Gezond ouder worden - Pfizer Forum
Gezond ouder worden - Pfizer Forum
Gezond ouder worden - Pfizer Forum
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Gezond</strong> <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong><br />
deelrapportage 2<br />
Diabetes mellitus<br />
P.W.E. van Rijn, arts | Mw. drs. H.J. Oosterveen | Mr. R.F. Schreuder<br />
Een onderzoek van STG/Health Management <strong>Forum</strong> in opdracht van Pfi zer bv
Het onderzoeksrapport ‘<strong>Gezond</strong> <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong> – Diabetes mellitus’<br />
is in opdracht van <strong>Pfizer</strong> bv samengesteld door STG (onderdeel van<br />
de stichting STG/Health Management <strong>Forum</strong>).<br />
Waar dit mogelijk was, is aan auteursrechtelijke verplichtingen<br />
voldaan. Wij verzoeken een ieder die meent aanspraken te kunnen<br />
ontlenen aan in dit boek opgenomen teksten en afbeeldingen, zich<br />
in verbinding te stellen met de uitgever.<br />
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag <strong>worden</strong><br />
verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevens-<br />
bestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze,<br />
hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen<br />
of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke<br />
toestemming van de uitgever.<br />
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan<br />
op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 juncto het Besluit van 20<br />
juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus<br />
1985, Stb. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de<br />
daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de<br />
Stichting Reprorecht, Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp.<br />
Voor het overnemen van gedeelten uit deze uitgave in<br />
bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16<br />
Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.<br />
ISBN 90-75425-05-8<br />
NUR 860<br />
Deze uitgave is totstandgekomen en<br />
mogelijk gemaakt door <strong>Pfizer</strong> bv<br />
© STG, Leiden, 2004<br />
STG is onderdeel van de stichting<br />
STG/Health Management <strong>Forum</strong><br />
Zernikedreef 9, 2333 CK Leiden<br />
Telefoon +31 (0)71 51 81 118<br />
E-mail stg.hmf@stg.nl<br />
Contactpersoon <strong>Pfizer</strong> bv<br />
Ronald Jager, Manager Corporate Communication<br />
Redactie<br />
P.W.E. van Rijn, arts<br />
Mw. drs. H.J. Oosterveen<br />
Mr. R.F. Schreuder<br />
Vormgeving<br />
Hoogteyling bno, Schiedam<br />
Fotografie<br />
Bart Versteeg, Den Haag<br />
Druk<br />
NPN Drukkers, Breda
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 3<br />
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong><br />
Deelrapportage 2<br />
Diabetes mellitus<br />
In deze serie verscheen al eerder deelrapportage 1: ‘<strong>Gezond</strong> <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong><br />
– algemene verkenning en invitational conference’.<br />
STG / Health Management <strong>Forum</strong><br />
februari 2005<br />
P.W.E. van Rijn, arts<br />
Mw. drs. H.J. Oosterveen<br />
Mr. R.F. Schreuder<br />
Hoofdstuktitel
inhoud<br />
Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7<br />
Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11<br />
Summary . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19<br />
1 <strong>Gezond</strong> <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong> en diabetes mellitus . . . . . . . . . . 25<br />
1.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26<br />
1.2 Doelstelling, vraagstelling en gevolgde werkwijze . . . . . . . . . . . 26<br />
1.3 Opbouw van het rapport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27<br />
2 Diabetes mellitus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29<br />
2.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30<br />
2.2 Algemene kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30<br />
2.3 Diabetes mellitus bij <strong>ouder</strong>en . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34<br />
3 Trends en ontwikkelingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37<br />
3.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38<br />
3.2 Vergrijzing van de bevolking en toenemende zorgbehoefte . . . . . . . 39<br />
3.3 Toename risicofactoren voor diabetes mellitus type 2 . . . . . . . . . 39<br />
3.4 Toename incidentie en prevalentie van diabetes mellitus . . . . . . . . 40<br />
3.5 Toename comorbiditeit bij diabetes mellitus . . . . . . . . . . . . . 42
4 Invitational conference ‘Diabetes mellitus’ . . . . . . . . . . 43<br />
4.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44<br />
4.2 Patiëntenvisie op de toekomstige diabeteszorg . . . . . . . . . . . . 44<br />
dr. W.H.J.M. Wientjens, voorzitter Diabetesvereniging Nederland<br />
4.3 Visie van de arts op de toekomst van de diabeteszorg . . . . . . . . . 47<br />
prof. dr. B.H.R. Wolffenbuttel, Academisch Ziekenhuis Groningen<br />
4.4 De rol van de zorgverzekeraar bij verbetering van diabeteszorg . . . . . . 53<br />
drs. J.G.M. Hendriks, bestuurslid Agis Zorgverzekeringen<br />
4.5 Overheidsbeleid: diabetes en preventie . . . . . . . . . . . . . . 55<br />
drs. E.J. Koster, directie PG, ministerie van VWS<br />
5 Conclusies en en agenda voor de toekomst . . . . . . . . . . 61<br />
5.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62<br />
5.2 Conclusies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62<br />
5.3 Agenda voor de toekomst voor de diabeteszorg . . . . . . . . . . . 65<br />
Bijlagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69<br />
1 Literatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70<br />
2 Geïnterviewden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71<br />
3 Deelnemers invitational conference . . . . . . . . . . . . . . . . 72<br />
4 Gebruikte afkortingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73<br />
5 Brief minister van VWS inzake ‘Diabeteszorg beter’ (5 juli 2004) . . . . . 74<br />
6 ‘Rectificatie’ Diabetes Fonds, Amersfoort . . . . . . . . . . . . . . 81
6 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Hoofdstuktitel
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 7<br />
Voorwoord
8 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
voorwoord<br />
<strong>Gezond</strong> <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: Diabetes Mellitus (deelrapportage 2)<br />
Voorwoord<br />
In het begin van de vorige eeuw waren infectieziekten nog onze grootste zorg. Tuberculose,<br />
difterie, tetanus en andere infecties kwamen zeer veel voor. Dankzij een sterke reductie<br />
van de mortaliteit met meer dan 99% hebben wij in groten getale de recente millenniumwisseling<br />
gehaald. Inmiddels veroorzaken chronische aandoeningen de grootste ziektelast.<br />
Hart- en vaatziekten, kanker, COPD, diabetes en gewrichtsaandoeningen komen het<br />
meeste voor. Deze aandoeningen hebben met elkaar gemeen dat ze niet in het in de<br />
medische wereld populaire ‘monocausale model’ passen. De belangrijkste aandoeningen van<br />
tegenwoordig <strong>worden</strong> gekarakteriseerd door risicofactoren die de waarschijnlijkheid van het<br />
manifest vergroten of het verloop versnellen. Elk individu heeft in meer of mindere mate<br />
kans op het ontwikkelen van bijvoorbeeld atherosclerose. U herinnert zich ongetwijfeld de<br />
publicaties over het voorkomen van vaatafwijkingen bij jonge Amerikaanse soldaten.<br />
De belangrijkste ziektebeelden van tegenwoordig zijn dus in wezen universeel, starten<br />
op relatief jonge leeftijd en hebben een multifactoriële causaliteit. Verschillen tussen<br />
individuen met een chronische ziekte bestaan in deze zienswijze, afkomstig van James Fries<br />
van Stanford University, vooral vanwege de progressie van de aandoening, die in hoofdzaak<br />
een gevolg is van aanwezige risicofactoren en de bereikte leeftijd. Er is alle reden om ons in<br />
het kader van ‘gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>’ in het bijzonder te richten op diabetes mellitus.<br />
In de komende decennia staat Nederland veel uitdagingen te wachten. Een ver<strong>ouder</strong>ende<br />
populatie, onbehandelbare zorgbehoeften en toenemende zorguitgaven (inclusief geneesmiddelen)<br />
zijn slechts enkele redenen waarom ook <strong>Pfizer</strong> zich zal moeten aanpassen. In<br />
het verleden benadrukten wij herhaaldelijk de noodzaak van investeringen in nieuwe<br />
geneesmiddelen. Deze realiteit blijft ook nu essentieel voor ons bestaan. Maar we zullen<br />
ons scherper gaan richten op het primaire doel, namelijk de toegankelijkheid tot de best<br />
mogelijke farmaceutische zorg voor iedere patiënt. Naast de ontwikkeling, productie en<br />
verkoop van innovatieve geneesmiddelen levert <strong>Pfizer</strong> daarom graag ook op een andere<br />
wijze een bijdrage aan de volksgezondheid. Als innoverend bedrijf lukt dat ons echter niet<br />
alleen. Daarvoor is samenwerking nodig met overheid, zorgverzekeraars, verzekerden,<br />
artsen, patiëntenverenigingen en andere bedrijven en belangengroepen. Èn deelname aan<br />
het debat over de toekomst van onze gezondheidszorg.<br />
De gemiddelde leeftijd van de inwoners van Europa nam in de laatste 50 jaar met 10 jaar<br />
toe. Op dit moment is de gemiddelde leeftijd bijna 38 jaar. In 2050 zal die gemiddelde<br />
leeftijd ongeveer 49 jaar zijn en zal 60% van alle Europeanen <strong>ouder</strong> zijn dan 65 jaar. In<br />
2025 zal Nederland daarom de achtste plaats bezetten in de lijst van landen met de oudste<br />
bevolkingssamenstelling. Volgens de Verenigde Naties is dan 29,4% van de Nederlandse<br />
populatie <strong>ouder</strong> dan 60. Al in 1999 heeft de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg in<br />
haar advies ‘Zorgarbeid in de Toekomst’ aangegeven dat tot 2020 het aantal mensen<br />
boven de 85 jaar in Nederland met ruim 100.000 zal toenemen en dat er 25 tot 60% meer
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 9<br />
chronisch zieken zal zijn dan in 1994. Met als consequentie een sterk toenemende vraag<br />
naar zorg.<br />
De gevolgen hiervan voor onze gezondheidszorg zijn potentieel dramatisch. Hoe onze<br />
levens eruit zullen zien in de jaren die voor ons liggen, wordt in hoge mate bepaald door de<br />
acties die we nu in gang zetten. In het belang van onszelf, onze families, onze kinderen en<br />
anderen in onze woonomgeving zullen we meer moeten doen dan toezien hoe de toekomst<br />
op ons af komt. We moeten actief aan de slag en een goede visie ontwikkelen over de<br />
consequenties van de ver<strong>ouder</strong>ende Nederlandse samenleving. Als we ‘gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>’<br />
tot doel willen maken, dan zullen we nu moeten beginnen om dat te bewerkstelligen. Dan<br />
mogen we redelijkerwijs aannemen dat wij – ook als individuele Nederlander – in goede<br />
gezondheid <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong> dan de generaties voor ons, met grotere vitaliteit en in grotere<br />
zelfstandigheid.<br />
Universiteiten, onderzoekers, beroepsbeoefenaren, innovatieve farmaceutische bedrijven<br />
en overheid moeten samenwerken met de diverse instellingen in onze samenleving.<br />
Ook dient het algemene publiek doordrongen te zijn van de spoedeisendheid van deze<br />
ontwikkeling. Ongeveer 1 op de 3 Nederlanders is nu <strong>ouder</strong> dan 50, in totaal meer dan 5,1<br />
miljoen personen. 1 op de 7 is tussen 50 en 60 jaar oud. Dit zijn de mensen waarvan nu<br />
gevraagd wordt om langer te blijven werken. Maar als we niet in staat zijn om de ziekten<br />
te voorkomen waaraan ze als 50- of 60-plusser zullen lijden, zal hun bijdrage aan de<br />
Nederlandse maatschappij afnemen. De productiviteit van de Nederlandse arbeidspopulatie<br />
neemt dan af terwijl de druk op ons zorgstelsel sterk toeneemt.<br />
Een ieder dient daarin in de eerste plaats zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen.<br />
Preventie door aanpassing van de individuele levensstijl is daarbij uitermate belangrijk. Wie<br />
nu geen tijd maakt voor lichaamsbeweging, zal vroeg of laat tijd moeten maken voor ziekte.<br />
Hoewel we er zelf preventief veel aan kunnen doen om ziekte te voorkomen, weten we<br />
tegelijkertijd dat ziekten altijd zullen blijven optreden.<br />
Drie procent van de Nederlandse bevolking lijdt aan diabetes. Gezamenlijk consumeert deze<br />
groep 10 tot 12% van het gezondheidszorgbudget. Het Diabetes Fonds deed in oktober<br />
2003 een oproep om meer werk te maken van diabetespreventie. Bijna twee van de drie<br />
patiënten kan de aandoening uitstellen door gezonder te eten, meer te bewegen en niet te<br />
dik te <strong>worden</strong>.<br />
<strong>Pfizer</strong> kan bijdragen door het leveren van innovatieve geneesmiddelen. Voor de behandeling<br />
van <strong>ouder</strong>domsziekten zoals diabetes en voor de preventie daarvan. Maar dan is het wel<br />
belangrijk dat patiënten ook toegang hebben tot de innovatieve geneesmiddelen die hen<br />
gezond houden of weer gezond maken. <strong>Pfizer</strong> wil echter verder gaan dan dat.<br />
Voorwoord
10 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Voorwoord<br />
Een goed voorbeeld daarvan in het kader van diabetes mellitus is onze ondersteuning<br />
van het bedrijf Diagnosis4Health. Diagnosis4Health heeft in 2002 het Diabetes Zorg<br />
Protocol voor de eerstelijn ontwikkeld. Het operationele doel van het Diabetes Zorg<br />
Protocol is de planbare routinematige zorg voor diabetes mellitus type 2 patiënten volledig<br />
delegeerbaar te maken aan een praktijkondersteuner of -assistent. De huisarts wordt<br />
hierbij alleen betrokken indien een medische beslissing dient te <strong>worden</strong> genomen. De<br />
medischinhoudelijke doelstelling is het verbeteren van de kwaliteit van de diabeteszorg<br />
in de huisartsenpraktijk. Om deze doelen te bereiken wordt gebruik gemaakt van de<br />
combinatie van een beslissingsondersteunend elektronisch patiëntenblad, een geïntegreerde<br />
zorgplanningsmodule en een fysiek praktijkorganisatie- en implementatiemodel. Daarnaast<br />
<strong>worden</strong> alle gegevens in het patiëntenblad geanalyseerd en elk kwartaal verwerkt tot een<br />
drietal rapporten, waarmee de huisarts en zijn/haar ondersteunende staf inzicht krijgen<br />
in de kwaliteit van hun functioneren en ondersteund <strong>worden</strong> bij het bepalen van een<br />
verbeterstrategie. Het Diabetes Zorg Protocol is inhoudelijk volledig gebaseerd op de<br />
NHG-standaard en waar nodig aangepast aan meer recente richtlijnen.<br />
Het Diabetes Zorg Protocol is door Diagnosis4Health sinds oktober 2002 in circa 200<br />
huisartsenpraktijken geïmplementeerd en dit aantal is in 2004 uitgebreid tot circa 320.<br />
Deze praktijken zijn landelijk gespreid. De duur van de actieve begeleiding bedraagt<br />
ongeveer 3½ jaar per huisartsenpraktijk. Door ondersteuning van projecten zoals het<br />
Diabetes Zorg Protocol hoopt <strong>Pfizer</strong> mede bij te kunnen dragen aan een kwalitatieve<br />
hoogwaardige zorg voor patiënten met diabetes in Nederland.<br />
Het is van groot belang dat betrokken partijen zich gezamenlijk voorbereiden op de<br />
toekomst. Het blijven voorzien in toegang tot zorg, inclusief geneesmiddelen, waarmee<br />
patiënten in een goede gezondheid <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>, is daarbij een punt dat een prominente<br />
plaats verdient bij het ontwerpen en implementeren van nieuw beleid.<br />
C.A.Th. Janssen, arts<br />
Medisch Directeur, <strong>Pfizer</strong> bv
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 11<br />
Samenvatting<br />
Summary
12 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
samenvatting<br />
Dit is de tweede deelrapportage in het kader van het project ‘<strong>Gezond</strong> <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>’, waarvoor<br />
<strong>Pfizer</strong> en de Stichting STG/Health Management <strong>Forum</strong> in 2003 het initiatief hebben genomen. In<br />
deze deelrapportage <strong>worden</strong> de resultaten weergegeven van een verkenning van de gevolgen van de<br />
vergrijzing voor de diabeteszorg.<br />
De initiatiefnemers van het project beogen met deze deelrapportage bij te dragen aan een brede<br />
erkenning en bewustwording van de problemen en uitdagingen voor de gezondheidszorg als gevolg<br />
van een ver<strong>ouder</strong>ende samenleving en een bijdrage te leveren aan een grotere bereidheid om in dat<br />
licht te zoeken naar en uitvoering te geven aan middellange termijnoplossingen met betrekking tot de<br />
zorg voor mensen met diabetes mellitus. Getracht is om samen met betrokkenen een agenda voor de<br />
toekomst vast te stellen voor de diabeteszorg, in het bijzonder rond de inzetbaarheid van preventie<br />
en de terugdringing en beheersing van ziektelast.<br />
Het project ‘<strong>Gezond</strong> <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>’ haakt aan bij het ‘policy framework’ van de WHO over ‘active<br />
ageing’, een beleidsdocument dat vervolgens in VN-verband verder is geconcretiseerd tot een<br />
actieplan ten aanzien van de vergrijzing. Verbetering van de gezondheid van <strong>ouder</strong>en (‘healthy<br />
ageing’) wordt door de WHO als volgt omschreven:<br />
> “Door vermindering van risicofactoren (zowel omgeving als gedrag) voor chronische ziekten<br />
en functievermindering en verhoging van beschermende factoren wordt bevorderd dat mensen<br />
kunnen genieten van een beter leven (zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht). Minder<br />
<strong>ouder</strong>en zullen hierdoor kostbare medische behandelingen en zorgvoorzieningen nodig hebben.”<br />
Samenvatting<br />
Diabetes mellitus (DM)<br />
DM is een ernstige chronische ziekte, die vaak wordt onderschat. Klachten zijn veel drinken, veel<br />
eten, vaak plassen, vermagering, vermoeidheid en duizeligheid en zelfs coma. DM kan leiden tot<br />
ernstige complicaties. Bij het ontstaan van DM en daaruit voortkomende complicaties spelen<br />
diverse risicofactoren een rol, zoals vetstofwisselingsstoornissen (dyslipidemie), hoge bloeddruk en<br />
roken. DM is daardoor een complexe ziekte ge<strong>worden</strong>, waarvan ook de behandeling per individu<br />
steeds complexer is ge<strong>worden</strong>. DM-patiënten hebben een hogere kans om vroegtijdig te overlijden<br />
dan mensen zonder DM. Ongeveer 65% van alle DM-patiënten overlijdt aan een cardiovasculaire<br />
aandoening (hartinfarct, beroerte).<br />
Momenteel is 3% van de Nederlandse bevolking als DM-patiënt bekend (480.000 patiënten).<br />
Jaarlijks krijgen 40.000-65.000 personen voor het eerst met de ziekte te maken. Daarnaast zijn er<br />
nog tal van mensen bij wie de ziekte al wel bestaat maar bij wie de diagnose nog niet is gesteld of<br />
symptomen nog afwezig zijn. Opsporing van alle onbekende diabeten zou de prevalentie van DM en<br />
de daarmee verband houdende zorgvraag fors verhogen. Gemiddeld bedraagt de tijd tussen het begin<br />
van afwijkende glucosewaarden en de diagnosestelling 7-11 jaar. In 85% van de DM-gevallen betreft<br />
het DM type 2 en bij 15% DM type 1.<br />
DM is tot op heden niet te genezen. Wel is DM een ziekte waarmee de betrokkene goed kan<br />
leven, mits hij of zij er adequaat mee om gaat en goed behandeld wordt. De behandeling van DM<br />
is erop gericht om complicaties op korte en lange termijn te voorkomen door regulering van de
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 13<br />
bloedsuikerspiegel (met behulp van medicamenten en/of gezonde voeding) en het vroeg opsporen<br />
en behandelen van de complicaties. Tevens is de behandeling gericht op correctie van bijkomende<br />
risicofactoren voor hart- en vaatziekten, zoals hypertensie en dyslipidemie, roken, ongezonde voeding<br />
en lichamelijke inactiviteit. Kenmerkend voor de behandeling, of beter de preventie, van DM is het<br />
grote aandeel zelfzorg door de patiënt. De patiënt zelf speelt een belangrijke rol bij de behandeling<br />
en het verloop van zijn ziekte. De mate waarin de patiënt voedings-, bewegings- en medicijnadviezen<br />
opvolgt, bepaalt voor een belangrijk gedeelte het succes van de behandeling en daarmee de kans<br />
op het voorkomen van lange termijn complicaties. Daartoe dient de patiënt te beschikken over<br />
voldoende kennis en vaardigheden om zelf bloedsuikercontroles uit te kunnen voeren en hierop zijn<br />
medicatie, voeding en lichamelijke activiteit af te stemmen.<br />
De behandeling van DM is intensief en gaat gepaard met aanzienlijke medische uitgaven. Momenteel<br />
<strong>worden</strong> de uitgaven aan zorg die samenhangen met de DM-populatie binnen het kader van de<br />
Ziekenfondswet geraamd op ongeveer 12%. Naast uitgaven aan medicijnen, hulp- en testmateriaal<br />
en medische controles wordt een belangrijk deel van de uitgaven voor diabeteszorg besteed<br />
aan de behandeling van aan DM gerelateerde complicaties (inclusief ziekenhuisopnamen). In de<br />
afgelopen vijf jaar is uit diverse publicaties duidelijk ge<strong>worden</strong> dat vroegtijdige medische interventie<br />
(zowel primaire als secundaire preventie) gericht op het uitstellen en voorkomen van complicaties<br />
kosteneffectief is en de kwaliteit van leven van patiënten beduidend kan verbeteren.<br />
Vanwege de toename van het aantal <strong>ouder</strong>en met DM wordt steeds meer bekend over specifieke<br />
kenmerken van de ziekte en het daarmee omgaan op <strong>ouder</strong>e leeftijd. Zo neemt naarmate de<br />
leeftijd vordert de ‘hypogevoeligheid’ (i.e. het voelen aankomen van een hypoglycemische aanval)<br />
af. Ouderen voelen hypo’s minder goed aankomen, hetgeen gepaard gaat met een gevoel van<br />
onzekerheid en mogelijk een beperking van de zelfredzaamheid van <strong>ouder</strong>en. Ook zijn er sterke<br />
aanwijzingen dat bij DM type 2 cognitieve ver<strong>ouder</strong>ing eerder optreedt. Vooralsnog is onduidelijk<br />
welke implicaties dit heeft voor de behandeling en de mogelijkheden tot zelfmanagement van de<br />
patiënt.<br />
Vooral bij <strong>ouder</strong>en is het van belang om de behandelingsdoelstelling af te stemmen op hun<br />
individuele situatie. Er dient te <strong>worden</strong> gezocht naar een goede balans tussen de medische<br />
behandelingsdoelstelling (het voorkomen van complicaties) en de kwaliteit van het leven in het<br />
dagelijks functioneren. Verwacht wordt dat persoonlijk afwegingen in de toekomst steeds vaker<br />
zullen <strong>worden</strong> gemaakt door de (<strong>ouder</strong>e) DM-patiënt zelf. De (huidige) voorschrijvende rol van de<br />
arts zal daarbij veranderen in een meer adviserende rol.<br />
DM komt op <strong>ouder</strong>e leeftijd vaak voor in combinatie met andere (chronische) ziekten en complicaties<br />
van DM. Doordat DM type 2 op steeds jongere leeftijd ontstaat, zal het aantal complicaties op <strong>ouder</strong>e<br />
leeftijd gaan toenemen. De follow-up van de diabeteszorg in de eerste lijn wordt bemoeilijkt doordat<br />
<strong>ouder</strong>en in het algemeen minder snel geneigd zijn om hun arts te raadplegen. Daarbij komt dat<br />
<strong>ouder</strong>en onvoldoende alert zijn op het opmerken van complicaties van DM. Alertheid en vroegtijdig<br />
handelen bij het ontstaan van complicaties zijn bepalend voor het succes van de bestrijding van<br />
complicaties.<br />
Samenvatting
14 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Samenvatting<br />
Trends en ontwikkelingen<br />
DM is wereldwijd een snel toenemende ziekte (een stille epidemie) die steeds vaker al op jonge<br />
leeftijd begint. Het is ook een niet te genezen aandoening, waardoor er steeds meer <strong>ouder</strong>en komen<br />
die (vaak langdurig) bekend zijn met de ziekte. Over 10 jaar zal bijna één miljoen Nederlanders DM<br />
hebben en krijgen velen vroegtijdig te kampen met de gevolgen van vaatcomplicaties.<br />
Het kabinet ziet de toename van het aantal DM-patiënten als een serieus maatschappelijk probleem<br />
dat een voortvarende aanpak verdient. Daartoe is DM aangewezen als prioritaire ziekte in het<br />
preventiebeleid. DM zal in komende jaren speerpunt zijn (naast roken en overgewicht) in de preventie<br />
van chronische ziekten. Daarnaast heeft het ministerie van VWS in samenwerking met betrokken<br />
partijen een actieprogramma voor ketenzorg bij DM in voorbereiding, getiteld ‘Diabeteszorg beter’.<br />
Het doel van dit programma is om door optimale zorgverlening aan diabeten hun ziektelast te<br />
verminderen en hun levensverwachting en kwaliteit van leven te verbeteren.<br />
De optredende vergrijzing draagt ertoe bij dat het aantal aan <strong>ouder</strong>dom gerelateerde (chronische)<br />
aandoeningen in de komende jaren aanzienlijk zal toenemen. Volgens het RIVM zal de prevalentie<br />
van DM in 2020 op grond van demografische ontwikkelingen (vergrijzing en bevolkingtoename) ten<br />
opzichte van 2000 een stijging van ruim 35% te zien geven.<br />
Daarnaast zullen door een toename van de risicofactoren voor DM type 2 ook de relatieve incidentie-<br />
en prevalentiecijfers een stijging laten zien. DM type 2 is onder meer gerelateerd aan overgewicht en<br />
onvoldoende beweging. Onvoldoende beweging en (ernstig) overgewicht zijn beide verantwoordelijk<br />
voor 6% van de jaarlijkse sterfte. Tijdens de laatste 25 jaar van de vorige eeuw is het percentage<br />
ernstig overgewicht in Nederland ongeveer verdubbeld. De verwachting bestaat dat deze stijgende<br />
tendens in het percentage mensen met ernstig overgewicht zich in de toekomst zal doorzetten.<br />
Kinderen met overgewicht hebben bovendien een verhoogde kans om ook op latere leeftijd (ernstig)<br />
overgewicht te houden. Verder zijn er aanwijzingen gevonden dat de duur van overgewicht een extra<br />
risico betekent voor het ontwikkelen van DM type 2. Dit zou duiden op een extra verhoogd risico op<br />
deze ziekte bij kinderen met overgewicht.<br />
Vandaag de dag lijden wereldwijd meer dan 150 miljoen mensen aan DM type 2. Dit is zesmaal meer<br />
dan vijftien jaar geleden. Dit aantal zal in de komende 25 jaar naar verwachting verdubbelen bij het<br />
uitblijven van (voldoende) preventieve maatregelen tegen overgewicht en gebrek aan beweging.<br />
Het veelvuldig voorkomen van meerdere aandoeningen is typisch voor DM. Hoewel cijfers ten aanzien<br />
van het voorkomen van comorbiditeit bij DM niet voorhanden zijn, wordt verondersteld dat door<br />
toedoen van het groeiend aantal <strong>ouder</strong>en met DM comorbiditeit steeds vaker zal voorkomen. Door<br />
het eerder ontstaan van DM type 2 zal het aantal patiënten dat langdurig hieraan lijdt, toenemen<br />
waardoor ook een stijging van het aantal complicaties van DM zal optreden.<br />
Conclusies<br />
In aanvulling op hetgeen eerder is aangegeven, zijn op grond van literatuuronderzoek, interviews<br />
met deskundigen en de op 26 april 2004 gehouden invitational conference de volgende conclusies<br />
getrokken met betrekking tot de gevolgen van de vergrijzing voor de diabeteszorg.
