13.07.2015 Views

Lees meer hier

Lees meer hier

Lees meer hier

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Karperuitzettingenin NederlandDeel 2: 1950 tot 2000Tekst en foto’s: Gerwin Gerlach en Sportvisserij NederlandNa de verbetering en vergroting van het vijvercomplex in Valkenswaard beschikt de NederlandseHeidemaatschappij begin jaren vijftig over een groot areaal aan visvijvers. De kwekerijendraaien op volle toeren en karpers zijn het belangrijkste kweekproduct. De pootviswordt voortaan door het zogenaamde Rijkspootvisfonds beschikbaar gesteld voor uitzettingsdoeleinden.Vanuit de beroepsvisserij en de hengelsport neemt de vraag naar karper sneltoe. Niet alleen in afgesloten viswateren maar ook in grotere watersystemen worden karpersuitgezet, vaak ter compensatie van een vissterfte door de lozing van industrieel afvalwater.Ondanks de verslechterende waterkwaliteit wordt het sportvissen enorm populair.Uit een onderzoek door de NederlandseStichting voor Statistiekblijkt dat de hengelsport op de zesdeplaatst staat van negentien vormenvan vrijetijdsbesteding. Daarmee staathet hoger op de ranglijst dan bijvoorbeeldvoetbal, dat op nummer tieneindigt.In 1952 wordt het Rijkspootvisfondsomgevormd tot een zelfstandige organisatie,die haar taken op enigeafstand van het ministerie kan uitoefenen.De Tweede Kamer gaat akkoordmet een wet, dat voorziet inde oprichting van een ‘organisatie terverbetering van de binnenvisserij’,kortweg OVB. De taakstelling van deorganisatie is: de verbetering van devisstand in de rivieren en de binnenwaterenbevorderen door het kweken,aankopen en uitzetten van pootvis;het bestrijden van waterverontreinigingenen het treffen van verderemaatregelen, waardoor de productiviteitvan het viswater kan wordenverhoogd.De OVB neemt de contracten over dieEen OVBchauffeurbrengt dekarpers tot aande waterkanten schept deteilen vol,waarna devisstandbeheerderdevissen uitzet.het Rijkspootvisfonds heeft afgeslotenmet de Heidemaatschappij. De viskwekerijenin Valkenswaard en Bergeijkgaan in opdracht van de OVB veelvis kweken, vooral één- en tweezomerigeedelkarpers. Voor geregistreerdepootvis afnemers zijn deze vissente koop voor een gereduceerde prijsvan 6 cent per stuk voor eenzomerigekarper en 80 cent (36 eurocent) perkilo voor <strong>meer</strong>zomerige karper. Dezevissen worden vooral uitgezet in afgeslotenviswateren.In 1955 schrijft de heer Bungenbergde Jong, hoofd van de Pootvisafdelingvan de OVB, de nota ‘Efficiency in depootkarperteelt’. Hierin wordt hetbedrijfsdoel van de karperkwekerijomschreven als het ‘produceren vanpootkarper tegen de laagst mogelijkekostprijs’. Het kweekproduct moetaan vijf eisen voldoen:1. Bevredigende uitzettingswaarde(een groot percentage uitgezette vissenmoet uitgroeien tot vangstwaardigekarpers).2. Aantrekkelijk exterieur (zwaar beschubdespiegels en schubkarpers).3. Maximale groei bij minimaal voedergebruik.4. Hoge sportwaarde (goede vangbaarheiden vechtlust).5. Resistentie tegen ziekten.In een intern OVB rapport uit 1956is te lezen dat de situatie op de karperkwekerijente Valkenswaard enBergeijk niet erg rooskleurig is. Debedrijfsresultaten zijn al lange tijdwisselvallig en de kostprijs van dekarpers per kilogram is te hoog. Eendoelmatige bemesting is al tientallenjaren niet toegepast en de vissenworden nauwelijks gevoerd. De karperproductieis vooral aangewezenop de natuurlijke productiviteit vande vijvers, die gelukkig niet slechtis. De op de kwekerij aanwezige karperstamis van inferieure kwaliteitdoor het voorkomen van subletale(verzwakkende) erfelijke factoren,die