13.07.2015 Views

Wetenschappelijk Onderzoek - CRC

Wetenschappelijk Onderzoek - CRC

Wetenschappelijk Onderzoek - CRC

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>CRC</strong> jaarverslag 2006


DANKWOORDDe KMDA is de leden van het <strong>Wetenschappelijk</strong> Adviescomité (WAC) bijzonder erkentelijkvoor de continue steun, advies en kwaliteitsbewaking:Dhr. Rudy Van Eysendeyk, Voorzitter WAC, Algemeen Directeur KMDAProf. Dr. Eric Van Marck, UA - Faculteit GeneeskundeProf. Dr. Luc Moens, UA - Dept. BiochemieProf. Dr. Mark Nelissen, UA - Dept. BiologieProf. Dr. Ron Verhagen, UA - Dept. BiologieProf. Dr. Ronny Blust, UA - Dept. BiologieProf. Dr. Em. Frits De Vree, UAProf. Dr. Stanny Geerts, ITGProf. Dr. Linda Van Elsacker, Directeur <strong>Onderzoek</strong> & Ontwikkeling KMDADr. Kristin Leus, WAC-secretariaat, Hoofd <strong>CRC</strong>-KMDADr. Francis Vercammen, Dierenarts KMDA


VOORWOORD<strong>Wetenschappelijk</strong>e missie<strong>Wetenschappelijk</strong> onderzoek met de daaraan gekoppelde wetenschapspopularisering voorzowel het grote publiek als voor studenten en jongeren in het bijzonder, speelt een belangrijkerol in de multidisciplinaire benadering van de KMDA om haar ultieme doelstelling tebereiken, namelijk het actief bijdragen tot natuurbehoud. Het wetenschappelijk onderzoek vande KMDA draagt bovendien bij tot de fysieke en mentale zorg voor onze dieren en heeft zoook positieve gevolgen voor de realisatie van de doelstellingen betreffende diversekweekprogramma’s. Anderzijds vormen de onderzoeksprojecten in situ een directe invullingvan de natuurbehoudsmissie van de KMDA.In mei 2005 werd de tweede editie van de “World Zoo and Aquarium ConservationStrategy” (WZACS) gepubliceerd waarin de wereldwijde zoogemeenschap voor zichzelfuitstippelt wat de algemene doelstellingen behoren te zijn in functie van conservatie enonderzoek. Wat betreft natuurbehoud stelt de WZACS dat dierentuinen en aquariavoorbeelden dienen te worden van geïntegreerde conservatie, werkend volgens de principesvan duurzaamheid. Met betrekking tot onderzoek wordt gesteld dat zoo’s en aquaria serieuze,gerespecteerde wetenschappelijke instellingen dienen te worden die een significante bijdrageleveren tot de wetenschap, op wetenschap gebaseerde beslissingen nemen wat betreft deconservatie van fauna en flora, en volledig geïntegreerd zijn in de onderzoeksgemeenschap.Mede dankzij de vooruitziende blik en de structurele steun van de VlaamseGemeenschap en het <strong>Wetenschappelijk</strong> Adviescomité van de KMDA, en door samenwerkingmet nationale en internationale universiteiten en onderzoekscentra, is de KMDA momenteeléén van de weinige Europese dierentuinen met een eigen onderzoeksdepartement dat reeds inbelangrijke mate beantwoordt aan de toekomstvisie in de WZACS. Door de subsidie voorwetenschappelijk onderzoek van de Vlaamse Overheid kon de KMDA werk maken van deoperationalisering van de wetenschappelijke activiteiten zoals dit werd beschreven in hetStrategisch Plan <strong>Wetenschappelijk</strong> <strong>Onderzoek</strong>, 2002-2006. Voor de realisatie van haaronderzoeksopdracht heeft de KMDA inmiddels de beschikking over volledig toegerustelaboratoria en een gedreven onderzoeksteam van wetenschappers, doctoraatsstudenten enlaboranten: het Centre for Research and Conservation (<strong>CRC</strong>).Het <strong>CRC</strong> houdt zich hoofdzakelijk bezig met toegepast biologisch en veterinaironderzoek ter bescherming van bedreigde diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving, en terondersteuning van het dagelijkse werk van de ZOO en Dierenpark Planckendael. Deonderzoeksopdrachten van de KMDA worden uitgevoerd door vier cellen binnen het <strong>CRC</strong> dieelk corresponderen met één bepaalde discipline. Het onderzoeksteam is actief op viergebieden, te weten ethologie, conservatiebiologie, diergeneeskunde en functionelemorfologie, waarbij een vakoverschrijdende aanpak een belangrijke doelstelling is.


Het <strong>CRC</strong> jaarverslag 2006Het hier voorliggende document beoogt verslag uit te brengen over de activiteiten diein 2006 werden ontplooid in relatie tot de onderzoeksopdracht en de daaraan gekoppeldeoutput en valorisatie naar de natuurbehouds- en educatieve missie van de KMDA. De in ditdocument aangehouden structuur is gebaseerd op de structuur van het strategisch plan 2002-2006 dat aan de overheid werd voorgelegd, en de eruit volgende beheersovereenkomst voorwetenschappelijk onderzoek.De indeling per discipline is de structuur waarbinnen gerapporteerd wordt over deconcrete onderzoeksprojecten (Sectie II). Aangezien we streven naar een vakoverschrijdendeaanpak is het niet evident alle studies of hun output eenduidig aan slechts één van de viercellen toe te wijzen. We kozen er derhalve voor om de gerealiseerde publicaties onder tebrengen in één lijst.Naast deze indeling dringt zich tevens een drieledige classificatie op wat betreft hetonderzoekstype. Type 1 onderzoek ondersteunt de werking van de KMDA als dierentuinonmiddellijk, type 2 onderzoek benadrukt de synergie tussen de KMDA en één of meerderekennisinstellingen, en type 3 onderzoek accentueert de dienstverlenende rol van de KMDA alsunieke bron van materiaal ten voordele van kennisinstellingen. Dit komt tot uiting in deverschillende meetfactoren die gebruikt worden. Ook hier kan gesteld worden dat sommigeprojecten type-overschrijdend zijn. Deze classificatie komt vooral tot uiting in Sectie I van ditdocument. Het gehele verslag geeft bovendien toetsing van de globale doelstellingen van hetstrategisch plan 2002-2006.Antwerpen, juli 2007R. Van Eysendeyk, Prof. Dr. L. Van ElsackerAlgemeen Directeur, KMDADirecteur <strong>Onderzoek</strong> en Ontwikkeling,Voorzitter, WACKMDADr. J.J.M. PereboomCoördinatie <strong>CRC</strong>, KMDA


Inhoudstafel 1SECTIE l: ALGEMENE RAPPORTERING ......................................................................................3A. Geïntegreerde set van performantie-meetfactoren en jaardoelstellingen..................................5B. Performanties van 2006 ............................................................................................................5B.1. Meetfactor 1: 20 <strong>Wetenschappelijk</strong>e publicaties ......................................................................6B.2. Meetfactor 2: 18 Korte of kleinschalige projecten....................................................................6B.3. Meetfactor 3: 23 Co-publicaties met Vlaamse onderzoeksinstellingen ....................................7B.4. Meetfactor 4: 34% Externe middelen naar verhouding met de overheidstoelage ...................7B.5. Meetfactor 5: 128 Overige publicaties......................................................................................8SECTIE ll: SPECIFIEKE ONDERZOEKSPROJECTEN ................................................................9DISCIPLINE ETHOLOGIE.................................................................................................................9A. EX SITU ONDERZOEKEN...................................................................................................9A.1. MANTELBAVIANEN: Studie naar flexibiliteit van de sociale relaties tussen vrouwelijkemantelbavianen (Papio hamadryas hamadryas) ..............................................................................9A.2. BONOBO’S: Sociale organisatie en sociaal gedrag in gevangenschap..................................10A.2.a. De sociale organisatie van een bonobopopulatie (Pan paniscus) in gevangenschap.........10A.2.b. Voortplantingsstrategieën bij mannelijke bonobo’s (Pan paniscus) in gevangenschap....10A.2.c. Peering gedrag bij bonobos................................................................................................11A.2.d. Dominantie, vlooigedrag en voedseldelen in bonobos ......................................................11A.2.e. Vrouwen maken de man: Seksuele selectie en fitness bij bonobo’s (Pan paniscus).........12A.2.f. Vergelijkende studies naar stress en reconciliatie bij bonobo’s (Pan paniscus) enchimpansees (Pan troglodytes).......................................................................................................12A.3. MONNIKSGIEREN: Baltsgedrag en reproductief succes bij monniksgieren (Aegypiusmonachus) in het Europese kweekprogramma ...............................................................................14A.4. DOMINANTIESTIJLEN en biologische marktmodellen ......................................................15A.4.a. Dominantiehiërarchie bij kafferbuffels..............................................................................16B. IN SITU ONDERZOEKEN .................................................................................................17B.1. BIZONS: Dominantieverhoudingen, reproductief succes en reproductieve investering vanAmerikaanse bizonstieren (Bison bison) in semi-natuurlijke condities..........................................17B.2. OOIEVAARS: de biologie van vrijlevende ooievaars (Ciconia ciconia ciconia)..................18B.2.a. Project “Ooievaars Zonder Grenzen” ...................................................................................18B.2.b. Seksebepaling, detectie van extra-paar copulaties en bepaling van de genetischepopulatiestructuur bij de ooievaars (Ciconia ciconia) in Planckendael..........................................18B.2.c. Opslag van zware metalen in de eierschalen en veren van ooievaars (Ciconia ciconia) inPlanckendael...................................................................................................................................18DISCIPLINE: CONSERVATIEBIOLOGIE.....................................................................................19A. EX SITU ONDERZOEKEN.................................................................................................19A.1. DNA Projecten........................................................................................................................19A.1.a. <strong>Onderzoek</strong> naar de gevolgen van eventuele familiale verwantschappen tussen de foundersvan het kweekprogramma voor Goudkopleeuwaapjes (Leontopithecus chrysomelas) ..................20A.1.b. Genetische identificatie van de verschillende ondersoorten Soldatenara’s (Ara militarismexicana) 21A.1.c. Vaderschapsbepalingen bij de bonobo (Pan paniscus) .....................................................21A.1.d. Hoefdieren van het Sulawesi project .................................................................................22A.1.e. Extrapaar copulaties en genetische variatie bij de ooievaar ..............................................24A.1.f. Project Hica: Kaapse Zeepaardjes (Hica capensis) ...........................................................25A.1.g. Populatie demografische & genetische analyses van de Andesbeer (Tremarctos ornatus)in de zuidelijke Andes ....................................................................................................................25A.2. POPULATIEBEHEER: andere projecten...............................................................................26A.2.a. Data-analyse van het Kongopauwstamboek - effecten van opfokmethode en inteelt opreproductief succes en mortaliteit...................................................................................................27


2InhoudstafelA.2.b. Gewichtsevolutie bij opgroeiende en zwangere okapi’s (Okapia johnstoni).....................28A.2.c. Evolutie van lichaamsgewichten van goudkopleeuwaapjes (Leontopithecus chrysomelas)in Europese dierentuinen met bijzondere referentie naar de invloed van overgewicht op hetreproductief succes. ........................................................................................................................28A.2.d. Anatomie van het spijsverteringsstelsel van het hertzwijn (Babyrousa babyrussa)..........29B. IN SITU ONDERZOEKEN...................................................................................................30B.1. KAMEROEN: PROJECT GRANDS SINGES.......................................................................30Community based conservation through collaborative research on the socio-ecology of gorillasand chimpansees in a non-protected area, Cameroon.....................................................................30B.1.a. Scientific research for conservation and conservation through development: a model inCameroon. 30B.1.b. Een geïntegreerd conservatie en ontwikkelingsproject in de periferie van het DjaWildreservaat: duurzame jacht voor volledige bescherming..........................................................31B.1.c. Vergelijkende studie naar de directe kortetermijnseffecten van houtwinning op gorilla’sen chimpansees in Kameroen. ........................................................................................................32B.1.d. Socioecologie van gorilla’s en chimpansees aan de rand van het Dja Reservaat(Kameroen): evaluatie van de impact van menselijke verstoringen ...............................................32B.1.e. Vergelijkend onderzoek naar insectivorie bij sympatrische westelijke laaglandgorilla’s enchimpansees in laaglandregenwoud in Zuidoost Kameroen...........................................................33B.1.f. Characterisation and ethnobotany of the vegetation based on its use by western lowlandGreat Apes (gorillas and chimpanzees): study case of the Dja ecosystem, Cameroon. .................34B.2. BRAZILIË: PROJECT BIOBRASIL .....................................................................................35Voedselecologie van goudkopleeuwapen (Leontopithecus chrysomelas) in hun natuurlijkleefgebied en de impact van woudfragmentatie .............................................................................35B.2.a. Demografie, ecologie en gedrag van goudkopleeuwapen in hun natuurlijk milieu en deeffecten van woudfragmentatie.......................................................................................................35B.2.b. Fenologie en dispersiesyndromen van boomsoorten in vijf plantenfysionomieën ingefragmenteerde gebieden van het Atlantisch Kustregenwoud van Zuid-Bahia............................36B.3. VLAANDEREN: Natuurreservaat DE ZEGGE .....................................................................40<strong>Onderzoek</strong> naar een efficiënter beheer van een laagveenmoeras ...................................................40DISCIPLINE: DIERGENEESKUNDE..............................................................................................41A.1. GELEGENHEIDSONDERZOEK..........................................................................................41A.1.a. Pathologie bij wilde dieren ................................................................................................41A.1.b. Microbiologie ....................................................................................................................42A.1.c. Parasitologie ......................................................................................................................43A.1.d. Voeding..............................................................................................................................44A.2. PROTOZOA ...........................................................................................................................44DISCIPLINE: FUNCTIONELE MORFOLOGIE............................................................................46A.1. FUNCTIONELE MORFOLOGIE VAN DE LOCOMOTIE .................................................46A.1.a. Terrestrische locomotie bij bonobo’s.................................................................................47A.1.b. Arboreale locomotie bij bonobo’s .....................................................................................47A.1.c. Springen bij bonobo’s........................................................................................................48A.1.d. Terrestrische locomotie bij gibbons...................................................................................48A.1.e. Klauwproblemen bij okapi’s (Okapia johnstoni) ..............................................................49A.1.f. Voortbeweging en het ontstaan van voetsporen in zachte substraten................................49A.1.g. Pedobarografie van vertebraten .........................................................................................50PUBLICATIES EN DEELNAME CONGRESSEN..........................................................................51EXTERNE FINANCIERING .............................................................................................................58NATIONALE EN INTERNATIONALE PARTNERS.....................................................................59


Algemene rapportering 3SECTIE l: ALGEMENE RAPPORTERINGDe onderzoeksactiviteiten van de KMDA worden, ingevolge de verschillende typesonderzoek, uitgevoerd door een beperkte vaste kern en een grotere groep van tijdelijkemedewerkers (Tabel 1, blz. 4). Die activiteiten leiden tot rapportering in wetenschappelijke boeken,tijdschriften en conferenties, en zijn een bron van informatie voor wetenschapspopulariserendepublicaties en andere initiatieven.De KMDA wordt met betrekking tot de organisatie van de verschillendeonderzoeksprogramma’s sinds juni 1993 geadviseerd door een <strong>Wetenschappelijk</strong> Adviescomité(WAC). Hierin zetelen, naast drie eigen afgevaardigden, zes professoren Biologie en Geneeskundeen één afgevaardigde van het Instituut voor Tropische Geneeskunde.De bedoeling van het Adviescomité is de kwaliteit en de verdere uitbouw van onderzoek inZoo Antwerpen, Dierenpark Planckendael en het natuurreservaat de Zegge te bewaken. De tebehandelen thema’s worden afgebakend in overleg met dit comité, rekening houdend met actuelewetenschappelijke vraagstellingen. Voor elk project wordt nagegaan of en op welke wijze debevindingen kunnen “vertaald” worden naar het huidige beheer van de respectievelijke diersoortenex situ zowel als in situ. Tevens wordt er naar gestreefd om naast de academische output de nodigevulgariserende rapportering te verzorgen. Deze vorm van wetenschapscommunicatie levert eensteeds belangrijkere input voor de educatieve programma’s van de KMDA.Om een deskundige beoordeling van de Dehousse-bursalen te verzekeren i.v.m. decontinuïteit van de beurzen wordt sinds 2002 een beroep gedaan op experts uit andere Vlaamsekennisinstellingen; een doelstelling die tevens in de beheersovereenkomst werd geuit.Belangrijke gebeurtenissen in 2006Om de toekomstvisie en plannen voor continuering van het wetenschappelijk onderzoekbinnen de KMDA te verduidelijken werkte het <strong>CRC</strong> in 2006 aan een nieuw strategisch plan voorwetenschappelijk onderzoek voor de periode 2007-2011, daarbij rekening houdend met deaandachtspunten van de KMDA, het WAC én de Vlaamse Overheid. Voor zowel haar interne alsexterne conservatie-initiatieven wil de KMDA zich toeleggen op duurzaam beheer (met de driedimensies – natuurbehoud, economische rendabiliteit en sociale verantwoordelijkheid). Hiervoorzijn wetenschappelijk onderzoek, met de daaraan gekoppelde wetenschapspopulariseringbelangrijke instrumenten om dit te bereiken. Vertaald naar het actieterrein van wetenschappelijkonderzoek en “behoud van soorten” komt duurzaam beheer in belangrijk mate neer op het“duurzaam beheren van zoo populaties en natuurlijke populaties”. Duurzaam populatiebeheer in debreedste zin van het woord wordt dan ook een belangrijk aandachtspunt voor het onderzoek in dekomende jaren.Het strategisch plan, in combinatie met een uitgebreide zelfevaluatie, en de doorlichtinguitgevoerd in november 2006 door twee externe experts, prof. dr. emeritus Jan Van Hooff en prof.dr. Gordon McGregor Reid, resulteerde uiteindelijk in een nieuwe samenwerkingsovereenkomstmet de Vlaamse Overheid voor de periode 2007-2011.De wetenschappelijke verdiensten van de KMDA kregen in 2006 internationale erkenning,en het <strong>CRC</strong> viel maar liefst tweemaal in de prijzen. Het in-situ onderzoeksproject van de KMDA,‘Projet Grands Singes’ in Kameroen, ontving één van de prestigieuze ‘Whitley Awards’ van deWhitley Fund for Nature. Manfred Epanda Aimé, de Kameroenese coördinator van het PGSproject, kreeg in Londen de prijs met een waarde van £30.000 overhandigd door HRH PrincessAnne. Enkele weken later ontving het hele <strong>CRC</strong>-team in Madrid de EAZA Research Award.Kristin Leus, het hoofd van het <strong>CRC</strong>, nam aan het einde van het jaar afscheid om zich opEuropees niveau te gaan richten op natuurbehoud binnen CBSG, de Conservation BreedingSpecialist Group van IUCN. Kristin Leus blijft als “associate scientist” een adviserende rol spelenbinnen de KMDA. Haar taken werden vanaf januari 2007 overgenomen door Zjef Pereboom.


4Algemene rapporteringKoninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen vzwAlgemeen Directeur: Rudy Van EysendeykDirecteur <strong>Onderzoek</strong> en Ontwikkeling: Prof. Dr. Linda Van ElsackerCentre for Research and ConservationAlgemeen coördinator 2006: Dr. Kristin LeusAdministratie: Vera CuypersEthologieFunctioneleMorfologieDiergeneeskundeConservatiebiologieCoördinatorDr. Zjef PereboomCoördinatorDr. Kristiaan D'AoûtCoördinatorDr. Francis VercammenCoördinatorenDr. Kristin LeusDr. Peter Galbusera(moleculaire biologie)Staf en postdocsJeroen StevensMargot van DongenPhD StudentenRebekka DeleuCatherine RodenSara Van CoillieLicentiaten/MScMarc Tourré (DEA)Julia GottschlichStefanie LahayeMaartje LeendersFrederik ThoelenBerry JeunenMaaike RuitenbergInge van den BeldRecente alumniMieke De LathouwersHilde VervaeckeAdinda SannenStaf en postdocsDr. Evie VereeckePhD StudentenKirsten SchoonaertMelanie ScholzLicentiaten/MScFana MichilsenPhD StudentenEls GoossensBruno LeveckeRecente alumniElke VansnickStaf en postdocsDr. Kristel DeVleeschouwer(Project BioBrasil)Sarah Gillemot(Moleculair laborante)Dr. Adam Britt(Supervisor PGS)Jef Dupain(Adviseur PGS)Steven Vansteenkiste(De Zegge)PhD StudentenIsra DeblauweEric ArnhemMarius TallaStephane DjoufackRecente alumniAn BollenLicentiaten/MScSandy Van CleemputNatalie MelsenLilian Silva CatenacciMichaele de SouzaPessoaTabel 1 Organogram van het <strong>CRC</strong> met alle stafmedewerkers, doctoraats- en licentiaatsstudenten in 2006. Alumni staanhier vermeld wanneer resultaten van hun studies nu nog gepubliceerd worden.


Algemene rapportering 5A. Geïntegreerde set van performantie-meetfactoren en jaardoelstellingenSinds 2002 maakt het jaarverslag gebruik van een geïntegreerde set van performantiemeetfactoren,zoals gedefinieerd in art. 14§2 van de beheersovereenkomst wetenschappelijkonderzoek (2002-2006). Deze meetfactoren werden opgemaakt door de KMDA in overleg met haar<strong>Wetenschappelijk</strong> Adviescomité (WAC) en in nauwe samenspraak met de administratieWetenschapsInformatie en Media (WIM) van de Vlaamse Overheid enerzijds en het Kabinet vande Vlaamse minister van Begroting en Financiën, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordeninganderzijds. Het addendum m.b.t. performantie-meetfactoren werd in juni 2004 voorbereid en werdingeschreven in de beheersovereenkomst.De geïntegreerde set van vijf meetfactoren die in deze sectie van het jaarverslag wordtbesproken wenst een aantal performanties in kaart te brengen. De performantie wordt gemeten opgrond van het aantal publicaties, de verweving in het Vlaamse onderzoekslandschap, de efficiëntiein het verwerven van externe financiering en de aandacht voor onderzoek dat de werking van deKMDA onmiddellijk ondersteunt. Publicaties worden gemeten in drie van de vijfperformantieindicatoren waarbij gebruik wordt gemaakt van de volgende typen publicaties (tabel 2)Groep Type OmschrijvingA A1 Artikels in tijdschriften, opgenomen in Science Citation Index, Social Science Citation Index, Arts andHumanities Citation IndexA2A3A4Artikels in wetenschappelijke tijdschriften die een ruime verspreiding kennen, een beroep doen opinternationale deskundigen voor de beoordeling van manuscripten en niet begrepen zijn in A1Artikels in tijdschriften die gebruik maken van een leescomité en niet begrepen zijn in types A1 en A2Artikels in tijdschriften zonder leescomitéB B1 Auteur of co-auteur van boekenB2 Hoofdstukken in boeken met een internationaal samengesteld leescomitéB3 Hoofdstukken in boeken zonder een internationaal samengesteld leescomité of zonder leescomitéB4 Boeken als editorB5 Artikels in proceedings van wetenschappelijke congressen, niet begrepen in vorige rubriekenB6 DoctoraatsthesissenTabel 2: Omschrijving van de verschillende publicatietypes gebruikt voor de meetfactoren 1,3 en 5B. Performanties van 2006Voor elk van de meetfactoren MF 1 – MF5 werden onderstaande jaardoelstellingenopgemaakt. De verschillende meetfactoren wordt hierna in detail besproken. Als nulwaardengelden de prestaties van 2002. De jaardoelstellingen worden als behaald beschouwd wanneer devooropgestelde cijfers voor 4 van de 5 meetfactoren behaald zijn. Onderstaande tabel laat zien datin 2006 voor alle vijf de meetfactoren de doelstellingen behaald zijn.Nulwaarde Doelstellingen ResultaatMeetfactor 2002 2003 2004 2005 2006 2006MF 1 10 11 12 13 14 20MF 2 12 13,2 14,5 16 17,6 18MF 3 8 9 10 11 12 23MF 4 33% 25% 25% 25% 25% 34%MF 5 78 86 95 104 114 127Tabel 3 Doelstellingen van de vijf meetfactoren per jaar over de periode 2002-2006 en deresultaten van 2006. Voor details over MF1 tot en met MF5 zie §B.1 – §B.5 hieronder.


