Jhr. C.H.C.A. Van Sypesteyn en Loosdrecht
Jhr. C.H.C.A. van Sypesteyn
en LOosctrecht
Sypesteyn en de
neogothiek
Hetmuseum
SypeStevn
Peter van Mensch
Andre van der ooes
ultQaVe
van Sypesteyn-stichting
Nieuw I.OOSdrecht
MEI1976
In Z1Jn testament, opgemaakt op 4 maart 1930, benoemde Jonkheer
Catharinus Henri Cornelis Ascanius van Sypesteyn de Van
Sypesteyn-Stichting tot universeel erfgenaam, Zo verwierf de
Stichting bij het overlijden van vS op 27 februari 1937 naast
het terrein, het gebouw en de verzameling (die haar reeds op
8 oktober 1926 waren overgedragen)ook het uitgebreide archief.
Ten aanzien van het familie-archief bepaalde vS dat dit gedurende
25 jaar na zijn overlijden niet ter inzage van het
publiek mocht Horden gesteld. Toen deze termijn verstreken
was, heeft het Stichtingsbestuur besloten tot samenstelling
en uitgave van een nieuwe inventaris, ten einde de bekendheid
van het archief te vergroten en de raadpleging te vergemakkelijken.
Deze inventaris werd samengesteld door mej. S .M. van
Zanten Jut en verscheen in druk in 1969.
!let familie-archief omvat allerlei stukken betreffende de familie
Van Sypesteyn en aanverwante families en betreffende de
roerende en onroerende goederen die zij bezeten hebben. Niet
in dit archief en niet in genoemde inventaris zijn opgenomen
de stukken betreffende de bouw van het kasteel, de kunstverzameling
en het bestuur en de administratie van de stichting,
De laatst genoemde stukken zijn ondergebrachtin het zogenaamde
bestuursarchief, waarvan een globale inventaris is samengesteld
door mr. H. C . Wesseling. De stukken betreffende de
aankoop van de terreinen in Loosdrecht, de aanleg van het
park, de bouvr van het kasteel, de inrichting van de tentoonstellingen
en het museum werden in 1972-73 bijeengebracht en
geinventariseerd door P.J.A. van Mensch.
Tijdens het inventariseren van het voor wat betreftde periode
1899-1927 vrij volledige archief, ontstond de behoefte een
soort samenvatting te maken van de stukken om daarmee een
korte geschiedenis van Sypesteyn na 1899 te schrijven. In
april 1973 verscheen deze samenvattingin een beperkte gestencilde
oplage. Twee jaar tevoren was van de hand van Ds. A.D.
Wumkes een boekje verschenen getiteld "Jhr C.H.C.A,van Sypesteyn.
Kleine kroniek van zijn leven". Hoewel in dit boekje
ook aandacht is besteed aan de bouw van het kasteel, valt de
nadruk vooral op de persoon van Jhr van Sypesteyn,De geschiedenis
van Sypesteyn voor en na 1899 vormt samen met de verzameling
die is ondergebracht in het huidige museum het onderwerp
van een onlangs in de serie 'Nederlandse Kastelen' verschenen
boekje, geschreven door beide ondergetekenden. Waarom
1
dan nog dit boekje? Wel, WlJ ZlJn van mening dat in bovengenoemde
publikaties een aantal aspekten onvoldoende zijn belicht.
Met name de relatie tussen wat Van Sypesteyn in Loosdrecht
deed en wat elders in Nederland gebeurde is nog onvoldoende
uit de verf gekomen, In de hier volgende opstellen zal
getracht worden drie . aspekten nader uit te werken: Van Sypesteyn
en Loosdrecht, Van Sypesteyn en de neogothiek en Van
Sypesteyn en het museumwezen, Het is belangrijk om op te merken
dat het hier niet gaat om afgeronde studies, Op verschillende
punten zullen de opstellen zelfs kontroversieel gesteld
zijn om diskussie uit te lokken, Om deze diskussie te stimuleren
is er, in tegenstelling tot de andere publikaties, uitvoerig
gebruik gemaakt van noten,
Tenslotte: om doublures te voorkomen hebben wij ons sterk beperkt
tot de onderwerpen, Voor een algemeen beeld is het goed
het boekje van Wumkes en het boekje uit de serie 'Nederlandse
Kastelen 1 te raadplegen,
Hilversum/Nieuw Loosdrecht, mei 1976
Peter van Mensch
Andr~
van der Goes
2
Jhr, C,H,C.A, van Sypesteyn en Loosdrecht
In 18de en 19de eeuwse geschriften wordt Loosdrecht beschreven
als een 1-1aar aards paradijs: "De dorpen zijn indedaad eene ter
wederzijde met huizen, of boerenwooningen bebouwde all~e van
wilgenboomen, van de belendende landen, door smalle en heldere
wegslooten afgescheiden •••• De be,voonde erven aan wederzijden
liggen mede meest aileen. in 1 t groen geboomte, en hebben hunne
moes- en bloemtuinen; nabij de kerken zijn de getimmertens wel
het meest in behoorelijke orde; daar geen wooningen staan,
wordt het oog verrukt door de heerelijkste weilanden, of de
aangenaamste bebouwde akkers"(l). Loosdrecht was zelfs volgens
sommige schrijvers het mooiste dorp van het Gooi en omstreken:
"Als een bloempje, verborgen tusschen hoog gras, ligt het
dorpje Loosdrecht in't Gooiland. Wie er echter eenmaal geweest
is gaat er nog eens heen om dat dorp,dat thans nog ver van den
weg afgelegen is, nader te leeren kennen"(2),Kortom een landelijk
dorp,door slechte verbindingen geisoleerd van de omgeving.
Het zag er naar uit dat de moderne expansie die inzette in de
t'•eede helft van de 19de eeuw Loosdrecht voorbij zou gaan,Maar
rond 1899 treedt er een kentering in, Binnen JO jaar zou Loosdrecht
uitgroeien tot een bloeiend toeristencentrum, In dit
opstel zullen we deze plotselinge en snelle bloei trachten te
volgen en vooral de rol die Van Sypesteyn daarin speelde.
Op zaterdag 26 april 1884 bezocht Van Sypesteyn voor het eerst
Nieuw Loosdrecht (J). Na een vluchtig bezoek aan Loosdrecht in
1898 vertoefde hij in 1899 van 8 juli tot 29 augustus met zijn
moeder in het Oranje Hotel aan de 's-Gravelandseweg te Hilversum.
Vandaar ging hij enige malen naar Loosdrecht (4). Bij die
gelegenheid kwam hij ook in kontakt met W. Voogsgeerd, hoofdonderwijzer
te Nieuw Loosdrecht(S). De betrekkingen tussen het
terrein Sypesteyn en de familie Van Sypesteyn waren in Loosdrecht
bekend.Op het terrein zou het stamslot van de Van Sypesteyns
gestaan hebben. In het dorp deden allerlei verhalen de
ronde over de bouw van het kasteel en de verdere lotgevallen
ervan(6). Van Sypesteyn werd daarom zeer welwillend ontvangen.
Groot was de sensatie toen op 17 augustus. 1899 (de overdracht
vond plaats op 22 september) vS het terrein kocht, Evenveel
opzien baarde het toen bij proefopgravingen oude fundamenten
gevonden Herden. Voogsgeerd schreef: "Op uw verzoek heb ik nog
getracht de al te groote verbreiding van Uwe onderhandelingen
alhier nog wat tegen te gaan. Maar er was eenvoudig geen doen
aan, Het gerucht vloog terstond heinde en verre ( ••• )In Loos-
3
drechts burgeren verbeelding ziet men het slot reeds staan"(7).
vS schrijft zelf over de gevolgen van zijn aktiviteiten: "Dit
alles maakte groote sensatie in de streek; alle nieu1.rsbladen
uit Gooiland en de Vechtstreek bevatten allerlei artikelen en
mededelingen over de oude Heerlijkheid en de geschiedenis van
het Huis te Sypesteyn, welke door de groote dagbladen werden
overgenomen(S).Op zaterdag 22 september 1899 schreef de Gooien
Eemlander:"Te Nieuw-Loosdrecht waar nabij de Hervormde Kerk
de heerlijkheid Sijpesteijn heeft gelegen en het kasteel zich
bevond dat blijkens historische gegevens in 1288 werd gesticht,
hebben,op last van een der nazaten in rechte lijn van dat zeer
oud geslacht, opgravingen plaats gehad, Uit het vinden van een
steenen kogel en andere gegevens blijkt, dat deze oudtijds
vorstelijke bezitting werkelijk daar waar men vermoedde zich
heeft bevonden. Mochten de plannen, 1-1aarop aangevangen onderhandelingen
met de tegenwoordige eigenaars doelen, verwezenlijkt
worden, dan bestaat er kans dat 1 Loosdrecht 1 spoedig ene
plaats in de historie zal herkrijgen". In andere kranten verscheen
het zelfde bericht(9). Op 20 september verscheen in Het
Vaderland onder de kop "Een grootsch plan" het volgende korte
bericht: "Door jhr. Van Sijpesteijn te Loosdrecht is een boerderij
aangekocht, in verband met zijn voornemen om ter plaatse
waar in 1288 het kasteel - te Sijpesteijn - werd gesticht, een
dergelijk slot te doen verr1JZen, Over den aankoop van meer
land 1vorden onderhandelingen· gevoerd" ( 10).
De publiciteit had een voor vS nadelis gevolg, "De ruchtbaarheid
van de zaak bleek eene groote belemmering voor den aankoop
van andere perceelen welke ik eveneens wenschte te koopen".