zich uiten in een slechte aanwasvan jonge vis, vergroeiingen van devinnen en een hoge sterfte onder depootkarpers. Het gemiddeld stuksverliestijdens de groei van eenjarige naartweejarige vissen bedraagt <strong>meer</strong> dan40%, terwijl op andere kwekerijen inEuropa de sterfte hooguit 25% is envaak veel lager.De OVB neemt zich voor om na deovername van de kwekerijen in te zettenop het voorkomen van hoge stuksverliezen,een productieverhoging doordoelmatige bemesting en juiste voederingen de verbetering van de karperstamop wetenschappelijke basis.Verhogingvan de productieAls eerste buigt de OVB zich over deenorm hoge sterfte onder de eenjarigekarpers. Er wordt even gedacht aande wegvraat door reigers, maar na hetafschieten van een aantal reigers enhet onderzoeken van de maaginhoudenblijkt dat niet terecht. Vervolgenswordt de behandeling van de eenjarigekarpers onderzocht, vooral dewijze van overwintering. Het was totdie tijd gebruikelijk om de eenjarigevissen in de late herfst af te vissen ende voor doorkweek bestemde exemplarenover te zetten op overwinteringsvijvers,die kort daarvoor warenaangestuwd (gevuld met water) endaardoor voedselarm waren. Tijdenszachte winters bleven de karpersrondzwemmen in een vergeefse zoektochtnaar voedsel. Hierdoor ging deconditie sterk achteruit, waardoor zede winter niet overleefden of in hetgunstigste sterk verhongerd het voorjaarin gingen. Vervolgens werden devissen in de periode eind februari- begin maart overgezet op net aangestuwdegroeivijvers. Vooral bij detemperatuurstijging in mei stiervendan veel vissen.Vanaf 1957 wordt een nieuwe aanpakgekozen, waarbij de eenjarige en voordoorkweek bestemde karpers tijdensde winter op de broedvijvers blijven.De afvissing wordt verplaatst van eindfebruari naar eind april - begin mei,wanneer de vissen veel actiever zijn.De karpers worden vervolgens uitgezetop voedselrijke groeivijvers, waarze voldoende voedsel vinden om snelte herstellen van de afvissing. Deze vijverszijn al aan het einde van de winteraangestuwd, zodat het natuurlijkevoedsel zich in het voorjaar kan ontwikkelen.Bij een zachte winter wordende vissen bovendien bijgevoerd,om conditieverslechtering te voorkomen.Het resultaat van deze maatregelenis dat het gemiddelde stukverliesbij de eenjarige exemplaren teruglooptvan 40% in de jaren 1952-1956InValkenswaardworden vanaf1957 alleennog maarspiegelkarpersenschubkarpersals teeltdierengebruikt.30 Karper Karper 31


- karperuitzettingen -- karperuitzettingen -Driejarigekarpers (K3)worden inde herfstvan 1962met de handgeraapt en inzinken teilenverzameld.naar 16% in de jaren 1957-1961.Ook de bemesting van de vijverswordt verbeterd. De vijvers met eenmodderbodem ontvangen in hetvroege voorjaar 600 tot 1000 kilo ongeblustekalk per hectare, enkele wekenlater gevolgd door 300 tot 4000kilo superfosfaat. De vijvers met eenzandbodem worden verrijkt met 600-1000 kilo kalkmergel en 300-400kilo thomasslakkenmeel (fosfaat houdendekunstmeststof). In juni wordtnaar de mate van algenbloei gekekenen krijgen de vijvers eventueel nogeen nabemesting met 75 kg/ha fosfaat.Door de bemesting ontwikkelenzich veel voedselorganismen, zoalswatervlooien en muggenlarven. Deverhouding eiwit-koolhydraten <strong>hier</strong>vanis ongeveer 2:1. Omdat de karpersgoed groeien bij een verhoudingvan 1:7 en 1:8, kunnen de viskwekersgrote hoeveelheid koolhydraten voerenom de juiste eiwit-koolhydratenverhouding te verkrijgen. Voortaanwordt eiwitarm voedsel (vooral rogge)gevoerd, dat veel goedkoper isdan de voorheen gebruikte eiwitrijkelupinen en erwten. Door het verhogenvan