15.12.2012 Views

I !«l - Historisch Centrum Overijssel

I !«l - Historisch Centrum Overijssel

I !«l - Historisch Centrum Overijssel

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Historisch</strong>


Zwolle vroeger en nu<br />

D. Hogenkamp<br />

M3üt Chomas"5chocsf1,^chterziid^ met speelplaats en praeftuintfe<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Twee keer de plaats waar zo'n 70 jaar katholiek<br />

onderwijs is gegeven: de Thomasschool<br />

aan de Blekerstraat. De Blekerstraat<br />

is nu geheel bebouwd door het ziekenhuis De<br />

Weezenlanden en vormde het verlengde van de<br />

Assendorperdijk in de richting van het Groot Wezenland.<br />

Links is een gedeelte van het Dominicanenklooster<br />

te zien en op de ansichtkaart van omstreeks<br />

1910 rechts nog net het oude gebouw van<br />

het rooms-katholiek ziekenhuis.<br />

De R.K. Thomasschool was op 18 december<br />

1908 geopend en ingezegend door pastoor N. van<br />

Balen. In Zwolle waren in die tijd nog twee andere<br />

katholieke scholen, in de Praubstraat en aan het<br />

Assendorperplein. Voor de totstandkoming van<br />

de drie scholen heeft de fabrikant Th.E.F. Heerkens<br />

grote financiële offers gebracht. Zijn fabriek<br />

stond trouwens vlak achter de school. De Thomasschool<br />

was een jongensschool waar de Fraters<br />

van Tilburg en enkele lekenonderwijzers lesgaven.<br />

Op 1 september 1956 werd het schoolgebouw afgekeurd<br />

en bouwde men een nieuwe St. Jozefschool<br />

aan de Assendorperdijk. De school aan de Blekerstraat<br />

werd verbouwd tot R.K. ULO voor meisjes<br />

St. Theresia. De fraters maakten plaats voor nonnen.<br />

Pas in de laatste jaren kwamen er ook jongens<br />

in de klassen. Het gebouw moest in het midden<br />

van de jaren zeventig wijken voor de nieuwbouw<br />

van het ziekenhuis De Weezenlanden die op de<br />

onderste foto zichtbaar is.<br />

Boven: De Thomasschool aan de Blekerstraat op een<br />

ansichtkaart van omstreeks 1910.<br />

Onder: Dezelfde plek zo'n 80 jaar later,<br />

(foto's: D. Hogenkamp)


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Redactioneel Inhoud<br />

Het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift verenigt<br />

de meest uiteenlopende historische personen.<br />

Vrijmetselaars, 27 op verdachte<br />

wijze aan hun einde gekomen stadgenoten en een<br />

Schotse vechtjas die piëtistische boeken in het Nederlands<br />

vertaalt: in het nieuwe nummer staan ze<br />

broederlijk naast elkaar.<br />

Die vrijmetselaars zijn de gebruikers van het<br />

monumentale woonhuis Bloemendalstraat 11. Jhr.<br />

A.J. Gevers heeft de historie van het pand en zijn<br />

bewoners onderzocht. De oudst bekende bewoner<br />

is Herman van Diepenbroek die in de zestiende<br />

eeuw leefde. In 1867 kocht vrijmetselaarsloge Fides<br />

Mutua het gebouw dat door architect Willem<br />

Koch grondig werd verbouwd.<br />

De 27 stadgenoten waren in de zeventiende<br />

eeuw om het leven gekomen en dr. B.J. Kam heeft<br />

onderzocht in hoeverre op hun lichaam sectie<br />

werd gepleegd om de doodsoorzaak vast te stellen.<br />

In veel gevallen werd ook het lichaam geopend;<br />

slechts in een paar gevalen werd daar vanaf gezien<br />

in verband met de ondraaglijke stank.<br />

De Schotse vechtjas was lohan Fargharson, die<br />

als vaandrig in ieder geval tussen 1618 en 1627 in<br />

Zwolle was gelegerd. W.J. op 't Hof vertelt over<br />

zijn leven en over de twee Engelse theologische<br />

werken die hij in het Nederlands vertaalde. In die<br />

tijd liet het piëtistische puritanisme via Britse<br />

huurtroepen tot in Zwolle zijn invloed gelden.<br />

Als introduktie beschrijft D. Hogenkamp in<br />

'Zwolle vroeger en nu' de grote veranderingen die<br />

er aan de Blekerstraat hebben plaatsgehad.<br />

En als afsluiting onderwerpen dr. A. Fuldauer<br />

de langverwachte uitgave 'De doden vertellen'<br />

over de opgraving in de Broerenkerk en drs. A.H.<br />

ten Cate het boek van ds. J. Bosch 'Het Weeshuis<br />

aan de Broerenstraat te Zwolle', aan een kritische<br />

beschouwing.<br />

Zwolle vroeger en nu D. Hbgenkamp 2<br />

Het pand Bloemendalstrat 11 en zijn bewoners jhr. A.J. Gevers 4<br />

Pathologische anatomie in de zeventiende eeuw B.J. Kam 13<br />

Johan Fargharson: vaandeldrager in tweeërlei dienst W.J. op 't Hof 22<br />

Literatuur 30<br />

Agenda 34<br />

Mededelingen 34<br />

Personalia 35<br />

Omslag: Drie mannen in een keuken; een dronkaard, een gehangene en een man<br />

die met een degen doorboord is. Tekening van Gesina ter Borch; fragment (foto:<br />

Rijksmuseum, Amsterdam).


jhr. A.J. Gevers<br />

De omgeving van de<br />

Bloemendalstraat.<br />

Fragment van de, wat<br />

gebrekkige, kaart van<br />

Zwolle door Braun en<br />

Hogenberg uit 1581.<br />

Het pand Bloemendalstraat 11<br />

en zijn bewoners<br />

De stad Zwolle was vroeger in een aantal<br />

delen opgesplitst, waarvan de wijk Sassenstraat<br />

er één was. De huidige Sassenstraat<br />

vormde als het ware het middelpunt van<br />

deze wijk, die het grootste gedeelte van de zuidelijke<br />

helft van de binnenstad omvatte. Hij slingerde<br />

zich vanaf de Sassenpoort naar de Grote Kerk.<br />

Tussen Sassenstraat en Koestraat, die globaal genomen<br />

oost-westverbindingen vormen, lopen een<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

paar straten van zuid naar noord. Praubstraat,<br />

Goudsteeg en Bloemendalstraat zijn hun huidige<br />

namen. In de loop van de geschiedenis hebben ze<br />

ook andere namen gehad.<br />

Vooral de Praubstraat - genoemd naar de<br />

proost van Deventer - en de Bloemendalstraat<br />

konden bogen op belangrijke inwoners. De<br />

Praubstraat herbergde onder andere de Fraterhuizen,<br />

het Begijnenconvent en de woning van de<br />

adellijke familie Van den Rutenberg. De Bloemendalstraat<br />

kende de aanzienlijke woning van de<br />

griffier Bartholomeus van Coelen en - in later tijd<br />

- van de bekende schrijver en dichter Rhijnvis<br />

Feith. Tegenover de woning van de laatste bevindt<br />

zich het pand dat het onderwerp vormt van onderstaand<br />

verhaal.<br />

Woonhuis<br />

De tot nu toe oudst bekende eigenaar van het huis<br />

Bloemendalstraat 11 is Herman van Diepenbroek.<br />

Deze was mogelijk een zoon van Kerstken van<br />

Diepenbroek, die in 1511 het burgerrecht van<br />

Zwolle verwierf. Kerstken werd in 1524 in de raad<br />

gekozen en op zijn naam werd in 1545 een raadsherenbeker<br />

vervaardigd. 1 Herman zelf komt vanaf<br />

1546 voor in de maandrekeningen van de stad.<br />

Op 31 mei vestigden Jasper Vrese en zijn vrouw<br />

Anna een jaarlijks rente ten behoeve van de stad<br />

'uuth een hus ende were gelegen in de Sassenstrate<br />

dat Herman Dipenbroick thobehort'. 2 Zelf vestigden<br />

Herman van Diepenbroek en zijn vrouw<br />

juffer Catharina een rente op dit huis in 1569 ten<br />

behoeve van Geert ter Borch. Het huis blijkt dan te<br />

liggen tussen een pand van Gerrit Splinter en 'Vilsterenwere',<br />

een bezitting van de Vilsterenshuizen.<br />

Aan de voor- en achterzijde grensde het huis<br />

aan de straat. 3 Zoals in akten van die tijd gebruikelijk<br />

was, werd de ligging van het huis niet nader<br />

gespecificeerd en was de vermelding van de wijk,


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

in dit geval Sassenstraat, voldoende geacht.<br />

De Vilsterenshuizen vormde een stichting om<br />

een aantal oude mannen en vrouwen onderdak te<br />

geven. Hiertoe hadden Herman van Vilsteren en<br />

zijn vrouw Wendelmoet van Haersolte in 1468<br />

hun huis bij testament nagelaten. Ten behoeve<br />

van dit 'bejaardentehuis' moet ook Herman van<br />

Diepenbroek een rente hebben gevestigd. In de zeventiende-eeuwse<br />

legger van deze instelling vinden<br />

we namelijk de inschrijving dat 'uuth Harmen<br />

van Diepenbroeck syn huys by Bethleem' jaarlijks<br />

een bedrag van vier goudgulden en zeven stuiver<br />

moet worden betaald. 4 Diezelfde inschrijving vermeldt<br />

bovendien dat 'nu Wolff van Ittersum' dit<br />

bedrag moet betalen. Inderdaad had deze het huis<br />

in de Bloemendalstraat op 28 februari 1595 bij een<br />

openbare verkoop gekocht. 5 Bij die gelegenheid<br />

bleek het pand te bestaan uit 'ein huys unnd wehre<br />

mit twie huirhuisen daerachteren, wesende also<br />

eine duergaende wehre, gelegen in Pasmansstrae-<br />

te'. De benaming Pasmansstraat is op dat ogenblik<br />

de gangbare naam (verwijzend naar een van de inwoners,<br />

namelijk Pasman ten Holthe) voor de<br />

Bloemendalstraat. De naam Bloemendalstraat<br />

duikt pas op na de vestiging van de familie Van<br />

Bloemendal in het grote huis in het midden van de<br />

straat.<br />

Wolf van Ittersum was een zoon van de gelijknamige<br />

Wolf van Ittersum en Christina van<br />

Dorth. Hij werd in 1591 als raad gekozen. In 1612<br />

werd hij namens het stadsbestuur van Zwolle aangesteld<br />

als afgevaardigde in de Statenvergaderingen.<br />

Hij stierf als lid van de raad van de stad in<br />

1637. Daarna werd ook op zijn naam een zilveren<br />

raadsherenbeker vervaardigd. Zijn eerste huwelijk,<br />

met Christina van Haersolte, werd gezegend<br />

met de geboorte van een zoon, eveneens Wolf (de<br />

jonge) genaamd. Ter gelegenheid van zijn tweede<br />

huwelijk in 1607 deed Wolf de oude erfuiting jegens<br />

zijn zoon. 6 Bij de vele goederen wordt dan<br />

ook "t huyss in Pasmansstraete, daer die caemener<br />

Tungeren innen woent' genoemd. De bewoner is<br />

dan dus Johan van Tongeren, sedert 1593 raadslid,<br />

die op dat ogenblik de functie van eerste kameraar<br />

uitoefende. Hij zou in 1614 ten landdage worden<br />

afgevaardigd. In 1631 overleed hij als raadslid, zodat<br />

ook op zijn naam een raadsherenbeker werd<br />

gemaakt.<br />

Toch zou Wolf de jonge niet van het profijt<br />

van dit huis genieten: hij overleed nog voor zijn<br />

vader. Hij liet zijn weduwe, Aleida Sloet tot Buckhorst,<br />

met minstens negen kinderen achter. 7 Pas<br />

in 1654 zouden deze kinderen de ouderlijke boedel<br />

scheiden. Van deze kinderschaar bleven tenslotte<br />

alleen Florentina, Helena, Wilhelmina en Gijsbert<br />

van Ittersum over.<br />

Als luitenant deed Gijsbert van Ittersum in<br />

juni 1662 belijdenis in de hervormde kerk. Later<br />

nam hij ook plaats in het stadsbestuur; hij werd in<br />

1677 als raad gekozen. Hij was burgemeester toen<br />

hij met zijn twee zusters Florentina en Wilhelmina<br />

in 1684 een testament opmaakte. 8 Daarin wezen zij<br />

elkaar aan als erfgenaam. Als ze alledrie overleden<br />

zouden zijn, zouden hun bezittingen vererven op<br />

de kinderen van hun zuster Helena van Ittersum<br />

en haar man Dirk van Haersolte. Dat gebeurde inderdaad<br />

in 1698.<br />

De raadsherenbeker<br />

van Wolf van Ittersum,<br />

die in 1586 als Zwols<br />

raadslid overleed. Hier<br />

zijn de wapens Van<br />

Ittersum— Van Wythmen<br />

(zijn tweede huwelijk)<br />

afgebeeld. Uit zijn<br />

derde huwelijk met<br />

Christina van Dorth<br />

stamde Wolf van Ittersum<br />

die in 1595 het huis<br />

in de Bloemendalstraat<br />

kocht (foto: Provinciaal<br />

<strong>Overijssel</strong>s Museum).


Silhouette van Willem<br />

Queysen (1754-1817) als<br />

representant van het<br />

volk van <strong>Overijssel</strong>,<br />

1795-<br />

Dirk van Haersolte, eveneens militair, was in<br />

1663 gehuwd met Helena van Ittersum en kreeg<br />

twee zonen: Arend en Wolf, genoemd naar de beide<br />

grootvaders. Deze jongens werden te Zwolle<br />

gedoopt, respectievelijk in 1664 en 1666. In die periode<br />

was Dirk van Haersolte commandeur op het<br />

huis Borculo. Vrij snel na de geboorte van haar<br />

tweede zoon is Helena van Ittersum overleden. In<br />

1669 hertrouwde Dirk (ook: Diederik van Haersolte<br />

tot de Lauwick) met Fosetta Hommens, die<br />

de havezate Zuthem ten zuiden van Zwolle bewoonde.<br />

9<br />

Wolf van Haersolte huwde in 1698 met Jacoba<br />

de Rode van Hekeren. In 1704 vertrok het echtpaar<br />

uit Zwolle, om er in 1711, vanuit Lochem, weer terug<br />

te keren. Nog geen jaar later, op 26 februari<br />

1712, werd Wolf in de St. Michaëlskerk begraven.<br />

Zijn weduwe werd daar in 1729 bijgezet.<br />

Arend van Haersolte, gemeensman van Zwolle,<br />

was bijna twee jaar ouder dan zijn broer. Na de<br />

dood van zijn schoonzuster kwam hij met de overige<br />

erfgenamen overeen dat hij het huis in de<br />

Bloemendalstraat mocht blijven bewonen. 10 Dat<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

deed hij inderdaad tot zijn overlijden in 1731. Zijn<br />

kinderloosheid en het grote getal van erfgenamen<br />

maakten het noodzakelijk een boedelinventaris op<br />

te maken. Behalve Arends aandeel in het huis in de<br />

Bloemendalstraat bezat hij onder meer het spieker<br />

Nyenstein in Lenthe, een katerstede in Assendorp<br />

en enkele koeweiden op de Werlermars. Aan contant<br />

geld werd voor 3618 gulden aangetroffen. De<br />

meubels in het huis maken in de inventaris geen<br />

luxueuze indruk. Wel waren er twaalf familieportretten,<br />

elf schilderijen met een zwarte lijst en twee<br />

met een vergulde lijst. Bij de boeken werden<br />

slechts acht titels vermeld.<br />

Pas in 1734 gingen de overige erfgenamen over<br />

tot de openbare verkoop van de goederen uit de<br />

nalatenschap van Arend van Haersolte. Het huis<br />

in de Bloemendalstraat werd als derde perceel geveild.<br />

Pieter Brouwer was de nieuwe eigenaar voor<br />

een bedrag van 1000 gulden. 11 Reeds op 25 mei<br />

1735 maakte deze bekend dat hij het op 5 maart had<br />

doorverkocht en wel aan 'juffer Tichler' voor een<br />

bedrag van 4500 gulden. 12 De transactie had hem<br />

dus geen windeieren gelegd.<br />

Met 'juffer Tichler' werd Elisabeth Tichler bedoeld,<br />

op dat moment 40 jaar oud. Zij was de oudste<br />

dochter van Gerhard Tichler, een uit Deventer<br />

afkomstige jurist, en Geertruid van Brakel. 13 Gerhard<br />

Tichler had het in Zwolle tot burgemeester<br />

gebracht. Zijn weduwe werd in 1734 in de Grote<br />

Kerk begraven. Daar werd in 1759 ook het stoffelijk<br />

overschot van hun dochter Elisabeth bijgezet.<br />

Het is niet onwaarschijnlijk dat zij verbouwingen<br />

aan het huis heeft laten verrichten. Het plafond in<br />

de kamer aan de straatkant dateert wellicht uit die<br />

tijd. Haar nalatenschap kwam terecht bij haar zuster<br />

Fenna Ingena Tichler, weduwe van de predikant<br />

Regnerus Ens. Het huis in de Bloemendalstraat<br />

zou vijfjaar later wederom vererven en wel<br />

op haar dochter Aleida Anna Ens. 14<br />

Aleida Ens was in 1751 gehuwd met Gerrit Albert<br />

Podt, die het Drostenhuis aan de Melkmarkt<br />

mee ten huwelijk aanbracht. 15 Het echtpaar ging<br />

in dat huis wonen en liet het verbouwen en verfraaien.<br />

Sindsdien prijkt daar in het stucwerk op<br />

een der schoorstenen het wapen Podt-Ens. De<br />

overige bezittingen werden verhuurd. De enige<br />

dochter van het echtpaar, Geertruid Fenna Ingena


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

De Notaris van der Biescn te Zwolle<br />

is voornemens, op Dingsdag den 17 October e. k., des middags<br />

om 12 uur, in het ODÈON te Zwolle, publiek te verkoopen:<br />

.<br />

Het wel ingerigt, van ouds bekend •<br />

NIEUW HEEREfV LOGEMENT, :<br />

gunstig gelegen in de Bloemendalstraat te Zwolle, achteruitiiomende<br />

in de Krommejak, voorzien van 6 beneden- en 6<br />

boyenkamers, gedeeltelijk geplafonneerd, grooté. keuken, 3<br />

ruime zolders, watervrijen kelder, uitmuntend pomp- en regenwater<br />

en verdere geriefelijkheden, kad. Zwolle S. ÏY No.<br />

1963, groot 3 roeden. Staande op ƒ 4600.<br />

Te bezien des Maandags en Donderdags van 11 tot 2 uur<br />

met een toegangkaartje van den Notaris.<br />

Podt, erfde al de roerende en onroerende goederen.<br />

Kort nadat de nieuwe eeuw was begonnen,<br />

transporteerde Geertruid Podt op 27 februari 1800<br />

haar huis in de Bloemendalstraat aan haar achternicht<br />

Gesina Catharina Lemker en haar man mr<br />

Willem Queysen. 16 Dit echtpaar bewoonde het<br />

huis al enige jaren; in ieder geval sinds 1795.<br />

Queysen had gestudeerd te Leiden, waar hij in<br />

1773 promoveerde. Op 10 december van dat jaar<br />

legde hij de eed als advocaat af. Pas in 1786 trouwde<br />

hij. Uit dit huwelijk werd een vijftal kinderen<br />

geboren.<br />

In diezelfde tijd was de Bloemendalstraat een<br />

bolwerk van patriotten; niet alleen woonde er de<br />

bekende Johan Derk van der Capellen, maar ook<br />

trof men er Van Pallandt tot Zuthem, Pieter Feith,<br />

de wijnkoper Landman, de drost Van Isselmuden<br />

tot Paaslo en de klerk der Staten Van Hoboken. 17<br />

Ook Queysen werd tot de patriotten gerekend.<br />

Misschien was dat wel de reden waarom hij tot<br />

dan geen overheidsfuncties bekleedde. Pas na de<br />

intocht van de Fransen werd hij in 1796 voor het<br />

kiesdistrict Zwolle gekozen tot lid van de Nationale<br />

Vergadering. Zijn politieke loopbaan vereiste in<br />

1801 zijn verhuizing naar 's-Gravenhage. 18 Het<br />

Zwolse huis werd verhuurd. In 1806 probeerde<br />

Willem Queysen het van de hand te doen, maar<br />

het leverde ter veiling niet genoeg op. 19 Het pand<br />

werd toen bewoond door Abraham van Bommel.<br />

Pas in 1810 vond Queysen in de persoon van Paulus<br />

Sichterman een koper. 20<br />

Paulus Cornelis Adriaan Sichterman was afkomstig<br />

uit Groningen, waar zijn familie door de<br />

handel zeer vermogend was geworden. Na zijn<br />

huwelijk met de Zwolse Sara van Muyden kocht<br />

hij de buitenplaats Dijkzicht in Berkum aan de<br />

Vecht. Daar verbleef de familie in de zomer, terwijl<br />

in het koude jaargetijde binnen de stad Zwolle<br />

werd gewoond. Uit die stad kwam ook zijn tweede<br />

vrouw Mechteld Royer, waarmee hij in 1815 was<br />

getrouwd. In 1818 werd hij lid van de Provinciale<br />

Staten van <strong>Overijssel</strong>, een functie die hij tot 1834<br />

zou vervullen. Maar reeds eerder, op 8 april 1817,<br />

werd zijn 'hegt, sterk en weldoortimmerd huis' in<br />

de Bloemendalstraat in veiling gebracht. 21<br />

Hendrikus Brand, 'ordinaris houder', kocht<br />

het huis voor ƒ 3610,-. Brand was vermoedelijk dezelfde<br />

die in 1811 als pruikenmaker en later als 'dienende<br />

broeder' Brand, van de vrijmetselaarsloge<br />

Fides Mutua voorkwam. In deze laatste functie<br />

woonde hij in de Nieuwe Concertzaal, een pand<br />

twee huizen van nummer 11 vandaan en toentertijd<br />

in huur bij de loge Fides Mutua. Deze vrijmetselaarsloge<br />

was daar terecht gekomen omdat in<br />

1814 een fusie had plaatsgevonden met de in dat<br />

Aankondiging van de<br />

veiling van het pand in<br />

de Bloemendalstraat in<br />

1865.<br />

Aankondigingen van<br />

een 'soiree musicale'<br />

door T.H. Lorenz.<br />

'NIEUW KOFFIJHUIS (BLOEQ1ENDALSTRAAT.Y<br />

1MEN AVOND GEDURENDE DE KERMIS,<br />

SOIEÉE i U I S U L E ,<br />

DOOR DE FAMIL1U<br />

EHONE SAUVLET,<br />

meteen gezelschap van 12 Personen, waaronder een zeer beroemde KOMIEK. Eiken avond<br />

alle VERVEKSliUINGK-:*<br />

verscheidenheid van<br />

voorzien<br />

voordragteii,<br />

in het Hollandsen, Fransch en Duitsch. Daar in bovenstaand Café" niet anders dan een geciviliseerd publiek wordt toegelaten'<br />

Aanvang 8 ixtir. Eiritréo -<br />

T. EC. LOREKTTZ.<br />

kunnen Ileeren mei hunne Dames hiervan een ze'er fjoed gebruik maken. Het BufFct zal steeds v ' """""•'' * *<br />

Nieuw* Koffyhuis. (Bloemendalstraat.)<br />

Op lieden ÏKHDAO voor Ii«t eerst en verder gedurende de gelnecle ÏSEKMIS<br />

fflffif B # •mam •SRS fgg ga ii m m fg W ïffl<br />

door dc Familie RIIOME SASJÏ'iLET, mei een gezelschap van 11 personen, waaronder een zeer beroemden<br />

komiek. Eiken avond verscheidenheid van voordragten .in het Hollandsch, l''i-anseh en Duitach. Daar in bovenstaand<br />

Café niet anders dnn een geciviliseerd publiek wordt toegelaten, kunnen Heeren met hunne Dames hiervan een zeer goed<br />

gebruik maken. Het Buffet zal steeds van allo 'VBlK'^KKSCHSMCrEBI voorzien zijn.<br />

Aanvang 8 nnr. Entree vrij. ' T. BI.<br />

Op lieden '^attarcüag- en morgen ïourtag avo»i<strong>«l</strong> O eiti 7 Aju-ïï,<br />

door de ]?amilie ]D* A KI.C © KJ A •, Gezelschap bestaande uit zeveïï personen', wanrondcr vïci* Dames,<br />

met medewerking van de Komieke Zangeresse Madame gSEKL'SfiSË'iT'tVSS.<br />

. . . T. H. LOJU<br />

NB. Heden ontvangen Ëclit Bcijersch RHsInger Bier.<br />

Hecfen DOUSERDAe eia morgen ^HIJBAG<br />

S O I R E E S MI SI CA L E S , door de Famlllo BEU MER.'<br />

Aanvang T'U vi.t*3?. 'S. :S. LOH.ENTZ.


Oproep aan de crediteuren<br />

en debiteuren<br />

van T.H. Lorentz in<br />

1867.<br />

Aankondiging van de<br />

veiling van het pand in<br />

de Bloemendalstraat,<br />

1867.<br />

Aankondiging van de<br />

aanbesteding van de<br />

verbouwing van het<br />

pand in de Bloemendalstraat<br />

door de vrijmetselaarsloge,<br />

1869.<br />

pand gevestigde 'Franse' loge Union et Force. Aan<br />

die loge was ook de servant Brand verbonden geweest.<br />

Gemakshalve was die overgenomen. De eigenaresse<br />

van de Nieuwe Concertzaal, de weduwe<br />

Lenz, verhuurde het huis sinds 1816 aan de provinciale<br />

ambtenaar Razoux.<br />

's "-A3S Allen, die. iets verselHJÏdïg'd zijn<br />

f* r \? aan, of te VOï'ditL'e.u hebben van dea<br />

O u vs.' Heer ï. H. LOJÏENTZ, Kdüjhnishouder<br />

.te Zïoolle, worden verzocht daarvan [ü^?^<br />

gave of foetaSiasg' te doen, binnen l'l dagen na heden,<br />

ten Kantore van den onuergeteekende.<br />

ZWOLLE, 1Y Oetaber 1S67. • .<br />

J. H. VAN RODEN,<br />

Notaris.<br />

Mr. j7'.Sa.'i.'S!trBÏ®flJES', Notaris te Zwolle, zaï<br />

op Singsdafi 6 November 1867, des middags te 12 uren, in<br />

het 0DJ20N te Zwolle, doen inzetten, en i


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

ressen, die ook in de schouwburg optraden, wist<br />

hij voor zijn zaak te engageren. Deze vorm van<br />

ontspanning ondervond spoedig concurrentie<br />

van andere Zwolse horeca-ondernemingen. Nog<br />

in juli 1867 werden dergelijke avonden aangekondigd.<br />

Toch was er blijkbaar een aanleiding om Het<br />

Nieuwe Heerenlogement te veilen. Waarschijnlijk<br />

moest er schoon schip gemaakt worden, want de<br />

notaris riep per advertentie tegelijk de debiteuren<br />

en crediteuren van Lorenz op. In 1868, toen zijn<br />

vrouw Anna Mijnlief van een dochtertje beviel,<br />

woonde Lorenz aan de Ossenmarkt. Het gezin<br />

vertrok op 22 april 1869 naar zijn geboorteplaats<br />

Arnhem.<br />

Vrijmetselaarsloge<br />

In november 1867 werd het logement aangekocht<br />

door de vrijmetselaarsloge Fides Mutua voor<br />

ƒ 5415, 8 en nog eens ƒ 100, 8 extra voor de gasleidingen.<br />

28 De aankoop werd mede mogelijk gemaakt<br />

door een forse bijdrage van een onbekende. Voordat<br />

echter Fides Mutua het pand ten volle kon gebruiken,<br />

moest er nog wel het een en ander aan<br />

worden verbouwd. De financiële middelen daarvoor<br />

ontbraken op dat moment echter. Het is dan<br />

ook ontroerend te vernemen dat een der leden,<br />

A.F.H, de Lespinasse, de opbrengst van een zelf<br />

geschreven dichtbundel Mozaïekwerk beschikbaar<br />

stelde voor deze verbouwing. Het boekje zou echter<br />

pas in 1870 in druk verschijnen.<br />

Door 'huisvaderlijke zuinigheid' wisten de leden<br />

der loge de voor de verbouwing benodigde<br />

ƒ 11.000, 8 bijeen te brengen, zodat hun medebroeder<br />

Koch de tekeningen en het bestek kon maken.<br />

De aanbesteding kon op 23 augustus 1869 plaatsvinden.<br />

Willem Koch werd geboren te Valburg op 28<br />

januari 1829 als zoon van de predikant Johann<br />

Diederich Conrad Koch en Fokel Geertruid Moltzer.<br />

Hij verbleef in 1857 in Groningen, waar hij bij<br />

de vrijmetselaarsloge L'Union Provinciale werd<br />

aangenomen. Aanvankelijk vestigde hij zich als<br />

bouwkundige te Zwolle, maar later, in 1863, werd<br />

hij benoemd tot stadsarchitect van Kampen. 29<br />

Deze functie heeft hij 30 jaar uitgeoefend. In die<br />

tijd ontwierp hij onder meer het gebouw van het<br />

De tempel van de vrijmetselaren,<br />

ontworpen<br />

door de architecten<br />

Willem en Frederik<br />

Christiaan Koch in<br />

1869.


Leden van de vrijmetselaarsloge<br />

Vides Mutua<br />

aan het werk tijdens een<br />

opknapbeurt van de<br />

tempel in 1957. Geheel<br />

links staat A. Ruitenberg,<br />

de inwonend servant,<br />

te schilderen.<br />

Gymnasium en HBS. Ook was hij leraar aan de<br />

stadstekenschool. Met zijn twaalf jaar jongere<br />

broer Frederik Christiaan Koch, had hij een architectenbureau.<br />

Gezamenlijk ontwierpen zij de hervormde<br />

kerken van Heino (1867), Gramsbergen<br />

(1878) en Genemuiden (1883) en tal van villa's in<br />

Zwolle. Frederik Koch was voorts betrokken bij de<br />

restauratie van de Grote Kerk te Zwolle (1882-<br />

1893). Hij werd bekend door zijn ontwerp van de<br />

synagoge in de Schoutenstraat (1897). Het waren<br />

de beide broers die de verbouwing van het logement<br />

in de Bloemendalstraat begeleidden om het<br />

voor loge-gebruik gereed te maken.<br />

De verbouwing werd mogelijk verhaast doordat<br />

de ruimte die de loge huurde in de Nieuwstraat<br />

verkocht zou worden. Dit bood tevens de<br />

gelegenheid de kastelein van dit etablissement,<br />

G.J. Rentink, als servant in dienst te nemen in de<br />

Bloemendalstraat. Hij zou er in 1903 - bijna 93 jaar<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

oud - nog steeds wonen en werken.<br />

Op plechtige wijze namen de vrij metselaars<br />

het gebouw op 29 mei 1870 in gebruik. 'Naar wij<br />

vernemen', zo verhaalde de Zwolsche Courant,<br />

'bragten de deputaties van onderscheidene loges<br />

in Nederland en vele belangstellende leden der<br />

broederschap door hunne tegenwoordigheid er<br />

veel toe bij, om aan deze plechtigheid den meesten<br />

luister bij te zetten'. Elf jaar eerder had het betrekken<br />

van de vorige locatie meer aandacht van de<br />

pers gekregen.<br />

De ruim 120 jaar dat de vrijmetselaars het pand<br />

Bloemendalstraat 11 in gebruik hebben, heeft uiterlijk<br />

nauwelijks sporen achtergelaten. Intern<br />

moet er evenwel het nodige zijn veranderd. Wat<br />

dat betreft waren de jaren van de Tweede Wereldoorlog<br />

het meest dramatisch. Enige dagen na de<br />

inval van de Duitse troepen werd het logegebouw<br />

opengebroken door leden van de NSB. Bijna de


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

hele inboedel werd op straat geworpen en vernield,<br />

de bibliotheek en het archief incluis. 30 Landelijk<br />

werd de vrijmetselaarsloge verboden en<br />

haar bezittingen werden in beslag genomen. Het<br />

logegebouw te Zwolle werd gebruikt als kringhuis<br />

van de NSB.<br />

Doordat de gebeurtenissen in mei 1940 de loge<br />

Fides Mutua beroofden van het overgrote deel van<br />

haar archief, is het moeilijk om over de voor-oorlogse<br />

periode gegevens te vinden. Uit de schaarse<br />

gegevens blijkt dat in 1903 de 'voorhof (een ruimte<br />

voor niet-rituele bijeenkomsten) en de entree<br />

werden verbeterd en verfraaid, dat er in 1919 elektrisch<br />

licht werd aangelegd en dat in 1924 het pand<br />

werd gerestaureerd. Voor die restauratie werd een<br />

hypothecaire lening gesloten van f4000!<br />

Na de oorlog kreeg de loge Fides Mutua het gebouw<br />

weer terug, waarna een herstel - passend bij<br />

de beperkte middelen van dat ogenblik - plaats-<br />

K ROM ME JAK/CE<br />

situatie vóór de verbou "g 1960 BLOEMENDALSTRAAT<br />

vond. Een grondiger verbouwing werd uitgevoerd<br />

in 1960. Hierbij kreeg de bestuurskamer weer haar<br />

oorspronkelijke proporties en werd de binnenplaats<br />

overdekt. De zo ontstane ruimte werd gebruikt<br />

om er een keuken te maken. De voorhof<br />

werd in de lengte en in de breedte vergroot, zodat<br />

een ruime zaal ontstond. Om ruimte te winnen<br />

voor een garderobe werd de trap verplaatst. Tijdens<br />

een feestelijke bijeenkomst werd het 'verjongde'<br />

logegebouw weer in gebruik genomen.<br />

De groei van het ledenaantal van de loge Fides<br />

Mutua bracht een aantal broeders ertoe een tweede<br />

loge te stichten. Dat kreeg in 1970 zijn beslag.<br />

Deze loge draagt de naam In Vrijheid Gebonden.<br />

Een derde loge ontstond uit deze twee in 1979 als<br />

resultaat van de viering van het 175-jarig bestaan<br />

van Fides Mutua: De Arbeidsvloer.<br />

Voor een goede exploitatie van het gebouw -<br />

het wordt ook aan andere organisaties verhuurd -<br />

was het wenselijk dat er een andere beheersvorm<br />

werd gevonden. Op 1 juli 1986 'verkocht' de loge<br />

Fides Mutua het gebouw daarom aan de Stichting<br />

Gebouw Zwolse Vrijmetselaarsloges.<br />

Noten<br />

Dit artikel is, in enigszins gewijzigde vorm, eerder<br />

verschenen in het huisorgaan van de IJsselakademie<br />

te Kampen.<br />

1. B. Dubbe, Monumenten in zilver. Geschiedenis van<br />

het Zwolse stadszilver (Zwolle 1976) 61.<br />

2. Gemeentearchief Zwolle (GAZ). RA001-00022,<br />

p.144 (2e akte), dd. 31 mei 1554 (register van overdrachten<br />

etc, 1549-1568).<br />

3. GAZ. RA001-00023, p. 54-55, dd. 16 november 1569<br />

(register van overdrachten van onroerend goed,<br />

1568-1592).<br />

4. GAZ. Archief Vilsterenshuizen, inv.nr. 41 (legger<br />

1628-1690).<br />

5. GAZ. RA001-00024, p. 757-758 (register van overdrachten<br />

van onroerend goed, 1592-1605).<br />

6. GAZ. RA001-00147, p. 142-143 (register van momberschappen<br />

en erfuitingen, 1553-1608).<br />

7. J. van Doorninck, Geslachtkundige aanteekeningen<br />

ten aanzien van de gecommitteerden ten landdage<br />

van <strong>Overijssel</strong> zedert 1610-1794 (Deventer 1870) 428.<br />

8. GAZ. RA001-00131, p. 3600372 (opening 30 mrt<br />

De situatie van de begane<br />

grond voor en na de<br />

verbouwing van 1960.


12 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

1696) (register van geheime testamenten, 1668-<br />

1701).<br />

9. Rijksarchief in Gelderland. Coll. Van Rhemen, genealogische<br />

aantekeningen, in voce Van Haersolte.<br />

10. GAZ. RA001-00167 (boedelstukken, 1582-1731), p.<br />

735-758.<br />

11. GAZ. RA001-00086, p. 282 (register van vrijwillige<br />

publieke verkopingen van onroerend goed, 1726-<br />

1743)-<br />

12. GAZ. RA001, registers van de 50e penning, dd. 25<br />

mei 1735.<br />

13. H. Kronenberg, 'Het geslacht Tichler (Rauwertz<br />

Tichler)', in: DeNederlandscheLeeuw62 (1944), kol.<br />

104-115.<br />

14. GAZ. RA001, registers van de 50e penning, dd. 8 augustus<br />

1759; A. Haga, 'Familie-aantekeningen Ens',<br />

in: De Nederlandsche Leeuw75 (1958), kol. 173-182.<br />

15. AJ. Gevers en A.J. Mensema, Drostenhuis, het Provinciaal<br />

<strong>Overijssel</strong>s Museum (Zwolle 1987). Zie ook:<br />

H. Kronenberg en H.H. Roëll, 'Bijdrage tot de genealogie<br />

Podt', in: De Nederlandsche Leeuw 48 (1930),<br />

kol. 195-201.<br />

16. GAZ. AAZ01-04259, p. 301, dd. 27 feb 1800.<br />

17. Vgl.: AJ. Mensema, 'L' Inébranlable, een Zwolse<br />

loge in de branding, 1764-1788', in: Thoth 38 (1987)<br />

Mr.nr. III, 61.<br />

18. Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek,V\l\,<br />

kol. 1261; O. Schutte, De orde van de Unie (Zutphen<br />

1985) 88.<br />

19. GAZ. RA001-00103, p.133 dd. 6 mei 1806.<br />

20. GAZ. RAooi-00063, p.73 dd. 17 van sprokkelmaand<br />

1810 (17 feb 1810).<br />

21. GAZ. archief notaris L.H.C. Nilandt, dd. 8 en 22<br />

april 1817, aktenrs. 90 en 109.<br />

22. Rijksarchief in <strong>Overijssel</strong> (RAO). Hypothecaire<br />

boekhouding 1811-1832, inv.nrs. 111 (register van in-<br />

schrijvingen nr.16, aktenr. 83).<br />

23. RAO. Hypothecaire boekhouding 1811-1832, inv.nr.<br />

112 (register van inschrijving nr. 17, aktenr. 70).<br />

24. RAO. Hypothecaire boekhouding 1811-1832, inv.nr.<br />

19 (register van overschrijving nr. 19, aktenr. 99).<br />

25. RAO. Archief Vredegerecht Zwolle, inv.nr. 23, ak-<br />

tenr. 64.<br />

26. RAO. Hypothecaire boekhouding 1811-1832, inv.nr.<br />

24 (register van overschrijving nr. 24, aktenr. 141).<br />

27. GAZ. Archief notaris H.G.P. van der Biesen, dd. 3<br />

en 17 okt 1865, aktenrs. 982 en 989.<br />

28. GAZ. Archief notaris J.H. van Royen, dd. 5 en 19<br />

nov 1867, aktenrs. 4318 en 4333.<br />

29. Aangesteld bij Raadsbesluit van 15 dec 1863; gepen-<br />

sioneerd m.i.v. 1 feb 1894 (Raadsbesluit 31 okt 1893).<br />

30. J. Vos, Facetten van 1/5 jaar Vrijmetselarij in Zwolle<br />

(Zwolle 1977).<br />

AMPHITHEATRVM ANATOMICVM LV


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Pathologische anatomie in de<br />

zeventiende eeuw<br />

Pathologisch onderzoek<br />

Het verrichten van een geneeskundig onderzoek<br />

op het lichaam van een overledene<br />

is tegenwoordig een algemeen geac-<br />

NO BATAVORVM .«<br />

cepteerde medische handeling. Het doel ervan is<br />

de diagnose, die tijdens het leven is gesteld, te laten<br />

verifiëren door de patholoog anatoom. Dit is<br />

een arts die er zich speciaal op heeft toegelegd om<br />

na de dood als het ware een controle uit te oefenen<br />

aan het stoffelijk overschot, om te zien of er in het<br />

ziekenhuis geen zaken over het hoofd zijn gezien,<br />

geen verkeerde diagnoses zijn gesteld en of er niets<br />

is nagelaten om de zieke te genezen van zijn kwaal.<br />

De medici noemen dit een obductie of een sectie;<br />

het is een anatomisch en meestal ook microbiologisch<br />

onderzoek van de organen van de overledene,<br />

waarbij het lichaam moet worden geopend.<br />

Dit is in het verleden lang niet altijd zo geweest.<br />

De geneeskunde is eigenlijk pas vanaf het<br />

begin van de vorige eeuw in dit opzicht wakker geworden,<br />

waarbij deze ontwikkeling zich vooral in<br />

Frankrijk en met name in Parijs heeft voorgedaan.<br />

Vóór die tijd was ontleding van het menselijk lichaam,<br />

behalve voor forensische (gerechtelijke)<br />

doeleinden, slechts voorbehouden aan die hoogleraren<br />

of prosectoren die aan de verschillende hogescholen<br />

en athenaea waren benoemd. 1 De in de<br />

vele universiteitssteden gedurende de Gouden<br />

Eeuw aanwezige anatomische theaters getuigen<br />

daar van. 2 Ook in een aantal andere steden (Delft,<br />

Den Haag, Dordrecht om er enkele te noemen)<br />

waar geen universiteit was gevestigd, had het chirurgijnsgilde<br />

een anatomisch theater gevestigd. In<br />

Zwolle zijn tot nu toe geen aanwijzingen gevonden<br />

voor een dergelijk theater, hoewel er wel een<br />

chirurgijnsgilde heeft gefunctioneerd.<br />

Voor de opkomst van de anatomie als wetenschap<br />

in West-Europa hadden onze voorvaderen<br />

niets anders dan de opvattingen van de Griekse<br />

arts Galenus, die een zeer summiere kennis van<br />

het menselijk lichaam had nagelaten. 3 Deze kennis<br />

begon pas na het in de vroege Middeleeuwen ontstane<br />

contact met de Arabische (moorse) weten-<br />

B.J. Kam<br />

Anatomisch theater te<br />

Leiden (foto: Museum<br />

Boerhave, Leiden).


Drie mannen in een<br />

keuken; een dronkaard,<br />

een gehangene en een<br />

man die met een degen<br />

doorboord is. Tekening<br />

van Gesina ter Borch<br />

(foto: Rijksmuseum,<br />

Amsterdam).<br />

schappen weer enigszins opgeld te doen. Het<br />

christendom beschouwt immers het menselijk lichaam<br />

enerzijds als stoffelijk overblijfsel na de<br />

dood en zegt: 'Tot stof zult gij wederkeren.' Aan<br />

de andere kant wachten allen die dood en begraven<br />

zijn, op de wederopstanding die op talloze<br />

schilderijen door onze voorvaderen is afgebeeld,<br />

en waarbij de doden in hun eigen lichaam gehuld,<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

wederopstaan. Wat kon de kerk dan anders doen<br />

dan een verbod uitvaardigen op het opensnijden<br />

van het menselijk lichaam? Dat gebeurde in een<br />

pauselijke bul die dateert van 18 februari 1300. 4<br />

De anatomen moesten dus iets anders verzinnen<br />

om aan materiaal te komen voor hun onderzoek.<br />

Zij konden bijvoorbeeld wel dierenlijken gebruiken,<br />

maar dieren zijn geen mensen. Eén van<br />

de ergste scheldwoorden die de middeleeuwer kon<br />

gebruiken was zelfs 'beest'. Onder die omstandigheden<br />

blijven slechts de niet-christenen over, en<br />

vooral de misdadigers die niet in gewijde grond<br />

begraven mochten worden. Het begraven zijn in<br />

gewijde grond, werd immers beschouwd als een<br />

essentiële voorwaarde om bij het laatste oordeel<br />

weer op te kunnen staan.<br />

Behalve de anatomen beschikten ook de chirurgijns<br />

over anatomische kennis. Vooral de chirurgijns<br />

die ten strijde waren getrokken, hadden<br />

door het behandelen van gekwetsten enig inzicht<br />

gekregen in de geheimen van het menselijk lichaam.<br />

Dit inzicht beperkte zich tot aan de Gouden<br />

Eeuw voornamelijk tot ledematen en gewrichten.<br />

Van fysiologisch inzicht, laat staan van<br />

enig rationeel ziektekundig inzicht, was tot aan<br />

het midden van de vorige eeuw nauwelijks sprake.<br />

Het was iets anders gesteld met het onderzoek<br />

naar de doodsoorzaak diergenen die in de burgermaatschappij<br />

door geweld om het leven waren gebracht.<br />

Hier was het de overheid die, zeker in twijfelgevallen,<br />

een doktersverklaring wilde zien<br />

waaruit duidelijk werd hoe de overledene aan zijn<br />

eind was gekomen en of er een schuldige was aan<br />

te wijzen. In hoeverre dit van invloed zou zijn op<br />

de wederopstandingskansen van de gekwetste is<br />

niet geregistreerd. De eerste gerechtelijke lijkopening<br />

vond waarschijnlijk in 1302 in Bologna plaats.<br />

Dergelijk onderzoek is in de rest van Europa maar<br />

langzaam doorgedrongen.<br />

Onderzoek te Zwolle<br />

Onderzoek naar de in Zwolle verrichte lijkopeningen<br />

vóór 1800 leverde een aantal interessante zaken<br />

op. Als voornaamste bron voor dit onderzoek<br />

fungeerden de maandrekeningen van de magistraat<br />

en het gerechtelijk archief. 5 In de maandrekeningen<br />

werden de honoraria voor de lijkschou-


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 15<br />

wing genoteerd en in de gerechtelijke bewijsstukken<br />

en getuigenissen vindt men de medische verklaringen.<br />

Het is niet mogelijk om het exacte aantal<br />

doodslagen en moorden dat in Zwolle plaats<br />

heeft gevonden te achterhalen, omdat de notities<br />

hierover niet volledig zijn. Zo vindt men in de<br />

maandrekening van 1399 bij de nog te betalen boetes<br />

aan de stad veertien namen van doodgeslagenen<br />

vermeld tussen 1391 en 1398; in de maandrekening<br />

van 1441 zijn het er tussen 1435 en 1441 slechts<br />

drie. Het lijkt er op, dat de term 'doet geslagen' letterlijk<br />

moet worden genomen; of het einde door<br />

een slag of door een mes werd veroorzaakt is echter<br />

niet duidelijk. Wel is bekend dat in de Middeleeuwen<br />

veel burgers en vreemdelingen met een<br />

fors mes rondstapten. 6<br />

In hoeverre de juridische begrippen doodslag<br />

en moord (dus met voorbedachten rade) op deze<br />

feiten betrekking hebben, is stof voor een aparte<br />

studie; in de rekening van 1441 noteerde Willem<br />

Tyasen een vertering van 8V2 plack 'doe men den<br />

dief henck' en in hetzelfde jaar werd een man geradbraakt.<br />

7 Bij deze terechtstellingen is nog geen<br />

enkele lijkopening vermeld. Ook is het niet aannemelijk<br />

dat er in onze contrijen in de late Middeleeuwen<br />

forensische obducties plaats hebben gehad.<br />

Verslagen van lijkopeningen<br />

Er zijn tussen 1650 en 1753 tenminste 27 gevallen<br />

van manslag, doodslag of moord in de maandrekeningen<br />

en in het rechterlijk archief te vinden,<br />

waarbij men zou kunnen verwachten dat er door<br />

de magistraat order tot gerechtelijke lijkschouw is<br />

gegeven. De pagina's verwijzen naar het door mij<br />

eerder gepubliceerde materiaal. 8<br />

1. 15 april 1650 is er een verhoor over het overlijden<br />

van J(oh)an Buissonet. 9 Hij is door Hendrik<br />

van Braeckel met een pistool doodgeschoten,<br />

nadat hij zijn degen had getrokken omdat<br />

De ontleding van een<br />

vrouw ten behoeve van<br />

de opleiding van chirurgijns.<br />

Prent boven de<br />

chirurgijnsalmanak van<br />

de jaren 1728-1730.


16 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

van Braeckel hem 'du bist ein hundsfut' had<br />

toegevoegd. 10 Hierover is geen medisch attest<br />

te vinden.<br />

2. 10 november 1659 is er in het kladregister,<br />

waarin alle getuigenissen in criminele zaken<br />

zijn genoteerd, een eerste vermelding van een<br />

gerechtelijke lijkschouwing." De medicus<br />

Bernardus Vastenouw en de chirurgijns Rynvis,<br />

Haesebroeck en Schuyrman onderzoeken<br />

het lichaam van jonker Merwe op de Bergschans.<br />

Zij vinden een 'steeck een duym breet'<br />

die dwars door het lichaam is toegebracht,<br />

twee vinger breed achter de linkerarm. De<br />

steek begint onder de bovenste ribben en komt<br />

twee vingers lager aan de voorkant van de<br />

romp te voorschijn. Uit het verslag valt op te<br />

maken dat zij het lijk waarschijnlijk niet geopend<br />

hebben. 'Die hollicheyt bevonden een<br />

hant lang diep te weesen' is een constatering<br />

die ook door middel van een sonde kan zijn<br />

gemaakt; 'wij gelooven dat het herte ofte hertevlies<br />

gequest was, twelck niet alleen die gequeste<br />

plaes ofte haestige (= snelle) doot, maer<br />

oock het overvloedig bloet (ten deele noch<br />

dun maer het meest geklontert uyt die wonde<br />

vloijende) als wij het eijnde van die steeck ondersochten<br />

te kennen gaf.' Zou het een linkshandige<br />

schermer zijn geweest?<br />

3. 29 mei 1660 (pag. 102) een doodgestoken speldemaker,<br />

met als dader een wever, beiden zonder<br />

naamsvermelding. In het rechterlijk archief,<br />

register van getuigenissen in criminele<br />

zaken, wordt als dader de ex-soldaat Berend<br />

Jansen, alias Douver Berend genoemd en als<br />

slachtoffer Jacob Hendrik Sterck, maar er is<br />

geen medisch attest te vinden. 12<br />

4. 13 december 1668 (pag. 102) is in de (Assendorper?)<br />

lure Gerrijt van Buren, chirurgijn van<br />

Capteyn Eenhoudt doodgestoken; er worden<br />

twee stadsbedienden op onderzoek uitgezonden,<br />

die daarmee elk 10 stuiver verdienen.<br />

Geen medische verklaring.<br />

5. 20 januari 1669 (pag. 103) is Sophia Dompselaers,<br />

weduwe la Prière met rattenkruit door<br />

haar dienstbode om het leven gebracht.<br />

6. 29 januari 1669 (pag. 106) heeft Janna Sophia<br />

Wechmans of Wijchman haar pasgeboren<br />

kind in een put gegooid waardoor het is verdronken.<br />

Het lijkje wordt door een vrouw<br />

schoongewassen, die daar 15 stuiver voor ontvangt.<br />

Uit de kwitanties bij de maandrekening<br />

van dat jaar blijkt dat er nogal wat graaf- en afbraakwerk<br />

heeft moeten gebeuren voordat<br />

men onder in de put iets kon vinden.<br />

7. 29 juli 1677 (pag. 110) heeft een soldaat zich in<br />

de gevangenis opgehangen. De scherprechter<br />

wordt hier betaald voor het doorsnijden van<br />

het touw; wellicht heeft deze verklaard dat de<br />

betrokkene zichzelf heeft verhangen en dat er<br />

geen sprake is van een mogelijke moord.<br />

8. 1 september 1682 (pag. 118) wordt een vreemde<br />

bedelaar buiten de Rode Toren omtrent de<br />

Zwanetoren en Pelsers brug door Thomas Jacobs,<br />

gewezen armdienaar der stad (Zwolle),<br />

door degensteken om het leven gebracht, zonder<br />

dat het slachtoffer zich tegen Thomas te<br />

weer had gesteld. De bedelaar overlijdt binnen<br />

zeer korte tijd op de binnenplaats van het stadhuis.<br />

9. 25 januari 1695 (pag. 121; RAA 01/411/237)<br />

wordt op order van de magistraat het dode lichaam<br />

van Jan Wijchers gevisiteerd in 't<br />

(Rood?) Pannen Huis. 13 Uit de getuigenverklaringen<br />

blijkt dat de moord aan de Lichtmis<br />

is gebeurd tijdens een ruzie in een herberg. Het<br />

slachtoffer woont in Staphorst en loopt een<br />

steekwond op waarna de aanwezigen vertrekken.<br />

'Hij storf als het dag worde' en wordt na<br />

het gevecht verbonden door de barbier van<br />

Rouveen, Wolter Smit. De visitatie geschiedt<br />

door Bernard Huete en de chirurgijn Peter<br />

van der Horst, die op een gehuurde kar van<br />

Zwolle worden gebracht. De order daartoe is<br />

getekend door Herman Meuwsen, 'Scholtus<br />

van Zwolle en over Zwollerkerspel'. Er is geen<br />

visitatieverslag overgeleverd.<br />

10. 23 januari 1697, een visitatie waarbij het lijk<br />

waarschijnlijk wel geopend is. Een niet met<br />

naam genoemde ruiter onder de compagnie<br />

van de heer van Zuthem is (waarschijnlijk met<br />

een degen) 'gesteecken' tussen beide kraakbeenderen<br />

van de tweede en derde rib 'door de<br />

slincker {- linker) sijde van 't hert en was de<br />

borste geheel vol bloet geloopen'. Greve en Ar-


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

nold Hiddink tekenen er voor. 14 Het hoe,<br />

waar, waarmee en waarom ontbreekt verder in<br />

de verslaglegging.<br />

11. Op 9 januari 1698 onderzoeken dezelfde artsen<br />

het dode lichaam van Roeloff Mol in het huis<br />

van de weduwe Meyerink aan de Grote Markt.<br />

Deze heeft, ook weer bij een onenigheid over<br />

een pot bier, een degensteek of meswond aan<br />

de binnenzijde van het rechter dijbeen opgelopen<br />

waarbij zowel de ader als de slagader zijn<br />

geraakt, 'waardoor hij ons oordeels door sgijlijcke<br />

(schielijk=snel) bloeduitstorting is gestorve'.<br />

12. 9 september 1698 (pag. 121-122), de volgende<br />

Anatomische les in het<br />

Theatrum Anatomicum<br />

te Amsterdam.<br />

Pentekening uit de eerste<br />

helft van de achttiende<br />

eeuw.


