Atlas van plantages in Suriname 1667-1930
Geschiedenis van de Surinaamse plantages 1667-1930
Geschiedenis van de Surinaamse plantages 1667-1930
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Atlas van plantages in Suriname
1667-1930
Carel van Hest
Paramaribo 2019 rev 200721
Inhoudsopgave Atlas van Plantages in Suriname 1667-1930
Voorwoord
Over deze atlas
Geschiedenis van Surinaamse plantages
Inleiding
De kant van Europa
Europese kolonisatie na de ontdekking van de Amerika’s
De Republiek en de West-Indische Compagnie
De Sociëteit van Suriname en het plantagesysteem
Slavenhandel
Investeringen en financiering
Opbrengsten
Defensie
Scheepvaart
Machten in het spel
De kant van Suriname
Lokaal bestuur
Betwist bestuur
Inkomsten
Kolonisatie
Gronduitgife
Landmeters
Ontwikkeling plantage areaal
Aantal plantages
Bevolking van de kolonie
Het aanleggen van een plantage
Omvang uitgiftes
Getijden
Grondsoort
Aanleg
Bouwwerken
Inrichting van een plantage
Areaal in cultuur
Gewas en inrichting
Plattegronden ideale plantage
Opzet van het emplacement
Investeringen
Intermezzo
Plantage namen
Afbeeldingen van plantages
Plantages in bedrijf
Organisatie
Dagelijks leven
Producten
Opbrengsten plantages
Kosten en opbrengsten voor planters
Productiviteit in Suriname in historisch perspectief
Productie in Suriname
Plantage productie in de Caraiben
Op de markt in de Republiek
Suikerproductie wereldwijd
Het verval van de plantagelandbouw na 1863
Wat er over is
Atlas van Surinaamse plantages 1667-1930
Inleiding
Samenstelling kaartbaden
Over oude kaarten van Suriname
Oude kaarten gebruikt voor deze atlas
Deze atlas
Blad 1: Kaart van alle plantages die bekend zijn 1667-1930, met hun laatst bekende namen
Blad 2: Kaart met plantages waarvan een uitgebreide beschrijving te vinden is en waar historische resten gevonden zijn.
Blad 3: Kaart van Willem Mogge in 1671 en 1677
Blad 4: Kaart de Frederik de Wit 1688
Blad 5: Kaart Alexander de Lavaux 1737
Blad 6: Kaarten Alexander de Lavaux herdrukken 1750-1770
Blad 7: Kaarten van J.C. Heneman 1784 en1789-1803
Blad 8: Kaart van J.H. Moseberg 1801
Blad 9: Kaart J. van den Bosch 1817
Blad 10: Kaart van M.D. Teenstra en Lt. Mabe 1835
Blad 11: Overzicht plantages waar in 1863 slaven zijn vrijgemaakt
Blad 12: Kaart Cateau van Rosevelt en Van Lansberge 1882
Blad 13: Kaart Bakhuis en De Quant 1930
Blad 14: Rivieren: vloedgrens, bevaarbaarheid en zoutindringing
Blad 15: Cordonpad en militaire posten rond 1800
Registers
Alfabetisch register van plantages in Suriname 1667-1930
Geografisch register van plantages in Suriname 1667-1930
Geraadpleegde bronnen
Lijst van afbeeldingen
Lijst van tabellen
Lijst van grafieken
Voorwoord
Suriname heeft zijn ontstaan te danken aan de plantagelandbouw.
Dit is, in tegenstelling tot de familielandbouw, een grootschalige vorm van landbouw ten behoeve
van de export van producten voor de wereldhandel: suiker, tabak, koffie, katoen.
Productie kwam tot stand met goedkope arbeid, in de Amerika’s was dat meestal slavenarbeid.
Na de afschaffing van de slavernij in Suriname, gingen de plantages ten onder.
In de laatste decennia is specifiek onderzoek gedaan naar de geschiedenis van plantages.
Gert Oostindie, heeft de geschiedenis van twee plantages, Roosenburg en Mon Bijou, in de diepte
onderzocht.
Alex van Stipriaan heeft een algemeen overzicht gegeven van ontstaan en geschiedenis van
plantages in Suriname.
Ruud Beeldsnijder geeft een inzicht in aspecten van de slavernij in de bloeiperiode van de plantage.
Frank Dragtenstein besteedt aandacht aan de weggelopen slaven.
Tussen 2001 en 2012 heeft Philip Dikland uitgebreid archiefonderzoek gedaan naar Surinaamse
plantages en hun eigenaren; dit heeft geresulteerd in ca. 300 monografieën van Surinaamse
plantages.
Verder heeft Philip Dikland, in gezelschap van onder anderen Ton Hagemeijer en Kenneth Donk,
tochten ondernomen om te zoeken naar restanten van verlaten, en door bos overwoekerde plantages.
Over deze atlas
Van de plantages is vaak geen spoor meer in het landschap te vinden, maar van oude kaarten en uit
archieven weten we dat ze hebben bestaan, hoe ze heetten, en vaak nog meer.
Ondanks de slechte staat van de archieven is er nog veel informatie beschikbaar, hoewel veelal niet
overzichtelijk gerangschikt.
Bronnen zijn: oude kaarten, opmetingskaarten, warrants (gronduitgifte certificaten),
boekhoudingen, notariële akten, kerkregisters, almanakken, en verslagen van justitie.
Voor deze atlas is geen archiefonderzoek gedaan, maar is op basis van historisch kaartmateriaal een
overzicht gemaakt van alle bekende plantages.
Er is in het verleden een reeks van overzichtskaarten van Surinaamse plantages verschenen.
De doelstellingen bij het vervaardigen van zulke kaarten waren verschillend.
De oudste kaarten geven een overzicht van de plantages met de naam van de eigenaar, en werden
ook gebruikt voor reclamedoeleinden door de West-Indische Compagnie.
Pas later zien we, behalve de namen, ook grenzen en oppervlakken van plantages.
Met de kaart van Christoph Heneman uit 1784, ontstond de eerste topografische kaart met plantages
en landschappelijke details.
Met de veelbladige kaart van Heneman (1789-1804) werd een aanzet gegeven voor een kadastrale
kaart, met alle uitgegeven en uit te geven plantages.
Pas in 1835 ontstond in samenhang met het boek van H.D. Teenstra “De landbouw in Suriname”,
een kaart die, behalve de in bedrijf zijnde plantages met namen en arealen, ook de gewassen
vermeld.
Daarna werd pas in 1882 een betrouwbare, op astronomische waarnemingen gebaseerde kaart
gedrukt, die van Cateau van Rosevelt en Van Lansberge.
Voor de geografische ondergrond in deze atlas is gebruik gemaakt van de overzichtskaart, in 1930
samengesteld door Bakhuis en De Quant.
Daarop zijn historische kaarten met passen en meten ingetekend.
Vanwege de grote verschillen in het historisch kaartmateriaal, zijn de resulterende kaarten niet
landmeetkundig nauwkeurig, het zijn een reconstructies, en ze moeten beschouwd worden als
figuratief.
Uit de historische kaarten, aangevuld met gegevens uit almanakken, zijn registers samengesteld,
geografisch gerangschikt en op alfabet.
De meeste plantages zijn verlaten en overwoekerd door secundair bos. Wat rest zijn stille getuigen:
kappa's, grafzerken, dammen en sluizen.
Deze atlas wil, in navolging van de grote verteller over Surinaamse geschiedenis, Andre Loor, een
stukje geschiedenis van Suriname weer tot leven brengen.
GESCHIEDENIS VAN SURINAAMSE PLANTAGES
Inleiding
Hoe we hier samen kwamen
De geschiedenis van de plantages in Suriname is een treurig verhaal.
Na de teloorgang van het plantagesysteem in 1863, is het land verdoofd achtergebleven: afhankelijk, onwetend en
onbestemd.
Vanaf begin tot eind was Suriname, net als andere landen en eilanden van de Caraïben, de speelbal van de handel, en
dan wel van de Europese handel.
Het draaide om tabak, suiker, koffie, katoen en cacao.
Net als toen vragen de rijke landen tegenwoordig om goedkope spijkerbroeken, betaalbare Nikes en goedkope
elektronica, en zoekt de handel die plaatsen waar die goederen zo voordelig mogelijk te halen zijn.
Dat zijn tegenwoordig de lage lonen landen in zuidoost Azië met een groot aantal arbeiders, die niet moeilijk doen over
milieu en arbeidsomstandigheden.
Zo zijn we hier gekomen.
Alle bevolkingsgroepen in Suriname zijn hier gekomen om te werken, behalve de oorspronkelijk bewoners, de Amer
Indianen die volgens de kolonisators hiervoor niet geschikt bleken.
Allen vormden een radertje in het proces van uitbuiting
In het geheel van het Caraïbisch gebied, speelde Suriname maar een heel bescheiden rol.
In maar twee eeuwen van opgang naar ondergang (1667-1863), was Suriname een speelbal op de golven van
Nederlandse politiek, handelspolitiek, prijsschommelingen op de markten en financiële speculatie, waarvan een
beurscrisis het gevolg was.
Rond het hoogtepunt van de plantagelandbouw in Suriname (1775), waren er ongeveer 600 plantages in bedrijf.
Er was ruim 140.000 ha. grond uitgegeven (kaart van Lavaux 1750), waarvan in 1770 ruim 30.000 ha in cultuur was
(Stipriaan, p.438).
Er werkten op het hoogtepunt 60.000 slaven arbeiders, het aantal blanken was slechts 2000.
Samen exporteerden ze per jaar 8000 ton suiker en 10.000 ton koffie.
De opbrengsten voor suiker varieerden van 0,7-2 ton per ha (Blom, 1787, p. 124); voor koffie was de opbrengst 0,3 ton
per ha (Stipriaan, p. 129).
Ter vergelijking:
In het jaar 1775 produceerden de Franse Antillen 100.000 ton suiker en de Brits West-Indische eilanden 77.000 ton
(Van De Voort, p. 141).
In Bordeaux werd, na ups en downs, vanaf 1770 gemiddeld 22.000 ton koffie geïmporteerd van de Franse Antillen (Van
de Voort, p. 140).
Omdat het voor Holland voornamelijk om handel ging, kwam een deel van de koffie uit Bordeaux ook op de
Amsterdamse markt.
Een andere vergelijking laat zien dat vandaag de dag met veel minder arbeiders en grond vele malen hogere
opbrengsten worden gehaald.
In 2016 produceerden 2 @ 3000 rijstboeren (website Adron) in Nickerie op ruim 30.000 ha meer dan 100.000 ton
export rijst (bericht LVV 30 nov 2017 Starnieuws).
In de bananen industrie levert het voormalige Surland bedrijf op ruim 1800 ha 65.000 ton export bananen.
Dat is 35 ton per ha, met een arbeidsbezetting van 1 arbeider per ha.
Tegenwoordig wordt in Brazilië per ha 75 ton riet geoogst, waaruit 10 ton suiker per ha wordt gewonnen (Wikipedia,
suikerriet).
De ondergang van de plantagelandbouw
De plantagelandbouw in Suriname ging na ruim twee eeuwen ten onder doordat een van de pijlers eronder in de 19 e
eeuw wegviel.
De slavernij werd afgeschaft in 1863.
Andere oorzaken waren prijsdalingen op de wereldmarkt en uitputting van de bodem.
DE KANT VAN EUROPA
Europese kolonisatie na de ontdekking van de Amerika’s
Na de ontdekking in 1492, bestreden de grootmachten Portugal, Spanje, Frankrijk en Engeland elkaar om macht en
handel in dit nieuwe werelddeel.
De Wilde Kust, met name Suriname, werd pas later deel in deze strijd
Voor 1667, toen de wilde kust onder Engelse invloedssfeer lag, heeft Lord Willougby aanspraken gemaakt.
Deze werden pas in 1661 gehonoreerd door koning Karel II van Engeland.
Intussen waren er sinds 1651 kolonisten van Barbados naar Suriname gekomen, die Byam tot gouverneur hadden
gekozen.
De Zeeuw Abraham Crijnssen in veroverde Suriname in 1667, tijdens de oorlog met Engeland.
In het verdrag van Breda in 1667 werd bepaald dat de partijen hun in de oorlog verworven bezittingen zouden
behouden.
Dit betekende dat Engeland het bezit behield van Nieuw Nederland, waaronder Manhattan viel dat in al in 1664 was
bezet, en dat Zeeland Suriname zou mogen behouden.
Ter vergelijking:
In 1664 had Manhattan een aantal inwoners van 1500, en de kolonie Nieuw Nederland 10.000 (Shorto, 2004, p.299).
Suriname had in 1663 4000 inwoners inclusief slaven (Van Der Meiden,1987, p 20), een aantal dat na een zware
epidemie onder de Engelse kolonisten in 1666, sterk verminderde (Van Eyck-Benjamins 1927, p. 15).
Het gewest Zeeland, in die tijd een machtig onderdeel van de Republiek der Verenigde Nederlanden, kreeg mandaat van
de Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden om Suriname te besturen.
De overname van de kolonie van de Engelsen verliep niet soepel.
Tussen 1668 en 1680 was er een uittocht van Engelse kolonisten, die meestal vertrokken met hun slaven en
suikermolens.
Daarbij kwam de grote Indiaanse opstand rond 1680, als gevolg waarvan plantages aan de Para en de linkeroever van de
Surinamerivier werden verlaten (Renselaar, 1966, p.8).
Op het laatst waren er nog maar 39 Engelsen over (Rens, 1982, p. 42).
Pogingen van Zeeland om met contractarbeiders de kolonie tot bloei te brengen liepen op niets uit.
In 1682 besloten de Staten van Zeeland om de kolonie te verkopen aan de West-Indische Compagnie voor de som van
260.000 gulden.
De Republiek en de West-Indische Compagnie
In 1621 werd de West- Indische Compagnie (WIC) opgericht als tegenhanger van de Oost-Indische Compagnie, die al
sinds 1602 actief was.
De WIC kreeg van de Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden een monopolie op zeevaart, handel en verkeer en
veroveringen, in alle zeeën en landen rond de Atlantische Ocean en een deel van de Stille Oceaan.
Het was een handelsonderneming in de moderne zin.
De aandelen waren verdeeld over 5 gewesten.
In 1623 was door de aandeelhouders een som van ruim 7 miljoen gulden ingelegd.
In eerste instantie richtte de nieuwe onderneming zich op handel, met name op West-Afrika, en de Compagnie
veroverde ook steunpunten, o.a. Elmina aan de Goudkust.
Ook zeeroverij (kaapvaart) was winstgevend, vooral de verovering in 1628 van de Spaanse zilvervloot door Piet Heijn
is de geschiedenis ingegaan; de opbrengst was 11 miljoen gulden aan zilver, goud en andere handelswaar.
De kolonisatie van Brazilië 1624-1654, bleek minder geslaagd (Boxer, 1977).
WIC nam zelf initiatieven voor de kolonisatie van Nieuw Nederland (1624), de bezetting van Curaçao (1634), en van
Sint-Maarten (1630 en 1648).
De WIC gaf ook concessies voor de kolonisatie door particulieren zoals voor Berbice 1627 (later Sociëteit van Berbice
1720), Tobago in 1627 en 1655, het Patroonschap Rensselearswijck (Nieuw Nederland) 1629, Sint-Eustatius 1636,
Saba 1640, Essequibo en Demerara in 1647, en Suriname in 1682.
In 1674 ging de eerste WIC failliet.
In datzelfde jaar werd een tweede WIC (1674-1791) opgericht.
De concessie werd zodanig gewijzigd, dat behalve voor de westkust van Afrika en voor Essquibo en Demerara het
monopolie op de handel werd opgeheven.
Dit betekende dat particuliere kooplieden uit de Republiek vrije vaart kregen, tegen betaling van recognitie aan de WIC.
De opbrengsten voor de WIC bestonden uit de inkomsten uit de slavenhandel en recognitiegelden.
WIC leed rond 1730 verlies op deze slavenhandel door lage prijzen in Suriname (Den Heijer, 1994, p. 174).
Daarom werd het monopolie op de slavenhandel, bij de verlenging van het octrooi in 1730, gedeeltelijk ontmanteld, en
tenslotte voor Suriname in 1738 geheel opgeheven.
Aan de WIC moesten particuliere slavenhalers voor de vaart op Afrika een recognitie betalen, afhankelijk van de
grootte van het schip (Van De Voort, 1973, p.46)
Deze moest betaald worden voordat de WIC een laadcedul afgaf.
Voor een deel werd in de behoefte aan slaven voorzien door de Middelburgsche Commercie Compagnie (MMC), die in
de periode 1730-1802 113 slavenreizen naar de West maakte (Van De Voort, 1973, pp 44).
Aan de WIC moest behalve het lastgeld ook een hoofdgeld van 15 gulden per slaaf worden afgedragen (Van De Voort,
p. 123).
De opbrengsten voor de WIC gingen in de 18 e eeuw gestadig achteruit en na een gunstige start werden alleen nog
verliezen genoteerd.
De West-Indische Compagnie leed in de laatste 20 jaar van zijn bestaan (1771-1789) jaarlijks gemiddeld een verlies van
f. 85.120 (Goslinga,1985, p. 597).
Het tekort op Suriname was in die periode 1.412.006 gulden, waarin begrepen de overname van de aandelen van de
familie van Sommelsdijk (Goslinga, 1985, p. 596).
Het octrooi van de WIC werd in 1791 niet meer verlengd.
De Staten-Generaal nam de schulden en aandelen over, tegen 30 % van de nominale waarde (Den Heijer, 1994, p. 187).
De koloniën werden onder rechtstreeks bestuur van de Staten-Generaal gebracht.
In 1682 kreeg de WIC een concessie voor Suriname
In de concessie (het octrooi) werden geregeld: de belastingen, de aanvoer verkoop en betaling van slaven, de
bevordering van de kolonisatie, de beperking van de handel tot de Republiek, de aanstelling van een gouverneur, de
volksvertegenwoordiging, de rechtspraak, de defensie en de verkondiging van het geloof (Hartsinck, 1770, p. 623).
Blijkbaar was de WIC zelf niet in staat de prijs (260.000 gulden) op te brengen, en richtte daarom samen met de Stad
Amsterdam en de familie Van Aerssen van Sommeldijk een dochtermaatschappij op: de Sociëteit van Suriname.
1 Ontvangen recognities door de kamer Zeeland van de WIC 1730-1769
De Sociëteit van Suriname en de plantagelandbouw
In de Sociëteit van Suriname, opgericht in 1683, namen de drie partijen (WIC, de stad Amsterdam en de familie Van
Aerssen van Sommelsdijk) ieder voor een derde deel.
In de voorwaarden van de overdracht van eigendom, die de drie partijen overeenkwamen op 21 mei 1683, is conform
het octrooi van de WIC geregeld dat:
alle partijen voor een derde delen in de lasten en profiteren van de opbrengsten;
dat de heer van Sommelsdijk gouverneur zal worden;
dat de WIC verplicht is slaven aan te voeren;
dat alleen de WIC slaven mag aanvoeren;
dat aan de WIC een vergoeding van fl. 15 zal worden betaald voor elke aangevoerde slaaf (Hartsinck, 1770 p. 643, Van
der Meiden, 1987, p. 35).
De zeven provinciën beloofden aan de WIC de kosten te zullen dragen voor de defensie van de volksplanting
(Hartsinck, 1770, p.645, Goslinga, 1985, p.575).
Uit de concessie van de WIC en de Sociëteit blijken enkele verschillen met eerdere kolonisaties.
In 1628 had de WIC regels opgesteld voor kolonisatie, waar het uitgangspunt was dat de bevolking bestond uit
kolonisten, vrije emigranten.