6Algemene rapporteringB.1.Meetfactor 1: 20 <strong>Wetenschappelijk</strong>e publicatiesDeze meetfactor geeft een indicatie over de internationale excellentie van dewetenschappelijke publicaties en geeft het aantal publicaties van het type A1, A2 en B2(zie tabel 2): de internationaal gerefereerde publicaties (zie referenties op blz. 51 e.v.).MF1: aantal publicaties van het type A1, A2 en B220aantal151050(2005) (2006) (in press)Refart 17 19 9Refbook 2 1 1jaarFiguur 1: Aantal peer-reviewed publicaties in MF1 uitgesplitst naar het typeA1 en A2 (Refart: Peer-reviewed artikels) en B2 (Refbook: Hoofdstukken inboeken) over de jaren 2005 en 2006, en publicaties in press op 31/12/2006.B.2.Meetfactor 2: 18 Korte of kleinschalige projectenMeetfactor 2 geeft een indicatie over de mate waarin aandacht wordt gegeven aanonderzoek dat de werking van de KMDA als dierenpark onmiddellijk ondersteunt. Met dezemeetfactor beogen we de studies onder categorie 1 cfr. de definitie in artikel 7§2 van deBeheersovereenkomst, te kwantificeren. Deze MF bepaalt het aantal diersoorten of diergroepenwaarvoor ondersteunend onderzoek op korte termijn wordt uitgevoerd vermenigvuldigd met hetgemiddeld aantal onderzoeksdossiers per diersoort/-groep.In 2006 werden 18 korte projecten uitgevoerd. Deze projecten komen omwille van huntijdelijk karakter en/of hun kleinschaligheid niet terecht in andere meetfactoren. Het zijn decasestudies die vanuit WO en Zoölogie begeleid/gecoördineerd worden met als doel de werkingvan de KMDA onmiddellijk te ondersteunen.1. Project ooievaars zonder grenzen, opvolging ooievaarspopulatie Planckendael,PLANCKENDAEL VERZORGERS2. Verzamelen van gegevens over de ringslangen in De Zegge, STEVEN VANSTEENKISTE3. Seksen van verschillende soorten vogels met behulp van DNA. SARAH GILLEMOT4. Gedragsonderzoek naar reproductief succes en paarbindingsgedrag bij monniksgieren, SARIEVAN DER AA5. Literatuuronderzoek over populatiedynamica en migratiegedrag van de ooievaar (Ciconiaciconia), INGRID VAN DEN BERG, literatuurstudie6. Literatuuronderzoek: Denken en voelen primaten als wij? JANNEKE VAN KESSEL,literatuurstudie7. Gedragsonderzoek bij brilberen i.f.v. welzijn en gebruik nieuw verblijf, MARIEKEHOONAKKER , stage8. Het meten en verbeteren van dierlijk welzijn in zoo- en productiedieren, MARIEKEHOONAKKER , literatuuronderzoek9. Gedragsobservaties bij Indische olifanten, MAGDA DUMON, kort project10. Gedragsobservaties en bepaling dominantiehierarchie bij de kafferbuffels, MAGDA DUMON enKIM VAN ROYEN, kort project


Algemene rapportering 711. Gedragsobservaties bij Indische olifanten, DORIEN CLAES, kort project12. Schrijven van een Husbandry Manual voor monniksgieren, DORIEN CLAES, kort project13. Een studie over de hiërarchie binnen de nieuwe groep olifanten, SOPHIE KLEINSMAN, stage14. Peering gedrag bij bonobos, MARIJKE THIERENS, stage15. Een Multi-zoo studie naar de reproductiebiologie en de rol van sexuele zwellingen bij de Sulawesikuifmakaak (Macaca nigra), DAISY KUIPERS, stage16. Genotypering van ooievaars, JOCHEN PICHAL, stage17. Demografische en genetische analyse van het internationale goudkopleeuwaapjeskweekprogramma, TIM VAN LAERHOVEN, stage18. Gedragsonderzoek naar stress en agressie bij mannelijke bonobo-wezen, HEIKE BURMEISTERB.3.Meetfactor 3: 23 Co-publicaties met Vlaamse onderzoeksinstellingenDeze meetfactor geeft een indicatie van de verweving van de KMDA in het Vlaamseonderzoekslandschap gemeten als het aantal co-publicaties (COPU) (groepen A en B) insamenwerking met andere Vlaamse onderzoeksinstellingen of universiteiten. (zie referenties opblz. 52 e.v.).MF3: aantal co-publicaties met andere Vlaamseonderzoeksactorenaantal2520151050(2005) (2006) (in press)24 23 3jaarFiguur 2: Aantal co-publicaties in 2005 en 2006 met Vlaamseonderzoeksinstellingen, en co-publicaties in press op 31/12/2006.B.4.Meetfactor 4: 34% Externe middelen naar verhouding met de overheidstoelageMeetfactor 4 geeft een indicatie over de efficiëntie van de KMDA in het verwerven vanexterne financiering voor onderzoek en valorisatie en over de aantrekkingskracht van de KMDAals wetenschappelijke infrastructuur. Meer bepaald meet MF4 de omvang van de externefinancieringsbronnen voor wetenschappelijk onderzoek in relatie tot de subsidie die de KMDAkrachtens de beheersovereenkomst wetenschappelijk onderzoek vanwege de VlaamseGemeenschap ontvangt.In 2006 slaagde het <strong>CRC</strong> er in €207.279,13 externe financiering te verwerven voorwetenschappelijk onderzoek en valorisatie (zie tabel 4, blz 58, voor details). De verhouding van deomvang van de externe financieringsbronnen tot de in 2006 ontvangen toelage (€615.000) vanVlaamse Gemeenschap is (207.279,13 x 100%) / 615.000 = 33,70 %, afgerond naar 34 %.Dat de KMDA aantrekkelijk is als infrastructuur voor onderzoek of als unieke bron vanmateriaal of informatie blijkt uit het overzicht van kennisinstellingen (zie tabel 5 en 6, pag.59 e.v.)waarvoor de KMDA een vorm van dienstverlening voorziet (cfr. Art. 7§2 beheersovereenkomst).Tot andere vormen van (niet gekwantificeerde) dienstverlening rekenen we het optredenvan KMDA wetenschappers als externe medebeoordelaars van biologische of biomedische


8Algemene rapporteringeindwerken en doctoraten aan kennisinstellingen of als referenten voor publicaties in internationaletijdschriften.B.5.Meetfactor 5: 128 Overige publicatiesDeze meetfactor geeft een indicatie van vulgariserende publicatie-output en omvat alle publicatiesmet een wetenschapspopulariserend karakter (zowel artikels, boeken en hoofdstukken in boeken)en publicaties in proceedings van wetenschappelijk congressen (types A3, A4, B1, B3, B4 en B5 intabel 2; zie ook de referenties op blz. 53 e.v.)MF5: publicaties van het type A3, A4, B1, B4 en B5aantal6050403020100(2005) (2006)B5 44 51A3 14 31A4 51 46jaarFiguur 2: Publicaties in 2005 en 2006 in proceedings van wetenschappelijkecongressen (= type B5), artikels in tijdschriften met leescomit, niet begrepenin types A1 en A2 (= type A3), en publicaties zonder leescomité (= type A4).N.B: Er zijn géén publicaties van type B1 en B4Om grootschaliger projecten wetenschapsinformatie te kunnen realiseren wordt in regelingegaan op de gelijknamige oproepen van de Vlaamse Overheid. Projecten als WI/2000/054:“Kruip in het vel van een onderzoeker: help ons de biodiversiteit in stand te houden”enWI/2001/048 “Dank voor stank: ga mee op verkenning in de wondere wereld van een keutel”waren tijdens 2006 nog steeds actief en kennen nog steeds een grote weerklank in ons aanbod. Opbasis van een eenvoudig uitgangspunt stelt dit ons in staat diverse aspecten van deonderzoekscellen van de KMDA aan het brede publiek voor te stellen. In 2006 nam de KMDA ookweer deel aan de Wetenschapsweek om specifiek onze wetenschappelijke projecten en faciliteitennaar het brede publiek in de kijker te zetten. Onze labo faciliteiten in Zoo Antwerpen werdenspecifiek zo ontwikkeld dat zij kunnen worden bezocht en bekeken zonder gevaar voor de bezoekerof de kwaliteit van het wetenschappelijke werk dat er plaats vindt. Sinds 2004 werden zijgeïntegreerd in een nieuw “Achter de Schermen” bezoek.De bevindingen en wetenschappelijke expertise worden tevens regelmatig in de mediagebracht, in duidingprogramma’s op radio en tv of de geschreven pers. Hierdoor wordt de drempelnaar het brede publiek verlaagd. Frequente rapportering in het Zootijdschrift waarmee wedriemaandelijks ongeveer 30.000 gezinnen bereiken en andere wetenschapspopulariserendepublicaties of infosessies (in functie van wetenschapsdagen en -feesten, workshops,leerkrachtendagen, studiekeuze, beroepskeuze, enz.) streven eenzelfde doel na.


Ethologie / Ex situ 9SECTIE ll: SPECIFIEKE ONDERZOEKSPROJECTENIn deze sectie wordt voor elk van de onderzoeksdisciplines of –cellen (ethologie,conservatiebiologie, diergeneeskunde, functionele morfologie) meer in detail ingegaan op deverschillende onderzoeksdossiers en de respectievelijke bijhorende resultaten. De structuur van dittweede deel beantwoordt aan de systematiek van disciplines en onderzoekstypes die eveneens werduitgelijnd in de beheersovereenkomst en waarnaar we reeds uitgebreid verwezen in het voorwoord.De lijst met publicaties en andere vormen van output werd achteraan gebundeld. Deze lijst geeft desituatie weer dd 31-12-2006, inmiddels zijn de projecten en het publicatieproces van verschillendepapers verder geëvolueerd dan hier wordt weergegeven.DISCIPLINE ETHOLOGIECoördinatie en supervisie: Dr. Z. PereboomA. EX SITU ONDERZOEKENA.1. MANTELBAVIANEN: Studie naar flexibiliteit van de sociale relaties tussenvrouwelijke mantelbavianen (Papio hamadryas hamadryas)SitueringDe sociale organisatie van mantelbavianen (Papio hamadryas hamadryas) vertoontopvallende verschillen met die van de andere, nauw verwante bavianen. De typische kenmerkenvoor mantelbavianen – de langdurige paarband, de meerlagige sociale structuur, met als kleinste enmeest stabiele eenheid de harem of eenmansgroep, en de patrilineale organisatie – worden vaak inverband gebracht met de specifieke ecologische omstandigheden waaronder ze leven. Hierbij zouvooral de distributie van het voedsel – dat in beperkte hoeveelheden en verspreid voorkomt – eenbelangrijke rol spelen. Volgens socioecologische modellen wordt de sociale organisatie behalvedoor ecologische factoren (zoals voedseldistributie en predatiedruk) ook door sociale factorenbeïnvloed.De flexibiliteit van sociale relaties van vrouwelijke mantelbavianen (dominantie, affiliatie,competitie voor voedsel en voor bescherming door haremleiders) wordt in een vergelijkende studieonderzocht bij drie populaties (Zoo Antwerpen, Safari Beekse Bergen en een wilde populatie inEritrea). Deze populaties variëren in de factoren die bepalend kunnen zijn voor deze relaties(predatiedruk, voedseldistributie, habitatsaturatie en verwantschap). Hierdoor kan hetsocioecologische model voor deze soort geëvalueerd worden. Mantelbavianen zijn een belangrijketestcase voor het model gezien de unieke meerlagige sociale structuur van hun gemeenschap. Dezestudie beoogt bovendien het beheer van de soort in gevangenschap te optimaliseren.Huidige onderzoeker: REBEKKA DELEU<strong>Onderzoek</strong>sniveau: Doctoraat Biologie (groep Dierkunde)Affiliatie: UAPromotoren: Prof. Dr. M. Nelissen (UA) / Dr. D. Zinner (DPZ) / Prof. Dr. L. Van Elsacker(KMDA-UA)Doctoraatscommissie: Prof. Dr. R.F. Verheyen (UA) / Prof. Dr. M. Eens (UA)Financieringsbron: FWO mandaat (tot 30/09/2003)Planning: 2000 tot 2007Status eind 2006: afronding van het doctoraat verwacht in 2007Locatie onderzoeksactiviteit: KMDA (Zoo Antwerpen) / Safari Beekse Bergen (NL) /Mhdaf (Eritrea)


10Ethologie / Ex situA.2.BONOBO’S: Sociale organisatie en sociaal gedrag in gevangenschapA.2.a. De sociale organisatie van een bonobopopulatie (Pan paniscus) in gevangenschap.Situering:Dit project omvat de overkoepelende opvolging van de algemene demografischegebeurtenissen (zoals geboorten, introducties, wijzigingen in de rangorde,…) in verschillendebonobogroepen in Europa en de Verenigde Staten. Deze gegevens alsook de informatie aangaandeaspecten die verband houden met de socioseksuele ontwikkeling bij deze mensapen, wordenverwerkt zodra een voldoende grote dataset verzameld is en een overzicht kan gemaakt worden ofzodra het voor bepaalde nieuwe vraagstellingen wenselijk is. Ook de evaluaties m.b.t. debruikbaarheid van nieuwe methoden (cfr. Commerciële zwangerschapstesten), of de evaluatie vanwijzigingen in het management, horen thuis onder deze rubriek. Het spreekt voor zich dat dit eenzeer nuttige input oplevert voor het beheer van het internationalae kweekprogramma van debonobo, een verantwoordelijkheid die in handen ligt van de KMDA.Huidige onderzoeker: Dr. ZJEF PEREBOOM<strong>Onderzoek</strong>sniveau: PostdoctoraalAffiliatie: KMDA / UAFinancieringsbron: Vlaamse Overheid / KMDACoöperatiepartners: zie specifieke deelprojectenLocatie onderzoeksactiviteit: KMDA (Zoo Antwerpen, Dierenpark Planckendael)A.2.b. Voortplantingsstrategieën bij mannelijke bonobo’s (Pan paniscus) in gevangenschapSituering:Deze studie bouwt voort op de doctoraatsstudie van Jeroen Stevens en gaat in op de vraagin welke mate paarstrategieën bij mannelijke bonobo’s worden beïnvloed door sociale relaties in degroep. Enerzijds worden relaties tussen concurrerende mannen onderling bestudeerd. Weonderzoeken of de agonistische interacties tussen mannen toenemen in functie van devruchtbaarheidstoestand van de vrouwen. Verder wordt nagegaan of mannen elkaars paringenproberen te verstoren. Anderzijds worden relaties tussen volwassen mannen en vrouwen bestudeerden wordt nagegaan of mannelijk paarsucces samenhangt met de wijze waarop ze affiliatieve bandenonderhouden met de vrouwen. In dit onderzoek worden in verschillende Europese dierentuinen destrategieën van bonobo's bestudeerd.Na afloop van het doctoraat werd op basis van de resultaten gewerkt aan eenpopulariserend boek over dit onderzoek met als werktitel “De apenjaren”.Huidige onderzoeker: JEROEN STEVENS<strong>Onderzoek</strong>sniveau: PostdoctoraalAffiliatie: KMDAMet medewerking van: Dr. H. Vervaecke (KaHo St Lieven, Sint Niklaas)Financieringsbron: KMDA-<strong>CRC</strong>Status eind 2006: Verschillende publicaties gebaseerd op het doctoraat dat afgewerkt werdin 2005 werden gerealiseerd of worden verder afgewerktLocatie onderzoeksactiviteit: KMDA (Zoo Antwerpen, Dierenpark Planckendael) / ZooWuppertal (D) / Apenheul (NL) / Twycross Zoo (UK)


Ethologie / Ex situ 11A.2.c. Peering gedrag bij bonobosSituering:De functie van het “peering” gedrag bij bonobo’s, waarbij een individu een ander langdurigvan dichtbij (


Ethologie / Ex situ 15Huidige onderzoeker: JULIA GOTTSCHLICH<strong>Onderzoek</strong>sniveau: Master Animal BiologyAffiliatie: Universiteit Utrecht (NL)Promotoren: Dr. Z. Pereboom (KMDA-UA-UU)Met medewerking van: M. Huyghe (KMDA – Dierenpark Planckendael), alle EEPdierentuinen met monniksgierenPlanning: januari 2006 – augustus 2007Status eind 2006: <strong>Onderzoek</strong> verloopt naar verwachting, afronding september 2007Locatie onderzoeksactiviteit: KMDA (Dierenpark Planckendael) / Zoo Wuppertal en ZooOsnabrueck (Duitsland)Huidige onderzoeker: MAARTJE LEENDERS<strong>Onderzoek</strong>sniveau: Master Animal BiologyAffiliatie: Universiteit Utrecht (NL)Promotoren: Dr. Z. Pereboom (KMDA-UA-UU)Met medewerking van: M. Huyghe (KMDA – Dierenpark Planckendael), alle EEPdierentuinen met monniksgierenPlanning: september 2006 – oktober 2007Status eind 2006: <strong>Onderzoek</strong> verloopt naar verwachting, afronding oktober 2007Locatie onderzoeksactiviteit: Burgers Dierenpark, Arnhem, (NL)A.4.DOMINANTIESTIJLEN en biologische marktmodellenSituering:Binnen de gedragsbiologie zijn sociale dominantiehiërarchieën een centraal thema, datonder meer wordt bestudeerd om sociale verhoudingen en politieke systemen bij mensen beter tedoorgronden. Recent speelt dominantie ook een belangrijke rol in het onderzoeksveld van“biologische marktmodellen”2, waar men het altruïstisch uitwisselen van gunsten bestudeerd aande hand van economische principes van vraag en aanbod – een marktplaats die sterk wordtbeïnvloed door dominantierelaties van de “handelaars”. Omdat het onderhouden vandominantierelaties door agressieve interacties kostelijk en potentieel gevaarlijk is, wordt er vanuitgegaan dat individuen met een hoge rang meetbare fitnessvoordelen (reproductief succes,foerageersucces, … ) moeten hebben. Toch worden de voorspelde relaties tussen dominantie enfitnessparameters niet steeds teruggevonden. Daarom blijft het concept van dominantie eencomplex en controversieel gegeven. Er is dan ook een dringende behoefte aan een duidelijke enobjectieve maat om dominantierelaties te beschrijven. Bovendien moet deze maat universeeltoepasbaar zijn op een zo ruim mogelijk aantal diersoorten en –groepen. Deze studie stelt zich totdoel om een objectieve en universele maat voor het bepalen van de steilheid vandominantiehiërarchieën te valideren als bruikbaar alternatief voor de huidige, meer omslachtigemethoden. We willen hiertoe enerzijds de nieuwe methodologie verder testen door diverse anderesoorten in het onderzoek te betrekken en anderzijds deze nieuwe methodologie toepassen opbonobo’s in het eenvoudiger bepalen van dominantiestijlen, power en de invloed van dominantieop biologische marktmodellen.Huidige onderzoeker: JEROEN STEVENS<strong>Onderzoek</strong>sniveau: PostdoctoraalAffiliatie: KMDA - <strong>CRC</strong>Met medewerking van: Dr. H. Vervaecke (KaHo St Lieven, Sint Niklaas)Financieringsbron: KMDA - <strong>CRC</strong>; er werd een FWO postdoctoraal mandaat aangevraagdmaar dit werd niet toegekendStatus eind 2006: Verschillende publicaties werden gerealiseerd of worden verderafgewerktLocatie onderzoeksactiviteit: KMDA (Zoo Antwerpen, Dierenpark Planckendael)


16Ethologie / Ex situA.4.a. Dominantiehiërarchie bij kafferbuffelsSituering:In de natuur leven kafferbuffel-koeien in stabiele groepen of ‘clans’ van vermoedelijkverwante koeien die in een vrij lineaire dominantie rangorde loopt, samen met enkele stieren dieeveneens volgens rangorde en leeftijd een dominantie status hebben. Wilde kafferbuffels spenderen75% van de dag aan eten en eetgedrag. Er is echter weinig geweten over de dominantiestructuur ofbezigheden van kafferbuffels in gevangenschap. Daarom is ons doel tweevoudig. Eerst willen wehet bestaan van een lineaire dominantie hiërarchie binnen een groep kafferbuffels ingevangenschap onderzoeken en beschrijven. Hiervoor gebruikten we de allernieuwste methode omde fundamentele rang toe te wijzen aan elk individu. Dit laat ons toe om de steilheid van eendominantiehiërarchie te meten. Wij wilden weten of de dominantierangorde gelinkt is aan leeftijd.Ten tweede willen we de hoeveelheid tijd meten die de kafferbuffel in gevangenschap gebruikt ineetgedrag. We onderzoeken hoofdzakelijk de invloed van de dominantiestatus of leeftijd tijdensdeze bezigheden. Meer specifiek testen we de hypothese dat dominante individuën meer tijdsteken in herkauwen, dan bij geiten die werden geobserveerd.Huidige onderzoeker: KIM VAN ROYEN<strong>Onderzoek</strong>sniveau: Thesis HogeschoolAffiliatie: KaHo St Lieven, Sint NiklaasPromotoren: Dr. Z. Pereboom (KMDA-UA-UU)Met medewerking van: Dr. J. Stevens (KMDA) Dr. H. Vervaecke (KaHo St Lieven, SintNiklaas)Planning: voorjaar-zomer 2006Status eind 2006: afgerond juni 2006Locatie onderzoeksactiviteit: KMDA (Zoo Antwerpen, Dierenpark Planckendael)


18Ethologie / In situB.2.OOIEVAARS: de biologie van vrijlevende ooievaars (Ciconia ciconia ciconia)B.2.a. Project “Ooievaars Zonder Grenzen”Situering:Het project “Ooievaars zonder Grenzen” is een gemeenschappelijk project van Het Zwin,Agentschap voor Natuur en Bos, Natuurpunt en Dierenpark Planckendael, en een draagvlak voordiverse wetenschappelijke onderzoekprogramma’s en studies in synergie met Vlaamsekennisinstellingen.De interesse en inzet voor het behoud van de ooievaar als soort en zijn biotoop, leidde ooktot het opzetten van een gezamenlijk educatief project van Natuurpunt vzw, DierenparkPlanckendael, het natuurcentrum Het Zwin en het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap,Agentschap voor Natuur en Bos. Met de ooievaar als 'ambassadeur voor natuurbehoud' willen departners verschillende doelgroepen kennis laten maken met sleutelbegrippen in het natuurbehoud:bedreiging, beheer, internationale samenwerking, duurzame (natuur) ontwikkeling. Meer kennisleidt immers tot meer inzicht, begrip en inzet. Als we de ooievaar in Vlaanderen terug willen alsbroedvogel, moeten we immers - na de geslaagde herintroductie - daadwerkelijk verder werken aande ontwikkeling en uitbreiding van potentiële biotopen. Sensibiliseren van een ruim publiek vormtdaartoe een belangrijke basis.B.2.b. Seksebepaling, detectie van extra-paar copulaties en bepaling van degenetische populatiestructuur bij de ooievaars (Ciconia ciconia) in PlanckendaelSituering:Er werden verder analyses verricht om het geslacht en de verwantschappen van deooievaars te bepalen. In 2006 kregen we daarvoor ondersteuning van een student uit de Karel DeGrote Hogeschool (Jochen Pichal). Bovendien werden extra adulte ooievaars bemonsterd.Gebaseerd op deze nieuwe gegevens gaan we zaken die we momenteel voor waar nemen effectiefonderzoeken. Hoe zit de ooievaarsgemeenschap in Vlaanderen in elkaar? Gaat het om een“genetisch gezonde” populatie, met goede overlevingskansen? Hoe zit de nesttrouw en departnertrouw in elkaar? Is het zo dat ooievaars, in tegenstelling tot vele andere vogels, geen“buitenechtelijke” relaties aangaan?Huidige onderzoeker: Dr. PETER GALBUSERA / SARA GILLEMOT<strong>Onderzoek</strong>sniveau: PostdoctoraalAffiliatie: KMDA-<strong>CRC</strong>Met medewerking van: Curator en verzorgers PlanckendaelFinancieringsbron: KMDALocatie onderzoeksactiviteit: KMDA (DNA labo + Dierenpark Planckendael)B.2.c. Opslag van zware metalen in de eierschalen en veren van ooievaars (Ciconiaciconia) in PlanckendaelSituering:Bij het jaarlijks ringen van de nestjongen worden ook stalen verzameld voor onderzoek inpartnerlabo’s. Zo worden momenteel eierschalen en veren verzameld voor onderzoek inzake deopslag van zware mineralen - hoe snel is milieuvervuiling detecteerbaar in deze weefsels.Huidige onderzoeker: Prof. Dr. MARCEL EENS<strong>Onderzoek</strong>sniveau: PostdoctoraalAffiliatie: UA (Campus Drie Eiken)Met medewerking van: Curator en verzorgers PlanckendaelLocatie onderzoeksactiviteit: UA (Campus Drie Eiken) / KMDA (DierenparkPlanckendael)


Conservatiebiologie / Ex situ 19DISCIPLINE: CONSERVATIEBIOLOGIEA. EX SITU ONDERZOEKENCoördinatie: Dr. K. LeusDe KMDA heeft steeds een sterke reputatie en expertise gehad betreffende het beheer vankleine populaties in dierentuinen vanuit het oogpunt van de populatiegenetica en demografie.Enkele van ’s werelds eerste stamboeken en kweekprogramma’s worden beheerd vanuit de KMDAen de KMDA was en is ook één van de weinige Europese dierentuinen met personeel in dienstspecifiek voor het wetenschappelijk beheer van deze populaties.Momenteel beheert de KMDA het wereldwijde stamboek en Europees kweekprogrammavoor de okapi, bonobo, Kongopauw en het goudkopleeuwaapje, het Europese stamboek enkweekprogramma voor de monniksgier en het Europees stamboek voor de Mexicaanse soldatenaraen Fischer’s toerako. Daarnaast vervult ze (mede t.g.v. succesvolle kweekprogramma’s) ook eenbelangrijke rol in kweekprogramma’s voor een aantal andere bedreigde diersoorten (ooievaar,Przewalskipaard, Europese otter, hertzwijn, e.a.). Personeel van de KMDA vervult ookbelangrijke functies in verschillende gespecialiseerde internationale werkgroepen zoals deIUCN/SSC Conservation Breeding Specialist Group, IUCN/SSC Pigs and Peccaries SpecialistGroup, World Pheasant Association, Internationaal Beheerscomité voor de leeuwaapjes, de comitésvoor wetenschappelijk onderzoek en conservatie van EAZA (European Association of Zoos andAquariums), de EAZA Population Management Advisory Group, de “European Taxon AdvisoryGroups” voor pinguïns, toekans en toerakos, Ciconiiformes/Phoenicopteriformes, Cracidae,Callitrichidae, mensapen, kleine zoogdieren, varkens en pekaris, antilopen en giraffen, paarden enz.Het is de taak van de coördinator van de <strong>CRC</strong> discipline “Conservatiebiologie - ex situ”om, in samenwerking met de respectievelijke stamboekhouders en coördinatoren, en op basis vaninternationaal beschikbare data en know how, onderzoeksvragen af te lijnen en prioriteitsprojectendie in één of meerdere van de <strong>CRC</strong>-onderzoekscellen kunnen worden behandeld te formuleren.A.1.DNA ProjectenHuidige onderzoekers: Dr. PETER GALBUSERA / Ir. SARAH GILLEMOT / Dr. KRISTIN LEUSAffiliatie: KMDA-<strong>CRC</strong>Centraal onderzoeksthema: DNA analyse in dienst van wetenschappelijke analyse,begeleiding en beheer van kleine populaties dierenDankzij de uitbreiding van de laboinfrastructuur binnen deze beheersovereenkomst voorwetenschappelijk onderzoek, zijn wij nu in staat om met behulp van DNA analyse onzekerhedenbinnen kweekprogramma’s op te lossen. Immers, in die gevallen waar stamboek gegevensbehoorlijk onvolledig zijn in termen van taxonomische status of zuiverheid van de soort/ondersoortin kwestie, ontbrekende familiale verwantschappen, ontbrekende gegevens over het aantal en deverwantschappen van de stamvaders, of de proportie genetische diversiteit van de wilde populatievertegenwoordigt in de ex situ populatie, kan enkel DNA onderzoek uitkomst bieden. Enkel eensde ontbrekende info is ingevuld kunnen de computermodellen voor stamboekanalyse weerbetrouwbare schattingen van populatiebiologische parameters verschaffen. Wij werken niet alleenmet de kweekprogramma’s die door de KMDA worden beheerd, maar ook met andere soortenwaarin de KMDA een belangrijke rol speelt (omdat we ervaring hebben met de kweek en/of we eengrote proportie van de totale populatie in huis hebben – of waar een nood is aan onze specifiekeexpertise). Behalve onderstaande onderzoeksprojecten gebeuren nu ook alle geslachtsbepalingenvoor de vogels (174 stalen van 35 soorten) in ons eigen labo.