de hoeveelheid voer kan bovendiende bezettingsdichtheid op devijvers worden verhoogd van 800-1000 kg/ha tot 2000-3000 kg/ha.Het resultaat is een grote toename vande karperproductie.Verbeteringvan het karpertypeIn 1957 gaat de directievoering vande viskwekerij Valkenswaard overvan de Heidemaatschappij naarde OVB. Daarmee wordt alle aanwezigevis eigendom van de OVB.Op de kwekerij treft men een teeltbestandaan van een type dat men omschrijftals “een weinig doorveredeld,relatief langgerekt karpertype vanwaarschijnlijk Galicische herkomst”.Het bestand bestaat uit schubkarper,spiegelkarper en naaktkarper. Deschubkarper werd door de kwekersvan de Heidemaatschappij als ongewenstbeschouwd omdat de afnemers- vooral beroepsvissers - lieverzwakbeschubde karpers kochten dievoorafgaand aan de consumptie nietontschubd hoefden te worden. In eenjaarverslag van de Heidemaatschappijuit 1955 is te lezen: “Aan het exterieurvan de karper zal in de toekomstin toenemende mate aandacht wordenbesteed. De zogenaamde schubkarperis ook in zijn veredelde vormbij de afnemers niet bijzonder in treken de productie van zogenaamdespiegelkarpers – die slechts een zwakkebeschubbing vertonen – verdientdaartoe de voorkeur.” De OVB denkt<strong>hier</strong> echter anders over. Het selectieprogrammagaat zich minder richtenop consumptievis en <strong>meer</strong> op karpersdie geschikt zijn voor de sportvisserij.Omdat er bij de afnemers eenvoorkeur is voor spiegelkarpers, blijftde selectie vooral gericht op dit beschubbingstype.Daarnaast zal echterveel aandacht worden besteed aan deselectie van schubkarpers. Ook wordtde wilde karper in het kweekprogrammabetrokken. Bij de OVB is mennamelijk van mening dat door de eeuwenlangeop consumptie gerichte selectiebij de edelkarpers er mogelijkeen aantal voor de sportvisserij waardevolleeigenschappen geheel of gedeeltelijkverloren zijn gegaan.De OVB begint in 1957 een selectiebinnen de bestaande populatie, gerichtop de eliminatie van schadelijkeerfelijke factoren. Voor consumptiedoeleindenwas door de Heidemaatschappijaltijd gestreefd naar naaktkarpersen zwakbeschubde spiegels,maar het was de viskwekers niet geluktom de schubkarpers kwijt te raken inde nakomelingen. Dit probleem bleekte berusten op het gebruik van rijenkarpersals teeltkarpers. Deze haddeneen nakomelingschap van gemiddeld30% schubkarper, 61% rijenkarper,6% naaktkarper en 3% spiegelkarper.C.M.Bungenbergde Jong, hoofdafdelingPootvisproductievan de OVB,selecteert inValkenswaardde toekomstigeteeltvissen.De rijen- en naaktkarpers hadden eenveel geringere levensvatbaarheid dande schub- en spiegelkarpers, omdatze beschikken over de letale N-factor(van nudus = naakt) in het erfelijkmateriaal. Dit gen gaat de vormingvan schubben tegen en zorgt voorhet unieke uiterlijk van de rijen- ennaaktkarpers. Karpers die de N-factorin tweevoud hebben zijn niet levensvatbaaren sterven in het ei- of larvenstadium.Karpers met de N-factor inenkelvoud hebben een zwakke lichamelijkegesteldheid: een slechte groei,moeizaam herstel bij verwondingen,onvolledige vin ontwikkeling en hetoptreden van lichamelijke defecten.De doelstelling van de OVB in 1957is om een zuivere spiegelkarperstamop te bouwen (de ‘Valkenswaardspiegel’).Alle rijenkarpers, naaktkarpersen de daarop lijkende vissen wordendaartoe uit het kweekprogramma gehaald.Van het resterende bestand aankweekkarpers kan voldoende broedworden verkregen en in de herfst van1957 wordt uitsluitend eenzomerigespiegelkarper geleverd, die het jaardaarop ook als tweejarige pootkarperverkrijgbaar is. Tegelijkertijd werkende