Hij nam kontakt op met de redaktie van de Gooi- en Eemlander,
In het archief bevindt zich een brief (11) van een van
de direkteuren van de krant, met de volgende inhoud: "In verband
met UH verlangen, uitgedrukt bij het onderhoud, dat een
onzer verslaggevers te Baarn met u had, hebben wij in'De Gooien
Eemlander' geen verdere berichten uit Loosdrecht opgenomen,
in zake den .opbouw van het Huis Sypesteyn, In andere bladen
komen echter herhaaldelijk dergelijke berichten voor •••• Daar
ons blad nu niet voortdurend over deze aangelegenheid het stil
zwijgen kan blijven bewaren, zou het ons zeer aangenaam zijn,
indien U ons in de gelegenheid wilde stellen onze lezers naar
1-1aarheid aangaande een en ander in te lichten en ons daartoe
gegevens wilde verstrekken". Een van de kranten die wel over
Sypesteyn schreef was de Gooische Courant. Op zaterdag 28 september
1901 schreef deze krant o.a. over de moeilijkheden die
vS ondervond bij het verkrijgen van de terreinen: " ••• het aankoopen
zelf bleek niet altijd mogelijk. Waar sommige eigenaren
hun eigen belangen met die van Loosdrecht wisten overeen te
brengen ging het goed ( ••• ) Anderen hadden- uit een algemeen
oogpunt beschouwd - te uitsluitend hun eigen belang op het oog
en daar moesten onderhandelingen wel mislukken". Opvallend is
dat hier gesproken wordt over het algemeen belang van Loosdrech't
wanneer het gaat om de grondaankopen van vS. Dat het in
de gemeente zelf ook zo werd gevoeld, blijkt uit een brief van
de gemeentesecretaris Van Geijtenbeek ( 12 september· 1899), gericht
aan vS: "Deze week kwam Dr Meijboom alhier, tot mij en
deze deelde mij mede, dat hij notabele ingezetenen gesproken
had die het zeer appriciee~den dat door U pogingen in het werk
4
waren gesteld, om het gewezen schoone Slot Sijpesteijn, weder
te doen verrijzen, Om hiertoe echter te kunnen doen overgaan
moet door U- zoo, zeide hij, de Doctor, verder- 66k grond
van den Heer Hacke van Mijnden of diens Echtgenoote, worden
aangekocht en nu was men van mening, dat het ten goede kon
\·lerken, indien ik een request opmaakte en di t met de voornaamste
ingezetenen onderteekende, ten einde in bescheiden termen,
op den afstand van dien grand, ter Uwer behoeve, aan te dringen"(l2),
Dankzij de bemiddeling tenslotte van de predikant van
Nieuw Loosdrecht, Ds Vellenga, kon vS het land van Hacke van
Mijnden in eigendom verkrijgen, Op een bedankbrief van v S ant
Hoordde Vellenga: " ..• toen U tot mij k\vam en mij bleek, dat
het eene gemeentezaak Has, heb ik mij niet willen onttrekken,
om naar mijn vermogen de zaak zoveel mogelijk te bevorderen"
(13), Dat deze betrokkenheid gold voor alle lagen van de bevolking
blijkt uit de brieven van Floor (landbouHer) en Snel
{veld,.,rachter) (14), Floor schreef: "Een ding kan ik u verzekeren,dat
de Geest van het volk in Loosdrecht u bijzonder genegen
is in het algemeen en niets liever zoude zien als dat u alles
datu nodig had om uw plannen te volvoeren in uw bezit kreeg".
vS vat zelf deze reakties samen: "(het plan) mocht zich wel in
den algemeene sympathie verheugen. Men was er trotsch op te
constateren dat het afgelegen en vervallen dorp ook eene geschiedenis
had" (8).
Wanneer we afgaan op wat vS en Voogsgeerd schrijven, hebben de
gebeurtenissen rand Sypesteyn de Loosdrechtse bevolking wakker
geschud. Voogsgeerd: "Uw optreden alhier"heeft inderdaad Loosdrechts
burgerij goed gedaan. 't Is of er meer zelfbesef sinds
is gekomen" (15) en "Nude burgerij wakker wordt, is er van
Loosdrecht nog '"el wat te maken" (16). Va n Sypesteyn: "Wat Loosdrecht
zelf in het algemeen betreft was in de afgeloopen vier
jaren (voor 1903, vM) grooten vooruitgang op te merken, 1velke
geheel toegeschreven mogt worden aan den stoat en de opwekking
die gegeven was door het ophalen en verlevendigen der oude geschiedenis
der plaats en door het krachtige pogen om bij zoo'n
belangrijk feit als het herstellen van den Sypesteyn voor het
dorp \vas, ook met allen kracht de aandacht van bui ten op het
dorp te verkrijgen en er vreemden heen te lokken"(8).
vS wa s zeer betrokken bij de ontwikkelingen in Loosdrecht.
\Vumkes (17) schrijft: "Vanaf het begin staan Jhr v.S. grate
dingen voor ogen. Als hij zich inspant weer een Sypesteyn te
doen herrijzen, is het hem niet (alleen) om eigen plezier en
glorie of die van de familie begonnen, maar zoekt hij ook de
bloei van Loosdrecht". Het hoeft niet betwijfeld te worden dat
vS Loosdrecht goed gezind was, maar Z1Jn inspanningen komen
tach in een ander licht te staan wanneer we het volgende citaat
lezen: "De aanleg (van het park, vM) moest rekening houden met
de toekomstplannen van de Van Sypesteyns. \Vaar getracht (zal)
worden haar later doel al dadelijk aan te geven door het inrichten
van eene tentoonstelling van oudheden, welker naam
langzamerhand moet veranderen in dien van 'museum', moet ander
zijds getrac ht worden door het heffen van eene entree hare inkomsten
te verhoogen. Voor dit doel is dus bevorderi ng van het
vreemdeling enverkeer en bekend maken van den Sypesteyn e n het
museum zeer wenschelijk"(18).
Om het bezoek te bevorderen zijn goede verbindingen nodig.
Daaraan ontbrak het in Loosdrecht. Voogsgeerd schreef zeer
5
juist (18-2- 101): "De toekomst voor Loosdrecht ligt in nauwere
aanslui ting en meerdere gemeenschap met de Gooische hoofdplaats
(Hilversum, vM)". De toekomst v a n Sypesteyn hing daar nauw mee
samen. Geen wonder dus dat v S in zijn geschriften uitvoerig
ingaat op de verbeteringen van de verbindingen. Als eerste gevolgen
van zijn optreden in Loosdrecht noemt hij: "le Het bestraten
van den 1veg · naar Hilversum. In 1899 z oude volgens
Raadsbesluit van den ••• (niet ingevuld, vM) 1899 den weg
eenigszins uit gelden,overgehouden op de jaarrekening hersteld
worden. Na mijn optreden en de daarop gevolgde stukken in de
bladen,,,rerd een verzoekschrift van ingezetenen aan den Gemeenteraad
ingediend om ene lening te sluiten en den weg geheel te
bestraten, ingewilligd. De leening bedroeg f 11000,-. 2e Het
verbeteren van den Boomhoek. De keien uit de weg bij den molen
werden door ingezetenen met eigen gerij weggehaald en in den
Boomhoek gebracht en deze toen door de Gemeente bestraat" (8).
Uit het bovenstaande blijkt dat vS van mening was dat de verbetering
van de verbindingen op Z1Jn initiatief werd uitgevoerd.
Dat is even,vel niet helemaal Haar. Reeds voor de aktiviteiten
van vS op Sypesteyn begon men met de verbetering van de
verbindingen met Hilversum. In 1887 werd in de gemeenteraadhet
verzoek behandeld tot instelling van een partikuliere paardetramverbinding
van het raadhuis te Loosdrecht rechtstreeks
naar het station te Hilversum, via de Loosdrechtse weg, Vaartweg,
Kerkbrink, Bussumerstraat, Nieuwe Doelenstraat en Stationsstraat
(Gooi- en Eemlander, 9-12-1887). Dit plan is nooit
uitgevoerd en werd in 1893 op de lange baan geschoven. Er was
echter wel een omnibusdienst Loosdrecht-Hilversum, welke werd
geexploiteerd door de firma De Bree & Dolman. In 1894 kreeg
deze firma f 200 subsidie van gemeentewege (Gooi- en Eemlander
13-10-1894).
Het verbeteren van "den Boomhoek" betekende dat de Heg door
Nieuw Loosdrecht werd doorgetrokken. "Deze verbetering heeft
veel waarde. Van Hilversum uit is er thans een goede Heg door
Loosdrecht naar de Vechtstreek. Dat is nu een aardig ritje
tusschen de p1assen door. Tot nog toe kon dit bijna niet, maar
gaat nu veel beter en kan Heldra heel goed gemaakt Horden.
Eveneens voor Hielrijders, die er tot nog toe onmogelijk doorkonden.Dat
kan beHeging en vertier geven"(Voogsgeerd,l8-2-0l).
Andere verbeteringen in de verbindingen met Hilversum Haren:
11 4e Door het Gemeentebestuur werd een eigen uitstekende omnibusdienst
ingevoerd. Partijtrekken voor den exploitant van den
ouden dienst en oneenigheid maakten het de Gemeente niet mogelijk
de dienst vol te houden, die Heer in oude handen kHam.
Toch was nu verkregen dat de Gemeente geen subsidie meer gaf
en de omnibussen en dienst vee1 beter werden. 5e Den ••• (niet
ingevuld,vM) werd een station gevestigd van den Rijkste1ephoon
dienst; hierdoor werd Loosdrecht ook telegraphisch (per telephoon
over Hilversum) aanges1oten" (8).Maar vS had meer wensen.