20Conservatiebiologie / Ex situBehalve de in detail hieronder besproken projecten werd in 2006 ook getracht om deverwantschap tussen mantelbavianen te achterhalen, ter ondersteuning van hetmantelbavianenproject binnen de onderzoekscel ethologie. De genetische merkers bleken echterniet bruikbaar. Een gelijkaardig onderzoek werd verricht naar merkers voor de Maleise tapir (ismde IUCN/SSC Tapir Specialist Group). Daar voor deze soort maar twee bruikbare merkers werdenbekomen, zullen in 2007 hiervoor nieuwe (soortspecifieke) merkers worden ontwikkeld.Sinds oktober 2003 werd voor het DNA-werk een deeltijdse (4/5) laborante aangesteld(Sarah Gillemot). Sinds 1 januari 2005 werd Peter Galbusera, postdoctoraal wetenschapper voltijdsaangesteld voor de inhoudelijke uitwerking, begeleiding en coördinatie van het moleculaire werk(en assistentie bij het stamboekwerk). De aanschaf van een eigen sequencer (voor PCR-fragmentanalyse) begin 2006 laat ons toe meer zelfstandig te werken en verhoogt sterk de compatibiliteitmet apparatuur van andere partners (die een gelijkaardig toestel gebruiken).A.1.a. <strong>Onderzoek</strong> naar de gevolgen van eventuele familiale verwantschappen tussen defounders van het kweekprogramma voor Goudkopleeuwaapjes (Leontopithecus chrysomelas)Situering:Afgaand op de importgeschiedenis van de founders van de Europese en Noord-Amerikaanse populaties van het goudkopleeuwaapje is het meer dan waarschijnlijk dat eenproportie van de individuen die nu worden beschouwd als onverwante founders in werkelijkheidfamiliale verwantschappen vertonen. Afhankelijk van de graad van verwantschap en het aantalbetrokken individuen kan dit een significante invloed hebben op de werkelijke genetischediversiteit aanwezig in de dierentuinpopulaties. <strong>Onderzoek</strong> naar de mogelijke effecten vanverwantschap tussen founders op de genetische diversiteit in kweekprogramma’s is op zichzelf ooknog een vrij braakliggend terrein in de dierentuin-populatiebiologie. De resultaten van deze studiezullen van belang zijn niet alleen voor het kweekprogramma van het goudkopleeuwaapje, maar ookvoor andere kweekprogramma’s voor andere diersoorten die mogelijk met hetzelfde probleemkampen.De stalen van de founderdieren (of hun nakomelingen) zijn beschikbaar in de KMDA(diepvries materiaal) en in andere dierentuinen en museums. Aangezien alleen erg variabele(tussen individuen) merkers voor verwantschapsbepaling in aanmerking komen, werden vooralmicrosatelliet DNA merkers geviseerd. Daar deze nog niet specifiek werden ontwikkeld voor degoudkopleeuwaapjes, wordt gebruik gemaakt van merkers ontwikkeld voor nauw verwante soorten(gouden leeuwaapje, zwart leeuwaapje,…). Een 20-tal dergelijke merkers zijn voor handen envanaf oktober 2003 werd gestart met het uittesten hiervan op onze studiesoort. Dit resulteerde in2004 in 14 variabele (3-7 allelen) merkers voor het goudkopleeuwaapje. Een dertigtal stalenwerden reeds met deze 14 merkers geanalyseerd. Bovendien werden (haar)stalen verzameld vandieren uit andere (Europese) dierentuinen. De labo analyses voor de Antwerpse populatie werd in2005 afgerond en de eerste analyses wijzen uit dat twee founders van de populatie inderdaad nietonverwant waren. In 2006 werden 9 extra microsatteliet DNA merkers worden ontwikkeld (doorhet VIB) en zal een mitochondriaal DNA merker gebruikt worden om de juiste verwantschap vandeze dieren (en de stalen uit andere Europese dierentuinen) te achterhalen. Samen met Kristel DeVleeschouwer (en het “GHLT Consortium”) werd een project uitgewerkt om ook de genetica vande wilde populaties te bestuderen. Dat project werd gehonoreerd door het “Lion Tamarins ofBrazil Fund” en start in 2007.Huidige onderzoekers: Dr. PETER GALBUSERA / Ir. SARAH GILLEMOT / Dr. KRISTIN LEUSAffiliatie: KMDA-<strong>CRC</strong>Coöperatiepartners: Europese dierentuinen met goudkopleeuwapenLocatie onderzoeksactiviteit: KMDA (<strong>CRC</strong> DNA labo)Status eind 2006: lopend. Manuscript over nieuwe genetische merkers in voorbereiding.


Conservatiebiologie / Ex situ 21A.1.b. Genetische identificatie van de verschillende ondersoorten Soldatenara’s (Aramilitaris mexicana)Situering:De KMDA beheert het Europese stamboek voor de Mexicaanse soldatenara. Eén van degrootste problemen voor het stamboek is dat er naar verluid drie verschillende ondersoortensoldatenara’s bestaan, waarvan er twee op basis van uiterlijke kenmerken heel moeilijk teonderscheiden zijn. Ook de derde soort verschilt slechts in relatief kleine details van de anderetwee. Dit maakt dat vele individuen in gevangenschap met een onzekere oorsprong niet metzekerheid kunnen worden toegeschreven aan één bepaalde ondersoort – mogelijk bestaan erinmiddels ook al hybriden. Door veerstalen te verzamelen van soldatenara’s in Europesedierentuinen, alsook van wilde exemplaren uit de betrokken landen in Zuid-Amerika (via contactenmet veldprojecten en dierentuinen aldaar) wil het <strong>CRC</strong> trachten de ondersoorten genetisch tetyperen (als er inderdaad ondersoorten zijn) en de vogels in Europa toe te wijzen aan de juisteondersoort, om zodoende de inspanningen van het stamboekbeheer te optimaliseren.Tijdens 2003 werden doelstellingen geformuleerd, verdere stalen verzameld en geschiktegenetische merkers gezocht. Aangezien enkel autosomale en liefst vrij variabele merkers voorhybridenbepaling in aanmerking komen, worden vooral microsatelliet DNA merkers geviseerd.Daar deze nog niet specifiek werden ontwikkeld voor de soldatenara, zal gebruik gemaakt wordenvan merkers ontwikkeld voor verwante soorten (kakapo, Amazona guildingii,…). Een 16-taldergelijke merkers zijn voor handen. Vanaf oktober konden we van start gaan met het uittestenhiervan op de soldatenara’s. Dit resulteerde in 2004 in 2 merkers voor de soldatenara, maar er restnog een groot aantal merkers dat nog moet worden uitgetest. Om te achterhalen hoe groot dedivergentie is tussen deze mogelijke ondersoorten vergeleken met ondersoorten van andere soorten,zal gebruik gemaakt worden van een universele mitochondriaal (cytb) merker. In 2006 werdenweinig vorderingen gemaakt binnen dit project doordat (beloofde) stalen van wilde vogels nog nietbeschikbaar waren. Ondertussen werd al wel een aantal stalen bekomen uit Europese dierentuinen.Huidige onderzoekers: Dr. PETER GALBUSERA / Ir. SARAH GILLEMOT / Dr. KRISTIN LEUSAffiliatie: KMDA-<strong>CRC</strong>Coöperatiepartners: Steven Vansteenkiste, stamboekbeheerder (KMDA)Locatie onderzoeksactiviteit: KMDA (<strong>CRC</strong> DNA labo) / Europese dierentuinen / projectenen dierentuinen in Zuid-AmerikaStatus eind 2006: lopendA.1.c. Vaderschapsbepalingen bij de bonobo (Pan paniscus)Situering:Eén van de voornaamste vraagstukken voor het kweekprogramma van de bonobo’s is devaderschapsbepaling. Aangezien een natuurlijke bonobogroep meerdere volwassen mannen envrouwen bevat, en aangezien elk individu seksuele betrekkingen heeft met elk ander individubinnen de groep kan het vaderschap enkel op moleculaire wijze met zekerheid worden bepaald.Tot voor kort dienden de vaderschapsbepalingen steeds te gebeuren op basis vanbloedstalen (door Prof. Dr. Werner Schempp, Freiburg University, Institute of Human Genetics andAnthropology). Aangezien het onmogelijk is een bloedstaal te nemen van een bonobo zonderanesthesie, en aangezien men een gezond dier niet graag verdooft enkel en alleen voor eenbloedstaal voor vaderschapsbepaling, betekende dit dat het vaak jaren duurde vooraleer hetvaderschap van een dier gekend was. Dit betekende een aanzienlijk bemoeilijking van destamboekanalyses en kweek- en transferaanbevelingen. Het <strong>CRC</strong> en de Planckendaelse bonobo’swerkten samen met Dr. Schempp om de gebruikte methoden aan te passen zodatvaderschapsbepalingen thans kunnen gebeuren op basis van haarstalen die veel makkelijker teverzamelen zijn. Dit is een hele stap voorwaarts voor het Europese kweekprogramma en levert ook


22Conservatiebiologie / Ex situbelangrijke basisinformatie voor de lopende onderzoeksprogramma’s. Eind 2003 bleek dat deuniversiteit van Freiburg deze dienst niet langer op routinebasis gratis kon verzekeren. Tijdens2004 werd een evaluatie gemaakt van de mogelijkheden om dit enerzijds door andere externelabo’s te laten uitvoeren en anderzijds deze taak zelf over te nemen in het <strong>CRC</strong> DNA labo. Deoplossing die zowel financieel als wat betreft research output het meest efficiënt bleek is eensamenwerkingsverband aan te gaan met Cardiff University. Deze universiteit neemt deel aan eenEuropees project (INPRIMAT) dat de ontwikkeling van genetische merkers voor primaten tot doelheeft. Voor de bonobo werd reeds een nieuwe set merkers ontwikkeld en uitgetest. Cardiff is ookbereid om de paterniteitsbepalingen gratis uit te voeren. Er werd met hen overeengekomen dat het<strong>CRC</strong> de Cardiff onderzoeksgroep als coauteur zal vermelden op publicaties die zich meer richtenop conclusies i.v.m. sociale organisatie die kunnen gemaakt worden op basis van de binnenlopendeinformatie over paterniteiten. De onderzoeksgroep van Cardiff zal het <strong>CRC</strong> als coauteur vermeldenop meer puur genetische publicaties die volgen uit de analyses. Tijdens 2006 werkten wij verderaan de verzameling van en het opsturen van ontbrekende/extra haarstalen (8 stalen) van debonobo’s binnen het Europese kweekprogramma. Dit leidde tot een beter inzicht in de reproductiebij deze soort (bv inteelt in Planckendael). Deze kennis werd alvast nuttig aangewend om hetkweekprogramma beter te coördineren.Huidige onderzoekers: Dr. PETER GALBUSERA / Ir. SARAH GILLEMOT / Dr. KRISTIN LEUSAffiliatie: KMDA-<strong>CRC</strong>Coöperatiepartners: Prof. Dr. Werner Schempp (Freiburg University, Institute of HumanGenetics and Anthropology) / Dr. Mike Bruford, Research Group Leader (Cardiff School ofBiosciences, Cardiff University)Status eind 2006: Lopend. Manuscript in voorbereiding ism doctoraatstudente Sara VanCoillie.Locatie onderzoeksactiviteit: Cardiff University/ KMDA (Dierenpark Planckendael en<strong>CRC</strong> labo) / andere Europese en Noord-Amerikaanse dierentuinenA.1.d. Hoefdieren van het Sulawesi projectSituering:Wegens haar jarenlange ervaring met het houden en kweken van hertzwijnen (Babyrousababyrussa babyrussa) en andere wilde zwijnen beneemt de KMDA een belangrijke plaats inonderzoek naar de algemene biologie van deze soorten. Dit wordt gecoördineerd door Dr. K. Leusen Dr. A.A. Macdonald (University of Edinburgh). Zowel K. Leus als A. Macdonald zijn lid vande EAZA Pigs & Peccaries Taxon Advisory Group en de IUCN/SSC Pigs, peccaries & hipposspecialist group, zodat het onderzoek hieronder kadert in de onderzoeksnoden geïdentificeerd doordeze groepen. Hoofdtaak van Dr. K. Leus binnen deze groepen is populatiebiologische adviezen televeren voor zowel in situ als ex situ projecten.Binnen het <strong>CRC</strong> was reeds gestart met een onderzoek naar de genetische verwantschappentussen individuen in het kweekprogramma van het hertzwijn. Het kweekprogramma van hethertzwijn (sinds 2004 rust het wereldwijde stamboek en de coördinatie van het EuropeseKweekprogramma bij Dr. Thomas Kauffels, Opel Zoo – voormalig was dat Wilhelma Zoo inStuttgart) kampt met het probleem dat slechts een handvol founders aan de basis ligt van de helewereldpopulatie in gevangenschap. Waar deze founders precies vandaan kwamen en hoeveel het erprecies waren is niet gekend. Hetzelfde geldt voor wat betreft eventuele familiale verwantschappentussen die dieren die tijdens de jaren 1970 en 1980 uit Indonesische dierentuinen werdengeëxporteerd naar Europa en vandaar (in de vorm van nakomelingen) naar Noord-Amerika. Hetkweekprogramma heeft dus enerzijds te kampen met een gebrek aan genetische diversiteit en eenhoge graad aan inteelt, en anderzijds met ongekende verwantschappen. Dit maakt het beheer vandit programma erg moeilijk. Bovendien lijdt de soort in het wild erg onder de commerciële handelin woudvlees en is het hebben van een genetisch gezonde back-up populatie in dierentuinen dusbelangrijker dan ooit. In de dierentuin van Surabaya, Indonesië, verblijven momenteel nieuwe


Conservatiebiologie / Ex situ 23founders die zich daar voortplanten en waarvan de nakomelingen naar Europa en Noord-Amerikazullen komen. De integratie van deze dieren in het bestaande kweekprogramma vraagt eveneensDNA onderzoek. Tijdens de komende jaren zal het <strong>CRC</strong> het DNA onderzoek dat nodig is om ditkweekprogramma tot een nieuw niveau te brengen voor haar rekening nemen. Tijdens 2004werden een honderdtal stalen verzameld (in een 20-tal Europese dierentuinen en Surabaya Zoo,Indonesië) en mogelijke genetische merkers getest. Dit resulteerde in 14 variabele (2-6 allelen)merkers voor het hertzwijn. In 2006 werden de stalen door een licentiaatstudente (Sandy VanCleemput, UA) geanalyseerd met zowel microsatelliet merkers als met (2) mtDNA merkers.Preliminaire analyse duiden op minstens 5 founders waarvan 3 vrouwtjes. In 2007 worden hier nogstalen vanuit Singapore aan toegevoegd.Vanaf 2004 kon een uitgebreider samenwerkingsverband worden aangegaan met deuniversiteit van Edinburgh en de universiteit van Bogor (Java, Indonesië), wat resulteerde in het“Sulawesi Ungulates Project”. Dr. James Burton van de universiteit van Edinburgh had eendoctoraatsonderzoek uitgevoerd (supervisor Dr. A.A. Macdonald) naar de genetische karakterisatieen verspreiding van de verschillende vormen van de anoa (Bubalus depressincornis en B. quarlesi)– een dwergbuffel endemisch voor het eiland Sulawesi (waar ook het hertzwijn voorkomt).Hiervoor had hij een samenwerkingsverband met de Faculteiten bosbouw en diergeneeskunde (o.a.DNA labo) aan de universiteit van Bogor opgezet, alsook met een aantal locale NGOs op Sulawesivoor de verzameling van stalen van wilde exemplaren (alsook conservatie-educatie projecten enz).De resultaten van de wilde anoa’s moeten nu worden “toegepast” op de populatie in dierentuinen.Ook de anoa maakt immers deel uit van een internationaal stamboek en EuropeesKweekprogramma (geleid door Dr. Gerd Nötzold van de zoo van Leipzig). Een onzekeretaxonomie van de dieren in het wild betekent natuurlijk ook een onzekere taxonomie van deindividuen binnen het kweekprogramma. Ook de proportie genetische diversiteit in de populatie exsitu, in vergelijking met de populatie in situ, is nog niet gekend. Dierenpark Planckendael speelteen belangrijke rol in het kweekprogramma van deze soort, als succesvolle kweker, en de soortspeelt ook een belangrijke rol in de verdere uitbouw van het Aziatisch continent in Planckendael.Het <strong>CRC</strong> is perfect geplaatst om de staalname op de ex situ populatie te coördineren. Bovendienkan het bestaande “anoa staalname netwerk” op Sulawesi nu ook gebruikt worden om stalen teverzamelen van de zwijnen op het eiland, het Sulawesi wratzwijn (Sus celebensis) en het hertzwijn.Beide soorten worden erg geviseerd voor de jacht op “bushmeat” maar het lage reproductiefpotentieel van het hertzwijn in vergelijking met het Sulawesi wratzwijn betekent dat de aantallenvan deze eerste soort veel sneller teruglopen. Het is dan ook moeilijker om enerzijds groteaantallen stalen te verzamelen van het hertzwijn en anderzijds om officiële toestemming teverkrijgen voor staalname op grotere schaal van deze soort. Het eiland Sulawesi heeft echter eenduidelijke geologische geschiedenis en de patronen in genetische diversiteit die we zien bij anoa enhet wratzwijn geven een indicatie van wat we kunnen verwachten bij het hertzwijn (waarvoorrelatief minder stalen kunnen worden verzameld). Aangezien momenteel het ook steeds moeilijkerwordt om de nodige toelatingen te bekomen voor de export van DNA stalen uit Indonesië (en ookvele andere landen in de tropen), en het vanuit conservatieoogpunt ook belangrijk is capaciteit op tebouwen in de landen van oorsprong van de bedreigde diersoorten, werd het bestaandesamenwerkingsverband met de universiteit van Bogor uitgebreid van de anoa naar ook hethertzwijn en Sulawesi wratzwijn. Dit vergemakkelijkt ook de verdere staalname en analyse vanstalen van deze soorten uit de Indonesische dierentuinen. Binnen het samenwerkingsverband is deKMDA nu verantwoordelijk voor de verwerking van de bekomen gegevens (van in situ en ex situ)in functie van de kweekprogramma’s voor het hertzwijn en de anoa, de DNA analyse van deEuropese hertzwijnpopulatie, en de begeleiding van de mensen in Bogor bij de statistische analyseen controle van de labogegevens (analyse van duplicaatstalen die in Antwerpen reeds geanalyseerdwerden). De universiteit van Bogor is verantwoordelijk voor de labo analyse van de thans inIndonesië verzamelde stalen (in situ en ex situ), en de universiteit van Edinburgh voor deorganisatie en coördinatie van het veldwerk en de analyse van de anoa stalen verzameld in Europa.Alle partners worden als coauteur vermeld op publicaties. In 2005 werd het labo in Bogorfinancieel en praktisch in staat gesteld om met de analyses te beginnen. In ons eigen labo werd eenmtDNA merker geoptimaliseerd en gebruikt om ook de diversiteit in het mitochondriaal DNA te


24Conservatiebiologie / Ex situanalyseren. De primers voor de microsatelliet en mtDNA analyses alsook een set referentiestalenwerden opgestuurd naar Bogor. In 2006 werd vooral aandacht besteed ann de genetische structuurvan Sulawesi wrattenzijn populaties, hetgeen resulteerde (begin 2007) in een MSc thesis van eenIndonesische studente (Siska Chandramaya). Preliminaire analyses bevestigen een duidelijkeopdeling van de populatie binnen Sulawesi. Ook wilde babiroessa stalen werden in Bogorgeanalyseerd maar voorlopig zonder concrete resultaten.Huidige onderzoekers: Dr. PETER GALBUSERA / Ir. SARAH GILLEMOT / Dr. KRISTIN LEUSAffiliatie: KMDA-<strong>CRC</strong>Coöperatiepartners: Dr. A.A. Macdonald en Dr. James Burton (University of Edinburgh) /Faculteiten Bosbouw en Diergeneeskunde – Dr. Ita Wiryadi (Universiteit Bogor (IPB),Java, Indonesië) / Surabaya Zoo (Java, Indonesië) / Dr. Thomas Kauffels (Opel Zoo)Status eind 2006: lopendLocatie onderzoeksactiviteit: KMDA (DNA labo) / Sulawesi, Bogor en Surabaya(Indonesië) / Edinburgh (UK), Europese dierentuinen met hertzwijnen en anoaHuidige onderzoeker: SANDY VAN CLEEMPUT<strong>Onderzoek</strong>sniveau: Licentiaat BiologieAffiliatie: KMDA- UA (Campus Drie Eiken)Promotoren: Prof. Dr. Linda Van Elsacker (KMDA – UA) / Dr. Peter Galbusera (KMDA)Met medewerking van: Dr. K. Leus (KMDA) / Sarah Gillemot (KMDA)Planning: 2005-2006Status eind 2006: de thesis met als titel “Studie naar de genetische verwantschap tussenfounders van babirusa (Babyrouse babyrussa) in een kweekprogramma” werd afgewerkt.Locatie onderzoeksactiviteit: KMDA (DNA labo)A.1.e. Extrapaar copulaties en genetische variatie bij de ooievaarSituering:Aspecten van de biologie van de ooievaar die momenteel voor “waar” worden aangenomenkunnen nu daadwerkelijk worden onderzocht met behulp van DNA. Zo zullen we bijvoorbeeldtesten of de ooievaars wel zo trouw zijn als men denkt – is het mannetje op het nest ook de vadervan al de jongen in het nest? Dit onderzoek zal ons tegelijkertijd ook meer leren over de genetischevariatie van de populatie ooievaars in Planckendael. Tijdens 2004 werden verder stalen verzameldvan de jongen en mogelijke genetische merkers getest. Dit resulteerde in 6 variabele (2-5 allelen)merkers voor de ooievaar. In 2006 werd de bemonstering van de ouderdieren voortgezet, wat eenstuk moeilijker is dan de jongen. De volwassen exemplaren moeten worden gelokt en gevangen.De jongen van elk jaar worden nog op de nest geringd en bij deze gelegenheid kunnen makkelijkveerstalen worden genomen. Hiervan werd het geslacht (moleculair) bepaald. Alle stalen werdenvoor enkele genetische merkers genanalyseerd. Dit werk werd in 2006 verdergezet mdhv JochenPichal, een stagestudent uit de Karel De Grote Hogeschool. De extra merkers, ontwikkeld voor deAmerikaanse ooievaar, gaven echter niet het verhoopte resultaat zodat in 2007 specifiekemicrosatelliet merkers voor de Europese witte ooievaar zullen worden ontwikkeld ism hetLaboratiorium voor Aquatische Ecologie van de KULeuven. Ondertussen zullen de stalen wordengeanalyseerd met de (beperkte) set merkers die we al hebben.Huidige onderzoeker: Dr. PETER GALBUSERA / Ir. SARAH GILLEMOTAffiliatie: KMDA-<strong>CRC</strong>Coöperatiepartners: Prof. Dr. L. Van Elsacker & Dr. K. Leus (KMDA-<strong>CRC</strong>) en M. Huyghe(Dierenpark Planckendael)Status eind 2006: lopendLocatie onderzoeksactiviteit: KMDA (DNA labo en Dierenpark Planckendael)


Conservatiebiologie / Ex situ 25A.1.f. Project Hica: Kaapse Zeepaardjes (Hica capensis)Het Kaaps zeepaardje komt maar in drie estuaria in Zuid-Afrika voor en dan nog in relatiefkleine aantallen. Zijn voortbestaan wordt bedreigd door menselijke activiteiten en vervuiling vanhet habitat. Sinds eind 2003 worden de conservatie activiteiten gecoördineerd door Blijdorp Zoo inRotterdam, binnen een project met de naam Hica. Dit project liep tot eind 2005. <strong>Wetenschappelijk</strong>onderzoek kan bijdragen aan zowel het beheer en het succes van het kweekprogramma ex situ alsleiden tot een beter inzicht in de situatie van de wilde soortgenoten. Zoo Antwerpen is één deweinige aquariums die zeer succesvol kweken met de soort en de KMDA vervult dus eenbelangrijke rol binnen het kweekprogramma. Vanuit dit oogpunt vroeg men de KMDA partner teworden in het project en specifiek onze expertise in het beheren van kweekprogramma’s en in hetDNA-onderzoek ter beschikking te stellen. Via DNA analyse, uitgevoerd in het <strong>CRC</strong> labo, willenwe te weten komen hoe het gesteld is met de genetische gezondheid (diversiteit) van onze kweeken hoe de wilde populaties zich tot elkaar verhouden. In 2004 werd hiervoor een samenwerkingaangegaan met het labo Aquatische Ecologie van de KULeuven voor de ontwikkeling vanspecifieke genetische merkers voor het Kaaps Zeepaardje. Deze samenwerking resulteerde in 15polymorfe merkers. Deze werden in 2005 gebruikt om de genetische status van zowel denatuurlijke als de dierentuinpopulaties te verifiëren. Er waren te weinig (goede) stalen beschikbaaruit het wild om hieruit een genetische structuur te concluderen. Verder bleek dat de vissen uit deKMDA relatief arm zijn aan genetische diversiteit. Deze resultaten zullen aangewend worden omde Zuid-Afrikaanse authoriteiten te overtuigen van de noodzaak om nieuw bloed in hetkweekprogramma te brengen. Bovendien zal in 2007 een samenwerkingsproject op de geneticavan de wilde populaties ingediend worden bij de Zuid-Afrikaanse authoriteiten.Huidige onderzoeker: Dr. PETER GALBUSERA / Ir. SARAH GILLEMOTAffiliatie: KMDA-<strong>CRC</strong>Coöperatiepartners: Zoo Rotterdam / Labo Aquatische Ecologie KU LeuvenStatus eind 2006: manuscript aanvaard ter publicatie in Molecular Ecology Notes.Locatie onderzoeksactiviteit: KMDA (DNA labo) / aquarium Zoo AntwerpenA.1.g. Populatie demografische & genetische analyses van de Andesbeer (Tremarctosornatus) in de zuidelijke AndesEind 2005 verwelkomde de KMDA een koppel Andesberen (Tremarctos ornatus).Nakomelingen van de Antwerpse Andesberen zouden erg welkom zijn in het kweekprogramma(EEP) gecoordineerd door Dr. Lydia Kolter (Keulen Zoo). Het spreekt echter vanzelf dat debescherming van deze wilde populatie minstens evenveel aandacht verdient. Vele deelnemers inhet kweekprogramma steunen daarom het project Chaparri in Peru. Daar worden lokalegemeenschappen aangezet om hun natuurlijke rijkdommen (zoals de Andesbeer) op een duurzamemanier te beheren. De KMDA verkoos echter geen steun voor dit project in Chaparri te verlenenmaar tot de bescherming van de soort bij te dragen via onderzoek. Vooral in de Zuidelijke Andes isnog maar weinig geweten over de verspreiding en populatiestructuur van deze soort. EenBoliviaanse doctoraatstudente, Ximena Velez-Liendo, is momenteel bezig met de ecologischestudie van een lokale populatie onder begeleiding van haar promotor, Prof. Dr. Erik Matthysen vande Universiteit Antwerpen. Dank zij de steun van het <strong>CRC</strong> werd dit werk uitgebreid van Boliviënaar Peru en Argentinië. Bovendien neem het <strong>CRC</strong> actief deel in het onderzoek via de DNAanalyse van stalen uit deze landen. De beste methode om DNA uit faeces te bekomen werd reeds inons moleculair labo door Sarah Gillemot bestudeerd. Daarvoor konden we rekenen op demeststalen van Inca en Gladstone. De genetische analyses van de wilde populaties zullen toelatenom meer te weten te komen over de populatiestructuur. Deze kennis is van nut bijrehabilitatieprojecten (zoals in Chaparri) en bij het monitoren van de populatiegroottes.Verschillende veldteams zullen aan dit onderzoek deelnemen en om de coördinatie hievan teverbeteren werd begin juni 2006 in Bolivië een workshop georganiseerd. In de Zuidelijke Andes


