28.08.2016 Views

Armoede en sociale uitsluiting 2015

2015-armoede-en-sociale-uitsluiting

2015-armoede-en-sociale-uitsluiting

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Armoede</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>sociale</strong><br />

<strong>uitsluiting</strong><br />

<strong>2015</strong>


<strong>Armoede</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>sociale</strong><br />

<strong>uitsluiting</strong><br />

<strong>2015</strong>


Verklaring van tek<strong>en</strong>s<br />

Niets (blanco) E<strong>en</strong> cijfer kan op logische grond<strong>en</strong> niet voorkom<strong>en</strong><br />

. Het cijfer is onbek<strong>en</strong>d, onvoldo<strong>en</strong>de betrouwbaar of geheim<br />

* Voorlopige cijfers<br />

** Nader voorlopige cijfers<br />

2014–<strong>2015</strong> 2014 tot <strong>en</strong> met <strong>2015</strong><br />

2014/<strong>2015</strong> Het gemiddelde over de jar<strong>en</strong> 2014 tot <strong>en</strong> met <strong>2015</strong><br />

2014/’15 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar <strong>en</strong>z., beginn<strong>en</strong>d in 2014 <strong>en</strong> eindig<strong>en</strong>d<br />

in <strong>2015</strong><br />

2012/’13–2014/’15 Oogstjaar, boekjaar, <strong>en</strong>z., 2012/’13 tot <strong>en</strong> met 2014/’15<br />

In geval van afronding kan het voorkom<strong>en</strong> dat het weergegev<strong>en</strong> totaal<br />

niet overe<strong>en</strong>stemt met de som van de getall<strong>en</strong>.<br />

Colofon<br />

Uitgever<br />

C<strong>en</strong>traal Bureau voor de Statistiek<br />

H<strong>en</strong>ri Faasdreef 312, 2492 JP D<strong>en</strong> Haag<br />

www.cbs.nl<br />

Prepress: Textcetera, D<strong>en</strong> Haag<br />

Druk: Tuijtel, Hardinxveld-Giess<strong>en</strong>dam<br />

Ontwerp: Ed<strong>en</strong>spiekermann<br />

Inlichting<strong>en</strong><br />

Tel. 088 570 70 70<br />

Via contactformulier: www.cbs.nl/infoservice<br />

Bestelling<strong>en</strong><br />

verkoop@cbs.nl<br />

ISBN 978-90-357-1729-9<br />

ISSN 2468-1598<br />

© C<strong>en</strong>traal Bureau voor de Statistiek, D<strong>en</strong> Haag/Heerl<strong>en</strong>/Bonaire, <strong>2015</strong>.<br />

Verveelvoudig<strong>en</strong> is toegestaan, mits CBS als bron wordt vermeld.


Voorwoord<br />

In deze eerste uitgave van <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> doet CBS verslag van<br />

rec<strong>en</strong>te ontwikkeling<strong>en</strong> op het gebied van armoede <strong>en</strong> lev<strong>en</strong>s omstandighed<strong>en</strong><br />

in Nederland. Om e<strong>en</strong> zo actueel mogelijk beeld te kunn<strong>en</strong> schets<strong>en</strong>, heeft<br />

het C<strong>en</strong>traal Planbureau (CPB) op verzoek van CBS raming<strong>en</strong> gemaakt voor de<br />

ontwikkeling van armoede in <strong>2015</strong> <strong>en</strong> 2016.<br />

Omdat de inzicht<strong>en</strong> van wat armoede precies is subjectief zijn, spreekt CBS niet<br />

van arme huishoud<strong>en</strong>s. Door armoede in e<strong>en</strong> breed maatschappelijk perspectief te<br />

plaats<strong>en</strong>, maakt CBS de complexiteit van het verschijnsel zichtbaar. In Nederland is<br />

armoede ge<strong>en</strong> kwestie van fysiek overlev<strong>en</strong>. Iedere burger heeft in beginsel e<strong>en</strong><br />

dak bov<strong>en</strong> zijn hoofd, hoeft ge<strong>en</strong> honger te lijd<strong>en</strong>, kan zich deugdelijk kled<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

heeft toegang tot medische zorg. <strong>Armoede</strong>, of beter gezegd inkom<strong>en</strong>sarmoede is<br />

gedefinieerd als het hebb<strong>en</strong> van onvoldo<strong>en</strong>de geld (inkom<strong>en</strong>) om e<strong>en</strong> bepaald<br />

consumpti<strong>en</strong>iveau te realiser<strong>en</strong> dat in Nederland als minimaal noodzakelijk wordt<br />

geacht. Hierbij kunn<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de inkom<strong>en</strong>safbak<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> gehanteerd word<strong>en</strong>.<br />

In deze publicatie is voornamelijk gebruik gemaakt van de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s van<br />

CBS. Deze gr<strong>en</strong>s verteg<strong>en</strong>woordigt door de tijd he<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vast koopkrachtniveau.<br />

Bij e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> onder de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s spreekt CBS van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> of van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> met kans op armoede.<br />

Gaandeweg de economische crisis steeg het armoederisico, maar in 2014 bleef<br />

dit vrijwel gelijk. De raming<strong>en</strong> van het CPB wijz<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> op lichte daling<strong>en</strong><br />

voor <strong>2015</strong> <strong>en</strong> 2016. Anders is het gesteld met het risico op langdurige armoede,<br />

dat wil zegg<strong>en</strong> het risico dat e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> t<strong>en</strong> minste vier jaar achtere<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> moet rondkom<strong>en</strong>. Dit is in 2014 opnieuw flink gesteg<strong>en</strong>.<br />

De to<strong>en</strong>ame deed zich vooral voor bij groep<strong>en</strong> die al e<strong>en</strong> hoge kans op armoede<br />

hadd<strong>en</strong>: e<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong>, niet-westerse huishoud<strong>en</strong>s <strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s met<br />

e<strong>en</strong> laagopgeleide kostwinner. Ook is het aantal minderjarige kinder<strong>en</strong> dat moet<br />

opgroei<strong>en</strong> in langdurige armoede naar verhouding fors gegroeid.<br />

E<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> gaat sam<strong>en</strong> met minder maatschappelijke inzetbaarheid, meer<br />

criminaliteit, hogere gezondheidsrisico’s, e<strong>en</strong> lagere (gezonde) lev<strong>en</strong>sverwachting,<br />

hogere zorgkost<strong>en</strong> <strong>en</strong> minder kwaliteit van won<strong>en</strong>. Voor m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die langdurig van<br />

e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> rondkom<strong>en</strong>, zijn de omstandighed<strong>en</strong> vaak nog e<strong>en</strong> stuk<br />

ongunstiger. Bij h<strong>en</strong> is veelal sprake van e<strong>en</strong> stapeling van <strong>sociale</strong> problem<strong>en</strong>.<br />

Behalve voor de <strong>sociale</strong> aspect<strong>en</strong> is er in deze publicatie ook aandacht voor de<br />

materiële context van armoede, zoals de uitgav<strong>en</strong>, het vermog<strong>en</strong> <strong>en</strong> de financiële<br />

Voorwoord 3


problem<strong>en</strong> van huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. Daarnaast is de regionale<br />

verdeling van (langdurige) armoederisico’s in kaart gebracht. Tot slot is er ruimte<br />

gereserveerd voor e<strong>en</strong> vergelijking van Nederland met andere Europese land<strong>en</strong> op<br />

het gebied van armoede <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> volg<strong>en</strong>s de Europese definitie.<br />

<strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> volgt op e<strong>en</strong> reeks publicaties over armoede die<br />

CBS <strong>en</strong> het Sociaal <strong>en</strong> Cultureel Planbureau eerder gezam<strong>en</strong>lijk uitbracht<strong>en</strong>.<br />

Tuss<strong>en</strong> 1997 <strong>en</strong> 2008 stond de publicatie bek<strong>en</strong>d als <strong>Armoede</strong>monitor <strong>en</strong><br />

<strong>Armoede</strong>bericht <strong>en</strong> van 2010 tot <strong>2015</strong> als <strong>Armoede</strong>signalem<strong>en</strong>t. Gedetailleerde<br />

cijfers over armoederisico’s zijn beschikbaar op StatLine, de digitale databank<br />

van CBS. Op www.cbs.nl kan <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> <strong>2015</strong> gratis word<strong>en</strong><br />

gedownload. Nieuw is verder e<strong>en</strong> digitale visualisatie die de armoedeproblematiek<br />

op wijk- <strong>en</strong> buurtniveau toont.<br />

Directeur-G<strong>en</strong>eraal<br />

Dr. T.B.P.M. Tjin-A-Tsoi<br />

D<strong>en</strong> Haag/Heerl<strong>en</strong>/Bonaire, december <strong>2015</strong><br />

4 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Inhoud<br />

Voorwoord 3<br />

Sam<strong>en</strong>vatting 7<br />

1. Perspectiev<strong>en</strong> op armoede <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> 13<br />

1.1 Kans op armoede als e<strong>en</strong> tekort van middel<strong>en</strong> 14<br />

1.2 Sociale <strong>uitsluiting</strong>: <strong>sociale</strong>, culturele <strong>en</strong> psychische aspect<strong>en</strong> van de leefsituatie 21<br />

1.3 Opbouw van deze publicatie 23<br />

2. Kans op armoede bij huishoud<strong>en</strong>s 25<br />

2.1 Huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>, 2000–2016 26<br />

2.2 Int<strong>en</strong>siteit van armoede 29<br />

2.3 Risicogroep<strong>en</strong> 32<br />

3. Kans op armoede bij person<strong>en</strong> 42<br />

3.1 Person<strong>en</strong> met kans op armoede, risicogroep<strong>en</strong> 43<br />

3.2 Dynamiek van armoede 48<br />

3.3 Laag inkom<strong>en</strong> voor meerdere g<strong>en</strong>eraties? 50<br />

4. De <strong>sociale</strong> context van armoede 56<br />

4.1 Participatie <strong>en</strong> vertrouw<strong>en</strong> 57<br />

4.2 Daders <strong>en</strong> slachtoffers van criminaliteit 66<br />

4.3 Gezondheid, leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> zorgkost<strong>en</strong> 75<br />

4.4 Woonsituatie 91<br />

5. <strong>Armoede</strong>risico’s in breed financieel perspectief 97<br />

5.1 Besteding<strong>en</strong> <strong>en</strong> vaste last<strong>en</strong> van huishoud<strong>en</strong>s 98<br />

5.2 Financiële problem<strong>en</strong>, moeilijk rondkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> toekomst verwachting 101<br />

5.3 Financiële tegemoetkoming<strong>en</strong>: bijzondere bijstand <strong>en</strong> toeslag<strong>en</strong> 110<br />

5.4 Vermog<strong>en</strong>spositie 115<br />

5.5 Wettelijke schuldsanering<strong>en</strong> 122<br />

Inhoud 5


6. Ruimtelijke spreiding van armoede 126<br />

6.1 <strong>Armoede</strong>risico in geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> 127<br />

6.2 Conc<strong>en</strong>tratie van huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> 130<br />

6.3 Segregatie van huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> 134<br />

7. Risico op armoede of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> in Europa 137<br />

7.1 Ontwikkeling van het risico op armoede of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> 138<br />

7.2 Compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van risico op armoede <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> 141<br />

Bijlag<strong>en</strong> 148<br />

A. <strong>Armoede</strong>gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> 149<br />

B. Sam<strong>en</strong>stelling inkom<strong>en</strong>skwintiel<strong>en</strong> 153<br />

C. Omvang van armoede in <strong>2015</strong> <strong>en</strong> 2016, methodiek van raming 157<br />

Literatuur 159<br />

Medewerkers 161<br />

6 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Sam<strong>en</strong>vatting<br />

In <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> <strong>2015</strong> wordt de bevolking van Nederland in<br />

kaart gebracht die in welvaart <strong>en</strong> sociaal opzicht achtergeblev<strong>en</strong> is bij de rest.<br />

Vrag<strong>en</strong> die daarbij aan de orde kom<strong>en</strong>, zijn onder meer:<br />

— Hoe heeft de omvang van de groep met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> zich vanaf 2000<br />

ontwikkeld?<br />

— Welke bevolkingsgroep<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> het meeste risico op armoede?<br />

— Hoeveel person<strong>en</strong> strom<strong>en</strong> er jaarlijks in <strong>en</strong> uit de armoede?<br />

— In welke mate do<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met kans op armoede mee in de maatschappij <strong>en</strong><br />

in hoeverre hebb<strong>en</strong> ze vertrouw<strong>en</strong> in hun medem<strong>en</strong>s <strong>en</strong> in de sam<strong>en</strong>leving?<br />

— Zijn person<strong>en</strong> in de lage-inkom<strong>en</strong>sgroep vaker betrokk<strong>en</strong> bij misdrijv<strong>en</strong> of zijn<br />

ze juist vaker slachtoffer van criminaliteit?<br />

— In hoeverre verschill<strong>en</strong> de lagere van de hogere inkom<strong>en</strong>s in gezondheid,<br />

leefstijl, zorgkost<strong>en</strong>, woonsituatie, bestedingspatroon <strong>en</strong> het mak<strong>en</strong> van<br />

schuld<strong>en</strong>?<br />

— Hoe zijn de lage inkom<strong>en</strong>s verdeeld over de regio’s <strong>en</strong> in hoeverre is er sprake<br />

van segregatie binn<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>?<br />

— Is het aandeel m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met risico op armoede of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> hoger of<br />

lager dan in andere EU-land<strong>en</strong>?<br />

In Nederland is armoede ge<strong>en</strong> kwestie van fysiek overlev<strong>en</strong>. Iedere<strong>en</strong> heeft<br />

in beginsel e<strong>en</strong> dak bov<strong>en</strong> zijn hoofd, hoeft ge<strong>en</strong> honger te lijd<strong>en</strong>, kan zich<br />

deugdelijk kled<strong>en</strong> <strong>en</strong> heeft toegang tot medische zorg <strong>en</strong> onderwijs. <strong>Armoede</strong>,<br />

of beter gezegd inkom<strong>en</strong>sarmoede is gedefinieerd als het hebb<strong>en</strong> van<br />

onvoldo<strong>en</strong>de inkom<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> bepaald consumpti<strong>en</strong>iveau te realiser<strong>en</strong> dat in<br />

Nederland als minimaal noodzakelijk wordt geacht. Hierbij kunn<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de<br />

inkom<strong>en</strong>safbak<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> gehanteerd word<strong>en</strong>. In <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> <strong>2015</strong><br />

is voornamelijk gebruik gemaakt van de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s van CBS. Omdat<br />

de inzicht<strong>en</strong> van wat armoede precies inhoudt, subjectief zijn, spreekt CBS niet<br />

van arme huishoud<strong>en</strong>s maar van huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> of van<br />

huishoud<strong>en</strong>s met kans op armoede.<br />

De lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s weerspiegelt e<strong>en</strong> vast koopkrachtbedrag in de tijd <strong>en</strong><br />

wordt jaarlijks alle<strong>en</strong> aangepast voor de prijsontwikkeling. De gr<strong>en</strong>s is afgeleid<br />

van het bijstandsniveau voor e<strong>en</strong> alle<strong>en</strong>staande in 1979, to<strong>en</strong> dit in koopkracht<br />

het hoogst was. In 2014 lag de gr<strong>en</strong>s voor e<strong>en</strong> alle<strong>en</strong>staande op 1 020 euro<br />

per maand. In deze publicatie word<strong>en</strong> kort ook <strong>en</strong>kele andere armoedegr<strong>en</strong>z<strong>en</strong><br />

besprok<strong>en</strong>, waaronder de Europese armoedegr<strong>en</strong>s. Deze is gebruikt voor e<strong>en</strong><br />

internationale vergelijking van armoede of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>.<br />

Sam<strong>en</strong>vatting 7


Risico op armoede bij huishoud<strong>en</strong>s in 2014 nauwelijks<br />

gesteg<strong>en</strong>, lichte daling verwacht voor <strong>2015</strong> <strong>en</strong> 2016<br />

Van de ruim 7 miljo<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s in 2014 moest<strong>en</strong> er 734 duiz<strong>en</strong>d rondkom<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. Dit war<strong>en</strong> er 6 duiz<strong>en</strong>d meer dan in 2013. De to<strong>en</strong>ame was<br />

aanzi<strong>en</strong>lijk lager dan in de periode 2011–2013, to<strong>en</strong> er jaarlijks nog gemiddeld<br />

70 duiz<strong>en</strong>d huishoud<strong>en</strong>s met risico op armoede bij kwam<strong>en</strong>. Ook relatief gezi<strong>en</strong><br />

nam het aantal huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> in 2014 maar weinig toe:<br />

het aandeel steeg van 10,3 proc<strong>en</strong>t tot 10,4 proc<strong>en</strong>t. Hiermee lijkt voorlopig e<strong>en</strong><br />

plafond bereikt; raming<strong>en</strong> van het C<strong>en</strong>traal Planbureau (CBP) wijz<strong>en</strong> voor <strong>2015</strong> <strong>en</strong><br />

2016 op e<strong>en</strong> lichte daling van dit aandeel tot respectievelijk 10,1 <strong>en</strong> 10,0 proc<strong>en</strong>t.<br />

Het inkom<strong>en</strong> van de huishoud<strong>en</strong>s met kans op armoede lag in 2014 in doorsnee<br />

12,5 proc<strong>en</strong>t onder de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s. Voor e<strong>en</strong> alle<strong>en</strong>staande kwam dit<br />

tekort neer op e<strong>en</strong> bedrag van 110 euro per maand, dit was iets minder dan in het<br />

voorafgaande jaar.<br />

Wel flinke to<strong>en</strong>ame van huishoud<strong>en</strong>s met langdurig laag<br />

inkom<strong>en</strong><br />

Van de 734 duiz<strong>en</strong>d huishoud<strong>en</strong>s die in 2014 e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> onder de lageinkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

hadd<strong>en</strong>, moest<strong>en</strong> er 217 duiz<strong>en</strong>d (3,3 proc<strong>en</strong>t) al t<strong>en</strong> minste<br />

vier jaar achtere<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> rondkom<strong>en</strong>. Terwijl het aantal<br />

huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> nauwelijks to<strong>en</strong>am, steeg het aantal met<br />

e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van 2013 met 24 duiz<strong>en</strong>d. E<strong>en</strong> deel<br />

van de huishoud<strong>en</strong>s die door de economische crisis aan de onderkant van de<br />

inkom<strong>en</strong>sverdeling zijn beland, is hier dus nadi<strong>en</strong> (nog) niet uitgekom<strong>en</strong>.<br />

Fors meer langdurig lage inkom<strong>en</strong>s onder niet-westerse<br />

huishoud<strong>en</strong>s<br />

Bij niet-westerse huishoud<strong>en</strong>s is het aandeel met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

bijna zes keer zo groot als bij autochtone Nederlanders. Dit aandeel nam<br />

tuss<strong>en</strong> 2013 <strong>en</strong> 2014 bij deze huishoud<strong>en</strong>s bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> sterker toe (van 11,5 tot<br />

13,3 proc<strong>en</strong>t) dan bij autochtone huishoud<strong>en</strong>s (van 2,0 tot 2,2 proc<strong>en</strong>t). Vooral<br />

onder huishoud<strong>en</strong>s van Marokkaanse komaf was het perc<strong>en</strong>tage met 14,8 in 2014<br />

hoog.<br />

Ook e<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong> met uitsluit<strong>en</strong>d minderjarige kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong><br />

onder de AOW-leeftijd hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> betrekkelijk hoog risico op langdurige<br />

armoede: respectievelijk 10,6 <strong>en</strong> 8,9 proc<strong>en</strong>t van h<strong>en</strong> had hier in 2014 mee<br />

8 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


te do<strong>en</strong>. Voor e<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>de dat e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame met 2 proc<strong>en</strong>tpunt<br />

t<strong>en</strong> opzichte van 2013.<br />

Van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laagopgeleide hoofdkostwinner moest 5,9 proc<strong>en</strong>t in<br />

2014 al t<strong>en</strong> minste vier jaar achtere<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> rondkom<strong>en</strong>. Van alle<br />

huishoud<strong>en</strong>s met risico op langdurige armoede is 55 proc<strong>en</strong>t laagopgeleid.<br />

Van de bijstandshuishoud<strong>en</strong>s had 44 proc<strong>en</strong>t in 2014 e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong>.<br />

De helft van alle huishoud<strong>en</strong>s met kans op langdurige armoede is vooral aangewez<strong>en</strong><br />

op bijstand, e<strong>en</strong> kwart op e<strong>en</strong> andere uitkering of p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>, terwijl het<br />

rester<strong>en</strong>de kwart zijn inkom<strong>en</strong> uit betaald werk betrekt.<br />

Meer person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> in 2014<br />

Het aantal m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> dat deel uitmaakt van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

steeg in 2014 met 27 duiz<strong>en</strong>d tot bijna 1,5 miljo<strong>en</strong> (9,2 proc<strong>en</strong>t van de bevolking).<br />

E<strong>en</strong> jaar eerder bedroeg de to<strong>en</strong>ame nog 106 duiz<strong>en</strong>d person<strong>en</strong>. Het C<strong>en</strong>traal<br />

Planbureau raamt voor <strong>2015</strong> <strong>en</strong> 2016 e<strong>en</strong> daling met respectievelijk 42 duiz<strong>en</strong>d <strong>en</strong><br />

16 duiz<strong>en</strong>d person<strong>en</strong>.<br />

De ontwikkeling van het aantal person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> is gelijk aan<br />

het saldo van de in- <strong>en</strong> uitstroom. In 2014 stroomd<strong>en</strong> 499 duiz<strong>en</strong>d person<strong>en</strong> uit<br />

de bevolking met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>, terwijl er 526 duiz<strong>en</strong>d instroomd<strong>en</strong>. Voor<br />

930 duiz<strong>en</strong>d person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> veranderde hun inkom<strong>en</strong>ssituatie<br />

niet. De jaarlijkse doorstroom is tuss<strong>en</strong> 2010 <strong>en</strong> 2014 flink in omvang toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Het aantal person<strong>en</strong> met risico op langdurige armoede is in deze periode dan ook<br />

toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Forse stijging aantal kinder<strong>en</strong> met langdurig laag<br />

inkom<strong>en</strong> in 2014<br />

In 2014 moest<strong>en</strong> 426 duiz<strong>en</strong>d person<strong>en</strong> (2,9 proc<strong>en</strong>t van de bevolking) langdurig<br />

van e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> rondkom<strong>en</strong>, 52 duiz<strong>en</strong>d meer dan in 2013. De to<strong>en</strong>ame was<br />

daarmee groter dan in 2013, to<strong>en</strong> de stijging 38 duiz<strong>en</strong>d bedroeg.<br />

Het aantal minderjarige kinder<strong>en</strong> dat leefde in e<strong>en</strong> gezin met langdurig e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> nam in 2014 toe met 16 duiz<strong>en</strong>d tot 131 duiz<strong>en</strong>d. Dat komt neer op<br />

4,5 proc<strong>en</strong>t van alle kinder<strong>en</strong>. Bijna de helft van deze kinder<strong>en</strong> groeide op in e<strong>en</strong><br />

bijstandsgezin, terwijl bij iets meer dan e<strong>en</strong> derde betaald werk de belangrijkste<br />

inkom<strong>en</strong>sbron van het huishoud<strong>en</strong> was.<br />

Kinder<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> gezin met e<strong>en</strong> weinig rooskleurige inkom<strong>en</strong>spositie hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

verhoogde kans in hun latere lev<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> vergelijkbare situatie te kom<strong>en</strong>. Zo liep<br />

20 proc<strong>en</strong>t van de kinder<strong>en</strong> die rond 1990 opgroeid<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> gezin dat langdurig<br />

Sam<strong>en</strong>vatting 9


van e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> moest rondkom<strong>en</strong>, bijna 25 jaar later als volwass<strong>en</strong>e ook<br />

risico op armoede. Dat is twee <strong>en</strong> e<strong>en</strong> half keer zo dikwijls als bij deg<strong>en</strong><strong>en</strong> van wie<br />

de ouders destijds e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong>.<br />

Minder inkom<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>t veelal minder participatie <strong>en</strong><br />

minder vertrouw<strong>en</strong><br />

Hoe lager het inkom<strong>en</strong>, hoe kleiner het aandeel person<strong>en</strong> dat vrijwilligerswerk <strong>en</strong><br />

onbezoldigde activiteit<strong>en</strong> voor ver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong> verricht. De hoogte van het inkom<strong>en</strong><br />

speelt echter ge<strong>en</strong> rol bij het gev<strong>en</strong> van informele hulp aan ander<strong>en</strong>. Van de<br />

person<strong>en</strong> met (langdurig) laag inkom<strong>en</strong> verrichtte in 2014 rond de 45 proc<strong>en</strong>t<br />

vrijwilligerswerk <strong>en</strong> 40 proc<strong>en</strong>t activiteit<strong>en</strong> voor ver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong>, teg<strong>en</strong> respectievelijk<br />

40 <strong>en</strong> 60 proc<strong>en</strong>t van de person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong>.<br />

Ook hebb<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> (langdurig) laag inkom<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk minder<br />

vertrouw<strong>en</strong> in de medem<strong>en</strong>s dan m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong>: 40 proc<strong>en</strong>t<br />

versus 60 proc<strong>en</strong>t. De verschill<strong>en</strong> in vertrouw<strong>en</strong> in gezaghebb<strong>en</strong>de instituties<br />

als het leger, rechters <strong>en</strong> politie zijn minder groot. Person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> langdurig<br />

laag inkom<strong>en</strong> zijn op dit vlak het meest sceptisch. Er is weinig verschil tuss<strong>en</strong><br />

de inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong> inzake het vertrouw<strong>en</strong> in de Europese Unie <strong>en</strong> de<br />

Tweede Kamer.<br />

Daderschap in de lage-inkom<strong>en</strong>sgroep oververteg<strong>en</strong>woordigd<br />

Met het stijg<strong>en</strong> van het inkom<strong>en</strong> daalt het perc<strong>en</strong>tage person<strong>en</strong> dat verdacht<br />

wordt van het pleg<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> of meer misdrijv<strong>en</strong>. In 2013 werd 3 proc<strong>en</strong>t van de<br />

groep met e<strong>en</strong> (langdurig) laag inkom<strong>en</strong> verdacht van e<strong>en</strong> of meer misdrijv<strong>en</strong>.<br />

Van de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s was dat<br />

0,7 proc<strong>en</strong>t. Jongvolwass<strong>en</strong><strong>en</strong> in de leeftijd van 18 tot 25 jaar met e<strong>en</strong> langdurig<br />

laag inkom<strong>en</strong>, <strong>en</strong> mer<strong>en</strong>deels van het mannelijke geslacht, pleg<strong>en</strong> het vaakst<br />

misdrijv<strong>en</strong> (8,1 proc<strong>en</strong>t). Niet alle<strong>en</strong> de daders, maar ook de slachtoffers zijn aan<br />

de onderkant van de inkom<strong>en</strong>sladder sterker verteg<strong>en</strong>woordigd.<br />

Stapeling van gezondheidsproblem<strong>en</strong> bij lage inkom<strong>en</strong>s<br />

E<strong>en</strong> lager inkom<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> minder positieve inschatting van de eig<strong>en</strong><br />

gezondheid, meer (zware) rokers <strong>en</strong> meer m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met (ernstig) overgewicht.<br />

10 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Ook de lev<strong>en</strong>sverwachting, <strong>en</strong> de lev<strong>en</strong>sverwachting in e<strong>en</strong> als goed ervar<strong>en</strong><br />

gezondheid is lager, naarmate het inkom<strong>en</strong> lager is.<br />

Van de person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> war<strong>en</strong> in 2014 drie op de ti<strong>en</strong> minder<br />

positief over de eig<strong>en</strong> gezondheid, teg<strong>en</strong> twee op de ti<strong>en</strong> hogere inkom<strong>en</strong>s.<br />

Ernstig overgewicht komt bij person<strong>en</strong> met kans op armoede vaker voor<br />

(15 proc<strong>en</strong>t) dan bij inkom<strong>en</strong>s bov<strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s (10 proc<strong>en</strong>t).<br />

Hetzelfde geldt voor veel rok<strong>en</strong> met respectievelijk 9 <strong>en</strong> 4 proc<strong>en</strong>t.<br />

Mann<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> die nu 65 jaar oud zijn hebb<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s<br />

verwachting gemiddeld nog bijna 18 lev<strong>en</strong>sjar<strong>en</strong> voor de boeg waarvan<br />

10 jaar in als goed ervar<strong>en</strong> gezondheid. Bij mann<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong><br />

gaat het hier om respectievelijk 19 <strong>en</strong> bijna 12 jaar. Bij 65-jarige vrouw<strong>en</strong> is<br />

de lev<strong>en</strong>sverwachting voor de lage inkom<strong>en</strong>s bijna 23 jaar <strong>en</strong> voor de hogere<br />

inkom<strong>en</strong>s bijna 24 jaar. Tuss<strong>en</strong> de inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong> is er ge<strong>en</strong> verschil in gezonde<br />

lev<strong>en</strong>sverwachting, voor beide groep<strong>en</strong> staan nog 12 gezonde jar<strong>en</strong> in het<br />

verschiet.<br />

De zorgkost<strong>en</strong> die onder de basisverzekering vall<strong>en</strong>, zijn het hoogst onder<br />

person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong>. In 2012 ging het om gemiddeld<br />

2 500 euro per persoon teg<strong>en</strong> 2 070 euro voor de inkom<strong>en</strong>s bov<strong>en</strong> de lageinkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s.<br />

Lage inkom<strong>en</strong>s vooral in <strong>sociale</strong> huurwoning, bijna e<strong>en</strong><br />

kwart in eig<strong>en</strong> woning<br />

Van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> woond<strong>en</strong> in 2012 ruim zev<strong>en</strong> op<br />

de ti<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> <strong>sociale</strong> huurwoning. Onder de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> langdurig<br />

laag inkom<strong>en</strong> war<strong>en</strong> dat er acht op de ti<strong>en</strong>. Aan de andere kant bezat bijna e<strong>en</strong><br />

kwart van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> begin 2013 e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> woning.<br />

Bij de zelfstandig<strong>en</strong> onder h<strong>en</strong> gold dat voor zes van de ti<strong>en</strong>, bij werknemers <strong>en</strong><br />

gep<strong>en</strong>sioneerd<strong>en</strong> voor drie van de ti<strong>en</strong>. Onder de bijstandsontvangers met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> kwam e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> woning nauwelijks voor. Van de eig<strong>en</strong>woningbezitters<br />

die van e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> moest<strong>en</strong> rondkom<strong>en</strong>, was de waarde van de eig<strong>en</strong><br />

woning in doorsnee 208 duiz<strong>en</strong>d euro, terwijl de hypotheekschuld 168 duiz<strong>en</strong>d<br />

euro bedroeg.<br />

Vaste last<strong>en</strong> drukk<strong>en</strong> zwaar op het budget van lage<br />

inkom<strong>en</strong>s<br />

De vaste last<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> de grootste uitgav<strong>en</strong>post voor huishoud<strong>en</strong>s. Bij huishoud<strong>en</strong>s<br />

met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> drukk<strong>en</strong> deze echter met 45 proc<strong>en</strong>t in 2014<br />

Sam<strong>en</strong>vatting 11


zwaarder op het budget dan bij huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de lageinkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

(35 proc<strong>en</strong>t). Huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> daardoor<br />

relatief minder uit aan andere goeder<strong>en</strong>, met uitzondering van alcohol <strong>en</strong> tabak.<br />

De woonlast<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> groot deel van de vaste last<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong>, wordt door ruim<br />

e<strong>en</strong> van de drie huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> zware financiële<br />

last ervar<strong>en</strong>. Bijna zes van de ti<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> zag<strong>en</strong> hun<br />

woonlast<strong>en</strong> in 2014 verlicht door het ontvang<strong>en</strong> van huurtoeslag.<br />

Veel huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> niet terugvall<strong>en</strong> op e<strong>en</strong><br />

vermog<strong>en</strong>sbuffer: twee van de drie hadd<strong>en</strong> begin 2013 e<strong>en</strong> schuld of nauwelijks<br />

vermog<strong>en</strong>. Ondanks aanscherping<strong>en</strong> van de criteria kwam het aantal wettelijke<br />

schuldsanering<strong>en</strong> ook in 2014 op e<strong>en</strong> relatief hoog niveau uit (39 duiz<strong>en</strong>d).<br />

Hoogste risico op armoede in Rotterdam<br />

Geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met meer inwoners hebb<strong>en</strong> doorgaans hogere perc<strong>en</strong>tages huishoud<strong>en</strong>s<br />

met risico op armoede. In 2013 was het aandeel met 18,7 proc<strong>en</strong>t het<br />

hoogst in Rotterdam, gevolgd door Amsterdam met 18,2 proc<strong>en</strong>t. In de top-10<br />

staan naast D<strong>en</strong> Haag (16,6 proc<strong>en</strong>t) verder vrijwel uitsluit<strong>en</strong>d grote sted<strong>en</strong><br />

buit<strong>en</strong> de Randstad: Groning<strong>en</strong>, Leeuward<strong>en</strong>, Enschede, Arnhem, Nijmeg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

Heerl<strong>en</strong>. Daarnaast hoort ook de relatief kleine geme<strong>en</strong>te Vaals in dit rijtje thuis.<br />

Amsterdam was in 2013 met e<strong>en</strong> aandeel van 6,8 proc<strong>en</strong>t wel koploper als het<br />

gaat om huishoud<strong>en</strong>s die langdurig van e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> rondkom<strong>en</strong>.<br />

De hoofdstad werd hierin op de voet gevolgd door Rotterdam (6,7 proc<strong>en</strong>t).<br />

Van de vier grote sted<strong>en</strong> woond<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> in<br />

Amsterdam duidelijk het minst gesegregeerd van de overige huishoud<strong>en</strong>s: slechts<br />

zo’n 18 proc<strong>en</strong>t zou binn<strong>en</strong> deze stad moet<strong>en</strong> verhuiz<strong>en</strong>, om in alle buurt<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

gelijk aandeel met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> te verkrijg<strong>en</strong>. In D<strong>en</strong> Haag is deze segregatie<br />

met 30 proc<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> stuk hoger.<br />

Binn<strong>en</strong> EU scoort Nederland gunstig in risico op armoede<br />

of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong><br />

Ruim 17 proc<strong>en</strong>t van de bevolking van de 28 lidstat<strong>en</strong> van de Europese Unie<br />

(EU) liep in 2014 risico op armoede, terwijl ruim 24 proc<strong>en</strong>t te mak<strong>en</strong> had met<br />

kans op armoede of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>. Nederland steekt in beide ranglijst<strong>en</strong> met<br />

respectievelijk 11,6 <strong>en</strong> 16,5 proc<strong>en</strong>t gunstig af t<strong>en</strong> opzichte van overige lidstat<strong>en</strong>:<br />

alle<strong>en</strong> in Tsjechië zijn deze perc<strong>en</strong>tages lager.<br />

12 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


1.<br />

Perspectiev<strong>en</strong> op<br />

armoede <strong>en</strong><br />

<strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


<strong>Armoede</strong> wordt om praktische red<strong>en</strong><strong>en</strong> doorgaans afgebak<strong>en</strong>d op basis<br />

van het inkom<strong>en</strong>. In dit hoofdstuk wordt onder meer besprok<strong>en</strong> welke<br />

inkom<strong>en</strong>s begripp<strong>en</strong> <strong>en</strong> welke inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> daarbij gebruikt word<strong>en</strong>.<br />

Financiële achterstelling is echter breder dan alle<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>sachterstelling.<br />

Financiële achterstelling kan ook sam<strong>en</strong>gaan met andere ongunstige lev<strong>en</strong>somstandighed<strong>en</strong>.<br />

In dat geval is sprake van <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>. In dit hoofdstuk<br />

komt dit breder maatschappelijke perspectief van de armoedeproblematiek aan<br />

de orde ev<strong>en</strong>als de wijze waarop wordt voorzi<strong>en</strong> in beschrijving<strong>en</strong> van deze<br />

achterstelling.<br />

1.1 Kans op armoede als e<strong>en</strong> tekort van<br />

middel<strong>en</strong><br />

Uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de inkom<strong>en</strong>scriteria<br />

In de welvar<strong>en</strong>de, westerse land<strong>en</strong> is veel discussie over de definitie van armoede.<br />

Vrag<strong>en</strong> over welke lev<strong>en</strong>somstandighed<strong>en</strong> als arm moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aangemerkt <strong>en</strong><br />

welke m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> nu daadwerkelijk arm zijn, lat<strong>en</strong> zich niet e<strong>en</strong>duidig beantwoord<strong>en</strong>.<br />

De opvatting<strong>en</strong> van wet<strong>en</strong>schappers, maatschappelijke hulpverl<strong>en</strong>ers, politici,<br />

beleidsmakers <strong>en</strong> de man in de straat zijn nogal verdeeld. Dat armoede in West-<br />

Europese land<strong>en</strong> anders dan in vele ontwikkelingsland<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong> kwestie van fysiek<br />

overlev<strong>en</strong> is, maar veeleer in relatie staat tot het algeme<strong>en</strong> welvaartsniveau van<br />

de sam<strong>en</strong>leving waarvan person<strong>en</strong> deel uitmak<strong>en</strong>, daarover bestaat grot<strong>en</strong>deels<br />

wel overe<strong>en</strong>stemming. In Nederland is dit welvaartsniveau dusdanig dat in<br />

beginsel iedere burger e<strong>en</strong> dak bov<strong>en</strong> zijn hoofd heeft, ge<strong>en</strong> honger hoeft te<br />

lijd<strong>en</strong>, zich deugdelijk kan kled<strong>en</strong> <strong>en</strong> toegang heeft tot medische zorg. In dit<br />

opzicht bestaat er ge<strong>en</strong> armoede in Nederland. Toch zijn er wel degelijk verschill<strong>en</strong><br />

in lev<strong>en</strong>sstandaard. Niet voor iedere<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>sstandaard weggelegd die in<br />

Nederland noodzakelijk is om niet te ver op ander<strong>en</strong> achterop te rak<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

beschikt ook niet iedere<strong>en</strong> over g<strong>en</strong>oeg financiën om in voldo<strong>en</strong>de mate in de<br />

maatschappij te kunn<strong>en</strong> participer<strong>en</strong>. De in Nederland gebruikte inkom<strong>en</strong>scriteria<br />

beog<strong>en</strong> in wez<strong>en</strong> alle inhoud te gev<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> minimaal noodzakelijk geacht<br />

pakket van lev<strong>en</strong>sbehoeft<strong>en</strong>.<br />

Ook in de concrete toepassing van criteria <strong>en</strong> uitgangspunt<strong>en</strong> bestaan verschill<strong>en</strong>.<br />

De meest gebruikte criteria om inkom<strong>en</strong>sarmoede in Nederland af te bak<strong>en</strong><strong>en</strong> zijn<br />

de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s van CBS, de beleidsmatige inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s, de Europese<br />

armoedegr<strong>en</strong>s <strong>en</strong> de budgetgr<strong>en</strong>s van het SCP. Deze gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> zijn alle toegespitst<br />

14 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


op het besteedbaar huishoud<strong>en</strong>sinkom<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> afleiding hiervan. Als het inkom<strong>en</strong><br />

b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> of onder de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s ligt, spreekt CBS van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> of van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> met kans op armoede. CBS spreekt<br />

hier dus nadrukkelijk niet van arme huishoud<strong>en</strong>s of huishoud<strong>en</strong>s die in armoede<br />

lev<strong>en</strong>, omdat de inzicht<strong>en</strong> van wat armoede precies is, wel altijd onderhevig aan<br />

discussie zull<strong>en</strong> zijn.<br />

Inkom<strong>en</strong>sbegrip<br />

Voor het met<strong>en</strong> van het risico op armoede vormt het besteedbaar huishoud<strong>en</strong>sinkom<strong>en</strong><br />

het uitgangspunt. Dit omvat inkom<strong>en</strong> uit arbeid, eig<strong>en</strong> onderneming <strong>en</strong><br />

vermog<strong>en</strong>, <strong>en</strong> overdrachtsinkom<strong>en</strong> bestaande uit uitkering<strong>en</strong>, p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

ontvang<strong>en</strong> partneralim<strong>en</strong>tatie. Betaalde partneralim<strong>en</strong>tatie <strong>en</strong> premies <strong>en</strong><br />

belasting<strong>en</strong> op het inkom<strong>en</strong> zijn in mindering gebracht. Kinderalim<strong>en</strong>tatie <strong>en</strong><br />

ouderlijke bijdrag<strong>en</strong> aan uitwon<strong>en</strong>de kinder<strong>en</strong> word<strong>en</strong> niet waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

kond<strong>en</strong> daardoor niet in het inkom<strong>en</strong>sbegrip word<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. De verplichte<br />

premie basiszorgverzekering die huishoud<strong>en</strong>s aan de zorgverzekeraar betal<strong>en</strong>, is<br />

ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s in mindering gebracht. E<strong>en</strong> in verband hiermee verkreg<strong>en</strong> zorgtoeslag<br />

is bij het inkom<strong>en</strong> geteld. Bij hantering van de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s <strong>en</strong> de beleidsmatige<br />

inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s zijn aan besteding<strong>en</strong> gebond<strong>en</strong> uitkering<strong>en</strong> als de huurtoeslag<br />

buit<strong>en</strong> beschouwing gelat<strong>en</strong>.<br />

Equival<strong>en</strong>tieschaal: standaardiser<strong>en</strong> van<br />

inkom<strong>en</strong>s(gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>)<br />

Het maakt veel uit hoeveel m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> bepaald inkom<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>. Inkom<strong>en</strong>s(gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>) van huishoud<strong>en</strong>s van verschill<strong>en</strong>de grootte <strong>en</strong><br />

sam<strong>en</strong>stelling word<strong>en</strong> met behulp van e<strong>en</strong> equival<strong>en</strong>tiefactor vergelijkbaar<br />

gemaakt (CBS, 2004). Deze factor geeft weer hoe groot het schaalvoordeel is bij<br />

het voer<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>schappelijke huishouding. Hierbij is het e<strong>en</strong>persoonshuishoud<strong>en</strong><br />

als norm gekoz<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> bijbehor<strong>en</strong>de factor gelijk aan 1. Voor elke<br />

extra volwass<strong>en</strong>e wordt 0,19 tot 0,37 <strong>en</strong> voor elk extra minderjarig kind wordt<br />

0,15 tot 0,33 aan deze factor toegevoegd. Voor e<strong>en</strong> echtpaar zonder kinder<strong>en</strong><br />

bedraagt de factor bijvoorbeeld 1,37. E<strong>en</strong> alle<strong>en</strong>staande met e<strong>en</strong> besteedbaar<br />

inkom<strong>en</strong> van 1 020 euro per maand <strong>en</strong> e<strong>en</strong> echtpaar met e<strong>en</strong> besteedbaar<br />

inkom<strong>en</strong> van (afgerond) 1 400 (= 1 020 × 1,37) euro per maand bevind<strong>en</strong> zich dus<br />

op e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> hoog welvaartsniveau. Voor de meest relevante huishoud<strong>en</strong>styp<strong>en</strong><br />

groep<strong>en</strong> is de equival<strong>en</strong>tiefactor opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in tabel 1.1.1.<br />

Perspectiev<strong>en</strong> op armoede <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> 15


Lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s: e<strong>en</strong> vast koopkrachtbedrag<br />

georiënteerd op het sociaal minimum<br />

De lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s van het CBS weerspiegelt e<strong>en</strong> vast koopkrachtbedrag in<br />

de tijd. Doordat de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s alle<strong>en</strong> voor de prijsontwikkeling wordt<br />

geïndexeerd, is dit criterium bij uitstek geschikt voor vergelijking<strong>en</strong> in de tijd.<br />

Bij de start van de statistiek over (person<strong>en</strong> in) huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

is bij het bepal<strong>en</strong> van de hoogte van lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met<br />

de hoogte van het sociaal minimum (Bos, 1996). Daarbij is de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

juist bov<strong>en</strong> de bijstandsuitkering van e<strong>en</strong> alle<strong>en</strong>staande gelegd. Uitgangspunt<br />

hiervoor vormde het bijstandsniveau in 1979 to<strong>en</strong> dit op e<strong>en</strong> hoog niveau lag.<br />

Hiermee werd beoogd dat huishoud<strong>en</strong>s die uitsluit<strong>en</strong>d of vooral op bijstand of<br />

AOW (Algem<strong>en</strong>e ouderdomswet) zijn aangewez<strong>en</strong> tot de categorie met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> gerek<strong>en</strong>d word<strong>en</strong>. In prijz<strong>en</strong> van 2014 bedroeg de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

voor e<strong>en</strong> alle<strong>en</strong>staande 12 250 euro per jaar. Per maand komt dit neer op<br />

1 020 euro. Voor meerpersoonshuishoud<strong>en</strong>s is de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s met behulp<br />

van e<strong>en</strong> equival<strong>en</strong>tiefactor aangepast voor de omvang <strong>en</strong> sam<strong>en</strong>stelling van het<br />

huishoud<strong>en</strong>. De aldus gecorrigeerde inkom<strong>en</strong>s(gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>) zijn daarmee vergelijkbaar<br />

gemaakt met de besteedbare ruimte van e<strong>en</strong> alle<strong>en</strong>staande.<br />

1.1.1 Hoogte van de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s <strong>en</strong> equival<strong>en</strong>tiefactor van <strong>en</strong>kele<br />

huishoud<strong>en</strong>styp<strong>en</strong><br />

Paar<br />

E<strong>en</strong>oudergezin<br />

Alle<strong>en</strong>staande zonder kind 1 kind 2 kinder<strong>en</strong> 3 kinder<strong>en</strong> 1 kind 2 kinder<strong>en</strong> 3 kinder<strong>en</strong><br />

Netto maand bedrag in euro (lop<strong>en</strong>de prijz<strong>en</strong>)<br />

Lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

2000 770 1 060 1 290 1 450 1 590 1 030 1 160 1 360<br />

2005 870 1 190 1 460 1 640 1 800 1 160 1 320 1 530<br />

2010 940 1 290 1 570 1 770 1 940 1 250 1 420 1 660<br />

2013 1 010 1 390 1 690 1 900 2 080 1 350 1 530 1 780<br />

2014 1 020 1 400 1 710 1 920 2 100 1 360 1 540 1 800<br />

Equival<strong>en</strong>tiefactor<br />

2000–2014 1,00 1,37 1,67 1,88 2,06 1,33 1,51 1,76<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek <strong>en</strong> CBS (2004).<br />

Ook in 2014 lag het inkom<strong>en</strong> (exclusief huurtoeslag) van e<strong>en</strong> alle<strong>en</strong>staande<br />

bijstandsontvanger onder de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s. Van de groep<strong>en</strong> die alle<strong>en</strong> van<br />

het beleidsmatig minimum moet<strong>en</strong> rondkom<strong>en</strong>, hadd<strong>en</strong> er <strong>en</strong>kele e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong><br />

net bov<strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s. Dit geldt voor e<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong> met één kind<br />

(2006–2012) <strong>en</strong> voor alle<strong>en</strong>staande AOW’ers <strong>en</strong> AOW-par<strong>en</strong> (vanaf 2007).<br />

16 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


1.1.2 Lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s <strong>en</strong> het gestandaardiseerd besteedbaar inkom<strong>en</strong><br />

van <strong>en</strong>kele groep<strong>en</strong> op het beleidsmatig minimum<br />

Bedrag per maand in euro (prijspeil 2014)<br />

1 100<br />

1 050<br />

1 000<br />

950<br />

900<br />

850<br />

800<br />

0<br />

2000<br />

2001<br />

2002<br />

2003<br />

2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014<br />

Paar met bijstandsuitkering <strong>en</strong> kinderbijslag <strong>en</strong> kindgebond<strong>en</strong> budget (1 kind)<br />

Alle<strong>en</strong>staande (23 tot 65 jaar) met bijstandsuitkering<br />

Alle<strong>en</strong>staande ouder met bijstandsuitkering <strong>en</strong> kinderbijslag <strong>en</strong> kindgebond<strong>en</strong> budget (1 kind)<br />

Lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s (1 020 euro)<br />

Alle<strong>en</strong>staande met AOW-p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

Beleidsmatige inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s: ontle<strong>en</strong>d aan het<br />

bijstandsniveau <strong>en</strong> AOW<br />

De beleidsmatige gr<strong>en</strong>s is gebaseerd op het wettelijk bestaansminimum dat<br />

in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Tot aan de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde<br />

leeftijd is het beleidsmatig of sociaal minimum gelijk aan de hoogte van de<br />

bijstandsuitkering <strong>en</strong> vanaf de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>gerechtigde leeftijd aan het AOW-p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>.<br />

Voor huishoud<strong>en</strong>s met kinder<strong>en</strong> zijn de kinderbijslag <strong>en</strong> het kindgebond<strong>en</strong><br />

budget aan het normbedrag toegevoegd. Voor de uitvoering van het geme<strong>en</strong>telijk<br />

armoedebeleid wordt sinds e<strong>en</strong> aantal jar<strong>en</strong> uitgegaan van 110 proc<strong>en</strong>t van het<br />

sociaal minimum. Dit betek<strong>en</strong>t dat bijstandsontvangers met geringe aanvull<strong>en</strong>de<br />

inkomst<strong>en</strong> ook onder deze gr<strong>en</strong>s vall<strong>en</strong>.<br />

Aan het beleidsmatig minimum als armoedecriterium klev<strong>en</strong> twee bezwar<strong>en</strong>.<br />

In de eerste plaats verschilt de koopkracht (bepaald aan de hand van de equival<strong>en</strong>tieschaal<br />

van het CBS) tuss<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong>de groep<strong>en</strong> van <strong>sociale</strong> minima.<br />

Zo is e<strong>en</strong> alle<strong>en</strong>staande met alle<strong>en</strong> AOW e<strong>en</strong> stuk beter af dan e<strong>en</strong> alle<strong>en</strong>staande<br />

die uitsluit<strong>en</strong>d bijstand ontvangt (vergelijk figuur 1.1.2). E<strong>en</strong> tweede bezwaar<br />

