13.07.2015 Views

Handreiking brandveiligheid evenementen.pdf - BrandweerKennisNet

Handreiking brandveiligheid evenementen.pdf - BrandweerKennisNet

Handreiking brandveiligheid evenementen.pdf - BrandweerKennisNet

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Annotations 5/3/2013Process Safety Event Categories• Tier 4 Management System Performance and Execution– Purpose of indicator: represent performance of individual components of the barriersystem.– Tier 4 indicators are intended for internal Company use. The API RP providesexample indicators and requires companies to develop and use Tier 4 indicators.– API provides examples such as:– Process Hazard Evaluations Completion– Training Completed on Schedule– Management of Change and Pre Start-up SafetyReview Compliance15Process Safety Indicators - Summary• High Consequence – Low Probability Events have higher frequency – lowerconsequence precursors.• Personnel safety indicators not always a measure of process safety. Need to useindicators specific to process safety to measure effectiveness and operating discipline.• Process safety event reporting and indicator collection necessary to identify weaknessesto allow for strengthening of process safety management.• Process Safety Saves168


andveiligheidsvoorschriften genoemd in bijlage 1 van deze handreiking, wordtook voldaan aan de algemene gebruiksvoorwaarden uit de bouwverordening.2.4 Besluit brandveilig gebruik bouwwerkenPer 1 november 2008 treedt het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken(Gebruiksbesluit) in werking. Daarin staat een aantal algemeen geldendevoorschriften voor gebouwen, waaronder het gros van de gebruikseisen uit debijlagen 3 en 4 van de bouwverordening. Met de inwerkingtreding van dit besluitvervalt de gebruiksvergunningplicht voor de meeste gebouwen waarin<strong>evenementen</strong> georganiseerd worden. Zij zullen dan allen moeten voldoen aan dealgemene regels uit het besluit. Aanvullende voorwaarden kunnen ook dan noggesteld worden in de <strong>evenementen</strong>vergunning op basis van de APV, zolang dezeniet in strijd zijn met de voorschriften in het Gebruiksbesluit.2.5 BrandbeveiligingsverordeningWaar op basis van de bouwverordening een gebruiksvergunning vereist is voorbepaalde bouwwerken, zo regelt de brandbeveiligingsverordening onder meer hetbrandveilig gebruik van inrichtingen. De categorieën van inrichtingen waar eengebruiksvergunning voor vereist is, zijn identiek aan de bouwwerken uit debouwverordening. Het is dus mogelijk een gebruiksvergunning te verlenen vooreen evenement in de openlucht met daaraan verbonden voorschriften. Vaakwordt dat niet gedaan, omdat er reeds een <strong>evenementen</strong>vergunning verleendwordt op basis van de APV en daar ook al (brand)veiligheidsvoorschriften aanverbonden worden. Daarnaast zijn ook de bijlagen 3 en 4 van debouwverordening te allen tijde van kracht.Na de implementatie van het Gebruiksbesluit zal ook de brandbeveiligingsverordeningop de schop gaan. De gebruiksvergunning op basis van dezeverordening zal dan vermoedelijk ook verdwijnen en plaats maken voor dealgemeen geldende voorschriften uit het besluit. Maar ook dan geldt dataanvullende voorwaarden gesteld kunnen worden op basis van de APV, mits dezeniet strijdig zijn met de voorschriften uit het Gebruiksbesluit.2.6 VuurwerkbesluitVoor het afsteken van professioneel <strong>evenementen</strong>vuurwerk treedt gedeputeerdestaten op als bevoegd gezag. De regionale brandweer is daarbij wettelijkadviseur. Daarnaast moet de burgemeester een verklaring van geen bezwaarafgeven, waarbij deze zich vaak zal laten adviseren door de lokale brandweer.Daarbij zal hij zich echter moeten beperken tot de aspecten inzake de openbareorde. Daarnaast mogen er bij de verklaring van geen bezwaar geen voorschriftenopgenomen worden. Aangezien gedeputeerde staten voor het afsteken van<strong>evenementen</strong>vuurwerk bevoegd gezag is, zal de handhaving ook doormedewerkers van de provincie gedaan worden. Daarom zijn voorschriften metbetrekking tot vuurwerk tijdens <strong>evenementen</strong> niet in dit beleid opgenomen.2.7 Overige regelgevingDe (regionale) brandweer heeft in bovenstaande gevallen rechtstreeks demogelijkheid aanvullende <strong>brandveiligheid</strong>svoorwaarden te stellen aan<strong>evenementen</strong>. Meestal zal dit ten behoeve van een vergunning op basis van deAPV zijn. Er zijn daarnaast nog andere wetten die van toepassing kunnen zijn,waaronder de Wet milieubeheer en de Drank- en Horecawet. Deze geven weinigmogelijkheden om (brand)veiligheidseisen te stellen aan <strong>evenementen</strong>.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> 8


2. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor eendaagse <strong>evenementen</strong>, indien:a. het aantal bezoekers niet meer bedraagt dan 50 personen;b. het evenement tussen …. en …… uur plaatsvindt;c. geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur of na 23.00 uur;d. het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats ofanderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;e. slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan10 m² per object;f. er een organisator is;g. de burgemeester kan binnen … dagen na ontvangst van de melding besluiten hetorganiseren van een evenement als bedoeld in het tweede lid te verbieden, indiendaardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of hetmilieu in gevaar komt.ad a Door een aantal van 50 personen te hanteren, blijft het evenementoverzichtelijk. Bovendien wordt daardoor ook aangesloten bij debouwverordening en brandbeveiligingsverordening voor wat betreft degebruiksvergunningplicht.ad b Het is aan de gemeenten zelf om hier invulling aan te geven. Vanuit hetoogpunt van <strong>brandveiligheid</strong> kan hier immers geen exact tijdstip aanverbonden worden, maar uit oogpunt van openbare orde en veiligheidwellicht wel. Daarbij zou aansluiting gezocht kunnen worden bij de reedsbestaande sluitingstijden voor horeca.3.2 Categorieën <strong>evenementen</strong>Uit het bovenstaande blijkt al dat het begrip “evenement” erg breed is. Het isdaarom goed een onderscheid te maken tussen verschillende soorten<strong>evenementen</strong>. Het ene evenement is immers het andere niet en je kunt nietdezelfde voorschriften hanteren voor een buurtfeestje en een grootschaligevenement als Delfsail.Vaak wordt er onderscheid gemaakt tussen “grote” en “kleine” <strong>evenementen</strong>. Eenscheidslijn tussen die twee is niet aan te geven. Wat in de ene gemeente als eenerg groot evenement ervaren wordt (bv. een braderie in de winkelstraat), kanvoor de andere gemeente dagelijkse kost zijn, waar geen bijzondere aanvullendevoorschriften aan gesteld worden.Daarom is het beter een indeling te maken in belastende en niet- of nauwelijksbelastende <strong>evenementen</strong>.Belastende <strong>evenementen</strong>Een evenement kan worden aangemerkt als belastend wanneer de aard enomvang van het evenement en de te verwachten overlast, in zodanige mateaanwezig is dat verbinden van nadere, extra voorschriften aan deevenementvergunning noodzakelijk is. Blijkens ervaringen uit het verleden of degegevens die door de organisator van het evenement zijn verstrekt, kan wordenbepaald of er sprake is van een verhoogd risico op overlast voor de omgeving<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> 11


en/of een aannemelijke vrees voor verstoring van de openbare orde.Onderstaande elementen zijn van belang om het evenement al dan niet alsbelastend aan te merken.• de omvang: het evenement heeft invloed op de lokale verkeer- en/ofleefsituatie;• geluidsoverlast: er is geluidsoverlast te verwachten;• de eindtijd: het evenement duurt langer dan de in de APV opgenomensluitingstijden van de inrichting of de horecabedrijven inhet algemeen;• verhoogd risico: het evenement brengt een verhoogd risico voor verstoringvan de openbare orde met zich mee en verlangt daaromextra capaciteit en/of extra aandacht van de politie;• aantal bezoekers: de organisator verwacht een groot aantal bezoekers.Niet- of nauwelijks belastende <strong>evenementen</strong>De niet- of nauwelijks belastende <strong>evenementen</strong> hebben geen specifiekebenadering nodig. Het gaat hierbij in het algemeen over <strong>evenementen</strong> die geringvan omvang zijn en weinig geluidsoverlast veroorzaken. De verscheidenheid aandeze <strong>evenementen</strong> is groot. Het gaat hierbij vaak om eenmalige of kleineactiviteiten. Deze <strong>evenementen</strong> worden maatschappelijk geaccepteerd en zorgenzelden voor klachten. De gemeente kan aan de hand van de aanvraag over hetalgemeen voorzien welke <strong>evenementen</strong> niet belastend zijn. Voorbeelden vandergelijke <strong>evenementen</strong> zijn: straatspeeldagen, braderie”en, kleinschaligewandeltochten. Eendaagse buurtbarbecues en straatfeesten vallen hier dus nietonder.Uitzondering voor kleine <strong>evenementen</strong>Zoals in de vorige paragraaf reeds aangegeven, vormen de buurtbarbecues enstraatfeesten een uitzondering op de vergunningplicht uit de APV. Deze vallen danook niet meer onder de categorie niet- of nauwelijks belastende <strong>evenementen</strong>,zoals in deze handreiking bedoeld wordt, mits aan de criteria in artikel 2.25 lid 2van de APV wordt voldaan. In die gevallen kan deze handreiking dan ook niettoegepast worden.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> 12


4. Werkwijze4.1 AlgemeenDe brandweer treedt op als een van de adviseurs van de afdeling die devergunningen voor de <strong>evenementen</strong> verleent. Welke afdeling dat is, verschilt pergemeente. Belangrijk is dat de brandweer wel om advies wordt gevraagd.Om een aanvraag voor een vergunning goed te kunnen beoordelen, zal de nodigeinformatie verstrekt moeten worden, welke waar mogelijk ook aangegeven moetworden op duidelijke tekeningen. Het onderstaande lijstje geeft een - niet eindig -overzicht van de informatie die gevraagd kan worden.• naam evenement, naam vergunninghouder;• soort evenement;• openingstijden;• de ingang(en) en uitgang(en) van het terreingedeelte;• situatie van het terrein;• de situatie van de tijdelijke inrichting en de indeling van de inrichting;• stoelenplan;• blusmiddelen;• ingang(en) met doorgangsbreedte;• uitgang(en) met doorgangsbreedte;• nooduitgang(en) met doorgangsbreedte;• aantal (te verwachten) bezoekers;• nood- en transparantverlichting;• eventueel aanwezige bluswatervoorzieningen;• de terreinindeling;• energiebron t.b.v. koken/bakken/braden;• elektriciteitsvoorziening;• noodstroomvoorziening;• verwarmingsbron van de tenten;• contactperso(o)n(en) met bereikbaarheid;• bewakingsopstelling met contactperso(o)n(en) en bereikbaarheid;• EHBO-post(en);• communicatiemiddelen (i.v.m. bereikbaarheid hulpverlenende diensten);• opslagplaats van gasflessen + de stofnaam;• draaiboek met betrekking tot opvang hulpverlenende diensten en ontruimingbij calamiteit;• verkeerscirculatieplan;• parkeervoorzieningen;• aan- en afvoer bezoekers;• aantal aanwezige bedrijfshulpverleners (BHV-ers);• ontruimingsplan;• opslag en afvoer van afval.•4.2 Niet- of nauwelijks belastende <strong>evenementen</strong>Zoals in het vorige hoofdstuk al aangegeven, hebben de niet- of nauwelijksbelastende <strong>evenementen</strong> weinig invloed op de openbare orde en veiligheid. Ookde aanvragen voor losse standplaatsen of kramen, het oplaten vankinderballonnen, het opstijgen van een heteluchtballon en helikoptervluchtenkunnen hieronder gerekend worden.Wanneer voor deze kleinschalige <strong>evenementen</strong> dezelfde procedure wordtgehanteerd als voor de belastende <strong>evenementen</strong>, zorgt dit voor een lange<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> 13