viskwekers aan de ontwikkelingvan een schubkarper, waarvan de nakomelingenvoor 100% uit schubkarpersbestaan (homozygoot).Duits en wild bloedDe OVB gaat ook experimenteren metkruisingen van de Valkenswaard karpersmet niet verwante karperstammenvan andere bedrijven en metwilde karpers. Op de kwekerij wordtal jarenlang met hetzelfde erfelijkemateriaal gekweekt, iets wat in denatuur niet snel voorkomt. Hierdoorkan bijvoorbeeld het aanpassingsvermogenvan de karpers aan gewijzigdemilieuomstandigheden geringzijn. Bovendien kan inteelt leidentot vergroeiingen van het lichaam eneen slechte groei. Daarom betrekt deOVB in Duitsland een zwak beschubdspiegelkarperras, dat na jarenlangeselectie is verkregen uit de kruisingvan de rassen Aischgrunder x Galiciër.Deze teeltkarpers worden in 1957 totafpaaien gebracht en worden vervolgensin mengbezetting met de Valkenswaardspiegelsdoorgekweekt. Degroei van de beide typen wordt driejaar lang nauwlettend in de gatengehouden, waarna wordt vastgestelddat de Valkenswaardspiegels een 17%snellere groei vertonen en ook in andereopzichten - zoals de resistentietegen karperpokken - de voorkeurverdienen. Van beide stammen wordtin de loop der jaren door toepassingvan positieve massa-selectie (waarbijde snelst groeiende exemplarenworden geselecteerd) een groep teeltdierenverkregen, die bij onderlingekruising opvallend goede nakomelingengeven. Deze vissen hebben eenvrij zware beschubbing, waarmee zesterk afwijken van buitenlandse spiegelkarperstammen.Door toevallig optredende mutantenwordt bovendien een muisgrijskarperras ontwikkeld. De viskwekerskunnen deze grijze karpers door hunafwijkende kleur goed gebruiken bijvergelijkend onderzoek. Nakomelingenvan deze grijze karpers (spiegelsen schubs) worden in de jaren ‘60 ineen aantal wateren uitgezet.Om te onderzoeken of er voor deproductie van pootvis nuttige eigenschappenvan de karpers verlorenwaren gegaan, worden er wilde karpersin het kweekprogramma opgenomen.In 1957 worden 30 karpersuit Anna Paulowna (NH) en 10 karpersuit Workum (FR) aangevoerd.Uiteindelijk worden alleen de vissenuit Workum in het kweekprogrammagebruikt, omdat de vissen uit AnnaPaulowna afwijkingen in de beschubbingvertonen en verdacht wordenvan de insluiping van kweekkarperbloed.De vissen paaien in het voorjaarvan 1957 en de nakomelingenworden in mengverhoudingen metde edelkarpers opgekweekt. In heteerste jaar valt direct het verschil ingroeisnelheid op en in het derde levensjaarbereikt de edelkarper zelfshet dubbele gewicht van de wildekarper. Ook blijken de wilde karperskwetsbaarder te zijn voor afvissingen,opslag en transport. Opvallend zijnook de verschillen bij hengelproeven.Hierbij worden driejarige karpers inmengbezeting op proefvijvers uit-Voor hetvervoer van depootkarpersvanaf devijvers naar hetbedrijfsgebouwkan inValkenswaardgebruik wordengemaakt vaneen smalspoor.Met fijnmazigenettenwordt hetkarperbroed uitde paaivijversgeschept envia emmersovergebrachtnaar debroedvijvers.32 Karper Karper 33


- karperuitzettingen - - karperuitzettingen -In de vijversvan de OVBkwekerijOostelijkFlevoland isin de periode1960-1990veel karpergekweekt.gezet en bevist door ‘als karpervissersgerenom<strong>meer</strong>de hengelaars’. Deedelkarpers en wilde karpers wordenin de verhouding 15:1 gevangen, terwijlbij de afvissing in de herfst blijktdat de uitgezette aantallen gelijk zijngebleven. De wilde karpers blijkendus erg moeilijk vangbaar! Naar aanleidingvan de slechte vangbaarheidvan de wilde karpers besluit men omde vissen in te kruisen met edelschubkarpers,die de OVB heeft aangekocht.Hierdoor