Anatomische studie.<br />

Tekening door Leonardo<br />

da Vinci. Circa 1510.<br />

i8 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

lijkopening op gerechtelijk bevel wordt aangetroffen<br />

in een verslag van Albert Greve, med.<br />

dr. van de stad Zwolle. Op 9 september 1698<br />

schouwt deze het lichaam van Jan Teunissen,<br />

die in de Blauwe Engel woont op de Dijck (nu<br />

Thorbeckegracht). Het verslag is gedateerd 21<br />

september. Het blijkt een combinatie te zijn<br />

S' 1<br />

van een verslag over de behandeling die door<br />

Greve in eerste instantie wordt ingesteld nadat<br />

Teunissen een degensteek heeft moeten incasseren<br />

en van de lijkopening na het overlijden.<br />

Hij moet ('daer op is mij gelast') de chirurgijns<br />

assisteren en vermeldt dat de gekwetste van<br />

verband tot verband 'geduerig swacker, pijnlijcker<br />

en benauwder wordt gevonden'. Op de<br />

14e september openen zij het dode lichaam,<br />

maar dit is 'soo monstrueus geswollen verandert<br />

gevonden... en over de gehele borst en<br />

buyck met blaren als handen groot opgelopen<br />

met soo een ondraechelijke stancke dat het onmogelijck<br />

was verder te openen'. Hij toont dan<br />

door middel van zijn blaaspijp aan, dat de<br />

wond in de borstkas uitkomt. De dader, waarschijnlijk<br />

genaamd Jan Vijfhoek, heeft tijdens<br />

een scheldpartij met de degen gestoken en is<br />

vervolgens gevlucht.<br />

13. 22 mei 1698 (pag. 122) gaat het over een duel<br />

met dodelijke afloop buiten de Kamperpoort,<br />

dat zich 2V2 jaar eerder moet hebben afgespeeld.<br />

Jan Berents heeft Gerrit Lontermans<br />

doodgestoken, diens lijk is op een wagen naar<br />

de stad gebracht. Dan worden getuigen van de<br />

moord met de beurtman naar Sneek gestuurd<br />

om daar de verdachte te identificeren.<br />

14. 10 of 11 augustus 1703 (pag. 132) schiet Coenraad<br />

van Lemele met een snaphaan op de<br />

vrouw van de chirurgijn Bock. Greve en de<br />

chirurgijn Van der Horst schrijven een op 21<br />

augustus gedateerd attest: zij hebben haar gevonden<br />

met een schotwond in de rechter<br />

schouder, die zij 's nachts omtrent 1 uur 'hadde<br />

bekomen: het vlees was door hagel geheel<br />

verpletterd en de beenderen zowel van de opperarm<br />

als het hoofd van het schouderblad geheel<br />

verbrijzeld, waardoor zij op den 11e augustus<br />

onzes oordeels is gestorven'.<br />

15. 3 november 1703 visiteren Huete en Hiddink<br />

de resten van Piter Noijel, korporaal in het regiment<br />

van de Vorst van Oost-Friesland. 15<br />

Deze blijkt op 20 september bij een ruzie met<br />

medemilitairen in de herberg aan de Boerendans<br />

een degensteek te hebben opgelopen in<br />

de borstkas, die geïnfecteerd is geraakt waardoor<br />

er (diagnose 1992) een longabces is ont-


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

staan: 'waar doir die gehele sijde van de longen<br />

was versworen met soo een onlijdelijcke<br />

stanck dat het onmogelijk was nader ondersoektedoen'.<br />

16. 21 november 1703 (pag. 129-130) wordt in de<br />

maandrekening het begraven van de terechtgestelde<br />

Roelof op den Oort en Aaltje Jans vermeld.<br />

Roelof bekent dat hij Aaltje bij leven van<br />

zijn eerste vrouw en haar moeder heeft beslapen.<br />

Daarna hebben zij twee pasgeborenen<br />

met tussenpoos van een jaar omgebracht. Eén<br />

daarvan zou dood zijn geboren, terwijl de ander<br />

tijdens de bevalling 'in het bloed heeft liggen<br />

versmooren'. Daarna is het in een schuur<br />

begraven. De magistraat laat het lijkje opgraven,<br />

maar er is geen verslag van enige lijkschouwing<br />

aanwezig.<br />

17. 13 mei 1704 (pag. 131) wordt Leendert, de<br />

schippersknecht van Jan Najer, door Pieter de<br />

Vries met een degen gestoken, waarop hij<br />

sterft. De heren Greve en Huete, beide medicinae<br />

doctores, en Arnold Hiddink, chirurgijn,<br />

vinden een steekwond in de buik waarbij de<br />

dunne darm is doorboord, 'waar door een ondraagelijcke<br />

stanck bij het ligchaam was dat<br />

sonder gevaar van imants gesontheijt geen<br />

nauwer ondersoek toelaet'. Maar, schrijven de<br />

heren, het is heel duidelijk dat hij hieraan is gestorven.<br />

Het is gebeurd in een keuken van een<br />

huis aan de Vismarkt. Na het openen van de<br />

gestoken persoon verteren de medicus Greve<br />

en Hiddink in het stadswijnhuis voor één gulden<br />

en acht stuiver.<br />

18. 5 december 1713 (pag. 132) heeft Otto van Duiren<br />

in de Assendorperlure de trompetter Daniël<br />

Knoop met een degen in de hals gestoken,<br />

'dat de gekwetste kort daar na, na 3 of 4 snikken<br />

te hebben gegeven, was gestorven'. Bernard<br />

Huete, stads medicinae doctor en de chirurgijns<br />

vader en zoon Hiddink vermelden een<br />

kleine wonde in de rechter borst bij de tepel,<br />

'die gesondeert sijnde tot in het herte penetreerde,<br />

op welke wonde aanstonds de dood is<br />

gevolgt'.<br />

19. 19 mei 1714 (pag. 133-134) heeft Reint Jan<br />

Moonen zijn echtgenote Gerarda Tideman in<br />

de Koestraat met een schot hagel uit een snap-<br />

haan doodgeschoten. Hier moet ook een lijkopening<br />

zijn geweest, omdat de verteringen die<br />

in het wijnhuis na deze visitatie worden gebruikt<br />

zijn vermeld voor het bedrag van 2 gulden<br />

en 18 stuiver. Huete en Molckenboer als<br />

medici, de vader en zoon Hiddink als chirurgijns.<br />

Moonen is na zijn executie 's nachts om<br />

12 uur (!) begraven.<br />

20. In mei 1714 (pag. 135-139) heeft Jan Bouwman,<br />

die daar (huis)knecht is, de overste Nymphius<br />

vermoord, waarschijnlijk in een huis in de<br />

buurt van het Haersterveer. Vader en zoon<br />

Hiddink visiteren het lijk en vinden een gebroken<br />

slaapbeen. Er ontstaat later een discussie<br />

over de vraag, of deze breuken door een (spontane)<br />

val, of door een slag of stoot zijn veroorzaakt,<br />

maar op 31 mei verklaren de Hiddinks<br />

dat ze daar geen uitspraak over kunnen doen.<br />

Bouwman hangt zich in de gevangenis op. Het<br />

lijk wordt daarna naar buiten gesleept en op<br />

eennieuw(!) rad gezet bij de galg aan de's Grevenweg.<br />

21. 16 september 1714 (pag. 139) heeft Pieter Ubach<br />

van Bon, soldaat in het regiment van de generaal-majoor<br />

Van Huffel op de stadssingel Jacob<br />

Tas, eveneens soldaat in hetzelfde regiment,<br />

tweemaal met een degen in de borst gestoken.<br />

Tas is daarop aanstonds overleden. Op<br />

3 oktober volgt de executie 'met de sweerde' en<br />

een alsnog eervolle begrafenis op het Broerenkerkhof.<br />

22. 9 april 1723 (pag. 143-146) heeft Nathan Hes<br />

zich 'daags na de torture' in de gevangenis opgehangen.<br />

Er is geen lijkschouw gedaan, hij is<br />

achter een paard op een horde naar buiten gesleept<br />

en (waarschijnlijk onder de galg aan de<br />

's Grevenweg) begraven.<br />

23. 3 mei 1728 (pag. 152) Jan van den Doevelaar en<br />

zijn twee kindertjes zijn door zijn echtgenote<br />

Jacomina Jannes midden in de nacht met een<br />

mes om het leven gebracht. Bij het doorlezen<br />

van de verhoren, die uitgebreid zijn genotuleerd,<br />

kan men zich niet aan de indruk onttrekken<br />

dat Jacomina dit in een vlaag van verstandsverbijstering<br />

heeft gedaan, en dat er<br />

geen sprake kan zijn van (juridisch) moord,<br />

dus doodslag met voorbedachten rade. Er


20 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

wordt zelfs tweemaal geschouwd. Dit is de eerste<br />

keer dat de plaats van schouwen is vermeld:<br />

de keuken van het stadhuis, waar de lijken ook<br />

opgebaard c.q. bewaard blijven. Jacomina<br />

wordt zelfs een keer door de schepenen 'over<br />

de lijken' verhoord, in de keuken dus. De reden<br />

van het tweemaal visiteren komt uit vragen<br />

van de onderzoekende schepenen voort:<br />

op 3 mei door Molckenboer, M.D. en Schoemaker,<br />

chirurgijn en op 5 mei door liefst vijf<br />

medicinae doctores en twaalf chirurgijns,<br />

waaronder J. Smeeks. De te beantwoorden<br />

vraag, of de aan één oog blinde Van den Doevelaar<br />

de moord op zijn kinderen zelf heeft<br />

kunnen plegen, waarna hij zich eigenhandig<br />

de strot zou hebben doorgesneden, wordt<br />

door de geleerde heren ontkennend beantwoord.<br />

24. 28 augustus 1728 (pag. 157) Berend Andries<br />

Scheffer, een soldaat die door een degensteek<br />

aan zijn levenseinde komt. De borst is aan de<br />

rechterzijde vol met bloed, wat als doodsoorzaak<br />

wordt opgegeven.<br />

25. 4 januari 1730 (pag. 158) Benjamin Bekering<br />

met een dodelijke wond.<br />

26.17 maart 1730 (pag. 158) Anna Pots, wonende<br />

buiten de Kamperpoort, is door de soldaat<br />

Gerrit Jansen om het leven gebracht. De visitatie<br />

door Molckenboer en de chirurgijn Schoemaker<br />

leidt tot de conclusie dat zij is overleden<br />

aan een schotwond, gezien de vernieling in het<br />

lichaam: een wond dwars door de wervelbeenderen<br />

van de rug, waarbij de maag, de linker<br />

nier en de linker onderkant van de ribbenkast<br />

geheel zijn vermorzeld.<br />

Jansen is voortvluchtig en de schout bij nacht<br />

stuurt zelfs twee suppoosten naar Amsterdam<br />

om hem te zoeken. Deze gaan dan met de collega's<br />

een nachtje stappen in de 'smokel'kroegen<br />

van de wereldstad, echter zonder hem te<br />

vinden.<br />

27. 1 december 1753 (pag. 164) Aaltje Jans uit Ruitenveen<br />

wordt door haar vrijer met zijn eigen<br />

kousebanden in haar slaap gewurgd. Bij de<br />

lijkopening blijkt zij zes maanden zwanger te<br />

zijn. Hier is geen protocol van in de stukken<br />

aanwezig, het wordt in het vonnis vermeld.<br />

Een theatrum anatomicum?<br />

Tussen al deze pathologische anatomie blijft nog<br />

één vraag over: hoe moesten de (leerlingen) chirurgijns<br />

aan de voor het examen vereiste kennis<br />

van de anatomie van het menselijk lichaam komen?<br />

Er bestonden weliswaar leerboeken, maar<br />

geen enkel leerboek kan het onderwijs aan het geopende<br />

lijk vervangen.<br />

Hierboven is vermeld dat er in verschillende<br />

steden theatra anatomica hebben bestaan, die<br />

door het chirurgijnsgilde juist ten behoeve van het<br />

onderwijs werden 'geëxploiteerd'. Een te seceren<br />

lichaam was er niet alleen voor het onderwijs van<br />

de leerlingen en chirurgijns, maar vormde tevens<br />

een kijkspel voor de burgers die bevend en met<br />

kloppend hart op de collegebanken konden<br />

plaatsnemen, al dan niet tegen betaling van een<br />

toegangsprijs. Hoewel er tot nu toe in de stukken<br />

van het Zwolse chirurgijnsgilde geen enkele concrete<br />

aanwijzing voor het bestaan van een theatrum<br />

anatomicum is te vinden, is er één aanwijzing<br />

dat sectie om der wille van de wetenschap<br />

en/of het onderwijs voorkwam.<br />

In de maandrekening van 1693 wordt door de<br />

keurmeester op 26 juli 2V2 gulden betaald aan 'een<br />

Man, hebbende de geanatomiseerde dieff begraven',<br />

en dit op order van de magistraat. Het is helaas<br />

niet gelukt om deze magistraatsopdracht in de<br />

resoluties van schepenen en raden te vinden. Het<br />

register waarin de minuutresoluties voor dit jaar<br />

zijn opgeschreven, is het enige uit de kladserie dat<br />

verdwenen is! Men zou hieruit mogelijk kunnen<br />

concluderen, dat het begraven van de na obductie<br />

overgebleven resten door de chirurgijn of de prosector<br />

zelf wordt geregeld of gedaan, zodat de stad<br />

hiervoor niets hoeft te betalen. Anderzijds is het,<br />

zeker in de zeventiende eeuw, gebruikelijk dat de<br />

overheid het obduceren van een menselijk lichaam<br />

fiatteert.<br />

Conclusie<br />

Dit opstel maakt geen aanspraak op volledigheid.<br />

Er is uitgegaan van het materiaal dat is voortgekomen<br />

uit een onderzoek naar de doodstraf in Zwolle.<br />

En dieven, bedriegers en ketters werden vaker<br />

ter dood veroordeeld dan moordenaars. In principe<br />

zijn uit het archiefmateriaal alle gevallen ge-


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 21<br />

licht, waar in de maandrekeningen een dodelijk<br />

slachtoffer is aan te wijzen. Daarnaast is het eerste<br />

register (van de ruim 50) met getuigenissen in criminele<br />

zaken doorgelezen. Aangezien er vóór 1850<br />

in het algemeen in Nederland geen elementaire<br />

wijzigingen komen in de techniek van de lijkschouwing,<br />

zoals deze in de hier besproken periode<br />

volgens de beginselen van Giovanni Morgagni<br />

in 1761 is toegepast, heeft het napluizen van de andere<br />

51 delen getuigenverklaringen geen zin.<br />

Uit de hier gepubliceerde gevallen blijkt, dat<br />

de overheid bij iedere gewelddadige dood een lijkschouwing<br />

op prijs stelde, hoewel er tot nu toe<br />

geen resoluties over kunnen worden gevonden.<br />

Omdat de schouw steeds door de stadsdokter en<br />

stadsheelmeester werd verricht, wordt er geen<br />

apart honorarium voor opgevoerd in de maandrekening:<br />

het lijkschouwen is in het salaris inbegrepen.<br />

Daarentegen treft men soms wel aparte honoraria<br />

aan voor behandeling van gedetineerden,<br />

zowel aan de heelmeester als aan de stadsmedicus.<br />

16<br />

Het valt op dat in bepaalde gevallen, zoals de<br />

in de put verdronken pasgeborene en het opgegraven<br />

babylijkje in Windesheim, geen visitatie werd<br />

verricht. De reden hiervan is duister: men kan niet<br />

zeggen dat iedereen ziet dat de baby gewelddadig<br />

overleden was; dat kan bij een degenwond wel<br />

duidelijk zijn. Er werd ook nauwelijks aandacht<br />

besteed aan de slachtoffers die zichzelf hadden opgehangen,<br />

terwijl juist in die gevallen altijd een<br />

vermoeden van zelfmoord forensisch bevestigd<br />

zal moeten worden en moord moet worden uitgesloten.<br />

Het valt op dat het onderzoek in twee gevallen<br />

zeer oppervlakkig werd verricht door de 'ondragelijke'<br />

stank die het lijk verspreidde. Begrijpelijk,<br />

want onze voorouders beschouwden stank als een<br />

rechtstreekse oorzaak van allerlei ziekten; anderzijds<br />

is het anatomiseren voor onderwijsdoeleinden<br />

evenmin een reukloze zaak; conserveringsmiddelen<br />

waren er niet, hoewel men wel wist (?)<br />

dat het winterseizoen door de dan heersende lagere<br />

temperatuur hét seizoen was voor anatomiseren.<br />

Als eindconclusie kan men aan de hand van de<br />

hier vermelde gegevens stellen, dat de pathologi-<br />

sche anatomie in Zwolle niet beperkt is gebleven<br />

tot een uitwendige lijkschouw, maar wel degelijk<br />

in bepaalde gevallen door middel van een lijkopening<br />

tot een attest leidde.<br />

Noten<br />

1. Letterlijk betekent dit voorsnijder. Heden ten dage<br />

is dit nog steeds de titel van de 'onder' hoogleraar<br />

aan een anatomisch instituut.<br />

2. J.A.M. Slenders, Het Theatrum Anatomicum in de<br />

Noordelijke Nederlanden. (Nijmegen, 1989).<br />

3. Grieks arts die leefde van 129-200 AD en in die periode<br />

o.a. in Rome practiseerde. In zijn beginjaren<br />

werkte hij te Pergamum als eerste chirurg in de arena<br />

der gladiatoren, zeker een goede leerschool voor<br />

een anatoom. Zijn publikaties hebben het medisch<br />

denken in Europa tot ver na de Middeleeuwen<br />

beïnvloed.<br />

4. J.H. van den Berg, Het menselijk lichaam dl I, (1959-<br />

7)75.<br />

5. Gemeentearchief Zwolle (GAZ), Maandrekeningen<br />

AAZ0102915-03547; Rechterlijk Archief RA001/464-<br />

467 en 411-463.<br />

6. D.A. Berents, Het werk van de Vos, samenleving en<br />

criminaliteit in de middeleeuwen. (Zutphen, 1985),<br />

125.<br />

7. pag. 53, uitgave GAZ 1970 en Maandrekening van<br />

Zwolle 1441, uitgave GAZ 1990,132 en 136.<br />

8. B.J. Kam, Capita selecta, capita occidorum. Doodstraffen<br />

in Zwolle van Columbus tot Napoleon.<br />

(Zwolle, 1992).<br />

9. GAZ RA01/411<br />

10. Geslacht(sdeel) van de teef. Vergelijk het huidige jegens<br />

voetbalscheidsrechters gebruikelijke 'hi ha<br />

hondelul'.<br />

11. GAZ RAooi/411/42.<br />

12. GAZ RA001/411 pag. 89 en pag 95A.<br />

13. Mogelijk het huis aan de Roothuizer Allee? Men laat<br />

zich er door een voerman heen brengen.<br />

14. GAZRA001/411/329.<br />

15. GAZRA001/412/337<br />

16. B.J. Kam, Capita, 114,124.


W.J.op'tHof<br />

22 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Johan Fargharson:<br />

vaandeldrager in tweeërlei dienst<br />

Het militaire leven en de godsdienst zijn<br />

twee zaken die gewoonlijk niet goed accorderen.<br />

Alle eeuwen door zijn militairen<br />

bepaald niet de vroomste mensen geweest.<br />

Dat ook deze regel uitzonderingen kent, laat een<br />

in Zwolle gelegerde Schotse vaandeldrager in<br />

Staatse dienst zien. Met de vertaling van twee boeken<br />

heeft hij de kennis van de Bijbel en de gereformeerde<br />

vroomheid in de Nederlanden willen bevorderen.<br />

Bij nader inzien blijkt hij niet de enige<br />

militair te Zwolle geweest te zijn die er zulke<br />

ideeën en zo'n levenspraktijk op na hield.<br />

Proloog<br />

In twee voorafgaande artikelen zijn de Zwolse gereformeerde<br />

predikanten E. Schuttenius (± 1595-<br />

1655) en J. Tichlerus (1604-1652) als vertegenwoordigers<br />

van de Nadere Reformatie voor het voetlicht<br />

gehaald.' Als mogelijke andere representanten van<br />

de bewuste gereformeerde vroomheidsbeweging<br />

in Zwolle werden in de laatste bijdrage de schoolmeester<br />

W. ter Burgh en de uitgever en literator Z.<br />

Heyns genoemd.<br />

Dankzij de - nog ongepubliceerde — dissertatie<br />

van de Belg H. Meeus over de zeer interessante<br />

Zwollenaar Heyns kan deze uit het rijtje potentiële<br />

nadere reformatoren geëlimineerd worden. 2 Het<br />

blijkt namelijk dat Heyns zich in kerkelijk en dogmatisch<br />

opzicht indifferent heeft opgesteld. Hij<br />

had contact met mensen uit zeer uiteenlopende<br />

godsdienstige richtingen. Tot welke hij zelf behoorde,<br />

kan noch uit zijn werk noch uit zijn uitgaven<br />

expliciet opgemaakt worden. Het is ook niet<br />

bekend dat hij ooit lidmaat van een kerk geweest<br />

is. Hij was één van de velen uit de culturele en wetenschappelijk<br />

elite van die tijd, die een vroom leven<br />

belangrijker vond dan een zuivere leer. Deze<br />

interconfessionele en onkerkelijke houding is<br />

strijdig met het gereformeerde en kerkelijke ka-<br />

rakter van de Nadere Reformatie. Heyns kan derhalve<br />

onmogelijk een representant van deze beweging<br />

geweest zijn. Wel was hij een sympathisant<br />

hiervan.<br />

Als laatste nadere reformator in Zwolle blijft<br />

W. ter Burgh over. Aan hem en aan zijn enige geschrift<br />

Gereformeerde Bloemhof met Christelijke<br />

Gebeden en Gezangen, op ieder dagh van de week,<br />

dat wegens de ingewikkelde uitgavegeschiedenis<br />

en de vele tientallen drukken uiterst interessant is,<br />

hoop ik D.V. een volgende bijdrage te wijden.<br />

In onderstaand artikel wordt nader ingegaan<br />

op de conclusie van het eerste artikel over de Nadere<br />

Reformatie in Zwolle, namelijk dat er een<br />

groep piëtistisch gezinde personen in de <strong>Overijssel</strong>se<br />

hoofdstad heeft bestaan. Uit het tweede artikel<br />

is duidelijk geworden dat Tichlerus daartoe<br />

behoord heeft. Kunnen er echter nog meer personen<br />

tot die groep gerekend worden? Op grond van<br />

publicitaire arbeid is het mogelijk om nog één<br />

naam te noemen: die van Johan Fargharson.<br />

Fargharsons levensloop<br />

Helaas is veel van het leven van Johan Fargharson<br />

in het duister gehuld. Wat hiervan bekend is, heeft<br />

zonder uitzondering met Zwolle te maken. Toch<br />

zal zijn wieg niet in de <strong>Overijssel</strong>se hoofdstad gestaan<br />

hebben. De naam Fargharson wijst immers<br />

op een Schotse afkomst. Het feit dat hij in een<br />

Schotse compagnie diende, bevestigt dit. Naar alle<br />

waarschijnlijkheid heeft Fargharson dan ook in<br />

Schotland het levenslicht aanschouwd en heeft hij<br />

evenals vele van zijn landgenoten dienst genomen<br />

in het Staatse leger. 3<br />

In het kader van de Tachtigjarige Oorlog tegen<br />

Spanje (1568-1648) hadden de Staten der Verenigde<br />

Nederlanden vrijwel vanaf het begin Engelse en<br />

Schotse huurtroepen in dienst. In totaal waren er<br />

in ons land vier Engelse en drie Schotse regimen-


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

ten gelegerd. Zij waren gestationeerd aan de zuiden<br />

de oostgrens in de provincies Brabant, Gelderland<br />

en <strong>Overijssel</strong>. In de laatstgenoemde provincie<br />

was Zwolle één van de garnizoensplaatsen.<br />

Alle keren dat Fargharson in historische bronnen<br />

wordt genoemd, heet hij vaandrig van de<br />

Schotse kapitein Archibald Bethune. 4 De oudste<br />

vermelding dateert van 1618 en de jongste van<br />

1627. Blijkens de steeds bijgevoegde plaats was de<br />

compagnie van Bethune in deze periode in Zwolle<br />

gelegerd.<br />

In het gemeentearchief van Zwolle zijn twee<br />

sporen van Fargharson te vinden. 5 In de eerste<br />

plaats werd op 5 augustus 1621 in de gereformeerde<br />

gemeente de doop bediend aan Alexander,<br />

zoon van Jan Farcharson, vaandeldrager onder<br />

kapitein Bethune, en Margareta Spruijt. 6 In de<br />

tweede plaats deed de voormalige dienstmaagd<br />

van vaandrig Farquarson Swaentijn Jansen op 25<br />

december 1625 in die zelfde gemeente belijdenis<br />

van haar geloof. 7<br />

De kans bestaat dat Fargharson in de tien jaar<br />

dat zijn verblijf in Zwolle vaststaat, slechts eenmaal<br />

vader is geworden. Mocht dit niet het geval<br />

geweest zijn, dan zullen zijn andere kinderen te<br />

Zwolle door Engelse legerpredikanten gedoopt<br />

zijn. Helaas ontbreken alle archivalia van de<br />

Zwolse Engelse gemeente, 8 zodat daarover niets<br />

met zekerheid gezegd kan worden. Op grond van<br />

een door Fargharson eigenhandig geschreven opdracht<br />

in het exemplaar van zijn tweede vertaling<br />

dat hij cadeau gaf aan de Engelse piëtistische puriteinse<br />

legerpredikant Samuel Bachiler, die evenals<br />

hij in de Nederlanden dienst deed, is bekend dat<br />

zij intieme vrienden waren. 9<br />

Na 1627 ontbreekt van Fargharson elk spoor.<br />

Fargharsons vertalingen<br />

Fargharsons naam is voor het nageslacht verbonden<br />

met twee vertalingen van werken van Engelse<br />

theologen. In 1618 zag zijn eerste vertaling te Amsterdam<br />

bij Jan Evertszoon Cloppenburgh het<br />

licht. De vertaling betrof een geschrift van Hugh<br />

Broughton: A concent of scripture (1590). 10 De titel<br />

in het Nederlands luidt: De Alghemeyne Verthooninghe<br />

der heyligher Schriftueren. Andersins ghenaemtl<br />

De Tyden, Plaetsen, ende Persoonen der Hey-<br />

ïLïcitïjoonta<br />

DcTyden,Plactfcn,cnde Perfoanen der Heyligher<br />

Schiifïuere.<br />

in Cngïjetè öoo? tten<br />

>SfteoU>gantHugoBtoughton,<br />

«BitDtnu<br />

tBt 6« «ug&«!ftli« fwahe ra /aeöec-btiptfcö obttflötfet/<br />

D00*.<br />

ÏOHAN SARCHARSON<br />

t Bethun Schouu.<br />

t'AMSTELREDAM,<br />

3 a 3 p p ö ö<br />

toopw op'c ftttat/uiften ut rguiom tfpbd.<br />

Anno 1618.<br />

ligher Schriftuere. 11 Dit werk is bedoeld om het<br />

verstaan van de Bijbel te bevorderen en heeft als<br />

zodanig geen specifiek piëtistisch karakter.<br />

Broughton zelf was wel een piëtistische puritein.<br />

De Puriteinen waren ontevreden over de toestand<br />

van de Engelse Staatskerk en streefden een<br />

zuivering hiervan na, vooral ter zake van de liturgie<br />

en de kerkregering. Sommigen bleven de<br />

Staatskerk trouw, anderen zagen in hun kritiek<br />

een reden om zich van die Kerk af te scheiden. Die<br />

Puriteinen die bij hun kerkelijk streven een sterke<br />

of zelfs overheersende nadruk op een spirituele<br />

Titelpagina van Fargharsons<br />

eerste vertaling<br />

De Alghemeyne Verthooninghe(...).


Titelpagina van De<br />

Stemme Iohannis des<br />

doopers (...); uitgegeven<br />

door Iacob Roelofsen<br />

Steenbarch.<br />

?•••<br />

vroomheid legden, worden piëtistische Puriteinen<br />

genoemd. En het zijn juist de inzichten van deze<br />

Puriteinen die via vertalingen van hun geschriften<br />

in allerhande landstalen internationaal een enorme<br />

invloed hebben uitgeoefend. 12<br />

Broughton heeft een deel van zijn leven in de<br />

I O H A N NI S<br />

DES DOQPERS,.<br />

ïichcytdcrWuea;-Boctvccrdichcyt.<br />

ötQfj cni aci)ao?c cutie öcorffent te<br />

/ tam alU bit Q[}C\\( bit batt f)oiicu te (humt<br />

t tOi)V<br />

inde Êg<br />

Stock, bedienact desGodclcbjckciji<br />

woordts binnen Londcn> * /<br />

•F. obïtacfettnN jöebÉrtJimtffrtfi 1<br />

rot troafl ban Allt Wjeomp im^flüfl/Ht rnbe"<br />

oiiDtibtitiafi JjofV nuuCrlirubu<br />

UKt {«0 (MibHjê qt Ca«r in toriW(ybo|l<br />

feggeu lieden: i»di«n ghy Üedcniinieten^e|:C6«^i<br />

1 r T<br />

foo fulr ghy all? desghehckxvcig^ij<br />

Toe C'AMH^<br />

OJ Iacob Roelpff^nStecnbarch,<br />

* ' v ,<br />

ti 1<br />

* 4<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Nederlanden doorgebracht. Van omstreeks 1605<br />

tot 1611 diende hij als predikant de Engelse gemeente<br />

te Middelburg. 13 Toch is het niet waarschijnlijk<br />

dat Fargharson Broughton persoonlijk<br />

heeft gekend. Hij rept hier tenminste met geen<br />

woord over in zijn dedicatie.<br />

Fargharson heeft zijn vertaling opgedragen<br />

aan stadhouder Willem Lodewijk van Nassau en<br />

de Gedeputeerde Staten van Friesland. In deze dedicatie<br />

zegt hij het volgende. Uit ervaring kent hij<br />

de waarheid van de spreuk van Sirach dat ledigheid<br />

veel kwaad leert. Hij heeft zich daarom, nu<br />

wegens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) de wapenen<br />

rusten, gezet tot het onderzoeken van de<br />

eeuwige dingen. Zijn doel met deze vertaling is<br />

tweeledig. Allereerst wil hij anderen stichten. In de<br />

tweede plaats is het zijn bedoeling dat de Engelse<br />

Kerk haar Nederlandse zuster zal opbouwen.<br />

Fargharson voorziet dat anderen - zelfs medesoldaten<br />

en mogelijk ook wel landgenoten - de<br />

spot met hem zullen drijven: sommigen omdat hij<br />

zich als militair met de theologie bemoeit en anderen<br />

omdat hij dit geringe werk aan zulke hooggeplaatste<br />

personen opdraagt. Zijn weerwoord aan<br />

de eerste groep spotters is dat de kennis van de<br />

heilige Schrift voor militairen nog noodzakelijker<br />

is dan voor andere mensen. Daardoor leren zij<br />

hun plicht jegens God, jegens hun overheid en jegens<br />

zichzelf. De tweede groep spotters geeft hij<br />

ten antwoord dat hij de adressanten grote dankbaarheid<br />

verschuldigd is. Hij prijst hun 'yver tot<br />

voorstant van Gods H. woort ende godtsalicheydt,<br />

neersticheydt in het opbouwen des Tempels Gods,<br />

ende lust tot de eenmael aengenomene, heylige,<br />

ende waerachtige leere ter Salicheyt'.<br />

Voorts heeft hij deze vertaling aan stadhouder<br />

Willem Lodewijk en de Friese Gedeputeerde Staten<br />

opgedragen als een alternatief voor een verzameling<br />

samenspraken van Erasmus en Lucianus<br />

uit 1612-1613, die door een predikant uit de provincie<br />

Utrecht aan prins Maurits en alle legerofficieren<br />

opgedragen is. 14 Die predikant beweert dat het<br />

werk stichtelijk en aangenaam is. In werkelijkheid<br />

staan er evenwel inhoudsloze en onzedelijke zaken<br />

in, die een christen niet passen. Omdat Fargharson<br />

ervan verzekerd is dat de gedediceerden ervan<br />

overtuigd zijn dat er onder de militairen ook per-


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

sonen zijn die het hemelse zoeken, heeft hij des te<br />

vrijmoediger dit boek aan Willem Lodewijk en de<br />

Friese Gedeputeerde Staten opgedragen. De vertaling<br />

en de opdracht is overigens tot stand gekomen<br />

'door aenraden ende aenporren van eenige<br />

godtsalighe lieden myn goede vrunden'.<br />

Het adres van de opdracht zal wel verband<br />

houden met het feit dat het legeronderdeel waartoe<br />

Fargharson behoorde, in het verleden in Friesland<br />

heeft geopereerd.' 5<br />

Fargharsons tweede vertaling betreft The doctrine<br />

and use of repentance (1608) 16 van Richard<br />

Stock, piëtistisch puriteins predikant te Londen.<br />

De vertaling heeft als titel De Stemme Iohannis des<br />

doopers, Dat is: Een uytnement Tractaet van de Leere<br />

ende Nutticheyt der Waere-Boetveerdicheyt en is<br />

in 1627 te Kampen uitgegeven. 17 Deze editie kent<br />

twee varianten in het voorwerk. Het enige dat<br />

hierin niet afwijkt, is de bovenste helft van de titelpagina.<br />

In de ene variant wordt in het impressum<br />

de uitgever genoemd: 'Tot Campen. Voor Iacob<br />

Roelofsen Steenbarch, woonende op de oude straet/<br />

Anno 1627.' In de andere variant wordt in het<br />

impressum de drukker vermeld: 'Tot Campen, By<br />

Frans Iurissen, op de Olde Strate/ in de vergulde<br />

Persse/ANNO 1627.'<br />

Heel opmerkelijk is de wijze waarop de vertaler<br />

op de verschillende titelpagina's aangekondigd<br />

staat. In de Steenbarch-variant heet het: 'Ende Uyt<br />

Liefden door I.F. overgeset inde Nederduytsche<br />

taele tot troost van alle vroome verslagen ende bedroefde<br />

herten/ die onder den last harer Sonden<br />

suchten/ ende nae Boetveerdicheyt trachten. Ende<br />

bestraffinge van alle Wereltsche sorghloose menschen<br />

die met lust sondigen en daer in roemen/<br />

door een Liefhebber der waere Boetveerdicheyt.'<br />

In de Jurissen-variant wordt 'door I.F.' gemist<br />

en staat achter het woord roemen een punt. Daarop<br />

volgt: 'Door Iohan Fargharson.'<br />

Met deze uiterst ongebruikelijke presentatie<br />

etaleerde Fargharson zijn piëtistische positie. De<br />

inhoud van de vertaling is van hetzelfde kaliber.<br />

Fargharson was als vaandrig gewend om een<br />

vaandel van het Staatse leger te dragen. Met zijn<br />

theologische en zijn stichtelijke vertaling hield hij<br />

de banier van zijn hemelse Koning hoog. Hij was<br />

vaandeldrager in tweeërlei dienst.<br />

Piëtistische groep te Zwolle<br />

De varianten van Fargharsons tweede vertaling<br />

hebben dezelfde opdracht. Deze is gericht aan<br />

Catharina van Eek, de vrouw van Thomas Holles,<br />

kapitein van een Engelse compagnie, en aan<br />

Mechteld Ripperda, 18 getrouwd met de griffier<br />

DES DOQPERS*<br />

Titelpagina van De<br />

Stemme Iohannis des<br />

doopers (...); uitgegeven<br />

door Frans Iurissen.<br />

Een uytnement Traót'aet van deLeereehdéNutticheytder<br />

Waere-Bóetveerdichcyt.<br />

$}0Ot>tcd$ om'gdioopen&e geotffenttctoo^<br />

ten/ Dan afie bk ol)f nc bic boa- fjo^ttt te fingm<br />

fjet gcfatigïj jüfofcss cttbe öeg %am# acn<br />

(ö'oücrfpöe ban) be «JÊInfen %tt.<br />

SÜpocn» IJ. 1.3»<br />

Befchïeven in de EjigclfchcTaledóor Richardc<br />

Stockj bedienaeï dcsGoddelijckcn<br />

woordts binnen Londen.<br />

Wpt Hieföcn Bbrrsüefet i n b e j & c p<br />

ie 1 roi tiooft Uanallcbjoome bcrQagciienbi.' üe*<br />

b}otfüt tiertctvtuc oiiöetüenlaft Oarec g>onDm UiclJtEu/ ,<br />

tfi nae 25oetb£ec0irljcpfc trachten. «EitBe beflrnffuige<br />

Uan oHc UDewUfcJjf fajgö'oofe Hwnfcljcn o ie<br />

met Iu|ïfcutiigtjcii£HDact m roemen» '<br />

8>oor loban Fargbarfon.<br />

Lucéi;. 3.<br />

ak feggc 11.lieden: indienghy-lieden unieten bekeert»<br />

foo fultghy alledefghelijcKvergaen»<br />

Tot C A M P E N,<br />

ransluriflen, opbe


26 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

van <strong>Overijssel</strong> Herman Roelinck. 19 In de opdracht<br />

prijst Fargharson de beide vrouwen om hun kennis<br />

van Christus, om hun echte boetvaardigheid<br />

en om hun ijver om Gods Woord te lezen. Hij<br />

geeft te kennen dat zij hem tot het vertalen van dit<br />

geschrift hebben aangezet.<br />

Uit deze opdracht mag opgemaakt worden dat<br />

er in de jaren twintig van de zeventiende eeuw te<br />

Zwolle een piëtistische groep bestond waarvan in<br />

elk geval Catharina Holles-Van Eek, Mechteld<br />

Roelinck-Roelinck en Fargharson deel uitgemaakt<br />

hebben.<br />

Gezien de opdracht in Fargharsons eerste vertaling<br />

moeten tot die groep ook diverse mannen,<br />

en nog wel hooggeplaatste personen, behoord<br />

hebben. Aan wie kan bij hen gedacht worden? Het<br />

is goed om het antwoord in eerste instantie dichtbij<br />

te zoeken. Hoe is het met de godsdienstige opvattingen<br />

van de mannen van beide genoemde dames<br />

gesteld?<br />

Via Schuttenius is van Holles bekend dat hij<br />

soortgelijke godsdienstige gedachten koesterde en<br />

in praktijk bracht als zijn vrouw. Verder is het welhaast<br />

zeker dat Holles een van de kapiteins van het<br />

Zwolse garnizoen is geweest die Schuttenius hebben<br />

aangespoord om zijn hoofdwerk te schrijven.<br />

20 Wordt het dan niet erg waarschijnlijk dat<br />

Holles tot die goede vrienden van Fargharson behoorde<br />

die hem tot het vertalen van Broughtons<br />

geschrift en tot het dediceren hiervan aan Willem<br />

Lodewijk en de Friese Gedeputeerde Staten hebben<br />

gestimuleerd, zeker ook gezien Holles' positie?<br />

Ook Holles mag daarom tot de piëtistische<br />

groep te Zwolle gerekend worden.<br />

Van Roelincks godsdienstige leven is niets bekend.<br />

Aangezien speculeren geen zin heeft, wordt<br />

hij buiten beschouwing gelaten.<br />

Behalve de opdracht hebben de beide varianten<br />

van Fargharsons tweede vertaling de approbatie<br />

van de classis gemeen. Hierin komt naar voren<br />

dat de predikanten-boekbeoordelaars de uitgave<br />

van dit geschrift toejuichen, omdat het dient 'tot<br />

ghemeene stichtinghe ende voortsettinghe der<br />

Christelijcker bekeeringhe in dese verdorvene<br />

Eeuwe seer hoochnoodigh, ten eynde Gods rechtveerdighe<br />

toorne ende plaghen ghenadighlijck van<br />

zijn volck werden afghewendet.'<br />

Deze bewoordingen geven aan dat de censoren<br />

zich volledig thuisvoelden in het piëtistische klimaat.<br />

De Jurissen-variant kent na de dedicatie diverse<br />

gedichten die in de Steenbarch-variant ontbreken.<br />

Het eerste drempeldicht is van Heyns, die<br />

hierin aansluit bij de inhoud van het werk. Het<br />

tweede drempeldicht is van Schuttenius. Omdat<br />

dit in het Latijn gesteld is, volgt de berijmde Nederlandse<br />

vertaling ervan vervaardigd door<br />

Heyns. Ook Schuttenius verklaart zich eengeestes<br />

met dit geschrift, waarbij hij het niet laten kan de<br />

pelagiaanse en arminiaanse leer af te wijzen. De<br />

kans is voorts groot dat hij een van de classicale<br />

boekcensoren is geweest. Het laatste gedichtje is<br />

uit de pen van Catharina Holles gevloeid. Meeus<br />

kan haar niet plaatsen en merkt op dat zij waarschijnlijk<br />

verwant was aan Thomas Holles. Uit de<br />

inhoud van het gedichtje komt evenwel heel duidelijk<br />

naar voren dat deze vertaling aan haar opgedragen<br />

is. Catharina Holles is derhalve identiek<br />

met Catharina van Eek, de vrouw van Holles.<br />

Op het eerste gezicht doen Heyns' en Schuttenius'<br />

bijdragen aan Fargharsons tweede vertaling<br />

hen naast Holles in aanmerking komen voor Fargharsons<br />

goede vrienden die deze aangeraden hebben<br />

zijn eerste vertaling te produceren en aan Willem<br />

Lodewijk en de Gedeputeerde Staten van<br />

Friesland te dediceren. Schuttenius zal hier echter<br />

waarschijnlijk toch af moeten vallen, aangezien hij<br />

in 1618 nog student was. Heyns daarentegen vormt<br />

een schot in de roos. Deze heeft zich immers ook<br />

met vertaalwerk bezig gehouden. Voorts kan hij<br />

ervoor gezorgd hebben dat Fargharsons eerste<br />

overzetting te Amsterdam uitkwam: voordat hij<br />

zich in 1605 als uitgever te Zwolle vestigde, had hij<br />

dit beroep in de Amstelstad uitgeoefend. Wat echter<br />

in dit verband het meest aanspreekt, is dat hij<br />

in zijn Amsterdamse periode een reeks Engels-<br />

Hebreeuwse publikaties van Broughton op de<br />

markt heeft gebracht. In het licht van al deze gegevens<br />

wordt het waarschijnlijk dat Heyns Fargharson<br />

op Broughtons werk gewezen zal hebben.<br />

Holles zal dan de vertaler het adres van diens dedicatie<br />

ingefluisterd hebben.<br />

In elk geval lijdt het geen twijfel dat Heyns en<br />

Schuttenius beiden deel hebben uitgemaakt van


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

de piëtistische groep te Zwolle.<br />

Dat de betrekkingen binnen de Zwolse piëtistische<br />

groep soms van nauwe aard zijn geweest,<br />

blijkt uit de dedicatie van het door Schuttenius<br />

vertaalde eerste deel van J. Halls Contemplationes<br />

Sionis betreffende het Nieuwe Testament, uitgekomen<br />

te Amsterdam in 1634. Dit werk is door<br />

rr<br />

V<br />

,]t. :£.... ^^T?<br />

""]<br />

I !<strong>«l</strong><br />

Schuttenius opgedragen aan onder anderen Catharina<br />

van Eek, vrouw van Holles, die dan opgeklommen<br />

blijkt te zijn tot luitenant-kolonel. Naar<br />

zijn getuigenis is zij, die hij al vele jaren kent, bij<br />

alle godvrezende christenen bekend om haar godzaligheid<br />

en haar ijver voor de gereformeerde gemeenten<br />

en predikanten. Aan het slot beveelt hij<br />

de gedediceerden en de hunnen Gods bescherming<br />

aan. Van de laatsten noemt hij als enige afzonderlijk<br />

Holles, die hij typeert als een 'Godvruchtigen<br />

ende lieven Man'.<br />

De aard van het groepscontact<br />

Onder de elite te Zwolle hebben zich in de eerste<br />

helft van de zeventiende eeuw piëtistisch gezinde<br />

mannen en vrouwen bevonden die contact met elkaar<br />

onderhielden. Dank zij dedicaties en drempeldichten<br />

zijn diversen van hen bekend. In alfabetische<br />

volgorde waren zij Fargharson, Heyns,<br />

het echtpaar Holles, Mechteld Roelinck-Ripperda,<br />

Schuttenius en Tichlerus. Om het onderlinge<br />

.?'


28 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

kaar min of meer regelmatig in bepaalde en wisselende<br />

samenstellingen ontmoet. Zij hebben daarbij<br />

gehandeld over hun gezamenlijke piëtistische<br />

idealen. Bovendien is als spil van de groep Schuttenius<br />

te traceren. Als enige had hij devotionele<br />

betrekkingen met al de anderen, Mechteld Roelinck-Ripperda<br />

uitgezonderd. Nog belangrijker is<br />

het echter in dit verband dat de feiten erop lijken<br />

te wijzen dat er van hem ter zake van de vroomheid<br />

een stimulerende werking op anderen uitgegaan<br />

is. Tichlerus' piëtisme is vrijwel zeker door<br />

zijn contacten met Schuttenius geïntensiveerd. 21<br />

Nadat Schuttenius in 1625 predikant in Zwolle was<br />

geworden, kwam Fargharson in 1627 openlijk voor<br />

zijn piëtistische gezindheid uit. Al deze aspecten<br />

wettigen het om van een groep te spreken.<br />

Nader toezien leert dat de groep niet geheel<br />

homogeen was. Schuttenius en Tichlerus waren<br />

predikant in de Gereformeerde Kerk. Zeer waarschijnlijk<br />

heeft ook Mechteld Roelinck-Ripperda<br />

hiertoe behoord. Het echtpaar Holles en Fargharson<br />

zullen daarentegen lidmaten van de Engelse<br />

Kerk geweest zijn. Dit kerkelijke verschil hoeft<br />

overigens niet hoog aangeslagen te worden. Al de<br />

genoemden zullen elkaar herkend en gevonden<br />

hebben in de gereformeerde vroomheid.<br />

Heyns met zijn interconfessionele gerichtheid<br />

was wel een vreemde eend in de bijt. Hebben de<br />

anderen hem - wellicht graag — geaccepteerd om<br />

zijn locale en nationale betekenis? Het heeft er alles<br />

van weg dat zij zijn poëtische bijdragen in de<br />

vorm van drempeldichten op hoge prijs hebben<br />

gesteld, omdat deze hun publikaties in (cultureel)<br />

aanzien deden stijgen.<br />

De piëtistische invloed van puriteinse militairen<br />

Schuttenius is de centrale figuur van de piëtistische<br />

groep te Zwolle geweest, die bij andere leden<br />

de vroomheidstendensen geactiveerd heeft. Ten<br />

diepste heeft echter een andere factor de geestelijke<br />

positie en kleur van de groep bepaald. Deze factor<br />

bestond uit de Engelse en Schotse piëtistische<br />

puriteinse militairen die in de <strong>Overijssel</strong>se hoofdstad<br />

gelegerd waren.<br />

In 1618 zal het de Engelse militair Holles zijn<br />

geweest die Fargharson ertoe bracht om Willem<br />

Lodewijk en de Friese Gedeputerde Staten als<br />

adres van de opdracht van zijn eerste vertaling te<br />

kiezen en om het werk te propageren als een alternatief<br />

voor een andere, aanstootgevend geachte<br />

publikatie die opgedragen was aan Maurits en alle<br />

legerofficieren.<br />

Het is aannemelijk dat de centrale figuur van<br />

de groep, de Zwollenaar Schuttenius, tijdens zijn<br />

jeugd via contacten met de bedoelde militairen gewonnen<br />

is voor de ideeënwereld van het piëtistische<br />

Puritanisme. Zijn reis naar Engeland is dan<br />

een logisch gevolg hiervan, evenals het feit dat hij<br />

zijn eerste vertaling mede aan de Schotse cavalerie-luitenant<br />

H. Montgomery opdroeg. Hij verving<br />

de naam van Montgomery wegens diens<br />

overlijden in de vijfde druk van het boek door die<br />

van Holles. Zijn hoofdwerk, waarvan het eerste<br />

deel in 1628/1629 uitkwam, heeft hij geschreven op<br />

instigatie van enige kapiteins en officieren van het<br />

Zwolse garnizoen. Bij hen is in de eerste plaats<br />

weer aan Holles te denken, voor wie Schuttenius<br />

blijkens een van zijn opdrachten een bijzondere<br />

hoogachting had.<br />

De vrouw van Holles is één van de twee dames<br />

geweest die Fargharson hebben aangespoord om<br />

zijn tweede vertaling te produceren. Hier komt<br />

voor het eerst in de geschiedenis naar voren dat<br />

vrouwen bij de piëtistische puriteinse beïnvloeding<br />

actief betrokken waren. 22<br />

Concluderend kan gesteld worden dat de piëtistische<br />

groep in Zwolle haar bestaan te danken<br />

heeft gehad aan de invloed van Engelse en Schotse<br />

militairen. Twee van hen, Holles en Fargharson,<br />

hebben tot de groep behoord, terwijl de eerstgenoemde<br />

zelfs als de belangrijkste man - op de achtergrond<br />

- beschouwd mag worden. De publikaties<br />

die de groep via haar spil Schuttenius en via<br />

Fargharson heeft voortgebracht, hebben de doorwerking<br />

van het piëtistische puritanisme op nationaal<br />

niveau bevorderd. Op deze wijze is Zwolle<br />

een mooi voorbeeld ervan dat politieke en militaire<br />

omstandigheden geestelijke ontwikkelingen tot<br />

gevolg kunnen hebben. Militie en religie sluiten<br />

elkaar niet altijd uit.<br />

Bevindelijke vroomheid als effect van een militaire<br />

legerplaats. Hiervoor kan men terecht in het<br />

Zwolle van de eerste helft der zeventiende eeuw.<br />

En in dit opzicht is Zwolle waarschijnlijk uniek.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 29<br />

Noten<br />

1. W.J. op't Hof, 'Everhardus Schuttenius (+ 1595-<br />

1655). De eerste vertegenwooriger van de Nadere<br />

Reformatie in Zwolle', in Zwols <strong>Historisch</strong> Jaarboek<br />

5 (1988), 35-60; W.J. op't Hof, 'Jacobus Tichlerus<br />

(1604-1652): vertegenwoordiger van de Nadere Reformatie',<br />

in Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift 8 (1991),<br />

20-28.<br />

2. H. Meeus, Zacharias Heyns, uitgever en toneelauteur.<br />

Bio'-bibliografie met een uitgave en analyse van<br />

de Vriendts-Spieghel (Ongepubliceerde dissertatie<br />

Letteren en Wijsbegeerte, Katholieke Universiteit<br />

Leuven, 1990). Het is de bedoeling dat in de toekomst<br />

een Engelse versie van dit proefschrift zal<br />

verschijnen bij De Graaf Publishers te Nieuwkoop.<br />

3. Zie voor het aandeel dat Schotten in de Nederlandse<br />

krijgsdienst hebben gehad: Papers Illustrating the<br />

History of the Scots Brigade in the Service of the United<br />

Netherlands 1572-1782, J. Ferguson, drie delen<br />

(Edinburgh 1899-1901).<br />

4. Zie voor hem: Papers Illustrating the History of the<br />

Scots Brigade, I, register.<br />

5. De volgende gegevens dank ik aan de vriendelijke<br />

hulpvaardigheid van een van de medewerkers van<br />

het Zwolse archief, de heer J.L. Admiraal jr., die bovendien<br />

dit artikel in concept heeft doorgenomen<br />

en mij aan enige andere gegevens heeft geholpen.<br />

6. Gemeentearchief Zwolle (GAZ), N.H. Doopboek<br />

RBSO.nr.697, 66.<br />

7. GAZ, N.H. Lidmatenboek o, 106.<br />

8. Wat van deze gemeente bekend is, vindt men in:<br />

K.L Sprunger, Dutch Puritanism. A History ofEnglish<br />

and Scottish Churches of the Netherlands in the<br />

Sixteenth and Seventeenth Centuries (Leiden 1982)<br />

283. Aanvullende gegevens over de Engelse garnizoenspredikant<br />

J. Palmer treft men aan in: M. Dongelmans,<br />

F. de Jong en P. Abels, De predikanten in de<br />

classis Zwolle. (Ongepubliceerde doctoraal scriptie<br />

Nieuwe Geschiedenis vóór 1870, Katholieke Universiteit<br />

Nijmegen, 1980) 11-12. De laatste bron heb ik te<br />

danken aan de heer G.T. Hartong te Enschede, die<br />

bereid was om een concept van dit artikel door te lezen.<br />

9. Dit exemplaar bevindt zich in de bibliotheek van<br />

wijlen dr. C. Steenblok te Gouda. De inscriptie<br />

luidt: Johan Fargharson dois give this boock to his<br />

dearfreendM- Samuel Batchiler, in signe ofLoue.<br />

10. A Short-Title Catalogue ofBooks Printed in England,<br />

Scotland, & Ireland and of English Books Printed<br />

Abroad 1475-1640, A.W. Pollard e.a., drie delen<br />

(London 1976-1991) nr.3850.<br />

11. J. van der Haar, From Abbadie to Young. A Bibliography<br />

of English, Most Puritian Works, Translated<br />

i/t Dutch Language (Veenendaal 1980) I, nr.270.<br />

12. Zie hiervoor: Van der Haar, From Abbadie to Young;<br />

W.J. op't Hof, Engelse piëtistische geschriften in het<br />

Nederlands, 1598-1622 (Rotterdam 1987); U. Strater,<br />

Sonthom, Bayly, Dyke und Hall. Studiën zur Rezeption<br />

der englischen Erbauungsliteratur in Deutschland<br />

im i7.Jahrhundert (Tübingen 1987).<br />

13. Zie voor hem: Sprunger, Dutch Puritanism, register.<br />

14. Zie voor deze vertaling: S.W. Bijl, Erasmus in het<br />

Nederlands tot 1617 (Nieuwkoop 1978) 285-293.<br />

15. Papers Illustrating the History of the Scots Brigade, 1,<br />

232.<br />

16. A Short-Title Catalogue, nr.23274.5.<br />

17. Van der Haar, From Abbadie to Young, I, nr.1744-<br />

1745-<br />

18. De bekende predikant en dichter J. Vollenhove<br />

heeft in 1661 een gedicht naar aanleiding van haar<br />

overlijden geschreven: J. Vollenhove, Poè'zy (Amsterdam<br />

MDCLXXXVI) 229-230. Ook dit gegeven<br />

dank ik aan de heer G.T. Hartong.<br />

19. Zie voor hem: A.J. Gevers en A.J. Mensema, De havezaten<br />

in Salland en hun bewoners (Alphen aan den<br />

Rijn 1983) 95.<br />

20. Op't Hof, 'Everhardus Schuttenius', 41 en 49.<br />

21. Op't Hof, 'Jacobus Tichlerus', 26b.<br />

22. De rol die vrouwen binnen het gereformeerde Piëtisme<br />

in de Nederlanden gespeeld hebben, is tot<br />

dusver nauwelijks onderzocht. Afgezien van de bekende<br />

Anna Maria van Schurman is iets gepubliceerd<br />

over Eva van der Groe (1704-1770), Jacoba Petronella<br />

Winckelman (1696-1761), Aletta Vermeer<br />

(1699-1762) en Sara Nevius (1632-1706): F.A. van<br />

Lieburg, 'Vrouwen uit het gereformeerde piëtisme<br />

in Nederland', in Documentatieblad Nadere Refor-<br />

matie, 9 (1985) 78-87, 119-127; 10 (1986) 94-104; 12<br />

(1988) 116-127.


30<br />

Literatuur<br />

Recensies<br />

Hemmy Clevis en Trinette Constandse-Westermann<br />

(red.), De doden vertellen. Opgraving in de<br />

Broerenkerk te Zwolle 1987-88.<br />

Kampen (Stichting Archeologie IJssel/Vechtstreek)<br />

1992. ISBN 90 72883 04 7. ƒ 29,50.<br />

In een fraai uitgevoerd boekwerk heeft de Stichting<br />

Archeologie IJssel/Vechtstreek door een achttal<br />

auteurs een beschrijving en een antropologisch-fysische<br />

analyse laten geven van menselijk<br />

materiaal dat opgegraven kon worden tijdens de<br />

restauratie van de Broerenkerk.<br />

Onder de technische leiding van Nico Aten<br />

heeft een team van studenten en vrijwilligers<br />

maandenlang gewerkt om de skeletresten van ongeveer<br />

duizend personen op te graven. Het bijzondere<br />

van deze opgraving vormt het gegeven dat<br />

men van een redelijk groot aantal skeletten over<br />

historische gegevens betreffende geslacht en leeftijd<br />

kon beschikken. Aten zegt in zijn inleiding:<br />

'Het Broerenkerkonderzoek is in de eerste plaats<br />

gericht geweest op het testen van enkele oude en<br />

nieuwe methoden voor geslachtsdiagnose en leeftijdsschatting.'<br />

In de tweede plaats wilden de onderzoekers<br />

informatie verzamelen over de Zwolse<br />

bevolking in de achttiende en vroege negentiende<br />

eeuw.<br />

Na een beschouwing over de historie van de<br />

Broerenkerk — de bouw zal omstreeks 1466 begonnen<br />

zijn — volgt een uiteenzetting over de opgravingstechniek,<br />

het verloop van de opgraving, de<br />

wijze van begraving en de gang van zaken bij de<br />

identificatie. Hiertoe werd gebruik gemaakt van<br />

het grafboek dat van 1819 tot 1828 is bijgehouden.<br />

Daardoor beschikte men over de gegevens van 141<br />

geïdentificeerde individuen. Daarnaast waren er<br />

skeletten van 388 niet geïdentificeerde individuen.<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

De oudsten daarvan dateren waarschijnlijk uit het<br />

laatste kwart van de zeventiende eeuw. Tenslotte is<br />

er botmateriaal opgegraven dat niet in anatomisch<br />

verband werd aangetroffen. Dit laatstgenoemde<br />

materiaal is afkomstig uit ruimingen uit de periode<br />

van het laatste kwart van de zeventiende eeuw<br />

tot aan 1828. Nadien is er niet meer begraven in de<br />

kerk.<br />

De uitgebreide aantekeningen van achttiendeeeuwse<br />

kosters en een vergelijking van gegevens<br />

uit het grafboek met de registers van de burgerlijke<br />

stand, geven een goed beeld van de sociale positie<br />

van de begravenen en van hun herkomst binnen<br />

de stad. Het blijken voornamelijk middenstanders<br />

te zijn geweest: ambachtslieden, militairen<br />

uit de lagere rangen en beroepen als<br />

schoolmeester en predikant. Deze beroepen ziet<br />

men nogal eens weerspiegeld in de grafschriften.<br />

Hagedoorns artikel over de zerken in de kerk<br />

geeft een interessant overzicht van de begravingen<br />

voor 1580 en de periode daarna. Illustraties van<br />

grafzerken en de beschrijvingen daarvan geven<br />

een boeiend beeld van huismerken en opschriften.<br />

Meer dan de helft van het boekwerk betreft een<br />

tweetal besprekingen van de resultaten van het<br />

onderzoek van het verkregen botmateriaal.<br />

Een viertal onderzoekers wijdt zo'n veertig<br />

bladzijden aan de gebitsresten van de skeletten.<br />

Met name tandarts Pot en antropoloog Bouts geven<br />

een gedegen beschrijving van de vorming van<br />

het gebit en van de afwijkingen. Er zijn nu, maar<br />

vooral ook in het verleden, verschillende factoren<br />

aan te wijzen die invloed hebben op de toestand<br />

van het gebit - en in het bijzonder van het zogenoemde<br />

blijvende gebit. Niet alleen bepaalde gebruiken,<br />

zoals het vijlen van elementen, maar ook<br />

de aard van het gebruikte voedsel spelen een belangrijke<br />

rol. Belangrijk omdat het gebit bijzonder<br />

geschikt is als leeftijdsindicator. Juist als door al-


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

lerlei omstandigheden de botresten een correcte<br />

leeftijdsbenadering bemoeilijken, kan het resterende<br />

gebit houvast bieden. De auteurs gaan hier<br />

uitvoerig op in. Tussen het eerste en het vijftiende<br />

levensjaar kan men feilloos de leeftijd aangeven.<br />

Bij de groep van 15- tot 21-jarigen wordt het wat<br />

moeilijker en bij de volwassenen dient men schattingen<br />

te maken van leeftijdsgroepen van vijfjaar<br />

om tot redelijke resultaten te komen. Merkwaardigerwijs<br />

blijkt bij het onderzoek van Bouts c.s.<br />

het foutenpercentage bij vrouwen hoger dan bij<br />

mannen door het grotere tandbederf.<br />

Bij een mogelijke verklaring mis ik de vraag of<br />

de vrouwen wellicht veel meer dan de mannen<br />

zoete versnaperingen tot zich namen. Zoals bekend<br />

werken suikerhoudende produkten cariës in<br />

de hand, zeker wanneer aan onderhoud van het<br />

gebit weinig of niets wordt gedaan zoals in die tijden<br />

het geval was. Tandbederf was zelfs bij kinderen<br />

veelvuldig aanwezig. Er moet vroeger dus veel<br />

kiespijn geleden zijn. Maar dat is een constatering<br />

die men ook elders kan maken uit vondsten van<br />

elementen uit de Middeleeuwen tot de jaren voor<br />

de Eerste Wereldoorlog.<br />

Aan het onderzoek van de skeletten wijdt Aten<br />

een dertigtal bladzijden. Hij beschrijft de gebrui-<br />

kelijke methoden voor geslachts- en leeftijdsbepaling.<br />

Voor de geslachtsdiagnose past Aten de zogenaamde<br />

scheidingswaarde toe, een gemiddelde<br />

van maten van alle pijpbeenderen van mannen en<br />

vrouwen. Deze methode leidt tot een verrassend<br />

hoog percentage goede schattingen, namelijk ongeveer<br />

90%, uitgaande van de bovenarm. Het probleem<br />

is evenwel dat men eerst de gemiddelden<br />

aan de hand van een vrij groot aantal beenderen<br />

moet vaststellen. Bovendien maken beschadigingen<br />

aan de pijpbeenderen een exacte meting lang<br />

niet altijd mogelijk. Daar komt nog bij dat voor<br />

elke populatie het gemiddelde anders zal zijn, zoals<br />

de schrijver zelf zegt. Daarmee is de toepassingsmogelijkheid<br />

sterk beperkt en voegt de bevinding<br />

van Aten weinig toe aan bestaande diagnostische<br />

methoden.<br />

Nog altijd is geslachtsbepaling aan de hand<br />

van kenmerken aan de schedel en het bekken de<br />

meest betrouwbare methode. Ook Aten komt hier<br />

tot een goede diagnose van 85% van de gevallen.<br />

De leeftijdsschatting vormt voor Aten ook een<br />

probleem, in die zin dat de veranderingen aan de<br />

gewrichtsvlakken van schaam- en darmbeen vaak<br />

zodanig zijn, dat een schatting moeilijk blijft. In<br />

de forensische antropologie heeft men het een<br />

stuk makkelijker, omdat daar veelal de resterende<br />

skeletdelen nog in goede staat verkeren. Een<br />

workshop in Brest (Frankrijk), deze zomer door<br />

Bouts en mij bijgewoond, gaf hiervan frappante<br />

voorbeelden. De gemiddelde lichaamslengte komt<br />

overeen met die in andere publikaties. Terecht<br />

wijst Aten er overigens op dat de metingen in situ<br />

nogal kunnen afwijken van die verkregen door<br />

meting van de pijpbeenderen. De veelvuldig voorkomende<br />

afwijkingen aan de wervelkolom zijn<br />

daarvoor een belangrijke reden. Daarom is het<br />

ook zo belangrijk in het veld in situ metingen te<br />

doen en het object te fotograferen.<br />

Een twaalftal bladzijden wordt door Aten gewijd<br />

aan afwijkingen van de gevonden skeletdelen.<br />

Een reeks foto's geeft een goed beeld van een aantal<br />

afwijkingen. Inderdaad lijkt het er op dat er<br />

veel ernstige afwijkingen van de wervelkolom zijn<br />

gevonden. Althans negen van de vijftien afbeeldingen<br />

vertonen vrij ernstige kyphosen (vergroei-<br />

De Broerenkerk tijdens<br />

de opgravingen<br />

(foto: N. Aten).