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 15<br />
1 De huidige aan DM gerelateerde zorgvraag kan binnen de bestaande zorgcapaciteit<br />
ternauwernood <strong>worden</strong> opgevangen.<br />
2 In Nederland wordt aan diabeteszorg beduidend minder uitgegeven (als percentage van<br />
het totale zorgbudget) dan in andere EU-landen. Een belangrijk deel van die uitgaven<br />
is bestemd voor de behandeling van aan DM gerelateerde complicaties (inclusief<br />
ziekenhuisopnamen).<br />
3 Aan inspanningen op het terrein van (primaire, secundaire en tertiaire) preventie van DM<br />
ligt geen heldere, gemeenschappelijke strategie ten grondslag die uitgaat van realiseerbare<br />
en meetbare gezondheidsdoelstellingen.<br />
4 Het duurt doorgaans te lang voordat de diagnose DM wordt gesteld.<br />
5 Bestaande richtlijnen, protocollen en standaarden voor het optimaal behandelen en<br />
begeleiden van DM <strong>worden</strong> nog onvoldoende in de praktijk toegepast.<br />
6 Een hoger rendement van de diabeteszorg is mogelijk door een betere onderlinge<br />
taakverdeling tussen zorgverleners.<br />
7 Een regionale integratie van de diabeteszorg wordt door velen opgevat als voorwaarde om<br />
de kwaliteit en de productiviteit van de zorg te verbeteren.<br />
8 Succesvolle projecten die door veldpartijen <strong>worden</strong> uitgevoerd, lopen meestal vast door het<br />
ontbreken van structurele financiering.<br />
9 Zorgaanbieders ervaren dat de meeste zorgverzekeraars hun rol als regisseur voor<br />
diabeteszorg in het algemeen nog moeizaam vervullen. Bij de meeste zorgverzekeraars<br />
wordt een gebrek aan visie op diabeteszorg gesignaleerd. Zij lijken meer oog te hebben voor<br />
de kosten dan voor de kwaliteit van de zorg.<br />
10 Sommige zorgverzekeraars zien mogelijkheden om via zorginkoop de keuzevrijheid van<br />
de patiënt, de transparantie in prijs en kwaliteit, de tevredenheid van de patiënt en de<br />
servicegraad van de diabeteszorg te verbeteren. Via zorginkoop kunnen de zorgkosten beter<br />
in de hand <strong>worden</strong> gehouden, onder andere door de invoering van een prestatiebeloning.<br />
11 Zorgverzekeraars <strong>worden</strong> niet gestimuleerd om zich actief in te zetten voor de verbetering<br />
van de diabeteszorg vanwege het afwezig zijn van een kostendekkende vergoeding voor<br />
DM-patiënten.<br />
Samenvatting
16 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Samenvatting<br />
Agenda voor de toekomst<br />
Tijdens de op 26 april 2004 gehouden invitational conference is een aanzet gegeven tot het<br />
formuleren van een agenda voor de toekomst ten aanzien van de (primaire) preventie en<br />
zorgverlening rond DM type 2. De volgende agendapunten zijn naar voren gekomen zonder dat de<br />
deelnemers van de conferentie zich daarbij over een prioritering hebben uitgesproken.<br />
1 Primaire preventie verdient een prominente plaats in de aanpak van DM. Preventie dient te<br />
<strong>worden</strong> opgevat als een investering in gezondheid in plaats van een kostenpost.<br />
2 Primaire preventie en de diabeteszorg dienen beter op elkaar aan te sluiten. Het is van<br />
belang om hiertussen meer synergie tot stand te brengen.<br />
3 Bij de vaststelling van een preventiestrategie dienen de doelgroepen te <strong>worden</strong> gevraagd<br />
naar de meest effectieve vormen van interventie.<br />
4 De keuze van een primaire preventiestrategie dient gekoppeld te <strong>worden</strong> aan realiseerbare<br />
en meetbare gezondheidsdoelstellingen (met tussentijdse metingen en strategiebijstelling).<br />
5 Preventie dient uit te gaan van een combinatie van een publieksgerichte benadering en een<br />
individuele benadering. Voorlichting en gedragsbeïnvloeding (overgewicht en gebrek aan<br />
beweging) van specifieke risicogroepen (gericht op individu en gezin) dient reeds op jonge<br />
leeftijd te beginnen.<br />
6 In het belang van vroegopsporing van DM-patiënten dient de effectiviteit van screening van<br />
hoogrisicogroepen te <strong>worden</strong> onderzocht.<br />
7 Bij secundaire preventie dient het zelfmanagement van de patiënt als uitgangspunt te<br />
<strong>worden</strong> genomen. Bij de zorgverlening dient daarom meer aandacht uit te gaan naar<br />
aspecten als kennis en vaardigheden (permanente educatie), motivatie en gedrag.<br />
Therapietrouw en kwaliteit van leven zijn daarbij belangrijke aandachtspunten.<br />
8 De diabeteszorg is voornamelijk medisch- en aanbodgeoriënteerd (sturing op<br />
diagnosestelling en gezondheidsparameters) en dient zich meer te gaan richten op vragen<br />
en behoeften van DM-patiënten (‘de mens met DM’).<br />
9 De diabeteszorg bij <strong>ouder</strong>en verdient (onder meer vanwege het vaker voorkomen van<br />
comorbiditeit en de sterke verwevenheid van aspecten als wonen, welzijn en zorg) een meer<br />
categorale aanpak in plaats van een ziekte- of zorgspecifieke aanpak.<br />
10 Er dient een regionaal georiënteerde (transmurale) afstemming tussen zorgaanbieders<br />
(ketenvorming, disease management) tot stand te <strong>worden</strong> gebracht.
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 17<br />
11 Het (dreigende) capaciteitstekort in de eerstelijnszorg dient opgevangen te <strong>worden</strong> door<br />
versterking van de eerste lijn (uitbreiding van faciliteiten en aantallen zorgverleners) en<br />
door taakdelegatie en functiedifferentiatie (onder andere de vorming van multidisciplinaire<br />
diabetesteams).<br />
12 De organisatie van de diabeteszorg dient uit te gaan van een meer functiegerichte<br />
benadering waarbij een duidelijke koppeling wordt gemaakt tussen functies en<br />
verantwoordelijkheden (toegedeeld op grond van competenties) binnen multidisciplinaire<br />
teams.<br />
13 Financiering van de diabeteszorg dient uit te gaan van geleverde prestaties (uitkomsten).<br />
14 Bij de financiering van de diabeteszorg dient het verrichtingenmodel (i.e. zorgaanbieder<br />
wordt betaald voor geleverde diensten) te <strong>worden</strong> afgeschaft en dient zelfregulering te<br />
<strong>worden</strong> vergoed.<br />
15 Bij de financiering van de (diabetes)zorg dienen meer prikkels te <strong>worden</strong> ingebouwd voor<br />
het beheersen van lange termijneffecten (bijvoorbeeld vermindering van complicaties).<br />
Zorgverzekeraars dienen een kostendekkende vergoeding te ontvangen voor hun DMpatiënten.<br />
Samenvatting
18 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Hoofdstuktitel
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 19<br />
Summary
20 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
summary<br />
This is the second partial report on the ‘Healthy Ageing’ project which was launched by <strong>Pfizer</strong><br />
and the STG/Health Management <strong>Forum</strong> in 2003. This partial report presents the results of an<br />
investigation into the consequences of ageing on diabetes care.<br />
The sponsors of the project hope that this partial report will contribute to a greater recognition<br />
and understanding of the problems and challenges for public health posed by an ageing society,<br />
and that in the light of this there will be greater willingness to search for a way of implementing<br />
medium-term solutions relating to care for people with diabetes mellitus. We have attempted to<br />
work together with the various groups concerned to establish an agenda for future action in respect<br />
of diabetes care, concentrating in particular on practical ways of preventing, reducing and managing<br />
the condition.<br />
The ‘Staying Healthy in Older Age’ project forms part of the WHO’s policy framework on active<br />
ageing, a policy paper which has also served as the basis for a detailed UN plan of action on ageing.<br />
The WHO describes improving the health of the elderly (‘healthy ageing’) as follows:<br />
> “A reduction of (environmental as well as behavioural) risk factors for chronic illnesses and<br />
reductions in functioning, and an increase in protecting factors, can promote people’s<br />
enjoyment of a (qualitatively as well as quantitatively) better life. As a result of this, fewer<br />
of the elderly will require expensive medical treatments and healthcare services.”<br />
Summary<br />
Diabetes mellitus (DM)<br />
DM is a serious chronic disease that is often underestimated. Symptoms include high consumption<br />
of food and drink, frequent urination, weight loss, fatigue, dizziness and even coma. DM can<br />
lead to serious complications. Various risk factors are involved in the onset of DM and associated<br />
complications, such as fat metabolism disorders (dyslipidaemia), high blood pressure and smoking.<br />
DM has therefore become a complex condition, which is reflected in the increasing complexity of<br />
individual treatment. Patients with DM are more likely to die prematurely than people who do not<br />
have DM. About 65% of all people with DM die of a cardiovascular condition (heart attack, stroke).<br />
The prevalence of diagnosed DM among the Dutch population currently stands at 3% (480,000<br />
patients). 40,000-65,000 are diagnosed with DM every year. There are also many people who have<br />
the disease but who have not yet been diagnosed, or who are still symptom-free. Detection of all<br />
undiagnosed cases of diabetes will probably lead to a sharp rise in the prevalence of DM and so in<br />
demand for care. On average it takes 7 to 11 years from the time that glucose values first start to<br />
deviate from the norm until a diagnosis is made. 85% of diabetics have type 2 DM and 15% have type<br />
1.<br />
No cure has yet been found for DM. Patients can certainly live with the condition without difficulty<br />
provided that they deal with it adequately and are properly treated. The aim of DM treatment is<br />
to prevent short-term and long-term complications by regulating blood sugar levels (using drugs<br />
and/or a healthy diet) and to detect and treat complications at an early stage. Treatment also aims<br />
to correct associated risk factors for cardiovascular disease such as hypertension, dyslipidaemia,<br />
smoking, poor diet and physical inactivity. Self-care by patients plays a major part in treating DM,<br />
and even more so in preventing it.
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 21<br />
The role of the patient in the treatment and course of the disease is critical. The success of treatment<br />
and thereby the likelihood of preventing long-term complications depends largely on the extent to<br />
which patients follow advice on diet, physical activity and medication. In this context it is important<br />
for patients to have sufficient understanding and skills to measure their own blood sugar levels and<br />
adjust their medication, diet and physical activity in the light of the results.<br />
Treatment of DM is intensive and the medical costs are high. At present, it is estimated that<br />
expenditure on care associated with DM patients under the Health Insurance Act amounts to around<br />
12% of total healthcare spending. Along with spending on drugs, devices and test kits and medical<br />
checks, a considerable proportion of expenditure on diabetic care goes on the treatment of DMrelated<br />
complications (including hospital admissions). Over the past five years various publications<br />
have clearly shown that early medical intervention (both primary and secondary prevention) aimed<br />
at postponing and preventing complications is cost-effective and can have a marked effect on<br />
patients’ quality of life.<br />
The increasing number of elderly people with DM means that we now know more about specific<br />
features of the disease and how to handle it in the elderly population. ‘Hyposensitivity’ (i.e. feeling<br />
a hypoglycaemic attack coming on) decreases with age. Elderly people are less able to sense that<br />
a hypo is developing; this is associated with a feeling of uncertainty and possibly a decline in the<br />
ability to live independently among older people. There are also strong indications that cognitive<br />
ageing occurs earlier in people with type 2 DM. We do not as yet know what implications this has for<br />
patient treatment and self-management options.<br />
It is particularly important to adapt treatment aims to individual patients’ situations when dealing<br />
with elderly people. The objective should be to find the right balance between medical treatment<br />
aims (preventing complications) and quality of life in respect of everyday functions. It is expected<br />
that (elderly) DM patients will in future increasingly emphasise personal considerations. The (current)<br />
prescriptive role of doctors will then change to a more advisory role.<br />
DM often occurs in combination with other (chronic) diseases and complications in later life. With<br />
type 2 DM now developing at earlier ages, the number of complications in older age is likely to<br />
increase. One of the main difficulties in the follow-up of diabetes care is that older people are<br />
generally less inclined to see their doctor for any minor complaint; another issue is that elderly<br />
people are not sufficiently alert to DM complications. Successful treatment of complications depends<br />
on alertness and early intervention when complications arise.<br />
Trends and developments<br />
DM is a rapidly expanding disease (a silent epidemic) all over the world, which is increasingly<br />
affecting people earlier in life. It is also incurable, and so more and more older people are living with<br />
the condition, often for prolonged periods. Over ten years almost a million Dutch people will develop<br />
DM, and will often have to deal with the consequences of vascular complications at an early age.<br />
The government regards the rise in numbers of people with DM as a serious social problem requiring a<br />
dynamic approach, and has therefore designated DM as a priority disease in its prevention policy.<br />
Summary
22 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Summary<br />
Over the next few years DM will be at the forefront of efforts to prevent chronic conditions,<br />
alongside smoking and obesity. The Ministry of Health, Welfare and Sports has worked with various<br />
parties concerned to develop a programme of action for comprehensive DM care, called ‘Improving<br />
diabetes care’. The aim of this programme is to ease the burden of diabetes on patients by improving<br />
care and boosting their life expectancy and quality of life.<br />
The ageing population means that the number of age-related (chronic) conditions will rise<br />
dramatically in the coming years. The RIVM [Dutch National Institute of Public Health and<br />
Environmental Protection] has estimated that as a result of demographic developments (ageing<br />
population and population rise) the prevalence of DM will rise by over 35% by 2020 compared to<br />
2000.<br />
Relative figures for incidence and prevalence are also expected to increase as a result of a rise in<br />
risk factors for type 2 DM, a form of the condition associated with a number of factors including<br />
obesity and insufficient physical activity. Insufficient physical activity and (severe) obesity are both<br />
responsible for 6% of annual mortality. The last 25 years of the 20th century saw the percentage of<br />
severely obese people in the Netherlands almost double, a trend which is expected to continue in the<br />
future. Overweight children are also at greater risk of remaining (severely) obese in later life. It has<br />
been found that the duration of obesity presents an added risk of developing type 2 diabetes. Obese<br />
children are therefore at greater risk of developing this disease.<br />
More than 150 million people around the world currently have type 2 diabetes, six times more than<br />
the figure fifteen years ago. Unless (adequate) preventive measures are taken to combat obesity and<br />
lack of physical activity, it is expected that this figure will double in the next 25 years.<br />
DM is typically associated with several other conditions. Though no figures on comorbidity in people<br />
with DM are available, it assumed that the growing number of elderly people with DM will contribute<br />
to a rise in comorbidity. The earlier onset of type 2 DM will increase the number of patients living<br />
with the condition for prolonged periods, leading to a rise in the number of complications associated<br />
with DM.<br />
Conclusions<br />
Further to the statements made above, bibliographical research, interviews with experts and an<br />
invitational conference held on 26 April 2004 have led to the following conclusions being drawn in<br />
connection with the consequences of ageing for diabetes care.<br />
1 Current demand for DM-related care can scarcely be met from existing capacity.<br />
2 The Netherlands spends much less (as a percentage of the total healthcare budget) on<br />
diabetes care than other EU countries. A considerable proportion of the expenditure is<br />
devoted to treating DM-related complications (including hospital admissions).<br />
3 There is no clear, common strategy based on achievable and measurable health objectives<br />
underlying efforts in the area of (primary, secondary and tertiary) DM prevention.
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 23<br />
4 It usually takes too long to establish a diagnosis of DM.<br />
5 Existing guidelines, protocols and standards for the optimum treatment and support for DM<br />
are still not sufficiently put into practice.<br />
6 A better distribution of tasks among healthcare providers would improve the outcome of<br />
diabetes care.<br />
7 Regional integration of diabetes care is widely regarded as vital to improving the quality<br />
and productivity of care.<br />
8 Successful projects carried out by parties in the field often come to a standstill due to a<br />
lack of structured funding.<br />
9 Healthcare providers find that most health insurers still have difficulty in fulfilling their role<br />
as coordinators of diabetes care. Most health insurers are regarded as lacking vision when<br />
it comes to diabetes care, apparently paying more attention to costs than to the quality of<br />
care.<br />
10 Some health insurers think that healthcare procurement could improve patients’ freedom<br />
of choice, price and quality transparency, patient satisfaction, and the level of service<br />
in diabetes care. Healthcare procurement could allow better cost control, by introducing<br />
performance-related payment among other things.<br />
11 Health insurers have no incentive to be proactive in improving diabetes care as they do not<br />
receive payment for DM patients that covers their costs.<br />
Agenda for the future<br />
The invitational conference held on 26 April 2004 started to formulate an agenda for the future in<br />
respect of (primary) prevention and healthcare provision for people with type 2 DM. The following<br />
agenda items were put forward, but the conference participants did not arrange them in any order of<br />
priority.<br />
1 Primary prevention must have a prominent place in the approach to DM. Prevention must<br />
be regarded as an investment in health rather than as a cost item.<br />
2 Primary prevention and diabetes care should be better coordinated. Greater synergy is<br />
needed here.<br />
3 Target groups should be asked about the most effective forms of intervention when a<br />
preventive strategy is being devised.<br />
4 The choice of a primary prevention strategy should be linked to achievable and measurable<br />
health objectives (with interim measurements and adjustments of the strategy).<br />
Summary
24 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Summary<br />
5 Prevention should be based on a combination of a general public approach and an approach<br />
targeted at individuals. Information and efforts to influence behaviour (obesity and lack of<br />
physical activity) should start to be applied to specific risk groups (aimed at individuals and<br />
their families) at an early age.<br />
6 The efficacy of screening high-risk groups should be investigated with a view to detecting<br />
DM at an early stage.<br />
7 Self-management by patients should be the starting point for secondary prevention. For<br />
that reason care should concentrate more on aspects such as knowledge and skills (ongoing<br />
education), motivation and behaviour. Therapy compliance and quality of life are important<br />
issues in this.<br />
8 Diabetes care is mainly medicine- and supply-oriented (concentrating on establishing<br />
diagnoses and health parameters). It should take more account of the questions and needs<br />
of DM patients (‘people with diabetes’).<br />
9 As comorbidity is more frequent and aspects such as housing, welfare and care are more<br />
closely involved in elderly patients with DM, diabetes care for the elderly should be based<br />
on a more categorical approach rather than a disease- or care-specific approach.<br />
10 Regionally based (transmural) coordination between healthcare providers (creating links,<br />
disease management) is needed.<br />
11 The (potential) problem of insufficient capacity in first-line care should be resolved<br />
by boosting the first line (expanding facilities and numbers of care providers) and by<br />
delegating tasks and differentiating functions (including the creation of multidisciplinary<br />
diabetes teams).<br />
12 Diabetes care should be organised on the basis of a more function-directed approach, with<br />
a clear connection being established between functions and responsibilities (which should<br />
be assigned on the basis of competence) within multidisciplinary teams.<br />
13 Diabetes care should be funded in the light of performance (outcomes).<br />
14 The activity model of funding diabetes care (whereby healthcare providers are paid for<br />
services provided) should be abolished in favour of payment based on self-regulation.<br />
15 Funding for (diabetes) care should contain more incentives for the management of longterm<br />
effects (such as reducing complications). Health insurers should receive payment for<br />
their DM patients that covers their costs.