procedure en onnodig veel belasting voor zowel de organisatie als de gemeente.De gemeente kan voor niet belastende <strong>evenementen</strong> standaardvoorschriftenhanteren, eventueel aangevuld met enkele specifieke voorschriften, waarbij deaanvraag niet voor advies aan de brandweer hoeft te worden voorgelegd.Ten behoeve van deze niet- of nauwelijks belastende <strong>evenementen</strong> is in bijlage 3een matrix opgenomen, welke per evenementsoort verwijst naar de voorschriftenuit bijlage 1. In bijlage 2 staat een toelichting op deze voorschriften.Overigens is het vanuit repressief oogpunt wel van belang dat de brandweer opde hoogte is van eventuele wegafsluitingen et cetera, welke verband houden methet evenement. Daarnaast is het ook van belang voor het inplannen van controlesvan de brandweer tijdens het evenement. Het is dus dringend aan te bevelen dateen afschrift van de vergunning naar de brandweer verzonden wordt.4.3 Belastende <strong>evenementen</strong>Als basis voor de vergunningverlening van belastende <strong>evenementen</strong> geldendezelfde voorschriften uit bijlage 1. Maar deze categorie <strong>evenementen</strong>onderscheid zich verder door de aard van de activiteiten, de omvang qua ruimteen qua publiek en het soort publiek. Gezien de mogelijke risico’s vereisen dezedan ook een specifieke benadering.RisicoanalyseAan de hand van onderstaande korte risicomatrix kan bepaald worden of eenrisicoanalyse noodzakelijk is. Wanneer de som van de scores hoger uitvalt dan 4punten, kan er sprake zijn van een belastend evenement en is een risicoanalysenoodzakelijk.puntenaantal bezoekersdoelgroepopenbaarvervoerbereikbaarheidhulpdienstenbereikbaarheidpubliekna 18.00 ualcohol en drugsbuiteneerste maalvaste risico’somgeving0 < 150 normaal goed goed goed nee nee nee nee nee1 >150matig matig matig ja ja500 risicovolslecht slecht slecht ja ja 1000 nietzelfredzaamjaDeze risicoanalyse wordt bij voorkeur in een multidisciplinair verband uitgevoerd.Momenteel is deze methode nog niet in gebruik bij de andere veiligheidspartners.In de toekomst zal gewerkt worden aan een multidisciplinair <strong>evenementen</strong>beleiden zal deze methode wellicht toegepast gaan worden. Daarom wordt in dezehandreiking verder niet op deze methode ingegaan.Het verdient echter wel de voorkeur om bij belastende de hulp in te roepen vande HVD om vervolgens gezamenlijk de risico-analyse toe te passen. Daardoorwordt eenduidigheid in het toepassen van de methode verkregen en kan ervaringworden opgedaan om deze in de toekomst vaker toe te passen.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> 14


VooroverlegHet vooroverleg vormt een erg belangrijk onderdeel bij belastende <strong>evenementen</strong>.Ruim voor het indienen van de vergunningaanvraag zal gestart moeten wordenmet het vooroverleg, waarin naast de organisator en de vergunningverlenendeafdeling ook andere belanghebbende gemeentelijke afdelingen en zowel debrandweer, politie als de GHOR betrokken zijn.EvenementenplanTijdens de periode van het vooroverleg zal de organisator tevens een<strong>evenementen</strong>plan moeten overhandigen, met daarin minimaal alle voor dehulpdiensten en gemeente relevante informatie. Als hulpmiddel kan onderstaandelijst met aandachtspunten gebruikt worden:• beschrijving van het evenement;• openings-, aanvangs- en sluitingsstijden;• indeling en afbakening van het terrein;• omgevingstekening;• beschrijving van de activiteiten;• namen en (mobiele) telefoonnummers van de eindverantwoordelijke(n);• namen en (mobiele) telefoonnummers van de deelverantwoordelijke(n);• voorzieningen voor eerste hulp bij ongevallen en brand;• in te zetten beveiligingsdiensten, inclusief bereikbaarheid;• bedrijfshulpverleners;• crowd control;• verboden middelen op het terrein en wijze van bewaring;• communicatiemiddelen;• ontruimingsplan;• te verwachten aantallen bezoekers en voertuigen;• verkeerscirculatieplan, inclusief aparte rijroutes voor de hulpdiensten;• parkeervoorzieningen, parkeerbegeleiding;• in te zetten openbaar vervoer en/of pendelbussen;• aan en afvoer van bezoekers;• opslag en afvoer afvalstoffen;• niet in de laatste plaats: een draaiboek;• et ceteraEen <strong>evenementen</strong>plan is dus iets anders dan een draaiboek. Dat laatste is een -al dan niet chronologische - opsomming van alle feiten en afspraken die gemaaktzijn in het kader van een bepaald evenement. In feite een programma vanwanneer, waar, wie en wat. Maar dit draaiboek maakt wel onderdeel uit van hettotale plan.Het <strong>evenementen</strong>plan moet ter goedkeuring aan onder meer de brandweer (maarook de andere hulpdiensten) worden voorgelegd.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> 15


4.4 SchemaHieronder is het traject van advisering over de vergunningaanvraag nog eensschematisch weergegeven.activiteitneegeenevenementgeen<strong>evenementen</strong>vergunningjaeendaagse buurtbarbecueofstraatfeestjakleinevenement(art. 2.24 APV)geen<strong>evenementen</strong>vergunningneerisico-matrixnietbelastendevenementgeenaanvullendadviesstandaardvoorschriftenbelastendevenementadviesbrandweerstandaardvoorschriftenmet aanvullingenrisicoanalyseuitvoerenbeheersmaatregelenvoorschrijven<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> 16


5. BegrippenAPVAlgemene Plaatselijke Verordening, de versie zoals gepubliceerd door deVereniging van Nederlandse Gemeenten in juni 2008.BereikbaarheidOnder bereikbaarheid wordt in het algemeen verstaan, de mate waarin eenbepaald doel snel en/of eenvoudig te bereiken is. Bij de brandweer gaat het omhet goed kunnen bereiken van het incidentadres door het eigen materieel enpersoneel.BouwconstructieOnderdeel van een bouwwerk dat bestemd is om belasting te dragen. Dit kanbijvoorbeeld zijn een dragende wand, een vloer, een trap of hellingbaan, een ruitof een dakconstructie. Onder “belasting” wordt in dit verband verstaan elkeoorzaak van krachtens op of vervormingen in de bouwconstructie.BouwwerkElke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grondverbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt onder of op de grond, bedoeldom ter plaatse te functioneren.BrandklasseEen groep van, naar aard van de brandende stoffen, gelijksoortige branden (vanbelang voor de bestrijding van branden met kleine blusmiddelen):Brandklasse A branden van vaste stoffen van hoofdzakelijk organischeoorsprong, die in het algemeen onder gloedvorming verbranden;Brandklasse B branden van vloeibare of vloeibaar wordende stoffen;Brandklasse C branden van gassen;Brandklasse D branden van metalen.BrandwachtEen persoon die continu beschikbaar is voor zijn taak en minimaal beschikt overhet rijksdiploma Brandwacht of Manschap.BrandwerendheidDe tijd gerekend vanaf het begin van de verhitting tot aan het tijdstip waarop eenconstructie niet meer voldoet aan de relevante criteria, bepaald volgens de normNEN 6069.Buurtfeest- Meerdaags evenement in een wijk of buurt of- een eendaags straatfeest of buurtbarbecue, welke niet voldoet aan de criteriaals genoemd in lid 2 van artikel 2.25 van de APV.Voor een dergelijk buurtfeest is een <strong>evenementen</strong>vergunning vereist op grondvan de APV.FriturenBakken door onderdompeling in hete olie of vet (conform Van Dale).<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> 17


GebruiksoppervlakteGebruiksoppervlakte als bedoeld in NEN 2580 (ruimte tussen verticalescheidingsconstructies m.u.v. verticale verkeersruimten, technische ruimtene.d.).Gevaarlijke stoffenStoffen of preparaten als bedoeld in de Wet Vervoer gevaarlijke stoffen (volgensADR) en de Wet Milieugevaarlijke Stoffen (Wms).Gemakkelijk brandbaar• eigenschap van een vaste stof om door een kleine warmtebron te kunnenworden ontstoken waarbij een vlam optreedt;• vloeistof met een vlampunt van 55 °C of lager;• brandbaar gas.HoofdbrandwachtEen persoon die continu beschikbaar is voor zijn taak en minimaal beschikt overhet rijksdiploma Hoofdbrandwacht, bij voorkeur aangevuld met de keuzemodulepreventiecontrolefunctionaris.InrichtingOnder inrichting wordt verstaan een voor mensen toegankelijke ruimtelijkbegrensde plaats.Klein evenementStraatfeest of buurtbarbecue op één dag, welke voldoet aan de criteria in artikel2.25 lid 2 van de APV, en dus vergunningvrij is.Kleine blusmiddelenVerzamelnaam voor blusmiddelen die bestemd zijn voor het blussen van eenbeginbrand en andere branden van beperkte omvang (draagbaar blustoestel ofslanghaspel).OpstelplaatsVeilige, doelmatige en goed bereikbare plaats voor brandweervoertuigen vanwaaruit de inzet veilig kan plaatsvinden.NENEen door de Stichting Nederlands Normalisatie Instituut gegeven nationale norm.NEN-ENEuropese norm die als nationale norm is overgenomen.NTAEen door de Stichting Nederlands Normalisatie Instituut uitgegeven nationaletechnische afspraak.Verkeers(circulatie)planPlan waarin wordt beschreven hoe de verschillende verkeersstromen naar, op envan het evenement worden geleid. Hierbij wordt beschreven hoe voor elkeverkeersstroom, ook die voor de hulpdiensten, de optimale oplossing is gezocht,hoe overlast en opstoppingen worden voorkomen en hoe dit met betrokkenpartijen,waaronder de hulpdiensten, is afgestemd. (Dit plan is in allerlei vormenen benamingen te vinden, waaronder mobiliteitsplan, vervoersplan et cetera.)<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> 18


6. BronnenVoor het opstellen van deze handreiking is dankbaar gebruik gemaakt van deonderstaande literatuur:• Leidraad Veiligheid publieks<strong>evenementen</strong>NIBRA - 2001• Naar een handreiking Publieks<strong>evenementen</strong>NIBRA - maart 2002• <strong>Handreiking</strong> <strong>brandveiligheid</strong>svoorschriften voor <strong>evenementen</strong>Brandweer Regio Utrechts Land - 4 april 2005• <strong>Handreiking</strong> uniformering <strong>brandveiligheid</strong> <strong>evenementen</strong>Regionale Brandweer Fryslân - 20 september 2006• <strong>Handreiking</strong> buiten<strong>evenementen</strong>Regionale Brandweer Gelderland-Zuid - april 2006• Standaardvoorschriften voor <strong>evenementen</strong>Brandweer Beuningen - mei 2006<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> 19


