Plan tot doortrekking van het Tienhovens kanaal uit 1857
WEGENS EENEN W ATERWEG
TUSSCHEN
~/ '~UH'.I' EN DE EElll,
DOOR ~llDDEL
VAN
DOOR'l'REKKING VAN HE'l' TIENHOVENSCHE KANAAL.
-
VERSLAG
VAN DEN
HOOFD-INGENIEUR VAN DEN WATERSTAAT
IN HET se DISTRICT,
UITGEBRAGT AAN
HH. GEDEPUTEERDE STATEN
DEB PROVINf'IE tJTBECHT,
BETREKKELIJK EENE EVENTUELE VERBINDING
VAN
DB VBCHT BN DB BB:M,
DOOR MIDDEL VAN DOORTREKKING VAN HET TIENHOVENSCHE KANAAL .
VERSLAG
WEGENS EENEN WATERWEG
TUSSCHEN
DE VEUHT en DE EEM.
~
W anneer men uit oude kaarten van de provincie
Utrecht de gesteldheid van de waterlossing en Praamgracht
tusschen de Vecht en de Eem nagaat, ontwaart
men, dat aan de westzijde van den Maartensdijk reeds
zeer vroeg het water langs de Blaauwkapel en door de
Lauwerecht naar de Vecht vloeide, en deze met schutten
voorziene wetering tevens tot vaart werd gebruikt.
Aan de oostzijde van den Maartensdijk en de Vuursche
liep het water uit de Nonnengroep, de Pijnenburger-grift
en uit de !age Bees , ten zuiden van de Soesterhoogte,
naar de Eem. - Deze grift was bevaarbaar
en werd door de zoogenaamde Engelsche vaart nog
over ongeveer l 000 el ten zuiden van den Dolder
verlengd.
Het hoogste terrein tusschen den Dolder en den
Maartensdijk ligt ongeveer langs de oude limiet tusschen
de Bilt en Zeyst, even bewesten de Vuursche steeg.
Over eene groote lengte ten noorden en langs den
straatweg tusschen den Maartensdijk en den Dolder ligt
1
2
eene sloot of gracht, op oude kaarten als Praamgracht
bekend , over welke op de zoo naauwkeurige kaart van
de Roy de Vuursche brug is aangegeven, en wel juist
ter plaatse bij den tol , waar nu een gemetselde duiker
van 0.27 el breedte en 0.30 el hoogte bestaat.
Ongeveer 100 el meer westelijk ligt in die oude
gracht een dam, welke den westelijken en oostelijken
waterafloop naar de V echt of naar de Eem afscheidt.
Men beweert , dat meestal het water aan de oostzijde
des winters 0.20 el' 0.30 el a 0.40 el hooger staat
dan aan de westzijde.
In het rapport van den 20. December 1841, n°. 8,
van het collegie van hoofd-ingelanden van Oostveen,
conform het rapport van 16 Junij bevorens, wordt
gezegd:
1°, Het bestaan van de vaart tusschen Maartensdijk
en Pijnenburg is onbewijsbaar. Vroeger, v66r 1795,
bestonden er twee aarden dammen : 'een voor Eycken·
stein en een voor den Koekoek. De tegenwoordige
bruggen zijn daar door den heer Eyck van Zuilichem
gelegd.
De hoogte van het terrein bij de Vuursche steeg
wederspreekt het bestaan van eene vaart. De bodem
van de Pijnenburger-grift is veel hooger dan die bij
Eyckenstein; er zouden dus aanzienlijke waterwerken
aanwezig hebben moeten zijn, waar nu geen spoor
van bestaat.
2°. De vaart zoude nuttig zijn, doch grooten overlast
van water geven (in veronderstelling, dat de Pij
'nenburger-vaart zoo veel hooger ligt), en volgens art.
673 burgerlijk wetboek mag de afloop van water door
menschenarbeid niet bevorderd worden.
3°. De daarstelling zoude schadelijk voor de gemeente
3
ZlJn en aanleiding geven tot vele klagten wegens overlast
van water des winters. Des zomers zoude te veel
water wegvloeijen, en eindelijk zouden de waterwerken
meer aan onderhoud kosten.
Het collegie is dus tegen het plan , hetgeen in allen
gevalle doo! ingelanden van Maartensdijk en Oostveen
zoude moeten beoordeeld worden.
In geheel anderen zin en , zoo ik vermeen , meer
overeenkomstig de wezenlijke gesteldheid van de vaart ,
raadt, bij rapport, dd. 20 Mei 1842, het collegie van
de Pijnenburger-grift de daarstelling van het kanaal
zeer aan.
Het ziet met groot leedwezen, dat door Maartensdijk
het plan wordt tegenge~erkt. De bezwaren zijn over
. dreven.
Er zUn bewijzen van schutten in de oude vaart, als:
drie tusschen den ·Dolder en Ridderoord, welke ooggetuigen
nog hebben helpen uitgraven, zoodat het bestaan
der vaart zeker is. Zij verzoeken dus dringend
de medewerking van heeren gedeputeerde Staten tot
bevordering van het plan.
Voor dezen schijnen er in de omstreken van den
Maartensdijk, de Vuursche en Veenhuizen meer hooge
veenen bestaan te hebben dan thans , aangezien nu
slechts tusschen de Vianensche steeg, den Maartensdijkschen
straatweg, den Dolder en de Vuursche veen
wordt aangetroffen. Uit deze veenen werd reeds vroeg
turf gestoken: want bij Matthaeus Veteris, a vi analecta,
l e deel, bladz. 96, vindt men cronijk van Henrica van
Erp, abdis van het klooster aan de Bildt: n Op donderdach
na Pinxteren reysden wij op die Vuerse, jofferen
Heylwiclt van der Haer ende Johanna Lantscroen,
l*
4
ende traden ontwee dat die Grevers van de Heeren van
St. Jans gegreven hadden in hare veenen, oock mede
die scuppen ende spa den, ende dijnsdag na belooken
Pinxteren, seinde 't capittel van St. Jan een inhibitie
op een pene van hondert marck zil vers &c, ende bod en
ons teregt vridags daarna voor Mr. Gerrit van de1·
Toern, Deken Sinte Pieter; Mr. Evert van Coddenoot
was ons advocaat , die wij schonken dertich stuyvers.
