SMART TOOLS
EN TALENTEN
Voor slimme gebouwen, wijken, steden en infrastructuur
VISIERAPPORT 2019
SMART TOOLS
EN TALENTEN
Voor slimme gebouwen, wijken, steden en infrastructuur
VISIERAPPORT 2019
met medewerking van
Visierapport 2019 1
voorwoord
In zijn boek Digitalis schetst Thierry
Geerts, CEO van Google Belgium,
een positief beeld van de toenemende
digitalisering. Hij heeft dit
boek dan ook geschreven vanuit
zijn persoonlijke overtuiging dat
de digitalisering voor België en
haar inwoners kansen biedt en
vanuit zijn geloof in het belang
dat we die kansen nu grijpen.
Thierry Geerts verwoordt
het als volgt: “De vraag
is of we van Digitalis een
land maken van verwondering
en vooruitgang of
van duisternis, doemdenken
en status-quo. Ik kies voor
het eerste en neem burgers,
ondernemers en beleidsmakers
mee op een reis door Digitalis
om te laten zien wat er allemaal
mogelijk is. En waarom zou het
niet onze ambitie mogen zijn om
van België de hoofdplaats van Digitalis te
maken?”.
Dit visierapport wil de digitalisering
van en in de bouw met dezelfde
positieve ingesteldheid benaderen.
In dit rapport willen we de lezer
meenemen in een verhaal van de vele
reeds gemaakte vorderingen op het
vlak van digitalisering en van de nog
talrijkere mogelijkheden en kansen
voor de verre maar ook voor de
nabije toekomst.
Het is correct dat de bouw op
het vlak van digitalisering
nog steeds achterop hinkt
in vergelijking met andere
sectoren. Maar deze
situatie kan snel veranderen. Ter illustratie verwijs ik
naar de recente evolutie op het vlak van e-facturatie.
In januari 2017 ontving de Vlaamse overheid vanuit de
bouwsector amper voor 8,5% elektronische facturen.
Maar amper twee jaar later in april 2019 kon zij al
voor 61% elektronische facturen in ontvangst nemen.
Waarom zou de bouw voor andere digitale toepassingen
niet dezelfde snelle evolutie kunnen kennen?
Bij vele bouwbedrijven van meer dan 20 werknemers
zijn de bouwprocessen nu al grotendeels gedigitaliseerd.
Het gebruik van BIM (Building Information
Modelling), ERP (Enterprise Resource Planning) en
DMS (Document Management System) geraakt
er steeds meer ingeburgerd. Ook op dat vlak werd
in vergelijking met twee jaar geleden al heel wat
vooruitgang geboekt. Daarin ook al de kleinere
bouwbedrijven meekrijgen is nog een belangrijke
opgave. Maar met een aantal door de Vlaamse
overheid gesubsidieerde projecten kunnen de VCB en
de collectieve sectoriële onderzoekscentra WTCB en
OCW ertoe bijdragen dat ook de kleinere bouwbedrijven
mee kunnen evolueren.
Intussen kondigt zich een nieuwe uitdaging aan.
Het gaat om de toepassing van instrumenten die
binnen het bredere concept van de vierde industriële
revolutie (industrie 4.0) reeds volop worden toegepast,
zoals de inschakeling van robots en co-bots, het
gebruik van Virtual Reality, Augmented Reality en
3D-scanning, de inzet van drones, de toepassing van
‘additive manufacturing’ in de vorm van 3D-printing
en last but not least de inschakeling van artificiële
intelligentie bij de analyse van (big) data-gegevens.
Het gaat om instrumenten die in andere domeinen
van de industrie 4.0 hun nut al hebben bewezen. De
ontwikkelingsrisico’s zijn daardoor relatief beperkt.
Voor de bouw komt het erop aan vooral nieuwe toepassingsmogelijkheden
te zoeken. Dit betekent ook
dat de implementatie wellicht zeer snel kan gaan en
de impact van deze innovaties in de bouwsector wel
2
Bij de bouwbedrijven van
meer dan 20 werknemers
zijn de bouwprocessen nu al
grotendeels gedigitaliseerd.
eens groter zou kunnen worden dan in de industriële
bedrijven zelf.
Wij verwachten bovendien dat deze innovaties in
de bouw een belangrijke bijdrage tot duurzame
ontwikkeling zullen kunnen leveren. Zij zullen immers
in belangrijke mate bijdragen tot minder energieverbruik,
tot minder grondstofgebruik en een spaarzaam
ruimtegebruik, naast de voordelen op het vlak van
comfort en betaalbaarheid. Daardoor dragen zij niet
alleen bij tot economische groei als dusdanig maar
ook tot duurzame groei en meer bepaald tot een
koolstofarme economie.
Dit laatste zal ongetwijfeld een belangrijk streefdoel
van de nieuwe Vlaamse regering worden. Zij zal hier
ook op worden afgerekend. De talrijke klimaatacties
in 2019 hebben duidelijk gemaakt dat de jongeren
hiervoor bijzonder gevoelig zijn. De innovaties in de
bouw en hun bijdragen tot de klimaatverbetering
kunnen nog een bijkomend positief effect hebben: de
klimaatbewuste jongeren opnieuw warm maken voor
de bouw. Zoals de bouw als technologie-integrator
aansluiting zoekt en vindt bij de innovaties in de
industrie 4.0, zo moet ook het bouwonderwijs zich
kunnen inschrijven in de nieuwste tendensen van een
op duurzame ontwikkeling gericht STEM-onderwijs
waarbij STEM staat voor Science, Technology,
Engineering en Mathematics. Op die manier moet
het bouwonderwijs opnieuw aantrekkelijk worden
voor de jongeren.
Bouwen doen we immers nog altijd voor en door
mensen. De bouwsector zal nog altijd nood hebben
aan heel veel gepassioneerde en bekwame medewerkers
op alle niveaus. Maar de nieuwe tools die
hun worden aangereikt, zullen maken dat hun werk
nog kwalitatiever en efficiënter kan gebeuren en in
veiligere omstandigheden. Dit zal bijdragen tot meer
voldoening van alle betrokkenen bij het bouwproces.
Ook met dit visierapport zelf hebben wij een bijdrage
willen leveren tot een beter imago van de sector. Ik
dank dan ook de bedrijven die illustratiemateriaal
hebben geleverd. Om te laten zien dat wat we schrijven,
leeft binnen bedrijven en organisaties die nu al in
en voor de bouw actief zijn of dit in de toekomst nog
kunnen worden, hebben we in dit rapport ook ruimte
gelaten voor concrete getuigenissen. Ook deze
getuigen wil ik van harte danken voor hun bijdrage.
Tenslotte wil ik het WTCB (Wetenschappelijk en
Technisch Centrum van het Bouwbedrijf) en het OCW
(Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw) bedanken
voor hun inhoudelijke en redactionele inbreng in het
voorliggende visierapport.
Ik hoop dat iedereen die deze publicatie doorneemt,
stimulerende ideeën en inspirerende getuigenissen
zal vinden.
Jef Lembrechts
Voorzitter van de
Vlaamse Confederatie Bouw
Visierapport 2019 3
Inleiding
In oktober 2019 organiseren 9
grote Belgische en Vlaamse bouwbedrijven
een innovatiebeurs in
Technopolis te Mechelen. Het is
opvallend dat deze bedrijven
om jongeren tot de bouw aan
te trekken ervoor geopteerd
hebben om te werken met
doe-activiteiten op basis van
digitale technieken, zoals
3D-scanning, Virtual en
Augmented Reality (VR en
AR) en BIM. De jongeren
zullen er onder andere
kunnen werken met een
drone, een simulator en een
robot.
Op deze beurs willen bouwbedrijven
dus uitdrukkelijk uitpakken
met innovaties die vooruitlopen
op de toekomstige trends
in de bouw en die het traditionele
beeld van de sector tegenspreken. De VCB
wil hier eveneens op inspelen in haar
visierapport van 2019 met als titel
Smart tools en talenten voor slimme
gebouwen, wijken, steden en infrastructuur
en daarbij vooral de rol van
de bouw als technologie-integrator
beklemtonen.
Het eerste hoofdstuk van dit visierapport focust dan
ook op deze nieuwe digitale tools en op hun wereldwijde
toepassingsmogelijkheden in de industrie maar
ook in de bouw. De meeste van deze technieken
hebben in de industrie al een langere ontwikkelingsweg
afgelegd. Maar juist door hun integratie in de
bouw maken zij toepassingen mogelijk die ten volle
(ver)bouwers en burgers ten goede zullen komen.
In het tweede hoofdstuk gaan we specifiek na hoe
ver de toepassing van nieuwe (voornamelijk digitale)
technieken in de Vlaamse bouw is gevorderd. Wij hebben
onze leden daarover bevraagd via een enquête.
Uit een nationale enquête van de Confederatie Bouw
begin 2017 was gebleken dat over het algemeen toen
nog amper 5% van de aannemers aan digitalisering
toe waren. Maar omdat de sector zeer snel evolueert,
wilden we met een nieuwe enquête de vinger
opnieuw aan de pols houden.
Het sleutelwoord wordt ‘as a
service’, met gebouwen en
infrastructuren die steeds
betere diensten verlenen,
en bedrijven die naar hun
cliënten toe steeds meer als
dienstenverlener optreden.
4
De nieuwe enquête wees effectief een opmerkelijke
vooruitgang uit voor wat betreft de digitalisering
van de bedrijfsinterne processen. Zeker bij de grotere
bouwbedrijven zijn dergelijke digitale tools nu al
grotendeels ingeburgerd. Maar innovatieve technologieën
zoals VR en AR, 3D-scanning en de inzet
van robots, blijven vooralsnog voorbehouden tot een
beperkt aantal ‘early adopters’. Gezien de snelle verspreiding
van de eerste digitaliseringsgolf verwachten
wij dat de tweede innovatiegolf het komende jaar
eveneens een doorbraak zal kennen.
In het derde hoofdstuk verplaatsen we onze aandacht
van de bedrijven naar de gebouwen en de
infrastructuren en naar de wijken en steden waarvan
die deel uitmaken. In gebouwen en infrastructuren
komen alsmaar meer met het internet geconnecteerde
objecten voor. Daardoor komen ook steeds
meer data beschikbaar, niet alleen bij de oprichting
maar daarna ook bij de exploitatie van die constructies.
Al die data zullen, onder meer dankzij artificiële
intelligentie, ook alsmaar doelgerichter worden
ingezet: niet alleen om het bouwproces efficiënter te
laten verlopen maar ook om nadien gedurende de
volledige levenscyclus van het gebouw het comfort
van gebruikers en bewoners optimaal te garanderen.
Het sleutelwoord wordt ‘as a service’, met gebouwen
en infrastructuren die steeds betere diensten verlenen,
en bedrijven die naar hun cliënten toe steeds
meer als dienstenverlener optreden. Internetgiganten
kunnen over massa’s data beschikken over het
consumentengedrag en producenten wereldwijd over
de werking van hun geplaatste installaties. Toegang
tot die data wordt cruciaal. Aannemers moeten er
mee kunnen werken maar ook mogen werken. Wij zijn
immers van oordeel dat de aannemers vanuit hun
brede kijk op installaties, gebouwen en wijken het
best geplaatst zijn om op basis van data de beste
oplossing te bieden op maat van de opdrachtgevers.
Producenten bijvoorbeeld zullen enkel een deeloplossing
kunnen bieden vanuit hun specialisme.
Een belangrijke randvoorwaarde is dat de aannemers
die rol alleen maar kunnen vervullen, als zij hiervoor
de nodige talenten kunnen aantrekken, niet alleen
vanuit het secundair onderwijs maar zeker ook vanuit
het hoger en universitair onderwijs. Dit impliceert dan
weer dat de onderwijsinstellingen jongeren optimaal
op die rol hebben voorbereid. Slimme gebouwen en
infrastructuur, wijken en steden kunnen enkel gerealiseerd
worden als er ook slim talent beschikbaar is.
Hoe dit talent vinden en tot ontwikkeling brengen is
dan ook het thema van het vierde hoofdstuk.
Marc Dillen
Directeur-generaal van de
Vlaamse Confederatie Bouw
Visierapport 2019 5
INHOUD
Voorwoord Jef Lembrechts 2
Inleiding Marc Dillen 4
Inhoudstafel 6
01
Smart tools 9
1.1 Toenemende connectiviteit 11
1.2. Inschakeling van robots en 3D-printing 12
1.3. Nieuwe visualisatiemethoden: 3D-scanning, VR en AR en inzet van drones 18
1.4. Prefabricatie en modularisatie 27
Besluit33
Getuigenis - Johan De Vlieger en Joery Michiels / Bostoen 34
Getuigenis - Marijke Aerts / Kamp C 36
02
Smart enterprises 39
2.1. Gedigitaliseerde bedrijfsvoering 41
2.2. Toepassing van BIM 47
2.3. Toepassing van artificiële intelligentie 55
Besluit59
Getuigenis - Mieke De Ketelaere / Imec 60
Getuigenis - Vicky Dethier / Dethier 62
03
Van smart buildings tot smart cities 65
3.1. Toenemende digitalisering van de gebouwensector 67
3.2. Nieuwe, betere en duurzamere dienstverlening vanuit gebouwen 73
3.3. Uitbouw van slimme wijken 80
3.4. Digitalisering van de infrastructuur: smart infra 82
3.5. Bijdrage van de bouw tot de ontwikkeling van slimme steden 90
Besluit98
Getuigenis - Frank Vanbrabant / Fluvius 100
Getuigenis - Yves Lambert / Renson 102
Getuigenis - Bart Gentens / BESIX104
Getuigenis - Frederik Loeckx / Flux 50 106
Getuigenis - Tom Roelants / Agentschap Wegen en Verkeer 108
6
04
05
06
Talenten aantrekken en ontwikkelen 111
4.1. Krapte op de bouwarbeidsmarkt 113
4.2. Initiatieven vanuit de opleidingsinstellingen 122
4.3. Initiatieven vanuit de sector 128
Besluit133
Getuigenis - Ulrike Debels / Deloitte 134
Getuigenis - Olivier Vandooren / WTCB 136
Getuigenis - Annick De Swaef / OCW 138
Algemeen besluit 141
Doorbraak van slimme instrumenten 142
Gedigitaliseerde bedrijfsprocessen 142
Building as a service 143
Toenemende interconnectie 144
Toenemende arbeidsmarkttekorten 144
Aantrekkingskracht van de digitalisering 145
Getuigenis - Maarten Dutry / Maarten Dutry bvba 146
Getuigenis - Tom Fransen / Fransen bouwonderneming 147
Getuigenis - Cerina Marchetta / Marchetta Bouwgroep 148
Getuigenis - Kristof Papeleu / Kristof Papeleu bvba 149
Getuigenis - Tom Spapens / BATO 150
Activiteitenverslag 2018-2019 151
Samenstelling van de bestuursorganen 163
Structuur van de Confederatie Bouw in Vlaanderen 166
Visierapport 2019 7
8
HOOFDSTUK 01
SMART TOOLS
01
In de bouw doen momenteel
een aantal nieuwe technologieën
hun intrede zoals het
gebruik van robots en co-bots,
3D-printing, 3D-scanning, Virtual
en Augmented Reality, de inschakeling
van drones en sensoren. Zij
worden nu al aangewend om het
bouwproces te industrialiseren
en te optimaliseren en zo ook om
de bouw aantrekkelijker te maken.
Waar komen deze tools en
technologieën vandaan, welke
meerwaarde hebben zij elders al
bewezen en welke zijn de concrete
toepassingsmogelijkheden in de
bouw? Daarover gaat dit eerste
hoofdstuk van het visierapport.
10
HOOFDSTUK 01
1.1 Toenemende connectiviteit
Op 18 en 19 oktober 2019 organiseren 9 grote
Belgische en Vlaamse bouwbedrijven voor de tweede
keer een innovatiebeurs in Technopolis te Mechelen.
De doelgroep voor deze beurs zijn enerzijds leerlingen
van de eerste en de tweede graad van het
secundair onderwijs en anderzijds de laatstejaarsscholieren
van het lager onderwijs en hun ouders.
De betrokken bedrijven zijn Engie, Renotec, BESIX,
Eifffage, Willemen, DCA, B&R, Logi-Technics, Verwater
en Michielssen. Daarnaast nemen ook de VDAB en
de hogeschool Thomas More aan het evenement
deel samen met de HR-groep Accent die het event
coördineert.
Het is opvallend dat deze bedrijven om jongeren tot
de bouw aan te trekken ervoor geopteerd hebben om
te werken met allerlei doe-activiteiten juist op basis
van nieuwe (voornamelijk) digitale technieken, met
name op de toepassing van 3D-scanning en drones,
het gebruik van een exo-skeleton, het programmeren
van een robot, het gebruik van een bijzondere
lashelm, het leren metselen via Augmented Reality,
het besturen van een kraansimulator en een initiatie
in BIM (Building Information Modelling). Daarnaast
komt er ook een technologie aan bod die gericht is op
een duurzamer energiegebruik, met name de inzet
van waterstof als energiebron. Op deze beurs willen
bouwbedrijven en bouwverwante organisaties de
jongeren enthousiasmeren door uitdrukkelijk uit te
pakken met innovaties die ver staan van het traditionele
beeld van de sector.
De groeiende impact van de digitalisering, ook in
de bouw, wordt bevestigd door het succes van de
beurs Digital Construction. In 2017 trok de beurs een
duizendtal bezoekers aan. In 2018 kon deze beurs
al zo’n 2.500 bezoekers bekoren. Het aantal standhouders
nam toe van 60 tot meer dan 70. Het aantal
seminaries steeg van 30 tot 40. Op de beurs vonden
in 2018 ook een aantal demonstraties plaats, zoals
die nu ook op de innovatiebeurs zijn gepland, wat in
2017 nog niet het geval was.
De voorbije decennia is de toegang tot het internet
spectaculair geëvolueerd. Op het einde van de jaren
90 kon dit enkel via een pc en via een (nog vaak
tergend trage) modem. In zijn publicatie Digitalis
wijst Thierry Geerts, de CEO van Google Belgium, op
de cruciale vernieuwing die de smartphone heeft
geïntroduceerd. Dankzij de smartphone geraakten
gebruikers permanent met het internet verbonden.
De doorbraak van het mobiele internet dateert
volgens Thierry Geerts van 2007. Dat is amper 12 jaar
geleden. Toen bracht Apple zijn eerste iPhone op de
markt. De smartphone heeft intussen een groot aantal
toestellen vervangen: naast de pc ook het fototoestel,
de gps, de telefoon, de wekker, de radio enz.
Bovendien is de smartphone nu krachtiger dan de
kamervullende supercomputers van enkele decennia
geleden. Toepassingen in de bouw als afstandsmeter
en waterpas liggen in het verschiet.
In dit verband verwijst Thierry Geerts naar de domoticasystemen
die al tegen het einde van de jaren 70
opkwamen. Maar de toepassingen waren beperkt,
de technologie was peperduur en al de aangesloten
apparaten werden via kabels aangestuurd. Die zijn
dan ook nooit helemaal van de grond gekomen.
Maar dankzij de wifitechnologie zijn geen kabels
meer nodig. Het volstaat een eenvoudig apparaatje
aan de muur te bevestigen, energiebevoorrading te
verzekeren en daar dan via het draadloze internet
een heleboel andere apparaten aan te linken. Het is
dan ook relatief eenvoudig en intuïtief geworden om
domotica in bestaande oudere woningen te installeren
en de bewoners kunnen hun verlichting en verwarming
eenvoudig aansturen via hun smartphone.
Doordat domotica nu voor iedereen toegankelijk is
geworden, kent het een duidelijke revival.
Een tweede belangrijke evolutie volgens Thierry
Geerts betreft de vervanging in bedrijven van eigen
datacenters en eigen servers door de computerkracht
en de opslagcapaciteit die externe bedrijven leveren
via cloudapplicaties en -services. Google alleen al telt
over de hele wereld vijftien datacenters. Daardoor
krijgen ook bouwbedrijven op een laagdrempelige
en relatief goedkope manier toegang tot een bijna
ongelimiteerde opslagruimte en rekencapaciteit.
Door onder meer het groeiend gebruik van clouddiensten
en van Big Data analyses op basis van het
Internet of Things bij de bedrijven en tegelijk van
steeds uitgebreidere digitale diensten bij de particulieren,
gaat de vraag naar digitale connectiviteit nog
sterk toenemen. Een rapport van 2016 van TNO en
Dialoc voorspelt daarom voor Nederland de komende
jaren een gestage groei van het aantal Fiber-to-the-
Home aansluitingen en een nog sterkere groei in de
Fiber-to-the-Office aansluitingen.
Daarnaast maakt vanaf 2020 de 5G-technologie
zijn opwachting. Die wordt precies ontwikkeld om
grootschalige Internet of Things connectiviteit te
bieden en substantiële verbeteringen in pieksnelheid
en ‘latency’ mogelijk te maken. Een onmiddellijke
reactie zonder noemenswaardige vertraging (de
zogenaamde ‘latency’) op signalen die geregistreerd
worden in diverse sensoren, is inderdaad nodig in
tal van toepassingen, zeker als we aan ‘self driving’
Visierapport 2019 11
denken. In 5G herkennen we ook de verschuiving van
een specifiek naar een generiek connectiviteitsaanbod.
TNO en Dialoc zagen mobiele netwerken als
een essentiële aanvulling op de vaste infrastructuren
maar niet geschikt als een één-op-één alternatief
daarvoor.
Een specifiek probleem in moderne gebouwen voor
het interne gebruik van 5G is bijvoorbeeld de hogere
isolatiegraad. Vele isolatiematerialen en glaspanelen
zijn nu voorzien van een dunne reflecterende
metalen coating om warmteverliezen tegen te
gaan. Maar deze dunne metallische filmlaagjes
houden ook elektromagnetische golven tegen en
beïnvloeden (beperken) daardoor de mogelijkheden
van draadloze communicatie, zeker in het geval van
de 5G-signalen die door een zeer korte golflengte
worden gekenmerkt.
3D-printer aan
het werk
(ill. Kamp C)
1.2. Inschakeling van robots en
3D-printing
Volgens de International Federation of Robotics (IFR)
werden in 2017 381.335 robots verkocht waarvan
ongeveer 262.000 in Azië en Australië, 56.000 in
Europa en 46.000 in Amerika. Per 100.000 medewerkers
worden in Europa 106 robots ingeschakeld, in
Amerika 91 en in Azië en Australië 75, in Korea 710, in
Duitsland 322, in Japan 308 en in België 192. Europa
en ook België presteren dus niet slecht op het vlak
van robotisering. Tegelijk is met name China zijn
roboticapark fors aan het uitbreiden.
Bij de huidige robots stelt de IFR de volgende innovatieve
tendensen vast: de hogere intelligentie van
de onderdelen (met name slimmere grijparmen), de
grotere connectiviteit (via cloud computing) en het
toenemende gebruiksgemak (onder meer dankzij
programmatie door demonstratie). In de toekomst
zullen ook robots zich bekwamen in ‘machine learning’.
Zij zullen leren via ‘trial and error’ (met vallen
en opstaan) of dankzij video demonstratie en zo
hun eigen werking kunnen optimaliseren en kunnen
communiceren met andere machines om finaal het
volledige proces te kunnen verbeteren.
Grafiek 01
Aantal industriële robots per 100.000 werknemers in 2017
Bron: IFR, World Robotics 2018
0 100 200 300 400 500 600 700 800
Zuid-Korea
Singapore
Duitsland
Japan
Zweden
Denemarken
Verenigde Staten
Taiwan
België
Italië
Nederland
Spanje
Frankrijk
China
12
HOOFDSTUK 01
Grafiek 02
Van 2012 tot 2017 steeg de verkoop van robots
met ongeveer 19% per jaar. De veruit belangrijkste
afnemers zijn de automobiel- en de elektronicasector
gevolgd door de metaalverwerkende en de chemische
nijverheid. Buiten de traditionele gerobotiseerde
sectoren vinden robots steeds meer hun weg
in andere domeinen, onder meer in warenhuizen en
logistieke centra, in hospitalen en in de landbouw
(onder meer om koeien te melken), in huishoudens
(om het gras te maaien, te stofzuigen en vloeren te
kuisen) en in de entertainmentsector. Voor de bouw
telde de wereldfederatie voor 2017 niet meer dan een
duizendtal verkochte robots. Daar is de doorbraak
van robots dus nog niet opgetreden. Maar voor hoe
lang nog?
Medio 2018 was de metselrobot Hadrian X klaar om
aan de slag te gaan. Het Australische bedrijf Fastbrick
Robotics heeft de mechanische constructie ervan
afgerond en wordt hierbij gesteund door onder meer
Caterpillar. De machine kan ruim duizend bakstenen
per uur metselen en kan dus in ongeveer twee
dagen tijd een volledige woning metselen. Eind 2018
bouwde Hadrian X zijn eerste huis. De metselrobot zit
in een vrachtwagen die zo de bouwplaats op gereden
kan worden. Met een robotarm van dertig meter
lang kan Hadrian X vanuit één plek op de bouwplaats
op allerlei verschillende plekken metselen.
69
Logistiek
Verkoop van robotten in
dienstensectoren (in 1.000-tallen)
Bron: IRF, World Robotics 2018
485,3
12
43,7
Defensie
10,4
93,4
Public relations
6,4
32,7
Landbouw
6,1
39,5
Huishoudens
5,6
40,5
Exoskeletons
2,4
10,7
Entertainment
2017 2019 - 2021
1,7
22,1
Geneeskunde
0,9
4,2
Bouw
Exoskelet
Skel-Ex voor
schilders
(ill. Neuro-Bionics)
Visierapport 2019 13
SMART TOOLS
EN TALENTEN
HOOFDSTUK 01
Videoreportage
3D-printen in opmars
Interview met coördinator van het 3D-printer-project in Kamp C,
Marijke Aerts. In de Kempen worden de studenten nauw betrokken
bij 3D-printen.
Visierapport 2019 15
SMART TOOLS
EN TALENTEN
HOOFDSTUK 01
Videoreportage
Metselrobot in actie
Interview bij Danilith met Greta Himpe, operator van een metselrobot.
Een reportage over de enige metselrobotoperatrice in Vlaanderen.
Visierapport 2019 17
Robotarmen leggen
stenen in een
productie-eenheid
(ill. Danilith)
Intussen is ook een ruim gamma van sloopwerktuigen
en -robots beschikbaar, onder meer via de firma’s
Brokk en Husqvarna. Zij kunnen vanop afstand worden
bediend en maken het bijvoorbeeld mogelijk op
moeilijk te bereiken plaatsen en in zeer ongezonde
omstandigheden (bijvoorbeeld bij hoge omgevingstemperaturen
zoals in staalfabrieken en bij cementovens)
sloopwerkzaamheden uit te voeren zonder
uitlaatgassen. Zonder zware inspanning kan één
operator het werk uitvoeren van een compleet team.
Metselen doet de robot op basis van een 3D-ontwerp
in Solidworks waarna hij zonder verdere menselijke
bemoeienis aan de slag gaat. De robot maakt gebruik
van bakstenen die een stuk groter zijn dan reguliere
bakstenen: circa 12 keer zo groot. De blokken worden
aan elkaar vast gemaakt met behulp van een speciale
metselmortel en -lijm die in slechts 45 minuten hecht.
Volgens Fastbrick Robotics hebben deze blokken
betere thermische en akoestische eigenschappen dan
traditionele specie. In de Verenigde Staten wordt een
gelijkaardige robot ontwikkeld. Die heet SAM en kan
ook duizend bakstenen per uur metselen.
In Nederland en Vlaanderen worden op de meeste
bouwplaatsen nog geen robots ingeschakeld. Maar
robots worden bij ons wel al ingezet bij het prefabricatieproces.
Bij de Nederlandse bouwfirma Dijkstra
Draisma bijvoorbeeld is Robi-One actief. Drie robotarmen
voorzien daar de gevels van steenstrips. Eerst
wordt lijm aangebracht en vervolgens leggen de
armen de bakstenen kaarsrecht achter elkaar. Op een
uur tijd worden 840 stenen gezet. In het atelier van de
industriële bouwfirma Danilith functioneert intussen
een gelijkaardige robotinstallatie met 1 grote en 4
kleinere armen die stenen in alle maten kan plaatsen
en daarbij ook met deur- en raamopeningen rekening
kan houden.
Een andere trend betreft de toenemende samenwerking
tussen mens en robot. Illustratief in dit verband
zijn de vanop afstand bedienbare hefwerktuigen voor
bijvoorbeeld het plaatsen van ramen en het gebruik
van exoskeletten. Het gaat om draagbare, externe
structuren die het menselijke lichaam ondersteunen,
voor ergonomie zorgen en de kracht van de mens
versterken. Aanvankelijk werden zij vooral voor curatieve
doeleinden gebruikt (bijvoorbeeld om verlamde
personen opnieuw te leren stappen) maar momenteel
vervullen zij meer en meer een preventieve rol
(meer in het bijzonder om overbelastingsletsels te
voorkomen).
Niet alleen in de logistieke sector (bij pakjesdiensten)
worden zij gebruikt maar ook bij de automontage
zijn zij intussen ingeburgerd. In de bouw worden
exoskeletten al gebruikt om betonvloeren te effenen.
Zij zouden bijvoorbeeld ook nuttig kunnen zijn voor
schilders die vaak met hun armen boven borsthoogte
moeten werken. Zo biedt het Belgische bedrijf Neuro-
Bionics de Skel-Ex aan om de bovenarmen
te ondersteunen en de Strongarm voor
het herhaaldelijk tillen van lichte
en het heffen van zware lasten.
Beide exoskeletten werken zonder
batterijen.
Uitgebreide
robotinstallaties voor
het leggen van stenen
in de productiehal van
Danilith
(ill. Danilith)
Robots worden nu al langer ingezet voor camera-inspectie
in rioleringen. De robots worden vanop afstand
bestuurd en kunnen tot diep in het leidingstelsel
beelden maken van defecten in de leiding, zelfs in de
aftakkingen. Tegelijk worden bij rioleringswerken eveneens
freesrobotten ingezet, met name in rioleringen
die niet voor de mens toegankelijk zijn. Die robotten
worden bestuurd vanuit de cabine van de vrachtwagen
en zijn uitgerust met een camera om precisiewerk
mogelijk te maken. Zij kunnen taken uitvoeren zoals
het verwijderen van obstakels (wortels, instekende
inlaten en spoelbeton) en het openen van (huis)aansluitingen
na een relining via de kousmethode.
14
HOOFDSTUK 01
Illustratief in dit verband is ook de Exopush die
de wegenbouwgroep Colas heeft ontwikkeld in
samenwerking met de startup RB3D. Na een uitgebreide
testfase wordt het systeem nu internationaal
uitgerold. Het gaat om een exoskelet dat specifiek
voor de wegenbouw werd ontwikkeld. Het systeem
geeft extra kracht aan arbeiders die manueel asfalt
en beton aanbrengen. Deze activiteit is zeer belastend,
vereist veel kracht en uithouding en kan bij
wegenwerken in een stedelijke omgeving niet worden
geautomatiseerd met andere machines.
De Exopush wordt ook een ‘cobotized hark’ genoemd.
Een handvat detecteert de intentie van de gebruiker
en versterkt zijn gebaar. De arm van de hark brengt
de kracht over naar het oppervlak. De repetitieve
fysieke inspanning wordt veel lichter. Ook de ergonomie
verbetert. De houding van de gebruiker is veel
natuurlijker en minder belastend voor de rug. De
Exopush is voorzien van een lithiumbatterij die een
autonomie van 6 uur verzekert.
Nog een fenomeen betreft de ontwikkeling van hoogautomatische
vrachtwagens, zoals die nu al worden
40
35
30
25
20
15
10
Wereldwijde AM-markt (in miljard dollar)
Bron: Agoria, SmarTech Publishing
5
0
Grafiek 03
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
2026
2027
uitgetest bij onder meer Daimler en Volvo Trucks.
Producenten van bouwmachines evolueren voor de
toekomst bijna unaniem naar batterij-elektrische
oplossingen. In eerste instantie gaat het om oplossingen
waarbij de taak van de chauffeur steeds meer
vergemakkelijkt wordt. Een volgende stap zou kunnen
zijn dat alle vrachtwagenritten en alle handelingen
op een bouwplaats of in een groeve volledig worden
geautomatiseerd op basis van zelfrijdende systemen.
In Europa wordt volgens Thierry Geerts alvast geëxperimenteerd
met zelfrijdende vrachtwagens op grote
bedrijfssites.
Volgens Agoria is België een pionier en leider op het
vlak van ‘additive manufacturing’ (AM of 3D-printen
op industriële schaal). Wereldwijd zal de AM-markt
verschuiven van (kleinere) prototypes naar de massaproductie
van onderdelen voor eindproducten. In
2018 was de wereldwijde AM-markt 9,3 miljard dollar
waard. Tegen 2022 zou die markt 20 miljard dollar
waard worden en tegen 2027 bijna 42 miljard dollar.
In 2017 telden de Belgische AM-bedrijven 1.500 werknemers.
Agoria verwacht dat het aantal banen die
rechtstreeks met AM verband houden, in de volgende
drie tot vijf jaar zal verdubbelen. Tegelijk geeft Agoria
toe dat er nog veel moet worden gedaan om de
overgang te realiseren van 3D-printen van (kleinere)
prototypes naar een meer industriële toepassing van
additive manufacturing voor grotere reeksen van
complexe eindproducten.
Uit een enquête van Agoria blijkt dat aan de implementatie
van AM vijf technologische voordelen verbonden
zijn. Op de eerste plaats staat de vrijheid van
design die AM biedt. AM maakt het mogelijk vormen
en ontwerpen te produceren die met conventionele
technieken niet mogelijk zijn. Geprinte onderdelen
kunnen ook lichter zijn dan hun niet-geprinte
tegenhangers. Bovendien maakt de vormgeving met
AM nieuwe eigenschappen mogelijk zoals plaatselijke
sterkte en integratie van functies.
Ten tweede maakt AM het mogelijk het aantal
productiestappen te verminderen waardoor de
doorlooptijd wordt ingekort. Ten derde bevordert
AM massamaatwerk. Dankzij AM kunnen bijzonder
specifieke producten worden aangemaakt op maat
van de klant waar dit voorheen niet mogelijk was
(bijvoorbeeld bij implantaten) of erg arbeidsintensief
(bijvoorbeeld voor brillen en zolen). AM is met name
voor de productie van kleine series kostenefficiënter.
Doordat AM on demand productie mogelijk maakt,
liggen ook de inventaris- en opslagkosten lager.
Visierapport 2019 15
Grafiek 04
Drijvende krachten achter AM (in % van de antwoorden)
Bron: Agoria-enquête, De kracht van Additive Manufacturing
Vrijheid van design
Ingekorte doorlooptijd
Customisatie
Kostenefficiëntie bij kleine volumes
On demand producties
0 10 20 30 40 50 60
Een aantal van die overwegingen spelen bij het
succes van de 3D-printfabriek te Eindhoven, een
50/50-partnership tussen de bedrijven Saint-Gobain
Weber Beamix en BAM Infra. Voor grotere betonstukken
voor kolommen voor bruggen en wanden
van gebouwen is dan geen arbeidsintensief bekistingswerk
meer nodig. Bovendien kan de printer in
Eindhoven het beton automatisch wapenen. Op de
printkop kan een spoel worden gezet die de staaldraden
met behulp van een motor in de betonlaag
duwt. Zo wordt het mogelijk exact te bepalen waar
de bewapeningsdraden moeten komen en achteraf
digitaal te monitoren en te controleren of de bewapeningsdraad
goed geplaatst is.
Het is nu ook de bedoeling in Eindhoven
vier fietsbruggen te laten printen. Het
gaat om creatieve ontwerpen die
niet realiseerbaar zijn met klassieke bouwmethodes.
De bruggen kunnen dankzij het printen ook slanker
worden waardoor zij meer in het landschap kunnen
worden geïntegreerd. Daarnaast biedt de printer
nog een ecologisch voordeel door materiaalbesparingen:
de printer brengt alleen beton aan waar het
constructief nodig is en voorkomt bekistingsafval.
Tenslotte is 3D-printen volledig verzoenbaar met de
werkmethodiek van BIM.
Op wereldschaal zijn de belangrijkste industrieën voor
AM-toepassingen de gezondheidszorg, de lucht- en
ruimtevaart en de auto-industrie. Maar ook in de
bouw komen reële toepassingen op gang, zoals de
3D-printfabriek te Eindhoven al aantoont.
Reeds in 2015 bouwde het Chinese bedrijf Winsun 10
huizen met 3D-printers. Een jaar nadien printte het
Via een 3D-printer
opgebouwde wanden in
Kamp C te Westerlo
(ill. Kamp C)
16
HOOFDSTUK 01
in 24 uur een flatgebouw van vijf
verdiepingen en 1.100 m2. Daarvoor
maakte het een oud flatgebouw
met de grond gelijk en maalde de
brokstukken fijn. Met dat residu,
sneldrogende cement en een
speciale verharder maakten de
ingenieurs vervolgens een 'inkt' voor
de 3D-printers, machines van 6,6
De bruggen kunnen
dankzij het printen
ook slanker worden
waardoor zij meer in
het landschap kunnen
worden geïntegreerd.
3D-toepassingen bij restauratiewerken
De productie van complexe vormen in (relatief) kleine oplages met
bijzondere materialen komt vaak voor bij restauraties en wordt ook
doorgaans op een ambachtelijke wijze aangepakt. Moderne digitale
scan- en vormgevingstechnieken (3D-printen en geautomatiseerde
freestechnieken) kunnen daarbij een aanzienlijke meerwaarde bieden,
niet om het ambacht te vervangen maar wel om bepaalde etappes
in het productieproces te optimaliseren.
De mogelijke toepassingen zijn divers, zoals voor het vervaardigen van
inzetstukken voor beschadigde bouwelementen. Mits scan- en modelleringswerk
vervaardigt men in een handomdraai een computermodel
en vervolgens een écht stuk materiaal, dat als een puzzelstuk in het
beschadigde gebouw kan worden geplaatst. De productie van prototypes,
die als basis dienen voor het maken van voorwerpen in gietijzer,
messing, brons, keramiek, enz., kan ook snel gebeuren door digitale
vormgevingstechnieken te combineren met 3D-printen of frezen. De
term Rapid Prototyping vindt ingang in de restauratie.
m hoog, 10 m breed en 40 m lang.
WinSun printte de grote onderdelen
in zijn hoofdkwartier in Shanghai en
versterkte ze op de bouwsite met
stalen constructies. De muren werden
hol geprint zodat ze achteraf
kunnen worden gevuld met isolatie
of kabels.
Verschillende
etappes in het hermaken
van een precies passende
grafvaas ter vervanging
van een afgebroken vaas
(ill. WTCB)
Het Amerikaanse bedrijf Icon van
zijn kant is erin geslaagd in Texas
in 24 uur een huis te printen voor
ongeveer 8.000 euro. Het printingproces
verloopt hier ter plaatse
omdat de installatie uit aluminium
bestaat en dus gemakkelijk kan
worden opgevouwen en getransporteerd.
Het is de bedoeling op
die manier honderden kleinere
huisjes te bouwen, met name
om tegemoet te komen aan de
enorme bouwbehoeften in de
ontwikkelingslanden.
De Technische Universiteit
Eindhoven van haar kant
werkt aan een project van 5
3D-geprinte woningen voor een
Eindhovense nieuwbouwwijk. De
woningen moeten voldoen aan
Het wordt nog beter met het direct 3D-printen van zandmallen voor
grote gietijzeren elementen of het 3D-printen van wasmodellen voor
het verloren-wasgieten van elegant fijn deurbeslag: allemaal op basis
van een computermodel zodat met materiaalkrimp rekening gehouden
kan worden. Met 3D-printen of freestechnieken vervaardigt men
hoogkwaliteitsmallen waar de objecten klaar voor gebruik uitkomen.
Dat is mogelijk voor elke toepassing: van kleine elementjes in pleisterwerk
tot metersgrote constructieve elementen in kunststeen.
Wat het VIS-project aantoonde was de flexibiliteit waarmee digitale
technieken in de restauratie toegepast kunnen worden, hoe ze
bijdragen tot een kwaliteitsvolle restauratie, en vooral dat er nog een
wereld aan toepassingen klaarligt om ontgonnen
te worden.
Visierapport 2019 17
de bouwvoorschriften en aan de wensen van de
bewoners op het vlak van comfort én betaalbaarheid.
De grootste 3D-printer van de wereld staat intussen
klaar op de site van Kamp C, het Provinciaal Centrum
voor Duurzaamheid en Innovatie in Westerlo,
om een huis met twee verdiepingen te printen.
Geïnteresseerde bedrijven kunnen vanaf het najaar
van 2019 tot zeker nog 2020 met de printer experimenteren
(→ getuigenis op p. 36).
Daarnaast is doorgedreven wetenschappelijk onderzoek
over het 3D-printen gepland aan de UGent
in het kader van een European Research Council
Grant onder de benaming Smart Casting of Concrete
Structures by Archive Control of Reology.
Eerder al heeft het WTCB in het kader van een VISproject
in samenwerking met VCB en Sirris de actuele
en de potentieel toekomstige toepassingen van de
3D-technologieën in de restauratiesector onderzocht.
Het onderzoek focuste onder meer op natuursteenen
metaalbewerking en op de afwerking met pleister
en keramische decoraties (met name betegelingen).
Uit het onderzoek is gebleken dat het 3D-printen
het ambachtelijke proces niet aan de kant schuift
maar veeleer bepaalde intermediaire fasen van het
productieproces faciliteert. (→ WTCB-kaderstuk op
p. 17).
1.3. Nieuwe visualisatiemethoden:
3D-scanning, VR en AR en inzet van
drones
3D-scanning wordt vaak gebruikt als algemene term
voor alle technieken die toelaten om een digitaal
model van de bestaande toestand van een gebouw,
element of site te maken. De voordelen in vergelijking
met manueel opmeten zijn legio. Bij manueel opmeten
bestaat het risico zaken over het hoofd te zien of
fouten te maken. Scannen verloopt ook sneller dan
meten, zeker bij panden met veel hoekjes en kantjes.
3D-scanning maakt het ook mogelijk om de toestand
van gebouwen of elementen mee op te volgen,
wat opportuniteiten opent voor het onderhoud van
gebouwen (scheuren, zoutuitbloeiingen, mosgroei
enz.).
Bovendien is 3D-scanning nuttig voor de voorbereiding
van de werken (onder meer om de hoogteverschillen
en afmetingen van een site in kaart te
brengen en de vlakheid van gevels en de juiste positie
van de gevelopeningen te bepalen), om de werken
op te volgen en om aan de klanten te tonen hoe
het project evolueert. Voor prefabrenovaties wordt
3D-scanning volgens het WTCB zelfs een onontbeerlijke
tool. Bij renovatieprojecten is een accuraat en
exact beeld van de bestaande situatie immers enorm
belangrijk.
Het WTCB volgt vooral de evoluties op het vlak
van laserscanning en fotogrammetrie op. Bij laserscanning
gaat het om een toestel dat miljoenen
keren per seconde een laserstraal uitstuurt en meet
hoelang het duurt vooraleer deze wordt teruggekaatst.
Telkens wordt in een gekende richting een
XYZ-coördinaat van de straal opgeslagen, met als
resultaat een ‘raster’ van puntjes die telkens voor
een bepaalde locatie in de ruimte staan en dus een
exact beeld van de afmetingen en dieptes geven.
Bovendien krijgt het toestel met de laserstraal
AR-applicatie
van de VDAB die
cursisten ondersteunt
bij de uitvoering van
praktijkoefeningen
(ill. VDAB)
18
HOOFDSTUK 01
Concept Home
te Waregem als real
life testomgeving voor
ventilatie en zonwering
(ill. Renson)
‘red-green-blue’-informatie terug, waardoor de applicatie
dus ook de kleur van elk punt kan bepalen.
Deze techniek kent wel een aantal beperkingen.
Tussen het toestel en het gebouw of de site mogen
zich geen zichtbelemmeringen bevinden, zoals
bomen, andere gebouwen, kranen en wagens. Het
toestel kan immers enkel opmeten wat het echt kan
zien. Zeker voor daken en andere moeilijk(er) toegankelijke
plaatsen kan dit problemen opleveren. Het
inschakelen van drones kan hier oplossingen bieden
maar is in de praktijk niet altijd mogelijk. Bovendien
weegt een laserscanner nog vrij veel, wat een nadelige
impact op de vliegtijd van de drone heeft.
Vandaar dat fotogrammetrie momenteel erg in de lift
zit. Deze techniek gaat wel zeer goed hand in hand
met het gebruik van drones en is qua kostprijs en
gebruiksgemak bovendien toegankelijk voor de meest
uiteenlopende types van gebruikers. Om fotogrammetrie
te kunnen uitvoeren is enkel een goed digitaal
fototoestel nodig alsook bijhorende lenzen, een
krachtige pc en een specifiek softwareprogramma.
De techniek functioneert op basis van foto’s en driehoeksmeetkunde.
Het softwarepakket zal karakteristieke
punten op foto’s herkennen. Op basis hiervan
bepaalt het van welke posities de foto’s werden genomen.
Door dit voor vele punten op de foto’s te doen,
kan een puntenwolk worden samengesteld en zo een
driedimensionaal object worden gevormd.
Een nadeel is wel dat de techniek erg gevoelig is
voor weers- en lichtomstandigheden. De software
zal bepaalde punten niet herkennen als er op de
ene foto meer inval van zonlicht is dan op de andere
of als het plots stortregent. Ook het bepalen van
karakteristieke punten op grote, lichte en/of reflecterende
vlakken (zoals witte muren en glasvlakken) ligt
technisch nog wat moeilijk. Daartegenover staan wel
de beperktere investeringskost, het gebruiksgemak én
het feit dat fotogrammetrie met drones kan worden
gecombineerd.
Een belangrijke barrière voor een doorbraak in de
bouwsector is volgens het WTCB dat er vandaag geen
protocollen voor de resolutie en precisie van digitale
Visierapport 2019 19
Drones en
bouwwerken steeds
vaker onafscheidelijk
(ill. Willemen)
modellen bestaan waardoor andere partijen er moeilijk
op kunnen verder werken. Het digitaal model dat
een architect voor zijn offerte nodig heeft, voldoet op
het vlak van precisie meestal niet aan de modeleisen
die de aannemer stelt voor de uitvoering (bijvoorbeeld
voor een prefabrenovatie). Ook opdrachtgevers
weten door het gebrek van duidelijke handleidingen
en protocollen momenteel niet goed wat ze moeten
specifiëren als ze ‘een digitale opmeting’ wensen.
Maar het allergrootste probleem is dat nog maar
weinig spelers in de bouwsector weten hoe ze met
een puntenwolk moeten werken. Weliswaar zijn
3D-tekeningen in opmars maar over het algemeen
zijn die met lijnen en volumes opgemaakt en dus niet
met puntenwolken. Het omzetten van een puntenwolk
naar een 2D- en 3D-vectoriële tekening vraagt
bovendien nog vaak veel (handmatig) werk. Het is
alvast nog niet voor morgen dat uit de scanning van
een puntenwolk onmiddellijk een 3D-vectorieel model
(laat staan een BIM-model) tot stand komt. (→ WTCBkaderstuk
op p. 21)
Nog een markt in volle ontwikkeling is die van Virtual
Reality (VR) en Augmented Reality (AR). Uit de voorspellingen
van de in Silicon Valley gebaseerde technologieadviseur
Digi-Capital blijkt dat de betrokken
bedrijven in 2016 ‘slechts’ 7 miljard dollar investeerden,
in 2018 die investeringen tot 36 miljard dollar
opdreven om in 2020 wellicht aan een recordbedrag
van 120 miljard dollar uit te komen. Uit de cijfers blijkt
bovendien een duidelijke shift van VR naar AR.
Grafiek 05
Investeringen in Virtual en
Augmented Reality (in miljard dollar)
Bron: Digi-Capital
130
120
110
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
2016
2017
2018
2019
2020
Virtual Reality
Augmented Reality
20
HOOFDSTUK 01
ICARUS-project scant
mogelijkheden rond scanning
van gebouwen
3D-scanning-toepassingen met drones beginnen een
interessante rol te spelen in het bouwproces, voorbij het
stadium van experimenten. Scandata kunnen steeds meer
ingeschakeld worden in een gedigitaliseerd en geïndustrialiseerd
bouwproces, zowel bij de voorbereiding, fabricage
en montage als bij controles, visualisatie, opmetingen,
analyses en diagnoses, monitoring en onderhoud. In de
nabije toekomst zal de lijst van toepassingsmogelijkheden
enkel nog toenemen (inspectie, transport van materiaal
en materieel, beveiliging van de werf …). De bedrijven in
de bouwsector lijken echter nog moeite te hebben om
deze mogelijkheden te vatten en in te zetten in concrete
bouwsituaties.
Met het project ICARUS zet het WTCB volop in om de
Belgische bouwbedrijven hierin te ondersteunen door een
zeer goed inzicht te krijgen op het huidige gebruik, op de
mogelijkheden en beperkingen van drones en op de ervaringen
bij de Vlaamse voorlopers, bij zowel de drone-bedrijven
als de bouwbedrijven. Tevens zorgt het WTCB met
dit project ervoor dat het zelf eigen ervaring opdoet om
haar leden in deze snelle digitalisatie optimaal te kunnen
begeleiden, gidsen en ondersteunen (zowel qua onderzoek
als voor op de werf).
