Muziekbeoefening van indo's - Kunstfactor
Muziekbeoefening van indo's - Kunstfactor
Muziekbeoefening van indo's - Kunstfactor
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Een gevoelige<br />
snaar<br />
<strong>Muziekbeoefening</strong> <strong>van</strong><br />
indo’s en Molukkers in Nederland
Voorwoord<br />
<strong>Kunstfactor</strong> vergaart als sectorinstituut zo veel mogelijk informatie over<br />
kunstbeoefening in Nederland. ‘Kunst’ is hierbij een breed begrip, evenals<br />
‘in Nederland’. <strong>Kunstfactor</strong> wil alles weten over alle kunstvormen die in<br />
ons land beoefend worden, door welke inwoner dan ook met als doel dat<br />
deze informatie en kennis kunnen bijdragen aan beleidsvorming voor en<br />
visieontwikkeling binnen de actieve kunstbeoefening.<br />
Sinds de jaren ’50 wonen er enkele honderdduizenden mensen <strong>van</strong> Indische en<br />
Molukse afkomst in Nederland. Het meest zichtbare culturele erfgoed dat zij<br />
meebrachten, is de keuken. Dagelijks geniet jong en oud in Nederland <strong>van</strong> de<br />
vele lekkernijen die zij in onze maatschappij hebben geïntroduceerd. Maar hoe<br />
zit het met andere culturele uitingen? Wat voor muziek maken zij? Zijn zij na<br />
een aanwezigheid <strong>van</strong> meer dan 60 jaar überhaupt nog te onderscheiden <strong>van</strong><br />
autochtone amateurmuzikanten? Op deze en andere vragen geeft <strong>Kunstfactor</strong><br />
antwoord in dit rapport. Wij hopen hiermee belangrijke informatie te<br />
verstrekken over het culturele erfgoed <strong>van</strong> een grote groep Nederlanders.<br />
Tom de Rooij,<br />
directeur-bestuurder<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 2
Inhoudsopgave<br />
Voorwoord 3<br />
Inleiding 4<br />
Hoofdstuk 1 Een korte geschiedenis <strong>van</strong> indo’s en Molukkers in Nederland 5<br />
Hoofdstuk 2 Traditionele Indonesische muziek 7<br />
2.1 Gamelan in Nederland 7<br />
2.2 Vergelijking met gamelan in Engeland 14<br />
2.3 Krontjong 17<br />
Hoofdstuk 3 <strong>Muziekbeoefening</strong> <strong>van</strong> indo’s 19<br />
3.1 Indorock 19<br />
3.2 Jonge indo’s 23<br />
Hoofdstuk 4 <strong>Muziekbeoefening</strong> <strong>van</strong> Molukkers 27<br />
Conclusies en aanbevelingen 33<br />
Met dank aan 35<br />
Colofon 36<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 3
Inleiding<br />
Over de muziekbeoefening <strong>van</strong> indos en Molukkers in Nederland is merkwaardig<br />
genoeg nog weinig geschreven. Ondanks de eeuwenlange geschiedenis die Nederland<br />
en Nederlands-Indië of Indonesië met elkaar delen, is er niet veel bekend over<br />
traditionele muziek uit dit land en al helemaal niet over de huidige muziekbeoefening<br />
<strong>van</strong> Indo’s en Molukkers in Nederland.<br />
Voor het lezen en begrijpen <strong>van</strong> dit rapport is het belangrijk om onderscheid te kunnen<br />
maken tussen de begrippen ‘Indonesiër’ en ‘indo’. Een Indonesiër is een persoon uit<br />
Indonesië, met 100% Indonesisch bloed. Een Indo, ook wel Indo-Europees of Indisch<br />
genoemd, is iemand met gemengd Indonesisch en Europees bloed. In dit rapport zullen<br />
de termen ‘indo’ en ‘Indisch’ door elkaar worden gebruikt.<br />
Anneke Grönloh, Wieteke <strong>van</strong> Dort en The Blue Diamonds zijn allemaal voorbeelden<br />
<strong>van</strong> Indische muzikanten die het door de jaren heen ‘hebben gemaakt’ in Nederland.<br />
Het was duidelijk dat zij Indisch waren, en zij manifesteerden zich ook als zodanig.<br />
Tegenwoordig zijn er ook bekende Indische muzikanten, <strong>van</strong> wie de Indische identiteit<br />
niet zo bekend is. Dinand Woesthoff <strong>van</strong> Kane bijvoorbeeld, of Xander de Buisonjé, de<br />
zanger <strong>van</strong> de inmiddels ontbonden band Volumia! Is dit representatief voor ‘de indo’<br />
in Nederland? Is deze steeds Hollandser aan het worden? Bestaat er nog zoiets als een<br />
‘Indische muzikant’? En hoe zit het met Molukkers? Zijn die net zo Hollands als indo’s?<br />
Voor een correcte interpretatie <strong>van</strong> alles wat nu volgt, is het essentieel om basiskennis<br />
<strong>van</strong> de geschiedenis <strong>van</strong> indo’s en Molukkers in Nederland te hebben. Daarom begint<br />
het rapport met een zeer beknopt historisch overzicht. Vervolgens worden in drie<br />
hoofdstukken de drie onderwerpen <strong>van</strong> dit rapport behandeld:<br />
• Wie maken er in Nederland traditionele Indonesische muziek?<br />
• Wat is kenmerkend voor de muziekbeoefening <strong>van</strong> indo’s in Nederland?<br />
• Wat is kenmerkend voor de muziekbeoefening <strong>van</strong> Molukkers in Nederland?<br />
Wij wensen u veel leesplezier!<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 4
Hoofdstuk 1<br />
Een korte geschiedenis<br />
<strong>van</strong> indo’s en Molukkers in<br />
Nederland<br />
Indo’s<br />
In de 17de eeuw zetten de eerste Nederlandse handelaren voet aan wal in Indonesië. Vanaf<br />
1798 werd Indonesië onder de naam Nederlands-Oost-Indie een nationale kolonie. Ten<br />
tijde <strong>van</strong> het koloniale bewind kwamen Nederlanders in contact met de Indonesische<br />
bevolking en daaruit ontstonden verbintenissen tussen, meestal, Nederlandse mannen<br />
en Indonesische vrouwen. De nakomelingen die hieruit werden geboren hadden dus<br />
gemengd Europees en Indonesisch bloed. Zij werden indo, Indische, Indo-Europesen of<br />
Indische Nederlanders genoemd. Tegenwoordig zijn de benaming ‘indo’ en ‘Indisch’ de<br />
meest gangbare. Rond 1940 leefden er naar schatting tussen de 170.000 en de 200.000<br />
Indischen in Nederlands-Indië. Voor de meeste <strong>van</strong> deze mensen was Nederlands de<br />
voertaal, sommigen spraken ook Maleis of een verbastering daar<strong>van</strong>.<br />
In 1942 viel Japan Nederlands-Indië binnen en binnen een week was het Koninklijk<br />
Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) verslagen. Ruim 100.000 Nederlanders en Indo-<br />
Europesen werden in de zogenaamde jappenkampen tewerkgesteld. In 1945 capituleerde<br />
Japan en riep Soekarno de onafhankelijke Republiek Indonesië uit. Wat volgde was<br />
een periode <strong>van</strong> anarchie en geweld, bekend als de Bersiap-periode. Alles en iedereen<br />
wat maar iets met Nederland te maken had en de republiek in de weg stond, werd<br />
belaagd. Nederlanders waren staatsvijand nummer één en ook indo’s werden gezien<br />
als indringers. Er volgden grove moordpartijen. Rond deze tijd begon ook de uittocht<br />
<strong>van</strong> (Indische) Nederlanders naar Nederland. Deze immigratiestroom werd door de<br />
Nederlandse regering ‘repatriëring’ genoemd, hoewel de meeste <strong>van</strong> deze mensen nog<br />
nooit in Nederland waren geweest. De eerste groep migranten, die tussen 1945 en 1950<br />
de oversteek maakte, bestond voornamelijk uit mensen die in de jappenkampen hadden<br />
gezeten. Toen in 1949 Indonesië officieel onafhankelijk werd, konden de indo’s kiezen<br />
tussen het staatsburgerschap <strong>van</strong> Indonesië en een vertrek naar Nederland. Velen <strong>van</strong><br />
hen kozen voor het laatste. Hierdoor kwam een tweede immigratiestroom op gang.<br />
Vervolgens verklaarde in 1957 de Indonesische regering alle Nederlanders staatsgevaarlijk,<br />
waardoor nog eens 10.000 mensen naar Nederland kwamen. Al met al zijn er tussen 1945<br />
en 1968 ruim 300.000 (Indische) Nederlanders naar Nederland gekomen.<br />
Mede <strong>van</strong>wege de woningnood in die tijd werden zij in eerste instantie opge<strong>van</strong>gen<br />
in zogenaamde contractpensions, wat veelal leegstaande hotels waren. Zelfstandige<br />
huisvesting werd vervolgens pas gehonoreerd als men zich ‘geassimileerd gedroeg’. De<br />
regering wilde dat deze mensen zo snel mogelijk zouden integreren. Nederland was in die<br />
tijd echter nog nauwelijks bekend met mensen uit het buitenland, en de indo’s werden<br />
dan ook raar aangekeken. Ondanks het feit dat zij Nederlands waren opgevoed en de<br />
Nederlandse taal als moedertaal hadden, werden zij nauwelijks geaccepteerd door de<br />
Nederlandse bevolking. Ook voor hun oorlogstrauma had men geen gehoor; Nederland<br />
was immers haar eigen wonden <strong>van</strong> de Tweede Wereldoorlog nog aan het likken.<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 5
Doordat zij moesten integreren en doordat zij hun verhaal niet kwijt konden, hebben<br />
veel indo’s jarenlang gezwegen over hun verleden. De combinatie <strong>van</strong> dierbare<br />
herinneringen aan Indonesië en de verschrikkingen <strong>van</strong> de oorlog maakte het voor hen<br />
extra moeilijk om terug te blikken. Veel indo’s <strong>van</strong> de eerste generatie krijgen nu pas de<br />
behoefte én de gelegenheid om te vertellen over hun jeugd.<br />
Molukkers<br />
Het verhaal <strong>van</strong> de Molukkers verschilt wezenlijk <strong>van</strong> dat <strong>van</strong> de indo’s. Nadat<br />
aan de Japanse bezetting <strong>van</strong> Indonesië tijdens de Tweede Wereldoorlog een<br />
einde was gekomen, wilde de Nederlandse regering haar gezag over de kolonie<br />
herstellen. Indonesië wilde echter zelfstandig zijn en in 1945 barstte de strijd om de<br />
onafhankelijkheid los, die tot 1949 zou duren. Deze opstand werd bestreden door<br />
het KNIL, waar veel Molukse soldaten deel <strong>van</strong> uitmaakten. Zo kwam het dat veel<br />
Indonesiërs, nadat de onafhankelijkheid in 1949 eindelijk ook door Nederland was<br />
erkend, de Molukkers als vijanden beschouwden.<br />
Nederland had beloofd dat de Molukken een vorm <strong>van</strong> zelfbeschikking zouden krijgen.<br />
Maar toen op 25 april 1950 de ‘Republik Maluku Selatan’ (RMS) werd uitgeroepen,<br />
deed Nederland dit af als een opstand <strong>van</strong> rebellen. De Molukkers die voor het KNIL<br />
gevochten hadden en na de onafhankelijkheid op Java waren achtergebleven, zaten nu<br />
in een benarde positie. Zij mochten niet terug naar de Molukken, omdat de Nederlandse<br />
en Indonesische regeringen bang waren dat zij, als goed opgeleide soldaten, <strong>van</strong><br />
groot belang zouden zijn voor de nieuwe, door hen niet gewenste, Molukse republiek.<br />
De Nederlandse regering besloot toen om, bij wijze <strong>van</strong> ‘tijdelijke oplossing’, 4.000<br />
Molukse KNIL-soldaten met hun families naar Nederland te halen. Het ging in totaal om<br />
zo’n 12.500 personen. Omdat het de bedoeling was dat deze mensen uiteindelijk terug<br />
naar de Molukken zouden gaan, was er de Nederlandse regering veel aan gelegen dat zij<br />
niet zouden integreren. Zij werden ondergebracht in voormalige concentratiekampen<br />
als Westerbork en Vught.<br />
Pas toen duidelijk werd dat ze niet terug naar de Molukken zouden gaan, kon het<br />
integratieproces beginnen. De Molukkers verspreidden zich over verschillende steden,<br />
waar zij in Molukse wijken werden ondergebracht. In de jaren ’70 ontstond er grote<br />
onvrede bij de Molukkers <strong>van</strong> de tweede generatie. Zij voelden zich miskend en wilden<br />
dat de Nederlandse regering zich meer voor de vrijheid <strong>van</strong> de Molukken zou inzetten.<br />
Er volgde een aantal gijzelingen waarbij doden vielen, en dit zette de verhoudingen<br />
op scherp. Inmiddels is de derde generatie Molukkers volwassen en is er al een vierde<br />
generatie. Er zijn nog altijd grote Molukse wijken in onder andere Tiel, Zwolle,<br />
Nistelrode en Den Haag. Veel Molukkers voelen nog altijd een sterkte verbintenis met de<br />
Molukken, maar ze nemen steeds meer deel aan de Nederlandse samenleving.<br />
De situatie <strong>van</strong> de Molukkers wijkt dus af <strong>van</strong> die <strong>van</strong> de indo’s. De meesten <strong>van</strong> hen<br />
hebben geen Nederlandse voorouders, en hebben er niet zelf voor gekozen om naar<br />
Nederland te komen. Ze gingen er bovendien <strong>van</strong> uit dat hun verblijf slechts tijdelijk zou<br />
zijn. Daardoor zijn zij veel later begonnen aan het integratieproces.<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 6
Hoofdstuk 2<br />
Traditionele Indonesische<br />
muziek<br />
2.1 Gamelan in Nederland<br />
Wellicht de bekendste traditionele Indonesische muziek is die <strong>van</strong> de gamelan. Dit<br />
instrumentarium, bestaande uit meerdere slaginstrumenten, wordt sinds jaar en dag<br />
in Indonesië bespeeld en is door migranten meegenomen naar de rest <strong>van</strong> de wereld.<br />
Grofweg zijn er drie verschillende soorten gamelans te onderscheiden: de Javaanse, de<br />
Balinese en de Surinaams-Javaanse. Voor achtergrondinformatie over de gamelan kunt<br />
u terecht op de website <strong>van</strong> het Gamelanhuis (www.gamelanhuis.nl).<br />
Overkoepelende organen<br />
Het Gamelanhuis in Amsterdam is een belangrijk overkoepelend orgaan voor de<br />
gamelan. Het is een oefenruimte voor de Javaanse en Balinese gamelanensembles<br />
Widosari, Wiludyeng, Mugi Rahayu, Gong Tirta en Multifoon. Ook niet aangesloten<br />
groepen, zoals de Balinese groep Irama, repeteert hier op projectbasis. Bovendien<br />
organiseert het Gamelanhuis concerten, al dan niet in samenwerking met dansers,<br />
wajangspelers en zowel westerse als niet-westerse musici. Verder is het een werkplaats<br />