En de wij aetten doe bij Willam de Wael, mitten vrunden,
als Heer Jan van Renes, Ridder, Adriaen van
Pallaes, Loeff van der Haer, Gijsbrecht van der Haer,
Tijmen de Wael, daar wij ons mede berieden, hoe wij
in deze zaken zouden doen , ende doe reysden wij tot
Wijk bij onsen genadigen Heer Bisschop Frederik van
Baden, en de begeerden sijn genade dat geestelijk regt
op woude stellen."
En op pag. 97 leest men:
•Anno 1514. - Doe mijnen genadigen Heere van
tLtrecht sijnen eersten regtsdag hielt, claegden, van des
convents weghen, Natewisch ende Zuylen tot Wijck
over 't geweld, dat die Heeren van Sinte Jans in onsen
torf gedaan hadden. Ende doe overkwamen Ridderen
ende knechten, dat sij onsen scade oprichten souden.
Ende mijn Genadigen Heere liet die vier geschichte
van den Ridderen ende knechten die schade van den
torf waerderen, te weten: Vrederik uten Hamme, die
Maerschalch, Guert die Coninck, Melis uten Eng he,
den ouden , en de T.Yillaem Oestrum, en de sond mijn
Genadigen Heere elk eenen brief, die, coste van scrijvcn
ende halen te samen 16 stuyv: Noch gegeven vijf
stuyvers van den brieff uit te schrijven."
5
Boven Maartensdijk, ten oosten en zuid-~osten van
de drie steenen, treft men nog 6 oude, thans drooge
slooten aan, uit de Maartensdijksche vaart noordwaarts
opschietende, welke nog de vaarslooten worden genoemd
en vroeger tot afvoer van turf schijnen gediend te
hebben.
Nadat het veen was vergraven, werden de vaart en
de grift minder gebruikt , verwaarloosd , slecht onderhouden,
van tijd tot tijd ondieper, eindelijk onbevaarbaar,
zoodat de over de vaart liggende bruggen weldra
door min kostbare duikers of dammen werden vervangen.
Het was echter verre , dat door allen goedschiks van
het genot van eene vaart werd afgezien , of dat het
aan plannen ontbrak om de water-gemeenschap te herstellen
of zelfs in beteren staat te brengen, dan dezelve
vroeger geweest was.
Den 1. November 1796 werd door den landmeter
G. Praalders nopens het opmaken van de Pijnenburger-grift
een rapport uitgebragt, terwijl de commissie
van beoordeeling den 4. December 1796 het navolgende
plan heeft aangenomen :
Eene vaart te graven van de Zeyster-grift, te Utrecht,
bij Koningslust , breed op den waterspiegel 5. 651 el,
in den bodem breed 3.14 el en diep 1.256 el, met
sluizen tusschen de deuren, lang 18.836 el, en doorvaart
3.14 el.
Men stelde zich voor :
De waterspiegel van het eerste pand van Koningslust
tot Maartensdijk zoude eene lengte verkrijgen van 0.418
el hoven AP. Eene sluis bij Koningslust zoude het
stadswater van Utrecht, dat op 0.81 el? boven AP.
gehouden werd, keeren.
1'weede pand. De sluis te Maartensdijk, schuttende
6
3 voet water, dus de waterstand in het tweede pand
tusschen Maartensdijk en Eyckenstein 0.418 + 0.9418
el of 1.36 el boven AP.
Derde pand. De sluis bij Eyckenstein -schut 4 voet ,
dus de waterstand in het derde pand tusschen Eyckenstein
door de hooge gronden naar den Dolder 1.36 +
1.256 el of 2.616 el boven AP.
Vierde pand. De sluis aan den Dolder schut 1 ~
voet nederwaarts, dus de waterstand tusschen den Dolder
en Spestdijk 2.616 el ..;.. 0.47 el of 2.146 el hoven
AP.
Vijfde pand. De sluis te Soestdijk schut 2~ voet
nederwaarts, dus de waterstand tusschen die sluis en
de sluis aan de Eem 2.146 el ..;... 0. 783 el of 1.363
el hoven AP.
De sluis aan de Eem zal gewoonlijk keeren 2 vt. 8
dm. of 0.836 el.
Het gemiddelde Eemwater werd dus blj de Melm op
0.5027 hoven AP. gerekend.
In 1797 werd door Blanken en Lorents ingeleverd
eene memorie en profil-teekening wegens verrigte waterpassingen
van de situatie tusschen het eind van de
Drechte bij 1
of in de Loosdrechte tot aan de uitwateringen
van de Pijnenhurger-grift in de rivier de Eem,
betrekkelijk een project-kanaal.
Het kanaal zoude zijnen oorsprong nemen uit de
Mijndensche sluis , aan de V echt, tusschen Loenen en
Nieuwersluis, zoude langs verschillende waterwegen zoo
regt mogelijk op de Hollandsche rading aangaan, dan
de scheidingssloot van deze volgen tot paal n°. 17 , van
daar regt op den Dolder, en verder langs de Pijnenburger-grift
tot de Eem.
7
Men zoude gebruik maken van de bestaande sloot,
lang 800. roeden. van de Drecht naar de rading, gemiddeld
wijd 9 voet en diep 24 duim. Dan heeft men,
van nabij den Dolder tot de Eem, de Pijnenburger-grift
gemiddeld breed 15 voet, diep 27~ duim, enter lengte
van 1800 roeden.
De totale lengte van bet kanaal zoude zijn 4262
roeden met 36 voet ( l 0.40 el) drijvends water, 24
voet in den bodem en taluds van l~ op een (dus eene
diepte van 4 voet).
Er zouden twee sluizen gemaakt worden : een bij de
Tolakkersteeg, waar de bodem 5 voet zoude rijzen, en
een aan de Eemzijde bij de brug te Soestdijk, waar de
bodem 6~ voet zoude dalen.
Omstreeks dienzelfden tijd werd ook nog voorgeslagen
een plan voor eene vaart uit het Zwarte water,
langs de Blaauwkapel, den Maartensdijk, den Dolder,
de Pijnenburger-grift tot de Eem, doch slechts voor
pram en van minder afmetingen, als wijd op den waterspiegel3.767
el, diep 0.78 el, hoven wijd 2.197 el.