Het is essentieel dat het WTCB – zeker in het licht van zijn
huidige positionering en investeringen gelinkt aan BIM –
deelneemt aan de ontwikkelingen binnen dit belangrijke
innovatiedomein. Door actief in te zetten op dit thema
en bijbehorende spitstechnologieën (3D-fotogrammetrie,
het gebruik van drones en beeldvormingstechnieken in
het niet-zichtbare spectrum, IR en multispectraal) …) zal
het WTCB duidelijk en to-the-point ondersteuning kunnen
bieden bij de vragen van bouwprofessionelen en voor de
aannemers de mogelijkheden, voordelen en beperkingen
van deze digitale technieken kunnen duiden.
In het kader van ICARUS werd de monografie Drones ten
dienste van de bouwsector. Technologieën, uitdagingen
en vooruitzichten gepubliceerd en werd de technologische
werkgroep omtrent fotogrammetrie met drones opgestart
waarin onder andere een duidelijk en hanteerbaar
protocol rond deze technologie zal worden uitgewerkt om
een kwaliteitsvolle 3D-opmeting
met deze technologie aan onze
Belgische bouwaannemers te
kunnen garanderen.
Virtual Reality maakt een intense ‘customer
experience’ mogelijk. De klant bevindt zich
dan volledig in een in 3D geschapen wereld.
Het bedrijf kan die virtuele ruimte laten
bekijken op een computerscherm, projecteren
naar een TV-scherm of doorsturen naar
een VR-bril. De klant krijgt zo een optimaal
beeld van de toekomstige woning of van
eender welke digitale ruimte. Hij heeft die
ruimte ook volledig onder controle want elke
variabele in het beeld is aanpasbaar.
De residentiële ontwikkelaar Bostoen heeft
met zo’n tool in Londen een award gewonnen.
Bostoen maakt het haar klanten via
haar woonconfigurator in VR mogelijk om
middels een real time rendering de binnenafwerking
van de nieuwe woning te kiezen
en het huis of de flat te vergelijken en virtueel
te bekijken zonder de aanwezigheid van
een fysiek gebouw. De klant kan zelfs met
een VR-bril op door de toekomstige woning
lopen. (→ getuigenis op p. 34).
Reynaers Aluminum heeft in 2017 in haar
ontvangstruimte de VR-kamer Avalon voor
voorschrijvers, architecten en aannemers
opgericht. Opmerkelijk is wel dat de participanten
doorzichtige VR-brillen dragen
waardoor ze zichzelf en elkaar kunnen
blijven zien en zo met elkaar kunnen blijven
overleggen. Volgens Reynaers Aluminium
kunnen zo in een tijdspanne van een paar
uur evenveel beslissingen worden genomen
als anders in een paar weken. Vooral
de waarheidsgetrouwe visualisatie helpt
enorm: details kunnen worden uitvergroot,
clashes zijn onmiddellijk zichtbaar, het
effect van andere kleuren of producten kan
meteen worden besproken.
Projectontwikkelaar CAAAP die deel
uitmaakt van de Artes Group, ziet in haar
woonconfigurator een gelijkaardig voordeel.
De interieurcoördinator hoeft niet langer
met de klant langs toonzalen langs te gaan.
Terwijl de opmaak van de plannen voorheen
in drie fasen gebeurde, kan de klant
nu doorgaans op drie uur tijd kiezen op
maximaal twee bezoeken.
Een belangrijke toepassing in verband
met wegen en nutsleidingen betreft de
SiteVision van Trimble. Met het gebruik van
GPS en een koppeling met de database
van de ondergrondse leidingen wordt het
Visierapport 2019 21
mogelijk op een smartphone in VR aan te duiden
waar de leidingen zich bevinden.
Terwijl VR de gebruiker volledig in een virtuele 3D
wereld onderdompelt, voegt Augmented Reality (AR)
elementen toe aan de echte fysieke wereld om ons
heen. Een van de 10-top AR-applicaties betreft de
IKEA Place. Deze app scant het vloeroppervlak van
de ruimte waar de kandidaat-koper zich bevindt.
Gewoon via het scherm van zijn smartphone kan hij
in die ruimte de lamp, zetel of tafel van diens keuze
weergeven. Op basis van de keuzes die de potentiële
klanten maken, kan het bedrijf nog beter dan voorheen
hun voorkeuren detecteren.
AR kan ook beleidsmakers en stakeholders overtuigen
van een herbestemmingsproject. Zo werd in Gent
een AR-app ontwikkeld om het nieuwe skatepark
aan de Blaarmeersen te visualiseren. Nog relevanter
voor de bouw en de bouwplaats is de toepassing van
AR in het nieuwe gebouw van de Confederatie Bouw
Limburg. Met AR in combinatie met BIM (Building
Information Modelling) volstaat het in dat gebouw
een muur te scannen en dan als het ware een X-ray
van het gebouw te krijgen, met zicht op alle sanitaire
en ventilatieleidingen. Er is trouwens al veel software
beschikbaar om dit te doen op basis van een BIMmodel
en een 3D-ijkpunt in de ruimte.
Mixed reality (MR) heeft tot doel realistische 3D
beelden in de echte wereld te plaatsen waardoor
Impressie in
Augmented Reality van
een pand vanuit een
advertentie
(ill. Bostoen)
het lijkt alsof ze daar gewoon thuis
horen. Bouwbedrijf Vanhout en bouwmaterialenproducent
Xella hebben hieromtrent een
gezamenlijk project opgezet. De plannen van een
nieuwbouwproject werden in de ontwerpfase volledig
digitaal in een 3D-maquette gemaakt. Dankzij MR
kan deze digitale informatie in realtime op de bouwplaats
beschikbaar worden gesteld.
Bouwvakkers krijgen via een helm met holografische
lens exact te zien wat op de plannen staat. Ze zien
de echte werf aangevuld met de data van de plannen
voor hun ogen in 3D-hologrammen. MR scant de
volledige omgeving, herkent de bouwplaats op basis
van de digitale plannen en vult aan met computerbeelden.
Deze technologie maakt een traditioneel
werfboek overbodig. Het is niet meer nodig alles
via metingen op de werfvloer uit te tekenen. Dat
bespaart veel tijd en is veel nauwkeuriger. Vanhout en
Xella schatten dat op die manier 15 tot 25% tijd kan
worden bespaard.
Marktpotentieel voor drones
Grafiek 06
Bron: Agoria & PwC, A drone’s eye view
Energie en nutsvoorzieningen
Telecom
Landbouw
6% 5%
7%
Veiligheid
7%
43%
Infrastructuur
Verzekeringen
10%
11%
11%
Transport en logistiek
Entertainment en media
22
HOOFDSTUK 01
Uit het overzicht A drone’s eye
view dat Agoria en PwC in
mei 2018 samenstelden, blijkt
dat de infrastructuursector
een van de meest beloftevolle
domeinen voor de toepassing
van drones is. Van het jaarlijks
marktpotentieel van 410
miljoen euro is maar liefst 176
miljoen euro (43%) mogelijk bij infrastructuurwerken.
Op de derde plaats kwam het nauw aan de mobiliteit
verbonden domein van transport en logistiek (met
een aandeel van 11%).
Volgens dit overzicht kunnen drones op het vlak van
infrastructuur worden ingezet voor de inventarisatie
van materialen (zoals bijvoorbeeld grond- en afvalstoffen),
voor de inspectie van infrastructuur (meer in
het bijzonder van moeilijk bereikbare plekken), voor
de voorbereiding van werken (bij het in kaart brengen
van de huidige vervoersstromen en van het actuele
uitzicht van de site), voor de communicatie rond de
werken (door simulatie dankzij drone opnames) en
voor de opvolging van de werken (in welke mate
de werken vorderen en volgens de initiële plannen
verlopen). In dit verband primeert het verzamelen
van allerhande data via de meest diverse types van
sensoren. Drones fungeren daarbij voornamelijk als
vervoermiddel van sensoren.
Op het vlak van transport en logistiek zien Agoria en
PwC vooral een toekomst in de levering van superdringende
pakketten (bijvoorbeeld bij noodgevallen).
Voor energie en nutsvoorzieningen zijn drones nuttig
voor de opmaak van modellen voor nieuwe installaties
(bijvoorbeeld voor windmolens), voor de vereiste
inspecties in functie van het cruciale onderhoud van
nutsleidingen en masten (zonder dat het netwerk
moet worden afgesloten) en voor de evaluatie van
Op langere termijn is een 24/7-monitoring
denkbaar door middel van geautomatiseerde
drones vanuit een centraal controlecentrum.
de schade bij incidenten. Op langere termijn is een
24/7-monitoring denkbaar door middel van geautomatiseerde
drones vanuit een centraal controlecentrum.
Telecombedrijven kunnen drones inzetten voor
de inspectie van masten. Voor de verzekeringsmaatschappijen
kunnen drones tot een sneller en veiliger
onderzoek bij schadegevallen leiden.
In het kader van de bedrijvencluster EUKA werden
in samenwerking met het WTCB en met de steun
van het VLAIO (Vlaams Agentschap Innoveren en
Ondernemen) specifiek voor de bouw haalbaarheidsstudies
opgezet rond de volgende business cases voor
drones:
› als transportmiddel op de bouwplaats, bijvoorbeeld
voor het heffen van cementzakken;
› als inventarisinstrument, met name om de beschikbare
materialen op de bouwplaats te herkennen, in
te scannen en vervolgens te inventariseren;
› om grote technische installaties op de bouwplaats te
inspecteren, niet alleen outdoor maar ook indoor;
› om op moeilijk toegankelijke plekken snel, efficiënt
en vooral gelijkmatig vloeistof of verf aan te brengen;
› om op een efficiënte, automatische en goedkope
manier op de bouwplaatsen kostbare grondstoffen
en bouwmaterialen, grote machines en dure elektrische
apparaten te bewaken.
Deze haalbaarheidsstudies moeten tegen eind 2019
zijn afgerond. (→ WTCB-kaderstuk op p. 24)
Gebouwen
scannen met
drones
(ill. WTCB)
Visierapport 2019 23
SMART TOOLS
EN TALENTEN
HOOFDSTUK 01
Videoreportage
VR en AR in de bouw
Interview met marketingverantwoordelijke Joery Michiels van
Bostoen over de toepassing van Virtual en Augmented Reality.
De VR-toepassing in de kijker waarmee Bostoen een award
heeft gewonnen in Londen in de categorie architectuur en
vastgoed.
Visierapport 2019 25
Op basis van
BIM leidingen en
schachten detecteren
in het gebouw van de
Limburgse bouwcampus
(ill. Confederatie Bouw
Limburg)
VIS-haalbaarheidsstudie over drones
als hulpmiddel in de bouw
Er wordt wel eens gezegd dat als morgen drones een zak cement
kunnen optillen en verplaatsen, de bouwsector op zijn kop
staat. Hoe dicht staan we vandaag bij de drone als alledaagse
bouwhelper? Het lijdt geen twijfel dat er wellicht een markt is
voor een robot (in casu een drone) die verschillende taken op een
bouwplaats op zich kan nemen zoals het oppikken van (vergeten)
gereedschap, het inschatten van workloads, het tillen van materialen
die met een kraan naar een hogere verdieping moeten
worden gebracht, het uitsparen van stellingenbouw enz.
Omdat we heel wat concrete toepassingen voor drones kunnen
bedenken in de bouw, is het belangrijk om deze te toetsen aan
een zekere haalbaarheid en noodzaak. Heeft de concrete toepassing
een meerwaarde voor de werfprocessen? Kan de huidige
technologie tegemoetkomen aan wat verwacht wordt? Weegt de
investering in een dergelijke werfdrone op tegen de (vermoedelijk)
verhoogde efficiëntie? Allemaal vragen die in een doorgedreven
haalbaarheidsstudie aan bod moeten komen om te weten te
komen of investeringen in een drone de bouwsector en hun werfmanagement
op een hoger niveau kunnen tillen.
Daarom hebben EUKA en het WTCB de handen in elkaar geslagen.
Voor vijf businesscases zullen de relevantie, toegevoegde
waarde, benodigde investeringen en actoren, technische noden
en lacunes, wensen en eisen worden bepaald en in een overzichtelijk
rapport worden gegoten. Deze kennisinzichten zullen de
bouwsector in staat stellen hun werfgerelateerde
processen te optimaliseren, al
dan niet door het gebruik van drones in
de bestaande workflows.
Uit de recentste cijfers van het
Directoraat-Generaal Luchtvaart
blijkt dat het aantal ingeschreven
drones de laatste paar jaar flink in
de lift zit. In 2016 werden 637 drones
aangemeld, in 2017 waren dat er 830
en tijdens de eerste 11 maanden van
2018 werden al 869 drones geregistreerd.
Er is ook een groei te zien in
het aantal professionele dronepiloten.
In de afgelopen drie jaar werden
ruim 450 klasse 2-brevetten verleend.
Daarmee mag een drone van
maximaal 5 kg tot een hoogte van 45
meter worden bestuurd. Het aantal
afgegeven klasse 1-licenties voor
drones tot 150 kg bedroeg in dezelfde
periode zelfs een kleine 900.
Van groot belang voor de verdere
expansie van toepassingen met drones
is de versoepeling van de huidige
nogal restrictieve Belgische wetgeving.
De Europese Unie heeft hiertoe
recentelijk een nieuw kader gecreëerd
dat op 11 juni 2019 in zijn definitieve
vorm werd gepubliceerd. De nieuwe
wetgeving zal heel wat opportuniteiten
met zich meebrengen, vooral
in de open categorie met de laagste
risicofactor. Na het invullen van een
online test kan een drone-eigenaar
enorm veel opdrachten uitvoeren tot
120 m hoogte. Zo kunnen schoorsteenvegers
gemakkelijker met een
drone de schouwen inspecteren.
24
HOOFDSTUK 01
De ontwikkeling van
allerhande sensoren
vormt een andere almaar
belangrijkere extra
digitale tool om bouwprocessen
en -projecten
nauwgezetter op te volgen.
Sensoren zijn kleine
apparaten die meetbare
gegevens en veranderingen
in de omgeving
detecteren en die omzetten
in de bijbehorende output. Het kan gaan om
uiteenlopende fysische grootheden zoals lichtsterkte,
temperatuur, straling, beweging, vocht en druk. Die
input wordt door de sensor omgezet in een digitaal
signaal dat onder meer via internet kan worden verstuurd
voor verdere bewerking in een regelsysteem.
Sensoren kunnen dus in heel wat monitoringsystemen
worden gebruikt, zoals bij de monitoring van waterniveaus
en leefmilieu, van verkeer en energiebesparing,
van machineparken en veestapels.
De wereldwijde markt van
sensoren neemt volgens het
recentste rapport van de
Allied Market Research fors
toe: van 139 miljoen dollar
in 2017 tot 287 miljoen in
2025.
De wereldwijde markt
van sensoren neemt
volgens het recentste
rapport van de Allied
Market Research fors toe:
van 139 miljoen dollar in
2017 tot 287 miljoen in
2025. Deze groei heeft
onder meer te maken
met de opkomst van
steeds meer high tech
‘wearables’ die diverse
gezondheidsparameters van mensen opvolgen, zoals
onder meer temperatuur, hartslag en zelfs bloeddruk.
Zij wordt ook beïnvloed door de forse vraag
vanuit de verder automatiserende industrie, vanuit
de automobielnijverheid die steeds meer sensoren in
wagens integreert, vanuit de consumentenelektronica
en door de integratie van steeds meer sensoren in
smartphones.
Voornaamste groeifactoren voor de globale sensorenmarkt
Grafiek 07
Bron: Allied Market Research
Toenemend gebruik bij
Internet of Things
Piek in de
automobielindustrie
Groeiende vraag wegens gebruik in
het kader van ‘smart cities’
Verhoogd gebruik in wearables
en innovatieve toepassingen in
de biomedische sector
Innovaties in sensoren en toenemend
gebruik in smartphones en andere
elektronische toepassingen
Toepassing van sensoren leidt tot
meerwaarde maar ook tot kortere
levensduur van instrumenten
Vooruitgang in de
automatisatiesector
Opkomend gebruik bij
teledetectie
2017 2025
Visierapport 2019 25
VCB-voorzitter Jef
Lembrechts leidt de
kick-off vergadering voor
de cluster Smart Buildings
in Use in
(ill. WTCB)
Maar tegelijk verklaart het rapport van Allied Market
Research de forse toename van sensoren door de
groeiende applicaties voor het Internet of Things
en in het kader van de smart cities. In dit laatste
geval gaat het onder meer om toepassingen voor
de realisatie van slimme energienetten, woningen
en transportsystemen. Slimme sensoren zijn ook al
in diverse toepassingen beschikbaar in kantoorgebouwen.
In Vlaanderen worden zij intussen verder
ontwikkeld door IMEC en in het Homelab van IMEC te
Gent uitgetest.
In het woonzorgcentrum Zilverlinde in Olen werden
slimme sensoren geïnstalleerd die in staat zijn om alle
bewegingen in een kamer te monitoren. Het systeem
werkt met zones. Als een bewoner bijvoorbeeld langer
dan normaal in de badkamer blijft, dan registreren
de sensoren dat. De sensoren reageren ook op geluid
(bijvoorbeeld wanneer de bewoner om hulp roept)
en op verdachte geluiden (bijvoorbeeld van een val).
Wanneer de sensoren aangeven dat een bepaalde
situatie kritiek zou kunnen zijn, genereren zij een
beeld. De verzorgers krijgen dat livebeeld dan te zien
op hun smartphone. Op die manier kunnen verzorgers
vlotter en gerichter ingrijpen in acute situaties.
Routinecontroles drie maal per nacht zijn niet langer
nodig. In een volgende fase zou het project kunnen
worden uitgebreid naar de assistentiewoningen en
nog later naar de private woningen van bejaarden.
Maar ook voor de dagelijkse bedrijfsvoering van
bouwbedrijven hebben sensoren al hun nut bewezen,
onder meer bij de werfopvolging. Bouwgroep
Willemen traceert met behulp van sensoren welk
bouwmaterieel zich op welke bouwplaats bevindt.
Voor een groep die over een 500-tal boormachines
beschikt, is dat ook nuttig om diefstal tegen te gaan.
Een opkomende speler op deze markt is zeker
het bedrijf Zensor. Deze scale-up bekijkt nu of het
mogelijk is om via sensoren de voortgang van de
werken aan de Oosterweelverbinding in real time
op te volgen. Hetzelfde bedrijf heeft in Nederland
een fietspad uitgerust met sensoren die de vervorming,
waterhuishouding en veroudering van het pad
kunnen opvolgen. In een volgende fase moet het
mogelijk worden om op basis van de verzamelde
gegevens tot een slimmere weg te komen met een
continu op conditie gebaseerde onderhoudsaanpak.
(→ WTCB-kaderstuk op p. 27)
26
HOOFDSTUK 01
Cluster over Smart
Buildings in Use
De cluster Smart Buildings in Use brengt
vooruitstrevende bedrijven samen om
innovatieve oplossingen te zoeken om het
onderhoud en het beheer van gebouwen
te digitaliseren. Gebouwen worden alsmaar
complexer om te onderhouden en
te beheren. Maar nieuwe technologieën
kunnen helpen om de steeds hogere
verwachtingen van de gebruiker in te
lossen en tegelijk de totale levenscycluskost
onder controle te houden. We denken
aan performante software (FMIS, BIM), de
integratie van sensoren, het Internet of
Things en nieuwe business modellen zoals
DBFM en product-dienst-systemen.
Om bedrijven te ondersteunen bij
hun digitaliseringsproces, wil de cluster
samenwerking en kennisuitwisseling
stimuleren. Hiervoor worden diverse
studiedagen en workshops georganiseerd.
Nieuwe toepassingen zullen worden ontwikkeld
via open innovatie. De cluster zal
de bedrijven begeleiden bij het vormen
van partnerships zodat dit kan uitmonden
in concrete demoprojecten en begeleide
innovatieprojecten.
Deze acties moeten leiden tot een verhoogde
kennis en een toegenomen
digitalisering van de onderhouds- en
beheersactiviteiten bij de leden, nieuwe
innovatieve samenwerkingsverbanden, en
een markt die zich sterker ontplooit. De
cluster Smart Buildings in Use wil bedrijven
en experten vanuit een verschillende achtergrond
met elkaar in contact brengen:
aannemers, professionele gebouwbeheerders
en -eigenaars, software en hardware
ontwikkelaars, materiaalproducenten en
-leveranciers, ontwerpers en studiebureaus,
…
Meer informatie staat op
www.smartbuildingsinuse.be.
1.4. Prefabricatie en modularisatie
Als de bouw steeds meer tools van industrie 4.0
integreert, gaat dit ongetwijfeld ook gepaard met
een grotere industrialisatie van het bouwproces.
Die tendens wordt momenteel opgevolgd vanuit
de cluster Bouwindustrialisatie, een cluster die het
WTCB heeft opgezet in samenwerking met wood.
be en 3E. De beroepsfederatie FEBE is eveneens een
partner in deze cluster. De betonprefabricatie is in
Vlaanderen immers al lang een gevestigde waarde
voor nieuwe bouwprojecten in de niet-residentiële
sector. Vooral in de industriebouw wordt massaal
geprefabriceerd.
In de woningbouw kende de prefab bouw zijn
ups en dows, zoals ook blijkt uit een rapport van
McKinsey van juni 2019 over Modular construction:
from projects to products. Prefab woningbouw
kende een voorlopig hoogtepunt vlak na de tweede
wereldoorlog omwille van de toenmalige acute
woningnood maar zakte nadien terug, onder meer
omwille van twijfels over de geleverde kwaliteit.
Maar intussen past in Vlaanderen bijvoorbeeld de
firma ETIB al enkele jaren met succes haar concept
Concrete House toe. Het gebruik van prefab
beton verleent aan huizen een hedendaagse soberheid
terwijl ze tegelijk over een enorm thermisch
comfort beschikken. Intussen bouwt ETIB met dit
concept zo’n 50 lage-energiewoningen, passiefhuizen
en handelspanden per jaar.
Nog een belangrijke evolutie in de bouwsector
betreft de toenemende toepassing van houtbouwwoningen.
Volgens de laatste enquête van
houtinfobois werden in 2018 in Vlaanderen 1.584
houtbouwwoningen gerealiseerd. Met name
in Vlaanderen produceerden de houtbouwbedrijven
gemiddeld 50 woningen per jaar, in
belangrijke mate volgens een geïndustrialiseerde
‘sleutel-op-de-deur’-systematiek.
Houtbouw en houtskeletbouw worden de laatste
jaren ook steeds meer uitgevoerd met CLT (Cross
Laminated Timber of gelamineerd kruislaags
hout). Deze techniek stoelt op panelen die zijn
opgebouwd uit drie tot elf lagen vurenhout die
onder hoge druk worden verlijmd. Bouwen met CLT
gebeurt bijna volledig op basis van prefabricatie.
De CLT-specialist zet het architecturaal ontwerp
om in een gedetailleerd plan op basis waarvan de
verschillende bouwelementen in de productieruimte
tot op de millimeter worden verzaagd. Specifiek
voor deze branche heeft het WTCB een innovatief
systeem bedacht dat een aantal mogelijke nadelen
tegengaat. (→ WTCB-kaderstuk op p. 28)
Visierapport 2019 27
Innovaties op het vlak van akoestiek en brandgevaar bij
houtskelet- en CLT-bouw
Eind september 2016 werd het VIS-traject DO-IT Houtbouw afgesloten. Het hygrothermische gedrag
van houtskeletbouwconstructies werd op werkelijke schaal uitgetest. 750 meetsondes in twee proefgebouwen
monitorden het hygrothermische gedrag en lieten toe om het hygrothermische comfort
en de duurzaamheidsrisico’s van oplossingen te evalueren. Er werd bovendien grote vooruitgang
geboekt op het vlak van akoestiek en brandgedrag van houtskeletbouw.
Zo ontwikkelde het WTCB een innoverend houtenvloersysteem met opmerkelijke akoestische prestaties.
Er werden verbeteringen doorgevoerd aan lichte houtgevels geïsoleerd met rotswol om het
risico op brandverspreiding te verkleinen en zo te beantwoorden aan de strengste voorgeschreven
eisen voor hoge gebouwen (van meer dan 25 meter). Dit culmineerde in innovatieve bouwsystemen
en -details voor de houtskeletbouw die niet alleen voldoen aan de brand-, stabiliteits- en thermische
vereisten, maar bovendien ook zorgen voor aanzienlijk betere akoestische prestaties.
Bouwen met grote CLT-panelen is een relatief recente innovatie, waarmee zelfs gebouwen met
meerdere verdiepingen opgetrokken kunnen worden. Vanuit het standpunt van akoestisch comfort
en brandveiligheid worden de mogelijkheden van dit bouwsysteem echter sterk ingeperkt. Door de
flankerende geluidtransmissie kan bouwen met grote gelamelleerde panelen akoestisch aanzienlijk
risicovoller zijn dan bijvoorbeeld bouwen met houtskeletbouw. Het probleem kan vaak opgelost
worden door akoestische voorzetwanden uit gipsplaten te plaatsen. Dit is echter een dure aanpak
die bovendien veel plaats inneemt en niet toelaat om het gebruikte hout zichtbaar te laten. Gelukkig
leverde de kennis uit het traject DO-IT Houtbouw een nieuw bouwsysteem op dat de flankerende
geluidtransmissie nagenoeg volledig onderdrukt, waardoor geluidisolaties die
superieur zijn aan die van traditionele bouwsystemen mogelijk zijn.
Houtskeletbouw
te Haacht
(ill. Arkana)
28
HOOFDSTUK 01
Innovatief
houtskeletbouwconcept
met bunkerfloor en een
innovatief gevelsysteem
met zeer performante
woningscheidende wand
(ill. WTCB)
Waarom zou de nieuwe industrialiseringstendens
in de woningbouw van blijvende duur zijn? Volgens
McKinsey hangt dit vooral (“first and foremost’)
samen met de digitalisering van de sector. Want
die faciliteert beter dan voorheen het ontwerp van
de modules, de coördinatie van de processen in de
productiehal en een just-in-time vervoer naar de
bouwplaats. In plaats van goedkope woonformules
gaan prefab bouwers nu meer ‘high end’-woningen
aanbieden met de klemtoon op strakke en tegelijk
duurzame realisaties, zelfs met meerdere verdiepingen.
Nieuwe technieken werden ontwikkeld om voor
de prefab gebouwen tegelijk tot een betrouwbare
brandwerendheid te komen en optimale akoestische
prestaties te verwezenlijken.
Projectontwikkelaar CAAAP die deel uitmaakt van
de Artes Group, heeft voor nieuwbouwprojecten het
concept van de SmartOne woningen uitgewerkt. Bij
SmartOne wordt anders en creatief omgegaan met
ruimte en materialen. Het concept biedt een slim
antwoord op de vraag naar compacte maar tegelijk
kwalitatieve woningen. Bij het contact met de klant
heeft de interieurcoördinator van CAAAP vooraf een
kwalitatief basispakket van afwerkingsmaterialen
geselecteerd binnen vier interieurstijlen. Het is dus
opvallend dat dit concept binnen de vier stijlen
gepaard gaat met een aantal standaardisaties.
In plaats van goedkope
woonformules gaan
prefab bouwers nu meer
‘high end’-woningen
aanbieden met de
klemtoon op strakke
en tegelijk duurzame
realisaties, zelfs met
meerdere verdiepingen.
Visierapport 2019 29
Med Repair
containerterminal te
Antwerpen gebouwd met
prefabelementen
van Van Maercke
(ill. Stadsbader)
Toch merkt de klant daar weinig van omdat het proces
toelaat aan ‘mass customisation’ te doen. Via een
digitale woonconfigurator kan de klant de woning
virtueel doorwandelen en met enkele klikken de look
en feel bepalen. Gemaakte keuzes worden onmiddellijk
aangepast in het 3D-model. Bij die keuzes
wordt meteen ook het kostenplaatje gegenereerd.
Nog een kenmerk van de SmartOne-appartementen
of woningen is dat zij van binnen naar buiten zijn
ontwikkeld waarbij alle technische ruimtes gecombineerd
worden rond één centrale koker. Zo wordt de
woonoppervlakte maximaal en efficiënt benut, wat
voor flexibiliteit en een groot ruimtegevoel zorgt.
Vervanging van een
bestaande gevel door
een staand Façabriksysteem
verlijmd op een
dikkere isolatielaag
(ill. Wienerberger, arch.
LDJ Architectuur)
Een vergelijkbare oplossing is de SAM (Slimme
Aanpasbare Module) die de Antwerpse start-up Bao
Living heeft ontwikkeld. De SAM bundelt verwarming,
water, elektriciteit, ventilatie, domotica, badkamer
en keuken in een vooraf geconfigureerd ‘meubelelement’.
Binnenmuren worden daardoor vervangen door
kasten. De integratie van een SAM in een woning
vermindert ook het bouwafval. Het systeem maakt
30
HOOFDSTUK 01
het mogelijk razend snel grotere bouwprojecten
te realiseren en is daardoor 30% goedkoper dan
klassieke constructiemethoden. Medio 2019 werden al
drie bouwprojecten met de SAM-oplossing afgerond
waaronder een residentiële woning in Gent die in
zeven dagen tijd kon worden gebouwd. Een toepassing
op nog grotere schaal ligt in het verschiet.
Renoveren met
prefabelementen
(ill. WTCB)
Tegelijk worden ook in de renovatiesector pogingen
tot prefabricatie ondernomen. In haar paper van
maart 2019 met als titel Duurzaam (ver)bouwen: hoe
van ons gebouwenpark een klimaattroef maken wijst
Voka op de indrukwekkende bedragen die nodig
zijn om het Vlaams woningpatrimonium grondig te
renoveren, en op de noodzaak om de kosten hiervoor
te verlagen, onder meer via een meer collectieve aanpak
(bouwblok- en wijkrenovaties) en via een meer
geïndustrialiseerde aanpak.
In het proefproject ECOREN heeft Machiels Building
Solutions op amper 20 dagen tijd vier woningen
gerenoveerd op basis van een 3D-tekenpakket
en een voorbereiding in een industriële hal. In het
kader van het project Mutatie + werden bestaande
woningen gerenoveerd tot BEN (bijna energieneutrale)-woningen
door een experimenteel gebruik van
Prefab betonstructuur
en wanden
voor het nieuw
distributiecentrum van
Aldi te Turnhout
(ill. Stadsbader)
Visierapport 2019 31
Onderzoek over geprefabriceerde
multifunctionele gevelsystemen
Appartementsgebouwen die gebouwd zijn in de tweede
helft van de 20ste eeuw en nog niet werden gerenoveerd,
vertonen tegenwoordig vaak veel gebreken: een slechte
thermische isolatie en luchtdichtheid van de gebouwschil,
de aanwezigheid van koudebruggen, het gebrek aan
een ventilatiestrategie, verouderde technische systemen,
enz. In deze context is met name de renovatie van het
onroerend patrimonium van huisvestingsmaatschappijen
een echte uitdaging. Het project Modul’Air heeft tot doel
om de toepassing van geïndustrialiseerde, multifunctionele
gevelrenovatiesystemen te bestuderen door ze te
combineren met geïntegreerde ventilatiesystemen. Dit
gebeurt nu voor het eerst in België aan de hand van een
innovatiepartnerschap.
Woning te Kortrijk
opgetrokken met
Façabrik, een
totaaloplossing voor
isolatie en renovatie van
gevels
(foto Wienerberger,
arc. Rik Reynaert)
uitwisselbare modules en door prefab
badkamer- en keukenrenovatie.
De firma Jade building company
bijvoorbeeld zorgt voor optoppingen
van moderne en oudere bestaande
woningen met staalskeletbouw: een
nuttige techniek in het kader van de
huidige tendens naar verdichting. Het
bedrijf beschikt over een geëigende
module om de draagkracht van het
bestaande gebouw te berekenen en
over een uniek softwareprogramma
om ieder architecturaal ontwerp
om te zetten in staalskeletbouw.
Met name de geïndustrialiseerde
renovatie van oudere appartementsgebouwen
vormt nog een belangrijke
uitdaging. (→ WTCB-kaderstuk op
p. 32)
De voorgestelde technische oplossing biedt een versnelling
van de in situ renovatiefase en een vermindering van
de overlast voor zowel bewoners als omwonenden (met
minder ingrepen aan de binnenzijde en een veel hogere
snelheid van uitvoering), terwijl een hoge kwaliteit van
uitvoering zal worden aangeboden. Het innovatiepartnerschap
betreft een innovatieve vorm van overheidsopdracht,
die ontwikkeld en geconcretiseerd werd door de
projectpartners, namelijk de Brusselse sociale huisvestingsmaatschappij
ABC en het WTCB. Via deze innovatieve
aanbestedingsmanier zal het aangewezen consortium,
dat minstens bestaat uit een architect, een aannemer
en een bureau speciale technieken, onderzoek voeren
naar een innovatieve én op grote schaal repliceerbare
oplossing.
Verschillende aspecten zullen daarbij door dat consortium
moeten worden bestudeerd, met inbegrip van architecturale
en ecologische compatibiliteit, veiligheidsgaranties in
termen van stabiliteit en brandrisico, voordelen in termen
van comfort en gebruik voor de bewoner, en natuurlijk de
behaalde energieprestaties. Tegelijkertijd zal dat consortium
een prototype van het systeem kunnen installeren
om de technische haalbaarheid van de beoogde oplossing
te valideren en om zoveel mogelijk problemen tijdens
de reële uitvoering te voorkomen. Wanneer dit prototype
goedgekeurd wordt, zal het consortium onmiddellijk
de volledige renovatie kunnen uitvoeren met hun eigen
ontwikkelde innovatief, geïndustrialiseerd en multifunctioneel
gevelrenovatiesysteem. Meer informatie hierover
staat in de WTCB-monografie
Geprefabriceerde multifunctionele
gevelsystemen. Een innovatieve
techniek voor renovaties.
32
Besluit I HOOFDSTUK 01
Besluit
We hebben in dit hoofdstuk diverse innovatieve
technologieën besproken: de inschakeling van robots,
het gebruik van 3D-printing, de inzet van nieuwe
visualisatiemethoden zoals 3D-scanning, Virtual,
Augmented en Mixed Reality, het gebruik van drones
en van sensoren. Voor al deze technieken merken we
wereldwijd exponentieel groeiende markten. We zien
ook dat omwille van technische verbeteringen hun
toepassingsmogelijkheden alsmaar verruimen. Robots
bijvoorbeeld worden steeds slimmer en kunnen steeds
complexere taken aan.
Bovendien stellen we vast dat deze nieuwe technologieën
in steeds meer domeinen worden ingeschakeld, ook buiten
het bereik van de industrie 4.0. Robots verspreiden zich nu
ook in logistieke centra en in huishoudens. Voor 3D-printing
is de gezondheidszorg een belangrijke afnemer geworden.
Sensoren worden in toenemende mate geïntegreerd in
‘wearables’.
Voor elk van deze nieuwe technologieën vonden we nu ook
al concrete toepassingen in de bouw en konden we hiervoor
beloftevolle toekomstperspectieven schetsen. Naast de
toenemende integratie van sensoren in wearables stellen
we een groeiende integratie in ‘home devices’ vast. De forse
toename van sensoren heeft te maken met de groeiende
applicaties voor het Internet of Things in gebouwen en voor
de uitbouw van slimme steden. De infrastructuursector blijkt
voor drones zelfs een potentieel van 47% van de markt te
bieden. Het WTCB en de VCB hebben trouwens al diverse
initiatieven genomen om deze evoluties op te volgen en hun
toepassing in de bouw te bevorderen.
Maar naarmate de bouw steeds meer tools van industrie
4.0 integreert, gaat dit ongetwijfeld gepaard met een
grotere industrialisatie van het bouwproces. Het is wel
opvallend dat bij deze modularisering juist gebruik wordt
gemaakt van digitale meet- en peilinstrumenten om tot
concepten te komen die het nauwst aansluiten bij de
desiderata van de klanten.
Visierapport 2019 33
Getuigenis
Via digitalisering
een uitzonderlijke
klantenbeleving
creëren
Johan De Vlieger en
Joery Michiels
Bostoen
Bostoen Group ontwikkelt en
bouwt ongeveer 400 woonentiteiten
per jaar. De verkoopstrategie
heeft als uitgangspunt
dat de klanten op zoek
zijn naar een woning maar
willen bouwen zonder stress.
Zij komen met een bepaald
budget voor ogen en willen dan
worden ontzorgd. ‘Thuiskomen’
is de slogan die dit perfect
samenvat. Twee jaar geleden
is Bostoen gestart met een
digitale omwenteling met een
dubbel doel: een uitzonderlijke
klantenbeleving creëren en op
die manier zich differentiëren
van de concurrentie.
segmentatie van de markt werkt
niet meer. The future is hybrid.
Mensen met een hoog inkomen
zijn niet meer automatisch op
zoek naar grotere woningen. Het
komt er dus op aan via leadqualificatie
te capteren wat de klant
precies wil en dan niet langer te
redeneren vanuit het product,
maar wel vanuit die klant. Nog
voor onze adviseurs de klanten
contacteren, weten zij wat de
klanten zoeken. De nieuwste
Wij moeten aanwezig zijn op het moment
dat mensen aan bouwen denken en met
kandidaat-bouwers 24 uur op 24 kunnen
dialogeren, onafhankelijk van plaats en ruimte
Om zich te differentiëren op
het vlak van klantenbenadering
heeft Bostoen gebruik gemaakt
van nieuwe technologieën. De
website van het bedrijf werd in
eerste instantie geconfigureerd als
mobiel compatibele site omdat
de meeste mensen nu vooral
via smartphones en tablets op
het internet zoeken. Twee jaar
geleden werd op de site gestart
met een marketing automation
platform dat vervolgens werd uitgebreid
met een sales automation
platform waaraan nu verder een
service automation platform wordt
toegevoegd.
Joery Michiels, de verantwoordelijke
voor verkoop en marketing
bij Bostoen Group, legt uit: “De
traditionele socio-demografische
aanvulling wordt de installatie van
een artificieel intelligente chatbot
op basis van veel gestelde vragen.
Wij moeten aanwezig zijn op het
moment dat mensen aan bouwen
denken en met kandidaat-bouwers
24 uur op 24 kunnen dialogeren,
onafhankelijk van plaats en
ruimte.”
34
Getuigenis I HOOFDSTUK 01
Smart
appartement in
De Panne
(ill. Bostoen)
VIRTUELE BEZOEKEN VIA
WOONCONFIGURATOREN
Bovendien heeft Bostoen een
jaar geleden ervoor geopteerd
om de woningen virtueel te laten
zien nog vooraleer ze worden
gebouwd. Joery Michiels: “Klanten
kunnen met hun toekomstige woning
al kennis maken door virtueel
in die te bouwen woning rond te
wandelen. Wij hebben daarvoor
woonconfiguratoren in virtual
reality ontwikkeld, in een eerste
stap voor het generieke aanbod
van Bostoen maar in een tweede
stap ook voor specifieke (vooral
grotere) woonprojecten. Via deze
configuratoren kunnen de kandidaat-kopers
voor de verschillende
kamers van de woning diverse
keuzes maken op het vlak van
vloeren, sanitair, binnenschrijnwerk
en schilderwerk. Bovendien
hebben we sinds kort aan onze
printadvertenties een augmented
reality toepassing toegevoegd.
Geïnteresseerden kunnen op die
manier een 3D-impressie van het
geplande project krijgen.”
Naar bouwbeurzen gaat Bostoen
niet meer. Maar tegelijk blijft
het bedrijf geloven in kijkwoningen
en -appartementen. Johan
De Vlieger, CEO van de Bostoen
Group: “In onze kijkproducten
bewijzen we onze afwerkingskwaliteit
naar kandidaat-kopers. Ze
kunnen er hun nieuwe thuis configureren
en bovendien kennismaken
met reële stalen van afwerkingsmaterialen.
Een woning of
appartement kopen en materialen
kiezen blijft heel tastbaar.”
MAXIMAAL GEPERSONALISEER-
DE AANPAK
Bostoen zet dus sterk in op de
digitalisering van het voortraject.
Marketing verloopt steeds meer
via machines en algoritmes. Maar
bij het afsluiten van een overeenkomst
wordt de dienstverlening
juist sterk gepersonaliseerd.
Volgens Joery Michiels moet
het bedrijf dan een maximale
meerwaarde kunnen bieden. De
adviseurs zullen dan minder focussen
op het commerciële maar veel
meer op het kunnen geven van het
fiscaal en financieel advies waar
de klanten meer en meer naar
vragen.
Bostoen streeft ook sterk naar
‘housing as a service’ en hecht
daarbij veel belang aan levensbestendig
wonen. Johan De Vlieger:
“De berging op de benedenverdieping
kan gemakkelijk tot een
tweede natte ruimte worden
omgebouwd. In badkamer en wc
laten wij de vloer doorlopen zodat
de tussenwand nadien gemakkelijk
kan worden afgebroken.”
Joery Michiels gelooft ook sterk
dat het bouwen de komende tien
jaar sterk zal veranderen. Bouwen
evolueert steeds meer naar assembleren
van in gecontroleerde
omstandigheden geproduceerde
bouwelementen.. Met de oprichting
van een eerste slim appartement
in De Panne speelt Bostoen
eveneens in op de evoluties op het
vlak van het Internet of Things en
Smart Buildings.
Visierapport 2019 35
Experimenteerruimte
voor 3D-printen
Getuigenis
Marijke Aerts
Kamp C
In Kamp C in Westerlo, het provinciaal
centrum voor duurzaamheid
en innovatie, werd de grootste
betonprinter van de wereld geïnstalleerd.
Het is de bedoeling met
deze printer de reeds in België
beschikbare theoretische kennis
rond 3D-printen in de praktijk
uit te testen via trial and error
en de Vlaamse bouwsector te
overtuigen van de mogelijkheden
van het 3D-printen. Het project
werd trouwens al van bij de start
geruggensteund door een aantal
toonaangevende bedrijven.
Naast aannemers zijn ook onderzoekers,
studenten en materiaalproducenten
erbij betrokken.
Marijke Aerts leidt momenteel
het project.
De partners uit het bedrijfsleven
zijn de bouwbedrijven Beneens,
ETIB/Concrete House en Groep
Van Roey. ViCre begeleidt het
innovatieproces. Daarnaast kan
het project rekenen op de steun
van het architectenbureau Trias
Architecten. De 3D-printer in Kamp
C biedt nu ruimte aan bedrijven
om te experimenteren en mogelijke
toepassingen uit te testen.
Marijke Aerts: “Bij Kamp C kiezen
we er uitdrukkelijk voor om het
3D-printen te integreren binnen
het traditionele concept van een
woning. In het najaar van 2019
wordt een huis met twee verdiepingen
opgetrokken. We wensten
dat de testen maximaal aansluiten
bij wat de aannemers normaliter
bouwen eerder dan te focussen
op speciale constructies. Bij het
3D-printen hebben we bijvoorbeeld
oog voor de uitwerking van
diverse bouwknopen en voor de
mogelijke funderingsmethoden.”
BEST BESCHIKBARE TECHNIEKEN
EN MATERIALEN
Het project startte al medio
2017. Voor de installatie van de
3D-printer werd eerst gekeken
naar de beschikbare technieken en
de bruikbare materialen. Printen in
kunststof bleek vooral interessant
voor de aanmaak van bekistingen.
Printen in klei is best bruikbaar
voor de constructie van noodwoningen.
Zo kwamen de initiatiefnemers
uit op beton als het meest
geschikte materiaal. Voor de techniek
werd uiteindelijk gekozen voor
een extrusiemethode met laagjes.
Deze techniek bleek de grootste
zekerheidsgraad te bieden. UGent
beschikt over een kleinere printer
met een robotarm. Maar voor
Kamp C werd geopteerd voor een
Gantry-systeem. Een hopper biedt
meer controlemogelijkheden dan
een robotarm. De 3D-printer van
Kamp C werd op maat besteld bij
de Deense fabrikant Cobod.
Gezien het belang van de materiaalkeuze
is materialenproducent
Saint-Gobain Weber bij het project
betrokken. Marijke Aerts: “We hebben
dus gekozen voor beton maar
3D-printen kan niet met traditioneel
beton. Hoe moet het beton
dan zijn samengesteld om zo efficiënt
mogelijk te printen? Dat zal
wellicht per toepassing verschillen
maar moeten we nog ondervinden.
Moeten we wapeningen in de
geprinte onderdelen integreren?
Indien wel, hoe kan dat op de
meest efficiënte manier gebeuren?”
Bij de 3D-printer in Kamp C
zal continu worden geëxperimenteerd
om zo de materiaalkeuze
almaar beter op punt stellen.
36
Getuigenis I HOOFDSTUK 01
Volgens Marijke Aerts is 3D-printen
wellicht niet concurrentieel met
prefabricatie voor de aanmaak
van rechte wanden. Zij verwacht
niet dat huizen in de toekomst
standaard zullen worden geprint.
Marijke Aerts: “De meerwaarde zal
vooral groot zijn bij constructies
die niet of moeilijk kunnen worden
bekist, zoals voor gewelven, schuine
en bolle en andere complexere
constructies. Bij het project in
Kamp C worden dus uitdrukkelijk
gebogen en hellende muren
geïntegreerd. En zo is het dan de
bedoeling te bekijken hoeveel tijd
voor het uittekenen en de productie
van de onderdelen nodig is en
waar de efficiëntiewinst ligt.
Voor de bouwbedrijven is het ook
belangrijk te weten dat zij bij
3D-printen niet hoeven te bekisten,
dus evenmin op zoek moeten
gaan naar bijna onvindbare
bekisters en minder materiaal
gaan verspillen doordat ze enkel
printen wat zij nodig hebben. Het
resultaat van al deze afwegingen
zullen we publiceren en zo hopen
wij dat de sector overstag zal
gaan wanneer er effectief efficiëntiewinst
blijkt te zijn.”
OPEN INNOVATIE
Het doel is open innovatie en
kennisuitwisseling, bijvoorbeeld
rond welke vorm met welk materiaal
werd geprint en hoe het
printproces dan telkens werd
aangepakt. Het project heet
trouwens C3PO of Co-creatie rond
3D-printen met ondernemingen.
De Kempische hogeschool Thomas
More met haar bacheloropleidingen
voor bouw en electromechanica
doet ook mee. De studenten
van Thomas More leren met de
3D-printer werken en kunnen er
testen mee uitvoeren. UGent is
betrokken bij het onderzoek naar
de meest geschikte materialen en
voert sterktetesten uit. Er bestaat
ook kennisuitwisseling met TU
Eindhoven.
Om de techniek marktconform
te maken pleit Marijke Aerts voor
normering en certificatie. In overleg
met deskundigen van bouwbedrijven
en met het WTCB gaat
Kamp C na hoe met 3D-printen
een structureel degelijke constructie
kan worden neergezet.
Partners van het
co-creatieproject
rond 3D-printen in
Kamp C
Visierapport 2019 37
38
HOOFDSTUK 02
SMART ENTERPRISES
02
In dit hoofdstuk ligt de focus op het
gebruik van digitale tools voor de optimalisering
van de bedrijfsprocessen
in de bouw. De Confederatie Bouw
heeft haar leden hierover bevraagd
in 2017 en de VCB heeft medio 2019
een gelijkaardige bevraging georganiseerd.
Dat maakt het mogelijk zicht
te krijgen op de evolutie van de digitaliseringsgraad
binnen de Vlaamse
bouwbedrijven. Een belangrijk deelaspect
hiervan is BIM dat fungeert
als een digitale samenwerkingstool
tussen bouwpartners. We zullen
nagaan hoe de toepassing van BIM
evolueert en in welke mate BIM ook
bijdraagt tot een verbetering van de
bedrijfsprocessen. Tenslotte is er het
nieuwe fenomeen van de artificiële
intelligentie (AI). Hoe kunnen bouwbedrijven
door gebruik te maken van
AI hun werking verder verbeteren?
40
HOOFDSTUK 02
2.1. Gedigitaliseerde bedrijfsvoering
Buiten de intussen reeds ingeburgerde bureau(‘office’)-toepassingen
zoals Word, Excel, Powerpoint en
Outlook, zijn intussen voor de bouw tal van nieuwe
digitale instrumenten opgekomen, onder meer op de
volgende domeinen:
> voor de planning en opvolging van bouwprojecten,
voor de continue update van de situatie door
middel van dashboards, voor de visualisatie van
projecten, voor mobiele communicatie en voor de
locatie van objecten;
> voor het tekenen van plannen in 2D maar ook in 3D;
> voor kostprijsberekening en facturatie, voor de
opmaak van meet- en vorderingsstaten en voor
tijdsregistratie;
> voor het opmeten van afstanden, hoogtes en
oppervlaktes;
> voor de navigatie en tracking van voertuigen, materieel
en medewerkers, meer in het bijzonder via
Track & Trace-systemen.
Een belangrijke tool is de ERP (Enterprise Resource
Planning). Een ERP stelt een bouwbedrijf in staat om
al de hulpmiddelen (resources) van de organisatie op
een gecoördineerde manier te beheren. ERP-software
maakt het mogelijk om financiën, relatiebeheer,
projectmanagement, voorraad-, materiaal- en personeelsbeheer
met elkaar te verbinden. De verschillende
modules zijn aan elkaar gelinkt. Informatie moet
slechts één keer worden ingevoerd en is onmiddellijk
beschikbaar voor alle betrokkenen en in andere
toepassingen. Daardoor verbetert de doorstroming.
