13.07.2015 Views

geschiedenis

geschiedenis

geschiedenis

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

1ÈÏTERKÜNDIGË(G E S C H I E D E N I SpxxS Y S T E M A T I S C H EGODGELEERDHEID,


BEKNOPTELETTERKUNDIGEGESCHIEDENISDERSIJSTEMATISCHE® D ID Q s i is s & 2) ia is an> *DOORA. Y P E IJ,Hoogleeraar te Groningen.DERDEDEEL.TE GRONINGEN, BIJJ- o o n E E N s,


VOORBERICHT.Ziet daar, geachte Leezers! na veel toevenshet derde deel der Beknopte Letterkundige Gefchiedenisder Syfteraatifche Godgeleerdheid,V welk volgens belofte, in het Voorberichtvanhet tweede deel gedaan , in zich behelst eenHiflorisch ver/lag van de Syfiematifche Godgeleerdheidder Mijftieken , Mennonieten , Sociniaanen,Remonftrantenen Roomschgezindenvan'de zeventiende eeuw met aanwijzing vanden voordeeligen en nadeeligen invloed, dien dezelvegehad heeft op de godgeleerdheid,en dedenkwijze des volks, onder de LutherfchenHervormden.Hier mede verzoek ik «, dat gijdit


VOORBERICHT.dit werk voor kompleet en voltooid gelieft tewillen houden.Volgens mijn gemaakt plan inde Inleidingvoor het eerjle deel is wel het "zevendeof Inatfe tijdperk der SijftematifcheGod'geleerdheid ter bearbeiding nog overig, dan?daar ik, gelijk u bekend is, het ondernemenheb, eene gefchiedenis van de Kristlijke Kerkin de achtiende eeuw te fchrijven, waar vanhet eerflen deels eerfïe ftuk bij den UtrechtfehenBoekhandelaar rr. FAN IJZERTFORST reedsis liitgegeeven, en waar van het tweede ftukdfens deels binnen kort, zo ik. hoop, zal wordenuïtgegeeven, heb ik het voegzaamer geoordeeld,de Letterkundige Gefchiedenis der SyftematifcheGodgeleerdheid van dat tijdperkin degenoemde Kerkgefchudenis van de achttiendeeeuw inteweeven. Het gemelde tijdperk tochmoet? volgens mijn bejlek, loopen van het beginder achttiende eeuw to't op dentegenwoordïgentijd'.


V O O R B E R I C H T .Üjd. Gij begrijpt ligt lijk, dat ik deeze keuzegedaan heb, om dat ik anders eeneletterkundigsgefchiedenis der SijjfematifcheGodgeleerdheidvan de achttiende eeuw voor twee onder»fcheiden werken zoude moeten voorneemen tevervaardigen. Ik twijfel dus niet, of gij zultmijne fchikking billijken. En in de verwach*ting daar van beveel ik dit werk aan uw genegenoordeel met toewenschvanGods zegen.DeSchrijver.Gefchreeven te Ethen inhet land van flensdenden 15 van Sprokkelmaand1798.


LÊTTËRKUNDIGËGESCHIEDENISVAN DES Y S T E M A T I S C H EG O D G E L E E R D H E I DD£R5MIJSÏIEKEN, MENNONIETEN*, SO'CINIAANEN, REMONSTRANTEN,,E N ROOMSCHGEZINDEN INDE' ZE V ENTIEN.BE EEUW»CXX1X»De zesde afdeeling van die werk, wel- XVILke volgens het gemaakt beftek, een historisch verflag moet behelzen van denGodgeleerden arbeid der Syltemafchrijverenin de zeventiende eeuw >, levert ©ns eenezo ruime ftof op, dat, daar het tweededeel er reeds van vol gefchreeven is, erhet derde deel ook nog mede gevuld kanworden» Na dat wij in het tweede deeleen gefchiedkundig bericht hebben gegecven van de Syftematifche Godgeleerdheidder Lutherfchen en der Hervormden, vorderttoch ons oogmerk, zo wel als débegeerte van onze leezers, dat wij ookOnze gefchiedkundige aanmerkingen maakenover de Godgeleerdheid van eenigsandere Godsdienstfekten, eri ovcnclë ThiaologifcheSyftemas, welken zij der geleer"*de wereld bezorgd hebben. En» diaf111. DEEL- A dêê»EKUVV'»


a Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIT. deeze Godsdienstfekten, elk in 'c be-EEUW. zonder, aanleiding hebben gegeeven rotdeeze en gene nieuwe ontwikkelingen inde Syltemns der Lutherfchen en Hervormden, en dezelven mede zeer veel invloedsgehad hebben op de denkwijzedes volks, ten aanzien van het Syftematifcheder Godgeleerdheid, onder de Lutherfchenen Hervormden , zal het nietonriicnfhg zijn, dat tevens bij de Hukkenaangetoond wordt, hoe dit gefchied, enhoedaanig die invloed geweest is. —De Godsdienstfekten, wier TheologifcheSyftemas wij beoordeelen moeten,zijn, blijkens het opfchrift van dit deel,de Mijstieken, Mennonieten, Sociniaanen,Remonftr anten en de Roomschgezinden.De Mijstieken hebben wij reedsin de gefchiedenis van vroeger eeuweneenigszins doen bekend worden; opzet- -lijk hebben wij hunne Godgeleerde Schriftenniet gadegeflaagen, om dat ons toennog te eng beperkt plan zulks niet toeliet:dan, daar ons plan, onder het bearbeidendeezer afdeeling, merklijk is uirgezet(*),dienen wij ook nu hij deeze Sekte wel bepaaldte blijven flilfrann , en haar nader teleeren kennen. De Mennonieten en Sociniaancnwaren ook wel in de voorige zestiendeeeuw al aanweezig: doch van deezen(_*") Ds reden, waarom ik, onder *t bearbei»den deezer afdeèfcngi mijn plan geheel veranderdlub. ïie men in 't Yvurbcr. voor 't tweedeDeel , bl. 13.


der Syflemdtifche Godgeleerdheid*. %zen beginnen wij inzonderheid chands eerst XVILte gewaagen*» om dat zij eigenlijk in ditEEuW*djdpe.k met hunnen Syftematifchen arbeideenig vertoon hebben gemaakt. En watde Remon/tranten aangaat, deezen zijn*gelijk men weec, in de zeventiende eeuwuit de Hervormde Kerk eerst opgedaan.Wij plaarzen ze daarom ook in rang terftoudachter de Mennonieten en Soclniaanen.De Mïjstieken zijn voorzeker déoudften. Hier op laaten wij voort deMennonieten volgen, als zijnde van eerderoorfprong, dan de Socinid.mén. —»De Roo>msckgezlnden eindelijkzjjn ook weteene ouder geloofsgezindte, dan de twee"laatstgenoemden , maar worden hier vailons achter aan geplaatst, omdat zij eenetlop zich zeiven ftaanden aanhang uitmaa*ken, met welken di andere gezindeen geehegérneenfdhap hebben , en ook om dat diégemelde gezindten, zo wel als de Luther*fcheh en Hervormden, allen, uitgezonderdeenige weinige Mijstieken, uit dcrzelvettKerkgenootfehap voorheen uitgegaan zijnecxxx.Wij moeten dus beginnen met dc Mijstieken.— Deeze lieden waaren in deriWaan» dat flllte, afgetrokkenheid, rusten eenzaamheid, de eenigfté middèleüWaaren , om de waarheid inwendig tédoen werken , zo als dezelve hun wasingefchaapen , en hen daar door te verlichtenen te verbeteren. 2ij wuarerlA aVöef*


4 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVI f. voorftandefs van een lijdlijk Kristendom,EEUWocn beweerden uit dien hoofde, dat allepoogingen, om zich, door afgetrokkenvoorftellcn, en diepzinnige befpiege»lingen , fteeds onderfcheiden denkbeeldenvan de waarheid te vormen, overbodigniet alleen, maar zelfs nadeelig waa»ren (*)• Hunnen oorfprong is uit deoudheid onmooglijk, altoos voor ons onfnoogliik,op te delven (f). Men vindtreeds fpoor&n van hunne leer bij de oudeBramannen, die de Indiaanen leerden,dat de diepüe ongevoeligheid van denGeest, de rust van alle dcszelfs vermoogens,en de geftadige opfchorting van deWerking der zmtuigen het geluk van denmensch voltooiden, en hem gelijkmaaktenaan den God FOE (§). Zo veelechter weeten wij, dat de Platonifchewijsgeerte, onder de Kristenen ingevoerdzijnde, den gfondfrag der Mijstieke Godgeleerdheidin de Kristen Kerk gelegdheeft. PLATO leerde, dat het keventan alle wijze mannen ecne geduurigepooging moest zijn, om wel te iterven,of 't gene 'c zelfde was, den onfterfiijkengeest "van het ligchaam los te maaken.Def*) Verg. Tiet I. D. van dit werk, H. 61.(+) Iemand, over de oudkeid der Mijfliekerfj}£ts 'begeerende te lee&en , zal zijnen weeilustkunnen voldoen met bet fchoon gefchreevenwerk van Z I M M E R M A N , getijteld , de Ren-Xtamhcii.%) Zie IOÜSTA», Gefchiedenis van alléVolkan , VIII. */. 360.


der. Systetnatifche Godgeleerdheid.


$ Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVïï.leer al van ords het ftelfel derzelve deMijstieke Godgeleerdheid, en zich zeivenMystieken genoemd hebben ; waar toezij ook meer of min recht hadden. DeKristlijke Zedeleer toch , of liever datverheven deel derzelve, 't welk alleen degemoedlijke en daadlijke werkzaamheidin den Godsdienst bevordert, mag in zekerenzin wel genoemd worden eeneMijstieke,dat is, verborgen, Godsdienstleery[iMv?«* A*7f««]• PAULUS noemt in zijnenbrief aan de KOLOSSERS het leeveneens Kristens een bij God verborgen lee--yen (*). — Dit hebben ook anderenreeds voor lang begreepen VOETIUS,bij voorbeeld, noemde daarom ook dePraktiek des Kristendoms heel wel ThevlogiaMysiica (f), Doqh ook evendaar-Godg. IV. U. 431 en 432. *t Gene wij hier bavenuit de wijsgeerte van PLATO hebben opgegeeven,rust eeoiglijk op het gezag van anderen.FLAÏO had zijne vvaare gevoelens aanweinige beproefde leerlingen toevertrouwd, endus is er eene onvermoeide beleezonheid en,ceue rijpe oordeelkunde noodig, om zijne denkbeelden,hier en daar verftrooid, tot zeker geheelie brengen. Onlangs 1792—1795 beeft TENji E M A K in 't licht gegeeven te L t 1 P Z I fchrijft p A u t u s aan de Kris-«enen te KOL os SE, *f*{«*l«Si ril Ifi Xjwf s» 12,lio'osf. Ui: 3.(+) In zijne Proeve van de kracht der God'


derSystematifche Godgeleerdheid. fdaarom hebben verftandigc Kristenen de XVIT.zogenoemde Mijsti-ke Godgeleerdheid, EK UW.waarvan wij eeniglijk gewaa^en zuilen,liever willen heeten 1 heologia Myfticacorrupta, de bedorven jV/ijstieke Godgeleerdheid,gelijk dus ook de voorllandersderzelve doorgaands bedorven Mijstiekettgeheeten worden ( * ). — De zuivereMijstieke Godgeleerdheid is eene uic dehei-(*) Zij worden anders ook wel genoemd £«-thufiaflen , dat is , Geestdrijvers , en Fanatisten , datis, Dvjeepcrs; — onder beide deeze naamen ko»men ze "^dikwerf vo»r in de Sijftenias van deProteftantfchc Godgeleerden. — Doch thandsmaakt men een groot onderfcheid tusfehen een*Entbufiast en een' Fa/iatist. Een' Enthufiastnoemt men iemand, die eenige meerendeels kiaareverftandsbefluiten , er, waarlieidsbegrippenin bet ïchoon i'chijnend kleed zijner invallendegedagtcn optooit, en deeze beelden voor denaakte waarheid aanziende, dezelven op zijntooneel werken laat. En een Fanatist is iemand,die eenige ongerijmde fantazijen, welken hemals wezenlijkheden en waarheden voorkomen,voor Godlijke openbaaringen en inblaazingen uitvent.— Een Entbufiast kan dus een heerlijkwerktuig zijn in de hand der Godlijke Voorzienigheid,en veel goeds (lichten, daar een Fana.tist zich zeiyen en anderen bedriegende, eenfchadelijk en gevaarlijk, mensch is! — Zo ookomtrent wordt het ond*rfcheid tusfehen een'f,ntbufiait en een' Fanatist voorgcfteld door denSchrijver van THEOBALD, of de JJvjeeper, bl 4en 5. en door Z I M M E R M A B in zijn leezenswaardigwerk, de Eenzaamheid, II. D. bi. 41 er (volgg Volgens deeze onderi'cheiding past dcrhalvende naam van Enthufiast of Geestdrijver eigenlijkniet op de Mijjlieken, daar in tegendeelde naam van Fanatist of Dweeper hun ia vollennadruk kan gegecvea worden.A 4


8 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. heilige Schrift ontleende Godzaligheidsleer,daar de bedorven Mijstieke Godge-.leerdheid~uit de dweepachtige leerstellingenvan PLATO gehaald, en wijders,met 't gene in den Bijbel geleerd wordt,zeer wanvoeglijk is aangevuld. De Mijs->deken, welken ons thands onledig houden,zijn dierhalve bedorven Miptieken-,Dit flag van lieden heeft zich in alletijden, zints de derde eeuw, onder de.Kristenen laaten zien, en. veel opfpraakverwekt, Zij bloeiden zeer in de negendeeeuw. JOHANNES ERIGENA vertaaldetoen op nieuw in 't Latyn dewerken van eenen onbekenden GriekfchenD weeper, die in de derde , ofvierde eeuw der Kristcnheid waaren in,de band geflopt, als o.crfpronglijke gefchriftenvan den Godzaligen DIONIJSIUS,den Areopagieter, een'' leerling van denApostel PAULUS (*) ; waar door de,-Godgeleerdheid en ook de wijsbegeerte-al-(*) Zie Kant. XVII, 54. — Deeze werken,van den gewaanden DIONIJSIUS, den Areopagieterzijn allen in't Griekscli en Latijn uitgegcevente Antwerpen 1634 met aantekeningen var}M A X I M U S M A R T Y R en omfchrijvingen vaacuoRCius.PACHEMiF. R , in twee deelen.Het eerde deel bevat drie ftukken, De calestf.tJiera; chia i De Ecclefiafïica Hhrarchia, en Dtdivinis nominibus. Het tweede deel behelst ecaftuk, gwijteld , Mjflica Tbeolngi.a, en tien brie.ven aan onderfchciden lieden gefchreeven. Ovc£deeze Stipiicq Theologia zie men 1 u o M A S I U *,$che


'der Syflematifche Godgeleerdheid. 9allengs nog meer en meer bedorven werd. xvrr-Van dien tijd af werd de aanhang der EEUW.Mystieken in de Kristen Kerk zo grooten aanzienlijk, dat veele verfhmdige leeraarsredenen te over hadden, om zich ovetderzelven nadeeligen invloed op den Godsdienstin heftige klagten uittelaaten. DeScholaÜieken vonden, al teritond na hunneopkomst, in de twaalfde eeuw, aandezelven eene magtige wederpartij', dieallengs meer te duchten werd, naargelanghet aanzienlijk gezag van BERNARDUS^Abt van KL AI R-V AL, van tijd tot tijd toenam, die mede een groot voorltanderder Mijstieken was. In de dertiendeeeuw hadden de Mijstieken hec volk °-eheelop hunne zijde. De Scholailiekcnde!fd:n het onderfpit, en waaren nietzelden genoodzaakt, de leer van den ge-Waanden DioNYsius, der MijstiekenGodfpraak, tegen hunnen zin, in hunneSchoolfche Godgeleerdheid in te weeven,wilden zij niet alle hunne achtingkwijt raaken. Ook hebben de Scholaftiekendiens tijds, zo als AEBERT, deGroote, THOMAS VAN AQUINO, enJOHAN BONAVENTURA de MijstiekeGodgeleerdheid opzetlijk in afzonderlijkefchriften behandeld; zo dat men henook onder de Mijstieken tevens rangfchikkenmag. Van BONAVENTURAten minften zal dit onder in eene nootonwcdcrfpreeklijk blijken kunnen'(").In-{*) BONAVENTURA was een der besteA $Sck».


10 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. Tn de veertiende eeuw werd de Mijstiekerijgrootliiks bevorderd, maar tevensEEUW.mcrldiik gezuiverd, door cenige mannenvan uitgebreide kunde en ongeveinsdeGodsvrucht, die ter hervorming van 'sHeilands Kerk de beste oogmerkenaanden dag legden. Zodaanigen waarenT AU-Scholajiieken zijns tijds, en trachtte door zijnefchriften zo wel het hart van zijne tijdgenooteate verbeteren , als hun verftand te verlichten. Hijwas een waar Kristen , die God vreesde. ZijneGodsvrucht blonk derwijze uu, dat zijn meester,A L E X A K D E K HAi-Es, eens zeer onvoeglijkzeide ; ADAM heeft viel in alle menfehen gezondigd, nrnar broeder E O N A V E N T H R A fchijntdï.ir van toch uitgeflooten te moeten -worden.(vide oiEiE.il Al>ac. Patr. art. B O N A Ï . )uit hoofde van zijn teder leevcn voor God washij met de Mijjlichcn van zijn* tijd zeer ingenomen,en zelfs een voortplanter van hunne leer.Onder anderen is van hem gefchreevcn een werk,petijtcld, Stimulus divini amoris, Libr.i Tres.Van dit werk bezit ik eene oude overzetting,die te LSÏJDE» gedrukt is 1511 bij ecnen J A KSE VER-S. De tifiel van deeze Nccrduitfchtoverzetting is : Dit boeck is ghcheten in den LatyneSliWI/tl/i di-.-iui IT det ghemacct heuetdyi fit]lift deStrr it» mir.rebritederen finte-BOKAVtsTr» X , t mtUt if gttranslateci t ofDverrheftt wttn Lntyxt in deyifche en is ght'corrtatert dar JSrttder L U C A S V A » DER H E IJvan dmtn i$ den meiifchen feerfrtfltelle ter fitien. — Om dm Slijflieken Geestvan tosAViKTUI» eeni^ermaate te leerenkennen, >k uil het vrcrl: hier en daar ietsfffchnjvCD. Ia bet eciilc b.Q


der Sy.ficmatifche Godgeleerdheid. IITAULER , RUYSBROCK, HENDRIK XV17.suso en GRRARD van ZUTF'EN, die,in hunne fchriften zeer veel goeds hadden,maar ook uic oorzaak van de donkere/sof gbi hem in finen wefen tegbenwoerdich faechttn du fuift e hem ontfien Oreezen) en cere bewyfenop datlu alfoe met vuerigher lieften in hem moecht'fte ontjltktn warden , en Codes allo hier ghehruyken,daltu in nyemant anders dan in hem en rustes.— In het derde boek, het tweede hoofdft.vind ik deeze merkwaardige woorden ; 0 wel faligeherte , dat rtict Xpus herte te gader gebonden enverenigd is, wes luchtcrbent (linkerhand) is onderfyn hoeft en de rechterbant unihelfet — Du goedeherte, ic bid dl laet mi horen de foeticbeyt de(die") du gevoelde ende en verberge niet voor midie weelden daet du in ouervloeyes. Hier ik fie weldattu mi niet en bores, want dyn hert is al verborgeen verflonde in dyre foeticheit En du hebfteal vergeten dyns bedizders ( BIK* uitleggers ofraadsmans ) de in den Kercker leit, geliken Jofepb ,die in den Kercker lacb doe hi verhevt was, wantick fte en mereke du biste getogen (verrukt) inder foeticheit, dattu en bebfte ftemme noch fin. Enof wie gaen wil totten [chouvjelikcn ( trt het befpiegelend) lenen anders dan doer dcfe dure deechte bemfeluen tewtfen enen rouer ofte enen dief.—In 't volgende hoofdft : fchrijft BON AVINTIISADie menfche verwandelt hem felve in hem felve inGod,fis hl verkiest ghehaet te wefe van den menfehentn God alleen te minnen. 0 begeer/ike verwandelinge,vjant defe heeft — de bitterheyt fyner hertein fyns Scheppers fueticbeyl verwandelt. Wantgehdike is hi in God gekeert. — En in 't zesdehoofdft.daar hij van de dror.ckenfchap der Godlikeninvloeien handelt, laat h,j zich dus uit:Die — dronckenfehap is een foeticheit die datherte vervalt uit dat Godlike gefelfchap ("gemeenfchap)f» comt met alfoe groter ueticheitpuermitstViticheit des fchouaens ( wegens, of uit hoofdevaaEEUW.


12 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVI. kerheid der tijden aanleiding tot dweeperijgaven, en vcele waakenden aan henEEUW.droomen hielpen (f). In de vijftiendeeeuw fchijnt de Mijstieke Godgeleerdheidvan de rust der befpiegeling) alfo feer dat Godin de menfche bonichuloiende gbevonden en bevrTeltivort van binnen en van buten. — Dusdweepte een anders verftandig Iecraar in zijneGodsdicnftige befpiegelingen zettvocrig vport.Wij zonden voorwaar zulks in eenen onzer te,genwoordige lec.raaren volftrekt niet draagenkunnen, maar eenen man, als BONAVENTURA,cn zijnen tijdgenootcn is het eenigszins toetegeeven.Er lag in zijne dagen over de ganfehc-Godsdienstlcer eene treurige donkerheid. Men.bemeikte duidlijk , dat de Scho'aftiekc Godgeleerd,heid geen voedfel voor het hart verfchafte, enzo tastte men in de duifternis rond, om dat ergensanders te vinden, cn men greep verbeeldingen,droomerijen, fantafijen en harfenfehimrnenaan, men voedde zich daar mede, en menwerd er gek van. Men raaskaalde van te verfmeltcnin God, van herfehaapen te marden in.God , en diergelijke bijftei fpoorige dingen.Met den tijd kwam men eenigszins van die zot«heiS te ruaf ;e. Naardien er hier en daar eenlichtftraal bef'peurd werd, die van een' helderendag, zo als die daau naderhand opgevolgd is,een voorbode was, zag men daar door ook hetdwaaze der Miiftiekerij in. En zu'ks gat'aan dehier boven ftraks te noemen leeraaren genoeg,zaame handleiding, om de Miiftiekerij in zeke,ren zin, naar hunne veibetcide begrippen, tezuiveren.(f) Hoe veel Godsviucht ook de fchriften vanTA ui ER ademden, vond men er echter hier endaar dweepachtige uitdrukkingen in, die voorden waaren Godsdienst zeer fcbadelijk waaren,9.0 als bij voorbeeld , dat God de J'ader zijnenZoon in de ziel genereert; dat men met biddenmoet


der Syftematifche Godgeleerdheid. 13heid tot den hoogden trap van zuiverheidgeileegen te zijn. Onder de voor-XVTT.'ftanders van dezelve werden toen gevondenmannen van de uitneemendfte verdiensten, die zich ook voor veele boirenfpoorighedenvan hunnen aanhang vrijwel wisten te wachten. Tot deezen behoordenTHOMAS VAN KEMPEN ( * ),LA U-EEUW.mott ophouden, zo tang het Godlijk bezoek duurt,en de ziel haare uitgangen heeft ; dat er een bo •Dennatuurlijk gebed is , 't vjelk gefchiedt .doortene verëeniging der ziel met God , wanneer degefchaapen ziel verfnelt en verzinkt in den ongefchaapenGeest van God. Zie BUDDEI 'fag.ad Theol ï. pag. 609., en A R H D Ï S wahr ChristenthumII B. 20. h.(* > In het eerfte deel van ons werk, bl.155 hebben wij reeds 't eene en anderen vanTHOMAS V A N K E M P E N aangemerkt. En bijgelegenheid, dat hij ons hier weder voorkomt,hebben wij andermaal de moeite genomen, zijn•werkjen doorteloopen , en ook andeimaal bevonden, dat er waarlijk veel goeds en ftichtelijksin hetzelve is , en hij de godgeleerdheid derMijftieken vrij zuiver, naar zijnen tijd gerekend,voorgedraagen heeft. Met dat alles zijn er zaakenin, die bet geheel niet raadzaam doen zijn,om hetzelve in de handen van onze eenvoudigeleeken te geeven , of wanneer het in hunnehanden is , hun de leezing van hetzelve aan teprijzen Bij voorbeeld in het tweede HoofJftukvan het derde boek toont VAN K E M P E N zeerweinig op te hebben met den Bijbel; altoos hijfpreekt niet zeer hoog van denzelvcn, maarverheft de geestlijke infpraaken van God in deziel. In het een en twitingfte hoofdftuk van hetderde boek fpreekt hij , met zeer veel ophef, vanhe: rusten in God, en op eene zeer mijftieke w -ze van de liefde tot den Zaligmaaker. En inhet achttiende hooldftuk ?aa het eerfte boekver-


14 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVU. LAURENTIUS JUSTINIANUS,en HIE»EEUW. RON.JMUS SAVONAROLA. Gelijkde Schoiafiieken de leeriïellige Godgeleerdheidhebben bedorven, even zo hebbende Mijstieken de praktikaale Godgeleerdheidbedorven. Heiden de Scholaftiekenen de Mijstieken zijn van hetfpoor der eenvoudigheid en waarheid ,doch elk langs eenen bezonderen weg,afgedwaald; deezen zijn ARISTOTELES,en genen zijn PLATO, gevolgd. Vandaar, dat zij in de veertiende en vijftiendeeeuw {leeds tegen eikanderen in 't hafnashebben geftaan, en, wat men ookgedaan heeft, om hen bij eikanderen tebrengen, er gecne verëeniging heeft kunnentot ftand komen- Veele geleerdemannen hebben hun uiterfle best gedaan ,omverdeedigt hij do orde der Eremieten derwijzeoverdreeven , dat het werkjen alleen hieromVoor weinigdenkendc Kristenen gevaarlijk is.Alfchoon ik geloof, dat niemand der menfehenzijne beftemming meer zo vergeeten , en zijnleeven meer zo wechzuchten zal willen,als een s i iu o N en een D A N i ë L op den pilaar,zonde evenwel het Ieezen van VAN KEM­PENS gefchrijf op de laatst aangehaalde plaatzeligtlijk veelen aan een zwaarmoedig dwee*pen kunnen brengen. VOITIOS had dit werk»jen van V A N KEMPEN dus zo algemeen,en zonder de noodige wr.arfchouwing ten minden,niet behooren aant.ebevee!en , als hij gedaanheeft in zijne Excrcitia pietatis, pag. 8—iö«Het dit ilag van fchriften moet men voorzichtigzijn. Voor menlch'eh, die het vveezen vanden fchijn kunnen onderfcheiden zijn zij zoteer niet Schadelijk , maar op menfehen , die' dat


der Syftematifche Godgeleerdheid. 15om hen zo verre te krijgen, dat zij flechts XVII.eikanderen verdraagen wilden, zo als onderanderen JOIIANNES GERSON, NI-KOL AAS VAN CUSA en DIONIJSIUÏVAN LEEWIS, anders genoemd DIONIJ-SIUS RIKKEL, maar te vergeefs. —Jammer in de daad is her, dat de Scholaftiekenen de Mijstieken nimmer vriendenhebben kunnen worden, en nimmermet verëenigde magt aan het verhevendoel van hunnen Godlijken Meester, deverlichting van het verftand en de verbebeteringvan het hart, hebben willen arbeiden.Waare dit gebeurd, dan zoudewaarfchijnlijk de groote hervorming detKerkdat niet kunnen doen, hoedaanig veele eenvou.dige vroomen zijn , kunnen zij den nadeeligfteninvloed hebben. Wie weet, hoe dikwijls veelen,die het wel reet den godsdienst meenen •maar gebiek aan doorzicht hebben, door deezeen gene mijftieke befpiegel.ngen in dit werkjenvan den weg zijn afgeraakt? Het werkjen tochis in veeier handen; er zijn onderfcheiden Ne.derduitfche vcrtaalirgen van, en, zo ik mij nietbedrieg, is er onder die allen ééne, welke vervaardigdis door den beruchten dweeper H E N ­D R I K M K O L A 1 s — Eene groote lijst vangefchriften, door van K E M P E N vervaardigd,die meest van eenen Asketifchen inhoud zijn,kan men vinden in 's mans Levensbericht, 'twelk F O P P E N S geleverd heeft in zijne Bibliotb.Belg. p. I135—II33- Eén werkjen van hemfchijnt echter P O P P E N S niet gekend te hebben;dit is getijtejd, Mednaciones de vira &fasftone j. C H R I S T I : 't zelve is, volgjns hetnandfehrif! daar van zijnde in de Bibliotheekvan P A T F . R B O R N , uitgegeeven ten jaare 1717.tc Ü L U :ta, ia 8vo«EEUW.


xvn.JE E U W.l6 Beknopte Letterkundige GefchiedenisJerk niet op een' L U T H E R en 2WIN«'3 E L hebben behoeven te wachten. DeMijstieken zouden voorzeker dan hunplan, om de Kerk te hervormen, waarmedezij zwanger gingen , wel beter hebben. kunnen doorzetten. Dat zij tochdaar op gearbeid hebben met hunne zwakkekrachten, en ook niet Zonder merk*lijke vrucht, is bekend uit de gcfchiedenisfen.Daar zij het bederf van de leeren tucht der Kerk beter inzagen, en meerbetreurden, dan de Scholaft ieken, hebbenWij het aan hunne poogingen mede dankte wee ten , dat de ftaat van 's HeilandsKerk eindelijk en ten laatften in de zestiendeeeuw op zulk eene gewenschtewijze hervormd en verbeterd is. — Irt dieeeuw waaren de nog overgebleeveftvonken van weezenlijke geleerdheid eneenvoudige Godsvrucht bij de Mijstieken,en bij hen alleen, te vinden. Vijandenzijnde van de fpitsvindige geleerdheid derSchooien, cn van de zwierige plegtigbeden,in de heerfchende Kerk gebruiklijk,legden zij zich ernftig toe op dekennis der zaaken , die alleen het hareverbeteren, en eene troostrijke gemeenfchapmet God konden aankweeken*L U T H E R had zeer veel met de boekenvan deeze lieden op: inzonderheid (tondende fchriften van B E R N A R D U S , AbtC*) Van BERNARDUS fchrcef LUTHERvan K L A I R V A L , en J O H A N N E S T A U -L E R bij hem op hoogen prijs (*> Jammeriaïi]«


der Syflematifche 'Godgeleerdheid, i jmer was het, dat de Godzaligheidsleervan deeze mannen en hunnes gelijk inVermengd was met eenige harsfehfchirnmenen dweeperijen; dart die zag L U ­T H E R er in over het hoofd: hij gaderde"er het goede uit op; hij werd er doorgefticht, en werd er door aangewakkerd,om dat grbote werk bij de hand te vatten,'t Welk hem voor alle volgendeeeuwen zo verdienstlijk gemaakt heeft 1 ,bij elk, dien Waarheid e'n Godsvrucht aati't hart ligt. En hóe zeer de daadlijkéen wel gelukkende hervorming, doorL U T H E R bewerkftellhgd,h a a rden zinen wensen der Mijstieken waar'e, blijkcgenoegzaam daaruit, dat aanilonds eenzeer groot, 'en wel het beste, deel der*zeiven den kloeken Kerkhervormer toe-Vielen , eh openlijk met hem één'e lijritrokken. Onderrusfchen was het zeefte betreuren, dat nu deeze menfehen bijhet licht des Evangelies, 'c welk wedermet zo vc'ele klaarheid begon te branden :de gebreken van hunne Godgeleerdheidniet ontdekken konden; zo als wij vervolgensuir de gefchiedeniafen van dieritijd zien zullen;CXXXhxvïiE E U '#ilijnen C'emmïni. ia GEN. p. 154. feotiF. &bBt>E 1 /. /. X p. 6c>6) Antefero omnibus B Ë R N A R,-B Ü M ; babuit euim Religionis optimqm coentiÜtoern, peut ofiendunt eius fcripta. En hoe hooghij T A L L E R fchatce, hebben wij reed* ÉS-2ien I. D. bl. 157. , •itl: DEEL;Ë


18 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVTT.CXXXI.Rï U W.Welk een helder licht LUTHER enZWINGEL, en met hun alle geleerdeen godzalige Kerkhervormers, in dezestiende eeuw hadden aangeftoken, terherftefling van den zo jammerlijk verdorvenftaat der Kerk, dit licht fcheen veelender Mijstieken, anders hunne moedigemedehelpers, nog met te groote donkerheidomneveld, of liever nog het waarelicht niet te weezen, waarbij men denweg ten hemel veilig bewandelen kon.Wenschlijk waare het geweest, dat ookonder de Mijstieken eenige wakkere hervormerswaaren opgedaan, die de MijstiekeGodgeleerdheid gezuiverd , en datwerk met kracht en ijver doorgezet hadden.Moe veele Godsdienstige harten zoudendaar de aangenaamfte vrucht van gefmaakthebben?HaddenARNDTS en SPE-NER onder de Duitfchers, TEELLINCKen VOETIÜS onder de Nederlanders,DU MOLIN onder de Franfchen enBAXTFR onder de EngeIfchen vroegergeleefd, en met LUTHER kunnen zamenwe


der Syfïematifche Godgeleerdheid. t$laater tijden gefchreeven heeft, ziet men,welke fchoone vorderingen hij in dit vak ME E Ü Vy .maakt heeft: in ziine eerfte Schriften vindtmen veel meer Mijstieke gebreken, dan indie van laater tijd. (*). Dan niettemin,daar LÜ T H E R fchier alleen moest werkenen aan anderen, zo alsMYcöNius. RHH.1medehelpers had, heeft bij hierin op verrena die vrucht van zijnen arbeid r>i ecgezien, welke hij op zijne andere hervormingspogingenheeft moogèn btfréd'heid van R OMES Kerkheerfchappije openlijkmet hem hadden afgezwooren, konden« «net toe befluiten, om, met de dwaashedenvan het Pausdom, Ook hunne bezonderedweeperijen afteftaan. Zij bleévenz,ch van L U T H E K en de over-eehervormers önderfcheiden in gelooft begrippenen in Godsdienstige werkzaamheden,m leer en in leeven. - H-mnehet zelfs is ftt.ks.na de hervormingder Kerk door bijkomende dwaalihceanog ongerijmder en ongeftelder géwordendan zij doorgaans in de Wstvoorgaandeeeuwen geweest was. f-„ v, ndaar was het, dat Zij weldra in ' c afe e-meen bij verftandige mannen geheel haaraanzien verloor, en gansch en al fo verachtingkwam.C») Zie N I XMz IJ, * p ridiitT È m n sB *De Mijstieken, na den tijd der hervorming,xvrr,


ÖO Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIT. ming, zijn verdeeld in önderfcheiden Kitts*EEUW. fen. Veelen van hun bleeven wel openlijkledenen voorftanders van de Kerk,waartoezij heetten te behooren, of waarin zij geboorenen opgevoed waaren, maar beitondentoch uit bezondere Sekten of partijen ,die hunne bezondere naamen hadden; terwijlanderen weder zich geheel van de openbaareKerkhadden afgefcheurd, en een geheelop zich zelf ftaand genootfchap ftichtten,zo als de Jorïsten, de Familisten, deKwaakers en de Labadisten. — Met ditalles was het verfchil onder hen gelegenmeer in Woorden en fpreekwijzen, dan welin denkbeelden en gevoelens; ten minstenkan men zulks zeggen van het grootftegedeelte der Mijstieken. — De voornaam •fte gevoelens der Mijstieken komen hiefop neder. „ Het weezen der menschlijkeziel heeft zijnen oorfprong door uir>vloeijing uit het Godlijk weezen zelf.Door de zonde is hetzelve van God verwijderd,bedorven en geheel verduisterdgeworden. De mensch , dus gedaald inlaagten van rampzaligheid, kan evenwel,uit kracht van het verzoenenswerk desGodlijken verlosfers, JESUS KRisTos,inZijnen voormaaligen ftaat van geluk herfteldworden Hij kan weder tot eeneVolmaakte verëeniging met Gods weezen,in dit tegenwoordige leeven, verwaardigdWorden, ja met hetzelve, als den oorfprongalier dingen, één worden(*), indien hijmaar(•) V«n hier de fcijtterfpoorigeinbeelding vaazem-


der Syftematlfehe Godgeleerdheid. 21maar den regten weg van zuivering iriflaat,en het waare licht zoekt. — Dit ÏÏUW.xvrr,waare licht is een inwendig Godlijk licht,zo als zommigen meenen, den menschingefchaapen, of, gelijk anderen beweeren.hem door eene onmiddelijke open^baaring ingeltort, En dit licht beftjatfdaarip, dat de mensch alle dingen, die.voor de behoudenisfe zijner ziel te weetennoodzaaklijk zijn, eeniglijk en vol-.komenlijk kent. — Door dit licht beftraaldlegt de mensch alle eigenliefde af; hij rust,hij ilaapt in God; hij hoopt en vreest nietsrueer. God denkt, God wil, God werktin hem. De mensch wordt niets (*).De ziel, dus gezuiverd, bemint God,en zoude hem beminnen blijven, alfehoon,ook:zommigen , die zich lieten voorftaan, dat zilGod wiarcn, zo als er gevonden werden ondeyde navolgers van H E N D R I K N I K O L A A S , doorgaansFamilisttn geheeten . die van 1555, of ongeveerdien tijd, af, in de zestiende eeuw, zich,voornaamlijk in de Nederlanden hebben opgehouden;van w.elken in het vervolg iets nader.(*) Indien men op deeze wijze voortredeneert,hoe nabij komt men dan aan de Helling, de menschis God? V. lgens v IJ T T E N Ho V E N , in zijne Gef.d. btpo. Kerk vati ANTWf-'Rpgw I. bl. 54. vindomen eene plaats ergens in de werken van A O O D S IT I N U S , die ons leert voorzichrig te zijn in hetfeefchrijven van een' waaren Kristen, die Góiliet heeft; deeze plaats luidt dus: De mensch is '*gene zijne liefde omvat: bemint gij aarde, z».tiijt gij aarde: bemint- gil God, wat zal i,ï zeg,*.%cn ? —. zo zijt gij God.»3


§8 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. ook God haar ter hel verdoemde ( * )." —B Ji Ü W. .Volgends deeze leer zoude den menschhier op aarde volmaakt heilig, en indehél zelfs gelukkig kunnen weezen!CXXXII.' IDe Mijstieken, die na de hervormingder Kerk zich voor de qpgegeeven leerpuntenopenlijk verklaarden, hebben weinigSijftemas , i en meest önderfcheidentraktaaten, over bezondere ftorTen, geleverd( f ) . Wij hebben ons best gedaan,om het voornaame hier van bij eikanderente zamelen. Volgens 't gene wijin de voorgaande §, over de yerdeelingder Mijstieken hebben aangemerkt, zullenwij ons eerst bepaalen tot de genen,die zich bij de Lutherfche Kerk hebbengehouden, dan tot de genen, die tot de•Hervormde Kerk hebben behoord, vervolgenstot de j[qristen , Familhten,,Kwaakers en Labadisten, en eindelijktot de genen , die leden van de RoomfcheKerk zijn geweest. —JCXXXIILVide S T A P Ï E R I Theol. Polem. IV. p.338., R A T E L B A N D in Qrat Av.g. de Pietate,Christ. i beologo prorfus neccsf. p. 20—31. , etylures al os. .Ct) 2eer wel zegt een Fransch Schrijver inSïijn werk Examen des difauts '[bco.lqgi.ques, T. I.t- 465. La Theologie des Aiyfiiques n'eioit point.pne Science a Syfiimti, c'etoit tttf arnas confus4e Principes, de conclufions V de maximes fansfïdre & fans liaifon.


der Syftematifche Godgeleerdheid. 53cxxxm.Onder de Mijstieken uic de LuthfrfcheKerk wekken het meest onze aandachtde zogenoemde Vuurmijsticken. Menmoet in de daad veriteid liaan over dezonderlinge begrippen deezer "lieden.Om den waaren inhoud en de inwendigeverborgenheden der. Godlijke openbaaringte kennen, achtten zij het noodzaaldijkdoor middel van vuur de geheimender natuur opteipooren. God had,hunnes oordeels, een eng cn onverbreekbaarterband gelegd tusfehen de krachtvan de natuur en de kracht van den Godsdienst.God regeerde het rijk der natuuren het rijk der genade door dezelfde Wetten.Deeze harsfenfehimmen hadden zijontleend uit de donkere fchriften van denChimist TIIEOPHRAST U S FARACBV*sus, die in de zestiende eeuw de Scheidkundetot een regelmaatig lteliei gebragtheeft (*_), cn uit de fchriften van anderen,(*) Deczes mans eigenlijke naam was ruiBB O M i A S T V A N H O H E N H E I M ; hij was geboorente Hohenheim 1493, en is gewee.s't Hoogleer,aar in de Natuurkunde te Bazel. Van zommi*gen werd hij gehouden voor een' ge J eerden Arts ,en van anderen weder voor een' onkundigen kwakzalver.— Hij leerde in de gemeenfebap der RoomfcheKerk, en hield zich bezig met de Godgeleerdheiddoor de Scheidkundc optehelderen , df eb.zo, dat weinigen hein vtrftonden. T Y C H Ol « A H é zegt elders van hem. Scriptor fuit pluribusoppugnatus, quam intel'eclus. Hij ftierf tegaltsburg 1541. Zijne werken zien het licht on-J? 4 d«xvrr.EEUW.


S4 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis.XVII. ren, die zich onder den naam van Theor.|Eü W. foüsten hebben berucht gemaakt (f).Alles van eene. Godlijke inlichring, envan herhaalde proefneemingen afhanglijkmaakende, bragten zij zich zeiven te zoelein de wonderbaarlijklte gevoelens, diedoor allerlei duistere bewoordingen, bij de.Scheidkunde gebruiklijk , geheel onverfiaanbaarwerden. — Deeze Vuurmvjstie-,ken hebben zich den naam laaten gecvenvan Broeders van. het Roozenkruis {* >.—,De hoofden deczer dwaaze wijsheidzoekerswaaren UOB.ERT FLUOD, of A.FLUCT1BUS en. MICH.A ë.L M./iIJER.Dan onder hen hebben zich voornaamlijkdoor hunne fchriften vermaard gemaaktVALENTiNUS WEI GEL en J A-KO& BOHME.WEI,-der den tijtel van Opera. Medico - chymica jiveparadoxa , en beftaan uit twee deelen Zie overljem HOFMAAN Lex Univ. art. Parac M o R-BOFI Polybifl- II. Lib. i C. XV. § 16 A. DÉ8 T o' p p E LAARS Jptlt. op S.TA PP BR S. Weder l.Qodgtl'. IV bl. AIO. LAMPE Verborgenheid,v rait, */ Genade Verbond, IU bl bl 324 en^n'. .'t v C'K E R s Serjle beginfelen der hifi. der tyysg.Ï1I. St bi. 7.13—717(f) De Thecffisten. hadden een' zeer laagertdunk van de kracht der Reden, en. lieten zichtyan de waarheid eener zaak niet overtuigen , dandoor 't gene eene 'gewaande Godlijke inlichting,en eene proefnceniende Wijsgeerte. hun leerde.'(*) Qver de betekenis tn dep oorfprong vandeezen zoi.derlingen naam leeze men MOSH>X~'G. VII1 bl 1 8 en 1 • 9 B R U C K.E. . 't a b.JÏI St. bl. 7.26—728. F O ERE SJOBRDS K.(f.' bl. 577 en '528. en THEOE AL D of de Dv/ce-^tfr. I; bl. *43 en «44.


der Systematifche Godgeleerdheid* 23W R 1 G E L was gebooren te H A IJ N in1t Graaffchap LICHTENBERG, in 't jaar E ü W«1498 of daaromtrent (*), en was leeraarte TSCHOPAUW in MEISSEN, daar hij 15SShoog bejaard geilorven is ( f ). — Naarhet MOKHOFF voorkwam ( § ), was hijeen man van verdiensten, 't Kan zfn,dat hij in vroomheid van leeven en ookin kunde van önderfcheiden weetenfehappenuitgeftooken heeft, doch diesniettegenftaandewas hij een armhartige dweeper,die behalven de gevoelens der Mijstiekenook verfcheiden andere dwaalingenkoesterde, welken opgeteld worden inhet werk van STOCKMANN, Elucidarius-Haereftum (j). — Hij verliet, zo alsMOSHEIM ter onder aangehaalde plaatsfchrijft (*), de paden der gezonde reden,en kruiste door de ongebiande wildernis-,fen eener harsfenfehimmige wijsgeerte.Hij was een verfmaader van alle SxhuoJön-der-(*) Zoinmige Schrijvers geeven A R T E R N in*t Graaffchap Mansveld als zijne geboorte plaatsop, doch verkeerdlijk. — Zie BODD. /. L>p. 1187- —(t> Volgens de aantekening van STOPPEL AAR.op STAPFLRS IFederl. Godgel. IV. bl. 406,zóuda WEI G E L gebooren zijn 1533. en geftorvenden 10 van Wiedemaand 1588. — Duel»* O R T H O L T en anderen vernaaien , dat hij15.88. toea hij ftierf, een man van negentigjaaren was; vveshalven hij ongeveer 1498 i'chijnt'gebooren te zijn Vide KOR t H. Ei, li. p. 56S.(S; Polifbift. III. Lip. V. $. 36. M 0 R H 8 F Ffpreekt hem echter van alle dwaalingea niet vrij.''( + ) Pag. 4+Ö—4ÏOK. G. IX. bi. III.' B 5,xvri.


4f5 Beknopte LetterkundigeGefchiedenis-XVII. derwijs. Aan de Akademiën konde men geeneweezeniijke kennis opdoen. Jd.sus coch* £ U W.was er verbannen, en de leerdoelen waarenvan vervloekt en onvruchtbaar hout getimmerde*). De waare geleerdheid konde alleenverkreegen worden uit eene befchouwingvan zich zeiven, zonder boeken en an«dere hulpmiddelen. De zaaden van al heEWeetenswaardige waaren den men.'ch ingcfchaapen,en door eene naauwkeurige enaanhoudende befchouwing konde hij daaruit den weg ter zaligheid veei beter ontdekken, dan uit dc letteroefeningen ( § ). Verfcheidenwerken van hem zien het licht,als, Theologica aflrologizata; Philofophiamyjlica; Das gefprech yom Christenthum;Guldener grif aller dingen ohneIrrthum zu erkennen, en Studium uniyetfale.Alle deeze werken zijn na zijnendood in 't begin der zeventieadeeeuw, in de jaaren 1612 en 1Ö13 , ofongeveer dien tijd, uitgekomen.JAKOB BOHME, die mede één dervermaardlten onder de Vuurmijstiekenis geweest, was gebooren te ALTSEI*DENBURG, een vlek in de o PP E RL AU s-NITZ, in 't jaar 1575. Hij was een ongeletterdman , zijnde Schoenmaaker teGORLITZ, maar werd van zijne aanhangersgegroet, als een afgezant des He'mels , op wien Gods Geest rustte , enveiëerd met den hoogklinkenden eernaamvan THEOSOPHUS GERMANICUS, of Duit'fchen(*) Vide BUDD. 1. 1. I. p. 65.($) Vide muo. /. /. II- p. M87 & Ïl8»ï


der Systematifche Godgeleerdheid. 47fchen Godkundige». Ten jaare 1600, xvir.vijf en twintig jaaren oud zijnde, kwamE E U W ,hij voor den dag als een verachter vanden openbaaren Kerkdienst en van deopenbaare leeraars, en be^on eene nieu-?we wijsgeerte Godgeleerdheid onder denman te brengen. Zo men zegt, waarenhet de toenmaalige twisten nopens' hetKrijptocalvinismus, die hem het eerstaan het denken en nafpqoren der wijsheidgebragt hebben (*). Hij ftelde eenemeenigte van Schriften op, en begdn zeuktegeeven 1612. In dat jaar vericheente GCRLITZ zijn eerfte werk, getijteldJ A K O B B O H M E S Aurora, ader Morgenfotheim Auff'gange enz., 't welk naderhand'tenjaare 1676 te AMSTERDAM in 8voherdrïsjjt is, zijnde hetzelve ook in 't Nederduitschovergezet, en in 410 in 't lichtgegeevcn ir>86. Eene uitgave van allezijne werken in acht oclavodeelen is teAMSTEKDAM van de pers gekomen in 'r.jaar 1680 , onder den tijtel van DasGotfeligen hocherleuchteden JAKOB BOH-M E , Teuionici t'fiilofophi, alle Tkeofo-•phifche wercke, daarinne alle tiefe gefieimtiusjeGoites, der ewigen und zeitlichennatur und creatur , famt demwahren grimde Christllcher Religionvnd de* Gottj'eligheit nach der ApasiolifchengezeugenuJT Ofenbahret werden.Deeze uitgave is vernieuwd en verbeterd1715, en andermaal 1730. Vande-(*) Zie BAUCKEB. 't a. t» III. St. bl. 729.


28 Beknopte Letterkundige Gefckiedenis-XVII. dezelve is ook eene Nederduitfche overzetting.Behalven dit zijn verfcheidenJEU W.i>an zijne f-loogduitfchc fchriften op kostenvan eenen vermoogenden Koopman teAMSTERDAM in onze taal overgebragt, enïfzonderlijk uitgegeeven (§} 't Best vanille zijne fchriften is, volgends het oordeelran deskundigen, zo ik ergens meen gefeezenre hebben, het boekjen, getijteld-,Van den weg na Kristus; — Er zijn ge-,leerden, die er aan twijfelen, of de fchriften,welken wij genoemd hebben, weleigenlijk van BOH M E , en niet wel vanverfcheiden anderen, zijn opgelteld (f).Ik wil geern betuigen , niet in ftaat tezijtt, om deezen twijfel te beflechten; enlaat zulks over aan hun, die het lust,'s mans fchriften door teleezen, en het, zodoende, zullen kunnen beoordeelen, of dedonkere ftijl oveial gelijk is. Daar diesommigen zo geheel niet toefchijnt, ishier uit de twijfel ontdaan. Indien ersvenwel gcene andere gronden zijn , kanhet, mijns dunkens, daaruit alleen niet(vorden opgemaakt'. Mooglijk • zijn wel($) Zie K O E L M A N , Vtrh. van 't -vergift derZart. Pbilof. in dc ToecigerJng, daar hij ooklanmerkt, dat nog in zijnen tijd ÉOHMES fchrif-:en van zommigen te Jmfterdam- en elders met"nmk en -verwondering geleczcn wierden. Voor:en' a-irhanger van BOH MES leer is ook bekendfeweest de beruchte L C D E M A N ; wiens Jfirq'ogiscb fteliel onlangs zo wel ontmaskerd is doorpijnen vriend, den geleerden H. J. KROM.(f, Vide U U I E Syn. IJ ijl. Eccl. C. XIII^ft XLVI. et wtiiMAN H £. II. p. 13,34.de


der SystemmïfcTte Godgeleerdheid. 'de meeste fchriften , die wij van hem XVlf.hebben, door zijne kundige vrienden befchaafd;en van daar een önderfcheidenEEUVV .fchrijffüjl. — In deeze fchriften van BÓH^ME heerscht van het begin tot het eindeeene onverftaanbaarheid, die het bezwaarlijkmaakt, zijne bezondere gevoelensnaar behooren op te geeven ( * ). Indieneenige geleerden het wel hebben , danmoet hij onder anderen hebben gefield,„ dat{*) Van het onverftaanbaare in BOHMKSfchriften ftrekke het volgende tot er-n (laai. InZijn genoemd Boek, Aurora, h. II p. 1


XVII.EEUW.go Beknopte Letterkundige Gefchiedenii„ dat de Duivel een deel waare van God,naar de natuur des Vaders; dat Gods weezenin drie eeuwige verfchilligheden verdeeldwaare, te weeten, in eene duistere,eene lichtende en eene vuurige wereld ;dat de zielen der Godloozen zamen metde Duivelen wederkèeren in de plaatze ,waaruit zij in het begin van haare fcheppinggekomen zijn, naamlijk in het mid-den-„ vuur- en licht -wereld'. En — de innerlijke„ natuur v*n de inwendige wereld ftaat in de,, baaring." Ik weet niet, of ik deeze woordenverftaa , of niet, maar zo veel zie ik er,meen ik. duidelijk nit, dat B OHM E wel degelijkonderfcheid maakt tüsfchen Gods ligchaam.lijk weezen (Corpus Dei en 't gene hij de uit.viendige natuur van deeze zichtiaare •wereldnoemt. Het eerste is bij hem eeuwig, en hetandere is ééns gefcfrapen: 't eerfte is, zo alïhij dit eenige regels laager zoekt te verklaaren,de moeder, waar uit het andere gebooren is.Maar wat verftaat eigenlijk de man door Gods 1ligchaamlijk_ weezen , of het Corpus Dei ? Dit :sen blijft mij nog een raadfel. Zijne begrippenin de boven aangehaalde woorden fchijnen nietveel te verfchillen van 't gene na hen de beruchteSPINOZA gedreeven heeft. P O I R E Tzelfs klaagt dikwerf over de donkerheid van BOH-MES fchriiven; en indien de eene Mijstiek denanderen niet verftaan kan, wie zal hen danverftaan? Om van de onverftaanbaarheid in BOH-M F. s fchriften overtuigd te worden, beginne meaHechts het bovengenoemde boek. De jignatura return, ie leezen , gelijk ik gedaan heb , en men zalgeene vijftig bla.izijden geleezcu hebben, of menzal van den man moeien zeggen , ,, Hij is ftapel„ gek geweest.' Het ftaat altoos bij mij vast,dat geen verftandig man zo heeft kunnen fehrij.ven, als hij gefchreeven heeft.


der Systertïatifthe Godgeleerdheid. 31denpunc der natuur, enz (*)," — Van XV17.een zwartgallig .geitel zijnde, zocht hij EEUW*doorgaans de eenzaamheid, en 't genezijne hoogvlugtige verbeelding hem inhet hoofd deed komen, zette zijne vaardigehand met eene verkeerd beftuurdepen, aan de fchoenmaakers tafel, op hetpapier ter neder. — Als zulk een Schrijverwordt hij, zo ik meen, ook afgebeeldin eene plaat voor de Nederduitfcheuitgave van zijn werk, Aurora. —Zo men verhaalt, heeft hij het uur vanzijnen dood voorzegd. Hij ftierf den18. van Slagtmaand 1624.. (f). „Ka zijnen dood is ten jaare 1687 W heclicht verfcheenen het geheele zamenltelvan zijne leer onder den tijtel van Theo.logiae Christianae juxta principia JA-CO B 1 B 0H M 11 Idea brevis et methodica,met eene Voorrede van PETRUS poiRr.x.Dit werk is niet door hem zeiven, maardoor eenen anderen Mijstiek vervaardigd,die de moeite genomen heeft, om uit°allede voorheen uitgegeeven fchriften vanhem eenige fragmenten te verzamelen, enin een Sijsteroatiseh verband bij elkaêrtot één geheel te brengen {§). Het zelve(*) Verg, K O E L M A N 't a> w. in de Toen*Stnin £, en ,T OC K M . 1, 1. p.8 o_8 3 v o o r z overre ik BOHME verftaan k an, vind rk ook iaZijne fchriften die fteüingen.(t; Vide STOCK M 1. iocoq. 1.Cf.) POIRET wordt van zommigen, onderanderen van misitijui n d ePrcdikcrb. bl.UI. S. 58 , voor den verzamelaar gehouden, maarsiet


ga Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. ve Is in de grootfte donkerheden ingewikkeldPOIRET zelf heeft er van moetenfcEU W.betuigen (*)• dat het te donker en teingewikkeld waare, om te kunnen verftaanworden van de lieden der wereld* of*gelijk hij toch wilde zeggen, van zulken*die het waare Godlijk licht niet ge*nieten. Zelfs is het^ volgens PORETSoordeel, niet verftaanbaar voor eerst beginnenden:en voor deezen toch had hetbehooren gefchreeven en ingericht tezijn. — Te recht mag men met MOS-ME IM zeggen (§ , dat dit GodgeleerdSyfteme van BOHME duisterer zij, dande getallen van PYTHAGORAS en déraadfelen van HERACLIJTUS De grondftelling,waar op 's mans Godgeleerdftelfel rust, komt voornaamlijk daar ,opuit, ,, dat de harten dér menfehen vanondeugden en gebreken gezuiverd worden, even als de metaalen worden gezuiverd."En deleer, hier op gegrond *beftaat uit een mislijk mengfel van Chy*mifche wijsgeerigheden, ingebeelde openbaaringen, en wilde mijstiekerijen. Irialles, wat ik van den man geleezen hebi,is dit altoos door mij zo bevonden;CXXXIV&niet 'naar waarheid. POIRET werd het werkizo als het voor de pers beftemd was, uit Duitsch*land toegezonden , niet verzoek om het uittegeeven.En dit alleen heeft hij gedaan. Vide Com»inent, de vita ö? fcriptis rousTl, p. 26.(* ) Epift. de Auctoribm Myft. j. 46;U) K. ü. IX. bi. 11*.


der Systematifcke Godgeleerdheid. 33CXXXIV,XVILJAKOB BOHMB had een'grooten aanhangvan riavolgeren. De rneestbefaarndenzijn geweest ABRAHAM VAN FRANC*KENBERO en THEODÖRCJS VAN TSCBESCH,twee Silefifche edellieden. Ren zijnerhoogachters was mede de beruchte QUI-*RIJN KUHLMANN , die na hier en daar,ook in HOLLAND, rondgezworven te hebben,1684 te MOSKOW om zijne dweeperijverbrand is (*). Naderhand heeftzich ook nog als; een' leerling van BOH-ME 'zeer bekend gemaakt JOHAN GKOROGICHTÊL, geneesheer te SPIERS, en vervolgenste AMSTERDAM, daar hij f710 overleedenis. Deezes mans Schriften zijn1722 te LKIJDEN uitgekomen in zes deelenonder den tijtel van: Theologica pratlica.GICHTEL heeft eene bezondere lektegefticht, die Gichteliaanen zijn genoemdgeweest, en veel gerucht hebben gemaakt,ook hier in de NEDRRLANDEN , te AM­STERDAM en elders, daar zij zich hebbenopgehouden. Zij waaren blinde verëerersvan BOHME , en hielden deszelfs Schriftenvoor even achtbaar en Godh'jk, alsden Biibel: zelfs ontzagen ze zich nietom dezelven te verheffen boven den Biibel(*) Het karakter, leeven , efï dood van K U H t.M A ! « N wordt befchreeven in 't eerfte deel deïKarakters van merkwaardige ter dood veroordeel,de perzoonen, onlangs in 't licht gekomen.111. DEEL. C


34 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII.E E U Wbel (*). Indien men DITTELBACH geloovenmag, waaren zij de flechtlten onderde Mijstieken , en 't gene PAULUS vande KRETENSERS fchrijft. altijd leugenachtig,roofdieren, lui je huiken (f)- -7-Dc werken van önderfcheiden Bohmistenvinden wij voor een gedeelte aangehaaldin het meergemeld Boek vanB U D D E U S (§ .). Wij zullen hier dentijtel van één enkeld werk van dit flagoverfchrijven, en het zal genoeg blijken,welk eene rommelzoo van dwaashedenen dweeperijen er in den geheelen hoopdier fchriften voor handen moet zijn.Deeze tijtel is , Der neu begeifterterB O H M E , begreifend 150 weisfagungenund mehr als IOOCOOCOOO Theofophifchef ragen, allen 1 heologen und gelehrtenzur beantwortung vorgeleget. Geenverftandig man, kan, bij het leezen van'dien tijtel, een oogenblik in twijffel (laan,of het werk zelf moet een Abberakadabberavan ongerijmde gevoelens , en onverflaanbregekheden weezen, — 't Weikis gefchreeven van K U H L M A N N .Niettegenfhande alle deeze Mijstieken.langs de donkere wegen van eene gewaan*(••) Vide BUDDA- / /. II. P-( + ) Zie D I T T E L B A G H Verval en Val derLakadisun , bl. 85 — Uit het beloop van ditwerk , en de wijze van voorftel daar in, komtbet mii echter voor , dat de Schrijver niet ó«rparriidig is. •'ij , II. pag. 1189—1151».


der Syftematifche Godgeleerdheid. 35v aande wijsgeerte , door de flikkeringen XVII.v;n allerlei dwaallicht geheel verbijsterd EEUW.geraakten, en nooit weder ce regt kwamen, zijn er toch onder hen geweestnannen, die blijken van geleerdheid gegeeven,en ook getoond hebben, dat zijde deugd beminden, en het op eenenvroomen wandel hadden toegelegdVan hier dat veele Godsvruchtige 1 " Schrijvers, die een gezond oordeel hadden ,hen niet geheel verachten wilden, en hetgoede, dat zij, fchoon fchaarsch, bij henmeenden te vinden, van hun overnamen.De beroemde JOHAN ARNDTS, die vandweeperij en mijstieke zwartgalligheidwel niet geheel vrij gefchat, maar tochgeen Godsdienstige dwaas genoemd kanworden, heeft onder meer anderen zulksgedaan in zijne twee bekende Schriften,die nog met {lichting geleezen wordenvan-veele Godsdienstige menfehen, Daswahre Christenthum en Paradiesgdrtlein,welke beiden ook in 't Nederduicschvertaald zijn. Deeze werken behelzenhier en daar wel iets, dat den venlan»digen Kristen aanftootlijk is , maar zijademen toch over 't algemeen waareGodsvrucht Dat zij den verflandigenKristen thands in veele opzichten niecte zeer gevallen , komt ook mede daarvan, dat de fmaak in diergelijke opflel-Icn, zints den leeftijd des Schrijvers,nierklijk verbeterd is. Dit ook begreepvoor eenige jaaren JAKOB FRE». FED-©ERSEN, die het eerst genoemde werkC avan\


kvitE E U W ,36" Beknopte Letterkundige Gefch iedemtvan JOHAN ARNDTS geheel verarbeid,met bijvoegfels vermeerderd, en opnieuwuitgegeeven heeft te FRANKFORT en LEIP-ZIG 1780. In deeze nieuwe uitgave vanARNDTS waar Krhtendom , waar vanook eene door L. G. CORDES vervaardigdeNederduitfche vertaaling het lichtziet, is alles naar den fmaak der tegenwoordigetijden veranderd: het al te donkere,te allegorifche en mijstieke is eruit -wechgenonien, het overtollige is eruitgelaaten , deeze en gene overdenkingenvan FEDDERSEN zijn er bij gevoegd, en het voornaame plan van hetboek is geheel bewaard gebleeven (*)•—Aan den anderen kant liep de armzaligedweeperij der Vuurmijstiekenvcelen weidenkenden onder de Lutherfchenderwijze in het oog , dat zij een*afkeer van de ganfche Godgeleerdheidder mijstieken in 't geme'en gevoelden.Verfcheiden Schriften kwamen er in deezeeeuw uit, waarin de Mijstiekerij vanvroeger en laater tijd met zwarte kooien«-etekend werd. Men befchouwde dezelveals gevaarlijk en fchadelijk voorhet Krhtendom : en de meeste leeraarswaa-(*) Zie NUMEljtR , 't a. b. II. S. s6>.en Algem, Vaderl Letteroef. HI. D. No 1. bl 9E N] 0. — JOH. A R N D T S is geweest GeneraalSuperintentent van het Prinsdom L U N E N B U R G ,en geftorven 1621 Eene volledige verzamelingvan zijne Schriften is uitgekomen met eene voorredevan R A W B A C H te LEIFZIC 1734-


der Syftematifche Godgeleerdheid. 37-waaren er volflaagen verachters van. —XVfLEindelijk Hond de groote F I L I P J A K O B 1S P E N E R op; en deeze bragt, ondanksden tegenitand, dien hij ontmoette, deMijstieke Godgeleerdheid binnen haareeigenlijke grenien. Hij zuiverde haar vande wartaal der Platoniuen en Paracelfisten.en hield niets over, dan '.t geneuit den Bijbel ontleend, of met de uitfpraakendes Bijbels , naar zijne gedachte, overeenkomstig was. De vriendenvan waarheid en Godsvrucht zegendenhem, en maakten een aangenaam gebruikvan zijnen arbeid. Men heeft wel SPE­N E R aangeteegen, dat zijne ganfche Godzaligheidsleergehaald waare uit de oudeSchriften der bedorven Mijstieken , enhij dus eene even dwaaze leer invoerde,als de vrocgfle dweepers» ten tijde vanORIGENtS. F R E D E R I K KRIS TI AANB U C H E R haalde hem als «odaanigenLeeriiar op eene onheufche wijze doorin een werk, getijteld , Plato 'mysticusin piëtist a redivivo, das ist, Piëtist ij cherub&reinftimmuitg mit der heidnifchenPhilofophia Platonis, und feiner navol,ger, uitgegeeven te DANTZIG 1699 in 4.Doch B A L T H A Z A R KOEPKE, die ook indit werk gegispt was, fciireef daar tegeneen boek, getijteld, Die wahre Theologiamystica oder asc&tica aller glau*bigen alten und neuen 'lestaments. uitgekomente HALEE 1700 in ü. met eeneVoorrede van S P E N E R . ] ndit boekVerdeedigt zich de Schrijver, en in d§C 3voo^


38 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. voorrede van hetzelve doet. dat ook sPE­I E UW.N E R, tegen de ongegronde verwijtingen,die hun en hunnen geheelen aanhang gemaaktworden. Zij verdeedigen zich nietfiechts met woorden , maar ook met dedaad, Zij toonen , in het beloop vanhunne verdeediging, dat zij alleen voorftanderszijn van eene fchriftmaatïgemijstieke Godgeleerdheid, die niets metPLATO en PARACEL.sus gemeen heeft,dan 't gene , waarin deeze wijsgeeren%hunnes dunkens , met de heilige Schrijversoveiëenilemmen (*). —-CXXXV.Nu gaan wij over tot de Mijstieken.die flaande deeze eeuw onder de Hervormdenzich eenen naam gemaakt hebben. —In eenen gezonden zin kan men in deeerfte plaats hier onder rekenen den beroemdenG 1 J S B E R Ï V O E T , of V O E T I-us, gebooren te H E U S D E N den 3 vanLentemaand 1589, Predikant eerst teVLITMEN en ÈNGELEN (f), vervolgens teHEUSDEN, en daarna Hoogleeraar in deGodgeleerdheid te U T R E C H T , waar hijin(») Over SPENERS verdiensten in het verbeterender Godgeleerdheid, herieeze men 't II. D,van dit Werk, hiervoor bl 42—53-' Cf) VLIJMEN en ENGELEN was in de tijdenvan V O E T I Ü S , die er de eerfte HervormdePredikant is geweest, met elkaêr gekomblnetrif.Te VLIJMEN en ENGELEN is hij gekomen ten jai$n,en er gebieeven tot 1617.


der Syftematifche Godgeleerdheid, 39in 't jaar 1634 gekomen, en den 1 van XVII.Slagtmaand i6jó geftorven is (*) — EEUW.In de Hervormde Kerk hadden er zichna de tijden der hervorming zeer weinigMijstieken opgedaan. Dan na het middenvan deeze eeuw kreeg VQETIUS lust,om de oude gefchriften van de MijstiekenBONAVENTURA, TAULÏR, VANKEMPEN en anderen op te fchommelen,het goede er uit weder voor den dag tebrengen , en het Hechte te verbeteren,Hij heeft dit verftandig en keurig gedaanin zijn werk ra ao-^Uot, five Exercifiapietatis in ufum Juventutis academicae,uitgegeeven te GORINCHEM 1664 in 8.waarin hij de onbedorven Mijstieke Godgeleerdheidop eene Sijstematifche wijzebehandelt ( \ ). — In zo verre moet v o E-TIUS tot de Mijstieken gebragt worden;fchoon hij anders met de eigenlijk genoemdeMijstieken niets overëenkomltigskan gezegd worden gehad te hebben. —En ook dit zelfde moeten wij in 't voorbijgaan aanmerken van den kundigen enGod-C*) Hij ftierf dus in een* hoogen ouderdom.Reeds eénige jaaren was hij het ééhigst overgebleevenLid der Nadonaale Sijnode te DORDRECHT ,gehouden, i6s8 en 1619, geweest(f) Ut VIR.GILIUS es ENNII fiercore , ka,inquit V O E T lus in Proleg p 7. aurum collegit,Sc et nos ex libris ( Pontificiorum ) Slfccti»cis aliqua, quae dSfecata a fordibus fuis in nafiramTheologiam diiiventur; aut fait cm accafio.'tiem dent , five per antithefin , five per rudera &>vcfligia melioris Theohgiae genuinos & plenqjdffceticae conceftus tanto facilius formattdi,C 4


i•xvn. ( jiodzaligen WHLEM TEELLINCK, diePEUW. Predikant te MIDDELBURG geweest is, eni Men v o E T i u s den tweeden, doch her->>ormden, VAN KEMPEN noemt (*) —VTooglijk doen wij onzen leezeren geen*>ndiehsr met hier het geheele beloop vant gemelde werk van VOETIUS kortlijkjptegeeven. 't Werk is verdeeld in vijf-;n twintig hoofdftukken. Het eerftehandelt over de oefening der Godzaligbeidin het algemeen. In het tweedesvorden eenige praktikaale kunsttermenverklaard. In het derde wordt gehanïeldover de geestlijke overdenking. Iniet vierde wordt gehandeld over het gejed.In het vijfde over de bekeering.[n het zesde over het geestlijk fchreijen.! n het zevende over de praktiek van hetreloof. In het achtfte over de praktiekiran het geweeten. In het negende overiet leezen des Bijbels. In het tiende over]iet gehoorvan Gods woord. In het elfde• |< >ver de naderking van 't gehoorde onderle Euangelieprediking In het twaalfdei >vcr de praktiek van den doop. In hetlertiende over de praktiek van het heiligvondmaal. In het veertiende over hetiicfchouwen van Gods werken. In het1•ijftiende over het wel doorbrengen van\len dag. In het zestiende over de piak-I\Ö Beknopte Letterkundige Gefchiedenistiek(•) Zie de Voorrede v»n V O E T I U S VOOI' E F L L I N C K S werk, de wotjleling eens bekeef,i tn Zondaars*.


der Syftematifche Godgeleerdheid. 41'dek van den Sabbat. In hot zeventien ieover het doodén van het vleesch. In hetxytr aEEUW»achttiende over den Geestlijken irrijd. Inhet negentiende over de verzoekingen. Inhet twintigfle over de gcestlijke verlaatingen.In het een en twintigfle over hetwel derven. In het twee en twintigfleover het Martelaarfchap In het drie°entwintigfle over den Huisgodsdienst Inhet vier en twintigfle over onze Kristelijkepligten jegens anderen. In het vijf' entwintigfle over de bezondere oefening derGodzaligheid, naar de bezondere bedekkingender menfehen gefchikt. Uit ditbeloop van 's Mans werk merkt men, datde onderwerpen zeer gewigtig zijn. Hijbehandelt ze ook op eene voor elk Kristenbelangrijke wijze, zonder zich doorMijstiekerij van 't fpoor te laaien afdrijven.Jammer is het , dat dit werk inzulk eenen droogen Scholaftieken trantgefchreevcn zij, waar door her Hechts alleennuttig kan zijn voor geleerden, dieaan zulken fchrijftrani. gewend zijn.CXXXVI.Tot de bedorven Mijstieken in de HervormdeKerk van deeze eeuw moeten voornaamliikgebragt worden de vermaarde AN-TOINETTEBOORIGNON OE LA POK­TE, en haargunfteling PETRUS POIRET.Deeze beiden hebben onder de Hervormdenmet hunne Mijstiekcrijcn veel opfpraakverwekt. — AHTÓINETTBC 5BOURIG.NON


42 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. : VION kan wel eigenlijk niet geteld wordenonder de leden of voorltandfters derHervormde Kerk , wijl zij nooit eeneapenbaare belijdenis heeft afgelegd, doch,tvijl zij zich meer fcheen te kunnen verëeligenmet de leer der Hervormden, dannet die van eene andere gezindheid; enoolf;an P O I R E T , die een Hervormd Predikantwas, niet wel gefgheiden kan workn, gcüjk in 't vervolg nader blijkenjal, kunnen wij haar niet wel ergens be-r:er plaatzen, dan hier. — Zij was geboo-£ £ U W.J•en in V L A A N D E R E N te R IJ s s E L den113 van Louwmaand 1616 uit Roomfcha( juderen , maar verliet zo dra zij doorJ eezen en denken zich van de meeste haas•er kunne önderfcheiden had, haaien va»\lerlijken Godsdienst. Dit deed zij nietI:o zeer uit oogmerk, om zich bij deProteftanten te voegen, als wel om zelreeene afzonderlijke Sekte te flichten;I:ij bleef trouwens ook nog eenige Roomchedwaalingen omhelzen, als bij voorbeeld, het leerfluk van het vaagevuur enIneer diergelijken Betreurende hetverval van den Godsdienst onder alle Kristijkegezindheden, zocht zij , s]op haare wij-:e , het onder de asch der Schoolfche1 rerfchillen bedolven vuur der Godzaligheidveder opterekenen, ten einde zich daarvan,) loorhaar toedoen, weder een nieuwe gloed)•an hartverkwikkende warmte allenthalvever-(*) Zie NitiiwUNDi VermaaklijkbcimI tit ic Kerkgefcb.. bl. 447.


der Syftematifehe Godgeleerdheid. 43verfpreidcn mogr. Door haaren blaakendenxvrr.Godsdienstijver , haare ernsthafrigehouding, haare bezadigde leevendigheid,en haare vrouwlijke liefcaaligheid wist zijeen groot aantal onbedachtzaamen aanheur fnoer te rijgen, 't Gelukte haarerfchranderheid een' aanhang te maakcn,die haar fchier als eene Godin vereerde,en heure lesfen als orakcliprcuken aannam.En het was niet alleen een ongeletterdevolkshoop, die aan haare bijilerzinnigedweeperijen het oor leende; maarzij telde ook onder haare aanhangers oordeelkundigeen in de weetenfchappen bedreevenmannen , die wijsheid en waarheidzochten. Zeer zonderling zijn haareleevensgevallen geweest, welken verhaaldworden van BA IJLE ( * _). Zijzwierf van de eene plaats na de andere,nergens bijna veilig zijnde voor de woedevan het gemeen , 't welk door denhaat der Kerklijken tegen haar werd opgedoekt.Langen tijd heeft zij in haareomwandelïngeu het gezelfchap genooteneerst van eenen KRISTIAAN DE CORDT,die Priester in zijne geboorteftad MEGCHF.-I,EN en Superieur van de vaders der Oratorie geweest was ( f ), en naderhand vanden vermaarden PETRUS POIRET, dienwij in 't vervolg zullen kennen leeren.DE(*) DiBion. art SOURIGNOIV.ff) Dc Maatfchappij van de Vaders der bm-\lorie , opgericht ten jaare i£>M. door zekerenPIER RE B E R U L E , beflaat door geheel FRANKvijf-en zeventig departementen, daar onder


EEUW-4 4- Beknopte Letterkundige Gefchiedenisxvir. DE CORDT werd haar door den doodoncrukr ten'jaare lóóg. En POIRETbleet bij haar tot heur overlijden. Zijftierf' te FRANEKER den 30 van Wijnmaand1680 Zeer zonderling waarenook haare gevoelens. Haare hoofdftellingftftat reeds aangetekend hier voor inde LXXV1I. %. De eerfte Goddelijkeopenbaaring had zij te GENT in VLAAN­DEREN ten jaare 1662. Dit licht werdfpoedig gevolgd van nader ontdekkingen.Haare gefprekken met God, haar gezichten, droomen efi ingeevingen , waarenmeenigvuldig; en zij werd daardoor verwaardigdmet de kennisfe van duizenderleidingen , waarvan de fchranderite ge*leerden onkundig bleeven. Van de Filofofijwas zij geheel afkeerig. Zij waseensder begreepen de Collegiën en Ssminariën.Van deeze Maatfchappije vindt men een naauwkeurigbericht in de Befchrjjving van PARIJS,onlangs uitgegeeven bii LOOSJES, bl. 6g—73.(*) Ds CORDT ftierf te NOORDS T RANDin 't Hai togdom SLEESWIJE Hij had te AMSTER­DAM om fchulden in de gevangenis gezeten ,maar had zich daar uit weeten te zoek te maaken ,en werd naderhand door vergift te NOOUDSTRABDongelukkig van kam geholpen. A N T O I N E T T Swas zijne erfgenaame , doch niet tot haar voordeel, want 's Mans boedel was met fchulden enprocesfen bezwaard — Zij was aangezocht doordeezen DE COI


der Systematifche Godgeleerdheid. 45eens te AMSTERDAM in onderhandeling XVII.geweest met BURMAN en HEIJDANUS,en had toen van de wijsgeerte , maarvoornaamlijk van de Kartefiaanfche wijsgeerte,de grootfle walg gekreegen. Godhad haar duidlijk doen zien, dat de Kartefiaanfchewijsgeerte de fhoodfle en vervloektüeketterij waare, die op eene volflaagenAtheïsterij uitkwam ( * ). Zijfchreef ook tegen de Kartefiaanen eenwerk, getijteld, La Sainte Vijiere, ofde Heilige Verrekijker Aan de mensch»lijke reden eenig gezag toe te fchrijyen,en na haare uitfpraaken te luisteren, waseene Godöntëerentle misdaad van den erg-•flen aart. Zij fchreef met eene vluggepen, in vier önderfcheiden taaien, in hetFransch, Nederduitsch, Latijn en Hoogduitsch ( + )> doch, gelijk alle bedorvenMijstieken, meest over donkere zaaken,daar niemand bij kan , en in bewoordingen,die dikmaals de geleerdfte denkersniet vatten kunnen. 't Gene zij gefchreevenheeft , is grootendeeis ge*fchept uit de fchriften van T A U L E R ,suso, BOHME, en A. CRUCE: 't overigezijn wanfmaaklijke voortbrengfelsvan haar eigen verwilderd harsfengeltel.AlleEEUW.(•") Men leeze den twaalfden brief in heteerfte deel van haar werk , Het graf van develfche Godgeleerdheid, en men vergelijke weis-«ASM. H. E II p. 891.(f) Vide WALCHII Bibl. Th. Set. II. p. 56.jZij was dus voorzeker eene favante dame.


xvir.46" Beknopte Letterkundige GefchiedenisAlle haare werken , in het Fransch op-EEUW. gefield, waarvan eenigen in(lukkenönderfcheidendoor haar zeiven van tijd tottijd waaren uitgegeeven, zijn door derbezorging van haaren vriend P O I R E T bijEikanderen in het licht gekomen te A M ­S T E R D A M in het jaar 1679 en'de volgenden.Zij beflaan negentien oktaafdeelen, en hebben den eenvoudigen tijtelvan l^outes les Oeuvres de Mlle A N-r o i N E T T E B O U R I G N O N . Terftond nadeeze Franfche uitgave zijn ze overgezetin het Nederduitsch: zijnde het eerftedeel van deeze vertaaling uitgekomen1680. Ook zijn ze overgezet in hetLatijn , Hoogduit sch en En gels ch. Indeeze haare werken flikkert wel hier endaar een fchoone flraal van goed verflanden gezond oordeel, maar de flikkeringis gelijk een fnelle blikfemflag in een'donkeren onweersnacht , die flraks deduiflernis nog akeliger doet worden, 't Ganfcheftelfel van haare gezwollen Godgeleerdheid,zo als het in haare uitbuur»digc boeken in ftukken cn brokken verdrooidligt, is bij elkander geraapt, enin orde gefchikt door P O I R E T in zijnuitvoerig werk getijteld , VOeconsmieDivine, gelijk wij in de volgende §. naderzien moeten, waartoe wij thands over*jaan.CXXXVII.P E T R U S P O I R E T , de lieve vriendiran A N T O I N E T T E B O U R I G N O N , waseen


der Syftematifchë Godgeleerdheid. 47een man van uitgebreide geleerdheid en XVIÏeenfchrander Kartefiaansch wijsgeer, EEUW*maar te gelijk een zwaarhoofdige Dwee*per (*). Een' natuurlijken aanleg totDweeperij hebbende, liet hij zich door delooze beleezingen van ANTOINETTE bijden neus leiden, die hem fpaedig in degekronkeld? paden haarer in 't ,wild liggendeGodgeleerdheid verdwaal en deed.Aan hem zien wij , hoe ligtlijk mannenvan gezonde denkvermoogens, in het verkeermet dwaazen , door verre gaandedweeperij befmet kunnen worden , enmede tot eene Godsdienstige krankzinnigheidoverflaan. Dus veraart het fchoonfteverftand in mislijk onverfland, wanneerde werking èener heete verbeeldinghet overwigt krijgt, en niet met krachten geweld wordt tegengehouden. ——POIRET was gebooren te METZ den15 van Grasmaand J646. Ten jaare16-4 te s T. A N N A H O F. V E in het T w E S«BRUGSCHE Fransch Predikant onder deHervormden zijnde , en in eene zwaarekraakte liggende , verpligtte hij zichdoor eene gelofte aan God, om, ingevalhij herfïeld werd, te fchrijven eenwerk, waarin hij het zijne zoude zoekentoetebrengen, dat er eens een algemeenevreede in de Kerk tot fland kwam. Aundeeze gelofte voldeed hij. Hij fchreefeen(*) STAPFERUS in Th. Polem. IV. p. 346".eum tiominavit Virum acutiflimun , turn malaturn l/oua fama ccleberrimum.


48 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. een werk, 't welk in 't jaar 1677 t e A M _ -EEUW. S T E R D A M in 4. het licht zag onder dentijfel van Cogitationum Rationalium deDeo, anima-, et malo Libri IV. in quibus,quid de hifce C A R T E S I U S eiusquefequaces boni aut fecus fenferint,omnisque Philofophiae certiora fundamenta, atque imprimis tota Metaphyficaverior continetur. Dit werk is verbolgensmet vermeerdering [en grooteverandering nog tweemaalen door hemtiirgegeeven, in de jaaren 1685 en 1715.Hetzelve draagt zeer veele blijken van's Mans bedreevenheid in de Theologirche en 1'ilofoHJche vveetenfehappen; in»Jwonderheid in de Kartefiaanfche wijsgeerte(*). Doch ook te gelijk befpeurtnen er in zijne geneigdheid tot Mijstiecerij.Hij had toen al de Schriften vanSr A u L E R en V A N K E M P E N geleezen.l 't) Het voornaame oogmerk van hem,j n het fchriiven deezes werks, was, devijsgeeren en voornaam lijk de Kartelaanentot eene zuivere kennis van GodJ- < >pte!tiden , en den vreede tusfehen dei wistzieke Protestanten, waare het mooglijk,f* - ) Placebant illi in Pbilofophia prae ccete.r Is placua c A R. T E s I I , Conf. Biil Brem.< 'X. UI. f I. p 79. At quid de iis poftea fenf:rit, in hocce quoque opere, fecundae et tertiaee iitionis , pasfim expofuitf • Voor deeze beide Mijstieken heeft hij al>ti jd de grootfte hoogachting behouden . blijken»*i gene hij tot hunnen lof fchrijrt in zijne Oeeun.1


der Syjlematifche Godgeleerdheid. 49lijk, te herflellen.Voorwaar een edeloogmerk! Maar POIRET is hier zo minEEUW.in gedaagd, als honderd anderen, die vantijd tot tijd met hem daar toe hunne poogingenhebben in het werk gefield ( * ). —.In dit werk geeftPOIRET zich veelmoei-xvir.£*) E l k verfiandig en braaf Kristen heeft et«Itijd hartlijk leed over gedraage» , dat er tusfehende Luthcrfchen en Hervormden , en zelfstusfehen de önderfcheiden partijen , waarin die- gezindheden verdeeld waaren, fteeds voortduu.rende twisten plaats hadden. — Geen wonder,dat dan ook ze veele groote mannen hun bestgedaan hebben, om die verfchillen te bellechten.POIRET beproefde daartoe ook zijne krachten;doch zo 't mij voorkomt op eene verkeerde manier.Zijn werk had tot dat einde geheel ander»moeten ingericht zijn. — Hadde men over 't algemeenminder vreedefchriften Van dien aartin de wereld gezonden , misfehien waaren detwistende partijen beter met elkaêr verè'enigd ge.worden De verwijdering is toch ontdaan uitverfchillendheid van gedachten over kleinheden,waaromtrent men , behoudens de grondwaarheden,als broeders, verfchillen kan. Zeer liefderijkis het fchrijven van j j. GRYJUAEUS aaneen' zijner vrienden , volgens het verhaal vaaMBLCHioR. ADAM: Site non amplius in ter.fis videam , iii tarnen conveniemus , ubi LUTHE-RUS turn ZWINGLIO optime iam convtnit. d. i.Indien ik u bier op de wereld niet weir ontmoetenmag , zo zullen wij toch eens daar Uielkdnderen komen , daar LOTHER. en ZWINGELbet reeds zeer toet met elkaêr eens zijn. Op zulkeene onvoorwaardlijke wijze had men elkanderenonderling tot vreede en eemgezindheid moetenopwekken , zonder de punten te bepaalen,waaromtrent men gelijk denken wilde , en menzoude waarfchijnlijk «eri'r bij elkiisr zijn gska»men.III. DEEL. D


50 Beknopte Letterkundige Gefchiedenismoeite, om deeze en gene van hem uit"EEUW. gedachte onderflellingen onder een' fchoonenfchijn voortedraagen. En in 't algemeenis hij er op uit, om zommige leerftukken,welken de Kristen alleen bij hetlicht der Godlijke openbaaring heeft leerenkennen, ook uit het licht der redenafteleiden, en uit wijsgeerige gronden tebetoogen. De leer der Drieëenheid meendehij ook op deeze wijze uit Filofofifchebeginfelen te kunnen ontdekken:en wel volgens Mathematifche Demonflratiën.Doch hij verviel ongelukkigtot te dwaaling der zogenoemde Modalisten,en het oude Sahellianismus ( * ). —Voor 't overige is er in dit werk nog alhet(«) Vide Lil. III. C. VIII. et conf. BOUD.1. 1. I. p. 389 et II. p. 1177- Hanc fuam fententiampaucis verbis denuo exponere non dubitavit,Oeeon.Div. Lib.I C. II. § 6 Conf. C-XIV. §. 2-6.'t Gevoelen van POIRET kwam hier op uit- —De vader is eene oneindig leevende , werkzaameen magtigfte denking: het helder en verlichtedenkbeeld , 't welk God van zichzelven heeft,is de Zoon : en de berusting van God in zichzeiven . of de liefderijke omhelzing van 'c genein hem is. is de heilige Gee,;t. — Ik geef 's mansgevoelen hier op. omdat het dikmaals van anderenzeer onnaauwkeurig wordt voorgefteld. Evendit zelfde gevrelen is voor weinige jaaren ookvoorgedraagen door zekeren ongenoemden Schrijver(zo men meent is hij MICHAÊL SAILER.)in


der Systematijche Godgeleerdheid. 51bet eene en ander, dat der leezinrr nietonwaardig is, vooral in 't gene er ter wederleggingva«i SPINOZA in gevondenEEUW,wordt. Behaten deeze en geene bezonderegevoelens, die P O 1 Rb T aII een eigenwaaren, omhelsde hij ook dikwerf zodaamgeHellingen, die in zijnen tijd me.de wel van andere geleerden aangeno.men waaren, maar in 't algemeen tochgeen grooten bijval hadden. Zo fchijnchij bij voorbeeld niet afkeerig geweestte zim van de gedachte, dat de Engelenhgchaamen hebben (*). — MiddelerwijlJij dir werk voor de drukpers in gereedhe.dbragc, hield hij gemeenzaame briefwisfehngmet ANNA MARIA SCHUUR­MAN het fierfel haarer Sexe in ons Vaderland,en beroemd door haare geleerdheid,maar ook bekend door haar dweeperijKort daarna kwamen hem ter handde Schriften van ANTOINETTE BOU­RIGNON, naamlijk eerfte deelen vanhaar werk getijteld, Het licht fchijnendein de duisternis/en, en haar boek,Met graf van de valfche Godgeleerdheid.Deeze Schnften las en herlas hij metzulk een weergaeloos genoegen, en metzulk eene verrukking van Geest, dat hijt beflmt nam, om de opftclfter derzelverlop te zoeken, en in persoon te hoorenfpree-C*) L:b. f. C. VII. p. Sn ichriifr hrdie gedachte handelende, ' °J"farum vtietur tonfirmari. *U «»«Daxvir.