Tusschen Soestdijk en Maartensdijk een dubbeld schut,
en wei ten oosten van den Maartensdijk, alsmede
een aan de wildbaan te berstellen. - Het schut bij
Vlooswijk (in de Pijnenburger~grift) , te behouden,
en een dito bij Ridderoord, om het water niet te verliezen.
Nog een s-chut bij Veenhuizen te stellen en eene
beul uit bet Koningswater in de Pijnenburger-grift (toen
schijnt er de cascade bij bet paleis nog niet bestaan
te hebben), om genoegzaam water te erlangen.
Geen dezer plannen kwam tot uitvoering, voornamelijk,
dewijl de belangen te Oostveen, Maartensdijk
8
en Pijnenburg te veel uit een liepen, en niemand iets
wilde toegeven om tot een geheel te geraken.
Nog bestond er , vroeger een zeer groot plan, om
Utrecht tot eene zeehaven te maken; daartoe zoude
het terrein tusschen de Wittevrouwepoort, Wolven burg ,
den Plompetoren, bet Zwarte water en bet tolhek op
den Blaauwkapelschen weg, ter grootte van ruim l 00
bunders, tot haven afgegraven en uitgediept worden,
en deze haven door een kanaal ter breedte van 30
roeden (112.80 el of driemaal zoo breed als bet Noord
Hollandsche kanaal), in regte linie, zonder sluizen, door
berg en dal, dwars door de Eem, naar Spakenburg
tot in zee gegraven worden. Dit plan, in de tijden van
Lau gemaakt, komt mij wat al te groot voor, om bier
in eene eenvoudige memorie behandeld te worden.
In 1818 werd de zaak op nieuw opgevat en voorgesteld
eene vaart te maken tusschen Utrecht en de
Eem, weder langs de Blaauwkapel, Maartensdijk en
Pijnenburg. Dit kanaal zoude door schutten in de navolgende
vijf panden verdeeld worden, als: ,
Van de Vecht: een toenaderings-kanaal tot bet schut
van bet Zwarte water , lang 94 el , met een waterspiegel,
hoog 0.104 el hoven AP.
Eerste pand. Van genoemd schut tot de Blaauwkapel,
lang 2565 el, op de hoogte ·van ongeveer 0.549
el hoven AP.
Tweede pand. Van daar tot de T olakkersteeg , lang
4915 el, hoog 0.783 el hoven AP.
Derde pand. Van daar tot Eyckenstein, lang 2468.50
el, hoog 1.387 el hoven AP.
9
J7ierde pand. Van Eyckenstein tot Soestdijk, lang
6459 el, hoog 2.537 el hoven AP.
Pijfde pand. Van bet schut van Soestdijk tot bet
schut hij de Eem , lang 1889.56, hoog 1.02 el hoven
AP.
Van dat schut tot de rivier de Eem, ter lengte van
34 el, werd bet rivierwater gesteld op 0.57 el hoven
AP.
Dit laatste plan heeft even min mogen gelukken als
al de vroegere. - Van dien tijd schijnt men slechts
gehandeld en getwist te hehhen over de verbetering van
de Maartensdijksche vaart zelve, zonder de daarstelling
van eenen goeden waterweg tusschen de Vecht en de
Eem in bet oog te hehhen.
De rigting langs bet Zwarte water , Blaauwkapel ,
Persijn, M aartensdijk, den Dolder naar de Eem, schijnt
reeds voor een kanaal van middelbare capaciteit minder
geschikt. Men grijpt te veel in onderscheidene helangen
en inzigten ; vooral zoude de hekrompenheid van bet
terrein bij Utrecht, Blaauwkapel en Maartensdijk en
ook bet in aanraking komen met bet inundatie-stelsel
der Utrechtsche linie onoverkomelijke bezwaren doen
geboren worden.
M~n zal dus trachten eene betere rigting op te geven,
zonder daarom te verzuimen de gelegenheid aan te
wijzen, hoe de Maartensdijksche vaart met het kanaal
in gerneenschap zal kunnen gebragt worden.
De opnemingen en uitwerking van bet vereenigingskanaal
zijn dus in eene andere rigting moeten genomen
worden.
10
Omstreeks 1831 werden door den heer J. F. van
de Wall de plannen van verbetering van de V echt en
de Eem weder ter sprake gebragt.
Daartoe schijnt onder anderen aanleiding gegeven te
hebben het meer en meer wegslaan van de leg-akkers
en laatstelijk van den Meentweg in den Breukeleveenschen
polder.
In 1826 werd die weg met moeite nog door voetgangers
gepasseerd; eenige jaren later was hij verdwenen
, en het liet zich aanzien , dat door den slechten
toestand , waarin de kade tusschen het Kraaijennest en
Tienhoven verkeerde, binnen weinige jaren, de veenplassen
van de W eersloot tot aan den Maarsseveenschen
dijk zich vereenigende, een groot binnenlandsch meer
zouden vormen.
De noodzakelijkheid gebood .de Tienhovensche kade
te verbeteren, en hieruit ontstond het denkbeeld om
tevens het Ti€mhovensche kanaal onder handen te nernen.
In 1832 ·werd door burgemeesters van vzer Noord
Hollandsche en drie Utrechtsche gemeenten een rapport
over de memorie van . den heer van de Wall, wegens
'lfoorstellen tot verbetering van het Gooiland, ingediend.
In ditzelfde jaar werden bestekken gemaakt voor het
verbeteren van de Tienhovensche kade, het maken van
eenen weg van het Kraaijennest langs den Tienhovenschen
molen tot het Roodpannenhuis, het opinaken
van een kam~;al langs dien weg, het verzekeren der
voorlanden ten noorden van de vaart tusschen de Zogwetering
en Breukeleveen, en eindelijk het opzinken
van een schutdam, mede bewesten het kanaal tusschen
den Tienhovenschen molen en de bovenlanden van
Breukeleveen.
ll
V ele uitvoerige opmetingen. betoogen en voorstellen
werden intusschen omtrent dit kanaal en bet verlengen
van hetzelve naar Blaricum en Huysen of langs de
Vuursche naar de Eem aangegeven door den ingenieur
van den waterstaat J. N. Boerrigter , in zijn verslag
van 650 com pres geschreven bladzijden, in folio.