De medewerkers kunnen sneller reageren op basis
van correcte gegevens. Sommige ERP-systemen
reiken vanaf de prijsaanvraag doorheen de volledige
realisatie van de werken tot en met het onderhoud
achteraf.
Andere overkoepelende instrumenten zijn CRM
(Customer Relations Management) en DMS
(Document Management System). DMS zorgt ervoor
dat de medewerkers op het juiste moment over de
meest recente informatie kunnen beschikken.
Met het project BouwRadar richtte de VCB zich
tot alle bouwgerelateerde vennootschappen mét
personeel in Vlaanderen die hun bedrijfsbeheer en
efficiëntie wilden verbeteren. Vooraleer een eerste
gesprek aan te gaan moesten zij een vragenlijst
invullen. Uit de antwoorden is gebleken dat 40% van
de respondenten een opmerkelijke toename van de
administratieve tijdsbesteding vaststelden. Bij 36%
was de kostprijsberekening nog niet gedigitaliseerd
terwijl 37% met een eigen Excel-bestand werkte, 17%
via een specifiek kostprijsberekeningspakket en 10%
via de integratie in een ERP-systeem.
Van de betrokken bedrijven controleerde 37% uren,
kosten, opbrengsten en cashflow per bouwplaats op
basis van losse bestanden terwijl amper 15% daarvoor
kon inloggen in een rapporteringstool en de
overige respondenten daar geen zicht op hadden.
Gepresteerde uren op de bouwplaats werden nog
grotendeels manueel geregistreerd. Bij slechts 25%
van de respondenten gebeurde dit digitaal (met
name via een specifieke Track & Trace-registratie) en
bij 15% vond geen uurregistratie plaats. De personeelsadministratie
gaf een gelijkaardig beeld: bij
17% niet georganiseerd, bij 41% per medewerker op
papier, bij 36% digitaal bewaard per medewerker en
slechts bij 6% overzichtelijk samengehouden via een
online toepassing. Ook de betaling van klanten werd
bij een klein derde van de respondenten manueel
opgevolgd, door 40% digitaal en bij 26% via een
module die bij niet-betaling een aanmaningsbrief of
-mail genereerde.
Grafiek 08 Mate van digitalisering bij de kandidaat-bouwbedrijven voor BouwRadar
(in % van antwoorden op vragenlijst)
Bron: VCB
Kostprijsberekening
Opvolging van cashflow per bouwplaats
Informatiedoorstroming
Werf- en voortgangsraportages
Opvolging van doelstellingen
Personeelsadministratie
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Geen registratie Registratie op papier Via eigen aparte digitale bestanden Via geïntegreerd digitaal beheerspakket/systeem
Visierapport 2019 41
Grafiek 09
Aantal begeleidingen per domein in het kader van BouwRadar
Bron: VCB
Strategie
Rapportering
Financiën
Digitalisering
Personeel
Juridisch
0 20 40 60 80 100 120
Bij 54% van de respondenten verliep de informatiedoorstroming
naar andere medewerkers en afdelingen
mondeling, bij 28% op papier, bij 9% via mails en
digitale folders en maar in 9% op basis van een centraal
document management systeem. Technische
communicatie met externe partijen gebeurde in 7%
van de bedrijven op papier, bij 91% via mail en amper
bij 1% via een webportaal waarop kan worden ingelogd.
Bij 54% van de respondenten werden werf- en
voortgangsverslagen opgemaakt waarvan een kleine
helft op papier, de andere helft in Excel of Word en bij
4% via een mobiele applicatie voor foto’s en digitale
aantekeningen.
Van de respondenten gaf 47% aan geen doelstellingen
op het vlak van omzet, verkopen, klachten en
uitstaande vorderingen op te volgen terwijl bij 15% de
opvolging op papier gebeurde, bij 17% via losse Excels
die via mail worden verspreid, en bij 18% via Excels
die centraal worden gedeeld op een server. Enkel 3%
werkte met een geïntegreerd systeem (met dashboards).
Niet meer dan 26% werkte voor professionele
doeleinden intensief met mobiele tools (zoals laptop,
tablet en smartphone) via uiteenlopende mobiele
applicaties. 20% had weinig of geen kennis van de
mogelijke risico’s van cyberaanvallen terwijl 34%
daarvan wel bewust was maar geen idee had of het
bedrijf hiertegen beschermd was.
Bedrijven die in het kader
van BouwRadar een begeleiding
aanvroegen, waren
vooral bedrijven die bij hun
bedrijfsvoering effectief
problemen ondervonden.
Bovendien ging het in
zeer belangrijke mate om
kleinere bouwbedrijven:
voor 37% om bedrijven van
1 tot 4 werknemers, voor
50% om bedrijven van 5 tot
19 werknemers en maar om
13% uit bedrijven met meer
De cijfers van BouwRadar
schetsen wel een goed
beeld van de beginsituatie
van waaruit een groot
aantal bouwbedrijven op
het vlak van digitalisering
starten.
dan 20 werknemers. De cijfers schetsen wel een goed
beeld van de beginsituatie van waaruit een groot
aantal bouwbedrijven op het vlak van digitalisering
starten.
Uit de aard van de ongeveer 400 begeleidingen die
in het kader van BouwRadar werden gegeven van
2017 tot medio juni 2019, blijkt dat rapportering en
strategie prioritaire aandachtspunten waren, met
telkens meer dan 100 begeleidingen. Gezien de
dalende marges in de sector gaan steeds meer (ook
kleinere) bouwbedrijven op zoek naar de marktniches
waarin zij sterker staan en meer kunnen verdienen.
De vraag naar begeleiding op het vlak van rapportering
houdt verband met de gebrekkige opvolging die
uit de ingevulde vragenlijsten is gebleken. Vermits de
bedrijfsleiders (zeker in kleinere bouwbedrijven) vooral
technisch geschoold zijn, was er ook veel belangstelling
voor financiële begeleiding.
Tijdens het derde werkjaar stelde de VCB een sterk
stijgende vraag naar digitale begeleiding vast.
Bedrijven vroegen vooral hulp bij het bepalen van hun
behoeften op het vlak van ERP. De VCB heeft dan ook
een behoeftebevraging georganiseerd en drie pakketten
geselecteerd die het best bij deze behoeften
aansloten. Tegelijk was er een fors gestegen behoefte
om de administratieve en operationele processen te
herbekijken in het licht van
een mogelijke digitalisering.
Medio 2019 heeft de VCB
dan onder haar Vlaamse
leden een korte enquête
over het gebruik van
digitale instrumenten
georganiseerd. Uiteindelijk
hebben 158 bedrijven op
deze enquête geantwoord.
Een derde telde 0 tot 5
werknemers, een derde 5
tot 19 werknemers en nog
een derde 20 en meer
42
HOOFDSTUK 02
werknemers. Bedrijven uit alle grootteklassen hebben
geantwoord maar grotere bedrijven waren oververtegenwoordigd
omdat de Vlaamse bouw voor 93% uit
zeer kleine bedrijven met minder dan 5 werknemers
bestaat.
De antwoorden kwamen bovendien uit alle subsectoren
van de bouw: voor 39% van ruwbouw-, voor
27% van voltooiings-, voor 22% van installatie- en
voor 10% van infrastructuurbedrijven. Maar terwijl bij
BouwRadar vooral bedrijven komen aankloppen die
hun situatie als problematisch ervaren, kunnen we
ervan uitgaan dat de enquête vooral werd beantwoord
door bedrijven die op het vlak van digitalisering
al een en ander verwezenlijkt hebben.
In 2017 heeft de nationale bouwconfederatie een
gelijkaardige enquête onder de leden verspreid. Maar
terwijl die nationale enquête zowel naar het gebruik
als naar de kennis van digitale instrumenten peilde,
heeft de VCB ervoor geopteerd in haar enquête te
focussen op de effectieve implementatie van digitale
instrumenten.
In de VCB-enquête van 2019 werden voor al de aspecten
die betrekking hebben op de bedrijfsprocessen,
relatief hoge scores behaald. Maar liefst twee derde
van de bouwbedrijven gaf aan mee te zijn op het vlak
van e-facturatie. De hoogste score voor de e-facturatie
heeft in belangrijke mate te maken met de intentie
van de Vlaamse overheid om deze betalingsmethode
geleidelijk aan haar opdrachtnemers op te leggen.
Grafiek 10
Beschikbaarheid van digitale tools voor bedrijfsprocessen
(in % van aantal bedrijven)
Bron: VCB, ledenenquête medio 2019
65,8% E-facturatie
53,8%
49,4%
47,5%
46,2%
Digitaal kostprijsberekeningspakket
Digitale opvolging kosten, opbrengsten
en cash flow per bouwplaats
Digitale opvolging personeelsinzet
Digitale beschikbaarheid van plannen en
documentatie op de bouwplaats
36,1%
35,4%
32,9%
20,3%
Centraal documentatie
management systeem
ERP-pakket
Opvolging van materieel en
materiaal via Track & Trace
Werken met BIM
Visierapport 2019 43
44
SMART TOOLS
EN TALENTEN
HOOFDSTUK 02
Videoreportage
Cruciale rol van bouwbedrijven
voor slimme infrastructuur
Interview met de innovatiecoördinator Jan Buyle bij de BAM-groep.
Hij beklemtoont de innovatieve rol van zijn bouwbedrijf bij de
uitbouw van slimme infrastructuur.
Visierapport 2019 45
Uit de cijfers van diezelfde overheid blijkt dat zij in
april 2019 al voor 61% volwaardige e-facturen kon
ontvangen terwijl dit percentage in januari 2017
amper 8,5% bedroeg. De Vlaamse overheid werd
op dit vlak aangemoedigd door haar vorige succes
op het vlak van e-tendering. E-tendering werd al
opgelegd vanaf 2012. De Vlaamse overheid wil de
e-facturatie de komende jaren verder veralgemenen.
Tegelijk test zij intussen ook e-contracting uit.
Digitale tools om de interne bedrijfsprocessen te
optimaliseren bleken bij de VCB-enquête van medio
2019 eveneens relatief populair te zijn. Zo beschikte
54% van de bedrijven over een digitaal kostprijsberekeningspakket
en 49% over een pakket om kosten,
opbrengsten en cash flow per bouwplaats op te
volgen. Bouwbedrijven vinden het belangrijk dat
werfleiders buiten een degelijk technisch inzicht ook
een beter economisch inzicht in het verloop van hun
bouwplaatsen hebben. In ongeveer de helft van de
responderende bouwbedrijven krijgen zij daartoe
ook digitale instrumenten in handen. Bovendien
Aandeel van de e-facturen in het
totaal aantal facturen voor de
Vlaamse overheid (in %)
Bron: vlaanderen.be/intern
70
60
50
40
30
20
10
Grafiek 11
0
jan/17
apr/17
jul/17
okt/17
jan/18
apr/18
jul/18
okt/18
jan/19
apr/19
Calculatiepakket voor de
KMO-aannemer
Een correcte prijsofferte opstellen is een van de
belangrijkste taken van een aannemer. Al vele jaren
biedt het WTCB opleidingen aan, geeft het advies op
maat en stelt het de rekentool cpro ter beschikking
van zijn leden. Deze tool stelt de gebruiker in staat
om voor al zijn bouwprojecten offertes op te stellen,
vorderingsstaten aan te maken, facturen op te maken
en nacalculaties uit te voeren.
Deze tool biedt dus de luxe om alles in één programma
op te maken, waardoor de aannemer zijn
projecten snel en eenvoudig kan opvolgen van offerte
tot oplevering. Het pakket is overal beschikbaar (enkel
een internetconnectie is vereist), werkt zowel op PC
(Chrome) als op Mac (Safari), is gebruiksvriendelijk en
snel en werkt veilig (met databescherming). De tool is
volledig gratis voor WTCB-leden. Om ermee aan de
slag te gaan volstaat een eenmalige registratie via
cpro.wtcb.be.
zorgen 46% van de respondenten ervoor dat plannen
en documenten op een of andere manier digitaal
beschikbaar zijn op de bouwplaats. En bij 47% van
de bedrijven wordt de personeelsinzet digitaal
opgevolgd. Voor de stroomlijning van de bedrijfsprocessen
beschikt het WTCB trouwens over een handig
startpakket: het calculatiepakket cpro. (→ kaderstuk
van het WTCB op p. 44)
44
HOOFDSTUK 02
Grafiek 12
Beschikbaarheid van digitale tools uit industrie 4.0
(in % van de antwoorden)
Bron: VCB, ledenenquête medio 2019
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Robots in atelier of productiehal
3D-scanning
Inzet van drones
Toepassing van virtual reality
Toepassing van augmented reality
3D-printing
Artificiële intelligentie
Robots op bouwplaatsen
Voor meer doorgedreven informaticasystemen ligt
de toepassingsgraad al wat lager: op 36% voor een
DMS, op 35% voor een ERP-pakket en op 33% voor
een Track- & Trace-systeem. Op het vlak van bedrijfsvoering
hebben punctuele digitale toepassingen
nog duidelijk de bovenhand boven geïntegreerde
systemen. Tegelijk verklaren 20% van de bedrijven
dat zij met een geïntegreerde 3D-BIM-ontwerptool
kunnen werken. Het Limburgse bouwbedrijf Dethier
is een illustratief voorbeeld van een voorloper die zijn
processen grondig heeft gedigitaliseerd. (→ getuigenis
op p. 62)
Bovendien heeft de VCB bij haar leden gepolst naar
de toepassing van de digitale instrumenten die reeds
in het eerste hoofdstuk aan bod kwamen. Het gebruik
van deze tools is duidelijk nog het voorrecht van een
beperkt aantal voorlopers. Bij ongeveer 10% van de
bouwbedrijven komen al robots van pas in de ateliers
of in de productiehallen maar bij amper 1 bedrijf werd
een robot ingeschakeld op de bouwplaats, met name
bij een sleufloze herstelling van rioleringsbuizen.
Een tiental bedrijven gaven mee met 3D-scanning
te werken, onder meer om bestaande gebouwen op
te meten of de site na de sloop in kaart te brengen
en zo de structuur van het nieuwe gebouw te kunnen
prefabriceren. Acht bedrijven signaleerden gebruik
te maken van drones, onder andere om stocks op
te meten maar in belangrijke mate ook om sites en
projecten te fotograferen en te filmen met het oog
op verkoop- en marketingacties.
Vier bedrijven gaven aan gebruik te maken van
Virtual Reality, ook voor marketingredenen, om hun
klanten een beter inzicht te geven in het interieur
en exterieur van de woning of het appartement van
hun keuze. Een bedrijf maakte gebruik van Virtual
Reality voor educatieve doeleinden. 3D-printing
wordt gebruikt om maquettes te maken en onderdelen
te reproduceren die intussen uit de handel zijn
verdwenen.
Een tiental bedrijven gaven mee met
3D-scanning te werken, onder meer om
bestaande gebouwen op te meten of de
site na de sloop in kaart te brengen en zo
de structuur van het nieuwe gebouw te
kunnen prefabriceren.
Een andere opvallende vaststelling is dat 18% van
de respondenten bij de uitoefening van hun beroep
al te maken krijgen met gebouwen, infrastructuren
of installaties die gebruik maken van Internet of
Things-toepassingen.
Visierapport 2019 45
Grafiek 13
Gebruik van digitale tools in functie van de omvang van het bouwbedrijf
(in % van de antwoorden)
Bron: VCB, ledenenquête medio 2019
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90
Werken met e-facturatie
Digitaal
kostprijsberekeningspakket
Digitaal personeelsinzet
opvolgen
Digitaal pakket om cash flow per
bouwplaats op te volgen
ERP (enterprise resource
programme)-pakket
Centraal document
management systeem
Plannen en documentatie op de
bouwplaats digitaal beschikbaar
Track & Trace om materieel en
materiaal op te volgen
Werken met BIM
(Building Information Modelling)
Minder dan 5 werknemers 5 tot 20 werknemers Meer dan 20 werknemers
Wanneer we de resultaten opsplitsen naargelang
de omvang van de bouwbedrijven, merken we een
duidelijke constante: de bouwbedrijven met meer dan
20 werknemers presteren beter dan de bedrijven van
5 tot 20 werknemers en die zijn op hun beurt meer
gedigitaliseerd dan de bouwbedrijven met minder
dan 5 werknemers. Terwijl de acht meest gebruikte
digitale tools gemiddeld door 66% van de grotere
bedrijven worden benut, daalt het gemiddelde
gebruik bij de bedrijven van 5 tot 20 werknemers tot
45% en bij de kleinste bouwbedrijven tot 28%.
Wanneer we de resultaten van de enquête van de
VCB van medio 2019 vergelijken met die van de
nationale bouwconfederatie van begin 2017 valt op
dat de bouwbedrijven intussen een duidelijke vooruitgang
hebben gemaakt wat betreft het gebruik van
‘connected beheerstools’ zoals ERP. In 2017 werden
die door slechts 14% van de leden gebruikt. Intussen is
dit aandeel meer dan verdubbeld.
De toepassing van BIM bleef twee jaar geleden
beperkt tot een aantal voorlopers terwijl bij de VCBenquête
twee jaar later al 20% van de respondenten
het gebruik van BIM attesteerden. Dezelfde evolutie
stellen we vast bij het gebruik van geconnecteerde
machines en toestellen. Ook op dit vlak bleef de
implementatie in 2017 gelimiteerd tot een handvol
bedrijven terwijl in 2019 al een derde van de respondenten
aangaf Track- & Tracesystemen toe te passen.
In 2017 werd gevraagd naar het ruime gebruik van
‘connected installaties’ terwijl in 2019 de vraag werd
verengd tot het Internet of Things. Vandaar wellicht
dat de percentages op dit domein amper stegen.
Robotisering blijkt nu iets meer ingeburgerd maar
dan vooral omdat de VCB uitdrukkelijk vroeg naar de
inschakeling van robots in het productieproces.
Andere digitale tools die in 2017 in de bouw geen
of amper weerklank kenden, zoals 3D-scanning,
3D-printing, het gebruik van drones en slimme brillen,
kenden in 2019 evenmin een doorbraak. In haar jaarverslag
voor 2016-2017 kwam de Confederatie Bouw
op basis van haar enquête tot de conclusie dat in het
algemeen amper 5% van de bouwbedrijven gebruik
maakte van digitale technologieën.
Uit de dossiers van voornamelijk kleinere bedrijven
die zich in het kader van BouwRadar wilden laten
46
HOOFDSTUK 02
begeleiden, komt voor bepaalde toepassingen ook
nog zo’n laag cijfer naar voor maar zelfs bij die
bedrijven wordt de kostprijsberekening al bij 15% en
de opvolging van de cashflow al bij 27% door een
digitaal beheerspakket of -systeem ondersteund. Op
twee jaar tijd is de digitalisering van de bedrijfsprocessen
er bij de bouwbedrijven fors op vooruitgegaan.
Grafiek 14
Gebruik van digitale tools
in de bouw 2017-2019 (in % van de antwoorden)
Bron: Confederatie Bouw en VCB, ledenenquêtes 2017 en 2019
2.2. Toepassing van BIM
De site www.bimportal.be van het WTCB die volgens
de VCB-enquête onder de leden bij 22% van de
respondenten bekend is, geeft een degelijk overzicht
van de actuele voordelen van een BIM en van de
toekomstige evoluties. BIM is in essentie een methode
om gegevens tussen de verschillende partijen van een
bouwproject uit te wisselen. Het vergt dus een goed
omschreven samenwerkingsproces. De partijen bij het
BIM-model moeten goed afspreken wie verantwoordelijk
is voor welke informatie, hoe documenten en
modellen worden benoemd en welke eigenschappen
bij de objecten met welke graad van detaillering
moeten worden vermeld.
Terwijl een traditioneel CAD-systeem louter gebruik
maakt van lijnen en arceringen om een object voor
te stellen, werkt een BIM met bouwkundige objecten
(een raam, een deur, een radiator enz.). Aan die
objecten worden in het BIM relevante data gekoppeld:
bouwkundige (zoals het gebruikte materiaal),
geometrische (zoals hoogte en volume) en alfanumerieke
(zoals de productcode). Daarnaast zijn in het
BIM ook gegevens over hun aansluitingen en relaties
met andere bouwdelen beschikbaar.
35
30
25
20
15
10
5
0
Connected beheerstools
Connected machines en toestellen
BIM
Connected installaties
Robotisering
3D-scanning
3D-printing
2017 2019
Drones
Slimme brillen
De nieuwste ontwikkeling betreft de koppeling van
BIM-modellen aan centrale datasystemen zodat de
meest recente informatie over objecten en elementen
kan worden ingelezen. Eveneens in tegenstelling tot
een CAD-systeem biedt BIM-software de zekerheid
dat al de informatie onderling overeenstemt. Elke
wijziging aan een object wordt in het volledige model
doorgevoerd. Wanneer in het model in een grondplan
een kolom wordt verplaatst, gebeurt dit ook in de
doorsnede en in de 3D-voorstelling.
Een ander belangrijk voordeel van BIM betreft de
zogenaamde ‘clash detection’. Door de 3D-modellen
met elkaar te vergelijken kan men eventuele problemen
opsporen, zoals objecten die elkaar overlappen,
elkaar snijden of dubbel voorkomen. Op die manier
kunnen dergelijke problemen die vaak tot ‘faalkosten’
leiden, reeds vóór de uitvoeringsfase opgelost
worden. BIM-gegevens zijn ook nuttig om verschillende
scenario’s te simuleren, zoals daglicht- en
akoestische analyse, de analyse van energieverbruik
en brandveiligheid. Tenslotte is het mogelijk via
zogenaamde ‘model checker-toepassingen’ op basis
van ingestelde regels (bijvoorbeeld op het vlak van
toegankelijkheid en brandveiligheid) te bepalen of
het model voldoet aan bepaalde oplegde specificaties
en bouwvoorschriften.
Visierapport 2019 47
3D-layout voor het
project Stratos Mesos
met studentenkamers
te Leuven
(ill. Houben, arch.
Archipelago & Arte)
Voor de creatie van digitale bouwmodellen is
uiteenlopende BIM-software beschikbaar. Maar die
software is niet altijd in staat de formats van andere
systemen te lezen of aan te passen. Om dit probleem
te verhelpen werden open standaarden ontwikkeld,
zoals de Industry Foundation Classes (IFC). Deze open
standaard wordt door alle courante BIM-applicaties
ondersteund en heeft als doel om modellen van de
ene software naar de andere te vertalen. Dankzij
dergelijke ‘open BIM’ kunnen de verschillende partijen
dus kiezen met welke software ze werken zonder dat
de informatie-uitwisseling in het gedrang komt. Ook
bij de oplevering kan open BIM zeer nuttig blijken.
De data blijven dan voor iedereen toegankelijk,
zelfs indien men niet (meer) over de licentie voor de
oorspronkelijke software beschikt.
Bovendien wordt gestreefd naar een uniformere
definitie van de eigenschappen binnen een BIM.
(→ WTCB-kaderstuk op p. 49)
Bij het organiseren van BIM-projecten worden doorgaans
meerdere modellen opgebouwd (onder meer
op het vlak van architectuur, stabiliteit en uitrusting)
die elk een deel van het project omvatten. Deze
modellen moeten steeds goed op elkaar afgestemd
zijn. Zo moet het model van de stabiliteitsingenieur
BIM-model voor de
T2-campus te Genk
(ill. Houben)
48
HOOFDSTUK 02
Uniformere definitie van
eigenschappen in BIM
Circular Retrofit
Lab aan de VUB te
Brussel
(ill. VUB)
Het BIM-verhaal focust nu vooral op de
geometrische weergave van elementen.
Om in de toekomst verschillende controles
te kunnen uitvoeren, moet ook meer en
meer informatie aan de elementen worden
toegevoegd. De huidige BIM-software
bevat reeds een verzameling van eigenschappen
per element. Deze verzamelingen
verschillen van software tot software en
kunnen naar eigen wens uitgebreid worden.
Dit maakt het moeilijk bij uitwisseling van
modellen om te bepalen welke eigenschappen
moeten worden gebruikt.
Om deze problematiek deels op te lossen
werden verzamelingen van eigenschappen
voorgedefinieerd binnen de IFC-standaard.
Deze bevatten enkel generieke eigenschappen.
Project BIM 4.2 bouwt verder
op internationale en Europese initiatieven
(ISO/TC 59/SC 13 en CEN/TC 442) om in
het definiëren (naamgeving, meetmethode,
eenheid…) van nationale of Europese eigenschappen
uniformiteit te krijgen. Hierdoor
kunnen bijvoorbeeld
fabrikanten uniforme
BIM-objecten
aanleveren.
voor de structuur van het bouwwerk in overeenstemming
zijn met het architectuurmodel. De coördinatie
van deze modellen gebeurt door ze samen te voegen
in één controleomgeving (via een coördinatiemodel)
en door ze te vergelijken op hun onderlinge overeenkomst,
de juiste positionering van de elementen en
het optreden van eventuele fouten.
Het WTCB verwacht dat bouwprofessionelen in de
toekomst alsmaar vaker zelf digitale bouwinformatiemodellen
gaan uitwisselen in plaats van louter
afgeleide producten hiervan aan te leveren zoals
meetstaten met bijbehorende 2D-plannen. Om
dit proces te faciliteren zullen beroepsspecifieke
tools opkomen. Zo kan een onderaannemer voor de
staalstructuur een eigen deelmodel maken aan de
hand waarvan hij kan controleren of zijn ontwerp al
dan niet strijdig is met de andere elementen. Hiertoe
moet zijn deelmodel worden samengevoegd en
vergeleken met de andere deelmodellen. Maar juist
dankzij de voornoemde clash detection kan worden
voorkomen dat een voetplaat van een stalen kolom in
conflict is met de onderliggende betonnen balken.
De toepassing van BIM biedt trouwens nog een
aantal extra beloftevolle mogelijkheden:
Op het vlak van planning (4D BIM)
Ook de planning van de werken kan aan het digitale
model worden toegevoegd. Zo kan men het verloop
van het bouwproces in functie van de tijd grafisch
uitzetten aan de hand van visualisaties of animatiefilms.
Deze visuele ondersteuning kan de communicatie
met de bouwpartners bevorderen. Ze kan
bijvoorbeeld gebruikt worden om de invloed van de
werken op het verkeer te bepalen, om leveringen in te
plannen en stockageplaatsen (grafisch) in te richten,
om de werfinrichting (zoals de positie van de kraan)
tijdsgebonden en grafisch weer te geven en tijdelijke
constructies (zoals stellingen of schoringswerken) aan
te duiden. Bovendien is het mogelijk via 4D-clash
detection te controleren of de planning geen fouten
bevat.
BIM faciliteert onder meer de samenstelling van
materiaalpakketten. Bij het plaatsen van lichte
scheidingswanden kan men bijvoorbeeld per ruimte
een pakket maken met reeds op maat gesneden
platen en profielen om tot de beoogde wandopbouw
te komen. De uitvoerder moet dan louter het vooropgestelde
plan en de bijbehorende nummering volgen.
Doordat hij reeds over de juiste materialen beschikt
en weinig tot geen meet- en snijwerk meer heeft, kan
hij veel tijd besparen. Een gedetailleerde voorbereiding
op basis van digitale bouwmodellen resulteert
hier dan ook niet alleen in een kortere uitvoeringstijd
maar tevens in minder afval op de werf.
Visierapport 2019 49
BIM kan eveneens ingezet worden
voor het doorgeven van grafische
informatie aan de uitvoerders.
Zo zou voor de dagplanning een
poster met grafische aanduidingen
gegenereerd kunnen worden
waarop aangegeven staat welke
kolommen die dag moeten worden
gestort.
Digitalisatie en BIM kunnen ook op
logistiek vlak een belangrijke rol
gaan spelen en de realisatie van
bouwhubs voor toelevering van
materiaal, materieel en producten
aan de bouwplaatsen faciliteren.
Bouwhubs kunnen functioneren
als ontkoppel- en verzamelpunten
voor goederenstromen naar de
bouwplaatsen. Dankzij digitalisatie
kan in de bouw ‘value added
logistics’ met premontage en
prefabricage in combinatie met
het ‘just in time’ aanmaken van
werfpakketten een hoge vlucht
nemen. Een bouwhub heeft ook
tot doel meerdere bouwplaatsen
te bedienen. Op die manier kan
een slimme consolidatie tot stand
komen en worden ‘economies
of scale’ mogelijk. (→ WTCBkaderstuk
op p. 50)
Opvolging van het budget (5D BIM)
Ook voor de opvolging van
het budget opent BIM tal van
perspectieven. Denken we hierbij
maar even aan het digitaal up-todate
houden van de planning
tijdens de werken. Door de goede
opvolging van de reeds uitgevoerde
werfactiviteiten kan men
voor de opdrachtgever gemakkelijk
een visueel beeld van de
voortgang van de werken genereren
waaruit men de bijbehorende
hoeveelheden kan extraheren.
Deze kunnen dan weer als basis
dienen voor de opstelling van een
vorderingsstaat of voor de controle
van de vorderingsstaten van de
onderaannemers.
Bouwlogistiek via hubs vergt digitale
aanpak
Het WTCB startte samen met het Vlaams Instituut voor
Logistiek (VIL) het project Bouwhubs om het logistieke concept
van een bouwhub uit te werken en te testen. Dit gebeurde ook
samen met projectdeelnemers vanuit verschillende delen van
de bouwketen: aannemers, logistieke dienstverleners, overheid,
producenten en bouwmateriaalhandelaren.
Concreet beoogt het project oplossingen te bieden voor
hedendaagse logistieke problemen zoals de moeilijke bereikbaarheid
van stedelijke bouwwerven, de beperkte opslagruimte
op de werven zelf, de toename van renovatieprojecten
(met meer en kleinere logistieke stromen) en de hoge logistieke
kosten die gemiddeld 8 à 12% van de totale bouwkost
bedragen. In het concept bouwhub worden vrachtwagens
afkomstig van producenten en handelaars gelost op de hub.
Vervolgens worden geconsolideerde vrachten samengesteld
en geleverd op vraag van de werf. Op die manier dient de
bouwhub als een belangrijk ontkoppel- en verzamelpunt van
goederenstromen naar de werven.
Dit zorgt voor een efficiëntere logistiek met minder logistieke
handelingen op de bouwwerf, minder wachttijden, een sneller
transport buiten spitsuren en een hogere beladingsgraad door
‘melkrondes’. Het concept leidt tegelijk tot een reductie van
diefstal en schade ten gevolge van minder opslag op de werf.
Vanuit maatschappelijk oogpunt zal de efficiëntere logistiek
voor een gunstig effect op milieu en congestie zorgen. De
aanmaak van montagepakketten (bijvoorbeeld het bundelen
van gipsplaat, profielen, schroeven en voegmiddelen voor een
bepaalde ruimte) en prefabricage op de hublocatie brengen
een aanzienlijke verhoging van de arbeidsproductiviteit
teweeg. Het is duidelijk dat voor het beheren van deze processen
een digitaal platform essentieel is
en de sleutel tot een gebruiksvriendelijk
systeem.
Montagepakket
met gipsplaten
vanop een
bouwhub
(ill. WTCB)
Ook de wijzigingen doorheen de
uitvoering kunnen in de digitale
50
HOOFDSTUK 02
Initiatiefnemers en
deelnemers voor de
opleiding tot BIMmer via
het project LIMBIM
(ill. Confederatie Bouw
Limburg)
modellen opgeslagen worden. Dit stelt de gebruikers
in staat om aangepaste uitvoeringsplannen te
genereren aan de hand waarvan het kostenverloop
kan worden bijgehouden. Denk bijvoorbeeld aan
een situatie waarbij ter plaatse beslist wordt om de
aanvankelijk ongeïsoleerde lichte scheidingswanden
toch van een isolatie te voorzien. Door deze wijziging
in te geven in het digitale model kan men eenvoudig
afleiden dat de hoeveelheid voor de post ‘isolatie’
gestegen is. Het linken van
deze informatie aan een
eenheidsprijs laat bovendien
toe om het kostenverloop te
beheren.
Nut voor het as-built-dossier
en de LCA-analyse
Ook voor het as-built-dossier
is het belangrijk dat
de gebeurlijke wijzigingen
correct bijgehouden worden.
Een goed opgebouwd
dossier levert namelijk tal
van voordelen op voor het
beheer van het gebouw. Het
aangeleverde bouwinformatiemodel
zou dan ook zo
volledig mogelijk, up-todate
en goed gestructureerd
moeten zijn. Aan dit model
kan bovendien allerhande
Door de goede opvolging
van de reeds uitgevoerde
werfactiviteiten kan men
voor de opdrachtgever
gemakkelijk een visueel
beeld van de voortgang
van de werken genereren
waaruit men de
bijbehorende hoeveelheden
kan extraheren.
extra (al dan niet geometrische) informatie gekoppeld
zijn. Zo kan de verwarmingsketel gelinkt zijn met
zijn technische fiche, zijn onderhoudsfiche en zijn
factuur. Op die manier krijgt men een gestructureerd,
digitaal as-built-dossier dat de traditionele, onoverzichtelijke
mappen vol technische fiches vervangt. Op
die manier faciliteert BIM de latere exploitatie van
gebouwen.
Bovendien wordt momenteel
gewerkt aan het koppelen
van milieu- en milieugerelateerde
informatie
aan de elementen van een
BIM. Door deze informatie
correct te definiëren wordt
het mogelijk de levenscyclusanalyses
(LCA) van
projecten door te voeren.
Door deze integratie wordt
het gemakkelijker vanaf de
conceptfase met de cruciale
elementen voor een LCA
rekening te houden. Zo werd
op Belgisch niveau TOTEM
ontwikkeld als een nieuwe
tool om de milieuprestaties
van gebouwen te verbeteren.
Het letterwoord TOTEM
staat voor Tool to Optimise
the Total Environmental
Visierapport 2019 51
52
SMART TOOLS
EN TALENTEN
HOOFDSTUK 02
Videoreportage
BIM in de bouw
Interview met Charlotte Euben, hoofdadviseur digitale bouw bij
WTCB. Zij duidt het grote belang van het BIM-protocol.
Visierapport 2019 53
Nieuw hoofdkantoor
van AXA dat het
BREEAM-certificaat
Excellent kreeg
(ill. Interbuild)
Modelleren in
3D BIM
(ill. ibens bouw en
ontwikkeling)
impact of Materials. TOTEM heeft een meerwaarde
vanaf de eerste krijtlijnen van het ontwerp. Om te
vermijden dat gebruikers gegevens dubbel moeten
invoeren, kan TOTEM ook IFC-bestanden importeren.
Het instrument heeft dus als voordeel dat het BIMcompatibel
is.
3D-scanning en BIM
Een van de vele digitale toepassingen die zeer nuttig
kunnen zijn in combinatie met BIM is het 3D-scannen.
Bij de voorbereiding van de werken kan men bijvoorbeeld
een 3D-scan maken van een bestaand gebouw
dat gerenoveerd moet worden, van een gebouw
waartegen men moet aansluiten of van bestaande
ramen die men moet namaken. Het resultaat van
een dergelijke scan (puntenwolk) kan dan omgezet
worden naar of ingegeven worden in een digitaal
bouwinformatiemodel.
BIM leent zich ook uitstekend voor een combinatie
met intelligente brillen. Een voorbeeld hiervan is
de augmented reality-bril die toelaat om de realiteit
te verrijken met informatie onder de vorm van virtuele
elementen. Een dergelijke bril zou bijvoorbeeld goed
van pas kunnen komen om de positie van de reeds
52
HOOFDSTUK 02
Algemene templates voor het BIM-proces
Wie organisatorische en praktische vragen heeft rond een BIM-proces, krijgt slechts zelden een eenduidig
antwoord. Elk BIM-proces is immers verschillend naargelang van het type van project, de BIMdoelstellingen
van de opdrachtgever en de projectpartners, de BIM-mogelijkheden en BIM-kennis
van de projectpartners, het contracttype, de grootte van het project en de opgelegde mijlpalen. De
BIM-gerelateerde afspraken tussen alle betrokken partijen zijn dus steeds projectspecifiek. Dit impliceert
dat het BIM-proces van het project altijd goed vooraf moet worden omschreven en gespecificeerd
en dat met de betrokken partijen duidelijke afspraken moeten worden gemaakt. Dit kan neergeschreven
worden in een projectspecifiek BIM-protocol en een bijbehorend BIM-uitvoeringsplan.
Om de bouwprofessionelen te ondersteunen bij het opstellen van deze documenten heeft het WTCB
het Belgische BIM-protocol en BIM-uitvoeringsplan uitgewerkt. Door bij het opstellen van een projectspecifiek
BIM-protocol en BIM-uitvoeringsplan gebruik te maken van deze algemene templates
met de bijbehorende handleidingen kan elk project starten vanaf dezelfde basis en kan er (ondanks
de vereiste projectspecifieke aanpassingen) toch een zekere uniformiteit in het verloop van het BIMproces
gebracht worden.
Het Belgische BIM-protocol en BIM-uitvoeringsplan kwamen tot stand met medewerking van vele
ervaren bouwprofessionelen uit verschillende domeinen en van de betrokken beroepsfederaties en
-organisaties. Zodoende werd ook reeds een eerste consensus rond het BIMsamenwerkingsproces
gevormd.
geplaatste technische leidingen te
vergelijken met die van de te plaatsen
lichte scheidingswanden.
Bovendien werden op het vlak van BIM
recentelijk nog belangrijke vorderingen
gemaakt. Zo heeft het WTCB in
samenwerking met de bedrijven van de
BIM-cluster een BIM-protocol opgesteld. De
implementatie van BIM vereist immers een vlotte
communicatie en duidelijke afspraken die per project
omschreven en gebundeld worden in een protocol en
een uitvoeringsplan. Het BIM-protocol dat het WTCB
heeft uitgewerkt, ondersteunt de projectpartners bij
het consequent opmaken van deze documenten. In
een eerste fase werd het Belgische BIM-protocol ter
beschikking gesteld in de vorm van een nationaal
ontwerpreferentieprotocol. Daarnaast heeft het
WTCB intussen ook een referentiedocument voor
BIM-uitvoeringsplannen uitgewerkt. Die moeten de
uniformiteit in de BIM-aanpak bevorderen. (→ WTCBkaderstuk
op p. 53)
Nieuwbouw voor
bakkerijspecialist Ranson
waarvoor Stadsbader de
BIM-award in de categorie
van industriële projecten
kreeg
(ill. Stadsbader)
Visierapport 2019 53
TABEL 01
Contractvormen en bijbehorend BIM-niveau
Bron: VCB-werkgroepen over de toepassing van BIM
Contractvorm
Design & Build met grote D
(F)(M)(O)
Design & Build met kleine d
(F)(M)(O)
Build (met eigen inbreng mogelijk)
Build (strikte definitie door
opdrachtgever/uitvoeringsdossier)
BIM-niveau
- Programma van eisen beschrijft waaraan de BIM-aanpak moet voldoen.
- Opdrachtgever hanteert objectieve criteria om na te gaan of inschrijver
BIM-competent is.
- Opdrachtgever definieert de voorwaarden
- Alternatieve uitvoeringsmethodes blijven mogelijk
- Opdrachtgever voorziet in referentieontwerp in BIM dat aan kwalitatieve
eisen voldoet (en waarvoor ontwerper wordt vergoed).
- Programma van eisen beschrijft waaraan de BIM-aanpak moet voldoen.
- Opdrachtgever hanteert objectieve criteria om na te gaan of de inschrijver
BIM-competent is.
- Opdrachtgever definieert de voorwaarden.
- Alternatieve uitvoeringsmethodes blijven mogelijk.
- Opdrachtgever voorziet in een ontwerp in BIM dat aan kwalitatieve eisen
voldoet en voldoende gedetailleerd is voor calculaties (en waarvoor ontwerper
wordt vergoed)
- Alternatieve uitvoeringsmethodes blijven mogelijk
- Opdrachtgever voorziet in een volledig uitgewerkt BIM-model
- Alternatieve uitvoeringsmethodes zijn niet mogelijk
De VCB van haar kant heeft in een werkgroep de concrete
toepassingsmogelijkheden van BIM in functie
van de diverse aanbestedingsformules onderzocht.
Cruciaal voor de aannemers is de mate waarin de
opdrachtgever al dan niet zelf in een BIM-model
voorziet. Indien niet zal de opdrachtgever zich beperken
tot een programma van eisen. Als de opdrachtgever
wel een BIM-model voorlegt, onderscheidt de
VCB nog drie mogelijkheden: het BIM-model van de
opdrachtgever is een referentiemodel dan wel een
ontwerp of een al volledig uitgewerkt document. In
dit verband is het ook belangrijk om weten of het
document van de opdrachtgever al dan niet varianten
toestaat.
De meerwaarde van BIM voor de aannemers stijgt
van beneden naar boven in de matrix. De Vlaamse
overheid hecht vooral belang aan BIM in functie van
haar eigen asset management. Maar daarnaast
moet zij ook oog hebben voor de impact op de
bijbehorende economische keten: van ontwerper
tot aannemer en onderaannemer. Een belangrijke
uitdaging in dit verband betreft de verbetering van
de ontwerpen. Het BIM-model dat de ontwerper
aanreikt, moet aan dezelfde kwalitatieve eisen voldoen
als wordt verwacht voor de uitvoering van een
D&B-project. De meetbaarheid van de kwaliteit is
trouwens gestegen dankzij de software. Ontwerpers
moeten dan ook billijk vergoed worden voor hun
bijdrage tot het BIM-model.
Om kleine ondernemingen te helpen in het BIMverhaal
te stappen werkt het WTCB aan de ontwikkeling
van BIMio: een eenvoudige, gratis tool die aan
kleine ondernemingen de hand reikt om met BIM aan
de slag te gaan. Het WTCB verwacht dat de BIMiotool
tegen eind 2020 verspreidingsklaar zal zijn.
54
HOOFDSTUK 02
2.3. Toepassing van artificiële
intelligentie
Uit een studie die Ernst & Young in 2018 in opdracht
van Microsoft heeft uitgevoerd, is gebleken dat
Belgische bedrijven erg actief zijn bij de implementatie
van artificiële intelligentie (AI). Tijdens het voorbije
decennium werd in Europa voor ruim 9 miljard
euro geïnvesteerd in AI. Duitsland, Frankrijk en het
Verenigd Koninkrijk zijn de marktleiders maar België
zit met een zevende plaats op de investeringsranglijst
mee in de kopgroep. In België werd de voorbije
tien jaar meer dan 100 miljoen euro geïnvesteerd in
start-ups die met AI werken. Dat is ruim twee maal
zo veel als bijvoorbeeld in Nederland en we laten
ook landen als Finland, Ierland, Italië, Noorwegen en
Zwitserland achter ons.
Belgische bedrijven die investeren in AI, zien vooral
heil in technologieën zoals machine learning dat
computers patronen laat ontdekken in grote aantallen
gegevens. Bijna alle bevraagde organisaties
willen met behulp van AI vooral operationeel efficiënter
werken door slimme voorspellingen te maken,
processen te automatiseren of gebruikerservaringen
te personaliseren. Daarnaast wordt AI in België vooral
ingezet om logistieke operaties te automatiseren,
de consumentenbehoeften beter te voorspellen en
voor ‘predictive maintenance’ waardoor defecten
maximaal kunnen worden voorkomen. In de bouw zijn
voor AI gelijkaardige toepassingen mogelijk, zoals ook
blijkt uit de getuigenis van IMEC (→ p. 60).
De budgettering van bouwprojecten is een complexe
rekenoefening. Met name bij grootschalige
en/of complexe projecten worden kostenramingen
nog vaak ruimschoots overschreden. Maar door de
toepassing van AI op ERP-pakketten kunnen prijsberekeningen
nauwkeuriger worden bepaald. De
beschikbaarheid van historische gedigitaliseerde
data is van groot belang en zal in de bouw toenemen
naarmate de bedrijfsvoering meer en meer wordt
gedigitaliseerd.
In het Concept
Home worden
drie verschillende
ventilatiesystemen
uitgetest
(ill. Renson)
Visierapport 2019 55
Momenteel wordt bij het
ontwerpen van gebouwen
en infrastructuren nog weinig
gebruik gemaakt van ervaringen
uit het verleden. Maar op
basis van data uit het verleden
over eerder gerealiseerde
projecten en de toepassing
van AI op deze data wordt het
mogelijk voor nieuwe ontwerpen
een 3D-modelleerpakket
uit te werken en keuzemogelijkheden
naar voor te
schuiven.
Voor nieuwe bruggen zouden
AI-systemen al een voorstel
van ontwerp kunnen klaarmaken
op basis van bijvoorbeeld
cijfers uit eerdere ontwerp- en
uitvoeringsfasen en van het gedrag van bestaande
bruggen. Ingenieurs kunnen zo cruciale beslissingen
nemen op basis van gegevens waarover zij voorheen
niet beschikten. Zo heeft het Belgische Bricsys
aan zijn BIM-pakket BricsCAD een functionaliteit
(Propagate) toegevoegd waarbij op basis van AI
repetitieve taken worden geautomatiseerd.
Voor oudere gebouwen zijn vaak geen digitale of
zelfs geen 2D-plannen beschikbaar. Bij renovatiewerken
dient men ze dan ook volledig opnieuw te
modelleren. Een alternatieve werkwijze bestaat
erin het gebouw te scannen door middel van
3D-laserapparatuur. Maar de puntenwolk die daaruit
voortvloeit, is weinig gebruiksvriendelijk. AI kan juist
worden ingezet om in de puntenwolken patronen te
herkennen en die dan om te zetten in bouwelementen
en parametrische objecten zoals die gebruikelijk
zijn in een BIM-model.
Op de bouwplaatsen zijn nu steeds meer camera’s
actief. Zij worden nu voornamelijk voor marketingen
communicatiedoeleinden gebruikt, bijvoorbeeld
om beelden in time-lapse te realiseren. Maar op de
talrijke beelddata die daardoor beschikbaar komen,
kan ook AI worden ingezet met het oog op een beter
beheer van materiaal, materieel en voertuigen op
de bouwplaatsen, om aanwezigheidsregistratie te
faciliteren en ‘performance tracking’ uit te voeren.
Zo kunnen slimme camera’s via object- en gezichtsherkenning
personen detecteren die de veiligheidsvoorschriften
niet naleven en bijvoorbeeld gevaarlijke
posities op ladders of stellingen innemen. Op de
eerste Hacathon Digital Construction van 2018
wonnen twee studenten van PXL de hoofdprijs met
Ook in
kantoorgebouwen
zien we dat AI het
mogelijk maakt het
comfort te verhogen
en tegelijk energie
te besparen door
optimaal in te spelen
op variabelen.
een toepassing van Safety
Automatic Management. Het
gaat om een robotcamera die
waakt over de veiligheid op de
bouwplaats. De toepassing gaat
uit van artificieel intelligente
algoritmes voor beeldherkenning
die getraind werden om
het dragen van een helm te
herkennen.
AI kan ook worden ingezet om
de bouwmaterialenvoorraad
beter te beheren, onder meer
door te voorspellen wanneer
die juist moet worden aangevuld,
en ook om enerzijds
de bewegingen en anderzijds
de vaste posities op de
bouwplaats te optimaliseren.
Gezichtsherkenning kan bovendien de aanwezigheidsregistratie
op de bouwplaatsen automatiseren.
Maar ook in zogenaamde ‘smart buildings’ is AI van
toepassing. Voor de aansturing van woningen zijn nu
steeds meer apps beschikbaar die werken op basis
van spraakcommando’s. Het recente incident met
Google Home maakte duidelijk dat deze apps dankzij
AI op basis van de analyse van geregistreerde reële
gesprekken steeds verder worden geperfectioneerd.
Dankzij AI kunnen de toepassingen thuis steeds meer
worden gepersonaliseerd. Dankzij AI leren smart
home systemen de gewoonten van de bewoners
kennen en daarop anticiperen. Verwarming, ventilatie,
verlichting en zonnewering kunnen daardoor
proactief in iedere kamer op de juiste positie worden
gebracht. Ook in kantoorgebouwen zien we dat
AI het mogelijk maakt het comfort te verhogen en
tegelijk energie te besparen door optimaal in te
spelen op variabelen, zoals het gebruikersgedrag, de
fluctuerende bezettingsgraad, de reële vraag naar
verwarming en/of koeling en de weersvoorspellingen.
Bovendien kunnen slimme gebouwen met behulp
van AI op de meest geschikte momenten elektriciteit
bufferen of afgeven aan het distributienet naargelang
op dit net veel of weinig energie beschikbaar is
in functie van zon en wind.
Tenslotte speelt ook in gebouwen de factor ‘predictive
maintenance’ een belangrijke rol. Zoals in een
industrieel productieproces kunnen ook in gebouwen
de gevolgen van een defecte installatie zeer groot
zijn. Maar proactieve onderhoudsbeurten kunnen
storingen vermijden. Neem het voorbeeld van liften
waarbij het systeem telkens als de lift wordt gebruikt,
56
HOOFDSTUK 02
Nieuw kinderdagverblijf
en hoofdzetel van Kind en
Gezin te Dendermonde,
een duurzaam en
energiezuinig project
uitgevoerd in BIM
(ill. STRABAG)
Visierapport 2019 57
verschillende parameters opslaat, zoals het gewicht
van de lading, het aantal stops, het aantal fouten en
de temperatuur. Door dan de data van bijvoorbeeld
alle liften samen te brengen, niet alleen in real time
maar ook van de voorbije jaren, kan een liftproducent
beter voorspellen op welk moment een onderhoud
aangewezen is. Naarmate er meer data worden verzameld,
kan het algoritme worden geoptimaliseerd.