In de eerste p1aats betrof dat de aanleg van een kortere weg
van Niem• Loosdrecht naar Hi1versum. In
hij hierover o.a. naar Voogsgeerd, Vellenga en Van Haselen (de
plaatselijke correspondent van de Gooi- en Eemlander). Op zijn
initiatief, maar zonder zijn bijzijn, werd op dinsdag 8 mei
1901 tijdens een vergadering in caf~ Vaartzicht te Oud Loosdrecht
de vereniging opgericht. De vereniging krijgt de naam
Loosdrechts Bloei (20). "Het doel waarmede i.k deze Vereeniging
oprichtte was om er in te verkrijgen eene krachtige medewerkster
bij mijn pogingen om Loosdrecht op te heffen. Tenvijl ik
zelf er alleen daartoe zoude bijbrengen door de verheffing en
langzamerhand weer in de oude staat brengen van de 'Sypesteyn'
,.,raar zeer veel aan verbonden was dat tot de bloei van Loosdrecht
kon bijbrengen"(21).
Vanaf het begin maakte vS duidelijk wat hij van de vereniging
venvachtte. Een kortere verbinding met Hilversum kHam reeds op
de oprichtingsvergadering van de vereniging ter sprake.Tijdens
de bestuursvergadering van 22 april 1902 kwam een voorstel van
vS ter sprake om op Sypesteyn een tentoonstelling van oudheden
in te richten. Op 12 of 13 juni 1902 werd deze tentoonstelling
geopend. Zij werd gebracht als aktiviteit van de vereniging
Loosdrechts Bloei, maar toen de bestuursleden op eigen houtje
iets veranderden aan de opstelling van de voorwerpen, ontstond
er een konflikt met vS. Er waren trouwens nog meer wrijvingspunten,
vS verweet het bestuur dat zij totaal geen kennis had
van an tiek ( sommige voonverpen waren met zeep afge1vassen ,andere
waren op de kop gezet).Bovendien waren er nog wat moeilijkheden
rond de afrekening van de geplaatste advertenties.
In 1902 werd het vS duidelijk dat de vereniging niet aan het
doel beantwoordde waarvoor hij haar in het leven had geroepen.
Op 21 december 1903 schrijft hij een brief waarin hij meedeelt
dat hij zich aan de vereniging onttrok."Het gevolg van deze
zaak, steunend op de opgedane ondervinding moeten zal zijn dat
ik in Loosdrecht alleen en uits1uitend zal blijven doorwerken
aan hetgeen ik onderneem; en mij geheel buiten de pogingen van
anderen zal houden. Alleen wanneer blijken mocht dat mijn pogingen
gewaardeerd en waar mogelijk gesteund worden, zal ik
later kunnen medehelpen door plaatselijke of momentee1e steun;
zonder in de fout te vervallen van in relatie te komen met
vereenigingen en dergel. die nog zeer afhankelijk zijn van den
ouden, verachterden dorpsgeest"(2l).Bittere woorden van iemand
die van mening is dat hij de aanzet heeft gegeven tot de bloei
van Loosdrecht en ervaart dat hij daarbij geen steun krijgt
van de p1aatse1ijke bevolking, een bevolking die zelfs naar
zijn mening geen dankbaarheid toont.
De ontwikkeling van Loosdrecht is echter in gang gezet. Voogsgeerd
schrijft: "Overigens begint Loosdrecht zich wel wat uit
zijne Chineesachtige afsluiting op te heffen. Er komt meer
leven. Vooral Nieuw Loosdrecht ontwaakt, tegelijk met China.
De jongere bevolking blijkt zoo zachtjes aan meer burger1ijkheid
uit Hilversum,waar het veel verkeert, op te doen. Ik acht
dit een zeer goed teken. Notabene, twee zangvereenigingen en
een fanfarecorps kwamen er deze winter in Nieu1-1 Loosdrecht in
het leven" (16-2-1907). vS meende dat deze ont1-1ikkeling aan
zijn initiatief te danken was. M.i. moet er ook gewezen worden
op een aantal andere faktoren die van zeer grote betekenis
zijn geweest voor de bloei van Loosdrecht.
In de jaren 70 en 80 van de 19de eemv on tstond een hernieuwde
7
elangstelling voor de natuur. De schilders van de Haagse
School en de dichters van de beweging van de 80-gers gaven
uitdrukking aan het nieuwe gevoe l voor de natuur(2J). De artikelen
in dag-, week-. en maandbladen die na 1899 in steeds groter
aantal over Loosdrecht verschenen, benadrukten ook steeds
het landelijke schoon. van dit dorp. Blijkens de advertentie
die in 1902 in verschillende bladen werd geplaatst, trachtte
de vereniging Loosdrechts Bloei dit oplevende natuurgevoel bewust
of onbewust te exploiteren: "Loosdrecht. Schoone, gezonde
natuur, prachtige meren" (24). In samenhang met de hernieuwde
belangstelling voor de natuur moet vooral ook gewezen worden
op de ontwikkeling van drie verkeersmiddelen die in hoger mate
het toerisme bevorderd hebben. Van groot belang voor Hilversum
en het Gooi was de aanleg van de Oosterspoorlijn (1874). Het
aantal zomergasten werd meteen zeer groot. Na een aantal jaren
vestigde vele zomergasten zich permanent in het Gooi.Ook Loosdrecht
profiteerde van deze trek naar het Gooi, vooral ook omdat
Loosdrecht vanuit Hilversum en het Gooi beter bereikbaar
werd door de komst van de fiets en de auto. Rond 1850 werden de
eerste fietsen gekonstrueerd,maar pas na de konstruktie van de
Rover (het eerste moderne type fiets met even grote wielen en
kettingaandrijving van het achterwiel) in 1885 en de uitvinding
van de luchtband (1888) werd de fiets een zeer populair
vervoermiddel. Vanaf het begin >verd deze ·ontwikkeling begeleid
door de in 1883 opgerichte AN1vB, welke reeds in het begin van
haar bestaan route-beschrijvingen uitgaf van fietstochten:
"Wij >Villen de mensen in hun vrije tijd uit de dompige steden,
uit de benauwde straten, uit het doodse geslof der stoffige
stadsparken naar buiten roepen, ze in de heerlijke en nu zo
Goddelijke natuur zenden, om verpozing voor de geest, gezondheid
voor het lichaam, nieuwe moed, hernieuwde levenslust, opgewektheid
en levensenergie te vinden" (De Kampioen 1896). In
1896 deden de eerste automobielen in Nederland hun intrede. De
auto bleef voorlopig nog een vervoermiddel voor avontuurlijke
welgestelden. De fiets overwon alle weerstanden en werd populair
in brede lagen v a n de bevolking(25).
Uit het bovenstaande blijkt dat de opkomst van Loosdrec ht a l s
toeristencentrum niet uitsluitend het gevolg was van de aktiviteiten
v a n v S op Sypesteyn. Dat Van Sypesteyn de ontwikkeling
van Loosdrecht zag in het kader van zijn aktiviteiten op
Sypesteyn hoeft ons niet te verbazen. In toenemende mate begon
Sypesteyn het leven van vS te beheersen. Dat in de plannen van
de vereniging Loosdrechts Bloei Sypesteyn niet die centrale
plaats innam, hoeft ons evenmin te verbazen.Instinktief voelde
men in Loosdrecht aan waar de toekomst van het dorp lag,
Tijdens de bestuursvergadering van 22 april 1902 besloot men
een partikulier initiatief tot instelling van een bad- en
zweminrichting te Oud Loosdrecht te subsidieren (26). Deze inrichting
draaide boven verwachting goed zodat men een jaar later
plannen maakte tot uitbreiding (27). Tot het einde van de
19de eeuw bleven de Loosdrechtse plassen · het domein van de
vissers. Als indi atie voor een veranderend gebruik van de
plassen vinden we vermeld de vervaardiging door smi'd J. Daams
in 1895 van een zeilboot waar ook mee geroeid kon worden. Ook
kunnen we in dit verband wijzen op het even voor 1900 begonnen
botenverhuurbedrijf van Rut Vlug in Oud Loosdrecht (28). Deze
feiten illustreren een orttwikkeling die plaats vond los van de
invloed van vS,
Gedurende de eerste wereldoorlog moest men de vakanties binnenslands
doorbrengen, In de jaren na de oorlog werden regelmatig
kampagnes gevoerd om de vakantie in eigen land te blijven
doorbrengen. Loosdrecht profiteerde hiervan. In 1932 werd
Loosdrecht genoemd als "een der voornaamste plaatsen in Nederland,
bezocht door duizenden toeristen en geroemd om haar
watersport op de wereldberoemde plassen"(29). Bij zoveel sportieve
rekreatie is vaak maar weinig plaats voor de kultuur,
Gelukkig is de belangstelling voor het museum Sypesteyn weer
groeiende . Nog steeds is Sypesteyn een van de bezienswaardigheden
in Loosdrecht (en een bezoek meer dan waard!).
No ten:
1 L, van Ollefen & R . Bakker: De Nederlandsche Stad- en
Dorpbeschrijver. Amsterdam, 1793.
2 G. de Voogt: In en op de Sype (Nieuw Loosdrecht). Eigen
Haard, 33e jg, no 46 (16 nov, 1907), pp. 727-731.
3 algemeen archief Sypesteyn, inv,no. 105a.
L1 fvlanuscript "Onderzoek in zake de oude Heerlijkheid Sypesteyn
en het Huis van dien naam", alg. archief Sypesteyn,
inv.no. 105b. Dit manuscript en het verslag van zijn eerste
bezoek aan Loosdrecht (inv.no. 105a) werd door vS in 1907
verwerkt in zijn "Beschrijving van het op den Sypesteyn
verrichte na den 22 September 1899" (inv.no. 106).
