</strong> in dit boek de voorschriften van de klassieke retorica zal behandelen(Iv 3 vv.). Ongetwijfeld kan die discipline haar nut hebben,maar zij hoort niet in dit werk thuis. Retorica moet men vlot in zijnjeugd leren, als er niets dringenders op het programma staat (rv 6 vv.).Het is niet de enige weg tot welsprekendheid. Integendeel, praktijkvoorbeeldenen talent zijn belangrijker dan theoretische voorschriften (rv 8vv.). In dit hele boek zal <strong>Augustinus</strong> zich aan het principe houden dat instructiedoor voorbeelden de voorkeur verdient boven theorie.De christelijke redenaar vervult dezelfde taken als zijn pagane tegenhanger,met grote nadruk op de ethische dimensie van zijn onderwerpenen woorden, maar zijn welsprekendheid is niet het product van theorie(rv 14 vv.). Alle theorie is per slot van rekening uiteindelijk gebaseerdop extrapolatie van goede voorbeelden (rv 16). Welsprekendheid moetvoortkomen uit wijsheid. Maar wijsheid is uiteindelijk gegrondvest inde bijbel, die daarmee ook de bron voor welsprekendheid zelf vormt(rv 17-24). De nadruk op het ethische gehalte van welsprekendheid wasreeds in de Grieks-Romeinse retorica een bekend fenomeen, maar <strong>Augustinus</strong>maakt het tot een sleutelmotief van zijn opvattingen over christelijkewelsprekendheid. Een ethische basis wil zeggen: een basis in de 'realiteiten',niet de 'tekens'. Zo onderstreept hij de primaire rol van zakenin de structuur en inhoud van De doctrina christiana.Zijn de bijbelse auteurs alleen wijs of ook welsprekend (rv 25-30)? Zijzijn het allebei omdat hun stijl perfect aansluit bij hun onderwerp. Zij gebruikenalle stijlfiguren uit de klassieke theorie, maar bij hen is dat geenkwestie van het toepassen van regels, maar het komt rechtstreeks voortuit hun onderwerp. In principe prijst <strong>Augustinus</strong> hier een fenomeen datook in de traditionele retorica als een grote kwaliteit . werd beschouwd,namelijk 'passendheid' (in het Grieks to prepon), het ,verschijnsel dat iemandswoorden perfect aansluiten bij onderwerp, omstandigheden encontext.De bijbelse welsprekendheid wordt geïllustreerd door de analyse vanproefpassages uit Paulus (rv 3 1-45) en de profeet Amos (rv 46-óo), als vertegenwoordigersvan het Nieuwe en Oude Testament. <strong>Augustinus</strong> con-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § IO 27centreert zich vooral op de technische opbouw van deze passages in periodesen kortere frasen, maar hij legt voortdurend het verband met deboodschap van de passage, en concludeert dat de bijbel inderdaad niet alleenwijsheid demonstreert, maar ook een perfect passende welsprekendheid.Het is opvallend dat deze demonstratie plaatsvindt aan de hand vande Latijnse tekst, de vertaling van Hieronymus. <strong>Augustinus</strong> verantwoordtzijn keuze voor die vertaling, '9 en ook zijn keuze voor een technischeanalyse van de (niet-taalgebonden) frasering, de manier waarop zinnengecoupeerd worden, maakt het gebruik van een andere versie dan hetorigineel minder problematisch. Verder betoogt hij natuurlijk dat de inhoudvan de bijbel de vormgeving dicteert - wat inhoudt dat de retorisçhekwaliteit eigenlijk in iedere vertaling tot uiting zou moeten ko-20men.Leren door voorbeelden houdt in beginsel in dat men de kenmerkendeeigenschappen van zijn voorbeeld tracht over te nemen (Iv ór vv.). (Infeite heeft vrijwel alle zogenaamde 'literaire analyse' uit de Oudheid hetdoel modellen voor imitatio, 'navolging', te bieden.) Alle elementen vande bijbelse welsprekendheid lenen zich voor imitatio behalve de opzettelijkeonduidelijkheid van sommige passages. In de bijbel dient die ertoede lezer te oefenen, verveling tegen te gaan, en om buitenstaanders te weren.Imitatie van dit element zou aanmatigend zijn en betekenen datiemand zichzelf aandient als object voor interpretatie in plaats van zijnverworven inzicht te delen met de lezer of toehoorder. De christelijkeschrijver of spreker moet eerst en vooral duidelijkheid nastreven, zelfsals die ten koste gaat van grammaticale 'correctheid', zoals je die opschool leert (rv 64 vv.). Als het primaire doel van de christelijke sprekerof schrijver de overdracht van inzicht is, dat wil zeggen: onderwijzen, isonduidelijkheid ontoelaatbaar, omdat die dat doel frustreert., Beschouwt <strong>Augustinus</strong> aanvankelijk onderricht als de functie van taalbij uitstek, hij geeft zich ook rekenschap van het feit dat in de klassiekeretorica drie functies onderscheiden werden: de antieke orator werd geachtzijn pubhek te onderrichten, te vermaken en om te praten (rv 72 vv.).Alleen het onderricht is echt noodzakelijk en berust geheel op de zakelijkeinhoud van wat men zegt. De twee andere functies hangen af van dewijze van presentatie. Men moet zijn publiek vermaken om ze 'bij de les'te houden, men moet ze vermurwen om ze ook daadwerkelijk te latendoen wat men zegt (rv 74-80).19. IV 48.20. Vgl. IV 30.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § IO 28Het amuseren van het gehoor mag uiteraard niet leiden tot morele vervlakking.Opnieuw benadrukt Augustmus het ethische gehalte van hetchristelijk discours (IV 81 vv.). Hij geeft een afschrikwekkend voorbeelduit Cyprianus (IV 84 vv.) en stelt daartegenover dat de christelijke redenaarslechts moet behandelen wat rechtvaardig en goed is; zo'n sprekerwil daarmee drie effecten in zijn gehoor bewerken, namelijk dat zij begrijpenwat hij zegt, en dat zij hem met plezier en gehoorzaam aanhoren(IV 87). Meer dan aan zijn retorische kwaliteiten dankt hij het bereikenvan die effecten aan de vroomheid van zijn gebeden. Hij moet een 'bidder'zijn, een orator, voordat hij een 'spreker' kan zijn.2'Halverwege boek IV komt Augustmus daarmee terug op het openingstbemavan zijn boek, en hij zal dit thema ook ter afsluiting gebruiken. Hetis een nieuwe vormgeving van het motief van de 'realiteiten' of'zaken' ende 'tekens' uit de eerste drie boeken. De inhoud van het christelijk geloof,in dit geval gesymboliseerd door het gebed, gaat steeds boven de 'tekens',in dit geval de manier waarop de christelijke spreker zijn inzichten vormgeeft en presenteert. Dit thema krijgt hier des te meer nadruk door <strong>Augustinus</strong>'opvallende woordkeus: de christelijke redenaar was tot op dit puntsteeds aangeduid als eloquens, 'welsprekend'. Hier voor het eerst gebruikt<strong>Augustinus</strong> de klassieke term orator, uit de traditionele, en speciaal de ciceroniaanseretorica, maar hij herinterpreteert de term in christelijke zin. Dechristelijke spreker moet geen orator in de zin van 'redenaar' zijn, maar eenorator in de zin van 'iemand die bidt'. Op dit punt halverwege boek IV herneemt<strong>Augustinus</strong> nog een ander motief uit het voorwoord, namelijk demenselijke plicht om zich te blijven inspannen, ook al is hij voor zij n resultatenafhankelijk van Gods genade (Iv 90-95): de pastorale brieven tonenaan dat ook de bijbel wil 'leren leren'; <strong>Augustinus</strong> is dus gerechtvaardigdin zijn poging om mensen te leren zelf verworven inzicht op anderen overte dragen. Gebed, en de relatie tussen menselijke inspanning en genade- structureel belangrijke elementen in <strong>Augustinus</strong>' visie op bijbelinterpretatie-vormen zo ook in de structuur van het boek vitale onderdelen.Na de conclusie dat de goede redenaar ethisch waardevol materiaal behandelt,de drie functies van mensen onderrichten, vermaken en ompratennastreeft, en bidt om de gewenste drie effecten bij zijn gehoor te bereiken,namelijk dat hij met begrip, graagte en gehoorzaamheid wordtaangehoord, gaat <strong>Augustinus</strong> in op een ander element uit de klassiekewelsprekendheid, de correspondentie tussen stijlniveau en onderwerp(Iv 96 vv.). Om het verschil tussen de klassieke en de christelijke benade-21. IV 87.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § IO 29ring scherp te krijgen, benadrukt <strong>Augustinus</strong> in zijn weergave van de ciceroniaansetheorie dat men grootse onderwerpen in grootse stijl moetbehandelen, eenvoudige in eenvoudige stijl, en wat daartussenin ligt ineen mengvorm. Maar in de bijbel zijn alle onderwerpen van wezenlijkbelang, omdat ze uiteindelijk gaan over het heil van de mens (Iv 98vv.). Voor <strong>Augustinus</strong> hangt de keuze van de stijl daarom niet langer afvan het onderwerp. Hij maakt veeleer de stijl afhankelijk van de primairefunctie van de passage: is die didactisch, dan is een eenvoudig stijlniveauop zijn plaats, draait het om lof of blaam, dan past de gemengde stijl, enmoet het gehoor tot een bepaalde handelwijze worden gebracht, dan is degrootse stijl aangewezen (1v 104 vv.). In wezen zijn ook deze aanwijzingenCicero geenszins vreemd.In overeenstemming met zijn principes legt <strong>Augustinus</strong> dit slechts zeerin het kort theoretisch uit (rv 104-106) om onmiddellij k over te gaan opvoorbeelden (rv 107-124). Hij illustreert alle drie de stijlniveaus met passagesuit Paulus, en last naar aanleiding van de gemengde stijl een uitweidingin over het ontbreken van het fenomeen van de clausula, of ritmischeslotformule, dat typisch in de gemengde, opgesmukte stijl van depagane redenaars thuishoort (rv II5-1 17).De bijbelse stilistische praktijk verdient navolging en heeft die ook gekregen.<strong>Augustinus</strong> haalt passages van alle drie de stijlniveaus uit Cyprianusen Ambrosius aan om dit te illustreren (rv 125-133).Een goed gebruik van de verschillende stijlen vereist vermenging enafwisseling (rv 134 vv.). Alle drie kunnen ze het gehoor tot gedragsveranderingbrengen, maar het hoogste en laagste stijlniveau zijn daarvoorhet meest noodzakelijk (Iv 142). Het gemengde niveau overtuigt het gehoorvoornamelijk van de retorische kwaliteiten van de spreker (rv 143).Toepassing ervan door een christen is alleen gerechtvaardigd door hetethisch verantwoorde gebruik dat hij ervan maakt (rv 144).Op welk niveau de christelijke redenaar ook actief is, hij zal steedstrachten alle drie effecten in zijn gehoor na te streven, dat wil zeggen: begrip,plezier en gehoorzaamheid (rv 145 vv.).In <strong>Augustinus</strong>' behandeling van de effecten begrip, plezier en gehoorzaamheidspeelt een traditionele categorie een rol, die nergens explicietwordt gemaakt. De drie functies van mensen onderrichten, vermakenen ompraten zijn taken van de redenaar, en horen thuis in de fase van zijnwerk waarin hij zijn gedachten stilistisch vorm geeft (de zogenaamde elocutio).De serie effecten reflecteert een andere driedeling, namelijk die vande overredingsmiddelen die een redenaar ten dienste staan, en die hij inzijn gehele werk kan gebruiken. Twee daarvan, onderrichten en ompra-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § IO-II 30ten, worden met dezelfde termen aangeduid als in de eerstgenoemde serie,maar de derde heet 'voor zich innemen (van het gehoor)' in plaats van'vermaken'. De redenaar neemt zijn gehoor voor zich in door een gunstigeindruk te maken, en door prettig en betrouwbaar over te komen.De redenaar plant het gebruik van deze overredingsmiddelen in de 'vindingsfase'van zijn werk (de inventio).Dat deze laatste indeling een rol speelt, blijkt uit het feit dat <strong>Augustinus</strong>aansluitend ingaat op het belang van de levenswijze van de spreker (IV r 5 Ivv.). De combinatie van wijs spreken, welsprekendheid, en een goede levenswijzeis ideaal, maar als puntje bij paaltje komt is een goed leven hetmeest essentiële element. Vlak voor het eind van zijn werk beklemtoont<strong>Augustinus</strong> hier opnieuw het belang van 'realiteiten', 'zaken', boven 'tekens'of 'woorden'. Zijn laatste advies aan de redenaar is te bidden voordatje het woord neemt (1v I 64 v.) - en hij sluit zijn eigen werk af met eengebed (rv I66) . Daarmee is ook aan het eind van het werk het belang vande praktijk boven de theorie nog eens onderstreept: <strong>Augustinus</strong> is zijn. eigen laatste voorbeeld.Het is de moeite waard even stil te staan bij de mate waarin de vormgevingvan De doctrina christiana een model is van wat <strong>Augustinus</strong> in datwerk beschrijft. Het werk als geheel is een voorbeeld van 'presentatie':<strong>Augustinus</strong> wil erin overdragen wat hij zelf geleerd heeft over tekstbegripen presentatie. Hij zinspeelt op die 'vindingsfase' in de eerste paragraafvan het V oorwoord ('hetgeen Hij me pleegt in te geven wanneerik erover nadenk'). In de vorm van het werk blijkt voortdurend hoezeerhet hem ernst is met de voorrang van inhoud boven vorm, hoe superieurdie vormgeving ook mag zijn. Voorbeelden gaan boven theorie. Gebeden genade nemen overal in het werk een belangrijke plaats in. Ook hetafsluitende gebed past in dit beeld. <strong>Augustinus</strong> maakt zichzelf tot zijnlaatste voorbeeld en laat zo zien dat ook hijzelf een orator 'bidder' is voorhij een spreker is.§ II Voorgangers: tekstuitleg 22Tekstinterpretatie is niet door <strong>Augustinus</strong> uitgevonden. In de Grieksewereld namen de tekstcorpora van Homerus, orfische gedichten en orakelsin onderwijs en (religieuze) wereldbeschouwing een centrale plaatsin. Bij de Romeinen kreeg het werk van V ergilius een vergelijkbare status.Al die teksten (de Griekse meer dan de Romeinse) hadden een moei-22. Vgl. Van Bekkum e.a. I997·Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § I I 31lijkheidsgraad die om hulpmiddelen en interpretatie vroeg. Daarbij werdenexegeten algauw geconfronteerd met de vraag wat een interpretatiejuist deed zijn, welke criteria men moest aanleggen om een interpretatiete toetsen.Al in de Alexandrij nse tijd paste men het principe toe dat een tekst zijneigen beste uitlegger is: soms werpen andere passages uit de tekst die menbestudeert, licht op de problemen waarop men stuit. Deze regel werd latergeformuleerd als 'Homerus uit Homerus verklaren', maar hij werdbijvoorbeeld ook toegepast op teksten van Plato en Aristoteles.Een ander exegetisch principe was (en is) het zogenaamde 'Principle ofCharity',23 dat erop neerkomt dat men zijn auteur steeds het voordeelvan de twijfel gunt, en probeert tot een uitleg te komen die de zinvolheidvan de tekst maximaliseert. Een interpretatie die de tekst tot een consistenten verstandig geheel maakt, is te prefereren boven één die tegenstrijdighedenlaat bestaan. Als de tekst de auteur 'onwaardig' lijkt te zijn, ofwelomdat daarin ethisch dubieuze gezichtspunten naar voren komen,ofwel omdat de tekst in grammaticale of stilistische zin van inferieurekwaliteit wordt geacht, moet daarvoor een verklaring worden gevonden.Die kan bijvoorbeeld zijn dat moreel verwerpelijke ideeën een personagein de mond zijn gelegd, en dus niet voor rekening van de auteurhoeven te komen. Een tekst met fouten tegen de grammatica kan als onechtbestempeld worden, of men kan betogen dat de auteur opzettelijkafwijkt van de standaardformulering om daarmee juist een stilistisch fraaieffect te bereiken. Waar een letterlijke interpretatie aanstoot geeft, kanallegorische uitleg een oplossing bieden.Problemen van tekstinterpretatie hadden er lang voor <strong>Augustinus</strong> toegeleid dat filosofen en andere intellectuelen zich bogen over de meer abstractevraag hoe woorden iets betekenen, en of taal een betrouwbarebron van kennis kan zijn. Als je een woord begrijpt, geeft dat woord jedan kennis van de onderliggende realiteit? Het probleem van de verhoudingtussen taal en werkelijkheid stond centraal in Plato's dialoog Cratylus(4de eeuw v.Chr.). Een werk dat puur over tekstinterpretatie ging,bestond echter niet in de Grieks-Romeinse cultuur.Toch was <strong>Augustinus</strong>' werk niet de eerste poging om christenen eenhermeneutiek, een interpretatieleer, te bieden. We hebben de Regelsvan <strong>Augustinus</strong>' jongere tijdgenoot Tyconius over, het vroegste werkover hermeneutiek in de West-Europese traditie. Maar <strong>Augustinus</strong> overvleugeldeTyconius volkomen, vooral omdat hij wat hij als de essentie23 . Vgl. Sluiter 1998 [b].Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § II-12 3 2van Tyconius' werk zag, in zijn eigen geschrift had opgenomen en gekritiseerd.Daarmee waren diens Regels overbodig geworden. Bovendiendekten ze slechts een klein gedeelte van de problematiek van interpretatievan duistere passages uit de Schrift, en een omvattend theoretisch kaderontbrak.In De doctrina christiana blijkt <strong>Augustinus</strong>' vertrouwdheid met de praktischeverworvenheden van de traditionele tekstinterpretatie. <strong>Augustinus</strong>kent het principe van 'de bijbel uit de bijbel uitleggen' (bijv. n 3 r; lil 6), ende naam van het 'Principle of Charity' lijkt afgeleid van de caritas-regel,het principe dat het dubbele gebod tot liefde, voor God en voor je naaste,het einddoel van interpretatie is, maar ook bepaalt of een interpretatiejuist is (I 84-86; 95). Een uitleg die tot iets schandelijks of misdadigs leidt,is daarom fout (m 3 3) - men moet dan liever overgaan op een figuurlij keinterpretatie. In de uitleg van de psalmen werd al lang voor <strong>Augustinus</strong>ook gewerkt met de idee dat het voor de interpretatie van belang is 'wieer spreekt', en <strong>Augustinus</strong> kent dat principe (Iv 126) . Ook met allegorie ishij vertrouwd (zie bijv. m 43; 5 5 vv.). <strong>Augustinus</strong>' grote verdienste is dathij al deze individuele exegetische technieken in een alomvattend theoretischkader plaatst, waarbij hij tegelij k soeverein positie kiest in het debatvan de Cratylus: als je zaken uit tekens leert kennen, hoe leer je dan de tekenszelfkennen? Uiteindelijk kan dat alleen uit de zaken. En zo concludeert hijtot het primaat van het geloof en de leerstellingen van het christendom,met uiteindelijk het liefdesgebod als ultieme toetssteen (vgl. lil 54).§12 Voorgangers: retoricaHet vierde boek van De doctrina christiana staat niet zozeer in de traditievan denken over teksten, maar in een verwante traditie: die van de retorica.Hoewel <strong>Augustinus</strong> sterk benadrukt dat hij géén retorische voorschriftenwenst te geven, klinkt uit vrijwel iedere paragraaf van dit boekzijn grote vertrouwdheid met de klassieke retorica door, en vooral de invloedvan Cicero's Over de (ideale) redenaar (De oratore) (55 v.Chr.). Maarde naam Cicero valt in het hele werk niet één keer! De meest 'directe'verwijzing naar Cicero is nog die in IV 74: 'een welsprekend man heeftopgemerkt'. Overigens is zo'n indirect gebruik van klassieke auteurs(vooral Vergilius) <strong>Augustinus</strong>' normale praktijk.Het belang dat <strong>Augustinus</strong> hecht aan natuurlijke aanleg en de omgangmet goede voorbeelden liever dan aan technische theorie vinden we al bijCicero (en vóór hem bijvoorbeeld bij de Griek Isócrates), en datzelfdegeldt voor het belang van een brede algemene ontwikkeling. Ook de gedachtedat alle verbale vormgeving op een natuurlijke wijze op de juisteCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § I2-I3 33plaats terecht moet komen, is een klassieke. Eigenlijk alle redenaars entheoretici steunen dat idee, dat het meest pregnant is uitgedrukt in Cato'srem tene, verba sequentur: 'houd de zaak vast, dan volgen de woorden vanzelf.Uiteraard is het in <strong>Augustinus</strong>' belang om in zijn (retorische!) presentatiede nadruk te leggen op de verschillen tussen zijn aanpak en de traditionelebenadering, en dat doet hij door consequent de leer van de retoricate verwerpen en die te vervangen door het belang van praktischewelsprekendheid, waarbij telkens de inhoud van de woorden centraalmoet staan en de vorm moet dicteren. Al deze elementen zijn op zichzelfaan de traditie ontleend, maar hun consequente combinatie en de manierwaarop ze in dienst gesteld worden van het overdragen van geloofswaarheden,is nieuw.§ r 3 DoorwerkingDe invloed van De doctrina christiana kan moeilijk overschat worden. Hetwerk genoot vooral in de Middeleeuwen grote belangstelling,24 speciaaltoen in de twaalfde eeuw de preken in de volkstaal vervangen werdendoor preken in het Latijn. Die verandering veroorzaakte een ware'hausse' aan werken met de titel 'Preekkunst' (de zogenaamde Artes praedicandi),die zwaar leunden op dit werk van <strong>Augustinus</strong>.Voor de Nederlandse lezer is het interessant te weten dat de humanistDesiderius Erasmus (rsdef r óde eeuw) diepgaand door De doctrina christianabeïnvloed werd (vgl. Béné 1969). Het is het overwegen waard of delange tijd gezaghebbende interpretatie van De doct1·ina christiana als eenprogram voor een christelijke paideia misschien voortgekomen is uit Erasmus'lezing van dat werk. Want Brasmus legde als humanist grote nadrukop juist die passage uit boek n die het mogelijk maakte alles wat waardevolis aan de klassieken te incorporeren in een christelijk leven, dat berust opbijbelinterpretatie. Erasmus' verhandeling Ecclesiastes ('Prediker'), die integenstelling tot De doctrina christiana wel degelijk expliciet een christelijkeleer van de retorica wil bieden, maakt dan ook niet alleen uitgebreid gebruikvan De doctrina christiana rv, maar ook juist van de passage over depagane schoolvakken en de algemene ontwikkeling uit boek n.De huidige belangstelling voor vragen over taal, communicatie, en interpretatie,maken De doctrina christiana opnieuw relevant. Wij hopen datdeze eerste Nederlandse vertaling het werk ook in Nederland de bekendheidzal brengen die het verdient.24. Zie Opelt. I974·Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § I3-I4 34§ I4 Noot op de vertaling, het bijbels apparaat en de notenDe tekst die wij gebruikt hebben, is die van R.P.H. Green (I995). Wevolgen ook de daarin aangebrachte nummering van hoofdstukken enparagrafen. <strong>Augustinus</strong> zelf onderscheidde alleen de vier boeken van Dedoctrina christiana. Opeenvolgende uitgevers hebben een steeds verderverfijnde indeling aangebracht, waarvan de editie van Green het (voorlopige)eindresultaat laat zien.Waar mogelijk hebben wij ons voor de vertaling van bijbeltekstenaangesloten bij de NEG-vertaling. Dit geldt ook voor die passages waar<strong>Augustinus</strong> een slechts in geringe mate afwijkende tekst gebruikt, en deafwijking van geen belang is voor zijn betoog.In elke vertaling moet de vertaler soms knopen doorhakken. De opvallendstebeslissing in deze vertaling is de weergave in bepaalde contextenvan het Latijnse res, dat meestal met 'zaak' of 'ding' wordt vertaald,door 'realiteit'. Res is een betekenisarm woord, dat meestal zijn waardeen invulling door de context krijgt (bijv. res publica = 'de openbare zaak','staat'). 'Zaak' of'ding' kan in het Nederlands in beperktere mate die rolvervullen: 'God is een zaak' heeft een vreemde bijklank, die in het Latijnmisschien ook enigszins, maar beslist in mindere mate aanwezig is. Doorvoor 'realiteit' te kiezen in de context waar res tegenover signum 'teken'staat, hebben wij weliswaar een woord met een veel meer uitgesprokeneigen semantische waarde genomen, maar bovenstaande problematischeweergaven voorkomen. Het quasi-technische gebruik dat <strong>Augustinus</strong> indeze contexten van het woord maakt, rechtvaardigt ook een zwaarderevertaling.Een ander probleem voor de vertaler vormt het woord ordo, 'orde' (zieI SI n.). Gezien het belang van het concept 'orde' in <strong>Augustinus</strong>' denkenhebben wij zoveel mogelijk geprobeerd ordo (en bijv. ordinare) met 'orde'of afleidingen daarvan weer te geven. Soms is dat echter ontoereikend.De lezer moet erop bedacht zijn dat ditzelfde begrip ook kan schuilenachter vertalingen als 'reeks', 'structuur', 'organisatie', en zelfs 'chronologie'.Een derde moeilijkheid doet zich voor in het gebied van de 'technischetermen'. Waar <strong>Augustinus</strong> het uitdrukkelijk heeft over de systematiekvan een door hem besproken onderwerp, bedient hij zich van een vaste,'technische', terminologie. Wij hebben getracht die ook in de vertalingte behouden, maar dat levert wel moeilijkheden op. Een lastig voorbeeldis de retorische term flectere, die inhoudt dat de redenaar zijn gehoortracht 'om te turnen' naar een door hem nagestreefd gedragspatroon.Wij hebben bij de weergave vanflectere consequent gekozen voor 'om-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § I4 3 5praten', al leent dat woord zich minder goed voor een absoluut gebruik.Alle vertalers van teksten die in cultureel opzicht ver van ons afstaan,hebben te kampen met de moeilijkheid dat de wereldbeschouwing achterzulke teksten en dus ook het ermee samenhangende 'discours' af en toevreemd is aan onze tijd. Een markant voorbeeld is het begrip 'bezoedelen',dat in de Oudheid een veel grotere rol speelde dan in de huidige samenleving.Zonde bezoedelt mensen niet louter in een overdrachtelijkezin: zij worden er welhaast tastbaar en zichtbaar door bevuild. Deze karakteriseringstaat nogal ver van het huidige geestelijke klimaat, maar hetis onmogelijk af te zien van termen als 'bezoedelen', wil men enig rechtdoen aan de perceptie van de Ouden in het algemeen en <strong>Augustinus</strong> in hetbijzonder.<strong>Augustinus</strong> is een begaafd stilist en schrijver. De talloze woordspelingendie hij in het Latijn maakt, zijn soms alleen maar gewrongen in hetNederlands weer te geven - wat nu juist niet het effect is dat hij ermeebeoogde. In die gevallen hebben wij afgezien van woordkunstenaarschapen voor een inhoudelijk zo getrouw mogelijke weergave gezorgd, in degeest van <strong>Augustinus</strong>' vermaning dat de res vóór de verba dienen te komen,de inhoud vóór de woorden.<strong>Augustinus</strong> was niet geneigd erop te letten dat ook zijn vrouwelijkelezers zich konden herkennen in zijn taalgebruik - het is zelfs aannemelijkdat hij dat ongewenst zou hebben geacht. Dat is betreurenswaardig, maarhet is een gegeven. We hebben er daarom van afgezien consequent generischneutrale taal te bezigen of elk 'hij' van een 'zij' te voorzien.Verwijzingen naar bijbelteksten die van een asterisk (*) zijn voorzien,betreffen niet-Vulgaatversies.De noten zijn primair bedoeld om obstakels bij de lectuur uit de weg teruimen. Met een asterisk (*) in de kantlijn voor het paragraafnummer isaangegeven of elementen uit de paragraaf van een noot zijn voorzien.Wij hebben dankbaar gebruik gemaakt van de secundaire literatuur genoemdin de bibliografie, zonder voortdurend naar onze voorgangers teverwijzen. Vooral de nieuwe tekst met Franse vertaling, introductie encommentaar van Madeleine Moreau c.s. is een goede bron voor wie behoefteheeft aan extra informatie.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § I 536§ I 5 BibliografieTekst plus vertalingAugustine, De Doctrina Christiana, ed. and tr. R.P.H. Green. (in de serieOxford Early Christian Texts) Oxford: Ciarendon Press 1995.TekstSancti Aureli Augustini, De doctrina Christiana libri quattuor, rec. et praef.Guilelmus M. Green, CSEL 8o. Vindobonae 1963 .VertalingenWritings of St. Augustine vol. 4, Christian Instruction, transl. by Jolm J.Gavigan OSA. New York 1947.Oeuvres de Saint Augustin 11jz, la doctrine chrétienne. De doctrina christiana,texte, intrad., trad., Madeleine Moreau; annot. & notes compl.: IsabelleBochet et Goulven Madec. Paris 1997.Great Books of the Western World (R.M. Hutchins, ed.) 18: Augustine: TheConfessions, The City of God, On Christian Doctrine, transl. by J.F.Shaw, Chicago-London-Toronto 1952.CommentaarThérèse Sullivan, S. Aureli Augustini de doctrina christiana liber quartus, acommentary with a revised text, intrad. and transl. Washington DC1930.Selectie van secundaire literatuurArnold, Duane W.H. & Pamela Bright (red.), De doctrina christiana. AClassic of Western Culture. Notre Dame 1995.Auerbach, E., Literatursprache und Publikurn in der lateinischen Spätantikeund im Mittelalter. Bern 1958.Baratin, M., 'Les origines stoiciennes de la théorie augustinienne du signe',Revue des Études Latines 59 (198 1) , 260-268.Bartelink, Gerard J.M., 'Die Beeinflussung Augustins durch die griechischenpatres', in ]. den Boeft &]. van Oort (red.), Augustiniana Traiectina.Paris 1987, 9-24. .Bekkum, W. van,]. Houben, I. Sluiter, & K. Versteegh, The Emergence ofCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § I 5 37Semantics: the Sanskrit, Hebrew, Greek and Arabic Linguistic Traditions.Amsterdam-New York: John Benjamins 1997.Béné, Charles, Érasme et Sa int Augustin, ou injluence de sa int Augustin sur/'humanisme d' É rasme. Genève 1969.Boeft,J. den, recensie van Prestel 1992, Vigiliae Christianae 47 (1993), 281-283.Boeft,J. den, '<strong>Augustinus</strong>', in]. den Boeft e.a. (red.), Denken over dichten.Dertig eeuwen poëticale reflectie. Amsterdam: Amsterdam Univ. Press1994, 49-54·Boeft, J. den, 'Der Neoplatonismus', in: L.J. Engels & H. Hofmann(red.), Neues Handbuch der Literaturwüsenschajt. Bd. 4: Spätantike. Wiesbaden:Aula Verlag 1997, 235-263 .Bonner, Gerald, '<strong>Augustinus</strong> (vita)', in: C. Mayer (ed.), <strong>Augustinus</strong>-Lexikon,Vol. r. Basel: Schwabe & Co. AG 1986-1994, 519-550.Brown, Peter, Augustine of Hippo. A Biography. London 1967.Brunner, P., 'Charismatische und methodische Schriftauslegung nachAugustins Prolog zu De doctrina christiana', Kerygma und Dogma r(1955), 59-69; 85-103 .Gnilka, Chr., CHRESIS. Die Methode der Kirchenväter im Urngang mit der antikenKultur. r. Der Begriff des rechten Gebrauchs. Basel-Stuttgart 1984.Jackson, B. Darrell, 'The Theory of Signs in St. Augustine's De Doctrinachristiana', Revue des Études Anciennes 15 (r969), 9-49.Kannengiesser, Ch., 'The Interrupted De doctrina christiana', in: Arnold &Bright 1995, 3-I3.Kennedy, G.A., Classica[ Rhetoric and lts Christian and Secular Traditionfr om Ancient to Modern Times. Chapel Hill 1980.Kennedy, G.A., A New History of Classica! Rhetoric. Princeton I994·Markus, R.A., 'St. Augustine on Signs', Phronesis 2 (1957), óo-83.Markus, R.A., 'Signs, Communication, and Communities in Augustine'sDe doctrina christiana', in: Arnold & Bright 1995, 97-108.Marrou, H.-I., Saint Augustin et la fin de la culture antique. Paris 1949.Mayer, C., '"Res per signa". Der Grundgedanke des Prologs in AugustinsSchrift De doctrina christiana und das Problem seiner Datierung',Revue des Études Anciennes 20 (1974), roo-rr2.O'Donnell, J.J., Augustine, Confessions. (3 vols). Oxford 1992.O'Donovan, 0., 'Usus and Fruitio in Augustine De doctrina christiana I ' ,Joumal of Theological Studies 33 (r982), 3ÓI-397·Prestel, P., Die Rezeption der ciceronischen Rhetorik durch <strong>Augustinus</strong> in 'dedoctrina christiana'. Frankfurt am Main 1992.Primmer, A., 'The Function of the genera dicendi in De doctrina christianaCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


INLEIDING § I 54', in: Arnold & Bright 1995, 68-86.Schäublin, Chr., 'De doctrina christiana: A Classic of Western Culture?',in: Arnold & Bright 1995, 47-67.Sieben, H.-J., 'Die "res" der Bibel. Eine Analyse von <strong>Augustinus</strong>, Dedoctr. christ. 1-m ' , Revue des Études Anciennes 21 (1975), 72-90.Sluiter, I., recensie van Oeuvres de St Augustin I I/2 (Moreau, Bochet, Madec),Vigiliae Christianae 52 (1998), 334-338 (1998[a]).Sluiter, I., 'Metatexts and the Principle of Charity', in: Schmitter, P. &M.J. van der Wal (eds.), Metahistoriography. Theoretica! and MethodologicalAspects in the Historiography of Linguistics. Münster: Noclus Publikationen1998, 11-27 (1998[b]).Sluiter, I., 'Communication, Eloquence and Entertainment in Augustine'sDe doctrina christiana', in: J. den Boeft & M.L. van Ploo-van deLisdonk (red.), The Impact of Scripture in Early Christianity. Leiden:Brill 1999, 245-267.Uthemann, K.-H., 'Bemerkungen zu Augustins Auffassung der Predigt.Signal einer kultureHen Wende', Augustinianum 36 (1996), 147-8 1.Williams, Rowan, 'Language, Reality and Desire in Augustine's de doctrina',Literature & Theology 3 (1989), 138-50.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


Wat betekent de bijbel?Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


Voorwoord1 [ r] Er zijn bepaalde voorschriften voor de studie van de bijbel diein mijn ogen met groot profijt kunnen worden onderwezen aanwie met die studie bezig zijn. Zij kunnen dan vorderingen maken,niet alleen door de lectuur van andere auteurs die de verhulde passagesin de Schrift hebben ontsloten, maar ook door zulke passageszelf op te helderen. Ik ben van plan deze regels te onderwijzen aan»'ie de wil en de capaciteiten heeft om te leren, indien de Heer onzeGod mij hetgeen Hij me gewoonlijk ingeeft wanneer ik erover nadenk,ook niet onthoudt nu ik erover schrijf.(2) Alvorens te beginnen moet ik antwoord geven aan hen die kritiekop deze onderneming gaan uitoefenen of dat zouden gaandoen als ik ze niet eerst gunstig zou stemmen. Mochten sommigenook daarna nog hun kritiek blijven uiten, dan zullen ze in elk gevalanderen niet beïnvloeden en hen van een nuttige studie laten terugkerennaar luie onwetendheid. Tenzij ze die anderen in staat vanparaatheid aantreffen, is een dergelijke invloed beslist denkbaar.2 [3] Sommigen zullen dit werk van mij namelijk bekritiseren omdatze de regels die ik ga geven niet begrijpen. Anderen zullen zewel begrijpen en willen toepassen, maar bij hun poging de bijbelconform deze regels te bestuderen niet in staat zijn de gewenste verhelderingen uitleg te geven. Ze zullen dan denken dat ik een zinlozeinspanning heb geleverd en uit hun eigen onvermogen ombaat te vinden bij dit werk concluderen dat niemand er wat aanheeft.[ 4] De derde categorie critici bestaat uit mensen die de Schrift werkelijkop de goede manier bestuderen of dat van zichzelf denken.Ze constateren of verbeelden zich dat ze, zonder het type regelsdat ik nu wil gaan onderwijzen uit de lectuur te kennen, de vaardigheidverworven hebben om de Schrift uit te leggen. Daaromzullen ze glashard beweren dat die regels voor niemand nodig zijn,maar dat veeleer alle prijzenswaardige verhelderingen van de duisterepassages in de Schrift door een gave Gods tot stand kunnen komen.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


VOORWOORD 5-9 423 [5) Al deze critici wil ik kort van repliek dienen. Tot degenen dieniet begrijpen wat ik schrijf, zeg ik dat ze geen kritiek op mij mogenuitoefenen omdat ze deze materie niet begrijpen. Het is alsof zede maan willen zien in de fa se die je 'nieuw' of'oud' kunt noemen,of een heel onheldere ster. Stel dat ik die dan met een uitgestrektevinger zou aanwijzen, maar dat hun gezichtsvermogen niet eenstoereikend zou zijn om mijn vinger te zien: is dat dan een redenom kwaad op mij te worden?[ 6) Wie de betreffende regels leren en in zich opnemen maar tochniet in staat zijn de duistere passages in de Schrift te doorzien, moetenmaar denken dat ze wel mijn vinger kunnen zien, maar niet desterren waarom het te doen was. Beide categorieën moeten hunkritiek op mij staken en bidden dat het licht in de ogen hun vangodswege wordt geschonken. Als ik in staat ben een van mijn lichaamsdelente bewegen om iets aan te wijzen, impliceert dat immersniet dat ik ook het licht kan ontsteken in hun ogen zodat zezien dát ik iets aanwijs, laat staan wát ik wil aanwijzen.4 [ 7] Dan is er nog de categorie die hoog opgeeft van de gave dieGod hun schonk en die er prat op gaat zonder het soort regels dat ikwil onderwijzen, de Schrift te begrij pen en te bestuderen, en dusmeent dat mijn voornemen overbodig is. Hun opwinding moetik zo kalmeren dat ze ondanks hun gerechtvaardigde vreugde overGods grote gave zich toch op zijn minst bewust blijven dat ze vanmensen hebben leren lezen.* [8) Maar daarom mag de heilige en volmaakte Egyptische kluizenaarAntonius hen nog niet beledigen, van wie het verhaal gaat dathij zonder enige kennis van het alfabet de Schrift in zijn geheugenprentte door te luisteren naar het voorlezen ervan, en dat hij haardoor verstandige overdenking begreep. En neerbuigend gedragpast evenmin die uit het buitenland afkomstige christelijke slaaf,over wie ik onlangs van zeer serieuze en volkomen betrouwbaregetuigen het volgende vernomen heb. Zonder dat iemand hethem onderwees, leerde hij perfect lezen door te bidden dat het alfabethem geopenbaard werd. Na drie dagen van gebed kreeg hij totverbazing van de aanwezigen zelfs het vermogen om een boek datmen hem aanreikte helemaal door te lezen.5 [9] Mocht iemand denken dat deze verhalen niet waar zijn, dan gaik het gevecht niet aan. Ik heb te maken met christenen die zich erinverheugen zonder menselijke gids de Schrift te kennen. Is dat waar,dan betreft hun vreugde een werkelijk goed van niet geringeCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


VOORWOORD 9-IJ43waarde. Deze christenen moeten toch wel toegeven dat ieder vanons van kindsbeen af zijn eigen taal heeft geleerd door zich aan tewennen te luisteren, en een andere taal, Grieks of Hebreeuws of omhet even welke, eveneens heeft leren beheersen door te luisteren ofvia een menselijke leraar.* [Io] Moeten we dus kennelijk al onze broeders manen kleine kinderenniet dergelijke dingen te leren, op grond van het feit dat deapostelen, in een ogenblik tijds vervuld van de komst van de HeiligeGeest, in de talen van alle volkeren hebben gesproken? Magiemand die iets dergelijks niet heeft meegemaakt zich niet vooreen christen houden en moet hij in twijfel trekken dat hij de HeiligeGeest heeft ontvangen?* [I I] Geen sprake van! Hij moet zonder hoogmoed leren wat menmet behulp van een mens moet leren, en wie anderen onderwijstmoet zonder hoogmoed en zelfzuchtigheid de kennis die hij gekregenheeft, doorgeven. Laten we Hem in wie we ons vertrouwenhebben gesteld niet op de proef stellen. Dan kunnen we net zogoed, misleid door de sluwheden van de Vijand en zijn totaal verdorvenkarakter, gaan weigeren om naar de kerk te gaan om te luisterennaar het Evangelie en daaruit te leren, of weigeren om detekst van de bijbel te lezen of te luisteren naar iemand die eruitvoorleest en predikt. We wachten dan alleen het moment af datwe worden 'weggevoerd tot in de derde hemel, hetzij in het lichaamhetzij buiten het lichaam', zoals de apostel zegt, om daarde 'onuitsprekelijke woorden, die het een mens niet geoorloofd isuit te spreken' te horen of daar de Heer Jezus Christus te zien en hetEvangelie liever van Hem dan van mensen te horen.6 [ I2] Laten we oppassen voor zulke uiterst arrogante en riskanteverleidingen en liever bedenken dat de apostel Paulus zelf, ook alwas hij op de grond geworpen en onderricht door de goddelijkestem uit de hemel, toch naar een mens gestuurd is om de sacramen­ten te ontvangen en met de Kerk verbonden te worden. Aan decenturio Cornelius werd door een engel gemeld dat zijn gebedenwaren verhoord en zijn aalmoezen geaccepteerd, maar hij kreegtoch Petrus als leermeester. Van hem ontving hij niet alleen de sa- 10·cramenten, maar hoorde hij ook wat hij moest geloven, hopen enliefhebben.* [I3] Allicht had alles door de engel gedaan kunnen worden, maarde mens zou gedegradeerd zijn indien God de indruk wekte niet tewillen dat mensen aan elkaar Zijn woord doorgaven. Hoe zou dezeVgl. Hand.2:1-l l.Vgl. Wijsh.TIJ; 1 Kor.11:2].Vgl. u Kor.12:2-4.Vgl. Hand.9:]-18.Vgl. Hand.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


VOORWOORD 13-17 44r Koq:r7. bijbeltekst: 'de tempel Gods, en dat bent u, is heilig!', nog waarkunnen zijn als God zijn uitspraken niet vanuit deze menselijketempel deed, en wanneer alles wat Hij de mensen wilde leren uitsluitenduit de hemel en de mond van engelen zou weergalmen? Indat geval, als mensen van elkaar niets zouden leren, zou zelfs de liefde,die mensen aan elkaar verbindt met de band van de eenheid, onsgeen mogelijkheid bieden om ons innerlijk te laten uitstromen, zodatdit zich als het ware mengt met dat van anderen.* 7 [ 14] In elk geval is die eunuch die niet begreep wat hij bij deprofeet Jesaja las, niet door een engel naar een apostel gestuurd.Ook is hem niet door een engel uitgelegd wat hij niet begreep ofis dat hem van godswege in zijn geest geopenbaard zonder de tussenkomstvan een mens. Wel is door een ingeving Gods Filippusnaar hem toegestuurd, en die is naast hem gaan zitten. Filippus be-Vgl. Hand. greep de profeet Jesaja en heeft aan de eunuch in de termen van8:27-35 . menselij ke taal onthuld wat in die tekst onduidelijk was.[15] God sprak toch met Mozes? Niettemin liet Mozes zich metvooruitziende blik en zonder hoogmoed door zijn schoonvader,Vgl. Ex. zoals bekend een man van een ander ras, van advies dienen overr8:r4-24· de regering en leiding van zo'n groot volk. Hij wist immers dateen waarachtig advies, vanuit welke geest ook voortgekomen, nietaan de betreffende persoon, maar aan Hem die de waarheid is, deonveranderlijke God, moet worden toegeschreven.8 [ 16] Ten slotte: iedereen die zich erop beroemt zonder enige regelste hebben geleerd alle duistere plaatsen in de Schrift te begrijpendoor een gave Gods, heeft volkomen gelijk in zijn overtuigingdat die vaardigheid niet haar oorsprong heeft in hemzelf, maar hemdoor God is geschonken. Op die manier zoekt hij immers de glorievan God en niet van zichzelf. Maar nu nog een vraag: wanneer hijtijdens zijn lectuur zonder enige menselijke uitleg begrijpt wat erstaat, waarom heeft hij zelf dan aspiraties het aan anderen uit te leggenen verwijst hij hen niet liever naar God, zodat ze zelf op hunbeurt niet via een mens de tekst begrijpen, maar doordat God heninnerlijk onderwijst?*Matt. * [ 17 J Hij vreest natuurlijk van de Heer te horen: 'jij slechte slaaf, jij2P6-27. had mijn geld aan de bankiers moeten geven'. Welnu, zoals dezemensen mondeling of schriftelijk dat wat ze begrij pen aan anderendoorgeven, zo hoef ik niet door hen beschuldigd te worden, omdatik niet alleen wat ik begrijp onder woorden breng, maar ook deVgl. *Joh. regels die ik daarbij toepas. Trouwens niemand mag iets bezittenCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


VOORWOORD 17- 1945alsof het zijn eigendom is, behalve misschien de leugen. Alles watwaar is, komt van Hem die zegt 'Ik ben de waarheid'. Want wathebben wij dat we niet ontvangen hebben? En indien wij het danontvangen hebben, wat beroemen wij ons, alsof wij het niet ontvangenhadden?* 9 [r8] Wie een geschreven tekst voorleest aan een gehoor, spreektzijn lezing van die tekst uit. Wie echter het alfabet onderwijst, wilbewerkstelligen dat anderen ook kunnen lezen. Beide soorten onderwijzersgeven kennis door die ze zelf gekregen hebben. Degenedie aan zijn gehoor uiteenzet wat hij in de Schrift begrijpt, vervultals het ware de taak van een voorlezer, die zijn lezing van de teksthardop uitspreekt. Wie echter uitlegt hoe men de Schrift moet begrijpen,is te vergelijken met iemand die het alfabet onderwijst, datwil zeggen: iemand die je leert lezen. Wie kan lezen, heeft, wanneerhij een boek heeft gevonden, niemand nodig om hem voor te lezenwat erin staat. Net zo heeft degene die de regels die ik poog te onderwijzenin zich heeft opgenomen, bij een eventuele duistere passagebepaalde richtlijnen bij de hand die te vergelijken zijn met deletters van het alfabet. Hij hoeft dan geen andere uitlegger te zoekenom hem de verborgen zin te onthullen, maar hij kan zelf doorhet naspeuren van bepaalde signalen in de tekst de verborgen betekeniszonder enige vergissing achterhalen en hoeft in elk geval nietbij een ongerijmde en verkeerde opvatting uit te komen.[ 19] Het werk maakt op zichzelf al duidelijk genoeg dat protest tegendeze onderneming en de taak die zij wil vervullen niet gerechtvaardigdis. Toch hoop ik in dit voorwoord iedereen die zich verzetadequaat van repliek te hebben gediend, en daarmee de eersteschrede te hebben gezet op de weg die ik in dit boek wil inslaan.8:44joh. 14:6.Vgl. r Kor.4=7·Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


Boek I RealiteitenMatt. 13:12.Vgl. Matt.14:17-21;1 s:34-38.I* 1 [1] Elke studie van de Schrift stoelt op twee methoden: ontdekkenwat we moeten begrijpen en presenteren wat we begrepenhebben. Ik zal het eerst hebben over het ontdekken, daarna overde presentatie. Deze taak is zwaar en lastig, moeilijk om uit te voerenen daarom mogelijk een roekeloze onderneming, althans bijeen misplaatst zelfvertrouwen. Mijn hoop om dit werk tot eengoed einde te brengen is echter gevestigd op God, die mij al veelgedachten over dit onderwerp heeft ingegeven. Daarom hoef ikniet te vrezen dat Hij mij verdere gaven onthoudt nu ik aan anderenbegin te besteden wat Hij tot zover geschonken heeft.(2] Want alles watje kunt weggeven zonder dat het opraakt, is, alsje het bezit zonder ervan weg te geven, nog niet een eigendom inde juiste zin van het woord. God zegt immers: 'wie heeft, hem zalgegeven worden'. Hij zal dus geven aan hen die bezitten, dat wilzeggen: wie gul is in zijn gebruik van wat hij heeft gekregen, krijgtdit van Hem ruimschoots vergoed. Eén persoon had vijf en en eenander zeven broden voordat de uitdeling aan de hongerigen begon;bij die gebeurtenis konden ze zelfs nog manden en korven vullentoen al die duizenden mensen verzadigd waren.(3] Net zoals dat brood onder het breken groeide, zal wat de Heer algeschonken heeft om dit werk te kunnen aanvatten, tijdens de uiteenzettingvermenigvuldigd worden omdat Hijzelf het beschikbaarstelt. Zodoende zal ik bij mijn dienstbaarheid geen enkel tekortervaren, maar zelfs reden hebben tot vreugde over dewonderbaarlijke overvloed.Vgl. Ex.II2 (4] Alle onderwijs betreft realiteiten of tekens. De eerste leert menvia de tweede. Ik gebruik de term 'realiteit' in strikte zin voor watniet als teken dient, bijvoorbeeld hout, steen, vee en dergelijke. Ditgeldt niet voor dat hout dat Mozes, zoals we in de Schrift lezen, inhet bittere water heeft geworpen om de bittere smaak eraan te ont-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


LII,4-IV,847nemen, en evenmin voor die steen die Jakob onder zijn hoofd hadgelegd, of het dier dat Abraham als vervanging van zijn zoon offerde.Dat zijn namelijk wel realiteiten, maar ook tekens van andererealiteiten.[s] Er zijn echter andere tekens, die alleen dienen om iets aan te duiden.Woorden bijvoorbeeld. Van woorden bedienen we ons immersuitsluitend om iets aan te duiden. Hieruit kan men opmakenwat ik onder tekens versta, namelijk: realiteiten die worden gebruiktom iets aan te duiden. Daarom is elk teken ook een realiteit.Wat geen realiteit is, bestaat immers helemaal niet. Maar niet elkerealiteit is ook een teken.* [6] Ik onderscheid dus realiteiten en tekens, en ofschoon sommigerealiteiten een aanduidende functie kunnen hebben, is dat voor mijgeen belemmering om mijn uiteenzetting aldus in te delen: eerst zalik spreken over realiteiten, daarna over tekens. We moeten niet uithet oog verliezen dat we nu de realiteiten naar hun eigen aard moetenbestuderen, niet het feit dat ze behalve zichzelf nog iets andersaanduiden.15:23-25Vgl. Gen.28:rr.Vgl. Gen.22: J3.III* 3 [7] Welnu, er zijn realiteiten waarvan men moet ,genieten, anderedie men moet gebruiken, weer andere die het genietend en gebruikendsubject zijn. De realiteiten waarvan men moet genieten,maken ons gelukkig; die we moeten gebruiken, helpen ons in hetstreven naar geluk: ze zijn als het ware de hulpmiddelen om die realiteitente bereiken die ons gelukkig maken en om ons daaraan tehechten. Wij, die het genietend en gebruikend subject zijn, staantussen beide categorieën in. Indien we willen genieten van hetgeenwe moeten gebruiken, stokt onze progressie en raakt zij soms zelfsuit de koers. Het gevolg is dat we vertraging oplopen bij onze pogingom te verwerven wat we moeten genieten of daarvan zelfs geheelafgehouden worden, gehandicapt als we zijn door onze liefdevoor dingen van geringere waarde.IV* 4 [8] 'Genieten' is immers je liefdevol hechten aan iets om intrinsiekeredenen. 'Gebruiken' is het benutten van iets dat dient om tebereiken wat je bemint, aangenomen dat het die liefde verdient.(Ongeoorloofd gebruik moet men liever misbruik noemen.) Stel,we zijn vreemdelingen die alleen maar gelukkig kunnen leven inCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


l.Iv,S-v, 12Vgl. Hebr.rr: J3-r6.Vgl. n Kor.s:6.Vgl. r Kor.TJ LVgl. Ram.r:zo.hun vaderland en we willen, ongelukkig als we zijn door ons verblijfin den vreemde, aan die ellendige situatie een einde maken enterugkeren naar ons vaderland. Dan hebben we vervoermiddelenover land en zee nodig, die we moeten gebruiken om het vaderlandwaarvan we moeten genieten te bereiken. Maar als we plezier hebbenin de toeristische attracties onderweg en in de reis zelf, gaan weertoe over te genieten van wat we hadden moeten gebruiken. Wewillen onze reis niet vlot beëindigen, worden verstrikt in een verkeerdsoort genietingen, en raken vervreemd van de geneugten vanons vaderland die ons gelukkig kunnen maken.[9] Zo is het ook in dit .sterfelijke bestaan, waarin we ver van deHeer in den vreemde zijn Als we terug willen naar het vaderlandwaar we gelukkig kunnen zijn, moeten we gebruikmaken van dezewereld, niet ervan genieten. We willen 'hetgeen van God niet gezienkan worden, uit Zijn werken met het verstand doorzien'. Datbetekent dat we vanuit het lichamelijke en tijdelijke het eeuwige engeestelijke weten te vatten.Vgl. Rom.I I: JÓ.V* 5 [ ro] Nu dan, de realiteiten waarvan men moet genieten, zijnVader, Zoon en Heilige Geest, die tevens de Drie-eenheid vormen,één enkele hoogste realiteit, gemeenschappelijk voor allen die vanhaar genieten. Het is de vraag of men hier van een realiteit magspreken en niet van de oorzaak van alle realiteiten, als zij inderdaadeen oorzaak is. Het is niet gemakkelijk een naam te vinden die pastbij iets dat zover boven alles uitsteekt. Misschien kan men dezeDrie-eenheid beter de ene God noemen, uit Wie, door Wie, inWie alle dingen zijn.[I I] Vader, Zoon en Heilige Geest zijn elk afzonderlijk God en vormensamen één God. Elk van hen is een volledige substantie en samenzijn ze één substantie. De Vader is noch de Zoon noch de HeiligeGeest, de Zoon noch de Vader noch de Heilige Geest, de HeiligeGeest is noch de Vader noch de Zoon, maar de Vader is alleen Vaderen de Zoon alleen Zoon en de Heilige Geest alleen Heilige Geest.[12] Alle drie hebben ze dezelfde eeuwigheid, dezelfde onveranderlijkheid,dezelfde majesteit, dezelfde macht. In de Vader is de eenheid,in de Zoon de gelijkheid, in de Heilige Geest het harmonieuzesamengaan van eenheid en gelijkheid. Alle drie zijn één door toedoenvan de Vader, gelijk door toedoen van de Zoon, verbondendoor toedoen van de Heilige Geest.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


LVI, I 3-vu, I649VI* 6 [ I3] Heb ik iets gezegd en laten horen wat God waardig is? Integendeel,ik besef dat ik slechts heb willen spreken; als ik iets gezegdheb, is het niet dat wat ik wilde zeggen. Hoe ik dat weet? Gewoonomdat God onuitsprekelijk is. Wat ik gezegd heb, zou echterniet gezegd zijn als het onuitsprekelijk was. Om die reden mag jeGod niet eens onuitsprekelijk noemen, omdat je ook al iets zegtwanneer je dat zegt. Er ontstaat een soort woordenstrijd: als datgeneonuitsprekelij k is wat niet gezegd kan worden, is niet onuitsprekelijkwat in elk geval onuitsprekelijk genoemd kan worden.Deze strijd moet je liever door te zwijgen vermijden dan door jestem te verheffen beëindigen.[r4) Toch heeft God, hoewel over Hem niets op een Hem waardigemanier gezegd kan worden, menselijke uitingen van volgzaamheidgeaccepteerd. Hij wilde dat wij vreugde scheppen in de woordenvan lof die we tot Hem richten. Zo functioneert ook het woord'God'. In werkelijkheid wordt Hij ni•et zelf gekend door het geluidvan het tweelettergrepige Latijnse woord deus, maar toch brengtdat woord allen die in het Latijn communiceren, wanneer het geluidhun oren heeft getroffen, tot de conceptie van een allerverhevensteen onsterfelijke natuur.VII* 7 [rs] Want wanneer men zich concentreert op het concept vande 'ene god der goden', trachten ook zij die nog andere goden aannemen,aanroepen en vereren, hetzij in de hemel hetzij op aarde,met hun conceptie een wezen te benaderen dat het toppunt vangoedheid en verhevenheid is. Zeker, ze hechten belang aan uiteenlopendekwaliteiten, die deels betrekking hebben op fysieke waarneming,deels op het denkende verstand. Degenen die hechten aanfysieke waarneming, zijn van mening dat de hemel zelf of hetmeest stralende daarin of de kosmos zelf de god onder de godenis. V oor het geval ze buiten de kosmos willen treden, maken ze zicheen voorstelling van iets lichtencis en in hun ongegronde speculatiebepalen ze dat het oneindig is of de best denkbare gestalte heeft. Eenandere mogelijkheid is dat ze er een antropomorfe voorstelling vanhebben, ervan uitgaande dat de menselijke gedaante boven allesgaat.[ r6) Maar als ze niet geloven dat er één god der goden is en ze lievergeloven in veel of in ontelbare goden van gelijke rang, hebben zeCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


I . VII, I Ó-VIIJ, 19soook van die goden een voorstelling die strookt met hun verschillendeopvattingen over fysieke topkwaliteiten. Wie via de wegvan het verstand willen zien wat 'god' is, stellen hem boven allezichtbare en lichamelijke, ja zelfs alle verstandelijk te vatten engeestelijke naturen, boven alles wat verandert. Allen zetten zichevenwel om strij d in voor de uitnemendheid van 'god': men kanniemand vinden die gelooft dat iets wat onderdoet voor iets watbeter is, god is. Allen zijn dus unaniem van mening dat hetgeenze boven alle overige realiteiten stellen, god is.VIII* 8 [ 17] Iedereen die over God nadenkt, denkt aan iets levends.Daarom kunnen alleen die denkers geen ongerijmde en onwaardigegedachten over God koesteren die aan het leven in zijn meesteigenlijke zin denken. Bij elke lichamelijke gestalte die hun voorde geest komt, bepalen ze of deze leeft of niet en stellen de levendeboven de niet-levende. In het geval van een levende lichamelijkegestalte - hoe overweldigend de schittering ervan mag zijn, hoe indrukwekkendhaar omvang, hoe prachtig haar schoonheid - nemenze een onderscheid aan tussen die gestalte zelf en het levenwaaraan zij haar energie ontleent. Aan dit laatste kennen ze een statustoe die nergens mee te vergelijken is, en ze geven daaraan verrede voorkeur boven het materiële lichaam dat er energie en leven uitput.* [r8] Vervolgens analyseren ze dat 'leven in zijn meest eigenlijkezin'. Als ze er geen zintuiglijke waarneming in ontdekken, bij bomenbijvoorbeeld, is dat in hun ogen een lagere levensvorm dan hetleven dat deze waarneming wel bezit, namelijk dat van de dieren;en dit leven doet weer onder voor het leven met verstand, hetgeentypisch is voor mensen. Omdat het dan nog steeds om veranderlij kleven gaat, worden ze genoopt daarboven een onveranderlijk levente stellen, te weten die vorm van leven die niet het ene moment onwijsis, het andere wijs, maar die veeleer de wijsheid zelf is.* [r9] Want een wijze geest (anders gezegd: een geest die wijsheidheeft verworven) is voordien niet wijs geweest; daarentegen is dewijsheid zelf nooit onwijs geweest, en kan dat nooit zijn. Als zedeze wijsheid niet zouden zien, zouden ze zeker niet met het volstevertrouwen een leven van onveranderlijke wijsheid stellen boveneen veranderlij k leven. Ze zien immers dat de regel van de waarheidop grond waarvan ze dat leven tot het beste uitroepen, on ver-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


LVIII, I9-XI,23SIanderlijk is. Dit kan alleen een gebied boven hun eigen natuur betreffen,want ze zien dat ze zelf veranderlijk zijn.IX9 [ 20] Niemand heeft immers de brutaliteit om deze dwaze vraag testellen: 'Hoe weet u dat het onveranderlijk wijze leven te verkiezenis boven het veranderlijke?' Het antwoord op de vraag hoe ik datweet, is voor ons allemaal beschikbaar ter overweging, gemeenschappelijken zonder dat er sprake is van verandering. Wie dat nietziet, is als een blinde in het zonlicht, die er niets aan heeft als datheldere licht reGhtstreeks precies in zijn ogen schijnt.(21] Als iemand het wel ziet maar ervoor terugdeinst, is de scherptevan zijn geest verzwakt doordat hij gewend is aan de schemerwereldvan de lichamelijkheid. De mensen worden dus als het waredoor de tegenwind van hun verkeerde gewoonten van het vaderlandweggeblazen, en ze jagen op wat secundair en minder is in vergelijkingmet datgene waarvan ze erkennen dat het beter en voortreffelijkeris.x* 10 (22] Omdat we dus moeten genieten van de waarheid die onveranderlijkleeft, en omdat in die waarheid God, de Drie-eenheid,oorsprong en schepper van het al, zorgt voor hetgeen Hij geschapenheeft, moeten we onze geest reinigen opdat deze bij machte isdat licht te zien en zich daaraan blijvend te verbinden. Laten we datreinigingsproces maar beschouwen als een reis over land of zee naarhet vaderland. Uiteraard bewegen we ons niet in plaatselijke zinnaar Hem die overal aanwezig is, maar via goede inzet en goedelevenswandel.XI* 11 (23] Hiertoe zouden we niet in staat zijn als de wijsheid zelfzich niet verwaardigde om zich aan onze grote zwakheid aan tepassen, en ons geen voorbeeld bood voor de inrichting van ons leven,en wel in de gedaante van een mens, omdat ook wij mensenzijn. Omdat wij wijs handelen wanneer we naar haar toe gaan,vonden arrogante mensen dat zij min of meer dwaas gehandeldheeft toen zijzelf naar ons toekwam. En aangezien wij op krachtenkomen door naar haar toe te gaan, vond men haar in haar komstnaar ons zwak. Maar 'het dwaze van God is wijzer dan de mensenCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


l.XI,2J-XIV,27 521 Kor. 1:25. en het zwakke van God is sterker dan de mensen'. Ze is dus zelfhetVgl. Joh. vaderland, maar heeft ten behoeve van ons zich ook tot de weg er-14:6. heen gemaakt.XII* [24] Hoewel ze overal te zien is voor een gezond en zuiver inwendigoog, heeft ze zich verwaardigd ook aan de fysieke ogen te verschijnenvan hen wier inwendig oog zwak en onzuiver is. 'Wantdaar de wereld in de wijsheid Gods door haar wijsheid God nietkon kennen, heeft het Gode behaagd door de dwaasheid der predi-*t Kor. nr. king te redden hen die geloven'.* 12 [25] Haar komst berustte dus niet op ruimtelijke verplaatsing;zij is, zoals ons wordt verteld, naar ons toe gekomen door in eensterfelijk lichaam aan sterfelijke mensen te verschijnen. Ze kwamVgl.Joh. dus daar waar ze al was, 'omdat ze in de wereld was en de wereldr:ro. door haar is geworden'. Maar in hun verlangen om van de schep­Vgl. Ram. ping te genieten en niet van de Schepper, hebben mensen die ge­J 2:z. lijkvormig zijn geworden aan deze wereld en heel toepasselijk dieVgl.Joh. naam hebben gekregen, haar niet herkend. Dus heeft de evangelist1:10. gezegd: 'en de wereld heeft haar niet gekend'. Daarom kon 'de we-*r Kor. nr. reld in de wijsheid Gods door haar wijsheid God niet kennen'.Waarom is ze dan gekomen, hoewel ze er al was? Toch alleen maaromdat God besloot via de dwaasheid van de prediking hen die gelovengezond te maken?XIII* [ 26] De enige vorm waarin ze kwam, was deze: 'Het Woord isJoh. r:r4. vlees geworden en het heft onder ons gewoond.' Het is net alsons spreken: het woord dat we in ons hart dragen, wordt geluid,opdat datgene wat we in onze geest dragen de geest van de toehoorderbinnenglijdt via zijn lichamelijke oren. Dit heet spraak.Toch wordt onze gedachte niet ook in datzelfde geluid omgezet.De gedachte blijft intact op haar eigen plaats en neemt slechts devorm van stemgeluid aan om de oren binnen te dringen, zonderenige schade op te lopen door de verandering die zij ondergaat.Op dezelfde manier verandert het Woord Gods niet en is het tochvlees geworden opdat het in ons zou wonen.XIV* 13 [27] Zoals een kuur de weg naar gezondheid is, zo heeft dezeCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


LXIV,27-3053kuur zich tot taak gesteld zondaars te genezen en weer gezond temaken. Medici verbinden wonden niet op een slordige manier,maar professioneel, zodat met het nut van het verband zelfs een zekereschoonheid gepaard gaat. Net zo is de medische behandelingdoor de wijsheid aan onze wonden aangepast doordat ze een menselijkegedaante heeft aangenomen: in sommige gevallen wordt dezorg gegeven volgens het principe van tegengesteldheid, in anderevolgens dat van overeenkomstigheid.[ 28] Wie een lichamelijke wond behandelt, past bepaalde tegengestelderemedies toe, bijvoorbeeld iets koels bij een hete wond, ietsdroogs bij een vochtige, en dergelijke, maar ook bepaalde overeenkomstigeremedies, zoals een rond verband om een ronde wond eneen rechthoekig om een rechthoekige. De geneesheer gebruikt niethetzelfde verbandmateriaal voor alle ledematen, maar hij zorgt vooreen passende afstemming. Op vergelijkbare wijze heeft de wijsheidGods in haar behandeling van de mens zichzelfbeschikbaar gesteldvoor het genezingsproces: ze is zelf arts, zelf geneesmiddel. Welnu,omdat de mens gevallen is door hoogmoed, heeft ze nederigheid gebruiktom hem te genezen. Door de wijsheid van de slang zijn wemisleid, door de dwaasheid Gods worden we bevrijd.* [29] Net zoals dit wijsheid werd genoemd, maar in feite dedwaasheid was van hen die God verachten, zo is die zogenaamdedwaasheid wijsheid voor hen die de duivel overwinnen. Wij hebbeneen kwalijk gebruik gemaakt van de onsterfelijkheid met hetgevolg dat we stierven, Christus heeft de sterfelijkheid goed gebruiktopdat we zouden leven. Doordat de geest van een vrouwbedorven werd, deed de ziekte haar intrede, maar uit het ongeschondenlichaam van een vrouw is de gezondheid te voorschijngekomen. Dit principe van de tegengestelde middelen vindt menook in het feit dat door het voorbeeld van Zijn deugden onze feilenworden verholpen.[30 J Maar er is ook het principe van overeenkomstigheid, zoals bijde verbanden die pasten bij onze ledematen en wonden: wie dooreen vrouw misleid waren, zijn bevrijd door iemand die door eenvrouw ter wereld kwam, mensen werden bevrijd door een mens,stervelingen door een sterveling, doden door de dood. Wie niet opgejaagdwordt door de noodzaak om een aangevangen proj ect afteronden, en rustig de tijd neemt om allerlei andere gevallen te bekijken,ontdekt dat de methodiek van het christelijke genezingsprocesdaar ook werkt via tegengestelde of overeenkomstige middelen.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


I .XV,3 I-XVII, 34 54XV* 14 [3 I] Voorts wordt ons vertrouwen geschraagd en worden wijmet hoop vervuld door het geloof in de opstanding van de Heer uitVgl. Joh. de doden en in Zijn hemelvaart. Hierdoor wordt immers duidelijkro:rs. aangetoond hoe bereidwillig Hij voor ons zijn leven heeft gelaten,die het blijkbaar in Zijn macht had het weer terug te nemen. Methoeveel vertrouwen kan wie hoop ontleent aan zijn geloof, troostputten uit de gedachte hoe machtig Hij was en hoezeer Hij toch geledenheeft voor mensen die nog niet eens geloofden. Daarentegenboezemt de verwachting van Zijn komst uit de hemel als rechtervan levenden en doden hun die Hem veronachtzamen grote vreesin, met de bedoeling dat ze zich bekeren tot gelovige betrokkenheiden liever goed handelen zodat ze naar Zijn komst kunnen uitzien,dan slecht zodat ze die moeten vrezen.* [32] In welke woorden kan men de beloning uitdrukken die Hijbij het bereiken van het doel zal geven? Hoe kan men die in gedachtenvatten? Hij heeft om ons onderweg te vertroosten immersal zoveel van Zijn geest gegeven, opdat we in de tegenslagen vandit leven een even groot liefdevol vertrouwen stellen in Hem dieVgl. r Kor. we nog niet zien. Hij heeft ook aan iedereen individuele gaven ge-12=7. schonken voor de opbouw van Zijn kerk, opdat we de door Hemopgegeven taken niet alleen zonder gemor, maar zelfs met vreugdeuitvoeren.XVIEf. r:23. * 15 [33] De Kerk is immers Zijn lichaam, zoals de apostolische leerEf. p3-32. propageert; ze heet ook Zijn bruid. Welnu, Zijn lichaam waarinVgl. Rom. vele leden uiteenlopende (uncties hebben, bindt Hij samen doorr2=4· de band van eenheid en liefde als een genezend verband. Hij trainthet in dit tijdelijke bestaan en loutert het door bepaalde pijnlijkemedicijnen, opdat Hij Zijn bruid, gered uit deze wereld, voor altijdEf. 5=27 met zich verenigt, 'de kerk zonder vlek of rimpel of iets dergelijks'.XVII16 [34] Een andere overweging is dat we onderweg zijn en dat nietop een ruimtelijke maar een innerlijke route, die geblokkeerdwordt door een soort doornige struiken, gevolg van de kwalijkeinvloed van de zonden uit het verleden. Hoe kon Hij, die zichzelfals plaveisel waarover we kunnen terugkeren heeft neergelegd,royaler en barmhartiger handelen dan door alle zonden te vergevenCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


L xvn,34-XX,3755aan de bekeerden en de stevig gefundeerde barrières voor onze terugkeerdoor Zijn kruisdood te slechten?xvm* 17 [35) Dit waren dus de sleutels die Hij aan Zijn Kerk gegevenheeft, opdat wat de Kerk op aarde ontbinden zou, ook in de hemelontbonden zou zijn en wat de Kerk zou binden op aarde ook in de Vgl. Matt.hemelen gebonden zou zijn. Dit wil natuurlijk zeggen dat iedereen 1 6: I9.die niet gelooft dat in Zijn Kerk zijn zonden hem vergeven zijn,geen vergeving krijgt, maar wje het wel gelooft en zich hersteldvan zijn zonden afwendt, op zijn plaats in de schoot van die Kerkgenezen wordt door dat geloof en dat herstel. Want iedereen dieniet gelooft dat zonden hem vergeven kunnen worden, wordt inzijn wanhoop slechter, alsofhem niets beters rest dan slecht te zijn,nu hij geen vertrouwen heeft in de vrucht van zijn bekering.XIX* 18 [36) Zoals men het opgeven van de vroegere levenswijze eensoort dood van de geest kan noemen, die totstandkomt door be.,.rouw, zo is ook de ontbinding van het vroegere bezielde bestaande lijfelijke dood. En zoals de geest na het berouw waarmee hijeen definitief einde heeft gemaakt aan zijn vroegere verdorven gedragspatroon,een verandering ten goede doormaakt, zo mogenwe hopen en geloven dat het lichaam ten goede verandert na dedood, die we allemaal verschuldigd zijn, gevangen als we zijn inde zonde. Dan zullen niet vlees en bloed het koninkrijk der heme- Vgl. 1 Kor.len beërven, hetgeen onmogelijk is, maar dit vergankelijke zal on- 1 no.vergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke zal onsterfelijkheid aan- Vgl. r Kor.doen, en zonder enig verzet, omdat het geen tekort zal ervaren, zal r s:sJ.het door een gelukzalige en volmaakte ziel in opperste vrede vanlevensenergie worden voorzien.XX19 [3 7] Maar hij wiens geest niet sterft voor deze wereld en niet dezelfdevorm als de waarheid begint aan te nemen, wordt door delichamelijke dood meegetrokken in een ergere dood. Hij komt nietweer tot leven om een nieuwe hemelse status te krijgen, maar omgestraft te worden.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