Verder werd bepaald dat gronden gekocht moesten worden van de oorspronkelijke bevolking zoals het geval was bij de
aankoop van Manhattan (Den Heijer, 1994, p. 84).
In 1682 echter was plantagelandbouw uitgangspunt.
Slavenarbeid was daarmee onlosmakelijk verbonden, zoals in artikel VI van het octrooi is verwoord: “dat terwijl de
kolonie niet kan worden voortgezet dan door zwarte slaven en negers”.
De zwakke financiële positie van West-Indische Compagnie had in de loop der jaren enkele aanpassingen in het octrooi
tot gevolg.
Ruilhandel met Engelse koloniën in Noord-Amerika, waarbij paarden en zoutvlees, zoute vis en timmerhout werden
geïmporteerd en melasse en dram werd uitgevoerd, werd vanaf 1704 toegestaan.
Het monopolie op de slavenhandel door de WIC, werd opgeheven in 1730, en in 1738 stopte de WIC helemaal met
slavenhandel op Suriname (Den Heijer, 1994 p.143).
Amsterdam kocht in 1770 het aandeel van Van Aerssen voor 700.000 gulden en deed de helft daarvan over aan de WIC
en werd daarmee voor 50 % eigenaar naast de WIC.
De Sociëteit van Suriname, evenals die van Berbice, bleef voortbestaan tot 1795, toen deze werd opgeheven, en onder
beheer kwam van het “Commite tot de zaken van de koloniën en bezittingen op de kust van Guinea en in Amerika”.
In 1799 werd het bestuur van Suriname overgenomen door de Engelsen. Met een korte tussenperiode duurde dit tot
1814.
In 1816 werd de kolonie onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden.
De opbrengsten voor de Sociëteit van Suriname, in drieën gedeeld voor elk van de deelnemers, bestonden uit de
opbrengsten van belastingen.
Het lastgeld bedroeg voor inkomende en uitgaande schepen volgens het octrooi 3 guldens per last, (1 last = ca. 2000
kg).
Het waaggeld (uitgaande rechten) bedroeg 2,5 % van de waarde van uit te voeren goederen.
Het hoofdgeld bedroeg 50 pond suiker per jaar voor alle volwassen inwoners blanken en slaven (1 pond suiker = 1
stuiver).
Volgens het octrooi kregen kolonisten de eerste 10 jaar vrijstelling van hoofdgeld.
De gouverneur was ook bevoegd een belasting op te leggen ter dekking van kosten van lokaal bestuur (modique lasten,
art 19 octrooi WIC).
Het akkergeld werd door Van Sommelsdijk ingesteld in de warrants (gronduitgifte beschikkingen) en was 1 stuiver per
akker per jaar.
Tussen 1705 en 1772 keerde de Sociëteit van Suriname aan de deelnemers bijna 3 miljoen aan winstdeling uit, dat is
gemiddeld fl. 44.597 per jaar.
Na 1772 waren er slechts tekorten (Van Der Meiden, 1987, p. 77).
In 1795 werden de private Sociëteiten van Berbice en van Suriname genationaliseerd en gebracht onder rechtstreeks
beheer van de Bataafse Republiek (Bruijning& Voorhoeve, 1977, p. 61).
Slavenhandel
Trans-Atlantische slavenhandel hing rechtstreeks samen met de groei van de plantagelandbouw.
Aanvankelijk werd in arbeiders voorzien door contract arbeid.
Armen, weeskinderen en zelfs misdadigers werden geronseld om voor drie jaren in de kolonies te werken, de overtocht
werd betaald door de WIC.
Na 1650 waren er blijkbaar in Europa niet meer genoeg emigrerende paupers en dwangarbeiders beschikbaar.
Dit was goed zichtbaar in de groei van Engelse en Franse slavenmachten.
Al in 1655 bestond de bevolking van de Engelse eilanden uit 42.000 blanken en 24.000 slaven; in 1720 was de
verhouding 32.000 blanken en 104.000 slaven.
Op de Franse eilanden woonden in 1655: 13.000 blanken en 10.000 slaven; in 1700 was de verhouding 17.000 blanken
en 41.000 slaven (Goslinga, 1985, p.167).
De slavenhandel was in handen van handelaars uit Spanje, Portugal, Frankrijk, Engeland, de Verenigde Nederlanden,
Denemarken en Zweden.
Geschat word dat er in totaal 12 miljoen Afrikaanse slaven naar de Nieuwe Wereld zijn gevoerd (Emmer, 2000, p. 21).
Het aandeel van handelaars uit de Verenigde Nederlanden in deze handel wordt geschat op 5 %. (Emmer, 2000, p.229).
In Suriname zijn volgens verschillende schattingen rond 200.000 Afrikaanse slaven aangevoerd (Emmer. 2000, p.65).
De aantallen varieerden, gemiddeld 1578 per jaar tussen 1683 en 1794 (Goslinga 1985, 621).
Tot 1730 had de WIC het alleenrecht om slaven in Suriname aan te voeren.
In 1730 werd het octrooi aangepast, en een aantal van 2500 per jaar als verplichting gesteld.
Blijkbaar kon de WIC hieraan niet voldoen en werd de handel in 1738 vrijgegeven.
Een slavenreis vertrok uit de Republiek naar West-Afrika en nam daarbij ruilgoederen mee (cargasoen) voor de
aankoop van slaven; textiel uit Europa en India, drank (genever), wapens en gereedschappen.
Vervolgens werd de oversteek naar Zuid-Amerika gemaakt.
De schepen konden aan de Amerikaanse kust meerdere havens aandoen voordat alle slaven waren verkocht.
Voor de terugreis werden, indien mogelijk, plantageproducten ingeladen.
De slaven waren afkomstig van meerde plaatsen aan de Afrikaanse kust, onder meer de Goudkust (het huidige Ghana),
de Slavenkust (Benin), de baai van Biafra, en de Angolakust van Kameroen tot en met Angola.
In totaal zijn tussen 1683 en 1794 563 schepen in Suriname aangekomen uit Afrika, gemiddeld bijna 5 per jaar
(Goslinga 1985 p.621).
Het aantal slaven per schip varieerde tussen de 300 en 500 personen.
De overtocht van Afrika naar West-Indië duurde, afhankelijk van gunstige winden, gemiddeld 62 dagen, de kortste 41
en de langste 135 dagen (Den Heijer p.137, Van De Voort p. 48).
De sterfte onder slaven gedurende de overtocht, door ziekte en uitputting als gevolg van de slechte omstandigheden aan
boord, was enorm: de gemiddelde sterfte was 15 %.
Een slaaf kostte in Afrika tussen de 110 en 120 gulden.
Prijzen varieerden naar gelang vraag en aanbod.
In Paramaribo was de prijs tussen 1730-1735 gemiddeld 240 gulden.
In 1737 was de prijs gedaald naar 180 gulden en bereikte in 1738 een dieptepunt met 135 gulden (Den Heijer p. 141).
Voor de WIC waren deze lage prijzen mede aanleiding tot het opheffen van het monopolie voor de verlieslatende
slavenhandel op Suriname. In later jaren werden weer hogere prijzen genoteerd.
2 Afrekening slavenschip Leusden 1733.
In de loop der jaren zijn er ook veel klachten geweest van de WIC over betalingsachterstanden van planters voor
geleverde slaven.
In 1733 stond er een schuld van 4 miljoen gulden open die planters moesten betalen aan de WIC.
In 1703 was de schuld nog maar een half miljoen gulden (Den Heijer pp 143,162).
Nadat de slavenhandel was vrijgegeven kwam het grootste deel van de aanvoer in handen van private handelaars,
waarna het aanbod en de prijzen langzamerhand stegen van rond 300 gulden in 1750 tot meer dan 600 gulden aan het
eind van de eeuw (Van De Voort p. 61, Oostindie p. 121).
In 1806 werd in Suriname de slavenhandel verboden door het Engelse bestuur, dat tussen 1799 en 1814 de scepter
zwaaide.
Nadat Suriname weer een kolonie onder het Koninkrijk der Nederlanden was geworden werd dit verbod gehandhaafd,
onder druk van Engeland.
In de periode tussen 1819 en 1826 werden er nog veel slaven illegaal ingevoerd (Bruijning& Voorhoeve, p. 560).
Uiteindelijk volgde de afschaffing van de slavernij, in Engeland 1833, in Frankrijk en zijn koloniën in 1848, en in
Nederland en de Verenigde Staten in 1863.
Investeringen en financiering
Volgens de voorwaarden in de concessie van de WIC was het verplicht om de plantageproducten naar de Republiek te
vervoeren en daar te verkopen.
Er ontstonden zo vaste relaties tussen planter en afnemers, dat waren handelshuizen, die meestal in Amsterdam waren
gevestigd.
Deze handelshuizen (ook genoemd agenten, commissionairs, of correspondenten), fungeerden als bemiddelaar voor alle
zaken.
Zij verzorgden tegen vergoeding de verkoop van de plantageproducten, verscheepten plantagebehoeften naar Suriname,
deden betalingen voor geleverde slaven, en verstrekten voorschotten.
Planters leverden plantageproducten, maar blijkbaar niet genoeg; want veel planters kwamen bij de handelshuizen in het
krijt te staan.
Voor de uitbreiding van het aantal plantages, na het gereedkomen van het fort Nieuw-Amsterdam, was veel geld nodig.
Het aanleggen van een plantage in de kustvlakte was kostbaar.
Voor een suikerplantage werden de aanlegkosten, inclusief de aankoop van slaven, de inpoldering en een watermolen,
geschat op 150.000 tot 200.000 gulden.
De aanleg van plantages voor koffie, cacao of katoen kostte minder, rond de 100.000 gulden.
Het nijpend tekort aan krediet werd opgelost door een nieuwe vorm van kredietverstrekking: de negotiatie lening.
Een handelshuis of commissionair organiseerde een negotiatiefonds door aandelen te verkopen.
Deze aandelen (obligaties), meestal 1000 gulden groot, trokken een rente van 5-6% (tegenover in de Republiek
vigerende rentes van 2- 3%), en hadden een looptijd van 20 jaar.
De dekking voor de lening aan de planters werd gevonden in een hypotheek op de plantage, en in verplichte levering
van plantage producten aan de lening verstrekker (consignatie).
De hoogte van de lening werd bepaald op maximaal 5/8 van de getaxeerde waarde van het onderpand.
Aflossing moest plaatsvinden in 20 jaar met een aflossingsvrije periode van 10 jaar.
Deze negotiatieleningen waren een groot succes.
Het leek op de tegenwoordig bekende windhandel in internetaandelen.
In totaal werd tussen 1753 en 1794 op deze manier aan Surinaamse planters naar schatting 40 miljoen gulden geleend
(Van De Voort,1973, p. 182).
Problemen ontstonden toen na de eerste 10 jaren de aflossingen en rentebetalingen uitbleven.
Het bleek toen dat veel Surinaamse planters niet aan hun verplichtingen konden voldoen.
Pas later zijn de oorzaken onderkend.
De hoogte van de lening werd bepaald door de getaxeerde waarde van een plantage.
De taxaties waren opgeschroefd.
Tegenvallende oogsten en lage verkoopprijzen voor suiker en koffie, verminderden op de opbrengsten.
Berekend is, dat de gerealiseerde opbrengsten nauwelijks of niet voldoende waren om de leningen af te lossen.
Het gevolg hiervan door de schuldeisers beslag werd gelegd op vele plantages, die vervolgens werden verkocht, of
ingekocht door de negotiatie en tenslotte in arren moede in eigen beheer werden voortgezet.
In 1786 was 80 % van de plantages in handen van crediteuren in de Republiek der Verenigde Nederlanden (Van de
Voort, 1973, p. 203).
Hiermee begon, na de bloei van het plantagewezen in de jaren 1720-1775, de achteruitgang, die duurde tot 1863, toen
de belangrijkste pijler van de plantagelandbouw, de slavernij, werd afgeschaft.
Opbrengsten
Verhalen over rijk geworden planters zijn er altijd geweest.
In de goede jaren tussen 1720 en 1750, toen geslaagde planters het zich konden veroorloven in het vaderland te gaan
rentenieren, en na 1775, toen dankzij de plantage leningen het geld de kolonie binnenstroomde, werd verteld over hun
luxueuze en verspillende levenswijze.
De realiteit was anders.
Van de opbrengsten uit de plantageproducten na verkoop in de Republiek, bleef maar een klein deel over voor de
planters.
Een groot deel ging op aan provisies, belastingen, vrachtkosten, verzekeringen, en tenslotte aan rente en aflossingen van
de plantageleningen.
Dat de rijkdom van Amsterdam zijn oorsprong heeft in de kolonie Suriname, is ook een eeuwenoud verhaal.
De handelsbalans per jaar tussen Suriname en Amsterdam voor de jaren 1766-1775 zag er als volgt uit.
Opbrengsten uit verkoop plantage producten; f. 6.525.081
Af: kosten voor planters: verzekering, transport, verkoop f. 2.001.400
Af: aankopen van planters incl. vrachtkosten naar Suriname f. 1.337.513
Af: aankopen slaven 4000 @ f. 325 f. 1.300.000
Af: belastingen: f. 600.000
Saldo over voor planters f. 1.286.168
Dit saldo was onvoldoende om rente van 6 % over de plantageleningen (40 miljoen) dat is 2,4 miljoen per jaar, of om
na 10 jaar de aflossingen @ 10 % per jaar te dekken (Van De Voort, 1973, p.113-114).
De meeste planters bleven in gebreke om rente en aflossing te betalen en de plantages werden geveild of voor een
spotprijs verkocht.
Planters bleven aansprakelijk voor het restant van de schulden
De handelshuizen konden wel blijven rekenen op de provisies uit de verkoop van plantageproducten, uit de
verzekeringen en courtages die contractueel waren overeengekomen met de lening nemer.
Uiteindelijk waren het de beleggers die slechts een deel van hun geld terugzagen.
Zelfs een eeuw later ontvingen zij nog af en toe een kleine uitkering op hun waardeloze obligaties.
Na de mislukking van de plantageleningen brak de tijd aan van de afwezige eigenaren.
De nieuwe buitenlandse eigenaren stelden lokale administrateurs aan, om hun belangen in Suriname te behartigen.
Dit kwam de bedrijfsvoering niet ten goede.
Een administrateur, die meestal meerdere plantages bestuurde vanuit Paramaribo, ontving daarvoor een aandeel van 10
% uit de opbrengsten en werd zo schatrijk.
Defensie
In de concessie aan de WIC was vastgelegd dat deze zou zorgen voor de defensie van de kolonie.
De verschillende provincies gaven daarvoor een jaarlijkse subsidie aan de WIC (Goslinga, 1985 p.27, Van Der Meiden
p.33).
De kosten voor het onderhoud en de aanleg van forten, geschut en ammunitie en het onderhoud van het garnizoen
zouden door de WIC worden gedragen.
Dit is een voortdurende touwtrekkerij geworden tussen de planters, die zich beriepen op het octrooi, en de WIC, die
samen met de Sociëteit van Suriname, zoveel mogelijk uitgaven probeerde te vermijden.
De defensie van de kolonie moest bescherming bieden tegen buitenlandse en binnenlandse vijanden, en de handel
beschermen tegen smokkel en piraterij.
Buitenlandse vijanden waren ondermeer de Fransman Cassard die in 1712 de kolonie binnenviel en weer vertrok met
een brandschatting van de geschatte plantage opbrengsten van een heel jaar, welke betaald werd in suiker, goud, slaven
en wisselbrieven.
Binnenlandse vijanden waren Indianen die in de jaren 1678-1680 de kolonie onveilig maakten als gevolg waarvan 16
plantages in het Paragebied werden verlaten door de kolonisten.
In 1686 werd vrede gesloten met de Indianen.
In 1688 werd Van Sommelsdijk door opstandige leden van zijn eigen garnizoen vermoord.
Na 1730 werd de kolonie verontrust door gevluchte slaven (marrons) die de plantages bedreigden.
In de jaren 1757- 1760 was er een opstand van slaven en marrons aan de Tempatiekreek, waarna dit gebied werd
verlaten door kolonisten.
In de jaren 1760 en 1762 werd vrede gesloten met respectievelijk de Aucaner en de Saramacaner marrons.
In 1763 deed een grote opstand van slaven in de buurkolonie Berbice, de kolonie opschrikken
Ondanks de vredesverdragen bleven de Boni’s de plantages aanvallen.
De krijgsmacht bestond uit Sociëteits troepen, Staatse troepen uit de Republiek, koloniale troepen, en de schutterij
(burgerwacht).
Het garnizoen dat door de Sociëteit moest worden onderhouden, was in goede tijden 300 man sterk.
In 1750 werd een troepenmacht van bijna 400 man door de Staten-Generaal van de Republiek der Nederlanden
uitgezonden, onder bevel van Baron Von Sporke, vanwege spanningen tussen gouverneur Mauritius en de planters.
De kolonie moest driekwart bijdragen in de kosten voor uitzending. De lonen bleven voor rekening van de Staten.
In 1749 werd de kas tegen de weglopers ingesteld, ten behoeve waarvan per hoofd van de bevolking een belasting werd
geheven, waaruit de kosten voor de strijd tegen de marrons werd betaald.
In 1770 werd het korps Vrijnegers opgericht.
Dit bestond uit 125-150 dienstplichtige vrije kleurlingen.
In 1772 werd het korps zwarte jagers opgericht, meer bekend als Redi Musus.
Dit korps bestond uit ca. 300 soldaten, door het koloniaal gouvernement aangekochte slaven, die na beëindiging van
hun contract vrijverklaard werden.
Tussen 1772 en 1777 werden opnieuw troepen uit de Republiek ingezet ter bestrijding van de marrons, dat was geen
succes.
Van de in totaal 900 uit Holland aangevoerde troepen (500 in februari 1773 en ca 400 in januari-februari 1775) waren
op het moment van vertrek nog 366 mensen in leven, waarvan er 80 ziek waren en ongeveer 100 voor de dienst
afgekeurd (Hoogbergen, 2015, p. 177).
De expedities van deze troepenmacht, zijn uitgebreid beschreven in het beroemde boek van John Gabriel Stedman.
Verder was er een schutterij, bestaande uit 11 burger compagnieën in de districten.
De burgers waren verplicht een bijdrage te leveren aan de opsporing van weggelopen slaven.
De dode weermiddelen bestonden uit de forten (Zeelandia, Para, Sommelsdijk, Nieuw Amsterdam met de redoutes
Leiden en Purmerend), de brandwacht aan de Motkreek, en het Oranjepad en Cordonpad.
Het fort Zeelandia dateert uit 1640 en is door Fransen in steen opgetrokken.
Het fort Para, aan de monding van de Pararivier, is in 1685 opgezet en in 1740 weer verlaten.
Het fort Sommelsdijk is in 1785 voltooid, en werd verlaten na de aanleg van fort Nieuw Amsterdam.
De kosten voor de aanleg kwamen voor 75 % ten laste van de kolonie.
Het fort Nieuw Amsterdam werd gebouwd tussen 1734 en 1747 en de aanleg werd voor 75 % door de kolonie betaald
(Quintus Bosz, 1963, p. 103).
Het oostelijk Oranjepad tussen Tempatiekreek en Surinamerivier werd in 1747 aangelegd.
Het westelijk Oranjepad werd in 1751 aangelegd tussen Rama en de Saramaccarivier ten behoeve van een kolonisatie
van Palzerboeren (Wekker, 1983, p.2).
Het cordonpad was in 1778 compleet met een lengte van 94 km tussen Jodensavanne aan de Surinamerivier en de kust
en moest bescherming bieden tegen aanvallen van marrons.
Het bestond uit een 10 meter brede weg met posten op regelmatige afstanden en met, in het ideale geval, een bezetting
van 1100 man.