De predicties zullen daardoor nog aan nauwkeurigheid
winnen.
Naargelang bouwprocessen en gebouwen meer en
meer worden gedigitaliseerd, komen steeds meer
data beschikbaar, dermate veel dat daarop dankzij
de toegenomen rekenkracht van de computers AI kan
worden toegepast. Maar momenteel zijn de meeste
bouwbedrijven nog niet toe aan ‘data harvesting’.
Data alleen volstaan niet. Het is immers cruciaal tot
gestructureerde ‘machine-readable’ data te komen.
Vandaar dat het WTCB, de VCB en de federatie
van grote bouwbedrijven VBA een nieuw project
indienen in het kader van COOCK (Collectieve O &
O en Collectieve Kennisdeling) met een drieledige
doelstelling: hoe door allerlei types van sensoren data
inzamelen, hoe deze data structureren en hoe ze
stockeren (via cloud- of eigen platformen).
niet zo verre toekomst, elke beslissing te nemen rond
investeringen en exploitatie van vastgoed.”
Zoals andere digitale concepten heeft de digitale
tweeling zijn meerwaarde al bewezen bij de monitoring
van industriële installaties. Recentelijk werd ook
een digitale tweeling ontworpen voor de peperdure
offshore installaties voor oliewinning en de offshore
windmolens in de Noordzee. Voor oudere offshore
olieplatformen is het belangrijk te weten in welke
mate zij moeten worden aangepast of versterkt om
hun werking te kunnen voortzetten. Voor offshore
windmolens is het belangrijk continu te meten in
welke mate zij blijven weerstaan aan de vaak harde
weersomstandigheden. Digitale modellen die continu
worden gevoed met real time informatie vanuit
sensoren, zijn een belangrijk instrument om de kosten
voor beheer en onderhoud te verlagen, met minder
operatoren op de platformen zelf, en om tegelijk de
levensduur van die platformen te verlengen. AI is juist
een belangrijk hulpmiddel om het digitale model met
real time informatie en beelden te combineren.
In zijn essay over Bouwen aan de toekomst noemt
Nicolas Vyncke, CEO van Ingenium, de ‘digital twin’
het alfa en omega van de gebouwde toekomst. Hij
definieert de digital twin als een 3D-model van een
gebouw waaraan een gigantische database met
alle specificaties over elk onderdeel is gekoppeld.
Nicolas Vyncke: “Eens het ontwerp klaar is en door
de opdrachtgever is goedgekeurd, zal de ‘digitale
architect’ met één druk op de knop het fysieke maakproces
activeren. Daarbij ontvangen diverse fabrikanten
en leveranciers een prijsvraag om specifieke
onderdelen te produceren. Wie daarna het effectieve
order ontvangt, produceert op maat, wat afval bij
de productie tot het absolute minimum beperkt. Het
maakproces verloopt bovendien op een veel snellere
en efficiëntere manier dan vandaag.”
Volgens hem zal met de digital twin niet alleen
tijdens de ontwerp- en bouwfase vanuit een digitale
basis worden vertrokken. De digitale tweelingen
zullen ook nuttig zijn voor vastgoedbeheerders (in
hun portfolio strategie), voor project managers die
tijd en geld moeten beheren (in het kader van project
planning), voor de uitbating van het gebouw en zijn
installaties (het zogenaamde ‘facility management’)
en voor de monitoring van de goede werking en de
afstemming op de behoeften van de gebruiker (het
building management). Nicolas Vyncke besluit: “De
digitale tweeling wordt de absolute basis om, in een
58
Besluit I HOOFDSTUK 02
Besluit
Medio 2019 heeft de VCB haar
leden over de toepassing van
nieuwe (voornamelijk digitale)
technologieën bevraagd. Uit deze
bevraging is gebleken dat nog slechts
een handvol bouwbedrijven de
innovatieve instrumenten gebruiken
die in het eerste hoofdstuk werden
beschreven, zoals 3D-scanning,
Virtual Reality, 3D-printing en de
inschakeling van robots. Maar de
aangesloten bouwbedrijven behaalden
daarentegen wel al relatief hoge
scores voor de digitalisering van hun
bedrijfsprocessen.
Maar liefst twee derde van de
bedrijven gaf aan mee te zijn op het
vlak van e-facturatie terwijl 54% over
een digitaal kostprijsberekeningspakket
beschikte, 49% over een pakket om
kosten, opbrengsten en cash flow per
bouwplaats op te volgen, 36% over
een Document Management Systeem
(DMS) en 35% over een ERP (Enterprise
Resource Planning). Maar terwijl de
acht meest gebruikte digitale tools
gemiddeld door 66% van de grotere
bedrijven worden gebruikt, daalt het
gemiddelde gebruik bij de bedrijven
van 5 tot 20 werknemers tot 45% en bij
de kleinste bouwbedrijven tot 28%.
Aan het project BouwRadar van
de VCB nemen vooral kleinere
bouwbedrijven deel. Uit de
vragenlijsten die deze bedrijven
invulden, bleek eveneens een nog
relatief lage digitaliseringsgraad. Uit
een nationale enquête van begin
2017 bleek dat gemiddeld amper 5%
van de bouwbedrijven van digitale
technologieën gebruik maakte. Uit de
huidige cijfers blijkt dat dit nu zelfs bij
de kleinere bouwbedrijven hoger ligt.
In de enquête van de VCB attesteerden
ook 20% van de responderende
aannemers het gebruik van BIM dat
intussen dus niet langer beperkt
blijft tot een aantal voorlopers. De
toepassing van open standaarden en
een BIM-protocol, beroepsspecifieke
BIM-tools, de integratie van planning
en budgettering in BIM, de combinatie
van BIM met 3D-scanning en LCAanalyses
en de openheid bij publieke
en private opdrachtgevers om
aannemers zelf een BIM te laten
ontwikkelen zullen in de nabije
toekomst voor de toepassing van BIM
bij de bouwbedrijven bijkomende
perspectieven bieden.
Naarmate bouwprocessen en
gebouwen meer en meer worden
gedigitaliseerd, komen ook steeds
meer data beschikbaar, dermate veel
dat daarop dankzij de toegenomen
rekenkracht van de computers
artificiële intelligentie kan worden
toegepast. Ook hiervoor ziet de VCB
tal van nuttige toepassingen met als
mogelijk sluitstuk de opmaak van
‘digitale tweelingen’ van gebouwen en
infrastructuren.
Visierapport 2019 59
Ook in bouw is tijd
rijp voor artificiële
Getuigenis
intelligentie
Mieke De Ketelaere
Imec
Elk systeem van artificiële intelligentie
(AI) gebruikt data en kennis
uit het verleden om automatisch
voorspellingen te doen naar
de toekomst. We kennen intussen
AI uit ons dagelijks leven, onder
meer via Spotify en Facebook. Nu
is de tijd gekomen daar ook in de
bouwwereld mee aan de slag te
gaan, met name omdat data in
de bouw eveneens meer en meer
beschikbaar komen. We kunnen
daarrond ecosystemen bouwen
en op basis van inzichten van het
verleden intelligentere voorspellingen
maken en zo vragen
beantwoorden voor de toekomst.
Dat betoogde Mieke De Ketelaere,
programmadirecteur voor artificiële
intelligentie bij Imec, op de
algemene vergadering van de federatie
van de grote bouwbedrijven
VBA. Al werd reeds in de jaren
50 uitgevonden en werd al in de
jaren 80 actief benut. In het kader
van haar studies werkte Mieke De
Ketelaere al rond neurale netwerken.
Aan de hand van allerhande
variabelen deed zij toen reeds onder
meer voorspellingen over het
toekomstige energieverbruik om
van daaruit de elektriciteitsprijzen
voor klanten te bepalen. Maar in
vergelijking met andere sectoren
loopt de bouw nog achterop bij de
integratie van AI.
Biedt AI echt potentieel of is het
maar een hype? Dat was de vraag
waarvan Mieke De Ketelaere
uitging : “De ene helft van de
bevolking denkt dat AI niet meer
is dan een hocus pocus. Maar
de andere helft is overtuigd van
de werking ervan. De grootste
onduidelijkheid betreft het begrip
‘algoritme’. AI verloopt eigenlijk
zoals een kookproces. De data zijn
de ingrediënten en de algoritmes
zijn het kookgerief. De AI-modellen
zijn vergelijkbaar met recepten.
De voorspelling is zoals de bereide
maaltijd. Op basis daarvan wordt
dan een beslissing genomen en
uiteindelijk gaat men dan over
tot actie, namelijk tot het eten
van de maaltijd. AI heeft voornamelijk
tot doel om in de data
systemen te ontdekken om zo de
toekomst te voorspellen. De AIinterpretator
wordt dus de job van
de toekomst.”
PATRONEN ONTDEKKEN
Het leerproces bij computers
verloopt uiteindelijk zoals bij
mensen. Dit proces kan verlopen
op basis van regels maar ook op
basis van ervaring. Leren kan met
een superviserende leraar, of op
basis van wat we zien, of met
vallen en opstaan. Een volgend
getal voorspellen op basis van een
gestructureerde reeks is nog relatief
eenvoudig. Maar bijvoorbeeld
een beest als kat herkennen op
basis van afbeeldingen van diverse
60
Getuigenis I HOOFDSTUK 02
Het AI-team als
restaurantequipe
(ill. Imec)
rassen van katten in verschillende
houdingen en groottes is al veel
moeilijker. Computers hebben dan
ook pas vanaf 2005 patronen
leren ontdekken.
Data zijn intussen het nieuwe
goud geworden. Momenteel
komen in de diverse fasen van het
bouwproces (ontwerp, werfvoorbereiding,
bouw en beheer) heel wat
datastromen vrij, zowel gestructureerde
als ongestructureerde,
onder meer via BIM en ERP. Data
kunnen dan leiden tot een optimalisatie
van de werking, zowel in
de back-office als op de bouwsite.
Daarnaast zien we ook in de bouw
een evolutie naar dataplatformen,
naar cloud technologieën waardoor
meer en goedkoper data
beschikbaar komen, en naar het
gebruik van het Internet of Things.
Het is juist op basis van al die data
dat AI zich verder kan ontwikkelen.
En dankzij AI zullen de bouwpartners
kunnen overgaan van een
louter reactief beleid naar een
meer proactief beleid. AI zal dan
een antwoord kunnen geven op
vragen zoals ‘wat als’ (bijvoorbeeld
bepaalde materialen niet
meer beschikbaar zijn). Mieke
De Ketelaere gaf concreet het
voorbeeld van de erkenning van
asfaltgebreken. Op basis van digitale
gegevens over de huidige toestand
van het wegdek in combinatie
met gegevens van bijvoorbeeld
Proximus rond het verkeer op de
wegen, kan AI helpen bepalen
wanneer herstel nodig zal zijn.
BELANG VAN AI-TEAM
Mieke de Ketelaere is niet blind
voor de mogelijke gevaren, zoals
het capteren van doorgestuurde
gegevens door derde partijen.
Zij hecht ook veel belang aan
de betrouwbaarheid, de transparantie
en uitlegbaarheid van
AI-systemen. Ook AI kan fouten
maken. Een bedrijf mag niet verwachten
dat de beschikbaarheid
van data en een data scientist
zomaar meerwaarde opleveren.
De toepassing van AI vergt teamwerk
tussen de AI-specialisten,
andere IT-medewerkers en zij
die het reilen en zeilen van het
bedrijf goed kennen. Ook deze
samenwerking vergeleek Mieke De
Ketelaere met de werking van een
restaurantequipe. Bij de analyse
van data komt het er bijvoorbeeld
op aan eerst de doelstellingen
van de zoektocht voorop te stellen
en de problemen te omschrijven
die moeten worden opgelost.
Bij ongestructureerde data is
het belangrijk om eerst de input
bruikbaar te maken voor analyses.
Tenslotte is een machine ook maar
zo slim als de data-input die zij
krijgt om te leren. Is die van slechte
kwaliteit, dan zal de machine
slechte beslissingen nemen.
In haar conclusie gaf Mieke De
Ketelaere nog mee dat artificiële
en menselijke intelligentie elkaar
kunnen aanvullen. AI is zeer goed
op het vlak van processnelheid en
accuraatheid. Maar daar staat
tegenover dat het menselijke
intellect nog altijd slimmer is bij
het nemen van de beslissing om
vernieuwende paden in te slaan,
bij de parallelle inschakeling van
alle zintuigen tegelijk en op het
vlak van creativiteit en empathie.
Visierapport 2019 61
Getuigenis
Digitalisering is een
investering die zichzelf
terugverdient
Vicky Dethier
Dethier
Steeds meer aannemers gebruiken
software voor ERP of
Enterprise Resource Planning.
Dat is een verstandige beslissing
volgens Vicky Dethier van
het gelijknamige bouwbedrijf.
Het wordt veel duidelijker waar
de winsten en verliezen zitten in
projecten. En ERP is zeker niet
alleen voor de grote bouwbedrijven
bestemd.
Vicky Dethier is gedelegeerd bestuurder
van bouwbedrijf Dethier,
net als haar broer Kevin. De onderneming
is al meer dan tien jaar
geleden begonnen met digitalisering.
De inspanningen werden een
jaar geleden nog beloond met een
Digital Construction Award. ERP
is software voor de ondersteuning
van alle processen in een bedrijf.
Vicky Dethier: “ERP is voor mij een
database voor het bedrijf waarin
alle gegevens verzameld en aan
elkaar gelinkt zijn. Niet alleen
financiële gegevens maar ook de
voor- en nacalculatie, de tijdsregistratie,
het voorraadbeheer en
de mobiliteit. Het voordeel is dat
al deze gegevens dan gecentraliseerd
zijn. Je werkt niet met
verschillende systemen waartussen
je dan gegevens manueel moet
overbrengen, iets wat vaak tot
fouten leidt. Bovendien zijn de
data altijd up-to-date. Er is maar
één waarheid.”
Dankzij ERP heeft bouwbedrijf
Dethier een beter zicht op het
verloop van projecten. Men kan
bijvoorbeeld onderzoeken of de
winst inderdaad gehaald wordt
waar iedereen denkt dat ze zit.
Vicky Dethier: “Je kunt bijsturen en
het de volgende keer beter doen.
Vroeger wisten we aan het einde
van de rit alleen of een project
winstgevend was. Maar waarom
was het winstgevend? Neem
de logistiek. We weten nu of we
bepaald materieel, zoals kranen
en stroomgroepen, beter kunnen
kopen dan huren of omgekeerd.”
DIGITALE TOOLS ALS
HULPMIDDEL
Vicky Dethier heeft een master
Kennistechnologie gehaald aan
de universiteit van Maastricht, een
diploma dat hier erkend wordt als
een master Informatica. Daarna
studeerde ze nog bedrijfsbeleid.
Maar het was niet deze achtergrond
die de doorslag gaf in het
digitaliseringsproces van de onderneming.
Vicky Dethier: “Het heeft
meer te maken met de persoonlijke
instelling: analytisch denken,
vooruitstrevend zijn, niet bang zijn
van technologie. Digitale tools zijn
een hulpmiddel. Ze bouwen niet.
Maar ze helpen wel met de processen
daarrond, en daardoor kan
er meer aandacht gaan naar het
bouwen zelf. En dat is uiteindelijk
waarvoor de klant wil betalen.”
Maar hoe duur is ERP eigenlijk?
Vicky Dethier: “Dankzij ERP kunnen
wij nu werken met een minimum
62
Getuigenis I HOOFDSTUK 02
aan personeel met typisch administratieve
taken. Op een totaal
van 130 mensen heb ik twee mensen
voor de boekhouding, één voor
de personeelsadministratie en ten
slotte een receptioniste, die zich
ook bezighoudt met administratieve
taken voor onze projectontwikkeling.
Dat is dus erg efficiënt.
ERP is een investering die zichzelf
terugverdient wanneer je ze ten
volle benut. Doe je dat niet, dan is
het wel duur.”
Voor wie met ERP wil beginnen,
heeft Vicky Dethier een advies:
probeer het niet meteen op
alle domeinen toe te passen,
maar begin met de eerste stap.
Vicky Dethier “Bij ons was dat
de voorcalculatie. Daarna kun
je de volgende stappen zetten:
uitvoering, nacalculatie, boekhouding,
logistiek beheer … Eens je
vertrokken bent, gaat het snel. Dat
is goed, want de introductie mag
niet te lang duren. Als een bedrijf
te lang op twee sporen rijdt, leidt
dat tot frustraties.”
SPECIFIEK EN STANDAARD
Heel wat aannemers vragen zich
af of ERP-systemen kunnen inspelen
op hun specifieke behoeften.
Voor hen heeft Vicky Dethier een
interessante stelling: blijf weg
van maatwerk. Vicky Dethier: ”Ik
geloof daar niet in. Zoek het meest
geschikte systeem en pas dan
de werkwijze in de onderneming
eventueel aan waar het nog nodig
is. Maatwerk is zeer duur, en daar
komen nog voortdurend ontwikkelingskosten
bij. Bij een standaardpakket
wordt de evolutie gedreven
door de kennis van alle aannemers
die het gebruiken. En bovendien
betalen die allemaal mee.”
Bedrijven moeten wel oppassen
voor de zogenaamde lock-in. Eens
een bedrijf een systeem gebruikt,
is het niet eenvoudig om over
te schakelen op een ander. Een
dergelijke verandering moet zeer
zorgvuldig voorbereid en begeleid
worden.
ERP is trouwens niet het enige
voorbeeld van digitalisering bij
bouwbedrijf Dethier. De onderneming
werkt ook met BIM en doet
vrijwel exclusief aan e-facturatie.
Tablets zijn standaard op de
bouwplaatsen. Voor de werf- en
veiligheidsverslagen is er Aproplan
en ArchiSnapper. Slack – een
soort professionele WhatsApp -
wordt gebruikt voor de interne
communicatie. Dethier bouwt
lean, een proces dat ondersteund
wordt door de tool KYP. Maar
de onderneming hoopt dat de
innovatie daarmee niet afgerond
is. Ze blijft ideeën verzamelen bij
haar mensen en elders, laat het
personeel daarover stemmen,
stelt prioriteiten … en doet dat
vanzelfsprekend met een digitale
tool, Trello.
Nieuwbouwproject
met 8 grondgebonden
woningen in
Heusden-Zolder
(ill. Dethier)
Visierapport 2019 63
64
HOOFDSTUK 03 VAN SMART BUILDINGS TOT SMART CITIES
03
Google Sidewalk Labs gaat langs
het waterfront in Toronto een stadsontwikkeling
voor ongeveer 80.000
mensen ontwikkelen. Concreet gaat
het om een mobiliteitssysteem
op basis van zelfrijdende technologie
in combinatie met digitale
navigatiehulpmiddelen voor
voetgangers, fietsers en openbaar
vervoer. Daarnaast gaat het ook
om efficiënter en betaalbaar wonen
dankzij nieuwe bouwmethoden en
flexibele bouwontwerpen op basis
van een forse mix van functies, om
datagestuurde beheertools voor
parken en pleinen en om een open
digitale infrastructuur die innovatie
stimuleert. In dit hoofdstuk gaan we
na in welke mate sommige van deze
elementen nu al in onze gebouwen,
wijken, infrastructuur en steden zijn
geïntegreerd.
66
HOOFDSTUK 03
3.1. Toenemende digitalisering van de
gebouwensector
In hoofdstuk 1.3. hebben we reeds gewezen op de
cruciale rol van het gebruik van sensoren om gegevens
te verzamelen om zo een betere bedrijfsvoering
en tegelijk een beter gebouwenbeheer te realiseren.
In de publicatie Smart Buildings for Smart Cities van
juli 2018 geeft het WTCB een aantal extra illustratieve
voorbeelden van geconnecteerde objecten in
gebouwen. Daaruit blijkt dat zij van nut zijn voor zeer
uiteenlopende bouwprofessionals, zoals het volgende
overzicht aantoont.
In de voltooiingssector
Elektrochromische beglazing bijvoorbeeld is een type
van meerlagige beglazing die wordt gestuurd via een
elektrische spanning die de energie- en de visuele
transmissie aanpast. De beglazing kan dus volledig
transparant dan wel ondoorschijnend worden aan de
hand van algoritmes die onder meer zijn gebaseerd
op weersvoorspellingen, de gebruikshistoriek van het
gebouw en het werkelijke gebruik van de voorgaande
dagen.
Bij gemotoriseerde opengaande schrijnwerkelementen
(zoals bijvoorbeeld raamkaders voor een dakvenster)
meten kleine sensoren de luchtkwaliteit en
-vochtigheid aan de hand van de CO2-concentratie.
Deze informatie wordt vervolgens doorgestuurd
naar het controlealgoritme dat besluit of de vensters
geopend dan wel gesloten moeten worden.
De helderheidssensor controleert op zijn beurt de
opening of sluiting van de rolluiken.
De zonwering kan eveneens worden uitgerust met
een geavanceerd beheerssysteem dat zowel van
thuis als vanop afstand kan worden bestuurd. De
besturing kan gebeuren op basis van één criterium
(bijvoorbeeld de zonwering sluit in geval van een
rechtstreekse bezonning) of op basis van meerdere
criteria (bijvoorbeeld een gesloten positie in aanwezigheid
van bezonning en bij afwezigheid van
wind). Daarbij is ook een gelijktijdige besturing van
meerdere uitrustingen mogelijk (zoals de sluiting van
zonwering in combinatie met de inschakeling van
verwarming).
Ook beveiligings- en controle-oplossingen van het
type ‘smart lock’ kennen een snelle ontwikkeling. Het
gaat om systemen voor virtuele toegangsautorisatie.
Deze maken het mogelijk om sloten vanop afstand
te openen of te sluiten. Hierdoor kan elke bewoner
zichzelf of eender wie toegang verlenen tot zijn
woning dankzij een eenvoudige identificatie met
zijn smartphone. Geconnecteerde camera’s zijn in
staat om een vertrouwd gezicht te signaleren en om
onbekenden te detecteren.
In de installatiesector
Geconnecteerde thermostaten van hun kant maken
het mogelijk de temperatuur continu te controleren.
Bovendien worden stappen gezet om thermostaten
autonoom te maken. Bij urinoirs in grotere
Kleuter- en basisschool
De Kleine Wereld met
koud-warmte opslag te
Ravels
(ill. THV Artem-Van Roey,
arch. Peeters, Van Gils en
Verdonck)
Visierapport 2019 67
Toenemende belangstelling
voor optische
vezelsensortechnologie
Integratie van
optische vezels bij
de realisatie van
diepwandelementen
(ill. WTCB)
Optische vezelsensortechnologie laat toe tal van
grootheden op te volgen. Een optische vezel wordt
dan op de structuur gekleefd die moet worden
opgevolgd. Uit de reflecties van de lichtgolf die door
de optische vezel wordt gestuurd, kunnen veranderingen
van fysische grootheden zoals bijvoorbeeld
rek, temperatuur en druk worden afgeleid. Afhankelijk
van de aangewende technologie vinden dergelijke
reflecties plaats op discrete locaties op een glasvezel
dan wel over de volledige lengte van de glasvezel,
tot zelfs over meerdere kilometers. Door de glasvezel
te integreren in of te bevestigen op een structuur of
structuurelement kan men dus de vervormingen en/of
temperaturen monitoren die de structuur ondergaat.
Een van de grote voordelen van optische vezelsensoren
is dat met behulp van een zeer kleine
drager zeer veel informatie beschikbaar komt. Dit
maakt de technologie uitermate geschikt voor het
instrumenteren en monitoren van structuren waar
klassieke sensortechnologieën moeilijk te integreren
zijn (bijvoorbeeld bij geotechnische elementen zoals
micro-palen, ankers, diepwanden en soilmix), en voor
toepassingen waar men zeer dense en uitgebreide
monitoringnetwerken wenst (bijvoorbeeld voor het
monitoren van bruggen, viaducten en tunnels in
het kader van de bewaking op lange termijn of als
early-warning systeem).
Het WTCB heeft sinds meer dan 10 jaar ervaring met
optische vezelsensortechnologie in zeer uiteenlopende
toepassingen. In eerste instantie spitste het
WTCB zich vooral toe op het instrumenteren van
allerhande types van diepfunderingen. De laatste
jaren wordt de technologie ook steeds meer aangewend
in en op allerhande structuurelementen
zoals beton- en staalstructuren, sandwichpanelen,
prefab metselwerksystemen, composietmaterialen
en geokunststoffen. Ook doordat heel wat infrastructuurwerken
het einde van hun voorziene levensduur
bereiken, zal deze geavanceerde meettechnologie
een belangrijke rol kunnen spelen, bijvoorbeeld in het
kader van de beoordeling van de resterende levensduur
van kunstwerken en als
bewakingssysteem op lange
termijn van gerenoveerde en
herstelde structuren.
gebouwen is het mogelijk om de Doppler-sensoren
zodanig te parametriseren dat de spoelingsduur
wordt vastgelegd en dat tegelijk informatie vrijkomt
over gebruiksfrequentie en -pieken. Een dergelijke
regeling maakt een betere organisatie van het
technische onderhoud mogelijk. Ook bij slimme
verlichtingsinstallaties worden de mogelijke functionaliteiten
steeds diverser.
In de ruwbouwsector
Zelfs bij de uitvoering van ruwbouwwerken kunnen
sensoren van nut zijn. Zij kunnen bijvoorbeeld in de
funderingen of de beschoeiingswanden worden geïntegreerd
om de uitvoering van de werken te controleren
(onder meer met betrekking tot de verzakking van
de funderingen wegens nabijgelegen grondwerken)
of om de doorgang van voertuigen op een bepaald
punt op te volgen (via telling en weging). (→ WTCBkaderstuk
op p. 68)
Bij de geconnecteerde objecten onderscheidt
het WTCB drie generaties. In de eerste generatie
gaat het om ‘smart islands’, d.w.z. om objecten die
onafhankelijk rechtstreeks met elkaar communiceren
(zoals een thermostaat met een stookketel). In
de tweede generatie gaat het om ‘fully integrated
smarters’, om slimme elementen die met elkaar communiceren
en interreageren op basis van gestructureerde
schema’s (zoals de temperatuursensor van de
stookketel met het brandalarm). De derde generatie
betreft geconnecteerde objecten die verbonden zijn
met de cloud, bijleren op grond van hun gebruik en
op de analyse van big data steunen.
Volgens het WTCB is het deze cognitieve versie van
het Internet of Things (IoT) die het merendeel van
68
HOOFDSTUK 03
De Vlaamse overheid heeft in
2014 aan nieuwe woningen
een verplicht aandeel van
hernieuwbare energie opgelegd.
Het aandeel van nieuwe
woningen met hernieuwbare
energie is sedertdien tot meer
dan 80% gestegen.
de nieuwe financiële modellen en van de nieuwe
diensten zal leveren. Ook volgens Techlink kan men
pas echt van een IoT spreken als meerdere IoT-devices
aan elkaar zijn gekoppeld. Zonder onderlinge koppeling
zijn IoT-devices niet meer dan gadgets.
De nieuwste tendens op het vlak van interconnectie
betreft de opkomst van spraakbesturingssystemen
zoals Sirri van Apple, Google Assistant, Microsoft
Cortana en Amazon Alexa. Van groot belang is dat
deze systemen compatibel zijn met duizenden smart
producten. Het aanbod van koppelbare smart producten
blijft trouwens bij elke update maar groeien.
Via dergelijke systemen is het mogelijk met de stem
slimme lampen en thermostaten, speakers en robotstofzuigers
aan te sturen. En via AI wordt het gebruik
van de stemcommando’s almaar verder verfijnd.
De Vlaamse overheid heeft in 2014 aan nieuwe
woningen een verplicht aandeel van hernieuwbare
energie opgelegd. Het aandeel van nieuwe woningen
met hernieuwbare energie is sedertdien tot meer dan
80% gestegen. Uit het EPB-cijferrapport van april
2019 blijkt dat bij de meeste woongebouwen één
maatregel van hernieuwbare energie wordt toegepast
met een duidelijk overwicht voor PV-panelen.
Een andere mogelijkheid waarvan de populariteit bij
nieuwe woongebouwen toeneemt, betreft de combinatie
van PV-panelen met een warmtepomp.
Ook in bedrijfsgebouwen heeft deze combinatie
al haar nut bewezen. Een warmtepomp kan zowel
verwarmen als verkoelen. Wanneer een bedrijfsgebouw
over zonnepanelen beschikt, zal samen met
80
75
70
65
60
55
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
Grafiek 15
Toepassing van hernieuwbare energie in aandeel
van EPB-aangiften voor woongebouwen
Bron: VEA, EPB-cijferrapport
2006
2007
2008
2009
Hernieuwbare energie
2010
2011
2012
2013
2014
2015
de temperatuur de energieproductie toenemen. Die
energie kan dan gratis de warmtepomp voeden.
Vermits de zon vooral schijnt tijdens de kantooruren,
kan die energie dan meteen worden verbruikt om
te verkoelen zonder die te moeten teruggeven aan
het distributienet. Dit verlaagt ook aanzienlijk de
payback-tijd van deze investering.
Na de stopzetting van de subsidies voor PV-panelen
is het extra vermogen dat per jaar werd geïnstalleerd,
er fors op achteruitgegaan. Maar in 2017 en
2018 sloot de groei bij de kleine installaties tot 10 kW
opnieuw aan bij het niveau van 2012. Tegelijk zijn ook
de grotere installaties van meer dan 10 kW opnieuw
2016
2017
Combinatie PV en warmtepomp
Visierapport 2019 69
Grafiek 16
Evolutie van het bijkomend vermogen aan
hernieuwbare energie (in MW)
Bron: VEA
450
400
350
300
250
200
150
100
50
0
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2017
Renovatie van
een smalle rijwoning te
Mechelen met grote licht
doorlatende glaspartijen
en traditionele dakpannen
(ill. Wienerberger,
arch. JES)
PV kleine installaties PV grote installaties
Onshore windmolens
aan het toenemen. Om de Vlaamse doelstellingen op
het vlak van zonne-energie te bereiken is trouwens
vooral een inhaalbeweging bij de grotere installaties
in bedrijfs- en openbare gebouwen nodig.
Diverse factoren gaan de toename van hernieuwbare
energie in gebouwen verder in de hand werken.
Zonnepanelen zijn de laatste tien jaar fors gedaald
in prijs. PV-panelen worden nu niet alleen op daken
geplaatst maar ook steeds meer op gevels aangebracht.
Building Integrated Photovoltaics waren een
paar jaar geleden nog uiterst zeldzaam. Tegelijk zijn
ook de mogelijkheden voor energieopslag toegenomen.
Zowel op het vlak van sensoren als op het vlak
van batterijen beschikt Vlaanderen met Imec over
een onderzoeksinstelling van wereldformaat.
Huisbatterijen zijn nog relatief duur maar zullen in de
toekomst in prijs dalen en aan efficiëntie winnen. Hun
opslagcapaciteit neemt toe. De Junelight batterij van
Siemens bijvoorbeeld is een slim toestel dat bij het
op- en ontladen rekening houdt met het weer en de
weersvoorspelling. Zij wordt alleen volledig opgeladen
als er veel zonne-energie beschikbaar is. Bovendien
heeft de Vlaamse regering voor huisbatterijen tot
2020 een premie van 250 euro per kW ingesteld.
Maar zolang de terugdraaiende teller in voege is, is
de installatie van een batterij weinig nuttig omdat
het energienetwerk dan nog gratis als batterij kan
worden gebruikt. Dat neemt niet weg dat batterijen
met de invoering van de slimme elektriciteitsmeter
almaar interessanter worden als bijkomende utiliteit
in gebouwen.
70
HOOFDSTUK 03
Batterijen kunnen zorgen voor de opslag van zonne-energie
in woningen waar er overdag weinig activiteit
is. Op haar website stelt Engie dat een gemiddeld
gezin zo’n 30% van zijn zonnepanelenproductie
rechtstreeks gebruikt en 70% op het net zet en er
terug afhaalt, maar een gezin met een batterij 60 tot
80% van de productie rechtstreeks gebruikt en dus
nog maar voor 20 tot 40% van het net gebruikt.
Bovendien is er het toenemend gebruik van elektrische
wagens. Grote elektrische voertuigen kunnen
op dit ogenblik tot 100 KWh aan elektrische energie
meedragen en ook elektriciteit voor de energievoorziening
van gebouwen aanleveren. Voor de opslag
van thermische energie is er dan nog het toenemend
gebruik van geothermie en zijn er de opkomende
opslagmogelijkheden van warmte in thermisch
geïsoleerde buffervaten met ‘fasechanging materials’.
Eerst in nieuwbouw en pas later in bestaande woningen
zal hernieuwbare energie verwarming door gasen
stookolieketels kunnen vervangen. Deze evolutie
staat zo goed als vast. Er is wel nog onduidelijkheid
over de (wenselijke) timing.
Steeds meer toestellen in een woning werken op
gelijkstroom, zoals LED-verlichting en laptops. Ook
PV-panelen produceren gelijkstroom. Die moet nu
worden omgezet in wisselstroom. Deze omzettingen
gaan gepaard met energieverlies. Vandaar dat nu de
vraag rijst of het niet zinvol is onze gebouwen uit te
rusten met een elektriciteitsnetwerk op gelijkstroom.
Bij Energyville te Genk werd alvast het eerste
gelijkspanningsnet in België uitgebouwd.
tegelijk energie bufferen om op een later tijdstip, bij
een lagere energieproductie, het net te bevoorraden.
Zo kunnen zij ertoe bijdragen te grote schommelingen
uit te vlakken.
De uitrol van slimme meters vanaf 2019 is daarbij cruciaal.
Vanaf juli 2019 plaatst distributienetbeheerder
Fluvius enkel nog digitale meters voor elektriciteit en
gas. Wie bouwt of verbouwt en een nieuwe elektriciteits-
of gasmeter aanvraagt, krijgt vanaf dan
automatisch een digitale meter. Het plan is om reeds
tegen eind 2022 aan een op drie Vlamingen een
digitale meter te bezorgen. Met name bij eigenaars
van zonnepanelen gebeurt de vervanging al tegen
eind 2022. Op langere termijn krijgen alle gezinnen
en kleinere bedrijven zo’n digitale meter.
Op de digitale elektriciteitsmeter zitten gebruikerspoorten
waarop slimme toepassingen kunnen
worden aangesloten. De eigenaar kan dan een app
op zijn smartphone kopen of een slimme thermostaat
laten installeren waarmee hij zijn verbruiksgegevens
opvolgt en het energieverbruik stuurt. Hij zit dan zélf
aan het stuur van zijn energieverbruik en -productie.
De gegevens uit de gebruikerspoorten zijn veel
gedetailleerder dan de informatie die het netbedrijf
bijhoudt. (→ getuigenis op p. 100)
Verwarming via
infraroodpaneel
(ill. Arkana)
Het concept ‘Power over Ethernet’ situeert zich
in dezelfde context. Dankzij dit concept is tussen
geconnecteerde toestellen niet alleen datacommunicatie
mogelijk maar ook vermogensoverdracht op
gelijkspanning. Die vermogensoverdracht gebeurt
dan via de ethernetkabel die ook al wordt gebruikt
voor datacommunicatie. De mogelijkheden op dit
vlak nemen toe omdat er steeds meer elektronische
componenten in een gebouw aanwezig zijn
in combinatie met het gebruik van toestellen op
een lager vermogen en de gestegen behoefte aan
data-uitwisseling.
Een neveneffect van de toename aan hernieuwbare
energie zijn de grotere schommelingen die zich in de
energieproductie gaan voordoen. Wind en zon zijn
geen constante maar wisselvallige energiebronnen.
Net-actieve gebouwen die hernieuwbare energie
produceren en consumeren, kunnen dankzij slimme
technieken de geproduceerde energie sturen naargelang
de vraag op het net. Zij kunnen meer energie
verbruiken bij een hogere energieproductie en
Visierapport 2019 71
eschikbare informatie over een woning bundelt en
ter beschikking stelt van de eigenaar. Daartoe werden
databanken van verschillende Vlaamse agentschappen
en departementen aan elkaar gekoppeld en gegevens
op een overzichtelijke manier voorgesteld via één centraal
platform. Bovendien is de woningpas eenvoudig
te consulteren met het persoonlijk token, de e-id of via
de it’s me-app.
Woonconfigurator
in actie binnen het
SmartOne-concept voor
appartementen
(ill. CAAAP)
Bij de waterdistributiemaatschappijen is het eveneens
de bedoeling de klassieke watermeters door digitale
te vervangen. Ook hier vormen gezinnen en kleine
bedrijven de prioritaire doelgroep. Als dan een abnormaal
hoog waterverbruik wordt vastgesteld, gaat er
een alarm af en wordt de klant verwittigd per sms. Uit
een pilootproject van Waterlink bij 1.000 proefpersonen
is gebleken dat 62% van de gebruikers daardoor
Als een EPC of een EPB-aangifte
beschikbaar is, kan de eigenaar
deze informatie via de woningpas
vergelijken met de gemiddelde
energiescores in de gemeente of
stad, provincie en Vlaanderen.
Eigenaars van eengezinswoningen zien momenteel
volgende domeinen in de woningpas: een dashboard
met een algemene score per thema (zoals
energie, bodem en zonnepotentieel), opgemaakte
EPC's of EPB-aangiftes van de woning of het vernieuwde
EPC (energieprestatiecertificaat) indien
opgemaakt na 4 april 2019, bodemgegevens uit het
Grondinformatieregister, het zonnepotentieel aan
de hand van de zonnekaart, de mobiscore (met de
milieu-impact van de verplaatsingen vanaf de woning),
de omgevingsinformatie omtrent de bestemming van
het gebied, de overstromingsgevoeligheid en de relatie
tot onroerend erfgoed.
Als een EPC of een EPB-aangifte beschikbaar is, kan de
eigenaar deze informatie via de woningpas vergelijken
met de gemiddelde energiescores in de gemeente of
stad, provincie en Vlaanderen. Deze vergelijking moet
de eigenaars aanzetten tot renovatie-opdrachten.
Op termijn zijn nog de volgende uitbreidingen
gepland:
> met meer informatie en functionaliteiten, onder
meer op het vlak van woningkwaliteit en eventuele
bodemverontreiniging;
> van eengezinswoningen en voor particulieren naar
appartementen of collectieve gebouwen;
> van de bundeling van reeds beschikbare informatie
naar het toevoegen van eigen informatie, bijvoorbeeld
over een uitgevoerde renovatie;
> van uitsluitend eigen gebruik naar het delen van
de informatie in de woningpas met anderen en het
raadplegen van de woningpas van andere eigenaars.
meer inzicht kregen in hun watergebruik, 18% zuiniger
met watergebruik is omgesprongen en 4% dankzij
de digitale meter een lek heeft kunnen opsporen en
daardoor waterschade kon vermijden.
Een ander belangrijk nieuw digitaal instrument is de
woningpas die eind 2018 werd ingevoerd. De woningpas
is een gratis digitaal paspoort dat een heleboel
72
HOOFDSTUK 03
3.2. Nieuwe, betere en duurzamere
dienstverlening vanuit gebouwen
Een opkomende trend is het aanbod van woon- en
kantoorgebouwen met extra diensten. In haar visierapport
van 2018 verwees de VCB al naar Upgrade
Estate dat vooral bekend is met het Upkot-concept
voor de huisvesting van studenten en intussen het
concept Upliving heeft ontwikkeld voor ‘young professionals’,
pas afgestudeerde jongeren die hun eerste
professionele stappen zetten. In Upliving gebouwen
vinden zij troeven zoals de energiezuinigheid en de
integratie van groen in combinatie met een aantal
gedeelde voorzieningen (zoals een wassalon en
bike sharing) en een optimale beheerservice en
klusjesdienst.
Een ander illustratief project op dat vlak is het
vastgoedproject Yust (Young Urban Style) met 97
instapklare citylofts dat ontwikkelaar Gands samen
met vastgoedmakelaar Realis heeft gelanceerd in
het centrum van Antwerpen. Zoals de naam van
het project aangeeft, richt het zich specifiek tot de
millenials en de generatie Z’ers die op jongere leeftijd
verkiezen een compacte woning te huren in een
stedelijke omgeving.
Het project Yust wil jongeren lokken met de duurzaamheid
van het concept in combinatie met ‘smart
services’ die beschikbaar zijn via een smartphone
app, en met ‘shared spaces’. De slimme diensten
omvatten onder meer de verhuur van elektrische
wagens en fietsen met gratis gebruik van laadpunten,
de mogelijkheid online bestellingen te ontvangen via
Bringme Box en het gebruik van wasmachines met
een laag verbruik. Als gemeenschappelijke ruimten
wordt voorzien in een rooftop-terras voor events, in
een rustige co-working ruimte, in een restaurant en in
polyvalente ruimten voor bijvoorbeeld seminaries of
meditatie.
Als in gebouwen meer diensten en meer slimme
toepassingen worden geïntegreerd, rijst de vraag wie
deze diensten best kan leveren. De grote technologiebedrijven
zien in deze disruptieve markt belangrijke
opportuniteiten maar ook producenten van
bouwmaterialen, -materieel en -systemen nemen
daarbij een almaar prominentere rol in.
Neem ventilatieproducent Renson. De nieuwe ventilatiesystemen
van Renson zijn uitgerust met sensoren
die het vocht-, CO2- en VOC-gehalte meten en hun
werking hierop afstemmen. Het ventilatieniveau kan
zo optimaal worden afgestemd op de aanwezigheid
en de behoeften van de bewoners. Belangrijk is ook
dat bij die toestellen apps beschikbaar zijn waardoor
de bewoner de binnenluchtkwaliteit kan monitoren
en de unit kan aansturen vanaf zijn smartphone.
Deze app meldt bovendien wanneer bijvoorbeeld
filters aan vervanging of nazicht toe zijn.
Dit impliceert ook dat bij Renson intussen informatie
over duizenden woningen is geregistreerd. Op basis
van de geregistreerde bewonersprofielen kan het
bedrijf Renson zijn systemen continu verbeteren.
Tegelijk kan Renson dan zeer gericht op basis van
de informatie waarover de fabrikant beschikt, de
installateurs aansturen zonder dat die op voorhand
de installatie moeten komen controleren. Maar welk
is dan in de toekomst nog de functie van de installateur?
(→ getuigenis op p. 102)
Appartement in
Minimal Chic-stijl
(ill. CAAAP)
Visierapport 2019 73
Collectieve
woonvormen in
project Triplettes te
Harelbeke
(ill. Bostoen)
Een ander illustratief voorbeeld is fabrikant Philips die
nu in de plaats van lampen en armaturen te verkopen
verlichting als dienst aanbiedt. Dat heeft Philips
Lighting onder meer gedaan voor de bibliotheek van
de stad Kortrijk. Tijdens een 10-jarig prestatiecontract
zorgt Philips Lighting ervoor dat het verlichtingssysteem
steeds wordt bijgewerkt met de nieuwste
updates zodra die beschikbaar zijn. Philips Lighting
verbindt zich er eveneens toe om na afloop van het
contract door middel van herinzet of hergebruik een
nieuwe bestemming te voorzien voor de armaturen.
De geïnstalleerde verlichting is intelligent: het is
mogelijk om verlichtingsschema's te programmeren,
om ze te beheren in functie van de sterkte van het
buitenlicht en aan te passen met aanwezigheidsdetectie.
Daardoor is een energiebesparing tot 80%
mogelijk.
De website van Philips Lighting toont een gediversifieerd
gamma van mogelijke service-overeenkomsten.
Die reiken verder dan regelmatig onderhoud ter
plaatse. Het gaat ook duidelijk om de opvolging van
de installatie vanop afstand en om zowel correctief
als preventief onderhoud en in het premiumpakket
bovendien om systeemoptimalisatie. Bovendien biedt
Philips Lighting een financieringssysteem aan op
basis van maandelijkse betalingen die volledig worden
gedekt door de besparing op de energiekosten.
vastgoedsector het overkoepelende concept van
‘living-as-a-service’ plaatsen. Dat is het uitgangspunt
van Thomas Vandenberghe van BESIX. Samen
met de A-Star Group bouwt BESIX nu 7.000 kleinere
appartementen in steden zoals Antwerpen, Brussel,
Berlijn en Boekarest. Ook in die appartementen zijn
de private vertrekken kleiner en zijn er meer gemeenschappelijke
delen maar tegelijk integreren zij allerhande
nieuwe technologieën, zowel in het ontwerp
en het beheer als voor de bewoners zelf. Volgens
Vandenberghe wordt na duurzaamheid ‘proptech’ de
nieuwe trend in de vastgoedsector.
In de niet-woongebouwensector stellen we
een gelijkaardige tendens vast, enerzijds
naar nieuwe kantoorconcepten met
Litobox als
combinatie van
warmtepomp, zonneboiler,
PV-installatie, batterijopslag,
regenwaterfiltering, ventilatie,
elekriciteit en internetwerk in
één toestel
(ill. Lito)
Volgens hetzelfde stramien sprak algemeen directeur
Patrick O van Viessmann in een interview voor De
Vlaamse Ondernemer zich uit voor de uitbouw van
heating-as-a-service. Met deze dienstverlening zou
Viessmann in ruil voor een maandelijks bedrag de
controle en het beheer van de verwarmingsinstallatie
volledig van de consument overnemen.
Tegenover deze productgebonden digitale oplossingen
voor de woningbouw kan de bouw- en
74
HOOFDSTUK 03
Litoboxen met
PV-installaties
(ill. Lito)
een ‘office-as-a-service’ aanpak en anderzijds naar
een doorgedreven digitaal beheer. Steeds meer
bedrijfsgebouwen zijn uitgerust met een Building
Management System (BMS) dat onder meer de
temperatuur, de verlichting, de luchtvochtigheid en
de ventilatie regelt in functie van het gebruik van de
ruimtes. Het BMS bewaakt daarnaast vaak ook het
interne elektriciteitsnetwerk en het energieverbruik.
Zo kan het de energie-efficiëntie en ook de duurzaamheid
van het gebouw verhogen.
Naast technologische middelen om het energieverbruik
in de dijken, wordt steeds vaker gekeken naar
manieren om het aantal werkplekken te beperken.
Werkplekken zijn immers duur, zowel door de bijbehorende
energiekosten als door de vastgoedprijzen. Wie
erin slaagt om de beschikbare ruimte in een gebouw
optimaal te benutten, doet dan ook een goede zaak.
Volgens een studie van Cushman & Wakefield wordt
50% van de beschikbare kantoorruimte onderbenut.
Doorgaans gaan smart workplaces ook gepaard met
smart design. In dit verband denken we onder meer
aan flex desks en alle mogelijke combinaties van stille
ruimtes voor taken die concentratie vereisen, ankerzones
voor nauw overleg en samenwerking in teams,
plekken om te telefoneren, ruimten om te brainstormen,
vergaderzalen voor videoconferenties enz.
In bedrijfsgebouwen is een BMS meestal ook een
BAS (Building Automation System) en kan met name
het Internet Of Things behulpzaam zijn. Dat blijkt uit
een recente getuigenis van Steven Lambert, Chief
Strategy Officer bij Spacewell, een bedrijf dat zich
toelegt op facility management en werkplekbeheer
met (mobiele) apps en analysetools. Zowel bewegings-
als beeldsensoren kunnen de bezetting en het
gebruik van de verschillende kantoor- en bedrijfsruimtes
bewaken, in combinatie met contactsensoren aan
deuropeningen en hoogtesensoren op aanpasbare
tafels. Zo kan worden weergegeven hoe de bezetting
per verdieping evolueert, zowel in time lapse’s als
gemiddeld.
Bovendien kan het internationaal opererende
Spacewell op basis van duizenden data per dag
ook een benchmark met andere kantoorgebouwen
uitvoeren. Zo kan Spacewell de ratio van ruimten
voor individueel werk en voor samenwerking, de ratio
van grote en kleine vergaderruimten, de gemiddelde
bezettingsgraad van de werkruimten, het aantal
plaatsen in vergaderruimten vergelijken met die van
gelijkaardige firma’s. Bij een bepaalde klant leverde
de vervanging van grotere vergaderruimten door
meerdere kleinere ruimten uiteindelijk een ruimtebesparing
van 15% op.
In kantoorgebouwen zijn digitale tools ook van
belang om vlotter beschikbare vergaderruimten te
vinden. Gemiddeld blijken 40% van de werknemers
10 minuten per dag te verliezen op zoek naar een
gezamenlijke plek om te overleggen. Data over
Visierapport 2019 75
gebruik en bezetting zijn ook nuttig voor de schoonmaakploeg.
Die kan zich daardoor meer en proactief
focussen op de ruimten waar schoonmaak het meest
nodig is. Via iconen krijgen zij daarvoor eenvoudig
te lezen instructies. Een dergelijke digitale aanpak is
niet alleen nuttig voor de herinrichting van bestaande
gebouwen maar ook voor de vormgeving van nieuwe
gebouwen. De slogan is dan ook: “make buildings
work for people”.