Voorbeeld van een skoliose<br />

(foto: N. Aten).<br />

ing van de ruggewervel in voor en achterwaartse<br />

richting) en skoliosen (vergroeiing van de ruggewervel<br />

in zijwaartse richting). Maar deze afwijkingen<br />

kwamen in vroeger tijden veel voor. Veel van<br />

deze afwijkingen werden veroorzaakt door tuberculose.<br />

Vooral de zogenaamde 'gibbus', bochel, is<br />

goed herkenbaar. Zonder twijfel kwam tuberculose<br />

veelvuldig voor onder deze groep. De meeste<br />

opgegraven skeletten uit voorgaande eeuwen vertonen<br />

een min of meer ernstige vorm van artrose<br />

(slijtage) en de veelal daarmee gepaard gaande<br />

verkromming van de gehele wervelkolom.<br />

Dat Aten geen medische achtergrond heeft<br />

blijkt duidelijk uit de gebrekkige beschrijving van<br />

de afwijkingen aan het bovenbeen. Bovendien is<br />

een aantal van de getoonde afwijkingen beslist niet<br />

ontstaan door ontstekingen. Jammer dat de beschrijving<br />

van de afwijkingen niet aan een paleopatholoog<br />

is toevertrouwd. Dat doet beslist afbreuk<br />

aan deze verzorgde uitgave.<br />

Behoudens een belangrijk onderdeel van het<br />

hoofdstuk 'Het onderzoek van de skeletten' is dit<br />

boekwerk een aanwinst voor een vaak veronachtzaamde<br />

tak van de archeologie.<br />

A. Fuldauer<br />

J. Bosch, Het Weeshuis aan de Broerenstraat te<br />

Zwolle. Geschiedenis en herinnering. Doetinchem<br />

(eigen uitgave) 1992. ƒ19,50. Het boekje is te bestellen<br />

door fl. 24,50 (ƒ 19,50 en ƒ 5,- portokosten)<br />

over te maken op gironummer 996417 ten name<br />

van ds. J. Bosch te Doetinchem. Ook is het mogelijk<br />

het boekje na telefonische afspraak tegen con-<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

tante betaling af te halen bij mevrouw G. Wijnhoud-Bosch,<br />

Leliestraat 143, 8012 BP Zwolle, tel.<br />

038-219652.<br />

Het Weeshuis aan de Broerenstraat te Zwolle stoelt<br />

voor een belangrijk deel op herinneringen van de<br />

auteur en op gesprekken met oud-inwoners van<br />

het huis. Dit feit maakt deze studie interessant,<br />

omdat de lezer mag aannemen dat voormalige bewoners<br />

ons een kijkje gunnen achter de muren<br />

van het weeshuis.<br />

In de inleiding schrijft ds. Bosch, oud-pupil<br />

van het weeshuis, dat het idee tot het schrijven van<br />

dit boekje ontstaan is op een reünie van oud-bewoners.<br />

In de Broerenstraat werden zij geconfronteerd<br />

met een volstrekt veranderde situatie. Op de<br />

plaats waar eens het weeshuis stond, was een groot<br />

winkelcentrum verrezen. Wellicht geconfronteerd<br />

met de vergankelijkheid en in het besef dat veel<br />

wetenswaardigheden in de zee der vergetelheid<br />

zouden wegzinken, ontstond de behoefte het een<br />

en ander op schrift te stellen. Een dergelijk initiatief<br />

is voor de regionale geschiedschrijving uitermate<br />

belangrijk.<br />

Het boek is in twee delen opgesplitst. Het eerste<br />

deel behandelt het ontstaan en de geschiedenis<br />

van het weeshuis. In het tweede deel staan de herinneringen<br />

uit de periode 1914-1930 centraal. De<br />

schrijver voelt zich in het tweede en grootste gedeelte<br />

het meest op zijn gemak.<br />

Bosch begint met een zeer uigebreid verslag in<br />

de Zwolsche Courant van de brand in het weeshuis<br />

op 30 juni 1960. Een dergelijke weergave had<br />

beter als bijlage opgenomen kunnen worden. Vervolgens<br />

geeft de schrijver een overzicht van de geschiedenis<br />

van het weeshuis. Hij laat zich daarbij<br />

verleiden om onnodig lang zijpaden te bewandelen,<br />

iets wat de eenheid van het werk niet ten goede<br />

komt. De noodzaak om een vrij uitgebreide<br />

verhandeling te geven over de Moderne Devotie,<br />

enkel en alleen omdat de bron van het gebouw ligt<br />

in het Nije Convent, ontgaat mij.<br />

In het tweede gedeelte is Bosch op zijn best.<br />

Aan de hand van een plattegrond laat hij de lezer<br />

rondwandelen door het gebouw. Hij geeft een<br />

goede schets van de behuizing waar eeuwenlang<br />

de wezen van Zwolle hebben geleefd, gegeten en


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 33<br />

geslapen. Vervolgens beschrijft Bosch de interne<br />

gang van zaken in het weeshuis in de jaren 1900-<br />

1936. Na die tijd is er van een specifiek weeshuis<br />

geen sprake meer, omdat dan ook half-wezen en<br />

kinderen uit ontwrichte gezinnen in aanmerking<br />

komen voor opname.<br />

Ds. Bosch is er zeker in geslaagd om het dagelijks<br />

leven in het weeshuis te karakteriseren. Het<br />

leven van jonge mensen in een instelling voor wezenzorg<br />

wordt in zijn vele facetten beschreven.<br />

Ook de humor ontbreekt daarbij niet. Zo werd<br />

door de kinderen een groot feest georganiseerd,<br />

toen juffrouw Olthof, een zeer tengere, kuchende<br />

vrouw, het gewicht van honderd pond had bereikt.<br />

Overigens was dat gewicht bij de volgende<br />

weging alweer onder die norm gedaald.<br />

Het boeiende van zijn werk is ook het feit dat<br />

hij het weeshuis beschreven heeft als een onderdeel<br />

van een gemeenschap. Veel oudere Zwollenaren<br />

zullen ongetwijfeld veel herkennen wanneer<br />

zij al lezend personen en plaatsen aan zich voorbij<br />

zien trekken. Een ietwat nostalgisch gevoel zal<br />

wellicht niet te onderdrukken zijn, wanneer wij lezen<br />

over een stad waarin het leven nog zo overzichtelijk<br />

was en waarin de verhoudingen nog zo<br />

duidelijk waren.<br />

Het hoofdstuk over de kleding is alleszins lezenswaardig.<br />

Eeuwenlang was de specifieke wezendracht<br />

een zichtbaar teken van sociale liefdadigheid.<br />

Weeskinderen waren zo bepalend voor<br />

het stadsbeeld van Zwolle, dat de regenten maar<br />

moeilijk het uniform konden inwisselen voor burgerkleding.<br />

Bosch had niet de intentie een 'doorwrocht<br />

werk' te schrijven dat de wetenschappelijke kritiek<br />

van historici zou kunnen doorstaan. Toch mis<br />

ik een duidelijke conclusie waarin de schrijver een<br />

samenvattend beeld geeft van de voor- en nadelen<br />

van de verzorging van weeskinderen in een instelling.<br />

Al met al heeft de schrijver wel een waardevol<br />

steentje bijgedragen aan de beschrijving van de<br />

Zwolse geschiedenis in de twintigste eeuw. De uitgave<br />

is bovendien goed verzorgd met mooie<br />

foto's. Het is een goede herinnering aan een instelling<br />

waarvan de inwoners zo lang een onderdeel<br />

vormden van het stadsbeeld van Zwolle.<br />

Drs. A.H. ten Cate<br />

Nieuwe boeken<br />

Torn Bergstra, Kees Hendrikse, Wim van Norel<br />

e.a., Molenhoek. Elburg (Oudheidkundige<br />

Vereniging 'Arent thoe Boecop') 1991.<br />

H. Buitenhuis, 'Plaatselijke autochtone familienamen'<br />

in: Feestbundel voor Maurits Gysseling<br />

(I): opstellen door vrienden en vakgenoten aangeboden<br />

bij gelegenheid van zijn 65e verjaardag.<br />

Overdruk van: Naamkunde 16 (1984) 1-4.<br />

N.J. Driessen (red.), Waterrijke gebieden. Zwolle<br />

(Natuur en Milieufederatie <strong>Overijssel</strong>) 1991.<br />

Bob Erdtsieck, Geven en uitgeven. De kerk en haar<br />

geld in de loop der eeuwen. Zwolle (Hervormde<br />

Gemeente Zwolle) 1992.<br />

Verkrijgbaar bij het kerkelijk bureau van de<br />

Hervormde gemeente, Kamperstraat 10. Prijs:<br />

ƒ1,25.<br />

125 jaar RHBS, MMS, RSG van der capellen Scholengemeenschap:<br />

1867-1992. Zwolle (Van der<br />

Capellen Scholengemeenschap) 1992.<br />

IJS jaar Provinciaal Militair Commando <strong>Overijssel</strong>.<br />

Emmen (Centrale Drukkerij en Publikatievoorziening)<br />

1992.<br />

Informatie 'Samen op weg' in Zwolle Noord 1992-<br />

1993. Zwolle (Hervormde Gemeenten en de<br />

Gereformeerde Kerk) 1992.<br />

'Koch & Koch een architectenfamilie rond 1900'.<br />

Informatieblad monumentenzorg en archeologie<br />

in Zwolle nr. 16, december 1992.<br />

Lezers aan het woord: Zwollenaren over hun bibliotheek,<br />

met een voorwoord van Kees Fens.<br />

Zwolle (Bibliotheek Zwolle) 1991.<br />

Uitgave ter gelegenheid van het 75-jarig jubileum<br />

van Bibliotheek Zwolle.<br />

Fred Prak, De IJsseluiterwaarden: uniek natuurgebied.<br />

Zwolle (Natuur en Milieufederatie <strong>Overijssel</strong>)<br />

1991. ISBN 90 70847 25 6.<br />

De Schoolkrant uitgegeven ter gelegenheid van het<br />

125-jarig bestaan van de Van der Capellen<br />

Scholengemeenschap. Zwolle (Van der Capellen<br />

Scholengemeenschap) 1992.


34<br />

Agenda<br />

Tentoonstellingen in het Provinciaal<br />

<strong>Overijssel</strong>s Museum<br />

tot 28 maart<br />

Persfoto's van Zwolse persfotografen<br />

9 april tot 31 mei<br />

De Nationale Smaak (deel 1). Nederlandse schilderkunst<br />

in de negentiende eeuw uit het Rijksmuseum.<br />

16 juni tot 1 augustus<br />

De Nationale Smaak (deel 2). Nederlandse schilderkunst<br />

in de negentiende eeuw uit het Rijksmuseum.<br />

Op 18 en 25 mei en op 22 en 29 juni zal drs. Rob<br />

de Bree lezingen verzorgen over de Nederlandse<br />

literatuur in de negentiende eeuw en over diverse<br />

stromingen en ontwikkelingen die voor de schilderkunst<br />

en de literatuur van belang zijn geweest.<br />

Meer informatie over deze lezingen kunt u verkrijgen<br />

bij het Provinciaal <strong>Overijssel</strong>s Museum,<br />

telefoon 038-214650.<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Mededelingen<br />

Bewaren van Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />

Met ingang van 1990 heeft het Zwols <strong>Historisch</strong><br />

Tijdschrift een nieuw uiterlijk gekregen. Nu het<br />

tijdschrift drie jaar lang in deze vorm verschenen<br />

is, leek het de redactie een goede gelegenheid om<br />

de lezers de mogelijkheid aan te bieden om al deze<br />

tijdschriften te laten inbinden.<br />

Na overleg met de firma H. Habes bleek het<br />

volgende mogelijk:<br />

de jaargangen 1990,1991 en 1992 worden ingebonden<br />

in één band. De omslag is voorzien van het<br />

opschrift:' Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift 1990-92'.<br />

De prijs bedraagt ƒ 45,-.<br />

Indien het aantal bestellingen groot is, bestaat<br />

de mogelijkheid dat de prijs lager wordt. U wordt<br />

daarom verzocht voor 25 april contact op te nemen<br />

met:<br />

Handboekbinderij H. Habes<br />

Assendorperstraat 64,8012 CA Zwolle<br />

telefoon 038-215969.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 35<br />

Personalia Colofon<br />

Dr. A. Fuldauer studeerde medicijnen in Amsterdam<br />

en promoveerde in 1966 op een geriatrisch<br />

onderwerp. Hij werkte als huisarts en in<br />

een verpleeghuis. Momenteel houdt hij zich<br />

voornamelijk bezig met paleopathologie.<br />

Jhr. A.J. Gevers (1949) is verbonden aan het Rijksarchief<br />

in <strong>Overijssel</strong>, waar hij werkzaam is als<br />

chef studiezaal. Hij heeft tal van boekwerken<br />

en artikelen over de <strong>Overijssel</strong>se geschiedenis<br />

gepubliceerd. Samen met A.J. Mensema<br />

schreef hij onder meer De havezaten in Salland<br />

en hun bewoners en Drostenhuis, het Provinciaal<br />

<strong>Overijssel</strong>s Museum.<br />

Dr. W.J. op't Hof (1947) studeerde theologie in<br />

Utrecht en werd predikant in de Nederlands<br />

Hervormde Kerk, waarbinnen hij thans de<br />

gemeente Nederhemert dient. Hij promoveerde<br />

op de studie Engelse piëtistische geschriften<br />

in het Nederlands, 1398-1622. Hij is redactiesecretaris<br />

van het Documentatieblad Nadere<br />

Reformatie.<br />

D. Hogenkamp (1949) is arbeidsdeskundige bij de<br />

Gemeenschappelijke Medische Dienst. Hij is<br />

verknocht aan Zwolle en geeft regelmatig diavoorstellingen<br />

over oud en nieuw Zwolle.<br />

Dr. B.J. Kam (1924) was huisarts te Zwolle en is<br />

momenteel verzekeringsgeneeskundige.<br />

Het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift is een uitgave van de<br />

Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging en verschijnt viermaal<br />

per jaar. Leden van de vereniging krijgen het tijdschrift<br />

gratis toegezonden.<br />

Bestuur Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

J. Hagedoorn, voorzitter<br />

Tyassenbelt 28, 8014 NW Zwolle<br />

E. Tijssen, secretaris<br />

David Spanjarstraat 4, 8017 DD Zwolle<br />

H. Brassien, penningmeester<br />

Thorbeckegracht 3c, 8011 VL Zwolle<br />

A. Bootsma-van Hulten, B.J. Kam, I. Wormgoor, leden<br />

Secretariaat/ledenadministratie<br />

Postbus 1448, 8001 BK Zwolle, telefoon: 038-656784<br />

Financiën: girorekening Postbank: 5570775<br />

t.n.v. Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

Tarieven lidmaatschap:<br />

65+ (wonend binnen Zwolle), jeugdleden<br />

en studenten ƒ 25,00/jaar<br />

overige leden /35,oo/jaar<br />

huisleden ƒ 7,50/jaar<br />

Redactie Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />

W. Cornelissen, J. ten Hove, W.A. Huijsmans,<br />

M. van der Laan, 1. Wormgoor.<br />

Adviseur: N. Lettinck<br />

Redactie-adres: Westerstraat 17, 8011 CD Zwolle<br />

Vormgeving: Rob van den Elzen<br />

Fotografie: tenzij anders vermeld zijn de foto's<br />

afkomstig van de Gemeentelijke Fotodienst Zwolle<br />

(J.P. de Koning)<br />

Druk: Hoekman Genemuiden<br />

ISSN 0926-7476 © Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd<br />

en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie,<br />

microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande<br />

schriftelijke toestemming van de uitgever.


<strong>Historisch</strong><br />

»fsrf"<br />

1OE JAARGANG 1993 NUMMER 2


Zwolle vroeger en nu<br />

D. Hogenkamp<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

TI wee keer het station en het Stationsplein.<br />

Eigenlijk is er niet eens zoveel veranderd,<br />

maar toch stralen de foto's een verschillende<br />

sfeer uit. De oude foto werd genomen in 1914,<br />

toen op het middenterreintje een fraaie smeedijzeren<br />

lantaarn werd geplaatst. Het Zwolse spoorwegstation<br />

dateert van 1868 en was een van de vijf<br />

Nederlandse stations der eerste klasse. Dat betekende<br />

onder andere dat in de winter de reiziger in<br />

Zwolle zijn stoof met heet water kon laten vullen<br />

zodat hij tijdens de verdere reis niet hoefde te vernikkelen<br />

van de kou. Het station had bovendien<br />

de beschikking over aparte wachtruimten per reizigersklasse<br />

en een 'retirade' waar hij een sanitaire<br />

stop kon maken. Het stationsgebouw staat op de<br />

Rijksmonumentenlijst; een plaatsing die niet voldoende<br />

bleek om de smeedijzeren stationskap<br />

voor afbraak te behoeden. Recentelijk is het Stationsplein<br />

gereconstrueerd. Het groen van de<br />

oude foto is verdwenen, het plein lijkt een steenwoestijn.<br />

In het midden van de rotonde, waarop<br />

wel wat gras is gezaaid, prijkt sinds vorig jaar een<br />

standbeeld voor de in Zwolle geboren staatsman<br />

J.R. Thorbecke. Burgemeester Loek Hermans onthulde<br />

het beeld op 4 november 1992, op een paar<br />

weken na 130 jaar nadat Thorbecke in Zwolle de<br />

eerste steen voor de nieuwe spoorbrug over de IJssel<br />

had gelegd. Dat was dus in 1862, zes jaar later<br />

kwam dit stationsgebouw gereed.<br />

Boven: Het Stationsplein in 1914.<br />

Onder: Het Stationsplein zoals het er tegenwoordig<br />

uitziet.<br />

(foto's: D. Hogenkamp)


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 37<br />

Redactioneel Inhoud<br />

Deze aflevering van het Zwols <strong>Historisch</strong><br />

Tijdschrift biedt voor elk wat wils: sport,<br />

biografie, geschiedenis en architectuur.<br />

Danny Stemvers opent met een overzicht van<br />

honderd jaar schaken in Zwolle. Veel aandacht<br />

wordt besteed aan de match tussen wereldkampioen<br />

Max Euwe en Alexander Aljechin die in 1937<br />

in de Buitensociëteit werd gespeeld. Euwe verloor<br />

uiteindelijk.<br />

Wil Cornelissen doet precies uit de doeken<br />

waarom burgemeester A. van Walsum na de oorlog<br />

niet opnieuw het Zwolse burgemeestersambt<br />

kon bekleden. Deze principiële burgervader - hij<br />

weigerde als eerste de Duitsers de toegang tot het<br />

bevolkingsregister - liet zich op 14 mei 1940, geëmotioneerd,<br />

kritisch uit over het vertrek van koningin<br />

Wilhelmina naar Engeland.<br />

Het Zwolse Bos is het onderwerp van het artikel<br />

van archivaris J. Seekles. De gemeente heeft<br />

plannen gehad bij dit bos bij Heerde een theeschenkerij<br />

ter bevordering van de recreatie te openen.<br />

Dat Zwolle nog een groot aantal art nouveau<br />

panden rijk is, schrijft bouwhistoricus B. Lamberts<br />

in zijn bijdrage over de art nouveau in Zwolle.<br />

Vooral in de Veeralleebuurt zijn mooie voorbeelden<br />

te vinden.<br />

D. Hogenkamp laat in 'Zwolle vroeger en nu'<br />

zien wat er rond het station in de loop van deze<br />

eeuw is veranderd.<br />

Zwolle vroeger en nu D. Hogenkamp 36<br />

Een eeuw schaken in Zwolle Danny Stemvers 38<br />

Arnoldus van Walsum, de ontslagen burgemeester Wil Cornelissen 45<br />

Een theeschenkerij in het Zwolse bos? Johan Seekles 52<br />

Art nouveau in Zwolle B. Lamberts 56<br />

Literatuur 68<br />

Agenda 68<br />

Auteurs 69<br />

Omslag: De Harmonie aan de Grote Markt aan het begin van de 20e eeuw. Een<br />

tijdlang hield de Zwolsche Schaakclub (zsc) haar schaakavonden op dinsdag in de<br />

directiekamer van deze sociëteit (foto: Gemeentearchief Zwolle).


Danny Stemvers<br />

De Harmonie aan de<br />

Grote Markt aan het<br />

begin van de 20e eeuw.<br />

Een tijdlang hield de<br />

zsc haar schaakavonden<br />

op dinsdag in de<br />

directiekamer van deze<br />

sociëteit (foto: Gemeentearchief<br />

Zwolle).<br />

Een eeuw schaken in Zwolle<br />

VERBEELD JE MEID, ALS EEN DER MIDDELEN<br />

DIE IK NODIG HEB TEGEN MIJN KWAALTJES<br />

- EN IK HEB ER ZOO ËENIGE - GEBRUIK IK 'T SCHAKEN.<br />

MULTATULI<br />

Zoals het schaken vermaarde auteurs heeft<br />

bezig gehouden, heeft het de pennen van<br />

Zwolse schrijvers niet in beweging gebracht.<br />

Sterker nog, wie naspeuringen wil verrichten<br />

naar de schaakgeschiedenis in deze stad komt<br />

al snel tot een lastige conclusie: van een georganiseerde<br />

vorm van archivering is nauwelijks sprake<br />

geweest.<br />

Daarom mag men ook zo blij zijn dat er in<br />

februari 1987 enkele bundeltjes oude papieren tevoorschijn<br />

kwamen tijdens de restauratie van het<br />

pand in de Sassenstraat 21, nota bene het geboortehuis<br />

van de schilder Gerard ter Borch. Welke<br />

rondgang de bundeltjes hebben gemaakt, wie ze in<br />

zijn bezit heeft gehad en wat er precies mee is<br />

gebeurd, het is niet bekend. Uitvoerder H. Veldman<br />

van het aannemersbedrijf Heidoorn vond ze<br />

in een kastje, verborgen achter een muur. Aan zijn<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

oplettendheid is het te danken dat ze niet linea<br />

recta richting vuilnisbelt zijn verdwenen. Hij las<br />

erin en dacht: 'Dat zou wel eens interessant kunnen<br />

zijn voor ZSG.' A. Meiland, de secretaris van<br />

het Zwols Schaakgenootschap, nam de nalatenschap<br />

van één zijner verre voorgangers dankbaar<br />

in ontvangst. De met touwtjes bijeengehouden<br />

archivalia bleken geschreven te zijn door P.H.J.<br />

Helder, secretaris van 1909-1938, en bevatten kostelijk<br />

leesvoer voor de liefhebber. Ze kunnen hier<br />

slechts fragmentarisch worden aangehaald.<br />

Voor de notabelen<br />

De viering, in 1992, van het honderdjarig bestaan<br />

van het Zwols Schaakgenootschap (ZSG) was<br />

eigenlijk feitelijk onjuist, ZSG bestond in 1992<br />

slechts een jaar of veertig. De vereniging waar zij<br />

regelrecht na de fusie met schaakvereniging De<br />

Pion uit voortkwam, was opgericht op 1 maart<br />

1892 onder de alledaagse naam 'Zwolsche Schaakclub'<br />

(zsc).<br />

De ZSG was al evenmin de eerste schaakclub in<br />

Zwolle. Die was opgericht in 1847 en kreeg de<br />

schone naam 'Haast u langzaam' mee. De jaren<br />

1848 en 1852 brachten nog de geboorte van 'Aurora'<br />

en 'Van Zuylen van Nijevelt'. Geen van de<br />

clubs was een lang leven beschoren. Kampen kende<br />

sinds 1849 een schaakvereniging.<br />

A.C.J. van Eelde was de oprichter van de zsc.<br />

Hij werkte sinds 1891 als adjunct-inspecteur bij de<br />

spoorwegen in Zwolle en was een landelijk bekend<br />

componist van schaakproblemen. De eerste tien<br />

leden kwamen elke donderdagavond bijeen in een<br />

zaaltje boven Hotel De Doelen, Melkmarkt 20.<br />

Secretaris werd een andere medewerker van de<br />

spoorwegen, L. Slagter.<br />

De oprichting van de Zwolsche Schaakclub<br />

kan men toeschrijven aan de landelijke contacten<br />

van Van Eelde. Hij pikte de opleving van de tot


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 39<br />

dan ingedutte Nederlandse Schaakbond-op, die<br />

uitgerekend in 1892 nieuw leven werd ingeblazen,<br />

door in de schaakwereld inmiddels illustere namen<br />

als Van Foreest, Heemskerk, Van Lennep en<br />

Loman.<br />

Wie waren nu die eerste leden van de zsc? In<br />

1893 waren het er zestien: naast Van Eelde en Slag-<br />

ter, K. Bisschop van Tuinen, leraar RHBS; E. Cats<br />

Worr, predikant; mr. P.J.G. van Diggelen, vicepresident<br />

rechtbank; jhr. D. van Heemskerk van<br />

Beest, landmeter kadaster; J. de Jong Hzn., leraar<br />

RHBS; J. Kalff, bankier; S.M.S. Modderman,<br />

inspecteur van politie; F.G. van Pesch, hoofdredacteur<br />

Zwolse Courant; mr. J.W.N, van Roijen,<br />

advocaat en procureur; A. van Seters, ambtenaar<br />

kadaster; T.N. van der Stok, hypotheek-bewaarder;<br />

J.S. Tromp, luitenant der artillerie; mr. J.H.<br />

de Vries, commies provinciale griffie en dr. F. van<br />

Wageningen, chef-ijker maten en gewichten.<br />

Voorwaar, een illuster gezelschap en voor liefhebbers<br />

van vergelijkingen met het heden een bron<br />

van vermaak. Schaken was in die tijd vooral een<br />

aangelegenheid van de notabelen.<br />

Blind schaken<br />

Maar illuster of niet, om te kunnen voortbestaan,<br />

moest de vereniging aan de weg timmeren. Van<br />

Eelde zorgde daar dan ook voor. Hij haalde, gebruik<br />

makend van zijn contacten, op 18 april 1892<br />

J.F. Heemskerk, de secretaris van de Nederlandse<br />

Schaakbond, naar Zwolle om een simultaan blind<br />

schaken te geven. Deze speelde zonder te kijken<br />

vijf partijen met Zwolse schakers, won daarvan<br />

vier en verloor een. Ook nu nog een hele prestatie.<br />

Bovendien bracht hij de club voor deze voorstelling<br />

geen onkosten in rekening!<br />

Het jaar erna hield het zsc op 24 en 25 juni op<br />

verzoek van de schaakbond een tournooi(tje). De<br />

belangstelling viel met slechts zeven deelnemers<br />

behoorlijk tegen. Dit ondanks een aantal aantrekkelijke<br />

condities, als een voorgift van een pion en<br />

twee zetten. Eén speler kreeg zelfs een paard voor.<br />

Ook de speeltijden waren flexibel gehouden:<br />

'Kerkgang mogelijk; spelen onder kerktijd ingeval<br />

ieder overgebleven deelnemer dat wenschte om<br />

eerder thuis te zijn toch geoorloofd; alles vrijheid<br />

zoveel mogelijk.'<br />

Ca/é Frans Vulker in de<br />

Luttekestraat, waarde<br />

Zwolsche Schaakclub<br />

tot 1922 op maandagavond<br />

schaakavonden<br />

hield (foto: Gemeentearchief<br />

Zwolle).


Het briefje waarin<br />

wereldkampioen dr.<br />

Emanuel Lasker in 1920<br />

aanbood voor een<br />

simultaanwedstrijd<br />

naar Zwolle te komen.<br />

Het bestuur van de zsc<br />

vond zijn honorarium<br />

van 65 gulden echter te<br />

hoog (Coll. ZSG).<br />

In 1937 verscheen dit<br />

schaakboek dat geheel<br />

gewijd was aan de<br />

revanchematch tussen<br />

dr. Max Euwe en dr.<br />

Alexander Aljechin.<br />

Veel bekende schakers,<br />

onder wie Euwe zelf,<br />

leverden een bijdrage<br />

(Coll. ZSG).<br />

40 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Winnaar werd overigens J.F. Heemskerk, voor<br />

drie Zwollenaren.<br />

Daarna verflauwden de activiteiten duidelijk.<br />

Het ledental daalde. Geschaakt werd er elke dinsdagavond<br />

in de directiekamer van de Harmonie<br />

aan de Grote Markt en later op maandagavond in<br />

een zaaltje boven café Vulker aan de Luttekestraat<br />

8-10. Om de boel wat op te peppen, ging men wedstrijden<br />

tegen Kampen organiseren. In 1909 werd<br />

koekjesfabrikant P.H.J. Helder, die woonde aan<br />

de Beestenmarkt 9, de huidige Harm Smeengekade,<br />

secretaris. Vanaf die tijd ging het beter met het<br />

schaakgenootschap. Dat kwam ook omdat jhr.<br />

A.E. van Foreest naar Zwolle kwam. Van Foreest<br />

was een van de sterkste spelers van het land en eindigde<br />

in 1918 in een wedstrijd in de hoofdklasse als<br />

tweede achter ene zestienjarige Max Euwe. Van<br />

Foreest werd in dat jaar voorzitter van zsc en zou<br />

dat twee jaar blijven.<br />

Zuinig Zwolle<br />

Die onbekende Max Euwe groeide uit tot de<br />

grootste schaker die Nederland heeft gekend — hij<br />

werd wereldkampioen en vele malen nationaal<br />

kampioen - en bezocht regelmatig Zwolle. In 1922<br />

speelde hij simultaan tegen negentien opponenten,<br />

van wie hij er zestien versloeg. Secretaris Helder<br />

wist toen van hem te winnen. Drie jaar later<br />

speelde Euwe opnieuw in Zwolle en weer wist een<br />

Zwollenaar hem te verslaan. Euwe zou in 1935 de<br />

wereldtitel veroveren; van 1894 tot 1921 was Emanuel<br />

Lasker wereldkampioen. Lasker had zelfs in<br />

1920 bijna in Zwolle een simultaanwedstrijd gespeeld<br />

als het zsc-bestuur niet te zuinig was<br />

geweest. De wereldkampioen, die toch in Amsterdam<br />

moest zijn, bood in een brief aan voor 65 gulden<br />

naar Zwolle te komen. 'Ik betaal al mijn<br />

onkosten voor reis en hotel zelf.' Het gemeentebestuur<br />

zou er nu misschien het honderdvoudige<br />

voor over hebben om de huidige wereldkampioen<br />

Gary Kasparov naar Zwolle te halen. Maar in 1920<br />

bleef de hand op de knip.<br />

Om de mindere goden, de gewone leden, voor<br />

wedstrijden in te schakelen, moest secretaris Helder<br />

veel meer moeite doen. Steeds weer kreeg hij<br />

afzeggingen, vergezeld van allerlei smoezen als<br />

'omdat ik in zekeren staat van overspannenheid<br />

verkeer'. Een ander lid had nog steeds de contributie<br />

niet betaald en meldde dat hij 'al sinds eenigen<br />

tijd met ƒ 10,- in mijn zak' liep, maar dat hij de<br />

penningmeester maar niet tegen het lijf liep. Het<br />

ledental nam echter gestaag toe en de vereniging<br />

groeide uit tot de sterkste van het Oosten. In 1922


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

verhuisde men naar restaurant P. Beenen aan de<br />

Grote Markt, daar waar nu MacDonald's zit.<br />

Euwe-Aljechin<br />

6 November 1937 was een absoluut hoogtepunt in<br />

de Zwolse schaakgeschiedenis. Op die dag werd in<br />

de Buitensociëteit aan de Stationsweg de veertiende<br />

partij in de revanche-tweekamp tussen dr. Max<br />

Euwe en dr. Alexander Aljechin gespeeld. Inzet<br />

van de in totaal dertig partijen was de wereldtitel,<br />

die sedert 1935 i n het bezit was van Euwe. Hij, de<br />

onberispelijke, had in dat jaar de hele natie<br />

schaakgek gemaakt met zijn onverwachte overwinning.<br />

Men gunde hem het zeer, mede omdat<br />

Aljechin een omstreden man was, van veelbesproken<br />

gedrag en bovendien drankzuchtig. In Zwolle<br />

was in de schaakeuforie in 1936 zelfs een tweede<br />

schaakclub opgericht, 'De Pion'.<br />

Euwe startte goed in de tweekamp, waarvoor<br />

op 4 oktober de eerste zet was gedaan in hotel De<br />

Witte Brug in Den Haag. Maar hij verloor na de<br />

stand 3-2 driemaal op rij en won, na de tussenstand<br />

4 1 /2-7 1 /2, drie dagen voor Zwolle fraai de dertiende<br />

partij. De Zwolse, veertiende partij moest<br />

uitwijzen of Euwe zijn inzinking te boven kon<br />

komen en zou een van de spannendste van de<br />

tweekamp worden.<br />

De Zwolse Courant had de match naar Zwolle<br />

gehaald en besteedde er op haar voorpagina's juichende<br />

artikelen aan. Kaartjes kostten ƒ 1,20, met<br />

'20% sted. bel. te verhoogen'. Dat betekende dus<br />

een toegangsprijs van ƒ 1,44, een allerminst kinderachtig<br />

bedrag. In liefst 45 dorpen en steden,<br />

van Enschede tot Harderwijk, kon men kaarten<br />

bestellen. Echt warm liepen Zwolle en Oost-Ne-<br />

De Buitensociëteit in de<br />

jaren dertig. Hier werd<br />

op 6 november 1937 de<br />

veertiende partij uit de<br />

revanchewedstrijd<br />

Euwe-Aljechin gespeeld.<br />

Inzet: de wereldtitel<br />

(foto: Gemeentearchief<br />

Zwolle).<br />

Dr. Alexander A. Aljechin<br />

was wereldkampioen<br />

van 1927 tot 1935<br />

en zou het opnieuw zijn<br />

van 1937 tot zijn dood in<br />

1946 (Coll. ZSG).


Dr. Max Euwe, de enige<br />

wereldkampioen schaken<br />

die Nederland ooit<br />

heeft gekend (Coll. ZSG).<br />

De stelling na de 23e zet<br />

in de partij die in de<br />

Buitensociëteit tussen<br />

Aljechin en Euwe werd<br />

gespeeld. Euwe speelt<br />

met zwart en wist hier<br />

zijn beste positie te<br />

bereiken (Coll. ZSG).<br />

derland niet voor de wedstrijd. Men had andere<br />

zorgen. 'Het vee kreunt in de weiden', schreef een<br />

journalist over de mond- en klauwzeerplaag in<br />

<strong>Overijssel</strong>. Bep Bakhuys, die naar Metz was vertrokken,<br />

eiste eveneens de aandacht op. Hij vertelde<br />

'sterke verhalen over wel ƒ 150,- per wedstrijd',<br />

maar kreeg geen werkvergunning.<br />

De wedstrijd zou op 6 november om 18.30 uur<br />

aanvangen, bij een mogelijke speeltijd van maximaal<br />

zes uur. Dat kon dus nachtwerk worden. De<br />

Zwolse Courant beschreef wat de bezoekers te<br />

zien zouden krijgen: 'De spelers zullen op het<br />

tooneel gezeten zijn, terwijl de rijen stoelen worden<br />

weggenomen. De eerste 6 a 7 meter van de zaal<br />

moeten geheel gereserveerd worden voor het<br />

Comité, de genoodigden en de pers. Daarachter<br />

blijft een groote open ruimte waar men bij demonstratieborden<br />

vrij heen en weer kan gaan<br />

(natuurlijk zonder veel gerucht te maken!). Op<br />

het tooneel komt een groot demonstratiebord te<br />

staan, zoodat men ten alle tijde den juiste stand<br />

der stukken benevens den verstreken tijd (iedere<br />

speler heeft precies 180 minuten voor veertig zetten)<br />

zal kunnen aflezen. Op verschillende plaatsen<br />

in de zaal zullen voorts tafels en stoelen worden<br />

geplaatst, waaraan de schakers, die hun eigen bord<br />

mee willen brengen, kunnen gaan zitten.'<br />

De Buitensociëteit was er klaar voor. 'Twee telefoonaansluitingen<br />

zijn aangelegd ten behoeve<br />

a b c d e f g h<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

^.^gjattefc r<br />

van de pers... Verder heeft het ANP een volledig<br />

telexapparaat laten plaatsen. Zooals men ziet,<br />

voor een snelle berichtgeving wordt gezorgd.' Op<br />

'de GROOTE DAG' kwamen ongeveer driehonderd<br />

bezoekers naar de Grote Zaal. Oud-secretaris<br />

A. Meiland van ZSG was er als negenjarige bij en<br />

herinnerde zich het evenement als 'tamelijk amateuristisch'.<br />

Hoewel het podium met kleden was<br />

belegd, kraakte het behoorlijk als de schakers erover<br />

liepen.<br />

Burgemeester dr. J.E. Baron de Vos van Steenwijk,<br />

die per 15 november in Haarlem was benoemd,<br />

mocht de openingszet doen.<br />

Voor de Zwolse Courant deed de Hongaarse<br />

grootmeester en wedstrijdleider Geza Maroczy<br />

verslag van de wedstrijd. Van te voren had hij<br />

gewaarschuwd dat men niet te optimistisch moest<br />

worden. 'Er zullen nog overwinningen en nederlagen<br />

komen, als Euwe zich echter niet door den<br />

achterstand laat deprimeeren, heeft hij nog een<br />

reële kans om den strijd te winnen.' Het mocht<br />

echter niet zo zijn. De ober van de Buitensociëteit<br />

had het direct al gezien en een journalist noteerde<br />

zijn inzichten: "Aljechin staat beter', fluistert de


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 43<br />

ober mij in. Ik schrik werkelijk, want met mijn, zij<br />

het zeer bescheiden schaakkennis had ik toch werkelijk<br />

gedacht te mogen concluderen dat Euwe's<br />

positie iets gunstiger was. Maar ja, zoo'n ober, die<br />

den geheelen middag meegeholpen had de zaal in<br />

te richten, misschien wel Aljechin behulpzaam<br />

was geweest bij het uittrekken van zijn overjas (en<br />

die dan dus debet was aan de half dubbel geslagen<br />

kraag van Aljechin's colbertje) moet je toch ook<br />

niet uitvlakken.'<br />

Aanvankelijk leek Euwe's positie riant, maar<br />

later wist Aljechin het heft definitiefin handen te<br />

nemen. Toch werd er 'buitengewoon vindingrijk'<br />

gespeeld. Wedstrijdleider Maroczy: 'De veertiende<br />

partij strekt beide grootmeesters tot eer en<br />

afgezien van het feit, dat de partij zeer levendig en<br />

buitengewoon gecompliceerd was, is bovendien<br />

een interessant vraagstuk nader tot oplossing gebracht,<br />

namelijk wat kunnen twee paarden presteeren<br />

tegen beide loopers. De wereldkampioen<br />

(Euwe) heeft door fraai manoeuvreren zijn paarden<br />

zoodanig opgesteld, dat zij in kracht voor de<br />

beide loopers niet onderdeden.'<br />

De partij werd in vrijwel hopeloze positie voor<br />

Euwe nog afgebroken en de volgende ochtend,<br />

zondag, in Hotel Van Gijtenbeek aan het Stationsplein<br />

in korte tijd gewonnen door Aljechin.<br />

Aljechin won ook de hele tweekamp met 12V2-<br />

17V2, hoewel deze al na de 25ste partij was beslist<br />

toen de Rus tot 9V2-15V2 uitliep. Dr. Max Euwe zou<br />

nooit meer wereldkampioen worden, maar nog<br />

wel regelmatig in Zwolle komen schaken.<br />

Oorlog<br />

Tijdens de moeilijke oorlogsjaren bleef men onderling<br />

gewoon doorschaken. Het ledental steeg<br />

zelfs aan het eind van de oorlog. Alleen het organiseren<br />

van wedstrijden werd op den duur onmogelijk.<br />

In 1942 zou de Zwolsche Schaakclub vijftig jaar<br />

bestaan en moest eigenlijk een gouden jubileum<br />

worden gevierd. Van de Nederlandse Schaakbond<br />

ontving men het verzoek om de bondswedstrijden<br />

in Zwolle te organiseren. Omdat dit toernooi beslist<br />

in één gebouw moest worden gehouden en de<br />

Buitensociëteit niet beschikbaar was, ging het feest<br />

niet door. Na rijp beraad besloot men ook om de<br />

hele jubileum viering maar achterwege te laten.<br />

De clubavonden werden verlegd naar hotel<br />

Van Gijtenbeek. Hoewel het begrip 'avonden'<br />

relatief werd, want in 1943 en 1944 werd de sluitingstijd<br />

eerst naar tien uur en daarna naar negen<br />

uur teruggebracht. In 1943 kregen de Zwolse schakers<br />

desondanks toch tweemaal dr. Euwe op<br />

bezoek, die beide malen simultaan speelde tegen<br />

dertig schakers. In de winter van 1944 kwam het<br />

verenigingsleven echter geheel tot stilstand. De bezettingsjaren<br />

zouden aan twee trouwe leden, de<br />

heren Levie en Vecht, het leven kosten.<br />

Na de bevrijding van Zwolle op 14 april 1945<br />

moest de club onverwijld omzien naar een ander<br />

onderkomen, omdat Van Gijtenbeek was bezet<br />

door het Nederlandse leger. Men vond een nieuwe<br />

speelruimte in het Eigen Gebouw, nu Partycentrum<br />

Borrel aan de Badhuiswal.<br />

De arts W. de Bruijn, ook bekend uit de voetbalwereld,<br />

werd gekozen tot voorzitter.<br />

Het Eigen Gebouw moest men vlot weer verlaten<br />

en via Lunchroom Gemke aan het Groot<br />

Wezenland streek men in januari 1946 neer in<br />

Hotel Peters, later Dijkstra, aan de Grote Markt.<br />

Fusie<br />

Twee jaar nadat de Zwolsche Schaakclub in 1952<br />

voor het eerst een verjaardag - de zestigste - had<br />

gevierd, begonnen de besprekingen met De Pion<br />

om te komen tot één schaakclub. De leden van<br />

De opening van het<br />

Caltex-toernooi in de<br />

bovenzaal van de Harmonie<br />

aan de Grote<br />

Markt werd op 27 januari<br />

1961 verricht door<br />

gemeentesecretaris mr.<br />

Peeman (Coll. ZSG).


Een van de deelnemers<br />

aan het Caltex-toernooi<br />

van 1961, de Portugees<br />

Durao, probeerde in de<br />

vrije tijd de schaatsen<br />

op het ijs bij het Engelse<br />

Werk (Coll. ZSG).<br />

44<br />

beide verenigingen kwamen in september in 't<br />

Bastion aan de Badhuiswal in een gezamenlijke<br />

vergadering bijeen om de oprichting, per 1 augustus,<br />

te bekrachtigen van het Zwols Schaakgenootschap<br />

(ZSG). De nieuwe vereniging telde net iets<br />

meer dan honderd leden en ging met vier teams<br />

spelen in de competitie van de Oostelijke Schaak-<br />

bond (OSBO). De bundeling van krachten wierp<br />

duidelijk zijn vruchten af. Men kon zelfs een vijfde<br />

team inschrijven, waardoor ZSG de grootste vereniging<br />

binnen de OSBO werd.<br />

Het eerste bestuur van het nieuwe ZSG kreeg de<br />

volgende samenstelling: A.J.M. Knijff, voorzitter,<br />

W.N. Hueting, secretaris, J.A. Lammers, penningmeester,<br />

J.H. Smit, tweede voorzitter, A.P. Schijf,<br />

tweede secretaris, H.P.Meulenbeld, wedstrijdleider<br />

en H. van Dijk, commissaris. De voorzittershamer<br />

werd niet veel later overgenomen door W.<br />

de Bruijn, die deze post een kleine 25 jaar zou<br />

bekleden.<br />

In de loop der jaren kwamen enige sterke spelers<br />

naar Zwolle, zoals hoofdklasse-speler dr. J.<br />

Visser, die tegen het Nederlandse team had aangeleund,<br />

en J. Bink uit Amsterdam, de oud-kampioen<br />

van Zeeland MJ. Quakkelaar en mr. L.J. de<br />

Vries uit Amersfoort. Men bereikte zelfs even de<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

op een na hoogste afdeling van de landelijke competitie.<br />

Door ruzie viel het eerste team echter uiteen,<br />

sommige spelers zochten hun heil elders en<br />

de ZSG moest sportief een toontje lager zingen.<br />

Caltex<br />

Maar voor het zover was, zouden in Zwolle tussen<br />

1957 en 1968 elk jaar de internationale Caltex-toernooien<br />

worden gehouden. Het evenement in de<br />

Buitensociëteit en Hotel Van Gijtenbeek werd<br />

gehouden in aansluiting op het Hoogovenstoernooi<br />

in (toen nog) Beverwijk. Sommige grootmeesters<br />

en meesters wilden hun verblijf in<br />

Nederland nog wel wat verlengen en een ioernooitje<br />

in Zwolle spelen. De stad kreeg zodoende<br />

bezoek van een kleurrijk gezelschap vermaarde<br />

schakers, als de Joegoslaaf Boris Ivkov, de Tsjech<br />

Lubomir Kavalek, de Bulgaar Milko Bobotsov,<br />

wereldkampioen damesschaken Nona Gaprindasjvili<br />

uit de Oekraïne, en allerlei schaaknomaden<br />

van velerlei pluimage. Maar immer onder de<br />

bekende schaaknoemer 'prettig gestoord, maar<br />

verder ongevaarlijk'. Zij kruisten de degens met<br />

enkele nationale toppers en regionale grootheden,<br />

waarvan de laatsten in het begin nogal eens wonnen.<br />

D. Smit won het eerste toernooi in 1957. Ook<br />

J. Visser was vele malen een prominent deelnemer.<br />

Het verdwijnen van de Caltex-toernooien in<br />

1968 betekende ook een 'dip' in het Zwolse schaakleven.<br />

De fut was eruit. De ZSG speelde in de tweede<br />

klasse en dat kwam misschien niet eens omdat<br />

het eigen niveau was gedaald, maar meer omdat<br />

het landelijke niveau sinds de jaren zeventig sterk<br />

was gestegen.<br />

De aanzet tot een sportieve herrijzenis kan<br />

wellicht worden gezocht in het jaar 1980. Dankzij<br />

de viering van het 750-jarig bestaan van de stad<br />

Zwolle, kwam er geld beschikbaar voor een nationaal<br />

weekend-toernooi. Een nieuw bestuur zette<br />

allerlei nieuwe activiteiten op touw en dat leidde<br />

er zelfs tijdelijk toe dat het ledental tot even boven<br />

de honderd steeg. Met groeiend vertrouwen in de<br />

toekomst werd dan ook in 1992 het eeuwfeest gevierd.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 45<br />

Arnoldus van Walsum,<br />

de ontslagen burgemeester<br />

Op 19 februari 1938 werd A. van Walsum,<br />

als opvolger van J.E.Baron de Vos van<br />

Steenwijk, in een buitengewone zitting<br />

van de gemeenteraad geïnstalleerd als burgemeester<br />

van de gemeente 2'wolle. Niemand kon toen<br />

vermoeden dat hij deze functie slechts twee jaar<br />

zou bekleden en dat zijn ontslag in 1940 dramatisch<br />

genoemd kan worden.<br />

De jonge jaren<br />

Arnoldus van Walsum werd op 30 januari 1890 in<br />

Krimpen aan den IJssel geboren. Hij was de oudste<br />

zoon van Arie Adrianus van Walsum en Ariaantje<br />

van Cappellen. Het gezin telde vijf kinderen,<br />

drie jongens en twee meisjes. De vader overleed<br />

op jonge leeftijd. Arnold voelde zich als oudste<br />

zoon niet alleen verantwoordelijk voor het<br />

gezin, maar hij kreeg ook het beheer over het<br />

familievermogen.<br />

Grootvader Arnoldus had een rietmattenfabriek<br />

en hij was gemeenteontvanger in Krimpen.<br />

Ook de vader van Van Walsum was firmant. De<br />

jonge Arnold was daarentegen geen zakenman. Hij<br />

voelde zich meer aangetrokken tot de bestuurlijke<br />

en ambtelijke wereld. Na enige tijd op de secretarieën<br />

van Ouderkerk aan den IJssel en van Zandvoort<br />

te hebben gewerkt, werd Van Walsum in 1915<br />

benoemd tot burgemeester van Krimpen aan den<br />

IJssel, zijn geboorteplaats. Met zijn 25 jaren was hij<br />

toen de jongste burgemeester van ons land. Een<br />

mooie carrière leek vóór hem te liggen.<br />

Burgemeester<br />

Twaalf en een half jaar bleef hij in Krimpen aan<br />

den IJssel. Toen volgde zijn benoeming in Vlaardingen,<br />

waar hij tien jaar zou blijven. Hij ontpopte<br />

zich als een zakelijk en goed bestuurder, die vooral<br />

op financieel terrein successen wist te boeken - hij<br />

beheerde de portefeuille van financiën.<br />

Hij was (orthodox) Nederlands Hervormd en<br />

lid van de Christelijk <strong>Historisch</strong>e Unie. Voor die<br />

partij is hij ook enige tijd lid van de Provinciale<br />

Staten van Zuid-Holland geweest.<br />

Toen volgde, bij Koninklijk Besluit van 26<br />

januari 1938, zijn benoeming tot burgemeester van<br />

<strong>Overijssel</strong>s hoofdstad. Op zaterdag 19 februari van<br />

datzelfde jaar deed hij zijn intrede in de Zwolse<br />

gemeenteraad.<br />

Interessant om te lezen, is het feit dat locoburgemeester<br />

H.G.C.Treep er in zijn begroetingstoespraak<br />

over klaagde dat het college van B. en<br />

Wil Cornelissen<br />

Arnoldus van Walsum<br />

toen hij burgemeester<br />

van Zwolle was<br />

(foto: Gemeentearchief<br />

Zwolle).


Het Koninklijk Besluit<br />

van de benoeming tot<br />

burgemeester van 26<br />

januari 1938.<br />

Rechts: Het huis van<br />

burgemeester Van Walsum,<br />

Wipstrikkerallee<br />

157, in 1993-<br />

46<br />

AFSCHRIFT.<br />

28 Jam«ai93S. WiJ WILHELMINA, au DE ORATIE GOOS.<br />

KONINGIN DER NEDERLANDEN. PRINSES<br />

NR. 31. VAN ORANJE-NASSAU. ENZ., ENZ., ENZ.<br />

Op de Toordraabt van Oaiea Hlniater vaa Blnnenlandeohe Zekec<br />

ven 22 Januari 1936,ffo.2O,Kablnett<br />

Qelet ap artlkal 65 en artikel 66 dar geneente»et|<br />

•«t lne«v na IS T«bruari 193» te beaomaa tot turgea«.»t(,r d«<br />

gemeente ZnUü<br />

iiOlL£llS!Ii«t toekenning TUI gelijktijdig oerrol onteltvg ala<br />

banjeHsaater dar gene on te TlMirdlngoi.<br />

Ons* Hlnltitar na BlnnMJUadaolu Zkkes la balatt net da alt-<br />

Toarlag nn dit bealalt<br />

Coll.V.<br />

DE niKISTSR VAH BIÏHEHLAJfDSCH5 ZAKXB<br />

(get.)TAS BOBIB*.<br />

Soaetdljlc,dei> 26 Januari 1958.<br />

{gat.) IHHJIIIH,<br />

Overeenkomstig het oorspronkelijke,<br />

DE SECRETARIS-GEiïSRAAL VAlï BIHlSHUAKDöCHa ZAüEN,<br />

W. de benoeming had moeten vernemen via de<br />

radio of uit de krant. Van Walsum zei even later<br />

overigens, dat hem dat als burgemeester óók was<br />

overkomen. Treep hield een pleidooi om als dagelijks<br />

bestuur van een gemeente vóór een burgemeestersbenoeming<br />

door de minister te worden<br />

gehoord om zodoende opvattingen over een toekomstige<br />

burgemeester naar voren te brengen.<br />

Vervolgens sprak Van Walsum voor de eerste<br />

keer als burgemeester in Zwolle. Hij schetste zichzelf<br />

als streng en zakelijk: 'Ik eis dat het gezag in ere<br />

wordt gehouden. Van de ambtenaren verlang ik<br />

stipte plichtsbetrachting en eerlijkheid, doch<br />

anderzijds hoop ik een rechtvaardig, humaan chef<br />

te zijn.' En ook: 'Ik hoop mij te houden binnen de<br />

grenzen van het den Burgemeester toegewezen terrein,<br />

maar sta er op, dat dan ook anderen zich<br />

daarvan verre houden.'<br />

Hij was een diepgelovig man, die zijn eerste<br />

rede begon met openlijk dank te brengen aan God,<br />

'die mijn wegen kennelijk zodanig geleid heeft, dat<br />

het gewichtige ambt van Burgemeester der ge-<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

meente Zwolle mij ten deel gevallen is.' Pas daarna<br />

sprak hij eerbiedige dank uit jegens Hare Majesteit<br />

de Koningin voor de benoeming. 1<br />

Het gezin Van Walsum was gelukkig met de<br />

overstap naar Zwolle. Mevrouw Van Walsum, die<br />

vaak ziek was (zij was niet bij de installatie aanwezig)<br />

en de zes kinderen (van de acht) die nog thuis<br />

waren, voelden zich in het grote huis Wipstrikkerallee<br />

157 gauw thuis. Hiervandaan ging de nieuwe<br />

burgemeester, meestal lopend, elke werkdag naar<br />

het stadhuis in de Sassenstraat. Later zou deze<br />

periode in het gezin worden gekenschetst als een<br />

zéér gelukkige.<br />

De internationale toestand werd echter steeds<br />

dreigender. Van Walsum was, zoals zovelen, zeer<br />

bezorgd over de politiek van Duitsland. Hij vond<br />

het jammer dat er niet meer joden in Nederland<br />

werden toegelaten. Van het antisemitisme begreep<br />

hij niets, aldus zijn zoon. 'Wat hebben deze mensen<br />

dan gedaan?' hoorde deze zijn vader eens zeggen. 2<br />

De spanning na het uitbreken van de Tweede<br />

Wereldoorlog was ook te bemerken in de vergade-


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 47<br />

ringen van de Zwolse gemeenteraad. 'Is de burgemeester',<br />

zo zei Van Walsum op 5 september 1939,<br />

dus enkele dagen na het uitbreken van de vijandelijkheden,<br />

'in vredestijden meer een man van de<br />

gemeente, in deze crisistijden is hij meer de hand<br />

van het gouvernement.'<br />

De distributie werd ingevoerd en er kwamen<br />

veel problemen rond de mobilisatie, waarbij een<br />

aantal ambtenaren, leraren en onderwijzers voor<br />

militaire dienst werd opgeroepen.<br />

9&<br />

2—0<br />

ten,.<br />

«*


Het 25-jarig huwelijk<br />

van Van Walsum. Het<br />

echtpaar Van Walsum<br />

met hun acht kinderen<br />

en een schoondochter.<br />

De commissaris der<br />

koningin, mr. A.E.<br />

Baron van Voorst tot<br />

Voorst, bericht op 28<br />

juni 1940 aan de<br />

gemeenteraad dat burgemeester<br />

Van Walsum<br />

is ontslagen.<br />

48 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Vlak voor de radio-uitzending hoorde hij dat<br />

de regering, met koningin Wilhelmina aan het<br />

hoofd, naar Engeland was uitgeweken. En toen<br />

was deze altijd zo formele, strikte man, zoals zovele<br />

landgenoten, diep geschokt. Zijn zoon vertelt:<br />

'Toen heb ik mijn vader zien huilen.' Van Walsum<br />

was niet de enige die volkomen door emoties was<br />

overmand, maar hij was wel degene die even later<br />

voor de radio de Zwolse bevolking moest toespreken.<br />

Hij heeft zich toen door zijn gevoelens laten<br />

meeslepen en 'zei wat hij dacht', aldus zijn zoon.<br />

De volledige tekst van die toespraak is niet<br />

meer te achterhalen, maar de inhoud is bekend.<br />

Ook dr L. de Jong schrijft erover. 6<br />

Van Walsum verweet Wilhelmina, dat ze, terwijl<br />

er nog jongens op de Grebbeberg sneuvelden,<br />

naar Engeland was uitgeweken. De Jong schrijft:<br />

'De teneur van deze emotionele toespraak was:<br />

Wilhelmina is onze koningin niet meer.'<br />

Velen namen Van Walsum deze toespraak<br />

kwalijk, vooral na de oorlog, toen er sprake was<br />

van een herbenoeming. Van Walsum verweerde<br />

zich, al kort na de uitzending. In een open briefin<br />

de Zwolse Courant van dinsdag 11 juni 1940 verklaarde<br />

hij het te betreuren dat hij te weinig<br />

bedacht had niet als particulier maar als burgemeester<br />

te spreken. Hij had zich door zijn gevoelens<br />

van het ogenblik laten meeslepen. 7 Hij erken-<br />

de het goede recht van het vertrek der regering,<br />

maar had bezwaar tegen het feit dat er nog bijna<br />

een dag is doorgevochten, nadat de regering het<br />

land had verlaten. Over zijn zogenaamde gebrek<br />

aan liefde voor het vorstenhuis zei hij: 'Dat zij verre<br />

van mij. Ik heb groot respect voor de persoon<br />

van H.M. de Koningin.'<br />

De eerste raadsvergadering in bezettingstijd had al<br />

een week daarvoor, op maandag 3 juni, plaatsgevonden.<br />

Deze werd met een rede van de burgemeester<br />

geopend. Hij vroeg 'ter herdenking van<br />

allen die bij de uitvoering van hun plicht yoor het<br />

behoud der vrijheid van het vaderland gevallen<br />

zijn' enige ogenblikken stilte.<br />

Daarna vroeg hij begrip voor de moeilijke<br />

positie waarin hij en het ambtenarencorps zich<br />

bevonden. 'Natuurlijk zijn er fouten gemaakt',<br />

aldus Van Walsum. 'Begrijpelijk was de stemming<br />

bij zulk een overstelpende drukte wel eens geprikkeld<br />

en zijn er - ook van mijn zijde - wel eens harde<br />

woorden gevallen, waar met beleidvol optreden<br />

No. 2343/1667.<br />

2 • APDEEL1NG.<br />

fr/i | AFGEDAAN | i 2 JUL! IG-iC' N<br />

PROVINCIAAL BESTUUR VAN OVERIJSSEL.<br />

JS-WllS-l-i<br />

62<br />

1j de<br />

ZWOLLE. 28_Junl.-.!940 *9<br />

taris-Generaal, waarnemend Hoofd van het Departemei t van<br />

Bincenlandsche Zaken, dd. S6 Juni 1940 aan dan bu; geoiaBater<br />

Uwer gemeente A. van Salsum, met ingang vai dienself-<br />

den ïatum eervol ontslag is verleend uit zijn ambt.<br />

CQT.1.- - "<br />

Le Commissaris der Koningin in<br />

provincie Ovarljsse:<br />

n SQGro


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 49<br />

meer bereikt zou zijn.' Maar de bevolking gedroeg<br />

zich meestal correct tegenover het bezettingsleger.<br />

En ook gedroeg dat leger zich anderzijds volkomen<br />

volgens de bepalingen van het Landoorlogsreglement.<br />

'Moge dit beiderzijds zoo blijven', zei<br />

hij. Hij eindigde zijn toespraak met een gezang<br />

(Gez. 427:5), dat hij als jongen de Boerengeneraals<br />

had toegezongen toen zij de oorlog tegen Engeland<br />

hadden verloren:<br />

'Laat Hem besturen, waken, 't Is wijsheid wat Hij<br />

doet...'<br />

Half juni maakte Van Walsum bekend, dat hij<br />

met ingang van de 19de van die maand weer zijn<br />

wekelijkse spreekuur zou hervatten. Zover zou het<br />

echter niet komen.<br />

Op zaterdag 15 juni eiste de Sicherheitsdienst<br />

namelijk gegevens uit het bevolkingsregister. Van<br />

Walsum weigerde. Hij stelde dat de Duitsers in dit<br />

opzicht onbevoegd waren. Hij wilde van hen geen<br />

bevelen aannemen. 'Mijn regering zit in Engeland',<br />

heeft hij toen gezegd.<br />

De zondagmorgen daarop, 16 juni, werd er bij<br />

Van Walsum thuis aangebeld. Twee Duitse officieren<br />

arresteerden hem direct en hij werd, zonder<br />

afscheid te kunnen nemen van zijn gezin, overgebracht<br />

naar de gevangenis in Arnhem. Daar heeft<br />

hij tien dagen doorgebracht. Op 26 juni liet men<br />

hem vrij. Op diezelfde dag kreeg hij de mededeling<br />

dat hij uit zijn ambt was gezet. Het Zwolse<br />

gemeentebestuur kreeg drie dagen later bericht<br />

van de commissaris der koningin, mr A.E. Baron<br />

van Voorst tot Voorst, dat Van Walsum door de<br />

Secretaris-Generaal, waarnemend hoofd van het<br />

Departement van Binnenlandse Zaken, was ontslagen.<br />

Wèl eervol ontslagen...<br />

Dr L. de Jong is over Van Walsums weigering<br />

zeer lovend. De burgemeester van Zwolle vormde<br />

een uitzondering, betoogt hij en hij zou dat ook bij<br />

de opening van een oorlogstentoonstelling in<br />

Zwolle nog eens benadrukken. De Jong: 'Hij was<br />

de enige burgemeester in ons land, die de Duitsers<br />

de toegang tot het bevolkingsregister weigerde.<br />

Hij was daarmee een van de eersten en de weinigen<br />

die in die chaotische dagen althans goed wisten<br />

wat ze niet moesten doen.' 9<br />

Op dezelfde dag dat het ontslag was gedateerd,<br />

meldde de Zwolse Courant dat de burgemeester<br />

van Zwollerkerspel Jhr. mr. G.A. Strick van Linschoten<br />

belast was met de waarneming van de<br />

functie in Zwolle. Strick zou een kleine maand<br />

later, bij zijn eerste Zwolse raadsvergadering, zeer<br />

sterk de nadruk leggen op het waarnemende<br />

karakter van zijn functie.<br />

Wals Tj. W. opzichter bid gem.reiniging Dillenburgstr. 11<br />

Wals J. L. de metselaar Bartjensstraat 33a<br />

Wals M. H. de stuurman Musschenhage 21 l<br />

Wals H. van der stratenmaker Merelstraat 38<br />

Walsum A. van burgem. der gem. Zwolle Wipstrikkerallee 157<br />

Wanrlelee N. schilder en decorateur Bliimarkt 13a<br />

Wals J. L. de metselaar Bartjensstr. 33a<br />

Wals M. H. de grondwerker Musschenhage a£<br />

Wals H. van der stratenmaker Merelstr. 38 '<br />

Walsum A. van Wipstrildterallee 157<br />

Walters C. J. houtbewerker Piet Heinss<br />

Wandeke J. H. schilder van Karnebeekstr.<br />

Wandelee N. schilder Blijmarkt 13a<br />

Na het ontslag<br />

Van Walsum bracht de verdere Zwolse jaren — hij<br />

zou nog tot eind 1949 in onze stad wonen — als<br />

ambteloos burger door. Zonder werk was hij echter<br />

niet. Hij was voorzitter van het Christelijk<br />

Lyceum, voorzitter van de Demobilisatieraad,<br />

ouderling van de Nederlands Hervormde Kerk,<br />

penningmeester Stadsevangelisatie en vooral ook<br />

secretaris van het Provinciaal College van Toezicht<br />

op het Beheer der Goederen en Fondsen van<br />

de Hervormde Gemeenten in <strong>Overijssel</strong>. Uit eigen<br />

beweging schreef hij in het tweede oorlogsjaar aan<br />

B. en W. van Zwolle, dat hij uit die functie een<br />

jaarwedde van ƒ 8oo,- ontving. Er was namelijk<br />

een wat onsmakelijke discussie aan de gang over<br />

het 'pensioen' (soms werd het wachtgeld genoemd)<br />

van Van Walsum. Deze uitkering bedroeg<br />

ƒ 4000,- per jaar plus ƒ 300,— voor elk kind beneden<br />

21 jaar. Nog tot ver na de oorlog is er een<br />

drukke correspondentie gevoerd tussen de gemeente<br />

en het rijk over wie er nu moest betalen.' °<br />

Van Walsum accepteerde de nieuwe situatie<br />

volkomen. Hij was er van overtuigd goed te hebben<br />

gehandeld en droeg daarvan de consequenties.<br />

Over zijn ontslag heeft hij nooit geklaagd. Hij<br />

In 1940 vermeldt het<br />

adresboek de functie<br />

van Van Walsum voluit,<br />

in 1947 wordt alleen<br />

zijn naam vermeld.<br />

Van Walsums handtekening.<br />

A. VAN WALSU M<br />

Het briefhoofd van Van<br />

Walsum na zijn ontslag.