LXXI,3 8-XXII,42Vgl. Matt.25:46;Joh.s:29.XXI(38] Dit is de inhoud van het geloof; we moeten geloven dat dit dewerkelijkheid is: geest noch lichaam van de mens vergaat volkomen,maar de goddelozen herrijzen voor onvoorstelbare straffen,de gelovigen voor het eeuwige leven.Vgl. Gen.1:26-27.Joh. IJ:34;I 5:12; l S:I7.*Jer. ITS·XXII* 20 [3 9] Welnu dan: onder al deze realiteiten moeten we alleen genietenvan die welke ik als eeuwig en onveranderlijk heb aangemerkt.Om het volkomen genot hiervan te bereiken, moeten wede overige gebruiken. Nu zijn wij die genot putten uit en gebruikmakenvan andere realiteiten, zelf ook realiteiten. De mens is immersiets groots, geschapen naar het beeld en de gelijkenis Gods,niet voor zover hij in een sterfelijk lichaam wordt gesloten, maarvoor zover hij de dieren te boven gaat door het eervolle bezit vaneen redelijke ziel.* [40] Dus rijst er een groot probleem: moeten mensen van elkaargenieten of moeten zij gebruikmaken van elkaar, of beide? Ons isimmers opgedragen 'dat wij elkander lief moeten hebben', maar devraag is of de ene mens door de andere bemind moet worden omzichzelf of om iets anders. In het eerste geval genieten we van hem;in het tweede maken we gebruik van hem. Ik denk dat hij om ietsanders moet worden bemind. Wat om zichzelf moet worden bemind,is de basis van het gelukzalige leven, waarvan nog niet de realiteit,maar wel het perspectief ons in dit tijdelijke bestaan troost.'Vervloekt is de man die op een mens vertrouwt'.21 [ 41] Maar iemand mag ook niet van zichzelf genieten, als je hetop de keper beschouwt, omdat hij o.ok niet van zichzelf mag houdenomwille van zichzelf, maar omwille van degene van wie hijmoet genieten. De mens is immers dan op zijn best, wanneer hijzijn leven lang koerst naar het onveranderlijke leven en zich daarmet al zijn emoties op richt. Bemint hij echter zichzelf om zichzelf,dan oriënteert hij zich niet op God; hij is dan naar zichzelf gekeerden keert zich niet naar iets onveranderlijks. En hij doet zich hierombij het genieten van zichzelf enigszins te kort, omdat hij een betermens is wanneer hij zich volledig hecht en bindt aan het onveranderlijkegoed dan wanneer hij zich daarvan losmaakt, zelfs als hijdat doet om zich op zichzelf te richten.* [ 42] Als je dus jezelf niet om jezelf moet liefhebben, maar omHem die het meest eigenlijke doel van je liefde is, mag een anderCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


I.XXI!,42-XXIII,4657niet kwaad worden als je ook hem omwille van God liefhebt. Devolgende regel van de liefde is immers van godswege ingesteld: 'gijzult uw naaste liefhebben als uzelf, God echter 'met geheel uw harten met geheel uw ziel en met geheel uw verstand'. Zo zul je al jeoverpeinzingen, heel je leven en heel je verstand aan Hem wijdenvan wie je nu juist datgene wat je aan Hem wijdt, hebt gekregen.[43] In de woorden 'met heel je hart, heel je ziel, heel je verstand'heeft God geen enkel deel van ons leven ongebruikt gelaten, en alshet ware vrij om van iets anders te genieten. Alles wat iemand voorde geest komt als waard om lief te heb ben moet naar hetzelfde doelworden meegesleept in de volle onstuimige vaart van onze liefde.Wie dus zijn naaste op de goede manier liefheeft, moet samen methem ernaar streven om met heel zijn hart, heel zijn ziel, heel zijnverstand God lief te hebben. Want als hij hem zo bemint als zichzelf,oriënteert hij de liefde voor zichzelf en voor die ander vólledigop die liefde voor God, die niet duldt dat zij door enige aftakkingvan de hoofdstroom verminderd wordt.Lev. 19:18;*Matt.22:]9.*Matt.22:37; vgl.Deut. 6:5;Luc. I0:27.XXIII22 [44] Nu moet niet alles wat we moeten gebruiken bemind worden,maar alleen dat wat of in een soort verbondenheid met ons opGod georiënteerd is, bijvoorbeeld een mens of een engel, of watvan ons afhankelijk is en Gods gunst via ons behoeft, bijvoorbeeldons lichaam. De martelaren hebben het misdadige optreden vanhun vervolgers beslist niet liefgehad. Toch hebben ze die gebruiktom Gods genade te verwerven.[45] Vier dingen moeten we dus liefhebben: r. wat boven ons is,2. wat we zelf zijn, 3. wat naast ons is, 4· wat onder ons is. Over 2en 4 hoefden geen voorschriften te worden gegeven. Want hoezeereen mens ook uit het spoor der waarheid geraakt is, hij behoudt deliefde voor zichzelf en de liefde voor zijn lichaam. De geest die hetonveranderlijke licht mijdt dat alles regeert, is erop uit zichzelf enzijn lichaam te regeren en daarom kan hij niet anders dan zichzelfen zijn lichaam liefhebben.* 23 [46] Hij denkt echter een heleboel bereikt te hebben als hij ookover zijn medemensen kan heersen. Het is immers eigen aan eenverdorven geest bij voorkeur dat na te streven en als zijn recht voorzich op te eisen wat alleen aan God werkelijk toekomt. Zo'n vormvan eigenliefde kan beter haat genoemd worden. Het is immers onbillijkdat hij wil dat hetgeen onder hem staat hem dient, terwijl hijVgl. n Tim.2:!8.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


I .XXIII,4 Ó-XXIV,5 Is szelfHem die boven hem staat niet wil dienen. Volkomen terecht isPs. w:6 gezegd: 'wie de onrechtvaardigheid liefheeft, haat zijn eigen ziel'.(I 1:5) LXx. Zo wordt zo'n geest zwak en voelt hij zich gefolterd door zijn sterfelijkelichaam.[47) Het is natuurlijk onvermijdelijk dat hij daarvan houdt en gebuktgaat onder de bederfelijkheid ervan. Want de onsterfelijkheiden de 'onbederfelijkheid' van het lichaam komen voort uit de gezondheidvan de geest, en die bestaat in een onvoorwaardelijke verknochtheidaan hetgeen beter is- en dat is de onveranderlijke God.Maar wanneer hij eropuit is ook hen die van nature zijn gelijkenzijn, namelijk zijn medemensen, te overheersen, is zijn hoogmoedvolstrekt onaanvaardbaar.XXIV24 [48) Niemand haat dus zichzelf. Hierover bestaat geen verschilvan mening met enige andere levens- en wereldbeschouwing.Maar evenmin haat iemand zijn eigen lichaam. Het is immers waarEf. p9. wat de apostel zegt: 'niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat'.Sommigen zeggen dat ze liever zonder lichaam zouden willen bestaan,maar daarmee slaan ze de plank volledig mis. Je snapt wel datze niet hun lichaam haten, maar zijn vatbaarheid voor bederf enzijn dode gewicht.* [49) Ze willen niet zozeer geen lichaam hebben als wel een lichaamdat onbedorven is en pijlsnel reageert, maar denken dat dit'geen lichaam' impliceert, omdat ze zo'n conditie typisch voor deziel vinden. Zij lijken hun lichaam met een soort ascetische inspanningenals het ware te vervolgen, maar zij die dit op de juiste wijzedoen, hebben niet ten doel geen lichaam te hebben, maar een lichaamdat hun onderworpen is en gereed voor de noodzakelijketaken.* [so] Ze streven ernaar hun passies, die een kwalijk gebruik makenvan hun lichaam, dat wil zeggen: aanwensels en neigingen van deziel om te genieten van hetgeen inferieur is, uit te bannen via eenintensieve training van het lichaam. Wat ze dan ook niet doen, iszichzelf doden; ze besteden juist zorg aan hun gezondheid.* 25 [sr] Wie dit echter op de verkeerde. manier doen, verklarenhun lichaam de oorlog, als was het hun natuurlijke vijand. Ze wordendaarbij misleid door de tekst: 'het begeren van het vlees gaat integen de geest en dat van de geest tegen het vlees - want deze staantegenover elkander'. Dit slaat namelijk op de onbedwingbare ge-*Gal. 5'17·Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


I.xxrv, 5 r-xxv ,5459woontevorming van het lichaam, waartegen de geest 'begeert',niet met de bedoeling het lichaam te gronde te richten, maar omzijn 'begeerte', dat wil zeggen: zijn slechte gewoonte, te bedwingenen het lichaam zo te onderwerpen aan de geest, iets wat de natuurlijkeorde verlangt.[52) Want zo zal het na de herrijzenis gebeuren: het lichaam zal involmaakte vrede, onderworpen aan de geest, zonder te sterven involle kracht bestaan. Daarom moeten we ons ook in dit leven oefenenom de gewoonte van het lichaam ten goede te veranderen, zodathet niet met wanordelijke opwellingen de geest weerstaat.Voor het zover is, 'gaat het begeren van het vlees in tegen de geesten dat van de geest tegen het vlees', waarbij het verzet van de geest *Gal. 5=!7·niet uit haat voorkomt, maar uit zijn leidinggevende positie. Hijwil namelijk liever dat het voorwerp van zijn liefde aan iets betersonderworpen is. Ook het verzet van het vlees is geen gevolg vanhaat, maar van de macht der gewoonte die van generatie op generatiedoor de wet van de natuur diep wortel heeft geschoten.* [53) De geest is er dus bij het bedwingen van het vlees op uit omdie totaal verkeerde 'banden' met de kwalij ke gewoonte te verbrekenen de vreedzame orde van een goede gewoonte te creëren.Toch zouden ook zij die, door een onjuiste overtuiging op het verkeerdespoor gezet, hun lichaam verfoeien, niet bereid zijn één oogte verliezen, al gebeurde het pijnloos, zelfs als in het andere oog eeneven groot gezichtsvermogen overbleef als eerst in de twee ogensamen, tenzij zich een urgente omstandigheid zou voordoen waaraanprioriteit moest worden gegeven. Door dit soort bewijzenwordt aan hen die de waarheid zonder vooringenomenheid zoeken,in voldoende mate aangetoond hoe betrouwbaar de uitspraakvan de apostel is: 'want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat'. Ef. 5:29.Hij voegt er nog aan toe: 'maar hij voedt en verzorgt het, zoalsChristus dat met de kerk doet'.XXV26 [54) De mens moet dus leren hoe hij moet liefhebben: hoe moethij zichzelf liefhebben om zichzelf goed te doen? Het is absurd eraante twijfelen dat hij zichzelf liefheeft en zichzelf goed wil doen.De mens moet ook voorgeschreven krijgen hoe hij zijn lichaammoet liefhebben, zodat hij er systematisch en verstandig voorzorgt. Want dat hij ook zijn lichaam liefheeft en dat gezond en intactwil houden, is eveneens evident.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


I .xxv,ss-xxvn,s96o[ss] Wel kan men iets anders meer liefbebben dan de gezondheiden ongeschondenheid van zijn lichaam. Het blijkt dat velen pijnen het verlies van enkele ledematen vrijwillig hebben ondergaan,maar dan met de bedoeling andere dingen die ze meer liefbaddente verwerven. Maar men kan niet zeggen dat iemand de gezondheiden ongeschondenheid van zijn lichaam niet liefbeeft omdathij iets anders meer liefbeeft.[56) Een gierigaard mag nog zoveel van zijn geld houden, tochkoopt hij brood voor zichzelf. Wanneer hij dat doet, geeft hij gelduit waarvan hij veel houdt en dat hij graag wil vermeerderen, maarhij doet het omdat hij meer waarde hecht aan de gezondheid vanzijn lichaam, en zijn gezondheid hangt af van dat brood. Het isoverbodig langer te discussiëren over iets dat volkomen evidentis, hoewel de dwaling van goddelozen ons vaak daartoe noopt.*Matt.22:37; vgl.Luc. ro:27;Deut. 6:5.*Matt.22:39--40.*r Tin1. r:s.*Matt.22:39; Lev.19:18.XXVI27 [57] Er is dus geen behoefte aan een gebod dat iedereen zichzelfen zijn lichaam moet liefhebben. We houden van hetgeen we zijnen van hetgeen onder ons staat maar toch bij ons hoort, en wel dooreen onwankelbare wet van de natuur, die zelfs voor beesten geldt:die houden ook van zichzelf en hun lichaam. Daarom hadden wealleen nog maar voorschriften nodig over wat boven ons staat enover wat naast ons staat. De tekst luidt: 'Gij zult de Here, uwGod, liefbebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en metgeheel uw verstand', en 'gij zult uw naaste liefbebben als uzelf. Aandeze twee geboden hangt de ganse wet en alle profeten'.* [sS) 'Het doel van de vermaning is dus liefde' en wel tweevoudig:voor God en de naaste. Als je in dit voorschrift jezelf als geheel opvat,dat wil zeggen: geest en lichaam, en je naaste ook als geheel -de mens bestaat tenslotte uit geest en lichaam - dan is in deze tweevoorschriften geen enkele categorie van realiteiten die je moet liefhebbenovergeslagen. Terwijl de liefde voor God op de eersteplaats komt en de wijze waarop je Hem moet beminnen helderomschreven is, zodat al het overige daarin samenkomt, lijkt er overde liefde voor jezelf niets gezegd te zijn. Maar in de woorden 'gijzult uw naaste liefbebben als uzelf ontbreekt ook de liefde voor jezelfniet.XXVII* 28 [59) Rechtvaardig en heilig is het leven van hem die de reali-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


LXXVII ,59-XXIX,Ó 36rteiten zuiver beoordeelt. Zijn liefde is op orde, hij heeft niet lief wathij niet mag liefhebben, en verzuimt niet lief te hebben wat hijmoet liefhebben, hij houdt niet meer van wat in mindere mate bemindmoet worden en omgekeerd, of evenveel van wat meer ofminder bemind moet worden en omgekeerd. Je mag geen zondaarliefhebben in zijn hoedanigheid van zondaar; je moet omwille vanGod elke mens liefhebben in zijn hoedanigheid van mens; en jemoet God liefhebben om Hemzelf.[ 6o] Als God meer bemind moet worden dan ieder mens, moetiedereen God meer liefhebben dan zichzelf. Ook moeten we meervan een ander mens houden dan van ons lichaam, omdat al die dingenom God bemind moeten worden, terwijl een ander mens samenmet ons van God kan genieten. Daartoe is het lichaam nietin staat, omdat het lichaam leeft door de ziel, waarmee we vanGod genieten.XXVIII* 29 ( 6r J Van iedereen moet je evenveel houden. Maar omdat jeniet iedereen goed kunt doen, moet je vooral zorgen voor degenendie, naar de omstandigheden van tijd, plaats of wat dan ook, alsdoor het lot nauwer met je verenigd zijn.[ 62] Stel, je bezit in ruime mate iets wat je behoort te geven aandegene die het niet bezit, maar het is onmogelijk het aan twee personente geven; en neem eens aan datje twee personen treft die allebeieven behoeftig zijn ofbeiden evenzeer metjou verbonden. Danis het alleen maar rechtvaardig om te loten aan wie je moet gevenwat je niet aan alle twee kunt geven. Zo moet je, als het gaat ommensen voor wie je niet allemaal kunt zorgen, maar denken datiemand die in deze wereld nauwer met je verbonden is dan een ander,dat zo geloot heeft.XXIX* 30 (63] Degenen die samen met ons van God kunnen genieten,kunnen als volgt worden ingedeeld: we beminnen r. hen die wezelfhel pen, 2. hen door wie we geholpen worden, 3. hen wier hulpwe nodig hebben en in wier behoefte wij voorzien, en ten slotte4· hen aan wie we zelf geen enkel profij t schenken en van wie wedat evenmin verwachten. Toch moeten we wensen dat ze allemaalsamen met ons God liefhebben en alle wederzijdse hulp moet opdat ene doel gericht worden.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


LXXIX,64-XXX,67 62(64] Neem een voorbeeld aan het verdorven theaterwezen. Wievan een toneelspeler houdt en van diens vakmanschap geniet alswas het een groot, ja het opperste goed, houdt van iedereen die samenmet hem van die toneelspeler houdt, niet om die mensen,maar om degene van wie ze evenveel houden als hij ook zelf doet.Hoe vuriger zijn liefde voor die man, des te meer doet hij zijn uiterstebest om die acteur door meer personen te laten beminnen, enhij wil hem onder de aandacht van zoveel mogelijk mensen brengen.Wie hij nogal lauw ziet reageren, vuurt hij aan door uit allemacht de lof van die acteur te zingen; ontdekt hij echter bij iemandeen regelrechte afkeer, dan verfoeit hij die afkeer van zijn favoriet,en hij doet er alles aan om die afkeer weg te nemen. Als dat al gebeurtmet acteurs, wat moeten wij dan niet doen in onze eendrachtigeliefde voor God? Van Hem genieten is gelukkig leven, en aanHem danken allen die Hem liefhebben hun bestaan en hun liefdevoor Hem. Hij geeft ons geen enkele reden om te vrezen dat hetiemand zou tegenvallen Hem te kennen, en Hij wil bemind worden,niet met de bedoeling dat Hem iets wordt geschonken, maarom hun die Hem liefhebben een eeuwige beloning te geven, namelijkHemzelf, het voorwerp van hun liefde.(65] Dit heeft als resultaat dat we ook onze vijanden liefhebben. Wezijn immers niet bang voor hen, omdat ze ons het object van onzeliefde niet kunnen ontnemen, maar we beklagen hen veeleer omdatze ons des te meer haten naarmate ze zelf verder gescheiden zijn vanHem die wij liefhebben. Als ze zich tot Hem bekeren, kan het nietanders of ze beminnen Hem als het goed dat gelukzalig maakt, enons als deelgenoten in zo'n groot goed.XXX* 31 [ 66] Op dit punt rijzen enkele vragen over de engelen. Ze zijnzelf gelukzalig door te genieten van Hem van wie ook wij verlangente genieten. En hoe meer we in dit leven van Hem genieten'door een spiegel of in raadselen', des te beter zijn we in staat onze1 3:1 2· pelgrimstocht te verduren en des te vuriger verlangen we naar heteinde daarvan. Maar het is niet onredelijk te vragen of bij de tweegeciteerde geboden ook de liefde voor de engelen hoort.* [ 67] Want geen enkel mens is uitgesloten door het gebod onzenaaste lief te hebben: in het Evangelie laat de Heer dat zien en ookde apostel Paulus. Want toen de man aan wie de Heer die tweevoorschriften had afgekondigd - waarvan, naar Zijn zeggen, heelVgl. r Kor.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


I .xxx, 6 7-71ÓJde wet en alle profeten afhangen -, hem vroeg 'en wie is mijn naaste?',heeft de Heer hem een verhaal verteld over een man die bij zijnreis van Jeruzalem naar Jericho in handen van bandieten was gevallen.Ze hadden hem zware wonden toegebracht en hem vol kwetsurenen halfdood achtergelaten. De Heer legde uit dat de enigenaaste van de gewonde degene was die barmhartig bleek te zijn inzijn zorg voor 's mans herstel; de vragensteller moest dit desgevraagdzelf erkennen.* [68] Tot hem zei de Heer: 'ga heen, doe evenzo', opdat we inziendat hij onze naaste is jegens wie we de plicht der barmhartigheidmoeten nakomen, zo hij die nodig heeft, of dat zouden moeten doenin zo'n geval. Hieruit volgt dat hij die op zijn beurt zo'n dienst aanons moet bewijzen, ook onze naaste is. Want het woord 'naaste' iseen relationele term: men kan alleen de naaste van een naaste zijn.[69] Dat aan allen, zonder uitzondering, barmhartigheid bewezenmoet worden, is voor iedereen duidelijk, omdat het nakomen vandeze plicht zich zelfs uitstrekt tot onze vijanden, volgens de woordenvan de Heer: 'hebt uw vijanden lief, doet wel aan wie u haten'.32 [70] Dat is ook de leer van de apostel Paulus, als hij zegt: 'wantde geboden: gij zult niet echtbreken, gij zult niet doodslaan, gij zultniet stelen, gij zult niet begeren, en welk ander gebod er ook zij,worden samengevat in dit woord: gij zult uw naaste liefhebbenals uzelf. De liefde doet de naaste geen kwaad.' Ieder die denktdat het voorschrift van de apostel niet elk mens geldt, moet weltot de volkomen absurde en misdadige erkenning komen dat deapostel het geen zonde vindt als iemand echtbreuk pleegt met devrouw van een niet-christen of een vijand, of zijn bezit begeert ofhemzelf vermoordt. Als het idioot is dit te beweren, is het evidentdat men elk mens als zijn naaste moet beschouwen, omdat niemandkwaad mag worden aangedaan.* 33 [71] Wanneer degene aan wie barmhartigheid moet wordenbewezen door ons en omgekeerd terecht 'naaste' heet, is het evidentdat in dit gebod waarin we opdracht krijgen onze naaste lief te hebbenook de heilige engelen geïmpliceerd worden. Zij besteden groteen barmhartige zorg aan ons zoals uit vele plaatsen van de Schriftmakkelij k is op te maken. De consequentie is dan ook dat zelfs onzeGod en Heer onze naaste genoemd wilde worden. Want de HeerJezus Christus geeft aan dat hij het was die de reiziger heeft geholpendie halfdood op de weg lag, neergeslagen en achtergelatendoor de bandieten.Vgi. Matt.22:37-40.*Luc. 10:29.Vgl. Luc.I O:JD-37·Vgl. Luc.IO:J6-J7.Luc. ro:37·*Matt. 5:44.*Rom.I J:9-IO.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


I . XXX, 72-XXXII, 7 5* [ 72] En de profeet zegt in een gebed: 'als om een naaste, als in onze*Ps. 34'!4 broeder verblijdde ik me'. Maar omdat de goddelijke substantie(35=14). verhevener is en boven onze natuur staat, is de opdracht God liefte hebben onderscheiden van de liefde voor de naaste. De redenvan Zijn barmhartigheid jegens ons is immers Zijn eigen goedheid;die van onze barmhartigheid jegens elkaar is die goedheid vanHem. Dat wil zeggen: Hij heeft medelijden met ons opdat wijvan Hemzelf genieten, wij hebben medelijden met elkaar opdatwe van Hem genieten.XXXI* 34 [73] Daarom rest nog een probleem. Ik heb gesteld dat we genietenvan die realiteit die we om haarzelf beminnen en dat we alleenvan die realiteit moeten genieten die ons gelukzalig maakt,Vgl. Rom. maar dat we de rest moeten gebruiken. God heeft ons lief en des 8 Schrift wijst ons vaak op Zijn liefde jegens ons. Hoe heeft hij nulief? Om ons te gebruiken of om van ons te genieten?[74] In het laatste geval heeft Hij onze goedheid nodig. Zo'n uit­Vgi.Jak. spraak zal niemand met een gezond verstand ooit doen. Al onzer :r7. goedheid bestaat in Hem of is van Hem afkomstig. Maar het is tochvoor iedereen duidelijk en boven elke twijfel verheven dat het lichtde glans van de dingen die het verlicht niet nodig heeft? De profeetPs. '5=2 zegt het in volstrekt heldere woorden: 'ik heb tot de Here gezegd,(16:2) Lxx. U bent mijn Here, omdat U mijn goede kwaliteiten niet nodigheeft.' Dus geniet Hij niet van ons, maar Hij gebruikt ons. Wantals Hij geen van beide doet, begrijp ik niet hoe Hij liefheeft.*Ex. J:I4XXXII* 35 [75] Maar Zijn 'gebruiken' is anders dan het onze. Wij betrekkende realiteiten die we gebruiken op het doel dat bestaat in hetgenieten van Gods goedheid, God echter betrekt Zijn gebruikvan ons op Zijn eigen goedheid. Omdat Hij goed is, bestaan we,en in zoverre we bestaan, zijn we goed. Omdat Hij voorts ookrechtvaardig is, zijn we niet ongestraft slecht; en in zoverre weslecht zijn, bestaan we ook in mindere mate. God bestaat in dehoogste en primaire zin: Hij is volkomen onveranderlijk en konin de volste zin van het woord zeggen: 'Ik ben die Ik ben, en u zulttot hen zeggen: Hij die is heeft mij tot u gezonden.' De overige dingendie bestaan, kunnen alleen van Hem afkomstig zijn en zijngoed in zoverre ze het bestaan gekregen hebben.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


LXXXII, 76-XXXIII,8o* [76) Het 'gebruik' dat God van ons maakt, heeft dus geen betrekkingop Zijn, maar op óns belang, en uitsluitend op Zijn eigengoedheid. Wanneer wij medelijden hebben met iemand en voorhem zorgen, doen we dat wel in zijn belang en letten we daarop.Maar op een of andere manier is ook ons belang ermee gemoeid,doordat de barmhartigheid die we besteden aan wie die nodigheeft, door God niet onbeloond wordt gelaten. Deze beloning isde allerhoogste, namelijk dat we van God zelf genieten en dat wijallen bij het genieten van God in Hem ook van elkaar genieten.XXXIII* 36 [77] Want als we dit in onszelf doen, blijven we onderweg envestigen we onze hoop om gelukzaligheid te bereiken op een mensof een engel. Een hoogmoedig mens of een hoogmoedige engelmatigt zich dat recht aan en is blij dat anderen hun hoop op hemvestigen. Een heilig mens of een heilige engel laat ons, zelfs als wemoe zijn en in hem tot rust willen komen en bij hem willen blijven,liever herstellen. Hij gebruikt daarvoor wat hij omwille van onsgekregen heeft, of zelfs wat hij omwille van zichzelf gekregen heeft- in elk geval: gekregen! - en wanneer we eenmaal hersteld zijn,brengt hij ons ertoe naar Hem te gaan en van Hem te genieten, hetgeenons even gelukkig maakt als hem.[78) Ook de apostel roept uit: 'is Paulus dan voor u gekruisigd, ofbent u in de naam van Paulus gedoopt?' en 'noch wie plant, noch I Kor. 1 :13.wie begiet betekent iets, maar God, die de wasdom geeft', en de I Kor. 3=7·engel maant de mens die hem aanbidt liever Hem te aanbidden on- Vgl. Openb.der wiens gezag hij evenzeer dient als de mens. wro; 22:8-* 37 [ 79] Wanneer je van een mens geniet in God, geniet je eerder 9·van God dan van een mens. Je zult dan immers genieten van degenedoor wie je gelukzalig gemaakt wordt, en je zult blij zijn over je aankomstbij Hem van wie je hoopt dat Hij je bij zich zal laten komen.Vandaar dat Paulus tot Filemon zegt: 'Ja broeder, laat mij van u genietenin de Here.' Had hij dat laatste niet toegevoegd en alleen maar Filem. 20.'laat mij van u genieten' gezegd, dan zou hij de höop op zijn gelukzaligheidvan Filemon hebben laten afhangen. Het is echter ook welzo dat 'genieten' en 'met liefde gebruiken' erg dicht bij elkaar staan.[8o] Wanneer het voorwerp van de liefde present is, brengt hetnoodzakelijkerwijze ook met zich mee dat je er genoegen aan beleeft.Als je daarbovenuit gaat en dat genoegen betrekt op het oordwaar je permanent wilt verblijven, maak je er gebruik van en kanCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


I.xxxm, 8o-xxxrv,8 3 66Vgl. Joh.I:).Vgl. Joh.1:14.*u Kor. s:r6.*Spr. 8:22.Vgl. Fil.3''4·*Fil. 3:13.Joh. 14:6.Vgl. Joh.J4:Ó-II.men in oneigenlijke, niet in eigenlijke zin, van je zeggen datje 'geniet'.Maar als je je eraan hecht en niet verder gaat, en als je in datgenoegen het doel van je vreugde stelt, dan mag er in de ware eneigenlijke zin van je gezegd worden dat je geniet. Dat mag alleenmaar in het geval van de Drie-eenheid, dat wil zeggen: het hoogsteen onveranderlijke goed.XXXIV* 38 (8 r J Let ook op het volgende. Het is waar dat de waarheid zelfen het Woord waardoor alle dingen zijn geworden, vlees is gewordenom onder ons te wonen. :Toch zegt de apostel 'indien wij alChristus naar het vlees gekend hebben, thans niet meer'. Hij diezichzelf niet alleen aan hen die tot Hem kwamen in bezit wilde geven,maar ook als weg wilde dienen voor hen die onderweg zijnnaar het begin van hun wegen, wilde een mens van vlees en bloedworden. Vandaar de tekst 'de Here heeft mij geschapen als het beginvan Zijn wegen', opdat zij die op weg willen gaan daar beginnen.* [82] Hoewel de apostel nog onderweg was en God volgde diehem opriep de palmtak van een verheven roeping te ontvangen,was hij toch, 'vergetende hetgeen achter hem lag en zich uitstrekkendenaar hetgeen vóór hem lag', het begin der wegen al gepasseerd.Anders gezegd, hij had Hem niet nodig bij wie het vertrekpunten begin ligt voor iedereen die verlangt de waarheid tebereiken en in het eeuwige leven te verblijven. Dat zegt Hij immers:'Ik ben de weg en de waarheid en het leven', hetgeen betekent'via Mij kom je, Mij bereik je, in Mij blijf je'.* (83] Bereik je Hem, dan bereik je ook de Vader, omdat de gelijkenismaakt dat je via de een de ander herkent. Daarbij bindt deHeilige Geest ons, ja Hij lijmt ons als het ware vast, opdat we instaat zijn daardoor in het hoogste en onveranderlijke goed te blijven.Hieruit mag men opmaken dat niets ons onderweg mag vasthouden.De Heer heeft zich verwaardigd als onze 'weg' te functioneren,maar ook Hij heeft ons niet willen vasthouden, maar latenpasseren om te voorkomen dat we ons machteloos hechten aan tijdelijkedingen, ook al heeft Hij die voor ons heil als taak aanvaarden uitgevoerd. Wij moeten ons liever vol geestdrift langs die tijdelijkedingen reppen om voortgang en resultaat te boeken op onzeroute naar Hem zelf, die onze natuur uit het tijdelijke heeft bevrijden aan de rechterhand van de Vader heeft geplaatst.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


LXXXV , 84-XXXVI,88XXXV* 39 [84] Van alles wat ik vanaf het begin van mijn uiteenzettingover de realiteiten heb gezegd, is dit de hoofdzaak: het inzicht dat Vgl. Ram.vervulling en doel van de wet en heel de Schrift bestaan in de liefde rpo.Vgl. 1 Tim.voor de realiteit waarvan we moeten genieten, en voor de realiteitdie samen met ons daarvan kan genieten. Aan een gebod om jezelf 1:5·lief te hebben bestaat geen behoefte.* [85] Om dit inzicht en de capaciteiten hiertoe te verwerven is inhet belang van ons heil door Gods Voorzienigheid heel de tijdelijkebedeling ingericht. Die mogen we niet gebruiken met een blijvendsoort liefde en genoegen, maar met voorbijgaande gevoelens vanvreugde, zoals we die beleven aan een reis of aan transportmiddelenof aan elk willekeurig ander hulpmiddel - misschien is er een betereterm voor -, zodat we datgene waarmee we ons verplaatsen, liefhebbenvanwege het doel waarnaar we ons verplaatsen.XXXVI* 40 [86] Iedereen die dus denkt de Schrift of een willekeurig gedeeltedaarvan te hebben begrepen, maar ondanks dat begrip dietweevoudige liefde, voor God en zijn naaste, niet heeft opge- Vgl. r Kor.bouwd, heeft de Schrift nog niet begrepen. Iedereen die er een idee S:r-2.aan ontleent dat nuttig is voor de opbouw van deze liefde, maar dieniet onder woorden brengt wat de auteur van de bewuste passagekennelijk bedoeld heeft, maakt geen fatale vergissing en liegt absoluutniet. Een leugenaar spreekt willens en wetens onwaarheid.Daarom komen we velen tegen die willen liegen, maar niemanddie zich wil vergissen.* [87] Omdat een mens het één bewust doet, maar het ander onbewustondergaat, is wel duidelijk dat in één en dezelfde situatie degenedie misleid wordt beter is dan degene die liegt, omdat het be- Vgl. r Petr.ter is onrecht te ondergaan dan te doen. Nu handelt elke leugenaar J:T7-onrechtvaardig, en als iemand denkt dat een leugen soms nuttig is,kan hij net zo goed denken dat onrechtvaardigheid soms nuttig is.Wanneer iemand liegt, is hij immers in zijn leugen nooit te goedertrouw. Hij is op zijn minst eropuit dat degene tegen wie hij liegt,vertrouwen in hem stelt, dat hij echter beschaamt door tegen hemte liegen. Maar elke schender van de goede trouw is onrechtvaardig.Dus van tweeën één: of onrechtvaardigheid is soms nuttig (endat is onmogelijk), of de leugen is altijd in strij d met het nut.* 4I [88] Nee, iedereen die in de Schrift een andere betekenis aanCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


I.XXXVI,88-XXXVIII,92 68een passage toekent dan de auteur voorhad, vergist zich, zonder datde Schrift liegt. Maar, zoals ik boven ter sprake bracht, als zijn vergissingeen uitleg oplevert die de liefde opbouwt - het doel van deVgl. I Tim. vermaning, maakt hij net zo'n fout als iemand die per abuis de ge-I :s. baande weg verlaat, maar toch via de velden het punt bereikt waarheenook die weg voert. Hij moet wel tot beter inzicht gebrachtworden en uitgelegd krijgen dat het nuttiger is de weg niet te verlatenom niet gewend te raken aan omwegen en zo noodgedwongenop zijpaden of op totaal verkeerde paden te komen.XXXVII* [89] Wie zonder na te denken een passage anders interpreteert dande auteur bedoelde, stuit meestal op andere dingen die hij niet metdie interpretatie in overeenstemming kan brengen. Als hij die anderedingen als waar en betrouwbaar erkent, kan zijn eerdere opvattingniet juist zijn. Op een merkwaardige manier leidt dat ertoedat hij door zijn liefde voor zijn eigen opvatting meer aanstootneemt aan de Schrift dan aan zichzelf. Als hij dit kwaad laat voortkruipen,zal hij erdoor ten val komen. 'Want wij wandelen in ge-*u Kor. 57- loof, niet in aanschouwen.' Het geloof gaat echter wankelen als hetgezag van de Schrift wankelt; en als het geloof wankelt, verflauwtvervolgens ook de liefde.* [90] Want als iemand van zijn geloof is gevallen, ontvalt hem onvermijdelijkook de liefde. Hij kan immers niet liefhebben waarinhij niet gelooft. Maar als hij gelooft en liefheeft, bereikt hij doorgoed te handelen en door zich aan de voorschriften voor goed gedragte houden de hoop om dat wat hij liefheeft te bereiken. Ditzijn dus de drie wapenen van alle kennis en profetie: geloof, hoopI Kor. IJ:I3. en liefde.XXXVIII* 42 [91] Nu is er geloof, maar straks zullen we aanschouwen; nu iser hoop, maar straks de gelukzaligheid zelf die we zullen bereiken.De liefde zal echter zelfs na het wegvallen van geloof en hoop nogverder groeien. Want als we door te geloven datgene liefhebbenwat we nog niet zien, hoeveel te meer doen we dat dan niet wanneerwe het al een beetje zien? En als we door te hopen datgene liefhebbenwat we nog niet hebben bereikt, hoeveel te meer doen wedat dan niet na het bereiken daarvan?[92] Tussen tijdelijke en eeuwige dingen bestaat het volgende ver-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


I .xxxvm,92-XL,9 5schil: iets tijdelij ks wordt meer bemind voordat men het bezit,maar verliest aan waarde wanneer het bereikt is. Het verzadigt deziel immers niet, die pas in de eeuwigheid haar ware en betrouwbarewoonplaats krijgt. Het eeuwige wordt echter na het verwervenervan vuriger bemind dan toen men er nog naar verlangde.Aan niemand die ernaar verlangt, wordt toegestaan het hoger aante slaan dan het in feite is; dan zou het hem tegenvallen als het nietaan zijn verwachtingen beantwoordt. Maar hoe hoog men het ookonderweg heeft kunnen schatten, bij aankomst zal men ontdekkendat het de verwachtingen overtreft.XXXIX43 [93] De mens die zich fundeert op geloof, hoop en liefde en daaraanonwankelbaar vasthoudt, heeft de Schrift alleen nodig om anderente onderrichten. Daarom leven velen als ze die drie maar hebbenook in volstrekte afzondering zonder een exemplaar van debijbeL Volgens mij is daardoor in hen het woord al vervuld: 'maarprofetieën, zij zullen afgedaan hebben; tongen, zij zullen verstommen;kennis, zij zal afgedaan hebben'.*I Kor. IJ:8.* [94] Dit waren als het ware de steigers waardoor het bouwwerkvan geloof, hoop en liefde in hen zo hoog opgericht is dat ze, omdatze al in het bezit zijn van iets volmaakts, 'het onvolmaakte' niet Vgl. I Kor.zoeken. Bij 'iets volmaakts' maak ik de restrictie 'voor zover dat in IJ:I0-dit leven kan'; want in vergelijking met het toekomstige leven leidtgeen enkele rechtvaardige of heilige hier een volmaakt leven.Daarom 'blijven', aldus de Schrift 'geloof, hoop en liefde, dezedrie, maar de meeste van deze is de liefde'. Want ook wanneer 1 Kor. rpJ.men de eeuwigheid bereikt heeft en de twee andere wegvallen,zal de liefde, verder gegroeid en betrouwbaarder, steeds blijven.XL* 44 [95] De conclusie is deze: wanneer men tot het inzicht is gekomendat 'het doel van de vermaning liefde is, uit een rein hart, uiteen goed geweten en een ongeveinsd geloof, zal men heel zijn be- I Tim. 1:5-grip van de Schrift op die drie factoren oriënteren en zich vol vertrouwengaan wijden aan de studie van de bijbeL De apostel heeftimmers 'uit een rein hart' aan 'liefde' toegevoegd, zodat men nietsanders liefheeft dan wat men moet liefhebben. 'Een goed geweten'voegde hij toe wegens de hoop: Wie geplaagd wordt door dewroeging van een slecht geweten wanhoopt er immers aan dat hijCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


I .xL,95 70datgene wat hij gelooft en liefheeft ooit zal bereiken. In de derdeplaats zegt hij 'en uit een ongeveinsd geloof, [96] want als ons geloofvrij is van onwaarachtigheid, hebben we niet lief wat we nietmogen liefhebben, en door goed te leven hopen we dat onze hoopop geen enkele wijze beschaamd wordt.De reden dat ik over de realiteiten van het geloof slechts heb willenspreken in de mate waarin ik dit thans opportuun vind, ligt in hetfeit dat in andere geschriften, hetzij van mijn hand, hetzij van dievan anderen, al veel gezegd is. Hier wil ik dit boek beëindigen.De rest van mijn betoog zal, voor zover God dat vergunt, de tekensbetreffen.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


Boek n Tekens* 1 ( r] Toen ik over de realiteiten schreef, liet ik de aansporingvoorafgaan om alleen te letten op wat ze zijn, niet op wat ze eventueelbuiten zichzelf aanduiden. Nu ik het daarentegen over tekensheb, merk ik op dat men niet moet letten op wat ze zijn, maar veeleerop het feit dat het tekens zijn, dat wil zeggen dat ze aanduiden.Een teken is immers een realiteit die naast haar uiterlijke, zintuiglijkwaarneembare vorm vanuit zichzelf de gedachte aan iets anders laatopkomen. Enkele voorbeelden: bij het zien van een spoor denkenwe dat het dier is gepasseerd waarvan het spoor is, bij het zien vanrook concluderen we dat er vuur onder schuilgaat, bij het horenvan de stem van een levend wezen bemerken we zijn innerlijke gesteldheid,en bij het klinken van de trompet weten de soldaten datze moeten oprukken of terugtrekken of wat de strijd verder vereist.2 [ 2] Sommige tekens zijn natuurlijk, andere worden gegeven. Natuurlijkzijn de tekens die zonder de opzet ofhet streven om aan teduiden maken dat men naast het teken zelf daaruit iets anders aan deweet komt. De rook die vuur aanduidt, is een goed voorbeeld. Hijdoet dat niet omdat hij de wil heeft om aan te duiden, maar dankzijde aandachtige observatie van wat we uit ervaring kennen, beseffenwe dat er vuur onder schuilt, zelfs als alleen de rook waarneembaaris. Ook het spoor van een passerend levend wezen hoort tot dezecategorie, en het gelaat van een kwaad of bedroefd persoon duidtdiens innerlijke gesteldheid aan, zelfs zonder dat die geëmotioneerdepersoon het wil. Hetzelfde geldt voor andere emoties diedoor het gelaat, dat het innerlijk signaleert, worden onthuld, zelfszonder dat dit onze bedoeling is. Maar ik ben nietvoornemens dezehele categorie nu te bespreken. Er geheel aan voorbijgaan was echteronmogelijk, omdat dit bij mijn indeling hoort. Het tot dusveropgemerkte is wel voldoende.II3 (3] 'Gegeven' zijn de tekens die levende wezens elkaar geven omCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.II,3 -III, 7 72naar vermogen al hun emoties, zintuiglijke waarnemingen of conceptieste tonen. Onze enige reden om aan te duiden, dat wil zeggen:om een teken te geven, is om wat degene die het teken geeft ingedachten heeft daaruit te voorschijn te halen en over te hevelen inandermans geest. Ik heb besloten dit type tekens te behandelen,voor zover het onder mensen functioneert. Want ook de van godswege gegeven tekens die vervat zijn in de Schrift, zijn ons verstrektvia mensen die ze hebben beschreven.[ 4] Ook dieren hebben bepaalde onderlinge signalen waarmee zehun verlangens te kennen geven. Wanneer een haan voedsel heeftgevonden, geeft hij aan de hen een vocaal signaal om toe te snellen,een duif roept zijn wijfje of wordt door haar geroepen met gek oer.Veel van dergelijke signalen worden geregeld waargenomen. Ofdeze nu net als een gelaatsuitdrukking of een kreet van pijn zonderde opzet om aan te duiden een emotie vergezellen of echt gegevenworden als een bewust signaal, is een ander probleem en raakt hetonderhavige onderwerp niet. Ik laat deze materie rusten als irrelevantvoor dit werk.III4 [5] Van de tekens waarmee mensen elkaar hun waarnemingenmededelen, betreffen sommige het gezichtsvermogen, de meestehet gehoor, een handjevol de andere zintuigen. Wanneer we knikken,geven we alleen een teken aan de ogen van degene die we viadit signaal deelgenoot willen maken van onze bedoeling. Bepaaldehandgebaren hebben veel betekenis, en toneelspelers geven doormiddel van de bewegingen van al hun ledematen signalen aan dekenners en spreken als het ware tot hun ogen; vaandels en wimpelsmaken via de ogen van de soldaten de wil van de commandantenkenbaar. Dit zijn allemaal een soort zichtbare woorden.[ 6] De tekens die het gehoor betreffen zijn, zoals ik zei, talrijker,vooral de verbale. Trompet, fluit en lier produceren vaak niet loutereen aangenaam maar ook een significant geluid. V ergelekenmet woorden gaat het echter om een nietige categorie. Woordenhebben immers onder de mensen het absolute primaat om aan teduiden wat men in gedachten heeft, indien men dat te kennen wilgeven.* [7] Inderdaad gaf de Heer door de geur van de parfum waarmee12:3-8. zijn voeten werden gezalfd een teken, en in het sacrament van zijnlichaam en bloed duidde hij via het smaakzintuig zijn bedoelingVgl.Joh.Vgl. Matt.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.m, 7-vr, ro73aan. Ook het feit dat een vrouw door de kwast van zijn kleed aan teraken behouden werd, heeft enige betekenis. Maar een ontelbaremassa tekens waarmee mensen hun gedachten uiten, berust opwoorden. Want al die tekens waarvan ik de soorten kort aanroerde,kon ik in woorden uitdrukken, maar het omgekeerde zou me opgeen enkele manier lukken.IV* 5 [8] Omdat woorden meteen nadat ze de lucht geraakt hebben,voorbijgaan en niet langer duren dan hun klank, heeft men met behulpvan letters tekens voor woorden ingesteld. Zo worden gesprokenwoorden aan de ogen getoond, niet rechtstreeks, maardoor hun geëigende tekens. Die tekens konden niet gemeenschappelijkzijn voor alle volkeren als gevolg van de zonde van de menselijkeonenigheid, waardoor ieder de hegemonie naar zich toegraait. Teken van die hoogmoed is die tot de hemel opgerichte toren.Daar bezorgden goddeloze mensen zich niet] alleen de disharmonievan hun harten, maar ook van hun talen.V6 [9] Dit had ook gevolgen voor de Heilige Schrift, waarmee zoveelkwalen van de menselijke wil worden genezen. Zij ging uitvan één taal, waarin ze met gemak over de wereld uitgezaaid hadkunnen worden, maar werd nu via de uiteenlopende talen van devertalers wijd en zijd verspreid en kreeg zo haar heilzame bekendheidbij de heidenen. Haar lezers hebben geen andere doelstellingdan de gedachten en bedoeling te ontdekken van de auteurs envia die gedachten Gods wil, conform welke deze auteurs, naar wegeloven, gesproken hebben.VI7 [ 10] Maar vele en veelsoortige onduidelijkheden en meerduidighedenmisleiden hen die maar raak lezen en de tekst misverstaan. Insommige passages hebben ze geen idee wat ze ervan moeten vinden,desnoods in verkeerde zin: zozeer leggen bepaalde duisterezinswendingen er een dichte nevel overheen. Ik twijfel er niet aandat dit geheel aan de Voorzienigheid te danken is, om de arrogantiete temmen door inspanning en het verstandelijke begrip op te frissenen zo te behoeden voor de houding van arrogante verveling.Het verstand kijkt namelijk vaak neer op makkelijke oplossingen.26:26-28;Me. 14:22-24; Luc.22:19-20.Vgl. Matt.9:20-22; Me.5=25-34;Luc. 8:43-48.Vgl. Gen.11:1-9.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


ILVI,II-!5 74[I IJ Ik geef een voorbeeld. Iemand spreekt over heilige en volmaaktemensen en zegt dat dankzij hun manier van leven Christus'kerk degenen die tot haar komen lossnijdt van willekeurig welkheidens bijgeloof en hen, doordat ze die goede gelovigen navolgen,op een of andere manier in haar lichaam opneemt. Die goede, gelovigeen waarachtige dienaren van God leggen de last van het wereldsebestaan af, komen naar het gewijde bad van de Doop en leveren,wanneer ze daaruit opstaan, dankzij de ontvangst van deHeilige Geest de vrucht der tweevoudige liefde, voor God en denaaste. Hoe komt het nu dat iemand die dit zegt de toehoorderminder genot verschaft dan wanneer hij in dezelfde geest een passageuit Hooglied interpreteert? Ik bedoel die passage waarin tot deKerk met de woorden waarmee men een mooie vrouw prijst, gezegdwordt: 'Uw tanden zijn als een kudde geschoren schapen, die*Hooglied opkomen uit het wed, alle met tweelingen, en zonder jongen is er4=2· geen.'[ I2] Je leert zo toch niets anders dan wanneer je dat rechttoe, rechtaanuitgedrukt zonder de steun van deze vergelijking zou horen?Toch heb ik op een of andere manier een aantrekkelijker zicht opde heiligen, wanneer ik hen als de tanden van de Kerk mensen ziewegsnijden van dwalingen en overbrengen in haar lichaam na hunhardheid te hebben verzacht, als waren ze afgebeten en gekauwd.Met groot genoegen herken ik de geschoren schapen die de lastenvan deze wereld als hun vacht afleggen en, oprijzende uit het bad,dat wil zeggen: de Doop, allemaal tweelingen werpen, de twee gebodender liefde, en zie ik dat geen van hen onvruchtbaar is en nietin staat die gewijde vrucht voort te brengen.8 [I 3] Maar waarom ik dit met groter genoegen zie dan zonder datzo'n vergelijking uit de Schrift te voorschijn gehaald wordt, terwijlde materie en het inzicht dezelfde blijven, dat is moeilijk te zeggen.Het is ook een ander probleem. Niemand betwijfelt evenwel datmen liever inzicht verwerft via vergelijkingen en dat het veel prettigeris iets te vinden wat men met enige moeite heeft gezocht[ I4] Wie immers helemaal niet vindt wat hij zoekt, lijdt honger,maar wie niet zoekt omdat het voor het grijpen ligt, verslapt vaakdoor oververzadiging. In beide gevallen moet men oppassen voorlethargie.[IS] Het is dus prachtig en heilzaam dat de Heilige Geest de Schriftzo heeft ingericht dat zij met heldere passages aan de honger tegemoetkomt,met duistere de oververzadiging opruimt. Uit die duis-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.VI,I 5-VII,2075tere uitspraken wordt immers vrijwel niets opgediept wat men nietelders in heldere bewoordingen vindt.VII* 9 [ r6] Vóór alles is het nodig om zich, geleid door de vrees voorGod, te bekeren tot het leren kennen van Zijn wil: wat draagt dieons op om na te streven dan wel te mijden? Het kan niet anders ofdie vrees drijft ons tot nadenken over onze sterfelijkheid en toekomstigedood. Zij zet de nagels in het vlees en spijkert al onze arrogantegevoelens aan het kruishout.[ 17] Vervolgens moeten we door vroomheid zachtmoedig wordenen de Heilige Schrift niet tegenspreken, of we haar nu begrijpen,zoals wanneer ze enige van onze gebreken tuchtigt, of niet, waarwij in de waan verkeren het beter te weten en betere opdrachtente kunnen geven. We moeten liever bedenken en geloven dat beteren waarachtiger is wat daar geschreven staat, zelfs als het verhuld is,dan wat wij op eigen kracht kunnen weten.10 [r8] Na die twee niveaus, vrees en vroomheid, komen we bij hetderde, kennis. Daarover wil ik het nu gaan hebben. Voor kennisspant ieder die de Schrift bestudeert zich in. Hij zal in de Schriftniets anders vinden dan dat men God moet liefhebben om Godswil en de naaste om Gods wil, Hem met geheel zijn hart en metgeheel zijn ziel en met geheel zijn verstand, de naaste als zichzelf.Dat betekent dat de liefde voor de naaste en voor onszelf geheel georiënteerdis op God.* [ 19] Deze twee geboden heb ik in boek r behandeld bij de besprekingvan de realiteiten. Het is dus noodzakelijk dat men eerst in deSchrift ontdekt dat men verstrikt is in liefde voor deze wereld, datwil zeggen: tijdelijke dingen, en dus ver verwijderd van een zo groteliefde voor God en de naaste als de Schrift zelf opdraagt. Dan ismen gedwongen over zichzelf te treuren door die vrees waarmeeiemand denkt aan Gods oordeel, en die vroomheid waarin men nietanders kan dan geloven en zich voegen naar het gezag van deSchrift.* [ 20] De kennis waarom het gaat maakt immers wie goede hoopkoestert niet arrogant, maar laat hem jammeren. In die gemoedstoestandverkrij gt hij door nijver te bidden de troost die Gods hulpbiedt om te voorkomen dat hij door wanhoop gebroken wordt.Hij zet zijn eerste schreden op het vierde niveau, dapperheid, waarinhij hongert en dorst naar gerechtigheid. Door deze gemoedstoe-Vgl. Ps.IIO:Io(1 II:ro);Spr. I:7;9:ro; Ecclesiascicusr:r6.Vgl. Matt.22:37-39;Lev. 19:18.Vgl. Matt.s:ó.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


II. VII1,24-2777haar eerst helemaal gelezen heeft en die, weliswaar nog niet alsvrucht van echt begrip maar in elk geval dankzij zijn lectuur, paratekennis heeft van ten minste de canonieke boeken. De overige zal hijmet minder risico lezen wanneer hij met het geloof in de waarheidis uitgerust. Dan kunnen die boeken zijn zwakke geest niet in beslagnemen en hem met gevaarlijke leugens en verzinsels misleidenen daardoor een of ander vooroordeel teweegbrengen dat tegen hetgezonde begrip ingaat. Wat de canonieke boeken betreft, moet hijhet gezag volgen van de meerderheid der katholieke kerken, waaronderallicht degene die een woonplaats aan apostelen boden enbrieven van apostelen mochten ontvangen.[25] Hij moet dus dit principe vasthouden betreffende de canoniekeboeken, dat hij de door alle katholieke kerken geaccepteerde steltboven die welke sommige niet accepteren. In het laatste geval moethij de door een meerderheid van kerken en door kerken van grotergezag geaccepteerde boeken stellen boven de boeken die een minderheidof kerken van geringer gezag in ere houden. Ontdekt hijdat sommige boeken door een meerderheid, andere door meerprestigieuze kerken worden geaccepteerd - dit geval zal hij echterwel niet tegenkomen -, vind ik dat ze even groot gezag moetenhebben.* 13 [26] De complete bijbelse canon waaraan we onze aandachtmoeten wijden, bestaat uit de volgende boeken: vijf boeken vanMozes: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium,één boek elk Jozua, Richteren, Ruth (dit laatste lijkt meer te makente hebben met het begin van Koningen), vier boeken Koningen entwee Kronieken (deze laatste volgen er niet chronologisch op, maarflankeren ze als het ware en gaan er gelijk mee op).* [ 27] Dit is geschiedschrijving, die de aaneenschakeling der periodenomvat en de chronologie der gebeurtenissen. Er zijn enkele anderespecimina hiervan in een heel andere reeks, die geen verbandhouden met de genoemde en evenmin onderling. Voorbeelden zijnJob, Tobias, Ester, Judith, Makkabeeën (twee boeken) en Ezra(twee boeken). De laatstgenoemde lijken meer aan te sluiten bijdie gestructureerde geschiedschrijving die eindigt in Koningen enKronieken. Daarna komen de profeten, waartoe behoren één boekPsalmen van David, drie boeken van Salomo, namelijk Spreuken,Hooglied en Prediker. Twee andere bekende boeken, met de titelsWijsheid en Ecclesiasticus, staan op grond van een zekere gelijkenisop naam van Salomo. We weten echter dat met aanhoudende re-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


I I. VIII,27-IX,J Igelmaat Jezus Sirach als de auteur wordt aangemerkt. Nu ze zijnopgenomen onder de gezaghebbende boeken moeten we ze tellenbij de profetische boeken.[ 28] De rest van deze categorie bestaat uit de profeten in eigenlijkezin, twaalfindividuele boeken die, met elkaar verbonden als ze zijn,als één beschouwd worden, omdat ze nooit gescheiden zijn: Hosea,Joël, Amos, Obadja, Jona, Micha, Nahum, Habakuk, Sefanja,Haggaï, Zacharia, Maleachi. Vervolgens zijn er vier profeten inomvangrijkere boeken: Jesaja, Jeremia, Daniël, Ezechiël.[29] In deze 44 boeken is het gezag van het Oude Testament afgebakend.Het Nieuwe bestaat uit het Evangelie in vier boeken, volgensMatteüs, Marcus, Lucas en Johannes, veertien brieven van deapostel Paulus (aan de Romeinen, twee aan de Korintiërs, aan deGalaten, de Efeziërs, de Filippenzen, twee aan de Tessalonicenzen,aan de Kolossenzen, twee aan Timoteüs, aan Titus, Filemon en deHebreeën), twee van Petrus, drie van Johannes, één elk vanJudas enJakobus, één boek Handelingen der Apostelen en één boek OpenbaringvanJohannes.IX* 14 [30] In al deze boeken zoeken zij die God vrezen en door hunvroomheid zachtmoedig zijn, de wil Gods. Voor deze inspannendearbeid is, zoals ik al zei, kennis van die boeken een eerste vereiste.Van echt begrip hoeft nog geen sprake te zijn, maar men dient dieboeken al lezende in zijn geheugen te prenten of althans niet helemaalonbekend te laten blijven. Daarna moet men daarin met beleiden zorg isoleren wat glashelder is, ethische geboden of geloofsregels.Hoe groter iemands intellectuele capaciteiten zijn, des temeer ontdekt hij er.* [3 IJ Want in deze glasheldere passages van de Schrift vindt mende volledige inhoud van het geloof en de manier waarop men moetleven, dat wil zeggen: hoop en liefde, die ik in boek I behandeldheb. Nadat men een zekere vertrouwdheid met de taal van deSchrift heeft verworven, komt het moment dat men moet overgaantot verheldering eu analyse van wat duister is. Dan ontleentmen aan de duidelijkere passages modellen om licht te werpen opde meer duistere, en het getuigenis van de ondubbelzinnige uitsprakendoet de twijfel over onzekere passages verdwijnen. Op dit terreinis het geheugen van zeer veel waarde; als dit ontbreekt, kan hetniet door mijn instructies geleverd worden.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.x,p-xi,3679x15 [32] Als men de tekst niet begrijpt, kan dat twee redenen hebben:de inhoud gaat schuil onder hetzij onbekende hetzij meerduidigetekens. Nu hebben tekens ófhun eigenlijke óf een overdrachtelijkezin. 'In eigenlijke zin gebruikt' heten de tekens die menaanwendt om die realiteiten aan te duiden waarvoor ze zijn ingesteld.We zeggen bijvoorbeeld bos ('koe'), wanneer we het stukvee bedoelen dat allen die net als wij Latijn spreken met dat woordaangeven.[33) Tekens zijn 'overdrachtelijk' wanneer ook de realiteiten zelfdie we met de daarvoor bestemde woorden aanduiden, dienenom iets anders aan te duiden. We zeggen bijvoorbeeld 'koe' en bedoelendaarmee het stuk vee dat met die term pleegt te worden aangeduid,maar op zijn beurt bedoelen we met dat stuk vee de evangelistdie volgens de uitleg van de apostel door de Schrift isaangeduid in deze woorden: 'u zult een dorsende os niet muilbanden'.XI* 16 [34) Tegen de onbekendheid van tekens in hun eigenlijke zin istalenkennis een belangrijke remedie. Latijnstalige mensen (en de instructievan die groep heb ik me thans tot taak gesteld) hebben voorde kennis van de Schrift twee andere talen nodig, Hebreeuws enGrieks. Dan kunnen ze de oorspronkelijke teksten opslaan als deonbegrensde verscheidenheid van de Latijnse vertalers onzekerheidmet zich meebrengt. We vinden trouwens ook vaak niet-vertaaldeHebreeuwse woorden in de Schrift, bijvoorbeeld 'amen', 'halleluja','racha', 'hosanna' enz. Voor een deel heeft men de oude versiegehandhaafd wegens het geheiligde prestige, hoewel een vertalingwel mogelij k zou zijn. Dit geldt voor 'amen' en 'halleluja'. Vooreen deel acht men omzetting in een andere taal niet mogelijk. Datgeldt voor de andere twee geciteerde woorden.[35) Er zijn nu eenmaal in specifieke talen bepaalde woorden diemen niet in het idioom van een andere taal kan overbrengen. Ditdoet zich vooral voor bij interjecties, woorden die eerder een emotieaanduiden dan enig onderdeel van een omlijnde gedachte. Dat isook de gangbare opvatting over de twee laatstgenoemde woorden:men zegt immers dat 'racha' een uiting is van verontwaardiging,'hosanna' van vreugde.* [36) Nu is kennis van de talen niet nodig voor die paar woorden*r Kor. 9:9;*r Tim.5:18; Deut.25'4·Matt. 5:22.Matt. 21:9;2r:r5; Mc.I I:9-IO;joh.1 2:13.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.XI,3Ó-XII,398odie men heel makkelijk kan noteren om er navraag naar te doen,maar, zoals gezegd, wel wegens de uiteenlopende versies van devertalers. De vertalers van het Hebreeuws in het Grieks zijn nogte tellen, maar de Latijnse helemaal niet. Telkens wanneer iemandin de eerste perioden van ons geloof een Grieks manuscript te pakkenkreeg en zichzelf enige vaardigheid in Grieks en Latijn toeschreef,waagde hij zich aan een vertaling.Jes. 58:7 LXX.Jes. s8:7Vulgaat.*Rom.II:I4.*Jes. 7=9 LXX.*Jes. 7=9(Symmachus).XII* 17 [37] Deze omstandigheid heeft het begrip meer gebaat dan belemmerd,althans als de lezers bij de les zijn. De betekenis van sommigeduistere passages is vaak grijpbaar geworden door het consulterenvan meer manuscripten. Neem bijvoorbeeld de passage uitJesaja, waar één vertaling luidt: 'veracht het huishouden van je zaadniet', maar een andere: 'veracht je vlees niet'. Deze vertalingen bevestigenelkaar.[38] Je kunt namelijk de één uitleggen met de ander: 'vlees' had ineigenlijke zin kunnen worden opgevat: iedereen had zich dan gewaarschuwdkunnen achten zijn eigen lichaam niet te verachten.'Huishouden van je zaad' had in overdrachtelijke zin begrepenkunnen worden als 'christenen', die samen met ons geestelijk geborenzijn uit hetzelfde zaad, namelijk het Woord. Maar bij de vergelijkingvan de bedoeling der vertalers lijkt het waarschijnlijker dathet voorschrift in eigenlijke zin zegt dat je je bloedverwanten nietmag verachten. Want als je 'huishouden van je zaad' in verbandbrengt met 'vlees', is de gedachte aan 'bloedverwanten' de eerstedie zich opdringt. Zo zit het, denk ik, ook in de uitspraak van deapostel 'als ik zo mogelijk de naijver van mijn vlees (en bloed)mocht opwekken, om enigen uit hen te behouden'. Hij bedoeltdat ze uit naijver jegens hen die tot geloof gekomen waren zelfook zouden geloven.[39] Hij noemt de joden zijn vlees wegens de bloedverwantschap.Een andere zinsnede in de reeds geciteerde Jesaja luidt in één vertaling:'als jullie niet gelooft, zullen jullie niet begrijpen', in een andere'als jullie niet gelooft, zullen jullie niet voortbestaan'. Welkevertaler het bij het rechte eind heeft, is alleen uit te maken bij lectuurvan handschriften in de oorspronkelij ke taal. Toch bieden beidebelangrij ke informatie voor wie met kennis van zaken leest.Vertalingen kunnen immers moeilijk zo ver uiteenlopen dat ze nietin elkaars buurt komen en elkaar ergens raken.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.XII,40-XIII,438!* [40] Welnu, verstandelijk begrip betreft de eeuwige aanschouwing,maar het geloof voedt, om zo te zeggen, zijn zuigelingenin de wieg van het tijdelijke bestaan met melk. Nu echter 'wandelenwij in geloof, niet in aanschouwen'. Als we niet in geloof.wandelen,kunnen we het aanschouwen niet bereiken, dat niet voorbijgaatmaar voortbestaat wanneer wij via ons gezuiverde verstandvasthouden aan de waarheid. Om die reden luidt de ene vertaling'als jullie niet gelooft, zullenjullie niet voortbestaan', de andere 'alsjullie niet gelooft, zullen jullie niet begrijpen'.18 [ 41] Een meerduidigheid in de oorspronkelijke taal misleidtvaak de vertaler aan wie de zin van een passage niet goed bekendis. Dan brengt hij de betekenis over die geheel vreemd is aan de bedoelingvan de auteur. Bepaalde Latijnse manuscripten hebben bijvoorbeeld'hun voeten zijn scherp om bloed te vergieten'. HetGriekse woord oxys betekent namelijk 'scherp' en 'snel'. Degenedie vertaalde 'snel zijn hun voeten om bloed te vergieten' begreepde betekenis, maar die andere vertaler liet zich door het ambigueteken naar de andere kant trekken en raakte het spoor bijster.* [ 42] Andere versies zijn niet onduidelijk maar fout. Daarvoorgeldt een andere voorwaarde. Niet het begrip maar de correctievan dergelijke manuscripten moet bij voorkeur de taakstelling zijn.Nog een voorbeeld van deze categorie: omdat moschos het Grieksewoord is voor het Latijnse vitulus, 'kalf, hebben sommige vertalersniet begrepen dat moscheumata planten zijn en hebben ze er in hunvertaling vitulamina, 'kalverwezens', van gemaakt. Deze vergissingheeft zich van zoveel manuscripten meester gemaakt dat men nauwelijkseen andere weergave vindt. Toch is de betekenis zonneklaar,omdat deze overduidelijk blijkt uit het vervolg: 'want bastaardplantenzullen geen diepe wortel schieten' klopt beter dan'kalverwezens', die met hun poten op de grond lopen, niet erinvastzitten met wortels. Deze vertaling wordt op de geciteerdeplaats door de context gewaarborgd.XIII19 [ 43] Zo wordt de eigenlijke betekenis die verschillende vertalers,ieder naar eigen vermogen en inzicht, onder woorden pogen tebrengen alleen maar duidelijk bij consultatie van de tekst in de oorspronkelijketaal. Wanneer een vertaler niet een groot expert is,raakt hij vaak uit de buurt van de auteursintentie. Daarom moetmen zich kennis verwerven van die talen die aan de Latijnse weer-rrKor. 5:7.*Jes. T9(Symmachus).*Jes. 7:9 LXX.*Ps. 1 3:3;vgl. Spr.1:16; vgl. Jes.59:7; *Ram.J :I 5·Rom. J:I5.Vgl. Wijsh.4=3 ·Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


Il .XIII,43-47 82Num. 13:19Lxx.gave ten grondslag liggen of de vertalingen hanteren van hen diezich sterk aan de letterlijke tekst hebben gebonden, niet omdatdie vertalingen voldoen maar om er de vrijheid of vergissing meerecht te zetten van anderen die zich bij het vertalen bij voorkeurniet zozeer hielden aan de woorden als aan de bedoeling.* [44) Want vaak zetten vertalers niet alleen losse woorden maarook wendingen over die helemaal niet in het Latijnse spraakgebruikkunnen worden overgenomen als je aan het traditionele Latijnsetaalgebruik wilt vasthouden. Soms doen die weergaven nietsaf aan het begrip, maar toch zijn ze storend voor wie meer genoegenbeleven aan de realiteiten wanneer ook in de tekens voor dierealiteiten de geëigende correctheid wordt gehandhaafd. Een zogehetensolecisme is namelijk niets anders dan een geval waarin dewoorden niet met elkaar worden gecombineerd volgens de regeldie onze voorgangers niet zonder gezag in hun taalgebruik hebbengevolgd. Of je bij het voorzetsel inter ('tussen') de accusativus of deablativus hoort te gebruiken heeft geen belang voor wie kennis vande materie wil opdoen.* [45] Voor het barbarisme geldt hetzelfde: dat is toch alleen maareen woord dat niet zo geschreven wordt of klinkt als zij die vóórons Latijn spraken gewend waren? Of je de derde lettergreep vanhet werkwoord ignoscere ('vergeven') met lange of korte vocaalmoet uitspreken, heeft weinig belang voor wie God vraagt zijnzonden te vergeven, hoe hij dat woord ook laat klinken. Wat iscorrectheid van taal anders dan het instandhouden van andermansgewoonte, die haar kracht ontleent aan het gezag van de sprekersvan vroeger?20 [46) Toch worden mensen naarmate ze zwakker zijn meer daardoorgestoord, en ze zijn zwakker naarmate ze geleerder willen lijkendoor kennis, niet die van realiteiten, waardoor we gestichtworden, maar van tekens. Het is moeilijk helemaal vrij te zijn vantrots op deze laatste kennis: ook de kennis van zaken laat vaakiemand het hoofd fier oprichten tenzij zijn nek door het juk vande Heer naar beneden wordt gedrukt. Wat voor hinder heeft degoede verstaander van de volgende formulering: 'Wat is het landwaarop zij zich erop vestigen, of het goed is of slecht; en wat zijnde steden waarin zij zelf daarin wonen?'[ 47] Hier hebben we volgens mij meer met het idioom van eenvreemde taal te maken dan met een of andere diepere zin. Ookdie tekstversie die we niet meer kunnen weghalen uit de mondCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.xm,47-XIV,5 r 83van zingende congregaties: 'over hem zal mijn heiliging bloemen', *Ps. IJI:r8doet beslist niets aan de betekenis af. Toch zou een meer onderlegde (132'18).toehoorder hier liever een correctie willen aanbrengen: niet 'bloemen',maar 'bloeien'. Slechts de gewoonte van de zangers staat diecorrectie in de weg. Deze gevallen kan men zonder bezwaar bagatelliserenals men geen behoefte heeft op te passen voor iets watniets afdoet aan het gezonde begrip.* [48] Maar als iemand in de uitspraak van de apostel 'Het dwazevan God is wijzer dan de mensen, en het zwakke van God is sterkerdan de mensen' het element 'dan de mensen' in Griekse trant door r Kor. r:25.een genitivus zou uitdrukken, zou weliswaar een waakzame lezerkoers zetten naar de ware bedoeling van het citaat, maar iemanddie wat trager van begrip is zou het of niet of zelfs helemaal verkeerdbegrijpen. Een dergelijk taalgebruik is immers niet alleeneen fout tegen het Latijn, maar leidt tot ambiguïteit: het lijkt alsofhet dwaze en zwakke van de mensen (genitivus) wijzer en sterker isdan dat van God. Trouwens ook de andere versie zonder gebruikvan het partikel 'dan' is wel vrij van solecisme, maar niet van ambiguïteit.[49] Of in die versie 'mensen' in het Latijn in de dativus ('voor demensen') of de ablativus ('dan de mensen') staat, wordt alleen opgehelderddoor de strekking van de tekst. Het is beter om in dezewendingen uitdrukkelijk het partikel 'dan' te gebruiken.XIV* 21 [so] Over meerduidige tekens zal ik echter later spreken; nubehandel ik de onbekende, die zich voor zover het woorden betreftin twee gedaanten voordoen. Het is óf een onbekend woord óf eenonbekende wending die de lezer laat stokken. Zijn die afkomstiguit vreemde talen, dan moet men informatie vragen aan 'nativespeakers' of, als men tijd en talent heeft, die talen leren of te radegaan bij een vergelijking van meer vertalingen. Als we echter enkelewoorden en wendingen van onze eigen taal niet kennen, wordendie ons bekend door geregeld te lezen en te luisteren.[sr] Absoluut niets moeten we ons meer in het geheugen prentendan de categorieën woorden en wendingen die we niet kennen.Wanneer we dan een deskundiger persoon ontmoeten, kunnenwe het hem vragen. Soms komen we ook een vergelijkbare wendingtegen die dankzij de context (wat voorafgaat, wat volgt ofbeide) de bedoeling of betekenis laat zien van wat ons onbekendCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