Een belangrijk nieuw concept voor de bevordering
van de digitalisering van het gebouwenpatrimonium
met een sterke focus op het energieverbruik wordt de
Smart Readiness Indicator (SRI) die is ingeschreven in
de herziene Europese richtlijn op de energieprestatie
van gebouwen en de energie-efficiëntie. De indicator
wordt in deze richtlijn als volgt omschreven:
De indicator van gereedheid voor slimme toepassingen
(„smart readiness indicator”) moet worden gebruikt om
na te gaan in welke mate gebouwen geschikt zijn om
door middel van informatie- en communicatietechnologieën
en elektronische systemen de werking van gebouwen
aan de behoeften van de bewoners en het net aan te
passen en de energie-efficiëntie en algehele prestatie van
gebouwen te verbeteren. De indicator van gereedheid voor
slimme toepassingen moet ervoor zorgen dat de eigenaars
en bewoners van gebouwen zich bewust worden van de
waarde van gebouwautomatisering en het elektronisch
toezicht op technische bouwsystemen, en moet bewoners
meer zekerheid geven over de werkelijke besparingen die
die nieuwe functieverbeteringen opleveren.
De Europese lidstaten zullen deze indicator vanaf
2020 op vrijwillige basis kunnen toepassen. De
indicator wil de meerwaarde van slimme woningen
tastbaar maken voor zowel gebruikers, eigenaars en
verhuurders van gebouwen als voor aanbieders van
slimme diensten. Het instrument gaat over de interactie
met de bewoners én met het net en beoogt zowel
een beter antwoord op de noden van de gebruikers en
een hogere efficiëntie voor werking en onderhoud als
een grotere flexibiliteit in functie van het energienet te
bieden.
Met name de VITO (Vlaamse Instelling voor
Technologisch Onderzoek) heeft in opdracht van de
Europese Commissie rond de uitwerking van een SRI
Omvorming van de
kantoortoren Antwerp
Tower tot woontoren met
enkel nog in de sokkel
retail en kantoren
(ill. Matexi, arch. Wiels
Arets & ELD)
76
HOOFDSTUK 03
Technische
installaties voor de
Bioversneller III te Gent
(ill. Denys)
baanbrekend werk verricht. WTCB en VCB waren
daarbij betrokken via de sturingscommissie. In de visie
van VITO start een SRI met een analyse van de slimme
services die beschikbaar zijn in een gebouw. Deze
worden onderverdeeld in 10 domeinen: verwarming,
koeling, sanitair water, ventilatie, verlichting, dynamische
bouwschil, eigen hernieuwbare energieproductie,
vraaggericht beheer, slim laden van elektrische
voertuigen en monitoring. Elk van deze diensten kan
geïmplementeerd worden in verschillende gradaties
van ‘smartness’ (beschreven als functionaliteitsniveaus).
Zo kan de verlichting gaan van manuele aan/
uit-controle over automatisch aan-/uitschakelen op
basis van het beschikbare daglicht tot automatisch
dimmen op basis van het beschikbare daglicht.
Wanneer de diensten in een gebouw bepaald zijn,
wordt de impactscore vastgesteld. De impact wordt
bepaald aan de hand van 8 criteria: energiebesparing,
verhoogd comfort en flexibiliteit maar ook
onafhankelijkheid ten opzichte van het elektriciteitsnet,
mate van gebruiksgemak, gezondheid en welzijn,
mate van (predictief) onderhoud en communicatie
met de gebruikers. Op basis van een checklist kunnen
de impact en functionaliteiten herwerkt worden tot
een SRI. Dat kan in de vorm van een globale score,
van een relatieve score (die bijvoorbeeld aantoont
dat een gebouw 65% van zijn potentiële impact op
het vlak van slimme applicaties benut) of als een label
(bijvoorbeeld een SRI-label klasse B).
Grotere bouwbedrijven, zoals BESIX (→ getuigenis op
p. 104), willen vanuit een multidisciplinaire aanpak
zowel op ecologisch als op economisch vlak uitdrukkelijk
voor hun klanten een meerwaarde betekenen.
Zij willen zich niet langer beperken tot de oprichting
van de ruwbouw en de eenmalige uitbouw van de
installaties maar ook betrokken zijn bij de diensten
achteraf in de vorm van energiemanagement,
predictief onderhoud en parkeerbeheer. De uitbouw
van een BIM en in de volgende fase van een digitale
tweeling is daarbij een cruciaal instrument.
Van cruciaal belang in het digitalisatieverhaal van
de bouw is dat uiteindelijk een optimale digitale
koppeling tot stand kan komen tussen de aannemers
en de toeleveringsindustrie. Deze koppeling zal tot
Grafiek 17
Building as a service via BIM
Bron: VCB
building as a service via BIM
inrichting lokalen
ventilation as a service
heating as a service
lighting as a serice
installaties
schikking
lokalen
bouwschil
ontwerp
planning &
uitvoering
oplevering
(as-built)
exploitatie
LCA
Visierapport 2019 77
Technische ruimte met
warmtepomp, boiler,
waterverzachter en
compacte ventilatie
(foto Arkana)
een belangrijke efficiëntieverhoging kunnen leiden. In
de technische data zullen minder fouten voorkomen.
De leveringstijden zullen kunnen worden ingekort. Per
(deel)project en zelfs per verdieping zullen aangepaste
pakketten kunnen worden bezorgd. Het WTCB
betrekt dan ook bij zijn nieuw technisch comité over
slimme en duurzame constructies naast de aannemers
ook de bouwmaterialenproducenten en zorgt
er tegelijk voor dat kleinere aannemers bij deze
problematiek eveneens hun rol kunnen blijven spelen.
(→ WTCB-kaderstuk op p. 78)
Nieuwste Technisch Comité
van WTCB over Smart en
Sustainable Constructions
Gezien de snelle evoluties op het vlak van communicatietechnologie,
intelligente systemen en behoeften
van de gebruiker, en de maatschappelijke uitdagingen
waar de Belgische bouwsector voor staat inzake
duurzame ontwikkeling en circulaire economie, heeft
het WTCB in 2018 onder impuls van voorzitter Johan
Willemen het Technisch Comité Smart & Sustainable
Constructions opgericht. Dit comité met Roan Van
Boeckel van BAM Contractors als voorzitter heeft als
doelstelling aannemers en bij uitbreiding de hele
bouwsector te informeren, te ondersteunen en te
mobiliseren bij de realisatie van duurzame en slimme
gebouwen.
Het technisch comité stelt alles in het werk om aan de
sector de nodige instrumenten aan te reiken om deze
evolutie vlot te kunnen doormaken. Dit vertaalt zich in
het uitwerken van relevante documenten en casestudies,
het identificeren van concrete en bruikbare
oplossingen en het creëren van nieuwe inzichten via
onderzoek en ontwikkeling. Dit moet de aannemer
helpen om zijn centrale rol in het bouwproces te
behouden.
Het comité bestaat uit een representatieve groep van
Belgische (grote en kleine) aannemers, aangevuld met
experten, architecten, bouwmaterialenproducenten
en integratoren. Het komt driemaal per jaar samen
en heeft de monografie Smart
Buildings for Smart Cities
gepubliceerd, een inleiding
op Smart Buildings voor de
bouwsector.
Een andere dienstverlenende rol waarbij bouw- en
installatiebedrijven hun meerwaarde optimaal
kunnen uitspelen, is die van ESCO (Energy Service
Company). Waar studie, implementatie en onderhoud
traditioneel door verschillende partijen gebeuren,
is een ESCO verantwoordelijk voor al die fasen. De
geplande besparing wordt daarbij contractueel
vastgelegd in een energieprestatiecontract (EPC).
Binnen de termijn van het contract (typisch voor 9
tot 15 jaar) betaalt de opdrachtgever de ESCO met
het budget dat hij uitspaart door de gerealiseerde
energiebesparing.
Om de besparing te garanderen implementeert de
ESCO een combinatie van energiebesparende maatregelen
en eigen energieproductie in de gebouw(en).
Na de termijn van het contract is elke winst en de
installatie voor de opdrachtgever. Aangezien onderhoud
een wezenlijk deel uitmaakt van energiebeheer,
valt een kostenefficiënt beheer van de gecontracteerde
installaties eveneens onder het contract.
De VCB en het VEB (Vlaams Energiebedrijf) sloegen
de handen in elkaar om een aantal leidende principes
te formuleren om in Vlaanderen tot succesvolle EPC’s
te komen. Het resultaat van deze samenwerking is
een ESCO-charter waarin de VCB en het VEB hun
visies over EPC’s hebben samengebracht.
78
HOOFDSTUK 03
De volgende zeven principes vormen de basis van het
charter:
1. Creëer draagvlak voor EPC’s. Een EPC-project kan
maar succesvol zijn als het goed voorbereid wordt
en gedragen is door alle betrokken partijen.
2. Besteed voldoende aandacht aan de wijze van
aanbesteding. Werk met een getrapte aanbesteding
en met voldoende trechtering.
3. Maak gebruik van een EPC-facilitator, die zowel
kan helpen bij de aanbestedingsprocedure als
advies kan geven tijdens de duur van het contract.
4. Hanteer een correcte risico-allocatie. Een ESCO kan
slechts slagen en resultaatsverbintenissen aangaan
als op voorhand de nodige informatie ter beschikking
gesteld wordt en de risico’s bij de juiste partij
gelegd worden.
5. Ga voor een slimme energiebesparingsgarantie
waarin de ESCO meedenkt en haar expertise kan
toepassen om tot een geïntegreerde ESCO-aanpak
te komen.
6. Zorg voor een interessant terugverdienpotentieel.
Een project moet beschikken over een voldoende
hoge jaarlijkse energiefactuur.
7. Streef naar standaardisatie bij de opmaak van
ESCO-bestekken en contracten.
Het charter werd op 1 maart 2019 door de Vlaamse
regering bekrachtigd en nadien door al de ministers
van de uittredende regering ondertekend. De
drie energieprestatiecontracten die het VEB op zijn
website vermeldt (voor het openbaar psychiatrisch
zorgcentrum te Rekem, voor de stad Geel en voor de
gebouwen van de Universiteit Antwerpen), werden
enerzijds door Cofely Services en anderzijds door
Honeywell uitgevoerd.
Binnenzicht in
het AZ Zeno te
Knokke-Heist
(ill. STRABAG)
Visierapport 2019 79
Zonnepanelen
verwerkt op garageboxen
in een residentieel
project te Destelbergen
(ill. Durabrik)
3.3. Uitbouw van slimme wijken
Door de toenemende mogelijkheden om in gebouwen
energie te produceren en te bufferen staan
gebouwen steeds meer centraal in de energievoorziening.
Zij vormen de basis voor de opwekking van
energie (bijvoorbeeld via zonnepanelen en warmtepompen
en de injectie van elektrische wagens)
en staan tegelijk in voor een belangrijk deel van het
verbruik. Bovendien verhoogt de stijgende hoeveelheid
aan decentraal opgewerkte energie de mogelijkheden
om gebouwen onderling energie te laten
uitwisselen. Deze onderlinge uitwisseling kan het centrale
distributienet ontlasten. Hernieuwbare energie
kan dan nog meer lokaal worden aangewend.
Op basis van de lokaal geproduceerde hernieuwbare
energie ontstaan nieuwe businessmodellen voor
de uitbouw van slimme wijken. Het gaat dan om
wijken waar woningen, kantoren en bedrijven veel
(hernieuwbare) energie produceren en deze energie
bij voorkeur lokaal verbruiken. Voor de tussentijdse
opslag wordt onder meer gebruik gemaakt van collectieve
batterijen of thermische buffervaten. Slimme
wijken hebben niet alleen betrekking op residentiële
sites maar kunnen even goed worden toegepast op
bedrijventerreinen. De uitwisseling van hernieuwbare
energie op wijk- en buurtniveau via slimme
micronetwerken heeft als bijkomend voordeel dat zo
buitensporige investeringen in het centrale distributienet
voor de opvang van productiepieken kunnen
worden vermeden en de distributienetbeheerders hun
tarieven daardoor niet extra moeten verhogen.
Op het research park te Zellik bijvoorbeeld komt,
volgens een persmededeling van januari 2018, “het
grootste CO 2
-neutrale smart grid van Europa”, met
enerzijds een elektrisch grid voor de 72 bestaande
bedrijven op basis van zon- en windenergie en anderzijds
een thermisch grid op basis van de restwarmte
van de supercomputers die daar zullen worden
ingeplant.
In het kader van de energiecluster Flux50 (→ getuigenis
op p. 106) voerde projectontwikkelaar Quares
een haalbaarheidsstudie naar een slimme energie-uitwisseling
en -sturing tussen de uiteenlopende
bedrijven(types) in de campus Mechelen Noord.
Voor het nieuwe brownfieldproject Komet in
Mechelen wil projectontwikkelaar Revive experimenteren
met een ESCO op wijkniveau. Revive is
van plan in deze wijk gedeelde warmte, elektriciteit
en luchtventilatie te verkopen en via slimme software
te verdelen onder de verschillende woningen
en kantoren. Het voordeel hiervan is dat bewoners
en gebruikers deze niet meer allemaal apart hoeven
in te kopen én dat de wijk grotendeels onafhankelijk
van het net functioneert. De wijk krijgt geen gasaansluitingen
en zal omzeggens als een op zichzelf
staand ecosysteem functioneren. De elektriciteit en
warmte worden zo veel mogelijk lokaal opgewekt
met onder andere zonnepanelen en zonneboilers.
In de Nieuwe Dokken te Gent wordt een derde van
de warmtevraag van de wijk lokaal opgewekt uit
afvalstromen en worden de overige twee derden
geleverd door de restwarmte van het nabijgelegen
chemiebedrijf Christeyns.
Van groot belang in dit verband is de implementatie
in Vlaanderen van de Europese richtlijn ter
80
HOOFDSTUK 03
bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare
bronnen die op 21 december 2018 werd
gepubliceerd. Deze richtlijn zal tegen 2021 in Belgisch
recht moeten worden omgezet. Artikel 22 van deze
richtlijn gaat uitdrukkelijk in op de zogenaamde ‘hernieuwbare-energiegemeenschappen’
(local energy
communities) en bepaalt hierover wat volgt:
De lidstaten zorgen ervoor dat eindafnemers, met name
huishoudelijke afnemers, het recht hebben om deel te
nemen aan een hernieuwbare-energiegemeenschap met
behoud van hun rechten of verplichtingen als eindafnemers
en zonder te worden onderworpen aan ongegronde
of discriminerende voorwaarden of procedures die hun
deelname aan een hernieuwbare-energiegemeenschap
kunnen verhinderen, mits voor particuliere ondernemingen
geldt dat hun deelname niet hun belangrijkste
commerciële of professionele activiteit vormt.
De lidstaten zorgen ervoor dat hernieuwbare-energiegemeenschappen
het recht hebben:
a) hernieuwbare energie te produceren, te verbruiken,
op te slaan en te verkopen, ook via
hernieuwbare-stroomafnameovereenkomsten;
b) binnen de hernieuwbare-energiegemeenschap
hernieuwbare energie te delen die is geproduceerd
door de productie-eenheden die eigendom zijn van die
hernieuwbare-energiegemeenschap …;
c) op niet-discriminerende wijze toegang hebben tot alle
geschikte energiemarkten, zowel rechtstreeks als door
middel van aggregatie.
Voorts verplicht de richtlijn de lidstaten ertoe om de
bestaande belemmeringen voor en het potentieel
van de ontwikkeling van hernieuwbare-energiegemeenschappen
op hun grondgebied te evalueren en
een faciliterend kader ter bevordering en vergemakkelijking
van de ontwikkeling van
hernieuwbare-energiegemeenschappen te scheppen.
Het Vlaamse energiedecreet biedt intussen een kader
voor de erkenning van regelluwe zones op het vlak
energie. Dit maakt het mogelijk om in proeftuinen te
experimenteren met innovatieve technieken of praktijken
zonder hinder van de generieke regelgeving die
van toepassing is. Op 3 april 2019 heeft de Vlaamse
regering een besluit genomen om die erkenning zo
concreet mogelijk te maken en vanaf 29 april konden
geïnteresseerden een aanvraag indienen. Intussen
bereidt het departement Omgeving een toekomstgericht
kader voor microgrids en hernieuwbare-energiegemeenschappen
voor.
Dit kadert binnen een
klemtoonverschuiving van de
optimalisatie van gebouwen
naar de optimalisatie tussen
gebouwen.
geschikt voor PV-panelen op het dak. De eigenaar
van een woning die daar best voor geschikt is, kan
dus PV-panelen plaatsen en daarmee ook buren
met minder geschikte daken met energie voeden.
Schoolgebouwen kunnen veel hernieuwbare energie
produceren in de zomer maar zullen dan bijna geen
energie verbruiken. Zij kunnen dan wel de buurt
ermee bevoorraden.
Zoals Ronnie Belmans, CEO van Energyville, op het
11 de energiecongres van de VCB verklaarde, zal het
energiesysteem er in de toekomst helemaal anders
uitzien dan nu. Hij stelde concreet voor om alle diensten
samen te bundelen in een ‘internet of power’.
Iedereen produceert en gebruikt zijn eigen energie
en wisselt die uit met de buren, net zoals iedereen
nu gegevens uitwisselt op het informatie-internet.
Op termijn moeten we ook in staat zijn om onze
gebouwen te gebruiken als opslagelement en zal
Aardgasloze
woontoren Turnova in
Turnhout met passieve
koeling dankzij
geothermie
(ill. Van Roey-IFTech)
Dit kadert binnen een klemtoonverschuiving van de
optimalisatie van gebouwen naar de optimalisatie
tussen gebouwen. Niet alle woningen zijn even
Visierapport 2019 81
82
SMART TOOLS
EN TALENTEN
HOOFDSTUK 03
Videoreportage
Energie-efficiëntie in slimme
wijken
Interview met bedrijfsleider Piet Van Poucke van installatiebedrijf
Linea Trovata over de toepassing van slimme wijken die bijna geen
energie van het net nodig hebben.
Visierapport 2019 83
ovendien de elektrische auto deel uitmaken van dit
energiepakket. Zo’n energiepakket waarin we lokaal
energie opwekken en opslaan, moeten we kunnen
loskoppelen van het grote energienet.
Tegelijk zullen we flexibeler moeten zijn. Ronnie
Belmans: “Vroeger stuurde onze vraag de energieopwekking.
Binnenkort stuurt de energieopwekking onze
vraag. De consument zal zijn vraag moeten aanpassen
aan wat er toevallig aanwezig is. Dat geldt ook
voor de auto en de slimme apparaten want in het
internet of power komt alles samen. Op termijn moet
ons verbruik overeenkomen met onze productie.”
De tendens naar een meer geïntegreerde aanpak
van energie, zowel op het niveau van de gebouwen
als op het niveau van wijken en buurten, biedt met
name aan de aannemer en ontwikkelaar kansen om
zich op te werpen als regisseur van het beheer van
lokale energiestromen. Het kan daarbij gaan om
uiteenlopende activiteiten: van productie en levering
over metering en opslag tot uitwisseling en distributie,
niet alleen van elektriciteit maar ook van warmte
via warmtenetten. Voor de geïnstalleerde laadinfrastructuur
kan hij bijvoorbeeld de rol van Charge Point
Operator op zich nemen. In dit verband is de VCB
voorstander van een beperkt Vlaams wettelijk kader
voor de hernieuwbare-energiegemeenschappen om
aan innovatieve gemeenschappen voluit de kans te
geven zich te bewijzen.
3.4. Digitalisering van de infrastructuur:
smart infra
Zoals in hoofdstuk 3.3. al is gebleken, spelen elektrische
auto’s een belangrijke rol in het kader van smart
grids. In een aantal proefprojecten, zoals dat van het
research park te Zellik, werd ook een studie over de
haalbaarheid van battery to grid uitgevoerd. Bij een
aantal innovatieve woonprojecten, zoals in het project
Komet te Aalst, experimenteren ontwikkelaars met het
concept van verkeersluwe wijken.
In het project Nieuwe Dokken te Gent geldt een
van de laagste parkeernormen van Vlaanderen met
een maximum van 0,8 parkeerplaatsen per woning.
Bovendien bevat het ondergrondse parkeerterrein van
dit project laadpalen die groene elektriciteit verdelen
die op de site zelf wordt geproduceerd. Die zullen
diverse elektrische voertuigen opladen, zowel elektrische
auto's van bewoners als elektrische deelauto’s,
fietsen en zelfs winkelkarren. Maar ook op kleinere
schaal komt de combinatie van groene energie en
laadpalen voor. Zo heeft het bedrijf WinWatt bij een
BMW-garage te Dilbeek laadpalen geconnecteerd
met zonnepalen. Als de zon schijnt verhoogt het vermogen
van de palen van (standaard) 7 kW tot 22 kW.
Het aantal elektrische wagens neemt nu gestaag toe.
Terwijl in 2016 in Vlaanderen 1.529 batterij elektrische
wagens werden ingeschreven, was dit aantal in 2018
Autoluwe wijk in Aalst die
aansluitbaar is op een
warmtenet, met compacte
woningen die worden
uitgerust met groendaken en
zonnepanelen
(ill. Huyzentruyt)
82
HOOFDSTUK 03
Nieuw
distributiecentrum te
Turnhout van Aldi dat als
Logistics Building of the
Year werd bekroond
(ill. Stadsbader)
tot 2.658 toegenomen. In 2018 bedroeg hun aandeel
bij de nieuwe inschrijvingen echter nog maar 0,6%
en hun aandeel in het totale wagenpark nog amper
0,2%, aldus de cijfers op de site www.milieuvriendelijkevoertuigen.be.
Maar iedereen verwacht nu toch
een doorbraak de komende jaren. Dat noopt tot de
aanleg van extra laadpunten.
België heeft begin 2019 de kaap van 10.000 laadpalen
gerond. Dat berekende AVERE, de Belgische federatie
voor elektromobiliteit, op basis van een bevraging
bij haar leden. Een kleine helft van de bestaande
laadpalen (4.500) staat bij bedrijven. Particulieren
bezitten 2.500 laadpalen. Tegelijk bleek uit cijfers van
de Europese Unie dat België over iets meer dan 3.000
publieke laadpalen op de openbare weg beschikte.
Een groot deel van de publieke laadpalen kwam er
door het 'Clean Power for Transport'-plan. Daarmee
wil de Vlaamse regering tegen eind 2020 5.000
publieke laadpunten bouwen.
Grafiek 18
Locaties van laadpalen in België
Bron: AVERE-enquête
30%
Op publieke
plaatsen
25%
Bij particulieren
45%
Bij bedrijven
In 80 à 90% van de gevallen worden elektrische
wagens thuis of op het werk opgeladen. Maar
daarnaast blijft de uitbouw van publieke laadinfrastructuur
nodig, met name in verstedelijkt gebied
waar minder gezinnen over een eigen parkeerplaats
beschikken. In andere Europese landen ligt de
beschikbaarheid van publieke laadpalen trouwens
al veel hoger. Maar in welke mate moet dan laadinfrastructuur
worden opgelegd in nieuwe gebouwen?
Volgens de VCB is het vooral belangrijk dat deze
infrastructuur in bestaande en nieuwe gebouwen kan
worden uitgerold en dat daarom vooral wordt ingezet
op de aanleg van wachtbuizen, kabelgoten en
bekabeling. Tegelijk is een toekomstvisie nodig rond
de integratie van laadinfrastructuur met de verdere
uitrol van hernieuwbare energie, zoals onder meer de
firma Winwatt al heeft uitgeprobeerd.
Visierapport 2019 83
Proef met nepwolk op
de water bufferende
asfaltlaag Drainphalt
(ill. Willemen)
Ook bij het slimmer maken van de openbare verlichting
dringt volgens Agoria een versnelling zich
op. Overschakelen op een niet-geconnecteerde
ledverlichting met een dimschema gedurende vaste
periodes kan volgens Agoria een besparing tot 50%
opleveren. Als wordt gekozen voor echt flexibel
aanstuurbare verlichtingsarmaturen, kan de besparing
zelfs oplopen tot 60%. Bovendien zijn slimme
verlichtingspalen multifunctioneel in die zin dat zij
naast onderdelen voor de verlichting bijvoorbeeld ook
sensoren voor het capteren van geluid of vervuiling,
een wifi-hotspot of een cctv-camera kunnen
bevatten.
Zoals voor slimme gebouwen staan voor slimme
straatverlichting bedrijven paraat die hier een
dienstverlening op lange termijn aan verbinden.
Philips Lighting bijvoorbeeld beperkt zich niet tot
de omschakeling van traditionele lichtpunten naar
LED maar voegt er het aspect ‘connected’ aan toe.
Onder meer door gebruik te maken van LiFi wordt het
mogelijk de verlichting beter op afstand te monitoren
en tegelijk data voor een optimaler gebruik
te verzamelen en daarnaast de verlichting ook als
informatiekanaal te gebruiken. Verlichtingsarmaturen
worden ‘future proof’ door ze nu al te voorzien van
de mogelijkheid om er in de toekomst geluids- en
bewegingssensoren te plaatsen. De dienstverlening is
ook financieel. In Wallonië loopt een groot project van
verledding van wegenverlichting waarbij de financiering
van de investering grotendeels gedekt wordt
door de daling van de energiekost.
Voor de verkeerslichten verwacht Agoria in een recent
rapport over Slimme mobiliteit een gelijkaardige
evolutie van een starre naar een mini-dynamische
en dynamische regeling en uiteindelijk naar een
voldynamisch verkeersbeheer dat Agoria ‘Talking
Traffic’ noemt. De verkeerslichten houden daarbij
steeds meer rekening met steeds meer factoren uit
hun omgeving.
In het kader van ‘Talking Traffic’ worden de groentijden
volledig automatisch aangepast op basis van
diverse factoren, zoals het aankomende verkeer en
de actuele drukte. De regeling gebeurt vanuit een
centrale en maakt gebruik van artificiële intelligentie
die zowel met realtime als met historische data rekening
houdt. Het systeem houdt eveneens rekening
met prioritair verkeer. Dat kunnen hulpdiensten zijn,
bussen en trams, fietsers en voetgangers.
84
HOOFDSTUK 03
Op de N80 tussen Hasselt en Sint-Truiden liet het
agentschap Wegen en Verkeer (AWV) vijf verkeersregelaars
met elkaar verbinden via een lokaal glasvezelnetwerk.
Detectielussen onder het wegdek tellen
de verkeersstromen. Een van de verkeersregelaars
treedt op als ‘master’, bepaalt op basis van deze
data welk voorgeprogrammeerd seinplan het beste is
en geeft dit door aan de andere regelaars. Optische
camera’s in de verkeerslichten zorgen voor een betere
detectie van fietsers en motors. Ook die informatie
wordt dan mee verwerkt. In mei 2018 startte te
Antwerpen de Verkeerslichtencoördinatiecomputer
die op termijn 373 verkeerslichten zal aansturen. Deze
computer telt meer voorgeprogrammeerde lichtregelingen
dan zijn voorganger maar monitort ook deze
programmaties en signaleert verbeterpunten.
De instorting van een autowegbrug te Genua in 2018
heeft de aandacht voor een degelijk asset management
en onderhoud van onze infrastructuur opnieuw
aangescherpt. De meeste bruggen in Vlaanderen zijn
op leeftijd en moeten de komende tien jaar grondig
worden gerenoveerd of vernieuwd. Maar hoe? Juist
de digitalisering van de infrastructuur in een intelligent
en dynamisch BIM-model moet toelaten om
de renovaties tot in de puntjes voor te bereiden en
onderhoud slimmer te organiseren. In oktober 2018
heeft het AWV Arcadis opgedragen om op die manier
het Vlaamse tunnelpatrimonium in kaart te brengen.
Ook voor de uitvoering van werken heeft AWV een
proefproject met BIM laten uitvoeren samen met
Willemen Infra. Bij dit proefproject konden problemen
tussen de objecten van de fietstunnels en van de rijweg
op voorhand worden gedetecteerd en opgelost.
In het nieuwe standaardbestek 250 voor de wegenbouw
dat vanaf januari 2020 in voege treedt, is een
bestekpost rond de uitvoering van BIM opgenomen
met een aantal standaardeisen voor opdrachtgevers
die BIM willen opnemen in hun opdracht.
De inzet van drones zou de inspectie van bruggen
sterk kunnen vergemakkelijken. In Nederland gebruikt
BAM Infra een door Sobolt ontwikkelde technologie
om met satellietdata gebieden te analyseren.
Hiermee is snel in kaart gebracht hoeveel asfalt,
groen en water er in een gebied is. Bij gebiedscontracten,
waar BAM Infra verantwoordelijk is voor het
onderhoud, levert dit BAM maar ook de opdrachtgever
snel inzicht in wat precies onderhouden moet
worden.
Daarnaast wordt gedacht aan de ontwikkeling van
een systeem van sensoren in bestaande wegen. Het
OCW (Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw)
werkt hieraan in het kader van het project Universal
Automatisering van de
visuele inspectie voor het
wegennetbeheer
In september 2018 is het OCW met de
steun van VLAIO en in samenwerking met
de Universiteit Antwerpen een eenjarig
onderzoeksproject gestart om technieken
voor een geautomatiseerde inspectie van
de kwaliteit van wegdekken te verfijnen
en te concretiseren. Dit project beoogt om
visuele weginspectie volgens de OCWmeetmethode
MN 89 met de gewenste
nauwkeurigheid te laten uitvoeren met
behulp van camera’s op vuilniswagens.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van een
Time-of-Flight-camera voor driedimensionale
beeldvorming, eventueel aangevuld
met gegevens van een CAN-bus. De
eerste aanzet hiervoor werd gegeven in
het VIM-project SENSOVO (Sensoren op
voertuigen) uit 2015 waaraan ook het OCW
heeft meegewerkt. Het leverde een proof
of concept op waarbij wegdekinformatie
wordt vergaard via de CAN-bus of een
camera op het voertuig en de gegevens tot
bruikbare informatie voor de automobilist
en de wegbeheerder worden verwerkt.
Het achterliggende doel is om het wegbeheer
te vereenvoudigen en kosten te
besparen door het wegdek op de juiste
momenten op de juiste plaatsen te renoveren
of te vernieuwen.
Light System for Stuctural Road Investigation. De idee
is dat bij elke kernboring ter voorbereiding van een
onderhoudsproject de wegbeheerder in het boorgat
een sensor inbrengt waarmee informatie uit de weg
kan worden verzameld. Maar ook met camera’s vanuit
vuilniswagens is visuele wegeninspectie mogelijk
(→ OCW-kaderstuk op p. 85).
In welke mate zijn de infrastructuur en de digitale
informatie daarover belangrijk voor de toekomstige
verkeersafwikkeling en meer in het bijzonder voor
Visierapport 2019 85
de zelfrijdende auto’s? Aanvankelijk dachten de
bedenkers van de zelfrijdende auto’s dat die geen
specifieke eisen aan de infrastructuur stelden en
volledig onafhankelijk van informatie over deze
infrastructuur zouden kunnen opereren. Maar op dit
ogenblik wint de idee veld dat juist de kwaliteit van
de infrastructuur en de harmonisering van wegsignalisatie
en verkeerslichten ‘key enablers’ zijn voor de
verdere ontwikkeling van de zelfrijdende voertuigen.
We verwijzen hiervoor ook naar de getuigenis van
Tom Roelants, administrateur-generaal van AWV (→
p. 108).
In haar rapport over Slimme Mobiliteit wijst ook
Agoria erop dat mobiliteitsdata vanuit verschillende
bronnen beschikbaar zijn: niet alleen vanuit smartphones,
sociale media en voertuigen maar ook vanuit
camera’s en sensoren op verkeerslichten en zelfs
in de wegeninfrastructuur. Agoria maakt daarbij
een onderscheid tussen slimme en geconnecteerde
voertuigen. Een slim voertuig neemt een beslissing
op basis van eigen camera’s en sensoren, bijvoorbeeld
een zelfparkerende auto om automatisch te
parkeren. Een geconnecteerd voertuig daarentegen
communiceert en wisselt real time informatie uit
met andere voertuigen (vehicle-to-vehicle) en met
personen (vehicle-to-person) maar ook met infrastructuur
(vehicle-to-infrastructure).
ITS (Intelligente Transport Systemen) worden aldus
C-ITS met de C van onderling communicerende
systemen. Agoria schat dat tegen 2030 voertuigen
autonoom zullen kunnen rijden en op en langs de weg
zullen kunnen rekening houden met alles en iedereen
(vehicle-to-everything). “Dat kan enkel als de weginfrastructuur
mee evolueert met accurate digitale
kaarten, voldynamisch verkeersbeheer, connectiviteit
(onder meer via 5G) en mobiliteitsdataplatformen met
accurate en realtime informatie”, aldus nog Agoria.
Illustratief in dit verband is het verkeersgegevensplatform
Mobili-data dat eind 2018 werd opgestart.
In een eerste beweging zal de databank gegevens
verzamelen waarover de overheid zelf beschikt, onder
meer via het Vlaams Verkeerscentrum, via stedelijke
verkeerscomputers en via sensoren aan verkeerslichten
of lussen in het wegdek. In een tweede beweging
moet het ook mogelijk zijn om de gegevens van
verschillende apps (zoals Waze, Coyote en Touring
Mobilis) in de databank te integreren. Op die manier
kan de sturing van verkeerswisselaars verder worden
verfijnd.
Tangent van
2,6 km rond Mechelen
moet huidige ring en
stationsomgeving
ontlasten en voor vlotter
doorgaand verkeer zorgen
(ill. Willemen)
86
HOOFDSTUK 03
Tot minimum
beperkte verhardingen
in natuurbuurt te
Scheldewindeke
(ill. Bostoen)
In Gent zullen de reizigers al vanaf eind 2019 gebruik
kunnen maken van een Traffic Management-as-aservice
systeem dat alle informatie uit verkeerslichten,
straatcamera’s en dynamische snelheidsborden maar
ook van het openbaar vervoer bundelt.
Multimodale trajecten op maat van de gebruikers
worden het uitgangspunt. Maar dit vergt ook een
infrastructurele aanpassing en met name de uitbouw
van multimodale mobiliteitshubs op alle niveaus:
zowel op internationaal en interstedelijk als op
tussengemeentelijk en plaatselijk niveau. Deze hubs
gaan verder dan de combinatie van een bus- en
treinstation. Zij moeten ook laadpunten voor elektrische
auto’s, verzekerde parkeerruimte en bereikbaarheid
voor (elektrische) fietsen en een aanbod van
deelauto’s en lokale taxi’s omvatten.
Het Waalse Gewest is van plan al tegen 2023 een
100-tal dergelijke hubs (‘mobipôles’) te organiseren.
De reacties van een aantal Vlaamse gemeenten op
de negatieve resultaten van de mobiscore tonen aan
dat heel wat gemeenten in Vlaanderen op het vlak
van mobiliteit nog zeer slecht
zijn bedeeld. In plaats van hen
op ruimtelijk en zelfs fiscaal
vlak af te straffen daarvoor
zou de Vlaamse overheid er
beter aan doen eveneens
bijkomende mobiliteitshubs te
creëren die rekening houden
met de toekomstige evolutie
van het verkeer.
Ook de nota van het departement
Mobiliteit en Openbare
Multimodale
trajecten op maat
van de gebruikers
worden het
uitgangspunt.
Werken (MOW) voor de nieuwe Vlaamse regering met
als titel Mobiliteit in beweging: 10 gamechangers
voor mens, economie en klimaat gaat uitdrukkelijk
uit van een gelaagd netwerk van mobipunten en
hubs. Een geïntegreerde beleidsvisie vanuit mobiliteit
én ruimte vormt daarbij de leidraad. Het komt
volgens deze nota erop aan reizigers vlotte deur
tot deur verplaatsingen aan te bieden. Die moeten
de vergelijking met de wagen kunnen doorstaan.
Efficiëntie staat voorop. Elk knooppunt moet de
verschillende netwerken en modi (inclusief deelsystemen)
met elkaar verbinden en maximaal op mekaar
afstemmen. Elke reiziger moet zo op elk moment
kunnen beschikken over een comfortabele en snelle
mobiliteitsoplossing. Voor het goederenvervoer geldt
volgens het departement dezelfde filosofie met
gedeelde opslagvoorzieningen, terminals en transportmiddelen
als uitgangspunt.
Tegelijk pleit het departement voor aantrekkelijke
mobiliteitsdiensten. Digitale, autonome, gedeelde en
geconnecteerde mobiliteit biedt uitzicht op nieuwe
businessmodellen. Het uitgangspunt hierbij is dat
reizigers in de toekomst veeleer
mobiliteitsdiensten gaan kopen
in plaats van zelf te investeren
in de aankoop van voertuigen.
Het departement wil samen
met de lokale besturen en met
private spelers werk maken van
de uitbouw van aantrekkelijke
mobiliteitsdiensten binnen het
mobility-as-a-service concept.
De rol van de overheid bestaat
er dan vooral in de transparantie
van de dataplatformen
Visierapport 2019 87
te garanderen en de
interoperabiliteit van de
verschillende dataplatformen
te bewaken.
Een illustratief voorbeeld
uit de bouwsector zelf hoe
een digitale oplossing de
huur van voertuigen kan
vergemakkelijken, is het
bedrijf en digitaal platform Smartyard dat bouwbedrijf
Aertssen heeft opgericht voor de huur en verhuur
van zware bouwmachines. Smartyard bezit zelf
geen enkele eigen machine maar ontzorgt zowel de
huurders als de verhuurders van dit materieel, enerzijds
door de flow om een deal te kunnen maken te
optimaliseren door digitalisering en anderzijds door
een inventief ‘find and match’ systeem dat huuraanvragen
uit de markt op een intelligente wijze koppelt
aan de juiste verhuurders. De tijdswinst op de planning
is na enkele honderden afgesloten huurdeals
alvast opgelopen tot 75 % van de tijd die voorheen
nodig was. Doordat alles gedigitaliseerd is (bijvoorbeeld
de precieze plaats waar een tuig geleverd
moet worden en het moment waarop een tuig wordt
afgemeld) gebeuren er ook 55 % minder fouten.
Naarmate de bevolkingsdichtheid stijgt, groeit ook
de intensiteit van de verplaatsingen. In dit verband
wordt nu ook gedacht aan een flexibeler gebruik
van de infrastructuur. Het gaat dan bijvoorbeeld
om parkeer- of pechstroken die tijdelijk voor bussen
worden gebruikt. De Franse wegenbouwfirma Colas
heeft daartoe een innovatief procédé uitgedacht dat
‘Flowell’ wordt genoemd. Het gaat om een markering
op de weg die uit LED bestaat en die kan worden
aangepast in functie van tijdelijke behoeften zoals
een passage voor voetgangers die oplicht als de
schooltijd voorbij is, een plaats voor leveringen die
parkeerplaats wordt, een weg die geopend of gesloten
wordt in functie van het verkeer.
Naast de multimodale inzetbaarheid wordt nu eveneens
geëxperimenteerd met het multifunctioneel
gebruik van het wegdek. Zo heeft de Belgische firma
Willemen de waterdoorlatende asfaltverharding
Drainphalt uitgedacht. Deze innovatieve asfaltverharding
slaat het regenwater tijdelijk op vooraleer
het af te geven aan de ondergrond. Daardoor worden
rioleringen, watergreppels, afvoerroosters, bufferbekkens
en grachten overbodig. Bovendien wordt het
asfaltmengsel op een lagere temperatuur geproduceerd.
Bij de productie komt dus minder CO2 vrij.
In Nederland onderzoekt de provincie Utrecht
gedurende twee jaar het effect van de toepassing
Volgens het departement
moet de nieuwe regering
Vlaanderen positioneren
als een proeftuin voor
geconnecteerde en
autonome voertuigen.
van zonnepanelen op een
druk bereden weg. Daar
wordt op een rijstrook
van 20 meter lang over
50 m 2 op het wegdek een
zonnepanelenmat met
beschermlaag aangebracht
die bestand is tegen zware
voertuigen en tegelijk tegen
druk verkeer. In de toekomst
kunnen misschien de wegen zelf de batterijen van de
elektrische wagens opladen.
De reeds eerder vermelde nota van het departement
MOW voor de nieuwe Vlaamse regering gaat uitdrukkelijk
in op de rol die mobiliteit kan vervullen om
van Vlaanderen een gangmaker inzake innovatie te
maken. Het departement signaleert dat in Vlaanderen
op het vlak van autonome voertuigen en geconnecteerde
mobiliteit al een aantal pilootprojecten lopen.
Het ging daarbij om testen met autonoom varen
en rijden, platooning bij vrachtwagens, zelfrijdende
pendelbusjes op Brussels Airport, enz. Ook het Vlaams
Instituut voor de Logistiek werkt hier intensief aan
mee vermits het inzet op de volgende vier thema’s:
Flanders gateways, duurzaamheid, omni-channel én
digitalisering.
Volgens het departement moet de nieuwe regering
Vlaanderen positioneren als een proeftuin voor geconnecteerde
en autonome voertuigen. Ontwikkelingen
op het vlak van geconnecteerde en autonoom rijdende
vervoermiddelen bieden immers mooie kansen:
op veiliger en vlotter verkeer (met minder ongevallen
en kortere volgafstanden) maar ook op duurzamere
en meer inclusieve mobiliteit. Ze vergemakkelijken
bovendien het gecombineerd gebruik van de verschillende
modi. Buiten de verdere uitbouw van het
dataplatform Mobili-data en de deling van gegevens
met ontwikkelaars van apps wil het departement
meewerken aan een omkaderende regelgeving. Om
specifieke testen uit te voeren is het mogelijk gebruik
te maken van de Vlaamse wetgeving op regelluwe
zones. In Nederland bestaat intussen al een experimenteerwet
voor zelfrijdende voertuigen.
Nog een beleidsvoorstel van het departement betreft
de uitrol van 5G-netwerken. Het komt erop aan
netwerken uit te bouwen die op een efficiënte en
effectieve manier zorgen voor datacommunicatie
tussen vervoermiddelen onderling en hun omgeving,
samen met de dataoperatoren. In dit verband denkt
het departement ook aan de mogelijke inschakeling
van het aanwezige glasvezelnetwerk van de Vlaamse
overheid om tot een open 5G-netwerk langsheen de
Vlaamse snelwegen te komen.
88
HOOFDSTUK 03
Naar een geïntegreerd en coherent IT-procesbeheersysteem
in de asfaltsector
Het ROAD_IT-project, gefinancierd door VLAIO en van 2015 tot 2017 uitgevoerd door de Universiteit
Antwerpen in partnerschap met het OCW, had tot doel voor de hele Vlaamse asfaltsector een geïntegreerd
en coherent IT-procesbeheersingssysteem te ontwikkelen en te demonstreren.
Concreet werden de volgende doelstellingen
nagestreefd:
> het ontwikkelen en demonstreren
van een geïntegreerd en coherent
IT-procesbeheersingssysteem voor de volledige
Vlaamse asfaltsector, waardoor alle bestaande
sensoren en actuatoren (elk met hun eigen
operationele informatica) op een werkbare
manier met elkaar kunnen communiceren en
archiveren;
> de ontwikkeling en implementatie van een
robuuste IT-architectuur met een digitaal portaal
dat communicatie tot stand brengt tussen
alle relevante bestaande (en, bij uitbreiding,
toekomstige) data-input- en -outputpunten
voor de processen in de productie en verwerking
van asfalt;
> de demonstratie van de werking van de
IT-architectuur en het portaal door middel van
vier gedocumenteerde ‘proofs of concept’ uit
de asfaltsector.
Op dit laatste punt werd gewerkt rond de volgende
vier use cases:
> de optimalisering van de logistiek tijdens de
werfuitvoeringsfase;
> de validering van een meetparameter (met
name de homogeniteit van de temperatuur na
de finisher);
> het rapporteren van een werf of van een uitvoeringsperiode
van een werf via app-functies;
> de detectie- en archiveringsmethodiek voor de
gebruikte materialen en processen voor een
wegconstructie-sectie met het oog op actuele
of toekomstige evaluatie en exploitatie.
De demonstraties toonden de werking en
de mogelijkheden van het systeem aan. Het
Road_IT-project gaf de aanzet tot toekomstige
gebruiksmogelijkheden van IT-toepassingen.
Het aanbod van nieuwe technologieën zal
blijven toenemen en de hele sector (aannemers,
opdrachtgevers en technologieleveranciers) staat
voor de uitdaging om ze toe te passen. Daarom
verbond het projectteam er zich toe ook in de
toekomst op het gebruik van deze technologieën
in te zetten en de branche bij te staan
bij de implementatie ervan. De eerste stappen
zijn al ondernomen voor de implementatie van
IT-systemen bij enkele leden van de gebruikersgroep.
Op die manier zijn de eerste ervaringen
opgedaan en blijven de partners van dit project
samen met de sector bouwen aan de technologie
van morgen. Het verdere verloop van dit
project is te volgen op
www.uantwerpen.be/road-it.
Verder moet Vlaanderen volgens het departement
MOW marktleider in ‘smart shipping’ worden. Het
beleidsvoorstel van het departement bestaat erin de
waterweginfrastructuur klaar te maken voor geautomatiseerde
en autonome schepen. De waterweginfrastructuur
wordt daarvoor verregaand geautomatiseerd
en in grote mate vanop afstand bediend.
Interactie tussen infrastructuur en schepen gebeurt
digitaal om op die manier het verkeer zo veilig
mogelijk te begeleiden. Wat wil het departement dan
concreet realiseren? Ze willen de infrastructuur zo
inrichten dat schepen er op een technologie-neutrale
wijze gebruik van kunnen maken. Ze zetten in op
slimme communicatie voor slimme schepen en stellen
kwaliteitsvolle waterwegdata op basis van correcte
en actuele informatie maximaal beschikbaar aan de
gebruikers. Zo kunnen ze veiliger en efficiënter varen.
Datadeling is een noodzakelijke voorwaarde voor
innovatie en maakt ook een efficiënte reisplanning
mogelijk.
Visierapport 2019 89
Wijk 4 Fonteinen
te Vilvoorde met
eerste mobipunt voor
deelfietsen en -auto’s,
laadpaal en bushalte
(ill. Matexi)
Tenslotte pleit het departement voor de transformatie
van Vlaanderen tot een digitale ‘supply highway’,
samen met de transport- en logistieke ondernemingen.
Zo kunnen logistieke dienstverleners beter sturen
op de verschillende flows (goederen, geld en informatie).
Zo kunnen ze hun logistieke ketens optimaliseren
en verduurzamen, d.w.z. meer gebruik maken van de
binnenvaart en het spoorvervoer en tot een betere
beladingsgraad van vrachtwagens komen.
Grotere datavolumes kunnen nu beter, sneller en
vooral goedkoper verzameld worden. Een almaar
uitdijend internet der dingen maakt het mogelijk om
die data optimaal te delen. Concreet stelt het departement
voor dat een onafhankelijke operator de
goederenstromen bundelt en de verschillende logistieke
spelers op de hoogte houdt van de status van
hun lading. Dat vergt wel nog een verdere uitklaring
van het verdienmodel achter een dergelijke samenwerking
(bijvoorbeeld over hoe bijkomende winsten
worden gedeeld) en nader onderzoek rond welke
bijkomende maatregelen nodig zijn om de bundeling
van goederenstromen aantrekkelijker te maken.
Naast de Vlaamse overheid denkt ook de sector zelf
over hoe IT-processen in de wegenbouw kunnen worden
geïntroduceerd en veralgemeend, zoals blijkt uit
het project ROAD_IT van het OCW en de Universiteit
Antwerpen (→ OCW-kaderstuk op p. 89).
3.5. Bijdrage van de bouw tot de
ontwikkeling van slimme steden
In de vorige hoofdstukken analyseerden we de bijdrage
van de bouw tot slimme gebouwen en wijken
en tot een slimmere infrastructuur. In dit hoofdstuk
gaan we nog een stap verder en bekijken we in welke
mate de bouw kan bijdragen tot de realisatie van
slimme steden. We baseerden ons op het overzicht
van slimme toepassingen die volgens McKinsey tegen
2025 relevant zullen zijn voor de steden. Het overzicht
komt uit het rapport van juni 2018 over Smart
Cities: Digital Solutions for a more Livable Future.
Minstens 25 van de vermelde 57 toepassingen houden
nauw verband met de bouw.
Op het vlak van energie werd in hoofdstuk 3.1. al
uitvoerig ingegaan op het toenemend gebruik van
hernieuwbare energie in woningen, in hoofdstuk 3.2.
op de opkomst van Building Management Systems
(BMS) in niet-woongebouwen, in hoofdstuk 3.3. op
de uitbouw van smart grids en in hoofdstuk 3.4. op
de slimme energiebesparingsmaatregelen voor de
publieke ruimte. Voor het energieluik van slimme
steden is de bouw dus cruciaal.