Een ijverige ambtenaar<br />

zette een ferme streep<br />

door het woord 'burgemeester'.<br />

Straatnaambord in<br />

Zwolle-Zuid.<br />

was druk met de genoemde functies ('Vader zat<br />

altijd achter zijn bureau') en met de zorg voor het<br />

grote gezin. Omdat zijn vrouw niet sterk was,<br />

kwam veel op hem neer. Het was bovendien niet<br />

zeker dat de Duitsers hem met rust zouden laten.<br />

Hij wist dat de bezetter hem in de gaten hield.<br />

Daarom stond er ook altijd een vluchtkoffertje<br />

klaar. Soms dook hij wel eens bij een vertrouwd<br />

adres onder als de toestand te gevaarlijk dreigde te<br />

worden. Waarschijnlijk werd hij dan door het verzet<br />

gewaarschuwd.<br />

Hij deed veel werk voor de Hervormde Kerk.<br />

Die kerk had zijn hart. Zijn zoon vertelt: 'Zijn<br />

grootste glans was 't als hij met moeder en alle kinderen<br />

op zondag in de banken van de Jeruzalemkerk<br />

zat.'<br />

Na de bevrijding<br />

Van Walsum hoopte op eerherstel, op een herbenoeming.<br />

Hij wilde graag weer het burgemeestersambt<br />

bekleden. Stadsarchivaris Thom. de Vries<br />

schreef zelfs dat 'Van Walsum na de bevrijding<br />

snel op 't stadhuis terug was, maar bij het betreden<br />

van zijn kabinet de duizendkunstenaar Van Karnebeek<br />

op de burgemeesterszetel vond.'''<br />

En toen deed Van Walsum iets, wat eigenlijk<br />

tegen zijn natuur inging. Hij, de stille, wat teruggetrokken<br />

man, ging expres de straat op, de drukke<br />

binnenstad in. Hij wilde aan de bevolking laten<br />

zien dat hij er nog was. Na het wat overhaaste vertrek<br />

van Van Karnebeek in november 1945 hoopte<br />

hij de burgemeestersplaats weer in te nemen.<br />

Maar hij rekende buiten de waard, zijn superieuren,<br />

de teruggekeerde commissaris der koningin<br />

Van Voorst tot Voorst in de eerste plaats. Er gingen<br />

ook geruchten dat koningin Wilhelmina tegen<br />

een eventuele herbenoeming zou zijn. De toe-<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

spraak voor de Zwolse draadomroep van mei 1940<br />

bleef hem achtervolgen. De Jong schreef: 'Die toespraak<br />

waren velen hem blijven verwijten.'<br />

Na enige tijd werd duidelijk dat de oud-burgemeester<br />

zijn geliefde ambt niet meer zou vervullen.<br />

Toen dit tot hem doordrong, heeft hij zich dat<br />

erg aangetrokken. Het definitieve 'vonnis' kwam<br />

op 3 augustus 1948. Bij KB van Juliana, Regentes<br />

van het Koninkrijk, werd besloten '... dat, hoewel<br />

uit een oogpunt van zuivering geen reden voor<br />

ontslag aanwezig is geacht, zijn handhaving als<br />

burgemeester dier gemeente, in het licht van alle<br />

ter zake in aanmerking komende factoren niet<br />

verantwoord was.'<br />

Vertrek uit Zwolle<br />

Op 1 december 1949 vertrok A. van Walsum uit<br />

Zwolle. Hij vestigde zich in Capelle aan den IJssel,<br />

in het huis van zijn moeder. Hij werd na de oorlog<br />

niet opnieuw lid van een politieke partij. De overstap<br />

naar de Partij van de Arbeid maakte hij niet;<br />

dit in tegenstelling tot zijn broer, mr G.E. van<br />

Walsum, burgemeester van Rotterdam.<br />

Op verzoek van de commissaris der koningin<br />

in Zuid-Holland, mr LA. Kesper, werd hij met<br />

ingang van 29 augustus 1951 waarnemend burgemeester<br />

van Waarder, Bartwoutswaarder en Riet-


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

veld. Deze gemeenten zouden worden opgeheven<br />

om bij Woerden en Bodegraven gevoegd te worden.<br />

Dit tijdelijk burgemeesterschap eindigde op<br />

Van Walsums verzoek in augustus 1956. Hij voelde<br />

zich ziek en kon zich niet volledig aan zijn taak<br />

wijden.<br />

Na nog korte tijd in Colmschate te hebben<br />

gewoond, vertrok het echtpaar Van Walsum naar<br />

Gorssel, waar de oud-burgemeester van Zwolle op<br />

30 oktober 1957 op 67-jarige leeftijd overleed. Drie<br />

dagen later werd hij daar op de Algemene Begraafplaats<br />

ter aarde besteld.<br />

In 1983 is er een straat naar Van Walsum genoemd.<br />

12 Dat was ook zeker op zijn plaats, omdat<br />

deze man door zijn principiële houding een plaats<br />

in de Zwolse geschiedenis verdient. Hij heeft al in<br />

een zeer vroeg stadium van de oorlog nee tegen de<br />

bezetter durven zeggen, waar anderen lang, soms<br />

té lang ja zeiden. 13<br />

Noten<br />

1. Handelingen van de Raad der Gemeente Zwolle<br />

d.d. 19 februari 1938. Aanwezig in het Gemeentearchief.<br />

2. Gesprek met dhr. A. van Walsum, zoon van de burgemeester,<br />

op 11 juni 1992. Zie noot 13.<br />

3. Zwolse Courant van 7 mei 1940.<br />

4. Mededeling van W. van Milgen op 9 juli 1992.<br />

5. De juiste datum van de cruciale uitzending wordt<br />

verschillend weergegeven. Van Walsum noemt in<br />

de Zwolse Courant van 11 juni dat het de 15de mei<br />

was. Omdat koningin Wilhelmina op 13 mei naar<br />

Engeland vertrok, lijkt mij als uitzenddatum de<br />

14de mei aannemelijker. Ook dr L. de Jong noemt<br />

deze datum.<br />

6. L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de<br />

Tweede Wereldoorlog (Den Haag, 1972) deel 4, pag.<br />

49-<br />

7. Zie noot 6.<br />

8. Tentoonstelling V3 (Verdrukking, Verzet, Vrijheid),<br />

gehouden in april-mei 1965 in de Bethlehemse<br />

kerk in Zwolle.<br />

9. Zwolse Courant van 15 april 1965. Zie ook J. Presser,<br />

Ondergang. De vervolging en verdelging van het<br />

Nederlandse Jodendom 1940-1945 (Den Haag, 1965)<br />

pag. 407.<br />

10. Gemeentearchief Zwolle, AAZ 03, kl.nr. - 2.07.531.<br />

11. Thom. de Vries, Geschiedenis van Zwolle (Zwolle,<br />

1961) deel 2, pag. 350.<br />

12. De Burg. Van Walsumlaan is benoemd bij besluit<br />

van 20 juni 1983, nr. 83-5539.<br />

13. Voor de persoonlijke achtergrondinformatie over<br />

A. van Walsum ben ik grote dank verschuldigd aan<br />

zijn zoon, A. van Walsum, oud-burgemeester van<br />

Den Ham.<br />

Graf van Arnoldus van<br />

Walsum in Gorssel.


Johan Seekles<br />

Plattegrond van de<br />

benedenverdieping van<br />

de boswachters- of voorwerkerswoning,<br />

gebouwd<br />

in 1912 (Gemeentearchief<br />

Zwolle).<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Een theeschenkerij in het Zwolse bos?<br />

Bij gebrek aan een waterleiding moesten de<br />

Zwollenaren zich in de negentiende eeuw<br />

behelpen met 29 openbare pompen. De<br />

kwaliteit van dat pompwater was sinds de jaren<br />

zestig van de vorige eeuw voortdurend verslechterd.<br />

Geleidelijk begon men het verband te zien<br />

tussen slecht drinkwater en het uitbreken van<br />

besmettelijke ziekten, zoals cholera en tyfus. Sinds<br />

1880 waren - in opdracht van het gemeentebestuur<br />

— diverse onderzoeken verricht en rapporten<br />

uitgebracht over de vraag of er een grondwaterleiding<br />

danwei een rivierwaterleiding diende te worden<br />

aangelegd, alsmede over de plaats waar men<br />

het water vandaan moest halen: uit de Vecht, de<br />

IJssel of de Veluwse hei.<br />

Op 27 oktober 1891 besloot de gemeenteraad eindelijk<br />

een grondwaterleiding aan te laten leggen<br />

vanuit de hei bij Heerde. De exploitatie ervan zou<br />

in eigen beheer worden gehouden. In januari van<br />

het volgende jaar kochtde gemeente Zwolle ruim<br />

469 hectare heidegrond van de gemeente Heerde<br />

voor de aanleg van een grondwaterleiding ten<br />

behoeve van de drinkwatervoorziening van de<br />

stad. Op 30 november 1892 stroomde het eerste<br />

leidingwater naar Zwolle. 2<br />

Wel of niet bebossing<br />

Al op 21 augustus 1893 besprak de gemeenteraad<br />

een door het raadslid H.J. Lovink ingediend plan<br />

tot ontginning van de aangekochte heidevelden.<br />

Aangezien men wilde voorkomen dat de niet voor<br />

de waterleiding gebruikte percelen heide ongebruikt<br />

en renteloos zouden blijven liggen, werd<br />

gedacht aan het in cultuur brengen van de gronden<br />

door het planten van een bos.<br />

Met name in Zuid-Limburg was door gemeenten<br />

veel bos aangeplant. De opbrengst van de verkoop<br />

van dat hout was dermate groot, dat sommige<br />

gemeenten de almaar stijgende lasten van het<br />

levensonderhoud voor de burgers beperkt konden<br />

houden. Daarnaast bestond de mogelijkheid om<br />

de werkgelegenheid onder de ingezetenen te vergroten<br />

door ze hun brood in de bossen te laten<br />

verdienen.<br />

Tegenstanders van dit plan wezen op de hoge<br />

kosten. Voorts stelden zij dat door het te planten<br />

dennenbos de waterspiegel drastisch zou kunnen<br />

dalen, hetgeen voor de Zwolse drinkwatervoorziening<br />

nadelig zou zijn. Toen het voorstel in stemming<br />

werd gebracht, staakten de stemming. In een<br />

tweede stemming werd het voorstel verworpen.<br />

Tijdens de begrotingsbeschouwingen voor<br />

1908 kwam het plan tot ontginning en bebossing<br />

van de Heerderheide opnieuw ter sprake. Overleg<br />

met de Inspecteur der Staatsbossen leidde ertoe,<br />

dat aan de minister van Landbouw, Nijverheid en<br />

Handel werd voorgesteld aan de gemeente Zwolle<br />

een renteloos voorschot te verlenen van 60 % van


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 53<br />

de ontginningskosten, mits de gemeente bereid<br />

was jaarlijks 2500 gulden bij te dragen. In zijn<br />

voorstel van mei 1909 merkte het college van B en<br />

W op, dat op basis van de in 1893 en 1905 door de<br />

Nederlandsche Heidemaatschappij uitgebrachte<br />

rapporten het terrein voor bebossing uitermate<br />

geschikt geacht moest worden. De in het verleden<br />

gerezen twijfel over de rentabiliteit van de bebossing<br />

was niet langer noodzakelijk, temeer, nu het<br />

rijk de aanleg van bossen aanmoedigde en de lasten<br />

voor de burgers gering waren. Na een korte<br />

discussie ging de gemeenteraad akkoord met het<br />

voorstel tot bebossing van de Heerderheide.<br />

De aanplant<br />

In overleg met Staatsbosbeheer begon op 26<br />

augustus 1910 de aanplant van bos. Onder leiding<br />

van de boswachter bij Staatsbosbeheer, J. Geurken,<br />

werd allereerst gestart met het ploegen van de<br />

grond voor de kwekerij en het in het jaar daarop te<br />

beplanten terrein. Daartoe werd in de nabijheid<br />

van het pompstation voor de waterleiding een<br />

stuk heide geëgaliseerd, bemest, ingedeeld en afgerasterd.<br />

Het terrein werd met lupinen bezaaid.<br />

Voorts legde men wegen aan, terwijl ook een<br />

ossenstal en een boswachters- ofwel voorwerkerswoning<br />

(1912) tot stand kwamen.<br />

Elk jaar stelde Geurken een werkplan op.<br />

Daarin nam hij een raming van de kosten en<br />

opbrengsten op, alsmede welke werkzaamheden<br />

moesten worden verricht. In die eerste jaren bepaalde<br />

het werk zich grotendeels tot ploegen, spitten,<br />

planten en aanleggen van wegen.<br />

Waren de in de kwekerij gekweekte dennen,<br />

eiken, beuken en berken tot een voldoende hoogte<br />

gegroeid, dan werden ze in de beplantingsvakken<br />

gepoot. Om de jonge gewassen te beschermen tegen<br />

wildschade gaf men jachtvergunningen af.<br />

Regelmatig werd de jonge aanplant gecontroleerd<br />

op ziekte of aantasting door rupsen of zwammen.<br />

Voedselvoorziening<br />

In 1917 droeg de kwekerij bij in de voedselvoorziening<br />

van de stad Zwolle. Een kwart hectare werd<br />

met aardappelen bepoot, terwijl tevens rogge<br />

werd ingezaaid. De opbrengst bedroeg circa 60<br />

hectoliter aardappelen, waarvan een gedeelte voor<br />

consumptie naar Zwolle werd verzonden, terwijl<br />

het resterende deel als veevoeder werd gebruikt. In<br />

de daaropvolgende jaren breidde men de verbouw<br />

van landbouwprodukten, zoals rogge, haver,<br />

koolraap en capucijners, verder uit. De abnormale<br />

tijdsomstandigheden, de stijging van de arbeidslonen<br />

en de prijzen van materialen bevorderden de<br />

ontwikkeling van het landbouwbedrijf.<br />

Een kentering trad in de jaren 1928-1929 op.<br />

Moor- en zijgevel van de<br />

boswachters- of voorwerkerswoning<br />

(Gemeentearchief<br />

Zwolle).


Schetstekeningen voor<br />

de nooit gebouwde theeschenkerij<br />

'De Peperbus'<br />

(Gemeentearchief<br />

Zwolle).<br />

54<br />

Door de crisis in het akkerbouwbedrijf waren de<br />

landbouwresultaten slecht te noemen. Geleidelijk<br />

werd het circa zeven hectare grote landbouwareaal<br />

wederom bebost. Sinds 1934 vond er geen verkoop<br />

van landbouwprodukten meer plaats. Men bleef<br />

echter wel beschikken over een weiland en een<br />

halve hectare bouwland voor de verbouw van<br />

0/3.! .<br />

(fohihm*)<br />

c<br />

r A<br />

't<br />

aardappelen en haver voor de paarden, die bij de<br />

werkzaamheden in het bos gebruikt werden.<br />

Werkverschaffing<br />

Het ontginningswerk was in 1926 voltooid. Voortaan<br />

ontving de gemeente Zwolle niet langer de<br />

renteloze voorschotten van het rijk, maar ging<br />

voor eigen rekening verder met het aanplanten<br />

van bos. De kwekerij ging zich meer toeleggen op<br />

de kweek van houtsoorten die nodig waren voor<br />

het onderhoud van de bestaande bossen. Tevens<br />

nam het aantal leveringen van houtsoorten ten<br />

behoeve van gemeentelijke en particuliere plantsoenen<br />

in de stad toe.<br />

In oktober 1936 werden bij wijze van proef vijftien<br />

jeugdige werklozen uit Zwolle, in leeftijd<br />

variërend van 14 tot 24 jaar, in de bossen tewerkgesteld.<br />

Zij hielden zich bezig met het omplaggen<br />

van de bodem en het aanleggen van wegen. In<br />

november 1938 werd eveneens aan 8 tot 25 volwassen<br />

werklozen werk verschaft. Zij zorgden voor de<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

aanplant van sneller groeiende houtsoorten, zodat<br />

er een grotere vermenging van naaldhout met loofhout<br />

plaatsvond. Deze maatregel leidde tot bodemverbetering<br />

en vermindering van het brandgevaar.<br />

Bovendien kwamen de werkzaamheden ten goede<br />

aan de vogelstand en verhoogden ze de natuurschoonwaarde<br />

van het boscomplex.<br />

Gedurende de jaren 1940-1945 werd aan de bossen<br />

veel schade toegebracht. Deels door de strenge<br />

winters en deels door oorlogsomstandigheden<br />

vond een flinke uitdunning van het bestand plaats.<br />

Het Zwolse bos<br />

De gemeenteraad besprak in december 1936 een<br />

voorstel van B en W inzake een aanvulling van de<br />

Verordening op het financieel beheer van gemeentelijke<br />

bedrijven. Het college was van mening<br />

dat de ontginning Heerderheide moest worden<br />

omgezet in een aparte tak van dienst, te weten<br />

het gemeentelijk bosbedrijf. De feitelijke leiding<br />

kwam te liggen bij de directeur van de gasfabriek<br />

en het waterleidingbedrijf. Het technisch en dagelijks<br />

beheer bleef in handen van Staatsbosbeheer.<br />

De gemeenteraad ging in februari 1937 akkoord<br />

met de begroting voor 1937 van het gemeentelijk<br />

bosbedrijf. Daarmee werd de oprichting van het<br />

gemeentelijk bosbedrijf'Heerderheide' per 1 januari<br />

1937 een feit.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 55<br />

Om het bos bij het publiek een grotere naamsbekendheid<br />

te geven werd op voorstel van Geurken<br />

in 1949 besloten om de naam van het boscomplex<br />

te wijzigen. De naam 'Heerderheide' werd<br />

vervangen door 'het Zwolse bos'. Tevens besliste<br />

de raad om ten behoeve van de recreatiebevordering<br />

meer voorzieningen te treffen. Daartoe lanceerde<br />

in 1953 de directeur van de gasfabriek en het<br />

waterleidingbedrijf het: idee om een theeschenkerij<br />

in het Zwolse bos te exploiteren. Door de buitengebruikstelling<br />

van het pompstation van de<br />

waterleiding en de bijbehorende dienstwoningen<br />

te Wapenveld deed zich de mogelijkheid voor<br />

deze panden te verbouwen tot een theehuis. Hierdoor<br />

zou het recreatieve karakter van het bos kunnen<br />

worden bevorderd.<br />

Het college van B en W werd geadviseerd het<br />

pompgebouw tot maaiveldhoogte te laten afbreken<br />

en daarop vervolgens een theeschenkerij te bouwen.<br />

De bestaande kelderruimte van het voormalige<br />

pompgebouw zou dan gebruikt kunnen worden<br />

voor keuken, kelder, toiletten en opslagruimte. De<br />

bouwkosten werden geraamd op 28.000 gulden.<br />

De directeur van openbare werken had echter<br />

bouwtechnische bezwaren tegen het ontworpen<br />

schetsplan. Voorts was hij van mening, dat de<br />

moeilijk bereikbare ligging van het theehuis een<br />

rendabele exploitatie onmogelijk zou maken. Hij<br />

raadde het college dan ook af tot de oprichting van<br />

een theehuis over te gaan. Het was echter de voorgenomen<br />

verkoop van het Zwolse bos die er uiteindelijk<br />

voor zorgde dat aan dit plan geen gevolg<br />

werd gegeven.<br />

Verkoop<br />

Het college van B en W stelde in februari 1953 aan<br />

de minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening<br />

voor om het circa 480 hectare grote<br />

boscomplex in de gemeente Heerde ten behoeve<br />

van Staatsbosbeheer over te nemen. Door de<br />

opheffing van het pompstation van de waterleiding<br />

was het belang van de gemeente bij het bezit<br />

van dit bos grotendeels verdwenen. Ook de afstand<br />

tot de stad was dermate groot dat het nooit<br />

een populair recreatiegebied voor de Zwolse<br />

bevolking was geworden. Als voorwaarde stelde<br />

de gemeente wel dat het complex als bos in stand<br />

moest worden gehouden, dat het personeel in<br />

dienst van Staatsbosbeheer diende over te gaan en<br />

dat het terrein voor het publiek opengesteld moest<br />

blijven. Het ministerie stemde met deze voorwaarden<br />

in. De verkoopakte werd op 1 december<br />

1956 ten stadhuize ondertekend.<br />

Tijdens de raadsvergadering van 7 januari 1957<br />

werd het collegevoorstel tot opheffing van het gemeentelijk<br />

bosbedrijf per 1 januari jongstleden<br />

zonder hoofdelijke stemming aangenomen. In<br />

mei van dat jaar besloot de gemeenteraad om de<br />

meerwaarde van de verkoop te gebruiken om de<br />

inrichtingskosten van een recreatiegebied in de<br />

Weezenlanden achter het Provinciehuis te dekken.<br />

Noten<br />

1. Dit artikel is een bewerking van de inleiding in de<br />

concept-inventaris van de archieven van de gasfabriek,<br />

het waterleidingbedrijf en het bosbedrijf,<br />

1903-1972. Deze inventaris zal vermoedelijk in 1993<br />

verschijnen. De gegevens voor dit artikel zijn grotendeels<br />

aan de bovenvermelde archieven ontleend.<br />

2. A. Schoot Uiterkamp, 'Volkshuisvesting en volksgezondheid<br />

in Zwolle in de tweede helft van de 19de<br />

eeuw', in: <strong>Overijssel</strong>se <strong>Historisch</strong>e Bijdragen 97 (1982)<br />

147-149.


B. Lamberts<br />

Franse curvilineaire art<br />

nouveau van Hector<br />

Guimard in Castel<br />

Béranger, 1894-1898.<br />

Art nouveau in Zwolle<br />

Aan het eind van de negentiende eeuw wisten<br />

de architectuur en de toegepaste kunsten<br />

zich, in navolging van de beeldende<br />

kunsten, meer en meer te ontworstelen aan de<br />

wurggreep van de historicerende stijlen en het<br />

starre academisme. De bouwkunst ging evenals<br />

het openbare leven in het fin de siècle een bruisende<br />

periode tegemoet en bracht een spraakmakende,<br />

zowel geroemde als verguisde stijl voort. Deze<br />

zou ondanks de korte bloeiperiode van grote invloed<br />

zijn op de ontwikkeling van de twintigsteeeuwse<br />

architectuur.<br />

Het was een buitengewoon heterogene stijl, die<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

een brug sloeg tussen de decoratieve facade-architectuur<br />

van de neo-stijlen en het twintigste-eeuwse<br />

modernisme. Deze in eerste instantie avant-garde<br />

stroming, die nog lang de zo vertrouwde neorenaissance<br />

bouwkunst naast zich moest dulden,<br />

werd vooral in conservatieve kringen beschouwd<br />

als een produkt van decadentie, voortschrijdende<br />

verloedering en een bedreiging van de vaste waarden.<br />

De meest algemeen geaccepteerde benaming<br />

voor deze nieuwe loot aan de tak van de Europese<br />

kunststijlen is art nouveau, hoewel ook de term<br />

Jugendstil gangbaar is. Tot de meest karakteristieke<br />

kenmerken van de art nouveau behoren de<br />

sierlijke, vooral in Frankrijk en België veel toegepaste<br />

curvilineaire decoratiemotieven. Hier tegenover<br />

staat de minder uitbundige, rechtlijniger<br />

variant van de kunstenaars der Wiener Secession.<br />

Zij zouden zich ontwikkelen tot de meest progressieve<br />

vertegenwoordigers van de nieuwe kunst, die<br />

zelfs door zou dringen tot in de verste uithoeken<br />

van het <strong>Overijssel</strong>se platteland, waar het in verwaterde<br />

vorm nog tot ver in het tweede decennium<br />

van de twintigste eeuw werd toegepast.<br />

Art nouveau in Nederland en Zwolle<br />

De art nouveau in de Nederlandse bouwkunst kent<br />

twee hoofdstromingen met respectievelijk Den<br />

Haag en Amsterdam als belangrijkste centrum. De<br />

vooral op de Frans-Belgische art nouveau georiënteerde<br />

Haagse architecten stonden meer open voor<br />

de internationale stijltendensen dan hun eigenzinniger<br />

Amsterdamse collega's, die met de grote vernieuwer<br />

Berlage aan het hoofd een eigen, soberder<br />

variant van de 'nieuwe kunst' creëerden.<br />

Naast de kenmerken van de internationale art<br />

nouveau en het Berlagiaanse rationalisme bezit de<br />

art nouveau architectuur in ons land ook karakteristieken<br />

die typisch Nederlands zijn. Zo zijn


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 57<br />

diverse gevels geheel of gedeeltelijk opgetrokken<br />

in verblendsteen, een gladde strengperssteen die<br />

zich zowel door de structuur als door de heldere<br />

kleur onderscheidt van de baksteen.<br />

Gevels werden ook dikwijls verlevendigd door<br />

tegeltableaus, die afkomstig waren uit een van de<br />

vele plateelfabrieken die ons land destijds rijk was.<br />

Behalve in Nederland en België komen tegeltableaus<br />

aan gebouwen slechts incidenteel voor,<br />

zodat de als gevelversiering vervaardigde produkten<br />

van plateelbakkerijen als De Distel, Rozenburg,<br />

Holland-Utrecht, De Porceleyne Fles (voorheen<br />

Joost Thooft en Labouchère) en Van Hulst als<br />

een typisch Nederlandse bijdrage aan de art nouveau<br />

architectuur kunnen worden beschouwd.<br />

In Zwolle is in de Veeralleebuurt veel gebruik<br />

gemaakt van tegelversieringen, die vooral in de<br />

Wilhelminastraat in grote getale voorkomen.<br />

Ook karakteristiek zijn boogvormen als de<br />

korf- en de hoefijzerboog en sgraffitodecoraties.<br />

Deze werden met name gebruikt ter versiering van<br />

boogtrommels boven vensters en deuren, maar<br />

zijn in Zwolle nauwelijks meer te vinden. Niet<br />

specifiek Nederlands, maar wel veel toegepast is<br />

het vaak kleurrijke glas-in-lood, dat met name de<br />

vensters van trappehuizen en de zij- en bovenlichten<br />

van deuren en vensters verfraaide.<br />

Tegeltableau met zonnebloem<br />

in de Emmastraat.<br />

Sassenstraat 46.


Luttekestraat 4.<br />

Giet- en vooral smeedijzer waren omstreeks de<br />

eeuwwisseling veel en graag gebruikte materialen<br />

vanwege hun constructieve en decoratieve kwaliteiten.<br />

Het werd veel toegepast voor hekwerk,<br />

deurbeslag, raamijzers en hang- en sluitwerk. Stucwerk<br />

werd vooral gebruikt in het interieur voor<br />

plafond- en wanddecoraties, maar komt ook voor<br />

als met zweepslagmotieven versierde gevelaccenten.<br />

Natuursteen, en met name de grijze hardsteen,<br />

kent in de architectuur van rond de eeuwwisseling<br />

een constructieve, maar nog meer een decoratieve<br />

toepassing en werd dikwijls gebruikt om bak- en<br />

verblendstenen gevels te verlevendigen.<br />

Veel voorkomende versieringsmotieven in ons<br />

land zijn de pauw, libelle, waterlelie, kastanjeblad,<br />

zonnebloem, iris, distel, vrouwefiguur en -hoofd<br />

en gestileerde curvilineaire vormen naast abstractgeometrische<br />

decoraties.<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

De art nouveau raakte in Nederland buiten de<br />

grote steden pas laat ingeburgerd, waardoor er<br />

vóór de eeuwwisseling in <strong>Overijssel</strong> heel weinig in<br />

deze stijl is gebouwd. De belangrijkste centra van<br />

art nouveau architectuur in deze provincie waren<br />

Zwolle en Kampen, waar zich nog een respectabele<br />

hoeveelheid in vrijwel oorspronkelijke staat<br />

bewaard gebleven voorbeelden van deze bouwstijl<br />

bevindt.<br />

Winkels en winkelpuien<br />

De art nouveau werd vooral populair in de winkelarchitectuur.<br />

Zo is in Zwolle, naast geheel in de<br />

nieuwe stijl opgetrokken panden, ook nog een<br />

aantal art nouveau winkelpuien te vinden. Deze<br />

zijn dikwijls geplaatst in veel oudere panden,<br />

waardoor er vaak een stilistische discrepantie tussen<br />

de verschillende bouwlagen is ontstaan. Dat er


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 59<br />

Verklaring van enkele termen:<br />

Academisme. Conventionele stroming in de<br />

beeldende kunst en de architectuur die<br />

vasthoudt aan dikwijls aan de antieken<br />

ontleende principes.<br />

Verblend- en strengperssteen. Een gladde,<br />

veelal helder gekleurde, met de strengpers<br />

vervaardigde bouwsteen, die vooral werd<br />

gebruikt als bekleding van een gevel.<br />

Sgraffito. Decoratietechniek waarbij gebruik<br />

wordt gemaakt van diverse over elkaar gelegde<br />

lagen kalk of pleister van een verschillende<br />

kleur. Door in de nog vochtige<br />

lagen te tekenen worden de anders gekleurde,<br />

eronder liggende lagen blootgelegd<br />

en onstaai: een versiering met gekleurde<br />

lijnen en vlakken.<br />

Curvilineaire vormen. Vormen die zijn samengesteld<br />

uit gebogen lijnen.<br />

Gedematerialiseerde pui. Een pui waarvan de<br />

gevel is ontdaan van zijn zwaarte en dichtheid<br />

door het gebruik van transparante<br />

materialen en een open constructie.<br />

Porfier. Purperrode, granietachtige natuursteen<br />

die vaak gepolijst werd.<br />

Latei. Liggend, meestal balkvormig element<br />

van hout, steen of ijzer, dat wordt gebruikt<br />

om een gevelopening te overspannen<br />

en dient om het bovenliggende muurwerk<br />

te dragen.<br />

Kalf. In dit verband een meestal houten of natuurstenen<br />

dwarsregel tussen een deur en<br />

haar bovenlicht.<br />

Tracering. In dit verband meestal in de bovenlichten<br />

van deuren en vensters aangebrachte,<br />

decoratieve invullingen van vaak<br />

gebogen houten, bakstenen of natuurstenen<br />

banden.<br />

Kwadrantprofiel. Ee:n profiel dat bestaat uit<br />

kwartrond gewalst ijzer met flenzen. Vier<br />

samengeklonken kwadrantprofielèn vormen<br />

een ronde kolom.<br />

toch nog diverse vrij gave art nouveau puien<br />

bewaard zijn gebleven is op zich bijzonder verheugend.<br />

Winkelpuien hebben namelijk over het<br />

algemeen niet zo'n lange levensduur. Ze worden,<br />

in tegenstelling tot de rest van de gevel, dikwijls<br />

het slachtoffer van aanpassingen aan de eisen van<br />

de tijd en de heersende mode. Diezerstraat 50.


Oude Vismarkt 9.<br />

6o<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 61<br />

In Zwolle staat nog menig winkelpand waarvan<br />

de vroeg twintigste-eeuwse gevel nog wel,<br />

maar de pui niet meer intact is. Een mooi voorbeeld<br />

hiervan is het pand Luttekestraat 4, dat is<br />

gebouwd in 1904. De gevel wordt gekenmerkt<br />

door een vaker voorkomende combinatie van<br />

neo-renaissance en art nouveau elementen, boven<br />

een detonerende, moderne winkelpui.<br />

Het in 1906 in opdracht van A. Hendriksen<br />

gebouwde pand Diezerstraat 50 bezit alle karakteristieken<br />

van de internationale, op het werk van de<br />

Belgische architect Victor Horta geïnspireerde art<br />

nouveau. Architect H.J. Voogden heeft de met<br />

grote vensterpartijen ingevulde gevel opgevat als<br />

een bijna gewichtloos, transparant vlies, waardoor<br />

de gangbare strenge begrenzing tussen binnen en<br />

buiten als het ware wordt opgeheven.<br />

De pui van het monumentale, in 1907 naar een<br />

ontwerp van architect M. Meijerink gebouwde<br />

pand Oude Vismarkt 9 is eveneens door verbouwingen<br />

aangetast. De voor de meubelfirma F.J.<br />

Schoemaker & Zn. in voornamelijk witte verblendsteen<br />

opgetrokken winkel met magazijn en<br />

werkplaats is echter boven de aanzet van de vensterbogen<br />

nog vrijwel gaaf en een zeer representatief<br />

voorbeeld van vroeg twintigste-eeuwse winkelarchitectuur.<br />

In Zwolle staat ook nog een aantal originele art<br />

nouveau winkelpuien die zijn ingebouwd in als<br />

woonhuis gebouwde achttiende- en negentiendeeeuwse<br />

panden. Een fraai voorbeeld hiervan is het<br />

pand Melkmarkt 16, dat een sobere lijstgevel heeft<br />

boven een 'gedematerialiseerde' pui van gepolijst<br />

graniet en porfier met een dunne, sierlijke belijning<br />

van teakhout. De vroeg twintigste-eeuwse<br />

winkelpui in een ouder pand aan de Rodehaanstraat<br />

7 is eveneens voorzien van verfijnd houtwerk,<br />

maar de nadruk ligt hier meer op de natuur-<br />

Eekwaly.<br />

Links: Gestileerde vrouwefiguur<br />

in de pui van<br />

het pand Diezerstraat<br />

93-


62 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

stenen, met knoppen bekroonde pilasters, waarin<br />

de vensters en de entree zijn gevat.<br />

Een van de mooiste voorbeelden van een art<br />

nouveau pui in een ouder pand is te vinden op de<br />

splitsing van de Luttekestraat en de Korte Luttekestraat.<br />

Het in 1881-1882 door W. Klinkert in eclectische<br />

stijl gebouwde winkel-woonhuis is bekend<br />

als De Mercuur, vanwege het beeld van Mercurius<br />

op het dak. In 1909 is de oorspronkelijke pui in<br />

opdracht van de levensverzekeringsmaatschappij<br />

De Utrecht vervangen door de huidige. De pui is<br />

voorzien van grote, tussen ijzeren kolommen met<br />

kwadrantprofielen geplaatste vensters met slanke,<br />

gebogen teakhouten traceringen in de bovenramen.<br />

Omdat de slanke ijzeren kolommen berekend<br />

zijn op het dragen van een groot gewicht was<br />

het mogelijk om dergelijke, voor de art nouveau<br />

zo karakteristieke, transparante puien te realiseren.<br />

De bekendste art nouveau winkelpui in Zwolle is<br />

ongetwijfeld die aan de Diezerstraat 93. Het betreft<br />

een in 1904 voor apotheek Meulenhoff uitgevoerd<br />

ontwerp van het architectenbureau Herder<br />

en Hellendoorn. De fraaie, eveneens in een veel<br />

ouder pand ingebouwde pui is nog buitengewoon<br />

gaaf. Het is opgebouwd uit geglazuurde, helder<br />

paarse baksteen, met reliëfs versierde hardsteen en<br />

geslepen glas binnen sierlijke, teakhouten venstertraceringen<br />

en behoort tot de fraaiste en best<br />

bewaard gebleven art nouveau winkelpuien in ons<br />

land.<br />

Tot de zeldzame winkel-woonhuizen, waarvan<br />

de gehele gevel nog intact is, behoren de door<br />

architect G.G. Post ontworpen panden Assendorperstraat<br />

78, een goed bewaard gedeelte van het in<br />

1907-1908 voor de firma Groenberg, Kruithof en<br />

Sloet gebouwd blok winkel-woonhuizen, en het<br />

winkel-woonhuis aan de Luttekestraat 46. Het<br />

laatst genoemde is in 1908 eveneens gebouwd naar<br />

een ontwerp van Post, in opdracht van wapenhandelaar<br />

Th. Bremer. Het pand heeft een symmetrische,<br />

in witte verblendsteen opgetrokken gevel<br />

met een winkelpui die is voorzien van een plint<br />

met lineaire geometrische versieringen, smeedijzeren<br />

kelderroosters en een uit gebogen koperen<br />

stangen vervaardigde deurgreep.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 63<br />

Deurpaneel Burg. van<br />

Roijensingel 12.<br />

~~* Links: Entree Prins<br />

Hendrikstraat 3.<br />

ÏS\ Gevels aan de Wilhelminastraat.<br />

Linkerpagina: Luttekestraat46.


Detail Willemskade<br />

17-18.<br />

Rechterpagina: Van<br />

Nagelhtraat 19.<br />

Woonhuizen en villa's<br />

Vrijstaande woonhuizen en villa's in de stijl van de<br />

art nouveau zijn in Zwolle weinig gebouwd, hoewel<br />

er wel diverse huizen zijn met de karakteristieke<br />

zweepslagdecoraties in details als hang- en<br />

sluitwerk, lateien, sluit- en aanzetstenen, tegeltableaus,<br />

hekken en deurpanelen. Een van de uit-<br />

zonderingen hierop is het pand Eekwal 7, dat Post<br />

in 1902 ontwierp voor de <strong>Overijssel</strong>sche Bouwmaatschappij.<br />

De art nouveau karakteristieken<br />

zijn echter ook hier voornamelijk terug te vinden<br />

in de detaillering van het huis. Daarom moet het<br />

in de eerste plaats toch worden gezien als een typisch<br />

specimen van overgangsarchitectuur, waarin<br />

de art nouveau is gecombineerd met kenmerken<br />

van de neo-renaissance en de chaletstijl.<br />

Vooral de gegoede burger bleef zich terughou-<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

dend opstellen ten aanzien van de art nouveau, die<br />

door velen werd beschouwd als te uitbundig en<br />

buitenissig, en zelfs werd afgedaan als niet meer<br />

dan een modegril van verdwaasde architecten en<br />

onverantwoordelijke nieuwlichters, die geen<br />

gevoel hadden voor architectuur en haar waarden.<br />

De gegoede, meestal conservatieve burgerij wenste<br />

representatieve panden die in de eerste plaats<br />

duurzaamheid, degelijkheid en betrouwbaarheid<br />

moesten uitstralen en vond dat dit beter werd uitgedragen<br />

door een in historicerende stijl opgetrokken<br />

onderkomen. Een mooi voorbeeld hiervan<br />

is het pand Burg. van Roijensingel 12. Het<br />

werd in 1900-1902 gebouwd voor H.M. Greven in<br />

de nog steeds gangbare neo-renaissance stijl, naar<br />

een ontwerp van de Groninger architect P. van der<br />

Wint. Een opvallend element aan dit herenhuis is


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

de mooie, in stilistisch opzicht afwijkende vleugeldeur<br />

in de voorgevel. Deze is voorzien van bijzonder<br />

fraaie florale zweepslagversieringen en werd<br />

als frivool, maar niet dominant detail ingepast in<br />

de vrij conventionele gevel, waardoor het acceptabel<br />

was voor de bouwheer.<br />

De middenstand was over het algemeen veel<br />

sneller geneigd om nouveautés te accepteren,<br />

want niet alleen in de winkelarchitectuur, maar<br />

ook bij de bouw van zogenaamde middenstandswoningen<br />

is de art nouveau vrij veel toegepast en<br />

nog ruim vertegenwoordigd in het huidige stadsbeeld.<br />

Bij de categorie middenstandswoningen<br />

duiken vooral de namen van de voor Zwolle<br />

belangrijke architecten G.B. Broekema, G.G. Post<br />

en M. Meijerink meermalen op. Gezamenlijk<br />

waren zij verantwoordelijk voor een fors deel van<br />

de in art nouveau stijl gebouwde panden in Zwolle,<br />

die ook nu nog zeer tot de verbeelding spreken<br />

en tot de meest karakteristieke Zwolse woonhuisarchitectuur<br />

behoren.<br />

Een belangrijk deel hiervan staat in de wijk Veerallee,<br />

waar particuliere opdrachtgevers een kleine,<br />

min of meer planmatig opgezette stadsuitbreiding<br />

realiseerden. De ontwerpen voor de woningblokken<br />

aan de Emmastraat, Wilhelminastraat, Julianastraat<br />

en Prins Hendrikstraat zijn van Broekema,<br />

Post en Meijerink en werden uitgevoerd in de<br />

jaren 1902-1907.<br />

Tot de eerste opzet van deze buurt behoren de<br />

woningen Prins Hendrikstraat 1-3-5, die in 1902<br />

zijn gebouwd naar een ontwerp van Post. Hij<br />

voorzag de woning met nummer 3 onder meer<br />

van een opvallende entree met een hele fraaie,<br />

asymmetrische deur met smeedijzeren raamdecoraties<br />

en houten bovenlichttraceringen boven een<br />

gebogen kalf.<br />

De in 1905-1906 voor aannemer P. Winkel<br />

gebouwde gevelwand Wilhelminastraat 4-26a is<br />

ontworpen door Broekema. De gevels worden<br />

evenals die van de overige woningen in deze stadsuitbreiding<br />

gekenmerkt door een zeer gevarieerde<br />

vormgeving. Opvallend is hier ook de royale toepassing<br />

van kleurrijke tegeltableaus, die voornamelijk<br />

afkomstig zijn van de plateelfabriek Van<br />

Hulst uit Harlingen.


Advertentie voor architect<br />

M. Meijerink.<br />

66<br />

Post en Broekema<br />

Hoewel ook architect M. Meijerink een belangrijk<br />

vertegenwoordiger van de art nouveau in Zwolle<br />

was, zijn het toch vooral Geurt Gijsbertus Post en<br />

Gerhardus Berend Broekema geweest die hun<br />

stempel drukten op de vroeg twintigste-eeuwse<br />

woonhuisarchitectuur in deze stad. De in Utrecht<br />

geboren Post heeft in de jaren 1902-1913 in Zwolle<br />

gebouwd in (een) art nouveau (verwante) stijl.<br />

Veel van de scheppingen uit deze meest vruchtbare<br />

periode van zijn leven als architect hebben de<br />

tand des tijds redelijk tot goed doorstaan en vormen<br />

een waardevolle bijdrage aan de vroeg twintigste-eeuwse<br />

architectuur in de provinciehoofdstad.<br />

Een aantal van zijn ontwerpen is reeds<br />

genoemd en maakt duidelijk dat Post zich bezighield<br />

met het ontwerpen van (vrijstaande) enkele<br />

en dubbele woningen, alsmede woningblokken,<br />

winkels en winkelpuien. Andersoortige gebouwen<br />

van zijn hand zijn niet bekend. Een opvallend<br />

pand is het in 1905 gebouwde dubbele woonhuis<br />

Willemskade 17-18. Het is een typisch voorbeeld<br />

van Nederlandse art nouveau met een in bak- en<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

verblendsteen opgetrokken gevel, die wordt verlevendigd<br />

door aan de neo-renaissance ontleende<br />

gepleisterde details met zweepslagmotieven, tegeltableaus<br />

met gestileerde bloemmotieven, gebogen<br />

venstertraceringen en smeedijzeren hekwerk.<br />

Een van de mooiste, in een late art nouveau<br />

stijl gebouwde creaties van Post is de winkelpui<br />

van Sassenstraat 46, die in 1910 is gebouwd voor de<br />

Boek-, Muziek- en Kunsthandel J. Tamse. De buitengewoon<br />

gave pui heeft een hardstenen omlijsting,<br />

waarin behalve geometrische lijndecoraties<br />

ook de naam van de architect en het bouwjaar zijn<br />

aangebracht. De gebogen etalageramen en de met<br />

glas-in-lood ingevulde bovenlichten zijn gevat in<br />

teakhouten kozijnen en de diepliggende, zorgvuldig<br />

vormgegeven deur is voorzien van geslepen<br />

glas. Met deze pui slaagde Post erin een zeer fraaie<br />

en persoonlijke versie van de art nouveau in haar<br />

nadagen te creëren.<br />

Het werk van Broekema is veel meer verspreid<br />

over het noorden van het land, waardoor hij veel<br />

minder een Zwolse architect was dan Post. Broekema<br />

werkte van 1894 tot 1898 als zelfstandig<br />

architect in Zwolle en vertrok vervolgens naar<br />

Kampen, waar hij enkele jaren werkzaam was als<br />

ENZ.trt voo*WAr£RBOUHHÜ/lfD£<br />

PRAUBSTRART 25


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

hoofdopzichter-tekenaar van de gemeente. In<br />

1900 vervolgde hij zijn carrière als zelfstandig<br />

architect. Uit Broekema's Zwolse periode stamt<br />

het woonhuis Van Nagellstraat 19, dat hij in 1898-<br />

1899 had gebouwd voor de houthandelaar Chr.<br />

Reijnen en deel uitmaakt van een straatwand die<br />

Broekema had ontworpen voor de Zwolsche<br />

Bouwmaatschappij. Het slanke pand is nog uitgevoerd<br />

in een aan de neo-renaissance verwante stijl,<br />

maar was reeds voorzien van een hoektorentje, dat<br />

het belangrijkste kenmerk zou worden van veel<br />

van Broekema's art nouveau architectuur.<br />

De inmiddels afgebroken villa Zonnehoek in<br />

Steenwijk, de Centraal Apotheek in Leeuwarden<br />

en een bakkerij met winkel in Kampen behoren<br />

tot de bekendste door Broekema ontworpen panden<br />

buiten Zwolle en zijn alle voorzien van de<br />

karakteristieke vierkante hoektoren.<br />

In 1907 bouwde Broekema een dubbel herenhuis<br />

aan de Veerallee 37-38, dat echter is voorzien<br />

van een rond in plaats van ,een vierkant hoekto-<br />

rentje. Hoewel het huis kwaliteit heeft, mist het<br />

het speelse karakter van bijvoorbeeld de panden<br />

aan de Wilhelminastraat en de in 1906-1907<br />

gebouwde gevels van het woningblok Emmastraat<br />

3-11. Het zou ook een van de laatste huizen zijn die<br />

Broekema in Zwolle bouwde in de art nouveau<br />

bouwstijl, die al langzaam maar zeker terrein<br />

begon te verliezen en een lange periode van verguizing<br />

tegemoet zou gaan.<br />

De foto's die bij dit artikel zijn geplaatst, zijn afkomstig<br />

uit de collectie van Het Oversticht.<br />

Veerallee 37-38.


Augustus Allebé,<br />

(1838-1927), 'Vroeg ter<br />

kerke' (foto: Rijksmuseum,<br />

Amsterdam).<br />

68 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Literatuur Agenda<br />

Nieuwe uitgaven<br />

Amusement met een grote A. (Pac-land Amusementscenter)<br />

Zwolle, 1992.<br />

Erdtsieck, J. Geloven in veelvoud: tweehonderd jaar<br />

kerken en kerkgangers 1795-1990. Zwolle, 1993.<br />

Groei uit herrie, (groep St. Michaël) Zwolle, 1990.<br />

'<strong>Historisch</strong> Zwolle: eens woonden hier bontwerkers'<br />

in: Woonmagazine 1 (1992) 3.<br />

Kam, dr B.J. Brieven aan Adèle Cartier van Dissel<br />

(1872-1929). (Geert Groote) Zwolle, 1993.<br />

Toen schilderen nog een ambacht was (uitgave bij<br />

75-jarig bestaan van Van Wijhe Verf B.V.)<br />

Zwolle, 1992.<br />

Vries, Dirk J. de 'Soe dattet een Ewych Werck<br />

mach bliven; de bouw van de Onze Lieve Vrouwetoren<br />

of Peperbus te Zwolle' in: Jaarboek<br />

Monumentenzorg 1992 Zwolle, 1992.<br />

Tentoonstellingen in het Provinciaal <strong>Overijssel</strong>s<br />

Museum<br />

16 juni tot en met 1 augustus<br />

De Nationale Smaak (deel 2: kunst na 1840).<br />

Nederlandse schilderkunst uit het Rijksmuseum.<br />

Aangezien het Rijksmuseum te Amsterdam bezig<br />

is met de renovatie van de afdeling waar schilderijen<br />

uit de negentiende eeuw plegen te hangen,<br />

werd het voor een aantal andere musea mogelijk<br />

tentoonstellingen in huis te krijgen van schilderijen<br />

uit het Rijksmuseum. Een van de musea die<br />

daar gebruik van kon maken is het Provinciaal<br />

<strong>Overijssel</strong>s Museum.<br />

In deze tweede tentoonstelling (de eerste was<br />

in april en mei) staat de periode na 1840 centraal.<br />

In deze periode bleef de schilderkunst van de zeventiende<br />

eeuw de belangrijkste inspiratiebron,<br />

maar de beleving van de eigen tijd en de eigen<br />

omgeving werd steeds belangrijker.<br />

Lezingen<br />

Op 22 en 29 juni zal drs. Rob de Bree een tweetal<br />

lezingen verzorgen over de Nederlandse literatuur<br />

in de negentiende eeuw onder de titel '(Van kudde<br />

met het hoofd erin tot) volk onder de wolken'. In<br />

deze lezingen staat de literatuur uit de periode<br />

1830-1880 centraal.<br />

In de dertiger jaren van de negentiende eeuw<br />

gaat de Nederlandse literatuur, onder invloed van<br />

de Engelse literatuur, zich vernieuwen. Zij beleeft<br />

een bloeiperiode die vergeleken kan worden met<br />

die van de schilderkunst in de zeventiende eeuw.<br />

Tijdens de lezingen wordt tijd uitgetrokken<br />

om te luisteren naar de literatuur waar de negentiende-eeuwers<br />

naar luisterden. Er is zang en voordracht.<br />

Ook is er aandacht voor de relaties tussen literatuur<br />

en schilderkunst.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 69<br />

Auteurs Colofon<br />

Wil Cornelissen (1928) was werkzaam in het<br />

onderwijs, laatstelijk als adjunct-directeur van<br />

de Ambelt te Zwolle. Hij houdt zich momenteel<br />

onder andere bezig met de locale geschiedenis.<br />

Vooral de periode rond de Tweede<br />

Wereldoorlog heeft zijn belangstelling.<br />

D. Hogenkamp (1949) is arbeidsdeskundige bij de<br />

Gemeenschappelijke Medische Dienst. Hij is<br />

verknocht aan Zwolle en geeft regelmatig diavoorstellingen<br />

over oud en nieuw Zwolle.<br />

B. Lamberts (1950) studeerde kunstgeschiedenis<br />

en klassieke archeologie aan de Rijksuniversiteit<br />

Groningen. Hij werkte mee aan het Monumenten<br />

Inventarisatie Project in <strong>Overijssel</strong> dat<br />

zich richtte op de periode 1850-1940. Momenteel<br />

is hij werkzaam bij het bureau Cultoero te<br />

Zwolle, dat zich bezighoudt met cultuurhistorisch<br />

toerisme in <strong>Overijssel</strong> en Drenthe.<br />

J.J. Seekles (1956) was aanvankelijk onderwijzer.<br />

In 1979 werd hij archivaris. Momenteel is hij<br />

verbonden aan het gemeentearchief van Zwolle.<br />

Danny Stemvers, in 1940 geboren te Meppel, is<br />

werkzaam op de afdeling Communicatie bij de<br />

gemeente Zwolle. Hij was voorzitter van ZSG in<br />

de periode 1983-1988, is erelid van deze vereniging<br />

en sedert 1990 voorzitter van de OSBO en<br />

lid van de Bondsraad van de KNSB.<br />

Het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift is een uitgave van de<br />

Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging en verschijnt viermaal<br />

per jaar. Leden van de vereniging krijgen het tijdschrift<br />

gratis toegezonden.<br />

Bestuur Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

J. Hagedoorn, voorzitter<br />

Tyassenbelt 28, 8014 NW Zwolle<br />

E. Tijssen, secretaris<br />

David Spanjarstraat 4, 8017 DD Zwolle<br />

H. Brassien, penningmeester<br />

Thorbeckegracht 3c, 8011 VL Zwolle<br />

A. Bootsma-van Hulten, BJ. Kam, I. Wormgoor, leden<br />

Secretariaat/ledenadministratie<br />

Postbus 1448,8001 BK Zwolle, telefoon: 038-656784<br />

Financiën: girorekening Postbank: 5570775<br />

t.n.v. Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

Tarieven lidmaatschap:<br />

65+ (wonendbinnen Zwolle), jeugdleden<br />

en studenten ƒ 25,00/jaar<br />

overige leden /35,oo/jaar<br />

huisleden ƒ 7,50/jaar<br />

Redactie Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />

W. Cornelissen, J. ten Hove, W.A. Huijsmans,<br />

M. van der Laan, I. Wormgoor.<br />

Adviseur: N. Lettinck<br />

Redactie-adres: Westerstraat 17,8011 CD Zwolle<br />

Vormgeving: Rob van den Elzen bNO<br />

Fotografie: tenzij anders vermeld zijn de foto's<br />

afkomstig van de Gemeentelijke Fotodienst Zwolle<br />

(J.P. de Koning)<br />

Druk: Hoekman Genemuiden<br />

ISSN 0926-7476 © Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd<br />

en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie,<br />

microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande<br />

schriftelijke toestemming van de uitgever.


SA'<br />

X..<br />

,y. 'y.<br />

W01S<br />

<strong>Historisch</strong><br />

1<br />

G 1993 NUMMER 3 PRIJS<br />

.' ••f S


Zwolle vroeger en nu<br />

D. Hogenkamp<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Staande achter de Noorderkerk kijken we op<br />

deze omstreeks 1965 vervaardigde foto naar<br />

de Assiesstraat. Helemaal rechts is de gevangenis<br />

te zien. Het grote gebouw in het midden van<br />

het beeld is de voormalige gemeentelijke bewaar-,<br />

brei- en naaischool. Deze in 1886 geopende instelling<br />

was een opvolger van de school van de stadsarmeninrichting.<br />

De school werd bezocht door<br />

kinderen 'van den stand der armen' en was<br />

bedoeld om hen door arbeid en onderwijs 'op te<br />

beuren'. Soms diende het door stadsarchitect J.L.<br />

van Essen ontworpen pand voor andere doeleinden.<br />

Zo waren er in de Eerste Wereldoorlog vluchtelingen<br />

uit Noord-Frankrijk gehuisvest.<br />

De bewaarschool verdween per 1 januari 1935.<br />

Vanwege de slechte financiële situatie van de<br />

gemeente werd het openbaar kleuteronderwijs op<br />

die dag opgeheven. Acht leerkrachten van de<br />

school aan het Assiesplein kregen ontslag. De<br />

naaischool bleef echter bestaan, zodat dochters uit<br />

arbeidersgezinnen de gelegenheid kregen 'om zich<br />

te bekwamen voor de taak waarvoor het meisje<br />

zich later in het huishouden gesteld ziet'. Jarenlang<br />

was mej. M. Smit er hoofd. Onder haar leiding<br />

hebben duizenden Zwolse meisjes hun kennis<br />

van 'naald en draad' verkregen. Door veranderingen<br />

op onderwijsgebied verliep de naaischool,<br />

die op 1 augustus 1954 ophield te bestaan. Het<br />

gebouw bood daarna nog onderdak aan andere<br />

vormen van onderwijs, maar voldeed al snel niet<br />

meer. In verband met sanering en de aanleg van<br />

het Noorder-eiland werd het pand in 1974 afgebroken.<br />

Vandaar de open plek. Op de achtergrond<br />

is de aanbouw te zien aan de vroegere Ambachtsschool,<br />

nu gebouw Flevo.<br />

Boven: De gemeentelijke bewaar-, brei- en naaischool<br />

omstreeks 1965.<br />

Onder: De huidige situatie op dezelfde plaats,<br />

(foto's: D. Hogenkamp).


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Redactioneel Inhoud<br />

In dit nummer van het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />

gaat veel aandacht uit naar prominente<br />

personen. J.C. Streng behandelt de Vrolijke<br />

Zangnijmf, een gelegenheidsgedicht van de amateur-poëet<br />

Gerrit van der Horst. Hij schreef dit<br />

werk ter gelegenheid van de verkiezing van Bernard<br />

Huete tot Zwols magistraat in het begin van<br />

de achttiende eeuw. Deze medicus had zich in het<br />

stadsbestuur ingekocht, maar dat weerhield Van<br />

der Horst er niet van zijn uitverkiezing in bloemrijke<br />

taal te verheerlijken. De daarbij zonder enige<br />

schroom gebruikte verwijzingen naar de klassieke<br />

oudheid zijn typerend voor deze tijd.<br />

Ook in de negentiende eeuw was ronkende taal<br />

een geliefd medium om het doen en laten van<br />

hoogwaardigheidsbekleders te beschrijven. De<br />

plaatselijke krant besteedde uiteraard veel aandacht<br />

aan het bezoek dat koning Willem III in<br />

1862 aan de stad bracht. Het artikel van G. van der<br />

Horst - geen familie van de dichter - maakt duidelijk<br />

dat daarbij hoogdravende taal allerminst<br />

werd geschuwd.<br />

In twee artikelen over de bewoningsgeschiedenis<br />

van luisterrijke panden komen andere vooraanstaande<br />

lieden aan bod. J. Erdtsieck beschrijft<br />

de historie van Kamperstraat 10, dat aanvankelijk<br />

dienst deed als statig woonhuis. Tegenwoordig is<br />

het kerkelijk bureau van de Hervormde Gemeente<br />

erin gevestigd. Dit pand is gelukkig nog altijd te<br />

bewonderen. Dat is niet het geval bij de buitenplaats<br />

IJsselvliet, die aan de IJsseldijk in de buurt<br />

van de Katerveersluizen lag. W.A. Huijsmans gaat<br />

in op de geschedenis van dit pand, dat om onduidelijke<br />

redenen in 1869 werd gesloopt.<br />

H. Verwey-Jonker haalt herinneringen op aan<br />

haar jeugd in Zwolle. Sfeervol weet zij de stad van<br />

haar kinderjaren te beschrijven.En dat er in de<br />

loop der tijd veel verandert, laat D. Hogenkamp<br />

wederom zien.<br />

Zwolle vroeger en nu D. Hogenkamp<br />

Gerrit van der Horsts 'Vrolijke zangnijmf J.C. Streng<br />

Koninklijk bezoek: Willem III in Zwolle Gert van der Horst<br />

De bewoningsgeschiedenis van Kamperstraat 10 J. Erdtsieck<br />

IJsselvliet, een verdwenen buitenplaats Wim Huijsmans<br />

Een jeugd in Zwolle Hilda Verwey-Jonker<br />

Schilderijen van het POM gaan naar Japan, de dichter-predikant<br />

Johannes Vollenhove Lydie van Dijk<br />

Literatuur<br />

Agenda<br />

Auteurs<br />

Omslag: Het Katerveer naar een tekening van Co Bremer, 1923 (fragment).<br />

70<br />

72<br />

76<br />

81<br />

99<br />

101<br />

102<br />

103


J.C. Streng<br />

Titelpagina van het<br />

enige gepubliceerde<br />

werk van Van der<br />

Horst: <strong>Overijssel</strong>s oog,<br />

of Zwol verheerlijckt.<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Gerrit van der Horsts 'Vrolijke zangnijmf'<br />

Gelegenheidsgedichten zijn geen geliefd<br />

leesvoer. Ze irriteren de tegenwoordige<br />

lezer door de vaak onbeschaamde hielenlikkerij,<br />

de talloze clichés en de matige poëtische<br />

kwaliteiten. Voor een historicus valt er echter veel<br />

interessants uit te halen. Vooral in de voor bruiloften<br />

en begrafenissen geschreven poëzie komt<br />

immers duidelijk tot uitdrukking wat mensen in<br />

het verleden van belang achtten en wat ze de<br />

moeite waard vonden eindeloos te herhalen. Het<br />

is dan ook waardevol zo'n ontboezeming nader te<br />

bekijken, zeker als de moed niet bij voorbaat ontnomen<br />

wordt door de lengte van het werk en het<br />

een niet al te alledaags onderwerp behandelt. De<br />

Vrolijke Zangnijmf, dat de Zwolse poëet Gerrit van<br />

der Horst schreef naar aanleiding van de verkiezing<br />

van Bernard Huete tot Zwols magistraat, voldoet<br />

aan beide uitgangspunten. Het gaat hierbij<br />

om een tot nog toe onbekend en wel haast zeker<br />

alleen in handschrift bewaard gebleven gedicht. 1<br />

De dichter<br />

Gerrit van der Horst was het vijfde kind uit een<br />

gezin van zes kinderen. Hij werd op 14 februari<br />

1693 te Zwolle gedoopt. Zijn vader, Peter van der<br />

Horst, was afkomstig uit Elburg en had in 1684 het<br />

Zwolse burgerrecht verkregen. In hetzelfde jaar<br />

huwde hij Aleida van Lettelen. Peter onderhield<br />

zijn gezin als chirurgijn. Tussen 1702 en 1706<br />

bezocht Gerrit de Latijnse school in Zwolle, waar<br />

hij een niet onverdienstelijk leerling was. Als beloning<br />

voor zijn resultaten ontving hij driemaal een<br />

boek. Gerrit deed belijdenis in september 1712 en<br />

woonde toen aan de Korenmarkt. 2 In 1716 werd hij<br />

leraar aan de Zwolse Latijnse school.<br />

Omstreeks deze tijd begon hij met zijn bescheiden<br />

poëtische activiteiten. Vier jaar later<br />

debuteerde hij met zijn zwanezang, want zijn lange<br />

gedicht op Zwolle, <strong>Overijssel</strong>s oog, of Zwol ver-<br />

heerlijkt, en schetswijze beschout, in zijn aiouden en<br />

tegenwoordigen stand: beschreven in Nederduits<br />

heldendigt, was tevens zijn laatste. Dit ene gedicht,<br />

leverde hem toch een plaats op in het Nieuw<br />

Nederlands Biografisch Woordenboek (deel 8, 850),<br />

waar overigens de lange titel van het gedicht de<br />

helft van de tekst inneemt. Op 26 september 1723<br />

vertrok hij naar Den Haag, waarmee hij uit de<br />

Zwolse geschiedenis verdween. 3<br />

Van der Horst was geen groot poëet, en zijn<br />

ongelukkige manier van uitdrukken is soms onbedoeld<br />

humoristisch. Want wat te denken van in de<br />

Vrolijke Zangnijmf Voorkomende termen als een<br />

ZWOL YËï(HEERLYKT<br />

En Schets-wyze befcKout, in zyn Al-<br />

.,,;•/&'•.•• ouden en tegenwoordigen fta.nd:<br />

'"• •'': Befchreveii in Nederduits Heldendigt.<br />

D O O R :<br />

G E R R I T V A N PER; H.Ö R S T. ;l<br />

ByB, HAK VOORD, Boekverkoper, aan de Koorn-Markr,<br />

Anno 1710. • .' .