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 25<br />
1 <strong>Gezond</strong> <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong> en diabetes mellitus
26 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
1 <strong>Gezond</strong> <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong> en diabetes mellitus<br />
1.1 Inleiding<br />
Dit is de tweede deelrapportage in het kader van het project ‘<strong>Gezond</strong> <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>’, waarvoor<br />
<strong>Pfizer</strong> en de Stichting STG/Health Management <strong>Forum</strong> in 2003 het initiatief hebben genomen.<br />
In deze deelrapportage <strong>worden</strong> de resultaten weergegeven van een verkenning van de gevolgen<br />
van de vergrijzing voor de diabeteszorg. In de eerste deelrapportage (juni 2004) zijn de algemene<br />
gevolgen van de vergrijzing voor de gezondheidszorg beschreven. In 2005 <strong>worden</strong> verscheidene<br />
themagerichte deelpublicaties uitgebracht.<br />
In dit hoofdstuk wordt de doelstelling en de vraagstelling met betrekking tot het project ‘<strong>Gezond</strong><br />
<strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>’ toegespitst op diabetes mellitus. De aanleiding voor het project is uitgebreid<br />
beschreven in de eerste deelrapportage.<br />
1.2 Doelstelling, vraagstelling en gevolgde werkwijze<br />
Doelstelling<br />
Verbetering van de gezondheid van <strong>ouder</strong>en is door de WHO 1 als volgt omschreven:<br />
> “Door vermindering van risicofactoren (zowel omgeving als gedrag) voor chronische ziekten<br />
en functievermindering en verhoging van beschermende factoren wordt bevorderd dat mensen<br />
kunnen genieten van een beter leven (zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht). Minder<br />
<strong>ouder</strong>en zullen hierdoor kostbare medische behandelingen en zorgvoorzieningen nodig hebben.”<br />
Dit streven naar gezondheid bij <strong>ouder</strong>en (‘healthy ageing’) heeft volgens de WHO onder meer<br />
betrekking op de volgende hoofdaandachtsgebieden:<br />
1 de vermindering van risicofactoren die verband houden met veelvoorkomende ziekten en de<br />
verhoging van factoren die gezondheid beschermen gedurende het leven;<br />
2 het voorkomen en verminderen van de (ziekte)last als gevolg van overmatige invaliditeit,<br />
chronische ziekte en vroegtijdige mortaliteit.<br />
Het project ‘<strong>Gezond</strong> <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>’ heeft ten doel om betrokken partijen, met name uit de<br />
gezondheidszorg, bijeen te brengen om ten aanzien van gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong> een gezamenlijke visie<br />
en oplossingsrichtingen te ontwikkelen, waarmee op adequate wijze kan <strong>worden</strong> ingespeeld op de<br />
behoeften en voorkeuren van (toekomstige) <strong>ouder</strong>e generaties.<br />
Met betrekking tot het thema ‘diabetes mellitus’ is getracht om samen met betrokkenen een agenda<br />
voor de toekomst vast te stellen voor de diabeteszorg, in het bijzonder rond de inzetbaarheid van<br />
preventie en de terugdringing en beheersing van ziektelast.<br />
De initiatiefnemers van het project beogen met deze deelrapportage bij te dragen aan een brede<br />
erkenning en bewustwording van de problemen en uitdagingen voor de gezondheidszorg als gevolg<br />
van een ver<strong>ouder</strong>ende samenleving. In dat licht streeft men naar een grotere bereidheid om te zoeken<br />
naar en uitvoering te geven aan middellange termijnoplossingen met betrekking tot de zorg voor<br />
mensen met diabetes mellitus.<br />
<strong>Gezond</strong> <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong> en diabetes mellitus
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 27<br />
Gevolgde werkwijze<br />
Omdat de onderlinge uitwisseling van visies en ervaringen tussen betrokken zorgpartijen in het<br />
project centraal staat, heeft inhoudelijke uitwerking van de gestelde vragen plaatsgevonden tijdens<br />
een invitational conference, gehouden op 26 april 2004. Daarnaast is informatie over het onderwerp<br />
verzameld aan de hand van literatuuronderzoek en interviews met deskundigen.<br />
Vraagstelling<br />
In het kader van diabetes zijn de volgende vragen aan de orde gesteld:<br />
1 Inzetbaarheid van (algemene) preventie bij diabetes mellitus<br />
· Wat zijn de mogelijkheden en belemmeringen ten aanzien van preventie in het<br />
licht van de risicofactoren voor diabetes mellitus?<br />
· Hoe kunnen belemmeringen in het dagelijks functioneren <strong>worden</strong><br />
voorkomen of verminderd?<br />
2. Terugdringing en beheersing van de ziektelast als gevolg van diabetes mellitus<br />
· Hoe kunnen de effecten van diabetes mellitus en het ontstaan van de toename<br />
van de zorgvraag beter <strong>worden</strong> beheerst?<br />
1.3 Opbouw van het rapport<br />
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van aspecten van de aandoening diabetes en het<br />
functioneren van de diabeteszorg. Daarbij <strong>worden</strong> tevens specifieke kenmerken van diabetes en het<br />
daarmee omgaan op <strong>ouder</strong>e leeftijd genoemd. In hoofdstuk 3 wordt een opsomming gegeven van<br />
de belangrijkste (demografische en epidemiologische) trends en ontwikkelingen met betrekking tot<br />
diabetes. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 verslag gedaan van de verschillende voordrachten en de<br />
discussie met de aanwezigen tijdens de invitational conference (d.d. 26 april 2004). In hoofdstuk 5<br />
volgt een uiteenzetting van de belangrijkste conclusies die tijdens en na afloop van de bijeenkomst<br />
zijn getrokken en wordt op grond van de inbreng tijdens de bijeenkomst een aanzet gegeven tot het<br />
formuleren van een agenda voor de toekomst voor de diabeteszorg.<br />
Noten<br />
1 World Health Organization (2002). Active ageing, a policy framework<br />
<strong>Gezond</strong> <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong> en diabetes mellitus
28 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Hoofdstuktitel<br />
Aanleiding en doelstelling
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 29<br />
2 Diabetes mellitus
30 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
2 Diabetes mellitus<br />
2.1 Inleiding<br />
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de aandoening diabetes mellitus (DM) en<br />
het functioneren van de diabeteszorg. Tevens <strong>worden</strong> nieuwe inzichten beschreven van DM bij<br />
<strong>ouder</strong>en. Door een toename van het aantal <strong>ouder</strong>en met DM wordt geleidelijk aan meer bekend<br />
over de specifieke kenmerken van DM en het daarmee omgaan op <strong>ouder</strong>e leeftijd. In 85% van<br />
de DM-gevallen betreft het DM type 2, voorheen ook wel <strong>ouder</strong>domsdiabetes genoemd. Deze<br />
benaming is inmiddels volledig achterhaald, zoals uit de geschetste ontwikkelingen zal blijken.<br />
2.2 Algemene kenmerken<br />
Diabetes mellitus of suikerziekte is een chronische stofwisselingsziekte waarbij de glucoseregulatie<br />
defect is door het volledig ontbreken van het hormoon insuline (DM type 1) of het niet juist<br />
functioneren en/of onvoldoende aanwezig zijn van insuline (DM type 2). DM gaat gepaard met een te<br />
hoog glucosegehalte in het bloed.<br />
Ziektekenmerken<br />
DM is een ernstige chronische ziekte, die vaak wordt onderschat. Klachten zijn veel drinken, veel<br />
eten, vaak plassen, vermagering, vermoeidheid en duizeligheid en zelfs coma. DM kan leiden tot<br />
ernstige complicaties. Deze complicaties ontstaan doordat het ziekteproces een negatieve invloed<br />
heeft op de werking, slijtage en het herstel van de bloedvaten. Voorbeelden van complicaties zijn<br />
ziekten van grotere bloedvaten rondom het hart (met als gevolg hartinfarct, angina pectoris) naar<br />
de hersenen (hersenbloedingen, herseninfarcten) en naar de benen (doorbloedingsstoornissen<br />
van de benen met wonden en amputaties tot gevolg). Daarnaast komen ook ziekten van de<br />
kleinere bloedvaten voor in de nieren (leidend tot nierdialyse), de ogen (blindheid) en de zenuwen<br />
(gevoelloosheid en/of pijn in de ledematen). Door aantasting van bind- en steunweefsels kunnen<br />
stijve handen en gewrichtsproblemen voorkomen. Verder is er een grotere kans op het voorkomen<br />
van infecties.<br />
Bij het ontstaan van DM en daaruit voortkomende complicaties spelen diverse (andere) risicofactoren<br />
een rol, zoals vetstofwisselingsstoornissen (dyslipidemie), hoge bloeddruk en roken. DM is daardoor<br />
een complexe ziekte ge<strong>worden</strong>, waarbij ook de behandeling per individu steeds complexer is<br />
ge<strong>worden</strong>. DM-patiënten hebben een hogere kans om te overlijden dan mensen zonder DM.<br />
Tabel 2.1 Sterfte bij 55-plussers met en zonder DM (LASA, VU Amsterdam) 1<br />
100 %<br />
80 %<br />
60 %<br />
40 %<br />
20 %<br />
0 %<br />
Diabetes mellitus<br />
met DM (40–46%) zonder DM (16–23%)<br />
DM-patiënten hebben een verhoogd cardiovasculair risico. Bij patiënten met DM type 2 is de<br />
cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit een factor 2 tot 3 groter in vergelijking met niet-diabetici.
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 31<br />
Hart- en vaatziekten zijn verreweg de belangrijkste oorzaak voor vroegtijdig overlijden bij DM.<br />
Ongeveer 65% van alle DM-patiënten overlijdt aan een cardiovasculaire aandoening. Mannen met DM<br />
hebben tweemaal zoveel kans op vroegtijdig overlijden dan gezonde leeftijdsgenoten. Bij vrouwen is<br />
die kans nog groter.<br />
Tabel 2.2 Sterfte aan hart- en vaatziekten met en zonder DM (als percentage van totale sterfte<br />
(bron: <strong>Gezond</strong>heidsraad, 2004)<br />
100 %<br />
80 %<br />
60 %<br />
40 %<br />
20 %<br />
0 %<br />
met DM (60–70%) zonder DM (35%)<br />
DM neemt in Nederland snel toe waardoor ook wel gesproken wordt van een ‘stille epidemie’ (of zelfs<br />
een pandemie). De ziekte manifesteert zich door onze veranderende leefstijl bovendien steeds vaker<br />
op jongere leeftijd. Over 10 jaar zullen bijna een miljoen Nederlanders DM hebben en krijgen velen<br />
vroegtijdig te kampen met de gevolgen van vaatcomplicaties. Momenteel is 3% van de Nederlandse<br />
bevolking als DM-patiënt bekend (480.000 patiënten). Jaarlijks krijgen 40.000-65.000 personen<br />
voor het eerst met de ziekte te maken. Daarnaast zijn er nog tal van mensen bij wie de ziekte al<br />
wel bestaat maar bij wie de diagnose nog niet is gesteld of symptomen nog afwezig zijn. Over de<br />
omvang van deze groep bestaat verschil van inzicht vanwege het ontbreken van exacte cijfers.<br />
Volgens oude schattingen uit epidemiologische onderzoeken zou 42-75% van de DM-patiënten niet<br />
bij de huisarts bekend zijn. Sinds die tijd is de huisarts alerter ge<strong>worden</strong> op dit probleem en heeft<br />
door middel van case finding al een aanzienlijk deel van de onbekende diabeten opgespoord. Op<br />
grond daarvan ligt het huidige geschatte aantal onbekende diabeten beduidend lager dan de 50%<br />
waarvan tot voor kort steeds was uitgegaan. Recentere schattingen spreken, mede gebaseerd op<br />
internationale vergelijkingen, over een totale groep van ongeveer 800.000 patiënten. Opsporing<br />
van alle onbekende diabeten zou de prevalentie van DM type 2 en de daarmee verband houdende<br />
zorgvraag fors verhogen. Gemiddeld bedraagt de tijd tussen het begin van afwijkende glucosewaarden<br />
en de diagnosestelling 7-11 jaar. In 85% van de DM-gevallen betreft het DM type 2 en bij 15% DM type 1.<br />
(zie tabel)<br />
Diabetes mellitus
32 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Tabel 2.3 Jaarprevalentie van DM type 1 en type 2 gestandaardiseerd naar de bevolking van Nederland in 2000 2<br />
Diabetes mellitus<br />
DM type 1 DM type 2<br />
Leeftijd Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen<br />
0–14 1,0 1,7 0,0 0,0<br />
15–24 3,0 3,1 0,0 0,3<br />
25–44 1,5 3,6 3,3 3,2<br />
45–64 6,7 4,6 47,4 35,2<br />
65–74 7,3 8,2 83,5 101,7<br />
75+ 15,5 14,8 125,5 143,6<br />
Totaal (per 1.000) 3,9 4,7 24,1 28,8<br />
Totaal (absoluut) 30.700 37.600 190.000 232.200<br />
Diabeteszorg<br />
DM is tot op heden niet te genezen. Alleen bij patiënten met DM type 2 en overgewicht is het<br />
mogelijk door middel van gewichtsreductie een verbetering te bewerkstelligen. Die verbetering wordt<br />
dan afgemeten aan een daling van het bloedglucosegehalte. Deze personen zullen echter ondanks het<br />
(tijdelijk) herstel in zekere mate ter controle in het medisch zorgcircuit blijven.<br />
DM is een ziekte waarmee de betrokkene goed kan leven, mits hij of zij er adequaat mee om gaat en<br />
goed behandeld wordt. De behandeling van DM is erop gericht om complicaties op korte en lange<br />
termijn te voorkomen door regulering van de bloedglucosespiegel (met behulp van medicamenten<br />
en/of gezonde voeding) en het vroeg opsporen en behandelen van deze complicaties. Tevens is de<br />
behandeling gericht op correctie van bijkomende risicofactoren voor hart- en vaatziekten, zoals<br />
hypertensie en dyslipidemie, roken, ongezonde voeding en lichamelijke inactiviteit. Kenmerkend<br />
voor de behandeling, of beter de preventie, van DM is het grote aandeel zelfzorg door de patiënt.<br />
De patiënt zelf speelt een belangrijke rol bij de behandeling en het verloop van zijn ziekte. De mate<br />
waarin de patiënt voedings-, bewegings- en medicijnadviezen opvolgt, bepaalt voor een belangrijk<br />
gedeelte het succes van de behandeling en daarmee de kans op het voorkomen van lange termijn<br />
complicaties. Daartoe dient de patiënt te beschikken over voldoende kennis en vaardigheden om<br />
zelf bloedglucosecontroles uit te kunnen voeren en hierop zijn medicatie, voeding en lichamelijke<br />
activiteit af te stemmen.<br />
De behandeling van DM is intensief en gaat gepaard met aanzienlijke medische uitgaven. Momenteel<br />
<strong>worden</strong> de uitgaven aan zorg die samenhangen met de DM-populatie binnen het kader van<br />
de Ziekenfondswet geraamd op ongeveer 12% van het totaal. Naast uitgaven aan medicijnen,<br />
hulp- en testmateriaal en medische controles wordt een belangrijk deel van de uitgaven voor<br />
diabeteszorg toegeschreven aan de behandeling van aan DM gerelateerde complicaties (inclusief<br />
ziekenhuisopnamen). De zorguitgaven voor patiënten van 70 jaar en <strong>ouder</strong> zijn ongeveer twee keer<br />
zo hoog als die voor patiënten tot 50 jaar. Dit verschil is te verklaren door het vaker voorkomen van<br />
complicaties op <strong>ouder</strong>e leeftijd. Het suggereert bovendien dat de zorguitgaven lager zouden <strong>worden</strong><br />
en de kwaliteit van leven van de patiënt zou verbeteren als door vroegtijdige medische interventie<br />
(primaire en secundaire preventie) complicaties kunnen <strong>worden</strong> uitgesteld en voorkomen. In de<br />
afgelopen vijf jaar zijn diverse publicaties verschenen waarin onomstotelijk is komen vast te staan dat<br />
dergelijke interventies kosteneffectief zijn.
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 33<br />
Tabel 2.4 Verschillen in kwaliteit van leven tussen DM-patiënten en de algemene populatie. Een verschil wijst op een<br />
mindere kwaliteit van leven voor patiënten 3<br />
20–60 jaar 57 jaar en <strong>ouder</strong><br />
Fysiek functioneren ++ +<br />
Rolbeperkingen door fysiek functioneren + +<br />
Lichamelijke pijn + +<br />
Ervaren gezondheid ++ +<br />
Vitaliteit 0 n.a.<br />
Sociaal functioneren + +<br />
Rolbeperkingen door emotioneel functioneren + n.a.<br />
Geestelijke gezondheid 0 0<br />
++ = matig verschil; + = klein verschil; 0 = geen verschil; n.a. = geen informatie aanwezig<br />
In verband met de behandeling en begeleiding van hun ziekte krijgen DM-patiënten te maken met<br />
verschillende zorgaanbieders die allen vanuit een verschillende invalshoek de ziekte behandelen.<br />
Tabel 2.5 Zorgverleners en zorgorganisaties betrokken bij de diabeteszorg 4<br />
Preventieve Huisartsen- Ziekenhuis- Paramedische Farmaco- Verpleging en Informele<br />
zorg zorg zorg zorg therapeutische verzorging zorg<br />
GGD Huisarts Algemeen / Diëtiek Apotheker Thuiszorg Mantelzorg<br />
Academisch<br />
ziekenhuis<br />
Ziektespecifieke Overig Ergotherapie Verpleeghuis<br />
organisatie<br />
Overig Categoraal Fysiotherapie Verzorgingshuis<br />
ziekenhuis<br />
Overig Podotherapie<br />
Overig<br />
De eindverantwoordelijkheid in de diabeteszorg kan liggen bij de huisarts, internist of de kinderarts.<br />
Naast de verantwoordelijke zorgverlener hebben patiënten te maken met diabetesverpleegkun digen,<br />
diëtisten, oogartsen, neurologen, podotherapeuten, fysiotherapeuten, psychologen en maatschappelijk<br />
werkenden. Het circuit van zorgverleners rondom een DM-patiënt bestaat voorts uit<br />
apothekers, thuiszorgverpleegkundigen en huisarts- en polikliniekassistenten. In een optimale<br />
situatie dienen deze disciplines samen te werken aan het leveren van een op elkaar en op de patiënt<br />
afgestemde diabeteszorg. Goede diabeteszorg wordt in belangrijke mate bepaald door de motivatie<br />
van de arts, de structuur waarin de zorg wordt verleend en de multidisciplinaire samenwerking.<br />
Uit onderzoek is gebleken dat richtlijnen, protocollen en standaarden voor optimaal behandelen<br />
en begeleiden van DM in de praktijk nog onvoldoende <strong>worden</strong> toegepast. Daardoor ontvangt naar<br />
schatting slechts eenderde van alle diabeten de juiste behandeling. De overige tweederde wordt<br />
matig of onvoldoende behandeld.<br />
zorg<br />
Diabetes mellitus
34 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Tabel 2.6 Percentage DM-patiënten dat in een jaar contact heeft gehad met een zorgverlener 5<br />
Huisarts 95<br />
Diabetesverpleegkundige 23<br />
Medisch specialist 80<br />
Diëtist 30<br />
Fysiotherapeut 20<br />
Podotherapeut 10<br />
De huisarts is de belangrijkste zorgaanbieder in de diabeteszorg. Ongeveer 75% van de DM-patiënten<br />
(type 1 en 2) heeft de huisarts als eerste begeleider. Dit percentage verschilt per type DM-patiënt<br />
aangezien insulinegebruikende patiënten vaak onder behandeling staan van de specialist.<br />
Oorspronkelijk is de diabetesverpleegkundige vanuit het ziekenhuis werkzaam. In toenemende<br />
mate wordt hij/zij ook betrokken bij de eerstelijnszorg om mensen te instrueren bij zelfcontrole en<br />
insulinespuiten. Van alle DM-patiënten ontvangt 23% zorg van een diabetesverpleegkundige. Uit<br />
onderzoek onder huisartsen blijkt dat 45% van de huisartsen samenwerkt met een diabetesverpleegk<br />
undige.<br />
Tussen de 12 en 21% van de DM-patiënten wordt jaarlijks opgenomen in een ziekenhuis. Per jaar heeft<br />
81% contact met een specialist. DM-patiënten die op insulinebehandeling overgaan, <strong>worden</strong> vaak<br />
doorverwezen naar de internist of diabetoloog. Deze richt zich vooral op een goede instelling van<br />
patiënten en controle van risicofactoren voor complicaties van DM, zoals hypertensie en dyslipidemie.<br />
Daarnaast leggen DM-patiënten ook bezoeken af aan andere specialisten, zoals de oogarts,<br />
cardioloog, neuroloog, nefroloog en de vaatchirurg.<br />
De diëtist speelt een grote rol bij de behandeling van DM-patiënten, met name bij DM type 2. 30%<br />
van de DM-patiënten heeft jaarlijks contact met een diëtist. Voorlichting en advisering over gezonde<br />
voeding staat centraal in deze consulten. Van de DM-patiënten bezoekt 20% een fysiotherapeut<br />
en 10% maakt gebruik van podotherapeutische zorg. Vaak is deze zorg vanuit het ziekenhuis<br />
georganiseerd: 16% van de ziekenhuizen heeft een diabetesvoetkliniek en 32% van de ziekenhuizen<br />
heeft een podotherapeut in dienst.<br />
2.3 Diabetes mellitus bij <strong>ouder</strong>en<br />
Door de toename van het aantal <strong>ouder</strong>en met DM wordt ook meer bekend over specifieke kenmerken<br />
van de ziekte en het omgaan daarmee op <strong>ouder</strong>e leeftijd. Enkele van de kenmerken gerelateerd aan<br />
<strong>ouder</strong>dom zijn:<br />
Diabetes mellitus<br />
Afname van hypogevoeligheid<br />
Naarmate de leeftijd vordert, neemt de ‘hypogevoeligheid’ (i.e. het voelen aankomen van een hypoglycemische<br />
aanval) af. Ouderen voelen hypo’s minder goed aankomen, hetgeen gepaard gaat met een<br />
gevoel van onzekerheid en mogelijk een beperking van de zelfredzaamheid van <strong>ouder</strong>en.<br />
Vermindering van cognitieve vaardigheden op <strong>ouder</strong>e leeftijd bemoeilijkt behandeling<br />
Er zijn sterke aanwijzingen dat bij DM type 2 cognitieve ver<strong>ouder</strong>ing eerder optreedt. Het verschil in<br />
cognitieve vaardigheden tussen diabetici en niet-diabetici openbaart zich rond het 60e levensjaar. Bij<br />
60-plussers gaat cognitieve ver<strong>ouder</strong>ing een belangrijke rol spelen. Er is nog relatief weinig bekend<br />
over hetgeen ‘het verlies van grijze massa’ betekent voor de behandeling en de mogelijkheden tot
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 35<br />
zelfmanagement van de patiënt. Op het moment dat een patiënt bij het <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong> cognitieve<br />
stoornissen ontwikkelt, zou dat zijn weerslag kunnen hebben op wat, medisch gezien, optimaal voor<br />