XVII.«E U W.52 Beknopte Letterkundige Gefchiedenisfpreeken. De treurige ómflandigheden,waarin hij zich bij zijne gemeente bevond,(laande het geheele land door derampzaligheden des oorlogs, en door deneuvelmoed des vijands verwoest te worden,voor hem en zijne lotgenooten anderszo ongunstig, bevorderden zijn voor-"'neemen.- Hij vond vrijheid, en oordeeldehet raadzaam, om zijnen leeraarspostnederteleggen. Hij deed dat ten jaare1676, en teeg op reis. Waar ANTOI-NETTE zich ophield, wist hij niet. Hijhoopte haar in HOLLAND aantetreffen vhij trok derwaarts, maar zag zich in zijneverwachting te leuf gefield. Na langomvraagens werd hij gewaar, dat zij haarverblijf hadde in HAMBURG , en daar,bedekt voor de laagen haarer vervolgeren,in flille eenzaamheid haare dagenfleet. Vol Geestdrift ijlde hij daar heen,en het gelukte hem, deeze vrouw, reedsover de zestig jaaren oud', te. zien, teomhelzen en — te fpreeken (*> Opgetoogenover haare fehitterehde Godsvrucht, en haare hoogfteigerende begrippenaangaande, het Evangelie van JESUS,en Gods Kerk, vergat hij, in het genotvan haar bijzijn , fpoedig alle zijne belangenen vrienden.6En deeze dweependeMch(*) Het getuigenis, 't welk deeze anders wij.ze man van ANTOI NETT », na het eerfte ge.fprek "met haar , aflegt is door het dwaaze heen*Men leeze het voorbericht voor jijne Ofers Ptfib,ij et 16,


der Syfïëmatifcke Godgeleerdheid. 53Matrone bekwam weder aan hem 't genezij aan DE CORDT rerlooren had,XVII.EEUW.een medgezel, een' befchermer, en een*trouwen vriend. Hij bleef bij haar teH A M B U R G , en zwierf vervolgens methaar na BREMEN, na O L D E N B U R G ,na OOSTFRIESLAND, en eindelijk, naF R A N E K E R , daar de dood hem van haarberoofde. — Dit verhaal, 't welk ik deelsuit smans eigen aantekeningen (*), en'deels uit eene leevensbefchrijving vanhem ( f ), heb opgegeeven, leert ons p o 1-RET kennen als een' Geestlijken Avantuner,wiens groote geleerdheid tot krankzinnigheidwas overgeflaagen. — Na dendood van A N T O I N E T T E BOURIGNONging bij eenigen tijd woonen te AMSTER­DAM, van waar hij na RHIJNSBURG inHOLLAND verhuisde, daar hij na eendertigjaarig verblijf geltorven is den aivan Bloeimaand i 7i 9 toud zijnde drieenzeventig jaaren (§).(*) Vide Stil. Srem. Cl. III. p. 77—8 F.(f) Vide Comment. de Vita et Script is' Poi.reti, opp. eiuspoflb. pracfCS) Hij was getrouwd geweest met eene KXAU-DIA KIN van METZ, doch of deeze vrouw hemna HOLLAND gevolgd is', weet ik niet. Zij isgeftorven opgeveer 't jaar 1689. Vide Comment.*c vita etc. p out EI 1 p. 5D 3Behalven het genoemde werk, CoHtationesRationales de Deo &c. heefthij eene meenigte andere boeken uitgegceven,waaronder ook eenigen zijn, dievan anderen waaren opgeireld , en welken


EEUW.54 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. ken hij meestal met eene Voorrede verrijktheeft (*). Eenig en alleen verdienthier onze bezondere aandicht zijn boek,getijteld, VOeconomie Divine, o,u SyflemeUniverfel et demontrê des otuvrèset des desfeins de Dieu envers les hommes,en beftaande uit zeven deelen in 8'.volgens de eerfte uitgave, die te A M ­S T E R D A M gefchied is 1687. Naderhandis het in twee kwartdeelen uitgekomen, in 't Laiijn tc LEIPZIG 1705,in 't Engelsch te L O N D E N 1713. enin *t Ncderdiiitsch te D M L F T 1723. (f ).De tijtel van dit werk toont niet onduidlijk,dat P O I R E T eenig gevallen gehadhebbe in het denkbeeld der Coccejnanen ,nopens Gods inrichtingen met den mensch ,welken zij huishoudirgen van God pleegentc noemen, 't Gene hem aanleidingtot het fchrijven van dit boek had gcgeeven,was een kort opftel over devoorverordening, van hem ontworpen.Dit nader bearbeidende vielen hem eenigeyoortreflijke waarheden onder het oog,welken hij tot nog toe niet had opgemerkt(*) De ganTchc lijst deczer werken wordtgevonden in de Ribl. Brem. Cl, III. f. I. p. 83—91 ,en in de derde uirgave van POUETI Cogit.Retion.(f) MOSHEIM maakt in zijne K. G. IX. D.tl'. l6f> melding van eene Latijnfche vcrraaling ,die 1Ö86 zoude uitgekomen zijn , doch dit iseen in 't oog loopende mi;flag, wijl 1.687 hetoorfpronglijke werk eerst is in 'c licht verfcheenen.In de Bibl. Brim. II». p. 84.. is daaromtrentook iets onnaauwkeniigs.


der Systematifche 'Godgeleerdheid 55merkt. Tevens zag hij zulk een helder XVIIlicht over zijn onderwerp verfpreid, dat EEUW.de grootfte zwaarigheden , die anderenmeestal onoverwinlijk voorkwamen , inzijn oog als een damp verdweenen. Hierdoor werd hij opgewekt, om zijne ge*dachten op papier te brengen , en wijlanderen misfehien daar uit ook eenig nutzouden kunnen trekken , een uitvoeriggcfchrifi. voor het publiek te vervaardigen, waarin hij de waarheden van denGodsdienst in verband met die van denatuur verklaaren wilde — Dit werkmoet wel , volgens des Auteurs eigenoordeel , niet als een geregeld Sijflemeder Mijstieke Godgeleerdheid aangezienworden; doch B U D D E U S , W A L C H enS T A P P E R houden het daar evenwelvoor (f): en dit is het ook. De hoofdzaakenvan de Sijftcmatifche Theologie,die in de Schriften van andere Mijstiekenof geheel niet, of hier en daur verfpreidte vinden zijn, worden er in eene fchooneorde in aangetroffen. Eerst handeltP O I R E T over de Schepping, en het ge*'fchaapen, dan over de zonde en denoor-(*) Legas fivis Vindicias, Veritatis et innocen»tiae, quas oppofuit P O I I I T U S crirrjinntrombus1. w. I A E G E R I , infertas eius Opp. Pojtb. Lib.I. C. V §. 7 et 8.(f) Vide E U D D . /. /. II p. 1195 WALCH.in BUI. Tbeol. Sel. II. p. 61, et S T A P F . /. 7.IV. p. 346. S T A P F E R U S OpUS hoCCe P O I R E -T I A N U M nominat Syftcma Tbeologiac myfticae or*éine et cennexicne clcgetitiffima conferiptum.D 4


56 Beknopte Letterkundigs GefchiedenisXVII. oorfprong van het kwaad, dm over hetEEUW. her/iel van den mensch voor de manschwordingvan j E S u s K R I S T U S , dan overhetzelve na de menschwording van j E s u sÏRISTUS, toe aan de voleinding der wereld,dan over de werking van Gud ende medewerking van den mensch: en eindelijkover Gods Voorzienigheid. Deezebezondere onderwerpen maaken elk eenbezonder boek uit, 't welk in verfchilfendehoofdflukken verdeeld is, waarvanwijhet beloop, uit hoofde van deszelfsuitgebreidheid, hier niet wel opgeevenkunnen. In het derde en vierde boekIraagt POIRET zijne gevoelens voorno-3ens de leer der verlosfing , volgens deweven perioden der Coccejaanen, maarI jp eene ganscli zonderlinge wijze. Voort overige Jerert hij in dit werk een' volenovervloed van oude en nieuwe mijs-J1 iekerijen , bij elkaêr geraapt., uit de Schrifenvan tANTOINETTE BOURIGNON,vier fmaaklooze Godsdienstbegrippen hiji n orde gebragt, en met zijne eigen dweelerijenopgefierd heeft ( *). Zo welIier . als in alle de werken van hem,1cntdekt men onwederfpreeklijke bewijzen\an zijnen onderzoekgrzagen, doch tot\ wonderbaarlijke denkbeelden overneigenenfludielust. cMet het grootlte rechtmag(*) In Cnnpfidi» fhic) habcbimus quicquidu ta Schola Myftica pruafumtuofa diüitat Itau ribit IAEC.-R.US in I)i]j". de Enthuf J.-17.c ODf. FOIJLETI Opp. J?0fi/>. p. 255.


der Syfïematifche Godgeleerdheid. 57mag hij dierhalve onder de Mijstieken gerekendworden; fehoon hij zelfdaar zeer veeltegen heefe gehad (*), en wel onder de bestencn verftandigften; want hij bezat zeketgroote gaven, en een. ichrander oordeel.J A E G E R noemt hem den voornaamftenonder de Mijstieken zijns tijds (f ). Wanneermen de eerfte uitgave van zijne CogitatioiiesRationales vergelijkt men zijnelaater gefchrifren, en voornaamlijk metzijn werk UOeconomie Divine, 't welkwij hier beoordeelcn , befpeurt men indezelven een groot verfchil van gevoelens.Daar hij in de eerfte uitgave vanzijne Cogitationes Rationales de Stemder gejonde reden en der Kar-teRaanfchewijsgeerte zo krach;ig fpreeken liet,legde hij naderhand , vooral in zijnwerk UOeconomie Divine , haar eengeheel zwijgen op. De kennis, welke demensch door lettcrblokken en denken bekomt, was , zijns achtens, geetie kennis(J). Dat alleen was den edelennaam van kennis waardig, 't welk denmenschXVII.E E (J w,(*, Vide POIRETI Findicias veritatis. opp.eius Pofth inf Lib. I. C. V. $. 6.(f) In Difert. de Enthuf. Supra cic J. 17.(§.) Fruftra efl labor omuis, na fcribit p o I R E-•rus Oeeon Div. P. I. p. IÏ 3.,Q U I H L N E T U R Arcrum inquirenda impenditur ab iis , qui familiariiatemDfi ha&cnus non recupernruut. Er"oquaecumque Ratio, et omnium omnino Philvfupbo'rum conatus ad ndturam explicandam tan.is la.ionbus moliuntur , veré loiidem funt fumnia , defuibus non immer ito txclamabis; — concepit Iu-D 5bo-


58 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. : nensch door eene onmiddellijke verlich-:ing werd ingeltort. 't Eene was valfche( in 't andere waare kennis. He? weezen< lier vvaare kennis was eeniglijk gelegenn eene zekere betrekking tot God, waari loor de ziel aan God gelijk wordt (*).3ok was deeze waare kennis meer eene» revoelige. dan eene denkbeeldige kennis.En uit die gevoelige kennisfe redeneertlij over zijne mijstieke {tellingen mees-:erachtig voort. — Het zal voor mijneieezeren, denk ik, de moeite wel waardigzijn, dat ik eenige bezonderhedenuit POIRETS Sijfteme, in een ordelijkverband, hun mededeele. — Deeze bezonderhedenkomen hier op uit. „ Godis een oneindig vrij werkzaam weezen,'t welk een genoeglijk genot heeft inde befchouwing van zijne eigen gelukzaligheden, cn geheel licht is (f). Danhet heeft fiefif Behaagd , uitwendige weezenste fcheppen, waarin zijn bceldtenispronkt. Onder deeze weezens behoortook de mensch , die -een voortreflijkfchepfel is, beftaande uit ziel en ligchaam.EEUW.Deborem et peperit mendacium. — Wij gebruikenbier de Latyvfchc uitgave, waarvan de tijtel is:Oecenomiae L)ivii:ae Lilri Sex.(*) Ita Scien-iam Solidam a falfa difcernipoffe exiftimat POIRETUS in Libro fuo deEruditione Solida, Superfici aria et falfa, (edito1692.) 4& I- P- 4> 5. et L>b- H- P- I 0 9- etfeqq. •(t ) Deus efl Ens nituofum, et fine fine liberrimum, iden-que luminofüm atque deliciofum.Otcon. Div. II. p.


der System•aiifche Godgeleerdheid. 59De ziel is eene gedachte, bekwanrri , omGodlijke genoeglijkheden te fmaaken , EEUW.en vol verlangen na licht (*). Zij isbedeeld met uitmuntende hoedaanigheden,cn begaafd n et eigenfehappen ,die haar gelijkvormig doen zijn aan haarenMaaker (f ). De begeerte, die inden mensch plaats heeft, is eene begeertena licht en liefde, en geeft hem' rustnoch duur, zo lang hij het begeerde niétdeelachtig is (§). Om dit deelachtigte worden is het geloof noodzaaklijk ,waardoor de ziel , bewust vati haarezwakheid en onmagt, alle verzinfels dermenschlijke reden verwerpt, en zich totGod wendt met eene onuitfpreekliik vuurigedrift, tot zo lang zijdoor deftille befpiegelingvervrolijkt wordt met eene verrukkendevoldoening, en vervuld met Godzelven.({) Schoon de ziel hier nog gedruktwordt door den last van haar ftöflijfel jg-'• (+) Deus creavir homiuem , non ut ratiocimetnr,ac inencem fibi proprii» actibus fuis im\plexvir."(*) Anima eft cogitatio ad Inmcn gaudiumqueadfpirtBs'ï Otcon. Div. 1. tag. aio. Conf.r ai i.(t) Narura liamana confimilis eft divinae , etómnia utrobique funt eadem. Occon. Div. I.pag. 138.(§) Defiihrinm nnimae eft naturale ct necesftfrium,— ininortale , et infinite maximum. —Et defidennm Ine —' non poteft non in animaexc'tare commctiovèm infinitara, per quam illaagkata e' requiefcere nefcia , ad lumen amoremquequaerendum vioJemer impeilitur, Cccon.Div. I pag. 214 •—'—


6o Beknopte LetterkundigeGefchiedenisXVIT.EEUW.ligchaam, en Gods ongedekt aangezichtniet aanschouwen• kan, is het haar doorgeloofsöefening echter mooglijk, tot deezenhoogen trap vangelukopte lteigeren."£*) Het punt, waarop het losfe ftelfelvan alle zijne begrippen draaide, was dustweeledig, en befiond in eene verfmaadingvan de rpden, en in eene ingebeeldeonderwerping aap de indrukken derGod-pleat, fed — ut Deum ipfum per fidera — in fundoanimae fuae infinito et divino contineat.Oecon. Div. I. pag. 133. Voluntas ac delideriummeum nunquam fatiabuntur, nunquam fc*liciier gaudebunt , nifi ego occtipatione et posfeflionemei (ubi non nifi tenebras et anxictateminquieram invenio) repudiaia, Obieéto Per"fe&iflimo et Luminofo, propter quod et a quoftim , aff'eétiones meas devoveam ac tradara.Atque ita in itiius demum c~>gnitione a que amore:inveniam iuroen atque acquiefcentiam adbeatitudir.em meam, feu ad intelügentiae atqueamoris mei felicitatem pcrfectionemque neceffaria.Oecon. Div. I. pag. a8.(*) Quod fi animae inhabilitas et diftraftio.nes variae impediant quo minus Deus in animaoperetur pro eius capacitate , — alia ratio erit,, - fi inhabilitas ea tollaiur. Ergo fi anima a propriistenebris figm«ntisque fuis confiderandis, aba&ivitate propriae mentis , ab amoribus fuis,omnibusque quibus adhaerefcit quaeque Deus aonfuut., ftudia fna revocet; intipiatque in fe it»quiefcere, ut nihil peregrini admittat, ad Deumfolum interim in centro fuo adfpirans curadefiderio divinas eius emanationes ibidem recipiendi;Deus utique non poteft, quin ibidem etillucefcat, et doceat, Amoremque fuum in esproducat atque omnia bona divina in eadem ef*fundat. Occen. Div. 1. pag. 686.


der SyflèmatifcheGodgeleerdheid. 6tGodlijke verlichting (*). — Met ditalles is zijne Godgeleerdheid verftaanbaarer,dan die van BOHME. BijEEUW.hemis nog veel gezond verdand , maar bijBOHME is alles brabbeltaal. En watmen ook vanPOIRET denken mooge,een onpartijdig beoordeelaar zal hemmoeten houden voor een' man, die Godvreesde , cn diens bedoelingen zuiverwaaren , maar die uit liefde tot God dezaak te verre dreef (f). —cxxxvnr.Dit zij gendtfg van de Mijstieken, onderde Hervormden, en hunne Theolo­ge-(*) Hoe weinige indrukken eener Godlijke verlichtingin de daad A » T . BOURIONON en f óvR E T zeiven gehad hebben, blijkt genoegzaam uithunne Schriften ; en wat van al hun voorgeevendaaiömtrent te houden zij, kan men eeniglijk opmaakenuit hunne donkere , en tevens God -eamenfehen beleedigende, gedachte aangaande deaeerden flaap van A DA M. Beiden hebben zij ergensin hunne Schriften verdicht, dat A D A Mdoor eene afmattende verm-enging met de diereuzich dien flaap zoude op den hals gehaald hebben.Zie S C H E U C H Z E R S Bijbel der Natuurdoor den geleerden M E IJ E R uitgegeeven , I. D.I. St. bl. a88. Welk een vervoeilijk denkbeeld'.Zeer veele gevoelens vau PolRiTkan men wederlegdvinden in het Syft erna Controverfiarumittvisf. van Z A C H . GRAPIUS.(t) In monimentis ingenii , quae nobis reliquit,multa habentur vera atque utilia ; coniundaautem cum iftis funt falfa ac cum fanaticismoaperte congruentia Verba funt I. e.«ALCHii Bibl. Tb. Sel. T. li, p. 60.xvir.


62 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIT. griefoe Schriften. Men vond, behalvenE E U W. de bedorven Mijstieken in de HervormdeKerk ook wel Leeiiiars, die van deMijstiekerij niet geheel vrij waaren, enden naam zouden kunnen voeren vanhalve Mijstieken, zo als j. LOOD EN-SÏE1N, T. BRAK E L ,W. B R A K E L ,en meer anderen, maar van deezen zullenwij in 't vervolg beter gelegenheidhebben, 't eene en andere dksaangaandeden leezer mede te deelen.Wij willen ons nu eenige oogenblikkenbepaalen , volgens ons gemaakt plan ,bij de Joristen. Dit flag van Dweepersheeft hunnen naam van eenen DAVIDJORIS, een' glasfchikier te D E L F T .Deeze man had eerst behoord tot deMunfterfcke wéderdoopers, van welkenWij in \ vervolg moeten gewaagen: dartdaar hij onder die lieden' zo zeer geenhoofdperzoon was , en toch geern een'groeten naam in de wereld maaken wildé,had hij het er op toe gelegd, omeene afzonderlijke Sekte te dichten. Enook dit was hém geflaagd. Zijn achtbaargelaat, zijne deftige houding , enzijne welbe'fpraakte tong had veele eenvoudigelieden , ja zelfs zulken, die hetanders aan verflani en opvoeding nietontbrak, geheel wechgeflcepr en als betoverd»Zijn aanhang hier in de N E D E R-L AND EN was vrij talrijk Onder dezelvenwaaren veele bcgoedigde burgers ,die hem uit hunnen rijkdom met allerleigiften zodaanig van overvloed voorzagen,dat


der Systematlfche Godgeleerdheid, 6*3dat hij een zeer weelderig leeven leidenkonde. inzonderheid deed hij zich daai'EEUW.van te goede, toen hij, van DELFIvertrokken zijnde, te BAZEL woondeHerwaarts was hij geweeken, omdat hijzich in HOLLAND niet meer veilig achtteonder de vervolgingen der wéderdoopers,met welken hij gelijk werd gefield.Te BAZEL hield hij zich ftil, gedroegzich als een' vroom man , ging bij deZwingliaanen te kerk, gebruikte hecavondmaal, deed veel goeds aan de armen,en wendde voor het overige geheelgeene poogingen aan, om zijn genootfchapuittebreiden. Hij ftierf alhier den26 van Oogstmaand 1556. Twee jaarenna zijnen dood lekte het eerst teBAZEL uit, wie DAVID JORIS geweestwas, die aldaar onder den naam van JonkerJAN VAN BRUGGE geleefd had.De Stadsmagiftraat het beweezen ziende,dat hij een der Godöntëerendfte kettersv/aare geweest, veroordeelde zijn doodligchaam ten vuure. Hetzelve werd den13 van Bloeimaand 1559 opgedolven,en benevens zijne boeken en zijne beeldtenisonder de galg verbrand. Veelenhouden hem voor een' aartsfchurk ; ofhij dat geweest is, iaat ik daar, dan zekergaat het, dat hij een looze dwceperis geweest, die er den flag vanhad , om zijne aanhangers te bedotten;naardien het anders onbegrijplijk is, hoezij zijne leerftellingen hebben kunnenaanneemen, die zo zichtbaar falsch endwaas,xvir.


f54 Beknopte LetterkundigeGefchiedenisXVII.EEUW.dwaas, als ondeugend en godloos waaren.Zie hier eenigen van zijne leerflellingen.„ KRISTUS was de tuchtmeester geweesttot de komst van hem, DAVID JORIS.Hij was de waare MKSSIAS, de Zoondes Vaders, door welken God zich duidlijkeropenbaarde, dan door KRISTUS,die zijn voorïoopcr was geweest. Hemwcs de magt gëgee'/en, om zalig te maakenen te verdoemen. Hij was de'man,die ren jongden dage de wereld oordeelenzoude. Onder de geloovigcn behoordengeene huwlijken meer plaats te hebben,maar de vrouwen en tevens ook debezittingen moesten algemeen zijn. Dehemel was tot nog toe ledig geweest,maar God had hem gezonden, om diente bevolken , en daar toe de genadeuittedeelcn"( *). Mooglijk wordt dit alleswel wat bij vergrooting opgegeeven.Men weet, hoe het altijd bij het beoordeelenvan Ketterlche Schriften gegaanis, Zijne uitgegeeven werken zijn veeletr,onder anderen lieeft men van hem de volgen •den, Ferklaaring der Scheppenisfe; gefprek'( *) Deeze en meer andere vervoeilijke (K-Hingenvan hem worden uit het boven te noemenwonderboek opgegeeven door den geleerden ua-B o E M M i u s in deszelfs Grondelicke Onderrichtting!


der Systematifche Godgeleerdheid- 65fprek tusfehen eenen Godgeleerden , XVII.Bijbelsgeleerden en Sophistgeleer den ; EEUW.en Vermaaning voor alle goedwillige,godvreezende harten des geloofs. Doch'c meest berucht is zijn werk, getijteldWonderboek , waarin dat van derwereld an verfooten .geopenbaard is.Dit werk heeft hij uitgegeeven 1542,en voor de tweede maal 1551 in foljo.Alle zijne Schriften zijn donker , verward, en vol van de zotfte ongerijmdheden:altoos dit getuigen eenpaarig degenen, die ze geleezen hebben, en uithet gene ik er immer bij önderfcheidengelegenheden van gezien heb, komt mijdit getuigenis wel naar waarheid voor. Met's Dweepers dood , zoude men hebbenmoogen denken, dat zijne aanhang moestzijn te niet geloopen, daar toch deezen,zo men verhaalt, zich verbeeld hadden,dat hij niet zoude geftorven zijn: danna zijnen dood fchijnen zich nog langhier te lande verfcheiden lieden bevondente hebben, die met zijne Schriftenen met zijne Hellingen zeer waaren ingenomen.Ten jaare 1590 werd van Jo*risterij befehuldigd een hervormd predikantteuTTERMOERin OOSTFRIK S-L A N D , met naame A N T H O N I U S DA-V E N T R I E N S I S . In het jaar 1608 werdop eene provintiaale Sijnode te DOR­D R E C H T voorgefleld , om het drukkender boeken van D A V I D JORIS, 't welktoen te G O U D A gefchiedde, daadlijk teftremmen. En op de Sijnode van denIII. DEEL. E BRIEL»


66 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. BRIEL, 1623 gehouden , werd befloo-EEUW. :en, dat de Joristen in de HervormdeKerk niet naar het gewoone formuliergetrouwd mogten worden. Vervolgenszijn er nog ten jaare 1642 in het Hol'(leinfche eenige Joristen openlijk geftraft{*). Alle deeze leerlingen vanDAVID JORIS hebben fteeds voorgewend, dat zijne Schriften van andersdenkenden geheel verkeerd verftaan worden; dat er een fchat van wijsheid inverborgen ligt; en dat elk 's mans leerwel zoude omhelzen willen , indien hijze maar regt kende. Ik wil ook zeerivel gelooven , dat deeze verdwaalde menfehenin dien dwaazen waan geweestzijn. De ervaaring toch heeft honderdmaaiengeleeraard, hoe ligtlijk zommigemenfehen, wanneer de dweeperij hun eenrad voor de oogen draait, daar door geheelverblind, en als in zwijm kunnengebragt worden, zo dac zij voor alle gezonderedeneering volftrekt niet meer vatbaarzijn, en het dwaaze boven het wijzeverkiezen.CXXXIX.Aangaande de Familisten, welken vande Joristen niet veel verfchilden , enwelken wij hier nevens dezelven plaatzen,(*) Zie de Voorrede van *t ftraksgenoemde boektkenvan EMMIUS, en de gemelde lecvensbefchrijrvingxan cenige voorn, tnann. ï. D. */. 13a.


der Systematifche Godgeleerdheid. 6jzen, hebben wij Hechts dit weinige te XVII.berichten. Deeze dwcepers noemden EEUW.'hun genootfchap het Huisgezin of deFamilie der liefde; en van daar is hunnenaam Familisten. De vader van dit huisgezin,of de dichter deezer Sekte wasHENDRIK NI KOLA AS, een Westfaalinger,en een boezemvriend van DAVIDJORIS, die geleerd heeft ongeveer hetjaar 1555. Veelen van deeze Dweepershebben zich hierin de N E D E R L A N D E Nopgehouden, maar, zo men verhaalt,hebben zij voornaamlijk in E N G E L L A N Dgroote beweegingen onder het volk veroorzaakt.Hunne leerfiellingen waarenGodöntëerend. Eenigen derzelven kwamenhier op neder; MOSES was eenprediker desgeloofs, KRISTUS een predikerder hoop, en HENDRIK NIKO-LAAS een prediker der liefde. Hij wasde herfteller der wereld. Zijn genootfchapbeflond uit volmaakte en vergodlijkte menfehen , die onfchuldig ónderelkander leefden. De liefde bragt mede,om nimmer over Godsdienstpunten tetwisten. Eene opflanding der doodenzoude er nimmer zijn. De oordeelsdagwas reeds gekomen, en HENDRIK wasRechter. Niemand mogt voor zijn dertigflejaar gedoopt worden, enz. Er zijnverfcheiden Schriften van deeze liedenuiïgegeeven. Onder dezelven telt menRevelatio Dei, of God in zijne grootevoorzegging; Eene blijde bópdfchap vanhet rijk van God en CHRISTUS; EeneE % af-.


XVII.EEUW.58 Beknopte Letterkundige Gefchiedenisafbeelding van den waaren en geestlijkenTabernakel; Eerfte vermaaning a«nzijne kinderen en de familie der liefde;en eene geloofsbelijdenis van de waareen Christlijke Religie, welke opgedraagenis aan den Engelfchen Koning JA­KOBUS, en gevonden wordt in een werk,getijteld Kort verhaal van het geloof dergoedwilligen in ENGELLAND, genoemdde Familie der liefde , uitgegeeven1604 (*>CXL.Nu gaan wij over tot de Kwaakers,eene zoort van Mijstieken, die zich voornaamlijkin ENGELLAND hebben beruchtgemaakt. Zij werden Kwaakers genoemdwegens het beeven van hun ligchaam ,wanneer zij in 't openbaar over Godsdienfligeonderwerpen begonnen tefpreeken, of, zo als anderen willen, omdat zij voorgaven te beeven voor GodsMajesteit, en deszelfs Woord. To quakebetekent in 't Engelsch beeven (f).Zij zeiven wilden liever kinders des lichtshee-C*) Men leeze over deeze Sekte M O S H . K. G.VII. bl. :.oi-SQ3. W u c u Bibl. Tbeol. Select.JI p. 47 en 48, en vergel S T O C K M A N N Elticid.haettjium pag 145 148.(T) Dit woord Qjiake is denklijk in oorfpronghetzelfde met ons verouderd quikkeh, zich flerkbetueegen . regt lecvendig zijn ; waarvan nog overigzijn de onder ons bekende zamengelteldewerkwoorden verkwikken , op kwikken.


der Systematifchc Godgeleerdheid, 69heeten. Deeze Sekte der Mijstieken werd xvir.geiticht ten 'jaare 1643, of, zo als anderenSchrijven, ten jaare 16^7, door ze­EEUW.keren G KOR GE F.OX, een'fchoenmaakervan zijn ambacht, en een' zwaargeestigen dweepend mensch, die zich iiet voor-Haan, door Godlijke verlichting beftraalden met de Godheid zelve vervuld' tezijn ( *). Als een dooiende Ridder liepdn dwaashoofd door een goed gedeeltevan ENGELLAND heen, het volk on.derrichtënde, dat zij te luisteren haddennaar de (tem des Godlijke woords, die inhunne harten fprak. Door zijne zemelknooperijenwist hij een groot aantalligtgeloovige lieden op zijne hand tekrijgen, die zijne Mijstieke leer omhelsden,en met hem tegen de Overheid ende Geestüjkheid aan 't muiten floegen.Dit laatfte zochten zij bij het weinigdenkend gemeen te vergoelijken met hetvoorwendfel, dat zij op zodaanige wijzevolgens het verborgen licht van hun harthandelen moesten. CROMWELL hadveel werks, om hen te beteugelen. K A-REL, de tweede, kon hen geheel nietverdraagen. Een geweldige llorm vanvervolging ftak tegen hen op, en dreefniet(*) Fox was gebooren 1624 en is geftorven1691 oud zes en zestig jaaren. Het verfchilover den tijd der (lichting van zijnen aanhangzal het best dus kunnen vereffend worden Tenjaare 1643 werd FOX een Dvveeper, en ten jaare1647 begon hij openlijk te leeren.£ 3


jro Beknopt* LetterkundigeGefchiedenisXVII.EEUW.sier. weinigen van hun buiten hun Vaderlandna andere gewesten, na DUITSOM­LAND, na FRANKRIJK, na de NEÜeR-LANDEK (*) en na elders, maar inzonderheidna N OORDÜMERIKA,daar zijop de voorfpraak van eenen hunner voornaamfregeloofsgenooten , WILLEAIPENN,van K A R E L den ' tweeden, en van hetParlement, eene wijd uitgelïrekte, dochonbebouwde,landltreek ter bewooningbekwamen, die heden nog, naar hunnenbegunstiger, PEN NSYL VAN ïë genoemdwordt, en daar hunne nakomelingenzich thands nog ophouden.Doordeeze vervolging en verdrijving uit EN­G E L L A N Dzijn zij zeer verbeterd, enVANië begeeven hadden, hebben zichte regt gebragt. Die zich na PENNSYL-in-(*) In F R I E S L A N D werd ten jaare 16S2door 's Lands Staaten een iïreng plakkaat uitgegeeven; waarbij den kwaakt rs de Provintieverboden werd, onder bedreiging van, ontdektwordende, te zullen moeten werken in 's Land.fchaps tucht- en werkhuis den tijd van vijf jaaren.Zie o E R D E S Twee Verhand: over de vrijh: desgeloofs enz. bl. 162. Te A M S T E R D A M en ook teR O T T E R D A M is langen tijd eene Kwaakerfche gemeentegeweest, doch, zo men mii bericht beeft,moet dezelve bijkans geheel verioopen zijn Over'tgeheel genomen heeft de Sekte der Kwaakersweinig opgangs gemaakt onder befebaafde volken,uitgezonderd de Engclfchen\. Trouwens deGodsdienstgievoelens der i.viaakers meer gefchiktvoor Engelen , dan wel voor menfehen , kondenalleen een gevallig voorkomen hebben bij eenenatie , die met eene ftrenge en hier op aardeanbeoeft nbaarc zedekunde veel op had, zo alsie Engclfchen.


der Systematifche Godgeleerdheid, 71inzonderheid als braave burgers gedraagen XVII.van den tijd af, dat zij er geweest zijn tot EEUW.heden toe ( * ). — Middelerwijl hunne gemoederenwat aan het bedaaren geraakten,werd ook hunne leer en tucht eenigszinsin orde gebragt. WÏLLIAM PENN,ROBËRT BARCLAFJ, GEORGE KKITH,en SAMuëL FISCHER waaren leden vanhun genootfchap. Deeze mannen, vankunde en bekwaamheid gansch niet misgedeeld,gaven aan hun ftelfel der Godgeleerdheiden aan hun Kerkbeftuur eeneregelmaatige gedaante (f). Dit deedenzij vooral met oogmerk, om dus doende(*) Van de genen, die met P E N N ten jaare1693 zich in A M E R I K A bevonden, zijn verfcheidenftokoud geworden. Nog in 't jaar 1788waaren er zes in leeven ; volgens B R I S S O T inzijne nieuwe Reize in de vere'enigde Stunten vanJSoordamerika, il. 8a. Zij hebben zich van tijdtot tijd zeer uitgebreid — In N E W J O R K , D EJ E R S E Y S , D E L A W A R E , eil M A R IJ L A N Dlijn er veelen. In M A S S A S U C H E Ï , N E W -H A M P S H I R E , C A R O L I N E en G E O R G I Ë ,zijner minder. Zie B R I S S O T 'ta w 11. bl. 113 —Over de wetten , en den regeeringsvorm derkwaakers in P E N N S Y L V A N I ë zie men ietsbelangrijks in de Bibl. Britt. T XV. p 310— 343en XVI. p. 127—162. De Schrijvers der Bibl." fpreeken met lof van hunne inrichtingen. Onderanderen zeggen zij. // «*y a peut étre point depais au monde , 011 on voye regner tant d' ordre,d'cquité, de moderation , &* amour fraternel,eu'on en voit en Pennfylvanie. Zie verder ,over 't karakter en de leevenswijze der kwaakers,B R I S S O T , 't a b. II. bl. 71—182.Ct) Over de geleerdheid en arbeid van deezemannen zie men W E I S M A N N H. E. II. pag. 824,825. — W I L L U M P E N N S werken beftaan 111E 4


XVII.EEUW.72 Beknopte Letterkundige Gefchiedenisde een gordijn te fchuiven voor hen aanfiootlijkein woorden en bcdri ven, 'twelkhun het meest de verachting van alleweldenkende braaven had op den halsgehaald. Het grondbeginiel van hunneleer is even hetzelfde, als dat vanmeescalle andere Mijstieken ; naamlijk , dater in de ziel van elk mensch een zekerinwendig licht verholen zij, 'c welkoorfprong!ijk eene vonk is van de wijsheid, welke het Opperweezen bezit.Ieder, die behouden wil worden, moetdeeze inwendige vonk, welke de zinlijkelusten van het bedorven vleesch fchierhebben uitgedoofd, door zijne befpiegelingenweder aanblaazen en ontvlammen.Dit licht noemden zij de HEMELSCHE50PIHA ( * ). Uit dit gfóHdbeginfelleidden zij de wanvoegli'fre leerftellingen! if; als bij. voorbeeld, dat men lijdlijk•usten moest in zich zeiven, en in alles::e werk gaaii naar het inwendig licht;llat men den Bijbel fieebts hadde aante-;ien, als een ondergefchikt hulpmiddel,naar niet noodzaak! ijk ter verkrijging1Ier zaligheid (f j\ dat de bpenbaare ge-be-?s groote o&aafdeelen ; en daaruit kan men< le ceioofsleer en de zedeknnde der kwaakers1 nisfehien 't best Ieeren kennen. •(*) Zie BA» ci, A IJ in de apologie der KristtjkeGodgeleerdheid, waarvan itraks' nader: vol-1| ens de La:ijnfche' uitgave p ) 4.(f) Vide Catechefm mox memor, cap. II. etd 'pol. B A R c L A 11 Th'. lil. Verg. VAN E M D H1 lift. Bericht van alle gezindheden , H. 325.


der Syfiematifche Godgeleerdheid. 73beden en de Sakramenten nergens toenut waaren (.*); dat men gerechtvaardigdmoest worden door eigen gerechtigheid(f); dat er geene Overheid diendete weezen ( §); dat het doen van een'eed ongeoorloofd waare CD? e n z Even^gelijk de meeste Mijstieken, waaren zijverfmaaders van alle menschlijke weetenfchappen(**): en daarentegen verhievenzij in den hoogden trap hunne ingebeeldewijsheid, hunne hemelfche SOI'HIA.Evenwel hierin onderfcheidden zij zichvan veele andere Dweepers, dat zij deSchooien ganscb en al niet onnoodigkeurden. Zij drongen zeer aan, op eendaadlijk Kristendom, zo wel als op eenlijdlijk, en vergaten niet, de grondenvan hun geloof der gèmeente inteboezemen.Op de Sijdematifchc leerwijzewaaren ze nogthands tterk gebcecen, endaar zij , vijanden zijnde van het twis*ten over Godsdienstige leerftellingen, allegebreken der Scholallieken onder dieleerwijze betrokken, hielden zij de GodgeleerdeSijdenm voor wangedrogtenvan eene hèidenfche gekristenJe Kdolbfij,of liever voor eene uitwendige let­ter-xvi r.EEUW.(*) Apol. BAR.CL. p. 270. 3'0. 3'4'( f) Catecb: C. VI.C $ ) Apol. pag. 334.(4.) Apol. pag. 334. et Conf. Comp. Ecclef.Goth: T III. p. 291 et 292.(**) Vide CB.OESII Hift. QÜACIC: Lib. II,p. 307. Conf. tv 11 o. 1. L I. p. 16.£ 5


1.74. Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIT. terkennis van K R I S T U S , die op eeneEEUW. heidenfche leest gefchoeid was (* ).Sodgeleerde SijiTemas in eenen eigenijkenzin genomen, jzijn er dierhalven] liet van hun voorhanden. Onder deschriften, waarin de leer der Iiwaakersroorgedraagen wordt, moogen wij tellen< le Thefes Theologicae, de Apologie en deCatechismus van R O B E R T B A R C L A I J .i 3e Thefes Theologicae zijn in het Latijni :n Nederduitsch uitgekomen te AMSTERi>AM 1775. De tijtel der Apologie is:4pology for the true Christian Divini'i y, as the fame is held forth andhed by the people called in fcornprea-Qitaers.iDezelve is 167Ó in 't Engelsch tei rONDEN, cn zij is in dat zelfde jaarT og in 't Latijn, vervolgens 1683 in 'cj Nederduitsch, en 1684 in 't Hoogduitscht 2 AMSTERDAM, en 1702 in het Franscht ; L O N D E N uitgegeeven. De tijtel vanen Katechismus is: Catechism and Con-4-.jjion of faith. Dezelve is ook 1675 i nf'i : Latijn en 1679 in 't tloogduitsch teM S T E R D A M /in 't licht gekomen. —I 1 't Nederduitsch is hij er insgelijks,n ïaar in welk jaar, en waar gedrukt,rv ect ik niet. In deeze SchriftenrV orden de leerileilingen der Kwaakcrsz .er verbloemd voorgedraagen , terwijlh 2t weezenlijke en eigenaartige der geselcnsmecnigwerf verzweegen wordt.VDe(*) Vide Apol. pag. nop et 201. Conf. BVOD.1. p. 380 ei CR UK sii 1. 1. p. 308.


der Syjïematifche Godgeleerdheid. 75De Schrijver levert, naar het oordeelvan M O S H E I M C*) , een verminkt enonvolkomen zamenitel der KwaakerfcheGodgeleerdheid De lecrltellingen wordenbefchreeven in deeze werken, metwoorden van eene algemeene en onbepaaldebetekenisfe, en in eenen gemaskerdenfH|l, waardoor zij een fchoonfchijnend aanzien hebben. Dit is denk-Hjk gefchied, met oogmerk, om onderzulk een glimpig voordel anderen te gewinnen.— Ongelijk beter, naauwkeuriger, onpartijdiger, openhartiger en duidlijkeris gefchreeven het werk van W I L -L I A M P E N N en G E O R G E W H I T E -H E A D , uitgekomen ^674 in folio onder den tijtel van The Chriftan Quaker, and his Divine Teft'nnony vindicat.dby Scripture, Rea/'on and Autho*rities againfl the injurious Attempts,that have been lately made by Severa,Adverfaries. Thefirstpart by w. PENN,the fecond part by G. W H I T E H E A D .XVII»E E U W .CXLI.Van de Kwaakers flappen wij oveitot de Labadisten, die ook tot de Mijs'tieken moeten gebragt worden. — D


XVII.£ E U W,-y6 Beknopte Letterkundige Gefchiedenisverfcheiden maaien, zo het fchijnt, vandenkwijze veranderd , en van de eeneplaats na de andere gezworven. Eerst washij Priester tot de orde der Jefuiten behoorende,te BOURDEAUX (*). Nadientijd was hij Prediker onder de Janfenistente PARIJS, en vervolgens in't Bisdom vanP I K A R D I J E . Eindelijk ging hij tot deHervormde Kerk over, en werd FranschPredikant te M O N T A D B A N , daarna te3 E N E V E , voorts te M I D D E L B U R G ini B E L A N n (f) en ten laacflen te V E E -IE. Te V E E R E legde bij 1669 zijneni h'enst neder, en van daar vertrok hij] ïö A M S T E R D A M , met veelen van zijnetanhangelingen uit bet eiland W A L C H E ­] I E N en van elders, om eene afgezonlerdeKerk te nichten. Dit ook gelukteI1 ïun, doch zij bleeven niet re A M S T E R ->AM, maar zetteden zich 1670 te H E R -O R D , en 167a te A L T O N A neder,1 welke laatstgenoemde Stad L ' A B A -IE den 13 van Sprokkelmaand 1674verlecden is, zijnde op dien dag netvier-(*) Het getuigenis, *t welkhij, uit het middender Jefuiten wechgaande 1639, V! >n hun verkreeg,is te ieezen in het Cemp. Ecclcf. Gothan: lij.p. 273.(t) De beroeping te M I D D E L B U R G badhij aangenomen op (lerk aanftaan van zijne vriendinA N N A M A R I A S C H U U R M A N , cn op aanraadenvan V O E T I U S , die hem toen voor eenentweeden T E I U I K C K hield. Zie den EefchciienKerkhervormer , bl 15.


der Syfiematifche Godgeleerdheid. 77vierenzestig jaaren oud (*). — Te A L - XVII.T O N A werden zij kort na den dood vanE E U W .L ' A B A D I E ontrust door het gerucht vaneenen op handen zijnden oorlog tusfehenD E N E M A R K E N en zwRKDtN, en ditdeed hen allen fpoedig weder verhuizen.Het ganfche Labadistïfche gezelfchapvertrok van A L T O N A na F R I E S L A N D .daar zij op het Slot van W A L T H A , ir Louder tijden T H E T I N G A geheeten, gele^cn onder het dorp W I E U W E R D , eei lbeuendig, vreedzaam, en langwijlig ververblijf hebben gehad (f). Op dit KaItec 1(») Zeer önderfcheiden wordt het karakt: rvan V A B A D i E beoordeeld, FOEKF. SJOERD sbefchrijfthem in zijne Kerkl. Gcfch. bl, $11— 5l£als een' Godzalig en bij uitftek braaf man , e 1de opfteller van deszelfs leevensbencht in d eLccvcnsbefchrijvingen van eenige voorneame maiven en vrouwen V. D fchetst hem met de haalijkfte kleuren af als een' grooten dweeper e nbedrieger. — Leezenswaardig is ook een brn :fttvan PAULUS H A C H E N B E R C over L ' A B A D HPvinden in de/ïii/.5r


78 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIT. (teel is na verloop van veele jaaren echterhet genootfchap uit eikanderen ge­EEUW,raakt. Een der laatflen was KOENRAADBOSMAN, die te LEEUWAARDEN I744overleeden is (*). De leer der Lahadistenwas wel niet zo verre buitenden haak, als die der Kwaakers, en andereMijstieken, maar week, in zekerevoornaamde punten niet weinig af van3ie der Regrzinnige Proteftanten. Al-'een daarin kwam dezelve overeen met3ie der Mijstieken, dat zij, volgens het/oorgeeven van L'ABADIE en zijne meteleeriiaren,rustte op de bezondere verachtingenen openbaaringen van den HeiigenGeest, die een Kristen alles in Godjien, de Godheid genieten, en volmaaktmverfchillig deed zijn, omtrent het gene: n de wereld gebeurt, indien God maarverheerlijkt werd. Doch zeer verfchillende I,abadisten van de Proteftantenn de bediening der bondzegelen, en deoefening der Kerklijke tucht. Naarde*1 naai de Sakramenten , volgens hunnegedachten, eeniglijk ftrekten, om het geoofder Bondgenooten te verfterken ,]i noesten ze ook aan niemand anders bediend\ ;eweest ook onder den naam van het Labadis.i enboseb , om dat hetzelve omplant was van hoogI ;cbonmte, waardoor het van verre naar een groot1 >osch geleek. De Labadhten werden aaarömi n FRIESLAND doorgaans gehecten de Boschlieden.(*) Zie F. SJOÈRDS K. G. bl. 523. Denkijkheeft deeze Labadisi]i laar het IPieuvierderzich BOSMAN genoemdHoscb.


aer Syflematifchc Godgeleerdheid. 79diend worden, dan aan de geloovigen, XVII.of aan zulken, die door de wedergeboortetot het geloof in KRISTUS bewrogcEEUW.waaren. Uit dien hoofde konden de kleinekinders niet worden gedoopt , maarmen moest met den doop wachten totdat er jaaren van onderfcheid, en blijkenvan geloof in den mensch waaren, endoor hem zeiven belijdenis van den Godsdienstkonde gedaan worden. — En ookmoesten uit dien hoofde van de Avondmaalstafelgeweerd worden niet alleenergerlijke perzoonen, maar ook de zodaanigen,van wier genadeftaat de gemeente geenegenoegzaame bewijzen hadde, fchoonze anders onberispelijk van gedrag waaren.Zo dat niemand op de beproevingvan zich zeiven werd toegelaaten, maaivan de gemeente moest beproefd worden,en als beproefd bekend zijn. In 't vervolgzullen wij nog iets naders van hunneleer en tucht moeten opgeeven. Hunplan was wijders, den Godsdienst vanKRISTUS tot deszelfs voorige eenvoudigheid, zo als die befpeurd was tentijde der Apostelen te JERUSALEM, tenaanzien van leer en leeven te hervormen;zij trachtten eene geheel van Sijstematifchebijvoegfels gezuiverde Godgeleerdheidintevoeren, en eene Kerk van enkelheilige menfehen , waarin gemeenfehapvan goederen plaats had , opterichten.Doch dit laatstgenoemde was enkel denkbeeldig,en, zo als zij het wilden uitvoeren, volflrekt oabeüaanbaar met de ver'ëisch«


80 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. ëischten der menschüjke maatfehappif.K E U W. Hunne poogingen zijn dus mislukc Allemenfehen zijn geene L'ABAIHE. L'ABA-D 1 E zelf was her ftrenglte voorbeeld van he ; -lighefd, ging.nederig gekleed, atzeermaatig,en bleef zich zeiven in alles gelijk —Onder de Labaduten^ zjjn verfcheidenlieden van geleerdheid en aanzien geweest.PUT RUS DU LÏGNON, en PETRUSYVON, de eerfte en voornaamfte medegezellenvan L'ABADIE, waaren geletterdelieden. Te WIE U WERD hebben onderde Labadisten gewoond PETRUSDITTELBACH, voorheen Predikant teN E N D O . R P i n OOST,FRIESLAND, C O P-pER , voorheen Predikant te DUISBURG,JOIIANNES HASKNAAR , voorheen Predikantte BRITSWER D enWIEUWERD,en BALTHASAR COLERUS, voorheenPredikant te NIJEGA cn ELAHUI-ZEN. De twee eerstgenoemden haddenvrijwillig afftand van hunnen dienstin hunne gemeenten gedaan , maar detwee laatstgemelden waaren door deKla«fis van SNEKK afgezet (*) En teWIEUWERD ook heeft zich een' geruimentijd tot haaren dood toe opgehouden degeleerde en beroemde ANNA MARIASCHUURMAN. Hoe zeer deeze weér«gaèlooze dame met de Godsdienstgevoelensvan L'ABADIE was ingenomen,kan(*) Zie Naamregister van de Predikanten derKlasfis van SNIE(, door H. REINALOA, H.5 en 23.


der Systematifche Godgeleerdheid. 81kan men zien uit een gefchrift van haar, XVII.te vinden achter een werk, getijteld Declaratiofidei (*). Deeze Declaratie-EEUW.fidei is het voornaamfte geichrifc, 'twelkons oogmerk vordert, hier te noemen,'t Zelve is uirgegeeven door L'ABADIEte HERVORD ten jaare 1671 in hetHoogduitsch onder deezen tijtel, DeclarationsSchrift, odsr eine nehereèrklaerung der reinen lehre und des gefundenglaubens JOH. DE L'ABADIE,PET. YVON, p. DU LIGNON enz. waarna in 't volgende jaar 1672 het werk verfcheenin 't Latijn, mede te HERVORD,onder den tijtel van Solemnis fidei declaratieJOH. DE L'ABADIE, PETRIYVON, p. DU LIGNON, etc. Dit boekwil men, dat door L'ABADIE en DULIGNON opgefteld zij. — Ook moetenwij hier melding maaken van twee werken,door L'ABADIE alken gelchreeven,waar van het eerfte onder den tijtelvan Regt en waar Christendom uitkomenis s685 , en het andere, zijndeeene verhandeling over den Katchismus,en beftaande uit twee deelen , te LEIJ.DEN is uitgekomen r68o. — Door YVONal-(*) A. M. SCHUURMAN is te WIEUWERDbegraaven. Zo men verhaalt, heeft men voorweinige jaaren, heur graf openende, haar^ligchaamnog gaaf en onverteerd gevonden. Ikmeen zelfs / dat er Liefhebbers geweest zijn,die bij deeze gelegenheid ftnkjens van haardoodsgewaad zijn magtig geworden, en die bewaardhebben. ->—>111. DEEL. F


82 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. alleen is gefchreeven en uitgegeeven, Examender Et UW.éénentwintig artikelen, raa-kende de gemeinjchap der GereformeerdeKerken, \t"ji, en Ontdekking vande waare Religie 1684 (*). — Diezij tot ons oogmerk genoeg van de Labadisien.CXLII./Eindelijk 'komen wij dus tot de Mijs»tieken, die leden van de Roomfche Kerk.zijn geweest. Wij zullen ons alleen maarbepaalen bij die van deeze zeventiendeeeuw. — Het Kloosterleeven der Munnikenheeft ten allen tijde en ook indeeze eeuw zeer veel voedfel en lleuntoegebragt aan de Mijstieke Godgeleerdheid.— Van daar, dat dan ook in deezeeeuw een groot aantal van MijstiekeSchrijvers zich heeft bekend gemaakt. —Allen dachten zij over 't geheel genomenwel niet gelijk, doch in de voornaamftekenmerklijke punten hunner leerwaaren zii eensgevoelend. — Aan de Jefuitenhadden zij eene fterke tegenpartij,en van dezelven zijn zij niet zelden metveel hardheid behandeld. — Eenigen vande vermaardften zullen we hier opnoemen,C*} Van de Labadisten, en van hunne leer kanmen een zeer voordeelig bericht vinden in deKcrkl: Gefch: van F. IJOERDI, bl. 511—527. —En over de Schiiften der Labadiiten zie meaverder WALCH Bibl. Tb. Sel. III. s. 4S—52.


der Systematifche Godgeleerdheid. 83men, en dan eindelijk ons in 't bezonderewat langer ftilhouden bij de zoXVII.veel gerucht verwekt hebbende Qttiëthten.De eerfle Mijstieke Schrijver onder deRoomschgczindcn , die ons hier voorkomt,en dien wij noemen willen , isJ O H A N N E S C R U C I U S , «f A. C R U C E ,geboortig van A A L S T in V L A A N D E ­R E N , en Paftoor te S T A B R O E K » Doe*ze heeft in het begin van de zeventiendeeeuw uitgegeeven önderfcheiden Mijstiekewerken, als, Adfcenfus montis Carmeli;obfcura nox animae; flamma amorisviva, en meer anderen De tweedeis FRANtisKus D E S A L E S , bekendonder den tijtel van Bisfchop van GENE-V E , geflorven te L I J O N S 1622, en doorPaus A L K X A N D E R den zevenden tenjaare 1065 onder de heiligen geplaatst.Van deezen zijn gefchreeven, en in 'cLatijn, gelijk ook vervolgens in 't Hoogduinen,uirgegeeven, Libri XII de amoreDei. Van hem is ook eene Introduciioad vitam devotam. De derde isA N T O N I U S S U C Q U E T , geboortig vanM E C H E L I - . N . daar hij ook Ketlor is geweest,en geflorven te PARIJS in Sprokkelmaand1626. Deeze man heeft uitgegeeveneen werk, getijteld, Via vitaeaeternae, te A N T W E R P E N , 1620 Devierde is M A X I M I L I A A N V A N D E S A N -D E , gebooren te A M S T E R D A M den 18van Grasmaand 1578, Doftor en Profes/brte W U R T S B U R G in F R A N K E N ­L A N D , en geflorven den 2 van Slagt-F a maandE E U W .


?4 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIL maand 1656. Onder deezes mars wer*EEUW. ken, die door'FOPPENS (*) begrootworden op een aantal van achtenzeventig, vindt men een boek getijteld, TheologiaeMyfïicae Libri III, 't welk tenjaare 1627 te MENT2 in 4. is uitgekomen;dit werk is eigenlijk eene verdeedigingvan de leer der Mijstieken tegenderzelver wederftreevers, welken erin deRoomfche Kerk meenigvuldig geweestzijn, maar voornaamlijk zich lieten zienaan bet einde van deeze eeuw , gelijkvervolgens nader blijken zal. — De vijfdeis HUGO DE PALMA, van welken1647 in 12. gedrukt is een werk, 't welkden tijtel draagt van Triplex via myftica.Bij deezen voegen we nog ook FILIPVAN DE HEILIGE D R I ë E N HE I D (p HI-LIPPUS de S. S. Trinitate, — welk eenzonderlinge naam! —J die gefchreevenheeft eene Summa Theologiae myjlicae;En KONST. BARBANSON, die uitgegeevenheeft een Compendium verae Theologiaemyfticae, gedrukt te AMSTERDAM1698 in 12, Dan wij dienden hier niette vergeeten den vermaarden KardinaalROB. BELLARMIJN. Deeze heeft medeeenige werkjens in het licht gezonden,die hem een' zekeren rang onder de Mijs»tieken hebben doen verkrijgen» als, Ge*mïtus columbae ; > Adfcenfus mentis inDeum ; De arte bene moriendi; JnftitutionesChristiani hominis. enz. In


der Syfematifehe Godgeleerdheid, 85deeze Schriften van BELLARMIJN ontdektmen niets dweepachtigs; ten waaremen dweeperij wilde noemen het vernaaienvan Roomfche fabelen, en leugenachtigevertelfelen, zo als men in de RoomfcheKerk gewoon is, die eikanderen alswaare gebeurenisfen op de mouw te fpelden,en het ernltig ichrijven van de benaauwlhedenen angften in het vaagevüUrof iets diergelijks, gelijk dit medebij alle Roomschgezinie Schrijvers vanzijnen tijd gevonden wordt, jndien ditdweeperij is, waarvoor trouwens elk Protedanthet houdt, dan zijn BBLLAR-ÏMIJNS genoemde Schriften daar vol van.Doch eigenlijk gezegde Mijstieke dweeperijhebben wij er niet in aangetroffen.Hij behandelt de Leer der Mijstieken, ofde praktiek der Godzaligheid , in denfmaak en behoudens de kenmerklijke gevoelensder Roomschgezinden, zeer zuiver.En er zijn voor elk Kristen, diemet een oordeels des onderfcheids leest,hier en daar fchoone aanmerkingen in.Onder de Roomschgezinden hebbenzich insgelijks eenigen naam gemaakt dezogenoemde Vuurrnijstieken, Het hoofdvan deezen was JOHAN BAPTISTA VANHELMOND, een Scheidkundige. Deezeman was gebooren 1577; is geweest Geneesheerte BRUSSEL, en geflorven den30 van Wintermaand 1644. H'jw a sbekend in zijnen tijd onder den naamvan den Vuur arts ( medicus per ignem),Hij is geweest een voorllander en beoefe-F 3naaiXVII.EEUW.


J3 f5 Beknopte l etterkundige GefchiedenisXVTÏ. , mar van het Magnetismus , uitwijzensEEUW. ; rijn werk , Difpittatio de magneticavulnerum curarione uitgeko-nen te PA-* IJ s \6n in 8. welk gefchrift hem teMECHRL'-N eene oraangenaame gevangenisaerokkende , wordende hij* befchuldigd ,/an vcrfcheiden ketterijen daarin voor?jedraagen ie hebben. Na 't eene en anlere,dat in dit gefchrift gevonden werd,spenlijk herroepen te hebben, is hij we*3er op vrije voeten


1der Syftematifche Godgeleerdheid. 9}in 't algemeen; wij willen dan nu wat XVII.meer bezonder ilaande bbjven bij de beruchteOuiëtisten.cxLiir.De Quiëtisten verdienen eene der eerdeplaatzen' onder de Mijstieken, doch wordenhier uit hoofde van de orde, welkewij houden moesten, het laatst van onsin aanmerking genomen. Zij hebben zichuitgebreid door geheel iTALië , SPAN-J E en F R A N K R I J K , zelfs hierin de NE­D E R L A N D E N . Hun naam is ontleendvan het Latijnfche woord Quies, [ rust ]om dat zij alle hunne Godsdienstige genoegenstoefchreeven aan eene ftille rustvan hunnen afgetrokken Geest. Dienaamwas echter reeds voorheen ook gegeevenaan zekere Oosterfche Mijstieken , diein de veertiende eeuw leefden. — Hunnegevoelens kunnen wij het best leerenkennen uit het Sijsteme der Godgeleerdheidvan hunnen Voorganger, M I C H A ë T,D E MOLiNos. Deeze M I C H A C L DEöF 4M O L I N O S was de Stichter van hunneSekte. Hij was een Spanjaard, geboo.ren in't gebied van S A R A G O S S A 1627,en onthield zich als Priester en Abt teR O M E , ten jaare 1675. In dit jaar galhij in het Spaansch een werk uit, 'twelkden tijtel had van De Geestlijke Leidsman,die de ziel van den doolweg afbrengt, en haar langs den inner lijkenwez opleidt tot het verkrijgen van dtvol-EEUW.


t8 8 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVÏI. volmaaktheid, in haare befpiegeüng, enE E U W , van den rijken fchat des inwendigenvreedes. Dit werk werd fpöedig doorönderfcheiden handen in 't Ltaliaansckvertaald , en op önderfcheiden tijdenen plaatzen uitgegeèven, onder anderente ROME 1681 cn te VENETI21685. Naderhand werd het overgezet inhet Latijn, Fransch, en Nederduitsch.In 't N'ëdèrduTtsch kwam het uit ï 688. —Hetzelve verwekte veel opfchudding,voofnaarhlijk bij de Jefuiten. Deeze liedenwaaren bang, dat door de nieuweleer der Mijstiekerij, van MOLINOS indit werk voorgedraagen, het trótfebe gebouwvan hunne flaatlijke Kerkgebruiken,in llaatkundige inrichtingen wel eens onlermijndworden, en zo ter neer plofenkonde. 6fi hunne vrees vermeerlerde,naar gelang verfchciden lieden van(geleerdheid tn aariz en den Schrijver desIverks ten hemel verhieven , en zijner] eer een' grooten opgang bezorgden. —< )nder deeze geleerde en aanzienlijke liedenI •evonden., zich FRANCIS KJCJS JOH A N-1 fESDH S. M A R I A , J A K O B U S , Bis-fr JARTINUS ij BA NES de Villafii,:hop van P H E R M O , FRANCIS'KUSnova,RANCISKÜS M A R 1 A van B O L O G N E ,O M I W C U S DE S. Ï R 1 N I T A T E ,1AR TI N [IS DE ESPARZA , F R A N-c ISKUS G E R E S , en meer anderen,I •e vijanden van'MOLINOS bevvoogenh emci en aarde, om de verbreiding vanz jiie gevoelens allerwege te llremmen.Zij


der Syftematifche Godgeleerdheid. 89Zij ftookten de Inquifitieraaden op, om XVILde krachtiglle maatregels er tegen te neemen.In iTALiè' werd ook, in gevol­EEUW.ge daar van, allen Kardinaalen, B'isfchoppen,en onderhoorigen Geestlijken,tiitdruklijk gelast, om een naauwkeurigtoezicht te hebben op de bijeenkomsten,en handelingen der Molinisten, en derzelvenhoofdbefluurers (leeds in het oogte houden. De leer van MOLINOS, ofliever het genoemde werk van hem, werdregt onderzocht, en uit hetzelve eenemeenigte van dwaalingen te voorfchijngebragt. — En hierop \yerden alle geestlijken,die het met MOLINOS hielden,in de gevangenis geworpen. MOLINOSzelfs werd ook, en wel in de eerde plaats,in hechtenis genomen Verhoord zijnde,werd hij genoodzaakt, acht en zestig puntenvan zijne leer te herroepen, en af tezweeren: Hij deed dit den . 30 van Oogstmaand1687, en werd toen ter eeuwigegevangenis verweezen. De dood verlostehem hier uit in het jaar 1696 (*). —Laat het zijn, dat de begrippen van MO­LINOS hoogstfchadelijk voor den waarenGods-("*) Niet flechts was MOLINOS veroordeeld,om voor al zijn leeven gevangen te zitten ; maarook was hem opgelegd, om 't, daags tweemaal denRoofenkrans, en céTis het geloof (het Credo')té bidden, om 's weeks driemaal te vasten, om's jaars .viermaal te biechten , en zo meenigmaalh«t zijnen biechtvader goeddacht, het nachtmaalte gebruiken. Vide S T O C K M . Rlucid. Ilaer.i«S- 359- —F 5


f>o Beknopte LetterkundigeGefchiedenisXVII.EEUW.Godsdienst moeten geacht worden , elkonpartijdigbeoordeelaarvan 't gedrag, methem gehouden, zal toch ook moeten erkennen,dat hij onrechtvaardig behandJd is, endat in zijn geval de Kerklijke Ariftokra*tie een bewijs heeft gegeeven tot welkedwingelandij en vervolging zij in ftaatis: trouwens daar van zijn nog wel veelfterker blijken. — Wat nu in 't bezonderehet gemelde werk van MOLINOSaanbelangt: hetzelve is een wonderlijkzamenhatigend Sijfteme van waarheid endwaaling. 't Zal wel der moeite waardigzijn, den hoofdinhoud daar van hieroptegeeven. 't Werk is verdeeld indrie boeken, waarvan elk boek weder inönderfcheiden hoofdftukken gefplitst is. —ln *t eerfte hoofdftuk van 't eerfte boekvindt men reeds 'sMans geliefkoosd denkbeeld,dat de ziel altijd rusten moete; —dat zij vrij moet zijn van alle hartstogten,afgetrokken van alle gedachten* uitgefchudvan alle verlangens en begeerten,en ontdaan van alle vreeze : Zij moetafleggen alle eigenbelang en uit het oogverliezen alle belooning. De ziel moetbeftaan five ullo motu et aclione, zondereenige beweegingen werkzaamheid. Deezeopfchorting van gedachten en daadenis het grondfteunfel van de geheele Godgeleerdheid,die hij in't vervolg behandelt,in 't tweede hoofdftuk leert hij, öatmenin het gebed geen redenmaatig denken,en geregeld fpreeken benoodigd is, endac eene ziel, die zich daarvan onthoudt,het


der Syftematifche Godgeleerdheid. 91het gelukkig bidden kan. Zijn gebed XVII-is een enkel lijdlijk gebed, 't welk geengebed is. — In het derde hoofdltukleert hij, dat een mensch door overdenkingen een daadlijk gebed niet tot devolmaaktheid komen kan - , indien de menschvolmaakt wil worden , moeten alle de vermoogenszijner ziel gebonden, en zijn gebedlijdlijk zijn. Ken lijdlijk biddendeziel moet aan niets denken, zelfs niet aanGod, niet aan de Drieëenheid, veel minaan eenige gefchaapen dingen. — In 'tvierde hoofdftuk leert hij, dat'eene zielzich niet bedroeven moet, wanneer zijde dorheid van haare gebeden befpeurt,naardien er een tweezoortig gebed is,een teder, aandoenlijk gebed, vol vanliefde, gevoel, en fmaak, 0-.2 een donkergebed, vol van verzoekingen. Het eerftegebed is voor beginnenden, en wordtvan God gefchonken, om hen te lokken,en het tweede gebed is voor verdergevorderden,die reeds op den weg na devolmaaktheid zijn, en wordt van Godbefchikt, om hunne zielen te zuiveren.In 't eerfte gebed behandelt God de zielals een zinlijk denkend kind, en in hettweede als een volkrachtig man. „ God,"zegt hij, „ bedient zich van deeze dorheid„ in het gebed, als van een dekfel, op„ dat wij niet weeren zullen, wat God„ in ons werkt, en wij zo vernederd moo-„ gen worden. Wanneer wij altijd wisten,„ wat God in ons werkte, zoude de hoog-» moed ons ligtlijk bekruipen, en wij,» ons


32 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. „ ons verbeelden, iets goeds gedaan teJEE UW. „ hebben." Hoe wonderfpreukig cn tergenftrijdig zijn hier 's mans gezegden !trouwens dit is den Mijstieken allen eigen.—In 't vijfde hoofdftuk verklaart MOLINOS,dat er eene tweeërlei manier van Godsdienstoefeningis. De eerfte noemt hij deweezenlijke en de tweede de toevallige.De weezenlijke Godsdienstoefening is on~voelbaar, en beftaat in eene vaardigheidvan gewoed, vaar mee de Godsdienstigeziel zich aan Gods ml onderwerpt,al doet ze met de daad niets, en enkelwacht op de Godlijke werking. Hij noemtze onvoelbaar, om dat in dezelve geenerleiifmaak,of zoete aandoening is, en dezelveplaats heeft te midden der dorheiden duifternisfe van het hart. Maar detoevallige Godsdienstoefening beftaat infmaak in zoetheid van 't hart, en in gevoeligeaandoeningen. Met dit alles moeteen Kristen na die toevallige Godsdienstoefeningniet ftaan, want zij is een beletfelvoor de bekoming van volmaaktheid:en de aandoeningen , die men er ©ndergevoelt, zijn hérkomftig van de natuur,en niet van de genade. — In het zesdeen zevende hoofdftuk handelt MOLINOSover het onderfcheid tusfehen gelukkigeen ongelukkige duisternis. Gelukkigeduisternis is eene gefteldheid in de ziel,welke God toelaat, om haar wel te gronden, én in de waarheid te bevestigen.Ongelukkige duisternis is eene gefteldheid,die uit de zonde ontftaat, en denmensch


1dér Syfteniatifcht Godgeleerdheid. 93mensch na het verderf-leidt. — In het XVH;achtfte en negende hoofdltuk handelt hij EEUW.óver het Geestlijk en geheimzinnig Martelaarfchap.Dit is de groouTe verborgenheidder geheele leer, waarin de volmaaktLwidvoorlil te zoeken is Godftelt dén mensch meenigmaalen bloot aande hardde beproevingen. En wanneerdeezen tot in 't binnenlle der ziel doordringen,zuivert God de ziel, en polijsthaar van den roest des hoogmoeds, dergierigheid, ijdelheid en eigenliefde. DeZiel geraakt tot de innigfte kennis vanZich Zelve, en leert geiooven, dat ergeen godloozer en vloekwaardiger fchepfelop de aarde is, dan zij zelve. Zijbekomt dus eene walg van zich zelve.En zo gebruikt God de aanvallen vanbenaauwdheid, van kommer, en zellVverachting, die door den duivel wordenveroorzaakt, als gefchikte middelen, omde ziel te •behouden , en geheel fchoonte maaken. • In de volgende hoofdftukkenhandelt hij over de zogenoemdeKecollertio interna, waardoor de ziel zcafgetrokken wordt, dat zij zich zelve,en haar geheel aanweczen vergeet, ahIchier niet bewust van haar beltaan. Zillaat ftilzwijgend in de tegenwoordigheic lvan God, en verëenigt zich daarom liefderijk met hem. — Wijders handelt hiiover het welbehaagén , dat God heeftniet zo zeer in het veel doen, of gevoelen der menfehen, maar in het veel lijdenDie zich 't lijdlijkst gedraagt, behaagGo(\


94 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. God het meest. — Ten laatften handeltElifJ W hij over het werpen van zichzelven voorde poort van Gods barmhartigheid; ditbellaat in het beminlijk en zoet herdenkenvan het kruis en het lijden des GodlijkenWoords, 't welk uit liefde tot onsde menschlijke natuur aannam, en dendood onderging. In het tweede boekvan dit werk handelt MOLINOS eerstover een' zogenoemden G&estlijke Vader,die onontbeerlijk is, om de verzoekingenvan den boozcn te overwinnen, vervolgersover den ijver en de liefde tot envoor de belangen van den naasten, welkedeugden hij verwerpt, om dat hij, die Godbehaagen wil, alleen op God moet zien,misbruikende daar toe Matth X.*37, Dievader of moeder lief'heeft, boven mij', ismijns niet vaardig; en meer andere plaatzen.. Wijders handelt hij over de hoedanighedenen verëischten van een' befluurerdes gewcet.ns. Voorts over hetAvondmaal handelende, beweert hij,dat het gednurig gebi uik van hetzelveeen krachtig middel zij ter verkrijgingvan den Geestlijken inwendigen vree de,en dat veelen zichzelven van die dierbaare zielenfpijze ongelukkig berooven,uit eene verbijsterae inbeeling, dat ze'niet bet aamtijk zijn voorbereid', en gefchiktom dezelve te 'genieten: doch hijoordeelt . dat iemand genoegzaam isvoorbereid die een opregt verlangen eneen goed oogmerk heeft. om te doen 't geneGod behaagt, inden alle de begrippenvan


der Syflematifche Godgeleerdheid. 95van MOLINOS 2gdaanig waaren, als dit XVII.over het Avondmaal , zouden wij hem EEUW.zeker niet onder de verdwaalde Mijstiekenkunnen tellen. Nu en dan fpreekceen dwaaze wel een wijs woord; maarer volgt meestal fpoedig de grootfte zotteklapop. Zo gaat het hier ook dendweependen MOLINOS. Tegen heteinde van dit Boek in het zeventiendeen achttiende hoofdftuk holt hij geheelbuiten het regte fpoor, leerende, dat damensch in de zonde gevallen zijnde,zich niet behoeft te ontrusten. — Watten laatften nu nog het derde Boek aangaat,hetzelve heeft eigenlijk niets anders,dan 'r gene in de twee voorigen reedsbehandeld is. — Het gevolg van al hetboven opgegeeven uit bet Sijfteme vanMOLINOS is, dat de ziel, door zondereenige beweeging en wei king te weezen,zichzelven verliest, en zo wederkeert tothaar beginfel en oorfprong, welke Godsweezen is, in het welk de ziel als geheelveranderd en vergood leeft. Opdeeze wijze zoude de ziel in God leeven,en met God één zijn. -* MOLINOShad veel op met eene Mijstieke vrouw,11 E C H A N T A L geheeten, die eene disfipeiinwas van F K « N C ! S K U S DE SA-LES. Volgens 't gene in het twaalfdehoofdftuk van 't eerfte boek van M U L I«NOS werk verhandeld wordt, had deezevrouw eens in een helderfchijnend lichtklaar en duidlijk God gezien; bij welkegelegenheid haar beduid werd , dat zeniet


xvii.EEUW.$5 Beknopte Letterkundige GefcïiiedenUniet meer aan zichzelve denken moest ,maar zich met geflooten oogen moestverëenigen met God, het beminde voorwerp; wijders dat zij geene genade aan datvoorwerp moest vraagen , maar zichzelvengeheel en al verliezen in het (Centrumof) middenpunt van haar niet, enzo in God alleen rusten (*).Onder de navolgers van MOLINOSheeft het niet ontbroken aan lieden vanaanzien en geleerdheid, zo als wij hiervoor gezien hebben. Behalven de reedsopgenoemden hebben zich vermaard gemaakteene Franfche dame , J E A N N ËNARIEBOUVIERES DE LA MOTTEGUIJON, en een Aartsbisfchop van KA-MERIJK, FRANCOIS SAL1GNAC blLA MOTTE FE H EL ON. — JuffrOUWGUIJON was eene vrouw van hoogegeboorte, begaafd met een goed hart enuitneeroende hoedaanigheden. Haare heeteverbeeldingskracht deed haar buiten hetfpoor van waarheid afdwaalen langs de onbebaandewegen van eene eigendunk!ijkeMijsdekerij. Acht geevende op de Godsdienstigedenkbeelden , en invallen vanhaar eigen vernuft, ontleende zij daar uiteen ftelfel van Godgeleerdheid, 't welkzij in haare Schriften als het eenige waareleerfrelfel der Mijstieken opgaf. Vanhetzelve vindt men eene kort begrip inde Riftoria vitae FRANCISCI DE SA-L I G-(*ï Men zie de Vermdaklijkhciltn uit de Kerk.gefchicdenisfe. van p, NIEUWLAND, bl, 433—440,


der Systematifche Godgeleerdheid, 97LIGNAC DE LA M O T T E FENELON.Haare Godsdienstbegrippen maakten aan EEUW.het einde van deeze eeuw veel geruchts,wanneer ze wederlegd werden door denberoémden JAQUSS BENEDICT BOSSUET ,Aansbisfchop van MEAUX. Tegen deezewederlegging kantte zich aan de genoemdeFENtLON , die wegens zijnebuitengemeene geleerdheid en uitmuntendkarakter de grootfte verdiensten had.Deeze achtenswaardige Kerkvoogd verfchildewel in veele punten van JuffrouwGUIJON en van MOLINOS', doch hijdrong , even gelijk die beiden , en alleandere Mijstieken, krachtig aan op eenezuivere befchouwing van God , en opeene inwendige verëeniging met God,welk een en ander bedond uit weezenloozeverbeeldingen en ongebreidelde vervoeringenvan eene fpoorbijstere geestdrift.Inzonderheid drong hij fterk aanop de begunftigde ftelling der Mijstieken,dat de liefde tot God zuiver en belangloosmoet zijn, en alle baatzoekende uitzichtenop eeuwig heil zondig en voorde ziel zeer fchadelijk zijn. — Hij heeftzich hier over breedvoerig verklaard ineen werk, 't welk hij te PARIJS 1697uitgegeeven en getijteld heeft, Explicationdes maximes des Saints fur la vietinterieure in 12., en welk werk ook vertaaldis in 't Nederduitsch onder den tijtelvan Verklaaring van de Maximender Heiligen, of het Geestlijk leeven.Dit boek is, door bewerking van BOS-111. DELL. C SU»xvir.


XVIÏ.EEUW.98 Beknopte Letterkundige Gefchiedeni*suET, van den Roomfchen Paus INNO­CENT IUS, den twaalfden, bij openbaarvonnis veroordeeld, ten jaare 1699 '*) —Daar men. op die wijze, FENELON denvoet dwars zette, een' man, die onbedenklijkveel kredie's en een groot aanzienin de Kerk had ( f), kan men hier uitgemaklijk opmaaken , hoe zeer het metde zaak der Mijstieken in de RoomfcheKerk achter uit was geraakt, en hoeveeldeeze menfehen door de tegenkantingender Jefuiten hebben moeten lijden (§).CLXIV.Nu is ons nog overig, iets aantemerkenover den invloed , welken de Godgeleerdheidder Mijstieken gehad heeftop de Theologifche Sijstemas van deLutherfchen en Hervormden, en wei, voor-(*) Het karakter van F I H H O N vindt mennaai behooren fchoon gefchetst door D ' A L E M .B E R T in de Alg. Vad. i.etteroef. III. D- No. 7»Meng. bl 300— jia Hij was gebooren te fomcAtnden 6 van Oog:(maand 1654, en is geflorvenden 8 van' Louwmaand 1715.(f) Zijn krediet en aanzien in de kerk watzo groot, dat zijn tegenftander • o s s u E T eensbij zekere gelegenheid van hem betuigde : zijnver/land kan ons doen beeven. Zie de aangeh.Letteroef.( 5") f*et gefchiedkundig beloop des verfchil*tusfehen I'ENELON en BOSSOBT kan men lee«zen bi| DAN: H A R T N A C C I U S in Contin: Hi'fitriae Ecclef: pag 253. et feqq: bij IDDD>1. i. I. p 622-624, en bij MOSH. K. G. VIII«itl- 345-3S». —-


der Syfïematifche Godgeleerdheid* 99voornaamlijk van de Hervormden hier XVII.te lande. Wij zullen dien invloed gadeflaanaan den goeden en kwaaden kant,EEUW.zo dat het voordeel en nadeel, 't welkde Sijstemas er bij gehad hebben, afzonderlijkblijke.De Godgeleerdheid der Mijstiekenheeft, iTaande deeze eeuw, onder devermaardde Theologanten, die het rijkvan waarheid en deugd poogden uit tebreiden , den krachtigden tegendand ondervonden-Zeer veel is er in bezondereboeken en verhandelingen gefchreeventegen de önderfcheiden Sekten derMijstieken. Hier over kan men in hetbreede naleezen het dikwerf aangehaaldewerk van BUDDEUS, Ifagoge hifloricotheologicaad Theologiam uniyerfam ( * \en het werk van WALCH BibliothecaTheologica felebla ( f ). Doch ook hebbende meeste Theologanten in'hunne bezondereS ijftemen de Mijstiekehmet onaangeroerdgelaaten. En zij hebben daarinzeer verftandig gehandeld. In een' tijdtoch, waarin eenige dwaalleer het hoofdopfteekt, en veele menfehen gevaar locpen,om daardoor van den weg der waarheidafgeleid te worden, is het de noodzaaklijkepligt van weldenkende leeraars,om hunne disfipelen hier tegen ernfligte waarfchouwen, en de waarheid tegende dwaaling met klem van redenen teC*) IT. pag. 1185— U98.(f) T. II. pag. i-ii 3.hand-


IOO Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. handhaaven ( * ). — Van dien pligtIEUW, hebben zich de Sijftemafchrijvers manlijkgekweeten. Wanneer men de moeitewil neemen, om deSijftemen, in deezeeeuw uitgekomen, in te zien, zal mendaar van genoegzaam overtuigd worden. —In de meeste Sijilemen wordt de Mijstiekerij,zomwijlen in't algemeen, zomwijlenonder de verfchiilende naamen vanönderfcheiden Sekten , of Voorgangers,ten toon gefteld , naar behooren wederlegd,en met krachtigen ernst tegengaan. —'t Zal dus niet noodig zijn, bier van bezondereaanwijzingen te doen.Nieregendaande de beste Theologantenonder de Lutherfchen en Hervorm*den op deeze wijze gewaakt moogen hebben, tegen den voortgang der Mijstiekerijin de Kerk, hebben zij echter denzelvenniet geheel kunnen ftremmen. Indeeze eeuw kreeg de Mijstieke Godgeleerdheidzo reel velds in bij het zinlijkgemeen met Hechts, maar zelfs bij verfcheidenProtettantfche Predikanten , dieanders beter onderweezen waaren , datver»(*) Zo wederlegde K A L V I J N in zijne InjtUtut. de ge.-oelens van IERVE-I, om dat dezel.ven toen ligtlijk ingang zouden kunnen krijgen:maar in laater tijden, toen dit gevaar over was,konden de Godgeleerden de bezondere begrippenvan een enkel individu met ftilzwijgen voorbi,gaanEven zo hebben wij thands niet meetmet eene A B O O R I O N O N of met poiR.tr,of met MOLINOS te doen: fchoon hen te weder?leggen veorheen noodzaaklijk was.


der Systematffche Godgeleerdheid, ioiverftandige mannen groote reden van klaa XVIF.gen hadden. WITSIUS, en met hem inEEUW,zonderheid de Coccejaanen-, hebben zulkszeer betreurd, 't is waar , het Sijilemader Schooien bleef van Mijstiekerij geheelonbezoedeld, maar het volks Sijilemaleed door zommige ProtcflantfcheMijstieken zeer veel. De Godsdienstbegrippenvan het volk werden vermengden onrzuiverd met vencheiden Mijstiekegevoelens, die door deeze en gene Predikantenopenlijk van den kanfei- voorgedrangen, en in algemeen geleezen wordendegefchriften niet weinig begunstigdwerden. En zulks veroorzaakte, dat dedienst van welgeoefende, en tegen deMijstiekerij ijverende leerSaren groorendeelsonvruchtbaar was in anders bloeijendegemeenten , en dat de Godgeleerdeftelfels , zo als ze aan de Akademiëngeleerd werden , bij het volk geheel often deele in verachting geraakten. Indeeze opzicht heelt de leer der Mijstiekenop den Sijdematifchen arbeid derProteflantfche Theologanten eenen zeernadeeligen invloed gehad — Dien nadeeligeninvloed mijnen Ieezeren , in önderfcheidenbezpnderheden nader aan te toonen,zal hun misfehien niet onaangenaamzijn. Het „nadeel, 't welk de leer derMijstieken veroorzaakte, ontftond , volgenshet aangemerkte, deels uitdeopenbaareleerredenen, en deels uit de in 'tlicht gegeeven werken van eenige ProteflantfchePredikanten. —iG 3Zom*


E E U W .loa Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. Zommige Predikanten drongen openlijkb'j hunne gemeenten aan op het ongerijmdgevoelen der Mijstieken , dacGod van den mensch diende bemind teworden alleen wegens zijne voortreflijkeeigenfehappen van hoogheid en heerlijk- .heid, en niet zo zeer wegens zijne goedheiden menfchenliefde. Zij drongen aanop een lijdlijk afwacfren van Gods bovennatuurlijkewerking ; op een ftil uitzienna buitengewoone ontdekkingen, enna Geestlijke verlichtingen ; op een befpiegelendrusten in God , en wat diesmeer is (*). Zij boezemden hunne gemeentenkleinachring in voor den Bijbel, misbruikende daar toe het genejPAULUS fchrijft 2 KOR: lil : 6. De letterdoodt, maar de Geest maakt leevendis,,'t welk heel anders verftaan moetworden, dau zij het verftonden. De Bijbel(*) Uit hoofde van het roorftaan der tweelaatstgenoemde punten werden zodaanige Leer*Sars ire. hunnen aanhang in 't Latiin Fanatici ,en in 't Nederduitsch Dweepers genoemd Enmet recht Fanatici wanren ouiings HeidenfchePriesters , die hunnen dienst in de Afgodstempelen. Fana geheeten , verrichtten, en voorgavenredewisfelir-g met de Goden te hébben. En eenDweeper is volgens de kracht van het woordiemand, die zijn verftand door inbeeldingen enFantazijen leidt; juist het tegengeftelde van iemand, die als een gezond denkend Kristenhandelt Dweepcn , 't welk thands alleen vantiitfpoorig te zijn in den Godsdienst gebruiktKrordt , be ekende voormaais in 't algemeendwaas zijn, fatuari. Verg. KILIANS Woorden».


der Syftematifche Godgeleerdheid. 105bel was eene doode letter, een A, B, C. xvn.voor eerstbeginnenden. Zij bedienden EEUW.zich in hunne leerredenen van uitdrukkingen,die volkomen Mijstiek waaren,bij voorbeeld, in den afgrond der Godheidneder te [tijgen; — in God wechte zinken , in God te rusten , zich inGod te verliezen, enz. Zij fpraken laagvan alle menschlijke weetenfchappen, enbeweerden, dat de eenige weetenfchap,die men noodig had , de wijsheid vanboven was , die de Heer door zijnenGeest aan 't hart der menfehen openbaarde.Zeker Engelsch Leeraar liet altijdin zijne gebeden invloeijen, dat God tochéénmaal alle menschlijke reden geliefdenitteroeijen, en geloof en genade op derzelvepuinhoopen onwrikbaar wilde vestigen(_*). — Het platte gemeen, dataltijd meer of min tot het fteile en paradoxeoverhangt, en geern in zijne domheidgedijfd wil worden, dronk zulk een'vloed van dweeperijen met volle teugengreetig in, en verhemelde de leeraars,die zulk eene leer in zulk eene taal voordroegen: de zodaanigen waaren bekeerd,wedergebooren, bedienaars des Geestes,die licht hadden: — hen moest menhooren en gelooven. Zij hadden 't genezij fpraken bij eigen bevinding. Waarendeeze leeraars al het minst geteld bij kun-(*) Zie 't Verhaal der •wederkeering vtn een*Deïst tot Jen Kristclijkcn Godsdienst, door HAR»WOOD. bl. II.C 4di-


[04 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. dige en befchaafde Kristenen, zij haddenft EU W. verre wech de meeste achting bij onbedreevenen kleinweetenden. — Dit(lag van Protedantfche leeraaren heeftdaarënboven aan den Sijdematifchen arbeidder verdandigde Godgel eerden nog ook eenmerklijk nadeel toegebragt, door deeds dewelopgedelde Sijdemen van eene redenmaatigeGodgeleerdheid te onderdrukken, endezelven het volk uit de handen te wringen.Aan den anderen kant ontdond veelnadeel voorde S^dematifghe Godgeleerdheiduit de openbaare gefchriften vandeeze en gene vermaarde Predikanten.Naar gelang deeze gefchriften van het gemeengeleezen werden, en in aanzien geraakten,moest onder hetzelve de Mijsïiekerijdoorbreeken. Het nadeel, hierait oorfpronglijk , was wel zo groot niet,ds 't gene herkomftig was uit de Mijs-:ieke leerredenen, die alleen op den preiikdoelbleeven, naardien in de genoein-• ( 3e gefchriften flechts eene fijne Mijstiekerijbefpeurd werd , die van kundigendleen kon onderkend worden; maar wasI wenwel groot genoeg. Tot deeze zoort vangefchriften brengen wij onder de Luther*'chen de boeken van ARNDTS en SPE­JLER. Beide deeze mannen hebben in huniepraktikaale werken dikmaals gebruik ge­j:naakt van uitdrukkingen, die aan hunnei menden en hoogachters alle aanleiding garen, om buiten de paden van eene gezonleGodzaligheid aftezwerven. Evenwel ,


der Systematifche Godgeleerdheid- 105oordeelt, is er nog al iets ter hunne XVII.'verfchooning meebrengen. Zij hadden i£UW.het er op toegelegd, om de^ Godgeleerdheidder bedorven Mijstieken te zuiveren:dan hoe moeilijk het was, dit in ééns,en alleen zonder medewerkers , te doen,Js ligtlijk te bevroeden. Zij beiden hebbenafzonderlijk in hun vak zeer veel gedaan:'t gene nog ongedaan was, haddenanderen moeten bij de hand vatten; gelijktrouwens ook in laater tijden door zommigenmet goed gevolg gefchied is (* )'. —Onder de Hervormden, die in hunneSchriften de bedorven Mijstiekerij meerof min bevorderd hebben, moeten gerekendworden veele Engelfche Godgeleerden,wier werken meestal in 't Nederduitschvertaald zijn. Deezen waaren inhunne fchriften er voornaamlijk op uit,om aanteprijzen eene inwendige heiligingvan het hart, zonder van eene ijverigebetrachting der lecvenspligten te reppen.De wereld te verloogchenen, intekeerentotzich zeiven, enz. moest het hoofddoeld?r Kristenen zijn , even als of zijook niet gehouden waaren, dienstbaar tezijn aan het heil der Maatfchappije, enzij, hun licht niet behoefden 'te laatenfchijnen voor de menfehen. De EngelfcheGodgeleerden werden hier in gevolgdvan verfcheiden Nederlandfcheleer*(*) Men vergelijke 't gene wij hier voor inde CXXXIV $, y»a ARNDTS en SPÉNÏKgezegd hebben.G 5


XVII.ÏEUW.ïofj Beknopte Letterkundige Gefchiedenisleeraars, en wel inzonderheid van tweevermaarde en godzalige predikanten , DIRKGF.RRITS BRAKEL, en JODOKUS LO«DENSIEIJN(*). De Schriften van deezemannen zijn zonder twijfel met eenGodsvruchtig oogmerk gefchreeven, enbehelzen ook veel goeds ter befluiiringsn verlterking van wislelmoedige Kristenen,maar ademen toch, het eene meer;n het andere min , dweepachtige Mijs-:iekerijen. Voornaamlijk kan men ditneggen van BRAKELS Schriften, hetGeest lijk leeven, en de trappen des geestlijkenleevens. In dezeiven vindt mentrerfcheiden uitdrukkingen , en volzinnen,i lie niemand van Mijstiekerije zal kunnenS rrijpleiten ( § ).Be-(*) Wie de laatstgenoemde van deeze twee] ^ederlandfche Hervormde Leeraars geweest zij,i s bekend uit het tweede deel van dit werk./an B R A K E L alleen hebben wij niets aangenerkt.iDeeze man was eerst Predikant te BEERSi :n J E L L U M in F R I E S L A N D , vervolgens teIUROT op T E X E L , en eindelijk te M A K K \> M< laar hij den 14 van Sprokkelmaand i66f over»eeden is.3Nog Predikant te BEERS zijnde»;af hij uit het Geestlijk leeven in '1 jaar 1648, enIe M A K K H M fchreef hij De Trappen des Geestijkenleevens, welk werk door zi.nen Zoon w.IRJICEL na zijn* dood is uitgegeeven 1670.fan het geestlijke leeven heeft c. B R I N K M A N ,Predikant te D I R K S L A N D , ten jaare 1777 onslen vijkienden druk bezorgd met verbetering vantijl en fpelling en met bijvoeging van eenigei.antekeningen.i(5) Men leeze bij v. eens in 't I D vani s Mans werk , het Geestlijk leeven , het VIII] iuofdd. '£ welk ik hier, daar 't zelve zeer merkwaardig


der Syflematifche Godgeleerdheid, lojBebalven het nadeel, 't welk de Mijs* XVIF.tieke denkbeelden van de önderfcheiden li ÊU w.Proteflantfche leeraars door mond enpen, in 't algemeen, aan de SijftematifcheGodgeleerdheid gedaan hebben, zoals door ons is aargvtoond, heeft ooknogin 't bezondere de onfehriftmaatigsleer der Labadhteneenen zeer fchadelijken invloed gehad op de Sijsftemais deiHerdigis, voor een groot gedeelte zul affchrijven,, Mijn beminde in C. J." fchrijft hij, ,, 't gebeurt wel een lief kind Gods, — dat hij boveide wereld opgetrokken wordt in liefde in zijrGod, ai/.o dat hij niet is, dan liefde, en bovetde wereld verheven , en leeft in zijn God , it 1zijne liefde , alzo dat hem dunkt, hij kan in d(wereld niet langer ziin ; en hii en wil ook nielanger hier zijn, maar begeert in die liefde ontbonden te weezen , en wenscht na den dag vat 1CHR.ISTI komst, op dat hij in liefde hem mogcte gemoet gaan , en zo hij nog langer zal leeven , dat hij dan wil , dat hij die liefde altiji lbehoude , ende in die liefde mag leeven, alzi •dat zijne natuur zelf mogte veranderen in d'liefde , want hij wil met eene geduurige liefdileeven, met zijn God en Zaligmaaker, en l evefterven. eer hij ze wilde misfen, want hij iverflonden in de liefde, en anders niet dan liefde, hij wil niet, dat daar een fchreedjen , nie teen gedagte tusfehen hem en de liefde komeWj wil liever fterven, hij fchreit en bidt in diliefde , om die te behouden , ende daar in rblieven, en verwondert hem in de liefde*-, daarbij zo ellendig in hem zeiven is, en God hem no20 lief beeft." — Men leeze ook eens in *t UD194 (van de uirg die ik gebruik) daar hiover de zalige veiëeniging met God handelt,, Alzo hooge genade" febrijft hij, ., doet Gode H:er dan met de :'i|nen, die hij lief heeftdat ze alzo in God rusten, met een zoet gevoe ijle1


ïoS Beknopte Letterkundigs GefchiedenisXVII. Hervormden hier te lande. — De Laladisten,liefdeloos in het oordeelen,IE UW.hadden de dwaaze vermeetelheid, om, innavolging der Roomschgezinden , hetganfche gros der Kristenen, die met hungeene gemeenfchap hadden, ter helle tedoemen, en alleen den zodaanigen , diemet hun een verborgen leeven leidden,den hemel toetewijzen. 'Deeze onkristelijkeleer was gegrond op hunne fteilebeienziiner lieflijke tegenwoordigheid , en houdenhaar ftil, en laaten God werken in haar, waarvanzij zo vervuld worden, dat zij als niet kunnenwechgaan, nog ophouden." Meer diergelijke(laaien zoude ik uit 's Mans Schriften kunnenbijbrengen. Geduurig orak fpreekt hij van opgeheventt wordin in de befchoutving van hemelfchedingen. En hoe zeer de man zelf zich verbeeldhad. met hemelfche ondekkingen , buitengewooneopenbaaringen , en Godlijke gezichte»verwaardigd te zijn , blijkt uit een kort Verhaal,nopens zijne laatfle uuren , achter de TrappenHes Geestlijken leevens. Toen hij in twijfel ftond,of hij, niet aan eene Akadcmie geftudeeid hebbendé,wel vrijheid had, om Kandidaat en vervolgensPredikant te worden , zag hij op zekerennacht aan den geopenden hemel een groot licht,en hoorde uir den hemel eene verftaanbaare (lem ,die dus tot hem fprak , hk heb er u toe geroepen, ja ik heb er u toe geroepen ! en nu liethij, na behoorlijk onderzoek, *ich onder hetgetal der Kandidaaren aanneemen. Meer andereberichten van hemelfche ontdekkingen wordenin 't gemelde Verbaal gegeeven. — Indienmen de. Schrif'cn van L O D E N , TEIJM doorbladert,zal men ook onze aanmerkingen, omtrenthem boven in den Tekst gemaakt, moeten billijken. Over hem en zijne Schriften heelt reedsk'oor lang hetzellde oordeel geveld , w V A » EEN«HookN, in zijn wel fiervcn, IV. */. 50.


der Systematifche Godgeleerdheid, 109begrippen nopens de geloofspunten vanGods verbond met den mensch, van de EEUW.Kerk, van dén ftaat der kinderen, vanden ftaat der natuur en der genade, vangeloof en bekeering, verkiezing en verwerping,enz. Volgens de leer der Laladistenwas Gods verbond alleen opgerichtmet de zogenoemde vroomen, enwel zulkcn , die zij alleen voor vroomhielden. De Kerk belfond alleen uit beproefdeGodzaligen, en niet uit alle openbaaregeloofsbelijders. De eerften mogtenook alleen ten avondmaal gaan. Allekleine kinderen van eene andere gezindheidwaaren verdoemd, indien zij inhunne kindschheid ftierven. Alle menfehen, zelfs de fdhranderfte geleerden,waaren in . den natuurftaat zo blind als deheidenen, ja nog erger, om dat zij tevenszo vleeschgezind waaren als de Jooden.IN iemand was in den ftaat der genade,dan eene vroome ziel, die van zijne zaligheidten volden verzekerd was. 't Geloofmoest niet rusten op de uitfpraakendes Bijbels , maar op de bevinding vanden Geest. De bekeering begon met hetopvatten van de vuurigfte voorneernens,om fteeds voor God en de deugd werkzaamte zijn, en dat alles moest lijdlijkafloopen. God had willekeurig beflooten,zommigen der Labadisten de bekeeringonwederftaanbaar inteftorten, enhet overige deel der menfehen hier vanuitgeflooten, zo dat deezen in eene volflrekteonmooglijkheid van zalig worden ,W3«-xvir.