Ook de beer agent van bet domein te Hilversum
gaf zich groote moeite om bet Tienhovensche kanaal
op Noord-Hollandscb grondgebied verlengd te zien.
Den 1. Maart 1834 werden de bovengenoemde werken
, naar de door den eleve adspirant-ingenieur M.
Beyerinck in 1831 en 1832 opgemaakte en door Z. M.
den Koning goedgekeurde bestekken , voor f 65000.
aanbesteed. Daar ecbter deze som de voor deze werken
geraamde ' gelden verre te hoven ging, zijn zij
gelmprobeerd, in ·1835 op nieuw besteed en voor
f 57500.- aangenomen.
Hierbij is voor f 6000.- extra uitgaven gekomen.
De polderbesturen contribueren f 12000.-, en uit de
provinciale fondsen werden f 51500.- verstrekt, waartegen
de provincie in compensatie heeft genoten drie
jaren lang een opcent op de grond- en personele belasting
van dat gewest.
In, 1836 was de Tienhovensche kade en vaart langs
dezelve tot aan bet R?odpannenhuis voltooid en grootendeels
afbetaald , zoo mede de bij onderling genoegen
van belanghebbende eigenaren aangekochte grand voor
f 7278.-.
Het onderhoud der lmde en vaart ging over aan de
betrokken polderbesturen van Breukeleveen , Tienhoven
en Loosdrecbt.
Het gemeente-bestuur van Hilversum wenscbte in
12
1839 het kanaal in het Gooi over eene lengte van
1870 el noord-oost van het Roodpannenhuis tot den
nieuwen weg verlengd te zien, en had daartoe reeds in
de rigting van den Hoornhoeg door den aannemer van
het ophoogen van den Tienhovenschen weg zand Iaten
weghalen. Hierdoor werd eene vaart van omstreeks
500 el lengte daargesteld, en een groat gedeelte hooge
gronden, even ten noord-oosten van het Roodpannenhuis,
afgegraven tot even hoven het winterpeil van Tienhoven.
Alvorens dit kanaal echter verder konde worden
voortgezet, werd er tusschen de polderhesturen van
Breukeleveen, Tienhoven en de Weerkampen van Loosdrecht
en andere helanghehhenden onderhandeld wegens
te ne~en hehoedmiddelen tegen een al te grooten toevoer
van water uit de hooge gronden, als ook wegens
het onderhoud van de reeds hestaande vaart en kade.
Na regeling der helangen van den waterlast werd in
1839 door het domein voor f 2800.- aan B. Walderveen
, te Tienhoven , aanbesteed het maken van eene
houten schutsluis hij het Roodpannenhuis, waarvan de
doorvaart en diepte gelijk aan die van de sluis aan het
Kraaijennest werden hepaald op 3.30 el en op 1.65
el onder AP. op den slagdrempel. De kolk is lang
20 el tusschen de deuren. De hrug werd later voor
f 530.- hesteed.
Daar nu hoven de sluis een verhoogde waterstand
gehoren werd, zijn met de specie, voortkomende uit
eene verlenging van het kanaal naar den Hoornhoeg,
de reeds ~ laag afgezande gronden weder gedeeltelijk
opgehoogd en omkaaid.
Uit het hovengemelde blijkt, dat nu reeds van het
Kraaijennest tot het Roodpannenhuis een kanaal hestaat.
diep 1.64 onder AP. of 1.25 el onder het polder-
13
zomerpeil, met eene breedte van 8.50 el a 10.00 el op
den waterspiegel en van 4 el in den bodem; - dat dit
kanaal eene lengte heeft van 8890 ellen en in onderhoud
aan de belanghebbende gemeenten is opgedragen,
en dat er alzoo reeds een aanzienlijk gedeelte van de
verbinding tusschen de Vecht en de Eem op goede
schaal gereed is.
Gaat men nu na de groote sommen, welke de provincie
Utrecht voor de daarstelling van het Tienhovensche
kanaal besteed heeft , dan is het te betreuren,
dat men de voortzetting van dat werk , hetwelk als het
ware kosteloos konde geschieden , totaal heeft verzuimd.
Men had namelijk , gedurende het werk en dadelijk
na de daarstelling van het kanaal , in de strekking van
de Hollandsche rade eene afzanderij kunnen organiseren,
welke thans reeds gedurende 20 jaren werkzaam had
kunnen zijn.
Men behoefde in de rigting van de rade geen groote
hoogten in te graven en daardoor wellen te doen ontspringen
; men behoefde dadelijk geen sluis te bouwen,
en dezelfde waterspiegel van den polder (0.40 el onder
AP.) konde behouden blijven.
W anneer men berekent de aanzienlijke hoeveelheden
zand , die benoodigd zijn geweest voor het maken van
den Tienhovenschen weg, lang ongeveer 4600 el, breed
4.00 a 5.00 el, tot de hoogte van 0.80 el hoven AP.,
g~legen op eenen lagen grondslag, - voor het aanleggen
van den Rijnspoorweg, - vervolgens voor het fort Tienhoven,
en eindelijk voor het voortdurende gebruik der
steenovens, en daarbij in oogenschouw neemt de zandgaten
en afzanderijen langs de rade, waaruit duizenden
kubiek E-llen zand zijn weggevoerd, dan is het on be-
14
twistbaar, dat de Tienhovensche vaart, met beleid langs
de Hollandsche rade gegraven , bijna kosteloos voor
eene aanzienlijke lengte had kunnen daargesteld zijn.
Om overtuigd te worden , wat door zulk eene afzanding
kan tot stand gebragt worden, behoeft men slechts
te vernemen en ' nog veel beter zelf te gaan zien hetgeen
door de zoo nijverige gemeente Hilversum in de
laatste j aren is verrigt.
Door eenvoudigen afvoer van zand is een kanaal van
ongeveer 550 el lengte als verlenging van het Gooische
gat gegraven, met een waterspiegel van 16.00 el, waterdiepte
van 2.00 el, jaagpaden breed 4.00 el, met •
ingravingen onder taluds van 1! op 1.