Il.xrv,s r-xv,ssis. Als we het probleem onthouden hebben, valt zo'n wending onsop en kunnen we de oplossing leren. Toch is de macht der gewoonteook bij het leren zo groot dat wie om zo te zeggen gevoed engrootgebracht zijn in de Schrift zich meer verbazen om anderewendingen en die voor minder correct Latijn houden dan die zein de Schrift hebben geleerd, maar die niet voorkomen in Latijnstaligeauteurs.[52] Heel veel baat vindt men hier bij het inzien en onderzoekenvan een groot aantal vertalingen, waarvan men de manuscriptenheeft vergeleken. Alleen mag er geen ruimte zijn voor onjuiste versies.Wie de Schrift wil kennen, moet allereerst waakzame zorg bestedenaan de correctie van manuscripten, waarbij niet gecorrigeerdemoeten plaats maken voor gecorrigeerde, althans voorzover ze uit één type vertaling stammen.XV* 22 [53] Onder de vertalingen moet men aan de 'Itala' de voorkeurgeven: deze houdt zich meer aan de letterlijke tekst, maar combineertdat met doorzichtigheid van de betekenis. Voor de correctievan willekeurig welke Latijnse versies moet men de Griekse aanwenden,waaronder de 70 vertalers (de 'Septuagint') wat het OudeTestament aangaat het grootste gezag hebben. In alle beter ingelichtekerken meent men dat hun vertaling zozeer te danken isaan de aanwezigheid van de Heilige Geest dat al die mensen metéén mond gesproken hebben.[54] Het verhaal gaat - en vele betrouwbare bronnen bevestigenhet - dat zij elk apart in afzonderlij ke cellen vertaald hebben, maardat men in niemands tekst iets gevonden heeft wat men niet in dezelfdewoorden en woordvolgorde bij de overigen aantrof. Wiezou dus iets met deze gezaghebbende bron durven vergelijken, laatstaan erboven stellen? Mochten ze echter samengewerkt hebbenom eenstemmigheid te bereiken via gemeenschappelijke studie enbeslissing, dan zou evenmin één individu, hoe deskundig ook, mogenstreven naar de correctie van zoveel ervaren geleerden.* [55] Naar mijn mening moet men daarom, ook als men iets andersdan de 70 hebben geformuleerd aantreft in de Hebreeuwseversies, zich schikken naar Gods bestel dat via hen totstandkwam.God wilde namelijk dat de boeken die het joodse volk uit godsdienstigemotieven of uit jaloezie aan de overige volkeren weigerdete onthullen, aan de volkeren die bestemd waren dankzij de Heer teCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.xv,s s-xvi,59ssgeloven, al ver voor Zijn komst werden onthuld door de goedediensten van koning Ptolemaeus. Het is daarom heel wel mogelijkdat die 70 de tekst zo vertaald hebben als de Heilige Geest, die henactiveerde en allen met één mond had laten spreken, geschikt vondvoor de heidenen.[56] Maar desondanks is, zoals ik boven zei, ook de vergelijking vanvertalingen die zich strakker hebben gehouden aan de letterlijketekst vaak niet zonder nut voor de verklaring van de betekenis.De Latijnse manuscripten van het Oude Testament moeten conformmijn inleidende woorden indien nodig gecorrigeerd wordenmet behulp van gezaghebbende Griekse, bij voorkeur die van de70, die, naar men zegt, ondanks hun aantal unaniem hebben vertaald.Dat de manuscripten van het Nieuwe Testament, waar zichaarzeling voordoet gezien de verscheidenheid in de Latijnse versies,moeten wijken voor de Griekse lijdt geen twijfel. Dit geldt vooralvoor de Griekse manuscripten in meer onderlegde en zorgvuldigekerken .. XVI* 23 [57] Ik ga nu over naar de overdrachtelijke tekens. Indien enkeledaarvan toevallig aan de lezer onbekend zijn en hem nopen teblijven steken, moet men die onderzoeken met behulp van kennisvan talen en realia. Het Siloam-bassin heeft, gelijk bekend, eenfunctie als punt van vergelijking en zonder twijfel duidt het een geheimenisaan. In dit bassin moest de man wiens ogen de Heer met'slijk van speeksel gemaakt' had ingesmeerd, zijn gezicht wassen.Als echter de evangelist de naam uit een onbekende taal niet hadvertaald, zou een belangrijke uitleg verborgen zijn gebleven.[58] Veel Hebreeuwse namen die door de auteurs van die boeken 97.niet vertaald zijn, bezitten zonder enige twijfel een niet gering potentieelaan hulp om de raadsels in de Schrift op te lossen, als men instaat zou zijn die namen te vertalen. Enkele experts in die taal hebbeneen bepaald niet geringe weldaad bewezen aan het nageslachtdoordat ze al die woorden uit de Schrift geselecteerd en vertaaldhebben, en daarbij uitgelegd wat de betekenis is van Adam, Eva,Abraham, Mozes. Ook plaatsnamen zijn aan bod gekomen: J eruzalem,Sion,Jericho, Sinaï, Libanon,Jordaan en alle andere ons onbekendenamen in die taal. Worden die onthuld en vertaald, dan wordenveel figuurlijke wendingen in de Schrift duidelijk.24 [59] Onbekendheid met realia maakt figuurlijke wendingenVgLJoh.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.xvr,59-62 86Vgl. *Matt.ro:ró.Vgl. Ef.4:15.Vgl. Ef 4:22en 24; Kol.Matt. 7:13.Vgl. Gen.8:r r.Ps. 50:9(5!:9).duister wanneer we geen weet hebben van de aard van levende wezens,stenen en planten of van andere dingen die in de Schrift vaakvoorkomen ter wille van een vergelijking. Van de slang is bekenddat deze zijn hele lijf in plaats van zijn kop aan aanvallers in de wegplaatst. Dat is een enorme verheldering van de betekenis van hetbevel van de Heer om 'sluw te zijn als slangen'. Dat betekent namelijkdat we in plaats van ons hoofd, Christus, liever ons lichaam aanvervolgers moeten aanbieden om te voorkomen dat het christelijkgeloofbij wijze van spreken gedood wordt in ons, als we door onslichaam te sparen God loochenen.[ 6o] Je kunt ook denken aan het feit dat de slang, naar men zegt, inde nauwe ruimte van zijn hol gesloten, zijn oude kleed aflegt ennieuwe krachten ontvangt. Dat harmonieert mooi met de imitatievan de sluwheid van de slang en het afleggen van de oude mens,zoals de apostel zegt, om de nieuwe aan te doen. Dat afleggen geschiedtin een benauwde ruimte, omdat de Heer zegt 'gaat in doorde enge poort'. Kennis van de aard van de slang verheldert dus velevergelijkingen met dit dier die de Schrift pleegt te maken. Evenzohindert onbekendheid met sommige dieren, die zij eveneens in vergelijkingenvermeldt, menigeen in zijn poging tot begrip. Hetzelfdegeldt voor stenen en planten en alles wat wortel schiet.* [6r] Ook kennis van de karbonkel, die oplicht in het duister, verheldertveel duistere punten in de boeken, overal waar deze steen ineen vergelijking wordt gebruikt; en onbekendheid met de beryl ofdiamant sluit vaak de deuren van het begrip. Om geen andere redenis makkelijk te begrijpen dat blijvende vrede wordt aangeduiddoor het olijftakje dat de duif bij haar terugkeer naar de ark meebracht,dan omdat we weten dat het zachte oppervlak van de olijfolieniet makkelijk door vreemd vocht wordt bedorven en dat deboom zelf continu loof draagt. Wegens hun onbekendheid methysop - men kent dan zijn krachtige werking voor het reinigenvan de longen niet of, naar gezegd wordt, voor het binnendringenvan rotsen met zijn wortels, dit ondanks zijn nietige omvang -,kunnen veel lezers niet ontdekken waarom er staat 'ontzondigmij met hysop, dan ben ik rein'.25 [ 62] Ook onbekendheid met getallen is debet aan veel onbegripvan wat in de Schrift op overdrachtelijke en mystieke wijze is uitgedrukt.Immers het verstand van een echte verstaander, als ik mezo mag uitdrukken, kan niet anders dan zich de bedoeling afvragenvan het feit dat Mozes, Elia en de Heer zelf veertig dagen hebbenCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.xvr,62-66gevast. In deze handelwijze schuilt een soort figuurlijke knoop, diealleen maar losgemaakt kan worden door kennis en overdenkingvan dit getal. Het bevat immers viermaal tien en daarmee als hetware een in de tijdelijkheid ingeweven kennis van alles.* [63] Want het getal vier beheerst de baan die de dag en het jaarvolgen: in de dag onderscheid je de fasen ochtend, middag, avond,nacht, in het jaar de maanden van lente, zomer, herfst en winter.Van het genieten van die tijden moeten we ons, zolang we daarinleven, omwille van de eeuwigheid waarin we willen leven, onthouden,dat wil zeggen 'vasten'. Het is wel zo dat ons juist doorhet verloop van de tij d de les om de tijdelijkheid gering te achtenen te streven naar het eeuwige wordt bijgebracht.* [64] Vervolgens het getal tien: dit duidt kennis van Schepper enschepping aan; de Drie-eenheid hoort bij de Schepper, het getal zevenduidt de schepping aan in verband met het leven en het lichaam.In het eerstgenoemde zijn drie aspecten en daarom moetGod met geheel het hart, met geheel de ziel, met geheel het verstandbemind worden; in het lichaam manifesteren zich overduidelijkde vier elementen waaruit het bestaat. Wanneer dit tiental inzijn tijdelijke manifestatie aan ons onderwezen wordt, dat wil zeggen:met vier vermenigvuldigd, dan is daarin kuis en in onthoudingvan het genot van het tij delijke te leven 'veertig dagen vasten'.* [65] Hiertoe maant de wet, in Mozes belichaamd, hiertoe maantde profetie, in Elia belichaamd, hiertoe maant de Heer zelf, voorwie als het ware wet en profeten getuigden, en die op de berg tussenhen beiden in onder de verbijsterde blikken van drie van zijndiscipelen straalde. Vervolgens is de vraag hoe uit het getal veertighet getal vijftig ontstaat, dat in onze godsdienst een niet geringeheiligheid heeft wegens Pinksteren, en hoe vijftig vermenigvuldigdmet drie - om de drie perioden, vóór de wet, onder de wet,onder de genade, of om de naam van Vader, Zoon en Heilige Geest- met daarbovenuit stekend nog de toevoeging van de Drie-eenheidzelf, betrekking heeft op het geheimenis van de allerzuiversteKerk en het aantal van de r 53 vissen bereikt. Die vissen werden gevangenin de netten die na de opstanding van de Heer aan de rechterkantwaren uitgeworpen. Zo worden in talrijke, steeds weerandere constellaties van getallen bepaalde geheimzinnige vergelijkingenin de Schrift opgenomen, die niet toegankelijk zijn voor delezers wegens hun gebrek aan kennis van getallen.* 26 [ 66] Niet weinig passages zijn afgesloten en verhuld door ge-Vgl. Ex.24:18; lilKon. ( 1Kon.) 19:8;Matt. 4:2.Vgl. Matt.22:37; Luc.10:27; Deut.6:s .Vgl. Ex.24:18; 111Kon. (1Kon.) 19:8;Matt. 4:2.Vgl. Matt.17=1-8; Me.9:2-8.Vgl. Hand.2:1 vv.Vgl. Joh.21:6-I I.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.xvi,66-xvn, 70 88Ps. 32:2(JJ:2); 91:4(92:4).joh. 2:20.brek aan kennis op muziekgebied. Een bepaalde auteur heeft opgrond van het verschil tussen psalterium en lier bepaalde figuurlijkewendingen handig opgehelderd. In geleerde kringen wordt overhet tiensnarige psalterium de niet irrelevante vraag gesteld of hiereen muzikale regel geldt die zo'n groot aantal snaren nodig maaktof, als dat niet zo is, of men juist daarom het bewuste aantal in eenmeer gewijde zin moet opvatten, bijvoorbeeld om de tien geboden-en als men over dat aantal eveneens een vraag stelt, kan het alleenmaar betrokken worden op Schepper en schepping - of om het bovenuitgelegde getal tien zelf.* [ 67] Ook het aantal van 46 jaar dat volgens het Evangelie nodigwas voor de bouw van de tempel, heeft een muzikale bijklank. Betrokkenop de bouw van het lichaam van de Heer, dat aanleidinggaf de tempel ter sprake te brengen, noopt het sommige ketters tebekennen dat de Zoon Gods zich niet in een onecht maar een echtmenselijk lichaam heeft gehuld. Zo vinden we getal en muziek opheel wat plaatsen in de Schrift in een eervolle positie.XVII* 27 [68] We moeten immers niet luisteren naar de dwalingen vande heidense afgoderij, waarin bedacht is dat de negen Muzen kinderenzijn van Juppiter en Vrouwe Geheugen. Ze zijn weerlegddoor V arro, vermoedelijk de geleerdste onderzoeker op dit terreindie je onder de heidenen kunt vinden. Hij zegt namelijk dat een ofandere stad, waarvan ik de naam vergeten ben, bij drie kunstenaarselk een reeks van drie portretten van de Muzen heeft besteld om alsgeschenk in de tempel van Apollo te plaatsen. Van de kunstenaardie de mooiste had geschapen, zouden ze dan bij voorkeur de beeldenkiezen en kopen.[ 69] Het pakte zo uit dat dat die kunstenaars al hun werkstukken ineven mooie vorm afleverden. Alle negen vielen bij de burgerij inde smaak en allemaal zijn ze gekocht om als wijgeschenk te dienenin de tempel van Apollo. V arro zegt dat later de dichter Hesioclusde Muzen namen heeft gegeven. Het is dus niet zo datJuppiter negenMuzen heeft verwekt: drie beeldhouwers hebben er elk driegeschapen.[ 70] De reden om er drie te bestellen was voor die stad niet dat men\, ze in een droom had gezien of dat ze zich in dat aantal aan iemandsogen hadden gemanifesteerd, maar omdat het makkelijk was op teI merken dat elk geluid - de kern van muzikale uitvoeringen - drie-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.xvn,7o-xrx,7389vormig van aard is. Het wordt immers of door de stem voortgebracht,bijvoorbeeld van hen die zonder instrument hun keel gebruikenom te zingen, of door blazen, bijvoorbeeld op trompettenen fluiten, of door slaan, zoals in het geval van lier, drum en alleandere slaginstrumenten.XVIII28 [ 71 J Maar of V arro's inlichtingen juist zijn of niet, toch mogenwij om de afgoderij van de heidenen de muziek niet mijden, als weer iets nuttigs voor het begrip van de Schrift uit kunnen halen.Maar we hoeven ons nog niet te bekeren tot hun nutteloos gedoein theaters, wanneer we betreffende de lier en andere instrumenteniets bespreken dat van belang is om geestelijke waarden te begrijpen.[ 72] Het is toch ook niet zo dat we het alfabet niet hadden mogenleren omdat ze zeggen dat Mercurius de god daarvan is? En omdatde heidenen tempels aan Rechtvaardigheid en Deugd hebben gewijden liefst in stenen bouwsels wilden vereren wat men in zijnhart moet dragen, hoeven wij rechtvaardigheid en deugd toch niette mijden? Integendeel, iedere goede en oprechte christen moet inziendat de waarheid, waar hij die ook vindt, van de Heer is. Als hijdie dan vergelijkt met de Schrift en haar ook daar herkent, zal hij depagane bedenksels afwijzen en moet hij met pijn in het hart mensenmijden 'die, hoewel zij God kenden, Hem niet als God verheerlij ktof gedankt hebben, maar wier overleggingen op niets zijn uitgelopen,en in wier onverstandige hart het duister is geworden. Bewerendewijs te zijn, zijn zij dwaas geworden, en zij hebben de majesteitvan de onvergankelijke God vervangen door hetgeen gelijkt ophet beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige *Rom.en _van kruipende dieren.'nr-23.XIX29 [73] Maar om dit hele thema, dat van essentieel belang is, nauwkeurigerte analyseren: er bestaan twee typen studiën die ook in deheidense samenleving worden beoefend. De ene geldt de dingendie mensen hebben ingesteld, de andere de dingen die ze hebbenopgemerkt nadat ze al voltooid waren of van godswege ingesteld.De eerste soort heeft deels wel, deels niet te maken met de paganereligiositeit.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.xx,74-77 90XX* 30 [ 74] Op het gebied van de afgoderij ligt alles wat ingesteld isdoor mensen met het oog op de vervaardiging en verering van afgodsbeelden,óf om de schepping of een deel ervan als god te vereren,óf voor overleg en afspraken over tekensystemen, gemaakt enovereengekomen met demonen. V oorbeeld daarvan zijn de magischepraktij ken, die dichters liever plegen te vermelden dan te on-. derwijzen. Tot deze categorie behoren, maar dan met een bijna nogbrutalere ij delheid, de boeken van haruspices en augures.* [75] Bij dit type horen ook alle 'bindingen' en remedies die ookdoor geneeskundigen veroordeeld worden: magische formules ofbepaalde merktekens die ze 'karakters' noemen, of het ophangenen binden van allerlei dingen of zelfs een soort dansbewegingen.Het gaat dan niet om het in harmonie brengen van het lichaammaar om een soort signaleringen, verborgen dan wel evident, dieze met een eufemisme fysische verschijnselen noemen - door diebenaming lijken ze je niet te verwikkelen in bijgeloof maar natuurlijkprofijt te bieden. V oorbeelden zijn oorringetjes in het lelletjeder afzonderlijke oren of ringetjes van struisvogelbeen aan de vingers,of wanneer je de hik hebt het advies om met je rechterhand jelinkerduim vast te houden.* 31 [76] Hierbij voegen zich duizenden onzinnige regels, voor hetgeval een lichaamsdeel schokt, of wanneer een steen, een hond ofeen kind tussen vrienden terechtkomt die naast elkaar aan het wandelenzijn. Dat ze tegen een steen schoppen omdat die de vriendschapzou verbreken, is minder ergerlijk dan wanneer ze een onschuldigkind een oorvijg toedienen als hij in zijn vaart tussen dewandelaars terechtkomt. Aardig is echter dat de kinderen somsdoor honden gewroken worden. Want vaak zijn mensen zo bijgelovigdat ze ook een hond die tussen hen terechtkomt durven teslaan, maar niet straffeloos: die hond stuurt soms zijn belager vaneen zinloze remedie naar een echte arts.[ 77] Ook dit hoort erbij: op de drempel trappen wanneer je voorbijje eigen huis loopt, in bed teruggaan wanneer je bij het schoenenaantrekken niest, het huis weer binnengaan als je je bij het naar buitengaan stoot, wanneer de muizen aan een kledingstuk knagenmeer angst hebben voor een toekomstig kwaad dat je vermoedt,dan verdriet om de reële schade. Hierop slaat een charmante uitspraakvan Cato. Toen iemand hem raadpleegde omdat zijn laarzendoor de muizen waren aangevreten, antwoordde hij dat dat geenCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.xx,n-xxr,Sr91voorteken was, maar dat het als een echt voorteken beschouwd hadmoeten worden als de laarzen aan de muizen hadden geknaagd.XXI* 32 (78] Geen uitzondering op dit verderfelijke type bijgeloof vormendegenen die 'genethliaci' (geboorte-horoscoopmakers) hetenwegens hun onderzoek van geboortedagen; tegenwoordig wordenze alom 'mathematici' (wiskundigen) genoemd. Ofschoon ze defeitelijke constellaties bij iemands geboorte nagaan en soms inderdaadopsporen, gaan ze toch erg in de fout omdat ze proberen daaruitonze handelingen of de gevolgen daarvan te voorspellen: aanonkundige mensen verkopen ze een deerniswekkende slavernij.* [79] Want wie als vrij mens bij zo'n mathematicus binnenstapt,betaalt geld om daarvandaan als slaaf te vertrekken, van Mars ofVenus of, beter nog, van alle hemellichamen. Zij die als eerstendeze fout maakten en aan het nageslacht voorhielden, gaven aandie sterren de namen van dieren omdat ze daarop leken, of vanmensen om die daarmee te eren. Het is geen wonder dat in het vrijrecente verleden de Romeinen de ster die we Lucifer noemen,poogden te wijden aan de eer en naam van Caesar.* [8o] Misschien was het wel gelukt en zou het ·in de traditie zijnopgenomen, als zijn stammoeder Venus niet al eerder het terreindat deze naam draagt had bezet; zij kon op geen enkele rechtsgronddoorgeven aan haar erfgenamen wat ze nooit bij haar leven had bezetenof willen bezitten. Waar een plek vrij was en niet bezet werdter ere van enige dode uit het verleden, gebeurde namelijk wél watin dergelijke situaties pleegt te gebeuren. In plaats van de maandenQuintilis en Sextilis spreken we nu over juli en augustus, die zo genoemdzijn ter ere van de mensenJulius Caesar en Augustus Caesar.Wie wil kan zo makkelijk begrij pen dat ook die planeten zich vroegerzonder deze namen in het hemelruim bewogen. Wanneer menechter de herinnering aan overledenen moest eren onder dwangvan koninklijk gezag of dat wilde doen uit menselijke ij delheid, gavende mensen de namen van deze personen aan de sterren. Ze verbeelddenzich zo die overledenen zelf naar de hemel op te beuren.(Sr] Maar mensen mogen ze noemen zoals ze willen, het zijn tochsterren die God heeft geschapen en naar Zijn wil geordend, en zebewegen zich in een vaste baan met behulp waarvan tijdsruimtenworden onderscheiden en gevarieerd. Hoe die baan eruitziet bij Vgl. Gen.iemands geboorte is makkelijk af te bakenen via de regels die ze "I4·Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.xxr,8 I -xxn, 86 92hebben ontdekt en beschreven. De Schrift veroordeelt deze liedenmet de woorden 'want hebben zij zoveel kunnen erkennen dat zij*Wijsh. de schepselen konden hoogachten, waarom hebben zij niet veeleer13=9· de Heer daarvan gevonden?'XXII33 [82] Op grond van die afbakening bij de geboorte gedrag, handelingenen resultaten te willen voorspellen, is een grote fout en eengrote dwaasheid. Onder degenen die geleerd hebben dat je dergelijkedingen moet afleren wordt dit bijgeloof zonder enige aarzelingverworpen, en wel hierom: De zogeheten constellaties bestaanin een afbakening van de positie der sterren bij de geboorte van degeneomtrent wie die ongelukkige lieden door nog ongelukkigerlieden worden geraadpleegd. Het kan voorkomen dat tweelingenzo snel na elkaar uit de moederschoot te voorschijn komen dat geeninterval tussen hen kan worden geconstateerd en aangetekend ineen astrologisch diagram.[83] Dus is het onvermijdelijk dat sommige tweelingen dezelfdeconstellaties hebben, terwijl toch wat ze doen of ondergaan nietidentiek uitpakt, maar vaak zo ongelijk dat de één heel gelukkig,de ander doodongelukkig leeft. We vernemen bijvoorbeeld datEsau en Jakob als tweelingen geboren zijn, waarbij Jakob, die alsVgl. Gen. laatste geboren werd, met zijn hand de voet van zijn broer die2p5 (z6). hem voorging, bleek vast te houden.[84] Datum en uur van deze geboorten konden toch zeker niet andersworden gemarkeerd dan in de zin dat voor beiden één constellatiegeldt? Maar van het grote verschil tussen beider gedrag, daden,moeiten en successen legt de Schrift getuigenis af en datheeft zich over alle volkeren verspreid.34 [85] Irrelevant is immers hun bewering dat net dat piepkleineogenblikje dat de geboorte van tweelingen scheidt grote betekenisheeft in het Al met de razendsnelle vaart van de hemellichamen.Ook al zou ik toegeven dat het heel grote betekenis heeft, kan hettoch door de mathematicus niet ontdekt worden in de constellaties.En daarop verklaart hij af te gaan wanneer hij de beschikkingen vanhet lot meedeelt.[86] Hij vindt dus geen verschil in de constellaties, die bij zijn onderzoekniet anders dan identiek kunnen blijken, of hij nu geconsulteerdwordt over Jakob of over diens broer: Wat baat het hemdan dat er onderscheid is aan de hemel, die hij onnadenkend en on-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.xxn,86-xxm,8993bekommerd beledigt, en niet in zijn diagram, waarnaar hij zonderresultaat in spanning tuurt? Soms zijn opvattingen gebaseerd opeigengereid ingestelde codes. Ook die moeten gerekend wordentot hetzelfde type, namelijk een soort afspraken en overeenkomstenmet demonen.XXlli35 (87] Hieruit vloeit ook voort dat door een soort verborgen oordeelvan God mensen die tuk zijn op kwalijke praktijken aan decorrupte engelen worden overgeleverd om te worden misleid enbedrogen. Ze verdienen niet beter. In overeenstemming met dewonderschone ordening van het Al is aan die engelen het laagstedeel van de kosmos onderworpen door een wet van Gods Voorzienigheid.Hun misleidende en bedrieglijke gedrag maakt dat in dieheidense en schadelijke soorten van voorspelling veel uit verledenen toekomst wordt verteld dat niet anders uitvalt dan voorspeldwordt, en dat voor degenen die observeren veel gebeurt conformhun observaties. Daarin verwikkeld worden ze nieuwsgieriger enbinden ze zich meer en meer vast in de veelvormige strikken vanhun fatale vergissing.[88] Dit soort hoererij van de ziel heeft de Schrift tot ons heil nietverzwegen en evenmin heeft ze de ziel daarvan afgeschrikt met debewering dat zulke dingen niet moeten worden nagestreefd omdatde experts in kwestie leugens vertellen. Nee, ze zegt zelfs: 'als ze het *Deut. rptotjulliezeggen en het komt uit, vertrouwt hen niet'. Want het feit 3 ·dat de schim van de overleden Samuel aan koning Saul vooraf de Vgl. r Kon.waarheid aankondigde, betekent niet dat zulke heiligschennis, (r Sam.)zS:r r-r9.waardoor die schim opgeroepen is, niet verafschuwd moet worden.En het feit dat in het boek Handelingen een buikspreekstereen waar getuigenis uitsprak over de apostelen van de Heer, gafde apostel Paulus geen aanleiding die geest te sparen. Integendeel,hij reinigde de vrouw door die demonen te bestraffn en uit te drij- Vgl. Hand.ven.r6: 16-r8.36 [89] Alle specialisten van dit type afgoderij, onbeduidend ofschadelijk, en de afspraken die in een onbetrouwbare en verraderlijkevriendschap zijn gemaakt vanuit een soort onheilsalliantie vanmensen en demonen, moet een christen radicaal afwijzen en mijden:'niet omdat een afgod iets is', aldus de apostel, 'maar omdatze wat ze offeren offeren aan boze geesten en niet aan God, wil ik * r Kor.niet dat gij in gemeenschap komt met de boze geesten'.ro: r9-zo.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.xxm,9o-xxrv ,93 94[90] Wat de apostel over afgodsbeelden en offers die te hunner eregebracht worden heeft gezegd, geldt voor alle gefantaseerde tekensdie overhalen tot de verering van afgodsbeelden of om de scheppingen haar onderdelen als God te vereren, of die te maken hebbenmet een passie voor remedies en andere cultische regels. Dit alles isniet van godswege met een 'officiële' status ingesteld met het oogop de liefde voor God en de naaste, maar verscheurt de harten vanongelukkigen doordat ze op privé-initiatief streven naar tij delijkedingen. Bij al deze vormen van scholing moet men de alliantiemet de demonen vrezen en mijden. Demonen zijn er samen methun aanvoerder de duivel alleen op uit onze terugweg naar Godaf te sluiten en af te grendelen.[91] Zoals mensen over de sterren die God heeft geschapen en ineen bepaalde orde geplaatst zich menselijke en misleidende voorstellingenhebben gevormd, zo hebben ze dat ook gedaan over alleswat geboren wordt of hoe dan ook dankzij het bestuur van GodsVoorzienigheid ontstaat. Veel auteurs hebben talrijke veronderstellingen,gebaseerd op welhaast gesystematiseerde vermoedens vanmensen, te boek gesteld. Ik bedoel voorvallen die van het normalepatroon afwijken: een muildier dat een jong werpt of blikseminslag.XXIV37 [92] Al deze dingen hebben zoveel waarde als men in zijn aanmatigingin een soort gemeenschappelijke taal met de demonenheeft afgesproken. Het gaat evenwel om dingen vol onheilbrengendenieuwsgierigheid, pijnigende zorg, dodelijke slavernij. Zezijn immers niet geobserveerd wegens hun waarde, maar door zete observeren en als tekens aan te merken creëerde men die waarde.En daarom overkomen ze verschillende mensen op verschillendewijze in overeenstemming met hun eigen gedachten en ingeworteldeideeën. Want geesten die willen misleiden, zorgen dat iedereenprecies die signalen krijgt waarin ze hem verstrikt zien doorzijn vermoedens en zijn acceptatie van een code.* [93] Je kunt het vergelijken met de kruisvormige letter die in hetGrieks een andere waarde heeft dan in het Latijn, niet van nature,maar door een besluit en afspraak over zijn betekenis. Wie beidetalen kent, gebruikt, als hij aan een Griekstalig persoon iets in geschrevenvorm wil aanduiden, deze letter niet met dezelfde betekenisals wanneer hij aan een Latijnstalige schrijft. Op dezelfde manierCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.XXIV,93-XXV,9895uitgesproken is 'beta' in het Grieks de naam van een letter, in hetLatijn van een groente. Wanneer ik zeg 'lege', vindt een Griek indie twee lettergrepen een andere betekenis dan een Latijnstalige.[94] Al deze aanduidingen hebben conform de specifieke afspraakin elke samenleving invloed op de gedachte, en omdat die afsprakenuiteenlopen, is hun invloed uiteenlopend. De afspraken die demensen erover hebben gemaakt, komen niet voort uit het feit dathet afgesprokene reeds de functie van aanduiding vervulde, nee, diefunctie dankt het juist aan die afspraken. Zo functioneren ook dietekens waarmee de gevaarlijke verbondenheid met de demonen totstand gebracht wordt en wel in relatie tot ieders eigen regels.[95] Dit wordt glashelder getoond door het ritueel van de augures,die vóór hun observaties en na het vastleggen van de geobserveerdetekens ervoor zorgen dat ze de vlucht van de vogels niet zien enhun kreten niet horen: die tekens bestaan niet tenzij de waarnemerer zijn bewuste instemming aan verleent.XXV38 [96] Nu dit met wortel en tak uit het innerlijk van christenen isgeëlimineerd, moeten we vervolgens de niet-afgodische menselijkeinstellingen bekijken. Dat zijn degene die niet samen met demonenmaar gewoon met mensen totstandgekomen zijn. Alles wat ondermensen van kracht is, omdat ze met elkaar hebben afgesproken dathet van kracht is, is menselijke instelling. Daaronder zijn overbodigeen overdadige, maar ook nuttige en noodzakelijke instellingen.[97] Als die tekens die toneelspelers door hun dans tot stand brengenvan nature van kracht waren en niet omdat mensen ze hebbeningesteld en er afspraken over hebben gemaakt, zou in vroeger jarentijdens het optreden van een balletdanser een omroeper hetCarthaagse publiek niet vooraf hebben gemeld wat de danser totuitdrukking wilde brengen. Veel bejaarden herinneren zich datnog en we horen ze er vaak over vertellen. Het is geloofwaardigomdat ook thans iemand die zonder enig benul van zulke frivoliteitenhet theater binnengaat, vruchteloos een en al aandacht is als eenander hem niet vertelt wat die bewegingen beduiden.[98] Toch streeft iedereen naar een zekere gelijkenis bij het aanduiden,om de tekens zelf zoveel mogelijk te laten lijken op de dingendie worden aangeduid. Maar omdat iets op veel manieren op ietskan lijken, zijn zulke tekens in het menselijke verkeer niet bestendigals er geen overeenstemming aan te pas komt.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.xxv,gg-xxvr, 103 96_39 (99] Maar bij schilderingen, standbeelden en andere dergelijkemimetische werken, vooral als ze van de hand van ervaren kunstenaarszijn, maakt niemand een vergissing bij het zien van de gelijkenis:men herkent waarop de voorstelling lijkt. Deze hele categoriemoet men rekenen tot de overbodige menselijke instellingenbehalve wanneer van belang is welke daarvan om welke reden,waar, wanneer en op wiens gezag totstandkomt. Ten slotte zijnde duizenden verzonnen en onware verhalen, met de leugens waarinmensen schik hebben, menselijke instellingen. Niets moet als demensen meer eigen worden beschouwd dan alle leugens en onwaarheden:die hebben ze echt van zichzelf.[ roo] Er zijn echter ook nuttige en noodzakelijke instellingen diemensen er met elkaar op nahouden: alle geaccepteerde verschillenin kleding en tooi om sekse of maatschappelijke rang te onderscheiden,de ontelbare soorten aanduidingen zonder welke de samenlevinghelemaal niet of minder soepel functioneert, alles wat op hetgebied van gewichten en maten, het muntwezen en de valuta eigenis aan elke stad en volk, en andere soortgelijke dingen die, warenhet geen menselijke instellingen, niet van volk tot volk zouden verschillenen in afzonderlijke volkeren geen verandering zouden ondergaanwanneer hun vorsten dat wensen.40 [ IOI] Deze hele sector van menselijke instellingen die een nuttigebijdrage levert aan de noodzakelijke levensbehoeften mageen christen beslist niet mijden, sterker nog, hij moet hem in voldoendemate bestuderen en in zijn geheugen prenten.XXVI* [ ro2] Er zijn menselijke instellingen die naar de natuurlijke ontworpenzijn en die hoe dan ook daarop lijken. Daaronder moetenwe, als gezegd, wat behoort tot de omgang met demonen radicaalafwijzen en verfoeien. Maar wat mensen in hun onderlinge verkeergebruiken, moeten we ons eigen maken, voor zover het niet overdadigof overbodig is. Vooral moeten we ons het ABC eigen maken,zonder hetwelk we niet kunnen lezen, en in voldoende mate deverscheidenheid aan talen die ik boven heb besproken.[ro3] Tot deze categorie behoren ook de stenotekens, waarvan deexperts heel toepasselijk stenografen heten. Dat zijn nuttige dingen,het is niet ongeoorloofd ze te leren, ze betrekken de gebruikerniet in afgoderij en ondermijnen zijn energie niet door overdaad,mits hij zich er in die mate mee bezighoudt dat ze de belangrijkerCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.xxv1, 103-xxvm, 10797dingen die hij dankzij hun dienst moet verwerven, niet in de wegstaan.XXVII* 41 [ro4] Nu zijn er in de traditie dingen die mensen niet hebbeningesteld, maar nagespeurd, namelijk feiten uit het verleden en vanGod afkomstige instellingen. Waar deze ook geleerd worden, menmag ze niet beschouwen als menselijke instelling. Sommige hebbente maken met de zintuiglijke waarneming, andere met het denkendeverstand. In het eerste geval geloven we wat er verteldwordt, nemen we waar wat ons getoond wordt of concluderenwe op grond van ervaring.XXVIII* 42 [ros] Wat nu de zogeheten geschiedenis meldt over de volgordevan gebeurtenissen in vroeger tijden helpt ons zeer om deSchrift te begrijpen, ook als men dat buiten de Kerk in het basisonderwijsleert. Veel chronologische problemen onderzoeken we metbehulp van olympiaden en namen van consuls. Onbekendheid methet consulaat bij de geboorte van de Heer en tijdens zijn lijden isdebet aan de verkeerde opvatting van sommige mensen dat deHeer op 46-jarige leeftij d geleden heeft. De joden zeiden namelijkdat de bouw van de tempel zoveeljaar had geduurd, en die tempel Vgl.Joh.drukte het lichaam van de Heer uit.2:2o-21 .[ ro6] Nu houden we op grond van het gezag van het Evangelie vastaan het feit dat Hij op ongeveer 30-jarige leeftij d gedoopt is. Hoe- Luc. pJ.veel jaar Hij daarna in het aardse bestaan heeft doorgebracht, kanwel uit de reeks van zijn activiteiten worden opgemaakt, maarom te voorkomen dat ergens vandaan de mist van de twijfel opkomt,kan men hierover helderder en betrouwbaarder conclusiestrekken uit een vergelijking van de profane geschiedenis met hetEvangelie. Dan zal men namelijk zien dat niet zonder zin is gezegddat de tempel in 46 jaar gebouwd is. Omdat het zo onmogelijk zalblijken dat aantal te relateren aan de leeftijd van de Heer, moet menhet laten slaan op een geheime onderwijzing over het menselijkelichaam, waarmee de enige Zoon van God, door wie alle dingen Vgl.Joh.geworden zijn, zich voor ons bekleedde zonder dat beneden zijn 1 ' 3 ·waardigheid te achten.* 43 [ ro7] Wat het nut van de geschiedenis betreft laat ik de Griekenrusten, maar ik wijs op het grote probleem dat onze AmbrosiusCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.xxvm,I07-XXIX,r ro 9 8Vgl. Ram.heeft opgelost. Lezers en bewonderaars van Plato maakten zichschuldig aan laster doordat ze het lefhadden te beweren dat alle gedachtenvan onze Heer Jezus Christus, die ze wel moesten bewonderenen prijzen, door Hem geleerd waren uit Plato's geschriften,aangezien niet ontkend kan worden dat Plato lang voordat de Heerin menselijke gedaante verscheen, heeft geleefd.* [108] Men weet toch dat de genoemde bisschop door de bestuderingvan de profane geschiedenis ontdekt heeft dat Plato ten tijdevan Jeremia naar Egypte is vertrokken, waar die profeet toenwas? Ambrosius heeft laten zien dat het waarschijnlijker was datPlato door Jeremia in onze literatuur onderricht is, wat hem in staatstelde zijn onderwijs en geschriften te produceren die terecht lofoogsten. Aan de literatuur van het Hebreeuwse volk, waarin deverering van één God zich aftekende en waaruit onze Heer naar9:5 . het vlees afkomstig is, gaat zelfs Pythagoras niet vooraf en Platoheeft volgens hun bewering van diens leerlingen theologie geleerd.Die chronologische overwegingen maken het veel geloofwaardigerdat de Grieken al hun ware en goede uitspraken uit onze literatuurhebben gehaald danjezus Christus uit Plato's oeuvre, wat eenidiote gedachte is.44 [ro9] De geschiedschrijving vertelt ook over menselijke instellingenuit het verleden, maar zelf moet de geschiedenis niet daartoegerekend worden, omdat men hetgeen voorbij is en niet ongedaangemaakt kan worden in de ordening der tijden moet plaatsen,waarvan God de Schepper en bestuurder is. Vertellen dat iets gebeurdis, is iets anders dan uitleggen wat er moet gebeuren. De geschiedenisverhaalt getrouw en tot profijt wat er gebeurd is, maarde boeken der haruspices en al dergelijke geschriften beogen uit teleggen wat men moet doen of in acht nemen, met de brutaliteit vaneen adviseur, niet de betrouwbaarheid van een informant.XXIX* 45 [uo] Er bestaat ook een verhaaltype dat lijkt op informatieverstrekking,waarin men niet-geïnformeerden niet op de hoogtestelt van het verleden maar van het heden. Tot dit type horen allegeschriften op het gebied van de topografie, de dierkunde, de kennisvan hout, gewassen, stenen of andere concreta. Hierover heb ikhet boven al gehad en daarbij uitgelegd dat kennis ervan van belangis om de raadsels in de Schrift op te lossen. Het is niet de bedoelingde gegevens in kwestie bij wijze van tekens aan te wenden als reme-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


!LXXIX, I 10-I I 399dies of instrumenten van een of ander heidens ritueel, want ook datsoort heb ik al onderscheiden en afgezonderd van het voor eenchristen geoorloofde en openstaande type dat nu aan de orde is.Er is immers een verschil tussen 'als u dit kruid in fijngestamptevorm drinkt, houdt uw buikpijn op' en 'als u dit kruid om uw halshangt, houdt uw buikpijn op'. In het eerste geval gaat het om eenheilzaam mengsel, en dat is acceptabel, in het tweede om een afgodischeaanduiding die wordt veroordeeld.* [ I I I ] Trouwens zelfs wanneer magische formules, aanroepingenen karakters ontbreken, bestaat er vaak twijfel over of de zaak diemen vastbindt of op welke manier ook vastmaakt aan een lichaamdat genezing behoeft, door natuurlijke werking invloed heeft - danmag men die vrijelijk aanwenden - of door een soort op signalenberustende verplichting succes heeft. In dat geval moet een christenzich er des te voorzichtiger voor hoeden naarmate het efficiënterprofijt lijkt op te leveren. Maar waar het niet zichtbaar is waaromiets invloed heeft, is van belang met welke mentaliteit men het gebruikt,althans op het gebied van fysieke genezing of reguleringhetzij in de geneeskunde hetzij in het boerenbedrijf.46 [ I I2] Sterrenkunde is niet verhalend maar instruerend; deSchrift vermeldt heel weinig op dit gebied. De meeste mensen kennende baan van de maan, die ook pleegt te worden gebruikt omjaarlijks het lijden van de Heer te vieren. Heel weinigen weten zonderzich te vergissen iets van de opgang en ondergang of willekeurigwelke bewegingen van de andere hemellichamen.[ I I 3] Op zichzelflevert die kennis, ook als zij niet bindt door afgoderij,weinig of geen baat op voor de studie van de Schrift. Zevormt meer een belemmering door de vruchteloze inspanning dieermee gemoeid is. Omdat deze kennis verwant is aan de fatale dwalingvan krankzinnige toekomstvoorspellers, is het praktischer enfatsoenlijker er geen aandacht aan te schenken. Ze heeft behalve informatie over het heden ook enige gelijkenis met een verhaal overhet verleden, omdat men van de huidige positie en beweging vande sterren ook systematisch mag terugredeneren naar hun vroegerespoor. Ze bevat ook genormeerde veronderstellingen over de toekomst,die niet louter berusten op vermoedens en voortekens, maargeldig en betrouwbaar zijn. We moeten niet proberen daaruit ietste betrekken op onze acties en wederwaardigheden, volgens het patroonvan de hersenspinsels der geboorte-horoscoopmakers; hetgaat om kennis over de hemellichamen zelf.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.xxix, I I4-XXXI, r 17IOO[1 14] Wie de koers van de maan berekent, kan wanneer hij vandaaghaar grootte waargenomen heeft, zowel zeggen hoe groot ze eenwillekeurig aantaljaren geleden was als hoe groot ze over een willekeurigaantaljaar zal zijn. Net zo plegen deskundige waarnemersdat desgevraagd over iedere afzonderlijke ster als uitkomst te geven.Over dit hele terrein van kennis heb ik, voor zover het omhet praktisch nut ervan gaat, mijn mening nu onthuld.XXX4 7 [ r r 5] Iets vergelijkbaars geldt voor de overige vaardighedenwaarmee iets tot stand gebracht wordt. Dat kan iets zijn wat nade arbeid van de vakman blijft bestaan in de door hem gewrochtevorm, bijvoorbeeld een huis, een voetenbank, een stuk vaatwerken dergelijke. Bij andere vaardigheden kan het gaan om een bepaaldedienst die aan God verleend wordt bij Zijn werk, bijvoorbeeldgeneeskunde, landbouw, scheepvaart, ofbestaat heel de prestatiein de handeling zelf, zoals bij dansen, hardlopen, worstelen.Bij al deze vaardigheden maken ervaringen uit het verleden veronderstellingenover de toekomst mogelijk. Iedere vakman op dezegebieden beweegt tijdens zijn werk zijn ledematen zo dat hij deherinnering aan het verleden laat aansluiten op zijn verwachtingomtrent de toekomst.* [116] Kennis van deze vaardigheden moeten we in de praktijkvan het menselijk leven in geringe mate en terloops gebruiken, nietvoor onze werkzaamheden, tenzij een verplichting ons daartoenoopt - maar dat is nu niet aan de orde -, maar voor onze oordeelsvorming,om te voorkomen dat we geen enkel benul hebben vanwat de Schrift ons wil onderrichten wanneer ze aan deze vaardighedenenkele figuurlijke wendingen ontleent.XXXI48 [II7] Resteert het vakgebied dat niet met zintuiglijke waarnemingte maken· heeft, maar met theoretisch denken. Daar heerstde systematiek van de logica en de arithmetica. De eerste is vanhet grootste belang om door te dringen in alle soorten problemenin de Schrift en deze op te lossen. We moeten hier alleen oppassenvoor de passie van de polemiek en het kinderachtige vertoon waarmeeeen tegenstander gepakt wordt. Er bestaan immers vele zogehetensofismen, valse sluitredenen die vaak zo'n geslaagde imitatievan de juiste zijn dat ze niet alleen hen die traag van begrip zijn teCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.xxxr, I I7-I 20IOIpakken nemen, maar zelfs kiene mensen als die even niet op hunqui-vive zijn.* [n8] Iemand fo rmuleerde in een conversatie deze propositie:'wat ik ben, bent u niet.' Zijn gesprekspartner beaamde het. Ditwas ten slotte voor een deel waar, al was het alleen maar daardoordat de één sluw was en de ander naïef. Vervolgens voegde de sprekertoe: 'welnu, ik ben een mens.' Toen zijn partner dat ook vanhem had aangenomen, concludeerde hij aldus: 'u bent dus geenmens.' Dit type sofistische conclusies wordt naar mijn mening doorde Schrift verfoeid in de passage waar staat 'wie sofistisch spreekt,verdient te worden gehaat'. (Het is overigens zo dat taal die niet Ecclesiastierop uit is mensen vast te praten, maar op een uitbundiger manier c us 37'23·verfraaiing met woorden najaagt dan waardige ernst past, ook 'sofistisch'heet.)* 49 [I 19] Het komt ook voor dat correcte stappen in een redeneringvan onjuiste uitgangsstellingen uitgaan, die het gevolg zijn vande dwaling van je gesprekspartner. De conclusies worden dan echterdoor een goed en onderlegd persoon getrokken met de bedoelingdat degene wiens dwaling tot die consequenties leidt, zich ervoorschaamt en zijn dwaling vaarwel zegt. Mocht hij namelijkdaarbij willen blijven, dan is het onvermijdelijk dat hij ook gedwongenwordt vast te houden aan iets wat hij veroordeelt. Deapostel kwam niet tot een inhoudelijk correcte conclusie in zijnwoorden 'dan is ook Christus niet opgestaan' en 'dan is onze predi- 1 Kor. IpJ.king zonder inhoud, en zonder inhoud is ook uw geloof enz. Dit is 1 Kor. IP4·volstrekt onwaar, omdat Christus wel is opgestaan en de predikingvan hen die dit verkondigden niet inhoudsloos was, evenmin als hetgeloof van wie dit geloofden. Maar die foute uitspraken werdenlogisch geheel correct verbonden met de stelling 'dat er geen op- Vgl. ' Kor.standing van doden is'.rs:r2.[12o] Na verwerping van die onware uitspraken zal het gegevendat ze correct waren indien doden niet opstaan, de opstanding vande doden tot logische consequentie hebben. Omdat er dus correctesyllogismen bestaan niet alleen bij ware, maar ook bij onware uitgangsstellingen,is het makkelijk de correcte toepassing van syllogismenook in scholen buiten de Kerk te leren. Maar de waarheidvan de stellingen moet in de heilige boeken van de Kerk wordennagespeurd.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.xxxn, I 2I-xxxm, I 24I02XXXIIso [ 121] Die correcte vorm van syllogisme is niet ingesteld maaropgemerkt door mensen en vastgelegd, zodat we deze kunnen lerenen onderwijzen. Ze is namelijk opgenomen in de blijvende endoor God ingestelde systematiek van de schepping. Vergelijk hetmaar met andere vormen van kennis. Wie een chronologischereeks van gebeurtenissen vertelt, stelt deze niet zelf samen, wie overtopografische, zoölogische, botanische of mineralogische onderwerpeninformatie geeft, doet dat over gegevens die niet doormensen zijn ingesteld, wie sterren en hun bewegingen aanwijst,wijst niet iets aan wat door hemzelf of een ander mens is ingesteld.Evenzo heeft hij volkomen gelijk die beweert: 'wanneer een gevolgtrekkingonwaar is, moet dat ook gelden voor de uitgangsstelling',maar hij maakt niet zelf dat dat zo is, hij laat het alleen zien.[ 122] Aan deze regel beantwoordt ook de uitspraak van de apostelwaaraan ik refereerde; de uitgangsstelling is 'er is geen opstandingVgl. I Kor. van doden', wat gezegd werd door hen wier dwaling de apostel uitI P2· de weg wilde ruimen. Voorts volgt op die premisse waarin men zeidat er geen opstanding van doden is onvermijdelijk 'dan is ookI Kor. I pJ. Christus niet opgestaan'. Deze conclusie is echter onwaar, Christusis immers opgestaan. Dus is ook de premisse onwaar. Die premisseluidt 'er is geen opstanding van doden'. Er is dus opstanding vandoden.[ 123] Het geheel kan kort aldus geformuleerd worden: 'Als er geenopstanding van doden is, is ook Christus niet opgestaan; Christus isechter wel opgestaan: er is dus opstanding van doden.' Deze methodewaarbij afwijzing van een gevolgtrekking afwijzing van deuitgangsstelling onvermijdelijk maakt, hebben mensen niet ingesteldmaar laten zien. Deze regel betreft de juistheid van de redenering,niet die van de stellingen.XXXIII51 [ 124] Maar toen zo-even in dit verband over opstanding werdgesproken, was zowel de logische regel als de stelling in de conclusiejuist. Bij onware stellingen werkt de op zichzelf juiste logischemethode als volgt. Laten we aannemen dat iemand heeft erkend:'als een mossel een levend wezen is, heeft hij een stem.' Deze erkenningleidt na het bewijs dat de mossel geen stem heeft op grond vande regel dat afwijzing van de gevolgtrekking afwijzing van de uitgangsstellingimpliceert tot de slotsom dat een mossel geen levendCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.XXXIII,I24-XXXIV, !28103wezen is. Dat is fo ut, maar de conclusie is op correcte wijze bereiktvanuit een als waar erkende onware premisse.* [125) De waarheid van een stelling dankt deze dus aan zichzelf, dewaarheid van een syllogisme aan de mening of de toegeeflijkheidvan degene met wie men discussieert. Daardoor wordt, zoals ik bovenzei, door een correcte sluitrede geconcludeerd tot wat nietwaar is, zodat hij wiens vergissing we willen rechtzetten, spijt heeftde premisse te hebben onderschreven; hij ziet nu immers in dat hijde consequenties daarvan moet verwerpen. Nu kan men hieruitmakkelijk opmaken dat zoals er bij onware stellingen correcte conclusieskunnen worden getrokken, het omgekeerde ook waar is.Stel iemand fo rmuleert de propositie: 'als A rechtvaardig is, is hijgoed' en dat dit onderschreven wordt. Vervolgens wordt alstweede premisse opgevoerd: 'hij is niet rechtvaardig.' Is ook dataanvaard, dan luidt de conclusie: 'dus is hij niet goed.'[126) Ook al is alles waar, het is methodisch verkeerd. Het is wel zodat afwijzing van de gevolgtrekking afwijzing van de uitgangsstellingimpliceert, maar niet dat afwijzing van de uitgangsstelling afwijzingvan de gevolgtrekking impliceert. De redenering 'als hijeen redenaar is, is hij een mens' is correct, maar als we dan opvoeren'hij is geen redenaar', is de gevolgtrekking nog niet 'hij is dus geenmens'.XXXIV52 [ 127] Daarom is kennis van de syllogismenregels iets anders dankennis van de juistheid van stellingen. In het eerste geval leert menwat een correcte gevolgtrekking is, wat niet, en wat tegenstrijdigis. Correct is 'als hij een redenaar is, is hij een mens', niet correct'als hij een mens is, is hij een redenaar', tegenstrijdig 'als hij eenmens is, is hij een viervoeter'. In deze gevallen gaat het dus omeen oordeel over de redenering zelf. V oor de juistheid van stellingenmoet men die op zichzelf in beschouwing nemen, niet hun logischebetrekkingen. Maar wanneer onzekere stellingen met wareen zekere worden verbonden in een correct syllo-gisme, worden zenoodzakelijkerwijze zelf ook zeker.[128] Sommige mensen lopen buiten hun schoenen wanneer zecorrecte gevolgtrekkingen hebben leren maken, alsof het daaringaat om de waarheid van de uitspraken zelf. Andersom komt hetnogal eens voor dat mensen die een correct standpunt innemen,ten onrechte een lage dunk van zichzelfhebben wegens hun onbe-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.XXXIV, 128-XXXVI,I 32 104kendheid met de regels van het syllogisme, terwijl toch degene dieweet dat er opstanding van doden is er beter aan toe is dan degenedie weet dat het logische gevolg van 'er is geen opstanding van doden'moet zijn 'ook Christus is niet opgestaan'.XXXV* 53 [129] Evenzo is de kennis van definiëren, verdelen en indelen,ook al wordt deze vaak ook voor onware dingen aangewend, opzichzelf niet onwaar. Ze is ook niet door mensen ingesteld, maarin de structuur van de schepping geconstateerd. Inderdaad, dichterszijn gewend deze kennis op hun fictionele verhalen toe te passen enpseudo-filosofen en ketters, dat wil zeggen: onechte christenen, ophun dwaalleer. Maar dat bewijst nog niet het ongelijk van de regeldat je bij het definiëren, verdelen en indelen niet iets mag meenemenwat geen betrekking heeft op de materie in kwestie of dat jeiets wat er wel betrekking op heeft mag overslaan. Die regel is correct,ook al is hetgeen gedefinieerd of verdeeld wordt onwaar.[130] Want ook de onwaarheid zelfkan worden gedefinieerd: bijvoorbeeld'onwaarheid bestaat in de signalering van een zaak dieniet zo in elkaar zit als gesignaleerd wordt', of op een andere manier.Die definitie is juist, ook al kan onwaarheid niet juist zijn. Wekunnen hier ook verdelen, door te zeggen dat er twee soorten onwaarheidzijn, de ene van wat volkomen onbestaanbaar is, de anderevan wat niet zo is maar dat wel zou kunnen zijn.[r3r] Wie zegt: ' 7 plus 3 is rr', zegt iets dat onmogelijk is; wie echterbijvoorbeeld zegt dat het op r januari geregend heeft, hoeweldat niet het geval was, zegt iets dat wel had kunnen gebeuren. Dedefinitie en verdeling van onwaarheden kan dus geheel correct zijn,ook al zijn de onwaarheden zelf in geen geval waar.XXXVI* 54 [ r 32] Er bestaan ook regels voor het rijkere type uiteenzettingdat men nu welsprekendheid noemt. Deze zijn geldig in weerwilvan het feit dat men de toehoorder daarmee ook onwaarhedenkan aanpraten. Maar omdat dit evengoed lukt met waarheden, isniet de vaardigheid zelf laakbaar, maar de verdorvenheid van hendie misbruik ervan maken. Het is namelijk evenmin door menseningesteld dat formules van genegenheid de toehoorder voor zichinnemen of dat een korte en duidelijke vertelling makkelijk de bedoelinglaat doordringen en dat de variatie erin de aandacht van deCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.xxxvr, r 32-xxxvn, 13 5rostoehoorders vasthoudt zonder dat ze er genoeg van krijgen. Er zijnnog andere regels van dit type die, of het nu onware of ware standenvan zaken betreft, toch geldig zijn in zoverre als ze maken datmen iets weet of gelooft, of de mensen beïnvloeden om iets na testreven of te mijden: het is eerder zo dat deze regels zijn ontdektomdat ze er zo uitzien, dan ingesteld om er zo uit te zien.XXXVII* 55 [I 3 3] Maar wanneer we ons op dit gebied leren bewegen,moeten we er meer gebruik van maken om tot uiting te brengenwat we begrepen hebben dan om tot begrip te komen. Het gebiedvan de syllogismen, definities en indelingen evenwel bevordertjuist het begrip in hoge mate; we moeten slechts de fout vermijdendie ons in de waan brengt dat we de waarheid van het gelukzaligeleven zelfhebben geleerd omdat we die techniek beheersen.[134] Het komt trouwens vaak voor dat mensen makkelijker rechtstreekshet doel bereiken waarvoor men die regels leert, dan dat zede ingewikkelde en veel hoofdbrekens kostende systematiek vandie regels onder de knie krijgen. Het is alsof iemand regels voorhet lopen wil geven: hij waarschuwt je dat je je achterste voet nietmag optillen voordat je de voorste hebt neergezet, en vervolgensbeschrijft hij tot in detail hoe je de draaipunten van ledematen enknieën moet bewegen. Hij heeft gelijk, er is geen andere maniervan lopen. Maar het feitelijke lopen gaat mensen makkelijker afdan onderwijl op al die dingen te letten of de uitleg te begrijpen.* [135] Wie echter niet in staat is tot lopen, heeft nog veel minderbelang bij iets dat hij niet eens bewust kan ervaren. Zo ziet een kienpersoon vaak sneller dat een gevolgtrekking niet geldig is dan dathij de regels daarvoor kan bevatten. Een traag persoon ziet het niet,maar nog veel minder wat er aan regels over gegeven wordt. In aldeze gevallen geeft het zicht op de waarheid vaak meer vreugdedan die regels aan steun bieden in debat en oordeelsvorming, ervanafgezien dat ze het verstand beter getraind maken, mits ze de betrokkenpersonen niet ook boosaardiger of arroganter maken.Want in dat geval hebben ze er schik in te misleiden door plausibelepraat en het stellen van vragen, en denken ze door de opgedanekennis iets groots bereikt te hebben, waardoor ze zichzelf kunnenstellen boven goede en integere mensen.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


Il .XXXVIII, I 3 6-XXXIX, I 3 9IOÓXXXVIII* 56 [ I 36] Voorts is aan de eerste de beste, hoe traag van begrip ook,duidelijk dat de arithmetica niet door mensen is ingesteld, maarveeleer nagespeurd en ontdekt. V ergilius wilde de eerste lettergreepvan 'Italië', die men vroeger kort had uitgesproken, lang latenklinken en dat gebeurde. Maar niemand kan, mocht hij het willen,gedaan krijgen dat drie maal drie geen negen is, of geenkwadraat oplevert, of dat negen niet het drievoudige is van drie,anderhalf maal zes, en nergens het dubbele van, omdat natuurlijkegetallen geen breuken kennen.[137] Of getallen nu op zichzelf beschouwd worden of toepassingvinden in het kader van de wetten die gelden voor figuren of geluidenen andere bewegingen, ze houden zich aan onveranderlijkeregels die geenszins door mensen zijn ingesteld, maar met schrandervernuft geconstateerd.57 [138] Er zijn er die zo van dat alles houden dat ze een hoge borstopzetten onder ondeskundigen zonder zich liever af te vragenwaarom waar is wat ze eenvoudigweg als waar hebben ervaren,en waarom sommige dingen niet alleen waar maar zelfs onveranderlijkzijn, zoals ze al hadden kunnen vaststellen. Ze kunnen destap niet maken van de zichtbare lichamelijkheid naar de menselijkegeest, die eveneens veranderlijk zal blijken omdat hij nu eensgoed ingelicht is dan weer niet, maar die wel staat tussen de onveranderlijkewaarheid erboven en de rest, die veranderlijk is, erbeneden.En ze richten niet alles op het loven en liefhebbén van de eneGod, van Wie alles afkomstig is, zoals ze dan inzien. Nu ze dit nietdoen, kunnen ze een geleerde indruk maken, wijs zijn ze echter absoluutniet.XXXIXsS [ 139] Daarom lijkt het volgende me een heilzaam advies aan studieuzeen knappe jongelui die God vrezen en het gelukzalige levenzoeken. Ze moeten zich niet onbekommerd wagen aan studiën diebuiten Christus' Kerk worden bedreven in de waan daarmee hetgelukzalige leven te kunnen bereiken. Nee, ze moeten die nuchteren zorgvuldig beoordelen: studiën waarvan ze ontdekken dat zedoor mensen zijn ingesteld, kunnen verschillen naar gelang vande doelstellingen van degenen die ze instelden, en ze kunnen vanonwetendheid getuigen als ze op misvattingen berusten, vooralals met die studies een alliantie met de demonen gemoeid is viaCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.XXXIX,I39-I43een soort afspraken en overeenkomsten over bepaalde tekensystemen.In die gevallen moeten ze deze studies radicaal afwijzen enverfoeien. Ze moeten ook hun studieuze ij ver niet gebruiken voormenselijke instellingen die overbodig en overdadig zijn. Maar demenselijke instellingen die van belang zijn voor de samenleving,mogen ze niet veronachtzamen voor zover deze voorzien in de behoeftenvan het leven in deze wereld.* [ 140] Bij de overige studiën in de pagane wereld vind ik niets nuttigbehalve het onderzoek van dingen in verleden of heden die dezintuiglijke waarneming betreffen, waartoe ik ook reken de ervaringenen hypothesen van nuttige vaardigheden op materieel gebied,en behalve logica en arithmetica. Op al deze gebieden moetonze leidraad zijn 'niets te veel', vooral bij dingen die betrekkinghebben op de zintuiglijke waarneming en die dus opgenomen zijnin het proces van de tijd en lokaal begrensd zijn.* 59 [141] Enkele geleerden hebben ervoor gezorgd dat van allewoorden en namen in het Hebreeuws, Syrisch, Egyptisch en iedereandere taal die men in de Schrift tegenkomt zonder dat ze vertaaldworden, lijsten met vertalingen werden gemaakt. Eusebius heefteen chronologisch overzicht opgesteld met het oog op problemenin de Schrift waarvoor dat nodig is. Dankzij hun arbeid op deze gebiedenhoeft een christen zich voor een paar vraagstukken niet metveel dingen bezig te houden. Als iemand die de capaciteiten ervoorheeft er schik in zou hebben een welkome dienst ten behoeve vanzijn broeders te verlenen, zie ik nog op dezelfde manier gebeurendat zo iemand topografische gegevens en alle onbekende dieren,planten, bomen, stenen, metalen en willekeurige objecten die deSchrift vermeldt, naar soort ordent en in aparte monografieën teboek stelt.[ 142] Ook op het gebied van de arithmetica is het mogelijk een systematischeuiteenzetting te geven van uitsluitend die getallen die deSchrift vermeldt. Daarvan is al iets totstandgekomen, misschien allesal: ik heb veel gegevens gevonden die goede en geleerde christenenhadden uitgezocht en geboekstaafd zonder dat ik dat tevorenhad verwacht; dit blijft onbekend doordat massa's mensen er geenaandacht aan schenken of jaloerse lieden ze verbergen.* [ 143] Ik weet niet of dit op het gebied van de logica ook mogelijkis. Ik denk het niet, omdat die in het totale tekstweefsel van deSchrift verknoopt is als haar spierstelsel. Daarom helpt zij de lezersmeer om ambiguïteiten op te lossen en uit te leggen, waarover ikCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.xxxrx, 143-XL, 146ro8het later zal hebben, dan om onbekende tekens, waarover het nugaat, te begrijpen.Vgl. Ex.3 :2!-22;r r:2; r2:Js­J6.XL* 6o [144] Als de zogeheten filosofen, vooral die van de school vanPlato, uitspraken gedaan mochten hebben die waar zijn en kloppenmet ons geloof, moeten we daarvoor niet alleen geen angst hebben,maar die uitspraken van hen voor ons gebruik opeisen als van onrechtmatigebezitters. De Egyptenaren hadden niet alleen afgodsbeeldenen zware lasten die het volk Israël verfoeide en ontvluchtte,maar ook vaatwerk en sieraden van goud en zilver, en kleding diedat volk bij zijn vertrek uit Egypte liever heimelijk voor zichzelfopeiste omdat het er een beter gebruik van kon maken - hetgeenze niet op eigen gezag deden maar krachtens Gods bevel -, terwijlde Egyptenaren zelf zonder het te weten datgene ter beschikkingstelden wat ze niet goed gebruikten.[ 145] Zo bevatten alle wetenschappen van de heidenen niet alleenonechte en afgodische verzinsels en zware lasten vol overbodige inspanning,die ieder van ons die met Christus als gids vertrekt uit deheidense samenleving moet verfoeien en mijden, maar ze omvattenook beschaafde leervakken die meer geschikt zijn om door dewaarheid gebruikt te worden, en bepaalde uiterst nuttige ethischeregels; zelfs over de verering van de ene God vindt men bij hen enkeleware uitspraken. Dit 'goud' en 'zilver' hebben de heidenen nietzelf ingesteld, maar opgedolven uit wat je de mijnen kunt noemenvan Gods Voorzienigheid die alles doordringt, en ze misbruikenhet glad verkeerd en schadelijk om de demonen te gehoorzamen.Wanneer een christen zich geestelijk van hun miserabele gezelschapafscheidt, moet hij dit van hen afnemen om het correct te gebruiken,namelijk in de verkondiging van het Evangelie. Ook hun kleding,dat wil zeggen: de instellingen die wel van mensen afkomstigzijn maar toch aangepast aan de menselijke samenleving die we indit aardse leven niet kunnen ontberen, mogen we aanpakken en bezittenom ze om te vormen voor een christelijk gebruik.* 61 [146] Wat hebben vele goede gelovigen onder ons anders gedaan?We zien toch met hoeveel goud, zilver en kleding bepaktCyprianus, een zeer aansprekende leermeester en een hoogheiligemartelaar, uit Egypte is vertrokken? En Lactantius? En Victorinus,Optatus, Hilarius, om over de nog levenden maar te zwijgen? Enontelbare Griekse christenen? Hierin was Mozes, door en door eenCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


II .xL,I4 6-xLI, I49 109trouwe dienaar Gods, zelf voorgegaan, over wie geschreven staatdat hij 'onderlegd was in alle wijsheid der Egyptenaren'. Hand. p2.[147] Aan al deze mannen had de afgodische levenspraktij k van deheidenen, vooral in de periode toen zij het juk van Christus wildenafschudden en de christenen vervolgden, de vakkennis die ze alsnuttig beschouwde nooit ter beschikking gesteld als ze vermoedhadden dat die kennis zou worden omgevormd voor de vereringvan de ene God om zo de zinloze cultus van de afgodsbeelden teontmantelen. Maar ze gaven hun goud, zilver en kleding aan hetvolk Gods toen dat uit Egypte vertrok, niet wetend dat hun gaven Vgl. u Kor.opnieuw de gehoorzaamheidjegens Christus zouden dienen. Want ro:s .wat daar in Exodus staat, is zonder twijfel een voorafschaduwing,een aanduiding vooraf van het heden. Dit zou ik willen opperenzonder vooraf te oordelen over een andere interpretatie, die evengoed of beter kan zijn.XLI* 62 [148] Wanneer je, aldus toegerust, de Schrift bestudeert en beginthaar grondig te onderzoeken, moet je onophoudelijk ditwoord van de apostel overdenken: 'de kennis maakt opgeblazen,de liefde sticht'. Dan heb je in de gaten dat je, hoe rijk je ook uit r Kor. B: r.Egypte vertrekt, toch alleen behouden kunt zijn door het Paschate vieren. Welnu 'ons Pascha, Christus, is geofferd' en het offer r Kor. 5'7·van Christus leert ons bovenal wat Hij zelf uitroept alsof Hij zichricht tot hen die Hij in Egypte onder de Farao ziet zwoegen: 'komttot Mij, u die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven.Neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedigen nederig van hart, en u zult rust vinden voor uw zielen. Want *Matt.mijnjuk is zacht en mijn last is licht.' Tot wie zegt Hij dit anders 1 1:28-Jo.dan tot hen die zachtmoedig en nederig van hart zijn, die de kennisniet opblaast, maar de liefde bouwt?[ 149] Laten ze dus denken aan hen die in die tijd Pascha vierden ineen schimmige schijngestalte: ze kregen opdracht de deurposten temerken met het bloed van een lam: die deurposten zijn met behulp Vgl. Ex.van hysop gemerkt. Dit is een nederige en zachte plant, maar niets 12:22·is sterker en doordringender dan zijn wortels, 'opdat wij, gewortelden gegrond in de liefde, samen met alle heiligen in staat zijnte vatten hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is', *Ef. J:I7-r8.dat wil zeggen: het kruis van de Heer. Daarvan wordt de breedteuitgedrukt in het dwarshout waarop Zijn armen worden uitge-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


II.XLI,I49-XLII,I 52IIOstrekt, de lengte wordt gerekend van de grond tot aan het dwarshoutwaaraan heel Zijn lichaam, vanaf Zijn armen naar beneden,wordt vastgespijkerd, de hoogte van het dwarshout omhoog totaan de top waaraan Zijn hoofd is bevestigd, de diepte als het deeldat onzichtbaar in de grond vastzit.* [I 50] In het teken van het kruis is heel de christelijke levenspraktijkgedefinieerd: goede werken doen in Christus en zich met volhardinghechten aan Hem, hopen op een bestaan in de hemel, desacramenten niet ontwijden. Gereinigd door deze levenspraktijkzullen we bij machte zijn 'ook te kennen de liefde van Christus,Ef. p9. die de kennis te boven gaat', waarmee Hij de Vader, door Wie alleVgl. Joh. dingen geworden zijn, evenaart, opdat wij vervuld worden met der: J . totale volheid Gods. Er is in de hysop ook een reinigende kracht:. om te voorkomen dat de kennis die voortkomt uit de van Egyptemeegenomen rijkdom ons opblaast en de longen opzwellen en eentrotse adem uitstoten, staat in de Schrift: 'Ontzondig mij methysop, dan ben ik rein. Was mij, dan ben ik witter dan sneeuw;*Ps. 50:9-ro doe mij blijdschap en vreugde horen.' Daarna gaat de tekst als(5r:9-ro). volgt door om te tonen dat door de hysop reiniging van trotsPs. 50:10 wordt aangeduid: 'laat het gebeente dat Gij verbrijzeld hebt, weer(5r:ro). jubelen'.XLIIVgl. Ex. 63 [I 5 I] De hoeveelheid goud, zilver en kleding die dat volk uit12=35-36. Egypte met zich meenam, is slechts gering in vergelijking met derijkdom die het later in Jeruzalem heeft bereikt, wat vooral zichtmKon. (r baar wordt in koning Salomo. Even gering is de omvang van alleinderdaad nuttige kennis die bijeengebracht is uit de boeken der29· heidenen, vergeleken met de kennis die de Schrift biedt. Alles wateen mens daarbuiten leert, wordt daarin veroordeeld als het schadelijkis, en daar aangetroffen als het nuttig is. En heb je daar alles gevondenwat je elders tot je nut hebt geleerd, dan zul je daar nogbovendien in veel royalere mate vinden wat helemaal nergens anders,maar alleen in de wonderbaarlijke hoogte en de wonderbaarlijkenederigheid van de Schrift te leren valt.[I 52] V oor een lezer die beschikt over deze opleiding hoeven onbekendetekens geen obstakel meer te vormen. Hij is zacht en nederigvan hart, hij draagt zonder moeite het juk van Christus en is meteen lichte last beladen, hij is gegrondvest, geworteld en gebouwdin de liefde, kennis kan hem niet meer opblazen. Laat hij nu over-Kon.) ro:r4-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


ILXLII, I52IIIgaan op de studie en analyse van meerduidige tekens in de Schrift.Ik maak me op daarover in boek m te vertellen wat de Heer zich zalverwaardigen me te schenken.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