voor lessen en workshops.<br />
Initiatiefnemer <strong>van</strong> het Gamelanhuis is de stichting Raras Budaya, opgericht door<br />
poppenspeler Rien Baartmans en musicus Elsje Plantema. Deze stichting bracht sinds<br />
1980 wajang-, gamelan- en dansvoorstellingen op de theaterpodia. Het bijzondere was<br />
dat de Javaanse wajangvoorstellingen in het Nederlands werden vertolkt, waardoor<br />
het publiek niet alleen het visuele gedeelte maar ook het verhaal kon volgen. Na het<br />
overlijden <strong>van</strong> wajangspeler Rien Baartmans in 1993 is de stichting noodgedwongen<br />
gestopt met de wajangvoorstellingen in het Nederlands. Gamelangroep Raras<br />
Budaya ging verder als Gamelanensemble Widosari, en de stichting (nog steeds Raras<br />
Budaya geheten) ontwikkelde zich tot een koepel voor de professionele ensembles<br />
Widosari, Multifoon en Gending. Het doel <strong>van</strong> de stichting is het bevorderen <strong>van</strong> zowel<br />
traditionele als nieuwe gamelanmuziek, inclusief wajang en dans. Na het wegvallen<br />
<strong>van</strong> de structurele subsidie (Cultuurnota, 2001-2008) verlieten Gending en Multifoon<br />
Raras Budaya.<br />
Actieve gamelangroepen<br />
In Nederland zijn er op dit moment rond de tien actieve gamelangroepen. De meeste<br />
zijn Javaans, een enkele Balinees. Omdat de meeste verzamelde gegevens over Javaanse<br />
gamelan gaan, richt dit onderzoek zich voornamelijk op die variant. Hieronder een<br />
overzicht <strong>van</strong> de actieve gamelangroepen die Nederland rijk is en bij ons bekend zijn.<br />
Gamelanensemble Widosari (Amsterdam)<br />
Gamelangroep Mugi Rahayu (Amsterdam)<br />
Ensemble Wiludyeng (Amsterdam)<br />
Ensemble Gending (Utrecht)<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 7
Ikatan Seni Tari dan Karawitan (Istika) (Den Haag)<br />
Marsudi Raras (Delft)<br />
Stichting Sekar Langen Budaya Setyawati (Eindhoven)<br />
Kusuma Budaya (Arnhem)<br />
Gong Tirta (Balinese gamelan, Amsterdam)<br />
Stichting Multifoon (professioneel ensemble, Amsterdam)<br />
Netwerk en ondersteuning<br />
Zoals gezegd zijn er tien actieve gamelanensembles in Nederland bij ons bekend. Het<br />
is een kleine wereld, waarin het niet moeilijk is om iedereen te kennen. Dit wordt nog<br />
vergemakkelijkt door het feit dat er muzikanten zijn die in meerdere ensembles spelen.<br />
Hierdoor is er al snel sprake <strong>van</strong> een informeel netwerk.<br />
Uitwisseling en samenwerking<br />
Wat dit netwerk voornamelijk oplevert, is uitwisseling <strong>van</strong> muzikanten en muziek.<br />
Wat volgens Jurrien Sligter (Gending) en Francis <strong>van</strong> Kruining (Marsudi Raras) niet<br />
genoeg gebeurt, is Indonesische professionele docenten naar Nederland halen. Die<br />
kunnen niet alleen lessen of workshops geven aan gamelanspelers, maar ook en vooral<br />
aan gamelandocenten, die zich daardoor kunnen blijven ontwikkelen. Ook zou je dan<br />
informatie en technieken kunnen uitwisselen en nieuwe ontwikkelingen kunnen laten<br />
zien. Op kleine schaal gebeurt dit al wel, maar het zou vaker mogen. Het probleem<br />
hierbij is de financiering. Er zijn in het verleden diverse initiatieven geweest om met<br />
verschillende groepen een docent naar Nederland te halen, maar de meeste hier<strong>van</strong><br />
zijn mislukt door een gebrek aan financiering. Met een basiskapitaal zou hier beslist<br />
meer mogelijk zijn. Dat zou de samenwerking tussen de groepen een goede stimulans<br />
geven. De meeste Nederlandse gamelandocenten gaan overigens zelf regelmatig naar<br />
Indonesië om daar lessen te nemen en zichzelf verder te ontwikkelen.<br />
Er is dus zeker sprake <strong>van</strong> uitwisseling en samenwerking, maar een formeel netwerk<br />
bestaat (nog) niet. Het is overigens niet zo, dat er geen pogingen worden gedaan om<br />
het netwerk wat meer gezicht te geven. De organisatie Indonet heeft eens alle groepen<br />
die bezig waren met Indonesische muziek geïnventariseerd, maar deze lijst is niet<br />
bijgehouden en inmiddels verouderd. Elsje Plantema (Widosari) heeft bewust gewerkt<br />
aan de samenwerking <strong>van</strong> groepen, zowel in Amsterdam als daarbuiten. Dit heeft geleid<br />
tot de oprichting <strong>van</strong> het Gamelanhuis, dat een sterk verbindende functie heeft. Ook<br />
het verbreden <strong>van</strong> de Stichting Raras Budaya (met <strong>van</strong> oudsher de ensembles Widosari<br />
en Mugi Rahayu) tot een koepel voor de drie professionele ensembles in Nederland,<br />
Widosari, Multifoon en Gending, draagt bij aan de netwerkvorming. Verder werkt<br />
Widosari op projectbasis samen met Istika, en met gamelanspelers uit Duitsland en<br />
Engeland. Bovendien is er uitwisseling met het Conservatorium <strong>van</strong> Amsterdam.<br />
Er is dus wel degelijk een netwerk, maar dat wordt niet optimaal gebruikt. Het is niet<br />
voor iedereen even duidelijk hoe het in elkaar zit. Volgens sommigen speelt onderlinge<br />
concurrentie hierbij een rol, maar anderen wijzen dit resoluut <strong>van</strong> de hand. Renadi<br />
Santoso denkt niet dat het door afgunst binnen het wereldje komt; volgens hem is<br />
dat juist iets <strong>van</strong> vroeger. Hij zoekt de oorzaak meer in de behoefte: ‘Wat mij betreft<br />
is er niet per se behoefte aan een netwerk, want dat heb ik zelf al. Ik weet de weg wel<br />
te vinden. Van buiten het wereldje is Indonesische muziek veelal niet erg bekend, dus<br />
daarvoor zou het wel goed zijn.’<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 8
Surinaams-Javaanse gamelan<br />
Vanaf eind 19de eeuw kwam er een immigrantenstroom op gang <strong>van</strong> Java<br />
naar Suriname. Het idee was dat deze contractarbeiders, die in Suriname op<br />
verschillende plantages gingen werken, na vijf jaar terug zouden keren naar<br />
Java. Het liep echter anders. Zij bleven op de plantages werken en Suriname<br />
werd hun nieuwe land. In de eerste 14 jaar na de aankomst <strong>van</strong> de Ja<strong>van</strong>en,<br />
was er geen gamelanmuziek op de plantages te horen, ook niet via de radio.<br />
De Ja<strong>van</strong>en waren verstoken <strong>van</strong> een <strong>van</strong> hun belangrijkste culturele uitingen.<br />
Pas rond 1904, 14 jaar na de aankomst <strong>van</strong> de eerste immigranten, schafte<br />
de Nederlandse Handel Maatschappij een complete gamelanset aan voor<br />
de plantage Mariënburg, waar de meeste Ja<strong>van</strong>en werkzaam waren. Ook<br />
arbeiders <strong>van</strong> andere plantages wilden toen graag een gamelan hebben,<br />
maar hun verzoeken werden door de plantage-eigenaren niet gehonoreerd.<br />
Toen gingen ze maar zelf uit olievaten hun gamelans maken. Ze gebruikten<br />
de gamelanmuziek uit Java als basis, maar paste deze aan Hindoestaanse en<br />
Surinaamse ritmes aan. Het resultaat <strong>van</strong> dit alles is de Surinaams-Javaanse<br />
gamelan.<br />
Er is dus verschil tussen de Javaanse en de Surinaams-Javaanse gamelan. De<br />
namen <strong>van</strong> de muziekstukken komen vrijwel overeen, maar er zit verschil<br />
in de instrumenten. De Indonesische instrumenten zijn <strong>van</strong>uit de paleizen<br />
naar de dorpen gekomen, terwijl de Surinaamse gamelan juist een vorm<br />
<strong>van</strong> dorpsgamelan is. Ook worden Surinaams-Javaanse instrumenten <strong>van</strong><br />
eenvoudiger materialen zoals staal gemaakt en zijn de instrumenten hoger;<br />
ze worden <strong>van</strong>af een kruk in plaats <strong>van</strong> <strong>van</strong>af de grond bespeeld.<br />
In de jaren ’70 kwamen samen met andere Surinamers veel Surinaamse<br />
Ja<strong>van</strong>en naar Nederland en zo raakte de Surinaams-Javaanse gamelan ook hier<br />
verzeild. Een <strong>van</strong> de groepen die een Surinaams-Javaanse gamelan bespeelt is<br />
Bangun Trisno Budaya (BTB) <strong>van</strong> de Stichting Rukun Budi Utama (RBU). Dit is<br />
een stichting voor welzijn en zorg en de gamelangroep is hier onderdeel <strong>van</strong>.<br />
Verder lezen over de Surinaams-Javaanse gamelan kan in het boekwerk ‘Het<br />
ontstaan <strong>van</strong> de Javaans-Surinaamse gamelaninstrumenten en -cultuur’ <strong>van</strong><br />
Harrie Djojowikromo, die zelf verbonden is aan de Stichting RBU.<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 9<br />
Gamelan instrumenten ISTIKA
Ondersteuning<br />
Ondersteuning is er dus voornamelijk <strong>van</strong> groepen binnen het gamelannetwerk. Voor<br />
Ingrid <strong>van</strong> der Smitte is er, sinds zij de Stichting Sekar Langen Budaya Setyawati heeft<br />
opgericht, echter ook ondersteuning <strong>van</strong> buiten het netwerk. Via Kunstbalie, het<br />
expertisecentrum voor amateurkunst en kunsteducatie in Noord-Brabant, heeft zij <strong>van</strong><br />
het Prins Bernard Cultuurfonds ‘Advies op maat’ gekregen. Dit is een adviestraject <strong>van</strong> vijf<br />
gesprekken, verzorgd door de Sesam Academie (een landelijke vrijwilligersorganisatie).<br />
Zij hebben Van der Smitte geattendeerd op het bestaan <strong>van</strong> de Beursvloer, een lokaal<br />
evenement waar maatschappelijke behoeften worden verhandeld. Vraag en aanbod <strong>van</strong><br />
vrijwilligerswerk in de meest brede zin <strong>van</strong> het woord komen hier samen. Van der Smitte<br />
is bijvoorbeeld op zoek naar een ruimte voor haar gamelan, en in ruil daarvoor kan ze<br />
gratis optredens bieden. De eerste editie <strong>van</strong> Beursvloer waaraan ze heeft meegedaan,<br />
leverde onmiddellijk een potentiële match op. Helaas was de geboden ruimte te klein<br />
voor de gamelan, waardoor de deal niet door kon gaan.<br />
Internationaal<br />
Opvallend genoeg is er in andere landen een sterker netwerk in de gamelan. In de<br />
Verenigde Staten wordt gamelan onderwezen op universiteiten en vindt uitwisseling<br />
<strong>van</strong> studenten plaats. Maar ook dichter bij huis, in Engeland, is de gamelanwereld<br />
actiever dan in Nederland. Internationale uitwisseling is er ook: Maarten <strong>van</strong> den Berg<br />
<strong>van</strong> het ensemble Wiludyeng gaat soms naar Duitsland om daar groepen te helpen en<br />
heeft wel eens iemand uit Engeland naar Nederland gehaald. Volgens Van den Berg is<br />
het in die landen gemakkelijker om een netwerk te laten ontstaan, omdat de gamelan<br />
daar meer gesteund wordt dan in Nederland. Ook Elsje Plantema heeft ruime ervaring<br />
met het internationale netwerk. Zij heeft jarenlang Duitse gamelangroepen lesgegeven<br />
in Keulen, Hannover en Bremen en Widosari werkt als gevolg daar<strong>van</strong> nog altijd samen<br />
met musici in Keulen. Ook met spelers <strong>van</strong> het Southbank Centre in Londen heeft<br />
Widosari samen opgetreden.<br />
Lesmethode<br />
De meeste gamelangroepen spelen zonder notatie. Er bestaan geen lesboeken met<br />
methoden voor de gamelan; de boeken die er zijn, zijn meestal handleidingen. Hierdoor<br />
heeft elke docent een eigen methode, die meestal bestaat uit het overbrengen <strong>van</strong> de<br />
eigen ervaring. De docenten zeggen hierover het volgende:<br />
‘Ik heb geen opleiding qua doceren. Ik heb daar een eigen idee over ontwikkeld door andere<br />
docenten te observeren en hun manier <strong>van</strong> doceren na te doen. Ik gebruik geen lesboek, dat<br />
is ook niet gebruikelijk bij de gamelan. Bovendien geef ik incidentele workshops en geen<br />
volledige lessen, dat vereist ook een specifieke aanpak.’ Renadi Santoso (Gong Tirta)<br />
‘Ik gebruik altijd de methode <strong>van</strong> voor- en naspelen, waarbij ik de leerlingen direct de<br />
muzikale verbanden duidelijk maak. Opschrijven komt later wel, ik vind het belangrijk de<br />
muziek eerst op het gehoor aan te leren. Pas als men de muziek goed kan spelen, voeg ik<br />
notatie toe. Die notatie wordt gebruikt als geheugensteuntje, niet om vervolgens <strong>van</strong> papier te<br />
gaan spelen. Ik geloof in mijn eigen methode en vind een lesboek voor gamelan niet zo nodig.<br />
De meeste dingen, zoals aanslag- en demptechnieken, moet je toch in de praktijk leren, dat<br />
haal je niet uit een boek.’ Elsje Plantema (Widosari, Conservatorium <strong>van</strong> Amsterdam en<br />
Mugi Rahayu)<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 10
‘Qua lesmethode doe ik mijn eigen ding, het komt niet uit een boek. Er bestaan in Indonesië<br />
wel lesboeken voor de gamelan, maar ik weet niet of die didactisch goed zijn, want ik heb<br />
er nog nooit mee gewerkt. Ik speel een stuk altijd eerst voor, daarna speel ik samen met de<br />
leerlingen en langzamerhand bouw ik het meetellen af.’ Wulan Dumatuban (AHK)<br />
Michiel Niemantsverdriet is in Nederland leerling <strong>van</strong> Elsje Plantema en heeft een jaar<br />
gamelan gestudeerd in Surakarta, Indonesië. Hij heeft hierdoor met verschillende<br />
lesmethoden kennisgemaakt. ‘Zowel bij de lessen in Amsterdam als die in Surakarta<br />
is het gebruikelijk dat een stuk wordt voorgedaan, en dat de groep het vervolgens<br />
naspeelt. Op het conservatorium in Surakarta schuift iedereen daarna door naar het<br />
volgende instrument, en wordt het stuk opnieuw gespeeld. Dat doen ze omdat ze willen<br />