11 o Beknopte Letterkundige Gefchie denisXVII. waaren Wanneer men deeze gevoelensIE UW, vergelijkt met het gene wij in de Schriftenvan zommige Hervormde leeraars hierte lande vinden , zal het genoegzaamblijken, hoe veel invloeds L'ABADIE enzijn aanhang, boven andere Mijstieken,op het volksftelfel der Hervormden gehadhebben. Ik zal Hechts twee voorbeeldenopgeeven. Wat is bij veele naauwgezetteHervormden , zo wel onder deLeeraars, als ondtr de lidmaaten, vantijd tot tijd gemeener geworden, dan datalleen menfehen, welken van verborgenwerkzaamheden, en afwisfelende geftalten, op een' teemenden toon , kunnenfpreeken, waare geloovigen zijn, die eeuwigheil verwachten moogen, en dat diegenen, welken zulke werkzaamheden engeiialten niet kennen , fchoon zij andershet Evangelie omhelzen, door het geloofleeven, en in hunnen wandel toonen, datzij als verbeterde menfehen, liefde voorGod, voor ju sus en voor de deugd hebben,hidorisch geloovigen zijn, die hundeel flechts hier op de aarde hebben?En daar er zulk eene groote fchaar vanhidorisch geloovigen gevonden wordt,wat is gemeener, dan zulken het gebruikdes Avondmaals te ontzeggen? Beide deezewanbegrippen hebben hunnen oorfprongin de leer der Labadisten. Hoewelen hoe zeer ook veele verdandigeen regtzinnige leeraars tegen deeze ongegrondeftellingen zich verzet, en dezeivenopenlijk wederlegd hebben , isnog-


der Syflematifche Godgeleerdheid, mriogthands de Mijstiekerij der Labadistenin de Kerk doorgedrongen, der wijze, EEUW*dat zij nog heden de geliefkoosde leervan het volk in zeer veele gemeenten is.Niet weinige leeraars onder de Hervorm •den trouwens hebben zeiven het hunnedaaraan toegebragt. LOOENSTEIJN wasden Labadisten zeer genegen. KOEL­MAN fchreef tegen de Labadisten in zijnwerk, der Labadisten dwaalingen grondigontdekt en wederlegd, en ia zijn Verhaalder Labadisten, maar werd naderhandhun vriend (*). En, indien hetwaar is 't gene FOEKE SJOERDS in 'cbeneden aangehaalde werk ichrijft (f)»dat VITRINGA, de Vader, altijd meeachting en lof van de Labadisten fprak,valt het gemaklijk te begrijpen , dat deHervormde Kerk met denzuurdeegfem vandeeze lieden doortrokken, en het Kristli)kgeloof, zo wel als de waare Godzaligheiddaar door grootendeels befchadigdmoest worden. Doch niemand heeft iadit ftuk der Hervormde Kerk en der SijftematifcheGodgeleerdheid hier te landemeer nadeel bewerkt, dm WILLEM B R A-K E L , zoon van den bovengenoemdertDIRK GERRITS BRAK EL. Schoon hijopenlijk de Labadisten heette te beftrijden,want hij ichreef eene waarfchow-wing voor de Sekte der Labadisten,was hij het echter weetens of onweetens,(*) Zie JOEKI sjo»R»i K.


* E U W.11 a Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIT. in meer dan één opzicht, met hun ééns.Hoe veel goeds en fchoons er ook in zijnwerk, de Redenlijke Godsdienst, gevondenwordt, zijn er echter veele Lahadistifchegronden in. 't Is waarlijkjammer, dat een werk, 't welk anderssene zo groote waarde heeft, daar doorvoor den gemeenen man , van wien her.[leeds nog met zo veel graagte geleezenwordt (*), ten deezen aanzien, fchadelijkis geworden. Dit werk heeft op deSijdematifche Godgeleerdheid eene dubbeleinbreuk gedaan, voor zo verre naamlijkhet een Theologisch Sijdeme is, 'twelk ongeletterden, met overdreevenhoogachting, verëerd hebben, en voor zoverre hetzelve veele andere Sijllemen bijhet gemeen verdrongen heeft. Met betrekkingtot dit werk van B KAKEL alleenkan men in vollen nadruk zeggm , datde leer der Mijstieken op de SijftematifcheGodgeleerdheid der Hervormdeneenen zeer nadeeligen invloed gehad hebbe.CXLV.Op de Mijstieken, van welken wij hieraffcheiden, volgen, naar ons gemaakt bedek,de Mennonieten, als zijnde de ouddendierKerklijkegenootfchappen, welkenzich(*) Van dit werk was , volgens eene bekendmaakingvan BLüssé te DOR.DR.ECHT in deCouranten van Wintermaand 1795, de twintigltedruk bijkans uitverkocht.


der Systematifche Godgeleerdheid. 113zich mer de twee andere hoofdgezindten, XVII.de Lutherfchen en de Kalvijnhten, tegenEEUW»ROMFS leer verzet hebben. Zij hee-ten Mennonieten naar hunnen eerden envoornaamden leeraar, MENNO (of MIN­NE) SIM ONS, die ons in 't vervolg naderbekend zal worden. Voor dat zijdeezen kundigen en braaven man tot hun •nen Gids bekwamen, waaren ze genoemdWederdopers, om dat zij den Kinderdoopwraakten, en niemand tot hunne gemeenfchapwilden toelaaten, ten zij hij andermaalgedoopt wierd. Zo dra in den aanvangder zestiende eeuw de leer en tuchtvan°'s Heeren Kerk eene andere gedaantebegon te krijgen, daken deeze wederdoopers, als onkruid onder de tarwe,het hoofd op, ten nadeele van het belangrijkwerk der hervorming. Zij fchuddedenook wel het paapfche juk van hunnehalzen, en werden vrijdenkende Kristenen,maar hunne vrijheid nam eene te deile enbu'tenfpoorige vlugt. Los van alle teugels,waaren ze niet wijs genoeg, omhunne vrijheid te handhaaven , en zichzelvente beduuren. Zij vielen van heteene uiterde in het andere. Van fl iavernijgingen zij over tot losbandigheid.Zij verbraken alle kerkenorde en burgerbeduur.De Gehoorzaamheid aan denPaus opzeggende, werden zij tevens ver.fmaaders van alle noodige wetten, welkeneene geregelde Godsdienstïnrichtingen een geregeld landsbeduur voorfchrij»ven moeten. „ Een Kristen was zijtlil DEEL. H ei


XVII.Eli UW,l i 4 Beknopte Letterkundige Gefchiedeniseigen heer en meester, boven alle wettenvverheven, aan niemand onderworpen, aanniemand rekenfehap fchuldig." Dit washunne harsfenfehircmige ftokregel, diehunnen aanhang fterk deed aangroeijen (*).L U T H E R hielden zij voor eenen verleiderder menfehen : zijne leer was tevleeschlijk. Van ZWINGEL , en zijnebegrippen hadden zij even zulken afkeer.Zij zeiven waaren de lieden, die het waareGecstlijk rijk van KRISTÜS weder op-rich-f») Deeze Stokregel , in het afgetrokken befchouwd,beeft wel eenen fchoonen fchijn , wijlde mensch natuurlijk vrij gebooren is, gelijk de.zelve ook doarö.u veelen behaagde ; maar in eenewereld, die door de zonde is bedorven, kan hijtlimmer zijne gelding krijgen : hij blijft alt. ddenkbeeldig, Eene wereld, zonder beftuur, zonderwenen, zonder dat de een ondergefchikt isMn den anderen , is met de bedorvenheid enverkeerdheid der menschlijke naiuur volftrekt«iet beftaai.baar. Eene wereld zonder beftuur,zonder wetten , zonder ondergefchiktheid vanden eenen aan den anderen, zoude fpoedig eenBJ.K1 van verwamng, een groot tooneel vantoomloosheid, van onderdrukking , van vervolging,van moord en doodflag — van onnoemlijkerampzaligheden weezen, en eindelijk in doftroomen van het vergooien bloed haaier bewoonerenverzwolgen worden. De Maat!chappij derWederdooperen is er in het kleine een fpreekendvro beeld van geweest. — Eenige- fchoone aanmerkingenover dee^e ftof vindt men in hetwerk, De Vrijheid, 1783 bi) H U U T uitgegeeven. bl 5—9. In het voorbeeld der Wederdoo.ei'enzien wij bevestigd onze aanmerking,in het voo bericht van het tweede deel, bl 9:„ dat menfehen, die, langen tijd aan de handvan anderen gewandeld hebbende , éénsftaps ind#


der Syftematifche Godgeleerdheid. 115richtten , waarin relükheid, vrfheid en XVTT.broederflhap in een' overdreeven zin, EEUW*zo als het uit hunne gef. h'edenis blijkbaaris, pla-ns had. In dit Riik vanKRISTUS harden ze geene volksbeftuurers,getne bezondere Predikanten, geeneAkademi'che leeraars, maar alleen GodsGeest, die elk ingaf 't gene hij doen,fpreeken, en leeren moest, van nooden.Allen uitwendigen Godsdienst gering achtende,droomden zij van eenen ProfeetifchenGeest, die hun Godlijke ontdc-kkin-de vrijheid overpaan , en die vrijheid terftondniet we! weeten te gebruiken, weelderig, trotseh ,•worden, en groot gevaar loopen , om, indien zijniet op hunne hoede zijn , geheel het fpoor bij*fter te raaken." Zedert de tijden van KON­STAN TIJN den grootcn was de Rristenkerkte naauw verëenigd geworden met de burgerlijkeMaatfchappij ; zo dat eene daaruit ontftaanedespo ieke hierarchi) het Kristendom verdrukt had.De banden der verdrukking ten laatften door deHervormers verbrijzeld zijnde, was de leuze vanhet Kristenvolk Vrijheid geworden. Van dieVniheid wisten deeze groote mannen in 't algemeen,en voornaamlek t a v T S , een vrij goedgebruik te maaken. Doch de IVederdoopers, voorde vrijheid nog niet genoeg berekend zijnde,floegen over tot eene teugelloo/.e loszinnigheid,en verbrijzelden tevens de zo noodzaaklijke bandenvan goede orde , en van een geregeld beftuur't Gene DE G R O O T in zijn werk, Pit»tas Orcinum t/ollandiae, p. 64. van de Socini»aanen fchreef, kan met eene kleine veranderingvan Socinijias in Jnabuptiftas met vollen nadrukook op de Wederdoopers worden toegepast.Ego crediderim, fchreef hij, tantum intercfe,inter Papiflas & Socinijias . quantum itttcr tyrannidem&. effrenem licsntiam.H *


'ï 16 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. kingen deed, en van meer andere beuzelachtigedweeperijen. Duizenden vanEfc UW.1 nenfchen lieten zich vervoeren tot dee-:e dwaasheden. Niet Hechts weinig weelendeleeken, en eenvoudige landlieden,11naar ook geleerde Geestlijken, Luther-"chen en Zwingliaanen, raakten dermaateJI >p bol, dat er houden noch keeren aanwas. Onder die Geestlijken was inzonlerheidT H O M A S M U N T Z E R , die door­Igaans voor den eigenlijken dichter derireheele Sekte, en met recht, gehoudenwordt. Ook telde men er onder NIKO-LAAS STORK, M A R K U S S T U B N E R , enW A R T I N U S C E L L A R I U S , naderhandbekend geworden onder den naam vanM A R T E N B O R R H A U S (*). Insgelijksheeft zich een' tijd lang onder de Weder-doo-(*) Deeze M . c u i t n i D S heeft ten jaare\$%6 de iVtdcrdonptrs verlaaten, en is vervol,gens, onder den gcmelden naam van M A I T I HB O R R H A U S , Hoogleeraar te B A Z E geweest,Lin we ke betrekking hij zich als een' zeer verdraagzaamTheologant van anderen önderfcheiden"heeft. Vide S P A N H E M I I : P. Diatr:Hifi. de origine, progr: etc. Anabapt: §. I (iV Ï N Ï I U Hifi E. Vil: p. 4'4- Verg. ookr o R M E i j K. Beg der K. Hifi. Iï D. i St.bl. 294. — Groot is in de daad de kracht derdwaaling. Wie zoude durven denken, dat eenzo verftandig en bezadiad man , als M E L A N C I I -T H O N het hoofd hebbe laaten hangen na debuucnfpoorige Geestdrijverijen der Wederdooperen' En evenwel geloofwaardige Schrijvers getuigendat, terwijl veele geleerden, te w 1T-T E N B É R G , en elders, zich met den ftroomdier dwaazen lieten voortfleepen . M E L A N C H T H O Nin zekere befluiteloosheid en onberaadenheid zat,niet


der Syftentatifche Godgeleerdheid, iifz edoopers zeer berucht gemaakt AND RE ASH 3XVII.HUDOL-PHI BODENSTE1N VAN KA-EEUW.REL S T A D , Hoogleeraar in de Godgeleerdheidte WIT TE NB E R G , en naderhandte BAZEL. Dit althands kan menvan deezen anders grooten man zeggen,dat hij met de Wederdoopers geheuld,en hen zeer gedijfd heeft, fchoon hij inverfcheiden punten van hun verfchilde,en de ongeregeldheden, die onder hen inzwang gingen, in den hoogden graad afkeurde.Dus geruggedeund door veelegeleerden, begonnen de Wederdoopers tenjaare 1521 en 1522 in S A X E N en in deOmnietweetende , of hij hen volgen moest, of niet.Zie de Leeveusbefchr. van Gel. Mann in 'l leevenvan K A ï t i L S T A D , bl. 210. Ook twijfeldehij, zo men verhaalt , of wel de lyinderdoopgeoorloofd waare. Vide K O R T H O L T I I Hip: Eccl:p- "64- J» lf s l s e r w e l v a n hem verteld,dat hij zijne Studiën , verlaaien en in eene bakkerijcgewerkt zoude hebben. Doch dit laatfteis lastertaal , die uit 's mans gefchiedenisfen enandere oirkonden zich gerecdlijk wederleggenlaat. Zie j. V A N I P E R E N , Hifi: Redev. tereere van M I cc: */. 100. — Ondertusfchen zienwij uit dit alles , dat verftand en onverftandzeer na aan elkander grenzen. Die andere voorbeeldenhier Van begeert, leeze het werk vanZ I M M E R M A N , over de eenzaamheid en vanS T I L L I N G , T H E O B A L D , of de Dweeper. Teregt mogt s E N E K A wel zeggen , de lra , Lib. II.c 9. lnter caetera martalitatis incommoda ethaec eft caligo mentium , nee tantum necifitas,errandi, fed trrorum Errtr. En O V I D I U S Mc*tem: Lib. VI. vs. 472.Pró Superi I quantum mortalia peilore CaecatffbStis kakent! . -


118 Beknopte Letterkundige GefchiedenisJfVTT.EEUW.omliggende oorden de vervoeilijkfle rolvan een ondeugend Lanatisme te fpeelen.Eerst zochten zij de harten inteneemenmet de enkele voordragt van hunne fpoorbijflereleer. Dit wilde niet vlotten, ennu greepen zij het zwaard en den dolkaan, om met dolle drift en bloedig geweldhun plan doortezetcen. Hier engirs verrieden zij hunne misdaadige oogmerkenIn de r: E o F R L A N o Ë N te A M-S T E R D A M , te I. EIT' EK, te BLOEM-EAMI'(*), cn tk'ers hcbbcrzi.de Jehrik-wek-(*) KLO»MK»MP was in d'e dagen eenKlooi'er. nabij «oiswun gelegen. Dr Kloosterin dien tijd ook geheoen V oude Kluoster,en gedicht iiol , is het mkfte en vennaardfteKlooster geweest in gansch FRIESIANI. Tenjaare 157? is het van eenen DIRK BROVKHORSTingenomen, uitgeplunderd en onder den voet gefmeeten.Zie Oudheden en Geft: van F.. 1 E-L tl. 24—27 en sruoTAN.s befebr: van FRIESL.bl. au. De grond, waa öp ihands, Hechts ee.ne boerenhoeve ftaat . wordt nog genoemd hetoude Klooster. Dit Klooster was ten |aareI535 hij nacht ingenomen van de Wederdoopers, die er zich geheel meester van haddengemaikt : dan dit brak hun zuur op; GEO«OSCBF.UK belegerde en veiöverde het Klooster,en alle belegerden moesten over den klingfprin;en. — Dit heldenftuk van SCHENK moetveel mvloeds op de rust in FRIFSHND hebbengehad; altoos MARTIN us HAMCON'US dieDechis voor een' korten tijd ongeveer 't jaar1581 Grietman in DONIAWERSTAL geweest is,ïingt in zijne Frifia p. 51.-. 1 Frifiam Praefeffus (Schenkius)fuididlt omnemiQuin ANABAPTIST *S in CAMPO fudit inertesÏLORioo ; & optatae pc reddidit omniu paci;fRIsiA IUKCUMS^ qua fubdita floruit aulae.


der Syflcmatifche Godgeleerdheid, uswekkendde aanflagen gefmeed , en de VXIT.zotfte vertooningen gemaakt. Te ANT t-EUW".WERPEN bemag;igden zij in Bloeimaand1534 het Stadhuis (* ). Maar te MI N-STER voornauirlijk hebben zij getoond,dat zij een gevaarlijk Rot van fielten endwaazen waaren. In de jaaren 1534 en1535 hebben zij deeze Stad belegerdgehad. De Hoofdaanvoerder was daarzekere JAN M A T HIJSSRN , een bakkeivan HAARLFM, en een' doorflecht mensch,die zijne echte vrouw verhaten, en eer :ligtzinnig meisjen getrouwd had. Deezefneuvclde in een' uitval buiten de StadZijne opvolger was een kleermaaker varLEIJDEN, JAN B E U K E L Z E N geheetenDit lchepfel liep moedernaakt door deStad, liet zich voor Koning van heinieuw JERUZALEM uitroepen, trouwdeop ééncn dag elf vrouwen, maar kree£loon naar werken. De Stad werd dooihanren Bisfchop veroverd, en deeze deugtnietop eene geweldige wijze ter dood gebragt (f)- Overal, waar zij den baa;heb(*•) Zie UYTTENHOVEN Gefch. der HervKerk te ANT W: I. bl. 79-(f) Zie zijn leevensbericht in de Levensbefvan Nederl. Mannen en Vrouw. 1. bl. J44. Verfebeiden merkwaardigheden , belangende de belegering en inneeming van MUNSTER, en heuiiëinde van JAN BEUKELZEN kan men leezen in een' brief van A. CORVINUS aa» oSPALATIUS, ingelascht in de Hi/loria Uni•verfalis van M. z. BOXHORN, ad ann. 1534CORVINUS was van 'c eene en andere zei foog- en oorgetuige geweest.H 4


C io Beknopte Lette f kundige GefchiedenisXVII. hebben gefpeeld, zijn ze gelukkig afgelaagen, en uit elkaêr gedreeven : —EEUW.dank hebbe daar voor de Godlijke voorzienigheid!— De belhamels van deezenoproerigen troep waaren geweetenloozebedriegers, die zich bedienden v.m MA-HOM E.DS listige kunstgreepen. Zij wenddenopenbaaringen ers gezichten voor,verwierpen alle onderwijs en kennis, verbranddenalle boeken, xvelken zij onderhun bereik kree;';en , uitgezonderd den Bij»sei, m atigden zich den naam en de waar-Ji'gheid van Profeeten, aan , gaven vrijheidtot allerlei wellustigheden, Hondenle veelwijverij voor, en — zochten,loor het geluk der wapenen , met Vuur:n zwaard , in de met bloed befprengdeanden van veroverde volken allenthalve! ïunne leer voortteplanten. Had dus deilusfchenkomende magt van God het nietrunstiglijk verhoed , wie weet, welkeI/erfehriklijke voorrgangen zij gemaakti Fiadden, en in welk eene laagte van bijreloovighedenen godloosheden dat geleeltevan EUROPE gezonken waare, 't< velk zo voorfpoedig de kluisters van ROif'sKerktijrannije verbrijzeld had! —-1De leer der Wederdoopers is nooit tot;en geregeld ftelfel gebragt. 't Gene ons


der Syftematifche Godgeleerdheid. 121daarin orde te houden, en tevens zo aan XVII.het doel, dat wij voor ons hebben , te ii E U W»beandwoorden, zullen wij eerst de grovedwaalingen, en vervolgens eenige meerdraaglijke gevoelens van hun opgeeven:waarna wij nog 't eene en andere zullenaanwijzen, waarin zij het met de Zwingliaaneneens waaren. Hunne grovedwaaiingen komen hier op uit. De heiligeSchrift is een onvolmr.akt cn bedorven boek. God onderwijst en bekeertde menfehen daarom, zonder zijn gefchreevenwoord, onmiddelijk : en hij maakthun zijnen wil bekend door droomen.Er zijn gene drie, zogenoemde, perzoo.rrêh in de Godheid, maar Vader, Zoon,en Geest zijn Hechts drie naamen. Detweede naam, de Zoon, KRISTUS iszelfs niet ééns eigenlijk en waarachtigGod: hij is Hechts verheven boven alkheiligen. Door den Vader hier op aardegezonden, heeft hij de menfehen willenverbeteren. Dit heeft hij zoeken tedoen met ons een goed voorbeeld te geeven in zijn leeven, lijden en Herven,Aan de Godlijke gerechtigheid kan menniet zeggen, dat hij voldaan heelt. Demenfehen worden dus niet gerechtvaardigd door het geloof in hem, maar dooieigen verdienste en lijden. De erfzondeis een harsfenfehim van AUGUSTINÜS,niet ongelijk de uitmiddenpunten, en debijkringen der Wiskunstenaaren. De zonde wordt voortgeplant enkel door navolging vaa ADAM. Daar niemand door deH 5zon


122 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. zonde bedorven ter wereld komt, en hecEEUW. tiiemand ontbreekt aan krachten tot hetToede, is het des menfehen zaak al ofliet op den duur te zondigen : doet hijiet laatile, dan wor It hij daarom verdoemd.De zielen der geflorven liggen in een'liepen flaap tot de volëinding der weeld.En ten^laatflen zullen ook de ver-1< loemden in de hel, zq wel menkhen als< lui veis, na een bepaald ftraflijden, zaigworden. De Kerk hier op aarde be-]i taat uit enkel heiligen ; die met andere^ 'ermeende Kristenen geene verkeeringi noogen hebben. Onder deeze heiligenj noet eene gemeenfehap van goederen ,4 :n ook van vrouwen plaats grijpen,] Mestdagen en zondagen behoeven niet;evierd te worden. Elk kan Go-sdknst-< »efenen, wanneer hij wil Elk mag preliken, ook de vrouwen. Alle jaarlijkfche(i chattingen behoeven aan het land niet! letaald te worden : zulks is eene daadan llaaven, en niet van vrije Kristenen,ikan de Overheid zijn wij geheel geeneinderdaanigheid fchuldig. — Zie daar eenecpgave van de grove dwaalingen der Weerdooperen.Deeze dwaalingen werdencceker niet van allen op de zelfde wijze2ekoesterd, maar daar er vrijheid van«irofeeteeren onder hen was, hielden zomligenze op eene vrij ftrakke , en anderenII/eder ze op eene flakker wijze ftaande.V)e overige gevoelens van hun , die wijIog opnoemen moeten, zijn meer draagjk,en zijn ook daarom in hunnen tijdr1van


fder Syflematifche Godgeleerdheid. 123van veelen voor problematiek gehoudengeworden. Zij zijn de volgenden. Dekinders behoeven niet gedoopt te worden;met den doop moet gewacht worden,tot dat de jaaren van onderfcheid het roa-Jaaten, belijdenis des geloofs afteleggen.Die tot hunne gemeenfehap overging ,moest eerst gedoopt wordeqj, al waare hijreeds zelfs als een bejaarde bij eene anderegezindheid gedoopt. Met de belijdenis,die hij d


xvn.EEUW.124 Beknopte Letterkundige Gefchiedenisben een gelijk recht, en moeten als broedersonder elkander leeven. Zal eens hecrijk van KRISTUS over de aarde wordenuitgebreid , dan moeten de troonen derVorften afgebroken worden. Het pascook geen' Kristen , om de wapens tedraagen, en in den oorlog te dienen.En het eedzwecren is hem door denHeiland op het fterkst' verbooden, DeOverheid, of wie het beduur van zaakenin handen mag hebben , heeft het rechtniet, om boosdoeners, dieven en moordenaarste ftraffen, maar wel, om de zul*ken tot eene altijd duurende gevangeniste verwijzen — Met deeze draaglijke gevoelensverbonden zij zommige Hellingen,waarin zij het met de Zwingliaannen tegen de Lutherfchen ééns waaren;als bij voorbeeld , dat de beelden in deKerken niet moogen geduld worden, datde biecht en de vrijfpraak met den aartvan 't waare Kristendom niet Hrooken,dat KRISTUS naar zijne menschheid in denhemel is, dat het ligchaam en bloed vanKRISTUS niet weezenlijk tegenwoordigzijn in het avondmaal, maar dat het brooden wijn alleen dienen tot uitwendige tehens, om de Kristenen tot de gedachtenisaan 's Heiland lijden en fterven, optewekken,enz. — Uit dit bericht, raakendede leer de Wederdooperen, zietmen, dat dezelve een mengfel waare vanMijstieke. Sabelliaanfche, Ariaanfche,Belagiaanfche , Foüniaanfche, Zwingli-


der Systematifche Godgeleerdheid. 125liaanfche en eigendunklijke gevoelensXVII.EEUW.(*>CXLVI.Billijk Haan deeze menfehen in de gefchiedenisals dweepers en muiters metleelijke brandmerken getekend. Dochmet dit al zoude het partijdige liefdeloosheidzijn, wanneer wij dachten, dater onder hen niet geweest zijn, die metopregte oogmerken het belang van GodsKerk zochten te bevorderen. Een zeergroot, en wel het grootfte, deel fchijntuit de zodaanigen beltaan te hebben. Anderstoch ook zouden een CELLARIUS,en een KARELSTAD geene leden van ditgezelfchap geweest zijn. En hoe zoudeook anders MULANCHTHON het in bedenkinghebben kunnen neemen , of hijzich bij deezen aanhang voegen wilde ofniet? Er waaren er onder, die in eenvoudigheiddes harten en in üMlce denHeer dienden, maar, aan de d»"eeperijenvan hunnen aanhang gehuwd, den moedniet hadden, om zich tegen'de woelingenvan het oproerzuchtig gemeen, dat onderhen den meester fpeelde, regt aan tekanten (f)- Ook waaren er zommigen.die,(*) Dit bericht, raaiende de leer der Wederdenperen is voornaamlijkbij een verzameld uit heWerk van STOCK V.ANN, Elucid; Hair: p. 24—30(f)Vide E R A S M I Epifiolas , edit toitD1.64a pag. aoQ8. In Sodalijt) ANABAPTISTAR'IR:


ia6 Beknopte LetterkundigeGefchiedenisXVÏI.EEUW.rh'e, in bnnne onnozelheid door eene verteerdenijver meêiiefleept, waanden, dacüij met hunne onftuimigheden Gode werk-:ijk eenen dienst deeden. en den bedorvenftaat der Kerk zo toch eindelijk wel] lervormd zouden kriigen. Dit beter< leel fchijnenegte afftamlingen geweest\ e ziin van de oude Waldenzen,Wikle-) leten en Rusfieten En deezen zullenI 'it/i fcribebat ERASMUS) p'urimis habere diuivur,qui a pcrditiffima vira ad emmdatiffimam(i e converterint; utcunque dtlirant in opiniombus,i ec ullas Ecclefias , aut urbes occuparunt; neef f foederibus communierunt adveifus vim Princ'pura; nee on


der Syftetnatifche Godgeleerdheid. 127len denk'i'k over 'r algemeen genomen XVII.ook Hechts de gevoelens, die wij draag­lijk genoemd hebben , en die , waarinE U W .zij het met de Zwingliaanen ééns waaren, zijn toegedaan geweest. Bij dit beterdeel der Wederdooperen voegde zichten jaare 1536 MENNO SIM ONS, eenFries, gebooren te WITMARSUM 1496,daar hij ook 't laarst Roomsen Priesteigeweest is, nadat hij 't voorheen te PING.JIM geweest was (*). Ten gemeldenjaare 1536 verliet deeze man den RoomfchenGodsdienst. MENNO SIMONS, allengsovertuigd geworden zijnde van dedwaalleer der Roomfche Kerk, was tegelijk zeer ingenomen geworden tegenden Kinderdoop. Hij had dien in deSchrift gezocht , maar er geen' groncvoor gevonden. Hij had de Schriftervar 1(*) F O I K Ü « J O E I D I geeft in zijne K. G,II. 428 verkeerdl'jk op, dat M E N N O SIMONJte PINOJUM zoude gebooren zijn. Ik merldit te meer aan, om dat men anders dsezen Hiftorie-Schrijver, een' Fries zijnde, ligthjk geloof zoudtgeeven M. SIM ONS was gebooren te WITHIAKSUM, daar hei hiem , zo als men het in FRIESL A N D noemt, dat is de plaats daar het huis geit.anneeft, waar hij gebooren is , zo ik meen , nofaangeweezen wordt WITMARSUM en piNCfuwzijn Dorpen , liggende in de nabuurfchap vatÏ O L S W A R D MOSHEIM heeft ook een" mis'flag in zijne Kerkliike Gefchiedenis VII. bl. 354Hii f hrijft dat M E N N O gebooren is 1505; deezimisflig rust op twee drukfeilen in de werlseivan MENNO SIMONS, uirgegeeven 1621 en 1627Zie MAATSCHOEN in de aant: op de Gefch: deiMtnnun: van SCHIJN, II. */. 014 en 220.


128 Beknopte Letterkundige Gefchiedenisvan LUTHER, van BUCER en BULLINxvn.EEUW. GER geleezen, maar was ook daar doorniet var, gevoelen veranderd. Hij Hemdein 't ftuk van den Doop volkomen overëenmet de Wederdooperen. En na een naauwkeurigonderzoek viel hij deezen ooktoe in hunne draaglijke , als "mede inhunne Zwingtiaanjche, gevoelens , welkenwij hebben opgenoemd, en welkenin 't bezonder het beter deel dierSekte omhelsde. Voor het overige toondehij zeer fterk zijnen afkeer van hunneongerijmde leeringen, welken wij met denraam van grove dwaalingen beftempeldhebben. Zo fterk was zelfs zijn afkeerer van, reeds van 't begin zijner bekeeringaf, dat hij elk en een iegelijk ernftigtegen deeze dwaalingen waarfchouwde,en met de muitzuchtige voorftandersderzei ven eeten noch drinken wilde (*),Hij fchreef tegen hen eene vrij fcherpeverhandeling, zijnde de tweeëntwintigftein zijne werken, en gaf die uit ongeveerhet jaar 1536. Ook die gevoelens, welkenhij van de Wederdooperen overnam,werden door hem befchaafd en verzacht,zulker wijze, dat ze eene veel beter gedaantekreegen. Deeze gevoelens, dusverbeterd, verbond hij met de leer, dievan de Protestanten in 't algemeen beleeden(*) Men leeze de X en XXII Verhand, inM E N NOS werken, bl. 325 en 619 van den drukvan I63i en verg: SCHIJN 't a. b. II.. bl. 27$/tot a8a en 305 en 306. •—


ïer 'Syflematifche Godgeleerdheid, itQden werd. Dus doende konde men tusfehenhet deljet der Godgeleerdheid yari E E U W *xvit,hem en dat van de Lutherfchen en Hervormdenweinig onderfcheids, befpeuremEn BU kwam hij met zijne leer openlijkvoor den dag, en predikte alöm. De zaak,waarvan wij hier gewaagen, fchijnc zichdus toegedraagen te hebben. Een zeergrootaantal Wederdoopers, enwel het beste deel ^bedond uit verfcheiden getrieent3n, waarvanééne gedicht was doör twee broedersjOBBE FILIPS en DIRIC FiLiPs iets voor hecjaar 1536. Dezelve fchijnt voornaamlijkin O R O N I N G E R L A N D gebloeid, maarzich ook in F L U E S L A N D en O O S T ­F R I E S L A N D uitgedrekt te hebben. Deezegemeente was het, bij Welke M E N N OS Ï M O N S zich vervoegde. In deeze gemeentewerd hij van O B B E FILIPS her»doopt. En van deeze gemeente werdhij- tot Bisfehop aangedeld te G R O N I N ­G E N (* ). Dit gebeurde in het jaar 1537.O B B E eü DIRK FILIPS waaren dus weleigenlijk de dichters van de Sekte der.Mennonieten (f) , maar M E N N O werdde man, die dezelve aan 't bloeijen hielp,en haar dat aanzjen bezorgde, 't welk-zijonder de OnroomfChe belijders van heiKristendom gékreegen heeft. Zodra M E NNC »(*) Vide BL EISDIKII verba (in vita D. CEo n d i ) c'ttata Clariffimo V E N E M A H. E VIIp. 441. Zie ook BENINGA Hifi vanOfotfr: bl. 813(t) De Mennonieten ïijn daarom ook wel genoemd Ubboitcn, Zie BËNIKCA 't a. b bl. 814lil. DEEL. I


130 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXV».EEUWNO het vertrouwen zijner geloofsgenootengewonnen had, floeg hij handen aanhet werk, en het gelukte hem, zijn geheelBisdom te hervormen. Hij voerdeeene veel beter Godsdienstleer in, dantot nog toe van zijne gemeente beleedenwas. Alles wat zij te vooren omhelsdhad, werd door MENNOS onderwijs veelbeva'ligcr, veel zuiverer, en met den geest •van het Kristendom veel oveveenkomltiger.En dus doende verfehilden de ledenvan MENNOS uitgebreide gemeente zeerweinig van de Lutherfchen en Hervormden.Ook werden van MENNO uitgebannenalle deugdlooze en anders* gevoelendeWederdoopers, die zijn Kerkgenootschapzouden kunnen ontluisteren: ingevolgewaar van alle zijne aanhangers zichals dille en vreedzaame burgers gedroegen,en naderhand, door begunlligïng van WIL-LLM , den eer f en , en zijnen Zoon MAURITS,hier in de NEDERLANDEN openlijk geduldwerden. Daar het groodïe gedeelteder Wederdooperen ook het beste gedeeltewas, nam door 's mans tusfehen*komst het kleinde en Öechtfte gedeeltezodaaniger wijze af, dat binnen weinigejaaren hetzelve geheel tc niet waare geloopen( * ). De leer van MENNO werdonder de Wederdoopers bekend. En naardien(*) Het gedrag van M E N N O SIMONS tendeczen aanzien wordt zeer onpartijdig verdeedigddoor DREAS in de haamlijst der Predikantenvan de Dokkumer klasfis , bl. i%\ en 132, daarmen


der Syjlematifche Godgeleerdheid. 131dien de gemeente, van welke hij Opzienerwas, in grootte en aanzien, de ove­E E U W»XVft.rige, met de-zijne' in leer en tucht nietof weinig verfchillende, gemeenten, verreovertrof, werden ook fpöedig deezenopgewekt, om zich met die van M E S N Ote vcrëcnigen, zo dat zij allen met elkaêrééne Kerk uitmaakten , en Mennonietengeroemd wierden. De overige Wederdoopers, hec flechtfte gedeelte , van déanderen, het beste en verre het talrijkftégedeelte, zich afgezonderd ziende, werdenfpoedig verltxooid, en hadden nochmoed noch kracht om hunnen kleinenaanhang llaande te houden. Zie daar denondergang der Wederdooperen, en de opkomstder Mennonieten ( * ). DeezeMennonieten waaren vcrfpreid in NEDER-LAND, MORAVlë, E N G E L L A N D ,LAND, DUIÏSCHLAND, ZWITZER-HUN-GARië en PRUISSEN. Alle die liederimoeten dierhalve voor een geheel ander'zoort van menfehen gehouden worden,dan de Oude Wederdoopers geweest zijn,die te MUNSTER en elders zo veel fpelshebmenook ais eene bezonderheid aangetekendVindt, dat de beroemde M E N N O Baron V A NCOEHOOitN een afïtamling van M E N N O SI»IIONS geweest is. ——-(*} Mennonieten werden zij genoemd van daandere Proteftanten : doch zij zeiven wilden zichJiever Doopsgezinden heeten , omdat zij onder alleKristengezindten bijna alleen zich voor deti#3oop der volwasfen verklaarden. Zie scHijwGefcbied: der Menu; II. */. 64.1 %


xvn.EEUW.132 Beknopte Letterkundige Gefchiedenishebben aangevangen. — Wat den perzoonvan M-ENNO SIMONS eindelijk nog aangaat:na veele vervolgingen, voornaamlijkhier te lande ondergaan ( *), en wijden zijd omgezworven te hebben, is hijten laatflen een' geruimen tijd woonachtiggeweest op het Kasteel FKESENBURG,tusfehen HAMBURG en L U B E K , en aldaarC ) In het jaar 1543 werden er in F R I E S L A N Dhonderd Guldens , 't gene tocti wel zo veel was ,als thands duizend, op het li|f van M E N N O gezet,voor den genen, die hem in handen van 'tHof van Jufiitic leverde , met bijvoeging, dat,bijaldien deeze zijnen aanhang mogt toegedaantijn , hem pardon cn het buigen echt gefchonkenzonde worden. Zie Leevmsbef van Keüerl. mannenen vrouwen 1. bl: 100 Het tidikt of puilikatiededaar van fbaat te leezen in het Charter,boek van den geleerden Baion van S C A R T -H WZ I N B E R G , H.'LTi In een oud floeksken getijteld ,Net offer des Ileercn , vindt men bl 25—28 eeneBelijdenis van zeker Mennonietisch meisjen., dat:e L E K U W A A R D K N den 27 van Lentemaand 15+9111 c-n' zak verdronken is , uit welke belijdenisreblijkt, dat het Gerechts-Hof van FRIESLANDjij dit meisjen fcherp onderzeek deed na M E N ­NO S I M O N S verblijfplaats, en, daar zij dezelveliet wilde aanwijzen, dit haar den dood kostte.'.n deeze belijdenisfe heb ik onder anderen aan-;etroffen een zeer verftandig andwoord van dee-:e ongelukkige. Op de vraag der Raadsheeren ,vat houdt gij van dat tloechweerdige heijlige Sarament? andwoordt zij: lek en hebbe mijn Uwen'iet ghelefcn in de heijlige Schrift van een hcijtgiSacravient, maar wel van het aiondmnel desiZeereu. Een' anderen Mennoniet, ook in't jaar 1549er dood gebragt , deed men te L E E U W A A R D E N opIiet Blokhuis dezelfde vraag.' en deeze andwoord-1Ie: lek en weet ven u gkebacken God niet. Zie


der Syflematifche Godgeleerdheid. 133daar overleeden den 13 van Louwmaand XVF.1561, oud zijnde in 't zes en zestigde jaar. EEUW.CXLVIJ.Zo lang MENNO SIM ONS geleefdheeft, en Zelfs eene eeuw lang n3 zijnendood, zijn de Mennonieten bij eikanderengeblceven , céne leer belijdende.Wel is waar, dat er nog bij het leevenvan MENNO eene zekere fcheuring heeftplaats gehad: doch deeze fcheuring' werdniet veroorzaakt uit hoofde van verfehilin de leer : het verfehil betrof flechtseenige Kerkgebruiken. Zij waaren gefcheidenin twee partijen , in StrengeDoopsgezinden of Vlamingers en in Gematigdenof Waterlanders ; de eerdenwerden vervolgens ook genoemd FijneMennonieten en de anderen Gr oven (*).IVIaar na het midden van de zeventiendeeeuw, ten jaare 1662, is er eene grooterfcheuring voorgevallen tusfehen deVla-(*) Deeze fcheidiug had haaren oorfprong inhet zogenoemde harde bannen van zekeren LEO-NARD BOUWENSZ, die den ban, of de afzonderingvan de gemeente zo verre dreef, 'da: bijeenen kerklijken ban ouders zich van hunne kin.deren, en echte lieden zich van elkaêr verwijderenmoesten. MF.NNO SIMONS zelfheeft ookvoor dit harde bannen zeer gepleu in de zeven,ie Verhandeling zijner werken over de Excommunicatie,'t vijfde Hoofdff; Te vooren was hijvan tegenneftelde gedachten, intwijzx'ns twee vanhem gefchreeven brieven. Zie B R A N D T Hifi*d. R. II. */• 180.I 3


134 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. Flamingers te «MSTIRDAM, Twee.ÏÏ'JW. AmjlerdqmfckB keriiars, GALENOS ABRA­HAMS DE HAAN , etl SAML'ëL Al'OSTOOt,yerfchilden in de leer van eikanderen.Dit verfehil rees zo hoog, dat elk partijeene bezondere gemeente (lichtte. DeGalenisten bouwden twee Kerken bijhet Lam en den Tooren , van waar zijLammisten heeten ; en de Apoftoolistenvergaderden in eene Kerk , de Zon genoemd,waardoor zij bekend zijn gewordenonder den naam van Zonnisten (*).Het verfehil tusfehen de Galenisten enApoftolisten liep over de eeuwige God*heid van K&ISTUS , de rechtvaardiging(*) De Mennonieten noemen van ouds herhunne Kerken met den na^m van Vermaaning.Ik vind ze zo reeds genoemd in het aangchr.aldeboekjen, Het cfer des Heer en , bi. 139; misichienjs die naam wel daar van afkomftig, dat hunnePredikers , meer dan die van andere gezindten, demenfehen tot een zedig leevensgedrag pleegen tevermaanen , en minder zich onledig hielden, om,de waarheden des geloofs voorteltellen. HunnePredikers werden Vermaaners genoemd. — InOnze Republiek zijn veertig Steden en honderd,en twaalf Dorpen, waar gemeenten zijn, en deezenworden bediend door ruim twee honderd ze«ventig leer^irs. Zie V A N E M D R E , Hifi.Berichtvan alle gezindheden : bl. 202. In Ï R I I J I A N Halleen zijn drieenvijftig gemeent;n, en zeven entachtig leeraars. Men kan dus berekenen , da*in F R I E S L A N D het aantal der Menno/iiettngrootcr is, dan in elke andere bezondere Hro.-yintie. In N O O R D H O L L A N D zijn ze ook zeer«alrijk. Ook z:j:i er veelen in G R O N I N G E R . *J.A.N'1», van welken zomm'igen- Ukcwalliaen ge.n,Qeuid worden 113 «keien U£l W A L L I S , een'


der Syfiematifche Godgeleerdheid. 135gin


XVII.* E U W.135 Beknopte Letterkundige Gefchiedenisfchil over de Kerklijke tucht. Ën hmr.re bezondere benaamingen zijn meest oorfpronglijkuit de naamen van bezonderelanden, waarin zij zich hebben nedenrem(*>cxLvin,Volgens de grondftelling van MENNOIIMONS, boven genoemd, dat de menselijkeweetenfchappen fchadelijk voor deniGodsdienst zijn, hebben de.Mennonieteni julings een" tegenzin in de geleerdheidi jehad, uitgenomen de Studie der Arti:ecijkunst : hierop hebben vcelen zichI ocgelegd. Zulke .geleerde Artzen zijn\ ;eweest GALEN üs ABRAHAMS DEl IAAN, sAMuë-L APOSTOOL en andeen,die ook te gelijk Predikers waaren.J] 5e meeste Mennonieten hebben zich be-'dijtigd op den Koophandel, waardoor zijI ijk geworden zijn. Taalkunde en wijsteertewaarën bij hen onnoodige en on-J[r ,utte weetenfchappen, voor een' Kristen1 ieraar, die de waarheid cn de Godzaligeidhandhaaven moest: hij konde dat-1} onder omflag van geleerdheid wel doen.I )och deezq vooröordeelen zijn allengs\ erdweenen. Ten jaare 1636 merkte\ or. TUIS reeds met genoegen aan, date Mennonieten fuiaak in de letteröcfe-hgin.-Si? SCHIJN: 't a. b. II. bL ;8. en 84.-,


der Systematifche Godgeleerdheid. 137ningen begonnen të krijgen (t)« Van XVII.tijd tot tijd hebben er zich verfcheiden SilüW.geleerde mannen onder hen opgedaan,die 'als bekwaame Leeraars de eer vanhun Kerkgenoocfchap hebben opgehouden.De meeste Leeraars echter, zo ten plattenlande als in de Steden waaren ongeftudeerdeperzoonen, en z*o is het tenplatten lande thands nog. Daar er dusweinig liefhebberij voor de geleerdheidonder de Mennonieten gevonden werd,moet men zich niet verwonderen, dat zijzo weinige Schriften , en nog veel minder,dat zij zc weinige eigenlijke Sijflemennageiaaten hebben. Dat zij zeer weinigeigenlijke Sijltemen hebben gefchreeven,is ook daarvan trouwens gekomen, dat zijaltijd meer op de betrachring, dan op debefpiegeling der leer hebben aangedrongen.Meer gewigts hangende aan de lesfenvan Godzaligheid , eenvoudigheid ,liefde en verdraagzaamheid, dan aan eenregelmaaiig voordel van welgedaafdegeloofswaarheden, zijn zij er noode eneerst, na verloop van langen tijd, toeovergegaan , om eenig wel geichakeldSij-(t) Zie de Redevoering van V O E T I U S over4e nuttigheid der Akademièn , hi. 49 De ondervindingleerde den' Mennonieten, dat het zeggenvan HURONijMUi in zijnen brief aan P A U-HNUS waarachtig zij. Santin Rujlicitas foiumfihi pïodest , et quantum aedificat ex vitae meri'fo, tantum necet, fl defiruenfibus non reji/létt,- i 5


I138 Beknopts Letterkundige Gefchiedenis!xvnSij'lema hunner lear'te kveren (*) Uitde volgende paragraafen zal zulks genoegzaamblijken.* J E U W,CXLIX.'t 'Is rret de Godgeleerde Sijftemafchriftender Mennonieten gegaan, evenals het voormaals mer


der Systematifche Godgeleerdheid. 1391692, en is gefchreeven door ENGELE XVII.ARE NOS VAN DOOREGEEST. Dit etlEEUW*de naastvolgende Sijftemen waaren eenvoudig,duidlijk, geheel niet Scholalliek.geheel niet wijsgeerig , juist zo als alleSijftemas behoorden opgedekt te weezen[Met den tijd evenwel begonnen ook d


xvnÏ E U W.\ 4140 Beknopte Letterkundige Gefchiedenisallen. Zij is gedrukt zonder aanwijzingvan plaars en uitgeever in 8. De cijcel is,Sommatie, of bij eenvergadering vansommige Schriftüjke bekemehisfen desgeloofs, mitsgaders eenige waarachtigsveranderingen op zommige Schriften vanGELLIUS FABEK, enz. Deeze verzamelingis voor een gedeelte herdrukt 1601.te A L K M A A R , mede in 8. Naderhandis zij ten jaare 1646 in 4. uitgekomen %vermeerderd met andere Stukken vanM E N N O SIMON-S, die te A M S T E R D A M3 i n 8. ook bij elkaêr in een' bundell 6 fgedrukt waaren. Op die uitgave van1646 is gevolgd eene in het jaar 1681n folio te A M S T E R D A M (*). Deezeaarde uitgave is verrijkt met verfcheidenran 's Mans werken, die nooit te vooren] iet licht hadden gezien; De tijtel van( leezen druk is, Opera omnia fheologia, of alle de Godgeleerde werken van(3VEN Né SIMONS, te zamen bij een'ervat, en nu op nieuws d»or eenige3


xjér Systematifche Godgeleerdheid,. 141overgezet ( * ). — Deeze werken van XVII.MENNO SIMONS beftaan uit -verhandelingen,verdeedigingen, enz. De eeriieverhandeling heeft tot opfchrift, Fundamenten klaare aanwijzing van de zaliomaakendeleer van JESUS' ICIKSTUSSen behelsc in twaalf afdeeliugen 's Mansgevoelens ten aanzien van etlrjke leerpunten.De orde, waarin deeze- gevoelensworden voorgedraagen, is geheel nietSijftematisch. De" overige verhandelingenloopen over losfe en op zichzelvenïlaande Godsdienstige onderwerpen. Wijdersbeflaat de verzameling van ME-NNOSwerken uit• Verdeedi^ngen tegen GEL-LIUS FABER, M A R T E N MICRON, J f>HANNES a LASCO, enz. De ftijl vanM E N N O SIMONS is doorgaans Hecht,Verward, langwijlig en donker. Dit isechter meer aan eene, in zijnen tijd hcerfchende,onachtzaamheid omtrent de moedertaal,dan wel aan mangel van geleerdheidin hem te wijten. Hij was anderseen geftudeerd man, die Grteksch en Latijnverltond ( t ) — Eenige Stukkenvan M E N N O afzonderlijk uitgegeeven ,zijn ook vertaald in 't Hoogduitsch, enreeds al ten jaare 1575 bij eikanderenin 't licht verfcheenen (§).Wat(*) Dit laatlte ziet op het Oude Duitsch , *twelk M. SIMONS gebruikte, waar onder mis»fchien ook oude Fricfcbt. woorden zullen gtloopenhebben.(f) Zie SCHIJN, 't a. b. II. bl. 244.ij; Zie SCHIJN *t a. b. Ii. bl. S2$.EEUW»t


i144 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. Wat nu DIRK FILIPS aangaat, vanEEUW. welken wij boven nieer, dan ééns, gewaagdhebben. Deeze geleerde man wasgebooren te LEEUWAARDEN I 504 (*) ,sn is , vólgens het reeds aangemerkte ,met zijnen broeder OBBE FILITS, de eigenlijkeStichter van de Sekte der Men*tonieten geweest.. Hij is te EMBDENreftorven 1570 (f). Daar hij voor dentundiglten onder de Doopsgezinden gehoudenwordt, is het jammer, dat er zoweinig Schriften van hem zijn nagelaaten.Er is, behalven eenige kleine Stukjens ( § ),: lechts één werk van hem bekend, maaf1 ;en werk van vrij veel waarde. Dit werki s getijteld, Enchiridion of handboekskefan de Christlijke leer. en de Religion,In korte Somma begreepen, ten dienstevan alle liefhebbers der waarheid (doorie genade Gods~) uit de heilige Schrift*gemaakt door D. P. 't Werk is door:1en Schrijver zeiven uitgegeeven ten minlentweemaalen. Wanneer hij 't de eerftereis heeft in 't licht gezonden , hebk niet ontdekken' kunnen ; doch voorJe tweede keer heeft hij het doen uitkomen1(•) Zie BEN IN C A Hifi: van Oostfr: p. 814;(f ) Behalven U B » E had hij nog eenen broe.der, LIJ KAS Ï U I P S geheeten-, die leeraar onderde Mennonieten te H A A R L E M is geweest.Zie SCHIJN 't a, b II. bl. 387.(§/ Zie M A A T S C H O E N in zijne aant: oj»sciujNi- a b. II. bl. 385 en 38S. , daar deeackleine Stukjes, worden opgenoemd.


der Systenïatifche Godgeleerdheid. 143'men ten jaare 1564 (*); naderhand is xvrr.het dikwerf herdrukt ^ als 1578, 15^9, 1 & u w.1600 en 1627. Wanneer men den tijcelHechts inziet, zoLde men op het denierbeeld vallen, dat het. werk een SijftematischLeerboek waare , doch uit den inhoudis blijkbaar genoeg, dat het zulksgeheel niet zij. Met werk beftaat uit elfverfchillende traktaat en, waarvan er ookeenigen afzonderlijk door den Schrijvervoorheen waaren uitgegeeven. Het eerftetraktaat is eene G>. loofsbelijd^nis ,waarin van God, van de Heilige Driesen?heid, van de .Schepping, van de Verlos,fing, van den Doop en van het Avond*maal gehandeld wordt. De tien overigenbehelzen ophelderingen van önderfcheidenleerftukken , vermaaningen toteen deugdzaam gedrag, verdeediging vande gezindte der Mennonieten, ,en aanmerkingenover eenige onder hen gebruiklijkeKerkgewooncen. Het achdtetraktaat verdiept voornaamlijk onze oplettendheid.Het is getijteld, Eene waar*achtige Verklaaring en uitlegging desTabernakels, of der hutte van MOSJ>,S,•waarin veele fchoone en noodzaaklijktfguuren des Ouden Testaments verhaalt*wor(_*) Deeze druk van 1564 moet zeker een her«Iruk zijn, want volgens M A A T S C H O E N , etzijne aant: op SCHIJN Gefch: d. M. Il i>t 327,ftaat op den tijtel", nu nieuws gecorrigeerd er,vermeerderd. De eerfte druk fchijnt echter ge'heel onbekend te weezen.


xvn.EEUW' i- -Ji144 Beknopte Letterkundige Gefchiedenisworden, en met den Geest des NieuwenTestaments overe'engebragt tot dienst enprofijt van alle liefhebbers der waarheid,die den Geest der letter zoeken $en begeeren te verfiaan (*). Die gefchriftdoet ons den Autheur niet alleenkennen als een' kundig en fchrander man,maar, 't gene onze verwondering moetwekken*, als een' voorlooper van coc-CEJUS. HERMANNUS SCHIJN laat erzich in zijne Gefchiedenisfe der Mennonietendus over uit (f), ,, Lang voor„ de tijden van den zeer geleerden en„ beroemden joHANNES COCCEJUS„ heelt DIRK FILIPS [in dit traktaat]„ zo zeer uicmuntend, geleerd, en ver-„ Handig gecoccejanizeerd over zeer vee*», le voorbeelden en fchaduwen des Ouden„ Testaments, als of hij een toehoorder„ van .COCCEJUS geweest waare, en„ onder zijne vóornaamHe leerlingen be-, hoord hadde." En SCHIJN heeft welgeoordeeld. DIRK FILIPS brengt, al!iet gene tot den Tabernakeldicnst betrek •ijk was, tot den eenvoudigen Godsdienstran KRISTUS onder den dag van hetVieuwe Testament, en tot KRISTUS:elven. De Coccejaanen hebben dit iniet werk van DIRK FILIPS ook opge»nerkt. Jo HANNES D'OU TREIN heeftiin zijn boek, Het Nieuw Jerufalem ( § ),ter(*) Men vindt dit traktaat */. 180 enz. vaaien druk des jaars 16117.(f) li D. */. 346.CSJ Bl. 357.


ier Systematifche Godgeleerdheid. 145ter flaaving vcui zijne gedachten 'over deitiftelling van het koperen waschvat,volgens EX'ÓD: XXX : 17—21 hec werkvan v. FiLiP-s niet alleen aangehaald,maar er verlcheiden regels woordlijk uitafgefchreeven ( *). — De Nederduitfdhefiijli, waarin FILIPS dir werk gefchreevenheeft, is vrij goed, en, den leeftijddes mans in aanmeiking genomen zijnde,zelfs fehoon , fierlijk en duidlijk.HijWas in de fraaije weetenfchappen zeerbedrecven, en wort het hier in verre vanMEN*(*) Men kan hieruit zien, dat een voornaamgïdeelte , van 't gene het Coccejanismus uitmaakt,Jreeds lang voor den tijd van C O C C E J U S bekendgeweest zij Even zo is het met veele anderekenmerklijke flukken van het Cocccjanhmus ge- "legen Bi) voorbeeld het gevoelen van C O C C E ­J U S over de Drieërlei hui.houding rtond reedslang voor 's Mans geboorte in de Geloofsbelijdernis der Zivitzerfche Kerken, ten jaare 1566 uitgegeeven: men leeze het zeventiende artikel**t Gene hij (telde over de zondevergeeving vooren na de komst van J E sus ii de wereld, eiiOver het onderfcheid tusfehen Atpetrti en n«ff


146 Beknopte Letterkundige Gefchiedenisxvn. MENNO SIMONS (*). Van zo een'EEUW. grooten man, als hij was, is het te verwonderen,dat'hij een allerfterkite vooritanderwaare van den harden ban. Hijdreef de echtmijding niet minder , danL'RONARU BOUWENSZ, van welkenwij hier voor in eene aantekening gewaagdhebben. Men meent zelfs , dathij iets in het Fransch heeft gefchreevenover den Ban ( f )•CLI.Het eerfte onderwijsboek der Mennonieten,'t welk de gedaante van een Sijftemavertoont, is opgelteld door REIMER.WIJBRAHDSZ. WIJBMA , gebooren1573, Leeraar der verëenigde Vlaamfcheen ll r aterlandfche Mennonieten te A M-STERDAM. Dit werk is-getijteld, Ca*teugenKerks uit'de Openbaaring van Jo HANNES,en uitgekomen 1555. M«n zie verder hier overJOH. VAN DEN UONERT, in de Voorredevoor het door hem uitgegeeven w:rk van R.01-MIG, Heilige Zinbeelden. Men vergelijke ook*t gene ik reeds op de önderfcheiden plaatzen in't tweede deel van dit werk heb aangemerkt,bl. 60, 64, 77 eu 78, enz. De Godgeleerdheidder Cocce/aanen wordt dus zeer verkeerd dtHieuwe Studie genoemd.(*) GEORGIUS C A S S A N D E R , een Rotmsch*gezind Schrijver, fpreekt met roem van hem inzijn werk , de Bapiismo Parvulcrum in praef.Vide eius Operum pag 671 en 67ï.


dér Systemati/che Godgeleerdheid. 147techefïs, d. i. onderwijzing in de Chris?- XV7Ïlijke Religie , zijnde eene Verklaaring & is. uvan het Sijmbolum der Apostelen , gefieldhij yraage en andwoorde, en is.uitgekomen te A M s T E R O A M I 640 in 1 2.en naderhand in dezelfde flad 167a in 8.welke laatfte uitgave', naar het oordeelvan M A A T S C H O E N , gattsch veranderd,en flordig bedorven is (*). Het werkis groot over de zes honderd bladzijden.De orde , waarin de geloofswaarhedenworden -voorgedraagen , is , uitwijzensden tijtel , ingericht tiaar den leiddraadvanher Apodolisch geloofsformulier.Deeze orde is voorzeker niet onvoeglijk.Anderen hebben ook dezelve als de bestegekoozen : en onder deezen verdientvooial KALVIJN genoemd te worden,die, in het fchrijven van zijne InftitutióReligionis Chrifiianae, aan de nakomelingfchapdrarïn een uitmuntend voorbeeldheeft gegecven. De waarheden Wordertih het werk van WIJBMA duidlijk, plat,éénvoudig, fchriftmaatig, en in eenen bevalligentrant in vraagen en andwoordenvoorgelleld. Wat het uiterlijk voordel betreft,heeft het werk wel eenige overéénkomstmet de vaste fpijze der volmaaktenVan BrtLTHASAR BEKKER ( f ).De Schrijver houdt zich binnen de grenzender Heilige Schrift, en fchijnt weinig(*} Tri zijne aant: op 't werk van SCHIJD»,II. */. 495—49'(•f) Verg: hier voor II. Ui 33a— 335,Ka


148 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVfI. nig te durven vastzeilen, indien het nietEt.uw. met duidiijke bijbelwoorden gedaafd kaaworden. Hij is afkeerig van Schoolfcheuitdrukkingen en wijsgerige termen :trouwens alle Mennonieten waaren daargeene vrienden van. Zij begreepen, enmet het hoogde recht, dat eene kunstmaatigevoordragt niet zelden de bronwelvan onëenigheden onder de Kristenen is,en de zuivere leer der Godlijke openbaaringzeer'bezoedelt (*). De Schrijverhoudt zich daarom alleen bij 't gene deuitfpraak des Bijbels hem, volgens deuitlegkunde, aan de hand geeft, en berustdaarin. Het geheele werk beilaacuit vier afdeelingen. In de eerde afdeelinghandelt hij over het Zaligmaakendgeloof en wijders over het gene men teweeten cn te gelooven heek, aangaandeGods weezen, de Dricëenbeid, de Schepping,de algemeene genade, 's menfehenvermoogen na den val, de Voorz'enigheid,en de voorbeschikking.. In de tweedeafdeeling haniek hij over de kennisvan KRISTUS ; over zijne menschwording, over zijn lijden, zijn fterven, zijnbegraaven, zijn nedefdaalen ter hel, zijnProfeetisch, Priesterlijk, en Koninglijkambt, zijne opihmding, hemelvaart, zittenter regtehand des Vaders , en overzij.(*) Men leeze hier over n» G. A B R A H A M S ,Verd; der Doopsgezinde . bl. 7, en 1,8—153en in zijne Korte Qronajl. bl. 14, en SCHIJW't a. b. II. bl. 394.


der Syftematifche Godgeleerdheid. 149zijne wederkomst ten oordeel. — In de yvirderde afdeeling handelt hij over den Heiligen Geest, en hedigmaaking der gcloo- E E Ü W *vigen, de heilige Schrift, en de verlichtingdes Heiligen Geestes. In dè vieid'eafdeeling handtlt hij over de Kerk , hecambt der overheid , het Evangelie, hetgebed, het vasten , de zieken, den ge»huwden of ongehuwden Haat, den doop,het avondmaal , de voetwasfehing, dekcrklijke tucht, de weldaadcn der kerk,de zonde, de erfzonde, de vergeevingder zonde, de bekeering, de opftaodingdes vleefcbes, en het eeuwige leeven.-Tot eene proeve van 's Mans denkwijzeen fchrijftrant zullen wij het volgendeuit dit werk aiïchrijven. Van het gelooffpreekende , laat hij zich dus uit ,*):„ Het geloof is eene Godlijke deugd in den„ mensch , komende door Gods genade„ uit het gehoor van Gods'woord, waar» door het v'crüand" verlicht, hartlijk toe-„ ftemt al wat van God , zijn weezen ,» en wil in zijn heilig woord geopen-„ b::ard is, noodig te gelooven, en te„ bedemraen, om zalig te worden , en„ (zo, dat) de wil beweegd is door de„ liefde, om te doen wat God gebiedt,„ met eene vaste hoop op Zijne beiof-„ ten, en een hartlijk vertrouwen in den„ eenigen God, dat hij ons, als een ge-„ nadig Vader door KRISTUS en om„ der verdienden van KRISTUS wil„( *) Zie */. 15, enzK 3


! 50 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVH. „ geeven zal al wat ons aan lijf en zielKEU w. „ nut en tot zaligheid van noo len is "Bij deeze proeve uit den aanvang desweeks genomen, zullen wij'eene tweede,gekoozen uit het flot van herzelve, erbij voegen- Van de erfzonde handelende,fchrijft hij (*), dat het woord erfzondein de H. Schrift niet gevondenwordt, en het hem daarom genoeg is,te gclooven, „ dat wij alle gebooren„ worden ellendige, zwakke, en gebrek'„ lijke menfehen; die door ons zeiven,„ als uit ons zeiven, niets goeds vermoo-*„ gen zonder God en zijne genadige hulp;„ weshalve wij niet, dan door Gods„ grondlooze barmhartigheid in KRIS-ATUS, en de verzoening door hem, de„ zaligheid en het eeuwige leeven beër-„ ven." Behalven dit gefchrift heeft vVijB-MA, zo verje ik weet, niets anders uitgegeeven,maar in dit ééne gefchriftftraalt , volgens het oordcel van M A A T -$CHOBN ( j) , 's mans fchrander doorzichten ervaarenheid in de H. Schriftsodaanigerwijze door, dat hij als een ande


der Syftematifche Godgeleerdheid. 151het werk, door den Schrijver zei ven be- XVIT.zorgd, want in de tweede uitgave, die,gelijk wij reeds aangemerkt hebben, dooreene vreemde hand zeer vervalscht is,wordt dezelve deerlijk bezwalkt bevonden.CLII.Op het Sijftematïsch onderwijsboek vanW I J B M A laaten wij volgen een leerboek*jen van GALUNUS ABRAHAMS DE HAAN.Deeze Schrijver was gebooren te ZIERTK-ZEB den 8 van Slagtmaand 1622, Hijis geweest Do&or in de Geneeskunde,en Predikant onder de Mennonieten teAMSTERDAM van 1648 af tot den 19 vanGrasmaand 1706 , toen hij overleedenis. Wegens kunde , welfpreekendheid ,defrigheid, ernst in het bidden, en verdraagzaamheidomtrent andersdenkendenwas hij bij zijne gemeente in hooge achting.Het leerbockjen, waarvan wij hier moetengewaagen, is getijteld, Korte Grondflellingenvan het geloof en leer. Ditwerkjen is gedrukt en uirgegeeven teA M S T E R D A M 1699 in 8. nevens zijneyerdeediging der Christenen, die DoopS'gezinden genaamd worden; welke yerdee*diging ingericht is tegen S P A N H E I M ,waarvan in 't vervolg nader. Deezegronciiteliingen zijn een kortbcgrip vande leer der Mennonieten, zo als die doorGALtNUS ABRAHnMS DA HA1N WOrJtopgegeeven. Die leer wordt er duidlijken eenvoudig in voorgedraagen, zonderli 4breed.EEUW.


142 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis. XVTÏ. breedvoerig betoog: en onder ieder grond-E ü vw, ftelling is het eene en andere getuigenisder Heilige Schrift gevoegd, ter ftaavingvan dezelve. Toe een Haalden van 'sMans leerwijze zullen wij hier de drieè'nveertigfte, en de twee volgende grondftellingenaffchrijven, waarin hij over deHeiligmaaking handelt. „ De zo Hei-„ lige en Godlijke leer verftaan wij ,„ ( dus fchrijft hij) dat een ieder geloo


der Syflematifche Godgeleerdheid. 153„ de mensch noodwendig moet (*) af- XVH.» t e g§ en aangaande de voorige wande- EEUW.„ ling des ouden mensch, die verdorven„ wordt door begeerlijkheden der ver-„ leiding, en vernieuwd worden in den„ Geest zijns gemoeds; en wijders den„ nieuwen mensch aandoen , die naar„ Gvd gefchaapen is in waare recht-„ vaardigheid en heiligheid, 't Welk„ wij nogthands niet zo verftaan, of daar„ zijn , volgens den inhoud van de H.,, Schrift, in deeze verëischte heiligmaa-„ king trappen aantemerken van kinde-„ ren ( f ), jongelingen, mannen en va-„ ders, en der genen, die door Godlijke„ genade gelterkt zijnde, moogen ko-„ men ( § ) tot de maate der grootte van„ KRISTUS volheid.'" Voor 't overigemoet men zeggen , dat dit werk veeleblijken draagt van des opfteliers kunde.Veelen meenen, dat hij in dit werk hieren daar van het egte gevoelen zijner ge*zindheid en haare belijdenisfen is afge*weeken, als overhellende tot het gevoelender Sociniaanen, en niet zonder redenen.In 't laatst van zijn leeven heefthij dit werkjen uitgegeeven, wanneer hijmeer van zijne gezindte in denkbeeldenfchijnt verfeh'dd te hebben, dan voorheen,toen hij daarvan openlijk befchuldigd, maardoor 't Hof van HOLLAND vi ijgeïprooken(*) E F E Z : IV : 40— 2e. K O L : III : 9, 10.(f ) 1 jon: li : 1 2 enz. FILIT t: I : 9 enz.CS; Ef EZ. IV: 11—18 Op E N B. XXU : 11.K 5


154 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVU. ken werd. Schoon hij zich anders zeerEEu w. ömZtchtiglijk moge uitdrukken, heeft hijhet echter in dit boek* in allen deeleniet gedaan. In de negen en twintigfleen dertigfte gronduVlling , daar hij overde Voorweezenheid van onzen Heer j E-sus KRISTUS handelt, konde hij al»thahds zich wel wat naauwkeuriger hebbenuitgelaaten. In de vierëntachtigdegionddelling verdaat hij door den HeiligenGeest eene kracht van God, beroependezich op L u K: I: 35 en XXIV: 49.Over de leer der Driee'enheid, en denflaat der zielen na den dood uit hij zichin deeze gronddellingen niet: en in zijneFerdeediging der Doopsgezinden ( * ), dievoor de grond/lellingen geplaatst is, daarover handelende, fchijnt hij een', dag omden arm te willen houden, en met zijnebezondere befchouwing en bevatting, zoals hij het noemt, nopens die leerdukken,niet regt te willen voor den dag komen.De bezondere gevoelens hieromtrent,fchrijfthij, kunnen zonder verbreekingvan liefde en vreede onderling welingefchikt en verdraagen worden. Hieris hij dus zeer achterhoudend, doch nietvoorzichtig, want hij verraadt zichzelven(!)• Deeze grond/lellingen met dever-(*) Bl. 147—154..(t) Zommigen onder de Mennonieten waarendaa"':n zeer bevreesd, dat de Schrijver met verf/ebcidenbezondere ftclüngcn , in dit werkjen•Vervat , a»n vtelen aan(loot en ergernis zoudeges-


der Syfiematifchc Godgeleerdheid. 155verdeeding der Doopsgezindenzijn ook XVII.vertaald in het Fransch, en te AMSTERDAM EEUW.1704 in 8. uitgekomen. In deeze Franfcheuitgave heelt dcverdeediging den tijtelvan Apologie pour les Pro te/lans , quicroyent, qu'on ne doit haptizer que ceux,qui jont venus a un age de raijon , Dieyerdcediging is ook nog onlangs in 't Nederduitschafzonderlijk uitgegeeven te AM­STERDAM bij VAN DER CROP. en CnPEL-t,*).De overige werken, door GALÜNUS DEHAAN urgegeeven, zijn voor een gedeeltede volgenden. Bedenkingen over dentoeft and der zichtbaar e 'Kerk van CHRIS­TUS op aarde enz. AMST: 1059, 4.Aanleiding tot de kennis van den Krist*lijken Godsdienst, bij wijze van yraagevien andwoorden .tot onderwijs derJeugd. AMSTERDAM 1677 in 8 DitWerkjen fchijnt Sijftematifcher wijze ingerichtte zijn. doch wijl ik het in 't geheelniet kenne, en er in de gefchiede*pis/en der Mennonieten, door SCHIJNgegeeven, tot hinder der Kristlijke waarheid, entot nadeel van den noodigen vreede Men leezeden brief van E N G E L A. V A N DOORE«G E E S T aan H. SCHIJN tegen S P A N H E I M ,bl. *33 Om die reden is ook dit geheele werkjenin eene Kerkvergadering van Mennonieten,(gehouden te A M S T E R D A M den i van Bloei-•naand 17C0, geheel verworpen, en voor onregt-Zinnig verklaard. Z:e D. P VAN MOLQUEREN,Onderzoek of de Grondflellingen van GAL: A. DÏMAAN , in Oe Voorr.C*) Zie de aankondiging daar van in de Alg.ff derl. Le^teroef. voor 't jaar 1795. No. II.


156 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVÏÏ. gefchreeven, niets anders, dun flechts denEt uw. the] va vinde, moet ik het hier verderonaangeroerd voorbijgaan. Van dit werkis ook een uinrekfel door den Schrijverin 't licht gegeeven te AMSTERDAM 1682in 8. onder den tijtel van Kort begripyen de aanleiding tot de kennis enz.'t welk ik even min kenne als de Aanlejdingzelve. Beide de laatstgenoemde/werken fchijncn verfcheiden maaien herdrukttczijn,Insgelijks dienen wij hiermeeeen enkel woord gewag te maaken van eenwerk, getij feld. Beknopt vertoog van gelijk"luidende getuigenis]en der heilige Schriftover de voomaemfe plukken der Kristlijkeleer, uitgekomen te AALSTER DAM1685 i n 8. Van dit werkjen weet ikook anders niets, dan dat hetzelve bijvoelen verdacht gehouden is van Sociniaanerij,blijkens't gcre ten jaare 17 .8hier over is voorgevallen in de' Klasfisvan ZEVENWOUDEN in FRIESLAND (f).Nopens het gene tegen de onregtzinnigheidvnnGALEN us ABRAHAMS gefchreevenis, fraat ons hier flechrs tc melden van eenboekjen, reeds uitgekomen 1663 te AM-S'i r P. ei • AI , getijteld, Liet gekraai van eet?Sociniaanfchcn haan, onder LoopsgezindeVederen: >dat is, Dr. o.a&Nus ABRA­HAMS DE HAANS aan floot lijke en SociniaanfchePredikatie tot vernietiging vanKUIST vs volfirtkte en volmaakte vol­doe-Cf ) Zie OIR DES de Vrijheid des geloofs iade bijvcegfels bl. 3—n,


der Syflematifche Godgeleerdheid. 157doening over de woorden l JOH: I. 9., XVII»geopend en weder leid door T 11 s. o DO R U S tüuvy,VAN DER MEER-, UI 12. ( *).CLIÏI.Bij het gemelde leerboek van o A r E-N I: s ABR A H A Ms DE H A A N pinazenwij hier eene korte beoordeeling van hetonderwijsboekjen zijns Antagonifts, SA-Mvè'L APOSTOOL. Dit werkjen is getijteld, waarheidsöefening , uitgekomente AMSTHKDAM 1677 in 8., en herdrukt1686, 1730, en 1743; Van hetzelve isnevens APOSTOOL de Opftelier geweestSAMUCL VAN D E l L , Predikant onderde Mennonieten te AMSTERDAM. In ditonderwijsboekjen wordt eene korte fchetsopgegeeven van de geheele Kristïijke Godgeleerdheid.Het beftaat uit vier en vijftighoofdftukken , waarvan men den zaaklijkeninhoud leezen kan in de GefchiedenisfederMennonieten,door H SCHIJN(I).De Zonnisten hadden voormaals de gewoonte,om 's winters in de woensdags—avondbeurten één hoofftuk uit dit boekjenten onderwerp eener leerrede te leggen,te verklaaren, enter betrachting van Godza--(*) Zie over c. A B R A H A M S DE H A A Nen zijne Schriften verder SCHIJN , 't a. b. II,H. 576 , B u DD 1.1 II />. 1184: , P F * F V:I. 1 I p i67 , en UE LA Rue Gel: ZEE­L A N D , bl 284et; ii• 598—606.


158 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. zaligheid toetepasfen. (*). — SAMUÖLEEUW-A POSTOOLZomermaandwas gebooren den 15 van1638, en Predikant gewordente AMSTERDAM 1662, Hij is daaroverleeden den 29 van Grasmaand 1669.CLIV.Op het onderwijsboekjen van SAMuè'LAPosToöL, laaten wij hier volgen hetleerboek ..van ADRIAAN VAN EEGHEM *gebooren te KORTEMERK, op de grenzenvan VLAAN0EKÉ.N den 14 van Zomermaond1631, en Predikant onder de Mennonietente MrDDELuuRG in ZEELANDzedert den 8 van Slagtmaand 1654 totden 24 van Lentemaand 1709, toen hijoverleeden is. Dit boek is getijteld ,Catechismus of onderwijs in den Godsdienst,'t Is uitgegeeven te MIDDELBURG-1687 in 8., en herdrukt 1715. De herdrukis bezorgd door GKRARDUS. DEWIND, der Medicijnen DoBor, en leeraarin de gemeente der Doopsgezinden teMIDD&LBURG. Bij deezen herdruk zijngevoegd veele aantekeningen , zo uit denagelaaten Schriften van den Auteur, alsuit den voorraad van den uitgeever bijeen gezameld. Het werk beftaat uit zesenvijftig hoofddeelen , waarin bijkansalle geloofsftukken der Mennonieten gevonden,oordeelkundig gedaald, net bewee(*) Zie SCHIJN, *t a. b II. hl. 5o8.


der Syftematifche Godgeleerdheid. 159weezen, en in eene goede orde, naar de XVfl.gemeene vatbaarheid, platen duidlijk wor-EEuw,den voorgefteld, 't Zelve is gefchreeven•voor ongeletterden en eenvoudigen ; enopdat het ook voor kinderen van nut zoudezijn , heeft de Auteur achter aan eenuittrekfel geplaatst bij wijze van een' kleinerKatechismus, waarin 't gene in dengrooten Katechismns voorkomt, nog kor •ter, klaarer en verftaanbaarer wordt voorgedraagen,Bij de eerfte uitgave was ooknog gevoegd eene Verhandeling van deStemlijke gebeden , die in de Ver gade •ringen der geloovigen gedaan moeten wor mden ( * ).Behalven eenige andere Schriften, dievan SCHIJN en MAATSCHOEN in het meergemeldewerk worden opgenoemd, heeftvan EEGHEM ook gefchreeven en trage-'laaten een uitvoeriger Theologisch Sijftema,waarin de geloofspunten, in den be*oordeelden Katechismus behandeld, broedervoorgefteld en omflagtiger bearbeidzijn; zijnde dit werk een volledig, vvelgefchakcld,en zaakrijk zamenftel derGodgeleerdheid-,doch daar hetzelve eerst na's Mans dood ren jaare 1711 door G. osWIND is uitgegeeven , en dus tor deSijftemafchriften der achttiende eeuw behoort, zal het bij eene volgende gelegenheid,zo, wij hoopen, nader van onsbefchouwd worden.CLV.(*) Zie scmirr, 't a. b. II. bl. 545 en 545.


I 6o Beknopte LetterkundigeGefchiedenisXVII. ' CLV.Eeuw.•Nu zijn wij gevorderd aan het eerdevolkomen Sijdema, 'twelk van AeMennonietenin 't licht vericheenen is, dat vanENGËLE ARENDS VAN DOORK-SEEST, waarvan wij reeds voorloopigmet een woord gewaagd hebben in deCXL1X. §. Dit is het eerde vrij gefchreeven, en naar zekere kunstregelsopgedeld Sijdema , 't welk wij van deMennonieten hebben. VAN DOOREGSESTwas een zeer kundig, fchoon ongedudeerd,man: hij was gebooren den 26 van Wintermaand1645, en is geweest leeraarder Mennonieten in DE RIJP in NOORD-HOL, u A N D , daar hij den 16 van Oogstmaand1706 gedorven fs. De tijtel vanhet Sij/iema, door hem uitgegeeven, isOnderwijzing in de Christlijke leer nade belij denisfen der Doopsgezinden ,waarin de voornaamfle zaaken des geloofsmet Schriftuurplaatzen , redenen,en wechneeming van tegenwerpingennader bevestigd worden : bij vraagenen andwoorden, 't Werk is uitgegeevente AMSTERDAM i 69 2. De inhoud vaildit werk voldoet aan den tijtel. De leerder Doopsgezinden wordt duidüjk voorgedraagen,klaar ontvouwd, krachtig betoogd,deels uit de Heilige Schrift, deelsuit liet licht der reden , en ijverig verdeedigdtegen de bedenkingen van andersgevoelenden. De ganfche voordragt iseenvoudig , onfchoolmaatig en duidlijk ,en


der Syftematifche Godgeleerdheid. 161en te gelijk , deftig , oordeelkundig en XVII.naauwkeurig, Naar de gedachten van EEUW*SCHIJN, bevat dit werk een zamenltel vangenoegzaam de ganfche Godgeleerdheidder Mennonieten, en moet hetzelve onderde uitmuntendfte boeken gehouden worden(*_). 't Werk is verdeeld in önderfcheidenHoofdrukken, die éénentwintigin getal zijn. Het eerfte Hoofdftukhandelt over de kennis van God uit de'natuur; het tweede over de heiligefchrift;het derde over God, en Gods eigenfchappen,en over de drieëenheid; het vierdeover de fchepping, den mensch, ende Voorzienigheid ; het vijfde over denZondenval, het zesde over de verlosfing,en over de menschwording van KRISTUS;het zevende over de algemeene geeade;het achtfte over de ambten van KRISTUS;het negende over het geloof; het tiendeover de bekeering; het elfde over de rechtvaardiging; het twaalfde over de .kerk;het dertiende over de dienaars der kerk;het veertiende over de fakramenten; hetvijftiende over den doop; het zestiendeover het avondmaal; het zeventiende overde kerklijke tucht; het achttiende over hetambt der overheid; het negentiende overden eed; het twintigfle over het, gebed;het één en twintigfle over het laatfte oordeel(f).CLVI.f") Zie SCHIJN, *t a b. II tl 568.(t.) Zie verder den Hoofdinhoud van dit Sijflemabij SCHIJN, 't a. b. II. bl. 548—568.III. DEEL.L


XVII.EEUW.löa Beknopte Letterkundigs GefchiedenisCLVI. •Bij het Sijflema van VAN O O ORE-Git EST voegen wij ten laadten een Godgeleerdzamenftel van DOUWEFEDDKIKSVAN MOLQUEREN. Dit boek is getijteld,Der Mennonieten Leere, of Onderwijzingvoor de Doopsgezinde Christenheid,en uitgegeeven te AMSTERDAMin 8., 1698, Hetzelve heet wel opgefteldvoor de Jeugd, doch 't is meer voorbejaarden en gedoopten, dan wel voor deJeugd gefchikt; althands deezen zullenhet met nut en genoegen gebruiken kunnen.De Schrijver is een regtzinnig Mennoniet,en een ijverig verdeediger van deoude leer zijner gezindheid, 't Werk is•afgedeeld in twee en vijftig Hoofdrukken.De leerftellingen worden zuiver voorgedraagen,met Schriftplaatzen bewcezen»tegen de bedenkingen van andcrsgevoelendengehandhaafd, en met de uitfpraakenvan vroeger leeriiaren onder de Doopsgezindenbekrachtigd, 's Mans bedreevenheidin het behandelen van geleerde gefchilvraagenis er niet onduidlijk in te ontdekken, en er zijn blijken in van eenfcherp en fchrander oordeel. — DOUWEFEDDRIKS was een Fries van geboorte:doch waar en wanneer hij gebooren is,heb ik niet kunnen nafpooren (*). HijisC*) Misfchien was hij gebooren te MOLQ.BE-.REN, een dorp, gelegen tusfehen S T A V O R E N' cn U:N o £L o o F E N, daar zich iliauds nog eenebloei-


der Syftematifchc Godgeleerdheid. 163is leeraar der Doopsgezinde Kristenen Wil.geweest, in de bloeijende gemeente te gauw.HARLINGEN, en daarna te EMBDEN.In de laatstgenoemde Stad is hij gedolven,doch wanneer, is mij niet gebleeken,denklijk in 't begin van de achttiendeeeuw. Hij is onder de Mennonietenaltijd als een derk Voordander der regtzïnnigheidbekend geweest, en zelfs vande Hervormden hier te lande zeer hooggefchat.CLVII.Wanneer men de boven beoordeeldeSijdemen der Godgeleerdheid van da Mennonietenraadpleegt, en met een opmerkzaamoog doorloopt, bevindt men in dezelveneene duidlijke en _ ongekundeldevoordragt , die geheel vrij is van Scholadiekerijen Akademifche fpitsvindigheden-De Mennonieten hebben zich opzodaanige voordragt altijd toegelegd, enzijn zichzelven daarin deeds vrij gelijkg e-bloeijende gemeente van Mennonieten bevindt.Zulks maaken wij alleen bij gisfing op uit zijnentoenaam, 't Is zo , zijn Vader kan reeds dientoenaam gedraagen hebben; dan, wanneer menin aanmerking neemt , dat zeer weinige Menno.nieten in F R I E S L A N D zo wel in de lieden alsop de dorpen in 't laatst van de zeventiendeeeuw een' toenaam, of zo als men bet noemt,een van hadden , wordt het waarfehi|nlijk datDOUWE FBDn RIKS zelf zijn' toenaam V A NItoLQUiktn aangenomen bebbe.L %


164 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVI T . gebleeven Zelfs hebben zij zoeken teiai w vermijden alle Schoolfche termen en onnauwkeurigebenaamingen , welken vande overige Protestanten in hunne Sijftemasuit de Schoolgeleerdheid der RoomfcheKerk overgenomen en bij dezelven'in gebruik zijn gebleeven. In het ftukvan den Godsdienst andere bewoordingente bezigen, dan de Heilige Schriftbezigt, hebben zij altijd geacht voor denGodsdienst fchadelijk te zijn , en geheelongeoorloofd. Onder de Ouden hebbenzich hier fterk over uitgelaaten JA-QUES OUTERMAN en KLAAS KLAAS-ZKN, beidenMennonisteLeeraars, en geoefendeSchrijvers, de eerfte in eene openlijkebelijdenis, die ook door meer anderenondertekend was, opgedraagen aan degedeputeerden van het Hof van HOLLAND ,en de laatfte in zijn andwoord op hetwerkjen van HERMANNUS FAUKELIUS,Predikant te MIDDELBURG in ZEELAND ,getijteld, BABEL, d. i. verwarring derwederdooperen enz., welk andwoord tegelijk eene belijdenis behelst van de voornaamfteleerftukkcn der Doopsgezinden.En onder de laater Mennonieten heeftzich daaromtrent uitdruklijk verklaard dekundige HERMANNDS SCHIJN in deVoorrede van zijn dikwerf aangehaaldwerk . Gefchiedenis enz. Ook alle Men*nonietifche Schrijvers van onderwijsboekenhebben met de daad getoond, dat zij hethier in met de genoemde mannen éénswaaren. Hunne afkeerigheid van Scho-la-


der Sy/lematifche Godgeleerdheid. 165gegeeven, dat MENNO SIMONS, DIRKFILIPS, en hunne tijdgenooten zich zovlijtig op het behandelen der Zedeleerhebben uitgelegd ; waarin hunne nako •melingen hen gevolgd zijn. Doch watook de aanleidende oorzaak hier van zijnmooge , zij hebben zich in het vak derL 3 Ze-laftickerij is fchier op elke bladzijde xvir.blijkbaar. Hartlijk was het te wenichen. EEUW.dat de Lutherfchen en Hervormden deMennonieten ten deezen aanzien iteedigevolgd waaren.CLVIII.Meer dan ééns hebben wij reeds aangemerktdat de Mennonieten zich meeronledig hielden met de betrachting, danmet de bcfchouwing der Evangelieleer,en meer aandrongen op een Godzalig leevensgedrag,dan wel op het omhelzender geloofswaarheden. En deeze aanmerkingtreunt op 't gene de letterkundigegefchiedenis ons van hunne xedekundeoplevert. Onder de grondllellingen,welke MENNO SIMONS van de Weder-• doopers met zekere bepaalingen overgenomenen verzacht heeft, was ook. zoals dit ons reeds hier voor indeCXLlV. §.gebleeken is, die Helling, dat de menschlijkeweetenfchappen fchadelijk voor denGodsdienst zijn, de Godsvrucht uit hethart verdringen, en de wijsheid, welkeGod in de ziel openbaart, benevelen. Endeeze Helling zal, denk ik aanleiding hebben


xvn.;166 Beknopte Letterkundige GefchiedenisRedeleer bij hunne gezindte zeer verlienstlijkgemaakt. — Een groot gedeel-EEl'W.iI e van MENNO SIMONS werken beftaat• iit Zedekundige lesfen en Kristlijke vernaaningenten dienste van önderfcheidennenfchen in önderfcheiden betrekkingenErefcbrccvcn. Het zelfde kan men zeggenvan de werken van DIRK FILIPS. DeZedekunde van hun beiden is ook vrijzuiver, en behoeft voor die van veelenonder de Lutherfchen en Hervormdenvan dien tijd niet te wijken. Onder deMennonieten , die de Zedekunde opzetlijkbearbeid hebben, munt zeer uit PIK-TER PIETERS, Predikant eerst in DERIJP, en naderhand te ZAANDAM, geboorente ALKMAAR den 20 van Louwmaand1574 , en geflorven te OOST-ZAANDAM den 14 van Wijnmaand1651.Deeze eerwaardige Grijzaart heeft op heteinde van zijn leeven ten jaare 1650'uitgegeevenacht boekdeelen in 4, behelzendealle zijne werken. De tijtel er vanwas Opera PIET E R P I E T E RS , dat is,alles wat van dien regtzinnigen leerdarin eenvoudigheid befchreeven is. Deezewerken, waarvan zommige Hukken voorheenverfcheiden maaien afzonderlijk inkleiner formaat waaren gedrukt, beftaanten grootflen deele uit Zedelijke Schriften,waarvan de önderfcheiden tijtels zijn,De weg na Freedenflad; Toet/leen omte proeven; De hemelfche Bruiloft; Spie*gel der Gierigheid; Spiegel der Barmaartighcidi Traktaat van de Hef de \Prae-


der Syfte-matifche Godgeleerdheid. 167Proeve des waaren Kristlijken gelosfs;Eenige Predikatiën , Zendbrieven , er 'EEUW.Gebeden. De onderwerpen , in deeztSchriften voorkomende, worden met ge'moedlijken ernst behandeld; doch in een'Hij], die misfehien wat al te eenvoudigen te plat is, gelijk terllond in de eerfteverhandeling in 't oog loopt, zijnde dezelveeene zamenfpraak tusfehen PIETERen JAN : dan men dient aan den fmaakdier tijden, waarin deeze werken opgefteldzijn, iets toetegeeven. Overwaardigis het eene en andere geleezen te worden:inzonderheid onderfcheidt zich wegenshaare voortreflijkheid de Proeve des waarenKristlijken geloof"s, waarin betoogdwordt , dat het geloof niet beftaat infcherpzinnig over zommige artikelen tehairklooven, maar in dezelven op de regtewijze te beleeven. Het geheele werk iszo vol zaaken, dat het bijkans een vol'ledig ftelfel der zedelijke Godgeleerdheidbevat, en daar voor ook gehouden zoudemoeten worden, indien het in eene daarmedemeer overëenkomftige orde was ingericht.Na 's Mans dood is het werk herdruktte AMSTERDAM l666 (*). .Andere Zedekundige werken, als de Schoolder Deugd van TIELEMAN van BRACHT,leeraar der Mennonieren te DORORECHT,en de kunstlijke Zedekunst , of kortebefchrijving van de voornaamfle deug'^ . den(*) Zie over p. PI ETERS en zijne werkenSCHIJN 't a. b. II. */. 533—506.L 4xvn.