26Conservatiebiologie / Ex situwerden aldus in 2006 meststalen verzameld (ism lokale onderzoekers). Deze stalen zullen in 2007worden aangevuld met extra stalen en worden geanalyseerd.Huidige onderzoekers: Dr. PETER GALBUSERA / SARAH GILLEMOT / Dr. KRISTIN LEUSAffiliatie: KMDA-<strong>CRC</strong>Coöperatiepartners: Ximena Velez-Liendo, doctoraatstudente (gesponsord door WWF-EFN, IBA en CI-Parks in Peril program), Universidad Mayor de San Simon, Cochabamba,Bolivia (en co-chair van de “Andean bear specialist team of the IUCN/SSC Bear SpecialistGroup”) & Prof. Dr. Erik Matthysen (promotor), Lab DierenEcologie, UniversiteitAntwerpenDr. Lydia Költer (Cologne Zoo, Germany en EEP coordinator voor de Andesbeer en cochairvan de “captive bear specialist team of the IUCN/SSC Bear Specialist Group”Status eind 2006: lopendLocatie onderzoeksactiviteit: KMDA (labo <strong>CRC</strong>) / Bolivia, Peru & ArgentiniëA.2.POPULATIEBEHEER: andere projectenEens in het bezit van relatief volledige stamboekinformatie van alle huidige levende dierenvan een taxon, al hun voorouders en nakomelingen kunnen o.a. met behulp van gespecialiseerdecomputermodellen populatiebiologische analyses worden uitgevoerd zodat men een indruk krijgtvan de genetische en demografische evolutie en status van de populatie en zodat korte en langetermijndoelstellingen en specifieke kweekaanbevelingen kunnen worden geformuleerd. De KMDAheeft door de jaren heen een aanzienlijke expertise opgebouwd in deze discipline.Vaak gelden populatiebiologische stamboekanalyses als een soort van diagnose waaruitnoden voor verder onderzoek, in allerlei onderzoeksdisciplines, naar voren komen. De andereonderzoekscellen van het <strong>CRC</strong> dragen dan ook bij tot dit onderzoek. Bijvoorbeeld, devaderschapsbepalingen bij jonge bonobo’s laten ons toe om het kweekprogramma bij te sturen infunctie van de resultaten ervan – in zekere zin is dit echter bijsturen na de feiten. In de mate vanhet mogelijke worden groepen samengesteld uit individuen die allemaal met elkaar mogen kweken.Na verloop van tijd krijgt men echter een situatie waarbij bepaalde individuen uit de groep, omgenetische redenen, voorrang zouden moeten krijgen. Op dit ogenblik hebben we onvoldoendeethologisch en etho-endocrinologische kennis om met redelijke zekerheid te kunnen voorspellenwelke van de mannetjes de jongen zal verwekken, en waarom. Een betere kennis van demechanismen van inter- en intraseksuele competitie (zie discipline ethologie) is dan ook nodig omin de toekomst dergelijke voorspellingen wel te kunnen maken en ook de demografischesamenstelling van bonobogroepen hieraan aan te passen (om zo de beoogde genetische resultaten tebekomen). Dit doorgedreven onderzoek kan worden uitgevoerd met dezelfde stamboekdataset ofkan leiden tot de verzameling van extra gegevens / materialen / stalen specifiek voor hetonderzoeksproject in kwestie.Op een grotere schaal draagt deze discipline bij tot de evaluatie en aanpassing van dehuidige technieken en principes voor het kweken van bedreigde diersoorten in gevangenschap.EAZA Population Management Advisory GroupVanaf maart 2004 fungeert K.Leus als het hoofd van de EAZA Population ManagementAdvisory Group die enerzijds EAZA moet adviseren over populatiebiologische aspecten enanderzijds andere coördinatoren van kweekprogramma’s buiten de KMDA moet adviseren met dedemografische en genetische analyse en beheer van hun populatie. Op die manier worden deexpertise en de lopende analoge activiteiten van het <strong>CRC</strong> op internationaal niveau erkend. Hetwerk op Europees niveau zal het <strong>CRC</strong> perfect op de hoogte houden van de onderzoeksnodenbinnen de wereld van EAZA kweekprogramma’s. <strong>Onderzoek</strong>svraagstukken die qua soort ofdiscipline de KMDA nauw aan het hart liggen kunnen weerhouden worden voor specifieke <strong>CRC</strong>


Conservatiebiologie / Ex situ 27onderzoeksprojecten, in samenwerking met universitaire en andere onderzoekspartners. Op dezewijze verzekeren we dat het onderzoek beantwoord aan de huidige noden binnen dedierentuinwereld. Tijdens 2005 en 2006 was K. Leus mede verantwoordelijk voor de productie vanrichtlijnen voor “data clean up” voor stamboekbestanden en voor het stellen van demografische engenetische doelen voor populaties, voor populatiebiologisch advies binnen het Regionaal CollectiePlan proces, voor het lesgeven in toegepaste populatiegenetica en demografie binnen debasiscursus voor nieuwe stamboekhouders en kweekprogramma-coördinatoren, en samen met L.Bingaman Lackey van het International Species Information System, voor het geven van een 6-talworkshops in het verantwoord gebruik van PM2000 stamboekanalyse software en het samenstellenen voorbereiden van een gevorderde cursus populatiebeheer (gegeven 30 Jan – 1 Feb 2006).De internationale zoo-gemeenschap werkt aan een wereldwijd, web-gebaseerd en gemoderniseerdsoftware pakket dat de huidige software voor dierenregistratie, stamboekbeheer endiergeneeskundige registratie moet vervangen: het Zoological Information Management System(ZIMS). In dit kader is K. Leus chair van de wereldwijde focus groep “Population DataManagement” die erop moet toezien dat de nodige populatiebeheer faciliteiten op de correctemanier in het systeem worden verwerkt.Vortex analyse in het kader van de IUCN/SSC Conservation Breeding Specialist GroupK. Leus is een expert gebruiker van Vortex “an individual-based simulation model forpopulation viability analysis (PVA)”. Dit programma helpt bij het begrijpen van de effecten op dedynamica en overlevingskansen van vooral wilde populaties van enerzijds deterministischefactoren (zoals jacht door de mens, habitatvernieling enz.) en anderzijds stochastische, of random,factoren van demografische, genetische en omgevingsgerelateerde aard (catastrofes enz). Alsactief lid van de IUCN/SSC Conservation Breeding Specialist Group wendt zij deze expertise nuaan in de context van Population and Habitat Viability Assessment Workshops. Het Vortexprogramma werd onlangs aangepast zodat ook reële stamboekgegevens van dierentuinpopulatieskunnen worden ingevoerd (de bestaande modellen voor het beheer van dierentuinpopulaties makenalle gebruik van deterministische projecties).A.2.a. Data-analyse van het Kongopauwstamboek - effecten van opfokmethode en inteelt opreproductief succes en mortaliteitSituering:De KMDA beheert het internationaal kweekprogramma voor de Kongopauw. Vrij uniekvoor dit programma is dat het stamboek zo goed als geen onbekende ouderschappen bevat, deverwantschappen zijn dus precies gekend. Bovendien bestaat er een grote database met eigegevens.Anderzijds is het zo dat slechts 6 wilde Kongopauwen aan de basis liggen van dezepopulatie. Na meer dan veertig jaar kweek in dierentuinen heeft het programma dus te kampen meteen hoge graad aan inteelt.Dit alles maakt dit stamboek uitermate geschikt om de effecten van enerzijds verschillendeopfokmethodes en anderzijds het inteeltniveau op de overleving van jongen na te gaan. Dezestudie gebeurt in het kader van een licentiaatthesis.Huidige onderzoeker: NATALIE MELSEN<strong>Onderzoek</strong>sniveau: Licentiaat BiologieAffiliatie: UA (Campus Drie Eiken)Promotoren: Prof. Dr. L. Van Elsacker (KMDA-UA) / Dr. K. Leus (KMDA) / Dr. P.Galbusera KMDA-UA)Met medewerking van: S. Vansteenkiste, coördinator kweekprogramma (KMDA); alleEuropese en Noord-Amerikaanse dierentuinen met KongopauwenPlanning: 2004-2006


28Conservatiebiologie / Ex situStatus eind 2006: De thesis “Analyse van het internationaal stamboek voor de Kongopauw,met bijzondere aandacht voor de invloed van de opfokmethode en de graad van inteelt opde het kweeksucces en de mortaliteit” werd ingediend.Locatie onderzoeksactiviteit: KMDA - <strong>CRC</strong>A.2.b. Gewichtsevolutie bij opgroeiende en zwangere okapi’s (Okapia johnstoni)Situering:Het gewicht van een dier heeft een belangrijke diagnostieke waarde. Het is ook een metingdie op een relatief weinig invasieve manier kan worden genomen. Het stelt ons bijvoorbeeld instaat zwangerschappen te detecteren en abnormaliteiten in het verloop van de zwangerschap of hetopgroeien van een dier te detecteren. Het kan ook een licht werpen op mogelijke verschillen tussende EEP en SSP populatie. Zowel in Antwerpen als Dallas werden en worden in de loop der jareneen heleboel gewichtsevoluties verzameld. Tijdens het okapi symposium in Keulen in 2003 werdbesloten om deze gewichtsgegevens uit beide tuinen (aangevuld met sporadische gegevens uitandere dierentuinen) samen te brengen voor analyse en publicatie. Vanaf 2004 worden nog verderegewichtsgegevens verzameld.Huidige onderzoekers: Dr. JEANETTE BOYLAN (Dallas Zoo) / Dr. KRISTIN LEUS &PATRICK IMMENS (KMDA)Coöperatiepartners: B. Van Puijenbroeck (KMDA) / A. Petric (Brookfield Zoo)Status eind 2006: lopendLocatie onderzoeksactiviteit: KMDA / Dallas Zoo / Europese en Noord-AmerikaansedierentuinenA.2.c. Evolutie van lichaamsgewichten van goudkopleeuwaapjes (Leontopithecuschrysomelas) in Europese dierentuinen met bijzondere referentie naar de invloed vanovergewicht op het reproductief succes.Situering:De KMDA is verantwoordelijk voor het internationaal beheer van de populatiegoudkopleeuwapen in gevangenschap. In functie van het optimaliseren van het noodzakelijkemanagement in dierentuinen richten onderzoeksvragen zich in regel op diverse reproductievekenmerken van de soort. Echter de impact van het management (dieet, huisvesting enz.) op dewijziging van de fenotypische kenmerken over verschillende generaties, en de eventuelesamenhang hiervan met de reproductieve output van de populatie, kan niet worden genegeerd wilmen voor de soort een representatieve, zichzelf onderhoudende gemeenschap realiseren.Concreet handelt dit dossier rond data over gewichten en reproductief succes van verschillendegeneraties goudkopleeuwapen. We hebben aanwijzingen, gebaseerd op verzameldegewichtsgegevens van goudkopleeuwapen die tussen 1986 en 1999 in de Antwerpse Zooverbleven, dat het lichaamsgewicht geleidelijk toeneemt over de generaties. Een dergelijkegraduele toename zou complicaties tot gevolg kunnen hebben wanneer vrouwtjes moeten baren, entevens een groot effect hebben op de overlevingskansen van zowel de moeder als het jong. Op delange duur kan dit zelfs serieuze consequenties hebben voor het kweekprogramma van dezediersoort. Om een gefundeerde uitspraak te kunnen doen over de evolutie van lichaamsgewicht ende reproductieve gevolgen daarvan trachten we nu op grotere schaal gewichtsgegevens vangoudkopleeuwapen van andere instituten te verzamelen, en op basis van een grotere dataset eenuitgebreide statistische analyse uit te voeren.Huidige onderzoeker: ANN MEYER<strong>Onderzoek</strong>sniveau: Kort project leidend tot publicatie gebaseerd op resultaten vanlicentiaatsthesis A. Meyer, aangevuld met enkele extra te verzamelen data perquestionnaire


Conservatiebiologie / Ex situ 29Affiliatie: UASupervisie: Dr. K. Leus (KMDA) / Dr. K. De Vleeschouwer (KMDA)Met medewerking van: Dr. S. Van Dongen (UA) / Dr. Z. Pereboom (KMDA-UA-UU)Planning: 10/2005-09/2006Status 2006: Preliminaire analyses werden uitgevoerd. Aangezien Ann Meyer niet meer inhet onderzoeksteam betrokken is, en te kennen egeven heeft dat ze niet kan werken aanverdere publicatie van de gegevens, zal K.De Vleeschouwer de afwerking van de analysespublicatie op zich nemen.Locatie onderzoeksactiviteit: KMDAA.2.d. Anatomie van het spijsverteringsstelsel van het hertzwijn (Babyrousa babyrussa)Situering:Het doctoraatswerk van K. Leus (1994) vormde een belangrijke basis voor onderzoek naarde voeding, vertering en anatomie van het spijsverteringsstelsel van de hertzwijnen.Autopsiemateriaal van Zoo Antwerpen en andere Europese dierentuinen werd systematisch verderverzameld en aangewend voor studie naar de licht- en elektronenmicroscopische structuur van hetspijsverteringsstelsel en de bacteriën die daarin voorkomen. Met behulp van de coöperatiepartnersworden hierover nog steeds internationale publicaties geproduceerd.Huidige onderzoeker: Dr. KRISTIN LEUSCoöperatiepartners: Dr. F. Vercammen en L. Bauwens (KMDA) / Dr. A.A. Macdonald; G.Goodall; S. Mitchell; D. Veitch (University of Edinburgh) / Dr. S. Agungpriyono (BogorAgricultural University, Indonesië)Status eind 2006: lopend. Momenteel wordt o.l.v. de partners in Edinburgh de transmissieelectronischestructuur van het epitheel van de “cardiac glands” van de maag bestudeerd envoorbereid ter publicatie (= aanvulling op de 2004 publicatie aangaande de scanningelectron microscopische structuur van hetzelfde deel van de maag ).Locatie onderzoeksactiviteit: KMDA (Zoo Antwerpen) / Edinburgh (UK) / Java(Indonesië)


30Conservatiebiologie / In situB. IN SITU ONDERZOEKENCoördinatie: Dr. K. LeusB.1. KAMEROEN: PROJECT GRANDS SINGESCommunity based conservation through collaborative research on the socio-ecologyof gorillas and chimpansees in a non-protected area, Cameroon.Coördinator in situ projecten Centraal Afrika: A. Britt en J. DupainB.1.a. Scientific research for conservation and conservation through development: a modelin Cameroon.Situering:De jacht op woudvlees is een sterk toegenomen probleem in Centraal-Afrika, medegestimuleerd door de totale economische achteruitgang en politieke instabiliteit in de regio.Momenteel wordt erkend dat de problematiek van de commerciële jacht op de wilde fauna devoornaamste bedreigende factor vormt, in de eerste plaats voor het grotere en minder snelreproducerende wild. Tevens wordt algemeen erkend dat strategieën die tot doel hebben de jacht opwoudvlees te verminderen rekening moeten houden met de socio-economische realiteit van debetrokken gebieden. En zelfs eenmaal die gekend zijn, bestaan afhankelijk van de plaatselijke ennationale condities verschillende benaderingswijzen voor de uiteindelijke bescherming van dehabitat en zijn fauna.Aanvankelijk werden vanuit het bonoboproject een aantal studies op verschillendedeelaspecten hiervan opgestart. Gezien de toestand in de DRC dienden deze projecten te wordenopgeschort. Het totaalconcept werd sinds 2000 gekopieerd naar de realiteit in Kameroen: ProjetGrands Singes (PGS). PGS is een Geïntegreerd Conservatie en Ontwikkelingsproject. Conservatieen ontwikkelingsobjectieven zijn wederzijds afhankelijk. Het unieke van PGS is dewetenschappelijke benadering als voornaamste werkmiddel om de conservatie enontwikkelingsobjectieven te behalen.Aanvankelijk was het wetenschappelijk onderzoek vooral toegespitst op de socioecologievan mensapen. Zowel fundamenteel als conservatie-toegepast onderzoek werd uitgevoerd. Hethoofdthema van de onderzoeksprojecten is de relatie mensaap-habitat, met aandacht voor deinvloed van verstoring van het habitat op de socioecologie van gorilla’s en chimpansees. Aandachtgaat dus uit naar gebieden die waren/worden/zullen worden beïnvloed door menselijke activiteiten.Conservatie is gericht op een betere bescherming van mensapen in niet beschermdegebieden en op de opzet van participatieve jacht-beheersplannen. Als stimulans worden specifiekeontwikkelingsobjectieven geïntegreerd. Deze objectieven worden uitgestippeld door de lokalebevolking. Socio-economische studies laten evaluatie van de benaderingswijzen toe. Ontwikkelingvan de lokale capaciteiten voor de uitwerking van “monitoring systems” zijn gericht opduurzaamheid van onze conservatiebenadering.Succes van de ontwikkelingsprojecten induceerde expansie van het onderzoek op mensaapsocioecologienaar de mozaïek van woud, agricultuur en struikbos binnen de aura van dedorpsactiviteiten. Verscheidene Kameroenese en Europese onderzoekers worden hierbij betrokken.Contracten werden uitgewerkt met de plaatselijke bevolking (Convention de Collaboration),betrokken houtwinningmaatschappijen (Fip.Cam, Pallisco), en internationale onderzoeksinstellingen,University of Colombia (USA), en nationale autoriteiten (Ministère de la RechercheScientifique et Technologie; Ministère des Eaux Forêts et Chasse).


Conservatiebiologie / In situ 31Het totaalconcept, mét detailuitwerking, van PGS kan dienen als model voorontwikkelings- en conservatieprojecten elders in Centraal Afrika. Momenteel wordt dit concepttoegepast op landschap 9 van het Congo Basin Forest Partnership (USAID/CARPE), door JefDupain als landschapscoördinator.Dit project is een directe invulling van de wetenschappelijk onderbouwde conservatie insitu-missie van de KMDA, dat als boegbeeld voor andere grootschalige projecten kan wordenbeschouwd. Na vijf jaar werd een grondige review uitgevoerd van de wetenschappelijke outputvan het project door het <strong>Wetenschappelijk</strong> Adviescomité van de KDMA. Het project werd als“geslaagd” beschouwd. Verder werd besloten een nieuwe full-time “scientific supervisor” aan testellen (in eerste instantie voor 12 maanden, begonnen in mei 2006) zodat ook de toekomstigewetenschappelijke en conservatie-strategie van het project verder onder de loep kan wordengegenomen (strategische partnerships enz.), uiteindelijk met assistentie van een externe consultant.Huidige onderzoeker: Dr. Adam Britt<strong>Onderzoek</strong>sniveau: PostdoctoraalAffiliatie: KMDA - Projet Grands SignesMet medewerking van: J. Dupain (African Wildlife Foundation)Status eind 2006: Adam Britt heeft voortijdig ontslag moeten nemen omgezondheidsredenen. Er wordt gezocht naar een nieuwe wetenschappelijk adviseur.Locatie onderzoeksactiviteit: Kameroen (Yaoundé en Veldstation periferie Dja Reservaat)B.1.b. Een geïntegreerd conservatie en ontwikkelingsproject in de periferie van het DjaWildreservaat: duurzame jacht voor volledige bescherming.Situering:Het lopende project, Projet Grands Singes (PGS), aan de rand van het Dja Reservaat isvooral gericht op wetenschappelijk onderzoek op mensapen in een gebied van ongeveer 50km². Ditgebied wordt beschermd door de lokale bevolking. Sinds 2003 steunt de Whitley Laing Foundationde opzet van een duurzaam beheersplan voor exploitatie van prooisoorten in het woud dat behoorttot de lokale gemeenschappen met de welke PGS samenwerkt en dat niet binnen het volledigbeschermd mensaap-onderzoeksgebied van 50km² gelegen is. Het gaat hier om ongeveer 200km².Na een eerste jaar sensibilisering, socio-economische studie, tellingen van jachtdruk enkwalitatieve evaluering van de capaciteiten aan dierlijke eiwitten in het “jachtwoud”, ontving PGSeen “continueringbeurs” van de Withley Laing Foundation. De studie werd afgerond, resultatenwerden gepresenteerd aan de lokale bevolking, en door integratie van een jonge jurist werd ergewerkt naar een legalisering van de lokale beheerscomités conform de Kameroenese wetgeving.Tevens werd er met de lokale bevolking gewerkt aan de uitwerking van een beheersplan. Dankzijeen Booster Grant van de Withley Laing Foundation kan dit project worden verdergezet, o.a. metde integratie van drie extra dorpen.Huidige onderzoeker: MANFRED EPANDA AIMÉ<strong>Onderzoek</strong>sniveau: Ingénieur Ecole des Eaux Forêts et Chasse .Affiliatie: Projet Grands SignesMet medewerking van: J. Dupain (African Wildlife Foundation)Planning: Project wordt voorgezet met Booster Grant Withley Laing Foundation (Aug2005 – Aug 2006)Status eind 2006: Begonnen met de integratie van drie extra dorpen in het beheersplan enmet de opleiding van de ecogardes.Locatie onderzoeksactiviteit: Veldstation periferie Dja Reservaat, KameroenDe creatie van gemeenschapswouden, de legalisatie van beheerscomités en de uitwerkingvan jacht-beheersplannen, dit alles is wettelijk bepaald in de progressieve Kameroenese CodeForestier 1994. Echter, de voorbije jaren is duidelijk gebleken dat een aantal aspecten van deze


32Conservatiebiologie / In situcode, hoewel theoretisch sterk, in de praktijk moeilijk houdbaar zijn. Uiteindelijke streeft PGS naareen legale status van het conservatie en ontwikkelingsmodel. Een gedetailleerde analyse van deKameroenese wetgeving rond woudbeheer en natuurconservatie is hiervoor nodig. Aandacht gaatspecifiek uit naar de mogelijkheden én de belemmeringen die de huidige wetgeving betekent vooronze conservatie-aanpak die een duurzaam gebruik van fauna nastreeft.Huidige onderzoeker: MARIUS TALLA<strong>Onderzoek</strong>sniveau: Doctoraat Jurist, specialiserend in « environment »Affiliatie: Projet Grands Signes, Universiteit LimogesMet medewerking van: J. DupainPlanning: September 2003-december 2006Status eind 2006: Legalisatie « Comité de Gestion ». Advies wettelijke aspecten ProjetGrands Singes in Kameroen.Locatie onderzoeksactiviteit: Yaoundé, KameroenB.1.c. Vergelijkende studie naar de directe kortetermijnseffecten van houtwinning opgorilla’s en chimpansees in Kameroen.Situering:Hoewel meer dan 70% van de potentiële habitat van mensapen onderwerp was, is of wordt,van commerciële houtwinning is er nog steeds niets geweten over de directe effecten van dezeactiviteit op populaties van beide mensapen. De weinige hypothesen die bestaan zijn gebaseerd opzeer gefragmenteerde en anekdotische gegevens. In deze doctoraatstudie wordt voor het eerst,dankzij het samenwerkingsverband tussen PGS en het houtwinningbedrijf R. Pallisco, informatieverzameld tijdens de voortschrijdende houtwinning. Deze studie wordt uitgevoerd inhoutwinningconcessie 10 039, ten noordoosten van het Dja Reservaat.Huidige onderzoeker: ERIC ARNHEM<strong>Onderzoek</strong>sniveau: Doctoraat Biologie (groep Dierkunde)Affiliatie: ULB / KMDA-<strong>CRC</strong>Promotoren: Prof. Dr. M. Vercauteren (ULB) / Prof. Dr. L. Van Elsacker (KMDA-UA)Met medewerking van: J. Dupain (African Wildlife Foundation (AWF) – KMDA)Planning: Afronding varwacht in 2007Status eind 2006: Veldactiviteiten beëindigd. In schrijffase.Locatie onderzoeksactiviteit: Houtwinningbedrijf Pallisco, periferie Dja Reservaat,KameroenB.1.d. Socioecologie van gorilla’s en chimpansees aan de rand van het Dja Reservaat(Kameroen): evaluatie van de impact van menselijke verstoringenSituering:Sympatrisch levende westelijke laaglandgorilla’s en chimpansees vertonen een groteoverlap in habitatgebruik en dieet. Aanvankelijk werden gorilla’s (vooral berggorilla’s) als striktfolivoor aanzien en chimpansees als frugivoor. In de jaren 80’ echter verschenen de eersterapporten van belangrijke frugivorie bij gorilla’s (vooral laaglandgorilla’s – die kunnen voorkomenmet chimpansees). Nochtans verschillen de foerageerstrategieën van chimpansees en gorilla’s, watmogelijk leidde tot nichedifferentiatie. Interspecies competitie heeft hierbij mogelijk eenbelangrijke rol gespeeld. De differentiatie wordt vooral geaccentueerd tijdens periodes vanfruitschaarste: gorilla’s leggen zich dan toe op grasachtige grondvegetatie en leggen minder groteafstanden af. Chimpansees daarentegen verlengen afstanden op zoek naar fruit maar verminderengroepsgroottes. Deze sociobiologische verschillen in acht nemend kunnen we verwachten dat ookmenselijke verstoringen (jacht en verandering van vegetatie door houtwinning) een verschillendeffect zullen hebben op beide mensapen. Deze studie beoogt een gedetailleerde kennis van


Conservatiebiologie / In situ 33habitatgebruik van beide mensapen in functie van voedselaanwezigheid en –spreiding teverwerven.Het is een eerste dergelijke studie die op deze mensapen in Kameroen gebeurd. Het istevens de eerste dergelijke studie in een gebied dat voorbestemd is om ontgonnen te worden dooreen houtwinningmaatschappij. Bijgevolg zullen de verzamelde gegevens gebruikt kunnen wordenals basis om de effecten van geplande ingrijpende menselijke verstoring te voorspellen en teevalueren. Door deze impactstudie zal de KMDA actief bijdragen aan een duurzamer gebruik vanhet woud in deze onbeschermde regio.Huidige onderzoeker: JEF DUPAINAffiliatie: African Wildlife Foundation – KMDA (wetenschappelijk medewerker,coördinator In situ Projecten Centraal Afrika)Financieringsbron: L.S.B.Leakey Foundation - <strong>CRC</strong>Planning: April 2001 - onbepaaldStatus eind 2006: Jef Dupain blijft als adviseur werken voor PGSLocatie onderzoeksactiviteit: Veldstation periferie Dja Reservaat, KameroenB.1.e. Vergelijkend onderzoek naar insectivorie bij sympatrische westelijkelaaglandgorilla’s en chimpansees in laaglandregenwoud in Zuidoost KameroenSituering:In het kader van de nichedifferentiatie van gorilla’s en chimpansees is het belangrijk vast testellen dat insecten ook deel uitmaken van het dieet van beide mensapen. Aanvankelijk werdinsectivorie bij gorilla’s beschouwd als minimaal en te verwaarlozen in vergelijking tot dit gedragbij chimpansees. Toch worden steeds meer aanwijzingen gevonden dat insecten ook voorwestelijke laaglandgorilla’s van aanzienlijk nutritioneel belang kunnen zijn. Beide mensapen lijkenzich voornamelijk toe te spitsen op sociale insecten; maar de specifieke prooikeuze van beidesoorten zou grotendeels verschillen. Door de studie van TUTIN & FERNANDEZ (1992) overinsectivorie in het Lopé reservaat (Gabon, Centraal-Afrika), werden voor het eerst bij sympatrischegorilla’s en chimpansees verschillen waargenomen die andere foerageerstrategieën ennichedifferentiatie kunnen weerspiegelen.Het doel van deze studie is het insectivoor gedrag van de gorilla’s en chimpansees uit hetstudiegebied te vergelijken waarbij, in tegenstelling tot de Lopé-studie (TUTIN & FERNANDEZ,1992), rekening wordt gehouden met de ecologische en nutritionele kenmerken van hun prooien.Als het insectivoor gedrag verschillende foerageerstrategieën, en dus nichedifferentiatie,weerspiegelt, verwacht men dat de temporele fluctuaties in de frequentie van insectivorie nietonderling gecorreleerd zijn, zoals in Lopé, en verklaard worden door andere factoren.Verschillende parameters zullen bekeken worden: 1) de samenstelling van het insecten- enplantenaandeel (fruit en vegetatief voedsel) in het dieet van beide primaten over een periode vanéén jaar, 2) de verspreiding en abundantie van deze voedselbronnen in tijd en ruimte en 3) denutritionele waarde. Verschillen in de temporele variatie van insectivorie zullen geïnterpreteerdworden in functie van mogelijke verschillen in het nutritioneel belang van insecten voor beideprimatensoorten.Daarnaast zullen de bevindingen van belang zijn voor paleoantropologen bij hetreconstrueren van voedingskenmerken van de gemeenschappelijke voorouder die de mensapen ende mens delen. Recent bewijs van insectivorie bij Hominidae steunt inderdaad de hypothese datinsecten in het dieet van de vroegere mens, voor wie de chimpansee in bepaalde opzichten eengoed evolutief model vertegenwoordigt, een belangrijke rol speelden. Tenslotte zal deze studiebijdragen tot nieuwe inzichten in de discussie omtrent culturele verschillen tussen populaties vanmensapen.