5 Er ontstond een ui tvoerige briefwisseling waarvan de meeste
brieven van Voogsgeerd bewaard zijn gebleven (alg. archief
inv.no. 120).
6 Zie o,a. brief van Voogsgeerd, 27-11-1901. Deze verhalen
sluiten aan bij de familietraditie. Zie hierover Peter van
Mensch & Andr~ van der Goes: Sypesteyn. Ned . Kastelenstichting/ANWB,
1976.
7 brief 28-9-1899.
8 "Beschrijving van het op den Sypesteyn verrichte na den 22
September 1899", alg. archief, inv.no. 106.
9 Het Nieuws van den Dag, 7-9-1899; Dagblad van Zuid-Holland
en 's-Gravenhage , 9-9-1899; De ~vee Provincien, 9-9-1899.
10 Een eensluidend bericht verscheen in het Nieuws van den
Dag, 20-9-1899.
11 alg. archief, inv.no. 112.
12 alg, archief, inv,no, 107.
9
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
brief 20-10-1900, alg. archief, inv.no. 107.
alg. archief, inv.no. 124.
brief 18-2-1901.
brief 29-11-1899.
A. D. 1vumkes: Jhr Ca tharinus Henri Come lis Ascanius van
Sypesteyn. Kleine kroniek van zijn leven. Uitg. Van Sypesteyn-Stichting,
Nieuw Loosdrecht, 1971, p. 35.
Manuscript "Algemeen Plan van Aanleg", alg. archief, inv.
no. 125.
De ~vee Provincien 18-8-1900.
zie brieven Voogsgeerd 2 en 10 mei 1901.
Manuscript "Vereeniging tot bevordering v.h.Vreemdelingenverkeer
Loosdrechts Bloei te Loosdrecht", alg.archief, inv.
no.284. Voor de verdere geschiedenis van de vereniging zie
G. Marx & F. Brand: Van 'Loosdrechts Bloei' tot een bloeiend
Loosdrecht, Mededelingenblad Historische Kring Loosdrecht,
3e jg, no 11 (maart 1976), pp. 25-32.
brief Voogsgeerd 23-4-1902.
Zie hierover o.a. D. de Boer: Enige aspekten van het leven
rond 1900, In: Nederland rond 1900. Van Dishoek-Bussum,
1972.
Advertentie in de Gooische Courant, Gooi- en Eemlander en
De ~vee Provincien, 2-8-1902.
Leonard de Vries: De dolle entree van automobielen velocipee.
Bussum, 1973,
brief J. van Haselen 19-9-1901
en brief Voogsgeerd 23-4-1902.
Gooische Courant 20-9-1902.
(alg. archief~ inv.no, 64)
J. Daams: Loosdrecht in oude ansichten. Zaltbommel, 1972.
Utrechtsch Prov. en Sted. Dagblad 2-7-1932.
10
Sypesteyn en de neogotiek
The good old times -
all times when old are good,
Lord Byron, The Age of Bronze
Aanvankelijk begon de neogotiek haar bestaan als een grillig,
fantasierijk dekor van de 18de eeuwse Engelse landschapsparken,
De wijze, waarop men teruggreep naar de gotische stijl
en deze vaak z~~r vrij geinterp·reteerd toepaste om schilderachtige
effekten te verkrijgen (bijv, een omstreeks 1760 te
Hagley gebouwde portierswoning in de vorm van een gotische
ruine) is duidelijk speels en zeer dekoratief, Een meer serieuze
benadering wat betreft de architektonische en meer gedetailleerde
aspekten van de gotiek, vindt men op het befaamde
landgoed Strawberry Hill van Sir Horace Walpole (1717-1797).
Ook hier heeft men de gotische elementen op een dusdanige
wijze gebruikt, dat gesproken kan worden van de neogotiek als
een nieuw soort "chinoiserie"(l),
In de 19de eeuw kri jgt de "Gothic Revival" een la•dneachtig
effekt en er ontstaat in Europa een ware rage die zich uit
"••• in politics, machinery, dress, conversation and in every
other field of the national existence. A strange medieval
fever swept over the European continent, The days of chivalry
obsessed the minds of everybody and knights in armour stirred
a thousand dreams" (2). De redenen voor deze enorme interesse
zijn velerlei en gecompliceerd, maar zij zijn vrijwel alle
verklaarbaar vanuit de Romantiek. Deze beweging wortelt in de
18de eeuw en richt zich tegen het rationalisme dat verstandelijke
redenatie en het klassieke, weloverwogene predikt, De
romantici wilden een eigen beleving door gevoel, een alles
diep en intens beleven, Zij ervaarden de werkelijkheid zoals
zij die kenden als een doffe afspiegeling van de waarlijke
wereld en verlangden naar verre, vage dingen ("Sehnsucht").
Men zocht dus naar het spontane en oorspronkelijke en meende
dit vooral te vinden in middeleeuwse romances en ballades (in
de landstaal). Deze verandering in het denken hangt sterk
samen met een aantal ingrijpende wijzigingen waarmee de mens
rond 1800 werd gekonfronteerd en die zijn levenspatroon vaak
wijzigden en nieuwe waarden opdrongen. De Franse revolutie,de
lange Napoleontische oorlogen en dadelijk daarna de industriele
revolutie (met haar mechanisatie en grauwe ellende) overrompelden
de mens en de reaktie was een grote vlucht uit de
harde reali tei t. Men zocht zich een kleuriger ••ereld met een
diepere religieuze beleving en vond deze in de middeleeuwen
(3). Deze religieuze beleving werd in Engeland het sterkst
vertegenwoordigd door W. Pugin (1812-1852). Hij ontwierp o.a.
11
de details van binnen- en buitenbouw van de parlementsgebouwen
te Londen. Pugin vond dat de 1 9de eeuwse architekt een gelovig
christen ~n een eerlijk ambachtsman moest zijn, gelijk
de middeleeuwse bouwmeesters. Zijn invloed was enorm in Engeland:
" ••• architects had come to look on Gothic not as a style,
but as a religion"(4).In Duitsland voltooide C.F.Schinkel
(1781-1841) de in de middeleeuwen onderbroken bouw van de Dom
te Keulen. Ludwig II van Beieren (1845-1886) bouwde tot aan
zijn dood aan het Wagneriaanse slot Neuschwanstein.
Stond in de 18de eeuw het dekoratieve element van de gotiek
nog centraal, in de 19de eeuw wierpen de romantici zich op de
serieuze bestudering van de middeleeuwen. Met de toename van
de kunsthistorische kennis, 1verd ook de nabootsing juister.
In Frankrijk was het E. Viollet-le-Duc (1814-1879) die een
diepgaande studie maakte van de middeleeuwse bouwkunst en zijn
ke'nnis neerlegde in de tiendelige "Dictionnaire raisonn~ de
l'architecture fran~aise du XIe au XVIe si~cle" (1854-1869).
Viollet-le-Duc legde zich toe op restauratie van architektuur
zowel als interieur. Bekend zijn de restauraties van de Notre
Dame te Parijs en de kathedraal van Reims. Drastisch ging hij
te werk bij herstel en wederopbouw van de vestingstad Carcassonne
en het kasteel Pierrefonds. Steeds meer werd naar een
stijlzuiverheid gestreefd die in feite zelden bestaan had in
de middeleeuwen en door het akademische karakter vaak oninspirerend
op de huidige toeschouwer overkomt.Bij de konstruktie
van de gebouwen werd dankbaar gebruik gemaakt van de verworvenheden
van de gietijzerindustrie. Enorme bogen konden
dankzij ijzeren konstrukties opgericht worden. Wat de architekten
echter misten, was de middeleeuwse bekwaamheid van de
ambachtsman. Veel grote architekten gingen er dan ook bij gebrek
aan geschoolde vaklieden toe over om zelf ateliers op te
richten waar de oude kunstnijverheid weer benaderd kon worden
in een samengaan van bouwkunst als ambacht met de andere
kunsten.
In de Nederlandse bouwwereld vindt men v66r 1850 enkele bescheiden
voorbeelden van de neogotiek. Karakteristiek voor
deze periode is de Gotische Zaal van het paleis Kneuterdijk
te Den Haag. Deze is in Engelse s~ijl gebouwd onder leiding
van de latere koning Willem II. Deze had 8ls prins gestudeerd
in Oxford en was zo in kontakt gekomen met en beinvloed door de
Engelse neogotiek. In de stijl van de Engelse neogotiek zijn
in Nederland ook enkele kastelen gebouwd of gerestaureerd.
Hiervan is kasteel Stapelen een goed voorbeeld met een typerende
grote verscheidenheid van elementen en vele bouwkundige
varia ties.
Na 1853 komt met het herstel vandeRooms-Katholieke kerkelijke
hierarchie een groot aantal opdrachten voor de bouw van kerken
los. Vele van deze gebouwen worden in neogotische stijl uitgevoerd.
Dan komt ook de man naar voren die zozeer zijn stempel
drukte op de bouwkunst in het Nederland van de tweede helft
der 19de eeuw: Dr. P.J.H. Cuypers (1827-1921). Deze was een
leerling van Viollet-le-Duc en met hem gaat na 1850 de Franse
neogotiek in Nederland de boventoon voeren, i.p.v. de Engelse.
Een kenmerk van de Franse stroming is het gebruik van baksteen
daar waar de Engelsen een afgestreken pleisterlaag gebruiken
om natuursteen te suggereren.