De doorgravingen hebben eene diepte van 8.00 tot
17.00 el, bovenbreedte van 48 tot 68 ellen, en bevatten
430 tot 685 kubiek el ontgraving (vaste grond)
per strekkende el, hetgeen voor het geheele werk van
16 jaar ruim 246.000 kubiek el vaste grond bedraagt.
Door dit goed ontworpen, goed bestuurd en goed
uitgevoerd werk zal de nijverige gemeente Hilversum
binnen eenige jaren, met betrekkelijk zeer geringe kosten,
in het genot van een scheepvaart-kanaal gekomen
zijn. Men moet nog 350 el lengte kanaal graven om
het dorp te bereiken , terwijl men nu reeds in een
afdalend terrein werkzaam is. Blijkens de 2• kolom
van de hierna te melden tabel zoude men , door het
wegvoeren van zulk eene massa grond (246.000 kubiek
el) , het thans hier voorgestelde verlengingskanaal reeds
tot tusschen
15
gemeenschap 1:usschen de Vecht en de Eem, thans
aanwezig is , vroeger bestaan heeft en verwaarloosd,
voorgesteld en uitgevoerd, .-tegengewerkt en verzuimd is.
De opnemingen, gedaan in 1856 en 1857, hebben
het gevoeleu bevestigd, dat er gelegenheid bestaat, zonder
benadeeling van waterschappen, collegien of eigenaren
, eene vaart tusschen de V echt en de Eem daar
te stellen.
Daarvan zUn opgemaakt de navolgende stukken, als:
A. Een lengteprofil van de waterpassing van het
Roodpannenhuis langs de Hollandsche rading, den Dolder,
Pijnenburg, Soestdijk en de Eem, en van de
Waardsluis, langs de Blaauwkapel, den Tolakker tot de
rading.
B. Generate kaart op eene schaal van 1 a 25000,
waarop de geheele strekking van het kanaal is aangewezen.
C. Drie kaarten op eene schaal van 1 a 2500,
waarop de rigting van het k
16
De bij deze plans gebruikte waterpassing is door den
heer M. Maarschalkerweerd gedaan, welke reeds vroeger
den heer W. Ph. de Kruyff met opmetingen, teekenen
en nemen van profillen en berekening was behulpzaam
geweest.
Met overlegging van deze bijlagen zal ik trachten het
project-kanaal te beschrijven en daartoe behandelen:
a. De rigting.
b. Gewoon profil.
c. Betrekkelijke waterpas-ligging.
d. JToeding.
e. Sluizen en u:ftapping.
f. Bruggen.
a. Rigting.
Het kanaal zal op 119 el beneden de sluis aan het
Roodpannenhuis (de Egelshoek), dat is, 90 el ten oosten
van paal n°. 21 aanvangen, en van daar de rigting
A B van de Hollandsche rading oostwaarts op volgen,
over 2289 el lengte tot B.
Hetzelve blijft steeds ten zuiden van de provinciale
scheiding, snijdt het Huydecopers-spoor, en vervolgens
den straatweg tusschen Utrecht en Hil versum, en loopt
alzoo door de bovenlanden van de gemeenten Westbroek,
Achttienhoven en Maartensdijk.
Van B zal het, in ongeveer dezelfde rigting, volgens
B C, over 970 el, tot het einde der rading of tot de
drie steenen voortloopen.
Dit gedeelte blijft steeds in de gemeente Maartensdijk
en loopt door den breeden en heuvelachtigen weg langs
de rading en door de ongelijk uitgegraven zandgaten.
17
Van C bereikt men in eene regte lijn den Dolder D.
Dit vak, hetwelk 3330 el lang is , loopt eerst door
schrale bouwlanden , vervolgens door dennen bosschen,
snijdt de Vianensche steeg, heidevelden en lagere veenlanden
van de heeren Eyck van Zuylichem en van
Bosch van Drakestein, de Vuursche steeg of grindweg
op 570 el benoorden den tol, van daar de lagere bosschen
van den heer Bosch van Drakestein tot den
Dolder, en ligt in de gemeenten Maartensdijk, de Bilt,
de Vuursche en Zeyst.
Van D volgt men de Pijnenburger-grift, ten zuidoosten,
langs den straatweg , voorbij Pijnenburg en
Staalwijk, over eene lengte van 2500 el tot E, brug
te Veenhuizen of Horst en Berg. Dit vak ligt in de
gemeenten Zeyst en Soest ; - en eindelijk:
Van E tot F de Eem zal het kanaal verder de Pijnenburger-grift
volgen, o\l'er eene lengte van 4050 el ,
ten noordwesten langs den straatweg en ten zuiden van
het koninklijk lustpark en paleis. - Dit gedeelte ligt
geheel in de gemeente Baarn.
De totale lengte van het te maken kanaal bedraagt
alzoo 13129 ellen, en zal, met het Tienhovensche
kan~al mede gerekend, tusschen de Vecht en de Eem
22019 ellen afstand zijn.
b. Gewoon profil.
Het kanaal zal, bij eene bodemsbreedte van 5 el,
een waterspiegel van l 0 el , en aan elke zijde daarenboven
een waterberm, breed 0.50 el, verkrijgen.
Aan de taluds zal , zoo wei onder water als hoven
water , langs het kanaal 2 maal de hoogte , en voor
de dijken of wegen aan de buitenzijden 1 ~ maal de
hoogte tot aanleg worden gegeven.
2
18
Hierop maakt eene uitzondering het westelijk talud
van het kanaal van den Dolder tot de brug in de
nieuwe steeg. - De diepte onder het gewone peil zal
1.30 el bedragen. Langs de Hollandsche rading zal
aan de noordzijde als weg en waterkeering van den
polder Tienhoven een dijk en weg van 4 el kruin en
minstens ter hoogte van 1.00 el hoven AP. worden
gehouden.
Langs diezelfde rading zal van A , tot C aan den
zuidkant voor uitwegen van de aldaar liggende landen,
als die onder W estbroek, Achttienhoven en Maartensdijk,
als ook voor jaagpad , een dijk van gelijke hoogte
als van het terrein, en minstens hoog 1. 00 el hoven
AP. en breed 5 el, op de kruin worden -daargesteld.
Van C tot 500 el bewesten de Vianensche steeg zal
aan de zuidzijde een jaagpad en weg van 5 el kruin
worden gemaakt. Van daar tot D (de Dolder) slechts
een jaagpad, breed 3.00 el, mede aan de zuidzijde.
