Instructie Opzichter Veenderijen 1868
Instructie Opzichter veenderijen in de provincie Utrecht, 1868
Instructie Opzichter veenderijen in de provincie Utrecht, 1868
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
PROVINCIAAL-BLAD<br />
VAN<br />
UTRECHT.<br />
( N °. i 5) . Besluit van den 9. Januarij <strong>1868</strong> , no; 16, ltoudende<br />
vaststeltin,q der i~structie voor den Op~igter der <strong>Veenderijen</strong><br />
in de provincie Utrecht.<br />
DE GEDEPUTEERDE STATES DER PROVINCIE UTRECHT,<br />
Gelet op art. 66 van het Reglement op de <strong>Veenderijen</strong> in de<br />
provincie Utrecht (Provinciaal-blad van 1859, n°. 114);<br />
Overwegende, dat het besluit van Gedeputeerde Staten ' van<br />
27 Mei 1852, n°. 31, houdende <strong>Instructie</strong> voor den Opzigter der<br />
<strong>Veenderijen</strong>, geplaatst in het Provinciaal-blad van 1852, n°. 52 1<br />
herziening behoeft 1
(N:. 15).<br />
2<br />
Hebben goedgevonden en verstaan, vast te stellen de navolgende<br />
INSTRUCTIE voor den Opzigter der <strong>Veenderijen</strong> in de<br />
provineie Utrecht.<br />
Art. l.<br />
Hij zal zijne woonplaats vestigen in eene der gemeenten ,<br />
genoemd ~ bij art. 9 van het Provinciaal reglement op de Veenderijep,<br />
van 10 November 1859 (Provinciaal-blad n°. 114).<br />
Art. 2.<br />
Hij zal bij het aanvaarden zijner betrekking in handen van<br />
den Commissaris des Konings, op de wijze zijner godsdienstige<br />
gezindheid, behalve den eed of de bt)lofte van zui vering, voor ~ '<br />
geschreven bij art 83 der Grondwet, den navolgenden eed of<br />
be}ofte afleggen : . ·<br />
11Ik zweer (beloof) trouw aan de Grondwet en de. wetten ~ des<br />
11Rijks, en dat ik de betrekking van opzigter der <strong>Veenderijen</strong><br />
11getrouw zal waar'nemen, en mij in de waarneming daarvan zal<br />
11gedragen naar de bestaande of te · maken verordeningen en ·<br />
,, voorschriften."<br />
, Hij is belast;<br />
Art. 3.<br />
a.-~ Met het algemEj_en ~pzigt over alle <strong>Veenderijen</strong> in, dit gewest,<br />
zoowel van die welke in de artt. 9 en 59 van het Provinciaal<br />
reglement van 21 December 1859 zijn genoemd, als van die,<br />
welke bij afzonderlijk Octrooi zijn toegestaan.<br />
b. Met het waken tegen o~ertreding der bepalingen van het<br />
Provinciaal reglement, de.r afzonderlijke Octrooijen op verveeningen<br />
en der voorwaarden, bepaald bij de concessi en voor droogmakerijen.<br />
e. Met het opzigt op de instandhouding van wegen, voorlan·<br />
den, legakkers, dijken, sluizen en verdere kunstwerken in · de<br />
lage veenstreken.<br />
d. Met het verleenen van bijstand, des gevraagd, aan de be ..<br />
ambten van den Water~taat; en het geven van inlichtinge_n bij
3 (No. 13 ).<br />
het doen van opnemingen en het ontwerpen van werken in de<br />
lage veenstreken.<br />
Art. 4.<br />
Hij zal inzonderheid gedurende den veentijd, dagelijks, en zulks·<br />
naar mate hij dit noodig acht, met of zonder voorkennis der<br />
Veenderij-besturen, de verschillende veenderijen bij afwisseling<br />
nagaan, en zich daarbij zooveel mogelijk verzekeren 1 of de gespreide<br />
veenstokken veenslik in verhouding' staan tot de aangiften<br />
tot afsnijding ; dat met den af te vletten hovengrond worde<br />
gehandeld overeenkomstig de v·oorschriften van het Provineiaal<br />
Veenderij-r~glement of der afzonderlijke octrooijen; dat de legakkers<br />
niet worden ingekort of versmald, noch ook .van de voorlanden,<br />
worde weggetrokken, en van de blijkbaar onjuiste opgaaf<br />
van afsnijding en Vltn de overige bevondene overtredingen procesverbaal<br />
opmaken.<br />
Art. 5.<br />
Hij zal de veenlieden OP, hun verzoek, voor zooverre andere<br />
werkzaamheden hem dit niet verhinderen, behulpzaam moeten<br />
zijn in het me ten der afstanden, in art. 35 van het Provincil:).al<br />
Veenderij-reglem{mt van 1859 (Provinciaal-blad n°. 114) bepaald.<br />
Art. 6.<br />
Hij zal geene giften of belooningen mogen aannemen voor de<br />
dienst~n , in het voorgaande artikel vermeld, noch voor eenige<br />
verrigting of werkzaamheid , waartoe hij in zijne betrekking is<br />
verpligt.<br />
Art. 7.<br />
Hij zal het be:roep van veenman of iets, hetwelk in eenige<br />
betrekking staat tot aannemingen of tot het doen van leverantien<br />
·aan polderwerken , hetzij afzonderlJjk, hetzij in gemeenschap<br />
met andei·en, niet mogen uitoefenen, noch daarin aandeel mogen<br />
hebben.<br />
Art. 8.<br />
Hij zal in de waarneming· zijner 'betrekking de bevelen van
4<br />
Gedeputeerde Staten en van den Commissaris des Konings met<br />
den meesten. spoed ten uitvoer brengen.<br />
Hij zal op de stukken, welke in zijne handen worden gesteld,<br />
moe ten dienen van berigt en raad, en deze, zoowel als de aan<br />
hem door Gedeputeerde Staten of den Commissaris des Konings<br />
gerigte brieven, met den meesten spoed beantwoorden, immers<br />
steeds binnen den tijd van veertien dagen.<br />
Art. 9.<br />
De processen-verbaa.l van beke1,1ring, door hem opgemaakt<br />
wordende, zullen, behalve de vermelding, dat
5<br />
(N°. 15).<br />
Art. 12.<br />
De voorschotten van schuitenhuur en schuitenvoer, welke door<br />
hem bij liet doen van opnemingen zijn gedaan, zal hij op het<br />
einde van elk halfjaar, gestaafd door kwitantien, bij gewone<br />
verklaring, aan Gedeputeerde Staten inze,nden.<br />
Art. 13.<br />
De instructie voor den opzigter der <strong>Veenderijen</strong> in de provincie<br />
Utrecht, vermeld in het Provinciaal-blad van 1852, n°. 52, wordt<br />
bij deze ingetrokken en buiten werking gesteld.<br />
En zal deze in bet Provinciaal-blad geplaatst en daarvan<br />
afdrukken aan de Veenderij-besturen toegezonden worden.<br />
Utrecht, den 9. Januarij, <strong>1868</strong>.<br />
Uitgegeven<br />
den 20. Januarij <strong>1868</strong>.<br />
De Griffier der Staten,<br />
DE KOOK.<br />
De Gedeputeerde Staten voornoemd,<br />
VAN. DOORN, voorzitter.<br />
DE KOOK, griffier.