Boek III Het oplossen vanmeerduidigheid in de SchriftI* 1 [ r] De mens die God vreest, zoekt in de Heilige Schrift nauwgezetnaar Zijn wil. Vrome zachtmoedigheid moet maken dat hijniet twistziek is; hij moet zijn talen kennen opdat hij niet blijft stekenbij onbekende woorden en uitdrukkingen; ook is enige algemeneontwikkeling onmisbaar, opdat hij niet de aard en de waardemiskent van wat bij wijze van vergelijking wordt aangehaald; tenslotte moet hij kunnen steunen op betrouwbare handschriften, totstandgekomendoor een verstandige en nauwgezette correctie. Zotoegerust moet hij zich zetten tot de analyse en oplossing van demeerduidigheden van de Schrift.* [ 2] Om ervoor te zorgen dat zo iemand zich nu niet door meerduidigetekens laat misleiden, voor zover hij het van mij kan leren(het kan echter zijn dat de lezer de methode die ik wil laten zienbespottelijk kinderachtig vindt, ofwel door zijn grote intelligentie,ofwel door de helderheid van een grotere bron van inzicht) - hoedan ook, zoals ik zei, voor zover men het van mij kan leren: wiebereid en in staat is van mij te leren, moet weten dat meerduidigheidvan de Schrift ofwel gelegen is in eigenlijk gebruikte woorden,of in overdrachtelijke - de soorten die ik in boek u heb latenz1en.II* 2 [3] Wanneer eigenlijk gebruikte woorden de Schrift meerduidigmaken, moeten we eerst controleren of we geen foutieve interpunctieof 'voordracht' hebben gebezigd. Als bij nauwgezettoezien blijkt dat het onzeker is hoe er geïnterpungeerd of voorgedragenmoet worden, raadpleeg dan de geloofsregel. Die is vastgesteldop grond van duidelijker plaatsen in de Schrift en op grondvan het gezag van de Kerk. Ik heb hierover voldoende gezegd bijde bespreking van de 'Realiteiten' in boek r.[ 4] Als beide mogelijkheden (of zelfs alle, als er meer aspecten aande meerduidigheid waren) in overeenstemming zijn met het ge-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.II,4-81!3loof, let dan op de samenhang zelf van de tekst, met het oog op watvoorafgaat aan en wat volgt op de meerduidigheid ertussenin. Dankunnen we zien voor welk van de mogelijke betekenissen die zichaandienen, de context zijn stem uitbrengt; welke betekenis laat hijhet beste met zich verbinden?* 3 [5] Overweeg nu de volgende voorbeelden: De bekende kettersewijze van interpungeren: 'In den beginne was het Woord,en het Woord was bij God, en God was' [in principio erat verbum, Vgl.Joh.et verbum erat apud deum, et deus erat], levert als tweede zin op: 'Dit I :I -2 .Woord was in den beginne bij God' [verbum hoc erat in principio apuddeum]. Deze lezing wil het Woord niet als God erkennen. Maar ditmoeten we weerleggen met behulp van de geloofsregel. Dieschrijft ons de gelijkwaardigheid van de leden van de Drievuldigheidvoor, zodat we moeten zeggen: 'En het Woord was God' [etdeus erat verbum], om te vervolgen met: 'Dit was in den beginne bijGod' [hoc er at in principio apud deum].* 4 [ 6] Maar de volgende meerduidigheid in de interpunctie verzetzich in geen van beide lezingen tegen het geloof en daarom moet decontext de doorslag geven. Het is de tekst waar de apostel zegt: 'Enwat ik moet kiezen, weet ik niet. Ik word aangetrokken naar tweedingen verlangend heen te gaan en met Christus te zijn (want dat isverreweg het beste) - in het vlees te blijven is noodzakelijk om *Fil. 1:22-uwentwil.' Het is immers onzeker of het is 'naar twee dingen ver- 24·langend', of'Ik word naar twee dingen aangetrokken', met als vervolg'verlangend heen te gaan en met Christus te zijn'.[ 7] Maar omdat het vervolg luidt: 'Want dat is verreweg het beste',zegt hij klaarblijkelijk dat hij verlangt naar dat beste alternatief. Dushoewel hij door twee zaken wordt aangetrokken, voelt hij verlangennaar het ene, maar een verplichting tot het andere: het verlangennamelijk om met Christus te zijn, de noodzaak om in het vlees teblijven. Deze meerduidigheid wordt beslist door één woord datvolgt, namelijk 'want'. De vertalers die dat woordje hebben weggelaten,hebben de voorkeur gegeven aan de andere uitleg, namelijkdat hij kennelijk niet alleen door twee zaken werd aangetrokken,maar ook naar beide verlangde.[8] De juiste interpunctie is dus: 'En wat ik moet kiezen, weet ikniet. Ik word aangetrokken naar twee dingen.' Na het leestekenvolgt: 'verlangend heen te gaan en met Christus te zijn.' En dan,als op de vraag waarom hij daar speciaal naar verlangt: 'Want datis verreweg het beste.' Waar om wordt er dan van twee kanten aanCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


Ill.n,8-UI,12 114hem getrokken? Omdat hij wel móet blij ven, wat hij als volgt verwoordt:'Maar omwille van u is het noodzakelijk nog in het vlees teblijven.'5 [9] Waar echter een meerduidigheid niet uitgelegd kan wordendoor de geloofsregel, en ook niet door de context, is er niets tegenom de zin naar believen in overeenstemming met één van de mogelijkebetekenissen te interpungeren. Zo'n geval is bijvoorbeelddeze passage uit Korintiërs: 'Daar wij nu deze beloften bezitten, geliefden,laten wij ons reinigen van alle bezoedeling van het vlees en•n Kor. TI- van de geest heiligheid bewerkstelligend in de vreze Gods. Gunt2· ons plaats. Wij hebben niemand kwaad gedaan.' Want men kanzich afvragen of het is: 'Laten wij ons reinigen van alle bezoedelingvan het vlees en van de geest', naar analogie van 'om heilig te zijn inr Kor. 7'34· lichaam en geest'; of: 'Laten wij ons reinigen van alle bezoedelingvan het vlees', zodat de tweede gedachte luidt: 'Heiligheid van degeest bewerkstelligend in de vreze Gods. Gunt ons plaats.' Dergelijkemeerduidigheden in de interpunctie zijn ter discretie van delezer.III* 6 [10] Alles wat we gezegd hebben over onzekerheid betreffendede interpunctie geldt ook voor onzekerheid betreffende de voordracht.Tenzij de fout ligt bij een te grote slordigheid van de voorlezerlaat ook de voordracht zich corrigeren ofwel door de geloofsregels,ofwel door de samenhang met het voorafgaande ofvolgende. Het is ook mogelijk dat de juiste voordracht, als geenvan deze beide correctiemethoden van toepassing is, niettemin onzekerblijft, zodat hoe de lezer de tekst ook voordraagt, hem geenblaam treft.[ II] Want als het geloof het niet zou verbieden (en wij geloven datGod zijn uitverkorenen niet zal beschuldigen, en dat Christus zijnuitverkorenen niet zal veroordelen), hoort de volgende voordrachtVgL Rom. tot de mogelijkheden: 'Wie zal de uitverkorenen van God beschul-8:JJ-34· digen?' - zodat op deze vraag het volgende antwoord volgt: 'Goddie rechtvaardigt!' met een tweede vraag: 'Wie zal veroordelen?'en het antwoord: 'Christus Jezus die gestorven is!' Omdat het volkomenwaanzinnig is om dit te geloven, moet de voordracht zozijn dat er eerst een open vraag gesteld wordt, en vervolgens eenja/nee-vraag.* [ 12] Volgens de ouden is het verschil tussen een open vraag en eenCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.m,r2-15rrsja/nee-vraag dat op een open vraag vele antwoorden mogelijk zijn,maar op een ja/nee-vraag slechts 'ja' of 'nee'. De voordracht moetdus als volgt gaan: na de open vraag 'Wie zal de uitverkorenen vanGod beschuldigen?' moet men het vervolg met de intonatie vaneen ja/nee-vraag brengen: 'God die rechtvaardigt?' (waarop hetstilzwijgende antwoord moet luiden: 'Neen!') ; dan informerenwe weer: 'Wie is het die veroordeelt?' opnieuw gevolgd door deja/nee-vraag: 'Christus Jezus die gestorven is, of liever die opgestaanis, die zit aan de rechterhand van God, die ook onze voorspraakis?' (waarop het antwoord telkens stilzwijgend moet luiden: *Ram. 8:34.'Neen!').[I 3] Anders gaat het in de passage waar de apostel zegt: 'Wat zullenwe dan zeggen? Dat de heidenen die geen gerechtigheid nastreefden,gerechtigheid verkregen heb ben.' Als daar niet op de open Ram. 9:30.vraag: 'Wat zullen we dan zeggen?' het antwoord volgt: 'Dat deheidenen die geen gerechtigheid nastreefden, gerechtigheid verkregenhebben', dan loopt het vervolg van de tekst niet. Maar op watvoor toon Natanaëls woorden 'Er kan iets goeds komen uit Naza-. reth?' ook uitgesproken worden, hetzij op bevestigende toon, zo- Joh. qó.dat alleen 'uit Nazareth?' het vraaggedeelte vormt, hetzij het geheelwordt gebracht met de twijfel van een vraagsteller - ik zie niet hoeje daartussen kunt beslissen. Geen van beide betekenissen wordtweersproken door het geloof.* 7 [ 14] Meerduidigheid kan ook berusten op onzekerheid omtrentde klank van lettergrepen - en heeft dan vanzelfsprekend metvoordracht te maken. Want in de tekst 'Mijn gebeente [os] was *Ps. r J8:I5voor U niet verholen, toen ik in het verborgene gemaakt werd' is (r39:rs).het voor de lezer niet evident of hij os met een korte of een lange omoet uitspreken. Want als hij het kort neemt, heeft hij te makenmet het enkelvoud van ossa 'beenderen', als hij het lang neemtmet dat van ora 'monden'.* [rs] Dit soort problemen wordt beslist door te kijken naar hetorigineel. Want in het Grieks staat niet stoma 'mond', maar asteon'bot'. Vandaar dat het volkse taalgebruik vaak nuttiger is om zakenaan te duiden dan de in geleerde ogen correcte vorm. Ik zou er tenminstede voorkeur aan geven om met een barbarisme te zeggen:'mijn gebeente [ ossurn] is voor U niet verborgen', dan dat correcterLatijn de zin onduidelijk maakt. Soms kan men ook de knoopdoorhakken wanneer de klank van een lettergreep onzeker is,doordat een woord in de buurt dezelfde betekenis weergeeft, bij-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.m, I S-IV ,19II6*Gal. pi.voorbeeld de volgende tekst van de apostel: 'Ik waarschuw [praed{­co J u, zoals ik u gewaarschuwd heb [praed{xi], dat wie zulke dingendoen, het koninkrij k Gods niet zullen bezitten.'[16] Als hij slechts gezegd had: 'Ik waarschuw [praedico] U', en niethad toegevoegd: 'zoals ik u gewaarschuwd heb [praed{xi]', dan haddenwe slechts onze toevlucht kunnen nemen tot de tekst in de origineletaal om erachter te komen of in het woord praedico de middelstelettergreep kort of lang gelezen moest worden. Maar nu ishet evident dat hij lang moet zijn. Want hij zegt niet 'zoals ik verkondigdheb [praedicávi]', maar 'zoals ik u gewaarschuwd heb[praed{xi]'.IV* 8 [ 17] Niet alleen dit soort meerduidigheden maar ook het typedat niet berust op interpunctie of voordracht moeten we op dezelfdemanier benaderen, bijvoorbeeld deze tekst uit de brief aande Tessalonicenzen: 'Daarom zijn/hebben wij broeders in u ge-*r Tess. n. troost.' Want we twijfelen bij 'broeders' tussen aanspreekvorm(vocativus) en vierde naamval (accusativus, lijdend voorwerp):geen van beide is tegen het geloof. Maar in het Grieks zijn dezenaamvallen niet gelijkluidend en daarom blijkt uit inspectie ervandat het hier om een aanspreekvorm gaat, dat wil zeggen: 'o broeders'.* [18] Als de vertaler bereid was geweest te zeggen: 'Daarom hebbenwij vertroosting gevonden, broeders, in U', was hij mindertrouw geweest aan de letterlijke tekst, maar er was minder twijfelgeweest over de betekenis. Ofhij had in elk geval 'onze' (nostri, vocativus)kunnen toevoegen, Want vrijwel niemand zou betwijfelendat hij met een vocativus te maken had wanneer hij hoorde: 'Daaromhebben wij, broeders van ons, troost gevonden in U.' Maar ditis een vrijheid die wel wat risico's met zich meebrengt. Het is deoplossing die gebruikt is in de passage in de brief aan de Korintiërs,*r Kor. waar de apostel zegt: 'Ik sterf elke dag, bij uw glorie, broeders, diers:JI. ik koester in Christus Jezus.'* [ 19 J Want een zekere vertaler zegt hier: 'Ik sterf elke dag, ikzweer het bij uw glorie', omdat er in het Grieks evident zondermeerduidigheid in de uitdrukking een woordje staat dat een eed inleidt.V oor zover het om de boeken van de Heilige Schrift gaat, iser dus hoogst zelden en met moeite een meerduidigheid in eigenlijkgebruikte woorden te vinden die niet valt op te lossen ofwel doorCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IILIV,I9-VI,23II7de context zelf van de tekst, waaruit de bedoeling van de Schriftkan worden opgemaakt, of door vergelijking van vertalers, of doorraadpleging van het origineel.V9 [ 20 J Meerduidigheden in overdrachtelijke woorden, ons volgendeonderwerp, vragen om een niet geringe zorg en toewijding.Want om te beginnen moet men ervoor oppassen een figuurlijkeuitdrukking letterlijk op te vatten. Hierop slaat het woord van deapostel: 'De letter doodt, maar de Geest maakt levend.' Want wan- nKor. 3 :6.neer een figuurlijke uitdrukking wordt opgevat alsof zij letterlijkbedoeld is, leidt dat tot begrip op het niveau van het vlees. En nergensis de uitdrukking 'de dood van de ziel' zo van toepassing alswanneer juist datgene wat in de ziel uitstijgt boven de dieren, namelijkinzicht, ondergeschikt gemaakt wordt aan het vlees door deletter te volgen.* [21] Want wie de letter volgt, houdt overdrachtelijke woordenvoor letterlijk, en hij brengt datgene wat door het woord in zijn. eigenlijke zin wordt aangeduid, niet in verband met een andere betekenis.Maar als hij bijvoorbeeld 'sabbat' hoort, verstaat hij daaronderslechts één dag van de zeven die zich in voortdurende afwisselingherhalen. En wanneer hij 'offe r' hoort, komt hij in gedachteniet verder dan het offer dat gewoonlijk gebracht wordt met offerdierenen vruchten van het veld. Dat is pas een ellendige slavernijvan de ziel: tekens op te vatten als realiteiten, en niet in staat te zijnhet oog van de geest te verheffen boven de lichamelijke scheppingom het eeuwige licht in te drinken.VI* 10 [ 22] Maar in het geval van het joodse volk is die slavernij heelanders van aard dan bij de andere volkeren het geval pleegt te zijn.Zij waren immers wel onderworpen aan het tijdelijke, maar in elkgeval nog zó dat alles hen deed geloven in één God. En ook al richttenze zich op de tekens voor geestelijke zaken in plaats van op diezaken zelf, omdat ze niet wisten waarmee zij ze in verband moestenbrengen, toch was dit hun ingewortelde overtuiging dat ze dooreen dergelijke dienstbaarheid de ene God van het Al - een Goddie ze niet zagen - behaagden. De apostel schrijft erover dat er op Vgl. Gal.ze gepast werd als op kleine kinderen door hun pedagoog. 3=23-25·* [23] Dit verklaart waarom degenen die zich krampachtig vast-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


III. VI,2J-VII,27II8Vgl. Matt.12:9-I 4; Me.3 :1-6; Luc.6:6-J I.Vgl. Hand.4'32-35·Vgl. 1 Kor.J :I6-I7-klampten aan dat soort tekens, het niet konden verdragen dat deHeer die tekens gering achtte toen de tijd voor de onthulling vande achtergrond ervan eindelijk gekomen was. Vandaar dat hun leiderslasterlijke beschuldigingen bedachten omdat hij zieken genasop de sabbat; en vandaar dat het volk, gebonden als het was aandie tekens als waren het realiteiten, niet geloofde dat hij God wasof van God gekomen: hij wenste immers geen rekening te houdenmet de regels zoals de joden ze in acht namen. Maar zij die wél geloofdenen de eerste Kerk van Jeruzalem vormden, hebben voldoendegedemonstreerd hoe nuttig het was dat er door een pedagoogop hen gepast werd; want dit was het gevolg: de tekens diehun in hun dienstbaarheid slechts tijdelijk waren opgelegd, bondende opvattingen van wie ze in acht namen aan de verering van deEne God, die hemel en aarde gemaakt heeft.[24] Het geestelijke stond hun namelijk zeer na (want ze wistenweliswaar niet hoe ze de tijdelijke en vleselijke gebeden en tekensin geestelijke zin moesten begrijpen, maar ze hadden er toch uit geleerdom de ene eeuwige God te vereren) . En daarom waren zij zozeerin staat de Heilige Geest te bevatten dat zij al hun goederenverkochten, de opbrengst voor de voeten van de apostelen legdenter verdeling onder de armen, en zich helemaal als een nieuwe tempelwijdden aan de God, wiens aardse beeltenis, dat wil zeggen: deoude tempel, zij dienden.11 [25] Van geen enkele kerk van de heidenen is geschreven dat zedat gedaan hebben. Wie handgemaakte beelden voor goden hielden,bleken niet zo dicht bij de waarheid te staan.VII* [ 26] V oor zover sommigen van hen al een poging waagden diebeelden als tekens uit te leggen, brachten zij ze in verband met hetdienen en vereren van de schepping. Wat helpt het mij immers omeen beeld van bijvoorbeeld Neptunus niet zelfvoor een god te hoevenhouden, maar aan te nemen dat de hele zee erdoor wordt aangeduid,of zelfs alle andere wateren die uit bronnen stromen? Zowordt hij door één van hun dichters beschreven, als ik het mij goedherinner:Vader Neptunus, wiens grijze slapen, omkranst door de donderendegolfslag, het geluid ervan weerkaatsen; de grote Oceaanstroomt golvend van uw kin; rivieren dwalen in uw haren.* [27] Dit is een dop die zijn peultjes laat rammelen in een schoneCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


III. VII,27-IX,30 119verpakking, maar het is geen voer voor mensen, maar voor var- Vgl. Luc.kens. Wie het Evangelie kent, weet wat ik bedoel. Wat helpt het rs:ró.mij dus dat het beeld van Neptunus met zo'n betekenis in verbandwordt gebracht, behalve misschien dat het mij ertoe brengt omgeen van beide te vereren? Want voor mij is een willekeurig beeldevenmin God als de hele zee. Toch geef ik toe dat zij dieper gezonkenzijn die mensenwerk voor goden houden, dan wie dat doenmet het werk van God. Maar ons wordt geleerd om alleen God tebeminnen en te vereren, die al die dingen gemaakt heeft waarvan Vgl. Deut.zij de beelden vereren, ofwel als goden, ofwel als tekens en beelden 6:s.van goden.* [28] Als het vleselijke slavernij is om een voor een nuttig doel ingesteldteken te volgen in plaats van de realiteit zelf waarvoor datteken de aanduiding is, hoeveel te meer geldt dit dan niet in het gevalvan die tekens die voor onnutte zaken zijn ingesteld? Breng zulketekens in verband met de realiteiten zelve die erdoor wordenaangeduid, verbind je geest ertoe om die te vereren, en je zult nietteminnog steeds niet vrij zijn van de last en de blinddoek van devleselijke dienstbaarheid.VIII* 12 [ 29] Daarom heeft de christelijke vrijheid diegenen bevrijd dieze aantrof onder de heerschappij van nuttige tekens: ze vond dezemensen als het ware dichtbij, verklaarde de tekens waaraan ze onderworpenwaren en verhief hun geest tot die zaken waarvan datde tekens zijn. Hieruit zijn de kerken van de heilige Israëlieten ontstaan.Maar voor wie ze aantrof onder de heerschappij van nuttelozetekens, heeft ze niet alleen de slaafse onderwerping aan die tekensongedaan gemaakt, maar ook de tekens zelftenietgedaan en zetotaal verwijderd. Zo werden de heidenen van de besmetting doorde vele valse goden - wat de Schrift vaak en in eigenlijke zin 'hoererij'noemt - bekeerd tot de verering van de ene God en ze hoefdenniet meer te dienen onder tekens (zelfs niet nu die nuttig waren),maar mochten veeleer hun geest trainen in het geestelij keverstaan ervan.IX* 13 [30] De slaaf van een teken is iemand die iets uitvoert of vereertdat betekenis draagt, zonder dat hij weet wat die betekenis is. Maarwie ofwel een handeling uitvoert ofwel iets vereert dat van gods-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.rx,JO-X,J 3I20wege als nuttig teken is ingesteld, en de betekeniswaarde ervan begrijpt,vereert niet wat zichtbaar en vergankelijk is, maar veeleerhet oriëntatiepunt van al die dingen. Zo iemand leeft naar de geesten is vrij, zelfs in de tijd van slavernij waarin die tekens nog nietgeopenbaard mogen worden aan vleselijke geesten die door hetjuk ervan getemd moeten worden.[3 r] De patriarchen en profeten waren in die zin geestelijk, evenalsalle mensen in het volk Israël door wier bemiddeling de HeiligeGeest ons de hulp en troost van de Schrift heeft bezorgd. Maar indeze tijd, nu in de opstanding van onze Heer een stralend bewijsvan onze vrijheid is geopenbaard, worden we zelfs niet meer bezwaarddoor de moeizame uitvoering van die tekens die we nuwél begrijpen. Een paar slechts, weinig in getal, in plaats van diegrote hoeveelheid hebben de Heer zelf en de apostolische leer onsovergeleverd, ook nog gemakkelijk uit te voeren, zeer verhevenvan inhoud, heel zuiver in de beleving. Voorbeelden zijn het sacramentvan de doop en de viering van het lichaam en het bloed vande Heer.* [3 2] Ieder die die sacramenten bijwoont en geleerd heeft waarmeeze in verband gebracht moeten worden, onderkent dat hij ze niet invleselijke slavernij maar veeleer in geestelijke vrijheid moet vereren.Welnu, zoals het volgen van de letter en het aanvaarden vande tekens in plaats van de realiteiten die erdoor worden aangeduid,een symptoom is van slaafse zwakte, zo is de nutteloze uitleg vantekens een symptoom van kwalijk zwalkende dwaling. Wie nietbegrijpt wat een teken beduidt, en niettemin begrijpt dat het eenteken is, gaat zelf niet gebukt onder de dienstbaarheid. Maar hetis beter desnoods gebukt te gaan onder de last van onbegrepenmaar nuttige tekens dan er een nutteloze uitleg aan te geven en zoje nek onder het juk van de slavernij vandaan te halen, maar hem inde strop van de dwaling te steken.x14 [33] Aan deze regel, dat we ervoor moeten oppassen een figuurlijkeuitdrukking, dat wil zeggen: een overdrachtelijke, te volgenalsof ze in eigenlijke zin gebruikt is, moeten we ook de volgendetoevoegen: we moeten ook een in eigenlijke zin gebruikte uitdrukkingniet figuurlijk willen opvatten. Eerst moeten we dus laten zienhoe je van een uitdrukking te weten kunt komen of ze in eigenlijkeof figuurlijke zin gebruikt is. De hele methode komt hierop neerCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IILX,JJ-38I2Idat je moet weten dat alles figuurlijk is wat je in Gods woord niet ineigenlijke zin in verband kunt brengen met zedelijk fatsoen of metde waarheid van het geloof.* [34) Zedelijk fatsoen slaat op de liefde tot God en de naaste, geloofswaarheidop de kennis van God en de naaste. Verder koestertieder een persoonlijke versie van hoop in zijn eigen geweten, naargelang van de vorderingen die hij in zichzelf bespeurt op zijn wegnaar de liefde tot en kennis van God en zijn naaste. Over al dezedingen is gesproken in boek I.15 [3 5) Nu is de mens geneigd om zonde in te schatten niet naar dekracht van de lustimpuls zelf, maar veeleer naar de macht der gewoonte.Daarom keurt iedereen meestal slechts af wat zijn tijd- enstreekgenoten doorgaans slecht vinden en veroordelen, en iedereenvindt alleen maar goedkeuring en lof waard wat toelaatbaar is naarde gewoonte van zijn gemeenschap. Zo komt het dat wanneer deSchrift iets voorschrijft wat schril afsteekt bij de gewoonte van delezers, of iets afkeurt waarmee dat niet het geval is, de mensen denkendat de uitdrukking figuurlijk is - vooropgesteld dat het gezagvan het Woord al bindend voor hen is.* [36) Maar de Schrift schrijft slechts liefde voor, en verwerptslechts begeerte, en geeft zo gestalte aan de menselijke zeden. Evenzogeldt dat wanneer een dwaling heeft postgevat in iemands geest,hij wat de Schrift ook maar in tegenstelling daarmee poneert,figuurlijk zal opvatten. Maar de Schrift poneert niets behalve hetkatholieke geloof, in heden, verleden en toekomst. Zij vertelt hetverleden, kondigt de toekomst aan, laat het heden zien. Maar aldie functies hebben het doel dezelfde liefde te voeden en te versterken,en dezelfde begeerte te overwinnen en uit te blussen.* 16 [37) Liefde noem ik de impuls van de ziel om te genieten vanGod om Hemzelve en van zichzelf en de naaste om Gods wil. Begeerteis de impuls van de ziel om van zichzelf en de naaste en elkwillekeurig lichaam te genieten niet omwille van God. Wat ongebreideldebegeerte doet om eigen ziel en lichaam te corrumperen,heet schanddaad. Wat ze doet om een ander schade toe te brengen,heet misdaad.[38) Onder deze twee categorieën vallen alle zonden, maar schanddadenkomen eerst. Wanneer die de ziel leeggemaakt en tot eensoort armoede gebracht hebben, waagt men de sprong voorwaarts •naar de misdaden. Daarmee tracht men obstakels voor schanddadenuit de weg te ruimen, of er hulpmiddelen voor te zoeken.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.X,38-XI,4I !22Evenzo geldt dat wat liefde doet om zichzelf van voordeel te zijn,een nuttige daad heet. Wat ze doet om de naaste van voordeel tezijn, heet weldadigheid. Ook hier gaat de nuttige daad vóór, omdatniemand een ander profij t kan laten trekken van wat hij zelf mist.Hoe meer nu het rijk van de begeerte wordt vernietigd, des te meergroeit dat van de liefde.XI17 (39] Welnu: elke ruwheid en schijnbare wreedheid in woord endaad die in de Heilige Schrift toegeschreven wordt aan God of Zijnheiligen is een middel om het rijk der begeerte te vernietigen. Alsde bedoeling van de tekst duidelijk is, moet men hem niet met ietsanders in verband brengen alsofhij figuurlij k is. Bijvoorbeeld dezewoorden van de apostel: 'U hoopt u toorn op tegen de dag destoorns en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods, dieeen ieder vergelden zal naar zijn werken: hun die, in het goeddoenvolhardende, heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken, heteeuwige leven; maar hun die twistziek zijn, niet geloven in dewaarheid, maar geloven in verdorvenheid, wacht toorn en gramschap.Verdrukking en benauwdheid over ieder levend mens die9· het kwade bewerkt, eerst de jood en ook de Griek.'* [ 40] Maar dit is gericht tot diegenen in wier persoon de begeertezelf te gronde wordt gericht: degenen die haar niet wilden overwinnen.Maar wanneer het rijk van de begeerte wordt omvergeworpenin een mens die er vroeger ooit door beheerst werd, isdeze duidelijke tekst van toepassing: 'Wie Jezus Christus toebehoren,hebben hun vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd.'In deze tekst worden ook enkele woorden overdrachtelijkgehanteerd, bijvoorbeeld 'de toorn Gods', en 'zij hebben gekruisigd'.[ 41] Maar het zijn er niet zo veel, en ze zijn niet zo gebruikt dat zede betekenis verhullen en een allegorie of een raadsel opleveren (datnoem ik in eigenlijke zin een 'figuurlijke uitdrukking'). Het lijdtdaarentegen geen twijfel dat de volgende woorden van Jeremia inhun geheel een figuurlijke uitdrukking zijn, die in verband gebrachtmoet worden met het doel waarvan ik sprak: 'Zie, hedenstel ik u over de volkeren en de koninkrijken, om uit te rukkenJer. r:ro. en af te breken, om te verdelgen en te verwoesten.'*Rom. 2:5-*Gal. 5'24·Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


liJ .XII ,42 - 4Ó!23XII18 [42] Wat op mensen zonder ervaring een schandalige indrukmaakt, of het nu alleen maar gezegd wordt of ook uitgevoerd, ofhet toegeschreven wordt aan God of aan mensen wier heiligheidons tot voorbeeld wordt gesteld: deze passages zijn in hun geheelfiguurlijk. Hun geheime kern moet onthuld worden en dient omliefde te voeden. Wie een beperkter gebruik maakt van vergankelijkezaken dan de gewoonte is van degenen onder wie hij leeft, isofwel een sober mens ofwel bijgelovig. Maar wie ze zo gebruiktdat hij de grenzen overschrijdt die worden aangehouden door hetfatsoenlijke deel van zijn gemeenschap, doet ofwel iets betekenisvolsofwel hij is zondig.* [43] Want in al zulke zaken is het niet het gebruik van de dingenmaar de gretigheid van de gebruiker die blaam treft. Op geen enkelewijze kan iemand in nuchterheid geloven dat de voeten van deHeer door een vrouw met kostbare zalf overgoten zijn op dezelfdemanier waarop dat met op luxe gebrande en slechte mensen pleegtte gebeuren bij het soort banketten waarvan wij een afkeer hebben.Nee, 'goede reuk' staat voor 'goede naam': wie die door de werkenvan een goed leven verkrijgt, volgt de voetsporen van Christus enovergiet om zo te zeggen Zijn voeten met een uiterst kostbaar parfum.[44] Zo is wat in anderen gewoonlijk een schanddaad is, in het gevalvan de persoon van God of een profeet het teken van iets groots.Een relatie met een hoer is één ding voor mensen van verdorvenzeden, maar iets heel anders in de voorspelling van de profeet Hosea.En als het schandelijk is om je lichaam te ontbloten bij de feestmalenvan losgeslagen dronkelappen, wil dat nog niet zeggen dathet een schanddaad is om naakt te zijn in bad.* 19 [45] We moeten dus goed opletten dat we niet zomaar iets alsschandalig afkeuren wat past bij de plaats, de tijd en de personen.Het kan immers gebeuren dat een wijs mens een uiterst kostbarespijs nuttigt zonder dat hij zich in enig opzicht schuldig maaktaan lekkerbekkerij of vraatzucht, maar dat een dwaas brandt vande stuitendste trek in totaal waardeloos voedsel. Ieder redelijk menszal liever vis eten zoals de Heer dat deed dan linzen zoals Abrahamskleinzoon Esau dat deed of gerst op de wijze van lastdieren.[ 46] Want het is niet zo dat de meeste beesten meer zelfbeheersingvertonen dan wij omdat ze goedkoper voedsel eten, In al dit soortzaken verdient immers ons handelen lof of blaam niet op grond vanVgl. Luc.7=36-so;(Matt. z6:6-I3; Mc.14:3-9;]oh.r2:r-8).Vgl. Hos.!:2-3 .Vgl. Luc.24:42-43·Vgl. Gen.25'34·Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.xn,46-xm, 50 124VgL Gen.IÓ:J; 25:1 ; UKon. (uSam.) 5'1 3-de aard van wat we gebruiken, maar op grond van de reden waaromwe het gebruiken en de manier waarop we het nastreven.20 [ 4 7) De rechtvaardigen van weleer stelden zich het hemelse koninkrijkvoor naar analogie van een aards koninkrijk en zo kondigdenze het aan. Om voldoende nageslacht te garanderen bestond degewoonte (waarop geen enkele. blaam rustte) dat een man meerderevrouwen tegelijk mocht hebben En daarom was het niet fatsoenlijkals één vrouw heel veel echtgenoten had; want daar wordteen vrouw niet vruchtbaarder van, maar het getuigt van een hoerigeverdorvenheid om te proberen bij Jan en alleman aan geldelijkeverdienste of kinderen te komen.* [ 48) Binnen het kader van dit soort zedelijke gewoonten hecht deSchrift geen blaam aan wát de heiligen van die tijd ook maar deden,zolang ze niet uit begeerte handelden, ook al deden ze het soort dingendat tegenwoordig alleen maar onder de invloed van begeertegedaan kan worden. En al dergelijke verhalen moeten niet alleenin historische en eigenlijke zin opgevat worden, maar ook in figuurlijkeen profetische zin, en de uitleg ervan moet als uiteindelijkdoel hebben de liefde voor God of voor de naaste of voor beiden.* [49) Ter vergelijking: het dragen van enkellange tunica's met langemouwen was bij de oude Romeinen een schanddaad, maar tegenwoordigis het voor de elite wanneer ze een tunica dragenjuisteen schande om er nîet zo een te hebben. Zo moeten we ook bij hetgebruik van andere zaken erop letten dat lust geen factor behoort tezijn. Lust maakt niet alleen op kwalijke wijze misbruik van de heersendegewoonten in een samenleving, maar overschrij dt ook dikwijlsde grenzen daarvan. Dan manifesteert hij zijn weerzinwekkendeaard, die daarvóór nog verborgen was in de beslotenheidvan de heersende moraal, in een uitbarsting van liederlijkheid.XIII* 21 [so] Alles wat overeenstemt met de gewoonten van degenenmet wie wij dit leven moeten doorbrengen, ofwel omdat ons dienoodzaak is opgelegd, ofwel omdat we dat als plicht aanvaarden,moet door goede, grootmoedige mensen in verband worden gebrachtmet nuttige daden en weldadigheid. Dit kan of in letterlijkezin (zo moeten wij dat doen), of ook in figuurlijke (een prerogatiefvan de profeten).Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.xrv,s r-xvr,ss 125XIV22 [sr] Wanneer mensen die geen weet hebben van andere gewoontenbij hun lectuur stuiten op zulk gedrag, denken zij dathet schanddaden zijn als een hoger gezag ze daarvan niet weerhoudt.En ze zijn niet in staat in te zien dat hun volledige eigen levenswijze,in huwelijk, maaltijden, kleding en verdere aspecten vanmenselijk levensonderhoud en beschaving, schandelijk kan lijkenin de ogen van andere volkeren en andere tijden.* [S2] Onder de indruk van die verscheidenheid aan ontelbare gewoontenwaren er mensen die indommelden, om het zo maar uit tedrukken. Ze waren niet verzonken in de diepe slaap van de dwaasheid,maar konden ook niet wakker worden toen het licht van dewijsheid opging; ze dachten dat er geen absolute rechtvaardigheidbestond, maar dat aan ieder volk zijn eigen gewoonte rechtvaardigvoorkwam. En aangezien die voor alle volkeren anders is, maarrechtvaardigheid onveranderlijk zou moeten blijven, was dat hetbewijs dat er nergens enige rechtvaardigheid was. Ze begrepenniet, om het kort te houden, dat de regel 'Wat gij niet wilt dat u *Tob. 4:r6;geschiedt, doe dat ook een ander niet' op geen enkele wijze door Mart. p2.enig verschil in landsaard veranderen kan.[S3] Wanneer deze regel in verband wordt gebracht met de liefdetot God, sterven alle schanddaden; wanneer hij in verband wordtgebracht met de liefde tot de medemens, sterven alle misdaden.Niemand wil immers dat zijn eigen huis te gronde gaat. Daarommoet hij het huis van God, dat wil zeggen zichzelf, niet te gronde VgL r Kor.richten. En niemand wil door iemand geschaad worden. Dus moet p 6- r 7 .hij ook zelf niemand schade toebrengen.XV* 23 [S4] Zo is de tirannie van de begeerte omvergeworpen enheerst liefde door de rechtvaardigste wetten: de liefde tot God omGods wil, en tot zichzelf en zijn naaste om Gods wil. In figuurlijkeuitdrukkingen moet men nu de volgende regel in acht nemen, datde tekst net zo lang zorgvuldig van alle kanten wordt bekeken totdatde interpretatie leidt tot de heerschappij van de liefde. Maar alsdie al in de eigenlijke zin van de woorden doorklinkt, mag er geenfiguurlijke uitdrukking worden verondersteld.XVI* 24 [ss] Als de tekst een voorschrift is dat of een schanddaad of eenCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.xvr, 5 s-xvn,s 8 126misdaad verbiedt, of nuttige daden of weldadigheid voorschrijft, ishij niet figuurlijk. Maar als hij een schanddaad of misdaad schijntvoor te schrijven, of nuttige daden of weldadigheid schijnt te verbieden,dan is hij wel figuurlijk. De tekst 'Tenzij u het vlees van deZoon des mensen zult eten en zijn bloed zult drinken, zult u geen*Joh. 6:53. leven in u hebben' schijnt een misdaad of een schanddaad voor teschrijven. Het is dus een figuurlijke uitdrukking, die voorschrijftdat wij deel moeten nemen in het lijden van de Heer en ons moeteninprenten, in een vorm die het aangename met het nuttige verenigt,dat Zijn vlees voor ons is gekruisigd en gewond.*Spr. 2pr; [56] De Schrift zegt: 'Als uw vijand honger heeft, geefhem te eten;Rom. r2:2 o. als hij dorst heeft, geefhem te drinken.' Niemand zal eraan twijfelendat zij hier een weldaad voorschrijft. Maar het vervolg 'Want*Spr. 2p2; zo zult u vurige kolen op zijn hoofd stapelen' -je zou kunnen den­Ram. u:2o. ken dat hier de misdaad van de kwaadwillendbeid wordt voorgeschreven.Het mag dus geen twijfel leiden dat dit een figuurlijkezegswijze is. En hoewel er twee interpretatiemogelijkheden zijn,één die het toebrengen van schade voorschrijft,·de tweede het verrichtenvan een weldaad, moet de liefde je oproepen tot weldadigheid.Zo begrijp je dat gloeiende kolen de brandende jammerklachtenvan het berouw zijn, die de trots genezen van een mandie het betreurt dat hij ooit de vijand was van degene die hem nuhelpt in zijn ongeluk.* [57] Evenzo wanneer de Heer zegt: 'Wie zijn ziel liefheeft, zal*Joh. 12:25. hem verliezen': denk niet dat hij hiermee een nuttige daad verbiedt,namelijk dat ieder zijn eigen ziel moet redden. 'Hij moet zijn zielverliezen' is figuurlijk, en wil zeggen: hij moet het gebruik dat hijer nu van maakt, kwijt zien te raken; dat is namelijk verdorven enverkeerd en laat hem neigen tot het tijdelijke, zodat hij niet zoektnaar het eeuwige. Er staat geschreven: 'Geef aan de barmhartige enEcclesiasti- steun de zondaar niet.' Het laatste deel van deze zin lijkt een welcus12:4. daad te verbieden. Er staat immers 'steun de zondaar niet'. 'Zondaar'moet je dus figuurlijk opvatten voor 'zonde': je moet zijnzonde niet steunen.XVII25 [58] Het komt vaak voor dat wie op een hoger niveau van geestelijkleven staat (of denkt te staan), meent dat iets figuurlijk gezegdis wat bedoeld is als voorschrift voor lagere niveaus. Bijvoorbeeldals iemand een celibataire levenswijze heeft omarmd en zich voorCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.xvn, 5 8-xvm,6 r127het rijk der hemelen heeft gecastreerd, kan hij staande houden datalles wat de Heilige Schrift voorschrijft over het liefhebben en leidenvan echtgenotes, niet in eigenlijke zin maar overdrachtelijkdient te worden opgevat. En iedereen die besloten heeft zijn dochterongetrouwd te laten, kan trachten de tekst 'Huwelijk uw dochter uit en u zult iets groots verricht hebben' als een figuurlijke uitdrukkinguit te leggen.* [59] Ook dit moet dus deel uitmaken van de regels voor het begrijpenvan de Schrift, dat we weten dat sommige voorschriftenvoor iedereen gemeenschappelijk gelden, andere voor bepaaldespeciale groepen: Het geneesmiddel kan zijn uitwerking hebbenniet alleen op de algehele gezondheidstoestand, maar ook op despecifieke aandoening van ieder lichaamsdeel. Want wat niet toteen beter niveau verheven kan worden, moet op zijn eigen niveaugenezen worden.XVIII26 [ 6o] Ook moeten we oppassen dat niet toevallig het volgendeidee bij iemand postvat: dat wat in het Oude Testament naar deomstandigheden van die tij d geen schanddaad of misdaad is, zelfsals het niet in figuurlijke, maar in eigenlijke zin wordt verstaan,ook overgezet kan worden naar de dagelijkse praktijk van het hedendaagseleven. Dat moet men niet doen tenzij begeerte de overhandheeft en op zoek is naar steun in precies die geschriften waardoorze uitgeschakeld moet worden. Zo'n ongelukkige begrijptniet dat die zaken daar staan om een nuttig doel te verwezenlijken:dat namelij k mensen van goede hoop tot hun heil inzien dat zoweleen gewoonte waarop zij neerkijken zijn nut kan hebben, als eengewoonte die zij omarmen, verwerpelijk zijn kan- als ze in het eerstegeval gepaard gaat met de liefde van degenen die die gewoonteaanhangen, en in het tweede geval met hun begeerte.* 27 [6r] Want als iemand gegeven de tijdsomstandigheden opkuise wijze vele echtgenotes kon hebben, kan een ander er nu éénhebben om zijn begeerte bot te vieren. Ik heb meer waarderingvoor wie omwille van een hoger doel de vruchtbaarheid van veelvrouwen gebruikte (uti), dan voor wie van het lichaam van éénvrouw geniet ([rui) om wille van dat lichaam. Want in het eerste gevalstreeft men iets nuttigs na in overeenstemming met de mogelijkhedenvan die tijd; in het tweede bevredigt men zijn begeertedie verstrengeld is in vergankelijke genietingen. Die mensen aanVgl. Matt.19:!2.Vgl. r Kor.T37·EcclesiasticuST27.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.xvm,6 r -xrx,64 !28wie de apostel bij wijze van genade seksueel verkeer met ieder éénechtgenote toestaat vanwege hun gebrek aan beheersing, staan op7=2- een lagere trede op weg naar God dan degenen die weliswaar perpersoon meerdere echtgenotes hadden, maar die bij de seksueleomgang slechts het verwekken van kinderen op het oog hadden,zoals een wijs mens bij het eten en drinken slechts de gezondheidvan zijn lichaam beoogt.[ 62] Als die mensen bij de komst van de Heer nog in leven warengeweest, toen het geen tijd meer was om stenen te gooien maar omn. ze op te rapen, dan hadden ze zichzelf onmiddellijk gecastreerdvoor het koninkrijk der hemelen. Want het is geen probleem omiets te missen, tenzij begeerte een rol speelt bij het bezit ervan. Diemensen wisten immers dat zelfs een overvloedig genieten van huneigen echtgenotes onbeheerst misbruik was. Hiervan getuigt hetgebed van Tobias, wanneer hij zich met zijn echtgenote verbindt.Hij zegt daar immers: 'Gezegend zijt Gij, Heer van onze vaderen,en gezegend zij Uw naam tot in alle eeuwen der eeuwen. Mogen dehemelen en de hele schepping U zegenen. U heeft Adam gemaakten hem Eva tot hulp gegeven. En nu, Heer, weet U dat ik niet voorovermatig genot mijn zuster tot de mijne maak, maar in waarach-8:7-9. tigheid, opdat U erbarmen voor ons heeft, Heer.'Vgl. r Kor.Vgl. Pred.Vgl. Tob.XIX28 [63] Maar wie in ongebreidelde lust zich vol wilde overgave tebuiten gaan aan een veelheid van seksuele contacten, of wie ookzelfs alleen met hun ene echtgenote niet alleen de maat te buitengaan van wat nodig is om kinderen te verwekken, maar ook eenvuilnishoop van onmenselijke onmatigheid verzamelen doorschaamteloos toe te geven aan een slaafs type vrijheid: dat soortvan mensen gelooft niet dat het mogelijk was dat de ouden zelfbeheersingbetrachtten in de omgang met veel vrouwen, en dat ze indie gewoonte alleen de plicht van het verwekken van nageslacht inere hielden op een manier die paste bij die tijd. Een gedrag dat zijzelf zelfs bij één vrouw niet aan de dag kunnen leggen, verstrikt alsze zijn in de stroppen van de lust, houden zij voor een absolute onmogelijkheidals er meer vrouwen in het spel zijn.* 29 [ 64] Maar die mensen kunnen ook wel volhouden dat mengoede, heilige mensen niet moet eren en prijzen, omdat zij zelfwanneer ze geëerd of geprezen worden, opgeblazen raken vantrots, des te begeriger naar de ij delste roem naarmate een vleiers-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


!Il.XIX,Ó4-XXI,68129tong hun naam vaker en in wijdere kring doet klinken. Dit maakthen tot zulke lichtgewichten dat de adem van een gerucht, of dit inhun ogen nu gunstig of ongunstig is, ze wegvoert naar de draaikolkvan de schanddaden of ze te pletter doet slaan op de rotsen van demisdaad. Zij zouden moeten inzien hoe moeilijk en zwaar het hunzelfvalt om zich niet te laten verlokken door het aas van de lof enzich niet te laten doorboren door de angel van de smaad, in plaatsvan anderen te meten naar zichzelf.XX[ 65] Liever moesten ze geloven dat onze apostelen niet verwaandwaren wanneer ze door mensen bewonderd werden, noch terneergeslagenwanneer ze veracht werden. Niet dat de verleiding tot elkvan die twee hun ontbrak: want ze werden gevierd door de luidruchtigelof van de gelovigen, en gesmaad in de scheldwoordenvan hun vervolgers.[ 66] Zoals zij nu met al deze dingen omgingen in overeenstemmingmet de tijdsomstandigheden, en zich er niet door lieten corrumperen,zo gingen die ouden niet gebukt onder de heerschappij van delust wanneer ze met vrouwen omgingen in overeenstemming metwat in hun tijd passend was. Slaven van de lust zijn degenen die datniet geloven.30 [ 67] Daarom zouden die ongelovigen nooit kunnen afzien vaneen onverzoenlijke haat jegens hun zonen, als zij bemerkten dathun echtgenotes of concubines door die zonen verleid of aangerandwaren, als hun iets dergelijks overkomen was.XXI[ 68] Maar toen dit koning David was aangedaan door zijn goddeloze,agressieve zoon, verdroeg hij niet allen zijn bruut gedrag,maar hij huilde zelfs om zijn dood. Hij was immers zeker niet verstriktin het net van de seksuele jaloezie: want wat hem schokte wasniet het onrecht dat hem was aangedaan, maar de zonden van zijnzoon. Precies daarom had hij verboden om hem te doden als hijovermeesterd zou worden, opdat hij de gelegenheid zou krijgenom berouw te tonen wanneer hij bedwongen was. En omdat datniet mogelij k was, was het niet zijn eigen verlies dat hem verdrietdeed in zijn zoons dood, maar de wetenschap welke straf zijn zielwachtte, die zo goddeloos overspelig was en het op het leven van· zijn vader had voorzien. Want eerder had hij zich verheugd over deVgl. rr Kon.(u Sam.)r8:33.Vgl. n Kon.(n Sam.)rS:s.Vgi. 11 Kon.r6:22.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.xx1,68-72 130Vgl. nKon.(u Sam.)12:15-23 .Vgl. u Kon.(u Sam.)rz:r-q.Vgl. m Kon.(r Kon.)rr:r-4.Vgl. n Kron.1:7-12.dood van een andere zoon, die onschuldig was en over wiens ziektehij veel verdriet had gehad.31 [69] Uit het volgende voorbeeld blijkt helemaal duidelijk hoeterughoudend en beheerst die mannen waren in de omgang metvrouwen. Meegesleept door jeugdig vuur en zijn wereldse succeshad diezelfde koning namelijk op ongeoorloofde wijze een vrouwgewelddadig aangerand, en bovendien had hij opdracht gegevenhaar echtgenoot te doden. Daarop werd hij door een profeet instaat van beschuldiging gesteld. Die was gekomen om hem zijnzonde te doen inzien en legde hem daartoe de gelijkenis voor vande arme man die slechts één schaap bezat en zijn buurman die erveel had. Desondanks diende die laatste toen hij een gast kreeg uitgerekendhet ene schaap van zijn arme buurman als maaltijd op.* [70] David maakte zich kwaad op hem en gafbevel hem ter doodte laten brengen en aan de arme man zijn schaap viervoudig te latenvergoeden. Zo veroordeelde hij na zijn welbewuste zonde zichzelfnu zonder zich dat bewust te zijn. Toen hem dat duidelijk was gemaakt,en hem van godswege zijn straf was aangekondigd, maaktehij zijn zonde minder erg door berouw te tonen. Maar toch is indeze gelijkenis slechts de seksuele wandaad aangeduid met hetbeeld van het schaap van de arme buurman. Over de moord opde echtgenoot van de vrouw, dat wil zeggen: de dood van de armeman die maar één schaap had zelf, voelt de gelijkenis David niet aande tand. Hij velde dus een vonnis waarmee hij zichzelf slechts veroordeeldeinzake de echtbreuk.[ 71] Daaruit kan men begrijpen hoe terughoudend hij was in deomgang met zijn vele vrouwen: hij was gedwongen zichzelf testraffen om die ene bij wie hij de maat te buiten was gegaan. Maarbij David was die mateloze passie niet van blijvende, maar slechtsvan voorbijgaande aard. Vandaar dat de profeet die hem aan dekaak stelde, die onwettige begeerte een gast noemde. Want hij zeiniet dat de rijke man het schaap van de arme buurman aan zijn koningte eten voorzette, maar aan zijn gast.[ 72] In zijn zoon Salomo daarentegen waren zulke lustgevoelensgeen gast op doorreis, maar ze beheersten hem volledig. De Schriftverzwijgt dat niet, maar beschuldigt hem ervan een vrouwenjagerte zijn geweest. Toch brandde hij in zijnjonge jaren van verlangennaar wijsheid. Maar nadat hij zich die door geestelijke liefde verworvenhad, verloor hij haar door vleselijke liefde.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.xxn, 73-xxrv, 76I3 Ixxu* 32 [73] Hoewel alle, of bijna alle historische gebeurtenissen die inde boeken van het Oude Testament staan niet alleen in eigenlijkemaar ook in figuurlijke zin opgevat moeten worden, geldt tochde volgende conclusie: de lezer moet ook die zaken die hij in eersteinstantie in eigenlijke zin opvat, verstandelijk verwerken als figuurzonder de beschreven handelwijze over te nemen in zijn zedelijkgedrag, wanneer degenen die die dingen gedaan hebben weliswaargeprezen worden, maar hun gedrag toch afwijkt van de gewoontenvan de goede mensen die na de komst van de Heer de hoedersvan de goddelijke geboden zijn. Want er zijn veel zaken die in dietijd in volle plichtsbetrachting gedaan werden, die men tegenwoordigalleen uit zinnelijkheid kan doen.XXIII33 [ 7 4] Maar bij het lezen over zonden van grote mannen, moetmen, zelfs als het mogelijk is er een figuurlijke aanduiding van dedingen die komen gaan in te bemerken en op te sporen, toch ookde letterlijke betekenis benutten: en wel zo dat de lezer het niet moetwagen om zich te beroemen op zijn goede daden, of andere mensente verachten als zondaars in vergelijking met de eigen rechtvaardigheid,wanneer hij de gevaarlijke stormen ziet waaraan zulke grotemannen onderhevig waren, en hun beklagenswaardige schipbreuk.[75] Want om deze reden staan ook hun zonden beschreven, opdatde woorden van de apostel alom vrees wekken, waarin hij zegt:'Daarom, laat wie meent te staan oppassen dat hij niet valt.' Want *r Kor.er is welhaast geen bladzij in de Schrift, waarin niet doorklinkt dat 10'12·God de hoogmoedigen weerstaat maar de nederigen genade schenkt. Jak. 4:6.XXIV34 [ 76] We moeten dus vooral onderzoeken of de uitdrukking diewij trachten te begrijpen, in eigenlijke zin gebruikt of figuurlijk is.Want als we er eenmaal achter zijn dat ze figuurlijk is, dan is hetgemakkelijk om door toepassing van de regels over de realiteitendie ik in boek I heb uiteengezet, haar van alle kanten te bekijkentotdat we haar ware betekenis bereiken, vooral wanneer we hiermeeeenmaal ervaring hebben opgedaan, nog versterkt door de uitoefeningvan vroomheid. Uitvinden of een uitdrukking in eigenlijkezin gebruikt of figuurlijk is doen we door te kijken naar defactoren die hierboven vermeld staan.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.xxv,n-SrIJ2XXV[77] Als gebleken is dat de tekst figuurlijk is, zal men ontdekken datde woorden waarin de gedachte vervat is, ofwel zijn afgeleid vanvergelijkbare ofwel van verwante zaken.* 35 [78] Nu kan gelijkenis op veel manieren totstandkomen. Wehoeven dus niet als regel aan te nemen dat omdat iets op een bepaaldeplaats een analogiebetekenis heeft, wij moeten geloven datdat altijd de betekenis ervan is. Want de Heer gebruikte 'zuurde-Matt. r6:6; sem' zowel om kritiek te uiten, toen hij zei 'Wacht u voor de zuurró:rr.desem der Farizeeën' als om te prijzen, toen hij zei 'Het koninkrijkVgl. Luc. der hemelen is gelijk aan een vrouw die zuurdesem in drie matenrpr. meel deed, opdat het geheel zou rijzen'.36 [ 79] W a1meer men nu let op deze variëteit in betekenis, blijkener twee vormen te zijn. Wanneer zaken telkens iets anders betekenen,duiden ze óf tegenstellingen aan, óf alleen maar verschillendebetekenissen. Tegenstellingen namelij k wanneer dezelfde zaak opgrond van analogie op de ene plaats in gunstige betekenis wordtgebruikt, op de andere in ongunstige, bijvoorbeeld het geval vanhet zuurdesem dat we hierboven noemden. Zo'n geval is ook'leeuw': Het duidt Christus aan in de tekst 'De leeuw uit de stamOpenb. s:s. Juda heeft overwonnen'; maar het betekent ook de duivel in detekst 'uw tegenstander de duivel gaat rond als een brullende leeuw,r Petr. s:S. zoekende wie hij zal verslinden'.*Matt. [8o] Zo heeft een slang een gunstige betekenis - 'voorzichtig alsro:r6. slangen' -, maar ook een ongunstige: 'De slang heeft Eva door haar*u Kor. rq. sluwheid verleid.' Brood in gunstige zin: 'Ik ben het levendeJoh. 6:sr. brood, neergedaald uit de hemel'; in ongunstige: 'Heimelijk gege­Vgl. Spr. ten brood is smakelijk.' Zo zijn er nog talloze andere voorbeelden.9:r7r.xx. Nu hebben de gevallen die ik genoemd heb een betekenis die allerminsttwijfelachtig is, omdat als voorbeelden alleen duidelijke gevallenvermeld dienen te worden. Maar er zijn ook gevallen waarvanhet onduidelijk is in welke zin ze opgevat moeten worden,Vgl. Ps. 74:9 bijvoorbeeld: 'In de hand des Heren is een beker zuivere wijn vol(75:9) Lxx. van bijmengseL'* [8 r] Het is onzeker of dit de woede van God aanduidt, maar nietreikend tot de uiterste straf, dat wil zeggen: tot de droesem; of eerderde genade van de Schrift die van de joden op de heidenen over-Ibid. Lxx. gaat, omdat 'hij van de één op de ander werd doorgegeven', waarbijde joden leefregels houden die vleselijk aandoen, 'omdat deIbid. rxx. beker niet van droesem is leeggemaakt'. Een voorbeeld van de-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