de patiënt zou zijn. Bij het instellen van een behandeling dient daarom bij <strong>ouder</strong>en vaker de vraag<br />
te <strong>worden</strong> gesteld of de patiënt nog wel voldoende cognitief is toegerust voor het uitvoeren van<br />
zelfzorg. Ouderen met DM zouden daarom regelmatig moeten <strong>worden</strong> beoordeeld op hun cognitieve<br />
vaardigheden. Bovendien zouden er methodieken ontwikkeld moeten <strong>worden</strong> om verminderde<br />
cognitieve functies te ondersteunen.<br />
Afstemming van de behandelingsdoelstelling aan individuele situatie van <strong>ouder</strong>en<br />
Het algemene behandelingsdoel 6 bij DM is erop gericht om te zorgen dat de individuele mens<br />
met DM nu en in de toekomst zo weinig mogelijk last ervaart van DM. In de praktijk wordt deze<br />
doelstelling door zorgverleners nog voornamelijk vanuit een medische invalshoek benaderd. Door<br />
een veranderend levensperspectief hebben <strong>ouder</strong>en eerder de neiging om bij de behandeling van<br />
een chronische ziekte (zoals DM) afwegingen te maken die medisch gezien suboptimaal zijn. Voor<br />
<strong>ouder</strong>en gaat het vooral om het vinden van een balans tussen de medische behandelingsdoelstelling<br />
(het voorkomen van complicaties) en de kwaliteit van het leven in het dagelijks functioneren.<br />
Optimale diabeteszorg bij <strong>ouder</strong>en is daarbij gerelateerd aan betekenisgeving (zingeving) in het leven.<br />
Verwacht mag <strong>worden</strong> dat persoonlijke afwegingen in de toekomst steeds vaker <strong>worden</strong> gemaakt<br />
door de (<strong>ouder</strong>e) DM-patiënt zelf. Dit vergt een andere benadering vanuit de diabeteszorg, waarbij de<br />
individuele behandelingsdoelstelling wordt afgestemd op het medisch risicoprofiel en de persoonlijke<br />
omstandigheden en voorkeuren van de patiënt. De relatie tussen behandelaar en patiënt dient het<br />
mogelijk te maken dat de patiënt hierin (in concordantie) een ‘informed choice’ kan maken. De<br />
(huidige) voorschrijvende rol van de arts zal daarbij veranderen naar een meer adviserende rol. Een<br />
dergelijke omslag kan alleen plaatsvinden indien patiënten adequaat zijn geïnformeerd (educatie)<br />
over hun ziekte en keuzen voor de behandeling (inclusief zelfmanagement) en de zorgverlener zich<br />
voldoende verdiept in de persoonlijke omstandigheden en voorkeuren van de patiënt. Groepseducatie<br />
en lotgenotencontact kunnen hieraan een waardevolle ondersteuning bieden.<br />
Comorbiditeit en therapietrouw<br />
DM komt op <strong>ouder</strong>e leeftijd vaak voor in combinatie met andere (chronische) ziekten en complicaties<br />
van DM. Doordat DM type 2 op steeds jongere leeftijd ontstaat, zal het aantal complicaties op <strong>ouder</strong>e<br />
leeftijd toenemen. Het voorkomen van complicaties is namelijk gerelateerd aan de duur van het<br />
bestaan van DM. Dit vergt afstemming van de secundaire preventie van DM op de behandeling van<br />
andere aandoeningen. In het geval dat DM voorkomt met (andere risicofactoren voor) cardiovasculaire<br />
aandoeningen zal de diabeteszorg moeten <strong>worden</strong> afgestemd op reductie van risicofactoren tot een<br />
aanvaardbaar niveau.<br />
Polyfarmacie (gebruik van meerdere medicijnen) komt bij (<strong>ouder</strong>e) diabetici vanwege vaker<br />
optredende comorbiditeit regelmatig voor. Bekend is dat de therapietrouw (compliance) onder<br />
patiënten afneemt bij een toenemend aantal in te nemen geneesmiddelen. Volgens onderzoek<br />
neemt slechts eenderde deel van de patiënten met een chronische ziekte hun medicijnen volgens het<br />
medicatieschema in. Dit zou betekenen dat in tweederde deel van de gevallen geen sprake is van een<br />
optimale medische behandeling van DM.<br />
Voor het bereiken van de doelstellingen van diabeteszorg is het van groot belang om meer aandacht<br />
te besteden aan het stimuleren van therapietrouw en zelfmanagement. In dat kader dient vanuit de<br />
diabeteszorg meer oog te zijn voor verbetering van kennis, motivatie en gedrag van DM-patiënten.<br />
Diabetes mellitus
36 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Noten<br />
Moeilijke follow-up van diabeteszorg bij <strong>ouder</strong>en (complicaties)<br />
De follow-up van de diabeteszorg in de eerste lijn wordt bemoeilijkt doordat <strong>ouder</strong>en in het algemeen<br />
minder snel geneigd zijn om hun arts te raadplegen. Daarbij komt dat <strong>ouder</strong>en onvoldoende alert<br />
zijn op het opmerken van complicaties van DM. 40% van de DM-patiënten (hoofdzakelijk <strong>ouder</strong>en) is<br />
bijvoorbeeld niet in staat om regelmatig hun eigen voeten te inspecteren op het ontstaan van laesies.<br />
Alertheid en vroegtijdig handelen bij het ontstaan van complicaties is bepalend voor het succes van<br />
de bestrijding ervan.<br />
1 <strong>Gezond</strong>heidsraad (september 2004). Advies screening op type 2 diabetes<br />
2 CMR-Nijmegen e.o, 1996 – 2000<br />
3 RIVM (2004). Nationaal Kompas Volksgezondheid (www.rivm.nl/nationaalkompas)<br />
4 Baan C, Hutten J, Rijken P (2003). Afstemming in de zorg; een achtergrondstudie naar de zorg voor mensen met een<br />
chronische aandoening. RIVM, rapport 282701005, p 178<br />
5 RIVM (2004). Nationaal Kompas Volksgezondheid (www.rivm.nl/nationaalkompas/)<br />
6 Nederlandse Diabetes Federatie (2003). Zorgstandaard voor goede diabeteszorg<br />
Diabetes mellitus
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 37<br />
3 Trends en ontwikkelingen
38 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
3 Trends en ontwikkelingen<br />
3.1 Inleiding<br />
In dit hoofdstuk <strong>worden</strong> enkele demografische en epidemiologische ontwikkelingen geschetst<br />
die bij diabetes mellitus (DM) van belang zijn. De nadruk wordt daarbij gelegd op trends en<br />
ontwikkelingen met betrekking tot DM type 2. De patiëntencategorie met DM type 2 is namelijk<br />
beduidend groter dan die met DM type 1. Bovendien is vooral bij DM type 2 een sterke toename<br />
van de incidentie en prevalentie te verwachten (mede) door toedoen van de vergrijzing.<br />
DM is in Nederland (en wereldwijd) een snel toenemende ziekte die steeds vaker al op jonge<br />
leeftijd begint. Het is een niet te genezen aandoening waardoor er ook steeds meer <strong>ouder</strong>en<br />
komen die (vaak langdurig) bekend zijn met de ziekte. DM is een complexe ziekte ge<strong>worden</strong><br />
waarbij diverse risicofactoren (hypercholesterolemie, hypertensie en roken) een rol spelen die de<br />
nodige aandacht vergen. Daardoor is ook de complexiteit van de behandeling per individu steeds<br />
meer toegenomen.<br />
Ook de organisatie van de diabeteszorg is aan veranderingen onderhevig. Steeds meer huisartsen<br />
initiëren zelf de insulinetherapie in plaats van de patiënt naar de internist door te verwijzen. In<br />
steeds meer regio’s spelen diabetesdiensten een belangrijke rol bij de organisatie en uitvoering<br />
van diabeteszorg. Op dit moment zijn er 10 diabetesdiensten in Nederland, die de zorg<br />
coördineren van in totaal 20.000 patiënten.<br />
> De Nederlandse Diabetes Federatie (NDF) 1 stelt dat de omvang en toename van het aantal<br />
patiënten met DM type 2 in de eerste plaats preventie van de ziekte en goede diabeteszorg<br />
vereist in de eerstelijnszorg gericht op voorkoming van complicaties (secundaire preventie)<br />
om een ‘overstroming van het zorgsysteem’ te voorkomen en kosten te beperken. De<br />
NDF omschrijft de dagelijkse praktijk van de diabeteszorg als ‘volledig vrijblijvend’. Aan<br />
zorgaanbieders <strong>worden</strong> ten onrechte geen eisen gesteld ten aanzien van de uitkomsten van<br />
diabeteszorg. Om die vrijblijvendheid aan te pakken wordt met (zorgaanbiedende) partijen<br />
samengewerkt aan het vaststellen van een ‘Zorgstandaard voor goede diabeteszorg’. Dankzij<br />
deze richtlijn moet het op termijn mogelijk <strong>worden</strong> om transparantie te verkrijgen omtrent<br />
uitkomsten van diabeteszorg via (landelijk georganiseerde) benchmarking en kwaliteitstoetsing<br />
en -borging. De Zorgstandaard is tevens het uitgangspunt voor een te ontwikkelen<br />
financieringsmodel van transmurale Diabetes Diagnose en Behandel Combinaties. Uiteindelijk<br />
moet de Zorgstandaard het startpunt vormen voor een landelijk beleid in een (door alle<br />
betrokken partijen ondertekend) Nationaal plan voor DM.<br />
Het kabinet ziet de toename van het aantal DM-patiënten als een serieus maatschappelijk probleem<br />
dat een voortvarende aanpak verdient. Daartoe is DM aangewezen als prioritaire ziekte in het<br />
preventiebeleid 2 . DM zal in de komende jaren speerpunt zijn (naast roken en overgewicht) in<br />
de preventie van chronische ziekten. Daarnaast heeft het ministerie van VWS in samenwerking<br />
met betrokken partijen een actieprogramma voor ketenzorg bij DM in voorbereiding, getiteld<br />
‘Diabeteszorg beter’ 3 . Het doel van dit programma is om door optimale zorgverlening aan diabeten<br />
hun ziektelast te verminderen en hun levensverwachting en kwaliteit van leven te verbeteren.<br />
Trends en ontwikkelingen
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 39<br />
3.2 Vergrijzing van de bevolking en toenemende zorgbehoefte<br />
Over 20 jaar behoort Nederland tot de EU-landen met de oudste bevolking. Rond 2040 bereikt de<br />
vergrijzing haar hoogtepunt met 23% 65-plussers 4 . Verwacht wordt dat de totale zorgbehoefte in de<br />
komende jaren sterk zal toenemen. Naarmate iemand <strong>ouder</strong> wordt, neemt immers ook de individuele<br />
zorgbehoefte toe. Het RIVM 5 heeft een demografische projectie opgesteld van het aantal ziekten<br />
en aandoeningen in de periode 2000-2020. In deze projectie is ervan uitgegaan dat de relatieve<br />
incidentie- en prevalentiecijfers voor de genoemde aandoeningen in 2020 onveranderd zullen blijven.<br />
Het aantal in tabel 1 genoemde aan <strong>ouder</strong>dom gerelateerde ziekten en aandoeningen zal volgens deze<br />
projectie in de periode 2000-2020 toenemen met ruim 35%.<br />
Tabel 3.1 Demografische projectie van de belangrijkste (<strong>ouder</strong>domsgerelateerde) ziekten en aandoeningen in 2000<br />
en 2020 (bron: RIVM, 2002)<br />
Ziekte Absolute prevalentie Verandering in Absolute prevalentie<br />
in 2000 (m+v) 2020 t.o.v. 2000 (in %) in 2020 (m+v)<br />
Diabetes mellitus 414.000 35,7 561.800<br />
Hartfalen 136.400 42,5 194.400<br />
Beroerte 129.400 43,6 185.800<br />
Astma 444.900 6,7 474.200<br />
COPD 289.500 39,7 404.400<br />
Reumatoïde artritis 132.700 27,1 168.700<br />
Kanker 252.000 54,1 388.300<br />
Dementie 6 170.344 44,2 245.748<br />
Depressie 233.100 14,9 267.800<br />
Visusstoornissen 438.400 46,8 643.600<br />
Lawaai- en <strong>ouder</strong>doms-slechthorendheid 571.600 37,0 783.100<br />
Coronaire hartziekten 556.600 44,1 802.100<br />
Osteoporose 64.300 33,4 85.800<br />
Totaal 3.833.244 35,8 5.205.748<br />
Het RIVM voorspelt dat de prevalentie van DM in 2020 op basis van demografische ontwikkelingen<br />
(vergrijzing en bevolkingstoename) een stijging van 35,7% te zien zal geven.<br />
> In diverse studies is aangetoond dat veel mensen DM type 2 hebben zonder dat ze daarmee<br />
bekend zijn en ervoor behandeld <strong>worden</strong>. In de door het RIVM gepubliceerde incidentie- en<br />
prevalentiecijfers wordt deze onderdiagnostiek niet meegenomen. Er wordt vanuit gegaan dat<br />
door betere opsporing (screening) en een grotere alertheid onder huisartsen het aantal gevallen<br />
van onderdiagnose in de afgelopen jaren aanzienlijk is teruggebracht. Geschat wordt dat<br />
momenteel ongeveer 30% van de patiënten met DM (vnl. type 2) nog niet bekend is. Dit<br />
percentage wordt bevestigd door uitkomsten uit de Hoorn-studie.<br />
3.3 Toename risicofactoren voor diabetes mellitus type 2<br />
De incidentie van DM type 2 is gerelateerd aan een aantal risicofactoren, waaronder overgewicht en<br />
onvoldoende beweging. Dit zijn factoren die samenhangen met gedrag en zijn daarom in beginsel<br />
vermijdbaar. Onvoldoende beweging en (ernstig) overgewicht zijn beide jaarlijks verantwoordelijk<br />
voor 6% van de jaarlijkse sterfte. Tijdens de laatste 25 jaar van de vorige eeuw is het percentage<br />
ernstig overgewicht in Nederland ongeveer verdubbeld.<br />
Trends en ontwikkelingen
40 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
De verwachting bestaat dat deze stijgende tendens in het percentage mensen met ernstig<br />
overgewicht zich in de toekomst zal doorzetten. Kinderen met overgewicht hebben bovendien een<br />
verhoogde kans om ook op latere leeftijd (ernstig) overgewicht te hebben. Verder zijn er aanwijzingen<br />
gevonden dat de duur van overgewicht een extra risico betekent voor het ontwikkelen van DM type<br />
2. Dit zou duiden op een extra verhoogd risico op deze ziekte bij kinderen met overgewicht.<br />
3.4 Toename incidentie en prevalentie van diabetes mellitus<br />
De toename van risicofactoren voor het ontstaan van DM type 2 zal bijdragen aan een stijging van<br />
de relatieve incidentie- en prevalentiecijfers. Vandaag de dag lijden wereldwijd meer dan 150 miljoen<br />
mensen aan DM type 2. Dit is zesmaal meer dan vijftien jaar geleden. Figuur 2 geeft aan dat dit<br />
aantal in de komende 25 jaar naar verwachting zal verdubbelen bij het uitblijven van (voldoende)<br />
preventieve maatregelen tegen overgewicht en gebrek aan beweging.<br />
Figuur 3.2 Wereldwijde prevalentie van DM type 2 7<br />
300<br />
250<br />
200<br />
150<br />
100<br />
50<br />
0<br />
Volwassenen (in miljoen) met DM type 2<br />
1997 2000 2025<br />
> De overlevingscijfers van DM zijn ronduit huiveringwekkend. Zo blijkt uit de Hoorn-studie dat<br />
binnen negen jaar 40 tot 50% van de patiënten met DM type 2 is overleden, terwijl van hun<br />
leeftijdgenoten die niet aan deze aandoening lijden slechts 10% is overleden. Het grootste<br />
deel van deze verhoogde sterfte kan verklaard <strong>worden</strong> op grond van cardiovasculaire complicaties.<br />
Het cardio vasculaire overlijdensrisico is voor vrouwen met DM vier- tot vijfmaal zo<br />
hoog als dat van hun leeftijdsgenoten. Bij mannen ligt dit relatieve risico wat lager. Aangezien<br />
mannen een hoger uitgangsrisico hebben, betekent dit dat DM de sterfte van mannen en<br />
vrouwen gelijktrekt. Ook de morbiditeit als gevolg van DM type 2 is indrukwekkend. De<br />
prevalentie van diabetische retinopathie bedraagt meer dan 20%, terwijl bij 12,5% een<br />
beginnend voetulcus werd aan getroffen. Dit bevestigt het belang van regelmatige screening<br />
bij alle patiënten met DM type 2.”<br />
(Uit: interview met prof. dr. R.J. Heine, directeur Diabetescentrum, VUMC) 8<br />
Figuren 3 en 4 geven de jaarprevalentie en incidentie van DM aan in de periode 1971-2000 9 . Daarin<br />
is een geleidelijke toename te zien tot het eind van de 90-er jaren, waarna de stijging verder is<br />
toegenomen. Het is mogelijk dat de prevalentie en incidentie van DM type 2 zijn gestegen als gevolg<br />
van de toename in overgewicht, een verminderde lichamelijke activiteit of verandering in de voeding.<br />
Ook de actieve opsporing door huisartsen, zeker na de herziening van de NHG-standaard in 1999,<br />
eventueel gecombineerd met een snellere diagnosestelling door aanpassing van de criteria, kan<br />
daaraan hebben bijgedragen 10 .<br />
Trends en ontwikkelingen
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 41<br />
Figuur 3.3 Prevalentie van DM in de periode 1971-2000 (1972 = 100)<br />
250<br />
200<br />
150<br />
100<br />
50<br />
0<br />
jaarprevalentie (geïndexeerd)<br />
1972 1975 1978 1981 1984 1987 1990 1993 1996 1999<br />
mannen vrouwen<br />
Figuur 3.4 Incidentie van DM in de periode 1971-2000 (1972 = 100)<br />
250<br />
200<br />
150<br />
100<br />
50<br />
0<br />
incidentie (geïndexeerd)<br />
1972 1975 1978 1981 1984 1987 1990 1993 1996 1999<br />
mannen vrouwen<br />
De verwachting bestaat dat de vergrijzing in combinatie met een toename van risicofactoren als<br />
gevolg van een veranderende leefstijl ook in Nederland zal leiden tot een forse toename in incidentie<br />
en prevalentie van DM type 2, die de demografische projectie van 35,7% ver zal overstijgen. Hoewel<br />
betrouwbare inschattingen hierover ontbreken, wordt rekening gehouden met een verdubbeling van<br />
het aantal patiënten met DM type 2 in de komende 20 jaar.<br />
Trends en ontwikkelingen
42 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
> “Een dergelijke toename van het aantal patiënten met DM (vooral type 2) en de daarmee<br />
verband houdende groei van de toekomstige zorgvraag heeft een enorme impact op de<br />
bestaande zorgcapaciteit. Binnen de huidige gezondheidszorg kan de zorgvraag al nauwelijks<br />
<strong>worden</strong> opgevangen, laat staan als deze in de toekomst nog verder gaat groeien.”<br />
(uit: interview met dr. W.H.J.M. Wientjens, voorzitter Diabetes Vereniging Nederland)<br />
3.5 Toename comorbiditeit bij diabetes mellitus<br />
Het veelvuldig voorkomen van meerdere aandoeningen is typisch voor DM. Hoewel cijfers ten aanzien<br />
van het voorkomen van comorbiditeit bij DM niet voorhanden zijn, wordt verondersteld dat door<br />
toedoen van het groeiend aantal <strong>ouder</strong>en met DM comorbiditeit steeds vaker zal voorkomen. Bekend<br />
is namelijk dat comorbiditeit in zijn algemeenheid vaker voorkomt op <strong>ouder</strong>e leeftijd. In de leeftijd<br />
van 55–64 jaar komt comorbiditeit voor bij 1 op de 7 personen (14%). Boven de leeftijd van 75 jaar<br />
geldt dit voor 4 op de 10 personen (40%). 11<br />
Noten<br />
Een ander aspect is de relatie tussen de duur van DM en het ontstaan van complicaties. Door het<br />
eerder ontstaan van DM type 2 zal het aantal patiënten dat langdurig hieraan lijdt, toenemen met als<br />
gevolg een stijging van het aantal complicaties van DM.<br />
1 Zorgstandaard voor goede diabeteszorg, Nederlandse Diabetes Federatie, april 2003<br />
2 Ministerie van VWS (2003). Langer gezond leven, ook een kwestie van gezond gedrag<br />
3 Brief Minister van VWS aan Tweede Kamer inzake Diabeteszorg beter. Ministerie van VWS, juli 2004 (zie bijlage).<br />
4 CBS. Bevolkingstrends, 1e kwartaal 2003<br />
5 RIVM (2002). <strong>Gezond</strong>heid op koers? VTV 2002<br />
6 <strong>Gezond</strong>heidsraad (2002). Advies Dementie, p. 203 (dementerenden van 65 jaar en <strong>ouder</strong>)<br />
7 Docubu J. (2003) Behandel diabetes als cardiovasculaire aandoening. Medisfeer 193<br />
8 Diabetes, de stille epidemie; De toekomstvisie van Nederlandse topspecialisten. Mark Two Communications, p. 25 (ISBN<br />
90-806735-1-X)<br />
9 CMR-Nijmegen e.o., 1996 – 2000<br />
10 RIVM (2004). Nationaal Kompas Volksgezondheid (www.rivm.nl/nationaalkompas/)<br />
11 Centraal Bureau voor de Statistiek / Longitudinal Ageing Study Amsterdam<br />
Trends en ontwikkelingen
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 43<br />
4 Invitational conference<br />
‘Diabetes mellitus’
44 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
4 Invitational conference ‘Diabetes mellitus’<br />
4.1 Inleiding<br />
Op 26 april 2004 is in het kader van het project ‘<strong>Gezond</strong> <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>’ een invitational<br />
conference gehouden over de toekomst van de diabeteszorg. Doelstelling was om met<br />
betrokkenen een agenda voor de diabeteszorg vast te stellen, waardoor in de toekomst op<br />
adequate wijze kan <strong>worden</strong> ingespeeld op de behoeften en verwachtingen van diabetespatiënten.<br />
De agenda voor de toekomst die mede op basis van deze bijeenkomst is vastgesteld, is<br />
beschreven in hoofdstuk 5. De rapportage is gebaseerd op de inleidingen en de discussie tijdens<br />
deze bijeenkomst.<br />
4.2 Patiëntenvisie op de toekomstige diabeteszorg<br />
(de heer dr. W.H.J.M. Wientjens, voorzitter Diabetesvereniging Nederland)<br />
Op het ogenblik groeit het aantal mensen met DM (al of niet gediagnosticeerd) jaarlijks met ruim<br />
10% per jaar. Omdat de leef- en eetgewoonten eerder verslechteren dan verbeteren, zal deze groei<br />
in de komende tien jaar niet afnemen. Wellicht is het mogelijk dat maatschappelijke ontwikkelingen<br />
deze groei enigszins zullen afremmen, maar dat laat zich moeilijk inschatten. Aangezien noodzakelijke<br />
maatregelen uitblijven om de huidige onderdiagnose te bestrijden, is voorlopig geen verbetering te<br />
verwachten van de gezondheidstoestand van diabeten op het moment van diagnosestelling.<br />
Vanaf het moment dat bij iemand de diagnose DM wordt gesteld, moet hij drie verschillende rollen<br />
combineren:<br />
1 patiënt: in deze rol vormt iemand in het belang van een goede medische zorg een<br />
onderdeel van het zorgsysteem waarbij het gaat om het behandelen van complicaties of<br />
het vaststellen, streven naar en controleren van de glucosewaarde, het gewicht en de<br />
bloeddruk;<br />
2 leerling: in deze rol leert iemand zich zelfcontrole, zelfregulatie en gedragsdoelen aan;<br />
3 burger: als mens met maatschappelijke belangen leert iemand op te komen voor zijn of haar<br />
belangen, bijv. om volwaardige deel te nemen aan de samenleving.<br />
Deze drie rollen zijn gelijkwaardig aan elkaar. Om deze rollen optimaal te kunnen uitvoeren, is<br />