Van den Dolder D zal de berm van den straatweg
voor jaagpad dienen, en de Pijnenburger-grift slechts
op het aangegeven profil verbreed worden. Bij die
plaatsen, waar de huizen geene genoegzame ruimte
overlaten om het kanaal met het volle profil daar te
stellen, zal hetzelve naar omstandigheden op den waterspiegel
smaller , doch alsdan opgeschoeid moeten worden.
Van de Zevenlap of brug in de nieuwe steeg totaan
de rivier de Eem zal het kanaal tusschen dijken opgewerkt
worden , zullende de dijken de hoogte van 2.30
el hoven AP. met 2.00 el kruin en 3.00 el vallingen
verkrijgen , en de bermslooten van die dijken, voor
zoo verre zulks noodig is, opgegraven en schoongemaakt
worden , tot uitwatering van de Ianden tusschen
den straatweg , de nieuwe steeg en de Eem.
19
c. Betrekkelijke hoogte en waterpas-ligging.
Uit de gedane waterpassing hleek , dat het terrein ,
hetwelk bij de ~luis aan het Roodpannenhuis de hoogte
heeft van 0.80 el hoven AP., langzaam klimt tot ruim
1300 el; van daar, waar hewesten het huisje van Jan
Ooms eene hoogte van 3.13 el hoven AP. werd aangetroffen
, weder tot I. 76 el dalende , heeft de straatweg
van de Tolakkersteeg de hoogte van 2.12 el
hoven AP.
De kop van den eenigzins hoven het terrein staande
scheidingspaal n°. 19, ligt op 2.956 el, die van paal
no. 18 op 4.778 el, en die van paal no. 17 op 5.909 el
hoven AP. , en het hooge terrein, op 40 el ten westen
van paal n8• 19, ligt op 6.13 el hoven AP. Met
eenige afwisseling van hoogte loopt het terrein in de
laan achter het huis van Eyckenstein af tot de hoogte
van 4.366 el hoven AP. Van daar naar den V uurschen
grindweg op 5.197 el, aan den Dolder 3.55
el, en met een weinig afdalend terrein tot digt hij
Veenhuizen , om eerst langzaam te Soestdijk tot de
hoogte van ongeveer 3.00 el en verder tot de Eem tot
0.72 el hoven AP. af te dalen.
Om de hoogte der natuurlijke waterstanden langs
deze rigting te heoordeelen , heeft men in de eerste
plaats de waarnemingen, welke sedert ruim 12 jaren
dagelijks aan de sluis hij het Roodpannenhuis worden
gedaan , tot bazis genomen.
2*
.
20
Gemid-
Hoogste Laagste
Jaren. del de Aanmerlci1lgen.
stand. stand.
stand.
---------
1845 0.20 0.46 0.338 = Hoogste waterstand) Waar-
1846 0.08 0.70 0.402
=
1847 0.32 0.76 0.524
-- --
-~
= genomcn
-- Laagste waterstand)ondcr A!'.
1848 0.25 0.64 0.464
1849 0.30 0.59 0.430
1850 0.20 0.62 0.424
1851 0.24 0.60 0.424
1852 0.12 0.64 0.398 .
1853 0.14 0.5:3 0.344
'
181>4 OJ\6 0.71 0.459
1855 0.26 0.58 0.402
1856 0.26 0.59 0.471
---
Gemiddeld over 12 jaren 0.423
Daaruit blijkt, dat in Tienhoven gedurende 12 jaren
de gemiddelde waterstand bedraagt 0.423 el onder
AP.
De gemiddelde waterstan.den voor de ze.s wintermaanden
0.40 el onder AP.
De gemiddelde waterstanden voor de zes zomermaanden
0.46 el onder AP. , welke eerste echter tot 0.08
el onder AP. kunnen oploopen, en de laatste tot 0.76
el onder AP. kunnen afdalen"
De stand van het water in de vaarsloot bij het huisje
van Eyck , vroeger Tolhuis genaamd , varieert in natte
21
en drooge tijden van 1.42 tot 1.90 el hoven AP~; hij
den Dolder, Pijnenhurg en Veenhuizen van 1.80 tot
2.30 el hoven AP.; hij de parkgracht te Soestdijk van
1.70 tot 1.90 el hoven AP., en de Grift onder den
waterval te Soestdijk van 1.40 tot . . . . . hoven AP.
Men stelt zich voor , aan het kanaal over het vak
A B eenen waterspiegel , gemeen met dien van bet
Tienbovenscbe polderwater , te geven.
Het pand van B naar F zoude daarentegen een
doorgaanden waterspiegel , ter · boogte van I. 70 el hoven
AP. , verkrijgen , om aan de Eem in de rivier af
te schutten.
d. Voedin!J.
Uit de waterpassing is gebleken, dat de waterspiegel
van de Pijnenburger-grift, van den Dolder tot Veenbuizen,
van 1.80 el hoven AP. tot 2.30 el hoven
AP. , en de parkgracbt van bet paleis te Soestdijk van
1.70 tot 1.90 el varieerde, terwijl bet water in de vaarsloot
van Eyckenstein tot 1.90 el hoven AP. kan
stijgen.
Met deze waterstanden wateren steeds de Nonnengroep
, tusscben bet tolbek en de V uurscbe steeg, en
de Dolder op de Praamgracht uit, als ook de Engelsche
vaart , welke van 1. 90 el tot 2.40 el hoven
AP. varieert.
Het water , dat langs den straatweg , bezuiden den
Dolder , door de gracbten van Ewijkshoeven vloeit,
zicb vereenigt met bet water , dat afkomt langs de
scheiding tusscben Soest en Zeyst en tusscben den
Dolder en Pijnenhurg in de Grift loopt : beeft eene
hoogte van 2.00 el a 2.50 el hoven AP.
22-
Het water uit de plaats Pijnenburg wordt op 2.00
el boven AP. gebouden en loopt door drie bouten
duikers I waarvan twee met scbuiven 1 groot ~:~ el ,
o.26 l o2s I
0.26 e en M6 e I on d er d oor d en straatweg mt · m, · d e
Grift.