Ill.XXV,8I-XXVII,85 133zelfde zaak, niet in tegengcstelde betekenis gebruikt maar slechts inverschillende, is de betekenis van water: dat duidt zowel het volk Vgl. Openb.aan, bijvoorbeeld in Openbaring, als de Heilige Geest, vanwaar 17' 15·de tekst 'Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloei- Vgl.Joh.en'. En 'water' kan nog wel in telkens andere betekenissen begre- ns.pen worden, alnaargelang de context waar het voorkomt.37 [82] Zo zijn ook andere zaken niet eenduidig, maar ze hebbenelk meerdere verschillende betekenissen, soms twee, soms zelf vele,afhankelijk van de plaats in de zin waar men ze gebruikt vindt.XXVI[83] Waar hun gebruik doorzichtig is, dáár moeten we leren hoe zeverstaan moeten worden op plaatsen die onduidelijk zijn. Want wekunnen niet beter begrijpen wat tot God wordt gezegd in 'Grijp *Ps. 34=2Uw wapens en schild en sta op om mij te helpen', dan op grond (3 5=2).van die passage waar staat: 'Heer, U heeft ons omgeven als met Ps. s:r3het schild van Uw goede wil.' Dat wil niet zeggen dat we nu tel- (5:r2) L xx.kens als we lezen dat 'schild' gebruikt is als beschermingsmiddel,we het alleen maar als de goede wil van God moeten opvatten.Want we hebben ook deze tekst: 'het schild des geloofs waarop ualle brandende pijlen van de Boze zult kunnen doven'. En om ge- *Ef. 6:r6.keerd moeten we nu ook weer niet bij dit soort geestelijke wapensalleen aan het schild de notie 'geloof verbinden, want elders is erook sprake van het harnas van het geloof: 'Toegerust met het harnasvan geloof en liefde,' zegt de apostel. 1 Tess. 5 :8.XXVII* 38 [84] Wanneer dezelfde woorden van de Schrift niet één enkele,maar twee of meer betekenissen toelaten, levert dat geen gevaar op,zelfs al is het onduidelijk wat de schrijver bedoeld heeft, zolangmaar op grond van andere bijbelplaatsen aangetoond kan wordendat ieder van die betekenissen zich verdraagt met de waarheid. Wiehet goddelijk woord onderzoekt, streeft er echter wel degelijk naarom de bedoeling te achterhalen van de auteur via wie de HeiligeGeest dat geschrift tot stand heeft doen komen, onverschillig ofhij dit werkelijk bereikt of dat hij met behulp van een willekeurigeandere bewijsplaats in het woord Gods een andere betekenis uit diewoorden opdiept, die niet strijdig is met het rechte geloof.[85] Immers de schrij ver heeft misschien in diezelfde woorden diewij willen begrijpen, ook wel die betekenis gezien, en zeker heeftCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IILxxvn,8 5-xxrx,88 13 4de Geest Gods, die de tekst via die schrijver tot stand heeft gebracht,zonder enige twijfel voorzien dat ook die betekenis bij de lezer ofhoorder zou opkomen; sterker nog, Hij heeft er in zijn voorzienigheidvoor gezorgd dat dat zou gebeuren. Want die extra betekenisberust immers ook op de waarheid. Is er in Gods woord een royalereen rijkere gave van de goddelijke voorzienigheid denkbaardan dat dezelfde woorden op meerdere wijzen begrepen kunnenworden, die allemaal gesteund worden door andere, al evenzeervan God afkomstige bewijsplaatsen?XXVIII39 (86] Wanneer echter een dusdanig dubieuze betekenis boven tafelkomt dat die niet door zekere bewijsplaatsen uit de HeiligeSchrift opgehelderd kan worden, dan rest ons slechts verhelderingop grond van redenering, zelfs als degene wiens woorden wijtrachten te begrijpen die betekenis misschien niet heeft bedoeld.Maar dit is wel een riskante methode. Veel veiliger is het om tewandelen op het pad van de Heilige Schrift. Wanneer die verduisterdis door overdrachtelijk woordgebruik en wij haar willen onderzoeken,dan moeten we ofwel uitkomen op een interpretatie diegeen discussie uitlokt, of, als dat wel het geval is, die discussie beslissendoor overal uit diezelfde Schrift getuigen voor die interpretatiete vinden en aan te voeren.XXIX* 40 (87] De taalgeleerden moeten weten dat onze auteurs alle uitdrukkingswijzenhebben toegepast die de grammatici met eenGrieks woord 'tropen' noemen, en wel veelvuldiger en overvloedigerdan iemand die die schrijvers niet kent en dit aan de hand vanandere auteurs heeft geleerd, kan denken of geloven. Maar wie dietropen kent, herkent ze in de Heilige Schrift, en zo iemand vindtenige baat bij de kennis ervan om de Schrift te begrijpen. Dit is nietde plaats om ze te onderwijzen aan wie ze niet kent; ik wil niet deindruk wekken grammatica te onderwijzen. Wel adviseer ik omdeze dingen elders te leren - een advies dat ik trouwens al eerdergegeven heb, in boek n, toen ik het had over de noodzaak om talente leren.* [88] Want letters (hiernaar is de grammatica zelf genoemd, wantde Grieken noemen letters grammata), zijn hoe dan ook tekens voorklanken die behoren tot de gearticuleerde stroom van klankenCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.xxrx,88-xxx,92I 3 5waarin wij spreken. Welnu, niet alleen zijn van ál die tropen voorbeeldenin de goddelijke boeken te lezen, maar van sommige zelfsde namen, bijvoorbeeld allegorie, raadsel, gelijkenis. Overigenskan men bijna al die tropen die op het lesprogramma staan vanhet voortgezet onderwijs, ook aantreffen in het taalgebruik vanmensen die nooit les gehad hebben van een grammaticus, en die tevredenzijn met de taal van het volk.* [89] Wie zegt immers niet 'in de bloei van zijn leven'? Die tropeheet een metafoor. Wie zegt niet 'pierenbad', zelfs voor een badjewaar geen pieren inzitten, dat niet voor pieren gemaakt is en tochnaar pieren genoemd is? Die trope heet katachresis.* 41 [90] Het zou te lang duren om de rest ook op deze manier tebehandelen. De volkse manier van spreken omvat zelfs die tropendie hierom des te opvallender zijn omdat ze het tegendeel betekenenvan wat gezegd wordt, bijvoorbeeld de zogenaamde ironie ofantifrase. Ironie geeft door het intonatiepatroon aan wat de bedoelingis, bijvoorbeeld wanneer we tegen iemand die kwaad doet zeggen:'Goed werk!' Bij antifrase echter wordt de tegenovergesteldebetekenis niet opgeroepen door de stembuigingen van de spreker.De antifrase gebruikt ofwel speciale woorden, die hun oorsprongvinden in het tegenovergestelde van hun betekenis, bijvoorbeeldlucus 'heilig woud', omdat het er juist niet lucet 'licht is'; ofwel deantifrase is een kwestie van conventie, hoewel je hetzelfde ook inniet-tegengestelde zin kunt zeggen, bijvoorbeeld wanneer we naariets vragen dat er niet is en we het antwoord krijgen: 'Het is er volop!'We kunnen ook door een toevoeging maken dat wat we zeggenin tegengestelde zin begrepen wordt, bijvoorbeeld in: 'Pasmaar voor hem op, hij is een goed mens!'[9 I] Wie zegt zulke dingen nu niet, ook al is hij niet geleerd en weethij helemaal niet wat deze tropen zijn ofhoe ze heten? Kennis ervanis noodzakelijk voor het oplossen van de meerduidigheden van deSchrift om de volgende reden: als de betekenis, opgevat naar deeigenlijke zin van de woorden, absurd is, moeten we hoe dan ookuitzoeken of niet toevallig dat wat we niet begrijpen volgens dezeof gene trope is uitgedrukt. Zo zijn de meeste verborgen betekenissenontdekt.Vgl. GaL4:24.Vgl. r Kor.13:12.Vgl. Matt.13:3 et saep.XXX* 42 [92] Een zekere Tyconius, die, ofschoon zelf donatist, een onvermoeibarepolemist tegen de donatisten was (hoe inconsistent deCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.xxx,92-9 5 136man is, blijkt uit het feit dat hij hun niet geheel en al vaarwel wildezeggen), heeft een boek geschreven dat 'Regels' heet. Hij heeftdaarin namelijk zeven regels opgesteld als sleutels om de geheimenvan de goddelijke Schrift mee te openen.(93] De eerste regel die hij opstelt is 'de Heer en Zijn lichaam'; detweede 'de tweeledigheid van het lichaam van de Heer'; de derde'beloften en de wet'; de vierde 'species en genus'; de vijfde 'tijden';de zesde 'recapitulatie'; en de zevende 'de duivel en zijn lichaam'.Overdenking van de regels en van Tyconius' uitleg helpt in nietgeringe mate bij het dóórdringen in wat verhuld is in het goddelijkwoord. Nu is het ook weer niet zo dat alles wat zo is opgeschrevendat het niet makkelij k te begrijpen valt, met behulp van deze regelsontdekt kan worden. Er zijn ook nog veel andere methodes die hijniet heeft opgenomen in dat zevental. Dat gaat zelfs zo ver dat hijzelf veel onduidelijkheden uitlegt zonder één van deze regels te gebruiken- omdat dat ook niet nodig is.[94] In die gevallen heeft namelijk het onderwerp ofhet probleemeen ander karakter. Zo vraagt hij in de Openbaring van Johanneshoe de zeven engelen van de kerken opgevat moeten worden, aanwie Johannes bevel krijgt te schrijven. Hij stelt daarover allerlei redeneringenop en komt tot de slotsom dat wij onder die engelen dekerken moeten verstaan. In die hele uitvoerige verhandeling wor-den de regels met geen woord vermeld, en toch wordt daar eenheel moeilijk op te lossen probleem behandeld. Dit moet voldoendezijn als voorbeeld. Want het zou te veel tijd en moeite kostenom alle passages in de canonieke schriften te verzamelen waarde onduidelijkheid van dien aard is dat geen van die zeven regelsvan toepassing is.* 43 (95] Maar toen hij dit systeem als regels aanbeval, vond hij zewel degelijk zo belangrijk dat kennis en toepassing ervan ons instaat zouden stellen om alles wat wij in de Wet, dat wil zeggen:de goddelijke boeken, aan onduidelijks aantreffen, te begrijpen.Hij opent zijn boek immers met de volgende woorden: 'Ik achttehet noodzakelijk om alvorens al mijn opvattingen weer te geven,een boekje met regels te schrij ven en als het ware sleutels tot en venstersop de geheimen van de Wet te vervaardigen. Want er zijnbepaalde mystieke regels die de Wet tot in al haar uithoeken beheersen,en die de schatten van de waarheid voor sommigen onzichtbaarmaken. Als het principe van deze regels zonder afgunst,in de geest waarin we ze meedelen, ontvangen wordt, zal alles watVgl. Openb.r:zo.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.xxx,9 s-xxxn, roo137gesloten was geopend, en wat duister was verlicht worden. Zo zullendeze regels op een of andere manier een wandelaar in het onmetelijkewoud van de profetieën over verlichte paden leiden en beschermentegen dwaling.'[96] Als hij gezegd had: 'Er zijn immers bepaalde mystieke regelsdie de Wet tot in sommige van haar uithoeken beheersen'; of desnoods:'die de voornaamste gebieden van de Wet beheersen', maarniet wat hij zegt 'de Wet tot in al haar uithoeken'; en als hij nietgezegd had 'dan zal alles wat gesloten was geopend worden', maar'veel van wat gesloten was zal geopend worden' - dan had hij dewaarheid gesproken en niet zijn lezers en studenten valse hoop gegevendoor aan zijn gedetailleerde en nuttige werk meer toe teschrijven dan gerechtvaardigd is.* "[97] Mijn bedoeling met deze opmerkingen is dat studenten hetboek wel lezen, omdat het in heel veel opzichten helpt bij het begrijpenvan de Schrift, maar dat ze niet ervan verwachten wat het nietkan bieden. Het moet met voorzichtigheid gelezen worden, niet alleenvanwege de plaatsen waar hij , mens als hij is, dwaalt, maar vooralvanwege de uitspraken die hij als een donatistische ketter doet. Ikzal nu in het kort laten zien wat die zeven regels leren of adviseren.XXXI* 44 [98] De eerste betreft de Heer en Zijn lichaam en behelst hetvolgende: We weten dat soms hoofd en lichaam, dat wil zeggen:Christus en de Kerk, als één persoon aan ons worden gepresenteerd.Want niet zonder reden is tot de gelovigen gezegd 'Dan bent u zaadvan Abraham', hoewel er maar één het zaad van Abraham is, na- Gal. 3=29.melijk Christus. Daarom moeten we niet in verlegenheid rakenbij overgangen van hoofd op lichaam, of van lichaam op hoofd,zonder dat er afstand wordt genomen van het principe van eenheiden identiteit van persoon.[99] Want het is één persoon die de woorden spreekt: 'hij heeft mijals zijn bruidegom een diadeem opgezet, en mij als zijn bruid met Vgl.Jes.een sieraad getooid.' En toch moeten wij natuurlijk begrijpen welk 6r:Io L xx.van deze twee bij het hoofd past, en welk bij het lichaam, dat wilzeggen: welk bij Christus en welk bij de Kerk.XXXII* 45 [ roo] De tweede regel is 'de tweeledigheid van het lichaam vande Heer' - maar die aanduiding is niet goed. Want het is niet wer-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.xxxn, roo-xxxm, 103 138*Hoogliedr:4 (r:s); vgl.LXX.Vgl. Matt.13=47-48.Vgl. Gen.21 :1 0; Gal.4'30.Vgl. *Jes.42:16.Vgl. *Jes.42:17.Vgl. Matt.24:so-s1.keiijk het lichaam van de Heer omdat Hij er niet tot in de eeuwigheidmee verbonden zal zijn. Het had moeten zijn: 'het ware en hetgemengde lichaam van de Heer' of'het ware en schijnbare lichaam'of iets anders. Want van huichelaars mogen we niet zeggen dat zemet dat lichaam verbonden zijn, nu al niet, laat staan voor de eeuwigheid,hoewel het lijkt alsof ze tot Zijn Kerk behoren. Die regelhad dus ook zo genoemd kunnen worden: 'de gemengde Kerk'.[ ror] Deze regel vereist een wakkere lezer: soms lijkt de Schrift namelijk,hoewel zij het inmiddels tegen anderen heeft, als het waredezelfde mensen aan te spreken tegen wie zij het daarvóór had, ofover dezelfde mensen te spreken, hoewel het inmiddels over anderengaat, alsofbeide groepen hetzelfde lichaam delen vanwege huntijdelijke vermenging en hun deelname in de sacramenten. Hieropslaat de tekst in het Hooglied: 'Ik ben donker en mooi als de tentenvan Cedar, als de gordijnen van Salomo.' Er staat immers niet: ikwas donker als de tenten van Cedar en ik ben mooi als de gordijnenvan Salomo. Maar ze zegt dat ze allebei is - heden -, vanwege deeenheid in de tijd van goede en kwade vissen binnen één net. Wantde tenten van Cedar slaan op Ismaël, die 'geen erfgenaam zal zijnmet de zoon van de vrije vrouw'.[ !02] Zo zegt God over het goede deel van de Kerk: 'Ik zal de blindenover een weg leiden die ze niet kennen, en zij zullen onbekendepaden betreden. En ik zal voor hen de duisternis in licht doen verkeren,en wat krom was recht maken. Deze woorden zal ik ten uitvoerbrengen en ik zal hen niet verlaten.' Maar vervolgens zegt hijover het andere deel, het slechte dat ermee vermengd is: 'Zij echterzijn teruggedeinsd.' Toch gaat het hier inmiddels over anderen, alleenomdat ze nu één groep vormen, is het alsofhij het over dezelfdenheeft als daarvoor. Ze zullen echter niet altijd één groep vormen.Dit slechte deel is als die slaaf die in het Evangelie genoemdwordt. Wanneer zijn heer zal komen, zal hij hem apart nemen enhem in het lot der huichelaars doen delen.XXXIII* 46 [103) De derde regel is 'beloften en de Wet'. Een andere aanduidingervoor kan zijn 'letter en geest', zoals wij het noemdentoen we erover schreven. Hij kan ook betiteld worden als 'genadeen gebod'. Mij lijkt dit eerder een groot probleem dan een regel dietoegepast moet worden om problemen op te lossen. Uit onbegripover dit punt hebben de pelagianen hun ketterse leer gesticht ofCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.xxxm,I03-XXXIV,I07 139verder ontwikkeld. Tyconius heeft zich kranig geweerd, nuar zijnbetoog is onvolledig.( 104] Want in een verhandeling over geloof en werken zegt hij datde werken ons door God gegeven worden naar de verdiensten vanons geloof, maar dat het geloof zelf zozeer uit onszelfkomt, dat wijhet niet van God hebben. Maar daarbij let hij niet op de woordenvan de apostel: 'Vrede zij de broeders en liefde met geloof, van Godde Vader en van de Here Jezus Christus.' Nu had Tyconius geen Ef. 6:23.ervaring met die ketterij die in onze tijd de kop heeft opgestoken.De verdediging van de genade Gods, bemiddeld door onze HeerJezus Christus, tegen die ketterij heeft mij enorm beziggehouden.En volgens het woord van de apostel 'ketterij is nodig opdat kan *r Kor.blijken wie onder u de toets kunnen doorstaan', heeft die ketterij rr:r9.ons veel waakzamer en nauwgezetter gemaakt, zodat wij in de HeiligeSchrift konden opm.erken wat Tyconius, die minder oplettendwas en bij ontstentenis van een vijand minder op zijn hoede, ontgaanwas: dat namelijk ook het geloof zelf een geschenk van Hem is Vgl. Rom.die de maat ervan aan een ieder toedeelt.I2:J.* ( 105] In overeenstemming met deze wetenschap is tot sommigengezegd: 'Aan u is het gegeven, voor Christus, niet alleen in hem tegeloven, maar ook voor hem te lijden.' Wie kan dus betwijfelen *Fil. r:29.dat beide een geschenk Gods zijn wanneer hij hoort, in geloof enbegrip, dat beide geschonken zijn? Er zijn ook nog veel andere bewijsplaatsenwaardoor dit wordt aangetoond. Maar hierover hebbenwe het nu niet - we hebben dit bij herhaling op allerlei plaatsenbehandeld.XXXIV* 47 [ 106] De vierde regel van Tyconius is 'species en genus'. Zonoemt hij hem, waarbij hij onder species 'deel' wil verstaan en ondergenus het 'geheel' waarvan datgene wat hij species noemt eendeel is. Iedere stad is bijvoorbeeld hoe dan ook een deel van het geheelvan alle volkeren. Zo'n deel noemt hij species, alle volkerengenus. Het gaat hier niet aan die subtiele onderscheidingen toe tepassen uit de leer van de dialectici met hun uiterst scherpzinnige besprekingvan het verschil tussen deel en species.[ 107] Dezelfde methode geldt als in het goddelijk woord iets vergelijkbaarsgevonden wordt, niet aangaande elke stad, maar aangaandeelke provincie of volk of koninkrijk. Zo wordt bijvoorbeeldniet alleen over Jeruzalem of een heidense stad (Tyrus,Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.xxxiv, I07-I I IBabylon of een ander) iets gezegd in de Heilige Schrift wat de beperkingenvan die ene stad te boven gaat en beter bij alle volkerenpast, maar dat geldt ook voor J udaea, Egypte, Assyrië, en welk andervolk dan ook dat meerdere steden omvat, maar dat niet gelijk isaan de hele wereld, maar een deel daarvan uitmaakt: ook daaroverworden dingen gezegd die de beperkingen ervan overstij gen en beterpassen bij het geheel waarvan dat volk een deel is. Of, zoals hijhet uitdrukt, bij het genus waarvan dat volk een species is.(108] Van daaruit zijn de termen ook ter kennis van het grote publiekgekomen, zodat zelfs leken begrij pen wat in ieder keizerlijkvoorschrift de 'speciale' en de 'generale' bepalingen zijn. Het kanook op mensen van toepassing zijn: wat over Salomo gezegdwordt, bijvoorbeeld, gaat de beperkingen van zijn geval te bovenen is duidelijker wanneer het in verband wordt gebracht metChristus of de Kerk, waarvan Salomo een deel is.48 [ro9] Het is echter niet altijd het geval dat de species overstegenwordt. De tekst is vaak zodanig dat hij of evident óók op de speciesvan toepassing is of misschien zelfs uitsluitend daarop. Maar hetgaat erom dat de aandacht van de lezer dan waakzaam is wanneerer een overgang is van species op genus, terwijl de Schrift nogsteeds over de species lijkt te spreken. In die gevallen mogen we nietin de species zoeken wat we beter en met grotere zekerheid in hetgenus kunnen vinden.[ IIO] Een gemakkelijk voorbeeld zijn de woorden van de profeetEzechiël: 'Het huis van Israël woonde in het land, en zij bezoedeldenhet in hun wegen, in hun afgoden en in hun zonden. Hun wegenzijn in Mijn ogen geworden als de onreinheid van een menstruerendevrouw. En Ik heb Mijn toorn over hen uitgestort en zeverstrooid te midden van de volkeren, en ze naar alle windstreken*Ezech. verspreid. Ik heb ze beoordeeld naar hun wegen en naar hun zon­J6:I7-19- den.' Het is makkelijk, zeg ik, dit te begrij pen als betrekking hebbendop dat huis van Israël waarover de apostel zegt: 'Ziet het Israël, Kor. 10:18. naar het vlees.' Want het vleselijke volk van Israël heeft al deze dingengedaan en ondervonden.[I I I] Ook de rest, het vervolg, kan begrepen worden als passend bijdatzelfde volk. Maar als hij begint te zeggen: 'En Ik zal Mijn naamheiligen, die grote heilige naam die bezoedeld is onder de volkeren*Ezech. en die u te midden van hen bezoedeld heeft. En de volkeren zullen36=23· weten dat Ik de Heer ben' - op dat punt moet de lezer er al op gespitstzijn hoe de species overstegen wordt en het genus erbij komt.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.xxxiv, I I I-I I4Hij vervolgt immers met de woorden: 'En terwijl Ik in u voor hunogen geheiligd zal worden, zal Ik u opnemen uit het midden van devolkeren; Ik zal u bijeenbrengen uit alle landen en u uw land bin-,nenleiden. En Ik zal u besprenkelen met helder water en u zult gereinigdworden van al uw afgoden en Ik zal u reinigen. En Ik zal ueen nieuw hart geven en Ik zal u een nieuwe geest ingeven. En Ikzal het hart van steen wegnemen uit uw vlees, en Ik zal u een hartvan vlees geven, en Ik zal Mijn geest in uw binnenste geven. En Ikzal maken dat u wandelt op de wegen van Mijn rechtvaardigheiden dat u Mijn geboden bewaart en uitvoert. En u zult in het landwonen dat Ik aan uw vaderen gegeven heb. En u zult Mij tot eenvolk zijn en Ik zal u tot God zijn. En Ik zal u reinigen van al uwonreinheden.'[ r r2] Dit is een profetie over het Nieuwe Testament waarvoor nietalleen de restanten van dat ene volk van belang zijn, waarover eldersgeschreven staat: 'Al is het getal van de kinderen van Israël alshet zand van de zee, het overschot zal behouden worden,' maarook de overige volkeren die aan hun vaderen, die ook de onze zijn,belofd zijn. Niemand kan aan deze interpretatie twijfelen die inzietdat ook het bad van de wedergeboorte hier beloofd wordt,waarvan we nu zien dat het aan alle volkeren geschonken is. Endan het woord van de apostel waar hij de genade van het NieuweTestament en de voortreffelijkheid ervan in vergelijking met hetOude Testament aanprijst: 'u bent onze brief, geschreven nietmet inkt, maar met de Geest van de levende God, niet op stenentafelen, maar op de vleselijke tafelen van het hart': de lezer obser- J .veert en ziet in dat dat is afgeleid van deze woorden van die profeet:'En Ik zal u een nieuw hart geven en Ik zal u een nieuwe geest ingeven.En Ik zal het hart van steen wegnemen uit uw vlees en Ik zalu een hart van vlees geven.'[rr3] De profeet wilde verschil aanbrengen tussen het 'hart vanvlees', waaraan de apostel zijn uitdrukking 'de vleselij ke tafelenvan het hart' ontleent, en het 'hart van steen'. Hij deed dat op basisvan de eigenschap 'leven gepaard met perceptie', en onder levengepaard met perceptie verstond hij leven gepaard met begrip. Zoontstaat het geestelijke Israël: het bestaat niet uit één volk, maaruit alle volkeren die beloofd zijn aan de vaderen in hun zaad, datis Christus.* 49 [I 14] Dit geestelijk Israël onderscheidt zich dus van het vleselijkeIsraël dat uit één volk bestaat, door het nieuwe karakter van de*Ezech.JÓ:2J-29.Rom. 9:27;vgl. *Jes.10:22.Titus J:s .*n Kor. 3:2-*Ezech.JÓ:26.Vgl. Gal.J:IÓ.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.xxxrv,r I4-xxxv, r 17 142genade, niet door het edele karakter van het vaderland, door mentaliteit,niet door etniciteit. Maar in zijn diepzinnigheid gaat deprofeet, terwijl hij over of tot het ene Israël spreekt, ongemerktover op het andere. En hoewel hij nu over of tot dit tweede spreekt,lijkt hij nog steeds over of tot het eerste te spreken, niet omdat hijvijandig is en ons het begrip van de Schrift misgunt, maar omdathij therapeutisch optreedt, en ons traint.[rrs] Daarom moeten wij ook zijn woorden 'En Ik zal u uw landbinnenleiden' en even later, als het ware een herhaling 'En u zultwonen in het land dat Ik aan uw vaderen gegeven heb', niet naarhet vlees opvatten, zoals het vleselijk Israël doet, maar naar de geest,zoals het geestelijk Israël betaamt. Want de Kerk 'zonder vlek en*Ef. 5'27· rimpel', bijeengebracht uit alle volkeren en bestemd om tot in eeu­Ps. 26:r3 wigheid met Christus te heersen, is zelf het land van de gelukzali-(2TIJ). gen, het land der levenden. Zijzelf is het - dat moeten we begrijpen- die aan onze vaderen gegeven is toen dat land aan hen beloofdwerd door de vaste en onveranderlijke wil van God. Want de zekerheidzelf van de belofte of de voorbestemming maakt dat al gegevenis, waarvan de vaderen geloofden dat het te zijner tijd gegevenzou worden. Op dezelfde manier zegt de apostel wanneer hijaan Timoteüs schrijft over die genade die aan de heiligen verleendwordt: 'Niet naar onze werken, maar naar Zijn plan en de genade,*n Tim. r:9- die ons in Christus Jezus vóór eeuwige tijden gegeven is, maar diero. nu door de komst van onze Heiland geopenbaard is.'[I I 6] Hij zegt dat de genade al gegeven was toen er zelfs nog geenmensen waren om haar aan te geven, omdat namelijk in het plan ende voorbestemming van God al gebeurd was wat te zijner tijd zougebeuren - dat noemt hij 'geopenbaard'. Dit kan trouwens ook begrepenworden als betrekking hebbend op het land van een toe-Vgl. Openb. komstige tijd, wanneer er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde2r:r. zal zijn, waar geen onrechtvaardigen zullen kunnen wonen. Endaarom wordt terecht tegen de vromen gezegd dat dat hun landzal zijn, waarvan geen enkel deel aan de goddelozen zal toebehoren.Want ook dat land is op dezelfde manier al gegeven, toen debelofte om het te geven gedaan werd.XXXV50 [I I 7] Als vijfde stelt Tyconius de regel op die hij 'Tij den' noemt.Met behulp van die regel kunnen we meestal een in de HeiligeSchrift niet expliciet gemaakte tijdsduur ontdekken of beredene-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.xxxv,1 17-121143ren. Hij zegt dat deze regel op twee manieren van toepassing is: ofdoor de trope 'synecdoche', of door gesanctioneerde getallen. Detrope synecdoche geeft of het geheel aan met behulp van een deel,of andersom. Bijvoorbeeld, één evangelist zegt dat het na acht dagengeschiedde, een tweede na zes, dat op de berg in aanwezigheidvan slechts drie discipelen het aangezicht van de Heer schitterde alsde zon, en zijn kledij als sneeuw.[ II 8] De opmerkingen over het aantal dagen kunnen onmogelijkbeide waar zijn, tenzij men het zo opvat dat degene die zegt 'na achtdagen', het laatste stukje van de dag waarop Christus voorspeldedat dit zou gebeuren, en het eerste stukje van de dag waarop hij laatzien dat het in vervulling is gegaan, rekende als twee hele, volledigedagen; en dat degene die zegt 'na zes dagen', alle hele, volledige dagenheeft meegerekend, maar alleen de dagen tussen die twee in alszodanig beschouwde. Door deze uitdrukkingswijze, die een geheelaanduidt met behulp van een gedeelte, kan men ook het bekendevraagstuk over de opstanding van Christus oplossen.[ II9] Want tenzij het laatste stukje van de dag van zijn passie alseen hele dag wordt opgevat (dat wil zeggen dat ook de voorafgaandenacht erbij geteld wordt), en tenzij de nacht aan het eindwaarvan hij is opgestaan, als een hele dag wordt opgevat (dat wilzeggen dat de zondag die dan net aanbreekt erbij geteld wordt),kunnen we niet aan de 'drie dagen en drie nachten' komen, waarvanhij had voorspeld dat hij ze zou doorbrengen in het hart vande aarde.* 51 [rzo] 'Gesanctioneerd' noemt hij de getallen die de goddelijkeSchrift een bijzondere waarde toeschrijft, bijvoorbeeld zeven, tien,twaalf enz.: wie de Schrift bestudeert, herkent ze gemakkelijk bijzijn lectuur. Zulke getallen staan meestal voor de tijd in zijn geheel.Bijvoorbeeld: 'Zevenmaal per dag zal ik U prijzen' is niets andersdan 'Altijd zij Zijn lof op mijn lippen'.[r2r] Ze hebben dezelfde waarde ook na vermenigvuldiging, ofwelmet tien, bijvoorbeeld zeventig en zevenhonderd - vandaardat de zeventig jaren van Jeremia ook in geestelijke zin kunnenworden opgevat voor de gehele tij d die de Kerk onder vreemdendoorbrengt -, ofwel na vermenigvuldiging met zichzelf, bijvoor­Vgl. Luc.9:28-29.Vgl. Matt.17:1-2; Me.9:2-J .Vgl. Matt.*Ps. rr8:164(1 19:164).Ps. 33:2(Jp).Vgl. Jer.beeld tienmaal tien is honderd. En twaalfmaal twaalf is honderdvierenveertig,en door dat getal wordt de hele groep der heiligenaangeduid in Openbaring. Hieruit blijkt dat niet alleen problemen Vgl. Openb.over tijden met die getallen kunnen worden opgelost, maar dat hun 7 ' 4·Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.xxxv, r2r-xxxvr,r 26I44betekenis verderstrekkend is, en wijdvertakt. Want dat getal inOpenbaring slaat helemaal niet op tijden, maar op mensen.XXXVI* 52 [ I22] De zesde regel noemt Tyconius 'Recapitulatie' en hijheeft hem door een knappe waakzaamheid ontdekt in passageswaar de Schrift duister is. Het gaat om teksten waar gesprokenwordt alsof feiten elkaar in chronologische volgorde opvolgen, ofalsof een aaneenschakeling van gebeurtenissen verteld wordt, hoewelhet verhaal in feite ongemerkt terugkomt op eerdere gebeurtenissendie het had overgeslagen. Tenzij men dat met behulp vandeze regel doorziet, is dwaling het gevolg.[123] Bijvoorbeeld, in Genesis staat: 'En de Here God plantte eentuin in Eden in het Oosten en daar zette hij de mens die hij gevormdVgl. Gen. had, en God liet elke boom die mooi is en goed om te eten groeien2:8-91xx. uit de grond.' In deze vorm lijkt het erop dat dit gebeurde nadatGod de mens had gemaakt en hem in het paradijs had gezet. Maarin feite worden beide zaken kort vermeld, dat wil zeggen: het feitdat God een tuin had geplant en dat hij daar de mens die hij geschapenhad, geplaatst had, en keert het verhaal vervolgens in een recapitulatieterug om te zeggen wat het had overgeslagen, namelij khoe de tuin was aangelegd: dat God namelijk uit de aarde alle bomendie mooi waren en goed om te eten, deed groeien.* [r24] Vervolgens vervolgt de tekst met de aanvulling: 'en in hetVgl. Gen. midden van het paradijs was de boom des levens en de boom van de2:9 Lxx. kennis van goed en kwaad.' Daarna komt uitleg over de rivierwaardoor de tuin besproeid moest worden, verdeeld in vier bronnenvoor vier stromen. Dat heeft allemaal nog betrekking op deaanleg van het paradijs. Wanneer de schrijver daarmee klaar is, herhaalthij datgene wat hij al had gezegd, en wat in feite ook hieropVgl. Gen. volgde, met de woorden: 'En de Here God nam de mens die hij ge-2:rs 1=· maakt had en zette hem in het paradijs,' enz.[125] Want de mens is daar pas geplaatst nadat die dingen gemaaktwaren, zoals nu ook precies blijkt uit de volgorde. En het is niet zodat die dingen gemaakt zijn nadat de mens daar geplaatst was: dathad de lezer op grond van de eerdere formulering kunnen denkenals hij daar niet waakzaam geweest was en begrepen had dat het eenrecapitulatie was, waardoor de schrijver terugkomt op wat hijovergeslagen had.53 [ 126] In ditzelfde boek staat ook, na de vermelding van de ge-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.XXXVI, I2Ó-I291 45neraties van de zonen van Noach: 'Dit zijn de zonen van Cham inhun families, naar hun talen in hun landen en in hun volkeren'. Enwanneer ook de zonen van Sem zijn opgesomd staat er: 'Dit zijn dezonen van Sem in hun families, naar hun talen in hun landen en inhun volkeren.' En over allen wordt toegevoegd: 'Dit zijn de familiesvan de zonen van Noach, volgens hun generaties, volgens hunvolkeren. En hieruit zijn groepen volkeren over de aarde verspreidna de zondvloed. En de hele aarde had één taal en alle mensen éénmanier van spreken.'[I 2 7] Deze toevoeging ('en de hele aarde had één taal en alle mensenéén manier van spreken', dat wil zeggen: 'allen hadden ééntaal'), lijkt gezegd alsof allen nog steeds één gemeenschappelijketaal hadden in die tij d waarin zij over de aarde verspreid waren ingroepen volkeren. Maar dat is zonder twijfel in tegenspraak met deeerdere tekst, waar staat: 'in hun families volgens hun talen.' Wanter had niet van de afzonderlijke families, die de afzonderlijke volkerenzouden vormen, gezegd kunnen worden dat ze al hun eigentalen hadden, toen allen nog één gemeenschappelijke taal hadden.[ 128] De toevoeging 'en de hele aarde had één taal en alle mensenéén manier van spreken' is er dus één per recapitulatie: het verhaalkeert ongemerkt op zijn schreden terug om te vermelden hoe hetkwam dat zij van één gemeenschappelijke taal over vele talen opgesplitstgeraakt waren. En het verhaal gaat door met de bekendetorenbouw, op het punt waar zij dit als straf voor hun hoogmoeddoor een goddelijk vonnis krijgen opgelegd. Daarna pas zijn zeover de aarde verspreid naar hun talen.* 54 [r29] De volgende recapitulatie is zelfs nog onduidelijker. DeHeer zegt in het Evangelie: 'Op de dag waarop Lot Sodom verliet,regende het vuur uit de hemel en dat richtte allen te gronde. Zozullen de dagen zijn van de Zoon des mensen, waarop hij geopenbaardzal worden. Als iemand op het dak zal zijn op dat uur, en zijnbezittingen zijn in het huis, moet hij niet naar beneden gaan om zeop te halen. En wie op het land is, moet evenmin terugkeren. Laathij denken aan de vrouw van Lot.' We moeten ons toch niet pas n.ade openbaring van de Heer aan die opdracht houden dat niemandom mag kijken, dat wil zeggen: zijn vroegere leven, dat hij heeftopgegeven, kritisch onderzoeken? Is het niet eerder de bedoelingdat juist n.u te doen, zodat iedereen later, na de openbaring van deHeer, het loon kan krijgen voor wat hij gerespecteerd of veronachtzaamdheeft?Vgl. Gen.I0:20 LXX.Vgl. Gen.IO:J I LXX.Vgl. Gen.ro:p-II:rLXX.Vgl. Gen.11:4-9·*Luc. IT29-J 2.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


III .XXXVI, I 30-XXXVII, I 3 3I4Ó[130] En toch, omdat de tekst luidt 'op dat uur', denkt men dat dieopdracht vervuld moet worden wanneer de Heer al geopenbaardzal zijn, tenzij de opmerkzaamheid van de lezer wakker genoeg isom de recapitulatie te begrijpen, gesteund door een andere Schriftpassagedie nog in de tijd van de apostelen zelf uitroept: 'Kinderen,*rJoh. 2:18. het is de laatste ure.' Dus de tijd zelf waarin het Evangelie verkondigdwordt tot het moment waarop de Heer geopenbaard zal worden,is het uur waarin dit voorschrift geldt. Want de feitelijkeVgL Rom. openbaring van de Heer heeft betrekking op datzelfde uur, dat2:5 . zal eindigen met de dag des Oordeels.Vgl. Matt.25:4I.Vgl. Ef1:22-2).Vgl. Matt.3:12; Luc.):17.VgLJes.14:12 LXX.Vgl. Ps. 14.XXXVII* SS [I 3 I] De zevende en tevens laatste regel van Tyconius is 'deduivel en zijn lichaam'. Ook de duivel is immers een 'hoofd', namelijkvan de goddelozen, die als het ware zijn lichaam zijn, endie met hem de straf van het eeuwige vuur zullen ingaan, zoalsChristus het hoofd is van de Kerk, die zijn lichaam is, en die methem in zijn koninkrijk en eeuwige glorie zal zijn. Op grond vande eerste regel (genaamd 'de Heer en zijn lichaam') moeten we alertzijn en begrij pen wat bij het hoofd en wat bij het lichaam past wanneerde Schrift over één en dezelfde persoon spreekt. Op dezelfdemanier geldt bij deze laatste regel dat soms iets over de duivelwordt gezegd wat niet zozeer van toepassing is op hemzelf, maareerder op zijn lichaam. Dat bestaat niet alleen uit degenen die evidentbuiten de Kerk staan, maar ook uit degenen die weliswaar deduivel toebehoren, maar die zich voor het ogenblik met de Kerkgemengd hebben, totdat ieder dit leven verlaat, of tot het kaf vanhet koren gescheiden wordt door de laatste wan.[I 32] Want men begrij pt zonder meer dat het woord van Jesaja'Hoe is Lucifer, zoon van de dageraad, uit de hemel gevallen?' overde duivel gaat - hetzelfde geldt voor wat er verder over of tegendezelfde persoon in de gedaante van de koning van Babylon gezegdwordt in de context van die passage. En toch past wat daarstaat: 'hij is terneergeworpen op aarde die aan alle volkeren zendt',niet helemaal bij het hoofd. Want hoewel de duivel zijn engelenaan alle volkeren zendt, toch wordt op aarde zijn lichaam, niet hijzelf, terneer geworpen. Tenzij hij zelf in zijn lichaam is, dat fijngemaaktwordt als stof dat de wind wegblaast van het gezicht van deaarde.* s6 [I33] Al deze regels, op één na ('beloften en de Wet') leiden totCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


III.xxxvn, r 3 3-13 5 147begrip van afgeleide betekenissen, en afgeleide betekenis is eigenaan overdrachtelijk taalgebruik (tropen), een fenomeen dat in mijnogen te wijdverbreid is dan dat het door iemand in zijn geheel behandeldkan worden. Want overal waar één ding gezegd wordt omiets anders te doen begrijpen, is er sprake van een uitdrukking dieeen trope vormt, zelfs als de naam van die trope niet voorkomt inde leerboeken van de welsprekendheid. Als de trope in een gebruikelijkecontext optreedt, volgt het begrip zonder moeite. Maar alshet een ongebruikelijke context betreft, kost het wel moeite het tebegrijpen, aan sommigen meer, anderen minder, naarmate Godsgaven meer of minder werkzaam zijn in iemands geest, of hemhulpmiddelen ter beschikking staan.* [134] Bij woorden in hun eigenlijke zin, waarover wij het eerdergehad hebben, moet men de zaken begrijpen zoals ze gezegd zijn;bij woorden in overdrachtelijke zin, het materiaal van tropen,moet het één uit het ander begrepen worden - daarover hebbenwij tot hiertoe gesproken, en voldoende, dacht ik. V oor beidegroepen geldt dezelfde aansporing: studenten van de eerbiedwaardigegeschriften moeten niet alleen de verschillende soorten taalgebruikvan de Heilige Schrift kennen, en alert zijn en zich goed inhet geheugen prenten hoe iets daar gezegd pleegt te worden; zemoeten ook - en dit is het voornaamste en het meest noodzakelijke-bidden om begrip. Ze lezen immers in de Schrift die ze bestuderendat 'de Heer wijsheid schenkt, en van zijn aangezicht komenkennis en begrip'. Zelfs de wil tot studeren zelf - mits gepaard *Spr. 2:6.met vroomheid - hebben ze van Hem gekregen.[ r 3 5] Maar laat dit voldoende zijn over de tekens, tenminste de verbale.Rest me om, voor zover God het me geeft, in het volgendeboek te handelen over het presenteren van onze gedachten.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