dat je alle instrumenten beheerst, dat is daar heel gebruikelijk. Het nadeel hier<strong>van</strong> is<br />
dat je moeilijke passages niet vaak op één instrument kunt oefenen. Soms duurt het<br />
wel twee weken voor je weer bij je eerste instrument aanbelandt. Mijn ervaring in<br />
Nederland is dat je een instrument kiest en daar de moeilijke passages op oefent. Je<br />
hebt voor ieder stuk meestal een vast instrument. Wat wel hetzelfde is in beide landen,<br />
is dat de focus op uit het hoofd leren ligt, en dat notatie alleen wordt gebruikt als<br />
geheugensteuntje’, aldus Niemantsverdriet.<br />
Problemen en uitdagingen<br />
Alle niet-mainstreammuziekstijlen hebben moeite met het vinden <strong>van</strong> oefenruimtes,<br />
podia en subsidies. Dit geldt ook voor de gamelan. Hier komen nog een aantal<br />
problemen bij die specifiek zijn voor de gamelan.<br />
1 Het instrumentarium<br />
De gamelan is een groot instrumentarium. Het vervoer er<strong>van</strong> kost tijd en geld,<br />
waardoor het moeilijk is om workshops op scholen te organiseren. Deze moeten of<br />
buiten de school plaatsvinden, of er moet veel geld aan het transport <strong>van</strong> de gamelan<br />
worden uitgegeven. Mede hierdoor komt er geen educatief programma <strong>van</strong> de<br />
grond. Er is wel eens een poging gedaan om dit probleem op te lossen: Elsje Plantema<br />
heeft in samenwerking met de Muziekschool Amsterdam het project De Vliegende<br />
Gamelan opgezet. Daarvoor is een speciaal instrumentarium ontworpen dat wel<br />
goed te transporteren is. Gedurende enkele seizoenen zijn hiermee projecten voor<br />
basisschoolleerlingen uitgevoerd in Amsterdam. Dit project is echter gestopt door<br />
gebrek aan financiële middelen en geschikte docenten.<br />
De gamelan <strong>van</strong> het Tropenmuseum staat tegenwoordig in de opslag. Dat is niet alleen<br />
zonde, maar ook een groot gemis. Toen de gamelan er nog stond, werden er meerdere<br />
malen per jaar concerten gehouden. Dat was een laagdrempelige manier om kennis te<br />
maken met de gamelan.<br />
Het is niet gemakkelijk om een vaste ruimte te vinden voor een gamelan. Ingrid <strong>van</strong><br />
der Smitte uit Eindhoven heeft hier last <strong>van</strong>: haar gamelan is bij gebrek aan een ruimte<br />
opgeslagen, terwijl ze staat te springen om een groep op te richten waar ze wekelijks<br />
mee kan repeteren. Om deze reden hebben de groepen in Amsterdam met vereende<br />
krachten het Gamelanhuis tot stand gebracht.<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 11
2 Spelers en imago<br />
Het werven <strong>van</strong> nieuwe leerlingen is voor sommige groepen heel moeilijk en gebeurt<br />
maar mondjesmaat. Ook is het verschil in niveau tussen spelers in groepen zonder<br />
toelatingseisen soms een probleem. Hoe pak je dat aan, hoe kun je als orkest groeien?<br />
Goede spelers kunnen gefrustreerd raken als het niveau niet stijgt door de zwakkere<br />
broeders. Dat was voor Renadi Santoso aanleiding om uit te zoeken hoe je het voor de<br />
goede spelers interessant kan houden. De conclusie was dat er aandacht moet worden<br />
besteed aan het muzikale niveau <strong>van</strong> de zwakkere spelers. Je moet de lat hoger leggen<br />
en zoeken naar strategische middelen om het niveau op te krikken. Ook moet je zorgen<br />
dat het geaccepteerd wordt door de hele groep. Bij Gong Tirta is dit proces in werking<br />
gesteld en volgens Santoso gaat het beter.<br />
Verder heeft de gamelan in Nederland, als mensen de muziekvorm al kennen, soms een<br />
nogal ‘stoffig’ imago. Hierdoor is het moeilijk om jongeren ervoor te enthousiasmeren.<br />
3 Uitsterven<br />
Het aantal beoefenaren <strong>van</strong> de gamelan in Nederland loopt terug. De meeste spelers<br />
zijn al op leeftijd en het is heel moeilijk nieuwe, jonge spelers te werven. Francis <strong>van</strong><br />
Kruining (Marsudi Raras, Delft): ‘Sommige spelers zijn bijna 80, en er zijn nauwelijks<br />
jonge beoefenaren. Ik ben docent basisonderwijs en doe soms wel eens een gamelanles<br />
met de kinderen. Die vinden het wel leuk, maar alleen voor eventjes. Ze raken niet<br />
echt geïnteresseerd.’ Dit hangt direct samen met het eerder genoemde stoffige imago.<br />
Renadi Santoso: ‘Er is zeker gevaar <strong>van</strong> uitsterven, er moeten actief stappen genomen<br />
worden om de gamelan hip te maken, zowel voor spelers als voor publiek.’ Ook Suhardi<br />
Djojoprasetyo <strong>van</strong> Istika in Den Haag geeft aan: ‘Er is behoefte aan nieuwe deelnemers,<br />
met name jeugdige.’<br />
Maar er zijn lichtpuntjes. Aan het conservatorium <strong>van</strong> Amsterdam volgen elk<br />
jaar 10 tot 15 jonge studenten gedurende een jaar of langer de gamelanlessen <strong>van</strong><br />
Elsje Plantema. Regelmatig komt daar iemand uit voort met serieuze interesse.<br />
Michiel Niemantsverdriet is daar een voorbeeld <strong>van</strong>. Hij heeft een jaar in Indonesië<br />
gamelan gestudeerd en heeft ook een aantal instrumenten mee naar huis genomen.<br />
Hij bespeelt die thuis met een groepje vrienden die wel een muzikale, maar<br />
geen gamelanachtergrond hebben. Dat zijn allemaal jonge mensen, die het leuk<br />
vinden. Niemantsverdriet wil het imago <strong>van</strong> de gamelan graag verbeteren en heeft<br />
plannen om een cross-over met andere stijlen te maken. Een <strong>van</strong> de jongens uit<br />
zijn ‘huiskamergroep’ heeft aspiraties om het geluid <strong>van</strong> gongs te synthetiseren, en<br />
uiteindelijk zou er een cross-over met electro of zelfs hiphop kunnen ontstaan. Dit is<br />
echter nog toekomstmuziek: ze zijn vooralsnog bezig met zo traditioneel mogelijk<br />
spelen want, zo zegt Niemantsverdriet: ‘Als je de traditie niet kent, kun je er ook<br />
niet <strong>van</strong> afwijken.’ Hij heeft goede hoop voor de toekomst: ‘De gamelanpraktijk in<br />
Nederland is aan het veranderen, dat wel. Maar uitsterven, dat zal het zeker niet!’ Er zijn<br />
verschillende gamelanspelers die lesgeven aan kinderen, zoals Suhardi Djojoprasetyo<br />
(Istika) die aan de Indonesische school in Wassenaar doceert, en Claudia Rumondor die<br />
met een pilotproject op basisscholen bezig is.<br />
4 Overige<br />
Terwijl in Indonesië muziek en dans geïntegreerd zijn, komen deze kunstvormen in<br />
Nederland maar zelden samen. Wiludyeng werkt samen met dansgroep Sinar Anyar,<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 12
Gamelan ensemble ISTIKA<br />
Istika heeft zowel dansers als gamelanspelers en ook Widosari heeft projecten met<br />
dansers uitgevoerd. Maar verder werken in Nederland nog veel dansgroepen met<br />
opnames en treden muzikanten op zonder dansers. Het is niet gemakkelijk om muziek<br />
en dans hier samen te laten komen: lang niet alle dansgroepen zijn in staat om op live<br />
gamelan te dansen en bovendien stelt gezamenlijk repeteren nog hogere eisen aan de<br />
repetitieruimte.<br />
Opvallend is overigens dat de meeste gamelanspelers in Nederland geen Indische<br />
achtergrond hebben. Het zijn meestal mensen die op een of andere manier met<br />
Indonesië in contact zijn gekomen, maar geen bloedverwantschap hebben. Jurrien<br />
Sligter constateert dan ook dat de jonge indo’s <strong>van</strong> tegenwoordig weinig binding voelen<br />
met hun Indische achtergrond. Michiel Niemantsverdriet beaamt dat: ‘Er is <strong>van</strong>daag<br />
de dag slechts een enkeling die uit nieuwsgierigheid naar de eigen roots de gamelan<br />
gaat bespelen. Van jonge mensen met een Indische achtergrond moet je het dus voor de<br />
aanwas niet zozeer hebben.’<br />
Educatie<br />
De teruglopende beoefening <strong>van</strong> de gamelan zou een halt toegeroepen kunnen worden<br />
door een gedegen educatietraject. Helaas bestaat zoiets in Nederland niet (meer). In<br />
het verleden heeft Wulan Dumatuban met de instrumenten <strong>van</strong> de eerder genoemde<br />
Vliegende Gamelan het project Gong geleid. ‘Gong was een educatieproject voor het<br />
basisonderwijs. Kinderen moesten aan de hand <strong>van</strong> voorbeelden een eigen verhaal<br />
schrijven, maakten wajangpoppen en kregen vier lessen gamelan. De gamelan is een<br />
simpel instrumentarium en is daarom geschikt voor jonge kinderen. Het project werd<br />
vooral uitgevoerd in Amsterdam-Oost, in de buurt <strong>van</strong> het Gamelanhuis. Ze oefenden op<br />
de reisgamelan op school en hielden uiteindelijk een presentatie in het Gamelanhuis. Er<br />
was subsidie <strong>van</strong> het Amsterdams Fonds voor de Kunst, waardoor het traject gratis was<br />
voor scholen. Er waren positieve reacties omdat de kinderen leerden samenwerken.’<br />
Toen Dumatubans partner zich terugtrok <strong>van</strong>wege zwangerschap, stopte het project<br />
omdat Dumatuban geen geschikte opvolgster kon vinden. Om opnieuw zoiets op te<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 13
starten, zou je zeker een jaar <strong>van</strong> tevoren subsidie moeten aanvragen. ‘Dat is veel werk<br />
en moet je alleen doen als je zeker weet dat je het project kunt en wilt uitvoeren’, aldus<br />
Dumatuban.<br />
Op dit moment zijn er wel enkele docenten die lesgeven aan kinderen, zoals<br />
Suhardi Djojoprasetyo aan de Indonesische school in Wassenaar. Een grootschalig<br />
educatieproject is er echter niet, ambities om iets op te starten wel. Jurrien Sligter <strong>van</strong><br />
Gending wil graag educatieve activiteiten ontwikkelen. In het verleden heeft Gending al<br />
eens workshops gegeven, zoals op de Culturele Zondagen in Utrecht. Ook heeft Gending<br />
geprobeerd een amateurgroep op te zetten in Utrecht, maar dat is niet <strong>van</strong> de grond<br />
gekomen. Dat is jammer, want gamelan leent zich juist zo goed voor workshops, omdat<br />
de meeste instrumenten technisch niet moeilijk te bespelen zijn en je bovendien kunt<br />
spelen zonder noten te hoeven lezen. Gending heeft dan ook de wens om de educatie<br />
weer op te pakken en misschien iets te ontwikkelen voor scholen. Voorlopig is dit echter<br />
toekomstmuziek, er zijn nog geen concrete plannen: om educatief iets te bereiken zijn<br />
er voldoende docenten, gamelans, oefenruimtes en financiële middelen nodig.<br />
2.2 Vergelijking met gamelan in Engeland<br />
Heel anders is de situatie in Engeland. Daar staan, verspreid over het continent, wel<br />
100 gamelans die bespeeld worden door nog eens honderden mensen. Het is zelfs zo<br />
populair dat gamelan tegenwoordig wordt bestempeld als ‘British Heritage’. Dat is op<br />
zijn minst opvallend te noemen voor een exotisch instrument in een westers land. Hoe<br />
is dit zo gekomen? Wat doen ze in Engeland om te bewerkstelligen wat in Nederland<br />
niet lijkt te lukken: nieuwe, jonge gamelanspelers werven?<br />
Immens populair<br />
De gamelan is rond 1988 in Engeland geïntroduceerd, waarbij het Southbank Centre<br />
een grote rol heeft gespeeld. Muzikant Alec Roth had in Solo in Indonesië gamelan<br />
gestudeerd en heeft bij terugkomst in Engeland het Southbank Centre over weten te<br />
halen om een gamelan aan te schaffen. Hiervoor was financiering <strong>van</strong> de Indonesische<br />
ambassade. In die tijd was multiculturalisme een belangrijk punt op de politieke<br />
agenda en was er geld voor cultuur beschikbaar. Gamelanspeler en -docent Nikhil<br />
Dally: ‘Het was een typisch geval <strong>van</strong> de juiste persoon op de juiste plaats en het juiste<br />
tijdstip.’ Het voorbeeld <strong>van</strong> het Southbank Centre verspreidde zich als een olievlek<br />
over het land en ook scholen begonnen gamelans aan te schaffen. Die werden zowel<br />
gebruikt voor onderwijs aan de leerlingen, als voor volwasseneneducatie in de vorm <strong>van</strong><br />
avondlessen. Dally: ‘Er gebeurde enorm veel in die tijd, het was fantastisch. Gedurende<br />
enkele jaren was het allemaal zeer stimulerend.’<br />
Multiculturele omgeving<br />
Sophie Ransby, de huidige docente <strong>van</strong> de volwassenengroep bij het Southbank Centre,<br />
kan dit beamen. Zij groeide op in Bradford on Avon, niet bepaald een wereldstad. Toch<br />
drong ook daar de gamelan al snel door. Ransby: ‘Ik speelde klarinet maar was daar<br />
niet zo goed in. Een vriendin <strong>van</strong> mijn moeder raadde me toen aan om de gamelan te<br />
proberen, omdat je daar niet zo muzikaal voor hoeft te zijn. Ik nam een paar lessen <strong>van</strong><br />
een excentrieke dame in het dorp en ik was verkocht. Toen hoorde ik al snel over het<br />
bestaan <strong>van</strong> een jeugdgroep bij het Southbank Centre en voor ik het wist zat ik iedere<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 14
zaterdag twee uur in de trein naar Londen om met die groep te repeteren.’ Wat haar,<br />
behalve het instrumentarium zelf, aansprak was dat ze bij het Southbank Centre een<br />
multiculturele omgeving vond, die er in haar dorp niet was. Op haar 15de verhuisde<br />
Ransby naar Londen om te studeren. Op haar universiteit, de City University, stonden<br />
maar liefst vier gamelans.<br />
Iedereen kan het<br />
Dat de gamelan zo populair is in Engeland, intrigeerde de in Londen wonende<br />
Indonesische Ni Madé Pujawati zo dat ze er een documentaire over maakte. ‘The<br />