Perspectiev<strong>en</strong> op armoede <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> 17


is dat e<strong>en</strong> verlaging (verhoging) van het sociaal minimum – <strong>en</strong> daarmee de<br />

hieraan gekoppelde armoedegr<strong>en</strong>s – betek<strong>en</strong>t dat, onder verder gelijkblijv<strong>en</strong>de<br />

omstandighed<strong>en</strong>, de gemet<strong>en</strong> armoede afneemt (to<strong>en</strong>eemt). De ontwikkeling van<br />

het sociaal minimum is daarbov<strong>en</strong> vaak ingegev<strong>en</strong> door de economische situatie.<br />

Dat maakt deze gr<strong>en</strong>s als meetinstrum<strong>en</strong>t minder geschikt.<br />

Europese armoedegr<strong>en</strong>s: afgeleid van het doorsnee<br />

inkom<strong>en</strong><br />

De Europese armoedegr<strong>en</strong>s is vastgesteld op 60 proc<strong>en</strong>t van het mediane besteedbare<br />

huishoud<strong>en</strong>sinkom<strong>en</strong> toegek<strong>en</strong>d aan alle person<strong>en</strong> die tot het huishoud<strong>en</strong><br />

behor<strong>en</strong>. De gr<strong>en</strong>s wordt elk jaar opnieuw bepaald, waardoor deze zowel de prijsals<br />

welvaartsontwikkeling volgt. De gr<strong>en</strong>s wordt per land vastgesteld. Dit betek<strong>en</strong>t<br />

dat voor welvar<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> de armoedegr<strong>en</strong>s doorgaans hoger ligt dan in land<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> geringe welstand. Maar dit betek<strong>en</strong>t niet per se dat verhoudingsgewijs<br />

weinig person<strong>en</strong> kans op armoede hebb<strong>en</strong> in het meer welvar<strong>en</strong>de land.<br />

Deze uitkomst is veeleer afhankelijk van hoe scheef de inkom<strong>en</strong>sverdeling is.<br />

Eurostat, het statistisch bureau van de EU, publiceert de resultat<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t de kans<br />

op armoede voor de aangeslot<strong>en</strong> Europese land<strong>en</strong>. De door Eurostat gepubliceerde<br />

uitkomst<strong>en</strong> voor Nederland zijn gebaseerd op e<strong>en</strong> ander inkom<strong>en</strong>sbegrip <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> andere equival<strong>en</strong>tieschaal dan die het CBS gebruikt. E<strong>en</strong> verder verschil is<br />

nog dat het CBS anders dan Eurostat onder meer stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong>huishoud<strong>en</strong>s buit<strong>en</strong><br />

beschouwing laat.<br />

Onderwerp van de analyse: huishoud<strong>en</strong>s <strong>en</strong> person<strong>en</strong><br />

Er is sprake van risico op armoede als het inkom<strong>en</strong> van het huishoud<strong>en</strong> als geheel<br />

onder de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s valt. Person<strong>en</strong> die deel uitmak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong><br />

verker<strong>en</strong> daarmee all<strong>en</strong> in dezelfde inkom<strong>en</strong>spositie. In de beschrijving<br />

van de omvang <strong>en</strong> risicogroep<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zowel huishoud<strong>en</strong>s als person<strong>en</strong><br />

c<strong>en</strong>traal gesteld word<strong>en</strong>. Bij de afleiding van de Europese armoedegr<strong>en</strong>s vorm<strong>en</strong><br />

person<strong>en</strong> de onderzoekspopulatie waarvoor het mediane huishoud<strong>en</strong>sinkom<strong>en</strong><br />

bepaald wordt.<br />

18 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Budgetgr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>: geënt op het uitgav<strong>en</strong>pakket<br />

In de budgetgr<strong>en</strong>s van het Sociaal <strong>en</strong> Cultureel Planbureau (SCP, Soede, 2006)<br />

wordt armoede afgemet<strong>en</strong> via normbedrag<strong>en</strong> gebaseerd op de minimumvoorbeeldbegroting<strong>en</strong><br />

van het Nibud van e<strong>en</strong> bepaald refer<strong>en</strong>tiejaar. Het SCP<br />

maakt onderscheid in e<strong>en</strong> basisbehoeft<strong>en</strong>criterium <strong>en</strong> e<strong>en</strong> niet-veel-maartoereik<strong>en</strong>dcriterium.<br />

Het basisbehoeft<strong>en</strong>niveau omvat de minimale uitgav<strong>en</strong> voor<br />

voedsel, kleding <strong>en</strong> won<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>en</strong>kele andere moeilijk te vermijd<strong>en</strong> kost<strong>en</strong> (zoals<br />

verzekering<strong>en</strong>). Bij de c<strong>en</strong>trale indicator, het niet-veel-maar-toereik<strong>en</strong>dcriterium,<br />

zijn kost<strong>en</strong> voor <strong>sociale</strong> participatie toegevoegd. De gr<strong>en</strong>sbedrag<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

jaarlijks, op basis van e<strong>en</strong> vijfjaars voortschrijd<strong>en</strong>d gemiddelde, geïndexeerd<br />

met de ontwikkeling van de uitgav<strong>en</strong> aan voeding, kleding <strong>en</strong> won<strong>en</strong> voor de<br />

totale bevolking. Deze wijze van indexering beoogt verandering<strong>en</strong> in de welvaart<br />

niet volledig (zoals bij de Europese armoedegr<strong>en</strong>s) <strong>en</strong> met <strong>en</strong>ige vertraging tot<br />

uitdrukking te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> in de ontwikkeling van de budgetgr<strong>en</strong>s. Bij stijg<strong>en</strong>de<br />

welvaart wordt immers doorgaans verhoudingsgewijs steeds minder besteed aan<br />

de post<strong>en</strong> voeding, kleding <strong>en</strong> won<strong>en</strong>, waardoor de budgetgr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> minder sterk<br />

zull<strong>en</strong> stijg<strong>en</strong> als het inkom<strong>en</strong> to<strong>en</strong>eemt (zie bijlage A). Het uitgav<strong>en</strong>pakket kan<br />

ook op grond van nieuwe inzicht<strong>en</strong> uitgebreid word<strong>en</strong>. Zo zijn de budgetgr<strong>en</strong>z<strong>en</strong><br />

in 2011 herzi<strong>en</strong> (Soede, 2011).<br />

Onderzoekspopulatie<br />

In 2014 is 94 proc<strong>en</strong>t van de totale bevolking van 16,9 miljo<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> in de<br />

onderzoekspopulatie opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Buit<strong>en</strong> beschouwing blev<strong>en</strong> de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> in<br />

instelling<strong>en</strong>, inrichting<strong>en</strong> <strong>en</strong> tehuiz<strong>en</strong> (245 000 person<strong>en</strong>), ev<strong>en</strong>als stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong>huishoud<strong>en</strong>s<br />

<strong>en</strong> particuliere huishoud<strong>en</strong>s die niet het hele jaar door inkom<strong>en</strong><br />

hadd<strong>en</strong> (653 000 person<strong>en</strong>). Dat gebeurt niet omdat deze groep<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> risico op<br />

armoede zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> lop<strong>en</strong>. Ze vall<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> het onderzoek omdat de<br />

besteding van hun inkom<strong>en</strong> grot<strong>en</strong>deels vastligt (de verzorgingsbijdrage van<br />

tehuisbewoners) of niet volledig wordt waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Zo ontbrek<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>s<br />

over de financiële ondersteuning van ouders aan hun uitwon<strong>en</strong>de studer<strong>en</strong>de<br />

kinder<strong>en</strong>. De onderzoekspopulatie bestond in 2014 daardoor uit 15,9 miljo<strong>en</strong><br />

person<strong>en</strong> die sam<strong>en</strong> in 7,1 miljo<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s woond<strong>en</strong>.<br />

Perspectiev<strong>en</strong> op armoede <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> 19


Ook onderscheid in duurcriteria<br />

Weinig inkom<strong>en</strong> is voor veel huishoud<strong>en</strong>s vaak e<strong>en</strong> tijdelijke, incid<strong>en</strong>tele<br />

kwestie. D<strong>en</strong>k bijvoorbeeld aan zelfstandig<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> op zich goed lop<strong>en</strong>de<br />

onderneming hebb<strong>en</strong> maar ook wel e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> slecht jaar draai<strong>en</strong>. Of aan<br />

jonge m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> wier overstap van opleiding naar e<strong>en</strong> betaalde baan niet altijd<br />

rimpelloos verloopt, <strong>en</strong> daarom tuss<strong>en</strong>tijds e<strong>en</strong> beroep op e<strong>en</strong> <strong>sociale</strong> voorzi<strong>en</strong>ing<br />

moet<strong>en</strong> do<strong>en</strong>. De inkom<strong>en</strong>spositie van deze huishoud<strong>en</strong>s <strong>en</strong> bijbehor<strong>en</strong>de<br />

led<strong>en</strong> van het huishoud<strong>en</strong> is dan kortstondig wat minder. Van e<strong>en</strong> serieuze<br />

inkom<strong>en</strong>sproblematiek is echter nauwelijks sprake. De financiële impasse is<br />

namelijk binn<strong>en</strong> afzi<strong>en</strong>bare tijd weer voorbij. Als de beperkte inkomst<strong>en</strong> echter<br />

structureel van aard zijn <strong>en</strong> dus langer aanhoud<strong>en</strong>, is de problematiek ernstiger.<br />

Het is daarom van groot belang om naast cijfers over de kans op armoede op<br />

basis van het inkom<strong>en</strong> in één jaar, ook uitkomst<strong>en</strong> te pres<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> waarbij de<br />

inkom<strong>en</strong>ssituatie over ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de jar<strong>en</strong> in og<strong>en</strong>schouw wordt g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Ook het langdurigheidscriterium kan op verschill<strong>en</strong>de manier<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgebak<strong>en</strong>d.<br />

Het CBS spreekt van e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong> als deze weinig rooskleurige<br />

inkom<strong>en</strong>spositie vier jaar of langer wordt ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Eurostat <strong>en</strong> het SCP<br />

beschouw<strong>en</strong> e<strong>en</strong> periode van t<strong>en</strong> minste drie jaar achtere<strong>en</strong> als langdurig.<br />

Aanvull<strong>en</strong>de materiële compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

Bij de weergave van de materiële compon<strong>en</strong>t van armoede word<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s<br />

veelal alle<strong>en</strong> beoordeeld op basis van de hoogte van het inkom<strong>en</strong>. Dit is<br />

e<strong>en</strong> pragmatische keuze die ge<strong>en</strong> volledig financieel beeld oplevert van de<br />

armoedeproblematiek. De welvaartspositie van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> kan immers<br />

ook afgelez<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aan de omvang van de besteding<strong>en</strong>. Die gev<strong>en</strong> aan in<br />

welke mate e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> los van het inkom<strong>en</strong> in zijn behoeft<strong>en</strong> heeft kunn<strong>en</strong><br />

voorzi<strong>en</strong>. Verder vormt het vermog<strong>en</strong> e<strong>en</strong> mogelijk aanvull<strong>en</strong>de financiële bron<br />

op het inkom<strong>en</strong>. Als het inkom<strong>en</strong> laag is, scheelt het voor de financiering van de<br />

lev<strong>en</strong>sbehoeft<strong>en</strong> nogal of het huishoud<strong>en</strong> vermog<strong>en</strong> achter de hand heeft waar<br />

het gebruik van kan mak<strong>en</strong>. Ook maakt het uit of huishoud<strong>en</strong>s de tering naar<br />

de nering zett<strong>en</strong> <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel spaargeld als buffer kunn<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong>. Wie niet<br />

over dergelijke buffers beschikt, bouwt eerder schuld<strong>en</strong> op. Voor e<strong>en</strong> goed beeld<br />

van de financiële positie van het huishoud<strong>en</strong> is het dus van belang om naast de<br />

inkom<strong>en</strong>spositie ook de besteding<strong>en</strong> <strong>en</strong> de vermog<strong>en</strong>ssituatie te bezi<strong>en</strong>.<br />

20 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


1.2 Sociale <strong>uitsluiting</strong>: <strong>sociale</strong>,<br />

culturele <strong>en</strong> psychische aspect<strong>en</strong><br />

van de leefsituatie<br />

Ongunstige leefomstandighed<strong>en</strong> ofwel <strong>sociale</strong><br />

<strong>uitsluiting</strong><br />

Naast de financiële situatie bepaalt ook de leefsituatie – <strong>sociale</strong>, culturele <strong>en</strong><br />

psychische factor<strong>en</strong> – het welzijn van huishoud<strong>en</strong>s. Financiële beperking<strong>en</strong> in<br />

combinatie met minder gunstige leefomstandighed<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> tot armoede<br />

<strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> leid<strong>en</strong>. Bij <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> rak<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> geïsoleerd<br />

<strong>en</strong> vervreemd van de sam<strong>en</strong>leving omdat ze niet of slechts in beperkte mate<br />

kunn<strong>en</strong> meedo<strong>en</strong>. Sociale <strong>uitsluiting</strong> wordt vastgesteld op basis van de volg<strong>en</strong>de<br />

vier groothed<strong>en</strong> (Coumans, 2012):<br />

1. beperkte <strong>sociale</strong>, culturele <strong>en</strong> maatschappelijke participatie<br />

2. materiële achterstelling, financiële beperking<strong>en</strong><br />

3. vervag<strong>en</strong>d normbesef of onvoldo<strong>en</strong>de culturele of normatieve integratie<br />

4. achterstelling in toegang tot grondrecht<strong>en</strong>: maatschappelijke <strong>en</strong> juridische<br />

hulpverl<strong>en</strong>ing, zorginstanties <strong>en</strong> fatso<strong>en</strong>lijke huisvesting.<br />

Daarnaast bestaan er sterke verband<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de financiële positie, leefstijl<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> gezondheid van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> minder goede gezondheid <strong>en</strong> ongezonde<br />

manier van lev<strong>en</strong> – rok<strong>en</strong>, drink<strong>en</strong>, drugsgebruik, weinig lichamelijke activiteit <strong>en</strong><br />

overgewicht – kom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>matig vaker voor bij m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> minder gunstige<br />

financiële positie. Specificaties van leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> gezondheid kunn<strong>en</strong> dan ook niet<br />

achterwege blijv<strong>en</strong> als wordt toegewerkt naar e<strong>en</strong> overkoepel<strong>en</strong>de beschrijving<br />

van welvaartsverschill<strong>en</strong> aan de hand van compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van de leefsituatie.<br />

Naar e<strong>en</strong> beschrijving in breed maatschappelijk<br />

perspectief<br />

Met nadrukkelijk inzoom<strong>en</strong> op de relatie tuss<strong>en</strong> financiële situatie <strong>en</strong> achterstelling<br />

in leefsituatie tracht CBS de armoedeproblematiek veel meer dan voorhe<strong>en</strong> vanuit<br />

e<strong>en</strong> breed perspectief te beschrijv<strong>en</strong>. Dat betek<strong>en</strong>t dat niet louter financiële<br />

problem<strong>en</strong> met bijbehor<strong>en</strong>de beschrijving<strong>en</strong> van tr<strong>en</strong>ds <strong>en</strong> risicogroep<strong>en</strong> op de<br />

voorgrond staan. Idealiter ontstaat door de nieuwe aanpak inzicht in de mate<br />

waarin hardnekkige financiële problem<strong>en</strong>, die zich doorgaans in de vorm van<br />

langdurige uitkeringsafhankelijkheid manifester<strong>en</strong>, sam<strong>en</strong>gaan met blijv<strong>en</strong>de<br />

Perspectiev<strong>en</strong> op armoede <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> 21


problem<strong>en</strong> op het vlak van <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> <strong>en</strong> gezondheid <strong>en</strong> op de stapeling<br />

van deze problematiek.<br />

Voor de concrete invulling van e<strong>en</strong> veelomvatt<strong>en</strong>de beschrijving van armoede<br />

<strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> zijn we ev<strong>en</strong>wel gebond<strong>en</strong> aan de beschikbare<br />

gegev<strong>en</strong>sbronn<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> CBS – deels registers, deels steekproev<strong>en</strong> – <strong>en</strong> aan<br />

de mogelijkhed<strong>en</strong> tot onderlinge datakoppeling op microniveau van die<br />

bronn<strong>en</strong>. Er zijn dus beperking<strong>en</strong> op het vlak van de meting<strong>en</strong> <strong>en</strong> onderlinge<br />

relateerbaarheid. Gegev<strong>en</strong>s van <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> zijn op dit og<strong>en</strong>blik slechts<br />

beschikbaar voor afzonderlijke indicator<strong>en</strong> van <strong>sociale</strong> <strong>en</strong> maatschappelijke<br />

participatie, materiële achterstelling <strong>en</strong> k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van woonomgeving <strong>en</strong><br />

woonkwaliteit (als deelindicatie van toegang tot grondrecht<strong>en</strong>). Wel is er<br />

informatie voorhand<strong>en</strong> op het vlak van dader- <strong>en</strong> slachtofferschap waarbij zeker de<br />

gegev<strong>en</strong>s over daderschap indicatief zijn voor vervag<strong>en</strong>d normbesef <strong>en</strong> als zodanig<br />

mogelijk sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>. Bij gezondheid <strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong><br />

vorm<strong>en</strong> afzonderlijke meting<strong>en</strong> van gezondheidsstatus, chronische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>,<br />

(gezonde) lev<strong>en</strong>sverwachting, zorgkost<strong>en</strong>, medicijn<strong>en</strong>gebruik, rok<strong>en</strong>, drink<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> overgewicht het vertrekpunt van analyse. Verder kunn<strong>en</strong> van de beschikbare<br />

databronn<strong>en</strong> over de financiële situatie alle<strong>en</strong> de inkom<strong>en</strong>sgegev<strong>en</strong>s consist<strong>en</strong>t<br />

aan de afzonderlijke leefsituatiemeting<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gerelateerd.<br />

Voor de beschrijving van armoede <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> is voor de afbak<strong>en</strong>ing<br />

van (langdurige) inkom<strong>en</strong>sarmoede net als in afgelop<strong>en</strong> twee dec<strong>en</strong>nia de<br />

lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s van CBS gehanteerd. Deze gr<strong>en</strong>s combineert <strong>en</strong>erzijds<br />

e<strong>en</strong> zekere, maar niet te vaste, relatie tot het sociaal minimum zoals dat in de<br />

Nederlandse politieke constellatie tot stand is gekom<strong>en</strong> met anderzijds e<strong>en</strong><br />

vaste koopkrachtwaarde die analyses over e<strong>en</strong> reeks van jar<strong>en</strong> vergemakkelijkt.<br />

Bij de steekproefonderzoek<strong>en</strong> kon omwille van statistische betrouwbaarheid de<br />

uitsplitsing naar langdurig laag inkom<strong>en</strong> niet altijd word<strong>en</strong> gemaakt. Om ook<br />

inzichtelijk te mak<strong>en</strong> hoe de diverse leefsituatiek<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> over de gehele<br />

inkom<strong>en</strong>sverdeling zijn verdeeld, zijn alle leefsituatie-k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> tev<strong>en</strong>s naar<br />

inkom<strong>en</strong>skwintiel<strong>en</strong> (zie bijlage B) verbijzonderd. Die aanpak maakt beter<br />

zichtbaar of de achterstelling<strong>en</strong> in de leefsituatie daadwerkelijk het meest aan de<br />

onderkant van de inkom<strong>en</strong>sladder spel<strong>en</strong> of dat het idee van ope<strong>en</strong>stapeling van<br />

problem<strong>en</strong> in het laagste segm<strong>en</strong>t op onderdel<strong>en</strong> wellicht toch <strong>en</strong>ige nuancering<br />

behoeft.<br />

22 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


1.3 Opbouw van deze publicatie<br />

De <strong>sociale</strong> context van armoede komt in het vierde hoofdstuk deze publicatie aan<br />

de orde. Daarvóór pres<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> we in de hoofdstukk<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 3 de ontwikkeling van<br />

het (langdurige) armoederisico aan de hand van basisgegev<strong>en</strong>s. De wisselwerking<br />

tuss<strong>en</strong> armoederisico’s, uitkeringsafhankelijkheid, e<strong>en</strong> lage opleiding aan de <strong>en</strong>e<br />

kant <strong>en</strong> de verwev<strong>en</strong>heid met herkomst, huishoud<strong>en</strong>ssam<strong>en</strong>stelling <strong>en</strong> leeftijd aan<br />

de andere kant staan daarbij c<strong>en</strong>traal. De focus ligt daarbij op huishoud<strong>en</strong>s omdat<br />

het inkom<strong>en</strong> van het huishoud<strong>en</strong> in zijn geheel bepal<strong>en</strong>d is voor de vraag of er<br />

sprake is van kans op armoede.<br />

Hoofdstuk 2 beschrijft als eerste de ontwikkeling van het aantal huishoud<strong>en</strong>s<br />

met e<strong>en</strong> (langdurig) laag inkom<strong>en</strong>: welke groep<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s lop<strong>en</strong> het<br />

meeste risico op armoede <strong>en</strong> hoe groot is hun inkom<strong>en</strong>stekort t<strong>en</strong> opzichte van<br />

de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s?<br />

In hoofdstuk 3 volg<strong>en</strong> de cijfers op persoonsniveau. Daarbij is ook aandacht voor<br />

de jaarlijkse dynamiek, de uit- door- <strong>en</strong> instroom van person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>smobiliteit over lange termijn, waarbij onderzocht wordt<br />

of kinder<strong>en</strong> die opgroei<strong>en</strong> in huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> later zelf als<br />

volwass<strong>en</strong>e e<strong>en</strong> hogere kans hebb<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>.<br />

Sociale context <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>spositie vorm<strong>en</strong> de hoofdmoot van hoofdstuk 4.<br />

Op persoonsniveau wordt het inkom<strong>en</strong> met de afzonderlijke indicator<strong>en</strong> van<br />

<strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> <strong>en</strong> van gezondheid <strong>en</strong> leefstijl<strong>en</strong> in verband gebracht. Omdat het<br />

<strong>sociale</strong> beleid in Nederland sterk gericht is op het beperk<strong>en</strong> van <strong>sociale</strong> achterstand<br />

bij kinder<strong>en</strong> is er in dit hoofdstuk speciale aandacht voor hun leefomstandighed<strong>en</strong>.<br />

In hoofdstuk 5 volgt e<strong>en</strong> aanvull<strong>en</strong>de beschrijving van de financiële situatie van<br />

huishoud<strong>en</strong>s. Er wordt ingegaan op de sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>, vermog<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

besteding<strong>en</strong>. Ook aanvull<strong>en</strong>de indicator<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> aan bod zoals de inschatting<br />

van de eig<strong>en</strong> financiële situatie <strong>en</strong> financiële problem<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> slotte wordt ook<br />

beschrev<strong>en</strong> welke inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong> geprofiteerd hebb<strong>en</strong> van toeslag<strong>en</strong> als de<br />

huur- <strong>en</strong> kinderopvangtoeslag <strong>en</strong> van bijzondere bijstand.<br />

In hoofdstuk 6 wordt verslag gedaan van de regionale verdeling van (langdurige)<br />

armoederisico’s <strong>en</strong> de conc<strong>en</strong>tratie naar geme<strong>en</strong>te. Via speciale digitale<br />

visualisaties – te raadpleg<strong>en</strong> via de CBS-website – is de armoedeproblematiek<br />

toegankelijk gemaakt tot op het niveau van buurt<strong>en</strong>.<br />

Perspectiev<strong>en</strong> op armoede <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> 23


Hoofdstuk 7 is gereserveerd voor e<strong>en</strong> vergelijking van Nederland met de<br />

EU-lidstat<strong>en</strong>. <strong>Armoede</strong>risico’s <strong>en</strong> risico op <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> zijn daarbij volg<strong>en</strong>s<br />

Europese maatstav<strong>en</strong> vastgelegd, dus volg<strong>en</strong>s de Europese inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s <strong>en</strong><br />

volg<strong>en</strong>s geharmoniseerde meting<strong>en</strong> van financiële beperking<strong>en</strong> <strong>en</strong> beperkte<br />

economische activiteit van het huishoud<strong>en</strong>.<br />

De publicatie bevat tot slot drie bijlag<strong>en</strong>. In de eerste, bijlage A, zijn <strong>en</strong>kele<br />

resultat<strong>en</strong> van de verschill<strong>en</strong>de armoedegr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> naast elkaar gezet. In Bijlage B<br />

word<strong>en</strong> de inkom<strong>en</strong>skwintiel<strong>en</strong> toegelicht <strong>en</strong> wordt beschrev<strong>en</strong> hoe de diverse<br />

bevolkingsgroep<strong>en</strong> hierover verdeeld zijn. E<strong>en</strong> beschrijving van de methode<br />

om te kom<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> raming van de omvang van armoede in <strong>2015</strong> <strong>en</strong> 2016 is<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in bijlage C. Die bijlage is sam<strong>en</strong>gesteld door het C<strong>en</strong>traal Planbureau.<br />

24 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Kans op armoede<br />

bij huishoud<strong>en</strong>s<br />

2.


Dit hoofdstuk laat zi<strong>en</strong> hoe het aantal huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

zich in de afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> ontwikkeld heeft. Daarbij wordt onder meer ook<br />

vooruitgeblikt naar het kom<strong>en</strong>d jaar, 2016. Tev<strong>en</strong>s komt ter sprake hoe hoog het<br />

inkom<strong>en</strong>stekort is van huishoud<strong>en</strong>s t<strong>en</strong> opzichte van de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s.<br />

Bevolkingsgroep<strong>en</strong> word<strong>en</strong> niet in gelijke mate getroff<strong>en</strong> door armoede: welke<br />

groep<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> het meest risico op armoede <strong>en</strong> hoe heeft zich dat de afgelop<strong>en</strong><br />

15 jaar ontwikkeld?<br />

2.1 Huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong>, 2000–2016<br />

Aandeel huishoud<strong>en</strong>s met laag inkom<strong>en</strong> in 2014<br />

nauwelijks toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

In 2014 moest<strong>en</strong> 734 duiz<strong>en</strong>d van de ruim 7 miljo<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s rondkom<strong>en</strong> van<br />

e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. Dit war<strong>en</strong> er 6 duiz<strong>en</strong>d meer dan in het voorgaande jaar. In de<br />

periode 2011–2013 steeg het aantal huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> jaarlijks<br />

nog met gemiddeld 70 duiz<strong>en</strong>d. Ook het perc<strong>en</strong>tage huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> nam in deze periode sterk toe. In 2014 groeide dit aandeel echter nog<br />

maar nauwelijks: van 10,3 proc<strong>en</strong>t in 2013 tot 10,4 proc<strong>en</strong>t in 2014.<br />

In 2000 bedroeg het aandeel huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> bijna 12 proc<strong>en</strong>t.<br />

De belastingherzi<strong>en</strong>ing in 2001 leidde tot e<strong>en</strong> flinke koopkrachtstijging, waardoor<br />

het perc<strong>en</strong>tage huishoud<strong>en</strong>s onder de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s dat jaar flink afnam.<br />

Tuss<strong>en</strong> 2002 <strong>en</strong> 2005 groeide dit aandeel onder invloed van de zwakke conjunctuur<br />

weer licht om in 2006 <strong>en</strong> 2007 opnieuw fors te krimp<strong>en</strong>. De economie bloeide<br />

in die jar<strong>en</strong> weer op <strong>en</strong> de koopkracht van <strong>en</strong>kele groep<strong>en</strong> die op het sociaal<br />

minimum war<strong>en</strong> aangewez<strong>en</strong>, verbeterde sterk.<br />

Door de economische crisis kwam in 2009 e<strong>en</strong> eind aan deze positieve ontwikkeling<br />

<strong>en</strong> nam het perc<strong>en</strong>tage huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> <strong>en</strong>igszins toe.<br />

Dat de to<strong>en</strong>ame dat jaar vrij klein was, heeft verschill<strong>en</strong>de oorzak<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> eerste<br />

viel de stijging van de werkloosheid erg mee. T<strong>en</strong> tweede zag het doorsneehuishoud<strong>en</strong><br />

in 2009 zijn koopkracht nog met 1,7 proc<strong>en</strong>t omhoog gaan.<br />

26 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Werknemers profiteerd<strong>en</strong> van eerder afgeslot<strong>en</strong> cao’s die in 2009 nog van kracht<br />

war<strong>en</strong> <strong>en</strong> ook bij uitkeringsontvangers ging de koopkracht er op vooruit.<br />

In 2010 daalde de koopkracht van huishoud<strong>en</strong>s in doorsnee met 0,5 proc<strong>en</strong>t.<br />

Mede doordat de werkloosheid iets terugliep <strong>en</strong> de koopkrachtdaling voor de<br />

lagere inkom<strong>en</strong>sklass<strong>en</strong> beperkt bleef, stabiliseerde het aandeel huishoud<strong>en</strong>s met<br />

e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> zich in 2010. Met 7,4 proc<strong>en</strong>t kwam het zelfs iets lager uit dan in<br />

2009 (7,6 proc<strong>en</strong>t).<br />

734 000 huishoud<strong>en</strong>s<br />

Eeliep<strong>en</strong> in 2014 risico op armoede<br />

In de tweede helft van 2011 nam de werkloosheid echter weer toe. Deze stijging<br />

hield aan tot <strong>en</strong> met het eerste kwartaal van 2014. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> liep de koopkracht<br />

van de bevolking ook in 2011–2013 verder terug (CBS, 2014, 9 september). Zowel<br />

in 2012 als in 2013 bedroeg de koopkrachtdaling 1,1 proc<strong>en</strong>t. Het perc<strong>en</strong>tage<br />

huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> groeide fors van 7,4 proc<strong>en</strong>t in 2010 naar<br />

10,3 proc<strong>en</strong>t in 2013. Ook in absolute zin was er sprake van e<strong>en</strong> fikse to<strong>en</strong>ame:<br />

in 2013 war<strong>en</strong> er ruim 210 duiz<strong>en</strong>d huishoud<strong>en</strong>s meer met risico op armoede<br />

vergelek<strong>en</strong> met drie jaar daarvoor.<br />

In 2014 steeg de koopkracht na vier jaar daling met 1,5 proc<strong>en</strong>t (CBS, <strong>2015</strong>,<br />

7 september). Ook bijstandsontvangers ging<strong>en</strong> er in koopkracht op vooruit, wel<br />

nam hun aantal nog verder toe. Hoewel de werkloosheid vanaf het tweede<br />

kwartaal van 2014 weer licht begon te dal<strong>en</strong>, lag deze nog steeds op e<strong>en</strong><br />

betrekkelijk hoog niveau. Deze ontwikkeling<strong>en</strong> droeg<strong>en</strong> er aan bij dat het aandeel<br />

huishoud<strong>en</strong>s met risico op armoede vergelek<strong>en</strong> met 2013 maar weinig veranderde.<br />

Kans op armoede bij huishoud<strong>en</strong>s 27


2.1.1 Huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> (langdurig) laag inkom<strong>en</strong><br />

Totaal Laag inkom<strong>en</strong> Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

x 1 000 % x 1 000 %<br />

2000* 6 399 754 11,8 309 5,4<br />

2001 6 480 627 9,7 252 4,4<br />

2002 6 539 596 9,1 227 3,9<br />

2003 6 545 641 9,8 224 3,8<br />

2004 6 573 618 9,4 207 3,5<br />

2005 6 615 652 9,9 209 3,5<br />

2006 6 704 593 8,8 196 3,3<br />

2007 6 768 515 7,6 172 2,8<br />

2008 6 843 515 7,5 163 2,6<br />

2009 6 901 527 7,6 157 2,5<br />

2010 6 909 514 7,4 149 2,4<br />

2011 6 980 571 8,2 154 2,4<br />

2012 7 045 656 9,3 169 2,6<br />

2013 7 053 728 10,3 193 3,0<br />

2014* 7 076 734 10,4 217 3,3<br />

<strong>2015</strong> (raming) 7 128 718 10,1 . .<br />

2016 (raming) 7 180 721 10,0 . .<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek 2000–2014; CPB, raming <strong>2015</strong>–2016.<br />

Lichte daling van aandeel met kans op armoede<br />

verwacht in <strong>2015</strong> <strong>en</strong> 2016<br />

Raming<strong>en</strong> (verzorgd door het C<strong>en</strong>traal Planbureau, zie bijlage C) wijz<strong>en</strong> uit dat aan<br />

de jar<strong>en</strong>lange to<strong>en</strong>ame van het risico op armoede vanaf 2010 in <strong>2015</strong> e<strong>en</strong> einde<br />

zal kom<strong>en</strong>. Zowel voor <strong>2015</strong> als voor 2016 wordt e<strong>en</strong> afname van het aandeel<br />

huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> verwacht. Dit aandeel zal krimp<strong>en</strong> met<br />

respectievelijk 0,3 <strong>en</strong> 0,1 proc<strong>en</strong>tpunt. Hiermee zal het perc<strong>en</strong>tage huishoud<strong>en</strong>s<br />

met risico op armoede in 2016 op 10 proc<strong>en</strong>t uitkom<strong>en</strong>. Dat jaar zull<strong>en</strong> dan<br />

volg<strong>en</strong>s de raming ruim 720 duiz<strong>en</strong>d huishoud<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>,<br />

13 duiz<strong>en</strong>d minder dan in 2014.<br />

Wel nog sterke to<strong>en</strong>ame van aantal huishoud<strong>en</strong>s met<br />

langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

Van de 734 duiz<strong>en</strong>d huishoud<strong>en</strong>s die in 2014 e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong>, moest<strong>en</strong><br />

er 217 duiz<strong>en</strong>d al t<strong>en</strong> minste vier jaar achtere<strong>en</strong> van zo’n inkom<strong>en</strong> rondkom<strong>en</strong>.<br />

28 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Dat zijn er 24 duiz<strong>en</strong>d meer dan in 2013. Ook in 2011–2013 nam het aantal<br />

huishoud<strong>en</strong>s met langdurig risico op armoede toe. De stijging volgde op e<strong>en</strong><br />

nag<strong>en</strong>oeg ononderbrok<strong>en</strong> dal<strong>en</strong>de reeks in de jar<strong>en</strong> 2000–2010, to<strong>en</strong> het inkom<strong>en</strong><br />

van <strong>en</strong>kele risicogroep<strong>en</strong> waarvoor e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> vaak e<strong>en</strong> langdurig karakter<br />

heeft (65-plussers <strong>en</strong> e<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong>) sterk verbeterde (vergelijk hoofdstuk 1,<br />

figuur 1.1.2). Het aandeel huishoud<strong>en</strong>s met langdurig e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> steeg van<br />

2,4 proc<strong>en</strong>t in 2011 tot 3,3 proc<strong>en</strong>t in 2014.<br />

2.1.2 Huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> (langdurig) laag inkom<strong>en</strong><br />

%<br />

14<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

2000* 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014* <strong>2015</strong>*2016*<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek 2000–2014; CPB, raming <strong>2015</strong>–2016.<br />

2.2 Int<strong>en</strong>siteit van armoede<br />

Int<strong>en</strong>siteit van armoede in 2014 gedaald<br />

Het inkom<strong>en</strong> van de 734 duiz<strong>en</strong>d huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> lag in<br />

doorsnee 12,5 proc<strong>en</strong>t onder de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s. Voor e<strong>en</strong> alle<strong>en</strong>staande<br />

kwam dit tekort neer op e<strong>en</strong> bedrag van 130 euro per maand. Het inkom<strong>en</strong>stekort<br />

was in 2014 kleiner dan in het voorafgaande jaar. Dit komt mede doordat de<br />

koopkracht in 2014 na e<strong>en</strong> aantal jar<strong>en</strong> gedaald te zijn, verbeterd is.<br />

Kans op armoede bij huishoud<strong>en</strong>s 29


Op de hoogte van het inkom<strong>en</strong>stekort is naast de koopkracht ook de sam<strong>en</strong>stelling<br />

van de groep huishoud<strong>en</strong>s onder de armoedegr<strong>en</strong>s van invloed. In jar<strong>en</strong> dat<br />

de groep met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> relatief veel huishoud<strong>en</strong>s bevat die e<strong>en</strong> groot<br />

inkom<strong>en</strong>stekort hebb<strong>en</strong>, is het inkom<strong>en</strong>stekort in doorsnee wat hoger. Zo laat<br />

het recessiejaar 2009 e<strong>en</strong> piek van 160 euro per maand zi<strong>en</strong> in het mediane<br />

inkom<strong>en</strong>stekort van huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. Dit kwam to<strong>en</strong> vooral<br />

door de stijging van het aandeel zelfstandig<strong>en</strong> die met verlies te mak<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong>.<br />

Vanwege hun negatieve inkom<strong>en</strong> nam het inkom<strong>en</strong>stekort dat jaar toe. In de<br />

jar<strong>en</strong> daarna groeide het aandeel uitkeringsontvangers in de groep met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong>, waardoor het inkom<strong>en</strong>stekort zich op e<strong>en</strong> lager niveau kon stabiliser<strong>en</strong>.<br />

2.2.1 Mediaan van inkom<strong>en</strong>stekort t<strong>en</strong> opzichte van<br />

lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Bedrag per maand (prijspeil 2014)<br />

In % van lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

laag inkom<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

euro %<br />

2000* 120 90 11,7 8,4<br />

2001 90 80 9,1 8,1<br />

2002 90 80 9,2 8,2<br />

2003 110 90 10,6 8,4<br />

2004 110 90 10,9 8,7<br />

2005 110 110 11,2 11,1<br />

2006 120 100 11,9 9,8<br />

2007 140 90 13,3 8,7<br />

2008 150 100 14,3 9,8<br />

2009 160 100 15,3 9,7<br />

2010 140 90 13,3 9,0<br />

2011 140 100 13,2 10,2<br />

2012 130 110 13,0 10,8<br />

2013 130 120 13,1 12,1<br />

2014* 130 110 12,5 10,9<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

Int<strong>en</strong>siteit van armoede<br />

Naast de omvang van armoede vormt de int<strong>en</strong>siteit van armoede e<strong>en</strong> belangrijke<br />

aanvull<strong>en</strong>de dim<strong>en</strong>sie. Het gaat bij de int<strong>en</strong>siteit om de vraag hoe diep onder de<br />

armoedegr<strong>en</strong>s de betroff<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s zich bevind<strong>en</strong>. De int<strong>en</strong>siteit van<br />

armoede wordt hier uitgedrukt in het inkom<strong>en</strong>stekort t<strong>en</strong> opzichte van de<br />

lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s. Hoe hoger het inkom<strong>en</strong>stekort, hoe hoger de int<strong>en</strong>siteit van<br />

armoede. De int<strong>en</strong>siteit is niet als het gemiddelde tekort bepaald, omdat grote<br />

30 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


tekort<strong>en</strong> (bijvoorbeeld bij zelfstandig<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> flink verlies) dan te zeer het<br />

beeld voor de gehele groep zoud<strong>en</strong> gaan bepal<strong>en</strong>. Voor groep<strong>en</strong> wordt de<br />

doorsnee-waarde daarom bepaald als de mediaan van het (gestandaardiseerde)<br />

inkom<strong>en</strong>stekort. De mediaan is de middelste waarneming, nadat alle bedrag<strong>en</strong><br />

van laag naar hoog gerangschikt zijn.<br />

Afname inkom<strong>en</strong>stekort bij huishoud<strong>en</strong>s met langdurig<br />

laag inkom<strong>en</strong><br />

Ook bij de 217 duiz<strong>en</strong>d huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong> was<br />

het doorsnee-inkom<strong>en</strong>stekort in 2014 lager dan in 2013. Het bedroeg dat jaar<br />

10,9 proc<strong>en</strong>t. Voor e<strong>en</strong> alle<strong>en</strong>staande kwam dit tekort overe<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> bedrag van<br />

110 euro per maand.<br />

De int<strong>en</strong>siteit van armoede van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong> is<br />

in de periode 2000–2014 steeds minder dan die van de totale groep met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong>. Dit komt doordat de groep die langdurig van e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> moet<br />

rondkom<strong>en</strong>, relatief weinig huishoud<strong>en</strong>s bevat met e<strong>en</strong> groot inkom<strong>en</strong>stekort<br />

<strong>en</strong> naar verhouding veel huishoud<strong>en</strong>s die langdurig zijn aangewez<strong>en</strong> op e<strong>en</strong><br />

bijstandsuitkering. In 2014 war<strong>en</strong> de bijstandsontvangers goed voor iets meer dan<br />

helft van alle huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong>. Voor de meest<strong>en</strong> van<br />

h<strong>en</strong> ligt het inkom<strong>en</strong> niet meer dan 15 proc<strong>en</strong>t onder de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s.<br />

2.2.2 Huishoud<strong>en</strong>s naar hoogte inkom<strong>en</strong>stekort<br />

<strong>en</strong> voornaamste inkom<strong>en</strong>sbron, 2014*<br />

x 1 000<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

>25 20–25 15–20 10–15 5–10 0–5<br />

Inkom<strong>en</strong>stekort in % lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Inkom<strong>en</strong> uit arbeid<br />

Inkom<strong>en</strong> uit eig<strong>en</strong> onderneming<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

Overdrachtsinkom<strong>en</strong> excl. bijstand<br />

Bijstand<br />

Kans op armoede bij huishoud<strong>en</strong>s 31


2.3 Risicogroep<strong>en</strong><br />

Bepaalde groep<strong>en</strong> in de bevolking lop<strong>en</strong> meer risico op armoede dan andere.<br />

Welke huishoud<strong>en</strong>s zijn dat precies? En welke word<strong>en</strong> het meest door armoede<br />

getroff<strong>en</strong>?<br />

E<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong>: hoogste aandeel met laag inkom<strong>en</strong><br />

E<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> kwam in 2014 het meest voor bij e<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong> met<br />

uitsluit<strong>en</strong>d minderjarige kinder<strong>en</strong>. Van deze gezinn<strong>en</strong> had 34 proc<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong><br />

onder de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s. Ook bij alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> tot 65 jaar moest e<strong>en</strong><br />

grote groep (bijna 23 proc<strong>en</strong>t) van e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> rondkom<strong>en</strong>. Van de hier<br />

onderscheid<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>styp<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> par<strong>en</strong> van 65 jaar <strong>en</strong> ouder het laagste<br />

risico op armoede: slechts 2,5 proc<strong>en</strong>t had e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>.<br />

2.3.1 Huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> naar sam<strong>en</strong>stelling huishoud<strong>en</strong>, 2014*<br />

%<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

onder AOWleeftijd<br />

vanaf AOWleeftijd<br />

onder AOWleeftijleeftijd<br />

vanaf AOW-<br />

uitsluit<strong>en</strong>d<br />

minder-<br />

jarige<br />

kinder<strong>en</strong><br />

minst<strong>en</strong>s<br />

1 meerderjarig<br />

kind<br />

uitsluit<strong>en</strong>d<br />

minderjarige<br />

kinder<strong>en</strong><br />

Totaal Alle<strong>en</strong>staand Paar zonder kind Paar E<strong>en</strong>oudergezin<br />

minst<strong>en</strong>s<br />

1 meerderjarig<br />

kind<br />

Overig<br />

huishoud<strong>en</strong><br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

De groei van het aandeel huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 2010 <strong>en</strong> 2014<br />

deed zich voor bij alle huishoud<strong>en</strong>styp<strong>en</strong>. Relatief sterk was de to<strong>en</strong>ame onder<br />

65-plussers. Bij de oudere alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> steeg het aandeel met risico op armoede<br />

in de periode 2010–2013 van 3,4 proc<strong>en</strong>t naar 6,3 proc<strong>en</strong>t, terwijl dit bij de oudere<br />

par<strong>en</strong> to<strong>en</strong>am van 1,5 proc<strong>en</strong>t naar 2,6 proc<strong>en</strong>t. Deze stijging hangt sam<strong>en</strong> met<br />

32 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


het teruglop<strong>en</strong> van de koopkracht van gep<strong>en</strong>sioneerd<strong>en</strong> in deze jar<strong>en</strong> (Lok <strong>en</strong><br />

Bos, 2014). Doordat de koopkracht van gep<strong>en</strong>sioneerd<strong>en</strong> in 2014 met 0,4 proc<strong>en</strong>t<br />

licht verbeterde, daalde het aandeel met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> bij zowel de oudere<br />

alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> als de oudere par<strong>en</strong> tot respectievelijk 5,6 <strong>en</strong> 2,5 proc<strong>en</strong>t.<br />

Aandeel e<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong> met langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

fors gesteg<strong>en</strong><br />

E<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong> met uitsluit<strong>en</strong>d minderjarige kinder<strong>en</strong> verker<strong>en</strong> vaak langdurig<br />

in e<strong>en</strong> weinig rooskleurige inkom<strong>en</strong>spositie: 10,6 proc<strong>en</strong>t van h<strong>en</strong> had in 2014<br />

al minst<strong>en</strong>s vier jaar achtere<strong>en</strong> e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. Dit is 2 proc<strong>en</strong>tpunt meer<br />

dan in 2013. Bezi<strong>en</strong> vanaf 2000 is dit aandeel in de loop der jar<strong>en</strong> echter fors<br />

gedaald. In 2000 had nog bijna e<strong>en</strong> kwart van de e<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong> met<br />

minderjarige kinder<strong>en</strong> langdurig e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. De daling wordt <strong>en</strong>erzijds<br />

veroorzaakt door de toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> arbeidsparticipatie onder alle<strong>en</strong>staande<br />

ouders <strong>en</strong> daarmee gepaard gaande inkom<strong>en</strong>sverbetering <strong>en</strong> anderzijds<br />

door de koopkrachtverbetering van e<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong> die op bijstand zijn<br />

aangewez<strong>en</strong> (zie paragraaf 1.1). In de jar<strong>en</strong> 2011–2013 daalde de koopkracht van<br />

e<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong> echter <strong>en</strong> nam ook de werkloosheid binn<strong>en</strong> deze groep toe,<br />

waardoor het aandeel met (langdurig) e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> weer hoger werd.<br />

Minder sterke omslag bij alle<strong>en</strong>staande AOW’ers met<br />

langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

Bij alle<strong>en</strong>staande 65-plussers was – over e<strong>en</strong> langere periode gezi<strong>en</strong> – ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s<br />

sprake van e<strong>en</strong> forse daling van het perc<strong>en</strong>tage dat langdurig van e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> moest rondkom<strong>en</strong>. Bij h<strong>en</strong> daalde dit aandeel van bijna 14 proc<strong>en</strong>t<br />

in 2000 tot 0,9 proc<strong>en</strong>t in 2010. Dit komt vooral doordat de koopkracht van<br />

alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> met alle<strong>en</strong> AOW in deze periode sterk is verbeterd (zie paragraaf<br />

1.1, figuur 1.1.2). Daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> daalde de koopkracht van gep<strong>en</strong>sioneerd<strong>en</strong><br />

in de jar<strong>en</strong> 2010–2013, terwijl deze in 2014 slechts gering to<strong>en</strong>am. Mede hierdoor<br />

nam het aandeel dat langdurig was aangewez<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> geleidelijk<br />

weer toe tot 1,6 proc<strong>en</strong>t in 2014.<br />

Kans op armoede bij huishoud<strong>en</strong>s 33


2.3.2 Huishoud<strong>en</strong>s met langdurig laag inkom<strong>en</strong> naar<br />

sam<strong>en</strong>stelling huishoud<strong>en</strong> (selectie)<br />

%<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

2000* 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014*<br />

Alle<strong>en</strong>staande vanaf AOW-leeftijd<br />

Totaal<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

Alle<strong>en</strong>staande onder AOW-leeftijd<br />

E<strong>en</strong>oudergezin, uitsluit<strong>en</strong>d minderjarige kinder<strong>en</strong><br />

Risico op armoede vooral bij jonger<strong>en</strong> toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

De hoogte van het huishoud<strong>en</strong>sinkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarmee het risico op armoede<br />

varieert per lev<strong>en</strong>sfase. Zo stijgt het arbeidsinkom<strong>en</strong> aanvankelijk op grond van<br />

werkervaring <strong>en</strong> het aanvaard<strong>en</strong> van beter betaalde functies. Op latere leeftijd,<br />

tuss<strong>en</strong> 55 <strong>en</strong> 65 jaar, rak<strong>en</strong> echter steeds meer m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> door arbeidsongeschiktheid<br />

<strong>en</strong> werkloosheid afhankelijk van e<strong>en</strong> uitkering. In deze leeftijdsgroep is het<br />

aandeel met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> dan ook wat hoger. Onder 65-plussers is het<br />

aandeel met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> het laagst. Dit komt doordat de meeste ouder<strong>en</strong><br />

naast de AOW e<strong>en</strong> aanvull<strong>en</strong>d (p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>)inkom<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is de<br />

koopkracht van ouder<strong>en</strong> met alle<strong>en</strong> AOW t<strong>en</strong> opzichte van 2000 flink gesteg<strong>en</strong>.<br />

Tuss<strong>en</strong> 2010 <strong>en</strong> 2014 steeg het aandeel huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> van<br />

7,4 proc<strong>en</strong>t tot 10,4 proc<strong>en</strong>t. Het sterkst was de stijging bij huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong><br />

hoofdkostwinner tot zo’n 30 jaar. Ook onder 65-plussers nam het aandeel met<br />

e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> toe, maar hier was de groei aanzi<strong>en</strong>lijk kleiner dan bij andere<br />

leeftijdsgroep<strong>en</strong>.<br />

34 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


2.3.3 Huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> naar leeftijd hoofdkostwinner<br />

%<br />

20<br />

18<br />

16<br />

14<br />

Minder inkom<strong>en</strong><br />

weg<strong>en</strong>s zorg<br />

kinder<strong>en</strong><br />

Stijging arbeidsinkom<strong>en</strong><br />

op grond van ervaring<br />

To<strong>en</strong>ame<br />

uitkeringsafhankelijkheid<br />

12<br />

10<br />

8<br />

P<strong>en</strong>sionering<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80 85<br />

Leeftijd<br />

Laag inkom<strong>en</strong>, 2014* (gem. 10,4%) Langdurig laag inkom<strong>en</strong>, 2014* (gem. 3,3%)<br />