Bijlage 1 VoorschriftenArtikel 1Algemene voorschriften1.1 Gedurende het gehele evenement moet een voor de naleving van devergunningvoorschriften verantwoordelijk persoon aanwezig zijn die goedin de Nederlandse taal kan communiceren. Deze persoon moet tijdens hetevenement op ieder moment telefonisch bereikbaar zijn. De organisatordient hiervoor minimaal 2 telefoonnummers op te geven.1.2 Onverminderd bijgevoegde voorschriften dienen voorts alle maatregelengetroffen te worden om ontstaan en uitbreiding van brand, het ontstaanvan ongevallen of onveilige situaties zo goed als redelijkerwijs mogelijk tevoorkomen.1.3 De aanwijzingen van functionarissen van brandweer, politie en andereoverheidsdiensten inzake de veiligheid moeten stipt en direct wordenopgevolgd.1.4 Afwijkingen van bijgevoegde voorschriften kunnen uitsluitend door hetcollege van burgemeester en wethouders worden verleend.1.5 Onverminderd bijgevoegde voorschriften blijven alle voorwaarden bij degebruiksvergunning van het gebouw waar het evenement gehoudenwordt van toepassing.Artikel 2Terrein en omgeving2.1 Op het <strong>evenementen</strong>terrein moeten de beplanting, de parkeerplaatsen,de laad- en losplaatsen en plaatsen waar goederen en afvallen wordenopgeslagen of gedeponeerd, zodanig zijn gelegen dat bij brand hetoprijden en opstellen van de voertuigen en andere hulpmiddelen van debrandweer niet worden bemoeilijkt of belemmerd.2.2 De opstelling van alle tijdelijke bouwwerken en voertuigen op het terreindient zodanig te zijn, dat deze door de hulpverlenende dienstenonbelemmerd bereikt kunnen worden.2.3 De afstand van een tijdelijk bouwwerk tot ieder ander tijdelijk bouwwerkdient dusdanig te zijn dat redelijkerwijs bij brand, overslag kan wordenvoorkomen. Bij tenten dient deze afstand minimaal 5 m 1 te bedragen.2.4 Indien de totale oppervlakte van een tijdelijk bouwwerk/tent eventueel incombinatie met een ander bouwwerk meer bedraagt dan 2000 m² moetde afstand tussen een tent en een ander bouwsel minimaal 10 m 1bedragen, echter bij een hoge vuurbelasting in de tent (meer dan55 kg/m²) en ten opzichte van brandgevaarlijke of monumentalebebouwing moet de afstand 15 m 1 zijn.2.5 Automobielen, trekkers, aanhangwagens, aggregaten, containers e.d.mogen op het terrein van de inrichting uitsluitend zijn opgesteld op eendoor de commandant van de brandweer goedgekeurde tekening.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 1 I


2.6 Het is verboden voorwerpen of stoffen in het bouwwerk of op het terreinop te slaan of neer te zetten indien daardoor het gebruik van telefoons,blusmiddelen, vluchtwegen nood- en uitgangen bemoeilijkt wordt.2.7 Het opslaan van brandbare, brandbevorderende en bij brand gevaaropleverende stoffen mogen slechts op die plaats(en) worden bewaardzoals deze op de door de brandweer gewaarmerkte tekening(en) isaangegeven.Artikel 3Bereikbaarheid3.1 Indien de toegang van een (tijdelijk) bouwwerk of terrein meer dan 40 m 1is verwijderd van een openbare weg, moet een verbindingsweg tussen dietoegang en het openbare wegennet aanwezig zijn die geschikt is voorambulances, brandweerauto’s en het overige te verwachten verkeer,tenzij de aard, de ligging en het gebruik van het terrein of bouwwerk datniet vereisen.3.2 Grote terreinen moeten voorzien zijn van een of meerdere geschikterijpaden, zodat (tijdelijke) bouwwerken bereikbaar zijn.3.3 Nabij ieder bouwwerk moeten zodanige opstelplaatsen voorbrandweerauto’s aanwezig zijn, dat een doeltreffende verbinding tussendie auto’s en de bluswatervoorziening kan worden gelegd, tenzij de aard,de ligging en het gebruik van de inrichting dat niet vereisen.3.4 Indien het terrein (tijdelijk) is afgesloten dient duidelijk de(brandweer)ingang te zijn aangegeven en het toegangshek gemakkelijkdoor de brandweer te openen dan wel door een (eventuele) bewakinggeopend te worden.Artikel 4Doorgang en afsluiten openbare weg4.1 In overleg met de hulpverlenende diensten (brandweer, politie,ambulance) moet een doorgaande route vrijgehouden worden met eenvrije breedte van ten minste 4,50 m 1 , over een breedte van minimaal 3,25m 1 zijn verhard en een vrije hoogte van 4,20 m 1 . Dit geldt ook voor de inartikel 3 genoemde verbindingswegen en rijpaden. Bij toepassing vanluifels e.d. geldt de vrije breedte tussen de uitgeklapte luifels.4.2 Het uitstallen van goederen, al dan niet verrijdbaar, en het aanbrengenvan borden, vlaggen e.d. aan de luifels binnen de hiervoor genoemde 4,50m 1 is verboden.4.3 Hekwerken die deze route blokkeren moeten snel en gemakkelijkverwijderd kunnen worden.4.4 Er moeten voldoende maatregelen genomen worden om parkeren voor dehekken te voorkomen.4.5 Voorafgaand aan en gedurende het evenement moet de gehele routegecontroleerd worden op naleving van deze voorschriften.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 1 II


4.6 Een straat mag over een afstand van maximaal 40 meter geblokkeerdworden, met uitzondering van een doodlopende straat.4.7 Een doodlopende straat mag geblokkeerd worden over een afstand vanmaximaal 40 meter vanaf de voordeur van het verstgelegen huis in hetdoodlopende stuk.4.8 Straten die van twee zijden voor brandweervoertuigen en ambulancesbereikbaar zijn mogen, met inachtneming van de overige voorschriften, opelk willekeurig deel van de straat geblokkeerd zijn over een afstand vanmaximaal 40 meter.4.9 Het afsluiten van een openbare weg of weggedeelte voor het verkeer magslechts op een zodanige wijze plaatsvinden dat de afzetting eenvoudig teverwijderen is, zodat de doorgang voor voertuigen van de hulpdienstenmogelijk blijft, bijvoorbeeld door middel van dranghekken.4.10 De vergunninghouder geeft middels een duidelijke situatietekening bij devergunningaanvraag aan welk gedeelte van de straat geblokkeerd wordt.Artikel 5Vrijhouden van bluswaterwinplaatsen en vluchtwegen5.1 Brandkranen en andere bluswaterwinplaatsen moeten voldoende wordenvrijgehouden voor blusvoertuigen en wel zodanig dat hiervanonbelemmerd gebruik kan worden gemaakt.5.2 Rond brandkranen, geboorde putten en andere waterwinplaatsen (metuitzondering van open water) moet een werkruimte met een straal vanminimaal 2 meter beschikbaar zijn.5.3 De tuien van de tent moeten zodanig zijn aangebracht dat de vluchtwegenen uitgangen hierdoor op geen enkele wijze worden belemmerd.5.4 De vergunninghouder moet zich tevoren op de hoogte stellen van deligging van de brandkranen en geboorde putten.5.5 Brandkranen en geboorde putten (en eventueel waterwinplaatsen aanopen water) moeten te allen tijde bereikbaar blijven voorbrandweervoertuigen, ook in een ten behoeve van het evenementafgesloten weggedeelte.Artikel 6Tenten6.1 De constructiematerialen van een tent inclusief tentdoek, vaste zijpanelene.d. moeten:• Voor het beperken van ontwikkeling van brand, bepaaldovereenkomstig NEN 6065, ten minste behoren tot klasse 4 van de indie norm bedoelde bijdrage tot brandvoortplanting.• Voor het beperken van het ontstaan van rook, bepaald overeenkomstigNEN 6066 geen grotere rookdichtheid hebben dan 10m -1 .<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 1 III


Indien minimaal voldaan wordt aan de klasse B1 van de Duitse DIN 4102-1 of klasse M2 van de Franse NF P92-503, mag verondersteld worden dathet tentdoek ook aan bovengenoemde eisen voldoet.6.2 De constructie van de tent dient voldoende stabiliteit te bezitten.6.3 De ligging van de tent moet met inbegrip van eventuele scheerlijnen enz.zodanig zijn, dat voldoende ruimte beschikbaar is (minimaal 3,50 m 1 bijaanwezigheid van scheerlijnen) voor een snelle en veilige ontvluchtingvanuit de tent naar de openbare weg.6.4 Houten vloeren, vloerdelen en/of podia dienen zodanig te zijn aangebrachtdat er geen open naden tussen de vloerdelen ontstaan.6.5 De tent moet een door of vanwege de commandant van de brandweergoedgekeurd opstellingsplan bezitten.Artikel 7Uitgangen en vluchtroutes7.1 Een deur(opening) in de vluchtroute wordt bij aanwezigheid van personenin het bouwwerk of tent uitsluitend zodanig gesloten, dat de deur(opening)van binnen uit ogenblikkelijk over de minimaal vereiste breedte kanworden geopend zonder dat hiertoe gebruik moet worden gemaakt vaneen sleutel of een ander los voorwerp. De deur moet daarbij in devluchtrichting draaien.7.2 Een deur die in een vluchtroute ligt van een ruimte waarin meer dan 100personen zullen verblijven en een deur in een doorgang of uitgangbestemd voor ontvluchting van meer dan 100 personen wordt niet andersgesloten dan door middel van:• een sluiting, waarbij de deur opengaat door een lichte druk tegen dedeur, in de vluchtrichting gezien;• een sluiting waarvan de bedieningsinrichting bestaat uit een op dedeur, in de vluchtrichting gezien, op minimaal 1 m 1 boven de vloer,over de volle breedte van de deur aangebrachte stang, waarbij de deuropengaat door een lichte druk tegen deze stang (panieksluitingconform de NEN-EN 1125).7.3 Het minimum aantal (nood)uitgangen per tent moet twee bedragen.7.4 De vrije breedte van een (nood)uitgang moet minimaal 0,90 m 1 bedragen.7.5 De vrije hoogte van een (nood)uitgang moet minimaal 2 m 1 bedragen.7.6 De vrije hoogte van een gangpad waarvan meer dan 50 personen gebruikmoeten kunnen maken, moet over de benodigde uitgangsbreedte tenminste 2 m 1 bedragen.7.7 Voor iedere 100 personen is 0,90 m 1 aan vrije (nood)uitgang breedtevereist.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 1 IV