12
Vele kastelen worden gerestaureerd of vergroot, Een charmant
voorbeeld is kasteel Weldam te Goor (rond 1900 verbouwd), Men
voegde twee torens aan de reeds bestaande konstruktie toe, te
weten een "he-tower"(een als studeervertrek voor de heer ingerichte
vierkante toren) en een "she-tower"(een als boudoir ingerichte
achthoekige toren). Kenmerkend voor de neogotische
verbouwingen is de wens van de opdrachtgever om het wonen op
een kasteel te veraangenamen door het inbouwen van het 19de
eeuwse komfort,
Wie aan een Nederlands neogotisch kasteel denkt, denkt aan
kasteel De Haar te Haarzuilens, dat vanaf 1892 rond een zwaar
toegetakelde middeleeuwse ruine werd herbouwd door Cuypers,
Hier kon hij zich, niet gehinderd door financiele beperkingen,
uitleven,Dat deed hij dan ook: het werd een Nederlandse editie
van het door zijn leermeester gebouwde Pierrefonds, Hier ziet
men de neogotische bouwmeester aan het werk, Er werd een kasteel
neergezet, niet zoals het er in vroeger eeuwen gestaan
had,maar zoals het in zijn ideale vorm had moeten zijn!Ondanks
de geniale totaalvisie van Cuypers(ofmisschien juist hierdoor)
werd De Haar een kasteel zoals er in Nederland nooi teen gestaan
had,De enorme afmetingen en zeer rijke details vindt men nimmer
bij de kleine, sobere Nederlandse kastelen. De Haar is een
kasteel met een vorstelijke, Franse allure, Het is een mausoleum
geworden van het kunnen der neogotische bouwmeesters en
ambachtslieden, "Dit gebouw behoort niet meer tot de argeloze,
louter pittoreske fase, maar tot de betweterige, archaeologische,
die er naar streeft het gebouw zo te ma.ken, dat het
eigenlijk nog met middeleeuwse strijdmethoden verdedigd zou
kunnen worden, een resultaat dat door een mengeling van rationa.lisme
en zijn tegendeel is ingegeven"(S).
Toen in 1912 begonnen werd met de bouw van de grote toren van
kasteel Sypesteyn, schaarde Jhr, C ,H,C,A, van Sypesteyn zich
in de. rij van romantici die tracht t e n iets ui t een voorbije
(en door hen vaak als beter geziene) tijd te evoceren, De romanticus
Van Sypesteyn is d oor Wumkes in zijn biografie duidelijk
belicht (6), Het door hem geciteerde gedicht (7) behoeft
geen verdere toelichting om duidelijk t e maken hoe vS de middeleeuwen
zag, Tevens komt in dit gedicht een andere reden naar
voren, die meer nog dan de romantische inborst van vS geleid
heeft tot de herbouw van het kasteel (8). Hij was de laatste
manlijke telg van het geslacht Van Sypesteyn en stelde zijn
fortuin en zijn energie in dienst van het ideaal om een blijvend
monument voor dit geslacht op te richten: de herbouw van
het vermeende stamslot.
Bij zijn plannen voor de herbouw werd vS niet gehinderd door
een ruine op de bouwplaats. Het oude gebouw was volkomen met
de grond gelijk gemaakt en de enige aanwijzingen ontrent het
huis waren te vindenm de vorm van fundamenten en grondsporen.
De uiterlijke vorm van het kasteel meende vS te kunnen vinden
op een 18de eeuwse tekening van Jan de Beijer, Deze zou het
kasteel Sypesteyn weergeven zoals het er in de 16de eeuw uitzag.
Bij de herbouw ging vS uit van deze tekening.
Toen bekend werd dat vS serieuze plannen had omtrent het laten
bouwen van een kasteel, werd hij van meerdere kanten benaderd
i,v,m, de opdracht, Zo deed jhr. G. Graafland een goed woordje
voor de te Amsterdam gevestigde architekt Ed, Cuypers, een
13
neef van P.J.H. Cuypers (9). Uiteindelijk ging vS in zee met
architekt W, de Vrind Jr uit Den Haag. Deze maakte het ontwerp
voor de toren, daarbij nauwlettend op de vingers gezien door
vS, die zelf ook een studie had gemaakt van kastelenbouw zoals
blijkt uit een reaktie op een brief van De Vrind, waarin deze
stelt de Gotische (authentieke) deuren te laag te vinden voor
de toren (10): "De deuren. In een toren vind ik lage deurtjes
eigenlijk juist gewenscht,Een ingar.g was oorspronkelijk altijd
laag & smal,zoowel uit een doel van verdediging als om de buitenlucht
er zooveel mogelijk uit te houden.Viollet-le-Duc zegt
dat zelfs de deuren van de grote feestzalen niet hooger waren
dan 2-J meters op zijn hoogst"(hierna volgt het bewuste citaat
van Viollet-le-Duc, vdG)(ll).
Als de toren staat in 1913 worden enkele jaren later serieus
de plannen voor het hoofdgebouw gemaakt. Een schetsstuk door
De Vrind, uit 1916, toont het hoofdgebouw met toren (naar Jan
de Beijer). De opgegraven fundamenten suggereerden dat aan de
zuidkant van het hoofdgebouw nog enkele gebouwen stonden. Daar
zij niet te zien zijn op de tekening van Jan de Beijer,moesten
de gevels van dit gedeelte geheel opnieuw ontworpen worden,Het
schetsontwerp voor de zuidkant wijkt sterk af van de definitieve
bouwtekeningen. De Vrind gaf een trapgevel met arkeltorentje
voor de oostzijde, Aan de zuidzijde projekteerde hij
een halfronde uitbouw met steunberen, Over de gehele zuidzijde
van zijn ontwerp liep een weergang met kantelen.Deze zuidzijde
vertoonde met de hierboven genoemde aspekten een sterk neogotische
inslag.
Het hoofdgebouw toont op De Beijers tekening een aantal
renaissance-elementen,zoals de vensterbekroningen,de dakkapel,
de ovale vensters boven de toekang en in de eerste poort. Bij
de definitieve geveltekeningen heeft vS afgezien van deze toevoegingen,
Hij voegde enkele gotische details toe die niet op
de tekening van De Beijer te zien zijn,zoals het rondboogfries
onder de uitkraging van de kantelen van de toren. Daar het
hoofdgebouw nooit is afgebouwd, weten wij niet exakt hoe vS
zich de hoofdgevel uiteindelijk dacht.Als hoofdingang koos hij
niet hetrenaissance-voorbeeld van de tekening, maar plaatste
een gotische poortdeur met zandstenen omlijsting. Deze 15de
eeuwse spitsbogige toegang wijkt volkomen af van de andere
deuren en de ramen,
Terugblikkend kunnen wij in het kasteel een aantal elementen
terugvinden die ronduit strijdig zijn met wat vS pretendeerde
te herbouwen. In het hoofdgebouw plaatste hij een poort die
detoneerde met de verdere gevel. In het voltooide zuidelijke
deel zijn de verschillen nog evidenter. In Van Sypesteyns gedachtegang
behoordendefundamenten van het zuidelijke deel tot
het 14de eeuwse kasteel. Hij rekonstrueerde er echter een 16de
eeuws geheel,dat er volgens zijn eigen interpretatie nooit geweest
was. Tevergeefs zoekt men in het kasteel naar de (lelijke)
halfronde uitbouw, het arkeltorentje en de kantelen. Zij
zijn niet door vS in de herbouw opgenomen. · De oostgevel kreeg
een rechte daklijst zonder kantelen, aan de zuidgev.el werd het
zuidoostelijk gedeelte afgesloten met een trapgevel, Opvallend
is het totaal ontbreken van enige gevelversiering, Behalve de
kantelen, missen ook de rondboogfriezen zoals die zijn aangebracht
op de torengevels. Ook in het zuidelijk gedeelte kregen
14
de 16de eeuwse renaissance-verfraaiingen (zoals me op De Beijers
tekening en op vele kastelen in Nederland te vinden zijn)
geen kans,Ook zijn er geen gotische ornamenten te vinden,Zelfs
de in de middeleeuwen zo noodzakelijke uitbouwtjes voor de secreten
zijn weggelaten, Het metselverband dat men gebruikte is
niet het middeleeuwse maar het 18e/19e eeuwse kruisverband met
een drieklezoor in de strekkenlaag,
Samenvattend kan men zeggen dat vS niet nauwgezet de oude toestand
rekonstrueerde, wat hij wel telkens beweerde, De aard
van het bouwwerk bracht met zich mee dat het ontwerp werd ontleend
aan oude voorbeelden, maar in uiterst vereenvoudigde
vorm, Eigenlijk is slechts het gevelprofiel gotisch te noemen,
Het bovenstaande geldt ook voor het interieur van het kasteel,
Slechts in de torenkelder vindt men een weliswaar prachtig gemetseld,
maar eenvoudig kruisbooggewelf terug, In alle kamers
vindt men verder het vlakke renaissance-plafond,
Hat vS zelf beoogde met de herbouw blijkt uit het volgende citaat:
"Door al het gevondene kon toen (1902, vdG) een algemeen
Plan van Aanleg beraamd worden, dat in de details later altijd
bij het vinden van meerdere gegevens zoude kunnen gewijzigd
worden, Hierbij werd tevens door mij als beginsel aangenomen
dateventuele herstelling zoude geschieden in den stijl van de
tijd toen het kasteel nog het laatst stond, h~t eind der 16e
eeuw ( .•• ) met de overgang naar het begin der 17e eeuw en met
behoud van alle middeleeuwsche gegevens als historische overblijfsels"
(12). Hoewel Van Sypesteyns pretentie, zoals we gezien
hebben, zeer aanvechtbaar is, verdienen zijn opvattingen
zeker een nadere beschouwing,
Het is heel eenvoudig om, indien men rijk genoeg is, een groot
architekt de opdracht en vrij mandaat te geven voor de herbouw
van een kasteel. vS was gefortuneerd, maar niet schatrijk, Bovendien
was het kasteel voor hem niet een "folly", Hij zag het
als een hommage aan zijn geslacht, als de omlijsting van ZlJn
kunstverzameling en als kroon op zijn levenswerk. Zijn betrokkenheid
blijkt zonneklaar uit de talloze aantekeningen en
schetsen die in het archief terug te vinden zijn.Schriften met
excerpten van Viollet-le-Ducs grote encyclopedie over de middeleeuwse
architektuur en kunstnijverheid, een grote (helaas
deels verkochte) kollektie tekeningen, gravures, etc, van Nederlandse
kastelen, manuscripten met studies en aantekeningen
over bouw, ligging en aanleg van de Nederla~dse kastelen; dit
alles getuigt van een levendige interesse en een grote studiezin.