Daarbuiten bestond er de “onzichtbare” infrastructuur van de weggelopen slaven, bestaande uit dorpen, kostgronden en
paden, en het langgezochte fort Buku.
3 Fluitschip omstreeks 1675
Scheepvaart
Grote vaart
De kolonie was door het handelsmonopolie van de WIC voor de aanvoer van benodigdheden en de afvoer van
plantageproducten aangewezen op schepen uit de Republiek der Nederlanden.
De verbinding tussen de Republiek en de kolonie werd onderhouden door zeilschepen.
De reis over zee met kleine houten schepen was gevaarlijk.
Door vijandelijkheden tussen Europese machten, was zeeroverij een beproefd middel om elkaar de loef af te steken
(Piet Hein en de zilvervloot, gekaapt van de Spanjaarden).
Verder konden op de lange reis schepen vergaan door stormen.
De schepen die Suriname aandeden waren van het type fregat, fluit, snauw en hoeker, en waren tussen 20 en 40 meter
lang, 6 tot 9 meter breed en ruim 3 meter diep (Reinders, 2000, p. 188, Schwartz p. 16).
Ze waren uitgerust met 2 tot 3 masten, 4 tot 10 kanonnen en de bemanning bestond uit 20 - 30 zeelieden.
De laadcapaciteit werd uitgedrukt in lasten (1 last = 2000 kg), en varieerde sterk, er waren geen standaarden.
De meeste schepen waren tussen de 150 tot 200 last, dat is tussen de 300 tot 400 ton (Goslinga, 1985 p.319, Bruyning&
Voorhoeve, 1977, p.598, Reinders, 2000, p.188, Van De Voort, 1973 p. 237-240, Swartz, p 16).
De schepen van de zogenaamde Engelse vaart waren kleiner: tussen de 50 en 70 ton.
De slavenhalers vertrokken uit de Republiek met handelswaar (cargasoen) aan boord, om slaven te kopen op de kust
van Afrika.
Daarna werd de oversteek gemaakt naar West-Indië en werden de slaven verkocht.
Als het mogelijk was vervoerden de slavenschepen op terugreis naar de Republiek plantageproducten.
Dat gebeurde meestal niet.
Planters verscheepten hun producten verplicht rechtstreeks naar hun relaties in Amsterdam.
Deze schepen kwamen speciaal naar Suriname om plantageproducten op te halen.
Op de heenreis vervoerden zij mopstenen, als ballast, plantagebenodigdheden en passagiers.
Een slavenreis duurde gemiddeld 18 maanden, een handelsreis gemiddeld 11 maanden (Van De Voort, 1973 pp 47,
48).
Reizen konden soms aanzienlijk langer duren als gevolg van weersomstandigheden (storm, windstilte),
oorlogsomstandigheden of het wachten op retourvracht.
In de haven van Paramaribo konden 50 schepen in drie rijen voor anker liggen, wachtend op vracht.
Tussen 1706 en 1775 kwamen per jaar gemiddeld 39 schepen uit de Republiek aan (Goslinga, 1985, p. 316).
De vrachtkosten bedroegen 5 duiten voor een pond suiker of koffie in balen (f 62,5 per ton), 6 duiten voor koffie en
cacao in vaten (f. 75 per ton), en 12 duiten per pond voor katoen (f. 150 per ton).
Daarbij komt nog de verzekering van de vracht die varieerde tussen 3 en 10 %, en zelfs meer in tijden van oorlog (Van
De Voort, 1973, p. 111).
Kleine vaart
Ondanks het monopolie van Nederlandse schippers bestond ook een sluikhandel, die vanaf 1704 officieel werd
toegestaan.
Dat was de zogenaamde Engelse vaart. Vanuit de Engelse koloniën werden met kleine schepen gezouten vlees en vis,
meel, planken en paarden voor de beestenmolens aangevoerd. Op de terugreis werd melasse uitgevoerd, waarvan rum
werd gestookt.
Tussen 1705 en 1725 arriveerden uit Nieuw Engeland gemiddeld 26 van deze schepen per jaar (Goslinga 1985, p. 318).
In 1827 kwam het eerste stoomschip in Suriname aan, waarmee een ander tijdperk van zeetransport aanbrak.
Vervoer binnen de kolonie
Binnen de kolonie waren er geen wegen.
Al het vervoer ging over het water van rivieren en kreken.
Men was daarbij sterk afhankelijk van eb en vloed.
Bij opgaand tij roeide men de rivieren op, bij afgaand tij ging men afwaarts.
De invloed van eb en vloed is tot op grote afstand van de monding van de rivieren merkbaar.
Op de Cottica is in Moengo (150 kmvan de monding) het gemiddeld getijverschil nog 1,1 m.
Het getijverschil op de Surinamerivier is tot op 140 km van de monding merkbaar (Wekker, 1983 p. 91).
Voor het riviertransport werd gebruik gemaakt van ponten, tentboten en korjalen.
Met ponten werden alle producten van en naar de Waag in Paramaribo vervoerd.
De grootste ponten waren 20 meter lang en 3 meter breed en konden maximaal 50 vaten suiker vervoeren.
Zij hadden een dak van palmbladeren en werden geroeid door 2-4 roeiers, aanvankelijk door matrozen van de
vrachtvaarders, en later, vanwege de grote sterfte onder de matrozen, door slaven.
De tentboten voor het personentransport hadden 4-6 roeiers.
Afstanden op de rivieren werden gemeten in getijden.
Gaat de reis verder dan binnen 1 tij kan, dan moet men aanleggen en het volgende tij afwachten. Dit noemt men
tijdstoppen.
4 Tijdstoppen in de Saramacca 1880
5 Overzichtskaart Alexander de Lavaux, Hendrik De Leth 1752
MACHTEN IN HET SPEL
De geschiedenis van Suriname speelt zich af tussen Europese belangen en koloniale spelers.
Aan de kant van Europa vonden we de Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden met hun stadhouders en de
prinsen van Oranje als hoogste autoriteit, die een concessie verleenden aan de West-Indische Compagnie, een koloniale
commerciële onderneming.
De West-Indische Compagnie vormde samen met zijn partners, de stad Amsterdam en de familie Van Aerssen van
Sommelsdijk, de Sociëteit van Suriname.
Deze Sociëteit exploiteerde de kolonie Suriname.
Aan de kant van Europa waren ook als belanghebbenden: de handelshuizen, voornamelijk uit Amsterdam, en de
investeerders in de plantageleningen, die uiteindelijk aan het kortste eind trokken, want hun obligaties bleken
waardeloos.
Aan de kant van Suriname vonden we de planters, kolonisten van aanzien, die via een politieke raad hun belangen
behartigden in het bestuur van de kolonie.
6 Wapenschild van de Sociëteit van Suriname met daarin de wapens van de WIC, de stad Amsterdam en de familie Van Aerssen van Sommelsdijk.
Aan de linker en rechterkant staan de wapens van de leden van de directie van de Sociëteit, onderin zijn suikerriet en een suikerlepel afgebeeld.
7 Wapen van Suriname in het fronton van het paleis aan het plein, vόόr 2005.
Herkenbaar zijn de wapens van de WIC en van de stad Amsterdam., dit wapenschild dateert dus van na de verkoop van het aandeel van de familie van
Sommelsdijk.
Rond het wapenschild zijn aan de linkerzijde vruchten van het land uitgebeeld, aan de rechterzijde wapens, kanon, kogels en hellebaarden.
DE KANT VAN SURINAME
Lokaal bestuur
De concessie van de West-Indische Compagnie, was onverkort geldig voor de Sociëteit van Suriname.
Het bestuur in Suriname was beschreven in de concessie en bestond uit een aantal door de Sociëteit van Suriname
benoemde functionarissen.
De gouverneur werd aangesteld door de Sociëteit onder goedkeuring van de Staten-Generaal.
Hij had een particulier secretaris in dienst, die door de Sociëteit werd bezoldigd, en enkele klerken.
De commandeur had het bevel over de krijgsmacht en het opzicht over de verdedigingswerken. Hij was de eerste in de
politieke raad, en bij overlijden van de gouverneur zijn ad interim.
De raad fiscaal was aan de gouverneur als raadsman toegevoegd en had als adviserend lid zitting in beide hoven;
hem waren toegevoegd een schout en twee politieambtenaren die uit de kas der modique lasten werden betaald.
Verder was er in de concessie bepaald dat er zouden zijn:
De politieke raad: dat was een inspraakorgaan van kolonisten dat ook belast was met criminele rechtspraak, zodat er
later naar verwezen werd met de verwarrende naam “het hof van Politie en Criminele Justitie”.
De politieke raad bestond uit:
-de gouverneur als voorzitter, en de commandeur (beiden door de Sociëteit aangesteld en door de soeverein bevestigd);
-de raad fiscaal had zitting met een adviserende stem;
-een secretaris die de notulen hield en de vonnissen schreef. Deze had een of meerdere gezworen klerken tot zijn dienst;
-verder bestond de raad uit negen onbezoldigde leden volgens artikel 18 van het octrooi voor het leven werden
benoemd.
Zij werden gekozen door de ingezetenen die een bezitting hadden en hoofd van een gezin waren. Joden mochten ook
stemmen.
De gouverneur maakte een keuze uit een dubbeltal gekozenen.
Hof van Civiele Justitie was belast met civiele rechtspraak en werd ingesteld volgens artikel 24 van het octrooi en dat
bestond uit de Gouverneur als voorzitter, en zes, na 1744 uit tien, onbezoldigde leden, door de gouverneur gekozen uit
dubbeltallen die door het hof van Politie werden voorgedragen.
De raad fiscaal had als adviserend lid ook zitting in dit hof.
De secretarissen van beide hoven fungeerden tegelijkertijd als notarissen en hadden tot hun beschikking een boekhouder
en enkele gezworen klerken.
De secretarissen hadden geen vaste bezoldiging; de oudste trok drie-vijfde en de jongste twee-vijfde van de voordelen
der secretarie.
Betwist Bestuur:
In de periode van ruim een eeuw, waarin deze bestuursregeling van kracht was, tussen 1682 en 1791, ontstonden er tal
van conflicten.
-Tussen de Sociëteit en gouverneurs; er werden gouverneurs teruggeroepen of ontslagen.
-Tussen gouverneurs en de Politieke Raad die gezamenlijk het bestuur moesten uitmaken.
-Tussen kolonisten en de WIC over de betaling van slaven.
Belangrijkste twistpunten tussen de SvS, gouverneur en kolonisten betroffen de gebrekkige aanvoer van slaven, en de
defensie van de kolonie, waarvoor de Sociëteit volgens het octrooi verantwoordelijk was.
Vooral het laatste twistpunt leidde tot jarenlang gebakkelei, waarin buiten de Directie van de Sociëteit om, ook de
Staten Generaal der Nederlanden en de stadhouder werden betrokken.
Uiteindelijk werden de kolonisten ook verplicht een bijdrage te leveren aan de kosten voor de bouw van de forten Para,
Sommelsdijk en Nieuw Amsterdam, en de tochten tegen de weggelopen slaven
Inkomsten
Inkomsten van de West-Indische Compagnie.
De WIC behield tot 1738 het monopolie op de slavenhandel.
Daarna betaalden de slavenhalers recognitie in de vorm van lastgeld afhankelijk van de grootte van het schip.
De Sociëteit betaalde aan de WIC 15 gulden voor elke aangebrachte slaaf.
De WIC kreeg van de provincies subsidie voor de defensie van de kolonie.
De WIC ontving als aandeelhouder een derde van de opbrengsten van de Sociëteit van Suriname.
De inkomsten van de Sociëteit van Suriname
De sociëteit incasseerde lastgelden op in- en uitgaande schepen.
Deze lastgelden waren bepaald op 3 gulden per last (2000 kg).
In de kolonie werd op alle goederen die werden ingevoerd of uitgevoerd 2 1/2 % waaggeld geheven (Geschiedenis,
1791, p.38).
Andere belastingen waren hoofdgeld en akkergeld.
Het hoofdgeld bedroeg voor iedere blanke of slaaf ouder dan 12 jaar jaarlijks 50 pond suiker @ 5 cent, voor kinderen
onder 12 jaar de helft.
Het akkergeld bedroeg aanvankelijk 1 stuiver per akker.
De eerste tien jaren waren kolonisten vrijgesteld van hoofdgeld en akkergeld.
Inkomsten van het lokaal bestuur
Er werden ook kleinere belastingen geheven om kosten van het lokaal bestuur te dekken, o.a. voor de instandhouding
van raden, kerken, scholen, en het gasthuis.
Het ging dan om belastingen op alcoholische dranken, huurwaarde, paarden etc..
Daarvoor was de kas der Modique Lasten, ook wel de Koloniale Kas genoemd.
Voor de kosten van de tochten tegen de weggelopen slaven en het betalen van de premies die waren uitgeloofd voor het
vangen of doden van weggelopen slaven werd een heffing (f 1 per inwoner) opgelegd, die gestort werd in de Kas tegen
de Weglopers (Benjamins en Snelleman, 1914, p. 81).
Kolonisatie
De groep kolonisten was heterogeen.
De Joodse groep kreeg al in 1665 privileges van de Engelsen en had een aparte status (Rens, 1982, p. 34).
Na de Zeeuwse verovering in 1667 trokken de meeste Engelse kolonisten weg, een klein deel bleef.
Om kolonisatie te bevorderen werd er reclame gemaakt.
Boeken als dat van George Warren “Een onpartijdige beschrijving van Suriname” uit 1677 en van J.D. Herlein
“Beschryvinge van de volksplantinge Zuriname” uit 1718, beschrijven de kolonie als het land van belofte.
Ook heeft de Sociëteit van Suriname pogingen gedaan om kolonisten aan te trekken.
Labadisten vestigden zich op La Providence, laten arriveerden Paltzers (in 1733 en 1739) die zich aan de Pattamacca
vestigden, en Duitsers (1756) die zich neerzetten aan het Oranjepad.
Geen van deze kolonisatiepogingen was op den duur succesvol.
De stad Amsterdam was een deelnemer in de Sociëteit en vooraanstaande zakenlieden uit die stad investeerden in de
aanleg van plantages, onder andere in Waterland, Sint Barbara en Bokkestein.
Andere planters waren uit alle delen van Europa afkomstig, gevlucht door hun geloof, zoals de Hugenoten uit Frankrijk
die via Amsterdam naar Suriname kwamen, of het waren eenvoudige lieden die na een baantje in dienst van de Sociëteit
een plantage opzetten of kochten.
Enkelen werden rijk en slaagden erin vóór 1750 te repatriëren naar de Republiek om te gaan rentenieren.
Na 1750 kwamen veel plantages in bezit van schuldeisers, de negotiatiefondsen.
In 1786 waren 80% van de plantages in bezit van niet in de kolonie wonende schuldeisers (Van De Voort ,1973, p.203).
De eigenaren buiten Suriname benoemden administrateurs om hun bezittingen te beheren,
Planters en administrateurs maakten slechts een klein deel uit van de totale bevolking.
Het aantal blanken in de kolonie kwam nooit boven de 10% van de totale bevolking, Een groot deel van de 18 e eeuw
was de verhouding tussen het aantal blanken en slaven 1 op 20, op de plantages buiten de stad was deze verhouding
veel schever.
Gronduitgifte
Ter bevordering van de kolonisatie werden gronden gratis ter beschikking gesteld aan kolonisten.
Voorts werd vrijstelling verleend van de betaling van hoofdgelden en akkergelden voor de eerste 10 jaren.
Gronden werden uitgegeven door de gouverneur, onder goedkeuring van de Sociëteit.
De eerste warrants (grondbrieven), uitgegeven onder het Zeeuws bestuur, waren nog weinig gedetailleerd.
Opvallend is dat in alle grondbrieven tot aan het midden van de 18 e eeuw een bepaling was opgenomen om de rechten
van de indianen te beschermen: ”mits niets doende tot nadeel van de Indianen “.
Aanvankelijk kon een planter zich naar willekeur vestigen, waarbij beide oevers van een rivier of kreek in bezit werden
genomen.
Dat is te zien bij plantages aan de bovenloop van de Commewijne en de Suriname, en aan de Commetewanekreek.
Later werd de breedte van een plantage aan de rivier en de diepte beperkt, zodat er aan elke oever een rij plantages van
gelijke breedte en diepte ontstond, zoals te zien is aan de beneden Commewijne.
In 1684 werd bepaald dat nieuw uit te geven plantages niet groter mochten zijn dan 1000 akkers (430 ha).
In 1685 werd bepaald dat de maximale breedte aan de rivier maximaal 60 ketting (1200 m) mocht bedragen, zodat de
maximale diepte komt op 166 ketting (3320 m).
In grondbrieven komen verder bepalingen voor ten aanzien van:
het erfelijk bezit;
de cultuurplicht: binnen een jaar en 6 weken moest de grond in cultuur worden gebracht; een aantal slaven moet op de
plantage verblijven;
een verbod op verkoop binnen tien jaar;
de plicht tot uitmeting;
de betaling van akkergeld;
het recht van naasting door het gouvernement;
de communicatieplicht: het reserveren van ruimte voor- en aanleg van een openbare weg langs het water, voorts het
gedogen van overpad en schoonhouden van communicatiekanalen en wegen (Schildkamp& De Smidt, 1973, no. 446
1745);
het vervallen van het recht bij niet nakoming van de bepalingen.
8 Landmeters kaart van de hand van Alexander de Lavaux uit 1731,
Aan de linkerkant staat ondersteboven de goedkeuring van de kaart door gouverneur de Cheusses.
Rechts onderin is een inheemse nederzetting te zien.
Enkele jaren geleden zijn op deze plaats resten van bewoning gevonden.
Landmeters
Bij uitgifte van gronden voor plantages was een belangrijke rol weggelegd voor landmeters.
Landmeters waren benoemde en door de gouverneur beëdigde ambtenaren.
Vaak waren het ingenieurs, of militairen met een technische achtergrond.
In instructies voor landmeters waren regels gesteld.
De gebruikelijke lengtemaat was de ketting van 66 Rijnlandse voet, dat is 20,72 m.
1 Rijnlandse voet is 0,313 m.
10 vierkante ketting was 1 akker, de gebruikelijke oppervlaktemaat die gelijk is aan 0,429 ha.
De grenzen (dammen) van de plantages waren vaak noord-zuid en oost-west gericht.
Richtingen werden bepaald met een magnetisch kompas.
Oude plantagegrenzen blijken niet te zijn gericht op het ware noorden, maar wijken daarvan af door de verschuiving
van de magnetische pool.
Oude overzichtskaartenkaarten van de kolonie, waarbij de uitgifte van plantages een de hoofdrol speelde, werden
samengesteld uit een samenstelling van uitmetingskaarten van landmeters.
De oude overzichtskaarten zijn vaak bekend gebleven onder de naam van de landmeters die ze hebben samengesteld:
Mogge (1671, 1677), Walraven (1715), de Lavaux (1737), Heneman(1784), Moseberg (1801), Cateau van Rosevelt
(1882).
Gronduitgifte na 1750 was gebaseerd op projectplannen, gemaakt door landmeters, als de Loncour, Lieftinck en Bohm.
Ontwikkeling van het plantage areaal
Op de oudst bekende kaarten van de kolonie, die toen nog Willoughbyland heette, zien we de plantages vooral aan de
bovenloop van rivieren en kreken.
Redenen daarvoor waren de veiligheid voor vijanden vanaf zee, en de hogere ligging van de gronden, waardoor geen
dure inpoldering nodig was.
Nadat de veiligheid was gewaarborgd, door de aanleg van de forten Sommelsdijk (1685), en fort Nieuw Amsterdam
(1747), konden de lagergelegen gebieden benedenstrooms in cultuur worden gebracht.
Het aantal plantages nam toe van 111 in 1671, tot meer dan 400 in 1770.