Het water van de Wicksloot bij Gerritsboeve .loopt
door een gemetseiden duiker met scbuif, hoog 0.46 el
en wijd 0.47 el, en waarvan de bodem Iigt op 1.606
el hoven AP. 1 in de Grift ; het water hoven dezen duiker
kan soms de boogte van 2.60 ei boven AP. bereiken.
Eindelijk zal ook bet water I voortkomende uit de
wellen in bet park te Soestdijk I dit kanaalpand I wanneer
bet de boogte van 1.70 el hoven AP. verkrijgt,
kunnen beipen voeden. Zoo n~odig zou daarbij nog
kunnen gevoegd worden een gedeeite van bet water
van de V eensloot I vloeijende door eenen gemetselden
duiker in den Veenweg, hoog 0.50 ei, breed 0.55 el
en diep met den bodem 2.158 el hoven AP. 1 betwelk
( omdat de Pijnenburger-grift geen capaciteit genoeg bezit
om water af te voeren) door bet digtdammen van
den watergang bij Veenhuizen sedert ettelijke jaren door
bet oude gracbtje door de plaats Vredenbof en door
een duiker, boog 0,61 en wijd 0.80 el diep op den
bod em, onder den straatweg te Soestdijk gelegen 1 verder
naar de Eem afvioeit.
AI deze watergangen , boewel elk op zich zelve mogelijk
niet zeer veel water aanvoerende , zullen, naar
bet mij voorkomt, te zamen bet pand B F voortdurend
op eene boogte van I. 70 el hoven AP. kunnen
on~erbouden en in staat zijn , het verlies aan uitdamping
en schutten aan te vulle·n.
23
e. Sluizen.
De sluizen zullen geplaatst worden bij B , aan de
Hollandsche rading , en bij F , aan de rivier de Eem.
Zij zullen eene doorvaarts-opening van 3.30 el verkrijgen
, en de slagbalken diep genoeg gelegd worden , om
met de aangegevene hoogte van den waterspiegel steeds
eene waterdiepte van 1.30 el te kunnen opleveren.
De lengte der schutkolken kan nader worden geregeld;
echter moeten zij vooral niet grooter dan noodig
worden bepaald , om bij de reeds hooge schutting van
omstreeks 2.10 el niet nutteloos water te verspillen.
Om Tienhoven met weinig schutwater te bezwaren,
en- ook om in de Eem bij drooge tijden niet nutteloos
water af te do en vloeijen , zullen de schutkolken ter
zijde van een of twee spaarbakken voorzien worden,
waarmede men ! of ~ op het schutwater kan bezui-
nigen.
Wanneer deze sluizen gemetseld worden, zullen debier
te lande mogelijk aanzienlijk schijnende schuthoogten
geen bezwaar hebben, daar, bij voorbeeld, de sluizen
van de Zuid-Willemsvaart met 7.00 el opening geregeld
een waterverschil van gemiddeld 2.00 el keeren,
terwijl men met de sluis te Nederweert van 28.69 tot
31.60 el hoven AP. of met 2.90 el opschut.
Naast de sluis zal een overtoom gemaakt kunnen
worden, om met het afvoeren van heimasten en ander
hout met schutten niet onnoodig water te verliezen.
In de sluis aan de Eem zal door het aanbrengen van
groote rink etten of door _ toldeuren de gelegenheid gegeven
worden , om bij het natte seizoen aanzienlijke
hoeveelheden water af te voeren, daar zulke aftapping_
nimmer op Loosdrecht zal worden toegelaten.
24
f. Bruggen.
Tot overtogt van het kanaal zullen, naar het mij
voorkomt, de navolg.:mde bruggen gemaakt of v.erbreed
en verdiept dienen te worden, en wei zoo veel mogelijk
in diepe doorsnijdingen , dewijl er alsdan gelegenheid
zal bestaan o~ ook met het jaagpad onder de brug
door te gaan, als :
Eene meuwe brug bij het Huydecopers-spoor.
D D » » ~ huis van Ooms.
, » Ill den straatweg aan den Tolakker.
"
ten oosten van de drie steenen ,
leidende naar het Karnemelkspad.
)} »
l) » ,. in de Vianensche steeg.
)} l) l)
den Vuurschen grindweg,
en te verdiepen en te verbreeden de brug bij den
Dolder.
De onderscheidene bruggen (omstreeks 10 stuks),
tusschen den Dolder en Veenhuizen, zullende men echter
trachten., voor min kostbaarheid , eene brug voor t wee
of meer uitgangen dienstbaar te maken.
De brug m den Veenweg.
» >> " straatweg bij Veenhuizen.
» » » Soestdijker straatweg, en
» » bij de Zeven!ap in de nieuwe steeg.
Daar bij de sluis aan het Kraaijennest, in Tienhoven,
enz. vaste bruggen liggen, zullen bij dit .kama!
ook dergelijke bruggen kunnen gemaakt worden. Indien
echter de gelegenheid niet toelaat genoegzame hoogte
aan dezelve te geven, zullen zij beweegbaar gemaakt
moeten worden.
Verder kan men hier niet onopgemerkt Iaten , dat
meestal het water in de Maartensdijksche vaart aan
-
25
den Tolakker eene hoogte heeft van ongeveer 0.60
a 0. 70 el hoven AP., en nu reeds bij eenigzins hoogen
stand van water de sloot, loopende ten westen van de
Tolakkersteeg , over 100'0 el, en dus tot slechts 1300
el afstand van de rading aanvult en voor zeer kleine
vaartuigen bevaarbaar maakt.
De waterspiegel van het nieuwe kanaal aan de rading
bij den straatweg zal eene hoogte van 0.40 el onder
.AP. verkrijgen. · Hieruit' volgt, dat langs de Tolakkersteeg
, zoo men zulks verlangt , met weinig moeite en
zonder het minste gevaar van overlast van water voor
het co1legie van Oostveen te berokkenen, de bermsloot
langs den straatweg genoegzaam zal kunnen opgegraven
worden, om door dezelve en door eene schutslui!l, bestaande
uit twee valschutten, bij de rading eene zeer geschikte
gemeenschap voor pramen tusschen het Tienhovensche
kanaal en de Maartensdijksche vaart daar te stellen.