168 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. den en gebreken, van GALENUS ABRA­ÏKÜW. HAMS DE HAAN, gelijk ook eene verhandelingvan den redelijk bevindlijkenGodsdienst van denzelfden (*), en meerdiergelijken, gaan wij met ftilzwijgen voorbij, naardien het bijgebragte tot ons oogmerkgenoeg zal zijn.CLIX.Nu willen wij eindelijk gadeflaan, watde Sijflematifche Godgeleerdheid der Luther]chen en Hervormden gewonnen enverlooren heeft bij de verfchillen met deWederdoopers en de Mennonieten, enwelk eenen invloed het gevoelen van deezebeiden gehad heeft op de denkwijzedes volks vooral onder de Hervormden.CLX.Eerst willen wij dus zien, wat de SijflematifcheGodgeleerdheid der Lutherfchenen Hervormden bij de verfchillen der We-,derdooperen en Mennonieten gewonnenheeft. In het begin der zeventiende eeuwrvaaren wel de eigenlijke Wederdoopersreeds(*) Beide deeze Gefchriften van DE H A A Nbehelzen veel goeds en fchoons , en worden vanie Mennonieten in 't algemeen, zelfs van de Zonnsten, zeer gepreezen. in 't laatstgenoemdeserk heeft DE HAAN de leer van de waare Mijs-•iekctt met de leer van den natuurlijken Godsiiensr., op. ee'he oordeelkundige wijze , zoeken(verëentebrengen.


der Syftematifche Godgeleerdheid. 169reeds uitgeftorven, dan, daar hunne verderflijkeleerftellingen, zo wel als hunneondeugende woelingen , die zo veel geruchtsverwekt hadden, nog te versch inde geheugens der Proteftanten lagen, kondenook de Godgeleerden, onder de Lutherfchenen Hervormden, aan de Hooge-Schoolen , niet wel voorbij, om aankomendeKerkleeraars tegen dezelven ernftigte waarfchouwen, en ze met klem vanredenen te wederleggen. Te meer meendenzij daar toe, roeping te hebben, wijlze zich verbeeldden, dat de Mennonietenen Wederdoopers één en hetzelfde flagvan menfehen waaren, en dat dus, wijlde Mennonieten overal onder de Protestantenzich hadden nedérgezet, het gevaar,van door de dwaalingen dcezer liedenbefmet te worden, voor de Kerk nogniet over was. Dan hoe dit ook zijn mag,zij hebben de gevoelens der Wederdoopersin hunne Stelfelfchriften aangeweezen, enmet kracht van zeggen, bij voortduur,wechgeredeneerd. En wat de meer draaglijkegevoelens der Wederdoopers aangaat,die van MËNNO SIMONS gezuiverd, en vanhem en zijnen aanhang omhelsd zijn, hier tegenvooral moesten de Lutherfche en HervormdeSijftemafchrijvers op hunne hoedezijn, wilden zij aan de belijdenis hunnerKerk,in de Sijmbolifche Schriften, welken zij ondertekendhadden, vervat, getrouw blijven.IJ verig hebben zij zich ook daar tegen aangekant.De leer van den kinderdoop, van heteedzweeren, van het oorlog voeren enz.,L 5 werd,XVII.ÈBUW.


170 Beknopte Letterkundige GefchicdenitXVII. werd, regen de gevoelens der Mennonietendiesaangaande , met omflagtige bewij­EEUW.zen van önderfcheiden aart, door hungeftaafd en verdeedigd In beide die opzichtenheeft de Godgeleerdheid der Wederdoopersen der Mennonieten eenenvoordeeligen invloed gehad op de Sijdema?der Lutherjchen en Hervormden.Derzelven Leer heeft daar door , als 'cwaare, eene nieuwe iterkte bekomen,in veelen van die. Hukken, die in verfehilwaaren, en aankomende leeraars zijn, opdie wijze, met genoegzaame wapenen,om de eer van hun Kerkgenootfchap opte houden, toegerust geworden.CLXI.Dan welk een voordeel de SijHematifcheGodgeleerdheid der Lutherjchen enHervormden ook van de Godgeleerdheidder Wedt '•rdooperen en Mennonieten getrokkenheeft, 't nadeel, 't welk aan dezelvedaar tegen van deeze is toegebragt,jal, bij elk onpartijdig beoordeelaar dersaake, ongetwijfeld vrij grooter gerekendivorden. Dit nadeel is aan de SijftemasIer Lutherfchen en Hervormden toege»] jragt niet door de Wederdoopers en Men*tonieten, of hunne Godgeleerdheid, maari loor de partijzucht der opdellers van deSijftemas zclven, met betrekking tot de( Godgeleerdheid dier lieden , welke zij\ vedcrleggen*moesten. Hetzelve is daaringelegen, vooieerst, dat de Lutherfcheien


t jder Syftematifche Godgeleerdheid. 171en Hervormde Sijdemafchrijvers , . de XVII.leer hunner Kerk tegen de Wederdoopersen de Mennonieten willende verdeedigen,die verdcediging te zeer overdreeven heb»ben; en ten tweeden, dat de Lutherfchsen Hervormde Sijdemafchrijvers geenbehoorlijk onderlcbeid hebben gemaakttusfehen de Wederdoopers en Mennonieten,welker gevoelens zij bedrijden wilden,en tusfehen de gevoelens van deezebeiden, en die van andere gezindten ,welken op zichzelven liaan. in beidedeeze punten ontdekt het naauwkeurigoog van elk, die, op eene onbevooroordeeldewijze, aan twee verfchilhebbendepartijen recht zoekt te doen, groote gebreken.CLXII.Aangaande het eerde punt hebbe mende Sijdemas der Lutherfchen en Hervormdendoor te bladeren, en die hoofd-Hukken , waarin tegen de Wcderdoopenen Mennonieten gehandeld wordt, optezoeken,om van het gene ik gezegd heb,EEUW.overtuigd te worden. Men neeme bivoorbeeld ééns het gevoelen der Wederdoopers en van zommige Mennonietèt.' nopens de menschwording van den HeenJE sus. Dit gevoelen komt hier op neder, dat „ het eeuwige woord van Godin de volheid des tijds, door den Heiligen Geest in de maagd MARIA, zondedat zij een' man bekend had , menscl


XVII.EEUW.172 Beknopts Letterkundige Gefchiedenisgeworden, en dat dus het vleesch des Zaigmaakersdoor de Scheppende kracht vanden Heiligen Geest voortgekomen is(*)".Dan dit gevoelen hebben de SijdemaIchrijvers der Lutherfchen en Hervorm.'sfe« geheel verdraaid, en dus voorgefteld ;KRISTUS zoude door M ARIA zijn heengegaan , als het water door eene goot'oopt , of als de Zon door een glasgaat.(*) Verg. SCHIJN 't a. b. II. bl. 316, 289en 290 , en ook de dertiende Verhandeling vat»MENNOS werken, bl. 351 van de uitgave in 168I.Onder de geenen , die , op het voetfpoor vanM E N N O SIMONS , dit gevoelen omhelsd hebben, moeten inzonderheid, geteld worden deftrakkc Mennonieten , die bij den naam van Friezenbekend zijn. Zie SCHI JN 't a. b. II. bl. 517-.De overige Mennonieten omhelzen meest het algemcenebegrip der Kristenen aangaande 's Heiland*menschwording. Onder de oudfte Mennonieten,ten tijde van MENNO, zelfs zijn er geweest, diehet met hem hierin niet t ! éns waaren. In hecFrankentbalfche Protokol, zi]nde een boek, waarinde gefprekken tusfehen eenige Hervormde en Mennonietfcheleeraars, re FRAK KENT HAL ten jaare1571 gehouden , aangetekend zijn , ftaan bl. 130.deeze woorden: wij weeten deezen artijckel nietbeter te verkltiaren , dan dat zijn ontfankenis vanden Heiligben Gbeest zij en bl. 131. Als hij in de•wereld quam , zo hebbe hij hem een lighaam toebereijt, maar hoe, oft wanneer, is ons onbegrijplijk.En in het hier voor aangehaaldeboeksken, getijteld het offer de! Heeren, bl. 154,drukt zeker Mennoniet, om des geloofs wil gevangen, zich tegen de Kettermeester dus uit.Ik geloof zegt hij, dat Christus is de Sone Godsin aller manieren, in vleesch en geest, maar waarbij zijn vleesclj*genomen heeft . dat laet ik in devei borgentheiit Godts: de Apostelen hebben daarafniet ghcdiiputctrd. -


der Systematlfche Godgeleerdheid. 173gaat ( * \ Zulk eene partijdige verdraaijingder gedachte Helling heeft dus E E U W»wijders veroorzaakt , dat de redenen, erdoor de Lutherfchen en Hervormden tegeningebragt, geheel ondoelmaatig waaren,en, dat hunne poogingen, om tebewijzen 't gene zij tegen de Wederdoopersen Mennonieten verdeedigden, vooreen groot gedeelte overbodig moeten gehoudenworden. — M?n flaa ook eens hetoog op de veelerlei bewijzen, die in deSijHemas der Lutherfchen en Hervormderworden bijgebragt tegen de Mennonietervoor de geoorloofdheid van het eedzweeren,het oorlog voeren, enz. onder Kristenvolken: hoe worden deezen niet zeider Lgeheel overdreeven! De helft dier bevvij'zen zijn ontleend van voorbeelden en gebruiken,die bij de oude Godsdienstnvrichting, onder de wetten van MOS ESHand greepen, en men weet, altoos mei lbe(*) Deeze partijdige verdraaijing van het gevoelen zommiger Mennonieten , raakende de menscr.wording van K R I S T U S , is al vrij oud. J. F A «Ï O L A N D U S heeft hetzelve , in de zestiende eeuwleeds zo verkeerd voorgefteld in zijne M O T U IMonajlerienfes, gedrukt te KEULEN1546, Lib.Xvs. 49. Dus laat hij zich uit,EJfe Deum flatuunt alii, fed corpore carnemHumanam fttmto fuftinuijfe negant:At Diam mentent , tennis quafi fauce canalisPer M A ( I £ corpus Virginis iffe ferunt.De Mennonieten hebben zich zeer over deeze pa >tijdigheid beklaagd. Men leeze S C H I J N 't a- ).tl 291 , cn de Voorrede van het werkjen VÏ nA B R A H A M V A N L O O N , de jongeling onderin tegen tot den dotp, bl, 10 en tl.xvn.


xvn.E K U174 Beknopte Letterkundige Gefchiedenisbehoorde te vveeten, dat de Mennonieten ,VV. uit hoofde van het groote onderfcheidtusfehen de oude en nieuwe Godsdienstïnrichting,van de gewoonten en pligten,die in de oude plaats hadden , niet befluitenwillen tot de gewoonten en pligten,die in de nieuwe moeten ftand grij«pen. Alles, wat men dierhalve ten betoogedier genoemde punten uit het Ouit\Ttftament bijbrengt, is overbodig, enkan voor de Mennonieten van geene över-:uigende kracht zijn (*). — Eindelijknestige men eens de aandacht op de meeïigtevan bewijzen , die in de SijftemasIer Lutherfchen en Hervormden tegenle Wederdoopers en Mennonieten voorlen Doop der kinderen worden aangeroerd.Verfcheiden van die bewijzenloen volftrekt niets af; en men moet zichr over verwonderen , dat geleerde manen,welken het anders niet aan gezonde(ordeelkunde ontbrak, daar van gebruik3 ebben kunnen maaken (f). De overiebewijzen voor den Kinderdoop zijnrootendeels gebouwd op onderflellingen,£dieC*J •> Het Eedzweeren", dus luidt het XVII.rt. van ééne hunner belijdenisfen, zie SCHIJN'i a. b. II. bl. 198, „ in den O. T. geoorloofd,e: 1 daarin veele misbruiken ingefloopen zijnde , isv m K R I S T U S en J A K O B U S , zonder eenigeu tzondering vejbooden."(t)'Men neeme eens onder anderen HAND:II :39, daar P E T R U S tot de overtuigde Jooden°1 1 het ecrite Pinköcrfeest zegt: U komt de beftentoe, ft!en uwen kinderen enz. J-jue is het111 oog


der Syftematifche Godgeleerdheid. 175die, hoe fchriftmaatig zommigen daar xvir.van ook. in ons oog weezen moogen ,echter van de Mennonieten betwist worden; en daarenboven vindt men die bewijzendan ook nog dikmaals zeer verkeerdvoorgedraagen, zo dat zij bij eenenMennoniet nimmer eenige gelding hebbenkunnen. Men weet, bij voorbeeld, vanhoe weinige kracht de bewijzen voor denKinderdoop bij verftandige Mennonietenzijn, en ook waarlijk zijn moeten, zoals die uit de leer der verbonden vanveele Sijdemafchrijvers ontleend zijn geworden,'t ls altijd moeilijk den Mennonietenvan eene gedelde waarheid zulkevoldoende redenen te geeven, dat zij erdoor in het naauw gebragt worden, naardien zij niets voor waarheid willen erkennen,dan 't gene in den Bijbel letterlijken met ronde woorden gefchreevenftaat : alle gevolgtrekking en het nuttiggebruik daar /an verwerpen zij. Uit dienhoofde dient men de Mennonieten alleenzodaanige bewijzen voor te draagen, dieregtsroooglijk, zoude men zeggen, dat iemand, diewelgeftelde zinnen , en daarbij bedreevenbeid inde gewijde Schriften heefc , hier aan eerstgeboorenkinderen denken kan? en al evenwel menvindt deeze plaats zo verklaard in veele Sijftemas.Duidlijk is het uit het geheele verband,dat men door kinderen hier de nakomelingfchapverftaan moet. üe kanttekenaars op onze gebruiklijkeNederlandfche overzetting fchijnen hetook zo begreepen te hebben. De Sijftemafchrijversonder de Hervormden mogten deeze geleer.ds (Schriftuitleggers vrel wat meer gevolgd zijn.SE UW.


176 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII.E E U Wreetsdreeks uit den Bijbel gehaald zijn,of die, van elders genomen, de zaak baaralijklijk,op eene andere manier, voldinjen.Indien men den Mennonieten degeoorloofdheid van den Kinderdoop uiti len Bijbel bewijzen wil , zal men dit 't>est kunnen doen met hun aantetoonen,10e de Doop onder de nieuwe Godsliensfinrichtingde plaats vervangt vanie befnijdems, die onder de oude Godslienstïnrichtingaan de kinderen bediendverd. En dit is mislchien ook het eeni-;e bewijs, 't welk als een Bijbelsch be«vijs tegen de Mennonieten met vrucht geiruiktkan worden. Dan het allerbestelewijs, 't welk ons tegen de Mennoniecnhet verfehil kan doen beflisfen , isat, 't welk uit de gefchiedenis der oud-:e Kristenen , die hunne jonge kinderenedoopt hebben , afgeleid wordt. Enit, helaas! vindt men bij veele Sijdemachrijvers geheel onaangeroerd, en bij anerenflechts ter loops behandeld ( • ).Dee-il(*) Dat de doop van de vroegfte tijden af ine Kristlijke Kerk aan de kinderen bediend is,lijkt genoegzaam uit de gefchiedenisfe. IRE-.EUS, onder anderen. ftelde,'dat K R I S T U Sa Hen zaligde, die wedergebaoren werden, jongtk inders (infantes')', jongskens (parvnlos') , jon.ê ens (pueri) , jongelingen \ iuvenes ) , bejaarde,x '.enfehen (_fcuiorcs). En wedergebooren wordenl etekent in den ftijl der Kerkvaderen gedooptV •orden. De Doop werd de wedergeboorte geoemd, volgens TITIIIIJJ. daar de Doop bet badIIi er wedergeboorte geheeten wordt. T E R T U Li IAAN ijverde wel zeer tegen den Kinderdoop;


der Syflematifche Godgeleerdheid. 177Deeze twee bewijzen, wanneer ze wel XVII.worden voorgefteld, zijn ook ter verdee-EEUW*diging van de geoorloofdheid des Kinderdoopsgenoeg voldoende.De overigendie doorgaans worden bijgebragt,zijnten deele van geene kracht, en ten deelevan dien aart, dat, hoe zeer ze ook bijonsaan zulks is een bewijs, dat dezelve in zijnentijd overal plaats hadde. ÜRICENIS fpreektvan den Kinderdoop als van eene plegtigheid,die allenthalve in de Kerk gebiuiklijk was Om.CENES zelfwas, volgens zijne eigen betuiging, inziine tederfte kindschheid ook gedoopt. Daar nuÖR. 10 EN ES gebooren is ten jaare 185, volgthier uit , dat de Kinderdoop in dien ti d ftandgreep. Nu is het eene bekende zaak, dat menïti die dagen nog geheel niet afgeweeken waarevan de Apoftolifche gewoonten. En hoe ook zoudemen ten aanzien van zulk een belangrijk ftuk,als de bediening des doops was, daar van hebbenkunnen afwijken? Zoude zulk eene afwijkingvan de Apoftoliifehe gebruiken, gefteld, dat menin de vrocgüe dagen geene kinderen gedoopt had,gefchied zijn zonder heftige volksbeweegingen,zonder luidklinkende krakeelen , zonder Kerkvergaderingen, die daarömttent btflisfende befluitenhadden genomen, waarvan wij niets leezen ?Was het mooglijk , immer den Kinderdoop in alleKristengemeenten, allerwege, intevoeren zo«dsaniger wijze, dat er in verloop van tijden zelfsgeen enkele voetftap van deeze nieuwe inftellingergens aangetroffen wierd. AUOUITINUI, vanden Kinderdoop fpreekende Lik. IV. vs. 23. zegt,Usc traditum tenet tota Eccltfie, —nee conciliisinftitutum , fed femper retentum est , non nifiJpoftoliea auStoritate traditutn reitijfime ertdimus.En KALVIJN zegt m zijne Inftit: Chrijl Relig.Lib. IV. C. XVI. f. 8. Nullus est fcriptor tamvetustus , qui non paedobuptismi originem aiApofloloTunt Seculum i>ro ttrto referat. CASSAN-111. DEEL. M»S E


17 S Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. « >ns de zaak volkomen beflisfen, zij evenvel,om de hier voor gemelde redenen,EEUW. 1iit bij eenen Mennoniet niet kunnen doen.Niet het getal, maar het gewigt der bewij-5en overtuigt iemand van de waarheid eenerlelling. Veele verdeedigers van den Kinderloophebben met het opltapelen hunner be«wij-3EB. heeft in zijne verhandeling de Eaptismt Pariulerum(adverfus Anabaptistas ) eene groote mee»ïigte getuigenisfen van oude Kerkvaders aangeïaalduit de drie eerfte eeuwen, waarmede de'ewoonte, van kinders te doopen, in de eerfteSa-isten kerk , aangetoond kan worden. — MetJit alles kan het echter niet beweezen worden,Jat alle kleine kinderen der Kristenen in de vroeg-Je ti'den gedoopt zijn. Het blijkt uit de Kerkïiftoncn, dat het zich met de zaak op deeze wijseheeft toegedraigen. Men geloofde in 't algeneeii,dat de Doop ter zaligheid volftrekt noodsaaklijkwaare; doch daar er noch door KRISTUS,loch door de Apostelen, eene juiste bepaaling(vas gemaakt, omtrent den tijd, wanneer de Doopjefchieden moest , werd dezelve niet am allenenfehen op gelijken tijd bediend. Wanneer oulersonder het kruis der vervolging gebukt ginren, en hier en daar harderloos omzwierven,veroorzaakte het gebrek aan goede gelegenheidmeenigmaalen, dat de kinders niet terftond na degeboorte gedoopt wierden. De kinders, dus ongedooptopgroeijé'nde , werden dan ook dikwerfniet eeré'r gedoopt , dan wanneer zij tot jaareniran onderfeheid waaren gekomen, en zichzelventen doop konden aanbieden. Doch wanneer dekinders zwak van geftel, of anders in ftervensgevaarwaaren , werd doorgaans alle moeite gedaan,om ze gedoopt te krjjgen. De doop werddan verhaast , al waaren de kinders ook flechtseenige uuren oud. Ook, wanneer de ouders nietzeer Godsdienstig waaren, en het eeuwig belangvan hunne kinderen hun niet zwaar op het hartwoog, werd dikmaals de doop der kinderen uit.


der Systematifche Godgeleerdheid. 179wijzen meer kwaads , dan goeds gedaan.Zulks kan men , behalven van anderen , EEUW.zeggen van ROBERTUS PUPPIUS, Predikantte E D A M , die in zijn boek, getijteldBewijs van den Kinderdoop, tegende Mennonieten, dat dezelve uit God is,* en niet uit de menfehen, uitgekomen tenjaare 1614, en voor de tweedemaal tenjaare 1621, zes en twintig bewijzen voordengefield , en zomwijlen , niettegenftaande de goedegelegenheid, geheel verzuimd, Maar ouders , diewaarlijk den Heer vreesden, en voor het eeuwigwelzijn hunner kinderen zorg droegen, waarengewoonlijk l'poedig gereed, om, indien zij gelegenheidhadden , hunne kinders te lasten doopen.En de voorbeelden hier van vermeenigvuldigden ,naar gelang de Kristenen van tijd tot tijd in denverbijsterden waan raakten, dat de GodzaligheidIn het waarneemen van uiterlijke Kerkgebruikenbeftond. Van dsar, dat de Roomschgezinden denDoop der kinderen geen oogenblik uitfehuiven ,maar de kinders, zo dra zij het leevenslicht ge.nieten , in aller ijl laaten doopen. — Uit dit aangemerkteziet men, dat de Mennonieten en Roomschgezindenin önderfcheiden uiterften zijn gevallen,en de Lutherfchen en Hervormden hier den middenweghouden. Wanneer men dus het ftukvanden Kinderdoop tegen de Mennonieten met eanengoeden uitflag bepleiten wil, dient men den ftaatdes gefchils niet te bepaalen op die wijze, ofhet voor de kinders van Kristen ouders ter hunnezaligheid volftrekt noodzaaklijk is, dat zijgedoopt worden? maar op die wijze, of het,volgens het oud gebruik der Kristenen in deKerk, geoorloofd is, de kinders te doopen? En"dan kan de Gefchiedenis genoegzaam het gefchilten voordeele van de Lutherfchen en Hervormdenbeflisfen Conf: VITRINCS. P. Obferv. Sacr; I.Lib VI C. S & SEILEIU Theol. Dogm. Pelem.p. 570 & Seqcj.xvir.Ma


ï8o Beknopte LettérkundigcGefchiedenisXVII. den Kinderdoop bij één vergaderd en voorgedraagenheeft. Die te veel bewijst,KEU W.bewijst niets i hoe ongelukkig is het,dat onze Theologanten zo dikwerf tegendeezen regel gezondigd, en zichzelvendaar door van gezag en vertrouwen beroofdhebben!CLXÏltWat nu het tweede punt betreft, waarïiihet nadeel geleegen is, 't welk aan deSijltemas der Lutherfchen en LLervorniienis toegebragt door de partijzucht derjpftellers van de Sfjlremas zeiven met bedekkingtot de Godgeleerdheid der We»lerdoopers en der Mennonieten, die zij;e wederleggen hadden. \ Dit was, heb-)en wij gezegd , dat de Lutherfche enHervormde Sïjftemafchrijvers geen beïoorlijkonderfcheid hebben gemaakt tus-'chen de Wederdoopers en de Mennonieten,en tusfehen de gevoelens van deeze>eiden, en die van andere gezindten,velken op zichzelven liaan. Ronduitnag men zeggen , dat de opltellers derh'jitemas in dit tweeledig punt niet terjoeder trouw gehande'a hebben, en dat>artijzucht meenigmaalen hunne pen betuurdheeft. Wanneer men de SijfïemasIer Lutherfchen en LLervormden doorgaat,vindt men meestal de Mennonietenebrandmerkt met den , bij hen en alleveldenkenden gehaaten, naam van Anabaptistenof Wederdoopers* Met hoe- lïwei-


iet Sy/iematifche Godgeleerdheid. i%lweinig recht zulks gefehied is , kan uitde HifTorie van deeze Godsdienstgezindte, EEUW»hier voor van ons te boekgeflaagen , wor.den opgemaakt. En, zo doende, hebbende Sijdemafchrijvers de onvoorzichtigheidgehad, om de Mennonieten en deWederdoopers over éénen kam te fcheeren, en 't gene weleer yan de laatstgenoemdengedacht en gedreeven is , ookden eerstgenoemden toetedichten. AlleSijdemafchrijvers kunnen zeker hiervanniet over het geheel mee even gelijk rechtbefchuldigd worden, doch zo men des moeitewil neemen, om hen op dit onderwerpnatezien, zal men bevinden, dat veelenzich ren deezen aanzien zeer misgreepenhebben, 't Gene hun daartoe aanleidinggeeven , altoos hen hierin niet weinigverderken kon, waaren de bezondere verfchilfchriftenvan deeze en gene grootemannen, in de Lutherfche en Hervorm'de Kerk, tegen de Mennonieten ingericht.Hier toe behooren de volgenden; uit deLutherfche Kerk , Bisputationes contraAnabaptiftarum errores, van ;EGIDIU§HU NNI u's , uitgegeeven te WIT TEN-BERG 1599 en Anabaptismus 'Reprobatus,das ist, Wederlegung der Wedertauferifchenlehre, van JOHAN BOTSACK,uitgekomen te LUBEK 1661; en uit deHervormde Kerk, BABEL, dat is verwarringder Wederdoopers onder malkanderenz , door HERMANNUS FAUEE-LIUS, Predikant te MIDDELBURG inZEELAND, uitgegeeven ten jaare 1621,M 3Dixvir.


xvi r.182 Beknopte Letterkundige GefchiedenisDiatribe Hifiorica de origine, progres*EEUW» fu, Seclis, & nominibus Anabaptiftarumyvan FREDERIK SPANHEIM, den vader,Hoogleeraar in de Godgeleerdheid te LEIJ-DEN, en gedrukt ten jaare 1643. Gan~graena Theologiae Anabaptifticae vanJOH. CLOPPENBURG, Hoogleeraar inde Godgeleerdheid te FRANEKER, uitgekomenten jaare 1644, en Selecliorumde Religione controverfiarum, etiam cumGraecis & Orientalibus & cum Ludaeisnuperisque Antifcripturariis, ElenchusHidorico - theologicus van FREDERIKSPANHEIM, den Zoon, Hoogleeriiar inde Godgeleerdheid te L E I J D H N , uitgekomen1687 (*-). Van de Schriften deezermannen , die gezag en vertrouwen»hadden, en die men voorönderftelde, dathun onderwerp van alle kanten met eenwaarheidlievend oog bekeeken hadden,maak-( * ) Dit werk van S P A N H E I M heef! zeer veelopfpraak verwekt De Mennonieten achtten zichdoor hetzelve zeer beleedigd. Verfcheiden leeraarsderMennonieten hebben er de pen tegen opgevat;onder anderen E A. VAN DCOB.ES EEST enc. A. DE H A A N ; de eerfte gaf uit 1603 een'Brief aan den Ueere r". SPANHEIM, waarin deleer der Doopsgezinden nader uitgeleid, verdeedigden -van veele zwaare hefchuldigingen gezuiverdwordt: en de andere fchreef zijne Ferdeedigingder Christenen , die Doopsgezinden genoemd wor*den; waarvan wij hier voor melding hebben gemaakt.— Meer andere twistfehnften van de Lu.iherfchtn en Hervormden worden opgeteld vanWACCH B. Th Sel T. II p is—22. en FFAFF.irtrod. in Hifi. Th. Litterariam. T. II. p. 34?—358. —


der Sptcmatifche Godgeleerdheid, 183maakten de Hoogleeraars gebruik bij het XVII.opftellen van hunne Sijftemas. Dus doendenamen zij 't gene door deeze geleerdenEEUW.te boek was gebragt, zonder verder onderzoek, voor goede munt aan, terwijlpartijdigheid en vooroordeel hen in hunnemisvattingen niet weinig ftijfde. Enop deeze wijze werd de ftudeerende jeugddeerlijk misleid, en de onëenigheid tusfehende verfchilhebbende partijen ftaêgaangekweekt, zo dat de fcheuring mocsiopenblijven, en allengs grooter worden,Van de Lutherfche Theologanten itcuiTSCHLAND is het nog eenigszins «begrijpen, dat zij de Wederdoopers meide Mennonieten, en de gevoelens vat Ideezen met die van genen verwardden iomdat zij met de Mennonieten weinig omgangs hadden, en 't gene zij van dezelvei 1vernamen, meerendeels geruchten uit verren lande waaren. Maar de handelwijzder Hervormde GodgeleerdaH in ons Va.derland, die de Mennonieten zo van nabij kenden, isonbegrijplijk, en, wat me ïook inbrenge , volftrekt onverfchoonhjlDeeze aanmerkingen verdienen ook mc thetzelfde recht gemaakt te worden oPeenen anderen, doch diergelijken, misfla


f84 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. zijne aanhanglingen. Waaren er onder de• EU W. Mennonieten hier en daar Sociniaanschgezinden,gelijk de regtzinnigen uit hunmidden nooit hebben willen loogchenen,maar zulks hartlijk betreurden (*), menhadde van de leerftellingen der zodaanigenniet behooren te gewaagen in zulke algemeenetermen, dat iemand, der zaakeniet te wel kundig, alle de Mennonietendaaruit als krijpto-Sociniaanen , (ofbedekte Sociniaanen ) befchouwen moest.Die leerftellingen behoorden wederlegdte worden onder den naam' van Socinitanfchen,wanneer men met de Sociniaatenin het ftrijdperk trad. Als men deI eer der Mennonieten voordraagt en tegengaat,heeft men niets te doen met de1I eerftellingen van deeze of gene indiviïueeïeleeraars onder hen, even Zo min alsII nen in de opgave van de leer der HervormeKerk te doen heeft met de gevoelensc\ an R O C ' L L en B E K K E R , maar alleen het egt; Mennonitismus onder het oog te honen, zo als dit in de geloofsbelijdenisfendV an de Mennonieten wordt aangetroffen (£)',I E I J D A N U S , C O C C E J U S , en H O O R N ,B E K K , hebben, in hunnen brief aan den2 'urichfchen Theologant j. j. H U L D R I K ,(*) Men leeze de Regtzinnigheid van dt herdt r Mennonieten , door D. F. VAN MOLQUE-S N , bl. 10. en 't gene wij hier vopr J. C L II.R154 en 155, in eene aantekening reeds hebben'gemerkt.OfCf) Men kan deeze lielijdenhfen leezen in 'trfc van SCHIJN II. */. iw


der Syftematifche Godgeleerdheid. i8£ook, ten deezen aanzien, geern der waarheidwillen hulde doen, en de Mennonie­E&uvr»XVII.ten van de Sociniaanen wel degelijk weetente önderfcheiden. De woorden daaitoe betreklijk, acht ik her der moeitewel waardig, hier onder in eene aanteke;ping aftelchrijven (*).CLXIV.Nu ftaat ons nog overig te bezien »welk eenen invloed de gevodens der We'derdoopers en der Mennonieten geha< 1hebben op de denkwijze des volks onde cde Hervormden, hier te lande.Wat vooreerst de gevoelens der Wederdoopers aanbelangt. Deezen hebben altiji feenen merklijken invloed gehad op de denkwijze des volks onder de Hervormden, hie r' i:(*) Vfyjunt apud nos multi (iiNNOBii#ipuli, qui habentur boni cives , & «ratiam 'CHR.IS1 tegtiofcentes ac tuente> , Socinianis , qÜffcXipfis antiti/cent, fertiter tefiftunt: ex-quibus titan Hentidem quidam ad nos tranfeunt; alii propter quaidam, in quibus ipfis non videmur fatisfaccre , at r.huc non acccdunt , qui id etiam infirmioribus jidebcre putant. Vide COCCEII Opp. T. VII:.p 67- Conf. so. Obiervavit id etiam Cl- BUIDEUS 1. 1. II. p 1184 , ubi , de Mennonit fi.eorumque dogmatibus agens, ita icribit. Fuerui itfane intcr Mennonitas & alii, qui errores Soc i •nianorum haud obfeure profitentur; undc nonnul liin eam ingrefi funt fententiam, omnes Mennoitascjfc Crypto • Socinianos. Sed fatendum tame; t'ii-plerosquc & quidem genuines Mennonitas a S01 i-tiianorum placitls altenos efc , idque aperte fatffe tefiatos.M 5


i 8 6" Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. 5 n ons Vaderland. — Tn de vroegfle tijtender Hervorming hebben de woelin-EEUW» ii ;en der Wederdoopers alle aanleiding gegeven, dat de Onroomfchen hier te kniegeen vast leerdelfel hadden. De On*tI oomfchen hier te lande, in het eerst nietreetende, of zij L U T H E R of z w i N o E E ,f. f KARELSTAD, die tot de Wederdooersbehoorde, moesten volgen, werdeHfcaar door magtig geflingerd. In die ilineringhebben zij eenen zeer langen tijdferkeerd, wijl zij dan bij Lutherfche ,yan bij Zwingliaanfche, en dan bij Kad'htadiaanfche leeraarsr>zich vervoegden,m gedicht te worden. Niet alleen wasculks zeer nadeclig voor het ganfche werkzer Hervorming, maar ook yoor de SijftelatifcheGodgeleerdheid. Deeze heeftdPïar door nietj weinig geleeden. Daar ded•nroomfchen hier te lande geene vaste gef)ofsbe!ijdenis hadden, moesten zij natuurjkook luttel werks maaken van het lee-J(li tn der weinige Sijdematifche Schriften,z raarïn ééue vaste geloofsbelijdenis, volenszekere regels, ordelijk uit elkander»g ezet, gedaafd, en verdeedigd was; allandsmet zulke Schriften konden zij zichtliet geheel verëenigen. Dit legde dennrondflag van de vooringenomenheid desg olks tegen zodaanige Schriften. Hierywam nu bij, dat het gemeen , zo welkier te lande , als in veele oorden vanliui T sc n LAND, Kar elft adiaamch zijne,de weetenfchappen verachtte, en opEdI, wat geleerdheid heette, den hekel had.aEn


der Syftematifche Godgeleerdheid. 187En die heeft geduurd lang na dat hetXVII.volk hier te lande openlijk zich Kalvijnsgezindverklaard had •, ja het duurt nog'tot op den huidigen dag. Zelfs waarener onder hen veele ongedudeerde leeraars,die te vooren een handwerk gedreevenhadden; en deezen hoorden zij heelgeern:ook nog heden hoort het volk die hetliefst. En deezen waaren gansch geenevrienden van de Sijdematifche Godgeleerdheid.Hunne kunde bepaalde zich flechtstot eenio;e praktikaale ftukketi der AsketifcheTheologie, 't Eene met het anderebragt dus tewege, dat het volk juist meiveel op had met geregelde en welöpge-Helde Sijdemafchriften. Naderhand toer [M A R C K , BRAKEL, en anderen, die bihet volk in'hooge achting donden, hunneSijdemas in 't licht hadden gegeeven>is dit wat veranderd (*> Dan nog heden is de achting , welke de gemeene mai theeft voor Sijdematifche leerboeken, nie Cgroot. Zij worden eeniglijk gebruikt vatIzulken, die hunne belijdenis leeren, oCvai IBEU V??(*-) Dat het volk hier te lande geen' fmaa evond in het leezen van Sijftematifche Schriftenwas ook waarfchijnUjk de eenige oorzaak , da tVader B R A K E L , toen hij zijnen Redelijken God.dienst wilde uitgeeven , nergens eenen Boeknatdelaar kon ©vernaaien , om dit werk te drukkenen in 't licht te brengen , en zich zelfs op h< ;tlaatst van eenen Roomschgezinden Boekverkocper, dien hij daar toe wist te beweegen, bedunen moest. Verg. in het tweede deel van mi] nwerk de aantekening op */. 129.


18 8 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. i •an zulken , die in de openbaare Karehizatiënandwoorden; BRAK ELS Sijfle-*•ia alleen evenwel uitgezonderd. Diej ; en blijft het geliefkoosde leesboek des,olk's. — Men ziet dus, dat het Karei daiaanfche,'t welk met de gevoelens derVederdooperen in naauw verband geitaarjh eeft, zeer yeel invloeds heeft gehad opd e denkwijze der Hervormden hier te lande.\ 74% nu wijders de gevoelens der Menno*ieten aangaat. Dat ook dezelven zeerg roqten invloed allerwege gehad hebbeno p de denkwijze des volks, inzonderheidO ader de Hervormden hier re lande, zalE eraand, geloof ik, betwijfelen, wanneer1, j het volgende in overweeging neemt,B reedvoerig zoude ik hier dien invloedli innen aantponen , maar de vrees voorla ngwijligheid doet mij maar flechts eenCl ikeld haal daar van opgeeven Het• gi ootfle verfehil, 't welk wij met de Menmietenhebben, is over de geoorloofd-mhi :id van den Kinderdoop. En hieromtrentm 1 ik flechts het volgende aanmerken,¥ en vraagt , en met recht ; van waark< >mt het , dat veele Hervormden zoft ïoorvoeten, om ten avondmaal te gaan,er, dat veele Hervormde leeraars den lid—m laten ten deezen aanzien zo veel voormtigheidaanbeveelen, daar alle Her-zi


der Systematifche Godgeleerdheid. iSc>denen, waarom inhec duk des Avondmaals XVII.zich zulke groote hindernisfen opdoen, EEUW»én de bronnen, waaruit die ontdaan zijn,Zullen op eene andere plaatze, daar heibeter te pas komt, van ons Worden opgegeeven; dan hier is het onze taak ,aaiïtetoonen, waarom men met betrekkingtot den Kinderdoop zo Hak handelt, erwaaruit die flakheid voortfpruit. De geleerdeVAN HAMELSVELI), ZCgt in ZÏj"nen Wclmeenenden Raadgeever ( * ) ,„ De zucht, om Profelieten te maaken,„ en de uitwendige Kerk in getal varj, Ledemaaten uittebreiden , doet alles„ doppen, en zelfs daar door eene los-» heid en geringachting omtrent den doop„ ontdaan, welke men misfchien door a!„ te groote drengheid omtrent het Avond-„ maal beeft poógen te verbeteren." Di!is de éénige reden, die VAN HAMELSVKLDwist te vinden voor het groote ondericheid, dat men in de Hervormde Kerktusfehen de bediening der beide bondzegelenvan het Nieuwe Testament Aantreft;meer redenen kon hij niet uitdenken, na dat hij vruchtloos met braave enkundige leeriiaren daar over geraadpleegdhadde (f). Dit is zeker eene reden,Welke ik niet wraaken wil. Maar er zijnmij andere redenen voorgekomen, die ikhier mijnen leezeren ter beoordeeling mededeelenzal: en deezen fchijnen mij toe.


190 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. wel der overweeging eenigszins waardig teEEUW. zijn. Vooreerst; er gefchieden nergensin de Hervormde Kerk opzetlijke dooppredikaciën,waarin de waare kenmerkenvan regtgeiiarte Kristen ouderen, die, uitzuivere. Godsdienstige beginfelen, hunnekinders Jaaren doopen , worden voorgemeld,gelijk er voorbereidingspredikatiënoveral gedaan worden, eenige dagen voordat het Avondmaal gehouden wordt, enook op den eigenlijken Avondmaalsdag.Indien er ook zodaanige Dooppredikatiëndrie of vier keeren in het jaar plaats hadden,zouden gewis ook de leer5ai$ tegenhet misbruik van den Doop moéten waarfchouwen,zo wel als tegen dat van hetAvondmaal; en mooglijk zouden veeleomdenkende belijders van den KristlijkenGodsdienst daar door dan zo wel wordentcrugge getrokken, om hunne kinderste laaten doopen , als ze nu worden afgefchrikt,om ten Avondmaal te gaan.Dan, ten tweeden, en dit is wel de voornaamereden,die hierin aanmerking komt,de Kinderdoop is een kenmerklijk'leerllukvan onze Hervormde Kerk. Wel is ookde verpligting der Kristenen, om Avondmaalte houden, een leerlluk van onzeKerk, maar tevens een leerlluk, 't welk zijmet alle andere Kristlijke Kerkgenootschappengemeen heeft, en dus niet kenmerklijk.Nu zal men doorgaans zien, dat een kenmerklijkleerlluk in eene Kerk altijd beterbewaard wordt, dan een leerlluk, 't welk/an alle andere Kerkgenootfchappen omhelsd


der Syftematifcke Godgeleerdheid. 191helsd wordt. Zelfs vale men niet zelden XVÏLmet zo een kenmerklijk leerftuk tot heioverdreeven, zo wel in de befpiegeling»als in de beoefening. Wanneer eenig kenmcrklijk leerlluk door eene andere gezindte bellrecden wordt, houdt men het me thand en tand vast; en zo doende flaa [men niet zelden over tot een tegengelleh luiterfle van dat van partij, daar men dei tmiddenweg had dienen te houden. .Vai 1hier dan die meenigte van niets afdoendibewijzen , die er in de Sijllemas der Hervormden, nevens de goeden en gegrondenvoor den Kinderdoop worden bijgebragten van hier dat de Kinderdoop eene plegtigheid is, die aan alle Kinderen, zonde ronderd-hcid, zo wel van ongodsdienstige»als godsdienstige ouderen, onbclemmer 1bediend wordt. Waare, van de vroegdtijden af, in de Hervormde Kerk hier tlande het geval eens ontdaan, dat hieren daar bij zommige ouders, Wie zij 06cweezen mogten, eenige achteloosheid ei1nalaatigheid ten aanzien van den Doo]>hunner kinderen befpeurd wierd; zo zoude man voorzeker deezen terdond van hetMennonitismus hebben verdacht gehouden, of als Remondranten hebben aangemerkt, die den Kinderdoop eene 011verfchillige zaak achten te zijn, ja hetgebruik des Avondmaals ter eenemas1ontzegd hebben. Men heeft zulks nogezien, voor klein twintig jaaren, te AIV:STERDAM, uit het niet weinig geruchi:sgemaakt hebbende geval van eenen z 1 on1


XVII.E E U W ,t$a Beknopte Letterkundigs OefchiedsnitQUINT, 't welk bij v elen. nog niet uithet geheugen is (*). — Dit aangemerktekomt mij voor eene voornaame reflertte zijn , waaröm men in de HervormdeKerk hier te lande zo fterk ftaat óp denDoop der kindéren, en men hier in,met betrekking tot de begrippen nopensliet Avondmaal houden , aan ziéhzelvenzo geheel ongelijk is. Was het een kenmerklijkleerftuk, dat alle belijders vanden Hervormden Godsdienst viermaaleri'sjaars, zonder eenig verzuim, ten Avondmaalmoesten komen , 't welk wij tegende' Mennonieten, of tegen de Remon flraritenmoesten verdeedigen, ik ben er, dunktmij, genoegzaam van verzekerd, dat zulksook gebeuren zoude , altoos onder dengrooten hoop. En hét getal der lidmaatenzoude dan ook gewis veel aanzienlijkerzijn. Zo wel in dit, als iri andere opzichten,zouden leeraars en leeken fteeds welvoor de regtzinnigheid geijverd hebben. —Men ziet dierhalve hier uit oogenfehijnlijk,welk eenen invloed de gevoelensder(*) Deeze ZION QUINT was Lidmaat der Her.vormde gemeente te A M S T E U D A M , en werduit hoofde dat hij een zoontjen had, reeds twaalf|aaren oud, 't welk niet gedoopt was, en hij niethad willen laaten doopen , dewijl hij de leer desKinderdoops niet Schriftmaatig vond, als zodaanigvan den Kerkenraad en ook van de Klasftste AMSTKR.DAM gecenfureerd En deeze Ceri-''uur is naderhand bekrachtigd door de Noordhol-\andfcht Sijnode , gehouden ten ja,are 178c».ZION (JOINT is dus geheel van zijn lidinaatfchapin de Hervormde Kerk verftoken geworden.


der Systematifche Godgeleerdheid- 193der Mennonieten, aangaande den Kinderdoop,op de denkwijze des volks, onder ÏEUW.XV17.de Hervormden, gehad hebben, en nogheden hebben. — Hiermede meenen wijaan ons oogmerk, in het befchouwen vande Godgeleerdheid der Wederdoopers ender Mennonieten, genoegzaam voldaan tehebben. En nu gaan wij over tot deSociniaanen,CLXV.Terwijl onze verlichte Kerkhervormersin den aanvang der zestiende eeuw bezigwaaren, om de Godsdienstleer der Kristenentot haare voorige zuiverheid tebrengen, deeden er zich mannen op, diemet hun de handen aan het werk floegen,maar die cider de leerftukken , die deSchoolgeleerdheid zo zeer bedorven had,ook het leerduk der heilige Drieëenheidrekenden. Dit leerltuk in een geheel anderlicht te plaatzen , of liever hetzelvegansch en al uit het ftelfel der KrisdijkeCodsdienstleer te werpen, was het genezij erndig zochten. De eerde , welkemen weet, dat daar toe zijn best gedaanheeft, is geweest JOIIANNES CAMPANUS.Deeze man gaf voor, dat niemand na dentijd der Apostelen de leer der Drieëenheidrigtig verklaard had, dan hij alleen.Doch wanneer men zijn gevoelen vannabij befchouwt, merkt men dra, dat hijgrootendeels flechts de leer van ARIUS111. DEEL. N we-


f94 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. weder opgcd'scht hadde (*). Een tweede,die ook alle zijne vermoogens heeftEEUWingefpand, om de leer der Drieëcnheidvan kant'te krijgen, en in de gefchicdenisfender kerke beter bekend ftaat, isM1 c H A ë L SERVE DE, anders REVES,DE VILLA NUOVA, doorgaans SERVErusgenoemd, een Spanjaard van afkomst,gebooren ten jaare 1509. Deeze man gafin het jaar 1531 in het licht zeven boeken, getijteld de Trinltatis erroribus( over de dwaalingen in de Drieeenheid)'t welk ook in 't Nederduitsch vertaald,uitgegeeven is ten jaare 1620 in 4. (f).In het jaar 1532 gaf hij uit een anderwerk, 't welk den tijtel had van Dialo-(rorum de Trinitate Lib. II., cn waarin 1hij 't gene in het voorgenoemde werk hard;n gebrekkig was, eenigszins verzachte en/erbererde. En in 't jaar 1553 kwam er:e VIENNE in DAuF1 Né van hem eensoek te voorfchijn, 'twelk den tijtel droeg/an Repitutio Christianismi ( § ), dat!s, de Lierfelling van het Kristendom.In alle deeze gefchriften loogchende hijrond-(*) VHe Epifi: Apo'og. WICKLII , quam exïibetSCHFLHORNIUS in Jmoenilatibus Hifi;!liter: T. XI. Edit: 1729 p. 1—92.(T) Deeze overzetting was vervaardigd doori IEINIGR. T E L L E , anders genoemd R E C N E-tus V I T E L L I U S , geboortig van ZIERIUZEE,< n overleeden 1618 te AM S T E R D A M .C§J Eene breeder opgave van den tijtel deeesboeks zie men in de Bibl. Brem, Cl, I. vs. 5,1 - 74'


der Syfiematifche Godgeleerdheid. 195ronduit de Godheid van den Heere j s s u s XVII.en van den Heiligen Geest: maar vooral Edeed hij dat in het laatstgenoemd werk(* ).En in dit werk kwam hij ook voor dendag met zijne vreemde leer over het geloof,EÜWWC*) DE man fchijnt in het eerst geen vastpian gevolgd te zijn. In 't laatstgenoemde werkalthands verklaart hij zich vaak geheel anders,omtrent de leer van Vader, Zoon en Geest, danih zijne voorgaande Schriften. En van daar isher, dat hij van zommigen voor een' Sabelliaan ,\an anderen voor een' Fotiniaan , en van anderefiweder voor een' Ariaati gehouden wierd. Conf. ,ïi. v i T R I N C i ann-t: in Comp. c. v I T R i N-CJÈ V. pag 189 & Seqq. Merkwaardig zijn de>blgende woorden van hem in zijne Heft: Chrift:p. 51 & 32. Atbei vere funt Trinitttrii omnes.ifam quid aliud efl fine Deo effe , quam de Deocok itare non paffe , obieela femper intclleüv.i noflroquadam imminent! trium rerum confufione , a quafemfcr, quundo de Deo cogitamus, dcmer.tamur»Ires funt in Cerebro mali Spiritus , qui hominesiia fafcin'ür.t, ut ait j o A N N E S Apoc. XVI.Zie over zijne gevoelens verder S T O C K M A N N IElucïd, Haer: p. 139. STANISLAUS Lubieniceius verhaalt in zijne Hifi: Reform, Polon. Lib. II.C. V . , dat S E R V E T , uit F R A N K R I J K naAFRIKA vertrokken zijnde, om de Saraceewfche taal te leeren , ook toen zijne gevoelensjangaande de leer van den Vader, Zoon en Geestvit den Mahomedaanfchen Alkoran gezoogen heeft,tonf. M A I M B O U R G Hiflotre de VArianismeVWl.1>' 339- K O R T H O L T I Hifi: Ecclef, pag. 785.cn GERDF.s Twee Godgeleerde verhandelingenover de vrijheid des geloofs enz. bl. 110. Na«derhand hebben ook de Sociniaanen uit dezelfdebron gefebept; conf. R A M B A C H I I Petlis Ovin.Socin: dctratl: /itfg. 34 et 35 , I20etl21-, C A L O .VII Opp. Anfifoc: ?'. I. p. 39 & Seqq. & M. V.DE L A C R O Z E Differt. Hifioriq. fur divers ƒ*•jets T. I. t- 170 & Seqq.N %


ïQr5 Beknopte LetterkundigsGefchiedeniiXVII.EEUWloof, over de rechtvaardiging, de wedergeboorte,den doop, en het nachtmaal.Alle de Exemplaaren van die werk zijnteviENNE en te FRANKFORT verbrand,zo dat het zelden meer voorkwam, enfchier geheel uit de wereld waare; dochin het jaar 1791 is het, zonder naam enplaats van den uitgeever op het tijtelbladte Hellen, weder in 't licht gezonden, vermoedelijkin DUITSCHLAND, onderdenouden tijtel van MICHACLIS SERVETIChristianismi Re ft hut io , MD LUI ingroot oktaaf. Dit gefchrift ook berokkendeSERVET den marteldood. Na dachij, te vi ENNE in hechtenis gezet zijnde,zijnen bewaarërs had weeten te ontfnappen,vlugtte hij na GENEVE, metoogmerk, om verder na NAPELS te reizen,doch werd te GENEVE van KAL­VIJN ontdekt , en van den gerechtsraadna eene korte gevangenis aldaar ten vuureverweezen. Hij werd den 27 van Wijnmaand1533, met het genoemde boek,Reftitutio Christianismi, aan zijne dijegebonden, leevend verbrand Deezes(*) De handelwijze van KALVIJN in hetontdekken en vervolgen van SERVET is vanveelen misbillijke Geweldig vaart men zomwijlendaar over tegen hem uit- Hij is hier in al.les ook niet geheel vrij te pleiten. ,, Het Evangelie",zegt de fchrandere HELVETIUS, en• wij met hem, ,, heeft nergens gebooden, pijnigingenen vervolgingen aan te wenden , om demenfehen te bekeeren. De waare Godsdienstfceeft aooit fchairouen opgericht; doch 't waarenzo»-


der Systemaiifche Godgeleerdheid. 197zes mans Schriften hadden intusfchen de XVIIhartenvan veelen derwijze ingenomen, EEUïf»dat er ten jaare 1546 in VEN ETië eengansch genootfchap van meer, dan veertiggeleerde lieden gevonden wierd, welkenwel geene eigenlijke leerlingen vanhem, maar echter zijne gevoelens heimlijkzomtijds de bedienaars van denzetven, wier hoogmoed,door gevoelens, van de hunnen verfchillende, .beleedigd, de domme ligtgeloovlgheid dervolken en vorften , ter begunftiging hunner- zaak ,jewapend heeft Verg. eene Verhandeling overden invloed van den Kristl, Godsdienst op de Maatfchaplijkexamenleeving in de Vadert- Bibl. VII.No. 6. Mengelt», bl. 245- K A L V I J N fchijntlang vooraf met het opzet, om S E R V E T vankant te helpen , bezwaard te zijn geweest. Reedsal ten jaare 1546, fchreef hij , zo men verhaalt,aan Y I R É T en F A R E L ; " Ik hoor, dat SER­V E T hier ftaat te komen, en met mij fpreekenwil; maar, zo ik eenigen invloed op den Magiftraatheb, zal ik wel maaken, dat hij hier nietleevend van daan raake". Zie VF.NEMA H. E.XII. p' 467. 't Gene hij dus omtrent S E R V E Tgedaan heeft, was een voorbedacht ftuk. Dochis er evenwel niet iets ter zijne verfchooningintebrengen, of iets uittevinden, dat het gevalin een draaglijk licht ftelt ? Ik denk toch ja.K A L V I J N had de valfche ftcllingen der RoomfcheKerk verworpen, maar het was hem , alsmensch, nog onmooglijk geweest , de vooröordeelen, op die valfche Hellingen rustende, diezo diep in zijn hart waaren geworteld , dat zijals zijne twe-.de natuur uitmaakten , afteleggen.Die werkten nog in zijn hart. Nu werd SER­V E T van alle Hervormers aangemerkt als een allergevaarlijkfteSekfccftïc'Jter, die den vijanden derHervorming magtig de handen fterkte, en degezuiverde leer des Evangelies geheel den bodemdicht inteflaan. Gehaat nroest deeze man dier-JN 3


xvn.EEUW.108 Beknopte Letterkundigs Gefchiedenislijk waaren toegedaan, en op gezette tijdenbij eikanderen kwamen. Onder hetzelve bevonden zich LEONARD BI:SA-LIS, JOHANNES VALENTIN GENTI-LIS, JOHANN PA U LUS ALCIATUS,JAKOBUS DE CHIAR, JULIUS TRE VI'SANUS en FRANCISKUS DE RUEGO.Dithalven zijn bij K A L V I J N ; en daar hij in't vervolgenvan zulk eenen, Gods zaak meende te behartigen,konde het, menschlijkcr wijze gefproken,niet wel anders , of zijn verontwaardigdhart moest , zo dikwerf bet daarover ontroerdwerd, zeggen , die man moet uit den vjeg! Danhet gedrag van K A L V I J N kan ook nog uit eenander gezichtpunt befchouwd worden." ,, Wanneereen vijand," vraagt VAN HAIUELSVELDin zijnen tFclmeenenden Kaadgeevcr I. D */ 260.„ een verraader , een verdrukker het Vaderlandmishandelt, hoe zal dan het vuur van eenen wüarenVaderlander ontbranden '< waarmede hij dehandelwijze van DAVID, uit zijne zogenoemdevloekpfalmen afgeleid, als met du liefdewet v&nhet Evangelie overëenkoinftig , verdccdigt. Enzo mooge men dus ook vraagen , wanneer eenvijand, een verraader, een verdrukker, of ie.mand. dien men d>ar VCOÏ houden mag, denGodsdienst oniierinijiK ca verwoest, hoe zal hetvuur van ceovn Kristen ontbranden? Daar menbij de grondlegging van eene Republiek hetnou Jzsaklijk arln , de xodaanigen , die er opuit Jfijn, oin de geifgde «ronden telkens te ondergrsavcn,cu den vo^nfcouw op allerlei «vijzenzoeken ie verliinJercn , met den dood te ftraffen,rat reden toch is cr dan, om bet K A L V I J Nen zijnen mcdclicrvornieren xo kwaalijk te neemen,dat Tij bij dc Rt


der Syftematifche Godgeleerdheid. 199Die genootfehap werd ontdekt, en drie xvn.werden er bij het hoofd gevat : deezen E E U W »waaren de drie laatstgenoemden, van^welkende eerfte in de gevangenis ftierf, ende twee anderen door beuls handen terdood werden gebragt. De overigen,door de angst onthiust, ftooven op devlugt,vraagen, wat reden is er, om hun dit zo kwaalijkte neemen? K A L V I J N was het alleen niet,die zich hierin door zijnen Godsdienstijver vervoerenliet. M E L A N C K T H O N , die anders zozachtmoedige cn verdraagzaame man , gaf ook zijnegoedkeuring over het tercgtrtellen van SERVET.Hoe wreed was de befpotting van ZWINGEL omtrentde Wederdoopers , qui iterum vtergtt, mergetur."En met welk eene heete drift persteC R A N M E R zijnen Vorst E D U A R D den zesden,de ondertekening af van een doodvonnis, tegeneene arme vrouw uitgefproken, omdat zij tot daWederdoopers behoorde? C R A N M E R , de anderszo lofwaardige C R A N M E R , raasde van vervolgzuchten gezindheidsijver , en E D o A R Dfchreide, bij het onderfchrijven der Sententie,van menschlievendheid en medelijden. Welkeverfchillende uitwerkingen had hier de Godsdienstop het hart van C R A N M E R en dat van E D U A R D.en hoe fteekt het gedrag van den eenen bij datvan den anderen af! — Over het gene voor entegen K A L V I J N omtrent S E R V E T gezegd kanworden, zie men de Bibl. Brem I. peg. 763 etfeqq. MARTINET Hifi der -wereld, II. « 101 er102. en s c H A R p Godgeleerde Hifi. Verband,bl. 82 en 33.; en over de leer en het leevetvan S E R V E T zie men V B N E M A H. E. VII,*. 461—483. Hoe veel vrees S E R V E T , nog 11rRANKRijd zijnde , reeds voor den marteldood hadde , blijkt uit een' brief van hem aan B C O U MV A D 1 v s , te vinden in de Eplfiolae ab EcclefiaHelvet: Reformatoribus vel ad ets fcriptae , pag"- 7 >— N 4


aoo Beknopte Let er kundigeGefchiedenisXVII. vlugt, en zwierven door verfcheiden oordenvan E U R O P E om, overal hec zaadEEUW.hunner dwaalingen ftrooijende , 't welkop veele plaatzen wortel fchoot, weeligopgroeide, en het zaad der waarheid, datop den gezuiverden Kerkakker gelukkigLiitfproot, niet weinig verdrukte. In hecTurkfche gebied en in Z W I T Z E R L A N Dhield zich een groote hoop van deezemenfehen op. Doch zich daar ten landenlaatften ook niet meer veilig achten-3e, namen zij de wijk na P O L E N , alwaar] ' E T R U S G O N E S I U S , een egt leerlingran S E R V E T , een jaare 1556de leer der» Iritëenheid 't eerst openlijk begon te be-1 Irijden (*). Anderen, door zijn voormeldaangewakkerd, volgden hem hierin\I mbefchroomd. En door hunnen rustlooenijver bragten zij het fpoedig zo vcr-'i5 e, dat niet weinigen, zelfs verfcheiden« delen des lands, hunne gevoelens omlelsden,en hunnen aanhang veel gezagsIn luisters bijzetteden. Hun aanhang was3 i P O L E N ten jaare 1565 in gezag en1 uister zodaanig toegenomen, dat de HerormdeKerk in twee partijen verdeeld•ï «are, w:;arvan de grootfte partij drie peroonen,en de kleinfte éénen perzoon in2J- et Godlijk weezen erkende. Dit zelfdeI; reeg ook plaats ten jaare 1568 in ZE-VENBhRGEN ('f). In P O L E N heeftzich(*> Vide L unie NIE err Hifi: Ref: Pol.'pi 3.Cf) Vide KOP,! HOL TI Hifi: Eed: p. 786.Jv en zie ook FORMÏIJ K. li, 11. D. I. Sc. bl.3 10 en volgg.


der Syfïematifche Godgeleerdheid. 201zich een groot deel van deeze Unitarisfen XVII.ten jaare 1569 neêrgenesteld in de Stad SEüW.R A K O W , waar zij eene boekdrukkerijaangelegd, en naderhand ook eene fchool,die zeer vermaard werd, gedicht hebben.Uit hóófde van dit hun eindelijk vast enongedoord verblijf in P O L E N , zijn zijlangen tijd Poolfche broeders genoemdgeworden (*). In 't midden der zeventiendeeeuw zijn zij echter allen, tot ééntoe, op eene gewelddaadige wijze wederuit P O L E N verdreeven, cn verdrooid geraaktin SILfeSlÖ , B R A N D E N B U R G ,P R U I S S E N , cn eldersCLXVI.(f).Alle deeze lieden kwamen daarïn zamen,dat zij zich met geweld en krachitegen de leer der Drieëenheid delden.de Godheid van den lleere JE sus ervan den Heiligen Geest loogchenden, eralleen de Godheid van den Vader erken'den; van waar zij Antitrinitarisfen, doe! imeest Unitarisfen genoemd zijn gewordenDai t(*) Over hunne wederwaardigheden ,in alle hun«e omzwervingen door E U R O P A , voor dat zi iin P O L E N eenigen adem mogten fcheppen, eivrijheid van Godsdienst bekwamen , lee/e meiL U B ! E N I E C U Hifi. Ref. PoL p. 2-8 en 285M A I M B O U R G Hifloire dt VArianisme III. p338—354.. L A M I J , Hifluire ilu Soctnianismeen R A M B A C H 1. 1. p- 44 en 45.(f) Men leeze daarover M A J M B O U R G HifirArian. ill. pag. 575—377- E N BAIJLB JJSÜieart. s o c 1 N.N 51t


ica Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. Dan voor het overige liepen zij in hunneverklaaringen van de leer nopens denE EU W.Zoen en den Heiligen Geest, geheel uiteikanderen : 't gene de één omhelsde,werd weder door den anderen verworpen.Zij werden van elkandtren önderfcheidendoor de Sektenaamen van Farnovicanen9Bttdneaancn, enz. (*). 'tGrootfte gedeeltefchijnt Ariaanschgezind geweest te zijn.LELIUS SOCINUS, die doorgaans als hethoofd van deeze lieden aangemerkt wordt,weet men eigenlijk niet, hoe gedacht heeft.Deeze man bragt verfcheiden jaaren doormet onderzoeken * twijfelen, en redetwisten. en ftieif nog jong zijnde, mooglijk inonzekerheid, altoos zonder openlijk eeneifandvastc belijdenis van zijne gevoelensafgelegd te hebben , in de gemeenfehapder Hervormde Kerk te ZURICH (t)-«Hij(*) Over den oorfprong deezer Sektenaameniie nun MOSHEI M K. G. VII. bl. 375 en 478.(f) ln RAM BA cHS gefchrift Pellis ovina So'I •in. detr: pag. '.6 vind ik uit H O T T I N G E R SVifi: teel- N. T. pag. 422. aangehaald ten gelegdevan L E L i Vs SOCINUS, waaruit men kan;ien , hoe huiverig hij zelis in 't begin geweesti s, om de woorden drieëenheid. perzoon, enz.i chter de bonk te werpen. Ego, zegt hij, Trii'iiatis , perfonarum , vizo^atrieng, confulflanlialilais, et alias fimiies voces agnofco non recens ex-Lii ogitatas , fed a mille trecentis annis , inde us.ue a iempóribus j u s T I N I M A R T IJ R I S inéoto fere Chrijliano orbe fuisfe ufitatas , & quiemmaximis graz'ijfimi que de eau fis. Verum ta-te»ten libire dieam quod feiitio , ego modis omnibusrobarem , fi adhuc verbis CHRISTI, Apoflolorumf | ' Euangclijlaïtim chïifiiana, apofiolica cC euan.ge.


der Syffeniatifche Godgeleerdheid. 203Hij ftierf den 16 van Bloeimaand 1562 XVII.oud zijnde zeven en dertig jaaren ( * ). 5Ka den dood van deezen LELIUS werdeerst vermaard F AU s T us SOCINUS, des •zelfs broeders Zoon (f). Deeze wasge.. E U W»gelica files tiobis explicaretur etc. En Iiierïnvcrfchi'de hij niet van onxe Hervormers. Menvergelijke 't gene ik van deezen aangetekend hebin het tiveede deel deezes werks hl. 206, waarbijik hier nog voege het oordeel van KALVIJNover de woorden drieëenh/id , perzoon énz. iuzijne Inflit: Chrifl: Relig. Lib: 1- C XIII. $• 5-Ka dat hij uit *t gene met ARIUS en SABELLIUSvoorgevallen is, de noodzaaklijkheid van het gebruikdier woorden aangetoond heeft laat hijvolgen. Utindm fcpulta effent (naamlijk de gemeldewoorden) conjluret modo haec int er om.ftes fidei, Pctrem fi? Filium fi? ispiritum effe u/turnDeum, ncc tarnen aut filium effe patrem aut fpiritumfilium , fed proprietale quadam effi diflindos.f*} L. SOCINUS was een voornaam Rechtsgeleerde, cn ook een zeer bedrceven Theologant;hij verlioiid Grie'nsch , Uebreeuiosch en ook Arabisch, en was, gelijk ZANCHIUS van hem ge.tuigde, een man van een onbefproken gedrag.Vide CLOPPENBUR.GII Compend. Socin: conf:in opp. eius pag. 327. Met ZANCHIUS heefthij veel offigangs gehad. Met M E I , A N C U I H Ü N ,B U L L I N G E R . , B E Z A , M U S C U L Q S , MAR.-TIJR., en ook met K A L V I J N heeft hij varfcheidenbrieven gevvisfeld. Vide CLOPPENB.1. I. Zijne ' Schriften , na zijnen dood uitgegeeven,worden opgcoemd van BAIJLE, DiBion.arf Soc. pag. 1060 en van v ENE MA Hifi: Eccl-VII. pag. 503 cn 504 , waaronder ook voorkomteene parafrafe over het eerfte Hoofdftuk van 'tEvang. van JOHANNES , die, zo als ZANCHIUSzegt, niets anders is, dan een opgewarmdFotinianistnus,Conf. RA IJLE /. /.• *) LELIUS cn Ï A U S T U S SOCINUS waarenJ»eidcn uit het aanzienlijk gefiacht der SOZZINI ,'t welk'


a©4 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. gebooren te SIENA den 5 van Winter'ÏEUW. maand 1539, en opgevoed niet voor denleerdoel en voor de Kerk, maar vooreen fchitterend leeven onder de grootender wereld, en voor het woeïSchtig hof.Te ZURICH vond hij , bij zijns oomsoverlijden , een' bundel GodgeleerdeSchriften. Deezen bewaarde hij zeerzorgvuldig ; en eerst twaalf jaaren daar] ia, toen hij de rustlooze bezigheden vantardfche grootheid aan het Hof van denIrroot Hertog van TOSKAANE moede:ijnde, zich te B A Z E L flil nedergaf,treeg; hij voeglijke gelegenheid, om zeI;ezet door te iludeeren. 't Gevolg hierran was, dat hij er een zeker zamenftcl}


der Syftematifche Godgeleerdheid. 205POLEN neder, en zocht zich aldaar te XVILverëenigen,met de Unitarisfen, die mee- EEUW.1 endeels AHaanschgezin'd'waaren. FAÜ*STUS SOCINUS was echter op het voetfpoorvan zijnen oom LELIUS, met eenigeanderen nader aan het oude gevoelenvan den Bisfchop FOTINUS, die in devierde eeuw geleefd heeft, en fchreefaan den Heere TESUS geen aanweezentoe voor zijne ontvangenis in de MaagdMARIA , terwijl hij den Heiligen Geestniet als een' perzoon, maar als eene Godlijkekracht aanmerkte (*). Dit gevoelen poogde hij onder de Poolfche Unitarisfenin algemeencn omgang te brengen.Zulks viel hem in 't eerst vrij moeilijk,er Irare, is het blijkbaar, dat LELIUS SOCINU 1in zijn leeven niet als een Unitaris bekend ,zi igeweest. BEZA kon eerst van achteren zienzo als hij fchrijft in dien Brief, dat de man gewcest waare Plcnus vttriarum hacrefium , quas quafi caufa rtispulandi ubiqtte proponere fucrat folitus, & fimulandi artifex adeo egrsgius, ut 1101 !Ï E I A M folum & z * N c u t u M fed ipfum etian tP t i l L I P P U M M E L A N C H T H O N E M til fu'l a'llicitiam pcrtravtrat. Wat ook tot lof en lak vai iLELIUS SOCINUS door önderfcheiden Schrijveren is ingebragt, 't is mij voorgekomen, da thij een man geweest is , die uit goede bcginfslen, niet zo zeer dus om eene Sekte te ftichtenmaar om de rust van zijn Godsdienstig hart t Bbevorderen, de waarheid nagefpoord heeft. Orgelukkig was het voor hem, dat hij die niet gevonden heeft!'(*) PHOTINI Sirmienfis Episcopi doftrina cde Triaitate fe cum fuis adhaefilfe diferte pr


20,6" Èiknopie Letterkundige GefchiedenisXVTI. en het was alleen met behulp van zijneEEÜ W. welfpreekendheid, voorzichtigheid, braafheid,en het /ertrouwen, 't welk men ophem kreeg, dat het hem ten laatlleri gelukte,den grootden hoop tot zijne begrippenover te haaien. Ert zo had hijde eer van de Hervormer der Unitarisfente worden. De Godgeleerdheid deezermenfehen bekwam dus door den weg eengeheel ander aanzien, dan zij tot nog tosgehad had. Te vooren was zij doortrokkenmet de Hellingen van ARIUS, maarut draalde er zichtbaar in door het Foti-•üanismus; en daar FAUSTUS SOCJNUSn verfcheiden punten ook de leer derVelagiaanen omhelsde , werden nu ookI liet weinige andere leerdukken, als de; verzoening, de vechtvaardiging, de yoör-5 •erb'rdening, de verdorvenheid, de onnagt,de eeuwigheid der ftraffeh , de14 tart der Sakramenten enz. , op eenejcheel andere v/ijze voorgedraagen , danf•oorheen. 't Gene daaromtrent van de]'rotestanten geloofd en geleerd werd ,I lefchouwden deeze menfehen als volks»c waalingen, die uitgemonderd dienden tet /orden (*). Wijders Haakten de Urnirisfenallen twist, en fchoon zij het tinai-C*~) Pdagianorum haerefe» magna ex parte iriocinianorum Theologüm transmigratie, quiseit,g ai non p^erfpexerit ? Canf. L A N G I U S caufae2 iet. T. III }pag. 798—984. qui Socinianorum opeonescirca i'alutis fündamentum & ordinem 1'uc»lic: ncte exhibuit & confuuvit.


èsr Syfïematifche Godgeleerdheid. 207alle punten mee SOCINUS niet geheol XVII.ééns waaren, maar hier en daar verfchilden,verëenigden zij echter zich metEEUW.elkaêr tot ééne broederfchap onder hetbeftuur van SOCINUS C*)* Eindelijkftierf deeze Partriarch der Unitarisfen,op het landgoed van eenen PoolfchenEdelman, ABRAHAM BLONsrn,nietverrevan K R A K O W den 3 van Lentemaand1604 (f). En na zijnen dood zijn deUnitarisfen altijd Sociniaanen genoemd geworden.Onder dezelven zijn 't meest vermaardgeweest VALENTIJN SCHMALTZ,KRISTOFFEL OSTOROD, JOHANNESVOLKELIUS, JOHANNES KRELL,MAR-TINUS RU A RUS, enz., die allen voorheenden Protestantfchen Godsdienst wiaren(_*") Zulk eene verëeniging ftrookte met hun.11e beginzels. Zij hadden vrijheid van denken,fpreeken en leeren, en moesten, met elkaêr ééngenootfehap uitmaakende, daarom, wanneer zcvan elkiinderen verfchilden, ook eikanderen onderlingverdraagen. Dan, indien het waar is,'t gene verhaald wordt, dat OSTOROD , omdat hijmet zijne broederen niet éénftemmig dacht, verweezenzij geworden , om zijn leeven lang alsleeraar te BUSKOW te blijven, daar hij eene zeergeringe ftandplaats had, ftrekt zulks den vrij.heidlievenden Unitarisfen toch niet zeer tot eer.—Deeze bezonderheid aangaande OSTOROD verhaaltRAMBACH, /. 1. p. 11a en 113.(t) Men leeze over het leeven en de leervan F. SOCINUS BAIJLES Djft: llilt. Art. Soc.MOSHEI MS K. G. VII. bl. 317- en volgg. Ve>NEMA H. E. Vil. pag. 504—509. FORMEIJKort Begrip der K. H. II D. 1 St. bl. 324—336,€a meer anderen.


ao8 Beknopte LetterkundigeGefchiedenisXVII.EEUW,ren toegedaan geweest. — Uit dit hiftorischverflag van de opkomst der Sociniaanenziet men, dat, fchoön er tusfehende vroeger en laater Unitaris'è'n,betreklijk hunne jeer, een groot verfehilwordt .waargenomen, de laatften echterils afkomftig van de eerften vrijlijk moogenworden aangemerkt (*).CLXVII.(*) In het oordeel over de opkomst der Unitarisfenloopen de Geleerden zeer uit eikanderen.G E R O E S beweert in zijne aangehaalde Go.tgeleerdeverhand, bl. 75, dat den Unitarisfen niet denaam van Sociniaanen , maar van Servet'aanennioest gegeeven zijn geworden, uit hooide, datP E T R U S O O N E S I U S de leer van S E R V E T inS O L E N en F R A N S D A V I D S Ze in Z E V E N ­B E R G E N zoude overgebragt hebben. Dan gegeelhet tegendeel wordt gedfeeven door M o s-H E I M in zijne K. G. VII. bl. 333—337. Deezewil de oude en nieuwe Unitarisfen geheel vaneikanderen fcheiden , en voor bezondere Sektenhouden. Beiden, dunkt mij, hebben de zaakriet bij het regte einde; en, onzes achtens, zalreen hier een' middenweg moeten inflaan. Welgeloof ik met G ER DES, dat de leer van SER­V E T in Polen , in Zevenbergen, en elders vanvcelen is aangenomen geworden; maar zouden er,voor dat de leer van S E R V E T aan deezen wasbekend geworden , niet ook reeds veclen ginsen hier geweest zijn , die eene diergelijke leerkoesterden, zo dat, tben de leer van S E R V E Ttot hen kwam , dezelve hun niet geheel vreemdwaare ? Zouden er voor dien lijd niet gins enhier verfcheiden Unitarisfen in den hoek gezetenhebben , die zich zomwijlen eens zien lieten ,en zich dan weder fchuil hielden. Wie tochwaaren die lieden , welken in 't eerfte artikelvan de Augsburgfche Belijdenis, opgelteld ten jaare1529, nieuwe Saniofateniaanen genoemd worden? Onder deezen was gewis niet SERVE,.TÜSt


der Systematifche Godgeleerdheid, aopCLXVII.De leerwijze der oude Unitarisfender Sociniaanen heefteen bij uitiTek fchoonvoorkorren.Maar zo ergens de fchijn bedriegt,dan is het hier.Hunne leerwijzeheet eene eenvoudige, en voor elk menschbevatlijke Bijbelverklaaring, die naar alge-EEUW.enmee-T U S , naardien deeze toen nog niet bekend was.Het moeten ongerwijfeld de zodaanigen zijn geweest,die op meer dan eene plaatze van hunneSamofateniaanfchc gevoelens mompelden , en denHervormeren niet onbekend waaren. Even gelijkdie mannen, die L U T H E K en Z W I N C E L , toendeezen her werk der Hervorming aanvaarden , bijvielen, reeds lang voor.heen geene papisten , maaronroonisch in hun hart waaren; even zo zijn erook reeds lang voorheen, eer S E R V E T voorden dag trad, heinilijk Unitarisfen geweest; onderwelken genoemd wordt L O D E W I J K H E T *Z B R . In S T B A A T S B Ü R G inzonderheid verzekertmen , dat reeds voor het jaar 1529 veeleUnitarisfen gevonden wierden. Zie vier Sendfchreibenan M O S H E I M betreffende S E R V E T Ohirausgcgeben von A L I T H E A D O T O S K I , 1751,*/. 14. Dit waaren dus voorzeker geene Servetiaanen.Daar te boven zouden ook wel alle dieUnitarisfen, die men weet, dat ten jaare 1534zich in S A V O I J E ophielden, en die ten jaare1537 in Z W I T Z K R L A N D delioorens opftaken»leerlingen van S E R V E T U S geweest zijn , ofdoor het leezen van 's mans gefchrift, ten jaare1531 uitgekomen , ontdaan zijn? Zulks toch isniet wel te denken, te meer, dat deeze lieden jingevoelens zo zeer van eikanderen verfchilden. —Dit nu in aanmerking genomen zijnde , vervaltvan zelve de gedachte van G E R D E S , dat deUnitarisfen eigenlijk Serve'iaanen behoorde ge»noemd worden. — Wat nu het gevoelen vanM O S H E I M aangaat; deeze grondt zijne meeningIII. DEEL, OW-Axvn.


xvn.EK21 o Beknopte Letterkundige Gefchiedenismeene uitlegregels is ingericht sn zij heetUW. volmaakt het tegengeftelde te zijn van dieder Roomschgezinden. Van zulk eensleerwijze was in de daad iets goeds tewachten geweest, waare ze maar niet buitende juisten paaien van eene betaamlijkedenkensvrijheid gezet', en waare de bedoelingvan deeze menfehen, om de Godge-daarop, dat LELIUS SOCINUS , zijns oordecis , niet.kan geplaatst worden onder de leden van het beruchtegenootfehap, 't welk ten jaare 1546 in vs-NE Ti o vergaderde, en aldaar door den geesfel derlrquilitie int eikanderen gejaagd werd; en wel omdathij toen nog maar één en twintig jaaren oud was ,en het niet wel te begrijpen is , hoe een jonglingvan die jaaren zijne Vaderftad SIK N A in hetgroot Hertogdom van T O S K A A N E verhaten , enna VENRTië zoude gaan, met geen ander oog.merk, dan om met gelijkdenkende lieden overGodsdienstige onderwerpen te fpreeken. Maarjs daar wel zo veele onwaarfchijnlijkheid in , al»M


der Syftematifche Godgeleerdheid. 211geleerdheid te verbeteren, maar zuiver XVI Ugeweest, en niet door andere averregtfche Bauw.bijoogmerken uit haaren regten Hand gedrongengeworden ! „ De leer van denGodsdienst moet populair worden voorgedraagen.Men moet ze fchrifrniaatigVoordellen, en alle redekundige fpitsvindighedenvermijden." Dit was hunnehoofdhoordheeft , dan evenwel is het toch meer,dan waa'rfchijnlijk, dat hij naderhand met deledenvan hetzelve, rlie door EUROPA* verltrooidwaaren geraakt, gemeenfehap gehad heeftop zijnereizen, vooral in ZWITZEKL/IND, daar hij zichlang opgehouden heeft; en veelen Van die leden ge-Vonden werden, en-dat hij zo 't eene en andeite van hunne gevoelens zal overgenomen hebben,die toch grooteudeels, naar zijnen fmaak waaren. •liet bcfluit uit dit beredeneerde is dus, dat deoude en nieuwe Unitarisfen niet wel van elkaêrkunnen gefcheiden worden. — Wanneer men nuwijders onder het oog houdt, dat de oude Unitarisfenvoor en na S E R V E T niet éénsdenkendwaaren, maar dat FAUSTUS SOCINUS zünebegrippen ontleend heeft uit da nagelaaten Schriftenvan zijnen oom L E L I U S , en dezelve in een*Fotiniaanfcben en Pelagiaanfchen form gegootenhebbende, die als Zodaanig onder de Unitarisfenheeft ingevoerd, volgt hier uit, dat de Unitarisfenna den tijd van F. SOCINUS geheel nietwel Servetiaantn kenden geheeten worden, gelijkc ER DES meent, maar met het grootfte rechtSociniaanen genoemd zijn geworden; en dat welde eigenlijke opkomst der Unitarisfen in het donkereligt, doch dat de voortgang derzelven moetgezocht worden in het meergemelde Feneliaanfebegenootfehap, en zij allen eene éénpaarigeen vaste belijdenis aangenomen hebben bij hetleeven van FAUSTUS SOCINUS, of liever inde hoofdgevoelens overeenitenniend zijn geworde»piet en door deezes mans onderwijzingen.O %


fl 12 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. hoofdregel , waarnaar zij voorgaven tewerk te gaan. En met deezen fchoorifchijnendeh regel hebben zij veelen ver*leid, die een' weerzin van de Scholadiekcrijhadden, en wars van ijdele twistenover allerlei geopperde vraagflukken waaien.Zodaar.ïgen konden zij ligtlijk varthet eene tot het andere uiterfle, van eeneal te opgepronkte tot eene al te eenvoudigeleerwijze doen overflaan. Dan deeze regelzoude niet zo gevaarlijk zijn geweest,indien zij niet tevens als een' tweeden regelhadden aangenomen, ,, dat men inde leer van den Godsdienst niets toelaatencn plaats geeven moet, dan 't geneuit de begrippen van de bloote reden desmenfehen verklaard en betoogd kan wórden."Deeze tweede leerregel belettehen , om van den eerstgemelden regeleen behoorlijk gebruik te maaken. Beidedeeze regels willende in acht neemen,konden zij niet anders, dan op een kontradiekewijze, bij de voordragt der leerte werk gaan. In het behandelen derKristlijke waarheden , bezonder der geloofswaarheden, werd de geopenbaardeleer jammerlijk van hun verknoeid» Inftede van de waarheden optevatten, zo alsze ons duidlijk in den Bijbel zijn bekendgemaakt, en ze naar de vatbaarheid vangemeene verflanden, met fchriftmaatigeuitdrukkingen, voor te dellen, redeneerdenzij er uit wijsgeerige gronden uitvoerigen breed over; terwijl het overligtvan hunne redekunde hen tot allerlei


der Systematifche Godgeleerdheid, 113lei ingewikkelde navorfchingen deed over- YVTfflaan* *n het Refultaat van hunne begrip-A V l upen met kwaalijk verklaarde BijbeIteklten EEUWf 'bepleisterd werd.Op deeze wijze hebbenzij niet zelden de waarheid verdraaiden verdonkerd, meer gezags toekennendeaan het benevelde licht van hunne menschlijkereden, dan aan het heldere licht derGodlijke oirkonden (* ).Zulk eene wijzeC*) Dat zij meer hunne eigen donkere begrippenvolgen wilden, dan de duidlijkiïe uiifpraakender heilige Schrift , fchaamden zij zichniet, ronduit te verklaaren , zo als blijken kanuit twee plaatzen in het werk van F. SOCINUSdel. c Servdtore, die te merkwaardig zijn, omhier niet afgefchreeven te worden. P. III. C. II.fchrijft hij, Si ubique clarijftmis verbis in SacraScriptura tejlatum reperiremus , C H R I S T U Mnoftrorum enminum poenas luiiTe , fic tarnen remfe habere , nobis nondum compertum ejfet. EnCap. VI., gezegd hebbende , dat er geene ééneplaats in den Bijbel te vinden is, waar van dogenoegdoening des Zaligmaakers aan de Godlijkegerechtigheid voor onze zonden gewaagd wordt ,vaart hij dus voort. Ego quidem, etiamfi nonfemel, fed faepe id in Sacris monimentis fcriptumextaret , nou idcirco tarnen ita rem prorfus fehabere crederem , ut vos epinamini. Dan hoeonbegaanbaar SOCINUS met zichzelven waare,kan men zien uit het gene hij fchreef in Epilogtad folutionem fcrupulorum Opp. T. I p. 333.Siquid, dus luiden daar zijne woorden, in fcripturaelibris nou uno tantum aut altero in loco,fed ubique pas/im , idque clarijjimis verbis, contellatumdeprehendimus : nihil prorfus eft nobisdubitdndum quin id Veriflirnum, fit, quidquidhujus feculi fapientia nobis fuadeat. Alioqui fiex ferrfu uoftro in rerum divinarum cegnitione ullaratione pendere volucrimus , eumque apertijfimisSpiritus faneïi tejlimonïh opponere , factie fiet , utin omnem pielatis neglecium prolabamur.O3


si 4 Beknopte Letterkundige GefchiedenUXVII. ze van doen veroorzaakte tevens, dat 't•JEuw. gene den eenen geviel, den anderen wedermishaagde , en dat het gene bij deneenen waarheid was, bij den anderen % alsdwaaling verworpen wierd, naardien elkde leer "des Kriscendoms om de fpil zijnerbezondere redeneerïngen draaijen deed.Hun geloof dus, op een' vlotten grondvan menschlijke wijsheid waggelende, wasgelijk een roerloos fchip in de volle zee,'t welk met allerlei wind en flroom herwaartsen derwaarts voortllingert. — Enmet dit alles beweerden nog deeze menfehen,dat hunne geloofsleer de eenvoudigeApostolifche leer waare, die van deKristenwijsgeeren, maar inzonderheid vanJUSTINÜS den Martdanr, bedorven,doch nu door hun weder i:eheel gezuiverden herfteld was geworden (* >(•) Zij wenden voor,'dat niemand voor JUS­TINÜS den Martelaar kan genoemd worden , diein zijne Schriften a*n KRISTUS eene Godlijkenatuur toegefchreeven , en hem als den eeuwigenGod geëerbiedigd heeft. Vide D A N : Z W I C K E -R.1 Medici Gedanenfis henicum Irenicorum p. 14& feqq Iets diergelijks wordt ook. beweerd vanJOHANNES ERASMUS, Rcftor te ANTWERPENin een boeksken, getijteld, Discurfus, 1,1 quodemonflratur Regnum Antichrijli Jlatim poft Apoftclorumtempora caepife, tf concilia omma ip.fumque adeo Nicacnum hac pefte infeiium fuijfe.Zie over deezen man en zijne Schriiten ZELT-NERI IHft: Crypto-focin: Altorf. T. I. p. 244& Scqq. et LAAN II Difert. de Tol. civüt etc.p 38. — In 't zelfde jevoelen fton.d ook SAN.p'ius! zie zijn werk Nucleus tiift. Eccl. Conf. Z.GRAP mi Syft: noviff. Centrov. T. I. p. H a.


der Syftemitüfchc Godgeleerdheid. 115CLXVIII.XVII.EEUWDe hoofdzomvan der Sociniaanen'Gods*dienst leer worde van de Lutherfche en HervormdeTheologanten zeer verfchillig opgegeeven, en van zommigen in een draaglijk,maar van anderen weder in een zeerondraaglijk licht voorgefleld. Zie daareenige punten, welken ik niet twijfel, ofbehooren tot het egte SocinianismuU,, De weg ten eeuwigen leeven is geopenbaardin de heilige Schrift, en welvoornaamlijk in het Nieuwe Testament.De gezonde reden moet in het fluk vanGodsdient onze gids zijn, en het twijfelachtigebeflisfen. KRISTUS is Godszoon genoemd , omdat hij ontvangen isvan den Heiligen Geest; omdat hij dus,naar dien de Heilige Geest Hechts eenekracht van God, en geen. perzoon is,God, en niemand anders, tot zijnen Vadergehad heeft, omdat God hem daarenbovenaan zichzelven in oniterflijkheid,in magt en heerfchappij gelijk gemaaktheeft, en om meer andere redenen. Hijis Gods eenig gebooren zoon, omdat hijalle andere kinders van God, uit hoofdevan zijne gelijkheid met God, en vande liefde, die God voor hem heeft, verreovertreft. Hij is wel geen perzoonin de Godheid , en heeft wel eigenlijkgeene Godlijke natuur, maar moet tochvoor God erkend worden, wijl hij Godlijkemagt en heerichappij over' ons ontvangenheeft. Hij wordt onze Zaligmaa-O 4ker