Laag inkom<strong>en</strong>, 2010 (gem. 7,4%) Langdurig laag inkom<strong>en</strong>, 2010 (gem. 2,4%)<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

Hoog aandeel met laag inkom<strong>en</strong> onder niet-westerse<br />

allochton<strong>en</strong><br />

In 2014 had bijna 32 proc<strong>en</strong>t van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> niet-westerse hoofdkostwinner<br />

e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. Dit is drie keer zo vaak als gemiddeld <strong>en</strong> vier keer<br />

zo vaak als onder autochton<strong>en</strong>. Bij niet-westerse huishoud<strong>en</strong>s heeft het lage<br />

inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> vaker e<strong>en</strong> aanhoud<strong>en</strong>d karakter. E<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

komt bij h<strong>en</strong> bijna zes keer zo veel voor als onder autochtone Nederlanders. Van<br />

de vier traditionele migrant<strong>en</strong>groep<strong>en</strong> was het aandeel langdurig lage inkom<strong>en</strong>s<br />

met 14,8 proc<strong>en</strong>t het grootst bij huishoud<strong>en</strong>s waarvan de hoofdkostwinner e<strong>en</strong><br />

Marokkaanse achtergrond had. Het kleinst was dit aandeel met 7,6 proc<strong>en</strong>t onder<br />

Surinaamse huishoud<strong>en</strong>s. Het perc<strong>en</strong>tage niet-westerse huishoud<strong>en</strong>s dat langdurig<br />

van e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> moest rondkom<strong>en</strong>, nam tuss<strong>en</strong> 2013 <strong>en</strong> 2014 toe van<br />

11,5 tot 13,3 proc<strong>en</strong>t.<br />

Kans op armoede bij huishoud<strong>en</strong>s 35


2.3.4 Huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> naar herkomst<br />

hoofdkostwinner, 2014*<br />

%<br />

40<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Totaal Nederland Overig<br />

westers land<br />

Totaal Suriname Nederlandse<br />

Antill<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

Aruba<br />

Turkije<br />

Marokko<br />

Overig nietwesters<br />

land<br />

Westers land<br />

Niet-westers land<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

Inkom<strong>en</strong>spositie van tweede g<strong>en</strong>eratie gunstiger dan<br />

van eerste g<strong>en</strong>eratie<br />

Bijna e<strong>en</strong> op de vijf hoofdkostwinners van niet-westerse huishoud<strong>en</strong>s behoorde<br />

in 2014 tot de tweede g<strong>en</strong>eratie, dat wil zegg<strong>en</strong> dat deze persoon zelf in<br />

Nederland gebor<strong>en</strong> is. Bij deze nog kleine, maar snelgroei<strong>en</strong>de groep kwam<br />

e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> in 2014 naar verhouding minder vaak voor dan bij de eerste<br />

g<strong>en</strong>eratie, die buit<strong>en</strong> Nederland gebor<strong>en</strong> is: 23,5 teg<strong>en</strong>over 33,7 proc<strong>en</strong>t. Maar<br />

ook bij tweede g<strong>en</strong>eratie was dit aandeel nog steeds beduid<strong>en</strong>d hoger dan dat bij<br />

autochtone huishoud<strong>en</strong>s (7,6 proc<strong>en</strong>t).<br />

Kans op armoede onder niet-westerse huishoud<strong>en</strong>s<br />

vanaf 2010 fors gesteg<strong>en</strong><br />

Het perc<strong>en</strong>tage lage inkom<strong>en</strong>s onder niet-westerse huishoud<strong>en</strong>s is tuss<strong>en</strong> 2000 <strong>en</strong><br />

2010 met ruim 10 proc<strong>en</strong>tpunt gekromp<strong>en</strong>. Vanaf 2010 werd deze daling echter in<br />

vier jaar tijd vrijwel volledig t<strong>en</strong>iet gedaan. In 2014 kwam het perc<strong>en</strong>tage uit op<br />

bijna 32 <strong>en</strong> was daarmee weer nag<strong>en</strong>oeg op hetzelfde niveau als in 2000.<br />

De schommeling<strong>en</strong> in het aandeel lage inkom<strong>en</strong>s zijn bij niet-westerse huishoud<strong>en</strong>s<br />

duidelijk groter dan gemiddeld. Doordat het om e<strong>en</strong> betrekkelijk jonge<br />

groep met relatief weinig 65-plussers gaat, speelt de conjunctuur e<strong>en</strong> belangrijke<br />

36 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


ol bij de ontwikkeling van het aandeel met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. De dynamiek van<br />

werk naar uitkering <strong>en</strong> omgekeerd is bij niet-westerse allochton<strong>en</strong> groter dan<br />

bij autochton<strong>en</strong>, vooral onder de jonger<strong>en</strong>. In economisch mindere tijd<strong>en</strong> (2005,<br />

2009 <strong>en</strong> 2011–2014) neemt het perc<strong>en</strong>tage met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> dan ook sterker<br />

toe dan gemiddeld, terwijl het in economisch gunstigere tijd<strong>en</strong> (2006–2007) juist<br />

harder afneemt.<br />

2.3.5 Niet-westerse huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

naar g<strong>en</strong>eratie hoofdkostwinner<br />

%<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014*<br />

Huishoud<strong>en</strong>s, totaal Niet-westers, totaal<br />

Niet-westers, 2e g<strong>en</strong>eratie Niet-westers, 1e g<strong>en</strong>eratie<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

Bijstandsontvangers lop<strong>en</strong> het meeste risico op armoede<br />

E<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> komt relatief het meest voor bij huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> uitkering.<br />

Zo hebb<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s die vooral afhankelijk zijn van e<strong>en</strong> bijstandsuitkering,<br />

doorgaans e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>, t<strong>en</strong>zij zij e<strong>en</strong> deel van het jaar bijvoorbeeld nog<br />

loon of e<strong>en</strong> werkloosheidsuitkering ontvang<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> of naast hun uitkering<br />

kond<strong>en</strong> beschikk<strong>en</strong> over nev<strong>en</strong>inkomst<strong>en</strong>. Acht op de ti<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s die<br />

voornamelijk van e<strong>en</strong> bijstandsuitkering moest<strong>en</strong> rondkom<strong>en</strong>, hadd<strong>en</strong> in 2014<br />

e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. Bij h<strong>en</strong> heeft e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> betrekkelijk vaak<br />

e<strong>en</strong> langdurig karakter. Ook onder ontvangers van e<strong>en</strong> werkloosheidsuitkering<br />

of arbeidsongeschiktheidsuitkering lag het aandeel huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> met respectievelijk 26,2 <strong>en</strong> 29,5 proc<strong>en</strong>t ruim bov<strong>en</strong> het gemiddelde.<br />

Kans op armoede bij huishoud<strong>en</strong>s 37


Van alle huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> overdrachtsinkom<strong>en</strong> als belangrijkste inkom<strong>en</strong>sbron,<br />

hebb<strong>en</strong> de p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontvangers nog de meest gunstige positie. Met e<strong>en</strong> aandeel<br />

van nog ge<strong>en</strong> 5 proc<strong>en</strong>t was hun armoederisico niet veel hoger dan bij werknemershuishoud<strong>en</strong>s.<br />

In 2010–2014 is het risico op armoede voor ontvangers van e<strong>en</strong> uitkering<br />

in die jar<strong>en</strong> flink gesteg<strong>en</strong>. Bij bijstandsontvangers steeg het perc<strong>en</strong>tage<br />

huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> in deze periode met 16 proc<strong>en</strong>tpunt.<br />

Bij arbeidsongeschikt<strong>en</strong> bedroeg de to<strong>en</strong>ame bijna 10 proc<strong>en</strong>tpunt <strong>en</strong> bij<br />

werkloz<strong>en</strong> 8 proc<strong>en</strong>tpunt.<br />

2.3.6 Huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> naar voornaamste<br />

inkom<strong>en</strong>sbron, 2014*<br />

%<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

Totaal<br />

Inkom<strong>en</strong> uit<br />

arbeid<br />

Inkom<strong>en</strong> uit<br />

eig<strong>en</strong><br />

onderneming<br />

Totaal<br />

P<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><br />

Werkloosheid<br />

Arbeidsongeschiktheid<br />

Bijstandsuitkering<br />

Overdrachtsinkom<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

44% van de bijstandshuishoud<strong>en</strong>s<br />

had in 2014 al vier jaar<br />

of langer e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

Cc<br />

38 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Ook werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> met laag inkom<strong>en</strong><br />

Van de huishoud<strong>en</strong>s die hun inkom<strong>en</strong> voornamelijk uit werk betrekk<strong>en</strong>, hadd<strong>en</strong><br />

in 2014 alle<strong>en</strong> zelfstandig<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> aandeel van 12,8 proc<strong>en</strong>t bov<strong>en</strong>gemiddeld<br />

vaak e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. Het gaat dan om zelfstandig<strong>en</strong> die slechts e<strong>en</strong> geringe<br />

winst boekt<strong>en</strong> of met e<strong>en</strong> verlies te kamp<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> lage winst bij<br />

ondernemers (of e<strong>en</strong> laag loon bij werknemers) is niet altijd de <strong>en</strong>ige oorzaak<br />

van e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. Negatieve inkomst<strong>en</strong> uit vermog<strong>en</strong>, zoals betaalde<br />

hypotheekr<strong>en</strong>te, kunn<strong>en</strong> ook e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong> (Bos, 2013). Over het algeme<strong>en</strong> heeft<br />

e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> bij zelfstandig<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> langdurig karakter. Slechts 2,5 proc<strong>en</strong>t<br />

had in 2014 vier jaar of langer e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. Dit perc<strong>en</strong>tage was niet veel<br />

hoger dan in 2013, maar lag wel e<strong>en</strong> half proc<strong>en</strong>tpunt bov<strong>en</strong> dat van 2011.<br />

Onder huishoud<strong>en</strong>s met loon als voornaamste inkom<strong>en</strong>sbron, komt e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> relatief weinig voor. In 2014 moest – net als in 2013 – 4,2 proc<strong>en</strong>t van de<br />

werknemershuishoud<strong>en</strong>s van e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> rondkom<strong>en</strong>, terwijl 0,9 proc<strong>en</strong>t<br />

vier jaar of langer e<strong>en</strong> dergelijk inkom<strong>en</strong> had.<br />

E<strong>en</strong> op de vijf huishoud<strong>en</strong>s met langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

heeft inkom<strong>en</strong> uit werk<br />

Van de ruim 7 miljo<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s ontle<strong>en</strong>t 63 proc<strong>en</strong>t hun inkom<strong>en</strong> vooral<br />

aan betaald werk. Ofschoon e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> bij werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> naar verhouding<br />

weinig voorkomt, vorm<strong>en</strong> zij, vanwege hun omvang, e<strong>en</strong> grote groep onder de<br />

huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. Van alle huishoud<strong>en</strong>s met risico op armoede<br />

heeft 36 proc<strong>en</strong>t inkom<strong>en</strong> uit loon of de eig<strong>en</strong> onderneming als belangrijkste<br />

inkom<strong>en</strong>sbron; in de groep met langdurig risico op armoede is dit 22 proc<strong>en</strong>t.<br />

Bijstandsontvangers grootste groep onder de langdurig<br />

lage inkom<strong>en</strong>s<br />

Huishoud<strong>en</strong>s van uitkerings- <strong>en</strong> p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontvangers vorm<strong>en</strong> niettemin de<br />

meerderheid zowel in de groep met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> als in de groep met e<strong>en</strong><br />

langdurig laag inkom<strong>en</strong>. Bijstandsontvangers zijn goed voor ruim de helft van<br />

de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong>, terwijl arbeidsongeschikt<strong>en</strong>,<br />

werkloz<strong>en</strong> <strong>en</strong> gep<strong>en</strong>sioneerd<strong>en</strong> hier sam<strong>en</strong> e<strong>en</strong> kwart van uitmak<strong>en</strong>.<br />

Kans op armoede bij huishoud<strong>en</strong>s 39


2.3.7 Huishoud<strong>en</strong>s naar voornaamste inkom<strong>en</strong>sbron, 2014*<br />

%<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

Totaal<br />

(onderzoekspopulatie)<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Langdurig<br />

laag inkom<strong>en</strong><br />

Inkom<strong>en</strong> uit arbeid<br />

Inkom<strong>en</strong> uit eig<strong>en</strong> onderneming<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

Overdrachtsinkom<strong>en</strong> excl. bijstand<br />

Bijstand<br />

Hogere kans op armoede voor lager opgeleid<strong>en</strong><br />

Van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laagopgeleide hoofdkostwinner heeft 15,8 proc<strong>en</strong>t<br />

e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>, Dit aandeel is aanmerkelijk hoger dan bij huishoud<strong>en</strong>s met<br />

e<strong>en</strong> middelbaar (8,7 proc<strong>en</strong>t) of hoogopgeleide hoofdkostwinner (4,6 proc<strong>en</strong>t).<br />

Vergelijkbare verschill<strong>en</strong> do<strong>en</strong> zich voor bij huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> langdurig laag<br />

inkom<strong>en</strong>.<br />

Onder laagopgeleid<strong>en</strong> is het aandeel met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong> de<br />

afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> het sterkst gesteg<strong>en</strong>. Het perc<strong>en</strong>tage liep op van 3,9 in 2010 naar<br />

5,2 in 2013 <strong>en</strong> 5,9 in 2014. Van de huishoud<strong>en</strong>s met langdurig e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

heeft 55 proc<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> hoofdkostwinner met e<strong>en</strong> lagere opleiding.<br />

40 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


2.3.8 Huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> naar<br />

opleidingsniveau hoofdkostwinner<br />

%<br />

18<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

Totaal Laag Middelbaar Hoog<br />

Laag inkom<strong>en</strong>, 2010<br />

Laag inkom<strong>en</strong>, to<strong>en</strong>ame 2010–2014*<br />

Bron: CBS, Sociaal Statistisch Bestand.<br />

Langdurig laag inkom<strong>en</strong>, 2010<br />

Langdurig laag inkom<strong>en</strong>, to<strong>en</strong>ame 2010–2014*<br />

55% van de langdurig lage<br />

was laagopgeleid in 2014<br />

Aainkom<strong>en</strong>s<br />

Kans op armoede bij huishoud<strong>en</strong>s 41


3.<br />

Kans op armoede<br />

bij person<strong>en</strong>


Dit hoofdstuk handelt over person<strong>en</strong> die behor<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

laag inkom<strong>en</strong>. Hoeveel zijn het er <strong>en</strong> hoe is de ontwikkeling van dit aantal<br />

geweest? Lop<strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> meer risico op armoede dan mann<strong>en</strong>? In welke mate<br />

betreft het kinder<strong>en</strong>? Hoe zit het met de dynamiek van armoede: hoeveel<br />

person<strong>en</strong> strom<strong>en</strong> jaarlijks in <strong>en</strong> uit de groep met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>? Heb je e<strong>en</strong><br />

grotere kans op armoede als je ouders vroeger e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong>?<br />

3.1 Person<strong>en</strong> met kans op armoede,<br />

risicogroep<strong>en</strong><br />

Aantal person<strong>en</strong> met langdurig e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> in<br />

2014 sterker gesteg<strong>en</strong> dan in 2013<br />

Zo’n 734 duiz<strong>en</strong>d huishoud<strong>en</strong>s hadd<strong>en</strong> in 2014 e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. Gemiddeld<br />

bestond<strong>en</strong> deze huishoud<strong>en</strong>s uit bijna twee person<strong>en</strong>. In 2014 moest<strong>en</strong> dus<br />

1,5 miljo<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> (9,2 proc<strong>en</strong>t van de bevolking) van e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

rondkom<strong>en</strong>. Dat zijn er 27 duiz<strong>en</strong>d meer dan in 2013. E<strong>en</strong> jaar eerder bedroeg de<br />

to<strong>en</strong>ame nog 106 duiz<strong>en</strong>d person<strong>en</strong>. In 2014 behoord<strong>en</strong> 426 duiz<strong>en</strong>d person<strong>en</strong><br />

(2,9 proc<strong>en</strong>t van de bevolking) t<strong>en</strong> minste vier jaar achtere<strong>en</strong> tot de groep met<br />

e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. Dit war<strong>en</strong> er 52 duiz<strong>en</strong>d meer dan in 2013. Deze to<strong>en</strong>ame was<br />

daarmee groter dan in 2013, to<strong>en</strong> de stijging 42 duiz<strong>en</strong>d bedroeg.<br />

Kans op armoede bij person<strong>en</strong> 43


3.1.1 Person<strong>en</strong> in huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> (langdurig) laag inkom<strong>en</strong><br />

Person<strong>en</strong>,<br />

totaal<br />

In huishoud<strong>en</strong> met laag<br />

inkom<strong>en</strong><br />

In huishoud<strong>en</strong> met langdurig<br />

laag inkom<strong>en</strong><br />

x 1 000 % x 1 000 %<br />

Totaal<br />

2000* 14 960 1 558 10,4 546 4,1<br />

2001 15 132 1 256 8,3 452 3,4<br />

2002 15 266 1 237 8,1 416 3,1<br />

2003 15 279 1 343 8,8 420 3,1<br />

2004 15 303 1 313 8,6 394 2,9<br />

2005 15 298 1 339 8,8 394 2,9<br />

2006 15 468 1 199 7,8 370 2,7<br />

2007 15 547 1 057 6,8 339 2,4<br />

2008 15 649 1 049 6,7 320 2,3<br />

2009 15 708 1 079 6,9 314 2,2<br />

2010 15 724 1 037 6,6 295 2,1<br />

2011 15 811 1 141 7,2 306 2,1<br />

2012 15 873 1 293 8,1 332 2,3<br />

2013 15 869 1 429 9,0 374 2,6<br />

2014* 15 851 1 457 9,2 426 2,9<br />

<strong>2015</strong> (raming) 15 919 1 415 8,9 . .<br />

2016 (raming) 15 988 1 399 8,8 . .<br />

Vrouw<br />

2000* 7 535 873 11,6 335 5,0<br />

2005 7 715 739 9,6 221 3,2<br />

2010 7 923 546 6,9 157 2,2<br />

2013 7 994 754 9,4 201 2,7<br />

2014* 7 986 768 9,6 230 3,1<br />

Minderjarig kind<br />

2000* 3 265 489 15,0 154 5,6<br />

2005 3 331 423 12,7 122 4,3<br />

2010 3 353 314 9,4 95 3,2<br />

2013 3 307 410 12,4 115 3,9<br />

2014* 3 259 421 12,9 131 4,5<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek 2000–2014; CPB, raming <strong>2015</strong>–2016.<br />

Aandeel van vrouw<strong>en</strong> met laag inkom<strong>en</strong> sinds 2009 niet<br />

verder gedaald<br />

Het aantal vrouw<strong>en</strong> met risico op armoede daalde tuss<strong>en</strong> 2000 <strong>en</strong> 2010 gestaag<br />

van 873 duiz<strong>en</strong>d naar 546 duiz<strong>en</strong>d. Vervolg<strong>en</strong>s steeg dit aantal met 222 duiz<strong>en</strong>d<br />

weer fors tot 768 duiz<strong>en</strong>d in 2014. Het aantal vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> langdurig laag<br />

44 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


inkom<strong>en</strong> laat e<strong>en</strong> vergelijkbare ontwikkeling zi<strong>en</strong>. Na ti<strong>en</strong> ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de jar<strong>en</strong><br />

van daling steeg het aantal van 157 duiz<strong>en</strong>d in 2010 naar 230 duiz<strong>en</strong>d in 2014.<br />

Deze ontwikkeling valt sam<strong>en</strong> met de to<strong>en</strong>ame van het aantal e<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong><br />

dat langdurig van e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> moest rondkom<strong>en</strong> (zie paragraaf 2.3).<br />

De daling tuss<strong>en</strong> 2000 <strong>en</strong> 2010 komt vooral doordat het risico op (langdurige)<br />

armoede in de twee groep<strong>en</strong> waarin vrouw<strong>en</strong> sterk verteg<strong>en</strong>woordigd zijn,<br />

e<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong> <strong>en</strong> oudere alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong>, in deze periode sterk is afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Het aandeel vrouw<strong>en</strong> met risico op armoede was in 2014 met 9,6 proc<strong>en</strong>t hoger<br />

dan bij mann<strong>en</strong> (8,8 proc<strong>en</strong>t). Vrouw<strong>en</strong> vormd<strong>en</strong> dan ook e<strong>en</strong> meerderheid<br />

(52,7 proc<strong>en</strong>t) in huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. Nadat deze meerderheid<br />

aanvankelijk flink slonk, van 56 proc<strong>en</strong>t in 2000 tot 52,7 proc<strong>en</strong>t in 2009, bleef<br />

dit aandeel tuss<strong>en</strong> 2009 <strong>en</strong> 2013 vrijwel stabiel. De oververteg<strong>en</strong>woordiging van<br />

vrouw<strong>en</strong> in de bevolking met (langdurig) e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> manifesteert zich<br />

het sterkst in de leeftijdsgroep<strong>en</strong> 20–44 jaar <strong>en</strong> rond 60 jaar. In beide lev<strong>en</strong>sfas<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hogere kans op armoede dan mann<strong>en</strong> als ze zonder partner<br />

lev<strong>en</strong>. Dit man-vrouwverschil ontstaat hoofdzakelijk door alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong>: bij huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> paar verker<strong>en</strong> man <strong>en</strong> vrouw immers<br />

in dezelfde inkom<strong>en</strong>spositie. Bij h<strong>en</strong> leidt alle<strong>en</strong> het leeftijdsonderscheid tot<br />

verschill<strong>en</strong> in het aandeel per leeftijdscategorie.<br />

3.1.2 Person<strong>en</strong> in huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> (langdurig) laag inkom<strong>en</strong><br />

naar leeftijd <strong>en</strong> geslacht, 2014*<br />

%<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80 85<br />

Langdurig laag inkom<strong>en</strong>, man (gem. 2,7%) Laag inkom<strong>en</strong>, man (gem. 8,8%)<br />

Langdurig laag inkom<strong>en</strong>, vrouw (gem. 3,1%) Laag inkom<strong>en</strong>, vrouw (gem. 9,6%)<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

Kans op armoede bij person<strong>en</strong> 45


131 duiz<strong>en</strong>d kinder<strong>en</strong> in gezin met langdurig risico op<br />

armoede in 2014<br />

Het risico op armoede loopt sterk uite<strong>en</strong> naar leeftijd. Terwijl ruim 9 proc<strong>en</strong>t van de<br />

gehele bevolking in 2014 tot de groep met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> behoorde, gold dit<br />

voor bijna 13 proc<strong>en</strong>t van de minderjarige kinder<strong>en</strong>. In 2014 hadd<strong>en</strong> 421 duiz<strong>en</strong>d<br />

minderjarige kinder<strong>en</strong> kans op armoede. Dat zijn er 11 duiz<strong>en</strong>d meer dan in 2013.<br />

Wel ligt dit aantal nog steeds e<strong>en</strong> stuk lager dan rond de eeuwwisseling, to<strong>en</strong><br />

bijna 490 duiz<strong>en</strong>d minderjarige kinder<strong>en</strong> opgroeid<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

laag inkom<strong>en</strong>. De oververteg<strong>en</strong>woordiging van kinder<strong>en</strong> is voor e<strong>en</strong> groot deel toe<br />

te schrijv<strong>en</strong> aan de grote kans op armoede voor e<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong>.<br />

Kinder<strong>en</strong> zijn ook oververteg<strong>en</strong>woordigd onder de bevolking die langdurig van<br />

e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> moet lev<strong>en</strong>: in 2014 was hun aantal 131 duiz<strong>en</strong>d (4,5 proc<strong>en</strong>t).<br />

Dit zijn er 16 duiz<strong>en</strong>d meer dan in 2013. In 2014 groeide bijna de helft van deze<br />

kinder<strong>en</strong> op in e<strong>en</strong> bijstandsgezin, terwijl bij ruim e<strong>en</strong> derde van deze kinder<strong>en</strong><br />

betaald werk de belangrijkste inkom<strong>en</strong>sbron vormde van het huishoud<strong>en</strong> waarvan<br />

zij deel uitmaakt<strong>en</strong>.<br />

De oververteg<strong>en</strong>woordiging van minderjarige kinder<strong>en</strong> in de groep met e<strong>en</strong><br />

(langdurig) laag inkom<strong>en</strong> manifesteert zich het sterkst in de leeftijdsgroep van<br />

5–10 jaar. Het risico op armoede van inwon<strong>en</strong>de kinder<strong>en</strong> neemt naarmate ze<br />

ouder zijn steeds verder af. Doordat er bij oudere kinder<strong>en</strong> meer tijd vrijkomt voor<br />

de ouder(s) om te gaan werk<strong>en</strong>, stijgt het huishoud<strong>en</strong>sinkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> daalt de kans<br />

op armoede.<br />

Sinds 2011 forse to<strong>en</strong>ame van risico op armoede onder<br />

niet-westerse allochton<strong>en</strong><br />

E<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> komt bij niet-westerse allochton<strong>en</strong> relatief veel voor. In 2014<br />

gold dit voor ruim e<strong>en</strong> kwart van de volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> derde van de<br />

minderjarige kinder<strong>en</strong>. Voor beide groep<strong>en</strong> is dit aandeel circa vier maal zo hoog<br />

als bij autochtone Nederlanders. Ook onder westerse allochton<strong>en</strong> komt e<strong>en</strong><br />

laag inkom<strong>en</strong> betrekkelijk vaak voor: dit aandeel is voor zowel volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> als<br />

minderjarige kinder<strong>en</strong> twee keer zo hoog als voor autochton<strong>en</strong>.<br />

Bij alle onderscheid<strong>en</strong> herkomstgroepering<strong>en</strong> lag het perc<strong>en</strong>tage met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> in 2010 e<strong>en</strong> stuk lager dan in 2000, terwijl het in de jar<strong>en</strong> 2011–2014<br />

door de economische malaise weer steeg. Bij niet-westerse allochton<strong>en</strong> komt<br />

deze ontwikkeling het meest geprononceerd tot uitdrukking. Zo daalde het<br />

aandeel minderjarige kinder<strong>en</strong> van niet-westerse herkomst dat in e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> opgroeide, tuss<strong>en</strong> 2000 <strong>en</strong> 2010 per saldo met bijna<br />

15 proc<strong>en</strong>tpunt. Tuss<strong>en</strong> 2010 <strong>en</strong> 2014 nam het echter weer met 7 proc<strong>en</strong>tpunt toe.<br />

46 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Bij westerse allochton<strong>en</strong> is weliswaar e<strong>en</strong> vergelijkbare ontwikkeling te zi<strong>en</strong>, maar<br />

bij h<strong>en</strong> lag het aandeel voor volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> voor minderjarige kinder<strong>en</strong> in 2014<br />

respectievelijk net bov<strong>en</strong> <strong>en</strong> net onder dat van 2000. Deze uitkomst<strong>en</strong> hang<strong>en</strong><br />

mede sam<strong>en</strong> met de verandering in de sam<strong>en</strong>stelling van de groep westerse<br />

allochton<strong>en</strong> door immigratie uit nieuwe EU-lidstat<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> forse toestroom uit<br />

Pol<strong>en</strong> <strong>en</strong> in mindere mate uit Bulgarije <strong>en</strong> Roem<strong>en</strong>ië.<br />

Ii<br />

33% van de kinder<strong>en</strong> van<br />

niet-westerse herkomst in gezin met<br />

laag inkom<strong>en</strong> in 2014<br />

3.1.3 Minderjarige kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> in huishoud<strong>en</strong>s<br />

met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> naar herkomst<br />

%<br />

45<br />

40<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

2000* 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014*<br />

Autochtoon, volwass<strong>en</strong><br />

Autochtoon, minderjarig kind<br />

Westers allochtoon, volwass<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

Westers allochtoon, minderjarig kind<br />

Westers allochtoon, minderjarig kind<br />

Westers allochtoon, volwass<strong>en</strong><br />

Kans op armoede bij person<strong>en</strong> 47


3.2 Dynamiek van armoede<br />

Kans op armoede: doorstroom in 2014 sinds 2000 nog<br />

niet zo hoog geweest<br />

De koopkracht van huishoud<strong>en</strong>s kan door diverse oorzak<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>. Inflatie<br />

holt de koopkracht uit maar e<strong>en</strong> stijging van het loon zorgt doorgaans voor meer<br />

koopkracht. Van deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die beter betaald werk vind<strong>en</strong> of gaan sam<strong>en</strong>won<strong>en</strong><br />

stijgt het inkom<strong>en</strong> ook. Wie echter werkloos wordt of gaat scheid<strong>en</strong> gaat er veelal<br />

aanzi<strong>en</strong>lijk in inkom<strong>en</strong> op achteruit. Deze dynamiek in het inkom<strong>en</strong> br<strong>en</strong>gt jaarlijks<br />

e<strong>en</strong> grote in- <strong>en</strong> uitstroom op gang in <strong>en</strong> uit de groep met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>.<br />

Gemiddeld over de jar<strong>en</strong> 2001–2014 bedroeg de jaarlijkse in- <strong>en</strong> uitstroom ruim<br />

veertig proc<strong>en</strong>t van de totale bevolking met kans op armoede. Bijna zes op de<br />

ti<strong>en</strong> person<strong>en</strong> war<strong>en</strong> doorstromers: ze maakt<strong>en</strong> minst<strong>en</strong>s twee jaar achtere<strong>en</strong><br />

deel uit van de groep met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. In de periode 2000–2014 bereikte<br />

de doorstroom in 2010 zijn laagste stand (601 duiz<strong>en</strong>d person<strong>en</strong>). Daarna nam<br />

deze groep doorstromers elk jaar fors toe. Hun aantal piekte in 2014 (930 duiz<strong>en</strong>d<br />

person<strong>en</strong>). Deze ontwikkeling valt sam<strong>en</strong> met de eerder vastgestelde to<strong>en</strong>ame in<br />

het aantal person<strong>en</strong> dat vier jaar <strong>en</strong> langer achtere<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> had met kans op<br />

armoede (zie paragraaf 3.1).<br />

In de jar<strong>en</strong> 2003, 2005, 2009 <strong>en</strong> 2011–2014 was de instroom groter dan de<br />

uitstroom. Per saldo steeg daardoor de absolute omvang van de groep. Verreweg<br />

de grootste netto to<strong>en</strong>ame (met 152 duiz<strong>en</strong>d person<strong>en</strong>) vond plaats in 2012.<br />

De grote instroom in 2011 <strong>en</strong> 2012 ging vergezeld van e<strong>en</strong> relatief geringe<br />

uitstroom. In 2011 was de uitstroom met 396 duiz<strong>en</strong>d m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> het laagst sinds<br />

2001. Onder de instromers bevind<strong>en</strong> zich person<strong>en</strong> die in rec<strong>en</strong>te jar<strong>en</strong> al e<strong>en</strong><br />

laag inkom<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong>. Jaarlijks gaat het daarbij om zo’n 30 proc<strong>en</strong>t van de totale<br />

instroom. Zo moest<strong>en</strong> van de ruim half miljo<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die zich in 2014 bij de<br />

groep met kans op armoede voegd<strong>en</strong>, er 131 duiz<strong>en</strong>d ook twee of drie jaar eerder<br />

al van e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> rondkom<strong>en</strong>.<br />

48 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


3.2.1 Stand <strong>en</strong> strom<strong>en</strong> van person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

Instroom (+)<br />

Stand, voorgaand jaar Uitstroom (-) Doorstroom totaal terugval 1) Stand, lop<strong>en</strong>d jaar<br />

x 1 000<br />

2001 1 559 750 808 448 139 1 256<br />

2002 1 256 516 740 496 174 1 237<br />

2003 1 237 438 798 545 170 1 343<br />

2004 1 343 565 778 535 145 1 313<br />

2005 1 313 534 779 559 164 1 339<br />

2006 1 339 608 731 468 159 1 199<br />

2007 1 199 543 656 401 132 1 057<br />

2008 1 057 436 621 428 136 1 049<br />

2009 1 049 439 610 469 129 1 079<br />

2010 1 079 478 601 436 126 1 037<br />

2011 1 037 396 641 500 151 1 141<br />

2012 1 141 415 726 567 145 1 293<br />

2013 1 293 443 850 579 158 1 429<br />

2014* 1 429 499 930 526 131 1 457<br />

% 2)<br />

2001–2014 100 41 60 40 12 100<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

1)<br />

Person<strong>en</strong> die opnieuw onder de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s zijn gekom<strong>en</strong>, nadat zij twee of drie jaar eerder ook e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong>.<br />

2)<br />

Gemiddeld perc<strong>en</strong>tage over de periode 2001–2014. De uitstroom is hierbij gerelateerd aan de stand van het voorafgaande<br />

jaar, de doorstroom <strong>en</strong> instroom aan de stand van het lop<strong>en</strong>de jaar.<br />

Sterke to<strong>en</strong>ame van uitkeringsontvangers in de<br />

doorstroom<br />

Doorstromers <strong>en</strong> instromers verschill<strong>en</strong> qua inkom<strong>en</strong>sachtergrond. Onder de<br />

instromers zijn de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die deel uitmak<strong>en</strong> van huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong><br />

uit arbeid of eig<strong>en</strong> onderneming oververteg<strong>en</strong>woordigd. Wel is het aandeel van<br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met inkom<strong>en</strong> uit werk in de instroom tuss<strong>en</strong> 2010 <strong>en</strong> 2014 iets gedaald<br />

t<strong>en</strong> koste van de groep met e<strong>en</strong> uitkering of p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>. Bij de doorstromers<br />

dominer<strong>en</strong> door de jar<strong>en</strong> he<strong>en</strong> juist de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die afhankelijk zijn van e<strong>en</strong><br />

uitkering of p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>. Hun aandeel in de totale doorstroom is tuss<strong>en</strong> 2010 <strong>en</strong> 2014<br />

gesteg<strong>en</strong>. Het totaal van doorstroom <strong>en</strong> instroom (het betreft hierbij dus het totaal<br />

van de person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>), laat tuss<strong>en</strong> 2010 <strong>en</strong> 2014 dan ook e<strong>en</strong><br />

lichte stijging zi<strong>en</strong> van het aandeel met vooral e<strong>en</strong> uitkering of p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>.<br />

Kans op armoede bij person<strong>en</strong> 49


3.2.2 Doorstroom <strong>en</strong> instroom van person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

naar voornaamste inkom<strong>en</strong>sbron van het huishoud<strong>en</strong><br />

x 1 000<br />

1 500<br />

1 250<br />

1 000<br />

750<br />

500<br />

250<br />

0<br />

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014*<br />

Doorstroom: inkom<strong>en</strong> uit werk<br />

Doorstroom: uitkering <strong>en</strong> p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

Instroom: inkom<strong>en</strong> uit werk<br />

Instroom: uitkering <strong>en</strong> p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><br />

3.3 Laag inkom<strong>en</strong> voor meerdere<br />

g<strong>en</strong>eraties?<br />

In hoeverre lop<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die opgroeid<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> gezin met e<strong>en</strong> (langdurig)<br />

laag inkom<strong>en</strong> zelf later ook meer risico op armoede? Of wordt dit risico vooral<br />

bepaald door bijvoorbeeld het opleidingsniveau, de huishoud<strong>en</strong>spositie <strong>en</strong> de<br />

sociaaleconomische positie van de persoon zelf?<br />

50 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Onderzoeksmethode<br />

Om de sam<strong>en</strong>hang in het armoederisico van twee ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de g<strong>en</strong>eraties na<br />

te gaan, is gebruik gemaakt van de bestand<strong>en</strong> van het Inkom<strong>en</strong>spanelonderzoek<br />

(IPO). De gegev<strong>en</strong>s over de inkom<strong>en</strong>spositie van steekproefperson<strong>en</strong> uit het IPO<br />

2013 zijn gekoppeld aan die van hun ouders uit 1989. Aangezi<strong>en</strong> het IPO in de<br />

drie jar<strong>en</strong> vóór 1989 niet uitgevoerd werd, hebb<strong>en</strong> de cijfers over de langdurige<br />

lage inkom<strong>en</strong>s van ouders betrekking op de jar<strong>en</strong> 1989 tot <strong>en</strong> met 1992. Bij<br />

ongeveer de helft van de steekproefperson<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> laag-inkom<strong>en</strong>sgezin was<br />

er gedur<strong>en</strong>de deze hele periode sprake van e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> onder de lageinkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s.<br />

Vanwege de onderlinge vergelijkbaarheid van de gezinssituaties in 1989 <strong>en</strong> 2013<br />

zijn voor het onderzoek alle<strong>en</strong> person<strong>en</strong> geselecteerd die in 1989 thuiswon<strong>en</strong>d<br />

minderjarig kind war<strong>en</strong> <strong>en</strong> in 2013 hoofdkostwinner of partner van de hoofdkostwinner.<br />

Dit leverde e<strong>en</strong> steekproefpopulatie op van 10 741 person<strong>en</strong>.<br />

Deze groep vormt e<strong>en</strong> repres<strong>en</strong>tatieve afspiegeling van de bevolking van 24 tot<br />

42 jaar oud die in 2013 al minimaal 24 jaar in Nederland woont.<br />

E<strong>en</strong> steekproefpersoon was in 2013 gemiddeld 32 jaar oud <strong>en</strong> in 1989 gemiddeld<br />

8 jaar. In 1989 bedroeg de gemiddelde leeftijd van het hoofd van het gezin<br />

38 jaar.<br />

<strong>Armoede</strong>risico hangt beperkt sam<strong>en</strong> met<br />

inkom<strong>en</strong>spositie ouders<br />

Van de person<strong>en</strong> die opgroeid<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> gezin dat in 1989 moest rondkom<strong>en</strong> van<br />

e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> onder de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s maakte 17 proc<strong>en</strong>t in 2013 deel uit van<br />

e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> met ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. Dat is ruim twee keer zo vaak<br />

als bij deg<strong>en</strong><strong>en</strong> van wie de ouders destijds e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> (8 proc<strong>en</strong>t).<br />

Ook was er bij h<strong>en</strong> vaker sprake van e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong>: 3 proc<strong>en</strong>t versus<br />

1 proc<strong>en</strong>t. Bij person<strong>en</strong> uit gezinn<strong>en</strong> die vier jaar achtere<strong>en</strong> (1989–1992) kampt<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>, is de relatie met de ongunstige inkom<strong>en</strong>spositie van de<br />

ouders iets sterker: 20 proc<strong>en</strong>t had in 2013 e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>, terwijl 4 proc<strong>en</strong>t dit<br />

al vier jaar of langer had.<br />

Er is dus e<strong>en</strong> verband tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> (langdurig) laag inkom<strong>en</strong> van ouders <strong>en</strong> dat van<br />

kinder<strong>en</strong>. De relatie is echter beperkt. Veruit de meeste person<strong>en</strong> uit gezinn<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> laag of langdurig laag inkom<strong>en</strong> in 1989 (83 respectievelijk 80 proc<strong>en</strong>t)<br />

Kans op armoede bij person<strong>en</strong> 51


maakt<strong>en</strong> zelf immers 24 jaar later deel uit van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong><br />

bov<strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s. Deze bevinding is in lijn met die uit eerdere CBSonderzoek<strong>en</strong><br />

naar inkom<strong>en</strong>smobiliteit tuss<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eraties (Kösters <strong>en</strong> Ott<strong>en</strong>, 2007;<br />

Van d<strong>en</strong> Brakel <strong>en</strong> Moon<strong>en</strong>, 2013; CBS, 2014).<br />

17% van de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong><br />

laag-inkom<strong>en</strong>sgezin (1989) had in 2013<br />

zelf ook e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

Aa<br />

3.3.1 Person<strong>en</strong> in huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> (langdurig) laag<br />

inkom<strong>en</strong> in 2013 naar inkom<strong>en</strong>spositie ouders in 1989<br />

%<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s Laag inkom<strong>en</strong> Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

Inkom<strong>en</strong>spositie ouders<br />

Laag inkom<strong>en</strong> in 2013 Langdurig laag inkom<strong>en</strong> in 2013<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>spanelonderzoek.<br />

Vaker laag inkom<strong>en</strong> na opgroei<strong>en</strong> in e<strong>en</strong>ouder- of<br />

uitkeringsgezin<br />

Behalve naar de inkom<strong>en</strong>ssituatie is ook gekek<strong>en</strong> naar de sam<strong>en</strong>stelling <strong>en</strong><br />

de voornaamste inkom<strong>en</strong>sbron van het gezin in 1989. Person<strong>en</strong> die in e<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong>oudergezin opgroeid<strong>en</strong>, liep<strong>en</strong> later e<strong>en</strong> ruim twee keer zo hoog risico op<br />

e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> dan person<strong>en</strong> afkomstig uit tweeoudergezinn<strong>en</strong>. Ook e<strong>en</strong><br />

52 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


uitkeringssituatie tijd<strong>en</strong>s de kinderjar<strong>en</strong> blijkt minder perspectiev<strong>en</strong> te bied<strong>en</strong><br />

voor de eig<strong>en</strong> financiële toekomst: van de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> uitkeringsgezin had<br />

19 proc<strong>en</strong>t later e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>, teg<strong>en</strong>over 8 proc<strong>en</strong>t van deg<strong>en</strong><strong>en</strong> uit e<strong>en</strong><br />

werknemers- of ondernemersgezin.<br />

E<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitkeringsontvangers zijn oververteg<strong>en</strong>woordigd in de<br />

groep met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. Uit e<strong>en</strong> studie van Van Gaal<strong>en</strong>, Van d<strong>en</strong> Brakel <strong>en</strong><br />

E<strong>en</strong>khoorn (<strong>2015</strong>) kwam ook naar vor<strong>en</strong> dat person<strong>en</strong> die opgroeid<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

uitkeringsgezin zelf later vaker dan gemiddeld e<strong>en</strong> uitkering ontving<strong>en</strong>.<br />

3.3.2 Person<strong>en</strong> in huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> (langdurig) laag inkom<strong>en</strong> in<br />

2013 naar sam<strong>en</strong>stelling huishoud<strong>en</strong> 1) <strong>en</strong> voornaamste<br />

inkom<strong>en</strong>sbron ouders in 1989<br />

Sam<strong>en</strong>stelling huishoud<strong>en</strong> in 1989<br />

Tweeoudergezin<br />

E<strong>en</strong>oudergezin<br />

Voornaamste inkom<strong>en</strong>sbron in 1989<br />

Inkom<strong>en</strong> uit arbeid<br />

Inkom<strong>en</strong> uit onderneming<br />

Overdrachtsinkom<strong>en</strong><br />

0 5 10 15 20<br />

%<br />

Laag inkom<strong>en</strong> in 2013<br />

Langdurig laag inkom<strong>en</strong> in 2013<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>spanelonderzoek.<br />

1)<br />

Tot twee- respectievelijk e<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong> zijn ook twee- respectievelijk e<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> andere<br />

inwon<strong>en</strong>de volwass<strong>en</strong>e gerek<strong>en</strong>d. Minder dan 1 proc<strong>en</strong>t van de huishoud<strong>en</strong>s bestond uittwee gezinn<strong>en</strong>.<br />

Deze zijn hier buit<strong>en</strong> beschouwing gelat<strong>en</strong>.<br />

Ongeacht achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> meer risico op<br />

armoede<br />

Betrekk<strong>en</strong> we achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de person<strong>en</strong> zelf – opleidingsniveau,<br />

huishoud<strong>en</strong>spositie <strong>en</strong> sociaaleconomische positie – in de analyses dan blijkt dat<br />

ongeacht deze k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> het aandeel dat deel uitmaakt van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> met<br />

risico op armoede altijd hoger is wanneer de ouders vroeger e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

Kans op armoede bij person<strong>en</strong> 53


hadd<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> uitzondering vorm<strong>en</strong> de zelfstandig<strong>en</strong> bij wie de inkom<strong>en</strong>spositie van<br />

de ouders niet – significant – uitmaakt.<br />

3.3.3 Person<strong>en</strong> in huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> in 2013 naar<br />

achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> <strong>en</strong> naar inkom<strong>en</strong>spositie ouders in 1989<br />

Inkom<strong>en</strong>spositie ouders in 1989<br />

Bov<strong>en</strong> lageinkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

%<br />

Totaal person<strong>en</strong> 8 17<br />

Achtergrondk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

Opleidingsniveau<br />

Laag 23 27<br />

Middelbaar 9 15<br />

Hoog 5 11<br />

Huishoud<strong>en</strong>spositie 1)<br />

Alle<strong>en</strong>staand 13 25<br />

Partner in paar zonder kinder<strong>en</strong> 2 4<br />

Partner in paar met kinder<strong>en</strong> 5 10<br />

Alle<strong>en</strong>staande ouder 29 43<br />

Sociaaleconomische positie<br />

Werknemer 3 6<br />

Zelfstandige 16 22<br />

Uitkeringsontvanger 47 60<br />

Ge<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> 14 18<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>spanelonderzoek <strong>en</strong> Sociaal Statistisch Bestand.<br />

1)<br />

Exclusief overige huishoud<strong>en</strong>sposities.<br />

De kans op armoede is daarnaast steeds het hoogst in de traditionele risicogroep<strong>en</strong>.<br />

Uitkeringsontvangers afkomstig uit gezinn<strong>en</strong> die vroeger van e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> moest<strong>en</strong> rondkom<strong>en</strong>, spann<strong>en</strong> de kroon met e<strong>en</strong> aandeel van 60 proc<strong>en</strong>t,<br />

gevolgd door alle<strong>en</strong>staande ouders (43 proc<strong>en</strong>t), laagopgeleid<strong>en</strong> (27 proc<strong>en</strong>t) <strong>en</strong><br />

alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> (25 proc<strong>en</strong>t).<br />

54 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Ook bij hoogopgeleid<strong>en</strong> maakt de inkom<strong>en</strong>spositie van<br />

ouders uit<br />

Hoogopgeleid<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> e<strong>en</strong> betrekkelijk laag risico op armoede, maar de sam<strong>en</strong>hang<br />

met de financiële thuissituatie is bij h<strong>en</strong> wel sterker dan gemiddeld. Zij die<br />

opgroeid<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> laag-inkom<strong>en</strong>sgezin hebb<strong>en</strong> 2,2 keer zo vaak e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

als deg<strong>en</strong><strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> gezin met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong>. Opvall<strong>en</strong>d is dat ze bijna net zo<br />

vaak werkzaam zijn (rond de 95 proc<strong>en</strong>t), maar dat hoogopgeleid<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> laaginkom<strong>en</strong>sgezin<br />

gemiddeld minder verdi<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Bij laagopgeleid<strong>en</strong> is de relatie tuss<strong>en</strong> de eig<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>spositie <strong>en</strong> die van de<br />

ouders juist vrij zwak. Hoewel laagopgeleid<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> laag-inkom<strong>en</strong>sgezin minder<br />

vaak werk<strong>en</strong> dan laagopgeleid<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> gezin met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong>, is het<br />

verschil tuss<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> uit werk <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> uitkering bij deze groep<br />

niet groot.<br />

Kans op armoede bij person<strong>en</strong> 55


4.<br />

De <strong>sociale</strong> context<br />

van armoede


In dit hoofdstuk staat de sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> leefsituatie c<strong>en</strong>traal.<br />

Meer in het bijzonder wordt ingezoomd op de mate waarin e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

sam<strong>en</strong>gaat met <strong>sociale</strong> scheidslijn<strong>en</strong>, crimineel gedrag, e<strong>en</strong> slechtere gezondheid,<br />

e<strong>en</strong> ongezonde leefstijl <strong>en</strong> lagere kwaliteit van won<strong>en</strong>. In hoeverre<br />

werkt e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> door op het vertrouw<strong>en</strong> in de sam<strong>en</strong>leving? Hoe<br />

maatschappelijk actief zijn m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>? In hoeverre<br />

bestaat er e<strong>en</strong> relatie met het pleg<strong>en</strong> van delict<strong>en</strong> <strong>en</strong> met slachtofferschap<br />

van criminaliteit? Hoe staat het met de gezondheid <strong>en</strong> met rok<strong>en</strong>, drink<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> overgewicht in de lagere inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong>? Bij welke groep<strong>en</strong> zijn de<br />

zorgkost<strong>en</strong> het hoogst? Zijn er verschill<strong>en</strong> naar inkom<strong>en</strong>spositie op het vlak van<br />

won<strong>en</strong> <strong>en</strong> de kwaliteit van de leefomgeving?<br />

4.1 Participatie <strong>en</strong> vertrouw<strong>en</strong><br />

Sinds de Troonrede van 2013 is er veel aandacht voor de ‘participatiesam<strong>en</strong>leving’.<br />

De overheid legt steeds meer tak<strong>en</strong> <strong>en</strong> verantwoordelijkhed<strong>en</strong> bij de burger. Hij of<br />

zij wordt geacht sociaal actief te zijn <strong>en</strong> in die rol <strong>sociale</strong> contact<strong>en</strong> aan te houd<strong>en</strong>,<br />

ander<strong>en</strong> hulp te bied<strong>en</strong>, zich in te zett<strong>en</strong> als vrijwilliger <strong>en</strong> deel te nem<strong>en</strong> aan het<br />

ver<strong>en</strong>igingslev<strong>en</strong>. Voor de <strong>sociale</strong> sam<strong>en</strong>hang in e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>leving is behalve meer<br />

of minder actief meedo<strong>en</strong> ook het vertrouw<strong>en</strong> van de burger in medem<strong>en</strong>s <strong>en</strong><br />

instituties bepal<strong>en</strong>d. Ge<strong>en</strong> of geringe teg<strong>en</strong>stelling<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> bevolkingsgroep<strong>en</strong><br />

in ‘meedo<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> ‘vertrouw<strong>en</strong>’ wijz<strong>en</strong> op sterke e<strong>en</strong>sgezindheid over norm<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> op onderling begrip. Grotere teg<strong>en</strong>stelling<strong>en</strong> duid<strong>en</strong> op minder<br />

e<strong>en</strong>dracht of verbrokkeling van de <strong>sociale</strong> sam<strong>en</strong>hang. Vooral opleiding zorgt voor<br />

teg<strong>en</strong>stelling<strong>en</strong>: hoger opgeleid<strong>en</strong> do<strong>en</strong> ‘meer mee’ <strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>al ‘meer<br />

vertrouw<strong>en</strong>’ dan lager opgeleid<strong>en</strong>. K<strong>en</strong>nis is onmisk<strong>en</strong>baar van belang. Dat roept<br />

de vraag op of inkom<strong>en</strong>, die andere belangrijke sociaaleconomische hulpbron,<br />

ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s breuklijn<strong>en</strong> in de <strong>sociale</strong> cohesie teweegbr<strong>en</strong>gt.<br />

Meer maatschappelijke participatie bij hoger inkom<strong>en</strong><br />

In de periode 2012–2014 heeft 84 proc<strong>en</strong>t minst<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> keer per week contact<br />

met familie buit<strong>en</strong> het eig<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>, 76 proc<strong>en</strong>t heeft wekelijks contact met<br />

vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> of bek<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> 64 proc<strong>en</strong>t met de bur<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong> alle inkom<strong>en</strong>slag<strong>en</strong><br />

onderhoudt e<strong>en</strong> duidelijke meerderheid <strong>sociale</strong> contact<strong>en</strong>. Sam<strong>en</strong> met het hoogste<br />

inkom<strong>en</strong>skwintiel heeft het laagste kwintiel iets minder vaak bur<strong>en</strong>contact, terwijl<br />

de laagste inkom<strong>en</strong>sgroep wel wat vaker met hun vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> omgaat. Zo’n 3 proc<strong>en</strong>t<br />

De <strong>sociale</strong> context van armoede 57


heeft ge<strong>en</strong> wekelijks contact met zowel familie, als vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> of bur<strong>en</strong>. Deze kleine<br />

groep, die van <strong>sociale</strong> contact<strong>en</strong> is uitgeslot<strong>en</strong>, wordt in alle vijf inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong><br />

aangetroff<strong>en</strong>.<br />

4.1.1 Sociale contact<strong>en</strong> naar inkom<strong>en</strong>skwintiel, 2012/2014<br />

Wekelijks<br />

bur<strong>en</strong>contact<br />

Wekelijks<br />

vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>contact<br />

Wekelijks<br />

familiecontact<br />

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90<br />

%<br />

1e kwintiel (laag)<br />

2e kwintiel 3e kwintiel 4e kwintiel 5e kwintiel (hoog)<br />

Bron: CBS, Sociale sam<strong>en</strong>hang <strong>en</strong> Welzijn.<br />

E<strong>en</strong> op de drie person<strong>en</strong> geeft maandelijks hulp aan ander<strong>en</strong>. Er is nauwelijks e<strong>en</strong><br />

relatie met het inkom<strong>en</strong>. Bijna de helft van de bevolking zet zich minst<strong>en</strong>s e<strong>en</strong><br />

keer per jaar in als vrijwilliger voor bijvoorbeeld school, sportclub <strong>en</strong> verpleging.<br />

In het laagste kwintiel is 44 proc<strong>en</strong>t vrijwilliger, in de hoogste inkom<strong>en</strong>sgroep<br />

55 proc<strong>en</strong>t. In het ver<strong>en</strong>igingslev<strong>en</strong> is het grootste verschil zichtbaar: van de<br />

laagste inkom<strong>en</strong>sgroep verrichtte 48 proc<strong>en</strong>t activiteit<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> ver<strong>en</strong>iging, van de<br />

hoogste 70 proc<strong>en</strong>t.<br />

In vergelijking met informele hulp zijn activiteit<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> organisaties sterker<br />

gerelateerd aan inkom<strong>en</strong>: naarmate het inkom<strong>en</strong> stijgt, word<strong>en</strong> er meer<br />

vrijwilligers aangetroff<strong>en</strong> <strong>en</strong> is e<strong>en</strong> groter deel actief in ver<strong>en</strong>igingsverband.<br />

De hogere inkom<strong>en</strong>s beschikk<strong>en</strong> onder meer over meer geld <strong>en</strong> dat biedt meer<br />

mogelijkhed<strong>en</strong> om actief te zijn. Ook k<strong>en</strong>nis is e<strong>en</strong> belangrijke hulpbron: hoe<br />

hoger het onderwijsniveau, hoe meer participatie. Bezi<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de afzonderlijke<br />

opleidingsgroep<strong>en</strong> verdwijnt het verband tuss<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrijwilligerswerk<br />

grot<strong>en</strong>deels. Dat geeft aan dat vooral opleiding de bepal<strong>en</strong>de factor is <strong>en</strong> niet<br />

inkom<strong>en</strong>. Voor de deelname aan het ver<strong>en</strong>igingslev<strong>en</strong> geldt dit niet. Binn<strong>en</strong> de<br />

afzonderlijke opleidingsgroep<strong>en</strong> is het deel dat actief participeert in ver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong><br />

telk<strong>en</strong>s groter naarmate het inkom<strong>en</strong> hoger is. Kortom, inkom<strong>en</strong> is vooral nodig<br />

58 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


om deel te nem<strong>en</strong> aan het ver<strong>en</strong>igingslev<strong>en</strong> voor de groep<strong>en</strong> die in mindere mate<br />

hun k<strong>en</strong>nis kunn<strong>en</strong> inzett<strong>en</strong> om actief te zijn binn<strong>en</strong> ver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong>.<br />

44% in laagste inkom<strong>en</strong>sgroep<br />

in 2012-2014 vrijwilligerswerk<br />

Ggdeed<br />

4.1.2 Maatschappelijke activiteit<strong>en</strong> naar inkom<strong>en</strong>skwintiel, 2012/2014<br />

Informele hulp<br />

Vrijwilligerswerk<br />

Activiteit<strong>en</strong> in<br />

ver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong><br />

0 10 20 30 40 50 60 70<br />

%<br />

1e kwintiel (laag)<br />

2e kwintiel 3e kwintiel 4e kwintiel 5e kwintiel (hoog)<br />

Bron: CBS, Sociale sam<strong>en</strong>hang <strong>en</strong> Welzijn.<br />

Ook is inkom<strong>en</strong> gerelateerd aan politieke participatie. Naar eig<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> heeft<br />

73 proc<strong>en</strong>t van het laagste inkom<strong>en</strong>skwintiel gestemd bij de verkiezing<strong>en</strong> voor<br />

de Tweede Kamer in 2012. Met het oplop<strong>en</strong> van inkom<strong>en</strong> neemt dit geleidelijk<br />

toe tot 90 proc<strong>en</strong>t in de hoogste twee kwintiel<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> vergelijkbaar patroon<br />

geldt voor de deelname aan politiek activisme – demonstrer<strong>en</strong>, meedo<strong>en</strong> met<br />

handtek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>acties of het contacter<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> politicus – om de politieke<br />

besluitvorming te prober<strong>en</strong> te beïnvloed<strong>en</strong>. In het laagste kwintiel is 35 proc<strong>en</strong>t in<br />

e<strong>en</strong> periode van e<strong>en</strong> jaar minst<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> keer politiek actief geweest, in het hoogste<br />

kwintiel is dat 53 proc<strong>en</strong>t.<br />

De <strong>sociale</strong> context van armoede 59


4.1.3 Vertrouw<strong>en</strong> naar inkom<strong>en</strong>skwintiel, 2012/2014<br />

Kerk<strong>en</strong><br />

Pers<br />

Tweede Kamer<br />

Europese Unie<br />

Bank<strong>en</strong><br />

Grote bedrijv<strong>en</strong><br />

Ambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong><br />

Leger<br />

Rechters<br />

Politie<br />

Sociaal vertrouw<strong>en</strong><br />

0 10 20 30 40 50 60 70 80<br />

%<br />

1e kwintiel (laag)<br />

2e kwintiel 3e kwintiel 4e kwintiel 5e kwintiel (hoog)<br />

Bron: CBS, Sociale sam<strong>en</strong>hang <strong>en</strong> Welzijn.<br />

60 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Meer vertrouw<strong>en</strong> in medem<strong>en</strong>s onder hogere inkom<strong>en</strong>s<br />

Van de bevolking geeft 58 proc<strong>en</strong>t aan dat ‘andere m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> te vertrouw<strong>en</strong> zijn’,<br />

<strong>en</strong> 42 proc<strong>en</strong>t dat ‘je niet voorzichtig g<strong>en</strong>oeg kunt zijn in de omgang met andere<br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>’. Dit <strong>sociale</strong> vertrouw<strong>en</strong> is met 71 proc<strong>en</strong>t beduid<strong>en</strong>d groter in het<br />

hoogste inkom<strong>en</strong>skwintiel dan in de lagere inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong>. De hoogte van<br />

het inkom<strong>en</strong> is ook relevant voor het vertrouw<strong>en</strong> in diverse instituties: het leger,<br />

rechters, politie, Tweede Kamer <strong>en</strong> de Europese Unie. Maar vrijwel altijd is het<br />

laagste vertrouw<strong>en</strong> voorbehoud<strong>en</strong> voor het tweede inkom<strong>en</strong>skwintiel, <strong>en</strong> niet het<br />

laagste kwintiel; dit komt mede door het verschil in sam<strong>en</strong>stelling van deze beide<br />

kwintielgroep<strong>en</strong> (zie bijlage B). Daarna neemt in hogere inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong> het<br />

vertrouw<strong>en</strong> toe. Voor het vertrouw<strong>en</strong> in bank<strong>en</strong> <strong>en</strong> kerk<strong>en</strong> geldt de omgekeerde<br />

relatie: hoe hoger het inkom<strong>en</strong>, hoe meer wantrouw<strong>en</strong>. Opleiding is ook zeer<br />

onderscheid<strong>en</strong>d bij het vertrouw<strong>en</strong>: hoe hoger het opleidingsniveau, hoe meer<br />

vertrouw<strong>en</strong>. Meestal is de relatie tuss<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> het vertrouw<strong>en</strong> minder sterk<br />

binn<strong>en</strong> de opleidingsgroep<strong>en</strong>. Zo vermindert het totale verschil van meer dan<br />

20 proc<strong>en</strong>tpunt bij het sociaal vertrouw<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de lagere inkom<strong>en</strong>skwintiel<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> het hoogste kwintiel, tot zo’n 15 proc<strong>en</strong>tpunt onder de laagst opgeleid<strong>en</strong><br />

(basisonderwijs <strong>en</strong> vmbo-ers) <strong>en</strong> zelfs tot zo’n 7 proc<strong>en</strong>tpunt onder de andere,<br />

hoger opgeleide, groep<strong>en</strong>.<br />

Minder vrijwilligers <strong>en</strong> ver<strong>en</strong>igingsactiviteit<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong><br />

laag inkom<strong>en</strong><br />

Person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> onder de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s hebb<strong>en</strong> iets minder<br />

vaak wekelijks contact met familieled<strong>en</strong> <strong>en</strong> bur<strong>en</strong> dan person<strong>en</strong> die over meer<br />

inkom<strong>en</strong> beschikk<strong>en</strong>. Daar staat teg<strong>en</strong>over dat ze wel iets vaker hun vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> zi<strong>en</strong><br />

of sprek<strong>en</strong>. De groep met langdurig laag inkom<strong>en</strong> onderscheidt zich vooral door<br />

minder familiecontact. Ook is, met respectievelijk 5 <strong>en</strong> 6 proc<strong>en</strong>t, het deel dat<br />

verstok<strong>en</strong> blijft van e<strong>en</strong> wekelijks contact met zowel familie, als met vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

bur<strong>en</strong> iets groter onder de lage <strong>en</strong> langdurig lage inkom<strong>en</strong>sgroep dan onder de<br />

hogere inkom<strong>en</strong>s.<br />

De <strong>sociale</strong> context van armoede 61


4.1.4 Sociale contact<strong>en</strong>, 2012/2014<br />

Wekelijks<br />

bur<strong>en</strong>contact<br />

Wekelijks<br />

vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong>contact<br />

Wekelijks<br />

familiecontact<br />

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90<br />

%<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Sociale sam<strong>en</strong>hang <strong>en</strong> Welzijn.<br />

De (langdurig) lage <strong>en</strong> de hogere inkom<strong>en</strong>s onderscheid<strong>en</strong> zich nauwelijks in<br />

het gev<strong>en</strong> van hulp aan ander<strong>en</strong>. Van de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die meer te bested<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>,<br />

geeft 34 proc<strong>en</strong>t minst<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> keer per maand hulp, teg<strong>en</strong>over 31 proc<strong>en</strong>t in de<br />

beide lagere inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong>. Bij de 45- tot 65-jarig<strong>en</strong> zijn de verschill<strong>en</strong> iets<br />

groter: 39 teg<strong>en</strong> 32 proc<strong>en</strong>t in de lage-inkom<strong>en</strong>sgroep. Iets meer uitgesprok<strong>en</strong><br />

zijn de verschill<strong>en</strong> bij de inzet als vrijwilliger. Onder de lage inkom<strong>en</strong>sgroep is<br />

dit aandeel 8 proc<strong>en</strong>tpunt <strong>en</strong> onder de groep met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

5 proc<strong>en</strong>tpunt lager dan onder hogere inkom<strong>en</strong>s. Het verschil tuss<strong>en</strong> de groep<br />

met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> de groep met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong> geldt zowel voor<br />

jonger<strong>en</strong>, middelbare leeftijdsgroep<strong>en</strong>, als ouder<strong>en</strong>. Verreweg de grootste<br />

verschill<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aangetroff<strong>en</strong> bij ver<strong>en</strong>igingsactiviteit<strong>en</strong>. Van de groep met e<strong>en</strong><br />

(langdurig) laag inkom<strong>en</strong> is zo’n 40 proc<strong>en</strong>t actief in het ver<strong>en</strong>igingslev<strong>en</strong>, van<br />

hogere inkom<strong>en</strong>sgroep 60 proc<strong>en</strong>t. Dit beeld geldt ook binn<strong>en</strong> de onderscheid<strong>en</strong><br />

leeftijdsgroep<strong>en</strong>.<br />

De groep met e<strong>en</strong> (langdurig) laag inkom<strong>en</strong> is ook minder politiek actief. Zo’n<br />

70 proc<strong>en</strong>t heeft gestemd voor de Tweede Kamerverkiezing<strong>en</strong> (85 proc<strong>en</strong>t van de<br />

hogere inkom<strong>en</strong>s) <strong>en</strong> 37 proc<strong>en</strong>t doet mee aan politieke acties, teg<strong>en</strong> 45 proc<strong>en</strong>t<br />

van de groep met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong>.<br />

62 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


4.1.5 Maatschappelijke activiteit<strong>en</strong>, 2012/2014<br />

Informele hulp<br />

Vrijwilligerswerk<br />

Activiteit<strong>en</strong> in<br />

ver<strong>en</strong>iging<strong>en</strong><br />

0 10 20 30 40 50 60<br />

%<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Sociale sam<strong>en</strong>hang <strong>en</strong> Welzijn.<br />

Kinder<strong>en</strong> met armoederisico beperkt van de partij<br />

Kinder<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> laag-inkom<strong>en</strong>sgezin gaan minder vaak uit dan kinder<strong>en</strong> met<br />

rijkere ouders. Ze sport<strong>en</strong> minder, volg<strong>en</strong> minder vaak muziekles <strong>en</strong> gaan minder<br />

vaak e<strong>en</strong> dagje naar de speeltuin. Die activiteit<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de deur kost<strong>en</strong> namelijk<br />

geld, red<strong>en</strong> waarom deze kinder<strong>en</strong> – volg<strong>en</strong>s hun ouders – minder vaak aan deze<br />

activiteit<strong>en</strong> mee kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong>. Kinder<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> laag-inkom<strong>en</strong>sgezin nodig<strong>en</strong> ook<br />

minder vaak vri<strong>en</strong>d<strong>en</strong> uit, bijvoorbeeld voor e<strong>en</strong> verjaardag, om te spel<strong>en</strong> of te<br />

blijv<strong>en</strong> et<strong>en</strong>, dan andere kinder<strong>en</strong> (88 versus 98 proc<strong>en</strong>t). Ruim e<strong>en</strong> op de ti<strong>en</strong><br />

kinder<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> moet ook schoolactiviteit<strong>en</strong> waarvoor e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong><br />

bijdrage nodig is – zoals e<strong>en</strong> schoolreis – aan zich voorbij lat<strong>en</strong> gaan. Bij kinder<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong> is die deelname vrijwel 100 proc<strong>en</strong>t. Ook zijn in e<strong>en</strong><br />

laag-inkom<strong>en</strong>sgezin, anders dan in de overige gezinn<strong>en</strong>, niet altijd kinderboek<strong>en</strong><br />

aanwezig.<br />

De <strong>sociale</strong> context van armoede 63


4.1.6 Sociale activiteit<strong>en</strong> van kinder<strong>en</strong> tot 16 jaar, 2014<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Bov<strong>en</strong> lageinkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Bov<strong>en</strong> lageinkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Deelname schoolactiviteit<strong>en</strong><br />

met eig<strong>en</strong> bijdrage<br />

Regelmatig vrijetijdsactiviteit<strong>en</strong><br />

buit<strong>en</strong> de deur<br />

Ja<br />

Bron: CBS, EU-SILC.<br />

Nee, financiële belemmering<br />

Nee, andere red<strong>en</strong><br />

Vertrouw<strong>en</strong> in medem<strong>en</strong>s lager bij person<strong>en</strong> met risico<br />

op armoede<br />

Krap 60 proc<strong>en</strong>t van de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die deel uitmak<strong>en</strong> van huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong><br />

inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de armoedegr<strong>en</strong>s heeft vertrouw<strong>en</strong> in de medem<strong>en</strong>s. Dit aandeel<br />

is beduid<strong>en</strong>d groter dan de iets meer dan 40 proc<strong>en</strong>t bij de groep met e<strong>en</strong><br />

(langdurig) laag inkom<strong>en</strong>. Ook zijn er verschill<strong>en</strong>, hoewel minder uitgesprok<strong>en</strong>,<br />

bij het vertrouw<strong>en</strong> in het leger, rechters <strong>en</strong> politie. De person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong><br />

bov<strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s hebb<strong>en</strong> meer fiducie in deze instituties dan<br />

person<strong>en</strong> met minder inkom<strong>en</strong>, waarbij deg<strong>en</strong><strong>en</strong> met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

het vaakst sceptisch zijn. Leger, rechters <strong>en</strong> politie kunn<strong>en</strong> echter binn<strong>en</strong> alle drie<br />

inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong> (zie figuur 4.1.7) rek<strong>en</strong><strong>en</strong> op e<strong>en</strong> duidelijke meerderheid die<br />

vertrouw<strong>en</strong> in h<strong>en</strong> heeft. Er is weinig verschil tuss<strong>en</strong> de drie inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong> bij<br />

de overige instituties.<br />

Verbijzondering naar leeftijd laat zi<strong>en</strong> dat bij de ouder<strong>en</strong> de lage <strong>en</strong> hogere<br />

inkom<strong>en</strong>s zich niet onderscheid<strong>en</strong> in het vertrouw<strong>en</strong> in de medem<strong>en</strong>s. Onder de<br />

65 jaar is dat wel het geval. Het verschil is respectievelijk 10, 24, <strong>en</strong> 16 proc<strong>en</strong>tpunt<br />

voor de leeftijdsgroep<strong>en</strong> 15 tot 25, 25 tot 45, <strong>en</strong> 45 tot 65 jaar. De detaillering naar<br />

leeftijdsgroep geeft ook inzicht in de relatie tuss<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> het vertrouw<strong>en</strong> in<br />

64 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


echters <strong>en</strong> politie. Onder de 18-tot-25-jarig<strong>en</strong> is er ge<strong>en</strong> verschil in het vertrouw<strong>en</strong><br />

in rechters tuss<strong>en</strong> beide inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong>. Dat geldt wel voor de beide middelbare<br />

leeftijdsgroep<strong>en</strong>: hogere inkom<strong>en</strong>s hebb<strong>en</strong> meer fiducie in rechters dan de lage<br />

inkom<strong>en</strong>sgroep. Bij de 65-plussers draait het verband juist om: 66 proc<strong>en</strong>t van<br />

de lage inkom<strong>en</strong>s vertrouwt rechters, teg<strong>en</strong> 51 proc<strong>en</strong>t van de hogere inkom<strong>en</strong>s.<br />

E<strong>en</strong> vrijwel vergelijkbaar patroon geldt ook voor het vertrouw<strong>en</strong> in de politie.<br />

4.1.7 Vertrouw<strong>en</strong>, 2012/2014<br />

Kerk<strong>en</strong><br />

Pers<br />

Tweede Kamer<br />

Europese Unie<br />

Bank<strong>en</strong><br />

Grote bedrijv<strong>en</strong><br />

Ambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong><br />

Leger<br />

Rechters<br />

Politie<br />

Sociaal vertrouw<strong>en</strong><br />

0 10 20 30 40 50 60 70<br />

%<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Sociale sam<strong>en</strong>hang <strong>en</strong> Welzijn.<br />

De <strong>sociale</strong> context van armoede 65


4.2 Daders <strong>en</strong> slachtoffers van<br />

criminaliteit<br />

Verminderd normbesef<br />

Wie e<strong>en</strong> misdrijf pleegt sch<strong>en</strong>dt de gangbare norm<strong>en</strong> <strong>en</strong> waard<strong>en</strong> van de<br />

Nederlandse sam<strong>en</strong>leving. Cijfers over daderschap kunn<strong>en</strong> daarom e<strong>en</strong> directe<br />

aanwijzing zijn voor verminderd normbesef <strong>en</strong> indirect voor de mate van <strong>sociale</strong><br />

<strong>uitsluiting</strong>. Bij slachtofferschap ligt deze relatie minder voor de hand. Toch kom<strong>en</strong><br />

daders <strong>en</strong> slachtoffers vaak uit dezelfde maatschappelijke risicogroep<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn ze<br />

tot op zekere hoogte ook aan elkaar gerelateerd. E<strong>en</strong> dader is ook vaak slachtoffer<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> slachtoffer kan ook dader zijn. Wel zijn er duidelijk meer slachtoffers dan<br />

daders.<br />

Minder daders <strong>en</strong> slachtoffers naarmate inkom<strong>en</strong> stijgt<br />

Hoe hoger het inkom<strong>en</strong> hoe minder vaak m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> verdacht<strong>en</strong> word<strong>en</strong> van het<br />

pleg<strong>en</strong> van één of meer misdrijv<strong>en</strong>. Die ontwikkeling verloopt niet geheel<br />

gelijkmatig. Person<strong>en</strong> uit huishoud<strong>en</strong>s in de laagste inkom<strong>en</strong>skwintiel spring<strong>en</strong><br />

er duidelijk uit. Daar zit e<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>matig hoog aandeel verdacht<strong>en</strong>: in 2013<br />

2,5 proc<strong>en</strong>t. In de daaropvolg<strong>en</strong>de tweede inkom<strong>en</strong>skwintiel was dat nog maar<br />

1 proc<strong>en</strong>t <strong>en</strong> in het hoogste (vijfde) kwintiel 0,5 proc<strong>en</strong>t. In de afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong><br />

daalde het aandeel verdacht<strong>en</strong> van één of meer misdrijv<strong>en</strong>. Punt is wel dat deze<br />

algehele daling in het laagste inkom<strong>en</strong>skwintiel naar verhouding minder sterk<br />

was dan in alle andere inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong>. Het gevolg hiervan is dat binn<strong>en</strong> de<br />

groep verdacht<strong>en</strong> het aandeel person<strong>en</strong> behor<strong>en</strong>de tot de laagste inkom<strong>en</strong>sgroep<br />

is gesteg<strong>en</strong> (35 proc<strong>en</strong>t in 2006, 41 proc<strong>en</strong>t in 2013). Dus het aantal verdacht<strong>en</strong><br />

wordt wel minder maar het aandeel uit het laagste inkom<strong>en</strong>sgroep wordt steeds<br />

groter.<br />

Verdachte<br />

E<strong>en</strong> persoon teg<strong>en</strong> wie e<strong>en</strong> proces verbaal van misdrijf is opgemaakt. De politie<br />

maakt zo’n proces verbaal op bij voldo<strong>en</strong>de bewijs van schuld aan e<strong>en</strong> strafbaar<br />

feit <strong>en</strong> houdt de aangeklaagde aan.<br />

66 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


4.2.1 Verdacht<strong>en</strong> van misdrijv<strong>en</strong> naar inkom<strong>en</strong>skwintiel, 2013<br />

%<br />

3,5<br />

3,0<br />

2,5<br />

2,0<br />

1,5<br />

1,0<br />

0,5<br />

0,0<br />

2006 2007 2008 2009<br />

2010<br />

2011<br />

2012<br />

2013<br />

1e kwintiel (laag)<br />

2e kwintiel<br />

Bron: CBS, Politiestatistiek.<br />

3e kwintiel<br />

4e kwintiel<br />

5e kwintiel (hoog)<br />

Niet alle<strong>en</strong> daders maar ook slachtoffers zijn in de lagere inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong><br />

oververteg<strong>en</strong>woordigd. Bij slachtofferschap zijn de verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de<br />

inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong> kleiner. Er is sprake van e<strong>en</strong> meer ev<strong>en</strong>redige sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong><br />

slachtofferschap <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>. In 2014 was van de person<strong>en</strong> die deel uitmak<strong>en</strong><br />

van de 20 proc<strong>en</strong>t huishoud<strong>en</strong>s met de laagste inkom<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> kwart slachtoffer<br />

van veelvoorkom<strong>en</strong>de criminaliteit (geweld, vandalisme, vermog<strong>en</strong>sdelict<strong>en</strong>).<br />

In het kwintiel met de hoogste inkom<strong>en</strong>s bedroeg dit aandeel minder dan e<strong>en</strong><br />

vijfde. Person<strong>en</strong> in de laagste inkom<strong>en</strong>sgroep ervar<strong>en</strong> ook het vaakst overlast in<br />

hun woonomgeving <strong>en</strong> voel<strong>en</strong> zich het vaakst onveilig. In 2012 <strong>en</strong> 2013 war<strong>en</strong> de<br />

cijfers van slachtoffers <strong>en</strong> gevoel van overlast <strong>en</strong> onveiligheid gelijk aan die van<br />

2014. Eerdere meting<strong>en</strong> zijn niet beschikbaar.<br />

Daderschap nog hoger bij striktere lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

De verdere verbijzondering naar e<strong>en</strong> al dan niet (langdurig) laag inkom<strong>en</strong> laat<br />

nog sterker dan de indeling in inkom<strong>en</strong>skwintiel<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat het daderschap zich<br />

bov<strong>en</strong>matig manifesteert aan de onderkant van de inkom<strong>en</strong>sladder. Zowel voor<br />

person<strong>en</strong> die deel uitmak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> als<br />

De <strong>sociale</strong> context van armoede 67


voor person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong> war<strong>en</strong> in 2013 met 3 proc<strong>en</strong>t de<br />

perc<strong>en</strong>tages daderschap hoger dan in het laagste inkom<strong>en</strong>skwintiel (2,5 proc<strong>en</strong>t).<br />

Bij person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s was dat 0,7 proc<strong>en</strong>t.<br />

4.2.2 Verdacht<strong>en</strong> van misdrijv<strong>en</strong>, 2013<br />

%<br />

5,0<br />

4,5<br />

4,0<br />

3,5<br />

3,0<br />

2,5<br />

2,0<br />

1,5<br />

1,0<br />

0,5<br />

0,0<br />

2006 2007 2008 2009<br />

2010<br />

2011<br />

2012<br />

2013<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Bron: CBS, Politiestatistiek.<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

De politie onderscheidt verschill<strong>en</strong>de typ<strong>en</strong> misdrijv<strong>en</strong>. De meest voorkom<strong>en</strong>de<br />

misdrijv<strong>en</strong> zijn gewelds- <strong>en</strong> vermog<strong>en</strong>smisdrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> vernieling<strong>en</strong> <strong>en</strong> delict<strong>en</strong><br />

teg<strong>en</strong> de op<strong>en</strong>bare orde <strong>en</strong> gezag. Onder person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> (langdurig) laag<br />

inkom<strong>en</strong> is het aandeel dat verdacht wordt zich schuldig te hebb<strong>en</strong> gemaakt<br />

aan deze misdrijv<strong>en</strong> dan ook het grootst. Daarbij staan vermog<strong>en</strong>sdelict<strong>en</strong><br />

– inbraak <strong>en</strong> diefstal – bov<strong>en</strong>aan. Krap 1,5 proc<strong>en</strong>t van de verdacht<strong>en</strong> van deze<br />

delict<strong>en</strong> moest rondkom<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> of langdurig laag inkom<strong>en</strong>.<br />

Op de tweede plek staan de geweldsdelict<strong>en</strong>. Het aandeel verdacht<strong>en</strong> van deze<br />

misdrijv<strong>en</strong> bedroeg bijna 1 proc<strong>en</strong>t bij zowel de groep met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> als<br />

de groep met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong>. Het aandeel dat verdacht wordt van<br />

vernieling<strong>en</strong> <strong>en</strong> verstoring<strong>en</strong> van de op<strong>en</strong>bare orde was met 0,5 proc<strong>en</strong>t voor<br />

beide inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong> het laagst.<br />

68 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


3% van de person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

(langdurig) laag inkom<strong>en</strong> werd in 2013<br />

van e<strong>en</strong> delict<br />

Ddverdacht<br />

4.2.3 Verdacht<strong>en</strong> per type delict, 2013<br />

Geweldsdelict<strong>en</strong><br />

Vermog<strong>en</strong>sdelict<strong>en</strong><br />

Vernieling <strong>en</strong><br />

delict<strong>en</strong> op<strong>en</strong>bare<br />

orde<br />

Alle delict<strong>en</strong><br />

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5<br />

%<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Politiestatistiek.<br />

Meeste daders bij jongvolwass<strong>en</strong><strong>en</strong> met e<strong>en</strong> langdurig<br />

laag inkom<strong>en</strong><br />

Crimineel gedrag houdt sterk verband met geslacht <strong>en</strong> leeftijd. Mann<strong>en</strong> neig<strong>en</strong><br />

meer tot crimineel gedrag dan vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> jongvolwass<strong>en</strong><strong>en</strong> meer dan ouder<strong>en</strong>.<br />

In 2013 was één op de twintig mann<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> verdachte van<br />

één of meer misdrijv<strong>en</strong>. Dit is ruim vier keer zoveel als bij mann<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de lage<br />

inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s. Bij vrouw<strong>en</strong> is die verhouding vergelijkbaar, maar wel op basis van<br />

De <strong>sociale</strong> context van armoede 69


veel lagere verhouding<strong>en</strong> (1,3 proc<strong>en</strong>t teg<strong>en</strong> 0,3 proc<strong>en</strong>t). Op mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong><br />

die langdurig onder de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s moet<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> zijn vrijwel dezelfde<br />

cijfers van toepassing.<br />

4.2.4 Verdacht<strong>en</strong> van misdrijv<strong>en</strong> naar geslacht <strong>en</strong> leeftijd, 2013<br />

Geslacht<br />

Man<br />

Vrouw<br />

Leeftijd<br />

12 tot 18 jaar<br />

18 tot 25 jaar<br />

25 tot 45 jaar<br />

45 tot 65 jaar<br />

65 jaar <strong>en</strong> ouder<br />

0 2 4 6 8 10<br />

%<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Politiestatistiek<br />

Jongvolwass<strong>en</strong><strong>en</strong>, in de leeftijd van 18 tot <strong>en</strong> met 24 jaar, uit e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> (langdurig) laag inkom<strong>en</strong> pleg<strong>en</strong> het vaakst delict<strong>en</strong>. In 2013 registreerde<br />

de politie bij deg<strong>en</strong><strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> 6,6 proc<strong>en</strong>t als verdachte <strong>en</strong> bij<br />

deg<strong>en</strong><strong>en</strong> met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong> 8,1 proc<strong>en</strong>t. Bij de jongvolwass<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong> was het aandeel 2,3 proc<strong>en</strong>t. Met het to<strong>en</strong>em<strong>en</strong> van de<br />

70 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


leeftijd zwakk<strong>en</strong> deze cijfers af. Bij 65 plussers met e<strong>en</strong> (langdurig) laag inkom<strong>en</strong><br />

was het 0,5 proc<strong>en</strong>t <strong>en</strong> bij 65 plussers met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong> 0,2 proc<strong>en</strong>t.<br />

Daderschap bij jonger<strong>en</strong> meer dan gehalveerd<br />

Crimineel gedrag ontstaat vaak op jonge leeftijd. Toch lat<strong>en</strong> de cijfers voor<br />

jonger<strong>en</strong>, nog sterker dan voor de gehele bevolking, e<strong>en</strong> forse daling in het<br />

perc<strong>en</strong>tage verdacht<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>. Jonger<strong>en</strong> uit huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

werd<strong>en</strong> in 2007 nog in 5,3 proc<strong>en</strong>t van de gevall<strong>en</strong> als dader aangemerkt, in 2013<br />

was dat gedaald naar 2,3 proc<strong>en</strong>t. Bij de jonger<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

daalde het aandeel van 5,8 naar 2,7 proc<strong>en</strong>t.<br />

4.2.5 Verdacht<strong>en</strong> van misdrijv<strong>en</strong> bij jonger<strong>en</strong> van 12 tot 18 jaar<br />

%<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Bron: CBS, Politiestatistiek<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

Aantal Halt verwijzing<strong>en</strong> in laatste jar<strong>en</strong> stabiel<br />

Jonger<strong>en</strong> die voor het eerst met de politie in aanraking kom<strong>en</strong> vanwege relatief<br />

lichte vergrijp<strong>en</strong> – vernieling, winkeldiefstal, of vuurwerkoverlast – kunn<strong>en</strong> naar<br />

Halt verwez<strong>en</strong> word<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> pass<strong>en</strong>de straf. Bij e<strong>en</strong> positief afgeronde Haltstraf<br />

krijgt de jongere ge<strong>en</strong> strafblad: hij of zij wordt niet aangehoud<strong>en</strong> door de<br />

politie <strong>en</strong> niet opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de justitiële docum<strong>en</strong>tatie. Na e<strong>en</strong> aanvankelijke<br />

daling vanaf 2007 is het aandeel Halt-verwijzing<strong>en</strong> sinds 2010 stabiel. In 2013<br />

De <strong>sociale</strong> context van armoede 71


volgd<strong>en</strong> 16,5 duiz<strong>en</strong>d jonger<strong>en</strong> e<strong>en</strong> Halt-traject. Van de jonger<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> kwam in dat jaar 1,9 proc<strong>en</strong>t in aanmerking voor e<strong>en</strong> Halt-straf. Onder de<br />

jonger<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong> was dat 2 proc<strong>en</strong>t.<br />

Van de jonger<strong>en</strong> uit huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

werd in 2013 1 proc<strong>en</strong>t naar Halt verwez<strong>en</strong>.<br />

Halt-straf<br />

Alternatief voor justitiële vervolging door het Op<strong>en</strong>baar Ministerie. Justitie biedt<br />

daarvoor jonger<strong>en</strong> van 12 tot 18 jaar die weg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> licht strafbaar feit door<br />

politie of leerplichtambt<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> naar Halt zijn verwez<strong>en</strong> e<strong>en</strong> leertraject aan.<br />

Deze jonger<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> concrete leeropdracht<strong>en</strong> <strong>en</strong> coaching via gesprekk<strong>en</strong> met<br />

de jongere zelf, de ouders <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tueel slachtoffer aan wie de jongere excuses<br />

moet aanbied<strong>en</strong> <strong>en</strong> di<strong>en</strong>s schade vergoed<strong>en</strong>.<br />

Slachtoffers ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s oververteg<strong>en</strong>woordigd in<br />

lage-inkom<strong>en</strong>sgroep<br />

In 2014 was 23 proc<strong>en</strong>t van de lage-inkom<strong>en</strong>sgroep slachtoffer van e<strong>en</strong> of<br />

meer delict<strong>en</strong>. Dat is vergelijkbaar met het aandeel slachtoffers in het laagste<br />

inkom<strong>en</strong>skwintiel (25 proc<strong>en</strong>t). De aanscherping van het inkom<strong>en</strong>scriterium gaat<br />

dus niet gepaard met e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van het slachtofferschap. Bij het daderschap is<br />

dat juist wel het geval. Bij uitsplitsing naar type delict blijkt dat vermog<strong>en</strong>sdelict<strong>en</strong><br />

het meest voorkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat meer slachtoffers daarvan – 17 proc<strong>en</strong>t – e<strong>en</strong><br />

laag of langdurig laag inkom<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> 12 proc<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de<br />

lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s. Verfijn<strong>en</strong> we de vermog<strong>en</strong>sdelict<strong>en</strong> verder naar inbraak,<br />

fietsdiefstal, diefstal van andere voertuig<strong>en</strong>, diefstal uit de auto, zakk<strong>en</strong>rollerij of<br />

beroving, dan geldt dat person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> (langdurig) laag inkom<strong>en</strong> daar telk<strong>en</strong>s<br />

vaker slachtoffer van zijn. Alle<strong>en</strong> het slachtofferschap van autodiefstal verschilt niet<br />

tuss<strong>en</strong> de inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong>.<br />

Slachtofferschap van vandalisme komt nag<strong>en</strong>oeg overal ev<strong>en</strong> vaak voor <strong>en</strong><br />

schommelt rond de 7 proc<strong>en</strong>t. Er zijn op dit gebied nauwelijks verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

de inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong>. Dat geldt vooral voor vernieling<strong>en</strong> aan auto, scooter of fiets.<br />

Slachtofferschap van geweldsdelict<strong>en</strong> – mishandeling, bedreiging <strong>en</strong> seksuele<br />

delict<strong>en</strong> – komt het minst vaak voor. Wel zijn lagere inkom<strong>en</strong>s naar verhouding<br />

vaker slachtoffer van geweld (4 teg<strong>en</strong> 2 proc<strong>en</strong>t voor de hogere inkom<strong>en</strong>s). De<br />

cijfers voor de verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> van slachtofferschap zijn vrijwel gelijk voor<br />

person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag <strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong>.<br />

72 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


4.2.6 Slachtoffers van misdrijv<strong>en</strong>, 2014<br />

Geweldsdelict<strong>en</strong><br />

Vermog<strong>en</strong>sdelict<strong>en</strong><br />

Vandalismedelict<strong>en</strong><br />

Alle slachtoffers<br />

0 5 10 15 20<br />

25<br />

%<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s Laag inkom<strong>en</strong> Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Veiligheidsmonitor.<br />

Onveiligheidsgevoel<strong>en</strong>s <strong>en</strong> buurtoverlast fors hoger bij<br />

lage inkom<strong>en</strong>s<br />

Het aandeel person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

dat zich vaak onveilig voelt in de eig<strong>en</strong> buurt was in 2014 met respectievelijk<br />

4,5 proc<strong>en</strong>t <strong>en</strong> 4,9 proc<strong>en</strong>t drie keer zo groot als het aandeel person<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de<br />

lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s (1,5 proc<strong>en</strong>t). Bij de algem<strong>en</strong>e onveiligheidsgevoel<strong>en</strong>s – dat<br />

wil zegg<strong>en</strong> het aandeel person<strong>en</strong> dat zich vaak onveilig voelt, los van de locatie –<br />

is e<strong>en</strong> vergelijkbaar verschil zichtbaar.<br />

De laagste inkom<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> ook aanmerkelijk vaker dan hogere inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong><br />

– respectievelijk ruim 20 <strong>en</strong> 11 proc<strong>en</strong>t – geconfronteerd met overlast<br />

door rondhang<strong>en</strong>de jonger<strong>en</strong>, buurtbewoners, dronk<strong>en</strong>schap <strong>en</strong> drugsgebruik<br />

of -handel. De meeste overlast gev<strong>en</strong> buurtbewoners <strong>en</strong> rondhang<strong>en</strong>de jonger<strong>en</strong>.<br />

Net als bij slachtofferschap van criminaliteit zijn ook de cijfers van ondervond<strong>en</strong><br />

onveiligheid <strong>en</strong> overlast voor person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> (langdurig) laag inkom<strong>en</strong> sinds<br />

2012 niet wez<strong>en</strong>lijk veranderd.<br />

De <strong>sociale</strong> context van armoede 73


4.2.7 Ervar<strong>en</strong> onveiligheid <strong>en</strong> overlast, 2014<br />

Voelt zich vaak onveilig in buurt<br />

Voelt zich vaak onveilig in algeme<strong>en</strong><br />

Ervaart veel overlast in buurt<br />

0 5 10 15 20 25<br />

%<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s Laag inkom<strong>en</strong> Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Veiligheidsmonitor.<br />

Ouder<strong>en</strong> zijn minder vaak slachtoffer, maar ze voel<strong>en</strong><br />

zich wel onveiliger<br />

Het verhoogde slachtofferschap van de lagere inkom<strong>en</strong>s blijft ook zichtbaar<br />

als naar geslacht <strong>en</strong> leeftijd wordt verbijzonderd. E<strong>en</strong> uitzondering hierop<br />

vormt de groep ouder<strong>en</strong>: 65-plussers met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> niet in<br />

slachtofferschap van 65-plussers met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s.<br />

In 2014 werd in beide inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong> 12 proc<strong>en</strong>t van deze ouder<strong>en</strong> met<br />

criminaliteit geconfronteerd.<br />

Onder ouder<strong>en</strong> is het al dan niet hebb<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> echter wel<br />

gerelateerd aan hun gevoel van onveiligheid <strong>en</strong> overlast: 65-plussers met<br />

e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> voel<strong>en</strong> zich vaker onveilig in de eig<strong>en</strong> buurt dan ouder<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong> (in 2014: 4,7 teg<strong>en</strong> 1,3 proc<strong>en</strong>t). Ook voel<strong>en</strong> ze zich<br />

in het algeme<strong>en</strong> vaker onveilig (4,1 teg<strong>en</strong> 1,4 proc<strong>en</strong>t) <strong>en</strong> ervar<strong>en</strong> ook meer<br />

buurtoverlast (14 teg<strong>en</strong> 8 proc<strong>en</strong>t).<br />

Het SCP (2011) constateert dat ouder<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> zich relatief meer<br />

in e<strong>en</strong> sociaal isolem<strong>en</strong>t bevind<strong>en</strong>. Dit isolem<strong>en</strong>t verklaart mogelijk waarom<br />

65-plussers met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> zich wel onveiliger voel<strong>en</strong> <strong>en</strong> meer overlast<br />

ervar<strong>en</strong> dan 65-plussers met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong>, maar feitelijk niet vaker<br />

slachtoffer zijn van criminaliteit. Cijfers voor person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> langdurig laag<br />

inkom<strong>en</strong> zijn niet beschikbaar. Vanwege te kleine steekproefaantall<strong>en</strong> kon deze<br />

groep niet betrouwbaar word<strong>en</strong> uitgesplitst naar geslacht <strong>en</strong> leeftijd.<br />

74 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


4.2.8 Slachtoffers van misdrijv<strong>en</strong> naar geslacht <strong>en</strong> leeftijd, 2014<br />

Geslacht<br />

man<br />

vrouw<br />

Leeftijd<br />

15 tot 25 jaar<br />

25 tot 45 jaar<br />

45 tot 65 jaar<br />

65 jaar <strong>en</strong> ouder<br />

0 5 10 15 20 25 30<br />

%<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Veiligheidsmonitor.<br />

4.3 Gezondheid, leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

zorgkost<strong>en</strong><br />

Ongelijkheid in gezondheid<br />

Al zeker sinds eind jar<strong>en</strong> zestig vorm<strong>en</strong> sociaaleconomische gezondheidsverschill<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> hardnekkig probleem in de westerse wereld. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> in<br />

de zogehet<strong>en</strong> lagere statusgroep<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> vaker gezondheidsproblem<strong>en</strong><br />

dan m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> in de hogere statusgroep<strong>en</strong>. Daar do<strong>en</strong> de vele int<strong>en</strong>sieve <strong>en</strong><br />

grootscheeps opgezette interv<strong>en</strong>tiecampagnes van overheidswege weinig aan<br />

af. De verschill<strong>en</strong> wijk<strong>en</strong> niet <strong>en</strong> nem<strong>en</strong> op onderdel<strong>en</strong> zelfs nog verder toe.<br />

Deze paradox is ook op de Nederlandse situatie van toepassing (Mack<strong>en</strong>bach,<br />

2012). Verschill<strong>en</strong> in gezondheidsproblem<strong>en</strong> houd<strong>en</strong> verband met verschill<strong>en</strong> in<br />

ongezonde leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn daarmee mede verantwoordelijk voor verschill<strong>en</strong> in<br />

(gezonde) lev<strong>en</strong>sverwachting. De verschill<strong>en</strong> strekk<strong>en</strong> zich uit tot zorggebruik <strong>en</strong><br />

bijbehor<strong>en</strong>de zorgkost<strong>en</strong>. Uiteindelijk zijn achterstand<strong>en</strong> in gezondheid <strong>en</strong> leefstijl<br />

mede richtinggev<strong>en</strong>d voor de mate van <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>.<br />

De <strong>sociale</strong> context van armoede 75


Betere gezondheid, gezondere leefstijl<strong>en</strong> <strong>en</strong> minder<br />

zorgkost<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> stijg<strong>en</strong>d inkom<strong>en</strong><br />

In 2013 beoordeeld<strong>en</strong> acht op de ti<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> hun eig<strong>en</strong> gezondheid als goed<br />

of zeer goed. E<strong>en</strong> op de ti<strong>en</strong> kampte met obesitas <strong>en</strong> e<strong>en</strong> op de twintig rookte<br />

twintig of meer sigarett<strong>en</strong> per dag. E<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong> gaat sam<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> groter<br />

aandeel m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> dat de eig<strong>en</strong> gezondheid positief inschat <strong>en</strong> betek<strong>en</strong>t ook minder<br />

(zware) rokers <strong>en</strong> minder m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met (ernstig) overgewicht. Het wekt dan ook<br />

ge<strong>en</strong> verbazing dat de (gezonde) lev<strong>en</strong>sverwachting, ofwel het verwachte aantal<br />

(gezonde) jar<strong>en</strong> dat m<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> bepaalde leeftijd nog te gaan heeft, groter is<br />

naarmate het inkom<strong>en</strong> hoger is. Dat geldt voor zowel mann<strong>en</strong> als vrouw<strong>en</strong>, al<br />

hebb<strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> vanaf de geboorte in alle inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong> telk<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> iets<br />

hogere lev<strong>en</strong>sverwachting. Ook is er verband tuss<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> zorgkost<strong>en</strong>.<br />

De zorgkost<strong>en</strong> zijn omgekeerd gerelateerd aan het inkom<strong>en</strong>: naarmate het<br />

inkom<strong>en</strong> stijgt, dal<strong>en</strong> de zorgkost<strong>en</strong>.<br />

4.3.1 Gezonde lev<strong>en</strong>sverwachting naar inkom<strong>en</strong>skwintiel, 2010/2013<br />

Vanaf geboorte<br />

man<br />

vrouw<br />

Vanaf 65 jaar<br />

man<br />

vrouw<br />

0 10 20 30 40 50 60 70 80<br />

Verwachte lev<strong>en</strong>sjar<strong>en</strong> in als (zeer) goed ervar<strong>en</strong> gezondheid<br />

1e kwintiel (laag)<br />

2e kwintiel<br />

3e kwintiel<br />

4e kwintiel<br />

5e kwintiel (hoog)<br />

Bron: CBS, Gezondheids<strong>en</strong>quête.<br />

76 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Brede gezondheidsproblematiek bij person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

laag inkom<strong>en</strong><br />

Niet alle<strong>en</strong> de beoordeling van de eig<strong>en</strong> gezondheid springt er bij de lage<br />

inkom<strong>en</strong>s ongunstig uit – drie op de ti<strong>en</strong> meld<strong>en</strong> e<strong>en</strong> minder dan goede gezondheid<br />

–, er zijn naar verhouding hoge perc<strong>en</strong>tages psychische ongezondheid<br />

(22 proc<strong>en</strong>t) <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> in hor<strong>en</strong>, zi<strong>en</strong> <strong>en</strong> beweg<strong>en</strong> (21 proc<strong>en</strong>t) zichtbaar.<br />

Van hogere inkom<strong>en</strong>s meldde bijna 20 proc<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> minder dan goede gezondheid,<br />

maakte 10 proc<strong>en</strong>t gewag van psychische klacht<strong>en</strong> <strong>en</strong> 17 proc<strong>en</strong>t van lichamelijke<br />

beperking<strong>en</strong>. Opmerkelijk is het lagere perc<strong>en</strong>tage chronische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> van<br />

de lage inkom<strong>en</strong>sgroep in vergelijking met de groep met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong><br />

(41 teg<strong>en</strong> 44 proc<strong>en</strong>t).<br />

De lev<strong>en</strong>sverwachting is het aantal jar<strong>en</strong> dat iemand naar verwachting nog te<br />

lev<strong>en</strong> heeft onder de voorwaarde dat de leeftijdsspecifieke sterftekans<strong>en</strong> die<br />

geld<strong>en</strong> in het peiljaar (2013) gelijk blijv<strong>en</strong>. De gezonde lev<strong>en</strong>sverwachting is het<br />

aantal jar<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> persoon van e<strong>en</strong> bepaalde leeftijd naar verwachting (nog) in<br />

e<strong>en</strong> als goed ervar<strong>en</strong> gezondheid zal lev<strong>en</strong>, onder de aanname dat de huidige<br />

kans<strong>en</strong> op sterfte <strong>en</strong> ongezondheid gelijk blijv<strong>en</strong>.<br />

Psychische ongezondheid is gemet<strong>en</strong> via de antwoord<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong>lijst bij de<br />

bevolking van 12 jaar <strong>en</strong> ouder. Hiervoor is de M<strong>en</strong>tal Health Inv<strong>en</strong>tory (MHI)<br />

gebruikt. Deze bevat vijf vrag<strong>en</strong> die betrekking hebb<strong>en</strong> op hoe m<strong>en</strong> zich in de<br />

afgelop<strong>en</strong> vier wek<strong>en</strong> op m<strong>en</strong>taal vlak voelde. Aan de hand van de antwoord<strong>en</strong><br />

wordt per persoon e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e score berek<strong>en</strong>d. E<strong>en</strong> score lager dan zestig<br />

punt<strong>en</strong> is indicatief voor psychische ongezondheid. E<strong>en</strong> lichamelijke beperking bij<br />

de bevolking van 12 jaar <strong>en</strong> ouder is van toepassing als op minst<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> van de<br />

volg<strong>en</strong>de zev<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong> met 'kan niet' of 'met grote moeite' wordt geantwoord:<br />