wordt een karper verkregenmet een slanke lichaamsvorm maareen betere groei dan de wilde karpers.Uiteindelijk worden zeven stuks vandeze 50% wildbloedhybriden in hetvoorjaar van 1962 weer gekruist metvijf schubkarpers die afkomstig zijnuit de oorspronkelijke teeltkarperpopulatievan Valkenswaard. Zo ontstaateen schubkarper met 25% wildbloed,die goede perspectieven lijkt te biedenvoor de hengelsport.ViskwekerijOostelijk FlevolandOm aan de grote vraag naar karperte voldoen moet de OVB <strong>meer</strong>vijvers aanleggen. Het oog valt opde geplande Flevopolder, waar tennoorden van het nog te bouwen Lelystadeen groot terrein reserveert.Begin jaren zestig begint de aanlegvan de kwekerij Oostelijk Flevoland.Het bedrijf krijgt een oppervlaktevan 220 hectare, waarvan 170 hectareaan vijveroppervlak. Water kanworden aangevoerd vanuit het IJssel<strong>meer</strong>.Er komen twee woningenvoor medewerkers, een broedhuisen voldoende opslagruimte voormaterialen, visvoeders en meststoffen.Vanaf 1961 zijn er al enkeleGoudkarpers in het IJssel<strong>meer</strong>Nadat in 1932 de Zuiderzee door een dijk werd afgesloten en het IJssel<strong>meer</strong> ontstond, is er door beroepsvissersjaarlijks karper geoogst. In de eerste jaren werd gemiddeld 1000 kilo karper gevangen, maar rondhet begin van de jaren 50 wordt er jaarlijks rond de 50.000 kilo karper geoogst.In april 1951 worden in het IJssel<strong>meer</strong> nabij Harderwijk 1000 een- en tweejarige edelkarpers uitgezet,die aan de rugzijde zijn gemerkt met een rood plastic plaatje met een nummer. De IJssel<strong>meer</strong>vissers wordtgevraagd om de vangst van de gemerkte karper te melden aan het Rijksinstituut voor Visserijonderzoek.De Overheid streeft in deze jaren naar een verhoging van de visproductie in het IJssel<strong>meer</strong>. Eén van de vande manieren waarop dat kan is door uitzettingen van pootkarpers, die in het IJssel<strong>meer</strong> moeten opgroeientot ‘marktwaardige exemplaren’. Voordat er op grote schaal karpers worden uitgezet is het echter noodzakelijkom gegevens te hebben over de groei en overleving van de uitgezette vissen. Met de merkactiewordt bekeken hoe de groei en verspreiding van de uitgezette vissen is. Binnen enkele maanden na deuitzetting worden door beroeps- en sportvissers vangsten gemeld vanuit Monnikendam, Enkhuizen, Andijken Kampen. Er wordt zelfs een gemerkt exemplaar op de Amstel gevangen.In navolging op dit onderzoek worden een jaar later 1500 stuks eenzomerige goudkarpers uitgezet. Demeeste visjes zien er uit als goudvissen, sommige vissen hebben zwarte vlekken op hun rug. Hoewel deactie in het voorgaande jaar veel nuttige informatie heeft opgeleverd, wordt getwijfeld aan de invloed vanhet aangebrachte merk op de groei en overleving van de vissen. Daarom is dit keer gekozen voor het uitzettenvan karpers met een opvallende kleur. Over het resultaat van deze uitzetting is weinig bekend, maarhet is niet ondenkbaar dat er tegenwoordig nog nakomelingen van deze goudkarpers in het IJssel<strong>meer</strong>rondzwemmen.Het verschiltussen een25% wildbloedhybride(boven) en een50% wildbloedhybrideis duidelijkzichtbaaraan delichaamsbouw.vijvers beschikbaar waarin karpertjesworden uitgezet die vanuit Valkenswaardzijn aangevoerd. Op 29november 1963 wordt de kwekerijofficieel opgeleverd.Bioloog Dolf Boddeke stelt in 1963de productie van pootkarper ter discussieomdat “zeker niet <strong>meer</strong> dan0,2% van de Nederlandse sportvissersper seizoen vijf of <strong>meer</strong> karpersvangen”. De kweek door de OVBzou erop zijn