216 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. ker genoemd, omdat hij hec eerst de za-* E U W ligheid aan ons verkondigd, bevestigd,en met zijn eigen voorbeeld aangeweezenheeft. Thands in den hemel zorgt hijvoor onze zaligheid. En ééns pamaalsfchenkt hij ze ons. Eer' hij ons den wegder zaligheid geopend heeft , is hij tenhemel gevaaren, en daar heeft God hemvan alles onderricht, wat hij ons leerenmoest. Hij verlost ons van de llraf derzonde door de kracht van zijnen dood,welken hij volgens den wil van God ondergaanheeft. Hij verlost ons van dezonden zeiven door zijne magt, die onsvan de zonden aftrekt, fcellende ons tevensin zijnen perzoon voor, hoe veel. heils het ons verfchaft, wanneer men hetzondigen Haakt. Hij heeft wel niet vooronze zonden voldaan en betaald, maar eenbarmhartig en getrouw Hoogepriester zijnde,heeft hij volkomen magt ontvangen,om ons van de draf te bevrijden, en vande zonde te reinigen. Het geloof, waaropde zaligheid volgt , is gelegen in tweevoornaame hoofdpunten: 't eerfte is, datmen niet alleen op God, maar ook opden Heer JESUS vertrouwt; en het andereis, dat men God en den Heere JE­SUS in 't gene zij ons gebooden hebben,gehoorzaamt. Allen kunnen de gebodenvan God en den Heere JKSUS geïioorzaamen,indien zij maar willen. En allen,die zulks doen , zullen eens ten genendage met- nieuwe ligchaamen omkleed worden,wanneer hunne zielen uit den ftaatvan


der Syftematïfche Godgeleerdheid. 217van gevoelloosheid ontwaakt zullen zijn, XVII.en zo in den hemel de zaligheid volle- E au wdig genieten. Zij in tegendeel, die in dezonde hardnekkig volharden , zullen ditmet de fchriklijklte Itraften moeten bezuuren,die in eene volfligen vernietigingzullen uitloopcn. De Kinderdoop is eennietswaardig kinderfpel; de doop is eeneplegtigheid, die alleen aan bejaarden bediendmoet worden (*). En bet Avondmaalis- flechts eene blyote gedachtenis*viering van JE sus dood. Dit is de hoofdinhoudvan 't fteliel der SociniaanfcheGodgeleerdheid (f). Bij allen evenwelwerd hetzelve niet op eene gelijke wijzevoorgedraagen, eh allen hebben over deopgegeeven punten ook niet gelijke gevoelens.Hunne vrijheid van denken enkeren kan ook zulk eene gelijkheid in .alles niet medebrengen. De meesten echterkomen over 't algemeen in het opgenoemdeovereen.CLX1X.(*) Zomraigen echter houden den Kinderdoopvoor geoorloofd: doch anderen verwerpen diengeheel en al; zelfs zijn er die den doop van ,bejaarden tevens oolc volftrekt' wraaken. VideV O L C K E L IUM de Verci Rei, L. VI : 14.(t) Verg. v £ N E M A Hüt: E. VII p. 517.MOSH. K. G- V-I &l- 367 en 363 en de Schriftenvoor en legen het Pruisfifcbe Religions edikfI St bl. 1^5 en volgg. Die anders een kort begripvan de leer der Sociniaanen , met hunneeigen woorden opgegeeven , leezen wil , loopedoor het Compendiolum van V O U S T I U S , en hetCompmdiolum van WOLZOGSN, van welken beióenin 't vervolg nad«r-0 5


XVII.»18 Bekmpte Letterkundigs GefchiedenisCLXIX.HUW.Het Ieerflelfel en de leerwijze der So*cinicianen kennen wij uit hunne uitlegfchrifcen.De meeste Sociniaanen hebbenzich fterk toegelegd op hec verklaarenvan het N. T. gelijk men zien kan uitde beruchte Bibliotheca Fiatrum Polo*tiorum. Dan wij kennen ook hun leer-Irelfcl en hunne leerwijze uit hunne SijftematifcheSchriften, die hier alleen in aanmerkingkomen , en waarvan wij eenigenopnoemen en beoordeelen zullen.'tEerfte Sijftematisch gefchrift der Urttrtar is/en 't welk ons onder de aandacht valt,is een Katechismus of geloofsbelijdenis, te, KRAKow gedrukt 1574 in duod. onder deezentijtel, Catechefls & confejfio fidei cetertusper Pcloniam congregati in nomine JEsvc HRI ST /, Domini noftri, crucifix1& refufcitati. Als Schrijver van deezenKatechismus ftaat bekend GEORGIUSSCHOMANN. De geleerde MOSHEIMheeft een Exemplaar van dit zeldzaamvoorkomend boek in bezit gehad, en kondus, na hetzelve geleezen te hebben, erhet best verflag van geeven. Hij meldt (*),dat het ftelfel van Godgeleerdheid, daarinbegreepen, aanmerklijk is wegens de eenvoudigheid,en geenszins belaaden is metSchcclfchefpreek wijzen of fijn ui tgeploozengefchilftukken, doch dat hec reeds, opver-fchei-(*) K. G. VII. */. 34Ó". en volgg.


der Syflematifchc Godgeleerdheid, 219fcheidcn plaatzen, den Geest van Soci- XVILniaanerij ademt. Dan men behoeft zich, EEUW.gelijk MOSHEIM er bij aanmerkt, daarover niet te verwonderen , als men inoverweeging neemt , dat de affchriftender Papieren, door LELIUS SOCINUSongetwijfeld in POLEN nagelaaten , inVeeler handen zullen geweest zijn; en dat,door het leezen derzelven, de Ariaanen,die voortijds de overhand hadden onderde Unitarisfen, overgehaald zullen zijngeworden, om hunne gevoelens, ten aanzienvan de natuur en het middelaarfchapvan KRISTUS te veranderen, "t Socini-(tnismus was echter toen nog in zijnekindschheid. De Unitarisfen, hebben wijgezien, zijn, onder het geleide van FAU­STUS SOCINUS, in vervolg van tijd,ten aanzien van het leerftellige en devoordragt daar van veel verder gegaan,en daar door eerst regt onder den naamvan Sociniaanen bekend geworden. Endit is ook de oorzaak, waarom zij naderhanddeezen Katechismus niet hebbenwillen gebruiken, maar alle moeite hebbengedaan, om hem uit de wereld tehelpen. In deezen Katechismus wordenzes voornaame hoofdftukken behandeld.Het eerfte hoofdftuk betreft God en zijnenZoon, JESUS KRISTUS; het tweede derechtvaardiging ; het derde de Kerklijketucht; het vierde het gebed; het vijfde >den Dóop en het zesde het Avondmaal.Ieder dcezer leerftukken worden in vraagenen andwoordea eerst uitvoerig om-fchree-


aüo Beknopte LetterkundigeGefchiedenisXVII. fchreeven, vervolgens nader opgehelderd,EEUW. en voorts met fchriftplaatzen geltaafd.Alles worde zeer oppervlakkig voorgedraagen; de denkbeelden zijn rauw enonbekookt; de Hellingen vlot en wankel:en verborgenheden of leerftukken, waarbijhet geloof alleen op de Schrift moetafgaan, worden er niet in aangeroerd (*).Tegen deezen Katechismus heeft gefchreevende beroemde ZACIIARIAS DRSINÜSeen werk, getijteld Refutatio catechismiAnabaptifiici & Samofatenici CracoviaeJE op F o R. M E IJS K. G. II Z). 1 St. bl. 325 cn3:6.(f) Exftat baec refutatio Catechismi Crscoviaui-vol. II. traS:. Eius Theo/og: p. 592. U R. s I-»JUS noemt deezen Katechismus den Katechismusder (ftderdoapers. Wij zien hier uit, dat de Unitarisfente K R A K O W ten dien tijde Wederdoopersgenoemd zijn geworden. En zij kondendien naam cok draagen , in zo verre zij indeezen Katechismus den Kinderdoop wiaakten, cn leeiden , dat de Doop alleen aan volwasfenmoest bediend worden. Verg. MOSH.K. G. 't a. p. En- mooglijk hadden zich ookwel eenige eigenlijke Wecerdoopers , die totMunfietfeht partij bcheord hadden , onder henvermengd. Deeze btnoeming was evenwel mettlit ailcs zeer onuaauwkeun^.


der Syfiematifche Godgeleerdheid. 221CLXX.xvir.EEUW»Daar deeze Katechisrnus van KRAKOWflechts eene ruuWe grondfchets was vande leer der Ufiitarhfth en FAUSTUSSOCINUS inzonderheid er zijn werk vanmaakte ," om de leer te. verbeteren , ofzo men liever wil te verergeren , werddit krakowisch opdel allengs achter dé• br.rk gelchoven , en de Schriften vanFAUSTUS SOCINI'S namen deszelfs plaatsin. Waarop met den tijd verfcheiden andereleerftellige Schriften gevolgd zijn,die naar den denktrant van FAUSTUSSOCINUS waaren opgeftcld. — FAUS­TUS SOCINUS komt hier dus wijders't eerst in aanmerking. Deeze heeft verfcheidenwerken gefchreeven , die meerof min eene Sijllematifche gedaante hebben,'t Eerde werk, 't welk, in zekerenzin , Sijdematifcher wijze van hem is ingericht,is zijn boek, getijteld De j E-su CHRISTO Servatore LiblV, uitgekomente BAZtiL 1578, doch zonderzijnen naam ( *). Dit werk is wel geeneigenlijk Sijdema der Theologifche gevoelensvan SOCINUS, maar hij redeneertover zijn onderwerp in hetzelve zeer orde •lijk voort; en in zo verre kan men tochzeggen, dat het een zamettjïel van Godgeleerdheidzij , wélk de gevoelens be­hels-(* ) Vide v E N E M x. II. E. VII. p. 505 etJLAANII Dijfert. Th. de loleranlia civili ad Sociptanosnon exten&enda pag. 7.


l2 2 2 Beknopte Letterkundige GefckïedënisXVII. ïelsde


der Systematifche Godgeleerdheid. 223't welk met ziinen naam het licht zag XVIÏ.Hier in de Nederlanden fchijnt dit boek EEUW»weinig bekend te zijn geweest; doch sr-BRANDUS L U B B E R T U S , Hoogleeraarin de Godgeleerdheid aan FRIESLANDSAkademie, heeft het met wederleggendeaanmerkingen uitgegeeven te FRANTKSRin 't jaar 161 ï, onder den tijtel van s*LUBBER TI de yr.su CIIRISTO Servator e ; contra F AU STUM S OC I NU M.Dat het werk van SOCINUS in ons Vaderlandniet .zeer veel opgangs gemaakthad, gaf misfehien aan DRUSIUS, denambtgenoot van L U B B E R T U S , aanleiding,om met deeze uitgave te boerten,en te zeggen , dat LUBBIÉRTUS , doorSOCINUS te wederleggen, veele Sociniaanenverwekt hadde ( f ). Dan ook m ; s- 'fchien wilde DRUSIUS er mede te kennengeeven, dat SOCINUS door L U B B R R-TUS Hecht wederlegd waare geworden,waartoe hij ook gegionde redenen hebbenkonde , doch waaromtrent ik mij verderhier niet zal uiclaatcn. Trouwens hetoordeel van DRUSIUS zal ook niet geheelvrij van alle partijdigheid zijn geweest,want hij en L U B B E R T U S waarenjuist niet de beste vrienden ( §).CLXXI.(*) Vide H O O R N B E E K I I Socin. Confut. T.in appar. ad controv. pag. 51.(f) Vide VRIEM. Ath, Frif. p. ifi.($) Dat zij de beste vrienden niet waaren,2ie men bij VRIEM:1. I. p. 54 B R A N D T Éi/1:der Bef: II. /;/. 323 en 324 en M. V I T R I N G Aannot. in Comp. c, VIT RING JE I. p. 244,


XVII.EEUW.S24 Beknopte Letterkundige GefchiedenisCLXXI.Van FAUSTUS SOCINUS zijn wijdersnog bekend de volgende Schriften, welkendè een meer en de ander minder een• Sijdematisch voorkomen hebben, 't Eerdeis SUMMA Religionis Chrifiianae i't welk door hem in hec Italhansch gefchreevenis, maar vervolgens in 'c Latijnvertaald, ten jaare 1611 te R A K O Wuitgegeeven, en 1654 nog eens op nieuwgedrukt i3 geworden. Het tweede isIractatus de Deo, CIIRISTO & SpirituSan&o , uitgekomen IÓII, waarin hecegre Socinianismus, zo als het van hetfirianismus önderfcheiden is, wordt aangetroffen.Het derde is PraeletllonesTheologicae, uitgekomen 1609 en 16*7,waarin eenige hoofddukken der Godgeleerdheidbehandeld worden. En ondern eer andere Schriften van hem dient tenlaaiden hier niet verzweegen te wordenzijn werk, getijteld Christianae Religionishrevijfima Inflitutio per interrogationes& refponjiones, quam Catechisniumvulgo yocant, Dit werk bevat eeneopgave van de leer, zo als ze van deUnitarisfen beleeden werd, toen zij SO­CIN v s als hunnen leidsman en leermeestergekoomi , en zijne gevoelens omhelsdhadden. 't Is uitgekomen te RAKOWten jaare 1618 in 8. Het Boek isniet volledig, maar flechts een fragmentvan een' Kacechismus der Socinoaanfcheleer.


'der Syfteüiatifche Godgeleerdheid. 225feer (*). Van dit werk willen wij nog XVII.het vólgende aanmerken. Hetzelve is op- EEUW.gelreld in vraagen en' andwoorden, 't IsVan geene'n grooten omllag , maar vrijZaakrijk, en zeer wel bewerkt. Eerst:handelt SOCINUS over den KristlijkenGodsdienst in V algemeen, vervolgenstover de kennis van God, den wil vanGod, de kennis van KRISTUS, de natteervan KRISTUS, het Godlijk beftuurvan KRISTUS, over het beft aansan KRISTUS, over het Priefterfchapvan KRISTUS, over de voldoening vanKRISTUS, over de neodzaaklijkheid vanden dood van KRISTUS, over de Godlijkemagt van KRISTUS, en eindelijk'over de Hemelvaart van KRISTUS,yoor dat hij zijne openbaare bedieninghier op aarde aanvaardde. In het doorbladerenVan dit werk heb ik opgemerkt,dat SOCINUS zijne gedachten duidlijkvoordek, en tevens iets, dat verleidlijkis, bezie, waardoor zulken, die flechtsop-. .(*) Men vindt alle deeze ert meer andere ge.fchriften van F. S O C I N U S in de Bibliotheca'Fratrum Polonorum , Tom I. Dit werk bevat in'z?ch de voornaamfte Schriften der Sociniaanen:'t zelve is in't jaar 1656, en vervolgens id58 teR O T T E R D A M gedrukt en uitgegeeven ; zo menzegt? op kosten en onder 't opzicht van eenenF. K U P E R U S , die voorheen Leeraar onder deRemonftranten was geweest, en 1696 te R O T ­T E R D A M overleeden is. Z^e de Jpchgic pourla Religion des HollandoU, par J E A N B R A U H ,C JOHANNES 'BRAHNIUS) P- 3*7 en 2J9.'t Geheele werk beflaat acht deelen.111. DEEL. P


£26* Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIL oppervlakkig denken , en geene Schriftsau w. plaatzen met Schriftplaatzen vergelijkenHgtlijk tot zijne gevoelens kunnen wordenovergehaald, — Onder de Schriftenvan SOCINUS wordt ook nog gevondeneen klein llukjen, getijteld, FragmentumCatechismi prioris F. S. S. qui periit inCracoyienfi rerum ipfius dirtpiiene. Dedoffen, in dit fragment behandeld , zijnover het onderfcheid van het oude ennieuwe Verbond, en over de kennis vanGods weezen. Aan het einde leest meneaetera perierunt (*).CLXXII.Nu komen wij tot een werk, 't welkonder de geleerden zeer bekend is, endoorgaans als bet voornaamlfe Sijftema,'t welk de Sociniaanen geleverd hebben,befchouwd wordt, 't ls de RakowfcheKatechismus, van welken wij hier gewaagenmoeten. Deeze Katechismuswerd uitgegeeven in het Poolsch te RA­KOW in 't jaar 1604 of 1605 (f ).EnFragmentum hoe infertum efl Ziulioth.Fratrum Polonorum I. pag. 677—689.( f ) Het jaar , waarin deeze Katechismus he"eerst uitgegeeven is, fchijnt eigenlijk niet welgefteld te kunnen worden. BUBDEUS / /. I.f- 455 en v E N E M A H E. VII. p. 5°9- bepaaleahet op 't jaar 1604, maar volgens PFAFF /. I. I.p. 266, WALCH, l.l.l. NIEMBIJER,'t a b. III. tl. 104 en HEINRICH, 't a. b.tl. 399 zoude het geweest zijn 1605.


der Syflematifche Godgeleerdheid. 227En ten jaare 160% kwam hij uit in 'c XVILHoogduitsch onder deezen tijtel; &


èa8 Beknopte LetterkundigeGefchiedenisXVII. aan JAKOBUS den eer f en, Koning van*E E U W . E N G E L A N D . Denklijk werd dit vande Sociniaanen gedaan, om hunne leerbeter tegen gevreesden wederftand te zullenkunnen beveiligen. Dan dit doel hebbenzij niet getroffen. De Akademievan W I T T E M B E R G 'liet, hoewel eersttien jaaren naderhand, eene wederleggingvan deezen Katechismus vervaardigen in't Hoogdnitsch en in 't Latijn door F R E ­DERIK BALDUINUS, en die in de jaaren1618 en 1619 in 't licht komen.En ook de Koning van E N G E L A N Dfcheen met die opdragt gansch niet gediendte zijn. Hij liet den Katechismusin het jaar 1610 openlijk door beulshandenverbranden (* ). — Omtrent het middenvan deeze eeuw verfcheen insgelijksde Rakowfche Katechismus hier te landein het Nederduitsch , maar met eenigeveranderingen cn vervalichingen , waaroverC*) Dit verhaalt RA M IA c H l.l. p.4.7. DocftUnderen verhaalen , dat de verbranding van denICatechismus in ENGELAND gefchied zij, tenjaare 16I4, en andere weder, dat *t gebeurd zijten jaare 1653 ten tijde van CROMWELL. VideSA ND 11 Bibl. Antitrin: p. 105, VENEM^EKift: E. VII. p. si», BUDD: /. I. I. p. 455»WALCHII /. /. I. p. 538. et Conf. KEMP 11Eibl. Anglorum Theol. p- 384. Doch 't fchijntmij duidlijk toe , dat RAMBACHS verhaal *tmeest met de waarheid overeen komt. Evenwelzoude het ook kunnen zijn dat de Rakowfche Ka-"techismus in ENGELAND voor de tweede maal1614, en voor de derde maal 1653 openlijk vei:brand zij gewerden,


der Systematifche Godgeleerdheid, as9over de Sociniaanen in P O L E N niet zeer vm?gedicht zijn geweest ( * ). Aan het fchrij- ~*.ven en voltooijen van deezen Katechismuszijn verfcheiden mannen bezig geweest.Wie er eigenlijk al aan gearbeidhebben, weet men wel met geene volkomen_zekerheid, doch het waarfchijniijkfteis, dat dezelve eerst ontworpenen opgefteld zij door G E O R G P A U L I ,Predikant te K R A K O W , dat hij vervolgensbefchaafd zij door FAUSTUS SOCI­NUS en P E T R U S s T A T o R1 u s, en datde- laatfte hand er aan gelegd zij doorV A L E N T I J N SCIIMALTZ en HIERO-NIJMUS MUSKOROWSKIJ, van welketwee laatstgenoemden, de eerde ook deHoogduitfchc en de ander de Latijnfcheoverzetting vervaardigd heeft (f). Invervolg van tijd is de Latijnfche uitgave zeerverbeterd en vermeerderd door j 0 H A N-NES K R E L L en JONAS S C H L I C H ­T I N G 'van B U C O W I E G K , enalszodaa-.mg in V licht gekomen 1665 in 8. doorde bezorging van A N D R E A S WISSO-W A T Z , die een' kleinzoon van F. SO­CINUS was, en JOACHIM STEGMANNden jongen, welke beiden ook de voorrede»voor dezen Katechismus te vinden, hebbenopgedeld. Bij deeze uitgave zijn ge-


Ider Systematifche Godgeleerdheid, 232uitgegeeven zij eerst in 't jaar 1681 (*). XVII.En van hier zal 't zijn, dat hetzelve in EEUW»zommige uitgaven des Katechismus van't jaar 1680 gevonden wordt, en in anderenniet. Het zedeboekjen van KRELL,kan, volgens het oordeel van VËNË«M A ( f), door verflandigen met vruchtgeleezen worden. Ook is deeze uitgavevermeerderd met aantekeningen van tweegeleerden , die zich met de voorletterenvan hunne naamen getekend hebben ,F. C. en B- W. (§). Eindelijk is deezeRakowfche Catechismus te voorfchijngekomen te A M S T E R D A M in 8. tenjaare 1684 onder deezen tijtel, CatechefisEcclefiarum Polonicarum, unum Dettmpatrem, illiusquc filium UnigcniiwnI. C. tina cum Spiriiu Sanclo, ex S. S.confitentium, primum anno 1609 in lucememijfa, & pofi, earumdem Ecclefiarumiujfu, correcla, ac dimidia ampliusparte auèla, atque per viros inhis caetibus inclytos, jo.CRELLIVM,Francum, hinc JONAMSCHLICIITIN- XCI-Vide SA ND 11 Bihl. 'Antitrin: p. IOI et115 & WALCHU /. I. p. 539 et 540.(t) H. E- Vil. p. 516. Uit den tijtel vandit werkjen merkt men , dat de Filofofij van ARI-STOTELES onder de Sociniaanen haare achtinghadde.(§) Vide Alloquium Edit: 1680 praef : F. c. iswaarfchijnlijk FLOMANOS CROSIUS, dienmen nader kan leeren kennen uit sAND 11 Bibl.Antitrin: p, 140; en B. W- is blijkens den tijteltier uitgave van 1684 BENEDICTUS wissq-Tl'ATIUS.


232 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVïL CIUM a RÜCOWIECK, ut.et MARTI*£ Eu w. iv uM R uAR UM, ac tandem A NDR E AM,w I s SOJV AT I u M , nee non anonymumquemdam F. C. recognita atque emendata,notisque cum horum , turn cjf aliorumilluftrata (*). — Behalven BAL-BUI NUs, boven genoemd, hebben, onderde Lutherfchen en Hervormden, metlof de pen tegen deezen Katechismus gevoerdW O L F G A N G FRANZIUS,, G £-O R G I U S LUDOVICUS O E O E R , NI-K O L AAS A R N O L D I , en M A T T H I A SWR E E N (Jf).Wat nu den zaaklijken inhoud van deezenKatechismus betreft. Niemand moetedit gefchrift aanzien voor een geheelvolledig zamenflel der Sociniaanfche leer.Dit is het niet. Het is flechts een kleineSijdematifche bundel van eenige algemcenedellingen. Dc eigenlijke leeringen,fchijncn er zelfs dikwijls met opzetin verzweegen of verbloemd te worden.En dus ook heeft het boek bij de SociniaanfcheLeeraars nooit eenig gezag gehad.Trouwens zij zijn ten allen tijdeer wars van geweest, om openbaarc belijdenisfenals voorfchrifcen van hunneleer(*) De tijtel der uitgave van 16S0 is geheeldezelfde, uitgenomen , dat daarop de naamenvsn B. WI-SSOWATZ en de voorletters F. C,van den naam dis anderen niet vermeld daan.C t ) Plures alios recenfet A R N O I. D I inpraef, libri, qui inferibitur Religio Sociniana,feu Catech Kacov. — r.éfutata p. I et 3. Conf.WALCüil /. /. I. p. 543-545.


ier Syflematifche Godgeleerdheid. 233leer aan te neemen. Elk Leeraar heeft XVlf.vrijheid, óm anders te lceren, dan in EEUW.deezen Katechismus geleerd wordt , endenzelven ronduit tegen te fpreeken (*_).De fchikking cn de orde is in alle de uitgavenniet even eens. De eerfte en.delaatfte verfchillen in den uiterlijken form,zo wel als ten aanzien van den inhoudzeer van tlkauderen. De uigave vanióS'o, welke ik hier voor mij heb, heeftnegen, en onder de ouder uitgaven, welkenik mede raadpleege, zijn er, die flechtsvijf afdeelingen hebben. Naar de genoemdeuitgave van \6Ho loopt het werk dusaf. In de eerfte. afdeeling wordt gehandeldover den Godsdienst en de HeiligeSc'irift in 't gemeen. In de tweede afdeelingyordc gehandeld over den. wegder zaligheid; in de derde over de kennisvan God; in de vierde over de kennisvan den Heere j e s o s KRISTUS;in de vijfde over het Profeetisch ambtvan KRIS T u s De zesde afdeeling heeftgeen' bezondcren tijtel, maar de Hoofdftukkenloopen over de wet van MOS ES,over 't gene KRISTUS bij MOS ES wetgevoegd heeft , over de gebo.len vanKRISTUS, die op de wet van MOS ESgeheel geene betrekking hebben , overden doop, over hec avondmaal, de be-lof-(*) Lefatur Praefatio Catcch. Kacov. pracfixaf I ubi AuUorcs omnes credendi formulas,confesfiones . catechefes etc tanquam fenciendilibercati ininucas vehementer excitatie.P 5


234 Beknopt: Letterkundige GefchiedenisXVII. lofte van hec eeuwige leeven, de belof»EEUW. te van den Heiligen Geest, de bevestigingvan Gods wil, den dood van KRIS­TUS, her geloof, den vrijen wil, en derechtvaardiging. In de zevende afdeelingwordt gehandeld over het Priesterlijkambt van KRISTUS. In de achtfte overhet Koninglijk ambt van KRISTUS. Enin de negende over de Kerk van KRIS­TUS- üe meeste afdeelingcn zijn in önderfcheidenHoofdflukken, waarvan elkzijnen tijtel heeft, gefplist ; doch deezerijtels hier over te fchrijven, acht ik onnpodig,wijl toch uit het gene ik opgegeevenheb, 't beloop van dit werk genoegzaamkan worden opgemaakt. Wan-' peer men de moeite wil neemen, om deezeverdeeling bij die van de vroeger uitgavenna te zien en te vergelijken, zalmen een groot onderfcheid befpeuren. —De wijze van voordragt in deezen Katechismusis verftaanbaar en onfchoolmaatig.Er blinkt een fchrander oordeel indoor. En men moet er van zeggen, datde Schrijvers er bij uitllek op afgerichtzijn, om lieden, die zeiven denken, maarnog weinig vaste Godsdienstkunde opgedaanhebben , tot hunne gevoelens overte trekken, en hun een rad voor de oogente draaijen- Zij weeten hunne leer metwel uitgezochte Schrifttekllen derwijzete beglimpen, en in zulk een licht voorteftellen, dat het verfehil tusfehen henen de Proteftanten ten hunnen voordeelebeflecht, en de waarheid aan hunne zijdefchijnt


der Syfiematifche Godgeleerdheid. agffchijnt te zijn (*). Sc HARP in zijne XVII.Goigelecrdt Hifforifche Verhandeling (f), E E u Vf»van de loosheid der Sociniaanen in hunneSchriften fprcekende, zegt zeer wel,„De ligrgeloovige was te vreede , deönöpmerkzaame verfchalkt , en de eenvoudigeverleid. Zij fpraken naar hunSijdema; alles Hangt van de verklaaring af,en men moest in de arglistige verfchanzingenvan den Rakowfchen- Katechismusbcdreeven zijn , om onder al denfchoo-(*) Bij voorbeeld in de III afd. wordt in dene,gentwintig(te vraag , volgens de oude Latiinfcheuitgave, gevraagd; Qua ratione probas Fi.Hum Dei Dcum ntincuppri ? En hierop wordtgeandwoord,' ld probalur ex verbis ipfius filii Deijo a N N. X : 35 Ubi inquit; Si eos Voos appellavit,ad quos Sermo Dei facius eft, et non poteftfolvi Scriptura. Qj'-em paterSanctificavit, & mifliin mundum , vos dicitis , quia blasphemas , quiadixi, Filius Dei Sum. Mis verbis C H R I S T U SDominus clarisfime ofiendit, nomen Dei in S. S.etiam iis eppropriari , qui uno Ulo Deo multo .inferiorès funt. Acpraeterca , quod nullam aliameb causfam fe ipfum filium Dei, adeoque etiamDcum appellarit, quam quid a patre Sa iBificatus& in mundum misfus fit. Quod cum manifcfle a-*-atrediscernit, 'atque eum alia rationeDcum effe , quamPatrem teflatur. Quoniam Pater hac ratione nequeSanSifieari, neque in mundum mitti poteft. Hoeligtlijk kunnen wankelmoedige Kristenen . dieWeinig met de waarheden van httEvangelie bekendzijn, en nog geene bondige bewijzen voor deGodheid van J E S U S hebben opgegaderd, doorzulk'eene redeneerwijze van het regte fpoor wordenafgelokt! In de uitgave van 1680 wordt ditandwoord met geheel andere woorden , en uitvoeriger,doch, buiten dat, op dezelfde wijze voorgedraagen.et; Bl. 07.


s$ 6 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVI T . fchoonen fchijn te kunnen bemerken,ÈEUW.^ 1z>j de verborgenheid des Vaders envan KRISTUS loogchenden, en vijandenvan het kruis van KRISTUS waaren."Met onpartijdige waarheidliefde, maar ookmet omzichnge behoedzaamheid moet deezeRakowfche Katechismus geleezen worden.En wanneer zulken, die in den Bijbelervaaren zijn, zulks doen, zullen deezenzich dan ook zo ras niet in het netlaaten voeren , maar onder de bedektedrogredenen der Sociniaanen eene Schriftuitleggingbemerken, die over zeer losferaderen loopt, en voor den Godsdienstgevaarlijk is.Behalven deezen Rakowfchen Katechismusis er ook nog een kleiner Katechis-.mus van de genoemde Rakowfche broederenopgefïeld, en te gelijk met denvermelden in 't jaar 1604 of 1605 in hetHoogdnitsch uitgegeeven, onder den tijtelvan Der kleine Katechismus zur Uelimgder hinder, in dem Christlichen,Gottesdienst. Naderhand is dezelve inhet Poohch en Latijn overgezet. Inhet Hoogduitsch is hij herdrukt 1630 en1635 in 12. met den tijtel Kurzer Un~ten ichtvondem Christlichen Gottesdienst»In dit werkjen worden de eenvoudiglleJeerftukkCii der Sociniaanen naar de kinderlijkevatbaarheid voorgedraagen.CL XXIII.Nu doet er zich ann ons op een meerei-


êer Sy/iematifche r'Godgeleerdheid, £37eigenlijk Sijdema der Sociniaanen.Dit XVII.is van VALENTIJN SCHMALTZ, ons E E U VT«reeds eenigszins bekend door zijnen arbeidaan den Rakowfchen Katechismus*Hij was geboortig van GOTHA in T HU­RINGEN, eerst Rektor te SMIGELin POLEN, en daarna Predikant te R A-K0 w, vervolgens te LUBLIN en eindelijkweder te RAKOW; en is geflorven1622, Zijn Sijdema is getijteld, De DivinitatejES u CIIRISTI liber, en isvoor 't eerst te RAKOW uitgekomen 1608.Nog in het zelfde jaar kwam het uit inhet Poolsch. En ten jaare 1623 werdhet, vertaald in 't Nederduitsch, in 'tlicht gegeeven , gelijk ook in 't Hoogduitschten jaare 1627. De leer, welkeer in voorgelleld wordt , is volkomenoverëenkomffig met de geloofsbegrippenvan FAUSTUS SOCINUS, ZO als diedoor hem onder de Unitariërs zijn ingevoerd.De gevoelens der Sociniaanenkan men dus uit dit werk leeren kennen,'t Werk is. opgedraagen aan SIGISMUNDden derden, Koning van POLEN dooreenen JAKOBUS-SIENIENSKI of dtSIENNO (*), aan wien de Schrijverhet ter uitgave had ter hand gefield. 'tGeheelewerk is verdeeld in, twee afdeelingen,(*) Aan deezen Man behoorde de Stad R A­K O W toe. Ten jaare 1600 fcheiJde hij zichvan de Hervormde Kerk af, omhelzende de leerder Sociaiaanen: en twee jaaren daarna (lichttehij te RAKOW eene openbaare Hooge School.Zie M O S H E I M IC. G. VU. bl. 358 en 359.


238 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. gen, waarvan de eerfte getijteld is, De Mu-EEUW. nere CHRISTI Prophetico , en de andereDeMunere CHRISTI Regio, Ieder deezerafdeelingen is weder gefplist in verfcheidenhoofdftukken. In eene Inleiding geefcde Schrijver de orde op, welke hij houdenzal, en die is, dat hij eerst aantoone,wie , en hocdaanig KRISTUS geweestis voor zijne geboorte uit MARIA,en dan wie , en hoedaanig hij geweestis na zijne geboorte. Volgens deeze ordeis het ganfche werk afgedeeld in vijfentwintighoofdrukken. In 't eerde hoofdftukhandelt hij van de Voorverordening vanJE sus KRISTUS, volgens IPET:I.'2O.In het tweede hoofdftuk handelt hij van debelofte, nopens JESUS gedaan, lang voorzijne komst. In deeze twee hoofddukkertfpreekt hij alleen van de voortreflijkheid enniet van de Godlijkheid van KRISTUS. Inhet derde hoofdftuk handelt hij van deontvangenis en geboorte van JESUS. Enhier maakt hij eenen aanvang , om ookvan de Godlijkheid van JESUS te gewaagen.Dan hij noemt J O H A N N K Sden Dooper en dcszelfs leer ook voortreflijken Godlijk ( *). Het woordGod-(*) Zonderling is hier zijne wijze van rede.neeren over de voortreflijkheid en Godlijkheid vanJ O H A N N E S den Dooper, in vergelijking met devoortreflijkheid en Godnikheid van JESCS DUSredeneert hij Hx praeftantia ë divinitatt prat'cnrforis facile erit coiligere praeftautiam fi? divinitatemeiw. cuius is fv.it praecitrfor. J O H A N -NIS autem Baptiflat tante fu/'t praeftantia, ut— omnium — Prophetarum maximus •—fuerit. —•1$


der SysUmatifche Godgeleerdheid. S35IGodlijkheid is bij hem zeer onderfchei- XVII.den van hec woord Godheid. Zulks ook EEUW.maakt den tijtel van hec werk verflaanbaar.Men weet, welken zin de Sociniaanenaan de uitdrukking, JESUS is een God'lijk perzoon, hechten. En hoe SCHMALTZover de Godlijkheid van JESUS gedachtheeft, kan uit het gene wij hier onderuit zijn boek hebben aangehaald, duidh'jkgenoeg blijken. In het vierde hoofdftukhandelt hij over de inwijding vanKRISTUS tot het Profeetisch ambt. Hiervindt men fterk verdecdigd de Sociniaanfcheftelling, dat JESUS voor het aanvaardenvan zijn Profeetisch ambt in denHemel van den Vader onderweezen is ,gelijk hij zelf naderhand daar PAULUSzoude onderweezen hebben. In het vijfdehoofdftuk handelt hij over de gebodenvan KRISTUS, die ter volmaaking van dewet dienden. In het zesde hoofdftuk handelthij over eenige nieuwe geboden vanKRISTUS. Onder deezen telc hij hetgebod, om het Avondmaal te houden,t welk bij hem niets anders is, dan eeneaffchaduwing, verkondiging en gedachtenisvieringvan des Zaligmaakers dood (+_).InIs vero fantas vir refpcbtu Bomini J. c. — adeofuit bumilis, ut — «muis eius docJrina terrenumaliqutd refpeclu dtSlrinae J. c. iure haberi pojfit.Cum tarnen per fe ejfet, & ipfe vere divinus Vdoclrma eius vere caelefc is; quam divinum igiturneceffe eft, ejfe eum , cuius refpeiïu, ea , qttae divinafunt, terrena effe dicunlurtC*) Aliter Sentientes', inquit S C H M A L C T U S ,vel in Idololatriam , vel graves alioqui errores „ttt incurrant, neceffe eft.


s^.o Beknopte Letterkundige G'efchledêntgXVH. In het zevende hoofdftuk handelt hij ovèrEEuw.de belofte des Heiligen Gecstes, die enkeleene kracht van God is, en in eenetweede betekenis eene gave van God is.In het negende hoofdftuk handelt hij overde zuiverheid van 's Heilands leer en leeven.In het tiende hoofdftuk handelt hijover de wonderwerken van KRISTUS.Jn het elfde handelt hij over den doodvan KRISTUS. In het twaallde handelthij over de redenen, waarom TB sus inzijn verkeer hier op aarde God is genoemdgeworden. In het dertiende hoofdftuk,'t welk het eerfte is der tweede afdeeling,handelt hij over de opftanding'4 van KRISTUS. In het veertiende handelthij over de Hemelvaart van KRIS­TUS» In het vijftiende over het tegenwoordignieuw beftuur van KRISTUS.In het zestiende over het beftuur vanKRISTIS over de Engelen; in het zeventiendeover het beftuur van KRISTUSover de Duivelen; in het achttiende overzijn beftuur in den Hemel; in 't'negentiendeover zijn beftuur op Aarde; in 'ttwintigfle over de affchaffing van de zedelijkeen burgerlijke wet; in 't eenën*twintigfle over het geheele beftuur vanKRISTUS over al het aardfche hier op dewereld; in het 'tweeèntwintigfte over devervulling of voleinding van KRISTUSKoningrijk. In het drieëntwintigfte handelthij over KRISTUS Priesterlijk ambt,'t welk alleen daarin bij hem gelegen is,dat KRIST os zorg voor ons draagt,en


der Systematifche Godgeleerdheid- 241>en 't welk hij dus vermengt met zijn XVIIKonirtglijk ambt. In het vierëntwintigfte 1 iEUW.handelt hij over het geloof en de aanroepingvan KRISTUS. En ten laatftenin het vijfëntwintigfte hbofdftuk handelthij over de waare redenen van KRISTUSverhooging. — Het ganfche werk is dus jblijkens deeze opgave des inhouds, eenevrij goede fchets van de voornaamfte leerftellingen,^waarin de Sociniaanen van deLutherfchen, Kalvijnisten en Mennonietenverfchillen; eene fchets, fchrijf ik,want de leerftellingen worden er zeerkort, doch duidlijk, en in eenen aangenaamenftijl, beredeneerd, volgens uitgelegdeSchriftuurplaatzen, in voorgedraagen.In het voorftel van zulke gevoelens,welken de Sociniaanen met anderegezindten gemeen hebben, treft menfchoone Schriftuitleggingen aan, die welten tijde des Schrijvers van dé Lutherfchenen Kalvijnisten niet algemeen gebillijktwerden,maarthands van alle oordeelkundigeBijbelverklaarërs goedgekeurd enaangenomen zijn. — Ten jaare 1652 heeftJOHANNES CLOPPENBURG eene wederleggingvan dit boek uitgegeeven tePRANEKER in 4., waarin hij zich metveel geleerdheid, maar doorgaans, nietzonder fcherpheid , tegen de leer vanSCHMALTZ en de Sociniaanen te weerftelt, en de leer der Hervormde Kerkmanlijk handhaaft. Deeze wederleggingis getijteld, Antifmalcius de Divïnitats111. DEEL. Q Jg./


S4* Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. Jefu Chrifli, en is ook te vinden inEtow. des Hoogleeraars Opera Omnia (*).CLXXIV.Op dit werk van SCHMALTZ moetenwij laaten volgen een ander Sijrtematischgefchrift, 't welk klein, doch belangrijkïs, en den tijtel heeft van Compendiolumdo&rinat Ecclefiae nunc in Polonia potiffimum fiorentis. De gefchiedenis vande herkomst en de uitgave deezes boeksligt zeer in het donkere: zo als onderanderen blijken kan uit het gene daarvan fchrijft BUDDEUS in zijn meermaaknaangehaald werk (f), waarin allesdiesaangaande geheel verward en verkeerdgefield wordt. Misfchien doe ikzommigen mijner leezeren geenen ondienst,met de gefchiedenis daar van , zo veel mijmocglijk is, in het licht te zetten. Voormaalsmeende men, dat dit Compendiolumgekomen waare uit de handen van KRIS-TOFFÊL OSTEROD, Kektor te SLO-CHOW, doch naderhand fchijnt men opgoede gronden gegist te hebben, datniet OSTEROD , maar de vermaardeKOENRAAD voRSTius, Hoogleeraarin de Godgeleerdheid te STEINFORT,er de Schrijver van zij geweest ( % ).Wan-C*) T. II p. 499—936-Gr) i- P 380(§) Voycz sAjjLE Diïï: art. VORST: p. 12*9.Lit. N Conf. WALCHII /. / I. p. 296 & «AH-» U AioU Antitrin. p. 75, 91.


de^JSyftematifche Godgeleerdheid» 243Wanneer ik alles, wat ik hier over ge- XVIf.leezen heb, regt nagaa, komt mij hetEEUW»hillorisch beloop van de herkomst ende uitgave deezes wcrks dus voor. DeWaare Auteur is, mijne bedunkens ook,K O E N R A A D V O R S T I U S . En om ditwaarfchijnlijk te doen worden , merk ikVooreerst aan, dat dit Compendiolum,nog in Manufcript zijnde, zeer in waardegeweest is bij de leerlingen van V O R S ­T I U S , die hier te lande, en voornaamlijkin F R I E S L A N D gefchuild hebbenonder de Mennonieten en Remonftranten(*). Zulks toch kan blijken uit eeneNederduicfche uitgave van hetzelve in 'tjaar 1630, die reeds eenige jaaren te voorendoor den bekenden D I R K R A F A Ö LK A M P H U I J Z E N voor de drukpers wasin gereedheid gebragt ( f ) '•> waarvanin het vervolg nader. Wijders merk ikaan, dat het gemelde Compendiolum nietfchijnt gefchreeven te zijn van iemand,welke daarin zijne eigen gevoelens wildeopgeeven, maar van iemand, die flechtshet Socinianismus onder de hand trachttefmaaklijk te maaken. Overal leest menin hetzelve, de Sociniaanen zeggen, leê'ren, 'efkennen, /lellen, (aiunt, docent,agnofcunt, flatuunt). Uit dien hoofdekan O S T E R O D , een openbaar Sociniaanzijnde, dit Compendiolum niet wel hebbenopgefteldj want deeze zoude in het-Zel*C*) Conf. CLOPPENB. Öpp. II, p. 334O) Vide CLOPPINB. Opp. 11. p. 428 et 4a£


•44 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIL zelve doorgarns het voorgedraagen wel alsEEUW zijne eigen gevoelens, erkend hebben, gelijkhij zulks gedaan heeft in zijne Inflitutiones.En ook zoude dit gefchied zijn,indien een ander Sociniaan het werk gefchreevenhadde: altoos men zoude hierof daar wel merken, dat de Schrijver deHellingen , welken verdeedigd worden,zelf omhelsde. Doch neemt men aan,dac VORS rius de Auteur zij, dan laatzich dit alles gemaklijk verklaaren. 't Isbekend, dat VORSTIUS, in het laatst derzestiende en in het begin der zeventiendeeeuw te STEINFORT Hooglcerair zijnde,de leer der Sociniaanen heimlijk be««-unstigde (*). Doch nergens blijkt het° uk,;(*) Tradit «obis C L O P P E N B U R G I U S Opp.T- II p 3J4 ï o i s T i u M jam legitime accerfuumS T Ê I W Ï U B - T Ü M ad prófeffiopejn Theologieamex t'criptis sociitt, aliorumque eius ft»quaciutn ita perrexiffe S-wA-yu» , ut ad amicosfcriberct XV Martii MDXCVUf. Diligenter allquotfcripta Santefitenianorum , quts vtca'nus,per'.egi,'& expendi U>:de fcrupuli nonnttltr.citca quaedam fidei eapHa , praefertim Mud deratione falutis nollrae per C H U I S T U M partae , ant.mum mcum occuparut.t, ut non dubitcm, vulgo deiis non f/itis fa Item prv.denler in Ecclefiis noflrisdocèrt- — Volgens het bericht van H O O R N B E E Kin zijn Socin. Confut: T L App. p. 9S en 94»heelt vo R.ST i u s , Hoogleeraar te S T E I W F Q R Tziinde . het Boek van S O C I N U S de AuSoiitateS. Scripturae ter drukpers bezorgd. Men verg.6u D t W o « Verh ' bl. 85. Ook waaren toenverl'cheiden van Zijne leerlingen derwijze doorhem bedorven, zo ais H O O R N B E E K en c E «.-pas op de a. p. verhaalen , dat toen dczelvenvan « X E i N f O R T te H E I D - E L B E E - G gekomenwta


der Syftematifche Godgeleerdheid. 245uit , dat hij van dezelve immer eene XVÏI.openbaare beliidenis gedaan beeft. Het EEU W.tegendeel laat zich beiluicen uit zijne beroe-waaren, de Hcidelbergfche Theologanten aan deonzen fchreeven ,, Wij hooren hier zommigedifcfipelen van v o R s T l u s de Sociniaanfheketterij zo manlijk verdeedigen , dat SOCINUSzelf het niet beter zoude hebben kunnen doen."Ten jaare 1611 heeft hij in F R I E S L A N D ieF R A N E K E R heimlijk laaten drukuen het werkvan F. SOCINUS De Officie Hominis- Chrifliani& c , zo als H O O R N B E E K ook verhaalt t. a. p.en zo als c E R. D ES klaar gebleeken is uit authen.lieke ftukken . onder hem berustende. Zie 't a.b. op de a. pl. — Welk een heimlijkc SociniaanVORSTIUS ten dien tijde geweest is, kan wor«den opgemaakt uit eenen door de Staaten vanF R I E S L A N D onderfchepten brief, den 3 vanBloeimaand \6ll van B. F o R c K E N B E E K uitD E V E N T E R gefchreeven aan zijnen vriend JAS.OMPHAjLius, welke beide lieden met nog één'of twee anderen het opzicht «ver den druk vanhet gemelde werk van SOCINUS, de Officia etc.,fchijnen gehad te hebben. Quod ad caujfam communemattinct, fchrijft hij onder anderen , eau te ,Qüantum perfpicio , nobis agendum erit. Non ul-.terius progrediendum apud vulgus, quam de Jrticulisvulgo notis. liEtnus enim , UTESto-GARDÜS (quamquam Mi brevi plura inuoliuerunt")D A M M A H U I , 6° omnes fere alii, qui#maxime tam funt a noflris partibus . nihil praetereanorunt, quam hos articulos in vulgum fparfos,Sapientia igitur bic magna opus erit. Sed tu ipferem omnem a Domino VORST 10 fine dubio intel.lexifti. Zie G ER. DES a, b bl. 94 en 95. In.dien deeze brief egt is, welke gevaarlijke liedenzijn dan VORSTIUS en zijne leerlingen tendien tijde voor de Kerk geweest. Hunne hande,liugen fchijnen in zeker derde zeer veele overeenkomstgehad te hebben met de heimlijke asn-CSiien van den beruchten Berlijnfchen Boekhan-Q 3


246" Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. roeping tot den Hoogleeraarspost aan deEEUW Akademie te LEIJDEN in plaatzc van AR-MINIUS ten jaare 1610. De verdenking,waardelaarNI KOL AI, en zijne medehelpers SEMLER ,TELLER, en DAMM, in het jaar 1764 en devolgenden, ter invoering van een' natuurlijkenGodsdienst onder de Kristenen. Nimmer kanhet eenen leeraar onder de Proteftanten kwaalijkworden afgenomen , wanneer hij uit overtuigingZich in gevoelens met de Sociniaanen of met dethands zogenoemde Nieuwe Hervormers meent temoeten vercenigen, daar openlijk voor uitkomt,en zich van het Genootfchap, waaronder hij behoordheeft, affcheidt; hij handelt dan ais eeneerlijk Man. Maar wanneer hij een Sociniaan ofNieuwe Hervormer is, en zich als zodaanig onderde Proteftanten fchuil houdt, den eenvoudigenleeken zand in de oogen werpt , niet regtvoor de vuist uitfpreekt, en meenigmaal iets leert,'t welk hij zelf niet gelooft , waarom hij zelflagcht, wat moet men dan van zulk een' man denken?'t Eenige, dat ter verfchooning misfehienvan zodaanigen kan ingebragt worden, is, datzij het voor een' grondregel hebben, in het Kerkgenootfchap,waarin zij het leeraarsambt bekleeden,te moeten blijven, om het dus te beter,ten, aanzien der leer en tucht, te kunnen hervormen.Dien grondregel had ook VORSTIUS aangenomen.Zie BAIJLE BiB: art VORST: p. 12^9en SFANHEIM Contr. El. p. 24» Maar hoazij beredeneeren kunnen, dat dit met de eerlijkheiden goede trouw beftaanbaar is, betuig iknog niet tc kunnen begrijpen. Behalven datlekt het toch ook altijd uit, wie zij zijn, enwelke geveelens zij zijn toegedaan. VORSTIUSaltoos is niet bedekt gebleeven ; niet alleenwerd hij verdacht als een Sociniaan , maar zijneSsOciniaanfche onregtzinnigheden kan men ookeenigszins opmaaken uit zijn boek, de Deo feitDifputationcs X. de nat: & atlrib, Dei , te..%T, EINF oR-r, uitgekomen IsJiO.


der Syjlematifche Godgeleerdheid, 247waaronder hij lag bij deezen en genen, XVII.en voornaamlijk bij den Koning van EN-ËËU.W.GELAND, JAKOBUS, die ten jaare 1611zijn boek de Deo liet verbranden , doeteigenlijk niets af, in dit geval; en daartegen ©ver liaan weder de getüigenisfenvan den Graave van BENTHEIM, vanden Senaat der doorluchtige School teSTEINFORT, van den Magistraat derStad, en van den Kerkenraad aldaar ^aangaandezijne regtzinnigheid , hem bij zijnvertrek ter hand gefield. Alleen kan mendit van hem zeggen, dat hij in de laatfteoogenblikken van zijn leeven te TON­NINGEN eene belijdenis ondertekend heeft,die met de belijdenis der Unitarisfen inPOLEN zet r veel overëenflemming had(*).Daar wij nu den Schrijver van het Com^pendiolum hebben leeren kennen als een'man, die den Sociniaanen wel toegedaan, maar zelf geen openbaar belijdervan derzelver leer fchijnt geweest te zijn,wordt daar door het vermoeden zo veelte gegronder, dat VORSTIUS die mangeweest zal zijn, En dit vermoeden wordt ^eindelijk zeer gegrond, indien men er opaf kan , dat, gelijk SANDIUS fchrijft Cf)»dit zelfde Compendiolum, als een Manufcript,onder de handfchriften van VORS­TIUS gevonden zij met den tijtel vanSumma doclrina Sarmatarum. •Heb-(*) Voyez BAIJIE DiB: art. Vorst: p. 12:5—]229. H-j ftierf den 29 van Herfstmaand idit,( t) Bibl. Antitr; p, 91.Q 4


248 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. Hebben wij nu genoegzaame gronden ,SE uw. om VORSTIUS voor den opiteller vandit werk te houden, dan is hetzelve naaralle gedachte door hem gefchreeven tenjaare 1595 , toen hij les in de Godgeleerdheidgaf te GENEVE, waar hij eengunstling van BEZA was, of in een derdrie volgende jaaren, toen hij Hoogleeraarte STFINFORT was; wantin 'tjaar1598 was het reeds in handen van KRIS-TOFFEL OSTEROD, bovengenoemd(*),en van ANDREAS VEIDOWSKIJ, een'POLAK, die eerst Predikant te LUBLINen naderhand te RAKOW geweest is.Deeze twee lieden waaren hier in deNederlanden overgekomen , reisden inHOLLAND en FRIESLAND rond, metoogmerk , om de leer der Sociniaanenvoortteplanten, en verfcheiden Boeken,welken reeds in het Poolsch of Latijngedrukt waaren, of Hechts nog in metde hand gefchreeven Kopijen bellonden,in het Nederduitsch te doen overzetten,en uittegeeven. Doch in dit oogmerkwerden zij wel dra te leur gefteld. Hetzelvewerd door de Predikanten van A M-STERDAM ontdekt; en deezen wisten bijden Magiltraat der Stad zo veel uittewerken,dat hunne boeken en Schriften hunge-(*) Deeze OSTEROD is eerst geweest ReBorsLecnow,daarna Predikant te D A N T Z I O ,Vervolgens Hoo^Ieeraar te R A K O W , en eindelijk,predikant te BUSKQW» daar hij overleeden


der Syftematifche Godgeleerdheid. 249gerechtlijk wierden afgehaald. Onder die XVII.boeken en Schriften was ook de gefchree-EEUW»ven kopij van het gemelde Compendiolum.De ijver der Amfterdamfche Predikanten,vervolgens aangewakkerd door de TheologifcheFakulteit der Leijdfche Akademie,die deeze boeken en Schrilten, ophoogen last der Begeering onderzocht,en den inhoud zeer verderflijk verklaardhad, bragten het ten laatften zo verre,dat de zaak van de vergadering der algemeeneStaaten in den H A A G afhanglijkwierd gemaakt. En deezen namen hetbefluit, om de boeken en Schriften, in't bijzijn der eigenaaren , in dc Griffieder Generaliteit te verbranden. Ditwerd den twee Sociniaanen aangediend;en tevens werd hun aangezegd, om binnenden tijd /an tien dagen de Nederlandente ruimen, onder bedreiging, van,ingeval zij ongehoorzaam waaren, naarbevinding van zaaken, hen te zullen ftraffen(*). Doch deeze vonnis velling isvan weinig kracht geweest, ten minstenniet voldoende aan het oogmerk. Meestalle gefchiedfchrijvcrs, als S P A N H E I M ,de Zoon (t^» J A B L O N S K I ( § ) , V E -N E -(_*) De Sententie, tegen hen uitgefproken ,ftaat woordlijk in de Voorrede van c L o P P E N-EURCS Comp. Socin. conf. Zie zijne Opp. T. II.>. 333'( U Controv. Eïcncb. p. 237.(S) Infl: H. E. T. II. p. 357-Q 5


ago Beknepte Letterkundige GefchiedeniiXVII. NEMA (*), GERTJES (f), FORMEIJ (§)»EEUW. LAAN (|) en anderen, verhaalen wel,dat de boeken en Schriften werklijk verbrand,en de beide Sociniaanen terftondibuiten de zeven Provinciën vertrokkenzijn (**). Maar hier van zijn zij allenkwaalijk onderricht geweest. Altoos m-TENBOGAERDT verhaalt het geheel anders;en deeze toch mag in dit geval bovenalle de genoemde Schrijvers wel .geloofdworden, niet alleen, om dat hij ten tijdevan het gebeurde geleefd heeft , maar©ok om dat hij zelf in de zaak is betrokkengeweest , volgens zijn eigenfchrijven. Hij verhaalt het geval in zijneKerklijke Hiftorie (ff) dus. Na daehet vonnis, door de algemeene Staaten,.over de Sociniaanen geftreeken was,werd den vreemden Reizigers aangediend,„ dat zij zouden hebben te verfchijnera„ in de vergadering van de Heeren Staa-„ ten Generaal, om hunne boeken al-» daar te zien verbranden, en voorts te» hooren 't gene wijders hunne per»» zoo»(») H. E. VII. p. 530. VE KB MA is ovtrliet geheel hier niet naaüwkearig.( f ) Twee verhand. H. 84. GERDEI verhaalt ,dat het verbranden der Boeken en Schriften derSociniaanen te LEIJDEN voorgevallen zij, Bisverhaal is dus in een tweeërlei opzicht verkeerd.CD K. Begrip der K. G- IID. llSt. bl. 304,C 4- ) üif. de Toler. eiv. p. 7.(•*) GERBES echter verhaalt, dat ze Stcfc*SOLLAND ruimden.Ctt) SI. SOS,


der Sypematifche Godgeleerdheid. 251„ zoonen aangaande, zoude zijn befloo XVII.ten. 't Vuur werd tot het verbranden EEUW.1 (dér boeken) in de gezegde vergade- \„ ring, ten gezetten dage aangelegd: dan„ de Polakken ( * ) verfcheenen niet,„ maar hielden zich uit den weg. De„ boeken werden ook niet verbrand ,» maar zommige Heeren namen eenigen„ tot zich uit nieuwsgierigheid, zijnde„ het onbektnd, waar de anderen geblee-„ ven zijn. Het befluit der Heeren Staaten„ Generaal werd den Sociniaanen evenwel„ bij aktetm hun logement gezonden , en„ hun werd daar bij geboden, om binnen„ tien dagen uit alledeverëenigde Provin-„ tiën te vertrekken." Hier op, verhaaltUITENBOGAERDT verder, dat zij wel uitden HAAG vertrokken, maar niet uit dezeven Provintiën, en dat zij zich nogeenen geruimen tijd bleeven ophoudenin FRIESLAND, daar zij eene Apologiehunner zaak lieten drukken, die zij denStaaten Generaal deeden ter hand dellen(f). Dit verhaal van UITENBO-GAERDT is te meer geloofwaardig, omdat hec ongemeen wel drookt met hetgene CLOP PEN BURG fchrijft in de Voorredevan zijn meermaalen aangehaald werk;naamhjk, dat hij de gefchreeven kopij vanhet(*) Polakken, of eigenlijk Poolen, zo als erftaat, had UITENBOGAERDT niet behooreate fchrijven. VEIDOWSKIJ was een Polak,maar OSTEROD was een Duitfcber.(f) BRANDT , die veelal UJTENBOCAERDTvolgt, verhaalt het ook zo in zijne Hifi d.Ref.\ I). bl. 840.


252 Beknopte Letterkundigs- GefchiedenisXVri. het bewuste Compendiolum, welke menE E U W . den Sociniaanen te A M S T E R D A M afgehaald,en in den H A A G ten vuure verweezenhad, ongeveer het jaar 1624,waare magtig geworden. Hadde mentoch de boeken verbrand, gelijk van veelengemeend wordt, dan immers haddeC L O P P E N B U R G de gemelde kopij nietin handen kunnen krijgen zes en twintigjaaren daar na. Daar hij er van overtuigdfchijnt geweest te zijn, dat deezekopij de eigende waare, die O S T E R O Den V E I D O W S K I J bezeten hadden, fchijntzulks hem ook in de vaste verbeeldinggebragt te hebben, dat deeze beide liedener de opltellers van waaren; geeneanderen toch zal hij bedoeld hebben,wanneer hij in zijne wederlegging vandit_ werkjen geduurig fchrijft, Ju&ore$hmus Compcndioli etc. Voor deeze meeninghad hij,,'gelijk wij gezien hebben,buiten dien zeer weinig gronds. Ten gemeldenjaare 1624, toen C L O P P E N B U R Gdit werk in handen kreeg, was het nogdoor den druk niet gemeen gemaakt.Zulks gefchiedde eerst 1630. Toen werdhet, reeds voor eenige jaaren in het Nederduitschovergezet zijnde door den vermaardenDichter D I R K R A F A ë L K A M P -H O I J Z E N , uitgegeeven onder den tijtelvan Kort Begrip van de leer der Sociniaanen, in écnen band niet het mededoor K A M P H U I J Z E N ( * ) vertaalde werkvan(*) Bekend is deeze Ï; A M r u UIJZ 19 zo we\dooi?


der Syfïematifche Godgeleerdheid. 253van SOCINUS, de Officio hominis Chris- XVfl.tiani (*). Hierop werd hec meerge- EEUW*noemde Compendiolum eersc in hec Latijnuitgegeeven door JOHANNES CLOP­PENBURG 1651 te FRANEKCR, tegelijkmet eene wederlegging, en met eenekorte hirtorifche voorrede over den oorfprongen den voortgang der Sociniaanfcheleer, die 'nog al eenige merkwaardighedenbehelst, buiten 't gene nopensOSTOROD en VEIDOWSKIJ daar aangetekendftaat. Deeze Latijnfche uitgavevan hec Compendiolum met de wederleggingis naderhand ook geplaatst in dewerken van CLOPPBNBURG, ten jaareÏÓ84 uitgekomen. — Uic deeze uitgavehebben wij het Compendiolum leeren kennen,als een kort, bondig, zaakrijk, enon*


*54 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. onpartijdig zamengefteld kort begrip van«jsuw.de leer der Sociniaanen, in eene Sijftematifcheorde bewerkt. Het geheele ftukis afgedeeld in elf hoofddeelen. Het eerftehoofddeel is over God, JESUS KRIS­TUS, en den Heiligen Geest; het tweedeover den ftaat van den eerften menschvoor den val; het derde over '5 menjchenval en de erfzonde; (die er geheel en alin geloogchend wordt). Het vierde overden vrijen wil en de genade; het vijfdeover het oude en nieuwe verbond, of overde wet en het Evangelie; hec zesde overde voorverordening, de verkiezing en deroeping; het zevende over de rechtvaardigingdoor het geloof in KRISTUS;en over de boetvaardigheid; het achtfteover de op/landing der dooden, den ftaatder zielen, en over de toekomende eeuw;het negende over de kerk; het ciende overden doop en het avondmaal; en hec elfdeover de overheid, degerechtlijke ftraf,den eed, en den oorlog. Een kort uictrekfelvan alles, 't welk in deeze hoofdftukkengeleerd wordt, kan men vindenin de Kerklijke Hiftorie van den geleerdenTENIMA (*). Het werk is ookdaarcoe bezonder wel ingerichc, dat mende Godgeleerdheid der Sociniaanen er uitopmaaken kan. De voordragt is bevatlijk,populair, geheel niet Scholaftiek,met Schriftuurplaatzen bekleed, en nietOB-C») VII. j>. 510-51$.


der Syftvmatifche Godgeleerdheid. 255ongevallig; evenwel zo gevaïlig, mijns XVII.oordeels, in alles niet, als die van hetijEuw,naastvoorgaande werk van SCHMALTZ,Zomwijlen wordt de leer der Poolfchebroederen er met beleid en fchijn vanwaarheid in voorgefteld, doch dikwijlsook zo ruuw en lomp, dat de dwaalingelk, die onbevooroordeeld denkt, in het«oog loopt. Eerst wordt eene leerltellingopgegeeven, dan verdeedigd, en eindelijktegen wederfpraak bevestigd. Ditalles gefchiedt, gelijk wij reeds aangemerkthebben in den derden perzoon:men leest niet; wij ft ellen enz., maar zijfielten enz. De wederlegging van CLOP-PEMBURG heeft haare waarde, en in zijnenrijd zal hij er bij de geleerden in hetalgemeen geen' geringen lof mee hebbeningelegd.CLXXV.De meergenoemde os TE ROB heeft uitgegeeven,zo het fchijnt, twee SijdematifcheSchriften, één in het Latijn, enéén in het Hoogduitsch, waarvan heteerde getijteld is Inftitutiones Theologiae,en het andere Unterrichtung von den vornehmftenkauptpun&en der ChristlichenReligion, in welcher begriffen ist fastdie gantze Confesfien oder Bekentnis'der gemeine im Konigreich Polen. D enklijkverfchillen deeze beide Schriften, tenaanzien van den inhoud weinig van elkander.Het Hoogduitsch werk is uitgegeeven


256 Bekiwpte Letterkundige GefchiedenisXVII. ven te RAKOW 1604, en herdrukt ï.612EEUW, en ook 1625; en is mede in 't Nederduitschte vöorfchijn gebragt 1649. Hetfpijt mij , dat ik niet één deezer tweewerken heb kunnen magtig worden, wijlik ook dezelven geern hier beoordeeldhadde. Bij gebrek van goede berichtenkan ik er dus niets van zeggen. Alleenkan ik melden, dat de Schrijver hetHoogduitfche werk vervaardigd heeft,om zijnen landgenooten, die eeniglijkHoogduitsch verftonden, het SocinianismusImaaklijk te maaken, of hen in hetzelveteverfterken Dit verhaalt WALCH(*).Ook kan ik nog melden, dat JUSTÜS FEUR-BORN het Latijnfche, en JOHANN PAULUSFELWINGER het Hoogduitfche werk, openlijkwederlegd hebben. Daar van heeftverflag gedaan BUDDEDS in zijn dikwerfaangehaald boek (f). Dit is alles, watik van deeze twee werken, door OSTE­ROD gefchreeven, te berichten weete.CLXXVI.Meer kunnen wij op goede grondenden leezer mededeelen van een Sijftematischwerk van JOHANNES VOLKELIus,'t welk op de voorigen in de tijdorde,die wij houden, hier volgt. Ditwerk is na des Schrijvers dood uitgekomen,ten jaare 1630 te RAKOW, onderden(*) L. L. I. p. 2oeJ.(t; 1.1. ii75-


der Syflematifche Godgeleerdheid. 257den tijtel, De Vera Religione Libri V. XVII.VOLKELIUS was gebooren te GRIM in CE UW.het Markgraaffchap MEISSEN, en Predikantte SMIGEL in POLEN. Hij waseen der bekwaamde mannen onder deSociniaanen. Het werk, waarvan wij hierverllag doen, draagt daar blijken van.'t Zelve is een volledig Sijdema van deSóciniaanfche Godgeleerdheid. Aan hetzelveontbrak wel nog een voornaamhoofdftuk, toen hij het leggen liet, endaarop kwam te overlijden , te weetenhet hoofdltuk over God en zijne eigenfchappen.Dan dit gebrek werd na zijnendood vervuld door JOHANNIIS KRELL,een Duitfcher en Predikant te RAKOW,daar hij 1642 geitorven is (*) Deezezeer geleerde man heeft bij dit Sijftemagevoegd het hoofdftuk De Deoeius Attributis ( van God en zijne eigenfchappeny.En hier door heeft hetzelvezijne volkomenheid gekreegen ;waarna het dus voltooid is uitgegeeven.Het(*) Aan de Akademie te AL Ton. F de grondenzijner Studiën leggende, veranderde hij, nagenooten onderwijs van E R N E STUS SONER,Hoogleeraar in de Wijsgeerte, een' leerling vanF. SOCINUS, van geloofsbegrippen, en vertrokdaarop na P O L E N , daar hij wegens zijne geleerdheiden fchranderheid zeer beroemd werd,en ook wegens zijn braaf karakter in hoog aanziengeraakte B I S T K R F E L D noemt hem inzijn werk: Dc uno Dto etc contra CRELLIUM iapracf: p'irum cum ob pracclamm cruditionem ,'tuin ob fingularsm humaniiatem atque indufiri.mm , apud fuos echberrimum.lil. DEEL. R


a 5 8eknepte Letterkundige GefchiedenisXVII.EEUWHec hoofdltuk van K R E L L is, gelijk hetbehoorde , in hec werk vooraan gevoe » 1,en maakt een bezonder boek uit; zo dachec gehecle gefchrift uit zes boeken beftaat(*). Ten jaare 1641 werd ditwerk in 4. gedrukt te AMSTEKD AMbij B L A A u w, hoewel noch jaargetal ,noch naam van Stad cn Drukker op hectijtelblad ftond, Doch de Magiftraat vanA M S T E R D A M , befchroomd voor hetnadeel van zulk een gevaarlijk Schrift,waarin het leerftuk der Dricëenheid alseene uitvinding van den Duivel werduitgedampt (f ), liet alle de Exemplaaren,die vijf honderd en vijftig in getalwaaren, ophaalen, en floeg den Drukkerin eene hooge geldboète. Den 20Van Louwmaand des jaars 164 a werdenze door beulshanden openlijk verbrand,doch, den Magiftraat veranderd zijnde,werd de Drukker van het betaalen deropgelegde boete vrijgefprooken ( $).Hier van was het , dat het werk zeerzeldzaam .meer gevonden wierd. Eenenkel Exemplaar, dat de vlam ontkomenwas,(*) Het Schrijven van dit Hoofdfluk gaf aanK R E L L naderhand aanleiding, om zijn werk ,De uno Deo patre opceftellen. Men zie devoorr. van dit werk.(t) Vide Volkelianï opcris Lib. V. C. IX.p. 401 , ubi ftatim in initio diabolum auStoremdoBrinae de S.S. Trinitate impie confrituit. Conf.CERDES Twee Verh. p. 108. en Riiii, /. /.Peg, 47-CS) Voyez BA IJLE Di8: Art; VOLK.


aer Systematifche Godgeleerdheid, 259was, of dat van den Rakowfchen druk XVII.in de Nederlanden werd overgebragt ,.werd hier te lande tegen Dukaaten opgewoogen.Naderhand is het in het Nederduitschvertaald en uitgegeeven te ROT-T E R D A M i6"49 kij zekeren co LOM, dieook de Bibliotheca Fratrum Polonorumgedrukt en uitgegeeven heeft, waarvan wijhier voor melding hebben gemaakt (*).Op den tijtel van deeze Nederduitfcheuitgave ftond, om de nieuwsgierigheid vanhet gemeen te wekken, en voor het boekveele koopers te winnen, dat hetzelve inHOLL ANübij Schepenvonnisfe gedoemdopenbaerlijckgeëxecuteerd en met vijer verbrandwaare anno 164.1 in Januarij.Eindelijk heeft sAMuëL MA RE SI UShet boek weder geheel in 't Latijn laatendrukken , met eene daarnevens gevoegdewederlegging , onder den tijtelvan Hydra Socinianismi expugnata,Deeze uitgave van MARESIUS beftaatuit drie boekdeelen in 4., waarvan heteerfte te GRONINGEN het licht zag 1651,het tweede 1654 , en het derde 1662.CIO D' cSijftema van VOLKELIUS is hetgcfchiktfte ftellèlmaatig Theologisch gefchrift, 't welk wij van de Sociniaanen(*) Zie tl. 225.heb-(t) BUDDEHS l. I. I. p 380 en VENEMAH. Ei Vit. p 534. fchrijven, dat dit werk vanMARESIUS reeds uitgekomen zij \6\i , dochzulks is een baarblijklijke misdag. BUDDEUÏook fchijnt denzei ven naderhand gezien te heb.ben. Verg. II. p. 1175.R 2:EUW.


soo Beknopte LetterkundigeGefchiedenisXVI F. \ lebben, om er het waare Socianismuslitte leeren kennen, De SociniaanfcheïiüWi 1] eerltellingen worden er in eene goede« >rde. in eenen welbewerkten zamenhang,€ n met oordeel in voorgedraagen. Enl loogüjk worden zij in geen Sociniaanscbijllema zo onbewimpeld opgegeeven, en2 o ruiterlijk verdeedigd, dan in hetzelve (*).i )enklijk is ook dit de reden geweest,V /aaröm de Regeering van A M S T E R D A M«j e uitgave van dit werk zo fpoedig geremd,en den uitgever zo hoog geboec11h eeft (f). — Volgens het bericht vane en' mijner vrienden moet het voorvoeg-T. :1 van K R E L L , over God en zijne eienfchappen. ook afzonderlijk gedruktgz ijn ten jaare 1663 in 4. op eene onbeendeplaatze, en bij eenen onbekendenku itgeever: op den tijtel Haat, te VRIJ.B JRG , bij JOHAMNKS VR1JM0ET ( § ) . —h et Sijflema van V O L K E L I U S is wedergddoor M A R ES! us in het bovenge-hn> )emde werk: en onder de Schriften,te gen. de So-iniaanen ingericht, is het-Zé Ive geenszins het minfte; doch de bitze(*) Conf. BA IJLE Dia. Art. VOLK.fcherp-Ct' Over dit werk van VOLKELIUS kan me»na leezea BI'DDÏUS /. /.I. p. 380 en II. p. 1174en II75- PFAFF: / /. I. p. 266, MAR ESI J Col-'1 Thtol. Dcdicat: p. 3. WALCH l. / 1. p,29 6. FORMEIJ 't a. b. II. D. II. Sf. bl. 304.Ni EMEIJER 't a. b. Th. II. bl. 12 en HEINRIC»'t a. b bl. 405.^5) WALCH maakt ook, zie ik, met een en.ke 'd woord van deeze Ncderduitfthe uitgave gewaE. Lib. L. X. p. 2? s.


der Sy/iematifche Godgeleerdheid. 2.61fcherpheid, tegen andersdenkenden, den XVII.geleerden Schrijver eigen, en in dit werk,zo wel als in zijne overige Schriften,heerfchende , heeft het niet weinig vandie hooge waarde, welke het anders hebbenkonde, onthouden. Ook is er doorJ O H A N N E S P O L IJ A N D E R Cl K E R K H O ­V E N een werk gefchreeven, 't welk getijtelis , Concertatio anti Sociniana maximecontra CRELLIUM & VOLKELIVM,uitgekomen te A M S T E R D A M 1640 in 8.En waarl'chijnlijk zal dit ook tegen hecgemelde Sijttema van V O L K E L I U S zijnppgcfteld.CLXXVII.Wijders doet zich hier nog op hetCompendium Religionis Chriftianae vanJ O H A N N E S W O L T Z O G E N ( *). Deezegeleerde Schrijver was een OostenrijkschEdelman, in zijne jeugd, zo het fchijnt,den Roomfchen Godsdienst toegedaan ,maar in rijper jaaren een Kalvijnist, ennaderhand een Sociniaan. Hij was een"Wijsgeer, en muntte zeer uit in de Wiskunsten in de Staatkunde. Zich gevoegdhebbende bij het Kerkgenootfchap derPoolfche broederen , bekleedde hij daarinwel geen kerklijk ambt, maar fchreeftoch verfcheiden Theologifche werken,deels(*) Deeze W O L T Z O G E N moet wel ondericheidenworden van louis W O L Z O C E N , vanwelken wij gewaagd hebben in 't H. B. bl. 87.R 3B E U w.


fffjs Beknopte LetterkundigeGefchiedenisXVII. dééls van eenen uitlegkundigen , deelsE E U W ; van eenen leerAeffigen aart, die allenbij eikanderen uirjregeeven zijn i6s6te IRENOPOLEN (te Freedefiad, 't welkdenklijk A M S T E R D A M zal zijn). Enonder deeze Schriften is ook het bovengenoemdeTheologisch Compendium. Ditboek bevat eene Sijdematifche voordragtvan de voornaamfte leerllellingen der Sociniaanen.Het is niet verdeeld in hoofdlrukken,maar in drie en zestig paragraafenof afdeelingen. 't Opftel is wel gefchreeven,duidüjk, eenvoudig, geheelzonder Schoolfche termen, en dlofoofifchefpitsvindigheden. Op veele plaatzenis de Schrijver zeer fcherp en ftekekeligtegen de Proteftanten; en overal,waar het maar eenigszins te pas komt,maakt hij er zijn werk van, om deleervan 's Hcilands Godheid te beftrijden.Meer opzetlijk echter doet hij zulks inde veertiende piragraaf en de volgenden,tot de dercigfte ingeflooten. Hij verklaartzich ook. tegen de Godheid vanden Heiligen Geeft, die bij hem flechtseene kracht van God is, doch dat doethij in ééns in de zeven en achtenvijftigfteparagraaf. De leer der Sociniaanen wordteerst met ronde woorden opgegeeven,dan, met bewijzen uit de reden en uitde Schrift geftaafd, en vervolgens tegende bedenkingen van andersgezinden verdeedigd't Verwondert mij, dat mendit Sijftema nergens , voor zo verre ikweet, bij B U D D E U S , bij W A L C H , bijNIK-


der System at ifche Godgeleerdheid. 263NIEMEIJER, bij HtINRICH, of bij XVII.iemand anders, beoordeeld vindt. Dege-EEuw.melde Schrijvers noemen het zelfs nieteens.CLXXVIII.Eindelijk moet ik nog met een woordgewag maaken van een werk, getijteld,Inftitatio Christiana, of Christlijk Onderwijs, waarin klaar en 'bondig gehandeldwordt van veele voornaame hoofdrukken,zeer noodig geweeten ter zalig'heid. tot onderrichting van alle dooiendeKristenen , op de wijze van eeneZamenfpraak tusfehen een Discipel enzijnen Meester , te A M S T E R D A M gedrukt1678 in 8. De Schrijver is jo-H A N N E S B E C I Ü S , een Zeeuw uit M I D ­D E L B U R G Deeze man was Predikantgeweest bij de Hervormden onder hetkruis, of aan den zogenoemden OLIJF­B E R G , dan hier werd hij, denklijk omzijne Sociniaanfche gevoelens , ongeveer't jaar 1664 genoodzaakt , zijnen postnederteleggen, waarop hij vervolgens tenjaare 1668 uit de Provintie van ZEELAND,ook waarfchijnlijk om dezelfde redenen,gebannen werd. Toen hij het gemeldewerk uitgaf, hield hij zich op te A M ­S T E R D A M . Dit werk, waarvan mij alleende tijtel bekend is , fchijnt eenigszinsSijilematisch ingericht te zijn, en veelekenmerklijkeleèrftukken der Sociniaanen tebehelzen. Buiten het genoemde gefchriftheefthijnog verfcheidenanderen uitgegeven. -R 4En


26*4 BeknopteLètterktindige GefchiedenisXVII En hier door heeft hij zich de gegrondeBEU W. wederfpraak van verfcheiden geleerde Predikantenin ons Vaderland op den halsgehaald. Tegen hem hebben gefchreevenNIKOLAAS VAN H O O R N , EmeritusPredikant te A A G T E K E R K , in heteiland van W A L C H E R E N , TARQUI-NIUS POPPINGA, Predikant te PIE-TERSBIERUM in F R I E S L A N D , enJAKOBUS O L U E N B U R G , predikant teW I T M A R S U M in FRIESLAND (*).De eerfte heeft tegen a tscius uitgegee'ven een boek, geuiteld, Arrius Redivivus;de tweede heeft tegen hem uit-fgegeeven een werk, getijteld, Ontknoopingder Zwaarigheid over de Drieëenheid,en ook eene Proeve op de proeve'van BECJUS, cn de derde heeft tegenhem uitgegeeven een werk, getijteld,Nietigheid en ongegrondheid der SociniaanfcheGodsdienst. Doch tegen dee-Ze gefchriften heefc BECIUS ook wederzijne pen gevoeld in verfcheiden Apologetifcheverhandelingen. — Dit weinigevonden wij niet ongevoegd hier van deezenB E c i u s en van zijn gemeld werkaantetekenen (j).CLXXLX.(*) Deeze is dezelfde , die naderhand Predi.kant geweest is te t,i ijë, vervolgens te8 M >.DEN en emdelijk te DORDT RECHT, daar hii1690 overleeden is: Hij was L. A. M. en PhilDoctor. Zijne verk/aaring over den eerften brief 'van JOHANNES is bij veelen bekend.(t.) Men zie verder over hem en zijne SchriftenD E LA «BE, GELETTERD ZEELAND,**• 4—8 , cn ook GERDES , Twee Verh. hl. ióa en 163.


der Sptematifche Godgeleerdheid, 265CLXXIX.Laat die genoeg zijn ter beoordeelingvan de Theologiiche Sijftemas der Sociniaanen, waar van wij den leezer eenletterkundig en hidorisch verilag hebbenmedegedeeld ; en laat ons nu nog onzeaandacht bepaalen bij den voordeeligenen nadeeligen invloed, dien de Godgeleerdheidder Sociniaanen gehad heeftopde Theologifche Sijftemas der Lutherfchenen Hervormden , en ook ten laatftenzien, hoe zeer de volksbegrippenvan de Hervormden, vooral hier te lande,geleeden hebben van de verfchillenmet de Sociniaanen.CLXXX.Uit den hoofdinhoud van het" ftelfelder Sociniaanfche Godgeleerdheid , hiervoor opgegeeven, kan men opmaaken,welken overvloed van ft of de Sociniaanenaan de Sijdemafchrijvers van de Luthsr~fchen en Hervormden ter bearbeidingbezorgd hebben, en hoe veel deezen tedoen moesten krijgen, om hen met krachctegen te fpreeken , en den verderflijkenvoortgang van hunne leer allerwege tefluiten , daar het Socinianismus op iedervoornaam hoofdpunt der KristlijkeGodsdienstleer eene regtftreekfchc of zijdlingfchebetrekking heeft, was het noodigde dwaalingen allenthalve natefpooren,en het onfehriftmaatige en fchadelijke-R 5der*XVH.EEUW.