1. E<strong>en</strong> gesprek volg<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> groep van drie of meer person<strong>en</strong> (zo nodig met<br />

hoorapparaat).<br />

2. Met één andere persoon e<strong>en</strong> gesprek voer<strong>en</strong> (zo nodig met hoorapparaat).<br />

3. Kleine letters in de krant lez<strong>en</strong> (zo nodig met bril of contactl<strong>en</strong>z<strong>en</strong>).<br />

4. Op e<strong>en</strong> afstand van 4 meter het gezicht van iemand herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, zo nodig met<br />

bril of contactl<strong>en</strong>z<strong>en</strong>.<br />

5. E<strong>en</strong> voorwerp van vijf kilo, bijvoorbeeld e<strong>en</strong> volle boodschapp<strong>en</strong>tas ti<strong>en</strong><br />

meter drag<strong>en</strong>.<br />

6. Rechtop staand kunn<strong>en</strong> bukk<strong>en</strong> <strong>en</strong> iets van de grond oppakk<strong>en</strong>.<br />

7. 400 meter aan e<strong>en</strong> stuk lop<strong>en</strong> zonder stil te staan, zo nodig met stok.<br />

De <strong>sociale</strong> context van armoede 77


Vrouw<strong>en</strong> zijn slechter af dan mann<strong>en</strong><br />

Gezondheidsproblem<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> naar geslacht <strong>en</strong> leeftijd. Bij vrouw<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> de perc<strong>en</strong>tages, overig<strong>en</strong>s net als bij de hogere<br />

inkom<strong>en</strong>sgroep, aanmerkelijk hoger dan bij mann<strong>en</strong>. Van de vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

laag inkom<strong>en</strong> zegt 33 proc<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> minder dan goede gezondheid te hebb<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> meldt 25 proc<strong>en</strong>t psychische klacht<strong>en</strong>. Bij de mann<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

gaat het om respectievelijk 26 <strong>en</strong> 18 proc<strong>en</strong>t. Ook hebb<strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> vaker dan mann<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> in hor<strong>en</strong>, zi<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

beweg<strong>en</strong> (25 teg<strong>en</strong> 17 proc<strong>en</strong>t). Bij de groep met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de lageinkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

zijn de verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> vergelijkbaar, maar<br />

ligg<strong>en</strong> de perc<strong>en</strong>tages over de gehele linie wel e<strong>en</strong> stuk lager.<br />

4.3.2 Gezondheidsproblem<strong>en</strong>, 2013<br />

Minder dan<br />

goed ervar<strong>en</strong><br />

gezondheid<br />

Psychische<br />

gezondheidsklacht<strong>en</strong><br />

Minimaal e<strong>en</strong><br />

lichamelijke Minimaal e<strong>en</strong><br />

beperking chronische ziekte<br />

%<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s 19,3 9,9 13,0 44,1<br />

Man 17,1 8,0 10,5 38,7<br />

Vrouw 21,5 11,8 15,5 49,4<br />

Tot 25 jaar 6,8 8,3 3,0 18,7<br />

25 tot 45 jaar 13,4 9,4 5,1 36,3<br />

45 tot 65 jaar 25,6 10,3 16,7 56,8<br />

65 jaar <strong>en</strong> ouder 41,1 11,7 29,5 79,1<br />

Laag inkom<strong>en</strong> 29,8 21,9 21,3 41,3<br />

Man 25,6 17,5 16,9 34,4<br />

Vrouw 33,4 25,2 24,6 46,9<br />

Tot 25 jaar 11,6 9,1 7,0 18,5<br />

25 tot 45 jaar 32,0 30,0 16,2 43,7<br />

45 tot 65 jaar 50,4 27,0 34,5 67,8<br />

65 jaar <strong>en</strong> ouder 40,7 13,9 34,4 73,5<br />

Bron: CBS, Gezondheids<strong>en</strong>quête 2010/2013.<br />

78 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Ouderdom komt met gebrek<strong>en</strong><br />

In het algeme<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> gezondheidsproblem<strong>en</strong> toe met het klimm<strong>en</strong> van de jar<strong>en</strong>.<br />

Voor de als minder dan goed ervar<strong>en</strong> gezondheid gaat deze relatie bij person<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> op tot het 65 e lev<strong>en</strong>sjaar. De als minder dan goed<br />

ervar<strong>en</strong> gezondheid pakt hier voor 65-plussers aanmerkelijk gunstiger uit dan voor<br />

person<strong>en</strong> in de leeftijd van 45 tot 65 jaar. Wel geldt voor alle leeftijdsgroep<strong>en</strong> tot<br />

65 jaar dat deg<strong>en</strong><strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk vaker e<strong>en</strong> minder positief<br />

oordeel over hun gezondheid hebb<strong>en</strong> dan deg<strong>en</strong><strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong>.<br />

De to<strong>en</strong>ame van psychische gezondheidsproblem<strong>en</strong> loopt ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s niet helemaal<br />

in de pas met het ouder word<strong>en</strong>. Maar ook dat is alle<strong>en</strong> op de lage inkom<strong>en</strong>s van<br />

toepassing. De hoogste perc<strong>en</strong>tages word<strong>en</strong> hier aangetroff<strong>en</strong> bij 25 tot 45 jarig<strong>en</strong><br />

(30 proc<strong>en</strong>t). Het aandeel daalt tot 26 proc<strong>en</strong>t bij 45 tot 65 jarig<strong>en</strong> <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s<br />

tot 14 proc<strong>en</strong>t bij 65 plussers. Bij person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de lageinkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

stijgt de psychische problematiek van jong naar oud gelijkmatig,<br />

van 8 naar 12 proc<strong>en</strong>t.<br />

Ook de to<strong>en</strong>ame van de lichamelijke beperking<strong>en</strong> <strong>en</strong> chronische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

lop<strong>en</strong> synchroon met de leeftijdsto<strong>en</strong>ame. Enige uitzondering hierop vorm<strong>en</strong> de<br />

beperking<strong>en</strong> bij 65-plussers met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. Bij h<strong>en</strong> zijn de perc<strong>en</strong>tages<br />

weliswaar hoog – 34 proc<strong>en</strong>t zegt beperking<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong> – maar niet hoger dan<br />

in de jongere leeftijdsgroep van 45 tot 65 jaar.<br />

Zwaar rok<strong>en</strong> <strong>en</strong> ernstig overgewicht oververteg<strong>en</strong>woordigd<br />

bij lage inkom<strong>en</strong>s<br />

Steeds minder m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> rok<strong>en</strong>. In 2001 zei nog 33 proc<strong>en</strong>t wel e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> sigaret<br />

te rok<strong>en</strong>, in 2013 was dat 23 proc<strong>en</strong>t. Nog maar 4 proc<strong>en</strong>t van de Nederlanders<br />

staat te boek als zware roker, ofwel rookt 20 sigarett<strong>en</strong> of meer per dag.<br />

Deze zware rokers zijn oververteg<strong>en</strong>woordigd onder de lage inkom<strong>en</strong>s. In het<br />

algeme<strong>en</strong> is het perc<strong>en</strong>tage zware rokers in deze groep twee keer zo groot als<br />

in de groep met hogere inkom<strong>en</strong>s. Dat geldt zowel voor mann<strong>en</strong> als vrouw<strong>en</strong> als<br />

voor alle onderscheid<strong>en</strong> leeftijdsgroep<strong>en</strong> tot 65 jaar. Bij 65-plussers verschilde<br />

het perc<strong>en</strong>tage zware rokers niet tuss<strong>en</strong> de lage <strong>en</strong> hogere inkom<strong>en</strong>s. Dat komt<br />

doordat er in die leeftijdsgroep bij de groep met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> nauwelijks<br />

rok<strong>en</strong>de vrouw<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aangetroff<strong>en</strong>.<br />

De <strong>sociale</strong> context van armoede 79


4.3.3 Ongezonde leefstijl<strong>en</strong>, 2010/2013<br />

Zwaar rok<strong>en</strong> 1) Ernstig overgewicht 2)<br />

bov<strong>en</strong><br />

lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

laag inkom<strong>en</strong><br />

bov<strong>en</strong><br />

lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

laag inkom<strong>en</strong><br />

%<br />

Totaal 4,3 8,8 9,9 14,6<br />

Man 5,2 9,4 9,1 11,6<br />

Vrouw 3,3 8,2 10,7 17,0<br />

Tot 25 jaar 2,0 3,9 2,8 7,7<br />

25 tot 45 jaar 5,1 9,8 9,6 13,7<br />

45 tot 65 jaar 5,8 12,7 13,2 22,8<br />

65 jaar <strong>en</strong> ouder 2,2 1,2 14,4 13,3<br />

Bron: CBS, Gezondheids<strong>en</strong>quête 2010/2013.<br />

1)<br />

Betreft de bevolking van 12 jaar <strong>en</strong> ouder.<br />

2)<br />

Betreft de bevolking van 4 jaar <strong>en</strong> ouder.<br />

Body Mass Index (BMI)<br />

De Body Mass Index (BMI) wordt berek<strong>en</strong>d als het quotiënt van het gewicht in<br />

kilogramm<strong>en</strong> <strong>en</strong> het kwadraat van de l<strong>en</strong>gte in meters [kg/m 2 ]. Voor jonger<strong>en</strong><br />

onder de twintig geld<strong>en</strong> andere gr<strong>en</strong>swaard<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> BMI van 25 tot 30 staat voor<br />

matig overgewicht <strong>en</strong> e<strong>en</strong> BMI van 30 of meer voor ernstig overgewicht.<br />

Voor ernstig overgewicht, dus e<strong>en</strong> Body Mass Index (BMI) van 30 of hoger, zijn de<br />

cijfers vergelijkbaar met die van zwaar rok<strong>en</strong>. De groep met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

bevat relatief meer m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met ernstig overgewicht dan de groep met e<strong>en</strong> hoger<br />

inkom<strong>en</strong>. Dat geldt wederom voor zowel mann<strong>en</strong> als vrouw<strong>en</strong>, als ook voor de<br />

onderscheid<strong>en</strong> leeftijdsgroep<strong>en</strong> tot 65 jaar. Bij 65-plussers zijn de perc<strong>en</strong>tages<br />

vrijwel gelijk. Het grootste verschil in ernstig overgewicht is zichtbaar in de jongste<br />

leeftijdsgroep tot 25 jaar: bij de groep met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> is dit probleem drie<br />

keer zo groot als bij de groep met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong>.<br />

Er is ge<strong>en</strong> verschil naar inkom<strong>en</strong> in het perc<strong>en</strong>tage zware drinkers. Ook zijn er ge<strong>en</strong><br />

verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> de leeftijdsgroep<strong>en</strong> vanaf 25 jaar. Wel<br />

word<strong>en</strong> in de jongste groep (tot 25 jaar) bij deg<strong>en</strong><strong>en</strong> met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de<br />

lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s fors meer zware drinkers aangetroff<strong>en</strong> dan bij de groep met<br />

e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> (13 teg<strong>en</strong> ruim 5 proc<strong>en</strong>t).<br />

80 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


6% van de kinder<strong>en</strong> in arme<br />

Bbgezinn<strong>en</strong> had in 2013 ernstig overgewicht<br />

Kinder<strong>en</strong> uit arme gezinn<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>matig zwaarlijvig<br />

Kinder<strong>en</strong> uit gezinn<strong>en</strong> met weinig inkom<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> duidelijke gezondheidsachterstand<br />

op kinder<strong>en</strong> met rijkere ouders. Hoewel de verband<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong><br />

gezondheidsproblematiek <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> niet altijd e<strong>en</strong>duidig in de pas lop<strong>en</strong>, geldt<br />

in het algeme<strong>en</strong> dat de gezondheidsproblematiek kleiner wordt naarmate het<br />

inkom<strong>en</strong> hoger is. Zo bedroeg het aandeel kinder<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> chronische ziekte in<br />

het laagste inkom<strong>en</strong>skwintiel ruim 16 proc<strong>en</strong>t <strong>en</strong> daalde dit met het oplop<strong>en</strong> van<br />

het inkom<strong>en</strong> naar krap 12 proc<strong>en</strong>t in het vijfde kwintiel. Bij aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> aan de<br />

luchtweg<strong>en</strong> (astma <strong>en</strong> COPD) zi<strong>en</strong> we, met uitzondering van e<strong>en</strong> stijging in het<br />

tweede kwintiel, e<strong>en</strong> daling van 7 naar 4 proc<strong>en</strong>t, bij ADHD e<strong>en</strong> daling van krap<br />

4 naar krap 2 proc<strong>en</strong>t <strong>en</strong> bij overgewicht e<strong>en</strong> forse daling van 21 naar 8 proc<strong>en</strong>t.<br />

Geheel afwijk<strong>en</strong>d van dit patroon is de relatie tuss<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> dyslexie.<br />

Daar stijgt de preval<strong>en</strong>tie juist met het oplop<strong>en</strong> van het inkom<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> mogelijke<br />

verklaring is dat ouders met hogere inkom<strong>en</strong>s, die veelal ook beter zijn opgeleid,<br />

veel eerder <strong>en</strong> vaker bij leerproblem<strong>en</strong> van hun kinder<strong>en</strong> aan de bel trekk<strong>en</strong> dan<br />

ouders met lagere inkom<strong>en</strong>s. Bij kinder<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong> gezin met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> onder<br />

de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s zijn de meeste gezondheidscijfers vrijwel e<strong>en</strong>der aan die<br />

van kinder<strong>en</strong> uit het laagste inkom<strong>en</strong>skwintiel. Er is één duidelijke uitzondering:<br />

kinder<strong>en</strong> met ernstig overgewicht. Ernstig overgewicht komt bij kinder<strong>en</strong> uit de<br />

lage-inkom<strong>en</strong>sgroep met 7 proc<strong>en</strong>t vaker voor dan bij kinder<strong>en</strong> in het laagste<br />

kwintiel (krap 5 proc<strong>en</strong>t).<br />

De <strong>sociale</strong> context van armoede 81


Gezondheid <strong>en</strong> leefstijl van kinder<strong>en</strong> naar kwintiel<strong>en</strong> van het gezinsinkom<strong>en</strong>,<br />

2010/2013<br />

1e kwintiel<br />

(laag)<br />

2e kwintiel<br />

3e kwintiel<br />

4e kwintiel<br />

5e kwintiel<br />

(hoog)<br />

%<br />

Chronische ziekte 16,4 15,9 15,9 13,7 11,7<br />

Astma, chronische bronchitis 7,0 8,2 6,9 5,1 4,1<br />

Migraine 7,1 6,2 6,8 6,2 5,0<br />

Aangebor<strong>en</strong> aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>, 0 tot 12 jaar 9,0 8,3 8,4 7,0 7,0<br />

ADHD, 4 tot 12 jaar 3,7 3,9 3,1 1,7 1,8<br />

Dyslexie, 4 tot 12 jaar 4,1 4,9 5,3 5,7 5,6<br />

Rok<strong>en</strong>, 12 tot <strong>en</strong> met 18 jaar 11,6 13,6 12,3 11,8 12,4<br />

Zware rokers, 12 tot <strong>en</strong> met 18 jaar 1,4 0,5 1,1 0,7 0,4<br />

Overgewicht, 4 tot <strong>en</strong> met 18 jaar 18,8 15,3 11,7 9,5 8,6<br />

Ernstig overgewicht, 4 tot <strong>en</strong> met 18 jaar 4,8 3,4 2,3 1,5 1,2<br />

Bron: CBS, Gezondheids<strong>en</strong>quête 2010/2013.<br />

Person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> korter<br />

Hoe hoger het inkom<strong>en</strong>skwintiel hoe hoger is de lev<strong>en</strong>sverwachting, zo werd al in<br />

het begin van deze paragraaf gemeld. Toch slink<strong>en</strong> de aan inkom<strong>en</strong> gerelateerde<br />

verschill<strong>en</strong> in 2013 iets vergelek<strong>en</strong> met 2007. Geheel in overe<strong>en</strong>stemming met dit<br />

beeld hebb<strong>en</strong> ook m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> onder de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s minder<br />

lev<strong>en</strong>sjar<strong>en</strong> voor de boeg dan deg<strong>en</strong><strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong>. Voor mann<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> kwam in 2013 de gemiddelde lev<strong>en</strong>sverwachting bij geboorte<br />

uit op ruim 76 jaar. Bij de mann<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong> was dat bijna 81 jaar.<br />

Bij vrouw<strong>en</strong> bedroeg het verschil tuss<strong>en</strong> de lage <strong>en</strong> de hogere inkom<strong>en</strong>s ruim<br />

3 jaar.<br />

82 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


4.3.4 Lev<strong>en</strong>sverwachting, 2013<br />

Verwachte lev<strong>en</strong>sjar<strong>en</strong><br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

0 1 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80+<br />

Leeftijd<br />

Man, laag inkom<strong>en</strong><br />

Man, bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Bron: CBS, Bevolkingsstatistiek.<br />

Vrouw, laag inkom<strong>en</strong><br />

Vrouw, bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Ook bijna 12 minder gezonde lev<strong>en</strong>sjar<strong>en</strong><br />

M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> korter, ze br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> ook<br />

minder jar<strong>en</strong> door in goede gezondheid <strong>en</strong> in goede psychische gezondheid.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zijn ze gemiddeld voor e<strong>en</strong> kortere periode gevrijwaard van<br />

lichamelijke beperking<strong>en</strong>. Zo was in 2013 bij mann<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

de lev<strong>en</strong>sverwachting in als goed ervar<strong>en</strong> gezondheid bij geboorte gemiddeld<br />

bijna 54 jaar, terwijl mann<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong> op bijna 66 gezonde jar<strong>en</strong><br />

uitkwam<strong>en</strong>. Voor vrouw<strong>en</strong> was dit verschil met ruim 11 jaar iets kleiner. Ook de<br />

lev<strong>en</strong>sverwachting bij geboorte zonder lichamelijke beperking<strong>en</strong> <strong>en</strong> in goede<br />

geestelijke gezondheid was bij de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> lager dan bij de<br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met hoger inkom<strong>en</strong>.<br />

De <strong>sociale</strong> context van armoede 83


4.3.5 Gezonde lev<strong>en</strong>sverwachting bij de geboorte, 2010/2013<br />

Man<br />

In als goed ervar<strong>en</strong> gezondheid<br />

Zonder lichamelijke beperking<strong>en</strong><br />

Zonder chronische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

In goede geestelijke gezondheid<br />

Vrouw<br />

In als goed ervar<strong>en</strong> gezondheid<br />

Zonder lichamelijke beperking<strong>en</strong><br />

Zonder chronische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

In goede geestelijke gezondheid<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Bron: CBS, Gezondheids<strong>en</strong>quête.<br />

0<br />

10 20 30 40 50 60 70 80<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Verwachte lev<strong>en</strong>sjar<strong>en</strong><br />

Ook 65-jarig<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> korter<br />

Op hogere leeftijd is het verschil in lev<strong>en</strong>sverwachting tuss<strong>en</strong> lage <strong>en</strong> hogere<br />

inkom<strong>en</strong>s minder groot dan bij geboorte. Er is selectie op leeftijd, e<strong>en</strong> deel van<br />

de ouder<strong>en</strong> is inmiddels al overled<strong>en</strong>. Mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> van 65 jaar met e<strong>en</strong><br />

laag inkom<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> gemiddeld e<strong>en</strong> jaar korter dan mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong>. Voor de lev<strong>en</strong>sverwachting in als goed ervar<strong>en</strong> gezondheid,<br />

zonder lichamelijke beperking<strong>en</strong>, zonder chronische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> <strong>en</strong> in goede<br />

geestelijke gezondheid is het verschil tuss<strong>en</strong> de lage <strong>en</strong> hoge inkom<strong>en</strong>s bij de<br />

65-jarige mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s minder groot dan bij geboorte.<br />

84 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


4.3.6 Gezonde lev<strong>en</strong>sverwachting bij 65 jaar, 2010/2013<br />

Man<br />

In als goed ervar<strong>en</strong> gezondheid<br />

Zonder lichamelijke beperking<strong>en</strong><br />

Zonder chronische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

In goede geestelijke gezondheid<br />

Vrouw<br />

In als goed ervar<strong>en</strong> gezondheid<br />

Zonder lichamelijke beperking<strong>en</strong><br />

Zonder chronische aando<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

In goede geestelijke gezondheid<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Bron: CBS, Gezondheids<strong>en</strong>quête.<br />

0<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

5 10 15 20 25<br />

Verwachte lev<strong>en</strong>sjar<strong>en</strong><br />

Verschill<strong>en</strong> in lev<strong>en</strong>sverwachting kleiner dan voorhe<strong>en</strong><br />

Het verschil in lev<strong>en</strong>sverwachting bij geboorte tuss<strong>en</strong> person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong> is kleiner dan zes jaar geled<strong>en</strong>.<br />

Ging het in 2007 bij mann<strong>en</strong> nog om 5 jaar, in 2013 was dit afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> naar 4 jaar.<br />

Bij vrouw<strong>en</strong> ging het om e<strong>en</strong> afname van 5 naar 3 jaar. De verschill<strong>en</strong> in gezonde<br />

lev<strong>en</strong>sverwachting zijn daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> nauwelijks veranderd t<strong>en</strong> opzichte van 2007.<br />

Zorgkost<strong>en</strong> sterk aan inkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> leeftijd gerelateerd<br />

Gemiddeld kwam<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> voor zorg die onder de basisverzekering valt in 2012<br />

uit op 2080 euro per persoon. Naarmate het inkom<strong>en</strong> stijgt, nem<strong>en</strong> de zorgkost<strong>en</strong><br />

af. Zo hadd<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> in de twee laagste inkom<strong>en</strong>skwintiel<strong>en</strong> gemiddeld<br />

2 530 euro per persoon aan zorgkost<strong>en</strong>, teg<strong>en</strong>over 1690 euro in het hoogste<br />

inkom<strong>en</strong>skwintiel.<br />

De kost<strong>en</strong> voor zorg stijg<strong>en</strong> met de leeftijd, maar ook binn<strong>en</strong> de onderzochte<br />

leeftijdsgroep<strong>en</strong> zijn ze steeds het hoogst bij de lagere inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong>. Inkom<strong>en</strong><br />

hangt sam<strong>en</strong> met het opleidingsniveau. In 2012 hadd<strong>en</strong> laagopgeleid<strong>en</strong> met<br />

2 200 euro gemiddeld de hoogste zorgkost<strong>en</strong> <strong>en</strong> hoogopgeleid<strong>en</strong> met 1830 euro<br />

de laagste.<br />

De <strong>sociale</strong> context van armoede 85


4.3.7 Zorgkost<strong>en</strong> naar leeftijd <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>skwintiel, 2012<br />

Euro per persoon<br />

5 000<br />

4 000<br />

3 000<br />

2 000<br />

1 000<br />

0<br />

Tot 25 25 tot 45 45 tot 65 65+<br />

Leeftijd<br />

1e kwintiel (laag)<br />

3e kwintiel<br />

2e kwintiel<br />

4e kwintiel<br />

Bron: CBS, Statistiek zorgkost<strong>en</strong> basisverzekering.<br />

5e kwintiel (hoog)<br />

Arbeidsongeschikt<strong>en</strong> spring<strong>en</strong> eruit<br />

Niet verrass<strong>en</strong>d is dat de zorgkost<strong>en</strong> vooral hoog zijn voor person<strong>en</strong> die deel<br />

uitmak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> arbeidsongeschiktheidsuitkering als<br />

voornaamste inkom<strong>en</strong>sbron: gemiddeld 4260 euro in 2012. Ook bij m<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

die (vooral) rondkom<strong>en</strong> van hun p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>, overweg<strong>en</strong>d 65-plussers, war<strong>en</strong> de<br />

zorgkost<strong>en</strong> met 4090 euro betrekkelijk hoog. Bij andere inkomst<strong>en</strong>bronn<strong>en</strong> zijn de<br />

gemiddelde kost<strong>en</strong> voor zorg beduid<strong>en</strong>d lager. Zo bedroeg<strong>en</strong> ze bij person<strong>en</strong> met<br />

e<strong>en</strong> bijstandsuitkering of e<strong>en</strong> werkloosheidsuitkering in 2012 respectievelijk 2940<br />

<strong>en</strong> 2045 euro. Werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> met inkom<strong>en</strong> uit arbeid of eig<strong>en</strong> onderneming hadd<strong>en</strong><br />

met gemiddeld 1480 euro de laagste zorgkost<strong>en</strong>.<br />

Hoogste GGZ-kost<strong>en</strong> bij arbeidsongeschikt<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

bijstandontvangers<br />

De kost<strong>en</strong> van zorg kunn<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong> word<strong>en</strong> naar vorm<strong>en</strong> van verle<strong>en</strong>de<br />

zorg (zie kader Zorgkost<strong>en</strong> hieronder). Onder person<strong>en</strong> tot 65 jaar ligg<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong><br />

86 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


van arbeidsongeschikt<strong>en</strong> voor vrijwel alle zorgvorm<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> het gemiddelde.<br />

In 2012 bedroeg<strong>en</strong> bijvoorbeeld de gemiddelde kost<strong>en</strong> voor ziek<strong>en</strong>huiszorg <strong>en</strong><br />

g<strong>en</strong>eesmiddel<strong>en</strong> voor h<strong>en</strong> achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s 2040 <strong>en</strong> 660 euro, terwijl dit bij<br />

werknemers 800 <strong>en</strong> 160 euro was. Arbeidsongeschikt<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> vooral meer<br />

kost<strong>en</strong> voor tweedelijns geestelijke gezondheidszorg (GGZ), gemiddeld 870 euro<br />

per persoon. Hetzelfde geldt voor bijstandsontvangers. Bij h<strong>en</strong> war<strong>en</strong> de GGZkost<strong>en</strong><br />

met 860 euro maar iets lager. Ter vergelijking: bij werknemers ging het<br />

om 160 euro per persoon. Hogere GGZ-kost<strong>en</strong> duid<strong>en</strong> veelal op meer psychische<br />

problem<strong>en</strong>.<br />

Langdurig lage inkom<strong>en</strong>s hebb<strong>en</strong> hoogste zorgkost<strong>en</strong><br />

Onderverdeeld naar inkom<strong>en</strong>spositie hebb<strong>en</strong> person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> langdurig<br />

laag inkom<strong>en</strong> voor de meeste zorgvorm<strong>en</strong> de hoogste zorgkost<strong>en</strong>. De totale<br />

zorgkost<strong>en</strong> voor deze groep bedroeg<strong>en</strong> in 2012 gemiddeld 2500 euro per persoon.<br />

Voor de lage inkom<strong>en</strong>s was dat 2290 euro <strong>en</strong> voor de inkom<strong>en</strong>s bov<strong>en</strong> de lageinkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

2070 euro. Voor m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag of langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

ligg<strong>en</strong> vooral de GGZ-kost<strong>en</strong> aanmerkelijk hoger dan voor m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met meer<br />

inkom<strong>en</strong>. In deze inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong> naar verhouding veel m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

arbeidsongeschiktheids- of bijstandsuitkering.<br />

4.3.8 Zorgkost<strong>en</strong> voor mondzorg, g<strong>en</strong>eesmiddel<strong>en</strong> <strong>en</strong> GGZ, 2012<br />

Euro per persoon<br />

600<br />

500<br />

400<br />

300<br />

200<br />

100<br />

0<br />

Mondzorg G<strong>en</strong>eesmiddel<strong>en</strong> GGZ<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s Laag inkom<strong>en</strong> Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Statistiek zorgkost<strong>en</strong> basisverzekering.<br />

De <strong>sociale</strong> context van armoede 87


Voor eerstelijns psychologische zorg <strong>en</strong> geboortezorg is het beeld echter<br />

andersom: daar zijn de gemiddelde kost<strong>en</strong> juist het hoogst bij de hogere<br />

inkom<strong>en</strong>s. Anders dan bij tweedelijns geestelijke gezondheidszorg gaat het bij<br />

eerstelijns psychologische zorg meestal om kortdur<strong>en</strong>de behandeling<strong>en</strong> van lichte<br />

psychologische problematiek. Bij geboortezorg kan er e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang zijn met<br />

het op hogere leeftijd krijg<strong>en</strong> van kinder<strong>en</strong> bij vrouw<strong>en</strong> met hogere inkom<strong>en</strong>s. Uit<br />

eerder onderzoek naar ziek<strong>en</strong>huisopnam<strong>en</strong> <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> bleek dat vrouw<strong>en</strong> uit de<br />

hogere inkom<strong>en</strong>sklass<strong>en</strong> meer ziek<strong>en</strong>huisopnam<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> vanwege complicaties<br />

rond de zwangerschap, bevalling <strong>en</strong> kraambed (Verweij <strong>en</strong> De Bruin, 2006)<br />

Zorgkost<strong>en</strong><br />

De gemiddelde zorgkost<strong>en</strong>, voor de zorg die onder de basisverzekering valt,<br />

gev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> indicatie van iemands gezondheid. Gezonde m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> immers<br />

over het algeme<strong>en</strong> minder zorgkost<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> dan ongezonde. Meer dan de helft<br />

van deze kost<strong>en</strong> had betrekking op ziek<strong>en</strong>huiszorg.<br />

Zorgkost<strong>en</strong> naar zorgvorm, 2012<br />

Euro per persoon %<br />

Totaal 2 078 100<br />

Ziek<strong>en</strong>huis 1 176 56,6<br />

G<strong>en</strong>eesmiddel<strong>en</strong> 273 13,1<br />

Tweedelijns geestelijke gezondheidszorg (GGZ) 217 10,4<br />

Huisarts 136 6,5<br />

Hulpmiddel<strong>en</strong> 89 4,3<br />

Mondzorg 43 2,1<br />

Paramedische zorg 37 1,8<br />

Ziek<strong>en</strong>vervoer 34 1,6<br />

Geboortezorg 30 1,4<br />

Overige zorgvorm<strong>en</strong> 23 1,1<br />

Buit<strong>en</strong>land 15 0,7<br />

Eerstelijns psychologische hulp 5 0,2<br />

Bron: CBS, Statistiek zorgkost<strong>en</strong> basisverzekering.<br />

Ook medicijn<strong>en</strong>gebruik gerelateerd aan inkom<strong>en</strong><br />

Naast de zorgkost<strong>en</strong> geeft ook het gebruik van g<strong>en</strong>eesmiddel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> indicatie<br />

voor iemands gezondheid. In 2013 kreeg 68 proc<strong>en</strong>t van de bevolking e<strong>en</strong><br />

88 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


medicijn verstrekt, 62 proc<strong>en</strong>t van mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> 74 proc<strong>en</strong>t van vrouw<strong>en</strong>.<br />

G<strong>en</strong>eesmiddel<strong>en</strong>gebruik loopt op met de leeftijd. Verdeeld naar de vijf inkom<strong>en</strong>skwintiel<strong>en</strong><br />

blijkt dat het aandeel met 72 proc<strong>en</strong>t het hoogst is in het tweede<br />

kwintiel. Deels komt dit doordat deze inkom<strong>en</strong>sgroep relatief veel ouder<strong>en</strong> bevat.<br />

Naarmate het inkom<strong>en</strong> to<strong>en</strong>eemt, zakt het aandeel met e<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eesmiddel iets in<br />

tot 66 proc<strong>en</strong>t in de hoogste inkom<strong>en</strong>sgroep.<br />

In 2013 kreeg 63 proc<strong>en</strong>t van de person<strong>en</strong> die deel uitmak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong><br />

met hoofdzakelijk inkom<strong>en</strong> uit arbeid of e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> onderneming e<strong>en</strong><br />

g<strong>en</strong>eesmiddel. Dat is minder dan bij m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> werkloosheidsuitkering<br />

(69 proc<strong>en</strong>t), bijstandsuitkering (72 proc<strong>en</strong>t) of arbeidsongeschiktheidsuitkering<br />

(82 proc<strong>en</strong>t). Bij gep<strong>en</strong>sioneerd<strong>en</strong>, die voor het overgrote deel ouder dan 65 zijn,<br />

lag het aandeel op 89 proc<strong>en</strong>t.<br />

Vooral vaker antidepressiva <strong>en</strong> antipsychotica bij<br />

arbeidsongeschikt<strong>en</strong><br />

Onder person<strong>en</strong> die voornamelijk rondkom<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> arbeidsongeschiktheidsuitkering<br />

is vooral het aandeel met antidepressiva <strong>en</strong> antipsychotica betrekkelijk<br />

hoog: respectievelijk 19 <strong>en</strong> 9 proc<strong>en</strong>t in 2013. Voor de gehele bevolking<br />

kwam<strong>en</strong> deze perc<strong>en</strong>tages uit op 6 voor antidepressiva <strong>en</strong> 2 voor antipsychotica.<br />

Dit kan – net als de eerder g<strong>en</strong>oemde hogere zorgkost<strong>en</strong> voor de geestelijke<br />

gezondheidszorg – duid<strong>en</strong> op meer psychische problem<strong>en</strong> in de groep arbeidsongeschikt<strong>en</strong>.<br />

Ook bijstandsontvangers krijg<strong>en</strong> vaker dan gemiddeld antidepressiva<br />

<strong>en</strong> antipsychotica (11 <strong>en</strong> 7 proc<strong>en</strong>t in 2013). Bij werkloz<strong>en</strong> komt dit in mindere<br />

mate voor. Arbeidsongeschikt<strong>en</strong> ontvang<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> vaker dan gemiddeld<br />

astma/COPD-middel<strong>en</strong>.<br />

Cc<br />

11% van de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

langdurig laag inkom<strong>en</strong> kreeg in 2013<br />

astma- of COPD-middel<strong>en</strong><br />

De <strong>sociale</strong> context van armoede 89


4.3.9 Aandeel mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> met <strong>en</strong>kele typ<strong>en</strong><br />

g<strong>en</strong>eesmiddel<strong>en</strong>, 2013<br />

Man<br />

antipsychotica<br />

diabetesmiddel<strong>en</strong><br />

antidepressiva<br />

astma/COPD-middel<strong>en</strong><br />

Vrouw<br />

antipsychotica<br />

diabetesmiddel<strong>en</strong><br />

antidepressiva<br />

astma/COPD-middel<strong>en</strong><br />

0<br />

2 4 6 8 10 12 14<br />

%<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s Laag inkom<strong>en</strong> Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Statistiek verstrekte g<strong>en</strong>eesmiddel<strong>en</strong>.<br />

Wanneer wordt gekek<strong>en</strong> naar de inkom<strong>en</strong>spositie, dan blijkt dat vooral antidepressiva<br />

<strong>en</strong> antipsychotica meer verstrekt word<strong>en</strong> aan langdurig lage inkom<strong>en</strong>s<br />

(10 respectievelijk 5 proc<strong>en</strong>t) <strong>en</strong> lage inkom<strong>en</strong>s (8 respectievelijk 4 proc<strong>en</strong>t) dan<br />

aan hogere inkom<strong>en</strong>s (6 respectievelijk 1 proc<strong>en</strong>t). In alle inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong><br />

krijg<strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> vaker antidepressiva dan mann<strong>en</strong>. Antipsychotica word<strong>en</strong> echter<br />

bij de groep met e<strong>en</strong> (langdurig) laag inkom<strong>en</strong> meer aan mann<strong>en</strong> verstrekt.<br />

Ook astma/COPD-middel<strong>en</strong> <strong>en</strong> diabetesmiddel<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> naar verhouding het<br />

meest voor bij m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong>. Respectievelijk 11 <strong>en</strong><br />

6 proc<strong>en</strong>t van h<strong>en</strong> ontving in 2013 deze middel<strong>en</strong>. Cholesterolverlagers (niet<br />

weergegev<strong>en</strong> in de grafiek) word<strong>en</strong> juist iets vaker aan person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

hoger inkom<strong>en</strong> verstrekt. Als echter rek<strong>en</strong>ing wordt gehoud<strong>en</strong> met verschill<strong>en</strong> in<br />

leeftijd<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong>, dan kom<strong>en</strong> ook deze middel<strong>en</strong> het vaakst<br />

voor bij de langdurig lage inkom<strong>en</strong>s.<br />

Over de hele linie krijg<strong>en</strong> mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrouw<strong>en</strong> uit de groep met e<strong>en</strong> langdurig<br />

laag inkom<strong>en</strong> relatief meer g<strong>en</strong>eesmiddel<strong>en</strong> voorgeschrev<strong>en</strong> dan person<strong>en</strong> uit de<br />

andere inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong>. Dit is bij zowel mann<strong>en</strong> als vrouw<strong>en</strong> vooral het geval in<br />

de leeftijd van 25 tot 65 jaar.<br />

90 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


4.4 Woonsituatie<br />

Lagere inkom<strong>en</strong>s won<strong>en</strong> relatief vaak in<br />

huurappartem<strong>en</strong>t<br />

In 2012 bestond bijna 70 proc<strong>en</strong>t van de zelfstandige woning<strong>en</strong> uit e<strong>en</strong>gezinswoning<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> ruim 30 proc<strong>en</strong>t uit meergezinswoning<strong>en</strong>, zoals flatwoning<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> appartem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Van het totaal aantal bewoonde woning<strong>en</strong>, zowel e<strong>en</strong>- als<br />

meergezins, was rond de 60 proc<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> koopwoning (Ministerie van BZK <strong>en</strong> CBS,<br />

2013). De woonsituatie van lagere <strong>en</strong> hogere inkom<strong>en</strong>s verschilt sterk. De meeste<br />

huishoud<strong>en</strong>s in de laagste twee inkom<strong>en</strong>skwintiel<strong>en</strong> won<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> huurwoning.<br />

In meer dan de helft van de gevall<strong>en</strong> betreft het e<strong>en</strong> huurappartem<strong>en</strong>t. Vanaf<br />

het derde kwintiel is de e<strong>en</strong>gezinskoopwoning in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate de meest<br />

voorkom<strong>en</strong>de behuizing. Woont in de derde kwintielgroep nog iets meer dan de<br />

helft in e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>gezinskoopwoning, in de vijfde kwintielgroep is dat drie kwart.<br />

Deze resultat<strong>en</strong> hang<strong>en</strong> mede sam<strong>en</strong> met het verschil in sam<strong>en</strong>stelling van de<br />

inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong>. De laagste inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong> bevatt<strong>en</strong> naar verhouding veel<br />

alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> <strong>en</strong> alle<strong>en</strong>staande ouders, terwijl in de hogere juist meer par<strong>en</strong> met<br />

<strong>en</strong> zonder kinder<strong>en</strong> te vind<strong>en</strong> zijn (zie bijlage B).<br />

E<strong>en</strong> deel van de huishoud<strong>en</strong>s, circa 5 proc<strong>en</strong>t, woont niet in e<strong>en</strong> zelfstandige<br />

woning. Het gaat veelal om jonger<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> – stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> – in<br />

woning<strong>en</strong> met gedeelde faciliteit<strong>en</strong>. Deze zijn hier buit<strong>en</strong> beschouwing gelat<strong>en</strong>.<br />

24% van de lage inkom<strong>en</strong>s<br />

in 2012 in e<strong>en</strong> koopwoning<br />

Aawoonde<br />

Van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> woont 46 proc<strong>en</strong>t in e<strong>en</strong> huurappartem<strong>en</strong>t<br />

<strong>en</strong> 30 proc<strong>en</strong>t in e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>gezins huurwoning. Onder de huishoud<strong>en</strong>s<br />

met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong> zijn deze aandel<strong>en</strong> met respec tievelijk 48 <strong>en</strong><br />

35 proc<strong>en</strong>t iets hoger. Zo’n 24 proc<strong>en</strong>t van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> 17 proc<strong>en</strong>t van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong> woont in e<strong>en</strong><br />

koopwoning.<br />

De <strong>sociale</strong> context van armoede 91


Zelfstandige woning<br />

E<strong>en</strong> gebouw of deel van e<strong>en</strong> gebouw dat volg<strong>en</strong>s bouw of verbouw blijv<strong>en</strong>d is<br />

bestemd voor perman<strong>en</strong>te bewoning. Daarbij hoev<strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> als toilet,<br />

keuk<strong>en</strong> <strong>en</strong> badkamer niet gedeeld te word<strong>en</strong>. Zelfstandige woning<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

onderverdeeld word<strong>en</strong> in:<br />

— meergezinswoning: ook wel aangeduid als gestapelde woning. Het is e<strong>en</strong> deel<br />

van e<strong>en</strong> gebouw met meerdere woning<strong>en</strong>, zoals e<strong>en</strong> flatwoning, appartem<strong>en</strong>t,<br />

galerijflat, etagewoning, bov<strong>en</strong>- <strong>en</strong> b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong>woning, portiekwoning<br />

of maisonnette.<br />

— e<strong>en</strong>gezinswoning: ook wel grondgebond<strong>en</strong> woning g<strong>en</strong>oemd. Deze woningtyp<strong>en</strong><br />

lop<strong>en</strong> uite<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong>woning <strong>en</strong> hoekwoning tot twee onder<br />

één kap, villa <strong>en</strong> landhuis.<br />

4.4.1 Woontype versus eig<strong>en</strong>domstype naar inkom<strong>en</strong>skwintiel, 2012<br />

% van huishoud<strong>en</strong>s in zelfstandige woning<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

1e kwintiel<br />

(laag)<br />

2e kwintiel 3e kwintiel 4e kwintiel 5e kwintiel<br />

(hoog)<br />

Meergezins huur<br />

E<strong>en</strong>gezins huur<br />

Bron: CBS, Vermog<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

Meergezins koop<br />

E<strong>en</strong>gezins koop<br />

Zev<strong>en</strong> op de ti<strong>en</strong> lage inkom<strong>en</strong>s in <strong>sociale</strong> huurwoning<br />

In Nederland word<strong>en</strong> de financieel meest kwetsbare huishoud<strong>en</strong>s via de <strong>sociale</strong><br />

huursector <strong>en</strong> de huurtoeslag (zie par. 5.3) aan betaalbare woning<strong>en</strong> geholp<strong>en</strong>.<br />

Zev<strong>en</strong> op ti<strong>en</strong> de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> won<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> <strong>sociale</strong><br />

huurwoning. Van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong> zijn dat er<br />

92 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


acht op de ti<strong>en</strong>. Bij e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s is dit aandeel met<br />

bijna e<strong>en</strong> derde aanzi<strong>en</strong>lijk lager. In al deze drie inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong> huurt zo’n e<strong>en</strong><br />

op de twintig huishoud<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> woning in de vrije sector.<br />

Sociale huurwoning<br />

Dit zijn huurwoning<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> relatief lage maar ook maximale huur die meestal<br />

eig<strong>en</strong>dom zijn van e<strong>en</strong> woningbouwcorporatie. In 2012 bedroeg de maximale<br />

kale huur van zo’n <strong>sociale</strong> huurwoning 664,66 euro per maand. Dat was in 2012<br />

tev<strong>en</strong>s de gr<strong>en</strong>s voor de huurtoeslag. Om in aanmerking te kom<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong><br />

dergelijke <strong>sociale</strong> huurwoning moet m<strong>en</strong> doorgaans aan bepaalde inkom<strong>en</strong>svoorwaard<strong>en</strong><br />

voldo<strong>en</strong>. Ook woning<strong>en</strong> van particuliere verhuurders met e<strong>en</strong> huur<br />

onder de huurtoeslaggr<strong>en</strong>s zijn hier als <strong>sociale</strong> huurwoning beschouwd.<br />

4.4.2 Won<strong>en</strong> in (<strong>sociale</strong>) huurwoning of koopwoning, 2012<br />

% van huishoud<strong>en</strong>s in zelfstandige woning<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

Bov<strong>en</strong> lageinkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Langdurig<br />

laag inkom<strong>en</strong><br />

Sociale huurwoning<br />

Vrije sector huurwoning<br />

Bron: CBS/BZK, WoON.<br />

Koopwoning<br />

De <strong>sociale</strong> context van armoede 93


Mer<strong>en</strong>deel lage inkom<strong>en</strong>s woont in wijk rond<br />

stadsc<strong>en</strong>trum<br />

Arme <strong>en</strong> rijke m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> won<strong>en</strong> doorgaans niet bij elkaar in de buurt. De meeste<br />

huishoud<strong>en</strong>s met (langdurig) risico op armoede won<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> (sterk) verstedelijkte<br />

omgeving. Rond e<strong>en</strong> op de ti<strong>en</strong> woont in het c<strong>en</strong>trum van e<strong>en</strong> stad, ruim de helft<br />

in e<strong>en</strong> wijk rond het c<strong>en</strong>trum. Voor de hogere inkom<strong>en</strong>s echter is het woonmilieu<br />

vaker gro<strong>en</strong>-stedelijk, c<strong>en</strong>trum-dorps of landelijk. Ze won<strong>en</strong> dus vaker in e<strong>en</strong> meer<br />

gro<strong>en</strong>e omgeving met e<strong>en</strong> lagere bebouwingsdichtheid. Hoofdstuk 6 toont meer<br />

detail in de mate van spreiding binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>te van lage inkom<strong>en</strong>s.<br />

Woonmilieu<br />

Aan elke 4-cijferige postcodewijk is e<strong>en</strong> woonmilieutypering toegek<strong>en</strong>d.<br />

De typologie is gebaseerd op e<strong>en</strong> aantal dim<strong>en</strong>sies: dichtheid, bereikbaarheid,<br />

functiem<strong>en</strong>ging <strong>en</strong> kwaliteit bebouwing. De vijf woonmilieus zijn:<br />

— C<strong>en</strong>trum-stedelijk. (Historische) binn<strong>en</strong>sted<strong>en</strong>, City/nieuwe stedelijke c<strong>en</strong>tra,<br />

c<strong>en</strong>tra van nieuwe sted<strong>en</strong>. Ess<strong>en</strong>tie: c<strong>en</strong>trale ligging, relatief hoge woondichtheid,<br />

functiem<strong>en</strong>ging.<br />

— Buit<strong>en</strong>-c<strong>en</strong>trum. Rond het c<strong>en</strong>trum geleg<strong>en</strong> compact <strong>en</strong> monofunctioneel<br />

woonmilieu. Vooroorlogse etage, vooroorlogse grondgebond<strong>en</strong>, vooroorlogse<br />

her<strong>en</strong>huiz<strong>en</strong>, vooroorlogse tuindorp<strong>en</strong>, naoorlogse etage,<br />

naoorlogse grondgebond<strong>en</strong>. Ess<strong>en</strong>tie: de stadswijk.<br />

— Gro<strong>en</strong>-stedelijk. Monofunctioneel woonmilieu dat ruim <strong>en</strong> gro<strong>en</strong> van opzet is<br />

in grotere geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. De uitbreiding aan de stad, groeikern<strong>en</strong> <strong>en</strong> actuele<br />

uitleg vall<strong>en</strong> hieronder. Ess<strong>en</strong>tie: huis met e<strong>en</strong> tuin.<br />

— C<strong>en</strong>trum dorps. Historische kern<strong>en</strong>, nieuwe kern<strong>en</strong>. Ess<strong>en</strong>tie: multifunctionele<br />

c<strong>en</strong>tra in kleinere kern<strong>en</strong>.<br />

— Landelijk won<strong>en</strong>. Lage bebouwingsdichtheid in e<strong>en</strong> overweg<strong>en</strong>d gro<strong>en</strong>gebied<br />

met weinig voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Ess<strong>en</strong>tie: villawijk<strong>en</strong>, won<strong>en</strong> in het landschap,<br />

landgoeder<strong>en</strong>.<br />

Bron: Ministerie van BZK <strong>en</strong> CBS (2013).<br />

94 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


4.4.3 Woonmilieu, 2012<br />

% van huishoud<strong>en</strong>s in zelfstandige woning<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

Bov<strong>en</strong> lageinkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Langdurig<br />

laag inkom<strong>en</strong><br />

C<strong>en</strong>trum-stedelijk<br />

Buit<strong>en</strong>-c<strong>en</strong>trum<br />

Bron: CBS/BZK, WoON.<br />

Gro<strong>en</strong>-stedelijk<br />

C<strong>en</strong>trum-dorps<br />

Landelijk won<strong>en</strong><br />

Huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> vaker ontevred<strong>en</strong><br />

over woning <strong>en</strong> woonomgeving<br />

De meeste huishoud<strong>en</strong>s zijn tevred<strong>en</strong> over hun woning. Dat gev<strong>en</strong> ze zelf aan.<br />

E<strong>en</strong> minderheid is echter niet cont<strong>en</strong>t. Onder de lage <strong>en</strong> vooral de langdurig<br />

lage inkom<strong>en</strong>s komt dat vaker voor dan onder de inkom<strong>en</strong>s bov<strong>en</strong> de lageinkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s.<br />

In 2012 war<strong>en</strong> 10 proc<strong>en</strong>t van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> 12 proc<strong>en</strong>t van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

ontevred<strong>en</strong> over hun woning. Bij de hogere inkom<strong>en</strong>s was dat 3 proc<strong>en</strong>t. Van<br />

de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> (langdurig) laag inkom<strong>en</strong> vindt ruim e<strong>en</strong> op de vijf<br />

de woning te klein. Verder zegt e<strong>en</strong> op de vijf met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> bijna<br />

e<strong>en</strong> kwart van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> slecht<br />

onderhoud<strong>en</strong> woning te won<strong>en</strong>. Bij huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de<br />

lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s zijn deze aandel<strong>en</strong> met respectievelijk 11 <strong>en</strong> 9 proc<strong>en</strong>t e<strong>en</strong><br />

stuk lager. Ook over de woonomgeving zijn huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> (langdurig) laag<br />

inkom<strong>en</strong>s vaker ontevred<strong>en</strong> dan huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong>: ruim e<strong>en</strong><br />

op de ti<strong>en</strong> versus e<strong>en</strong> op de twintig. Ook is bij deze huishoud<strong>en</strong>s het aandeel dat<br />

aangeeft zich niet betrokk<strong>en</strong> te voel<strong>en</strong> bij de leefbaarheid in de buurt iets groter<br />