British Gamelan Trail’ probeert antwoord te geven op de vraag waarom mensen<br />
zo graag gamelan spelen. In de film worden maar liefst 56 mensen geïnterviewd,<br />
man en vrouw, jong en oud. De redenen die zij hebben om gamelan te spelen, zijn<br />
uiteenlopend. Voor de één is het een manier om vrienden te maken, voor de ander<br />
om in contact te blijven met het moederland Indonesië. Verreweg de meeste redenen<br />
betreffen echter het instrumentarium zelf: ‘Gamelan is in het begin erg makkelijk,<br />
iedereen kan het. Daarna kun je er zo ver in gaan en het zo moeilijk maken als<br />
je zelf wilt.’ Ook kameraadschap is belangrijk. ‘Je moet naar elkaar luisteren en<br />
samenwerken, dat spreekt me enorm aan.’ En: ‘Of je nou heel muzikaal bent of<br />
helemaal niet, of je een makkelijk of een moeilijk instrument bespeelt, iedereen is<br />
even belangrijk voor het geheel.’<br />
Nikhil Dally is het hier volledig mee eens. Hij geeft drie hoofdredenen voor het succes<br />
<strong>van</strong> de gamelan. De belangrijkste is volgens hem dat iedereen gelijk begint in de<br />
gamelan. Er is geen verschil tussen spelers met en zonder muzikale achtergrond,<br />
het gaat om je ritmegevoel. Daarbij komt dat de Javaanse gamelan zowel technisch<br />
simpele als ingewikkelde instrumenten bevat. Je kunt dus goed differentiëren tussen<br />
spelers, zonder dat diegenen die op een simpeler instrument spelen zich tekortgedaan<br />
voelen. Zij zijn immers net zo belangrijk voor het geheel als ieder ander. Bovendien<br />
kan er snel resultaat worden geboekt. Je hoeft er thuis niet voor te oefenen, het blijft<br />
bij je wekelijkse uurtje bij het muziekcentrum en toch ga je met sprongen vooruit.<br />
Educuatie<br />
Bovengenoemde aspecten maken de gamelan uitermate geschikt voor het onderwijs.<br />
Engelse scholen hebben daarop ingespeeld en bieden workshops en langere trajecten<br />
aan, waarbij ze meestal gebruikmaken <strong>van</strong> freelancedocenten. Een <strong>van</strong> die docenten<br />
is Nikhil Dally. Hij heeft in de jaren ’90 een eigen programma opgezet op een school<br />
in Herdfordshire. Hij kreeg daarvoor subsidie <strong>van</strong> de lokale onderwijsautoriteit, die<br />
de kosten <strong>van</strong> de workshops financierde. Scholen hoefden er dus zelf niets voor te<br />
betalen. Dally: ‘Dat was een win-winsituatie, want scholen kregen workshops en ik<br />
kreeg een plek om mijn gamelan neer te zetten en uit te dragen.’ Ook Aris Daryono,<br />
een Indonesiër die al jaren in Engeland woont, geeft als freelancer les op scholen. Hij<br />
noemt dit de sleutel tot het Engelse gamelansucces. ‘De scholen staan ervoor open<br />
en willen hun leerlingen de mogelijkheid bieden om met de gamelan in contact te<br />
komen. Wij docenten willen de gamelan zoveel mogelijk uitdragen. Dat is een gouden<br />
combinatie.’<br />
Behalve lesgeven op scholen, doet Daryono ook mee aan een project <strong>van</strong> ArtiUK. Deze<br />
organisatie, opgezet en geleid door Felicia Nayoan, streeft ernaar om Indonesische<br />
cultuur te promoten in Engeland. Een <strong>van</strong> de projecten <strong>van</strong> ArtiUK is het onderwijzen<br />
<strong>van</strong> gamelan aan jongeren met een Indonesische of Indische achtergrond. Er doen op<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 15
dit moment 11 jongeren mee aan dit project. De repetities vinden plaats op locatie,<br />
Daryono heeft zelf een beperkte gamelan die hij vervoert in zijn busje. De jongeren<br />
doen vaak mee omdat ze het leuk vinden om met hun vrienden te zijn. De gamelan<br />
zelf vinden ze niet altijd meteen even spannend. Daryono: ‘Als ik lesgeef, probeer ik<br />
de muziek zo te brengen dat de kinderen geïnteresseerd raken. Ik doe dat door het<br />
niet al te serieus te brengen, ik maak veel grapjes tussendoor. Dat moet ook wel,<br />
want Javaanse gamelan kan een beetje traag zijn. Dan doe ik er wat snellere stukjes<br />
doorheen en leer ik ze ook een beetje zang. Een traditionele muzikant zou daar niet blij<br />
<strong>van</strong> worden, maar ik maak het graag boeiender zodat de kinderen interesse krijgen en<br />
houden.’<br />
Niet alleen op scholen wordt gamelan onderwezen. Er zijn ook projecten voor<br />
bejaarden en verstandelijk gehandicapten. Een wel heel bijzonder programma is<br />
‘Good Vibrations’, dat gamelanlessen in ge<strong>van</strong>genissen aanbiedt. Een eerste pilot<br />
hier<strong>van</strong> vond plaats in 2003 en inmiddels is het programma in ruim 50 ge<strong>van</strong>genissen<br />
uitgevoerd. Docent John Pawson legt uit: ‘Het doel <strong>van</strong> dit programma is niet zo zeer<br />
Indonesische muziek of muziek in het algemeen te onderwijzen, maar de ge<strong>van</strong>genen<br />
door middel <strong>van</strong> de instrumenten sociale vaardigheden bij te brengen.’ Ge<strong>van</strong>genissen<br />
kunnen zich voor dit project inschrijven en het traject duurt een week. Meestal doen<br />
er 10 tot 15 ge<strong>van</strong>genen aan mee. Die krijgen de hele week workshops en als afsluiting<br />
treden ze op vrijdag op voor hun medege<strong>van</strong>genen. Het project wordt betaald uit<br />
liefdadigheidsgelden en er is een bijdrage <strong>van</strong> de Arts Council.<br />
Gebrek aan middelen<br />
Gamelan geniet een grote bekendheid in Engeland, wordt overal onderwezen en<br />
kan rekenen op het enthousiasme <strong>van</strong> zowel oude als jonge beoefenaren. Zijn er dan<br />
helemaal geen problemen? Toch wel. ‘Financiering is ook hier het grote probleem’,<br />
menen Dally, Nayoan, Daryono en Ransby. Toen gamelan geïntroduceerd werd<br />
in de jaren ’80, was er nog ruimschoots geld voor cultuur beschikbaar en werden<br />
educatietrajecten ondersteund door lokale overheden. Tegenwoordig vinden echter<br />
ook in Engeland op grote schaal bezuinigingen plaats, waar de culturele sector onder<br />
lijdt. Mede hierdoor staan veel <strong>van</strong> de 100 gamelans opgeslagen en is er minder geld<br />
beschikbaar voor educatie. Nayoan: ‘Het probleem is financiering. De Arts Council<br />
snijdt in budgetten en nu moeten we het <strong>van</strong> de ambassade en Indonesië zelf hebben.’<br />
Daryono voegt toe: ‘De ambassade is overigens wel heel genereus, vooral bij kleine<br />
projecten.’<br />
Ook Dally ziet grote problemen door de bezuinigingen. Hij geeft aan dat scholen<br />
hierdoor goedkoper workshops in willen kopen, wat ten koste gaat <strong>van</strong> de kwaliteit.<br />
Dally: ‘Men koopt goedkope instrumenten, nepgamelans zou je kunnen zeggen.<br />
Bovendien huren scholen workshopdocenten in die zelf maar een of twee instrumenten<br />
een beetje kunnen bespelen. Ze spelen zelf verzonnen stukken. Hierdoor krijgen de<br />
leerlingen een verkeerd, fictief beeld. Ze leren op deze instrumenten en <strong>van</strong> deze<br />
docenten geen vaardigheden waar ze later verder mee kunnen. Het is ook niet eerlijk:<br />
deze beunhazen maaien het gras weg voor de voeten <strong>van</strong> echte docenten, die jarenlang<br />
gestudeerd hebben om hun vak over te kunnen brengen.’ Bovendien worden op deze<br />
manier ook de vooroordelen, waar jarenlang tegen gestreden is, weer aangewakkerd,<br />
denkt Dally. ‘Er zullen altijd vooroordelen bestaan tegen muziek die gemaakt wordt in<br />
landen waar bruine mensen wonen. Dat vooroordeel hebben we in dit geval kunnen<br />
bestrijden door te laten zien hoe fantastisch de gamelan is. Dat kon alleen omdat<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 16
mensen er echt iets over hebben kunnen leren. Als dat niet meer zo is, en mensen zien<br />
alleen maar lelijke, slechte nepinstrumenten, dan komen de vooroordelen terug. Ik heb<br />
liever dat het helemaal niet wordt onderwezen dan dat het halfslachtig gebeurt. Je hebt<br />
zelfs zogenaamde docenten die aan andere leken gaan uitleggen hoe je de gamelan<br />
doceert, zodat ze het vervolgens zelf over kunnen nemen! Dat zou je met een klassiek<br />
instrument als de viool niet eens in je hoofd halen. Door dit soort praktijken gaan<br />
mensen denken dat het een achterlijk instrument is.’ Als laatste punt noemt Dally dat<br />
er tegenwoordig andere politieke prioriteiten zijn, waarbij kwantiteit belangrijker is<br />
dan kwaliteit. ‘Dan zeggen ze: “1000 kinderen hebben gamelan leren spelen”, maar ze<br />
zeggen er niet bij dat dat een workshop <strong>van</strong> een uurtje was, waarin de kinderen feitelijk<br />
niets geleerd hebben.’ Dally is dan ook niet louter positief. ‘De laatste 20 jaren zijn<br />
fantastisch geweest. Wat de toekomst ons brengt, zal nog moeten blijken.’<br />
Veel geluk<br />
Sophie Ransby voelt zich bevoorrecht dat zij met haar groep altijd gebruik kan maken<br />
<strong>van</strong> de gamelan bij het Southbank Centre. ‘We hebben erg veel geluk dat we een<br />
permanente en geluiddichte ruimte voor de gamelan hebben. Het is echt onze ruimte<br />
en we kunnen er altijd terecht voor lessen, workshops en repetities zonder iemand<br />
ermee lastig te vallen. Andere groepen hebben dat voorrecht niet omdat er geen geld<br />
is voor een eigen ruimte. Ik heb ook op andere locaties lesgegeven, zoals bij The Sage<br />
Gateshead en The Royal Northern College of Music in Manchester. Zij hebben geen<br />
speciale ruimte voor de gamelan; hij staat daar op planken en als iemand erop wil<br />
spelen, moet hij eerst neergezet worden. Dit kan alleen als er in de aangrenzende<br />
ruimtes niets gereserveerd staat, want de ruimte is niet geluiddicht. Wij hebben dus<br />
erg veel geluk!’<br />
2.3 Krontjong<br />
Een andere traditionele Indonesische muzieksoort is de krontjong, ook wel als<br />
keroncong gespeld. Portugese kolonisten hebben deze melancholische muziek en zang<br />
in de 16de eeuw naar Indië gebracht. De muziek is deels gebaseerd op Portugese muziek<br />
en vermengd met Molukse en ook Polynesische klanken. Voor veel indo’s is krontjong de<br />
muziek <strong>van</strong> hun jeugd, de klanken er<strong>van</strong> brengen ze voor even terug naar Indië.<br />
Activiteiten<br />
Hoewel veel indo’s de krontjong dus waarderen uit nostalgie, zijn er slechts weinigen<br />
die aan actieve beoefening er<strong>van</strong> doen. De krontjonggroepen in Nederland zijn op één<br />
hand te tellen. Een <strong>van</strong> de bekendste ensembles is het Indisch Muzikanten Collectief<br />
(IMC), dat al 25 jaar bestaat. Manager <strong>van</strong> de band Henk Galestien legt uit: ‘Het IMC is<br />
ooit opgericht uit idealisme. We wilden krontjong spelen volgens eigen interpretatie.<br />
De doelstelling was om krontjong in leven te houden als cultureel erfgoed en door te<br />
geven aan de derde generatie. Inmiddels is echter wel gebleken dat dat een utopie is,<br />
want die is daar helemaal niet in geïnteresseerd.’ Het IMC speelt krontjong, maar met<br />
een eigen draai, waardoor het collectief een uniek geluid heeft. Het speelt zowel eigen<br />
composities als covers en ook andere stijlen dan krontjong. De bandleden hebben<br />
allemaal een conservatoriumachtergrond en het IMC is dan ook een semiprofessioneel<br />
ensemble. Ze hebben ze tot nu toe voornamelijk op pasars opgetreden. Galestien vindt<br />
echter dat de band daar niet goed tot zijn recht komt en probeert nu optredens in<br />
concertzalen te regelen.<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 17
In Utrecht wordt krontjong nog beoefend door een groep enthousiastelingen.<br />
Nusantarah Indah, in 2006 opgericht door Merel von Schimmelmann, organiseert<br />
maandelijks een krontjongmiddag in een dienstencentrum in de wijk Lombok. De<br />
groep is gegroeid <strong>van</strong> twee mensen tot wel 30 muzikale mannen en vrouwen. Dat zijn<br />
voornamelijk indo’s, maar er zitten ook Nederlanders, Surinamers en Chinezen bij.<br />
De gemiddelde leeftijd is rond de 60; nostalgie speelt ook hier een grote rol. Tijdens<br />
de maandelijkse bijeenkomst is iedereen welkom maar, aldus Merel, ‘je moet wel<br />
meezingen!’ ‘Het is altijd heel gezellig, iedereen neemt eten mee en het is ondertussen<br />
uitgegroeid tot een bescheiden kumpulan.’<br />
Verder zijn er nog ‘losse’ krontjongzangers en -zangeressen, die op verzoek optreden op<br />
bijvoorbeeld de Pasar Malam. Diana Monoarfa is zo’n zangeres. Zij is <strong>van</strong> Indonesische<br />
afkomst en woont al vele jaren in Nederland. Vroeger speelde zij in een groep, maar die<br />
is uit elkaar gevallen. ‘We oefenden wekelijks bij iemand thuis, en soms mochten we<br />
optreden op de Pasar of bij een andere gelegenheid. Maar omdat we zo’n grote groep<br />
waren, moesten we de onkostenvergoeding onder veel mensen verdelen. De opbrengst<br />
was hiervoor niet voldoende; we moesten zelf bijbetalen voor zo’n optreden. Dat was<br />
natuurlijk niet leuk, dus toen zijn we gestopt als groep.’ Nu treedt Monoarfa dus op<br />
zonder haar groep, alleen of met één of twee man begeleiding. Monoarfa snapt wel dat<br />
krontjong niet zo populair is onder jongeren. ‘Krontjong is hele rustige muziek. Als je in<br />
slaap valt tijdens een krontjongoptreden, moet het wel heel goed geweest zijn.’<br />
Netwerk en uitdagingen<br />
De krontjongwereld in Nederland is dus erg bescheiden. Er bestaat geen netwerk binnen<br />