permanente educatie een voorwaarde. Met name voor <strong>ouder</strong>en is het geen eenvoudige opgave om in<br />
deze rolverdeling een goede balans te vinden.<br />
DM heeft een grote impact op patiënten. In het algemeen kan van DM gezegd <strong>worden</strong> dat het een<br />
ziekte is die:<br />
1 ongeneeslijk is;<br />
2 ernstig is;<br />
3 behandelbaar is;<br />
4 ‘manageable’ is.<br />
Bij het <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong> nemen de behandelbaarheid en de mogelijkheden voor zelfmanagement af.<br />
Een <strong>ouder</strong>e diabetespatiënt loopt een grote kans op het krijgen van complicaties, zoals niet meer<br />
kunnen lezen/blindheid, amputaties, nierfalen en neuropathie. Verder is de kans op vroegtijdig<br />
overlijden en het krijgen van depressies bij DM-patiënten verdubbeld. Bij DM kunnen de meest<br />
onschuldige, alledaagse kwaaltjes (bijv. kleine wondjes of onbetekenende ontstekingen) al leiden<br />
tot een uitgebreide zorgvraag. Zowel artsen als patiënten zijn in het bijzonder gespitst op een<br />
Invitational conference ‘Diabetes mellitus’
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 45<br />
tijdige en afdoende behandeling van dit soort kwaaltjes. Bij <strong>ouder</strong>en speelt daarnaast de afnemende<br />
hypogevoeligheid een rol. Ouderen voelen hypo’s minder goed aankomen, hetgeen hun gevoel van<br />
onzekerheid versterkt.<br />
Vanwege het hoge risico op het ontstaan van complicaties is samenwerking tussen de eerste- en<br />
tweedelijnszorg voor <strong>ouder</strong>en van “gigantisch groot belang”. De heer Wientjens typeert de huidige<br />
samenwerking als volgt: “De eerstelijn is het kastje en de tweedelijn is de muur.”<br />
Belang van integratie van de diabeteszorg (ketenzorg)<br />
De heer Wientjens constateert dat de huidige zorgvraag gerelateerd aan DM binnen de<br />
gezondheidszorg nauwelijks kan <strong>worden</strong> opgevangen. Hij voorziet dan ook dat bij de bestaande wijze<br />
van zorgverlening de sterk toenemende vraag niet langer kan <strong>worden</strong> opgevangen. De oplossing moet<br />
daarom volgens hem vooral gezocht <strong>worden</strong> in integratie van de diabeteszorg, gericht op verbetering<br />
van zowel de kwaliteit als de productiviteit (betere en meer efficiënte output) van de zorg.<br />
De Inspectie voor de <strong>Gezond</strong>heidszorg heeft eind 2003 haar bevindingen gepubliceerd ten aanzien<br />
van de huidige situatie van de ketenzorg in Nederland (rapport ‘Ketenzorg bij chronisch zieken’).<br />
Volgens dit rapport biedt de structuur van de gezondheidszorg onvoldoende mogelijkheden voor<br />
het verlenen van adequate zorg voor chronisch zieken. Ook de WHO is tot deze conclusie gekomen:<br />
chronische patiënten lopen grote risico’s vanwege de slechte afstemming en afbakening van taken en<br />
verantwoordelijkheden tussen beroepsbeoefenaren enerzijds en zorginstellingen anderzijds.<br />
Een geïntegreerde regionale aanpak van DM, zoals ook door de minister van VWS wordt bepleit, acht<br />
Wientjens zonder meer noodzakelijk. Onder ‘geïntegreerd’ moet dan wel een volledige ketenzorg<br />
<strong>worden</strong> verstaan waarin zorgverleners onderling sluitende afspraken maken. Onderscheid dient te<br />
<strong>worden</strong> gemaakt tussen de zorg rond DM met of zonder complicaties. De geografische indeling in<br />
regio’s moet voldoende aansluiten bij de regio’s waarin bepaalde zorgverzekeraars dominant zijn.<br />
Bij de organisatie van integrale diabeteszorg dienen de volgende vijf partijen in principe betrokken te<br />
zijn: overheid, zorgverzekeraars, zorgaanbieders, zorgverleners en patiënten.<br />
De overheid is verantwoordelijk voor het kader van het diabeteszorgsysteem en de vaststelling<br />
en toetsing van de spelregels. Daarnaast is de overheid verantwoordelijk voor een adequate<br />
opleiding van zorgverleners en het verstrekken van voorlichting/informatie aan het publiek. De<br />
zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van verzekerde, passende en<br />
toegankelijke diabeteszorg. Als inkopers van diabeteszorg dienen zij ervoor te zorgen dat deze<br />
betaalbaar blijft. Zorginstellingen zijn verantwoordelijk voor het bieden (en verkopen) van de<br />
diabeteszorg die door de zorgverzekeraar wordt gevraagd. De verschillende zorgverleners die<br />
betrokken zijn bij de diabeteszorg zijn verantwoordelijk voor naleving van de richtlijnen van goede<br />
diabeteszorg en een adequate en goed afgestemde onderlinge taakverdeling. DM-patiënten dragen<br />
een eigen verantwoordelijkheid voor zelfmanagement, voor naleving van goede leef- en eetgewoontes<br />
en voor het opbrengen van de nodige zelfdiscipline.<br />
Over de rol van zorgverleners voegt Wientjes het volgende toe. In de diabeteszorg ontbreekt het niet<br />
bepaald aan zorgstandaarden, protocollen en richtlijnen. Vanzelfsprekend dienen deze regelmatig te<br />
<strong>worden</strong> geactualiseerd. Zorgverzekeraars zouden het zorgaanbod moeten beoordelen en contracteren<br />
aan de hand van de zorgstandaard. Contractering door zorgverzekeraars zou gericht moeten zijn op<br />
de basale voorziening van diabeteszorg in zijn geheel in plaats van op onderdelen.<br />
Invitational conference ‘Diabetes mellitus’
46 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
De afrekening zou primair dienen te geschieden op basis van de daadwerkelijke naleving van de<br />
zorgstandaard en secundair op de (klinische) uitkomsten. “Je kan een zorgverlener niet afrekenen<br />
op de uitkomst van wel of geen voetamputatie of de hoogte van een laboratoriumbepaling, maar je<br />
moet hem wel afrekenen op het feit dat hij geen voetanamnese heeft uitgevoerd of geen labbepaling<br />
heeft laten doen”, aldus Wientjens.<br />
De Nederlandse gezondheidszorg wordt gedomineerd door een ‘hokjesgeest’. De heer Wientjens<br />
doet het bestaan van domeindenken af met de volgende woordspeling “DO(E)M(EIN)DENKEN is<br />
domeindenken, doemdenken en dom denken”. Wat hem betreft moet de onderlinge taakverdeling<br />
tussen zorgverleners drastisch veranderen. Er moet en kan veel meer gedelegeerd <strong>worden</strong> naar en<br />
uitgevoerd <strong>worden</strong> door lager opgeleide zorgverleners. Geen enkele bedrijfstak kent in zijn ogen<br />
zoveel onterecht domeindenken, ivoren torens en heilige huisjes als de gezondheidszorg. In de<br />
eerste lijn heeft de solopraktijk van de huisarts zijn langste tijd gehad en dienen huisartsen in<br />
rap tempo in gezondheidscentra tot samenwerking en taakafstemming te <strong>worden</strong> aangezet met<br />
andere zorgverleners (artsen, verpleegkundigen, diëtisten, praktijkondersteuners, apotheken,<br />
laboratoriumdiensten). Het elektronisch patiëntendossier, dat ook door zorgverleners in de tweede<br />
lijnszorg kan <strong>worden</strong> geraadpleegd, vormt daarbij een belangrijk instrument.<br />
DM-patiënten leggen prioriteiten ten aanzien van hun ziekte vooral bij een goede kwaliteit van<br />
leven, een individuele benadering, zelfredzaamheid en onafhankelijkheid. Iedere diabeet is zich er<br />
terdege van bewust dat hij vanwege zijn aandoening waarschijnlijk minder lang zal leven. Hierdoor<br />
is een investering in zijn kwaliteit van leven meer waard dan in de verlenging van het leven. Het is<br />
van belang om hiermee rekening te houden bij de behandeling van patiënten. Wat een patiënt onder<br />
kwaliteit van leven verstaat is individueel bepaald. Daarbij gaat het om “de kwaliteit van leven die je<br />
als patiënt met jezelf afspreekt”.<br />
Chronische ziekten zoals DM vormen een serieuze bedreiging voor de autonomie en het welbevinden<br />
van <strong>ouder</strong>en. Ook bij DM op <strong>ouder</strong>e leeftijd neemt de afhankelijkheid van de patiënt toe. Het begrip<br />
‘afhankelijkheid van chronisch zieken’ is onderzoeksmatig onder te verdelen in de volgende aspecten:<br />
1 beheersingsoriëntatie (‘mastery’): dit is de overtuiging dat je als patiënt zelf controle hebt<br />
over je eigen leven;<br />
2 zelfwaardering (‘self-esteem’): dit is de mate waarin een patiënt tevreden is over zichzelf;<br />
3 competentieverwachting (‘self-efficacy’): de overtuiging dat een patiënt door eigen<br />
handelen tot gewenste resultaten komt.<br />
Uit het proefschrift van Benschop (maart 2004) is naar voren gekomen dat bij DM met name de<br />
beheersingsoriëntatie (bijvoorbeeld ten aanzien van het voelen aankomen van hypo’s) een bufferende<br />
werking heeft op de achteruitgang van de zelfstandigheid van <strong>ouder</strong>en. Het is daarom van belang<br />
dat het gevoel van zelfcontrole bij patiënten wordt ondersteund. Dit aspect verdient wat Wientjens<br />
betreft in de toekomstige diabeteszorg meer aandacht. Een bufferende werking gaat uit van sociale<br />
netwerken en versterking van specifieke persoonlijke eigenschappen van patiënten. Hiertoe zijn<br />
diverse educatievormen inzetbaar, waarvan groepseducatie één van de belangrijkste is.<br />
Wientjens noemt tot slot de ‘onterechte pillenpreutsheid’ (i.e. terughoudendheid om geneesmiddelen<br />
voor te schrijven en te gebruiken) die in Nederland bestaat als aandachtspunt voor verbetering van<br />
de diabeteszorg.<br />
Invitational conference ‘Diabetes mellitus’
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 47<br />
In de komende twintig jaar zal onze maatschappij <strong>worden</strong> gedomineerd door enkele<br />
belangrijke sociaal-maatschappelijke trends: individualisering, informalisering, informatisering,<br />
internationalisering en intensivering. Deze trends zouden moeten <strong>worden</strong> aangegrepen om de<br />
diabeteszorg in de komende jaren verder te verbeteren (zie tabel 4.1).<br />
Tabel 4.1 Sociaal-maatschappelijke trends en aangrijpingspunten voor verbetering diabeteszorg<br />
Sociaal maatschappelijke trend Aangrijpingspunten voor verbetering van diabeteszorg<br />
Individualisering Bevorderen van zelfredzaamheid en keuzevrijheid van patiënten<br />
Informalisering Stimuleren van afkeer tegen bureaucratie<br />
Informatisering Verstrekken van adequate voorlichting<br />
Internationalisering Gebruikmaken van kennis over nieuwe ontwikkelingen<br />
Intensivering Optimaliseren van mogelijkheden voor kwaliteit van leven<br />
De heer Wientjens verwacht dat de diabeteszorg zich gaandeweg zal aanpassen aan de genoemde<br />
sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen. Dit geldt zowel voor de behandeling van mensen met<br />
DM als voor de preventie van het ontstaan van DM en complicaties. Tegelijkertijd zal het inzicht<br />
in de positieve uitwerking van goede diabeteszorg op het maatschappelijk functioneren van<br />
honderdduizenden mensen toenemen.<br />
Werk aan de winkel<br />
De huidige diabeteszorg vertoont nog grote tekortkomingen. Tweederde van alle diabeten ontvangt<br />
niet de juiste behandeling. Ondertussen gaat de groei van het aantal patiënten onverminderd door.<br />
Er is nog veel te verbeteren aan de diabeteszorg en liefst op hele korte termijn. Verbetering is, wat de<br />
heer Wientjens betreft, alleen te realiseren indien zorgverzekeraars het pad opgaan van belonen en<br />
straffen. Dat wil zeggen dat zij uitsluitend contracten afsluiten met zorgaanbieders en (groepen van)<br />
zorgverleners, die in de dagelijkse praktijk voldoen aan de afgesproken kwaliteitscriteria.<br />
Overheid en werkgevers dienen zich daarnaast serieus in te spannen om leef- en eetgewoontes in<br />
onze maatschappij daadwerkelijk te veranderen.<br />
4.3 Visie van de arts op de toekomst van de diabeteszorg<br />
(de heer prof. dr. B.H.R. Wolffenbuttel, Academisch Ziekenhuis Groningen)<br />
Een belangrijk kenmerk van de diabeteszorg is dat er veel zorgverleners bij zijn betrokken. De zorg is<br />
hierdoor voor DM-patiënten vaak onoverzichtelijk. Zij raken ‘dazed and confused’ en <strong>worden</strong> te vaak<br />
van het kastje naar de muur gestuurd. De huidige diabeteszorg heeft te maken met problemen, maar<br />
staat tevens voor een aantal uitdagingen. Een belangrijk probleem is dat bij DM sprake is van een<br />
pandemie (‘een volksziekte met stip’). Op grond van een bevolkingsonderzoek in Hoorn is vastgesteld<br />
dat het aantal DM-patiënten elk jaar met 60.000 toeneemt. Hierdoor zal het aantal DM type 2<br />
patiënten in de komende jaren gaan verdubbelen.<br />
Verder is sprake van oversterfte als gevolg van optredende complicaties, <strong>worden</strong> preventieve<br />
strategieën onvoldoende geïmplementeerd en bestaat er nog onvoldoende afstemming binnen de<br />
diabeteszorg. In de diabeteszorg ontbreekt het niet aan voldoende medicatie. Wel is het de vraag of<br />
deze ook optimaal wordt toegepast.<br />
Invitational conference ‘Diabetes mellitus’
48 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
De diabeteszorg staat in de komende jaren voor de volgende uitdagingen:<br />
· het bieden van adequate zorg en een daarbij passende zorgstructuur;<br />
· het bieden van patiënteneducatie gericht op diabetesrevalidatie (patiënten leren omgaan<br />
met DM);<br />
· het bieden van een gestructureerde preventie van complicaties;<br />
· de registratie van effecten van bestaande behandelingen (databanken, postautorisatiestudies);<br />
· de ontwikkeling van nieuwe behandelingen;<br />
· het verhogen van de kosteneffectiviteit van de zorg.<br />
De oprichting van de Nederlandse Diabetes Federatie (NDF) in 1995 is voor de diabeteszorg een<br />
belangrijke stap in de goede richting geweest. De NDF is een samenwerkingsverband tussen<br />
betrokkenen bij diabeteszorg (patiënten, behandelaars en wetenschappers). De NDF speelt een<br />
sturende en stuwende rol bij de formulering van behandeladviezen en richtlijnen, de zorgorganisatie<br />
en het maken van transmurale werkafspraken, regionalisatie (instelling van regiocoördinatoren) en de<br />
Zorgstandaard.<br />
De heer Wolffenbuttel komt hiermee tot zijn eerste stelling:<br />
“Het diabetesveld heeft al heel wat bereikt ter bevordering van de diabeteszorg, daarbij<br />
nauwelijks bijgestaan door overheid of zorgverzekeraars.”<br />
Realiseerbare en meetbare gezondheidsdoelstellingen<br />
Volgens de heer Wolffenbuttel is het van belang om de preventiestrategie voor DM te koppelen<br />
aan realiseerbare en meetbare gezondheidsdoelstellingen. In dat kader wijst hij op de (voorlopige)<br />
resultaten van de DAWN-studie en de CODE-2-studie (zie kader) die met steun van farmaceutische<br />
bedrijven <strong>worden</strong> uitgevoerd.<br />
> DAWN-studie (Diabetes Attitudes, Wishes and Needs)<br />
Dit onderzoek richt zich op de perceptie van de patiënt over DM, de attitudes en verantwoordelijkheden<br />
van beleidsmakers en hulpverleners, de verbetering van de psychosociale begeleiding<br />
en de verbetering van de zelfzorg, rekening houdend met psychologische barrières.<br />
De eerste onderzoeksresultaten wijzen op het cruciale belang van sociale ondersteuning en<br />
emotioneel welbevinden voor een goede diabetes(zelf)zorg. Bovendien is gebleken dat in de<br />
dagelijkse praktijk te weinig aandacht wordt besteed aan psychosociale begeleiding. Patiënten<br />
reageren op het krijgen van DM vooral met angst en bezorgdheid, zowel voor de gevolgen voor<br />
het dagelijks leven als op de lange termijn. (meer informatie is verkrijgbaar op<br />
www.dawnstudy.com)<br />
> CODE-2 studie (Cost Of Diabetes in Europe – Type 2)<br />
Dit is een economisch landmark onderzoek dat is uitgevoerd in 8 EU landen (Verenigd Koninkrijk,<br />
België, Spanje, Duitsland, Zweden, Italië en Nederland). Gekeken is naar de kosten<br />
en opbrengsten van de zorg voor DM type 2 patiënten. Gebleken is dat in Nederland aan<br />
diabeteszorg (als percentage van het totale zorgbudget) het minst wordt uitgegeven (1,6% vs.<br />
gemiddeld 5%). Tevens bleek Nederland het laagst te scoren in de doelstelling om bij DM type<br />
2-patiënten de systolische bloeddruk te verlagen (B 140 mmHg). Nederland kwam hierbij tot<br />
een score van 69%, terwijl het gemiddelde in de 8 onderzochte landen lag op 85%.<br />
Invitational conference ‘Diabetes mellitus’
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 49<br />
Naar aanleiding van het voorafgaande komt de heer Wolffenbuttel tot zijn tweede stelling:<br />
“Zonder de financiële en logistieke ondersteuning van de farmaceutische industrie zouden we heel<br />
wat kennis en inzicht missen en zou er van transmurale diabeteszorg in Nederland geen sprake zijn.”<br />
Meer aandacht voor zelfmanagement en therapietrouw<br />
Bij de zorgverlening zou meer aandacht dienen uit te gaan naar aspecten als kennis en vaardigheden<br />
(permanente educatie), motivatie en gedrag. Therapietrouw en kwaliteit van leven zijn daarbij<br />
belangrijke aandachtspunten. Aan de hand van een praktijkvoorbeeld (MIEP) toont de heer<br />
Wolffenbuttel aan dat succesvolle interventies gericht op verbetering van zelfmanagement en<br />
therapietrouw van DM-patiënten en die vanuit het veld zijn ontwikkeld, uiteindelijk vastlopen op het<br />
vinden van structurele financiering.<br />
> Multidisciplinair Intensief Educatie Programma (MIEP)<br />
Een grote zorgaanbieder bood in een pilot een intensief educatieprogramma aan aan patiënten<br />
met verschillende DM-problemen. Deelnemers vertoonden een matig niveau van mentaal en<br />
sociaal functioneren. Het programma leverde (onder 285 deelnemers) tegen beperkte kosten een<br />
blijvende verbetering op van de HbA1c-waarde en een blijvende verbetering van de kwaliteit van<br />
leven, zelfredzaamheid, zelfstandigheid, therapietrouw en het coping gedrag. Tevens bleek dat<br />
de zorguitgaven voor MIEP-deelnemers uiteindelijk lager uit waren gevallen dan voor gewone<br />
polipatiënten.<br />
> Op grond van deze succesvolle uitkomsten wilde de zorgaanbieder het programma verder<br />
uitbreiden, vraaggestuurd en gericht op door patiënten gerapporteerde probleemgebieden<br />
(overgewicht, voetproblemen, hypo-alertheid, etc.). Onder de noemer van zorgvernieuwing<br />
werd gezocht naar financiering. De onderhandelaar (een zorgverzekeraar) bleek echter geen<br />
voorstander te zijn van diabetesrevalidatie. Het oordeel viel negatief uit en uitbreiding van<br />
MIEP kon derhalve niet plaatsvinden.<br />
Lacunes in kennisniveau eerstelijnszorg<br />
Door velen wordt gewezen op de noodzaak om binnen de opleidingen van zorgverleners in de<br />
eerstelijnszorg meer aandacht te besteden aan adequate diabeteszorg. De heer Wolffenbuttel toont<br />
aan de hand van enkele voorbeelden aan dat er vanuit het veld feitelijk al veel wordt ondernomen op<br />
het terrein van (na)scholing. Zo beoogt het in 2002 gestarte Nederlands Tijdschrift voor Diabetologie<br />
‘evidence-based’ deskundigheidsbevordering in de diabeteszorg binnen de eerste-, tweede- en<br />
derdelijnszorg te bewerkstelligen.<br />
Taakdelegatie en functiedifferentiatie<br />
Taakdelegatie en functiedifferentiatie (o.a. vorming van multidisciplinaire teams) <strong>worden</strong> in het<br />
algemeen opgevat als één van de oplossingsrichtingen voor het (dreigende) capaciteitstekort in de<br />
diabeteszorg. De heer Wolffenbuttel wijst in dat kader op het Matador-project in de regio Heuvelland<br />
(nabij Maastricht), waarbij taakdelegatie in de diabeteszorg in praktijk wordt gebracht.<br />
Invitational conference ‘Diabetes mellitus’
50 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
> MATADOR-project (MAastrichtse TrAnsmurale DiabetesORganisatie)<br />
In het project wordt getracht om binnen het daarvoor beschikbare budget de kwaliteit van<br />
de diabeteszorg te verbeteren door middel van de implementatie van een ‘regionaal disease<br />
management model voor de diabeteszorg’. In het zorgmodel staat de invoering van integrale<br />
diabeteszorg (van preventie tot specialistische hulp) centraal. In MATADOR wordt met<br />
taakdelegatie (internist, huisarts en diabetesverpleegkundige werken als kernteam nauw met<br />
elkaar samen) getracht een antwoord te vinden op het capaciteitstekort in de diabeteszorg.<br />
Hoofdverantwoordelijke<br />
Internist<br />
Diabetesverpleegkundige<br />
Huisarts<br />
I<br />
II<br />
III<br />
AZM, RHV, DHV, Thuiszorg, IGZ<br />
Patiëntencategorie<br />
· nieuwe DM type 1 patiënt<br />
· slecht gereguleerde patiënt<br />
· uitgebreide complicaties<br />
· multimorbiditeit<br />
· stabiel ingestelde<br />
DM type 1 en 2<br />
· overige patiënten<br />
Dit project wordt mede ondersteund door de regionale zorgverzekeraar en het Academisch<br />
Ziekenhuis Maastricht. De primaire verantwoordelijkheid voor een patiënt wordt expliciet<br />
toegewezen aan één van de leden van het kernteam. Transmuraal werkende diabetesverpleegkundigen<br />
begeleiden patiënten met een stabiel ingestelde DM type 2 en met weinig tot<br />
geen complicaties. Patiënten gaan eens per jaar naar een internist voor een check-up. De<br />
zelfstandig werkende diabetesverpleegkundige vervult een brugfunctie tussen ziekenhuis/<br />
internist enerzijds en huisarts/praktijkverpleegkundige anderzijds en werkt parttime in de<br />
tweedelijn om de deskundigheid op peil te houden. Internist en huisarts houden gezamenlijke<br />
spreekuren in de huisartspraktijk voor DM-patiënten die onder behandeling staan van een<br />
huisarts. De zorgbehoefte en de te verlenen zorg over langere termijn wordt geëvalueerd. Deze<br />
samenwerkingsvorm heeft een nascholend effect op zowel de huisarts als de internist.<br />