De bijdrage van de bouw tot de veiligheid betreft
eveneens zowel de veiligheidssystemen voor publieke
ruimten als die voor gebouwen. Op publieke ruimten
komt steeds vaker flexibel bedienbare verlichtingsapparatuur
in combinatie met allerhande sensoren
90
HOOFDSTUK 03
TABEL 02
Tabel 2: Overzicht van slimme toepassingen in slimme steden
(toepassingen met betrokkenheid van de bouw in donkerblauw gedrukt)
Bron: McKinsey, Smart Cities: Digital Solutions for a More Livable Future
Veiligheid
› Preventief misdaadbeleid
› Realtime misdaaddetectie
› Geweerschot detectie
› Slimme beveiliging
› Spoeddienst optimalisatie
› Camera’s op lichamen
› Vroegtijdige waarschuwing voor
calamatiteiten
› Persoonlijke alarmtoepassingen
› Beveiligingssystemen voor woningen
› Datagedreven gebouweninspecties
› Crowd management
Gezondheid
› Telegeneeskunde
› Monitoring van patiënten op
afstand
› Conditiemetende wearables
› EHBO-meldingen
› Real time
luchtverontreinigingsdetectie
› Toezicht op besmettelijke ziekten
› Datagedreven toezicht op
kinderen en moeders
› Datagedreven toezicht op sanitair
en hygiëne
› Online organisatie van
behandelingen
› Geïntegreerde volgsystemen voor
patiënten
Mobiliteit
› Real time informatie over
openbaar vervoer
› Digitale betaling voor openbaar
vervoer
› Zelfrijdende voertuigen
› Preventief onderhoud
transportinfrastructuur
› Slimme verkeerssignalisatie
› Rekeningrijden bij files
› Vraaggedreven microtransport
› Slim parkeren
› Slimme private en gebundelde
autostop
› Auto- en fietsdelen
› Geïntegreerde multimodale
informatie
› Real time navigatie
› Bundeling van en slimme lockers
voor pakjes
Energie
› Geautomatiseerde gebouwen
› Geautomatiseerde
woonenergiesystemen
› Energieverbruik tracking
› Slimme straatverlichting
› Dynamische elektriciteitsprijzen
› Geautomatiseerde
elektriciteitsdistributie
Water
› Waterverbruik tracking
› Lekdetectie en -controle
› Slimme irrigatie
› Opvolging van waterkwaliteit
Afval
› Digitale opvolging en betaling van
afvalstromen
› Optimalisatie van ophaalroutes voor
afval
Economie en wonen
› Gedigitaliseerde
bedrijfsvergunningen
› Gedigitaliseerd belastingsstelsel
› Online herscholingsproprogramma’s
› Gepersonaliseerde opleiding
› Lokale centra voor e-leren
› Gedigitaliseerd systeem voor
bouwvergunningen
› Open kadastrale databank
› Peer-to-peer verblijfsaccomodatie
Betrokkenheid
› Lokale toepassing voor
vrijwilligerswerk
› Lokale uitwisselingsplatformen
› Gedigitaliseerde diensten voor
burgers
Visierapport 2019 91
Appartementen met
zicht op een wijkpark
in de Nieuwe Dokken
te Gent
(ill. VanRoey, Maes en
Artes, arch. Onix)
92
HOOFDSTUK 03
en camera’s op die apparatuur. Gebouwen worden
steeds meer beschermd door zogenaamde ‘slimme
sloten’. Ook de continue monitoring van gebouwen
ontmoedigt de misdaad. Zelfs de beveiliging van de
bouwplaatsen zelf gebeurt nu met slimme systemen.
Het Heras Smart Acces bijvoorbeeld combineert de
beveiliging van de bouwplaats met toegangscontrole
én persoonsregistratie in één systeem.
Voor de bescherming tegen calamiteiten verwijzen
we naar het intelligent waterbeheersysteem dat
Vlaanderen gaat uitrollen. Het is de bedoeling 2.500
sensoren te installeren die data over de waterkwaliteit
en -kwantiteit verzamelen. Deze data worden
dan verwerkt in een zelflerend en voorspellend
systeem waardoor het Vlaamse gewest zich beter
kan wapenen tegen wateroverlast, -schaarste en
-verontreiniging. Op basis van actuele meetgegevens
in combinatie met zelflerende voorspellingen wordt
het mogelijk de waterreserves beter te benutten in
functie van de watervraag. Dit project laat toe om
verder vooruit te kijken en beter te anticiperen op
bijvoorbeeld een kritische daling van de waterkwaliteit
of een waterschaarste. Op het vlak van water is
naast dit ‘internet of water’ de geplande uitrol van de
slimme watermeter van belang.
Op het vlak van mobiliteit maakt Vlaanderen
vorderingen op het vlak van een slimmer preventief
onderhoud van infrastructuren en van een slimmere
verkeersignalisatie, zoals al is gebleken uit hoofdstuk
3.4. Ontwikkelaars ontwerpen hun projecten op zo’n
manier dat bijvoorbeeld parkeerplaatsen kunnen
worden omgebouwd naar andere functies (bijvoorbeeld
wonen). Op die manier worden zij ‘future proof’
en aanpasbaar aan toekomstige evoluties op het
vlak van mobiliteit. Bij woonprojecten wordt ook vaker
gedacht aan de integratie van slimme lockers om de
via internet gekochte pakjes te laten bezorgen.
In 2018 werd een ‘digital twin’ van de stad Antwerpen
gelanceerd. Deze digitale 3D-replica van de stad
combineert gegevens over geluidsoverlast met realtime
sensorinformatie over luchtkwaliteit en verkeer,
en computermodellen. Ze biedt een actuele en
tegelijk voorspellende kijk op de situatie in de stad,
waarmee de impact van geplande maatregelen kan
worden gesimuleerd en uitgetest.
Steden staan voor grote en complexe uitdagingen
om CO2-uitstoot, geluidshinder en verkeersoverlast in
de stadskern te verminderen en de stad aantrekkelijk,
Gebouwen worden steeds meer
beschermd door zogenaamde
‘slimme sloten’. Ook de continue
monitoring van gebouwen
ontmoedigt de misdaad.
Stadsvernieuwingsproject
te Eeklo
met openbaar
toegankelijke groene
zone
(ill. Huyzentruyt)
Visierapport 2019 93
leefbaar en gezond te
houden. Ingrepen om de
situatie te verbeteren in
een bepaalde wijk kunnen
een impact hebben op
meerdere factoren en/of
meerdere locaties in een
stad. Het autovrij maken
van een bepaalde straat
kan bijvoorbeeld een
positieve invloed hebben
op de luchtkwaliteit
en geluidsoverlast van
aanliggende wijken maar de mobiliteit en ook de
luchtkwaliteit op andere plaatsen verslechteren. In dit
kader bestaan er marktopportuniteiten voor aannemers
om de BIM-modellen van gebouwen als digitale
assets aan de overheid aan te bieden om zo alles te
integreren in een overkoepelend model.
Op het vlak van gezondheid kunnen we bijvoorbeeld
de al eerder in hoofdstuk 3.2. aangehaalde sensoren
vermelden waardoor oudere bewoners beter
vanop afstand kunnen worden opgevolgd, en het
toenemend gebruik van een BMS dat onder meer de
Werflink is het online
deelplatform waarop
bouwbedrijven onderling
materieel, equipment,
materiaaloverschotten,
vracht- en opslagruimte
kunnen delen.
gezondheidssituatie in een
gebouw opvolgt. Concreet
werd deze tendens in
België in 2016 versterkt
door een KB op de basiseisen
voor werkplaatsen
dat in mei 2019 nog werd
gewijzigd en wordt aangevuld
met een praktische
richtlijn.
Ruim 300 bedrijven en
organisaties hebben
intussen een engagementsverklaring in het kader
van de Green Deal Circulair Bouwen ondertekend.
Op het vlak van afval vinden nu in de Vlaamse bouw
eveneens digitale experimenten plaats. Zo experimenteert
Recupel momenteel met een sorteerproces
waarbij een machine elektrische en elektronische
apparaten in een oogopslag kan herkennen volgens
merk, type en bouwjaar. Het camera-oog
moest daarin worden geoefend op
basis van 1 miljoen foto’s van
e-waste van de voorbije vijf
jaar. Artificiële intelligentie
Centrumontwikkeling
van Wezenbeek-Oppem
met nieuw administratief
centrum, openbaar park
en woongelegenheden
(ill. Van Roey, arch. A2D,
Areal en BRUT)
94
HOOFDSTUK 03
Nieuwe wijk Lux en
Forum met duurzame
kantoren in combinatie
met wonen, publieke
parktuin en centraal
plein
(ill. Van Roey)
bleek dé oplossing om dit herkenningsproces mogelijk
te maken. Na de eerste testfase bleek de camera al
ruim 90% van de apparaten in de juiste categorie te
plaatsen. Om bedrijven aan te moedigen om e-waste
aan te bieden heeft Recupel het digitaal platform
Smartloop gecreëerd, een virtuele marktplaats voor
kmo’s en erkende verwerkers.
Werflink is het online deelplatform waarop bouwbedrijven
onderling materieel, equipment, materiaaloverschotten,
vracht- en opslagruimte kunnen
delen. Bouwbedrijven kunnen hun vraag en aanbod
op het deelplatform melden en dan delen,
huren, lenen of ruilen met andere bouwbedrijven
en bouwplaatsen in de buurt. Zo maken zij samen
beter gebruik van alles wat zij al hebben, gaan
overschotten niet verloren, voorkomen zij verspilling
en besparen zij kosten omdat de aankoop van nieuw
materiaal niet noodzakelijk is.
Op het vlak van wonen is het kadaster sedert 2013
in gans België online consulteerbaar. De digitale
omgevingsvergunning voor woningen en bedrijven
is in Vlaanderen sedert 2018 een feit, evenals de
digitale woningpas. Maar er is nog meer: sedert 2016
is het digitaal Kabel- en Leidinginformatieportaal
van start gegaan. Dat portaal geeft aannemers
informatie over de ligging van ondergrondse kabels
en leidingen. Op het vlak van betrokkenheid zien we,
zeker in cohousingprojecten, de creatie van digitale
uitwisselingsplatformen tussen de bewoners.
Van de 25 aan de bouw gerelateerde opportuniteiten
voor de uitbouw van smart cities zien we in
Vlaanderen telkens al een aantal illustratieve projecten
die proeflopen of reeds op grotere schaal worden
uitgerold. Steden en gemeenten kunnen daarvoor
rekenen op Vlaamse subsidies. Zij konden sedert
2018 intekenen op de jaarlijkse projectoproepen in
het kader van het City of Things-programma van de
Vlaamse minister van Innovatie Phlippe Muyters.
Daarnaast zijn er de financieringsmogelijkheden die
Belfius sedert 2014 aanbiedt samen met de Europese
Investeringsbank. Met het derde programma rond
Smart Cities, Climate Action & Circular Economy
stond de teller daarvoor ondertussen op 121 slimme
projecten voor meer dan 1 miljard euro ten voordele
van meer dan 2 miljoen inwoners.
Van groot belang voor de uitrol van slimme steden
zijn uiteindelijk de doelstellingen die daarmee kunnen
worden bereikt. Ook die heeft McKinsey berekend
in haar rapport van 2018 over slimme steden. Uit dit
Visierapport 2019 95
Grafiek 19
Effecten van smart city toepassingen (in %)
Bron: McKinsey, Smart Cities: Digital Solutions for a more Livable Future
-70 -60 -50 -40 -30 -20 -10 0 10 20 30
Contacttijd met (gezondheids)diensten
Misdaden
Drinkwaterverbruik
Ziektelast
Duurtijd van noodhulpinterventies
Pendeltijd
Onrecycleerd afval
Broeikasemissies
Dodelijke ongevallen
Levenskost
Officiële tewerkstelling
Samenhorigheidsgevoel
Verbondenheid met lokale overheden
Minimum
Maximum
overzicht blijkt duidelijk dat slimme toepassingen
voor slimme steden op belangrijke punten de levenskwaliteit
kunnen verbeteren. Slimme verkeerslichten
kunnen bij noodinterventies kostbare minuten doen
winnen en levens redden. Dankzij proactief onderhoud
kunnen problemen worden opgelost zonder
dat de werken tot ellenlange files moeten leiden.
Met een slimme monitoring wordt het mogelijk op
grote schaal lekken te detecteren en waterverlies in
te dijken. De contacten met de overheidsdiensten
kunnen sterk worden ingekort maar tegelijk winnen zij
aan diepgang.
McKinsey heeft de pluspunten van smart cities niet
enkel in percentages uitgedrukt maar ook in een aantal
sprekende cijfers. Door slimme toepassingen wordt
het mogelijk op wereldschaal (voor de ontwikkelde
en de ontwikkelingslanden samen) de pendeltijd
dagelijks met 15 tot 30 minuten in te korten, het niet
gerecycleerde vaste afval per persoon met 30 tot 130
kg per jaar te reduceren en 25 tot 80 liter mogelijk
watergebruik per persoon en per dag te besparen.
De effecten van slimme instrumenten vertellen uiteraard
niet het volledige verhaal. Zij maken het ook
mogelijk harde ingrepen (nieuwbouw en renovatie) zo
efficiënt mogelijk te laten verlopen, bouwstructuren
zo goed mogelijk te beheren en die structuren bij
het einde van de levenscyclus maximaal te hergebruiken.
De bouw staat in voor twee derde van al de
afvalstoffen en twee vijfde van het energieverbruik.
De mogelijke bijdrage van de bouw tot de realisatie
van leefbare steden is dus enorm. Bovendien biedt
die bijdrage voor de mensen een meerwaarde die
onmiddellijk zichtbaar en voelbaar is.
De inbreng van de aannemers (zowel grote als
kleine) zou dan ook anders moeten worden beoordeeld
door de opdrachtgevers. In het tijdschrift
Infrastructure verwoordde Jan Folens, de CEO van
BAM Contractors, het als volgt: “We zijn ons ten volle
bewust van onze rol als aannemer. Slimme steden
draaien om het verzamelen, uitwisselen en interpreteren
van data. Wij zitten vaak aan de bron van die
data en zijn zo een onmisbare partner in dit verhaal.
96
HOOFDSTUK 03
Genieten aan
het water in de
Quartier Bleu te
Hasselt
(ill. Matexi)
Als wij samen met de projectontwikkelaar een model
opstellen waarbij we niet alleen een gebouw maar
ook de bijbehorende services rond smart living
leveren, dan evolueren we ook weg van de prijs als
belangrijkste criterium bij de toekenning van projecten.
Dat is onze heilige graal, waar we al lang naar op
zoek zijn”.
Tegelijk zou de bouw omwille van haar gewijzigde rol
ook moeten kunnen rekenen op een positievere waardering
vanwege de maatschappij. Maar daarover
meer in het vierde en laatste hoofdstuk.
Als wij samen met de
projectontwikkelaar een
model opstellen waarbij we
niet alleen een gebouw maar
ook de bijbehorende services
rond smart living leveren,
dan evolueren we ook weg
van de prijs als belangrijkste
criterium bij de toekenning
van projecten.
Visierapport 2019 97
Besluit
In woningen merken we een
forse toename van het aantal
geconnecteerde objecten. Aanvankelijk
ging het nog om objecten die enkel
rechtstreeks met elkaar communiceren.
Maar in de nieuwste generatie gaat
het om objecten die verbonden zijn
met de cloud, bijleren op grond van
hun gebruik en op de analyse van
big data steunen, het zogenaamde
Internet of Things, met als nieuwste
tendens spraakbesturingssystemen
die door internetgiganten worden
beheerd.
Op het vlak van energie zien we met
de sterke groei van hernieuwbare
energie een gelijkaardige tendens
naar interconnectie, met enerzijds
uitgebreidere gecombineerde
toepassingen van PV-panelen en
warmtepompen en anderzijds
ruimere buffermogelijkheden, zowel
in huisbatterijen als in thermische
buffervaten. Dankzij slimme technieken
zullen gebouwen steeds beter de zelf
geproduceerde energie kunnen sturen
naargelang de vraag op het net, met
name meer energie kunnen verbruiken
bij een hoge energieproductie op
het net en meer energie kunnen
bufferen bij een lage energieproductie.
Digitale warmte- en watermeters
zullen in dit verband extra nieuwe
businessmodellen doen ontstaan.
In woningen en bedrijfsgebouwen
worden momenteel een aantal extra
cohousing- en coworking-diensten
aangeboden maar de klemtoon ligt
toch eerder op meer slimme diensten.
In bedrijfsgebouwen gaan die gepaard
met Building Management en Building
Automation Systems. Ook daar ligt het
Internet of Things aan de basis. Een
belangrijk nieuw concept in dit verband
wordt de binnen de Europese Unie
ingevoerde smart readiness indicator.
Het instrument beoogt zowel een beter
antwoord op de behoeften van de
gebruikers en een hogere efficiëntie
voor werking en onderhoud als een
grotere flexibiliteit in functie van het
energienet.
Grotere bouwbedrijven willen op
al deze vlakken een duidelijke
meerwaarde betekenen voor hun
klanten binnen het overkoepelende
concept van ‘building as a service’.
Een andere dienstverlenende rol
waarbij bouw- en installatiebedrijven
hun meerwaarde optimaal kunnen
uitspelen, is die van Energy Service
Companies. Maar daarnaast zien
we producenten zich steeds meer
profileren als dienstverleners op hun
specifiek domein met concepten zoals
‘lighting as a service’, ‘heating as a
service’ en ‘ventilation as a service’.
Op basis van de toenemend lokaal
geproduceerde hernieuwbare
energie ontstaan ook nieuwe
businessmodellen voor de uitbouw
van slimme wijken. Van groot belang
98
Besluit I HOOFDSTUK 03
in dit verband is het recente eveneens
door de Europese Unie ingevoerde
begrip van de ‘hernieuwbare
energiegemeenschappen’. Dit kadert
binnen een klemtoonverschuiving van
de optimalisatie van gebouwen naar
de optimalisatie tussen gebouwen.
Ontwikkelaars en aannemers
kunnen zich daarbij opwerpen als
regisseurs van het beheer van lokale
energiestromen.
Zoals de interconnectie in gebouwen
toeneemt, zo evolueren voor de
infrastructuur de ITS (Intelligente
Transport Systemen) naar C-ITS met
de C van onderling communicerende
systemen. Het gaat dan bijvoorbeeld
over voertuigen die in real time
informatie uitwisselen met andere
voertuigen (vehicle-to-vehicle), met
personen (vehicle-to-person) maar
ook met infrastructuur (vehicle-toinfrastructure).
Een andere tendens
betreft de toenemende klemtoon
op multimodaal verkeer en dito
mobiliteitshubs. Daartoe rekenen
we ook toepassingen die een
flexibeler gebruik van het wegdek
mogelijk maken (dankzij wisselende
markeringen) of extra functionaliteiten
toevoegen (dankzij de integratie van
PV-panelen in het wegdek).
haar rol bij de uitbouw van slimme
steden onderzocht. Bijna de helft
van de slimme toepassingen in de
zogenaamde ‘smart cities’ hebben
met de bouw te maken. De bouw kan
bij de uitbouw van slimme steden een
cruciale rol vervullen en die rol hangt
juist nauw samen met de digitalisering
die we nu in toenemende mate in
gebouwen, wijken en infrastructuren
vaststellen. Zo vormen BIM-modellen
van bouwprojecten belangrijke assets
om in de digitale twins van steden te
worden opgenomen. De bouwsector
vormt sowieso al een belangrijke
hefboom tot een duurzamere en meer
leefbare samenleving. De digitalisering
versterkt deze bijdrage nog.
Na de analyse van de rol van de
bouwsector bij de realisatie van
slimme gebouwen, slimme wijken en
slimme infrastructuur hebben we ook
Visierapport 2019 99
Getuigenis
Frank Vanbrabant
Fluvius
Digitalisering leidt tot
efficiënter beheer bij
multi-utility-bedrijf
Fluvius
Ook Fluvius, het netbedrijf dat
medio 2018 is ontstaan uit de
fusie van Eandis en Infrax, zet
volop in op digitalisering. Het
multi-utilitynetbedrijf startte op
1 juli 2019 met de uitrol van de
digitale energiemeters. Maar ook
andere projecten én de start van
een algemene ‘smart verledding’
van het openbare verlichtingsnetwerk
bewijzen dat Fluvius zichzelf
klaarstoomt voor de toekomst: een
digitale toekomst, waarin data
alsmaar belangrijker worden.
Met de digitale energiemeters
schrijft Fluvius als netbedrijf mee
aan een nieuw hoofdstuk in de
energietransitie. Op vijftien jaar
tijd zullen meer dan 6 miljoen meters
vervangen worden. De data
die Fluvius via de digitale meter
capteert zijn van vitaal belang om
zijn netten in de toekomst efficiënter
te beheren. Maar de digitale
meter biedt ook rechtstreekse
voordelen voor de consument.
Frank Vanbrabant, CEO van
Fluvius: “Meer dan ooit zitten onze
klanten zelf aan het stuur van hun
energieconsumptie- en productie.
App-ontwikkelaars en leveranciers
van energiediensten kunnen voor
slimme toepassingen zorgen die
klanten via de gebruikerspoorten
op de digitale meter kunnen
aansluiten. Die helpen hen energie
besparen en bieden op termijn
nieuwe mogelijkheden om op de
meest efficiënte manier met hun
groene stroom om te gaan.” De
komst van de digitale meter zorgt
ook voor meer veiligheid en stabiliteit
van de energienetten waarop
lokale productie meer en meer zal
toenemen. De digitale meter
laat Fluvius ook toe om maximaal
hernieuwbare energie te
integreren.
Ook intern verzamelt Fluvius
volop data om de werking
van het bedrijf te verbeteren.
Een organisatie aansturen op
basis van data vergt heel wat
aanpassingen van processen,
systemen en infrastructuur.
Maar die investering leidt tot
kostenbesparingen en efficiënter
beheer. Via Data Asset
Management zorgt Fluvius
ervoor dat zijn energienetten
en rioleringen beter worden
beheerd en gemonitord. Frank
Vanbrabant: “Slim en gericht
investeren kunnen we enkel via
Predictive Asset Management.
De verzamelde data geven ons
belangrijke en nauwkeurige
informatie over waar we preventief
investeringen moeten
doen op ons net om de werking
in de toekomst te verzekeren.
Anticiperen dus en zo steeds
meer kostenefficiënt werken.”
100
Getuigenis I HOOFDSTUK 03
Digitale meter met
gebruikerspoorten
SAMENWERKING VIA PROJECT
IO.ENERGY
Een goed beheer van de eigen assets
is bij Fluvius een noodzakelijke
voorwaarde. Maar Fluvius zal de
weg naar digitalisering niet alleen
afleggen. Samen met collega-netbeheerders
Elia, ORES, RESA en
Sibelga richtte Fluvius het project
IO.Energy op. Dit project verenigt
een 60-tal bedrijven, overheidsorganisaties
en academische
instellingen. Die werken samen
nieuwe ideeën en hypothesen uit
om aan de klant een centrale rol
te geven in het energielandschap
van morgen. Een centrale en realtime
data-uitwisseling tussen alle
spelers van de energiemarkt moet
dit mogelijk maken. In 2020 verwacht
Fluvius de eerste concrete
resultaten van het project.
Frank Vanbrabant : “Het energiesysteem
van de toekomst vorm
geven doe je onder meer door
projecten als IO.Energy. Fluvius wil
de uitdagingen van de energietransitie
ombuigen naar opportuniteiten,
vertrekkend vanuit
de behoefte van haar klanten.
Maar dat kunnen we niet alleen
en daarom zullen we dit samen
met andere marktspelers doen,
ook buiten de energiesector. Het
ongeziene succes en het grote
aantal deelnemers in de eerste
ideeënfase bewijst dat de
gedrevenheid groot is.” Uit alle
proefprojecten selecteerde een
professionele jury er acht die nu
uitgebreider worden getest. Als de
testen positief zijn en de technologie
op punt staat, dan leiden deze
proefprojecten, na aanpassing van
de reglementering, waarschijnlijk
tot nieuwe energiediensten op de
markt.
OPENBARE ‘VERLEDDING’ ALS
OPSTAP NAAR SMART CITIES
Een ander belangrijk actieplan
bestaat erin tegen uiterlijk 2030
alle 1,2 miljoen verlichtingspunten
in Vlaanderen door slimme
led-technologie te vervangen.
Frank Vanbrabant: “De slimme
aansturing en de ‘verledding’ van
ons openbare verlichtingsnetwerk
kan de steden en gemeenten
jaarlijks 54 miljoen euro opleveren
op het energieverbruik en 44.000
ton CO2 helpen besparen. We
kijken samen met onze steden en
gemeenten om de verlichtingspalen
te gebruiken voor nieuwe en
slimme toepassingen, zoals sensoren,
luchtmeters en camera’s, die
de leefbaarheid en de veiligheid
van de gemeenten verhogen. De
ideale opstap naar smart cities.”
Daarnaast startte Fluvius begin
2019 een proefproject in vijf
steden en gemeenten waarbij het
bedrijf de glasvezelkabel tot in
elke woning van het testgebied
brengt. Fluvius bouwt in elk van
de vijf steden en gemeenten een
aantal centrale ‘stopcontacten’
voor telecomoperatoren, en legt
van daaruit een glasvezelkabel
naar alle huizen in de buurt.
De klant beschikt hierdoor over
supersnelle data en is vrij in zijn
keuze voor een operator. Dubbel
voordeel dus. Fluvius wil naar de
toekomst toe – bij voorkeur samen
met de bestaande operatoren -
kijken hoe we deze supersnelle
dataverbindingen voor iedereen
kunnen realiseren.
Visierapport 2019 101
Getuigenis
Ontwikkeling van
ventilatie als dienst
Yves Lambert
Renson
‘Ventilation as a service’, dat is
waar Renson steeds meer de
focus op legt als leverancier en
trendsetter in ventilatie. Klanten
kunnen op hun smartphone
volgen wat hun ventilatiesysteem
voor hen doet. Zij krijgen
transparante informatie over de
luchtkwaliteit maar tegelijk is het
de bedoeling om hen te ontzorgen.
Ventilatie evolueert namelijk
steeds meer naar een slim systeem
dat maximaal is afgestemd
op de persoonlijke behoeften van
de bewoner en in de toekomst
zelfs zal kunnen leren uit zijn of
haar gedrag. Door alleen dan en
daar meer te ventileren waar en
wanneer dit echt noodzakelijk is,
wordt ventileren ook veel energiezuiniger.
Public Affairs Manager Yves
Lambert: “Eindklanten (bouwers
of verbouwers) zijn vaak niet geïnteresseerd
in hoe een installatie
precies functioneert, maar willen
wel het resultaat zien en dan gaat
het om een gezonde binnenluchtkwaliteit.
We bezorgen hun daarvoor
transparante data via de app
die bij ons slim ventilatiesysteem
hoort. Net als dit systeem zullen
meer en meer ventilatiesystemen
steeds autonomer functioneren op
basis van wat sensoren registreren.
De sturing wordt zelflerend.
Daardoor zullen de systemen zich
uiteindelijk flexibel kunnen aanpassen
in functie van de specifieke
noden van elke bewoner. Want dat
is net het probleem: bewoners en
gebruikers zijn zelf niet in staat
om luchtkwaliteit en vochtigheid
te detecteren, tenzij het al te laat
is. Het is dan niet de bedoeling
dat de klanten zelf draaiknoppen
moeten bedienen om daar iets
aan te doen. Installaties (niet alleen
van ventilatie trouwens) moeten
automatisch kunnen reageren
om de bewoner te ontzorgen en
hem een zo gezond en comfortabel
mogelijk binnenklimaat te
garanderen, zonder daar omkijken
naar te hebben.”
BEWONERS EN INSTALLATEURS
ONTZORGEN
Dat ontzorgen moet niet alleen
voor de bewoners maar ook voor
de installateurs het uitgangspunt
zijn. Installateurs krijgen
via slimme ventilatiesystemen
een melding van een fout in de
installatie. Die kan dan snel het
euvel komen herstellen zonder
nodeloos te moeten rondrijden en
kan misschien zelfs van op afstand
ingrijpen. De installatie kan hem
op voorhand al de nodige informatie
bezorgen, bijvoorbeeld over
welk onderdeel hersteld, gereinigd
of eventueel vervangen moet worden
zodat hij bij het bezoek al het
nodige bij heeft.
Cruciaal voor een gezonde binnenluchtkwaliteit
is de correcte
regeling van het ventilatiedebiet.
Dat wordt bijgestuurd op basis van
drie criteria die 24 uur op 7 dagen
gemonitord worden door sensoren:
het CO2-niveau dat in de woon- en
slaapkamer wordt gemeten, het
vochtniveau dat vooral een rol
speelt in de badkamer en tenslotte
de VOC’s (vluchtige organische
stoffen of “geurtjes”) in de toiletten.
Op basis van de metingen
die de sensoren opleveren, zal het
ventilatiesysteem door middel
van sturing en algoritmes kunnen
102
Getuigenis I HOOFDSTUK 03
bepalen wat moet gebeuren bij
elke meting per ruimte of zone in
huis: welke klep moet meer worden
geopend of waar het toerental hoger
moet. Of met andere woorden:
waar meer of minder moet worden
geventileerd om de binnenluchtkwaliteit
op een aanvaardbaar
peil te houden.
CONTINUE MONITORING VAN
INSTALLATIES
Yves Lambert: “Wij kunnen
momenteel vanuit Renson al
duizenden nieuw geïnstalleerde
ventilatiesystemen monitoren. De
conformiteit met de regelgeving
is uiteraard belangrijk maar voor
ons is vooral de verbetering van
de luchtkwaliteit in de woning prioritair.
Daartoe zijn wij bereid op
het vlak van ontwikkeling risico’s
te nemen en vooruit te lopen op
toekomstige tendensen. Omwille
van privacy-redenen worden de
monitoringresultaten geanonimiseerd
maar dan nog leveren die
gouden informatie op voor onderzoeksinstellingen
die diepgaand
onderzoek willen doen.
Zo beschikt Renson ondertussen
over representatieve informatie
omtrent uiteenlopende bewonersprofielen.
Om die gigantische
dataflow te analyseren werkt
Renson samen met verschillende
universiteiten. Dergelijk grootschalig
onderzoek levert veel nieuwe
inzichten op die bijvoorbeeld
kunnen worden gebruikt in regelgeving
op Vlaams, federaal en
Europees niveau. Die regelgeving
is vandaag veelal nog gebaseerd
op assumpties en niet op ‘real life’
ervaringen.” Momenteel bestaat
er een belangrijke discrepantie
tussen het energieverbruik dat uit
de EPB-berekeningen komt, en
het effectieve energieverbruik in
de praktijk. In de toekomst moeten
die cijfers volgens Yves Lambert
dichter bij elkaar komen.
Yves Lambert: “Een ander voorbeeld
van correctie betreft de
klimaatdata waarmee de EPBregeling
werkt. Die zijn grotendeels
gebaseerd op het verleden maar
zouden logischerwijze beter geënt
zijn op de weervoorspellingen voor
de toekomst van het KMI. Dan
zouden we het oververhittingsrisico
veel beter kunnen inschatten.
Bovendien is de EPB-berekening
nog steeds een 1-zonemodel
waarbij de woning als één geheel
aanzien wordt, terwijl nu vaker een
meerzone-model aan de orde is.
Dat is allemaal cruciale informatie
voor de ontwikkeling van de EPB
2.0.”
Ook met zonwering de
woning voorbereiden
op de toekomstige
klimaatomstandigheden
via het Concept Home
(ill. Renson)
Visierapport 2019 103
Beleving staat
Getuigenis
centraal
Bart Gentens
BESIX
BESIX Group is een vooraanstaande
Belgische groep die
actief is in de bouw-, vastgoedontwikkelings-
en concessiesector.
De groep is intussen geëvolueerd
tot een totaalleverancier
die toegevoegde waarde brengt
bij elk project. Aannemerij blijft
de kernactiviteit maar ook de
activiteiten Concessions & Assets
en Real Estate nemen een hoge
vlucht. Deze brede expertise
zorgt ervoor dat de groep elk
aspect van een project de baas
kan, van het financieren tot het
ontwerpen, van het bouwen tot
het opereren en onderhouden.
Om nog beter invulling te kunnen
geven aan de vragen van haar
klanten wereldwijd positioneert
de groep zich strategisch als
systeemintegrator waarbij het
maximaliseren van klantwaarde
centraal staat.
BESIX speelt daarmee in op de
ongeziene mogelijkheden die
digitale toepassingen bieden
voor de gebouwde wereld, niet
in het minst op het gebied van
verduurzaming. Technologie is
de manier bij uitstek om op de
meest optimale manier waarde
te creëren voor klanten. Vandaar
ook dat BESIX meer en meer
veelzijdige mensen aanwerft die
kennis hebben van bouw, installatie,
vastgoed én technologie. Bart
Gentens, senior manager smart
buildings, volgde na een ingenieursopleiding
een postgraduaat
in vastgoed en werkt nu aan de
digitale strategie van morgen bij
BESIX.
“Als gevolg van de vierde industriële
revolutie stevenen we af op
een fusie van de digitale en de
fysieke wereld” stelt Bart Gentens.
Hij maakt daarbij een eenvoudige
analogie met de telecomsector.
Voor de telefoon telde enkel de
hardware als waarde en voor de
gsm de hardware en de initieel geïnstalleerde
software. De waarde
van de smartphone zit vandaag
niet enkel in de hardware maar
bovenal in de applicaties (‘apps’)
en diensten die aangeboden worden
via onder meer Appstore en
Google Store en onafhankelijk zijn
van het toestel waarop ze draaien.
Eenzelfde evolutie zal zich volgens
Bart Gentens voordoen in de
gebouwen. De waarde zat eerst
enkel in de bakstenen. Daarna
in de bakstenen en de eenmalig
geïnstalleerde software voor
gebouwenbeheer, toegangscontrole
en brandveiligheid. Maar in
de toekomst zal de gebouwde
wereld, net als de smartphone,
in staat moeten zijn om efficiënt
verschillende toepassingen te
faciliteren en bovendien snel te
kunnen wisselen tussen verschillende
aanbieders ervan. Hij denkt
hierbij aan diensten zoals energie
management, facility management,
flexibele werkplekken en de
well being van de gebruikers.
TIPJE VAN DE IJSBERG
Bart Gentens: “Het belang van
data management zit hem voornamelijk
in de efficiëntiewinsten
die gerealiseerd kunnen worden
nadat een gebouw in gebruik is
genomen. Op dit moment zien
we nog maar het tipje van de
ijsberg van wat technologieën
zoals artificiële intelligentie en
blockchain ons kunnen brengen.
We moeten er wel over waken dat
deze technologieën de echte behoeften
van onze klanten en van
de maatschappij waarin we leven
oplossen en geen doel op zich
worden. Daarin wil en kan BESIX
haar klanten steeds beter ondersteunen.
De gebouwen van de
toekomst moeten er voor zorgen
dat deze technologieën kunnen
worden ingezet om de bedrijfsprocessen
te verbeteren en de impact
op onze leefomgeving te minimaliseren
en zelfs te verbeteren.
Daarom spreken we met verschillende
mensen bij onze klanten: de
facility manager om het comfort
te verhogen en het ruimtegebruik
104
Getuigenis I HOOFDSTUK 03
Schema van een
smart building
(ill. BESIX)
en de onderhoudsinterventies
te optimaliseren, de CFO om de
bezettingsgraad en de communicatiekanalen
te verbeteren, de ITdienst
om de toegang tot gebouw
en parking te faciliteren en de HRdienst
om het groepsgevoel onder
de medewerkers te versterken.
In zulke gesprekken spreken we
steevast over gebruikerservaringen
en niet per se meer over de stenen
of de software.”
Het kan onder meer gaan om
een betere organisatie van de
onderhoudsinterventies, de
verhoging van het comfort en de
vermindering van het energieverbruik,
het vergemakkelijken van de
toegangsrechten tot het gebouw,
het gemak om teleconferenties
te organiseren enz. BESIX droomt
van slimme gebouwen die de
luchtkwaliteit niet alleen binnen
maar ook extern verbeteren. Dat
lijkt een utopie maar er bestaat
fantastisch onderzoek op dit
gebied. Het komt er dan volgens
Bart Gentens op aan bij elke
keuze tegenover de investering
de meerwaarde en de impact te
evalueren. Voor elk gebouw zal die
evaluatie er anders uitzien.
DIGITAL TWIN
Data die in gebouwen gegenereerd
worden, moeten volgens
Bart Gentens tot het bezit van
de eigenaar van een gebouw
behoren. De eigenaar moet die
data kunnen gebruiken. Zij worden
gecreëerd door een variëteit aan
systemen zoals dat voor HVAC,
branddetectie en vergaderzalenmanagement.
Het is juist op basis
van deze data (rond bijvoorbeeld
vocht, energieverbruik en bezettingsgraad)
dat toepassingen (‘use
cases’) kunnen worden ontwikkeld.
Daarvoor is er nood aan een
data governance structuur en
een databank die bij het gebouw
hoort. Bart Gentens gelooft in dit
verband sterk in het concept van
de ‘digital twin’, een digitale kopie
van het gebouw. BIM vormt de
ideale basis hiervoor.
INTEGRATIE IN HET ENERGIENET
Dat BESIX de grenzen van de sector
verlegt, betekent ook dat het
innovatieve oplossingen opzoekt.
Bart Gentens: “Daarvoor zetten we
nu al onze eigen gebouwen in als
testlabo’s voor toekomstige technologieën
en lanceerden we een
accelerator die start-ups op het
vlak van Construction en Property
Technology helpt om te groeien.
We waken er wel over dat de toepassingen
zowel op ecologisch als
op economisch vlak duurzaam zijn
zodat we trouw blijven aan onze
BESIX doelstellingen.”
De rol van gebouwen in de transitie
naar een duurzaam energielandschap
wordt volgens Bart
Gentens nog onderschat en het
potentieel ervan wordt nog onderbenut.
Bart Gentens:”We kunnen
ervoor zorgen dat de gebouwen
slimmer worden, dat zij kunnen
inspelen op de toestand van het
energienet en zo vraag en aanbod
beter in balans kunnen brengen.
De potentiele impact is gigantisch.
Ook Europa en de VREG trekken
volop deze kaart. Dit wordt ook
een belangrijk onderdeel van de
‘smart readiness indicator’ die
binnenkort in Europa in kaart zal
brengen hoe slim de gebouwen
zijn. We verwachten dat dit een
gelijkaardige impact kan hebben
als de EPB-wetgeving een tiental
jaar geleden.”
Voor de toekomst gelooft Bart
Gentens sterk in open protocollen.
Niemand wil dat één applicatie de
andere zal domineren waardoor
opdrachtgevers meer en meer op
hun hoede zullen zijn voor vendor
locking. Het komt er dan wel op
aan af te stappen van hokjesdenken
en samen te werken, zowel
binnen onze sector als erbuiten.
Zo werkt BESIX nu intensief samen
met onder meer Proximus en
Elia. Bart Gentens hoopt dat de
toonaangevende ontwikkelaars
met veel passie mee op deze trein
springen zodat we als sector en
door middel van co-creatie onze
verantwoordelijkheid opnemen.
Visierapport 2019 105
Op wereldvlak
pionieren met
Getuigenis
hernieuwbare
Frederik Loeckx
Flux 50
energie
De Vlaamse energiecluster
Flux50 wil optimaal inspelen
op de groeikansen die voortvloeien
uit de wereldwijde
boom in de slimme energiesector.
Uitgaande van de sterktes
van de Vlaamse industrie, viel
de keuze op de volgende vijf
domeinen waarin Vlaanderen
kan uitblinken: energiehavens,
microgrids, multi-energiesystemen
op wijkniveau, energy
cloud toepassingen en intelligente
renovaties. Algemeen
directeur Frederik Loeckx
geeft meer uitleg over hoe dit
initiatief evolueert, over de
mogelijkheden en de knelpunten.
Aan de basis van hernieuwbare
energieprojecten ligt een
energie-efficiënt gebouw, met
zonnepanelen en opslagtechnologie
zoals batterijen en stuurbare
warmteboilers. Volgens Frederik
Loeckx is de technologie voor
PV-panelen intussen matuur en
kostenefficiënt. Ook omwille van
de EPB-regelgeving wordt steeds
meer geopteerd voor de combinatie
van PV-panelen met warmtepompen.
In 19% van de nieuwbouwwoningen
vindt men deze
combinatie terug. De technologie
voor batterijen daarentegen staat
nu nog maar op hetzelfde ontwikkelingsniveau
als de PV-panelen 5
jaar geleden. Batterijen zijn nog
niet geschikt om een grote hoeveelheid
energie over een lange
periode op te slaan en gelijkmatig
vrij te geven. Bovendien zijn aan
thuisbatterijen nog risico’s verbonden
wat in Frankrijk bijvoorbeeld
tot hogere verzekeringspremies
leidt. Ook de brandweer is alert.
Vandaar dat nu meer naar oplossingen
op wijkniveau wordt
gezocht.
ENERGIEGEMEENSCHAPPEN EN
MULTI-ENERGIE OPLOSSINGEN
Op basis van de toegekende
subsidiebedragen bleek tijdens
het eerste werkingsjaar van Flux50
de klemtoon vooral te liggen
op de realisatie van energiegemeenschappen
en multi-energie
oplossingen. Toonaangevende
projecten zijn bijvoorbeeld De
Staak in Opwijk (een bedrijventerrein
zonder gasaansluiting) en het
groene energiepark in Zellik (een
researchpark waar een datacenter
een groot deel van de warmte zal
leveren). Energiegemeenschappen
leven even sterk in industriële als in
residentiële wijken. Industriële sites
bieden het voordeel dat het aantal
stakeholders relatief beperkt is.
Frederik Loeckx: “Wanneer ik over
onze micronetwerken en groenestroomprojecten
spreek, krijg ik
wereldwijd verbaasde reacties. Op
wereldvlak zijn we immers pioniers
in groene energievoorziening en
de innoverende technologieën die
daarvoor nodig zijn”.
In vergelijking met de energiegemeenschappen
en de multi-energie
oplossingen ging bij Flux50 tot
nu toe slechts een beperkt bedrag
naar slimme renovaties terwijl
hier ook nog vele opportuniteiten
liggen. Wellicht is bij renovaties
een meer industriële aanpak nodig
om in de volgende jaren tegen een
betaalbare prijs de klimaatnormen
106
Getuigenis I HOOFDSTUK 03
Princiepschema
voor het Groen
Energiepark te
Zellik
(ill. Flux50)
INTERN
MICROGRID
INKOOP
VERKOOP
EILAND
te kunnen halen. Voor energiezuinige
woningen zal de digitale
meter een belangrijke rol spelen.
Binnen drie jaar, als de uitrol van
de meter bij prosumenten is afgerond,
moet die meter uiteindelijk
aanzetten tot meer zelfconsumptie
en het mogelijk maken dat
grotere PV-installaties kunnen
worden gerealiseerd zonder het
net te overbelasten. Voor de uitrol
van de digitale meter kennen we
de prioriteiten: in eerste instantie
woningen met PV-panelen,
grondige renovaties, nieuwbouw
en gezinnen in energie-armoede.
Maar per regio bepaalt een team
binnen Fluvius de uitvoeringssnelheid
van de uitrol. Dat maakt het
moeilijk voor leveranciers van diensten
om gericht mogelijke klanten
bereiken.
GEMEENSCHAPPELIJKE AANPAK
Frederik Loeckx: “Voor de gemeenschappelijke
aanpak van
hernieuwbare energie zien we in
Vlaanderen diverse initiatieven
ontstaan. Het kan bijvoorbeeld
gaan om de gezamenlijke aankoop
van energie. Een andere mogelijkheid
bestaat uit de aanleg
van een off site zonnepanelenpark
dat een volledige gemeenschap
voedt. De transmissie van de
energie naar de woningen moet
dan wel nog altijd via het distributienet
verlopen. Tegelijk moet dan
worden voorzien in een collectieve
opslagcapaciteit via batterijen.
Een bijkomend probleem voor dergelijke
installaties is de beschikbaarheid
van de nodige ruimte
voor het panelenpark. Bermen
van bijvoorbeeld autowegen en
spoorwegen zouden hiervoor
kunnen worden gebruikt. Maar op
die plekken zijn dan niet altijd de
nutsvoorzieningen voorhanden.
Nog een andere optie bestaat uit
zonnedelen in een appartementsgebouw.
De PV-panelen op het
dak beleveren dan collectief de
bewoners. Technisch kan dit maar
wettelijk zijn nu aparte zonnepanelen
met aparte verbindingen
per flat verplicht, wat uiteindelijk
een kostelijke zaak is. Ook de idee
van warmtenetten maakt meer en
meer opgang. Dan is het wel nodig
over een productie-eenheid te
beschikken die voldoende warmte
kan opleveren. Maar ook warmtenetten
op lage temperatuur
zijn mogelijk. Op plaatsen waar
hogere temperaturen nodig zijn,
kunnen kleinere warmtepompen
de temperatuur opdrijven.
Daarvoor is het belangrijk de COP
(het rendement) van warmtepompen
te verhogen.”
De Europese Unie heeft nu het
begrip van de energiegemeenschappen
gelanceerd. Om de wetgeving
voor te bereiden, biedt de
Vlaamse overheid de mogelijkheid
om een regelluwe zone te creëren.
De aanvraag voor dergelijke
zones is wel aan een heel aantal
randvoorwaarden en adviesvragen
verbonden: een duidelijk teken dat
de overheid streeft naar een beperkt
aantal regelluwe zones. Een
regelluwe zone aanvragen mag
dan ook geen doel op zich zijn.
Van groot belang in dit verband
is de rol van de distributiemaatschappijen
(Fluvius) en de positie
van de regulator (VREG). Zij zijn in
deze nieuwe materie nog volop
hun weg aan het zoeken. Hun
houding zal bepalend zijn voor het
welslagen van het concept van
lokale energiegemeenschappen.
Visierapport 2019 107
Op weg naar
een slimmere
Getuigenis
infrastructuur
Tom Roelants
Agentschap Wegen
en Verkeer
Volgens Tom Roelants, administrateur-generaal
van het Agentschap
Wegen en Verkeer, is een
slimme infrastructuur geen doel
op zich. De digitalisering van de
wegeninfrastructuur beschouwt
Tom Roelants integendeel als een
middel om andere doelstellingen
te bereiken. Slimme infrastructuur
moet de zelfrijdende auto
mogelijk maken, moet administratie
en wegenbouwers in staat
stellen om de infrastructuur beter
te onderhouden en moet een
veiligere en vlottere mobiliteit
mogelijk maken.
De toestand van de Vlaamse
autowegen wordt elk jaar en die
van de Vlaamse gewestwegen
om de twee jaar geïnspecteerd.
Maar de huidige inspectiemethode
is tijdsintensief. Tom Roelants:
“Momenteel gaan elke dag meetvoertuigen
de baan op. Behalve
voor onze autosnelwegen wordt
voor alle andere infrastructuur
enkel naar de actuele toestand
gekeken. We zouden een stap
verder moeten kunnen zetten en
moeten kunnen overgaan naar
voorspellingen. Op basis hiervan
zouden we dan kunnen inzetten
op ‘predictive maintenance’. We
kunnen het onderhoud dan in een
vroeger stadium laten plaatsvinden
in plaats van pas in te grijpen
als de infrastructuur grondig
versleten is.”
Sensoren die continu meten,
kunnen daarbij zeer nuttig zijn.
Die zouden onderhoudsbeurten
kunnen voorspellen. Momenteel
bevinden zich wel al sensoren bij
verkeerslichten en ledverlichting
maar nog niet in de harde infrastructuur.
Vandaag is dus nog te
weinig informatie beschikbaar voor
een dergelijke onderhoudsaanpak.
Voor bruggen en kunstwerken
zou de visuele inspectie ook best
worden aangevuld met sensoren.
Bijkomend zou de inzet van drones
mogelijk moeten zijn, vooral voor
de inspectie van moeilijker toegankelijk
plekken op bruggen over
water.
BELANG VAN BIM
Tom Roelants is ook overtuigd van
het nut van BIM. Het agentschap
heeft al aan Arcadis opgedragen
de tunnels in kaart te brengen
met BIM. BIM is daarvoor bijzonder
geschikt omdat tunnels naast
de harde infrastructuur ook heel
wat installaties bevatten. Tom
Roelants: “De brandweer kent
wel de scenario’s in noodgevallen
maar kan zelden in een reële
situatie oefenen. Bij brandweerinterventies
is snelheid cruciaal. Dit
vergt nu eenmaal oefening. Maar
op basis van een BIM wordt het
mogelijk virtuele oefeningen rond
calamiteiten te laten uitvoeren en
op die manier automatismen te
creëren rond het aansluiten van de
brandslangen en de werking van
de nooduitgangen.”
Voor het ontwerp van een weg
werd al een eerste proefproject
met BIM uitgevoerd. BIM moet ook
toelaten om het asset management
van het transportnet te
108
Getuigenis I HOOFDSTUK 03
verbeteren. Vanaf 1 januari 2020
maakt het recentelijk aangepaste
typebestek 250 voor de wegenbouw
de toepassing van BIM mogelijk.
Het agentschap is intussen
zelf bezig om BIM te implementeren
en gaat BIM meer en meer in
haar opdrachten opleggen. Ook
de wegenbouwers moeten volgens
Tom Roelants beseffen dat werken
met BIM de toekomst wordt.
ZELFRIJDENDE VOERTUIGEN
Volgens Tom Roelants zal de zelfrijdende
auto onvermijdelijk ook
informatie moeten binnenhalen
over de infrastructuur. Tegenover
de autonoom zelfrijdende auto
stelt hij de geconnecteerde auto.
Volgens hem zal de zelfrijdende
auto efficiënter functioneren als
hij ook geconnecteerd is met de
infrastructuur. Voor de connectie
met data van de infrastructuur is
BIM dan weer een nuttig instrument
in de vorm van een digitale
tweeling.
Een ander belangrijk project betreft
de ombouw van de verlichting
langs de autowegen met LED, een
project dat gespreid is over vier
jaar en intussen al met een kwart
is afgewerkt. Deze verledding gaat
tegelijk gepaard met een slimme
sturing van de verlichting. Nu
kan de verlichting enkel worden
aan- en uitgezet. Het voordeel
van LED-lampen is precies dat zij
dimbaar zijn. Het is nu effectief
de bedoeling voortaan flexibeler
met de verlichting om te gaan.