34Conservatiebiologie / In situNa een eerste kennismaking met het veldwerk in Kameroen (mei-juli 2001) alsvrijwilligster, werd driemaal het veld ingegaan om 1) methodes uit te werken (eind maart - middenjuli 2002) en 2) eerste gegevens te verzamelen (midden mei-december 2003) en 3) tweede deel vande gegevens te verzamelen (september 2004-mei 2005). Eind 2006 zijn er drie artikelsgepubliceerd, drie ingediend en nog één in voorbereiding.Huidige onderzoeker: ISRA DEBLAUWE<strong>Onderzoek</strong>sniveau: Doctoraat Biologie (groep Dierkunde)Affiliatie: UA (Campus Drie Eiken)Promotoren: Prof. Dr. L. Van Elsacker (KMDA-UA) / Prof. Dr. R. Verheyen (UA)Doctoraatscommissie: Prof. Dr. M. Nelissen (UA) / Prof. Dr. L. Lens (UGent) / Prof. Dr.M. Eens (UA) / Prof. Dr. L. Van Elsacker (KMDA-UA)Met medewerking van: J. Dupain (African Wildlife Foundation)Financieringsbron: Dehousse mandaat (KMDA) / Leopold III-Fonds voor Natuuronderzoeken Natuurbehoud / Vlaamse Inter-Univeritaire Raad (VLIR) / Pater Louis Bruyns Fonds(UA) / Fondation pour la Promotion de la Recherche Scientifique en Afrique / eigenmiddelenCoöperatiepartners: Dr. L. Dibog (IRAD) / Prof. Dr. G. Janssens (UGent) / Dekoninck W.(KBIN)Planning: April 2001-December 2007Status eind 2006: veldwerk beëindigd, labowerk beëindigd, ingeven data en analysesbeëindigd, in schrijffase.Locatie onderzoeksactiviteit: Veldstation periferie Dja Reservaat, Kameroen / KMDAB.1.f. Characterisation and ethnobotany of the vegetation based on its use by westernlowland Great Apes (gorillas and chimpanzees): study case of the Dja ecosystem, Cameroon.Situering:Deze studie beoogt praktische kennis te ontwikkelen betreffende het nutritioneel potentieelvan het habitat van de mensapen alsook de verspreiding van planten gebruikt voor nestbouw. Dezegegevens zullen worden geïnterpreteerd in functie van de conservatie van mensapen en hetduurzaam gebruik van floristische hulpbronnen. De studie heeft vier hoofdpeilers: 1) het opstellenvan een handleiding voor de identificatie van restanten van vruchten geconsummeerd doormensapen, die de studie naar hun voedingsgewoonten op basis van indirecte sporen zoals mestmoet bevorderen, 2) een bijdrage leveren tot de systematische en ecologische studie van nog nieteerder beschreven vegetatiesoorten van belang voor mensapen 3) karakterisatie van de vegetatie opbasis van plantensoorten het meest gebruikt door mensapen, 4) karakterisatie van de vegetatie opethnobotanische basis aangezien al het veldwerk wordt uitgevoerd in een niet-beschermd gebiedmet houtkap en andere menselijke activiteiten, om de interactie mens-mensaap te karakteriseren enrichtlijnen te geven voor bosbeheer.Huidige onderzoeker: STEPHAN DJOUFACK<strong>Onderzoek</strong>sniveau: doctoraat biologieAffiliatie: PGS / UAPromotoren: Prof. Dr. L. Van Elsacler (KMDA-UA)Doctoraatscommissie: Prof. Dr. L. Van Elsacker (promotor – KMDA-UA) / Prof. Dr. L.Beyens (co-promotor - UA) / Prof. Dr. M. Eens en Prof. Dr. R. Verhagen (UA)Met medewerking van: J. Dupain (AWF - KMDA)Financieringsbron: eigen middelen / PGSPlanning: 2005 – 2009Status eind 2006: Na voorbereiden onderzoek in 2004 ging doctoraat van start in 2005.Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan een handleiding voor identificatie van zadenen vruchten in meststalen van grote mensapen.Locatie onderzoeksactiviteit: Veldstation periferie Dja Reservaat, Kameroen


Conservatiebiologie / In situ 35B.2.BRAZILIË: PROJECT BIOBRASILVoedselecologie van goudkopleeuwapen (Leontopithecus chrysomelas) in hunnatuurlijk leefgebied en de impact van woudfragmentatieCoördinator Project BioBrasil: Dr. Kristel De VleeschouwerSituering:Fragmentatie en destructie van het woudhabitat vormen de grootste bedreiging voor deovergebleven wilde populaties goudkopleeuwapen. Het Biologisch Reservaat Una huisvest degrootste beschermde wilde populatie van de soort, maar is als geheel te klein om haar overlevingop lange termijn te verzekeren. Teneinde een wetenschappelijk gefundeerd beleidsplan voor deconservatie van de soort te kunnen opstellen, dienen de factoren die de ecologische flexibiliteit vande soort, haar gebruik van verschillende habitats en de eigenschappen van territoria beïnvloeden,bepaald te worden.Het onderzoeksproject van de KMDA, genaamd “Project BioBrasil” heeft tot doel deecologie en het gedrag van goudkopleeuwapen te bestuderen in gefragmenteerde en verstoordehabitats. Het project werkt nauw samen met verschillende plaatselijke instituten, teneinde dewetenschappelijke expertise reeds aanwezig in Brazilië optimaal te benutten en te voorzien in detraining van nieuwe Braziliaanse wetenschappers. Met dat laatste doel voor ogen verkreeg KristelDe Vleeschouwer in december 2005 ook een positie als ‘collaborative professor’ aan deUniversidade Estadual de Santa Cruz. De onderzoekssite van het project in Brazilië fungeerttevens als onthaalinstituut voor onafhankelijke onderzoeksprojecten.Huidige onderzoeker: Dr. KRISTEL DE VLEESCHOUWER<strong>Onderzoek</strong>sniveau: PostdoctoraalAffiliatie: KMDAPromotoren: Prof. Dr. L. Van Elsacker (KMDA-UA) / Prof. Dr. M. Eens (UA)Coöperatiepartners: Smithsonian Institution (Dr. B.E. Raboy), University of Maryland(Prof. Dr. J.M. Dietz), Instituto de Estudos Socio-ambientais do Sul da Bahia (M. AraujoMsc, Dr. C. Kierulff), Universidade Estadual de Santa Cruz (Dr. A. Amorim, Dr. D. Faria,Dr. S.Nogueira, M.De Souza Pessoa, L.Catenacci), Centro de Pesquisas do Cacao (Dr. A.Amorim), Fundação Oswaldo Cruz (R. Monteiro)Financieringsbron: Postdoc mandaat KMDA (Vlaamse Overheid) / Lion Tamarin ofBrazil Fund / Primate Action Fund /Conservation InternationalPlanning: 2000-2011Status eind 2006: Sinds april 2003 zijn verschillende familiegroepen goudkopleeuwaapjeshet onderwerp van habituatie en gegevensinzameling. Zij worden gevolgd door een teamvan twee veldassistenten.Locatie onderzoeksactiviteit: KMDA / Una-reservaat BraziliëB.2.a. Demografie, ecologie en gedrag van goudkopleeuwapen in hun natuurlijk milieu en deeffecten van woudfragmentatieSituering:Habitats verschillen in de beschikbaarheid van hulpbronnen die dieren nodig hebben, deaanwezigheid van specifieke foerageermicrohabitats en de kans op predatie. Deze factoren zullen danook leiden tot verschillen in habitatkeuze en voedselecologie van een soort. Verstoring van habitatskan leiden tot veranderingen in de diversiteit, ruimtelijke en temporele verspreiding van de aanwezigevoedsel- en andere hulpbronnen of in predatiedruk. Dit zal aanpassingen veroorzaken in devoedselecologie, populatiestructuur en/of het territoriumgedrag van een soort.


36Conservatiebiologie / In situGroepsterritoria van goudkopleeuwapen (L. chrysomelas) omvatten dikwijls meerdere typeswoudhabitat. Het voedselaanbod voor deze soort (fruit, insecten, bloemen, nectar, boomsappen) kanfluctueren in de tijd, zowel als tussen habitats en op die manier sterk de territoriumgrootte van eengroep goudkopleeuwapen beïnvloeden.De densiteit van goudkopleeuwapen wordt bepaald op basis van de gemiddelde grootte vangroepen en territoria. De gemiddelde territoriumgrootte varieert echter naargelang de studie. Dehuidige densiteitschattingen houden ook geen rekening met eventuele densiteitverschillen naargelangde graad van degradatie en fragmentatie van het leefgebied. Habitats in het Una Reservaat variërenvan relatief onverstoorde, continue wouden in de oostelijke helft tot sterk verstoorde,gefragmenteerde gebieden in het westen. De situatie in dit laatste deel is wellicht het meestrepresentatief voor het hele verspreidingsgebied van de soort. Totnogtoe zijn enkel gegevens overterritoria in de oostelijke regio voorhanden. Teneinde gerichte conservatiemaatregelen te kunnenontwikkelen is het van prioritair belang om 1) territoriumgroottes en -eigenschappen te bepalen voorgroepen in verschillende woudhabitats, om op deze manier nauwkeuriger aantalschattingen tebekomen, en 2) de oppervlakte beschermd woud uit te breiden, via het aanhechten van aangrenzendewoudfragmenten en de aanleg van corridors naar verder gelegen gebieden. Vooraleer efficiënteconservatiemaatregelen te kunnen formuleren, is echter meer informatie nodig over de factoren die dedraagcapaciteit van woudhabitats voor goudkopleeuwapen bepalen. Een studie naar devoedselecologie van Leontopithecus chrysomelas in verschillende woudhabitats in het Una Reservaatverschaft daarom niet alleen inzicht in fundamentele vraagstellingen rond de ecologische flexibiliteitvan de soort in relatie tot habitatfragmentatie en -verstoring, maar ook essentiële basisinformatie voorde opmaak van een beleidsplan betreffende conservatie en onderzoek, dat toegepast zal worden op degehele metapopulatie (in het wild zowel als in gevangenschap).Huidige onderzoeker: Dr. KRISTEL DE VLEESCHOUWER<strong>Onderzoek</strong>sniveau: PostdoctoraalAffiliatie: KMDAPromotoren: Prof. Dr. L. Van Elsacker (KMDA) / Prof. Dr. M. Eens (UA)Coöperatiepartners: Smithsonian Institution (Dr. B.E. Raboy), University of Maryland(Prof. Dr. J.M. Dietz), Instituto de Estudos Socio-ambientais do Sul da Bahia (M. AraujoMsc, Dr. C. Kierulff), Universidade Estadual de Santa Cruz (Dr. A. Amorim, Dr. D. Faria,Dr. S. Nogueira), Centro de Pesquisas de Cacao (Dr. A. Amorim)Financieringsbron: Postdoc mandaat KMDA (Vlaamse Overheid) / Nationale LoterijPlanning: 2000-2011Status eind 2006: Sinds april 2003 zijn verschillende familiegroepen goudkopleeuwaapjeshet onderwerp van habituatie en gegevensinzameling. Zij worden gevolgd door een teamvan twee veldassistenten. <strong>Wetenschappelijk</strong>e publicaties worden voorbereid.Locatie onderzoeksactiviteit: KMDA / Una-reservaat BraziliëB.2.b. Fenologie en dispersiesyndromen van boomsoorten in vijf plantenfysionomieën ingefragmenteerde gebieden van het Atlantisch Kustregenwoud van Zuid-BahiaSituering:Wouden die dicht bij de evenaar gelocaliseerd zijn, zijn in de regel onderworpen aan eenklimaat met minimale seizoenaliteit: temperatuur en neerslag vertonen weinig fluctuaties over hetjaar. Aangezien deze factoren bepalend zijn voor de reproductie van planten, kan men in een dergelijkklimaat verwachten dat vruchtenbomen eveneens weinig seizoenaliteit gaan vertonen in debeschikbaarheid van vruchten en bloemen in de loop van een jaar. Er is echter nog heel weinigbekend omtrent de patronen van bloem- en vruchtbeschikbaarheid (fenologie) in woudengelokaliseerd dichtbij de evenaar. Een studie naar de fenologie van vruchtenbomen in dergelijkewouden kan dan ook inzicht opleveren in de relatie tussen seizoenaliteit in klimaat en seizoenaliteitin aanbod van plantaardige voedselbronnen. Daarnaast levert ze cruciale basisinformatie op voor de


Conservatiebiologie / In situ 37interpretatie van de voedselpatronen van verschillende diersoorten (Leontopithecus chrysomelas,Cebus xanthosternus).Woudfragmentatie beïnvloedt natuurlijke plantenpopulaties en de structuur en dynamiekvan ecosystemen. Fenologie is de studie van de levenscyclifasen gedurende het jaar, en draagt bijtot ons inzicht in de reproductieve en vegetatieve patronen van planten en de dieren die van henafhangen. Functionele relaties tussen organismen, zoals de dispersie van vruchten en zaden, dienenbeschouwd te worden als onderdeel van biodiversiteit. Deze studie vindt plaats in gefragmenteerdewouden van het Atlantisch kustregenwoud van Zuid-Bahia en onderzoekt biotische (fenologie endispersiesyndromen) en abiotische invloeden (regen, temperatuur, fotoperiode) op de reproductiepatronen(tijdstip van bloei en vruchtvorming; morfologische karakteristieken van vruchten) vaninheemse boomsoorten. Dit onderzoek draagt bij tot ons inzicht in de dynamiek vanwoudgemeenschappen, en de potentiële relaties tussen omgevingsfactoren en de biologischerespons van individuën. De data dienen als basis voor het analyseren van mutualistische relatiestussen planten en vruchteneters, en dragen bij tot een beter begrip van de patronen van regeneratieen successie in gefragmenteerde wouden.Huidige onderzoeker: MICHAELE DE SOUZA PESSOA<strong>Onderzoek</strong>sniveau: MastersAffiliatie: Universidade Estadual de Santa CruzPromotoren: Dr. K. De Vleeschouwer (KMDA) / Dr. A. Amorim en Dr. D. Faria(Universidade Estadual de Santa Cruz)Cooperatiepartners: Instituto de Estudos Socio-ambientais do Sul da Bahia (Dr. C.Kierulff), Centro de Pesquisas do Cacao (Dr. A. Amorim)Financieringsbron: Mastersbeurs KMDA (Vlaamse Overheid) / DAAD /Lion Tamarin of Brazil FundPlanning: 2005-2008Status eind 2006: In de loop van 2006 werden voor het tweede opeenvolgende jaarmaandelijkse gegevens verzameld omtrent de fenologie van een gemarkeerde setvruchtenbomen. Tevens werden dispersiesyndromen bestudeerd. De botanische monstersverzameld in 2005 en 2006 werden geïdentificeerd, in samenwerking met het Centro dePesquisas do Cacao (74%). Volledige identificatie hangt af van de raadpleging vanbotanische specialisten, en is voorzien voor april 2007. Momenteel worden de gegevensgeanalyseerd en voorbereid voor publicatie. In 2007 zal de maandelijkse opvolging vanbloei- en vruchtpatronen verdergezet worden, en zullen tevens dispersiesyndromenbestudeerd worden door een van de veldassistenten van Project BioBrasil, en vruchtenverzameld worden voor nutritionele analyses.Michaele de Souza Pessoa volgde in 2006 het Postgraduaatsprogramma ‘Regionaldevelopment and the Environment’ van de Universidade Estadual de Santa Cruz.Afronding en verdediging van de Mastersthesis is voorzien voor Maart 2008.Locatie onderzoeksactiviteit: UESC / Una-reservaat BraziliëB.2.c. Diet en nutritioneel gedrag van goudkopleeuwapen en hun rol als zaaddispersoren ingefragmenteerde woudenSituering:Daling van het voedselaanbod, als gevolg van woudvernietiging is een belangrijkelimiterende factor voor primatenpopulaties, vooral deze die bedreigd zijn met uitsterven, zoals hetgeval is voor het goudkopleeuwaapje. Informatie betreffende de voedselpatronen van deze soort isbelangrijk om inzicht te verwerven in de ecologische processen waarin deze soort betrokken is, enbijgevolg ook haar overleving. Het Una-reservaat is het enige federaal beschermde reservaatwaarin de soort voorkomt. Als gevolg van antropische invloeden uit het verleden is de westelijkehelft van het Una-reservaat sterker gefragmenteerd dan de oostelijke helft, wat wellicht eenbelangrijke invloed heeft op de groepsgrootte, territoriumgrootte en densiteit van planten en andere


38Conservatiebiologie / In situvoedselbronnen. Dit project evalueert de interacties van goudkopleeuwapen met de plantensoortendie zij gebruiken, met aandacht voor het voedselgedrag, morfologische en nutritioneleeigenschappen van de gebruikte fruitsoorten, en spatio-temporele variatie in territoriumgebruik,Daarnaast evalueert het ook de rol van goudkopleeuwapen als zaaddispersoren. Inzicht in de rolvan goudkopleeuwapen als frugivoren en zaaddispersoren levert informatie op die kan gebruiktworden in de keuze van planten voor corridors, en om de zaadflux van secundaire naar betterbewaarde zones te verhogen. De resultaten kunnen tevens helpen bij de identificatie van gebiedendie prioritair zijn voor conservatieacties, gebaseerd op de verspreiding en beschikbaarheid vanhulpbronnen in het gebied. Daarnaast levert het ook gegevens op die helpen bij de evaluatie van hetdieet van goudkopleeuwapen in gevangenschap.Huidige onderzoeker: LILIAN SILVA CATENACCI<strong>Onderzoek</strong>sniveau: MastersAffiliatie: Universidade Estadual de Santa CruzPromotoren: Dr. K. De Vleeschouwer (KMDA) / Dr. S. Nogueira (Universidade Estadualde Santa Cruz)Cooperatiepartners: Instituto de Estudos Socio-ambientais do Sul da Bahia (Dr. C.Kierulff), Centro de Pesquisas do Cacao (Dr. A. Amorim), Instituto Tecnológico deAlimentos (ITAL; Dr. P.R. Nogueira Carvalho)Financieringsbron: Mastersbeurs KMDA (Vlaamse Overheid) / CNPq /Lion Tamarin of Brazil Fund / Scott Neotropical Fund of the Cleveland Metroparks ZooPlanning: 2005-2008Status eind 2006: Sinds Februari 2005 werkt Lilian als onderzoeker in Project BioBrasil,teneinde ervaring op te doen inzake veldonderzoeksmethodes, en om dit Mastersprojectvoor te bereiden. Sinds November 2005 werkt zij aan haar Masters project. Lilian slaagdein Januari 2006 voor de toelatingsproeven van het Postgraduaatsprogramma ‘ToegepasteZoologie’ van de Universidade Estadual de Santa Cruz en verzamelde in de loop van 2006de velddata nodig voor haar Masters. Afronding en verdediging van de Mastersthesis isvoorzien voor Maart 2008.Locatie onderzoeksactiviteit: UESC / Una-reservaat BraziliëB.2.d. Evaluatie van ketamine als anestheticum bij wilde goudkopleeuwapenSituering:De evaluatie van anesthetica gebruikt in het beheer van wilde dieren is belangrijk, geziende stress en andere stimuli inherent aan het proces van opvang en onderzoek. Teneinde hetecologisch onderzoek van Project BioBrasil mogelijk te maken worden de groepengoudkopleeuwapen elke zes maanden opgevangen en de individuen verdoofd teneinde radiozenderste vervangen, de dieren te merken, morfologische metingen te verrichten en de groepscompositieste bepalen. Gedurende dit hele proces worden hartfrequentie, respiratorische frequentie,lichaamstemperatuur, speekselproductie, spiertonus en lichaamsreflexen opgevolgd om de kwaliteitvan de anesthesie te evalueren en de reactie van het individu op de anesthesie te verifiëren.Huidige onderzoeker: LILIAN SILVA CATENACCI<strong>Onderzoek</strong>sniveau: MastersAffiliatie: Universidade Estadual de Santa CruzPromotoren: Dr. K. De Vleeschouwer (KMDA) / Prof Dr. M. Lozano Cruz (UniversidadeEstadual de Santa Cruz)Cooperatiepartner: Instituto de Estudos Socio-ambientais do Sul da BahiaFinancieringsbron: KMDA (Vlaamse Overheid) via Project BioBrasilPlanning: 2006-2008Status eind 2006: Sinds Juli 2005 werden 43 dieren verdoofd en gemonitord. Eenvoorlopige analyse van de resultaten werd gepresenteerd op het Xth Congress and XVth


Conservatiebiologie / In situ 39Meeting of the Brazilian Association of Wildlife Veterinarians in November 2006.Verdere monitoring is voorzien tot tenminste Maart 2008Locatie onderzoeksactiviteit: UESC / Una-reservaat BraziliëB.2.e. Klinisch-sanitaire studie van wilde goudkopleeuwapenSituering:Verlies van biodiversiteit veroorzaakt verstoring van ecologische processen, en kan leidentot belangrijke veranderingen in de gezondheid van wilde populaties. Teneinde een efficiëntmanagementsplan te kunnen formuleren is niet enkel inzicht nodig in de genetische, ecologische enbiologische status maar ook in clinisch-pathologische aspecten van de soort in kwestie. Dit projectbeoogt een clinisch-sanitaire evaluatie van goudkopleeuwapen in situ, teneinde via de bekomenresultaten bij te kunnen dragen tot het beheer van de soort in het wild.Specifieke doelstellingen omvatten:- onderzoek naar infectie- en besmettelijke ziekten- bepaling van hemogram en biochemisch profiel van bloed- evaluatie van algemene gezondheidstoestand van dieren- identificatie van ecto-, hemo- en endoparasieten- onderzoek naar cyto-vaginaal patroon en bekomen van informatie omtrent reproductievestatus van vrouwtjesHuidige onderzoeker: LILIAN SILVA CATENACCI<strong>Onderzoek</strong>sniveau: MastersAffiliatie: Universidade Estadual de Santa CruzPromotoren Prof Dr. M. Lozano Cruz (Universidade Estadual de Santa Cruz) / Dr. M. C.KierulffCooperatiepartners: KMDA (Dr. K. De Vleeschouwer) / Fundação Zoologico de São Paulo(Dr. M. C. Kierulff), Instituto de Estudos Socio-ambientais do Sul da Bahia (Carlos E.Guidorizzi), Projeto Mico-leão da cara-dourada (Dr. J. Dietz, Dr. B. Raboy), UniversidadeEstadual de Santa Cruz (Prof. Dra. Mariângela Lozano Cruz, Prof. Alexandre DiasMunhoz; Prof. Ass. George Rêgo Albuquerque; Prof. Dr. Paola Pereira das Neves Snoeck),Universidade Estadual Paulista (UNESP/Campus Botucatu; Prof. Hélio Langoni; Prof. Dr.Eduardo Bagagli, Dra Sandra de Moraes Gimenes Bosco).Financieringsbron: Nog te voorzien.Planning: 2007-2008Status eind 2006: Het onderzoeksproject werd geschreven en ingediend bij het ICCM(International Committee for Conservation and Management of Lion Tamarins) en bijIBAMA (Brazilian Institute for Environment) teneinde de nodige onderzoekslicenties tebekomen.Locatie onderzoeksactiviteit: UESC / Una-reservaat Brazilië


40Conservatiebiologie / In situB.3.VLAANDEREN: Natuurreservaat DE ZEGGE<strong>Onderzoek</strong> naar een efficiënter beheer van een laagveenmoerasDe KMDA beheert onder deskundige leiding van Marcel Verbruggen al sinds 1952Natuurreservaat De Zegge. Dankzij een intensief beheer kon de biodiversiteit ondanks de velenegatieve omgevingsfactoren (o.a. ontginning van de omliggende percelen) behouden blijven. Hetgevoerde beheer is erg arbeidsintensief, maar levert significante resultaten op. Om het beheer vanhet nog steeds groeiend reservaat te kunnen blijven doen, zal moeten gezocht worden naarefficiëntere beheersmaatregelen die toch een vergelijkbaar resultaat opleveren.In de loop van 2004 werden de eerste stappen in gezet in de richting van een efficiënterbeheer. Vanaf 2005 werd een groot deel van het maaisel, dankzij de hulp van groenarbeiders,vrijwilligers en werkgestraften, afgevoerd naar een Biologische landbouwer die het maaiselgebruikt als meststof op zijn bedrijf. In het beheersjaar 2006 werd ervoor gezorgd dat de uiterstezuidpunt van het Cruysenbroek bereikt kan worden voor de excursies. Hiervoor moesten een paarverlande en dicht gegroeide ijzerputten machinaal beheerd worden.In het kader van lange termijnonderzoek in samenwerking met de UA, onderzoeksgroepProf. Dr. Patrick Meire, werden vanaf 2004 proefmetingen (waterkwaliteit en waterniveaus)uitgevoerd en werden de resultaten hiervan gebruikt om een onderzoeksplan op te stellen. Hetproject “Hydrologie, vegetatie en standplaatsfactoren in Natuurreservaat De Zegge” werduitgewerkt door Dhr. Hans Backx (UA) en Dhr. Steven Vansteenkiste (<strong>CRC</strong>/KMDA) en is in 2005opgestart. In 2005 werden de gegevens verzameld om een actuele vegetatiekaart te maken enwerden een aantal grondstalen, grondwaterstalen en oppervlaktewaterstalen genomen engeanalyseerd. Tevens werd om de 14 dagen de stand van het grondwaterpeil gemeten om beterbeeld te krijgen van de hydrologie. In 2006 werden de eerste resultaten verder verwerkt en blevenwe waterstanden en waterkwaliteit monitoren. De resultaten zullen in de loop van 2007gepubliceerd worden. Als eerste zal in het begin van 2007 een rapport verschijnen waarna degegevens zullen worden gebruikt voor publicaties in nationale en internationale tijdschriften. Dezeinformatie zal ook als dossier ingediend worden voor een onderzoekskrediet.Er werd verder gewerkt aan het verzamelen van gegevens over de ringslangen in De Zegge.Via het monitoren van de populatie willen we zo goed als kan op de hoogte blijven van haarevolutie in De Zegge, maar ook in de ruime omgeving. Op verschillende plaatsen buiten hetreservaat werden in 2006 weer ringslangen of vervellingen teruggevonden.Huidige onderzoeker: STEVEN VANSTEENKISTE<strong>Onderzoek</strong>sniveau: licentiaat BiologieAffiliatie: KMDAPlanning: 2003-2006Status eind 2006: eerste resultaten zijn op het terrein zichtbaar en onderzoeksproject loopt.Locatie onderzoeksactiviteit: KMDA / De ZeggeHuidige onderzoeker: Prof. PATRICK MEIRE / Dr. HANS BACKX<strong>Onderzoek</strong>sniveau: Gezamenlijk onderzoeksproject UA / KMDA / De ZeggeAffiliatie: Universiteit AntwerpenPlanning: 2004-2006Status eind 2006: Proefmetingen (waterkwaliteit en waterniveaus) uitgevoerd en resultatenhiervan gebruikt om een onderzoeksplan op te stellen. Het resulterende project“Hydrologie, vegetatie en standplaatsfactoren in Natuurreservaat De Zegge” is lopende.Samenwerking wordt voortgezet in de toekomst.Locatie onderzoeksactiviteit: De Zegge / UA / KMDA