%66 Beknopte Letterkundige GefchiedeniXVÏL de^elven telkens met overtuigende rede-*EÜW. " e n Y a n e e n b e t è r onderwijs aantetoonen.Van h,er is het , dat wij in de GodgeleerdeSijftemas van de Lutherfchen> enHervormden, in deeze eeuw uitgekomen,bij ieder hoofdftuk bijkans den naam derSociniaanen gelpdd vinden , en hunnebegrippen wederlegd zien. Aan de leervan SOCINUS hebben wij in onze SijftemanfcheSchriften in de daad veel dankte weeten. Veel nuttigs is er door hetverfehil voeren met de Sociniaanen inonze Snftemas gekomen, 't welk wij andersgeheel gemist zouden hebben. DeSociniaanen hebben onze Theologantenopgewakkerd, om deeze en gene leer-Hukken van aanbelang , welken bij onsgeheel het tegengeftelde der Sociniaanlchegevoelens zijn,l v a t m e e r v a n n a b j.te befchouwen, dieper door te'denken,breeder uittewerken , bondiger te bewijzen,en krachtiger te ftaaven. Hiertoemoeten gebragt worden de leerllukken vande Dneéenhcid, Godsfrafende rechtvaardigheid,des menfehen verdorvenheid,de eeuwigheid der ftrafen, en inzonderheidhec leerlluk der voldoend.Voor deeze waarheden hcefc het geloofzmts den voortgang van het Socfnianisrnus,een' veel fterker grond bekomen,dan het voormaals h;d. En dit ookmoest het natuurlijk gevolg van het verfehiltusfehen de Sociniaanen en ons zijnHet is toch zeóên den aanvang van hetKnstendom in alle eeuwen zo gegaan 3ieder


der Systematifche Godgeleerdheid. 267ieder nieuwe dwaaling was oorzaak, dat XVII.anderen, de dwaaling beftrijdende, nieuw EEUWlicht over de Godsdienstleer van jtsusverfpreidden , en nieuwe bewijzen terbevestiging van de waarheid aan den dagbragten.CLXXXI.,Aan den anderen kant is het te betreuren, dat een kwaalijk beftuurde ijverdikmaals, door het gebruik van School -fchehairklooverijen, van wijsgeerige fpitsvindigheden,en donkere voorllellingen,de waarheid, die tegen de Sociniaanen verdeedigdwerd, merklijk benadeeld heeft,in zeer veele opzichten.LUTHER, MELANCHTHON, ZWINGEL,KALVIJN, en anderen onder de Hervormersder Kerk hadden bij het behandelenvan de gezuiverde geloofsleer, en inzonderheidvan de leer der Drieëenheid alleSchoolfche onderfcheidingen, onverftaanbrekunstwoorden,en ingewikkelde fpreekwijzen, geheel achtergelaaten , en dewaarheid in haare kracht duidlijk en eenvoudigvoorgefteld. Dat hadden ook deTheologanten van deeze eeuw moetendoen ; maar deeze begonnen weder teFilofofeeren, en met allerlei redekunstigebetoogen de Sociniaanen te keer tegaan. Zeer klaagde in zijnen tijd daarover de geleerde DEKKER, ZO als wijdit hier voor in de honderd zeventiendeparagraaf uit 's mans eigen woorden reedsölge-


arjS Beknopte LetterkundigeGefchiedenisXVII, gezien hebben. En zijne klagten waarenEEUW. regcmaatig; men leeze, om hier van overtuigdte worden de Sijftetrias der Lutherifchen en Hervormden, in de zeventiendeeeuw uitgekomen , of men erinnerezich flechts , \ gene wij diesaangaandëhier voor, in het tweede deel van ditwerk, duidlijk meenen aangetoond te hebben.I-lier kwam bij, dat men, in hetverdeedigen der waarheid tegen de dwaaiendeSociniaanen , er zich fteeds opfcherpte, om een aantal van bewijzentegen hen in aantogt te brengen, zonderer zich over te bekommeren, of zijvan veel of van weinig kracht waaren.Meenig bewijs, met oordeel uitgedacht,"cn wel aangedrongen , heeft zeker éenSociniaanen afbreuk gedaan ; maar ookzijn er bewijzen in de Sijftemas der Lutherfchenen Hervormden te vinden, diezö geheel ftrijdig zijn tegen de regelsvan eene gezonde Bijbelverklaring, zogeheel aanloopen tegen eene zuivere Redeneerkunde,zo geheel het Studium partium(de partijzucht) verraaden, zo geheelover alle paaien heen gezet zijn ,zo geheel naar het aangenomen ft elftjverwrikten verboogen zijn, dat het nietwel anders konde , of "dc Sociniaanenmoesten dezelven, als even zo veele blijkenvan verlegenheid aanmerken , en dusdoende in ' hunne omhelsde, en van anderenzo ongelukkig betwiste, gevoelensbevestigd worden. Wanneer een onbevooröordccldTheo.'ogantin onze dagen eenste


der Syftematifche Godgeleerdheid. 269re rqgge ziet, on hec heir van bewijzen, "XVII.waarmede men de Sociniaanen in de ze-EEUW.ventïende eeuw beoorloogd heeft, hoeveelen zal hij dan aantreffen, die bedroefdweinig kracht hebben, en ook, al haddenzij krachc, dikwerf cegen hec punc,*t welk zij trefFen moesten , in eene ganschverkeerde richting (laan. Zulke bewijzenhebben bij denkende lieden, die den ftrijdonpartijdig aanzagen, ontzaglijk veel na.deel gedaan, hen den Sociniaanen doentoejuigcben, en dus door dien weg dehanden der Sociniaanen gefterkt. Zeerfe rcgt fchrijft dc geleerde JAKOB V A NNUIJS KLINKENBERG in zijne aanmerkingenop het door hem vertaalde werk vanBAUJMGAIVTÜN CRUCIUS , de leer derDrieëenheid verdedigd (*). „ Iemand,die met het beste hart na de waarheidzoekt, en het gebrekkige in zulk eenbewijs opmerkt, kan in verzoeking komen,van de waarheid in twijfel te trekken.De twijfelaar wordt daar door inzijne onzekerheid geilerkt De vijandbedient zich van de zwakheid eenes bewijs,om de waarheid zelve te ondermijnen."S taaien vanzodaanige bewijzen zijnden verilandigen genoeg bekend. Deezenweeten bij voorbeeld, hoe zwak de bewijzenzijn, die men voor de leer der drieëenheidontleent uit Gods naam Elohim, uicGKN: 1: 26, III : 22 , Xi : 7. G E N :XIX124. N U M : VI: 24— 26. jEs:VI:3enC»j Bl. 284.meer


570 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. meerandere plaatzen ( *). En het ergst vanEt uw. allen was, dat deeze zwakke bewijzenin alle van tijd tot tijd uitkomende Sijftemastelkens herhaald en daarenbovenals het merk der regtzinnigheid befchouwdwerden. Indien iemand het hart had, omde zwakheid van het een of ander gewoonbewijs, 't welk voor de waarheid tegende dwaalingen der Sociniaanen in de Sijftemaswerd aangevoerd, met onbewimpeldewoorden aan den dag te leggen,of alle die bewijzen, die het verfehil nietovertuigend beflisfen kunnen , uirtemonftcren,werd hij terftond van onregtzinm'gheidverdacht gehouden, en als eengevaarlijk keriiar openlijk uitgekreeten.Voorbeelden zijn daar van in de zeventiendeeeuw genoeg voor handen. Dithield veelen doorzichtigen mannen denmond geflooten, en de pen van het papier.Men meende, door zulken van allekanten met de haatlijkfte kleuren afte(•'*) 't T s f e verwonderen, dat een man, alslAtn c H E N CRUCIUS, dien het anders niet geheelaan oordeel fchijnt te ontbreeken, bij hetverdeedigen van de leer der Drieëenheid tegende Nieuwe Hen-ormers aan zodaanige bewijzennog eenig gewigt hangt, in zijn boven aangehaaldgefchrift De vcrtaaler van het/.elve ,NU IJS VAN K L I N K E N B E R G heeft voorzichtigergedaan met deze,ven geheel uittemonfteren ,gedachtig zijnde aan den regel , die te veel eeu-ijit, bcu-ij-t niets. Wanneer men den beftrijdersder waarheid met zulke bewijzen aan boordkomt, moeten zij gewis in hunne vuist lagchen ,en bij zich' zejven tnumf blaa^en.


der Syfïematifche Godgeleerdheid. 271tetekenen, de zaak der regtzinnigheid te XVIT.bevorderen, en ondermsfchen deed men EEUW.er haar groot nadeel mede. Niets tochis nadeeliger voor dc waarheid, dan hecgebruik van Hechte bewijzen, en hethardnekkig beweeren, dat die bewijzen,niettegcnftaande de weinige beduidenisvan dezelven overtuigend wordt aangetoond,geldig, gegrond, en goed zijn.De klaarlte waarheid kan daar door inhet oog van eenen eerlijken twijfelaaronbegrijplijk veel van haare fchoonheid,en haar aanneemlijk voorkomen verliezen.Dit gebeurt meer, dan men wel denkt.CLXXXII.En dit alles had eenen nadeeligen weêrflagop de begrippen des volks, onderde Lutherfchen en Hervormden. Oindit in eene cn andere bezonderheid tetoonen , zal ik flechts mij bepaalen totde volksbegrippen van de Hervormdenhier te lande. Daar de volksleeraarsmeestal in hunne openbaare onderwijzingenniets anders voor den dag bragten,dan 't gene hun Sijdema opleverde, enalles , wat zij hunnen gemeenten voorhielden, op de Sijdematifche leest gefchoeidwas, kon het dus niet anders,of het volk moest in zijne zwakheid opdezelfde wijze tegen de Sociniaanen redeneeren,als hunne leeraars Her volk,met 'deeze bewijzende fchermende, verbeelddezich vrij wat mans te zijn, enver-


%y


der Syfïematifche Godgeleerdheid. 573Kristelijken Godsdienst de Apoftolifche XVfl.Kerkfpraak met de Mozaïfche vermengt, EEUW*en zich uitdrukt met bewoordingen, dieop den ichaduwiichtigen Godsdienst derHebreeuwen haare betrekking hebben,zo wel als met bewoordingen , dse opden eenvoudigen kristlijken Godsdienstpasfen. Ten tweeden : de Sociniaanenhebben doorgaans iïerk aangedrongen ophet betrachten der pligten, en wel éénsbeweerd, dat men zich over het Ieerftelligezo zter niet te bekommeren had,indien men maar kristlijk zocht te leeven(*). Deeze Helling, die den Hervormden,en met recht, tegen ftond,heeft aan zommigen onder hec volk oorzaakgègéeven, om zo al niec openlijk,dan heimelijk ten minsten, op eene geheelandere klip te llooten. De zaak tegende Sociniaanen te verre drijvende, zijnzommigen vast geraakt aan dit allerfcha*dclijkst wanbegrip, dac, indien men in hecleerltcliige zuiver is , het er dan zo zeerniet op aan komt, hoe men naar hetzelleeiï.Hoe veele menfehen toch zullener van tijd tot tijd onder de Hervormdenniet geweest zijn, die hunne zaligheidhingen aan hunne regtzinnigheid ,en fpoedig gereed weezende, om anderen,die niec éénsdenkend met hun waaren,(*) Deeze nadeelif.e ftclüng dringt thands vvev,der door; men vindt dezelve bu.dig \v«der!egdin de Vkicrl. ÈHiiotb. VIII: No. 14. Uci'^clv.bl. 615- Ó34-Hl. PEEL. S


574 Beknopte Letterkundige GefchiedetiisXVII. ren . omtrent de Godsdienstleer, vlakEEUW-wech te verdoemen, zeiven ondertuslchenongelukkig zijn geworden ! Ten derden.'men weet, dat de Sociniaanen fteeds inhunne Schriften, en in hunne mondhjkeonderwijzingen, de leer van JBSUS borgtogtliikevoldoening ontkend, en er daaromalleen hun werk van hebben gemaakt,om JESUS als het beste voorbeeld derdeugd aanteprijzen. Als zodaanig haddende Hervormden toch immers JESÜS ookmoeten voordellen Maar hebben zijdat gedaan? Uit hoofde van vreeze, datzij den Sociniaanen in de hand mogteawerken, ot voor Sociniaanschgezind mogtengehouden worden van hunne geloofsgenooten,hebben zij JESUS, in die voorhun zo gewenschte betrekking, geheeluit het oog verloeren. En van hier ishet, dat het openlijk voordellen van JE-.sus als het beste voorbeeld der deugd,veelen nog geheel niet fmaakt. Vooralheeft men zulk een voordel overdwarschtmet eene al te fterk gedreeven verdeedigingvan de leer der Voldoening. Trouwenseene te llerke verdeediging van deezeleer tegen de Sociniaanen is in de Hervormdekerk over het algemeen van eenenzeer nadeeligen invloed geweest op deverbetering van het hart en den wandel.De leer der voldoening was overal bijhet verklaaren van den Bijbel de fcheefingen inflag ; in ontelbre Bijbelfchefpreekwijzen van het O. en N. T., daar, er geen zweem van gevonden wordt,meen-


der Syftematifche Godgeleerdheid. 275meende men ze dufdTijk aancetreffen ; XVII.en dus moest in meenigvuldige Bijbel- EEUW^teksten altoos , daar van gerechtigheidgewaagd wordt, niet zelden , buitentwijfel, aan de gerechtigheid vanKRISÏUS, die ons door het geloofwordt toegerekend , gedacht worden.In hoe veele Schriftplaatzen heeft men diegerechtigheid van KRISTUS niet al gezocht,en nteenen te vinden! Hoe veelevSchriftplaatzen zijn niet dikwerf geheelverdraaid, en, tegen den duidlijken inhouddes verbands aan, in eenen verkeerdenzin uitgelegd, eeniglijk om een geliefddenkbeeld voor te ftaan, waar veormen buiten die plaatzen zulke goede grondenin den Bijbel had ! Men neeme bijvoorbeeld eens M A T T H . V:ÜO, daarde Héiland zegt; Ik zeg u, ten zij uwegerechtigheid overvloediger zij, dan derSchriftgeleerden en der Farizeen, datgij het Koningrijk der Hemelen geenszinszult ingaan. Hier is de zin derwoordenongetwijfeld alleen deeze. Indienuwe deugd niet van beter aart is, dandie, welke de Schriftgeleerden en Farizeeuwenleeren en beoefenen , zult gijgewis aan de voorrechten van het rijkdes Hemels geen deel hebben. Dan hierverklaarde men doorgaans de van j E S Ü Sbedoelde gerechtigheid voor de gerechtigheidvan JESUS zeiven, die door hetgeloof van den mensch wordt aangenomen.En, mijns oordeels, is dit eeneS 2ver-


Beknopte Letterkundige GefchiedenUXVIL verklaaring, die niet alleen vlak inlooptEEUW. tegen den zamenhang van 's Heilands rede, maar ook onder het denkbeeld vande Schaare , tot welke Hij fprak , volftrektniet vallen konde; en dit toch moestzo kunnen geweest zijn , indien de verklaaringegt zoude weezen. Alleen indiers zin, zo als ik de woorden bovenomfchreeven heb, kon de Schaar de woordenverdaan, en niet anders. 't Was• immers geheel boven het bereik der begrippenvan de Schaar en van de Apostelen,tot welken de Heiland fprak, hierte denken aan eene borgtogtlijke gerechtigheid,welke Hij. eens voor zondaarendoor zijne gehoorzaamheid, in zijn keven,lilden en derven, verwerven zoude, enwelke men door 't geloof aanneemen moest.Of wilde de Heiland in het midden vanzijne voor de Schaar zo verdaanbaare redeiets zeggen , 't welk hij zeker wist,dat niemand zijner hoorers vatten , ofliever dat een ieder van hun geheel verkeerdvatten zoude ? Neen zeker niet!J E s u s wilde verdaan worden, en fprakook verdaanbaar genoeg voor allen , diehem hoorden. Zeer verwonder ik mij,dat een zo oordeelkundige v E N E MAhier ook nog te veel aan zijn TheologischSijdema heeft vastgezeten, en hieraan de gerechtigheid . van JE S US voorzijn volk verworven, en door het geloofdes harten van hun aangenomen, heeftmeeneti te moeten denker?, in zijn werkDe waare Christlijke Religie onderzochte»


der Syftematifche Godgeleerdheid 277en nagefpoord ("*)• Te meer verwon- XVII.der ik mij hier over, daar onze oude EEUW.Godgeleerden hier reeds gedacht hebbenaan een daadlijke rechtvaardigheid van denmensch ; dat deezen de plaats zo verklairdhebben, blijkt uit hunne uitlegkundigeSchriftsn. Dan al vroeg ook hebbenzommige Schriftuitleggers hier de gerechtigheidvan KRISTUS meenen te moetenverdaan- Altoos de vermaarde ABRA­HAM SCHÜLTB.TUS, Hoogleeraar te HËI-DELBRRG , die lid geweest is van deDordfche Sijnode , tenjaare 1618 en 1619gehouden, klaagde er al in zijnen tijdover, dat deeze plaats van veelen zo verkeerduitgelegd wierd, door bij het verklaarenvan dezelve over de gerechtigheiddes geloofs uitrewijden (f), Deeze verklaa«(*) 15 tl- 5+7 en 548. VENEMA eigenlijk,verftaat er door beiden, en de gerechtigheid vanKRISTUS, en ds zogenoemde inlcecvenae gerechtigheid.Daarin waaren hem voorgegaancocctius in zijne Sehol-.a in Euang. MATTH.h. 1. HUIZING*, R O M B O U T S , V A N T I Len meer anderen Te regt zegt ANDALA infua txegefi Wuft: loc. peg. 304, van deeze verklaaring.Confufioncm (£ ohfeuritatem parit eadiverfurum fignifieationum coniunHio. En na nog't eene eu andere aangemerkt tc hebben, zegthij verder; Notanda haec cenfui, — ut veritasmagis magisqtte elucidetur ; ut quivis Lettor talesconfuftones vitare difcat; ut verba Dei clarius,fadlius ê? fimplicius explicerttur, ctque vcra eo •rum explicatio ad omnem confeentiam manifefteturANDALA verftaat hier iWttn des menfehtnrechtvaardigheid.(f) Men Ueze zijne Exercit: Euang. Lib.ll.C. 19, im hij deeze verklaaring noemt errtremS 3


278 Beknopte Letterkundige GefchiedjnisXVII. klaaring is onder de band bij hec volkIE uw. zo aanneemlijk, en eindelijk in'hun oogzoalleen de waare en egte geworden^dac naauwlijks eenig openbaar Leeraareene andere vobr den dag moge brengen,zonder gevaar van verketterd te worden.Wij zouden zelfs daar van nog een voorbeeldkunnen noemen uit de tegenwoordigeachttiende eeuw. Even zo ongerijmdis ook de verklaaring , welke zommigengegeeven hebben van M A T T H : VI : 33,daar geleezen wordt; zoekt eerst het Koningrijkvan God en zijne gerechtigheid.Hier ook heeft men duidlijk degerechtigheid van KRIS TVS meenenaantetreffen. Wie moet niet met ontevreedeheiden verontwaardiging zien ,hoe veele Leeraars bij het verklaaren vandeeze plaats des Zaligmaakers woordenopenlijk verdraüijen,, enkel en alleen, omde zuivere leer der voldoening, die wijtegen de Sociniaanen verdeedigen , tepas te brengen, en te toonen, dat zijregtzjnnig zrn! Men Ieeze bij voorbeeldeens, hoe vertrouw! ijk vader HEI. L EN-BROEK in zijne Bijbelfche Keurjlofen (*),onsvnlgi Homiliaftarum Éuaugelieorum . en zich erdus nadruklijk over uitlaat. Non fine Stomechofuepe audivi, Homiliafias noftros , in explicationeverjus XX. C. V. M A T T H . txcurrere in declamationtmde Juftitia fidei , quad fervator nojlerïuflttitm legalembic reiiciat , fidei dilaudct. Atquehuic glosfae refragatur quidquid toto hoe caj>itede iuftitia disjerètur.C*) I D. hl. 76l.


der Systematifche Godgeleerdheid. 279ons zegt, wat hier gerechtigheid is. Zij XVII.is, zegt hij, de ver dien ft en, de voldoeving van den Heere JES U S , die op eenegeloovige aanneeming ons toegerekend engefchonken wordt als de onze, en waardooreen zondaar onder V koningrijk dergenade alleen voor God beft aan kan, engerechtvaardigd wordt. En wie weet,hoe dikwijls dit yan de Helknhroekiaa*•nen is nageprcdikt; ja hoe dikwijls hetnog heden van zommige Predikantenwordt nagepreekt. H E L L E N B R O E K sSchriften zijn toch bij deezen en genennog de geliel koosde Homiliënboeken,waarvan zij bij het zamenitellen van hunnepreeken zich bedienen En zulk eeneverklaaring ('maakt ongemeen wel aan onzekortzichti-e vroornen: dan deezen braavenmenfchen is zulks niet kwaalijk teneemen; de Leeraars zijn oorzaak , datzij zo een' bedorven fmaak hebben gekreegen;en, uit hoofde van hunne bekrompenkunde, beoordeelen zij alles,wat met de begrippen en verklaaringenvan zulken, als H E L L E N B R O E K , niecoverëenltemt, als onregtzinnig. Te wenfchenwas het, dat, de Leeraars, bij hetuitleggen van den Bijbel, zich wat meergehouden hadden aan de Schrihöphelderingender geleerde kanttekenaars van onzegewoone overzetting! De Bijbel zoudedan in veele plaatzen door hun nietzo verdonkerd zijn geworden \ en ookdeeze plaats, waarvan wij hier gewaagdhebben, zoude dan onder hunne handenS 4zoEEUW.


ü8o Beknopte Letterkundige GefchhdgitisXVII. zo veel niet geleeden hebben. — Zo eenEEuw, bijbeluitleggen heeft veroorzaakt, dat mentelkens , wanneer men de fchoonite gelegenheidhad , om op deugd en goedewerken aantedringen, zuks geheel naliet,en dat zo doende veele vermaarde Leeraars,in de grootfte gemeenten, zo welals zulken, die het opzicht over eene kleinekudde hadden , een' der allerbelangrijkftepligten veronachtzaamden. En hiervan is het, dat hec aanprijzen van dedeugd, die door geloof Gode aangenaamis, en zonder welke het geloof een harsfenfehimmigniets is, in veelen van onzeVaderlnndfche gemeenten nog heden zelfszo noode gehoord wordr, en den groot-Hen hoop maar geheel niet aanflaat. Deleer der Hervormde Kerk , dat die JESDSniet ra wandelt, en niet deugdzaam is,het geloof niet heefc, en door j E s u sbloed niet behouden kan worden; fchoonniemand aan den anderen kant hem nawandelen, en deugdzaam kan zijn, dandie waarlijk gelooft, en door zijn bloedgereinigd wordt; die leer is bij veclenonder de Hervormden geheel onbekend,of liever tot hun weezenlrjk nadeel inverachting En zo hng de geestliikevlaggevoerns der gewaande regtzinnigheidniec ophouden met aftebreeken, 'tgene andere in de daad regtzinnige Leeraarsopbouwen, zal zij ook in verachtingblijven. Doch de Heer geeve a.n deezenook oogen, om te zien, veriland, omdoor


der Syfle-matifche Godgeleerdheid. s8rdoortedenken, en een hart, dat waarheid XViï.en deugd liefheeft!BEUW.CLxxxnr.Nu vordert de orde van ons gemaakthellek, dat wij overwcegen 't gene deRemonflranten bewerkt hebben ter bevorderingder Sijftematifche Godgeleerdheid.— De Remonflranten zijn ' oorfpronglijkvan JAKOBUS ARMINIUS,Hoogleeraar in de Godgeleerdheid teLEIJIJEN, wiens gevoelens en leerwijzezij volgden, en zijn, gelijk algemeenbekend is, uit de Hervormde Kerk opgedaanin den aanvang der zeventiendeeeuw- Zij werden daarom in 't eerstook Arminiaanen geheeien. ARMI­NIUS, of zo als zijne eigenlijke naamwas, H A - R M Z E N , was gebooren te Ou-D E W A T E R ten jaare 15c o. Hij waseerst Predikant te A M S T E R D A M , daarhij 1588 als kandidaac gekomen was, enwerd vervolgens ten jaare 1603 Hoogleeraarin de Godgeleerdheid te LEIJDEN :hier is hij geftorven den 19 van Wijnmaand609. Reeds lang had men onderde Hervormden getwist over de leerder genade , en men fchijnt een' geruimentijd in twijfel gedaan te hebben,of men ze algemeen of bezonder te bcfchouwenhadde. De leerlingen vanZ W I N G E L , en de aanhangers vanB U L L I N G E R , doch voornaamlijk devolglingen van C A S T A L I O , pleittenS 5voor


s8a Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII, voor de leer d.r algemeene genade; enEEuw.de leerlingen van K A L V I J N en BC,ZAverdeedigden de leer der bezondere genade.Dan naar gelang hec krediet, 'twelk de Hervormden voor de beide laatstgenoemdemannen gekreegen hadden ,( gaande wech aangroeide, vond ook hunneleer fteeds meer bijval. En zo werd dan ook,op hoog gezag van 's lands Staaten, bijde gcwenschte omwenteling van zaaken,in het laatst der zestiende eeuw, na AL-VA'S vertrek, voorgevallen, dezelve openlijkhier te lande omheisd. Intusfchenbleeven er hier in ons Vaderland onderde Hervormden nog verfcheiden Leeraarsover, die de leer der algemeene genadevoorflonden. I nG E L D E R L A N D was,onder anderen, daar voor bekend ANAS-TASIUS VAN OE VELUVVE; in HOL-L A N D ' J O H A N N E S H O L M A N . Hoogleeraarin de Godgeleerdheid te u IJ-D E N , KASPAR C O O L H A A S , medeHoogleeraar in de Godgeleerdheid teL E I J D E N , C O R N E nus W I G E R I ,T A C O SIBRANDS; in U T R E C H T HU-B E R T DUIFHUIS ; in F R I E S L A N DG E L L I U S H O T Z E N U S , enz. EndeezeLeeraars hadden nog al vrij wat aanhangs(*). Doch ook ondervonden zijfteeds(*) De voorftanders van de leer der 'algemeenegenade hier in ons Vaderland fchijnencorfproDg!ijk2^/;, --//^»c;; en Lutherfchen geweestte zijn. Terwijl de leer van.KALVIJN , meest dooruulandi'che Godgeleerden , hier tc lande na hetj»ar


der Syftematifche Godgeleerdheid. £83fteeds bij hunne ambtgenooten op de Sij- XVII.noden den heftigften cegenftand. Bij dit e E U W>flag van Leeraars had zich heimelijk ookgevoegd AUMINIUS, toen hij nog Predikantte A M S T E R D A M was. Hier (kande, geraakte hij over verfcheiden geloofspunten,en inzonderheid over de erfzonde,en over den vrijen wil, in flingering,en hield daarover briefwisfeling meezijnen voormaaligen meester j, j. Ü R tj-NAEUS, Uoogleeraar te B A Z E L (*)-Vervolgens toen hij te LEIJDEN hetHoogleeiaarsambt bekleedde , kwam nijopenlijk uit voor 't gene , waarvan hijverdacht was gehouden, toen hij nog teA M S T E R D A M Was. Na dat ARMLNIUSenjaar 1573, toen de Onroomfchen weder begonnenadem te fcheppen-. gepredikt werd, en ingangvond, bleeven er over, die in het ftuk van.de voorb^fchikking ZWINGEL volgden , en deezen,tegen den ftroom niet kunnende oproeijen,verëenigden zich dus uiterlijk met de Kalvijnisten,en ook werden er aangetroffen zommigeLuthsrfchtn, die , fchoon zij in gevoelens aangaandede voorbei'chikking het ook niet met deKal'cijniiten eenswaaren . echter om deeze en . eaeredenen toch in derzelven gemeenfehap traden.Dit tweeërlei flag van Disfenters maakte ziel»van tijd rot tijd bekend in de Kerk ; en legdezo de gronden tot het Remonllrantendom.Een brief van AR. 111 mus aan GRIJ.NAEUS gefchreeven en gedagtekend den 16 vanLentemaand 159 ? , is nog voor handen in deMbl. Brem. Cl. III fnfc il p- 384—388. Volgensdeezen brief i'chijnt ARMINIUS zeer be.zadigd en voorzichtig in zijn onderzoek te werkgegaan te zijn, en met. God en de Heilige Schriftin zijne twijfelingen geraadpleegd te hebben. Onder


a 84 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVfl. en zijne Ambtgenoot op LEIJDENSEEUW. Hoogefchool , FRANCIÜKUS GOMA-RUS (*), eenigen tijd hevig hier overgetwist hadden , en anderen met voorén regenfchriften ftaêg pek in het vuurhadden geworpen, waardoor de twistflammenallengs nog hooger fteegen, bleekhet, dat ASMWIUS met deleer van KAL­VIJN , die van de Hervormde Kerk hier telande omhelsd werd, niet éénflemmig dachtten aanzien van de voorverordening, devoldoening van KRISTus, de genade,den vrijen wil , en de volhandigheid inhet geloof. Middelerwijl ftierf ARMINIUS.Dander anderen drukt hij zich dus uit. De praedeftinatione,peccato orighris, libero arbilr't» multae6? magneefutit ctncertationes, ex quibus , verumfatêtr , ipfe me extrieare nondum poffum. Legt,inquiro , fcrutorfcripturas g cos quibus donum.interpretandi divina aenignitute concejfum, precesed Dtum mifceo, & tarnen buerco — Hoe unitome cnnfolor , quod. dam fundamenta teneo,cum periculo falutis er rare non poffum, nee almauthor. aut caul'a erroris ejfe.C') G O M A R U S was een Bruggenaar van geboorte.Hij is eerst Predikant te F R A N K F O R Tgeweest van 't jaar 1587 tot 1594. I ndit jaarweid hij Hoogleeraar in de Godgeleerdheid teL E I J D E N . Ten jaare 1611 vertrok hij als Predikanteu Hoogleeriiar na M I D D E L B U R G inZ I E L A N B . Vervolgens werd hij ten jaare 1614Hoogleeraar in de Godgeleerdheid te SA U M E U R .Vier jaaren daarna werd hij eerfte èHoogleeraarin de Godgeleerdheid en in het Hrb'reeu wsch teG R O N I N G E N ; en hier is hij overleeden den .II van Louwmaand 1641 oud zijnde acht enzeventig jaaren. Zie Ï A J J L E hiel: art Gom.FOP B E NS Bit-Belg.art. t. C Q M . , eu H O F M ,L, U- *rt. G O M .


der Syjlematifchc Godgeleerdheid, 285Dan zijne gevoelens ftierven niec met XVII.hem. Zijne leerlingen en aanhangerssE U W.hadden kunde en moeds genoeg, om's Mans gevoelen in hec openbaar voortedraagenEén hunner, met naame jo-HAN UIJTENBOGAERDT, Predikant inden HAAG, een man van gefleepen verftand,en van eenenonderneemendenaarc,Helde met overleg en behulp , zo menmeent, van den Ichranderen HUGO DEGROOT, een vercoogfchrifc op, 'c welkde Rechtsgeleerden eene Remonftrantienoemen. Dit gefchrifc werd door deaanhangers van ARMTNIUS in de vergaderingder Staaten van HOLLAND en WEST-FRIESLAND binnen gegeeven ten jaare 1610,en behelsde eene verdeediging van hunnebetwiste leerbegrippen , raakende deezevijf artikelen. 1. Dat God, van eeuwigheid,belloocen had, zulken, die doorzijne genade in JE sus KRISTUS zoudengelooven, en in gehoorzaamheid coc heceinde toe volharden, ten eeuwigen leevente verkiezen; doch ongeloovigen en onbekeerdente verwerpen ter eeuwige verdoemenis..II. Dat KRISTUS voor allen geftorvenwas, zo nogthands, dat niemand daadlijkdoor deszelfsdood mee God verzoendwierd, dan de geloovige. III. Dat demensch het zaligmaakend geloof niet hadvan zichzelven , noch van zijnen vrijenwil; maar dat hij daartoe Gods genadein KRISTUS behoefde. IV. Dac deezegenade hec begin, voortgang, en voltrekkingvan des menfehen zaligheid was,en


HS6 Beknopte Letterkundige GefchiedeniXVII en dat er alle goede daaden aan toege-£ E v w. fchrceven moesten worden; doch dat zijevenwel niet onwederftaanbaar was. V, DatGods genade den waaren geloovigen genoegzaamekracht gaf, om het booze teoverwinnen; maar of zij de genade nietwel konden verliezen , zoude nader onderzochtdienen te worden, eer men hetmet volle zekerheid zoude durven heren(*). Zints dat de aanhangers vanAR-C*) Naderhand hebben zij zich verklaard voorhet rr.ooglijke van eenen geheelen afval der geloovigen.Vide Atla Syn. Nat ion: Dordr: pag.JlS. — De woorden, deeze vijf artijkelen uitrtinakende, kan men ook nal»ezcn in de korteHip: van het Syn* Nat: Int. hl- 47-—49, en inhet Cowp. IJift: Eccl: Goth. Lih III. p. 203—205,en elders, waarmede men vergelijken kan HEIJ.LI NS Uijl: der viif art: hl. 73—^$, M o s H: K.G. !X. hl. S63; 264, en M A R T I N Ï T S Hifi:d. Wereld, V. hl. 11 en is. Het derde artikeli'chijrt met de leer van K A L V I J N geheel overëenkomftigte weezen ; doch de Arminiaanenhebben zich naderhand daar over verklaard, wanreerhet bleek, dat zij aan alle menfehe-n zekelenatuurgaven - toekenden , waardoor zij zichzelventot beketnias en geloof konden bekwaammaaken, met behulp van eene zedelijke aanraading,d e van buiten'kwam. Over het algemeenmoer men aanmerken, dat de vijf artikelen derArminiaanen, zo als ze daar liggen , een fchoonvoorkomen hebben , en gelijk MOSHEIM welfchrijft Cin zijne K. G. IX. hl 265) zeer veeloverè'enftemming hebben met het ffelfcl der Lutherfchtn.Dan men dient de bezond*re Schriftender Arminiaauen te leczen, om te zien , hoezij over deeze vijf vermaarde punten gedachthebben, en hoe zeer zij daarin van de Ktlvj-•nisten en Lutherfchen vcrfchillen.


der Systematifche Godgeleerdheid- 28?A R M 1 N 1 LT s dit vertoogfchrift ingeleverd XVII.hebben, zijn zij doorgaans met den naamsEuw.van .Remonftranten genoemd geworden:terwijl de Kahijnisten den naam kreegenvan Contraremonftranten naar hun tegenbericht,'t welk zij vervolgens in devergadering van HOLLANDS Staaten inleverden, en getij teld hadden Contraremonprantie.Na dat- de Staaten desLands alle mooglijke moeite hadden aangewend,om den twist te fusfen, en debeide partijen tot onderlinge verdraagzaamheidte beweegen, doch met vruchtloozenuitflag, zijn de zaaken ten langenlaatfren zo verre geloopen , dat de vijfgenoemde artikelen der Remonftr antenopenlijk verworpen en als dvvaalingenveroordeeld wierden op eene nationaaleKerkvergadering, gehouden te DORD-TRECHT, van den 13 van Slagtmaand1Ó18 af, tot den 29 van Bloeimaand1619 toe. De Remonftrantfche Leeraars,ongeveer twee honderd in getal,werden van hunne posten afgezet. Omtrentzeventig van deezen verbonden zichbij het ondertekenen van eene Akte, omin 't vervolg geene Kerklijke diensten,zo min in het heimlijke, als in het o-psnbaar, ergens hier te lande te zullendoen ; en bekwamen daardoor de vrijheid,om in het Vaderland te blijven.Maar de anderen weigerden, zulk eeneverbindtenisaantegaan; en deezen werdendaar op terftonil buiten de Republiekge-


a88 Bèkhopte LetterkundigeGefchïedetïisXVII. gebannen (* ). Eenige van deeze ge-EEuw.bannen Leeraars werden gcbragt na WAAL­WIJK , een groot en fchoon Dorp inBataafsch Braband, dat toen nog inSpaanfche handen was, aan de Holland-Iche grenzen; hier vertoefden zij eenigeweeken , en vertrokken vervolgens naANTWERPEN, van waar zij eindelijkFRANKRIJK inreisden. En. zeer veelenbegaven zich met hunne eensdenkendemaagen en vrienden na het HertogdomHOLSTEIN, daar zij van den Hertogvrijheid verkreegen, om tot hun verbiijf: eene(*j Hi?r en daar hadden zich tot dusverreeenige Predikanten fchuil gehouden , onder anderente D O K K U M . De twee daarftaande Predikanten,niet naame MAJO L A M B C R T I enPETRUS H E R M A N N I waaren de eenigtteLeeraars in F R I E S L A N D , die de leer vanAAMIKlus omhelfden , doch febijnen «r zichniet openlijk voor verklaard te hebben tol nabet houden van de Dordfche Sijnode. De eerfleweigerde toen de akre* te ondertekenen, dievan alle Hervoimde Lceraarcn ondertekend werd,en nog wordt , ter betuiging , dat zij het metde leer der Hervormde Kerk, begreepen in delWderlandfche Geloofsbclijdenisfe , den Heicel.bergfehen Katechismus, en de Dordfche leerregelen, édns zijn , en werd uit dien hoofde vanzijnen dienst afgezet ten jaare i6ao. En deandere ondertekende wel de Akte, maar handeldenaderhand tegen zijne belofte ; en werd dusook, tven als zijn ambtgenoot, van zijnen postontzet. 7ie Naam/, der Pred. van de DokkfKlr.sfis , hl. 70 en 71. Deeze twee Predikantenichijoen te D O K K U M nog al eenigen aanhanggihad te hebben: altoos er is nog te D O K K U Meerte Remoufiruntfchc gemeente. Det^e is ookde eeniglte in geheel F R I E S L A N D .


der Syftematifche Godgeleerdheid. 2$oeene Stad te bouwen , aan de rivier de XVIL,EEDER; gelijk zijdeeden. Die Stad wordt&Euw.Frcderïkflad genoemd naar 's Hertogsnaam FKK-OEKIK. En hier woonenthands nog verfeheiden van hunne nakomelingenm het genot''van vrijë Godsdiensöetening, die door de opzieners der.Kerk hier te lande van een' bekwaam*Leéraar voorzién worden. Na den doodvan den toenmaaligen Sndhoüdèr, VorscMAURITS, die zich zeer tegen de Remonftranten had laatcn zien. en het houdeneener narionaale Sijnode bewerkfleiligdhad, werden door deszelfs broederen opvolgerF RE D ER ! K H E N D R I K , die gemaatigderwas , de Remonftr anten metmeer zachtheid behandeld. Die in ballingfchn'pop :vreemden bodem omzwier»ven' , mogten 'ten jaare 1625 weder vrijna hun vaderland keertn. De Remonftranten lireegen hiér te lande ook wederhunne eigen gemeenten en eigenleeraars (*): zelfs werd het hun tenjaare 1630 toegedaan, om te A M S T E R-DASI een Kweekfchool voor de Studentenih de Godgeleerdheid te dichten. —En zo volgden er voor de Remonftr antenhier te lande, na zo veele donkere dagenvan onlust heldere dagen van voorfpoed(f).CLXXX1V.(*) Er rijn in de Republiek vier en dertigRemonilrantfche gemeenten , die door ongeveerveertig Predikanten bediend worden.(t> De geheele gefchiedenis van 't gene rfiecde liemonjlrantcn in den aanvang der zeventiendcHl. DEEL,, T


soo Beknopts Letterkundige GefchindenhXVILCLXXXIV.EEUW.Intusfchen , na dat de Remonflrantenveroordeeld waaren, bleek het, dat de befchuldigingender Contr'aremonfiranten,die in de lcerlïellingen van hun het Pela*gianismus meenden te ontdekken, en henten minsten voor halve Pelagiaanen Kiel»o:n, zo ongegrond niec waaren, als zijzommigen voorheen wel hadden toegefcheenenbij het onpartijdig beoordeelenvan de vijf bovengemelde artikelen. Hetbleek zelfs, dac er onder hen waaren,die eenigen fmaak hadden in de leer vanSOCINUS. Doch ook bleek her, datdeeze en gene groote mannen onder hendaar van te onregt befchuldigd wierden, enten aanzien van die befchuldiging, vrijwat te lijden hadden van den laster eenerbevooroordeelde partijzucht. UIJTEN-BOGAERBT, EPISCOPIUS, CURCEL-LEUS(*) en meer anderen werden voorvolflagen Sociniaanen uitgeftampt. Enditde eeuw gebeurd is , vindt men onpartijdig enoordeelkundig geboekt in de IJiftorit der Wereldvan M A R T I NET V. bl 5—36.(*) Hoeverre U I J T E N B O G A E R D T met deSociniaanen ingezeild is , kan ik niet bepaalen.Uit dat gedeelte des briefs van F O R OK E N B E E K aan O«IPHALID(, 't welk ik hiervoor bl. 245 afgefchreeven heb , kan alleen•worden opgemaakt, dat hij ten jaare 1611 welmet As.' Sociniaanen bekend is geweest, en irtisfchienook in 't eene en andere met hun hebbsingeftemd, maar op verre na toch geen weézenlijkevoorftander van het Socinianismus kondegenoemd worden. De gemelde SociniaanenÏOR.C.


der Syflematifche Godgeleerdheid. 291dit toch zoude men veel werks hebben XVTt.te bewijzen. Ja er zijn er gjweesc, die EEUW.het geheele genootfehap der Remonflrantenvan Sociniaanerij betiigden, zo alsrde omgekantelde Remonftrant BODI»CHER , in zijn Socinianoremonftr antismus,en PELT, in zijne Harmonia Remonftrantium & Socinianorum. Vuilaartigis gewis deeze laster. Wij moeten deRemonflranten beöordeelen niet uit deSchriften van deezen of genen individu•celen perzoon, die den naam van Remon-(Irant wilde voeren, maar een Sociniaanin zijn hart was, zo als onder anderenVORSTIÜS geweest is, gelijk wij hiervoor gezien hebben, maar uit hunne gemeenfcbaplijkebeliidenisfe-, en uit hunnebezondere Schriften , met eikanderenvergeleeken, en wanneer wij die kezendeF O R C K E N B E K K en oMPHAtius met bunnenaanhang wendden op eene listige wi|/.e hunnepoogingen aan, om hem in het net te krijgen, entot hunne partij over te haaien. Dan dat zijdaarin niet geflaagd zijn, blijkt onder anderenuit ziinen brief aan zijne Excellentie van den 4van Zomermaand 1630 , waarin hij volgens 'cgene ik daar van in Latijn aangehaald vind inde Voorrede voor het Specimen ControverfiarumijUer R.emon(lrantes & Socinum dus zich uitlaat.Quad ad me attmet; diclaro bic coram Deo om»iiipotente & te viro Nobilifime ficut Remoriftran-Pes ante me fuis verbis tejlati funt, 6? a Profes*fpribu: (Leydenfivus) id fuit acceptum , nempêJESUM C H R I S T U M effe natura verum aeter-, numque Deum — Wat tpiscopius ea CDU*CEtLEos aangaat, deezen zullen wij in 't- vervolgnader leeren kennen.T %


a$n Beknopte LetterkundigeGeföhiedenisXVIÏ.. d eheri in V-algemeen voov.So'emaa*%£.vvt.. !feHhQuden -wiiien, zullen wij voor-zeker.van par.trjdjgh.eid . en onkunde nktkunnen worden vrij gefchat. Dit alleenmag men vart hct genootfchap der Ranwnftranten^n]zeggen', dat ze :, -van hunneopkomst ai', halve Pelagiaavm zijngeweest, en vervolgens ook''hieerén.deelsvoprdanders ftffl'hetSijncreHvmtsv&tp geworden.Z.i zijn tusichcn de~egt.e,-Pela*giaanen en de zuivere 10ilvi.jnist.en doorgegaan\ doch meestal langs bezonderewegen; want zij zijn niet allen bij olkan--deren geble'even ; de een kwam nader aande Pelagiaanen, en de ander weder naderaan de Kalvijnisten. Hun Godsdienstlielfelwas , dus doende , zeer onvast.Aan geene Sijmbolifche Schriften verbondenzijnde, had elk leeraar vrijheid voorzichzelvcn te denken , en aan anderenvoortedraagen, 'c gene naar zijn lichtwaarheid was. ' En "gebeurde het dus,dat cenig leeraar hier of daar in deezeóf gene, opzicht aan Sociniaanfche denkbeeldenvast faakte, indien hij maar geenvolkomèn Sociniaan waare, zulk een werddoor het genootfchap verdraagen, maar opverre na niet daarom hooggeacht. Veelebrcave Remonflranten toonden van het Socjnianismiseen' gruwel te hebben (*).CLXXXV.• f *) Men leezé onder anderen het bod: van..Ai M I N JK.\J s ,• Remonflrantsch Predikant re R O T ­T E R D A Ai, getijteld , de betoverde' wereld vanE. B E K K E R onderzocht , L I M B O K C H I ' I Iheol.Ckrift; Lih, VI. C. XI. J. H . en vooral hetMerk»


der Syflematifche Godgeleerdheid. 293CLXXXV. /. XVII.E E U W .Onder de Remonflranten van de zeventiendeeeuw zijn er verfcheiden kundigeSpemafchrijvers geweest. A EHINIUSzelf heeft wel eigenlijk geen Siiftema nagelaaten,maar wij hebben toch van zij.ne hand eenige gefchrifcen, bekend onderdentijtel van Opera Theelogica, welkenfluksgewijze , kort na zijnen dood,door zijne kinderen zijn uitgegceven }waarna-z-j andermaal gedrukt en bij elkiiêrgevoegd zijnde, als een fchoon geheel,in het licht gegeeven zijn te LEIJDENin 4. ten jaare 1629, en vervolgens ookte zamen gedrukt zijn te FRANKFORT1631 mede in 4., gelijk naderhand nogmaalste LEIJDEN 1631 en te FRANK­FORT 1635. En in deeze werken vanARMINIUS komen eenige leerftuklijkeopdellen voor , die der oplettende leezingwerltjen van A. V A N C A T T E X H B R O , % cj -wen eontroverfiarum int er Remonftt antes S> Soci'nam eiv.ique ylfferlas exhibitum ipfi/Jimis fcriptórumv;rbis De Remonflranten hebben daaromook den meergemeiden V O R S T ius, wijl hijeen Sociniaan was, niec als een lid van hun genootfehapwillen erkennen. Men vindt hem omdie redenen ook niet in ile Dibl. Remonftrant.van C A T T E N B U R O . Ook hebben zij jou.O EEST ER ANUS Cll p. R. K A M P H U I Z E Nom dat zij Sociniaanen waaren, als niet tot hunneSociëteit behoorende , aangemerkt. Zie 'tIceven van ?.P i s 9.. door L ) iu B. hl. 268;T 3


2(94 BeknopteLetterkundige Grfchiedenis,XVTT. ' n § a " e s z m s waardig zijn (*). ARMIzB E B W I kefde aan de Hooge School teN ü SLEIJDEN te veel in twist, en ook misfchienniet lang genoeg, om een wel*bearbeid Sijftema in 't licht te zenden.Dit bleef voor zijne voldingen over; endeezen hebben zich hierin ook zeer welgekweeten. Laat het waar zijn , dat,gelijk wij» naar ons inzien, zulks duidelijkmeenen optemerken, de Remonftr antende hun aangebooren vrijheid van denkenniet wel gebruikt, en aan hun weeldriggenie te veel bod gevierd hebben,l zo dat zij tot meenigerhande misbegrippenzijn overgeflaagen ; dit evenwel is ookwaar, en niemand, die der onpartijdigheidwil hulde doen in zijn oordeel, zaldit, onzes dunkens, kunnen tegenfpreeken,dat zij zo wel in het behandelen derdogmatifebe leer, als in hunne uitlegkundeen predikwijze de Lutherfchen en Hervormdenin de zeventiende eeuw zijnvooruitgeraakt. Terwijl deezen wederden doolhof van Schoolfche fpitsvindighedenindwaalden, en zich daarin te zoekbragten , legden de Remonftr ant en zichuit op eene eenvoudige voordrage vanhun-• (*) M e n vindt 'sMans Schriften, de genoemdeOpera Theo! uitmaakende , opgeteld doorA. VAN T C A T T S N B U R G in zijne BibliothccaHemonfiravtium, p. 4 et S- in de Alma Acadfmia Leiden/., p 61 , in de Leevemb. ven eeni.ge voorn. Mannen, I. kl. 69 en bij W A L C H l-1. Ui ƒ>. 53*-


der Syfïematifche Godgeleerdheid. 295hunne leerftellingen , en op eene tekst XVILverduidlijkende Bijbelverklaaring. ARM 1-EEUWNIUS was reeds hen hierin voorgegaan.Deeze was^ in zijne jonglingsjaaren teGENEVE met de Filofofij van RAMUSbekend geworden, en te PADUA had hijde wijsgeerige lesfen van den beroemdenZARABELLA ingezoogen ( * ). Dusdoende wars geworden van de oude PtripatetifcheSchoolfiiofofij, had hij bij zijneleedingen fterk aangedrongen op ecn-vou-C*) RAMUS was een groot Antagonist van* R i n o T EIES en deszelfs wijsgeerte, welkergebreken hij goed c'oorzag. Hij behoorde onderde Huguenootsn in F RANK KIJK, en werdin den nimmer te vergeeten bruiloftmoord , opSint BARTELS avond, te PARIJS, met duizendenziiner gcloofsgenooten jammerlijk omgebragt.Zie verder over hem en zijne wijsgeerteBRUCKER 't mcerm. a. w. III. bl. 820—8?7.ZARABELLA was wel een Ariftotélifche wijsgeer,maar geen Scholaftiek, en behoorde onderde genen, welken men egte Ariflotelïsten noemde.De zodanigen zijn geweest , die de wijsgeertevan A R 1 s T o T E L E s van het barbaarfcheder oude Filofoofen zuiverden, dezelve naar deregels der Kritiek verklaarden, en zo zich eenvrij goed wijsgeerig Sijftema vormden. NIKO-LAAS LEONICUS T U O M i i i s te PADUA hadin de vijftiende eeuw reeds daar van een begingemaakt. In de Raomfche zo wel als in deProtcftantrche Kerk heeft men zulke Ariftotelifche wijsgeeren gehad. En e'én van deezen wasde genoemde ZARABELLA. Hij muntte voornaamlijkuit in de redeneerkunde. Hij was ge-Aooren te PADUA 1553, en ftierf aldaar 1589.Men zie verder over hem M o i H o r f tolij~hiflor, II. p. 104 en BRUCKEK 't a. vr. III.*/. 657—638.T 4


«96 Beknopte LetterkundigJsGefckiedctiisXVII. voudigheid -en duidlijkheid in hec voor-*ÜÜW ftellen der Theologil'che waarheden. Endeezen hebben zich ten allen cijde vanhunes meesters lesfen, ook ten dien aanzien,bij uirilek wel weeten te bedienen.D e ftrijd voeren de Godgeleerdheid insgelijksvond aan den Remonfirant eenenverbeteraar. De Godsdiensttwisten werdenmerklijk belnoeid , en uit een vrijgefehakter oogpunt befchouwd. Hoe zeerde Remonflranten het nadeel inzagen ,'t welk de Scholaftiekerij aan de Godsdienstleervan JE sus toebragt, kan blijkenuic de afïcheidsrede van EPISCOPIUSvoor zijne leerlingen gehouden den 13van Slagtmaand 1618, toen hij doorde Staaten van HOLLAND opöntboodenzijnde, tot de Kerkvergadering van DOUD-TRhcirr , derwaarts vertrekken zoude.Het is der moeite waardig, dien veritandigenman te hooren fpreeken ; en daarik het gene in die affcheidsrede cèrdeeze opzicht zo merkwaardig en fchoonis, mijnen leezeren niet onthouden wil,zal ik het voor hun in eene aantekeninghier onder affchrijven (*). — Voor hetove-(*) E P I S C O P I U S , willende bij zijn vertrekzijnen leerlingen nog e'éns herinneren,wat hij als Horrgleeraar in de Godgeleerdheidfteeds onder hen gedaan had , om zijn oogmerk, ten nutte der kerk , te bereiken , laatzich onder 't eene en andere dus hooren. ldtutem ut a me fieri poffa , tria utlïla «dm»-dunt & falutaria efe -iudicavi. frimum e/i, utveritatem ter urn fciipturh comprebenfarum ,quan*


der Syfïematifche Godgeleerdheid. 297overige waaren de .Remonflranten zeer XVILijverig in het aandringen van de pligcen SE u w.desquantum a me fieri pojfct , tiudant aptrtam &planam vobis facercm , nullo ceromate , nullapurpurisfa^adulteratam , nullis concinnis incrujlatamnullis fucis, itut adfciiitiis coloritus piclam.Enimvero in'ereffe, putabam , ut fut veritatemturn ipfe, turn alios iocere vellet, eam ita fervet,tamquam fi falem ipfum manibus fuis ge/laree;el quidem ideo magis, quod videbam , veritatemmultarum Ê? maximarum rer,um in ipfaS. Scriptnra, claboratis humana induftria pbrafibus,ingeniosis vocularum fütionibus , locorumcommunium artificiofis texturis , exquifitis termintrumac formularum inventionibus adeo involutam,Derplexam 6? intricatam redditam efe, utsEdipo faepe opus effel Spbyngem Wam Theolcgicamenodandam. Ita efl DiUcli A. A. Et bineprimae lacrymae'. Art cm & fmcuüatem quamlibetobfcuram faciunt quaefiti termini-; non res ipfa;vnde fit, utii, qui in terminos eiusmodi incidunc ,licet alioquin animuia fuum planc compofuerunted eam addifcendam , pedem ftatim ab ipfo tintintrevocent , quos rerum ipfarum nuda gratia in fuiamorem protinus pcffet pellicere. ilalum boe inJheologia maximum putabam ; bine miferebat menon raro , cum videbam avi iam illam Si docilemiuventutem, ingenia ifia maximis rebus gerendisnata, in frivolis illis minutisque , & pene nibiliterminorum obfeuriorum enodationibus veluti inmeandris , g° gyris quibusdam ac verticibus detinert, et tantum non abforbcri, inprimis cum eampoft longos labores , pro fcientia epinier.es, et prolunone faepe evanidam aliquam nubem amplexarividebam. Reducendam itaque terminorum Apo/lolicorum& cuivis obviorum fimplieitateln femperefe putavi , & fequeftrandas , quas Academiae 5?Scholae fibi tamquam proprixs vendicant, logtcas,philofophicasque fpeculationes ac diBiones.Nulla fiquidem oratio magis aficere folet, quantnuda ; comata vero plerumque folet efe ciuaeda.T 5 ' Hate


*p8 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. des Kristendoms, leggende zich fteedsEEUW z e e r t o e » o m ftukken van betrachting tebehandelen. EPISCOPIUS klaagde indeHaec eau fa etiam fuit, cur nunquam qnemquam vefiruminconfultus , vel confultus ad ulios , quam ad ipfosveritatis fentes ablegaverim , nullique loarumcommunium leftionem fuaferim , priusquam ex ipfisfcripluris vtritatcm , ct de veritate conceptus fatiioreshav.fisfet , ne videlicet cum praciudicio adfcripturas legendas accederet, in easque , uti fterifolet, talen inferret fenfum , qualem antea iuScbolishaufifet, etque inbibifet. En na dat hijwijders breedvoerig betuigd heeft, hoe hij zichaltijd zeer zorgvuldig gewacht hadde van het neteligbehandelen van Schoolfche gefchillen, enovertollige twisten, welken hij blaasbalgen vanverdeeldheid en fluipwinkels van ongodsdienstigheidnoemt , en hoe zeer bij een vijand was vaaflaatfche navolging , daar het den vriend derwaarheid om het even moest zijn, waar hij dewaarheid vond, al waare het zelfs bij zijne heftigrtebeflrijders , vaart hij dus voort. Haec primafuit cura mea, a circulatoria Scbolaftica (fSophijlica Ma Tbeologia ad Apoftolicam fimplicitatemvos, veluti ad carceres primos revocare Sfretrahere , in qua tantum momenti pofilum efefemper exifti::iavi, ut omne mibi punlium tuit ft•oifus fuerit is , qui tantum Mam imam didicifepotuerit. Credite enim mibi, quisquis ab hac firnplicitatefemel divertere animum caepit ad in aniaMa Scbolajlicorum Sopbismatum, fieri aliter ntmquit, quin femet ipfe in Lebyrintbos inexplicahilesin retia et cafés ac compedes indueat, &quo magis ec magis fefe ex Mis eripere cenatur,10 magis magisque gal/inae inflar iis intriceluretque impediatur eic. Vide EïisC. Opera Tbeolog.F. II. p. 170. En dat ook de volgendeleeraars onder de Remoriflranlen zo dachten ,zoude ik uit hunne Schriften kunnen aantoonen ,op gelijke wijze , en het ook misfehien willendoen, indien wij voorts gene gelegenheid kreeemhetzelve uit hunne Sijftemas te zien.


der Syflematifche Godgeleerdheid. 299de aangehaalde affcheidsrede, onmidde-' XVII.lijk na het gene ik uit dezelve afgefchree-EEU w ?ven heb, er zeer over, dat de waareGodzaligheid en de Praktiek der Evan.gelieleer, bij de Akademifche lesfen, zozeer uit het oog verlooren wierd. Zijwas fchier uit het genootfchap der Hervormdenverdreeven, zegt hij, en mis*fchien door eigen fchuld verbannen. Hijhad daarom zijnen leerlingen het beoefenender Godzaligheidsleer zeer aanbevoolen.~ Hij heeft naderhand zulks insgelijksfteeds gedaan als Hoogleeraar teA M S T E R D A M ; en ook de meeste Remonflrantfcheleeraars hebben zich daarzeer wel in gekweeten (*)•—• Dan hetwordt tijd dat wij eenige RemonflrantfcheTheologifche Sijftemas befchouwenen beoordeelen.CLXXXVI.De eerfte , onder de Remonflranten,welke de leer van den Kristlijken Godsdienstbearbeid heeft, in eene Sijftematifcheorde, is de beroemde S I M O NB I S S C H O P , of zo als hij beter bekendis,(*) Non fatis efl, homines, quid fit verum &tredendum doceri , fed & quid fit faciendum iisqui vera credunt, qua in re, ft rem probe perpendamus, fitus efl -veritatis ufus , docendi funt.Quare mancat funt Theologicae lnflitutiones, quaehac parte religionis Chriftianae carent. Ita iudicatj. CLERICUS in Orat; Fun: in obit;t- V. 1IMBOR.CH.


3oo Beknopte LetterkundigeGefchiedenisXVIL is, en zo als wij hem reeds nieer, dmEEUW.eens, genoemd hebben, SIMON EPISCO­PIUS Deeze man was gebooren te A M-s TER DAM den 8 van Louwmaand desjaars 1583 , en is Predikant der HervormdeKerke geweest te B LEIS WIJK, vanhet jaar 1610 tot het jaar 1Ó12 (* ).Ten laatstgenoemden jaare werd hij beroepentot Hoogleeraar in de Godgeleerdheidte LEIJDEN in plaatze van den vandaar vertrekkenden FRANCISCUS GO-MA RUS. Deezen post heeft hij met lofwaargenomen tot het jaar 1619, toen hijvan denzelven afgezet, en met andereRemonftr anten uit de Republiek gebannenwerd. Hij vertrok, na eerst eenigeweeken te WAALWIJK zich opgehoudente hebben, van daar na A N T W E R P E N ,en hier vervaardigde hij de vermaardegeloefsbelijdtnis der Remonflranten, diein het jaar 1621 , of, zo als anderenfchrijven, in het jaar 1622 in het Latijnen in het Nederduitsch werd uitgegeevenonder den tijtel van Geloofsbelijdenis, of Verklaaring van het gevoelender Leeraars, welken in Nederland Remonff/antenworden genoemd, over devoor-C*) Er zijn Gcfc?iicdfchnjvcrs , die melden,dat hij ook Predikant geweest zij te U T R E C H T ,K R A N Z onder anderen verhaalt dit in zijne Hifi:£ccïef. p. 505, doch zulks is niet naar waarheid;wel is hij aldaar beroepen geweest , dan vandie beroeping heeft hij moeten afzien. Men kandaar over emftandig tialeezen het lee-oen -van EPIS-« O P I U S , doer V A N LUitohCH, hl. 42- en-43.


der S'ysteniatifche Godgeleerdheid. 301voo'maamfle artikels van den Kristlij* XVII.ken Godsdienst. Die ftuk is met naauw- E E U W .keurigheid opgerteld, en voor een grootgedeelte met woorden en uitdrukkingender Heilige Schrift bearbeid. Vervolgensbegaf bij zich na P A R I J S , maar, hierniet lang verblijvende, zette hij zich metde wooning neder te R O U A A N . Hieronthield hij zich tot het jaar 1626, toenhij weder na de N E D E R L A N D E N teruggckeerde. Ten jaare 1630, den 8van Herfstmaand, deed hij te A M S T E R ­D A M de eeriïe leerrede in de nieuw gebouwdeKerk der Remonflranten over1 KOR: VI: 19, 20. Ter deeze Stad werdhij hierop Hoogleer-aar der Godgeleerdheid,in Hec KweekIchool der Remonftranten; zijne les-fen begon hij daarin denherfst van-het jaar 1634 En hier flierfhij den 4 van Grasmaand des jaars 1643,oud zijnde ruim zestig jaaren (*). Ter*wijl hij Hoog.leerihr aan het Kweekfchoolte AMSTERDAM was., heeft hij gefchreeveneen werk, 'c welk van. alle zijne Schrif*ten hier hec meesc in aanmerking komc,en van ons beoordeeld dient te worden.Dit werk is getijteld Inflïtutionum TheohgicaruuiLibri IV, doch is niet geheeldoor hem afgewerkt geworden, enzo verre hij er mede gevorderd was,eerst na zijnen dood uitgegeeven. Hetzel«(*) Zie het leeven van EPISCOPIUS., door vAt«L I M B O K C H ; jAjjLK, J)icl. Mi/?: Crit: art. £j>ifc,en FOPPENS , Bibü Melg. II. art., SIM.


3oa Beknopte Letterkundige GefckiedenitXVII. zelve wordt gevonden ook onder zijneEEUW. Godgeleerde werken, die ten jaare 1650te AMSTERDAM, en naderhand 1678ter zelfde Stede in twee foliodeelen zijnin 't licht gekomen met eene Voorredevan CURCELLEUS (*). Deeze In/litutionesTheologicae zijn het eerfte SijltematifcheGodgeleerd werk, 't welk zichonder de Remonflranten aan ons opdoet.Hetzelve behelst zo wel de zedeleer alsde geloofsleer van den Kristlijken Godsdienst,EPISCOPIUS heeft hetzelve metveel oordeels, met eene edele eenvoudigheid,en met bezadigden ernst opgefteld»Hij behandelt niet alleen de waarhedenvan de Kristlijke geloofsleer, met grootenaauwkeurigheid , maar overweegt ookderzelven belang en noodzaaklijkheid ,met oogmerk, om zo doende den wegtot vreede en éénftemmigheid onder deKristenen tebaanen, en allen, uitgezonderdde Roomschgezinden, eene broederlijkeverëeniging te kunnen aanprijzen.De Godgeleerden, in het algemeen, meenenzich wel gekweeten te hebben, wanneerzij de waarheid van hun gevoelenmet bewijzen geltaafd, en de valschheidvan de leer der tegenltanderen hebbenaangetoond: en zij hebben dan, naar hunnegedachte, gronds genoeg, om zich vanan-(*) Ook is er eene uitgave van deeze Operacmnia van E P I S C O P I U S bezorgd te COUDA tenjaare 1665. Voor deeze uitgave is eene Voorredevan A. fcOELENB URC.


der Syftematlfche Godgeleerdheid. 303.andersdenkenden afgezonderd te houden. XVII.Doch EPISCOPIUS dacht hier ganscliE EUbrandersöver. Hij oordeelde, dat menfchenvan onderfcheiden gevoelens zeer wel ,in ééne kerk , ge m een fc hap lijk met eikanderenverkeeren konden, bij het waarnee«men van] den openbaaren Godsdienst, zomaar het verfchil niet waare over {tukkenvan zodaanig gewigt, dat men, daaromtrentdwaalende , buiten de hoop deseeuwigen leevens verviel. Na «lat hij indit zijn Sijftenaatisch werk , ingevolgevan dat begrip , de waarheid van iederleeriluk telkens onderzocht heeft, laathij er zijn oordeel nader overgaan, enoverweegt, of hetzelve wel zo hoognoodzaaklijk is ter zaligheid? Is het, zijnsachtens, niet van dien aart, dan ook doethet er bü hem weinig af of toe, hoe mener over denke; en de genen, die verfchil -lig in gevoelens daaromtrent zijn, wilbij, dat men met eene Kristlijke verdraagzaamheidin de kerk dulde, en als broedersaanmerke. Het grondbeginfel vande leerwijze van EPISCOPIUS is dus,dat alle belijders van het Kristendom ,de Roomschgezinden alleen uitgeflooten,éénsgezind, in broederlijke liefde, gemeenfchaplijkenGodsdienst openlijk zullenoefenen. Zeer veele leeritukken befchouwtEPISCOPIUS uit dien hoofdewel als nuttig, maar hij monstert ze uitals minnoodzaaklijk. De waarheden ,welken men te weeten hebbe, ter vervullingvan de Gedsdienstpligten, zijn bijhem


304 Beknopte Letterkundige QefchledenïsXVIL hem zeer weinig in getal. JESUS vordertEEUW. van zijne aanhangeren geen omflagtig geloof,maar reine liefde, en waare deugd;zij hebben weinig te gelooven, maar veelte doen. In het beoefenen van den KristlijkenGodsdienst, komt het, zijns bedunkens,Hechts op drie voornaame hoofdpunten',aan, te weeten op het geloof aande Godlijke toezeggingen, op de gehoorzaamheidaan de Godlijke geboden, enop dén' eerbied voor de Heilige Schrift.BUDDECS noemt deeze leerwijze devreedcbevorderende ( Methodits Pacifica)(*). 's Mans doel heeft , wel iswaar, een prijzenswaardig voorkomenbij allen, die geern zagen, dat het vuurder verdeeldheid onder de Kristenen vooreeuwig gebluscht waare. Dan of langszul ken weg, als EPISCOPIUS heeft aangcweczen, de vreede in' de Kristenkerkwel immer herfteld zal kunnen worden,is iets, dan bij mij zeer veele bedenkingbaart, en de ondervinding der tijden alleenzal leeren moeten. Het is ook,indien ik er mijn oordeel over zeggenmag, de verdraagzaamheid, die wij Kristenenin geval van onderfcheiden denkwijze, omtrent eikanderen te oefenenhebben, te verre buiten haare paaien gezet, wanneer men in één en hetzelfdeKerkgenootfchap van deszelfs leden enVan deszeis-publieke lecrsbren Hechts diteenige vorderen wil, dat zij de Heilige(*) L. 1.1. p. 390.Schrilr,


der Syftematifche Godgeleerdheid. 305Schrift alleen voor eenen regel des ge- XV7J.loofsen des leevens erkennen, en men dan EEUW*voor hec overige er niec zal op acht liaan,op hoedaanig eene wijze zij dien regeldes geloofs en des leevens uitleggen, enwelke gevoelens zij uit denzelven afleiden.Of liever hec is, mijns dunkens,hec Evangelie onëer aan doen, wanneermen , om verdraagzaam ce kunnen zijnomtrenr allen , die van ons in begrip,pen verfchillen, veele gewigcige waarheden,die door alle eeuwen heen, vander Aposcelen tijden af, hoogscnoodzaaklijkvoor 'sménfchen behoud gerekendzijn, niec langer openlijk in hecKerkgenootfchap van den leerdoel voorftellen,maar daar zal lanten, even als ofzij ons niec aangaan, en zich flechcs maarbepaalen wil bij eenige weinige hoofdpunten, die algemeen van allen aangenomenzijn, maar toch ook dikwerf vanallen gansch niet éénitemmig verklaardworden. Jk kan wel niec voonjitfpellen,welke de gevolgen daar van zijn zouden,doch ik vreeze, dat daar uit voortfpruitenzoude twijfelaarij, onvastheid in deleer, wantrouwen van lidmaaten op leeraars, en bij deezen zo wel als geneneene onverfchilligneid in den Godsdienst(*). —• Dan laat ons tot hecwerk(*) Dus oordeelde ik reeds voor drie jaaren.over hec plan van EPISCOPIUS, ter verëenigingder bezondere Kristlijke genootfehappen, in zijnSijftema , voorgedraagen , toen ik dit deel be.III. DEEL, V werk-


3©5 Beknopte Letterkundigs GefchiedenisXVÏÏ. werk van EPISCOPIUS wederkeeren. InlËtWc hetzelve worde de leer van denGodsdienstwerkte; en even zo oordeel ik er nog tegenwoordigover, nietteger.fta.inde zints dien tijd vooreenige maanèen het Remonfirc.utfche Genootfchapdit plan van E P I S C O P I U S inec Wfcheiden aandringenderedenen weder verleevehdigd heeft ineenen Ilrief yan hun , aan alle Trotejlautfcbegemeenten in N E D E R L A N D . Het beftek vaneene aantekening ter deeze plaatze duldt, niet»dat ik mij tegen dat ontwerp van verbroeileringverder uitlaaie, dan ik boven gedaan heb: trou-' ' wens er is deezer dagen van veelen zo veel tegengefchreeven , dat mijne tegenbedenkingen daardoor overtollig zouden kunnen worden gerekend.Aüeen kan ik niet voorbij er dit nog bij tevoegen. Er is bij mij wel geene de minste twijfelaan , of daar is een tijd voor handen, waarinde Kerk van den Hecre J E S U S hier op aardealgemeen, en maar ééne, zijn zal; doch er isbij mij ook geen twijfel aan, of de gemoederender menfehen zullen daartoe op eene heel anderewijze worden voorbereid, dan door onverfchilligheidomtrent veele waarheden van de leerdes Evangelies. Jk ben het hierin volkomen eensmet twee geleerde en oordeelkundige mannen,wier aanmerkingen over dit onderwerp onder dievan zo veele anderen ook door den druk thands2ijn gemeen gemaakt. De een is de bij ons metlof bekende T E N B R O E K . Deeze zegt in deVoorrede van zijne Kcrklijht Redevoering , overde Nuttigheid der waare en de Schadelijkheid dervalfehe Filofofij , hl. 46 en 47, Zo die tijdnog moet vervuld worden , van welken J E S U Sfpreekt JOH: X :i6, viaarin het zal vjeezen iéntkudde en één herder, zo geloof ik, dat wij diengezegenden tijd niet kunnen naderen door eeneonverfchilligheid omtrent de meeste waarheden(der leere) van den Kristhjken Godsdienst doorte drijven , maar wel door ons meer èn meerte verè'enigan in het aanneemen van goede regelsvaa gezonde redeneer-en-uitlegkunde, om daardoor


der Systematifche Godgeleerdheid, %ofdienst met de fieraaden van eene man- XVILlijke wellpreekendheid , en op eenen EEUW*-vrijendeor den Bijbel beter te verftaarj, en daarop deleerbegrippen en de pr^ktiek van tiet Kristendomte bouwen." En de ander is de onbekende vertaaier;ler twee brieven van wijlen JOH: D AV:HICHACLH "ver de vtrie'ni'ging der Proteflan'ten. Deeze man wenscht in het Voorbericht,voor die vertaaling, ,, dat men flechts mooge^portgtifl, om de waarheid van haare bekleedfelenZtchllijk te ontdoen , de hoofdzaak van denGodsdienst (p« ED: Xil : 13 ) langs zo fterker•fcntedrTfrgen, en zodoende alle Kristenen in diedenkwijze te brengen , waarbij eene JCerklijkeverëcniging van zeiv,e volgen moer *' Vreezendehij wijders , dat. zonder dit, alle de poogingen» ter vevccniging van alle Kristlijke gesootfehappenniet flechts vruchtloos zullen aflopen , maar zelfshet tegendeel uitwerken. Voor het overigemoet ik hier nog aanmerken, da: men, mijns bedunkenszeer partijdig handelt, 'met de tegenwoordigeRemonflranten te willen verdenken vanIcwa.itlc oogmei ken in h-t liaan na eene algemeenebroederlijke yerëeniging onder de ProteftantfcheKristenen, eyen ais of hun genoo:fchap weezenliikheulen zoude met de Predilters van eenezogenoemde Neologie . die- het er op toeleggen ,om de dierbaare E


308 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. vrijen trant, voorgedraagen, volgens deelEUW.zeorde. In het eerrte boek handeltE P I S C O P I U S over de Godgeleerdheid enden Godsdienst. In het tweede en derdeboek handelt hij over de Godlijkeopenbaaring des ouden verbonds: het;derde boek munt vooral daarin uit, dathijzeer breedvoerig zich uitlaat over deleer des Ouden Testaments omtrent denMes pas. Injfret vierde boek begint hij'eigenlijk eerst te behandelen de leer vanden Kristlijkcn Godsdienst, en gaat zoover tot de openbaaring van het nieuweverbond. In dit boek neemt hij aanleiding,om zich te bepaalen bij de leervan God, van de fchepping, van devoorzienigheid, en van de verlosfing,welke leerpunten hij in bezondere afdeelingen.bearbeidt. Dus verre loopt maarhet Systematisch godgeleerd gefchrifcvan E P I S C O P I U S ; zo dat het zelveniet afgewerkt , maar onvoltooid enzeer onvolledig is (*). Men heeft,gelijk .wij hier voor reeds hebbenaangemerkt, E P I S C O P I U S befchuldigdvan Sociniaanerij, doch het werk,waar van wij hier verflag hebben gedaan,(*) Zie over het Sijftema van E P I S C O P I U Sverder B U B D B U S 1.1.1. p. 378 , en II. p. 1167.P F A F F ! /. /. I, p. 26"+. C A T T E N B U R . C HBibl. Reuionfl. p. 60. W A L C H I I /- /. I. p, 280.WIEME/ J (ij 't a. b II. 12. D O E D ER. E EI»wit /. /. p, 234 en H E I N R . I C H ' ta. b. 61. 388.


der Syjfematifche Godgeleerdheid. 309daan , kan hem van dien aangewreeven XVII.lak genoegzaan zuiveren (f>EEU-W.CLXXXVII.De tweede Remonftr antfche Sijstemafchrijver, die hier mee lof verdient genoemdte worden, is STEFANUS CUR-C E L L E U S , Of DE COURCELLICS, geboordevan GENEVE, en eerst hervormdPre-(*) In het vierde boek ten minsten verdecdigthij op eene treflijke wijze de leer der Drieëenheid.Onder anderen laat hij zich dus uit QOpp. vol. I.f' 332et 333.) Primo certiun eft in fcriptura triumnominatim mentionem fierk, quibus natura divinatribuitur, Patris Jcilicet Filii, feu Sermonis autVerbi e? Spiritus SanBi. — Sceundo , certum efl,tres hos in fcriptura non quidem diferte nominari','fed tarnen apertifimè defcribi tanquam VTraToKruf',vtp^ufhitx. èf perfonas proprie diStas, id eft, indi*vidua , fubfiftentia , vita, ixtelligentia , vuluntate6? poten'ia praedita, operaque perfonarum vita,intelligentia , voluntate ê? petentia praeditarumtxercentia- — Tertio, eertum efl, tribus bifee per*fonis divinitatem ftve divinasperfeiïiones in fcripturatribui Et poftquam S. fcripturae locis liane thefimadftruxerit, ita pergit. Ilinc colligo mirum vidcrinondebere, 'ft tribus hifce perfonis una eademque naturadivina tribuatur , cum iis fcriptura divjnas iftasferfeèiiones , quae naturae divinae funt, tam exer-(te adtnbuat. En in vroeger tijd was hij niet minderafkeerig van het gevoelen der Sociniaanen ender Unitarisfen. Toen ten jaare 1614 R . £ 1 N I E RT E L L E er aan dacht, om het werk van S E R ­V E T , de Trinitatis erroribus, in het Nederduuscaovertezetten, en h j d-it voorneemen aan E P I S C O ­P I U S bekend had gemaakt, ontving hij daarop vandeezen ten andwoorde een' brief, waarin onderanderen deeze hartlijke woorden werdeii aangetroffen.ObftupuiprofeBo êf cohorrut, cum prppofitum.V 3


31 o Beknopts Letterkundige GefchiedenlsXVIÏ Predikant op hec lusthuisFONTAINE-E E U W - B L E A Ü , voorts te AMIJENS, en daarnatot de Remonflrantenovergegaanzijnde, Moogleiraar'in de-Godgeleerdheidaan het Kweekfchool reAMSTERDAM,en de opvolger van EPISCOPIUS; ge'ftorven den 22 van Bloeimaand 1659,in den ouderdom van even over de drieen zeventig jaaren.Deeze geleerde manwas meê de eerde , onder de Remon-ftran-veflrum de edendo in lucem auBore hoe , c? verna*culum faciendo ex literis tuis perciperem. ltane;mi vir! lalem lihrum & hoe faecutot Quid agitis& fufcipitis? Satisne fubduBa rat ion e; lihrum inquamtam varii erroribw , 3? fpeeulationibus , nefeioan magis metaphyficis , quam Talmudicis rsfertum,tam perieulofum & noxium , etiam ab orhetoto damnat urn S» reprobalum; et quidem hoetam exulcerato faeeulo tam tubido & commoto ? . . .Anima faltem mea non veniat in confilium vegrum !Vide Epifl: Praeft- l iror- p. 420. Verg. G E R«DES Twee Verhand bl 86. Deeze woorden te.kenen voorwaar geen' Sociniaamcbgezinden ofUnitaris. De verdenking, waaronder bij lag,grondde zich voornaamlijk op het verkeer , 't welkhij gehad heeft met eenige Sociniaanen , die zichnu en dan hier inde Nederlanden ophielden Maarin plaatze van daar uit iets ten nadeele van EPIS-COPIUS, betreklijk zijne Godsdienstige gevoe.lens, te bewijzen , wordt integendeel verhaald,dat door dat verkeer van EPISCOPIUS met deSociniaanen bij zommigen van dezelven het Soci-Mtanismus werklijk afbreuk geleeden hebbe. Jo-NAS SLICHT ING en MAR Tl KUS RUAR.USzijn beiden door de redenen van EPISCOPIUSovergehaald tot de gevoelens der Ilemonftrantenaangaande de kracht van KRJITUS dood. Ziet heven van EPI c, door ,AN UMBOP,CH, s S«• 329 en 3.40..


der Systematifche Godgeleerdheid. 31 fflranten, die de wijsgeerte van DESC AR- XVII.TE s beoefende, en daarin geene geringe EEUW.vorderingen gemaakt had (*), Als Theologant, welken naam hij, wegens zijnaGodgeleerde kundighedon, tea vollenwaardig was, heeft hij begonnen te fchrij.ven een werk, getij'teld Itiftitutiöncs ReligionisChriflianae, Lib. VU, maarheeft, even gelijk EPISCOPIUS, hetzelve niet voleindigd. Hetzelve is onvolkomente vinden in zijne Opera omnia*die te AMSTER DAM zijn uitgegecvendoor VAN LIMBORCH ten jaare 6 T 5.Dit onvoltooid Sijstema is ook in hetNederduitsch overgezet, en als zodaanigin het licht gegeeven te LEIJDEN tenjaare 1678. In het zelve worden, volgenseene afdceling in zeven boeken, deleerftellingen der Arminiaanen eenvoudigen ongekunfteld voorgedraagen, ponderinvoegfe.s van fchoolfche fpiisvindigheden.Ook treft men er in aanveele Bijbelkennis en uitlegkunde. Doch -het is meer of min doortrokken metden zuurdeegfem der Sociniaanerij; endit heeft het werk bij veelen merklijkin waarde doen daalen. CURCELLEusis een der'eerde geweest, die hetSocinianismus met de Armimaanfche leerheeft(*) Zie BRUCKERS a. b. III. Si: hl. 78a. —C A R T E S I I Principia Philofopbica tranftulit exCallica in linguam iatinam.V 4


3 r * Beknopte Letterkundige OefchiedenisXViï. heeft poogen te verëenigen (*) VanEEUW.CURCELLEUS hebben wij, behalve*ver-C*) Vide B u D D. I. t. T. p3 7 9,P F A F F I I/ p. a6 3, WALCHII f l I. p. 2z 9 D O E.DERI /. /. I ^> 334, s E I L 2 R r/„ 0/ Z) 0^,iW. ƒ». 15Ö et HEiNit, /. / p,3 9 I - c» 'C E L LEUS kan van Socinianerijz ogoed' nietworden vr,j gepleit , als EPISCOPIUS Over 'tgeheel genomen kan men wel niet zeggen datlii] een Sociniaan geweest zij; dan ten aanzienvan eenige leerpunten , zo als onder anderen vande voldoenmg, fchi,m hij het met de leer van FSOCINUS toch vrij wel eens te zijn geweest"Ook is het hekend uit de brieven vau M „ „ "ROS, door ZELTNP.R uitgegeven, dat CUR-C E L L E U S verfcheiden SetcMaanfche boeken teA M s T E RDAM bij de Boekhandelaars & h A A UWheeftLaten drukken; e» zulks ftrekt immers tengenoegzaamen blijke , dat hij der Sociniaanen,zaak bevorderde Vide ZELTNER, Hifi, Crypto-Soc,»: Alurfim, T II. p. 32


der Systematifche Godgeleerdheid. 313verfcheiden andere werken •(*) , ook XVII.'nog een kort begrip der Zedekunde , 9 EU W.'t welk onder den "tijtel van SijnopfisEthices m zijne Opera Theologica wordtgevonden.CLXXXVIII.'t Gene aan EPISCOPIUS en C R *CELLEUS niet is vergund geworden,heeft FILIP van ' LIMBORCH moogengenieten in het bearbeiden en uitgeevenvan een volledig Godgeleerd Sijstema.Deeze man was een kleinzoon van REM-BERT BISSCHOP, den broeder van s 1-MON EPISCOPIUS, en gebooren den19 van Zomermaand 1633. Hij waseen leerling van den genoemden CUR.CELLEUS, en had ook te U T R E C H Tgeftudeerd onder VOETIUS. Hij is eerstgeweest Predikant onder de Remonflrantente GOUDA van het jaar 1651 toti66j, toen hij als Predikant onder deRemonflranten te AMSTERDAM beroepenwerd; waarna hem in het volgendejaar het Profesloraat in de Godgeleerdheidaan het Kweekfchool aldaar is opge-terium ejfe, id efl Patris, Filii & Spiritus S.ad erfarium , feu ertl/odexam de Mis doctrinamin facris libris patefrBam ullalenus impr-bare.Abfit ! eam potius vellem fanguine meo obfignare ,ft quando me Deus hoe honore dig:.areturC*) D-zeiven worden ailen opgeteld in deBiblUth. Remonftr. van CATTENÜUKCH, p.48.V 5


3 ï 4 Beknopte Letterkundige GefchiedenhXVIL gedraagen, 't welk hij met veel roenisEEUW waargenomen heeft tot het einde vanzijn leeven; zijnde hij geftorven den 30van Grasmaand des jaars 1712, oud bijkansnegen en zeventig jaaren. Onderzeer veele Schriften , welken hij uitgegeevenheeft (*), munt uit zijn bovengedachtTheologisch Sijstcma, 't welkgecïjceld is , Theologia Christiana adpraxin pietatis ac promotionem pacisChristianae unice direcla. Ongeveertien jaaren is dit werk onder zijne' handengeweest 't is door hem voor heteerst uirgegeeven te A M S T E R D A M tenjaare 1686, in 4. Naderhand is het vericheidenmaaien in Folio gedrukt, alste A M S T E R D A M 16o$, I70C, I715,I73°* en te BAZEL 1735. Bij de vijfdeuitgave, welke ik gebruik , vind ikgevoegd de lijkrede van j. CLERICUSop vAN LIMBORCH, en eene RelatieHïflorica de origine & progresfu controverfiarumin faederato Belgio depraedeflinatione (f). Dit Sijstema isvoorzeker het beste, altoos het eenigstvolledige, 't welk een der Remonflrantenin deeze eeuw geleverd heeft. Int het(*) Zijne Schriften worden allen opgeteld inde Eibl; Remonftr. van e A T U K B C / R C H , pag.102—105(f) Dit Bijvoegfel is ook in het Nederduitschvertaald en uitgegeeven te A M S T E R D A M in 'tjaar 1715 in 8., met eene Voorrede ter verdeedigingder Remonflranten tegen de befchuldigingender Contraremonstranten.


•üer Syftematifthe Godgeleerdheid. 315hec opftel is eene duidlijke kortbondig- XVII.'heid, in de voordrage eene fchoonede, bij hec kiezen van bewijzen veeloordeels, overal leerzaame opmerking,en doorgaans onpartijdige gemuatigdheid.De iteliingen van anders denkendenworden er dikwijls met hunne eigenwoorden in voorgefteld. En te gelijkWordt met de geloofsleer eene seheelefchets van de Kristlijke Zedekunde opgegeeven,waarbij het gebruik der waarhedenwordt aangetoond Sn het behandelender Zedeleer daken , de Revionflrantendiens tijds, en voornaamlijkvan L I M B O R C H , boven anderen uit.De leer van het eigenlijke Arminiamsmuswordt er wijders zuiver in voorgedraagen.De Schrijver is ten aanzienvan Sociniaanfche begrippen zeer omzichtig-Hij was een vijand van het ÓVcinianismus (*). Het ganfche beloopvan dit fchoongefchreeven zamenitelkomt hier op uit. Hetzelve is afgedeeldin zeven boeken. En iederor-aEuW.(*) Zulks zal onder anderen den leezer genoegzaamkunnen blijken uit het gene hij Lib:VI. C. XI. J XI. ten aanzien van het gevoelender Sociniaanen over de opftanding der geftorvenmenfehen fchrijft, Uuic peiniciofae , dusdrukt hij zich uit, ac peccatis . qitin et celeribusquibusvis feneftram aperi'enti fententïae patrocini-%im fuum acoommodarunt DoSores quidam a F.S o c I N o , quibus Socinianorum nomen efl ind'nVnde et ipforum Eccle[ia haStenus male audivit,Mt dogmalis adco exitialis patrona.


315 Beknopte Letterkundige GefchiedeniiXVIL der boek heeft onderfcheiden hoofdfluk-*Euw. ken. In het eerde boek wordt gehandeldover de Heilige Schrift. In hettweede boek over God en de Godlijkewerken. In het derde boek over deverlosfing. In het vierde boek over devoorverordening van God. In het vijfdeboek over de geboden van het nieuweverbond. In het zesde boek over debeloften en bedreigingen van het nieuweverbond. En in het zevende boek overde Kerk van JESUS KRISTUS. Vanhec ScholafHeke in de Theologifchevoordrage becoont hij zich gansch geenvriend te zijn , zo min als alle andereRemonflranten. Terftond al op 'de eer-„ 11e bladzijde ziet men zulks ten aanzienvan de bekende onderfchciding der Godgeleerdheidin eene Theologia Archetijpaen Effijpa, eene voorbeeldige en afbeeldigeGodgeleerdheid, welke onderfchcidinghij gansch en al afkeurt, enmet recht voor onëigenaartig houdt. Envervolgens ziet men zulks door het geheelewerk heen. Ten blijke, dat hijeen regezinnig Remonftrant, maar geenliefhebber van ^choolfche fpitsvindighedenzij, leeze men bij voorbeeldzin het'tweede boek het twaalfde hoofdftuk overde Drieëenheid. Omtrent dit leerftukdenkt hij even, gelijk ARMINIUS, engelijk in 't algemeen de Proteflanten,doch daarin vcrichilt hij van zommigender laatstgenoemden,. dat, hoe krachtighij ook hetzelve cegen de Unitarisfettbe-


der Syflematifche Godgeleerdheid. 317bewijst , hij zich van alle diepuirpkü- XVILzende navorfchingen over hec bellaanB Eüvan den drieëcnigen God zoekt te wachten,en zich eenvoudig bij de HeiligeSchrift houdt (_*). Wijders vergeet deSchrijver niet , om de leer van zijnKerkgenootfchap te verdeedigen tegende Contraremonjlr anten, welker tegenwerpingenhij poogc óptelosfen: en zulksdoet hij mét veel gemaacigdheid. Zijnebewijzen eindelijk, uit de Heilige Schriftontleend, draagen blijken van zijne verstandigeuitlegkunde. Hier en daar echterbegaat hij in zijne Exegecifche aanmerkingenmisdagen, die den gevolgen,daar uic afgeleid , van alle kracht - berooveh(f). Doch deeze misflagénzijnOjiod ft quis quaerat (ita. difierit Lib: II.Cap. XII. 5. XXVII.) quid fit generatie ac Sfiratiodivina, et quo inodo a fe inviccni differanft,'quo aSu Deus genera-uit Filhim, et emtfèrit Spiritumfanctum , aliaqne , quüe curinfe in Scholisfolent ventilari et audalter decidi? Rtfpo'idsmus ,«os id ignorare; et quia id Deus nufpiam in vtr*bo fuo dcclaravit, nos id nee inquirerc paffe, neeveile; fed in fimplici hae fide , in fcriptura nolbis tradita, acquiefcre.(t) Zie hier er een enkeH ftaaltjen van. Lib.V. Cap. III. §. VIII, zoekt hij niet Schriftplaat,zen te betoogen , dat tot het doen van goedewerken niet noodzaaklijk verëischt wordt het ge»loof in JP. sus KRISTUS. Onder deeze Schrift,plaatzen haalt hij ook aan 't gene LOK.AS Hand:XVI : 14 van LIJDIA fchrijft, te weeten, datzij God diende' en hier over redekavelt hij deezervoege. Zij diende God reeds voor het onderwijs, 't welk zij van Piums genoot , endm


318 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII zijn meestal meer toetefchrijven aan deEüuw.coen algemeen heerfchende wijze vanBijbelverklaaren , dan wel aan bezondergebrek van doorzicht. — Tegen ditSijftema van VAN LIMBORCH heeftKRisTOFFi-L FRANCK uitgegeeven zij-,ne Exercitationes Anülimborchianae,KiLONii 1694 in 4. —• En als eenSupplement op hetzelve mooge men aanmerkenhet bock van A D K U A N VANCAT T E N B U K G H , getij teld SpecilegiumTheologiae Christianae PH. a LIM-BOKCH,dus voor haarc bekeering. Hier volgt dan uit,dat zij een gotd werk deed, zonder dat zij geloofdein JESUS KRISTUS. 't Bewijs rust ophet denkbeeld, dat zij als eene Joodin God vanharte diende en Godsvruchtig leefde. Zonder onsintelaaten in een ; ;' oordeel over het zedelijk beftaanvan deeze vrouw , voor haare omhelzingvan den Kristlijken Godsdienst , metken wij alleenaan, dat de fpreekwijze , zij diende God, ofzo als er in het Grieksch ftaat, o-f/3cf/>iu TC» ©ga»,flechts dit te kennen geeft. ,, Zij wat eene prol'elietin,"dat is, zij diende of vereerde den waarenGod, in tegenllelling der Heidenen, die den waarenGod niet kenden. Zij diende of vereerde dusgeene afgoden, maar J E H O V A , den God vanhemel en aarde, dien de Jooden vereerden, in wierKerkgenootfchap zij als eene Profelietin of Jocdengenoote -aangenomen en geduld werd. Meavergelijke hier HAND: II : 5 , XIII : 16, en 43.Op de laatstaangehaalde plaatze leest men vanGodsdienstige Joodengenooten, deeze benoemingduidt aan 'Joodengenooten die den "waaren God ver'terden. Dit in aa'nmerking genomen zijnde, zovervalt het geheele bewijs voor de ftelling nopensde beftaanbaarheid der goede werken, zonder geloofm JESUS K R I S T U S , uit de gemeldeSchriftplaatze ontleend.