7.8 De (nood)uitgangen moeten zover mogelijk van elkaar gelegen zijn, metdien verstande dat de loopafstand tot enige uitgang niet groter dan 30 m 1mag zijn.7.9 De paden naar de (nood)uitgangen moeten over een breedte van tenminste 2 m 1 worden vrijgehouden van obstakels. Dit geldt ook voor debuitenzijde van de tent.7.10 Kabels en snoeren moeten in geval deze over de vloer lopen met goedeplakstrips worden afgeplakt, en wel zodanig dat struikelen en/of vallenwordt voorkomen.7.11 Een hoogteverschil van meer dan 0,21 m 1 tussen de vloer en de tent enhet aansluitende terrein ter plaatse van de uitgangen, moet wordenoverbrugd door een trap of hellingbaan; de breedte moet tenminste gelijkzijn aan de breedte van de uitgang, vermeerderd met 0,50 m 1 . De trap ofhellingbaan moet steeds voldoende stroef zijn.Artikel 8Vluchtroute-aanduiding, nood- en transparantverlichting8.1 De vluchtrouteaanduiding dient altijd goed zichtbaar te zijn.8.2 Indien een tijdelijke inrichting in de avonduren wordt gebruikt, of ruimtesin het kader van het evenement verduisterd moeten worden, dient in hetpubliekstoegankelijke gedeelte nood- en transparantverlichting aanwezigte zijn. De installatie moet voldoen aan de NEN-EN 1838 en de NEN 6088(pictogrammen).8.3 Nood- en transparantverlichting moet zodanig zijn aangebracht dat dezevoor een ieder te allen tijde zichtbaar is.8.4 Defecte lampen van de noodverlichting moeten direct worden vervangen.8.5 Transparantverlichting moet gedurende de aanwezigheid van personenpermanent branden.8.6 De noodverlichtingsinstallatie moet ten hoogste 12 maanden tevoren dooreen ter zake kundige onderhouden en gecontroleerd zijn op een goedewerking.Artikel 9Elektrische installaties9.1 Het is verboden een verlichtingsinstallatie of een verlichtingstoestel tegebruiken, indien dat gebruik door de eigenschappen van die installatie ofdat toestel gevaar oplevert voor het ontstaan van brand.9.2 Het is verboden een verlichtingsinstallatie of een verlichtingstoestel opzodanige wijze te gebruiken, dat het gebruik door de wijze waarop dieinstallatie of dat toestel is opgesteld of aangebracht, gevaar oplevert voorhet ontstaan van brand.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 1 V


9.3 Naast de bovengenoemde voorschriften moet de elektrische installatienabij verwarming- en/of gasinstallaties:a. op plaatsen waar gevaar voor ontploffing kan heersen voldoen aan denorm NEN-EN 50021 (elektrisch materieel voor plaatsen waarontploffingsgevaar kan heersen) en NEN-EN-IEC 60079-14(veiligheidsbepalingen voor hoog- en laagspanningsinstallaties inruimten met gasontploffingsgevaar).b. zijn voorzien van een groepszekering en een aardlekschakelaar meteen nominale aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA.c. de verplaatsbare leiding (verlengsnoer) van de wagen naar hetaansluitpunt moet ten minste 3-aderig zijn, met een nominalekerndoorsnede van 2,5 mm 2 , beschermd door een neopreenommanteling. De lengte van deze leiding mag ten hoogste 20 m 1bedragen en geen beschadigingen of gebreken vertonen.9.4 Kabels welke op de grond liggen dienen beschermd te zijn en wel zodanigdat niet over de kabels gestruikeld kan worden, dan wel op enige wijzeniet beschadigd kunnen worden.9.5 Kabels die bovengronds via palen e.d. naar de tijdelijke inrichting voerendienen bij het kruisen van een toegangspad tot de tent of vluchtweg opeen minimale hoogte van 2,50 m 1 boven het pad te worden aangebracht.Indien de kabels over een toegangs- of verbindingsweg of rijpad (alsbedoeld in artikel 3) hangen, dan moet de hoogte minimaal 4,20 m 1bedragen.Artikel 10Bereiden van voedsel10.1 Het bereiden van voedsel dient op een zodanige wijze plaats te vinden dathierdoor geen brandgevaar ontstaat en bij een brand de uitbreidingbeperkt blijft.10.2 Het is verboden een kooktoestel te gebruiken, indien dat gebruik door deeigenschappen van die installatie of dat toestel zelf gevaar oplevert voorhet ontstaan van brand.10.3 Het is verboden een kooktoestel te gebruiken, indien dat gebruik door dewijze waarop die installatie of dat toestel is opgesteld of aangebrachtgevaar oplevert voor het ontstaan van brand.10.4 Het is verboden een kooktoestel dat bedoeld is te functioneren met eenrookgasafvoer te gebruiken zonder een doeltreffende voorziening voor deafvoer van rook.10.5 Het draagvlak onder de bak- en braadtoestellen moet onbrandbaar zijn(NEN 6065 klasse 2), dan wel zijn bekleed met een onbrandbaar en dewarmte slecht geleidend materiaal. De wanden in de nabijheid waarvantoestellen zijn geplaatst, moeten 0,30 m 1 buiten het toestel op dezelfdewijze zijn bekleed.10.6 De filters van de luchtreinigingsinstallatie dienen zo vaak gereinigd ofvervangen te worden als dit voor een goede werking noodzakelijk is.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 1 VI


Artikel 11Bakwagens, bakkramen11.1 Voor de opstelling van bakwagens gelden de volgende opstellingseisen:a. Frituren in oliën en vetten in bakwagens voor geheel blinde gevels istoegestaan.b. Frituren in oliën en vetten in bakwagens voor gevels met ramen isslechts toegestaan bij een minimale afstand van 5,00 m 1 uit degevel, zowel naar links als naar rechts.c. Kook- en bakactiviteiten in kramen is voor geheel blinde gevelstoegestaan.d. Kook- en bakactiviteiten uitgezonderd het frituren in oliën en vetten,in kramen is voor gevels met ramen slechts toegestaan bij eenminimale afstand van 2,00 m 1 uit de gevel, zowel naar links als naarrechts.11.2 In de mobiele bakwagen/kraam mogen niet meer dan 2 butaan- ofpropaanflessen aanwezig zijn, elk met een waterinhoud van maximaal26 liter.11.3 Een frituurtoestel is thermisch zodanig beveiligd dat de temperatuur vanhet bakmedium niet boven 200 °C kan oplopen. Nabij een frituurtoestel isvoor iedere frituurbak een passend metalen deksel aanwezig waarmee debakken in geval van brand worden afgedekt.11.4 De bakinstallatie moet zodanig zijn geconstrueerd dat door overkoken,over de rand of door kieren om de rand, olie of vet niet in deverbrandingsruimte kan komen.11.5 Een eventueel opgesteld gaskomfoor moet zijn opgesteld op een plaat vanonbrandbaar en slecht warmte geleidend materiaal. Deze plaat dientschoon en vrij van vet en/of olie te zijn.11.6 Het draagvlak onder de baktoestellen moet ten minste 0,10 m 1 buiten detoestellen onbrandbaar zijn, dan wel zijn bekleed met een onbrandbaar ende warmte slecht geleidende materiaal. De wanden, in de nabijheidwaarvan toestellen zijn geplaatst, moeten 0,30 m 1 buiten het toestel opdezelfde wijze zijn bekleed.11.7 In de onmiddellijke nabijheid van een bak-, braad- of frituurtoestel moetengoed passende deksels of een blusdeken aanwezig zijn om het toestel ingeval van brand te kunnen afdekken.Artikel 12Verwarmings-, kook- en stookinstallaties op gas of vloeibarebrandstoffen12.1 Een flessengasinstallatie moet voldoen aan de eisen in NEN 3324 enNEN 2920.12.2 Een kooktoestel, dat gebruik maakt van niet op de centraledistributienetten aangesloten installaties voor het stoken met vloeibaargas, moet voldoen aan de eisen in NEN 1078:1999.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 1 VII


12.3 Bij inpandig gebruik van gasflessen mag de nominale inhoud van degevulde en lege flessen gezamenlijk niet meer bedragen dan 110 liter,tenzij bij of krachtens enig wettelijk voorschrift anders is bepaald.12.4 Een gasfles moet zijn voorzien van een door Lloyd’s Register –Stoomwezen erkend geldig keurmerk en mag slechts 10 jaar oud zijn.12.5 De afsluit/reduceerventiel van een gasfles moet van een door Lloyd’sRegister - Stoomwezen goedgekeurd type zijn en mag slechts 3 jaar oudzijn.12.6 Tussen gasfles en verbruikstoestel moet een buigzame verbinding voldoenaan de richtlijnen, vermeld in de NPR 3378 en:• zijn bevestigd door middel van slangklemmen op slangpilaren;• vrij en ongespannen zijn aangelegd;• zodanig zijn aangebracht dat blootstelling aan ontoelaatbaretemperatuursinvloeden en/of mechanische beschadiging wordtvoorkomen;• de gasslang mag maximaal 2 jaar (oranje of bruine slang) of 10 jaar(zwarte slang) oud zijn en moet zo kort mogelijk zijn. De maximaleslanglengte voor een tijdelijke opstelling bedraagt 10 m 1 .12.7 Tussen de opslag voor gasflessen en een besloten ruimte wordt eenweerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) van tenminste 60 minuten gerealiseerd, bepaald overeenkomstig NEN 6069:2005.12.8 Afsluiters in vaste gasleidingen zijn goed bereikbaar en aangebracht:a. direct voor of na binnenkomst van de leiding in een gebouw;b. aan het einde van elke aftakking van een vaste leiding naar eengebruikstoestel;c. in de leidingen op plaatsen waar de leiding geheel of gedeeltelijk kanworden gespoeld met een inert gas.12.9 Flessen en tanks mogen slechts tot 80% worden gevuld. Een lege flesmoet altijd met gesloten afsluiter worden bewaard.12.10 Afsluiters moeten worden beschermd. Indien de bescherming bestaat uiteen afneembare kop, moet deze bij niet aangesloten flessen zijnafgeschroefd.12.11 De ruimte waarin de gasfles(sen) staan:• moeten op de buitenlucht zijn geventileerd door middel van ten minstetwee, zover mogelijk uit elkaar liggende, niet afsluitbareventilatieopeningen nabij, of in de vloer. De netto doorlaat van deventilatieopeningen dient 1/40 van het vloeroppervlak te zijn met eenminimum van 100 cm 2 per opening;• moet gasdicht zijn gescheiden van de gebruiksruimte;• mag slechts van buitenaf door middel van een deur of luik bereikbaarzijn.12.12 Het leidingnet moet zijn uitgevoerd als een vaste metalen leiding. Aan heteinde van elk aftakpunt van de vaste leiding naar een gebruikstoestelmoet zich een afsluiter bevinden.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 1 VIII