Dat wil niet zeggen dat alle plantages voortdurend in productie bleven.
Plantages werden verlaten wanneer opbrengsten verminderden, als gevolg van uitputting van de bodem.
Deze plantages bleven dan wel bestaan, maar dan als houtplantage
Surinamerivier
Het oudste deel van de kolonie was gevestigd aan de Surinamerivier bovenstrooms van Paramaribo.
Hogerop de Surinamerivier, rond Jodensavanne, waren de Joodse plantages te vinden, die halverwege de 18 e eeuw
werden omgezet in houtplantages en tenslotte in de 19 e eeuw werden verlaten.
Ook aan de zijrivieren en zijkreken werden plantages gevestigd.
Pararivier
De Pararivier was al vroeg geoccupeerd, maar werd verlaten als gevolg van de Indiaanse oorlog rond 1680. De gronden
werden rond 1700 opnieuw uitgegeven en ingericht als suikerplantages met beestenmolens.
Door uitputting van de bodem waren de meeste van deze plantages na 1800 in gebruik als houtplantages.
Cassipora en Silvakreek
Op de oudste kaarten van vóór 1700 zien we aan de Cassiporakreek enkele Joodse plantages.
Na 1718 komen deze niet meer voor.
Hetzelfde geldt voor enkele plantages aan de Silvakreek, een tak van de Surnaukreek bovenstrooms, in de buurt van de
Cassiporakreek.
Paulus- en Surnaukreek
Aan de Paulus en Surnaukreek lagen al rond 1700 een aantal plantages, maar de bevaarbaarheid van de kreek liet te
wensen over (Hartsinck, 1770, p. 572).
De meeste plantages behalve de Hoop, Bleijenhoop en het Eiland zijn al voor 1821 verlaten.
Siparipabo- en Marechalskreek
Na 1779 zijn er gronden als houtplantage uitgegeven aan de Siparipabo- en Marechalskreek, maar deze gebieden zijn
niet tot ontwikkeling gekomen.
10 Opmetingstkaart Pararivier 1706 met nieuwe gronduitgiftes na de Indiaanse opstand
11 Gronduitgiften Marechalskreek 1770
Onder fort Zeelandia
Ten noorden van Paramaribo zijn rond 1790 gronden van 50 akkers uitgegeven als kostgrond (voor de verbouw van
voedselgewassen), als reactie op de voedseltekorten tijdens de Engelse blokkade tussen 1780-1784.
Deze gronden zijn desondanks uitgegroeid tot koffie- en cacaoplantages, en hebben voor export geproduceerd tot
halverwege de 20 e eeuw.
Jonkermanskreek
De Jonkermanskreek is aangelegd volgens een plan van landmeter A.H. Hiemcke uit 1797.
Er zijn maar drie plantages (de Resolutie, Batavia en Pomona) uitgegeven, het gebied is nooit helemaal tot ontwikkeling
gekomen.
Pad van Wanica
De gronden aan het pad van Wanica tot aan Hanna’slust zijn vόόr 1780 uitgegeven.
Na 1787 zijn de gronden genummerd 1 tot 24 uitgegeven, van Welgedacht tot Braamshoop, ieder 500 akkers groot.
Boven Commewijnerivier
De boven Commewijne was al vanaf 1650 in cultuur en is in het eerste kwart van de 19 e eeuw voor een groot deel weer
verlaten.
De Caramacca-, Cassewinica-, Mapane-, Sarwa-, Tempatie- en Penincakreek zijn vanaf het begin van de 18 e eeuw
geoccupeerd, maar ruim een eeuw later weer verlaten, voor een deel als gevolg van de binnenlandse oorlog met
weggelopen slaven.
Een uitzondering vormt de Commetewanekreek, waar al vanaf 1685 florerende suikerplantages waren gevestigd, die tot
1850 het hoofd boven water hebben kunnen houden.
De Beneden Commewijne rivier
Het beneden Commewijne gebied kwam tot bloei na de bouw van het fort Nieuw Amsterdam en de aanleg van de
redoutes Purmerend en Leyden.
De kapitaalvloed na 1750, als gevolg van de kredieten uit de negotiatieleningen, maakte deze investeringen mogelijk.
In 1749 werden 56 nieuwe gronden langs beide oevers van de Commewijne rivier uitgegeven, elk 500 akkers groot
(Wekker 1983, p. 50).
Op deze gronden werden voornamelijk koffieplantages aangelegd.
Orleanekreek
Aan de Orleanekreek werden in 1749 31 percelen als kostgronden uitgegeven, voor het verbouwen van
voedselgewassen, met een omvang van 100 akkers en een breedte van 10 ketting (Wekker, 1983, p. 50).
Door samenvoeging van deze gronden ontstonden grotere koffieplantages, wat niet de bedoeling was bij de uitgifte.
Warapperkreek, Matapicakreek en Taporipakanaal.
Tussen 1749 en 1760 werden 64 gronden uitgegeven langs de Warapperkreek, Matapicakreek en het gedolven
Taporipakanaal (Wekker, 1983, p. 50).
Aan de zeekust werden katoenplantages aangelegd, en meer landinwaarts koffieplantages.
De ontwikkeling van de Matapica- Warappakreek en Taporipakanaal was niet blijvend.
Een eeuw later waren de meeste plantages weer verlaten.
12 Gronduitgiften aan de beneden Commewijne 1750
Cotticarivier
De beneden Cottica kwam tot ontwikkeling na de voltooiing van het fort Sommelsdijk in 1688.
Voor die tijd waren er al plantages aan de boven Cottica en Perica, zoals te zien is op de kaarten van de Labadisten
(1686) en die van Frederik de Wit (1688)
Van niet alle plantages is een naam of een eigenaar bekend.
Veel plantages zijn al voor 1770 weer verlaten.
Perica (40.389 akkers= 17.343 ha)
Al in de eerste jaren van de Engelse kolonie zijn aan de Perica plantages uitgegeven.
Op de kaart van De Wit uit 1688 staan de plantages al voor een groot deel hetzelfde ingetekend als eeuwen later.
Hogerop de kreek vinden we voornamelijk suikerplantages.
Aan de benedenloop vinden we aan de rechteroever afvarend ook koffieplantages, die na 1700 zijn uitgegeven.
De suikerplantages maakten gebruik van beestenmolens, gedreven door paarden, en later ook door ezels.
De suikerplantages aan de benedenloop beschikten over watermolens.
Van de 40 plantages aan de Perica en zijkreken, werden er 32 in de eerste helft van de 19 e eeuw weer verlaten, 7 bleven
in stand tot 1863, en alleen plantage de Eendragt bleef bestaan tot omstreeks 1900.
Patamacca (8.795 akkers= 3.777 ha)
Over de uitgifte van plantages aan de Patamacca is weinig bekend.
In het kader van kolonisatie bevordering door de Sociëteit van Suriname arriveerden in 1739 via Amsterdam 96
Duitsers uit de Palts, bestaande uit 19 families.
Een deel van de kolonisten vertrok met 30 slaven en een timmerman naar de Patamaccakreek aan de Cottica.
Het werk was hard, velen werden ziek en stierven, terwijl bovendien nog onderlinge conflicten uitbraken.
Geheel ontredderd kwam een deel der Duitse kolonisten tenslotte in het voorjaar van 1740 in Paramaribo terug
(Beeldsnijder, 1994, p. 32).
Later in de 18 e eeuw zijn er meldingen van overvallen van Marrons op houtgronden aan de Pattamaca waarvan de
eigenaren worden genoemd (Hoogbergen, 1985), maar de ligging van de plantages in kwestie is niet te achterhalen.
Op kaart van Heneman uit 1789 zijn er 17 plantages getekend, de meeste zonder dat de naam of de eigenaar is
aangegeven.
Behalve op deze kaart en op de kaarten van de Lavaux uit 1737, zijn er geen aanwijzingen in de vorm van warrants of
inventarissen gevonden die licht kunnen werpen op het bestaan van deze plantages.
13 Plan voor uit te geven gronden aan de Oranjekreek 1792
Courmotibo (8.830 akker= 3792 ha)
Volgens de kaarten van De Lavaux lagen aan de Courmotibo enkele plantages, waarvan een met name is genoemd, en
wel Wildbaan groot 1000 akkers eigenaar P. Labbadie.
Op de gedetailleerde kaarten van Heneman 1789-1803 ziet men 14 plantages, waarvan 4 met naam.
Over de uitgifte van deze plantages zijn geen gegevens in de registers te vinden.
Aangenomen mag worden dat deze plantages al voor 1775 waren verlaten.
In het boek van J.G. Stedman, “Reize naar Suriname en door de binnenste gedeelten van Guiana” wordt verhaald over
de tochten in achtervolging van de marrons via de Coutmotibo in de jaren 1772-1777.
Op de voormalige plantage Jerusalem was een post.
Ook konden de legereenheden via de Courmotibo en de Wanekreek de Marowijne bereiken.
Er wordt door Stedman geen melding gemaakt van bewoning aan deze kreek.
Oranjekreek (Vredenburger kreek) (5996 akker= 2575 ha)
In 1792 heeft landmeter Bohm een kaart gemaakt van geprojecteerde te vergeven birbirilanden langs het gedolven
kanaal tussen Post Oranien en Vreedenburg.
Ruim 50 jaar later waren deze gronden weer verlaten.
Motkreek (14.755 akker= 6.336 ha)
Uit 1785 dateert de Generale projectkaart van de Motkreek houdende 10 stuks landerijen beginnende aan de overtoom
tot aan zee, van A.H. Helleday.
In 1793 zijn de gronden van 500 akkers met een facie van 28 ketting uitgegeven en ingericht als katoenplantage.
In 1853 waren deze plantages alweer verlaten.
14 Plan voor uit te geven gronden aan de Motkreek 1785
15 Projectkaart tot aanlegging van plantagies aan de rivier Saramacca 1794
Saramaccarivier
De kolonisatie rond 1800 van de Saramaccarivier was gebaseerd op een plan van 240 plantages van de hand van
landmeter Bohm uit 1794.
In het kolonisatieplan was ook de aanleg van een compleet nieuwe stad gepland, genaamd Columbia.
De stad Columbia is nooit tot ontwikkeling gekomen.
Tussen 1797-1801 heeft gouverneur Friderici volgens het plan van Bohm 200 gronden uitgegeven. Friderici en familie
kregen zelf 29 gronden toegewezen.
Er zijn uiteindelijk 20 plantages aangelegd.
De verwachte ontwikkeling is uitgebleven, een groot deel van de geprojecteerde plantages is nooit in cultuur gebracht.
16 Plan van de nieuw geprojecteerde stad Columbia aan de Saramaccarivier
Coppenamerivier
Vanwege de ondiepten bij de monding van de Coppename was deze volgens Hartsinck (1770) alleen met kleine
schepen bereikbaar, en is daarom nooit gekoloniseerd.
Coronie
Het waren vooral Engelsen en Schotten, die zich tijdens de periode van Engels bestuur (1799-1802 en 1804-1816) als
kolonisten aan de zeekust vestigden.
De eerste katoen werd geplant in 1808. In 1835 werden er 25 plantages geteld.
Nickerie
In 1797 werden de eerste 2 plantages aangelegd door gouverneur Friderici.
In 1800 volgden tijdens het Engels tussenbestuur, planters uit Granada en Berbice.
Aan de Nickerierivier waren in 1825 14 suiker- en koffieplantages in cultuur gebracht (Heckers, 1923, p. 83).
In 1835 waren aan de rechteroever van de Nickerierivier achter het dorpje de Punt, aan de kust 10 katoenplantages in
bedrijf.
Vanwege afspoeling van de kust moesten de rechteroever en het plaatsje de Punt in 1879 worden verlaten, en werd een
de plaats Nieuw Nickerie op de andere oever gesticht.
Tabel 1: Ontwikkeling aantal plantages en areaal 1667-1950
Jaar
Aanta
l plant
ages
Oppervlak
in ha
taba
k
Suiker
aantal
Suiker
areaal
Koffie
aantal
Koffie
areaal
Katoe
n
aantal
Katoen
areaal
1671* 111 51 60
1713** 202 171 31
1750** 366 16.507 141 8.742 225 7.765
1770** 406 31.243 111 8.744 295 22.499
1790** 389 102 6.943 248 22.615 39
1810** 383 100 6.425 235 19.339 48
1825** 346 27.546 95 6.459 178 11.025 73 10.062
Caca
o
aanta
l
Cacao
areaal
1854** 189 15.144 91 8.750 62 3.126 30 3.896 6 372
1862** 161 13.622 86 8.903 37 1.503 15 1.961 23 1.255
1890** 86 14 72
1932*** 72
1950*** 24
Bruijning Voorhoeve p. 481*, Stipriaan p. 33, 438**, Goslinga 1990 p.236,461***
Aantal plantages
Er zijn meer dan 1400 plantages bekend (soms alleen van naam, soms alleen de ligging) met een totale oppervlakte van
975.000 akkers (kaart Heneman 1789-1803), dat is grofweg 400.000 ha (400 km2).
Voor 1700 waren de producten tabak en suiker belangrijk, er waren toen minder dan 100 plantages.
Van 1700-1775 en na 1800 was suiker het belangrijkste product met op het hoogtepunt 170 suikerplantages.
Koffie kwam op na 1720 en rond 1770 waren er bijna 300 koffieplantages aangelegd.
Katoen werd aanvankelijk in combinatie met koffie gekweekt, maar na 1800 steeg het aantal plantages met alleen
katoen naar bijna 75.
Cacao werd vaak in combinatie met koffie gekweekt, rond 1890 waren er circa 70 cacaoplantages.
In de bronnen verschillen de opgaven van het aantal plantages per jaar aanzienlijk.
Het is vaak niet na te gaan of de aantallen berusten op alle uitgegeven gronden of op plantages werkelijk in productie.
Grafiek 1 ontwikkeling aantal plantages 1650-1950
Benjamins 1914, p. 440; Bruyning 1977, p. 481; Goslinga 1985, p. 330; Goslinga 1990 p. 236.461; Stipriaan 1993 p.33
kreken
Paramaribo
PLANTAGES IN SURINAME
Plantages
Kreken en rivieren
1650-1700
1700-1750
1750-1800
1800-1850
NOORD
Bevolking van de kolonie
Over de ontwikkeling van bevolkingsaantallen zijn er geen betrouwbare gegevens beschikbaar, wel zijn er redelijke
schattingen van het aantal slaven en blanken uit de belastingadministratie voor heffing van hoofdgelden.
Informatie over marrons, weggelopen slaven of inheemsen ontbrak meestal.
Een compleet beeld waarin alle groepen zijn opgenomen vinden we pas in 1825 (Teenstra II, 1835, p. 204):
Blanken 2.691 (3,8 %)
Kleurlingen en vrijen 5.167 (7,3 %)
Militairen in het garnizoen 620 (0,9 %)
Slaven 53.033 (75,3 %)
Marrons 6.000 (8,5 %)
Indianen 2.000 (2,8 %)
Weglopers . 989 (1,4 %)
70.500 (100 %)
De plantage kon niet bestaan zonder slavenarbeid.
Rode slaven
Met de kolonisten bevriende Indianenstammen verkochten hun overwonnen vijanden aan de kolonisten.
Hoewel het niet ging om grote aantallen, bestond deze praktijk nog in het midden van de 18 e eeuw, wat blijkt uit
inventarissen van de bezittingen van de rijke koffieplanter Stephanus Neale (Gülcher, 1943, p. 41-59).
Deze indiaanse slaven schikten zich niet in arbeid op de plantage, maar vervulden functies in de huishouding, of waren
jager en visser.
Afrikaanse slaven
Het overgrote deel van de arbeid op de plantages werd verricht door slaven uit Afrika.
Er zijn in de periode 1680-1826 naar schatting 213.000 Afrikanen naar Suriname gebracht (Van Stipriaan,1993, p. 314).
Toch waren er nooit meer dan 60.000 slaven tegelijk in de kolonie tewerkgesteld.
Dat komt doordat het sterftecijfer onder de slaven groter was dan de aanwas door geboorten, de slavenbevolking
verminderde doorlopend.
Er werden jaarlijks gemiddeld 1500 nieuwe slaven aangevoerd.
Desondanks was er een voortdurend tekort aan arbeiders op de plantages.
Verkoop
De slaven werden verkocht op een veiling of uit de hand (Van De Voort, 1973, p.61-62).
De veilingen werden gehouden een of twee weken na aankomst van het slavenschip.
De slaven werden in loten van twee, soms drie stuks, verkocht.
Na de verkoop werden de slaven naar de plantage gebracht waar zij werden gebrandmerkt met het zegel van de nieuwe
eigenaar.
Daarna volgde een periode van gewenning aan de nieuwe omgeving.
Pas na enkele maanden werden zij volop te werk gesteld.
Geboorte en sterfte
In de eerste jaren na aankomst vielen slaven ten prooi aan besmettelijke ziektes, zoals jaws, pokken, lepra en dysenterie,
en ze leden ook aan ondervoeding.
De levensverwachting was in de eerste helft van de 18 e eeuw minder dan 30 jaar, een eeuw later (1835) was deze 37
jaar, niet veel lager dan in Europa in die tijd.
Door lage geboortecijfers overtrof de sterfte de aanwas door geboorte en verminderde de slavenbevolking zonder
nieuwe aanvoer
Het sterfteoverschot was erg hoog
Het was tussen 1702- 1774 ongeveer 5 % en daalde enigszins in de periode 1774-1785 tot ca 3,5 %.
In Suriname was pas na 1863 door een geboorteoverschot een autonome groei van de voormalige slavenbevolking
zichtbaar (Van Stipriaan, 1993, p.316).
Dit in tegenstelling tot de Verenigde Staten waar al vanaf 1800 een positieve groei van de slavenbevolking te zien was.
Legale status
Slaven werden gezien als bezittingen van de eigenaar en hadden geen mensenrechten.
Zij konden worden verhandeld en maakten deel uit van de boedel van een plantage.
De eigenaar diende zorg te dragen voor voeding, kleding en huisvesting.
De disciplinering van de slavenmacht viel onder verantwoordelijkheid van de eigenaar.
Het werk op de plantages was zwaar en de straffen bij de geringste overtredingen waren hard.
Voor de wet hadden slaven geen status en konden niet optreden als klager of als getuige van uitwassen door de
eigenaar.
De zwaarste straffen waren voorbehouden aan de wettelijke overheid.
Slechts een klein deel van de zaken kwam voor het Hof van Politie en Justitie.
Er waren maar 146 veroordeelden in 20 jaar, niet eens 1 % van het aantal slaven in een bepaald jaar.
82 % van de veroordeelden kreeg de doodstraf. (Beeldsnijder, 1994, p. 249).
Verzet
Verzet van slaven tegen hun lot, was een voortdurende angst van eigenaars en overheid.
Verzet kon de vorm aannemen van werkverzuim, diefstal, zelfmoord, weglopen, vergiftiging, weerspannigheid, moord
en opstand (Beeldsnijder, 1994 p. 211).
Vaak zijn alleen de ergste incidenten opgetekend.
Weigering van slaven om overgeplaatst te worden naar een andere plantage, leidde tot de opstand in de Tempatie in
1757 (Hartsinck, 1770, p. 778).
Het hardvochtig regime van de directeur van de plantage Bethlehem leidde tot moord op de eigenaar, plundering van de
plantage en vervolgens het weglopen van de opstandelingen.
Het liep uiteindelijk niet goed af: de opstand mislukte, en 34 slaven werden ter dood veroordeeld (Beeldsnijder 1994, p.
232).
Weglopen
Het weglopen van slaven was een groot probleem voor de eigenaars.
Weglopers kregen de doodstraf als ze gevonden werden.