de krontjong; de groepen die er zijn, werken niet samen. Henk Galestien is dan ook<br />
bezorgd dat de krontjong, net als de gamelan, straks niet meer beoefend zal worden.<br />
‘Het zal op conservatoria onderwezen moeten worden om het te redden.’ Wat daarbij<br />
niet helpt, is volgens Galestien dat de derde generatie niet bereikt wordt. Bovendien is<br />
er geen geld om de krontjong te promoten. ‘En in het huidige subsidieklimaat heeft het<br />
ook geen zin om zoiets aan te vragen.’<br />
Merel von Schimmelmann heeft geen subsidie nodig; de weinige kosten die ze met<br />
Nusantara Indah heeft voor het huren <strong>van</strong> de ruimte, nemen de deelnemers voor hun<br />
rekening. Die betalen elke zondag 7,50 euro om mee te kunnen zingen. Waar Von<br />
Schimmelman wel tegenaan loopt, is dat ze geen eigen ruimte meer heeft. Die heeft ze<br />
wel gehad, in Utrecht en later ook in Amsterdam, maar de huur werd te hoog. ‘Dat mis ik<br />
wel, want het idee was dat er een inloop zou zijn, waar mensen gewoon binnen kunnen<br />
lopen. Dat kan nu niet. Daardoor zijn er voor sommige activiteiten te weinig mensen,<br />
waardoor ze niet doorgaan. En dat terwijl er zoveel gebouwen gewoon leegstaan.’<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 18
Hoofdstuk 3<br />
<strong>Muziekbeoefening</strong> <strong>van</strong><br />
indo’s<br />
3.1 Indorock<br />
De hoogtijdagen<br />
Indorock is een bijzonder soort rock-’n-roll die <strong>van</strong>af de jaren ’50 in Nederland<br />
geïntroduceerd werd. Het werd meegenomen door de indo’s die gedwongen Indonesië<br />
verlieten en hun toevlucht in Nederland moesten zoeken. Nog in hun geboorteland<br />
maakten zij kennis met de rock-’n-roll uit de VS, die ze gingen imiteren. Ze namen deze<br />
muziek echter niet klakkeloos over, maar wilden hun gitaren een eigen sound geven.<br />
Om hogere geluiden voort te kunnen brengen, deden ze er acht of negen in plaats <strong>van</strong><br />
zes snaren op. Ook specifiek voor de manier <strong>van</strong> spelen <strong>van</strong> de Indische bands was de<br />
zogenaamde ‘Gadahngang’ (het tokkelen), dat afkomstig was uit de krontjongmuziek.<br />
Behalve krontjong zijn er ook invloeden uit de jazz en country te horen in de indorock.<br />
Indorockconcerten in de jaren ’50 en begin jaren ‘60 werden gekenmerkt door<br />
showelementen: gitaren werden in de lucht, liggend op de grond, of achter de rug<br />
bespeeld.<br />
Geheel in lijn met de bepalende popmusici <strong>van</strong> die tijd, kon bijna geen indorocker<br />
noten lezen; ze deden na wat ze hoorden en gaven daar hun eigen draai aan. Oefenen<br />
deden ze in de huiskamer, optreden over de hele wereld. Merkwaardig genoeg waren<br />
de indorockbands populairder in het buitenland dan in Nederland. Veel bands waren<br />
immens populair in Duitsland, maar ook in andere landen zoals Frankrijk en Tunesië<br />
werden indorockconcerten veelvuldig bezocht. De bekendste namen uit deze periode<br />
zijn onder andere de Tielman Brothers, The Black Dynamites, The Blue Diamonds en The<br />
Eastern Aces.<br />
De topjaren <strong>van</strong> de indorock waren 1960-1963. Toen <strong>van</strong>af 1964 Britse bands als The<br />
Beatles, The Rolling Stones en The Who hun grote doorbraak beleefden, werd indorock<br />
steeds minder populair. Frans <strong>van</strong> den Brand, die in de jaren ’60 furore maakte met<br />
The Eastern Aces, vindt het jammer dat indo’s nooit zo bekend zijn geworden als de<br />
Britse rockbands die hen opvolgden. ‘Met The Eastern Aces hebben we nog in het<br />
voorprogramma <strong>van</strong> The Beatles gestaan. Toch zijn de indo’s nooit écht doorgebroken.<br />
Dat ligt onder andere aan hun eigen mentaliteit. Ze blijven nooit ergens lang hangen en<br />
willen geen geld uitgeven aan een professioneel management.’ Berry <strong>van</strong> Venetien, een<br />
Nederlander die veel <strong>van</strong> de indocultuur weet, geeft ook aan dat dit grotendeels aan de<br />
instelling <strong>van</strong> de mensen zelf ligt. ‘Indo’s zijn erg bescheiden. Bovendien vinden ze het<br />
allemaal wel goed zo. Het zijn over het algemeen niet de beste zakenmensen.’<br />
Hoewel hun populariteit afnam bleven bands, zij het op veel kleinere schaal, muziek<br />
maken en optreden. Zij gaan daar tot op de dag <strong>van</strong> <strong>van</strong>daag mee door.<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 19
Indorock anno nu<br />
Veel <strong>van</strong> de bands die in de jaren ’60 furore maakten, zijn nog altijd actief. De leden<br />
er<strong>van</strong> zijn inmiddels flink op leeftijd, maar dat belet ze niet om meerdere malen per<br />
maand – soms zelfs wekelijks – op te treden. Mogelijkheden daarvoor zijn er genoeg. Elk<br />
weekend vinden er door het hele land verschillende kumpulans, Indische dansavonden,<br />
plaats. Dit is tegenwoordig hét podium voor indorock, maar bands worden ook<br />
regelmatig gevraagd voor bruiloften, braderieën, pasars en andere gelegenheden waar<br />
behoefte is aan live muziek. Verdienen doen de bands er niet meer aan, ze spelen voor<br />
een onkostenvergoeding. The Eastern Aces waren in de jaren ’60 erg populair in met<br />
name Frankrijk en Tunesië en spelen nu nog wekelijks ergens in het land de sterren <strong>van</strong><br />
de hemel. Zanger en gitarist Frans <strong>van</strong> den Brand: ‘Eigenlijk is het tegenwoordig een<br />
betaalde hobby. Je kunt ook achter de geraniums gaan zitten, maar waarom zou je?’<br />
Oefenen doet de band niet meer; de bandleden zijn allemaal routiniers en kennen hun<br />
repertoire <strong>van</strong> buiten.<br />
Kumpulans vinden bijna altijd in dorpen of buiten het centrum <strong>van</strong> grote steden<br />
plaats, omdat het daar betaalbaar is om een grote zaal te huren. Het publiek is meestal<br />
gemengd. Volgens Huib Severijn en Arthur Carli <strong>van</strong> de band Straight is over het<br />
algemeen 60% indo en 40% Nederlands. De meeste bezoekers zijn wat ouder, maar je<br />
ziet soms ook jongeren die met hun ouders of grootouders mee komen.<br />
Jongeren<br />
Waar jongeren als publiek al in de minderheid zijn, zijn ze als muzikant helemaal een<br />
uitstervend ras. Arthur Carli: ‘Er zijn maar weinig jonge bands die indorock maken.<br />
Indo-Rock
Dat is jammer, maar aan de andere kant is het ook logisch. Om indorock echt over te<br />
laten komen, moet je de bloeitijd er<strong>van</strong> hebben meegemaakt. De jongeren voelen het<br />
niet, en dus komt de muziek niet over.’ Frans <strong>van</strong> den Brand <strong>van</strong> The Eastern Aces is het<br />
volledig met Carli eens. ‘Als je niet in Indonesië geleefd hebt, heb je dat gevoel niet. De<br />
derde generatie hoort de tussentoon, waarop de muziek geënt is, niet. Eigenlijk willen<br />
ze het ook niet horen. Sommige jonge bands spelen wel indorepertoire, maar het klinkt<br />
gewoon anders. Hetzelfde geldt voor krontjongmuziek.’<br />
Netwerk en ondersteuning<br />
Zoals in vele substromingen kent ook in de indorock iedereen elkaar. Dat komt niet in<br />
de laatste plaats omdat de meeste bands al <strong>van</strong>af de jaren ’60 bestaan. Het is echter niet<br />
zo dat er sprake is <strong>van</strong> een netwerk. Volgens Carli en Severijn <strong>van</strong> Straight is het vooral<br />
een online netwerk. Verder is het als Brabantse indorocker heel moeilijk om tussen de<br />
grote namen <strong>van</strong> Den Haag en omgeving terecht te komen. Toch is Carli dat gelukt. Hij<br />
heeft meegedaan aan het televisieprogramma ‘Het Beloofde Land’, waarin immigranten<br />
naar hun verhaal gevraagd wordt. Nadat hij ook een interview in het Indische tijdschrift<br />
Moesson had gedaan, werd hij door de Rijswijkse radio uitgenodigd, wat hij erg<br />
bijzonder vond.<br />
Volgens Albert <strong>van</strong> Prehn, die artikelen en columns over indo’s en muziek schrijft,<br />
zijn er wel kleine, zelfstandige websites maar is er geen stabiel netwerk. Dit komt<br />
volgend hem door de aard <strong>van</strong> de Indische mensen: ze willen zich niet graag binden,<br />
zijn eigenwijs en organisatorisch niet zo sterk. Mensen hebben weinig ervaring met<br />
samenwerken, dus is een netwerk niet levensvatbaar. Van Prehn vindt dat er eerst<br />
een besef moet komen dat samenwerking het behoud <strong>van</strong> de muziekcultuur kan<br />
stimuleren, en pas als dat er is kan er aan een netwerk gedacht worden. Wat hij ook<br />
mist, zijn organisaties voor ondersteuning <strong>van</strong> podiumkunsten. Hij vindt dat bestaande<br />
organisaties daar meer aandacht aan zouden moeten besteden.<br />
Mogelijkheden<br />
Toch zijn er ook voor de indorock wel potentiële netwerken voorhanden. Toen Berry<br />
<strong>van</strong> Venetien, een Nederlander die zich volledig op de Indische cultuur heeft gestort,<br />
constateerde dat deze aan het verdwijnen is, heeft hij de website www.indomuziek.<br />
nl in het leven geroepen. Het moet een platform worden voor alle amateurbands <strong>van</strong><br />
indo’s. Als ze hier hun muziek online zetten, worden er mp3’s <strong>van</strong> gemaakt en kan<br />
iedereen ernaar luisteren. Ook kunnen bands speeldata in een algemene agenda zetten.<br />
Van Venetien: ‘Er is niet alleen een platform nodig voor overzicht en samenwerking,<br />
maar ook om trots op te wekken. Interesse <strong>van</strong> buitenaf streelt en motiveert.’ Op het<br />
moment <strong>van</strong> publicatie <strong>van</strong> dit rapport is de website offline omdat hij geüpdatet wordt.<br />
De verwachting is dat hij <strong>van</strong>af medio 2012 weer online zal zijn.<br />
Arthur Carli heeft het idee om, met hulp <strong>van</strong> buitenaf, de indorock als erfgoed vast te<br />
leggen. Hij is druk bezig met het aanvragen <strong>van</strong> subsidies voor dit project, bijvoorbeeld<br />
bij het VSBfonds. Zijn plan is om een groot ‘Indorock in concert’ te organiseren, waarbij<br />
muzikanten <strong>van</strong> toen en nu optredens verzorgen onder begeleiding <strong>van</strong> een orkest. Het<br />
doel is niet alleen te laten zien hoe het vroeger was, maar ook dat indorock wel degelijk<br />
toekomst kan hebben. Carli wil daarvoor met jonge muzikanten werken en de muziek<br />
laten arrangeren.<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 21
Uitdagingen<br />
De indorockwereld is een hele vrolijke. Bands zitten nooit om een optreden verlegen<br />
en het publiek vermaakt zich altijd opperbest. Maar ook indorockers lopen af en toe<br />
tegen problemen aan, zoals het verloop <strong>van</strong> de muzikanten binnen een band. Frans <strong>van</strong><br />
den Brand <strong>van</strong> The Eastern Aces: ‘Wij bestaan uit vijf muzikanten. Twee, inclusief ikzelf,<br />
zijn nog <strong>van</strong> het begin. De rest <strong>van</strong> de personele bezetting is heel vaak gewisseld. Dat is<br />
ook het probleem <strong>van</strong> de indo’s, ze zijn niet standvastig en hoppen <strong>van</strong> band naar band.<br />
Als ze elders 5 euro meer kunnen verdienen, gaan ze daarheen. Daardoor bouwen de<br />
muzikanten niets op en moeten ze elke keer opnieuw beginnen, evenals de band die ze<br />
achterlaten.’ Albert <strong>van</strong> Prehn is het met Van den Brand eens. ‘De indorockscene is een<br />
ingewikkelde. Men denkt veel te makkelijk en de bezetting <strong>van</strong> bands wisselt vaak. Dat<br />
gaat ten koste <strong>van</strong> de kwaliteit.’<br />
Van den Brand constateert nog een ander probleem, <strong>van</strong> financiële aard. Veel<br />
indorockers uit de jaren ’60 hebben heel lang <strong>van</strong> de muziek geleefd en nooit een ‘echte<br />
baan’ gehad. Daardoor hebben ze nooit premies afgedragen en dat wreekt zich nu. Ze<br />
hebben geen pensioen en hebben daardoor weinig geld. Dat geldt voor 80 à 90% <strong>van</strong> de<br />
muzikanten uit de jaren ’60. Dat is ook een <strong>van</strong> de redenen dat zoveel oude mensen nog<br />
altijd spelen. Het weinige dat ze voor een optreden krijgen, is een welkome aanvulling<br />
op hun schamele AOW.<br />
Organisatie<br />
Op organisatorisch gebied kan er nog veel verbeterd worden. Zo constateerde<br />
Huib Severijn <strong>van</strong> Straight dat er soms in dezelfde regio twee kumpulans tegelijk<br />
plaatsvonden, omdat de organisatoren dat niet met elkaar hadden afgestemd. Dat is<br />
jammer, want dan moeten de mensen kiezen. Daarom heeft Severijn de data <strong>van</strong> alle<br />
kumpulans verzameld en daar een overzicht <strong>van</strong> gemaakt. Nu gaat het een stuk beter.<br />
Van Prehn heeft dezelfde kritiek. ‘Het succes <strong>van</strong> de kumpulans heeft als effect dat er te<br />
veel mensen hetzelfde idee uitvoeren, wat leidt tot minder publiek. Er komen hoe langer<br />
hoe meer organisatoren, die niet met elkaar overleggen en in elkaars vaarwater zitten.<br />
Soms zijn er zelfs twee kumpulans in dezelfde wijk tegelijk.’<br />
Levende jukeboxen<br />
Opvallend is verder dat de bands alleen maar covers spelen. Zoals gezegd hebben<br />
ze wel een eigen draai aan de muziek gegeven, maar eigen nummers maken doet<br />
geen enkele indorockband. Hoe komt dat? Volgens Carli en Severijn <strong>van</strong> Straight zijn<br />
de bands een beetje blijven hangen in het verleden. Ze hadden toen succes, en nog<br />