Dit alles wilde vS ook toegepast zien bij de herbouw.Zijn
uitgesproken meningen, gepaard aan een wel eens tekort schietend
inzicht in bouwkundige problemen, zijn de oorzaak geweest
van de onetn.gheid tussen vS en De Vrind, Deze laatste was beinvloed
door Cuypers en diens magistrale schepping, zoals
naast zijn ontwerpen ook wel blijkt uit zijn argument om ijzerwerk
voor de bovenramen te bevestigen: "Dit geschiedde aan
Haarzuylens ook en verhoogt ook rnt arc hi tectoni sch effect" ( 13),
vS streefde echter naar authenticiteit en wilde dit bereiken
door een veelvuldig gebruik van oude materialen, Oude stenen,
deuren, balken, planken, schouwen, etc. moesten tot een harmonieus
geheel samengevoegd worden, Dat dit niet zonder moeite
ging, blijkt uit een vertwijfelde uitroep van De Vrind: "U
komt voor het kasteel zeer veel deuren tekort;waarom mogen die
15
niet in ouden vorm worden nagemaakt; we doen met het heele gebouw
toch niet anders?"(l4). vS zette echter zijn zin door en
de tijd heeft hem gelijk gegeven, In een periode dat nog veel
ouds afgebroken en vernietigd werd,heeft hij veel fraaie bouwonderdelen
gered en ze ook een funktie gegeven, zodat zij niet
slechts curiositeiten zijn, maar nog leven.
Toch, ondanks andere opvattingen, heeft vS de hulp van Cuypers
ingeroepen, waar het ging om een technisch detail. Er is in
het archief een aantekening omtrent een opgave van Cuypers betreffende
de benodigde stenen en hun prijs voor ~~n kubieke
meter (15). En nauwgezet tekende vS aan dat de Nestor van de
neogotische bouwkunst in Nederland een bezoek aan de 15de
eeuwse kerk van Nieuw Loosdrecht bracht in de zomer van 1901
(16).
Nu, bijna vijftig jaar nadat de bouw van Sypesteyn gestaakt
moest worden wegens geldgebrek,heeft het kasteel nog een andere
betekenis gekregen naast het door vS beoogde. Onder de neogotische
kastelen is Sypesteyn zeker niet stijlzuivertenoemen
(wat uiteindelijk slechts enkele wel zijn) maar de totale conceptie
geeft weer dat vS,hoewel bouwkundig een leek, de essentie
van de kastelenbouw in Nederland begrepen heeft. Juist in
het kleine en sobere ligt de waarde van Sypesteyn.
Noten:
NB De auteur is de heren Schellart en Van Mensch zeer veel
dank verschuldigd voor hun hulp bij dit artikel.Met name Peter
van Mensch stelde veel gegevens beschikbaar over Sypesteyn.
1 c.J.A.c. Peeters: Het kasteel en de neogotiek. Jaarboekje
van de Nederlandse Kastelenstichting 1968, p. 13.
2 I. Anstruther: The Knight and the Umbrella. Londen, 1963,
P• JO.
J Ter wille van de duidelijkheid is de Romantiek hier nogal
toegespitst. Een aantal zeer belangrijke aspekten van deze
stroming zijn hier weggelaten, Voor een beknopt en duidelijk
overzicht van de Romantiek wordt verwezen naar:
J.L. Talman: Romanticism and Revolt.Thames & Hudson, 1967,
hoofdstuk V.
4 K. Clark: The Gothic Revival. Cardiff, 1970, p. 122.
5 Peeters, p. 26,
16
6 A.D. Wumkes: Jhr, C.H.C.A. van Sypesteyn, Kleine kroniek
van zijn !even, Van Sypesteyn-Stichting, Nieuw Loosdrecht,
1971.
7 Wumkes, p. 45-46.
8 Voor een ui tgebreid verslag van de voorgeschiedenis en herbouw
van het kasteel zie: Peter van Mensch & Andr~ van der
Goes: Sypesteyn, Nederlandse Kastelenstichting/k~WB, 1976,
9 brief 29-6-1900, alg. archief, inv,no, 111,
10 brief 23-8-1912, alg, archief, inv,no, 239,
11 brief (klad, ongedateerd), alg, archief, inv.no. 239.
12 Manuscript "Beschrijving van het op den Sypesteyn verrichte
na den 22 September 1899", alg. archief, inv.no. 106.
13 brief 23-8-1912, alg, archief, inv,no. 238a.
14 brief 25-8-1912, alg. archief, inv,no, 238a,
15 Aantekening hiervan, alg. archief, inv,no, 224,
16 Aantekening van vS in het manuscript "De Sype en de Sypesteyn",
alg, archief, inv.no. 100,
17
Het museum Sypesteyn
Van Sypesteyn was nog slechts 15 jaar oud toen Jhr, Victor de
Stuers zijn befaamde artikel "Holland op zijn smalst" publiceerde(l).
De opwinding die na het verschijnen van dit artikel
ontstond, zal dus naar wij aannemen aan vS voorbij zijn gegaan.
Met de strekking van het artikel zou hij zich evenwel later
helemaal kunnen verenigen,In felle bewoordingen ging De Stuers
te keer tegen het ontbreken van een kunstbeleid in Nederland.
Nederlandse kultuurgoederen werden schromelijk verwaarloosd.De
musea waren slecht behuisd, ongeordend, niet geinventariseerd
en onvoldoende beveiligd, In 1875 werd De Stuers hoofd van de
nieuw opgerichte afdeling Kunsten en Wetenschappen van het ministerie
van Binnenlandse Zaken (2), In die funktie heeft hij
veel kunnen doen voor het behoud vanen de zorg voor de roerende
en onroerende monumenten, Met name is de on,twikkeling van
het museumwezen in Nederland niet loste zien van zijn persoon.
De Stuers zag in de musea "een der meest onontbeerlijke en der
krachtigste hefboomen ( ••• ) tot ontwikkeling van het volk, tot
bevordering der kunst en der industrie, en ten slotte tot verhooging
van de algemeene welvaart" (1), Van Sypesteyn zelf zou
later in de tentoonstellingscatalogus van 1904 schrijven: "De
eigenaar staat dit alles af omdat hij meent dat hierdoor deze
zaken, niet alleen voor Loosdrecht, doch ook in wijder kring
nog nut kunnen stichten" (3), en later in een los manuscript:
"Het is m.i. geen gezonde opvatting, dat een verzamelaar het
door hem verkregene voor zich alleen moet houden;in tegendeel,
hij moet trachten zijn verzameling waar dit kan voor de wetenschap
of de studie dienstbaar te maken"(4),
vS heeft De Stuers vermoedelijk persoonlijk gekend.Zij woonden
in de zelfde straat (Parkstraat, Den Haag) en zullen ongetwijfeld
de zelfde societeiten gefrekwenteerd hebben, Van een persoonlijk
kontakt vinden we geen bewijzen in het archief op
Sypesteyn. Wel bevindt zich in het archief een krantenknipsel
met een uitgebreid interview met De Stuers (5). Hieruit blijkt
dat vS wel geinteresseerd was in de persoon van De Stuers. Het
enige kontakt tussen De Stuers en de familie vS waarvan uitgebreide
dokumentatie bewaard is gebleven, heeft een voor de familie
wat teleurstellende afloop gehad (6). ·
In 1878 deed vS zijn eerste antiek-aankopen, Het begin van een
grote verzameling.In 1883 zond hij voor het eerst materiaal in
voor een tentoonstelling, Toen in 1899 de plannen voor rekonstruktie
van Sypesteyn vaste vorm kregen, zocht vS naar moge-
18
lijkheden een eigen tentoonstellingin Loosdrechtte realiseren,
Het openbaar ter bezichtiging stellen van een pri v~-verzameling
door de verzamelaar zelf, was in die jaren nog een vrij nieuw
iets, Weliswaar waren er rond 1900 zo'n kleine 80 musea, maar
dit waren veelal verzamelingen bijeengebracht door het rijk of
gemeentes. Indien deze musea ontstaan waren uit verzamelingen
van partikulieren werden zij pas publiekelijk toegankelijk na
de dood van de verzamelaar, Al waren dan de plannen van vS in
zoverre uniek dat hij zijn eigen verzameling semi-permanent
tentoonstelde, het inrichten van musea was daarentegen een algemene
"trend",Tussen 1875 en 1900 ontstonden 31 nieuwe musea,
tussen 1900 en 1919 53 en tussen 1919 en 1940 120 (7),
Reeds in 1901 wilde vS op Sypesteyn een tentoonstelling inrichten,
Dit plan ging echter niet door: "Na het afspringen der
onderhandelingen over den aankoop van waning en huis van C. de
Groot in de zomer van 1901 was het eerste plan tot oprichting
van een soort museum vervallen,Bij aankoop van de waning zoude
zij als boerenwoning ingericht zijn geworden en in gebruik genomen
door Joh, Floor Jr. Daardoor was diens waning vrij gekomen
en te verbouwen geweest met kleine kosten als gewoon woonhuis
met groot lokaal voor Museum" (8). In 1902 kon in een andere
boerderij op het terrein(die van v,d.Vliet)een voorlopige
tentoonstelling ingericht worden (9). De belangstelling van de
pers was groot en ook de publieke belangstelling was bevredigend,
Teder jaar voerde schipper Hennipman weer nieuwe kisten
met oudheden aan uit 's-Gravenhage. De tentoonstelling breidde
zich steeds meer uit, In 1902 telde de catalogus 70 nummers,
in 1905 429. In 1903 kon de tentoonstelling ingericht worden
in de boerderij van Hennipman.Tot 1907 zou dit de tentoonstellingsruimte
blijven. Het is dan ook deze boerderij die op ansichten
verschijnt en die in artikelen beschreven wordt. De
waning werd van een oude gothische deur voorzien, geschilderd
in de kleuren rood en geel, de kleuren van Sypesteyn. "Daar de
gelegenheid voor bezoekers om v66r (het museum) buiten te zitten,
door het opgraven der gracht langs de nieuwen dijk was
komen te vervallen, werd een oud tuintje aangelegd ter zijde
van het huis. Een bruggetje in oude stijl en in de kleuren van
het Huis: rood op geel, gaf direkt toegang tot het museum"(lO).