In de bossen organiseerden de weglopers, marrons genaamd, zich op den duur in gemeenschappen, die werden gezien
als een bedreiging voor de plantages.
Het aantal weglopers wordt geschat op 250 per jaar.
Twee derde van de weggelopen slaven keerde na verloop van tijd uit eigen beweging weer terug. (Hoogbergen 1985, p.
31).
Guerrilla
In de bossen waren groepen ontstaan van schuilders en marrons, die plantages plunderden om aan voedsel, wapens en
vrouwen te komen.
Achter de plantages ontstond een netwerk van paden, dorpen en kostgronden, van waaruit de guerrillaoorlog werd
gevoerd met de achtervolgers (zie kaart blad 7).
Vervolging
Vanaf het begin van de 18 e eeuw werden bostochten georganiseerd met burgermilities en soldaten om de weglopers te
achterhalen en zo mogelijk gevangen te nemen.
Lang niet alle tochten waren succesvol, de patrouilles kampten met desertie van zwarte dragers, misleiding door gidsen,
voedselgebrek en aanvallen uit hinderlagen door marrons.
Vrede
Toen de kostbare bos patrouilles niet tot resultaten leidden werden, na onderhandelingen, vredesverdragen gesloten met
marrongroepen; in 1761 met de Aucaners en in 1762 met de Saramaccaners.
Oorlog
Ondanks de vredesverdragen, bleef de bedreiging van een slavenopstand de gemoederen bezighouden, ook als gevolg
van de slavenopstand in het naburige Berbice in 1763.
Er werd een troepenmacht ingezet ter achtervolging van de Boni marrons die tussen 1765 en 1793 de plantages in het
oosten van de kolonie verontrustten.
Dorpen en kostgronden werden door het leger vernietigd, en slaven gevangengenomen.
Uiteindelijk slaagden de troepen erin, samen met gepacificeerde Marrongroepen, de Boni’s te bedwingen.
In 1860 werden de Boni’s vrijverklaard.
Afschaffing handel
Onder Engelse druk werd in 1808 de handel in slaven verboden.
Tot 1827 bleef er sluikhandel bestaan (Benjamins& Snelleman, 1914, p. 636).
Langzame verbetering levensomstandigheden slaven na 1800
Na 1800 leidde een geleidelijke verbetering van medische voorzieningen, voeding en arbeidsomstandigheden tot een
lager sterftecijfer onder de slavenbevolking.
Het hardvochtig regime op de plantages werd verzacht.
Het aantal manumissies (vrijlatingen) steeg.
Tussen 1832 en 1863 werden 6328 slaven vrijgelaten (Stipriaan, 1993, p. 313).
Emancipatie
Op 1 juli 1863 werden alle 33.621 slaven vrijverklaard.
Per slaaf ontvingen de eigenaren van de overheid een afkoopsom van 300 gulden.
In totaal werd in Suriname 9.864.360 gulden uitgekeerd aan de eigenaren. (Benjamins& Snelleman, 1914, p. 642).
Emancipatie onder voorwaarden
Om de ondergang van de plantages te voorkomen werd bij de emancipatie van de slaven in 1863 bepaald, dat de
vrijgemaakte slaven voor een periode van 10 jaar onder staatstoezicht zouden blijven werken als contractarbeider.
Met de invoer van contractarbeiders uit China, India en later Java werd na 1873 geprobeerd de tekorten aan arbeiders op
te vangen.
Van de 218 plantages waar in 1863 slaven werden bevrijd, zijn vlak erna 100 opgeheven (Helstone, Ten Hove, en
Hoogbergen, 2003).
17 detail kaart Alexander de Lavaux 1737 waarop de achtervolging van weggelopen slaven is afgebeeld
18 Grondontginning fotograaf Julius Muller 1885
Het aanleggen van een plantage
Omvang uitgiften
De oudste plantage hadden een onbeperkte grootte, tot wel 4000 akkers (1700 ha).
Tijdens het bestuur van gouverneur Van Sommelsdijk was al in 1684 bepaald dat er geen percelen groter dan 1000
akkers (430 ha) mochten worden uitgegeven, en in 1685 werd de frontbreedte aan de rivieren beperkt tot 60 ketting
(1200 meter).
Na 1750 werden grondstukken van 500 akkers aan de Commewijnerivier uitgeven met een facie (frontbreedte) van 30
ketting (600 meter).
Ook werden gronden voor de verbouw van kost (voedsel) aan de Orleanekreek en aan de Surinamerivier ten noorden
van Paramaribo uitgegeven met een omvang van 100 akkers (43 ha).
In het ontwikkelingsplan voor de Saramaccarivier waren percelen geprojecteerd van 500 akkers met een frontbreedte
van 20 ketting (400 meter).
Getijden
De waterstanden in Surinaamse rivieren zijn tot op grote afstand van de monding, onder invloed van de getijen.
Het getijverschil van de Surinamerivier bij Paramaribo is bij springtij 2,70 m en bij doodtij 1,40 m, pas bij Brokopondo
is geen getijverschil meer merkbaar (Brujning& Voorhoeve,1977, p. 245).
De gronden aan de benedenloop van de rivieren liggen onder de hoogste vloedstanden in rivieren en kreken en lopen bij
springvloed onder water.
Daarom werden ze ingedamd, of in polder gelegd, zoals men zegt.
De inpoldering was een zwaar en kostbaar werk.
Behalve dammen moesten er ook sluizen worden gebouwd voor het afvoeren van regenwater uit de polder bij eb.
De gronden verderop de rivieren lagen hoger, en hebben geen last van de waterstanden in de rivieren, de aanleg van een
plantage was daar gemakkelijker en minder kostbaar.
Grondsoort
Voor 1850 bestond er geen systematisch inzicht in de verschillende grondsoorten, de vruchtbaarheid of het herstel van
vruchtbaarheid.
Er werd geen bemesting toegepast, zoals in Europa, en de grondbewerking was beperkt tot wieden en omslaan met een
tjap.
Na 1750 werd men geconfronteerd met achteruitgaande opbrengsten op de hoger gelegen, oudere plantages, iets wat
later ook voorkwam op de lager gelegen vruchtbare kleigronden.
Voor de suikerplantages kon dit worden opgevangen met een systeem van braak: delen van het areaal werden
gedurende een aantal jaren verlaten en verwerden tot cappeweri (struikgewas, secundair bos).
Ook wel werd geadviseerd velden een tijd onder water te zetten wat zou moeten leiden tot herstel van de
vruchtbaarheid.
Voor de koffieplantages is, vanwege de kleinere omvang van de plantages, het braak leggen niet in praktijk gebracht.
Na 1800 zag men de oudste koffieplantages, die 60-70 jaar onafgebroken beplant zijn met koffie, uitgeput raken.
Enkele uitgeputte koffieplantages zijn toen omgezet in suiker: Rust en Werk en Marienburg aan de beneden
Commwijne, en Wijkslust aan de Surinamerivier.
Aanleg
De aanleg van een plantage was zwaar werk, het werd geheel met handkracht gedaan.
De eigenaar van de plantage Macriabo meldt in 1688 dat:
De molen is gebouwd van vierkant bolletriehout waaraan 3 timmerlieden 8 maanden, en 6 timmerlui 2 maanden hebben
gewerkt;
zijn slaven ook 10 maanden hebben gewerkt waarvan zij zes maanden niets anders hebben gedaan dan graven;
ze hebben 2,8 km moeten delven ter breedte van 3-4 meter;
het waterwerk heeft circa 10.000 gulden heeft gekost (Dikland, 2000-2012).
Aan het eind van de grote regentijd, in juli, begon men met het opwerpen van een dam.
Dat gebeurde als volgt.
Men zette de dam en het ontwateringskanaal uit en wierp de laag veen en wortels opzij. Dan werd het kanaal
uitgegraven, de uitkomende klei werd naar buiten opgeworpen als dam.
Aan de rivierzijde werden tijdelijke klepkokers aangelegd, waardoor het regenwater uit het ingepolderde land wordt
afgevoerd bij laag water.
Daarmee werd het land drooggelegd.
Daarna werden de bomen gekapt.
Grote bomen en ander bruikbaar hout werden uitgesleept en verzaagd.
Het resterende hout werd ophoopt op rillen en verbrand in september, de droge tijd.
Daarna worden afwateringsgoten gegraven en plantbedden gemaakt.
(Bijlsma, 1922, p53-58, Blom, 1787, p. 23, Stedman IV p. 90).
Intussen begon men te planten
Als de grond te gulzig was, dat wil zeggen dat het eerste riet te hoog opschoot en een te laag suikergehalte had, dan
werd er eerst één- of meerjarige- kost geplant (koren, bananen tayer), totdat de grond geschikt was voor suiker of koffie.
Minder rijke grond kon meteen worden beplant met het handelsgewas.
Bouwwerken
In eerste aanleg werden niet alle voorzieningen meteen aangelegd.
In de eerste jaren volstonden houten klepkokers voor de ontwatering van de polder.
Vanwege de hoge kosten voor onderhoud, werden deze op den duur vervangen door in baksteen gemetselde sluizen.
Op de suikerplantages werden ook suikermolens en kookhuizen gebouwd.
Over de bouw van de molens en de sluizen is weinig schriftelijke kennis overgedragen, er zijn bijna geen technische
tekeningen overgeleverd.
In de eerste decennia van de kolonie was er sprake van dat de suikermolens, samen met de andere benodigdheden als
suikerketels, werden geïmporteerd; de molens waren demontabel (Schwartz p. 5 noot 19).
19 Ontwerp koffieloods plantage Jagtlust 1769
In later jaren werden deze kostbare bouwwerken gemaakt door vaklieden ter plaatse, waaronder molenmakers en
metselaars, die opereerden als zelfstandige ambachtslieden.
(Blom,1787 p. 136, Oudschans Dentz,1947, p.61, Tutein, 1955, p. 224).
Inventarissen van voor 1750 melden woonhuizen en slavenwoningen in steen opgetrokken, maar daarvan was later geen
sprake meer, de funderingen werden toen gemaakt van gemetselde baksteen, het opgaande werk was geheel in hout
opgetrokken.
Inrichting van een plantage
Areaal in cultuur
De oudste uitgegeven concessies waren zo groot dat deze nooit geheel zijn ontgonnen.
Ook van latere gronduitgiftes werd niet de hele concessie ingepolderd, er werd ook rekening gehouden met uitbreiding
en reserve voor braak
In 1853 was aan 263 nog in bewerking zijnde plantages 400.000 akkers in concessie gegeven (172.000ha) waarvan
hoogstens 125.000 akkers (53,750 ha) in cultuur was (Sijpesteijn,1854, p. 203).
Elke plantage was ook verplicht te zorgen voor de voeding van de slaven.
Daarvoor werden kostgronden aangelegd.
De omvang van de kostgronden was bepaald op 1 akker per 2, of in een later plakkaat, 1 akker per 8 slaven
(Schiltkamp& De Smidt, 1973, pp 119,128).
Ook werden aan de slaven eigen grondjes gegeven om te bewerken.
Slavengrondjes waren ongeveer 10 bij 20 meter (215m2) per huishouden, voor 120 slaven kwam dat dan op 2-4 akkers
(Beeldsnijder,1994, p. 165).
Na 1740 was het de gewoonte om slaven zaterdag middag vrij te geven om eigen grondjes te bewerken.
De omvang van de slavenmacht bepaalde de omvang van het beplant areaal.
Voor suikerplantages werd erop gerekend dat 1 veldslaaf 4,5 akker kon onderhouden, voor koffie en katoen was dat
respectievelijk 4 en 5 akkers (Blom, 1787 p.84).
Gewas en inrichting
De inrichting van een suikerplantage met een vaarstelsel en een watermolen is anders dan een koffie- of katoenplantage.
Het is dus niet eenvoudig om van een koffieplantage een suikerplantage te maken.
Toch zijn er plantages die van product zijn overgeschakeld.
Vanwege lage marktprijzen was overstappen op een ander gewas soms aantrekkelijk.
In de eerste helft van de 18 e eeuw waren de prijzen van koffie zo goed, dat suikerplantages helemaal of deels
overschakelden op koffie.
Toen vanaf eind 18 de eeuw de opbrengsten van koffie door uitputting van de bodem omlaaggingen, zijn er plantages
weer overgegaan op suiker.
Dit was mogelijk, toen de kostbare infrastructuur voor suiker, bestaande uit een vaarstelsel met een watermolen met
inlaatsluis en molentrens overbodig werd na de introductie van stoommolens.
In de 19 de eeuw zijn koffieplantages overgegaan op katoen en van koffie op cacao, als gevolg van gunstige
marktprijzen.
Plattegronden van de ideale plantage
In de loop van de 18 e eeuw verschenen er handboeken waarin aan toekomstige planters werd uitgelegd hoe een plantage
moest worden aangelegd en ingericht, en wat de investeringskosten waren. (Herlein, 1718, Pistorius 1763. Fermin 1770,
Blom, 1786 en 1787, Teenstra, 1835).
In de praktijk kon door omstandigheden niet altijd letterlijk de hand worden gehouden aan de voorschriften door
verschillen in de vorm en ligging van de concessie, er konden kreken of ritsen door de concessie lopen, of doordat
beschikbare financiën de uitleg beperkten.
20 Indeling van een model suikerplantage van 1190 akkers (512 ha) met een watermolen en een productie van 350 vaten suiker per jaar (Blom 1787,
p. 89).
A Beplant met suikerriet
267 akkers (18 velden= 115 ha)
B Cappoeweri (braak)
267 akkers (18 velden= 115 ha)
C Reserve voor suikerriet
267 akkers (18 velden= 115 ha)
D Beplant met kost (bananen, mais, tayer)
55 akkers (4 velden= 24 ha)
E Reserve voor kost
110 akkers (8 velden= 48 ha)
F Bos voor timmer- en brandhout
120 akkers (8 velden= 52 ha)
G Savanne weidegrond en H Gebouwen
30 akkers (13ha)
H Gebouwen (emplacement)
I Slaven kost grondjes
25 akkers (11 ha)
De polderwerken voor sloten, trenzen, en dammen beslaan 45 akkers (19 ha)
Model suikerplantage
Een ideale suikerplantage was groter dan een koffieplantage en werd voor een deel beplant met suikerriet, een deel was
reserve en een deel was cappoewerie, dat wil zeggen eerder beplante grond die uitgeput was en 16 of meer jaren braak
moest liggen alvorens opnieuw te worden beplant.
Verder is er grond voor het verbouwen van kost, slavengrondjes, savanne (weide), en bos, voor bouwhout en brandhout.
Het drainage- en vaarsysteem was gescheiden.
Het ontwateringssysteem bestond uit loostrenzen, trekkers, en kleine trenzen, met aan de rivier loossluizen.
Het vaarsysteem bestond uit een molentrens en vaartrenzen, met aan de rivier een inneemsluis en een molensluis.
De beplante grond was ingedeeld in velden (of stukken), met een omvang van 15 akkers (6,45 ha).
Elk veld werd ontwaterd door een trekker (een trens van ongeveer 1,5 m breed, die werd gevoed door kleine trenzen
tussen de bedden van ongeveer 75 cm breed.
De bedden zijn tussen de 10 en 15 meter breed
21 Detail indeling model suikerplantage
1 dam
2 afwateringssluis
3 loostrens
4 trekker
5 kleine trenzen
6 inneemsluis
7 molensluis
8 molentrens
9 vaartrens
10 veld van 15 akkers
11 plantbedden
12 savanne (weide)
13 emplacement (gebouwen)
Voor de aanleg van deze model suikerplantage moesten met handkracht omvangrijke grondwerken worden uitgevoerd.
Voor dammen, lozingen, molensloot, vaartrenzen, en drainagegoten tussen de bedden, moest een grote hoeveelheid
veelal zware klei worden verzet, met een gezamenlijke lengte van 750 km een volume van meer dan 500.000 m3.
Dit gebeurde niet in één keer; de meeste plantages begonnen klein, en breidden zich in de loop der jaren verder uit.
22 profielen model suikerplantage
23 Vaartrens plantage omstreeks 1920
Grafiek 2 Indeling model suikerplantage
Opzet van het emplacement van een plantage
Aan de kant van de rivier of kreek liggen de gebouwen van een plantage bij elkaar, als een klein dorpje met woningen,
fabrieken en werkplaatsen, het emplacement genoemd.
Er woonden op een gemiddelde plantage wel 100 mensen, en later in de 19 e eeuw hadden de grote suikerplantages met
een centraal fabriek, zoals op Marienburg, meer dan 1000 inwoners.
Aan de aanleg van het emplacement werd in de 18 e eeuw veel aandacht besteed, de mooist aangelegde plantages werden
beschreven met hun bomenlanen en fruitbomen, het centraal gelegen plantagehuis, en het aanzicht vanaf de rivier.
Het emplacement van een suikerplantage zag er wat anders uit dan van een koffieplantage.
Suikerplantage
Op de suikerplantage Santa Barbara zien we het emplacement als afgebeeld door een onbekende kunstenaar in 1757 en
op een kaart door landmeter Johan Ernst Felman uit 1754 (Utrechts Archief).
24 Ligging plantage Santa Barbara
25 Indeling plantage Santa Barbara 1754
26 Emplacement plantage Santa Barbara 1754
27 Gezicht op plantage Santa Barbara 1757
28 Detail emplacement plantage Santa Barbara 1754
A Woonhuis
Centraal staat het woonhuis van de eigenaar of directeur, met vlak daarbij een keuken, en een gemak huis.
Op Santa Barbara zien we een stenen woonhuis afgebeeld.
De bouwwijze in steen kwam vóór 1750 wel vaker voor, in later tijd werden alle gebouwen in hout opgetrokken op een
bakstenen fundering (Blom 1787 p. 300).
B officierswoning en drammagazijn
De plantage bedienden (blank officieren) waren meestal karig gehuisvest naast het magazijn of het kookhuis.
C keuken en magazijn
De keuken werd ook wel gecombineerd met magazijnen of officierswoningen.
In de keuken stond een stenen oven.
D gemak huis en duivenhok
Het gemak huis was het toilet voor de directeur.
E korenhuis
Het korenhuis was om koren (mais) te bewaren vrij van ratten.
Van het koren werd ook meel gemaakt.
F schapen en kippenhok
Op elke plantage zien we hokken en stallen voor kippen, duiven, varkens, schapen, geiten, koeien en paarden.
Deze beesten waren er voor de tafel van de directeur en de blank officier.
Een plantage had gemiddeld 15 runderen, 25 schapen en geiten en 10 varkens en soms een paard en ezel (Van Stipriaan
p. 61).
Voor de veestapel had elke plantage een stuk weidegrond, savane of beestenweide genoemd.
De slaven kweekten hun eigen kippen en eventueel varkens.
H moestuin
Om te voorzien in groenten en vruchten voor de directie was er een moestuin, die meestal bewerkt werd door oude of
zieke slaven.
I en J slavenwoningen
De negerhuizen waren door de slaven zelf opgetrokken uit rondhout en palissaden (gespleten dunne palmstammen)
De dakbedekking was van pina (een soort palmblad)
Er was 1 deur en geen ramen.
De vloer bestond uit aangestampte aarde (Blom, 1787, p. 384).
De afmetingen waren 20-30-40 voeten in het vierkant.
In elk huisje waren soms nog 6-8 aparte kamertjes, waarin 2 of 3 huisgezinnen woonden. Zij gebruiken geen
hangmatten, maar sliepen op een harde cederen plank (Herlein, 1718, p. 82).
Na 1750 werden slavenwoningen veelal opgetrokken als blokwoningen (Stipriaan, 1993, p.361).
Dat zijn lange houten gebouwen verdeeld in kamers op gemetselde neuten met houten vloeren boven de grond, de
daken met singels gedekt.