"
En hiermede meen ik aangetoond te hebben, dat de
mogelijkheid bestaat om tusschen de Vecht en de Eem
eene water-gemeenschap te openen, zonder benadeeling
van bestaande regten of eigendommen.
Tienhoven zal door den weg en dijk benoorden het
kanaal gevrijwaard worden tegen het ontvangen van
vreemd water. Westbroek en Achttienhoven zullen
door den zuidelijken weg beschermd worden. Oostveen
kan geen water uit het Tienhovensche kanaal langs den
Tolakker ontvangen, daar hun eigen water boven dat
van Tienhoven verheven is. De eigenaren van Maartensdijk,
den Dolder en de Eem zullen een kanaal
verkrijgen , waarvan de waterstand ongeveer het gemiddelde
is van de waterstanden , welke zij sedert onheugelijke
jaren bezitten.
26
De onteigening langs ~e Hollan~sche rading benadeelt
de ~aartegen aanschietende perceelen geenszins , daar zij
slechts eindelings worden ingekort. - Van den Do~der
tot de Eem worden de perceelen gedeeltelijk versmald;
aileen de gronillm van betrekkelijk minder waarde , tusschen
de drie steenen en den Dolder, wprden doorsneden.
doch zullen door het verk~ijgen van eenen waterweg
daarentegen ook het meest in waarde stijgen.
Het nut van bet kanaal wordt dan ook door vele
eigenaren ingezien, welke opgeven genegen te zijn ter
bevordering van hun eigen eq_ van het algemeen belang
gratis af te staan den voor h~t kanaal benoodigden grond.
Wanneer eens de rigting door Uw Edel Groot Achtbaren
, na inwinning van het advies der betrokken coll~gien,
zal zijn goedgekeurd en vastgesteld, is het te
hopen en te vertrouwen' dat elk betrokken grondeigenaar
het benoodigde zand in de rigting van het kanaal
en niet doelloos uit hun grond zullen doen ontgraven.
Naar ingewonnen berigt zouden de boeren bijv. zelfs
zeer genegen zijn om het zand langs de rading weg
te halen , om reden dat het voor hunne behoefte van
zulk eene goede kwaliteit is.
Globaal vermeen ik te kunnen opgeven, dat, indien
het werk in de voorgestelde rigting wordt uitgevoerd,
er tot verkrijging van een zoo lang gewenscht en voor
de geheele provincie en bijzonder voor deze streek zoo
belangrijk kanaal en voor het daarstellen der dijken
en wegen zal moeten verwerkt of weggevoerd worden:
-
AANWIJZING DER V AKKEN.
V !!D. het Roodpannenhuis tot de schutsluis. u ae schutsluis tot den hoek bij de 3 steenen . . .
II aen hoek bij de 3 steenen tot de Vianensche steeg II de Vianensche steeg tot den grindweg . .
"
den grindweg tot den Dolder . . . . .
II u .Dolder tot Hors.t en Berg . . .
If Horst en Berg tot de brug in de nieuwe steeg .
II de brug in de nieuwe steeg tot de Eem moet voor
de daarstelling der dijk.en worden aangevoerd. . . . .
.
ToTA.A.L
Te verwerken
kubiek ellen.
81939.351
40354.950
47780.800
51393.918
44529.301
4470~.685
28748.740
22733.400
36.2188.145
Waarvan
te gebruiken of
weg te voeren
aan te voeren
kubiek ellen.
kubiek ellen.
74213.4885 7725.8625
36571.360 3783.590
47780.800 u
51393.918 u
44150.726 378.575
43454.015 1253.670
26684.640 2064.100
If 22733.400
324248.9475 37939.1975
~
-:z
28
Voor en aleer te eindigen , neem ik eerbiedig de vrijheid
mijne zienswijze te kennen te geven, op welke
wijze met weinig kosten een aanvang met het karma!
zoude kunnen gemaakt worden.
Aan de zijde van het Roodpannenhuis zal namelijk
de rigting van het kanaal over I 00 of 150 el lengte
naauwkeurig uitgebakend moeten worden.
Daarna zal men onder 's hands den noodigen grond
voor het kanaal en voor een daar langs loopenden weg
voor die lengte. bezuiden de rading aankoopen , of nog
liever zullen, zoo ik hoop en vertrouw, de aangrenzende
eigenaren dien grond gratis willen afstaan.
Vervolgens zal men elkeen vrijelijk vergunnen in de
rigting van het kanaal het zand weg te voeren.
Daareribooen zal door de provinciale Staten jaarlijks
eene som van bijv. f 1000.- v'oor het Tienhovensche
kanaal toegestaan wo;den, om door den hoofd-ingenieur,
onder verantwoording aan heeren. gedeputeerde Staten,
aan arbeidsloon, schadevergoeding voor den in te nemen
grond, enz. ten nutte van het kanaal te gebruiken.
Uit deze gelden zal vooreerst een vaste arbeider betaald
worden, die, telkens wanneer de grond door bruikers
tot den waterspiegel zal zijn weggeroofd, het noodige
profil van het kanaal zal uitbaggeren en met de
uitkomende specie de twee wegen zoo wel benoorden
als bezuiden opwerken.
De arbeider zal de taluds opzetten, het kanaal en de
wegen onderhouden en het opzigt houden over den regelmatigen
afvoer van zand.
De rigting van den as van het geprojecteerde kanaal
zal aangegeven moeten worden door palen , waarin gebijteld
staat, hoe veel el breed daar ter plaatse de ingraving
onder 2 els vallingen moet genomen worden.
·,
l
29
V olgens deze rigting zullen particulieren en collegies
zich reeds dadelijk kunnen regelen bij het bouwen van
huizen, aanleggen van wegen, planten van boo men,
vernieuwen van bruggen, en vooral bij het halen van
zand en grond voor huiselijk en ander gebruik.
Op zulk eene wijze zal een begin gemaakt worden
aan het werk en weder geen reeks van jaren ten dezen
opzigte nutteloos verloopen ; er zal geen noodlottige
stilstand zijn, en het werk zal, hoewellangzaam, echter
steeds vorderen.
L 'eau, qui tombe goutte a goutte, creuse le plus dur
1·ocher.
Utrecht, den 27. Junij, 1857, n°. 511.
De Hoofd-ingenieur,
J. OR'IT VAN SCHONAUWEN.
~
••