Her Sjflematifche Godgelesrdheid. 310BORCIÏ, en uitgegeeven te AMSTER- XVILDAM 1726, doch dair van, zo wijaËuWhoopen,bij eene nader gelegenheid (*j.CLXXXIX.Nu doet er zich aan ons op een werk,'t welk wel twijfelachtig is, of hiervermeld dienc te worden, wijl men eigenlijkniet regt weet, wie de Schrijvervan hetzelve is, doch daar de meestenvan meening zijn, dat het opgedeld isdoor JOHANNES CLERICUS, Hoofleeraarin de wijsgeerte en in de Kerk-Ijjke gefchiedenisfen onder de R&mks^firarJan te AMSTERDAM, Hebben wijhet selve nergens eene voeglijker plaatskunnen geeven, dan hier. Zommigenhebben wel voor den Schrijver van hetzelvegehouden VAN LIMBORCH, dochde nieesten houden er met veel meergrond den genoemden CLERICUS voorDeeze CLERICUS , of; zo als hij eigenlijkheette, LE C L E R C was, geboorente G & N & v E ten jaare 1657, werd HOOF.ieeraar te A M S T E R D A M , ten jaare 1684.(*) Zie over VAN UMBOHCHS Sijftema*UDD: /. / I. p. 379 en II. p. u6"8, VAWT 1 L Bihl. Th. p 90, p F A F F 11 1. I I. p. 263 ,WALCHII/ l. I. p. 289 et 2


•220 Beknopte Letterkundige GefchiedeniiXVIL en ftierf aldaar ten jaare 1736. Het werk,EEUW. waarvan wij hier gewaagen moeten, wasgetijteld LIBEKII DE S. AMORF EpiflolaeTheologicae, in quibus varii Scholaflicorumerrores cafiigantur, en isuitgegeeven te SAUMETJR, — altooshetzelve denkt men dat bedoeld wordt,door den naam Irenepolis, die op dentijtil fla t, ten jaare 1679. In ditwerk ziet men eene nieuwe grondichetsgetekend van een Theologisch Sijftjbma,. die bl. 195 begint. Er wordt daarinzeer geklaagd over de gewoone en gebruiklijkeleerftelfels, en over de meenigvuldigegebreken en leemten, die 'erin dezelven heerfchen. Voor het overigezal het tot eene proeve verftrekken' van eene beter leermethode. De orde,welke er in gevolgd wordt, is geheelanders, dan men in het algemeen doorgaansziet in acht genomen. De Schrijverbegint van de Schepping der wereld.Wijders daalt hij af door alle de belangrijketijdvakken der heilige gefchiedenisleheen tot op het leeven en de daadenvan JESUS en de Apostelen. Men zoudedeeze manier van voordragt kunnennoemen eene Bij bels ch Hijlorifche leer"wijze. Het voordellen der leer gefchiedcop eenen ongekunfteldcn trant: en vanhet gemaklijke wordt men allengs opgeleidtot het moeilijke. Voor het overigeziet men er in, dat de Schrijverer zich op toelegt, om de leer der Remonflrantente verëenigen met het Sabel»


der Syflematifche Godgeleerdheid. 3SIbellianismus (* ) , en met zommige S«- XVIT.ciniaanfche gevoelens , zo als onder an-E£Uv/.deren omtrent de erfzonde (f). Dit werkvan CLERICI's heeft getracht te wederleggenH. s. C I J P R I A N U S in zekere AkademifcheVerhandeling, verdeedigd onderj. A. S C H M I D , te H Ü L M S T A D , ten jaare1699 (S).CXC.Eindelijk moeten wij nog verflag doenvan -een werk, dat ongemeerten lof waardigis, en bij de meeste geleerden gevondenwordt; dit is het Werk van den onvergclijklijkenHDGO DE GROOT , getijreldDe veritate Religionis Chriflianae.Dit werk is wel eigenlijk geen Sijftemader Godgeleerdheid, maar eene eènvou-di-(*) Tres in unica Divina eflentia Perfonas ex«'ponir. auctor per ties modos cogitandi Epiji.: I.p. 18 et.feqq. Epift HL p- 103 , et feqq. Eiusfententia huc redit. ,, Cum Deus de variis unoeodemque tempore propter infinitatem cogitarepofiït, in Deo poteft concipi pater , five naturadivina, certo quodam modo cogitans, filius &Spiritus fanétus, feu eadem natura duobus aliismodis cogitationes effbrmans " Statuit C L E R I ­CUS, doctrinam de S. S. Trinitate immotis rectaerationis fundamentis inniti, nihil bic efle «X»T««>vrt>y, refutans firriul eos, qui dicuri't, hfinituma nobis capi non poffe.(f) Epijl: VI p. 153.(§) Conf.B« D D: /. /. I. p. 387 et 3»8.MOSH: Polyh. 11, p. 553 et fïAfrn /. I. hp. 239 et 265,lli. DEEL. W


32a Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIL djge verdeediging van dc Krisrlijke Gods--E £ v w. dienstleer tegen de Heidenen, de Joodenen de Mahomedaanen; doch daar hetzelveals een voornaame grondflag van déGodgeleerdheid aangemerkt, en hec denbeoefenaar dier edele weetenfehap dieswegeniet te ernstig kan worden aangepreczen, moogen wij hec hier niec metStilzwijgen voorbij gaan. DE GROOTis bij allen, die eenige bedreevenheid inde kerklijke en wereldlijke gefchiedenishebben, te over bekend, om tot zijnenroem hier veel van hem aan te merken.Hij was de voorcreflijkile geleerde vanzijnen tijd. In het vak der Godgeleerdheiden der Scaatkunde heefc hij fchierzijns gelijken niec gehad , onder alle zijnelandgenoocen. Hij was den Remon/frantenzeer coegedaan ; en deezen droegenhem een allergenegensc hare coe ; hijwerd bijna als eene Godsfpraak van hungeëerbiedigd (*). Hij was gebooren ceDELFT(*) Hij worde van de Geleerden doorgaansgenoemd C & O T I U S Arminianizans. Doch ofhij altijd dien naam heeft kunnen draagen, is,wanneer men onpartijdig oordeelen zal, bedenklijk.Niemand fcliijnt eigenlijk regt geweeten tehebben, welke Godsdienstleer hij ftandvastigvoory.ichzelven omhelsde V O E T I U S noemde hemViruni dubitte éV variatae re'igionis. Vide HOFFM:L. Univ. fub art G R O T . T. H. V A N D E N HO-N E R T tekent hem als een' Indilïerentist die , evengelijk na hem in ENGELAND de beruchte UOBBES ,den Godsdienst alleen van den Staat wilde afhang./ lijk gemaakthebbeii; en dien 't zeiven even veel was,welken Godsdiensthij omhelsde. Zie V A N D E NHO.


der Syfïematifche Godgeleerdheid. 323DELFT den 10 van Grasmaand 1583, en is, XVIT.na een allerloflijkst leeven onder het genot E E U Wvan veel zoets, maar ook onder het fmaakenvan veel zuurs, geleid te hebben, gekorvente R o STOK den 28 van Oogstmaanddes jaars 1645 , in den ouderdom vantwee ën zestig jaaren. Van zijne meenigvuldigeSchriften melding te maaken, ishier onze zaak niet; alleen vordert onsoogmerk, te beoordeelen zijn boven genoemdBoek, De Veritate ReligionisChriflianae. Dit boek is oorfpronglijkvan hem opgefteld in Nederduitfche verfen,M O K E R T ) KRIST, afkomst Uit D A V. bl. 52$.En MENAGE, een Fransch Dichter, zegt elders ,C Zie FOPPENS Bibl. Belg. fub art: HUC. GROT:)dat, gelijk SMIJRNA, RHODUS, COLOPHON, SA.LAM NA , ION, ARros, ATHENE enz. , ondereikanderen oulings twistten over het Vaderlandvan HOMERUS , even zo ook de Arriaanen , deSociniaanen , de Arminiaanen , de Lutherfchen ,de Kalvijnisten, en de Roomschgezinden , meteikanderen het niet konden ééns worden , overden Godsdienst van DE GROOT, naardien elk zichliet voorftaan, dat hij zich het meest bij deszelfspartij gevoegd hadde. De Roomschgezinden inzonderheidverheffen er zich zeer op, dat hi| tothen behoorde, zo zij meenen HENR: VALESIUSzegt in zijne Oratio in Obitum D. PETAVII,Patif babitae anno 1653. Quid non pratjlititPETAVIUS, ut elarijfimum virum HUGONEHCROTIUM ad Catbolicam commupionem adduceret? Erat Me quidem minime a nobis alienus ,ac paene nofter; quippe qui doUrinam Trid Conciltiin omnibus fefe smplttii, palam p' ofiteretur.ld unum fupererat, ut Ecclefiae Sacrarium in'greffus communioni noftrae fociaretur, quod Me,nefcio quas eb eaujfas, dum ad Catbolicae fidel


32 4 Beknopte Letterkundige GefchiedenisAVU. f en,t o e nhij op het Kasteel L O E V E -EEÜW STBtN als een gevangen van Slaat zijnentijd nuttig doorbragc. Hij vervaardigdehet ten diende van zeevaarenden,die hetzelve van buiten leeren, en, alzingende, een zuiver begrip van de Krist-*lijke Godsdienstleer bekomen hebbende,volgens des grooten mans oogmerk , tevensdaar door in Ihat konden wordengefield, om onder allerlei natiën, voornaamlekonder de Heidenen , en Mahomedaanenhet Kristendom voort te plan-• ter.unitattm plurimos fecum fperahat addiiccrc, con.fylto differebat.Vide FOPPENSII Bibl. Belg.I l. Dan wat hier ook van zjjn in pof e, en watrnen ook van B R O T I U S , ten aanzien van zijuegeloofsbelijdenis denken wil, hij was voorzekergeen' Roomschgczinde, in dien nadruk, als VA.LESIUS hem hier fchetste, en ook geen Indilïerentist.zo als VAN DEN II o N E R T hem af kleurde;hij was misfchien wel in het Godsdienstigeeen Ecleticheus, zo dat hij voor zichzclven geloofdet gene hem aanftond , eu waarvan hij zichovenu'gd gevoelde.' Met dit alles hebben wijhem hier onder de Remontlranten moeten rangfchikken,omdat hij doorgaans onder dezelven geteldwordt. VAN C A T T E N B U R C H plaatst hemook onder dezelven in zijne Bibl. Script. Remonflr.p 73. Zijn broeder W U I I M DE GROOT isouderling in het Remonflrantfche Kerkgenootschapin den HAAG geweest; en ook zijne vrouw MA­RIA V A N R E I G E R S B E R G , die hem overleefdheeft, is in den H A A G , waar zij na zijnen dood•Woonachtig was, in de gemeenfchap der Remonflrantenoverleeden. Verg CATTBNB. Bib!. Rem.P- pi en Leevensbef -van Nederl. Mann. en t'; nawenII D. bl. 41 en 4a.


der Syflematifche Godgeleerdheid, 325ten C * ). Terftond na zijne merkwaardi- XVILge vlagt van L O E V E S T E I N gaf hij het EEJJW.zelve in het licht; waarna het van tijdtot tijd verfcheiden maaien herdrukt is.De tijtel er van was Bewijs van denwaaren Godsdienst in verzen gefield.Hierop heeft hij zelf het in het Latijn overgezetop verzoek van ÏI I tt R ON IJ M USBIG NON, zijnen vriend, toen hij in PA­RIJS was; waarna het uitkwam door debezorging van c. j. vossius, zijnenvoormaaligen leermeester, ten jaare 1627,zonder aantekeningen. Doch in het jaar1640 gaf DE GROOT zelf het op nieuwuit met verfcheiden aantekeningen , metmerklijke verbeteringen, en met eene opdragtaan den genoemden BIGNON. Deezeuitgave gefchiedde te PARIJS; dan alszodaanig werd het vervolgens herdruktop meer andere plaatzen, herhaalde keeren.Te AMSTERDAM bij voorbeeld werdI (het herdrukt 1657, J62, 1674, 1684,en 1696. Naderhand ten jaare 1709 kwamhetzelve in het lichtste AMSTERDAM dooide(*) ,, Propofltum mihierat," fic fcribit CRO-TIUS Lib. I. J. V. ,, omnibus quidem civibusmeis , fed praecipue navigantibus, operam navareuiilem, ut in longo illo marino otio impende*rent potius tempus, quam quod nimium multi faciunt,fallerent. Itaque fumto exordio a laudenoftrae g-entis , quae navigandi folertia caeterasfacile vincat, excitavi eos, ut hsc arte, tanquaradivino beneficio, non ad fuum tantum quaeftum ,fed et ad verae , hoe efl . Chriftianae Religionispropagjtionera uterentur 1"W 3


326 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. de bezorging van JOHANNES CLERI-E E U W I C U S , die er veele geleerde aantekeningenbij voegde, en het met eene verhandelingverrijkte, de Eligenda inter disfentientesChriflianos Sententia. C L E ­RICUS had in die verhandeling, zo menvoor gaf, 't eene en andere gefchreeven,'t welk den IndifFerentisten niet ongevalligkon zijn; en dit bewoog hem tenjaare X724, het werkjen van GROTIUSbij eene tweede uitgave te vermeerderenmet nog ééne verhandeling contra indifferentiamReligionum. Intusfchen- hadhij reeds ten jaare 1717 het werk meteenige nieuwe aantekeningen, boven dereeds uitgegeeven in den druk van 1709,verrijkt, en als zodaanig in 't licht gezonden.Deeze nieuwe aantekeningenvindt men ook in den gemelden druk van1724. — En als zodaanig komt het werkvan DE GROOT thands nog meestal voor;zijnde van hetzelve de laatfte uitgave hierte lande, zo ik meen, gefchied in denH A A G ten jaare 1734. In DUITSCHLANDis ook dit werk van DE GROOT verfcheidenmaaien uitgegeeven; als ónderanderen te LEIPSICH ten jaare 1709 doorde bezorging van E. S. CIJPRIANUS,en ten jaare Ï726 met eene Confultatiode ligenda inter Chriflianos ereligionediffidentes fententia\ en voomaamlijk teJENA ten jaare 1726 door j. c. KOE-CHER. Wijders is het werk in veele taaienovergezet. Uit het Latijn is het vertaaldin het Nederduitsch, en als zodaanig


der Systcmatifche Godgeleerdheid. 327nig uitgegeeven onder anderen teu jaare XVII.1696 en 1728. Deeze Nederduitfche E EU V?uitgave verfchilde van het oorfpronglijkopftel , 't welk ook in 't Nederduitschwas uitgegeeven, vooral daarin, dat dezelvein onrijm was. Voorts is het werkvertaald, en als zodaanig uitgegeeven, inhet Engelsch , Fransch, Hoogduit sch,Beensch, Sweedsch, Hongaarsch, HedendaagschGrieksch, Perfiaansch, Maleitsch,Chineesch, en Arabisch, cn dusde geheele wereld door verftrooid geworden.In het Fransch is het wel vijfmaaien,zo men verhaalt, vertolkt, enuitgegeeven (*) , de laatfte keer dooreenen L E J E U N E , die om den Godsdienstuit F R A N K R I J K hier na de NE­DERLANDEN gevlugt was, te UTRECHTten jaare 1692. In het Hoogduitsch ishet tweemaalen vertaald , ééns in rijm,en ééns in onrijm. Dan genoeg van debezondere uitgaven en vertaalingen deezeswerks. Intusfchen ziet men , hoezeer dit werk in waarde is geweest bijhet grootfte gedeelte der geheele Europifchenatie. Het oogmerk van DE GROOT,in het gemeen maaken van dit fchoon gefchrift,was, om de Evangelifche waarheid, gezuiverd van alle bijbegrippen envan alle aanfmeerfels der Scboladiekerijin het helderst licht te plaatzen, en daardoor aan het rijk van JESUS voordeeltoe-(*) Zie de Leevensbef- van Ned. Mannen en.Vrouwe» , II. 18.W 4


3a8 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIL toe te brengen in het uitbreiden van d^nEEUw.Knsthjken Godsdienst onder de Heidenen,en Mahomedaanen. In E N G E L A N D ,en elders, maar voornaamlijk in ons Vaderlandheeft men dit boek verdacht gehoudenvan Socinianerij (*),- doch hetheelt niet ontbroken aan geleerden , diedes grooten Schrijvers naam en eer moedigen gelukkig van die verdenking hebbenvrij gepleit (f).' tWerk is verdeeldC*) MARESIUS onder anderen heeft DE GROOTvan Soctmanerti befchuldigd; zie BUDO: .'t a. b.' 2 ° 8 ; ° A N MARESIUS was een Kettermaaker- wen heeft dee,e niet al den lak van Socinianen.,aangewreeven ? Evenwel VOETIUS , endeszelfs aanhangers fch.jnen ook DE GRGOT daarvan betijgd te hebben. Altoos DE GROOT fchreef^V a * re tf30aV n V3n Zijne brieven CEpiflt* 4 4 r,o; 1fu°" f B A- ' J L E D 'mnae, _q u tSoanianus efl Voetianh, — Mc protan non __U i c^f; P «SitwfcT*fchii tnsfHdat de naam v,nn i £ t fleChtS v o o r h« vervoodc \ uJr nVS " C0CCE '" S < m.» zelfsvoor den langduurigen twist tusfchen VOPTIUSen MAKESIUS. Men verg. hier onze aanmerk 1m het tweede deel, */ i 0o Dan n> * I ' r a l - r M n «hier door feS^» ,LTb^ld«vM«r? E ,^NH IJK , ,eeriingen v a n vo«., s;las 1 3 4 ^g 1 "" 3 1 - te UTRECHT gewordenl zi ne r° " " f " i g e n ' «' *hoo»d a ,w e l kb gewoond e " h"" f? A k a d e B , i e " i m m e r , , a d d e »te liin Li»van zijnen aanhangV e r k I a a r d e n/efel ooi Zl L t0S V° g Z° zeer .b«iten de Hoo?gefchool geen bezonder gevolg kan gehad hebben.Vetiidite J d T klne m eC 00k° Aalle onpartai« ::' te T S ' S M * n s verdienstenhaaien grond verliezen , wanneer zij uit zijneSchrif-


der Syflematlfcïie Godgeleerdheid. 329deeld in zes boeken.Jn 'c eerde wordt xVTI.beweezen, dat er één God is, dat hij ; dle £ E Ü V^ #volmaaktheden bezit, dat hij al het gefchaapenregeert , en dat dé zielen dermenfehén onderflijk zijn. In het tweedeboek wordt beweezen , dat de KristlijkeGodsdienst de waare Godsdienst zij, endat dezelve boven alle andere Godsdienstenuitmunt. Dit [laatde wordt triflijitbe-Schriften de dnidlijfcfte blijken van ziinen afkeervan alle Sociniaanfsbe leerftellingen zien bijgebragt.Op meer, dan e'éne, plaatze betuigt hijronduit , dat hij de Sociniaanen voor de ergdevijanden van het Kristendom houdt, en hen den ,naam van het Kristendom onwaardig acht. Dusfchreef hij bij voorbeeld aan den Leijdfchen HoogleeraarA. WAL/IJJS (Jvide Opp. W » L « I T. II.fol. 399 & conf- GERDES tiv:e Verband, bl- 97-)Samofatenianos


330 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIL beweezen uit de zedeleer van het Evan-BEU w. gelie, uit de verwonderingswaardigevoortplantingvan hetzelve , enz. 'n het derdeboek wordt betoogd, dat de Schriften vanhet Nieuwe, en ook van het Oude Verbondeen Godlijk gezag hebben. In hetvierde bock wordt de Godsdienst derHeidenen, en in het vijfde boek die derJooden beftreeden, waar bij beweezenwordt, dat JESUS de langbcloofde enwaarachtige Mesfias zij. En ten laatflenwordt in het zesde boek de Gods- •dienst der Mahomedaanen wederlegd.Dit is het beloop van het werk. Delebrijfwijze is krachtig, overtuigend,voortrtfiijk, eenvoudig, en onfchoolmaatig,zo dat het werk des grooten mansnaam overwaardig is. 't Eenige, dat erin gewraakt zoude kunnen worden, ismislchien , dat hij wel eens deeze engene uitfpraaken van heidenfche fchrijveren,op te zwakke gronden, als be- 'wijzen der gezonde reden, ter betoogingvan zijne Hellingen bijdraagt (*). Deaantekeningen van DE GROOT zeivenverfpreiden niet weinig lichts over deonderwerpen , welken hij behandelt inden Tekst , en ' de aantekeningen vanCLERICUS zijn zeer oordeelkundig ingerichtter nader verklaaiing van desfchrij*(*) Verg. de Redev. van j. \y. TE WATER.voor de Verhand, van het fcaagfche Gen. vanhet jaar 1 783 , hl 25, en c. w. F. WALCH,Gedenken inu der Gefchichte der Gl.lcbre , hl, 85.


der Syflematifche Godgeleerdheid. 331fchrijvers denkbeelden. Wij moogen het XVII.werk dus in 't algemeen met volkomen SE uw.recht ter leezing aanbeveelen aan eikenvriend van waarheid en deugd, en in't bezonder hetzelve met WOTTON tengebruike aanprijzen aan eiken Studenc,die zich fchikt tot het beoefenen vande Godgeleerdheid, en die, wanneer hijhetzelve zich eigen heeft gemaakt, metzo veel te meer vrucht zich zal kunnenbegeeven tot het beltudeeren van eenigander zamenftel der Godgeleerdheid (*),CXCI.Zie daar , leezer! een verflag van deSijftematifche Godgeleerde Schriften,welken te Remonflranten geleverd hebben, geduurende de zeventiende eeuw;nu vordert ons gemaakt plan , dat wijaantoonen, welken invloed de RemonflranfcheTheologie gehad heeft op deGodgeleerde Sijftemas van andere gezindheden, inzonderheid van de Kalvijnisten,of Contraremonflranten, in onsVaderland (f), en tevens, welken invloed(*) Zie WOTTON, over de beste wijze vanStudeeren in de Heilige Godgeleerdheid, bl. 67.


33* Beknopte Letterkundigs Gefchiedenisxcn.XVII. vloed dezelve gehad heeft: op de Gods-EEuwdienuïge denkwijze des volks onder deKalvijnisten, hier te lande.Eerst willen wij eens zien , welkeninvloed de Theologie der Remonflrantengehad heeft op de Godgeleerde Sijftemasvan andere gezindten, inzonderheidvan de Kalvijnisten of Contraremonftrantenhier te Jande. Wij zoudenkunnen aanwijzing doen van den invloed,welken de Godgeleerdheid der Remonflranteng(had heeft op de SijftematifcheTheologie der Lutherfchen, en opdie der Kalvijnisten buiten onze Republiek, en voornaamlijk in Engeland,maar, wijl wij op die wijze al te uitvoerigzouden worden , zullen -wij onsalleen maar bepaalen bij de Kalvijnistenhier re lande. Hier doet zich daneene voordeclige en eene nadeelige zijdeop. Wat vooreerst het voordeel aangaat,'c welk de Kalvijnisten er van gehadton bedienen, naardien ook de Remonflrantenzich Hervormden willen gaheeten hebben. Zijhebben zich in het Latijn genoemd RemonftrandoReformati , en in het Nederduitse» zich liefstwillen noemen Remonfiranlschgereformeerden. Onderhunne Kerken hier te lande vindt men er, welkeringang verfierd is met dit opfchrift, dc Re.monflransch gereformeerde Kerk. Verg. de Rccb.ten der gereform. gemeenten en derzelver Leerden,hl. 42.


der Syflematifcke Godgeleerdheid. 333 ,had hebben voor hunnen Sijftematisch XVIL.Theologifchen arbeid; hiermede is hec EEUW*gegaan, gelijk hec doorgaans plaats heeft,wanneer deeze en gene leerlfukken vancenig belang bedreedcn worden. Menmoet dan de waarheid verdeedigen, menfcherpt dan hec oordeel , men bekookcdan zijne denkbeelden, men fmeedc dannieuwe bewijzen, en men vindt dan veelerleitegenredenen uit, waarmede mende wederfpraak en de uitvlugcen van partijmanmoedig ce keer kan gaan. Zowas hec geval ook hier mee de Kalvijnistenin hunne becrekking cot de Remonflranten.in hec behandelen derSijdematiiche Godgeleerdheid 'troffen zijbij verfcheiden leerdukken onder andersgevoelenden ook de Remonflranten aan,tegen welken zij zich te fchrep zetten,en de waarheid moescen ilaande houden.Dit hebben zij ook ook mee allen ijvergedaan. Zij hebben de leer van hunKerkgenootfchap, in de Nederlandfchegeloofsbelijdenis, in den HeidelbergfchenKatechismus, en in de Dordfche geloofsartikelenver/at, van alle kantenbekrachtigd, tegen de aanvallen van deRemonflranten , en deezen allervvegeeenen kloeken wederitand gebooden.Men loope eens de Sijdemas der Kalvijnistendoor , die na den twist met deRemonflranten gefchreeven zijn , enmen zal ontwaar worden, dat verfcheidenleerftukken, welken de Kalvijnistenomhelzen, en waarin zij van de Remon-ftrant-


334 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIL fïranten verfchillen, uitvoerig bewerkt,EEUW naauwkeurig omwikkeld , krachtig geftaafd,en oordeelkundig gehandhaafdworden, Alle deeze leerftukken zoudengewis nimmer in dat lichc gefteld zijngeweest, waarin zij nu zijn, indien detwisc met de Remonflranten niet gehoordwaare geworden. En zo heeftdan de Sijftematifche Godgeleerdheid,bij het verdeedigen van verfcheiden leerpunten, als dat der Voorverordening,der vrije genade , der voldoening, derroeping , der volharding in het geloofenz., in de Kerk of liever op de fchoolender Kalvijnisten, van de verfchillen,met de Remonflranten gevoerd,en van derzelven leerwijze, buiten bedenking,altoos onzes dunkens, voor*deel gehad. Dan de SijftematifcheGodgeleerdheid der Kalvijnisten heeftvan de onëenigheden mee de Remonflranten,en derzelven leerwijze ookeen groot nadeel geleeden. En om denleezer dit bij de ftukken aantetoonen,dienen wij hier wel wat omflagtiger tezijn.XCIII.De twist tusfehen de Remonflrantenen Contraremonflravten gaf van het jaarlóio tot hec jaar 1630 en vervolgenseene geheel nieuwe wending aan de Studieder Godgeleerdheid bij de laatstgemelden.De Studenten aan de Akademiën


der Syflematifchi Godgeleerdheid. 335miën lagen eeuwig met elkandcren te XVIT.haspelen over de vijf artikelen der Re*lEEUw*monftranten, en die het fcherpzinnigstwas, in het wederleggen van dezelven,werd voor den geleerdften gehouden ,fchoon hij van het overige gedeelte deruitbondige Godgeleerdheid flechts eeneoppervlakkige kennis had (*). Zeerveelen der Hoogleeriiarcn zeiven gaven/ hun daartoe alle aanleiding, en (lijfdenhen daarïn. Met gevaar, waarin zij hunKerkgenootfchap hefchouwden, meendenzij, dat zulks vorderde. En ook, wijl,na het houden der Dordfche Sijnode,een groot gedeelte van het onderzoek overde bekwaamheid der Proponenten daarïnheftond, dat men de vijf artikelen derRemonflranten tegenging, zo als nogheden in de meeste Provinciën van onsVaderland plaats heefc (\), zo was ditoorzaak, dat de Theologifche Profesforenaan de Nederlandfche Akademiënhunne onderwijzelingen daar toe moestenvoorin*)Studiofi iuvenes, f ita WIT TIC mus inorat: f tinei, HEIJD:) in pai les diftraüi, &quaeftio*nibus Mis quotidianis agitati. , faepe quo fe verterentnefcirent, & negleHo pietatis ftudio Ms'doftijfimus ha^erètur, qui de quinque iflis Articwlis argute dijfertre, £? advirfafibrum argumentisirrelire pojfet, fecuri de reliquis fidei articulis eog •nofcendis , quafi in hoe folo omnis eruditionistalmen pojitum ejfet.(+) 't Is bekend, dat nog heden ten dage dePeremtoire Examens in de meeste Provintiën grootendeelsover de vijf Jiemonflrantfehe Artikelenloopen.


336 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII, voorbereiden, en dat deeze laatften hier opEEUW. meer, dan op andere bezondere leerpunten, hunne aandacht behoorden tehechten, ten einde zij met roem tot deheilige bediening bevorderd moeren worden.Dan, indien onze Godgeleerdenzich altijd met bezadigdheid, met onpartijdigheid,en met wijsheid in hecvoorbaan der leer van hun genootfchapgedraagen hadden, zouden gewis hunnepoogingen, ter bevestiging'der waarheidaangewend , den billijkften lof bij alleweldenkcnden verworven hebben, ett dewaarheid zelve in een onbenevelder lichtdoor hun geplaatst zijn geworden. Diehebben zij voorzeker niec gedaan, gelijkelk, die de zaak zonder vooringenomenheidna wil gaan, daarvan overcuigd rrioecworden; en dus hebben zij mee al hunijveren cegen de Remonflranten in ded£ad aan hunne Sijftematifche Godgeleerdheidzeer veel nadeel toegebragt. 'c Ismzo, de Remonflranten waaren méde oorzaakvan zulk een onbezadigd, partijdigen onwijs gedrag, als bij de Contraremonflrantenplaats greep: De Remonflrantenhadden hec fteeds geweldig gelaadenop de Contraremonflr anten. Voornaamlijkmoesten van dezeiven hec geduurigontgelden de leden van de vermaardeDordfche Sijnode, in de jaaren 1618en 16ly gehouden. Deezen werden vandeRemonflranten overal met de haaclijkftckleuren afgefchilderd , terwijl zijderzelven leer uitdampten als eene leer,wel-


der Syflematifche Godgeleerdheid. 337welke de harten der menfchen aftrok XVII.van alle Godzaligheid, welke een oor-EEUW*kusfen van den Duivel was, welke.God rot den auteur der zonde , tot een'huigchelaar, tot een' tijran maakte, dieveele onnozele kinderen van de borstender moeders afrukte , en wreedaartig inhet helfche vuur wierp , enz. Maarwanneer onze partij fcheldt, moeten wijdan weder fchelden? Gedachtig aan hetoude Vadcrlandlche fpreekwoord , diekwaad wordt, heèft de zaak verhoren,hadden de Contraremonftranten de Remonflrantenmoeten laaten lasteren.Doch , gelijk het gemeenlijk gaat, deContraremonflranten bleeven niec in gebreke, om met bitterheid en fcherpcetegen de Remonflranten uiccevaaren.Een der eerden , die den coon daar coeaangeheven heefc, was de vermaardeSIBRANDUS LUBBKRTUS, I Ioogleer-3ar ce FRAN EKER, een man evenwel,die cegen ARMINIUS en EPISCOPIUS,mee welken laatstgenoemden hij voornaamlijkte doen gehad heeft (*), nietopgewasferr was , en dus aan de goedezaak der Kalvijnisten zeer veel fchadeberokkend heeft. De drift , welke vantijd tot tijd de gemoederen der Theologantenonder de Kalvijnisten begon tebeheerfchen , deed hen dus wel ras vanhet regte fpoor afdwaalen , niec Hechtsmee(*) Zie 't leevcn van episcopius, door VAWLIMBORCH, bl. 12—92.Ui. DEEL. X


338 Bsknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. met den Remonflranten bitze redenen toelEUW. te duuwen, maar ook met al te zeer enal te driftig tegen dezelven in de weer tezijn. Het woelen der Remonflranten hierte lande, ter bereiking van hunne bekendeoogmerken, zette de ContraremonflrantfcheTheologanten in vuur en vlam,zo dat deezen maar alles aangreepen, wathun fchier voor de hand was, om hunnerpartij de laag te geeven; en niet zeldenhunnen ijver zo verre buiten het perklieten draaven, dat zij niet in daat waaren,om denzelven doorgezond oordeel te kunnenbeftuuren. En dit was grootlijks tennadeele der Sijftematifche Godgeleerdheidvan het Kerkgenootfchap der Contraremonflranten.De Schoolgeleerdheid tevooren fterk doorgedrongen, uit hoofdevan het meenigvuldig twisten met de ketters, maar daarna door de hervormingweder uitgedreeven, vond op deeze wijzein de verfchillen met de Remonflrantengoede gelegenheid, om weder in te fluipenen door te breeken. Hoe zeer is doortoedoen van MACCOVIUS, die Hoogleeraarin de Godgeleerdheid te FRANE-KER was , ten tijde van de Sijnode teD O R D T R E C H T , in de jaaren 1618 en1619, de Scholaftieke geleerdheid vanlieverlede ter deure der Akademiën wederino-ekroopen , en hoe is daar door hetgeheele Sijftematisch voordel van de,door de Hervormers zo gezuiverde, godgeleerdheidweder een mengfel van nuten onnut geworden, alleen met zich zokrach-


der Syflematifche Godgeleerdheid. 339krachtig tegen de Remonflranten aan te XVIIkanten, en het er OD toe te letrffen. om » . n mdie alle afbreuk te doen! Niet flechtsmoet zulks worden aangemerkt ten aanzienvan de vijf bekende artikelen, maarook ten aanzien van verfcheiden andereleerpunten, omtrent welken men begreep,ten einde de Remonflranten meer in hetnaauw te brengen , dat men met meeronderfcheiding efl fpitsvindiger diende tewerk te gaan. De leerdukken van de erfzonde,van de noodzaaklijkheid der wedergeboorte, van het geloof, van derechtvaardiging , enz. werden dus doendeop nieuw in een Schoolsch gewaad geftoken.Men kleedde dezelven weder inmet allerlei vreemde kunsttermen , eigendunklijkeuitdrukkingen , niets beduidendevraagfhikken, beuzelachtige hairkloovenjen,en wijsgeerige bijvoegfelen.De Dordfche Vaders hadden de Neder-Jandfche leeraars nadruklijk vermaand ,„ om zich te onthouden van alle zodaanigefpreekwijzen, die ons, bij het verkinarender Heilige Schrift, geheel buitende grenzen , ons daar toe voorgefchreeven,brengen, en aan weelderfgewijsneuzen gelegenheid verfchaffen, omde leer der Kerke te bedillen en te belasteren(*)." Dan hoe weinig hebbende Theologanten die vermaaning in achtgenomen ? De genoemde MACCOVIUSwas(*) Vide ABa S. N. D. in fint Cap.V. p. ari.X »


34© Beknopte Letterkundige GefchiedenhXVII. was ook over zijne Scholafliekerij'bx) de'SE uw, voordrage van zijne Godgeleerde lesfendoor de Dordfche Sijnode ernltig onderhoudenen berispt. Doch deeze man,ten aanzien van eene andere befchuldiging,hem aangewreeven, door de Sijnodein het gelijk gefield, was moedig enkoen op zijne, hierin behaalde, overwinninggeworden, en telde de bedradingder Sijnode, betreffende zijnen Schoolfchenleertrant, zeer weinig. Hij voer voortop denzelfden voet , als hij begonnenwas, en de goedkeuring, welke hij hierover van alle kanten verwierf, ftijfde hemzeer in zijn doen (*). Deeze goedkeuringhier over ontdond voornaamlijk daaruit,dat hij die wijze van leeren dienstbaarmaakte aan het ijveren tegen deRemonflranten, en aan het wederleggenvanover MACCovit/s heb ik in het tweede,'deel bl 55—59 't eene cn andere breedvoerigeraangemerkt. Ik'heb daar gewaagd van zijne Loeicommunes Theol: uitgekomen te FRANESER 1639;en kende toen geen ander Theologisch tijftemavan hem ; dan naderhand ben ik ontwaar, geworden, dat in den H A A G onder de zogenoemdeAutograpba van de laatstgehouden nationaale Sijdeook nog bewaard worden twee IheologifcheSïjllemas van M A C C O V I L S . De. AutegrapijifcheHukken zijn zeventien in getal, beginnende metde letter A, en eindigende met de letter R.. Enonder de handschriften van Volumen N zijn behalvenandere (lukken van en aangaande M A C C O -vius ook twee Theologifehe Sijftemas van hem.Op de Liist der Autographa liaan ze onder leiterN, dus. Duo Sijftemata 10. M A C C O V U , ununttwpletum , alterum in fine habens dcfe&ur


der Systematifche Godgeleerdheid. 34*van derzelver gevoelens. Hierin niet on- XVTT.gelukkig (hagende, gaf zulks weldra een'EEUW.wenk aan anderen, om even zo, gelijkhij deed, tegen de onrcgtzinnigen, opwelken men het met zulk eenen ernstgemunt had, te werk te gaan. MACcoviuskreeg dus een groot gevolg vangeleerden hier te lande; en detwistfchriftenniet alleen , maar ook de Sijftemenvan Godgeleerdheid, aan de Hooge Schooienallerwege, werden allengs weder bezwalktmet het vuil der Scholalliekcrij.De Geleerden, aan welken dezelve voorheen niet zeer gevallen had, verdroegenhaar nu zéér geern , daar zij toch eenekrachtige verdeedigfter der waarheidfcheen te zijn, en eene bekwaame voorvechtderder regtzinnigheid; ja begunftigdenhaar zelfs, en bedienden er zich medevan , om den tegenpartijen afbreukte doen, en de zaak van hun Kerkgenootfchapte hendhaaven. En mitsdien werdmet den tijd onder het twisten met de Remonflrantende Theologie der Contraremonflrantenweder bijkans eene zo Scboladieke,Ipitsvindige en wijsgecrige weetenfehap,als zij geweest was voor detijden der Hervorming onder de Roomschgezinden,En wat de bewijzen aangaat,waarmede men de waarheid tegen de ge *voelens der Remonflranten , in de vijf • 'artikelen vervat, en tegen het gene menbij gevolgtrekking afleide uit die artikelen,op vaste fchroeven meende te dellen:men woog die bewijzen niet, zo alsX 3men


34* Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIL m e n n a d behooren te doen, maar menEEUW» telde ze; 't gene aan partij altijd grondleverde, om juiste uitvlugten te maakan,welken men bezwaarlijk oplopen konde,en welken men, waarom dit verzweegen?nimmer opgelost heeft. Voor elke waarheidbragt men bewijzen bij , die allesaldeeden, en het Huk genoegzaam voldingenkonden , maar men dapelde tenovervloede ja ten grooten achterdeele derwaarheid, die in het oog van partij daardoor aan het wankelen geraakte, op deezekrachtige bewijzen eene mecnigtc vanredekavelingen of Schriftplaatzcn, die ofte veel of te weinig betoogden, en dusniets ter zaake deeden. Hier kwam nunog bij, dat veele leeiftukken, die menbegreep heel anders te moeten verklaaren, dan van de Rtmonflranten gefchiedde,met eene veel te groote naauvvkeurigheidbearbeid , en in een vaLch lichtgeplaatst wierden. Men neeme eens bijvoorbeeld het Ieerftuk der wedergeboorte;dit leerduk komt flechts één en andermaalvoor in den Bijbel, wordtin denHeidelbergfchen Katechismus maar éénsin het voorbijgaan aangeroerd, en kanzeer eenvoudig en met weinige woordenverklaard worden : maar met welk eenomftel werd hetzelve van tijd tot tijd inde Sijdemas der Contraremonf.rantfcheTheologanten behandeld, in hoedaanigebezonderheden werd hetzelve niet al uitgehaald,hoe flordig werd hetzelve nietmeenigwerf, zo als men het noemde,ver-


der Syflematifche Godgeleerdheid. 345vergeestlijkt! Verftandige Kristenen wer- XVII.den er door ontdicht, en denkende Ïie-EEUW»den, welken de Godsdienst weinig terharte ging, kreegen er aanleiding door,om met het geheele Kristendom den fpotte drijven (*).Daar dus weder de Scholadiekcrij doorhet twisten met de Remonflranten onderde Contraremonflranten zo veel veldswon , konde het niet wel minder, ofook de uitlegkunde onder de laatstgenoemdenmoest hier door geweldig gekraktworden- De Contraremonflrantenhaalden alles bij, om hunne leer tegende anderen te verdeedigen, zo als wijftraks hebben aangemerkt ; en van daarwas het dan, dat zij niet zelden uitleggingenvan Bijbelplaatzen , ten bewijzeder leer van hun Genootfchap te berdebragten , die gedrongen, onjuistmaatig,en met de regelen eener gezonde Schriftverklaaringgeheel onbedaanbaar waaren(t)- En langs deezen weg raaktende Contraremonflranien merklijk tenachteren in de uitlegkunde.Ook kunnen wij niet voorbij, onzenleezeren onder de aandacht te brengen,dat de zedeleer in het Genootfchap derContraremonflranten, ftaandede geduurigetwisten met de Remonflranten indee-(*) Verg. H A M E L S Y B L D S WelmecatndtRaadgeever , I Z>. H. 84 en 85.(f) Verg. VAN VLOTEN Alg. lal. voor zijneBijbclvcrk., H. 7.X 4


344 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. deeze eeuw , veel van haare achting enEEuw. waaide verlooren heeft, welke zij hadin de_ eerde tijden na de hervorming.De ijver voor de waarhad deed denijver voor de deugd verkoelen, zo datmen zich weinig over het bevorderenvan dezelve fchcen te bekommeren.AMESIUS, G. VOETIUS, HOORN­BEEK, W. TEELLINCK, DIRK BR A"KEL, WILLEM BRAKEL, LOODEN-STEIJN, en anderen zochten zeker hier.in verbetering te bewerken, en als hetwaare eene daadlijke hervorming doortezetten,maar met een ongundig gevolg;zij kreegen weinig helpers en medearbeiders(*). „ VVaarfchijniijk," zegtze-C*) De beven genoemde mannen hebben ten aan.zien van de ptaktiel: der Godzaligheid, welke zijonder hunne tijdgenooten zochten te verlevendigen, de beste verdiensten gehad. Inzonderheidzijn T E Ï t L ï N c K en L O O D t. N S T E I J N krachtigeijveraars hierin, geweest. Ontalrijk zijn fc praktikaalcwerken., welken T E E L L I N C K [in drukuitgegeeven heefy zij worden voor een groot gedeelteopgenoemd door L A R U e 'in ' het gelette: "dZeeland ,' tl. 336—538. Ik eiïnner mij, eenseene verzameling van alle zijne Schriften geziente hebben, dezelven maakten eene kleine Bibliotheekuit. Zi ;r,e tijdgenooten namen het hemechter niet in dank af, dat hij zo veele Schriftenvan eenen prakrikaaien inhoud uitgaf; altooshij kon het uit dien hoofde niet ontgaan , datzommigèn hem hielden voor iemand , die denRemonflranten hcinilijk in de hand werkte Uitde meeste van zijne Schriften heeft s. R I D D E-RUs, Predikant te R O T T E R D A M het pit enmerg gehaald in een boek, getjteld,.'de menscbGods,


der Syftematifche Godgeleerdheid. 345zeker Schrijver (*), „ zoude men wel XVIf.'verder gegaan zijn, indien zommigeniEUw«,leeriiaren niet de gedachte bekroopenhadde," „ „ zo zouden wij te veeloveréénkomst hebben met de drijversvan den vrijen wil»''' 1 en juist daaromwerden de gewoonde en meestgepastemiddelen veronachtzaamd. „ En deezeaanmerking is gegrond; de ondervindingin die tijden leerde dat maar al te zeer;de genoemde mannen , die het geernanders zagen, waaren niet in ftaat, tergen den droom der vooröordeelen, gelukkig, opteroeijën; en zommigen vanhun, die er nog al 't best in fcheenenteGods, en ui'geg?even té R O T T E R D A M 1658.T E E I LINCK ftierf, a!s Predikant in de gemeentevan M I D D E L B U R G in Z E E L A N D , den 8van Grasmaand des jaars 1629, oud vijftig jaaren.En wat LOOBBKSTEijN aangaat. Deeze muntteook zeer uit boven zijne tijdgenopten in hetaandringen op de praktiek der Godzaligheid. Hijbeklaagde zeer het verval der zeden , en bedroefdeen zich over, zo als xle befcheiden Kerkher.vormer, bl. 17 uit 's mans Schriften aantoont,dat veele, ja zelfs aanzienlijke leden van Zijnekerkgemeenfehap, grootendeols wegens het zedebederfin dezelve , zich van haar afgefchcidenen een afzonderlijk Kerkgenootfchap gedicht hadden.Hij zelf zocht daarom iriet mond en pen denzedelijken toeftand van zijne Keikgezindte te hervormen.Zijne Befcboéiving van SION, zijneBrief aan verfcheiden leeriiaren gezonden , en zijneM'eegfchaal der, Heiligen zijn met dit prijslijkoogn;erk opgefteld Blen verg. vorder hier *t genewij van LooDENSTEijH hebben aangemerkt,II -D bl 283 en in dit Deel H. 105, io6en JO8.(*) De befcheiden Kerkhervormer, hl. locnu.X 5


346' Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIL te flaagen, zo als de BRAKELS enEEUW..LOODENSTEIJN , verbrodden wederhun werk, met het voordaan van zodaanigeene praktiek , die van bedorvenMijdiekerij niet geheel vrijgefchat kanworden; gelijk wij hier voor reeds hebbenaangeweezen C*).Eindelijk moeten wij nog aanmerken,dat de vooringenomenheid , waarmedede Contraremonflranten tegen de Remonflrantenfteeds bezield bleeven, ooknog in die opzicht veele fchade veroorzaaktheeft aan de Sijftematifche Godgeleerdheidder eerstgenoemden, dat alles,wat de Remonflranten voordroegen,het goede , zo wel als het kwaade ,waarheid, zo wel als dwaaling, van deContraremonflranten., zonder onderfcheiden bedaard onderzoek, vlak wech verworpenen afgekeurd wierd, even alsof anders dc zuiverheid der leer in gevaarzoude komen, van deerlijk bezwalktte worden, en men der tegenpartij te veelvelds zoude inruimen. Langs zulkenweg werd de nog onbedreeven ftudeerendeJongelingfchap', aan de woordendes Meesters hangende , in de war geholpen,iïet misverftand kreeg zo doendegeftadig nieuw voedfel; het wantrouwenop etlijkc regtfehaapen leeraarsfchoot allengs dieper wortelen; en allenoodige verbetering in de leerwijze werdfchier^onmooglijk.XC1V.(*) Zie in dit Deel tl. 105—108.


der Syfïematifche Godgeleerdheid. 347XCÏV.XVII,EEUW*Dit zal genoeg zijn ter aanwijzingvan hoedaanigen invloed de Theologieder Remonflranten geweest is op deGodgeleerdheid der Contraremonflrantenhier in ons Vaderland. Nu is onsnoir overig aantetoonen, welken invloedzij° gehad heeft op de Godsdienstigedenkwijze des volks ónder de Contraremonflrantenhier te lande. Om niette uitvoerig te zijn , zullen wij onsflechts alleen ook bij deezen bepaalen,en andere gezindten, zo wel als de Kalvijnistenin andere landen, met ftilzwijgenvoorbijgaan. Daar de SijftematifcheGodgeleerdheid aan de Hooge Schooiender Contraremonflranten hier te lande,door het twisten met de Remonflranten,zo veel gelceden had, kon het niet anders,of het volksonderwijs moest ook ,daarin zijn deel krijgen, en de Godsdienstigemanier van denken onder de leekendaar door eene plooi aanneemen, die voorde waarheid en de Godzaligheid van dafchadelijkfte gevolgen was. Daar deSchoolfche Godgeleerdheid weder hethoofd oplïak aan de Hooge Schooien:,was het onmooglijk, haar uit de Kerkenvan de predikftoelen te weeren. DeLeeraars, aan een' Schoolfchen trant vanredeneeren gewend geworden op de Akaderniën,.achtten het oorbaar, zulk eenewijze van voorftel, als zü gehoord haddenvan de katheders hunner meesters,ook


348 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII ook van hunne kanfels den ongeletterdenBEuw.volke voor te prediken. Jn hunne leerredenen,en in hunne katechizatiën kwamenzij voor den dag met de Schoolfcheftelfelbegrippen, die in hun Sijftema gevondenwerden, 't welk zij van de HoogeSchooien hadden medegebragt. De waarheden,dus door allerlei Schoolfche nevelenomwolkt, werden -den volke vertoondop eene wijze, die meer een blindgeloof vorderde , dan ter overtuigingftrekte. De taal, waarin dezelve werdvoorgedraagen , heette Nederduitsch tezijn, maar dezelve werd voor allen, diegeene Godgeleerdheid aan de Akademiënhadden opgedaan , door inmenging vanSchoolfche termen, en wijsgeerige kunstwoorden,zo onverftaanbaar, dat verreweg het grootfte gedeelte der genen, diede Godsdienstige vergaderingen bijwoonden,daar door verftooken wierden, omvan de voorgeftelde waarheden gezondebegrippen te bekomen. Ten bewijze daarvan zijn nog eene meenigte predikboeken,uit deeze zeventiende eeuw, doorde vermaaidfle leeriiaren diens tijds uitgegeeven.Wilden wij den leezer uit de^zei ven ten bctooge van onze gezegdenftaalen leeveren, wij zouden ze in oVervloedkunnen vinden , maar even daardoor al te uitvoerig worden Hij doedus zelf eens de moeite, van eenigenderzelven op te ftaan, en hij zal wei dragewaar worden , dat het in de daad metde zaak zo gelegen waare., als wij hethier


der Syftematifche Godgeleerdheid. 349hier vermeld hebben. Hier kwam nog XVILdit' bij. Even gelijk aan de i fooge 3>choo- REUVT.ïeti de wapens, waarmede men tegen deRemonftr anten krijg voerde, fteeds doorde handen gingen van de Hoogleeraarenen Studenten, even zo oordeelde menhet in de Kerken bij het onderwijs desvolks ook van de grootfte noodzaaklijkheid,dat de leeraars deeze vijanden be»oorloogden., en tegen hen in het harnaswaaren. Inzonderheid had zuiks plaats indie onderwijzingen, waar het minst te paskwam , naamlijk in de predikatiën overden HeidelbergfchenKatechïaniüs, waarï-nde leer der Kerk wel tegen de Roomschge'zinden , de Weder dooper s, en de Lwtherfchen , ' maar tegen geene Remonftranten gehandhaafd wordt. En waaredit alles nog met bezadigdheid en gemaatigdheidgefcbied! maar aan 't gene menafrijd, en met recht, in de partijen heeftafgekeurd, maakte men zich zeiven in denhoogden graad fchuidig; ' men fchold ,men raasde , men veroordeelde ,• menverketterde, de gemoederen van mindoordenkenden werden tegen hunne dwaalendebroeders met haat en Wrok vervuld,en verftandigen, die van allen overdreevenSektenijver een' afkeer hadden,werden er geduurig door geërgerd. Wijdersdan ons bellek laat niettoe, alles op te noemen, wat Wel bijhet twisten met de Remonflranten vaneenen nadeeligen invloed geweest is opde denkwijze des volks. Wij zullen onsdus


35» Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. dus nog maar alleen bepaalen bij hecEEUW. volgende, 'c welk van aanbelang is. Ronduk mag men zeggen, dat door het twistenmet de Remenflranten in het Kerkgenootfchapder Contraremonflrantenbier te lande het voordel der Evangelieleerbij zeer veele leeraars, en bij demeesten van dat gedeelte des volks, 'cwelk weezenlijk werk van Godsdienstmaakte, derwijze gekreukt, verbasterd,en vervalscht is geworden, dat men evendaar door met al het ijveren tegen onregtzinnigheid, in verfcheiden opzichten,zelf onregtzinnig geworden is. Deleer der voldrekte en onvoorwaardlijkeverkiez.ng en verwerping, de leer vande voldoening des Heilands voor de uitverkooren,de leer der onmagt, de leervan de volharding der heiligen , enz.was in het volksonderwijs de fcheeringen inflag, werd met bewijzen van allerleiaart aangeklemd, werd, uit vreezevan aan partij te veel toetegeeven, nietzelden overdreeven, en werd langs dienweg voor het volk in ecnen geheel verkeerdenoogdand geplaatst- En op deezewijze zijn uit een kwaalijk verklaarcnvan de zuivere leer der Kerk van tijdtot tijd voortgefprooten verfcheiden geheelonzuivere gevoelens, die met denwaaren inhoud van het Evangelie volflrektniet beftaanbaar zijn. Wij kunnenhier ook alles niet opnoemen; maar menveste hier zijne gedachte eens op heczo geheeten aanbod der genade. Menleer-


der Systematifche Godgeleerdheid. 351leerde, dat KRISTUS als Zaligmaaker XVILalleen moest worden aangebooden aan EEUW.zulken , die tot zekeren trap van ontroeringwaaren gekomen, en heel nietin het gemeen aan alle zondaaren. Zodaanigeleeraars, die op het voetfpoorder Apostelen, fteeds allen, zonder on>derfcheid, baden, om zich met God te laatenverzoenen,en bij allen onbepaald, wiehet weezen mogten, zonder te vraagen,of zij dus of zo behoedaanigd waaren,aandrongen op geloof in den Heere JEsq s, werden van de overigen verdacht gehoudenals heimlijke vijanden der Kerk,en uitgekreeten als Remonjlretnfche onregtzinnigen,als ontrouwe wachters opSions muuren, die den weg ten hemelte ruim en gemaklijk maakten , en kusfensonder de okfelen naaiden. En watgevolgen had zulks ? Het volk ingenomenmet hartstogtlijkheid , en gaandegemaakt door de alarmtrom der regtzinnigheidvergaapte zich aan voordellen,waar door het gemoed in roering gebragtwerd , zonder dat er weezenlijkeovertuiging mee gepaard ging, en vondallengs meer en meer gevallen daarin,naar gelang de zuivere leer des Evangeliesten deezen aanzien den naam vanonregtzinnigheid kreeg, en de leeraars, dieze voordroegen, voorRcmonflrantfche ketters,die de handen der godloozen Merkten,werden uitgejouwd. Dit deed hetgelaat der Kristenheid in bet Kerkgenootfchapder Kalyijnisten hier te lande zeerbe-


352 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. betrokken en droevig Haan, in plaatze,"EEUW. dat anders het Evangelie er eene helderheiden blijgeestigheid over verfpreidenmoest, De vroomen betraden fteeds een' •weg van donkerheid, daar zij anders, indienzij op het Evangelie afgingen, eenenweg van licht en opgekïaardheidhadden kunnen bewandelen. De meestenleefden fteeds in geduurige flingeringenaangaande hunnen genadeftaat, en onderallerlei afwisfelende geftalten, zo als mendat naderhand begon te noemen; terwijlzij in eenvoudigheid des harten de zodaanigen,die den inhoud des Evangeliesregt verftondcn, en er zich in 's Hcerenkracht op beijverden, om hun ongeveinsdgeloof te toonen door hunne wei-,ken, met verachting aanzagen en vooronherbooren menfchen hielden. Op-deezewijze raakte allengs het Kiïsterdomin verval; zij, die van gcene «.ntroeren^de bevindingen te fpreeken wisten, befchouwdenzich zeiven als niet uitverkoorenter zaligheid, en zulks, was bij veelenvan dezelvcn heimlijk oorzaak, datzij in de zonden volhardden; zij waarentoch verworpen, en alle hunne Godsdienstigheidwas dus voor hun van geennut: terwijl niet weinigen derzulken, diezich verbeeldden uitverkooren té zijn, omdat zij deeze en gene gewaande merkenvan genade befpeurden, door het misbruikvan de leer tegen eenen afval derHeiligen, zich allerlei zonden veroorloofden, die hun geheel geloof om verrewer-


der Systematifche Godgeleerdheid. 353wierpen. En dit was hec, 't welk vee- XVILJen van tijd toe tijd deed aarzelen, oin S £ ü^ten avondmaal te gaan. Voor de twistenmet de Remonflranten werd hecEvangelie onbepaald, zonder onder-.fcheid, allen zondaaren gepredikt; allenïverden op KRISTUS geweezen , meebelofte van heil; en van daar was het,dat allen, die belijdenis van de leer desKristlijken Godsdienstes hadden afgelegd,cn onergerlijk van leeven waaren, cothet avondmaal genoodigd wierden, gelijkonze gewoone Lidmaatsattedatiën ,die volgens een oud formulier gefchreevenworden , zulks nog heden uit kunnenwijzen. Alle lidmaaten, die zichder Waarneeming . van den openbaarenGodsdienst niet onttrokken, maakten toenook geene de minste zwaarigheid, omdie uitnoodiging aanteneemen, en achttenzich verpligc, om ten avondmaal tekomen; zij naderden ftatig en plegtigtot 'slleeren tafel, en zonder fchroom.Dan na hec veröordeelen van de Remonflrantenbegon men re bezonderen;zulken, die de vermeende kenmerken vangenade hadden, die zich dus of zo bevonden, die van bekommeringen overhunne zonden, en van zekere zoorc vangeheel willekeurige werkzaamheden fpreekenkonden, en die men dus voor uicverkoorencoc de zaligheid moge aanzien, noodigde men alleen maar, naar- •demaal voor zulken, en niec voor anderen,hec Avondmaal was ingefteld; cer-III. DEEL. Y Wijl


354 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. wijl de overigen, alrchoon veelen van dee.EEUW. zen op eene redenlijke wijze, met leed'weezen over hunne zonden , door hungeloof in KRISTUS met God gemeenfchapzochten, en hun leeven onder eenbiddend opzien trachtten te beteren, metde fterkde bedreigingen afgemaand, enals onwaardige discbgenooten verklaardwerden, om dat zij op de meergemeldebevindingen niet roemen konden, en vanzodaanige bekommeringen en werkzaamhedenniets ontwaarden, als ter zaligheidnoodig werden geoordeeld. Er waarengemeenten , daar het gaan ten avondmaalzulker wijze verflaauwde, dat vande honderd naauwlijks tien, of van deduizend naauwlijks honderd aan 'sHeilandstafel verfcheenen, en die er kwamen, waaren nog van alle vreesachtigheidniet ontheven, de beste vroomenzelfs fchoorvoetten, (*) — Ik weetwel, dat veele voornaame leeraars in hetkerkgenootfchap der Kalvijnisten hier telande, ftaande deeze zeventiende eeuw,de leer van het Evangelie zuiver predikten,maar, daar het getal van leeraars, die van dezelve hoe langs zo meerafweeken, grooter was, dan dat vandeezen, zo was het hun onmooglijk,daar tegen op te werken , naardien zijdoor de dem des volks overblufc werden,en de anderen door het volk wer-, den(_*) Verg. hier v. HAMBLSVELDS Wdm.Kaedg. I. */. 8$ cn 86.


der Syflematifche Godgeleerdheid. 355den toegejuigcht. Ook waaren er leer- XVILaars, die bij zommige gelegenheden de EEUW.leer des Evangelies naar behooren voorfielden,maar ten blijke, dat zij dezelveniet genoegzaam verdonden, bij anderegelegenheden , weder dezelve , en dusOok zich zeiven, tegerifpraken *).Op die wijze, ondertusfchen, moestde zin van verfcheiden BijbelplaatzenVerwrongen, en geheel buiten het waare 'licht gezet worden Een merklijk aantalvan Bijbelplaatzen zoude men kunnennoemen , welken een overdreevenijver tegen de Remonflranten verknoeidheeft. Men neeme eens bij voorbeelddie fchoone plaats van JOH. III: 16.Alzo lief heeft God de wereld gehad,dat hij zijnen eenig gebooren Zoon ge'.geeven heeft, op dat een iegelijk, diein hem gelooft, niet verderve, maarhet eeuwige leeyen hebbe. Ten tijdevan de Sijnode, te D ORD TR ECHT gehoudenin de jaaren 1618 en 1619, wasmen er gansch niet vreemd van, omdoor de wereld hier te verdaan, de menfchen(*) Om hier van overtuigd te worden leezemen eene meenigte fragmenten van leerïedenen enverhandelingen van Leeraars en Theologanten inde zeventiende eeuw , te vinden in een werk,getijteld, Het eerjle en voornaam/Ie deel der uitvuendigeroeping, 11. Deelen in 8, uitgekomenten jaare 1780, en men vergelijke daarmede wijdersde Schriften zeiven , over 't geheel befchbuwd,van veelen , waaruit die fragmentengenomen zijn.Y a


35^ Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. fchen der wereld, hec menschlijk ge-IEÜW. flachc, over hec geheel genomen, Joodenen Heidenen te zamen, zo als onderanderen blijken kan uk hec oordeelvan p. DV MOL IN over de vijf arcikelender Remonflranten, 't welk van deSijnode als hec hunae is overgenomen(*), en uic de kanttekeningen vanonze gewoone overzeccing des Bijbels.En evenwel hebben de meeste laacer ukleggers,door eene ce overmaatige drifttegen het Remonftr antismus bezield, ermet kracht en geweld op aangedrongen,om hier aan eene zogenoemde wereldvan uityerkooren, of aan de uitverkoorenmenfchen, die er in de wereld zijn,te denken, vlak tegen het verband,Waarin het gezegde van den Heilandvoorkomt, vlak tegen het geheele redebeleid van het gezegde zelf, en vlak tegenden aart van het Evangelie aan.Die deeze plaats anders verklaarde, vielonder de verdenking van met de Remonflrantente heulen , en werd vooronregtzinnig ukgekreeten. Nog voortwincig jaaren durfde niemand der Leeriiaren, die krediec wilde behouden bijhec volk , de woorden wereld en liefhebben,in deeze uitfpraak van JESUS,openlijk op den predikftoel in eenengezonden zin uitleggen. En hec is nogmaar weinig cijds geleeden, dac verftandigepredikancen met voorzichtigheidC*) Vide Act* Syn: Dordr: p. 204.be-


der Syflematifche Godgeleerdheid. 357begonnen zijn, ten aanzien van die XVII.fchriftplaatze, hunnen gemeenten zuive- EEUwre Evangelifche denkbeelden inteboezemen.Even zo is het gelegen met denuitleg van 2 KOR. V: 19, 1 JOH. II;2, MARK. XVI: 15 en meer andereplaatzen.Langs deezen weg werd dan de Godsdienstleer,zo als die voorgedraagen wasvan de eerde hervormers, van K A L V IJ N,BUCER, DE BRES, BKZA, URSINUS,OLEVIANUS, de Dordfche vaders, enz.en zo als die vervat is in de Nederlandfchegeloofsbelijdenis, in den HeidelbcrgfchenKatechismus en in de artikelsder Dordfche Sijnode, weder geheel verbasterd,met nieuwe doolingen bezwaard,en met een groot deel menschlijke bijvoegfelsvan onderfcheiden aart overlaaden.En dus mag men in het algemeenzeggen , dat eene kwaalijk geplaatstevrees voor den indrang der Remonflranfcheleer de Contraremonflranten vande gevoelens hunner Kerk , vervat inhunne formulieren van eenigheid, allengsmeer en meer heeft doen afwijken; zodat veele Leeraars onder hen zijn overgeflaagentot ftellingen en begrippen,die wel aangenaam waaren bij het zinlijkdenkend gemeen, maar volitrekt geenengrond in den Bijbel hadden, en dieonze hervormers zo min als de DordfcheVaders geleerd hadden.Wij zien dan uit dit alles, dat deleer der Contraremonflranten niet wei-Y3 nig


%$ 3 Beknopte Letterkundige GefohiedenisXVII. nlg seleeden heeft bii het twisten met^'E UW.de Remonllr anten. Trouwens dit is hetgewoon gevolg van Godsdiensrverfchillen.. . - • Dunt mutua multiPajlores odia exercent, lupus intrat ovile.„ De grootfte dienst, " zegt eldersde vermaarde w. PENN (*), ,, dienmen aan het gezond verftand bewijzenkan, is de waarheid met bezadigdheidvoorteftellen. Zij, die de waarheid mette veel drift verdeedigen, doen haar dikwijlsmeer nadeels , dan haare vijandenzeiven" Zo immer PENN, als eenkwaaker, door den geest gefprookenheeft, dan heeft hij het gewis hier ge»daan!CXCV.Niet onaangenaam zal het misfehienden leezer zijn, dat wij hier met eenpaar woorden ook nog aantoonen, welkeninvloed het twisten der Contraremonflrantenmet de Remonflranten gehadheeft op de wijze van prediken ,onder de eers'tgenoemden. De algemeenepredikmechode onder de Hervormdenin de tijden der Kerkhervorming was,dooris*) In zijn werk, Fruits de la folitude, onlanjsonder deezen tijtel in het Fransen vertaalddoor SRI PEL.


der Syftematifche Godgeleerdheid. 359doorloopig den Tekst te rerklaaren met XVII.tusfchen ingemengde aanmerkingen (/>O-EEUV*rismata) ter leering, ter wederlegging,ter dichting, ter bedrading, en ter vertroosting,meestal zonder eene opzetlijkeachteraangevoegde toepasfing meeKlasfificatie van onderfcheiden menfehen.Zulk eene predikwijze treft men aan inde oude Poftillen, zelfs al in de eerdeNederdukfche Po/lil der Hervormden ,die te BAZEL gedrukt is ten jaare1528 (*). Deeze predikwijze hield meeeenige veranderingen van weinig aanbelangftand tot het begin der zeventien*de eeuw. Dan nu ving men aan, depredikatiën te fplisfen in twee voornaamehoofddeelen, waarvan men het eenehet onderwijzend, en het andere het vermaanendgedeelte noemde. Terftond meten na den twist tusfchen GOMARUS enARMINIÜS begonnen de volglingen vanden eerstgenoemden , in het bezonderte prediken tegen de Arminiaanen, terwijl(*) Die Postil heb ik thans hier voor mijliggen; dezelve is in Folio , en van eene aanmerklijkedikte. De tijtel is Postille op die Epistclenende Euangelien van allen Sondagben , en fonderlingbenbeijlig daghen des geheelen iaers, alfomendie ghemeijnlie in der Kercken houdt, feer costelickivtgeleijt ende verclaert. Achter het werkftaat ghedruct te BAZEL hij mi ADAM ANON IJ-MUS, in 't iaer ons Heren 1528. De Schrijverof verzamelaar van deeze predikatiën is niet bekend.In de narede wordt hij flechts genoemdeen feer vtrlicbte ende van Gode geleerde tnattY 4


36*0 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII, wijl de ijver tegen de RoomschgezindenEEüw.fchijnbaar verkoelde, en daar zij del erder algemeene genade in hunne predikatiënte keer gingen, ook te denken opafzonderlijke toepasfingen , waarin debegenadigden en onbegenadigden onderfcheidenlijkaangefproken weiden, zoalsook zodaanig eene onderfcheiding vandeezen en genen plaats kreeg in de voorde preek gedaane Kerkgebeden, waarinmen niet meer de formulieren van deLiturgie der gereformeerde kerken inNEDERLAND, maar zijne eigen verkiezingvolgde (*), Ook de RemonflrantenCf) In de fnrmuliergebeden van de Liturgieder gereformeerde kerken in Nederland komendie onderfcheidingen niec voor; de kristiijke gemeentewordt daarïn fpreèkendê of biddendeaangemerkt en ingevoerd. Dan met de algemeeneuitdrukkingen, welken daarin gevonden worden,konden de Leeraars zich niet langer verëe-"nigen, uit hoofde dat zij anders op die wijzegeheel niet verfchillen zouden van" de Rcmonflrantin,die op den ouden voet hunne kerkgebedeningericht hielden; eene verandering hier inachtte men in die tijden volftr.tkt noodig. Voortna de hervorming, in deeze landen, werden dePredikanten, volgens-Siinodaalen last, verpligt,om voor en na de predikatie de formuliergebedente doen , welken wij onder onze publiekeKerkfchriften hebben : en het was hun bij ftrengverbod opgelegd, geene andere gebeden openlijktot God op te zenden. Zie de handdirgen der 'Provintiaale Sijnode binnen D O R D T R E C H T gehoudenten jaare 1574 Art: 42. 1ftj de SijnodaaleOrdonnantiën en Re/olutiën der kerken vanGelderland, door IDIETIDS uitgegeeven, isook daaromtrent eene lierkbepaalende wet tc 'vin'


eer Systematifche Godgeleerdheid, 36"!ten voegden toen hunne toepasfingen xVII.achter aan, gelijk EPISCOPIUS en a n- E E U V^deren, ichoon, zo als men ligtlijk be- *grijpt, het bezonderen van onbegenadigdenen begenadigden in hunne, leerredenenniet aai .getroffen wordt. De Re~monftranten maakten zeer veel werksvan hunne toepasfingen. Dezelven waa«ren fchier even lang als hunne verklaaringen.De predikatiën van EPICOPlusen van de beide broeders BRANDTkunnen zulks uitwijzen. Deeze maniervan afzonderlijke toepasfingen te maakenkwam nog meer in zwang bij deaankomst van veele Franfche of WaalfchePredikanten , en het dichten van'/Franfche of Waalfche gemeenten hiertevinden, die gemaakt was ten jaare i53o, zieCap: VII. art: ï. Dan na het houden der Sijnodete D O . R Ü R E T C H T in de jaaren 16l 8 en löiofchijut men allengs van de genoemde wettenafgeweeken te zijn , terwijl ook de PrevintiaaleSijnoden het niet geraaden vonden , dezelven zozeer te handhaaven; zo dat eindelijk die formuliergebedengeheel niet meer gebruikt werden ,uitgezonderd in eenige weinige gemeenten. Ineen gedeelte van Noordholland wordt nog hedenten dage voor de predikatiën over den MeidelhergfchenKatechismus het daartoe van ouds gefchikteformuliergebed gebeden, en zomen mijwel eens bericht heeft, zouden de gemeentenhet zeer kwaalijk neemen, wanneer nieuwe leer-'aaren daarin eenige verandering wilden maaken. —Over de Kerkgebeden onder ons in 't algemeenheb ik voor eenige jaaren mijne gedachten medegedeeldaan de leezers der Nieuwe Nederl. fiibl.yiH.J>. No, 8 en 9. */. 309—368.Y 5


3 6*2 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIL te lande, van welken eenige leeraarsEEUW.in het Neder duitsch, zo wel als in hetFransch, predikten. MARTINET meent,dat HEIJDANCS, predikende, zo wel inhet Neder auit sch, als Fransch, eer hijHoogleeraar te LEIJDEN werd, dientrant van prediken mede ingevoerd hebbe(*). Deeze onderfcheidingen in detoepasfingen zijn gewis niet aftekeuren,indien men ze maar behoorlijk enmet verdand inricht; dan met dezelvenwerd nu in trein gebragt het toepasfenvan allen die fchoolfche fpitsvindigheden,waar toe het twisten met de ReVionflranten aanleiding had gegeeven,en welken alleen binnen de grenfen vanhet Sijftema hadden behooren te blijven.De leer der voorbefchikking, de leervan 'smenfehen bederf, van de onmagtten goede, van de noodzaaklijkheid derwedergeboorte, en van de onwederftaanbaaregenade enz,, dewijl de Remon-ftran-( * ) Zie M A R T I N B T S verëenlgd Nederland,H. 585. In die tijden was het bij verfcheidenleeraais eene gewoonte, om in meer dan éénctaal te prediken, voornaamlijk in H O L L A N Den Z E E L A N D Zelfs waaren er gemeenten,waarin zulks verëischt werd. Men zie VROLIJK­HER TS VlUf. kerkh. II. 85. Zommigen prediktenin het Nederdukseh en Fransch; en anderenook predikten daar bij nog in het Engelsch. Onderde laats:ge.neldcn zijn geweest L. DE D I E U ,bekend door verfcheiden fchriften, laatst Predikantte L E I J D E N , en j. DE ME IJ, Predikantlaatst te M I D D E L B U R G in Z E E L A N D , wiensNedtrduit[etse werken ook in veeier handen zijn.


der Syftematifche Godgeleerdheid, 363(Iranten dezelve beftreeden, werd angst XVH..vallig uitgeploozen, en hoe waarachtig-.£U w.dezelve ook zijn moge, niet zelden verkeerdlijktoegepast. Dit heeft voornaamlijkplaats beginnen te grijpen in detweede helft der zeventiende eeuw; enin de achttiende eeuw is men daarïnnog yeej verder gegaan (*)•CXCVi.Nu vordert eindelijk nog de orde vanons gemaakt bedek, dat wij een letterkundighiftorisch verdag geeven van 't geneten aanzien van de Roomschgezinden inhet vak der Sijftematifche Godgeleerdheidmerkwaardig is. Onder de Roomschgezindenzag het er met de leer derKerk, en de wijze waarop dezelve geleeraardwerd, niet beter uit, dan in devoorige eeuwen. De Godsdienstleer ende Godgeleerdheid der Roomfche kerkheeft niet weinig te lijden gehad van de .meenigvuldige twisten, die er geduurendedeeze eeuw in dezelve met zo veelehevigheid gevoerd zijn; als onder anderenvan den twist tusfchen de Jefuitenen de Dominikaanen, en inzonderheidvan den hardnekkigen twist tusfchen deJefuiten en de Janfenisten.Zints de hervorming in leer en tucht, dievan de Proteftantcn met zulke eene krachtwas(*) Zie HAM Ets v. Wtlm.Raadg. I. tl 23$i


36*4 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. was doorgezet, als ons bekend is, had ookEEUW.wel de leer der Roomfche Kerk, vanter zijde, eenige verbetering ondergaan;doch dezelve was flechts van korten duur,en verdween weder ter eenemaal in dezeventiende eeuw Op de vermaardeKerkvergadering te TRENTE waarenverfcheiden leerftukken met opzet geheelonüangemerkt gebleeven, of, maar evenaangeroerd geworden; ten einde dezelvendoor dien weg in vergetelheid te doenkomen, en alle ergernis wech te neemen,welke bij de vrienden van waare Godsdienstigheid,op die vergadering tegenwoordigzijnde, plaats grijpen mogt.Maar in de zeventiende eeuw haalden deJefuiten die leerftukken wederöp, envoegden er nieuwen bij. En zij gingener mede door. Hunne dwaalingen werdenheerfchende kerkbegrippen , wijl zijftaêg de Pauzen op hunne hand hadden.Trouwens hun hoofdmisdrijf, waarop zijgerust het ganfche ftelfel van hnnne Pelagiaavfchewangevoelens ftichten konden,was, dat zij, met eene doortraptevleijerij, de Pauzen als Godheden aanbaden,en zich niet fchaamden, om dezelven(f) Muitos Catholicos per Lutheranos & Cat-•vinijlas de femtio excitatos efe , & adbibitjsfcripturae facrse , iinguarurn , et antiquitatis eoclefiafticae fubfidiis, ad Exemplum Proteftantium,jidcm se religionem cbriflianam doctiftmis libriscc coumentariis illufirafe, iplemet M A R T I N u sBECANUS, mojt memorar.dus, palam proftfluseft in Praef. Qpufc. 1'uorum Tom. III.


der Syftematifche Godgeleerdheid. 36*5ven in eenen gelijken rang te ftellen met XVILden Godlijken Zaligmaaker. Hier door EEUW.de gunst der Pauzen fteeds winnende,waaren ze verzekerd van hunne vrijheid,om alles te kunnen leeren, wat hun maaronder het denkbeeld viel. En op die wijzefchrecven deeze listige en magtige aanhangersvan LOIJOLA der ganfche RoomfcheGeestlijkheid de wet voor.Even zo flecht was het ook gelegenmet de Godgeleerdheid, en met het onderwijsin dezelve op de Hooge Schooien.Groote mannen, die de fchadelijkheidder fcholaftiekerij degelijk inzagen,waaren wel aan het verbeteren van dezelvegetrokken , maar 't gene zij tendeezen aanzien hadden uitgewerkt, zagmen door de Scholaftieke Theologanten ,die van de Pauzen geruggefteund werden,wel dra weder verijdeld en om verregeworpen. Terftond na de hervormingder Kerk , door de Proteftanteabewerkftelligd, waaren er eenige RoomfcheGodgeleerden voor den dag getreeden,die, begrijpende, dat, zouden zijden uitgeweeken hervormers met krachtvan redenen tegenfpreeken , zij hunneGodgeleerdheid op eene heel andere leestmoesten fchoeijen. Deezen begonnendus hunne Theologifche voordrage tezuiveren van de fchoolfche wartaal, envan de fpitsvindigheden der Peripatetifchewijsgeerte, terwijl zij de leer derKerk alleen zochten voorteftellen volgensde uitlpraaken der Heilige Schrift,en


$66 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. en volgens de oirkonden der Vaderen.E E u w, Zodaanige verbeteraars der SijstematifcheGodgeleerdheid onder de Roomschgezinden, waaren M E L C H I O R C A N Ü S *J O H A M M A L O O N A T B S , A N T O N I U SP O S S E V I K U S E N L O D E W I J K C A R A V A -I A L , gelijk ons reeds hier voor gebleekenis (*). Dan deeze mannen hebbenweinig of" geene vrucht op hunnen arbeidgezien. Hunne Godgeleerdheid bleëfeen ongerijmd zamendel van veele wangevoelens,die, hoe zeer ook bevestigdmet de getuigen is fen der 'Vaderen , inhet oog der Protedanten nimmer wederbijval konden vinden , om dat zij opeenen valfchen uitleg der Heilige Schriftgegrond waaren. Dus zagen dan deRoomfche Leeraars, dat door zulk eeneonfchoolmatttige leerwijze de Protedantenniet herwonnen wierden , en doordien weg was het, dat dezelve gansch geen*opgang maakte , maar de SchooladiekeThéologie weder geheel het veld innam.De Hooge Schooien waaren en bleevendus doende voor het grootde gedeelteeven bezoedeld met het vuil der Schoolafliekerij,als in de voorgaande eeuwen.Wargeestenj, woordenzifterij, heete driftvoor ééns opgevatte en beweerde ongerijmdheden, en een ijdel zwetzen op deoudheid der leer, op de eenigheid desgeloofs, en op de onfeilbaare uitfpraakender Pauzen allerwege , altoos , aan(•) Zie I. D. tl. 148—i.5ï.de


der Systematifche Godgeleerdheid. 367de meeste Hooge Schooien, de overhand XVU.hebbende, was zulks oorzaak, dat niets EUW.weinige, misfchien anders vernuftige,jongelingen met warme hoofden en verkleumdeharten bleevèn hangen in neteligefpitsvindigheden, zo dat zij zicheens hebbende laaten vast boeijen aan deketenen van zulk eene Theologifcheflaavernij, zich zeiven. den weg affneeden,om immer met een edel poogende waarheid op te fpooren. De ScholadiekeSchriften der verloopen eeuwenwerden met vlijt en naarftigheid geleezen.Men hield zich vast aan de Syftemasvan AL BERT den grooten, vanBONAVENTURA, Van LOMBARDUS,van THOMAS van AQUINO, van jo-HAN DUNS, enz. Over dezelven vervaardigdemen breede uitleggingen, enover dezelven werd in de Akademifchegehoorzaalen les gehouden. In het bezonderewas de Summa Totius Theologievan THOMAS VAN AQUINO hetgeliefde leerdelfel , 't welk meest gevolgdwerd. Men kan ligtlijk begrijpen,hoe bij dit alles de wijsgeerte van ARI­ST o TE LES, in weerwil van het licht,dat DESCARTES en GASSENDUS ontftaken,haar gezag in de Schooien wist tehandhaaven, en in 't algemeen haar aanzienniet kwijt geraakte. De openbaareTheologifche Leeraars bleeven zweerenbij den naam van ARISTOTELES, fchoonzij niets van zijnen geest bezaten, enbedienden zich van eene ingewikkeldere-


36*8 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. redekunde, waarin Hechts een zweemEEUW. van de grondbeginfelen diens ouden Wijsgeerste ontdekken wasHier en daar evenwel, doch meestbuiten de muuren der Schooien, bleeveneenige Godgeleerden in dilte nederzittenbij het helder Bijbellicht, om, in navolgingvan de hier voor genoemde C A N B S ,M A L D O N A ' : US, POSSEVINTJS en C A -R A V A I A L , over de waarheden der geopenbaardeGodsdienstleer vrijmoedig enonpartijdig te denken; terwijl zij het betreurden, dat de edelde weetenfehap doorde harrewarrerijen der Schooien en dooreene geheel vervalschte wijsgeerte zo deerlijkontluisterd en ontfierd wierd. Tendeezen aanzien hebben zich geen' geringenlof verworven veele Franfche Theologanten, en onder deezen verfcheidenJefuiten, maar nog meer Janfenisten,en tegen het einde der zeventiende eeuwook eenige Italiaanen, welken uitmuntendemannen in de daad geweest zijn(f).Van(*) De Godgeleerdheid bleef dus nog {leedsrusten op de Filofoofij van A R I S T O T E L E S .Ten jaare 1629 werd van de hoogfte Kerkmagtin P A R I J S in een dekreet, waar bij op nieuwhet gezag van A R I S T O T E L E S door dezelvewerd bevestigd , ronduit verklaard , non pojjeprincipia Philofephiae Ariftotelieae labefectari,tlifi Tbeologia Scbolaflica . in Ecclefia Romanarecepta , labefactctur. Vide R A P I N I CO//, A R IS T:& P L A T : p, 412 et Cor.f. W E R E N » . Opp. II.p. 68.CfJ Evenwel zijn er reeds m den aanvang derzeventiende eeuw in Italië eenige enkelde grooteGod.


der Syjiematifche Göd'gèlèerdheld. 369Van hier was het, dat de oude twist tus- XViï.fchen de Schoolfche Godgeleerden endeEËU-W*Bijbelfche Godgeleerden weder leevendigwierd. Dan daar-de eerstgenoemden bijde Pauzen hoog te boek donden, en deanderen te ROME geenen besten reuk hadden, was er voor deezen geene mooglijkheidtoe, om over eene willekeurigeSchoolgeleerdheid te zegevieren, en denBijbel bruikbaar te maakcn. En al gebeurdehet eens , dat de bevc^fchriftenvan deezen of genen Paus hen fcheenenvoorwaarts tè helpen , de verëenigde rttagider moedige Thomisten - ftormde telkenszoGodgeleerden geweest, dié als zodaariigén, vanwelken wij hTe'i g'èwaagén, zich eenen onfterflijkennaam hebben gemaakt. Onder dezelven heefcuirgerhunt F R A P A O L I S A I H , Hóogleeraar inde Godgeleerdheid le i H B T U A . Deeze was eengroot wijsgeer , wiens lesfeh gegrond waaren opde ondervinding, en niet op Psripatctifcbi har.fenfehimmen. Zijne Godgeleerdheid was du»veel beter, dan die van de meeste zijner medeleeraaTCn, die zijne regtzinnigheid verdacht zochtenté maaken Tusfchen hem en BELLARMIJI»is een hevige twist geweest over den PauslijkenBan; die ten gevolge heeft gehad, dat de magtvan den Pahs zeer geknakt, en de blikfem vanhet Vttihaan niet weinig van zijne kracht vcrloorenheeft. De fieemers van het RoomfcheHof maakten hem uit voor een' anderen K A L ­V I J N , die in den zin had, om V E N E T I C ineen tweede C E N E V E te veranderen. , De Paushield hem voor een heimlijke» Kalvijnist; endoemde zijne Schriften icn vuure. Zommigenhebben zulks wel aangemerkt als laster, en 'sPauzen handel als onreChtmaatig ; wijl hij hetweezen der Roomfche Kerkleer nimmer daadlijk.III. DEEL. Z «»»-


370 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. zo geweldig op hen los, dat zij fpoedigEEUW.te rugge moesten deinzen. Dus doendehield de Schoolfche Godgeleerdheid indeeze eeuw deeds haaren vasten ltand.CXCVII.De Scholaflieke Godgeleerden van deezeeeuw allen op te noemen, en hunneSijflematifché Schriften te beoordeelen,is mij ondoenlijk, en zoude ook het geduldmijner leezeren te veel gevergd zijn;ik zal dan flechts van eenigen gewaagen,en van. derzelven hier behoorende Schriftenaangetast heeft. Dan zijne gedachten over deDordfche Sijntde „ in de jaaren 1618 en \6\')gehouden, welke hij aan den beroemden HEIN-•lus mededeelde, doen hem toch als een' vriendvan het Calvinismus duidlijk genoeg voorkomen,Hij fchreef aan HEINSIÜS, ,, dat de gevoelensder Dordfche Sijnode, zijns oordeels, overeenftemdenmet de leer der Apostelen; dat de Nederlandersvan geluk mogten fpreeken, daar hunde geheimen der Godlijke genade uit den Hemelontdekt waaren; en dat dezelven verborgen waarenvoor de wijzen der wereld . die ze bij hetlicht van hun verftand niet bevatten konden."Deeze woorden tekenen toch niet flechts een* verdraagzaamenRoomschgezinden, maar wel degelijkeen' voorftander der leer van den voortref'lijken KALVIJN. In het jaar 1619 kwam vanhem in 't licht zijne Gefchiedenis der herkverga rdering van Trente, eene vrucht van veeljaarigen»r.beid ;en een werk, waarmede hij bij de geleerdewereld grooten lof heeft ingelegd, — Ziede -Vadert. Bibl. VI. -D Meng bl. 366—411,en verg. WITZ Twist des Hetren met zijn wijngaart,hl. 135 en


der Syflematifche Godgeleerdheid. 371ten verflag geeven. De Scholaftieke God-. XVILgeleerden deezer eeuw kunnen in twee KE U W.klasfen verdeeld worden,'in zulken, diede fireng der oude Schoolleer met' allekracht vasthielden, en in zulken, die dezelvemeer bod vierden, in ijverigen enin gemaatigden.De eerstgenoemden waaren voor hetmeeste deel voordanders der SchoolfcheTheologie van THOMAS VAN AQUINO,welke wij hier voor genoegzaam hebbenleeien kennen (*). Om niet te uitvoerigte zijn, willen wij ons alleen maarbij de volgenden bepaalen. De eerde vande genen, welken wij noemen willen,is GAERIÖL VASQUES, een SpaanfcheJefuit. Deeze heeft gefcbreeven achtboekdeelen , getijtéld Commentarii inThomam. Dezelven zijn gedrukt enurgekomen te irJGOLSTAD ten jaare ICÏ06,te VENETIË 1608, en. te ANTWER­PEN 1620. Een tweede is GR E GO RI­PS DE VAiENTU, ook een SpaanfcheJefuit. Van deezen heeft men vierboekdeelen, getijtcld Commentarii Theclogiciin Summam Thomae Aquinatis >en uitgekomen te PARIJS 1609, en teLIJONS 1619 in Folio. Een derde isWILHELMUS VAN EST of ESTIUS,geboortig van GORICHEM. in HOL­L A N D ,en Hoogleeraar in de Godgeleerdheidte D'OUAIJ- Van deezen isbekend een werk, getijtéld, CommentariiCt) Zie 't I. O. tl. I2i—lasZ %


372 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIL rii in Lib ros Quatuor PETRI LOM 1 -HKüw,EARDl, vulgo magijlri Sententiarum, \qiilbus THOMAE , A Q U I N A T 1 S SumTlKtTheologiae pariter illuflratur; 't zelveis uitgekomen te DOUAIJ ten jaare 1Ó2.5,in twee boekdeelen. Een vierde is A-DAM TANNER. . Deeze heeft nagelaatënDisputationes Theologicae in omnesSummae San&i THOMAE part es, ge- ,diukt te ING'OLSTAD 1618 en 1620,en eene Theologia Scholafica, in vierdeelen, gedrukt te INGOLSTAD 162Öen 1627. Een vijfde is FRANCISCUSsVAR EZ. . Deeze heeft de geleerde wereldoverlaaden met een onvoeglijk zwaar,werk van negentien foliodeelen , getijtéldCommentationes & Difputationes inThomae Summam, en uitgekomen tenifeNTZ van het jaar' 1619 tot 1629.Een'zesde is RODERIK DE ARRIAGA,een Spaanfche Jefuit. Deeze man heeft• - gefchreeven Disputationes Theologicae'in Summam Thomae, acht boekdeelenuitmaakende , ten deele te ANTWER­PEN en ren deele te LONDEN in foliouitgekomen'van het jaar 16^3 tot 1655.Een zevende is PHILIPPUS a SANC-TA TRINM i'Ai E. Van deezen zijn inhet licht verfcheenen Disputationes Theclogicaein Summam THOMAE, gedruktte KEULEN ten jaare 1656: Eenachtfte is AUGUSTINUS GÏBBOIN DBB .UGO. Deeze heeft uitgegeeven eeneTheologia Scholaftica in divum Thomam,zijnde zeven deelen, en gedrnkt te MENTZ't eer-


der Syftematifehe Godgeleerdheid. 373't eerde ten jaare 1669, en het laatfïe XVII.ten jaare 1679. De negende eindelijk tEUWiis MAR TIN us BECANUS. Deezen mannoemen wij hier het laatst, om dat wijover hem, en over deszelfs Sijstcmatischgefchrift , 't welk hij geleverd heelt,hier wat uitwijdiger willen zijn, BE­CANUS was geboortig van HILV AR EN-BEEK in BRABAND, en is geweest eenvoornaam Godgeleerde opdcr de Jefui*ten. Hij heeft bekleed den Hoogleer-"aarspost in de Theologie te MUNTZ, vanv/aar hij in het laatst zijns leevens vertrokkenis na WEB.NEN, als Biegtvadervan FERDINANDUS den Tweeden Hierftierf hij den 9 van Sprokkelmaand vanhet jaar 1624 in den ouderdom van drieen zestig jaaren (*). Hij is een zeerberoemd man geweest, zo wel van wegezijne geleerdheid, als van wege zijnezedelijke deugden Zijne fchriftenmaaken een vrij groot getal uit. 't Lustons niet, dezelven op te tellen (j")-> a l-leen zullen wij ons hier flechts bepaalentot zijn werk, getijtéld SUMMA TheologiaeSchola/licae au&ore R. P. MAR-TINO BECANO, Societ: jEsu , Theol.doffiflimo, in Academia Moguntana Profejforeordinario, — in unum corpusre-(*) Vide FOPPENS Bibl. Belg. II. p. 849—851, ANDRE£ Bibl. Belg. p. 590 en KOK Vaderl.Woordeni. op de letter B.( j-) Men kan. ze opgeteld vinden in de B.van FOPPENS 't a. p.Z 3


374- BeknoptfLeïterkimdige GefchiedenisXVIL redatla & Tra&atu de Iuftitia & IureEEUWi" 8^ Onder deezen tijtel komt hecvoor in eene verzameling van 's Manswerken, die in folio uitgegeeven zijn teMENTZ ccn jaare 1630 en 1631 , cePARIJS ten jaare 1735, te DOUAIJ eenjaare 1641, ce MENTZ een jaare 1649,te RouAAN ten jaare 1657, en eldersop andere tijden. Ook is deeze SummaTheologiae afzonderlijk uitgekomenmeer, dan eens, als ce MENTZ ten jaare1647 E H T E PARIJS 1658. Dit werkbevat in . zich een welgefchakeld Sijftemavan de leerftellingen der RoomfcheKerk, en draagt overvloedige blijkenvan 's mans uitneemende kundigheden.*c Zelve is gefchreeven voigens de orde,Welke THOMAS VAN AQUINO hoüdcin zijne Summa totius Theologiae. 'c Is'afgedeeld in drie hoofdftukken, die elkin bezondefe verhandelingen gefplist zijn.De eerfte verhandeling van het eerftehoofdfhik loopt over God en de Godlijkeeigenfehappen ; de tweede verhandelingloöpc over de Godlijke Drieëenheid;de derde verhandeling over de'Engelen, de vierde over de ZesdaagfcheSchepping, en de vijfde over denmens'ch in den (laat der r egt hei d. ' Inhet tweede hoofdftuk gaat de eerfte verhandelingover de Zaligheid en demenschlijke daaden; de cweede verhandelinggaac over de Zonden^ de derdeover de Wetten, en de vierde over deGenade. Aan die hoofdftuk is gevoegdde


der Syftematifche Godgeleerdheid. 375de verhandeling over de gerechtigheid XVIT.en het recht, waar van in den tijtelBEUVT.melding wordt gemaakt. In het derdehoofdduk wordt eerst gehandeld overgeloof, hoop, en liefde, en vervolgensover de menschwording van KRISTUS.en over de Sakramenten, Alle deezeleerpunten zijn op eene drooge, fpitsvindige,en fcholaftieke wijze, geheel inden fmaak der oude fpreukenverklaarërs,doch met inmenging van veele geleordeaanmerkingen, bearbeid. De Thomistenwaaren uit dien hoofde met dit werkzeer ingenomen, en nog heden ftaat hetzelve bij hen op een' vrij hoogen prijs.Inzonderheid heeft BECANUS veel lof9ingelegd met dit werk bij de Franclskaanenen Jefuiten, om dat hij in hetzelvemeer aan de zijde van PELAGIUSfcheen te zijn, dan wel andere Thomisten,die meer AUGUSTINUS volgden, eri daarin van hunnen meester THÓ-MAS VAN AQUINO waaren voorgegaan(*). — Deezen allen waaren, zo(*) THOMAS van AQUINO zelf was afkeerigvan de gevoelens van PELAGIUS, en behoordemisfchien onder dat flag van leeriiaren,die zints de zesde eeuw Praedefiinatiaanen genoemdwerden. Ten aanzien der voorbefchikkingkwam zijn begrip overeen met dat vanKALVIJN. In zijne Summa totius TheologiaePart: I. Quaejl: XXIII. art. V, in fine laat hijzich dus uit. Quare Deus hos eligit in gloriam& Mos reprohavit, non hahet rationem , nifi di'vinam voluntatem. En geheel op het einde vanA l tZ 4


3?6" Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. het heette, uitleggers der Summa totiusEEUW. Theologiae van TH OM A S VAN AQUINO,maar hunne werken hadden in de daadzelvcn oordeelkundige uitleggers noodig,die de donkerheden, daarïn aangetroffenwordende , in daat waaren op te helderen.CXCVIII./Het getal der gemaatigde Scholadiekenin deeze eeuw is zo groot niet geweest,als dat der ijverigen. Zij werdenhet meest gevonden in FRANKRIJK.Terwijl de Theologifche leeraars in ITA-LIE en SPANJE zich meer en meer verdieptenin de dorre wildernisfen der bedorvenScholalriekerij, en halsdarrig weigerden,zich door goede gidlen op eenbeter fpoor te laaten brengen, bewandeldeneenige Franfche Godgeleerden ee-.nen aangenaamer weg ter nafpooring derwaarheid , en bedienden zich van hetlicht, dat in het vak der wijsgeerte enandere weetenfchappen in deeze eeuwaanbrak. Deeze Franfche Godgeleerdenvolgden ook wel THOMAS VAN.AQUINO, maar meest van verre en vanteriit artikel zegt hij, Ntque tarnen propter hoe efliniquitas apud Deunt. — In bis enim , quae exgratia dantur, poteft aliquis pro libitu fuo darecui vult plus, vel minus ( dummodo nulli fubtrahatdebitum ) absque praciudicio iuftuiae. Èt hoeeft qued dicit Patcrfaniilias M A T T H . XX Cap.Tolle quod tuu.n eft & vadc, au nou Heet mify'iqued volo facerti


der Syftematifche Godgeleerdheid. 377ter zijde, of liever dan, wanneer de pa- XVII.'den, welken hij was ingeflaagen, hunaEuw.aandonden. Bij dezelven altoos ontmoetmen niec in zulke meenigce die omflagtigekibbelaarijen, die ingewikkelde voordellen,dje barbaarfche kunsccermen, en die wankelefofiderijen, welken men aantreft bij deijverige Scholadieken deezes tijds. Hunneganfche leerbehandeling heeft een vrijbeter, een vrij fchrifcmaatigcr , en meeeene zuivere Redekunsc meer beflaanbaarvoorkomen, dan die der anderen. Vooralheefc hunne behandeling in die opzichcmeer waarde, dac zij de Zedekunde,zo wel als de geloofsleer bearbeiden, en op de daadlijke betrachcing derwaarheid aandringen. Mee die alles zijnhunne delfels op lang na niec gezuiverdvan de fchoolfche baftaardij; en er wordein dezelven nog vrij veel van den oudenzuurdeegfem aangecroffen.De voornaamften van deeze gemaatigdeScholadieken zijn geweest JOHAN BAP-T1STA DU HAMEL en NATAL1S ALE-XANDER. De eerde, zijnde een beroemdwiskundige^, had een' zuiverer fmaak inde wijsgeerte, dan veelen van zijne tijdgenoocen.In FRANKRIJK gebooren enonderweezen , had hij kennis gekreegenaan de nieuwe filofoofij van DESCARTESen GASSENDUS. Deeze verfmolc hijmee de oude wijsgeerte van ARISTOTE­LES. Van die mengfel maakce hij zijngebruik bij het vervaardigen van eenScholalliek leerftelfel. En op zulk eeneZ 5wij-


378 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII, wijze goot hij hetzelve in een' veel fchoo-£Euw..ner form, zo dat het in eene ongelijkaanvalligergedaante te voorfchijn kwam,dan de Theologifche leerfijflemen van anderen.De Godgeleerdheid der zogenaamdePatres werd ook wel met zijne voordrageverëenigd, doch dit gefchiedde doorhem met verdand ea oordeel; en de HeiligeSchrift werd nevens dezelve vanhem ten grondflage van alle navorfchingder waarheid gelegd. Van deezen geleerdenman is een werk voor handen, getijtéld, Theologia Speculativa & pra-Bica iuxta fanblorum patrum dogmatapertraéjata & ad ufum Scholae adconi'modata. Hetzelve kwam uit te PARIJS'ten jaare 1691 in zeven oktaafdeelen, ente VENETië ten jaare 1734 in folio.Uit dit groote werk heeft de kundigeSchrijver een kortbegrip zamengetrokken,'c.welk hij te PARIJS ten jaare 1694 invijf deeltjens in 12. uitgaf onder dentijtel van Theologiae chricorum , femitiariisadcommodatae, fummarium. Beidedeeze gefchriften zijn op zulk eenewijze opgedeld, als wij gemeld hebben,dat hij gewoon was, de leer zijner Kerkte behandelen en voortedraagen. Beidenzijn ze dus uitneemende gedenkftukkenvan 's mans geleerdheid en oordeelkundeODe(*) Verg. BUDD. UI. I. ƒ>. 369, wALCim/. /. I. p. 153 & 154 en HE 1 NU 1 en 't a. b.*/. 383 en 383. De laatstgenoemde betrekt hemech-


der Sy/iematifche Godgeleerdheid. 379De andere gemaatigde Scholaftiek in de XVII.Roomfche Kerk, welken wij genoemd EEUW.hebben, is geweest NAT AL IS AL EX AN­DER, mede een Franschman. Deeze waseen Dominikaan, Leerbar van. de Sorbonnete PARIJS , en een man van verftanden kennisfe. Inzonderheid munttehij boven veelen zijner tijdgenooten uitin de Patrijliek of Godgeleerdheid derVaderen , en in de Kerklijke Midorie.Te bedreeven in de fchoone kunsten,om, ter goede trouw, het voetfpoor vanzijne voorgangeren na te tweeden, en nietuit eigen oogen te zien, legde hij er zichmet de borst op toe, om de grove gebrekender Schoolfche Theologie te verhelpen,en aan deeze wectenfchap eengevalliger aanfchijn te geeven. ZijneSchriften werden in Spanje , en Italiëen aan het Hof te ROME zeer laag gefchat,maar door zijne geloofsgenootenin FRANKRIJK zo veel te hooger gewaardeerden in prijs gehouden. Onderzijne Schriften is het meest vermaardzijn Godgeleerd Sijflema, getijtéld TheologiaDogmatica et Moralis. Hetzelveis in tien oktaafdeelen uitgekomen tePARIJS ten jaare 1693 E N T E KEULEN1698 en naderhand in twee foliodcelen,nog tweemaalen te PARIJS in de jaaren1699 en 1703 ; bij welke laatde uitgavengevoegd zijn 's mans DijjertationesHiechter, mijns beduakens , verkeerdlijk tot dcSijtelfche Godgeleerden.