Per kamer woonden er gemiddeld 4-5 slaven, met per slaaf 4-4,5 m2 vloeroppervlak (Stipriaan, 1993, p. 362).
De slavenwoningen op Santa Barbara bestaan uit een stenen barak J en meer naar achter is een kampong te zien van
kleine slavenhuizen.
K hospitaal
Op de meeste plantages was er voor zieke slaven een hospitaal, dat in lang niet in alle gevallen beter was dan een
kippen- of duivenhok (Kuhn, 1828, p. 42).
In latere perioden werd een apart hospitaal gebouwd, bestaand uit twee kamers en een galerij.
In het geval van Santa Barbara was er een stenen hospitaal.
Waterbak
Voor plantages aan de benedenrivieren was de beschikbaarheid van drinkwater, vooral in de droge tijd, problematisch.
Het water in de rivier was brak, en de putten droogden uit.
Op de plantages aan de beneden Commewijne en de Matapica zien we gemetselde regenbakken, waarin regenwater
werd opgevangen.
Deze grote bakken hadden een capaciteit van 75.000 liter, dat is 75 m3 (Van Stipriaan, 1993, p.356).
Op het emplacement van Santa Barbara stond een kleinere regenbak van 2,85x5,25 m (Dikland, 2000-2012).
Bedrijfsgebouwen
De bedrijfsgebouwen op een suikerplantage waren anders dan op een koffieplantage.
Voor het malen van het suikerriet waren er suikermolens, die op verschillende manieren aangedreven konden worden.
De beestenmolen was ondergebracht in een vrijstaand gebouw.
De water- en stoommolen waren onder één dak ondergebracht met het kookhuis en de distilleerderij (ook stijlerij of
dramhuis genoemd).
In 1835 waren er in Suriname nog 108 suikerplantages waarvan 70 met getijde watermolens, 30 met stoommolens en 8
met een beestenmolen (Teenstra, 1835, deel 2, p. 82).
L watermolen kookhuis en distilleerderij (dramhuis)
De watermolen en het kookhuis waren in de praktijk vaak gecombineerd onder een dak
Ook het dramhuis was daarin ondergebracht.
Het waren de grootste en hoogste gebouwen op de plantage.
Een watermolen met kookhuis was ongeveer 17 bij 30-40 meter en 12 meter hoog en van vierkant hout gemaakt (Santa
Barbara: 18 bij 30,75 m (Dikland, 2010).
De vierkante houten stijlen van het ankerbalkgebint dat van bruinhart of bolletrie was gemaakt, stonden op stenen
pilasters, de kolommen van de galerijen staan op een doorlopend stenen basement.
Het dak was gedekt met houten singels en met pannen aan de kant van de ovens.
Op de vloer lagen mopstenen.
Tussen de watermolen en het kookhuis was een gemetselde brandmuur met een deur.
De gevels van de molen waren open, maar de gevels van het kookhuis waren met kopie planken omslagen of tussen de
stijlen met baksteen gemetseld.
Bovenin waren de brandmuur en de gemetselde gevels voorzien van een houten traliewerk.
In het dak aan de lijzijde was een koekoek voor ventilatie.
M en N-trasloods
Het uitgeperste riet werd bewaard in een trasloods om te drogen, voordat het als brandstof naar de oven ging.
Een trasloods was een open loods van houten posten met of zonder een stenen fundering.
De trasloods kon 6-9 meter breed zijn en 20 meter lang.
Het dak was gedekt met pina.
Op Santa Barbara stond een nieuwe N, en een oude trasloods M.
O timmerloods of kuiperloods
In de timmerloods werkten de kuipers om vaten te maken en de timmerlieden die belast waren met het onderhoud van
houten constructies op de plantage.
De kuiperloods was ongeveer 10 bij 20 meter en bestond uit houten posten op een stenen voet.
Op een van de diorama’s van Schouten zien we dat de wanden van een timmerloods bestaan uit een houten traliewerk
of een betimmering van houten beschot.
P botenhuis
Het botenhuis stond aan het water en herbergde de tentboot, de ponten en eventueel korjalen.
Het botenhuis stond op stenen poeren met vierkante houten kolommen en het dak was met houten singels bedekt.
De afmetingen waren 6 bij 15 meter.
Q loossluis
De sluizen voor de waterlozing konden van hout of steen zijn gebouwd.
De loosluizen waren smaller dan de inneemsluis, 1-2 meter breed en 7 meter lang met keer- en vleugelmuren.
R inneemsluis voor de vaartrenzen
De inneemsluis was 3 meter breed, en had een lengte van 10 meter met flinke keermuren en vleugels. Op de sluis waren
bakstenen pilaren gemetseld waarop de windas onder een dakje rustte.
S molensluis
De molensluis is een onderdeel van de watermolen.
Wat ontbreekt in inventarissen en afbeeldingen van plantages zijn de sanitaire voorzieningen van de slaven.
Ook over de begraafplaatsen van de slaven wordt niets vermeld, hoewel die er zeker geweest moeten zijn, al was het
maar in een hoekje van de plantage.
Na 1839 is het stenen woonhuis op de afbeelding 27 gesloopt en er is een nieuw houten woonhuis opgezet.
Het woonhuis diende ook als kantoor en opslagplaats.
De afmetingen waren 10,50 x 13,33 m.
29 Plantaadge slavenkamp rond 1860 30 Contactarbeiders op Santa Barbara
31 Tentboot 32 Houten afwateringsluis plantage Palmeneribo 1708
33 Ontwerptekening woonhuis plantage Santa Barbara 1839
AA Stenen voet rond het gebouw 3 voet boven de grond met aanduiding plaatsen waar gebinten staan
B kantoor bevloerd met planken
C achtergalerij met wenteltrap bevloerd met blauwe plavuizen
D bottelarij bevloerd met plavuizen
E grote kamer
F voorhuis bevloerd met 1 ½ duim kopie planken
G voorgalerij bevloerd met blauwe plavuizen
H voetbank
J voor- en achterstoep
K rabat rondom de stenen voet met blauwe plavuizen bevloerd
L gevel aan de negerhuizen zijde te zien
M gevel aan de molenzijde te zien met zijn jaloezieën
N front van het gebouw
O stoep van voren gezien
P dakhuis met glazen ramen
Q dakhuis van opzij gezien
R luchtgaten in de stenen voet
34 Timmerloods plantage uit diorama Gerrit Schouten
35 Trasloods plantage uit diorama Gerrit Schouten
36 Ontwerp voor een watermolen 1641
37 Houten scheprad diameter 6-meter van watermolen in Gennep Nederland
38 reconstructie houten watermolen
De getijde watermolen
De suikerpers van de watermolen was bijna hetzelfde als die van een beestenmolen, alleen de aandrijving verschilt.
De watermolen bestond uit een aantal onderdelen.
1-Via de inneemsluis werd bij hoogwater rivierwater binnengelaten om de molensloot en de vaarsloten zo hoog
mogelijk te vullen.
De inneemsluis was een brede houten of stenen sluis van 3 meter breed.
Er zijn daarvan nog voorbeelden te vinden op de plantages Santa Barbara, Accaribo, Arendsrust, Slootwijk La Liberte
en Waterland (Dikland, 2004 p. 17).
2-De molensluis was een smalle houten of stenen sluis, van meer dan 10 meter lang, 3 meter diep en ca. 1 meter breed,
waarin het molenrad draaide. (Santa Barbara lang 18 meter, 1,3 m breed, 3,2 m diep (Dikland 2002-1012).
Aan de kant van de plantage was deze voorzien van een schuif die geopend werd om het molenrad in werking te stellen.
Aan de rivierkant kon de kom van de molensluis worden afgesloten met een schuif die in geval van nood kon worden
gesloten waardoor het rad en de molen stilgezet kon worden.
Soms was de inneemsluis gecombineerd met de molensluis zoals nog te zien is op Tout Lui Faut en Visserszorg
(Dikland, 2004 p. 16).
3- Het scheprad was van hout, 8 hoekig, met een doorsnede 10-12 meter, en een breedte van 78 cm (Tutein p.219).
4- Op de as van het scheprad en evenwijdig daaraan was het bonkelrad geplaatst dat de kracht van de molen moest
overbrengen naar het horizontale kamrad.
5- Het kamrad had een diameter van 3 meter.
De as van het kamrad dreef de middelste roller, de koningsroller, aan.
6- De koningsroller liet door middel van tandwielen de zijrollers draaien.
De met ijzer beklede rollers waren verticaal geplaatst en waren ongeveer 1 meter hoog met een diameter van ongeveer
50 cm.
7- Het geheel was geplaatst in een zwaar houten frame, de grote en kleine stoel genaamd, gemaakt van bolletrie op een
stenen fundering (Sinabo).
8- Onder de rollers liep het uitgeperste sap in een met lood beklede goot naar het kookhuis.
Reconstructie getijde watermolen
Voor de reconstructietekening is gebruik gemaakt van afbeeldingen en beschrijvingen van Labat (1725) en Teenstra
(1835).
Na 1800 werden schepraderen van molens ook gemaakt van gietijzer.
Andere onderdelen van de watermolen werden ook in dit materiaal uitgevoerd.
De laatste getijmolens stonden in 1883 op de plantages de Hoop en Breukelerwaard (Tutein,1955, p. 220).
Restanten van een gietijzeren watermolen zijn gevonden op de plantage Concordia.
39 Houten kamwielen van een watermolen
40 IJzeren watermolen Amos Vale Tobago
41 Reconstructie plattegrond watermolen en kookhuis
Molen Kookhuis 15 Dramhuis/ stijlerij
1 molentrens 9 sisser 16 opvangbakken schuim
2 molensluis 10 batterij met suikerketels 17 vaten voor gisting
3 scheprad 11 ovens 18 distilleerketel
4-7 suikermolen 12 koelders 19 voorraad tras voor ovens
8 likkergoot 13 barbekot met vaten 20 galerij
14 melassebak
Het kookhuis
8 Via een met lood beklede likagoot kwam het rietsap in de sisser, de verzamelbak die in het kookhuis staat.
9 De sisser was een vierkante bak gemaakt van ceder of wane planken met lood bekleed en een inhoud van 3.600 –
5.400 liter.
Het is niet duidelijk of de sisser in de grond was gemetseld of hoog was geplaatst vanwaar het sap via een goot in de
grootste ketel werd geleid.
In sommige inventarissen wordt gesproken van een sisser op stenen pilasters geplaatst.
We weten dat op de Caraïbische eilanden voor het transport van lika naar het kookhuis gebruik werd gemaakt van
hoogteverschillen in het terrein.
De molen was hoog geplaatst (zie inventaris Waterland1724: “beestenmolen op een gemaakte berg”), en de lika liep
dan vanaf de brug in de sisser, en van de sisser in de grootste ketel.
In een vlak land als Suriname was het onvermijdelijk dat de lika minstens 1 maal moest worden overgeschept.
10- Het ketelwerk, de batterij, bestond uit een of twee reeksen van 4 of 5 halfronde koperen ketels van groot naar klein.
De grootste, de inneemketel, had een diameter van 1,5 tot 2 meter, een diepte van 75 cm, en een inhoud van 1800 liter;
de kleinste, de test, had een diameter van 1 tot 1,3 m, een diepte van 60 cm, en een inhoud van ongeveer 340 liter.
Vroeger waren de ketels van roodkoper later, na 1835, waren ze van gietijzer gemaakt.
De ketels waren gemetseld op een stenen fornuis.
Voorlangs de batterij liep een gemetselde goot om het afgeschepte schuim naar het dramhuis te voeren (Pistorius, 1763
p. 48, Fermin, 1770, p. 24).
Het ketelwerk kon ook dubbel worden uitgevoerd, het had dan 8-12 ketels.
11- Het fornuis werd gestookt door een aantal ovens onder de ketels (Herlein, 1718 p. 70, Pistorius, 1763, p. 47,
Fermin, 1770, p. 23).
In de 18 e eeuw werd de Jamaica train geïntroduceerd waardoor er met 1 vuur dat onder de kleinste ketel was geplaatst
de hele batterij gestookt kon worden (Bijlsma 1922, p. 58 Blom 1787 p. 65); de warmte van het vuur werd onder de rij
ketels doorgevoerd naar een bakstenen schoorsteen aan de kant van de grootste ketel.
De ovens werden gestookt met tras (uitgeperste suikerrietstengels) en hout.
12- Koelders: Als het suikersap in de kleinste ketel, de test, door het koken voldoende was ingedikt en stroperig was,
werd de massa overgeschept in koelders, dat waren ondiepe rechthoekige houten bakken van 2 bij 3 meter en 30 cm
diep, (van boven 1,8 x3 meter, van onderen 1,2x2,4 meter) waarin de stroop kristalliseerde en afkoelde totdat deze
vingerwarm was.
Bij een dubbel ketelwerk stonden 3-4 koelders.
13- Barbekot; de vochtige suiker werd overgeschept in oxhoofden.
In deze oxhoofden laxeerde de suiker gedurende 6-7 weken.
Van de oxhoofden waren de duigen nog niet aangedreven waardoor er spleten tussen zaten en ook in de bodem waren
gaten geboord.
Door deze gaten en openingen stroomde de melasse eruit.
De oxhoofden werden gezet op een barbekot, er was plaats voor 60-90 oxhoofden.
De barbekot is een stelling van hol en bol geschaafde houten planken, ondersteund door zware houten balken op poeren.
Langs de holle planken stroomde de melasse verder via een goot naar de melassebak.
14- De melassebak was in de grond gebouwd en had een capaciteit van ca. 10.000 liter en was 0,9 m diep.
Verder was er in het kookhuis gereedschap van koper als schuimspanen, suikerlepels en lampen voor de verlichting bij
nachtwerk.
Van watermolens en kookhuizen zijn maar weinig afbeeldingen.
Het dramhuis
15- Het dramhuis of de stijlerij, was ondergebracht in hetzelfde gebouw als de watermolen en het kookhuis, soms was
het een apart gebouw in de nabijheid van het kookhuis.
Een vrijstaand dramhuis had afmetingen van 6 bij 6,30 m.
Afgeschept schuim van de eerste tot derde ketel of van 3 e en 4 e ketel, dat is in de literatuur niet altijd duidelijk, werd
geschept in een goot die langs de rand van het fornuis liep.
Deze goot liep naar een opvangbak in het dramhuis.
16- De opvangbak was een bak van planken of een koperen ketel in de grond., met een inhoud van ongeveer 950 liter.
17- Van de opvangbak werd het schuim overgeschept in houten fermenteervaten, van boven 0,75 m en van onderen 1,2
m in het vierkant, en 1,8 meter hoog.
In deze vaten gistte het schuim gedurende ongeveer een week.
18- Als het vocht helemaal helder was en gescheiden van bezinksel, dan werd het een of tweemaal gedestilleerd in een
ketel.
Een destilleerketel had een inhoud van 900 liter.
Op de ketel stond een helm om de damp op te vangen en daarna af te koelen door een slang die door een vat koud water
werd gevoerd.
42 de watermolen en het kookhuis van de plantage Waterland Suriname 1708
43 een houten skelet van een boerenschuur in Nederland, dat lijkt op het frame van een kookhuis
44 Koperen suikerketel Sunbury plantation Barbados
45 Koken van suiker Antigua 1823
Model koffieplantage
Het verschil met een suikerplantage is het ontbreken van een watermolen met het daaraan gekoppeld systeem van
molen- en vaartrenzen.
Het ontwateringsysteem was grotendeels hetzelfde opgezet, maar de bedden hadden een breedte van 8-9 meter.
Voor de aanleg van deze model koffieplantage moesten met de hand omvangrijke grondwerken worden uitgevoerd.
Voor dammen, lozingen en drainagegoten tussen de bedden met een gezamenlijke lengte van 325 km een volume van
meer dan 180.000 m3 veelal zware klei worden verzet.
Dit gebeurde niet in één keer; de meeste plantages begonnen klein, en breidden zich in de loop der jaren verder uit.
Ook voor de ideale koffieplantage was een systeem van afwisselde beplanting mogelijk met een cyclus van 18 jaren.
In Suriname is dit niet systematisch toegepast, met als gevolg uitputting van de bodem, wat uiteindelijk de oorzaak
werd van de achteruitgang van de koffieteelt.
Wanneer de voorste gronden van de plantage waren verlaten en de afstand tot het emplacement te groot werd, legde
men wel een vaartrens aan om de geplukte koffie met een pont naar het emplacement te kunnen vervoeren
Een ideale katoenplantage verschilde in opzet niet veel van een koffieplantage, behalve dat voor de verwerking van de
oogst andere faciliteiten nodig waren.
46 Indeling van een model koffieplantage van 500 akkers (215 ha) met 95.000 koffiebomen en een productie van 95.000 pond koffie per jaar (Blom
1787, p.183).
A Beplant met koffiebomen
190 akkers (13 velden= 81 ha)
B Slaven kostgrond
15 akkers (6,5 ha)
C Beplant met kost (bananen, mais, tayer) 20 akkers (1,3 velden= 8,6 ha)
D Reserve voor koffiebomen
190 akkers (13 velden= 81 ha)
E Reserve voor kost
40 akkers (2,6 velden= 17,4 ha)
G Savanne (weide)
30 akkers (13ha)
H Emplacement (gebouwen)
De gronden voor polder, middenpad en dwarspaden beslaan 16 akkers (7 ha)
47 Detail indeling model koffieplantage
1 dam
2 afwateringssluis
3 paden
4 loostrens
5 veld 15 akkers
6 plantbedden
7 savanne (weide)
8 emplacement (gebouwen)
Grafiek 3 Indeling model koffieplantage
48 Plantage Spieringshoek overzichtstekening1770
49 Plantage Speringshoek 2019 Google Earth
48 Ligging plantage Spieringshoek
51 detail emplacement plantage Spieringshoek
Koffieplantage
De opzet van het emplacement is gebaseerd op een presentatietekening van de plantage Spieringshoek uit 1770
(afbeelding 48).
A Woonhuis
Het woonhuis was in 1779 breed 13m, en lang 14 m met galerijen.
Omstreeks 1863 werd het huidige plantagehuis opgetrokken, dat een uniek gietijzeren skelet heeft.
Het skelet zou afkomstig zijn van een tentoonstelling in Brussel en hier opnieuw opgezet (Temmink Groll, p. 333).
B Twee achtergebouwen:
Waarschijnlijk keuken en opslag, met de galerijen breed 8,40 m en lang 12 meter.
C Officierswoning en magazijn
Breed 5,60 m en lang 9,30 m in tweeën verdeeld: een dienaarskamer met een houten vloer en een magazijn voor
watervaten.
D Gemak huisje
Dat was het toilet voor de directeur.
E Negerhuizen:
3 rijen met een breedte van 4,30 m en een lengte van in totaal 65 m, waarin 15 kamers van 4,35 m breed.
2 rijen met een breedte van 4,30 m en een lengte van in totaal 123 m, op de presentatietekening heeft een rij 14 kamers
van 4,35 m breed.
F Botenhuis
Breed 6 m met een lengte van 13 m.
G Beestenstal
Het gebouw was breed 8 m en lang 14 m en verdeeld in drieën voor paarden, koeien en beesten.
Rond het gebouw was de beestenweide, de savanne.
H Duivenhok
Afmetingen 1,55 bij 1,86 m.
I Moestuin
Breed 60 meter, lang 90 meter.
J Beestenweide (savanne)
K Morsloods
Op de tekening van Spieringshoek uit 1770 (afbeelding 26), zien we een oude en een nieuwe morsloods.
De oude meet 9,30 bij 17 meter en staat op een stenen voet.
De nieuwe morsloods is 13.60 m breed en lang 17 meter en heeft twee verdiepingen.
De geplukte koffiebessen werden uit het veld in manden naar de morsloods gedragen.