gericht om ‘gedegenereerde’gedomesticeerde kweekkarperste produceren, die uit sportiefoogpunt niet aantrekkelijk zoudenzijn. Blijkbaar is Boddeke niet op dehoogte (of niet onder de indruk)van de pogingen van de OVB omweer wildbloed in het pootvisbestandterug te krijgen. Ook de afnemersvan pootvis merken <strong>hier</strong> nietsvan, want de kruisingsproductenmet wildbloed worden niet aangebodenvoor de verkoop. Tot en met1965 worden alleen spiegelkarpersgeleverd (Valkenswaardspiegels enkruisingen van Valkenswaard- enDuitse spiegels).Op de kwekerij Oostelijk Flevolandworden - net als in Valkenswaard- verschillende karpertypen gekweekt.In het logboek van de OVBkruisingsprogramma’sis te zien dater in het voorjaar van 1964 dertienvijvers worden bezet met vierjarigeValkenswaardspiegels, die op elfvijvers succesvol afpaaien. In 1965worden twintig vijvers in verschillendecombinaties bezet met schubkarpersen Duitse spiegels, die vanuitValkenswaard zijn aangeleverd.Het resultaat van deze kruisingen isin dat jaar echter weinig succesvol.In 1965 wordt door de voorzitter vanhet OVB-bestuur gesteld dat “de indrukbestaat dat de hengelaar in hetalgemeen liever schubkarper heeftdan spiegelkarper”. In het voorjaarvan 1966 laat men in Valkenswaarddaarom - naast spiegelkarpers - ookedelschubs onderling paaien. Ookworden voor het eerst een aantal 50%wildbloedhybriden gekruist met spiegelkarpers(kruising Valkenswaard/Duits). Nakomelingen <strong>hier</strong>van zijn25% wildbloedhybriden, die vanaf1968 als driejarige vissen in de verkoopkomen.Ook in Lelystad legt men de nadrukop het kweken van 25% wildbloedhybriden.In 1966 worden 21 vijversbezet met ouderdieren, waarna eensuccesvolle paai volgt in 20 vijvers.De kruisingen tussen Valkenswaardspiegelsonderling en tussen Valkenswaardspiegelsen schubkarpers (edelschubsen 50% wildbloedhybriden)zijn succesvol. Daarnaast worden veel25% wildbloedhybriden verkregenuit de kruisingen van het Valkenswaard-Duitsespiegeltype met de 50%wildbloedhybriden. In de jaren daarnavinden vergelijkbare kruisingenplaats, waarbij vanaf 1968 ook schubkarpersonderling worden gekruist.In het OVB Beleidsplan 1968 is te lezen:“Voor gebieden waar de karperzich van nature voortplant, zullenwellicht op de lange duur ook populatiegenetische overwegingen in hetselectieprogramma kunnen wordenbetrokken.” Hiermee wordt nog extrabenadrukt dat de karperteelt zich inde komende jaren <strong>meer</strong> zal richtenop de kweek van schubkarpers, nietalleen om aan de wens van de karpervisserste voldoen, maar ook tenbehoeve van de preservering van deoorspronkelijke karper.De 25% wildbloedhybrideUit de ‘karperenquête’ die in 1968onder de pootvisafnemers wordt gehoudenblijkt dat de afnemers eenvoorkeur hebben voor schubkarpers.Slechts 10% van de afnemers geeftde voorkeur aan spiegelkarper, 36%geeft de voorkeur aan schubkarperen 54% van de afnemers heeft geenvoorkeur. De voorkeur voor spiegelswordt vooral door beroepsvissersaangegeven, die hun karpers voorconsumptie verkopen. Op de kwekerijenbestaat bij de productie van de25% wildbloedhybriden ongeveereen vierde deel van de nakomelingenuit spiegelkarpers. Dit is geheel naarwens van het OVB-bestuur, die <strong>hier</strong>meegoed kan voldoen aan de vraagvan de beroepsvisserij. De viskwekerszelf zijn echter minder blij met despiegelkarpers, want het betekent datde gebruikte ouderdieren niet 100%zuiver (homozygoot) zijn wat debeschubbingseigenschap betreft. Deouderdieren die als 50% wildbloedhybrideworden aangemerkt zijnblijkbaar niet allemaal afkomstig vankruisingen waarbij de wilde