12.13 Het gebruik van een slang is alleen toegestaan voor een aansluiting vaneen verbruikstoestel op het leidingnet, als koppelslang tussen tank/fles enhet leidingnet en als koppelslang tussen tank/fles en manifold.12.14 Het leidingnet en de toebehoren moeten iedere 2 jaar en zo vaak deomstandigheden daartoe aanleiding (zoals bijvoorbeeld bij wijzigingen enreparaties) worden gekeurd en beproefd. Van de beproeving moet eendoor of vanwege de installateur getekende verklaring bij de gebruikeraanwezig zijn, welke mede door de vergunninghouder is ondertekend. Dekeuring en beproeving moeten omvatten:• controle op de vereiste beveiligingen van het leidingsysteem encontrole op de goede werking van deze beveiligingen;• controle op de toepassing van goedgekeurd toebehoren;• beproeving met lucht of inert gas.12.15 Binnen een inrichting worden geen andere brandstoffen dan aardgas,propaangas, butaangas of gasolie verstookt of verbrand.12.16 Verwarming- en stookinstallaties zijn zo afgesteld dat een optimaleverbranding plaatsvindt. Binnen een inrichting worden geen anderebrandstoffen dan aardgas, propaangas, butaangas of gasolie verstookt ofverbrand, met uitzondering van hout in een open haard, dat uitsluitend isbedoeld voor bij- of sfeerverwarming.12.17 Verwarmings- en stookinstallaties die buiten een stookruimte zijnopgesteld dienen vrij te worden gehouden van brandbare goederen.Brandbare goederen in de onmiddellijke omgeving mogen geen hogeretemperatuur krijgen dan 90 °C.12.18 Het is verboden een verwarmingsinstallatie of verwarmingstoestel tegebruiken, indien dat gebruik door de wijze waarop die installatie of dattoestel is opgesteld of aangebracht gevaar oplevert voor het ontstaan vanbrand.12.19 Het is verboden een verwarmingstoestel dat bedoeld is te functioneren meteen rookgasafvoer te gebruiken zonder doeltreffende voorziening voor deafvoer van rook.12.20 Een opening ten behoeve van de toevoer van verbrandingslucht mag nietworden afgesloten.12.21 Bij het toepassen van direct gestookte verwarmingsinstallaties moet ersteeds voldoende toevoer van verse lucht zijn.12.22 Binnen een afstand van 0,30 m 1 van de afvoerleiding voor de bakdampenen de afvoerleiding voor verbrandingsgassen, mogen geen brandbarestoffen aanwezig zijn, tenzij deze bekleed zijn met een onbrandbaar enslecht warmtegeleidende materiaal.12.23 De verbrandingsgassen van de bak- en braadtoestellen moeten doormiddel van afvoerleidingen van onbrandbaar en hittebestendig materiaalworden afgevoerd. De wand- of dakdoorvoeringen moeten zijn uitgevoerdmet een dubbelwandige nisbus.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 1 IX


12.24 Een afvoer van bakdampen en verbrandingsgassen in 1 leiding istoegestaan, mits de verbrandingsgassen gemeten op de plaats vansamenkomst geen hogere temperatuur hebben dan 200 °C.Artikel 13Overnachten13.1 Indien tijdens een evenement in een tent of tijdelijk bouwwerk overnachtwordt, anders dan recreatieve overnachting, dan moet voorzien worden ineen vorm van bewaking. (Toelichting: Dit is onder meer het geval als er inhet tijdelijk bouwwerk of de tent geslapen wordt als bewaking voor dedaarin aanwezige goederen.)13.2 Indien tijdens een evenement overnacht wordt in een niet daartoebestemd permanent gebouw (sporthal, bijeenkomstgebouw), moetvoldaan worden aan de voorschriften uit het regionaal beleidsdocument“Overnachten in niet daartoe bestemde gebouwen”.Artikel 14Ontruiming14.1 Indien een (tijdelijk) bouwwerk of tent bestaat uit meerdere ruimten,waardoor het geheel niet meer beroepbaar is, moet eenontruimingsinstallatie met luid alarm aanwezig zijn.14.2 De ontruimingsalarminstallatie moet te allen tijde voor onmiddellijkgebruik beschikbaar zijn. Het beheer, de controle en het onderhoud van deontruimingsalarminstallatie wordt geregeld in NEN 2654-2:2004.14.3 De gebruiker van de inrichting, stelt een ontruimingsplan op ten behoevevan de in de inrichting aanwezige personen. Het ontruimingsplan wordtopgesteld volgens de relevante delen van de NTA 8112.14.4 Er moet doorlopend worden toegezien, indien van toepassing, dat;• vluchtwegen, of aanduidingen daarvan, goed zichtbaar zijn;• vluchtwegen goed bereikbaar zijn;• blusmiddelen goed bereikbaar zijn;• het sluiten van rook- en brandwerende deuren niet wordt belemmerden dat deze voortdurend gesloten zijn;• elektrische snoeren, stekkers en toestellen in goede staat verkeren;• geen brandgevaarlijke situaties ontstaan door onveilig gebruik vanvuur, gas en/of elektriciteit;• geen brandgevaarlijke situaties ontstaan als gevolg van de toegepaste(kerst)versieringen;• meldpunten ten behoeve van de ontruimingsalarminstallatie goedbereikbaar zijn.14.5 Het personeel dient geïnstrueerd te zijn hoe te handelen bij brand.Artikel 15Blusmiddelen15.1 In de inrichting moeten voldoende kleine blusmiddelen aanwezig zijn.Uitgangspunt hierbij is per 200 m 2 gebruiksoppervlakte, 1handbrandblusser met een blusequivalent van 6 kg bluspoeder.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 1 X


15.2 Een blusmiddel moet voor iedereen duidelijk zichtbaar en gemakkelijkbereikbaar zijn aangebracht, voor direct gebruik gereed zijn en in goedestaat van onderhoud verkeren.15.3 Een slanghaspel moet voldoen aan de norm NEN-EN 671-1 en moetonderhouden worden overeenkomstig de norm NEN-EN 671-3.15.4 Een klein blusmiddel moet zijn verzegeld en voorzien van een geldigRijkskeurmerk met rangnummer en moet overeenkomstig de normNEN 2559 worden onderhouden en gekeurd. Een blustoestel moet zijnvoorzien van een label of sticker waarop de laatste controledatum isaangegeven.15.5 Een klein blusmiddel mag worden vervangen door een ander draagbaarblustoestel met een andere blusstof indien de bluscapaciteit en hettoepassingsgebied ten minste gelijkwaardig zijn.Artikel 16Roken en open vuur16.1 Het is verboden te roken of vuur te hebben:• in een ruimte bestemd voor de opslag van een of meer stoffengenoemd in de Regeling Bouwbesluit 2003;• bij het verrichten van werkzaamheden die het uitstromen vanbrandbare vloeistoffen en/of gassen kunnen veroorzaken;• bij het vullen van een brandstofreservoir met een brandbare vloeistofof een brandbaar gas.16.2 Niemand mag roken of vuur bij zich hebben op plaatsen waar een zodanigverbod, ter voldoening aan wat bij of krachtens wettelijk voorschrift isgesteld, op een voor een ieder kenbare wijze is aangegeven.16.3 Het rookverbod c.q. open vuur verbod wordt op opvallende plaatsenduidelijk zichtbaar aangegeven door middel van het opschrift “VERBODENTE ROKEN” of “VERBODEN VOOR OPEN VUUR”, dan wel door middel vaneen gestandaardiseerd symbool overeenkomstig het gestelde in de normNEN 3011:2004.16.4 Kaarsen moeten op stabiele en degelijke, niet gemakkelijk ontvlambare,standaards zijn vastgezet.16.5 Sfeervuren, bijvoorbeeld vuurkorven en kleine kampvuren, zijn uitsluitendtoegestaan onder de volgende voorwaarden:• Uitsluitend in een vuurkorf met een inhoud van maximaal 50 liter ofeen kampvuurtje met een oppervlakte van maximaal 1 m².• Het branden/aanleggen van open vuur mag uitsluitend plaatsvindendoor een volwassen persoon en op de door de brandweergeaccepteerde plaats.• Er mogen alleen stoffen worden verbrand die geen zwarerookontwikkeling produceren. Het verbranden van afvalstoffen is niettoegestaan.• De verantwoordelijke volwassen persoon dient ervoor zorg te dragendat het vuur goed blijft branden zodat er zo min mogelijkrookontwikkeling ontstaat.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 1 XI


• De verbranding mag slechts plaatsvinden op minimaal 15 m 1 van enigbouwwerk. De afstand tot een gebouw met een rieten dak, voorontbranding vatbare gewassen (riet, graanproducten) of de opslag vanhooi, stro, riet et cetera moet minimaal 50 meter bedragen.• Sfeervuren mogen alleen worden gestookt bij windstilte of kalme winden dan zodanig dat omwonenden en het verkeer op de aangrenzendewegen geen hinder ondervinden van rook, as en/of vliegvuur.• Tijdens het branden moeten steeds schoppen c.q. blusmiddelenaanwezig zijn om het vuur onmiddellijk te kunnen doven.• Na het beëindigen van het branden, moeten de overgebleven nogsmeulende resten met water worden geblust of met zand wordenafgedekt.16.6 Voor het toepassen van grotere sfeervuren wordt verwezen naar deAlgemene Plaatselijke Verordening en het gemeentelijk beleid ten aanzienvan vreugdevuren.Artikel 17Bekleding, stoffering en versiering17.1 Stoffering en versiering worden vrijgehouden van spots en andere warmwordende apparatuur. De temperatuur ter plaatse van de versiering is niethoger dan 90 °C.17.2 Tussen het vloeroppervlak van een ruimte en de aangebrachte versieringblijft een vrije ruimte over van minimaal 2,50 m 1 .17.3 De versiering als bedoeld in het vorige lid is in geval van brand nietgemakkelijk ontvlambaar, in geval van brand vindt geen druppelvormingplaats.17.4 Met brandbaar gas gevulde ballonnen zijn binnen een bouwwerk nietaanwezig.17.5 De toe te passen materialen en aankledingsproducten hebben invluchtroutes een navlamduur van ten hoogste 15 seconden en eennagloeiduur van ten hoogste 60 seconden.17.6 De toegepaste bekleding, stoffering en versiering voldoen ten minste aande eisen ten aanzien van de brand- en rookklassen zoals gesteld inafdeling 2.12 en 2.15 van het Bouwbesluit 2003 die op die locatie geldenvoor constructieonderdelen.17.7 Vloer- en trapbedekkingen in vluchtwegen en in ruimten waarin meer dan50 personen gelijktijdig kunnen verblijven, moeten zodanig zijnaangebracht dat zij niet kunnen verschuiven, omkrullen of oprollen enmogen in geen enkel opzicht gevaar voor uitglijden, struikelen of vallenkunnen veroorzaken.17.8 De toegepaste bekledingsmaterialen moeten voldoen aan:• NEN 1775:1991, klasse T1, ten behoeve van vloeren en trappen;• NEN 6065:1991, klasse 2, ten aanzien van stoffering en versiering;• NEN 6066:1991, optische rookdichtheid < 2,2 m -1 , maar niet voorvloeren en trappen.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 1 XII