De LED-lampen kunnen daarvoor
bijvoorbeeld met een regensensor
worden uitgerust. Bovendien
kunnen sensoren beter (mogelijke)
defecten van verlichting opsporen.
Daardoor kan hun onderhoud efficiënter
worden georganiseerd.
Daarnaast wordt vanaf 2019 over
vijf jaar 30 miljoen euro geïnvesteerd
in het platform Mobilidata.
Private ontwikkelaars kunnen
hierop inspelen. Uiteindelijk is het
de bedoeling tot een tweerichtingscommunicatie
te komen. Zo
kunnen verkeerslichten bijvoorbeeld
sneller groen voor fietsers
en voetgangers geven bij regenweer.
Nu worden verkeerslichten
gestuurd op basis van het verkeer.
In de toekomst zou er ook info van
de verkeerslichten naar het verkeer
moeten gaan.
Het agentschap heeft de laatste
tien jaar ook al veel geïnvesteerd
in een dynamisch verkeersmanagement
en de laatste 3 à 4 jaar
in camera’s met ANPR (Automatic
Number Plate Recognition).
Liggers voor de nieuwe
brug van de E40 te
Merelbeke
(ill. Agentschap
Wegen en Verkeer)
Visierapport 2019 109
110
HOOFDSTUK 04 TALENTEN AANTREKKEN EN ONTWIKKELEN
04
De bouw staat voor enorme uitdagingen,
onder meer op het vlak
van energiezuinigheid en klimaatbeheersing.
Daarvoor zal zij een
beroep moeten kunnen doen op
de knapste koppen die bovenop
een belangrijke bouwtechnische
bagage ook ten volle mee zijn met
de verregaande digitalisering in
de bouw en met de toepassing
van digitale technieken. Maar in
welke mate vindt het smart talent
dat de bouw nodig heeft, ook zijn
weg naar de bouw en hoe kunnen
bouwbedrijven dit talent aantrekken
en verder tot ontwikkeling
brengen? Daarover gaat dit vierde
en laatste hoofdstuk.
112
HOOFDSTUK 04
4.1. Krapte op de bouwarbeidsmarkt
In januari 2019 publiceerde Randstad de resultaten
van een enquête over de aantrekkelijkheid van
beroepen die werd afgenomen bij ongeveer 2.000
Vlamingen. Tot de vijf aantrekkelijkste beroepen
behoorden de burgerlijk en industrieel ingenieur, de
apotheker en de dokter, de architect en de software
ingenieur. Voor de bouw zou dit positief moeten zijn
omdat zowel de ingenieur als de architect in en voor
de bouw werken.
Maar de werfleider deelde blijkbaar niet in het
prestige van de ingenieur want die kwam pas op de
62 ste plaats alhoewel hij vaak ingenieur is. Ook andere
bouwberoepen scoorden minder goed. Elektricien,
schrijnwerker en loodgieter konden nog meer dan
40% van de respondenten bekoren maar de beroepen
van schilder, metselaar en dakwerker minder dan
30%. Bij de beroepen met een score van minder dan
20% behoorde gelukkig geen enkel bouwberoep
Wat beroepen volgens de enquête van Randstad
aantrekkelijk maakt, zijn in eerste instantie het
aantrekkelijk loon (voor 73% van de respondenten),
de goede balans tussen werk en privé (voor 63%),
de goede arbeidsomstandigheden (voor 62%), de
werkzekerheid (voor 47%) en de afwisseling (voor
45%). Maatschappelijke relevantie zou maar 22% van
de respondenten aantrekken en werken in open lucht
amper 6%.
De bouw betaalt doorgaans goed tot zeer goed. De
alsmaar moeilijkere bereikbaarheid van de bouwplaatsen
door het steeds drukkere verkeer is wel een
negatief punt. Dat de bouw complexer wordt, is een
uitdaging die juist dankzij de toenemende digitalisering
het hoofd kan worden geboden. De relatief lage
waardering voor maatschappelijke relevantie die uit
de enquête bleek, lijkt nu wel te worden tegengesproken
door de recente manifestaties van de jongste
generaties. Dat de bouw dankzij de digitalisering
nog meer dan voorheen kan bijdragen tot minder
Grafiek 20
Aantrekkelijkheid van beroepen (% dat 4 of 5 op 5 gaf)
Bron: Randstad Research
Ingenieur
Apotheker
Dokter
Architect
Software ingenieur
Elektricien
Schrijnwerker
Landschapsarchitect
Loodgieter
Milieudeskundige
Vastgoedmakelaar
Werfleider
Lasser
Schilder
Metselaar
Aankoper
Dakwerker
Kelner
Portier
Callcentermedewerker
Taxichauffeur
0 10 20 30 40 50 60 70
Visierapport 2019 113
Machinaal plaatsen van
tonnenzware liggers
voor de tangent te
Mechelen
(ill. Willemen)
CO2-uitstoot en tot een circulaire economie, zou
in dit verband een belangrijke troef moeten zijn.
Universiteiten en hogescholen die deze jongeren nu
eerst binnen krijgen, bevestigen dit. De VCB wil die
troef dan ook ten volle uitspelen. Tenslotte is er nog
het argument van de werkzekerheid.
Een analyse van ING van 2015 liet uitschijnen dat
bijna de helft van de bestaande jobs door technologische
veranderingen zou kunnen worden bedreigd.
Voor de bouw zou dit risico minder gelden voor
bouwmanagers en -toezichters, voor elektriciens en
architecten en evenmin voor polyvalente bouwvakkers
maar in grotere mate voor tekenaars en landmeters
en voor afwerkingsberoepen.
Grafiek 21
Arbeidsvraag per sector van
2016 tot 2030
Bron: Agoria, Digitalisation and the Belgian
Labour Market
+ 510 000
Maar volgens het recentere onderzoek van Agoria
over de digitalisering van de Belgische arbeidsmarkt
met de titel Shaping the Future of Work zou de vraag
naar arbeid in de bouw van 2016 tot 2030 toch nog
met bijna 1% per jaar stijgen. De bouw zou zich daardoor
bevinden tussen de media-, chemie-, farma-,
metaal- en houtsector met een licht dalende vraag
en de gezondheids-, de onderwijs- en de dienstensector
met een sterk stijgende vraag naar arbeid.
0
-32 000
+ 151 000
Medio 2018 hebben de opleidingsfondsen Constructiv
en Cevora een grootschalig onderzoek uitgevoerd
waarop 1.727 Vlaamse bouwbedrijven met in totaal
20.760 arbeiders en 4.100 bedienden hebben geantwoord.
Met een responsgraad van 13% in Vlaanderen
was de enquête in hoge mate representatief. De
vorige grootschalige enquête dateerde nog van
Landbouw,
media, chemie,
farma, metaal,
elektronica,
hout, textiel,
voeding, overheid
Financiële
sector, nutsbedrijven,
catering,
ICT, (groot)handel,
logistiek,
bouw
Onderwijs,
diensten aan
bedrijven en
particulieren,
gezondheidszorg
114
HOOFDSTUK 04
1999 en was beperkt tot de bouwarbeiders. In 2018
werd naar 51 arbeiders- en 18 bediendenberoepen
gepeild. Op basis van de enquête konden Constructiv
en Cevora een extrapolatie naar het totaal aantal
beoefenaars maken.
Uit de nieuwe enquête is onder meer gebleken
dat de metselaar nog altijd het belangrijkste
bouwberoep is maar dat zijn aandeel bij de bouwarbeiders
in vergelijking met 1999 van 17% naar 12%
is gedaald. Daartegenover staat dat Vlaanderen
nu ongeveer 1.500 prefabmonteurs en bijna 800
houtskeletbouwers telt: een duidelijk gevolg van
de toenemende industrialisatie van de sector.
Het beroep van ijzervlechter werd in de nieuwste
enquête zelfs niet eens meer bevraagd. Daarnaast
kwam de extrapolatie voor Vlaanderen uit op 4.700
bekisters-betonneerders.
Bij de wegenbouwers valt op dat tegenover de circa
2.300 bestuurders van betonnerings- en asfalteringsmachines
circa 5.500 nog grotendeels manueel
werkende wegenwerkers en stratenmakers staan.
Tegenover de 2.400 uitvoerders van schilderwerken
staan nu 2.600 polyvalentere uitvoerders van decoratiewerken,
wand- en vloerbekledingen. Bij het beroep
van schrijnwerker-timmerman werd bij de nieuwste
enquête een meer gedetailleerd onderscheid
gemaakt. Daaruit is gebleken dat de schrijnwerksector
naast 3.300 buiten- en 2.400 binnenschrijnwerkers
en 1.600 interieurbouwers 2.100 schijnwerkers
tewerkstelt die in principe uitsluitend in de werkplaats
actief zijn.
Bij de installatietechnieken werd in 2018 nog uitsluitend
gevraagd naar de combinatie van installateur
van sanitair en verwarming en dus niet langer naar
loodgieters en cv-installateurs of -monteurs apart.
Van dit gecombineerde beroep zijn er momenteel in
Vlaanderen ongeveer 4.300 beoefenaars. Daarnaast
telt de Vlaamse bouw bijna 1.600 installateurs HVAC
die er dan nog de ventilatie bijnemen, en tegelijk
bijna 1.500 installateurs van hernieuwbare energiesystemen.
De enquête betrof wel enkel bedrijven die
onder het paritair comité bouw ressorteren. Heel wat
elektriciens die onder het paritair subcomité 149.01
vallen, zijn ook nog actief op dat vlak.
Bij de bouwarbeiders zien we dus wel enkele verschuivingen
naar bredere profielen, met name in
de HVAC-sector, bij de houtbewerking en bij de
decoratie. Maar tegelijk valt op dat de bouwsector
nog tal van zeer specifieke beroepen telt waarvoor
bovendien nog belangrijke toekomstperspectieven
bestaan, zoals die van asbestverwijderaar, sloopwerker,
uitvoerder van boor- en (diep)funderingswerken,
Machinale en manuele
arbeid bij het storten
van het beton voor de
tangent te Mechelen
(ill. Willemen)
Visierapport 2019 115
natuursteenbewerker, glaswerker
en restaurateur.
De enquête van Constructiv heeft
intussen duidelijk gemaakt dat
deze beroepen in Vlaanderen
toch nog altijd tussen 500 à
1.000 beoefenaars tellen. Door de
tendens naar een meer algemene
vorming in het secundair
onderwijs, dreigt het onmogelijk
te worden voor deze beroepen op
dit niveau nog een opleiding te
organiseren. De sector moet hier
samen met de betrokken bedrijven
zelf opleidingsinitiatieven kunnen
ontwikkelen. De nieuwste cao voor
de bouwsector voor 2019-2020
biedt hiertoe trouwens uitdrukkelijk
de mogelijkheid.
Wat betreft de profielen van de
Vlaamse bouwbedienden valt op
dat ongeveer de helft als technische
bediende en de andere helft
als algemene bediende functioneert.
Bij de technische bedienden
nemen project- en werfleiders traditioneel
een prominente positie in
met een totaal aandeel van 29%.
Naast de bijna 950 bouwkundig
tekenaars zijn er volgens de uitgevoerde
extrapolatie in Vlaanderen
bijna 150 BIM-professionals
werkzaam. Maar andere nieuwe
beroepen in de bouw, zoals VR- en
AR-ontwikkelaars en dronepiloten,
lijken toch eerder tot stand te
komen in gespecialiseerde firma’s
buiten de bouw.
Bij de niet-technische bouwbedienden
hebben er ongeveer
2.400 een duidelijk klantgerichte
functie (als toonzaalmedewerker,
medewerker van de klantendienst,
communicatie- of marketingmedewerker).
Nog een opvallend
cijfer zijn de circa 450 ICTmedewerkers
die in de Vlaamse
bouwbedrijven werken. In die zin is
het belangrijk dat bouwbedrijven
en bouwsector meer toenadering
zoeken tot niet-bouwgerichte
opleidingen. Zo kunnen bijvoorbeeld
ook bouwbedrijven aan
Grafiek 22
Selectie van bouwarbeidersberoepen in Vlaanderen
Bron: enquête van Constructiv en Cevora
Metselaar
Bekister-betonneerder
Prefabmonteur
Isolatiewerker
Betonhersteller
Voeger-gevelreiniger
Houtskeletbouwer
Bestuurder machines wegenwerken
Wegenwerker-stratenmaker
Uitvoerder decoratiewerken
Uitvoerder schilderwerken
Buitenschrijnwerker
Binnenschrijnwerker
Werkplaatsschrijnwerker
Installateur sanitair en verwarming
Installateur HVAC
Installateur hernieuwbare energie
Restauratievakman
Natuursteenbewerker
Glaswerker
Sloopwerker
Uitvoerder boor- en funderingswerken
Asbestverwijderaar
458
257
959
779
847
735
696
693
541
1427
1551
1436
1311
2569
2452
2405
2137
Restauratie van
schilderwerk in
de voormalige
handelsbeurs te
Antwerpen
(ill. Denys)
2286
3321
4671
4271
5522
11357
116
HOOFDSTUK 04
studenten van de economische faculteit van de KU
Leuven vragen een bedrijfsgericht advies te formuleren
over diverse onderwerpen op diverse domeinen
zoals marketing, milieubeleid, fiscaliteit, exportkansen,
strategie enz. Deze faculteit wil uitdrukkelijk aan
de bouw kansen bieden. Het loont de moeite met
andere niet bouwtechnische hogere en universitaire
opleidingen gelijkaardige samenwerkingsmogelijkheden
te zoeken.
Het is eveneens belangrijk dat jongeren de grote
diversiteit aan mogelijke functies in bouwbedrijven
beseffen. Vaak verengen zij de typische arbeidersfunctie
tot de metselaar en de typische bediendefunctie
tot de werfleider. De bouw heeft echter
zoveel meer te bieden. De door Constructiv en Cevora
uitgevoerde enquête is op dat vlak zeer verhelderend.
Hoger geschoolde jongeren kunnen in bouwbedrijven
bij de start van hun loopbaan vaak verschillende
functies doorlopen totdat zij de functie vinden die
het best bij hun specifieke competenties past. Bij het
agentschap Wegen en Verkeer wordt aan nieuwkomers
trouwens een gelijkaardige ruime kennismakingsronde
aangeboden.
Grafiek 23
Samenstelling van de Vlaamse bouwbediendenpopulatie
Bron: enquête van Constructiv en Cevora
Medewerker communicatie of marketing
535
Medewerker
klantendienst
699
Receptionist
567
Medewerker ICT
452
Medewerker kwaliteit
301
Projectleider
5056
Toonzaalmedewerker
1144
Management assistant
627
Preventieadviseur
815
Medewerker
personeelszaken
1547
Werfleider
2971
Financieelboekhoudkundig
medewerker
2460
Werkvoorbereider
1201
Technisch
administratief
bediende
2160
Administratief medewerker
4572
BIM-professional
139
Bouwkundig tekenaar
936
Calculator
1701
Visierapport 2019 117
Grafiek 24
Vereiste competenties bij jonge ingenieurs (in % van de antwoorden)
Bron: KU Leuven enquêtes
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Probleemoplossend vermogen
Technische kennis
Werken in team
Complexiteit beheersen
Praktische vaardigheden
Leiderschap
Bedrijfskundig en economisch inzicht
Vanuit het werkveld
Volgens de studenten
Bij een analyse van de arbeidsmarkt volstaat het niet
te onderzoeken welke functies in welke mate nog in
de bouw voorkomen, maar moet ook de inhoud van
die functies nader worden onderzocht. De VCBenquête
die in het tweede hoofdstuk aan bod kwam,
toonde al duidelijk aan dat de processen in de grotere
bedrijven waar ook meer hoger geschoolden terechtkomen,
reeds in hoge mate zijn gedigitaliseerd.
Digitale pakketten voor de opvolging van personeel
en werven, ERP en DMS, e-facturatie en BIM geraken
er steeds meer ingeburgerd. Aan het BIM-model zijn
ook steeds meer applicaties verbonden, zoals we in
hoofdstuk 2.2 al hebben aangegeven.
Tegelijk worden de bouwbedienden geconfronteerd
met een steeds grotere complexiteit: een uitgebreidere
normering, een groter aanbod van beschikbare
technieken en technologieën, complexere vormen van
samenwerking met opdrachtgevers en leveranciers,
de nauwere betrokkenheid van een groter aantal
stakeholders die ook beter dan voorheen geïnformeerd
zijn en daartoe over de nodige (eigen) data
beschikken. Daarenboven evolueren steeds meer
bouwbedrijven van louter uitvoerende naar meer
dienstverlenende organisaties, zoals we eerder in
hoofdstuk 3.2. hebben aangehaald. Buiten de B van
bouw maken steeds meer de D van ontwerp en de M
van onderhoud tot zelfs de F van financiering en de O
van exploitatie deel uit van hun takenpakket.
Wat impliceert dat voor jongeren die in de bouw
een leidinggevende functie willen vervullen? De
vraag naar de vereiste competenties voor startende
ingenieurs kwam eind april 2019 aan bod op
een debatavond van de KU Leuven te Gent. Twee
competenties kregen daarbij duidelijk de voorkeur:
een goede technische bagage in combinatie met een
gericht probleemoplossend vermogen. Een bedrijfsleider
verklaarde dat jonge ingenieurs zich daarbij niet
mogen beperken tot de enige oplossing. Zij moeten
leren meerdere oplossingen te bedenken en durven
innovatief te zijn. Vanuit de KU Leuven werd geantwoord
dat een eindwerk zich nu al niet beperkt tot
het schrijven van een paper en maar juist de attitude
om ruimer tegenover een bepaalde problematiek aan
te kijken wil aanscherpen.
Daarnaast beklemtoonde het bedrijfsleven het
belang om in de communicatie voldoende assertief
te zijn. Helder kunnen formuleren is ook een troef,
d.w.z. het probleem en de oplossing(en) hiervoor
summier kunnen samenvatten. Werken in team is
eveneens zeer belangrijk geworden, meer en meer
met niet-bouwkundigen. Ook in bouwbedrijven
ruimt de hiërarchie plaats ten voordele van zelfsturende
teams. Maar aan de universiteiten worden
nog voornamelijk de individuele prestaties van de
studenten gemeten. Met verschillende applicaties
leren werken is nuttig. Maar studenten moeten toch
vooral informatie leren vergaren en het pad naar de
118
HOOFDSTUK 04
diverse informatiebronnen leren bewandelen. Om
tot innovatieve ideeën te komen blijft een grondige
basiskennis noodzakelijk. Universiteiten moeten dus
de basisprincipes blijven aanleren.
Hoe evolueren nu de cijfers van leerlingen en studenten
in het licht van deze arbeidsmarktevoluties? Uit
de recentste statistieken van het aantal leerlingen
in het secundair bouwonderwijs van Constructiv en
van het aantal studenten in het hoger en universitair
bouwonderwijs van Ahovoks (het Agentschap voor
Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties
en Studietoelagen) blijkt kort samengevat het volgende.
Op alle niveaus en in alle opleidingsdomeinen
van het secundair bouwonderwijs blijven de aantallen
afnemen. Tegelijk stagneert het aantal professionele
bachelors. Het aantal afgestudeerde industriële
ingenieurs blijft dalen en het aantal gediplomeerde
burgerlijk ingenieurs blijft te laag. Intussen stijgt het
opleidingsniveau dat de bouwbedrijven in hun vacatures
vragen. Aanbod en vraag dreigen dus steeds
meer uit elkaar te liggen.
De cijfers van Ahovoks tonen aan dat het aantal
diploma’s in de professionele bacheloropleiding
voor de bouw zich in 2017-2018 stabiliseerde rond
de 300. Dit aantal is de laatste tien jaar meer
dan verdubbeld omdat het aantal organiserende
hogescholen van twee naar vijf evolueerde. Maar de
vijf scholen die deze opleiding nu organiseren (Vives
in West-Vlaanderen, Odisee in Aalst, Thomas More
in Geel, PXL in Diepenbeek en LUCA in Schaarbeek),
draaien intussen op kruissnelheid. Omwille van het
licht dalend aantal inschrijvingen in deze opleidingen
tijdens de laatste twee jaar zal het aantal gediplomeerden
de komende jaren zeker niet stijgen.
De cijfers van Ahovoks tonen aan
dat het aantal diploma’s in de
professionele bacheloropleiding
voor de bouw zich in 2017-2018
stabiliseerde rond de 300.
De daling van het aantal afgestudeerde industrieel
ingenieurs bouwkunde van de laatste jaren heeft
zich doorgezet. In het schooljaar 2017-2018 waren ze
met 270, ongeveer 20% minder dan in het schooljaar
2014-2015. Bovendien bleef het aantal inschrijvingen
hiervoor ook in 2018-2019 relatief gering in vergelijking
met de periode 2012-2015. Op korte termijn
Vlaamse bouw telde
in 2018 circa 150
BIM-professionals
(ill. Vanhout)
Visierapport 2019 119
Grafiek 25 Aantal diploma’s in hoger en universitair onderwijs
voor bouw en architectuur
Bron: AHOVOKS
350
300
250
200
150
100
50
0
Professionele bachelor bouw
Industrieel ingenieur bouw
Burgerlijk ingenieur bouw Architect Ingenieur-architect
Grafiek 26 Aantal inschrijvingen in hoger en universitair onderwijs
voor bouw en architectuur
Bron: AHOVOKS
1400
1200
1000
800
600
400
200
0
2008-2009
2009-2010
2010-2011
2011-2012
2012-2013
2013-2014
2014-2015
2015-2016
2016-2017
2017-2018
2018-2019
2008-2009
2009-2010
2010-2011
2011-2012
2012-2013
2013-2014
2014-2015
2015-2016
2016-2017
2017-2018
2018-2019
Professionele bachelor bouw
Industrieel ingenieur bouwkunde
Burgerlijk ingenieur bouw Architect Ingenieur-architect
120
HOOFDSTUK 04
valt ook op dit opleidingsniveau geen toename te
verwachten. Het aantal afgestudeerde burgerlijk
ingenieurs steeg licht in 2017-2018 maar bleef met
133 toch nog altijd zeer laag in verhouding met de
behoeften. Daarenboven bleven de inschrijvingen in
2017-2018 en in 2018-2019 op een laag peil. Dit feit
doet evenmin beterschap verhopen.
Het aantal inschrijvingen en ook het aantal gediplomeerden
in de opleidingen voor architect zijn
de laatste jaren zeer sterk gestegen met voor het
aantal diploma’s een record van 350 in 2014-2015.
Daarna was er een (zeer) lichte daling. Maar volgens
de arbeidsmarktgegevens van de VDAB behoort het
beroep van architect niet tot de knelpuntberoepen.
In de moeilijkere opleidingen voor ingenieur-architect
heeft zich daarentegen een daling voorgedaan met
de laatste jaren niet veel meer dan 150 afgestudeerden
per jaar terwijl het aantal inschrijvingen voor deze
opleidingen zich momenteel stabiliseert.
Tegelijk wordt de sector geconfronteerd met een
scherpe daling van het aantal leerlingen in het secundair
bouwonderwijs. Van het schooljaar 2014-2015 tot
het schooljaar 2018-2019 daalde het aantal leerlingen
dat voor een bouwberoep studeert, in alle studierichtingen:
met 8% in de houtopleidingen, met 10% in de
opleidingen rond koeling en warmte en eveneens met
10% in de opleidingen voor schilderen en decoratie en
zelfs met 21% in de (ruw)bouw. In absolute getallen
bedroeg de daling 536 leerlingen in de ruwbouwafdelingen,
368 leerlingen in de houtopleidingen, 148
leerlingen in de opleidingen rond koeling en warmte
en 96 leerlingen bij de opleidingen voor schilders en
decorateurs.
Voor ruwbouw en decoratie gaat het om een voortzetting
van eerdere dalingen. De opleidingen rond houtbewerking,
koeling en warmte bleven tot nu toe nog
relatief gespaard maar kenden vooral in het schooljaar
2018-2019 een forse achteruitgang. De achteruitgang
doet zich ook voor in al de onderwijsniveaus: met
5% in deeltijds onderwijs, met 11% in TSO, met 12% in
BSO en met 25% in BuSO. De steeds lagere instroom
van leerlingen heeft vaak tot gevolg dat het aanbod
wordt afgebouwd bij gebrek aan kandidaten. Als deze
daling aanhoudt en het aanbod van arbeidskrachten
daardoor verder slinkt, zullen bouwbedrijven uiteindelijk
steeds meer genoodzaakt zijn zich aan te passen
aan een krappe arbeidsmarkt en de ontoereikende
capaciteit oplossen door onder meer in toenemende
mate over te gaan tot prefabricatie.
Het dalend aantal leerlingen en studenten in de bouw
staat ook in schril contrast met de duidelijke verhoging
van de opleidingseisen van de bouwbedrijven.
5000
4000
3000
2000
1000
Evolutie van het aantal leerlingen
in het secundair bouwonderwijs
per domein
Bron: Constructiv
0
Grafiek 27
2014-2015
2015-2016
Bouw
Koeling en warmte
2016-2017
2017-2018
2018-2019
Hout
Schilderen en decoratie
In 26% van de vacatures voor bouwberoepen wordt
gevraagd naar hoger geschoolden en in 32% van die
vacatures naar middengeschoolden. Dat blijkt uit een
analyse door de VCB van de 20 momenteel meest
gevraagde bouwberoepen. Voor de hooggeschoolden
ging het in 2018 om 4.372 vacatures en voor de middengeschoolden
om 5.316 vacatures. De bouw is niet
langer een sector waar de werkgevers zich tevreden
Visierapport 2019 121
124
SMART TOOLS
EN TALENTEN
HOOFDSTUK 04
Videoreportage
Talent in de bouw
Interview met Dries Herremans, coördinator bouw van Stadsbader.
Een enthousiaste getuigenis over het carrièreverloop van een
ingenieur bouw.
Visierapport 2019 125
Grafiek 28
Scholingsniveau per knelpuntberoep in de bouw (in %)
Bron: VDAB, Beroepen in cijfers
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Technicus studiebureau bouw
Conducteur bouw
Calculator bouw
Werfleider
Bouwkundig tekenaar
Installateur communicatienetwerken
Sanitair installateur
Technicus koeling en klimatisatie
Residentieel elektrotechnisch installateur
Binnenschrijnwerker
Monteur van centrale verwarming
Monteur interieurinrichtingen
Buitenschrijnwerker
Metselaar
Hooggeschoold
Middengeschoold
stellen met laaggeschoolden of het hebben van een
voorafgaandelijke scholing niet belangrijk vinden.
Voor vijf knelpuntberoepen uit de bouw is de vraag
naar hooggeschoolde profielen nadrukkelijk aanwezig:
voor de beroepen van conducteur en calculator,
werfleider en bouwkundig tekenaar en technicus van
een studiebureau. Terwijl het aantal eigen bouwarbeiders
nu relatief stabiel blijft, stijgt in de Vlaamse
bouw het aantal bouwbedienden gestaag: met circa
40% of 8.500 in vergelijking met 2009. Voor installatieberoepen,
zoals voor installateurs van sanitair,
warmte, koeling en elektriciteit, en voor houtbewerkende
beroepen, zoals voor binnen- en buitenschrijnwerkers
en voor monteurs van interieurinrichtingen,
bestaat een belangrijke vraag naar middengeschoolden
uit het secundair onderwijs.
4.2. Initiatieven vanuit de
opleidingsinstellingen
De vraag is nu in welke mate we deze neerwaartse
trend kunnen keren. Uit dit visierapport is al gebleken
dat de bouwbedrijven de laatste jaren belangrijke
vooruitgang hebben geboekt op het vlak van
digitalisering en nu ook innovatieve technieken uit de
industrie 4.0 beginnen te integreren. Dit moet bijdragen
tot een positiever imago van de bouw. Maar in
welke mate zijn de opleidingsinstellingen mee met de
nieuwste technologische innovaties in de sector? De
VCB vroeg het medio 2019 aan de Vlaamse universiteiten
en hogescholen en ontving van de meeste een
antwoord.
Uit het antwoord van de KU Leuven is gebleken dat in
de opleiding tot burgerlijk ingenieur aldaar alvast BIM
ter sprake komt. Aan de VUB komt BIM voor 12 lesuren
aan bod in de cursus Innovation in Construction
122
HOOFDSTUK 04
Materials: enerzijds via gastcolleges
van bouwbedrijven en studiebureaus
en anderzijds middels een
groepsopdracht. Cursusbegeleider
Ruben Santos werkt trouwens aan
een doctoraat over de actuele
problematiek van de integratie
van LCA (life cycle analysis) en LCC
(life cycle costing) in BIM. In het
academiejaar 2018-2019 werkten
studenten aan het gebruik van
sensoren om het bekistingsproces
te optimaliseren. Tevens wordt
gedacht aan de oprichting van
een interuniversitair postgraduaat
over het Internet of Things.
Bij UGent krijgen de toekomstige
burgerlijk ingenieurs al in
bacheloropleiding een beknopte
kennismaking met BIM. Ook in het
verplicht mastervak over wegenbouw
en mobiliteit zit een gastles
over BIM en Mobili-data vervat.
Bovendien kunnen studenten aan
UGent sedert het academiejaar
2018-2019 een keuzevak over
informatiebeheer in architectuuren
bouwprojecten volgen met
daarin een grondige studie van
BIM. In het keuzevak over diagnose
en herstelling van bouwwerken
komen digitale meettechnieken
aan bod terwijl het keuzevak
over geprefabriceerde betonconstructies
uitdrukkelijk ingaat op
industrialisatie en modularisatie.
Het onderzoek aan UGent betreft
onder meer digitale meettechnieken,
BIM en 3D-printing.
Bovendien beschikt de universiteit
over een homelab en een
officelab. Het gaat dan om
demogebouwen vol met sensoren
voor toepassingen van het
Internet of Things. Momenteel
loopt een onderzoeksaanvraag
naar een draadloze betonsensor.
Recente masterproeven lopen
er onder meer over de optimale
3D-printstrategie en de toepassing
van BIM bij schadediagnoses.
(→ WTCB-kaderstuk op p. 123)
WTCB steunt doctoraat bij UGent
over 3D-geprinte betonnen
elementen
Het WTCB heeft recentelijk het initiatief genomen om jongeren
extra te stimuleren voor een (onderzoeks)carrière in de bouw
door doctoraatsbeurzen te ondersteunen. Een eerste case in
verband met 3D-printing is gepland in samenwerking met het
Magnel laboratorium van UGent.
Om voor het 3D-printen op grotere schaal tot echte toepassingen
binnen de bouwmarkt te komen, moeten nog
veel onderzoeksvragen worden opgelost, meer in het bijzonder
over het structurele gedrag en de duurzaamheid van
3D-geprinte betonconstructies. Het belangrijkste voordeel van
de 3D-printtechniek bij de productie van betonnen elementen
is het feit dat er geen tijdrovende bekistingen van op maat
gemaakte elementen met complexe geometrieën nodig zijn.
Maar momenteel wordt bij het 3D-printen niet met beton
gewerkt maar met fijne mortelmengsels. Ook bestaat er nog
geen eenvoudige oplossing om 3D-geprinte betonelementen
te wapenen. Het doel van dit door het WTCB gesteunde doctoraatsproject
met prof. Van Tittelboom en prof. De Schutter
als supervisors, bestaat erin om betonnen elementen te
realiseren door eerst via 3D-printen een bekisting in mortel te
vervaardigen, voor of na de plaatsing van een wapeningskooi,
en vervolgens de geprinte bekisting te vullen met traditioneel
beton.
Dit houdt in dat complexe vormen moeten worden
geprint, rekening houdend met de beperkingen van het
3D-printproces, met name de gelaagde structuur, de beperkte
helling van het geprinte oppervlak en de moeilijkheid om
openingen te overbruggen. Het onderzoek gaat dieper in op
methoden om de hechting tussen de opeenvolgende geprinte
lagen te verbeteren (bijvoorbeeld door het verzekeren van een
minimale oppervlakteruwheid) en het gebruik van verschillende
geometrieën voor de spuitmond en op de toepassing
van een spuitmondstuk uitgerust met zij- en bovenspatels om
de gladheid te bewerkstelligen van het buitenste geprinte
oppervlak dat dan zichtbaar kan blijven.
Aangezien het de bedoeling is dat de 3D-geprinte bekisting
permanent op zijn plaats zou blijven, moet uiteraard worden
onderzocht of deze in aanmerking kan worden genomen bij
het beoordelen van de duurzaamheid. Zo zal het gedrag van
deze elementen worden getest bij
blootstelling aan onder meer carbonatatie
en vorst-dooibelasting.
Visierapport 2019 123
Bachelorstudent van
Thomas More aan het
werk bij de 3D-printer
in Kamp C
(ill. Confederatie Bouw)
In de opleiding voor professionele bachelor bouw bij
VIVES in Oostende komt vanaf het academiejaar
2019-2020 een specifiek opleidingsonderdeel met
focus op ruimtelijk inzicht, 3D-tekenen en BIM. In het
vak over bouwadministratie worden e-procurement
en e-tendering belicht. Studenten krijgen er ook
onderzoeksopdrachten rond hedendaagse thema’s,
in het academiejaar 2018-2019 onder meer over drones
in de bouw, het ontwerp van het ultieme ‘smart
gebouw, over ‘supercomfort’ in een slim appartement
met de nieuwste technologische snufjes en over
betonsensoren.
In datzelfde academiejaar liep bij VIVES een
Praktijkgericht Wetenschappelijk Onderzoek over BIM
en Smart Buildings. De focus lag niet alleen op het
belang van BIM voor de ontwerpfase maar ook voor
de volledige cyclus van een gebouw met het BIMmodel
als digitale tweeling voor beheer en monitoring
en tegelijk als materiaalinventarisatie in het
kader van urban mining. Tegelijk startte VIVES samen
met WTCB en PXL een COOCK-project over digitale
onderhoudsplanning 4.0 met als hamvraag hoe een
BIM-model van een gebouw kan worden gebruikt als
basis voor het facility management.
Bij PXL te Diepenbeek komt BIM in elk jaar van de
opleiding tot professionele bachelor bouw aan bod:
in het eerste jaar voor 3 studiepunten, in het tweede
jaar voor 8 studiepunten en in het derde jaar voor
4 studiepunten. In de nieuwe graduaatsopleiding
voor bouwkundig tekenen zal elke student een BIMgerelateerde
graduaatsproef moeten uitwerken. In
samenspraak met bedrijven onderzoeken studenten
Groeiende belangstelling
voor werkplekleren zoals
bleek uit de opkomst voor
een event over dit thema
bij Odisee te Aalst
(ill. Confederatie Bouw
Oost-Vlaanderen)
124
HOOFDSTUK 04
Nieuwe kleuter- en lagere
school te Brussel met veel
sociale ruimtes tussen de
klaslokalen ten gunste
van een collaboratief
leerproces
(ill. Denys, arch. BURO II &
ARCHI+I)
tal van concrete toepassingen in BIM zoals valbeveiliging
in BIM, BIM voor meet- en vorderingsstaten en
de integratie van een boilerruimte of een elektrische
installatie in BIM. Bij het expertisecentrum van PXL
voor bouw en energie loopt een TETRA-project rond
lean plannen en bouw met BIM als versterkende factor.
Dit project verloopt in samenwerking met HoWest
te Brugge.
In de lessen over bouw- en werforganisatie komen bij
PXL ook digitale plannings- en communicatietools
aan bod. In 2018 onderzocht een student bijvoorbeeld
in welke mate mobiele apps interne processen
kunnen optimaliseren. In de lessen over topografie
zullen vanaf het academiejaar 2019-2020 fotogrammetrie-opmetingen
worden geïntegreerd.
Ook in de professionele
bacheloropleiding bij LUCA
te Brussel zit BIM voor
100% in de basisopleiding
en wordt dit model ook als
werk-, teken- en communicatiemiddel
gebruikt in
praktijkateliers en -lessen.
Met name bij aannemers
vanaf de erkenningsklasse
5 is er volgens LUCA vraag
naar studenten met
BIM-kennis.
Bij Thomas More in Geel
wordt de opleiding voor
In de nieuwe
graduaatsopleiding voor
bouwkundig tekenen
zal elke student een
BIM-gerelateerde
graduaatsproef moeten
uitwerken.
professionele bachelor bouw grondig vernieuwd. Het
nieuwe curriculum zal minder plichtvakken bevatten
zodat studenten zich diepgaander kunnen specialiseren
in een innovatie. De kernwoorden van de
vernieuwing zijn BIM, lean en circulair. Nu leren alle
studenten voor 4 studiepunten modelleren in Revit. In
het nieuwe curriculum zullen zij ook leren technische
en administratieve informatie uit een BIM-model
te genereren, te interpreteren en te gebruiken en
zullen laatstejaars zich kunnen specialiseren in de
optimalisering van een digitale administratieve
projectopvolging.
Momenteel krijgen alle studenten digitale meettechnieken.
De hogeschool beschikt daartoe over een
3D-scanner maar plant zo snel mogelijk opmetingen
via drones in de opleiding te kunnen integreren. Het
opleidingsonderdeel over
uitvoeringstechnieken focust
nu al sterk op de prefabricatie
en modularisering
van betonelementen. In het
toekomstige curriculum wil
Thomas More overgaan tot
het leren (virtueel) aansturen
van machines vanuit
een Topsolid-tekening.
Studenten van deze hogeschool
werden van bij de
start nauw betrokken bij het
project 3D-betonprinten van
Kamp C.
Visierapport 2019 125
3D-printinstallatie
in het Magnel
laboratorium van
UGent
(ill. WTCB)
Met name rond digitale technieken (zoals BIM en
3D-scanning) en andere innovatieve technieken
(werken met drones) verliepen heel wat master- en
bachelorproeven in samenwerking met bouwbedrijven
en kwamen vertegenwoordigers van bedrijven gastcolleges
geven. Daarnaast liepen de meeste studenten
bij bouwbedrijven een stage waarop zij met de
nieuwste technieken in de bouw kennis konden maken.
Op een interactief debat eind april 2019 bij de KU
Leuven te Gent over de diverse samenwerkingsvormen
tussen bedrijven en hoger onderwijs kwamen trouwens
nog andere vormen van samenwerking aan bod,
zoals bezoeken aan bedrijven, netwerkevenementen
en jobbeurzen, projectwerking rond een bedrijfscase
en korte observatieperiodes in bedrijven. Uit een
voorafgaande poll bij 256 nog studerende industriële
ingenieurs bij de KU Leuven bleek dat voor maar liefst
69% een stage nog de beste methode vormde om
met bouwbedrijven in contact te komen: een voorkeur
die op de debatavond ruimschoots werd beaamd
door het publiek dat grotendeels uit vertegenwoordigers
van bedrijven bestond.
Bij de opleiding voor burgerlijk ingenieur zijn bedrijfsstages
nog facultatief. Toch volgen bij UGent jaarlijks
een 30-tal kandidaat burgerlijk ingenieurs een stage
bij bedrijven. Voor kandidaat industrieel ingenieurs
vormt de bedrijfsstage een verplicht onderdeel van
het curriculum. Op de debatavond te Gent werd de
vraag gesteld of deze stageregeling tot drie maanden
kon of moest worden uitgebreid. Een eerste
bedenking was of daarvoor voldoende stageplaatsen
kunnen worden gevonden. Bij het duaal leren in het
secundair bouwonderwijs zijn er alvast meer bedrijven
met een erkenning dan bedrijven met een duale
leerling. Het aanbod van leerwerkplaatsen blijkt dus
niet zo problematisch als het aanbod van leerlingen.
In dit verband werd dan wel gepleit voor grondig
gecoachte trajecten met een intensieve interactie
tussen bedrijven en faculteiten. Zo kwam de idee van
co-investering op de proppen.
Grafiek 29
Interesse in vormen van betrokkenheid tussen onderwijs en
bedrijven (in % van antwoorden)
Bron: KU Leuven enquêtes
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Via bedrijfsstages
Via de uitvoering van een masterproef
Via gastcolleges
Via projectwerk rond bedrijfscases
Via bedrijfsbezoek
Via netwerkevent of jobbeurs
Via dag van observatie
Vanuit het werkveld
Volgens de studenten
126
HOOFDSTUK 04
Grafiek 30
Aantal scholen per duale bouwopleiding voor 2019-2020
Bron: Constructiv
3de graad ruwbouw
3de graad decoratie- en schilderwerken
3de graad afwerking
3de graad bouwplaatsmachinist
Sense ijzervlechter en bekister-betonneerder
Sense vloerder-tegelzetter
Sense dakwerker
Sense restauratievakman decoratie- en schilderwerken
Sense schrijnwerker houtbouw
Sense stukadoor
Sense daktimmerman
Sense steigerbouwer
0 5 10 15 20 25 30 35
Bij werkplekleren speelt de mentor in de bedrijven
immers een cruciale rol. De mentor moet een
duizendpoot zijn. Hij (of zij) moet de nieuwkomers
begeleiden, coachen én opleiden. Hij is de schakel
tussen de werkvloer en de zaakvoerder of de personeelsdienst.
Hij moet weten wat de job inhoudt
en dat ook kunnen overbrengen. Hij moet met de
nieuwkomer matchen, een vlotte prater zijn, geduldig
én geëngageerd. Bij de toepassing van het duaal
leren heeft de bouwsector als eis gesteld dat de
mentor een opleiding volgt. Constructiv biedt mentoropleidingen
aan. Die vinden onder meer bij de lokale
bouwconfederaties plaats. Bedrijven getuigen dat
die met interesse worden gevolgd. Werkplekleren is
zowel voor de leerling, de mentor als voor het bedrijf
een meerwaarde mits voldoende investering, inzet en
motivatie van alle partijen.
Daar staat ook enige overheidstussenkomst tegenover,
met name de start- en stagebonus en de
mentorkorting van 800 euro per kwartaal. Maar er
is maar 1 mentorkorting per 5 leerlingen terwijl een
mentor in bedrijven best 1 tot maximum 2 leerlingen
begeleidt. Elke steun vergt ook administratieve
verplichtingen. Vanuit de sector bestaat bijkomend
het systeem van de bouwingroeibanen. Bovendien
voorziet de nieuwste cao voor de bouw nog in extra
sectorale steun voor het mentorschap.
Dirk Herman, senior HR business partner bij Willemen
Infra, getuigde hierover op een evenement van de
Confederatie Bouw Oost-Vlaanderen in mei 2019, als
volgt: “In 2018 hebben wij 10 studenten uit stages
aangeworven. Stel dat wij die hadden moeten aanwerven
via selectie- en uitzendkantoren, dan had dit
ons voor 75.000 euro aan selectiefees gekost.” Gezien
de krapte op de arbeidsmarkt zijn ook selectie- en
uitzendkantoren intensief op zoek naar kandidaten.
Het aandeel van de uitzendactiviteit in de Vlaamse
bouw is intussen gestegen tot 4%. Aannemers klagen
dat zij nauwelijks nog ‘ongebonden’ arbeidskrachten
vinden. Zo vroeg mogelijk bij leerlingen en studenten
naambekendheid verwerven is dus de boodschap.
Nieuwe overheidsinitiatieven versterken nog de
belangstelling voor werkplekleren, zoals de definitieve
invoering van het duaal leren in het secundair
onderwijs vanaf september 2019. Volgens de huidige
planning bieden dan 60-opleidingsinstellingen
duaal leren aan voor diverse disciplines in de bouw,
van ruwbouw, afwerking tot schrijnwerk. Ook voor
centrale verwarming en sanitair is een duale opleiding
gepland. Maar die kon nog niet in het schooljaar
2019-2020 van start gaan.
Een andere belangrijke vernieuwing is de opkomst in
het hoger onderwijs van het graduaat dat voorziet in
minimaal een derde werkplekleren, eveneens vanaf
het schooljaar 2019-2020 in een aantal hogescholen,
met name bij Odisee te Aalst en bij Artesis Plantijn te
Antwerpen.
Bovendien heeft de Vlaamse regering medio 2019 op
de valreep nog een startnota over de invoering van
Visierapport 2019 127
Grafiek 31
Vormen van opleiding en werkplekleren bij de VDAB
(in aantal unieke werkzoekende klanten)
Bron: VDAB
0 250 500 1000 1500 2000 2500 3000
Beroepsgerichte opleiding
Oriënterende opleiding
Opleidingsstage in de onderneming
Individuele beroepsopleiding in de onderneming
2017 2018
duaal leren in het hoger onderwijs goedgekeurd. De
nota pleit voor minimaal een derde leren op de werkplek,
zoals in het graduaat. Het Managementcomité
Onderwijs, Vorming en Werk zal de komende maanden
op basis van deze startnota de invoering van
duaal leren in het hoger onderwijs voorbereiden.
Maar het zal de nieuwe Vlaamse regering zijn die op
een aantal punten de knoop zal moeten doorhakken.
Ook ten aanzien van de werkzoekenden bestaan er
in de bouw- en houtsector uitgebreide mogelijkheden
om in een vroeg stadium met hen kennis te maken. Bij
de VDAB stonden in 2018 tegenover de 1.997 werkzoekenden
in opleiding, 793 werkzoekenden die een
opleidingsstage volgden, en 2.790 werkzoekenden in
een IBO (individuele beroepsopleiding in de onderneming).
Het werkplekleren is er dus belangrijker dan het
leren in de opleidingscentra. De laatste cao die voor
de bouw werd afgesloten, heeft intussen duidelijk
bepaald welke looncategorie (I A) voor een IBO moet
worden toegepast. Voorheen bestond hierover nogal
wat onduidelijkheid.
4.3. Initiatieven vanuit de sector
Maar wat doet de sector zelf om de digitalisering te
ondersteunen? Op dit vlak zijn er initiatieven vanuit de
bouwbedrijven zelf, vanuit de Confederatie Bouw en
vanuit de collectieve onderzoekscentra WTCB en OCW
en vanuit de opleidingsfondsen Constructiv en Cevora.
Het onderzoeksrapport Coming of Age Digitally dat
het MIT in de zomer van 2018 in samenwerking met
Deloitte Insights publiceerde, vertrok van een grootschalige
enquête bij 4.300 managers, bedrijfsleiders
en analisten. Uit hun antwoorden bleek dat in 2018
reeds 30% van bedrijven zich als ‘digitally mature’
beschouwden tegenover nog maar 25% in 2017.
Tegelijk daalde het aandeel van de ‘early adopters’ van
34% tot 25%. Een gelijkaardige versnelling stellen we
nu ook in de bouwsector vast. Vandaar het nut van de
conclusies van dit onderzoeksrapport voor de bouwbedrijven
en in eerste instantie voor het leiderschap
van deze bedrijven. (→ getuigenis van Deloitte op
p. 134)
Een efficiënt digitaal leiderschap wordt volgens MIT
en Deloitte gekenmerkt door de volgende sleutelvaardigheden:
een duidelijke visie en missie, ruimte voor
experimenten en voor medewerkers om anders te denken
en openheid voor samenwerking over de grenzen
van bedrijf en sector heen. Bouwbedrijven moeten zich
bijvoorbeeld niet focussen op de Internet of Thingstoepassing
als dusdanig maar wel op de extra diensten
die zij daarmee aan kandidaat-bouwers en -verbouwers
kunnen bieden. Het heeft bijvoorbeeld geen zin
om zomaar een massa data te laten analyseren. Bij de
analyse moet een duidelijke doelstelling voorop staan.
128
HOOFDSTUK 04
Vooruitlopende bouwbedrijven staan ook meer open
voor de aanwerving van mensen met een minder
eenduidig bouwprofiel of zij gaan allianties aan met
of investeren in start-ups die een nieuwe aanpak ontwikkelen.
Zo heeft Renson voor de analyse van haar
databestand van ventilatiesystemen een vijftal wiskundigen
aangeworven, heeft Vanhout.pro besloten
te participeren in Bao Living en werkt het bouwbedrijf
Vanhout samen met LITO rond de Litobox.
Het beslissingsproces in digitaal gevorderde bedrijven
verloopt minder top down en meer vanuit de basis.
Deze aanpak sluit aan bij de huidige tendens in de
Vlaamse bouw naar ‘lean bouwen’. Momenteel wordt
trouwens onderzocht in welke mate een digitale tool
zoals BIM lean bouwen kan faciliteren. Bij het digitaliseringsproces
gaat het vaak ook om het nemen
van risico’s, om het leren omgaan met veranderingen
en een meer gespreid beslissingsproces. De positieve
maar ook de negatieve resultaten van de gevoerde
experimenten moeten dan wel worden gebruikt om
de organisatie te veranderen.
Meer in het bijzonder voor bouwbedrijven die
doorgaans op een al rijpe markt opereren, komt
het erop aan te experimenteren met het oog op de
concurrentieslagen van de toekomst en tegelijk hun
sterke positie op de huidige markten te behouden.
MIT en Deloitte raden hen concreet aan ‘pockets of
fresh thinking and innovation’ te creëren. In dit verband
valt op dat de grotere bouwgroepen, zoals de
groepen Willemen, BAM en Cordeel, op dit ogenblik
vaak een innovatiecoördinator aanduiden of een
innovatiestructuur opzetten die buiten de dagelijkse
werking staan maar wel actief op zoek gaan naar
mogelijke beloftevolle veranderingen en die helpen
implementeren.
Vooruitlopende bouwbedrijven staan
ook meer open voor de aanwerving
van mensen met een minder
eenduidig bouwprofiel of zij gaan
allianties aan met of investeren in
start-ups die een nieuwe aanpak
ontwikkelen.