(14 teg<strong>en</strong> 9 proc<strong>en</strong>t).<br />

De <strong>sociale</strong> context van armoede 95


4.4.4 Ontevred<strong>en</strong> over de woning <strong>en</strong> woonomgeving, 2012<br />

Is ontevred<strong>en</strong> over de woning<br />

Woont in e<strong>en</strong> te kleine woning<br />

Woont in e<strong>en</strong> slecht onderhoud<strong>en</strong> woning<br />

Is ontevred<strong>en</strong> over de woonomgeving<br />

Is niet betrokk<strong>en</strong> bij de leefbaarheid in de buurt<br />

0 10 20 30<br />

% van huishoud<strong>en</strong>s in zelfstandige woning<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s Laag inkom<strong>en</strong> Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

Bron: CBS/BZK, WoON.<br />

96 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


5.<br />

<strong>Armoede</strong>risico’s in<br />

breed financieel<br />

perspectief


In dit hoofdstuk wordt e<strong>en</strong> meer brede blik geworp<strong>en</strong> op de inkom<strong>en</strong>spositie<br />

van huishoud<strong>en</strong>s. We kijk<strong>en</strong> naar andere welvaartsindicator<strong>en</strong>, zoals besteding<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> vermog<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de beoordeling van de eig<strong>en</strong> financiële positie <strong>en</strong><br />

toekomst. Welk deel van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> kan terugvall<strong>en</strong><br />

op vermog<strong>en</strong>? Hoe zwaar drukk<strong>en</strong> bij h<strong>en</strong> de vaste last<strong>en</strong>? Hoe zi<strong>en</strong> ze hun<br />

financiële toekomst? Kom<strong>en</strong> de bijzondere bijstand <strong>en</strong> toeslag<strong>en</strong> bij de juiste<br />

groep, de lagere inkom<strong>en</strong>s, terecht? Wat zegt die groep zelf over hoe ze moet<strong>en</strong><br />

rondkom<strong>en</strong>? Hoeveel m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong> in de schuldhulpverl<strong>en</strong>ing?<br />

5.1 Besteding<strong>en</strong> <strong>en</strong> vaste last<strong>en</strong> van<br />

huishoud<strong>en</strong>s<br />

Vaste last<strong>en</strong> grootste uitgav<strong>en</strong>post van huishoud<strong>en</strong>s met<br />

e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

E<strong>en</strong> Nederlands huishoud<strong>en</strong> besteedde in 2013 gemiddeld 33 duiz<strong>en</strong>d euro.<br />

De huishoud<strong>en</strong>s die behoord<strong>en</strong> tot de 20 proc<strong>en</strong>t met de laagste inkom<strong>en</strong>s gav<strong>en</strong><br />

gemiddeld bijna 22 duiz<strong>en</strong>d euro uit, voor de huishoud<strong>en</strong>s in de groep met de<br />

hoogste inkom<strong>en</strong>s was dat ruim het dubbele (48 duiz<strong>en</strong>d euro). Naarmate het<br />

inkom<strong>en</strong> hoger is, nem<strong>en</strong> de besteding<strong>en</strong> toe. Voor e<strong>en</strong> deel is dit ook toe te<br />

schrijv<strong>en</strong> aan de omvang van het huishoud<strong>en</strong>. Bij de lagere inkom<strong>en</strong>s ging het<br />

gemiddeld om nog ge<strong>en</strong> 2 person<strong>en</strong> per huishoud<strong>en</strong>, terwijl de huishoud<strong>en</strong>s met<br />

de hogere inkom<strong>en</strong>s gemiddeld uit 2,5 person<strong>en</strong> bestond<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> in de laagste inkom<strong>en</strong>sgroep was 45 proc<strong>en</strong>t van zijn totale<br />

uitgav<strong>en</strong> in 2013 kwijt aan vaste last<strong>en</strong>, onder meer aan woonlast<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

verzekeringskost<strong>en</strong>. Vaste last<strong>en</strong> drukk<strong>en</strong> minder zwaar op de totale besteding<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> naarmate het inkom<strong>en</strong> hoger is. Zo mak<strong>en</strong> vaste last<strong>en</strong><br />

voor e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> in de hoogste inkom<strong>en</strong>sgroep nog maar 30 proc<strong>en</strong>t van de<br />

totale besteding<strong>en</strong> uit. Huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> gemiddeld<br />

e<strong>en</strong> groter deel van hun geld uitgev<strong>en</strong> aan minder noodzakelijke goeder<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>. Zo besteedd<strong>en</strong> de hoogste inkom<strong>en</strong>s in 2013 35 proc<strong>en</strong>t van hun<br />

uitgav<strong>en</strong> aan recreatie (sport, muziek), cultuur (boek<strong>en</strong>, museumbezoek) <strong>en</strong><br />

aankoop, onderhoud <strong>en</strong> reparatie van auto’s <strong>en</strong> fiets<strong>en</strong> <strong>en</strong> op<strong>en</strong>baar vervoer.<br />

98 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


In paragraaf 4.3 is geconstateerd dat zware rokers relatief veel voorkom<strong>en</strong> onder<br />

de lage inkom<strong>en</strong>s. Huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> gav<strong>en</strong> dan ook naar<br />

verhouding veel (5 proc<strong>en</strong>t van hun uitgav<strong>en</strong>) uit aan tabak <strong>en</strong> alcohol. Daar<br />

staat teg<strong>en</strong>over dat ze relatief weinig uitgev<strong>en</strong> aan ontspanning <strong>en</strong> vervoer<br />

(respectievelijk 14 <strong>en</strong> 7 proc<strong>en</strong>t). Ook bested<strong>en</strong> ze betrekkelijk weinig aan hun<br />

persoonlijke verzorging <strong>en</strong> gezondheid <strong>en</strong> aan het onderhoud <strong>en</strong> de inrichting van<br />

hun woning.<br />

5.1.1 Besteding<strong>en</strong> van huishoud<strong>en</strong>s naar inkom<strong>en</strong>skwintiel, 2013*<br />

Totaal<br />

1e kwintiel<br />

(laag) 2e kwintiel 3e kwintiel 4e kwintiel<br />

5e kwintiel<br />

(hoog)<br />

1 000 euro<br />

Totale besteding<strong>en</strong> 33,0 21,7 26,0 31,5 38,0 47,8<br />

% van totale besteding<strong>en</strong><br />

Bestedingscategorie<br />

Vaste last<strong>en</strong> 36 45 41 37 33 30<br />

Voeding 11 12 12 11 11 10<br />

Alcohol <strong>en</strong> tabak 3 4 4 4 3 3<br />

Persoonlijke verzorging<br />

<strong>en</strong> gezondheid 9 8 8 8 10 9<br />

Onderhoud, reparatie <strong>en</strong><br />

inrichting van woning 7 6 7 8 7 9<br />

Vervoer 12 7 9 12 14 12<br />

Ontspanning 18 14 15 16 18 23<br />

Overige 4 4 4 4 4 4<br />

Bron: CBS, Budgetonderzoek.<br />

Vaste last<strong>en</strong><br />

Vaste last<strong>en</strong> bestaan uit woonlast<strong>en</strong>, kost<strong>en</strong> voor gas, water <strong>en</strong> licht,<br />

abonnem<strong>en</strong>tskost<strong>en</strong> voor TV, Internet <strong>en</strong> bell<strong>en</strong>, premies voor de inboedel- <strong>en</strong><br />

aansprakelijkheidsverzekering <strong>en</strong> lokale heffing<strong>en</strong> <strong>en</strong> leges die voor ieder<br />

huishoud<strong>en</strong> verplicht zijn, zoals de rioolheffing. Het zijn uitgav<strong>en</strong> waar e<strong>en</strong><br />

(contractuele) verplichting aan t<strong>en</strong> grondslag ligt <strong>en</strong> waar e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> niet<br />

(e<strong>en</strong>voudig) onderuit komt.<br />

<strong>Armoede</strong>risico’s in breed financieel perspectief 99


5.1.2 Bestedingspatroon van huishoud<strong>en</strong>s, 2013*<br />

Vaste last<strong>en</strong><br />

Voeding<br />

Alcohol <strong>en</strong> tabak<br />

Persoonlijke verzorging<br />

<strong>en</strong> gezondheid<br />

Onderhoud, reparatie<br />

<strong>en</strong> inrichting van woning<br />

Vervoer<br />

Ontspanning<br />

Overige<br />

0 10 20 30 40<br />

50<br />

%<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Bron: CBS, Budgetonderzoek.<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

5.1.3 Besteding<strong>en</strong> van huishoud<strong>en</strong>s naar sam<strong>en</strong>stelling van het<br />

huishoud<strong>en</strong>, 2013*<br />

Totaal<br />

Bov<strong>en</strong><br />

lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong><br />

meerpersoonshuishoud<strong>en</strong><br />

alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong><br />

meerpersoonshuishoud<strong>en</strong><br />

alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong><br />

meerpersoonshuishoud<strong>en</strong><br />

x 1 000 euro<br />

Totale besteding<strong>en</strong> 21,8 39,3 23,5 40,4 17,7 28,4<br />

% van totale besteding<strong>en</strong><br />

Bestedingscategorie<br />

Vaste last<strong>en</strong> 44 34 42 33 49 43<br />

Voeding 9 12 9 11 10 12<br />

Alcohol <strong>en</strong> tabak 4 3 4 3 7 4<br />

Persoonlijke verzorging<br />

<strong>en</strong> gezondheid 8 9 8 9 7 9<br />

Onderhoud, reparatie <strong>en</strong><br />

inrichting van woning 8 7 8 8 6 6<br />

Vervoer 9 12 10 13 6 8<br />

Ontspanning 16 19 16 19 13 15<br />

Overige 2 4 3 4 2 3<br />

Bron: CBS, Budgetonderzoek.<br />

100 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Hoogste vaste last<strong>en</strong> bij alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong><br />

Bij alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> was het aandeel vaste last<strong>en</strong> verreweg<br />

het grootst: 49 proc<strong>en</strong>t van hun totale besteding<strong>en</strong>, teg<strong>en</strong> 42 proc<strong>en</strong>t bij alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong>. Ook war<strong>en</strong> alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> naar verhouding meer kwijt aan alcohol <strong>en</strong> tabak dan alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong> (7 proc<strong>en</strong>t teg<strong>en</strong> 4 proc<strong>en</strong>t). Ze besteedd<strong>en</strong> echter relatief<br />

minder aan ontspanning <strong>en</strong> vervoer. Meerpersoonshuishoud<strong>en</strong>s gav<strong>en</strong> naar<br />

verhouding minder dan alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> uit aan vaste last<strong>en</strong>. Toch drukte ook bij die<br />

huishoud<strong>en</strong>s de vaste last<strong>en</strong> zwaar op hun totale bestedingsruimte, zwaarder dan<br />

bij huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong>.<br />

5.2 Financiële problem<strong>en</strong>, moeilijk<br />

rondkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> toekomstverwachting<br />

Minder financiële problem<strong>en</strong> bij hoger inkom<strong>en</strong><br />

In 2014 had 6 proc<strong>en</strong>t van de huishoud<strong>en</strong>s naar eig<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> betalingsachterstand<strong>en</strong>,<br />

16 proc<strong>en</strong>t gaf aan moeilijk rond te kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> 38 proc<strong>en</strong>t zei<br />

financiële beperking<strong>en</strong> te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Het aandeel huishoud<strong>en</strong>s dat gewag maakt van<br />

betalingsachterstand<strong>en</strong> neemt af naarmate het inkom<strong>en</strong> hoger is. E<strong>en</strong> dergelijk<br />

verband geldt ook voor het aandeel huishoud<strong>en</strong>s dat moeilijk rondkomt <strong>en</strong><br />

financiële beperking<strong>en</strong> ervaart.<br />

In 2014 zei 15 proc<strong>en</strong>t van de huishoud<strong>en</strong>s in het laagste inkom<strong>en</strong>skwintiel<br />

betalingsachterstand<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong>. Dat is meer dan in 2013 to<strong>en</strong> 11 proc<strong>en</strong>t dit<br />

meldde. Bijna vier van de ti<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s in de laagste inkom<strong>en</strong>sgroep kond<strong>en</strong><br />

naar eig<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> moeilijk rondkom<strong>en</strong>. In de op e<strong>en</strong> na laagste inkom<strong>en</strong>sgroep<br />

speelde deze problematiek bij ruim twee op de ti<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s. T<strong>en</strong> opzichte van<br />

2013 zijn deze cijfers vrijwel gelijk geblev<strong>en</strong>. Betalingsachterstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet rond<br />

kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>, zijn in het hoogste inkom<strong>en</strong>skwintiel vrijwel verwaarloosbaar.<br />

<strong>Armoede</strong>risico’s in breed financieel perspectief 101


5.2.1 Huishoud<strong>en</strong>s met betalingsachterstand<strong>en</strong><br />

naar inkom<strong>en</strong>skwintiel<br />

%<br />

16<br />

14<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

2007 2008<br />

2009<br />

2010<br />

2011<br />

2012<br />

2013 2014*<br />

1e kwintiel (laag)<br />

2e kwintiel<br />

Bron: CBS, EU-SILC.<br />

3e kwintiel<br />

4e kwintiel<br />

5e kwintiel (hoog)<br />

Ruim e<strong>en</strong> derde van lage inkom<strong>en</strong>s ervaart woonlast<strong>en</strong><br />

als zware last<br />

Van iedere 100 euro die huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> per maand uitgev<strong>en</strong>,<br />

gaat 36 euro op aan woonlast<strong>en</strong>. Ruim e<strong>en</strong> derde van deze groep ervaart de<br />

woonlast<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> zware financiële last. Huishoud<strong>en</strong>s met hogere inkom<strong>en</strong>s<br />

zijn relatief minder kwijt aan woonlast<strong>en</strong> <strong>en</strong> slechts e<strong>en</strong> op de 10 ervaart de<br />

woonlast<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> zware last.<br />

Bijna 20 proc<strong>en</strong>t van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> meldde in 2014 e<strong>en</strong><br />

of meer betalingsachterstand<strong>en</strong>. Dat is meer dan in 2013 (17 proc<strong>en</strong>t) <strong>en</strong> 2012<br />

(15 proc<strong>en</strong>t). Betalingsachterstand<strong>en</strong> bij huur of hypotheek kwam<strong>en</strong> telk<strong>en</strong>s<br />

relatief het vaakst voor. Van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de lageinkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

meldde 4 proc<strong>en</strong>t betalingsachterstand<strong>en</strong>. Dit perc<strong>en</strong>tage is al<br />

jar<strong>en</strong> stabiel.<br />

102 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


18% van de huishoud<strong>en</strong>s<br />

met risico op armoede had in 2014<br />

Aabetalingsachterstand<strong>en</strong><br />

5.2.2 Woonlast<strong>en</strong> <strong>en</strong> betalingsachterstand<strong>en</strong>, 2014*<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

% van totale besteding<strong>en</strong><br />

Maandelijkse woonlast<strong>en</strong> (2013) 27 36<br />

% van huishoud<strong>en</strong>s<br />

Ervaart maandelijkse woonlast<strong>en</strong> als zware last 10 37<br />

E<strong>en</strong> of meer betalingsachterstand<strong>en</strong> 4 18<br />

waarvan t.a.v.<br />

huur of hypotheek 3 12<br />

gas, water of elektriciteit 2 10<br />

op afbetaling gekochte artikel<strong>en</strong> 1 1<br />

Bron: CBS, Budgetonderzoek <strong>en</strong> EU-SILC.<br />

Helft van huishoud<strong>en</strong>s met laag inkom<strong>en</strong> komt moeilijk<br />

rond<br />

Na jar<strong>en</strong> van stabiliteit, ook gedur<strong>en</strong>de de economische crisis, steeg bij huishoud<strong>en</strong>s<br />

met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> het aandeel dat aangeeft moeilijk rond te kom<strong>en</strong><br />

fors van 40 proc<strong>en</strong>t in 2012 naar ruim 50 proc<strong>en</strong>t in 2013. Weliswaar zakte in<br />

2014 het perc<strong>en</strong>tage vervolg<strong>en</strong>s weer iets in, maar toch bleef het op e<strong>en</strong> relatief<br />

hoog niveau stek<strong>en</strong> (48 proc<strong>en</strong>t). Bij de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de<br />

lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s schommelde het perc<strong>en</strong>tage huishoud<strong>en</strong>s dat moeilijk kan<br />

rondkom<strong>en</strong> in de afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> rond de ti<strong>en</strong> proc<strong>en</strong>t.<br />

<strong>Armoede</strong>risico’s in breed financieel perspectief 103


5.2.3 Huishoud<strong>en</strong>s die moeilijk rondkom<strong>en</strong><br />

%<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

2007 2008<br />

2009<br />

2010<br />

2011<br />

2012<br />

2013 2014*<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Bron: CBS, EU-SILC.<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Financiële beperking<strong>en</strong> zijn eerder regel dan<br />

uitzondering bij lage inkom<strong>en</strong>s<br />

Huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> regelmatig te mak<strong>en</strong> met financiële<br />

beperking<strong>en</strong>. In 2014 gaf 79 proc<strong>en</strong>t van h<strong>en</strong> aan onvoldo<strong>en</strong>de geld te hebb<strong>en</strong><br />

voor één of meer specifieke uitgav<strong>en</strong>, uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>d van het verwarm<strong>en</strong> van het<br />

huis (15 proc<strong>en</strong>t) tot het vervang<strong>en</strong> van verslet<strong>en</strong> meubels (63 proc<strong>en</strong>t). Ruim de<br />

helft van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> had onvoldo<strong>en</strong>de geld om<br />

regelmatig nieuwe kleding te kop<strong>en</strong> <strong>en</strong> bijna twee op de drie hadd<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> geld<br />

voor onverwachte noodzakelijke uitgav<strong>en</strong> (ter waarde van duiz<strong>en</strong>d euro). Van de<br />

huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong> had 31 proc<strong>en</strong>t te stell<strong>en</strong> met minimaal<br />

één van de g<strong>en</strong>oemde financiële beperking<strong>en</strong>.<br />

104 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


32% van de lage inkom<strong>en</strong>s<br />

had in 2014 te weinig geld om familie of<br />

te et<strong>en</strong> te vrag<strong>en</strong><br />

Bbk<strong>en</strong>niss<strong>en</strong><br />

5.2.4 Huishoud<strong>en</strong>s met financiële beperking<strong>en</strong>, 2014*<br />

Onvoldo<strong>en</strong>de geld voor<br />

Het goed verwarm<strong>en</strong> van het huis<br />

E<strong>en</strong> warme maaltijd met vlees, kip of vis om de dag<br />

Het te et<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong> van familie <strong>en</strong>/of k<strong>en</strong>niss<strong>en</strong><br />

Het regelmatig kop<strong>en</strong> van nieuwe kler<strong>en</strong><br />

Het jaarlijks e<strong>en</strong> week op vakantie gaan<br />

Het vervang<strong>en</strong> van verslet<strong>en</strong> meubels<br />

Het do<strong>en</strong> van onverwachte noodzakelijke uitgav<strong>en</strong><br />

T<strong>en</strong> minste één van de g<strong>en</strong>oemde items<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Bron: CBS, EU-SILC.<br />

0 10 20 30 40 50 60 70 80<br />

%<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Acht proc<strong>en</strong>t van de lage inkom<strong>en</strong>s is wanbetaler premie<br />

zorgverzekering<br />

Het al dan niet wanbetaler zijn voor de verplichte zorgverzekering kan e<strong>en</strong><br />

indicator zijn voor de materiële welvaart van e<strong>en</strong> persoon, waarbij het niet tijdig<br />

betal<strong>en</strong> van de zorgverzekeringspremie mogelijk wijst op achterligg<strong>en</strong>de<br />

beperking<strong>en</strong> in de financiële armslag.<br />

<strong>Armoede</strong>risico’s in breed financieel perspectief 105


Wanbetalers zorgverzekeringswet naar inkom<strong>en</strong>skwintiel<br />

%<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

Totaal<br />

1e kwintiel<br />

(laag)<br />

2e kwintiel 3e kwintiel 4e kwintiel 5e kwintiel<br />

(hoog)<br />

2010 2013<br />

Bron: CBS, Statistiek wanbetalers zorgverzekeringswet.<br />

Person<strong>en</strong> van 18 jaar <strong>en</strong> ouder die verzekerd zijn volg<strong>en</strong>s de Zorgverzekeringswet<br />

maar die minimaal 6 maand<strong>en</strong> achtere<strong>en</strong> hun premie aan de zorgverzekeraar niet<br />

hebb<strong>en</strong> betaald, word<strong>en</strong> wanbetalers g<strong>en</strong>oemd. In de 20 proc<strong>en</strong>t laagste<br />

inkom<strong>en</strong>s was het aandeel wanbetalers in 2013 met 6 proc<strong>en</strong>t drie keer zo hoog<br />

als gemiddeld. Het aandeel wanbetalers neemt sterk af met het to<strong>en</strong>em<strong>en</strong> van<br />

het inkom<strong>en</strong>. Het perc<strong>en</strong>tage is in het laagste inkom<strong>en</strong>skwintiel gesteg<strong>en</strong> van<br />

5 proc<strong>en</strong>t in 2010 naar 6 proc<strong>en</strong>t in 2013.<br />

In de groep met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> onder de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s steeg het aandeel<br />

wanbetalers van 7 proc<strong>en</strong>t in 2010 naar 8 proc<strong>en</strong>t in 2013 <strong>en</strong> bij person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

langdurig laag inkom<strong>en</strong> van 4 naar 6 proc<strong>en</strong>t. Op de gehele bevolking van 18 jaar<br />

<strong>en</strong> ouder bleef het perc<strong>en</strong>tage wanbetalers vrij stabiel rond de 2. Wanbetalers<br />

zijn oververteg<strong>en</strong>woordigd bij person<strong>en</strong> tot 45 jaar, bij niet-westerse allochton<strong>en</strong>,<br />

vooral bij Antillian<strong>en</strong> (14 proc<strong>en</strong>t) <strong>en</strong> Surinamers (8 proc<strong>en</strong>t), <strong>en</strong> bij<br />

bijstandsontvangers (12 proc<strong>en</strong>t). Verder is het perc<strong>en</strong>tage wanbetalers hoger als<br />

het onderwijsniveau lager is <strong>en</strong> gaat het vaker om mann<strong>en</strong> dan om vrouw<strong>en</strong>.<br />

106 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Minder inkom<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>t ook meer schuld<strong>en</strong><br />

Het aandeel huishoud<strong>en</strong>s dat gelet op zijn financiële situatie aangeeft schuld<strong>en</strong><br />

te moet<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>, neemt aanzi<strong>en</strong>lijk toe met het dal<strong>en</strong> van het inkom<strong>en</strong>. In <strong>2015</strong><br />

speelde de schuld<strong>en</strong>problematiek bij 6,8 proc<strong>en</strong>t van de huishoud<strong>en</strong>s in het<br />

laagste kwintiel. In de daaropvolg<strong>en</strong>de tweede inkom<strong>en</strong>sgroep was dat bij<br />

2,1 proc<strong>en</strong>t het geval <strong>en</strong> in de hoogste inkom<strong>en</strong>sgroep bij 0,4 proc<strong>en</strong>t. Met het<br />

stijg<strong>en</strong> van het inkom<strong>en</strong> hoev<strong>en</strong> ook steeds minder m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> hun spaargeld aan te<br />

sprek<strong>en</strong>. Dit aandeel liep van 12,1 proc<strong>en</strong>t in de laagste inkom<strong>en</strong>sgroep terug tot<br />

1,1 proc<strong>en</strong>t in de hoogste inkom<strong>en</strong>sgroep.<br />

5.2.5 Schuld<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> <strong>en</strong> spaarmiddel<strong>en</strong> aansprek<strong>en</strong><br />

naar inkom<strong>en</strong>skwintiel, januari t/m september <strong>2015</strong><br />

1e kwintiel (laag)<br />

2e kwintiel<br />

3e kwintiel<br />

4e kwintiel<br />

5e kwintiel (hoog)<br />

0<br />

2 4 6 8 10 12 14<br />

%<br />

Schuld<strong>en</strong> mak<strong>en</strong><br />

Spaarmiddel<strong>en</strong> aansprek<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> Conjunctuuronderzoek.<br />

Het inkom<strong>en</strong> dat aan indicator<strong>en</strong> van financiële armslag zoals schuld<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />

mak<strong>en</strong> <strong>en</strong> spaarmiddel<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> aansprek<strong>en</strong> is gerelateerd, betreft zelfrapportages<br />

<strong>en</strong> niet de gebruikelijke registratiegegev<strong>en</strong>s. Vanwege de minder<br />

goede meetkwaliteit van de zelfrapportages zijn als indelingscriterium alle<strong>en</strong><br />

inkom<strong>en</strong>skwintiel<strong>en</strong> gebruikt. De informatie bestrijkt de periode tot <strong>en</strong> met<br />

september <strong>2015</strong>.<br />

<strong>Armoede</strong>risico’s in breed financieel perspectief 107


Financiële armslag van lage inkom<strong>en</strong>s verder verbeterd<br />

T<strong>en</strong> opzichte van 2014 is in <strong>2015</strong> in de laagste inkom<strong>en</strong>sgroep het aandeel<br />

huishoud<strong>en</strong>s dat zegt schuld<strong>en</strong> te moet<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> beroep moet do<strong>en</strong> op<br />

spaargeld, iets gedaald. In 2014 daalde dit aandeel ook t<strong>en</strong> opzichte van 2013.<br />

Dat duidt op e<strong>en</strong> lichte financiële verbetering voor de huishoud<strong>en</strong>s met de<br />

laagste inkom<strong>en</strong>s, e<strong>en</strong> ontwikkeling die spoort met de aantrekk<strong>en</strong>de economie.<br />

Ondanks deze positieve ontwikkeling is de financiële situatie van huishoud<strong>en</strong>s<br />

in het laagste inkom<strong>en</strong>ssegm<strong>en</strong>t nog steeds minder dan in 2008, het jaar dat,<br />

behoud<strong>en</strong>s het vierde kwartaal, verschoond bleef van de economische malaise.<br />

In 2008 rapporteerde 5,4 proc<strong>en</strong>t van de huishoud<strong>en</strong>s met weinig inkom<strong>en</strong><br />

schuld<strong>en</strong> te moet<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>, 10,3 proc<strong>en</strong>t moest spaargeld aansprek<strong>en</strong>. Ook bij de<br />

hogere inkom<strong>en</strong>s zette zich in <strong>2015</strong>, in navolging van 2014, de verbetering van de<br />

financiële situatie verder door.<br />

5.2.6 Financiële situatie van huishoud<strong>en</strong>s<br />

2000 2008 2009 2010 2011 2013 2014 <strong>2015</strong> 1)<br />

%<br />

Laagste inkom<strong>en</strong>skwintiel<br />

Moet op dit mom<strong>en</strong>t schuld<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> 5,6 5,4 6,4 6,1 6,4 7,8 7,6 6,8<br />

Moet spaarmiddel<strong>en</strong> aansprek<strong>en</strong> 7,7 10,3 9,9 10,4 11,8 13,7 12,7 12,1<br />

Kan precies rondkom<strong>en</strong> 63,3 67,1 65,4 64,2 64,1 63,0 62,0 64,4<br />

Houdt beetje geld over 18,3 15,1 15,1 17,5 15,2 13,7 14,9 13,6<br />

Houdt veel geld over 3,4 1,3 2,1 1,1 1,6 1,1 1,8 1,9<br />

Hogere inkom<strong>en</strong>skwintiel<strong>en</strong><br />

Moet op dit mom<strong>en</strong>t schuld<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> 1,2 1,0 1,1 1,0 1,3 1,4 1,3 1,0<br />

Moet spaarmiddel<strong>en</strong> aansprek<strong>en</strong> 2,0 3,1 2,4 3,2 3,4 3,8 3,7 3,1<br />

Kan precies rondkom<strong>en</strong> 31,7 34,7 34,6 34,4 36,3 37,4 36,6 34,9<br />

Houdt beetje geld over 42,3 44,3 44,5 44,6 43,5 41,0 41,2 42,1<br />

Houdt veel geld over 22,2 16,5 17,0 16,5 14,9 15,9 16,9 18,5<br />

Bron: CBS, Consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> Conjunctuur Onderzoek.<br />

1)<br />

Cijfers van <strong>2015</strong> hebb<strong>en</strong> betrekking op de periode januari t/m september.<br />

Positieve toekomstverwachting<strong>en</strong> stabiliser<strong>en</strong><br />

De sterke stijging in 2014 van het aandeel huishoud<strong>en</strong>s dat vertrouw<strong>en</strong> heeft in<br />

de verbetering van de eig<strong>en</strong> financiële situatie in de kom<strong>en</strong>de 12 maand<strong>en</strong>, zet<br />

in <strong>2015</strong> niet overtuig<strong>en</strong>d door. Zeker in de laagste inkom<strong>en</strong>sgroep is sprake van<br />

stabilisatie. Het aandeel met e<strong>en</strong> positieve verwachting lag hier met 13,4 proc<strong>en</strong>t<br />

108 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


op vrijwel hetzelfde niveau als in 2014 (13,2 proc<strong>en</strong>t). In de groep met e<strong>en</strong><br />

hoger inkom<strong>en</strong> steeg het vertrouw<strong>en</strong> wel, van 17,3 naar 18,1 proc<strong>en</strong>t. Maar dat<br />

was veel minder dan e<strong>en</strong> jaar eerder. Het aandeel liep to<strong>en</strong> op van 11,9 naar<br />

17,3 proc<strong>en</strong>t. In de laagste inkom<strong>en</strong>sgroep ligt het vertrouw<strong>en</strong> inmiddels weer op<br />

hetzelfde niveau als in de economisch goede jar<strong>en</strong> 2006 <strong>en</strong> 2007. In de hogere<br />

inkom<strong>en</strong>sgroep is dat ondanks de rec<strong>en</strong>te stijging<strong>en</strong> nog niet het geval.<br />

In de periode 2000–<strong>2015</strong> war<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s in de laagste inkom<strong>en</strong>sgroep wel<br />

telk<strong>en</strong>s iets somberder over de te verwacht<strong>en</strong> verbetering van hun eig<strong>en</strong> financiële<br />

situatie dan huishoud<strong>en</strong>s in de hogere inkom<strong>en</strong>sklass<strong>en</strong>. In period<strong>en</strong> waarin het<br />

slechter gaat met de economie, ligg<strong>en</strong> de aandel<strong>en</strong> van huishoud<strong>en</strong>s die in de<br />

kom<strong>en</strong>de twaalf maand<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verbetering in de eig<strong>en</strong> situatie verwacht<strong>en</strong>, voor<br />

beide inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong> dichter bij elkaar dan in period<strong>en</strong> van hoogconjunctuur.<br />

5.2.7 Huishoud<strong>en</strong>s die in de kom<strong>en</strong>de 12 maand<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verbetering<br />

in de eig<strong>en</strong> financiële situatie verwacht<strong>en</strong><br />

%<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 <strong>2015</strong> 1)<br />

1e kwintiel (laag)<br />

Overige kwintiel<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> Conjunctuur Onderzoek.<br />

1)<br />

De cijfers over <strong>2015</strong> hebb<strong>en</strong> betrekking op de periode januari t/m september.<br />

<strong>Armoede</strong>risico’s in breed financieel perspectief 109


5.3 Financiële tegemoetkoming<strong>en</strong>:<br />

bijzondere bijstand <strong>en</strong> toeslag<strong>en</strong><br />

Aantal huishoud<strong>en</strong>s met bijzondere bijstand fors<br />

toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

In de periode 2007–2013 ontving jaarlijks rond 28 proc<strong>en</strong>t van de huishoud<strong>en</strong>s<br />

met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> bijzondere bijstand. Doordat het aantal huishoud<strong>en</strong>s<br />

met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> de afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> fors is toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, steeg bij h<strong>en</strong> het<br />

aantal met bijzondere bijstand dan ook flink, van 150 duiz<strong>en</strong>d in 2010 tot bijna<br />

210 duiz<strong>en</strong>d in 2013. E<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> met bijzondere bijstand ontving in 2013<br />

gemiddeld 810 euro. Dit was 250 euro minder dan in 2009, bij het begin van de<br />

economische crisis.<br />

De bijzondere bijstand betreft vaak – uitsluit<strong>en</strong>d of mede – de langdurigheidstoeslag.<br />

Twee van de drie huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> die bijzondere<br />

bijstand ontving<strong>en</strong>, kreg<strong>en</strong> in 2012 (ook) de langdurigheidstoeslag; het ging in<br />

dat jaar om gemiddeld 420 euro per huishoud<strong>en</strong>.<br />

5.3.1 Huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> (langdurig) laag inkom<strong>en</strong> met bijzondere<br />

bijstand<br />

Met bijzondere bijstand<br />

Met langdurigheidstoeslag<br />

Totaal aandeel gemiddeld bedrag aandeel gemiddeld bedrag<br />

x 1 000 % Euro % Euro<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

2007 515 27,0 860 . .<br />

2008 515 26,7 1 090 12,1 390<br />

2009 527 28,1 1 060 16,5 440<br />

2010 514 29,1 1 070 17,9 470<br />

2011 571 27,4 910 16,7 450<br />

2012 656 27,6 850 18,7 420<br />

2013* 728 28,5 810 . .<br />

Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

2007 172 45,7 740 . .<br />

2008 163 44,2 770 27,5 380<br />

2009 157 46,7 780 34,7 410<br />

2010 149 49,5 900 38,5 450<br />

2011 154 48,1 720 38,4 440<br />

2012 169 46,6 690 37,1 410<br />

2013* 193 46,2 710 . .<br />

Bron: CBS, Sociaal Statistisch Bestand.<br />

110 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Nog ge<strong>en</strong> vier van de ti<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong> ontving<strong>en</strong><br />

langdurigheidstoeslag.<br />

Huishoud<strong>en</strong>s die al t<strong>en</strong> minste vier jaar achtere<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />

rondkom<strong>en</strong>, ontvang<strong>en</strong> relatief vaak bijzondere bijstand. In 2013 had 46 proc<strong>en</strong>t<br />

van deze groep bijzondere bijstand. De langdurigheidstoeslag heeft t<strong>en</strong> doel<br />

huishoud<strong>en</strong>s met langdurig weinig geld iets meer financiële speelruimte te gev<strong>en</strong>.<br />

Van de huishoud<strong>en</strong>s met langdurig e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> ontving in 2012 echter bijna<br />

twee derde, 63 proc<strong>en</strong>t, deze toeslag niet.<br />

Bijzondere bijstand <strong>en</strong> langdurigheidstoeslag<br />

Naast algem<strong>en</strong>e bijstand k<strong>en</strong>t de Wet Werk <strong>en</strong> Bijstand (WWB) ook bijzondere<br />

bijstand. Deze wordt verle<strong>en</strong>d voor bijzondere kost<strong>en</strong>. Bijzondere kost<strong>en</strong><br />

ontstaan door bijzondere omstandighed<strong>en</strong> bij de aanvrager. Het zijn vaak<br />

tegemoetkoming<strong>en</strong> voor: orthopedisch schoeisel, e<strong>en</strong> hoortoestel, bril,<br />

lidmaatschap van e<strong>en</strong> sportclub, kost<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> schoolreisje. Bijzondere bijstand<br />

kan in geld of in natura word<strong>en</strong> verstrekt. De langdurigheidstoeslag is e<strong>en</strong> vorm<br />

van bijzondere bijstand. Het gaat daarbij om e<strong>en</strong> (jaarlijkse) e<strong>en</strong>malige uitkering<br />

voor huishoud<strong>en</strong>s die langdurig (doorgaans drie jaar of langer) moet<strong>en</strong><br />

rondkom<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> op of iets bov<strong>en</strong> het beleidsmatig minimum.<br />

In de toek<strong>en</strong>ning van bijzondere bijstand zit e<strong>en</strong> zekere regionale ongelijkheid.<br />

Geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> hanter<strong>en</strong> hiervoor namelijk verschill<strong>en</strong>de criteria. Zo mag het<br />

inkom<strong>en</strong> van de aanvrager voor toek<strong>en</strong>ning van langdurigheidstoeslag niet<br />

bov<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bepaalde inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s uitkom<strong>en</strong>, waarbij deze gr<strong>en</strong>s tuss<strong>en</strong><br />

geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> varieert van 100 tot 120 proc<strong>en</strong>t van het beleidsmatig minimum.<br />

In deze paragraaf blijft de bijzondere bijstand beperkt tot het totaal van de<br />

e<strong>en</strong>malige <strong>en</strong> periodieke bijzondere bijstand <strong>en</strong> de langdurigheidstoeslag die tot<br />

2013 apart gespecificeerd kon word<strong>en</strong>. Vanwege het ontbrek<strong>en</strong> van geldige<br />

meting<strong>en</strong> kond<strong>en</strong> cijfers over de zogehet<strong>en</strong> categoriale bijzondere bijstand,<br />

ofwel de specifieke ondersteuning voor de doelgroep chronisch ziek<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

gehandicapt<strong>en</strong> met weinig inkom<strong>en</strong>, niet in de cijfers word<strong>en</strong> meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

In 2013 werd in totaal 322,5 miljo<strong>en</strong> euro aan bijzondere bijstand uitgekeerd.<br />

Hiervan ging iets meer dan de helft naar huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> onder de<br />

lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s. Huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong> ontving<strong>en</strong> in<br />

totaal 63 miljo<strong>en</strong> euro aan bijzondere bijstand.<br />

<strong>Armoede</strong>risico’s in breed financieel perspectief 111


Zorgtoeslag <strong>en</strong> huurtoeslag bij ruime meerderheid van<br />

huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

Bijna neg<strong>en</strong> van de ti<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> ontving<strong>en</strong> in 2014<br />

e<strong>en</strong> toeslag op hun inkom<strong>en</strong>. Bijna 87 proc<strong>en</strong>t kreeg zorgtoeslag <strong>en</strong> bijna zes op<br />

de ti<strong>en</strong> huurtoeslag. Van de totale groep met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> ontving 28 proc<strong>en</strong>t<br />

kindgebond<strong>en</strong> budget <strong>en</strong> 4 proc<strong>en</strong>t kinderopvangtoeslag. De zorgtoeslag <strong>en</strong> de<br />

huurtoeslag kom<strong>en</strong> bij huishoud<strong>en</strong>s die langdurig van e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />

rondkom<strong>en</strong>, het vaakst voor, bij respectievelijk 94 <strong>en</strong> 73 proc<strong>en</strong>t van deze groep.<br />

Ook huishoud<strong>en</strong>s bov<strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s kom<strong>en</strong> in aanmerking voor<br />

toeslag<strong>en</strong>. Het aandeel dat kinderopvangtoeslag ontvangt is met 7 proc<strong>en</strong>t zelfs<br />

hoger dan onder de groep met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. Ook onder huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong><br />

hoger inkom<strong>en</strong> is de zorgtoeslag wijd verbreid. Dit komt voor e<strong>en</strong> deel doordat<br />

ook volwass<strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> die bij hun ouders won<strong>en</strong>, gezi<strong>en</strong> hun geringe eig<strong>en</strong><br />

inkomst<strong>en</strong> hiervoor vaak in aanmerking kom<strong>en</strong>.<br />

5.3.2 Huishoud<strong>en</strong>s met toeslag, 2014*<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

Totaal<br />

0 20 40 60 80<br />

100<br />

%<br />

Kinderopvangtoeslag<br />

Huurtoeslag<br />

Kindgebond<strong>en</strong> budget<br />

Zorgtoeslag<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

112 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Inkom<strong>en</strong>sondersteuning door toeslag<strong>en</strong><br />

Het Rijk keert diverse toeslag<strong>en</strong> uit als inkom<strong>en</strong>sondersteuning. De hoogte van<br />

de toeslag is mede afhankelijk van het (gezam<strong>en</strong>lijk) inkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> vermog<strong>en</strong> van<br />

de aanvrager(s):<br />

— De zorgtoeslag is e<strong>en</strong> tegemoetkoming in de kost<strong>en</strong> voor de zorgverzekering.<br />

Iedere<strong>en</strong> die premie betaalt voor e<strong>en</strong> Nederlandse zorgverzekering, komt<br />

hiervoor in aanmerking mits het inkom<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bepaalde gr<strong>en</strong>s ligt.<br />

— Bij de huurtoeslag speelt onder meer de hoogte van de kale huur e<strong>en</strong> rol.<br />

— De kinderopvangtoeslag wordt verle<strong>en</strong>d als tegemoetkoming in de kost<strong>en</strong> voor<br />

de opvang van kinder<strong>en</strong> tot 12 jaar onder voorwaarde dat zowel de aanvrager<br />

als de toeslagpartner beid<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>, dan wel e<strong>en</strong> opleiding volg<strong>en</strong>.<br />

— Het kindgebond<strong>en</strong> budget wordt onder voorwaard<strong>en</strong> verle<strong>en</strong>d voor kinder<strong>en</strong><br />

tot 18 jaar.<br />

De meeste toeslag<strong>en</strong> beog<strong>en</strong> de last<strong>en</strong> van huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> lager inkom<strong>en</strong><br />

te verminder<strong>en</strong>. Met uitzondering van de kinderopvangtoeslag is het aandeel<br />

huishoud<strong>en</strong>s dat e<strong>en</strong> toeslag ontvangt, dan ook lager naarmate het inkom<strong>en</strong><br />

hoger is. CBS (2014).<br />

Huishoud<strong>en</strong>s met toeslag naar inkom<strong>en</strong>skwintiel, 2014*<br />

%<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

1e kwintiel (laag) 2e kwintiel 3e kwintiel 4e kwintiel 5e kwintiel (hoog)<br />

Zorgtoeslag<br />

Kindgebond<strong>en</strong> budget<br />

Huurtoeslag<br />

Kinderopvangtoeslag<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

<strong>Armoede</strong>risico’s in breed financieel perspectief 113


Naast deze toeslag<strong>en</strong> zijn er nog diverse regeling<strong>en</strong> die de last<strong>en</strong> van huishoud<strong>en</strong>s<br />

verlag<strong>en</strong>. Zo kunn<strong>en</strong> burgers met e<strong>en</strong> smalle beurs in aanmerking<br />

kom<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> subsidie voor rechtsbijstand. Maar ook organisaties als de<br />

Voedselbank verlicht<strong>en</strong> de nood van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met weinig geld. Eerder in deze<br />

paragraaf kwam ook de bijzondere bijstand ter sprake. In deze paragraaf wordt<br />

echter verder alle<strong>en</strong> ingegaan op de bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde toeslag<strong>en</strong> die door de<br />

belastingdi<strong>en</strong>st uitgekeerd word<strong>en</strong>.<br />

Ruim 2 800 euro aan toeslag<strong>en</strong> voor huishoud<strong>en</strong> met<br />

laag inkom<strong>en</strong><br />

Gemiddeld berek<strong>en</strong>d over alle huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> bedroeg<br />

het totaal bedrag aan toeslag<strong>en</strong> in 2014 ruim 2 800 euro per huishoud<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> dat langdurig op e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> was aangewez<strong>en</strong>, ontving<br />

in doorsnee in totaal ruim 3300 euro. Verreweg het grootste deel van dit bedrag<br />

bestond uit huur- <strong>en</strong> zorgtoeslag. Het totaalbedrag verschilt natuurlijk sterk tuss<strong>en</strong><br />

de afzonderlijke huishoud<strong>en</strong>s. Niet alle huishoud<strong>en</strong>s kom<strong>en</strong> immers in aanmerking<br />

voor e<strong>en</strong> toeslag. Zo ontving bijna 11 proc<strong>en</strong>t van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> helemaal ge<strong>en</strong> toeslag, terwijl e<strong>en</strong> op de ti<strong>en</strong> 5 600 euro of meer ontving.<br />

De ruim 6,3 miljo<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

ontving<strong>en</strong> gemiddeld duiz<strong>en</strong>d euro aan toeslag<strong>en</strong>. Het ging bij h<strong>en</strong> vooral om<br />

zorg- <strong>en</strong> kinderopvangtoeslag. Ruim de helft van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong><br />

bov<strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s profiteerde van e<strong>en</strong> of meer toeslag<strong>en</strong>.<br />

5.3.3 Gemiddeld bedrag aan toeslag, 2014*<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

Totaal<br />

0 500 1 000 1 500 2 000 2 500 3 000 3 500<br />

euro<br />

Zorgtoeslag<br />

Kindgebond<strong>en</strong> budget<br />

Huurtoeslag<br />

Kinderopvangtoeslag<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

114 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


1 770 euro aan huurtoeslag<br />

Aavoor langdurig lage inkom<strong>en</strong>s<br />

5.4 Vermog<strong>en</strong>spositie<br />

Vermog<strong>en</strong> belangrijke aanvull<strong>en</strong>de indicator<br />

Het vermog<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> aanvull<strong>en</strong>de indicator bij het met<strong>en</strong> van de kans op armoede.<br />

E<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> is voor huishoud<strong>en</strong>s die kunn<strong>en</strong> terugvall<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> vermog<strong>en</strong>sbuffer<br />

immers minder problematisch, zolang het inkom<strong>en</strong> niet jar<strong>en</strong>lang laag<br />

blijft <strong>en</strong> het vermog<strong>en</strong> op korte termijn in beschikbaar geld kan word<strong>en</strong> omgezet.<br />

Daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> verker<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s die naast e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> e<strong>en</strong> schuld<br />

hebb<strong>en</strong>, in e<strong>en</strong> b<strong>en</strong>arde financiële positie.<br />

Hoe hoger het inkom<strong>en</strong>, hoe groter het vermog<strong>en</strong><br />

Huishoud<strong>en</strong>s in Nederland hadd<strong>en</strong> op 1 januari 2013 e<strong>en</strong> doorsnee-vermog<strong>en</strong><br />

van 19 duiz<strong>en</strong>d euro. Begin 2008 was dat nog 47 duiz<strong>en</strong>d euro. Deze krimp kwam<br />

vooral door de waardedaling van de eig<strong>en</strong> woning als gevolg van de economische<br />

crisis. Maar ook wanneer de eig<strong>en</strong> woning buit<strong>en</strong> beschouwing wordt gelat<strong>en</strong>, was<br />

er in deze periode sprake van e<strong>en</strong> afname: van 19 duiz<strong>en</strong>d naar 12 duiz<strong>en</strong>d euro.<br />

De hoogte van het vermog<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> hangt sterk sam<strong>en</strong> met het<br />

inkom<strong>en</strong>. Begin 2013 bedroeg het mediane vermog<strong>en</strong> van de 20 proc<strong>en</strong>t huishoud<strong>en</strong>s<br />

met de laagste inkom<strong>en</strong>s 1 800 euro. Bij de 20 proc<strong>en</strong>t huishoud<strong>en</strong>s<br />

met de hoogste inkom<strong>en</strong>s was dat met 135 duiz<strong>en</strong>d euro, 75 keer zo groot.<br />

Van het totale vermog<strong>en</strong> van Nederlandse huishoud<strong>en</strong>s was 9 proc<strong>en</strong>t in hand<strong>en</strong><br />

van de laagste inkom<strong>en</strong>sgroep, terwijl de hoogste inkom<strong>en</strong>sgroep over 48 proc<strong>en</strong>t<br />

beschikte.<br />

<strong>Armoede</strong>risico’s in breed financieel perspectief 115


5.4.1 Mediane vermog<strong>en</strong> van huishoud<strong>en</strong>s naar inkom<strong>en</strong>skwintiel,<br />

1 januari 2013*<br />

1 000 euro<br />

140<br />

120<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

1e kwintiel<br />

(laag)<br />

2e kwintiel 3e kwintiel 4e kwintiel 5e kwintiel<br />

(hoog)<br />

Bron: CBS, Vermog<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

Twee derde lage inkom<strong>en</strong>s heeft ge<strong>en</strong> of nauwelijks<br />

vermog<strong>en</strong><br />

Begin 2013 kwam het doorsnee-vermog<strong>en</strong> van huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> uit op 1000 euro. Dat is fors minder dan het mediane vermog<strong>en</strong> van<br />

32 duiz<strong>en</strong>d euro bij de hogere inkom<strong>en</strong>s. De vermog<strong>en</strong>sverdeling over de<br />

huishoud<strong>en</strong>s is zeer scheef. Bijna twee derde van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> had ge<strong>en</strong> of maar e<strong>en</strong> kleine vermog<strong>en</strong>sbuffer: 8 proc<strong>en</strong>t had e<strong>en</strong> schuld<br />

van meer dan 2,5 duiz<strong>en</strong>d euro <strong>en</strong> bij 57 proc<strong>en</strong>t schommelde het vermog<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> de min 2,5 duiz<strong>en</strong>d <strong>en</strong> plus 2,5 duiz<strong>en</strong>d euro. Vooral huishoud<strong>en</strong>s in de<br />

bijstand, namelijk 85 proc<strong>en</strong>t, hebb<strong>en</strong> vaak e<strong>en</strong> negatief of beperkt vermog<strong>en</strong>.<br />

Onder de huishoud<strong>en</strong>s die langdurig van e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> moest<strong>en</strong> rondkom<strong>en</strong>,<br />

komt e<strong>en</strong> schuld van meer dan 2,5 duiz<strong>en</strong>d euro bij bijna 5 proc<strong>en</strong>t voor, terwijl<br />

65 proc<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> vermog<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de min 2,5 duiz<strong>en</strong>d <strong>en</strong> plus 2,5 duiz<strong>en</strong>d euro had.<br />

1 000 euro was het doorsneevermog<strong>en</strong><br />

van huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong><br />

laag inkom<strong>en</strong> op 1 januari 2013<br />

Aa<br />

116 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Vermog<strong>en</strong>: bezitting<strong>en</strong> minus schuld<strong>en</strong><br />

Het vermog<strong>en</strong> is opgebouwd uit het saldo van bezitting<strong>en</strong> <strong>en</strong> schuld<strong>en</strong>.<br />