Diergeneeskunde 41DISCIPLINE: DIERGENEESKUNDECoördinatie en supervisie: Dr. F. VercammenDe doelstelling van deze onderzoekcel is zowel het fysisch als psychisch welzijn van dedieren te verbeteren door de uitvoering van onderzoek dat kan toegepast worden voor het beheervan een complexe exotische verzameling dieren. De studies situeren zich vnl. op het vlak van depathologie, de microbiologie, de parasitologie, de voortplanting en de voeding, en mondenregelmatig uit in relevante bevindingen en publicaties over bepaalde diersoorten..De systematische doorgedreven onderzoeken op deze verschillende diergeneeskundigeterreinen kunnen aldus zaken aan het licht brengen waarvan elke wetenschapper onmiddellijkbeseft dat zonder fundamenteel onderzoekswerk zeer waardevolle informatie verloren zou gaan. Indit besef kadert de inspanning in de verruiming van het diergeneeskundig en totaalwetenschappelijk programma van de KMDA.Enkele krijtlijnen in de diergeneeskunde werden vooropgesteld in het strategisch plan enkrijgen hieronder een nadere verklaring:• fundamentele diergeneeskunde op basis van gelegenheidsonderzoek in de verscheidene takkenvan de diergeneeskunde• studies betreffende microbiologische agentia bij zoo-dieren, alsook het epidemiologischonderzoek en het vrijwaren van de dierenverzameling voor en door uitwisselingsprogramma's• studies betreffende parasieten en hun controle bij zoo-dieren, alsook het epidemiologischonderzoek en het vrijwaren van de dierenverzameling voor en door uitwisselingsprogramma'sA.1. GELEGENHEIDSONDERZOEKSituering:In het dagelijks veterinair werk, namelijk de preventie, diagnosestelling, behandeling enpathologische autopsiebevindingen, worden we bij de zoo-dieren met onregelmatige frequentiegeconfronteerd met buitengewone en voor de wetenschap zeer interessante gegevens. Het is debedoeling, in het kader van het fundamenteel gelegenheidsonderzoek, met deze gegevensbelangrijke wetenschappelijke inzichten te verwerven voor de betrokken diersoorten. In detoekomst zal getracht worden dergelijke korte termijn projecten te bundelen zodat via gerefereerdepublicaties een ruimere internationale gemeenschap kan worden bereikt en bijvoorbeeldvernieuwend kan worden uitgepakt in onze educatieve werking op basis van dit in eerste instantie“ondersteunend” onderzoek (Type 1 cfr. beheersovereenkomst).A.1.a. Pathologie bij wilde dierenSituering:Pathologisch (autopsie) onderzoek levert dikwijls interessante gegevens op die echter nogonbekend zijn in de onderzoekswereld. Zoo Antwerpen voert een uitgebreid systematischonderzoek voor het beheer van een complexe exotische zoopopulatie uit.Het doel van dit onderzoek is de studie van de aard, de oorzaak en de ontwikkeling vanabnormale processen bij wilde dieren. Hiervoor wordt systematisch onderzoek verricht door hetuitvoeren van lijkschouwingen van de gestorven dieren. Het onderzoek vormt de basis van dekennis van aspecten van allerlei oorsprong (genetisch, nutritioneel, infectieus, metabool,zootechnisch, stress,...) en bepaalt de kwaliteit van de noodzakelijke geneeskundige verzorging.Tevens is het pathologisch onderzoek onontbeerlijk om te bepalen welke studie verdernoodzakelijk is.


42DiergeneeskundeIn 2006 werd de retrospectieve studie naar pseudomembraneuze enteritis en abcederendehepatitis (veroorzaakt door Entamoeba invadens) bij de reptielen in de Zoo van Antwerpenafgewerkt. Deze studie zocht naar een praktische profylactische toepassing van metronidazole bijde verschillende reptielen species. De efficaciteit kon bewezen worden en wordt standaardtoegepast. De resultaten werden voorgesteld op de Annual Conference of the American Associationof Zoo Veterinarians.Verder werd actief meegewerkt aan de update van het “Transmissible Diseases Handbook”van de Infectious Diseases Working Group (European Association of Zoo and WildlifeVeterinarians). Hiervoor hebben wij de volgende specifieke pathologieën beschreven: bovieneanaplasmose, boviene theileriose.Met de inbeslagname van reuzentoerako’s en snelle sterfte van enkele exemplaren kwamde pathologie er snel achter dat Cryptosporidium de oorzaak was. Een adekwate behandeling is nogsteeds niet beschreven bij vogels en daarom moet deze infectie zeer goed opgevolgd worden.Vanwege het grote belang van deze vaststellingen werd dit ook voorgesteld op de<strong>Wetenschappelijk</strong>e Meeting van de Europese Vereniging van Dierentuindierenartsen.Coöperatiepartners: Prof. Dr. R. Ducatelle (Universiteit Gent)Planning: doorlopend onderzoekLocatie onderzoeksactiviteit: KMDA (Zoo Antwerpen)A.1.b. MicrobiologieSituering:Dit omvat het opsporen en identificeren van bacteriën, schimmels, gisten en virussen inlevende en dode dieren alsook in hun leefomgeving. Het doel van de studie is te achterhalen welkemicro-organismen een pathogeen effect manifesteren, waarom en hoe. Dit onderzoek is van grootbelang voor het behoud van de dierenverzameling in het algemeen, maar ook voor dedierverzorgers en het publiek.In 2006 werd verder gewerkt aan de isolatie van de pathogene Escherichia coli O:159 meteen verrijkingsmethode, maar kon deze bacterie niet aangetoond worden bij de dieren van deKMDA. Tevens werd de studie over de problematiek van Salmonella in het reptielengebouw vande Zoo van Antwerpen gepubliceerd in een internationaal tijdschrift.Huidige medewerker: LUC BAUWENSAffiliatie: KMDA<strong>Onderzoek</strong>sniveau: LaborantPlanning: doorlopend onderzoekLocatie onderzoeksactiviteit: KMDA (Zoo Antwerpen)Het identificeren van al deze micro-organismen gebeurt in samenwerking metverschillende wetenschappelijke instituten, waaronder:• Afdeling Mycologie van het Instituut voor Tropische Geneeskunde van Antwerpen (Prof.Dr. D. Swinne)• Afdeling Mycobacteriologie van het Instituut voor Tropische Geneeskunde van Antwerpen(Prof. Dr. F. Portaels)• <strong>Wetenschappelijk</strong> Instituut Volksgezondheid – Microbiologie (Prof. Dr. D. Swinne)• <strong>Wetenschappelijk</strong> Instituut Volksgezondheid – Pasteur Instituut (Dr. M. Yde)• Centrum voor <strong>Onderzoek</strong> in Diergeneeskunde en Agronomie (CODA)


Diergeneeskunde 43A.1.c. ParasitologieSituering:Parasitologisch onderzoek betreft hier de bestudering van ecto- en endoparasieten bijzoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en vissen. Naast het opsporen wordt ook de bestrijding vanparasitaire infecties voortdurend geëvalueerd. Momenteel richten wij vooral onze aandacht op deprotozoaire infecties bij primaten. Een preliminair onderzoek in Zoo Antwerpen en DierenparkPlanckendael bracht tot nu toe geen Entamoeba histolytica aan het licht, maar wel verschillendeandere pathogenen. Een grondigere studie drong zich hier dus op (zie onder A.2.)In 2006 werd tevens een onderzoek naar de uitscheiding van Toxoplasma gondii oöcystenin de faeces van de grote roofkatten in de Zoo van Antwerpen en Dierenpark Planckendaeluitgevoerd. In totaal zijn 57 stalen van 16 verschillende grote katten (6 verschillende species)onderzocht op een periode van 1 maand. Er werden geen cysten vastgesteld, maar er moet welopgemerkt worden dat gezien de epidemiologische toestand ook nog best serologisch en repetitiefmestonderzoek nodig is gedurende een langere periode. Er is dus nog steeds nood aan een continuemonitoring.Huidige medewerker: LIEVE STASAffiliatie: KMDA<strong>Onderzoek</strong>sniveau: LaborantPlanning: doorlopend onderzoekLocatie onderzoeksactiviteit: KMDA (Zoo Antwerpen)Huidige medewerker: NELE TEUGELS<strong>Onderzoek</strong>sniveau: Gegradueerde in de Medische LaboratoriumtechnologieAffiliatie: Katholieke Hogeschool Leuven – Departement RegaPromotoren: A. De Vlieger (KHLeuven) / Dr. F. Vercammen (KMDA)Planning: 2005-2006Status eind 2006: het onderzoeksverslag in het kader van het diploma van gegradueerde inde Medische laboratoriumtechnologie “Parasitologisch mestonderzoek vandierentuindieren” werd afgewerkt.Locatie onderzoeksactiviteit: KMDA (Zoo Antwerpen en Dierenpark Planckendael)Huidige medewerker: MURIEL FILLIERS<strong>Onderzoek</strong>sniveau: Diploma van DierenartsAffiliatie: ITG-UGentPromotoren: Prof. Dr. P. Dorny (ITG) / Dr. F. Vercammen (KMDA)Planning: 2005-2006Status eind 2006: de thesis tot het behalen van het diploma van Dierenarts “Toxoplasmosein zoo’s” werd afgewerkt.Locatie onderzoeksactiviteit: KMDA (Zoo Antwerpen en Dierenpark Planckendael)Voor het identificeren en evalueren van deze parasieten wordt samengewerkt met:• Departement Diergeneeskunde van het Instituut voor Tropische Geneeskunde vanAntwerpen (Prof. Dr. S. Geerts, Prof. Dr. P. Dorny)• Departement Klinische Wetenschappen - Klinische Biologie van het Instituut voorTropische Geneeskunde van Antwerpen (Prof. Dr. T. Vervoort)• Departement Parasitologie van de Universiteit van Gent (Prof. Dr. J. Vercruysse)


44DiergeneeskundeA.1.d. VoedingSituering:De voeding voor veel wilde dieren is empirisch en historisch gegroeid uit de vergelijkingmet de nutsdieren en de gezelschapsdieren, gekoppeld aan de observaties uit de natuur. De laatstejaren is echter voor sommige species meer specifieke wetenschappelijke informatie beschikbaargekomen door het onderzoek naar b.v. verteringscoëfficiënten. Des te meer gegevens over devoedingsfysiologie bij de wilde dieren aan het licht komen, des te beter kan men het rantsoenberekenen. Zo zijn we in 2006 in de Zoo van Antwerpen gestart met vernieuwenderantsoenberekeningen bij okapi’s.Huidige medewerker: Dr. FRANCIS VERCAMMENAffiliatie: KMDA<strong>Onderzoek</strong>sniveau: Doctor in de DiergeneeskundePlanning: doorlopend onderzoekLocatie onderzoeksactiviteit: KMDA (Zoo Antwerpen)Voor het analyseren van voedermiddelen en optimaliseren van het rantsoen wordtsamengewerkt met:• Abteilung Tierernährung, Institut für Tierwissenschaften, Universität Bonn (Dr. J.Hummel)• Division of Zoo Animals, Exotic Pets and Wildlife, University of Zurich (Dr. M. Clauss)• Nutritionist van Rotterdam Zoo (Dr. J. Nijboer)• Laboratorium Dierenvoeding, Departement Dierenvoeding, Dierlijke Genetica, Veeuitbatingen Ethologie van de Universiteit van Gent (Prof. Dr. G. Janssens)A.2. PROTOZOAStudies betreffende intestinale protozaire infecties bij Non-Human Primates (NHP) indierentuinen, alsook het epidemiologisch onderzoek en het vrijwaren van dedierenverzameling voor en door uitwisselingsprogramma’sSitueringPrimaten kunnen allerlei parasieten herbergen en o.a. Entamoeba histolytica is bekend omerg pathogeen te zijn. Sinds halverwege de jaren negentig echter de niet-pathogene Entamoebadispar werd ontdekt, die echter alleen met moleculaire technieken eind jaren negentig kongedifferentieerd worden, drong een onderzoek bij onze primaten zich dan ook op. De preliminairegegevens van 2005 toonden aan dat er in de KMDA bij 24 groepen van niet humane primaten(NHP) geen E. histolytica aanwezig was, maar wel andere pathogenen. Vooral protozoaire infectieszoals Entamoeba spp., Giardia spp., en Balantidium coli zijn van belang. Infecties met gastrointestinalenematoden zoals Strongyloides spp. en Trichuris spp. bleken minder voor te komen.Hoewel er in de literatuur weinig vergelijkbare studies worden beschreven, zijn bijkomendeprevalentiegegevens van gastro-intestinale parasieten bij NHP in dierentuinen noodzakelijk. Hetbelangrijkste objectief was daarom de prevalentiestudie uit te breiden naar zowel binnenlandsedierentuinen als buitenlandse dierentuinen en de evaluatie van risicofactoren voor gastro-intestinaleparasieten bij NHP beter te onderbouwen. Alle NHP-groepen van 2 Belgische dierentuinen(Olmense Zoo en Park Paradisio) en 3 Nederlandse dierentuinen (GAIA Park, Safari BeekseBergen en Blijdorp) werden onderzocht. Zowel de Telemann methode voor een algemene detectievan gastro-intestinale parasieten, als de commerciële immunofluorescentie test (IFT) voor eenspecifieke detectie van Giardia spp. en Cryptosporidium spp. werden gebruikt voor hetcoprologisch onderzoek. De resultaten bevestigden dat met uitzondering van Cryptosporidium spp.infecties met gastro-intestinale protozoa in NHP gehuisvest in dierentuinen veelvuldig voorkomen.Er werd ook aangetoond dat er verschillen zijn in gastheergevoeligheid. Aanvullend werd gestartmet het onderzoek naar het mogelijke zoönotisch karakter van Giardia infecties bij niet humane


Diergeneeskunde 45primaten. Hiervoor werd een nieuw polymerase kettingreactie protocol uitgewerkt en op puntgesteld. De moleculaire identificatie van de verschillende Entamoeba spp. werd voorbereid.Huidige medewerker: BRUNO LEVECKE<strong>Onderzoek</strong>sniveau: Doctoraat in de Diergeneeskundige WetenschappenAffiliatie: ITG-UGentPromotoren: Prof. Dr. P. Dorny (ITG) / Prof. Dr. J. Vercruysse (UGent) / Dr. F.Vercammen (KMDA)Financieringsbron: Dehousse-mandaat (KMDA)Planning: 2006-2009Status eind 2006: De voorziene planning werd aangehouden voor de thesis tot het behalenvan de graad van Doctor in de Diergeneeskundige Wetenschappen met als titel:“Protozoaire infecties bij niet humane primaten in dierentuinen”.Locatie onderzoeksactiviteit: KMDA (Zoo Antwerpen, Dierenpark Planckendael)


46Functionele MorfologieDISCIPLINE: FUNCTIONELE MORFOLOGIECoördinatie en supervisie: Dr. K. D’AoûtA.1. FUNCTIONELE MORFOLOGIE VAN DE LOCOMOTIESituering:De studie van de voortbeweging of locomotie, is één van de grootste disciplines binnen hetvakgebied van de functionele morfologie. Binnen het <strong>CRC</strong> wordt de beschikbaarheid van eenunieke collectie dieren, in de eerste plaats uitgebuit om experimentele gegevens aan te reiken in degrote actuele discussies rond de evolutieve oorsprong van bipedale locomotie bij de vroege mens.(vanaf 2005 wordt overigens de mens zelf ook bestudeerd). Daarnaast is de studie vanmensapenlocomotie op zich biologisch waardevol en wordt daar waar mogelijk ingespeeld oplocomotieproblematiek van praktische aard. In 2004 werd bovendien een vervolg gegeven aan hetverkennend onderzoek dat in 2003 werd opgestart naar de biomechanische achtergrond en deetiologie van klauwproblemen okapi’s.De rode draad doorheen het mensapenonderzoek aan het <strong>CRC</strong> is het bestaan van twee grotegroepen van hypothesen omtrent de precursor van habituele bipedalie bij vroege hominiden. Deeerste hypothese stelt dat bipedalie voortkomt uit een terrestrisch quadrupedale fase. De tweedehypothese, die steeds meer bijval vindt in de wetenschappelijke literatuur, stelt dat bipedalievoortkomt uit een arboreale fase, die als preadaptief kan worden beschouwd voor terrestrischebipedalie.In een eerste, meest voor de hand liggende luik werd gestart met een vergelijking van debipedale en quadrupedale locomotie van de bonobo, die het beste “model” is voorAustralopithecus, de eerste betrouwbaar gedocumenteerde habitueel bipedale hominide. Ditonderzoek dat kadert in de terrestrische hypothese werd afgewerkt wat betreft het experimenteleluik en momenteel worden de analyses (gekaderd in de arboreale context, zie verder) afgewerkt.In het kader van de arboreale hypothese werd de proefopstelling die in 2002 op punt werdgesteld, intensief gebruikt om kinematische en kinetische (kracht-) data te verzamelen vanarboreale locomotie van bonobo’s, en dit op substraten met een helling tussen 0° en 90°. Deze datakunnen rechtstreeks vergeleken worden met de terrestrische data van bonobo’s. Hierbij werden in2003 ook gegevens verzameld over springen bij bonobo’s, omdat dit extreme gedrag zeer geschiktis om de “maximale” prestaties van bonobo’s te vergelijken met de meest voorkomendelocomotievormen (terrestrische en arboreale locomotie). Het experimentele werk is afgerond en in2006 werden de eerste resultaten gepubliceerd (Schoonaert et al., 2006: Scholz et al., 2006). Eenverdere analyse, zowel van arboreale locomotie als van springen bij bonobo’s, is momenteel bezig..In 2006 werd een nieuwe onderzoekslijn opgestart wat betreft de locomotie van gibbons(Hylobates). Deze mensapen worden beschouwd als specialisten voor brachiatie, met de daaraangekoppelde morfologische aanpassingen. Desondanks zijn het ook zeer bekwame bipedalestappers, zowel arboreaal als terrestrisch. Na het voorgaande experimenteel onderzoek werd eennieuw postdoctoraal mandaat bekomen bij het FWO (Evie Vereecke). In dit project, dat concreeteen samenwerkingsverband is tussen het <strong>CRC</strong>, de Universiteit Antwerpen en de University ofLiverpool (UK), wordt de interactie van interne en externe mechanica bestudeerd bij de arborealelocomotie van gibbons. Met name zal worden onderzocht hoe de elasticiteit van anatomischestructuren (pezen en spieren) interageert met de elasticiteit van typishce, natuurlijkegibbonsubstraat.Bij alle onderzoeksprojecten wordt getracht om een geïntegreerde dataset aan te leggen,bestaande uit een kinematische analyse en een kinetische analyse. Hierbij zijn ook morfologischegegevens (dissectie) en morfometrische gegevens (spiereigenschappen) essentieel. Bovendien kan


Functionele Morfologie 47biomechanische modellering (voorwaarts en invers dynamische analyse) helpen om een inzicht teverkrijgen in het onderliggende locomotiemechanisme zelf.A.1.a. Terrestrische locomotie bij bonobo’sSituering:Het onderzoek naar terrestrische locomotie van bonobo’s is afgerond wat betreft hetexperimentele luik. Er zijn echter nog een aantal niet-gepubliceerde gegevens die verder zullenafgewerkt worden, met namer de invers-dynamische analyse van terrestrische locomotie. Omwetenschappelijke redenen zal dit luik gecombineerd worden met de analyse van de arborealelocomotie (zie verder A.1.b). Verder zal de beschikbare dataset kunnen gebruikt worden in eennieuw project (zie verder A.1.f)Huidige onderzoekers: Prof. Dr. PETER AERTS / Prof. Dr. LINDA VAN ELSACKER /Dr. KRISTIAAN D’AOÛTAffiliatie: UA (Campus Drie Eiken) / KMDAFinancieringsbron: <strong>CRC</strong>Coöperatiepartners: Prof. Dr. R. Crompton / Dr. E. Vereecke (Liverpool University - Dept.of human anatomy and cell biology - modelling, anatomie) / A. Hofstetter (BerlinUniversity - gorilla data) / Prof. Dr. D. De Clercq (UGent - human data)Planning: 1997 tot 2004Status eind 2006: Een eindverslag werd ingediend bij het FWO-Vlaanderen.Locatie onderzoeksactiviteit: KMDA (Dierenpark Planckendael) / Labo FunctioneleMorfologie (UA) / University of Liverpool (UK) / Berlin Zoo & University (D) / UGentA.1.b. Arboreale locomotie bij bonobo’sSituering:De concrete doelstelling van dit onderzoek is het vergelijken van de functionele enbiomechanische eisen die verschillende vormen van arboreale locomotie aan het musculo-skeletaalsysteem van de bonobo stellen. Deze onderzoekslijn bevindt zich momenteel in de afwerkingsfase.In 2006 werd een eerste artikel gepubliceerd (Schoonaert et al., 2006) en een tweedeingediend (Schoonaert et al., in 2007 aanvaard ter publicatie in J.Anat.).Huidige onderzoeker: KIRSTEN SCHOONAERT<strong>Onderzoek</strong>sniveau: Doctoraat Biologie (groep Organismen en Populaties)Affiliatie: UA (Campus Drie Eiken)Promotoren: Prof. Dr. P. Aerts (UA) / Prof. Dr. D. De Clercq (UGent) / Prof. Dr. L. VanElsacker (KMDA-UA)Met medewerking van: Dr. K. D’Août (<strong>CRC</strong>/UA)Financieringsbron: <strong>CRC</strong> via een Dehousse-mandaatPlanning: indiening doctoraat in 2007Status eind 2006: Alle gegevens werden verzameld en verschillende manuscripten zijngepubliceerd, in druk en in voorbereiding.Locatie onderzoeksactiviteit: KMDA (Dierenpark Planckendael) / Labo FunctioneleMorfologie (UA)


48Functionele MorfologieA.1.c. Springen bij bonobo’s.Situering:Verschillende vormen van springen maken deel uit van het locomotierepertoire vanbonobo’s. In dit zijproject werd toegespitst op verticaal springen vanuit stilstand, omdat dit demeest extreme vorm is en ons daarom inzicht kan verschaffen in de totale prestatie van de bonobo.Hierbij werd gebruik gemaakt van de “catwalk” opstelling, met een gecombineerde registratie vanhoge-snelheids videobeelden, grond-reactiekrachten en plantaire drukken. Ondanks het feit datbonobo’s geen typische “springer” anatomie hebben, blijkt uit onze gegevens dat bonobo’s zeergoed presteren. Een eerte artikel werd gepubliceerd (Scholz et al., 2006) en een tweede werdingediend (Scholz et al., Proc.Roy.Soc.Lond.B).Huidige onderzoeker: MELANIE SCHOLZ<strong>Onderzoek</strong>sniveau: doctoraatsonderzoeker BewegingswetenschappenAffiliatie: Vrije Universiteit Amsterdam (NL)Promotor: Dr. M.F. Bobbert (VU Amsterdam)Met medewerking van: Dr. K. D’Août (KMDA- UA)Financieringsbron: VU AmsterdamPlanning en status eind 2006: dit nevenproject werd experimenteel afgewerkt engedeeltelijk gepubliceerd. Het opvolgen van het tweede ingediende manuscript enmathematische modellering loopt nog.Locatie onderzoeksactiviteit: KMDA (Dierenpark Planckendael) / VU Amsterdam / UAA.1.d. Terrestrische locomotie bij gibbonsSituering:Hoewel er reeds meerdere studies bestaan over brachiatie van gibbons, werd de kinesiologievan de terrestrische bipedale locomotie nog niet in detail onderzocht. Gezien de relatief hogefrequentie van bipedalie bij gibbons, die nochtans doorgaan als typevoorbeeld voor zeergespecialiseerde brachiatoren, is het echter interessant om ook dit locomotietype grondig tebestuderen. Ook de voetstructuur van de gibbon bleef tot hiertoe weinig besproken, maar vormt weleen essentiële aanvulling voor de interpretatie van de biomechanische data. Zowel de functionelemorfologie als de kinesiologie staat centraal in dit doctoraatsproject. Uiteindelijk worden deresultaten aangaande de morfologie en kinesiologie samengevoegd en vergeleken met de bonobo (zieA.1.a.) en de mens (UGent). Deze studie mondde uit in verscheidene artikels en in een doctoraalproefschrift (E.Vereecke) dat in 2006 met succes werd verdedigd.In 2006 werd een nieuw luik opgestart binnen het gibbononderzoek, waarbij met nameelastische aspecten aan bod komen (zie hoger).Huidige onderzoeker: Dr. EVIE VEREECKE<strong>Onderzoek</strong>sniveau: PostdoctoraalAffiliatie: UA (Campus Drie Eiken)Promotoren: Prof. Dr. P. Aerts (UA) / Prof. Dr. D. De Clercq (UGent) / Prof. Dr. L. VanElsacker (KMDA-UA)Financieringsbron: FWO eremandaat / Universiteit LiverpoolMet medewerking van: Dr. K. D’Août (<strong>CRC</strong>-UA) / Dr. S. Van Sint Jan (ULB) / Dr. R.Payne (Royal Veterinary College, London, UK) / Prof. Dr. R. Crompton (LiverpoolUniversity, UK)Planning: 2006-2009Status eind 2006: Het nieuwe onderzoeksluik werd conceptueel opgestart (theoretischeachtergrond, uitwerken proefopstelling).Locatie onderzoeksactiviteit: KMDA (Dierenpark Planckendael) / Labo FunctioneleMorfologie (UA) / ULB