Artikel 18Opstelling van inventaris18.1 Bij in rijen opgestelde zitplaatsen moet tussen de rijen een vrije ruimteaanwezig zijn van ten minste 0,40 m 1 , gemeten tussen de loodlijnen doorde elkaar dichtst naderende gedeelten van de rijen. Indien in een rijtussen zitplaatsen tafeltjes zijn geplaatst, moet de genoemde vrije ruimteter plaatse van de tafeltjes doorlopen.18.2 In rijen opgestelde zitplaatsen, waarbij sprake is van:• meer dan 4 stoelen in een rij, en• meer dan 4 rijen, en• een ruimte waarin meer dan 100 stoelen aanwezig zullen zijn, zijn zogekoppeld dan wel aan de vloer bevestigd dat deze ten gevolge vangedrang niet kunnen verschuiven of omvallen.18.3 Een rij zitplaatsen, die slechts aan 1 einde op een gangpad of uitganguitkomt, mag niet meer dan 8 zitplaatsen bevatten.18.4 Een rij zitplaatsen die aan beide einden op een gangpad of een uitganguitkomt, mag ten hoogste bevatten:• 16 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen kleiner is dan0,45 m 1 .• 32 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen groter is dan0,45 m 1 .• 50 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen groter is dan0,45 m 1 , en er bovendien aan beide einden van de rijen per 4 rijen eenuitgang met een breedte van ten minste 1,10 m 1 aanwezig is.18.5 De inrichting van een ruimte, met inbegrip van door personen bezettestoelen, neemt tot een hoogte van 2,5 m 1 slechts zodanige oppervlakten inbeslag, gemeten in loodrechte projectie op de vloer, dat ten minste:• 0,25 m² vloeroppervlakte beschikbaar blijft voor iedere persoonwaarvoor geen zitplaats aanwezig is.• 0,30 m² vloeroppervlakte beschikbaar blijft voor iedere persoonwaarvoor een zitplaats aanwezig is die zodanig is of is aangebracht datdeze ten gevolge van gedrang niet kan verschuiven of omvallen.• 0,50 m² vloeroppervlakte beschikbaar blijft voor iedere persoonwaarvoor een zitplaats aanwezig is die niet zodanig is of is aangebrachtdat deze ten gevolge van gedrang niet kan verschuiven of omvallen.18.6 Inrichtingen in een ruimte waarin personen verblijven zijn, indien de vrijevloeroppervlakte minder dan 0,5 m² per persoon bedraagt, zodanigaangebracht dat zij ten gevolge van gedrang niet kunnen verschuiven ofomvallen.18.7 Een tribune heeft een bouwconstructie die bestand is tegen de daaropwerkende krachten. Te controleren door de constructeur van de gemeente.18.8 Er moet een door of vanwege de commandant van de brandweergoedgekeurd opstellingsplan aanwezig zijn.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 1 XIII


Artikel 19Afval19.1 Afval moet dagelijks worden verzameld in veilig opgestelde goed af tesluiten containers van moeilijk brandbaar materiaal.19.2 Asbakken moeten regelmatig, maar ten minste dagelijks, worden geleegdin afsluitbare asverzamelaars van onbrandbaar materiaal.19.3 De inhoud van deze asverzamelaars mag slechts in onbrandbare vaten, dievan een deksel zijn voorzien, worden gedeponeerd.19.4 De aanwezige asbakken moeten vlamdovend en van onbrandbaarmateriaal zijn vervaardigd.19.5 Voor iedere voorstelling moet de ruimte onder de tribunes van papier enander afval zijn ontdaan.Artikel 20(Brand)wacht- en bewakingsdiensten20.1 In verband met de <strong>brandveiligheid</strong> kan de commandant van de brandweerbepalen dat tijdens bijzondere festiviteiten een wachtdienst wordtingesteld. Deze bewaking dient te geschieden door gediplomeerde en terzake geïnstrueerde brandwachten, waaronder minimaal één gediplomeerdhoofdbrandwacht.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 1 XIV


Specifieke voorschriftenOnderstaande voorschriften worden ALTIJD en UITSLUITEND in deze specifiekegevallen gehanteerd en zijn dus ook niet opgenomen in de matrix.Artikel 21Heteluchtballonnen, kabelballonnen21.1 Voor het oplaten van een heteluchtballon of kabelballon moet een‘verklaring van geen bezwaar’ worden afgegeven door de burgemeester.21.2 De houder van deze ‘verklaring van geen bezwaar’ dient zich te houdenaan de voorschriften opgenomen in het “Besluit inrichting en gebruik nietaangewezen luchtvaartterreinen”.21.3 De te gebruiken gasflessen met vloeibaar gas dienen op een veilige plaats,buiten bereik van onbevoegden en goed geventileerd te worden opgesteld.21.4 Gasflessen waarvan de goedkeuring door de Dienst voor het Stoomwezenniet, of volgens de ingeponste datum meer dan 10 jaar geleden heeftplaatsgevonden, mogen niet aanwezig zijn.21.5 De brander dient door middel van een verbindingsslang die is vervaardigdvan synthetisch rubber met een of meer staaldraad- en/of textielinlagen(NEN 3143) met behulp van deugdelijk bevestigde slangklemmen aan dedrukhouders te zijn aangesloten.21.6 Bij het verwarmen van lucht voor het opstijgen van de ballon dient eengoedgekeurd draagbaar blusapparaat met een inhoud van ten minste 9kilogram aanwezig te zijn. Indien meerdere ballonen worden opgelatendient bij elke ballon een blusapparaat aanwezig te zijn.21.7 Het verkeer mag op geen enkele wijze in gevaar worden gebracht.21.8 De aanwijzingen van functionarissen van de brandweer, de politie enandere overheidsdiensten moeten stipt en direct worden opgevolgd.21.9 In verband met de <strong>brandveiligheid</strong> en in het belang van de veiligheid vanhet publiek kan de commandant van de brandweer bepalen dat op hetballonterrein personeel en materieel van zijn dienst aanwezig zijn. Deomvang van deze bewaking is ter beoordeling van de commandant van debrandweer. De kosten van deze bewaking zijn voor rekening van dehouder van deze verklaring.21.10 Alle mogelijke moeite moet worden gedaan om te voorkomen datomwonenden hinder ondervinden van deze activiteit.21.11 Alle schade die mocht ontstaan aan gemeente-eigendommen als gevolgvan het doel oplaten van de hete luchtballonnen, dient op eersteaanzegging voor rekening van de houder van deze verklaring te wordenhersteld.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 1 XV


22.6 Indien het heliterrein ligt binnen het luchtverkeersleidingsgebied vanvliegveld Eelde, is vooraf toestemming vereist van de luchtverkeersleidingvan dit vliegveld. Zie ook www.lvnl-ohd.nl.Artikel 23Oplaten (kinder)ballonnen23.1 De ballonnen mogen alleen worden gevuld met helium.23.2 De met helium gevulde gasflessen moeten tegen opwarming doorzonnestraling en tegen omvallen zijn beschermd. Op de niet in gebruikzijnde gasflessen moet de beschermkap aangebracht zijn.23.3 Het vullen van de ballonnen moet in de open lucht plaatsvinden.23.4 Gevulde ballonnen mogen niet binnen een gebouw worden opgeslagen.23.5 Na het vullen van de ballonnen dienen de daarvoor gebruikte drukvaten teworden afgevoerd.23.6 De ballonnen mogen niet in trossen worden losgelaten.23.7 In of aan de ballonnen mogen geen metalen voorwerpen bevestigdworden. Ook geen aluminiumfolie of soortgelijk.23.8 Indien er 1000 of meer ballonnen worden opgelaten in een gebied met eenstraal van 8 kilometer rond vliegveld Eelde, moet er vooraf toestemminggevraagd worden aan de verkeersleiding van dit vliegveld. Zie ookwww.lvnl-ohd.nl.23.9 Indien er 1000 of meer ballonnen worden opgelaten in een gebied met eenstraal van 3 kilometer rond de zweef/ultralightvliegvelden Veendam ofStadskanaal/Onstwedde moet dit tevoren gemeld worden aan dehavenmeester of beheerder. Zie ook www.lvnl-ohd.nl. Dit geldt tevensvoor een gebied met een straal van 3 kilometer rond het vliegveldOostwold.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 1 XVII


Bijlage 2Toelichting op de voorschriftenToelichting artikel 1Algemeen geldende voorschriftenVanuit de organisatie moet er permanent iemand aanwezig zijn die kennis heeftvan de vergunningvoorschriften en ook de verantwoordelijkheid heeft dat dezevoorschriften nageleefd worden. Deze persoon is tevens het eersteaanspreekpunt voor functionarissen van de overheidsdiensten.De voorschriften behorende bij de <strong>evenementen</strong>vergunning zijn aanvullend op devoorwaarden bij de gebruiksvergunning en vervangen deze dus niet.Toelichting artikel 2Terrein en omgevingHet <strong>evenementen</strong>terrein moet zodanig ingedeeld worden dat met namebrandweervoertuigen en ambulances zo dicht mogelijk incidenten kunnennaderen en deze bereikbaarheid niet belemmerd wordt door obstakels.Daarnaast moet de opstelling van (tijdelijke) bouwwerken zodanig zijn dat dekans op brandoverslag zo veel mogelijk beperkt blijft. Aangezien de constructievan tijdelijke bouwwerken vrijwel geen weerstand tegen brandoverslag heeft,moet deze gehaald worden uit de onderlinge afstand.Tot slot moet de indeling en gebruik van het terrein zodanig zijn dat een veiligeontvluchting van of op het terrein te allen tijde mogelijk blijft.Toelichting artikel 3BereikbaarheidEen <strong>evenementen</strong>terrein en de daarop aanwezige bouwwerken moetenbereikbaar zijn voor onder meer brandweervoertuigen en ambulances. Daarvoormoet er onder meer een verbindingsweg zijn tussen de openbare weg en detoegang van het terrein. Op grote <strong>evenementen</strong>terreinen met meerdere(tijdelijke) bouwwerken (podia, tenten) moeten bovendien paden geschikt envrijgehouden worden voor deze voertuigen, zodat alle relevante delen van hetterrein bereikbaar zijn.De weg of het pad moet verder over een breedte van minimaal 3,25 m 1 verhardzijn of in ieder geval geschikt voor voertuigen met een massa van 14.600 kg.Ook bij hevige regenval moeten de paden en wegen berijdbaar zijn en duseventueel voorzien van geschikte afwatering.Toelichting artikel 4Doorgang en afsluiten openbare wegDe afmetingen van de doorgaande route, verbindingsweg en rijpaden zijn inanalogie met de model-bouwverordening.De voorschriften uit dit artikelen maken het verder mogelijk een deel van destraat tijdelijk aan het verkeer te onttrekken, bijvoorbeeld ten behoeve vanbraderieën, markten, maar ook optochten, wielerronden et cetera.De afstand van 40 meter is gebaseerd op de model-bouwverordening en demaximale inzetdiepte met hogedruk vanaf een tankautospuit met eenslanglengte van 90 meter. Indien de mogelijkheid aanwezig is om met tweetankautospuiten gelijktijdig tweezijdig aan te rijden kan deze afstand verdubbeldworden naar 80 meter.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 2 I