De bezitting<strong>en</strong> omvatt<strong>en</strong> bank- <strong>en</strong> spaartegoed<strong>en</strong>, effect<strong>en</strong> (aandel<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

obligaties), eig<strong>en</strong> woning <strong>en</strong> ander onroer<strong>en</strong>d goed, roer<strong>en</strong>de zak<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

ondernemingsvermog<strong>en</strong>.<br />

De schuld<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gevormd door de hypotheekschuld van de eig<strong>en</strong> woning <strong>en</strong><br />

overige schuld<strong>en</strong>. De ondernemersschuld wordt hiertoe niet gerek<strong>en</strong>d. Deze is<br />

reeds in mindering gebracht op het ondernemersvermog<strong>en</strong>. Bij de hypotheekschuld<br />

betreft het de stand van de schuld waarover r<strong>en</strong>te is verschuldigd.<br />

Opgebouwde tegoed<strong>en</strong> voor de aflossing van de hypotheek via kapitaalsverzekering<strong>en</strong>,<br />

spaar-, beleggingshypothek<strong>en</strong> <strong>en</strong> dergelijke kunn<strong>en</strong> niet word<strong>en</strong><br />

waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn daarom niet in mindering gebracht. Ook de schuld<strong>en</strong> in<br />

verband met consumptief krediet <strong>en</strong> schuld<strong>en</strong> in verband met financiering van<br />

consumptieve uitgav<strong>en</strong> word<strong>en</strong> niet (volledig) waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Wie meer uitgeeft dan aan inkom<strong>en</strong> binn<strong>en</strong>krijgt, teert in op zijn bezitting<strong>en</strong> of<br />

bouwt e<strong>en</strong> schuld op. Zijn de uitgav<strong>en</strong> juist kleiner, dan neemt het vermog<strong>en</strong> toe.<br />

Verder wordt de stand van het vermog<strong>en</strong> bepaald door waardeverandering<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> vermog<strong>en</strong>soverdracht<strong>en</strong> zoals erf<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>. De stand van het vermog<strong>en</strong> op<br />

1 januari 2013 is gerelateerd aan de inkom<strong>en</strong>spositie in 2012. Het zijn voorlopige<br />

cijfers.<br />

E<strong>en</strong> op de vijf lage inkom<strong>en</strong>s beschikt over minst<strong>en</strong>s<br />

50 duiz<strong>en</strong>d euro<br />

Teg<strong>en</strong>over de lage-inkom<strong>en</strong>shuishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> schuld of e<strong>en</strong> beperkt vermog<strong>en</strong><br />

stond e<strong>en</strong> relatief grote groep huishoud<strong>en</strong>s die wél beschikte over substantieel<br />

vermog<strong>en</strong>. Bij 14 proc<strong>en</strong>t van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> onder de lageinkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

lag het vermog<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de 2,5 duiz<strong>en</strong>d <strong>en</strong> de 20 duiz<strong>en</strong>d euro<br />

<strong>en</strong> bij 7 proc<strong>en</strong>t ging het om e<strong>en</strong> vermog<strong>en</strong> van 20 duiz<strong>en</strong>d tot 100 duiz<strong>en</strong>d euro.<br />

Zo’n 12 proc<strong>en</strong>t had zelfs e<strong>en</strong> vermog<strong>en</strong> van 100 duiz<strong>en</strong>d euro of meer. Onder<br />

zelfstandig<strong>en</strong> <strong>en</strong> gep<strong>en</strong>sioneerd<strong>en</strong> was het aandeel met minimaal e<strong>en</strong> ton met<br />

33 respectievelijk 27 proc<strong>en</strong>t het grootst.<br />

<strong>Armoede</strong>risico’s in breed financieel perspectief 117


5.4.2 Huishoud<strong>en</strong>s naar vermog<strong>en</strong>sklasse <strong>en</strong> voornaamste inkom<strong>en</strong>sbron,<br />

1 januari 2013*<br />

Overdrachtsinkom<strong>en</strong><br />

Totaal<br />

Inkom<strong>en</strong><br />

uit arbeid<br />

totaal<br />

Inkom<strong>en</strong><br />

uit eig<strong>en</strong><br />

onderneming<br />

arbeids-<br />

werkloosheiheid<br />

p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><br />

ongeschikt-<br />

bijstand<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

x 1 000<br />

Totaal 6 397 3 506 775 2 116 5 258 1 763 89<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100 100 100 100 100<br />

Tot –2 500 euro 16 24 18 2 6 6 1 1<br />

–2 500 tot 2 500 euro 14 15 4 17 11 36 12 58<br />

2 500 tot 10 000 euro 9 9 5 11 8 13 11 16<br />

10 000 tot 20 000 euro 6 5 4 7 6 6 7 7<br />

20 000 tot 50 000 euro 10 9 9 10 12 8 11 9<br />

50 000 tot 100 000 euro 9 10 9 8 13 8 8 3<br />

100 000 euro <strong>en</strong> meer 37 28 51 45 45 24 50 6<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

x 1 000<br />

Totaal 668 147 109 411 2 79 83 248<br />

%<br />

Totaal 100 100 100 100 100 100 100 100<br />

Tot –2 500 euro 8 13 25 2 5 6 2 1<br />

–2 500 tot 2 500 euro 57 52 12 72 38 64 43 84<br />

2 500 tot 10 000 euro 11 12 10 12 14 13 12 11<br />

10 000 tot 20 000 euro 3 4 6 3 7 4 4 2<br />

20 000 tot 50 000 euro 4 4 8 3 9 4 6 1<br />

50 000 tot 100 000 euro 3 4 7 2 9 3 5 1<br />

100 000 euro <strong>en</strong> meer 12 11 33 7 18 7 27 1<br />

Bron: CBS, Vermog<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

Vermog<strong>en</strong> bij lage inkom<strong>en</strong>s loopt niet ev<strong>en</strong>redig op met<br />

leeftijd<br />

Begin 2013 had 23 proc<strong>en</strong>t van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> onder de lageinkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

e<strong>en</strong> vermog<strong>en</strong> van 10 duiz<strong>en</strong>d euro of meer. Van de huishoud<strong>en</strong>s<br />

met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong> was dat 61 proc<strong>en</strong>t.<br />

118 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Hoe ouder de hoofdkostwinner, hoe groter het aandeel met 10 duiz<strong>en</strong>d euro<br />

of meer aan vermog<strong>en</strong>. Voor huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> gaat deze<br />

relatie niet helemaal op. Weliswaar stijgt bij h<strong>en</strong> het aandeel met vermog<strong>en</strong><br />

van 8 proc<strong>en</strong>t in de jongste leeftijdsgroep (onder de 25 jaar) tot 22 proc<strong>en</strong>t<br />

bij de 40- tot 45-jarig<strong>en</strong>, maar blijft het in de daaropvolg<strong>en</strong>de middelbareleeftijdsgroep<strong>en</strong><br />

vrijwel stabiel. Pas bij de 65-plussers komt het aandeel met e<strong>en</strong><br />

vermog<strong>en</strong> van 10 duiz<strong>en</strong>d euro of meer hoger uit (46 proc<strong>en</strong>t). Het gaat dan veelal<br />

om ouder<strong>en</strong> met overwaarde op de eig<strong>en</strong> woning.<br />

Bij huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s loopt het<br />

perc<strong>en</strong>tage met e<strong>en</strong> vermog<strong>en</strong> van 10 duiz<strong>en</strong>d euro min of meer gestaag op: van<br />

21 proc<strong>en</strong>t bij de jonger<strong>en</strong> tot circa 77 proc<strong>en</strong>t bij de 60-plussers.<br />

5.4.3 Huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> vermog<strong>en</strong> van 10 duiz<strong>en</strong>d euro of meer<br />

naar leeftijd hoofdkostwinner, 1 januari 2013*<br />

%<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

Totaal Tot 25 25–29 30–34 35–39 40–44 45–49 50–54 55–59 60–64 65+<br />

Leeftijd hoofdkostwinner<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Bron: CBS, Vermog<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

E<strong>en</strong> op de vier lage inkom<strong>en</strong>s bezit eig<strong>en</strong> woning<br />

Van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> had 23 proc<strong>en</strong>t begin 2013 e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong><br />

woning. Bij zelfstandig<strong>en</strong> war<strong>en</strong> dat er bijna zes op de ti<strong>en</strong> <strong>en</strong> bij werknemers <strong>en</strong><br />

gep<strong>en</strong>sioneerd<strong>en</strong> drie op de ti<strong>en</strong>. Onder de bijstandsontvangers kwam e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong><br />

woning vrijwel niet voor.<br />

<strong>Armoede</strong>risico’s in breed financieel perspectief 119


Onder huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s was het<br />

eig<strong>en</strong>woningbezit met 64 proc<strong>en</strong>t aanzi<strong>en</strong>lijk hoger. Niet verwonderlijk is dat<br />

de hogere inkom<strong>en</strong>s ook vaker e<strong>en</strong> hypotheekschuld hadd<strong>en</strong>: 54 proc<strong>en</strong>t teg<strong>en</strong><br />

19 proc<strong>en</strong>t bij de lage inkom<strong>en</strong>s.<br />

Word<strong>en</strong> de eig<strong>en</strong> woning <strong>en</strong> de hypotheekschuld niet meegeteld bij het totale<br />

vermog<strong>en</strong>, dan blijft het mediane vermog<strong>en</strong> van huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> vrijwel gelijk (rond de 1 000 euro). Het doorsnee-vermog<strong>en</strong> van huishoud<strong>en</strong>s<br />

met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong> neemt echter af van 32 duiz<strong>en</strong>d (inclusief eig<strong>en</strong><br />

woning) euro naar 17 duiz<strong>en</strong>d euro (exclusief eig<strong>en</strong> woning). Wat betreft de<br />

mediane waarde van de eig<strong>en</strong> woning <strong>en</strong> de hypotheekschuld ontlop<strong>en</strong> de lage <strong>en</strong><br />

de hogere inkom<strong>en</strong>s elkaar niet veel: bij beide inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong> ligt deze voor de<br />

eig<strong>en</strong> woning rond de 200 duiz<strong>en</strong>d euro, terwijl die voor de hypotheekschuld circa<br />

165 duiz<strong>en</strong>d euro bedraagt.<br />

Weinig aandel<strong>en</strong> <strong>en</strong> obligaties onder lage inkom<strong>en</strong>s<br />

Begin 2013 had 8 proc<strong>en</strong>t van de huishoud<strong>en</strong>s onder de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

aandel<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of obligaties met e<strong>en</strong> mediane waarde van 10 duiz<strong>en</strong>d euro. Van de<br />

huishoud<strong>en</strong>s bov<strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s beschikte 22 proc<strong>en</strong>t over deze<br />

waardepapier<strong>en</strong>. De doorsnee-waarde hiervan bedroeg 15 duiz<strong>en</strong>d euro. In beide<br />

inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong> komt het bezit van aandel<strong>en</strong> <strong>en</strong> obligaties het meest voor bij<br />

zelfstandig<strong>en</strong>, gevolgd door de werknemers <strong>en</strong> gep<strong>en</strong>sioneerd<strong>en</strong>.<br />

Ondernemingsvermog<strong>en</strong> beperkt<br />

Bij zelfstandig<strong>en</strong>, zowel met e<strong>en</strong> laag als met e<strong>en</strong> hoger inkom<strong>en</strong>, vormt<br />

het ondernemingsvermog<strong>en</strong> slechts e<strong>en</strong> bescheid<strong>en</strong> deel van hun totale<br />

vermog<strong>en</strong>. Weliswaar beschikt<strong>en</strong> in beide groep<strong>en</strong> ruim 90 proc<strong>en</strong>t over e<strong>en</strong><br />

ondernemingsvermog<strong>en</strong>, de hiermee gemoeide doorsnee-bedrag<strong>en</strong> war<strong>en</strong> met<br />

respectievelijk 1000 euro <strong>en</strong> 11 duiz<strong>en</strong>d euro aan de lage kant.<br />

120 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


5.4.4 Vermog<strong>en</strong>sbestanddel<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s naar voornaamste inkom<strong>en</strong>sbron,<br />

1 januari 2013*<br />

Aandeel huishoud<strong>en</strong>s met vermog<strong>en</strong>sbestanddeel<br />

Overdrachtsinkom<strong>en</strong><br />

Aantal<br />

huishoud<strong>en</strong>s<br />

Mediane<br />

bedrag<br />

Totaal<br />

Inkom<strong>en</strong><br />

uit<br />

arbeid<br />

totaal<br />

Inkom<strong>en</strong><br />

uit eig<strong>en</strong><br />

onderneming<br />

werkloosheid<br />

arbeidsongeschiktheid<br />

p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><br />

bijstand<br />

x 1 000 1 000 euro %<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Vermog<strong>en</strong> 6 397 32 100 100 100 100 100 100 100 100<br />

bezitting<strong>en</strong> 6 397 183 100 100 100 100 100 100 100 100<br />

bank- <strong>en</strong> spaartegoed 6 253 14 98 98 99 97 99 94 98 93<br />

effect<strong>en</strong> 1 377 15 22 21 33 18 23 12 20 4<br />

eig<strong>en</strong> woning 4 078 208 64 70 80 48 61 38 52 6<br />

onroer<strong>en</strong>d goed, overig 518 159 8 7 19 6 6 4 7 1<br />

roer<strong>en</strong>de zak<strong>en</strong> <strong>en</strong>z. 284 41 4 3 9 5 5 2 6 1<br />

ondernemingsvermog<strong>en</strong> 708 11 11 0 91 0 0 0 0 0<br />

schuld<strong>en</strong> 3 575 165 56 67 71 32 53 33 33 4<br />

hyp.schuld eig<strong>en</strong> woning 3 428 165 54 66 66 29 49 31 30 3<br />

schuld<strong>en</strong>, overig 607 33 9 9 20 7 11 5 8 0<br />

Vermog<strong>en</strong> excl. eig<strong>en</strong><br />

woning 1) 6 397 17 100 100 100 100 100 100 100 100<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Vermog<strong>en</strong> 668 1 100 100 100 100 100 100 100 100<br />

bezitting<strong>en</strong> 668 1 100 100 100 100 100 100 100 100<br />

bank- <strong>en</strong> spaartegoed 593 1 89 89 96 87 96 88 90 85<br />

effect<strong>en</strong> 51 10 8 9 20 4 13 5 11 1<br />

eig<strong>en</strong> woning 152 199 23 29 59 11 32 18 30 2<br />

onroer<strong>en</strong>d goed, overig 44 250 7 7 18 4 4 3 13 0<br />

roer<strong>en</strong>de zak<strong>en</strong> <strong>en</strong>z. 20 83 3 3 7 2 3 1 9 0<br />

ondernemingsvermog<strong>en</strong> 99 1 15 0 91 0 0 0 0 0<br />

schuld<strong>en</strong> 137 171 20 28 51 10 29 17 25 2<br />

hyp.schuld eig<strong>en</strong> woning 124 168 19 26 46 8 26 16 21 2<br />

schuld<strong>en</strong>, overig 38 70 6 7 16 3 6 3 10 0<br />

Vermog<strong>en</strong> excl. eig<strong>en</strong><br />

woning 1) 668 1 100 100 100 100 100 100 100 100<br />

Bron: CBS, Vermog<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

1)<br />

Vermog<strong>en</strong>, exclusief eig<strong>en</strong> woning <strong>en</strong> de daarop rust<strong>en</strong>de hypotheekschuld.<br />

<strong>Armoede</strong>risico’s in breed financieel perspectief 121


5.5 Wettelijke schuldsanering<strong>en</strong><br />

Crisis laat nieuw uitgesprok<strong>en</strong> schuldsanering<strong>en</strong> weer<br />

stijg<strong>en</strong><br />

Wanneer iemand schuld<strong>en</strong> heeft <strong>en</strong> er zelf met de schuldeisers niet uit komt,<br />

dan kan hij e<strong>en</strong> wettelijke schuldsanering aanvrag<strong>en</strong>. Dit is geregeld via de Wet<br />

schuldsanering natuurlijke person<strong>en</strong> (Wsnp).<br />

In 2014 werd<strong>en</strong> ruim 12 duiz<strong>en</strong>d nieuwe wettelijke schuldsanering<strong>en</strong> uitgesprok<strong>en</strong><br />

door de rechter. Sam<strong>en</strong> met de nog lop<strong>en</strong>de gevall<strong>en</strong> uit eerdere jar<strong>en</strong> kwam het<br />

totaal eind 2014 op 39 duiz<strong>en</strong>d schuldsanering<strong>en</strong> uit, eind 2013 war<strong>en</strong> dat er nog<br />

bijna 40 duiz<strong>en</strong>d. In 2007, het jaar voorafgaand aan de aanscherping<strong>en</strong> van de<br />

Wsnp (zie kader Wet schuldsanering natuurlijke person<strong>en</strong>), bereikte het aantal<br />

lop<strong>en</strong>de schuldsanering<strong>en</strong> met bijna 43 duiz<strong>en</strong>d e<strong>en</strong> hoogtepunt. In 2008 <strong>en</strong> 2009<br />

verander<strong>en</strong> de criteria <strong>en</strong> daalde de instroom fors. Doordat de uitstroom in die<br />

jar<strong>en</strong> ook relatief hoog was, daalde het aantal lop<strong>en</strong>de zak<strong>en</strong> tot 31 duiz<strong>en</strong>d in<br />

2010. De economische crisis gooide echter roet in het et<strong>en</strong>. Het aantal m<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

met problematische schuld<strong>en</strong> liep gaandeweg weer op. Hierdoor werd<strong>en</strong> in<br />

2010 tot 2012, ondanks de aangescherpte criteria in 2008, weer meer nieuwe<br />

schuldsanering<strong>en</strong> uitgesprok<strong>en</strong>.<br />

Vanaf 2012 is e<strong>en</strong> neerwaartse lijn in de instroom zichtbaar. Naast economische<br />

factor<strong>en</strong> hadd<strong>en</strong> ook verandering<strong>en</strong> in de regelgeving in 2012 invloed op het<br />

aantal nieuwe zak<strong>en</strong>. Het aantal lop<strong>en</strong>de schuldsanering<strong>en</strong> dat van 2011 tot 2013<br />

steeds to<strong>en</strong>am, liep in 2014 weer iets terug.<br />

Wet schuldsanering natuurlijke person<strong>en</strong><br />

Op basis van de Wet schuldsanering natuurlijke person<strong>en</strong> (Wsnp) kunn<strong>en</strong><br />

person<strong>en</strong> die buit<strong>en</strong> hun schuld door schuld<strong>en</strong> in de problem<strong>en</strong> zijn gekom<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

schuldsaneringsregeling bij de rechter afdwing<strong>en</strong>. Wanneer de rechter e<strong>en</strong><br />

schuldsanering uitspreekt, di<strong>en</strong>t de schuld<strong>en</strong>aar gedur<strong>en</strong>de (meestal) drie jaar af<br />

te drag<strong>en</strong> aan zijn schuldeisers. M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> uitkering zijn dan alles bov<strong>en</strong> de<br />

95 proc<strong>en</strong>t van de bijstandsnorm kwijt aan afdracht<strong>en</strong> <strong>en</strong> werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> alles bov<strong>en</strong><br />

de 100 proc<strong>en</strong>t. Zowel in 2008 als in 2012 zijn de criteria voor toelating tot de<br />

Wsnp aangescherpt.<br />

122 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


5.5.1 Wettelijke schuldsanering<strong>en</strong>; instroom, uitstroom <strong>en</strong> lop<strong>en</strong>de zak<strong>en</strong>,<br />

31 december<br />

x 1 000<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014<br />

Instroom<br />

Uitstroom<br />

Lop<strong>en</strong>de zak<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Statistiek Wet schuldsanering natuurlijke person<strong>en</strong>.<br />

Aandeel (langdurig) lage inkom<strong>en</strong>s in de schuldsanering<br />

toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

Hoe lager het inkom<strong>en</strong>, hoe hoger doorgaans het aandeel m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> dat in aanraking<br />

komt met de schuldsanering. Tuss<strong>en</strong> person<strong>en</strong> met <strong>en</strong> zonder e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> gaapt e<strong>en</strong> diepe kloof.<br />

Van alle person<strong>en</strong> van 18 jaar of ouder die deel uitmak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> in 2013 zat 1,8 proc<strong>en</strong>t dat jaar in e<strong>en</strong> wettelijk schuldsaneringstraject.<br />

Dat is zev<strong>en</strong> keer zo vaak als bij deg<strong>en</strong><strong>en</strong> met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong><br />

bov<strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s (0,3 proc<strong>en</strong>t). Bij person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> langdurig laag<br />

inkom<strong>en</strong> is het aandeel met 2,2 proc<strong>en</strong>t ruim acht keer zo hoog. Sinds 2010 zijn<br />

de verschill<strong>en</strong> groter geword<strong>en</strong>. Dit komt doordat zowel onder person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

laag inkom<strong>en</strong> als onder person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong> het perc<strong>en</strong>tage<br />

dat in de schuldsanering zit, is gegroeid, terwijl dat onder person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoger<br />

inkom<strong>en</strong>s vrijwel hetzelfde bleef.<br />

Van het totaal aantal person<strong>en</strong> in de schuldsanering hadd<strong>en</strong> gemiddeld in de<br />

afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> drie op de ti<strong>en</strong> e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. Bij e<strong>en</strong> op de ti<strong>en</strong> betrof het<br />

e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong>. Vanaf 2010 zijn deze aandel<strong>en</strong> toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

<strong>Armoede</strong>risico’s in breed financieel perspectief 123


5.5.2 Wettelijke schuldsanering<strong>en</strong> 1)<br />

%<br />

2,5<br />

2,0<br />

1,5<br />

1,0<br />

0,5<br />

0<br />

2008 2009 2010 2011 2012 2013<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s Laag inkom<strong>en</strong> Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Statistiek Wet schuldsanering natuurlijke person<strong>en</strong>.<br />

1)<br />

Het gaat om person<strong>en</strong> die het gehele jaar of e<strong>en</strong> deel van het jaar in de Wsnp zitt<strong>en</strong>.<br />

Bijstandsontvangers <strong>en</strong> alle<strong>en</strong>staande ouders het vaakst<br />

in schuldsanering<br />

Person<strong>en</strong> bij wie de voornaamste inkom<strong>en</strong>sbron van het huishoud<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

bijstandsuitkering is, hebb<strong>en</strong> de grootste kans om met de schuldsanering<br />

in aanraking te kom<strong>en</strong>. Dat geldt voor de lage inkom<strong>en</strong>s sterker dan voor<br />

de inkom<strong>en</strong>s bov<strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s: 3,3 teg<strong>en</strong> 2,2 proc<strong>en</strong>t in 2013.<br />

Ook bij arbeidsongeschikt<strong>en</strong> (2,7 respectievelijk 1,3 proc<strong>en</strong>t) <strong>en</strong> werkloz<strong>en</strong><br />

(2,6 respectievelijk 1,1 proc<strong>en</strong>t) is betrekkelijk vaak sprake van e<strong>en</strong> schuldsaneringstraject.<br />

Onder ondernemers <strong>en</strong> gep<strong>en</strong>sioneerd<strong>en</strong> echter, komt dit veel<br />

minder voor. Bij werknemers is het aandeel in de schuldsanering bij de lage<br />

inkom<strong>en</strong>s met 1,3 proc<strong>en</strong>t vijf keer maal zo hoog als bij de hogere inkom<strong>en</strong>s.<br />

Hiermee is het verschil bij deze inkom<strong>en</strong>sbron het grootst.<br />

3,6% van de alle<strong>en</strong>staande<br />

ouders met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> in de schuldsanering<br />

in 2013<br />

Ii<br />

124 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


5.5.3 Wettelijke schuldsanering<strong>en</strong> 1) naar voornaamste inkom<strong>en</strong>sbron<br />

van het huishoud<strong>en</strong>, 2013<br />

Inkom<strong>en</strong> uit arbeid<br />

Inkom<strong>en</strong> uit eig<strong>en</strong> onderneming<br />

Overdrachtsinkom<strong>en</strong><br />

waaronder<br />

werkloosheid<br />

arbeidsongeschiktheid<br />

p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><br />

bijstand<br />

Bov<strong>en</strong> lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5<br />

Laag inkom<strong>en</strong><br />

Bron: CBS, Statistiek Wet schuldsanering natuurlijke person<strong>en</strong>.<br />

1)<br />

Het gaat om person<strong>en</strong> die het gehele jaar of e<strong>en</strong> deel van het jaar in de Wsnp zitt<strong>en</strong>.<br />

%<br />

Wanneer wordt gekek<strong>en</strong> naar de sam<strong>en</strong>stelling van het huishoud<strong>en</strong> dan<br />

blijk<strong>en</strong> alle<strong>en</strong>staande ouders met kinder<strong>en</strong> onder de 18 jaar het vaakst met<br />

de schuldsanering in aanraking te kom<strong>en</strong>. In 2013 betrof het 3,6 proc<strong>en</strong>t<br />

van de e<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> 1,6 proc<strong>en</strong>t van de<br />

e<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s. Daarnaast is<br />

bij tweeoudergezinn<strong>en</strong> met minderjarige kinder<strong>en</strong> (2,3 proc<strong>en</strong>t) <strong>en</strong> alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong><br />

onder de 65 jaar (2,2 proc<strong>en</strong>t) met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> het aandeel in de Wsnp<br />

relatief hoog. Zowel onder de lage inkom<strong>en</strong>s als onder de hogere inkom<strong>en</strong>s komt<br />

e<strong>en</strong> schuldsaneringstraject onder mann<strong>en</strong> iets meer voor dan onder vrouw<strong>en</strong>.<br />

<strong>Armoede</strong>risico’s in breed financieel perspectief 125


6.<br />

Ruimtelijke spreiding<br />

van armoede


In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de regionale verschill<strong>en</strong> in het aandeel<br />

huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> armoederisico. In welke geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> word<strong>en</strong> de hoogste<br />

<strong>en</strong> laagste perc<strong>en</strong>tages huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> (langdurig) laag inkom<strong>en</strong><br />

aangetroff<strong>en</strong>? Hoe is het gesteld met de ruimtelijke conc<strong>en</strong>tratie <strong>en</strong> in hoeverre<br />

is er sprake van e<strong>en</strong> ongelijke spreiding van de armoedeproblematiek binn<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>te?<br />

6.1 <strong>Armoede</strong>risico in geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

Hoogste risico op armoede in Rotterdam<br />

In 2013 war<strong>en</strong> er in Nederland 728 duiz<strong>en</strong>d huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>.<br />

Dat komt neer op 10,3 proc<strong>en</strong>t van alle huishoud<strong>en</strong>s. Per geme<strong>en</strong>te liep het<br />

aandeel uite<strong>en</strong> van 2,3 tot 18,7 proc<strong>en</strong>t.<br />

De top-ti<strong>en</strong> van geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met het hoogste aandeel huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> werd in 2013 aangevoerd door Rotterdam (18,7 proc<strong>en</strong>t), gevolgd door<br />

Amsterdam (18,2 proc<strong>en</strong>t). Van de vier grote sted<strong>en</strong> stond D<strong>en</strong> Haag met e<strong>en</strong><br />

aandeel van 17,6 proc<strong>en</strong>t op de vierde plaats. Utrecht ontbreekt in deze top-ti<strong>en</strong>;<br />

in deze stad lag het aandeel huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> op 12,6 proc<strong>en</strong>t.<br />

Dat dit aandeel vergelek<strong>en</strong> met de andere drie grote sted<strong>en</strong> betrekkelijk laag is,<br />

komt doordat in Utrecht naar verhouding weinig niet-westerse allochton<strong>en</strong> won<strong>en</strong>,<br />

e<strong>en</strong> groep die doorgaans e<strong>en</strong> hoog risico op armoede k<strong>en</strong>t. Wel ligt ook in Utrecht<br />

het aandeel huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> het landelijk gemiddelde.<br />

De overige geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in de top-ti<strong>en</strong> zijn Groning<strong>en</strong>, Vaals, Arnhem, Enschede,<br />

Heerl<strong>en</strong>, Leeuward<strong>en</strong> <strong>en</strong> Nijmeg<strong>en</strong>.<br />

Vrij lage perc<strong>en</strong>tages huishoud<strong>en</strong>s met risico op armoede zijn vooral te vind<strong>en</strong> in<br />

kleinere geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. In de top-ti<strong>en</strong> van 2013 stond<strong>en</strong> Roz<strong>en</strong>daal (2,3 proc<strong>en</strong>t) <strong>en</strong><br />

Montfoort (4,4 proc<strong>en</strong>t) aan kop.<br />

In Amsterdam kans op langdurige armoede het hoogst<br />

In 2013 moest<strong>en</strong> in Nederland 3 proc<strong>en</strong>t van de huishoud<strong>en</strong>s al t<strong>en</strong> minste vier<br />

jaar achtere<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> rondkom<strong>en</strong>. In Amsterdam was de kans op<br />

langdurige armoede met e<strong>en</strong> aandeel van 6,8 proc<strong>en</strong>t het grootst. De hoofdstad<br />

werd op de voet gevolgd door Rotterdam (6,7 proc<strong>en</strong>t) <strong>en</strong> Groning<strong>en</strong> (6,4 proc<strong>en</strong>t).<br />

Ruimtelijke spreiding van armoede 127


De geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> Kor<strong>en</strong>dijk, Hardinxveld-Giess<strong>en</strong>dam (beide 0,9 proc<strong>en</strong>t) <strong>en</strong><br />

Roz<strong>en</strong>daal (0,7 proc<strong>en</strong>t) hadd<strong>en</strong> in 2013 het laagste aandeel huishoud<strong>en</strong>s met<br />

e<strong>en</strong> langdurig laag inkom<strong>en</strong>.<br />

Cc<br />

6,8% was het aandeel<br />

huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> langdurig laag<br />

inkom<strong>en</strong> in Amsterdam in 2013<br />

6.1.1 Ti<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> 1) met het hoogste <strong>en</strong> laagste aandeel huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong><br />

(langdurig) laag inkom<strong>en</strong><br />

Laag inkom<strong>en</strong> Langdurig laag inkom<strong>en</strong><br />

Geme<strong>en</strong>te 2010 Geme<strong>en</strong>te 2013 Geme<strong>en</strong>te 2013<br />

Hoogste aandeel % Hoogste aandeel % Hoogste aandeel %<br />

1 Amsterdam 14,4 1 Rotterdam 18,7 1 Amsterdam 6,8<br />

2 Rotterdam 14,1 2 Amsterdam 18,2 2 Rotterdam 6,7<br />

3 Vaals 13,4 3 Groning<strong>en</strong> 17,9 3 Groning<strong>en</strong> 6,4<br />

4 Groning<strong>en</strong> 13,0 4 D<strong>en</strong> Haag 17,6 4 Heerl<strong>en</strong> 5,6<br />

5 D<strong>en</strong> Haag 12,9 5 Vaals 16,2 5 D<strong>en</strong> Haag 5,6<br />

6 Heerl<strong>en</strong> 12,2 6 Arnhem 16,1 6 Vaals 5,2<br />

7 Arnhem 11,3 7 Enschede 16,1 7 Arnhem 5,2<br />

8 Enschede 11,3 8 Heerl<strong>en</strong> 16,0 8 Enschede 5,0<br />

9 Kerkrade 11,1 9 Leeuward<strong>en</strong> 15,6 9 Kerkrade 4,8<br />

10 Leeuward<strong>en</strong> 10,7 10 Nijmeg<strong>en</strong> 14,9 10 Leeuward<strong>en</strong> 4,7<br />

Laagste aandeel Laagste aandeel Laagste aandeel<br />

1 Roz<strong>en</strong>daal 3,0 1 Roz<strong>en</strong>daal 2,3 1 Roz<strong>en</strong>daal 0,7<br />

2 Hardinxveld-Giess<strong>en</strong>dam 3,3 2 Montfoort 4,4 2 Kor<strong>en</strong>dijk 0,9<br />

3 Montfoort 3,3 3 Zoeterwoude 4,5 3 Hardinxveld-Giess<strong>en</strong>dam 0,9<br />

4 Zoeterwoude 3,4 4 Cromstrij<strong>en</strong> 4,5 4 Woudrichem 1,0<br />

5 Edam-Vol<strong>en</strong>dam 3,5 5 Bergambacht 4,5 5 Bunnik 1,0<br />

6 Mol<strong>en</strong>waard 3,5 6 Binn<strong>en</strong>maas 4,5 6 Giess<strong>en</strong>land<strong>en</strong> 1,0<br />

7 Castricum 3,6 7 Kor<strong>en</strong>dijk 4,7 7 Maasdonk 1,0<br />

8 Ouderkerk 3,6 8 Giess<strong>en</strong>land<strong>en</strong> 4,7 8 Hilvar<strong>en</strong>beek 1,0<br />

9 Leusd<strong>en</strong> 3,7 9 Hardinxveld-Giess<strong>en</strong>dam 4,8 9 Aalburg 1,0<br />

10 Hout<strong>en</strong> 3,7 10 Mol<strong>en</strong>waard 4,8 10 Ouderkerk 1,0<br />

Bron: CBS, Regionale Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

1)<br />

Geme<strong>en</strong>telijke indeling van 1-1-2014.<br />

128 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Veel geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in noordoost<strong>en</strong> van Nederland met hoog<br />

risico op armoede<br />

E<strong>en</strong> hoog aandeel huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> komt echter niet alle<strong>en</strong> voor<br />

in grotere geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, maar ook in veel kleinere geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in het noordoost<strong>en</strong><br />

van het land. In het west<strong>en</strong> van het land zijn er, buit<strong>en</strong> de grote sted<strong>en</strong>, relatief<br />

weinig geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>gemiddeld aandeel huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong>.<br />

6.1.2 Aandeel huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>, 2013<br />

Minder dan 6%<br />

6 tot 7,5%<br />

7,5 tot 10%<br />

10 tot 14%<br />

14% of meer<br />

Bron: CBS,<br />

Regionale Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

Verschil tuss<strong>en</strong> grotere <strong>en</strong> kleinere geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

Kleinere geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> door de bank g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> e<strong>en</strong> kleiner perc<strong>en</strong>tage<br />

huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> dan grotere geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Dit gold zowel in<br />

2010 als in 2013. Tuss<strong>en</strong> deze jar<strong>en</strong> nam het aandeel lage inkom<strong>en</strong>s in nag<strong>en</strong>oeg<br />

alle geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> toe. Doordat de groei bij grotere geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> sterker was dan bij<br />

kleinere geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, is het verschil tuss<strong>en</strong> de grotere <strong>en</strong> kleinere geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in<br />

deze periode nog groter geword<strong>en</strong>.<br />

Ruimtelijke spreiding van armoede 129


Het risico op armoede steeg tuss<strong>en</strong> 2010 <strong>en</strong> 2013 met 4,9 proc<strong>en</strong>tpunt het<br />

sterkst in Leeuward<strong>en</strong>, Groning<strong>en</strong> <strong>en</strong> Arnhem. In Rotterdam nam het aandeel<br />

huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> met 4,6 proc<strong>en</strong>tpunt toe <strong>en</strong> in Amsterdam met<br />

3,8 proc<strong>en</strong>tpunt.<br />

6.1.3 Aandeel huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> naar geme<strong>en</strong>tegrootte<br />

Aandeel huishoud<strong>en</strong>s met<br />

e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

Mutatie<br />

2010–2013<br />

Aantal geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

per 1-1-2014 2010 2013<br />

% %-punt<br />

Totaal 1) 403 7,4 10,3 2,9<br />

Aantal inwoners (x 1 000)<br />

Tot 10 33 5,7 7,4 1,7<br />

10 tot 20 104 5,4 7,2 1,8<br />

20 tot 50 192 5,7 7,7 2,0<br />

50 tot 100 44 7,2 10,0 2,8<br />

100 tot 150 14 7,7 10,7 3,0<br />

150 tot 250 12 9,0 12,7 3,7<br />

250 of meer 4 13,3 17,5 4,1<br />

Bron: CBS, Regionale Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

1)<br />

De uitkomst voor het totaal is gebaseerd op de landelijke Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

6.2 Conc<strong>en</strong>tratie van huishoud<strong>en</strong>s met<br />

e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

Twee van de drie gebied<strong>en</strong> met hoge armoedeconc<strong>en</strong>tratie<br />

in vier grote sted<strong>en</strong><br />

Hoewel de armoedeproblematiek in Utrecht iets gunstiger uitpakt dan in de drie<br />

andere grote sted<strong>en</strong>, word<strong>en</strong> alle vier de grote sted<strong>en</strong> gek<strong>en</strong>merkt door relatief<br />

hoge perc<strong>en</strong>tages van huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. Aangezi<strong>en</strong> Amsterdam,<br />

Rotterdam, D<strong>en</strong> Haag <strong>en</strong> Utrecht veel inwoners hebb<strong>en</strong>, zijn hier ook in absolute<br />

130 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


zin veel huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> te vind<strong>en</strong>, die bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> vaak sterk<br />

geconc<strong>en</strong>treerd won<strong>en</strong>. Twee derde van alle vierkant<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoge conc<strong>en</strong>tratie<br />

huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> bevind<strong>en</strong> zich dan ook in de vier grote sted<strong>en</strong>.<br />

Conc<strong>en</strong>tratie van huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

De ruimtelijke conc<strong>en</strong>tratie van lage inkom<strong>en</strong>s kan in beeld word<strong>en</strong> gebracht<br />

door Nederland op te del<strong>en</strong> in vierkant<strong>en</strong> van 500 bij 500 meter <strong>en</strong> per vierkant<br />

het aantal huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> te bepal<strong>en</strong>. Er war<strong>en</strong> in 2013 bijna<br />

87 duiz<strong>en</strong>d van zulke vierkant<strong>en</strong> waar huishoud<strong>en</strong>s woonachtig war<strong>en</strong>. In bijna<br />

de helft hiervan woond<strong>en</strong> ook huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. In ruim<br />

450 vierkant<strong>en</strong> was sprake van e<strong>en</strong> hoge conc<strong>en</strong>tratie, namelijk e<strong>en</strong> aantal van<br />

t<strong>en</strong> minste 200 huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. In deze vierkant<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

hoge conc<strong>en</strong>tratie (0,5 proc<strong>en</strong>t van alle bewoonde vierkant<strong>en</strong>) woonde ruim<br />

20 proc<strong>en</strong>t van alle huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> in Nederland. De hoogst<br />

gemet<strong>en</strong> conc<strong>en</strong>tratie betrof e<strong>en</strong> vierkant met rond 1 000 huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong><br />

laag inkom<strong>en</strong>.<br />

Amsterdam, als grootste stad, heeft de meeste gebied<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoge<br />

conc<strong>en</strong>tratie van huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. In vrijwel alle stadsdel<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> hoge conc<strong>en</strong>traties aangetroff<strong>en</strong>. Zo zijn in stadsdeel C<strong>en</strong>trum hoge<br />

conc<strong>en</strong>traties te vind<strong>en</strong> in de buurt<strong>en</strong> Jordaan <strong>en</strong> Oostelijke Eiland<strong>en</strong>/Kadijk<strong>en</strong>.<br />

In Stadsdeel West gaat het onder meer om de Staatslied<strong>en</strong>buurt, Landlust <strong>en</strong><br />

Van Gal<strong>en</strong>buurt <strong>en</strong> in Nieuw-West hebb<strong>en</strong> vooral Slotermeer <strong>en</strong> Geuz<strong>en</strong>veld<br />

hoge conc<strong>en</strong>traties van huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong>. Hoge conc<strong>en</strong>traties<br />

in Stadsdeel Zuid bevind<strong>en</strong> zich vooral in de Pijp <strong>en</strong> de Diamantbuurt; in Oost<br />

conc<strong>en</strong>trer<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> zich in de Oosterparkbuurt,<br />

Dapperbuurt, Transvaalbuurt <strong>en</strong> Indische buurt. Tot slot zijn er in Stadsdeel Zuidoost<br />

vooral hoge conc<strong>en</strong>traties in de Bijlmer.<br />

In Utrecht, de kleinste van de vier grote sted<strong>en</strong>, kom<strong>en</strong> hoge conc<strong>en</strong>traties van<br />

huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> vooral voor in Overvecht <strong>en</strong> in Zuidwest<br />

(Kanal<strong>en</strong>eiland).<br />

Ruimtelijke spreiding van armoede 131


6.2.1 Conc<strong>en</strong>tratie van lage inkom<strong>en</strong>s in Amsterdam <strong>en</strong> Utrecht<br />

Vels<strong>en</strong><br />

Zaanstad<br />

Oostzaan<br />

Landsmeer<br />

Waterland<br />

Lelystad<br />

Haarlemmerliede <strong>en</strong> S paarnwoude<br />

Amsterdam<br />

Almere<br />

Haarlemmermeer<br />

Diem<strong>en</strong><br />

Muid<strong>en</strong><br />

Amstelve<strong>en</strong><br />

Ouder-Amstel<br />

Amsterdam<br />

Weesp<br />

Naard<strong>en</strong><br />

Huiz<strong>en</strong><br />

Aalsmeer<br />

Bussum<br />

Blaricum<br />

Uithoorn<br />

Kaag <strong>en</strong> Braassem<br />

Kaag <strong>en</strong> Braassem<br />

De Ronde V<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

Wijdemer<strong>en</strong><br />

Hilversum<br />

Lar<strong>en</strong><br />

Eemnes<br />

Baarn<br />

Nieuwkoop<br />

Stichtse Vecht<br />

Soest<br />

Alph<strong>en</strong> aan d<strong>en</strong> Rijn<br />

De Bilt<br />

Woerd<strong>en</strong><br />

Utrecht<br />

Zeist<br />

Bodegrav<strong>en</strong>-Reeuwijk<br />

Montfoort<br />

Oudewater Oudewater<br />

IJsselstein<br />

Nieuwegein<br />

Hout<strong>en</strong><br />

Bunnik<br />

Minder dan 5<br />

25 tot 100<br />

200 of meer<br />

Buurt<br />

5 tot 25<br />

100 tot 200<br />

Geme<strong>en</strong>te<br />

In D<strong>en</strong> Haag won<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> sterk geconc<strong>en</strong>treerd in<br />

de wijk<strong>en</strong> Schildersbuurt, Moerwijk <strong>en</strong> het Laakkwartier <strong>en</strong> Spoorwijk. Verder zijn<br />

er in het Transvaalkwartier, Rust<strong>en</strong>burg <strong>en</strong> Oostbroek, Morg<strong>en</strong>stond, Stationsbuurt,<br />

C<strong>en</strong>trum, Bouwlust <strong>en</strong> Vred<strong>en</strong>burg <strong>en</strong> het Valk<strong>en</strong>boskwartier nog <strong>en</strong>kele gebied<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> hoge conc<strong>en</strong>tratie.<br />

132 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


In Rotterdam conc<strong>en</strong>trer<strong>en</strong> de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> zich in del<strong>en</strong><br />

van de wijk<strong>en</strong> Noord, Kraling<strong>en</strong>-Crooswijk <strong>en</strong> Delftshav<strong>en</strong>. Daarnaast k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

de wijk<strong>en</strong> Feij<strong>en</strong>oord <strong>en</strong> Charlois zich door e<strong>en</strong> hoge conc<strong>en</strong>tratie.<br />

6.2.2 Conc<strong>en</strong>tratie van lage inkom<strong>en</strong>s in Rotterdam <strong>en</strong> D<strong>en</strong> Haag<br />

Leid<strong>en</strong><br />

Leid<strong>en</strong><br />

Leiderdorp<br />

Wass<strong>en</strong>aar<br />

Voorschot<strong>en</strong><br />

Zoeterwoude<br />

Alph<strong>en</strong> aan d<strong>en</strong> Rijn<br />

Leidsch<strong>en</strong>dam-Voorburg<br />

's-Grav<strong>en</strong>hage<br />

Zoetermeer<br />

Bodegrav<strong>en</strong>-Reeuwijk<br />

Rijswijk<br />

Waddinxve<strong>en</strong><br />

Pijnacker-Nootdorp<br />

Westland<br />

Delft<br />

Lansingerland<br />

Zuidplas<br />

Gouda<br />

Midd<strong>en</strong>-Delfland<br />

Maassluis<br />

Vlaarding<strong>en</strong><br />

Schiedam<br />

Rotterdam<br />

Capelle aan d<strong>en</strong> IJssel<br />

Krimp<strong>en</strong> aan d<strong>en</strong> IJssel<br />

Ouderkerk<br />

Nederlek<br />

Brielle<br />

Mol<strong>en</strong>waard<br />

Ridderkerk<br />

Alblasserdam<br />

Albrandswaard<br />

Bar<strong>en</strong>drecht<br />

Bernisse<br />

Spijk<strong>en</strong>isse<br />

H<strong>en</strong>drik-Ido-Ambacht<br />

Kor<strong>en</strong>dijk<br />

Oud-Beijerland<br />

Binn<strong>en</strong>maas<br />

Zwijndrecht<br />

Pap<strong>en</strong>drecht<br />

Dordrecht<br />

Minder dan 5<br />

25 tot 100<br />

200 of meer<br />

Buurt<br />

5 tot 25<br />

100 tot 200<br />

Geme<strong>en</strong>te<br />

Ruimtelijke spreiding van armoede 133


Buit<strong>en</strong> de vier grote sted<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ook in andere sted<strong>en</strong> hoge conc<strong>en</strong>traties van<br />

huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> aangetroff<strong>en</strong>, vooral in Groning<strong>en</strong>, Arnhem,<br />

Enschede, Leeuward<strong>en</strong>, Nijmeg<strong>en</strong>, Schiedam <strong>en</strong> Tilburg.<br />

6.3 Segregatie van huishoud<strong>en</strong>s met<br />

e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

Segregatie het sterkst in het noordoost<strong>en</strong> van Nederland<br />

Huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> won<strong>en</strong> vaak in andere buurt<strong>en</strong> dan de rest<br />

van de bevolking. Voor de geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in Nederland varieerde de segregatie-index<br />

in 2013 van 9 proc<strong>en</strong>t (lage segregatie) tot 38 proc<strong>en</strong>t (hoge segregatie). Door de<br />

bank g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> zou bijna e<strong>en</strong> kwart van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> verhuiz<strong>en</strong> t<strong>en</strong>einde de segregatie binn<strong>en</strong> de afzonderlijke geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

volledig op te heff<strong>en</strong>.<br />

Huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> won<strong>en</strong> in sterkere mate afgezonderd van de<br />

overige huishoud<strong>en</strong>s in geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in het noordoost<strong>en</strong> van Nederland. Maar ook<br />

in alle andere del<strong>en</strong> van het land kom<strong>en</strong> verspreid geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> voor met e<strong>en</strong> hoge<br />

mate van segregatie.<br />

Segregatie-index<br />

De huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong><br />

de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s won<strong>en</strong> niet gelijkmatig verspreid binn<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

In hoeverre de spreiding ongelijkmatig is, wordt beschrev<strong>en</strong> met behulp van de<br />

segregatie-index. Voor het bepal<strong>en</strong> van deze index is Nederland verdeeld in<br />

vierkant<strong>en</strong> van 500 bij 500 meter. De segregatie-index geeft aan welk perc<strong>en</strong>tage<br />

van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>te naar e<strong>en</strong> ander<br />

vierkant zou moet<strong>en</strong> verhuiz<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> gelijkmatige spreiding binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

geme<strong>en</strong>te te krijg<strong>en</strong>, waarbij in elk vierkant e<strong>en</strong> gelijke verhouding tuss<strong>en</strong> het<br />

aantal huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de<br />

lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s resulteert. E<strong>en</strong> segregatie-index van nul proc<strong>en</strong>t betek<strong>en</strong>t<br />

dat huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> overal binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>te e<strong>en</strong> gelijk<br />

aandeel in de bevolking vorm<strong>en</strong>, terwijl e<strong>en</strong> segregatie-index gelijk aan<br />

100 proc<strong>en</strong>t er op duidt dat de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> volledig<br />

afgescheid<strong>en</strong> won<strong>en</strong> van de overige huishoud<strong>en</strong>s. De mate van segregatie hangt<br />

134 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


in principe niet sam<strong>en</strong> met de hoogte van het aandeel huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong>. Hoge conc<strong>en</strong>traties van deze groep (zie voorgaande paragraaf) kunn<strong>en</strong><br />

wel leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> sterke segregatie, indi<strong>en</strong> in deze conc<strong>en</strong>tratiegebied<strong>en</strong> relatief<br />

weinig hogere inkom<strong>en</strong>s won<strong>en</strong>.<br />

6.3.1 Ruimtelijke segregatie van huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong><br />

per geme<strong>en</strong>te, 2013<br />

Minder dan 20%<br />

20 tot 23%<br />

23 tot 25%<br />

25 tot 30%<br />

30% of meer<br />

Bron: CBS,<br />

Regionale Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

Segregatie licht toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in grotere geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

De to<strong>en</strong>ame van het aandeel huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 2010<br />

<strong>en</strong> 2013, heeft e<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>d effect gehad op de mate van segregatie Bij de<br />

kleinere geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (minder dan 50 duiz<strong>en</strong>d inwoners) is de segregatie-index<br />

Ruimtelijke spreiding van armoede 135


gemiddeld g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> gedaald, terwijl deze in de grotere geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 2010<br />

<strong>en</strong> 2013 juist is toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> vergelijking tuss<strong>en</strong> de vier grote sted<strong>en</strong> laat zi<strong>en</strong> dat huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong><br />

laag inkom<strong>en</strong> in Amsterdam het minst gesegregeerd won<strong>en</strong>, terwijl de segregatieindex<br />

in D<strong>en</strong> Haag het hoogst is. In Amsterdam nam deze index tuss<strong>en</strong> 2010 <strong>en</strong><br />

2013 ook het minst toe, terwijl die in D<strong>en</strong> Haag het meest is gesteg<strong>en</strong>.<br />

6.3.2 Ruimtelijke segregatie van huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag<br />

inkom<strong>en</strong> in geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