In de morsloods bevonden zich:
De koffie breekmolen, om de bast van de bessen te kneuzen;
De menari, om basten en bonen te scheiden;
Waterbakken, om de bonen te wassen;
De koffie breekmolen bestond uit een stuk rond hout met tanden of groeven dat gedraaid werd over stuk plat hout ook
met tanden en groeven, soms beslagen met koperen plaat als een rasp (Blom, 1787, p. 160).
De molen werd gedraaid door twee arbeiders
De menari: was een lange houten bak van 8-10 meter lang, breed 0,9 m en hoog 0.15 m met onderin onder in een zeef
van kleine latjes 2,5 cm dik, waar bonen tussendoor vallen en de bast achterblijft (Teenstra, 1835 p. 259 Blom 1786 p.
184).
Onder de menarie vallen de bonen in een goot die leidt naar wasbakken.
In de wasbakken werden de bonen gewassen om de slijmlaag te verwijderen.
Op de plantage Mon Bijou was in 1778 de wasbak 3,6 bij 4,8 m (Oostindie, 1989, p.45).
L Droogvloeren
Nadat de bonen waren gewassen werden deze in de open lucht in de zon gedroogd op droogvloeren.
De droogvloer was bol aangelegd en met plavuizen bevloerd.
Op Spieringshoek waren er drie droogvloeren
Een droogvloer van 7,50 bij 34 m, en twee van 15,5 bij 34 m.
M Koffieloods
De koffieloods op Spieringshoek staat er nog, maar is voor een groot deel gesloopt vanwege bouwvalligheid.
In 1770 had deze een breedte van 7,80 meter met aan weerszijden 2 galerijen van 3 m breed en een lengte van 24,80
met 18 gebinten en twee verdiepingen.
Op de eerste verdieping en de zolder werd de koffie gedroogd.
Op de begane grond bevonden zich schuifbakken en machines voor de verwerking van koffie.
Schuifbakken: Om koffie te drogen werd ook gebruik gemaakt van schuifbakken.
Dat waren grote houten bakken op rollers die waarin de koffie gespreid werd om in de zon te drogen op de droogvloer,
bij regen konden deze snel in de koffieloods worden gereden (afbeelding 55).
Nadat de koffie was gedroogd op de droogvloer en de zolder, werd deze gestampt.
De koffiemat was een vierkante boomstam met ronde gaten 15 cm uit elkaar;
De gaten van 45 cm diep werden gevuld met koffie en werden gestampt met houten stampers om schil te breken (Blom,
1787, p.162).
Twee slaven stootten om en om 20-30 stoten om de schil los te maken (Teenstra, 1835, p. 261).
Waaimolen
Als de koffie was gestampt en de witte schillen waren verwijderd, werd de koffie nog eens door de waaimolen gevoerd,
om de laatste schillen en vliesjes te verwijderen.
De waaimolen was een houten kast waar door een ronddraaiende ventilator een windstroom werd opgewekt.
N Gebouw zonder bestemming
In de presentatietekening van 1770 is geen melding gemaakt van een korenhuis of kippen- en varkenshok.
Mogelijk waren deze in dit gebouw ondergebracht
Het gebouw is met galerij breed 7,10 m en lang 17 m.
O Stenen ontwateringssluis
Op de meeste plantage waren er aan de beide zijdammen aan het einde van de loostrenzen twee ontwateringssluizen.
Op Spieringshoek waren de twee lozingen verenigd en loosden via één loossluis.
De stenen sluis was 7,44 m lang en 1,86 meter breed.
P Kleine sluis voor de savane 1,25 m breed
Q Koker lang 7,75 m met een doorsnede van 0, 75 m
In de afbeelding van 1770 is geen melding gemaakt van een regenbak.
Wat ontbreekt in inventarissen en afbeeldingen van plantages zijn de sanitaire voorzieningen van de slaven.
Ook over de begraafplaatsen van de slaven wordt niets vermeld, hoewel die er zeker geweest moeten zijn, al was het
maar in een hoekje van de plantage.
52 Contractarbeiders op Spieringshoek omstreeks 1880
Met de klok mee
53 Afwateringssluis plantage Spieringshoek
54 Koffieloods plantage Spieringshoek rond 1900
55 Koffiedrogen in schuifbakken op plantage Wederzorg 1900
56 Plantagehuis Spieringshoek vanuit plantage
57 Hospitaal op Spieringshoek omstreeks 1890
58 Gezicht op plantage Spieringshoek rond 1880
Investeringen
Investeringen voor de aanleg van een polder plantage waren hoog, voor een suikerplantage 150-200.000 guldens, voor
een koffie of cacaoplantage wat minder.
Omgerekend naar de koers in Euro van vandaag moeten de toenmalige kosten met tien worden vermenigvuldigd
(Website www.iisg.nl/calculate).
De kosten voor de aanleg van een suikerplantage lagen hoger dan die voor een koffie- of katoenplantage.
Dat komt door de kosten voor de aanleg van een vaarsysteem met een inlaatsluis en een watermolen met kookhuis.
Verder valt op dat de aankoop van slaven de grootste kostenpost was, meer dan 50 %.
Grafiek 4 Verdeling aanlegkosten suikerplantage (Blom 1787, p 89)
Grafiek 5 Verdeling aanlegkosten koffieplantage (Blom 1787, p 183)
Grafiek 6 Verdeling aanlegkosten katoenplantage (Blom 1787, p 231)
Intermezzo
Plantage namen
Op de oudste kaarten van Suriname zien we de plantages aangegeven met de familienamen van de eigenaren in patria of
van de planters ter plaatse; men ziet Engelse, Joodse en Nederlandse namen: Browne, Cassares en Bruining.
Na 1700 werden er namen aan plantages gegeven, die soms iets zeggen over de aspiraties van de eigenaren.
Sommige namen zijn wonderlijk, en andere verklaarbaar na enig nadenken.
Veel namen zijn niet begrijpelijk zonder kennis van geografie of van de Franse taal:
Plaatsnamen: Brunswijk (Braunschweig plaats in Duitsland), Berlijn (plaats in Duitsland), Totnes (plaats in Engeland)
Waterland (streek ten noorden van Amsterdam), Alkmaar (plaats in Nederland).
Franse namen: L’Esperance (de hoop), Mon Bijou (mijn schat), La Paix (de vrede), La Vigilance (de waakzaamheid),
La Solitude (de eenzaamheid), Ma Retraite (mijn schuilplaats).
Familienamen van eigenaren Beekhuizen (Bejamin Beeke), Houttuin (W. Houtcooper), Leverpool (Cornelis Leever),
Boxel (Maria Magdalena van Gelre, weduwe van Andre Boxel, en schoonzus van gouverneur Paulus van der Veen).
Ook voornamen van familieleden: Anna (Anna’s zorg, Anna’slust, Anna’srust, Anna’sburg), Johanna (Johanna
Charlotte, Johanna Maria, Johanna’s zoon).
Namen met een aspiratie; samenstellingen waarin vlijt, hoop, ijver, zorg: Geijersvlijt, Elisabethshoop, Stolkertsijver,
Nieuwzorg.
Inheemse namen: Accaribo, Siparipabo, Sinabo.
Bij de namen in Sranantongo zien we vaak de naam van de eigenaar terug.
Goedoefrow (Alkmaar naar Charles Godefroy 1704-1773), Ansoe (Meerzorg naar Paul Amsicq), Krippi (Charlesburg
naar Charles Francois Isaac de Crepy 1728-1775) Jan Koiri (Geijersvlijt naar Johan Cristiaan Geyer 1751-1823).
De naam “Andre njam joe oppo” voor Frederikstlust aan de Warapperkreek verwijst naar de eigenaar Jan Frederik
André (Oudschans Dentz, 1944, p. 164).
Met de klok mee: 59 Frans Post Suikermolen in Pernambuco omstreeks 1640 60 Kaart van Pernambuco met suikermolen in atlas van Blaeu 1647 61
Suikermolen in boek Thomas Pistorius 1763 62 Suikermolen in Voyage a Surinam van P.J. Benoit 1830.
Afbeeldingen van plantages
In de geschiedenisboeken over Suriname en in plantershandboeken zien we in het algemeen weinig originele verhalen
en afbeeldingen (Kolfin, 1997).
Veel auteurs hebben van elkaar overgeschreven.
Tegenwoordig heet dat plagiaat, maar vroeger had men daar geen moeite mee.
Over de opzet van plantages is wel een en ander geschreven, maar voor plaatjes van suiker en bestenmolens zijn we
afhankelijk van hele oude buitenlandse voorbeelden
Dezelfde plaatjes zien we steeds terug.
In 1830 wordt nog een suikermolen afgebeeld op basis van een prent uit Brazilië van de schilder Frans Post van rond
1640.
Met de klok mee: 63 Beestenmolen in Pisonis 1648 64 Beestenmolen Charles de Rochefort 1665
65 beestenmolen P. Labat 1725 66 Beestenmolen Philip Fermin 1770
Over de bouw van molens en sluizen is weinig schriftelijke kennis overgedragen, er zijn bijna geen technische
ontwerptekeningen bekend.
Molens en sluizen werden gebouwd door ambachtslieden uit Europa, die als zelfstandige hun diensten aan verschillende
plantages aanboden.
Voor de eigenaars in Nederland zijn er wel presentaties gemaakt om hun bezit in het verre Suriname aanschouwelijk te
maken.
Het zijn perspectieven vanuit de lucht, overzichten van het beplant areaal of diorama’s, een soort kijkdozen.
Over leven en werken op de plantage kennen we wel beschrijvingen maar weinig afbeeldingen.
De enkele bekende afbeelding van de oogst van suikerriet door Theodore Bray uit 1850 wordt eindeloos herhaald.
67 Kappen suikerriet Theodore Bray 1850
Met de klok mee
68 Ontwerp watermolen Zacharias Wagner 1641, 69 Watermolen Brazilië Frans Post ca. 1640
70 Watermolen Philip Fermin 1770, 71 watermolen Hendrik Huygens ca. 1850
72 Watermolen Thomas Pistorius 1763 73 watermolen P. Labat 1725
74 Gezicht op de plantage Marienbosch 1793
75 gezicht op de plantage Leeverpoel
76 Diorama van de plantage Zeezicht door Gerrit Schouten
77 Emplacement van de plantage Leeverpoel; uitsnede uit het gezicht op de plantage
Plantages in bedrijf
Organisatie
Op de plantages was de verhouding tussen het aantal managers en slaven erg scheef; 1 op 35, in 1774 zelfs 1 op 62
(Van Stipriaan, 1993, p. 313).
Twee tot drie blanke managers werden ingezet om een vele malen grotere slavenmacht in het gareel te houden.
De organisatie was daardoor sterk hiërarchisch en de wijze van leiding geven was autoritair en vaak onnodig streng en
hardvochtig.
In eerste instantie waren het individuele eigenaars die plantages opzetten, en zelf op de plantage woonden, dat waren
wat men noemde de planters.
Later werden de plantages vererfd of kwamen in handen van de schuldeisers, banken of handelshuizen.
In dat geval woonden de eigenaren niet meer op de plantage.
Wanneer de eigenaren in het buitenland woonden, stelden zij in Suriname zaakwaarnemers aan, de administrateurs.
Deze administrateurs hadden vaak meerdere plantages onder hun beheer, en woonden niet op de plantage.
Functies op de plantage
Op een plantage werd een directeur aangesteld.
De directeur was op de plantage verantwoordelijk voor planning, boekhouding, en moest de orde handhaven
(Beeldsnijder,1994, p. 84).
De plantagebediende (blankofficier) hield toezicht op de gang van zaken in het veld en in de fabriek en rapporteerde aan
de directeur.
Het was vaak een voormalig militair of zeeman, die ambieerde na een aantal jaren zelf een functie als directeur te
vinden. De taak was zwaar en de beloning slecht. Ze bleven niet lang (Beeldsnijder, 1994, p. 89).
Vaklieden
In de 18 e eeuw werden vaklieden op contract uit de Republiek aangetrokken om op de plantage specialistisch werk te
doen, zoals timmerlieden, metselaars, molenmakers, kuipers, en smeden.
Later werden deze ambachtslieden alleen tijdelijk aangetrokken als er specialistisch werk voorhanden was, zoals een
molen opzetten of een sluis metselen.
De eenvoudige timmer- en metselwerkzaamheden werden uitgevoerd door daarvoor opgeleide slaven.
Slavenmacht
De slavenmacht vormde een stabiele factor op de plantage, zij hoorden bij de plantage.
Het was zelfs zo, dat toen na 1800 plantages gesloten werden en de slavenmacht overgeplaatst dreigde te worden naar
andere plantages, dit bij hen verzet opriep (Stipriaan, 1993, p. 389).
Voor het in delen verkopen van de slavenmacht en dus overplaatsen, was sinds 1811 goedkeuring nodig (Stipriaan,
1993, p. 389).
Taakverdeling
Minder dan 60 % van de slavenmacht was direct betrokken bij de productie, als vakman, in het veld of bij de
verwerking (Van Lier, 1971, p. 162).
In 1853 waren de verhoudingen voor heel Suriname als volgt
Tabel 2: Bevolking Suriname 1853
Veld slaven Vaklieden en Huis bedienden Geen bezigheid Totaal
fabrieks slaven
Mannen 6.319 2.657 1.110 2.611 12.597
Vrouwen 6.944 1.163 1.880 3.168 13.155
Kinderen 1.527 1.175 1.4995 8.596 12.793
14.690 4.995 4.485 14.375 39.545
Van Lier, 1971, p. 162
Functies slaven
De negerofficier, bastiaan of basja genoemd, was de voorman van de slaven en had een sleutelrol in de contacten tussen
plantagedirectie en slavenmacht.
Deze dubbelzinnige rol was moeilijk en vergde vertrouwen van beide kanten, van de directeur met zijn blankofficiers,
en van de slaven (Beeldsnijder, 1994, p. 153).
Zij regelden het werk van de slaven, hielden toezicht erop en brachten dagelijks verslag uit aan de directeur.
De negerofficier had de ondankbare taak straffen uit te voeren, die door de directeur aan slaven waren opgelegd.
Als teken van zijn autoriteit droeg hij een zweep (Blom, 1787, p.184).
Op elke plantage vond men een of twee negerofficieren.
De ambachtsslaven werden van jongs af voor hun ambacht opgeleid op de plantage, (Beeldsnijder, 1994, p 138).
Men vond op de plantage:
metselaars voor het maken van sluizen en funderingen;
smeden voor ijzerwerken van molens;
timmerlieden voor het onderhoud en opzetten van gebouwen en molens, schrijnwerkers voor meubels;
boten- of schuitenmakers voor de bouw en het onderhoud van tentboten, ponten en korjalen; kuipers voor het maken
van suiker- en koffievaten.
Voor specialistisch werk zoals het metselen van sluizen of het bouwen van watermolens werden tijdelijk
ambachtslieden van buiten aangetrokken.
De volgende verzorgende beroepen werden onderscheiden (Beeldsnijder, 1994, p. 148).
Kostwachter: voor het bewaken van de kostgronden tegen diefstal door weggelopen slaven of slaven van andere
plantages;
Ziekenoppasser (dresnegers): voor de zieken in het hospitaal;
Huisbedienden: voor de bediening in het plantagehuis;
Werkers: voor het maken van meel;
Veehoeders: vaak malinkers, arbeidsongeschikten, zouden we nu zeggen;
Jagers of vissers: voor de dis van de directeur, dit waren ook wel inheemsen;
Tuiniers in de moestuin van de directeur: hiervoor werden ook wel ouden of gebrekkigen ingezet (malinkers).
Overige slaven:
- op commando waren de slaven die aan de overheid waren verhuurd voor werk aan de forten, voor bostochten om
weggelopen slaven te achtervolgen etc.;
- zieken;
- malinkers (zwakken of ouderen);
- kinderen;
Vóór 1800 deden jongeren vanaf de leeftijd van 15 jaar het werk van volwassenen, voor die leeftijd deden zij vanaf de
leeftijd van 10 jaar lichter werk (Van Stipriaan. 1993, p. 349).
Na 1800 trad een geleidelijke verhoging in van de leeftijd waarop jongeren als volwassen werden beschouwd en als
zodanig ook met het zwaarste werk werden belast.
Voor het aantal veldslaven in het veld en in de fabriek werden vuistregels gehanteerd (Blom, 1787, p. 82 e.v.).
Op een suikerplantage was er 1 veldslaaf per 4,5 akker in cultuur (ca 1 per 2 ha).
Voor een koffie, katoen- of cacaoplantage was dat respectievelijk 1 veldslaaf per 4, 1 per 5, of 1 per 6 beplante akkers
(ca 1 per 1,75, 1 per 2,15 en 1 per 2,58 ha).
Samenstelling slavenmacht op een suikerplantage
De functies van de slaven waren niet formeel omschreven, zodat er verschillen optreden zoals te zien is in de opgaven
als hieronder.
Ook vervulden slaven meerdere taken.
Tijdens de oogst werden ambachtslieden ook wel het veld in gestuurd om te helpen.
Uit onderstaande tabel blijkt dat er voor de productie van suiker een grote bezetting nodig is.
In het veld om te snijden, we nemen aan dat dit overdag plaatsvindt, is er een ploeg van meer dan 20 arbeiders nodig.
In de molen en in het kookhuis is een ploeg van 11-25 arbeiders aan het werk.
Laatstgenoemd werk geschied bij gebruik van een watermolen op onregelmatige tijden, ook ’s nachts.
Tabel 3: Samenstelling slavenmacht
Functie
Pistorius
1763
p.49
Blom
1787
p. 92
Teenstra
1835
p. 188
Veldslaven 58 71 47
Rietsniiders 25 20
Pontevoerders 8 2
Brandhout kappen 6
In de molen 5 20
Tras insteken 2
Tras draaien 2
Uitdragen tras 1
Aandragen riet 8
Onderhaler schoonhouden
2
brug
Voorhalen schoonhouden
1
likagoot
Trasdragers naar trashuis 4
In het
6 6
kookhuis
Suikerkokers 3
Gereedschap wassen 1
Bij de ovens 3
Vuurstokers 1
Trasdrages voor de ovens 2
In het dramhuis 4
Overige
Officiers 1 3
slaven
Kostwachters 2
Timmerlieden 3 6
Schrijnwerker 1
Schuitemaker 1
Kuipers 2 5
In de smederij 2
Metselaar 2 2
Veehoeder 1 1
Houtkapper 6
Voor het maken van meel 2
Ziekenoppas 1 2
Visser en jager 1
Werkers in moestuin 2
Op commando 3
Huisbedienden 4 5
Zieken 6
Ouden en zwakken die geen 10 22
dienst meer kunnen doen
Kinderen 25 41
Totaal aantal 125 166
Grafiek 7 Samenstelling slavenmacht
Dagelijks leven op een plantage
In boeken is nu en dan aandacht besteed aan de dagbesteding van een directeur op de plantage.
Deze wordt beschreven als een leventje als God in Frankrijk (Wagenaar Hummelinck, 1927, p.33, Goslinga, 1985, p.
342 en ook Stedman, 1974).
De werkdag van een blankofficier was wat minder aangenaam dan die van de directeur door lange werktijden en weinig
betaling (beschrijvingen van Bartelink 1916 en van Marc Warnery, 1825).
Over de het werk van de slavenmacht is weinig opgeschreven, het werk was zwaar en werd steeds onder bedreiging van
straf uitgevoerd.
De werkdag en werktijden
De werkdag begon om 5 uur ’s morgens als de hoorn werd geblazen.
Om 6 uur begon het werk in het veld, tot 11 uur.
Dan was er schaft tot 1 uur ‘s middags.
Als het werkterrein ver van huis lag dan moest er eten worden meegebracht van huis.