karperwas betrokken. Hierdoor zijn bij eendeel van geproduceerde karpers deeigenschappen van de wilde karperin veel geringere mate vertegenwoordigddan met de naam 25% wildbloedhybridewordt gepretendeerd.In 1969 worden de vissers bij dekarperhengelproeven in Lelystad gevraagdnaar hun mening over de verschillendekarpertypen. Bij de keuzetussen edelschub en edelspiegel geeft80% van de vissers de voorkeur aanedelschub. Bij de keuze tussen 50%wildbloedhybriden en edelspiegelgeeft 66% de voorkeur aan de wilbloedhybridenen bij de keuze tussenwilde karper en edelspiegel geeft57% de voorkeur aan de wilde karper.Blijkbaar is de spiegelkarper opdat moment niet <strong>meer</strong> erg geliefdonder karpervissers, wat grotendeelshet gevolg is van de negatieve wijzewaarop de hengelsportpers zich in deafgelopen jaren heeft uitgelaten overkweekkarpers.Op de OVB kwekerijen wordt ingespeeldop de gewijzigde voorkeurvan de pootvisafnemers door steeds<strong>meer</strong> de nadruk te leggen op hetkweken van schubkarpers met 25%wildbloed. Om de productie te verhogenwordt in Lelystad een nieuwDe kooien inhet warmelozingswatervan deFlevocentralewaren ideaalvoor het snelopkweken vankarper.34 Karper Karper 35


- karperuitzettingen -De auteur meteen 25% wildbloedhybridevan 41 pond en3 ons zwaar.bedrijfsgebouw met een groot broedhuisaangelegd. Ook gaat men voor dekarperkweek gebruik maken van hetkoelwater van de nabij gelegen Flevocentrale.De kooien met vis liggen inhet kanaal dat het koelwater afvoert.De karpers groeien in dit warme waterveel sneller dan op de koudere vijversen vanaf 1972 kan de productievan karper flink stijgen.Vermeldenswaardig is dat in de jaren1970-1972 ook succesvolle kruisingenzijn uitgevoerd met hoog gebouwdeHongaarse schubkarpers.Deze zijn onderling gekruist maarook met de uit Valkenswaard afkomstigewilde (Workum) schubs. Hetis niet duidelijk of de nakomelingenooit zijn gebruikt in het verdere productieprogramma,maar ze zijn zekerals driejarige vissen uitgezet in eenaantal viswateren.Door de stijgende vraag naar pootvisblijft de OVB zoeken naar uitbreidingvan het vijverareaal. In 1973 wordt hetcomplex Vloeiwijde in de gemeenteLeende aangekocht, gelegen tegenoverde kwekerij Valkenswaard. Hier wordt16 hectare aan vijvers aangelegd waarinkarpers worden opgekweekt.Rond 1973 vraagt de hengelsportperssteeds vaker naar het produceren vanwilde karpers. Het argument <strong>hier</strong>bij isdat wilde karper door zijn vechtlust<strong>meer</strong> hengelplezier oplevert dan dekweekkarper van de OVB. Als gevolgvan de voorkeur van de karpervissersén de hoge resistentie tegen visziektenworden vanaf 1974 door de OVBnog uitsluitend schubkarpers met25% wildbloed gekweekt. Een aantalinvloedrijke karpervissers vindt echterdat deze karpers nog lang niet de gewenstebouw en vechtlust hebben, alsgevolg van het hoge aandeel veredeldbloed. Op aandringen van de StudiegroepNederland ter Bevordering vande Karpervisserij (later omgedoopttot de KarperStudiegroep Nederland)wordt daarom in 1976 in Lelystad eenkweek van wilde karper opgezet, voorexperimentele doeleinden. De nakomelingen<strong>hier</strong>van zijn – voor zoverbekend - nooit uitgezet.Gerwin GerlachHet kuit vaneen 50%wildbloedhybridewordtdoor OVBMedewerkerFrans Samuelsafgestreken enopgevangen ineen teiltje.In het derde deel gaat Gerwinverder in op de discussie rond degroeipotenties van de 25 % wildbroedhybriden,de kweek in hetwarme water van de uitlaat vande Amercentrale en de start vande Spiegelkarperprojecten.36 Karper

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!