380 Beknopte Letterkundige GefchiedenhXVIL Htflorico«eccle/iaflicae. In dit werk treftSE uw. men aan een vrij maatig gebruik vanSchoolfche fpitsyindigheden en wij-geerigebefpiegclingen. De Schrijver behandeltvoornaamlijk die leerftukken derRoomfcheKerk, welken op de kerkvergaderingvan TRENTE vastgefteld, of iqden Katechismus van dezelve zijn voor»gedraagen. Dit doet hij, volgens de eerfteuitgave, in de vijf eerfte deelen, Enwijders behandelt hij de zedeleer der kerkeopzetlijk en met veel naauwkeuiighcid^de beoefening der deugd wordt meer eenvoudigen hartlijk door hem aangepreezen,dan wel van anderen in zijnen tijd gefchiedde.Dit doet hij in de vijf laatftedeelen. Veele vijanden haalde zich ALExANDERmet het Ichrijven deezes werksop den hals; en om dqezen eenigszinsgenoegen te geeven , gaf hij ten jaare1701 te DA ui-HI Né in het licht zijneParalipomena Theologiae moralis , feity.arias de rebus moralïbus epiftolas ( * ).Deeze twee genoemde gemaatigdeScholaftiekenzochten hunne leerwijze interichtennaar die van LANFRANK, ANSEL*MUS en HILDEBERT, die in de elfdeeeuw leefden, en zo doende de SchoolfcheGodgeleerdheid weder tot haaren oorfprongte brengen. Dan hoe gelukkig zijhierC*) Zie over hem in zijne Schriften inti».'/'. 1.1 p 369 , TFAFP: 270, w A L c H:/, /. .1. ft. 154. en II. fj. nao eu nai «nJIEINR.. 't a. b. W. 384.


der Syjlematifche Godgeleerdheid. 381hier in ook flaagen mogten voor zich- XVILzeiven, hun voorbeeld wekte toch zeer REÜ W*.weinig anderen op , om mede hier aanwerkzaam te zijn, en eene beter leermethodeintevoeren, zo dat alle hunne poogingenvruchtloos afliepen. THOMASwas en bleef het Orakel der SchoolfcheGodgeleerden; en dat is en blijft hij nogbij veelen van hun in SPANJB en ITALIS.CXCIX.Waaren de gemaatlgde Schoolgeleerdenniet in daac, om de bedorven Scholajliekerijvan de Akademiën in ballingfciiapte zenden , nog minder geluktezulks denBijbelfchen Godgeleerden Deezenkonden de leeraars aan de HoogeSchooien, en de Geestlijken in Kerkenen Kloosters volfhekt niet overtuigenvan het fchadelijke eener overdreevenSchooltheologie. Trouwens hunne aanhangwas ook te klein, om zich eenigvermoogend gezag te verwerven, en hetvooroordeel van de dwaalende meenigtete groot, om in het onöpgefmukt onderwijsvan hun eemgen fmaak te vinden.Deeze Bijbelfche Godgeleerden waarendezelfde zoorc van geleerden, welkenzich in de twaalfde eeuw van de Scholaftiekenaficheidden , en anders in deRoomfche Kerk genoemd worden StelligeGodgeleerden {Theologi Pofitivi) '(*).Dee-(*) Zie S. XXXVIII. kier voor in Ut eerftedeel.


38s Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIL Deeze. mannen , doorgaans begaafd meiE E b w. een goed oordeel, en zeer bedreeven indie weetenfchappen, die hun in hunnenkring te dade kwamen, vormden hunGodgeleerd ftelfel op deeze wijze. Zijlazen en herlazen de Schriften der oudfteen 'beste Kerkvaderen ; zamelden met vlijtdaaruit de leer der Kerke op; lieten erwijders hunne gedachten over gaan; ver-' geleeken voorts hetzelve met' de uitfpraakender Heilige Schrift, welken ten betoogeder ftellingeh werden bijgebragt;en voor het overige drooiden zij er hunneeigen uitlegkundige aaamerkingen tusfchenin. Uit deezen arbeid rees het geftichtvan hun Sijdema in de hoogte.Dit Sijdema was, óver het geheel genomen, vrij zuiver van Scholaftiekerij.Wijsgeerige onderfcheidingen, en beuzel •Sclitige fpitsvindigheden werden er zeerfpaarzaam ki gebezigd. In de twistkundeweinig ervaaren, bewerkten zij de gevoelenshunner Kerk eenvoudig en klaar,leerzaam en dichtlijk. Hun oogmerkwasBijbelkunde voortteplanten, en voor hethart der menfehen nuttig te zijn. Hunnepoogingen waaren dus in de daad loflijk,cn hunne bedoelingen edel. Te beklaagenondertusfehen • was het, dat zij temin opgeklaarde denkbeelden van de zuivereGodsdienstleer , zo als die uit deHeilige Schrift gehaald moet worden,hadden, en zij, ondanks alle hunne welgemeendeondefneemingen, zo weinighun wit gefchooten hebben.De


der Systmatifche Godgeleerdheid» 383De voornaamfle en beroerndfte deezer XVII.Bijbelfche Godgeleerden is DIONIJSIUPÏTAYIUS, een Franfche Jefuit. Deezeman heeft fchier den roem van allezijne geloofsgenooten verdonkerd doorzijne geleerdheid, en zich allenthalveden grootden lof waardig gemaakt. Een'onfterflijken naam heeft hij inzonderheidverkreegen door het fchrijven van zijnboek, getijtéld Opus de Theologicis dogjnatibus.Dit werk kwam het eerst uitte PARIJS ten jaare 1644, in drie foliodeelen,waarna ten jaare 1650 het vierdedeel volgde in twee flukken. Voortsis het in het licht gegeeven te AMSTER­DAM ten jaare 1700, met eene Voorredeen met korte aantekeningen van THEO-PHILUS ALETHINÜS, onder • welkennaam zich verfchool de beroemde jo-HANNES CLERICUS Volgens deezeuitgave is het werk nagedrukt te FLO­RENCE ten jaare 1723. In dit omflagtigwerk van PETAVIUS zal een oordeelkundigleezer met nut en genoegenbij eikanderen gegaderd zien alles, water uit de Schriften der Kerkvaderen, enuit de Kerkgefchiedenisfe, als merkwaardigvoor de Theologie ingeoogst en verbruiktkan worden. Alles is in de netlleorde gefchikt, door fchoone ophelderingentoegelicht, en in eenen uitlokkendenftijl voorgedeld. Niets, zegt BUD-DEUS (*), zoude er aan dit werk ont-Ct) LÜ. 1. I. f. 517.bro-SEEUW.


384 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. broken hebben, indien maar de SchrijveriEUW.de hulpmiddelen, waarvan hij zich heeftbediend, had aangewend, om de waarheidte verdeedigen , in dede van dedwaalingen der Roomfche Kerk te bemantelen.— ln den aanvang des werksgeeft P K T A V I U S zijn plan op, waarnaafhij alles bewerken wil. Tien flukkenzouden de onderwerpen zijner behandelingzijn. Deezen zijn God en deszelfseigenfchappen. — De Drieëenheid. —De Engelen. — Het werk der Schepping.— De Menschwordlng van KP.IS*fus. — De Sakramenten. — De wetten.— De genade. — Het geloof, dehoop , de liefde en allerlei deugdtEn de zonde. Dit plan ts niet afgearbeid:de Schrijver heeft het laaten deeken bijde menschwording van KRISTUS. Z\}hwerk is dus een onvoltooid boek, dochniettemin een boek, 't welk alle jeugdigeGodgeleerden , die zich niet willen laatenbeperken binnen het eng bedek vaneen z:.mengarokken kort leerbegrip, metveelvrucht leezen en bedudeeren moogen,ten einde zij zo bij den afloop der eeuwenin de getuigenisfen van de vroegeren kater Kerkleeraaren de waarheid achterhaalcn,en de zuivere geloofsleer deroude Kristenen te beter oplpooren kunnen, met berrekking tot die punten,welken de Schrijver heeft afgewerkt. Inde zes foliodeelen van de laatstgemeldeuitgave heeft deeze orde van behandelingp.auu. Het eerde deel behelst het artikel


der Systematlfche Godgeleerdheid. 385kei van God en deszelfs eigenfchappen , XVff.waarbij hij ook de leer der verkiezing 3 euw*en verwerping in aanmerking neemt. Hettweede deel behelst het artikel van deDrieëenheid; De Schrijver befchouwtdeeze leer als den grondflag van den KrisclijkenGodsdienst; en toont aan, hoe de«zelve in de drie eerde eeuwen voortgeplantis geworden. Vervolgens geeft hijeen hiftorisch verflag van de gevoelens,Welken er van tijd tot tijd aangaande dieleer in de Kerk gekoesterd zijn. Hetderde deel loopt over de artikels van deEngelen en van de fehepping der wereld»Hij wijst aan, hoe van ouds jooden, Heiidenen en Kristenen over deeze twee artikelsgedacht hebben; en voorts handelthij van den mensch , van des menfchenvrijen wil enz. Bij dit deel is gevoegdeene gefchiedenis der Pelagiaanen enhalye Pelagiaanen en iets over de Kerkvergaderingvan T REN TE en de leer vanAUGTSTINUS. Het vierde deel behelstvijf boeken over de Kerklijke hierarchijfcen twee boeken van Kerklijke verhandelingenover de waardigheid en de magcder Bisfchoppen en over andere punten.Hier bij is gevoegd eene verhandelingover de bediening van het H. Avondmaal,tegen 11. DE GROOT ingericht,doch wiens naam hij uit vriendfehap niecnoemt; en nog een aanhangfel, beflaandeuit acht boeken over de openbaareboete, en de voorbereiding tot het HeiligAvondmaal, i nhet vijfde en zesde deel111. DEEL. A a wordt


385 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIL wordt wijd en breed gehandeld over deEEUW» menschwerding van den Heere JESUS. —Dit is het geheele beloop van het werk,zo verre de Schrijver het gebragt heeft.Men heeft PETAVIUS wel eens befchuldigdvan letterdieverij, en voorgegeeven,dat hij het grootde gedeelte van zijn werknagefchreeven hadde uit de Heilige Godgeleerdheidvan den Kardinaal AUGUS-TINUS OREGIUS; dochouDiNus heefthem, bij den onpartijdigen beoordeelaar,van deezen argwaan gezuiverdQ*). Ookis aan PETAVIUS wel eens te last gelegd,dat hij de uitfpraaken der vaderen, dievoor de Kerkvergadering van N i en geleefdhebben, te zeer naar de gevoelensdet Ariaanen verklaard hebbe; doch ookvan deezen lak heeft hem trachten fchoonte maaken JOH: CLERICUS in de Voorredevoor dit werk. Is er in deezeeeuw van eenigen Roomfchen Schrijvereen Dogmatisch Sijdema voor handen,'twelk zijne waarde heeft, en van Schoolfchebeuzelingen vrij gefchat kan worden,dan is het dit ( \ ).Te(*) ABis Eruiitorv.m tipfttnftum 1718. p. 49*& feqq. iriférta legitur Obfervati* de TraBatibusTbeohgiae Cardinalh AUG. OREGII, in quainquïritur, an B. PETAVIUS dogmatum fuorumlibros ex iisdem baufijfe cenfendus fit. Haec o>fervttioeft. fumma quaedam ;commentationis,quam Gallico idiomace paulo fufius exaravit ouliiNiis.Conf. BODD. 1 l. I- p. 5'8>(f) PETRUS DANIËL HUETIUS in Commeiit;de rebus ad turn pertinentibus. L. I. p 61de


der Syftematifche Godgeleerdheid. 387Te wenfchen waare het geweest, dit XVII.PETAVIUS in zijnen lofwaardigen arbeid e E Ü W.meer navolgers gehad hadde. Derzelvengeral was naauwlijks noemenswaardig. Enmaar één van hun is er geweest, die als'zodaanig een voor het licht is gekomen.Deeze is LUDOVICUS THOMASSINUS,die ten jaare 178c te p ARIJS bei>;on uit—tegeeven zijne Dogmata Theologica, beflaandeuit drie deelen. De Schrijver heeftin dit werk zijn best gedaan, om , in navolgingvan PETAVIUS, de gevoelensder Vaderen bijeentezamelen , doch hijbleef deezen voornaamen Theologant verreachter in geleerdheid, en in fierlijkheidvan fchrijfdijl. Men vindt in hetwerk over de leer der Vaderen hier endaar nog wel eenige goede aanmerkingen ,doch over het geheel genomen , wordthetzelve van alle deskundigen juist nietzeer hooggefchat (*).CC.Zie daar, Leezer! een kort verflag vande .de iogmatibus hifce Theologicis iudicans, ita fcribit.„ PETAVIUS hocce opere TheoJogiamtricis Scholae et pedicis expeditam ad liberos &patentes prifcae ecclefiae campos fanaorumquepatrum tritos veftigiis revocavit " Vide de hifcetegm.Th:PETAVII BUDD: /. / I ƒ.517—520,t FA FF II /. / f 212, WALCHII III. f 6^4et 645 et HEINR: /. /. p. 377—382.(*) Men zie over dit werk BUID: /. I. I.$. 5ao en UEINR: 't a. b. bl. 383.A a a


388 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIL jje gefchiedenis der Sijftematifche Godge-ÏEÜV?. Jeerdheid van de Roomschgezinden in dezeventiende eeuw. Nu ftaat ©ns nog, ineenige bezonderheden, te zien, welkeninvloed dezelve geduurende deeze eeuwgehad heeft op de Gedgeleerdheid derLutherfchen en Hervormden en op dedenkwijze van het volk onder dezelven.CCI.De invloed, welken de SijftematifcheGodgeleerdheid der Roomschgezinden gehadheeft op die van de Proteftantfchegezindten, is hier ook tweeledig, te weetenaan den eenen kant voordeelig en aanden anderen kant nadeelig. .Aangaandehet voordeel, dat de Sijdematifche Godgeleerdheidder Proteftanten getrokkenheeft van het Theologisch ftclfel derRoomschgezinden kunnen wij in algemeenetermen flechts dit weinige aanmerken,dat de leer van het Evangelie, zoals die van de Protedanten beleedenwordt, door het aanhoudend ftrijdvoerentegen de Roomschgezinden, ten aanzienvan alle die punten, waarin deezen van hetfpoor der waarheid afdwaalen, op denduur fteeds meer en meer bekrachtigd isgeworden, derwijze, dat iemand, die gezondebegrippen van de leer der Protes*tanten uit derzelven Sijftemas opgegaderdheeft, niet ligtlijk de dwaasheid zal be«gaan, om in het verfchil, 't welk wij met«le Roomschgezinden hebben, deezen bij-


der Syftematifche Godgeleerdheid. 389tevallen, en hunne gevoelens te omhel- XVILzen. Dan ten aanzien van het nadeel, 't e E u w.welk de aanhoudende twisten tusfchen deProteflanten en de Roomschgezinden verwekthebben aan de Sijdematifche Godgeleerdheiddereerstgemelden, moeten wijmeer in bezonderheden uitwijden.CCII.Gelijk het den Proteflanten in 't algemeenonder het twisten met andere gezindten,en met eikanderen gegaan is,dat zij naamlijk heel ligt overfioegen totuiterden , die vlak tegen de gevoelensvan Partij ftonden , en den middenwegniet wisten in het oog te houden, evenzo is het hun gegaan in het bezonderonder het twisten met de Roomschgezinden.Breedvoerig kunnen wij hier nietzijn ; en daarom zullen wij den leezerflechts eenige weinige bezondere flaalendaar van mededeelen. Het eerde ftaalbetreft de leer der goede Engelen, 't isbekend , hoe wij Proteflanten het hierover met de Roomschgezinden oneenszijn , en hoe wij , in onze Sijftemas,flechts ter loops, tegen hen beweeren,dat de goede Engelen geheel onkundigzijn van onze gedachten, en zij ons hartsgeftelin geenen deele kennen, dan alleenbij gevolgtrekking uit onze daaden. Enwat beweeren wij, daarentegen, breedvoerigvan de kwaade Engelen? dit, datzij omgaan, als brullende leeuwen , erA a 3 fteeds


39° Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIL fteeds op loerende, om ons te verflinden;EEUW.dat zij ons allerlei zondige gedachten in-,boezemen, dat zij onze harten met kwaadvervullen, dat wij hier tegen waaken moeten,en op onze hoede zijn, enz. Inde Sijftemas wordt ook geleerd , dat degoede Engelen onze voorfpraaken nieczijn bij God, naardemaal wij maar écnenVoorfpraak hebben, welke is onze dïerbnareVerlosfer JESUS; maar daarentegenwordt in dezelven geleerd, datde kwaade Engelen wel onze befchuldigerszijn voor de vierfchaar des Memelsin het ftuk van onze Rechtvaardigingvoor God. Welk een kontrast levertdit alles op 9Heeft dus God aan de kwaadeEngelen meer magt verleend, dan aande goede Engelen? En dan nog wqrdtin de Sijftemas geleerd, dat de magt derkwaade Engelen zeer befnoeid is doorden dood van JESUS, ZO dat zij reedsoverwonnen vijanden zijn , die wanneerwij ons maar voor hun wachten, ons nietfchaaden ktuinen. Deeze ftelling is zeerjuist; maar het kontrast wordt daardoor nog grooter. Kortom wij zien inonze Sijftemas, dat men uit^reeze vanaan de Roomschgezind:n te veel toete*s geeven de magt van de goede Engelen,die van de Roomschgezinden boven maatevergroot is geworden , in allen deelete zeer ingekort, en daarentegen de magtvan de kwaade Engelen , waarover methun geen verfchil was, maar die van anderenweder tegenfproken werd, geheelover-


der Systematifche Godgeleerdheid* 391overdreeven, en buiten haare eigenlijke XVIÏ.paaien heeft gezet. De Bijbel leert ons, a auwdat de goede Engelen , zo wel als dekwaade Engelen, op ons werken kunnen,en daadlijk werken, en van zulken,die naauwkeurig op de werkzaamhedenvan hun hart hebben leeren letten,kan omtrent het eene en andereook niet getwijfeld worden, fchoon dewijze, waarop dit gefchiedt, voor onsniet natefpooren is; en uit dien hoofde,hadde men de magt der eerden niet verdonkeren, en die der anderen niet in eenverkeerd licht plaatzen moeten. Men hadzich hierin moeten, gelijk zijn gebleeven.Een ander daal betreft de leer der goedewerken. Men weet hoe de Roomschgezindenhier over denken, en hoe de Protedantendaarin van bun verfchillen. Detwist tusfchen beiden daar over is langduurigen heftig geweest. En van daar'is het,'dat meenigmaalen het denkbeeldvan de verdiendelijkheid der goede werkenzo met overdrift' van ons bedreedenwierd, dat ook de zuivere Evangelifchebegrippen aangaande de noodzaaklijkheidderzelven daar door niet weinig inbreukhebben geleeden. Men zal zich hier nogwel erïnneren kunnen, hoe onder de Lutherfchener over getwist is, of de goedewérken noodzaaklijk, dan of ze nadeeligter zaligheid waaren,' en boe reedsin de zestiende eeuw al terftond na dehervorming OEORGIUS MAIOR. en N I K O-LAAS AMSDORFIÜS daar over tegenA a 4elk-


392 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIL elkander hebben in het harnasgedaan C*>*EUw.Meer andere naaien doen er zich opmaar wij zullen ze allen niet bijbrengen,Bij dit eene zullen wij ons nog bepaalen.De Roomschgezinden Hellen, dat KRIS­TUS; terftond bij zijn ftervca nedergedaaldzij ter helle, of liever tot eenezogenoemde voorburg der helle, om deVaderen van het oude Testament uit dezelvete verlosfen. Dit ongerijmde gevoelenrust alleen op het artikel, hij is ne-- gedaald ter helle, \ welk wwrfchijnbjkm de Apostolifche geloofsbelijdenisis ingelascht op de Kerkvergadering teKONSTANTINOPEL ten jaare 381 (f)Dar. ten dien tijde verdond men er door,»» h 'J, l s nedergedaald in den daat derafgefcheiden zielen," gelijk deskundigenthands genoeg weeten. Dit hadden ookde Proteftantfche Theologanten van dezeventiende eeuw uit de Schriften derKerkvaderen kunnen ontwaar wordenindien zij dezelven maar onbevooroordeeldgeleezen hadden. Maar dit al ziende,gelijk het bekend is, dat ook welzommigen het gezien hebben, en hetamkel dus verklaarcnde, zouden zij tef») Men herleeze 't gene wij kier over aangemerkthebben in het \D bl. L 6vi. C W ,V u. l k e d f f M Z cJleerftellingen , ten aanzie»van s Heilands verrigtingen terwijl hij zich i».deeze voorburg der helle ophield, de Roomsen!f«inden uit du artikel al hebben afgeleid, ziernen m de Summa totiv.s Theologiae van THOMAS-'na


'der Syftematifche Godgeleerdheid. 393na aan de dwaaling der Roomschgezin- ^VII,den komen; en zo wilden zij liever oni- E E U v r


394 Beknopte Letterkundige GefchledenitXVII. op verre na geene gevoelens gekoesterdEEU w. hebben, die roet de ongegronde begrippender Roomschgezinden ter deeze opzichteenige overeenkomst hadden. -— Menziet uit dit laatfte daal, tevens, dat eenkwaalijkbeftuurde ijver iegen de Roomschgezindenook veroorzaakt heeft het verkeerduitleggen van deeze of gene Bijbelplaatze.En dit brengt ons hier meerandere Bijbelplaatzen te binnen, die opdie wijze geheel verdonkerd en verdraaidzijn. Men vesce de aandacht flechts eensop de twee volgenden. De eerfte isJOH: III : 5. I lier zegt j E 1 u s; zo iemandniet gebooren wordt uit water engeestxhij kan in het Koningrijk vanGod niet ingaan" De Roomschgezindenverdaan hier door het water den HeiligenDoop, en leiden daar uit af, 3 datdeeze plegtigheid eene wederbaarendekracht hebbe. En juist daarom fmaaktehet veelen Protestantfchen Godgeleerdenniet, hier aan den doop te denken. Maarwat was hier dan water? Zij voelden zichgedrongen, aan dat woord de zonderlingftebeduidingen te hangen. Bij den eenenwas water hier de zuivere leer van hetEvangelie. Een ander weder verftond erdoor 's Ileilands borgtogtlijke gehoorzaamheid.En een derde verklaarde het weerop eene andere wijze. De grootfte Theologantenlegden het woord water in dusdaanigemanieren uit. De geleerde MAUCKbij voorbeeld gaf er den eerstgemeldenzin aan. 't Is in de daad onbegrijplijk,hoe


der Syftematifche Godgeleerdheid. 395#hoe men dus de woorden van JESUS ter XVIT.deeze plaatze niet alleen onverdaanbaar E E U w.heeft kunnen maaken voor elk minërvaarenBijbelleezer, maar inzonderheid voorKIKODEMUS, tot wien het gezegde onmiddelijkgericht was (*). Het zaHodir*-) TESOS had tegen N I K O B E M Ü S gezegd;Ten zij iemand wedergebooren worde , bij kan God>Koningrijk niet zien. Dit verftond N U O D E M I Hluel wel; maar er deed zich hierin voor hem ietsongelooflijks op. Hij kon wel gelooven, dat eertHeiden , zoude hij immer een onderdaan van GodsKoningrijk worden, van Godsdienst veranderen,en daar door als 't waare een geheel nieuw fchepfelworden moest; maar hij kon niet gelooven ,dat hij zelf, die een Jood was, zulk eene Godsdienstigeverandering moest ondergaan, waardoorhij ook als 't waare een volftrekt nieuw leeven bekwam.Uit hoofde van zijne geboorte uit A B R. A-H A M befchouwde hij zich als een kind van God,en als een gebooren onderdaan van Gods rijk. uiteenfood herbooren moest worden kwam hem evenzo onmoeglijk voor , als dat een man van jaarenweder het lijf zijner moeder ingaan , en andermaalgebooren konde worden. Dit zien wij uit het vierdevers. Hierin wil J E S U S hem te regt helpen.TE sus zoekt hem te beduiden in het vijfde versrot aan het achtfte ingeflooten, dat de vleeschlijkegeboorte uit A B R A H A M hem de Godsvrucht vandien overgrootvader niet mededeelde, maar datGods Geest den mensch bewerken ea vernieuwenmoet, zal hij op eene regte wijze God dienen. Entot dat einde herhaalt J E S U S terltond in het vijldevers zijn gezegde , maar hij voegt er iets bi],'t welk ter nader verklaaring van hetzelve diende,en waarop hij in zijn gefprek met N I K O D E M U Svooitredeneeren konde, Hij zegt Voorwaarvoorwaar zeg ik u, zo iemand niet gebooren wordevit Water en Geest, hij kan in 't Koningrijk vanGod niet ingaan. Bij aldien men nu hier doorw" water


396* Bëknöpte Letterkundige GefchiedettkXVfT. thands van alle oordeelkundige Bijbelver-EEUW. klaarers niec meer in twijfel worden ge-trok-tvater verftaan moest of de zuivere leer van hecEvangelie, of des Heilands horgtogtlijke gehoorzaamheid,zoude JESÜS immers in plaatze vanbij het herhaalen zijns gezegde hetzelve te verklaaren,gelijk zijn oogmerk was, hetzelve geheelen al verdonkerd hebben. Hoe kon toch bij eenigemeegbjkheid NIK ODE MUS dour het zatterhier de leer des heils verfhan , daar toch die leernergens in de Schriften van het Oude Testament•water genoemd werd* En laat het zo zijn, datde leer des Evangelies in de Schriften van hetOude Testament bij vloeijende wateren vergeleekenwordt, zo als men daartoe aanhaalt JES: XI-Oen ÉZECH: XLVII : i_ 5. hoe veel fcherpte vanbegrip zoude men dan niet in NIKODKMUSmoeten voorönderfrellen , indien men wilde, dathij, daar op terftond wel gevat zijnde, hierdoorvoort s Heilands zeggen verftaan konde ? Nog minderkon NIKODEMUS hier denken aan de borgtogtlijkegehoorzaamheid van KRISTUS Hijeen Jood, die JESUS nog niet eens voor den'Mesfias kende , en die daar en boven zich van deverrichtingen des toekomftigen Mcsjtas heel watanders het voorftaan, dan 't gene na ccn heilig'leeven op een lijden en fterven voor zondaarenzoude uitloopen, kon immers onmoeglijk hierdoor water verftaan eene borgtogtlijke gehoor»zaamhcid van den verwacht wordenden Mesffajiten beste van het zondig menschdora, Tan hoedaamgiets hij nimmer gedroomd had- Wanneer wijhier door zatter of het eene of het andereA an het opgegeeven verftaan moeten , was hetdierhalve voor NIKODEMUS onmooglijlc desHeilands gezegde te begrijpen. Maar was ookfmsfchien 's Heilands doel den waaren zin van zij.ne gezegden hier opzetlijk voor N I K. S D E M U S teverbergen , en denzelven voor de fchranderheidder SchriftveYklaarers in laater tijden ter uitleggingover te lasten ? Dit moeten zich gewis deIheologsnten verbeeld hebben ; 't was toch andersrolflrekt onmoeglijk geweest, dat zij op zulkeon-


Her SyBematifche Godgeleerdheid. 397trokken, dat door het water hier de XVILdoop wordt te kennen gegeeven. Gee-EEuw.neongerijmde verklaaringen vallen konden. Danwie ziet niet, dat bij zulk eene vooröiiderftellingde uitlegkunde des Bijbels alle haare weezenlijkegronden verliezen moet? Dat zij, die in den Bijbelhet woord of de pen gevoerd hebben, nietshebben willen fpreekcn of fchrijven, dan 't genezij wisten, dat verftaan konde werden van de genentot welken zij fpraken of fchreeven; en datinzonderheid de menschkundige Heiland niet anderste werk konde gaan, is een regel, dien menbij de verklaaring des Bijbels niet genoeg in hetoog kan houden. JESUS fprak tot NIEODE.MUS, en niet zo zeer tot ons; hij wilde dus vanNIKODEMUS verftaan worden, meer dan vanons. En wat moest dan NIKODEMUS voordenkbeelden hechten aan de woorden, gebooren,worden uit Water tn Geest"? gewis geene andeien,dan deezen. De Godsdienstige verandering, vanwelke JESUS fprak, beftond ; vooreerst, daarïn,tdat de Jooden zo wel als de Heidenen, ten blijkedat zij eene beter Godsdienstleer beleeden, metwater gedoopt vvierden , zo als de Heidenen gedooptwerden, wanneer zij Joodengenooten werden, en zo als j o H A N N ES en de Disfipelenvan JESUS nu ook begonnen waaren de Joodendoor den doop in het Mesfiasrijk in te lijven.Dit was het wedergebooren worden uit water;en kon van NIKOHEMUS zeer wel begrecpenworden. Dan de Godsdienstige verandering, vanwelke JESUS fprak, beftond wijders daarïn, datGods Geest nieuwe beginfelen en nieuwe gezindhedenin den mensch voortbragt, die hem in ftaatftelden , tot het daadlijk beoefenen van den waaienGodsdienst. Dit was het wedergebooren wordenuit Geest. En zo heeft ook NIKODEMUShet kunnen opvatten. Het water is hier dus dedoop der inlijving van Jooden en Heidenen inhet rijk van den Mesfias. Alle andere verkinaringenvan dit woord worden te regt van B U D.JOE.US bijl: Theol- Degm. I. V. C-I. $. 5. fripêlaeplauc atgut abfonae genoemd.


398 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. ne andere betekenis kan ook aan hetEEUW. woord gehecht worden, 't Gevolg alleen,'t welk de Roomschgezinden uit deezeplaatze voor hunne dwaaling ontleenen,had men moeten wederleggen. En zulksook had zeer gemald ijk gefchieden kunnen.De andere plaats, welke wij onderhet oog hadden, is MATTH. XVI:38, daar de Zaligmaaker tot PETRUSzegt; Gij zijt PETRUS, en op deezePetra zal ik mijne gemeente bouwen,en de poorten der helle zullen dezelveniet overweldigen, Deeze plaats is uithoofde van den twist der Protedantenmet de Roomschgezinden door de eerdenellendig verknoeid. Het is over bekend,dat de Roomschgezinden uit dezelve hetgezag en de onfeilbaarheid hunner Pauzen, als opvolgers van PETRUS, hebbentrachten te bewijzen. En van daarkwam het, dat de Protedanten, denRoomschgezinden geene hairbreedte willendetoegeeven, door de Petra dat isrotsfleen, niet PETRUS, maar den Heilandzeiven verftaan hebben, daar ondertusfehenvoor eenen onbevooröordeeldenleezer, die alle Theologifche verfchillenaan eene zijde zet, uit het verband, envooral uit het volgende negentiende vers,«iets duidlijker is, dan dat de Petra, ofde rots f een, hier PETRUS zij. SIMONontvangt den naam van PETRUS, en JBsusdeelt hem uit de betekenisfe vandien naam, — dezelve betekende, evengelijk 't woord Petra, ook rotsfleen, —de


der Syflematifche Godgeleerdheid. 399de redenen mede, waarom voor hem die XVILnaam zeer gepast waare. De Heiland E E U W*verkoos hem naamlijk PETRUS te noemen,omdat hij hem als eene Petra, als een'rotsfleen, gebruiken zoude. Hij moestzich door dien naam dan geduurig tebinnen brengen, hoe hij zich als eenrotsdeen [behoorde te gedraagen, naardien zijne dienst het eerst en voor dienvan allen gebruikt zoude worden, wanneerzijn Meester zulks goedvond, in hetftiehten van deszelfs Kerk of gemeente,welke de poorten der helle niet zoudenoverweldigen, tegen welke al het gezagvoerendvermoogen van het rijk desdoods niets zoude kunnen uitvoeren (*),niet uit hoofde van den krachtigen wederftand,welken hij PETRUS zelf zoudebieden kunnen, maar uit hoofde-derGodlijke magt, welke zijn meester bezat,die de Kerk dichten zoude, zo datzij de eeuwen verduuren, en als onfterflijkzijn zoude. Uit de Gefchiedenis der eerdeKristenen weeten wij, dat PETRUS ookinC*) Dat men hier door hel niet het rijk desBuivels verftaan moete, maar het rijk des doods,is genoegzaam blijkbaar uit den GriekfchenTekst, daar wij het woord «Aas vinden. Endoor Poorten zal men hier moeten varftaan hetgebied van vermoogende gezagvoerers, De Pooreender Steden waaren in het Oosten de vergaderplaatzendes gerechts. Men verg. GEN: XXII:17, SPREUK: XXXI : 2% en meer andere plaatzen.Poorten der Hel zijn hier dus het gebied van devermoogende gezagvoerers van het rijk des doods.


400 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVÏI. in de daad die rots geweest is, waaropEEUW. de Zaligmaaker zijne Kerk, uit de Joodenen Heidenen verzameld , zo als dienog heden daat, en tot het einde derwereld zal daande blijven, gedicht heeft",'t Eerst van allen heeft PETRUS hecEvangelie verkondigd aan de Jooden zoals uk HAND: II blijkt, en ook aan deHeidenen, zo als uit het voorgevallenmet KORNELIUS den Hoofdman HAND: Xgezien kan worden. Maar indien nu eensPETRUS de eerfte in de onafgebroken linieder Bisfchoppen van ROME geweest is, zoals de Roomschgezinden voorgeeven ,volgt hier dan niet uit, dat alle die Bisfchoppenzodaanige rotsfteenen geweest zijn,waarop de Kerk gedicht is, en aan deezendezelfde voorrechten van gezag enonfeilbaarheid moeten worden toegekend,als aan PETRUS? Dit te beweeren is dedwaasheid zelve. Alle de tegenwoordigeleeraars van den Kristlijken Godsdienstin onderfcheiden gemeenten zijn in eeneonafgebroken volgorde afgedaald van deApostelen, maar zijn zij bekleed met datgezag, en met die onfeilbaarheid, waarmedede Apostelen bekleed waaren ?« Daar het de grootfte ongerijmdheid zoudezijn, dit te willen ftellen, is het evenzo de grootfte ongerijmdheid, ftaande tehouden, dat de Pauzen van ROME in gezagen onfeilbaarheid met PETRUS gelijkftaan (*). De Proteftantfche Schrift-uit-(*) Verg. de Korte Jlanm. van den geleerdeaVAW HAMELS* ELD Over MATTH? XVI : VS. l8.


ifer Syftematifche Godgeleerdheid. 401uitleggers hadden dus zich moeten ver- XVII»genoegen met flechts het gevolg te ont- EEUW,kennen, 't welk de Roomschgezinden uitde genoemde plaatze afleiden, en voor hetoverige de plaats in ecnen gezonden zin,die met het verband en met den aart derzaake ftrookte, verklaaren kunnen (*)•Wij-(*) Indien ik ruimte had, zoude ik hier meerSchriftplaatzcn kunnen aanhaalen, die alleen doothet veotöüideel , waarmede men altijd tegen degevoelens der Roomfchen is ingenomen geweest,geheel verkeerd uitgelegd zijn geworden, of diehet ten minsten der moeite wel eens waardig waaren,geheel onbevooroordeeld onder handen genomente worden , ten einde dezelven volgens deregels eener gezonde Bijbclverklaarwig in het waarelicht mogten gefteld worden. Onder deezendiende men vooriil niet te vergeeten I PET III: 19,en 20. Men weet, welke gtvoelens de Roomschgezindenen de LütherfcKen uit die plaats afleiden;doch, wanneer men zijn verftand wil gebruiken,kan men toch genoeg zien, dat PETRUS van datalles, 't welk zij beweeren, niets gezegd heeft,'t Is ook bekand, dat wij Hervormden doorgaansdoor de Geesten , die in de gevangenisfe waaren ,de zielen der menfehen verftaan , aan welken dèZaligmaaker in NOACHS dagen, door NOA-CHSdienst, die als Profeet den Geest des Zaligmaakershad, geloof en bekeering gepredikt heeft.Maar zo iemand naauwkeurig wil toezien , komthet mij voor, dat hij toch de hardheid en gedrongenheidvan deeze verklaaring merken moet. Ikverwonder mij daarom zeer, dat de fchrandereVAN H A M E L S V E L D dezelve gevolgd heeft. WijHervormden willen thands geern gelooven', datKRISTUS nedergedaald zij in de hel, dat is,in den fta t der afgefcheiden zielen, Wij vattenaltoos het artikel van de nederdaaling ter hel irthet Apoftolisch geloofsformulier zo op, en wijzullen dan de genoemde plaats van P E T R U S , diehetzelve zo fchoon opheldert , niet ter ftaavingIII. DEEL. B b van


402 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. Wijders (laat hier nog met een enkeldEE.ow.woord aantemerken, dat, gelijk in hetbevanonze gedachten bezigen willen ? De eenvouéigfteen eigenaartigfte verklaaring van die plaatzeis , mijns achtens , deeze , dat KRISTUS bijzijnen dood nedergedaald zij in den (laat der afgefchcidenzielen, om zich als zulk eenen, wel-Ite hij hier op aarde geweest was, aan alle afgeilorvenvoorteftellen of aantckondigen, — xijfwj-crsi»betekent niet altijd geloof en bekeeiing prediken.,maai ook wel in 't algemeen tene zaak van aanbelangvermèlden of bekend maaken , men vergcl.»IAR.CK: Vil : 36, — en inzonderheid zich danals zodaanig een te vermelden of bekend te maakenaan de verhardde ongeloovigcn, die immerhier op aardr geleefd hadden. Deezen waarentoch buiten twijfel, zo verre wij uit de 'Gefchieder.isfeder t'ijden kunnen opmaaken, de pjdgenooten«ah. NOACII , die men als volflasgcn Atheïstenaanmerken mag. En waartoe zonde het gediendhebben, dat KRISTUS aan de al'geüorven, en inzonderheid aan de voor eeuwig ongelukkigetijdgenooten van N o A C H zich' bekendgemaakt hadde? Geen ander oogineik kon. K K I S-TUS daar' bij hebben , dan dat hij zo niet aüeenaan allen in den Hemel, en op de aarde , maarpok onder de aarde, — en onder de aarde zelfsaan de grootfte Gódloozen , — zich betbonenzoadc, de Zoon van God te zijn, die 't gene dezonde op de aarde in onftuur had gebragt, wederherfteld hadde, en dal in zijnen naam , of ter eere'van hem , willens of onwillens , zich zoude moetenbuigen alle knië de;- genen , niet al'ee:i , dhin den Hemel, en die, op de aard zijn , maar ookder genen , die ouder de aarde zijn. Verg. FILIP.P:II: 10. Wanneer wij de woorden dus vc'rklaareh , hoe'fchoon ftro'okt dit dan mit'het geheele Redebeleidvan PLTRUS van vs. 18—24 ? PETRUS yegt hier dan ;dat KRISTUS hceftgelced.cn, dat hij is geftorveii_,dat hü is nedergedaald ter helle, dat hij is opgedaan, dat hij is opgevaareri ten Hémel, en dat hijzit aan Gods regtc hand. Wij vinden hier dus,in eene juiste órde, een groot gedeelte van 'tgencdc Apoftolifehe Geloofsbelijdenis behelst.


der Syflematifche Godgeleerdheid. 403;begin'van de zeventiende eeuw de Scho- XVIÏ.laftieke Godgeleerdheid onder de Kalvijn & E U W.nisten weder her hoofd bpdak bij gelegenheidvan derzelven toenmaalige twistenmet de Arminiaanen, even zo omtrentdien zelfden tijd de SeholadiekeGodgeleerdheid ook weder met kracht engeweld is doorgedrongen onder de Lutherfchen,waartoe haar den weg geïeedlijkbaanden de aanhoudende verfchillenmet de Roomschgezinden. Daarwij hier voor, bij het beöordeelen vande Godgeleerde Sijftemas-der Lutherfchenvrij breedvoerig zulks hebben aangetoond,kunnen wij hier voldaan , met den leezerzulks te erinneren, en derwaarts te verwijzen(*).ccin.Wat eindelijk nu nog den invloedaanbelangt, welke de leér der RoomfcheKerk gehad heeft op de' denkwijze desvolks onder de Lutherfchen en Hervormden',hier over zouden wij den leezereene meenigte van aanmerkingen kunnenmededeelen, welken wij van tijd tot tijdgemaakt hebben. Dan ons beftek lijdtzulks niet. Wij zullen ons dus flechtsbij dit weinige , en wel bij 't gene terdeeze opzicht onder de Hervormden hierte(*) Men vindt dit in het tweede deel; tl. 26èn de volgg. Vergeleeken met het cerjlt deel „tl. 224—230.Bb ft


404 Beknopte Letterkundige GefchiedenisXVIT. te lande plaats heeft gegreepen, bepaa-E.EUW.lén. Daar het volk in de Kerken vande leeraars onderweezen werd, volgensde Godgeleerde Sijftemas der Schooien,gelijk wij meermaalen hebben aangemerkt,konde het niet wel anders, of de leerder goede Engelen, de leer der goedewerken , enz. , welke met het verfchiltusfchen de Roomschgezinden en de Hervormdendaarvover, in de Sijftemas derlaatstgenoemden dikwijls niet in het waarelicht geplaatst was geworden, moestook van het volk verkeerd begreepenworden, terwijl hetzelve doordien wegligtlijk kon overvallen tot tegen overftaandeuiterften, die op bijgeloof en ophet verachten van waare Godsdienstigheiduitliepen. Men neeme eens 't genehet volk overal van tijd tot tijd heeft lee»ren gelooven van den invloed der goedeen der kwaade Engelen op ons. Aande goede Engelen dacht men nergens,aan de goede Engelen fchreef men nooitiets toe , het geleide van de goede Engelenerkende men niet, van de magtder goede Engelen op ons hoorde menniet fpreeken. En waarom niet? omdatde Roomschgezinden zulks' deeden; enmen zoude op die wijze ook wederRoomsch worden. Maar de kwaade Engelenbefpeurden men allerwege, in gedachten,in woorden, en in daaden. DeDuivel was overal bij, . overal werkzaam, overal de verleider tot zonde ,overal de werkmeester van het kwaad.Trol


der Syflematifche Godgeleerdheid. 405Trof men iemand aan, die zwaarmoedig XVILterneder zat, en door allerlei angstval- ÏEUW.ligheden ontrust werd, het oordeel overde bron van zodaanig een lijden was gereed.Zulk een mensch werd geplaagddoor den Duivel. De zwaarmoedigezelf twijfelde er niet aan , of het wasde Duivel, die op hem werkte. En ondertusfchenwas niet zelden alles een gevolgvan lïgchaamsöngedeldheid of vandiep ingewortelde donkere Godsdienstbegrippen.Viel hier of daar iemand ineene groote zonde, die gerucht verwekte,hoe algemeen hoorde men niet vanieders tong de fchuld daar van op denDuivel werpen ! wat heefc de Duiveltoch niet eene magt op den mensch!was de klaagtoon, die men ter heimlijkevcrfchooning der menschlijke boosheidéénftemrr.ig aanhief. Ook zelf de vriendder zonde had terdónd in den mond, deDuivel heeft mij verleid! trachtende evendaar door zijne vergrijpingen niet weinigte vergoelijken en te verkleinen. Opdeeze wijze werden alle in 't oogloopendezonden, zonder eenige bedenking,op rekening van den Duivel gezet ; enmen gaf geene behoorlijke acht op deinwendige beweegingen van het bedorvenhart, 't welk meenigmaalen meer de waareoorzaak van deeze en gene euveldaadenwas, dan wel de Duivel, of ten mindenal zo veel daar van de oorzaak was, aisdeeze En het ergde nog van allen was,dat men zich de magt van den DuivelE b 3veel


-4Pf* 'BeknopteLetterkundige GefchiedenisKVH. veel te fterk verbeeldde , dat men hemSE uw. a's een' onverwinbren vijand befchouw-•_de, en dat men uit hoofde hier van hemdoor waaken en bidden niet naar behoorenwederflond. Voorts was er hier ofdaar iets vreemds gezien of gehoord,waarvan men geene reden kon geeven;dit was het bedrijf van eenen kwaadengeest,— nooit toch fpookten de goedeEngelen. — En kwijnde hier of daar eennog fpraakloos kind , 'c welk van zijneongemakken geene befchrijving kon geeven, aan de borst zijner moeder, diedus niet'regc ontwaar kon worden, welkefmarten. hec kind gevoelde; dit kindwas door eene heks, die met den Duivelgemeenfchap had, betoverd; en menwist Duivelbanners of Duivclbanders opte zoeken , die door een hokus pokusvan onverftaanbaare woorden en doorgewaande zegeningen het kind geneezenkonden. Dan genoeg hier van. Menziet hier uit, hoe het volk onder deHervormden hier te lande de leer aangaandede goede Engelen geheel nietheeft erkennen willen, en daarentegende leer der kwaade Engelen geheel overdreevenheeft (*). Dat de leer van dever-(*) Over het misbruiken van eenige hoofd'Kaarheden van den Krist lijken Godsdienst, heeftj. L. EWAL» een fraai werkjen gefchreeven,'t welk ten jaare 1794 ook in 't Nederduitschvertaald is uitjekomen. In hetzelve vindt menook iets over liet misbruik der leer van de wer.kingen des,Duivels, bl. 124—141. Dit prijzenWij hier ter leezing aan.


der Syflematifche Godgeleerdheid. 407verdiensctijkheid der goede werken, die XVII.van de Roomschgezinden beleeden worde, EEUW,al mede eenen fchadelijken invloed op dedenkwijze des volks onder de Hervormdenhier te lande gehad heefc, zoudenwij ook in eenige bezonderheden kunnenaanwijzen, dan de vreeze, van daar dooral te uitvoerig te worden, houdt er onsvan te rugge. Alleen willen wij nogonze gedachten laaten gaan over het leezenvan'den Bijbel, 't Is over bekend,dat de Roomschezindcn Hechts eenige;Hukken uit de Evangeliën , en de brievender Apostelen bijëenverzameld heb.'ben, en die ten gebruike toedaan aan degemeene leeken , terwijl het denzelvenverbooden wordt, buiten dat den Bijbelte leezen. Daar tegen hebben altijd deProtedantcn, en met het grootde recht,zeer geijverd en zich zeer aangekantien zij hebben aan eiken Kristen , wiehij ook maar weezen mogt, het leezenvan den geheelen Bijbel niet alleen ingewilligd,maar hetzelve met allen ernstten fterkften aangepreezen. Dan de drift,waarmede zij hierin tegen de Roomschgezindenzijn te werk gegaan, heeft heniets doen verzuimen, 't welk voor eenvoudigenKristenen van het grootfte nutzoude kunnen geweest zijn , en heeftveroorzaakt, dat veelen den Bijbel nietmet die vrucht lazen , als wel verëischcwerd. De Proteflanten naamlijk hebbenveronachtzaamd, den ongelettcrden Kristenenonderwijs te geeven aangaande hetBb 4Bij-


408 Èeknopte Letterkundige GefchiedenisXVII. Bijbelleezen. Deezen zijn altijd hierinEEUW. aan zichzelven overgelaaten geweest.Men had tot eene grondftelling gelegd,dat alles, wat in den Bijbel Haat , inden eigenlijkden zin Gods woord zij (*) ,en hierop beeldde men zich in, datalle Kanonieke boeken des Bijbels vanhet eerde hoofdftuk van GENESISaf, tot het laatfte hoofdftuk der Openbaaring van JOHANNEs tos, even gewigtige,en ter zaligheid volftrekt noodzaaklijkewaarheden in zich behelzen.Ja hieruit leidde men wijders af, datmen(*) Deeze grondftcïling Js blijkbaar valser».Alles, watjin den Bijbel Haat, is Godswoord,voo» zo verre de ganfche Bijbel van God is ingegeeven; maar in den eigenlijkjlen zin is, Gods woordliet Godlijk onderwijs aangaande alles, wat wijter zaligheid te weeten, te gelooven en te be.trachten hebben. D.it Godlijk onderwijs wordtin den Bijbel gevonden ; maar is alles wat inden Bijbel llaat wel zulk een Godlijk onderwijs»behoort alles, wat in den Bijbel ftaat , tot deleer der gelukzaligheid ? Die een weinig doordenkt, zal zulks voorzeker met neen moetenbeandwoorden. Veelvuldige zaaken ftaan er inden Bijbel aangetekend, die met het Godlijk onderwijsomtrent den weg des heils voor alletijden en plaatzen in geen noodwendig verbandkunnen worden aangemerkt. Bij vooi beeld deezeen gene geringe omftandigheden in het leevender Aartsvaderen , de befehrijving van alles,wat fcehoorde tot den Tabernakel, de gefchiedenisvan zomraige veroveringen van volken en landen',en wat dies meer is, dit alles kan niet'metdat oogmerk te boek gefteld zijn, om menfehenvan alle tijden en plaatzen ter zaligheid te onderwijzen.


der Systematifche Godgeleerdheid. 400men fteeds den Bijbel van vooren tot XVII.'achteren diende te leezen , of dar, hetgEuw.anders weinig verfcheelen konde , watmen las, indien men maar laze. Opdeeze wijze las men de donkerfte profeetzijënvan het Oude Testament, cnde Openbaaring van JOHANNES in hetNieuwe Testament met denzelfden Gods»dienstijver als de Pfalmen van DAVID,en het vijfde, zesde en zevende Hoofdftukvan MATTHEUs, of iets diergelijks.Men las over 't algemeen met even veelfmaak in de Schriften van het Oude Testament,als in die van het Nieuwe, dieondertusfehen voor ongeoefenden veelbeter te verftaan zijn. Doch dit allesdroeg blijken, dat men weinig voordeelhad van 't gene men las, en zeer veelvan het gene de Bijbel behelst , nietbevatte. En geen wonder; de Bijbel,en inzonderheid het Oude Testament,leevert hier en daar ftukken op, die degemeene man , zonder eene bijgevoegdeverklaaring, volftrekt niet begrijpen kan.Dit alles had men het volk onder hetoog moeten brengen; en men had hundaar bij handleiding moeten doen, ommet 'gewenschte vrucht den Bijbel tekunnen gebruiken. Men had, ten minftenhier te lande, bij het aandringen opBijbelleezen nooit moeten vergeeten tevensaantedringen op een allernoodzaaklijkstleezen van de ophelderende aan.tekeningen onzer gewoone overzetting,die zo voortreflijk zijn. Men had daarB b 5bij


41 o;. B&Udpt.sLettsfkmdige QefchlsdstfisXVII. bij in de huisgezinnen en in de Schoo*Stuw. leti moeten zoeken intevoeren een voeglijkuictrekfel van het Oude en voornaamlijkvan het Nieuwe Testament,waarin al het weezenlijke der Kristlijkageloofsleer met de woorden der HeiligeSchrijvers oordeelkundig en klaar bij eenverzameld was Reeds ten tijde derHervorming Tehijnt men de nuttigheid vat»zodaanig een uittrekfel bezeft te hebben;altoos mij is een oud boeksken bekend't welk volkomen den forra.. van zo eenBijbelsch uictrekfel heefc, en hec ook inde daad is. Die werkjen, gefchreeven inhet Hoogduitsch, is gecijceld Der reeksweg zum Ewigen leben, en gedrukc teOLDENBURG, bij eenen GABRI ëi»KANTZ een jaare 1526 (f}. 'c Iaflechts een uitcrekfel van het NieuweTestament, en eene verzameling van alhet(*) Leezenswaardig zijn hier over de aanmerkingenvan p. W E I L A N D in zijne Prijsverhandelingaangaande het recht en de verplichtingeens Kriste;is, om in zaaien van Godsdienst .zelfte oordcelen, re vinden in de werken van T E IJ­LE RS Godgeleerd Genootf. XI D. hl. 6ll—6i3.Ook zal men eerlang omtrent dit onderwerp eenigefchoone aanmerkingen kunnen leezen , in de be*kroonde verhandeling van mijnen waarden vriendj. H. K R O M , Predikant te L O E N E N , over débeste middelen, om ongelctterdtn met den inhouddes Bijbels bekend te maaken , welke binnenkort door de Maatfchappij , tot nut van 't algemeen, ftaat uitgegeeven te worden..(f; Op den tijtel ftaat 1525» maar achter aancp het einde van het werkjen ftaat 1526.


der Syfttmütifche Godgeleerdheid. 411het gene in het N. T. voor een' regt- XVII.fchaapen Kristen belangrijk is, en voor-EEUW.naamlijk van 't gene in het N. T. volgensde behoefte dier dagen tegen deRoomfchen diende geleezen te worden.Maar dit en meer diergelijke voor hetgemeen nuttige Schriften van vroegertijden liggen reeds lang onder het dofder verachting begraaven. Hoe jammeris het, dat men in laater tijden ook -nietzulke uittrekfels van den Bijbel voor ongeleerdenvervaardigd heeft, zij zoudenover 't geheel genomen gewis meer Bijbelkennisgehad hebben, en den weezenlijkeninhoud des Bijbels vrij beter verftaanhebben.NA-


N A ' S C II R i F t.•en aanzien van 'tgene ik in dit deel hl: ?6 van L'ABA;T DIE'S wedervaaren in Zeeland gemeld heb, ben ik;geloof ik, wel niet bezijden de waarheid der gefchiedenisgetreedcn, maar had mij evenwel naauwkeurigêr dienendaaromtrent uit te laaten , indien mijn verhaal .zommigenniet zoude voorkomen onjuist te weezen. 't Gevaï metL'ABADIE in Zeeland heeft zich dus toegedraagen. Te/WIÜDELÏBRG Predikant der Waalfche gemeente zijnde,•werd hij uit hoofde van aangeteegen onregtzinnigheden dootde Waalfche Sijnode, ten jaare 166Z in Herfstmaand gehoudente N A A R D E N , in zijne bediening opgefchort , endaarna door de Waalfche Sijnode in Lentemaksid des jaar»1669 te DORDTRECHT van zijne bediening geheel afgezet.Bit alles mishaagde zeer veelen , en onder anderen ook denleden van den Magiftraat der Stad VEERE , die L'ABADIE'Hhnoodigden , om onderhen te komen woonen, hem, metde zijnen , ée'ne der openbaare kerken toeftonden, omdaarin den dienst te doen, en zo bij die gelegenheid oofeonder ben eene Waalfche Gemeente trachtten te ftichten,welke er toen nog niet was. L'ABADIE volgde dieroepftemme op, en begon in VEERE het predikwerk.Baar VEERE flechts één uur van MIDDELEURO ligt,konden zijne geliefde vrienden, in de laatstgenoemde Stadwofiniielurg, hem dus. met Weinig moeite aUe Zondagenweder hooren. Dan, :d*ar dit veroorzaakte, dat de Waal-J[che Kerk te MIDDELBURG niet, zo als voorheen, bezochtwierd , en de weg tusfchen beide gemeldé'Stcden des Zondagsmet menfehen en rijtuigen als bezaaid was, maakte zulksde jalouzij van L'ABA DIE'S v.oormaaligen ambtgenoot,HENRI DU MOLIN, nu nog te MIDDELBURG Predikant in deWalfche gemeente zijnde, en van den Magiftraat van MIDDEL-SURG derwijze gaande, dat zij bij de Staaten van Zeelaniwisten uittewerken , dat den Magiftraat van VEERE aangezegdwierd, om L'ABADIE uit de Stad te doen vertrekken.De Magiftraat van VEERE weigerde dit te doen,doch L'ABADIE was wijs genoeg, omzijn ontflag te ver-^zoeken. Dit gaf hem ook de Veerjche Magiftraat , hoewelongeern. Dus legde hij zijnen dienst neder, en verhuisdemet zijnen aanhang na AMSTERDAM.BLAD-


B' L : A D W IJ Z E R r•V O O R N A A M S T E Z A A K E N .A.A B E L A R D U S , het Hoofdder Schoolfche Godgeleerden,\,bl. 100. Berichtvan zijne Inleidingin de Godgeleerdheid, 100• en van zijue' KristlijkeGodgeleerdheid. ic94- Zjjne.Schriften,94.A N S E L M U S ,A N T I O C H U S , een Mun-• nik in Paleflina, de opftellervan een kort leerbegrip, 1, 81.Apostelen, hunne leerwijze,I, 27—36.Apostolifche Vaders, hunneleerwijze, I, 36—41."Apostolisch Gekofsformu'lier, oorfprong van hetzelve,I, 41.APOÏ-


4i4 B L A D W IJ Z E R


B L A D W IJ Z E R. fcï#BERENGARIUS , een grootregenftander van de leer' 'der transfubftantiatië, I," ^3-BERNARDTJS, Abt van- fe-LAiRVAL, een grootvoorftander der Mijftie-( leen, III, 9.'BEz A , (THÉOD.) zijn.. : Sijftematisch werk beoordeeld,I, £34.Bijbelkitndigen'ondetfcheidenzich van dé Schola-;ftieken, I, 103, 104 en369. .BL'ANC, (LS) zijne Schrir-' ten genoemd, II, 260,261.BOHME,Mijftiek(JAKOB) eenin de zeventiendeeeuw, zijne gevoelensen Schriften beoordeeld,III, 26—32.BONAVENTURA , eenSeholaftiek .in -de zestiendeeeuw , ZijneSchriften beoordeeld ,I, lao, en tevens eenMijftiek, 111,9, lo -> IX -IOUMA, (G. F. a) eender eerfte Onroomfcheleeraars in Friesland,bericht van hem, I, 202,• 203.'EOÜRIGNON, (ANT:)een Dweepfter in dezeventiende eeuw, be-" richt van haar .en haareSchriften, 111,-41—46.


4i6 B L A D W Y Z E R .CAMPANUS , C J 0 H - )een Unitaris in de zestiendeeeuw, UI, 193.CANUS, (MEICHIOR)bericht van zijn Sijftema,I, 250.CAPPEL, (LOUIS) berichtaangaande zijneverdienften en Schriften,II, 256-258.CARAVAIAL, ( IODEW: )bericht wegens zijn Systematischgcfchiïft , 1,CHEMNITIUS , ( MART: )bericht wegens zijn Sijstema,I, 220, 221.CL'ERICUS, (JOH:) berichtaangaande zijn Sijstemaen zijne gevoelens,UI, 319-3^1-CLOPPENBURG,(jOH:)bericht aangaande zijneverdienften en Schriften,II, 62-67.COCCEJUS, (JOH.) verdienften,gevoelens enleerwijze, II, 70—75,zijne twisten met E S S E-UIUS, HOORNBEEK,•VOETITJS en MARE-SIÜS, 75—79- ZijneSchriften, 101—105.Coccejanismns , opkomstvan hetzelve, II, 79—84. Gefchiedenis vanhetzelve, II, 84—107.verëenigt'zich met het- Cartcpanismus,%^—%6,143—145- , . .Coccejaanen, bericht aangaandehunne predikwijze,II, 247—250.CORTESIÜS, (PAULUS)bericht van zijne verklaaringover het SpreukenboekvanLOMBAR-DUS, I, 156.CURCELLEUS, (s TE F.)bericht aangaande hemen zijn Sijftema , III,309—313.CUSA, (NIK. van) berichtvan zijne verhandelingover de geleerdeonkunde, I, 154.CIJRILLUS van Jerufakm,bericht van zijneonderwijzende Leerredenen,I, 64.D.DAVENTRIENSIS , ( ANTH )wordt befchuldigd vanJoristerij, III, 65.DAVID JORIS , berichtaangaande hem,zijnegevoelens , lotgevallenen Schriften, UI, 62—- 65- i . -osDESCARTES, zijne verdienftenbeoordeeld, II,5-8.DEURHOFF, (wILlEM)bericht aangaande zijnevreemde gevoelens enSchriften, II, 298—301.DIONIJSIUS de Ar zopageet,bericht van zijnegewaande Schriften, UI,8.Doopt-


B L A D W I J Z E R . 417Doopsgezinden, zie Mennonieten.DOORFGEEST, ( E. A. Van)beoordeeling van zijnSijftema, III, 160, rfli.DRKLINCOÜRT, berichtvan zijn zedekundig gefchrife,II, 467.DUNS, (TOHANNES) eenScholaftiëk in de veertiendeeeuw, en eenuitvinder van nieuweTheologifche kunstwoorden,I,133—135,bericht van zijne verklaaringower LOMBARDSSpreukenboeken, 135 envan zijne gevoelens, 135,• ,36.CURANDUS van St. Portiano, een Scholaftiëkin de veertiende eeuw,bericht van zijne uitleggingover de Spreukenvan LOMBARDUS, I,I39—I4I-D'.veeper, betekenis vandit woord, III, 10a.E.rijk, II, 269, 270, ftaatder Kerk in dat rijk,272—277.EPISCOPIUS, (SIMON)bericht van zijne ver*,dienften en Schriften,inzonderheid van zijnSijftema, III, 296—309.ERASMUS, ; DESID:} berichtaangaande zijne verdien"fteri, ï, 187—192.Erfzonde, bericht aangaan*de den oorfprong van ditwoord, I, 69.ERIGENA, (JOH.) berichtaangaande zijne verdienftenvoorde Godgeleerdheid,I, 89, zijn Sijs-^ternabeoordeeld aldaar,verftag van zijne vertaalingder gewaande SchriPtenvan DIONIJSIUS,den Areopagiet, III, 8.ESSENIUS, (AND.) beoordeelingvan zijn Sijstema,II \ 113 , 114.ESTIUS, (w )een Roomsen.'gezinde Scholaftïek inde zeventiende eeuw,bericht van hem , enzijn Sijftema, III, 3771ÊBEDJESÜ, een Sijftemafchrijverin de OosterfcheF.Kerk van davijftiende eeuw, bericht Fanatisten , onderfcheidvan zijn Sijftema, I, tusfchen Fanatisten en159-Enthujïasten, III, 7.ÏEGHEM, (ADR. VAN)berichtvan zijne SijftematifcheSchriften, III, 158,159.FENELON, ( F. , de S. déla Motte) een begunftigervan de leer derEngeland, bericht aangaandede Hervorming in ditMijjiieken ,98.lil, 97 ,-c pi.


AIS B L A D W IJ Z E R.FIL'IPS, (DIRK) berichtvan zijne verdienften enSchriften, III, 142—146-IOX , f GEORGE) deftichter van de Sekteder Kwaakers, bericht. van hem, UI, 69.Franfche Godgeleerden,bericht van hunne verdienften,II, 251,252.G.GANDSFORT , O' W.-\. een verbeteraar van deleer des geloofs en derzeden in de vijftiende. eeuw, 1,151.Geleerdheid, ftaat der Geleerdheidin de zestiendeeeuw, I, 2c8, en indezeventiende eeuw, II,. a-8. ' ,Genade, oorfprong van hetgebruik deezes woords,. I, 69.GERARDS, (j.) berichtvan zijn Sijftema, II,24—26.GEESON , (j.) een ver-' ftandigGodsdienstvriendin de vijftiende eeüw,I, 151, en III, 15-CICHTEL, (j G.) berichtvan hem en zijne Schriften, III, 33.Gichteliaanenbericht vandeeze Dweepers, III,. «53 en 34.Godsdienst, ( Krist Jijke )wat die is, L.Godsdienstleer, ^Kristlijke)de hoofdzom derzelve,I, 17—21. Verbaste,ring derzelve in de tweedeeeuw , 1, 42—55 ,in de derde eeuw, 57,in de vierde eeuw, 63,in de vijfde eeuw, 71,in de zesde eeuw, 74,in de zevende eeuw, 81,inde achtfte eeuw, 82,in de negende eeuw, 87,in de tiende eeuw, 90in de elfde eeuw, 91,in de twaalfde eeuw, 98,inde dert, eeuw, 116,in de veert, eeuw, 131,in de vïjft. eeuw, 144—158. Herftel van dezelvein de zestiende eeuw,168—184.Godgeleerdheid , ( Sijftematifche)zie SijftematifcheGodgeleerdheid.Godgeleerdheid, (' Scholastieke) zie ScholaftiekeGodgeleerdheid.GREGORIUS, Barhebreus,een Sijftemafchrijver inde Üosterfche Kerk vande vijftiende eeuw, be-, richt van hem en zijnen. arbeid, I, 159.GROOT, (H. DE) berichtvan hem en zijn gefchiïfcde veritate ReligtonisChrift:, ill, 321—331.GUIJON, CJ. M. E., dela Motte ) een vermaardeDweepfter in Frankrijkin de zeventiendeeeuw,


B L A D W I J Z E R . 410eeuw, bericht van haar,III, 96 en 97.(NIK:) berichtvan zijne verdienften envan zijn Sijftema, il,185—188.GURTLÏR,H.H A A N , (c. A. D E ) zieA B R A H A M S .H A F F E N R E F F E R , (M.)• zijne Loei Theol. beoordeeld, 1, 227.H A M E L , (j. B. du) berichtvan hem en zijneSchriften, 111,373—375.HEERBRANUS , ( JAKOB )beoordeeling van zijnCompendium Theologiae,11, 226, 227.HE1JDANU3 ,(ABRAHAM)verflag van zijne verdienftenen zijn Sijftema,II, I4.5—149.HEIDÏGGF.R , f J. H. )verflag van zijne verdienftenen Schriften,II, 188-193.HELMOND, (JOH. BAPT. )het hoofd der zogenoemdeFuurmijftieken, onderde Roomschgezinden,bericht van "hem,III, 86.H E N D R I K N I K O L A A S ,een der grootfte D weepersinde zestiende eeuw,bericht van hem, en zijnenaanhang, III, 67,68.HENICHIUS, (JOH.) VCT'tlag van zijne LnftiitTheol., II, 39-Nervorming, gefchiedenisderzelve, door LUTHER,bewerkftelligt. I, i(>8—184. Gefchiedenis der«zelve, door Z W I N G E Lbewerkt , 200—aoS.Voortgang der Hervormingin Nederland, 207,2C8.H I L D E B E R T , verflagvatihem en zijn Theologischleerbegrip , I, 94, 95,H O O R N B E E K ,(jOH:)verflag van zijne verdienftenen van zijn Sijstema , I, 114—116,zijne poogingen , om deleer der zeden in waardete doen houden , III,344.HORNKIJ , ( KOENRAAD )bericht van zijn CompendiumTheologiae, II, 38,39.H U G O , een Munnik in detwaalfde eeuw, berichtvan zijne SijftematifcheSchriften, I, 104, 105.HULSEMAN , (JOH.) een.der eerfte vrienden vande SchoolfcheTheologieonder de Lutherfchen,beoordeeling van zijneSijftematifche Schriften,II, 35, 36.HULSIUS, (H.) beoordeelingvan zijne verdienftenenSchriften,II Ji82,i84.I ! c 3 HU?


420 B L A D W I J Z E R .Bus, (JOH.) een voorloopervan LUTHER,bericht van zijne ver«tlienften, lotgevallen, enuiteinde, I, 147—ng.Ilusfieten, hunne opkomst,en verrichtingen. \ 149.HUTTER, (L.) v erflag vanzijn Comp. Theol., II,20 , 21 , en van zijnTheologisch Sijftema,22—24.HIJPERIUS, CA. G. ) verflagvan zijn ThtologitchSijftema, I, 234, '235.J-JESUS, zijne leerwijze,I, 22—26.JOHANHES Van DAMASKUS,de eerfte Schrijver vaneen weezenlijk TheologischSijftema, verflagvan hem, en van zijn Sijftema,I, 81—86.IRENEUS, verflag van hemen zijne Schriften , I,5^—55-ISIDOKUS van SE ,T ILLE,verflpgvan 7.\\nc SentsntiammLibri, 1, 79.juNii-ius, een Afrikaan'fche Bisfchop , verflagvan hem en van zijneTheologifche Schriften,I, 77, 7§JUSTINUS cle 'Martelaar,een voorftander van dewijsgeerige voordragtderEuaiigelieleer , berichtaangaande hem in diebetrekking, I, 4Ö, 51,52.IC.KALVIJN, (JOH.) zijnegroote verdienften, I,205—210. Zijn TheologischSijftema beoor»deeld, 210—219.KAMPHUIJZEN, (D.R.)bericht van hem en zijneSchriften, 11,252,2^3.KEMPEN, (THOMAS van)een' der besten onder deMijftieken, bericht vanhem, zijne gevoelens enSchriften; I, 155, 156,en III, 13, 14, 15.Kinderen, redenen waaromin de Hervormde Kerkzo algemeen gedooptworden, III, 189—193.Kinderdoop, aanmerkingen*over denzei ven, lil,176—179.KLEMKNS van Alexandrië,een voorftander van dewijsgeerige voordragtder Euangeiieleer, beiricht van hem, zijnegevoelens en Schriften,1, 46—49.KOELMAN , (JAK.) berichtvan hem, zijne gevoelens,zijne verdienften,en Schriften, II, 283 ,284, en het Nafchriftachter dat deel.KOEMIG, (JOH. FRED.)verflag van zijn Sijftema,II, 39, 40Kra*


B L A D W I J Z E R . .421Krakowfche Katechismus,bericht van denzelven,III, 218—220.KRIJSOSTOMUS, berichtnopens zijne behandelingvan de leer des Evangelies, 1, 65, 66.Kunstwoorden, worden bijhet behandelen der KristliflreGodsdienstleer ingevoerd,I, 67.Kwaakers, opkomst vannuu in Enge/and, III,68—72, gevoelens enSchriften van hun, 72—75^L'ABADIE,L.( J E A N de)bericht van hem, zijnelotgevallen, en Schriften, III, 75—81 en 'tNafchrift achter dat deel.Labadisten , hunne opkomst, III, 75— 78 ,gevoelens, 78 , 79 ,Schriften , 81 , 82,hunne invloed op deSijftematifche Godgeleerdheidder Hervormden,107—1X1.LACTANTIUS, bericht vanhem, en zijn werk delnftitutionibus, I, 65.L A N F R A N K , bericht vanzijn dogmatisch gefchriftover het avondmaal, I,93 , hij was een dereerfte ftichters van deScholaftiekeGodgeleerdheid,95, 90.L A U R E N T I U SLF.EWIS,JUSTINUS,een der besteMijftieken,III, 13, 14.(D. van) zochtden vreede te bevorderentusfchen de ScholaftiekenenMijftieken, III,15-LETJDSKKKR,(MÏLCHIOR)beoordeelim; van zijnSijftema, II, 121?, 123,was een groot voorftandervan de zedeleer derEngelfchen, III, 283.LEO N Ti KUS van C1JPRUS,bericht V3n zijne Loeicommunes Theologie/, I,80.LIJR A, (NIK. van) eenuitlegger der Spreukenvan LOMBARDUS , berichtvan hem, I, 142, 143.LiMBORCH,(FILIPW»)bericht van hem en zijnSijftema, 111,313—319.L 0 D E N S T E 1 J N , (jOD )een voorftander van dezedeleer der Engelfchen,II, 283, nader berichtvan hem en zijne Schriften,III, 106.—108,344, 345-LOMBARDUS,(pETRUï)de eerfte flichter derSchoolfche Godgeleerdheidin de WesterlcheKerk, die een volledigScholaftïek Sijftema geleverdheeft, 1, 107,beoordeeling van zijnSijftema, 107—111.Cc 1 s S LUL-


42a B L A D W I J Z E R .1.ULL1US, (RAIJMUNDUS )een Scholaftïek in deveertiende eeuw, berichtvan hem, I, 138.XUTHCR , gefchiedenis derhervorming door hembewerkt, I, 168—184^zijneverdienften omtrent"de MijftiekeGodgeleerdheid,III, 16, 17.M.MAKOWSK.1, (JOH,) deeerfte invoererder Scholaftiekerijonder de Hervormden, bericht vanhem, 239—248, naderbericht van hem en zijneSchriften, II, 55—59,IH, 338-343ÏJAljRO IV , (FRANC.)een Scholafliek in deveeitiendeeeuw, berichtvan hem, I, 138, 139.MALDONATUS, (jOH. )een RoomschiJezindeSchi ij tfferin deze ven tien»de eeuw, I, 250, 251.MARCK, (JOH.) bericntvan zijne verdienften énvan zijn Sijftema, II,1-24—128.MARKSIUS, (SAMUCL)zijne verfchillin metCOCCEJUS, II, 77, 78,met VOETIUS,108,109,bericht van zijn> verdienftenen zijn Sijftema,110—113.MASTRICHÏ, (PETROS van)bericht van zijn Sijftema,II, 120—A22.MET.ANCHTHON , ( FiLIP )zijne groote verdienftenen zijn Sijftema beoordeeld, 1, 194—200 ,zijne gedachten omtrentde Wederdoopers, III,116, 17.MELUN, (R. van~} eenwijsgeerige Theologantin de tvvaaltde eeuw,I, 107. .MEN N O SIMONS, zijnegevoelens , verrichtingen, zijne verdienstenen lotgevallen, III,127—133, zijne Schriftenbeoordeeld , 139 —141.Mennonieten, opkomst vanhun , III , 19.5—133 ,lcheuringen onder nen133—136, waaren in 'teerst geene vrienden derWeetenlchappen, 136—•138, kort overzicht vande gefchiedenis der SijstemadfcheGodgeleerd-»heid onder hen, 138,139, waaren afkeerigvan alle Scholaftiekeiïj,163—165, hebben voortrcflijke. zedefchriftenopgefteld en geleverd,165—lójfc, moeten nietvermengd of verwardworden met de Wederdoopers,180—183, waarenallen geene vriendenvan het Socinianismus ,183-185M'iffieken, hunne opkomstI, 61, 624 III, 8,enz.de


B L A D W IJ Z E R. 453de gevoelens van hunopgegeeven, III, 20—•21, 22.Mijftieke Godgeleerdheid,wat die is, III, 7, 8.Mijftieke Schrijvers, onderde Lutherfchen , III,23—38, onder de Hervormden,37—61, onderde Roomschgezinden, 82—98 , hunne invloedop de SijflemntifcheGodgeleerdheid der Protestanten,98—112.MOLIN, (pIERRE Dü)bericht van zijn zedekundiggefchrift, li, 267,268.MOLINOS , (MICHACL DE )bericht van hem en zijnvermaard gefchrift, detreestl'ike Leidsman, III,87-96.JIOLQUEREN, ( D, F. VAN )zijne verdienften en zijnSijftema beoordeeld, III,162, 163.MCMMA, (WILLEM) Zijneverdienften en zijn Sijstema,beoordeeld, II,134—136, zijne lotgevallen,136—138.N.HATALIS ALEXANDER,ZÏe ALEXANDER.NATALIS ,(HERVAF.US)een Scholaftiek in deveertiende eeuw, berichtvan hem, I, 138en 139-N I C E , (Kerkvergaderingte ) heeft 't eerst Sijfte •matifche termen enSchoolfche onderfcheidingenvoor den daggebragt, I, 67, 68.KICAEAS, een Schrijver vande vijfde eeuw, berichtvan zijne zes boeken derOnderwijzing ,1,71,72..O.O C C A M , ( W I L L I A M )bericht van hem, en zijnScholaftiek gefchrift,1, i4r, 142.ORIOENES, een der eerften, door welken deGodsdienstleer bij 't volkverbasterd is , I , 57,was de eerfte die voorde Sijftematifche Godgeleerdheidden grondheelt gelegd , 57 , berichtvan zijne vier boekenover de gronden vanhet Kristlijk geloof, 57.— 59, zijne gevoelens,volgens de wijsgeerte vanPLATO , 61 en III, 5.OSTKROD ,(KRISTUFFEL)bericht van zijne SijftematifcheSchriften, III,255, 256.PAJON,P.(CLAUDE) berichtvan zijne vreemde gevoelens,II, 291—293.C C 4PAN«


+•44 B L A D W I J Z E R .PANTENUS, een voorftandervan eene wijsgeerigevoordragt der Evangelieleerin de tweedeeeuw, I, 46.p API As, een Bisfchop inde tweede eeuw, berichtvan zijne Schriften, I,5°-P A U A C E L S U S , (THEO»PIIRASTUS ) berichtvan hem en zijne Schriften, III, aj, «4-PERKINS, f wO berichtvan zijne verdienften enSchriften, 11,0-77—ü?^.PETAVIUS , ( DIONIJSIUS )bericht, aangaande zijneverdienften en zijn Sijstema,III, 383—385-PETRAROHA , de herlteliervan de Larijnfche Letterkunde,bericht van zijneverdienften , 1, 130.PICTET, (BSNEDO berichtvan zijne verdienften enSchriften, II, 260—26 2,265—267.pi ETER PIETERS, eenzedekundige Schrijveronder deDoopsgezinden,'bericht van zijne verdienftenen Schriften,III, 166, 167.pr.Ace, (jos.*Ve la) berichtvan zijne verdienftenen Schriften , II,256—258, en van zijnevreemde gevoelens, 288—290.H A T O , zijne gevoelensover de ziel, IH, 5,zijne gevoelens in 't al -gemeen kort beoordeeld,6.Platonifche wijsgeerte, invoeringvan dezelve onderde Kristenen , I,42—44.POIRET, (PETRUS) hprichtvan zijne gevöeiens.Schriften, en lotgevallen,II, 46—61.POITOU , (PETRUS van )een leerling van LOM­BARDIJS, bericht vanzijne verdienden en vanzijn Sijftematisch gefchrift,I, 115, 116.POLANUS a POLANSDORFF,bericht van zijn Sijftema,I, 237.POSSEVINUS,(ANTONIUS)bericht van hem en zijneBiblioth. Selefta, I,251.PORRETANUS, -( OILB: )een wij*geerig Theologantin de twaalfde eeuw,bericht van hem, I,io7«PRAAG, (lUERONIM»)een voorlooper van LU-THER . zijne droevigelotgevallen, I, 149.PROCOPOWITZ,Griek fcheeenTheologantin de achttiende eeuw,bericht van zijn Sijftema,'t eenige, *t welkin de drie laatfte eeuwenin 't licht Vi-rfcheenenis in de OosterfcheKerk,I, 219.PUL-


B L A D \V IJ Z E R, 425PULLKIN Of PULLUS , ( R0-BERT) bericht van zijneverdienden en vanzijne Sententiarum Libri,I, 105, 106.Q.fQUENSTEDT , (j. A.)bericht van zijn TheologischSijdema , II,40.Quiëtisten, oorfprong dee-• zer Sekte, III, 87.Oiiadlibetarii, in de dertiendeeeuw, verregaande twistijver van hun,I, 127—129.R.Rakowfche Catechismus ,Hidorisch en kritischbedcht van denzelven,111, 226-236.Rechtvaardiging, misbruikvan d! leer derzelve,I, 5-7-Remonftranten, opkomst,voortgang, gevoelens,en lotaevalleh derzelven, III, 281 — 289 ,waaren afkeerig vanScholadiekerij, 294—298. Hunne invloed opde Godgeleerdheid derandere Proteflanten, III,332—347,hunne invloedop dedenkwijze desvolksonder de Contraremonftranten,347.REUCHLIN, ÊCJOH) eer»herdeller der Hebreeuwfcheen Griekfche letterkundein Duitschland'iade zestiende eeuw, I,187, 188.RIJSSKNIUS , CL.) berichtvan zijn Theolog,Compendium, II, 118,119.RIK K E L , ( DIO NIJS. )zocht den vreede te beyoideren tusfchen deScholadieken en deMijstieken,in de vijftiendeeeuw, III, 15,ROëLL, (H. A.) zijnsverdienden en Schriftenbeoordeeld, U, 215 —225 en het Najchriftachter dat deel.Roomschgezinden, de daathunner Godsdienstleer,en Godgeleerdheid , inde zestiende en zeventiendeeeuw, I, 248 —252, en III, 363—370.RuijsBROKi eender besteMijdicken in de veertiendeeeuw, III, IQ, 11.S.SAVONAROLA, (HIEROJJTJ-MUS ) een getuige derwaarheid inde vijftiendeeeuw, bericht van zijneverdienden en lotgevallen,I, 150, een verftandigvoordander vandeMijdieke Godgeleerdheid,III, 14.9. 5 SCHAEPs


4tó B L A ' D W I J Z E R .g CH ARP, (JOH.) beoor-• deeling van zijnen Cur*fusTheologicus, II, 252—254.A DSC HERZEE, (jOH. ')bericht van zijn TheologischSuftema, II, 40.SCHM ALTZ, ( VAL:)beoordeelingvan zijn Sijstema,III, 237—242.Schoiaftieïe Godgeleerdheid, wat zij is, 1, 95,waarom zij zo genoemdwordt, aldaar, opkomstderzelve in de twaalfdeeeuw, 99, verloor haaraanzien in de vijftiendeeeuw, i$1 , werd geheelter Kerk uitgedreevendoor de Hervormersin de zestiendeeeuw, maar kroop allengsweder in, onderde Lutherfchen, 227—232, II, 26—28 , en ookonder de Hervormden,f138—248, II, 55—59,III. 33^—343-s E o A N , TheoloeifcheSchriften van de Hoogleeraarender Akademiete SEDAN beoordeeld,II, 259.SEIGNELAIJ, (WILLEM)een der eerfte uiilegfchrijversover de fpreukenvan LOMBARDUS,I, "7-SELNEKKER , ( NIKOLAAS)bericht van zijn Suftema,I, 225.SERVET, (MICPIAêL)zijne gevoelens, Schriftenen dood beoordeeld,III, 194—199-Sociniaanen , hunne, opkomst,III, 193—209,hunne leerwijze, 209—214, hoofd '.om van hunneGodsdienstleer, 215—2I7 , hunne invloedop de GodgeleerdheidderProteftanten, 165—271, hunne invloed opde denkwijze van hetProteftantfchevolk, 271—281.SOCINUS, ( F. ) berichtvan zijne gevoelens enSchriften , III, 203—207, 221—226.socihus, (L.) berichtvan zijn karakter, gevoelensen Schriften,III, 202—205.SPENER, (F. J.) berichtvan zijne verdienften ,11, 17, 42— 53, en III,37, 104, 105, zijneSchriften beoordeeld,II, 47, 48.STklEGEL, (VICTOR)bericht aangaande zijnSijftema, I, 222, verflagvan zijnen twist metM. FLACIUS ILLIJRICUS,222—224.suso,(HENDRIK) eender beste Mijftieken inde veertiende eeuw,III, 11.Sijfte.


B L A D W I J Z E R .4«Sijftematifche Godgeleerdheid, wat die is, 1,7,waarom zij zo genoemdwordt , 8 , oorfprongderzelve, 14—16, deneerden grond tot dezelveheeft gelegd ORIGËNES,57, zij is verder voltooiddoor AUGUSTINUS, 69.In de Oosterlche Kerkis zij tot haare volkomenheidgebragt doorJ. V A N D A M A S K U S ,83—87, en in de WesterfcheKerk door ' p.L O M B A R D O S , IC7.Kort overzicht van dezelveonder de Lutherfchenin de zeventiendeeeuw, II, 14—17, vandezelve onder de Hervormdenin de zeventiendeeeuw, II, 54—59»van dezelve onder deMijftieken, III, 8—20,onder de Mennonieten ,163—165, onder de Sociniaanen, 209—214 ,onder de Remonftranten,294—299 , onder deRoomschgezinden in dezeventiende eeuw, III,363—370.TAJO, verflag van zijneSententiarum Libti, I,8t.TANNEE, een RoomschgezindenSchrijver indezeventiende eeuw, verflagvan zijn Sijdema,III, 372.TAUiER, CJOH:) eender beste Mijftieken inde vijftiende eeuw, I,157, III, 11, 12.TEELLINCK, (w._) Ver«flag van zijne verdienstenen Schriften , II ,61, 62, 283, III, 344,345-Theologia, herkomst vanhetgeb' uikdeezeswoordsin |de Kristen Kerk, I,16, 17.TILENUS , (DANlè'l.)beoordeeling van zijnSijftema, en van zijnkarakter, II, 254—256,,vergel. met het Nafchriftachter dit deel.TIILOTSON, Aarts Bisfchopvan Kantelberg,verflag van zijne verdiendenen Schriften,II, 279. 280.TURRETIN, (F. ) beoordeelingvan zijn Sijdema, I, 116—118,rader bericht aangaandehem, 263.U.T.Unitarisfen, opkomst derzelvenin de zestiendeeeuw, III, 193—201,hunne gevoelens, 201—202.TA-


*Ï3 B L A D W IJ Z E R.V.VALENTtA , ( GREG01IUS )een RoomschgezindeSchrijver van de ze vent.eeuw, bericht van zijnSijftema, III, 371.V A L L A , (1.) de herftellerder Griekfche en Latijnfchetaalkunde in devijftiende eeuw., berichtvan zijne verdienften, I,149 , 150.VASQUHS, (GAB, J eenRoomschgezinde Schrijvervan de zeventiendeeeuw, bericht van zijnSijftema, III, 371.VERSCHOOR, ( JAKOB)bericht van zijne vreemdegevoelens, II,' 293—295-VITR1NGA, ( CAMP. )beoordeeling van zijnegroote verdienften euvan zijne voortreflijkeTheologifche Schriften,II, i93- 2 I 5-V L A K , (JOH:) berichtvan zijne vreemde gevoelensen Schriften,III, 295-298.Voetiaanen, oorfprongvandien Sektenaam , II ,109, en III, 328, verfchilleneh heftige beweegingentusfchen henen de Coccejaanen, II,83—101, hunne predikwijze,246, 247.VOETIUS, (GIJSBERT)veiflag van zijne grooteverdienften en Schriften,II, 68—70, zijne twistmet COCCEJUS, 76,77, en met MARESIUS,108, 109, was een ijverigvoorltander van deleer der Godzaligheid,69, 283, 1Ü, 38—41,344, beoordeeling vanzijn werk Exircitia pietatis,III, 39—4t.V O L K E L I Ü S ,(JOHATI­NK S) beoordeeling vanzijn Sijftema, III, 2^6—261.VORSTIUS ,(KOENRAAD)bericht van zijne gevoelens,III, 244—247,beoordeeting vaa zijnSociniaanscii Sijftema,«42—255.Puurmijftieken , berichtaangaande hen, III, 23,24, waaren ook onderde Roomschgezinden,85-W,WAAIJEN, (JOH. v. d.)zijne lotgevallen en gevoelens,II, 137, 138,174—178, beoordeelingvan zijne verdienften envan zijn Sijftema, 174— 180.W A L / K U S , (ANT:) beoordeelingvan zijn TheologischSijftema en andereSchriften, II, 59,óo.


B L A D W I J Z E R . 429ÏVederdoopers, hunne opkomst,III, 112,—120,gevoelens, 120—125,moeten niet verwardworden met de Mennonietenof Doopsgezinden,180—183.W'f IGHL , ( VALENTINUS )« een der Vuurmijftiekenonder de Lutherfchen,bericht van hem , zijnegevoelens en Schriften,Ilï, 25, «6.Werkverbond, wanneer ditTheologisch woord, enhet denkbeeld daar onderbegreepen 'c eerstin de Hervormde Kerkis ingevoerd geworden,K, 64—67.wicr.EF, (JOHAN) eenvoorlooper van LUTHER ,bericht van hem, en vanzijne verdienften, 1,147.Wiclefieten, groote aangroeiven dezelven inde vijftiende eeuw, I,U7-W IJ B M A ,( REINIER WiJ-BRANDSZ ) bericht aangaandehem en zijne onderwijzingin de KristlijkeReligie, III, 146—151.WITSIÜS , f HERMANNUS )beoordeeling van zijnSijftema, II, 152—160,bericht van zijne grooteverdiensten $ 160—168.WITTICEIIUS , ( CMRIST. )bericht van zijn TheologischSijftema, II, 149,151, was een fterk ijve-" rende Kartefiaan, 111,velt een fchoon oordeelover het Sijftema vanM A R E S I U S , 112.WOLTZOGEN, (jOHANNEs)verflag van hem en vanzijn Theologisch Sijftema,III, 261—263.WOLZOGEN,(LOUIS)Predikant in de Walfchegemeente te UTRECHT,brouwde met zijne wijsgeerteveele beroering inde Kerk ftaande de twistenover het Cartefianismus,II, 87 en 88.Z.ZUTFEN , C GERARD Van )een der beste Mijftiekenfn de veertiende eeuw,bericht van hem, lil,11.ZWINGEL,(ULRICH)gefchiedenis der Hervorming, door hem bewerkt,I, 200—205,beoordeeling van zijneSchriften, 1, 204, 205.OP-


43°O P G E H E L D E R D EB I J B E L P L A A T Z E N .MATTH. V, 20, III, 275, 276'.MATTH. VI, 33, III, 278, 279.MATTH. XVI, l8, III, 398—4OI.JOHANN: III, 5, III, 394—397»JOHANN: III, 16, III, 355—357'HXNDEL. II, 38, I, 6, 7.HANDEL. II, 39, III, I74, Ï75.ROM. V, I , 2, I, 6, 7.i PETR: III, 18—22, III, 401, 40S.OPENB. XII, IO, I, 6.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!