Invitational conference ‘Diabetes mellitus’
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 51<br />
Financiering op grond van prestatie-indicatoren<br />
De Inspectie voor de <strong>Gezond</strong>heidszorg heeft in december 2003 een basisset prestatie-indicatoren<br />
vastgesteld ten behoeve van het toezicht op de ziekenhuizen. De volgende drie prestatie-indicatoren<br />
gelden voor ziekenhuizen ten aanzien van de diabeteszorg:<br />
1 activiteiten van het ziekenhuis ten aanzien van de vormgeving van geïntegreerde<br />
diabeteszorg;<br />
2 gemiddelde jaarlijkse HbA1c-waarde, onderverdeeld naar type 1 en type 2;<br />
3 tweejaarlijkse oogheelkundige controle: percentage van de bij de internist bekende<br />
DM-patiënten (onderverdeeld naar type 1 en type 2), die jaarlijks een fundusscopie of<br />
fundusfotografie hebben ondergaan.<br />
In reactie op deze prestatie-indicatoren komt de heer Wolffenbuttel tot zijn derde stelling:<br />
“Voor evaluatie van geboden zorg is de gemiddelde HbA1c-waarde geen zinnige uitkomstparameter<br />
voor het evalueren van geboden zorg.”<br />
Bij het formuleren van prestatie-indicatoren dient men een duidelijk onderscheid te maken tussen<br />
procesindicatoren en uitkomstindicatoren. Procesindicatoren geven een indicatie van de geboden<br />
zorg. Uitkomstindicatoren zijn niet bruikbaar als kwaliteitscriterium en zijn hooguit geschikt om<br />
bepaalde interventies bij te sturen. Een gemiddelde HbA1c-waarde zegt dan ook niets over de<br />
kwaliteit van de geboden zorg in het ziekenhuis. Ook te realiseren streefwaarden per individuele<br />
patiënt zijn hiervoor niet geschikt. De mate van realiseerbaarheid van deze streefwaarden kunnen<br />
per individu erg verschillen. Omdat prestaties contextgebonden zijn, is de heer Wolffenbuttel<br />
voorstander van een beoordeling op grond van (organisatiegebonden) procesindicatoren (bijvoorbeeld<br />
het aantal keren dat een voetcontrole heeft plaatsgevonden met sokken en broek uit).<br />
> “In Duitsland wordt een nieuw geneesmiddel voor DM gedurende een jaar vergoed op<br />
voorwaarde dat daarmee een voldoende daling van de gemiddeld HbA1c-waarde wordt<br />
gerealiseerd. Het koppelen van een vergoeding aan gerealiseerde streefwaarden voor HbA1c is<br />
onjuist.”<br />
(de heer dr. W.H.J.M. Wientjens, voorzitter Diabetesvereniging Nederland)<br />
> “Het moet toch mogelijk zijn om op basis van de door de NDF vastgestelde normen voor goede<br />
diabeteszorg te komen tot een betrouwbare beoordeling van de kwaliteit van de geleverde<br />
zorg. Van de Zorgstandaard zijn bruikbare parameters af te leiden. Beoordeling van HbA1cwaarden<br />
is daartoe weliswaar onvoldoende, maar het is te mager om alleen maar te sturen op<br />
zorgprocessen. Zorgaanbieders en zorgverzekeraars zouden onderling afspraken moeten maken<br />
omtrent bruikbare uitkomstmaten.”<br />
(mevrouw drs. L.J.M. de Heij, College voor zorgverzekeringen)<br />
> “De huisarts is best bereid om afspraken te maken op basis van uitkomsten. Uit een benchmarking<br />
onder circa 100 huisartsen blijkt de huisarts zeer gevoelig is voor dit instrument.<br />
Benchmarking is daarmee een passend leerinstrument voor artsen om hun zorgverlening te<br />
verbeteren.”<br />
(de heer G. Hoogvliet, huisarts, directeur MCC Klik)<br />
Invitational conference ‘Diabetes mellitus’
52 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Belemmeringen voor een betere diabeteszorg<br />
De heer Wolffenbuttel signaleert de volgende belemmeringen voor verbetering van de diabeteszorg:<br />
1 Medici en andere zorgverleners zetten zich nog onvoldoende in, zijn niet enthousiast<br />
genoeg of denken in territoria.<br />
2 ICT-mogelijkheden <strong>worden</strong> nog onvoldoende toegepast. Goede praktijkautomatisering<br />
kan bijvoorbeeld behulpzaam zijn om richtlijnen adequaat te implementeren,<br />
hoogrisicopatiënten op te sporen en hen intensiever medisch en psychosociaal te<br />
begeleiden.<br />
3 Zorgverzekeraars vervullen hun regisseursrol nog moeizaam, vertonen een gebrek aan visie<br />
en hebben in de regel meer oog voor kosten dan voor kwaliteit.<br />
4 De overheid neemt enkele desastreuze maatregelen. De (voorgenomen) maatregelen<br />
zijn vooral gebaseerd op een misconceptie omtrent de mate van ‘verkeerd zorggebruik’.<br />
Bij de invoering van een no-claim-regeling wordt er bijvoorbeeld vanuit gegaan dat<br />
iedere individuele verzekerde een financiële prikkel nodig heeft om zorgvuldig met<br />
zorgvoorzieningen om te gaan. Daarbij wordt het vooruitzicht gesteld dat een gezonde<br />
leefstijl het venster biedt op lagere verzekeringskosten. Chronische patiënten, met name<br />
patiënten met een multifactoriële aandoening als DM, zullen hierdoor (in veel gevallen) ten<br />
onrechte <strong>worden</strong> gestraft.<br />
Aanbevelingen voor de diabeteszorg<br />
1 laat de eerste-, tweede- en derdelijnszorg op regionaal niveau samenwerkingsafspraken<br />
maken over geboden zorg, educatie en revalidatie;<br />
2 laat de aansturing van geboden zorg, educatie en revalidatie verlopen via regionale<br />
expertisecentra;<br />
3 zorg voor een transmuraal elektronisch zorgdossier;<br />
4 zorg voor adequate (na)scholing van eerste- en tweedelijns zorgverleners (o.a. via de<br />
regionale expertisecentra);<br />
5 heb voldoende oog voor etiologisch, pathofysiologisch en zorgonderzoek.<br />
Regionale aansturing is volgens de heer Wolffenbuttel de meest effectieve manier om de diabeteszorg<br />
te verbeteren en adequate afstemming te bereiken. Hij pleit in dat kader voor het instellen van<br />
een tiental regionale (al dan niet academische) expertisecentra, waar hoogwaardige, geïntegreerde<br />
diabeteszorg plaatsvindt.<br />
> “De zorgverlening voor DM type 2 en voor manifeste hart- en vaatziekten dienen meer op elkaar<br />
te <strong>worden</strong> afgestemd. 65-75% van alle DM-patiënten overlijdt immers aan de gevolgen van een<br />
hart- en vaatziekte. De voorgestelde expertisecentra zouden zich daarom niet alleen moeten<br />
richten op diabeteszorg, maar tevens op de zorg rond andere chronische aandoeningen die veelal<br />
in combinatie met DM voorkomen, zoals CVA, hartfalen en dementie.”<br />
(de heer A.C. van Bellen, bestuurslid VSOP)<br />
Deze expertisecentra zullen als best practices sturend zijn in de implementatie van regionale<br />
samenwerkingsverbanden op basis van de beschikbare ervaringen. Zij bieden daarbij ondersteuning<br />
aan en verzorgen (na)scholing van eerste- en tweedelijns zorgverleners. In deze kenniscentra dienen<br />
zowel zorgverleners (huisartsen, medisch specialisten, diabetesverpleegkundigen, diëtisten en<br />
psychologen) als ervaringsdeskundigen (mensen met DM) te participeren. Daardoor kunnen deze<br />
centra ook een voortrekkersrol vervullen in de vraaggestuurde patiënteneducatie en -revalidatie en<br />
Invitational conference ‘Diabetes mellitus’
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 53<br />
tevens wetenschappelijk onderzoek doen naar de meest effectieve en efficiënte behandeling van DM<br />
en diabetische complicaties. Verder fungeren deze centra als vraagbaak en als verwijscentrum voor<br />
patiënten met complexe problematiek.<br />
4.4 De rol van de zorgverzekeraar bij verbetering van diabeteszorg<br />
(de heer drs. J.G.M. Hendriks, bestuurslid Agis Zorgverzekeringen)<br />
“Agis heeft niet de behoefte om zich op te stellen als dé regisseur in de zorg. Zij waakt er bovendien<br />
voor om in het vacuüm te stromen dat ontstaan is door de maatregelen die de overheid op dit<br />
moment neemt”, aldus de heer Hendriks. Wel heeft Agis in 1999 al de keuze gemaakt om bij de<br />
inkoop van diabeteszorg een omslag te maken van het contracteren van disciplines en voorzieningen<br />
(aanbod) naar het contracteren van gestructureerde patiëntgerichte zorg (vraag). Vanwege<br />
bezuinigingen is de invoering ervan enige tijd uitgesteld.<br />
Agis heeft nu ongeveer 60.000 DM-patiënten onder haar verzekerden, hetgeen 5% is van het totaal<br />
aan Agis-verzekerden (DM-prevalentie in 2003: 4% van verzekerdenpopulatie B 45 jaar en 14% van<br />
populatie B 65 jaar). Agis spendeert 13% van haar uitgaven in het kader van de Ziekenfondswet aan<br />
verzekerden met DM. In de komende tien jaar zal het aantal patiënten met DM type 2 verdubbelen.<br />
Gezien de omvang van haar patiëntenpopulatie voelt Agis de noodzaak om de diabeteszorg goed<br />
te organiseren. zodat de geboden zorg aan algemeen aanvaardbare minimale kwaliteitscriteria gaat<br />
voldoen. Momenteel loopt daartoe in Amsterdam een onderzoek naar ervaringen van patiënten<br />
met betrekking tot de geleverde diabeteszorg. De eerste, voorlopige resultaten zijn bepaald niet<br />
geruststellend en geven aan dat er aan de diabeteszorg in de regio nog veel te verbeteren valt. Zo<br />
heeft 40% van de ondervraagde diabeten aangegeven onvoldoende zorg te hebben ontvangen,<br />
ervaart 50% een matige tot slechte begeleiding door de huisarts, is 40% van mening dat de zorg<br />
slecht op elkaar is afgestemd en heeft bij 40% geen jaarlijkse voetcontrole plaatsgevonden.<br />
Vanuit het oogpunt van zorgverzekering dienen aan diabeteszorg de volgende eisen te <strong>worden</strong> gesteld:<br />
1 de ingekochte zorg komt overeen met de vraag van de doelgroep;<br />
2 ervaringen van de DM-patiënten komen overeen met de ingekochte zorg;<br />
3 uitgaven en inkomsten van een zorgverzekeraar met betrekking tot diabeteszorg lopen<br />
gelijk (aanbesteding diabetestarief per patiënt);<br />
4 de verzekerde heeft een keuze tussen verschillende aanbieders (en polissen).<br />
Agis hanteert voor de vormgeving van een gestructureerde patiëntgerichte diabeteszorg de volgende<br />
uitgangspunten:<br />
1 iedere patiënt met DM type 2 kan gebruikmaken van een laagdrempelige, goede<br />
diabeteszorg dicht bij huis (‘diabeteszorg is géén ziekenhuiszorg, maar huisartsenzorg’);<br />
2 diabeteszorg wordt geleverd in een multidisciplinair team gebaseerd op de NHG-standaard;<br />
3 de financiering van de diabeteszorg is gebaseerd op een kostprijsberekening die is berekend<br />
op een gemiddeld zorggebruik in een diabetespopulatie;<br />
4 het bereiken van meetbare en toetsbare verbeteringen in de uitkomsten van de zorg vormt<br />
de basis voor het verkrijgen van een bonus:<br />
a medische uitkomsten (i.e. objectieve gezondheid);<br />
b kwaliteit van leven (i.e. subjectieve gezondheid);<br />
c patiëntenervaringen;<br />
d innovatieve technologie (i.e. sturingsvermogen van de zorgaanbieder).<br />
Invitational conference ‘Diabetes mellitus’
54 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Agis wil, gebruikmakend van de veranderde mogelijkheden voor zorginkoop, de keuzevrijheid van<br />
de patiënt, de transparantie in kwaliteit en prijs, de tevredenheid van de patiënt en de servicegraad<br />
van de diabeteszorg verbeteren. In een tijd waarin premies zullen stijgen en de eigen bijdragen<br />
en betalingen van patiënten zullen toenemen, is het tevens van belang om de kosten voor<br />
diabeteszorg beheersbaar en transparant te maken. Daarom dient de zorg efficiënter te <strong>worden</strong><br />
ingericht en dient de kwaliteit van de geleverde zorg gemeten te kunnen <strong>worden</strong> aan de hand van<br />
resultaten en uitkomsten. Agis wil goede zorg van hoge kwaliteit gaan belonen en voert daartoe een<br />
prestatiebeloning (‘pay for performance’) in. De prestatiebeloning bedraagt maximaal 10% van het<br />
overeengekomen basistarief (i.e. de gemiddelde kostprijs per patiënt per jaar). De bonus wordt voor<br />
40% bepaald door de medische uitkomsten, voor 40% door patiëntenervaringen over kwaliteit van de<br />
zorg en voor 20% door innovatieve toepassingen. Agis gaat er bij de contractering van de zorg vanuit<br />
dat 90% van de patiënten met DM type 2 binnen het zorgconcept van gestructureerde diabeteszorg<br />
valt. Daarbij is onder meer sprake van adequate afstemming, overleg en taakdifferentiatie binnen het<br />
zorgaanbod van huisarts, diabetesverpleegkundige, praktijkondersteuner, specialist, podotherapeut,<br />
pedicure, optometrist en oogarts. De behandeling van de overige 10% van de patiënten is dermate<br />
complex dat continue begeleiding vanuit het ziekenhuis noodzakelijk is.<br />
Tabel 4.2 Prestatiebeloning op basis van gehanteerde proces- en uitkomstmaten<br />
Parameter Proces Uitkomst<br />
HbA1c Bij 93% van de patiënten is 55% < 8%<br />
een HbA1c meting in de laatste<br />
12 maanden uitgevoerd ≤ 21% ≥ 9,5%<br />
Lipidenprofiel Bij 85% is het lipidenprofiel 63% heeft LDL ≤ 130 mg/dl<br />
gemeten in de laatste 12 maanden<br />
Risicoprofiel Bij 90% van de patiënten is het Verbetering van 10%<br />
risicoprofiel berekend op basis van<br />
bloeddruk, HbA1c en lipidenprofiel<br />
Patiëntenervaringen 90% is geïnformeerd over HbA1c, 80% is op de hoogte van eigen HbA1c waarde,<br />
bloeddruk en leefstijl bloeddruk en van de leefstijladviezen<br />
Afstemming 80% krijgt uniforme informatie van de verschillende<br />
zorgverleners ten aanzien van de te bereiken doelen<br />
Onder zorgverleners is momenteel een discussie gaande of men DM-patiënten puur medicamenteus<br />
dient te begeleiden of dat men meer de nadruk moet leggen op leefstijlbegeleiding. Agis wil de<br />
verschillende benaderingsmogelijkheden vertalen in onderscheidende polissen voor haar klanten.<br />
Op deze wijze kan de klant zélf kiezen welke polis hem het meeste aanspreekt. Agis probeert hierin<br />
dus enige variatie tot stand te laten komen, zodat de individuele benadering van de patiënt meer<br />
wordt benadrukt. Zo zal de verzekerde in de toekomst kunnen kiezen uit uiteenlopende polissen,<br />
waarbij bijvoorbeeld onderscheid wordt gemaakt tussen een medicamenteuze lijn (bijv. met extra<br />
nadruk op cholesterolverlaging) en een niet-medicamenteuze lijn (bijv. met nadruk op bewegings- en<br />
voedingsadviezen, orale medicatie en insuline). Ook zou hieraan in het kader van ‘managed care’ een<br />
voorkeur voor specifieke zorgaanbieders kunnen <strong>worden</strong> verbonden.<br />
Samengevat meet Agis de ervaringen en gezondheid van haar verzekerden met DM en contracteert op<br />
grond van een diabetestarief per DM-patiënt. Dit tarief is vastgesteld op grond van de gewenste mate<br />
van begeleiding in het dagelijks leven, de mate van taakdifferentiatie (verpleegkundige, voorlichters),<br />
de mate van ziekenhuiszorg en een minimaal aantal diabeten per contract. In het contract <strong>worden</strong><br />
gewenste uitkomsten vastgelegd en <strong>worden</strong> afspraken gemaakt met betrekking tot prestatiebeloning.<br />
Invitational conference ‘Diabetes mellitus’
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 55<br />
De hoogte van de ziektekostenpremie is afhankelijk van de inkomsten van de zorgverzekeraar en de<br />
keuze van de polis.<br />
Kostendekkende vergoeding ontbreekt<br />
Vanuit de optiek van de zorgverzekeraar vormt het afwezig zijn van een kostendekkende vergoeding<br />
voor DM-patiënten een belangrijk knelpunt voor verbetering van de diabeteszorg. DM-patiënten<br />
zijn voor zorgverzekeraars per saldo verliesgevend omdat de zorguitgaven niet geheel <strong>worden</strong><br />
gecompenseerd. DM-patiënten zijn dan ook voor zorgverzekeraars in beginsel géén interessante<br />
doelgroep. Dit weerhoudt veel verzekeraars ervan om zich actief in te zetten voor de verbetering<br />
van de diabeteszorg. Een kostendekkende vergoeding is volgens de heer Hendriks een belangrijke<br />
voorwaarde voor het creëren van een ‘level playing field’ en het activeren van zorgverzekeraars.<br />
> Diabeteszorg in 2020<br />
“Het krachtenspel rond de structurering van de diabeteszorg zal de komende 5 jaar nog wel<br />
voortduren, waarna er ‘winnaars’ zichtbaar <strong>worden</strong> die in staat zijn om, zowel in politiek,<br />
financieel als medisch opzicht, hun stempel te drukken op de uiteindelijke zorgstructuur.<br />
Daarmee zal een situatie van ‘rust’ ontstaan, waarbij de (aanbodgerichte) bouwstenen hun<br />
definitieve vorm hebben gekregen. Vervolgens zal het nog eens 5 jaar duren voordat de<br />
‘categorale zorgverlening’ zich in hoofdzaak richt op de kwaliteit van leven van de (<strong>ouder</strong>e)<br />
patiënt met DM type 2 in plaats van de medische gezondheidssituatie. Zo zullen er op den<br />
duur <strong>ouder</strong>enklinieken ontstaan vanuit het streven de kwaliteit van leven van <strong>ouder</strong>en te<br />
verbeteren. Naast de behandeling van DM zullen daar ook andere (chronische) aandoeningen<br />
<strong>worden</strong> behandeld die frequent op <strong>ouder</strong>e leeftijd voorkomen. Het is niet waarschijnlijk dat<br />
deze zorg zich zal beperken tot het leveren van medische zorg, maar zich tevens zal uitstrekken<br />
tot dienstverlening op het terrein van wonen en welzijn.<br />
Ten aanzien van de diabeteszorg in de komende twintig jaar zijn verder onder meer de volgende<br />
veranderingen te verwachten:<br />
· veel eerdere erkenning en herkenning van verschijnselen van DM;<br />
· integratie van diabeteszorg in poliklinieken voor ‘vaatzorg’ of categorale centra;<br />
specifieke zorg gericht op de aandoening DM verdwijnt en er komt meer begeleiding op<br />
afstand;<br />
· verschijnselen van DM <strong>worden</strong> door de patiënt zelf ‘behandeld’; medicatie wordt vrij<br />
verkrijgbaar;<br />
· door technologische vooruitgang komt de insuline-inhaler (vergelijkbaar met de<br />
COPD-inhaler) en de bloedmeter beschikbaar.”<br />
(mevrouw drs. A.H. Poll, Agis Zorgverzekeringen)<br />
4.5 Overheidsbeleid: diabetes en preventie<br />
(de heer drs. E.J. Koster, directie Publieke <strong>Gezond</strong>heid, Ministerie van VWS)<br />
DM is een maatschappelijk probleem<br />
DM type 2 kan <strong>worden</strong> beschouwd als een afgeleid maatschappelijk probleem. Het ontstaan ervan<br />
houdt onder andere verband met leefstijlfactoren als overgewicht, verkeerde voedingspatronen en te<br />
weinig bewegen. Ook de toename van DM type 2 onder kinderen en jongeren kan hierdoor <strong>worden</strong><br />
verklaard. “De jeugd zien we niet meer op straat. In plaats van te voetballen, kijken ze liever tv of<br />
zitten ze achter de computer”, aldus de heer Koster.<br />
Invitational conference ‘Diabetes mellitus’
56 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Mensen met een lage opleiding hebben tweemaal zoveel kans om DM te krijgen als mensen met een<br />
hoge opleiding.<br />
DM neemt epidemische vormen aan en wordt al een sluipende volksziekte genoemd. DM is voor de<br />
samenleving een kostbaar probleem. Volgens een conservatieve schatting van het RIVM bedroegen de<br />
totale kosten gerelateerd aan DM in 2003 € 850 miljoen. In 2015 <strong>worden</strong> deze geraamd op € 1.080<br />
miljoen. Gemiddeld zouden de behandelingskosten per diabeet volgens het RIVM jaarlijks € 1.790<br />
bedragen, maar waarschijnlijk liggen deze nu reeds op een niveau van € 4.000.<br />
Twaalf procent van de uitgaven aan chronische ziekten wordt besteed aan de drie procent van de<br />
Nederlandse bevolking met DM. Men kan zich afvragen of de huidige zorg wel zo kosteneffectief is.<br />
De zorgkosten per patiënt zouden aanzienlijk omlaag kunnen zonder dat dit hoeft af te doen aan de<br />
kwaliteit van de behandeling. Deze potentiële besparingsmogelijkheden <strong>worden</strong> onderschreven door<br />
het RIVM en de verzekeraars. Door het RIVM is (conservatief) geschat dat ongeveer € 160 miljoen<br />
bespaard kan <strong>worden</strong> wanneer de bloedsuikercontrole en de behandeling van hoge bloeddruk bij DMpatiënten<br />
wordt verbeterd. Waarschijnlijk kan deze besparing zelfs € 320 miljoen per jaar bedragen.<br />
De overheid heeft het RIVM de opdracht gegeven om de kosteneffectiviteit van de diabeteszorg door<br />
te rekenen.<br />
DM is een speerpunt van overheidsbeleid<br />
Het inzicht in en de mogelijkheden voor preventie nemen steeds meer toe. Dat geldt ook voor het<br />
inzicht in de kosten en opbrengsten van preventie en zorg. Het is duidelijk dat het voorkomen van<br />
ziekte, gezondheidsbevordering en maatregelen om de veiligheid thuis en in het verkeer te vergroten<br />
in het algemeen goedkoop zijn. De gezondheidswinst per euro is vaak veel goedkoper dan die van<br />
dure zorg later in het ziekteproces. In de kabinetsnota over preventie ‘Langer gezond leven, ook<br />
een kwestie van gezond gedrag’ (2003) heeft de overheid DM aangewezen als prioritaire ziekte in<br />
haar preventiebeleid. DM zal in de komende jaren speerpunt zijn (naast roken en overgewicht) in de<br />
preventie van chronische ziekten. Effectieve preventie van DM kan leiden tot gezondheidswinst en<br />
afname van de kostengroei in de zorg. DM is daarmee ook een ‘voorbeeldziekte’ aan de hand waarvan<br />
de effecten van gerichte beleidsinterventies bij chronische ziekten zichtbaar gemaakt kunnen<br />
<strong>worden</strong>. Ten aanzien van het nut van landelijke screening op DM type 2 is binnenkort een advies van<br />
de <strong>Gezond</strong>heidsraad te verwachten.<br />
> “De commissie acht algemene screening op DM op dit moment niet aangewezen. Daarvoor<br />
is nog te weinig bekend over de effectiviteit van screening voor het verminderen van<br />
gezondheidsschade en sterfte. Potentieel is er echter aanzienlijke gezondheidswinst mogelijk.<br />