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 73<br />

'wapperende zee', 'tuimelende baren' en 'waglend<br />

leven'? Heeft hij ingezien dat het hem aan dichterlijk<br />

talent ontbrak en is het daarom bij het ene<br />

gedrukte werk gebleven? Onmogelijk is het niet,<br />

want in het voorwoord van het <strong>Overijssel</strong>s oog<br />

klaagde hij dat het hem in Zwolle aan deskundige<br />

leiding ontbrak en bood hij de lezer bij voorbaat<br />

zijn excuses aan voor eventuele fouten. Blijkbaar<br />

heeft hij die leiding elders evenmin gevonden.<br />

De gebroeders Huete<br />

De in de Vrolijke Zangnijmf genoemde broers Bernard<br />

en Theodorus Huete behoorden tot de Zwolse<br />

regenten. Theodorus was doctor in de rechten,<br />

advocaat, advocaat-fiscaal van de provincie en<br />

tussen 1675-1677 en 1705-1712 magistraat van Zwolle.<br />

Bernard was doctor in de medicijnen, fungeerde<br />

tussen 1690 en 1712 als stadsmedicus, was<br />

meensman en werd in 1718 tot magistraat gekozen.<br />

Drie jaar na deze verkiezing overleed hij. Bernard<br />

maakte door het verstrekken van een kapitaal op<br />

gunstige voorwaarden, de bouw van het grote<br />

Schnitger-orgel in de Michaëlskerk mogelijk,<br />

Theodorus mocht in de eer delen. 4 Kam twijfelde<br />

nog of Bernard Huete zich met dit royale gebaar in<br />

de magistraat inkocht, voor tijdgenoten was dat<br />

duidelijk. De regent Arnoldus Gelderman noteerde<br />

dat de toegang van Bernard tot de magistraat<br />

één van de voorwaarden van de financiering was. 5<br />

Dat er in die tijd enige penningen werden neergeteld<br />

om een ambt te verwerven was vrij normaal,<br />

maar dat dat geld zo goed werd besteed als in dit<br />

geval is zéér zeldzaam.<br />

Christelijk en klassiek<br />

Tot de standaardopleiding van achttiende-eeuwse<br />

regenten behoorde het doorlopen van de Latijnse<br />

school. Zij waren behalve vertrouwd met de Bijbel<br />

dan ook goed thuis in de klassieke oudheid en het<br />

humanisme. Het was daarom heel gangbaar dat in<br />

de literatuur christelijke en klassieke elementen<br />

naast elkaar werden gebruikt. Pas op het eind van<br />

de achttiende eeuw ontstond tegen dit gebruik<br />

verzet; onder andere door Rhijnvis Feith die alle<br />

heidense elementen uit de poëzie wenste te bannen.<br />

Gerrit van der Horst combineerde in de Vrolijke<br />

zangnijmf nog onbekommerd christelijke en<br />

klassieke elementen. Voor de gefêteerden en de<br />

Links: Het Schnitgerorgel<br />

in de Grote Kerk.<br />

Onder: Met de Korenmarkt<br />

werd - gezien<br />

vanaf de Grote Markt -<br />

het eerste gedeelte van<br />

de Melkmarkt aangeduid.<br />

Gerrit van der<br />

Horst woonde in het<br />

huis dat stond op de<br />

plek waar nu de zijingang<br />

van De Harmonie<br />

is.


Negentiende-eeuwse<br />

tekening van de schepenzaal<br />

in het stadhuis<br />

van Kampen met de<br />

door Colijn de Nole vervaardigde<br />

schouw<br />

(foto: Rijksarchief in<br />

<strong>Overijssel</strong>).<br />

74<br />

lezers van het gedicht waren deze geleerde referenties<br />

een indirect compliment aan hun eruditie.<br />

Het samengaan van beide componenten berustte<br />

op een traditie, die teruggaat tot de zestiende<br />

eeuw en die behalve in de literatuur ook toegepast<br />

werd in de schilder- en beeldhouwkunst. Dat is<br />

duidelijk te zien in de bekende schouw in de schepenzaal<br />

te Kampen uit 1543-1545 en uit een ontwerp<br />

uit 1560 voor de verfraaiing van de schouw in<br />

de Zwolse schepenzaal. In het Zwolse ontwerp is<br />

een schilderij met een afbeelding van het laatste<br />

oordeel omringd door de heilige Michaël, knielende<br />

putti, personificaties uit de humanistische traditie<br />

en een Romeins veldteken. 6<br />

Afbeeldingen waarop attributen voorkomen<br />

die betrekking hadden op het bestuur in de klassieke<br />

oudheid, werden veelvuldig toegepast in het<br />

iconografisch programma van schilderijen waarmee<br />

stadsbesturen de raadzalen lieten versieren.<br />

Regenten vergeleken zich graag met de Romeinse<br />

senatoren en betitelden de gemeenschap die ze<br />

bestuurden als een 'res publica'. Gisbert Cuper,<br />

een Deventer magistraat en geleerd liefhebber van<br />

de oudheid, schroomde niet de terminologie om<br />

te keren en de Romeinse senatoren als burgemeester<br />

te betitelen. Hij zag wel in dat deze omkering in<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

titulatuur tussen de bestuurders van een wereldrijk<br />

en een kleine stad eerder komisch dan realistisch<br />

was. 7<br />

Vrolijke Zangnijmf<br />

Na deze korte inleiding om de context van het<br />

gedicht weer te geven, volgt op de volgende pagina<br />

een complete weergave van de Vrolijke Zangnijmf<br />

voorzien van enige voetnoten. En ook dit laatste<br />

berust op traditie. De Zwolse predikant Johannes<br />

Vollenhove, die een reeks gelegenheids-gedichten<br />

op zijn naam heeft staan, voorzag ze bij heruitgave<br />

in één bundel van uitgebreide verklarende noten,<br />

waarmee nog eens duidelijk wordt dat eruditie<br />

eerder verondersteld dan feitelijk aanwezig werd<br />

geacht. 8<br />

Noten<br />

1. Rijksarchief in <strong>Overijssel</strong>, Familie-archief Thomassen<br />

a Thuessink, ongeïnventariseerd, doos XI.<br />

2. Met de Korenmarkt werd - gezien vanaf de Grote<br />

Markt - het eerste gedeelte van de Melkmarkt aangeduid.<br />

Gerrit van der Horst woonde in het huis dat<br />

stond op de plek waar nu de zij-ingang van De Harmonie<br />

is, naast het pand van de ABN-AMRO. (Vriendelijke<br />

mededeling van Wim Huijsmans, medewerker<br />

gemeentearchief.)<br />

3. Genealogische gegevens, belijdenis, burgerrecht:<br />

Gemeentearchief Zwolle (GAZ), generale catalogus.<br />

Latijnse school: GAZ, Album studiosae iuventutis.<br />

4. B.J. Kam, 'Aantekeningen over de familie Huete, en<br />

over de stratenbroederschappen te Zwolle', in:<br />

VMORG 84 (1969) 8-29.<br />

5. Kam, o.c, 19. GAZ, Familie-archief Gelderman, inv.<br />

nr. 11, fol. 70.<br />

6. Kunst voor de beeldenstorm. Noordnederlandse kunst<br />

1525-1580. [Catalogus Tentoonstelling Rijksmuseum<br />

Amsterdam 1986] ('s-Gravenhage 1986) Zwolle:<br />

385-386, Kampen: 301-302.<br />

7. Het dagboek van Gisbert Cuper, gedeputeerde te velde,<br />

gehouden in de Zuidelijke Nederlanden in iyo6.<br />

Uitgegeven door A.J. Veenendaal, ('s-Gravenhage<br />

1950) 172, 252.<br />

8. J. Vollenhove, Poëzy (Amsterdam 1686) passim.<br />

9. C.H. Schoneveld, '"Iets des nazaats waardig", De<br />

vertaalarbeid van Pieter Ie Clerq', in: Documentatie-<br />

blad werkgroep achttiende eeuwig (1992) 217-256; 221.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 75<br />

Vrolijke Zangnijmf op de verkiesing van de Heer Bernard<br />

Huete M:D: a Tot Burgemeester van Zwol op den XXV van<br />

Hardemaand desjaars MDCCXVIII b .<br />

O Huete, Appolloos soon c , en schoor van 't waglend leven,<br />

Gewoon voor kranken u in 't strijdperk te begeven,<br />

En onverschrokken in der Artzen heldenbaan<br />

Op 't spoor van Hippolcraat d de siektens te verslaan,<br />

't Was niet genoeg u in dien arbeid af te slaven,<br />

O neen; gij kreeg ook lust om hoger op te draven,<br />

Om met uw schrandre geest de triomfante troon<br />

In 't rijseshof van Astré e te schragen, met de kroon<br />

Van's volks beschermheer eens te prijken op uw hairen:<br />

Dus tragt ge uw gangen aan uw Broeders stap te paaren,<br />

Die als verdediger van 't ongekreukte regt<br />

Vol lofs op 't kussen 's volks geschillen heeft beslegt,<br />

En van om laag eerlang tot starren ingevaren<br />

Nu gaat ten reij, juicht bij Cherubijne scharen f .<br />

Ziet daar het uur genaakt, 't geen uwe wensch vervuld,<br />

Streef thans als BrutusS rijk met lauweren gehuld<br />

Ter raadzaal in, in 't oog van <strong>Overijssel</strong>s steden,<br />

In 't faamrijk Zwol, terwijl de boden voor u treden<br />

Met bond'len ten vertoog van 't Burgermeesterschap h ;<br />

Daar ik u met mijn zang; en 't volk met handgeklap<br />

Vervrolijkt volgen'. Hoed vrou Themis schaal, en degen,<br />

Doed haar het regt steeds met gelijke waagschaal wegend<br />

Bewaar de godsdienst: hoed de vrijheid: helpt het schip<br />

Van Zwol als Palinuur k bevrijd van bank en klip<br />

Gelukkig stieren door de tuimelende baren;<br />

Dat u geen rampspoed op die watertogt ervare:<br />

Zeil dus voorspoedig door de wapperende zee,<br />

Tot dat ge namaals land aan 's Hemels vaste rêe.<br />

Terwijl sal 't orgel in 's Aartsengels tempelkoren 1<br />

U naam de nazaat met een hel geluid doen horen,<br />

Een klank, waar door het doofd Arions citerswier 111 ,<br />

En toonen woekerd van de Rhodopeesche lier".<br />

Orgelschrift<br />

Toen Huete op Pauli wierd Zwols Burgerheer gekoren,<br />

Schonk hij dit orgel 't geen voor eeuwig legt sijn naam,<br />

So lang die rijksstad 0 staat, op wieken van de Faam,<br />

En aan de Naneef sal 's mans grote daad doen horen?.<br />

a. Afkorting voor Medicinae Doc- er door de verzamelde bevolking<br />

tor, de titel voor een gepromo- op het kerkplein om de keur geveerd<br />

arts.<br />

applaudiseerd.<br />

b. Te Zwolle kozen jaarlijks op 25 j. Themis, dochter van Uranos en<br />

januari, Pauliconversi, keurno- Gaia, was de godin van het recht.<br />

ten uit de meente de magistraten. Weegschaal en degen zijn de ge-<br />

c. Apollo was de zoon van Zeus en bruikelijke attributen van Justi-<br />

Leto. Hij was onder andere de tia.<br />

god van de genezing omdat hij k. Palinuur - eigenlijk Palinurus -<br />

beschikte over leven en dood. was de stuurman van Aeneas. 1.<br />

Artsen • werden als zonen van De St. Michaëlkerk.<br />

Apollo beschouwd.<br />

m. Arion was een dichter en zanger<br />

d. Hippocrates van Kos was de op Lesbos. Op een tournee werd<br />

grootste arts van de oudheid. In hij overvallen door zeerovers en<br />

de tijd van Huete leerde men nog in zee gegooid, maar door een<br />

steeds de geneeskunde mede aan dolfijn van de verdrinking gered.<br />

de hand van zijn Aphorismen. Op veel prentjes uit de achttiende<br />

e. Astraea was de dochter van Zeus<br />

en Themis en de godin van de<br />

rechtvaardigheid, die in de myti-<br />

eeuw wordt hij dan ook zittend<br />

met zijn citer op een dolfijn afgebeeld.sche<br />

Gouden Eeuw nog op aarde<br />

heerste. Dat Van der Horst de<br />

Franse spelling gebruikt is onder<br />

invloed van H. d'Urfé's bekende<br />

pastorale Astrée.<br />

n. Orpheus, ook bekend als de<br />

'Zanger van Rhodope'. Zo genoemd<br />

naar een gebergte in het<br />

zuiden van de Balkan waar hij<br />

was geboren. Dankzij zijn behen-<br />

f. Met andere woorden, de gestordigheid op de snaren van de lier<br />

ven broer Theodoor kijkt vanuit ging de onderwereld voor hem<br />

de hemel onder de reien van de open en mocht hij zijn gestorven<br />

cherubijnen, de engelen van de ega Euridice mee terug naar de<br />

tweede rang na de serafijnen, aarde nemen.<br />

mee.<br />

o. Tijdens het ancien régime koes-<br />

g. L. Iunius Brutus was de eerste terden het bestuur en de inwo-<br />

consul van Rome. Hij overleefde ners van Zwolle het illusoire<br />

de moordlust van Tarquinius Su- denkbeeld dat de stad tot de vrije<br />

perbus. In 509 moest hij zijn ei- rijkssteden van het Duitse Rijk<br />

gen zoon wegens hoogverraad la- zou behoren.<br />

ten doden. Deze ultieme vorm p. Op het orgel in de St. Michaël-<br />

van onpartijdige rechtspraak kerk staat een iets minder we-<br />

werd vaak in raadhuizen als lichrelds vers in het Latijn, dat getend<br />

voorbeeld voor de schepenen<br />

afgebeeld.<br />

schreven was door Pieter Ie<br />

Clercq<br />

h. Nieuw gekozen burgemeesters<br />

werden te Zwolle door twee roedendragers<br />

met de stadsroede in<br />

de hand thuis opgehaald. Deze<br />

situatie doet sterk denken aan<br />

Romeinse toestanden. In Rome<br />

liepen de lictoren met ieder een<br />

fasces (roedenbundel), het symbool<br />

van de rechtsmacht van de<br />

magistraat binnen de stad Rome,<br />

vóór de consul.<br />

i. Na de verkiezing werd te Zwolle<br />

de nieuwe magistraat op het balkon<br />

van de raadstoren aan het<br />

volk voorgesteld. Mogelijk werd<br />

9 :<br />

Theodorus Hueten et Bernardus<br />

Hueten<br />

ad organi hujus structuram<br />

quatuor<br />

decem milia aureorum donaverunt<br />

ut Deus in coelo laudetur maximus<br />

alto<br />

et finis Musae principiumque<br />

Deus<br />

Anno 1721


Gert van der Horst<br />

Commissaris van de<br />

koning in <strong>Overijssel</strong> jhr.<br />

mr. C. Backer<br />

(foto: Rijksarchief in<br />

<strong>Overijssel</strong>).<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Koninklijk bezoek: Willem III in Zwolle<br />

Koning Willem III staat in de geschiedschrijving<br />

te boek als een. uitzonderlijke<br />

persoonlijkheid. In de jaren veertig van de<br />

negentiende eeuw maakte men zich dan ook zorgen<br />

over zijn toekomstig koningschap, vooral<br />

vanwege zijn gebrek aan tact, zijn hevig temperament,<br />

allerlei erotische escapades en niet in de<br />

laatste plaats vanwege zijn uitgesproken reactionair-conservatieve<br />

opvattingen. In 1848 wilde hij<br />

dan ook afstand doen van zijn positie als kroonprins,<br />

aangezien de liberale grondwet een doorn<br />

in zijn oog was. Nadat hij een jaar later na veel aarzelingen<br />

besloot zijn vader op te volgen, dreigde<br />

hij in de jaren vijftig menigmaal afstand te doen<br />

van de troon. Vaak kwam het voor dat hij een tijdlang<br />

de brui gaf aan het regeren en voor lange tijd<br />

naar het buitenland vertrok.<br />

Begin jaren zestig wist hij echter zijn populariteit<br />

bij het volk te vergroten door zijn optreden bij<br />

de watersnoodramp van 1861.' Een jaar na dit<br />

optreden bracht Willem een bezoek aan <strong>Overijssel</strong>.<br />

Van woensdag 23 april tot maandag 28 april<br />

1862 vertoefde de vorst in Zwolle. Dat bezoek staat<br />

in dit artikel centraal.<br />

De voorbereidingen<br />

Op 11 april 1862 had de commissaris van de koning<br />

in <strong>Overijssel</strong>, jhr. mr. C. Backer, een onderhoud<br />

met F.L.W. de Koek, de directeur van het Kabinet<br />

des Konings. 2 In dit gesprek werd de commissaris<br />

op de hoogte gesteld van het voorgenomen bezoek<br />

van Willem III aan Zwolle en <strong>Overijssel</strong>. Op 14<br />

april werd het bezoek definitief vastgesteld. De<br />

koning zou negen dagen later om zes uur 's middags<br />

te Zwolle zijn. Reizend vanaf Het Loo zou hij<br />

aankomen bij het Katerveer aan de Hattemse kant<br />

van de IJssel. 3<br />

Na 11 april begon de commissaris onmiddellijk<br />

met het treffen van voorbereidingen. Diverse<br />

voorstellen voor het af te werken programma werden<br />

aan de directeur van het Kabinet des Konings<br />

voorgelegd. Op 16 april keurde de koning het<br />

voorgestelde programma goed, maar via De Koek<br />

gaf hij nog wel een aantal richtlijnen, 'waaraan<br />

men zich zo veel mogelijk moest houden'. 4<br />

Ook op gemeentelijk niveau toog men aan het<br />

werk. Nadat burgemeester J.A.G. baron De Vos<br />

van Steenwijk in een besloten raadszitting het<br />

nieuws had medegedeeld, besloot de raad een<br />

onbepaald krediet te verlenen voor het bestrijden<br />

van de kosten.<br />

De burgers werden op 16 april officieel op de<br />

hoogte gebracht van het koninklijke bezoek. De<br />

Provinciale <strong>Overijssel</strong>sche en Zwolsche Courant<br />

(POZC) bracht verslag uit van de activiteiten in de


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 77<br />

stad: 'Allerwegen ziet men toebereidselen maken<br />

om de stad een regt feestelijk aanzien te geven'. 5<br />

Op de Grote Markt was een ereboog opgericht van<br />

'monumentale constructie'. De verslaggever<br />

meldde verder dat men aan veel openbare gebouwen<br />

en in de hoofdstraten al aanstalten tot illuminatie<br />

zag. Daarnaast had een twintigtal ingezetenen<br />

onder leiding van de gepensioneerde kolonel<br />

Mollinger zich verenigd met als doel een erewacht<br />

te paard te vormen.<br />

Het bezoek<br />

Op vrijdag 26 april deed de POZC voor het eerst<br />

verslag van het drie dagen daarvoor begonnen<br />

koninklijke bezoek. 6 Om vijf uur kondigde klokgelui<br />

de komst van Willem III aan. Volgens de verslaggever<br />

rustte niemand toen 'de blijde mare' van<br />

mond tot mond ging dat de koning zou komen.<br />

Men wilde de geliefde vorst een waardige ontvangst<br />

bereiden. In een ronkende stijl berichtte de<br />

krant dat de gehele stad in een feesttooi gehuld<br />

was. Van alle openbare gebouwen en particuliere<br />

woningen wapperde de vlag. Overal bevonden<br />

zich erebogen en illuminaties. De veelheid van<br />

huldeblijken was vooral gestimuleerd door de persoon<br />

van de koning en niet alleen door de band<br />

met Oranje, vond de POZC: 'Het is de Vader des<br />

Vaderlands dien men eert en dien men zich gelukkig<br />

rekent zijne hulden te mogen brengen'. 7<br />

Iets na vijven arriveerde de koning. Hij werd<br />

begeleid door de commissaris, de leden van gedeputeerde<br />

staten en de generaal-majoor, bevelhebber<br />

der tweede militaire afdeling. Burgemeester<br />

baron De Vos van Steenwijk ontving de koning<br />

namens de raad op Zwols grondgebied. Willem III<br />

beantwoordde de toespraak van de burgemeester<br />

'minzaam', waarna de stoet zich onder klokgelui<br />

stapvoets in beweging stelde. Men deed ongeveer<br />

een uur over de tocht van het Katerveer naar het<br />

gouvernementshotel, omdat de rit volgens de<br />

gouverneur langs 'de meer geschikte passages'<br />

moest voeren. 8 Na aankomst en ontvangst bij het<br />

gouvernementshotel defileerden de schutterij en<br />

de infanterie langs de koning. 'Aan de toejuichingen<br />

der menigte scheen geen einde te komen',<br />

berichtte de POZC.<br />

Woensdagavond vond een serenade bij fakkel-<br />

licht plaats van fabrikanten met hun werknemers.<br />

De stoet werd geopend door de dragonders, waarna<br />

het stedelijk muziekkorps volgde met daarachter<br />

het bestuur en de leden van de afdeling Zwolle<br />

van de Vereeniging ter bevordering van fabrieksen<br />

handwerknijverheid in Nederland met in hun<br />

kielzog de werklieden. Nadat het bestuur voorge-<br />

steld was, bracht de voorzitter, W.EJ. Tjeenk Willink,<br />

hulde aan de koning. Willem III verzekerde<br />

daarop dat de belangen van de nijverheid steeds<br />

door hem zouden worden behartigd.<br />

De donderdagmorgen was gereserveerd voor<br />

een audiëntie. Op deze bijeenkomst sprak de<br />

voorzitter van de gemeenteraad namens de ingezetenen<br />

zijn blijdschap uit over het bezoek. Deze<br />

vreugde werd volgens de spreker niet alleen veroorzaakt<br />

door het vorstelijk bezoek, maar vooral<br />

door de sympathie voor de koning, die als een<br />

waardige telg uit het Huis van Oranje de band tussen<br />

volk en vorst zo veel mogelijk had versterkt.<br />

Hij voegde daar nog wel aan toe dat de gemeenteraad<br />

nog heel wat wensen zou kunnen uiten, maar<br />

hij achtte het ogenblik daartoe minder geschikt.<br />

De koning scheen nogal onder de indruk te zijn<br />

geweest van deze woorden, want volgens de verslaggever<br />

verklaarde hij dat de hartelijke ontvangst<br />

hem zeer aangenaam was. Willem III zou zich<br />

zelfs hebben laten ontvallen eraan terug te zullen<br />

Het Katerveer naar een<br />

tekening van Co Bremer,<br />

1925.


Briefhoofd van G.J.<br />

Wispelwey en Co., circa<br />

1900.<br />

denken als één van de aangenaamste dagen uit zijn<br />

leven. Ook deed hij nog de toezegging altijd bereid<br />

te zijn voor Zwolle datgene te doen waardoor de<br />

welvaart kon bloeien en groeien.<br />

Donderdagmiddag 24 april bezocht de koning<br />

een tweetal fabrieken met de stoomboot van de<br />

heer W. Meeter. 9 Als eerste werd de fabriek van<br />

MACHINEFABRIEK.<br />

KETELMAKERIJ,<br />

en GROFSME0ERU.<br />

Hersïslplaais van<br />

LAND-en<br />

G.J. Wispelwey en Co. aan het Assiesplein bezocht.<br />

Ter gelegenheid van het bezoek was de<br />

fabriek verfraaid met allerlei versieringen. Ook<br />

had men een borstbeeld van Willem III, omgeven<br />

door diverse trofeeën, in een lokaal geplaatst. Tijdens<br />

de rondgang door de fabriek werden de<br />

woorden 'Hulde aan Willem III' gegoten. De<br />

koning onderhield zich drie kwartier wederom<br />

'minzaam' met de fabrikant. Gedurende het<br />

bezoek aan de ijzer- en emaillefabriek van Schaepman<br />

en Helmich aan de Holtenbroekerdijk werd<br />

ongeveer hetzelfde programma afgewerkt. Ook<br />

daar werden enige woorden gegoten. De ijzerfabrieken<br />

vielen blijkbaar goed in de smaak bij de<br />

koning; de arbeiders van beide fabrieken werden<br />

bedeeld met een 'vorstelijke' gift.<br />

Dezelfde middag bracht Willem III een bezoek<br />

aan de armeninrichting. 10 De kinderen aldaar<br />

zongen een lied voor de koning en lieten hun<br />

werkzaamheden zien. De meest gevorderde leerlingen<br />

van de zangschool zongen enige speciaal<br />

voor dit bezoek vervaardigde liederen. De POZC<br />

berichtte dat de koning het met veel belangstelling<br />

aanhoorde. Tot besluit schreef hij zijn naam in het<br />

gastenalbum.<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Op het goed gevulde programma stond als<br />

afsluiting van het middaggedeelte een bezoek aan<br />

het museum van de <strong>Overijssel</strong>sche Vereeniging<br />

voor Provinciale Welvaart aan het Aaplein. In de<br />

oudhedenzaal bekeek de koning een aantal zilveren<br />

voorwerpen, waaronder de drinkbekers der<br />

gilden. Over de werking van een Chinees waterrad<br />

kreeg hij uitleg van een aantal leden van de afdeling<br />

fysica van de vereniging.<br />

's Avonds vond er een concert in Odeon plaats<br />

ter gelegenheid van het koninklijk bezoek. Op het<br />

programma stond het oratorium De Schepping<br />

van J. Haydn. 11 Om dit concert tot een goed einde<br />

te brengen, moesten de Zwolse organisatoren heel<br />

wat hulptroepen laten aanrukken. De professionele<br />

soliste was mevrouw Offermans van Hove.<br />

Zij werd terzijde gestaan door 'voortreffelijke<br />

dilettanten' uit Alkmaar, Deventer en Kampen.<br />

De POZC maakte ook gewag van diverse, niet met<br />

name genoemde moeilijkheden waarmee men in<br />

de voorbereiding te kampen had. Toch ontbrak<br />

geen enkel onontbeerlijk persoon. Vanuit zijn met<br />

het koninklijk wapen opgesierde loge zag Willem<br />

III een rijk versierde en geheel gevulde zaal. De<br />

koning werd welkom geheten met een drietal fanfares<br />

en het Wilhelmus. De koning zou bij herhaling<br />

blijk van zijn hoge tevredenheid met dit concert<br />

gegeven hebben.<br />

Na een audiëntie op de vrijdagmorgen ging de<br />

koning uit rijden, begeleid door de erewacht. 12<br />

Men bracht een bezoek aan een nieuwe school<br />

buiten de Kamperpoort. Op verzoek van de plaatselijke<br />

schoolcommissie toonde Willem zich<br />

bereid zijn naam te verlenen aan deze nieuwe<br />

school. Aansluitend wenste de koning naar de<br />

buitenplaats van de commissaris te gaan, die gelegen<br />

was aan de Veerallee, waar nu Villa Flora staat.<br />

Voor deze bijeenkomst waren veel aanzienlijke<br />

families uitgenodigd. Volgens de POZC bekeek<br />

Willem de fraaie gewassen en bloemen aldaar met<br />

veel aandacht. Het stedelijk muziekkorps was ter<br />

plekke aanwezig. Van hieruit maakte de koning<br />

een wandelrit langs het Katerveer, het Engelse<br />

Werk en de singels langs de stadsgracht.<br />

Aan het einde van de middag bood de gemeente<br />

Zwolle de koning een diner aan. Hier voerde<br />

onder andere de commissaris van de koning het


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 79<br />

woord. Backer haalde de Zwolse dichter Rhijnvis<br />

Feith aan: 'Het geluk van Nederland is onafscheidbaar<br />

verenigd met het: Huis van Oranje Nassau'.<br />

Volgens de POZC werd het diner algemeen als zeer<br />

uitmuntend geroemd. Dezelfde dag bood de<br />

Zwolse bakker GJ. van Brummen een enorm<br />

krentenbrood aan. Willem III stelde dit geschenk<br />

ter beschikking van de stadsarmeninrichting met<br />

daarbij een som geld, om de kinderen op chocolade<br />

te trakteren.<br />

Op het bal van die avond onderhield de<br />

koning zich wederom 'minzaam' met de aanwezigen.<br />

De verslaggever van de POZC vergat niet te<br />

melden dat de koning 'eerst te middernacht het<br />

bal heeft verlaten'.<br />

Zaterdagmorgen om tien uur vertrok het<br />

koninklijk gezelschap naar Kampen. Om kwart<br />

voor zeven was men weer terug in Zwolle. 13 Daar<br />

stond een rondrit door de stad op het programma,<br />

zodat de koning de geïllumineerde stad met eigen<br />

ogen kon aanschouwen. Om negen uur vertrok<br />

het gezelschap voor de een uur durende tocht. Op<br />

de markt stapte Willem III uit, om enige ogenblik-<br />

ken later op het balkon van de sociëteit De Harmonie<br />

te verschijnen. Uit de menigte klonken<br />

daverende hoera's en de muziekvereniging van de<br />

schutterij speelde het Wilhelmus. De koning aanschouwde<br />

het geheel enige ogenblikken en onderhield<br />

zich met de president-directeur van De Harmonie,<br />

waarna hij zijn rijtuig weer opzocht en zijn<br />

tocht vervolgde onder wederom luide bijval van<br />

de menigte.<br />

Zondagmorgen 27 april begaf het koninklijk<br />

gezelschap zich naar de godsdienstoefening in de<br />

Grote Kerk. 14 Ds. J.G. van Rijn hield een leerrede<br />

over Openbaringen 22:17b voor een geheel gevulde<br />

kerk, nadat hij een toespraak tot de koning had<br />

gehouden, die volgens de krant 'hartelijk en<br />

gepast' was. De aansluitende zegenbede over de<br />

vorst werd gevolgd door het zingen van een enigszins<br />

gewijzigd vers vier van psalm 121. De gemeente<br />

zong dit vers staande, naar de koning toegekeerd.<br />

Om twee uur ging de koning een wandelrit<br />

maken naar Dalfsen, die al vóór vieren geëindigd<br />

was. Op het diner van die avond mocht ds. Van<br />

De singels langs de<br />

stadsgracht.


8o<br />

Het Engelse Werk. Rijn op uitnodiging van de koning aanwezig zijn.<br />

De kerkdienst was blijkbaar in goede aarde gevallen.<br />

Maandagmorgen 28 april verliet het koninklijk<br />

gezelschap de stad Zwolle om negen uur. Er stond<br />

hen nog een uitgebreide tournee door <strong>Overijssel</strong> te<br />

wachten. Het bezoek aan Zwolle was in ieder geval<br />

een succes, volgens de POZC. Men besloot de verslaggeving<br />

over het bezoek met de constatering<br />

dat de banden tussen vorst en volk nauwer aangehaald<br />

waren en dat het bezoek een hoogst aangenaam<br />

aandenken vormde. Kritische journalistiek<br />

was aan de POZC niet besteed. Mogen we de krant<br />

geloven dan was er gedurende het bezoek niets<br />

misgegaan en was het een aaneenschakeling van<br />

gelukkige momenten...<br />

Slot<br />

In de vorm van geschenken leefde het koninklijk<br />

bezoek nog even voort. Willem bedeelde de armen<br />

van de stad met ƒ 1000,-. 15 De bedienden tijdens<br />

het diner en bal van de stad kregen van de koning<br />

ƒ 100,-. 16 De werklieden van het Katerveer die de<br />

koning hadden overgezet, ontvingen ƒ 40,-. 17<br />

Bakker J. van Brammen, die de koning een krentenbrood<br />

schonk, kreeg als blijk van erkentelijkheid<br />

ƒ 50,- toegestopt. 18 De hoogwaardigheidsbekleders<br />

die de koning ontvangen hadden, konden<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

rekenen op de onvermijdelijke orden. 19 Commissaris<br />

van de koning Backer werd benoemd tot<br />

Groot Officier in de Orde der Eikenkroon en burgemeester<br />

baron De Vos van Steenwijk werd<br />

Commandeur in die orde. De onder-commandanten<br />

van de erewacht, EJ. Eekhout en S.W. Parker,<br />

kregen een benoeming als ridder in de Orde<br />

der Eikenkroon. De commandant van de erewacht,<br />

de gepensioneerde kolonel Mollinger,<br />

moest het doen met een gesigneerd portret van de<br />

koning...<br />

Noten<br />

1. ƒ. Doorn, Willem III, Emma en Sophie: geluk en<br />

ongeluk in het Huis van Oranje (Zaltbommel 1986)<br />

172-173-<br />

2. Rijksarchief in <strong>Overijssel</strong> (RAO), Archief van de<br />

commissaris van de koning, nr. 135, schrijven van<br />

Backer aan De Koek van 14 april 1862.<br />

3. Ibidem, telegram van De Koek aan Backer, 14 april<br />

1862.<br />

4. Ibidem, 16 april 1862.<br />

5. POZC, nr. 46, woensdag 16 april 1862.<br />

6. POZC, nr. 50, vrijdag 26 april 1862.<br />

7. Ibidem.<br />

8. RAO, Archief van de commissaris van de koning, nr.<br />

135, minuut van een brief van Backer aan De Koek,<br />

14 april 1862.<br />

9. POZC, nr. 51, maandag 28 april 1862.<br />

10. Ibidem.<br />

11. POZC, nr. 52, woensdag 30 april 1862.<br />

12. POZC, nr. 51, maandag 28 april 1862.<br />

13. POZC, nr. 52, woensdag 30 april 1862.<br />

14. Ibidem.<br />

15. Ibidem.<br />

16. RAO, Archief van de commissaris van de koning, nr.<br />

135, schrijven van commissaris aan burgemeester.<br />

17. Ibidem.<br />

18. Ibidem.<br />

19. POZC, nr. 52, woensdag 30 april 1862.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 8l<br />

De bewoningsgeschiedenis van<br />

Kamperstraat 10<br />

De Kamperstraat is een zeer oude straat.<br />

Omstreeks 1400 was de straat al bekend<br />

onder de naam Voorsterstraat, als uitvalsstraat<br />

naar Voorst in de richting Kampen. De<br />

plaats van het huis dat nu onder nummer 10<br />

bekend staat, zal ongetwijfeld na juli 1324 bebouwd<br />

zijn, want een grote brand in die tijd<br />

maakte dat er nauwelijks huizen gespaard werden.<br />

Daarna verrezen er heel wat stenen huizen. Hoewel<br />

het huis op nummer 10 een gevel heeft uit het<br />

midden van de achttiende eeuw, draagt het<br />

inwendige nog duidelijk sporen van het oorspronkelijke<br />

veertiende-eeuwse pand. De balkenconstructie<br />

dateert namelijk al uit de vroege vijftiende<br />

eeuw. 1 Het huis komt sedert 1672 voor onder de<br />

naam De Todast. Die benaming duidt op een<br />

bestemming als herberg. Toelast is een oude naam<br />

voor wijnvat.<br />

E.H. ter Kuile beschreef het pand als volgt:<br />

'Een voornaam woonhuis met lijstgevel<br />

ter breedte van vijf vensters. De voorgevel<br />

bevat in het midden een rijke zandstenen<br />

ingangspartij met balkon en decoratieve<br />

omvatting van de balkondeur. Boven de<br />

houten kroonlijst, die blijkens de magere<br />

detaillering eind achttiende eeuw moet<br />

zijn vernieuwd, gaat een barokke zandstenen<br />

attiek op met in het midden de alliantiewapens<br />

van Wolter Johan van Haersolte<br />

tot Oldenhof en Geertruit van Haersolte.<br />

Vanouds heeft het huis een smalle gang<br />

gehad achter het linkergedeelte van de<br />

monumentale voordeur. Deze gang en de<br />

brede kamers en-suite links daarvan hebben<br />

stucplafonds die min of meer in de<br />

trant van Daniël Marot zijn ontworpen.3<br />

De familie Van Haersolte<br />

Op 21 januari 1735 ging het huis over van de erven<br />

Mensinck op Wolter Johan van Haersolte tot<br />

Oldenhof, Bijssel en Wolfshagen, drost van Vollenhove<br />

en van Salland (1691-1746). Deze liet het<br />

huis geheel (ver)bouwen en bevestigde zijn wapen<br />

en dat van zijn vrouw Geertruit van Haersolte<br />

(1692-1764) boven in de gevel. De achterzijde (de<br />

huidige Ossenmarkt) was reeds in 1687 voorzien<br />

van een stal, zoals meestal bij een herberg aan een<br />

uitvalsweg het geval was. De Kamperstraat was inmiddels<br />

een deftige straat geworden. Want de<br />

buurman, de eveneens adellijke Christiaan Albrecht<br />

graaf van Rechteren, liet er in 1747 een nog<br />

imposanter huis (ver)bouwen. 2<br />

Dit soort huizen dienden vaak als onderkomen<br />

voor de winter. De zomer brachten deze<br />

families meestal op hun landgoederen door. In dit<br />

geval was het waarschijnlijk het kasteel Haerst, dat<br />

verdwenen is. 4<br />

Wolter Johan was een zoon van Volkier van<br />

Haersolte tot Oldenhove en Ida Elisabeth van<br />

Drienen. Zijn vader heeft hij nooit gekend, want<br />

die sneuvelde in dienst van Willem III tijdens de<br />

negenjarige oorlog tegen Frankrijk in 1691. In 1721<br />

huwde Wolter Johan met Geertruit van Haersolte,<br />

dochter van Antony van Haersolte tot Eisen en<br />

Johanna van Haersolte tot Zwaluwenberg, Staverden<br />

en Bredenhorst. 5<br />

Het was geen erg florissante tijd. De bloeiperiode<br />

had de Republiek van de de Zeven Provinciën<br />

inmiddels achter de rug. In <strong>Overijssel</strong> was 25<br />

procent van de inwoners verarmd. De kloof tussen<br />

zeer rijk (3 procent van de bevolking) en arm was<br />

erg groot, maar door malaises in de landbouw en<br />

de runderpest brachten de bezittingen van de adel<br />

ook minder op en men teerde duidelijk in. Van<br />

1675 tot 1758 liep haar aandeel in het gezamenlijk<br />

vermogen van 41 procent tot 19 procent terug. Het<br />

J. Erdtsieck


De Kamperstraat in het<br />

begin van de twintigste<br />

eeuw.<br />

82 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

bevolkingsoverschot zorgde echter voor goedkope<br />

werkkrachten, zodat men op ruime voet kon<br />

leven. En de belastingen verschoven van het vermogen<br />

naar de accijnzen. 6 Een voordeel voor de<br />

adel, maar een nadeel voor de gewone man.<br />

Wolter Johan en Geertruit bleven dus in goede<br />

doen en werden respectievelijk in 1746 en 1764 in het<br />

koor van de Grote Kerk begraven, zoals het in die<br />

dagen voor rijke en aanzienlijke lieden passend was.<br />

De familie Van Haersolte heeft het huis tot het<br />

begin van de negentiende eeuw bewoond. Dit wil<br />

echter niet zeggen, dat de bewoners steeds die<br />

naam droegen. Wolter Johan liet namelijk slechts<br />

drie dochters na. 7 Het waren vaak aanverwanten<br />

en verre nazaten van deze zeer uitgebreide familie,<br />

die afwisselend het huis bewoonden. In 1766 en<br />

1781 veranderde het huis van eigenaar.<br />

H. van Sonsbeek<br />

Op 2 oktober 1823 ging het van Coenraad Willem<br />

van Dedem tot Rollecate, de voormalige drost van<br />

Vollenhove, die het huis in 1791 had gekocht, over<br />

op mr. H. van Sonsbeek. Hij was geboren in 1796<br />

en gehuwd met Margaretha E. Heerkens, afkom-<br />

stig uit een aanzienlijk rooms-katholiek geslacht.<br />

Hij was een telg uit een Zwolse adellijke familie,<br />

die veel voor de wederopbouw van de katholieke<br />

kerk in de stad heeft gedaan. Van Sonsbeek studeerde<br />

rechten in Groningen en vestigde zich als<br />

advocaat in Zwolle. Hij werd in 1830 rechter en<br />

acht jaar later raadsheer bij het gerechtshof in de<br />

stad. In 1827 behoorde hij tot de oprichters van de<br />

Zwolse algemene bibliotheek. 9<br />

Via de Raad van State werd hij in 1849 minister<br />

van Buitenlandse Zaken en van de Rooms-katholieke<br />

Eredienst onder de oud-Zwollenaar Thorbecke.<br />

Erg succesvol was hij niet. Zijn voorstellen<br />

sloegen niet aan en uit eigen beweging gaf hij het<br />

ministerschap op 16 oktober 1852 op. Hij bekleedde<br />

vervolgens geen openbare ambten meer en trok<br />

zich terug op zijn landgoed De Alerdinck in Heino,<br />

waar hij op 29 november 1865 overleed. 9<br />

J.A.G. baron de Vos van Steenwijk<br />

Het huis in de Kamperstraat had hij al in 1854 verkocht<br />

aan Jan Arend Godert baron de Vos van<br />

Steenwijk. De in 1818 geboren Jan Arend had in<br />

Utrecht rechten gestudeerd en werd in 1853 via de


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Provinciale Staten lid van de Eerste Kamer. Drie<br />

jaar later benoemde de koning hem tot burgemeester<br />

van Zwolle. Gezien de eerdere aankoop<br />

van het pand wist hij vermoedelijk al van de<br />

komende benoeming af. Als buitenplaats bezat hij<br />

het landgoed Mataram aan de Poppenallee. De<br />

winter bracht hij in de Kamperstraat door. Hij<br />

hoefde dan niet met zijn vierspan naar Zwolle te<br />

komen om de stukken te tekenen.<br />

De Vos was een echte regent, gewend om mensen<br />

te regeren maar met weinig contact met de<br />

burgerij. 10 Zijn gezin telde zeven kinderen. Het<br />

burgemeesterschap bekleedde hij tot 1867, maar<br />

hij bleef wel lid van de Eerste Kamer. Uiteindelijk<br />

bracht hij het in 1880 tot commissaris van de<br />

koning in Utrecht. Hij was twee jaar eerder naar<br />

deze provincie verhuisd. Na zijn pensioen keerde<br />

De Vos van Steenwijk niet naar <strong>Overijssel</strong> terug.<br />

Hij overleed op 17 oktober 1906 op zijn buitengoed<br />

Voorstonden te Brummen (Gld.).<br />

Het huis in de Kamperstraat was in 1878<br />

gekocht door zijn buurman, de hotelhouder J.<br />

Hoven, eigenaar van hotel De Kroon. Bij die gelegenheid<br />

werd het pand ook gesplitst. De neergang<br />

van de Kamperstraat was ingezet, want in het vorstelijke<br />

huis van de graaf Van Rechteren op nummer<br />

12 was nu Hotel de Kroon gevestigd, wel in<br />

een gebouw met allure.<br />

Heilgymnastiek<br />

Een deel van Kamperstraat 10 werd in 1898 verhuurd<br />

aan mejuffrouw Milatz, die er tien jaar lang<br />

heilgymnastiek en massage gaf. 11 De in 1872 geboren<br />

Maria W.J. Milatz was een dochter van een<br />

gymnastiekleraar, die zich in 1894 in Zwolle gevestigd<br />

had. 12 In het huis aan de Kamperstraat 10 en<br />

later aan de Zeven Alleetjes had zij een praktijk<br />

voor heilgymnastiek en massage. Ze hield ook<br />

lezingen over reformkleding voor dames. Oorspronkelijk<br />

was ze van evangelisch-lutherse huize,<br />

maar later werd ze doopsgezind. Ongetwijfeld<br />

behoorde ze tot de eerste feministische golf. Zelf is<br />

ze nooit in de doopsgezinde kerkeraad gekozen.<br />

Ze bedankte als lid van deze gezindte in februari<br />

1924. Op 15 augustus van het volgende jaar werd zij<br />

rooms-katholiek gedoopt. Ze overleed op 2 juni<br />

1935 in het Onze Lieve Vrouwe-pension.<br />

De alliantiewapens van<br />

Wolter Johan van<br />

Haersolte tot Oldenhof<br />

en Geertruit van Haersolte<br />

boven de kroonlijst.


Gevel van Kamperstraat<br />

12.<br />

84 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Diverse bestemmingen<br />

In 1907 werd J.H. Jacobs, van de firma N.I. Jacobs,<br />

een fabrikant van borstels, eigenaar van het pand.<br />

Hij oefende er zijn bedrijf uit. 13<br />

Acht jaar later ging het huis naar de vereniging<br />

Kinderzorg in <strong>Overijssel</strong>, die er maar kort geves-<br />

tigd was en het huis ook nooit gebruikt heeft. Het<br />

was een vereniging van hervormde diaconieën in<br />

<strong>Overijssel</strong>, opgericht op 24 januari 1907. Op grond<br />

van de kinderwetten van 1905 was het mogelijk<br />

kinderen uit huis te plaatsen bij particulieren of ze<br />

in een tehuis onder te brengen. 57 van de 75 diaconieën<br />

waren hierbij aangesloten. De vereniging<br />

streefde naar een doorgangshuis voor de eerste<br />

opvang. De bedoeling van het pand in de Kamperstraat,<br />

dat door een anonieme schenking aangekocht<br />

kon worden, was er kinderen te plaatsen<br />

waar men niet direct weg mee wist.<br />

Hoewel men dringend behoefte aan een dergelijk<br />

huis had, is het niet in gebruik genomen. De<br />

voorgenomen opening op 2 maart 1916 ging niet<br />

door, omdat het een militair gebouw was geworden.<br />

De territoriaal bevelhebber van <strong>Overijssel</strong><br />

had er beslag op laten leggen - het was mobilisatietijd!<br />

- om er zijn bureau te vestigen. Inmiddels<br />

was er echter ook twijfel bij het bestuur gerezen of<br />

het gebouw wel zo geschikt was: midden in de<br />

stad, groot en vrij somber. Bovendien was het tijdstip<br />

erg ongeschikt: stijgende prijzen en voedselschaarste.<br />

Toen de oorlog voorbij was, bleek er<br />

zoveel aan verbouwd te moeten worden, dat het<br />

bestuur het beter achtte het huis met voordeel te<br />

verkopen en een nieuw huis te bouwen. Op het<br />

laatste moest wel even worden gewacht. Pas in<br />

1927 kon de vereniging het Julianahuis in de Terborgstraat<br />

openen. 14<br />

Schoolgebouw<br />

In 1919 werd de Christelijke HBS de eigenares. 15 De<br />

twee jaar eerder doorgevoerde financiële gelijkstelling<br />

van het bijzonder en het openbaar onderwijs<br />

had het mogelijk gemaakt een middelbare<br />

school te stichten. Dat geschiedde in september<br />

1919 te Zwolle en de 28 leerlingen (21 jongens en 7<br />

meisjes) begonnen in twee klassen in het pand<br />

Kamperstraat 10. Het bestuur bestond uit mensen<br />

van orthodox christelijke huize uit Zwolle en<br />

omgeving (onder anderen dr. J. Ridderbos van de<br />

Theologische Hogeschool in Kampen, ds. JJ.<br />

Valeton, predikant kinderzorg te Zwolle, dr. C.<br />

Bouma, gereformeerd predikant te Zwolle, ds.<br />

CD. van Noppen, hervormd predikant te Zwolle,<br />

ds. J.E. Klomp, hervormd predikant te Oldebroek


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

en ds. A.J.W. van Ingen, hervormd predikant te<br />

Hattem).<br />

Er waren acht leraren aan verbonden. De<br />

school was klein vergeleken met de Rijks HBS, die<br />

300 leerlingen telde, maar het aantal scholieren<br />

groeide toch gestaag. In 1920 waren er drie klassen<br />

en tien leraren met 47 leerlingen en een jaar later<br />

zestien leraren en 88 leerlingen. In 1922 werd voor<br />

het eerst eindexamen gedaan. Alle negen leerlingen<br />

slaagden.<br />

De school telde toen bijna 100 leerlingen en we<br />

kunnen ons indenken, dat het wat de huisvesting<br />

betreft een ware noodtoestand was in het betrekkelijk<br />

kleine pand. In de tuin waren een paar<br />

barakken geplaatst en gymnastiek werd op de zolder<br />

gegeven. Maar men week ook uit naar het<br />

lokaal van mejuffrouw Milatz, de vroegere<br />

bewoonster van het huis, die nu een heilgymnastiekpraktijk<br />

had in de Zeven Alleetjes.<br />

Grond voor een nieuw gebouw was al in 1920<br />

aan de Veerallee gekocht, maar de bouw vlotte<br />

niet zo erg. Eerst in juni 1925 kon de school met 86<br />

jongens en 24 meisjes naar het nieuwe onderkomen<br />

verhuizen. Men was in de Kamperstraat letterlijk<br />

uit z'n jasje gegroeid.<br />

Eigendom van de Hervormde Gemeente<br />

Op 9 juni 1925 kon daarom het eigendom voor<br />

ƒ 20.000,- overgaan op de Hervormde Gemeente.<br />

Het gebouw werd in de koopakte als volgt<br />

beschreven: 'een herenhuis met tuin en erf aan de<br />

Kamperstraat 10 en twee huisjes met erven aan de<br />

Ossenmarkt nr. 37 en 38 te Zwolle. Kad. F nrs.<br />

5316-4214 en 4452, samen groot 6 are en 54 ca.'<br />

Het was ds. A. de Haan, die in de vergadering<br />

van de kerkvoogdij op 14 maart 1925 de aandacht<br />

op dit pand vestigde. 16 Hij was in 1912 secretaris<br />

van de kerkvoogdij geworden en wist dat er voor<br />

de ruim 2000 catechisanten, die de Hervormde<br />

Gemeente toen nog telde, maar zeer weinig ruimte<br />

was. De lessen werden op onmogelijke uren gegeven<br />

op verschillende plaatsen in de stad: in de kerken,<br />

de evangelisatiegebouwen en bij de predikanten<br />

thuis. Nu zou alles geconcentreerd kunnen<br />

worden in één 'schoolgebouw', waar alle hulpmiddelen<br />

konden blijven. Kamperstraat 10 leek<br />

De Haan een geschikt huis. Alleen de vraagprijs<br />

van ƒ 26.000,- vond hij wat te hoog, maar daarover<br />

zou te praten zijn. Hij wees erop dat de kerkvoogdij<br />

nog de beschikking had over een legaat<br />

van wijlen mr. Kaempf. 17<br />

De in 1843 in Giethoorn geboren mr. C.F.<br />

Kaempf was in 1865 in Zwolle komen wonen. Hij<br />

vestigde zich er als notaris en advocaat. Kaempf<br />

bewoonde een huis aan de Grote Markt (nummer<br />

10, de huidige ijssalon Talamini) en was één van de<br />

hoogst aangeslagenen in de gemeentelijke belasting.<br />

Hij woonde tot 1916 in de stad, waarna hij<br />

zijn laatste jaren in Den Haag doorbracht.<br />

Kaempf, die vrijgezel was, had zijn oude woonplaats<br />

niet vergeten en liet aan de Hervormde<br />

Gemeente ƒ 10.000,- na, dat in 1924 al een aardige<br />

rente had opgebracht. Aan de diaconie vermaakte<br />

hij ƒ 25.000,-.<br />

De aankoop van Kamperstraat 10 zou een goede<br />

bestemming zijn voor het legaat en De Haan<br />

wilde een bod doen van ruim ƒ 18.000,-. Voorzitter<br />

Jordens kon zich hierin vinden. Alleen één lid<br />

Jan Arend Godert<br />

baron de Vos van Steenwijk.


De net gebouwde christelijke<br />

HBS aan de Veeralle<br />

in 1925.<br />

86 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

stemde tegen. Er werd geheimhouding gevraagd.<br />

Op 9 mei 1925 werd het perceel bekeken en goed<br />

bevonden. De houten barakken in de tuin kon<br />

men niet gebruiken.<br />

Men deed nu snel zaken, hetgeen bespoedigd<br />

werd omdat de verkoop onder 'vrienden' plaatsvond.<br />

Het bestuur van de Christelijke HBS bestond<br />

namelijk uit gereformeerden en rechtzinnig hervormden.<br />

Men werd het eens over een bedrag van<br />

ƒ 20.000,- en op 9 juni 1925 werd de akte ondertekend.<br />

Er moest uiteraard wel wat opgeknapt worden.<br />

Hiervoor werd een commissie ingesteld, die ook<br />

een conciërge benoemde. Het echtpaar L. Akkers<br />

kreeg een 'beloning' van ƒ 3,- per week met vrij<br />

wonen en vrij licht en per jaar ƒ 25,- voor de grote<br />

schoonmaak. Een jaar later werd het ƒ 5,- per<br />

week. De man was pakhuisknecht en hij zal die<br />

baan zeker nodig gehad hebben om rond te kunnen<br />

komen.<br />

Op zaterdag 19 september 1925 om 3 uur 's<br />

middags werd het gebouw plechtig geopend in<br />

aanwezigheid van de notabelen, de kerkvoogdij en<br />

de kerkeraad. President-kerkvoogd DJ.R. Jordens<br />

hield daarbij een toespraak. In de gevel werden<br />

steentjes aangebracht met het opschrift: Catechisatie<br />

Gebouw der Nederd: Hervormde Gemeente.<br />

Nederduits was een oude benaming om onderscheid<br />

te maken met de Waals Hervormde<br />

Gemeente.<br />

Er was voorlopig ruimte genoeg. Beneden<br />

waren vier ruime kamers en boven vier wat kleinere<br />

kamers. Daarom kreeg ook de koster van de<br />

Grote Kerk, die hand en spandiensten verrichtte<br />

voor de kerkelijke administratie, een ruimte toegewezen.<br />

De diaconie mocht er zijn bureau vestigen<br />

tegen een huur van ƒ 150,- per jaar. Tevens<br />

werden drie kamers op zondag voor clubbijeenkomsten<br />

verhuurd aan de Christelijke Jongemannenvereniging.<br />

Weer was het ds. De Haan die voor


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

dit laatste een krachtig pleidooi had gevoerd. Elke<br />

predikant had hier tussen 1925 en 1950 een vaste<br />

kamer.<br />

Na de Tweede Wereldoorlog<br />

De ontwikkelingen in de Hervormde Gemeente<br />

maakten het gebouw na de oorlog minder functioneel.<br />

Reeds in 1945 werd de stad verdeeld in drie<br />

wijken, maar wel onder één kerkeraad. Kamperstraat<br />

10 bleef voorlopig het centrale gebouw voor<br />

de catechisaties. In 1949 kreeg het zelfs nog een<br />

grondige opknapbeurt. Maar er werd gezocht naar<br />

een andere vorm, die in 1957 gestalte kreeg: tien<br />

zelfstandige wijkgemeenten met een gezamenlijk<br />

kerkelijk apparaat. Het accent kwam toen te liggen<br />

op de wijk waar een kerk, een pastorie en wijkgebouw<br />

waren. Vanzelfsprekend werden daar de<br />

catechisaties gehouden.<br />

Dat is niet in één klap gegaan. Langzamerhand<br />

werd de verschuiving duidelijk. In 1960 wilde ds.<br />

Korevaar nog de beschikking hebben over een<br />

lokaal waar 80 (!) catechisanten ontvangen konden<br />

worden, die allen van het toen nog landelijke<br />

Berkum naar het centrum van Zwolle togen. Maar<br />

langzamerhand gingen alle predikanten ertoe over<br />

om hun lessen in de wijkgemeenten zelf te geven.<br />

In 1959 besloot de kerkvoogdij een algemeen<br />

secretariaat voor het kerkelijk werk in te stellen,<br />

waar ook de diaconie ondergebracht zou worden.<br />

De diaconie stemde daarmee in. De kerkvoogdij<br />

had sedert 1930 een bureau aan de Grote Markt<br />

met vijf medewerkers en de diaconie had haar<br />

bureau aan de Kamperstraat met drie medewerkers<br />

en de koster van de Grote Kerk. De laatste<br />

koster, die ook het achtergelegen woonhuis<br />

betrok, was de heer A. Jolink. Na zijn vertrek werd<br />

het huis verhuurd aan studenten. Drie lokalen<br />

konden aan de Nederlandse Spoorwegen verhuurd<br />

worden en de gehele administratie werd<br />

beneden gehuisvest.<br />

Het nieuwe kerkelijke bureau kwam na een<br />

verbouwing op 1 december 1960 in het pand. Twee<br />

predikanten kregen ruimte toegewezen in het<br />

voormalige kerkelijk bureau aan de Grote Markt.<br />

Hoofd werd de heer Millekamp, die tot dusver<br />

het diaconaal bureau had geleid. De heer J.J. van<br />

der Waarde, die vanaf 1947 hoofd van het kerkelijk<br />

bureau was, werkte z'n opvolger in en ging op 1<br />

januari 1961 met pensioen. Op 12 september 1972<br />

werd hij opgevolgd door de heer H. Meliesie, die<br />

op zijn beurt het bureau leidde tot 1 maart 1992.<br />

Thans is de leiding in handen van de heren E.<br />

Roosink en W. van Rhee. Veel werkzaamheden<br />

zijn volledig geautomatiseerd, zodat zij daarnaast<br />

nog slechts enkele part-timers nodig hebben en -<br />

dat is het voordeel van een kerkelijke administratie<br />

- de hulp van veel vrijwilligers die op gezette<br />

tijden het 'buik-werk' doen.<br />

In 1965 kwam de Christelijke huishoudschool<br />

Dabar in het pand, die er drie jaar doorbracht.<br />

Daarna waren er steeds andere huurders. Momenteel<br />

is dat advocaat J. Floor. Tot 1970 konden in<br />

het pand ook nog catechisaties geven worden. Het<br />

langste heeft wijk II dat gedaan. De leerlingen<br />

kwamen uit heel Zwolle en de wijde omtrek.<br />

Slot<br />

Het huis Kamperstraat 10 heeft een bonte historie<br />

achter de rug, die zeker nog niet afgesloten is.<br />

Vooral de binnenkant van het pand heeft een 'facelift'<br />

nodig. De brede monumentale stoep zal wel<br />

niet meer in ere hersteld kunnen worden. Daarvoor<br />

is de Kamperstraat te smal geworden. De brede<br />

voordeuren hebben iets bedriegelijks. Slechts de<br />

helft geeft toegang tot een vrij smalle gang. De plafonds<br />

in de kamers roepen nog beelden op van het<br />

oude patriciërshuis, evenals de monumentale trap<br />

naar boven, die toegang geeft tot vier grotere en<br />

kleinere kamers, die door de houten schotten weinig<br />

meer laten zien van wat het eenmaal was. Maar<br />

de zolder met de oude balkenconstructie en de<br />

kleine dienstbodekamer, alleen met een klein dakvenster,<br />

roept weer ruimschoots herinneringen op<br />

aan het verleden. En de donkere en vrij vochtige<br />

woning achter het huis geeft ook iets weer van de<br />

omstandigheden, waaronder vroeger het personeel<br />

moest werken en wonen.<br />

Noten<br />

1. DJ. de Vries, 'De veertiende-eeuwse woonhuizen<br />

van Zwolle', in: <strong>Overijssel</strong>se <strong>Historisch</strong>e bijdragen 95<br />

(1980) 129.<br />

2. F.C. Berkenvelder, Zo was Zwolle rond 1900 (Zwolle<br />

1970) 68.