altijd komen er honderden mensen op hun optredens af. Waarom zou je dan opeens<br />
eigen nummers gaan maken? Bovendien kunnen de meeste indorockers geen noten<br />
lezen. Zij doen waar ze goed in zijn: een Indisch tintje geven aan Amerikaanse rock-<br />
’n-roll. Volgens Harry Koster <strong>van</strong> The Black Dynamites verwacht het publiek dat ook:<br />
‘De huidige indorockers spelen voor een publiek met bepaalde wensen. Ze willen<br />
covers horen, muziek die ze kennen en mee kunnen zingen en waarop ze kunnen<br />
dansen. Bands hebben altijd wel een paar eigen nummers, maar veel is het niet.’<br />
Muziekpromotor en indo Roelie <strong>van</strong> Lingen vult aan: ‘Er zijn bijna geen indobands die<br />
eigen muziek maken. Het is meer gezelschapsmuziek; ze spelen wat mensen graag<br />
willen horen, nummers die ze kennen <strong>van</strong> vroeger. Dat brengt mensen terug naar<br />
Indonesië.’<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 22
Het feit dat bands een soort levende jukeboxen zijn, stoort Albert <strong>van</strong> Prehn. ‘De bands<br />
moeten spelen wat de organisator wil, een bepaald repertoire. Dat slaat op een gegeven<br />
moment dood, want dan speel je zonder inspiratie.’ Van Prehns kritiek op deze scene<br />
is dan ook dat de bands levende jukeboxen zijn. ‘Nederlanders zijn veel creatiever en<br />
maken hun eigen muziek, Indische bands spelen kopieën. Voor het publiek maakt het<br />
dan niet uit welke band er staat, ze klinken toch allemaal hetzelfde. Talenten komen<br />
daardoor niet tot hun recht en dat wordt in stand gehouden door de organisatoren,<br />
die geen vernieuwing willen. Ze zien wel dat er langzamerhand een leegloop bij de<br />
kumpulans plaatsvindt, maar hun gebrek aan creativiteit laat het niet toe om iets te<br />
veranderen. Dat geldt overigens ook voor de pasars, die hebben allemaal dezelfde opzet<br />
en ook daar is een leegloop. Er moet een ander concept komen. Ik zou de bands hun<br />
eigen stijl laten spelen en de creativiteit stimuleren.’<br />
Ook wil hij graag dat kumpulans aantrekkelijker worden voor jongeren. ‘De indo’s <strong>van</strong><br />
de derde en vierde generatie hebben dezelfde smaak en mentaliteit als de ouderen, dat<br />
gaat automatisch. Ze zijn wel verhollandst, maar krijgen toch bepaalde dingen uit de<br />
Indische cultuur mee. Als je de kumpulans wilt behouden, moet je iets voor de jongeren<br />
doen. Als ik zelf een concert geef, speel ik puur voor de muziek. Dan heb ik meer<br />
Nederlands publiek want dat waardeert de creativiteit, terwijl het Indische publiek te<br />
veel geïndoctrineerd is.’ Ook Berry <strong>van</strong> Venetien ziet dit als een probleem.<br />
‘De creativiteit ontbreekt en daarmee ook de commerciële uitdaging en de toekomst.’<br />
Overigens spelen de meeste indorockbands niet louter indorock. Ook country en<br />
hawaiian, beide zeer populaire genres onder indo’s, worden regelmatig ten gehore<br />
gebracht. De meeste bands zijn dan ook allroundbands.<br />
3.2 Jonge indo’s<br />
Uit de hoofdstukken over gamelan en indorock blijkt dat de meeste beoefenaren <strong>van</strong><br />
deze muziekstijlen op leeftijd zijn. Onder hen zijn nauwelijks indo’s <strong>van</strong> de derde<br />
generatie. Wat doen zij dan wel? Zijn zij überhaupt nog te onderscheiden <strong>van</strong> hun<br />
Nederlandse leeftijdgenoten?<br />
pindaKAAS<br />
Nauwelijks, is het antwoord. Veel jonge indo’s doen iets met muziek, de meesten spelen<br />
in een band, maar slechts een enkeling betrekt daarbij ‘het Indisch-zijn’. Ferdinand Loos<br />
constateerde dit feit enkele jaren geleden, vond dat jammer en richtte de stichting<br />
pindaKAAS op. De doelstelling is een podium te bieden aan de derde generatie jongeren<br />
met een Indische of Molukse achtergrond, zodat zij door contact met het publiek hun<br />
roots kunnen versterken. PindaKAAS organiseert veel om dit doel te bereiken: een<br />
festival, workshops, concerten, netwerkactiviteiten en cultuureducatie.<br />
De organisatie ont<strong>van</strong>gt geen structurele subsidie, maar vraagt per project subsidie aan<br />
bij verschillende fondsen. Dit is een noodzakelijk kwaad, volgens Loos: ‘Ik wil eigenlijk<br />
zo min mogelijk subsidie ont<strong>van</strong>gen, want dat staat ondernemerschap in de weg. Je<br />
wordt er veel te afhankelijk <strong>van</strong>.’ Liever genereert pindaKAAS dus eigen inkomsten, wat<br />
betekent dat festivalbezoekers entreegeld moeten betalen. Het nadeel hier<strong>van</strong> is dat<br />
dit voor veel mensen een belemmering is om te komen. Daarom wil pindaKAAS via haar<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 23
website informatie bieden over de kosten <strong>van</strong> een festival, zodat men beter begrijpt<br />
waarom er entreegeld betaald moet worden.<br />
Online platforms<br />
PindaKAAS is niet de enige organisatie die graag jonge indo’s bewust wil maken<br />
<strong>van</strong> hun achtergrond. Nasi Idjo uit Enschede heeft eenzelfde soort doelstelling, de<br />
nieuwsbrief <strong>van</strong> het Nederlands Indisch Cultureel Centerum heeft een speciale rubriek<br />
voor kinderen en er zijn meerdere online platforms speciaal voor jongeren met een<br />
Indische achtergrond. Voorbeelden hier<strong>van</strong> zijn Indisch 3.0 en Hoezo Indo. Het platform<br />
Indisch 3.0 heeft zich bovendien specifiek beziggehouden met jonge indo’s en muziek,<br />
wat in 2011 onder meer geresulteerd heeft in een serie interviews genaamd ‘Jonge<br />
Indo’s in de muziek’, die op de website is geplaatst. Wat hierbij opvalt, is dat vrijwel alle<br />
geïnterviewde muzikanten wel ‘iets’ met hun roots hebben: ze herkennen bij zichzelf<br />
typisch Indische karaktertrekken, zoals bescheidenheid, of zijn naar Indonesië geweest<br />
om te zien waar hun ouders of grootouders <strong>van</strong>daan komen. In de muziek komt dit<br />
echter niet terug. Vrijwel allemaal beoefenen zij moderne westerse muzieksoorten als<br />
rock, hiphop of jazz, en worden daarin niet beïnvloed door muziek uit Indonesië.<br />
Ook Armand Mensingh, redacteur bij het Indische tijdschrift Moesson en bestuurslid<br />
<strong>van</strong> de Stichting Indisch Dordrecht, wil graag jongeren bereiken. ‘Die weten vaak niet<br />
wat ze willen en wat hun identiteit is. Ze staan vrij ver <strong>van</strong> de Indische cultuur af,<br />
maar zijn wel op zoek’, aldus Mensingh. Daarom heeft de Stichting Indisch Dordrecht,<br />
die in 2011 een eerste succesvolle editie <strong>van</strong> de Indordt Fair organiseerde, een speciale<br />
The Eastern Aces<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 24
jongerenafdeling genaamd Indordt Muda (muda betekent jong). Het doel <strong>van</strong> deze<br />
afdeling is het organiseren <strong>van</strong> activiteiten speciaal voor jongeren. Mensingh verwacht<br />
dat het wel goed komt met de Indische jongeren: ‘Op dit moment heeft vooral de<br />
tweede generatie behoefte aan verbinding, de jongeren nog niet zo. Maar dat is een<br />
kwestie <strong>van</strong> tijd, over 15 of 20 jaar hebben zij dezelfde behoefte. Die jaren moet je zien te<br />
overbruggen.’<br />
Herontdekking cultureel erfgoed<br />
Volgens Roelie <strong>van</strong> Lingen, muziekpromotor en zelf indo, begint er juist langzamerhand<br />
een soort besef bij de jeugd te ontstaan dat de ‘oude indomuziek’ toch wel leuk is. Het<br />
wordt als het ware herontdekt door de huidige generatie. Zo zijn er een paar jonge<br />
Indische muzikanten in Overijssel die een idee hebben om de muziek <strong>van</strong> de Tielman<br />
Brothers weer tot leven te brengen. Een <strong>van</strong> deze muzikanten is Kenneth Christoffel,<br />
die zelf in de punkrockband The Road Home speelt. Daarmee timmert hij aardig aan de<br />
weg; de band won in 2011 De Doorbraak (Grote Prijs <strong>van</strong> Overijssel) en voor 2012 staan al<br />
een aantal grote optredens gepland, zoals op het Bevrijdingsfestival en in de Melkweg.<br />
De band sluit dus naadloos aan op de Nederlandse infrastructuur, wat typerend is<br />
voor de jonge indo: er is eigenlijk geen verschil meer tussen indo’s en leeftijdgenoten<br />
<strong>van</strong> autochtone afkomst. Christoffel: ‘We zijn rockers en we zijn indo. Maar echte<br />
indorockers… ?’<br />
Toch voelt Christoffel het kriebelen. Samen met zijn broers en een vriend, ook een indo,<br />
is hij daarom een project gestart om toch iets aan indorock te doen. Het idee is een<br />
jonge indorockband te vormen en daarmee een bestaand repertoire <strong>van</strong> oude jaren ’50<br />
en ’60 rock-’n-rollnummers te spelen, zoals covers <strong>van</strong> bijvoorbeeld de Tielman Brothers.<br />
Die band zou bijvoorbeeld kunnen optreden op de Pasar Malam. Christoffel: ‘Ook ons<br />
is het opgevallen dat je vaak enkel de oude garde aan het werk ziet, en veelal dezelfde<br />
bands. Wij wilden, en willen nog steeds, de indorockbeweging een nieuwe impuls<br />
geven.’ Omdat alle leden <strong>van</strong> dit project ook hun eigen bands hebben, is het nog niet<br />
<strong>van</strong> de grond gekomen. De bands staan op het punt <strong>van</strong> doorbreken en de bandleden<br />
geven hier logischerwijs voorlopig prioriteit aan. Het is echter zeker de bedoeling dat<br />
het weer opgepakt wordt, als de bandleden genoeg tijd hebben om er iets goeds <strong>van</strong> te<br />
maken.<br />
Er zijn ook jonge indo’s die zelf hun verhaal willen uitdragen. Sonny Groeneveld is<br />
hier een voorbeeld <strong>van</strong>. Hij speelt in een ‘gewone’ rockband, maar wilde ook iets met<br />
zijn Indische achtergrond doen. Daarom heeft hij er een rap over geschreven. Op een<br />
combinatie <strong>van</strong> Indische klanken en een hiphopbeat rapt hij:<br />
Voel me verbonden met het land <strong>van</strong> mijn opa en mijn oma<br />
Heb een andere cultuur maar blijf een indo tot ik doodga<br />
………<br />
Jammer genoeg beheers ik de taal niet<br />
Wel ben ik bezig, met gamelan uit Bali<br />
Of ik dans, met de barong en de rangda<br />
Maar voor blanda’s ben ik een indo en voor indo’s ben ik blanda<br />
………<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 25
Ook aan mijn huid valt niet te zien waar ik <strong>van</strong>daan kom<br />
Mensen vragen me: ben je Turks of Marokkaans soms<br />
Ben een Nederlander op mijn identificatie<br />
Maar <strong>van</strong> binnen ben ik een indo <strong>van</strong> de derde generatie.<br />
Ook Arthur Carli wil graag inspelen op de interesse die er bij jongeren nu bestaat voor<br />
hun achtergrond. Hij wil het erfgoed <strong>van</strong> de indorock vastleggen middels een optreden<br />
met een orkest en indorockmuzikanten. Hij wil daarbij laten zien hoe het vroeger was,<br />
maar het is ook de bedoeling om vernieuwing te brengen door met jonge muzikanten te<br />
werken en nieuwe muziek te laten arrangeren.<br />
Netwerk<br />
Zoals eerder gezegd, zijn er verschillende organisaties en online platforms die zich<br />
bezighouden met Indische jongeren. Deze organisaties vormen netwerken op zich,<br />
maar zijn niet erg met elkaar verbonden. Ferdinand Loos (pindaKAAS): ‘Er gebeurt veel<br />
maar er is niet zo’n sterke organisatiegraad en geen netwerk. Dat is eigenlijk jammer,<br />
want door middel <strong>van</strong> samenwerking kun je een bredere doelgroep aanspreken en de<br />
kosten te delen. Het is echter niet altijd even makkelijk om zoiets op te zetten, vaak zijn<br />
mensen bang dat samenwerking de eigen identiteit in de weg staat. Maar we hebben<br />
een collectief belang, we zouden onze krachten moeten bundelen.’<br />
Armand Mensingh (Stichting Indisch Dordrecht) geeft ook aan dat er geen actieve<br />
samenwerking met andere organisaties is. ‘Er hebben wel organisaties toenadering<br />
gezocht, en we staan er zeker voor open. Het probleem is dat we met allemaal<br />
vrijwilligers werken, en op het moment gewoonweg geen tijd hebben om iets op te<br />
starten.’<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 26
Hoofdstuk 4<br />
<strong>Muziekbeoefening</strong> <strong>van</strong><br />
Molukkers<br />
In de oorspronkelijke Molukse muziek beperkt het instrumentarium zich tot de tifa<br />
(Molukse trommel), de totobuang (een eenvoudige Molukse uitgave <strong>van</strong> de Javaanse<br />
gamelan), de suling (fluit) en de kulit bia (schelphoorn). Ook een aantal soorten<br />
citers worden beschouwd als traditionele Molukse instrumenten. De Arabieren<br />
introduceerden o.a. de rabab (eensnarige strijkluit) en de rebana (tamboerijn) en de<br />
Portugezen de gitaar en de viool. Het tifa/totobuangspel wordt meestal gespeeld bij<br />
de begeleiding <strong>van</strong> de tjakaleledans of bij de menaridans. De tjakalele is een krijgsdans<br />
en de menari een welkomst- of afscheidsdans. Zowel de menari als de tjakalele waren<br />
oorspronkelijk rituele dansen.<br />
De populairste Molukse muzieksoort is echter de lagu lagu. Dat zijn liederen, het<br />
‘ijzeren repertoire’ voor feesten en partijen, die gaan over heimwee, verdriet, liefde, het<br />
dorp, Molukse vruchten en planten, etc. De liederen worden begeleid door de gitaar, en<br />
ook door de tifa. In Nederland wordt binnen de Molukse gemeenschap heel veel lagu<br />