Deelnemers aan de
Vlaamse Houtproef
bij het VTI van
Waregem
(ill. Confederatie
Bouw)
Visierapport 2019 129
Kinderen leren robotten
bouwen en programmeren
in de FIRST LEGO League,
een gezamenlijk initiatief
van de Limburgse
bouwfederatie en Voka
(ill. Confederatie Bouw
Limburg)
Tenslotte impliceert de digitalisering een belangrijke
opleidingsinspanning. Het onderzoeksrapport van MIT
en Deloitte toont aan dat 90% van de respondenten
nu minstens een jaarlijkse update van hun competenties
nodig achten om in een gedigitaliseerde
organisatie te kunnen werken maar dat slechts 34%
tevreden zijn met de mate waarin hun organisatie
de competentieontwikkeling ondersteunt. Vooral bij
de eerste digitaliseringsstappen investeren bedrijven
nog te weinig in opleiding. Maar het moet daarbij
niet noodzakelijk om formele opleidingen gaan.
On the job training kan soms veel efficiënter zijn,
temeer daar de medewerkers nu over veel meer data
beschikken om hun eigen prestaties te kunnen beoordelen
en verbeteren. Bouwbedrijven richten daarvoor
zelf opleidingsacademies op zoals bijvoorbeeld de
Willemen Academy. Zij richten zich ook vaker tot hun
lokale bouwconfederaties om hen te helpen bij de
samenstelling van opleidingsprogramma’s op maat.
Naast de VCB nemen ook lokale bouwconfederaties
drempelverlagende initiatieven om bedrijven op weg
te zetten naar digitalisering. In de BouwFlash live van
de Confederatie Bouw Oost-Vlaanderen op 13 september
2019 werden inspiratiesessies gepland rond
onder meer Track & Trace, BIM voor de bouw-kmo,
Virtual en Augmented Reality in de bouw en digitale
fraude. Want naarmate de bouw digitaliseert, wordt
cybersecurity een almaar belangrijker thema.
De Confederatie Bouw Limburg van haar kant heeft in
2019 digitaliseringsweken georganiseerd waarbij telkens
een nieuwe topic werd toegelicht met thema’s
zoals de toepassing van Augmented Reality, BIM en
drones. In 2019 heeft de Confederatie Bouw Limburg
met succes ook een eerste opleidingsprogramma voor
werknemers over BIM aangeboden. Met de steun van
Cevora werden in Vlaanderen ook al in 2017 en 2018
werkzoekenden tot BIM-modelleur opgeleid.
De VCB steunt de leden al langer bij de digitalisering
en de introductie van nieuwe technologieën, eertijds
bijvoorbeeld via het project ABC Digibouw. Deze
inspanningen worden nu in verschillende projecten
verdergezet. Drie vragen spelen een hoofdrol bij de
digitalisering en innovatie in de sector. De eerste en
misschien wel belangrijkste is: “What’s in it for me?
Waarom zou ik als aannemer eraan beginnen? Dat
leidt tot de tweede vraag: “Heb ik genoeg informatie”.
En onrechtstreeks leidt dat tot de derde vraag:
“Weten de providers wel wat ik nodig heb?” De VCB
speelt met haar projecten perfect in op deze vragen.
Het eerste voorbeeld is BRICS. Dit programma loopt
al enkele jaren en vertrekt van de idee dat een
aannemer best kan leren van collega-aannemers.
Oorspronkelijk lag de nadruk op bedrijfsbeheer in
de brede zin van het woord maar intussen is er ook
een BRICS-groep over werken in het buitenland
bijgekomen. In de voorbije jaren kregen de lokale
confederaties bovendien de vraag om iets te doen
rond innovatie. Daarom is de VCB begonnen met
een BRICS-groep Innovatie. De groep was meteen
succesvol met 26 deelnemers met een heel diverse
achtergrond, van installateur HVAC over houtskeletbouwer
tot grondwerker. De meerderheid bestaat uit
kleine of relatief kleine bedrijven die op zoek zijn naar
niches om in uit te blinken. Het zijn dus aannemers
130
HOOFDSTUK 04
die openstaan voor de integratie van innovatie in hun
onderneming, eerder trekkers dan volgers.
BRICS laat de deelnemers zelf meebeslissen over de
inhoud van een traject. Er werden zes topics gekozen:
BIM, 3D-printing, drones, 3D-laserscanning,
Augmented en Virtual Reality en ten slotte de
digitale bouwwerf. De aanpak is laagdrempelig.
BRICS laat aannemers kennismaken met innovatieve
technologieën en legt de nadruk op de potentiële
toepassingen eerder dan op de technische details.
Welke gevolgen heeft een doorbraak van 3D-printing
voor mijn businessmodel? Wat kan een bouwbedrijf
doen met drones en wat willen de deelnemers ermee
doen? Welk nut heeft 3D-laserscanning? De BRICSgroep
Innovatie licht telkens een tipje van de sluier
op. Tegelijk komen problemen aan het licht waarmee
de VCB aan de slag kan bij haar lobbywerk. Zo was
de Belgische wetgeving op de toepassing van drones
aanvankelijk zo restrictief dat ze het gebruik in de
bouwsector sterk bemoeilijkte.
De bevraging van de deelnemers aan de BRICSgroep
Innovatie gaf al aan dat BIM de meeste
interesse wekte. Dat is ook gebleken uit de enquête
die de VCB medio 2019 onder de leden organiseerde.
Op de vraag naar de nood aan bijkomende opleidingen
kwam de behoefte aan opleidingen over digitale
bedrijfsprocessen op de eerste plaats (bij 46% van de
bedrijven) en de behoefte aan bijscholing over BIM
op de tweede plaats (bij 42% van de bedrijven). Rond
toepassingen van het Internet of Things, digitale
meettechnieken en Virtual en Augmented Reality
registreerde de enquête een veel lagere belangstelling
bij respectievelijk maar 35%, 28% en 25% van de
respondenten.
De relatief grote belangstelling voor BIM heeft te
maken met de ongelijke spreiding van de kennis
over dit thema. De overtuiging leeft dat BIM een
meerwaarde heeft voor alle bouwbedrijven. Maar
sommige deelnemers zijn eerder op zoek naar een
inleiding. Andere hebben al zeer concrete vragen over
technische aspecten. BRICS Innovatie gaat dus sessies
aanbieden voor gevorderden en voor beginners.
Het is dus mogelijk dat er in de toekomst een BRICS
BIM komt.
BIM werd intussen ook al grondig bestudeerd in de
BIM-cluster. Deze cluster werd opgestart door het
WTCB in samenwerking met het bedrijfsleven en
met de steun van het VLAIO (Vlaams Agentschap
Innoveren en Ondernemen). De cluster startte in 2016.
Hij is georganiseerd rond verschillende werkgroepen
en verenigt betrokkenen uit de hele bouwketen: aannemers,
studiebureaus, architecten, facility managers,
Constructiv en VDAB. De cluster verricht belangrijk
werk, onder meer op het vlak van modelleer-afspraken,
de juridische aspecten en standaardisatie.
Belangrijke verwezenlijkingen van de BIM-cluster
zijn op dit moment het BIM-protocol en het BIMuitvoeringsplan.
Het protocol regelt de verantwoordelijkheden
en taken wanneer BIM voor een bouwproject
wordt gebruikt. Het uitvoeringsplan legt uit hoe
men het protocol in de praktijk moet omzetten.
Het zijn twee belangrijke documenten die ondertussen
door heel wat aannemers worden gebruikt. Ook
opdrachtgevers doen er een beroep op. Zo werd in
april 2019 een nieuwe versie van het standaardbestek
250 voor de wegenbouw gepubliceerd. Het bevat
een onderdeel gewijd aan ‘BIM-gericht’ werken.
Om te verduidelijken wat daarmee bedoeld wordt,
Grafiek 32
Belangstelling voor opleidingen over digitale technieken
(in % van de antwoorden)
Bron: VCB-ledenenquête medio 2019
Digitale bedrijfsprocessen
Toepassing van BIM
Toepassingen van Internet of Things
E-facturatie
Digitale meettechnieken zoals 3D-scanning
Virtual en augmented reality
0 10 20 30 40 50
Visierapport 2019 131
verwijst het bestek naar het BIM-protocol en BIMuitvoeringsplan.
Het VLAIO subsidieert de BIM-cluster
nog tot september. Maar wellicht betekent dat niet
het einde van dit project. Het is de uitdrukkelijke
bedoeling van het WTCB om het project verder te
zetten en de VCB er blijvend bij te betrekken om het
op te volgen.
De knowhow in de bouw is nu
versnipperd. Op middellange
termijn moet een volledig
ecosysteem tot stand komen,
met een stappenplan en
gezamenlijke acties om de
markt te ontwikkelen.
De recentelijk op initiatief van WTCB en VCB opgestarte
cluster Smart Buildings in Use concentreert
zich op de exploitatiefase van constructies en
gebouwen. Deze worden voortdurend complexer om
te onderhouden en te beheren. Bovendien hebben
de gebruikers steeds hogere verwachtingen maar
moeten tegelijk de kosten zo laag mogelijk liggen.
Nieuwe technologie kan een deel van de oplossing
zijn, zoals het gebruik van sensoren, het Internet of
Things en bouwen met BIM. Daarnaast zijn er ook
businessmodellen die op deze eisen inspelen, zoals
DBFM (Design, Build, Finance en Maintain).
Het blijkt evenwel niet simpel om dit alles te integreren.
De knowhow is versnipperd. Bedrijven werken
niet genoeg samen. Een plan van aanpak ontbreekt.
Algemene aannemers en (bouw)bedrijven die aan
facility management doen, worden vaak met deze
tekortkomingen geconfronteerd maar ook gebouweigenaars
en -beheerders, vastgoedontwikkelaars en
ten slotte de aanbieders van hardware en software.
Daarom brengt Smart Buildings in Use deze groepen
samen. Samenwerking, sensibilisering, kennisvergaring
en -uitwisseling zijn de ordewoorden. Het project
wil ook de ontwikkeling van nieuwe toepassingen
stimuleren. Op middellange termijn moet een volledig
ecosysteem tot stand komen, met een stappenplan
en gezamenlijke acties om de markt te ontwikkelen.
werkgroep Artificiële Intelligentie (AI) opgestart. De
weerslag van de bevindingen van deze werkgroep was
al opgenomen in hoofdstuk 2.3. De Vlaamse regering
heeft intussen een actieplan rond AI goedgekeurd.
Het was de bedoeling voor dit actieplan op jaarbasis
recurrent 30 miljoen euro uit te trekken. Daarvan is 12
miljoen euro voorbehouden voor topbasisonderzoek,
14 miljoen euro voor implementatie (met bijzondere
aandacht voor een algemene maturiteitsverhoging bij
de digitalisering van de Vlaamse economie en voor de
toepassing van AI in specifieke domeinen en sectoren)
en 4 miljoen euro voor opleiding, outreach en het
ethisch kader.
Uit de besprekingen op de AI-werkgroep van de VCB
is duidelijk gebleken dat ook de bouw prominent
aanwezig zou moeten zijn in het tweede deel van het
vooropgestelde actieplan, bijvoorbeeld via projecten
onder COOCK (Collectief O&O en Collectieve
Kennisverspreiding). WTCB, VCB en Imec hebben alvast
het initiatief genomen om hiervoor een projectvoorstel
in te dienen.
In haar bijdrage aan het regeerakkoord van de
Vlaamse regering voor 2019-2024 beveelt de Vlaamse
administratie aan dat de tot nu toe gevoerde gecoördineerde
aanpak en ondersteuning ten gunste van de
industrie nu best zou worden uitgebreid van de maakindustrie
naar de volledige economie. “We verwachten
dat de impact van onder andere de digitalisering op
bijvoorbeeld dienstenactiviteiten ook op eerder korte
termijn minstens zo groot of zelfs groter zou kunnen
zijn dan op maakactiviteiten”, zo luidt het nog in deze
bijdrage. Uit de vorige hoofdstukken is al duidelijk
gebleken dat deze impact met name voor de bouw
groot zal zijn, zeker nu de digitalisering zich meer en
meer zal uitbreiden van de bedrijfsorganisatie naar de
productie.
De Vlaamse administratie pleit in dit verband voor
een verbreding naar een ruimere groep van bedrijven.
Tegelijk stelt zij dat in aanvulling op het technologische
onderzoek ook onderzoek naar de economische
en bedrijfskundige aspecten van de transities nodig
is en in het bijzonder naar de langetermijneffecten
van de gecombineerde digitale, circulaire en energietransitie.
Ook op dit vlak is de bouw in hoge mate
illustratief vermits precies in deze sector de digitalisering
in belangrijke mate kan bijdragen tot een lagere
CO2-uitstoot van gebouwen en tegelijk kan helpen
om mee een circulaire bouweconomie te realiseren.
Wij verwijzen daarbij ook naar de getuigenissen van
WTCB (op p. 136) en OCW (op p. 138).
In samenwerking met een aantal vooral grotere
bouwbedrijven heeft de VCB recentelijk ook een
132
Besluit I HOOFDSTUK 04
Besluit
Het vierde hoofdstuk focuste op de bouwarbeidsmarkt
met vooreerst de vaststelling dat de
bouwberoepen momenteel niet tot de attractiefste
beroepen behoren behalve die van
ingenieur en architect. Maar het beroep van
ingenieur wordt blijkbaar niet geassocieerd met
dat van werfleider en het beroep van architect
vormt momenteel geen knelpuntberoep. Uit
een grootschalige enquête van Constructiv en
Cevora zijn vooralsnog geen grondige wijzigingen
in de beroepenstructuur van de bouw
gebleken.
Het bouwarbeidersbestand blijft bestaan uit
een mix van bredere profielen en zeer gespecialiseerde
functies. Bij de bouwbedienden zien
we twee tendensen: bij de technische bedienden
een gestegen vraag naar niet-bouwtechnische
competenties en tegelijk een toenemende
vraag naar niet-bouwtechnische profielen. In
het algemeen zien we ook een stijging van het
gevraagde opleidingsniveau terwijl de sector
geconfronteerd wordt met een fors dalend aantal
leerlingen in het secundair bouwonderwijs
in combinatie met een ondermaatse instroom
vanuit het hoger en universitair onderwijs.
Kwantitatief beantwoorden de scholen niet aan
de vraag van de sector. Op basis van een korte
bevraging merken we wel dat universiteiten en
hogescholen in belangrijke mate mee zijn met
de innovatieve tools die in de bouw beginnen
door te breken, vooral bij de toepassing van
BIM. Vanuit de opleidingsinstellingen bestaat
ook meer belangstelling om met de bouwbedrijven
samen te werken en informatie te
delen, meer in het bijzonder via bedrijfsstages.
De definitieve invoering van het duaal leren in
het secundair onderwijs en de opstart van de
graduaten in het hoger onderwijs zullen deze
tendens nog versterken.
MIT en Deloitte hebben de mindset onderzocht
van bedrijven die zich voluit wagen op het pad
van de digitalisering. Een aantal bouwbedrijven
gaan hierin ook mee door allianties met digitale
start-ups te sluiten, door binnen het bedrijf
innovatiespirit te promoten en een innovatiestructuur
op te zetten en vooral ook door extra
in te zetten op (bedrijfsinterne) opleidingen.
Maar vooral omwille van de kmo-structuur van
de sector is externe ondersteuning daarbij van
groot belang. VCB, WTCB en OCW hebben in
dit verband al tal van initiatieven ontwikkeld,
zoals de oprichting van een BRICS-groep rond
innovatie, de uitbouw van een BIM-cluster, de
opstart van de cluster Smart Buildings in Use en
het aanbod van een Digibouw-barometer in de
wegenbouwsector.
De VCB roept de nieuwe Vlaamse regering
op om dergelijke initiatieven vanuit en voor
de bouw verder te ondersteunen. De eerste
digitaliseringsgolf in de bouw is nog maar pas
opgekomen. Andere digitaliseringsgolven zullen
volgen. Zij zullen een belangrijke impact hebben
op het leven en werken van de Vlamingen,
meer nog dan de digitalisering in de industrie,
en tegelijk in belangrijke mate ons leefmilieu en
ons klimaat ten goede komen.
Bovendien zien wij de toenemende digitalisering
in de bouw ook als een belangrijke
hefboom voor een beter imago van de sector
en voor een grotere aantrekkelijkheid van de
bouwbedrijven. Dat bleek ook al duidelijk uit de
innovatiebeurzen die Vlaamse bouwbedrijven
voor jongeren organiseren en waar we in de
inleiding al naar verwezen. Innovatieve (voornamelijk
digitale) instrumenten staan daarbij
voorop.
Visierapport 2019 133
Getuigenis
Van data naar betere
processen en marges
Ulrike Debels
Deloitte
Deloitte biedt niet alleen diensten
op het vlak van auditing en
accounting, fiscaal en financieel
advies aan maar ook op het
vlak van bedrijfsprocessen, HR
en technologie. Van bij de start
van het project BouwRadar was
Deloitte hierbij betrokken als
consultant. Terwijl bouwbedrijven
met dit project aanvankelijk
vooral werden bijgestaan bij
de analyse van hun financiële
toestand, verbreedde de focus
naderhand naar strategie, rapportering
en HR en ook naar de
implementatie van de digitalisering.
Ulrike Debels is als director
Strategy & Performance gespecialiseerd
in de ondersteuning
van familiale bedrijven die hun
structuren willen optimaliseren,
de efficiëntie van hun financieel
beleid willen verbeteren en dit
onder meer met focus op technologische
oplossingen.
Ulrike Debels: “Bedrijven beschikken
over heel wat informatie maar
weten niet altijd hoe de beschikbare
informatie juist te gebruiken.
Zij beschikken over tal van data
maar slagen er niet in de puzzel
samen te leggen. Digitalisering
is geen doel op zich maar een
‘enabler’. De voornaamste vraag
is dus: wat doen we met al de
beschikbare data, hoe kunnen we
die structureren en op welke manier
kunnen we daardoor betere
diensten aan kandidaat-bouwers
en -verbouwers bieden?”
Gelukkig kunnen de bouwbedrijven
voor hun digitaliseringsproces
(onder meer bij de implementatie
van een ERP) al rekenen op een
aantal gevestigde waarden. Er
zijn momenteel ERP-pakketten
beschikbaar voor zowel kleinere
als middelgrote en grote
bedrijven. Ook per subsector in
de bouw (ruwbouw, installatie,
schijnwerk enz.) zijn aangepaste
ERP-pakketten beschikbaar. De
maturiteit van de software-aanbieders
is groot.
GEBRUIK VAN ECOSYSTEMEN
Vaak maken bouwbedrijven nu
gebruik van digitale ecosystemen
als IT-platform. Ze kunnen vertrekken
vanuit een vaste basis maar
daarnaast zijn ook zijpakketten
(of ‘apps’) mogelijk. Het komt er
dan op aan het basispakket en de
zijpakketten met elkaar te laten
communiceren. Het bouwbedrijf
hoeft trouwens niet zelf in te
staan voor de connecties. Dat kan
de dienstverlener voor hun doen.
Bovendien vergt digitalisering
niet langer grote investeringen.
Het is nu meer dan voorheen een
huurmarkt.
De digitalisering van het werk op
kantoor is intussen al verder gevorderd
dan de digitalisering van de
informatiestromen tussen kantoor
en bouwplaats. BIM is moeilijker
omdat bij het gebruik ervan
de verschillende partners een
consensus moeten kunnen vinden.
Maar voor Artificiële Intelligentie
volstaat het dat leveranciers platformen
creëren, zoals dat al voor
de toepassing van Virtual Reality is
gebeurd.
Ulrike Debels: “De gebrekkige
beschikbaarheid van digitale
programma’s is dus niet langer
het grootste probleem. Wanneer
een bouwbedrijf niet durft te
digitaliseren, gaat het vooral om
de vrees anders te moeten gaan
werken. Het is voornamelijk een
zaak van change management
134
Getuigenis I HOOFDSTUK 04
eerder dan van kosten en faciliteiten.”
Bij de keuze van een ERP
raadt Ulrike Debels aan vooral
aandacht te hebben voor wat
het bedrijf onderscheidt van de
andere bedrijven. Op basis hiervan
kan een bedrijf dan gemakkelijkst
uitmaken in welke mate maatwerk
nodig is.
PROJECT CONTROLLING
Een belangrijke nieuwe competentie
is die van project controlling.
Ulrike Debels: “De project controller
is iemand die een belangrijke
brugfunctie vervult. Hij moet uit
de beschikbare data de essentie
halen en daaruit tegelijk de gevolgen
voor de uitvoering kunnen
aangeven. Dat vergt een combinatie
van analytische en communicatieve
vaardigheden. Een ERP
kan wel een aantal anomalieën
aangeven maar het is aan de
controller om uit deze informatie
de precieze consequenties af te
leiden.” Bij grotere bedrijven kan
het om een aparte functie gaan.
Maar iemand in het bedrijf moet
uitdrukkelijk deze verbindingsrol
op zich nemen.
Ulrike Debels: “De uitdaging is niet
zozeer over data te beschikken
maar wel via de opvolging van
data het bedrijfsproces vorm te
geven en aan de data ook de
strategie van het bedrijf af te
toetsen. Het grootste gevaar zit
in data die niet worden gebruikt
en die niet naar het operationele
niveau worden vertaald. Wat bij de
digitalisering vaak ontbreekt, is de
mens als ‘liaison officer’. Cruciaal
bij de digitalisering van een bedrijf
is een voldoende betrokkenheid
van de medewerkers.”
HR-BELEID
Het HR-beleid speelt daarbij een
belangrijke rol maar bouwbedrijven
beschouwen de ontwikkeling
van een HR-beleid nog vaak als
een kost. Bij de ontwikkeling van
hun strategie zijn zij te weinig
bezig met de daarvoor vereiste
talentontwikkeling. Het is nochtans
belangrijk dat zij daarin zelf het
initiatief nemen om niet volledig
afhankelijk te zijn van uitzend- en
selectiebureaus. Ulrike Debels:
“Sommige bouwbedrijven zijn
daarin wel actief en gaan dan
bijvoorbeeld een eigen academie
oprichten. Dat is ook een positief
element in hun ‘employer branding’.
Ze maken daarmee duidelijk
dat er bij hen carrièremogelijkheden
bestaan. Bouwbedrijven hebben
er eveneens belang bij meer
samen te werken met de scholen
en hogescholen uit hun regio. Die
moeten trouwens zelf ook meer
inzetten op IT.”
Belang van de
project controller
(ill. Deloitte)
Investeer in data driven project controller die zelf marge gedreven dashboards
kan bouwen met een self service BI-oplossing. Koppel maximaal met
operationele data.
12 Unieke inzichten voor het bouwbedrijf van de toekomst
Visierapport 2019 135
Getuigenis
Bouwbedrijven en WTCB
drijvende krachten voor
diepgaande veranderingen
Olivier Vandooren
WTCB
Voor alle bouwberoepen en zeker
voor de bouwaannemers bestaan
er momenteel, onafhankelijk van
hun grootte, veel opportuniteiten.
Dankzij nieuwe methodes,
zoals lean construction en BIM,
ontstaan voor de bouwprofessionelen
meer dan ooit tevoren
kansen voor een betere samenwerking
die voor alle partijen
winstgevender kunnen zijn.
Daarnaast kunnen vandaag alle
beroepen over een massa op
maat gemaakte nieuwe technologieën
beschikken. Tenslotte
zijn de nieuwe generaties en met
name de jongeren nu vragende
partij voor een modernisering van
de bouwsector. Het is dus meer
dan ooit tijd voor een diepgaande
verandering in de bouwsector
en daarvoor moeten de bedrijven
zelf en het WTCB de drijvende
krachten zijn, aldus Olivier
Vandooren, de nieuwe directeurgeneraal
van het WTCB.
Wat bijvoorbeeld BIM betreft,
wijst hij erop dat onze buurlanden
al meer dan tien jaar werken
aan de invoering ervan: eerst in
de Scandinavische landen en
meer recentelijk ook in Nederland,
Engeland en Frankrijk. Olivier
Vandooren: “België moest dus
reageren om niet achter te blijven.
Het is de sector en de voorzitter
van het WTCB, Johan Willemen,
die het initiatief nam om in 2016
het Technisch Comité BIM & ICT
op te richten. Dit sectorale comité,
volstrekt uniek in Europa, heeft er
meteen voor gekozen om vertegenwoordigers
van alle beroepen
samen te brengen. Deze professionals
hebben er alles aan gedaan
om de eerste referentiedocumenten
zo snel mogelijk aan te
leveren. In slechts 3 jaar tijd zijn er
meer dan 110 werkbijeenkomsten
en bijna 1.900 professionele deelnemers
geweest. En het resultaat
mag er zijn: recentelijk werden
zo het Belgisch BIM-protocol
en een BIM uitvoeringsplanning
gepubliceerd.”
ECOSYSTEEM EN
DEMONSTRATIECENTRUM
Maar volgens Olivier Vandooren
staan we nog maar aan het begin
van de weg: “BIM is bovenal een
samenwerkingsmethode. Alleen
BIM werkt niet. Onze aandacht
gaat vandaag dan ook uit naar de
beste manier om de ontwikkeling
van digitale vaardigheden van
alle spelers te ondersteunen, met
inbegrip van ambachtslieden en
onderaannemers. Daarom werken
we nu aan de ontwikkeling van
een BIM-ecosysteem, genaamd
BIMio. Dit online ecosysteem zal
de uitwisseling van informatie uit
een digitaal model vergemakkelijken
door zich te richten op de
relevante gegevens voor elk van
de beroepen.”
Daarnaast zullen met de steun
van de gewesten ook twee demonstratiecentra
voor 4.0-technologieën
worden opgericht:
enerzijds op de site van het proefstation
van het WTCB in Limelette
en anderzijds in het toekomstige
WTCB-gebouw in Zaventem. Want
een demonstratie op maat is vaak
beter dan lange toespraken om te
overtuigen. Met dit in het achterhoofd
ontwikkelt het WTCB ook
een mobiele demonstrator die het
WTCB in staat zal stellen om naar
136
Getuigenis I HOOFDSTUK 04
Dronedemonstratie
in het nieuwe
gebouw van het
WTCB in Zaventem
(ill. WTCB)
de bouwplaatsen te gaan, waar
de technologie het dagelijkse
leven van de aannemer concreet
moet kunnen dienen.
Naast de vele opportuniteiten bestaan
er volgens Olivier Vandooren
ook een aantal uitdagingen: “Zo
worden we momenteel geconfronteerd
met een nooit eerder
geziene mobilisatie van burgers
voor het klimaat. Prijzen staan onder
sterke druk door buitenlandse
concurrentie. Door de sterke fragmentering
van het bouwproces
is onze productiviteit gemiddeld
30% lager dan in andere sectoren.
De bouwsector is nog altijd de
grootste grondstoffenverbruiker
en afvalproducent. Onze sector
blijft nog verantwoordelijk voor
30% van de CO2-uitstoot. Maar
dankzij onderzoek en innovatie
kunnen we deze maatschappelijke
uitdagingen ombuigen in nieuwe
mogelijkheden.”
TRANSFORMATIE NAAR WTCB
4.0.
Om de innovatie in de bouwsector
en de rol van het WTCB daarin
nieuw leven in te blazen, werd
een actieplan met vijf prioriteiten
opgesteld. Eerst en vooral wil het
WTCB op uitstekende wijze innoveren
met visie en openheid. Om
ervoor te zorgen dat deze innovatie
zinvol blijft voor zijn klanten en
partners moet het WTCB nog meer
aandacht besteden aan de toegevoegde
waarde ervan en moet het
ook meer en beter communiceren
en opleiden. Olivier Vandooren:
“Het WTCB moet bovendien zelf
transformeren in een WTCB 4.0.
We kunnen de sector niet helpen
zichzelf te transformeren en de
kansen van de vierde Industriële
Revolutie te grijpen als we niet zelf
transformeren. Prioriteit is daarom
een WTCB 4.0 voor een sector 4.0.”
Tenslotte wil het WTCB de samenwerkingen
en partnerships met
zijn stakeholders aanmoedigen.
Het actieplan van het WTCB vormt
een soort overeenkomst tussen
het WTCB en zijn leden. Dus koos
het WTCB er logischerwijs voor
om het Give Me Five te noemen.
Olivier Vandooren: “Met Give Me
Five willen we de sector helpen
zichzelf te transformeren, zodat
hij de opportuniteiten in verband
met technologische, economische
en maatschappelijke uitdagingen
enthousiast en pragmatisch kan
aangrijpen. We zijn ervan overtuigd
dat we zo met een sterk
WTCB een unieke ondersteuning
kunnen geven aan alle bouwbedrijven,
van klein tot groot en
ongeacht hun werkterrein.”
Visierapport 2019 137
Getuigenis
IT-roadmap voor het
opzoekingscentrum en
de wegenbouwsector
Annick De Swaef
OCW
Net zoals andere sectoren staat
ook de wegenbouw voor de
uitdagingen van de snel veranderende
maatschappelijke realiteit.
Een ervan is zeker digitalisering.
Dat is een complexe opgave,
gezien de specificiteit en complexiteit
van wegennetten en de
samenstelling van de sector die
overwegend uit kmo’s bestaat.
Aldus Annick De Swaef die sedert
medio 2018 directeur-generaal
van het OCW (Opzoekingscentrum
voor de Wegenbouw) is.
Big data, virtual reality, drones,
enz. lijken voor veel bedrijven
een ver-van-mijn-bed-show met
dure investeringen in complexe
programma’s en weinig zicht op
concreet rendement. Niettemin
bieden nieuwe toepassingen – van
ERP over BIM tot prestatieregistratie
op de bouwplaats en zo
veel meer – eindeloze mogelijkheden
voor een efficiënt proces- en
kostenbeheer, een troef in een snel
veranderende en sterk concurrentiële
markt.
Annick De Swaef: “Digitalisering
is inderdaad noodzakelijk om
efficiëntiewinsten te kunnen
realiseren. Diepgaande digitalisering
over organisatiegrenzen
kan ook een krachtige hefboom
zijn voor meer innovatie in de
wegenbouw. De mogelijkheden
om big data te capteren over de
weginfrastructuur zelf en deze te
combineren met mobiliteitsdata
en de beschikbare rekenkracht om
deze data te verwerken en om te
zetten naar nieuwe technische
oplossingen worden nog onvoldoende
benut. Als overlegplatform
tussen regio’s, tussen opdrachtgevers
en opdrachtnemers,
tussen de wegenbouw en andere
sectoren heeft het OCW voor de
digitalisering in de sector een
belangrijke rol te vervullen.”
DIGITALISERING VAN PROCES-
SEN EN WERKING
Daarom zet het OCW nu ook zelf
volop in op de digitalisering van
zijn interne processen en werking.
Dat is nodig om kwaliteitsvolle
diensten te kunnen blijven verlenen
en om zijn voortrekkersrol voor
de bedrijven te kunnen spelen. In
verband hiermee heeft het OCW
een IT Road-map met diverse
prioritaire projecten uitgewerkt.
Het doel is om de interne IT-dienst
van het OCW verder uit te bouwen
en meer data-gedreven te laten
functioneren. Tevens wil het OCW
zijn diensten meer klantgericht
profileren, onder meer met ITprojecten
rond transversaal werken,
rond inclusie van klanten, enz.
Door onze bevoorrechte positie
in de sector kunnen wij contacten
en kennisdeling onder vakmensen
bevorderen. Daarom zetten
we ten behoeve van de sector
projecten rond digitalisering op
of werken eraan mee. Annick De
Swaef illustreert dit met enkele
voorbeelden, die ook op de Smart
Cities & Smart Infrastructure-trend
aansluiten.
138
Getuigenis I HOOFDSTUK 04
ILLUSTRATIEVE PROJECTEN
In het kader van URBANWISE
Construction werd een prototype
van IT-platform ontwikkeld dat
de mogelijkheden laat zien om
de communicatie en planning van
leveringen in stadscentra en de
bevoorrading van bouwplaatsen
(gebouwen en wegen) optimaler
te laten verlopen. UrbanZen is
een project voor de ontwikkeling
van een computerplatform voor
centraal en coöperatief beheerde
mobiliteitsplannen voor een betere
doorstroming van het verkeer voor
leveringen in stadscentra.
Met het project Sensovo werd
onderzocht of met voertuigsensoren
en recente cameratechnologie
de kwaliteit van wegdekken kan
worden gemonitord. Op het einde
van het project werd een proof of
concept geleverd. Op termijn kan
een dergelijke aanpak de verkeersveiligheid
en -doorstroming
verhogen en wegbeheerders extra
informatie voor efficiënter wegenonderhoud
verschaffen.
Road_IT betreft de ontwikkeling
en demonstratie van een geïntegreerd,
coherent en onafhankelijk
data monitoring- en procesbeheersysteem
– van productie
over verwerking tot geschiedenis
van een wegconstructie – om de
efficiëntie van asfaltproductie en
-verwerking en bij uitbreiding ook
van wegonderhoud te verhogen.
Op de beurs Digital Construction
Brussels 2018 heeft het OCW het
Digi-Barometerproject gelanceerd.
Dit initiatief heeft als doel de digitaliseringsgraad
van de bedrijven
te meten. Op de editie van 2019
worden de resultaten van deze
benchmark voorgesteld en wellicht
kunnen er passende acties uit
worden gedistilleerd.
Annick De Swaef: “Het spreekt
vanzelf dat onze twee innovatiecoördinatoren
van ver of van dichtbij
aan dergelijke acties meewerken
of er initiatieven voor nemen.
Zij zijn recentelijk aangeduid en
staan garant voor een transversale
aanpak van technologie- en
trendbewaking en innovatiestimulering
en -ondersteuning binnen
en buiten het opzoekingscentrum.”
Schematische
voorstelling van
Road_IT
(ill. OCW)
Visierapport 2019 139
140
HOOFDSTUK 05 ALGEMEEN BESLUIT
Doorbraak van slimme instrumenten
In dit visierapport hebben we in een eerste hoofdstuk
diverse innovatieve technologieën onderzocht: de
inschakeling van robots, het gebruik van 3D-printing,
de inzet van nieuwe visualisatiemethoden zoals
3D-scanning, Virtual, Augmented en Mixed Reality,
het gebruik van drones en van sensoren. Voor al deze
technieken merken we wereldwijd exponentieel
groeiende markten. We zien ook dat omwille van
technische verbeteringen hun toepassingsmogelijkheden
alsmaar verruimen. Robots bijvoorbeeld worden
steeds slimmer en kunnen steeds complexere taken
aan.
Moderne uitbouw van een
bestaande woning in de
Antwerpse wijk Zurenborg
(ill. Wienerberger, arch.
P8-architecten)
Bovendien stellen we vast dat deze nieuwe technologieën
in steeds meer domeinen worden ingeschakeld.
Robots verspreiden zich nu ook in logistieke centra en
in huishoudens. Voor 3D-printing is de gezondheidszorg
een belangrijke afnemer geworden. Sensoren
worden in toenemende mate geïntegreerd in ‘wearables’.
Voor elk van deze nieuwe technologieën vonden
we nu ook al concrete toepassingen in de bouw en
konden we hiervoor beloftevolle toekomstperspectieven
schetsen. De infrastructuursector blijkt voor drones
zelfs een potentieel van 47% van de markt te bieden.
De forse toename van sensoren heeft te maken met
de groeiende applicaties voor het Internet of Things in
gebouwen en voor de uitbouw van slimme steden.
Maar naarmate de bouw steeds meer tools van
industrie 4.0 integreert, gaat dit gepaard met een
grotere industrialisatie van het bouwproces. Bij deze
modularisering wordt nu juist gebruik gemaakt van
digitale meet- en peilinstrumenten om tot concepten
te komen die het nauwst aansluiten bij de desiderata
van de klanten. Nog een bewijs hoezeer digitalisering
en industrialisatie in de bouw hand in hand gaan.
Gedigitaliseerde bedrijfsprocessen
Medio 2019 heeft de VCB haar leden over de toepassing
van nieuwe (voornamelijk digitale) technologieën
bevraagd. Uit deze bevraging is gebleken dat nog
slechts een handvol bouwbedrijven de innovatieve
instrumenten gebruiken die in het eerste hoofdstuk
werden beschreven, zoals 3D-scanning, Virtual Reality,
3D-printing en de inschakeling van robots. Maar de
aangesloten bouwbedrijven behaalden daarentegen
wel al relatief hoge scores voor de digitalisering van
hun bedrijfsprocessen.
Maar liefst twee derde van de bedrijven gaf aan mee
te zijn op het vlak van e-facturatie terwijl 54% over
een digitaal kostprijsberekeningspakket beschikte,
49% over een pakket om kosten, opbrengsten en
cash flow per bouwplaats op te volgen, 36% over een
Document Management Systeem (DMS) en 35% over
een ERP (Enterprise Resource Planning).
Maar terwijl de acht meest gebruikte digitale tools
gemiddeld door 66% van de grotere bedrijven
worden gebruikt, daalt het gemiddelde gebruik bij
de bedrijven van 5 tot 20 werknemers tot 45% en bij
de kleinste bouwbedrijven tot 28%. Uit een nationale
enquête van begin 2017 bleek evenwel dat gemiddeld
amper 5% van de bouwbedrijven van digitale
technologieën gebruik maakte. Uit de huidige cijfers
blijkt dat dit nu zelfs bij de kleinere bouwbedrijven
hoger ligt.
In de enquête van de VCB attesteerden ook 20% van
de responderende aannemers het gebruik van BIM
142
HOOFDSTUK 05
dat intussen dus niet langer beperkt blijft tot een
aantal voorlopers. De toepassing van open standaarden
en een BIM-protocol, beroepsspecifieke BIMtools,
de integratie van planning en budgettering
in BIM, de combinatie van BIM met 3D-scanning en
LCA-analyses en de openheid bij publieke en private
opdrachtgevers om aannemers zelf een BIM te laten
ontwikkelen zullen in de nabije toekomst op dit vlak
ongetwijfeld bijkomende perspectieven bieden.
Naargelang bouwprocessen en gebouwen meer en
meer worden gedigitaliseerd, komen ook steeds meer
data beschikbaar, dermate veel dat daarop artificiële
intelligentie kan worden toegepast. Ook hiervoor ziet
de VCB tal van nuttige toepassingen met als mogelijk
sluitstuk de opmaak van ‘digitale tweelingen’ van
gebouwen, infrastructuren en zelfs van steden.
Building as a service
In woningen merken we een forse toename van het
aantal geconnecteerde objecten. Aanvankelijk ging
het nog om objecten die enkel rechtstreeks met
elkaar communiceren. Maar in de nieuwste generatie
gaat het om objecten die verbonden zijn met
de cloud, bijleren op grond van hun gebruik en op
de analyse van big data steunen (het zogenaamde
Internet of Things), met als nieuwste tendens spraakbesturingsystemen
die door internetgiganten worden
beheerd.
Op het vlak van energie zien we met de sterke groei
van hernieuwbare energie een gelijkaardige tendens
naar interconnectie, met enerzijds uitgebreidere
gecombineerde toepassingen van PV-panelen en
warmtepompen en anderzijds een ruimere interesse
voor buffermogelijkheden, zowel in elektrische
huisbatterijen als in thermische buffervaten. Dankzij
slimme technieken zullen gebouwen steeds beter de
zelf geproduceerde energie kunnen sturen naargelang
de vraag op het net, met name meer energie
kunnen verbruiken bij een hoge energieproductie
op het net en energie kunnen bufferen bij een lage
energieproductie.
Een belangrijk nieuw concept in dit verband wordt de
binnen de Europese Unie ingevoerde ‘smart readiness
indicator’. Het instrument beoogt zowel een beter
antwoord op de behoeften van de gebruikers, een
hogere efficiëntie voor werking en onderhoud als een
grotere flexibiliteit in functie van het energienet.
Grotere bouwbedrijven willen op al deze vlakken
een duidelijke meerwaarde bieden voor hun klanten
binnen het overkoepelende concept van ‘building as
a service’. Een andere dienstverlenende rol waarbij
bouw- en installatiebedrijven hun meerwaarde
optimaal kunnen uitspelen, is die van Energy Service
Companies. Daarnaast zien we producenten zich
steeds meer profileren als dienstverleners op hun
specifiek domein met concepten zoals ‘lighting as
a service’, ‘heating as a service’ en ‘ventilation as a
service’. Maar van cruciaal belang in het digitalisatieverhaal
van de bouw is dat daardoor uiteindelijk
een optimale digitale koppeling tot stand kan komen
tussen de aannemers en de toeleveringsindustrie.
Deze koppeling zal tot belangrijke efficiëntieverhogingen
kunnen leiden.
Renovatie van
de gevel van een
rijwoning te Kessel-Lo
met Façabrik
(ill. Wienerberger,
arch. Krul Architecten)
Visierapport 2019 143
Woonerf te
Peutie
(ill. Durabrik)
Toenemende interconnectie
Op basis van de toenemend lokaal geproduceerde
hernieuwbare energie ontstaan ook nieuwe
business-modellen voor de uitbouw van slimme
wijken. Van groot belang in dit verband is het recente
eveneens door de Europese Unie ingevoerde begrip
van de ‘hernieuwbare energiegemeenschappen. Dit
kadert binnen een klemtoonverschuiving van de optimalisatie
van gebouwen naar de optimalisatie tussen
gebouwen. Ontwikkelaars en aannemers kunnen zich
daarbij opwerpen als regisseurs van het beheer van
lokale energiestromen.
Zoals de interconnectie in gebouwen toeneemt, zo
evolueren voor de infrastructuur de ITS (Intelligente
Transport Systemen) naar C-ITS met de C van onderling
communicerende systemen. Het gaat dan bijvoorbeeld
over voertuigen die in real time informatie
uitwisselen met andere voertuigen (vehicle-to-vehicle)
en met personen (vehicle-to-person) maar ook met
infrastructuur (vehicle-to-infrastructure). Een andere
tendens betreft de toenemende klemtoon op multimodaal
verkeer en dito mobiliteitshubs. Daartoe rekenen
we ook toepassingen die een flexibeler gebruik
van het wegdek mogelijk maken (dankzij wisselende
markeringen) of extra functionaliteiten toevoegen
(dankzij de integratie van PV-panelen in het wegdek).
Uiteindelijk hebben bijna de helft van de slimme
toepassingen in de zogenaamde ‘smart cities’ met
de bouw te maken. De bouw kan bij de uitbouw van
slimme steden een cruciale rol vervullen en die rol
hangt juist nauw samen met de digitalisering die
we nu in toenemende mate in gebouwen, wijken
en infrastructuren vaststellen. De bouwsector vormt
sowieso al een belangrijke hefboom tot een duurzamere
en meer leefbare samenleving. De digitalisering
versterkt deze bijdrage nog.
Toenemende arbeidsmarkttekorten
Het vierde hoofdstuk focuste op de bouwarbeidsmarkt
met vooreerst de vaststelling dat de bouwberoepen
momenteel niet tot de attractiefste beroepen
behoren behalve die van ingenieur en architect. Maar
het eerste beroep wordt niet geassocieerd met dat
van werfleider en het tweede beroep vormt geen
knelpuntberoep. Uit een grootschalige enquête van
Constructiv en Cevora zijn geen grondige wijzigingen
in de beroepenstructuur van de bouw gebleken.
Het bouwarbeidersbestand blijft bestaan uit een mix
van bredere profielen en zeer gespecialiseerde functies.
Bij de bouwbedienden zien we twee tendensen:
144
HOOFDSTUK 05
bij de technische bedienden een gestegen vraag
naar niet-bouwtechnische competenties en tegelijk
een toenemende vraag naar niet-bouwtechnische
profielen. In het algemeen zien we ook een stijging
van het gevraagde opleidingsniveau. Maar tegelijk
wordt de sector geconfronteerd met een fors dalend
aantal leerlingen in het secundair bouwonderwijs in
combinatie met een ondermaatse instroom vanuit
het hoger en universitair onderwijs.
Kwantitatief beantwoordt de output van de opleidingsinstellingen
niet aan de vraag van de sector.
Op basis van een korte bevraging merken we wel dat
universiteiten en hogescholen in belangrijke mate
mee zijn met de innovatieve tools die in de bouw
beginnen door te breken, vooral bij de toepassing van
BIM. Vanuit de scholen bestaat ook meer belangstelling
om met de bouwbedrijven samen te werken
en informatie te delen, meer in het bijzonder via
bedrijfsstages. De definitieve invoering van het duaal
leren in het secundair onderwijs en de start van de
graduaten in het hoger onderwijs zal deze tendens
nog versterken.
Aantrekkingskracht van de digitalisering
MIT en Deloitte hebben de mindset onderzocht van
bedrijven die zich voluit wagen op het pad van de
digitalisering. Een aantal bouwbedrijven gaan hierin
ook mee door allianties met digitale start-ups te sluiten,
door binnen het bedrijf innovatiespirit te promoten
en een innovatiestructuur op te zetten en vooral
door extra in te zetten op (bedrijfsinterne) opleidingen.
Omwille van de kmo-structuur van de sector
is externe ondersteuning daarbij van groot belang.
VCB, WTCB en OCW hebben in dit verband al tal van
initiatieven ontwikkeld, zoals de oprichting van een
BRICS-groep rond innovatie, de uitbouw van een
BIM-cluster, de opstart van de cluster Smart Buildings
in Use en het aanbod van een Digi-Barometer.
De VCB roept de nieuwe Vlaamse regering op om
dergelijke initiatieven vanuit en voor de bouw verder
te ondersteunen. De eerste digitaliseringsgolf in de
bouw is nog maar pas opgekomen. Andere digitaliseringsgolven
zullen volgen. Zij zullen een belangrijke
impact hebben op het leven en werken van de
Vlamingen, meer nog dan de digitalisering in de
industrie, en tegelijk in belangrijke mate ons leefmilieu
en ons klimaat ten goede komen. Bovendien
zien wij de toenemende digitalisering ook als een
belangrijke hefboom voor een beter imago van de
sector en voor een grotere aantrekkelijkheid van de
bouwbedrijven.
Herbestemming
van het
Augustinessenklooster
tot Hotel August te
Antwerpen
(ill. Verstraete &
Vanhecke, arch. Van
Duysen & Callebaut)
Visierapport 2019 145
JONGE
VLAAMSE
AANNEMER
2019
Getuigenis
Maarten Dutry
Maarten Dutry bvba
Inspelen op toenemende
interesse voor kwalitatieve
betonherstelling
De markt van de betonrenovatie is exponentieel aan het groeien. Klimatologische
omstandigheden (zoals zure regen) of vroeger veel gebruikte technieken zorgen
voor fenomenen zoals betonrot en de afbrokkeling van beton en gevels. 14 jaar
geleden heeft Maarten de firma Maarten Dutry bvba opgericht. Het bedrijf spitst
zich toe op gevelrenovaties, betonherstellingen, betoninjecties en betoncosmetica.
Maarten Dutry bvba is erg actief
aan de Belgische kust, waar de
combinatie van betonrot met de
balkonproblematiek goed gekend
is. Maarten Dutry: “Traditionele
gevelrestauraties voeren we
voornamelijk uit in West- en
Oost-Vlaanderen. Maar het besef
omtrent de ernst van betonrot is
nu ook in het binnenland aan het
toenemen, mede door de betonproblematiek
aan openbare
infrastructuur die recentelijk in de
media was. Ik denk dan aan de
tunnels in Brussel en het viaduct
van Gentbrugge. Op het vlak van
betoncosmetica, gelijmde wapeningen
en betoninjectie (zowel
constructief als vochtbestrijdend)
hebben wij een grote expertise
opgebouwd. Deze werkzaamheden
worden over het hele land
uitgevoerd.”
Betonherstellingswerken vergen
gespecialiseerde knowhow op het
vlak van uitvoeringstechnieken
maar ook een grondig inzicht
in de oorzaken van de schade.
Beton herstellen kan alleen op
een efficiënte manier gebeuren
als de oorzaak gekend is. Na een
bouwtechnische opleiding in het
secundair onderwijs heeft Maarten
Dutry dan ook een postacademische
opleiding over schadediagnose
en herstelling van beton aan de
Universiteit Gent voltooid. Maarten
Dutry: “Ook bij opdrachtgevers
groeit het besef dat betonherstelling
best wordt uitgevoerd door
opgeleide vakmannen. Architecten
en studiebureaus stellen in deze
branche een toename van het
aantal dossiers vast en ook zij
gaan zich hierin specialiseren.”
Maarten Dutry zet erg in op de
opleiding en begeleiding van zijn
personeel. Opleidingen via de
Confederatie Bouw en bedrijfsinterne
opleidingen in samenwerking
met producenten vinden dan
ook op regelmatige basis plaats.
Maarten Dutry betreurt wel de
geringe instroom van arbeiders uit
het secundair onderwijs.
Het bedrijf werkt met een team
van een 20-tal mensen. Maarten
Dutry staat in voor de dagelijkse
werfopvolging. Op die manier is
hij met zijn bedrijf perfect in staat
om de juiste diagnose te stellen
en tegelijk een duurzame oplossing
aan te reiken. Hij is lid van
FEREB, de Belgische Federatie van
specialisten in betonherstelling,
-versterking en -bescherming,
een overkoepelende organisatie
die buiten de aannemers ook
voorschrijvers, fabrikanten en
andere dienstverlenende bedrijven
verenigt. Daarnaast is hij ook lid
van het technische comité voor
plafonneer-, voeg- en gevelwerken
bij het WTCB en bestuurslid
van de Confederatie Bouw
West-Vlaanderen die hem als
Jonge Vlaamse Aannemer heeft
voorgedragen.
Betonherstelling