88 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

3. E.H. ter Kuile, Noord- en oost-Salland (Den Haag<br />

1974) 131- Daniël Marot was een Frans architect<br />

(1663-1752), die als verdreven Hugenoot in ons land<br />

werkte voor stadhouder Willem III. Hij bracht de<br />

Franse barokstijl mee en deze voorname en decoratieve<br />

stijl kreeg gestalte in de paleizen Het Loo en<br />

Huis Ten Bosch.<br />

4. Gemeentearchief Zwolle (GAZ), Familiearchief van<br />

Haersolte.<br />

5. Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek, dl. VI<br />

(Leiden 1924) 675.<br />

6. Algemene Geschiedenis der Nederlanden, dl. 8 (Leiden<br />

1937) 222 e.v.<br />

7. Zie noot 5.<br />

8. W.A. Elberts, <strong>Historisch</strong>e wandelingen in en om<br />

Zwolle (herdruk Zwolle 1973) 35.<br />

9. C.W. van der Pot, Zwolle's omgeving omstreeks 1900<br />

(Zwolle, s.a.) 90.<br />

10. Th.J. de Vries, Geschiedenis van Zwolle, dl. II (Zwolle<br />

1961) 239,259.<br />

11. Zie noot 2.<br />

12. J. Erdtsieck, Geloven zonder confessie (Zwolle 1991)<br />

en W.A. Huijsmans, 'Maria W.J. Milatz (1872i935)'><br />

i n: <strong>Overijssel</strong>se biografieën^ (1993) 63-66.<br />

13. Zie de adresboekjes uit deze jaren.<br />

14. GAZ, Archieven van de Hervormde Gemeente te<br />

Zwolle (KA017), Notulen diaconie, inv.nr. 238-239;<br />

en Jaarverslagen van Kinderzorg over 1915, 1916 en<br />

1917.<br />

15. Gegevens uit Toestand der Gemeente 1919-1925.<br />

16. GAZ, KAO17 inv.nr. 456.<br />

17. Zie: Berkenvelder, 118, en de adresboekjes van die<br />

jaren.<br />

Kamperstraat 10.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 89<br />

IJsselvliet, een verdwenen buitenplaats<br />

Niet ver van de Katerveersluizen in Spoolde,<br />

tegen de voet van de IJsseldijk, stond<br />

al in het begin van de achttiende eeuw<br />

een spijker of buitenplaats, IJsselvliet genaamd.<br />

Het was één van de vele buitenplaatsen en havezaten<br />

die gelegen waren in het gebied rond Zwolle.<br />

Zij dienden als zomerverblijf voor personen die in<br />

de stad een belangrijke functie vervulden. Het was<br />

er heerlijk toeven. De rust en de landelijke omgeving<br />

droegen ertoe bij dat de bewoners zich ongestoord<br />

konden bezighouden met kunst en wetenschap.<br />

Het waren ideale plaatsen om gedachten in<br />

poëzie- of prozavorm aan het papier toe te vertrouwen,<br />

zoals Rhijnvis Feith deed op Boswijk en<br />

Jacob Serrurier op het: Rodehuis. Met familie en<br />

gasten kon worden gediscussieerd over allerlei<br />

politieke en wetenschappelijke onderwerpen. Ook<br />

musiceren was een geliefd tijdverdrijf.<br />

De buitenplaats IJsselvliet was tot 1840 in het<br />

bezit van de families Greven en Nilant. In dat jaar<br />

werd Jacob H. graaf van Rechter en eigenaar, die<br />

het huis liet herbouwen. Dit nieuwe huis werd al<br />

in 1869 door de latere eigenaar om onduidelijke<br />

redenen voor afbraak verkocht. Het koetshuis en<br />

de stalling bleven staan. Beide bouwsels stonden<br />

aan de Nilantsweg. Later hoorden ze bij het boerenerf<br />

van Egbert Westerhof. Bij de bouw van huizen<br />

aan de Nilantsweg, genummerd 41-47, zijn ze<br />

afgebroken.<br />

In het koetshuis was een steen aangebracht,<br />

waarop stond te lezen dat J.H.A.E. van Rechteren<br />

- een dochtertje van de graaf- op 16 juli 1842 de<br />

eerste steen had gelegd.' Met de afbraak in<br />

1958/1959 is deze laatste herinnering aan IJsselvliet<br />

verdwenen.<br />

De ligging<br />

Op de dijk in Spoolde, onder de nieuwe IJsselbrug<br />

waarover het verkeer in een continue stroom<br />

raast, ziet men de pijlers van de brug bij Kampen<br />

hoog uit het IJsselwater oprijzen. Ook de contouren<br />

van enkele hoge gebouwen zijn nog vaag<br />

zichtbaar. Geheel anders was, zo dicht bij het<br />

Katerveer, het vroegere uitzicht vanuit IJsselvliet.<br />

Het stomme vee graast zomers nog even vredig<br />

als eeuwen gelegen op de verhoogde IJsseldijken<br />

en in de groene weilanden achter de huizen aan de<br />

Nilantsweg. Koeien doen zich tegoed aan het malse<br />

gras, dat groeit waar eens de riante buitenplaats<br />

IJsselvliet gestaan heeft. Van die plek is echter zelfs<br />

geen kleine oneffenheid meer in het weiland te<br />

zien. Alles is 'keurig' geëgaliseerd.<br />

De buitenplaats heeft tegen de voet van de IJsseldijk<br />

gestaan. De toegang naar de buitenplaats<br />

vanaf de Nilantsweg lag tussen Nilantsweg 41 en<br />

41-1, tegenover een boerderij. Een lichte krom-<br />

Wim Huijsmans<br />

De Katerveersluizen<br />

omstreeks 1935.


ming in de Nilantsweg, die ook nu nog valt waar te<br />

nemen, is het enige wat nog herinnert aan de plek<br />

waar de oprijlaan naar IJsselvliet begon. Ook van<br />

het koetshuis en de stalling ligt geen steen meer op<br />

de ander. Een toevallige ontmoeting met een<br />

geboren en getogen Spoolderse leerde mij dat de<br />

grond er vol met puin zit...<br />

Vroegste bewoning<br />

Als eerste eigenaar van de buitenplaats IJsselvliet<br />

wordt genoemd Arnoldus Greven, cameraar van<br />

Zwolle. Als zodanig was hij belast met het financieel<br />

beheer van de stad. In het markeboek van<br />

Spoolde werd hij op 3/4 juli 1743 als eigenaar van<br />

IJsselvliet aangeslagen voor het onderhoud van<br />

één roede en zes voeten van de Spoolderdijken<br />

langs de IJssel. 2<br />

Op 25 september 1740 legde Greven zijn laatste<br />

wil vast in een testament, ten overstaan van de<br />

schout van Zwollerkerspel. 3 Het is jammer dat de<br />

inhoud van zijn 'gesloten' testament niet bekend<br />

geworden is. Gebruikelijk was dat na het overlijden<br />

zo'n wilsbeschikking op het stadhuis werd<br />

afgeschreven in het testamenten-register. Dit is<br />

helaas bij de laatste wil van Arnoldus Greven niet<br />

gebeurd. De inhoud ervan is daarom niet bekend.<br />

Het is echter waarschijnlijk dat hij IJsselvliet nagelaten<br />

heeft aan zijn dochter Agnes Greven, die op<br />

20 september 1723 te Zwolle getrouwd was met mr.<br />

Lucas Nilant, gemeensman der stad Zwolle. Uit<br />

dit huwelijk werden zes kinderen geboren, van wie<br />

één jong overleed. 4 Lucas Nilant werd in hetzelfde<br />

markeboek in 1757 genoemd als markerichter van<br />

Spoolde.<br />

Strijd op het Fricadelleneiland<br />

Lucas Nilant kreeg het in 1757 aan de stok met de<br />

heer van Yrst, bewoner van de buitenplaats aan de<br />

overzijde van de IJssel. Hij had 'een troup volk'<br />

naar het Fricadelleneiland of de Twijgwelle in de<br />

IJssel gestuurd om twijg te snijden. Dit gebeurde<br />

blijkbaar tegen alle regels in, want ook Nilant gaf<br />

opdracht aan dertien Spoolder boeren om twijg te<br />

snijden en daarbij gebruik te maken van de schuit<br />

van de Katerveerman. Zij mochten niet gewelddadig<br />

worden of de Yrsters 'onjurieus' bejegenen.<br />

Zwijgzaam sneed elk van beide groepen zijn twijg.<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Na verloop van tijd ging de Yrster ploeg terug met<br />

slechts een halve vracht. Eén persoon" rende na<br />

terugkeer aan de Gelderse zijde in allerijl naar huize<br />

Yrst, zoals markerichter Nilant, die 'alles door<br />

de verrekijker distinctelijk observeerde', in zijn<br />

verslag van 10 oktober 1757 vermeldde. Er werd<br />

vervolgens met geladen snaphanen in de lucht<br />

geschoten om de Spoolders te intimideren. De<br />

'strijd' duurde enige dagen voort, maar toen de<br />

Yrster groep niet meer kwam opdagen om twijg te<br />

snijden, was het probleem uit de wereld. Nilant<br />

verhaalde er uitgebreid over in het markeboek. Hij<br />

borg de twijg op in de 'bourenhof bij IJsselvliet. 5<br />

Het leven op IJsselvliet<br />

De familie Nilant bracht de zomers door op IJsselvliet<br />

en woonde 's winters in de stad. Op 26 augustus<br />

1762 schreef Lucas Nilant een brief aan zijn<br />

dochter Willemina Agnes. Zij verbleef in Beverwijk<br />

bij de doopsgezinde (!) predikant Antonius<br />

van der Os, die in Zwolle als hervormd predikant<br />

was afgezet. 6<br />

De 'laatste nieuwtjes' in de brief geven een aardige<br />

kijk op het landleven. Zo schreef Nilant dat er<br />

een grote sterfte onder het vee was. Op het bouwhuis<br />

bij IJsselvliet woonde een nieuwe boer,<br />

Berend van Dam, die al zeven stuks vee verloren<br />

had. Op religieus gebied kon hij melden dat binnenkort<br />

de benoeming van ds. Adama door de<br />

classis zou worden goedgekeurd. In verband met<br />

zijn komst verzochten de Zwolse predikanten aan<br />

het stadsbestuur vrijdom van wagenvrachten voor<br />

de predikanten uit de regio, maar dat werd niet<br />

verleend. Ander nieuws was dat de heer Scriverius<br />

hals over kop naar Den Haag was vertrokken,<br />

alwaar zijn dienstbode plotseling bevallen was. En<br />

toen afgelopen zondag de familie Nilant aan tafel<br />

zat, daverden de glazen in de kast. Dochter Hillegonda<br />

dacht aan een aardbeving, omdat er geen<br />

vleugje wind was 'waardoor de glasen souden<br />

kunnen rammelen'.<br />

Mocht mevrouw Van der Os nog fruit willen,<br />

dan zou Nilant dat wel toezenden. Ook kon ze<br />

grote noten krijgen, als die al niet door de vele<br />

regen bedorven waren. De neerslag was zeer<br />

schadelijk voor de vruchten, want de pruimen<br />

barstten en de grote noten werden zwart. Het zaad


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

en de erwten begonnen al uit te lopen. De slakken<br />

vraten de kroppen uit het veld.<br />

Ook met de dienstboden waren er problemen.<br />

Nilant zag de ene vanwege haar 'lichaems gesteldheijd'<br />

liever niet terugkomen, een andere kon niet<br />

komen omdat zij 'haar belijdenis gaet leeren tegen<br />

St. Michiel' (29 september). Vrouw Giele, die<br />

dienstboden verhuurde, had ook niet veel capabele<br />

krachten, of zoals Nilant schreef, 'sij heeft<br />

tegenwoordig niet dan uitschot op haer lijst'. Ze<br />

had nog wel een 'schepsel' met de naam Margrietjen<br />

op het oog, die moeilijk met haar moeder<br />

overweg kon. Maar het zag er naar uit dat de familie<br />

zich met één keukenmeid 'also sukkelende'<br />

moest behelpen en mevrouw 'mede voor kokkinne<br />

sal moeten spelen'. De brief geeft op een unieke<br />

wijze aan wat bewoners van een buitenplaats in de<br />

achttiende eeuw zoal bezig hield. 7<br />

De familie Nilant<br />

Het gezin van mr. Lucas Nilant (1691-1767) en<br />

Agnes Greven (1698-1731) bestond uit vier dochters<br />

en een zoon Lambertus (1728-1778). Drie<br />

dochters van de markerichter overleden ongehuwd,<br />

de vierde trouwde in 1767 met de medicinae<br />

doctor Rudolf van Sonsbeek. In hetzelfde jaar<br />

stierf Lucas Nilant. IJsselvliet bleef onverdeeld in<br />

het bezit van zijn kinderen, die tussen 1778 en 1803<br />

overleden.<br />

Omvang van de buitenplaats<br />

In het register van de 50e penning, een belasting<br />

die men bij verandering in het bezit van onroerend<br />

goed moest betalen, werd het goed in 1783 als<br />

volgt omschreven: 'Het erve en goed Isselvliet of<br />

de Colk te Spoolde, bestaande in 't Spijker en boerenhuis<br />

met de hoven en plantagien, de sogenaemde<br />

Pol aan de weg en aangelegen landen, twee<br />

koeweiden en één pinkeweijde op de Spoolderweideweert,<br />

het Dijkcampje en voorenste akker bouwland<br />

op Spoolderbroek, de lange Marsch tegenover<br />

IJsselvliet tot aan de Spoolderberg, de gehele<br />

Brinkmersch, de hoge of Kruiscamp en 't Clavercampje<br />

bij 't Rode Enk tegenover 't goed van de<br />

Heer Dr. van Toor de Kortenberg .. .'. 8<br />

Omdat het van belang was het ene stuk land<br />

van het andere te onderscheiden — het kadaster<br />

G K UJN U £ N , op liet Matfs 'Wijnhuis te Zwolle, op Miiigsda%<br />

den. asten 'Jvgnsiv* J8S7 ,' Ües morgens Ie elf men , te doen<br />

Inzéileh ,''eu drie nekeu daarna op tijd en plaats Toorschievcn te Ter-<br />

k o o p e l i : ' ' ' : ' " "" • • • • • • ' • • • • • " : - • • .<br />

S 'H. Een zeer aangename B ü I T E .NP LA A T S , IJ S S E L FL IE T<br />

''•'''• gifiaiama , gelegen''iu ; de ; Buurschap Spoolde ^ geineenle Zwollerkcrspel,<br />

aan de straatweg'bij het Katerrecr,' : een lialf • riur \ando<br />

Slad Zwolle, bestaaude ïli zeer logeabel HEERENIIUIS, waarjil<br />

To'ndcrsclieideiie-te


Gedeelte van het kadastrale<br />

minuutplan<br />

Zwollerkerspel, sectie N,<br />

vervaardigd omstreeks<br />

1830 (foto: Rijksarchief<br />

in <strong>Overijssel</strong>).<br />

92 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

genaamd, aan de straatweg bij het Katerveer, een<br />

half uur van de stad Zwolle, bestaande in zeer<br />

logeabel heerenhuis, waarin onderscheidene vertrekken,<br />

hebbende zeer aangenaam uitzigt over de<br />

rivier den IJssel, bouwhuis met ruime stalling voor<br />

beesten en paarden en verdere gebouwen, spacieuse<br />

tuinen met uitgezochte vruchtboomen<br />

beplant, aangename wandelingen, welig groeijende<br />

opgaande boomen en houtgewas'. Voorts was<br />

eraan verbonden 'een erf en huis met bakhuis en<br />

groote moestuin met uitnemende vruchtboomen<br />

beplant en daarbij gelegen bouwland [... ] gelegen<br />

aan de rijweg (tegen-)over het eerste perceel'.<br />

Dit alles stemt nauw overeen met het kadastrale<br />

minuutplan van circa 1830. Tussen de schutkolk<br />

van de Katerveersluis en de eerste bocht in de<br />

Nilantsweg strekte zich het bezit van de heer<br />

Nilant uit. Zelfs de met bomen beplante oprijlaan,<br />

de slingervijver en de slingerpaden, het afzonderlijke<br />

bouwhuis en het erve Engelradink tegenover<br />

de oprijlaan staan fraai ingetekend. In het midden<br />

van de schitterend aangelegde, parkachtige tuin<br />

lag een boomgaard. Ook bevond zich in de tuin<br />

een koepel. Aan de nieuwe eigenaar van IJsselvliet<br />

was dit alles bekend: Lambertus Nilant, de zoon<br />

van L.H.C. Nilant, burgemeester van Olst, verwierf<br />

het voor ƒ 10.200,-.<br />

Het boerenerf Engelradink, omschreven als<br />

erf, huis met bakhuis, grote moestuin, twee akkers<br />

bouwland en wilgenhagentje met de pol voor het<br />

huis en de daarop staande 'ypenboomen' aan de<br />

openbare weg te Spoolde, werd voor ƒ 1500,eigendom<br />

van procureur mr. Lambertus Johannes<br />

Rietberg.<br />

IJsselvliet bleef slechts tot 1840 in het bezit van<br />

Lambertus Nilant, waarmee de periode van een<br />

eeuw waarin de familie Nilant eigenaar geweest<br />

was van deze buitenplaats werd afgesloten.<br />

Een nieuw IJsselvliet<br />

Toen J.H. graaf van Rechteren, gouverneur van<br />

<strong>Overijssel</strong>, in 1840 tegen zijn zin benoemd werd in<br />

dezelfde functie in Friesland, bedankte hij. 11 Dit<br />

betekende dat hij zijn ambtswoning in de Diezer-


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 93<br />

straat moest verlaten. Bij onderhandse akte van 1<br />

september 1840 kocht hij van L. Nilant de buitenplaats<br />

IJsselvliet. Hij liet twee jaar later het huis en<br />

verdere gebouwen nieuw optrekken en richtte het<br />

in tot een zomer- en winterverblijf. Een steen in<br />

het koetshuis met het jaartal 1842, gelegd door zijn<br />

dochtertje Jacqueline H.A.E. van Rechteren, hield<br />

nog jarenlang de herinnering levendig aan deze<br />

prominente familie.<br />

Slechts enkele jaren hebben de graaf Van<br />

Rechteren en zijn echtgenote Geertruid Agnes<br />

barones de Vos van Steenwijk kunnen genieten<br />

van deze prachtige buitenplaats. In 1845 stierven<br />

beiden vrij kort na elkaar. Kort voor zijn overlijden<br />

had Van Rechteren nog het boerenerf Engelradink,<br />

gelegen tegenover de oprijlaan van IJsselvliet,<br />

van notaris Rietberg aangekocht.<br />

J.H. graaf van Rechteren liet de buitenplaats<br />

IJsselvliet en de boerderij Engelradink na aan zijn<br />

twee dochters Jacqueline Henriette Anna Elisabeth<br />

en Adamina Petronella Andrea. De bibliotheken<br />

op IJsselvliet en het huis Appeltern vielen<br />

toe aan zijn zoon Godert Willem, evenals de familieportretten<br />

en het jachttuig. 12 De kinderen werden<br />

toevertrouwd aan de zorgen van hun tante<br />

Petronella Adamina barones de Vos van Steenwijk.<br />

Zij bleven op IJsselvliet wonen. 13<br />

Hierin kwam in 1850 verandering. Mr. Reint<br />

Hendrik baron de Vos van Steenwijk en Gabriël<br />

Jasper Gerrit de Vidal de St. Germain, voogden<br />

over de kinderen, wendden zich op 26 januari van<br />

dat jaar tot de rechtbank te Zwolle met het verzoek<br />

IJsselvliet te mogen verkopen. De met de opvoeding<br />

belaste tante was namelijk intussen getrouwd<br />

met jonkheer A. Sandberg. Zij had tot dan toe alles<br />

op de buitenplaats in behoorlijke staat gehouden.<br />

Nu zij getrouwd en vertrokken was, zou het landgoed<br />

verkocht of verhuurd moeten worden. Het<br />

onderhoud aan de gebouwen kostte immers veel<br />

geld. Verkoop was echter te prefereren, omdat de<br />

goederen bij langdurige verhuring 'zeer verarmen<br />

en dienvolgens in waarde verminderen'. Op 13<br />

februari 1850 verleende de rechtbank toestemming<br />

voor de verkoop.' 4<br />

Opnieuw verkocht<br />

Al op 26 februari en 12 maart 1850 vond ten overstaan<br />

van notaris mr. LA. van Roijen de publieke<br />

verkoop van de buitenplaats IJsselvliet en katerstede<br />

Engelradink in Odeon plaats. Van de verkoop<br />

waren onder andere uitgezonderd 'het huisje<br />

in het slingerbosje' en de houten broeibakken.<br />

Op 1 mei 1850 kon het geheel aanvaard worden.<br />

Het complex werd voor ƒ 25.500,- aangekocht<br />

door Cornelis Anthonie van Everdingen, gepensioneerd<br />

rijksontvanger van de in- en uitgaande<br />

rechten en accijnsen. 15 De nieuwe eigenaar woonde<br />

zeventien jaar lang op IJsselvliet.<br />

Verkoop voor afbraak<br />

Op 14 juni 1867 verscheen in de POZC een advertentie<br />

waarin IJsselvliet te koop werd aangeboden.<br />

De buitenplaats werd beschreven als een kapitaal<br />

herenhuis met zestien boven- en benedenkamers,<br />

J.H. graaf van Rechteren<br />

(foto: Rijksarchief<br />

in <strong>Overijssel</strong>).


De schouwburg Odeon,<br />

waar in 1850 IJsselvliet<br />

werd verkocht.<br />

94<br />

*•»«**« .,;<br />

waaronder beneden één ruime zaal en suite met<br />

een grote kamer. Verder waren er drie dienstbodenkamers,<br />

een provisiekamer, een ruime kelder,<br />

een keuken en een zolder. Daarnaast lag een ruim<br />

koetshuis en stalling voor acht paarden met daarbij<br />

gelegen ruime tuin met meer dan honderd<br />

exquise vruchtbomen en een 'broeijery'. Het<br />

geheel was 'voor ruim 20 jaren gebouwd en tot<br />

zomer- en winterverblijf ingerigt door den toenmalige<br />

eigenaar den Hooggeboren J.H. Grave van<br />

Rechteren van Appeltern.'<br />

Zelfs de vorige eigenaar werd erbij gehaald om<br />

deze prachtige buitenplaats aan te prijzen. Om een<br />

indruk te geven van de afstand ten opzichte van de<br />

stad stond erbij vermeld dat het op een half uur<br />

verwijderd lag van het centrum en slechts een<br />

kwartier van het station.<br />

Op 9 juli 1867 vond de verkoop plaats. 16 Het is<br />

verbazingwekkend in de akte te lezen dat het<br />

herenhuis en het koetshuis, die in de krant als heel<br />

groot(s) en indrukwekkend waren omschreven,<br />

Schouwburg — Blijmarkt*<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

nu voor afbraak verkocht werden. Daarnaast zou<br />

de ondergrond apart van de hand gaan. Uit de akte<br />

blijkt niet waarom er intussen tot afbraak was<br />

besloten. Men kan slechts naar de reden gissen.<br />

Hangt het samen met de aanleg van de grote Katerveersluis<br />

of met de ophoging van de IJsseldijk? Was<br />

het huis te vochtig? Stond het pand in het gezichtsveld<br />

van bijvoorbeeld het huis de Hertsenberg en<br />

had de eigenaar hiervan met de verkoper Van<br />

Everdingen afgesproken hem een aanzienlijk<br />

bedrag onder de tafel te geven als de verkoop voor<br />

afbraak doorging? Werd het grote huis te duur in<br />

onderhoud voor de eigenaar? Hoe het ook zij, bij<br />

de openbare verkoop werden het herenhuis, het<br />

koetshuis en de stalling aangehouden. Dit complex<br />

werd echter op 24 juli 1867 voor ƒ 17.000,- verkocht<br />

aan Johanna D.C.N.H.A. van Everdingen, vrouw<br />

van Jan Meyjes, scheepsbouwmeester en assuradeur,<br />

wonende te Amsterdam. Hierbij was de verkoop<br />

van enkele hooi- en weilanden, De Grient<br />

genaamd, inbegrepen. Bij de publieke verkoop


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 95<br />

werd wel een koper voor de katerstede Engelradink,<br />

groot ruim 3,5 hectare, gevonden. Voor<br />

ƒ 2750,- werd Otto Bosch eigenaar.<br />

Ook mevrouw Meyjes-van Everdingen bleef<br />

niet lang eigenares van IJsselvliet. Binnen twee jaar<br />

vond er al weer een openbare verkoop plaats ten<br />

overstaan van notaris Van der Gronden. Ook nu<br />

werd de buitenplaats voor afbraak verkocht; het<br />

koetshuis, de stal en de twee woningen mochten<br />

echter blijven staan. Aan de afbraak van de buitenplaats<br />

waren allerlei voorwaarden verbonden. Zo<br />

moest het geheel worden afgebroken met fundamenten<br />

en al. Het puin mocht niet worden afgevoerd,<br />

maar moest ter plekke weer worden<br />

gebruikt om 'de ruimten der kelders en fundamenten<br />

en de ontstane gaten aan te vullen tot op 5<br />

palm na met de begane grond.' Het terrein moest<br />

worden afgesloten met een behoorlijke rikking en<br />

de afbraak moest gerealiseerd zijn voor 1 februari<br />

1870.<br />

De verkoop voor afbraak ging nu wel door.<br />

Voor ƒ 2595,- mocht Jacob B. Duif, aannemer te<br />

Hindeloopen, de buitenplaats slopen. De ondergrond<br />

van de buitenplaats, de tuin en de 'wandelingen',<br />

het koetshuis, de stal en de twee woningen<br />

kwamen in het bezit van de heren Doyer en Pruimers,<br />

wijnhandelaren, met nog wat bos, hooi- en<br />

weiland voor ƒ 10.750,-. 17 De heer N. Pruimers,<br />

wijnkoper, was tezelfdertijd ook eigenaar van de<br />

Hertsenberg!<br />

Slot<br />

Met de afbraak in de tweede helft van het jaar 1869<br />

is de geschiedenis van IJsselvliet 'gevloten'. Het<br />

koetshuis bleef nog in stand tot circa 1958, zij het<br />

in een sterk gewijzigde vorm. Het diende jarenlang<br />

als boerderij voor de familie Westerhof. In de<br />

Zwolse krant van 22 december 1938 werd het boerenerf<br />

van Egbert Westerhof nog aangeduid als<br />

'IJsselvlied'.<br />

Begin 1960 verleende de gemeente Zwollerkerspel<br />

vergunning voor de bouw van drie dubbele<br />

woningen aan de Nilantsweg, respectievelijk<br />

genummerd 41-1, 41-2, 41-3, 43, 45 en 47. Het<br />

koetshuis en de stalling van IJsselvliet moesten nu<br />

ook wijken.<br />

Het is jammer dat thans niets meer herinnert<br />

aan de buitenplaats IJsselvliet. Het zou getuigen<br />

van interesse voor de lokale geschiedenis, indien<br />

in de toekomst de naam IJsselvliet op de een of<br />

ander wijze in Spoolde zou voortbestaan.<br />

Noten<br />

1. C.W. van der Pot, Zwolle's omgeving omstreeks 1900<br />

(Zwolle z.j.) 64-65.<br />

2. Gemeentearchief Zwolle (GAZ), Markeboek van<br />

Spoolde, 'Onraad' in de Spoolderdijk onder paal 60.<br />

3. GAZ, Reg. voluntaire rechtspraak schoutambt,<br />

inv.nr. RA001-00621, p. 206-207.<br />

4. Voor genealogie Nilant, zie: Nederland's Patriciaat<br />

18 (1928/29) 122-140.<br />

5. GAZ, Markeboek van Spoolde, 10 oktober 1757.<br />

6. Voor Ds. A. van der Os, zie: R.A. Bosch, Het conflict<br />

rond Antonius van der Os, predikant te Zwolle 1748-<br />

1755 (Kampen 1988).<br />

7. GAZ, Familiearchief Nilant, inv.nr. FAOI8.<br />

8. GAZ, Reg. aangifte 50e penning schoutambt, inv.nr.<br />

RA001-00654, p. 53-54.<br />

9. Voor meer gegevens, zie: W.A. Huijsmans, 'Lucas<br />

H.C. Nilant, burgemeester van Zwollerkerspel en<br />

notaris', in: <strong>Overijssel</strong>se biografieën, deel 2 (Meppel<br />

1992) 107-110.<br />

10. GAZ, notaris R.S. v.d. Gronden, inv.nr. NA001-721,<br />

akte nr. 395.<br />

11. Voor J.H. graaf van Rechteren, zie: J. van Beekum,<br />

'Gouverneur Mr. Jacob Hendrik graaf van Rechteren<br />

van Appeltern 1787-1845', in: <strong>Overijssel</strong>se Portretten<br />

(Zwolle 1958) 233-282.<br />

12. Appeltern en de bibliotheek aldaar had J.H. graaf<br />

van Rechteren geërfd van zijn grootvader Johan<br />

Derk van der Capellen tot de Pol.<br />

13. GAZ, notaris LA. van Roijen, inv.nr. NAOO2-O62,<br />

akte nr. 9122.<br />

14. Deze gegevens zijn ontleend aan de bijlagen bij de<br />

akte van publieke verkoop van 26 februari 1850.<br />

15. GAZ, notaris LA. van Roijen, inv.nr. NAOO2-057, akte<br />

nr. 11125.<br />

16. GAZ, notaris W.S. v.d. Gronden, inv.nr. NAOO2-3I8,<br />

akte nrs. 6459 en 6466.<br />

17. GAZ, notaris W.S. v.d. Gronden, inv.nr. NA002-320,<br />

akte nr. 6828 d.d. 4 mei 1869.


Hilda Verwey-Jonker<br />

Villa Urbana in juli<br />

1893.<br />

96 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Een jeugd in Zwolle<br />

Van kort voor mijn vijfde tot kort na mijn<br />

vijftiende verjaardag heb ik in Zwolle<br />

gewoond. In vijf verschillende huizen, die<br />

er allemaal nog staan, al zijn het niet allemaal<br />

woonhuizen gebleven. Twee van die huizen spelen<br />

een grote rol in mijn herinnering: de kleine villa<br />

die mijn ouders in 1917 aan de Veerallee lieten<br />

bouwen was toen heel modern: toen mijn ouders<br />

eruit wilden was het huis onverkoopbaar want 'er<br />

was geen suite'. Het was gebouwd in wat toen<br />

Engelse landhuisstijl heette, nauw verwant aan de<br />

Amsterdamse School.<br />

Kort geleden heb ik dat huis opnieuw bezocht<br />

en het deed mij heel veel plezier dat de huidige<br />

eigenaren het met zoveel zorg en smaak hadden<br />

gerestaureerd en onderhouden. Het staat als een<br />

klein monumentje verstopt in een mooie tuin!<br />

Het andere huis waar ik me nog zoveel van<br />

herinner, is 'Urbana'. Toen een wat ouderwets villaatje<br />

aan de Wipstrikkerallee met een rieten dak<br />

en zonder elektriciteit, gas of water. Nu - zoals<br />

bekend - een groot restaurant. De stad is er naar<br />

toe gegroeid, vroeger lag het buiten, tussen boerderijen<br />

en een kwekerij.<br />

Die jaren in Zwolle waren natuurlijk de<br />

belangrijkste uit mijn kinderleven, want ze vielen<br />

bijna helemaal samen met mijn schooltijd. Ik liep<br />

er de hele Nutsschool af- toen gevestigd in de Bitterstraat,<br />

die er grotendeels niet meer is - en de<br />

eerste vier klassen van de Rijks-HBS. Daarna verhuisden<br />

we naar Leiden en daar heb ik eindexamen<br />

gedaan. Ik kan mij van beide scholen nog<br />

heel veel herinneren, ook van medeleerlingen,<br />

maar de meesten van hen heb ik nooit meer ontmoet.<br />

Wat op die Nutsschool het meest indruk<br />

heeft gemaakt was een gebeurtenis toen ik in de<br />

vijfde zat: er was op die school geen gymnastieklokaal<br />

en de hoofdonderwijzer, meneer Rijkaart,<br />

bracht ons meisjes eenmaal in de week naar de<br />

gymnastiekschool van Klosters op de Jufferenwal.<br />

We liepen dan heen en terug meestal door de<br />

steegjes achter de Melkmarkt, maar ditmaal leidde<br />

hij ons via de Grote Markt en daar liet hij ons stilstaan.<br />

Opeens begonnen toen alle klokken te luiden<br />

en iedereen bleef staan: het was 11 november<br />

1918, elf uur in de morgen en de Eerste Wereldoorlog<br />

was voorbij!<br />

Van de lessen op de HBS is natuurlijk in mijn<br />

latere leven wel iets blijven hangen (o.a. alle Duitse<br />

'rijtjes': an, auf, hinter, neben, in; ik ken ze nog<br />

allemaal). Maar veel belangrijker waren de jeugd-


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 97<br />

verenigingen, waar ik kennis mee heb gemaakt: de<br />

NBAS - Nederlandse Bond van Abstinent Studerenden,<br />

en NJN - de Nederlandse Jeugdbond voor<br />

Natuurstudie.<br />

Tegenwoordig vind ik het moeilijk om aan<br />

mijn kleinkinderen uit te leggen waarom juist dat<br />

'abstinent zijn' - d.w.z. het zich onthouden van<br />

het gebruik van alcohol en tabak - een zo grote rol<br />

heeft gespeeld in de Nederlandse jeugdbeweging<br />

van die tijd, maar het was het symbool van een<br />

levenshouding bij een deel van de opgroeiende<br />

jeugd, die maatschappelijke belangstelling begon<br />

te krijgen, die wilde discussiëren onder elkaar en<br />

geen leiding accepteerde van ouderen en die<br />

kameraadschap tussen jongens en meisjes mogelijk<br />

maakte. Ik heb van die sfeer genoten, in Zwolle<br />

en ook later nog, want toen ik student werd in Leiden<br />

kwam ik daar weer enkele van de oude makkers<br />

tegen. Die hebben me toen geïntroduceerd in<br />

de Sociaal Democratische Studentenclub, waar zij<br />

lid van waren geworden en dat heeft mijn politieke<br />

keuze en later ook mijn beroepskeuze in hoge<br />

mate bepaald.<br />

De NJN was op een ander principe gebaseerd<br />

dan de NBAS: mijn vader, die aan de HBS leraar was<br />

in scheikunde en natuurlijke historie ('natte his'),<br />

was een groot natuurliefhebber en hij heeft eerst<br />

in Zwolle een club opgericht van leerlingen met<br />

diezelfde belangstelling en daarna contacten<br />

gezocht met andere scholen en in andere plaatsen.<br />

Zo is in 1919 bij ons aan huis de NJN ontstaan. Die<br />

organiseerde van het begin af aan zomerkampen —<br />

waarvan mijn ouders in het begin ook nog de leiding<br />

hadden - en veel excursies te voet en per fiets.<br />

Zwolle was een heel gunstige plek om die natuurliefde<br />

uit te leven, want er was niet alleen die<br />

prachtige omgeving, maar er waren ook enkele<br />

heel bijzondere planten en vogels: in het voorjaar<br />

stonden de velden achter de Ijsbaan — ongeveer<br />

daar waar nu het ziekenhuis ligt — vol met kievitsbloemen:<br />

wilde tulpen, in twee soorten, wit en<br />

paars gestippeld. Het was de enige plaats in<br />

Nederland waar ze zo algemeen waren. Ik ben weieens<br />

benieuwd of er nog bolletjes zijn achtergebleven,<br />

die soms hun blaadjes opsteken en hun kopjes<br />

laten hangen in de stadstuintjes van de nieuwe<br />

huizen die daar nu overal staan. Ook het felrode<br />

steenanjertje, dat je in het wild op de Agnietenberg<br />

vond, kwam volgens mijn vader alleen bij Zwolle<br />

voor. De vogels zaten voornamelijk in het Engelse<br />

Werk. Winterkoninkjes en allerlei soorten mezen,<br />

nachtegalen, wielewalen en tuinfluiters. Zitten ze<br />

er nog? Ik heb er helaas geen gezien toen ik de laatste<br />

maal daar was, want juist toen we het park in<br />

wilden wandelen ging het hard regenen. Maar de<br />

bomen zijn nog mooi! En flitst de ijsvogel nog wel<br />

eens over de stadsgracht, ter hoogte van het oude<br />

Provinciehuis? Die zal er wel niet meer zijn.<br />

Dat wij van de omgeving van Zwolle zo hebben<br />

kunnen genieten, kwam, geloof ik, omdat wij<br />

de eerste generatie vormden die de fiets als een<br />

gebruiksvoorwerp beschouwde. Mijn moeder had<br />

nog leren fietsen in een 'rijwielschool' en ze deed<br />

dat aanvankelijk alleen in speciale kleding en in<br />

een daarvoor apart bestemd park. Zelfs toen we in<br />

Zwolle woonden werd het fietsen van volwassen<br />

vrouwen niet helemaal als fatsoenlijk beschouwd.<br />

Maar wij hadden op de HBS allemaal een fiets en<br />

die gebruikten we ook. Om naar Hattem te rijden<br />

en naar Zalk, naar Ommen en de Lemelerberg.<br />

We gingen met groepen in verenigingsverband of<br />

met z'n drieën of vieren. We moesten het veer<br />

over de IJssel nemen, want bruggen waren er niet<br />

- alleen de spoorbrug. Er was het Katerveer met<br />

De Veerallee omstreeks<br />

1913.


98 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

een echte pont, waar ook wagens en een eenzame<br />

auto een plaats op konden vinden en het Kleine<br />

Veer tegenover Hattem, dat uit een grote roeiboot<br />

bestond, waarin ook fietsen konden worden geladen.<br />

Ook Zalk had zo'n veer. Wat was het allemaal<br />

gemoedelijk en gezellig en hoe goed kende ik overal<br />

de weg!<br />

:U\ F I:KR hij ZWOLLË Geidcrsnhd Oovei<br />

Het Katerveer, circa<br />

1935-<br />

In één winter — ik geloof ook in 1917 - is de IJssel<br />

helemaal bevroren geweest en er was toen een<br />

weg over het ijs aangelegd met turfmolm, zodat de<br />

wagens konden passeren. Toen de dooi was ingevallen<br />

zagen we het kruiende ijs: een angstaanjagend<br />

gezicht, want het water met die ijsschotsen<br />

was gestegen tot aan de dijken en je was bang dat<br />

het ijs er overheen zou komen en de huizen zou<br />

beschadigen. Het is toen niet zo ver gekomen,<br />

maar van wateroverlast had de stad in het voorjaar<br />

meer dan eens last. Sommige stukken, o.a. het<br />

Weezenland, stonden dan onder water en je kon<br />

de huizen alleen met laarzen en planken bereiken.<br />

Ook de Waterstraat stond dan blank en onze oude<br />

school in de Bitterstraat was gesloten. Want de<br />

Zuiderzee was toen nog niet drooggelegd.<br />

Was er armoede in Zwolle toen? Mijn ouders,<br />

die de grote steden van het westen kenden, vonden<br />

het een welvarende stad, maar achteraf kan ik<br />

me herinneren dat er naast de HBS een 'klompenschool'<br />

was, waar de kinderen gratis onderwijs<br />

kregen en er was een kosteloos zwembad naast het<br />

bad in het Zwarte Water, waar wij een dubbeltje<br />

moesten betalen. Ook denk ik aan het boek<br />

'Sprotje' dat Margo Antink - toen lerares Frans<br />

aan het gymnasium - in Zwolle schreef en dat<br />

overduidelijk in die stad speelt. Het is volgens mij<br />

de beste 'sociale roman' van Nederland en tekent<br />

wel degelijk een echt arm gezin. Maar het was wel<br />

een minderheid. Het grootste deel van wat toen in<br />

Zwolle'arbeidersklasse' was, bestond uit vakarbeiders,<br />

die werkzaam waren bij de Werkplaatsen van<br />

de Nederlandse Spoorwegen. Sommigen van hun<br />

kinderen waren bij ons op de HBS en gingen vandaar<br />

naar de MTS of de Kweekschool.<br />

Maar hoe leefden de oude mensen? AOW was er<br />

niet. Misschien hadden de Spoorwegen een pensioenfonds,<br />

maar de generatie van vóór 1914 zal<br />

daar nog niet veel aan hebben gehad. De meeste<br />

ouderen van toen zullen bij hun kinderen zijn<br />

ingetrokken en daar een onverwarmde kamer<br />

hebben bewoond - als ze al een eigen kamertje<br />

konden krijgen. Ze waren afhankelijk van spaargeld<br />

of van de hulp van hun kinderen. Pas in 1919<br />

heeft een deel van hen de ouderdomsrente ontvangen,<br />

eerst van twee, later van drie gulden in de<br />

week! Ik kan me niet herinneren of ik toen in<br />

Zwolle veel oude mensen sprak en zag, maar ik<br />

kan me nu wel goed voorstellen hoe het geweest<br />

moet zijn.<br />

Aan de verbetering van die positie hebben<br />

mensen uit Zwolle krachtig meegewerkt. Er was<br />

ook een sterke socialistische arbeidersbeweging en<br />

ook een confessionele vakbeweging was erg actief.<br />

Zwolle had bovendien in mijn tijd twee 'rode'<br />

dominees, Proost en Horreüs de Haas. Van de<br />

laatste werd altijd verteld dat hij 'meer christenen<br />

socialist had gemaakt en meer socialisten christen,<br />

dan enig ander in Nederland'.<br />

Die invloed heb ik dan ook in Zwolle ondergaan!<br />

* Dit artikel is eerder verschenen in: Senior: vaktijd-<br />

schrift voor de ouderenzorg 38 (1992) io, 9-10.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 99<br />

Schilderijen van het POM gaan naar Japan,<br />

de dichter-predikant Johannes Vollenhove<br />

Twee schilderijen uit de collectie van het<br />

Provinciaal <strong>Overijssel</strong>s Museum zullen<br />

binnenkort in Japan te zien zijn. Zij maken<br />

deel uit van een tentoonstelling die het Nederlandse<br />

portret in de zeventiende eeuw tot onderwerp<br />

heeft. De tentoonstelling, georganiseerd<br />

door de Rijksdienst Beeldende Kunst, bestaat uit<br />

zestig schilderijen, aangevuld met enkele tekeningen<br />

en gravures. Deze zullen achtereenvolgens in<br />

drie musea te zien zijn van eind 1993 tot de zomer<br />

van 1994.<br />

Wat het POM betreft gaat het om schilderijen<br />

die zich al sinds de jaren tachtig van de vorige<br />

eeuw in de collectie bevinden, namelijk:<br />

- een portret van een vrouw achter een schildersezel,<br />

aanvankelijk toegeschreven aan Hendrick<br />

ten Oever, nu echter voor een werk uit de<br />

school van Gerard Honthorst gehouden, en<br />

— een portret van Johannes Vollenhove, gesigneerd<br />

en gedateerd H. ten Oever 1687.<br />

Het eerste schilderij heeft jarenlang in één van de<br />

stijlkamers gehangen, het tweede is de laatste jaren<br />

niet voor het publiek te zien geweest. Beide schilderijen<br />

werden voor hun vertrek naar Japan gerestaureerd,<br />

omdat er storende oude restauraties op<br />

de doeken voorkwamen en omdat het vernis de<br />

verflagen niet meer goed afsloot.<br />

Aan het schilderij uit de school van Honthorst<br />

heeft Christina Wansink in 1988 een deel van een<br />

artikel in Oud Holland gewijd. Hier gaat het daarom<br />

uitsluitend over het andere schilderij.<br />

Johannes Vollenhove<br />

Het portret van Johannes Vollenhove is 130 x 90<br />

cm groot. De geportretteerde zit enigszins naar<br />

rechts gekeerd aan een tafel, waarover een kleed<br />

hangt. Hij draagt een loszittende mantel en een<br />

witte halsdoek. Op de tafel liggen enkele boeken.<br />

Helaas is niet aan een titel te zien om welke boe-<br />

ken het gaat. Rechts is een doorkijkje naar een<br />

zwart-wit betegeld vertrek met een deuropening<br />

waarin een hond staat. Door deze deur is een<br />

wandtafel met waas te zien en een wandluchter<br />

met vier brandende kaarsen. Het geeft een sober<br />

maar zeer ruim interieur weer.<br />

Het doek is afkomstig van de familie Vollenhove<br />

en is in 1884 via de weduwe Lemker uit Kampen<br />

in het museum terechtgekomen. Voorgesteld<br />

is, zoals gezegd, de dichter-predikant Johannes<br />

Vollenhove op 55-jarige leeftijd. Het is één van de<br />

twaalf werken van Ten Oever die het POM rijk is.<br />

Ten Oever heeft zowel portretten als stillevens,<br />

stadsgezichten en allegorische voorstellingen geschilderd.<br />

Vollenhove werd in 1632 in Vollenhove geboren.<br />

Zijn vader was in die stad burgemeester. Hij<br />

bezocht de Latijnse school in Kampen en volgde<br />

vervolgens een theologische opleiding in Utrecht<br />

en Groningen. In 1654 werd hij predikant in Vledder,<br />

even later in Zwolle. In 1665 werd hij in Den<br />

Haag in zijn ambt bevestigd. Het beviel hem daar<br />

kennelijk zo goed, dat hij in 1670 bedankte voor<br />

een beroep in Amsterdam en Leiden. Vier jaar<br />

later vergezelde hij het gezantschap van de Algemene<br />

Staten naar Engeland. In 1675, een jaar na<br />

zijn terugkomst in de Nederlanden, verleende de<br />

senaat van de universiteit in Oxford hem honoris<br />

causa een doctoraat in de godgeleerdheid. Zijn<br />

vrouw, Gezina Hake, die hij in Vledder had leren<br />

kennen, overleed in juli 1681. Twee jaar later hertrouwde<br />

hij met Katharina Rozeboom, een<br />

kleindochter van Simon Stevin en de weduwe van<br />

de Haagse secretaris Johan Goethals. Ook haar<br />

overleefde hij: Katharina Rozeboom overleed in<br />

1691. In 1705 legde hij zijn ambt in Den Haag neer.<br />

Zijn gehoor was te slecht geworden om zijn functie<br />

te blijven uitoefenen. Hij nam zitting in de kerkeraad,<br />

maar zelfs dit bleek hem te zwaar.<br />

Lydie van Dijk


Johannes van VoUenhove.<br />

Schilderij door H.<br />

ten Oever (foto: Provinciaal<br />

<strong>Overijssel</strong>s Museum).<br />

100 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

VoUenhove was niet alleen bekend als predikant,<br />

ook als dichter heeft hij zijn sporen verdiend.<br />

De bundel Poëzij werd in 1686 in Amster-<br />

dam uitgegeven. In deze dikke bundel staan lofdichten,<br />

lijkdichten, heldendichten en andere<br />

gelegenheidspoëzie, brieven in dichtvorm aan


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 101<br />

bekende personen en kerkdichten. Dat hij in Den<br />

Haag nog bij Zwolle betrokken was, blijkt uit enige<br />

gedichten in deze bundel over de Zwolse vroedschap,<br />

over het weeshuis en uit een gedicht<br />

gemaakt nadat hij vernomen had dat in december<br />

1682 de toren van de Grote Kerk was ingestort:<br />

Wat hore ik met verdriet! wat onheil treft uw kerk,<br />

Berooft ze van heur praal en luister, van dien toren,<br />

Zo hoog gerezen met zijn spits door lucht en zwerk,<br />

Als Neêrlant zelden zag, of nimmer, van tevoren!<br />

Zakt nu dat schoon gesticht, en zinkt het naar<br />

beneên,<br />

Te zwak om zijn gewicht en eige kracht te dragen!<br />

Geef, Zwol, ei geef gehoor Godts geessel en Godts<br />

stem,<br />

Het kerkgebou is 't minst, gering van stoffe en<br />

waarde,<br />

Godts kerktrompet, zijn woort, houdt ewig kracht en<br />

klem,<br />

En overtreft in duur den hemel zelf en d'aarde.<br />

Daar vintge een beter kerk, die 't hooft ten hemel<br />

steekt,<br />

Een koningsdochter, die heel schoon is, maar<br />

inwendig,<br />

Een huis van stenen, die geen leven ooit ontbreekt,<br />

Dat staat, de hel ten trots, dat blijft, dat duurt<br />

onendig.<br />

Een aantal gedichten werd ook afzonderlijk gepubliceerd,<br />

zoals het gedicht 'De Verlossinge van<br />

Groot-Brittagne door Willem III', ter gelegenheid<br />

van diens troonsbestijging in Engeland. Dit<br />

gedicht sprak hij in 1689 uit in de Grote Kerk in<br />

Den Haag. Koning Willem II schonk hem als dank<br />

hiervoor de beeltenis van hemzelf en van zijn<br />

echtgenote in goud.<br />

Naast gedichten, waarin heel duidelijk doorklinkt<br />

dat hij een godvruchtig man is, heeft hij veel<br />

leerredenen gepubliceerd.<br />

Literatuur<br />

EJ.W. Posthumus Meyes, 'Joannes Vollenhove, een<br />

Haagsch dichter-predikant uit onze Gouden Eeuw',<br />

in: DieHaghe, 1921/22, 6-117.<br />

Literatuur<br />

Nieuwe boeken<br />

B.J. Bannink, Over ziel en zaligheid: geloofsbeleving<br />

in <strong>Overijssel</strong>. Zwolle (Waanders) 1993. ISBN 90<br />

66303883<br />

F.C. Berkenvelder en W.A. Huijsmans, Maandrekening<br />

van Zwolle 1443. Zwolle (gemeentearchief)<br />

1993.<br />

F.C. Berkenvelder en W.A. Huijsmans, Maandrekening<br />

van Zwolle 1444. Zwolle (gemeentearchief)<br />

1993.<br />

A.J. Borgman, Van alles en nog wat. Zwolle 1993.<br />

Hemmy Clevis en Jan de Jong (red.), Archeologie<br />

en bouwhistorie in Zwolle. Zwolle (Gemeente,<br />

sectie monumentenzorg) 1993.<br />

Tj. Deelstra (e.a.), Duurzaam bouwen in Stadshagen:<br />

Zwolle een verkenning. Delft (International<br />

Institute for the Urban Environment) 1993.<br />

E.A. van Dijk, Schilders in Zwolle. Zwolle (POM)<br />

1993. ISBN 90 7342 907 2<br />

J. Folkerts, J.M.M. Haverkate en F. Pereboom<br />

(red.), <strong>Overijssel</strong>se biografiën deel 3. Amsterdam/Meppel<br />

(Boom) 1993. ISBN 90 5352 083 x.<br />

Jaap Hagedoorn, Om nooit te vergeten: de Tweede<br />

Wereldoorlog in Zwolle. Zwolle (gemeente)<br />

1993-<br />

J.J. Seekles, Inventaris van het archief van Huize<br />

Soeslo te Zwollerkerspel, bewoond door de leden<br />

van de familie van Nes van Meerkerk (1840-<br />

1968). Zwolle (gemeentearchief) 1992.<br />

DJ. de Vries, '"Soe dattet en Ewych Werck mach<br />

bliven"; de bouw van de Onze Lieve Vrouwetoren<br />

of Peperbus te Zwolle', in: Jaarboek<br />

Monumentenzorg1992,71-96.


102 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Agenda<br />

TENTOONSTELLINGEN<br />

in het Provinciaal <strong>Overijssel</strong>s Museum<br />

tot en met 26 september<br />

DROSTENHUIS: Staphorster boerderij<br />

4 oktober tot en met 26 november<br />

GOUDEN KROON: 'Plassen, wassen en naar bed'.<br />

Educatieve tentoonstelling over hygiëne<br />

4 oktober tot en met 26 november<br />

DROSTENHUIS: Tentoonstelling over gezondheidszorg<br />

CURSUSSEN<br />

Kaarten en historisch onderzoek<br />

Kaarten zijn een belangrijke bron van de regionale<br />

geschiedbeoefening, omdat zij inzicht kunnen<br />

geven in de vroegere geografische en topografische<br />

situatie van een plaats of streek. Het doel van<br />

deze cursus is om de deelnemers vertrouwd te<br />

maken met kaarten en om hen basiskennis te verschaffen<br />

over de vroegere en de moderne kartografie.<br />

Data: 11 en 24 oktober, 8 en 22 november, 6<br />

december, 17 en 31 januari, 14 en 28 februari<br />

Plaats: Rijksarchief in <strong>Overijssel</strong>, Eikenstraat 20,<br />

Zwolle<br />

Tijd: 19.30 - 21.30 uur<br />

Kosten: ƒ 125,-<br />

Opgave: Culturele Raad <strong>Overijssel</strong>, Jacob Catsstraat<br />

25, 8023 AE Zwolle, tel 038-537527.<br />

Genealogie voor beginners<br />

Deze cursus is bedoeld is voor beginners op het<br />

gebied van het stamboomonderzoek en maakt de<br />

deelnemers wegwijs in de verschillende bronnen<br />

voor het genealogisch onderzoek. Ook krijgen zij<br />

aanwijzingen voor het opzetten van een stamboom,<br />

een kwartierstaat en een familiegeschiedenis.<br />

Er zal voornamelijk worden gewerkt aan de<br />

hand van archivalia die op het Rijksarchief in<br />

<strong>Overijssel</strong> beschikbaar zijn.<br />

Data: 2, 16 en 30 oktober, 13 en 27 november, 11<br />

december.<br />

Plaats: Rijksarchief in <strong>Overijssel</strong><br />

Tijd: 10.15 -12.30 uur<br />

Docent: drs. J. ten Hove<br />

Kosten: ƒ 100,-<br />

Opgave: Rijksarchief in <strong>Overijssel</strong>, Eikenstraat 20,<br />

8021 wx Zwolle, t.a.v. J. ten Hove<br />

Paleografie voor beginners<br />

Deze cursus is bedoeld voor mensen die nog geen<br />

of weinig ervaring hebben met het lezen van oud<br />

schrift.<br />

Data: 9 en 23 oktober, 6 en 20 november, 4 en 18<br />

december<br />

Plaats: Rijksarchief in <strong>Overijssel</strong><br />

Tijd: 10.15 - 12 -3O uur<br />

Docent: drs. Js Mooijweer<br />

Kosten: ƒ 100,-<br />

Opgave: Rijksarchief in <strong>Overijssel</strong>, Eikenstraat 20,<br />

8021 wx Zwolle, t.a.v. Js. Mooijweer


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 103<br />

Auteurs Colofon<br />

J. Erdtsieck (1921) studeerde aan de Sociale Academie<br />

en aan de Rijksuniversiteit Groningen (andragologie).<br />

Hij was achtereenvolgens catecheet/jeugdwerker<br />

van de Hervormde Gemeente te Zwolle, hulpprediker<br />

te Eerbeek, regionaal jeugdwerkleider in<br />

Groningen/Drenthe en bedrijfsmaatschappelijk<br />

werker in Zwolle.<br />

D. Hogenkamp (1949) is arbeidsdeskundige bij de Gemeenschappelijke<br />

Medische Dienst. Hij is verknocht<br />

aan Zwolle en geeft regelmatig dia-voorstellingen<br />

over oud en nieuw Zwolle.<br />

drs. G.J. van der Horst (1963) studeerde geschiedenis en<br />

nederlands aan de Hogeschool Windesheim en<br />

haalde zijn doctoraal geschiedenis aan de Katholieke<br />

Universiteit Nijmegen. Hij is werkzaam als docent<br />

geschiedenis en nederlands aan Arcus c.s.g. te<br />

Lelystad.<br />

W.A. Huijsmans (1948) is als medewerker verbonden<br />

aan het gemeentearchief van Zwolle en onder andere<br />

belast met acquisitie, inventarisatie en onderzoek.<br />

drs. Lydie van Dijk is als kunsthistorica verbonden aan<br />

het Provinciaal <strong>Overijssel</strong>s Museum.<br />

drs. J.C. Streng (1945) was enige jaren werkzaam in het<br />

bedrijfsleven en ging daarna geschiedenis studeren;<br />

eerst aan de Noordelijke Leergangen te Zwolle en<br />

vervolgens aan de Rijksuniversiteit Groningen. In<br />

1986 legde hij zijn doctoraalexamen geschiedenis af<br />

en twee jaar later het doctoraal kunstgeschiedenis.<br />

Thans is hij werkzaam als free-lance historicus.<br />

dr. H. Verwey-Jonker (1908) verhuisde op vijfjarige leeftijd<br />

van Goes naar Zwolle, waar haar vader les gaf op<br />

de HBS en haar moeder op het gymnasium. De heer<br />

Jonker schreef van 1914 tot zijn overlijden in 1922 wekelijks<br />

een stukje over de natuur in de Zwolse krant.<br />

In 1924 verliet de familie Zwolle. Mevrouw Verwey-<br />

Jonker studeerde sociologie en was werkzaam als<br />

journalist. Daarnaast is ze ondermeer lid van de Eerste<br />

Kamer en kroonlid van de SER geweest.<br />

Het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift is een uitgave van de<br />

Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging en verschijnt viermaal<br />

per jaar. Leden van de vereniging krijgen het tijdschrift<br />

gratis toegezonden.<br />

Bestuur Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

J. Hagedoorn, voorzitter<br />

Tyassenbelt 28, 8014 NW Zwolle<br />

E. Tijssen, secretaris<br />

David Spanjarstraat 4, 8017 DD Zwolle<br />

H. Brassien, penningmeester<br />

Thorbeckegracht 3c, 8011 VL Zwolle<br />

A. Bootsma-van Hulten, B.J. Kam, 1. Wormgoor, leden<br />

Secretariaat/ledenadmin istratie<br />

Postbus 1448,8001 BK Zwolle, telefoon: 038-656784<br />

Financiën: girorekening Postbank: 5570775<br />

t.n.v. Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

Tarieven lidmaatschap:<br />

65+ (wonend binnen Zwolle), jeugdleden<br />

en studenten ƒ 25,00/jaar<br />

overige leden f35,oo/jaar<br />

huisleden ƒ 7,50/jaar<br />

Redactie Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />

W. Cornelissen, J. ten Hove, W.A. Huijsmans,<br />

M. van der Laan, I. Wormgoor.<br />

Adviseur: N. Lettinck<br />

Redactie-adres: Westerstraat 17,8011 CD Zwolle<br />

Vormgeving: Rob van den Elzen bi\io<br />

Fotografie: tenzij anders vermeld zijn de foto's<br />

afkomstig van de Gemeentelijke Fotodienst Zwolle<br />

(J.P. de Koning)<br />

Druk: Hoekman Genemuiden<br />

ISSN 0926-7476 © Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd<br />

en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie,<br />

microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande<br />

schriftelijke toestemming van de uitgever.


\* #•<br />

tWOlS<br />

<strong>Historisch</strong><br />

ANG 19 93 N U M M E R 4<br />

i<br />

j.