Boek IV Presentatie van de 'realiteiten'I* I [I] Van meet af aan was het de bedoeling dat dit werk van mij ,getiteld De doctrina christiana, twee hoofddelen zou hebben. Zoschreef ik na het Voorwoord, waarin ik potentiële critici van repliekdiende: 'Elke studie van de Schrift stoelt op twee methoden:ontdekken wat we moeten begrijpen en presenteren wat we begrepenhebben. Ik zal het eerst hebben over het ontdekken, daarnaover de presentatie.'[2] Nu heb ik al veel gezegd over het ontdekken, en drie boekenover dit ene hoofddeel volgeschreven. Daarom zal ik met Godshulp slechts weinig zeggen over presentatie. Als het mogelijk is,wil ik alles in één boek onderbrengen en het hele werk in vier boekenafronden.* 2 [3] Eerst een paar woorden vooraf om de verwachtingen in tedammen van de lezers die misschien denken dat ik de regels van deretorica ga behandelen die ik in wereldse scholen geleerd en onderwezenheb: dat moet men niet van mij verwachten. Niet dat zegeen nut hebben; maar voor zover ze dat hebben, moet men ze eldersleren, als een fatsoenlijk man toevallig ook daarvoor tijd overheeft.Maar van mij moet men dit niet vragen, noch in dit werknoch in enig ander.Il* 3 [4] Retorica is een middel om zowel waarheid als leugen geloofwaardigte maken. Wie zou het daarom wagen vol te houdendat de verdedigers van de waarheid de strijd tegen de leugen ongewapendmoeten aanbinden? Dat zou dan natuurlijk betekenen datwie proberen on-waarheid overtuigend te presenteren, wél wetenhoe ze hun gehoor welwillend, aandachtig en leergierig moetenmaken met hun openingswoorden, maar de verdedigers van dewaarheid niet! Zij mogen een kort, duidelijk en waarschijnlijk verhaalophangen over wat niet waar is, terwijl de anderen hun wareverhaal zo moeten doen dat men er gauw genoeg van krijgt omCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.II,4-III,9149ernaar te luisteren, het niet duidelijk genoeg is om te begrijpen, en,ten slotte, men niet van zins is om het te geloven! Zij mogen metmisleidende argumenten de waarheid bestrijden, en onwaarheidverkondigen, terwijl de anderen noch de waarheid kunnen verdedigen,noch onwaarheid weerleggen? Zij mogen hun gehoor hetpad van de dwaling op dwingen, en ze angst aanjagen met hunwoorden, ze bedroefd stemmen, vrolijk maken, en vurig aansporen,terwijl de anderen taai en saai knikkebollen voor de zaak vande waarheid! Wie is er zo gek dat hij dat denkt?[5] Nee, retorische vaardigheid is neutraal terrein en een machtiginstrument om zaken, of ze nu goed of slecht zijn, overtuigend tepresenteren. Waarom beijveren goede mensen zich dus niet omhaar in te schakelen om te strij den voor de waarheid, als slechtemensen haar ten behoeve van verdorvenheid en dwaling gebruikenom hun verwrongen en ij dele doelstellingen te verwezenlijken?lil4 [6] Maar alle regels en voorschriften hieromtrent, die in combinatiemet een verstandige routine van taaltraining in woordenschaten stijlornamenten datgene opleveren wat taalvaardigheid of welsprekendheidheet, moet men buiten dit werk van ons om leren, ineen hiervoor gereserveerd redelijk tijdsbestek, op de juiste en geschikteleeftijd, als men daartoe vlot in staat is.* [ 7] Want zelfs de meest vooraanstaande beoefenaars van de Romeinsewelsprekendheid deinsden er niet voor terug om te zeggendat dit vak óf snel te leren is, óf helemaal nooit. En wat heeft hetvoor zin ons afte vragen of dit waar is? Want zelfs als het uiteindelijkooit ook wel door tragere studenten te leren valt, geven wij ertoch niet zoveel om dat we zouden willen dat iemand zijn middelbareleeftijd of zelfs oude dag aan het leren ervan besteedt.[8] Het is voldoende dat jongelui zich hiermee bezighouden, en nieteens alle jongelui die wij willen trainen om het belang van de Kerkte dienen, maar alleen degenen die nog niet in beslag zijn genomendoor dringender verplichtingen, die zonder enige twijfel voorrangverdienen. Als men scherpzinnig en enthousiast is aangelegd, beklijftwelsprekendheid immers toch gemakkelijker als men welsprekendevoorbeelden leest en hoort, dan wanneer men de regelsvan de welsprekendheid volgt.* [9] Nog afgezien van de canon die tot ons heil het hoogste gezagbekleedt, ontbreekt het ook niet aan kerkelijke literatuur: onder hetCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.Ill,9-I3 150lezen en bestuderen daarvan raakt een capabel man toch ook vertrouwdmet de uitdrukkingsvorm, zelfs al is hij daar niet op uit,maar concentreert hij zich slechts op de inhoud van wat er staat.Dit geldt in het bijzonder als hij zich daarnaast oefent in hetzijschrijven, hetzij dicteren, en ten slotte ook in het uitspreken vanzijn opvattingen in overeenstemming met de regel van vroomheiden geloof[ ro J Maar ontbreekt zulke aanleg, dan zijn ook die voorschriftenvan de retorica niet te bevatten, en ze baten ook niets als ze met groteinspanning erin gestampt en eindelijk een beetje begrepen worden.Ja zelfs wie ze geleerd hebben en vloeiend en elegant spreken,zijn niet allemaal in staat om onder het spreken aan het toepassenvan die regels te denken, tenzij ze de regels zelf behandelen. Integendeel,ik denk dat amper een handvol mensen allebei die dingenkunnen goed spreken en tegelijkertijd, om dat te doen, onder hetspreken denken aan de regels der welsprekendheid.[I IJ Het risico bestaat dat wat we te zeggen hebben ons ontschietterwijl we ons erop concentreren het naar de regels der kunst teverwoorden. En toch blijken de regels van de welsprekendheid inpraktijk gebracht te zijn in de speeches en uitspraken van welsprekendemensen - maar of ze ze nu geleerd hadden of ze zelfs nooitbekeken hadden, ze hadden ze niet in gedachten met het doel welsprekendte zijn, of tijdens hun uitingen van welsprekendheid. Zepassen ze namelijk niet toe om welsprekend te zijn, maar ze vervullenze omdat ze welsprekend zijn.* 5 [ 12] Zuigelingen leren alleen maar spreken door uitdrukkingente leren van mensen die spreken: waarom zouden ze dus geen goedesprekers kunnen worden zonder enige training in de leer van dewelsprekendheid, maar door de speeches van goede sprekers te lezenen te beluisteren en, voor zover mogelijk, na te bootsen? Leertde ervaring niet dat het zo gaat? We kennen tal van personen diezonder retorische scholing welsprekender zijn dan tal van anderendie haar wel gehad hebben, maar niemand die dat bereikt heeftzonder de discussies of toespraken van goede sprekers gelezen enbeluisterd te hebben.[ r 3] Kinderen zouden zelfs geen grammaticales, geen instructie inzuiver taalgebruik nodig hebben, als het hun vergund was op tegroeien .en te leven te midden van mensen die foutloos spraken.Ze zouden natuurlijk geen enkele taalfout kunnen benoemen, maarelke fo ut die ze een willekeurige spreker zouden horen begaan,Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.m, I 3-v, I 8V* 7 [ 17] Nu doen sommigen dat op een botte, lelijke en kille manier,anderen scherpzinnig, sierlij k en krachtig. Maar voor het doeldat wij voor ogen hebben, moet die man aantreden die weldoordachtkan discussiëren of spreken, zelfs al kan hij het niet welsprekend.Zo is hij zijn gehoor tot nut, zij het in mindere mate danwanneer hij ook retorisch vaardig zou zijn. Maar pas op voor wieovervloeit van ondoordachte welsprekendheid, en des te meer naarmatede toehoorder meer plezier ontleent aan zijn nutteloze praat, endenkt dat omdat wat hij zegt welsprekend is, het ook waar is.* [r8] Dit punt is ook de voorstanders van retorica-onderwijs nietontgaan. Zij geven toe dat weldenkendheid zonder welsprekendl5Izouden ze op grond van hun eigen gezonde taalgebruik bekritiserenen zich ertegen in acht nemen, zoals stadsmensen, zelfs ongeletterde,mensen van het platteland kritiseren.IV* 6 [ I4] Goed dan: een exegeet en leraar van de goddelijke Schrift,een verdediger van het rechte geloof en bestrijder van dwaling,moet zijn gehoor leren het goede te doen en het kwade te laten.Daarbij dient hij wie afwijzend is op zijn hand te brengen, wie onverschilligis te enthousiasmeren, en wie niet weet waarom het gaatte informeren over wat hij moet verwachten. Treft hij een gehooraan dat welwillend, alert en nieuwsgierig is (of heeft hij ze zelf eenmaalzo gestemd), dan moet de rest aangepakt worden zoals dezaak vereist. Wanneer het gehoor instructie behoeft, moet dat doormiddel van een relaas gebeuren, als inderdaad voorlichting nodig isover het onderwerp in kwestie.* [rs] Om zekerheid te verschaffen over wat twijfelachtig is, moeteen redenering worden opgezet, waarbij bewijsstukken worden aangevoerd.Een grotere verbale krachtsinspanning is nodig wanneerde toehoorders niet zozeer geïnstrueerd maar emotioneel geraaktmoeten worden, zodat ze niet laks zijn in de uitvoering van watze inmiddels weten, en instemmen met wat ze voor waar erkennen.Hier zijn smeekbeden en schrobberingen, aansporing en reprimandenodig, en al wat verder het vermogen heeft om emotiesop te wekken.[r6] Let wel: Vrijwel iedereen past onophoudelijk alle genoemdeelementen toe in zijn taalhandelingen.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.v,rS-23heid de samenleving slechts weinig voordeel brengt, maar dat welsprekendheidzonder weldenkendheid meestal een enorme schadeaanricht, en nooit voordeel brengt. Als onze autoriteiten op het gebiedvan de voorschriften der welsprekendheid zich dus al onderdruk van de waarheid gedwongen zien dit in één adem te bekennen- zonder dat ze de ware wijsheid kennen, dat wil zeggen: de wijsheiddie uit de hoogte neerdaalt van de Vader van het licht -hoezeerte meer moeten wij er dan niet mee instemmen, die de zonenen dienaren van die wijsheid zijn?* [19] Nu spreekt een mens in meerdere of mindere mate wij s naarmatehij meer of minder gevorderd is met de Heilige Schrift. Ikdoel niet op de frequente lectuur en het memoriseren ervan, maarop goed begrip en nauwgezet speuren naar de betekenis. Want erzijn mensen die de Schrift lezen zonder aandacht. Ze lezen om detekst te onthouden, ze lezen zonder aandacht om hem maar niet tehoeven begrijpen.[ 20] Boven hen zijn zonder twijfel diegenen verre te prefereren diede letterlijke tekst minder paraat hebben, maar in het hart ervandoordringen met de ogen van hun eigen hart. Beter dan elk vanbeide groepen is degene die de Schrift naar believen kan citerenen haar tevens naar behoren begrijpt.8 [ 2I] Het is dus vooral de spreker die in wijze woorden moet vatten,ook wat hij niet welsprekend kan zeggen, die voor de noodzaakstaat de woorden van de Schrift te onthouden. Hoe armerhij zijn eigen mogelijkheden weet, des te rijker moet hij daarin zijn.Zo kan hij met behulp van de Schrift aannemelijk maken wat hij inzijn eigen woorden zegt, en zo kan wie in zijn eigen woorden onderde maat is, als het ware groeien door grote woorden aan te halen.Want wie zijn gehoor niet kan vermaken als spreker, vermaakthet met overtuigende citaten.[ 22 J Het is zeker waar dat wie niet alleen wijs, maar ook welsprekendwil spreken, van groter nut zal zijn als hij dat inderdaad allebeikan: daarom laat ik zo iemand welsprekende voorbeelden lezen ofbeluisteren en zich oefenen in het imiteren ervan, liever dan dat ikhem voorschrijf tij d vrij te maken voor de leermeester in de retorica.Voorwaarde is wel dat de voorbeelden die hij zo leest en beluistert,echt de lof verdienen dat ze niet alleen welsprekend, maar ookwijs gesproken hebben of dat nog doen.[23] Want luisteren naar welsprekende redenaars is een genoegen;luisteren naar wijze redenaars geeft heilzaam resultaat. DaaromCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV. V ,23 -VI,27 I 53zegt de Schrift niet 'de menigte der welsprekenden', maar 'de me- Wijsheidnigte der wijzen is het welzijn van de wereld'. Zoals we echter 6:z6.dikwijls een heilzame pil moeten slikken, al is hij bitter, zo moetanderzijds verderfelijke zoetigheid te allen tijde vermeden worden.Maar wat is er beter dan heilzame zoetheid of zoete heilzaamheid?Hoe meer men immers in dat geval verlangt naar de zoetheid,des te gemakkelijker oefent de heilzaamheid haar nuttigewerking uit.* ( 24] Als gezegd: Er zijn kerkleraren die het goddelijke woord nietalleen wijs maar ook welsprekend behandeld hebben. De tijd schietgewoon te kort om ze te lezen - dat is eerder het probleem dan datzij onvoldoende stof zouden bieden aan wie de tij d heeft ze te bestuderen.VI* 9 [25] Hier vraagt iemand zich misschien af of onze auteurs,schrijvers van een canon van goddelijk geïnspireerde geschriftenwaarvan een uiterst heilzaam gezag uitgaat, slechts wij s genoemdmogen worden, of ook welsprekend. Dat is een vraag die zich voormijzelf en voor wie het eens is met wat ik zeg, heel gemakkelijk laatoplossen. Waar ik ze begrijp, lijken ze mij niet alleen het toppuntvan wijsheid, maar ook van welsprekendheid. Ik durf te bewerendat iedereen die hun woorden goed begrijpt, tegelijk begrijpt datze zich niet op een andere manier hadden mogen uitdrukken.* ( 26] Zoals er immers een vorm van welsprekendheid is die meerpast bij de jeugd en een andere die meer past bij de ouderdom (taaluitingenverdienen de naam welsprekendheid niet als ze niet passenbij de persoon van de spreker), zo is er ook een vorm die past bijmannen die het hoogste gezag volkomen waardig en evident goddelijkgeïnspireerd zijn. Dat is de vorm die die schrijvers toepassen- een andere past hun niet, en die vorm past ook niemand anders.Hij is op maat voor hen, maar de anderen overstijgt hij , des te hogernaarmate hij nederiger lijkt, niet door opgeblazen taalgebruik,maar door zijn solide inhoud.* [ 27] Maar waar ik ze niet begrijp, valt hun welsprekendheid mijminder op, al twijfel ik er niet aan dat zij nog net zo is als op deplaatsen waar ik ze wel begrijp. Precies die vermenging van onduidelijkheidmet welsprekendheid in het heilzame woord Gods wasnodig om ons begrip te laten groeien, niet alleen door spontanevondsten, maar ook door inspanning.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.vr,28-vn,32 154* IO [ 28] De stijldeugden en verfraaiingen van de welsprekendheidzijn de trots van wie hun eigen taalgebruik verkiezen boven dat vanonze auteurs, niet op grond van echte grootsheid, maar uit verwatenheid:welnu, als ik tijd had, zou ik die allemaal kunnen laten zienin de heilige geschriften van die auteurs die de goddelijke voorzienigheidons bezorgd heeft om ons te instrueren en van deze verdorvenwereld naar die van gelukzaligheid te leiden.* [29] Maar toch is het niet wat deze mannen gemeen hebben metheidense redenaars en dichters wat me meer dan ik zeggen kan aantrektin hun welsprekendheid. Nee, wat ik bewonder en waarvanik versteld sta, is dat ze die vertrouwde welsprekendheid zo in eenander type welsprekendheid dat hun eigen is gebruikt hebben, datdie eerste vorm hun niet ontbreekt, maar dat hij ook niet in henopvalt. Zowel afkeuring ervan als ermee pronken zou immers ongepastvoor ze zijn. Het eerste zou gebeuren als ze hem vermedenen het tweede zou men kunnen denken als hij in het oog sprong.[30 J Hier en daar merken geleerden hem op, maar dan gaat het overdusdanige zaken dat de uitdrukkingsvorm niet door de spreker gekozen,maar een spontaan uitvloeisel van het onderwerp lijkt. Jekunt het je voorstellen alsof wijsheid te voorschijn komt uit haarhuis, dat wil zeggen: het hart van de wijze, en dat de welsprekendheidhaar volgt als een onafscheidelijke dienares, zelfs zonder dat zeontboden is.Rom. 5:3-5.VIIII [3 r J Wie ziet immers niet de bedoeling en de wijsheid van devolgende woorden van de apostel: 'Maar wij roemen ook in deverdrukkingen, daar wij weten, dat de verdrukking volhardinguitwerkt, en de volharding beproefdheid, en de beproefdbeidhoop; en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods inonze harten uitgestort is door de Heilige Geest, die ons gegeven is.'Als een ondeskundige expert, om het maar zo uit te drukken, zoubeweren dat de apostel hier te werk gaat volgens de voorschriftenvan de welsprekendheid, zal hij zich dan niet de spot op de hals halenvan alle christenen, geleerd en ongeleerd?* [32] Toch herkent men hier de stijlfiguur die in het Grieks klimax('ladder'), in het Latij n door sommigen gradatio ('gradatie') wordtgenoemd, omdat ze het geen scala ('trap') wilden noemen; het gevalwaarin woorden of betekenissen aan elkaar worden geregen.Zo zien we hier dat aan 'verdrukking' 'volharding', aan 'volhar-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV. VII,J2-3 5155ding' 'beproefdheid', en aan 'beproefdheid' 'hoop' verbondenwordt. Ook een andere stijlversiering valt op. Want na enkele individuelefrasen die begrensd zijn door de intonatie (in het Latijnheten ze membra ['leden'] en caesa ['zinsnedes'], in het Grieks kólaen kommata), volgt een volzin (ambitus, circuitus ['rondgang']), diezij periodos ('periode') noemen. De leden ervan blijven hangen doorde intonatie van de spreker, totdat hij eindelijk de periode afrondt.[33] Van wat aan de periode voorafgaat, is dit het eerste lid: 'dat deverdrukking volharding uitwerkt', het tweede 'en de volhardingbeproefdheid'; het derde 'en de beproefdheid hoop'. Dan volgt debewuste volzin die zich in drie leden voltrekt. Het eerste is 'en dehoop maakt niet beschaamd'; het tweede 'omdat de liefde Godsin onze harten uitgestort is'; het derde 'door de Heilige Geest, dieons gegeven is'. Nu wordt dit soort zaken inderdaad onderwezenin de leer van de welsprekendheid. We zeggen dus niet dat deApostel de voorschriften van de welsprekendheid volgde. Maarevenmin ontkennen we dat wijsheid welsprekendheid in haar gevolgheeft.12 [34] In zijn tweede brief aan de Korintiërs weerlegt hij zekerevalse apostelen uit joodse kringen die hem kritiseerden. Hoe wijsspreekt hij daar niet, en hoe welsprekend tegelijk, wanneer hij zichde noodzaak om zijn eigen lof te zingen als een dwaasheid aanrekent!Maar van die wijsheid is hij een metgezel, aan de welsprekendheidgeeft hij leiding. De wijsheid volgt hij , de welsprekendheidgaat hij vóór, zonder haar evenwel terug te wijzen als ze hemvolgt.[35] Ik citeer: 'Nog eens: niemand houde mij voor onverstandig; ofanders: aanvaardt mij als een onverstandige; dan kan ik ook eenweinig roemen. Wat ik zeg, zeg ik niet naar de Here, maar als inonverstand, aangenomen, dat wij mogen roemen. Daar velen roemennaar het vlees, zal ook ik eens roemen. U hebt immers gaarnegeduld met onverstandigen, omdat u zo verstandig bent; u verdraagthet immers, als iemand u als slaven gebruikt, als iemand uopeet, als iemand beslag op u legt, als iemand groot doet, alsiemand u in het aangezicht slaat. Tot mijn schande moet ik erkennen,dat wij te zwak geweest zijn. En toch, wanneer iemand ietsdurft - ik spreek in onverstand - dan durf ik ook. Hebreeën zijnzij? Ik ook. Israëlieten zijn zij? Ik ook. Nageslacht van Abrahamzijn zij ? Ik ook. Dienaren van Christus zijn zij ? - ik spreek tegenmijn verstand in -ik nog meer: in moeiten veel vaker, in gevan-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.VII,3 5-39genschap veel vaker, in slagen maar al te zeer, in doodsgevaren menigmaal.Van de Joden heb ik vijfmaal de veertig-min-één slagenontvangen, driemaal ben ik met de roede gegeseld, eens ben ik gestenigd,driemaal heb ik schipbreuk geleden, een etmaal heb ikdoorgebracht in volle zee; telkens op reis, in gevaar door rivieren,in gevaar door rovers, in gevaar door volksgenoten, in gevaar doorheidenen, in gevaar in de stad, in gevaar in de woestijn, in gevaarop zee, in gevaar onder valse broeders; in moeite en inspanning, talvan nachten zonder slaap, in honger en dorst, tal van dagen zondereten, in koude en naaktheid; (en dan), afgezien van de dingen, die erverder nog zijn, mijn dagelijkse beslommering, de zorg voor al degemeenten. Indien iemand zwak is, zou ik het dan niet zijn? Indien11 Kor. iemand aanstoot neemt, zou ik dan niet in brand staan? Moet er ge-roemd worden, dan zal ik van mijn zwakheid roemen.' De wakkerelezer ziet hoe wij s deze woorden zijn. Maar zelfs wie snurktvan de slaap merkt op hoe vloeiend-welsprekend ze lopen.13 (36] Verder erkent de kenner dat die zinsneden die de Griekenkommata noemen, en de leden en perioden waarover ik het evenhiervoor had, als het ware het gezicht van die hele stijl bepalen, omdatze er in de fraaiste afwisseling elk hun plaats krijgen. Zelfs ongeletterdengenieten daarvan en worden erdoor geraakt.[37] Perioden komen voor vanafhet begin van ons citaat. De eersteis de kleinste, dat wil zeggen: hij bestaat uit twee leden - want periodenkunnen niet minder dan twee leden hebben; meer kan wel.Dit is dus de eerste: 'Nog eens: niemand hou de mij voor onverstandig'.De volgende heeft drie leden: 'of anders: aanvaardt mij als eenonverstandige; dan kan ik ook een weinig roemen.'* [38] De derde heeft vier leden: 'Wat ik zeg, zeg ik niet naar deHere, maar als in onverstand, aangenomen dat wij mogen roemen.'De vierde heeft er twee: 'Daar velen roemen naar het vlees, zal ookik eens roemen.' De vijfde heeft er ook twee: 'U hebt immers gaarnegeduld met on verstandigen, omdat u zo verstandig bent'. En datgeldt ook voor de zesde: 'u verdraagt het immers, als iemand u alsslaven gebruikt'. Dan volgen drie zinsneden: 'als iemand u opeet,als iemand beslag op u legt, als iemand groot doet'.[39] Dan drie leden: 'als iemand u in het aangezicht slaat. Tot mijnschande moet ik erkennen, dat wij te zwak geweest zijn.' Plus eendrieledige periode: 'En toch, wanneer iemand iets durft - ik spreekin onverstand - dan durf ik ook.' Nu correspondeert telkens eenvragende zinsnede met een antwoordende, drie tegen drie: 'He-rr:r6-Jo.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.VII,39-44 1 57breeën zijn zij? Ik ook. Israëlieten zijn zij? Ik ook. Nageslacht vanAbraham zijn zij? Ik ook.' Maar met een vergelijkbare vierde vragendezinsnede laat hij niet weer een zinsnede, maar een lid corresponderen:'Dienaren van Christus zijn zij? - ik spreek tegen mijnverstand in -ik nog meer'.[ 40] Vervolgens stort hij nog vier zinsneden over ons uit - metgoed gevoel voor stijl zijn de vragen gestopt: 'in moeiten veel vaker,in gevangenschap veel vaker, in slagen maar al te zeer, indoodsgevaren menigmaal.' Dan last hij een korte periode in (wemoeten interpungeren en pauzeren in de uitspraak): 'Van de Jodenheb ik vijfmaal' (dit is één lid, het tweede is ermee verbonden): 'deveertig-min-één slagen ontvangen'.[41] Nu keert hij weer terug tot zinsneden, drie stuks: 'driemaal benik met de roede gegeseld, eens ben ik gestenigd, driemaal heb ikschipbreuk geleden'. Volgt een lid: 'een etmaal heb ik doorgebrachtin volle zee'. Vervolgens komt een stroom van veertien zinsneden,met een prachtige vaart: 'telkens op reis, in gevaar door rivieren,in gevaar door rovers, in gevaar door volksgenoten, ingevaar door heidenen, in gevaar in de stad, in gevaar in de woestijn,in gevaar op zee, in gevaar onder valse broeders; in moeite en inspanning,tal van nachten zonder slaap, in honger en dorst, talvan dagen zonder eten, in koude en naaktheid'.[42] Hierna last hij een drieledige periode in: 'afgezien van de dingendie er verder nog zijn, mijn dagelijkse beslommering, de zorgvoor al de gemeenten.' Twee leden in vraagvorm voegt hij daaraantoe: 'Indien iemand zwak is, zou ik het dan niet zijn? Indien iemandaanstoot neemt, zou ik dan niet in brand staan?' En ten slotte wordtde hele passage, als het ware buiten adem, besloten door een tweeledigeperiode: 'Moet er geroemd worden, dan zal ik van mijnzwakheid roemen.'[43] Na deze onstuimige passage last hij een verhaaltje in. Zo komthij wat tot rust en kalmeert hij ook zijn gehoor: hoe mooi en verrukkelijkdat is, valt nauwelij ks te zeggen. Hij vervolgt namelijkmet de woorden: 'De God en Vader van onze Here Jezus, geprezenzij Hij in eeuwigheid, weet dat ik niet lieg.' En daarna vertelt hij nKor. u:3r.heel in het kort hoe hij in gevaar was, en hoe hij ontkwam.14 [ 44] Het voert te ver om ook de overige elementen van deze passagete behandelen of ditzelfde te laten zien in andere passages vande Heilige Schrift. Want stel dat ik ook de stijlfiguren uit de leervan de retorica had willen laten zien, tenminste in het stuk welspre-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.VII,44-48kendheid van de apostel dat ik net heb aangehaald? Zouden serieuzemensen niet allang denken dat ik geen maat wist te houdenvoordat een retorica-student mijn bijdrage ook maar voldoendezou vinden?(45] Wanneer dit alles door professoren onderwezen wordt, vindtmen het veel waard, het wordt voor veel geld gekocht en met veelophef te koop aangeboden. Mijn betoog riekt ook al naar zulke ophef,vrees ik. Maar ik moest de slecht geïnformeerde lieden van repliekdienen die vinden dat onze auteurs geringschatting verdienen,niet omdat ze de woordkunst die de critici zo enorm appreciëren,niet hebben, maar omdat ze er niet mee te koop lopen.* 15 [ 46] Maar misschien denkt iemand dat ik de apostel Paulus hebgekozen als onze redenaar bij uitstek. Want waar hij zegt: 'Zelfs aln Kor. u :6. ben ik onervaren in het spreken, in kennis ben ik het niet,' lijkt hij tespreken alsofhij slechts een concessie doet aan zijn critici, niet alsofhij de waarheid ervan bekent en toegeeft. Als hij gezegd had 'weliswaaronervaren in het spreken, maar niet in kennis', had het nietop een andere manier opgevat kunnen worden. Het is duidelijk dathij niet aarzelde aanspraak te maken op kennis - zonder kennis zouI Tim. 27. hij immers geen 'leraar der heidenen' kunnen zijn.[ 47] Hoe dan ook, als we iets van hem aanhalen als voorbeeld vanwelsprekendheid, dan doen we dat natuurlijk uit die brieven waarvanzelfs zijn critici, die ervoor wilden zorgen dat zijn gesprokenwoord geen enkel aanzien genoot, moesten toegeven dat ze genKor.IO:Io. wichtig en krachtig zijn.* (48] Ik begrijp dus wel dat ik ook iets moet zeggen over de welsprekendheidvan de profeten, waar veel verhuld wordt door figuurlijktaalgebruik. Hoe meer overdrachtelijk taalgebruik de betekenisbedekt, des te meer plezier geeft de onthulling ervan. Mijnvoorbeeld hier moet dusdanig zijn dat ik niet verplicht ben uit teleggen wat er gezegd wordt, maar slechts welwillende aandachthoef te vragen voor de manier waarop dat gebeurt. Ik zal dit speciaalaan de hand van het boek van die profeet doen, die zegt dat hijAmos TI4- een herder of veehouder was en daar van godswege werd wegge-I S. haald met de opdracht te profeteren voor het volk Gods. Ik gebruikniet de vertaling van de Septuagint, de zeventig vertalers: zij werdenin hun vertaling zelf ook door de Heilige Geest geïnspireerd, enlijken daarom een paar afwijkende uitdrukkingen te hebben gebruiktom de aandacht van de lezer meer te richten op het onderzoekenvan de geestelijke betekenis. Daarom zijn sommige uit-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.VII,48-52 1 59drukkingen bij hen ook nog duisterder, omdat ze nog sterker overdrachtelijkzijn. Maar ik gebruik de tekst zoals de priester Hieronymus,een kenner van beide talen, hem van het Hebreeuws in hetLatijn heeft vertaald.* 16 [ 49] In zijn aanklacht tegen de goddelozen, de hoogmoedigen,de materialisten, al die mensen die zodoende absoluut niets meergaven om broederlijke liefde, riep die profeet en boer (of voormaligeboer) uit: 'Wee u die rijk bent op Sion, en die zich veilig voeltop de berg van Samaria, de leiders, hoofden der volkeren, die hethuis van Israël binnengaat in processie! Trekt over naar Kalne enziet, en gaat vandaar naar het grote Harnat en daalt af naar Gatder Filistijnen en naar al hun beste koninkrijken, om te zien ofhun gebied groter is dan het uwe. U die apart gezet bent voor dekwade dag en de zetel van slechtheid nadert, die slaapt op ivorenbedden en wellustig bent op uw divans, die lammeren uit de kuddeopeet, en kalveren midden uit de stal, die zingt bij het geluid van deharp. Ze dachten dat ze muziekinstrumenten hadden zoals David,wijn drinkend uit kommen, gezalfd met het beste parfum, en ze bekommerdenzich niet om het leed vanJozef.'* [50] Stel dat degenen die onze profeten verachten als ongeletterdelui zonder kennis van de welsprekendheid (geleerd en welsprekendals ze zelf zijn!) iets dergelijks tot een vergelijkbaar gehoor haddenmoeten zeggen: hadden ze dan iets ervan op een andere manier willenverwoorden - voor zover ze niet als waanzinnigen tekeer haddenwillen gaan?17 [5 IJ Wat kunnen nuchtere oren meer verlangen dan deze welbespraaktheid?In de eerste plaats is daar de felle aanval, een dreunendeslag voor de als het ware ingedutte zinnen om ze wakker tekrijgen: 'Wee u die rijk bent op Sion, en die zich veilig voelt op deberg van Samaria, de leiders, hoofden der volkeren, die het huisvan Israël binnengaat in processie!' Ten tweede wil hij laten ziendat zij ondankbaar zijn voor de weldaden van God, die hun een rijkvan ruime afmetingen had gegeven. Dit blijkt uit het feit dat ze hunvertrouwen stellen in de berg van Samaria (waar natuurlijk afgodenvereerd werden). Daarom zegt hij: 'Trekt over naar Kalne enziet, en gaat vandaar naar het grote Harnat en daalt af naar Gat derFilistijnen en naar al hun beste koninkrijken, om te zien of hun gebiedgroter is dan het uwe.'[52] Tegelijk met de geciteerde woorden verfraaien in dit stukplaatsnamen de tekst als lichtende ornamenten: Sion, Samaria, Kal-Amos 6:r-6.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.VII,52-55r6one, het grote Harnat en Gat van de Filistijnen. Vervolgens is er eenuiterst elegante variatie in de werkwoorden die met deze plaatsenverbonden worden: 'U die rijk bent', 'die zich veilig voelt', 'trektover', 'gaat', 'daalt af'.18 [S3] Daarna kondigt hij aan dat de toekomstige gevangenschaponder een slechte koning nabij is, met de toevoeging: 'U die apartgezet bent voor de kwade dag en de zetel van slechtheid nadert.'Dan laat hij de uitingen van materialisme volgen: 'u die slaapt opivoren bedden en wellustig bent op uw divans, die lammeren uitde kudde opeet, en kalveren midden uit de stal'. Die zes leden leverendrie tweeledige perioden op.[S4] Want hij zegt niet: 'U die apart gezet bent voor de kwade dag,die de zetel van slechtheid nadert, die slaapt op ivoren bedden, diewellustig bent op uw divans, die lammeren uit de kudde opeet, diekalveren midden uit de stal (opeet)'. Als het er zo stond, zou datook mooi zijn - dan zouden alle zes leden afhangen van één herhaaldvoornaamwoord, en elk lid zou begrensd worden door deintonatie van de spreker. Maar het is mooier dat telkens twee ledenafhangen van hetzelfde voornaamwoord, en zo drie gedachten ontvouwen.Eén heeft betrekking op de aankondiging van de gevangenschap:'U die apart gezet bent voor de kwade dag en de zetelvan slechtheid nadert'; de tweede op hun lust: 'u die slaapt op ivorenbedden en wellustig bent op uw divans'; en een derde betrefthun gulzigheid: 'die lammeren uit de kudde opeet, en kalverenmidden uit de stal'. Zo is het aan de spreker of lezer of hij iederlid afzonderlijk wil afsluiten - dan zijn het er zes -, of dat hij bijde eerste, derde en vijfde zijn stem niet laat dalen, en op elegantewijze drie tweeledige periodes maakt door het tweede lid met heteerste te verbinden, het vierde met het derde en het zesde met hetvijfde: één waarmee hij de dreigende ramp laat zien, een tweedeom de onkuisheid van hun bed, en een derde om de overdaad vanhun tafel te demonstreren.19 [ss] Daarna hekelt hij hun zwelgen in luistergenot. Hij begintdaar met 'U die zingt bij het gelttid van de harp.' Nu kan muziekook in wijsheid door wijze mensen beoefend worden. Daaromdoet hij met bewonderenswaardig stijlgevoel de kracht van zijnschimpscheuten wat afnemen en richt hij zich niet langer tot hen,maar spreekt nu over hen, om ons te waarschuwen dat we de muziekvan de wijze moeten onderscheiden van die van degene dieerin zwelgt, en dus zegt hij niet 'U die zingt bij het geluid van deCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.vn,s s-6or6rharp en denkt dat u muziekinstrumenten heeft zoals David.'[56) Nee, nadat hij datgene tot hen gezegd had wat extravagantelieden te horen moeten krijgen, 'U die zingt bij het geluid van deharp', maakt hij hun onwetendheid op een of andere manier ookaan anderen duidelijk door de toevoeging: 'Ze dachten dat ze muziekinstrumentenhadden zoals David, wijn drinkend uit kommen,gezalfd met het beste parfum'. Die drie leden kun je het beste voordragendoor de stem niet te laten dalen in de eerste twee leden, ende periode af te sluiten na het derde.20 [57] En dan de toevoeging aan dit alles: 'en ze bekommerdenzich niet om het leed van Jozef: dit kan ofwel achter elkaar wordenuitgesproken - dan is het één lid, of misschien fraaier met een pauzena 'en ze bekommerden zich niet', en na de pauze 'om het leed vanJozef - dan is het een tweeledige periode. Maar hoe dan ook, het isverbazend fraai dat hij niet zegt: 'ze bekommerden zich niet om hetleed van hun broeder', maar dat er in plaats van 'broeder', 'Jozefstaat. Zo wordt iedere willekeurige broeder hier aangeduid metde eigennaam van diegene die zijn faam dankt aan zijn broeders,in het kwaad dat hij van hen ondervond en het goede dat hij hunervoor teruggaf.[58) Zeker: van die trope waar 'Jozef staat voor iedere willekeurigebroer weet ik niet of die wel wordt onderwezen in dat vak dat wijbestudeerd en gedoceerd hebben. Maar hoe mooi hij is, en hoe hijde intelligente lezer raakt, dat hoef ik aan niemand te zeggen als hijdat zelf niet ziet.21 [59) Er zijn nog meer elementen uit de voorschriften der welsprekendheidte vinden in onze voorbeeldpassage. Maar het is nietde nauwgezette uitleg ervan die een goede hoorder doet leren,maar de gepassioneerde voordracht die hem in vuur en vlam zet.Want deze teksten zijn geen product van menselijke inspanning,maar ze zijn uitgestort door de goddelij ke Geest, wijs en welsprekend,niet met een wijsheid die mikt op welsprekendheid, maarmet een welsprekendheid die niet van wijsheicis zijde wijkt.* [ 6o] Door uiterst welbespraakte en briljante mannen is immersvastgesteld en uitgesproken dat de leerstof van de 'systematischeretorica' niet opgemerkt zou zijn, en opgeschreven, en tot dit vakgeordend, als het niet eerst was aangetroffen in de praktijk van getalenteerderedenaars. Als dat zo is, wat is er dan vreemd aan als jehetzelfde ook kunt vinden in de afgezanten van de schepper vanalle talenten? Daarom moeten we erkennen dat onze canoniekeVgl. Gen.37=1-36 en42:1 vv.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV. VII,60-IX,63 !62auteurs niet slechts wijs waren, maar ook wel degelijk welsprekend,met het soort van welsprekendheid dat bij zulke personen paste.VIII* 22 [ó r] We hebben nu weliswaar wat stijlvoorbeelden ontleendaan die geschriften van hen die zonder problemen te begrijpen zijn:maar we moeten zeker niet denken dat we ze moeten navolgen indie passages die ze in een nuttige en heilzame duistemis hebben verpaktom de geest van hun lezers op een of andere manier te trainenen te polijsten, om de verveling te doorbreken en de leergierigheidaan te scherpen van wie wil leren, en ook om de goddelozen in hetduister te laten tasten, hetzij om ze te bekeren tot vroomheid, hetzijom ze buiten de mysteriën te sluiten.* [62] Ze hebben zich namelijk zo uitgedrukt om latere generaties,als die hen goed begrepen en uitlegden, een tweede bron van genadete laten vinden in Gods Kerk, weliswaar niet van hetzelfde niveau,maar toch daaruit voortvloeiend. Daarom moeten hun interpretenniet zo'n taalgebruik bezigen alsof zij zichzelf met een evengroot gezag als voorwerp voor interpretatie aandienen, maar in alhun vertogen moeten ze eerst en vooral hun best doen om begrijpelijkte zijn door zich zo duidelij k mogelijk uit te drukken. Dan isóf wie het niet begrijpt bijzonder traag, óf de oorzaak waardoorwat we zeggen niet goed of snel te begrijpen valt, ligt in de moeilijkheiden subtiliteit van wat we willen uitleggen en aantonen, nietin onze wijze van uitdrukken.IX* 23 (63] Er zijn immers zaken die naar hun ware aard niet of nauwelijkste begrijpen zijn hoe vaak ze ook herhaald worden, hoewelbespraakt ook, door zelfs de duidelij kste spreker. Aan een algemeenpubliek moet je die slechts zelden, als het dringend nodig is,of helemaal nooit presenteren. Met boeken ligt het anders: in geschrevenvorm boeien ze de lezer op een of andere manier wanneerhij ze begrijpt, en wanneer men ze niet begrijpt, bezorgen ze in elkgeval wie ze toch wil lezen geen last. Ook in gesprekken in kleinekring mogen we de plicht niet verzaken om een door onszelf begrepenwaarheid, hoe moeilijk ook te vatten, anderen aan het verstandte brengen, hoeveel moeite de discussie ook kost. Voorwaardeis dat de toehoorder of gesprekspartner echt wil leren, endat het hem niet ontbreekt aan intellectuele capaciteit om stof opCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV .IX, ÓJ-X,Ó7te nemen onafhankelijk van de presentatie. Want de leraar let nietop de welsprekendheid van zijn uitleg, maar op de helderheid ervan.x* 24 [64] Nauwgezet streven naar zulke helderheid leidt soms totverwaarlozing van eleganter taalgebruik en bekommert zich nietom wat goed klinkt, maar om wat goed aangeeft en uitlegt watmen wil laten zien. Vandaar de opmerking van een zekere schrijverbij de bespreking van zo'n soort stijl dat die een 'nauwgezette nonchalance'kent. Hij ziet af van verfraaiing zonder in banaliteit tevervallen.* [65] Soms kan een woord in correct Latijn alleen maar onduidelijkof dubbelzinnig zijn, terwijl de volksmond het gebruikt op eenmanier die dubbelzinnigheid en onduidelijkheid vermijdt. In zo'ngeval zijn goede leraren zo gespitst op effectief onderricht, of zoudendat moeten zijn, dat ze dat woord niet gebruiken zoals de ontwikkeldemensen dat plegen te doen, maar liever zoals de onontwikkelden.Onze vertalers geneerden zich niet om te zeggen 'ik Ps. r s:4zal hun vergaderingen niet bijeenroepen vanuit de bloederen', om- (r6:4) txx.dat ze het zinvol vonden dit woord dat in het Latijn alleen in hetenkelvoud voorkomt, in deze context in het meervoud te gebruiken.Als dat zo is, waarom zou een leraar in vroomheid zich dangeneren om wanneer hij tot onontwikkelde mensen spreekt, ossurn'bot' te zeggen, liever dan os. Zo voorkomt hij dat dat eenlettergrepigewoord opgevat wordt niet als het enkelvoud van ossa 'botten,beenderen', maar van ora 'monden'. Want Afrikaanse oren horenhet verschil niet tussen lange en korte klinkers.[66] Wat baat immers correct taalgebruik als dat niet leidt tot begripvan het gehoor - tenslotte is er geen enkele reden om überhauptte spreken als onze doelgroep niet begrijpt wat we zeggen.Wie onderricht geeft, moet dus alle woorden vermijden die nietonderrichten. Als hij in plaats daarvan andere woorden kan gebruikendie in hun correcte vorm begrijpelijk zijn, moet hij die lieverkiezen. Maar als dat niet kan, hetzij omdat ze er niet zijn, hetzij omdatze hem even niet te binnen schieten, mag hij ook minder correctewoorden gebruiken, zolang maar de zaak zelf correct onderwezenen geleerd wordt.25 [ 67] Niet alleen in discussies met één of meerdere personen moetenwe de nadruk op begrijpelijkheid leggen, maar ook en zelfs nogCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.X,67-7IIÓ4veel meer bij voordrachten voor publiek. Bij discussies heeft iedereenimmers de mogelijkheid vragen te stellen. Maar waar iedereenstil is om één persoon aan te horen en oplettend de blik op hem gerichthoudt, daar is het niet de gewoonte en ook niet gepast datiemand vraagt wat hij niet begrepen heeft. Daarom moet een sprekerdie zorgvuldig te werk gaat, juist een zwijgend gehoor te hulpschieten.[68] Nu geeft een leergierige menigte mensen meèstal door hun reactiesaan of ze het begrepen hebben. Tot ze dat aangeven, moet destof telkens op een andere manier uitgedrukt en behandeld worden.(Wie een geheel geprepareerde en letterlijk uit het hoofd geleerdespeech houdt, is daartoe niet in staat.) Maar zodra duidelijk is dathet begrepen is, moet de spreker óf de speech afronden, óf op eenander onderwerp overgaan.[ 69] Want zo welkom als degene is die verheldert wat de mensenmoeten weten, zo vervelend is hij die blijft hameren op wat al bekendis, althans voor een publiek dat gespannen wacht op de oplossingvan de moeilijkheden in de stof. Om het publiek te vermakenkan men namelijk ook bekende zaken bespreken; in dat geval gaatde aandacht niet uit naar de zaak zelf, maar naar de bewoordingenvan de spreker. Als ook die al bekend zijn en het publiek bevallen,maakt het vrijwel niets uit of de spreker spreekt of voorleest.* [ 70] Een goed geschreven stuk wordt gewoonlijk niet alleen doorwie er voor het eerst kennis van neemt met plezier gelezen, maarook wie het al kent en uit wiens geheugen de vergetelheid hetnog niet heeft uitgewist, herleest het niet zonder genoegen, en beidenplegen er graag naar te luisteren. (Wanneer iemand weer herinnerdwordt aan wat hij inmiddels vergeten is, valt dat onder 'onderwijs'.)Maar ik heb het nu niet over de manier om je gehoor tevermaken, maar over hoe je diegenen die willen leren moet onder­WIJZen.[ 7 r] De beste methode laat de toehoorder de waarheid horen en laathem ook begrij pen wat hij hoort. Wanneer dat doel bereikt is, hoevenwe ons niet verder in te spannen om de zaak zelf als het warenog langer te onderwijzen; hooguit om hem aantrekkelijk te makenopdat hij beklijft. Lijkt dat de aangewezen koers, dan moet hetmet mate gebeuren om verveling te voorkomen.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.XI,72-XII,75165XI26 [ 72] Welsprekend onderwijs is precies dit, namelijk door middelvan taal bereiken - niet dat men nu wil waarvan men eerst afkerigwas, of dat men nu doet wat eerst weerzin wekte -, maar dat duidelijkwordt wat verborgen was. Als dat echter op onplezierigewijze gebeurt, hebben slechts weinig, zeer gemotiveerde studentener nut van, die willen weten wat er geleerd moet worden, hoe halfhartigen onelegant ook geformuleerd. Als ze dat bereikt hebben,voeden ze zich met de waarheid zelf en genieten daarvan; het is devoortreffelijke aard van een goede geest om te houden van dewaarheid die in de woorden is vervat, niet van de woorden zelf.[ 73] Wat hebben we immers aan een gouden sleutel als die niet kanontsluiten wat we willen, of wat is er tegen één van hout als die hetwel kan, wanneer we slechts hierop uit zijn dat geopend wordt watgesloten is? Maar er is nu eenmaal een zekere overeenkomst tussenmensen die eten en mensen die leren: de meesten zijn zo kieskeurigdat zelfs dat voedsel waar we niet buiten kunnen, op smaak gebrachtmoet worden.XII* 27 [ 7 4] Een welsprekend man heeft opgemerkt - en hij had gelijk-dat wie welsprekend is zo moet spreken dat hij zijn gehoor onderwijst,vermaakt en ompraat. Hij voegt hieraan toe: 'onderwijzen isessentieel, vermaak schenkt genoegen, mensen ompraten betekentsucces.' De eerste van de drie, de noodzaak van onderwijzen, is gelegenin de zaken die we bespreken, de andere twee in de manierwaarop we dat doen. Wie dus spreekt om daarmee te onderwijzen,mag zolang hij niet begrepen wordt niet denken dat hij klaar is metspreken en gezegd heeft wat hij wil tot de persoon die hij wil onderwijzen.Ook al heeft hij gesproken en gezegd wat hij zelf begrijpt,toch moeten we het erop houden dat hij tot die persoondoor wie hij niet begrepen is, nog niet echt gesproken heeft. Maarals hij begrepen is, heeft hij, hoe hij het ook deed, daadwerkelijkgesproken.[75] Als hij echter degene tot wie hij spreekt ook wil vermaken ofompraten, dan lukt dat niet op elke willekeurige manier, maarvoor dat doel maakt het verschil op welke manier hij spreekt. Zoalswe de toehoorder moeten vermaken om hem te boeien en tot luisterente brengen, zo moeten we hem ompraten om hem tot actie tebewegen. En zoals hij er genoegen aan beleeft, als je plezierigCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.xn, 7 s-xm,78r66spreekt, zo praat je hem om als hij voelt voor wat jij belooft, vreestvoor watjij hem dreigend voorhoudt, haat watjij aan de kaak stelt,watjij aanprijst omarmt, treurt om watjij sterk aangezet als betreurenswaardigpresenteert; als hij zich verheugt wanneer jij iets verheugendnoemt, medelijden heeft met wie jij hem als meelijwekkendvoor ogen tovert; als hij hun uit de weg gaat die jij inschrikwekkende bewoordingen gevaarlijk hebt genoemd, en watverder maar te bewerkstelligen valt door de grootse stijl der welsprekendheidom het gehoor emotioneel te raken - niet opdat zeweten wat ze moeten doen, maar opdat ze die kennis in daden omzetten.28 [76] Als ze dat nog niet weten, moeten ze natuurlijk eerst onderwezenworden en dan pas in beweging gebracht. En misschien datkennis van zaken ze al zo beïnvloedt dat een nog grotere overmachtaan welsprekendheid overbodig is. Maar als het nodig is, moet hetgebeuren. Dat is het geval wanneer ze wel weten wat ze moetendoen, maar het niet doen. Hierom is onderwijzen essentieel. Wantmensen kunnen doen of niet doen wat ze weten. Maar wie zal bewerendat ze moeten doen wat ze niet weten? En daarom is het ookniet essentieel om je toehoorder om te praten, omdat het niet altijdnodig is, als hij namelijk al instemt met wie slechts onderwijst ofeventueel daarnaast ook vermaakt. Maar het is hierom de factordie succes bepaalt, omdat het mogelijk is dat iemand onderwezenen vermaakt wordt, en toch niet instemt.[ 77] Wat heb je aan die twee, als dit derde element ontbreekt? Vermaakis al evenmin essentieel. Want wanneer een spreker de waarheidaantoont - dit hoort tot de taak van onderwijs - heeft niet hettaalgebruik het doel of de intentie om de waarheid of de welsprekendevorm vermaak te laten schenken, maar het is de zaak op zichdie in haar onthulling intrinsiek charme heeft, precies omdat zijwaar is. Vandaar dat meestal ook het aan het licht brengen en weerleggenvan onwaarheid vermaak schenkt. Niet omdat het leugenszijn, maar omdat het waar is dat het leugens zijn, geven ook dewoorden die aantonen dat dit waar is, vermaak.XIII29 [78] Er zijn echter ook mensen die kieskeurig zijn: de waarheidbevalt hun alleen maar als ze zo verwoord wordt dat ook de taalwaarin ze vervat is, in de smaak valt. Omwille van die mensen isin de welsprekendheid ook voor vermaak een niet onbelangrijkeCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.xm, 78-x1v,82rol weggelegd. De toevoeging van dit element is echter nog steedsonvoldoende voor de dikhuiden die er niets aan hebben dat ze ietsbegrepen hebben, noch dat ze door de stijl van de spreker gecharmeerdzijn. Want wat hebben die twee factoren een man te biedendie de waarheid erkent én de welsprekendheid prijst, maar zijn instemmingonthoudt, het enige doel waarom de spreker zich onvermoeibaarconcentreert op de inhoud van wat hij zegt wanneer hijeen handelwijze aanraadt.[ 79] Als leerstof immers van dien aard is dat het voldoende is hem tekennen of te geloven, valt ermee instemmen samen met erkennendat hij waar is. Maar wanneer instructie wordt gegeven over watgedaan moet worden en het doel van de instructie is dat dit gebeurt,is het vergeefse moeite mensen te overtuigen dat wat men zegtwaar is, is het vergeefse moeite als de manier waarop men het zegtin de smaak valt, tenzij het leren ervan resulteert in actie. De welsprekendeman van de Kerk moet daarom, wanneer hij een bepaaldehandelwijze propageert, niet alleen onderwijzen ter instructie,en vermaken om zijn gehoor te boeien, maar ook zijn gehoorompraten om succes te hebben.[8o] De enige toehoorder die alsnog door welsprekendheid ingrootse stijl tot instemming bewogen moet worden, is degene bijwie de demonstratie van de waarheid (tot en met zijn erkenningdaarvan), geen effect heeft gesorteerd, zelfs wanneer die demonstratiegepaard gaat met een aantrekkelijke stijl.XIV30 [8 I] Die aantrekkelijke stijl vindt men zo veel waard dat niet alleenzaken die men beter kan laten, maar zelfs tal van enormiteitendie men zou moeten vermijden en verfoeien, in welsprekende bewoordingenaangeprezen door slechte en verdorven mensen, frequentobject van lectuur vormen, niet opdat men ermee instemt,maar alleen bij wijze van vermaak. Moge God Zijn Kerk behoedenvoor wat de profeet Jeremia zegt over de synagoge van de joden:'Ontzettend en afschuwelijk is wat er voorvalt in: het land. De profetenprofeteerden slechtheid en de priesters klapten in hun handenen mijn volk heeft het gaarne zo. En wat zult u doen in de toe- *Jer. nokomst?'Jr.[82] Welsprekendheid! Zoveel angstaanjagender naarmate u zuiverderbent, en naarmate massiever, zoveel te krachtiger! U diemet recht bent 'een hamer die een steenrots vermorzelt'! God zelf *Jer. 2p9.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.xrv,82-86r68zei immers in de woorden van diezelfde profeet dat Zijn Woord,gesproken via de heilige profeten, op een hamer leek. Moge hetverre, ja verre van ons zijn dat priesters applaudisseren voor wieslechtheid zegt en dat het volk Gods het graag zo heeft.[83] Verre, zeg ik, zij zulke waanzin van ons. Want wat zullen wein de toekomst doen? Laten onze woorden dan maar niet zo goedbegrepen worden, niet zo in goede aarde vallen, niet zo ontroeren,maar laat ons wel de waarheid spreken, en laat rechtvaardigheid,niet slechtheid, met graagte worden aangehoord. En dat kan alleenwanneer het op aantrekkelijke wijze gebeurt.Ps. 34'18 * 31 [84] Maar bij een ernstige gemeente, waarover tot God gezegd(Js:r8) Lxx. wordt 'in een ernstige gemeente zal ik U prijzen', valt zelfs die aantrekkelijke stijl niet in de smaak waarin weliswaar niets kwalijkswordt uitgedrukt, maar triviale en vergankelijke goederen doorhet soort van opgeklopte omhaal van woorden worden verfraaidwaarmee zelfs belangrijke, duurzame onderwerpen niet met smaaken waardigheid verfraaid zouden kunnen worden. Een voorbeeld iste vinden in de brief van de zalige Cyprianus. Ik heb het idee dat dithierom per ongeluk is voorgevallen of expres is gedaan, opdat hetnageslacht zou weten hoe zijn stijl door gezonde christelijke scholingvan die overdaad gered is en ingeperkt tot de ernstiger enbescheidener welsprekendheid, die in zijn latere brieven verantwoordebewondering vindt, en vrome navolging, maar die slechtsmet grote moeite wordt bereikt.[85] Op een zeker punt zegt hij: 'Laat ons deze zetel opzoeken. Denaburige afzondering biedt een toevluchtsoord waar, doordat dedwalende scheuten van de wijnranken met hun neerhangende verstrengelingenlangs het steunende lattenwerk kruipen, het dak vanlover een wijnrankcolonnade heeft gevormd.' De taal hier is zondermeer wonderbaarlijk in zijn uiterst rijke overvloed aan welbespraaktheid,maar de al te grote extravagantie stoort de serieuze lezer.[86] Liefhebbers hiervan zijn er vast van overtuigd dat wie niet zospreken, maar een meer beheerste stijl hanteren, dat uit onvermogendoen, niet dat ze dit weloverwogen vermijden. Daarom demonstreerdedie heilige dat hij wel zo kon spreken (er is per slotvan rekening een plaats waar hij dat doet), maar het niet wilde(hij doet het later nergens meer).Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.XV,87-XVI,90XV* 32 [87] De christelijke redenaar zal dus hierop uit zijn wanneer hijrechtvaardige, heilige, goede dingen zegt (en iets anders mag hijniet zeggen) - wanneer hij die onder woorden brengt, zal hij erdus zoveel mogelijk op uit zijn dat men hem met begrip, met plezieren in gehoorzaamheid aanhoort. Laat hij er niet aan twijfelendat hij het vermogen hiertoe, als hij het heeft en voor zover hij hetheeft, meer dankt aan de vroomheid van zijn gebeden dan de gavevan de rede. Laat hij dus bidden voor zichzelf en voor degenen diehij zal toespreken, en de bede voor de rede stellen. Als hij aantreedtom te spreken op het aangewezen uur, moet hij , voordat hij zijntong in stelling brengt, zijn dorstende ziel tot God verheffen omnaderhand te laten opwellen wat hij ingedronken heeft, of uit testorten waarmee hij zich heeft laten vullen.[88] Over alle onderwerpen die in overeenstemming met het geloofen de liefde behandeld moeten worden, kan immers doorwie kennis van zaken heeft veel gezegd worden, en op veel manieren.Maar wie anders weet er wat wij op dat moment het bestekunnen zeggen of wat het publiek het beste van ons kan horen,dan Hij die aller harten ziet? En wie anders zorgt dat door ons hetjuiste op de juiste manier gezegd wordt, dan Hij 'in Wiens handzowel wij zijn als onze woorden'?[89] Laat dus wie wil weten en onderwijzen alles leren wat onderwezenmoet worden, en laat hij zich de spreekvaardigheid eigenmaken die een man van de Kerk past. Maar als het moment vanspreken is aangebroken, moet hij bedenken dat deze woorden vande Heer een passender gedachte zijn voor een vroom mens: 'Maaktu niet bezorgd hoe of wat u spreken zult; want het zal u in die uregegeven worden wat u spreken moet; want u bent het niet, diespreekt, doch het is de Geest uws Vaders, die in u spreekt.' Als 20·dus de Heilige Geest in degenen spreekt die aan hun vervolgersworden overgeleverd voor Christus, waarom dan ook niet in degenendie verantwoordelijk zijn voor de overlevering van Christusaan hun leerlingen?XVI* 33 [90] Wie zegt dat je mensen niet moet voorschrij ven hoe ofwat zij moeten onderwijzen als het de Heilige Geest is die mensentot leraren maakt, kan ook wel zeggen dat we niet moeten bidden,omdat de Heer zegt: 'uw Vader weet wat u van node hebt, eer uWijsheidTI6.Matt. ro: 19-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV . XVI,90-95 170Matt. 6:8. Hem bidt'; of dat de apostel Paulus Timoteüs en Titus niet had mogenvoorschrijven hoe of wat zij anderen moesten onderrichten.Die drie apostolische brieven moet ieder voor ogen houden die inde Kerk de rol van leraar opgelegd gekregen heeft.I Tinq:r r. * [91] Staat niet in r Timoteüs 'Beveel en leer dit'? (Wat 'dit' is, is aleerder vermeld.) Staat er niet 'word niet heftig tegen een oudeI Tim. s:r. man, maar vermaan hem als een vader'? Staat in u Timoteüs niet:'Neem tot voorbeeld de gezonde woorden die u van mij gehoordn Tim. r:rJ . hebt'? Wordt daar niet tot hem gezegd: 'Maak er ernst mede u wélbeproefd ten dienste van God te stellen, als een arbeider, die zichniet behoeft te schamen, doch rechte voren trekt bij het brengenn Tim. 2:I5. van het woord der waarheid'? En daar staat ook: 'Verkondig hetWoord, dring erop aan, gelegen of ongelegen, weerleg, bestraf enn Tim. 402. bemoedig met alle lankmoedigheid en onderrichting.'[92] Zegt hij niet ook tegen Titus dat een bisschop zich moet 'hou­Vgl. Titus den aan de leer van het betrouwbare woord, zodat hij in staat is op"9· grond van de gezonde leer ook de tegensprekers te weerleggen'?Hij zegt daar ook: 'Maar u moet uitkomen voor hetgeen met deTitus 2:I-2. gezonde leer strookt. Oude mannen moeten nuchter zijn,' enz.En er staat ook: 'Spreek hiervan, vermaan en weerleg met alle na­TituS 2:rs- druk: niemand mag u verachten. Herinner hen eraan dat zij zichJ:I. aan overheid en gezag onderwerpen,' enz.* [93] Wat is onze conclusie? De apostel spreekt zichzelftoch zekerniet tegen? Maar ondanks zijn bewering dat leraren gecreëerd wordendoor de werking van de Heilige Geest, schrijft hij hun zelf voorhoe en wat ze moeten onderwijzen. Of moeten we begrijpen datbij al de royale gaven van de Heilige Geest ook het menselijk aandeelin de vorming - zelfs die van leraren - niet mag ontbreken,terwijl tegelijkertijd toch 'noch wie plant, noch wie begiet iets berKor. n- tekent, maar God die de wasdom geeft'?[94] Daarom is het dat, ondanks de hulp van heilige mensen of zelfsde inspanning van heilige engelen, toch niemand op de juiste wijzeleert wat hoort bij een leven met God, tenzij God zelfhem vatbaarPs. r42:ro maakt voor onderricht over God, tot Wie in de psalm gezegd(r4r ro). wordt: 'Leer mij Uw wil te doen, want U bent mijn God.' Daaromzegt de apostel ook tegen Timoteis zelf, als een leraar tot zijn leerling:'Blijft u echter bij wat u geleerd en toevertrouwd is, wél benTim. 3 :r4. wust van wie u het hebt geleerd.'* [95] Vergelijk het met geneesmiddelen voor fysieke klachten: zijworden door mensen aan mensen toegediend, maar helpen slechtsCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.xvi,95-XVIIl,97 171diegenen voor wie God herstel bewerkt; Hij kan ook zonder geneesmiddelengenezen, maar medicijnen kunnen het niet zonderHem, en toch worden ze toegediend -ja, als men dit vol plichtsbetrachtingdoet, telt het onder de werken van barmhartigheid ofweldadigheid. Op dezelfde manier baten ook door scholing gebodenhulpmiddelen de ziel waaraan ze door een mens zijn toegediend,wanneer God bewerkstelligt dat ze baten - en Hij zou instaat geweest zijn een mens de blijde boodschap te brengen ook Vgl. Gal.zonder dat door of via mensen te laten doen.r:r2.XVII* 34 [96] Wie zich dus inspant om door zijn woorden te overredentot het goede moet geen van die drie taken van de redenaar minachten(namelijk onderwijzen, vermaken en ompraten), en hijmoet bidden en ernaar streven dat men hem, zoals we hierbovenzeiden, met begrip, met genoegen en in gehoorzaamheid aanhoort.Als hij dat op adequate en juiste wij ze doet, verdient hij het predikaat'welsprekend', zelfs zonder dat de instemming van het gehoorhem ten deel valt. Met deze drie factoren (onderwijzen, vermakenen ompraten) lijkt diezelfde autoriteit op het gebied van de Romeinsewelsprekendheid ook de volgende drie in verband te willenbrengen, wanneer hij de parallelle uitspraak doet: 'Die man dan zalwelsprekend zijn, die in staat is kleinigheden in nederige stijl, zakenvan gemiddeld belang in gemengde stijl, en belangrijke zaken ingrootse stijl onder woorden te brengen.' Het is alsofhij dit tweededrietal er werkelijk aan toevoegt en zo één enkele gedachte ontvouwt:'die man dan zal welsprekend zijn, die in staat is kleinighedenin nederige stijl onder woorden te brengen om te onderwijzen,zaken van gemiddeld belang in gemengde stijl om te vermaken, enbelangrijke zaken in grootse stijl om mensen om te praten.'XVIII* 35 [97] Van de drie elementen die hij daar opnoemt, kan hij voorbeeldenlaten zien in rechtszaken, maar niet in ons soort van kwesties,namelijk kerkelijke, het terrein waarop het discours van despreker die wij willen beschrijven zich afspeelt. In rechtszaken gaathet om onbeduidendheden wanneer een vonnis over geldzaken gevelddient te worden, en om belangrijke zaken als het gaat over levenof dood van mensen. Als geen van die twee aan de orde zijn, ende zaak niet hoeft uit te monden in een actie of beslissing, maar al-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.xviii,97-rooI72leen het vermaak van de toehoorder op het oog heeft, spreekt menvan een middenniveau, tussen onbeduidend en belangrijk in; mennoemt dat daarom 'middelmatig', oftewel 'van matig en beperktbelang'. ('Middelmatig' komt van 'maat'. Als we daarmee 'onbelangrijk'bedoelen, is dat een vrij gebruik van het woord, niet deeigenlijke zin.)[98] Maar in kerkelijke context moeten we alles, vooral wat we vande preekstoel tot de gemeente zeggen, in verband brengen met hetmenselijk heil, niet het tijdelijke maar het eeuwige, en tevens ons inacht nemen voor eeuwige verdoemenis: in die context is alles watwe zeggen belangrijk, zozeer zelfs dat ook wat de kerkleraar zegtover winst of verlies van geld geen kleinigheid mag lijken, of hetnu over veel of weinig geld gaat.[99] Ook rechtvaardigheid is immers geen kleinigheid: en die moetenwe, ook waar het om weinig geld gaat, beslist in ere houden,naar het woord van de Heer: 'Wie in het kleinste getrouw is, isLuc. r6:ro. ook in het grote getrouw.' Wat het kleinste is, is het kleinste. Maarin het kleinste getrouw te zijn, is van groot belang. Zoals het principevan rondheid (dat wil zeggen dat elke lijn vanuit het middelpuntnaar de omtrek gelijk is) hetzelfde is in een grote schotel als inhet kleinste muntje, zo wordt het grote belang van rechtvaardigheidniet kleiner wanneer de rechtvaardige handeling iets kleins betreft.36 [ roo] En dan, als de apostel het heeft over wereldlijke rechtszaken(hij bedoelt natuurlijk die over geld), zegt hij : 'Durft iemanduwer, wanneer hij een geschil heeft met een ander, recht zoekenbij de onrechtvaardigen en niet bij de heiligen? Of weet u niet datde heiligen de wereld zullen oordelen? En indien bij u het oordeelover de wereld berust, bent u dan onbevoegd voor de meest onbetekenenderechtspraak? Weet u niet dat wij over engelen oordelenzullen? Hoeveel te meer dan over alledaagse dingen? Indien u alledaagsegeschillen te berechten hebt, laat u dan hen zitting nemendie in de gemeente niet in tel zijn? Ik zeg het om u te beschamen.Is er dan bij u geen enkel wijs man, die uitspraak zal kunnen doentussen broeders? Zoekt nu de ene broeder recht tegen de andere, endat bij de ongelovigen? Maar dan is de zaak voor u reeds geheelverloren, dat u tegen elkander rechtszaken hebt. Waarom lijdt uniet liever onrecht? Waarom laat u zich niet liever te kort doen?Maar zelf doet u onrecht en doet u te kort, en dat aan broeders.Of weet u niet dat onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet berKor. 6:1-9. erven zullen?'Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.xvm,IOI-XIX,I04 173[ ror] Waarom is de apostel zo verontwaardigd, maakt hij zulkeverwijten, scheldt hij zo, valt hij zo uit, uit hij zulke dreigementen?Waarom getuigt hij van zijn emoties door zo vaak en fel van toonte veranderen? Waarom, kortom, spreekt hij over de kleinste kleinighedenin zo'n grootse stijl? Zijn het wereldse affaires die hem zohoog zitten? Uitgesloten! Hij doet dit vanwege de rechtvaardigheid,liefde en vroomheid die - en daar kan geen nuchtere geestaan twijfelen - zelfs in de kleinste zaken van groot belang zijn.37 [ 102] Natuurlijk, als wij advies zouden verstrekken over hoemen wereldse zaken voor zichzelf of voor de zijnen ten overstaanvan een kerkelijke rechter moet behartigen, dan zouden wij terechtadviseren om ze als onbeduidendheden in nederige stijl te presenteren.Maar we hebben het hier over de welsprekendheid van iemanddie ons datgene moet leren waardoor we bevrijd worden van eeuwigedoem en tot eeuwig welzijn komen; waar hij die stof ook bespreekt- voor publiek of onder vier ogen, hetzij voor één of voormeer personen, hetzij voor vrienden of voor vijanden, hetzij in eenononderbroken speech of in de vorm van discussie, hetzij in eenmondelinge verhandeling of in een boek of in een brief, heel uitvoerig,dan wel heel kort - het onderwerp is van groot belang.* [ 103] Of het moest zo zijn dat omdat een beker koud water eenkleinigheid zonder waarde is, deze uitspraak van de Heer ook eenkleinigheid zonder waarde is, namelijk dat wie zo'n beker aan een Vgl. Matt.leerling van Hem geeft, zijn loon niet zal ontgaan; of dat wanneer r o:42.een leraar in de kerk hierover preekt, hij moet denken dat hij hetover iets onbeduidends heeft en dat hij daarom niet in de gemengdeof de grootse stijl mag spreken, maar dat in de nederige stijl moetdoen. Toen ik toevallig over dit onderwerp predikte en Gods aanwezigheidmij de juiste woorden liet vinden, was het toen niet alsofeen vlam uit dat koude water omhoogsloeg, die ook koude men- Vgl. n Maksenhartendoor de hoop op een hemelse beloning in brand zette van kab. r:J2.verlangen om werken van barmhartigheid te verrichten?XIX* 38 [104] En toch moet die leraar, ook al zijn er grootse zaken tebespreken, dat niet altijd in grootse stijl doen: zijn stijl moet nederigzijn wanneer hij iets uitlegt, en gemengd wanneer hij iets looft ofkritiseert. Maar wanneer er actie ondernomen moet worden en onspubliek dat moet doen, maar het niet wil, dan vragen grootse zakenom bespreking in grootse stijl, een stijl die geschikt is om mensenCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.XIX,I04-XX,I08 174om te praten. Soms behandelen we één en dezelfde belangrijke zaakzowel in de nederige stijl (als we haar uitleggen), als in de gemengde(als we haar prijzen), als in de grootse (als we iemand dieer afkerig van is tot bekering brengen).[ros] Want wat is er groter dan God zelf? Wil dat zeggen dat overHem niets te leren valt? Wie de eenheid van de Drievuldigheid onderwijst,kan toch niet anders dan een uitleg in nederige stijl geven,om deze gecompliceerde materie zo begrijpelijk te maken als hemvergund is? Zitten we hier soms te wachten op ornamenten, niet opargumenten? Moet de lezer hier omgepraat worden tot actie, nietonderwezen ter lering?[roó] En dan, wanneer God geprezen wordt, ofwel om Zichzelve,ofwel om Zijn werken, wat een vertoon van fraai en stralend taalgebruikdient zich dan aan voor wie optimaal lof weet te brengenaan Hem, die door niemand adequaat, maar door iedereen wel opéén of andere manier geprezen wordt. Maar in het geval waar menGod niet vereert, of waar afgoden, demonen of wat voor schepselsook tegelijk met Hem, of zelfs boven Hem vereerd worden, moetenwe zonder meer in de grootse stijl zeggen hoe groot dat kwaadis, en dat men het de rug moet toekeren.XX* 39 [ 107] Een voorbeeld van de nederige stijl is te vinden bij deapostel Paulus, om maar een duidelijk geval aan te halen, namelijkGal. pr-26. waar hij zegt: 'Zegt mij, u die onder de wet wilt staan, luistert u nietnaar de wet? Er staat immers geschreven, dat Abraham twee zonenhad, één bij de slavin en één bij de vrije. Maar die van de slavin wasnaar het vlees verwekt, doch die van de vrije door de belofte. Dit isiets waarin een diepere zin ligt. Want dit zijn de twee bedélingen:de ene van de berg Sinaï, die slaven baart: dit is Hagar. Want Sinaïis een berg in Arabië; ze correspondeert met het huidige Jeruzalem,en is in slavernij met haar kinderen. Maar het hemelse Jeruzalem isvrij, en dat is onze moeder,' enz.Gal. ps-rs. [ 108] Hetzelfde geldt voor de passage waar hij als volgt redeneert:'Broeders, ik spreek op menselijke wijze: zelfs het testament vaneen mens, dat rechtskracht verkregen heeft - niemand kan het ongeldigmaken of er iets aan toevoegen. Nu werden aan Abraham debeloften gedaan en aan zijn zaad. Hij zegt niet: en aan zijn zaden, inGen. r2:7. het meervoud, maar in het enkelvoud: "en aan uw zaad", dat wilzeggen: Christus. Ik bedoel dit: de wet, die vierhonderddertig jaarCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.xx, ro8-III 175later is gekomen, maakt het testament waaraan door God tevoren Exod. 124o.rechtskracht verleend was, niet ongeldig, zodat zij de belofte haarkracht zou doen verliezen. Immers, als de erfenis van de wet afhangt,dan niet van de belofte; en juist door een belofte heeft Godaan Abraham zijn gunst bewezen.'[ 109] En omdat de gedachte bij de lezer zou kunnen opkomen:'Waarom is de wet dan gegeven, als de erfenis er niet van afhangt?'werpt hij dit bezwaar zelf op in de vraag: 'Waartoe dient dan dewet?' En hij antwoordt daarop: 'Die is opgesteld vanwege de overtredingen,totdat het zaad zou komen waarvoor de belofte geldt.Zij is geregeld via engelen in de hand van een middelaar. Een middelaaris niet de vertegenwoordiger van één; God echter is één.' Op Gal. 3:19-20.dit punt maakt hij zich de volgende tegenwerping: 'Is de wet dan instrijd met de beloften?' En hij antwoordt: 'Volstrekt niet!' en legtdit als volgt uit: 'Want indien er een wet gegeven was die levendkon maken, dan zou inderdaad uit een wet de gerechtigheid voortgekomenzijn. Neen, de Schrift heeft alles besloten onder de zonde,opdat ten gevolge van het geloof in Jezus Christus de belofte hetdeel zou worden van hen die geloven,' enz. - er zijn meer voor- Gal. 3=21-22.beelden.[I ro] De taak van de docent houdt dus niet alleen in ontsluiten vanwat ontoegankelijk is en problemen ontwarren; ook het tegelijkertijdanticiperen op andere vragen die misschien opkomen, hoort erbij,om te voorkomen dat die onze woorden ontkrachten of weerleggen.Maar dit geldt alleen als we tegelijk antwoord op dievragen kunnen bieden: we moeten geen bezwaren naar vorenbrengen die we niet uit de weg kunnen ruimen. Soms leidt de enevraag tot de andere, en die weer tot andere. De behandeling en oplossingervan vergt dan zo'n lange concentratieboog, dat tenzij despreker een uitstekend en krachtig geheugen heeft, hij niet meer terugkan keren naar zijn oorspronkelijke onderwerp. Maar het isheel goed om elke weerlegbare tegenwerping die je te binnen schietuit de weg te ruimen. Zo voorkom je dat zij opkomt in een situatiewaar er niemand is om erop te antwoorden, of bij iemand die weliswaaronder je gehoor is, maar niets zegt, en die dientengevolgeonvolledig genezen vertrekt.* 40 [I I I] In de volgende woorden van de apostel is de stijl gemengd:'Word niet heftig tegen een oude man, maar vermaanhem als een vader; doe het jonge mannen als broeders, oude vrouwenals moeders, jonge vrouwen als zusters.' En in deze: 'Ik ver- 1 Tim. 5=1-2.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.xx,I I I-I I4maan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheid Gods, datu uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig of-Ram. 12:r. fer.' Bijna die hele passage met aansporingen vertoont de gemengdestijlsoort. De mooiste stukken zijn daarin die waarin hetene woord precies het juiste andere vlot en fraai volgt alsof ze hunverplichtingen aan elkaar nakomen, bijvoorbeeld:[ II 2] 'Wij hebben nu gaven, onderscheiden naar de genade die onsgegeven is: profetie, naar gelang van ons geloof; wie dient, in hetdienen; wie onderwijst, in het onderwijzen; wie vermaant, in hetvermanen; wie mededeelt, in eenvoud; wie leiding geeft, in ij ver;wie barmhartigheid bewijst, in blijmoedigheid. De liefde zij ongeveinsd.Weest afkerig van het kwade, gehecht aan het goede. Weestin broederliefde elkander genegen, in eerbetoon elkander ten voorbeeld,in ij ver onverdroten, vurig van geest, dient de Here. Weestblijde in hoop, geduldig in de verdrukking, volhardend in het gebed,bijdragend in de noden der heiligen, legt u toe op de gastvrijheid.Zegent wie u vervolgen, zegent en vervloekt niet. WeestRam. r2:6- blijde met de blijden, weent met de wenenden. Weest onderlingr6. eensgezind.'* [I I 3] Hoe fraai is het dat hij die hele stroom van woorden afsluitmet een tweeledige periode: 'niet zinnend op hoge dingen, maar uRam. r2:r6. voegend in het nederige.' En even later zegt hij: 'Juist op dit puntvoortdurend lettend, moet u aan allen het verschuldigde betalen:Ram. 13:6- belasting aan wie belasting, tol aan wie tol, ontzag aan wie ontzag,7- ere aan wie ere toekomt.' Deze serie leden wordt ook afgeslotenmet een periode, die uit twee leden bestaat: 'Weest niemand ietsRam. 13:8. schuldig dan elkander lief te hebben.' Vlak daarna zegt hij: 'Denacht is ver gevorderd, de dag is nabij. Laten wij dan de werkender duisternis afleggen en aandoen de wapenen des lichts. Latenwij als bij lichte dag eerbaar wandelen, niet in brasserijen en drinkgelagen,niet in wellust en onzedelijkheid, niet in twist en nijd;Ram. rp2- maar doet de Here Jezus Christus aan en wijdt geen zorg aan het1 4· vlees in het uitleven van begeerte.'* [rr4] Als iemand het als volgt zou formuleren: 'en wijdt in hetuitleven van begeerte geen zorg aan het vlees', dan zou hij ongetwijfeldde oren strelen met een fraaier ritme in de slotformule.Maar de serieuzere vertaler gaf er de voorkeur aan ook de woordvolgordeaan te houden. Hoe dit in het Grieks klinkt, de taal waarinde apostel het formuleerde, moeten zij maar zien die die taal tot inzulke details beheersen. Maar volgens mij is de tekst, die in onzeCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.xx,114-II8177vertaling dezelfde woordvolgorde heeft, ook in het Grieks niet ritmisch.41 [ II5] Zeker, we moeten toegeven dat de stijlversiering doormiddel van ritmische slotformules bij onze auteurs ontbreekt. Ofdit komt door de vertaling of- wat ik eigenlijk denk - dat zij opzettelijkdat soort van kunststukjes vermijden, ik durfhet niet metstelligheid te beweren, want ik geef toe dat ik het niet weet. Maardit weet ik wel: als een expert in dergelij ke ritmische effecten bijbelseslotformules herschrijft volgens de regels van die ritmes (datkan gemakkelijk door een paar woorden te vervangen door synoniemenof door de woordvolgorde die hij aantreft, te veranderen),dan zal hij merken dat niets die goddelij ke mannen ontbrak vanwat hij voor belangrijk heeft leren houden in de colleges van lerarenin taal en welsprekendheid. En hij zal veel typen uitdrukkingenaantreffen van grote schoonheid- ze zijn in onze taal al mooi, maarvooral in het origineel, en geen daarvan is te vinden in die literatuurwaar die professoren zo dik mee doen.[ II 6] Het risico bestaat dat goddelijke, ernstige teksten wat ze aanritme winnen, verliezen aan gewicht. Want onze profeten haddenwel degelijk weet van muziekleer (waar de volledigste instructie inritme plaatsvindt), zozeer zelfs dat de geleerde Hieronymus bij sommigenvan hen het gebruik van metra vermeldt, zij het alleen in hetHebreeuws. Om de in het Hebreeuws uitgedrukte waarheid letterlijkin stand te houden gafhij die metra niet weer in zijn vertaling.[I I 7] Als ik mijn eigen opvatting moet weergeven (die ken ik natuurlijkbeter dan andere mensen, en ook dan die van andere mensen):in mijn eigen proza laat ik het gebruik van die ritmische slotformulesniet achterwege (zolang dat naar mijn mening inbescheiden mate kan gebeuren), maar in onze schrijvers bevalt hetmij beter dat ik ze daar uiterst zelden aantref.42 [u8] De grootse stijl onderscheidt zich bovenal van de gemengdedoor zijn heftigheid in het vertoon van emoties, en niet zozeerdoor aan- of afwezigheid van elegante verbale ornamenten.Want ook deze stijl kan vrijwel alle stijlversieringen bevatten, maarals hij ze niet heeft, heeft hij ze ook niet nodig. Hij wordt namelijkgedragen door zijn eigen vaart, en als er schoonheid van stijl optreedt,komt die door de meeslependheid van het onderwerp, nietdoor het streven naar schoonheid. V oor zijn doel is het voldoendeals de spreker de juiste woorden vindt niet door elk woord te wegen,maar als rechtstreeks gevolg van hartstocht.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.xx,1 19-121ll Kor. 6:2-u Kor. 6:u.* [r 19] Want stel dat een held gewapend is met een zwaard dat metgoud en juwelen bezet is: wat hij met die wapens doet in volle concentratieop de strijd, doet hij niet omdat ze kostbaar, maar omdathet wapens zijn. Hij blijft dezelfde en is oppermachtig, zelfs wanneer'woede een wapen maakt van wat hij maar vinden kan'. In devolgende passage wil de apostel bewerken dat in dienst van hetEvangelie de kwaden van deze wereld allemaal geduldig gedragenworden met de troost die de gaven Gods bieden. Het onderwerp isgroots en wordt in grootse stijl behandeld; stijlversieringen ontbrekenniet. Ik citeer:[ I20] 'Zie, nu is het de acceptabele tijd, zie, nu is het de dag des heils.Wij geven in geen enkel opzicht enige aanstoot opdat onze bedieningniet gesmaad worde, maar wij doen onszelf in alles kennen alsdienaren Gods: in veel dulden, in verdrukkingen, in noden, in benauwdheden,in slagen, in gevangenschappen, in oproeren, inmoeiten, in nachten zonder slaap, in dagen zonder eten, in reinheid,in kennis, in lankmoedigheid, in rechtschapenheid, in de HeiligeGeest, in ongeveinsde liefde, in de prediking van de waarheid, inde kracht Gods; met de wapenen der gerechtigheid in de rechterhanden in de linkerhand; onder eer en smaad, in kwaad gerucht engoed gerucht; als verleiders en toch betrouwbaar; als niet bekend entoch wél bekend; als stervend en zie, wij leven; als getuchtigd, maarniet ten dode; als bedroefd, maar altijd blijde; als arm, maar velen10· rijk makend; als niets hebbend en toch alles bezittend.' Zie hoe hijverder vlamt: 'Onze mond heeft zich tegen u geopend, Korintiërs,ons hart staat wijd open,' enz. - het voert te ver het vervolg ook teciteren.43 [121] Evenzo probeert hij in zijn brief aan de Romeinen te bereikendat zij de vervolgingen van deze wereld overwinnen doorliefde, in de vaste hoop op Gods hulp. Hij doet dit in grootse en rijkversierde stijl: 'Wij weten nu dat God alle dingen doet medewerkenten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens Zijn voornemengeroepenen zijn. Want die Hij tevoren gekend heeft, heeftHij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld ZijnsZoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen;en die Hij tevoren bestemd heeft, deze heeft Hij ook geroepen; endie Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en dieHij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt. Watzullen wij dan van deze dingen zeggen? Als God vóór ons is, wiezal tegen ons zijn? Hoe zal Hij, die zelfs Zijn eigen Zoon niet ge-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.XX,I2I-I24 179spaard, maar voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ookniet alle dingen schenken? Wie zal uitverkorenen van God beschuldigen?God die rechtvaardigt? Wie is het die veroordeelt? ChristusJezus, die gestorven is, ofliever die opgestaan is, die zit aan de rechterhandvan God, die ook onze voorspraak is? Wie zal ons scheidenvan de liefde van Christus? Verdrukking? Of benauwdheid? Ofvervolging? Of honger? Of naaktheid? Of gevaar? Of het zwaard?Gelijk geschreven staat: "Om U wentwil worden wij de ganse dag Ps. 43=22gedood, wij zijn gerekend als slachtscha pen." Maar in dit alles zijn (44= 23 )­wij meer dan overwinnaars door Hem die ons heeft liefgehad.Want ik ben verzekerd dat noch dood noch leven, noch engelennoch vorsten, noch heden noch toekomst, noch krachten, nochhoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheidenvan de liefde Gods, welke is in Christus Jezus onze Here.' 39 -44 [ 122] De brief aan de Galaten is helemaal in de nederige stijl geschreven,behalve de slotpassage, waar het taalgebruik gemengd is.Maar toch last hij een passage in die zo emotioneel is dat, hoewel zijgeen enkel ornament bevat van het type dat in de eerdere voorbeeldpassagesvoorkomt, de stijl toch niet anders dan groots magheten. Hij zegt daar:[123] 'Dagen, maanden, jaren en seizoenen neemt u waar. Ik vreesdat ik mij wellicht tevergeefs voor u ingespannen heb. Weest zoalsik, omdat ook ik ben zoals u. Ik bid u, broeders; u hebt mij in geenenkel opzicht verongelijkt. Ja, u weet dat ik aan u de eerste maal,omdat ik ziek geworden was, het Evangelie verkondigd heb, entoch hebt u de verzoeking, die er voor u in mijn lichamelijke toestandgelegen was, niet als iets verachtelijks beschouwd of ertegengespuwd, maar u hebt mij ontvangen als een bode Gods, als ChristusJezus. U hebt zich toen gelukkig geprezen; wat is daarvan over?Want ik kan van u getuigen dat u, ware het mogelijk geweest, uwogen uitgerukt en ze mij gegeven zou hebben. Ben ik dus een vijandvan u geworden nu ik u de waarheid zeg? Zij zijn vol ijver vooru, maar niet op de juiste wijze, want zij willen u buitensluiten, opdatu vol ij ver voor hen zou zijn. Nu is het goed dat er ij ver getoondwordt in het goede, mits te allen tijde en niet alleen wanneerik bij u ben. Mijn kinderen, ter wille van wie ik opnieuw weeëndoorsta, totdat Christus in u gestalte verkregen heeft: ik zou wensendat ik op dit ogenblik bij u was en op een andere toon kon spreken,want ik ben in zorg over u.'* [I 24] Gebruikt hij hier soms tegenstellingen die met elkaar corres-Ram. 8:z8-GaL po-zo.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.xx,r 24-XXI, 125ISOponderen of een climax vormen, of welluidende zinsnedes, leden ofperioden? Toch doet dat de grootse gemoedsaandoening niet bekoelenwaarvan zijn taalgebruik merkbaar gloeit.XXI45 [ 125] Deze passages van de apostel zijn weliswaar helder, maarook diepzinnig. Ze zijn zo geschreven en overgeleverd dat ze nietalleen een lezer of toehoorder, maar ook een interpreet nodig hebben,als men zich niet tevreden wil stellen met de oppervlakkigebetekenis, maar de diepte zoekt. Laten we daarom die stijltypeseens bekijken in de auteurs die door lezing van de bijbel hun kennisvan het goddelijke en heilzame vergroot en aan hun gemeentemeegedeeld hebben. De zalige Cyprianus gebruikt de nederige stijlin zijn geschrift over het sacrament van de beker.* [ 126] Hij lost daar het vraagstuk op of de beker des Heren alleenwater, of water vermengd met wijn moet bevatten. Laat ik bij wijzevan voorbeeld daaruit wat citeren. Welnu, na de aanhef van debrief begint hij meteen met het oplossen van het probleem dat hijzich heeft gesteld. Hij zegt daar: 'Weet dat ons is voorgehouden datwe bij het aanbieden van de beker het onderricht van de Heertrouw moeten blijven, en dat wij niets anders mogen doen dan deHeer ons voorgedaan heeft. Dus moet de beker die om Hem te gedenkenwordt geoffreerd, een mengsel van water en wijn bevatten.Want gezien het feit dat Christus zegt: "Ik ben de ware wijnstok",is het bloed van Christus natuurlijk geen water, maar wijn. Het kaner onmogelijk uitzien alsof Zijn bloed, waardoor wij gered en levendgemaakt zijn, in de beker is, wanneer die beker geen wijnbevat, het symbool voor Çhristus' bloed, dat door het sacramenten getuigenis van de hele Schrift verkondigd wordt. Wat het sacramentbetreft: in Genesis zien we dat Noach hiervan een voorafschaduwingis, en dat hier een anticipatie optreedt van het lijden9=21-23 · van de Heer: hij drinkt wijn, hij wordt dronken, hij ontbloot zichin zijn eigen huis; hij lag achterover, zijn naakte dijen opengespreid;de naaktheid van de vader werd opgemerkt door de middelstezoon, maar bedekt door de oudste en de jongste, enz. Op derest van de tekst hoef ik hier niet in te gaan. Het is voldoendeslechts dit te vatten dat Noach een voorafspiegeling vertoont vande toekomstige waarheid, en dat hij geen water, maar wijn dronken zo een afbeelding vormde van het lijden van de Heer. Ook inde priester Melchisedek zien wij een voorafspiegeling van het sa-Joh. r5:r.VgL Gen.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.XXI,I25-I27r8rerament van het offer van de Heer, naar het getuigenis van de HeiligeSchrift: "En Melchisedek, de koning van Salem, bracht brooden wijn. Hij nu was een priester van God, de Allerhoogste. En hij Gen. r 4:r8-zegende Abraham." Dat Melchisedek een voorafspiegeling van 1 9·Christus is, maakt de Heilige Geest duidelijk in de Psalmen, wanneerhij de Vader sprekend invoert en tot de Zoon laat zeggen:"Vóór Lucifer heb ik u voortgebracht. U bent priester voor eeu- Ps. IO!>:J-4wig, naar de wijze van Melchisedek." ' Deze stukken en het ver- (1 w:3 -4).volg van de brief houden de nederige stijl aan; lezers kunnen ditmakkelijk nagaan.* 46 [127] Ook de heilige Ambrosius maakt gebruik van de nederigestijl, ook al behandelt hij een belangrijk aspect van de HeiligeGeest, namelijk het bewijs dat die gelijk is aan de Vader en deZoon. Zijn onderwerp vraagt namelijk niet om stijlversiering ofemotionele beroering om de lezer om te praten, maar om bewijsmateriaal.Daarom zegt hij onder meer aan het begin van dit werk:'Dit woord van God raakte Gideon. Toen hij gehoord had dat hoeweler een tekort van duizenden manschappen was, de Heer door. één man zijn volk zou bevrijden van de vijand, offerde hij eenbokje uit zijn kudde. Op aanwijzing van de engel legde hij het vleeservan en ongezuurde broden op een rots, en overgoot ze met hetvleesnat. Zodra de engel Gods het aanraakte met de punt van de stafdie hij bij zich had, barstte vuur te voorschijn uit de rots en ver- Vgl. Richt.teerde de offerande. Dit lijkt een duidelijke aanwijzing dat die rots6 :lr-z r .een voorafspiegeling was van het lichaam van Christus, want erstaat geschreven: "Zij dronken uit een rots die met hen meeging,en die rots was de Christus." Natuurlijk heeft dit geen betrekking rKor. ro:4.op zijn goddelijke natuur, maar op het vlees, dat de harten vanhet dorstende volk bevloeide met de eeuwige stroom van zijnbloed. Toen is dus al op mystieke wijze aangeduid dat de gekruisigdeHere Jezus in Zijn vlees de zonden van de gehele wereld zouwegnemen, niet alleen misdadige handelingen, maar ook de begeertenvan hun hart. Want het vlees van het bokje staat voorschuldig handelen, het vleesnat voor de verlokkingen van de begeerten,zoals geschreven staat: "Het volk werd met gulzig begerenvervuld, en zij zeiden 'wie geeft ons vlees te eten?'." Dat de engel Num. u:4.zijn staf uitstak en de rots aanraakte waaruit het vuur te voorschijnkwam, betekent dat het vlees van de Heer vervuld van de goddelijkegeest alle zonden van het menselijk bestaan zal wegbranden.Daarom zegt de Heer ook: "Vuur ben ik komen werpen op deCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.xxr, I27-129 182Luc. I2:49. aarde",' enz. Ambrosius legt zich hierin vooral toe op het uitleggenen aannemelijk maken van een feitelijkheid.* 47 [ 128) Een voorbeeld van de gemengde stijl is de bekende lofprijzing van de maagdelijkheid bij Cyprianus: 'Nu richten wij onstot de maagden. Hoe hoger haar glorie, hoe groter haar verantwoordelijkheid.Zij zijn de bloem van het kerkelijk gewas, sier enpracht van de geestelijke genade, blijde essentie van lof en eer, eencompleet en onbedorven werkstuk, een beeld van God beantwoordendaan de heiligheid van de Heer, het aanzienlijkste deel vanChristus' kudde. De glorieuze vruchtbaarheid van de moederkerkverheugt zich om haar en bloeit rijkelijk in haar. En de vreugde vande moeder groeit, naarmate dit overvloedige maagdendom aanwastin getal.'En in een andere passage aan het eind van de brief zegt hij : '"Engelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullenI Kor. IH9· wij het beeld van de hemelse d,ragen." Dit beeld draagt de maagdelijkheid,de volmaaktheid draagt het, de heiligheid draagt het, ende waarheid; zij die Gods onderricht gedachtig zijn dragen het, zijdie gerechtigheid met vroomheid instandhouden, zij die onwankelbaarzijn in het geloof, nederig in de vreze, sterk in elk lijden,deemoedig in het dragen van onrecht, klaar om barmhartigheidte doen, eensgezind en eendrachtig in broederlijke vrede. Al diedingen stuk voor stuk moet u, goede maagden, in acht nemen, liefhebbenen vervullen. U die zich vrij maakt voor God en Christus,gaat voorop als de betere meerderheid naar de Heer aan Wie u zichwijdt. Bent u gevorderd in jaren, geeft de jongeren onderricht;bent u jonger, weest een stimulans voor uw leeftijdgenoten; wektelkander op met wederzijdse aansporing, daagt elkaar uit tot gloriedoor om strijd bewijzen van uw deugdzaamheid te leveren. Houdtstand vol moed, gaat voort vol geest, arriveert vol geluk. Maardenkt dan aan mij terug, wanneer maagdelijkheid door uw toedoeneerbewijzen gaat ontvangen.'* 48 [129) Ook Ambrosius gebruikt de gemengde, versierde stijl alshij verklaarde maagden bij wijze van voorbeeld een richtsnoergeeft voor hun gedrag: 'Zij was maagd, niet alleen lichamelijkmaar ook geestelijk, en bedierf haar oprecht gemoed niet doorslinkse list; nederig van hart, ernstig in haar woorden, voorzichtigvan geest, spaarzaam spreekster, toegewijde lezeres. Zij stelde haarI Tim 6:17. hoop "niet op de onzekerheid van rijkdom", maar op het gebedvan de arme; vol aandacht voor haar werk, eerbiedig in haar taal.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.xxl,l29-I3IGeen mens, maar God zoeken om haar innerlijk te beoordelen. Niemandkwetsen, welwillend zijnjegens allen; opstaan voor ouderen,niet jaloers zijn op leeftijdgenoten; opschepperij schuwen, de redevolgen, deugd beminnen. Wanneer heeft zij zelfs maar door haargelaatsuitdrukking haar ouders gekwetst? Wanneer is zij het oneensgeweest met haar verwanten? Wanneer keek zij neer op de nederige?Wanneer heeft zij de zwakke uitgelachen? Wanneer is ze dearme uit de weg gegaan? Zorgvuldig bezocht ze slechts die bijeenkomstenmet mannen waar haar medemenselijkheid geen schaamtehoefde te voelen omdat ze in haar ingetogenheid iemand zou moetennegeren. Niets fels in haar ogen, niets brutaals in haar woorden,niets schaamteloos in haar gedrag. Haar gebaren niet te kwijnend,haar gang niet te los, haar stem niet te uitdagend: zo was haar lichamelijkeverschijning het evenbeeld van haar geest en gaf zij goedheidgestalte. Een goed huis kan men immers al in het portaal herkennen,en het moet bij eerste binnenkomen al laten blijken dat erbinnen geen duisternis schuilgaat, alsof een lamp die binnen brandt,buiten zijn licht verspreidt. Wat moet ik dus nog ingaan op haarmatigheid in voedsel, maar overvloed aan goede werken? Het eneging de natuurlij ke maat te boven, het ander deed daaraan bijna tekort. Goede daden zonder tussenpoos, maar dagen aaneen vasten,en als het verlangen naar versterking al opkwam, het eerste het bestevoedsel om de dood te voorkomen, niet als verwennerij,' enz.[I 30] Ik heb deze passage hierom als voorbeeld van de gemengdestijl opgenomen omdat ze er niet naar streeft dat wie dat nog nietgedaan hebben, een gelofte van maagdelijkheid afleggen, maar eenbeschrijving geeft van de noodzakelijke kwaliteiten van wie zo'ngelofte al hebben afgelegd. Want om aan zo'n enorme ondernemingte beginnen, moet de geest natuurlij k met behulp van degrootse stijl aangespoord en in vlam gezet worden. De martelaarCyprianus schrijft over de levenswijze van maagden, niet overhet aanvaarden van maagdelijkheid als levensprogram. Maar bisschopAmbrosius maakt vrouwen met zijn grote welsprekendheidook hiervoor warm.* 49 [I 3 I] Ik zal mijn voorbeelden van de grootse stijl ontlenen aanmateriaal dat zij beiden behandeld hebben. Beide zijn zij namelijkfel uitgevaren tegen vrouwen die met cosmetica kleur, of lievervalse kleur, aanbrengen op haar gezicht. Daarbij zegt die eerste onderandere: 'Als een meesterschilder iemands gelaat, zijn uiterlijk enlichaamskenmerken levensecht had ingekleurd, en iemand andersCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.XXI,I3I-IJ2zat met zijn handen aan die kant-en-klare afbeelding, om wat teveranderen aan wat al vorm had en afgeschilderd was alsofhij overgrotere vakbekwaamheid beschikte; dan zou dat een ernstige beledigingvan de oorspronkelijke kunstenaar lijken, en een gerechtvaardigdereden voor verontwaardiging. Denkjij datje ongestraftzo'n brutaal staaltje van verdorven overmoed kunt geven, een beledigingvoor God de kunstenaar? Al is immers je gedragjegens anderemensen niet onkuis en onzedelijk ondanks je hoerige makeup,je staat te boek als slechter dan een overspelige als je bederften schendt wat van God is. Je denkt dat het je mooier maakt, jedenkt dat het je siert, maar het is een aanslag op Gods werk, eenschending van de waarheid. De apostel waarschuwt: "Doet hetoude zuurdeeg weg, opdat u een vers deeg moogt zijn; u bent immersongezuurd. Want ook ons Paaslam is geslacht: Christus. Latenwij derhalve feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeegvan slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde broodvan reinheid en waarheid." Kunnen reinheid en waarheid standhoudenwanneer wat rein is vervuild wordt, en de waarheid doorhet valse klatergoud van cosmetische kleuren in leugen verkeert?Matt. q6. Uw Heer zegt: "U kunt niet één haar wit maken of zwart," en jijwilt machtig genoeg zijn om het woord van je Heer de baas te zijn?Het is een brutaal waagstuk en heiligschennende minachting als jeje haar verft. Een boze voorspelling van wat komen gaat, is het alsje nu al je eerste ervaring opdoet met vuurrode haren.' De hele restciteren voert te ver.* 50 [I 32] De tweede auteur zei in zijn verhandeling tegen zulkevrouwen: 'Hier komen deze aanmoedigingen tot slecht gedragvandaan: Ze zoeken kleuren om haar gelaat mee te beschilderenuit vrees om haar mannen te mishagen, en met de aantasting vanhaar gelaat oefenen ze de aantasting van haar kuisheid. Wat eenwaanzin om haar natuurlijke gedaante te veranderen en een geschilderdeversie te zoeken; om het oordeel van een echtgenoot tevrezen en het eigen oordeel op te geven! Want wie haar natuurlijkestaat wil veranderen, velt eerst een oordeel over zichzelf. Zo mishaagtze eerst zichzelf in haar inspanning om een ander te behagen.Wie zoeken we nog die beter je lelijkheid kan beoordelen, vrouw,dan jijzelf-en jij bent kennelijk bang om gezien te worden! Als jemooi bent, waarom verberg je je dan? Als je lelijk bent, waaromwend je dan leugenachtige schoonheid voor, wat betekent dat jenoch plezier kunt hebben aan je eigen geweten noch aan het feitr Kor. n-s.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.xxr,I32-xxn, r 3 5r85dat een ander zich laat bedriegen? Want die persoon houdt van eenandere vrouw, en jij wilt een andere man behagen. Maar je wordtboos als de man die in jouw eigen persoon geleerd heeft overspel tebedrijven, echt van een andere vrouw houdt. Helaas, je geeft zelfles in hoe men je moet beledigen. Zelfs wie een pooier heeft moetendulden, deinst ervoor terug zich hoerig op te maken; zo iemandmag dan een veile vrouw zijn, maar haar zonde raakt slechts haarzelf,niemand anders. Misdaden van overspel zijn haast beter te verdragen.Daar wordt immers de kuisheid aangetast, hier de natuurzelf'* [r33] Het is wel voldoende duidelijk, dacht ik, dat vrouwen doordeze welsprekende woorden er krachtig toe aangezet worden haaruiterlijk niet met cosmetica aan te tasten, en dat ze tot schaamte envrees worden gebracht. Daarom herkennen we hier niet het nederigeof gemengde stijlniveau, maar beslist het grootse. Deze driestijlen kunnen we zowel aantreffen in deze twee auteurs, die ik uitalle mogelijke voorbeelden heb gekozen en gepresenteerd, als inandere kerkleraren die goede dingen goed zeggen (dat wil zeggen:scherp, sierlijk en hartstochtelijk, al naar het onderwerp vereist), inhun talrijke geschreven en gesproken teksten. Door deze voortdurendte lezen of te beluisteren, en door bovendien te oefenen, kunnenstudenten zich die drie stijlen geheel eigen maken.XXII51 [I 34] Niemand moet denken dat het tegen de regels van dekunst is om die stijlen te mengen. Integendeel, voor zover dat opzijn plaats is, moet ons taalgebruik alle stijlen afwisselend toepassen.Gaat het lang in één stijl door, dan boeit het de luisteraar niet zo,maar zijn er overgangen van de ene stijl op de andere, dan verloopthet discours fraaier, zelfs als het vrij lang is. (Ook de afzonderlijkestijlen bieden overigens welsprekende mensen hun eigen mogelijkhedentot afwisseling in taalgebruik, die voorkomen dat de toehoorderlauw ofkoel gaat reageren.) Het is wel zo dat een exclusiefnederige stijl makkelijker gedurende langere tijd te verdragen isdan een exclusief grootse.[I 3 5]] a, hoe meer de toehoorder in beroering gebracht moet wordenom zijn instemming te verkrijgen, des te minder lang kan hij indie toestand gehouden worden wanneer hij eenmaal voldoende opgewondenis. Daarom moeten we oppassen wanneer we reedshoog opgelopen spanning nog verder willen opvoeren, dat ze nietCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.xxn, I 35-xxm, I3 8I86in elkaar zakt zelfs tot onder het niveau dat we al met onze opzwependewoorden hadden gecreëerd. Maar voegen we een element indat in een nederiger stijl thuishoort, dan kunnen we daarna goedterugkeren naar wat de grootse stijl behoeft; zo moeten we een afwisselingals van eb en vloed in onze woordenstroom aanbrengen.Hieruit volgt dat een langere speech niet slechts de grootse stijl magvertonen, maar dat we afwisselend de andere stijlen er tussendoormoeten gebruiken. De tekst als geheel wordt niettemin ingedeeldbij de stijl die overheerst.XXIII52 [ I 36] Het is van belang te weten welke soort met welke soortgecombineerd moet worden of welke soort in bepaalde essentiëlepassages moet worden toegepast. In de grootse stijl moet het beginaltijd of vrijwel altijd gemengd van stijl zijn. Het is aan de sprekerof hij ook een paar elementen in de nederige stijl presenteert, ook albehoorde de grootse stijl tot de mogelijkheden. Doel is dan om watwél in grootse stijl gesproken wordt, in vergelijking met die paarelementen nog grootser te maken en ze nog briljanter te laten lijkendoordat er zo ook wat 'schaduw' is. In elk stijlniveau geldt: als eringewikkelde vraagstukken ontward moeten worden, is scherpzinnigheidnodig, en dat ligt typisch op het terrein van de nederigestijl.[ r 37] Daarom moet die stijl ook binnen de twee andere toepassingvinden, als dit soort van stof daarbinnen voorkomt. Zo moet ookbinnen elke stijl de gemengde stijl worden toegepast en ingelastwanneer daarin lof of afkeuring aan de orde is zonder dat het eromgaat iemand te veroordelen of in vrijheid te stellen of instemmingte verkrijgen voor een bepaalde actie. In de grootse stijl hebben deandere twee dus hun eigen plaats, en in de nederige stijl ook.[138] De gemengde stijl heeft weliswaar niet altijd, maar toch welgeregeld, de nederige stijl nodig, als namelijk, zoals ik zei, er eenprobleem ontward moet worden of wanneer we enkele elementendie zich op zichzelflenen voor stijlversieringen, niet stilistisch verfraaien,maar in nederige stijl uitdrukken om als het ware de clustersvan stijlversieringen beter te laten uitkomen. Aan de grootsestijl heeft de gemengde geen boodschap, want die laatste wordt gebruiktom de toehoorder te laten genieten, niet om hem in beroeringte brengen.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.XXIV,I39-141XXIV53 [ 1 39] Concludeer njet dat een spreker jn grootse süjl spreekt alleenomdat ruj veelvuldjg lujde bijval krijgt. Ook de scherpzinnighedenvan de eenvoudjge stijl en de versieringen van de gemengdehebben dat effect. De grootse maakt mensen vaak stil door zijn gewicht,maar het brengt ze wel tot tranen. Zo probeerde ik eens inCaesarea in Mauretanië de mensen af te brengen van burgertwist,of eigenlijk iets ergers dan burgertwist: ze noemen het 'caterva' ­'horde'. Het waren namelijk niet alleen burgers, maar ook verwanten,broers, ouders en kinderen zelfs die in twee partijen gedurendeeen aantal dagen zonder ophouden elkaar met stenen bevochten,een jaarlijks weerkerend ritueel op een vaste tijd, en iedereendoodde wie hij doden kon, op welke manier ook. Ik sprak ingrootse stijl, zo goed ik kon, om zo'n wreed en ingeworteld kwaaduit hun hart en zeden uit te rukken en door mijn woorden te verdrijven.Maar ik dacht nog niet dat ik iets berejkt had toen ik zehoorde juichen, maar pas toen ik ze zag huilen.( 140] Met hun gejuich lieten ze weten dat het instrucüef en onderhoudendwas, met hun tranen dat ze om waren. Toen jk die tranenzag, geloofde ik al voordat ze dat in de praktijk konden laten blijkendat die barbaarse gewoonte overwonnen was, een traditie vanhun ouders en grootouders en de voorvaderen daar weer ver voor,die hun hart boosaardig belaagde, of liever beheerste. Ik sloot snelmijn preek af en bracht hun hart en lippen ertoe God dank te brengen.En warempel, nu is het al bijna acht of meer jaar geleden, en aldie tijd hebben ze, bij de gratie van Christus, niets van dien aardgeprobeerd. Ik heb ook door veel andere ervaringen geleerd datmensen het effect dat een wijze rede jn grootse stijl op hen heeft,niet zozeer laten blijken door geroep als wel door gejammer, somszelfs door tranen, en uiteindelijk door hun levenswijze te veranderen.54 (141] Ook door het nederige genre zijn heel veel mensen veranderd,maar dan in die zin dat ze te weten kwamen wat ze eerst nietwisten, of gingen geloven wat hun eerst ongeloofwaardig scheen,niet dat ze daadwerkelijk deden waarvan ze al wisten dat ze hetmoesten doen, maar het niet wilden. Want om dat soort van koppigheidom te praten, is de grootse stijl nodig. En hoewel ze onderhet gemengde stijltype vallen, hebben welsprekende uitingen vanlof en afkeuring op sommigen ook een dergelijk effect. Ze genietenniet alleen van de welsprekendheid, maar gaan er ook zelf naar stre-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.xxrv, I4I-XXV,I44r88ven een lofwaardig leven te leiden en een afkeurenswaardige levenswijzete vermijden. Maar het is allerminst zo dat ieder die zichvermaakt het goede voorbeeld navolgt, zoals wel degelijk bij degrootse stijl ieder die zich laat ompraten tot actie overgaat, en bijde nederige stijl ieder die onderricht krijgt, iets te weten komt ofgaat geloven dat iets waar is als hij het niet weet.XXVSS [ 142] Hieruit kunnen we afleiden dat het doel van die laatstetwee stijlen speciaal van belang is voor wie wijs en welsprekendwillen spreken. Maar het oogmerk van de gemengde stijl, namelijkdat de welsprekendheid zelf genoegen schenkt, mag niet als doel inzich functioneren. Nee, doel moet zijn dat men juist doordat mengeniet van de stijl sneller of met grotere vasthoudendheid instemtmet de inhoud van een nuttig en ethisch verantwoord betoog; ditgeldt als de stof niet vraagt om een stijl die instrueert of meesleept,omdat het gehoor al op de hoogte is van wat er betoogd wordt, endaar ook al voorstander van is.* [143] Want de algemene functie van welsprekendheid is in willekeurigwelk van de drie stijlen te spreken op een manier die geschiktis om te overtuigen. Doel is om daadwerkelijk door het gesprokenwoord mensen over te halen tot wat je beoogt. Daaromspreekt weliswaar een welsprekend redenaar in willekeurig welkvan de drie stijlen op een manier die geschikt is om te overtuigen,maar tenzij hem dat ook werkelijk lukt, bereikt hij het doel vanwelsprekendheid niet. In de nederige stijl overtuigt hij zijn gehoordat wat hij zegt waar is; in de grootse stijl dat ze daadwerkelijkmoeten doen wat ze weten dat ze moeten doen, maar niet doen;en in de gemengde stijl overtuigt hij zijn gehoor ervan dat hij opmooie, sierlijke wijze spreekt. Maar waar is dat goed voor?* [ 144] Laten diegenen dat doel maar nastreven die zich laten voorstaanop hun taalgebruik en zich uitsloven in panegyrische en andereredevoeringen van dat soort. Daar behoeft het gehoor geeninstructie, noch een duw in de rug om in actie te komen, maar uitsluitendamusement. Wij echter moeten dit doel verbinden met eenander doel, en met deze stijl hetzelfde willen bereiken als met betogenin de grootse stijl, namelijk dat het zedelijk goede omhelsdwordt en het zedelijk kwade vermeden. Dat kan als het publiek nietdermate afwijzend staat tegenover zo'n handelwijze dat ze er metde grootse stijl toe geprest moeten worden. Als ze al tot handelenCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.xxv, 144-xxvr, 14 7zijn overgegaan, helpt deze stijl om ze dat met grotere inzet te latendoen en ze er krachtiger in te laten volharden. Zo gebruiken wezelfs de opsmuk van de gemengde stijl niet opzichtig, maar voorzichtig,niet tevreden met het oogmerk om de toehoorder slechts tevermaken, maar veeleer hierop uit dat ook deze stijl bijdraagt totde goede handelwijze waartoe wij hem willen overreden.XXVI* 56 [ 145] Drie elementen vermeldden wij hierboven: dat de wijzespreker als hij ook welsprekend wil zijn ernaar moet streven datzijn gehoor hem met begrip, met genoegen en gehoorzaam aanhoort.Nu moet men dat niet zo opvatten alsof die elementen stukvoor stuk zo aan één van die drie stijlsoorten zijn toegewezen, dathet de nederige stijl toevalt om met begrip, de gemengde stijl ommet genoegen, en de grootse stijl om gehoorzaam te worden aangehoord.Nee, veeleer moet de spreker steeds op alle drie mikkenen zoveel mogelijk alle drie de doelen nastreven, ook wannijin elk ervan afzonderlijk opereert. Want we willen geen afkeer opwekken,ook niet als we in de nederige stijl spreken: wat we daarinzeggen, moet niet alleen met begrip, maar ook met genoegen ontvangenworden.·[146] En waar zijn we anders op uit wanneer we met behulp vandoor God gegeven bewijsplaatsen doceren wat we te zeggen hebben,dan dat men ons in gehoorzaamheid aanhoort, dat wil zeggendat men die dingen gelooft, met de hulp van Hem van wie gezegd Ps. 92:5is: 'Uw getuigenissen zijn zeer betrouwbaar'? Waarop is de spreker (9J:S).die iets vertelt aan zij n leerlingen, al is het in de nederige stijl, andersuit dan geloofd te worden? En wie zou er naar hem willen luisterenals hij zijn gehoor niet ook met een zekere charme wist te boeien?Want iedereen weet toch dat wie onbegrijpelijk is ook niet met genoegenof gehoorzaam beluisterd kan worden.[147] De nederige stijl lost de lastigste vraagstukken op en biedt onverwachteopheldering en verduidelijking. Hij diept de meestscherpzinnige opvattingen op uit, zeg maar, spelonken waar je zeniet verwacht zou hebben, en zet ze uiteen, weerlegt de dwalingvan de tegenstander en legt uit dat wat een onweerlegbaar puntscheen, onjuist is. Soms heeft die stijl een zekere ongekunstelde,welhaast natuurlijke schoonheid, en een ritme in de slotformulesdat niet op de voorgrond treedt, maar als het ware onvermijdelijkis en om zo te zeggen uit het onderwerp zelf voortkomt. Vaak kanCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.XXVI,I47-XXVII, I 5 II90dan zelfs deze stijl zo'n bijval teweegbrengen dat het nauwelijks tebegrijpen is dat het om de nederige stijl gaat.* [I48) Het feit immers dat die stijl niet in vol ornaat en wapenrustingoprukt, maar als het ware met blote handen de slag aangaat,neemt niet weg dat hij zijn tegenstander met pure energie en spierkrachtneerslaat, zijn verzet sloopt en zijn leugens met de enormekracht van zijn leden vernietigt. Nee, waarom worden zulke sprekerstelkens weer luid toegejuicht, tenzij omdat het plezier geeft datde waarheid zo aangetoond en verdedigd wordt, en zo onoverwinnelijkis. Daarom moet de christelijke spreker en leermeester ook indeze nederige stijl hiernaar streven dat men hem niet alleen met begrip,maar ook met genoegen en gehoorzaam aanhoort.57 [ I49] Ook de welsprekendheid van de gemengde stijl blijft bij dewelsprekende kerkleraar niet verstoken van verfraaiing, zonder datze ongepaste opsmuk vertoont. Zij streeft niet slechts naar plezier(het enige dat anderen zich expliciet ten doel stellen), maar ze wilvanzelfsprekend ook waar ze prijst of afkeurt dat er gehoorzaamgeluisterd wordt, opdat men het ene nastreeft of er krachtiger aanvasthoudt, en het andere vermijdt of van de hand wijst. Maar alsmen haar niet met begrip aanhoort, kan men dat ook niet met genoegendoen. Daarom moet men ook in de stijlsoort waarin vermaakde boventoon voert, die drie doelen nastreven, dat het publiekhet begrijpt, zich vermaakt en gehoorzaamt.58 [I 50] Is het nodig het gehoor te ontroeren en het om te praten(dat is nodig wanneer men toegeeft dat er naar waarheid en charmantgesproken wordt, maar men toch niet wil doen wat er gezegdwordt) - dan moet zonder twijfel in grootse stijl uitgepakt worden.Maar wie raakt ontroerd als hij niet weet wat er bedoeld wordt? Ofwie blijft geboeid luisteren als hij zich niet vermaakt? Daarom kanook in dat genre waarin een harde inborst door grootsheid van stijltot gehoorzaamheid gedwongen wordt, het publiek niet gehoorzaamluisteren naar de spreker, als het dat niet ook met begrip engenoegen doet.XXVII* 59 [I 5 r] Wat echter meer gewicht in de schaal legt dan allegrootsheid van stijl om het publiek gehoorzaam naar ons te latenluisteren, is de levenswandel van de spreker. Want wie wijs en welsprekendspreekt maar een verdorven leven leidt, onderricht zekerveel leergierigen, maar hij is 'nutteloos voor zijn eigen ziel', zoalsCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.xxvn, I 5 I-xxvm, I 5 5I9Igeschreven staat. Vandaar dat de apostel zegt: 'Hetzij met een bijoogmerkhetzij in waarheid wordt Christus verkondigd.' Christusis de waarheid en toch kan de waarheid zelfs door niet-waarheidverkondigd worden, dat wil zeggen dat wat goed en waar is, uitgedragenwordt door een slecht en bedrieglijk hart. Dat is hoe JezusChristus verkondigd wordt door wie hun eigen belang zoeken,niet de zaak van Jezus Christus.[I 52] Maar goede, gelovige mensen luisteren gehoorzaam niet naarwillekeurig wie, maar naar de Heer zelf, die zegt: 'Wat zij zeggen,doet dat; maar doet niet naar hun werken; want zij zeggen het wel,maar doen het niet.' Daarom luisteren zij met profijt ook naar wieniet profijtelijk handelen. Die laatsten zoeken immers wel ij verighun eigen belang, maar wagen het niet hun eigen gedrag te onderwijzenvanuit de verheven positie van de kerkelijke leerstoel, diedoor de rechte leer is ingesteld. V anclaar dat de Heer eerst opmerkte,voordat hij de geciteerde woorden over het onderwerp in kwestiesprak: 'Zij hebben zich gezet op de stoel van Mozes.' Die zeteldus, niet van hen maar van Mozes, dwong hen goede dingen tezeggen, zelfs als ze die niet deden. Ze gingen hun eigen gang inhun eigen levenswandel; maar de leerstoel die een ander toebehoorde,stond hun niet toe ook hun eigen leer te onderwijzen.6o [ I53] Zij zijn dus velen van nut door te zeggen wat ze niet doen,maar ze zouden nog veel meer mensen van nut zijn door de daad bijhet woord te voegen. Er zijn immers mensen in overvloed die hunkwalijke levenswandel trachten te verdedigen door te verwijzennaar hun leiders en leermeesters. Het antwoord in hun hart of zelfshardop eruit geflapt is: 'Waarom doe je zelf niet wat je mij opdraagt?'Zo koet dat ze niet gehoorzaam luisteren naar wie nietnaar zichzelfluistert, en dat ze het woord Gods dat hun verkondigdwordt, met prediker en al verachten.[I54] Zo zegt de apostel eerst in zijn brief aan Timoteüs: 'Laat niemandu geringschatten om uw jeugdige leeftijd,' en daarna voegthij eraan toe hoe hij dat kon bereiken in de woorden 'maar weeseen voorbeeld voor de gelovigen in woord, in wandel, in liefde,in geloof, en in reinheid'.XXVIII61 [ 155] Om zijn toehoorders te laten gehoorzamen, kan zo'n leermeesterzonder onbeschaamd te zijn niet alleen in de nederige engemengde, maar ook in de grootse stijl spreken, omdat zijn levens-EcclesiasticusJT2!.Fil. r:r8.Fil. 2:2r.Vgl. Matt.2J:J.Matt. 23:2.rTim. 4:12.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.xxvm,r 5 5-158 192Vgl. nKor.8:2r.I Kor. I:r7.n Tim. 2:r4.Titus r:9.I Tim. r:s.Rom. I po.wijze niet verachtelijk is. Hij kiest een goed leven zonder een goedereputatie te verwaarlozen, maar zoveel mogelijk rekening houdendmet wat goed is in de ogen van God en de mensen, in de vrezeGods en zorg voor de mensen. Wanneer hij spreekt, moet hij lieverwillen dat de inhoud in de smaak valt dan de woorden; hij moet'beter' gelijkstellen aan 'meer in overeenstemming met de waarheid',en de leermeester mag niet in dienst staan van zijn woorden,maar de woorden moeten in dienst staan van de leermeester. Wantdit is wat de apostel bedoelt met 'niet met wijsheid van woorden,om niet het kruis van Christus tot een holle klank te maken'.[ r 56] Ook zijn woorden tot Timoteüs zijn van belang in dit verband:'Strijd niet met woorden; redetwisten dient tot niets danhet verderf van wie ernaar horen.' De bedoeling van deze uitspraakis niet dat wanneer de vijand de waarheid bestrijdt, wij niets ter verdedigingervan mogen zeggen. Waar op zouden dan de woordenslaan waarin hij laat zien wat voor iemand een bisschop moet zijn,namelijk onder andere 'dat hij in staat moet zijn op grond van gezondonderricht ook tegensprekers te weerleggen'? Redetwistenwil zeggen dat het je niet kan schelen hoe de dwaling door de waarheidoverwonnen wordt, maar hoejouw woorden het winnen vandie van een ander.* [ r 57] V er der, wie niet redetwist streeft er met zijn woorden naar- of hij nu in nederige, gemengde of grootse stijl spreekt - dat dewaarheid helder is, dat de waarheid in de smaak valt, dat de waarheidemoties wekt. Want zelfs de liefde zelf, doel van alle vermaningen vervulling der wet, kan onmogelijk terecht zijn als het objectervan niet waar, maar onwaar is. Iemand die een mooi lichaamen een mismaakte ziel heeft, is meer beklagenswaardig dan indienook zijn lichaam mismaakt was: zo verdienen ook degenen die welsprekendonwaarheid verkondigen, meer medelijden dan als ze dieop lelijke wijze te berde zouden brengen.[rs8] Wat betekent het om niet alleen welsprekend maar ook metwijsheid te spreken? Wat anders dan in de nederige stijl adequatewoorden, in de gemengde stijl briljante, en in de grootse stijl hartstochtelijkewoorden te gebruiken, maar altijd voor ware dingendie gehoord behoren te worden? Wie het niet allebei kan, moetmet wijsheid zeggen wat hij niet welsprekend zeggen kan, lieverdan dat hij welsprekend te berde brengt wat hij in dwaasheid beweert.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.XXIX,I59-I62 193XXIX[ r 59] Maar als hij ook daartoe niet in staat is, laat hij dan zo levendat hij niet alleen een beloning voor zichzelf verdient, maar ookanderen een voorbeeld stelt; zijn levenswandel moet hem als hetware tot woordenschat dienen.62 [ r6o] Het is waar dat er mensen zijn die een voortreffelijke voordrachtkunnen houden maar niet in staat zijn haar zelf te bedenken.Als die een welsprekende wijze tekst van een ander nemen, hem uithun hoofd leren en publiekelijk voordragen, doen ze daar geenkwaad aan, als ze zich aan die rol houden. Want ook op die manierworden veel mensen verkondigers van de waarheid (en dat is zekernuttig) zonder dat velen leermeesters worden, zolang ze allemaalde woorden van de ene ware leermeester spreken en er onder hen Vgl. r Kor.geen scheuringen zijn. En zij moeten zich niet laten afschrikken r:ro.door de woorden van de profeet Jeremia, bij monde van wie Goddiegenen veroordeelt 'die Zijn woorden stelen, ieder van zijn naaste'.Jer. zy3o.[r6r] Want wie iets steelt, neemt iets weg wat een ander toebehoort,maar het woord Gods is wel degelijk eigendom van wie eraangehoorzaamt. Het is veeleer wie goed spreekt maar slecht leeft,die woorden spreekt die aan een ander toebehoren. Alle goede dingendie zo iemand zegt, lijken uitgedacht te zijn door zijn brein,maar ze zijn onverenigbaar met zijn gedrag. Derhalve zegt Goddat Zijn woorden gestolen worden door hen die een goede indrukwillen maken door Gods woord te spreken, hoewel ze eigenlijkslecht zijn omdat ze hun eigen soort daden verrichten. Maar als jegoed oplet, zeggen zij in feite de goede dingen die ze zeggen nietzelf. Hoe kunnen ze immers met hun woorden beweren wat zemet hun daden ontkennen? Niet voor niets zegt de apostel overzulke mensen: 'Zij belijden wel dat zij God kennen, maar methun werken verloochenen zij Hem.' In zekere zin zeggen zij die Titus r:r6.dingen dus wél zelf, in andere zin niet - want elk van de volgendeuitspraken is waar, omdat de waarheid ze doet:[ r62] Over dat soort mensen heeft Hij het namelijk als Hij zegt: Vgl. Matt.'Wat zij zeggen, doet dat, maar doet niet naar hun werken,' dat 23'3·wil zeggen: doet wat u uit hun mond hoort, maar doet niet wat uin hun werken ziet. 'Want zij zeggen het wel,' zegt Hij, 'maar zedoen het niet.' Hoewel ze het dus niet doen, zeggen ze het wel. Ibid.Maar in een tweede passage veroordeelt Hij dat soort van mensenen zegt: 'Hypocrieten! Hoe kunt u die slecht bent iets goeds zeg-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV .XXIX, I 62-XXXI, I 66I94Mart. 12:34.gen?' Op grond van dit vers zeggen zij ook het goede dat ze zeggenniet zelf, omdat ze in hun intenties en hw1 daden ontkennen wat zezeggen.[I63) Zo kan het voorvallen dat een welsprekend slecht mens eenpreek schrijft waarin de waarheid verkondigd wordt, om die te latenvoordragen door een ander die zelf niet welbespraakt is, maarwel goed. In dat geval geeft de één iets uit handen dat hem zelf wezensvreemdis, de ander ontvangt wat hem eigen is uit andermanshand. Bewijzen echter goede gelovige mensen deze dienst aan anderegoede gelovige mensen, dan zeggen beide groepen wat huneigen is, omdat ook God, aan wie wat zij zeggen toebehoort, huneigen is. Al konden ze dit materiaal niet zelf tot een goed georganiseerdetekst ordenen, wie de inhoud ervan tot richtlijn van zijngoed georganiseerde leven maakt, maakt het zijn eigendom.XXX* 63 [ 164 J Maar of hij op het punt staat de gemeente of wie dan ooktoe te spreken, of een tekst te dicteren die bedoeld is om voor degemeente uitgesproken te worden door wie dat wil of kan: laathij bidden dat God hem goede woorden in de mond geeft. Wantals koningin Ester al bidt dat God haar gepaste woorden in demond mag geven wanneer ze op het punt staat bij de koning teEster rp3. pleiten voor het behoud van haar volk in deze wereld, hoeveel temeer moet hij dan niet om die genade bidden die zich 'met predi-I Tim. 5'17· king en onderricht' inzet voor het eeuwige behoud van de mensheid.[I65) Sprekers die hun tekst van een ander hebben gekregen, moetenvoordat ze hem aannemen, bidden voor degenen van wie zehem krijgen, dat de schrijvers gegeven moge worden wat de sprekersdoor hen willen krijgen. Hebben ze de tekst in handen, danmoeten ze bidden dat ze hem zelf goed mogen voordragen, endat hun publiek het moge accepteren. Bovendien moeten zij voorde gelukkige afloop van de spreekbeurt dank betuigen aan Hemvan wie ze zeker weten dat ze dat succes gekregen hebben, opdatr Kor. 1:31. 'wie roemt' in Hem 'roeme' 'in wiens hand wij en onze woordenWijsh. p6. zijn'.XXXI* 64 [I 66) Dit boek is langer uitgevallen dan ik wilde en dan ik gedachthad, maar het is niet te lang voor een lezer of luisteraar die erCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