"Het voorgedeelte werd uitgebroken en ingericht tot een uitspanningszaal
voor bezoekers van het museum, Het achtergedeelte
met de veestallen werd uitgebroken en in 3 lokalen tot museum
ingericht. Bewoner werd Jan Floor" ( 11). "Ten einde te
voorkomen, dat een uitspanning of koffiehuis in de buurt zoude
verrijzen werd aan de bewaarder Jan Floor toestemming verleend
om de voorzaal en voorliggend terrein te exploiteren als verversingslokaal,waar
de bezoekers van't museum een glas zuivere
melk of dergelijke konden bekomen" (idem). "Wanneer men bovenbedoeld
huisje binnentreedt dan komt men in een gezellige oude
herberg, d,w,z. in een kamer, met smaak ingericht, zoowel wat
de plaatsing der fraaie antieke kasten,stoelen en houten klaptafels
met gedraaide en geschilderde pooten betreft, als de
keuze en rangschikking van het aardewerk en koper. Een aardige
reeks oude kroningsbordjes en antieke dingsigheidjes doen den
liefhebber in die herbergkamer even graag 1 pla kken 1 , als de
joligste herbergierster, in casu een bejaarde,helde re Gooische
boerin die het huiske onder haar hoed~ heeft"(l2),
19
Toen na het zomerseizoen van 1907 de tentoonstelling gesloten
werd, was het nog "onzeker, of zij het volgend jaar weder geopend
zal zijn. Een der beide woningen, waarin de tentoonstelling
werd gehouden, moest in de laatste tijd worden afgebroken
zoodat het thans aan voldoende ruimte voor de aanwezige voorwerpen
ontbreekt. Wel bestaat het plan, om een nieuwe woning
te bouwen op het voorplein van de Sypesteyn, doch het is nog
niet genoegzaam vastgesteld,of deze het volgende jaar voor een
tentoonstelling zoude kunnen dienst doen; deze zoude alsdan
voor een jaar gesloten zijn" (13). In het najaar van 1907 werd
inderdaad het grote poortgebouw op het voorplein gebouwd. Een
tijd lang zijn daar de tentoonstellingen gehouden, tot de Eerste
Wereldoorlog. "De tentoonstelling van oudheden die voor
den oorlog zoo vele bezoekers trok, is niet meer geopend; de
verzameling heeft meer het karakter van een museum gekregen,
doch de inrichting is nog niet voldoende om een en ander voor
het publiek toegankelijk te maken"(l4). In 1923 was men met de
herbouw van het kasteel zover gevorderd dat een gedeelte ingericht
kon worden als museum."In dit herstelde kasteel nu heeft
Jhr. van Sypestein de inmiddels aanmerkelijk uitgebreide collectie
antiquiteiten uit de als klein museum ingerichte hoeve,
die eertijds op het terrein van het kasteel stond,overgebracht.
Ret vorig jaar, tijdens de koninginnefeesten is met deze hernieuwde
expositie een proef genomen, een proef die alhoewel er
weinig bekendheid aan gegeven is, toch tamelijk geslaagd mag
heeten,zoodat jhr. van Sypestein de expositie omwerkte en uitbreidde
tot het museum in zijn huidige vorm"(l5).
Enkele oude foto's tonen ons de inrichting van de tentoonstellingsruimte
in 1907. Hoewel de voorwerpen in de katalogus netjes
gegroepeerd zijn naar materiaal of gebruik, staan zij in
de tentoonstellingsruimte kris-kras door elkaar.Ruim 400 grote
en kleine voorwerpen waren in betrekkelijk kleine ruimtes
samengeperst.Voorwerpen van kunsthistorische betekenis stonden
naast voorwerpen van alleen historische betekenis. Het museum
was daarmee niet beter of slechter dan andere musea in die
tijd, Ook de interieurs van verzameiaars als De Stuers (zie
foto bij artikel genoemd in noot 5)en Van Sypesteyn (foto's in
het archief, nog niet geinventariseerd) zagen er bijzonder vol
uit. Van enige ordening was nauwelijks sprake.
Met het overbrengen van de kollektie naar het kasteel zien \ve
dat ook de wijze van tentoonstellen verandert. Er was dan ook
in het museumwezen in Nederland het een en ander gebeurd. In
1918 verscheen een boekje van de Nederlandse Oudheidkundige
Bond over het museumwezen in Nederland: "Over hervorming en
beheer onzer musea". Als reaktie hierop stelde het rijk een
Rijkscommissie voor het Museumwezen in. Deze kommissie moest
de regering adviseren tot reorganisatie van de rijksmusea. Het
rapport van de kommissie verscheen in 1921. Voor ons zijn op
dit moment twee voorstellen van de kommissie van belang. Ten
eerste het voorstel tot splitsing van voorwerpen van kunsthistorisch
belang en die van alleen historische betekenis. Ten
tweede het voorstel om binnen de groep van kunsthistorische
voorwerpen tot splitsing over te gaan van voorwerpen van estetisch
belang (voorwerpen met een "hoog kunstnivo") en die van
meer dokumentair karakter. In hoeverre vS kennis heeft genomen
van genoemde rapporten en in hoeverre hij zich daardoor heeft
20
laten beinvloeden, is ons niet bekend, Wel zien we in de inrichting
van het museum na 1923 een zekere stroomlijning, Er
is duidelijk een keus gemaakt voor een kunsthistorische opzet.
De belangrijke verzamelingen van louter historische voorwerpen,
die in de tentoonstellingen nog een belangrijke rol
hadden gespeeld, werden niet geexposeerd, en indien zij Hel
geexposeerd Herden, dan Herden zij in een kunsthistorische
kontext getoond, Ook de kunstvoorwerpen van "hoog kunstnivo"
werden niet los van een kunsthistorisch kader gebracht.De keus
voor een kunsthistorische benadering leidde tot een groepering
naar stijlperiode (Lage Zaal: l7de eeuH, Hoge Zaal: 18de eeuH,
Gothische kamer: middeleeuwen en 16de eeuw) en onderwerp (Wapenkamer:
wapens, Witte kamer: chinees porselein en zilver,
Hoekkamer: Chine de Commande, familie De Witt). Het kunsthistorische
karakter van de verzameling weerspiegelt zich ook in
de uitvoerige dokumentatie door vS bijeengebracht in schriften
en op losse blaadjes. Een groot aantal ontHerp-manuscripten
voor kunsthistorische publikaties zijn bewaard gebleven, De
hele verzameling vormde als het ware het illustratie- (en studie-)
materiaal voor een uitgebreide antiek-encyclopedie. Tot
uitgave van zo'n \•erk is het niet gekomen, maar het museum beschikt
over een uitgebreid kaartsysteem van de hand van vS met
duizenden fiches met bijzonderheden over velerlei voorwerpen,
materialen en technieken.
De keuze voor een kunsthistorische verzameling leidde tot het
langzaam verdwijnen van de historische voorwerpen uit de kollektie.
Zelfs veel voorwerpen die op 3ypesteyn Herden opgegraven
en die in de tentoonstellingen een aparte plaats hadden ingenomen,
raakten verloren. vS zelf verkocht regelmatig voorwerpen,
zoals in 1923 zijn gehele verzameling penningen, enz.
betreffende het Huis van Oranje. Ook na zijn dood werden delen
van de verzameling verkocht (met name boekbanden, boeken, gravures,
brieven, etc., deels betrekking hebbend op het Nederlandse
leger). De historische voorwerpen die nu nog deel uitmaken
van de verzameling vormen nauHelijks nog een geheel en
zijn door het ontbreken van een inventarislijst moeilijk toegankelijk,
Het familie-archief vormt natuurlijk een apart
hoofdstuk en zal hier niet ter sprake komen,
Slechts een maal werd op Sypesteyn een tentoonstelling ingericht
over een bepaald onder\•erp. Di t was een tentoonstelling
met een puur historisch karakter: ter gelegenheid van zijn 200
ste geboortedag werd op 15 juli 1907 een speciale tentoonstelling
geopend over Michiel Adriaansz de Ruyter. Geexposeerd waren
portretten, geschriften, medaillons, penningen, enz. betreffende
de Ruyter en andere vlootadmiraals uit de 17de eeuw
alsmede enkele belangrijke politici uit die tijd (Johan en
Cornelis de Witt).