lagu gespeeld, door jong en oud. Op alle bruiloften en feesten staat wel een band die<br />
deze muziek ten gehore brengt.<br />
Moluccan Moods<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 27
Molukse wijk<br />
Zoals u in het hoofdstuk over de geschiedenis <strong>van</strong> indo’s en Molukkers in Nederland<br />
heeft kunnen lezen, verschillen deze twee groepen nogal <strong>van</strong> elkaar. Indo’s zijn<br />
om historische redenen sneller geïntegreerd en er bestaan geen ‘Indische wijken’,<br />
terwijl er wel ‘Molukse wijken’ zijn. Veel grote maar ook kleine steden en zelfs dorpen<br />
hebben een Molukse wijk, die bestaat uit één of meerdere straten waar voornamelijk<br />
Molukkers wonen. In totaal zijn er zo’n 60 Molukse wijken in Nederland. Bovendien<br />
zijn er in steden waar geen Molukse wijken zijn, zoals Amsterdam en Dordrecht,<br />
wel grote Molukse gemeenschappen te vinden. De wijken zijn <strong>van</strong> oudsher<br />
de bakermat <strong>van</strong> de feestjes en bijeenkomsten en hier vindt voornamelijk de<br />
muziekbeoefening <strong>van</strong> Molukkers plaats. ‘In ieder huis is wel een gitaar aanwezig.<br />
Als het dan regent, ga je lekker in de schuur zitten tokkelen. Veel gezinnen hebben<br />
zelf een band, dus dan kunnen ze thuis onderling ook veel oefenen’, aldus Victor<br />
Joseph, een Molukse journalist en muzikant. Verreweg de meeste Molukkers zijn<br />
dan ook autodidact, Zij leren gitaar spelen <strong>van</strong> hun vader of oom en ontwikkelen zich<br />
verder door veel te oefenen. Het nadeel is natuurlijk dat men over het algemeen geen<br />
noten kan lezen.<br />
Wat verder een belangrijke factor in de Molukse wijk is, is de kerk. Er zijn een heleboel<br />
kerkkoren, waar zowel mannen als vrouwen in zingen. Doordeweeks wordt er geoefend,<br />
en op zondag volgt een optreden in de kerk. Ook is er elk jaar een kerkkorenconcours,<br />
waarbij verschillende Molukse koren het tegen elkaar opnemen. Magdalena<br />
Pattyanakotta woont niet in een Molukse wijk, maar zingt wel in een Moluks kerkkoor.<br />
‘Ons koor heet Intan dan Permata. We bestaan al 20 jaar en we oefenen tweewekelijks<br />
bij twee tantes in Leiden. Dat is altijd heel gezellig; iedereen brengt eten mee en de<br />
repetitie wordt bijna al een kumpulan op zich.’<br />
In sommige Molukse wijken is een stichting opgericht die zich inzet voor het wel<br />
en wee <strong>van</strong> de wijk en haar bewoners. Vroeger had elke wijk zo’n stichting. Victor<br />
Joseph vertelt: ‘Na de treinkapingen was het de overheid duidelijk geworden dat er<br />
iets voor de Molukse gemeenschap gedaan moest worden. In 1978 stelde de regering<br />
de Molukkersnota op, en in 1983 volgde de minderhedennota. In beide nota’s was<br />
vastgelegd dat er geïnvesteerd zou worden in werkgelegenheid, onderwijs en cultuur. In<br />
elke wijk kwam een stichting met een eigen gebouw. Er was ook een landelijk Molukse<br />
inspraakorgaan, dat nu, in afgeslankte vorm, het platform BUAT is geworden. Er zijn<br />
nog steeds wijkstichtingen, bijvoorbeeld in Woerden en in Cuijk, maar lang niet overal.<br />
Dat komt omdat tegenwoordig de nadruk <strong>van</strong> de overheid op Turken en Marokkanen<br />
ligt, dus op een gegeven moment was er geen geld meer voor de Molukse stichtingen.<br />
Sommige wijken, die goed waren georganiseerd, hebben zelf de stichtingen in<br />
stand weten te houden, andere wijken waren daar fel tegen en vonden dat het de<br />
verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de Nederlandse overheid was. Zij voelden zich voor de<br />
zoveelste keer in de steek gelaten door de Nederlandse regering.’<br />
Amsterdam<br />
De wijken zijn dus <strong>van</strong> oudsher een broedplaats voor culturele uitingen. Vanaf de<br />
jaren ’80 kwam er echter een uittocht uit de wijken op gang. Steeds meer Molukse<br />
jongeren trokken naar de stad voor studie of werk, en konden zij zich zo ook onttrekken<br />
aan de sociale controle die er in de wijk was. Zo ontstond er in Amsterdam een grote<br />
Molukse gemeenschap, waartoe ook veel muzikanten behoorden. Zij mengden zich<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 28
weliswaar in de Nederlandse samenleving, maar gaven nauwelijks concerten op<br />
reguliere podia. Optredens beperkten zich tot het eigen circuit <strong>van</strong> feesten en partijen,<br />
tot er in de jaren ’80 een belangrijk initiatief werd genomen: Moluccan Moods, een<br />
maandelijkse Molukse groepenpresentatie in Paradiso. Tijdens deze avonden in het<br />
hoofdstedelijke popwalhalla kregen Molukse bands de kans om op te treden voor<br />
een relatief groot publiek. Dat deze avond in Paradiso juist in deze tijd ontstond, is<br />
geen toeval. Oprichter Eddy Tutuarima vertelt: ‘De jaren ’70 waren roerige jaren en de<br />
kapingen bezorgden Molukkers een slecht imago. Ook in mijn persoonlijke omgeving<br />
zag ik veel negativiteit. Ik dacht: Daar moet ik wat aan doen! Ik had echt last <strong>van</strong> die<br />
negativiteit. Ik vond aan de ene kant dat we de geschiedenis niet moesten vergeten,<br />
maar aan de andere kant dat we ook vooruit moesten kijken. Ik wilde niet hebben dat<br />
de nieuwe generatie ook de last <strong>van</strong> het verleden zou dragen. Daaruit is Moluccan<br />
Moods voortgekomen. Het was mijn manier <strong>van</strong> verzet, maar het was natuurlijk ook<br />
om Molukse artiesten een perspectief te bieden. De jaren ’70 zijn getekend door die<br />
kapingen, de jaren ’80 toonden het “culturele elan” dat bij Molukse jongeren bestond.<br />
Mensen zeiden later tegen mij dat ze heel blij met Moluccan Moods waren, omdat het<br />
de Molukkers in een ander daglicht stelde. Er was opeens weer iets positiefs te melden.’<br />
Verbindende functie<br />
De eerste MM-avond vond plaats op 17 februari 1982, op de woensdagavond, in de kleine<br />
zaal <strong>van</strong> Paradiso. Al na vier edities werd die zaal te klein. Na enig aandringen mocht het<br />
programma verhuizen naar de grote zaal, en bovendien naar de vrijdagavond. Hierdoor<br />
kwamen Molukkers uit het hele land naar Amsterdam om de concerten bij te wonen.<br />
Voor de Amsterdamse Molukkers was het een kans om weer eens in ‘eigen’ kringen te<br />
verkeren, voor de mensen die uit de wijken kwamen was het juist een gelegenheid<br />
om eens iets anders te doen. Zij gingen na de concerten vaak het nachtleven in, wat<br />
al snel leidde tot een meer gemengd publiek bij Moluccan Moods: er ontstonden<br />
vriendschappen en relaties met niet-Molukse jongeren, die ook geënthousiasmeerd<br />
werden voor het Molukse feest. Door de media-aandacht voor het programma werd<br />
toenemende interesse gewekt <strong>van</strong> podia en festivals voor Molukse groepen en artiesten.<br />
Maar ook voor de relatie tussen Molukkers onderling was het feest goed. Religieuze<br />
en regionale verschillen of spanningen <strong>van</strong> meer politieke aard vielen weg door de<br />
muziek. Dat Moluccan Moods zo’n verbindende functie zou hebben, had Tutuarima<br />
niet voorzien: ‘Daar stond je toentertijd helemaal niet bij stil. Onbewust hebben<br />
wij gezorgd voor een soort eenheid. Dat is een hele mooie bijkomstigheid.’ Hoewel<br />
oorspronkelijk bedoeld om Molukse muziek te promoten, bleek het MM-programma<br />
dus als ontmoetingsplek ook een sociaal-maatschappelijke rol gespeeld te hebben. Het<br />
succes is mede te danken aan de volledige medewerking <strong>van</strong> Paradiso en later ook aan<br />
de samenwerking met instellingen als Stichting Popmuziek Nederland, tegenwoordig<br />
Muziekcentrum Nederland, en omroepen als de VARA en de NPS. Moluccan Moods is<br />
lange tijd hét voorbeeld geweest in het streven <strong>van</strong> de overheid om de participatie <strong>van</strong><br />
kunstuitingen <strong>van</strong> allochtonen in het reguliere kunstcircuit te stimuleren.<br />
Na bijna tien jaar – de laatste MM vond plaats op 8 december 1991 in de Rasa in Utrecht<br />
– is Moluccan Moods als zodanig gestopt. Tutuarima is zich echter wel bezig blijven<br />
houden met muziek. Hij werd coördinator <strong>van</strong> de Multi Music Federation (MMF), een<br />
organisatie ter stimulering <strong>van</strong> populaire niet-westerse en mediterrane muziek uit<br />
Nederland. Uiteindelijk werd dit een organisatie voor de wereldmuziek, die toen erg<br />
in opkomst was. Na een persoonlijke ervaring op de Molukken – Tutuarima kreeg <strong>van</strong><br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 29
een dorpshoofd een tifa overhandigd – is het toch weer bij hem gaan borrelen. Op dit<br />
moment bezint hij zich dan ook op een nieuw hoofdstuk in zijn carrière in de Molukse<br />
muziek.<br />
Derde generatie<br />
Indische jongeren, hebben we gezien, zijn vaak nauwelijks met hun roots bezig. Hoe zit<br />
dit bij hun Molukse leeftijdgenoten?<br />
In het algemeen gesproken profileren zij zich meer als Molukker dan een Indische<br />
jongere zich als indo profileert. De meeste jonge Molukse muzikanten spelen weliswaar<br />
ook in westerse popbands, maar er zijn ook veel jongeren die lagu lagu spelen.<br />
Bovendien zijn zij zich meer bewust <strong>van</strong> de geschiedenis <strong>van</strong> de Molukken en <strong>van</strong> hun<br />
eigen familie. Volgens de Molukse theatermaker Anis de Jong komt dat doordat de<br />
tweede generatie niet in staat is geweest om de informatie <strong>van</strong> de eerste generatie<br />
door te geven. De derde generatie wordt nu nieuwsgierig en heeft veel interesse in de<br />
verhalen <strong>van</strong> opa en oma. Rapper Jozua Irijanan, zelf derde generatie Molukker, kan dit<br />
beamen. ‘We zijn heel erg bezig met onze geschiedenis, willen daar alles over weten.’<br />
Ook Lucas Telelepta <strong>van</strong> de band Molukass geeft aan dat jonge Molukkers veel meer<br />
bezig zijn met de cultuur dan jonge indo’s. ‘Waarom dat is, gaat heel ver terug in de<br />
geschiedenis. Indo’s hadden vaak een goede baan in Indonesië, en een Nederlandse<br />
achternaam. Molukkers hebben Molukse namen en wonen in de Molukse wijk. Indo’s<br />
zijn wat dat betreft meer Nederlands.’<br />
Hawaian<br />
Een stijl die altijd al bijzonder populair is geweest onder zowel indo’s als Molukkers, is<br />
de hawaian. Deze muziek, die <strong>van</strong>af de jaren ’20 kwam overwaaien <strong>van</strong> Hawaï, werd<br />
immens populair. Met name Molukkers pikten het op, mede dankzij twee hawaian<br />
steelgitaristen <strong>van</strong> Molukse origine, Rudy Wairata en George de Fretes, die in de jaren<br />
‘50 toonaangevend waren. Eddy Tutuarima: ‘Toen ik 1 jaar was ben ik naar Nederland<br />
gekomen. Als kind hoorde ik Molukse liedjes uit de jaren ’50, die vaak in hawaian stijl<br />
werden gespeeld. Dus ik hoorde de Molukse taal, maar wel tegen een achtergrond <strong>van</strong><br />
hawaian muziek. Ik wist lange tijd niet beter dan dat Hawaï onderdeel was <strong>van</strong> de<br />
Molukken. Sterker nog, ik ben eerder naar Hawaï gegaan, dan terug naar de Molukken.’<br />
Ook onder jongeren is de hawaian muziek de laatste tijd een opvallende trend, vertelt<br />
Victor Joseph. Van oudsher hadden Molukkers al meer met Hawaïaanse muziek dan met<br />
Indonesische, en dat komt nu weer terug. Hawaïaanse bands die naar Nederland komen<br />
trekken een grote schare Molukse fans en steeds meer jongeren houden zich bezig met<br />
muziek en dans uit Hawaï.<br />
Zichtbaarheid<br />
Molukkers maken veel muziek, maar zijn moeilijk vindbaar voor de buitenwereld.<br />
Zoals in het stukje over Molukse wijken al geschetst werd, leren Molukkers muziek<br />
maken <strong>van</strong> elkaar en vinden activiteiten op dit moment vooral binnen de wijken<br />
plaats. Anis de Jong beaamt dat Molukse muziek niet zo zichtbaar is. ‘Er zijn hele goede<br />
muzikanten maar ze komen niet naar buiten, worden niet commercieel. Dat ligt aan<br />
de eigen mentaliteit, ze zijn te bescheiden.’ Magdalena Pattyanakotta vult aan: ‘Gek<br />
genoeg is Molukse muziek niet zo zichtbaar, terwijl de muzikanten heel goed weten<br />
dat er genoeg kwaliteit is. Kunst is voor ons in het leven ingebed, het hoort bij religie;<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 30
ingo bijvoorbeeld wordt zingend gedaan. Muziek zien wij niet als kunst, we doen het<br />
gewoon.’<br />
Ook Eddy Tutuarima geeft aan dat sinds Moluccan Moods niet meer bestaat, de<br />
zichtbaarheid veel minder is. Er zijn tegenwoordig geen organisaties meer die Molukse<br />
muziek ondersteunen. Door dit gebrek aan zichtbaarheid hebben Molukse muzikanten<br />
het moeilijk. Anis de Jong noemt bovendien het eigen gebrek aan zakelijkheid en<br />
kennis en de bescheidenheid een groot probleem. Molukse muzikanten weten over het<br />
algemeen niet de weg naar de Nederlandse infrastructuur te vinden. En Lucas Tetelepta<br />
<strong>van</strong> Molukass signaleert iets wat we bij de indo’s ook hebben gezien: het grote verloop<br />
bij bands. Omdat muzikanten weinig professioneel zijn ingesteld, hoppen ze vaak <strong>van</strong><br />
band naar band. Dat gaat ook hier ten koste <strong>van</strong> de kwaliteit.<br />
Mogelijkheden<br />
Ook Victor Joseph constateert dat Molukse muzikanten weinig mogelijkheden hebben<br />