Functionele Morfologie 49A.1.e. Klauwproblemen bij okapi’s (Okapia johnstoni)Situering:Klauwmisvormingen zijn een zeer frequent voorkomend probleem bij hoefdieren, zowel bijzoo- als bij nutsdieren. Dergelijke problemen zijn dramatisch voor een soort als de okapi, die zeerbedreigd is en waarbij klauwverzorging bijzonder problematisch is. Het is een belangrijkebelemmering voor succes binnen het kweekprogramma voor deze soort, dat door de KMDA wordtgecoördineerd.Volgend op het afgelopen onderzoek (zie vorige verslagen) werd in 2006 toegespitst op hetanalyseren van verschillende pezen (lange en korte digitale flexoren, suspensorisch ligament) dievatbaar zijn voor aandoeningen ten gevolge van gangafwijkingen. Deze pezen werdengedissecteerd uit verse okapikadavers die werden bekomen uit de KMDA en uit internationalesamenwerkingen.Huidige onderzoekers: Dr. KRISTIAAN D’AOÛT / Dr. RACHEL PAYNE<strong>Onderzoek</strong>sniveau: postdoctoraal / licentiaatsthesisAffiliatie: KMDA - UA & Royal Veterinary College (London, UK)Promotor: Dr. K. D’Août (KMDA - UA)Met medewerking van: Dr. K. Leus en B. Van Puijenbroeck (KMDA)Financieringsbron: KMDAStatus eind 2006: De kinematische dataset en de preliminaire accelerometrische enpedobarografische dataset werd afgewerkt. De resultaten zullen samen met de peesanalysesvan 2006 verwerkt worden in manuscripten.Planning: De beschikbare gegevens (kinematica, dynamica, morfologie) zullen tot artikelsverwerkt worden.Locatie onderzoeksactiviteit: KMDA (Zoo Antwerpen) / UA / Royal Veterinary College(London, UK)A.1.f. Voortbeweging en het ontstaan van voetsporen in zachte substratenSituering:In januari 2005 startte een onderzoeksproject van het Fonds voor <strong>Wetenschappelijk</strong><strong>Onderzoek</strong>-Vlaanderen (project nr. G.0125.05) getiteld “Het verband tussen kinematica van hetvoet-enkel complex, plantaire drukproefielen en statische voetafdrukken: een nieuwe benaderingvoor de functionele interpretatie van gefossiliseerde hominide voetsporen”. Dit project bouwtverder op de resultaten van een ander project (zie hoger A.1.a: Terrestrische locomotie bijbonobo’s). Vertrekkende vanuit de opgebouwde ervaring m.b.t. de analyse van de locomotie bijmensapen, wordt getracht om ook de locomotie van de vroege mens te karakteriseren. In deliteratuur bestaat namelijk grote onenigheid over het stappen van onze voorouders: was dit eerdermensaap-achtig of reeds gelijkend op het stappen van de moderne mens? In 2005 werd reeds eenmanuscript aanvaard m.b.t. de voetanatomie en locomotie van vroege mensen (D’Août et al., inpress). Om deze vraag op te helderen wordt de dataset aangevuld met gegevens van moderneproefpersonen die wandelen in een zacht substraat. Deze gegevens worden verzameld insamenwerking met de co-promotoren van het project, prof. Van Gheluwe (VUB) en prof. DeClercq (UGent). Op basis van de onderzoeksresultaten wordt getracht een verband aan te tonentussen de vorm van een (al of niet fossiele) voetafdruk en de manier van voortbewegen.In 2006 werden aanvullende gegevens verzameld van natuurlijk blootsvoets wandelendemensen (Zuid-Indiërs) om een antwoord te formuleren op de vragen of (1) de Westerse voet (deenige die goed bestudeerd werd) wel als de “biologisch normale” voet kan beschouwd worden, en(2) in hoeverre verschillen die gezien worden tussen fossiele voetafdrukken en de modernevoetmorfologie niet te wijten zijn aan verschillen in het (al of niet) dragen van schoeisel. In eenlatere, essentiële fase zullen deze inzichten getoetst worden met mensapen van de KMDA: blijven


50Functionele Morfologieonze experimente en modelmatige inzichten overeind wanneer we met verschillende subjecten(mensapen i.p.v. de moderen mens) werken? Dit luik zal volledig vanuit het <strong>CRC</strong> uitgevoerdworden, in samenwerking met prof. Van Elsacker, tevens co-promotor op het FWOonderzoeksproject.Uiteindelijk moet het project toelaten om zinvolle conclusies te trekken uit fossielevoetafdrukken, zoals de beroemde Laetoli prints, maar tevens zullen fundamentele inzichtenworden verworven in de kinesiologische verschillen tussen het stappen op een hard substraat en opeen zacht substraat. Dergelijke inzichten kunnen toegepast worden in de Zoo-omgeving, waarrecent veel aandacht gaat naar het type substraat waar dieren best over dienen te beschikken (zieook hoger A.1.e, Klauwproblemen bij okapi’s).Huidige onderzoekers: Dr. KRISTIAAN D’AOÛT (KMDA - UA) / Prof. Dr. PETER AERTS (UA/UGent) / Prof. Dr. LINDA VAN ELSACKER (KMDA-UA) / Prof. Dr. DIRK DECLERCQ (UGent) / Prof. Dr. BART VAN GHELUWE (VUB)<strong>Onderzoek</strong>sniveau: postdoctoraal / licentiaatsthesisAffiliatie: UA - KMDAPromotor: Prof. Dr. P. Aerts (UA / UGent)Met medewerking van: K. Leus (KMDA-<strong>CRC</strong>), B. Van Puijenbroeck (KMDA)Financieringsbron: FWO-VlaanderenStatus eind 2005: Een grote dataset werd verzameld van zestien proefpersonen (kinematica,kinetica, plantaire drukken, morfologie).Planning: in dit lopende project zullen in de toekomst de verzamelde basisgegevens wordenverwerkt en aangevuld met o.a. data van mensapen.Locatie onderzoeksactiviteit: VUB / KMDA (Zoo Antwerpen) / UA.A.1.g. Pedobarografie van vertebratenSitueringHet dynamisch meten van drukken onder de voet bij de voortbeweging (pedobarografie) iseen moderne techniek die bij de mens reeds frequent gebruikt wordt, veelal in klinischetoepassingen. Bij dieren werd echter slechts van enkele soorten (o.a. in ons eigen mensaap- enokapi-onderzoek) dergelijke informatie verzameld. Pedobarografie is echter een techniek die zeergoed praktisch toepasbaar is in een zoo-omgeving en die op een snelle manier een inzicht kangeven in een aantal belangrijke aspecten van de voortbeweging, zoals de manier waarop de voet (alof niet) afrolt, welke structuren de propulsie genereren, waar zich eventuele blessures zullenvoordoen, enz. Daarom werd in 2006 gestart met een nieuw project waarbij we eenpedobarografische database zullen aanleggen van zo veel mogelijk diersoorten (uit verschillendetaxa, maar vooral zoogdieren en vogels) uit de KMDA collectie. Deze dataset zal fylogenetischgeanalyseerd worden, met de betrachting om veralgemeenbare patronen terug te vinden m.b.t. totvoortbeweging van dieren in het algemeen.Huidige onderzoekers: FANA MICHILSSEN<strong>Onderzoek</strong>sniveau: licentiaatsthesisAffiliatie: KMDA - UAPromotor: Dr. K. D’Août (KMDA - UA)Met medewerking van: Dr. K. Leus (KMDA & B. Van Puijenbroeck (KMDA), P. Aerts(UA / UGent)Financieringsbron: geenStatus eind 2006: Er werden van een 25-tal diersoorten van Dierenpark Planckendaeldynamische drukmetingen verzameld. Afronding juni 2007.Planning: in dit lopende project zullen in de toekomst de verzamelde basisgegevens wordenuitgebreid met een zo groot mogelijk aantal diersoorten.Locatie onderzoeksactiviteit: KMDA (Dierenpark Planckendael, Zoo Antwerpen) / UA


Publicaties en congressen 51PUBLICATIES EN DEELNAME CONGRESSENMEETFACTOR 1:Artikels in (inter)nationale erkende tijdschriften of wetenschappelijke verzamelwerken,waarvoor strenge selectiecriteria worden toegepast.a) gepubliceerd1. (COPU) Bauwens L., Vercammen F., Bertrand S., Collard J.M. (2006) Isolation of Salmonella fromenvironmental samples collected at the reptile department of Antwerp Zoo using different selectivemethods. Journal of Applied Microbiology 101: 284-289 (IF: 2,127)2. Berger E.M., Leus K., Vercammen P. & Schwarzenberger F. (2006) Faecal steroid metabolites for noninvasiveassessment of reproduction in common warthogs (Pachochoerus africanus), red river hogs(Potamochoerus porcus) and babirusa (Babyrousa babyrussa). Animal Reproduction Science 91: 155-171 (IF: 1,286)3. Bollen A., Donati G. (2006) Conservation status of the littoral forest in South-Eastern Madagascar: anupdate on current threats and possible solutions. Oryx 40 (1): 1-10 (IF: 1,253)4. De Lathouwers M., Van Elsacker L. (2006) Comparing infant and juvenile behavior in bonobos (Panpaniscus) and chimpanzees (Pan paniscus): a preliminary study. Primates 47: 287-293 (IF: 1,024)5. De Vries H., Stevens J., Vervaecke H. (2006) Measuring and testing the steepness of dominancehierarchies. Animal Behaviour 71: 585-592 (IF: 2,557)6. Deblauwe I., Guislain P., Dupain J., Van Elsacker L. (2006) Use of a tool-set by Pan troglodytestroglodytes to obtain termites (Macrotermes) in the periphery of the Dja Biosphere Reserve, SoutheastCameroon. American Journal of Primatology 68: 1191-1196 (IF: 1,647)7. (COPU) Goossens E., Vercruysse J., Vercammen F., Dorny P. (2006) Evaluation of three differentstrategic parasite control programs in captive wild ruminants. Journal of Zoo and WildlifeMedicine 37(1): 20-26 (IF: 0,168)8. (COPU) Hopkins W.D., De Lathouwers M. (2006) Left nipple preferences in infant Pan paniscus andP.troglodytes. International Journal of Primatology Vol.27(6): 1653-1662 (IF: 1,350)9. Leendertz, F., Lankester F., Guislain P., Néel C., Drori O., Dupain J., Speede S., Reed P., Wolfe N.,Loul S., Mpoudi-Ngole E., Peeters M., Boesch C., Pauli G., Ellerbrok H., Leroy E.M. (2006) Anthrax inWestern and Central African great apes. American Journal of Primatology 68: 928-933 (IF: 1,647)10. Marvan R., Stevens J.M.G., Roeder A.D., Mazura I., Bruford M.W., de Ruiter J.D. (2006) Maledominance rank, mating and reproductive success in captive bonobos (Pan paniscus). FoliaPrimatologica 77: 364-376 (IF: 0,760)11. Payne R.C., Crompton R.H., Isler K., Savage R., Vereecke E., Gunther M.M., Thorpe K.S., D'Août K.(2006) Morphological analysis of the hindlimb in apes and humans. Part I: Muscle architecture. Journalof Anatomy 208: 709-724 (IF: 2,010)12. Payne R.C., Crompton R.H., Isler K., Savage R., Vereecke E., Gunther M.M., Thorpe K.S., D'Août K.(2006) Morphological analysis of the hindlimb in apes and humans. Part II: Moment arms. Journal ofAnatomy 208: 725-742 (IF: 2,010)13. (COPU) Scholz M., D'Août K., Bobbert M.F., Aerts P. (2006) Vertical jumping performance of bonobo(Pan paniscus) suggest superior muscle properties. Proceedings of the Royal Society London, BiologicalSciences, 273: 2177-2184 (IF: 3,510)14. (COPU) Schoonaert K., D'Août K, Aerts P. (2006) A dynamic force analysis system for climbing inlarge primates. Folia Primatologica 77: 246-254 (IF: 0,760 )15. Stevens J.M.G, Vervaecke H., De Vries H. & Van Elsacker L. (2006) Social structures in Pan paniscus:Testing the female bonding hypothesis. Primates 47: 210-217 (IF: 1,024)16. Sumner S., J.J.M. Pereboom and W.C. Jordan (2006). Differential gene expression and phenotypicplasticity in behavioural castes of the primitively eusocial wasp, Polistes canadensis. Proc. Roy. Soc. B.273:19-26. (IF: 3,510)17. (COPU) Vereecke E.E., D'Août K., Aerts P. (2006) Locomotor versatility of the white-handed gibbon(Hylobates lar): a spatio-temporal analysis of the bipedal, tripedal and quadrupedal gaits. Journal ofHuman Evolution 50: 552-567 (IF: 3,077)18. (COPU) Vereecke E.E., D'Août K., Aerts P. (2006) Speed modulation in hylobatid bipedalism: akinematical analysis. Journal of Human Evolution 51: 513-526 (IF: 3,077)19. (COPU) Vereecke E.E., D'Août K., Aerts P. (2006) The dynamics of hylobatid bipedalism: evidence foran energy-saving mechanism? Journal of Experimental Biology 209: 2829-2838 (IF: 2,712)20. Vervaecke H., Roden C. (2006) Homosexuel behaviour in American bison. In: Homosexual Behaviourin Animals. An Evolutionary Perspective. Ed. P.Vasey & V.Sommer. Cambridge University Press


52Publicaties en congressenArtikels in (inter)nationale erkende tijdschriften of wetenschappelijke verzamelwerken,waarvoor strenge selectiecriteria worden toegepastb. in press1. D'Août K., Aerts P. (in press) The evolutionary history of the human foot. In: Plantar pressuremeasurments in scientific and clinical research (De Clercq et al., eds.) Maastricht: Shaker Publishing2. Deblauwe I., Dibog L., Missoup A.D., Dupain J., Van Elsacker L. (in press) Spatial scales affectingtermite diversity in tropical lowland rainforest: a case study in Southeast Cameroon. African Journal ofEcology3. De Lathouwers M., Van Elsacker L. (in press) Successful behavioural adaptation of an orphaned bonobojuvenile: a case study. International Zoo Yearbook Vol.414. (COPU) Goossens E., Dorny P., Vervaecke H., Roden C., Vercammen F., Vercruysse J. (in press)Toxocara vitulorum in American bison calves (Bison bison). Veterinary Record5. Leus K., Vercammen P. (in press) Potamochoerus porcus. In: Kingdon J.S. & Hoffmann M. (Eds) TheMammals of Africa. Vol.6. Pigs, Deer, Giraffe, bovids, and Hippos. Academic Press Amsterdam.6. Lopez-Vaamonde C., R.M. Brown, E. Lucas, J.J.M. Pereboom, W.C. Jordan and A.F.G. Bourke (inpress). Effect of the queen on worker reproduction and new queen production in the bumblebee Bombusterrestris. Apidologie7. Stevens J.M.G, Vervaecke H., De Vries H. & Van Elsacker L. (in press) Sexual differences in steepnessof dominance hierarchies of bonobos. International Journal of Primatology8. Galbusera P., Gillemot S., Jouk P., Teske P.R., Hellemans B., Volckaert F.A.M.J. (in press) Isolation ofmicrosatellite markers for the endagered Knysna seahorse Hippocampus capensis and their use in thedetection of a genetic bottleneck. Molecular Ecology Notes9. (COPU) Measey G.J., Galbusera P., Breyne P., Matthysen E. (in press) Gene flow in a directdeveloping,leaf litter frog between isolated mountains in the Taita Hills, Kenya. Conservation Genetics10. (COPU) Schoonaert K., D'Août K., Aerts P. (in press) Morphometrics and segment inertia parameters ofchimpanzees (Pan paniscus). Journal of AnatomyMEETFACTOR 3:Copublicaties met Vlaamse kennisinstellingen1. (COPU) Aerts P., D'Août K. (2006) Plantar pressure and foot shape in habitual barefoot walkers. AAPACongress in Philadelphia, USA, 27/3 1/4/07, Am.J.Phys.Anthrop. Abstract & talk2. (COPU) Aerts P., D'Août K. (2006) Strong and fast: examples from the animal kingdom. VKSymposium, 20/9/2006, Antwerp. Plenary lecture & Abstract3. (COPU) Bauwens L., Vercammen F., Bertrand S., Collard J.M. (2006) Isolation of Salmonella fromenvironmental samples collected at the reptile department of Antwerp Zoo using different selectivemethods. Journal of Applied Microbiology 101: 284-289 (IF: 2,127)4. (COPU) Brandt J., Vercammen F. (2006) Bovine Anaplasmoses. Transmissible Diseases Handbook ofthe European Association of Zoo and Wildlife Veterinarians (Infectious Diseases Working Group). Eds.:N. Schoemaker, J. Kaandorp, H. Fernandez. Third Edition May 2006, Fact sheet No. 1015. (COPU) Brandt J., Vercammen F. (2006) Bovine Theilerioses. Transmissible Diseases Handbook of theEuropean Association of Zoo and Wildlife Veterinarians (Infectious Diseases Working Group). Eds.: N.Schoemaker, J. Kaandorp, H. Fernandez. Third Edition May 2006, Fact sheet No. 1036. (COPU) D'Août K., Vereecke E., Schoonaert K., Aerts P. (2006) Bipedal walking in homonids: what canwe learn from experimental research on apes and humans? Anthropological Science Long Abstract7. (COPU) D'Août K., Vereecke E., Schoonaert K., Aerts P. (2006) Dynamics of terrestrial and arboreallocomotion in bonobos. AAPA Congress, Philadelphia, USA, 27/3 1/4/07, Am.J.Phys.Anthrop. Abstractspeech8. (COPU) D'Août K., Vinaya A.S., Van Gheluwe B., De Clercq D., Aerts P. (2006) Foot shape and plantarpressures of Indian barefoot walkers. RSScan Newsletter herfst 20069. (COPU) Deblauwe I., Janssens G.P.J. (2006) Insect prey preferences of chimpanzees and gorillas inSoutheast Cameroon. IPS congress, 5-9-06 Entebbe, Uganda. Abstract 20610. (COPU) Goossens E., Vercruysse J., Vercammen F., Dorny P. (2006) Evaluation of three differentstrategic parasite control programs in captive wild ruminants. Journal of Zoo and Wildlife Medicine37(1): 20-26 (IF: 0,168)11. (COPU) Goossens E., Dorny P., Berkvens D., Thys E., Vercammen F., Vercruysse J. (2006) Mail surveyon parasitic infections and control in ungulates kept in European zoos and animal parks. Scientific


Publicaties en congressen 53Meeting of the Belgian and Dutch Societies for Parasitology and the Belgian Society for Protozoology,Antwerp, 15 June 200612. (COPU) Hopkins W.D., De Lathouwers M. (2006) Left nipple preferences in infant Pan paniscus andP.troglodytes. International Journal of Primatology Vol.27(6): 1653-1662 (IF: 1,350)13. (COPU) Levecke B., Dorny P., Geurden T., Vercammen F., Claerebout E., Vercruysse J. (2006) Hostspecies as a risk for gastro-intestinal parasites in captive non-human primates. Proceedings of theScientific Meeting of the Belgian and Dutch Societies for Parasitology and the Belgian Society forProtozoology, Antwerp, 15 June 2006, p.34. Poster presentation14. (COPU) Schaller N., Herkner B., D'Août K., Aerts P. (2006) Preliminary analysis of toe function inwalking ostriches (Struthio camelus). Comparative Biochemistry & Physiology. 143(4) S95, YSASPoster prize Animal Biology, SEB Canterbury 2006.15. (COPU) Scholz M., D'Août K., Bobbert M.F., Aerts P. (2006) Vertical jumping performance of bonobo(Pan paniscus) suggest superior muscle properties. Proceedings of the Royal Society London, BiologicalSciences, 273: 2177-2184 (IF: 3,510)16. (COPU) Schoonaert K., D'Août K, Aerts P. (2006) A dynamic force analysis system for climbing inlarge primates. Folia Primatologica 77: 246-254 (IF: 0,760)17. (COPU) Schoonaert K., D'Août K., Vereecke E., Aerts P. (2006) Comparative morphometrics ofchimpanzees and bonobos. 75th Annual Meeting of the AAPA, 8-11 March 2006, Anchorage, Alaska,USA. Abstract p. 16018. (COPU) Vercammen F., De Deken R., Brandt J., Geurden T., Schoemaker N.J. (2006) Cryptosporidiosisin great blue turacos (Corythaeola cristate). 6th Scientific Meeting of the European Association of Zooand Wildlife Veterinarians, 24-28 May 2006, Budapest pp. 331-33419. (COPU) Vercammen F., De Deken R., Brandt J., Duchateau L. (2006) Prophylactic treatment of reptileamoebiasis with metronidazole. American Association of Zoo Veterinarians. Proceedings 200620. (COPU) Vereecke E., D'Août K., Aerts P. (2006) Beyond brachiation: a spatio-temporal analysis ofterrestrial locomotion in gibbons. 75th Annual Meeting of the AAPA, 8-11 March 2006, Anchorage,Alaska, USA. Abtract p. 18121. (COPU) Vereecke E.E., D'Août K., Aerts P. (2006) Locomotor versatility of the white-handed gibbon(Hylobates lar): a spatio-temporal analysis of the bipedal, tripedal and quatrupedal gaits. Journal ofHuman Evolution 50: 552-567 (IF: 3,077)22. (COPU) Vereecke E.E., D'Août K., Aerts P. (2006) Speed modulation in hylobatid bipedalism: akinematical analysis. Journal of Human Evolution 51: 513-526 (IF: 3,077)23. (COPU) Vereecke E.E., D'Août K., Aerts P. (2006) The dynamics of hylobatid bipedalism: evidence foran energy-saving mechanism? Journal of Experimental Biology 209: 2829-2838 (IF: 2,712)MEETFACTOR 5:Artikels in vaktijdschriften1. (COPU) Brandt J., Vercammen F. (2006) Bovine Anaplasmoses. Transmissible Diseases Handbook ofthe European Association of Zoo and Wildlife Veterinarians (Infectious Diseases Working Group). Eds.:N. Schoemaker, J. Kaandorp, H. Fernandez. Third Edition May 2006, Fact sheet No. 1012. (COPU) Brandt J., Vercammen F. (2006) Bovine Theilerioses. Transmissible Diseases Handbook of theEuropean Association of Zoo and Wildlife Veterinarians (Infectious Diseases Working Group). Eds.: N.Schoemaker, J. Kaandorp, H. Fernandez. Third Edition May 2006, Fact sheet No. 1033. Britt A., Aimé M.E., Dupain J. (2006) Projet Grand Singes a pragmatic conservation effort in SouthernCameroon. EAZA News 56: 12-134. Burton J.A., Macdonald A.A. (2006) The Sulawesi Warty Pig (Sus celebensis), a status review. SuiformSounding, PPHSG Newsletter vol.6(2) December 20065. D'Août K. (2006) Functional morphological research at the <strong>CRC</strong>. EAZA Research Newsletter6. De Vleeschouwer K. (2006) Project BioBrasil, a Belgian-Brazilian cooperation on biodiversity: feedingecology of golden-headed lion tamarins in their natural habitat, and the impact of forestfragmentation. EAZA Research Newsletter7. Deblauwe I. (2006) Comparison of insectivory by sympatric western lowland gorillas (Gorilla gorillagorilla) and chimpanzees (Pan troglodytes troglodytes) in lowland rainforest in southeastCameroon. EAZA Research Newsletter8. Deblauwe I. (2006) New evidence of honey-stick use by chimpanzees in Southeast Cameroon. PanAfrica News 13(1): 2-4, June 2006


54Publicaties en congressen9. Dupain J. (2006) PGS: community based conservation through collaborative research on the socioecologyof gorillas and chimpansees in a non-protected area, Cameroon. EAZA Research Newsletter10. Epanda M.E., Britt A., Dupain J., Ganses R., Mbohli D. (2006) Integrated conservation and developmentproject at the periphery of the Dja Biosphere Reserve (Cameroon): Great ape conservation forsustainable hunting and increased livelihood. Report November 200611. Galbusera P., Leus K. (2006) Births and hatchings Mechelen, Belgium. EAZA News 55: 1912. Galbusera P., Vansteenkiste S. (2006) Kongopauwen in Amerika?! WPA 27(1): 5-613. Galbusera P., Gillemot S., Leus K. (2006) Molecular tools for animal research at the <strong>CRC</strong>. EAZAResearch Newsletter14. Goossens E. (2006) Gastro-intestinal helminth infections and anthelmintic treatment programs in captivewild ruminants. EAZA Research Newsletter15. Hiddinga B., Leus K. (2006) On regional collection plans and population sizes. EAZA News Vol. 54:26-2816. Holst B., Medici E.P., Marino-Filho O.J., Kleiman D., Leus K., Pissinatti A., Vivekananda G., BallouJ.D., Traylor-Holzer K., Raboy B., Passos F., De Vleeschouwer K., Montenegro M.M. (2006) LionTamarin PHVA Workshop: Final report. ESAF, Brazil, 7-11 June 200517. Leus K. (2006) <strong>CRC</strong> structure and function. EAZA Research Newsletter18. Leus K., Galbusera P. (2006) Births and hatchings Antwerp, Belgium. EAZA News 55: 1919. Leus K., Van Puijenbroeck B., Galbusera P. (2006) International studbook for the bonobo (Panpaniscus), 31 december 2003. ISIS studbook library CD-ROM. International Species Inventory System:Apple Vally, USA.20. Leus K., Van Bocxstaele R., Vansteenkiste S., Galbusera P. (2006) International studbook for the Congopeafowl (Afropavo congensis), 31 december 2003. ISIS studbook library CD-ROM. InternationalSpecies Inventory System: Apple Vally, USA.21. Leus K., Galbusera P. (2006) International studbook for the golden-headed lion tamarin (Leontopithecuschrysomelas), 31 december 2003. ISIS studbook library CD-ROM. International Species InventorySystem: Apple Vally, USA.22. Leus K., Van Puijenbroeck B. (2006) International studbook for the okapi (Okapia johnstoni), 31december 2003. ISIS studbook library CD-ROM. International Species Inventory System: Apple Vally,USA.23. Leus K., Galbusera P. (2006) Research in conservation biology at the <strong>CRC</strong>. EAZA Research Newsletter24. Melsen N., Galbusera P., Leus K. (2006) Assessing the effect of rearing type and inbreeding level on thebreeding success and mortality in the Congo Peafowl breeding program. EAZA Research Newsletter25. Pereboom J. (2006) An evaluation of captive conditions and breeding success in the European BlackVulture (Aegypius monachus) EEP. EAZA Research Newsletter26. Pereboom J. (2006) Ethological research at the <strong>CRC</strong>. EAZA Research Newsletter27. Schoonaert K. (2006) Biomechanical analysis of bonobo climbing. EAZA Research Newsletter28. Vansteenkiste S. (2006) Nature reserve "De Zegge" in Geel, Belgium: research into the efficientmanagment of a lowland peat area. EAZA Research Newsletter29. Vercammen F. (2006) Veterinary medicine at the <strong>CRC</strong>. EAZA Research Newsletter30. Vereecke E. (2006) The functional morphology and terrestrial locomotion of Hylobates lar with aspecial reference to the evolution of bipedalism in hominids. EAZA Research NewsletterWetenschapspopulariserende artikels (WPOP)31. Anoniem (2006) De Zegge, een broeden rustgebied voor vogels. Zoo Antwerpen 72/2: 2832. Anoniem (2006) De Zegge: vreugde en verdriet. Zoo Antwerpen 72/1: 3433. Arguedas R., Brands D., Fox T., Hiddinga B., Kilmar G., Leus K., Long S., Plasse C., Matamoros Y.,McGill P., Reiniger K., Searles S., Smith B., Stevens B. (2006) Use of wild caught birds working groupreport. CBSG News 17(1): 834. Arnhem E. Dupain J., Van Elsacker L., Vercauteren M. (2006) Comparative analysis of the impact ofselective logging on spatial distribution of great apes in an active logging concession of south easternCameroon. Primate Tidings december 2006, 15: 2735. Britt A., Leus K. (2006) Een prijs uit koninklijke handen! Zoo Antwerpen 72/2: 2636. Burton J.A. (2006) Saving the warty pig. Friends: The Newsletter for Donors to the University ofEdingburgh 6: 437. D'Août K. (2006) Druk bij de olifanten! Zoo Antwerpen 72/2: 16-1738. Deblauwe I. (2006) How insectivorous are gorillas? Gorilla Journal 33: 20-2139. Deblauwe I. Janssens G.P.J. (2006) Insect prey preferences of chimpanzees and gorillas in southeastCameroon. Primate Tidings December 2006, 15: 27-28