Terugkerend naar het museumwezen in het eerste kwart van deze
eeuw menen W1J te moeten wijzen op nog een ontwikkeling. In
1922 werd Dr. F. Schmidt Degener hoofddirekteur van het Rijksmuseum
te Amsterdam.Daar deed hij wat hij al eerde r als direkteur
van museum Boymansin Rotterdam had gedaan: hij verbeterde
de presentatie van de kunstwerken. In overeenstemming met de
adviezen v an de Rijkscommissie voor het Museumwezen werden de
afdelingen kunst, kunstnijverheid en vaderlandse geschiedenis
gescheiden. Schmidt Degener ging echter nog een stap verder:
21
•
hij ven•ijderde een groot aantal kunstwerken van secundair belang.De
kunstwerken van "hoog kunstnivo" kregen meer ruimte om
tot hun recht te komen. Hiermee werd een ontwikkeling ingezet
die tenslotte zou leiden tot de uiterst sobere presentatie van
de meeste grote musea van tegenwoordig. Direkt of indirekt
onderging ook vS de invloed van Schmidt Degener. De oudste
foto's van het museum tonenin onze ogen nog zeer volle kamers,
maar de opstelling is al heel wat verbeterd vergeleken met de
tentoonstellingen in de boerderij van Hennipman. Voor wat betreft
de schilderijen kreeg vS goede adviezen van zijn vriend
mr. M.J.Schretlen uit Haarlem: "Ik ben echter wel wat huiverig
voor het plan om alle portretten zelfs twee boven elkaar in de
grote bovenzaal te brengen.Zou bet niet te vol worden? Vroeger
werden de musea ook aldus ingericht, maar tegenwoordig worden
meest andere inrichtingen gehuldigd, nl, het beginsel, dat elk
stuk vrij moet hangen en geheel tot zijn recht kan komen"(l6).
In de laatste jaren zijn enkele verbeteringen aangebracht in
de opstelling van de voorwerpen, maar in z'n geheel ademt het
museum nog een vooroorlogse sfeer,De vrij huiselijke entourage
en de veelheid van voorwerpen staat vrijwel in tegenstelling
tot een gestroomlijnde (cleane) moderne presentatie. Maar het
is de vraag of Sypesteyn gediend is met een zeer moderne presentatie.Het
museum ontleent zijn charme (en een deel van zijn
populariteit) juist aan de huiselijke entourage. Zonder deze
entourage te kort te doen zouden nog wel enkele verbeteringen
kunnen worden aangebracht, Vooral de veelheid van voorwerpen
komt de presentatie van de voorwerpen als zodanig niet ten
goede, Maar dit is niet de plaats om hier verder op in te gaan.
Liever keren we ten derde male terug naar de periode vlak na
de Eerste Wereldoorlog.
In 1918 werd de oude afdeling Kunsten en Wetenschappen van het
ministerie van Einnenlandse Zaken ondergebracht in een nieuw
ministerie, dat van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. !-let
instellen van dit nieuwe ministerie door het eerste kabinet
Ruys de Beerenbrouck was het gevolg van een optimistische kijk
op de toekomst. Bij het einde van de Eerste Were1doorlog leek
een periode van blijvende vrede te zijn aangebroken, waarin
het kulturele leven zich zou ontplooien, waarbij de overheid
middels het nieuwe ministerie een stimu1erende rol zou kunnen
spe1en (2). He1aas de ontwikkeling pakte anders uit, Er kwam
een kentering in de ekonomie en minister dr, J.Th. de Visser
werd sterk in zijn mogelijkheden beknot. Wanneer vS in 1921
een aanvraag indient om zijn partikulier museum om te zetten
in een rijksmuseum, ontvangt hij een afwijzend antwoord. De
minister is daardoor waarschijnlijk voor een hoop moeilijkheden
gespaard gebleven. vS wenste immers een volkomen vrijheid van
handelen en departementaal toezicht zou hij heel moei1ijk hebben
kunnen aksepteren.De achtergronden van zijn verzoek zu1len
ongetwijfeld gelegen zijn bij het geldgebrek. Niet voor niets
verkoopt hij in 1923 zijn komplete verzameling penningen enz.
van het Huis van Oranje.
Hoewel de aanvraag om een rijksmuseum te worden niet ingewilligd
werd, waren er nog wel andere mogelijkheden voor steun van regeri.ugswege.
In de periode 1901-1918 was een begin gemaakt met
heL geven van subsidies aan niet-rijksmusea. Het rapport van
de Uijkscommissie voor het Museumwezen bevatte een voorstel om
22
deze subsidies uit te breiden en systeem te geven.Een prob1eem
was evenwe1 objektieve kriteria te vinden voor subsidiering,
omdat aard en be1ang van de ko11ekties zo uiteen1iepen, Het
rapport gaf in dezen geen konkrete voorste11en en het rijk
b1eef zich beperken tot incidente1e subsidies die nauwe1ijks
meer dan een erkenning van het be1ang van de gesubsidieerde
inste11ingen en een aanmoediging hebben kunnen betekenen (2).
Ten 1aste van de eerste begroting van het ministerie van O.K.
en W, werd voor subsidiering f 6900 uitgetrokken. Dit bedrag
werd we1iswaar rege1matig verhoogd (tot f 23250 in 1932,waarna
het bedrag om1aag ging tot ruim f 12000 in 1940), maar een
steeds groter aanta1 musea vroegen subsidies, In 1926 bes1uit
vS met het bestuur van de door hem in het 1even geroepen Van
Sypesteyn-Stichting, rijkssubsidie aan te vragen, November
1926 1egt de eerder genoemde mr. M.J.Schret1en aan de minister
een rapport voor over de ko11ektie, Het daarop vo1gende jaar
werd de Van Sypestayn-Stichting een subsidie toegekend van
f 2000. Het rapport van Schret1en had sukses gehad. De toegekende
subsidie was meer dan de meeste andere musea kregen, De
subsidie werd echter de oorzaak van hevige konf1ikten tussen
vS en zijn mede-bestuursleden van de Van Sypesteyn-Stichting
(17). Zoa1s reeds eerder werd opgemerkt: vS wi1de zijn vrijheid
van hande1en niet prijs geven.Het gevo1g van de moei1ijkheden
was, dat de subsidie na 1929 niet meer werd toegekend.
0p 27 februari 1937 over1ijdt Jhr. C.H.C.A. van Sypesteyn.
Wanneer de voorzitter van de stichting Jhr. A.M.C.H.C. Bowier
kort daarna het museum bezoekt, ontdekt hij op de zolders en
in de kasten een schat van voorwerpen waarvan het bestaan hem
niet bekend was (18). Pas een tiental jaren geleden werd een
aanvang gemaakt met de serieuze inventarisatie van dit nietgeexposeerde
deel van de ko11ektie. Bij het schrijven van dit
opstel is de inventarisatie bijna voltooid. De beperkte omvang
van het kasteel maakt het niet moge1ijkde hele kollektie overzichte1ijk
te exposeren, maar door een goede inventaris is de
verzameling beter toeganke1ijk geworden.Zo kan zij beter funktioneren
in de zin zoals vS het zag: "hij(de verzamelaar) moet
trachten zijn verzameling waar dit kan voor de wetenschap of
studie dienstbaar te maken".
23
Noten:
1 De Gids, 1873.
2 F.J. Duparc: Een eeuw strijd voor Nederlands cultureel
erfgoed. Staatuitgeverij, 1 s-Gravenhage, 1975.
3 Catalogus eener verzameling oudheden tentoongesteld in de
Sijpe (Nieuw Loosdrecht). 1904.
4 Manuscript "Merkwaardigheden op het gebied van (kunst),
kunstnijverheid en geschiedenis".
5
6 Zie Duparc, noot 2, p. 119.
7 De Nederlandse Musea. Staatsuitgeverij, 's-Gravenhage.
Hier is gebruik gemaakt van de derde druk, 1956.
8 Manuscript "Tentoonstelling van Oudheden in de Sijpe",alg.
archief, inv.no. 62.
9 Over deze tentoonstellingen zie het eerste opstel van dit
boekje en Peter van Mensch & Andr~ van der Goes: Sypesteyn.
Ned, Kastelenstichting/ANWB, 1976.
10
11 Manuscript "Beschrijving der Perceelen land en woningen
van de Sypesteyn, volgens de kadastrale indeling; vanaf
aug. 1899" , alg. archief, inv.no. llQ.
12 G, de Voogt: In en op de Sype (Nieuw Loosdrecht). Eigen
Haard, 33e jg, no 46 (16-11-1907), pp. 727-731.
13 Gooi- en Eemlander, 16-11-1907.
14
15 De Officiele R.K,Kerklijst,bijvoegsel van de Gooische Post
20-9-1924.
16 brief 4-5-1926, fam. archief, inv,no. 736,
17 zie hierover A.D. Wumkes: Jhr. C,H.C,A. van Sypesteyn.
Kleine kroniek van zijn leven. Van Sypesteyn-Stichting,
1971, p. 71 e.v,
18 Krantenknipsel van onbekende herkomst, alg, archief, inv.
no. 2lb,
24
Q_
2
"
a
o-
_,....,
0
o
CD
..,
0
3
*
a_
0
3