104<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Tien jaar Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

« eenaanta ' m ^ e Zwolsegeschiede -<br />

nis geïnteresseerde mensen stak<br />

de koppen bij elkaar met als gevolg dat onze stad<br />

verrijkt werd met een vereniging van importantie:<br />

de ZHV.<br />

De Zwollenaar is doorgaans verknocht aan zijn<br />

of haar stad en laat dat ook blijken. De ervaringen<br />

rond het 750-jarig bestaan hebben dat nog eens<br />

aangetoond. Een historische vereniging oprichten<br />

bleek dan ook een schot in de roos.<br />

Het is aardig om te zien wat voor ontwikkeling<br />

zo'n vereniging nu in tien jaar doormaakt. Men<br />

begon met de uitgave van een Nieuwsbrief en een<br />

Jaarboek. Het eerste had de kwaliteit van een goed<br />

uitgegeven clubblad, terwijl het tweede gekenmerkt<br />

werd door een professionaliteit waar geen<br />

enkele uitgever zich voor zou hoeven te schamen.<br />

In die begintijd werden daarnaast ook nog eens<br />

aparte projecten gerealiseerd. In dit verband mag<br />

ik wijzen op Een strootje in de maalstroom, de geschiedenis<br />

van Zwolle in de Tweede Wereldoorlog.<br />

Het was op deze wijze dat een totaal aan activiteiten<br />

de Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging al snel op<br />

een kwalitatief hoog niveau bracht. Zelfs vanuit<br />

wetenschappelijke kring werd dit erkend. Het is<br />

verbazingwekkend hoeveel erkende wetenschappers<br />

in het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift of in het<br />

Jaarboek hebben gepubliceerd.<br />

Voor iedere vereniging geldt dat het opwekken<br />

van het enthousiasme nog niet het grootste probleem<br />

is. Het draait uiteindelijk allemaal om het<br />

bestendigen van dat enthousiasme. Er moet continuïteit<br />

komen, zo'n vereniging is gebaat bij een<br />

rustig vaarwater. Welnu, dat is gebeurd. Ingezien<br />

werd dat het nagenoeg onmogelijk was om alle<br />

uitgaven te handhaven. Zo werd het Jaarboek opgeheven,<br />

maar onderging het tijdschrift een meta-<br />

morphose. Ik denk dat de vereniging daarmee een<br />

goede greep heeft gedaan. Men geeft tegenwoordig<br />

een tijdschrift uit dat qua inhoud en vorm<br />

zonder meer van hoog niveau is. Het bundelen<br />

van krachten heeft wat dat betreft resultaat gehad.<br />

Los van dit alles heeft de Zwolse <strong>Historisch</strong>e<br />

Vereniging zich gaandeweg ontwikkeld tot een<br />

vereniging met een bepaald gezag, zeker waar het<br />

gaat om het historisch gedachtengoed van onze<br />

stad. In tien jaar heeft de vereniging meer dan vaste<br />

grond onder de voeten gekregen. En op die<br />

meer dan vaste grond staat nu een zeer stabiel<br />

bouwwerk. Een bouwwerk dat nog vele jaren meekan,<br />

een bouwwerk waar de stad nog veel plezier<br />

van kan hebben. Vanuit die gedachte wens ik de<br />

vereniging, bestuur en leden nog vele lustra toe.<br />

Zwolle, december 1993<br />

De burgemeester van Zwolle,<br />

drs. L.M.L.H.A. Hermans


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 105<br />

Redactioneel Inhoud<br />

Dit 'jubileumnummer' van het Zwols <strong>Historisch</strong><br />

Tijdschrift staat geheel in het teken<br />

van de tegenstellingen en veranderingen.<br />

Tegenstellingen die gedurende de laatste<br />

negentig jaar onstonden. In het algemeen zijn die<br />

veranderingen heel geleidelijk en langzaam tot<br />

stand gekomen: allerlei instellingen zijn gegroeid,<br />

uitgebreid en gemoderniseerd. Er kwamen andere<br />

problemen die opgelost moesten worden en een<br />

steeds groter aantal Zwollenaren deed een beroep<br />

op de faciliteiten. Zo moesten de gemeente, de politie,<br />

ziekenhuis en rechtbank zich aanpassen aan<br />

de eisen van de tijd.<br />

Uiteraard veranderden ook wensen van de<br />

Zwolse consument. De middenstand wist zich<br />

daar aardig bij aan te passen, getuige de totaal<br />

nieuwe aanblik van de Diezerstraat en het andere<br />

beeld dat de markt en de veemarkt tegenwoordig<br />

biedt.<br />

Daarnaast werden steeds hogere eisen gesteld<br />

aan het onderwijs, maakten steeds meer mensen<br />

gebruik van het openbaar vervoer, vereist de<br />

milieuproblematiek van de vuinisdienst een andere<br />

benadering en bleek de openbare bibliotheek<br />

meer ruimte nodig te hebben.<br />

In één tijdschriftnummer kan uiteraard geen<br />

volledig beeld gegeven worden van alle veranderingen<br />

die zich in de loop der tijd vertrokken. Het<br />

zijn een aantal 'schetsen' die u hopelijk met plezier<br />

zult lezen.<br />

Tien jaar Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging drs. L.M.L.H. A. Hermans 104<br />

Op het breukvlak; Zwolle omstreeks 1900 Jaap Hagedoorn 106<br />

Een eeuw gemeenteraad FredPfeifer 109<br />

Van klabak tot regiopolitie W. Coster 111<br />

Rechtspraak W. Coster 113<br />

Winkelen in de Diezerstraat ArankaMeijerink-Wijnbeek 115<br />

Markt op het Gasthuisplein J.J. Seekles 117<br />

Veemarktimpressies Wim Huijsmans 119<br />

Uitgaan op de Grote Markt Aranka Meijerink-Wijnbeek 121<br />

Het Room-Katholieke Ziekenhuis Menno van der Laan 123<br />

Apotheek Meulemeester Annèt Bootsma-van Hulten 125<br />

Evangelisatie vroeger en nu J. Erdtsieck 127<br />

Met hart en ziel J.J. Seekles 130<br />

Wie hier terneder zit en leest...! G. Oostingh 132<br />

Van kleptafel en strijkcursussen Wil Cornelissen 134<br />

Van paardetram en scholierenlijn Ingrid Wormgoor 136<br />

Van karrelieden tot Gemeentereiniging J.J. Seekles 138<br />

Tien jaar Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging Jaap Hagedoorn 140<br />

Auteurs 141


Jaap Hagedoorn<br />

W.J. Dingemans, De<br />

Sassenpoort; circa 1910<br />

(foto: Provinciaal <strong>Overijssel</strong>s<br />

Museum).<br />

io6 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Op het breukvlak Zwolle omstreeks 1900<br />

Toen de jurist prof.mr. C.W. van der Pot<br />

(1880-1960) kort voor zijn overlijden zijn<br />

Zwolle 's omgeving omstreeks 1900 het licht<br />

deed zien, keek hij om naar het Zwolle van zijn<br />

jeugd, de tijd 'vóórdat het belang van het snelverkeer<br />

... elk ander belang aan zich ondergeschikt<br />

had gemaakt, vóórdat de rondwegen het oude<br />

landschap hadden gebroken, vóórdat het aantal<br />

woningen ... even snel vermeerderde als de bomen,<br />

de buitens en de bosjes verdwenen.' 1 Dat<br />

omzien gebeurde niet uit nostalgie of wrok. Van<br />

der Pot baseerde zich namelijk op eigen waarnemingen<br />

en aantekeningen van rond 1900. Hij wilde<br />

met zijn boek vastleggen hoe Zwolle en zijn<br />

omgeving er rond de eeuwwisseling hadden uitgezien.<br />

Uit zijn constateringen mag worden afgeleid<br />

dat Van der Pot een scherpe breuk in de tijd waarnam.<br />

Een breuk die omstreeks 1900 gelegd moet<br />

worden, tussen, zo men wil, een 'oude' en een<br />

'nieuwe' tijd, tussen toen en nu. Zo omstreeks<br />

1900 werd het aanzien van Zwolle ingrijpend en<br />

voorgoed veranderd. Op de achtergronden en<br />

oorzaken van die veranderingen wil ik in deze bijdrage<br />

nader ingaan. 2<br />

Zwolle verandert<br />

De familie Van der Pot woonde gedurende jeugdjaren<br />

van de latere hoogleraar ver buiten de stad<br />

aan de Wipstrikkerallee ter hoogte van de huidige<br />

Van Galenstraat. Op zijn fiets trok de jonge Van<br />

der Pot door het land rondom Zwolle. De bebouwde<br />

kom was, naar de huidige begrippen, nog<br />

klein: de binnenstad, wat bebouwing rond de<br />

Hoogstraat en aan de Veerallee, een grotere woningconcentratie<br />

tussen de Thomas a Kempisstraat<br />

en de Achtergracht en tenslotte Assendorp,<br />

waar de woningbouw tussen de Assendorperstraat<br />

en de Deventerstraatweg in de eerste jaren van de<br />

eeuw snel zou oprukken tot de huidige Jozefkerk.<br />

Hoewel dat ten opzichte van de huidige gemeente<br />

niet veel mag lijken, moet wel bedacht worden,<br />

dat Zwolle in de zestiger jaren van deze eeuw vrijwel<br />

geheel Zwollerkerspel aan zijn grondgebied<br />

toegevoegd kreeg, waarop stadsuitbreidingen als<br />

Zwolle-Zuid, Berkum en Westenholte gerealiseerd<br />

werden. Er was dus nog veel groen en rust<br />

rondom de stad, zo rond 1900.<br />

Het aantal inwoners van Zwolle was in de laatste<br />

jaren van de vorige eeuw snel gestegen en zou<br />

in de eerste decennia van de eeuw nog verder<br />

groeien. Woonden er in 1870 ruim 20.000 mensen<br />

in Zwolle, in 1900 waren er dat al 30.000. In 1920<br />

had de gemeente al bijna 36.000 inwoners. Deze<br />

forse groei werd vooral veroorzaakt door de<br />

komst van de Centrale Werkplaats van de spoorwegen<br />

in 1870. Ook het dalende sterftecijfer ten<br />

gevolge van de toenemende hygiëne thuis, op<br />

straat en in de gezondheidszorg speelde mee.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 107<br />

In 1900 waren al 1000 werknemers in dienst van<br />

de spoorwegen. Gezien de gezinssamenstelling betekende<br />

dat, dat ongeveer 20% van de Zwollenaren<br />

voor hun levensonderhoud direct afhankelijk<br />

was van het spoor. Veel van de spoorlieden waren<br />

van buiten Zwolle afkomstig.<br />

Het was de overheid die zich, na de grote cholera-epidemieën<br />

van 1832., 1849 en 1866, belastte met<br />

de verbetering van de gezondheidszorg. In 1868<br />

werd de controle op het drinkwater ingesteld. Bij<br />

controle van de stadspompen in 1875 bleek het water<br />

van één pomp zo slecht dat de paarden van een<br />

nabij gelegen stalhouderij weigerden ervan te<br />

drinken. Het zou tot 1892 duren voordat een waterleiding<br />

was aangelegd. Het aantal aansluitingen<br />

groeide snel, tot er in 1907 nog maar 100 huizen<br />

niet aangesloten waren. In 1869 was een dienst<br />

voor de gemeentereiniging opgezet en in 1882<br />

werd het zogenoemde tonnenstelsel ingevoerd om<br />

menselijke uitwerpselen en slachta.fval af te voeren.<br />

Ook de keuring van levensmiddelen en de<br />

stichting van het Sophia Ziekenhuis (in 1884) en<br />

de aanleg van riolering vonden plaats op initiatief<br />

van de gemeente. Door al deze maatregelen daalde<br />

het sterftecijfer tussen 1876 en 1900 van 25 tot 19<br />

per 1000.<br />

Deze snelle groei maakte woningbouw noodzakelijk,<br />

vooral buiten het al overvolle centrum. Dit<br />

gegeven, in combinatie met de wens om de gezondheidstoestand<br />

van de Zwolse bevolking gunstig<br />

te beïnvloeden, deed de vraag naar goede en<br />

betaalbare woningen groeien. In dit geval kwam<br />

het initiatief niet van de Zwolse overheid. Al in<br />

1860 werd de Vereniging tot Verbetering van de<br />

Arbeiderswoning opgericht. Aan de kapitaalverstrekkers<br />

werd 4% rente op hun lening beloofd. De<br />

eerste huizen werden in Assendorp gebouwd, volgens<br />

een lang gehandhaafde indeling: een voor- en<br />

achterkamer met daartussen een alkoof, een vrijstaande<br />

plee en op de vliering slaapgelegenheid,<br />

alles op een oppervlak van acht bij vier meter. Assendorp<br />

zou zich na de vestiging van de eerder genoemde<br />

Centrale Werkplaats snel uitbreiden,<br />

aanvankelijk nog met rijtjes woningen gebouwd<br />

door particulieren, maar na de invoering van de<br />

woningwet in 1901 met woningbouw op grotere<br />

schaal. Corporaties konden van de overheid leningen<br />

verkrijgen om daarmee de bouw te financieren.<br />

Voorwaarde was goedkeuring van de bouw<br />

door de gemeentearchitect. Al te veel eisen stelde<br />

deze echter nog niet aan de huizen. Met name de<br />

beter betaalde spoorlieden hadden de financiële<br />

mogelijkheid een degelijke woning te huren. Zo<br />

rond 1900 woonde tweederde deel van de bevolking<br />

buiten het oude centrum.<br />

De toename van werkgelegenheid stimuleerde<br />

ook de plaatselijke economie. De spoorwegen betaalden<br />

goede lonen: 15 tot 18 cent per uur, waardoor<br />

deze arbeiders in staat waren goederen te kopen<br />

die tot die tijd buiten hun bereik waren<br />

gebleven. De toenemende vraag naar voeding en<br />

gebruiksgoederen maakte mechanisatie en industrialisatie<br />

van de Zwolse nijverheid mogelijk en<br />

noodzakelijk. Waren er in 1876 nog 28 stoommachines,<br />

in 1900 waren dat er al 50 en in 1912 maakte<br />

Zwolle kennis met de elektriciteit. Molens bleven<br />

echter nog lang belangrijke krachtbronnen en het<br />

kleinbedrijf was nog steeds een belangrijke produktieëenheid.<br />

De massaal geproduceerde confectiegoederen<br />

vonden hun weg naar een groeiend<br />

publiek. Een industriestad zou Zwolle echter<br />

nooit worden. Wel een verzorgings-centrum voor<br />

de wijde omgeving. Zwolle was markt- en bestuursstad<br />

geworden. De laatste tien jaar van de<br />

Handwerkslieden bij de<br />

spoorwegen, circa 1890,


m<br />

Plattegrond van Zwolle ^<br />

en omgeving, circa 1900.<br />

io8 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

vorige eeuw gaven een voorspoedige economische<br />

ontwikkeling te zien: er heerste nauwelijks werkloosheid<br />

in die jaren.<br />

Naast de maatregelen ter bevordering van de<br />

volksgezondheid en de volkshuisvesting werd de<br />

Zwolse overheid vanaf 1897 ook gedwongen tot een<br />

actief sociaal beleid. Tot dat jaar was de 'naastenliefde'<br />

de voornaamste vorm van sociale zorg,<br />

waarbij het vooral aan kerken en particulier initiatief<br />

overgelaten werd hoe de nood werd gelenigd.<br />

Door wetgeving van de nationale overheid gedwongen,<br />

ging de Zwolse gemeenteraad er in 1898<br />

toe over een dienst voor de gemeentelijke armenzorg<br />

in het leven te roepen; vanaf 1937 wordt deze<br />

de sociale dienst genoemd. De particuliere (kerkelijke)<br />

armenzorg bleef echter ook lange tijd bestaan.<br />

Door de groei van de arbeidende klasse ontstond<br />

ook in Zwolle een toenemend sociaal bewustzijn<br />

onder de arbeiders. Al in 1876 was het Algemeen<br />

Zwolsch Werkliedenverbond opgericht.<br />

Twintig jaar later verenigden de protestantse en<br />

katholieke arbeiders zich in eigen verenigingen, respectievelijk<br />

Patrimonium en St. Raphael. Dit waren<br />

uitingen van zowel sociale bewustwording als<br />

van de groeiende verzuiling. Tegenstellingen tussen<br />

klassen en levensbeschouwingen zouden de<br />

eerste helft van de twintigste eeuw de sociale en politieke<br />

verhoudingen domineren. Sociale onrust<br />

was, voor zover wij uit de bronnen kunnen opmaken,<br />

een weinig voorkomend verschijnsel in Zwolle.<br />

Een relletje in augustus 1885 met als indirecte reden<br />

de heersende armoede, werd al snel de kop<br />

ingedrukt door de Zwolse burgervader die gesteund<br />

werd door dertig huzaren uit Deventer. Een<br />

poging om Zwolle in 1903 te betrekken bij de<br />

spoorwegstaking mislukte, omdat twee compagnieën<br />

infanterie uit Assen de rust herstelden en bewaarden,<br />

ook na een bijeenkomst in de Buitensociëteit<br />

waar Herman Gorter sprak. De invloed van<br />

de arbeiders zou echter toenemen als gevolg van de<br />

veranderingen in de kieswet. In 1897 had 50% van<br />

de volwassen mannen stemrecht. Twintig jaar later<br />

zou het algemeen kiesrecht zijn intrede doen.<br />

Mede door deze invloed werd de sociale wetgeving<br />

in de beginjaren van deze eeuw gerealiseerd.<br />

Besluit<br />

Zwolle veranderde in de jaren rond 1900. De gemeente<br />

groeide, zeker in verhouding tot de jaren<br />

daarvoor, geweldig als gevolg van toenemende<br />

werkgelegenheid en verbetering van de volksgezondheid.<br />

Ook de mechanisatie, industrialisatie<br />

en (later) electrificatie hadden invloed op het aanzien<br />

van de stad. Zij konden echter in de toen moderne<br />

maatschappij niet meer gemist worden.<br />

Toenemende welvaart, onderwijs en volksontwikkeling,<br />

verzuiling, arbeidersemancipatie en groeiend<br />

sociaal bewustzijn, creëerden hier net als in de<br />

rest van Nederland een samenleving die in weinig<br />

meer leek op de maatschappij van de negentiende<br />

eeuw, waarin de sociale posities vastlagen en de<br />

politieke en religieuze verhoudingen als gegeven<br />

werden beschouwd. Voor wie in de 'oude' tijd geboren<br />

was en in de 'nieuwe' tijd zijn leven voltooide<br />

moet het wel geleken hebben of er een onoverbrugbare<br />

kloof tussen vroeger en nu lag.<br />

Noten<br />

1. C.W. van der Pot, Zwolle's omgeving omstreeks 1900<br />

(Zwolle [1960]) 6-7.<br />

2. Dit artikel is voornamelijk gebaseerd op: J. Hagedoorn,<br />

'Verbroken stilte. Een schets van Zwolle in de<br />

19e eeuw' in: Zwols <strong>Historisch</strong> Jaarboek 2 (1985) 14-28;<br />

J. Hagedoorn, 'Papier en werkelijkheid; archief en<br />

geschiedenis' in: Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift 8 (1991)<br />

74-86.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 109<br />

Een eeuw gemeenteraad<br />

Om stemgerechtigd te zijn moest men aan<br />

het begin van deze eeuw aan een aantal<br />

voorwaarden voldoen. Zo moest men<br />

niet alleen ouder dan 23 jaar zijn, maar bovendien<br />

moest men van het mannelijk geslacht zijn. Daarnaast<br />

moest men personele belasting betalen. Dat<br />

hield in dat men boven een bepaalde inkomensgrens<br />

zat.<br />

In die tijd telde het provinciestadje Zwolle rond<br />

de 30.000 inwoners. Minder dan zes procent van<br />

hen was tot die bijzondere staat van kiesgerechtigheid<br />

doorgedrongen, zodat toen het kiezersaantal<br />

niet boven de 1800 uitkwam. Als men dan ook nog<br />

in aanmerking neemt dat er geen opkomstplicht<br />

bestond en dat hooguit zestig procent van zijn<br />

kiesrecht gebruik maakte, is de conclusie dat het<br />

politieke leven van Zwolle door een goede duizend<br />

mannelijke inwoners werd bepaald. Kiezen en gekozen<br />

worden, was een zaak uitsluitend voorbehouden<br />

aan 'heren'. De gemeenteraad was aan het<br />

begin van de eeuw nog een bolwerk van de gegoede<br />

burgerij en de middenstand. Hun wereldbeschouwing<br />

varieerde van liberaal tot conservatief. De 23<br />

raadsleden waren zakenlieden en juristen plus enkele<br />

winkeliers en één verdwaalde landbouwer.<br />

De eerste scheur in dit bastion van burgerlijk<br />

fatsoen ontstond in 1902. Tot ontsteltenis en, ongetwijfeld,<br />

ergernis van heren met klinkende namen<br />

als Vos de Wael, Gratama en Van Diggelen<br />

werd toen de eerste socialist in de raad gekozen.<br />

Het was Klaas Admiraal, timmerman bij de Centrale<br />

Werkplaats. Dit succes was overigens van<br />

korte duur. De gloednieuwe vertegenwoordiger<br />

van de SDAP raakte in 1903 betrokken bij de grote<br />

Spoorwegstaking. Zijn ontslag bij de Werkplaats<br />

volgde en herverkiezing in de raad in hetzelfde<br />

jaar bleef uit. Maar vier jaar later verscheen er opnieuw<br />

een 'rooie' in het Zwolse bestuurscollege,<br />

en die was uit taaier hout gesneden. Het was Henk<br />

Sneevliet, een man die later wereldfaam zou verwerven<br />

met een niet onbelangrijke rol in de Russische<br />

revolutie en als medeoprichter van de communistische<br />

partijen in Nederlands-Indië en<br />

China. Hij werd in de Tweede Wereldoorlog door<br />

de Duitsers gefusilleerd.<br />

De grote verandering in het politieke bestel<br />

kwam in 1919 met het nieuwe kiesstelsel. Het vrouwenkiesrecht<br />

was erdoor. Alle mannen mochten<br />

al sinds 1917 stemmen, ongeacht hun afkomst, opleiding<br />

of vermogen. Het vrouwenkiesrecht resulteerde<br />

meteen in een tweetal vrouwelijke raadsleden,<br />

een van liberale huize en een socialiste. De<br />

SDAP veroverde acht van de 23 raadszetels en<br />

vormde daarmee de grootste fractie. Deze positie<br />

zou de partij tot in de jaren tachtig niet meer prijsgeven.<br />

Fred Pfeifer<br />

De viering van het 25jarig<br />

ambtsjubileum<br />

van mr. LA. van Roijen<br />

als burgemeester van<br />

Zwolle in de Schepenzaal<br />

van het stadhuis.


Het college van Burgemeester<br />

en Wethouders<br />

in 1993. Van links naar<br />

rech ts gemeen tesecreta -<br />

ris drs. W.J. Sleddering,<br />

burgemeester drs.<br />

LM.L.H.A. Hermans<br />

en de wethouders drs.<br />

J.C. van Hasselt, E.C.<br />

Reinhardt, M.C. Meindertsma,<br />

mr. Ph.J. van<br />

Beeck Calkoen en H.H.<br />

Janssen. Afwezig op<br />

deze foto is wethouder<br />

drs. H. Dijkstra.<br />

110 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Het jaar 1919 zag ook de komst van weer een<br />

prominente socialist in de raad: Nicolaas Boden,<br />

die later wethouder zou worden.<br />

Drie jaar later vierde de gemeenteraad samen<br />

met mr. Isaac Anthonie van Roijen, burgemeester<br />

van Zwolle van 1897 tot 1933, zijn 25-jarig ambtsjubileum.<br />

Op de foto heeft het oudste raadslid Bokelman<br />

net zijn feestrede afgestoken. De vier wethouders<br />

zijn prominent aanwezig evenals de<br />

gemeentesecretaris.<br />

Het gemeentelijk bedrijf was toen nog niet zo<br />

groot als tegenwoordig. Van Roijen maakte nog<br />

net het begin van een omslag mee, want vooral na<br />

de Tweede Wereldoorlog zou het aantal ambtenaren<br />

sterk toenemen. In de jaren twintig was op het<br />

Zwolse stadhuis alles nog in betrekkelijke rust.<br />

Wie daar een baantje had, was gedurende lange<br />

tijd verzekerd van een inkomen. Werktijden waren<br />

van 9 uur tot 1 uur en van 2 uur tot 5 uur. Op<br />

zaterdagochtend werd ook gewerkt. De rangen liepen<br />

van schrijver tot en met hoofcommies. Vanaf<br />

'klerk' lag het bijbehorende salaris vast en iedereen<br />

kreeg periodiek zijn verhoging. Zij die aanpakten,<br />

konden promotie maken, maar er waren<br />

ook mensen die het allemaal wel best vonden.<br />

Oud-Zwollenaar H. Verkouw, die in de jaren<br />

twintig op het stadhuis werkte, vertelt van een collega<br />

wiens liefste tijdverdrijf het voeren van een<br />

plezierige conversatie was. Een gele plek op het behang<br />

gaf aan waar hij altijd zat, want voor het gemak<br />

leunde hij altijd achterover en kwam dan met<br />

zijn haar, waarin naar de mode van de tijd veel<br />

pommade was gesmeerd, tegen de muur.<br />

Hoe anders is het gemeentelijk bedrijf aan het eind<br />

van de twintigste eeuw. Nu is het een grote organisatie<br />

die door een academisch geschoolde manager,<br />

de gemeente-secretaris, moet worden geleid.<br />

Het aantal ambtenaren is het veelvoudige van<br />

de jaren twintig en ook de raad is uitgebreid van 23<br />

tot 37 zetels. De PvdA (de opvolger van SDAP) is<br />

nog steeds de grootste partij (10 zetels) maar deelt<br />

deze positie met het CDA. De WD telt 5 en D66 4<br />

raadsleden. Voorts hebben twee kleinere confessionele<br />

partijen, RPF en GPV, elk twee zetels wat<br />

ook het geval is met Groen Links en Swolwacht.<br />

Die laatste is een nieuwkomer en baseert zich niet<br />

op een politieke of religieuze achtergrond, maar<br />

werkt louter als groepering van stadsbelangen.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 111<br />

Van klabak tot regiopolitie<br />

Aan het begin van de twintigste eeuw was<br />

het beroep van politieman weinig populair.<br />

Diensttijden van 12 tot 16 uur per dag,<br />

onvoldoende uitrusting, onveilige arbeidsomstandigheden,<br />

een belabberde beloning (soms<br />

aangevuld met een enkele fooi) en weinig aanzien<br />

waren het deel van de 'klabak'. Toch begonnen er<br />

in die tijd veranderingen te komen in zijn werk.<br />

De maatschappij was volop in beweging en de<br />

politieman moest mee. Zo werd in 1899 door de<br />

Algemeene Nederlandse Politiebond .het eerste<br />

examen 'ter verkrijging van het politiediploma' afgenomen.<br />

Daarbij was ook enige kennis van de<br />

wet inbegrepen. De diender die vooruit wilde komen<br />

moest dus kunnen lezen en schrijven. Een<br />

stel stevige knuisten, een fors postuur en een paar<br />

scherpe ogen waren niet langer voldoende.<br />

Het hoofd van de politie - in Zwolle was dat<br />

burgemeester mr. LA. van Roijen - kreeg nieuwe<br />

verantwoordelijkheden. Behalve met zaken als het<br />

toezicht op schouwburgen, herbergen, tapperijen<br />

en andere plaatsen van openbare bijeenkomst,<br />

moest de politie zich nu ook bezighouden met<br />

moderne zaken als een maximumsnelheid voor<br />

auto's, een rijwielverordening en het keuren van<br />

waren.<br />

W. Coster<br />

Asjen Blom en Jan<br />

Groenveld, politieagenten<br />

bij de Zwolse politie,<br />

circa 1908.


De hal van het politiebureau.<br />

Het publiek<br />

kan hier onder andere<br />

aangifte doen (foto:<br />

René te Wierik, Raalte).<br />

112 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

De dagelijkse leiding diende in 1900 te liggen bij<br />

de commissaris van politie, maar de praktijk in<br />

Zwolle was anders. De man in kwestie, de even beruchte<br />

als gevreesde Jan van Nieuwland, was in<br />

1897 door de toen kersverse burgervader praktisch<br />

op non actief gesteld. Hij kon echter niet worden<br />

ontslagen en bleef aan tot 1912. De inspecteurs de-<br />

den in feite zijn werk en gaven zo hun eigen opleiding<br />

vorm. In 1904 kregen zij ondersteuning van<br />

twee schrijvers. Nadat het korps in 1907 met nog<br />

eens zes man was uitgebreid bedroeg de totale<br />

sterkte bijna vijftig man.<br />

Van formatieplaatsen had in die tijd nog nooit iemand<br />

gehoord, maar voor de collega's anno 1993<br />

zijn ze een begrip. Zij hebben er volop mee te maken<br />

in het proces waarbij Gemeentepolitie en<br />

Rijkspolitie moeten worden ondergebracht in een<br />

korps van de Regiopolitie IJsselland. De gemeente<br />

Zwolle is daarin één van de zes districten en burgemeester<br />

drs. L.M.L.H.A. Hermans is korpsbeheerder<br />

van het geheel. Het is allemaal bedoeld<br />

om efficiënter te kunnen werken en om aan de eisen<br />

des tijds te kunnen voldoen; en niet in de laatste<br />

plaats, om te kunnen bezuinigen.<br />

De politieman van de nabije toekomst moet op<br />

vele manieren en plaatsen inzetbaar zijn. Veel<br />

minder dan tot voor kort het geval was, is hij specialist<br />

op een bepaald gebied. Wat dat betreft lijkt<br />

de 'generale taakstelling' wel enigszins op die van<br />

de jaren rond 1900. Daarentegen bestaat er wel een<br />

groot verschil met het parool van 'openheid en<br />

voorlichting' dat vandaag-de-dag opgeld doet:<br />

vrijwel dagelijks kunnen de media op een persbijeenkomst<br />

hun portie nieuws halen. Nauwkeurig<br />

kan de burger het politiewerk volgen, al wordt natuurlijk<br />

niet alles in de openbaarheid gebracht.<br />

Vooral op het gebied van zedendelicten wordt<br />

voorzichtigheid betracht. In het jaarverslag over<br />

1992 valt wel tot op de stuiver te lezen wat het politiewerk<br />

kost: ƒ 10,05 P er hoofd van de bevolking in<br />

Zwolle. Enkele andere cijfers over 1992:<br />

aanvragen politiehulp<br />

berovingen op straat<br />

openlijke geweldplegingen<br />

inbraken (ook in auto's)<br />

fietsdiefstallen<br />

aanrijdingen<br />

registratie vreemdelingen:<br />

- viaOC<br />

- via reguliere vreemd.dnst<br />

10.869<br />

38<br />

108<br />

1.802<br />

2-374<br />

2.450<br />

2.200<br />

920<br />

Als fungerend korpschef van de Zwolse politie is<br />

de heer D. Hilarides verantwoordelijk voor de uitvoering<br />

van deze en andere politietaken. Indien<br />

alles volgens plan verloopt, worden die vanaf 1 januari<br />

1994 uitgevoerd binnen de nieuwe Regiopolitie<br />

IJsselland, waarvan burgemeester Hermans<br />

korpsbeheerder is.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 113<br />

Rechtspraak<br />

In Zwolle neemt de rechtspraak al lange tijd<br />

een belangrijke plaats in. In 1838 hoofdplaats<br />

van een arrondissement geworden, moest de<br />

stad onderdak bieden aan verschillende rechtsprekende<br />

instanties - en ook aan een strafgevangenis<br />

ondergebracht in het Huis van Bewaring. Daarmee<br />

ontstond een juridische enclave, waarvan het<br />

Paleis van Justitie aan de Blijmarkt het voornaam<br />

ogende symbool vormde.<br />

Toch is de verhuizing in 1977 naar een nieuw<br />

onderkomen in het Gerechtsgebouw aan de Luttenbergstraat,<br />

waar ook het kantongerecht onderdak<br />

kreeg, niet de meest opvallende verandering,<br />

vergeleken met de situatie aan het begin van deze<br />

eeuw. Evenmin geldt dat voor het sterk gegroeide<br />

aantal juristen en het navenant toegenomen aantal<br />

behandelde zaken. Het grote verschil zit in de<br />

geest en de sfeer van de rechtspraak. In het begin<br />

van de eeuw was rechtspraak vooral strafrechtspraak,<br />

waarin voorname heren vonnissen uit-<br />

spraken en precies wisten (zo vonden zij zelf) wat<br />

verdachten toekwam. Zeker iemand die ongunstig<br />

bekend stond, hoefde op weinig clementie te rekenen.<br />

Ook herhaalde veroordeling kon op voorhand<br />

reden zijn voor een zwaardere straf. Zo werd<br />

in januari 1900 tegen een 61-jarige meubelmaker<br />

door rechtbankpresident mr. P.J.G. van Diggelen<br />

'opzending naar een rijkswerkinrichting voor den<br />

tijd van 3 jaar' geëist. De man had gebedeld in de<br />

Luttekestraat en hij moest het nu maar eens goed<br />

afleren.<br />

Tegenwoordig staat een menselijke benadering<br />

van de verdachte op de voorgrond. In deze benadering<br />

is rechtspreken meer dan het simpelweg<br />

toepassen van regels. Slachtoffers kunnen nu rekenen<br />

op professionele en vrijwillige hulp, nadat zij<br />

aanvankelijk bij alle aandacht voor de verdachten<br />

wel eens vergeten dreigden te worden.<br />

Voor de rechtspraak als geheel valt een voortdurende<br />

toename van specialismes en specialisten te<br />

W. Coster<br />

V.l.n.r. de heren Meijer,<br />

van de Voort, Altena en<br />

Schuurhuis, werkend in<br />

het kantoor van het Paleis<br />

van Justitie aan de<br />

Blijmarkt; circa 1910.


Gerechtsgebouw aan de<br />

Luttenbergstraat (foto:<br />

J.H. Nijland)<br />

Drs. G.A. van Bergeijk,<br />

directeur en H. Soepenberg,management-assistent,<br />

werkzaam in het<br />

Gerechtsgebouw; 1993<br />

(foto: J.H. Nijland).<br />

114 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

constateren. Daarbij breidt ook het aantal zaken<br />

op al die verschillende terreinen zich gestaag uit.<br />

Medio 1993 waren aan de Arrondissementrechtbank<br />

Zwolle, die zich uitstrekt over de kantons<br />

Harderwijk, Lelystad, Steenwijk en Zwolle,<br />

onder andere verbonden:<br />

1 president;<br />

12 vice-presidenten;<br />

25 rechters;<br />

4 kantonrechters;<br />

1 hoofdofficier van justitie;<br />

1 fungerend hoofdofficier van justitie;<br />

11 officieren van justitie;<br />

1 verkeersschout.<br />

Verder stonden hier 193 advocaten ingeschreven<br />

op een landelijk totaal van 7288.<br />

Veel werk zullen de procedures in het kader van<br />

de Administratieve rechtspraak overheidsbeslissingen<br />

gaan opleveren. Vanaf 1994 gaan deze zogeheten<br />

Arob-zaken namelijk ook in Zwolle plaatsvinden.<br />

Verder bleef het aantal vreemdelingenzaken<br />

toenemen. Daarnaast liep het aantal korte gedingen<br />

op van 996 in 1990, tot 2189 in 1992.<br />

De rechterlijke macht in al haar geledingen heeft<br />

te maken met kritische volgers binnen en buiten<br />

het apparaat, aan wie vrijwel permanent verantwoording<br />

moet worden afgelegd. Ook dit brengt<br />

veel (papier)werk met zich mee. In het Gerechtsgebouw<br />

werken dan ook niet alleen juristen. Tal<br />

van ambtenaren staan hen bij.<br />

Inmiddels wordt gewerkt aan een 'Rechtbank<br />

nieuwe stijl'. De rechtspraak moet weer veel overzichtelijker<br />

worden, niet in de laatste plaats voor<br />

de burger. Pas omstreeks het jaar 2000, zo is de<br />

verwachting, zal dit organisatorische proces zijn<br />

voltooid.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Winkelen in de Diezerstraat<br />

Als we naar deze foto van de Diezerstraat<br />

kijken, valt op dat er vergeleken met de situatie<br />

nu, wel het een en ander is veranderd.<br />

De Diezerstraat was omstreeks 1925 nog een<br />

betrekkelijke oase van rust met veel winkelpuien<br />

die we nu als mooi ervaren. Anno 1993 zijn de<br />

meeste gevels aan de onderzijde dermate verminkt<br />

of verstopt, dat men alleen door naar boven te kijken<br />

nog iets van de oude bebouwing kan herkennen.<br />

Bovendien is het op een doorsnee zaterdag zo<br />

druk in 'winkelpromenade' Diezerstraat dat het<br />

zicht op historisch Zwolle door een massa kooplustigen<br />

nauwelijks mogelijk is.<br />

Toch zijn er misschien minder verschillen tussen<br />

het einde en het begin van deze eeuw dan tussen<br />

1925 en zo'n zeventig jaar daarvoor. Omstreeks<br />

1850 was de Diezerstraat nog voornamelijk woonstraat.<br />

De weinige Zwolse winkels waren voornamelijk<br />

aan de buitenkant van de stad gevestigd,<br />

bijvoorbeeld in de Smeden of de Hoogstraat. Al<br />

het verkeer van Noord- naar Zuid-Nederland reed<br />

nog in beide richtingen door de straat. In 1925 was<br />

dat net veranderd in eenrichtingsverkeer. Aan het<br />

eind van de negentiende eeuw kwamen er ook<br />

steeds meer winkels in de Diezerstraat. De veelal<br />

vermogende bewoners vertrokken naar buiten de<br />

stad en verkochten hun panden. Omstreeks 1925<br />

was de Diezerstraat al onmiskenbaar de winkelstraat<br />

van Zwolle. Rechts op de hoek van Gasthuisstraat<br />

bijvoorbeeld verkocht op nummer 48<br />

de Fa. Wisbrun & Liffmann haar eerste klas dames-modeartikelen.<br />

Aan de andere kant van de<br />

Gasthuisstraat verkocht Oldenhof op nummer 50-<br />

52 onder andere potten en pannen. Deze Zwolse<br />

winkel doet dat op een andere plaats nog steeds.<br />

Naast Oldenhof zat Palthe, die jarenlang op dit<br />

adres is gebleven. Diezerstraat 56 was het adres<br />

van de tabaksfabriek van de weduwe Van der<br />

Helm, een begrip in Zwolle. Het was een stijlvolle<br />

zaak met een eiken lambrisering, waar op de planken<br />

de pakken tabak hoog stonden opgestapeld.<br />

In het midden van de zaak stond een oude, met<br />

koper beslagen kist waarin ooit de tabak werd vervoerd<br />

vanuit de West. Verder werd het interieur<br />

gesierd met grote Delfts blauwe potten met koperen<br />

deksels waarin de tabak werd bewaard. De tabaksfabriek<br />

van de weduwe Van der Helm was tot<br />

1936 hier gevestigd. In dat jaar werd het pand aangekocht<br />

door buurman Hendriksen. Tijdens de<br />

Tweede Wereldoorlog maakte Hendriksen nog<br />

dankbaar gebruik van de grote hoeveelheid tabaksgruis<br />

dat zich onder de vloer van de oude tabaksfabriek<br />

bevond. Bij de sloop in 1950 bleek er<br />

nog zoveel tabaksgruis te liggen dat de instortende<br />

vloeren een ware zonsverduistering veroorzaakten.<br />

Het pand maakte vanaf 1936 deel uit van de<br />

hoeden-, kleding- en bontzaak Hendriksen. De<br />

firma Hendriksen was gevestigd in het pand De<br />

Witte Leeuw (Diezerstraat 58) dat aan het eind van<br />

Aranka Meijerink-<br />

Wijnbeek<br />

De Diezerstraat omstreeks<br />

1925 in de richting<br />

van de Diezerpoortenbrug.


Hetzelfde punt op een<br />

drukke zaterdag in 1993<br />

(foto:ZHV).<br />

116 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

de vorige eeuw was gekocht. Hendriksen was bekend<br />

om zijn dure kleding en vooral om zijn bontmantels.<br />

Nog na de oorlog was het vaak zo dat elke<br />

man die het kon betalen zijn echtgenote een bontmantel<br />

schonk. Bij Hendriksen werd dan een keur<br />

aan mantels op de grond uitgespreid waarbij alle<br />

voordelen van de verschillende bontsoorten wer-<br />

den opgesomd. Over zo'n aanschaf werd lang nagedacht.<br />

De meisjes met modieuze pothoed op de<br />

voorgrond kochten waarschijnlijk hun kleding<br />

verderop in de Diezerstraat, bij C & A op nummer<br />

73-77- C & A verkocht confectie en dat was heel<br />

wat voordeliger. In hetzelfde pand zit nu textielgigant<br />

Wibra.<br />

In het vierde huis van links, op nummer 53, was<br />

eveneens een filiaal van een landelijke keten gevestigd:<br />

de kruidenierswinkel van De Gruyter. Wie<br />

kende niet 'Het snoepje van de week'. Het was een<br />

van de eerste levensmiddelenzaken die een zekere<br />

vorm van zelfbediening kende. De keten, die vanuit<br />

het hoofdkantoor in Den Bosch werd geleid,<br />

kende een bijna uniforme winkelinrichting met<br />

prachtige tegeltableaus met Oudhollandse voorstellingen.<br />

Iets verder naar de Grote Markt toe, op<br />

nummer 49, was het pand De Twaalf Apostelen.<br />

Oorspronklijk kwam de gevelversiering, bestaande<br />

uit twaalf mannenkoppen, niet uit Zwolle. De<br />

toenmalige eigenaar liet de beeldjes uit Brabant<br />

halen en aan de gevel bevestigen. Aanvanklijk<br />

werd in dit pand een garen- en bandzaak gedreven,<br />

vervolgens een meubelzaak en tot slot een herenmodezaak.<br />

Ernaast, op nummer 47, zat tot voor kort (1992)<br />

banketbakker Lindeboom. Toen de foto werd gemaakt,<br />

was het nog de bakkerij van A. van der<br />

Waal. Chris Lindeboom werkte bij hem. Later, in<br />

1929, zou Lindeboom voor zichzelf beginnen, in<br />

een pand iets dichter naar de Grote Markt. Nog<br />

weer later, in 1939, zou hij de bakerij van Van der<br />

Waal overnemen. In dat huis was sinds 1840 een<br />

bakkerij gevestigd geweest.<br />

Veel auto's waren er in 1925 nog niet; wel veel<br />

fietsers. Na de oorlog kwamen er steeds meer<br />

auto's. De ruimte in de Diezerstraat werd schaars.<br />

Het winkelend publiek had soms niet genoeg aan<br />

de smalle trottoirs en moest op het wegdek zo nu<br />

het dan het vege lijf zien te redden voor aanstormend<br />

verkeer. Meegaand met de algemene trend<br />

uit de jaren zestig, werd besloten de Diezerstraat<br />

om te vormen tot een winkelpromenade. De<br />

kooplustigen moesten de ruimte krijgen; winkelen<br />

werd recreatie. Het plan van inrichting was van<br />

het architectenbureau Verlaan en Nijhof en burgemeester<br />

Drijber was de laatste automobilist die,<br />

in een oldtimer, in september 1970 door de straat<br />

mocht rijden. In de jaren zeventig en tachtig ging<br />

de Diezerpromenade steeds meer lijken op andere<br />

winkelstraten in het land. Overal trof men dezelfde<br />

filialen van dezelfde winkelketens. Alleen deze<br />

grote bedrijven konden de hoge huurprijzen in<br />

zo'n winkelstraat opbrengen. Steeds meer Zwolse<br />

bedrijven verdwenen of kozen eieren voor hun<br />

geld. Spijkerbroekenwinkels met permanente opheffingsuitverkoop<br />

kwamen er voor in de plaats.<br />

De 'verkalverstratisering' is ook aan Zwolle niet<br />

voorbij gegaan.<br />

Nog niet lang geleden is de hele promenade op<br />

de schop geweest. Naar oorspronkelijke ideeën<br />

van Han Prins is de vroegere verkeersfunctie van<br />

de Diezerstraat weer benadrukt: door de bestrating<br />

lijkt het net of er nog een straat door de Diezerstraat<br />

loopt. De uitstalkasten die rommelig<br />

over de promenade waren gestrooid zijn daarbij<br />

verdwenen.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT "7<br />

Markt op het Gasthuisplein<br />

Tegenwoordig zijn in klederdracht gehulde<br />

Staphorster vrouwen op de vrijdagse<br />

markt welhaast een bezienswaardigheid te<br />

noemen. Sommige marktbezoekers kunnen niet<br />

nalaten ze met open mond na te staren. In het begin<br />

van deze eeuw echter waren vrouwen in<br />

streekdracht zeker geen uitzondering. Omstreeks<br />

1920 - toen de verdienstelijke amateurfotograaf<br />

C.J.J. Schaepman deze foto maakte - gingen vrouwen<br />

nog in opknapgoed en met de Zwolse muts<br />

op het hoofd naar de markt.<br />

Op de foto is de eiermarkt te zien, die van omstreeks<br />

1919 tot omstreeks 1923 op het eerste ge-<br />

deelte van het Gasthuisplein werd gehouden. De<br />

eierhandelaren bleven er dus maar kort.<br />

De eierhandel had oorspronkelijk - samen met<br />

de markt in vatboter en pondenboter - plaatsgevonden<br />

in de Voorstraat die als marktplaats niet<br />

zo geschikt was. Sinds 1880 waren pogingen ondernomen<br />

om een overdekte markt te vinden.<br />

Uiteindelijk was in 1884 een boterhal op de Nieuwe<br />

Markt verrezen. Een plan om een nieuwe hal te<br />

bouwen op het achterste gedeelte van het Gasthuisplein,<br />

had in 1909 scherpe kritiek van de boterhan-delaren<br />

gekregen. Zij vonden het Gasthuisplein<br />

een onherbergzame tochthoek. Ook het<br />

J.J. Seekles<br />

Fabrikant C.J.J.<br />

Schaepman maakte<br />

omstreeks 1920 deze<br />

fraaie foto van de eiermarkt<br />

op het Gasthuisplein.<br />

Links achter de<br />

Gasthuissteeg, nu Gasthuisstraat<br />

geheten.


Dezelfde plaats, nu<br />

meer dan zeventig jaar<br />

later. Alle panden staan<br />

er nog, maar zijn wat de<br />

onderkant van de gevel<br />

betreft onherkenbaar<br />

veranderd. Eieren worden<br />

hier niet meer verkocht<br />

en ook de majestueuze<br />

hoge bomen zijn<br />

verdwenen (foto: ZHV).<br />

118 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

voorstel van een raadscommissie om op het hele<br />

Gasthuisplein markthallen voor de pondenboter,<br />

vatboter en eierhandel te plaatsen, was in 1911 als<br />

onrealistisch van de hand gewezen. Na vele gesprekken<br />

en discussies was in 1913 besloten om de<br />

eier- en ponden-botermarkt tijdelijk in de boterhal<br />

op de Nieuwe Markt onder te brengen. Omdat<br />

de vrije verkoop van boter wegens de Eerste Wereldoorlog<br />

aan banden was komen te liggen, was<br />

de boterhal in 1918 opgeheven en waren de eieren<br />

vooraan op het Gasthuisplein terecht gekomen.<br />

Door de opkomst van coöperatieve zuivelfabrieken<br />

en de toenemende vraag naar fabrieks- en<br />

roomboter, brachten de boeren na 1924 steeds<br />

minder eieren en boter naar de markt. Op het<br />

Gasthuisplein kwam na 1925 geleidelijk de verkoop<br />

van honden, duiven en pluimvee tot bloei.<br />

De vrouwen in klederdracht, de rieten manden,<br />

blikken emmers en handkarren zijn geleidelijk uit<br />

het Zwols straatbeeld verdwenen. De gevels zijn<br />

veranderd en aangepast aan de eisen van de laatste<br />

jaren van de twintigste eeuw. De grote oude bomen<br />

zijn gekapt en nieuwe bomen zijn geplant.<br />

Banken, stoelen, tafels en etagewoninge moeten<br />

de leefbaarheid van het plein vergroten. Het Gasthuisplein<br />

heeft onmiskenbaar een metamorfose<br />

ondergaan.<br />

Het zijn andere tijden, en andere mensen bevolken<br />

nu het Gasthuisplein. Toch zal de aard van<br />

hun gesprekken door de jaren heen niet wezenlijk<br />

zijn veranderd. Daar, op de markt of op het terras<br />

dat nu midden op het Gasthuisplein staat, spreekt<br />

men oude vrienden, wisselt men familie-ervaringen<br />

uit, worden oude kennismakingen vernieuwd<br />

en komen - net als vroeger het geval was - de<br />

boodschappenlijstjes weer te voorschijn.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 119<br />

Veemarktimpressie<br />

Op deze foto van omstreeks 1920 liggen<br />

drie schrammen of jonge varkens vredig<br />

te slapen in een gevlochten mand, gevuld<br />

met stro. De foto is gemaakt op de Pannekoekendijk.<br />

Boeren staan gezellig te kletsen of over de<br />

prijs te onderhandelen. Op de achtergrond staan<br />

de huifkarren waarmee mens en dier werden vervoerd.<br />

In 1920 verhandelden de handelaren ruim<br />

36.000 varkens en biggen op de Zwolse markt,<br />

waarvoor de gemeente bijna 2400 gulden aan<br />

marktgeld inde.<br />

Hoe anders is aan het eind van de twintigste<br />

eeuw het beeld van varkens: schichtige beesten,<br />

opgesloten in grote donkere stallen, liggend op<br />

roosters in een penetrante lucht, uit verveling de<br />

staarten van hun soortgenoten afbijtend. Bio-industrie<br />

heet dat. Op de markt worden de varkens<br />

al bijna niet meer verhandeld. Van de zeug gaat<br />

het big na ruim twee maanden naar de mester of<br />

de fokker.<br />

In de vroege ochtend van elke vrijdag werd<br />

Zwolle in het begin van deze eeuw uit haar slaap<br />

gewekt door boeren met hun ratelende karren die<br />

naar de markt togen. Het grootvee werd geleid of<br />

gedreven. Het kleinvee kreeg een plaats in de kar<br />

en zorgde zo voor warme voeten van de passagiers.<br />

Tot 1931 werd de veemarkt aan de stadsgracht<br />

op de Harm Smeengekade gehouden, die<br />

toen nog Beestenmarkt heette. De varkens en<br />

schapen werden op de Pannekoekendijk verhandeld.<br />

In deze buurt lagen vele cafés, enkele met<br />

grote stallen waar het vee 's nachts kon staan. Al<br />

sinds 1852 werd op deze plaats vee- of beestenmarkt<br />

gehouden. De paardenmarkt werd al eeuwenlang<br />

in de omgeving van de Brink en de Thomas<br />

a Kempisstraat gehouden.<br />

Toen op 1 mei 1931 het huidige veemarktterrein<br />

aan de Emmastraat in gebruik werd genomen,<br />

verhuisde ook de paardenmarkt daarheen. De<br />

kroegbazen bij de verschillende markten waren<br />

diegenen die het meest bezwaar hadden tegen de<br />

verhuizing. De koop werd immers vaak beklonken<br />

met een borreltje. Spoedig verrezen er echter<br />

nieuwe cafés aan de nieuwe veemarkt, zoals van<br />

Van Beek, Derboven en Wijnberg, die ook al aan<br />

de Beestenmarkt zaten.<br />

Een bezoek aan de veemarkt anno 1993<br />

Het is al acht uur geweest wanneer ik met Henk<br />

Dubbeldam, bedrijfsleider van de veemarkt, over<br />

de volledig overdekte veemarkt loop. Trots toont<br />

hij het nieuwe laad- en losperron. De grootste<br />

handel is al voorbij. Toch is er nog drukte en lawaai<br />

genoeg. Gesprekken van mensen, geblaat van<br />

schapen, geloei van koeien en dat alles door elkaar<br />

heen. In de mêlee roept een vrouwenstem berichten<br />

om.<br />

Wim Huijsmans<br />

Biggenhandel op de<br />

Pannekoekendijk omstreeks<br />

1920. De huizen<br />

op de achtergrond zijn<br />

afgebroken en daar<br />

staat nu het pand van<br />

Leenbakker.


De handel in vee is<br />

anno 1993 heel wat<br />

grootschaliger. De<br />

Zwolse veemarkt is inmiddels<br />

een van de<br />

grootste van Nederland<br />

(foto:ZHV).<br />

120 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

De markt is al om half vijf vanochtend begonnen.<br />

Gisteravond is veel vee al aangevoerd. Het<br />

vee staat op verhogingen aan ijzeren stangen te<br />

pronk. Achteraan de stieren, dan de koeien, de<br />

vaarzen, de pinken en enkele paarden. In een andere<br />

hal staat het kleinvee. Elke veehandelaar heeft<br />

zijn vaste stek. Voor in de hal worden koeien gemolken.<br />

Gespierde jongelui, vaak veedrijvers uit<br />

de Kamperpoort, leiden het vee in en uit de hal.<br />

De gele koopmansjas heeft plaats gemaakt voor<br />

blauw en zwart. Bij een transactie klinken doffe<br />

klappen van hand op hand. Het zijn ontzettend<br />

grote, vlezige handen. Het klappen kleurt de<br />

handpalmen rood. Het lijkt wel of het handjeklap<br />

andere marktgangers aantrekt. Zij kijken toe en<br />

luisteren mee. Het magische woord is 'geluk', dan<br />

is de koop een feit.<br />

Ik zie ook boerinnen en één veekoopvrouw. Ik<br />

hoop dat mannelijke collega's met haar fijne handen<br />

rekening houden.<br />

Van Dubbeldam leer ik wat schorsers zijn. Het<br />

zijn personen die in een grote Mercedes verschillende<br />

markten bezoeken en daar als tussenhandelaar<br />

optreden. Zij drijven voor grossiers de prijs<br />

op en bepalen in zekere zin wat het vee moet kosten.<br />

Ook stellen zij uniforme koppels samen en<br />

verkopen die weer. Een enkele keer wordt nog<br />

cash afgerekend. In portefeuilles, veilig om de nek<br />

gehangen, prijken heel wat duizendjes. Uit veiligheidsoverwegingen<br />

wordt echter steeds vaker per<br />

cheque betaald.<br />

Hier en daar is het behoorlijk glad door de urine,<br />

stront en stro. Mijn schoeisel is duidelijk niet<br />

geschikt. Een losgebroken jonge stier volgt zijn<br />

natuurlijke driften; aanbod genoeg. Een veedrijver<br />

maakt er een eind aan. Via een smalle doorgang<br />

kom ik buiten. Daarna volgt een bezoek aan de<br />

kleinveehal. De mekkerende schapen en de jonge<br />

kalfjes weten niet welk lot hun wacht. Nieuwsgierig<br />

staren ze me aan. Het vee op de markt wordt<br />

goed behandeld. Veeartsen en dierenbescherming<br />

houden toezicht. Een enkele keer wordt een onwillig<br />

dier tot de orde geroepen.<br />

De cafés rond de Veemarkt puilen uit. Het is er<br />

blauw van de rook. Ook hier wordt vee afgerekend.<br />

Ik zie weer veel groene flappen. Een borrel<br />

en een sigaar completeren de ouderwetse koop.<br />

'Geluk d'r mee!' Enkele bestuursleden van de<br />

Bond van Veehandelaren in <strong>Overijssel</strong> praten mij<br />

nog wat bij. Vroeger ging het op de markt veel collegialer<br />

en vriendschappelijker toe, vinden zij. De<br />

laatste jaren is alles veel individueler. De rouwlinten<br />

bij het overlijden van een koopman, vastgeknoopt<br />

aan de gording waar hij altijd zijn vee verhandelde,<br />

zijn verleden tijd, evenals de robuuste<br />

dochters van Van Beek, die vroeger de aangevoerde<br />

koeien molken. Met het wegblijven van de joden<br />

zijn ook vele tradities verdwenen. De Bond<br />

probeert nu het imago van de veehandelaar te verbeteren.<br />

Jongeren worden begeleid.<br />

Tot slot loop ik langs de kramen opzij van de<br />

veemarkthallen waar allerlei spullen te koop liggen,<br />

zoals emmers, touw, tractorbanden, draad en<br />

gereedschap. Klompen zijn een gewild artikel.<br />

Heel wat veehandelaren doen zich te goed bij de<br />

viskraam. Als ik de markt verlaat, loopt iemand<br />

met een last 'riezebessems' mij bijna omver. Ik doe<br />

een stap opzij en denk: 'Daarmee kan hij zeker een<br />

halfjaar lang de veemarkthal aanvegen.' Toch zal<br />

dat niet gebeuren. Dubbeldam heeft mij verzekerd,<br />

dat voor de start van het popconcert van<br />

vanavond de hele IJsselhal er weer kraakhelder<br />

uitziet. De lucht van vee en koeiepoep is verdreven<br />

met een bedwelmende nevel van frisse dennegeur...


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 121<br />

Uitgaan op de Grote Markt<br />

'W:' at<br />

al drukte, wat al beweging in dit<br />

centrum, maar ook wat al herinne-<br />

ringen aan vervlogen dagen!' zo be-<br />

gint de historicus Elberts aan het begin van deze<br />

eeuw zijn verhaal over de Grote Markt. De Grote<br />

Markt is altijd het centrum van Zwolle geweest: bij<br />

feesten, optochten, ontvangsten, kermis en de<br />

markt. Vanzelfsprekend was er vanouds veel horeca<br />

aan de markt en bij de Grote of St. Michaëlskerk<br />

gevestigd.<br />

Op de foto, die uit het begin van deze eeuw dateert,<br />

is de Zwolsche Melkinrichting (Grote Markt<br />

12) te zien, met rechts ernaast het Heerenlogement<br />

(Grote Markt 10-11). Het huis was tussen 1861 en<br />

1890 bewoond geweest door mr.J.WJ. Baron de<br />

Vos van Steenwijk, rechter bij de arrondissementsrechtbank.<br />

In 1890 werd het linker gedeelte<br />

door B. Hulsbergen verbouwd tot melkinrichting.<br />

Een melksalon was in die tijd een populaire horecagelegenheid.<br />

Die populariteit was echter maar<br />

van korte duur. In 1879 werd in Nederland de eerste<br />

melksalon geopend. Doel was 'den verkoop<br />

van zuivere, onvervalschte, niet afgeroomde en<br />

niet verdunde melk'. Spoedig daarna had elke<br />

zichzelf respecterende stad zo'n salon. Het publiek<br />

bestond meestal uit winkelende dames en uit kantoorpersoneel<br />

dat hier hun twaalfuurtje kwam<br />

nuttigen. Goedkoop was de melk niet: voor een<br />

kwart literglas moest 5 cent worden betaald. Het<br />

interieur van de melksalon viel op door properheid:<br />

tegels aan de wand en de melk in blinkende<br />

bussen met een kraantje aan de voorzijde.<br />

In 1901 werd de zaak door W. van den Oort<br />

overgenomen. Hij voegde er een wachtkamer<br />

voor de tram aan toe.<br />

Grote Markt 12, de Zwolsche Melkinrichting, op een<br />

ansichtkaart uit het begin van deze eeuw.<br />

In 1917 ging het pand weer in andere handen<br />

over. Nu opende P. Beenen er een luchroom en<br />

restaurant. Enige jaren later, in 1922, kocht hij ook<br />

W"*' 1 *<br />

Aranka Meijerink-<br />

Wijnbeek


122 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

de rechter helft en maakte beide tot één geheel.<br />

Het gezellige ouderwetse interieur met de pluche<br />

kleedjes bleef tot eind jaren zeventig ongewijzigd.<br />

Aan het eind van de'eeuw is de bestemming<br />

weer bijna hetzelfde als aan het begin van de eeuw.<br />

Net als vroeger wordt er geen alcohol geschonken.<br />

McDonald's verbouwde het geheel ingrijpend en<br />

serveert er nu hamburgers.<br />

Rechts van de Zwolsche Melkinrichting was het<br />

Heerenlogement. Dit logement heeft een oude his-<br />

torie: in 1769 werd het al genoemd. In de Franse<br />

Tijd logeerde hier de bevelhebber van de Pruisische<br />

rode huzaren die toen Zwolle bezetten. Sinds<br />

1862 zwaaide de familie Jansen hier de scepter. Tijdens<br />

de Tweede Wereldoorlog was het hotel door<br />

de Duitse bezetter in beslag genomen. Inmiddels,<br />

sinds 1937, was hotel-restaurant Peters er gevestigd.<br />

Op bevrijdingsdag, 14 april 1945, bezetten de troepen<br />

van de NBS het pand om er kort daarop de Canadese<br />

bevrijders te verwelkomen. In 1968 werd<br />

het Hotel Dijkstra en dat bleef zo tot 1976. Aan Hotel<br />

Dijkstra met zijn grote terras hebben veel Zwollenaren<br />

goede herinneringen. Schoolmeisjes vulden<br />

hier hun lege uurtjes, vetkuiven dronken hier<br />

hun eerste biertjes en menig afspraakje is hier gemaakt.<br />

Het pand biedt nu eigenlijk nog steeds dezelfde<br />

mogelijkheden, alleen is er nu een etage bijgekomen.<br />

IJsbereider Talamini heeft het pand<br />

opgeknapt en exploiteert op de eerste etage het Italiaans<br />

café-restaurant La Meridiana.<br />

Uitgaan aan de Grote Markt: vanaf het begin<br />

van deze eeuw tot nu is er eigenlijk niet zo veel<br />

veranderd. In die tijd zat Zwolle ook vol met cafés<br />

en kroegjes. De laatste jaren wordt mede door de<br />

komst van de vele HBO-studenten het aanbod<br />

ook weer groter. Wel zal er verschil zijn in de consumpties<br />

die worden genuttigd: aan het begin van<br />

de eeuw had echt nog geen Zwollenaar van pizza<br />

gehoord.<br />

Hetzelfde pand in 1993. Nu is McDonald's er gevestigd;<br />

het terrasje is sinds kort weer in ere hersteld<br />

(foto:ZHV).


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 123<br />

Het Rooms-Katholieke Ziekenhuis<br />

Dit Rooms-Katholieke Ziekenhuis, op de<br />

hoek van de nu verdwenen Bleekerstraat<br />

en het Groot Weezenland, markeert het<br />

begin van de professionalisering van de gezondheidszorg<br />

in Zwolle. De foto is omstreeks 1910 gemaakt.<br />

Nog geen halve eeuw daarvoor, vond de<br />

Amsterdamse professor Lehman het maar onzin<br />

dat artsen hun handen wastten voordat ze kraamvrouwen<br />

inwendig onderzochten. Het resultaat<br />

was dat in zijn gasthuis veel patiëntes aan kraamvrouwenkoorts<br />

overleden. Ongeveer in diezelfde<br />

tijd eiste een cholera-epidemie in Zwolle veel<br />

slachtoffers. Een gasthuis was toen nog geen instelling<br />

waar je heen ging om beter te worden.<br />

Naar een gasthuis ging je om te sterven. Als je nog<br />

enige kans op beterschap had, liet je je thuis verplegen<br />

door een arts.<br />

Reden van de steeds weerkerende epidemieën<br />

was de gebrekkige hygiëne en de achterblijvende<br />

medische kennis. Pas aan het eind van de vorige<br />

eeuw ontdekte men ziekteverwekkers en nieuwe<br />

medicijnen. Invoering in dezelfde tijd van een<br />

tonnenstelsel, waarbij fecaliën regelmatig in een<br />

tonnetje werden afgevoerd, had een goed effect op<br />

de hygiëne. De aanleg van de waterleiding zorgde<br />

ervoor, dat steeds minder Zwollenaren afhankelijk<br />

werden van vervuilde drinkwaterputten, zodat<br />

tyfus en andere besmettelijke ziekten geen vrij spel<br />

meer hadden.<br />

Aan het begin van de twintigste eeuw was dit alles<br />

reeds beslissend ten goede gekeerd. Zwolle kende<br />

toen twee ziekenhuizen: het gemeentelijke Sophiaziekenhuis<br />

aan de Rhijnvis Feithlaan uit 1884<br />

en het Rooms-Katholieke Ziekenhuis dat in 1896<br />

was begonnen in het gebouw waar nu het Provinciaal<br />

<strong>Overijssel</strong>s Museum aan de Melkmarkt zit. De<br />

liefdevolle verpleging geschiedde door de zusters<br />

van de congregatie van de Heilige Carolus Borromeus<br />

uit Maastricht. In 1902 waren de zieken, we-<br />

gens de beperkte ruimte, verhuisd naar de 45 bedden<br />

in de twee herenhuizen op de voorgrond en de<br />

nieuwbouw erachter. In de herenhuizen vonden<br />

de patiënten ie en 2e klasse onderdak. In de nieuwbouw,<br />

die 135.000 gulden had gekost, lagen de 3e<br />

klasse patiënten en was de operatiekamer, het zusterhuis<br />

en niet te vergeten de kapel. In dat gedeelte<br />

aan de Bleekerstraat lag ook de officiële ingang. De<br />

straat tussen het ziekenhuis en de azijnfabriek van<br />

Heerkens en Schaepman (rechts) is reeds lang verdwenen<br />

en zou nu ongeveer onder de hoofdingang<br />

van het huidige gebouw doorlopen. In de voor het<br />

begin van de eeuw moderne operatiekamer deed<br />

dr. N.H. Frank zijn werk. Hij was niet in dienst bij<br />

het R.K. Ziekenhuis want hij opereerde ook in het<br />

Sophiaziekenhuis. De verzorging van de patiënten<br />

was vanaf 1902 in handen van zestien nonnen met<br />

hun karakteristieke kappen. De leiding had de eerwaarde<br />

moeder Lamberta en voor het huishoudelijke<br />

werk waren er nog zes zusters en een knecht.<br />

De kwaliteit van hun zorg lieten ze variëren naar de<br />

B.-K. ZIEKENHUIS<br />

Menno van der Laan<br />

Het Rooms-Katholieke<br />

Ziekenhuis, circa 1910.