Publicaties en congressen 5540. Deblauwe I., Guislain P., Dupain J., Van Elsacker L. (2006) Use of a tool-set by Pan paniscus to obtaintermites (Macrotermes) in the periphery of the Dja Biosphere Reserve, southeast Cameroon. PrimateTidings December 2006, 15: 29-3041. Epanda M.E. (2006) Projet Grands Singes. Primate Tidings July 2006, 14: 19-2242. Epanda M.E. (2006) Sustainable hunting for increased livelihood and great ape conservation at theperiphery of the Dja Faunal Reserve: Cameron, Africa Conservation and development in the Cameroon'srainforest. Primate Tidings July 2006, 14: 12-2343. Galbusera P. (2006) Brilberen door een moleculair brilletje bekeken. Zoo Antwerpen 72/2: 2744. Galbusera P. (2006) Het <strong>CRC</strong> valt opnieuw in de prijzen. Zoo Antwerpen 72/3: 2645. Galbusera P., Pereboom J. (2006) Bonobobabyboom! Zoo Antwerpen 71/4: 1646. Galbusera P., Leus K. (2006) DNA brengt raad. Zoo Antwerpen 71/4: 2747. Galbusera P., Leus K. (2006) Planckendael Zoo, Belgium. International Zoo News 53/6: 37248. Leus K. (2006) Neushoorns met de neus uit de boter gevallen: EAZA neushnoorncampagne. ZooAntwerpen 72/1: 29-3049. Leus K. (2006) Lomako-Yokokala Fauna Reservaat erkend door Congolese overheid. ZooAntwerpen 72/2: 2750. Leus K., Galbusera P. (2006) ISIS data an essential component of research. ISIS News January 200651. Omasombo V., Dupain J. (2006) Current status of bonobos and other large mammals in the proposedforest reserve of Lomako-Yokokala, Equateur Province, DRC. Primate Tidings July 2006, 14: 13-1752. Pereboom J. (2006) Overspel kan gunstige gevolgen hebben. Zoo Antwerpen 71/4: 2453. Pereboom J. (2006) Gladstone en Inca weer op vrijersvoeten. Zoo Antwerpen 72/2: 2554. Pereboom J. (2006) Samen bouwen aan een toekomst voor de levende natuur. Zoo Antwerpen 71/4: 2655. Polet B. (2006) Hoe is het ondertussen met Gladstone en Inca? Zoo Antwerpen 71/4: 1556. Stevens J. (2006) De baas in huis. Zoo Antwerpen 72/3: 2857. Stevens J. (2006) De glazen vloer van het mens-zijn. De Leeswolf 5/2006: 394-39558. Stevens J. (2006) Vogels voor de kat. De Leeswolf 3/2006: 23959. Stevens J., Thierens M. (2006) Gluren bij de buren. Zoo Antwerpen 72/3: 2960. Stevens J., Deblauwe I., Pereboom Z. (2006) KMDA zendt z’n onderzoekers uit. Zoo Antwerpen 72/3:2861. Stevens J., Van Royen K., Dumon M. (2006) <strong>Onderzoek</strong>sters uitgekafferd. Zoo Antwerpen 72/3: 2962. Talla T.M., Leus K. (2006) En nog meer goed nieuws uit Afrika! Onderscheiding voor MariusTalla. Zoo Antwerpen 72/2: 2763. Vervaecke H., Stevens J. (2006) Apen, de spiegels van onze vermogens. De Leeswolf 1/2006 p. 65-6664. Vervaecke H., Stevens J., Vansteenkiste S. (2006) Een ijsje voor de koningspinguïns. ZooAntwerpen 72/3: 26-27Deelname aan internationale congressen en workshops met eigen inbreng.Abstracts / proceedings / posters / presentaties65. (COPU) Aerts P., D'Août K. (2006) Plantar pressure and foot shape in habitual barefoot walkers. AAPACongress in Philadelphia, USA, 27/3 1/4/07, Am.J.Phys.Anthrop. Abstract & talk66. (COPU) Aerts P., D'Août K. (2006) Strong and fast: examples from the animal kingdom. VKSymposium, 20/9/2006, Antwerp. Plenary lecture & Abstract67. Arnhem E., Dupain J., Van Elsacker L., Vercauteren M. (2006) Comparative analysis of the impact ofselective logging on spatial distribution of great apes in an active logging concession of SoutheasternCameroon. XXIst IPS congress, 5-9-06 Entebbe, Uganda. Abstract68. Arnhem E., Dupain J., Van Elsacker L., Vercauteren M. (2006) What happens after logging? A beforeaftercomparison of great apes densities in logged parcels. 6th Meeting of the Spanish PrimatologicalSociety, 26-29/09/2005 à Valencia, Spain. Folia Primatologica 2006: 77 p.30269. D'Août K. (2006) Plantar pressure distribution in the normal and in the diabetic foot. Diabetic FootSociety of India (DFSI), Mumbai, 13-15 October 2006. Invited lecture70. (COPU) D'Août K., Vereecke E., Schoonaert K., Aerts P. (2006) Bipedal walking in homonids: what canwe learn from experimental research on apes and humans? Anthropological Science. Long Abstract71. (COPU) D'Août K., Vereecke E., Schoonaert K., Aerts P. (2006) Dynamics of terrestrial and arboreallocomotion in bonobos. AAPA Congress in Philadelphia, USA, 27/3 1/4/07,Am.J.Phys.Anthrop. Abstract speech72. (COPU) D'Août K., Vinaya A.S., Van Gheluwe B., De Clercq D., Aerts P. (2006) Foot shape and plantarpressures of Indian barefoot walkers. RSScan Newsletter herfst 200673. De Rop E., Van Mieghem T., De Wolf E., Stevens J., Vervaecke J. (2006) Dominance and affiliativebehaviour in captive Capuchin monkeys (Cebus apella). BIAZA Symposium, Colchester Zoo (UK) 24-25 July 2006


56Publicaties en congressen74. De Vleeschouwer K., Van Elsacker L., Leus K. (2006) In situ e ex situ componentes definam ações deconservação para Leontopithecus chrysomelas. VII Congresso Internacional sobre Manejo de FaunaSilvestre na Amazônia e America Latina. 3-9 September, Ilhéus, Bahia, Brasil.75. (COPU) Deblauwe I., Janssens G.P.J. (2006) Insect prey preferences of chimpanzees and gorillas inSoutheast Cameroon. IPS Congress, 5-9-06 Entebbe, Uganda. Abstract 20676. Galbusera P., Gillemot S., Leus K. (2006) Genetic research at the Centre for Research & Conservation ofthe Royal Zoological Society of Antwerp. EAZA conference. Poster presentation77. (COPU) Goossens E., Dorny P., Berkvens D., Thys E., Vercammen F., Vercruysse J. (2006) Mail surveyon parasitic infections and control in ungulates kept in European zoos and animal parks. ScientificMeeting of the Belgian and Dutch Societies for Parasitology and the Belgian Society for Protozoology,Antwerp, 15 June 200678. Leus K. (2006) Iberian Lynxk Ex-Situ Conservation seminar series 2006. Fundacion Biodiversidad, 9-10October 2006, Sevilla, Spain. Invited Speaker79. Leus K., Van Elsacker L. (2006) Research: What a big zoo can do. EAZA conference Madrid80. Leus K., Bingaman Lackey L. (2006) Studbook data clean up: the quality of ZIMS and your studbookanalysis depends on int. EAZA conference81. Levecke B. (2006) The use of parasitic defecation sites as an avoidance strategy in mantled howlingmonkeys (Alouatta palliata) at El Zota biological field station, Costa Rica. Primate Behavior andConservation, Costa Rica, June 3th July 1st82. (COPU) Levecke B., Dorny P., Geurden T., Vercammen F., Claerebout E., Vercruysse J. (2006) Hostspecies as a risk for gastro-intestinal parasites in captive non-human primates. Proceedings of theScientific Meeting of the Belgian and Dutch Societies for Parasitology and the Belgian Society forProtozoology, Antwerp, 15 June 2006, p.34. Poster presentation83. Pereboom J., Leus K., Van Elsacker L. (2006) Research in conservation; what a big zoo can do andshould do. EAZA Research Meeting, Poznan, June 200684. (COPU) Schaller N., Herkner B., D'Août K., Aerts P. (2006) Preliminary analysis of toe function inwalking ostriches (Struthio camelus). Comparative Biochemistry & Physiology. 143(4) ) S95, YSASPoster prize Animal Biology, SEB Canterbury 2006.85. (COPU) Schoonaert K., D'Août K., Vereecke E., Aerts P. (2006) Comparative morphometrics ofchimpanzees and bonobos. 75th Annual Meeting of the AAPA, 8-11 March 2006, Anchorage, Alaska,USA. Abstract p. 16086. Stevens J., Vervaecke H. (2006) Behavioural diversity and flexibility in captive bonobos. IPS congress,5-9-06 Entebbe, Uganda. Oral presentation87. Stevens J., Vervaecke H. (2006) Behavioural diversity and flexibility in captive bonobos. XXIthInternational Primatological Society Meeting, Entebbe, Uganda, 25-30 June 2006. Abstract in PrimateTidings 15: 28-3088. Stevens J., et al. (2006) Dominance styles in capuchin monkeys. BIAZA Research Symposium,Colchester Zoo (UK) 24-25 April 200689. Stevens J., Vervaecke H., Van Royen K., Dumon M. (2006) The influence of dominance rank on thebehaviour of captive Cape buffalo cow (Syncerus caffer caffer). 13th Benelux Congress of Zoology,Leuven 27-28 October 2006. Poster presentation90. Thierens M., Stevens J., Vervaecke H. (2006) What are you looking at? The social contexts of peeringbehaviour in captive bonobos (Pan paniscus). BIAZA Symposium, Colchester Zoo (UK) 24-25 July200691. Van Royen K., Dumon M., Stevens J., Vervaecke H. (2006) Dominance and activity budgets in captiveCape buffaloes (Syncerus caffer caffer). BIAZA Symposium, Colchester Zoo (UK) 24-25 July 200692. (COPU) Vercammen F., De Deken R., Brandt J., Geurden T., Schoemaker N.J. (2006) Cryptosporidiosisin great blue turacos (Corythaeola cristate). 6th Scientific Meeting of the European Association of Zooand Wildlife Veterinarians, 24-28 May 2006, Budapest pp. 331-33493. (COPU) Vercammen F., De Deken R., Brandt J., Duchateau L. (2006) Prophylactic treatment of reptileamoebiasis with metronidazole. American Association of Zoo Veterinarians. Proceedings 200694. (COPU) Vereecke E., D'Août K., Aerts P. (2006) Beyond brachiation: a spatio-temporal analysis ofterrestrial locomotion in gibbons. 75th Annual Meeting of the AAPA, 8-11 March 2006, Anchorage,Alaska, USA. Abtract p. 18195. Vervaecke H., Stevens J., Ryckmans V., Goossens E. (2006) Dominance styles and welfare in a group ofmale and female laboratory guinea pigs (Cavia porcellus). 13th Benelux Congress of Zoology, Leuven27-28 October 2006. Poster presentation96. Vervaecke H., Stevens J.M.G. (2006) Dominance styles in large herbivores in semi-naturalsetting. Large Herbivore Foundation, Network Meeting, 4-8 October 2006, Leuven, Belgium


Publicaties en congressen 5797. Vervaecke H., Stevens J. (2006) Measuring dominance styles in bovids. International Society forApplied Ethology Meeting, 8-12 August 2006, Bristol, UK. Abstract98. Vervaecke H., Stevens J.M.G. (2006) Steepness of dominance hierachies in a small versus a large bisongroup (Bison bison). BIAZA Symposium, Colchester Zoo (UK) 24-25 July 2006Doctoraatsthesissen99. Vereecke E. (2006) The functional morphology and bipedal locomotion of Hylobates lar and itsimplication for the evolution of bipedalism in hominins. Universiteit Antwerpen 24 april 2006Voordrachten en lezingen100. Arnhem E. (2006) Logging, fruit availability and habitat use by sympatric gorillas and chimpanzees inSoutheast Cameroon. Annual Meeting of BGP, ULB, 24 October 2006. Abstract: Primate Tidings (15),December 2006101. D'Août K. (2006) Foot anatomy in Homo sapiens from an evolutionary perspective. Stichting opleidingsportgeneeskunde, workshop voetanalyse, 9 mei 2006, Bilthoven, NL.102. Deblauwe I. (2006) Op de koffie 15-10-06: Focus op mensapen in Kameroen. Zoo Antwerpen 15oktober 2006,103. Galbusera P. (2006) Huwelijksbureau voor dieren in de Zoo. Wetenschapsweek, Zoo Antwerpen, 20oktober 2006104. Gottschlich J. Neuigkeiten aus dem Erhaltungs- und Zuchtprogramma des Mönchsgeiers. AnnualGerman Bird Keepers meeting. Walsrode, Duitsland 29/09/06 – 02/10/06105. Gottschlich J. An overview on the conservation status of European Black Vultures (Aegypius monachus),the reintroduction programs and research on the pair bonding behaviour in captivity. Lezing voor deKNNV Vogelwerkgroep Wageningen, Nederland. 9 november 2006106. Leus K. (2006) Reintroducties. Op de Koffie 22-01-2006, Zoo Antwerpen107. Pereboom J. (2006) Het primatologisch onderzoek in de KMDA. Planckendael 20 maart 2006108. Pereboom J. (2006) The genomic basis of sociality. Universiteit Wageningen, 7 februari 2006109. Pereboom J. (2006) . “De aap komt uit de mouw: Gedragsonderzoek aan primaten in de KMDA”Wetenschapsweek Planckendael, 20 oktober 2006110. Pereboom J. (2006) Conservatiestudies en diergedrag. Universiteit Utrecht, 1 juni 2006111. Stevens J. (2006) Mangroovy night de apenplaneet. De Vooruit, Gent 18 maart 2006112. Van Elsacker L. (2006) Op de koffie 17-12-06: De uitdaging die toekomst heet. Zoo Antwerpen113. Vansteenkiste S. (2006) Rol van dierentuinen en toekomst van het kweken met vogels. World PheasantAssociation-Benelux Fazantendag 2006, Antwerpen, 22 april 2006114. Vercammen F. (2006) Vogels gezond houden. World Pheasant Association-Benelux Fazantendag 2006,Antwerpen, 22 april 2006115. Vervaecke H., Stevens J. (2006) Measuring dominance styles herbivores. International Society forApplied Ethology Meeting, 8-12 August 2006, Bristol, UK. AbstractRecencies116. Stevens J. (2006) De hommel en andere beesten. De Leeswolf 2/2006 p. 93117. Stevens J. (2006) Die ziekte in mijn familie, krijg ik die later ook? De Leeswolf 2/2006 p. 140118. Stevens J. (2006) Dino's en draken. De Leeswolf 5/2006: 393119. Stevens J. (2006) Doos van licht, lucht en liefde. De Leeswelp 3/2006: 108120. Stevens J. (2006) Dus jij denkt dat je een mens bent? De Leeswolf 2/2006 p. 140121. Stevens J. (2006) Evolutie vandaag. De Leeswolf 5/2006: 395122. Stevens J. (2006) In het spoor van Demeter. De Leeswolf 2/2006 p. 125123. Stevens J. (2006) Kleine geschiedenis van de wetenschap. De Leeswolf 7/2006 p 574124. Stevens J. (2006) Leven in steen. De Leeswolf 5/2006: 395125. Stevens J. (2006) Leven. De Leeswolf 5/2006: 396126. Stevens J. (2006) Uitgebroed, dagboek van een beeldenmaker. De Leeswolf 3/2006: 183127. Stevens J. (2006) Wetenschap is cultuur. De Leeswolf 2/2006 p. 138-140128. Stevens J. (2006) Wonderkind op bestelling. De Leeswolf 4/2006: 308


58Externe FinancieringEXTERNE FINANCIERINGVERLONINGEN TOTAAL € 53.800,00 VARIA BEURZEN TOTAAL € 153.125,33postdoctoraal FWOProject BioBrasil - Kristel De VleeschouwerKristiaan D'Août € 53.800,00 Lion Tamarin of Brazil Fund (adopt a group) € 2.172,74Lion Tamarin of Brazil Fund (small grant) € 4.000,00Dehousse Primate Action Fund / Conservation Int'l € 2.755,48Kirsten Schoonaert pm Save the bonobos € 2.403,00Sara Van Coillie pm Lilian Silva CatenacciBruno Levecke pm Brazilian National Research Council € 8.160,00Michaele de Souza PessoaDeutscher Akademischer Austauschdienst € 8.160,00WERKING TOTAAL € 353,80 Projet Grands SingesDOCOP Save the bonobos € 1.839,00Sara Van Coillie € 50,00 Natuurpojecten KMDA € 3.000,00Bruno Levecke pm Whitley Laing Foundation / Booster Grant € 42.807,00Isra Deblauwe €303,80 Booster Grant € 10.619,51Durrell Wildlife Conservation Trust € 7.584,71Stichting Dierentuinen Helpen € 5.750,00Vrijwilligers 2006 € 4.844,51Ecofac € 3.640,80Eric ArnhemFund to Promote Scientific Research in Africa € 960,00National Fund for Scientific Research € 826,00Sulawesi Project - James BurtonEdingburgh University € 23.783,27Kristin LeusVERLONINGEN € 53.800,00 Conservation Breeding Specialist Group € 11.000,00WERKING € 353,80 PAZAAB € 714,17VARIA BEURZEN € 153.125,33 Fundacion Biodiversidad € 675,14CIRCC grant € 4.930,00ALGEMEEN TOTAAL € 207.279,13 Zeepaardjes beurs € 2.500,00Tabel4 Externe financiering verworven door de KMDA ten bate van wetenschappelijk onderzoek.


Nationale en Internationale Partners 59NATIONALE EN INTERNATIONALE PARTNERSTabel 5: Huidige nationale en internationale partnersInstelling - Woordvoerder Studiethema StudiesoortBiomedical Primate Research Centre (NL) -Heidt P., Keehnen M. Morfometrische gegevens Pan troglodytesBogor Agricultural University (Indonesië) -Agungpriyono S. Histologie Babyrousa babyrussaBogor Agricultural University (Indonesië) -Wiryadi, IDNA analyse SulawesihoefdierenAnoa’s, wilde zwijnenCardiff University (UK) - Bruford M. Genetica primaten Pan paniscusCentro de Pesquisas do Cacao, CEPLAC,Itabuna (Brazilië) - Amorim A., Lima J. Identificatie van vruchtbomen Leontopithecus chrysomelasCentrum voor <strong>Onderzoek</strong> in Diergeneeskunde enAgronomie - Divers Medisch-veterinair DiversConservation Breeding Specialist Group (US,Denemarken) - Divers Populatiemodellen DiversDallas Zoo (US) - Jeanette Boylan Gewichtsevolutie Okapia johnstoniDeutsches Primatenzentrum Göttingen (D) -Heistermann M. Analyse Geslachtshormonen Pan paniscusDeutsches Primatenzentrum Göttingen (D) -Möhle U. Analyse Stresshormonen Pan paniscusDuke University (USA) -Marchi D., Schmitt D. Geometrie van het skelet MensapenDurrell Wildlife Conservation Trust (UK) - Fa J. Vergel. data (woudvlees) MensapenFundação Oswaldo Cruz, Rio de Janeiro(Brazilië) - Monteiro R. Infecties en parasitologie Leontopithecus chrysomelasInstitute of Socio-environmental studies ofSouth-Bahia (Brazilië) -) Aráujo M., Kierulff C. Vegetatiestudies/fenologie Leontopithecus chrysomelasInsituut voor Tropische GeneeskundeAntwerpen - Divers Medisch-veterinair DiversIRAD (Inst. Recherche Agricole pour leDeveloppement), Kameroen. - Dilbog L. Insectivorie bij mensapen MensapenInternational Species Information System (ISIS)- Bingaman Lackey, L. Stamboekbeheer en analyse DiversKBIN - Dekoninck W. Publicatie ivm mieren MierenKULeuven - Volckaert F. Genetica vissen Hippocampus capensisMax-Planck-Institute for EvolutionaryAnthropology, Leipzig (DE) -Heike Burmeister Gedrag en endocrinologie BonobosN.C. State University (US) - Morton, B.,Buslinger, L. Zaaddispersie bij gorilla’s MensapenOxford Brookes University (UK) - Bearder S.,Solberg M. Sociaal gedrag en stress Pan paniscusPrimatenpark Apenheul (NL) - Rietkerk F. Vergelijkende gedragsdata Pan paniscusRoyal Vet College London (UK) - Payne R. Vergelijknde anatomie Mensapen, grote kattenRoyal Zoological Society of London (UK) -Jordan B., Sumner S. Evolutie van socialiteit Wespen, hommelsRS Scan-International, St.Niklaas - Wilssens J. Bewegingsanalysen MensapenSmithsonian Institutian (USA) - Raboy B. Metapopulation management Leontopithecus chrysomelasUniversidade Estadual de Santa Cruz (Brazilië) -Amorim A., Faria D. Studie van fenologie Leontopithecus chrysomelasUniversidade Estadual de Santa Cruz (Brazilië) - Morfologie en germinatie vanFontoura T.bromeliazadenLeontopithecus chrysomelasUniversidade Estadual de Santa Cruz (Brazilië) - Nutritionele eigenschappen vanNogueira S.vruchten / zaaddispersie Leontopithecus chrysomelasUniversité Libre de Bruxelles - Demolin D. Tong en gehemelte mensapen Evolutie van spraakapparaat


60Nationale en Internationale PartnersUniversité Libre de Bruxelles - Van Sint-Jan S. Anatomie van mensapen Pan paniscusUniversité Libre de Bruxelles - Vercauteren M. Gedrag: verzoeningPan paniscusUniversiteit Antwerpen - Matthysen E. Gedragsecologie DiversUniversiteit Antwerpen - Verhagen R. Evolutionaire biologie DiversUniversiteit Antwerpen - Eens M.Endocr., zware metalen, gedrag Zangvogels, ooievaars, prim.Universiteit Antwerpen - Aerts P. Bipedale locomotie MensapenUniversiteit Antwerpen - Nelissen M. Sociaal gedrag Papio hamadryasUniversiteit Antwerpen - Meire P; Bacxs, H. Beheer “De Zegge” Vegetatie / hydrologieUniversiteit Antwerpen -Van Dongen, S. Statistische assistentie DiversUniversidad mayor de San Simon, Bolivia -Ximena Velez-Liendo Genetica Andesbeer Tremarctos ornatosUniversiteit Gent - De Clercq D. Bewegingsanalysen MensapenUniversiteit Gent - Van Soom A. Voortplanting chimpansees DiversUniversiteit Gent - Vercruysse J. Parasitologie DiversUniversiteit Gent - Janssens G. Insectivorie bij mensapen MensapenUniversiteit Gent - Adriaens, D. Evolutionaire morfologie DiversUniversiteit Utrecht (NL) - Sterck E., Koski S. Vergelijkend gedragsonderzoek MensapenUniversiteit Wenen (A) - Schwarzenberger F. Analyse Geslachtshormonen Okapia johnstoni/zwijnenUniversiteit Zürich (CH) - Isler K. Vergel. data (anatomie) PrimatenUniversity Columbia (USA) - Satkoski J. Populatie genetica mensapen Gorilla, chimpanseeUniversity of Edinburgh (UK) - Burton J. DNA-analysen Sulawesi ungulatesUniversity of Edinburgh (UK) - Macdonald A. vergel. anatomie, DNA analyse Babyrousa babyrussaUniversity of Liverpool (UK) - Crompton R. vergel. data (simulaties) Pan paniscusUniversity of Liverpool (UK) – Vereecke, E.. vergel. data Hylobates larUniversity of Maryland (USA) - Dietz J. Ecologie, in situ (Brazilië) Leontopithecus chrysomelasUniversity Shiga Prefecture (Japan) - Takeshita Vergel. data (P.troglodytes) Pan paniscusUniversity of Washington (US) - Austin, M.J. Zaaddispersie bij gorilla’s MensapenVrije Universiteit Amsterdam (NL) - Scholz M. Modellering van locomotie Pan paniscusVrije Universiteit Amsterdam (NL) - Bobbert, M Modellering van locomotie Pan paniscus<strong>Wetenschappelijk</strong> Instituut Volksgezondheid Medisch-veterinair DiversTabel 6: Kennisinstellingen die de KMDA om diensten vragenInstelling -Woordvoerder Gevraagde dienst StudiethemaDiergaarde Blijdorp - Glatston,A., de Boer, M. Meststalen Maleise tapirs Voortplanting tapirsInstitute of Zoology, London (UK) - Boakes, E. StamboekdataInteeltdepressieKBIN (Koninklijk Belgisch Instituut voorNatuurwetenschappen) - Divers Kadavers MuseumdoeleindenKULeuven - Van Ranst M. Huidstalen PapillomavirussenMuseum voor Midden-Afrika Tervuren - Divers Afrikaanse kadaversMuseumdoeleindenNational Geographic (USA) - Abbott, L. Informatie in utero ontwikkeling DocumentaireNational Museums of Scotland (UK) -Kitchener, A. Kadavers MuseumdoeleindenRoyal Vet.College London (UK) - Payne R. Anatomisch materiaal Apen, evenhoevigen, kattenUniversiteit Utrecht, Primate Brain Bank (NL)Toxopeus I.B. Hersenen van primaten Aanmaak van weefselbankUniversity of Edingburgh (UK) - Burton J. Haar anoa DNA studiesUniversity of Edinburgh, Preclinical VeterinarySciences (UK) - Macdonald A. Harten pasgeboren zoogdieren Anatomie foramen ovaleUniversity of Liverpool (UK) - Nelson E. Data vingerlengtes primaten Evolutie van socialiteit

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!