IV.xxxr,I66 195plezier in heeft. Wie het wel lang valt, moet het in gedeeltes lezenals hij het wil leren kennen. Wie geen belangstelling heeft om het teleren kennen, moet ook niet klagen over de lengte.Ik dank onze God dat ik in deze vier boeken naar beste vermogen ­hoe gering ook - gesproken heb, niet over mijn eigen kwaliteiten(ik schiet zeer tekort), maar over de kwaliteiten van wie niet alleenvoor zichzelf maar ook voor anderen tracht te werken aan 'gezond',dat wil zeggen: christelijk, 'onderricht'.Titus r:9.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


NotenCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


Noten op het Voorwoord§ 8: <strong>Augustinus</strong> schrijft voor mensen die instructie nodig hebben om de bijbel tebegrijpen. Wie zulke instructie niet nodig heeft, mag daarom die mensen nogniet beledigen. Want ook wie 'vanzelf, door goddelijke genade, de bijbelbegrijpt, maar wel van menselijke leraren heeft leren lezen, zou terecht booszijn in het hypothetische geval dat iemand als Antonius, die zonder te kunnenlezen de bijbel begreep, of de slaaf die opeens kon lezen, op hem zou neerkijkenof zich tegenstander van leesonderwijs zou verklaren. <strong>Augustinus</strong> steltdus een analogie op: wat leesvaardigheid betreft, staan Antonius en de slaaf totde geïnspireerde exegeten van de bijbel als die laatste zich verhouden tot<strong>Augustinus</strong>' doelgroep wat betreft bijbeluitleg. Een respectvolle houding tegenoverhet leren van mensen is op zijn plaats.§ 8: Antonius: De in 25 I n.Chr. geboren Antonius wordt beschouwd als degrondlegger van het heremitische (in de eenzaamheid levende) monnikend om.De Griekse kerkvader Athanasius schreef in 3 57 n. Chr. een biografie van hem,die al vrij spoedig in het Latijn vertaald werd en in het Westen grote invloedkreeg.§ 8: die uit het buitenland afkomstige christelijke slaaf Over deze persoon is nietsanders bekend dan wat <strong>Augustinus</strong> hier vertelt.§ IO: broeders: (Christelijke) medemensen.§ I I: de Vijand: Dit is één van de vroegchristelijke benamingen van de duivel. ZieMatt. I J:39·§ I3: In dat geval ... mengt met dat van anderen: <strong>Augustinus</strong> gebruikt hier dealgemeen menselijke ervaring van de liefde als argument voor de mogelijkheiddat mensen elkaar iets kunnen leren en dus toegang kunnen hebben totandermans ziel. Iedereen erkent dat liefde een intens contact van ziel tot zielis. Dat effect van de liefde zou onmogelijk zijn als er geen overdracht van zieltot ziel kon plaatsvinden. Die overdracht stelt <strong>Augustinus</strong> gelijk aan 'leren'. Dealgemene ervaring van de liefde is zo een argument voor de mogelijkheid datmensen van mensen leren.§ I4: In elk geval is die eunuch ... : Cornelius was door een engel naar een apostelgestuurd (§ I2) , de 'charismatici' (de groep van critici tegen wie <strong>Augustinus</strong>het hier heeft) claimen begrip zonder menselijke tussenkomst, maar het verhaalvan de eunuch toont onomstotelijk aan dat een mens via een mens eentekst uitgelegd kan krijgen, zonder dat hij rechtstreeks goddelijk geïnspireerdwordt.§ I7: In afwijking van Greens tekst emenderen wij sed etiam in intelligendo ea quaeobservent prodidero tot sed ... ea quae observari debent (of: quae observem).§ r8: zijn lezing van die tekst: D.w.z.: hij spreekt de letters uit zoals hij ze meent teCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN VOORWOORD,I8 200herkennen. In de geschriften van antieke auteurs vindt men vaak gevallen vanetymologisering. Soms is deze verhuld en alleen op te merken voor de geoefendelezer. In onze tekst lijkt het Griekse werkwoord anagignoskein, dat zowel'(voor)lezen' als 'herkennen' betekent, aanleiding voor de enigszins eigenaardigekeuze van het Latijnse werkwoord agnoscere, 'herkennen'. De lezer isiemand die letters als tekens herkent, en zijn eigen 'lezing' of 'versie' van wathij ziet uitspreekt. In de vertaling is hiermee rekening gehouden door dedubbele betekenis van 'lezing'.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


Noten op Boek I§ I-3: <strong>Augustinus</strong> brengt hier de theorie die hij in De doctrina christiana zaluiteenzetten, zelf in praktijk. Zelf verworven begrip (daarover gaan de eerstedrie boeken) moetje met anderen delen (het onderwerp van boek rv).§ I: ontdekken ... presenteren: De tweedeling tussen 'ontdekken' (of 'vinden') en'presenteren' correspondeert met die tussen de taken van de antieke disciplinesvan de dialectiek en de retorica. 'Vinden' is niet hetzelfde als 'uitvinden': menging er in de Oudheid van uit dat je alleen argumenten of materiaal 'vindt' datal van nature aanwezig is. In het geval van de uitleg van een tekst is dat nogveel duidelijker: alles watje nodig hebt, zit al in de tekst zelf, de tekst zelf is dusde plaats om naar je materiaal te zoeken.§ 6: de realiteiten naar hun eigen aard: In boek I zal <strong>Augustinus</strong> dus abstraheren vanhet feit dat een realiteit ook als teken kan functioneren; hij zal de realiteitenuitsluitend qua realiteiten bestuderen.§ 7: In deze paragraaf introduceert <strong>Augustinus</strong> de begrippen 'genieten' en 'gebruiken'.De objecten van ons 'genieten' maken ons gelukkig, het doel van het .menselijk handelen, de objecten van ons 'gebruiken' zijn instrumenteel bij hetbereiken van het geluk, en ze zijn ook intrinsiek ondergeschikt aan datgenewaarvan we moeten genieten. Antieke filosofie (en filosofisch getinte religie)was teleologisch van aard. De filosofie richtte zich op het bereiken van gelukals doel (Grieks: telos) van het menselijk handelen. In christelijke zin geïnterpreteerdbestaat dat geluk uit de liefde tot God. Naast de realiteiten om van tegenieten en de realiteiten om te gebruiken onderscheidt <strong>Augustinus</strong> ook eenderde categorie, die van het genietend en gebruikend subject, de mens.§ 8: 'Genieten' is immers je liefdevol hechten aan iets om intrinsieke redenen: In dezedefinitie brengt <strong>Augustinus</strong> het begrip 'genieten' in verband met de 'liefde',die hij als de ultieme opdracht van de Schrift en als criterium voor bijbeluitlegbeschouwt. Het gebod tot liefde is tweeledig (liefde voor God en onze naaste[vgl. I 42; 58]). Dat is een probleem, omdat het telos iets enkelvoudigs zoumoeten zijn. De begrippen genieten en gebruiken helpen om een hiërarchischeordening aan te brengen in het dubbele gebod tot liefde. Liefde tot God isondubbelzinnig gelijk aan 'van God genieten'. <strong>Augustinus</strong> brengt liefde tot denaaste kortstondig in verband met een vorm van 'gebruiken'(I 40), maar isduidelijk beter op zijn gemak met omschrijvingen die hem niet vastleggen opeen expliciet instrumenteel getinte relatie tussen mensen. In plaats daarvankiest hij voor een teleologisch getinte (zie I 7 n.) formulering van het type'liefhebben om zichzelf/liefhebben om iets anders', zie I 40 vv., of uiteindelijkzelfs 'genieten (in God)' (I 79). Zie O'Donovan 1982.§ 8: 'Gebruiken' is het benutten van iets dat dient om te bereiken wat je bemint,Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


lNOTEN BOEK I,8-I8 202aangenomen dat het die liefde verdient: Ook in de definitie van 'gebruiken' komthet concept 'liefde' voor, maar 'gebruiken' wordt hier nog niet gelijkgesteldaan een vorm van beminnen. Sommige van de dingen waarvan we gebruikmoeten maken, komen in aanmerking als object van liefde (bijvoorbeeld onzenaaste), andere niet (bijvoorbeeld de materiële wereld), vgl. I 44· Het verdientopmerking dat het Latijnse werkwoord uti, dat meestal in het Nederlands met'gebruiken' vertaald kan worden, ook het normale woord is om betrekkingentussen mensen aan te geven ('relaties onderhouden met'). Het kán een instrumenteleconnotatie hebben, maar noodzakelijk is dat niet. <strong>Augustinus</strong> worsteltechter precies met dat aspect.§ S: De mens als vreemdeling die tracht terug te keren naar zijn vaderland, is eenneoplatoons en christelijk idee. Vgl. Plotinus, Enneaden r.6.S; Hebr. II:13-I6,en zie verderop I 21 v.; 34; 66; Ss; S8. In deze context is 'gebruiken' puurinstrumenteel Ge 'gebruikt' wat voorhanden is om je doel te bereiken, wanneerje dat bereikt hebt, 'geniet' je alleen nog maar; er is geen sprake van eengelijktijdig 'genieten' en 'gebruiken'). Vgl. ook I Ss n.§ ro: Misschien kan men deze Drie-eenheid beter de ene God noemen, uit Wie, doorWie, in Wie alle dingen zijn: Door 'de ene God' (eventueel met specificatie vande verschillende functies) als term te prefereren boven 'Drie-eenheid' benadrukt<strong>Augustinus</strong> de eenheid en uniciteit van de christelijke God.§ I3: Het is onmogelijk God 'onder woorden te brengen'. Hij is onuitsprekelijk.In het voorgaande heeft <strong>Augustinus</strong> echter uitspraken over God gedaan. Diewaren dus niet onuitsprekelijk. De conclusie kan alleen maar zijn dat dieuitspraken over God niet adequaat zijn. Er is hier een paradox. De onmogelijkheidom echt iets over Gods wezen te zeggen leidt ertoe Hem 'onuitsprekelijk' tenoemen, maar die term wordt wel uitgesproken en aan God toegekend.§ IS v.: In de wereld van Grieken en Romeinen is vooral in filosofische kringveel nagedacht over de vraag welke kwaliteiten een god moet bezitten. Ditheeft geleid tot verschillende oplossingen, waarin <strong>Augustinus</strong> een gemeenschappelijkelement ontwaart, namelijk dat 'god' alle andere realiteiten teboven gaat. Dat geldt zowel wanneer men binnen een pantheon één hoogstegod erkent (I IS), als wanneer binnen zo'n pantheon geen rangen en standenworden aangebracht (I r6).§ IT De gedachtegang is: het is onmogelijk om in adequate termen over God tedenken. Als men dat doet in termen van 'leven' (wat een universele gedachteis), dan vermijdt men inconsistentie het meest als men God als 'het Levenzelve' opvat. Met 'daarom' wordt dan ook bedoeld: 'aangezien mensen datnu eenmaal doen'.§ IS: Deze hiërarchie van levensvormen was traditioneel in de antieke filosofie.Planten hebben alleen een vegetatieve levensenergie, dieren hebben het vermogentot waarnemen, en alleen mensen bezitten de rede. Iedere hogere vormheeft alle vermogens van de lagere plus iets wat hem onderscheidt. In dehoogste vorm, God, is geen sprake meer van kwaliteiten die aan een subjectworden toegedicht: God is niet wijs ('wijs zijn' is een predikaat dat gradaties ennegatie toelaat, vgl. I I9), maar Hij is de wijsheid zelve (het wezen van eenhoedanigheid, uitgedrukt door een zelfstandig naamwoord).Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK I,I9-27 203§ I9: Een leven met verstand of begrip is volgens <strong>Augustinus</strong> nog niet de hoogstevorm van leven, omdat het onderhevig blijft aan veranderlijkheid: wie begripheeft, is wijs, maar was dat voorheen misschien niet. De wijsheid zelf, die inhaar onveranderlijkheid de mens te boven gaat, is tegelijk de levende waarheidwaarop de mens zich moet oriënteren.§ I9: Als ze deze wijsheid niet zouden zien: Namelijk met het oog van de geest.§ 22: moeten we onze geest reinigen: Vgl. n 2I v. en IÓ-23 n.§ 22: reis ... naar het vaderland: Vgl. I 8 n.§ 23-24: God wil dat mensen in staat zijn het licht te zien en Hem te lerenkennen. Om tegemoet te komen aan de geestelijke zwakte van de mens heeftde goddelijke wijsheid de gedaante van een mens, Christus, aangenomen, omtoegankelijker te zijn. Menselijke wijsheid was onvoldoende om dit soort inzichtte bereiken (en in zijn wijsheid heeft God gewild dat dit zo was). Daarom iser 'goddelijke dwaasheid' aan te pas gekomen om de mens tot inzicht tebrengen, in de vorm van Christus en de prédiking van het Evangelie.§ 24: voor een gezond en zuiver inwendig oog: Vgl. n 22.§ 24: te redden hen die geloven: Het NBG vertaalt 'redden', het Latijn heeft ook deconnotatie 'gezond maken', in overeenstemming met de helende, genezendefunctie van het christendom als therapie voor de ziel. Vgl. I 27 vv.§ 25: zij is ... naar ons toe gekomen door in een sterfelijk lichaam aan sterfelijke mensente verschijnen: Hier en in het vervolg neemt 'de wijsheid' de plaats in van 'hetWoord' (vandaar ook het gebruik van de vrouwelijke voornaamwoorden).De wijsheid was al alomtegenwoordig, en hoefde zich dus niet in ruimtelijkezin te verplaatsen om bij ons te komen. 'Bij ons komen' wordt uitgelegd als'zich manifesteren', d.w.z. dat de waarheid, die er altijd al was, nu zichtbaarwerd voor de mensen door de vleeswording.§ 25: in hun verlangen om van de schepping te genieten en niet van de Schepper:<strong>Augustinus</strong> gebruikt hier weer het begrip 'genieten' (zie I 7, met noot).§ 2S: mensen die gelijkvormig zijn geworden aan deze wereld en heel toepasselijk dienaam hebben gekregen: <strong>Augustinus</strong> bedoelt dat de 'wereldse' mensen die Paulus'aansporing in Rom. I2:2 om niet 'gelijkvormig te worden aan deze wereld'hebben veronachtzaamd, in Joh. I:IO 'de wereld' worden genoemd.§ 26: De manier waarop de wijsheid voor ons zichtbaar wordt en zich manifesteert,vergelijkt <strong>Augustinus</strong> met spraakproductie: ook daar is het woord alinwendig en onhoorbaar aanwezig, voordat het via de spraak- en gehoororganentussen spreker en hoorder in waarneembare vorm wordt uitgewisseld.Deze vergelijking lag des te meer voor de hand, omdat <strong>Augustinus</strong> aan heteind van deze paragraaf het Woord weer substitueert voor de 'wijsheid'. Demanifestatie van het Woord, Christus, verloopt analoog aan de manifestatievan het woord in communicatie.§ 27 vv.: De metafoor van het christelijk geloof als geneesmiddel en Christus alsarts wordt frequent gebruikt door de patres, die zich laten inspireren doorbijbels gedachtegoed (de verhalen over Christus' genezingen, bijv. Matt . .4:23-25). Zie ook bijv. I 33; m 59; IV 95. Dit gebruik sluit aan bij de medischemetaforiek die in de antieke filosofie gebruikelijk is. Filosofie wordt daarbijveelal afgeschilderd als een vorm van therapie, en de student als iemand dieCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK 1,27-42 204genezing behoeft voor de kwalen van zijn ziel. Zie M. Nussbaum, TheTherapy of Desire. Theory and Practice in Hellenistic Ethics, Princeton 1994. Vgl.ook de Inleiding § 8.§ 29: Doordat de geest van een vrouw bedorven werd, deed de ziekte haar intrede, maaruit het ongeschonden lichaam van een vrouw kwam de gezondheid te voorschijn:Verwijzingen naar Eva (vgl. Gen. 3:1-24) en Maria.§ 3 r: Voorts wordt ons vertrouwen geschraagd en worden wij met hoop vervuld door hetgeloof in de opstanding van de Heer uit de doden en in Zijn hemelvaart: Overgangnaar de volgende 'realiteit' in het onderzoek naar de realiteiten waarvan wemoeten 'genieten' (vgl. r 39).§ p: een even groot liefdevol vertrouwen: Het liefdevolle vertrouwen tracht de giftvan Christus' geest te evenaren.§ 3J: Wij hebben hier ecclesia steeds vertaald met 'Kerk', de NBG vertaalt 'gemeente'.§ 35: Dit waren dus de sleutels: Vergeving van zonden en het slechten va11 deandere obstakels die onze terugkeer naar de hemel belemmeren, vormen alshet ware de sleutels tot het Koninkrij k der Hemelen, die Christus aan zijngemeente gegeven heeft.§ 36 v.: <strong>Augustinus</strong> presenteert bekering als een vorm van sterven, om deverandering ten goede die door de dood teweeg kan worden gebracht, teillustreren.§ 39: Nu zijn wij die genot putten uit en gebruikmaken van andere realiteiten, zelf ookrealiteiten: In overeenstemming met de indeling in I 7 confronteert <strong>Augustinus</strong>hier de plaats van de mens in de hiërarchie van alle realiteiten, en zijn verhoudingtot de begrippen 'genieten' en 'gebruiken'.§ 40 vv.: Dus rijst er een groot probleem: Is de relatie tussen mensen er een van'genieten' of'gebruiken' of beide? Het antwoord dat consistent is met <strong>Augustinus</strong>'overwegingen tot dusverre, is dat de mens zijn naaste 'gebruikt' om tekomen tot het 'genieten' van God, d.w.z.: tot de liefde voor God. <strong>Augustinus</strong>voorkomt zoveel mogelijk de onaangename connotaties van de idee dat de enemens de ander in instrumentele zin 'gebruikt', door 'genieten' en 'gebruiken'opnieuw te definiëren en in direct verband te brengen met het concept 'liefde'(vgl. 1 8 n. over 'genieten'). 'Genieten' is liefhebben om het object van liefdezelf, 'gebruiken' is liefhebben omwille van iets anders. Je naaste moet je liefhebbenom Gods wil. <strong>Augustinus</strong> gebruikt deze formulering (in I 41 v.) enherformuleert die ook nog eens in I 43 : 'gebruiken' is liefhebben vanwege ietsanders, en je naaste op de juiste manier liefhebben, is gezamenlijk met hemstreven naar de liefde tot God. Dat is het doel (telos, vgl. I 7 n.) van hetmenselijk handelen. Ten slotte negeert <strong>Augustinus</strong> zijn eerdere reserves enspreekt van 'genieten' van je naaste, maar wel 'in God' (I 76 vv.; zie ook m 37n.). Vgl. O'Donovan 1982.§ 40: O'Donovan (1982:386) wijst erop dat <strong>Augustinus</strong> hier voor het eerst in zijnoeuvre 'gebruiken' omschrijft als een vorm van liefde.§ 42: mag een ander niet kwaad worden als je ook hem om God liefhebt: O'Donovan(1982:386) wijst terecht op de verdedigende toon: <strong>Augustinus</strong> is niet helemaalgerust over de notie 'je naaste gebruiken', en vermijdt hier ook die term.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK 1,42-59 205§ 42: regel van de liefde: Deze regu/a dilectionis vindt zijn echo in het moderneprincipe van interpretatie dat 'Principle ofCharity' genoemd wordt: men gaatdaarbij zoveel mogelijk uit van de consistentie en redelijkheid van de tekst diemen uitlegt, en geeft aan die interpretatie de voorkeur die aan de uit te leggentekst maximale zin verleent.De 'regel van de liefde' fungeert bij <strong>Augustinus</strong> als het einddoel van exegese Gemoet net zo lang doorgaan met uitleggen tot je uitkomt bij 'liefde'), maar ookals het criterium van een goede uitleg: de interpretatie mag nooit in conflictzijn met de regel van de liefde. Zie ook I 58, en vooral I 84 v. en I 95.§ 42: 'met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand': <strong>Augustinus</strong>verbindt deze bijbeltekst met de gangbare klassieke theorie dat de ziel driedelen heeft. Bij Plato gaat het bijv. om een deel met de redelijke vermogens,een deel met de hogere strevingen en een deel van de lagere begeertes.<strong>Augustinus</strong>' versie daarvan is dat de ziel een contemplatief deel heeft, een actiefdeel, en een dierlijk deel. In de volgende zin is dat verband geïmpliceerd: 'al jeoverpeinzingen', zijn de actieve overwegingen en deliberaties van de mens encorresponderen dus met het actieve deel van de ziel, 'heel je leven' het dierlijkegedeelte, en 'heel je verstand' is het contemplatieve.§ 46: Zo wordt zo'n geest zwak: Onrechtvaardigheid is een ziekte van de ziel, vgl. I27 vv. n.§ 49: pijlsnel reageert: Staat tegenover het 'dode gewicht' van I 48. Ze willen eenlichaam dat onmiddellijk reageert op hun geestelijke behoeften.§ 49: omdat ze zo'n conditie typisch voor de ziel vinden: M.a.w.: als iets zo snel enonbedorven is, noemen ze het een 'ziel'.§ 50: Ze: Degenen die op de correcte wijze ascese beoefenen.§ 5I: Degenen die het lichaam haten, overinterpreteren de tekst uit Gal. 5:17. Debedoeling van die tekst is niet dat het lichaam gebroken moet worden, maarslechts dat de natuurlijke hiërarchie verlangt dat de geest leiding geeft aan hetlichaam, en ruet andersom. 'Begeren' interpreteert <strong>Augustinus</strong> als een patroonvan gewoontevorming. De goede gewoonten van de geest moeten het winnenvan de slechte gewoonten van het lichaam.§ 5 r: de natuurlijke orde: Het begrip ordo, orde, is van vitaal belang in <strong>Augustinus</strong>'denken. Hij wijdde een apart geschrift (De ordine, 'De orde', 386/7) aan devraag of er een orde in de werkelijkheid is, en of die van God afkomstig is. Hetbegrip ligt ook ten grondslag aan de 'wanordelijke opwellingen' van I 52 en de'liefde' ille 'op orde' is, van I 59. Zie de Inleiding § 14.§ 53: Zelfs wie claimt zijn lichaam te haten (en die misschien het soort vanextreme versterving toepast waartegen <strong>Augustinus</strong> in I 49 en 51 ageert), zaleen natuurlijke weerzin ondervinden tegen het verminken ervan. Dit is eenargument voor de juistheid van de uitspraak van Paulus 'niemand heeft ooitzijn eigen vlees gehaat' (Ef. 5:29).§ 5 8: V oor de regel van de liefde, zie I 42 n.§ 59: Rechtvaardig en heilig is het leven van hem die de realiteiten zuiver beoordeelt: Derealiteiten hebben niet alleen relatieve (psychologische) waarde voor elkeindividuele mens, die moet besluiten of ze zijn liefde waardig zijn, maar ookeen objectieve (ontologische). Er is een hiërarchie van alle realiteiten.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK I,59-76 206§ 59: Zijn liefde is op orde: Hier komen twee centrale begrippen uit <strong>Augustinus</strong>'denken samen: liefde en orde, vgl. I 51 n. In r 59 vv. beschrijft <strong>Augustinus</strong> denatuurlijke 'ordening van liefde', een hiërarchie van objecten van liefde.§ 61 vv.: <strong>Augustinus</strong> verzoent in deze paragrafen de christelijke opvatting overliefde ('Van iedereen moet je evenveel houden', r 61) met de pagane theorieover vriendschap (<strong>Augustinus</strong> is vooral vertrouwd met Cicero's versie) , waarbijindividuele verdienste een rol speelt voor de mate waarin je van iemandhoudt, en waarin de notie van elkaar wederzijds 'nut bewijzen' een grote rolspeelt (r 61; 63). O'Donovan 1982:387.§ 61-62: Wanneer je met iemand verbonden bent door fa miliebetrekkingen,dezelfde nationaliteit, leeftijd enz. is dat net zo 'toevallig', net zozeer de uitkomstvan een loterij, als wanneer je door te loten beslist tussen twee vreemden.§ 63: Vier groepen zijn hier onderscheiden: I. A helpt B, B helpt A niet; 2. Ahelpt B niet, B helpt A; 3. A helpt B en B helpt A; 4· A helpt niet en B helpt Aniet ( + -; - +; + +;--).§ 66 v.: De redenering is als volgt. <strong>Augustinus</strong> stelt zich de vraag of we ook deengelen moeten liefhebben, maar voor hij die vraag beantwoordt (in r 71)rechtvaardigt hij de overgang naar dit onderwerp door nog eens te benadrukkendat in elk geval inmiddels duidelijk is dat we alle mensen moeten liefhebben(I 67 'Want geen enkel mens is uitgesloten .. .').§ 6T de man aan wie de Heer die twee voorschriften had afgekondigd: De schriftgeleerdeuit Luc. 10:25 vv., die trachtte Christus op de proef te stellen.§ 68: of dat zouden moeten doen in zo'n geval: Iemand is ook onze naaste als debehoefte aan barmhartigheid op een bepaald moment niet aan de orde is.§ 68: Want het woord 'naaste' is een relationele term: <strong>Augustinus</strong> sluit aan bij destandaard taaltheorie van zijn tijd. Relationele termen zijn bijvoorbeeld ook'links' /'rechts', 'vader' /'zoon'.§ 71: <strong>Augustinus</strong> laat ook de engelen onder de relatie van 'naaste' vallen, omdatzij ons barmhartigheid bewijzen. Het bezwaar dat deze relatie van barmhartigheidniet twee kanten op lijkt te gaan, heeft hij al ondervangen in 1 68.§ 72: 'als om een naaste, als in onze broeder verblijdde ik me': De psalmtekst die<strong>Augustinus</strong> hier gebruikt, is die van de Itala (zie n 53 n.) en het PsalteriumRomanum. Hij wijkt zo sterk af van de Vulgaat, dat de NEG-vertaling nietbruikbaar was.§ 73 v.: Ook de goddelijke liefde wordt gelokaliseerd binnen het schema van'genieten' en 'gebruiken', hoewel de oorspronkelijke indeling van de realiteiten(waarbij alleen de mens als genietend en gebruikend subject was aangemerkt,r 7) dat niet noodzakelijk maakt.§ 75: Omdat Hij goed is, bestaan we, en in zoverre we bestaan, zijn we goed: 'Bestaan'in de volle zin van het woord is gelijk aan een situatie van 'goed zijn', omdathet teweeggebracht wordt door Gods goedheid. Voor zover we 'bestaan' in devolle zin van het woord, zijn we dus goed. Vandaar ook dat we 'in minderemate bestaan', 'niet meer bestaan in de volle zin van het woord', als we slechtZIJn.§ 76: Het 'gebruik' dat God van ons maakt: D.w.z.: het zogenaamde gebruik, vgl.het begin van r 7 5.)Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTE N BOEK I, 76-84 207§ 76: Het 'gebruik' dat de mens van een ander mens maakt, lijkt hier weer inpuur instrumentele zin beschreven (vgl. I 8 n.): het is een middel, dat weliswaarook het object baat maar dat uiteindelijk het nut van het 'gebruikend' subjectbeoogt. Maar bij nauwer toezien blijkt dat <strong>Augustinus</strong> hier de explicieteformulering dat de ene mens de andere gebruikt, geheel uit de weg gaat. Inplaats van 'gebruiken' heeft hij het over 'Wanneer wij medelijden hebben metiemand en voor hem zorgen', en even verder past hij zelfs de term 'genieten'toe op de relatie tussen mensen (met de kwalificatie 'in God': 'en dat wij allenbij het genieten van God in Hem ook van elkaar genieten'). Vgl. I 40 vv. n.; I79·§ 77: Want als we dit in onszelf doen, blijven we onderweg: Van je medemensgenieten, niet 'in God', maar 'in jezelf betekent dat die vorm van genieten(die hier het concept van het instrumentele 'gebruiken' vervangt, zie I 8 n.; I 76n.) niet bijdraagt tot het bereiken van het doel: de liefde tot God.§ 7T De liefde van de 'heilige mens' geeft ons dé kans op volwaardig, niet vanandere mensen afhankelijk, geluk.§ 79: Voor het gebruik van de term 'genieten' voor de relatie tussen mensen, zie I40 vv. n.; I 76 n. In Filem. 20 is de Latijnse vertaling waarvan <strong>Augustinus</strong>uitgaat in feite een te 'zware' weergave van de oorspronkelijke Griekse tekst.Die houdt niet meer in dan 'verleen mij een dienst', of zoals de NBG vertaalt:'laat mij dit voordeel van u hebben in de Here'.§ 79: Het is echter ook wel zo dat 'genieten' en 'met liefde gebruiken' erg dicht bij elkaarstaan: Hier en in I 8o erkent <strong>Augustinus</strong> dat de termen 'genieten' en 'gebruiken'niet haarscherp uit elkaar te houden zijn (en geeft daarmee in praktijk de term'gebruiken' voor de relatie tussen mensen op). 'Genieten' kan in ruimere zingebruikt worden (zoals in het citaat uit de Brief aan Filemon in I 79) . 'Metliefde gebruiken' wordt niet nader onderscheiden in 'omwille van het objectvan liefde zelf en 'omwille van iets anders' (zoals in I 40).§ 8I-8J: Als argument voor de stelling dat mensen niet mogen blijven steken inhun liefde voor andere mensen voert <strong>Augustinus</strong> aan dat zelfs Christus zichzelfnadrukkelijk als 'de weg' presenteerde. Dat betekent dat het mogelijk is zo verte vorderen dat zelf de mensgeworden Christus als middelaar een gepasseerdstation is. Wij bereiken dan Christus zelf, het Woord.§ 82: Dat zegt Hij immers: 'Ik ben de weg en de waarheid en het leven', hetgeenbetekent 'via Mij kom je, Mij bereik je, in Mij blijf je: <strong>Augustinus</strong> geeft eerst debijbeltekst, die hij vervolgens vrij parafraseert. Deze techniek van uitleg, eerstciteren en dan de tekst in eenvoudiger Latijn toegankelijk maken, past hij doorhet hele werk toe.§ 82: Via Mij kom je, Mij bereik je, in Mij blijf je: Via Christus bereik je heteinddoel, dat doel is Christus en de Vader, je blijft daar permanent door deinwerking van de Heilige Geest.§ 84 v.: De beschrijving van de orde der realiteiten en de rol van de liefdedaarbinnen leidt nu tot de volgende consequentie voor de interpretatie vande Schrift: doel van die interpretatie is de liefde, die daarmee tevens tot hetcriterium van correcte interpretatie wordt. Dit is het centrale resultaat vanboek 1. Het wordt herhaald in I 95.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK 1,84-89 208§ 84: en de realiteit die samen met ons daarvan kan genieten: In deze omschrijving vanhet gebod tot liefde voor God en voor de naaste in termen van de voorgaandediscussie over realiteiten is de term 'gebruiken' opnieuw onderdrukt; alleen'genieten' is nog operationeel. Vgl. I 40 n.§ 84: Aan een gebod om jezelf lief te hebben bestaat geen behoefte: Vgl. I 45.§ 85: Die mogen we niet gebruiken: Dit gebruik van de term 'gebruiken' is nietproblematisch voor <strong>Augustinus</strong>. Het gaat hier weliswaar weer om een puurinstrumentele interpretatie (let ook op het beeld van de reis), maar die wordtniet op mensen als objecten van gebruik toegepast. Vgl. O'Donovan 1982:390.§ 86: Een interpretatie die niet onmiddellijk lijkt te stroken met de auteursintentiemaar bijdraagt tot 'liefde', is onschadelijk, omdat het juiste doel bereiktwordt, zelfs als dat via een omweg gebeurt (vgl. I 88).§ 8T omdat het beter is onrecht te ondergaan dan te doen: Het adagio van Socratesstrookte geheel met de christelijke moraliteit.§ 87: Wanneer iemand liegt, is hij immers in zijn leugen nooit te goeder trouw: Dezorgvuldige formulering omvat ook mensen die te goeder trouw en met debeste bedoelingen handelen, maar een leugentje om bestwil produceren: in dieleugen zijn ze niet te goeder trouw.§ 8T De redenering verloopt als volgt: r.a Onrecht lijden is beter dan onrechtdoen; b liegen is onrecht doen; c dus is hij die bedrogen wordt beter dan hij dieliegt (<strong>Augustinus</strong> begint met de conclusie en presenteert de eerste twee hiergenoemde stappen als de rechtvaardiging van die stelling). 2.a Liegen is onrechtdoen ( = r.b); b dus als een leugen soms nuttig is, is onrechtvaardigheidsoms nuttig. 3· (Ter onderbouwing van de stelling in r.b dat liegen onrechtdoen is) a niemand die liegt is te goeder trouw in zijn leugen; b iedere schendervan goede trouw is onrechtvaardig; c (verzwegen conclusie) dus is iedereleugenaar onrechtvaardig. 4· Nu neemt <strong>Augustinus</strong> de inmiddels gerechtvaardigde(vandaar 'dus') stelling van 2.b weer op, maar herformuleert de als-danzin als een disjunctie: 'als een leugen soms nuttig is, is onrechtvaardigheid somsnuttig' wordt herschreven als a 'of onrechtvaardigheid is soms nuttig, of eenleugen is altijd in strijd met het nut'; b onrechtvaardigheid is niet soms nuttig;(c verzwegen conclusie: de leugen is dus altijd in strijd met het nut).De manier van redeneren hier is niet formeel logisch, maar veeleer retorisch.Soms worden stellingen of conclusies aan de lezer overgelaten (zo'n retorischeredenering met impliciet gelaten stappen heet een 'enthymeem'). De stijl issterk persuasief door de voortdurende signalen dat er formeel geredeneerdwordt ('maar' wanneer een volgende premisse wordt geïntroduceerd, 'dus'bij tussentijdse of finale conclusies), terwijl de meer informele presentatie hetbetoog aantrekkelijker maakt.§ 88: zonder dat de Schrift liegt: De interpreet die zich vergist maar uitkomt bijliefde, liegt niet, want hij is niet te kwader trouw. Maar zijn vergissing is ookniet veroorzaakt doordat de Schrift erin geslaagd is hem opzettelijk te bedriegen:ook de Schrift liegt niet.§ 88: In het beeld van de zijpaden en de omweg wordt opnieuw de belangrijkemetafoor van de reis opgenomen. Zie I 8 n.§ 89: Inconsistentie van de eigen interpretatie met andere Schriftpassages zou totCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK 1,89-95 209verwerping van de eigen interpretatie moeten leiden. In feite bestaat er echtergroot gevaar dat steeds meer passages van de Schrift in twijfel getrokkenworden om de eigen interpretatie te redden.§ 90: kennis en profetie: Hier en in het vervolg gebruikt <strong>Augustinus</strong> steeds determinologie van r Kor. IJ om de centrale rol van de liefde te onderstrepen.Andere vormen van inzicht zijn ij del als ze niet met de liefde gepaard gaan.§ 9I: Geloof en hoop zijn stations op het traject van de geestelijke groei, maar deliefde is het permanente einddoel, vgl. I 94-.§ 94-: de steigers: De profetieën, tongen en kennis zijn steigers, d.w.z.: hulpmiddelendie uiteindelijk overbodig zullen worden.§ 9S: die drie factoren: Geloof, hoop en liefde, die hier gerelateerd worden aanresp. 'een ongeveinsd geloof, 'een goed geweten', en 'een rein hart'.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


Noten op Boek u§ r: Toen ik over de realiteiten schreef ... aanduiden: Zie I 4·§ 7: Inderdaad gaf de Heer door de geur van de parfum waarmee zijn voeten werdengezalfd een teken: Dit voorbeeld van een teken dat via het zintuig van de reukwordt overgebracht, legt <strong>Augustinus</strong> in m 43 uit: het parfum staat voor degoede reuk waarin mensen die Christus' voetsporen volgen staan.§ T in het sacrament van zijn lichaam en bloed duidde hij via het smaakzintuig zijnbedoeling aan: Zie m 55 voor de figuurlijke betekenis van dit mysterie. Met 'viahet smaakzintuig' wordt natuurlijk bedoeld de verwijzing naar het 'eten' vanChristus' vlees en het 'drinken' van zijn bloed.§ T door de kwast van zijn gewaad aan te raken: Verwijzing naar de tastzin in dezeopeensomming van tekens die via de verschillende zintuigen worden doorgegeven.§ 8: Omdat woorden meteen nadat ze de Lucht geraakt hebben, voorbijgaan en niet Langerduren dan hun klank: De filosofen van de Stoa definieerden 'klank' als 'geslagen,geraakte lucht'. In de schoolgrammatica's van het Romeinse keizerrijk werddeze bepaling overgenomen in de definitie van een 'woord' (bijv. bij Donatus,Grammatici Latini [ed. Keil] rv 366.5), en zo gebruikt <strong>Augustinus</strong> het hier ook.<strong>Augustinus</strong>' woordkeus moet dus elke schooljongen vertrouwd in de orengeklonken hebben.Er zit ook een etymologische woordspeling in het Latijn: verba ('woorden')ontstaan door verberatus ('geslagen') lucht.§ 8: Het geschreven woord als 'teken' van het gesproken woord is een idee datzijn klassieke formulering vond bij Aristoteles (Interpretatie [De Interpretatione]r6ar vv.).§ 8: Het bestaan van verschillende talen wordt geweten aan de menselijke hoogmoed,waarvan het project van de torenbouw van Babel een symptoom was.§ r6-23 : Hier volgt een beschrijving van de zeven treden van spirituele ontwikkelingdie leiden van de vreze des Heren naar de wijsheid. De treden zijn: r. devreze des Heren; 2. vroomheid; 3· kennis; 4· dapperheid; 5· compassie; 6.reiniging van het schouwend vermogen; 7· wijsheid. Zij zijn geïnspireerd doorJes. r r:2 (waar de volgorde omgekeerd is): 'En op hem zal de Geest des Herenrusten, de Geest van wijsheid n verstand, de Geest van raad en sterkte, deGeest van kennis en vreze des Heren.' Stadium 2 (vroomheid) ontbreekt inJesaja, stadium 5 (compassie) is een adaptatie door <strong>Augustinus</strong> van 'raad' (vgl.'het besluit tot compassie', n 21), en stadium 6 ('verstand' bij Jesaja) wordt door<strong>Augustinus</strong> uitgewerkt als een reiniging van het schouwend vermogen, waarinde liefde voor de waarheid gaat overheersen boven de liefde voor welk anderobject ook. Het belang dat <strong>Augustinus</strong> hecht aan reiniging (van de ziel, n 21;Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK II, I6-442IIvan het oog, 11 22), is een erfenis uit de platonische en neoplatonistische traditie.Zie I 22, en vgl. Plato, Republiek vu 527d. De voorstelling van een geestelij keontwikkeling in termen van steeds verder voortschrijdende initiatie met mystiekeconnotaties is een traditionele in de antieke filosofie.§ I9: in boek I: Zie I 42; sS.§ 20: hij keert zich daarvan af naar de liefde voor het eeuwige, te weten de onveranderlijkeeenheid die tegelijk Drie-eenheid is: De bekering tot de liefde voor heteeuwige is tegelijkertijd een bekering tot de drie-enige Eenheid.§ 26 vv.: de canon: Zie hierover Moreau e.a. I997=506 vv.§ 26: vier boeken Koningen: Nl. I en n Sam. en ren n Kon.§ 27: Ezra (twee boeken): Nl. Ezra en Nehemia.§ JO: zij die God vrezen en door hun vroomheid zachtmoedig zijn: De eerste tweetreden van 11 I6 vv.§ JO: kennis: De voorschriften en adviezen van De doctrina christiana bewegen zichop dit derde niveau.§ J I: die ik in hoek I behandeld heb: De trias geloof, hoop en liefde wordt besprokenin I 90 vv.§ J4: racha: In de NBG wordt dit woordje wel vertaald, namelijk met 'leeghoofd!'.§ JÓ: noteren om er navraag naar te doen: De bedoeling is dat de lezer een lijstje'problemen' bijhoudt, om dat bij gelegenheid aan een deskundige voor teleggen. Vgl. 11 5 I.§ JT althans als de lezers bij de les zijn: Woordspeling in het Latijn in de woordenlegenfes 'lezers' en neg-legenfes 'onzorgvuldig'. Vgl. IV I9 n.§ 40: het aanschouwen ... dat ... voortbestaat wanneer wij via ons gezuiverde verstandvasthouden aan de waarheid: Het zesde niveau van constante schouwing met eengezuiverde blik, vgl. 11 22-2J.§ 42: kalverwezens: Wat de Latijnse vertalers gedaan hebben, is het maken vaneen 'calque', een woord dat in hun eigen taal de woordvorming van het Grieksnabootst en 'vertaalt'. 'Moschos' ('kalf) staat tot 'moscheumata' ('planten'),zoals vitulus staat tot vitulamina. <strong>Augustinus</strong> keurt deze weergave af en beschouwthaar als fout. Een woord dat in het Grieks 'planten' betekent, moetmet het Latijnse woord voor planten worden vertaald, niet met een potentieelmisleidende 'calque', die 'kalverwezens' lijkt te betekenen. <strong>Augustinus</strong>' kritieklaat onverlet dat de nieuwvorming vitulamina wel degelijk de betekenis 'plant,uitloper' gaat dragen - een betekenis die gewaarborgd is door de bijbelsecontext; ook Ambrosius gebruikt het woord zo, maar hij ontleent het zondertwijfel aan de bijbel. <strong>Augustinus</strong>' suggestie dat het woord 'kalverwezens'betekent, stelt hem in staat om de grappige pointe te kunnen maken over opde aarde lopen met poten, in plaats van erin vastzitten met wortels.§ 44: het traditionele Latijnse taalgebruik: Om te kijken of iets 'goed Latijn' was,werden traditioneel de volgende criteria aangelegd: I. is de vorm regelmatig?past hij in het regelsysteem van het Latijn? 2. is de vorm in gebruik bij sprekersvan algemeen beschaafd Latijn? J. komt de vorm voor in de oude, gezaghebbendeliteratuur?<strong>Augustinus</strong> zinspeelt hier op het derde criterium.§ 44: solecisme: Een solecisme werd in de Keizertijd gedefinieerd als een fout in deCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK Il,44-Ó4 212constructie van een woordgroep (bijv. Quintilianus, Retorische lnstruciie [InstitutioOratoria] 1.5.34).§ 45: barbarisme: Een barbarisme werd in de Keizertijd gedefinieerd als een foutbinnen één woord (bijv. Quintilianus, Retorische Instructie [Institutio Oratoria]!.5.6) .§ 45: het instandhouden van andermans gewoonte, die haar kracht ontleent aan het gezagvan de sprekers van vroeger: Een combinatie van de criteria 2. en 3- uit n 44 n.§ 48: in Griekse trant door een genitivus: De Griekse genitivus kan een bezitsverhoudinguitdrukken ('van de mensen'), en bij een vergrotende trap datgenein vergelijking waarmee iets anders groter, beter enz. is ('dan de mensen'). Inhet Latijn kun je 'dan de mensen' uitdrukken met een losse ablativus, of methet woordje 'dan' en de naamval die de zin verder vraagt. Als een Grieksegenitivus die 'dan de mensen' betekent, in het Latijn óók door een genitivuszou worden weergegeven (een 'graecisme') zou dat hoogst verwarrend zijn,omdat de lezer dan in eerste instantie denkt aan de betekenis 'van de mensen'.§ 48 v.: wel vnj van solecisme, maar niet van ambiguïteit: Strikt genomen zou hetgebruik van een genitivus in plaats van een ablativus (het 'graecisme' uit devorige noot) een solecisme opleveren, want dit is een constructie die niet tothet regelsysteem van het Latijn behoort. Een ablativus zou geen solecismeopleveren maar wel een dubbelzinnigheid, omdat de vorm van ablativus endativus in dit geval gelijk zijn (hominibus), en de lezer dus niet ondubbelzinnigkan vaststellen met welke naamval (en welke betekenis) hij te maken heeft. Deablativus betekent 'dan de mensen', de dativus 'voor de mensen'.§ 50: Over meerduidige tekens zal ik echter later spreken: In Boek III.§ 5J: 'Itala': Moreau e.a. 199T521 vv. bespreekt de vraag over welke tekstversie<strong>Augustinus</strong> het hier precies heeft, maar komt niet tot een eenduidig antwoord.De term Itala vermijdt men tegenwoordig meestal, omdat er zowel alle oudeLatijnse vertalingen (de Vetus Latina) mee kunnen worden aangeduid, alsalleen die versies die in Europa circuleerden (dus niet de Afrikaanse), als eenspecifieke groep daaruit.§ 55: De Septuagint heeft dus evenals de Hebreeuwse bijbel de status van eengeïnspireerde tekst.§ 5S: koning Ptolemaeus: Ptolemaeus m Philadelphos, 3de eeuw v.Chr. zou volgenshet rapport van de Brief van Aristeas (2de eeuw v.Chr.) opdracht hebbengegeven tot de vertaling van de Hebreeuwse bijbel. Een Nederlandse vertalingvan de Brief van Aristeas is te vinden in Th.M. de Wit-Tak, De oorsprong van deGriekse Bijbel (Christelijke bronnen, deel 7), Kampen 1995.§ ST Siloam wordt in Joh. 9:7 vertaald met 'uitgezonden'.§ 6r: hysop: Zie n 150.§ 63-64: Het explanandum is 'veertig dagen vasten'. De betekenis hiervan is datkennis van Schepper en Schepping in hun tijdelijke manifestatie aan onsonderwezen wordt ('veertig'), en dat wij tevens leren ons aan die tijdelijkegedaante niet over te geven ('vasten'). Veertig is viermaal tien. 'Vier' staatvoor het verloop van de tijd (door de wisseling der vier seizoenen) en voor de lesdat we niet aan het tijdelijke en vergankelijke [moeten hangen ('vasten'). 'Tien'staat voor Schepper en Schepping.'"'-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK II,64-75 213§ 64: de vier elementen: Vuur, lucht, water, aarde.§ 65: voor wie als het ware wet en profeten getuigden: Wet (Mozes) en profeten (Elia)verbinden als het ware hun autoriteit aan het optreden van Christus in deverheerlijking op de berg, Matt. 1T1-4-§ 65: De Griekse en Latijnse term voor Pinksteren is Pentecoste, wat letterlijk'vijftigste dag' betekent.§ 65: 153 vissen: 153 = 50 (Pentecoste) x 3 (geschiedenis) + 3 (Drie-eenheid).§ 66: Een bepaalde auteur: Het is niet bekend wie <strong>Augustinus</strong> hier bedoelt.§ 66: het boven uitgelegde getal tien: rr 64.§ 6T 46jaar: Vgl. n 105 v.§ 6T heeft een muzikale bijklank: Het is onduidelijk wat <strong>Augustinus</strong> zich hierbijprecies voorstelt. Misschien bedoelt hij niet meer dan dat er een idee vanharmonie in het getal schuil moet gaan (op grond van het verband met de·tempelbouw, en het lichaam van de Heer).§ 6T Betrokken op de bouw van het lichaam van de Heer ... noopt het sommige ketters tebekennen dat de Zoon Gods zich niet in een onecht, maar een echt menselijk lichaamheeft gehuld: 6 x 46 = 276. Dit is het aantal dagen tussen Christus' conceptie op8 april en zijn geboorte op 8 januari, en het is tevens het aantal dagen waarineen menselijke vrucht volmaakt tot wasdom kan komen. Daarom is het getal46 een teken dat Christus een echt menselijk lichaam moet hebben gehad. Hetgebruik van de factor zes wordt verklaard uit het feit dat het eerste stadiumvan de ontwikkeling van een foetus zes dagen duurt. <strong>Augustinus</strong> bespreektdeze kwestie o.m. in zijn Verschillende Vraagstukken 56.De ketters waarnaar hier wordt verwezen, zijn de doeeten (van het Grieksewerkwoord 'dokein', 'schijnen'), die geloofden dat Christus geen echt maareen schijnlichaam zou hebben gehad, en dat dus ook zijn lijden en stervenschijn waren.§ 68: Varro: Romeins geleerde, u6-27 v.Chr.§ 68-70: De mythologische traditie kende negen Muzen, de dochters vanjuppiteren Memoria ('Vrouwe Geheugen'). In navolging van Varro betoogt <strong>Augustinus</strong>dat muziek drieledig is (menselijke stem, blaasinstrumenten, percussie),dat daarom drie kunstenaars de opdracht kregen ieder drie beelden tevervaardigen, en dat die negen beelden de oorsprong waren van het verhaalvan de negen Muzen.§ 74: demonen: Voor <strong>Augustinus</strong>' opvattingen over demonen (aan wier bestaanhij niet twijfelt), zie J den Boeft, 'Daemon(es)', in: C. Mayer (ed.), <strong>Augustinus</strong>­Lexikon voL u, 213-222, Basel 1996 (verschenen nov. 1997).§ 74: haruspices en augures: Haruspices bekeken de vorm en ligging van deingewanden bij offerplechtigheden, en vergeleken de resultaten met boekwerkenwaarin eerdere waarnemingen waren opgetekend, met daarbij deaantekening of het verdere verloop van de gebeurtenissen gunstig of ongunstigwaren geweest. Augures observeerden de vlucht van vogels en leidden daaruitvoortekens af§ 75: 'bindingen': Dit zijn tabletten met formules erop waardoor het slachtoffer inde macht van de zender wordt gebracht, en zo 'gebonden'. Ziejohn G. Gager,Curse Tablets and Binding Spellsfrom the Ancient World, Oxford 1992.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK II,75-III 214§ 75: om een soort signaleringen: Het gaat hier om tekens die de gebruikers ervanaan demonen willen geven.§ 76: van een zinloze remedie naar een echte arts: De remedie is de schop die ze dehond gaven die tussen hen in was beland, om te voorkomen dat de vriendschapverstoord raakte; de echte arts is nodig om de beet die ze daarbijopliepen, te behandelen.§ 78: 'mathematici': Deze term dekte in de Oudheid ook astronomen en astrologen.Astronomie en astrologie lagen in elkaars verlengde en het terminologischeonderscheid bestond niet; veel van wat wij tot astrologisch 'bijgeloofrekenen, viel binnen de grenzen van acceptabele wetenschap. <strong>Augustinus</strong>veroordeelt het deel van de activiteiten van de 'mathematicus' dat wij 'astrologie'noemen.§ 79: Lucifer: De ochtendster Lucifer is gelijk aan de planeet Venus.§ 8o: zU kon op geen enkele rechtsgrond doorgeven ... bezitten: Spottend verklaart<strong>Augustinus</strong> in termen van het Romeinse recht waarom Venus niet omgedooptwerd na de dood van Caesar. Venus kon 'haar' ster niet bij erfenis aan haarsterfelijke nazaat overmaken, omdat die ster in fe ite haar eigendom niet wastoen zij nog leefde, en zij op dat eigendom ook geen aanspraak had latengelden. (Let ook op de suggestie dat deze Romeinse godin ooit leefde, en dusgestorven is!).§ 8o: Waar een plek vrU was-: De samenhang is: er kan maar één reden geweestzijn dat Venus niet naar Caesar genoemd is, namelijk het feit dat die planeet alvernoemd was. Waar dat niet het geval was, vond vernoeming naar Caesarnamelijk wél plaats.§ 93: de kmisvormige letter: De Griekse letter chi (klankwaarde: kh) en de Romeinseletter x (klankwaarde: ks) zagen er ongeveer hetzelfde uit.§ 93: beta: In het Grieks de naam voor de letter b, in het Latijn betekent hetwoord 'biet'.§ 93= lege: In het Grieks betekent dit woord 'spreek!', in het Latijn betekent het'wet' (in de ablativus), of 'lees!'.§ 102: het ABC: Vgl. Voorwoord 7 vv.; u 72.§ ro2: de verscheidenheid aan talen die ik boven heb besproken: 11 34 vv.§ 104: Waar deze ook geleerd worden.: <strong>Augustinus</strong> bedoelt 'zelfs als dat m decontext van heidens onderwijs gebeurt', vgl. 11 ros .§ ros: en die tempel dmkte het Lichaam van. de Heer uit: Vgl. 11 67.§ 107 v.: <strong>Augustinus</strong> betoogt hier dat AmbrosiusJeremia (eind 7de eeuw v.Chr.)en Plato (428/7-347 v.Chr.) voor tijdgenoten had gehouden, en Plato als rechtstreekseleerling van Jeremia had afgeschilderd. In feite had Ambrosius aangetoonddat Jeremia ouder was dan Plato, wat nog beter in <strong>Augustinus</strong>' betooghad gepast.§ ro8: Pythagoras: 2de helft 6de eeuw v.Chr.§ I ro: Hierover heb ik het boven al gehad: In 11 59·§ rrr: op signalen berustende verplichting: D.w.z. dat men tekens aan de demonengeeft, waarop zij verplicht zijn te reageren door bijv. genezende invloed uit teoefenen. Dit houdt tevens in dat een verplichting jegens die demonen wordtaangegaan.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK II, IIÓ-IJ22I5§ I r6: niet voor onze werkzaamheden ... maar voor onze oordeelsvorming: Kennis vande bedoelde vakken is met name nuttig voor een christen, zegt <strong>Augustinus</strong>,voor zover het hem helpt te komen tot beter begrip van de bijbel.§ u 8 : Het is overigens zo dat taal ... ook 'sofistisch' heet: Augustmus probeert eenterminologisch misverstand te voorkomen. 'Sofistisch' wordt in twee betekenissengebruikt: r. voor valse syllogismen, die tot doel hebben een tegenstanderin de val te laten lopen, in plaats van samen met hem de waarheid teontdekken; 2. voor overdreven opgesmukt, van retorische tierelantijnen voorzientaalgebruik. <strong>Augustinus</strong> concentreert zich op de eerste betekenis, maargeeft aan dat de tweede, die iets minder aanstootgevencis aanduidt, ook bestaat.§ II9 vv.: '(on)waar', '(on)juist': Het Latijnse woord verus kan gebruikt wordenom aan te geven dat een stelling 'waar' is, dat een conclusie 'juist, correct' is, endat een regel 'geldig' is. Hetzelfde geldt voor fa /sus dat zowel 'onwaar', als'onjuist, incorrect', als 'ongeldig' kan betekenen.§ I I9: Wat <strong>Augustinus</strong> hier beschrijft, is de reductio ad absurdum: Uitgaande vande (onjuiste) uitgangsstellingen van een gesprekspartner, komt men tot eenevident absurde conclusie. Hieruit leidt men af dat de uitgangsstellingenkennelijk onjuist waren.§ I I9 v.: De redenering van 1 Kor. I 5:I2 behandelt <strong>Augustinus</strong> als een voorbeeldvan zo'n reductio ad absurdum. Paulus gaat daar uit van de onjuiste uitgangsstellingdie hij van sommige mensen gehoord heeft: 'er is geen opstanding derdoden'. Als dat zo is, dan is het logisch correct om te zeggen dat ook Christusniet is opgestaan, en dat de christelijke prediking en het christelijk geloofinhoudsloos zijn. Maar die conclusies zijn voor Paulus evident onwaar. Dusmoet de uitgangsstelling onjuist zijn geweest: er is dus wél opstanding derdoden. De redenering is dus: als er geen opstanding der doden is, is ookChristus niet opgestaan. Maar Christus is wel opgestaan. Dus is er opstandingder doden. <strong>Augustinus</strong> maakt deze redenering expliciet in 11 122.§ I25 v.: Uit de stelling 'als p, dan q' kunnen correct worden afgeleid: 'p, dus q'en 'niet-q, dus niet-p'. De afleidingen 'niet-p, dus niet-q', en 'q, dus p' zijnlogisch ongeldig.§ 129: definiàen, verdelen en indelen: Drie methodes uit de dialectiek. 'Definiëren'doe je door van een fenomeen het genus aan te geven en de different ia specifica,datgene wat het binnen zijn genus onderscheidt als een aparte species. 'Verdelen'en 'indelen' zijn technieken die bij het definiëren gebruikt worden:'verdelen' is de technische term voor het "cmbrengen van telkens fijnere tweedelingenin een hoofdbegrip, tot het gezochte species gelokaliseerd is, en'indelen' is het maken van een classificatie van de constituerende delen (mogelijkongelijksoortig en niet-symmetrisch) van een gezocht hoofdbegrip.§ I29: Let op de opeenhoping van woorden voor 'vals', 'bedrieglijk', 'onwaar':'pseudo-', 'onecht', 'ongelijk' zijn allemaal weergaven van het Latijnse woordfa lsus. <strong>Augustinus</strong> betoogt dat het misbruik van een methode door bedriegersgeen argument is voor de onbetrouwbaarheid van de methode.§ IJ2: welsprekendheid: <strong>Augustinus</strong> zal aan deze vaardigheid uitvoerig aandachtbesteden in boek rv.§ I p: dat formules van genegenheid de toehoorder voor zich innemen of dat een korte enCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK II,I32-I43 216duidelijke vertelling makkelijk de bedoeling laat doordringen en dat de variatie erin deaandacht van de toehoorders vasthoudt zonder dat ze er genoeg van krijgen: Zie rv 4vv. n. <strong>Augustinus</strong> zinspeelt hier in enigszins hybride vorm op verschillendeaspecten van de klassieke retorica: in de inleiding van een betoog moet je jegehoor voor je innemen, het bereid maken tot het opnemen van informatie ende aandacht weten te winnen. In de hele redevoering is het zaak de toehoorderste amuseren, ze te instrueren (didactische functie) en ze emotioneel te raken, enje overtuigt je gehoor van je gelijk door een goede indruk te blijven maken,heldere uitleg te bieden, en, opnieuw, een beroep te doen op hun emoties.Elementen van de doelstellingen van een retorische inleiding, de drie taken vande redenaar, en de drie overredingsmiddelen staan broederlijk naast elkaar in<strong>Augustinus</strong>' rijtje.§ 133: Maar wanneer we ons op dit gebied leren bewegen, moeten we er meer gebruikvan maken om tot uiting te brengen wat we begrepen hebben dan om tot begrip tekomen: Dit correspondeert met <strong>Augustinus</strong>' aanpak van De doctrina christiana alsgeheel. De eerste drie boeken gaan erover hoe je tot begrip van de bijbel moetkomen en daarin speelt de welsprekendheid geen rol, het vierde boek gaat overhet tot uitdrukking brengen van dat begrip, en daarin is voor welsprekendheideen belangrijke rol weggelegd.§ r 3 s: In al deze gevallen geeft het zicht op de waarheid vaak meer vreugde dan dieregels aan steun bieden: 'Zicht op de waarheid' vindt dan ook plaats op hetniveau van het geloof, dat voorafgaat aan dat van de kennis, en op dat van het'schouwen' dat het niveau van de kennis al ver achter zich heeft gelaten, vgl. 11 r6-23, m.n. 22.136: Vergilius wilde de eerste lettergreep van 'Italii( ... lang laten klinken: Om hetwoord in de metrische structuur van zijn dactylische gedicht te kunnen gebruiken,moest Vergilius de eerste lettergreep lang nemen. Een dactylus is eenopeenvolging van een lange en twee korte lettergrepen. De tweede en derdelettergreep van het woord Italia zijn kort, dus moet de eerste verlengd worden.Vgl. Vergilius, Aeneis r .2, waar het woord op de eerste plaats van het vers staat- daardoor zijn misverstanden ook direct uitgesloten.§ 136: nergens het dubbele van, omdat natuurlijke getallen geen breuken kennen: 9 isnatuurlijk wel 2 x 4 Y2 , maar dar telt niet, omdat 'natuurlijke getallen' depositieve, gehele getallen zijn (r, 2, 3 enz.). Breuken komen in die serie nietvoor.§ 140: het onderzoek van dingen in verleden of heden die de zintuiglijke waarnemingbetreff en: 'Verleden' vgl. 11 105 vv. ('geschiedschrij ving'); 'heden' vgl. 11 no.§ 140: de ervaringen en hypothesen van nuttige vaardigheden op materieel gebied: Vgl. uII5 V.§ 141: van alle namen -lijsten met vertalingen: Zgn. Onomastica.§ 141: Eusebius: Ca. 263-3 39 n.Chr., de 'Vader van de Kerkgeschiedenis'.§ 143: verknoopt ... als haar sp ierstelsel: De filosofen van de Stoa vergelekenfilosofie onder meer met een levend wezen. De drie hoofddelen der filosofie,logica, fysica, en ethica spelen dan de rol van het stelsel van spieren, pezen enbotten (logica), het vlees (ethica) en de ziel (fysica). Diogenes Uërtius, Leven enleer van beroemdefilosofen 7.40.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK II, I44- 150 217§ 144: maar die uitspraken van hen voor ons gebruik opeisen als van onrechtmatigebezitters: De teksten uit Exodus (J:2I-22; II:2; 12:35-36) over de beroving vande Egyptenaren vormden de rechtvaardiging voor de gangbare theorie van het'rechte gebruik': een christen heeft het recht zich alles uit de pagane wereld toete eigenen wat de potentie tot iets goeds heeft, en daarvan een goed gebruik temaken. Zie Gnilka 1984.§ 146: Cyprianus ... : Cyprianus (midden 3de eeuw), Lactantius (de 'christelijkeCicero', (3dej4de eeuw), Victorinus (2de helft 3de eeuw), Optatus (4de eeuw),Hilarius (overleden 367) waren allen vroegchristelijke schrijvers die door endoor geschoold waren in de pagane literatuur, maar die kennis geheel tendienste hadden gesteld van de overdracht van hun christelijke levensbeschouwmg.§ 148: Pascha: De term voor paasfeest en voor het paaslam.§ 150: In dit geheel aan tekens gewijde boek is het laatste teken dat besprokenwordt het 'teken van het Kruis', het meest essentiële signum voor een christen.§ 150: door Wie alle dingen geworden zijn: Dit Johannes-citaat wordt hier op deVader betrokken, niet op het Woord, zoals in de originele context.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