Ziekenhuis De Weezenlanden,<br />

1993 (foto:<br />

ZHV).<br />

124 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

portemonnee van hun patiënt. Armlastige zieken<br />

lagen op grote zalen en betaalden slechts 60 cent<br />

per dag. De ie klasse betaalde in ieder geval 5 gulden<br />

per dag voor de verzorging, maar had dan ook<br />

een privékamer met uitzicht op de stadsgracht.<br />

Voor geneesmiddelen, verband en gebruik van de<br />

operatiekamer moest men bijbetalen.<br />

Het vertrouwen in het ziekenhuis nam toe. In<br />

het jaar 1911 werden er reeds 822 patiënten verpleegd,<br />

waarvan 586 in de 3e klasse. In dat jaar kon<br />

dat nog voor een totaalbudget van zo'n 31.000 gulden.<br />

Het aantal patiënten nam in de loop der jaren<br />

toe; het aantal zusters en doktoren eveneens.<br />

Steeds werden er aan het Groot Weezenland en de<br />

Bleekerstraat panden bijgekocht. Men was bijna<br />

continu aan het verhuizen. In 1926 besloot het bestuur<br />

een geheel nieuw ziekenhuis te bouwen aan<br />

de Bleekerstraat. Dit gebouw dat in 1929 in gebruik<br />

werd genomen, herinneren veel oudere<br />

Zwollenaren zich als hét Rooms-Katholieke Ziekenhuis.<br />

Het was een moderne instelling, waar<br />

ook de lekenzuster haar intrede deed. Niet alleen<br />

de christelijke naastenliefde stond hier op de<br />

voorgrond maar ook de professionele medische<br />

zorg, gegarandeerd door goede opleidingen van<br />

het personeel in eigen huis.<br />

Met de groei van het inwonertal van Zwolle<br />

werd het oude R.K. Ziekenhuis echter op den<br />

duur te klein. In de jaren zestig werd besloten tot<br />

grootscheepse afbraak en nieuwbouw. Op het terrein<br />

van de voormalige azijnfabriek — op de nieuwe<br />

foto op de voorgrond - verrees een geheel<br />

nieuw ziekenhuis dat in 1967 in gebruik werd genomen.<br />

Tien jaar later kwam daar nog eens een<br />

nieuwe vleugel bij, waarbij het totaal aantal bedden<br />

op 525 kwam.<br />

Inmiddels zijn allerlei besmettelijke ziekten die<br />

tot het begin van deze eeuw veel slachtoffers maakten,<br />

uitgebannen. Cholera, tyfus en TBC komen<br />

bijna niet meer voor. In de medische wetenschap<br />

lijkt technisch alles mogelijk: plastic heupen, nieuwe<br />

hartkleppen en hart- en orgaantransplantaties.<br />

Ook het ziekenhuis De Weezenlanden - de nieuwe<br />

naam - doet aan die ontwikkelingen volop mee. In<br />

1988 begon het werk op de afdeling hartchirurgie<br />

waar open-hartoperaties worden uitgevoerd.<br />

Nieuwe besmettelijke ziekten als aids stelden de<br />

medici echter voor nog niet opgeloste problemen.<br />

En De Weezenlanden liep ook tegen de grenzen<br />

van de medische ontwikkeling aan, tegen de vraag<br />

wie dit alles moet betalen. De plannen voor de<br />

nieuwbouw van de hartchirurgie werden vertraagd<br />

wegens bezuinigingen van de regering en de kosten<br />

van de medische zorg nopen doktoren prioriteiten<br />

te stellen. Het leven kan tegen erg hoge kosten enige<br />

tijd worden verlengd, maar steeds vaker wordt<br />

de vraag gesteld of dat allemaal de moeite waard is.<br />

Moet een onverbeterlijke roker met hartklachten<br />

maar niet eens wachten totdat een patiënt met<br />

meer kans op succes is geholpen?<br />

De vergelijking tussen het begin van de eeuw en<br />

het eind van dit tijdperk laat een wereld van verschil<br />

zien. De gemiddelde levensverwachting is<br />

met vele jaren gestegen. Iedereen kan zich tegen de<br />

kosten van medische verzorging verzekeren. In<br />

het ziekenhuis De Weezenlanden waken niet meer<br />

24 nonnen en een knecht over het welzijn van de<br />

zieke maar een heel leger van zo'n 2100 personen,<br />

meer dan driehonderd invalkrachten en ongeveer<br />

honderd medisch-specialisten. Nonnetjes zitten<br />

daar echter niet meer tussen.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 125<br />

Apotheek Meulemeester<br />

Rond het jaar 1900 waren er zeven apotheken<br />

in Zwolle gevestigd: drie in de Diezerstraat,<br />

één in de Koestraat, één in de Luttekestraat,<br />

één op het Bethlehems Kerkplein en één<br />

op de Grote Markt. Respectievelijk waren hier gevestigd<br />

de apothekers Meulemeester, Bouwers, de<br />

firma R. en J.S. Meulenhoff, Stroink, de firma<br />

Campagne van Oort met apotheker Van der Veen,<br />

de firma van Haarsbergen met apotheker De Barbanson<br />

en tenslotte de zogenoemde Centraal<br />

Apotheek de firma Wed. J. Rave, zonder bevoegde<br />

apotheker. Van de huidige tien apotheken in<br />

Zwolle zijn er nog drie op dezelfde plaats gevestigd<br />

als 90 jaar geleden: apotheek Boogerd in de Diezerstraat,<br />

apotheek Kluin in de Luttekestraat en<br />

apotheek De Sassenpoort in de Koestraat.<br />

Het pand Diezerstraat 10, destijds apotheek<br />

Meulemeester en anno 1993 apotheek Boogerd, is<br />

al sinds 1728 onafgebroken in gebruik als apotheek.<br />

In 265 jaar tijd oefenden daar negen apothekers<br />

hun beroep uit, gemiddeld zo'n dertig jaar<br />

per persoon.<br />

Het pand werd in 1728 voor ƒ 4.000,- gekocht<br />

door Johannes Zegerius die daar zijn apotheek<br />

vestigde. Voordien was het pand als woonhuis in<br />

gebruik geweest. Zegerius werd opgevolgd door<br />

zijn zoon; na diens overlijden in 1787 werd de apotheek<br />

door drie generaties Revius gedreven. De<br />

middelste van dezen, Jacobus Revius, was de eerste<br />

academisch gevormde apotheker die in Diezerstraat<br />

10 werkte. Zijn zoon, Theodorus Revius, associeerde<br />

zich in 1858 met de jonge apotheker<br />

P.G.F. Meulemeester. Vanaf 2 januari 1868 zette<br />

P.G.F. Meulemeester het bedrijf alleen voort; de<br />

naam Meulemeester bleef vervolgens 109 jaar, verdeeld<br />

over 3 generaties, verbonden met de apotheek<br />

aan het begin van de Diezerstraat.<br />

Op deze rond 1900 genomen foto staat PJ.A.J.<br />

Meulemeester, zoon van P.G.F., afgebeeld. PJ.A.J.<br />

Meulemeester (1873-1950) werkte na zijn afstuderen<br />

eerst enige tijd als provisor in Den Bosch en<br />

kwam per 1 januari 1899, als apotheker bij zijn vader<br />

in Zwolle. In 1907 nam hij de apotheek over.<br />

Op de foto staat hij met een assistente afgebeeld<br />

voor de zogenoemde grondstoffenopstand. Meulemeester<br />

vult een flesje af uit een mortier, de assistente<br />

is bezig met een balans; ze zijn bezig een<br />

recept te bereiden. De afgebeelde opstand bevond<br />

zich meteen links als je de apotheek binnen kwam,<br />

op dezelfde plaats waar zich de balie in de huidige<br />

apotheek Boogerd bevindt. De afgebeelde opstand<br />

heeft er gestaan tot 1950. In dat jaar heeft de toenmalige<br />

apotheker J. Meulemeester, zoon van<br />

P.J.A.J., de zaak grondig verbouwd.<br />

Annèt Bootsma-van<br />

Hulten<br />

Met dank aan: Drs. CJ.<br />

Boogerd en Mevr. J.<br />

Meulemeester-van der<br />

Vossen<br />

P.J.A.J. Meulemeester<br />

en zijn assistente in de<br />

apotheek in de Diezerstraat,<br />

circa 1900.


Drs. C.J. Boogerd in de<br />

apotheek in de Diezerstraat,<br />

1993 (foto:<br />

ZHV).<br />

126 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Eeuwenlang bestond de taak van een apotheker<br />

vooral uit het bewerken van grondstoffen en het,<br />

op basis van recepten, bereiden van geneesmiddelen<br />

voor de zieke medemens. Zijn opleiding moest<br />

garant staan voor de kwaliteit en degelijkheid van<br />

zijn produkten. Hij was ook degene die preparaten<br />

onderzocht en de kwaliteit daarvan kon beoorde-<br />

len. Rond 1900 nam de zelfbereiding van geneesmiddelen<br />

nog verreweg de belangrijkste plaats van<br />

zijn werkzaamheden in. De grondstoffen die gebruikt<br />

werden waren in het algemeen plantaardig;<br />

van planten, bladeren, bast en wortels werden poeders,<br />

extracten, zalven, tincturen, balsems, stropen<br />

etc. bereid. De industriële produktie van geneesmiddelen,<br />

zogenoemde spécialités, was in deze tijd<br />

nog maar net op gang gekomen. Eén van de eerste<br />

industriële produkten die in het begin van deze<br />

eeuw op de markt verschenen was acetylsalicylzuur;<br />

dit produkt zou onder de naam Aspirine een<br />

grootse toekomst tegemoet gaan. Het zou nog<br />

ruim 60 jaar duren voordat de zelfbereiding in de<br />

apotheek definitief teruggedrongen werd. Tegenwoordig<br />

omvat de zelfbereidingskant nog ongeveer<br />

10% van de werkzaamheden in een apotheek.<br />

Daarbij moet men dan denken aan de bereiding<br />

van speciaal samengestelde druppels, poeders, zalven<br />

enzovoort. De analysetaak van een apotheker<br />

is nu grotendeels overgenomen door laboratoria.<br />

Tegenwoordig is de belangrijkste taak van de apo-<br />

theker, als laatste schakel tussen voorschrijver en<br />

patiënt, die van medicatiebewaker en voorlichter.<br />

De hier afgebeelde P.J.A.J. Meulemeester was<br />

nog een echte apotheker van zijn tijd, met een grote<br />

kennis van en interesse voor planten. Een speciale<br />

hobby van hem was de mycologie, de kennis<br />

der paddestoelen. Een andere hobby van hem was<br />

geschiedenis. Zo publiceerde hij in 1928 ter gelegenheid<br />

van het 200-jarig bestaan van de apotheek<br />

een gedegen artikeltje over de geschiedenis daarvan<br />

in het Pharmaceutisch Weekblad, waaraan ik<br />

diverse gegevens heb ontleend.<br />

De familie Meulemeester was katholiek, P.J.A.J.<br />

was jarenlang kerkmeester van de Michaëlskerk.<br />

Het patiëntenbestand van de apotheek bestond<br />

ook hoofdzakelijk uit katholieken. In het vooroorlogse<br />

Zwolle kwam het nog geregeld voor dat nietkatholieken<br />

tijdens de zondagdiensten weigerden<br />

naar een katholieke apotheek te gaan en, dienst of<br />

niet, gewoon hun eigen apotheker benaderden.<br />

P.J.A.J. Meulemeester heeft altijd bij de apotheek<br />

gewoond, erboven en erachter. Het bovenhuis<br />

werd vanaf 1943 door zijn zoon, J. Meulemeester,<br />

met zijn gezin bewoond. P.J.A.J. woonde toen<br />

aan de achterkant, aan de Oude Vismarkt. Hij is<br />

daar blijven wonen tot zijn overlijden in 1950. De<br />

apotheek werd in 1947 door J. Meulemeester overgenomen,<br />

maar deze moest in datzelfde jaar naar<br />

Nederlands-Indië. Hij zou daar ruim twee jaar blijven.<br />

P.J.A.J. trad toen als provisor voor zijn zoon<br />

op. Diezerstraat 10 is nog tot 1969 bewoond gebleven<br />

door de familie Meulemeester. De apotheek<br />

werd per 1 juli 1977 overgenomen door de huidige<br />

apotheker, C.J. Boogerd, waarmee een einde kwam<br />

aan een periode van 109 jaar apothekers Meulemeester<br />

op Diezerstraat 10. Ook Boogerd heeft nog<br />

een tijdje boven de apotheek gewoond. Bij twee<br />

verbouwingen, in 1979 en 1990, zijn de oude woongedeelten<br />

bij de apotheek getrokken.<br />

De eerste Zwolse apotheker die zich buiten de binnenstad<br />

vestigde was mevrouw Smit-Adolfs; zij<br />

opende in januari 1953 een apotheek in de Leliestraat<br />

in Assendorp. De expansie van Zwolle werd<br />

door de apothekers geleidelijk gevolgd. Tegenwoordig<br />

zijn er nog drie apotheken in de binnenstad<br />

gevestigd.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 127<br />

Evangelisatie vroeger en nu<br />

Plechtig poseert het gezelschap voor de lens<br />

in het kleine gebouw aan de Hoogstraat 82.<br />

Links het vaandel dat het opschrift 'Evangelisatie<br />

Kamperpoort' draagt en het jaartal 1895<br />

vermeldt. De vereniging die in dit lokaal haar activiteiten<br />

uitoefende, had het reeds op 18 september<br />

1888 in gebruik genomen. 1 Vol trots wordt de 'toverlantaarn'<br />

getoond, waarmee men met een petroleumlamp<br />

prachtige bijbelse taferelen kon laten<br />

zien. In het midden staat de heer A.W. Kwak<br />

toe te zien op de werkzaamheden. De dames en<br />

heren zijn bezig met de voorbereidingen voor de<br />

kerstfeestviering. Dit is te zien aan de kerstkrans<br />

op de voorgrond en de vele zakken die gevuld<br />

worden met levensmiddelen, kleding en uitzonderlijke<br />

versnaperingen zoals sinaasappels en chocolade.<br />

En dan ook nog stichtelijke lektuur.<br />

Kwak was onderwijzer, maar na zijn bekering<br />

door het Leger des Heils werd hij in 1892 door het<br />

bestuur van de Evangelisatievereniging Kamperpoort<br />

aangesteld als evangelist. Elf jaar zou hij in<br />

de Kamperpoort werken. Zijn taak was het hou-<br />

J. Erdtsieck<br />

De evangelisatievereniging<br />

Kamperpoort, opgericht<br />

in


128 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

den van bijbellezingen op zondag en woensdagavond,<br />

het leiden van de verschillende verenigingen<br />

die in het gebouw hun samenkomsten hielden<br />

en het stimuleren van nieuw werk. Zo was bijvoorbeeld<br />

in het jaar dat de foto werd genomen de<br />

muziekvereniging David opgericht. Evenwel, het<br />

beheren en schoonhouden van het gebouw behoorde<br />

ook tot zijn taak! Dat laatste liet hij wellicht<br />

aan 'de juffrouw' over, zoals zijn vrouw werd<br />

genoemd.<br />

Er is echter meer te zien op de foto: er zijn heren<br />

met hoeden en mannen met petten. De bestuurders<br />

kwamen uit een andere laag van de bevolking<br />

dan de doelgroep: de evangelisatievereniging was<br />

gericht op de bewoners van de armoedige Kamperpoortwijk.<br />

Bij de oprichters komen we daarentegen<br />

illustere namen tegen: A. van Naamen van<br />

Eemnes, bewoner van Zandhove en voorzitter van<br />

de Eerste Kamer, H.A.J. Leembrugge, de gemeenteontvanger,<br />

notaris C.B.H. Royer en baron C.B.<br />

Sandberg. Deze groep heeft ook voor het grootste<br />

deel de 4000 gulden bijeengebracht, die voor de<br />

aankoop van twee oude huisjes nodig waren. Na de<br />

sloop kon een lokaaltje met bijhorende woning<br />

aan de Hoogstraat gebouwd worden.<br />

Eerst in 1913 kreeg het lokaal een naam: Pniël,<br />

genoemd naar de plaats in het bijbelverhaal, waar<br />

Jacob met de engel van God worstelde. (De Zwollenaren<br />

hielden overigens vol dat het gebouw 'Pinier<br />

heette.) Het werk van de evangelisatievereniging<br />

had inmiddels navolging gevonden in<br />

Assendorp, de Diezerpoort en in de binnenstad.<br />

De vereniging Stadsevangelisatie overkoepelde het<br />

geheel.<br />

Het ontstaan van het evangelisatiewerk was te<br />

danken aan een landelijke vereniging, die in 1853<br />

als doel had een dam te werpen tegen 'het toenemend<br />

ongeloof en de bekeeringsijver der Roomsche<br />

Kerk'. Men wilde over het hele land een net<br />

van evangelisatielokalen oprichten. Overleg leidde<br />

in 1888 tot oprichting van een evangelisatievereniging<br />

te Zwolle.<br />

We hoeven ons niet te verwonderen dat pas in<br />

de tweede helft van de negentiende eeuw een dergelijk<br />

initiatief genomen werd. Voor die tijd viel er<br />

weinig te werven voor de kerk. Onkerkelijkheid<br />

bestond nauwelijks en in Zwolle was bijna 70% lid<br />

van de Hervormde Gemeente. Onkerkelijkheid<br />

begon in Zwolle en omgeving pas op te komen in<br />

de tweede helft van de negentiende eeuw.<br />

Toch was het niet de officiële kerk die het initiatief<br />

voor de evangelisatie nam; het waren enkele<br />

vermogende lidmaten die deze taak op zich namen.<br />

Behalve evangelisatie zat er ook een ander<br />

doel achter, namelijk de opvoeding van de arbeidersbevolking,<br />

die toen nog geestelijk en materieel<br />

in een erbarmelijke staat verkeerde. Vermoedelijk<br />

waren de heren beducht voor de invloed van het<br />

opkomende socialisme en het was daarom dat het<br />

werkterrein juist in de arbeiderswijken werd gezocht.<br />

Het opvoedingselement van het evangelisatiewerk<br />

bestond in het houden van een bibliotheek,<br />

het vormen van muziek en zanggroepen en het<br />

stichten van jeugdclubs. Vooral de zondagsscholen<br />

waren druk bezet. In Pniël kwamen in de<br />

bloeitijd wel 300 kinderen bijeen. Ook de huisvrouwen<br />

werden niet vergeten: terwijl de vrouwen<br />

met hun verstelwerk bezig waren, werd uit een<br />

boek voorgelezen en werd thee geserveerd. Deze<br />

vrouwenvereniging had in 193160 leden.<br />

Standsverschil moest echter blijven. Naast de<br />

vrouwenvereniging was er ook een dameskrans<br />

met vijftien leden. Zij vervaardigden kleding om<br />

geld voor het werk bijeen te brengen.<br />

Het hoogtepunt van al deze bedrijvigheid lag in<br />

het Interbellum. 2 In die tijd werd zelfs aan wijkverpleging<br />

gedaan. Na de Tweede Wereldoorlog<br />

bleef de vereniging nog bestaan tot het eind van de<br />

jaren vijftig als exploitante van de verschillende<br />

lokalen. Daarna zijn ze afgestoten. Het gebouw<br />

Pniël werd een buurtcentrum. 3<br />

Evangelisatie nu<br />

Tegenwoordig wordt vanuit de kerken niet meer<br />

op deze wijze aan evangelisatie gedaan. De meningen<br />

zijn verdeeld. Sommigen vinden dat een kerkelijke<br />

gemeenschap zo moet zijn, dat ze ook aantrekkelijk<br />

is voor buitenstaanders. Anderen<br />

zoeken het in een alternatieve opzet van kerkdiensten,<br />

die naast de reguliere bijeenkomsten worden<br />

gehouden. De namen geven de bedoeling vaak<br />

aan: dienst met belangstellenden, opendeur-dien-


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 129<br />

sten, diensten voor kerk samenleving. De praktijk<br />

is echter, dat hier de gewone kerkganger verschijnt<br />

en dat ook bijzondere diensten op de buitenwacht<br />

nauwelijks aantrekkingskracht hebben. Dit in tegenstelling<br />

tot de vorige eeuw toen de bezoekers<br />

van evangelisatiebijeenkomsten duidelijk anderen<br />

waren dan de gewone kerkgangers.<br />

Een enkele maal wordt wel eens een actie gehouden<br />

met een grote tent. De meeste aandacht<br />

vragen toch de vele kleine groeperingen, die soms<br />

op agressieve of spectaculaire wijze hun boodschap<br />

brengen en zich vaak afzetten tegen de traditonele<br />

kerken.<br />

In ieder geval is er wel een loskoppeling van het<br />

culturele deel. Dat is definitief in handen van algemene<br />

instellingen gekomen.<br />

Noten<br />

1. De gegevens zijn ontleend aan de doctoraalscriptie<br />

van H.G. Schuurman, Wegen naar de stad. Georganiseerd<br />

evangelisatiewerk van hervormden en gereformeerden<br />

te Zwolle 1877-1940. Zwolle 1988.<br />

Zie voor een uitvoerige beschrijving van dit werk in<br />

het kader van de hervormde gemeente: J. Erdtsieck<br />

en W. Faber, Een aanzienlijke gemeente meteen eerlijke<br />

verdraagzaamheid. Verkenning in de Zwolse Hervormde<br />

Gemeente van 1830-1940. Zwolle 1989.<br />

Volledigheidshalve moet nog vermeld worden, dat<br />

ook de Gereformeerde Kerk vanaf 1913 een gebouw<br />

had voor haar evangelisatiewerk, namelijk 'Wees een<br />

Zegen' in de Warmoesstraat. Deze kerk was in 1877<br />

begonnen met evangelisatie. Ook het Leger des<br />

Heils, dat zich in 1890 vestigde aan de Buitenkant,<br />

moeten we hier noemen. De werkwijze verschilde<br />

niet veel van Pniël, al was het Leger wat spectaculairder.<br />

Samenkomst van het<br />

Leger des Heils in hun<br />

gebouw aan de Geert<br />

Grootestraat.<br />

Muziek speelt in samenkomsten<br />

van het Leger<br />

een grote rol (foto: Leger<br />

des Heils).


J.J. Seekles<br />

Het Zwolsche Dilletanten<br />

Orchest omstreeks<br />

1912 doorJ.A. Eelsingh<br />

gefotografeerd voor de<br />

veranda van deBuitensociëteit<br />

aan de<br />

Stationsweg.<br />

130 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Met hart en ziel<br />

Het Zwolsch Dilettanten Orchest stond<br />

omstreeks 1912 in vol ornaat voor de Buitensociëteit<br />

aan de Stationsweg.We zien<br />

keurige kostuums, flonkerende instrumenten,<br />

glimmende knopen en het verenigingsvaandel in<br />

top. Op het vaandel valt de oprichtingsdatum nog<br />

te lezen: 22 juni 1903.<br />

Het initiatief tot de oprichting van de Vereniging<br />

Het Zwolsch Dilettanten Orchest (ZDO)<br />

kwam van Cornelis Kossen (1863-1921), in het dagelijks<br />

leven directeur van de Noord-oost Locaal<br />

Spoorweg Maatschappij. Tijdens een vergadering<br />

boven café Vulkers aan de Luttekestraat traden 23<br />

leden tot de vereniging toe. De belangrijkste dirigent<br />

werd de instrumentenmaker Oskar Richard<br />

Gregorius Kronig (1870-1923), wiens naam het<br />

nauwst aan het korps verbonden was. Kronig was<br />

een energieke dirigent, bespeelde alle instrumenten,<br />

leidde zijn muzikanten naar tal van concoursen<br />

en won vele prijzen. Feestvierend Zwolle kon<br />

steeds op Kronig en zijn orkest rekenen.<br />

Het repertoire week niet veel af van het door de<br />

bekende Leopold E. Beers geleide Zwolsche Symphonie-orkest<br />

en bestond grotendeels uit walsen,<br />

operafantasieën en virtuozensoli. Geregeld traden<br />

de dilettanten op in Odeon of de Buitensociëteit.<br />

Vaak waren dat soirees variées, avondconcerten,<br />

kinderoperettes of openluchtuitvoeringen in een<br />

op sierlijke wijze met lampions versierde muziektent.<br />

Het ZDO bracht in 1904 een primeur voor<br />

Zwolle, door de organisatie van een optreden van


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 131<br />

de Blazersvereniging Reicha te verzorgen. Reicha<br />

speelde kamermuziek, een genre dat in die tijd in<br />

Nederland nog tamelijk onbekend was. Tijdens<br />

koninginnedagvieringen speelde het orkest op<br />

verlichte boten, die over de stadsgracht voeren. De<br />

recensies waren positief, hoewel sommigen critici<br />

melding maakten van kleine ongelukjes zoals het<br />

springen van snaren en het verliezen van lorgnets.<br />

Rond 1925 werd het Zwolsch Dilettanten Orchest<br />

opgeheven.<br />

Vanaf het midden van de negentiende eeuw ontwikkelde<br />

zich tegelijkertijd met de bloei van de uit<br />

amateurs bestaande orkesten en koren, het streven<br />

naar muzikale perfectie en artistiek professionalisme.<br />

De opkomst van muziekscholen speelde<br />

daarbij een belangrijk rol. Hoewel oorspronkelijk<br />

bedoeld voor de minder gegoede klasse kreeg het<br />

muziekonderwijs gaandeweg een elitair karakter.<br />

Dit werd veroorzaakt door de hoogte van de lesgelden<br />

en de hoge aanschafwaarde van veel muziekinstrumenten.<br />

In 1854 werd in Zwolle de<br />

Stadsmuziekschool opgericht, die via het Stedelijk<br />

Muzieklyceum (1953) en Stedelijk Conservatorium<br />

(1972) geleidelijk evolueerde tot het huidige<br />

Conservatorium annex Hogeschool voor de Kunsten.<br />

De opleiding aan laatstgenoemd instituut<br />

effent de weg van muzikaal begaafden tot een vakbekwaamheid<br />

op vele terreinen van het muziekleven,<br />

waaronder die van uitvoerend musicus of docent.<br />

Ondanks de verschillen in kwaliteit en niveau<br />

van muziek-beoefening tussen de dilettant uit het<br />

begin van deze eeuw en de hedendaagse afgestudeerde<br />

artiest, is de inzet bij de instrumentale of<br />

vocale uitvoering door de jaren heen hetzelfde gebleven:<br />

met hart en ziel.<br />

Leerlingen van het<br />

Zwols Conservatorium<br />

(foto: Gemeente Zwolle).


G. Oostingh<br />

De leeszaal van de<br />

Openbare Leeszaal en<br />

Bibliotheek in de Kamperstraat,<br />

1916.<br />

132<br />

Wie hier terneder zit en leest...!<br />

Twee trotse Zwollenaren stonden op dinsdag<br />

19 september 1916 aan de wieg van een<br />

boreling die vanaf die dag als 'Openbare<br />

Leeszaal en Bibliotheek te Zwolle' door het leven<br />

zou gaan. De glunderende geestelijk vader was de<br />

'rode' legerpredikant en amateur-letterkundige<br />

ds. S.K. Bakker. De tevreden glimlachende rijke<br />

peetoom ('de burgerij hoeft van mijn gebaar niet<br />

te weten') was de fabrikant H. Löhnis, directeur<br />

van de firma GJ. Krol en Co, groot geworden in<br />

de handel in kunstmest. De wieg van de nieuwe<br />

wereldburger was in elkaar gezet door de altijd bezige<br />

Willem Jansen van de Maatschappij tot Nut<br />

van 't Algemeen.<br />

In Utrecht was in 1892 de eerste Nederlandse<br />

openbare leeszaal opgericht. Pogingen van mr. dr.<br />

E. van Ketwich Verschuur om in Zwolle een lees-<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

zaal te stichten, leden in 1907 schipbreuk doordat<br />

de gemeenteraad een subsidieverzoek van een<br />

voorbereidingscommissie van de hand wees.<br />

Ds. S.K. Bakker deed in 1912 een nieuwe poging.<br />

Reeds betrokken bij het bibliotheekwerk als voorzitter<br />

van de Commissie tot de Nuts-Volksbibliotheek,<br />

richtte hij een tweede oprichtingscommissie<br />

op. In de zomer van 1914 kon Bakker zijn<br />

medecommissieleden meedelen dat de gemeenteraad<br />

drie jaar lang ƒ 600,- zou subsidiëren. De<br />

Vereeniging Openbare Leeszaal en Bibliotheek te<br />

Zwolle werd op 18 juni 1914 een feit. Een sluimerend<br />

bestaan volgde echter door financiële problemen<br />

en door schaarste ten gevolge van de Eerste<br />

Wereldoorlog.<br />

Kamperstraat 21<br />

Toen de fabrikant H. Löhnis in januari 1916 meedeelde<br />

het herenhuis Kamperstraat 21 te willen<br />

schenken als leeszaal, kon kort daarna, op 19 september<br />

van dat jaar, ook de burgerij van Zwolle<br />

kennismaken met het nieuwe fenomeen. Als eerste<br />

directrice, bijgestaan door volontaires uit gegoede<br />

kringen, werd aangesteld mej. Hermance<br />

Löhnis, één van de drie vrijgezelle dochters van de<br />

schenker. Een gebaar van erkentelijkheid van het<br />

bestuur aan de gulle gever van het pand...!<br />

Willem Jansen regelde de inrichting van het herenhuis.<br />

In zijn enthousiasme schreef hij enkele<br />

fraaie dichtregels die in de leeszaal op de schoorsteenmantel<br />

werden geschilderd. Het was een<br />

spreuk waar men elkaar ook tijdens de Tweede<br />

Wereldoorlog betekenisvol op zou wijzen: 'Gesticht<br />

in het oorlogsjaar 1916. Wie hier terneder zit<br />

en leest, en wat hij leest begrijpt tenminste, maakt<br />

zeker voor zijn geest, veel meer dan oorlogswinste'.<br />

Toen de spreuk reeds lang was overgeschilderd,<br />

wisten oudere bibliotheekbezoekers tot ver<br />

in de jaren zestig, bij het citeren van de eerste regel


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 133<br />

Jansen's wijze woorden letterlijk mee op te dreunen.<br />

Ds. Bakker maakte zich ook nog verdienstelijk<br />

door de oprichting in 1917 van de Vereeniging<br />

voor Volksontwikkeling, vanaf 1920 de Volksuniversiteit<br />

Zwolle.<br />

De foto's, gemaakt in de openingsweek, geven<br />

een kijkje in de aan elkaar getrokken voor- en achtersalon<br />

van het pand. In de voorsalon ligt aan de<br />

straatzijde de studiezaal. De studietafels hebben<br />

leeslampen, de Thonetstoelen armsteunen. In de<br />

iets hoger gelegen achtersalon bevindt zich de<br />

leeszaal welke doorloopt in een serre en uitzicht<br />

biedt op een fraaie binnentuin. De uitleenbibliotheek,<br />

waarin de collectie van 'het Nut' is opgenomen,<br />

werd gevestigd in de veel kleinere eetkamer<br />

annex keuken die aan de andere zijde van de gang<br />

lag. De uitleenfunctie van de bibliotheek was in<br />

het begin dan ook duidelijk minder belangrijk dan<br />

de funktie van leeszaal.<br />

Van leeszaal tot mediatheek<br />

Toen de Bibliotheek Zwolle in 1991 het 75-jarig bestaan<br />

vierde, was van dit alles niets meer terug te<br />

vinden. De openbare bibliotheek was in 1968 gefuseerd<br />

met de rooms-katholieke en de protestantschristelijke<br />

bibliotheek. In de nieuw opgerichte<br />

stichting waren ook de bibliotheken uit het vroe-<br />

gere Zwollerkerspel opgegaan.<br />

Een wet op het openbare bibliotheekwerk gaf<br />

tussen 1975 en 1987 erkenning aan het democratisch<br />

belang van een voor iedereen vrij toegankelijk<br />

informatie-instituut. Bibliotheek Zwolle is<br />

dan als 'de bieb' al jaren een breed gewaardeerd<br />

openbaar nutsbedrijf, waarbij éénderde deel van<br />

de bevolking als gebruiker staat ingeschreven. In<br />

1986 kwam achter het vroegere provinciehuis aan<br />

de Diezerstraat voor bijna 10 miljoen een nieuwe<br />

stadsbibliotheek gereed en konden de knellende<br />

banden van het ooit door Willem Jansen ingerichte<br />

herenhuis worden losgemaakt.<br />

De gemeentesubsidie van ƒ 600,- per jaar uit 1916<br />

bedroeg in 1992 liefst 3,8 miljoen; de leners zelf<br />

brachten in dat jaar bijna een miljoen op.<br />

Ook de kroontjespen en de handgeschreven cataloguskaarten<br />

van Hermance Löhnis zijn geschiedenis.<br />

Geautomatiseerde administraties registreren<br />

de ruim 1,3 miljoen uitleningen per jaar.<br />

Een catalogus op beeldscherm geeft inzicht in het<br />

bezit van de bibliotheek dat inmiddels ook uit videobanden,<br />

cd's en vele andere audiovisuele media<br />

bestaat. En een kandidatuur voor de functie<br />

van directeur wordt niet meer een morele verplichting<br />

door de donatie van een rijke Zwollenaar.<br />

De directeur heeft de leiding van een managementteam<br />

dat reeds lang het werk van<br />

Hermance en haar volontaires heeft overgenomen.<br />

Een groep medewerkers bezet met elkaar 35<br />

formatieplaatsen. Medewerkers die ook het werk<br />

in vijf wijkbibliotheken verzorgen.<br />

Weg uit de Diezerstraat ?<br />

Opnieuw lijken grote veranderingen op komst. In<br />

het voorjaar van 1993 werd bekend dat het stadsbestuur<br />

overwoog de amper zes jaar oude centrale<br />

bibliotheek te slopen alsmede een deel van de monumentale<br />

oude bebouwing. Een belegger heeft<br />

zijn oog laten vallen op het complex en wil ter<br />

plekke 8000 m 2 winkelruimte realiseren. De bibliotheek<br />

met zo'n 300.000 bezoekers per jaar opteerde<br />

daarop voor nieuwbouw op de Turfmarkt.<br />

Hoe deze plannen zullen aflopen? Over nog<br />

eens 75 jaar in het bestaan van de Zwolse bibliotheek<br />

zal dat in elk geval bekend zijn.<br />

De uitleenbalie van de<br />

huidige bibliotheek in<br />

de Diezerstraat (foto:<br />

Bibliotheek Zwolle).


134<br />

Van kleptafels en strijkcursussen<br />

Wil Cornelissen •""V nze eeuw loopt bijna ten einde. Op zo'n<br />

I I moment is het voor een oud-onderwijs-<br />

V^«X man verleidelijk eens te zien hoe de collega's<br />

in het begin van de eeuw te werk gingen. In<br />

De toestand der gemeente Zwolle over het jaar 1901<br />

vond ik de volgende gegevens over twee belangrijke<br />

Zwolse scholen. Het zijn de Practische Ambachtsschool<br />

en de Industrie- en Huishoudschool<br />

voor Meisjes.<br />

De leerling-smeden van<br />

de Ambachtsschool aan<br />

deMenno van Coehoornsingel<br />

in 1914.<br />

De Ambachtssschool<br />

Er waren veel leerlingen op de school die aan de<br />

huidige Menno van Coehoornsingel naast het<br />

Huis van Bewaring stond. Met veel beleid kon de<br />

directeur alle jongelui zo plaatsen dat zij voldoende<br />

onderwijs kregen. Grote belangstelling was er<br />

voor de tentoonstelling van tekeningen en werkstukken<br />

die in april werd gehouden. Er kwamen<br />

wel 1500 bezoekers. Later kwam er nog een groep<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

leerlingen van de Teekenschool te Heino onder<br />

aanvoering van de burgemeester. De modellen en<br />

voorbeelden die waren gemaakt, gingen zelfs naar<br />

Gelderland en Drenthe.<br />

Onderwijs kost veel geld. Natuurlijk moest er<br />

schoolgeld worden betaald. Achtendertig leerlingen<br />

betaalden het maximum, ƒ 10,- per jaar. Sommige<br />

huisgezinnen konden dat niet opbrengen.<br />

Zo zien wij bedragen van ƒ 7,50, ƒ 5,- en ƒ 2,50. En<br />

zelfs dat was veel geld. Vierenveertig leerlingen<br />

kregen kosteloos onderwijs.<br />

Vele gemeenten subsidieerden de school. Zo<br />

betaalde Zwolle ƒ 1000,- in dat jaar. Bovendien<br />

mocht de school vrij gebruik maken van het gebouw,<br />

licht en vuur en van een conciërge. Heino<br />

gaf ƒ io,-, Raalte ƒ 5,- en Zwollerkerspel ƒ 15,- per<br />

leerling. Uit die laatste gemeente kwamen vijf leerlingen,<br />

dus dat betekende een forse bijdrage in de<br />

kosten! Maar, zo lezen wij verder, Hasselt, Almelo<br />

en Meppel droegen niets bij 'hoewel ook leerlingen<br />

uit die gemeenten de school bezochten.'<br />

De school deed dan ook een dringend beroep<br />

op de steun van de leden. Nieuwe leden waren<br />

welkom, als zij ten minste ƒ 3,- betaalden.<br />

Op 31 december van het voorafgaande jaar waren<br />

er op de school 59 timmerlieden, 51 smeden, 16<br />

meubelmakers en 16 huisschilders. Totaal dus 142<br />

leerlingen. Zoals gezegd kwamen zij uit de wijde<br />

omgeving: Deventer, Kampen, Blokzijl, Staphorst<br />

en Den Ham worden genoemd.<br />

Het bestuur, bij monde van voorzitter M. Mesdag,<br />

was zeer tevreden over de getoonde vlijt en<br />

gedrag. De leerlingen werkten goed. Er werden<br />

onder andere gemaakt: 12 kleptafels met zitbankjes,<br />

een dubbele ladder, een bloemtafel, vier kleerhangers,<br />

een stoof, 18 pijpbeugels, 16 vlakke scharnieren<br />

en een ongeteld aantal kachel-ellebogen.<br />

De huisschilders in spé schilderden de voorwerpen,<br />

'zoover die daarvoor geschuikt en bestemd<br />

waren.'


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 135<br />

Tenslotte meldt men dat de ijver en de plichtsbetrachting<br />

van de directeur en de onderwijzers<br />

niets te wensen overlieten. Steeds heerste in de<br />

verschillende klassen de beste orde. Graag zou ik<br />

eens een kijkje in zo'n ambachtsschool hebben genomen...<br />

De Huishoudschool<br />

Die plichtsbetrachting en de beste orde golden natuurlijk<br />

evenzeer voor de Industrie- en Huishoudschool<br />

voor Meisjes, die sinds 1899 was gevestigd<br />

in een houten gebouwtje aan het Assiesplein. Het<br />

bestuur van die school vond het een aangename<br />

plicht louter goede berichten in het jaarverslag te<br />

doen vermelden.<br />

De school werd groter, lezen wij. Daarom kregen<br />

de dames Voskuil en GruUemans elk vier uur<br />

erbij tegen een vergoeding van ƒ 40,- Toch was er<br />

ook nog een nieuwe onderwijzeres nodig; dat<br />

werd mejuffrouw Posthuma. Zij kreeg een jaarsalarisvan<br />

ƒ 480,-<br />

De hoogste klas kreeg twee nieuwe vakken extra.<br />

Er werd nu ook 'costume-naaien' en boekhouden<br />

gegeven. Voor het laatste vak bleek geen<br />

goede onderwijzeres beschikbaar te zijn. Daarom<br />

kwam er een man de school binnen: de heer Poortier.<br />

Hij kreeg (per jaar) ƒ 75,- voor ieder lesuur<br />

per week.<br />

Andere vakken waren machinenaaien, handwerken,<br />

koken, strijken en Franse taal - 'maar<br />

mej. Mensink heeft hier geen gemakkelijke taak!'<br />

Aparte cursussen werden ook nog gegeven aan<br />

dienstboden, dames en jonge meisjes. Zij kwamen<br />

buiten de normale lesuren. Er werd ook een tentoonstelling<br />

gehouden. De bezoekers konden de<br />

tentoongestelde voorwerpen kopen. Er werd zelfs<br />

voor ƒ 81,17 en een halve cent verkocht.<br />

Aan ieder werd een oproep gedaan om de boekenkasten<br />

na te zien. Er kon in het afgelopen jaar<br />

'niet één enkjel boek worden aangeschaft, onze<br />

geldmiddelen laten dat niet toe.'<br />

Een nieuwe school was absolute noodzaak.<br />

Men zat behoorlijk krap en daarom werd een beroep<br />

gedaan op H.M. de Koningin en op Provinciale<br />

Staten. En, zo meld het verslag, dat heeft geholpen!<br />

Op 23 april 1906 werd de fonkelnieuwe<br />

Emmaschool aan de Emmastraat geopend. Daar is<br />

bijgaande foto gemaakt.<br />

Een echt 'kookeiland' in<br />

het kooklokaal van de<br />

huishoudschool aan de<br />

Emmastraat. De foto<br />

werd waarschijnlijk in<br />

het jaar van opening<br />

1906gemaakt.<br />

Leerlingen van de Technische<br />

School Zwolle<br />

aan de Russenweg (foto:<br />

Technische School<br />

Zwolle).


Ingrid Wormgoor<br />

De paardetram aan de<br />

Veerallee, circa ïgio.<br />

136 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Van paardetram en scholierenlijn<br />

Rond het jaar 1900 was het mogelijk om dagelijks<br />

met de paardetram van het Katerveer<br />

via Willemskade, de Beestenmarkt<br />

(de latere Harm Smeengekade), de Kamperstraat<br />

en de Luttekestraat naar de Grote Markt te rijden.<br />

Een andere route van het toenmalige openbare<br />

stadsvervoer liep van het station, via de Stationsstraat,<br />

de Nieuwe Havenbrug en de Luttekestraat<br />

naar de Grote Markt. Vandaar kon men verder via<br />

de Diezerstraat, de Diezerkade en de Brink naar de<br />

Rhijnvis Feithlaan. Hier kon men dan weer overstappen<br />

op de stoomtram richting Dedemsvaart.<br />

De maatschappij die deze tramlijnen exploiteerde,<br />

de Zwolsche Tramweg Maatschappij<br />

(ZTM), was in 1895 opgericht en zou in 1919 weer<br />

opgeheven worden. In die relatief korte tussenperiode<br />

zorgde zij er met wisselend succes voor dat<br />

de burgers en bezoekers van de stad op tamelijk<br />

comfortabele manier gebruik konden maken van<br />

het openbaar vervoer.<br />

Het bleek namelijk moeilijk te zijn om in financieel<br />

opzicht de eindjes aan elkaar te knopen. In de<br />

beginperiode zagen de Zwollenaren de paardetram<br />

voornamelijk als een toeristische attractie:<br />

vooral 's zomers en op feestdagen werd er gebruik<br />

van gemaakt. Eigenlijk was dat gezien de prijs ook<br />

niet zo verwonderlijk. Voor een rit van het station<br />

naar de Grote Markt moest men in 1891 7V2 cent<br />

betalen. Zo'n bedrag was alleen op te brengen<br />

voor de gegoede burgerij. Arbeiders maakten in<br />

die tijd dan ook slechts bij uitzondering gebruik<br />

van de tram.<br />

Gelukkig waren er ook perioden waarin de zaken<br />

voorspoedig verliepen. Zo zorgde de stoomtram<br />

die vanaf 1895 naar Dedemsvaart reed voor<br />

een opleving in het passagiersaanbod. De ZTM<br />

zorgde namelijk voor het vervoer tussen het station<br />

aan de Vlasakkers (waar de stoomtram stopte)<br />

naar het station. Ook in de periode na een reorganisatie<br />

in 1908 leek alles voorspoedig te gaan.<br />

Het aantal passagiers nam flink toe en in financieel<br />

opzicht leek alles de goede kant op te gaan,<br />

hoewel de ZTM nog niet buiten de jaarlijkse subsidie<br />

van de gemeente kon.<br />

De Eerste Wereldoorlog gooide echter roet in<br />

het eten. Door de mobilisatie in 1914 moesten enkele<br />

personeelsleden vertrekken. Ook werden de<br />

beste paarden gevorderd. Hierdoor moest de<br />

dienstregeling worden aangepast, waardoor er<br />

weer minder passagiers vervoerd konden worden<br />

en er dus minder inkomsten waren. Dat leidde er<br />

weer toe dat de gemeentelijke subsidie verhoogd<br />

moest worden. Particulieren leverden een eenmalige<br />

financiële bijdrage, maar de situatie bleef weinig<br />

rooskleurig.<br />

Aan het eind van de oorlog bleek dat de ZTM<br />

een fors verlies had geleden in de afgelopen periode<br />

en dat er bovendien weinig tot niets was gedaan


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 137<br />

aan het onderhoud van de rails en het materieel.<br />

Een fikse subsidieverhoging werd noodzakelijk<br />

geacht. Het college van B en W schreef echter in<br />

een voorstel aan de gemeenteraad 'Nog afgezien<br />

van het feit, dat naar onze meening zoodanige<br />

steun niet evenredig is te achten aan het belang,<br />

dat de gemeente bij het voortbestaan der Zwolsche<br />

tram heeft, komt het ons voor, dat uit de door<br />

de maatschappij overlegde bescheiden allerminst<br />

aannemelijk is gemaakt, dat, met de gevraagde bijdragen<br />

uit de gemeentekas, een verlies op de exploitatie<br />

voortaan zal uitblijven'. De gemeenteraad<br />

was het daar mee eens en weigerde dan ook<br />

met 19 tegen 1 stemmen een bedrag van ƒ 12.000,en<br />

een jaarlijks subsidie van ƒ 1134,- beschikbaar te<br />

stellen. 1<br />

Drie dagen later reed de paardetram voor het<br />

laatst door de stad.<br />

1993<br />

Tegenwoordig zijn de kosten voor het handhaven<br />

van de stadsdiensten iets hoger: voor 1993 stond<br />

ruim 11 miljoen gulden op de begroting. 2 Hiervan<br />

werd 73% opgebracht door het Ministerie van<br />

Verkeer en Waterstaat en 23% werd betaald uit de<br />

opbrengst van de kaartverkoop. De dagelijks exploitatie<br />

is door de gemeente uitbesteed aan de<br />

vervoersmaatschappij NV Verenigde Autobus<br />

Diensten (VAD) te Apeldoorn.<br />

Door middel van 21 bussen worden nu jaarlijks<br />

21.610 personen vervoerd. Zij kunnen gebruik maken<br />

van veertien verschillende buslijnen: tien reguliere<br />

lijnen en vier zogenaamde scholierenlijnen.<br />

Deze scholierenlijnen rijden - buiten de<br />

schoolvakanties - tussen het NS-station en enkele<br />

belangrijke scholenconcentraties.<br />

De gemeente is nu van mening dat de rol van de<br />

stadsdienst in het verkeer- en vervoerbeleid zich<br />

verder zal ontwikkelen. Het beleid is er op gericht<br />

om de stadsdienst te handhaven als minimale mobiliteitsvoorzienihg<br />

en tevens om de automobiliteit<br />

terug te dringen. Onlangs is dan ook besloten<br />

om met ingang van 1994 een aantal veranderingen<br />

door te voeren. Het is de bedoeling dat het aantal<br />

reizigerskilometers iets zal toenemen, dat de gemiddelde<br />

rijsnelheid zal toenemen, dat de aansluitingen<br />

op andere stadsbussen en andere vormen<br />

van openbaar vervoer verbeteerd worden en dat er<br />

directere ( en dus snellere) routes worden gereden<br />

tussen enkele woonwijken en het station en/of de<br />

binnenstad.<br />

Met de nieuwe maatregelen moeten enkele<br />

zwakke punten versterkt worden en moeten — uiteraard<br />

- de kosten in de hand gehouden worden.<br />

Wat dat laatste betreft is er dus weinig veranderd<br />

sinds 1919.<br />

Noten<br />

1. Handelingen van den Raad der gemeente Zwolle, 4<br />

augustus 1919.<br />

2. Deze en ook de volgende gegevens zijn ontleend aan:<br />

Minder met de auto = Meer met de bus. Vervoerplan<br />

stadsdienst Zwolle 1994-1997. (Apeldoorn 1993). Dit<br />

vervoerplan is op 12 juli 1993 goedgekeurd door de<br />

gemeenteraad van Zwolle.<br />

Een van de moderne<br />

stadsbussen.


J.J. Seekles<br />

De mannen van de<br />

stadsreiniging omstreeks<br />

1911 op het terrein<br />

aan de Rembrandlaan.<br />

138 ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Van karrelieden tot Gemeentereiniging<br />

Op deze uit omstreeks 1911 daterende foto<br />

poseren de karrelieden van de in 1869<br />

opgerichte Zwolse gemeentelijke reinigingsdienst<br />

stijfjes en ernstig kijkend voor de fotograaf.<br />

Misschien waren de heren wat droevig gestemd:<br />

het stadsbestuur had immers besloten het<br />

aannemen van fooien af te schaffen, zodat ook het<br />

gebruikelijke nieuwjaarswensen kwam te vervallen.<br />

Ter compensatie werd ƒ io,- per man per jaar<br />

uitgekeerd.<br />

Al vanaf de Middeleeuwen had het Zwolse<br />

stadsbestuur allerlei maatregelen uitgevaardigd<br />

om de reinheid in de stad te bevorderen. En sinds<br />

die tijd bestonden er 'karrelieden', die langs de<br />

straten gingen en het vuilnis ophaalden.<br />

Aan het eind van de vorige eeuw was het gebruik<br />

ontstaan om deze 'karremans' een fooi te<br />

geven, omdat zij het vuilnis vaak uit de achtertuinen<br />

moesten halen.<br />

Ouder was het gebruik om met een gedrukte<br />

nieuwjaarswens langs de deuren te gaan. Van de<br />

bewoners ontvingen ze dan vaak een fooi. Deze<br />

door priesters gemaakte nieuwjaarswensen vormden<br />

zo voor de karrelieden een alternatieve en lucratieve<br />

inkomstenbron.<br />

Voerlieden verdienden omstreeks de eeuwwisseling<br />

ƒ 5,50 per week en karrelieden kregen 35<br />

cent per kar mest.


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 139<br />

'-/.-->'.*'• >'.•'.'.':•'••''/•'//•'Jl!{\\ I! \ \ \ •". '•"'• \'»\<br />

De vroede vaderen op het stadhuis hadden echter<br />

gemeend dat het met het geven van fooien<br />

maar afgelopen moest zijn. Dat viel (uiteraard)<br />

niet in goede aarde bij de karrelieden. Uit protest<br />

liep een aantal karrelieden zelfs weg. Anderen<br />

haalden wel het vuil uit de achtertuin weg, maar<br />

wierpen het aan de voorzijde weer neer. Mede<br />

hierdoor zou het fooienstelsel nog enige tijd gehandhaafd<br />

blijven.<br />

Toch had de stemming ook om andere redenen<br />

best wat vrolijker kunnen zijn. De gemeentereiniging<br />

stond op de drempel van een nieuwe tijd: de<br />

mechanisatie deed in het begin van deze eeuw<br />

langzaam maar zeker z'n intrede. De handkarren<br />

werden meer en meer vervangen door gemotoriseerde<br />

veegmachines, sproeiwagens en vuilniswagens<br />

met buitenlandse namen, zoals Rex Simplex<br />

(1921), Laffly (1924) en De Dion Bouton (1931).<br />

Daarnaast werd meer aandacht geschonken aan<br />

verbetering van de vaak zeer onhygiënische werkomstandigheden.<br />

Dat gebeurde onder meer door<br />

het verstrekken van dienstkleding (1917), het inrichten<br />

van een schaftlokaal (1917), de bouw van<br />

een was- en kleed-lokaal (1926), alsmede het in ge-<br />

bruik nemen van een gasinstallatie voor het afmaken<br />

van honden en katten (1910), een tonspoelinrichting<br />

(1917), een pneumatische machine voor<br />

privaatputlediging (1919) en zand/zoutstrooimachines<br />

(1926).<br />

Vooral na de Tweede Wereldoorlog zouden efficiëntere<br />

werk-methoden en moderner materieel<br />

het imago en karakter van de reinigingsdienst (en<br />

sinds 1958 ook vervoersdienst) ingrijpend wijzigen.<br />

De karrelieden van toen zijn de milieubeheerders<br />

van het eind van de twintigste eeuw. Tussen hen zit<br />

een wereld van verschil. Niet alleen in naam, maar<br />

ook wat betreft organisatie, takenpakket en verwerkingstechniek<br />

is de huidige Sector Milieubeheer<br />

op geen enkele wijze meer te vergelijken met<br />

de negentiende-eeuwse reinigingsdienst. Het gesjouw<br />

met tonnetjes fecaliën heeft plaats gemaakt<br />

voor gescheiden huisvuilophaling en chemokarren.<br />

Toch is het ideaal in al die jaren nooit veranderd:<br />

optimale reinheid ten behoeve van de volksgezondheid.<br />

Anno 1990 wordt huisvuil<br />

gescheiden opgehaald.<br />

De chemokar<br />

staat op de vaste tijden<br />

op het Grote Kerkplein<br />

(foto:ZHV).


140<br />

ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT<br />

Tien jaar Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

Bij het eerste lustrum van de vereniging<br />

schreef ik in het Zwols <strong>Historisch</strong> Jaarboek<br />

1988 een kort overzicht van de activiteiten<br />

van de Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging (ZHV) tussen<br />

1983 en 1988. Ik eindigde met de stelling, dat er<br />

een toekomst voor het Zwolse verleden was en dus<br />

een toekomst voor de Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging.<br />

Die stelling is bewaarheid geworden en vandaar<br />

dat we in 1993 het tienjarig bestaan van de<br />

vereniging kunnen gedenken.<br />

Die toekomst voor de vereniging is de afgelopen<br />

jaren vooral tot uitdrukking gekomen door<br />

een forse groei van het ledental. Stond dat in 1988<br />

al enige tijd op ongeveer 450, nu hopen we nog dit<br />

jaar het 600ste lid te mogen begroeten. Die snelle<br />

groei is mede te danken aan een ledenwerfactie die<br />

in 1992 werd georganiseerd, waarbij leden nieuwe<br />

leden worven en de verspreiding van zo'n 6000<br />

folders eveneens succesvol was.<br />

Een andere reden voor de toegenomen belangstelling<br />

voor de ZHV is ongetwijfeld gelegen in de<br />

wijziging van de verenigingsuitgaven. Waren dat<br />

vijfjaar geleden nog een jaarboek en een tijdschrift<br />

— waarbij de kwaliteit van uitvoering mijlenver uit<br />

elkaar lag - thans geeft de vereniging vier keer per<br />

jaar een tijdschrift uit, dat er qua inhoud en uitvoering<br />

mag wezen. Het resultaat van die wijziging<br />

ligt ook nu weer voor u. Verder werden wij<br />

door de gemeente Zwolle in staat gesteld een aanvang<br />

te maken met het historische projekt 'Zwolle<br />

1813-1940', dat streeft naar een gedegen en gestructureerde,<br />

beschrijving van de jongere geschiedenis<br />

van de gemeente.<br />

Die toegenomen belangstelling voor het verleden<br />

is niet beperkt tot de Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging.<br />

De afgelopen twee jaar gaf uitgeverij<br />

Waanders ook in Zwolle een serie A/5 de dag van<br />

gisteren uit, door velen gekocht en ongetwijfeld<br />

met interesse gelezen. Ook de archeologie mag<br />

zich in Zwolle in een groeiende aandacht verheugen.<br />

De grote opgravingen in de Broerenkerk en in<br />

Zwolle-Zuid hebben vele belangstellenden getrokken<br />

en de publikaties over deze opgravingen<br />

werden door velen gekocht. Verder is in de afgelopen<br />

jaren de zorg voor de monumenten van jongere<br />

bouwkunst, na een vaak afwachtende houding,<br />

met enthousiasme ter hand genomen door<br />

eigenaars en gemeente. Tenslotte mag hier nog de<br />

recent aangekondigde uitbreiding van het Provinciaal<br />

<strong>Overijssel</strong>s Museum genoemd worden, waardoor<br />

de directie in staat zal zijn ook de historische<br />

collectie en tentoonstellingen beter onder de aandacht<br />

van het groeiende publiek te brengen.<br />

En zo zijn er vele voorbeelden te geven van de<br />

groeiende belangstelling van met name het lokale<br />

verleden. Een belangstelling waarvan het belang<br />

hoog geacht moet worden. Wie het verleden niet<br />

kent is als een boom zonder wortels. Dat geldt met<br />

name voor dé kennis van de geschiedenis van de<br />

eigen omgeving. De geschiedenis van Zwolle: toen<br />

en nu ... en straks een bron van vermaak, interesse<br />

en lering voor velen. Op naar het derde lustrum!<br />

Jaap Hagedoorn, voorzitter ZHV


ZWOLS HISTORISCH TIJDSCHRIFT 141<br />

Auteurs Colofon<br />

drs. Annèt Bootsma-van Hulten (1953) studeerde geschiedenis<br />

te Leiden, met als hoofdvak sociaal-economische<br />

geschiedenis. Momenteel werkt zij als historicus<br />

op free-lance basis.<br />

Wil Cornelissen (1928) was werkzaam bij het onderwijs,<br />

laatstelijk als adjunct-directeur van de Ambelt te<br />

Zwolle. Hij houdt zich momenteel onder andere bezig<br />

met de locale geschiedenis.<br />

Wim Coster is slavist en historicus en heeft reeds enige<br />

malen over onderwerpen uit de geschiedenis van<br />

Zwolle geschreven. Hij verdient de kost als free-lance<br />

publicist.<br />

J. Erdtsieck (1921) studeerde aan de Sociale Academie<br />

en aan de Rijksuniversiteit Groningen (andragologie).<br />

Hij was achtereenvolgens catecheet/jeugdwerker<br />

van de Hervormde Gemeente te Zwolle, hulpprediker<br />

te Eerbeek, regionaal jeugdwerkleider in<br />

Groningen en Drente en bedrijfsmaatschappelijk<br />

werker in Zwolle.<br />

drs. Jaap Hagedoorn is historicus. Momenteel is hij<br />

werkzaam als uitgever.<br />

W.A. Huijsmans (1948) is als medewerker verbonden<br />

aan het Gemeentearchief van Zwolle en onder andere<br />

belast met acquisitie, inventarisatie en onderzoek.<br />

Menno van der Laan (1955) is historicus en werkzaam<br />

bij Uitgeverij Waanders.<br />

Aranka Meijerink-Wijnbeek (1952) is museumasistente<br />

bij het Provinciaal <strong>Overijssel</strong>s Museum.<br />

Gert Oostingh (1946) is werkzaam bij de Zwolse Openbare<br />

Bibliotheek, heeft een grote verzameling Zwollaria<br />

en heeft reeds enige malen over de geschiedenis<br />

van Zwolle gepubliceerd.<br />

Fred Pfeifer (1929) is oud-voorlichter van de gemeente<br />

Zwolle.<br />

J.J. Seekles (1956) was aanvankelijk onderwijzer. In 1979<br />

werd hij archivaris. Momenteel is hij verbonden aan<br />

het Gemeentearchief te Zwolle.<br />

drs. Ingrid Wormgoor (1956) studeerde geschiedenis in<br />

Groningen. Zij werkte enige tijd als museumconsulent<br />

in <strong>Overijssel</strong> en is momenteel free-lance histori-<br />

Het Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift is een uitgave van de<br />

Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging en verschijnt viermaal<br />

per jaar. Leden van de vereniging krijgen het tijdschrift<br />

gratis toegezonden.<br />

Bestuur Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

J. Hagedoorn, voorzitter<br />

Tyassenbelt 28, 8014 NW Zwolle<br />

E. Tijssen, secretaris<br />

David Spanjarstraat 4, 8017 DD Zwolle<br />

H. Brassien, penningmeester<br />

Thorbeckegracht3c, 8011 VL Zwolle<br />

A. Bootsma-van Hulten, B.J. Kam, I. Wormgoor, leden<br />

Secretariaat/ledenadministratie<br />

Postbus 1448,8001 BK Zwolle, telefoon: 038-656784<br />

Financiën: girorekening Postbank: 5570775<br />

t.n.v. Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

Tarieven lidmaatschap:<br />

65+ (wonend binnen Zwolle), jeugdleden<br />

en studenten /25,oo/jaar<br />

overige leden ƒ 35,00/jaar<br />

huisleden ƒ 7,50/jaar<br />

Redactie Zwols <strong>Historisch</strong> Tijdschrift<br />

W. Cornelissen, J. ten Hove, W.A. Huijsmans,<br />

M. van der Laan, I. Wormgoor.<br />

Adviseur: N. Lettinck<br />

Redactie-adres: Westerstraat 17, 8011 CD Zwolle<br />

Vormgeving: Rob van den Elzen bNO<br />

Fotografie: tenzij anders vermeld zijn de foto's<br />

afkomstig van de Gemeentelijke Fotodienst Zwolle<br />

(J.P. de Koning)<br />

Druk: Hoekman Genemuiden<br />

ISSN 0926-7476 © Zwolse <strong>Historisch</strong>e Vereniging<br />

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd<br />

en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie,<br />

microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande<br />

schriftelijke toestemming van de uitgever.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!