De commissie meent dat er spoedig een gerandomiseerd onderzoek naar de effectiviteit van<br />
screening moet <strong>worden</strong> uitgevoerd. Het ligt voor de hand om als eerste aan screenen van<br />
mensen met overgewicht en obesitas te denken en die mogelijkheid nader te onderzoeken.”<br />
Uit: advies <strong>Gezond</strong>heidsraad: Screening op type 2 diabetes (september 2004)<br />
Als de diagnose DM eenmaal is gesteld, dienen door goede (preventieve) zorgverlening complicaties<br />
te <strong>worden</strong> voorkomen. Uit onderzoek is gebleken dat DM beter is te behandelen dan nu het geval<br />
is. In de praktijk <strong>worden</strong> richtlijnen, protocollen en standaarden voor optimaal behandelen en<br />
begeleiden nog onvoldoende toegepast. Daardoor ontvangt naar schatting hooguit eenderde van alle<br />
diabeten de juiste behandeling. De overige tweederde wordt matig en zelfs onvoldoende behandeld.<br />
Een gericht preventief beleid vanuit de zorg kan de ziektelast als gevolg van complicaties aanzienlijk<br />
Invitational conference ‘Diabetes mellitus’
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 57<br />
terugdringen. Goede zorg voor mensen met DM gaat het best wanneer het zorgverleningsproces<br />
speciaal voor hen is georganiseerd. Diabeteszorg is dan ook bij uitstek ketenzorg en vooral<br />
eerstelijnszorg.<br />
Voor de totstandkoming van ketenzorg is een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling van groot<br />
belang. DM is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de patiënt zelf. Mensen met DM<br />
moeten bewust met hun aandoening omgaan. Eigen leefstijl en gedrag (de voorschriften serieus en<br />
volledig uitvoeren, meer bewegen, minder (vet) eten en stoppen met roken) beïnvloeden het verloop<br />
van de aandoening en het resultaat van de behandeling.<br />
> “Patiënten laten zich vaak repareren als een soort apparaat dat stuk is gegaan. Zij zullen zich<br />
moeten gaan realiseren dat hun eigen leefgedrag ook van belang is.”<br />
(de heer drs. E.J. Koster, Ministerie van VWS)<br />
Zorgaanbieders zijn verantwoordelijk voor de uitvoering en resultaten van de diabeteszorg:<br />
huisartsen voor het onderkennen en behandelen van DM, medisch specialisten voor het onderkennen<br />
en behandelen van ernstige pathologie, diabetesverpleegkundigen en diëtisten voor de periodieke<br />
controle en voor persoonlijke ondersteuning en advisering. Zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk<br />
voor de inkoop van goede diabeteszorg en kunnen daarmee de zorg voor mensen met DM verbeteren.<br />
Zorgverzekeraars kunnen immers met zorgaanbieders onderhandelen over de prijs en afspraken<br />
maken over de voorwaarden voor het uitvoeren van de zorg en de te behalen resultaten. Doelmatig<br />
en effectief inkopen van zorg leidt op die manier nadrukkelijk tot minder kosten en minder<br />
gezondheidsschade. De overheid heeft tenslotte de rol van toezichth<strong>ouder</strong> met betrekking tot de<br />
kwaliteit van de zorg, beoordeelt de resultaten en neemt belemmeringen voor goede diabeteszorg<br />
weg.<br />
> “Wanneer je zichtbaar kunt maken welke kwaliteit door zorgaanbieders wordt geboden, kan de<br />
burger zelf beoordelen door wie hij geholpen wil <strong>worden</strong> en hoe hij de meest optimale zorg kan<br />
krijgen.”<br />
(de heer drs. E.J. Koster, Ministerie van VWS)<br />
Programma ketenzorgontwikkeling bij DM (2005-2009)<br />
Bij het ministerie van VWS is een actieprogramma voor ketenzorg bij DM, getiteld ‘Diabeteszorg<br />
beter’, in voorbereiding. Het doel van dit programma is om door optimale zorgverlening aan diabeten<br />
hun ziektelast te verminderen en hun levensverwachting en kwaliteit van leven te verbeteren. Dit<br />
zal een daling van het aantal complicaties tot gevolg hebben en daarmee een vermindering van<br />
de belasting van de medisch-specialistische zorg. In het kader van ketenzorg is het van belang de<br />
juiste zorgverlener op de juiste plaats te krijgen en tegelijkertijd rekening te houden met het tekort<br />
aan bepaalde zorgprofessionals. Door taakherschikking kunnen taken binnen samenwerkende,<br />
multidisciplinaire teams anders <strong>worden</strong> verdeeld. Diëtisten en verpleegkundigen kunnen daardoor<br />
bijvoorbeeld meer verantwoordelijkheden krijgen.<br />
Voor het kunnen realiseren van optimale diabeteszorg ziet de heer Koster een aantal pluspunten. Er<br />
is veel bekend omtrent hetgeen onder goede diabeteszorg moet <strong>worden</strong> verstaan (o.a. standaarden,<br />
richtlijnen en protocollen). Er zijn voldoende voorbeelden van ‘good practices’, er <strong>worden</strong> reeds<br />
goede resultaten geboekt en de betrokkenen zijn professioneel en van goede wil. Minpunten zijn<br />
daarentegen dat richtlijnen nog te vrijblijvend zijn en te weinig in praktijk <strong>worden</strong> gebracht.<br />
Invitational conference ‘Diabetes mellitus’
58 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Er zijn te weinig prikkels voor kwaliteit, de registratie laat te wensen over en er is geen sprake<br />
van een duidelijke regie en verantwoordelijkheidsverdeling. Wat nodig is voor het bereiken van<br />
een optimale diabeteszorg is een ziektespecifieke, niet vrijblijvende, professionele en kwalitatief<br />
hoogwaardige keten als organisatievorm, aldus de heer Koster.<br />
Het actieprogramma voor ketenzorg bij DM beoogt optimaal gebruik te maken van inzichten van<br />
beroepsgroepen ten aanzien van de kwaliteit en de organisatie van de diabeteszorg. Daarnaast bevat<br />
het activiteiten gericht op de ontwikkeling en toepassing van de keten als organisatievorm binnen<br />
de context van regionale behandelgroepen (RBG’s) voor DM. Een RBG kan daarbij meerdere vormen<br />
aannemen en voert zijn eigen regie. Daarnaast is de RBG contractpartner voor de zorgverzekeraars.<br />
> “Het voorgestane RBG-model is in principe niet strijdig met het voorstel voor de oprichting<br />
van regionale expertisecentra. Veel zal daarbij afhangen van de wijze waarop het model in de<br />
praktijk vorm krijgt. In de diversiteit tussen de verschillende ketenaanbieders zullen overigens<br />
niet veel vrijheidsgraden zitten, omdat de lijnen van al die ketens uiteindelijk samen moeten<br />
komen in de topreferente zorg, waarbij de academische ziekenhuizen aan het einde van de<br />
keten staan.”<br />
(de heer prof. dr. B.H.R. Wolffenbuttel, Academisch Ziekenhuis Groningen)<br />
In het kader van het actieprogramma ‘Diabeteszorg beter’ (2005-2009) wordt een plan van aanpak<br />
opgesteld met de volgende aandachtspunten:<br />
· de wijze waarop de zorgverzekeraar goede diabeteszorg kan inkopen bij op DM gerichte<br />
zorgketens;<br />
· het implementeren van een transmurale DBC voor DM;<br />
· het regionaal organiseren van diabeteszorg in samenwerkende teams met herkenbare regie<br />
en verantwoordelijkheidsverdeling en een eenduidige contractpartner. De vorm kan per<br />
regio verschillen;<br />
· het steviger inzetten van diabetesverpleegkundigen en diëtisten voor periodieke controle,<br />
advisering, etc. Het anders verdelen van taken in de zorg is daarbij een belangrijk<br />
hulpmiddel;<br />
· een goede systematiek van informatie en communicatie om de resultaten van de aanpak<br />
vast te leggen en openbaar te maken (inclusief ICT en elektronisch patiëntendossier);<br />
· ruimte voor het toetsen van nieuwe behandelmethoden in de praktijk; ook daarvoor is een<br />
goede informatiesystematiek vereist.<br />
Tabel 4.3 Globale planning voor ontwikkeling en uitvoering van plan van aanpak ‘Diabeteszorg beter’<br />
Periode Activiteiten<br />
januari – december 2004 ontwikkeling van transmurale DBC voor DM<br />
2005-2006 enkele experimenten met transmurale DBC<br />
mei – september 2004 groepje deskundigen ontwikkelen plan van aanpak voor realisering van<br />
ketenzorgprogramma<br />
oktober – december 2004 besluitvorming, draagvlak, communicatie<br />
2005 – 2009 uitvoering programma<br />
Het organiseren van goede diabeteszorg hoeft volgens de heer Koster geen extra geld te kosten. Het<br />
gaat vooral om het beter en doelmatiger verdelen en gebruikmaken van de bestaande middelen. Kern<br />
van de VWS-aanpak is dat zorgverzekeraars eigentijdse doelmatig georganiseerde diabeteszorg inkopen.<br />
Invitational conference ‘Diabetes mellitus’
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 59<br />
> Regionale oriëntatie van integrale diabeteszorg<br />
“Een integrale, regionale aanpak van DM vereist een nauwgezette voorbereiding en goede<br />
sturing.<br />
Deze aanpak kan alleen slagen als betrokken partijen het eens <strong>worden</strong> over de aansturing.<br />
Er zullen zich in de uitvoering hiervan verschillende valkuilen en drempels aandienen,<br />
zoals territoriumstrijd (tussen zorgverleners en tussen zorginstellingen), ondoorzichtige<br />
zorgfinanciering (complexe geldstromen), alsmede verkeerde prikkels voor goede zorgverlening<br />
(goede zorg staat niet altijd gelijk aan gefinancierde zorg).<br />
De betrokken partijen zullen het eens moeten <strong>worden</strong> over een verantwoordelijkheidsverdeling,<br />
waarbij de huisarts de eerste verantwoordelijke is voor de diabeteszorg. Daarnaast dient<br />
overeenstemming te komen over de te volgen werkwijze (bijvoorbeeld te volgen medische<br />
standaard) en de daarbij gehanteerde streefwaarden. Benchmarkgegevens <strong>worden</strong> verzameld<br />
ten behoeve van de beoordeling van de kwaliteit van de diabeteszorg. Op basis van deze<br />
gegevens <strong>worden</strong> contractuele afspraken gemaakt met zorgverzekeraars in het kader van de<br />
financiering. Deze gegevens omvatten naast enkele biochemische parameters ook maten voor<br />
patiëntentevredenheid en ervaren kwaliteit van leven. Op deze wijze weet de zorgverzekeraar<br />
welke diabeteszorg hij inkoopt en kan ook inzichtelijk <strong>worden</strong> gemaakt wat deze zorg oplevert.<br />
Het grootste probleem is het starten van een dergelijk geïntegreerd project. De schatting van<br />
de kosten is buitengewoon lastig en de complexe financiering alsmede de niet eenduidige<br />
zeggenschap over de diverse compartimenten maken de onderhandelingen tussen de potentiële<br />
aanbieders van de zorg en de verzekeraar niet eenvoudig. Het is daarom aan te bevelen om<br />
enkele open eind gefinancierde projecten te starten teneinde inzicht te krijgen in de werkelijke<br />
kosten van de beoogde diabeteszorg.<br />
Een heikel discussiepunt is de verantwoordelijkheid van de patiënt. Het is te eenvoudig om te<br />
zeggen dat de patiënt verantwoordelijk is voor de te volgen leefstijl en medicatieadviezen. Zeker<br />
als hieraan consequenties <strong>worden</strong> verbonden, zoals hogere medische kosten, premies, e.d. Uit<br />
onderzoek is bekend dat de kwaliteit van de zorg, gemeten aan de hand van de glykemische<br />
instelling, evenredig is aan de tijd die besteed wordt aan educatie en begeleiding. Ook is bekend<br />
dat mensen verschillen ten aanzien van de mogelijkheid om leefstijladviezen op te volgen.<br />
Hierbij spelen zowel socio-economische (welvaartniveau), genetische (verslavingen) als sociale<br />
factoren (alleenstaand vs. samenwonend, werkloos vs. werkend) een rol.<br />
> Diabeteszorg in 2020<br />
In plaats van de huidige driedeling van ‘lijnen’ in de diabeteszorg dienen wij toe te gaan naar<br />
een zogenaamd patiëntvolgend zorgsysteem, waardoor de patiënt zorg kan ontvangen die<br />
is toegesneden op zijn specifieke behoefte. Patiënten met een relatief laag risico kunnen<br />
extramuraal en ‘laag-intensief’ <strong>worden</strong> begeleid, terwijl aan hoogrisicopatiënten (bijvoorbeeld<br />
in geval van complicaties of psychosociale problematiek) intensieve en specialistische zorg<br />
wordt geboden. Een zorgketen waarin het aanbod optimaal is afgestemd op de zorgbehoefte<br />
biedt bovendien de hoogste kosteneffectiviteit.”<br />
(de heer prof. dr. R.J. Heine, directeur Diabetescentrum, VUMC)<br />
Invitational conference ‘Diabetes mellitus’
60 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Invitational conference Diabetes Mellitus
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 61<br />
5 Conclusies en agenda voor de toekomst
62 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
5 Conclusies en agenda voor de toekomst<br />
5.1 Inleiding<br />
Deze rapportage beoogt een bijdrage te leveren aan het formuleren van een agenda voor de<br />
toekomst voor de diabeteszorg, in het bijzonder gericht op de inzetbaarheid van preventie en de<br />
terugdringing en beheersing van de ziektelast als gevolg van DM. Deze agenda voor de toekomst<br />
is gebaseerd op de onderstaande conclusies, die zijn getrokken op grond van literatuuronderzoek,<br />
interviews en de invitational conference over dit onderwerp in het kader van het project ‘<strong>Gezond</strong><br />
<strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>’.<br />
5.2 Conclusies<br />
Op grond van literatuuronderzoek, interviews met deskundigen en de invitational conference<br />
<strong>worden</strong> de volgende conclusies getrokken met betrekking tot de gevolgen van de vergrijzing voor de<br />
diabeteszorg.<br />
Huidige situatie en aanpak van DM<br />
1 De huidige aan DM gerelateerde zorgvraag kan binnen de bestaande zorgcapaciteit<br />
ternauwernood <strong>worden</strong> opgevangen. Bestaande capaciteitstekorten binnen de diabeteszorg<br />
beperken nu reeds de mogelijkheid om behandelingsrichtlijnen adequaat na te leven.<br />
2 De uitgaven aan diabetesgerelateerde zorg beslaan een aanzienlijk deel van het<br />
zorgbudget. Aan de 3% van de Nederlandse bevolking die aan DM lijdt, wordt 12% van het<br />
ziekenfondsbudget gespendeerd. Toch wordt in Nederland aan diabeteszorg beduidend<br />
minder uitgegeven (als percentage van het totale zorgbudget) dan in andere EU-landen. Een<br />
belangrijk deel van die uitgaven is bestemd voor de behandeling van aan DM gerelateerde<br />
complicaties (inclusief ziekenhuisopnamen).<br />
3 Het aantal DM-patiënten in Nederland neemt snel toe. Opvallend daarbij is dat de ziekte<br />
zich vanwege de westerse leefstijl steeds vaker manifesteert op jongere leeftijd. Dit komt<br />
doordat DM type 2 sterk is gerelateerd aan overgewicht en onvoldoende lichaamsbeweging.<br />
4 Vroegtijdige medische interventies gericht op het uitstellen en voorkomen van complicaties<br />
zijn aantoonbaar kosteneffectief gebleken en dragen bij aan een aanzienlijke verbetering van<br />
de kwaliteit van leven van patiënten. Alleen al de verbetering van de bloedsuikercontrole en<br />
de behandeling van de hoge bloeddruk bij DM-patienten kunnen een aanzienlijke besparing<br />
opleveren.<br />
5 Aan inspanningen op het terrein van (primaire, secundaire en tertiaire) preventie van DM<br />
ligt geen heldere, gemeenschappelijke strategie ten grondslag die uitgaat van realiseerbare<br />
en meetbare gezondheidsdoelstellingen.<br />
6 Het duurt doorgaans te lang voordat de diagnose DM wordt gesteld. Gemiddeld verstrijkt<br />
tussen het begin van afwijkende glucosewaarden en de diagnosestelling 7-11 jaar. In die<br />
tijd kunnen zich ongemerkt complicaties ontwikkelen die bij tijdige ontdekking voorkomen<br />
kunnen <strong>worden</strong>.<br />
Conclusies en agenda voor de toekomst
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 63<br />
7 Bestaande richtlijnen, protocollen en standaarden voor het optimaal behandelen en<br />
begeleiden van DM <strong>worden</strong> nog onvoldoende in de praktijk toegepast. Dit heeft onder<br />
meer te maken met het vrijblijvende karakter van de navolging ervan. Gevolg is dat<br />
slechts eenderde van alle diabeten naar professionele maatstaven adequate zorg ontvangt.<br />
Tweederde wordt suboptimaal tot onvoldoende behandeld. Het resultaat is dat er sprake is<br />
van oversterfte als gevolg van optredende complicaties, onvoldoende implementatie van<br />
preventieve strategieën en onvoldoende afstemming binnen de diabeteszorg.<br />
Daarbij moet <strong>worden</strong> aangetekend dat het diabetesveld op eigen kracht al heel veel heeft<br />
bereikt ter bevordering van de diabeteszorg.<br />
8 Een hoger rendement van de diabeteszorg is mogelijk door een betere onderlinge<br />
taakverdeling tussen zorgverleners. Er kan veel meer gedelegeerd <strong>worden</strong> naar en<br />
uitgevoerd <strong>worden</strong> door lager opgeleide zorgverleners. Met name huisartsen <strong>worden</strong> nog<br />
onvoldoende aangezet tot samenwerking en taakafstemming met andere zorgverleners<br />
(zoals artsen, verpleegkundigen, diëtisten, praktijkondersteuners, apotheken en<br />
laboratoriumdiensten).<br />
9 Een regionale integratie van de diabeteszorg wordt door velen opgevat als voorwaarde<br />
om de kwaliteit en de productiviteit van de zorg te verbeteren. Optimale diabeteszorg<br />
is gebaat bij een ziektespecifieke, professionele en kwalitatief hoogwaardige keten als<br />
organisatievorm.<br />
10 Er zijn door veldpartijen al vele succesvolle projecten uitgevoerd gericht op versterking<br />
van de diabeteszorg (o.a. verbetering van het zelfmanagement en de therapietrouw van<br />
de patiënt). Dergelijke projecten lopen uiteindelijk meestal vast door het ontbreken van<br />
structurele financiering.<br />
11 De omvang en toename van het aantal patiënten met DM type 2 vereist een verbetering<br />
van de primaire preventie en de diabeteszorg. De opsporing van niet-gediagnosticeerde<br />
diabeten, de organisatie van adequate zorg en begeleiding voor patiënten en de<br />
behandeling van patiënten met complicaties kunnen aanzienlijk verbeterd <strong>worden</strong>.<br />
12 De sterke toename van het aantal patiënten met DM type 2 en het grote beslag op<br />
zorgvoorzieningen die daarvan het gevolg zal zijn, maakt het noodzakelijk dat de preventie<br />
en (wijze van) zorgverlening <strong>worden</strong> verbeterd. De bij velen gevoelde ‘sense of urgency’ en<br />
de grote beleidsmatige aandacht die aan DM wordt gegeven, bieden een goede gelegenheid<br />
om versneld een aantal noodzakelijke verbeteringen in de diabeteszorg door te voeren.<br />
Conclusies en agenda voor de toekomst
64 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Behoeften en verwachtingen van (<strong>ouder</strong>e) DM-patiënten<br />
13 DM-patiënten geven ten aanzien van hun ziekte prioriteit aan een goede kwaliteit van<br />
leven, een individuele benadering, zelfredzaamheid en onafhankelijkheid. Iedere diabeet<br />
is zich er terdege van bewust dat hij vanwege zijn aandoening waarschijnlijk minder lang<br />
zal leven. Hierdoor is een investering in zijn kwaliteit van leven hem meer waard dan<br />
een investering in de verlenging van het leven. Het is van belang om hiermee rekening<br />
te houden bij de behandeling van patiënten. Wat een patiënt onder kwaliteit van leven<br />
verstaat is individueel bepaald.<br />
14 Bij de zorgverlening en begeleiding van <strong>ouder</strong>en met DM dient rekening te <strong>worden</strong><br />
gehouden met een aantal specifieke aspecten. Zo voelen <strong>ouder</strong>en bijvoorbeeld hypo’s<br />
minder goed aankomen en hebben zij vaker te maken met comorbiditeit (en complicaties).<br />
Bij <strong>ouder</strong>en gaat het er ten aanzien van de zorgverlening vooral om een balans te vinden<br />
tussen de medische behandelingsdoelstelling (i.e. het voorkomen van complicaties)<br />
en de kwaliteit van het leven in het dagelijks functioneren. Verwacht wordt dat<br />
persoonlijke afwegingen in de toekomst steeds vaker zullen <strong>worden</strong> gemaakt door de<br />
DM-patiënt zelf. Dit vergt een benadering vanuit de diabeteszorg waarbij de individuele<br />
behandelingsdoelstelling wordt afgestemd op het medisch risicoprofiel en de persoonlijke<br />
omstandigheden en voorkeuren van de patiënt.<br />
15 Chronische ziekten zoals DM vormen een serieuze bedreiging voor de autonomie en<br />
het welbevinden van <strong>ouder</strong>en. Ook bij DM op <strong>ouder</strong>e leeftijd neemt de afhankelijkheid<br />
van de patiënt toe. De afhankelijkheid bij DM wordt met name bepaald door de<br />
beheersingsoriëntatie van de patiënt (i.e. de overtuiging van de patiënt dat deze zelf<br />
controle heeft over zijn/haar leven). Ondersteuning van het gevoel van zelfcontrole bij<br />
patiënten is een aspect dat in de toekomstige diabeteszorg meer aandacht verdient. Hiertoe<br />
zijn diverse educatievormen inzetbaar, waarvan groepseducatie één van de belangrijkste is.<br />
Rollen en verantwoordelijkheden<br />
16 De overheid is verantwoordelijk voor de vaststelling en toetsing van het zorgsysteem<br />
voor DM. Daarnaast is de overheid verantwoordelijk voor publieke voorlichting en een<br />
adequate opleiding van zorgverleners. Zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor de<br />
beschikbaarheid van gepaste, betaalbare en toegankelijke diabeteszorg. Als inkopers van<br />
diabeteszorg beoordelen en contracteren zij het zorgaanbod aan de hand van controleerbare<br />
kwaliteitscriteria (prestatie-indicatoren). Zorginstellingen zijn verantwoordelijk voor het<br />
bieden (en verkopen) van diabeteszorg die door de zorgverzekeraar wordt gevraagd. De<br />
zorgverleners die betrokken zijn bij de diabeteszorg zijn verantwoordelijk voor naleving<br />
van de richtlijnen van goede diabeteszorg en een adequate en goed afgestemde onderlinge<br />