Noten op Boek m§ r: De mens die God vreest ... Vrome zachtmoedigheid ... kennen: Dit zijn de eerstedrie treden beschreven in boek n r 6 v. Bijbelinterpretatie speelt zich af op hetderde niveau, dat van de kennis of wetenschap (scientia).§ 2: Degenen die <strong>Augustinus</strong>' methode als 'kinderachtig' verwerpen, zijn waarschijnlijkde derde groep critici uit de proloog (§ 4) van het gehele werk.§ 3: interpunctie ... voordracht: De Latijnse termen zijn distinguere en pronuntiare.Distinguere is het onderscheiden van woordgroepen en zinsdelen, pronuntiarehet aanbrengen van hetjuiste intonatiepatroon. Distinguere wordt hier vertaaldmet 'interpungeren', en omschrijvingen daarvan, omdat het vaak neerkomt ophet plaatsen van komma's en punten. Hoewel wij ook intonatiepatronenkunnen aangeven met leestekens (vraag- en uitroeptekens), legt de term pronuntiarede nadruk op de rol van de mondelinge voordracht (bij het [hardop]lezen). De eerste taak van een antieke lezer (en van een grammaticus) bestaat inhet interpreterend lezen, d.w.z: in het aanbrengen van woordscheiding eninterpunctie in de voordracht, geen sinecure, omdat de teksten zelf vaak inscriptio continua geschreven waren, d.w.z.: met alle woorden aan elkaar zonderleestekens.§ 5 vv.: Het in twijfelgevallen aangeven van het juiste zinspatroon door onderscheidingvan de zinsdelen kan op drie manieren: soms geeft de geloofsregel dedoorslag (m 5), soms de context (m 6 vv.), en soms kan er geen doorslaggevendargument gevonden worden; dan is het aan de lezer (m 9) .§ s: De ketterse interpunctie berust erop dat et deus eraf verbum - 'en het Woordwas God' niet meer als eenheid wordt erkend. Door een punt te zetten na eraf'was', wordt verbum 'Woord' automatisch bij de volgende zin getrokken,zodat de goddelijkheid van het Woord nu niet meer expliciet in de tekst staat.Deze lezing ondersteunde de overtuiging van de arianen, die een hiërarchieaanbrachten in de Drievuldigheid.§ 6: De vraag is of geïnterpungeerd moet worden na campellor ex duobus ('ikword aangetrokken door twee dingen'), waardoor concupiscentiam habens ('verlangend')alleen verbonden wordt met het vervolg, namelijk 'heen te gaan enmet Christus te zijn', en het tweede alternatief 'in het vlees te blijven' alleendoor noodzaak, niet door verlangen wordt ingegeven. De andere interpretatiemogelijkheidis te interpungeren na concupiscentiam habens 'verlangend': dathoort nu bij het voorafgaande, zodat de spreker niet alleen de aantrekkingskrachtvan, maar ook het verlangen naar twee dingen voelt: heen te gaan én in'0het vlees te blijven. De tweede opvatting wordt verworpen.§ ro vv.: Na de voorbeelden van meerdere acceptabele oplossingen voor interpunctievolgen voorbeelden van meerdere mogelijke intonatiepatronen. SomsCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK III,I0-19 2!9geeft de geloofsregel de dóorslag (m 11 en 12), soms de context (m I J), soms ishet onverschillig en ter discretie van de lezer (rn IJ).§ 12 Percontafia is een open vraag of een vraag naar informatie, vandaar ookpercontari 'informeren'. Interrogarefinterrogatio wordt hier gebruikt als technischeterm voor een 'ja/nee- vraag'. Het onderscheid tussen de verschillendetypen vragen gaat terug op de Stoa (erotêsis - percontatio; pusma - interrogatio).Vgl. voor dit onderscheid in de Latijnse grammaticale traditie QuintilianusRetorische Instructie (Institutio Oratoria) 9.2.6; Donatus op Terentius, Andria Soo.§ 14: <strong>Augustinus</strong> bespreekt het verschil tussen os met lange en korte o ook inboek IV 65. Hij verdedigt daar, evenals hier in m 15, het gebruik van het inspreektaal gebruikelijke enkelvoud ossurn voor 'bot' om de duidelijkheid tebevorderen.§ 15: het origineel: De Griekse. Septuagint-vertaling van het Oude Testamentgold als een direct goddelijk geïnspireerde tekst en was dus een 'origineel' vanhetzelfde niveau als de Hebreeuwse tekst.§ 15: Praédico met korte i betekent 'verkondigen' (ons woord 'prediken' ishiervan afgeleid); praed{co met lange i betekent in het geciteerde voorbeeld'waarschuwen'. De voltooide tijd (perfectum) van praédico is praedicavi, vanpraed{co is het praed{xi. Het optreden van het perfectum in dezelfde contextgeeft aan met welk werkwoord we te maken hebben.§ IT De meerduidigheid in de Tessalonicenzen-passage berust op de woordenconsolati sumus. In klassiek Latijn is het werkwoord consafari een zogenaamddeponens, wat betekent dat het passieve vormen heeft, maar actieve betekenis.Consolati sumus betekent dan 'wij hebben getroost' en wordt geconstrueerdmet een accusativus van het directe object. Maar in later Latijn kan het ookpassieve betekenis hebben ('wij zijn getroost'). Het woordfratres kan nominativus,vocativus of accusativus zijn. <strong>Augustinus</strong> concentreert zich hier op delaatste twee mogelijkheden, die hij onderscheidt door ze te parafraseren met oJratres, met het woordje o dat typisch gebruikt wordt bij een vocativus, en methosfratres (hier weergegeven door 'we twijfelen ... tussen aanspreekvorm ... envierde naamval'). Griekse grammatici gebruikten het lidwoord bij adjectiva ennomina als ze duidelijk wilden maken met welke naamval men te maken had(in het geval van homofone vormen). De Latijnse grammaticale traditie (diehet zonder lidwoord moet stellen, omdat het Latijn dat niet heeft) gebruiktvormen van hic in zulke gevallen. Als de juiste interpretatie o jratres is, heeftconsolati sumus passieve betekenis. Is de juiste constructie hos Jratres, dan isconsolati sumus actief.§ r8: vrijwel niemand: Behalve de enkele vcrstokte lezer die nu een nominativus§zou menen te ontwaren.r8: de oplossing ... Korintiërs: Namelijk door een vrijere vertaling. In hetvolgende voorbeeld (m 19) gebruikt de vertaler de omschrijving 'ik zweerbij', in plaats van alleen 'bij'.§ r8: Voor de discussie over letterlijke (servire verbis) vs. vrije vertaling (letten opsententia), zie Van Bekkum et al. 199T2I5 v.; G.J.M. Bartelink, Hieronymus,liber de optima genere interpretandi (ep. 57). Ein Kommentar, Leiden: Bril! 1980.§ 19: een woordje ... dat een eed inleidt: Het Griekse woordje nê is bedoeld (als in nêCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK lil, I 9-28 220ton Dia 'bij Zeus'). Zie Dionysius Thrax, Technê Grammatikê 84,5. Het Latijnseper kan ook in eden worden gebruikt, maar heeft daarnaast nog anderebetekenissen, die voor verwarring kunnen zorgen, bijv. 'door'.§ 2I: <strong>Augustinus</strong> legt hier nogmaals uit wat hij precies onder verba translalaverstaat. Het gaat om een teken dat een realiteit aanduidt, die realiteit is niethet natuurlijke einde van het interpretatieproces. In plaats daarvan fungeert zijzelf óók weer als een teken. Vgl. r 4; u 3 3.§ 22 vv.: <strong>Augustinus</strong> betoogt het volgende: joden en heidenen delen gebrek aaninzicht in wat letterlijk en wat figuurlijk is, en ze verwarren ten onrechtetekenen met zaken. De joden zijn echter 'dichter bij' de waarheid. De tekenendie zij volgen (het Oude Testament) zijn het werk van God en hun opvattingerover leidt tot de verering van die ene God. Maar hun letterlijke interpretatiemaakte het hun onmogelijk Christus te erkennen voor wat Hij was. Het OudeTestament fungeerde als hun pedagoog tot ze rijp waren voor de komst vanChristus. De heidenen, die meer goden vereren (m 25 vv.), zijn nog verder vanhuis: hun tekenen zijn mensenwerk en leiden op geen enkele wijze tot dewaarheid, zelfs niet als je er een diepere betekenis aan verleent.§ 23: bonden ... aan de verering van de Ene God: Het werkwoord religare ('binden')werd door de vroegchristelijke auteurs vaak beschouwd als verwant met (ende etymologische bron van) religio: religio is wat de mensen aan God bindt.Voor deze etymologie, vgl. Servius' commentaar op Vergilius, Aeneis 8.349;Lactantius, Goddelijke onderrichtingen (Divinae institutiones) 4.28; zie ook Lucretius,Over het ontstaan der dingen (De rerum natura) L93 I; 4.7; <strong>Augustinus</strong>,Heroverwegingen (Retractationes) r. I 3 .9.§ 26: Voor het dichtercitaat zie Isidorus Origines 1.37.4; Fragmenta poetarumRomanorum, (ed. Baehrens 1886), p. 388; E. Courtney (ed.) The FragmentaryLa tin Poets, Oxford 1993 , p. 456; J ürgen Blansdorf, Fragmenta poetarum latinorumepicorum et lyricorum, Stuttgart (BT) 1995 (3de dr.), p. 442.§ 2T Dit is een dop die zijn peultjes laat rammelen: Toespeling op Vergilius,Georgica 1.74 laetum siliqua quassante legurnen ('een dop die een schat aan peulenschudt').§ 28: voor een nuttig doel ingesteld teken ... tekens die voor onnutte zaken zijn ingesteld:In de eerste groep vallen bijv. grote delen van het Oude Testament. Die tekenszijn nuttig, maar wie ze slechts letterlijk, als tekens, volgt zonder ze te 'vertalen'in de bedoelde zaak komt niet verder dan 'vleselijke dienstbaarheid'. Ditwil zeggen dat men de primaire betekenis van een woord voor de ware zinervan houdt, en niet inziet dat die eerste handeling van interpretatie een 'zaak'of 'realiteit' oplevert die zelf ook weer een 'teken' is. De interpretatie stopt dusprematuur, en het teken wordt als het laatste woord beschouwd, in plaats vandat men doorzoekt naar de volgende betekenislaag om te zien of die misschieneen 'realiteit' oplevert die een legitiem eindpunt van interpretatie is, omdat zijniet zelf als teken naar nog weer iets anders verwijst. <strong>Augustinus</strong> maakt deallereerste stap (die van het woord als teken naar zijn primaire betekenis) nietexpliciet, maar met 'teken' bedoelt hij hier het resultaat van die elementaire"interpretatie.In de tweede groep vallen poëtische omschrijvingen als 'Neptunus' voor 'zee'.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK III,28-4922I'Zee' is op zichzelf nutteloos in de zin dat het geen diepere betekenis heeft,triviaal is. Duisternis in de aanduiding ervan is dus misplaatst, want zo'naanduiding verbergt geen diepere waarheid. Zelfs als je het teken 'Neptunus'correct in verband brengt met de realiteit 'zee', ben je nog nergens. Het is nogeen graadje erger als je ook in dit geval blijft steken op het niveau van hetteken, zonder naar een onderliggende (zij het triviale) realiteit te zoeken.§ 29: De joden moeten derhalve leren de tekens te zien als verwijzingen. Deheidenen moeten hun tekens opgeven. Maar ook zij hoeven niet te blijvensteken in de verering van tekens, ook al zijn het nu nuttige tekens in plaats vanonnutte: ook zij moeten vervolgens tot het juiste begrip van die tekens, d.w.z.:tot de onderliggende zaken of realiteiten komen.§ 30-33: Er is hier sprake van een hiërarchie. Het beste leven leidt de christen dietekens en realiteiten uit elkaar weet te houden. Zelfs voor de komst vanChristus was het mogelijk de status van tekens juist te waarderen, zelfs al washun precieze betekenis nog niet geopenbaard (op deze groep slaat ook m 32'Wie niet begrijpt -gaat zelf niet gebukt onder de dienstbaarheid'). Mensendie zich houden aan de tekens en niet weten wat ze betekenen, zijn dienstbaaraan de tekens. Mensen die erkennen dat de tekens tekens zijn maar er eenfoutieve interpretatie aan geven, zijn het slechtst af: zij slaan het pad derdwaling in. Hun interpretatie heeft geen nut, is 'nutteloos (§ p). In dezecontext betekent dat dat ze actief schade aanricht.§ 34: boek r: Nl. I 4I v.; vgl. I 86.§ 36: Uiteindelijk is het gebod tot liefde voor God en onze naaste het fundamentvan de Schrift. Daarop is ook de verkondiging van het geloof in heden,verleden en toekomst te herleiden.§ 37: Liefde: Vgl. I 40 v. Hier wordt de relatie tot zowel God als de naaste zondermeer in termen van 'genieten' omschreven. Het concept 'gebruiken' lijktvergeten. Vgl. I 8 n.; I 40 n.§ 40: de toorn Gods: Dit staat niet in de Galatenpassage, maar in de passage uitRomeinen, die ervoor is aangehaald.§ 43: Hier en in m 55 vv. geeft <strong>Augustinus</strong> een allegorische interpretatie aanpassages van het Nieuwe Testament. Deze vorm van uitleg is dus niet beperkttot het Oude Testament.§ 45: Linzen en gerst zijn beide veel goedkoper dan het luxevoedsel vis, maar hetgaat om de houding en intentie van de eter.§ 48: in historische en eigenlijke zinfin figuurlijke en profetische zin: De term historiageeft oorspronkelijk de exegetische techniek van de 'Realienforschung' aan:alle feiten die horen bij de oorspronkelijke context en die in de loop der tijdenin vergetelheid zijn geraakt of veranderd zijn, worden door historia bovenwater gehaald. Zo krijgt het ook de betekenis 'historisch' (voor: 'in zijnhistorische context') - vandaar dat het hier tegenover 'profetisch' gebruiktkan worden.§ 49: enkellange tunica's met lange mouwen: Een toespeling op Cicero's TweedeCatilinarische redevoering 22, waar gesuggereerd wordt dat Catilina de trendsettervan deze 'verdorven' mode was. <strong>Augustinus</strong> haalt Cicero's Catilinarischeredevoeringen, die tot de vaste schoollectuur behoorden, het meest aan vanCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK III,49-73 222alle werken van Cicero. Vgl. H. Hagendahl, Augustine and the Latin Classics,Stockholm 1967: 43 vv.; 481.§ so: nuttige daden en weldadigheid: Vgl. m 3 8.§ s2: <strong>Augustinus</strong> stelt kordaat paal en perk aan ethisch relativisme.§ s4: totdat de interpretatie leidt tot de heerschappij van de liefde: D.w.z.: van elkerealiteit die de interpretatie boven water brengt, moet men aannemen dat dieop haar beurt een teken is, totdat de interpretatie op een realiteit stuit die inovereenstemming is met het gebod tot liefde.§ ss: <strong>Augustinus</strong> interpreteert de communie hier in overdrachtelijke zin: doelervan is dat wij symbolisch delen in het lijden van de Heer. Functie van defiguurlijke uitdrukking (in plaats van een letterlijke) is dat het ons zo gemakkelijkergemaakt wordt het te onthouden: het beeld is zo levendig dat het eenzeker esthetisch genoegen te weeg brengt (vandaar 'aangenaam') en gemakkelijkgememoriseerd wordt. Verbinding van het nuttige en het aangename iseen vast voorschrift van de antieke retorica voor didactische teksten of tekstgedeelten.De uitdrukking 'het nuttige met het aangename verenigen' is ontleendaan Horatius, Brief over de Dichtkunst 343 (qui miseuit utile dulci), en hoortdus oorspronkelijk thuis in de context van de retorisch-literaire kritiek.§ ST <strong>Augustinus</strong> vat de tekst 'wie zijn ziel liefheeft, zal hem verlieze' op als eengebod, niet als een constatering.§ ST Als een figura geldt o.m. het vervangen van een woord door een ander:bijv. 'zonde' door 'zondaar'.§ 59: Voor de metafoor van het christelijk geloof als geneesmiddel en Christus alsarts, zie I 27 v. n.; IV 9S ·§ 6r: Let op het onderscheid tussen 'gebruiken' (u ti; altijd voor een hoger doel)en 'genieten' !Jrui; omwille van het object zelf) . Vgl. I 7 en IV 8.§ 6r: Want in het eerste geval ... vergankelijke genietingen: De formulering in hetLatijn is sterk retorisch en symmetrisch:ibi quaeritur utilitastemporum opportunitatibus congruahic satiatur cupiditastemporalibus voluptatibus implicata.Let ook op de cruciale woordspeling temporum 'van die tijd'jtemporalibus'vergankelijk'·.§ 64: de draaikolk van de schanddaden ... de rotsen van de misdaad: Een semi-dichterlijkevariant op Scylla en Charybdis, de twee spreekwoordelijk gewordenmonsters uit Homerus' Odyssee 12, waar Odysseus tussendoor moet manoeuvrerenop zijn terugkeer naar Ithaca.§ 70: <strong>Augustinus</strong> benadrukt dat aan de aanranding (d.w.z.: seksuele onmatigheid)zwaarder getild werd dan aan de moord (d.w.z.: gewelddadig gedrag) .§ 73 v.: De tekst is niet geheel duidelijk. Na de inleiding, die in parafrase luidt:'hoewel vrijwel alles letterlij k en figuurlijk kan worden opgevat', moet ingedachten worden aangevuld iets als: 'moet over de verhouding tussen dietwee interpretatiemogelijkheden speciaal in de volgende gevallen genuanceerdworden gedacht'. De rest van de redenering is dan waarschijnlijk als volgt:vrijwel alle handelingen van or-personages kunnen letterlijk en figuurlijkCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK III,73-90 223worden uitgelegd. Maar extra zorg is nodig waar die handelingen ofwel vanpositief commentaar voorzien zijn, ofwel duidelijk negatief van aard zijn, endan ook negatieve gevolgen hebben. In het eerste geval zal de neiging bestaande letterlijke interpretatie zwaarder te laten wegen, maar toch is een figuurlijkeuitleg vaak te prefereren, omdat het beschreven gedrag slechts in de contextvan zijn tijd acceptabel is. Omgekeerd kan weliswaar in evidente wandadeneen figuurlijke betekenis gelezen worden, maar het is belangrijk daar ook zijnvolle waarde te geven aan de letterlijke gebeurtenissen en ze als afschrikwekkendvoorbeeld op te vatten. Vgl. over de dubbele interpretatie m 48.§ 78 Met het citaat uit Lucas eindigde De doctrina christiana in de eerste versie(397) . <strong>Augustinus</strong> vermeldt dit in zijn Heroverwegingen (Retractationes) 2.4.1.De rest van het werk is geschreven en uitgegeven in 427. De lange onderbrekingis nog niet afdoende verklaard. Vond <strong>Augustinus</strong> dat hij iets moest doenmet de regels van Tyconius, maar was hij er nog niet goed uit hoe hij die moestinterpreteren (Kannengiesser I995)? Een alternatieve verklaring is die vanO'Donnell 1992, die gelooft dat <strong>Augustinus</strong> te maken had met een 'writer'sblock' dat pas door de katalysator van de Confessiones werd opgeheven.Daarna voltooide hij dit werk. Zie de Inleiding § 5.§ Sr: 'niet reikend tot de uiterste straf Omdat de droesem niet werd opgedronken.In dit geval is de aanwezigheid van droesem in de beker dus gunstig.§ 84: twee of meer betekenissen toelaten: Vgl. n 9; m ro en I 3.§ 87: onze auteurs: De schrijvers van de bijbelboeken.§ 87: elders ... leren: Vgl. ook het advies n.a.v. de retorica in IV 3·§ 8T in boek rr: Zie n 43.§ 88: Want letters ... zijn ... tekens: De reden waarom kennis van grammaticarelevant is (ook al gaat <strong>Augustinus</strong> niet zover dat hij er zelfles in gaat geven), isdat ook het systeem van letters een tekensysteem is. Letters zijn tekens voorklanken, klanken zijn tekens voor woorden, woorden verwijzen naar zaken.Vgl. Aristoteles, De interpretatione r 6a I vv.; en zie n 8.§ 88: Ook Quintilianus (Retorische Instructie [Institutio Oratoria] 8.6.4) vermeldtde natuurlijke wijze waarop onontwikkelde mensen metaforen gebruiken.§ 89: De Latijnse voorbeelden zijn sic floreas 'zo moge jij bloeien' -een metafooruit de plantenwereld, en piscina 'zwembad', letterlijk 'plaats voor vissen'. Hetwoord wordt in oneigenlijke zin 'misbruikt' voor een mensen(zwem)bad.Katachrese is ofwel het oneigenlijke gebruik (of: misbruik) van een woordhoewel er een betere term voorhanden is, ofwel (vaker) het oneigenlijk gebruikvan een term als de zaak waarvoor het gebruikt wordt geen betere naam,of zelfs eigenlijk helemaal geen naam, bezit. Bij gebrek aan beter wordt dankatachrese toegepast.§ 90: Lucus a non lucendo: 'Heilig woud', lucus, 'omdat het er niet licht is', lucere, iseen voorbeeld van antieke etymologie dat graag gebruikt wordt om die praktijkbelachelijk te maken. Maar deze verklaring van het woord is niet zo domals ze lijkt: de bedenkers wilden waarschijnlijk wijzen op het eufemistischekarakter van het woord. 'Eufemisme' is het in vriendelijke zin aanduiden vaniets wat een negatieve betekenis heeft. Eén van de redenen om dat te doen kanzijn om geen kwade krachten over zichzelf af te roepen. Vandaar bijvoorbeeldCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK III,90-103 224de naam Eumeniden 'de Welgezinden' voor de wraakgodinnen. Een lucuswerd geassocieerd met duisternis en met een plaats waar heilige handelingenplaatsvinden. Uit ontzag zou die plek een naam gekregen hebben die juist'licht' suggereert. Overigens denkt men tegenwoordig nog steeds dat lucus enlux 'licht'flucere 'licht zijn' iets met elkaar te maken hebben: lucus is danoorspronkelijk juist een open plek in het woud. Vgl. Van Bekkum et al.I99T 159·§ 92: Een zekere Tyconius: Tyconius, die in de 2de helft van de 4de eeuw in Africawerkzaam was, schreef het eerste werk over hermeneutiek in de westersetraditie, de 'Regels'. Voor zijn werk, zie W.S. Babcock, Tyconius, The Bookof Rules, Atlanta 1989. Hoewel hij bekendstond als een donatist, verschilde hijop cruciale punten met de donatisten van mening (zie volgende noot).<strong>Augustinus</strong> heeft Tyconius totaal overvleugeld, maar hij heeft hem misschienniet goed begrepen. Tyconius maakte verschil tussen de Regels, die een eigenschapzijn van de Bijbeltekst, en de ratio, de algemene onderliggende principesvan die regels, die de interpreet toestaan in de betekenis van de bijbel door tedringen. <strong>Augustinus</strong> identificeert de 'regels' met de 'sleutels'. Zie Bright 1988,86; 113.§ 92: donatisten: De donatisten stonden vooral bekend vanwege hun elitaireecclesiologie. Zij geloofden dat slechts wie werkelijk zonder zonde was, deeluitmaakte van de Kerk, die daarmee een Kerk van waarlijk uitverkorenen was.Zij legden grote nadruk op rituele zuiverheid. Volgens Tyconius zijn erbinnen de Kerk goede en slechte mensen te vinden. De zondaars hebbenbinnen de Kerk de kans om tot inkeer te komen. Pas bij het laatste oordeelworden de goede mensen van de zondaars gescheiden. Voor <strong>Augustinus</strong> en dedonatisten, zie Brown 1967, 212 vv. <strong>Augustinus</strong>' positie is dat de Kerk zelfheilig is, zonder dat ieder individu daarbinnen heilig behoeft te zijn; deindividuele christenen streven slechts naar spirituele groei. Zie de Inleiding § 4·§ 9S: Tyconius, Praefatio p. I ed. Burkitt.§ 97: donatistische ketter: Zie noot op ru 92.§ 98: De eerste regel geldt het mysterie van de presentatie van Christus en ZijnKerk als één persoon.§ wo: De tweede regel is een toespitsing van de eerste: het gaat om het mysterievan de eenheid van alle elementen - goed en kwaad - binnen de ene Kerk.<strong>Augustinus</strong> preciseert de terminologie: de goede christenen zijn het warelichaam van de Heer, de slechte het schijnbare. In de tekst uit het Hoogliedwordt over beide elementen in het heden gesproken alsof ze identiek zijn. Inwerkelijkheid heeft 'ik ben donker' - volgens deze lezing - betrekking op hetslechte gedeelte en 'ik ben mooi' op het goede.§ ro3: beloften en de Wet: Deze regel gaat over de betrouwbaarheid van Godsbeloften en de relaties tussen Wet (oT) en de beloften van het NT. Wie de Wethoudt, heeft geen garantie dat hij gered zal worden, maar wel een kans. Zichaan de Wet houden kan een voorwaarde tot redding zijn.§ IOJ v.: Pelagius leerde dat geloof verworven kan worden zonder dat het eengoddelijke genade is. Zijn leer concentreert zich op het probleem van degenade en de vrije wil. Pelagius gelooft dat de mens een volledig vrije wilCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK III,I03-I29 225heeft. Genade vergemakkelijkt slechts wat de vrije wil ook uit zichzelf alvermag, en is steeds in verhouding tot de eigen verdiensten. <strong>Augustinus</strong> benadruktdaartegenover de intrinsieke zwakte van de menselijke wil ten gevolgevan de zondeval, en de noodzaak van Gods hulp om gered te worden. Genadeis een geschenk Gods waarop de mens geen aanspraak kan doen gelden ofinvloed uitoefenen. Zie over <strong>Augustinus</strong>' strijd tegen Pelagius, Brown196T340-3 52. Over Pelagius, B.R. Rees, Pelagius: A Reluctant Heretic, Woodbridge:Boydell Press 1988.§ 103: toen we erover schreven: In <strong>Augustinus</strong>' werk Letter en geest (De spiritu etlittera), 412 n.Chr.§ 103: kranig ... maar ... onvolledig: Onvertaalbare woordspeling in het Latijn: bene('goed') sed non plene ('volledig').§ ros: bij herhaling op allerlei plaatsen behandeld: Namelij k in de vele werken van<strong>Augustinus</strong> tegen de pelagianen.§ ro6: De vierde regel is die van genus en species. Opnieuw gaat het om eeneigenschap van de tekst. <strong>Augustinus</strong> richt zich slechts op één aspect vanTyconius' verhandeling. Tyconius zelf gaat ook in dit hoofdstuk in op deessentiële tweeledigheid van genus en species, die ieder goede slechte elementenin zich verenigen. <strong>Augustinus</strong> concentreert zich op een ander element, namelijkdat van het bereik van een uitspraak. Als individuen, steden of volkeren eenbeperkt bereik hebben, en alleen betrekking hebben op de letterlijke, historischecontext, noemt Tyconius dit species. Als de interpretatie het specifieke overschrijdten algemeen van toepassing is, is er sprake van genus. Het bereik kanwisselen binnen één tekst, wat de interpretatie uiteraard bemoeilijkt.§ r 14: Moeilijk vertaalbare retorische woordspelingen in deze passage:novitate gratiae 'door het nieuwe karakter van de genade'non nobilitate patriae 'niet door het edele karakter van het vaderland'et mente 'door mentaliteit'non gente 'niet door etniciteit'§ 120: 'Gesanctioneerde getallen': Numeri legitimi zijn getallen die 'gesanctioneerd'zijn door hun speciale gebruik in de Wet.§ 122: 'Recapitulatie' betreft verstoringen in de lineaire chronologie van debijbelvertellingen. Het identificeren hiervan is van vitaal belang wanneer hetbijbelverhaal model staat voor iets wat in de tijd van de lezer speelt, of eenvoorafspiegeling is van de toekomst.§ 124: Vervolgens vervolgt de tekst met de aanvulling: Ook in het Latijn is deuitdrukking opvallend pleonastisch: denique secutus adiunxit.§ 129: Het lijkt erop dat <strong>Augustinus</strong> de negatie in het verbod negeert. Hij vraagtzich af wanneer de mens moet 'omzien', in plaats van wanneer hij 'niet magomzien'. In het hier besproken voorbeeld is het oudtestamentische exemplumeen voorafspiegeling van het einde der tijden. De tijd waarin Christus prediktetot het moment waarop het Koninkrijk Gods aanbreekt, is één periode. Daarinvallen dus zowel het NT als de tijd van de lezer (i.c. <strong>Augustinus</strong>). De openbaringvan Christus in al Zijn glorie is tevens de tij d van het laatste oordeel. Denauwe verstrengeling van al deze periodes moet door het verschijnsel vanrecapitulatie verduidelijkt worden.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK III, IJI-!34 226§ I 3 I: Tyconius onderscheidt zich hier opnieuw van de zuivere donatisten doorte erkennen dat ook slechte mensen deel van de Kerk kunnen uitmaken, zienoot op m 92.§ I33: afgeleide betekenissen: M.a.w. het enige werk over bijbelse hermeneutiekgeschreven vóór De doctrina christiana dekt slechts een zeer beperkt deel vanwat <strong>Augustinus</strong> van belang acht voor bijbelinterpretatie en de overdrachtdaarvan op anderen. Alles wat Tyconius behandelt, valt onder het onderwerpvan de 'overdrachtelijke tekens' en 'figuurlijk taalgebruik'.§ I34: bidden om begrip: Evenals boek rv eindigt dit boek na uitgebreide aanwijzingenvoor succesvolle interpretatie met de aansporing tot gebed als eenonmisbare basis.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


Noten op Boek IV§ r : Zie de opening van boek r.§ 3: een fatsoenlUk man: Cato's defmitie van de ideale redenaar luidde 'eenfatsoenlijk mens, ervaren in het spreken'. In het algemeen legde de antiekeretorica grote nadruk op de morele kwaliteiten van de redenaar. Dit is uiteraardeen element dat het christendom graag overneemt. Zie bijv. in dit boek I14; Sr vv., m.n. 83; 87; 96; rsr; 1 57.§ 4 vv.: <strong>Augustinus</strong> geeft hier een overzicht in een notendop van de voordelendie welsprekendheid te bieden heeft. In de opbouw van deze paragraaf volgthij de traditionele ars rhetorica, de 'leer van de welsprekendheid', maar in dithele boek zal hij benadrukken dat welsprekendheid in de praktijk niet van destudie van de theorie afhankelijk is. De vijf delen van de redevoering werdentraditioneel met bepaalde activiteiten van de spreker en bepaalde effecten op detoehoorder verbonden. In de inleiding of het prooemium (I) heeft de sprekerdrie doelstellingen: hij moet de toehoorder op zijn hand krijgen (welwillend,benevolus, maken - dit is de bekende captatio benevolentiae, het verkrijgen van dewelwillendheid van het gehoor); verder moet hij zijn nieuwsgierigheid prikkelen(hem oplettend, attentus, maken); en hem bereid maken om naar denadere uitleg van de zaak door de spreker te luisteren (hem tot het opnemenvan informatie bereid, doei/is, maken). In het relaas van de zaak of de narratio(2) is de stijl van belang: die moet bondig (breviter) en duidelijk (aperte) zijn ende indruk maken waarachtig te zijn (verisimiliter) . Het gevolg is dat de toehoordermet graagte luistert, en dat hij de spreker vlot begrijpt en gelooft ­hier ironisch aangeduid door de beschrijving van het tegengestelde effect in'dat men er gauw genoeg van krijgt om ernaar te luisteren, het niet duidelijkgenoeg is om te begrijpen, en, ten slotte, men niet van zins is om het tegeloven'. Dan volgt de argumentatie, de argumentatio (3), die een positief eneen negatief doel heeft: de waarheid van de eigen zaak moet aannemelijkgemaakt worden, en de stelling van de tegenstander ontkracht. In de slotpassageof peroratio (4) ten slotte, doet de spreker een emotioneel beroep opzijn gehoor ('vurig aansporen') en roept ook een emotionele reactie in hen op.De meest basale emoties zijn angst, verdriet en vreugde, waarnaar ook verwezenwordt in <strong>Augustinus</strong>' tekst. Zie ook n IJ2.§ T de meest vooraanstaande beoefenaars: Vgl. Cicero, Over de redenaar (De oratore)3.89 en 146.§ 9: De elementen van een effectieve training in welsprekendheid zijn dus: lezenvan goede voorbeelden, zowel te vinden in de bijbel als in de vroegchristelijkeliteratuur; schrijf- of dicteeroefeningen; spreekbeurten. Criterium voor 'echte'welsprekendheid blijft vroomheid en geloof. Theorie is van ondergeschiktbelang.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK IV,9-26 228§ 9: de canon: Zie n 26 vv.§ 12: Het Latijn voor zuigelingen is infantes, 'niet-sprekers'. Er zit een verderewoordspeling in het Latijn: spreken (loqui) leer je door uitdrukkingen (locutiones)te beluisteren, welsprekend (eloquens) word je door speeches (elocutiones)te beluisteren.§ q: wie afwijzend is op zijn hand te brengen, wie onverschillig is te enthousiasmeren,wie niet weet waarom het gaat te iriformeren: De drie overredingsmiddelen die deredenaar ten dienste staan. Hij kan proberen een intrinsiek geloofwaardigepersona te presenteren, hartstocht op te wekken, of rationeel te argumenteren.In principe kunnen deze elementen alle drie in de hele redevoering gebruiktworden (zie rv I45 vv.), maar <strong>Augustinus</strong> heeft het hier nog steeds speciaalover het prooemium, en lijkt met dit drietal elementen te anticiperen op eengroep van drie, die er sterk op lijkt en die hij nog uitvoerig in het vervolg zalgebruiken, namelijk de drie taken van de redenaar, onderwijzen, vermaken, enmensen ompraten (zie hieronder, v.a. IV 17).§ 14: welwillend, alert en nieuwsgierig: Zo moet het gehoor gestemd worden doorhet prooemium.§ 14: instructie ... door ... een relaas: Dit gebeurt in de narratio, waar de toedachtvan de zaak wordt verteld.§ rs: zekerheid ... een redenering: De argummtatio.§ r 5: emotioneel geraakt: In de peroratio.§ IT botte, lelijke en kille manier/scherpzinnig, sierlijk en krachtig: Dit zijn denegatieve en positieve vormen die instructie, vermaak en het werken op deemoties kunnen aannemen. Hier en in het vervolg brengt <strong>Augustinus</strong> onderscheidaan tussen wijs of weldoordacht (sapienter) spreken, en welsprekend(eloquenter) spreken. 'Wijsheid' is steeds ontleend aan de inhoud van de Schrift;'welsprekendheid' is op zichzelf inhoudsloos, en berust op aangename vormgevingen de gelukkige nabootsing van goede voorbeelden. In het Latijn zijneloquenterfsapienter, eloquensfsapiens, en eloquentiafsapientia met telkens evenveellettergrepen en assonantie zeer geschikt voor woordspelingen, en <strong>Augustinus</strong>maakt uitgebreid van die mogelijkheid gebruik.§ r8: weldenkendheid zonder welsprekendheid en omgekeerd: Deze gedachte brengtCicero direct aan het begin van zijnjeugdwerk Over vinding (De inventione) totuiting.§ I9: lezen zonder aandacht: Woordspeling in het Latijn, waar legere 'lezen' staattegenover neg-legere 'verwaarlozen'. Vgl. n 37 n.§ 24: Als gezegd: Vgl. IV 9.§ 25: <strong>Augustinus</strong> brengt hier verschil aan tussen de vroegchristelijke auteurs (rv24) en de schrijvers van het Oude en het Nieuwe Testament (rv 25) . Van beidecategorieën zal hij in het vervolg passages analyseren.§ 26: In de ogen van niet-christenen (en trouwens ook van <strong>Augustinus</strong> zelf in zijnjonge jaren) was het christelijk taalgebruik onverzorgd en inferieur van kwaliteitin vergelijking met bijvoorbeeld ciceroniaans proza. Het argument dat<strong>Augustinus</strong> hier gebruikt om de waarde van die stijl te verdedigen, is dat hij bijuitstek geschikt is voor en past bij de gebruikers en het onderwerp. Ditargument (van het prepon, 'gepastheid') is zelf centraal in de leer van de klas-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK IV,26-60 229sieke, pagane retorica, en zou daarom voor christelijke en niet-christelijkelezers overtuigend en aansprekend moeten zijn. <strong>Augustinus</strong> werkt het uit inIV 29.§ 2T door spontane vondsten ... door inspanning: Wat gemakkelij k te begrijpen is,wordt ons a.h.w. cadeau gedaan, de duisternis van de Heilige Schrift dwingtons tot intellectuele inspanning. Vgl. n IO vv.§ 28: onze auteurs: Nl. de christelijke.§ 28: zou ik die allemaal kunnen laten zien: Vgl. m 87.§ 29: Zie noot op IV 26. <strong>Augustinus</strong> benadrukt hier het speciale gebruik dat dechristelijke auteurs van een pagane verworvenheid gemaakt hebben, een voorbeeldvan de topos van het 'juiste gebruik', zie Gnilk.a I984.§ 32: De Latijnse redenaars wilden klimax niet letterlijk met het Latij nse woordvoor 'ladder, trap' vertalen. Vandaar dat ze kozen voor gradatio.§ 32: <strong>Augustinus</strong> gebruikt de terminologie van 'zinsnede' (komma, caesum),'(zins)lid' (kolon, membrum) en 'periode' (pen:odos, ambitus) niet consistent. Hetis alleen duidelijk dat deze termen een oplopende mate van complexiteitaangeven. Het is onduidelijk hoe hij ze precies onderscheidt. De vertaling pastconsequent de hier aangegeven equivalenten toe.§ 38-39: als iemand u opeet, als iemand beslag op u legt, als iemandgroot doet: Dit zijnzinsneden, terwijl 'als iemand u in het aangezicht slaat' een '(zins)lid' heet. Inhet Latijn is de laatste frase inderdaad iets substantiëler omdat het lijdendvoorwerp expliciet staat uitgedrukt (in de 'zinsneden' moest het in de Nederlandsevertaling worden toegevoegd, maar het staat niet uitgedrukt in hetLatijn). Bovendien staat er een bijwoordelijke bepaling ('in het aangezicht')in het 'lid'.§ 46: een concessie doet: Met de woorden 'Zelfs al' verplaatst Paulus zich omwillevan de discussie tijdelij k in het standpunt van zijn critici, zonder toe te gevendat zijn onervarenheid als spreker daadwerkelijk een feit is. Paulus' eigenwoorden kunnen dus wat <strong>Augustinus</strong> betreft niet weerleggen dat hij een goedekeus is als de christelijke redenaar par excellence. Wel geeft hij toe (1v 47) dathij een alom erkend sterk voorbeeld uit het paulinische corpus heeft gekozen.Maar niettemin zal hij laten zien dat ook oudtestamentische passages welsprekendzijn naar ieders maatstaven.§ 48: zij werden in hun vertaling zelf ook door de Heilige Geest gefnspireerd: Nl. netals de auteurs van de Hebreeuwse tekst.§ 49: In de passage uit Amos wijkt de NEG-vertaling te zeer af van de Latijnseversie die <strong>Augustinus</strong> gebruikt. De vertaling is dus wat aangepast.§ so: De enige stilistische mogelijkheden die <strong>Augustinus</strong> ziet voor het verwoordenvan een profetie als die van Amos, zijn een 'waanzinscène' (als van dezieneres Cassandra in Aeschylus' tragedie Agamemnon), of de gebalanceerdeaanklacht die Amos daadwerkelijk schreef.§ 6o: Vgl. Cicero, Over de redenaar (De oratore) I.I46: (Crassus spreekt) 'Maar metdeze voorschriften is het volgens mij niet zo gesteld dat sprekers die ze in achtnemen beroemde redenaars zijn geworden, maar dat alles wat grote sprekersinstinctief gedaan hebben, hier in een systeem is ondergebracht. De welsprekendheidis dus niet voortgekomen uit een leersysteem, maar het systeem uitCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK IV,60-87 230de welsprekendheid' (vert.: H.W.A. van Rooijen-Dijkman); Brutus 30; 46.§ 61: De duistere passages van de bijbel hebben ook een functie (en vallen dusonder 'goede' welsprekendheid), maar anders dan de overige passages zijn zijniet geschikt om als voorbeeld ter navolging te dienen.§ 62: Duisterheid biedt de lezer kans op een afgeleide vorm van de genade(namelijk de vonk van inzicht) die het totstandkomen van de tekst inspireerde.Omdat de canon is afgesloten, is dit de enige vorm van genade voor lateregeneraties, en hij is structureel gegeven met de vorm die de bijbel heeft.§ 63: Wat moeilijk te begrijpen is, moet je niet mondeling aan een algemeenpubliek voorleggen. Schriftelijke presentatie ervan is wel acceptabel, omdat delezer kiezen kan of hij zich al dan niet in de materie wenst te verdiepen. Vooreen select publiek is mondelinge presentatie ook aanvaardbaar, omdat uiteindelijkiedereen die inzicht in iets moeilijks verworven heeft, de plicht heeft dataan anderen mede te delen.§ 64: een zekere schrijver: Cicero, Redenaar (Orator) 78, 'ook een bepaald soort vannonchalance is zorgvuldig' (quaedam etiam neglegentia est diligens) . <strong>Augustinus</strong>verdedigt hier en in het vervolg het gebruik van wat volgens de regels dergrammatica 'fout' is, als dat althans de duidelijkheid ten goede komt. Voor deklassieke retorica was correct taalgebruik een absolute basisvoorwaarde.<strong>Augustinus</strong> gebruikt de premisse van de didactische intentie van de bijbel omzijn standpunt te legitimeren.§ 65: bloederen: Het Latijnse woord voor bloed, sanguis, komt net als het Nederlandse'bloed' alleen in het enkelvoud voor. De bedoeling van het meervoudzal zijn 'plengoffers van bloed, bloedoffers'.§ 65: lange en korte klinkers: Os 'bot' heeft een korte o; os 'gelaat' heeft een lange o.De bewoners van de Romeinse provincie Africa konden het verschil tussen detwee versies van os niet onderscheiden (vergelijk de problemen die Engelstaligenhebben met het onderscheid tussen lange en korte klinkers in hetNederlands). In het meervoud zijn de twee woorden makkelijk te onderscheiden(ossa 'botten', en ora 'gezichten'). Uitgaande van het meervoud ossa wasin Latijnse spreektaal de analoge enkelvoudsvorm ossurn opgekomen. Vgl. m14 V.§ 70: valt ... onder 'onderwijs': En dus niet onder 'vermaak'.§ 74: Tot hier behandelt <strong>Augustinus</strong> christelijke welsprekendheid als identiekmet 'onderwijzen'. Vanaf deze paragraaf splitst hij de algemene noemer 'onderwijzen'uit in drie functies: onderwijzen, vermaken en ompraten.§ 84: Cyprianus, Aan Donatus. <strong>Augustinus</strong> geeft hier een christelijk voorbeeldvan het gevaar van een excessieve gemengde (d.w.z. opgesm.ukte) stijl.§ 87: met begrip , met plezier en in gehoorzaamheid: Het trio 'onderwijzen, vermakenen ompraten' legde de nadruk op de activiteiten van de spreker. Nugaat <strong>Augustinus</strong> in op hoe de spreker door zijn publiek wordt ontvangen.§ ST de bede voor de rede stellen: De welsprekende christen moet een bidder (orator)zijn, voordat hij een spreker is. <strong>Augustinus</strong> onderstreept in deze centraleparagraaf van boek IV nogmaals het· belang van vroomheid boven welsprekendheid(en daarmee de voorrang van de realiteiten boven de tekens). Hijdoet dat door de technische term voor redenaar uit de pagane Oudheid, orator,Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK IV,87-96 231te herinterpreteren in christelijke zin: het woord komt van het Latijnse werkwoordorare, dat naast 'spreken' ook 'bidden' kan betekenen. De christelijkeredenaar is niet zomaar een orator, nee, hij is een bidder.§ 87= zijn tong in stelling brengt ... te laten opwellen: Hoewel dit hele boek overchristelijke welsprekendheid gaat, onderstreept <strong>Augustinus</strong>' woordkeus hierop opvallende wijze hoe passief zo'n spreker, nadat hij alle inspanningen heeftgeleverd waartoe hij in staat is, uiteindelijk toch nog is, en hoe afhankelijk vangoddelijke inspiratie. Exserat ... linguam is letterlijk 'zijn tong uitsteken', waarmeede 'spraakmachine' als het ware wordt aangezet, maar de spraakproductiezelf wordt aangeduid met het beeldende ructet 'boert op, spuit op', en metJu ndat 'stort uit', beide werkwoorden die een proces aanduiden waarover de'spreker' geen controle heeft. In het vroegchristelijk Latijn is de samengesteldevorm eructare gebruikelijk om precies de soort spraakproductie van bijv.profeten aan te duiden, die onder invloed van de Heilige Geest of anderszinsbuiten controle van de spreker plaatsvindt. In het klassiek Latijn had het woordeen wat platvloerse betekenis, die in deze christelijke gebruikswijze op deachtergrond terechtkomt. Een klassiek geschoold man als <strong>Augustinus</strong> hoordedeze ondertoon er waarschijnlijk wel in, gebruikt wel het bijbelse idioom (enblaast het zelfs meer leven in door voor het minder gebruikelijke simplex tekiezen), maar voegt wel het 'nette' klassieke synoniem Jundat toe. Vooreructare, zie Chr. Mohrmann, É tudes sur Ze Latin des Chrétiens. Tome rr: Latinchrétien et médiéval, Roma 1961, 124 v.§ 90-95: Vergelijk het thema van het voorwoord (de praefatio) op het hele werk.De mens heeft steeds een inspannings-, maar geen resultaatsverplichting.§ 91: Voor het gebruik van de tekst uit Timoteüs, zie noot op IV r Ir.§ 93: de vorming - zelfs die van leraren: Zoals in de pastorale brieven I en n Tim. enTitus, en in dit boek van <strong>Augustinus</strong> voor zover het predikanten als lezers ophet oog heeft (zie de Inleiding § 6) . Zelfs de vorming van leraren kent eenmenselijk aandeel.§ 95: geneesmiddelen: Voor de medische metaforiek, vgl. r 27 vv. n.; m 59.§ 95: weldadigheid: Zie m 38.§ 95: door of via mensen: Het (kleine) verschil is waarschijnlijk 'rechtstreeks doorde tekst van het Evangelie of via de tussenstadia van uitleggers en andereleraren'.§ 96: Voor gepastheid als criterium van welsprekendheid: Cicero, Redenaar(Orator) 123; Over de redenaar (De oratore) 1.260; 1.144.§ 96: Het citaat over de drie stijlen: Cicero, Redenaar (Orator) 101 met 'ernstig'(graviter) i.p.v. 'groots' (granditer). Vgl. Redenaar (Orator) 20 v.; in Redenaar(Orator) 69 heten de drie stijlen 'eenvoudig, gematigd en heftig' (subtile,modicum, vehemens) en ze corresponderen met de drie taken 'aannemelijkmaken, vermaken, ompraten' (probare, delectare, flectere); zie verder Over deredenaar (De oratore) 3.177; 3.199; Aan Herennius 4.8.11.<strong>Augustinus</strong> schetst een systeem waarin drie soorten onderwerpen, drie stijlenen drie taken van de redenaar corresponderen:Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK IV,96- I I4onderwerp onbelangrijk middelmatig belangrijkstijl nederig gemengd grootstaak onderwijzen vermaken omprateneffect begrip amusement gehoorzaamheidVervolgens ontkent hij dat dit systeem opgaat in de context van het christendom,omdat ieder onderwerp daar belangrijk is. De enige correspondentie isdus die tussen taken en stijlen (Iv ro4). (In wezen ligt daarop ook in de klassiekeretorica in het algemeen de nadruk.) Het vierde drieledige element, naastonderwerp, stijl en taak, is het effect dat de spreker in de toehoorder teweegbrengt:begrip, amusement en gehoorzaamheid. Vanaf iv I45 zal <strong>Augustinus</strong>expliciet ontkennen dat die effecten een één-op-één correspondentie met destijlen vertonen. Integendeel, ze moeten steeds alle drie nagestreefd worden, inwelke stijl de spreker zich ook beweegt.§ 9T rechtszaken: Vgl. Cicero, Redenaar (Orator) I 02.§ 9T de spreker die wij willen beschrijven: Hoewel <strong>Augustinus</strong> claimt dat dezespreker een heel andere is dan wie Cicero op het oog heeft, is de taalkundigeuitdrukking die hij hier gebruikt typisch ciceroniaans, vgl. Cicero, Redenaar(Orator) 7; 37; 75; 85.§ ro3: uit dat koude water: Fraaie dubbele referentie. Het onderwerp van de preekwas 'een beker koud water' (cf. Matt. ro:42), de 'vlam uit het koude water'komt uit n Makkab. r:p.§ I04: Zie noot op rv 96.§ IOT De nederige stijl is geschikt voor eenvoudige vertellingen en voor redeneringen.Van beide gebruikswij zen geeft <strong>Augustinus</strong> een voorbeeld uit Paulus.§ ru: <strong>Augustinus</strong> heeft de tekst uit Timoteüs al eerder gebruikt (rv 9I) om teonderbouwen dat mensen de verplichting hebben andere mensen te onderwijzen.Hier gaat hij in op de vormgeving ervan.§ 113: Vgl. Belijdenissen (Confessiones) 8.I2.29: de tekst uit Romeinen I}:I3-I4 iswat <strong>Augustinus</strong> leest bij zijn fameuze bekering. Zie de Inleiding § 3.§ I I4: Met clausula of slotformule wordt de ritmische cadans aan het eind vaneen periode bedoelt. In het klassiek Latijn was die gebaseerd op bepaaldepatronen van lange en korte klinkers (en was dus 'metrisch'). In de 3de eeuwwordt woordaccent belangrijk naast metrische overwegingen: de clausula (diein deze vorm cursus mixlus heet) kan dan ook berusten op een voorkeur voorbepaalde patronen van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen aan heteind van een periode. In de 4de eeuw komt de praktijk op om alleen woordaccenteen rol te laten spelen (de cursus). Zie S.M. Oberhelman, 'The Historyand Development of the Cursus Mixlus in La tin Literature', Classic al Quarterly38 (I988), 228-242.Bijbelvertalingen hielden geen rekening met de leer van de clausula, en<strong>Augustinus</strong> verdedigt het ontbreken van dit element van de antieke retoricaop inhoudelijke gronden. Het is onduidelijk waarom het voorbeeld van omzettingdat hij geeft, een betere clausula zou opleveren.§ I I4: zij ... die die taal ... beheersen: <strong>Augustinus</strong> heeft gaandeweg meer greep ophet Grieks gekregen, maar het nooit grondig beheerst.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK 1V,1I9-I44233§ II9: Vergilius, Aeneis 7.507-508.§ 124: Voorbeelden van stijlverschijnselen die typisch zijn voor de gemengdestijl.§ 126: Cyprianus, Brief 63.2-4. 'Sacrament' is hier gebruikt in typologischecontext als een profetische figuur. Christus' passie is een sacrament, maar dehele Schrift kan ook een sacrament genoemd worden, voor zover zij eentypologische voorafspiegeling biedt van het lijden van Christus. In deze passagevan Cyprianus wordt de typologie uitgewerkt voor Noach en Melchisedek.De wijn in het verhaal over Noach symboliseert Christus' bloed, zijnnaaktheid correspondeert met de kruisiging en de daaraan voorafgaande geselingen bespotting. Verdergaande correspondentie is, zoals vaak in dit soortvan interpretaties, uiterst moeizaam.§ 126: de Heilige Geest ... warmeer hij de Vader sprekend invoert en tot de Zoon laatzeggen: Bij de uitleg van de psalmen gebruikte men veelvuldig het begrip van'de persoon van de spreker'. De psalmen waren gedicteerd door de HeiligeGeest, die dus uiteindelijk de auteur is, de profeet fungeert als tussenpersoon,maar de 'ik-persoon', of degene die als spreker wordt gedacht, hoeft niet steedsde Heilige Geest of de profeet te zijn. God de Vader kan, zoals hier, voorgesteldworden als de spreker die zich tot de Zoon richt - die is hier dus deaangesprokene. Zie bijv. M.-J. Rondeau, Les commentaires patristiques du psautier(m-v siècles) ( = Orientalia Christiana Analecta 219/220), Rome 1982/85, vol.n 25. Ook bij de uitleg van heidense teksten wist men in de Oudheid al dat een'ik-persoon' in de tekst niet altijd automatisch de schrijver is.§ 127: Ambrosius, De Geest (De spiritu) proloog 2-3.§ 128: Cyprianus, De kleding van maagden (De habitu virginum) 3 en 23 .§ 129: verklaarde maagden: Sommige vrouwen legden een gelofte van maagdelijkheidaf. Zij vormden een in het oog springende groepering binnen eenchristengemeen te.§ 129: Ambrosius, Maagden (De virginibus) 2.2.7-8. De maagd die hier tot voorbeeldgesteld wordt, is Maria.§ 131: Cyprianus, De kleding van maagden (De habitu virginum) 15-16.§ r 3 r: een boze voorspelling van wat komen gaat: Omdat zo iemand hel en vagevuurwacht, waarbij haar haar letterlijk in vuur en vlam zal staan.§ 132: Ambrosius, Maagden (De virginibus) r.6.28.§ 133: gesproken teksten: Preken werden vaak stenografisch vastgelegd. Daaromkunnen de exemplaren die we overhebben een goede indruk bieden van de'gesproken teksten' van de kerkvaders.§ 143 v.: De gemengde stijl heeft het effect de aandacht op de stijl zelf te richten.In eerste instantie (en in pagane toepassing) heeft hij dus geen externe relevantie,en kan een gevaarlijk, want naar ij delheid riekend, fenomeen zijn. Maar hijkan ten goede gebruikt worden als hij zich ondergeschikt maakt aan de doelstellingenvan beide andere stijlen, en tracht het effect daarvan te versterken ofte versnellen.§ 144: panegyrische ... redevoeringen: Redevoeringen werden in de Oudheid indrie hoofdcategorieën onderverdeeld. Forensische redevoeringen wordenvoor de rechtbank gehouden en gaan over juridische kwesties, symbouleu-Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


NOTEN BOEK IV,144-166 234tische redevoeringen horen in het algemeen in een politieke context en gevenpositief of negatief advies over een bepaalde handelwijze, en panegyrische ofshow-redevoeringen hebben tot doel de retorische talenten van de spreker aanhet publiek te vertonen, ze worden meestal bij openbare feestelijkheden gehoudenen dienen tot vermaak van het publiek.§ 145: Zie noot op rv 96.§ 148: In retorisch proza is het metaforisch gebruik van 'energie' (nervi), 'armen,spierkracht' (lacerti), en 'leden' (membra) niet ongewoon. Zie bijv. voor lacerti,Cicero, Brutus 64, precies in een beschrijving van Lysias' nederige stijl; nervi,Cicero, Redenaar (Orator) 62; membra zijn we al frequent tegengekomen incombinatie met periode en zinsnede.§ 148: spreker en leermeester: De Latijnse woorden vormen een woordspeling:doctor et dictor.§ 151 vv.: Idealiter is de goede spreker eerst en vooral een goed mens (zie noot opIV 3). Het is mogelijk dat iemands woorden ethisch verantwoord zijn, zonderdat dat geldt voor zijn levenswandel - dan blijft de boodschap waardevol (Iv151-152), zij het mogelijk minder overtuigend (vgl. IV 153) . Het is ook mogelijkdat een goed mens geen goed spreker is - dan moeten zijn daden voor hemspreken. Als de combinatie niet mogelijk is, is de levenswandel het belangrijkste(Iv r 59). Behalve bij de antieke gemeenplaats van de ethische lading van deretorica kan <strong>Augustinus</strong> hier aansluiten bij de algemeen gangbare opvattingdat leven en leer in overeenstemming dienen te zijn.§ I5T Het vervolg van de uitleg over wat 'niet redetwisten' inhoudt. 'Nietredetwisten' houdt in dat de waarheid boven het effect van woorden gaat.§ 164: In de laatste paragrafen van het boek herhaalt <strong>Augustinus</strong> het belang vanhet gebed. Vgl. IV 87 met de noot.§ r66: niet over mijn eigen kwaliteiten: O'Donnell (1992: vol. r xuv n. 72) wijsterop dat <strong>Augustinus</strong> hier naar Belijdenissen (Confessiones) 10-4-6 verwijst. In deBelijdenissen ging het bij uitstek over <strong>Augustinus</strong>' eigen gemoedstoestand. Hetlaatste stuk van De doctrina christiana werd pas geschreven na voltooiing van deBelijdenissen.§ r66: 'gezond', dat wil zeggen: christelijk, 'onderricht' : <strong>Augustinus</strong> interpreteert hetcitaat uit Titus zodanig, dat de titel van het hele werk, De doctrina christiana, inde slotwoorden weerspiegeld wordt.Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


Index van bijbelplaatsenOude TestamentGenesis (Gen.)r:r4r:26-272:S-92:92:153:1-24S:r r9:21-23!0:2010:3 I10:32-1 I: II I: I -9IIA-9!2:714: rS-19r6:32I:IO22:!325:!25:25 (26)25:342S:rr3T I-3642:! vv.Exodus (Ex.)3:143 :2!-22rr:2!2:22!2:3 5-36!2:4015:23-25rS:14-2424: ISrr SrI 39IIl I23IIl 124IIl I24r 29 n.U 6IIV I26III I26III I26Ili I26uSIII I2SIV roSIV I26IIl 47III IOII4IIl 47u 83III 45I4IV 57IV 57I 75Inl. § ro; n 144; 144 n.u 144; I44 n.II 149Inl. § ro; n I44; 144 n.; 151IV 108I4Voorw. ISII 62; 64Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INDEX VAN BIJBELPLAATSEN 236Leviticus (Lev.)I9:I8I 42; 58; II I8Numeri (Num.)II:4 IV I 27IJ :I9 li 46Deuteronomium (Deut.)6:s I 42; 57; li 64; III 27IJ:2-3 li 8825:4 li 3 3Richteren (Richt.)6:I I-2! IV I271 Koningen (I Samuel)(I Kon. (1 Sam.))28:II-I9 IJ 88n Koningen (n Samuel)(n Kon. (n Sam.))s:IJ Ili 47I2:I-I4 lil 7012:15-23 lil 68r6:22 Ili 68r8:s Ili 68r8:33 Ill 68m Koningen (I Koningen)(m Kon. (r Kon.))!0:14-29 II I 5 III: 1-4 Ili 72I9:8 11 62; 64n Kronieken (n Kron.)I:7-I2 lil 72Psalmen (Ps.)!:4 III 1325:!3 (5:12) lil 83Io:6 (rr:5) 146IJ:Jli 4II5:2 (r6:2) 174IS:4 (r6A) IV 6526:I3 (2T I3) lil II 5p:2 (33:2) 11 66Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INDEX VAN BIJBELPLAATSEN 23733:2 (34:2) III 12034:2 (35:2) III 8334:14 (3 s: 14) I 7234: I 8 (3 s;I 8) IV 8443 :22 (44:23) IV 12150:9 (5!:9) !I 6!50:9-10 (51:9-10) 11 15074:9 (75:9) rn 8o; Sr91:4 (92:4) 11 66IV 146109:3-4 (1 10:3-4) IV 126II0:10 (III:10) n 16; 23II8:164 (I I9:I64)III I2013I:18 (132:18) 11 47138:I5 (139:I5) III I4142:Io (I43:1o) IV 9492:5 (93:5)Spreuken (Spr.)1:7 n I6; 231:I6 11 4I2:6 lil I 348:22 1 8I9:IO 11 I6; 239:17 m 8o25:21-22 m 56Prediker (Pred.)):5 III 62HoogliedI:4 (r :5) lil 10I4:2ll IIJesaja Qes.)T9 11 39; 4010:22 lil I I2II:2!I I6-23 11.14:12 IIl iJ242: 16-I7 lil I0258:7 11 3759:7 11 416r:Io lil 99Jeremia Qer.)r:roS:30-3 IIll 4IIV 8ICopyright Augustijns Instituut Eindhoven


INDEX VAN BIJBELPLAATSEN 238IT 5 I 4023:29 IV 822J:JOIV I6025:IIIII I2I29: 10 III I2IEzechiël (Ezech.)J6: I7-I9 IIl I IOJ6:2J-29lil II I]6:26 lil I I2Hosea (Hos.)1:2-3 lil 44Amos6:I-6 IV 49-57T I4-I5 IV 48Tobit (Tob.)4: I6 lil 528:7-9 lil 62EsterJ4:IJ IV 16411 Makkabeeën (n Makkab).1:32 IV IOJ; IOJ n.Wijsheid (Wijsh.)4:J Il 416:26 IV 2JT IJVoorw. IIT I6IV 88; I65II 8 IIJ:9Wijsheid van Jezus Sirach(Ecclesiasticus)I:I6 n I6; 23T27 III 5812:4 lil 573T2IIV I5I3T2Jn rr8Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INDEX VAN BIJBELPLAATSEN239Nieuwe TestamentHet Evangelie van Matteüs (Matt.)3:I24:24:23-255:65:225:365:446:8T I2T I39:20-22ro:I6IO:I9-20I0:4211:28-30I2:9-I412:3412:40IJ:3IJ:I2I3:3913:47-48l4:I7-2I15:34-38r6:616: I Ir6:19I T I-2I T I-417:1-8I9:I221:92I:I522:3722:37-4022:37-3922:3922:39-4023:223:324:50-5125:26-2725:4I25:46lil I3 I!I 62; 64I 27 vv. n.!I 20!I 34IV 13 II 69IV 90m 52n 6oII 7Il 59; III 80IV 89IV I03; 103 n.Il 148IIl 23IV 162IIl II9III 88I2Voorw. I I n.III 101I 2I 2lil 78III 78I 35IIl 117n 65 n.II 65m 58II 34Il 34I 42; 57; Il 64I 67n 18I 42; 58I 57IV 152IV 152; 162III 102Voorw. 17III 131138Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INDEX VAN BIJBELPLAATSEN 24026:6-I3 IIl 4326:26-28 II 7Het Evangelie van Marcus (Me.)3:I-6 UI 23II 79:2-3 III II79:2-8 u 65II:9-IOI4:3-9 lli 43I4:22-24 II 75:25-34Il 34Het Evangelie van Lucas (Luc.)3 :I7 lil I3Iu ro66:6-I I I1I 23T36-5o Ili 438:43-48 Il 79:28-29 lil I I7I0:25 vv. r 67 n.I0:27 I 42; 57; Il 6410:29 I 6710:30-37 I 6710:37 I 6812:49 IV I27I3:2I rul. § 5; lil 78r s :I6 lil 27r6:IO IV 99IT29-32 lil 12922:19-20 II 724:42-43 lli 453:23Het Evangelie van Johannes Qoh.)I:I-2 III 5I :3 r Sr; u ro6; 150I:IO I 25; 25 n.I :14I 26; SrI:46 III I 32:20 Il 672:20-21 Il 1055:29 1386:s r UI 8o6:53UI 5 5T38III 8 IVoorw. 179:7 li 578:44Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INDEX VAN BIJBELPLAATSEN241IO:I8I2: I-8I2:J-8I2: IJ12:25IJ:J4I4:6I4:6-I rI 5: II5:I2I5:I72I:6-IIHandelingen der apostelen (Hand.)2: l-Il2:1 vv.4:J2-J 5T228:27-J 59:J-I8IOI6:I6-r8Brief van Paulus aan de Romeinen(Rom.)1:20I:2I-2J2:52:5-9J:155:J-55:88:28-J98:JJ-J48:J49:59:279:JOI I:I4II:J6I2:I12:2I2:J12AI2:6-I6I2:I6I JIlll 4Jll 7n J4lll 57140Voorw. 17; 1 23; 82I 8JIV I26I 40140n 65Voorw. ron 65lil 24li q6Voorw. 14Voorw. 12Voorw. 12II 8819li 72lil IJOlll J9n 41IV J 1-33I 7JIV I2Ilil I!lil I2n ro8lll I I2lil IJli J 8I IOIV III1 25; 25 n.III 104I JJIV II2IV I IJCopyright Augustijns Instituut Eindhoven


INDEX VAN BIJBELPLAATSENI2:20IJ:6-7IJ:8I J:g-IoIJ:IOIJ:I2-I4IJ:IJEerste brief van Paulus aan deKorintiërs (I Kor.)r:IoI: I 3I :171:211:25I:3JJ:7J:I6-I7J :174=75:75:7-86:I-9T2T3IT 34T378: I8:I-2g:g!0:410:12ro:r8ro: 19-20r r: 19I 1:23!2:7131):8IJ:IOIJ:I2I J: 13IS:I2I 5: IJ15:14I 5 : 3 Ilii 56IV liJIV liJI 70I 84; IV I57IV liJ; II3 n.Inl. § 3IV 160I78IV 155I 24; 25I2J; II48IV 165I 78; IV 9JIII 24; 53Voorw. I3Voorw. 17u 148IV IJ IIV IOOm 6rI9III 9m ssu 148I 86u 3 JIV !27lil 75III I JOu 89Ili !04Voorw. III J2I 90 11.I 93I 94I 66; U 22; lil 88I go; 94U li9; li9 V. 11.; 122II I I9; 122U I 19lil I 8Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INDEX VAN BIJBELPLAATSEN24315=49r5:5o15=53Tweede briefvan Paulus aan deKorintiërs (n Kor.)3:2-33:65:65:6-75=75:I66:2-IO6: IIT I-28:2!I0:5IO:IOI I :3I I:6II:I6-30I 1:3 II2:2-4Brief van Paulus aan de Galaten (Gal.)I:I23:I5-r83:I63: !9-203:2I-223:23-253:294:!0-204:2I-264:244:305:I75:2!5:24Brief van Paulus aan de Efeziërs (Ef.)!:22-23I:233: I7-I83:I94:15IV 128I 36136III II2III 2019n 22I 89; Il 401 8IIV 120IV !20III 9IV 155[[ I47IV 47lil 8oIV 46IV 34-42IV 43Voorw. IIIV 95rv roSlll II3IV 109IV 109lil 22lii 98IV 123IV 107lil 88lll IOII 5I; 51 n.; 52lll 15lil 40lil I3II 33Il I49Il 150Il 59Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INDEX VAN BIJBELPLAATSEN2444:22 en 24s:23-32):27s:296:r66:23Brief van Paulus aan de Filippenzen(Fil.)I :18I:22-24I:292:21J:I3-I4]:20Brief van Paulus aan de Kolossenzen(Kol.)3 :9-IOEerste brief van Paulus aan deTessalonicenzen (I Tess.)37s:sEerste brief van Paulus aan Timoteüs(I Tim.)I :s274:I I4:I25: Is:I-2s:I7s: I86:I7Tweede brief van Paulus aanTimoteüs (n Tim.)I:9-IOI: I 32:I42:I 52:I83:I44:2n 6oI 33I 33; lil IISI 48; S3; 53 n.lil 83lil 104IV ISIIII 6m rosIV ISII 82!I 22n 6olil I7III 83I 58; 84; 88; 95; fV 157IV 46IV 91IV I54IV 91IV IIIIV 164!I 3 3IV I29lil IJ 5IV 91IV 156IV 91I 45IV 94IV 9ICopyright Augustijns Instituut Eindhoven


INDEX VAN BIJBELPLAATSEN245Brief van Paulus aan Titus (Titus)I:9I:ró2:1-22:rs-3:IJ:sInl. § 7; IV 92; I5Ó; IÓÓIV IÓIIV 92IV 92m II2Brief van Paulus aan Filemon (Filem.)I 79; 79 n.Brief van Paulus aan de Hebreeën(Hebr.)II:IJ-IÓBriefvanJakobus Gak.)I:I74:6Eerste brief van Petrus (I Petr.)3:17s :8Eerste brief van Johannes (1 Joh.)2:18Openbaring van Johannes (Openb.)1:20s :sT417:1519:1021:122:8-9I 8; 8 n.I 74Ili 75I 87lil 79III I JOlil 94lii 79III 121lil 8 I!78III IIÓ!78Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


Index van namenAbraham I 4; l1 sS; Ili 4S; 98; IV 3 s; 39;I07; roS; I26Adam II s s; l1I 62Adeodatus Inl. § I; 3; 4Aeschylus rv so n.Africa Inl. § I; 4; rv 6s n.Afrikaans rv 6sAgamemnon IV so n.Ambrosius Inl. § 3; 10; u 42 n.; I07; 107V. n.; IV 127; I27 n.; I29; I29 n.; IJ2;132 n.Amos Inl. § ro; u 28; rv 49 n.Antonius Voorw. S; S n.Apollo n 68; 69Arabië rv 107Arianen m s n.Aristeas n ss n.Aristoteles Inl. § II; n 8 n.; nr S8 n.Assyrië nr I07Athanasius Voorw. S n.Augustus n 8o<strong>Augustinus</strong> Inl. en noten passimBabel rr 8 n.Babylon rn 107; 132Caesarea Inl. § S; rv I 3 9Carthago Inl. § I; 4; n 97Cassandra IV so n.Catilina m 49 n.Cato Inl. § !2; n 77; rv 3 n.Cedar lil ro rCham m 126Charybdis m 64 n.Christus passimCicero Inl. § 2; 8; IO; !2; r 6I vv. n.; n146 n.; m 49 n.; IV 7 n.; I8 n.; 26 n.;6o n.; 64 n.; 96 n.; 97 n.; I48 n.Cornelius Voorw. !2; I4 n.Crassus IV 6o n.Cyprianus Inl. § ro; n 146; r 46 n.; IV 84;S4 n.; I2S v.; I26 n.; !28; !28 n.; I30v.; IJI n.Daniël n 28David Il 27; lil 68 vv.; IV 49; ss; s6Diocletianus Inl. § 4Diogenes Laërtius n I43 n.Dionysius Thrax m I9 n.Doeeten IJ 67 n.Donatisten Inl. § 4; m 92; 97; IV 92 n.Donatus (gramm.) m 12 n.Donatus (bisschop) Inl. § 4Efeziërs n 29Egypte IJ roS; 141; 144; 146; 147; 148;rso; 151; m 107Egyptenaren Inl. § roElia n 62; 6s; 6s n.Erasmus Inl. § I 3Esau rr 8 3; 86; III 4SEster rr 27; rv 164Eusebius n 141; 141 n.Eva I 29 n.; II sS; lil 62; 8oEzechië] n 28; III IIOEzra n 27; 27 n.Farao n 148Farizeeërs rrr 78Filemon I 79; n 29Filippenzen n 29Galaten n 29; m 40 n.; rv I22Gat der Filistijnen rv 49; sI; 52Gideon rv 127Grieken lil 39; 88; rv 36Grieks Inl. § I; n 34; 36; 41 vv.; 48; m17; IV II4; II4 n.Habakuk n 28Hagar rv 107Haggaï n 28Harnat rv 49; s r; S2Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INDEX VAN NAMEN247Hebreeën n 29Hebreeuws II 34; 141; lil IS n.; IV 4SHerinnering (Memoria) n 6SHesioclus n 69Hieronymus Inl. § ro; m rS n.; rv 4S;II6Hilarins n 146; I46 n.Hippo Inl. § 4Homerus Inl. § r r; m 64.n.Horatius lil 5 S n.Hosea n 2S; lil 44Isidorus lil 26 n.Ismaël lil r o rIsocrates Inl. § 12Israël I! 144; lil JI; IIO; II2; IIJ; II4;liS; IV 49; SIIsraëlieten lil 29; IV 3 S; 39Itala Inl. § ro; I 72 n.; 11 S3; S3 n.Italië Inl. § r; u 136; I36 n.Ithaca m 64 n.Jakob I 4; n 83; S6Jakobus n 29Jeremia n 2S; 107 v. n.; roS; m 41; 121;IV Sr; r6oJericho I 67; !I sSJeruzalem I 67; n sS; ISI; III 23; 107; IV107Jesaja Voorw. I4; 11 16-23 n.; 2S; 37; 39;lil I 32Jezus Sirach 11 27Job 11 27Joden Inl. § 2; ro; 11 39; ss; ros; roS; III22; 22 vv. n.; 23; 29 n.; 39; IV 34; 3S;39; 40; SrJoël 11 2SJohannes 11 29; m 94Jona n 2SJordaan n sSJozefiv 49; S7; sSJozua u 26J udaea lil 107Judas n 29Judit n 27Julius Caesar n 79; So; So n.Juppiter n 68; 6S-70 n .; 69Kalne rv 49; SI; S2Kolossenzen 11 29Korintiërs n 29; lil 9; rS; rv 34; 120Lactantius Inl. § ro; n 146; 146 n.; m 23n.Libanon n sSLot m 129Lucas II 29; m 7S n.Lucifer u 79; 79 n.; III I 3 2; IV I 26Lucretius lil 23 n.Lysias IV 14S n.Makkabeeën n 27Maleachi 11 2SManicheërs Inl. § 2; 3; 4Marcus 11 29Maria r 29 n.; rv 129 n.Marius Victorinus Inl. § 3Mars n 79Matteüs u 29Mauretanië IV 139Melchisedek IV 126; 126 n.Memoria 11 6S-7o n.Mercurius n 72Micha u 2SMilaan Inl. § rMonica Inl. § r; 2; 3Mozes Voorw. rs; I 4; II 26; sS; 62; 6s;6S n.; 146; IV I S2Muzen 11 6S; 6S-70 n.; 69Nahum 11 28Natanaël lil 13Nazareth lil r 3Nehemia n 27 n.Neoplatonisme Inl. § 3Neptunus m 26; 27; 2S n.Noach m 126; rv 126; 126 n.Obadja n 2SOdysseus m 64 n.Optatus n I46; 146 n.Orpheus Inl. § r IOstia Inl. § 3Pascha n 14S; IV 131Patricius Inl. § IPaulus passimPelagianen Inl. § 4; m 103Pelagius Inl. § 4; m 103 v. n.; 105 n.Petrus Voorw. 12; 11 29Copyright Augustijns Instituut Eindhoven


INDEX VAN NAMENPhilippus Voorw. I4Plato Inl. § 3; II; I 42 n.; rr 16-23 n.;I07; I07 V. n.; I08Platonisten rr I44Plotirrus Inl. § 3; I 8 n.Porphyrius Inl. § 3Psalterium Romanurn I 72 n.Ptolemaeus n ss; ss n.Pythagoras rr 108; 108 n.Quintilianus n 44 n.; 4S n.; III 12 n.;88 n.Rome Inl. § IRomeinen n 29; rn 40 n.; 49; IV 12IRuth n 26Salem IV 126Salomo n 27; ISI; m 72; I01; 108Samaria IV 49; sI; S2Samuel n 88Saul I! 88Scylla m 64 n.Sefanja n 28Sem m I26Septuaginta Inl. § Io; 11 S3 vv.; m r s n.;IV 48Servius m 23 n.Siloam n s7; S7 n.Sinaï u sS; IV 107Sion I! sS; IV 49; sr; S2Socrates I 87 n.Sodom m I29Stoa n 8 n.; I43 n.; lil I2 n.Symmachus Inl. § ISyrisch n 14ITerentius lil 12 n.Tertullianus Inl. § IOTessalonicenzen n 29; m I7; I7 n.Thagaste Inl. § ITimoteüs u 29; m IIS; rv 90; 91; 9I n.;93 n.; 94; I1I n.; I54; I56Titus u 29; IV 90; 92; 93 n.; I66 n.Tobias n 27; m 62Tyconius Inl. § s; ro; 11; m 78 n.;92-133; 92 n.; 9S n.; I06 n.; 131 n.;133 n.Tyrus m 107V arro u 68; 68 n.; 68-70 n.; 71Venus n 79; 79 n.; 8o; So n.Vergilius Inl. § II; 11 136; 136 n.;lil 23 11 .; 27 n.; IV II9 11.Vulgaat I 72 n.Victorinus I! 146; I46 n.Zacharia n 28Copyright Augustijns Instituut Eindhoven

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!