Toelichting artikel 5Vrijhouden van bluswaterwinplaatsen en vluchtwegenDe term “voldoende vrij” kan worden geïnterpreteerd aan de hand van depublicatie “Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid” of de publicatie“Brandbeveiligingsinstallaties” uitgave Nederlandse Vereniging voorBrandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR).Toelichting artikel 6TentenVolgens de Nederlandse testnorm NEN 6065, moet een tentzeil ten minstevoldoen aan de brandvoortplantingsklasse 4. Dit kan alleen worden aangetoondmet een rapport. Regelmatig komt het voor dat personen buitenlandsetestrapporten ter goedkeuring aanbieden en dat hiermee aangetoond worden dathet tentzeil zou voldoen. Onderstaande tabel kan daarbij gehanteerd worden.Tentzeil van tenten, die tot het toepassingsgebied van de NTA 8020-40:2006(Evenementen - Brandvoortplanting en rookproductie van zeildoek) horen en datvoor de brandvoortplanting voldoet aan een van de klassen volgens de tabelwordt voldoende brandveilig geacht voor toepassing in Nederland.norm klasse herkomst DruppelvormingNEN 6065 2 Nederland geen eisenNEN-EN 13501-1 B Europa 3 klassen: d0, d1, d2DIN 4102-1 B1 Duitsland moet worden vermeld in rapportNF P92-503 M2 Frankrijk moet worden vermeld in rapportToetsing van de rookproductie volgens NEN 6066 (bepaling van de rookproductiebij brand van bouwmateriaal) voor tenten die tot het toepassingsgebied van deNTA horen, wordt niet nodig geacht. De rookproductie van tentzeil bij een tentheeft weinig invloed op de veiligheid van de gebruikers, door het ontstaan vannatuurlijke rook- en warmteafvoer in tentzeil bij brand.De NTA is van kracht zolang de Europese nationale normen overbrandvoortplanting en rookproductie van kracht zijn voor tentdoek. Zodra voortentdoek verplicht gebruik moet worden gemaakt van de Europese norm NEN-EN13501-1 Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen – deel 1:“Classificatie op grond van resultaten van beproeving van brandgedrag”, zalbeoordeling van het tentdoek moeten plaatsvinden volgens NEN-EN 13501 enwordt de NTA ingetrokken.Daarnaast is van belang om aan de buitenzijde de vluchtroute naar hetaansluitend terrein goed in orde te hebben. Tenten worden vaak in weilandengeplaatst waarbij de looproute niet altijd vlak is. Voor het vluchten vanaf een<strong>evenementen</strong>terrein zullen er voldoende uitgangen moeten zijn. Dit zal sterkafhankelijk zijn van de grootte van het terrein en de soort afzetting bij grotereterreinen kan er rekening gehouden worden met doorstroomsnelheden waardooreen en ander per evenement bekeken moet worden.Toelichting artikel 7Uitgangen en vluchtroutesMet deze eis wordt gewaarborgd dat een deur in een vluchtroute bij deaanwezigheid van personen in een gebouw door de desbetreffende persoon altijdgeopend kan worden zonder sleutels of andere losse voorwerpen.De automatische inrichtingen voor het loslaten van deuren, respectievelijk luikenzodra een toestand intreedt waarin deze als brandwering en/of rookwering<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 2 II


dienen, voldoen aan het gestelde in hoofdstuk 10 van de publicatie“Brandbeveiligingsinstallaties” van de NVBR.Belangrijk aandachtspunt voor de uitvoering is dat een in lid 7.2 bedoeldedeursluiting in het concrete geval daadwerkelijk overeenkomstig de instructiesvan de fabrikant/leverancier van de betreffende sluiting wordt aangebracht.Verkeerd aanbrengen van de sluiting kan de beoogde werking daarvan namelijkte niet doen of bemoeilijken.(Nood)uitgangen tentenVolgens de handreiking voor gebruiksvergunningen van VROM zal het aantalpersonen per meter uitgangsbreedte steeds meer maatwerk worden. Het kanvoorkomen dat de berekening zelfs aan geeft dat er meer dan 135 personen permeter uitgangsbreedte aanwezig zijn. Dit kan zonder dat dit strijdig is met hetBouwbesluit. De aanvrager moet dan aantonen dat veilig vluchten mogelijk is,anders is vasthouden aan 90 personen per meter uitgangsbreedte hetuitgangspunt. De nooduitgangen moeten d.m.v. 1 handeling geopend kunnenworden of in geopende stand staan. Indien meer handelingen nodig zijn ismaatwerk nodig.Een tent met wanden van zeil geeft een aantal problemen. Nooduitgangenworden dichtgehouden vanwege weersomstandigheden. Een snelle ontsluiting isniet haalbaar omdat de riemen van de sluitingen vaak aan de buitenzijde zitten.Gebruik maken van klittenbandsluiting is een mogelijkheid maar kan problemenopleveren als er mensen staan te duwen. Het gebruiken van een openschuivendtentdeel is toegestaan, mits dit schuiven soepel en eenvoudig gaat.De voorkeur gaat uit naar het plaatsen van vaste deuren in een tent van zeildoek.Toelichting artikel 8Vluchtroute-aanduiding, nood- entransparantverlichtingVluchtroute-aanduiding moet zodanig zijn bevestigd dat er bijvoorbeeld geengordijnen voor (kunnen) hangen.Indien er sprake is van gebruik in de avonduren of in het kader van hetevenement verduistering van een ruimte noodzakelijk is (bijvoorbeeldfilmvoorstellingen), moet de ruimte voorzien zijn van nood- entransparantverlichting, waarvan de laatste permanent moet branden.De noodverlichting in het bouwwerk moet zodanig zijn aangebracht dat minimaleoriëntatie mogelijk is.Er wordt geacht te zijn voldaan aan de eis wanneer de inspectie en het onderhoudis verricht volgens de publicatie 79 “inspectie en onderhoud vannoodverlichtingsinstallaties” van ISSO/NFVN/Uneto-VNI, juni 2004. De resultatenvan de inspectie en onderhoud dienen opgenomen te worden in het logboek.Aangezien er in tenten en tijdelijke bouwwerken geen sprake is van stationaireinstallaties is het voorschrift opgenomen dat deze ten hoogste twaalf maandentevoren moet zijn onderhouden en gecontroleerd.Toelichting artikel 9Elektrische installatiesHet is niet toegestaan een verlichtingsinstallatie of een verlichtingstoestel aan tebrengen in de omgeving van brandgevaarlijke materialen. De stoffering enversiering moeten vrijgehouden worden van spots en andere warm wordendeapparatuur, waarvan de oppervlaktetemperatuur meer dan 90 °C bedraagt.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 2 III


Daarnaast mogen (elektrische) installaties uitsluitend voor dat doel gebruiktworden waarvoor ze zijn ontworpen en geproduceerd.Toelichting artikel 10Bereiden van voedselKooktoestellen moeten stevig, solide en voor het doel geschikt zijn.In het gebied rondom het kooktoestel waar een temperatuur van 90 °C kanoptreden, mogen zich geen brandbare materialen bevinden.De afzuigkap boven een kooktoestel moet vrij zijn van vet- of andere aanslag.Toelichting artikel 11Bakwagens, bakkramenOm de kans op brandoverslag zo klein mogelijk te houden zijnafstandsvoorschriften opgenomen voor (mobiele) bakwagens en -kramen.In dit artikel zijn tevens voorschriften opgenomen om de kans op oververhittingen (zelf)ontbranding van het bakmedium zo klein mogelijk te maken.Toelichting artikel 12Verwarmings-, kook- en stookinstallaties op gas ofvloeibare brandstoffenStookinstallaties mogen uitsluitend gebruikt worden in combinatie met het gas ofde vloeistof waarvoor zij ontworpen of gebouwd zijn.Propaanslangen zijn er in 2 uitvoeringen, te weten:• Oranje/bruine gekleurde slangen. Op de slang is het jaar van fabricageaangegeven. Deze slangen mogen maximaal 2 jaar oud zijn.• Zwarte slangen met vaste metalen koppelingen. Het jaar van fabricage is hieringeponst op de metalen koppeling. Deze slangen mogen maximaal 10 jaaroud zijn.Hierbij moeten worden opgemerkt dat ook de Warenwet eisen stelt middels hetGasslangbesluit. Dit besluit verwijst naar de NEN 5654 (1980) en is inmiddelsvervangen door de NEN-EN 1763-1.Verbindingen moeten door middel van “afzepen” worden gecontroleerd eneventuele lekkages moeten worden verholpen, waarna het gehele leidingnetopnieuw moet worden beproefd.Wanneer de toevoer van een gesloten verbrandingstoestel wordt dichtgezet, zalhet verbrandingstoestel op den duur niet meer functioneren. Wanneer de toevoervan een open verbrandingstoestel wordt dichtgezet, zal er in hetverbrandingstoestel een tekort aan zuurstof ontstaan. Als gevolg hiervan zal ereen onvolledige verbranding plaatsvinden. Bij een onvolledige verbranding komthet zeer giftige koolmonoxide vrij. De koolmonoxide zal naar binnen stromen envormt hiermee een gevaar voor mensen.Een installatie voor verwarming en kookdoeleinden in de omgeving vanbrandgevaarlijke materialen is niet toegestaan. Er dienen zodanige maatregelengetroffen te worden, bijvoorbeeld door het verplaatsen van deverwarmingsinstallatie of het aanbrengen van een isolerende laag, dat debrandbare materialen niet hun eigen ontbrandingstemperatuur zullen bereiken.Wanneer de temperatuur van de materialen nabij een rookafvoerkanaal hogerkan worden dan 90 °C dienen deze materialen onbrandbaar te zijn volgens NEN6064, uitgave 1991 en NEN 6064/2, uitgave 2001 “Bepaling van de<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 2 IV


onbrandbaarheid van bouwmaterialen”. De voorzieningen die op grond van enigvoorschrift uit het Bouwbesluit zijn vereist, dienen te voldoen aan deaansluitvoorwaarden.De straling rondom een stooktoestel buiten een stookruimte mag geen pyroforeverbranding veroorzaken. Dit betekent dat het gebied rondom het stooktoestelwaar een temperatuur van 90 °C kan optreden, moet worden vrijgehouden vanbrandbare materialen.Toelichting artikel 13OvernachtenBij overnachtingen is het van belang dat een eventuele brand vroegtijdig wordtontdekt. Het is daarom van belang dat in deze delen een vorm van bewakingaanwezig is. Dit kan zijn in de vorm van branddetectie of in de vorm vanbewaking door middel van brandwachten.Voor het overnachten in niet daartoe bestemde gebouwen (sporthallen,bijeenkomstgebouwen) zijn regionale afspraken gemaakt in de notitie”Overnachten in niet daartoe bestemde gebouwen” uit 2007.Toelichting artikel 14OntruimingOm in een calamiteit alle aanwezigen te kunnen alarmeren, worden er eisengesteld aan de aanwezigheid van een ontruimingsalarminstallatie. Uiteraard moetde werking van een aanwezige ontruimingsalarminstallatie (ook wanneer dezeniet geëist wordt, maar wel in een gebouw aanwezig is) gegarandeerd zijn.Gebruikers van een gebouw moeten namelijk kunnen vertrouwen op de goedewerking van de ontruimingsalarminstallatie.Een ontruimingsplan dient ter goedkeuring aangeboden te worden aan decommandant van de brandweer. Na goedkeuring dient het ontruimingsplanopgenomen te worden in het logboek. Voor de opstelling van het ontruimingsplandient de aanbeveling voor het opstellen van ontruimingsplannen te wordengevolgd. Deze NTA 8112 “Leidraad voor een ontruimingsplan” wordt uitgegevendoor het Nederlands Normalisatie Instituut. Voor veel gebruiksfuncties is eenapart deel beschikbaar.Toelichting artikel 15BlusmiddelenAangezien het gebruik van draagbare blustoestellen eenvoudig is, moet er van uitkunnen worden gegaan dat de werking van de draagbare blustoestellengegarandeerd is. Alle draagbare blustoestellen, dus ook degene die op vrijwilligebasis worden opgehangen, moeten worden gecontroleerd op reinheid en eengoede werking en indien nodig gerepareerd. Uitgangspunt is 1 draagbaarblustoestel met een blusequivalent van 6 kg bluspoeder per 200 m²gebruiksoppervlak.De voorzieningen moeten voldoen aan het gestelde in de publicatie“Brandbeveiliginginstallaties” van de NVBR.Toelichting artikel 16Roken en open vuurVanwege de aanwezigheid van brandgevaarlijke stoffen mag in een opslagruimteniet worden gerookt of open vuur aanwezig zijn. Niemand mag roken of vuur bijzich dragen op plaatsen waar een dergelijk verbod is afgekondigd. Er dient in de<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 2 V