taakverdeling. DM-patiënten dragen een eigen verantwoordelijkheid voor zelfmanagement,<br />
voor naleving van goede leef- en eetgewoontes en voor het opbrengen van de nodige<br />
zelfdiscipline.<br />
17 Zorgaanbieders ervaren dat de meeste zorgverzekeraars hun rol als regisseur voor<br />
diabeteszorg in het algemeen nog moeizaam vervullen. Bij de meeste zorgverzekeraars<br />
wordt een gebrek aan visie op diabeteszorg gesignaleerd. Zij lijken meer oog te hebben voor<br />
de kosten dan voor de kwaliteit van de zorg.<br />
Conclusies en agenda voor de toekomst
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 65<br />
18 Sommige zorgverzekeraars zien mogelijkheden om via zorginkoop de keuzevrijheid van<br />
de patiënt, de transparantie in prijs en kwaliteit, de tevredenheid van de patiënt en de<br />
servicegraad van de diabeteszorg te verbeteren. Via zorginkoop kunnen de zorgkosten beter<br />
in de hand <strong>worden</strong> gehouden, onder andere door de invoering van een prestatiebeloning.<br />
19 Zorgverzekeraars <strong>worden</strong> niet gestimuleerd om zich actief in te zetten voor de verbetering<br />
van de diabeteszorg vanwege het afwezig zijn van een kostendekkende vergoeding<br />
voor DM-patiënten. Deze zijn voor zorgverzekeraars per saldo verliesgevend omdat de<br />
zorguitgaven niet geheel uit de verzekering <strong>worden</strong> gecompenseerd.<br />
20 Er is nog geen overeenstemming over de uitkomstindicatoren als maat voor geleverde<br />
prestaties. Het wordt van belang geacht dat zorgaanbieders en zorgverzekeraars hierover<br />
onderlinge afspraken kunnen maken. Een gemiddelde HbA1c-waarde is niet geschikt als<br />
uitkomstindicator voor de kwaliteit van de geleverde zorg.<br />
21 Benchmarking wordt door huisartsen ervaren als een passend leerinstrument om hun<br />
zorgverlening ten aanzien van DM te verbeteren.<br />
> “We moeten oppassen dat de grote aandacht voor DM niet ten koste gaat van aandacht voor<br />
andere ziektebeelden. Verder zal blijken dat de organisatorische en financiële constructies die<br />
nu <strong>worden</strong> ontworpen voor DM straks niet zonder meer bruikbaar zijn voor andere ziekten. Het<br />
zal een hele dobber <strong>worden</strong> om dat wat in een bepaalde setting rond DM bewezen goed werkt,<br />
toe te passen in een andere diabetessituatie elders in het land. De prototypische DM-patiënt<br />
bestaat niet. Daarvoor is dit ziektebeeld te divers en teveel verweven met andere aandoeningen<br />
van hart en vaten en een veelheid aan comorbiditeit, beperkingen en handicaps, alsmede sterk<br />
verschillende mogelijkheden voor individuen om bij de behandeling van de ziekte het heft in<br />
eigen hand te nemen. DM is een prachtig model voor zaken als disease management, ketenzorg,<br />
prestatiebekostiging en patient empowerment, maar het is zeker geen pars pro toto 1 .”<br />
5.3 Agenda voor de toekomst voor de diabeteszorg<br />
Tijdens de invitational conference is een aanzet gegeven tot het formuleren van een agenda voor<br />
de toekomst ten aanzien van de (primaire) preventie en zorgverlening rond DM type 2. Nagegaan<br />
is op welke onderdelen de huidige (beleids)agenda aanvulling of bijstelling behoeft. De volgende<br />
agendapunten zijn naar voren gekomen zonder dat de deelnemers van de conferentie zich daarbij<br />
over een prioritering hebben uitgesproken.<br />
Primaire preventie<br />
1 Primaire preventie verdient een prominente plaats in de aanpak van DM. Preventie dient te<br />
<strong>worden</strong> opgevat als een investering in gezondheid in plaats van een kostenpost. Bij de inzet<br />
van preventie dient een termijn van 15-20 jaar voor ogen te <strong>worden</strong> gehouden.<br />
2 Primaire preventie en de diabeteszorg dienen beter op elkaar aan te sluiten. Het is van<br />
belang om hiertussen meer synergie tot stand te brengen. Beïnvloeding van sociaal gedrag<br />
(bijvoorbeeld een gezonde leefstijl) verdient een sociaal-maatschappelijke benadering<br />
(onder andere onderwijs, infrastructuur, sporten), die met steun van de overheid moet<br />
<strong>worden</strong> bevorderd. In het kader van primaire preventie dient een medische benadering van<br />
afwijkend sociaal gedrag te <strong>worden</strong> vermeden.<br />
Conclusies en agenda voor de toekomst
66 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
3 Men dient zich bij primaire preventie te realiseren dat DM type 2 een multifactoriële<br />
aandoening is, waarbij zowel genetische als leefstijlaspecten een rol spelen.<br />
Leefstijlaspecten zijn weliswaar van belang, maar zijn niet allesbepalend voor het ontstaan<br />
van de ziekte. Bij verwijzing naar de eigen verantwoordelijkheid van DM-patiënten dient<br />
daarmee rekening te <strong>worden</strong> gehouden. Preventie moet de burger ondersteunen in het<br />
maken van de juiste keuzes met betrekking tot zijn gedrag en leefpatroon.<br />
4 Bij de vaststelling van een preventiestrategie dienen de doelgroepen te <strong>worden</strong> gevraagd<br />
naar de meest effectieve vormen van interventie. Eindgebruikers (hoogrisicogroepen)<br />
zijn vaak heel goed in staat om vooraf het effect van een nieuw preventief programma<br />
te beoordelen en aan te geven waarvoor de doelgroep gevoelig zal zijn. Deze informatie<br />
dient te <strong>worden</strong> gebruikt om het systeem op te baseren. Aangeboden voorlichting moet<br />
aansluiten op de behoeften en kenmerken van de beoogde doelgroepen. De voorlichting aan<br />
allochtonen verdient daarbij een specifieke aanpak.<br />
5 De keuze van een primaire preventiestrategie dient gekoppeld te <strong>worden</strong> aan realiseerbare<br />
en meetbare gezondheidsdoelstellingen (met tussentijdse metingen en strategiebijstelling).<br />
Opties (scenario’s) voor preventie dienen modelmatig te <strong>worden</strong> doorgerekend, zodat bij<br />
het maken van beleidskeuzes de gevolgen ervan beter kunnen <strong>worden</strong> overzien.<br />
6 Preventie dient uit te gaan van een combinatie van een publieksgerichte en een individuele<br />
benadering. Voorlichting en gedragsbeïnvloeding (overgewicht en gebrek aan beweging)<br />
van specifieke risicogroepen (gericht op individu en gezin) dienen reeds op jonge leeftijd<br />
te beginnen. Dit dient gepaard te gaan met ondersteuning vanuit de maatschappij (o.a.<br />
scholen en publieke instellingen, lokaal openbaar bestuur, werkgevers, zorgaanbieders,<br />
zorgverzekeraars, industrie).<br />
7 De jeugdgezondheidszorg (bijvoorbeeld de schoolarts) dient bij de primaire preventie<br />
betrokken te <strong>worden</strong>. De jeugdgezondheidszorg volgt 98% van alle jongeren tot hun 18e<br />
levensjaar en kan daarom veel betekenen in het bijsturen van ongezond gedrag. Zo kan de<br />
jeugdarts een belangrijke signalerende taak hebben bij de eerste tekenen van overgewicht.<br />
8 In het belang van vroegopsporing van DM-patiënten dient de effectiviteit van screening van<br />
hoogrisicogroepen te <strong>worden</strong> onderzocht.<br />
Diabeteszorg<br />
De diabeteszorg staat in de komende jaren voor een aantal uitdagingen, zoals:<br />
· het bieden van adequate zorg en een daarbij passende zorgstructuur;<br />
· versterking van het zelfmanagement en therapietrouw van de patiënt<br />
door een grotere aandacht voor kennis en vaardigheden (permanente educatie),<br />
motivatie en gedrag (o.a. via groepsgerichte educatie);<br />
· het bieden van een gestructureerde preventie van complicaties (betere en minder<br />
vrijblijvende naleving van richtlijnen en protocollen);<br />
· de totstandbrenging van taakdelegatie en functiedifferentiatie;<br />
· de implementatie van ICT-mogelijkheden bij screening en zorgverlening;<br />
· de registratie van effecten van bestaande behandelingen (databanken,<br />
post-autorisatiestudies);<br />
Conclusies en agenda voor de toekomst
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 67<br />
· de ontwikkeling van nieuwe behandelingen;<br />
· het verhogen van de kosteneffectiviteit van de zorg.<br />
9 Bij secundaire preventie dient het zelfmanagement van de patiënt als uitgangspunt te<br />
<strong>worden</strong> genomen. Bij de zorgverlening dient daarom meer aandacht uit te gaan naar<br />
aspecten als kennis en vaardigheden (permanente educatie), motivatie en gedrag.<br />
Therapietrouw en kwaliteit van leven zijn daarbij belangrijke aandachtspunten. Bij <strong>ouder</strong>en<br />
met DM zou in dit kader tevens meer aandacht moeten <strong>worden</strong> gegeven aan het dagelijks<br />
functioneren en zingeving.<br />
10 De diabeteszorg is voornamelijk medisch- en aanbodgeoriënteerd (sturing op<br />
diagnosestelling en gezondheidsparameters) en dient zich meer te gaan richten op vragen<br />
en behoeften van DM-patiënten (‘de mens met DM’ ). Het verkeerde zorggebruik van<br />
patiënten dat hiervan het gevolg is, werkt overmatig zorggebruik in de hand.<br />
11 De diabeteszorg dient te <strong>worden</strong> afgestemd op het individuele gezondheidsprofiel van<br />
de patiënt. Daarbij dient de preventie van DM te <strong>worden</strong> beschouwd in het licht van de<br />
preventie van cardiovasculaire aandoeningen (zoals hartinfarct en beroerte).<br />
12 De diabeteszorg bij <strong>ouder</strong>en verdient een meer categorale aanpak in plaats van een ziekte-<br />
of zorgspecifieke aanpak. Dit onder meer vanwege het vaker voorkomen van comorbiditeit<br />
en de sterke verwevenheid van aspecten van wonen, welzijn en zorg.<br />
13 Er dient een regionaal georiënteerde (transmurale) afstemming tussen zorgaanbieders<br />
(ketenvorming, disease management) tot stand te <strong>worden</strong> gebracht.<br />
14 Het (dreigende) capaciteitstekort in de eerstelijnszorg dient opgevangen te <strong>worden</strong> door<br />
versterking van de eerste lijn (uitbreiding van faciliteiten en aantallen zorgverleners) en<br />
door taakdelegatie en functiedifferentiatie (onder andere de vorming van multidisciplinaire<br />
diabetesteams). Het oplossen van het capaciteitsprobleem in de eerste lijn is een<br />
voorwaarde voor kwaliteitsverbetering van de diabeteszorg.<br />
15 De organisatie van de diabeteszorg dient uit te gaan van een meer functiegerichte<br />
benadering waarbij een duidelijke koppeling wordt gemaakt tussen functies en verantwoordelijkheden<br />
(toegedeeld op grond van competenties) binnen multidisciplinaire teams.<br />
16 Financiering van de diabeteszorg dient uit te gaan van geleverde prestaties (uitkomsten).<br />
17 Bij de financiering van de diabeteszorg dient het verrichtingenmodel (i.e. zorgaanbieder<br />
wordt betaald voor geleverde diensten) te <strong>worden</strong> afgeschaft en dient zelfregulering te<br />
<strong>worden</strong> vergoed.<br />
18 Bij de financiering van de (diabetes)zorg dienen meer prikkels te <strong>worden</strong> ingebouwd voor<br />
het beheersen van lange termijneffecten (bijvoorbeeld vermindering van complicaties).<br />
Zorgverzekeraars dienen een kostendekkende vergoeding te ontvangen voor hun DMpatiënten.<br />
Zolang dit niet het geval is, zullen zorgverzekeraars terughoudend zijn bij het<br />
stimuleren van een meer kosteneffectieve aanpak van DM.<br />
Conclusies en agenda voor de toekomst
68 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Noten<br />
1 Klazinga N, Everdingen van J (2004). Doorgaan met diabetes. Mediator 15, nr 7, p. 20<br />
Hoofdstuktitel
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 69<br />
Bijlagen
70 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
bijlage 1<br />
Literatuur<br />
Bijlagen<br />
Baan C, Hutten J, Rijken P (2003). Afstemming in de zorg; een achtergrondstudie naar de zorg<br />
voor mensen met een chronische aandoening. RIVM, rapport 282701005, p. 178<br />
Brief Minister van VWS aan Tweede Kamer inzake Diabeteszorg beter. Ministerie van VWS,<br />
5 juli 2004<br />
CBS (2003). Bevolkingstrends, 1 e kwartaal 2003<br />
Centraal Bureau voor de Statistiek/Longitudinal Ageing Study Amsterdam<br />
CMR-Nijmegen e.o. 1996-2000<br />
Diabetes, de stille epidemie; De toekomstvisie van Nederlandse topspecialisten. Mark Two<br />
Communications, p. 25 (ISBN 90-806735-1-X)<br />
Docubu J. (2003) Behandel diabetes als cardiovasculaire aandoening. Medisfeer 193<br />
<strong>Gezond</strong>heidsraad (2002). Advies Dementie.<br />
<strong>Gezond</strong>heidsraad (2004). Advies Screening op type 2 diabetes<br />
Klazinga N., Everdingen van J. (2004). Doorgaan met diabetes. Mediator 15, nr 7, p. 20<br />
Ministerie van VWS (2003). Langer gezond leven, ook een kwestie van gezond gedrag<br />
Nederlandse Diabetes Federatie (april 2003). Zorgstandaard voor goede diabeteszorg<br />
RIVM (2002). <strong>Gezond</strong>heid op koers? VTV 2002<br />
RIVM (2004). Nationaal Kompas Volksgezondheid (www.rivm.nl/nationaalkompas)<br />
STG (1999). Managed care en disease management in Nederland; case study diabetes<br />
management<br />
World Health Organization (2002). Active ageing, a policy framework
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 71<br />
bijlage 2<br />
Geïnterviewden<br />
De heer dr. H.J. Aanstoot, kinderarts, Nederlandse Diabetes Federatie, IJsselland Ziekenhuis<br />
Mevrouw dr. C.A. Baan, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu<br />
Mevrouw dr. J.M. Dekker, EMGO-instituut<br />
Mevrouw drs. A.H. Poll, Agis Zorgverzekeringen<br />
De heer dr. K. Reenders, huisarts, Nederlandse Diabetes Federatie,<br />
Diabetes Huisartsen Adviesgroep NHG<br />
De heer dr. F.J. Snoek, Diabetes Centrum VUMC<br />
De heer dr. W.H.J.M. Wientjens, Diabetesvereniging Nederland<br />
De heer prof. dr. B.H.R. Wolffenbuttel, Academisch Ziekenhuis Groningen<br />
Bijlagen
72 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
bijlage 3<br />
Deelnemers invitational conference<br />
Bijlagen<br />
Mevrouw dr. T. Bakkenist, ZonMw<br />
De heer A.C. van Bellen, Stichting Bloedlink<br />
Mevrouw drs. S.I. van den Broek, <strong>Pfizer</strong> bv<br />
De heer P. Broens, Eerste Associatie van Diabetes Verpleegkundigen<br />
De heer prof. dr. A.F. Casparie<br />
De heer M. Donker, Novo Nordisk Farma bv<br />
De heer dr. A.J.M. Drenthen, Nederlands Huisartsen Genootschap<br />
Mevrouw G.A. van Felius, Nederlandse Vereniging voor Diëtisten<br />
Mevrouw I. Gersons-Wolfensberger, arts, <strong>Gezond</strong>heidsraad<br />
De heer J.J. Gillissen, Diabetesvereniging Nederland<br />
Mevrouw drs. L.J.M. de Heij, College voor zorgverzekeringen<br />
De heer drs. J.G.M. Hendriks, Agis Zorgverzekeringen<br />
De heer G. Hoogvliet, arts, MCC Klik<br />
De heer drs. P.W. Huijbers, Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn<br />
De heer C.A.Th. Janssen, arts, <strong>Pfizer</strong> bv<br />
De heer prof. dr. D.L. Knook, Leids Universitair Medisch Centrum<br />
De heer drs. E.J. Koster, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport<br />
De heer mr. drs. H.P. Kuipers, Diabetes Fonds Nederland<br />
De heer dr. V. Manger Cats, cardioloog, Nederlandse Hartstichting<br />
Mevrouw drs. H.J. Oosterveen, Stichting STG/Health Management <strong>Forum</strong><br />
Mevrouw prof. dr. B.C.P. Polak, oogarts, VU Medisch Centrum<br />
Mevrouw drs. A.H. Poll, Agis Zorgverzekeringen<br />
De heer P.W.E. van Rijn, arts, Stichting STG/Health Management <strong>Forum</strong><br />
De heer prof. dr. G.E.H.M. Rutten, Diabetes Huisartsen Advies Groep<br />
De heer dr. C.G. van Schagen, GlaxoSmithKline Pharmaceuticals Nederland bv<br />
De heer mr. R.F. Schreuder, Stichting STG/Health Management <strong>Forum</strong><br />
De heer D.G.A. Vente, <strong>Pfizer</strong> bv<br />
De heer drs. J.G.J. Verest, Novo Nordisk Farma bv<br />
De heer dr. W.H.J.M. Wientjens, Diabetesvereniging Nederland<br />
De heer prof. dr. B.H.R. Wolffenbuttel, Academisch Ziekenhuis Groningen<br />
De heer dr. J.P. van Wouwe, TNO Preventie en <strong>Gezond</strong>heid
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 73<br />
bijlage 4<br />
Gebruikte afkortingen<br />
AZM Academisch Ziekenhuis Maastricht<br />
CBS Centraal Bureau voor de Statistiek<br />
CMR-Nijmegen Continue Morbiditeitsregistratie<br />
CODE-2 studie Cost Of Diabetes in Europe – type 2<br />
COPD Chronic Obstructive Pulmonary Disease<br />
CVA Cerebrovasculair Accident<br />
DAWN-studie Diabetes Attitudes, Wishes and Needs<br />
DBC Diagnose Behandel Combinatie<br />
DM Diabetes Mellitus<br />
DVN Diabetes Vereniging Nederland<br />
EU Europese Unie<br />
HbA1c Maat voor gemiddelde suikerspiegel in afgelopen 8-12 weken<br />
ICT Informatie- en Communicatie Technologie<br />
LASA Longitudinal Aging Study Amsterdam<br />
MIEP Multidisciplinair Intensief Educatief Programma<br />
NDF Nederlandse Diabetes Federatie<br />
NHG Nederlands Huisartsengenootschap<br />
PG Publieke <strong>Gezond</strong>heid<br />
RBG Regionale Behandelgroep<br />
RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu<br />
UKPDS-studie United Kingdom Prospective Diabetes Study<br />
VN Verenigde Naties<br />
VSOP Vereniging Samenwerkende Ouder- en Patiëntenorganisaties<br />
betrokken bij erfelijke en/of aangeboren aandoeningen<br />
VTV Volksgezondheid Toekomst Verkenning<br />
VUMC Vrije Universiteit Medisch Centrum<br />
VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport<br />
WHO World Health Organization<br />
Bijlagen
74 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
bijlage 5<br />
Brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan<br />
de voorzitter van de Tweede Kamer, dd 5 juli 2004<br />
Bijlagen
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 75<br />
Bijlagen
76 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Bijlagen
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 77<br />
Bijlagen
78 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Bijlagen
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 79<br />
Bijlagen
80 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Bijlagen
gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus 81<br />
bijlage 6<br />
‘Rectificatie’ Diabetes Fonds, Amersfoort<br />
Bijlagen
82 gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>: diabetes mellitus<br />
Hoofdstuktitel
<strong>Gezond</strong> <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong><br />
deelrapportage 2<br />
Diabetes mellitus<br />
P.W.E. van Rijn, arts | Mw. drs. H.J. Oosterveen | Mr. R.F. Schreuder<br />
De vergrijzing van de bevolking is een van de belangrijkste sociaal-maatschappelijke<br />
ontwikkelingen van dit moment. Ook de Nederlandse gezondheidszorg krijgt hiermee te maken<br />
en dient zich er terdege op voor te bereiden. In veel verkenningen wordt voorzien dat het<br />
zorgaanbod geen gelijke tred zal houden met de te verwachten vraagontwikkeling. Een groot<br />
deel van die toenemende zorgvraag is afkomstig van een groeiend aantal <strong>ouder</strong>en, die ervan<br />
uitgaan dat de zorg op een adequate wijze beantwoordt aan hun specifi eke behoeften en<br />
voorkeuren. Tegelijkertijd zijn ook het inzicht en de mogelijkheden toegenomen waardoor men<br />
zich beter kan verzekeren van een langduriger (relatieve) gezondheid op <strong>ouder</strong>e leeftijd.<br />
Op initiatief van Pfi zer en STG/Health Management <strong>Forum</strong> is in 2003 het project ‘<strong>Gezond</strong><br />
<strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>’ van start gegaan. Ingegaan wordt op de mogelijkheden en onmogelijkheden om<br />
vanuit het perspectief van de gezondheidszorg de gezonde levensverwachting te verbeteren,<br />
chronische ziekteprocessen te remmen en de zelfredzaamheid en het welbevinden van <strong>ouder</strong>en<br />
te verbeteren. Het project ‘<strong>Gezond</strong> <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong>’ heeft ten doel om betrokken partijen, met<br />
name uit de gezondheidszorg, bijeen te brengen om ten aanzien van gezond <strong>ouder</strong> <strong>worden</strong> een<br />
gezamenlijke visie en oplossingsrichtingen te ontwikkelen, waarmee op adequate wijze kan<br />
<strong>worden</strong> ingespeeld op de behoeften en voorkeuren van (toekomstige) <strong>ouder</strong>e generaties.<br />
In deze tweede deelrapportage <strong>worden</strong> de resultaten weergegeven van de verkenning van de<br />
gevolgen van de vergrijzing voor de diabeteszorg. Met betrokkenen is een aanzet gegeven tot<br />
het formuleren van een agenda voor de toekomst voor de diabeteszorg, in het bijzonder rond de<br />
inzetbaarheid van preventie en de terugdringing en beheersing van ziektelast.<br />
De initiatiefnemers beogen met deze deelrapportage bij te dragen aan een brede erkenning en<br />
bewustwording van de problemen en uitdagingen voor de gezondheidszorg als gevolg van een<br />
ver<strong>ouder</strong>ende samenleving en een bijdrage te leveren aan een grotere bereidheid om in dat licht<br />
te zoeken naar en uitvoering te geven aan middellange termijnoplossingen met betrekking tot de<br />
zorg voor mensen met diabetes mellitus.<br />
Pfi zer bv<br />
Rivium Westlaan 142<br />
2909 LD Capelle a/d IJssel<br />
Postbus 37, 2900 AA Capelle a/d IJssel<br />
Telefoon +31 (0)10 40 64 237<br />
Fax +31 (0)10 40 64 373<br />
E-mail info@pfi zer.nl<br />
www.pfi zer.nl<br />
Stichting STG/Health Management <strong>Forum</strong><br />
Zernikedreef 9<br />
Postbus 482, 2300 AL Leiden<br />
Telefoon +31 (0)71 51 81 118<br />
Fax +31 (0)71 51 81 925<br />
E-mail stg.hmf@stg.nl<br />
www.stg.nl