om verder te komen en zich te presenteren aan het publiek. Dat ligt voornamelijk<br />
aan hun niveau, zowel muzikaal als zakelijk. Omdat Molukkers over het algemeen<br />
autodidact zijn, bereiken zij al snel een plafond, waarna zij zich nauwelijks nog verder<br />
ontwikkelen. Als je voor de lol met je broers en zussen speelt is dat prima, maar als<br />
je verder wilt komen is het niet genoeg. Bovendien weten zij niet hoe ze zich op een<br />
podium moeten presenteren en hebben zij geen technische kennis <strong>van</strong> de muziek. Ook<br />
hebben zij niet de juiste achtergrond voor de Popacademie, bij uitstek een instituut<br />
waar jonge muzikanten dit soort dingen leren. Volgens Victor zou het dan ook goed<br />
zijn, als er een soort voortraject voor de Popacademie zou bestaan. Hij ziet hierin een<br />
rol weggelegd voor de muziekscholen. Als zij inzien dat er een markt is voor Molukse<br />
muzikanten, zouden ze daar een passend aanbod voor kunnen maken. Maar het moet<br />
wel <strong>van</strong> twee kanten komen: Molukse muzikanten moeten ook zelf aangeven of zij<br />
behoefte hebben aan een bepaald traject en moeten de weg naar de muziekscholen voor<br />
zichzelf vrijmaken.<br />
Wat dus essentieel is in dit verhaal, is dat zowel de muziekscholen als de muzikanten<br />
een open blik moeten hebben. ‘Het moet een ander soort traject worden. Kijk, de saz is<br />
een typisch Turks instrument, dus daar worden lessen in aangeboden. Zo’n instrument<br />
hebben de Molukkers niet, wij gebruiken gewoon gitaren. Er is wel traditionele<br />
Molukse muziek, maar niet met eigen instrumenten. Een traject zou dus met name<br />
moeten bestaan uit het onderwijzen <strong>van</strong> de technische kant <strong>van</strong> de muziek die de<br />
deelnemers al maken, en <strong>van</strong> het runnen <strong>van</strong> een band. Een soort miniversie <strong>van</strong> de<br />
Popacademie.’ Victor heeft ook al een idee over hoe je Molukse jongeren trekt: maak<br />
gebruik <strong>van</strong> een Moluks rolmodel als docent of gastdocent. ‘Op het moment dat<br />
jongeren weten dat ze les kunnen krijgen <strong>van</strong> bijvoorbeeld Dandjil (bekend uit The<br />
Voice of Holland, red.), verspreidt het nieuws zich als een lopend vuurtje en dan heb je<br />
zo een volle bak. Deze generatie blaakt <strong>van</strong> het zelfvertrouwen en wil zich laten zien.<br />
Daar moet je iets mee doen.’ Eddy Tutuarima ziet kansen bij muziekscholen voor een<br />
lagu-lagutraject: die liederen zijn bij de gemeenschap bekend en daarmee trek je dus de<br />
aandacht <strong>van</strong> potentieel belangstellende ouders en jongeren.<br />
Netwerk<br />
Is er een netwerk in de Molukse muziek? Heel informeel, volgens Lucas Tetelepta. ‘Er zijn<br />
geen organisaties die Molukse muziek ondersteunen. Molukkers zijn ook niet goed in<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 31
organiseren, iedereen doet dingen op zijn eigen eilandje. Een netwerk zou goed zijn,<br />
maar daar zijn mensen niet standvastig genoeg voor. Voor mezelf zou ik een netwerk<br />
gebruiken om mensen met een muzikale inbreng te kunnen begeleiden, mensen met<br />
een muzikaal talent een duwtje te geven zodat ze professioneel kunnen worden. Andere<br />
mensen zouden ook wel behoefte hebben aan een organisatie, bijvoorbeeld een die<br />
Molukkers zakelijk zou ondersteunen. Toch zou het niet werken, omdat mensen niet<br />
door de zure appel heen willen bijten. Er is een mentaliteitsverandering nodig.’<br />
Ook Eddy Tutuarima spreekt <strong>van</strong> een informeel netwerk. ‘Je ziet Molukkers nauwelijks<br />
op de reguliere poppodia, maar er zijn ook andere circuits: sessies die in een dorp<br />
of stad worden georganiseerd, dat zijn kleinere podia en daar ontmoet men elkaar.<br />
Molukse musici weten elkaar altijd te vinden, op een heel informele manier, op allerlei<br />
locaties. De Nederlandse instellingen weten dat alleen niet, want die hebben daar te<br />
weinig inzicht in of interesseren zich er niet voor.’ Overigens zijn deze ‘sessies’ niet<br />
een louter Molukse aangelegenheid. Nederlandse, Surinaamse, Antilliaanse, Turkse<br />
en Marokkaanse musici maken daar niet zelden ook deel <strong>van</strong> uit. Zeth Mustamu, die<br />
in de jaren ’70 en ’80 de Nederlandse hitlijsten bestormde met de band Massada, geeft<br />
ook aan dat er geen organisaties ter ondersteuning <strong>van</strong> Molukse muziek zijn. Voor<br />
uitsterven, zoals voor de Indonesische gamelan dreigt, is hij echter niet bang. ‘Daarvoor<br />
zijn we veel te trots op onze cultuur.’<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 32
Conclusies en<br />
aanbevelingen<br />
Traditionele Indonesische muziek wordt in Nederland gespeeld door een selecte<br />
groep enthousiastelingen. In het geval <strong>van</strong> de gamelan zijn dit er wellicht enkele<br />
honderden, in het geval <strong>van</strong> de krontjong waarschijnlijk minder. Beide stijlen worden<br />
dan ook met uitsterven bedreigd; er is nieuwe aanwas nodig om ze in leven te houden.<br />
Voor de gamelan zijn er lichtpuntjes; met enige regelmaat worden er jonge spelers<br />
geworven om zich aan te sluiten bij een <strong>van</strong> de ensembles die Nederland rijk is. Zo ver<br />
als in Engeland, waar de gamelan bijzonder populair is en zelfs is bestempeld als Brits<br />
cultureel erfgoed, is het echter nog lang niet. Om een dergelijke status te bereiken,<br />
zou een gedegen educatietraject opgezet moeten worden. Probleem hierbij is echter<br />
de financiering, en ook het formaat <strong>van</strong> het instrumentarium. Doordat de gamelan<br />
moeilijk te vervoeren is, moeten educatieve activiteiten vaak op een vaste locatie<br />
plaatsvinden, wat het voor scholen moeilijker maakt om eraan deel te nemen.<br />
Aanbeveling<br />
Een educatietraject lijkt onontbeerlijk om de gamelan voor uitsterven te behoeden.<br />
Een cultuursubsidie hiervoor is de komende jaren hoogstwaarschijnlijk niet aan de<br />
orde. Gamelan is echter niet alleen cultuur, maar helpt ook kinderen en volwassenen<br />
bij het leren samenwerken en bij het ontwikkelen <strong>van</strong> sociale vaardigheden. Het loont<br />
de moeite om uit te zoeken welke subsidies daarvoor bestaan. Ook moet een eventueel<br />
traject aantrekkelijk gemaakt worden voor scholen, bijvoorbeeld door gebruik te maken<br />
<strong>van</strong> een reisgamelan en de workshops te combineren met een geschiedenisles. Verder<br />
zou integratie <strong>van</strong> muziek en dans een goed idee zijn. Het is een gemiste kans als<br />
muzikanten optreden zonder dansers, en dansers zonder live muziek.<br />
Wat betreft muziekbeoefening <strong>van</strong> de indo, kunnen we een tweedeling constateren.<br />
Muzikanten <strong>van</strong> de eerste en tweede generatie spelen vaak in indorock- of<br />
allroundbands en kunnen wekelijks optreden tijdens de verschillende pasars,<br />
kumpulans en dansavonden die door het hele land georganiseerd worden. Het publiek<br />
is hierbij zowel Indisch als Nederlands. Omdat de muzikanten op leeftijd zijn dreigt<br />
ook voor de indorock het gevaar <strong>van</strong> uitsterven. Jonge indo’s maken over het algemeen<br />
muziek die niets met hun Indische achtergrond te maken heeft. Jonge Indische<br />
muzikanten weten de weg naar de instellingen goed te vinden en zijn nauwelijks nog<br />
te onderscheiden <strong>van</strong> muzikanten met een puur Nederlandse achtergrond. Er zijn<br />
verschillende organisaties die jongeren meer bewust willen maken <strong>van</strong> hun Indische<br />
achtergrond, maar deze werken nog maar mondjesmaat samen.<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 33
Aanbeveling<br />
Om de Indorock in leven te houden, en jongeren het contact met hun Indische<br />
achtergrond niet te laten verliezen, is meer samenwerking nodig. Er is een initiatief<br />
om jongeren en Indorock samen te laten komen, en er zijn organisaties die zich<br />
specifiek met jonge indo’s bezighouden. Als deze projecten en organisaties de handen<br />
ineenslaan, ontstaan er meer mogelijkheden om de projecten uit te voeren en de<br />
doelstellingen te bereiken.<br />
Voor Molukse muzikanten is het verhaal iets anders. <strong>Muziekbeoefening</strong> vindt hier<br />
voornamelijk in de wijk, thuis en in de kerk plaats. Hoewel heel veel Molukkers iets<br />
doen met muziek, is dit voor de buitenwereld nauwelijks zichtbaar. Jonge Molukkers<br />
spelen net als jonge indo’s vaak in westerse pop- of rockbands, maar combineren dat<br />
met traditionele lagu lagu of ze bespelen de tifa. Zij weten over het algemeen de weg<br />
naar de instanties niet te vinden en treden nauwelijks buiten de eigen gemeenschap op.<br />
Hierdoor is Molukse muziek niet zo zichtbaar. Sinds de Moluccan Moods zijn gestopt<br />
zijn er geen organisaties meer om Molukse muzikanten te ondersteunen.<br />
Aanbeveling<br />
Om de vele talenten binnen de Molukse gemeenschap tot hun recht te laten komen,<br />
zouden zij zichtbaarder moeten zijn voor de Nederlandse samenleving. Er is op dit<br />
moment geen organisatie ter ondersteuning <strong>van</strong> Molukse muzikanten; eventueel<br />
zou een bestaande organisatie als het Moluks Museum die taak op zich kunnen<br />
nemen. Ook ligt er voor muziekscholen of andere culturele instellingen een kans. Veel<br />
Molukkers hebben behoefte aan een traject waarin zij leren hoe de zakelijke kant <strong>van</strong><br />
de muziekwereld in elkaar zit. Een combinatieaanbod <strong>van</strong> muziekonderwijs, liefst met<br />
(gast)docenten <strong>van</strong> Molukse afkomst, en workshops zakelijkheid in de muziekwereld<br />
zou met de juiste marketing een grote groep Molukse jongeren kunnen aantrekken.<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 34
Met dank aan<br />
Maarten <strong>van</strong> den Berg - ensemble Wiludyeng<br />
Frans <strong>van</strong> den Brand - The Eastern Aces<br />
Arthur Carli - Straight<br />
Kenneth Christoffel<br />
George Dankmeyer - www.jazzandtrends.nl<br />
Suhardi Djojoprasetyo - ISTIKA<br />
Harrie Djojowikromo - Stichting Rukun Budi Utama<br />
Wulan Dumatubun - AHK<br />
Henk Galestien - Indisch Muzikanten Collectief<br />
Jozua Irijanan<br />
Anis de Jong<br />
Victor Joseph<br />
Harry Koster - The Black Dynamites<br />
Francis <strong>van</strong> Kruining - Marsudi Raras<br />
Walter Laisina<br />
Roelie <strong>van</strong> Lingen<br />
Ferdinand Loos - Stichting pindaKAAS<br />
Armand Mensingh - Moesson<br />
Diana Monoarfa<br />
Zeth Mustamu - Massada<br />
Lutgard Mutsaers<br />
Michiel Niemantsverdriet<br />
Magdalena Pattyanakotta<br />
Elsje Plantema - ensemble Widosari en Mugi Rahayu<br />
Albert <strong>van</strong> Prehn - ICM online – De Indische Internetkrant<br />
Renadi Santoso - ensemble Gong Tirta<br />
Merel von Schimmelman - Nusantarah Indo<br />
Huib Severijn - Straight<br />
Jurrien Sligter - ensemble Gending<br />
Ingrid <strong>van</strong> der Smitte - Stichting Sekar Langen Budaya Setyawati<br />
Lucas Tetelepta - Stichting Molukass<br />
Eddy Tutuarima - Moluccan Moods<br />
Berry <strong>van</strong> Venetien - www.indomuziek.nl<br />
Sinta Wullur - Stichting Multifoon<br />
Verenigd Koninkrijk<br />
Nikhil Dally<br />
Aris Daryono - ArtiUK<br />
Felicia Nayoan - ArtiUK<br />
John Pawson - Good Vibrations<br />
Sophie Ransby - Southbank Centre<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 35
Colofon<br />
Onderzoek en tekst: Lenny <strong>van</strong> Gessel, adviseur Muziek <strong>Kunstfactor</strong><br />
Tekstcorrectie: TekstlSupport, Amsterdam<br />
Fotografie: Indo-Rock-Gallery p 20, The Eastern Aces p 24, Eddy Tutuarima p 27<br />
Vormgeving: Ontwerpbureau Taluut, Utrecht<br />
© <strong>Kunstfactor</strong> Utrecht, april 2012<br />
Een gevoelige snaar. <strong>Muziekbeoefening</strong> <strong>van</strong> indo’s en Molukkers in Nederland is een uitgave<br />
<strong>van</strong> <strong>Kunstfactor</strong>, sectorinstituut amateurkunst. Tenzij anders overeengekomen, geeft<br />
<strong>Kunstfactor</strong> u als lezer toestemming deze uitgave voor eigen gebruik te downloaden<br />
en af te drukken. Het is niet toegestaan om inhoudelijk, tekstueel of anderszins<br />
wijzigingen aan te brengen. Bij citeren is bronvermelding verplicht. Overdracht<br />
aan derden <strong>van</strong> het gebruiksrecht is uitgesloten. Het gebruiksrecht geldt niet voor<br />
commerciële doeleinden. De overdracht <strong>van</strong> de rechten <strong>van</strong> intellectueel eigendom,<br />
waaronder het auteursrecht, rustend op de door <strong>Kunstfactor</strong> opgestelde of ontworpen<br />
werken zijn bij het gebruiksrecht niet inbegrepen.<br />
<strong>Kunstfactor</strong>, sectorinstituut amateurkunst, zet zich in voor een sterke amateurkunstsector.<br />
Dit doen we <strong>van</strong>uit de overtuiging dat actieve kunstbeoefening een<br />
bijdrage levert aan de persoonlijke ontwikkeling <strong>van</strong> mensen en aan een creatieve,<br />
harmonieuze samenleving.<br />
KUNSTFACTOR<br />
SECTORINSTITUUT<br />
AMATEURKUNST<br />
Kromme Nieuwegracht 66<br />
Postbus 452<br />
3500 AL Utrecht<br />
T +31 (0)30 711 51 00<br />
www.kunstfactor.nl<br />
info@kunstfactor.nl<br />
<strong>Kunstfactor</strong> | Een gevoelige snaar | maart 2012 | 36