desbetreffende ruimte duidelijk en zichtbaar een bord met het opschrift“Verboden te roken” aangebracht te worden.Toelichting artikel 17Bekleding, stoffering en versieringBij stoffering en versiering moet naast de inrichting van een gebouw ook wordengedacht aan tijdelijke versiering.Een vrije hoogte van 2,5m is noodzakelijk in verband met de menselijke maat.Wanneer er in een bouwwerk met gas gevulde ballonnen aanwezig zijn, is er eenverhoogde kans op het ontstaan van een ontploffing en als gevolg daarvanbranduitbreiding.Eenvoudige brandproefBij twijfel of het materiaal brandvertragend is, kan dit met de volgendeeenvoudige proef worden getest:• neem een monster (5 x 25 cm) van het materiaal;• ga naar buiten en houdt een uiteinde van het monster gedurende minimaal 5seconden in een vlam, zoals bijvoorbeeld van een aansteker of lucifer;• wanneer het monster vlam heeft gevat of nadat 5 seconden zijn verstrekenwordt de ontstekingsbron weggenomen.Het materiaal voldoet als aan alle van de volgende voorwaarden is voldaan:• tijdens de verhitting zijn geen druppels vrijgekomen (al dan niet brandend);• tijdens de verhitting zijn geen roetvlokken vrijgekomen;• het materiaal heeft geen vlam gevat of het monster heeft maximaal 15seconden gebrand en maximaal 60 seconden gegloeid, nadat de aansteker oflucifer is weggenomen.Toelichting artikel 18Opstelling van inventarisHiermee wordt een voldoende doorstroomcapaciteit tussen in rijen opgesteldestoelen gewaarborgd.Het onderling koppelen van stoelen dient zodanig gerealiseerd te worden dat dezeals gevolg van gedrang niet ontkoppeld kunnen worden. Om een veiligeontvluchting te kunnen garanderen in een ruimte waarin veel mensensamenkomen, moet de inrichting hiervan niet kunnen verschuiven of omvallen.Wanneer de inrichting omvalt of verschuift zal dit namelijk de ontvluchtingbelemmeren en kunnen leiden tot paniek.Het koppelen van stoelen middels losse koppelstukken, “tie raps” (kabelbinders)e.d. is wel mogelijk maar is een arbeidsintensieve klus. De voorkeur gaat dus uitnaar stoelen met een vastgemonteerde stoelkoppeling.Toelichting artikel 19AfvalBrand ontstaat vaak in het afval. Met veilig opgestelde en onbrandbareafvalbakken blijft de (kans op) brand beperkt.Toelichting artikel 20(Brand)wacht- en bewakingsdienstenIndien een evenement in het bouwwerk wordt gehouden dat niet in regulierewerkingssfeer van de gebruiksvergunning valt kan dit eventueel toch doorgangvinden.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 2 VI


Bij bijzondere festiviteiten kan bijvoorbeeld gedacht worden aan:• grote hoeveelheden personen (meer dan 1000);• indien er wordt geslapen;• waar gewerkt wordt met open vuur of vuurwerk;• bijzondere voertuigen c.q. machines aanwezig zijn;• waar tijdens een evenement een hogere vuurbelasting (balen stro of hooi)aanwezig is.Eventueel een en ander in overleg met de plaatselijke brandweer.De taken van de brandwacht zijn:• vrijhouden nooduitgangen, blusmiddelen, <strong>brandveiligheid</strong>sinstallaties;• bereikbaarheid voor brandweervoertuigen waarborgen;• toezicht houden tijdens bijzondere activiteiten (zoals vuurwerk en open vuur);• een beginnende brand blussen en eventueel assisteren bij een ontruiming;• alarmering en opvang van de brandweer.Deze personen moeten nuchter zijn en voor hun taak zijn voorbereid door deinterne organisatie.De taken voor de brandwacht liggen dus expliciet op een ander vlak dan voorzogenaamde <strong>evenementen</strong>beveiligers en kunnen dus ook niet door een endezelfde persoon worden uitgevoerd. Als volgens de voorschriften tweebrandwachten en twee beveiligers vereist zijn, moeten er ook fysiek vierpersonen aanwezig zijn.Toelichting artikelen 21 tot en met 23De brandweer keurt alleen de opstellingsplaats (art. 21) of landingsplaats (art.22) evenals de noodzaak en mogelijkheid van een eventueel repressief optreden.Daarnaast kan de commandant besluiten dat er door de brandweer permanenttoezicht gehouden moet worden tijdens het oplaten van heteluchtballonnen ofstijgen en landen van helikopters.In de genoemde luchtverkeersleidingsgebieden moet rekening worden gehoudenmet beperkingen ten aanzien van het oplaten van kabelballonnen,helikoptervluchten en vluchten met ultra-lights en het oplaten vankinderballonnen.Het vliegveld van Oostwold is (nog) niet in het bezit van een aanwijzing alsburgerluchtvaartterrein en is dus ook niet terug te vinden op de website van deLuchtverkeersleiding Nederland (www.lvnl-ohd.nl). Gezien de intensiteit van hetvliegverkeer op dit terrein is regulering van de activiteiten in de onmiddellijkeomgeving wel noodzakelijk.<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong> Bijlage 2 VII


Bijlage 3 Matrix t.b.v. voorschriftenBuurtfeest et kleine tent(10 - 50 m²)Buurtfeest met grote tent(> 50m²)Buurtfeest zonder tentBuurt/straatfeest metafsluiting openbare wegEvenementen in de openlucht(statisch)Evenementen in permanentegebouwenEvenementen met tentEvenement op openbare weg(braderie, markt, etc.)Gebruik of afsluiten openbareweg t.b.v. optocht, sportiefevenenemt, etc.Aanwezigheid barbecue,bakkraam, etc.Losse standplaats, kraam,(markt)wagenX = voorschrift opnemen in vergunningArtikel 1 Algemeen geldende voorschriften1.1 X X X X X X X X X X X1.2 X X X X X X X X X X X1.3 X X X X X X X X X X X1.4 X X X X X X X X X X X1.5 XArtikel 2 Terrein en omgeving2.1 X X X X2.2 X X X X2.3 X X X X2.4 X X X2.5 X X2.6 X X X2.7 X X X XArtikel 3 Bereikbaarheid3.1 X X X3.2 X X3.3 X X3.4 X XArtikel 4 Doorgang en afsluiten openbare weg4.1 X X X X4.2 X X X X4.3 X X X4.4 X X X4.5 X X X4.6 X X X X4.7 X X X X4.8 X X X X4.9 X X X X4.10 X X X XArtikel 5 Vrijhouden van bluswaterwinplaatsen en vluchtwegen5.1 X X X X X X X X X X5.2 X X X X X X X X X X5.3 X X5.4 X X X X X X X X X X5.5 X X XArtikel 6 Tenten6.1 X X X6.2 X X X6.3 X X X6.4 X X X6.5 X X XArtikel 7 Uitgangen en vluchtroutes7.1 X X X7.2 X X X7.3 X X7.4 X X X7.5 X X X7.6 X X X<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong>) Bijlage 3 I


Buurtfeest et kleine tent(10 - 50 m²)Buurtfeest met grote tent(> 50m²)Buurtfeest zonder tentBuurt/straatfeest metafsluiting openbare wegEvenementen in de openlucht(statisch)Evenementen in permanentegebouwen7.7 X X X7.8 X X X7.9 X X7.10 X X X X7.11 X XArtikel 8 Vluchtroute-aanduiding, nood- en transparantverlichting8.1 X X X8.2 X X X8.3 X X X8.4 X X X8.5 X X X8.6 X X XArtikel 9 Elektrische installaties9.1 X X X X X9.2 X X X X X9.3 X X X X9.4 X X X X X X X9.5 X X X XArtikel 10 Bereiden van voedselEvenementen met tentEvenement op openbare weg(braderie, markt, etc.)Gebruik of afsluiten openbareweg t.b.v. optocht, sportiefevenenemt, etc.10.1 X10.2 X10.3 X10.4 X10.5 X10.6 XArtikel 11 Bakwagens, bakkramen11.1 X11.2 X11.3 X11.4 X11.5 X11.6 X11.7 XArtikel 12 Verwarmings-, kook- en stookinstallaties op gas of vloeibare brandstoffen12.1 X X X X X12.2 X12.3 X X X12.4 X X X X X12.5 X X X X X12.6 X X X X X12.7 X X12.8 X X X X X12.9 X X X X X12.10 X X X X X12.11 X X X X X12.12 X X X X X12.13 X X X X X12.14 X X X X X12.15 X X X X X12.16 X X X X X12.17 X X X12.18 X X X12.19 X X X12.20 X X XAanwezigheid barbecue,bakkraam, etc.Losse standplaats, kraam,(markt)wagen<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong>) Bijlage 3 II


Buurtfeest et kleine tent(10 - 50 m²)Buurtfeest met grote tent(> 50m²)Buurtfeest zonder tentBuurt/straatfeest metafsluiting openbare wegEvenementen in de openlucht(statisch)Evenementen in permanentegebouwenEvenementen met tentEvenement op openbare weg(braderie, markt, etc.)Gebruik of afsluiten openbareweg t.b.v. optocht, sportiefevenenemt, etc.12.21 X X X12.22 X12.23 X12.24 XArtikel 13 Overnachten13.1 X X X13.2 XArtikel 14 Ontruiming14.1 X X14.2 X X14.3 X X14.4 X X X14.5 X X XArtikel 15 Blusmiddelen15.1 X X X X X X15.2 X X X X X X15.3 X15.4 X X X X X X15.5 X X X X X XArtikel 16 Roken en open vuur16.1 X X X16.2 X X X X X X16.3 X X X X X X16.4 X X X X16.5 X X16.6 X XArtikel 17 Bekleding, stoffering en versiering17.1 X X X X X17.2 X X X X17.3 X X X X17.4 X17.5 X X X17.6 X X X17.7 X X X17.8 X X XArtikel 18 Opstelling van inventaris18.1 X X X18.2 X X X18.3 X X X18.4 X X X18.5 X X X18.6 X X X18.7 X X X18.8 X XArtikel 19 Afval19.1 X X X X19.2 X X X19.3 X X X19.4 X X X19.5 X X XArtikel 20 (Brand)wacht- en bewakingsdiensten20.1 X X XAanwezigheid barbecue,bakkraam, etc.Losse standplaats, kraam,(markt)wagen<strong>Handreiking</strong> (brand)veiligheid <strong>evenementen</strong>) Bijlage 3 III

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!