Gemiddelde segregatie-index<br />

Aantal geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

per 1-1-2014<br />

2010 2013<br />

%<br />

Totaal 1) 403 24,7 24,0<br />

Aantal inwoners (x 1 000)<br />

Tot 10 33 24,8 22,0<br />

10 tot 20 104 25,7 24,3<br />

20 tot 50 192 24,3 23,7<br />

50 tot 100 44 24,6 25,4<br />

100 tot 150 14 24,6 25,8<br />

150 tot 250 12 23,2 24,6<br />

250 of meer 4 23,2 25,1<br />

Utrecht 22,7 25,0<br />

D<strong>en</strong> Haag 27,3 30,1<br />

Rotterdam 26,3 27,8<br />

Amsterdam 16,6 17,5<br />

Bron: CBS, Regionale Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

136 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


7.<br />

Risico op<br />

armoede of<br />

<strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong><br />

in Europa


De regering<strong>en</strong> van de land<strong>en</strong> van de Europese Unie tracht<strong>en</strong> (inkom<strong>en</strong>s)<br />

armoede <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> – geringe economische activiteit <strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke<br />

financiële beperking<strong>en</strong> – terug te dring<strong>en</strong>. Ze hebb<strong>en</strong> daarvoor e<strong>en</strong> aanpak<br />

geformuleerd, de Europa 2020-strategie. In dit hoofdstuk komt aan bod hoe het<br />

gesteld is met de armoederisico’s in de land<strong>en</strong> van de Europese Unie <strong>en</strong> hoe die<br />

risico’s zich in de afgelop<strong>en</strong> ti<strong>en</strong> jaar hebb<strong>en</strong> ontwikkeld. Hoe doet Nederland<br />

het op dit vlak vergelek<strong>en</strong> met de andere land<strong>en</strong>? In hoeverre is de positie van<br />

Nederland t<strong>en</strong> opzichte van andere land<strong>en</strong> veranderd?<br />

7.1 Ontwikkeling van het risico op<br />

armoede of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong><br />

E<strong>en</strong> kwart van de EU-bevolking loopt risico<br />

In 2014 liep<strong>en</strong> 122 miljo<strong>en</strong> inwoners van de 28 lidstat<strong>en</strong> van de Europese Unie<br />

(EU-28) e<strong>en</strong> risico op armoede of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> volg<strong>en</strong>s geld<strong>en</strong>de EU-criteria.<br />

Dit komt neer op ruim 24 proc<strong>en</strong>t van de bevolking. Sinds het uitbrek<strong>en</strong> van de<br />

economische crisis nam dit risico vooral toe in de vijfti<strong>en</strong> oude lidstat<strong>en</strong> (EU-15),<br />

van 21,7 proc<strong>en</strong>t in 2008 tot 23,3 proc<strong>en</strong>t in 2014. In de twaalf nieuwe lidstat<strong>en</strong><br />

(NLS-12) maakte de crisis e<strong>en</strong> eind aan de jar<strong>en</strong>lange daling van het aandeel<br />

inwoners met e<strong>en</strong> risico op armoede of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>. Sindsdi<strong>en</strong> bleef dit<br />

aandeel in de nieuwe lidstat<strong>en</strong> vrij stabiel, met wederom e<strong>en</strong> lichte daling in<br />

2014. Kroatië dat in juli 2013 toetrad, is hierbij niet meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, van dit land<br />

zijn nog ge<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>s beschikbaar.<br />

<strong>Armoede</strong> of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong><br />

In Europees verband spreekt m<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> risico op armoede of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong><br />

als: 1) e<strong>en</strong> risico op armoede bestaat <strong>en</strong>/of 2) er sprake is van ernstige financiële<br />

beperking<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of (3) m<strong>en</strong> deel uitmaakt van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> waarin weinig<br />

wordt gewerkt.<br />

138 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


7.1.1 Person<strong>en</strong> met risico op armoede of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong><br />

in de Europese Unie<br />

%<br />

45<br />

40<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014<br />

EU-15<br />

EU-27<br />

Bron: Eurostat.<br />

NLS-12<br />

Nederland<br />

Minste risico in Tsjechië, Nederland volgt op de voet<br />

In Nederland schommelde het aandeel inwoners met e<strong>en</strong> risico op armoede of<br />

<strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> in de periode 2008–2012 rond 15 proc<strong>en</strong>t. Daarna steeg het<br />

aandeel tot 16,5 proc<strong>en</strong>t in 2014. Op Tsjechië na, k<strong>en</strong>de Nederland daarmee<br />

nog steeds het laagste aandeel inwoners met e<strong>en</strong> risico op armoede of <strong>sociale</strong><br />

<strong>uitsluiting</strong>. Ook in de Scandinavische lidstat<strong>en</strong> was het risico relatief laag.<br />

In Bulgarije <strong>en</strong> Roem<strong>en</strong>ië liep<strong>en</strong> in 2014 vier op de ti<strong>en</strong> inwoners e<strong>en</strong> dergelijk<br />

risico. Van de oude lidstat<strong>en</strong> had Griek<strong>en</strong>land met 36 proc<strong>en</strong>t het grootste aandeel.<br />

Ook in Ierland (29,5 proc<strong>en</strong>t), Spanje (29,2 proc<strong>en</strong>t), Italië (28,1 proc<strong>en</strong>t) <strong>en</strong><br />

Portugal (27,5 proc<strong>en</strong>t) was het risico op armoede of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> relatief<br />

groot.<br />

Risico op armoede of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> in Europa 139


7.1.2 Person<strong>en</strong> met risico op armoede of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong><br />

in EU-lidstat<strong>en</strong>, 2014<br />

EU-28<br />

Tsjechië (6 654)<br />

Nederland (11 283)<br />

Zwed<strong>en</strong> (12 368)<br />

Finland (11 549)<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> (11 957)<br />

Slowakije (5 883)<br />

Frankrijk (11 608)<br />

Luxemburg (16 962)<br />

Oost<strong>en</strong>rijk (12 997)<br />

Slov<strong>en</strong>ië (8 597)<br />

Duitsland (11 580)<br />

België (11 755)<br />

Estland (5 164) 2)<br />

Malta (9 300)<br />

Pol<strong>en</strong> ( 5 736)<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk (10 160)<br />

Litouw<strong>en</strong> (4 557)<br />

Cyprus (9 457)<br />

Portugal (6 075)<br />

Italië (9 201)<br />

Spanje (8 517)<br />

Kroatië (4 646)<br />

Ierland (9 581) 2)<br />

Hongarije (4 587)<br />

Letland ( 4 392)<br />

Griek<strong>en</strong>land (5 166)<br />

Bulgarije (4 052)<br />

Roem<strong>en</strong>ië (2 439)<br />

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45<br />

%<br />

EU-15<br />

EU-28<br />

NLS-13<br />

Nederland (EU-15)<br />

Bron: Eurostat.<br />

1)<br />

Tuss<strong>en</strong> haakjes is de hoogte van de armoedegr<strong>en</strong>s (koopkrachtpariteit) van het desbetreff<strong>en</strong>de land vermeld.<br />

2)<br />

De cijfers voor Estland <strong>en</strong> Ierland hebb<strong>en</strong> betrekking op 2013.<br />

Bijna drie op de ti<strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> in EU lop<strong>en</strong> risico<br />

In de gehele EU liep in 2014 27,7 proc<strong>en</strong>t van de kinder<strong>en</strong> jonger dan 18 jaar e<strong>en</strong><br />

risico op armoede of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>. In de twaalf nieuwe lidstat<strong>en</strong> was dit zelfs<br />

voor ruim e<strong>en</strong> op drie kinder<strong>en</strong> het geval. In de oude lidstat<strong>en</strong> lag dit aandeel<br />

weliswaar lager, maar hier was wel sprake van e<strong>en</strong> stijging van 24,4 proc<strong>en</strong>t in<br />

2008 tot 26,1 proc<strong>en</strong>t in 2014. Onder 65-plussers nam het aandeel met e<strong>en</strong> risico<br />

op armoede of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> in zowel de oude als de nieuwe lidstat<strong>en</strong> juist<br />

fors af. Onder Nederlandse 65-plussers was het aandeel in 2014 met 6,9 proc<strong>en</strong>t<br />

zeer laag. Alle<strong>en</strong> in Luxemburg was dit lager.<br />

140 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


7.1.3 Person<strong>en</strong> met risico op armoede of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong><br />

naar leeftijd<br />

%<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014*<br />

EU-27: tot 18 jaar<br />

EU-27: 65 jaar <strong>en</strong> ouder<br />

Bron: Eurostat.<br />

Nederland: tot 18 jaar<br />

Nederland: 65 jaar <strong>en</strong> ouder<br />

7.2 Compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van risico op<br />

armoede <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong><br />

Circa 86 miljo<strong>en</strong> EU-burgers met risico op (inkom<strong>en</strong>s)<br />

armoede<br />

Volg<strong>en</strong>s het Europese inkom<strong>en</strong>scriterium liep<strong>en</strong> in 2014 rond de 86 miljo<strong>en</strong><br />

European<strong>en</strong> e<strong>en</strong> risico op (inkom<strong>en</strong>s) armoede. De welvaartsverschill<strong>en</strong> in<br />

de Europese Unie zijn echter groot. Gecorrigeerd voor verschill<strong>en</strong> in prijspeil<br />

ligt de armoedegr<strong>en</strong>s in Nederland bijvoorbeeld ruim 1,5 keer zo hoog als in<br />

Tsjechië. In Luxemburg is de koopkracht het grootst, bijna zev<strong>en</strong> keer zo groot<br />

als in Roem<strong>en</strong>ië, het land met het laagste welvaartsniveau van de Europese<br />

Unie. Naarmate de welvaart in e<strong>en</strong> land groter is, komt de armoedegr<strong>en</strong>s steeds<br />

meer bov<strong>en</strong> het exist<strong>en</strong>tieel bestaansminimum uit. Als de welvaart echter<br />

laag is zou de armoedegr<strong>en</strong>s op e<strong>en</strong> niveau kunn<strong>en</strong> uitkom<strong>en</strong> dat onder het<br />

bestaansminimum ligt.<br />

Risico op armoede of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> in Europa 141


Europees inkom<strong>en</strong>scriterium<br />

De zogehet<strong>en</strong> at-risk-of-poverty rate is van oudsher e<strong>en</strong> belangrijke indicator om<br />

inkom<strong>en</strong>sarmoede in Europees verband in kaart te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Bij de vaststelling<br />

van de armoedegr<strong>en</strong>s, die gedefinieerd is als 60 proc<strong>en</strong>t van het mediane<br />

gestandaardiseerde besteedbaar inkom<strong>en</strong>, wordt rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met het<br />

algeme<strong>en</strong> welvaarts peil van het desbetreff<strong>en</strong>de land. Het mediane inkom<strong>en</strong> is<br />

het middelste inkom<strong>en</strong> in de verdeling van inkom<strong>en</strong>s van laag naar hoog.<br />

De keuze van het perc<strong>en</strong>tage is echter arbitrair. De gr<strong>en</strong>s hangt niet per se sam<strong>en</strong><br />

met minimale behoeft<strong>en</strong> van person<strong>en</strong> of huishoud<strong>en</strong>s. Bij e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e<br />

to<strong>en</strong>ame van de welvaart, waarbij de inkom<strong>en</strong>s van alle huishoud<strong>en</strong>s met<br />

hetzelfde perc<strong>en</strong>tage stijg<strong>en</strong>, zal het risico op armoede gelijk blijv<strong>en</strong>.<br />

17% van de bevolking van Europese Unie liep in 2014 risico op armoedeBb<br />

Kans op armoede: Nederland springt er gunstig uit...<br />

Gedur<strong>en</strong>de de periode 2005–2014 schommelde het aandeel van de EU-bevolking<br />

met e<strong>en</strong> risico op armoede tuss<strong>en</strong> de 16 <strong>en</strong> 17 proc<strong>en</strong>t. In 2014 was dit voor<br />

het eerst sinds 2005 hoger dan 17 proc<strong>en</strong>t. Ook in Nederland nam het risico op<br />

armoede toe. Desondanks had Nederland in 2014 met 11,6 proc<strong>en</strong>t nog steeds e<strong>en</strong><br />

relatief klein aandeel inwoners dat risico liep. Alle<strong>en</strong> in Tsjechië was dit aandeel<br />

kleiner, net als bij de afbak<strong>en</strong>ing waarbij ook het risico op <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> e<strong>en</strong><br />

rol speelt. Van de oude lidstat<strong>en</strong> k<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Spanje, Italië <strong>en</strong> Griek<strong>en</strong>land de grootste<br />

aandel<strong>en</strong> inwoners met e<strong>en</strong> risico op armoede. Binn<strong>en</strong> de gehele unie was het<br />

hoogste perc<strong>en</strong>tage met ruim e<strong>en</strong> kwart voorbehoud<strong>en</strong> aan de bevolking van<br />

Roem<strong>en</strong>ië.<br />

142 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


7.2.1 Person<strong>en</strong> met risico op armoede in EU-lidstat<strong>en</strong>, 2014<br />

EU-28<br />

EU-15<br />

NLS-12<br />

Zwed<strong>en</strong><br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong><br />

Finland<br />

Oost<strong>en</strong>rijk<br />

Frankrijk<br />

België<br />

Nederland<br />

Duitsland<br />

Luxemburg<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk<br />

Portugal<br />

Italië<br />

Spanje<br />

Ierland 1)<br />

Griek<strong>en</strong>land<br />

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50<br />

%<br />

<strong>Armoede</strong>risico op basis van reguliere maat<br />

<strong>Armoede</strong>risico op basis van vast koopkrachtbedrag in 2008<br />

Bron: Eurostat.<br />

1)<br />

Het cijfer voor Ierland heeft betrekking op 2013.<br />

… maar Zwed<strong>en</strong> is de topper na verankering van<br />

koopkracht<br />

Door het gehanteerde relatieve inkom<strong>en</strong>scriterium verschilt de hoogte van de<br />

armoedegr<strong>en</strong>s niet alle<strong>en</strong> per land, maar ook in de tijd. Mede hierdoor nam sinds<br />

het uitbrek<strong>en</strong> van de economische crisis het risico op armoede in de Europese Unie<br />

nauwelijks toe. E<strong>en</strong> verslechtering van de economische omstandighed<strong>en</strong> gaat<br />

immers vaak gepaard met e<strong>en</strong> daling van het doorsnee inkom<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarmee ook<br />

van de inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s waarmee de kans op armoede wordt vastgesteld. Het effect<br />

van e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong>sverslechtering op het risico op armoede wordt daardoor minder<br />

Risico op armoede of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> in Europa 143


sterk of zelfs teg<strong>en</strong>gesteld van wat m<strong>en</strong> zou verwacht<strong>en</strong>. Daarom ontwikkelde<br />

Eurostat, het statistische bureau van de Europese Unie, e<strong>en</strong> alternatieve<br />

armoedegr<strong>en</strong>s, waarbij de gr<strong>en</strong>s van e<strong>en</strong> bepaald basisjaar wordt vastgezet in de<br />

tijd <strong>en</strong> (net als de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s) alle<strong>en</strong> gecorrigeerd wordt voor inflatie.<br />

Met 2008 als basisjaar levert deze alternatieve gr<strong>en</strong>s sindsdi<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ander<br />

armoedebeeld op. Zo komt dan in de EU-15 het aandeel inwoners met e<strong>en</strong> risico<br />

op armoede in 2014 uit op 19,7 proc<strong>en</strong>t. Dat is bijna drie proc<strong>en</strong>tpunt meer dan<br />

op basis van de reguliere armoedegr<strong>en</strong>s. In de nieuwe lidstat<strong>en</strong> is het risico op<br />

armoede gemiddeld juist kleiner. Op basis van de in de tijd verankerde gr<strong>en</strong>s heeft<br />

Griek<strong>en</strong>land van alle lidstat<strong>en</strong> het grootste aandeel inwoners met e<strong>en</strong> risico op<br />

armoede, wat erop wijst dat de financiële situatie van de lagere inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong><br />

sinds het uitbrek<strong>en</strong> van de crisis daar danig verslechterde. Ook in Nederland<br />

valt het risico op armoede op basis van de alternatieve gr<strong>en</strong>s hoger uit. Dat in<br />

teg<strong>en</strong>stelling tot bijvoorbeeld Zwed<strong>en</strong> waar het aandeel inwoners met e<strong>en</strong> risico<br />

op armoede volg<strong>en</strong>s de alternatieve gr<strong>en</strong>s juist fors lager uitkomt.<br />

Europese armoedemeting gaandeweg aangepast<br />

Op de aloude Europese indicator om armoede in kaart te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> kwam steeds<br />

meer kritiek. Dat was niet alle<strong>en</strong> vanwege het relatieve karakter. Er war<strong>en</strong> ook<br />

nog andere red<strong>en</strong><strong>en</strong>. Zo werd bijvoorbeeld slechts naar de hoogte van het<br />

inkom<strong>en</strong> van huishoud<strong>en</strong>s gekek<strong>en</strong> – <strong>en</strong> niet naar hun vermog<strong>en</strong> – <strong>en</strong> was het<br />

inkom<strong>en</strong> van onder meer zelfstandig<strong>en</strong> moeilijk vast te stell<strong>en</strong>. In Europees<br />

verband wordt sinds <strong>en</strong>ige jar<strong>en</strong> het risico op inkom<strong>en</strong>sarmoede dan ook<br />

aangevuld met twee niet-monetaire factor<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> aanwijzing zijn voor <strong>sociale</strong><br />

<strong>uitsluiting</strong>. De eerste beschrijft de mate waarin m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> ernstige financiële<br />

beperking<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong>. Vanwege de verhoogde kans op armoedeproblem<strong>en</strong><br />

bij werkloosheid beschrijft de tweede het aandeel person<strong>en</strong> dat deel<br />

uitmaakt van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lage werkint<strong>en</strong>siteit.<br />

E<strong>en</strong> op de ti<strong>en</strong> European<strong>en</strong> ondervindt ernstige<br />

financiële beperking<strong>en</strong><br />

Huishoud<strong>en</strong>s met te weinig inkom<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> de kans dat ze niet kunn<strong>en</strong> beschikk<strong>en</strong><br />

over duurzame goeder<strong>en</strong>: e<strong>en</strong> auto, kleur<strong>en</strong>televisie, telefoon of e<strong>en</strong> wasmachine.<br />

Ook e<strong>en</strong> warme maaltijd om de dag, e<strong>en</strong> jaarlijkse vakantieweek of het<br />

verwarm<strong>en</strong> van de woning zit er financieel niet voor iedere<strong>en</strong> in. Verder is het<br />

mogelijk dat deze huishoud<strong>en</strong>s vanwege financiële beperking<strong>en</strong> niet in staat zijn<br />

144 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


onverwachte noodzakelijke uitgav<strong>en</strong> op te vang<strong>en</strong> of achterstand<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> bij<br />

de betaling van de maandelijkse woonlast<strong>en</strong>. In Europees verband spreekt m<strong>en</strong><br />

van ernstige materiële tekort<strong>en</strong> als m<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> heeft met t<strong>en</strong> minste vier van<br />

bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde financiële beperking<strong>en</strong>. In 2014 gold dit voor 8,9 proc<strong>en</strong>t van<br />

de EU-bevolking. Vooral in de 12 nieuwe lidstat<strong>en</strong> ondervind<strong>en</strong> inwoners vaak<br />

dergelijke financiële beperking<strong>en</strong>. Met gemiddeld 16,6 proc<strong>en</strong>t was dit aandeel<br />

hier ruim twee keer zo groot als in de oude lidstat<strong>en</strong>. In de oude lidstat<strong>en</strong> nam<br />

dit aandeel sinds het uitbrek<strong>en</strong> van de crisis echter wel toe, terwijl het aandeel<br />

inwoners met ernstige financiële beperking<strong>en</strong> in de nieuwe lidstat<strong>en</strong> bijna<br />

halveerde in het afgelop<strong>en</strong> dec<strong>en</strong>nium.<br />

7.2.2 Person<strong>en</strong> die te mak<strong>en</strong> heeft met ernstige materiële deprivatie<br />

%<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014<br />

EU-15<br />

EU-27<br />

Bron: Eurostat.<br />

NLS-12<br />

Nederland<br />

Ondanks de lichte to<strong>en</strong>ame gedur<strong>en</strong>de de economische crisis ervoer de<br />

Nederlandse bevolking in 2014 met 3,2 proc<strong>en</strong>t verhoudingsgewijs weinig<br />

financiële beperking<strong>en</strong>. In D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> was het perc<strong>en</strong>tage ev<strong>en</strong> hoog als in<br />

Nederland. Alle<strong>en</strong> in de overige Scandinavische lidstat<strong>en</strong> <strong>en</strong> in Luxemburg was dit<br />

aandeel lager. In Bulgarije had e<strong>en</strong> op de drie inwoners hiermee te mak<strong>en</strong>.<br />

Risico op armoede of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> in Europa 145


Vooral in oude lidstat<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van lage werkint<strong>en</strong>siteit<br />

Werkint<strong>en</strong>siteit<br />

De werkint<strong>en</strong>siteit van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> beschrijft de mate waarin de volwass<strong>en</strong><br />

led<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> die behor<strong>en</strong> tot de pot<strong>en</strong>tiële beroepsbevolking<br />

van 18–59 jaar werkzaam zijn. Stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> hierbij buit<strong>en</strong> beschouwing.<br />

E<strong>en</strong> gezin met twee volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> van wie één van beid<strong>en</strong> fulltime werkt, heeft<br />

bijvoorbeeld e<strong>en</strong> werkint<strong>en</strong>siteit van 0,5. Wanneer de int<strong>en</strong>siteit lager is dan 0,2<br />

is sprake van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lage werkint<strong>en</strong>siteit. De werkint<strong>en</strong>siteit<br />

wordt toe gek<strong>en</strong>d aan alle huishoud<strong>en</strong>sled<strong>en</strong> in de leeftijd van 0–59 jaar <strong>en</strong> heeft<br />

net als het inkom<strong>en</strong> betrekking op het voorgaande kal<strong>en</strong>derjaar.<br />

7.2.3 Person<strong>en</strong> in huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> lage werkint<strong>en</strong>siteit<br />

%<br />

14<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014<br />

EU-15<br />

EU-27<br />

Bron: Eurostat.<br />

NLS-12<br />

Nederland<br />

In 2014 maakte 11,1 proc<strong>en</strong>t van de EU-bevolking deel uit van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> lage werkint<strong>en</strong>siteit, e<strong>en</strong> stijging met twee proc<strong>en</strong>tpunt t<strong>en</strong> opzichte<br />

van 2008. Vooral in de oude lidstat<strong>en</strong> nam het aandeel toe. Dit is in lijn met<br />

de werkloosheid die gedur<strong>en</strong>de deze periode in vrijwel alle lidstat<strong>en</strong> steeg.<br />

146 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Ook in Nederland was dat vooral in 2013 het geval. Mede hierdoor steeg in<br />

Nederland het aandeel inwoners in huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> lage werkint<strong>en</strong>siteit van<br />

8,2 proc<strong>en</strong>t in 2008 tot 10,2 proc<strong>en</strong>t in 2014. Ierland (23,9 proc<strong>en</strong>t), Griek<strong>en</strong>land<br />

(17,2 proc<strong>en</strong>t) <strong>en</strong> Spanje (17,1 proc<strong>en</strong>t) liet<strong>en</strong> in 2014 de hoogste perc<strong>en</strong>tages<br />

zi<strong>en</strong>. Luxemburg had to<strong>en</strong> met 6,1 proc<strong>en</strong>t het laagste aandeel inwoners in<br />

huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> lage werkint<strong>en</strong>siteit.<br />

Risico op armoede of <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong> in Europa 147


Bijlag<strong>en</strong>


A. <strong>Armoede</strong>gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong><br />

In deze bijlage word<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele resultat<strong>en</strong> gepres<strong>en</strong>teerd met betrekking tot de<br />

armoedegr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> die in Hoofdstuk 1 besprok<strong>en</strong> zijn. Lop<strong>en</strong> deze gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> ver<br />

uite<strong>en</strong>? En hoe groot zijn de verschill<strong>en</strong> in de omvang <strong>en</strong> de ontwikkeling van<br />

armoede volg<strong>en</strong>s de diverse definities?<br />

Verschil in hoogte van de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> beperkt<br />

De in hoofdstuk 1 besprok<strong>en</strong> armoedegr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> onderling in hoogte.<br />

Bezi<strong>en</strong> vanaf 2000 is de Europese armoedegr<strong>en</strong>s (60 proc<strong>en</strong>t van het gestandaardiseerd<br />

besteedbaar inkom<strong>en</strong>, waarbij de CBS-equival<strong>en</strong>tieschaal is<br />

gehanteerd), de meest hoog geleg<strong>en</strong> gr<strong>en</strong>s. Het verschil tuss<strong>en</strong> deze gr<strong>en</strong>s<br />

<strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s bereikte in 2008 voor alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> met ruim<br />

190 euro per maand zijn hoogste waarde. Bij het vergelijk<strong>en</strong> van de verschill<strong>en</strong>de<br />

armoedegr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> moet echter bedacht word<strong>en</strong>, dat anders dan bij de lageinkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

<strong>en</strong> de beleidsmatige gr<strong>en</strong>s bij de Europese armoedegr<strong>en</strong>s <strong>en</strong><br />

de niet-veel-maar-toereik<strong>en</strong>dgr<strong>en</strong>s ook de huurtoeslag tot het inkom<strong>en</strong> wordt<br />

gerek<strong>en</strong>d. E<strong>en</strong> alle<strong>en</strong>staande met huurtoeslag ontving in 2014 gemiddeld bijna<br />

180 euro per maand aan huurtoeslag. Zo behoorde e<strong>en</strong> alle<strong>en</strong>staande die van<br />

e<strong>en</strong> bijstandsuitkering moest rondkom<strong>en</strong>, in alle jar<strong>en</strong> in de periode 1990–2014<br />

tot de groep met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> onder de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s <strong>en</strong> – logischerwijs –<br />

tot de groep met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> tot 101 proc<strong>en</strong>t van het beleidsmatig minimum.<br />

Afhankelijk van de hoogte van de huurtoeslag overstijgt het inkom<strong>en</strong> van deze<br />

persoon daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> mogelijk wel de niet-veel-maar-toereik<strong>en</strong>dgr<strong>en</strong>s <strong>en</strong> de<br />

Europese armoedegr<strong>en</strong>s.<br />

Bijlag<strong>en</strong> 149


A.1 Inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> (gestandaardiseerd): diverse afbak<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

van (kans op) armoede<br />

Maandbedrag in euro, prijspeil 2014<br />

1 300<br />

1 200<br />

1 100<br />

1 000<br />

900<br />

800<br />

700<br />

0<br />

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014<br />

Europese armoedegr<strong>en</strong>s (60% mediaan inkom<strong>en</strong>)<br />

Niet-veel-maar-toereik<strong>en</strong>dgr<strong>en</strong>s<br />

Lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Beleidsmatige inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s (hier: 101% van bijstandsuitkering, alle<strong>en</strong>staande 23–64 jaar)<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek <strong>en</strong> SCP/CBS (2014).<br />

Europese armoedegr<strong>en</strong>s levert hoogste armoederisico<br />

Voor 2014 lop<strong>en</strong> de uitkomst<strong>en</strong> van het perc<strong>en</strong>tage huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong><br />

onder de armoedegr<strong>en</strong>s uite<strong>en</strong> van bijna 12 proc<strong>en</strong>t (Europese armoedegr<strong>en</strong>s) tot<br />

zo’n 8 proc<strong>en</strong>t (beleidsmatige inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s <strong>en</strong> niet-veel-maar-toereik<strong>en</strong>dgr<strong>en</strong>s).<br />

De ontwikkeling van het aandeel toont vanaf 2000 e<strong>en</strong> min of meer gelijk verloop<br />

voor de diverse armoedegr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> uitzondering hierop vorm<strong>en</strong> de uitkomst<strong>en</strong><br />

van de Europese armoedegr<strong>en</strong>s. Doordat deze gr<strong>en</strong>s de inkom<strong>en</strong>sontwikkeling<br />

volgt, is het verloop van het aandeel met kans op armoede in sterkere mate<br />

afhankelijk van andere factor<strong>en</strong> dan van de koopkrachtontwikkeling.<br />

150 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


A.2 Huishoud<strong>en</strong>s met kans op armoede, diverse afbak<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

%<br />

14<br />

12<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

0<br />

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014<br />

Europese armoedegr<strong>en</strong>s<br />

Niet-veel-maar-toereik<strong>en</strong>dgr<strong>en</strong>s<br />

Lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Beleidsmatige inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s (101%)<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek <strong>en</strong> SCP/CBS (2014).<br />

Sam<strong>en</strong>stelling van de groep met kans op armoede<br />

verschilt sterk<br />

Niet alle<strong>en</strong> de omvang van armoede verschilt tuss<strong>en</strong> de diverse armoedegr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>,<br />

maar ook de sam<strong>en</strong>stelling van de groep die onder de desbetreff<strong>en</strong>de armoedegr<strong>en</strong>s<br />

leeft. Zo moet van de huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> onder de beleidsmatige<br />

inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s <strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s respectievelijk 70 <strong>en</strong> 64 proc<strong>en</strong>t vooral<br />

rondkom<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> uitkering of p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>, terwijl dit aandeel volg<strong>en</strong>s de Europese<br />

armoedegr<strong>en</strong>s <strong>en</strong> de niet-veel-maar-toereik<strong>en</strong>dgr<strong>en</strong>s met respectievelijk 59 <strong>en</strong><br />

54 proc<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> stuk minder groot is. Het verschil in sam<strong>en</strong>stelling komt echter niet<br />

alle<strong>en</strong> doordat de armoedegr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> in hoogte verschill<strong>en</strong>. Het is vooral het gevolg<br />

van het al dan niet bijtell<strong>en</strong> van de huurtoeslag in het inkom<strong>en</strong>.<br />

Bijlag<strong>en</strong> 151


A.3 Huishoud<strong>en</strong>s met kans op armoede naar voornaamste<br />

inkom<strong>en</strong>sbron, 2014*<br />

Niet-veel-maar-toereik<strong>en</strong>dgr<strong>en</strong>s<br />

Beleidsmatige inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s (101%)<br />

Lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s<br />

Europese armoedegr<strong>en</strong>s<br />

Inkom<strong>en</strong> uit arbeid<br />

Inkom<strong>en</strong> uit eig<strong>en</strong> onderneming<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

0 200 400 600 800 1 000<br />

x 1 000<br />

Overige uitkering <strong>en</strong> p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><br />

Bijstandsuitkering<br />

152 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


B. Sam<strong>en</strong>stelling inkom<strong>en</strong>skwintiel<strong>en</strong><br />

In deze publicatie word<strong>en</strong> de diverse uitkomst<strong>en</strong> naar hoogte van het inkom<strong>en</strong> ook<br />

volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> indeling in vijf kwintielgroep<strong>en</strong> gepres<strong>en</strong>teerd. De sam<strong>en</strong>stelling van<br />

deze inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong> zijn onderwerp van deze bijlage. Voor het verklar<strong>en</strong> van<br />

verschill<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van het bestedingspatroon, leefstijl, gezondheid <strong>en</strong>z. zijn<br />

immers naast de hoogte van het inkom<strong>en</strong> ook andere onderscheid<strong>en</strong>de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

van groep<strong>en</strong> van belang.<br />

Zelfstandig<strong>en</strong> <strong>en</strong> stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> trekk<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> in eerste<br />

kwintiel naar b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong><br />

Kwintielgroep<strong>en</strong> van het gestandaardiseerd besteedbaar inkom<strong>en</strong> zijn gevormd<br />

door alle huishoud<strong>en</strong>s naar hoogte van dit inkom<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> rij te stell<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

deze vervolg<strong>en</strong>s in vijf groep<strong>en</strong> van gelijke omvang te verdel<strong>en</strong>. Hierbij zijn<br />

stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong>huishoud<strong>en</strong>s <strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> onvolledig jaarinkom<strong>en</strong> ook in<br />

beschouwing g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Bij de indeling naar hoogte van inkom<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van<br />

de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s is dit niet gebeurd (zie hoofdstuk 1).<br />

In de eerste kwintielgroep, met de laagste inkom<strong>en</strong>s, bedraagt het gemiddeld<br />

inkom<strong>en</strong> slechts 9900 euro per huishoud<strong>en</strong>. Het gemiddelde van het eerste<br />

kwintiel wordt naar b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> gedrukt door onder meer de groep<strong>en</strong> zelfstandig<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> negatief inkom<strong>en</strong> uit de eig<strong>en</strong> onderneming <strong>en</strong> stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong>huishoud<strong>en</strong>s<br />

met e<strong>en</strong> gering inkom<strong>en</strong>. Bijna e<strong>en</strong> kwart van de huishoud<strong>en</strong>s in het laagste<br />

inkom<strong>en</strong>skwintiel heeft e<strong>en</strong> hoofdkostwinner die afkomstig is uit e<strong>en</strong> niet-westers<br />

land.<br />

Bijlag<strong>en</strong> 153


B.1 Enkele karakteristiek<strong>en</strong> van huishoud<strong>en</strong>s naar inkom<strong>en</strong>skwintiel,<br />

2014*<br />

Huishoud<strong>en</strong>s<br />

totaal<br />

w.o. niet-westerse<br />

hoofdkostwinner<br />

Omvang<br />

huishoud<strong>en</strong><br />

Gestandaardiseerd<br />

inkom<strong>en</strong><br />

x 1 000 % Person<strong>en</strong> 1 000 euro<br />

Totaal 7 481 10,1 2,2 23,7<br />

Kwintielgroep 1)<br />

1e (tot 14,8) 1 496 23,6 1,8 9,9<br />

2e (14,8–18,9) 1 496 9,9 2,0 16,9<br />

3e (18,9–23,7) 1 496 7,5 2,3 21,2<br />

4e (23,7–30,9) 1 496 5,7 2,4 27,0<br />

5e (30,9 <strong>en</strong> hoger) 1 496 4,0 2,5 43,7<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

1)<br />

Kwintielgroep van het gestandaardiseerd besteedbaar huishoud<strong>en</strong>sinkom<strong>en</strong>; tuss<strong>en</strong> haakjes zijn de<br />

klassegr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in bedrag<strong>en</strong> van 1 000 euro.<br />

Alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> meerderheid in groep met<br />

laagste inkom<strong>en</strong>s<br />

Bijna zes van de ti<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s in het eerste inkom<strong>en</strong>skwintiel bestond<strong>en</strong> in<br />

2014 uit e<strong>en</strong> alle<strong>en</strong>staande. Hierbij gaat het vooral om alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> onder<br />

65 jaar. E<strong>en</strong> groot deel hiervan wordt gevormd door zelfstandig won<strong>en</strong>de,<br />

studer<strong>en</strong>de jonger<strong>en</strong> tot 30 jaar. Het aandeel alle<strong>en</strong>staand<strong>en</strong> neemt sterk af<br />

naarmate het inkom<strong>en</strong> hoger is.<br />

Huishoud<strong>en</strong>s met 65-plussers, alle<strong>en</strong>staand of e<strong>en</strong> paar, conc<strong>en</strong>trer<strong>en</strong> zich<br />

vooral in het tweede inkom<strong>en</strong>skwintiel. Ruim vier van de ti<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s<br />

in deze inkom<strong>en</strong>sgroep betreft e<strong>en</strong> 65-plushuishoud<strong>en</strong>. De groep overig<br />

meerpersoonshuishoud<strong>en</strong> domineert de hogere inkom<strong>en</strong>skwintiel<strong>en</strong>. Daarbij<br />

gaat het vooral om par<strong>en</strong> onder de 65 jaar, al dan niet met thuiswon<strong>en</strong>de<br />

kinder<strong>en</strong>. E<strong>en</strong>oudergezinn<strong>en</strong>, die ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s deel uitmak<strong>en</strong> van de categorie<br />

meerpersoonshuishoud<strong>en</strong>s, mak<strong>en</strong> naar verhouding het vaakst deel uit van het<br />

laagste inkom<strong>en</strong>skwintiel.<br />

154 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


B.2 Huishoud<strong>en</strong>s naar inkom<strong>en</strong>skwintiel, 2014*<br />

%<br />

100<br />

75<br />

50<br />

25<br />

0<br />

Totaal<br />

1e kwintiel<br />

(laag)<br />

2e kwintiel 3e kwintiel 4e kwintiel 5e kwintiel<br />

(hoog)<br />

Alle<strong>en</strong>staand tot 65 jaar<br />

Alle<strong>en</strong>staand 65 jaar <strong>en</strong> ouder<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

Paar, t<strong>en</strong> minste één 65-plusser<br />

Overig meerpersoonshuishoud<strong>en</strong><br />

Uitkeringsontvangers sterk geconc<strong>en</strong>treerd onder de<br />

lagere inkom<strong>en</strong>s<br />

Huishoud<strong>en</strong>s die vooral zijn aangewez<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> bijstandsuitkering of e<strong>en</strong> overige<br />

uitkering zoals e<strong>en</strong> werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering, vorm<strong>en</strong><br />

ruim vier van de ti<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s in het eerste inkom<strong>en</strong>skwintiel. Sam<strong>en</strong> met<br />

p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontvangers vorm<strong>en</strong> zij zowel in het eerste als in het tweede kwintiel<br />

de meerderheid. Dit komt mede door de bov<strong>en</strong>matige verteg<strong>en</strong>woordiging van<br />

p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontvangers in het tweede kwintiel. De verdeling van p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>ontvangers<br />

over de inkom<strong>en</strong>sgroep<strong>en</strong> valt uiteraard vrijwel sam<strong>en</strong> met de bov<strong>en</strong>geschetste<br />

verdeling van huishoud<strong>en</strong>s met 65-plussers.<br />

Naarmate het inkom<strong>en</strong> hoger is, is het aandeel van huishoud<strong>en</strong>s met inkom<strong>en</strong> uit<br />

arbeid <strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> uit eig<strong>en</strong> onderneming hoger. Voor zelfstandig<strong>en</strong> gaat dit niet<br />

helemaal op: het eerste kwintiel bevat meer huishoud<strong>en</strong>s met zelfstandig<strong>en</strong> dan<br />

het tweede <strong>en</strong> het derde kwintiel.<br />

Bijlag<strong>en</strong> 155


B.3 Voornaamste inkom<strong>en</strong>sbron huishoud<strong>en</strong>s<br />

naar inkom<strong>en</strong>skwintiel, 2014*<br />

%<br />

100<br />

75<br />

50<br />

25<br />

0<br />

Totaal<br />

1e kwintiel<br />

(laag)<br />

2e kwintiel 3e kwintiel 4e kwintiel 5e kwintiel<br />

(hoog)<br />

Inkom<strong>en</strong> uit arbeid<br />

Inkom<strong>en</strong> uit eig<strong>en</strong> onderneming<br />

Bron: CBS, Inkom<strong>en</strong>sstatistiek.<br />

P<strong>en</strong>sio<strong>en</strong><br />

Bijstandsuitkering<br />

Overige uitkering<br />

156 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


C. Omvang van armoede in <strong>2015</strong> <strong>en</strong><br />

2016, methodiek van raming<br />

De in hoofdstuk 2 <strong>en</strong> 3 gepres<strong>en</strong>teerde uitkomst<strong>en</strong> over het aantal (person<strong>en</strong> in)<br />

huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> zijn afkomstig uit het Inkom<strong>en</strong>spanelonderzoek.<br />

Het meest rec<strong>en</strong>t beschikbare onderzoek heeft betrekking op het<br />

inkom<strong>en</strong> over 2014. Om e<strong>en</strong> actueel beeld <strong>en</strong> e<strong>en</strong> vooruitblik te krijg<strong>en</strong> heeft<br />

het C<strong>en</strong>traal Planbureau (CPB) op verzoek van het CBS raming<strong>en</strong> gemaakt van de<br />

omvang van armoede in <strong>2015</strong> <strong>en</strong> 2016. Hierbij is onder meer gebruik gemaakt van<br />

de raming<strong>en</strong> van de koopkrachtontwikkeling zoals die zijn opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in de Macro<br />

Economische Verk<strong>en</strong>ning 2016 (CPB, <strong>2015</strong>). Deze publicatie bevat e<strong>en</strong> gedetailleerd<br />

overzicht van alle koopkrachtrelevante maatregel<strong>en</strong> in de ramingsjar<strong>en</strong> <strong>2015</strong> <strong>en</strong><br />

2016 (zie hoofdstuk 3.5 <strong>en</strong> de bijlage met beleidsuitgangspunt<strong>en</strong>).<br />

De methodiek om te kom<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> raming van de omvang van armoede, bestaat<br />

uit e<strong>en</strong> viertal stapp<strong>en</strong>.<br />

1. Allereerst wordt door het CPB voor elk huishoud<strong>en</strong> uit het Inkom<strong>en</strong>spanelonderzoek<br />

de (nominale) koopkrachtmutatie voor <strong>2015</strong> <strong>en</strong> 2016 geraamd.<br />

Voor het ram<strong>en</strong> van het perc<strong>en</strong>tage huishoud<strong>en</strong>s met e<strong>en</strong> laag inkom<strong>en</strong> is het<br />

hierbij van belang dat juist de inkom<strong>en</strong>sontwikkeling aan de onderkant van<br />

de inkom<strong>en</strong>sverdeling goed in beeld gebracht wordt. E<strong>en</strong> geringe daling of<br />

stijging van de koopkracht van deze huishoud<strong>en</strong>s kan er immers toe leid<strong>en</strong> dat<br />

zij net onder of bov<strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s uitkom<strong>en</strong>.<br />

2. Vervolg<strong>en</strong>s wordt de hoogte van de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s geraamd voor <strong>2015</strong><br />

<strong>en</strong> 2016. Doordat deze gr<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> vast koopkrachtbedrag weergeeft, kan dit<br />

bedrag met behulp van e<strong>en</strong> raming van de CBS-consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>prijsindex voor de<br />

g<strong>en</strong>oemde jar<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudig aangepast word<strong>en</strong>.<br />

3. In de derde stap wordt voor alle huishoud<strong>en</strong>s het geraamde inkom<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong><br />

met het geraamde bedrag van de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s, waarmee de<br />

inkom<strong>en</strong>spositie van e<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van deze gr<strong>en</strong>s in <strong>2015</strong> <strong>en</strong><br />

2016 vastgesteld is.<br />

4. In de geraamde koopkrachtmutaties zijn uitsluit<strong>en</strong>d de gevolg<strong>en</strong> van overheidsbeleid<br />

<strong>en</strong> de loon- <strong>en</strong> prijsontwikkeling verdisconteerd, <strong>en</strong> niet de<br />

gevolg<strong>en</strong> van wijziging<strong>en</strong> in persoonlijke omstandighed<strong>en</strong>. Het gaat bij<br />

laatstg<strong>en</strong>oemde verandering<strong>en</strong> om arbeidsmarkt gerelateerde verandering<strong>en</strong><br />

Bijlag<strong>en</strong> 157


zoals het vind<strong>en</strong> of verliez<strong>en</strong> van werk, het krijg<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> periodieke<br />

loonsverhoging of bonus <strong>en</strong> om demografische verandering<strong>en</strong> zoals trouw<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> scheid<strong>en</strong>. Deze verandering<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> dikwijls niet alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> sterk<br />

effect op het inkom<strong>en</strong>. Ze betek<strong>en</strong><strong>en</strong> vaak ook dat de sociaaleconomische<br />

positie van de persoon die het aangaat wijzigt. Deze verandering<strong>en</strong> zijn<br />

niet doorberek<strong>en</strong>d op individueel niveau. Wel zijn de uit stap 3 resulter<strong>en</strong>de<br />

uitkomst<strong>en</strong> aangepast aan de verwachte ontwikkeling<strong>en</strong> op sociaaleconomisch<br />

<strong>en</strong> demografisch gebied. Daartoe is door middel van herweging van de<br />

waarneming<strong>en</strong> uit het Inkom<strong>en</strong>spanelonderzoek aangeslot<strong>en</strong> op de verwachte<br />

aantall<strong>en</strong> huishoud<strong>en</strong>s <strong>en</strong> person<strong>en</strong> in <strong>2015</strong> <strong>en</strong> 2016, zoals het aantal één- <strong>en</strong><br />

tweepersoonshuishoud<strong>en</strong>s, het aantal kinder<strong>en</strong>, zelfstandig<strong>en</strong>, stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong>,<br />

het aantal person<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> werkloosheids- of bijstandsuitkering etc.<br />

Nadat deze herweging is uitgevoerd, kan het aantal (person<strong>en</strong> in) huishoud<strong>en</strong>s<br />

met e<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> onder <strong>en</strong> bov<strong>en</strong> de lage-inkom<strong>en</strong>sgr<strong>en</strong>s voor <strong>2015</strong> <strong>en</strong> 2016<br />

vastgesteld word<strong>en</strong>.<br />

158 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Literatuur<br />

Bos, W. (1996). Lage inkom<strong>en</strong>s 1990–1993. Sociaal-economische maandstatistiek,<br />

jaargang 13, nr. 3, p. 16–18.<br />

Bos, W. (2013). Kans op armoede bij huishoud<strong>en</strong>s met betaald werk. Tijdschrift voor<br />

Arbeidsvraagstukk<strong>en</strong>, 1 e kwartaal 2013, p. 87–94.<br />

Brakel, M. van der, <strong>en</strong> Linda Moon<strong>en</strong> (2013). Inkom<strong>en</strong>smobiliteit tuss<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eraties<br />

relatief hoog in Nederland. Sociaaleconomische tr<strong>en</strong>ds, april 2013.<br />

CBS (2004). Equival<strong>en</strong>tiefactor<strong>en</strong> 1995–2000. Voorburg/Heerl<strong>en</strong>.<br />

CBS (2014). Welvaart in Nederland 2014. D<strong>en</strong> Haag/Heerl<strong>en</strong>.<br />

CBS (<strong>2015</strong>, 7 september). Koopkracht gesteg<strong>en</strong> na vier jaar daling. CBS-nieuwsbericht.<br />

Coumans, M. (2012, 14 december) Sociale <strong>uitsluiting</strong>, beschrijv<strong>en</strong>de analyses.<br />

Interne CBS-nota.<br />

CPB (<strong>2015</strong>). Macro Economische Verk<strong>en</strong>ning 2016. D<strong>en</strong> Haag.<br />

Gaal<strong>en</strong>, R. van, M. van d<strong>en</strong> Brakel <strong>en</strong> E. E<strong>en</strong>khoorn (<strong>2015</strong>). Wie opgroeit in e<strong>en</strong><br />

uitkeringsgezin heeft later bov<strong>en</strong>gemiddeld vaak e<strong>en</strong> uitkering. Sociaaleconomische<br />

tr<strong>en</strong>ds, <strong>2015</strong>/01.<br />

Kösters, L. <strong>en</strong> F. Ott<strong>en</strong> (2007). Krappe beurs als erf<strong>en</strong>is. Sociaaleconomische tr<strong>en</strong>ds,<br />

3 e kwartaal 2007.<br />

Lok, R. <strong>en</strong> W. Bos (2014, 9 september). Koopkracht daalt ook in 2013.<br />

CBS-Webmagazine.<br />

Mack<strong>en</strong>bach, J.P. (2012). The persist<strong>en</strong>ce of health inequalities in modern<br />

welfare states: The explanation of a paradox. Social Sci<strong>en</strong>ce & Medicine, 75 (2012),<br />

p. 761–769.<br />

Ministerie van BZK <strong>en</strong> CBS (2013). Won<strong>en</strong> in ongewone tijd<strong>en</strong>. De resultat<strong>en</strong> van het<br />

Woononderzoek Nederland 2012. D<strong>en</strong> Haag.<br />

SCP (2011). Kwetsbare ouder<strong>en</strong>. D<strong>en</strong> Haag.<br />

Literatuur 159


SCP/CBS (2014). <strong>Armoede</strong>signalem<strong>en</strong>t 2014. D<strong>en</strong> Haag/Heerl<strong>en</strong>.<br />

Soede, A. (2006). Naar e<strong>en</strong> nieuwe armoedegr<strong>en</strong>s? Basisbesteding<strong>en</strong> als maatstaf<br />

voor e<strong>en</strong> tekortschiet<strong>en</strong>d inkom<strong>en</strong>. SCP-werkdocum<strong>en</strong>t 126. D<strong>en</strong> Haag.<br />

Soede, A. (2011). <strong>Armoede</strong>gr<strong>en</strong>s op basis van de budgetb<strong>en</strong>adering – revisie 2010.<br />

SCP-publicatie 2011–13. D<strong>en</strong> Haag.<br />

Verweij, G.C.G. <strong>en</strong> A. de Bruin (2006). Verschill<strong>en</strong> in ziek<strong>en</strong>huisopnam<strong>en</strong> naar<br />

inkom<strong>en</strong>. In: Gezondheid <strong>en</strong> zorg in cijfers 2006 (pp. 71–86). D<strong>en</strong> Haag/Heerl<strong>en</strong>.<br />

160 <strong>Armoede</strong> <strong>en</strong> <strong>sociale</strong> <strong>uitsluiting</strong>


Medewerkers<br />

Auteurs<br />

Math Akkermans<br />

Koos Arts<br />

Annelies Boerdam<br />

Wim Bos<br />

Marion van d<strong>en</strong> Brakel<br />

Rub<strong>en</strong> van Gaal<strong>en</strong><br />

Kai Gidding<br />

Mariëtte Goedhuys-van der Lind<strong>en</strong><br />

Brigitte Hermans<br />

Bart Huyn<strong>en</strong><br />

Saskia Janss<strong>en</strong>-Jans<strong>en</strong><br />

Rob Kessels<br />

Kim Knoops<br />

Elke Moons<br />

Ferdy Ott<strong>en</strong><br />

Merijn van Pelt<br />

Noortje Pouwels-Urlings<br />

Arj<strong>en</strong> Quist (C<strong>en</strong>traal Planbureau)<br />

Annemieke Redeman<br />

Hans Schmeets<br />

Carlijn Verkleij<br />

Gerard Verweij<br />

Redactie<br />

Ferdy Ott<strong>en</strong><br />

Wim Bos<br />

Pit Dehing<br />

Brigitte Hermans<br />

Medewerkers 161

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!