In de middag werd gewerkt tot 6 uur, in totaal dus 10 uren per dag (Beeldsnijder, 1994, p. 161).
Afhankelijk van het getij werd er op onregelmatige tijden, dus ook ‘s avonds en ’s nachts, twee keer in de maand 8-9
dagen lang suikerriet geoogst, gemalen en gekookt.
De ploegen aan de molen en in het kookhuis maakten onregelmatige uren met korte rustperioden.
Pas in het reglement van 1851 zien we voorschriften voor meer ploegendienst.
Op koffieplantages werd 8 uur per dag gewerkt.
De koffie werd tweemaal per jaar gedurende 12 weken geplukt.
Na het plukken overdag, moesten de slaven ’s avonds koffie stampen (Teenstra p. 260), met als gevolg dat ze dan 14-15
uren in touw waren.
Op katoenplantages en houtgronden werd zelden meer dan 8 uur gewerkt (Van Lier, 1971, p. 163).
De zondag was vrij, en de zaterdagmiddag werd soms ook vrij gegeven om te werken op de eigen kostgrondjes.
In de latere slavenreglementen werd compensatie bepleit voor werken op avonden en op zondag.
Taakwerk (merken)
Voor de veldslaven was er geen onderscheid in taken voor mannen en vrouwen, behalve op houtgronden, waar mannen
kappen en zagen en vrouwen de planken uitdragen. (Van Lier,1971, p. 164).
Taken waren per dag bepaald voor groepen en per persoon.
Voor onderbossen, bosvellen, kappen kappewirie, het omslaan van een akker, het rietplanten, wieden, en riet kappen
was het aantal arbeiders opgegeven dat per dag en per akker nodig was.
Voor rietkappen was de norm dat 20 koppen nodig waren om voldoende riet te kappen om gedurende één getij te
kunnen malen in een watermolen.
Voor het graafwerk was opgegeven de lengte die per dag per persoon gepresteerd moest worden.
Dat gold voor kleine trenzen, vaartrenzen, en plantsleuven etc.
Voor kuiperswerk was opgegeven hoeveel vaten een kuiper per dag moest opzetten (Teenstra, 1835, p. 181).
In de “Reglementen op de behandeling van slaven in de Kolonie Suriname” van 1851 werd een uitgebreide beschrijving
van merken vastgelegd om overbelasting van slaven te beperken.
Voedselvoorziening
Slaven ontvingen geen loon.
De eigenaren moesten voorzien in alle behoeften, voedsel, kleding en andere benodigdheden en medische zorg.
In 1828 constateert de medicus Kuhn dat er vaker gebrek, of zelfs honger werd geleden (Kuhn, 1828, p.10).
In 1847 werd een onderzoek uitgevoerd naar het voedingspakket van slaven en werd geconcludeerd dat de
voedingswaarde daarvan slechts 40 % bedroeg van die voor een soldatenrantsoen in die tijd werd gerekend (Van
Stipriaan, 1993, p. 354).
Kostgronden
Op elke plantage waren er kostgronden om voedsel te verbouwen.
Op de kostgronden werden tayer, mais, en bananen geplant.
Ook werden voor enkele jaren bananen of tayers geplant op nieuw ontgonnen gronden.
Op koffie en cacaoplantages werden bananen en tayers tussen de koffie- en cacaobomen geplant voor schaduw.
Omdat er blijkbaar op de plantages regelmatig voedseltekorten waren geconstateerd werden de overheidsvoorschriften
voor het verbouwen van kost steeds weer herhaald.
In 1685 was de omvang van de kostgronden voorgeschreven als 1 akker per 8 slaven en 1 akker per 4 blanken
(Schildkamp& De Smidt,1973, no. 128 1685).
Een eeuw later werd in de praktijk 1 akker per 3 of 4 slaven aanbevolen (Blom p. 82, 178, 205, 226).
In de 19 e eeuw beperkten op exportproducten gerichte plantages hun eigen kostgronden en schaften kost elders aan of
breidden de slavenkostgrondjes uit.
Het aantal plantages dat zich specialiseerde in de verbouw van kost nam toe.
Kost werd aan de slaven uitgedeeld, zij zorgden zelf voor het klaarmaken en koken.
Slavengrondjes
Op de meeste plantages kregen de slaven kleine stukjes grond ter beschikking om zelf te beplanten.
Een stukje grond was 10 bij 20 meter per huishouden. (Beeldsnijder, 1994, p. 165).
Soms was het gewoonte om slaven zaterdag middag vrij te geven om de eigen grondjes te bewerken.
Op de grondjes werden gekweekt cassave, oker, pesi, napi, jam, pinda, ananas jams, battat, bananen en peper (Blom
1786 p. 381, Stipriaan, 1993 p. 352).
Elke plantage had ook weiden (savanes), een moestuin en kippen en varkenshokken.
Er werden paarden ossen en ezels gehouden voor de beestenmolens, koeien en geiten voor vlees en melk, varkens voor
het vlees en kippen voor vlees en eieren ten behoeve van directeur en blankofficieren.
Slaven hielden wel kippen voor eigen gebruik en om te verkopen (Van Stipriaan, 1993 p. 355).
Het was slaven niet toegestaan varkens te houden, want die konden schade aanrichten aan de gewassen.
Vissen en jagen
Elke plantage had ook enkele slaven die zich bezighielden met de jacht en met vissen ten behoeve van de
plantageleiding.
Slaven gingen ook voor zichzelf vissen, wat blijkt uit de vishaken die bij de uitdelingen werden uitgereikt.
Drinkwater
In de benedenlandse plantages hadden in de droge tijd gebrek aan goed drinkwater.
De rivieren en kreken waaraan de plantages waren gelegen voerden zout water aan. (Kuhn, 1828, p. 11).
Plantages installeerden daarom gemetselde regenwaterbakken met een capaciteit van 75.000 liter (75 m3) (Stipriaan,
1993, p.356).
In de 19 e eeuw plaatste men wel gietijzeren waterbakken.
Uitdelingen
Vanwege de plantage moesten voedsel en andere benodigdheden aan de slaven worden uitgedeeld.
Blijkbaar niet voldoende, want in het reglement voor de plantage bedienden van 1759 worden eigenaars en
administrateurs gerecommandeerd om slaven te voorzien van:
“paantjies, camisen ter dekking hunner schamelheid, slaaplaken,zout, pijpen en eenmaal in het jaar een versnapering
aan vis of iets dergelijks, medicamenten voor zieken en malinkers, en iedere 14 dagen een baskiet taijer en een bos
banannen of twee baskieten taijer of cassave of drie goeie bossen banannes” (Schildkamp& De Smidt, 1971, p. 674).
Het voedsel kwam van de eigen kostgronden of was aangekocht van andere plantages.
Er werd dagelijks of wekelijks dram (sopie) en melasse uitgedeeld.
Blom rekende op jaarbasis op 9 liter dram en 4,5 liter melasse per slaaf.
De koffie- en katoenplantages kochten dram en melasse van de suikerplantages.
De zoute vis (bakkeljauw, makreel of haring) en blom werden in vaten aangekocht van Amerikaanse schepen, die de
kolonie aandeden (Kuhn, 1828 p. 8).
Laatstgenoemde voedingsmiddelen werden 2 tot3 keer per jaar uitgedeeld (Blom, 1787, p. 120).
De overige benodigdheden zoals textiel, hoeden, zout, tabak, pijpen, vishaken en dergelijke werden uit de Republiek
aangevoerd en eenmaal per jaar uitgereikt. Blom, 1787, p. 120, Van Stipriaan, 1993, p. 353).
Gezondheidszorg
Elke morgen werd door directeur beoordeeld of een slaaf ziek was en of deze dienst kon verrichten.
De directeur, hoewel niet deskundig, bepaalde in eerste instantie ook een behandelwijze.
Het waren dan dresnegers of dresmama’s die belast waren met ziekenverzorging (Beeldsnijder, 1993, p. 206).
Na 1800 stond op de meeste plantages een hospitaal, dat was in lang niet in alle gevallen beter dan een kippen- of
duivenhok. (Kuhn.1828, p. 42).
Veel plantages hadden een overeenkomst met een chirurgijn, een medicus die niet altijd gediplomeerd was, en die zich
op een plantage in de buurt had gevestigd.
Een abonnement kostte 1 gulden per kop per jaar (Kuhn, 1828, p. 50).
De chirurgijn toerde regelmatig langs de plantages om zieken te bezoeken.
Ook werden slaven naar de chirurgijns etablissementen gestuurd om verpleegd te worden.
Na 1800 verbeterde de gezondheidszorg langzamerhand.
Kinderen
Zwangere vrouwen werden ontzien, zij kregen na de zesde maand lichter werk toebedeeld.
Na de geboorte bleef de moeder 3-4 maanden thuis, en kreeg een half merk (halve taak) totdat het kind 1 jaar was.
Terwijl de moeders werkten in het veld werd opgepast op de jonge kinderen door een creolenmama (Teenstra, 1835, p.
191).
Gescheiden verkoop moeders en kinderen was al sinds 1782 verboden (Stipriaan, 1993, p. 389).
Kinderen werden vanaf 12 jaar vol meegerekend voor de hoofdgelden (belasting).
Dat wil niet zeggen dat zij al het werk voor volwassenen konden doen.
Van jongs af werden zij belast met lichte taken tot zij omstreeks hun 15 jaar volwassen werden beschouwd (Van
Stipriaan, 1993, p. 349).
Kinderen gingen niet naar school maar enkelen gingen wel in de leer om een ambacht te leren
78 Plan voor een ziekenhuis op een plantage door W. De Vroome architect
Producten
79 suikerriet
80 trasbranden
81 suikerriet kappen
Suiker
Geschiedenis van suiker in Suriname
Al vanaf het begin van de kolonisatie van Suriname werd er suiker gemaakt.
De techniek hiervoor was afkomstig van Joden die na 1654 uit Brazilië waren vertrokken, en van planters uit Barbados
die zich tijdens de Engelse kolonisatie omstreeks 1650 in Suriname vestigden.
Tabel 4: Ontwikkeling suikerplantages aantal en areaal
Jaar Aantal Areaal in ha
1683 50
1713 171
1750 141 8.742
1790 102 6.943
1854 91 8.750
1862 86 8.903
1890 14
1932 6
1950 3
Stipriaan, 1993 p.33,438 Goslinga. 1985 p. 313, Goslinga,1990, p. 236
Suikerriet
Suikerriet werd al verbouwd in Suriname tijdens de eerste Engelse kolonisatie omstreeks1650.
In Suriname werd het z.g. Kanarisch of Creole riet geplant.
Aan het einde van de 18 e de eeuw is men overgestapt op verschillende andere rietsoorten, zoals Otaheite riet (van
Tahiti), Bourbon riet (van Mauritius) en Oost-Indisch of Moluks riet (uit Oost-Indië), wat zorgde voor een verdubbelde
opbrengst (Benjamins& Snelleman 1914-1917, p. 659, Teenstra, 1835, p. 193, Van Stipriaan, 1993, p. 171, Oostindie
&Van Stipriaan, 1991, p. 141).
Planten en onderhoud
Vlak na ontginning zijn de gronden soms nog wat genoemd wordt “te vet”, dat wil zeggen dat het riet te hoog opschiet
en waterig sap bevat.
Er werd dan eerst enkele jaren kost (bananen, tayer of mais) op geplant.
De grond werd verdeeld in bedden van 4,5-6 of 7,5 meter breed en los gemaakt met een tjap, er werd niet geploegd.
Daarop worden in de lengte sleuven gemaakt op een afstand van 1,3 m, op schraal land op 1 meter.
Tijdens de kleine regentijd werden in de sleuven afgesneden toppen van riet in drie rijen verspringend gelegd en
aangeaard.
Uit de knopen van de toppen komen na 10-12 dagen spruiten,
Na 3 tot 4 weken zijn deze 50 cm hoog.
Het onderhoud bestaat uit het na 6 maanden om de 4-5 weken dode bladeren afhalen (trassen), het verbranden van de
droge bladeren op de grond (trasbranden) en het vervangen van dode rietstoelen (supplyen).
Her riet wordt 2,5 tot 3 meter hoog.
Het riet is rijp om geoogst te worden na 12 tot 16 maanden.
De oogst
Als her riet rijp is, worden eerst de toppen afgesneden en apart gelegd om later als stekken te gebruiken.
De stengel wordt vlak boven de grond afgesneden, van bladeren ontdaan en in stukken van 1 meter gehakt.
Deze stukken worden samengebonden en met een keenpont naar de molen gevoerd.
Voor het maken van twee vaten suiker, het gemiddelde dat een suikermolen kan malen gedurende 1 getij, moet een
halve akker riet worden geoogst.
Voor het kappen en binden van het riet van een halve akker (0,215 ha), zijn 20 kappers nodig.
Om her riet naar de molen te brengen, varen 2 ponten met 2 arbeiders per pont.
In Suriname was het de gewoonte om van een stoel (het riet met wortels dat in de grond achterblijft en daarna opnieuw
uitschiet) 5 of 6 keer (8 jaren) te oogsten
Daarna werd het land 16 jaren braak gelegd.
Op arme grond leverde een stoel maar 2 oogsten (croppen).
De bewerkingen
Persen van her riet
Het riet werd geperst in een molen.
De molens konden op verschillende manieren worden aangedreven, door beesten (paarden, ossen, muilezels), door
waterkracht, of door stoom.
Het riet moest binnen 24 uren worden gemalen, anders werd het zuur (Teenstra ,1835, p.209, Galloway, 1989, p.16).
De suikermolen
De beesten- en watermolens waren voorzien van 3 verticale houten rollers, bekleed met ijzer, in een zwaar houten
frame.
De rollers waren ongeveer 75 cm hoog en 60 cm in doorsnede.
De middelste roller was de koningsroller en dreef de andere zijrollers (trasrollers) aan met tandwielen.
Aan de voorkant werd het riet tussen de rollers gestoken waarna het aan de achterkant werd opgevangen en voor de
tweede keer tussen de rollers werd gestoken (tras keren)
Het riet werd dus twee keer geperst
Het uitgeperste riet werd in manden verzameld en naar de trasloods gebracht, waar het werd gedroogd, om daarna
gebruikt te worden als brandstof voor de ovens.
Het uitgeperste sap (lika of likker genoemd) werd opgevangen op de brug onder de rollers en liep via een met lood
beklede goot naar het kookhuis.
Voor het persen van het riet waren nodig:
2 rietstekers, die het riet tussen de rollers steken;
2 trasdraaiers, die aan de achterkant het riet voor de tweede keer terugstoten;
1 baksie laadster die het uitgemalen riet in manden doet;
8 rietaandragers, meestal opgeschoten kinderen;
2 onderhalers die op de brug uitgeperste lika ontdoen van vuil en vezels;
1 voorhaler die het rooster in de likagoot schoonhoudt;
4 trasdragers die het uitgemalen tras naar de loods brengen;
Totaal dus 20 arbeiders (Teenstra, 1835, p. 188).
In de 19 e eeuw werden molens door stoom aangedreven.
Deze molens hadden horizontale rollers van ijzer in een gietijzeren frame, waarvan nog restanten zijn te vinden op
verlaten plantages.
Beestenmolen
Een beestenmolen wordt aangedreven door paarden, ossen of muilezels.
In een molen werden 8 muilezels of paarden tegelijkertijd ingespannen.
Een beestenmolen kon per jaar riet malen voldoende voor 300 oxhoofden suiker (150 ton) (Teenstra, 1835, p. 216).
82 Beestenmolen Haïti
Omstreeks 1778 waren 30 van 110 suikerplantages nog voorzien van een beestenmolen, die door 1200 paarden en
muilezels draaiende werden gehouden.
Paarden kostten in 1730 60-100 gulden, en rond 1760 tussen de 150en 200 gulden, ze gingen slechts 2-3 jaar mee,
muilezels waren duurder, maar gingen langer mee (Van de Voort, 1973, p. 34).
Het klimaat en het ontbreken van haver was niet goed voor paarden, er moesten steeds nieuwe beesten worden
aangevoerd, voornamelijk uit de Engelse koloniën, de latere Verenigde Staten.
Op de lange duur gerekend kwamen watermolens goedkoper uit, ook al waren zij in aanleg veel duurder.
Een van de laatste door beesten aangedreven suikermolens in Suriname stond in 1853 op de plantage Blyendaal aan de
Pauluskreek (Stipriaan p. 253).
Voor afbeeldingen van beestenmolens zijn we aangewezen op buitenlandse voorbeelden, van de Surinaamse
beestenmolens is er niet een meer over, er resteren alleen beschrijvingen.
De meest bekende afbeeldingen van beestenmolens komen uit Brazilië en Barbados uit de 17 e eeuw.
Reconstructie van een beestenmolen
De gebouwen, waarin het riet door beesten gemalen wordt, waren gewoonlijk tussen de hoofdgebinten 6,80 meter
breed, en met 2 afdaken, ieder 4,50 meter breed, met een totale afmeting van 15 bij 24 meter.
Het gebouw was opgetrokken uit vierkant bolletrie hout op een stenen voet.
Het dak was gedekt met houten singels.
De gevels waren open
In een zwaar houten frame stonden 3 rollers van hardhout met ijzer beslagen.
De koningsroller was 3 meter lang met ijzeren trommels van 50 cm hoog en 40 cm doorsnede.
Twee houten zijrollers waren 1 meter lang met ijzeren trommels van 50 cm hoog 40 cm doorsnede.
De koningsroller bracht via kammen de zijrollers in beweging.
Van boven aan de as van de koningsroller liepen schuin naar beneden houten spaken, zwiepingen genoemd, die door de
beesten in het rond werden gedraaid.
De trekcirkel had een diameter van 12-15 meter.
De 2 of 4 zwiepingen waren onregelmatig geplaatst, om tussendoor het riet naar de rollers te kunnen dragen, en
eindigen op 1 meter boven grond.
83 Reconstructie beestenmolen volgens Labat p. 198 en Teenstra p. 213.
Het suikerriet werd ingestoken tussen de rollen en werd aan de achterkant voor de tweede keer ingestoken en geperst.
Het sap uit het riet, lika of likker genoemd, liep in een bak op de brug onder de rollers en werd via een met lood beklede
goot naar het kookhuis geleid.
Op plantages met een beestenmolen vinden we ook stallen en een beestenweide (savanne) voor de paarden, ossen of
muilezels.
Watermolens
De meeste suikermolens in Suriname werden aangedreven door waterkracht.
De watermolen was een houten machine die werkte op het getijdeverschil in de rivieren en kreken, waaraan de
plantages waren gelegen.
In de inventaris van de plantage Macriabo aan de boven Commewijne is in 1688 al sprake van een watermolen.
De watermolens werkten alleen bij springtij, wanneer het verschil tussen eb en vloed het grootst was, ruim3 meter.
Bij hoog water werd via de inneemsluis rivierwater ingelaten in de molentrens.
Deze sluis werd gesloten als het rivierwater het hoogst stond.
Als het hoogteverschil tussen binnen en buitenwater groter was dan 60 cm, dan kon de molenschuif worden geopend en
werd het onderslagrad in beweging gezet.
Dit kon 8 uren doorgaan totdat het water in de molentrens gelijk stond met het water in de rivier of kreek.
Rond springtij, twee keer per maand, kon 8- 9 dagen worden gemalen.
Getijden verschuiven en dus moest er op onregelmatige tijden worden gemalen, ook ‘s nachts.
Door de onregelmatige en lange werktijden werd het werk op een suikerplantage met watermolen het zwaarst van alle
bevonden, ook voor de blankofficier die toezicht moest houden (Bartelink 1916, MarcWarnery, 1825).
Een watermolen kon jaarlijks riet malen voor 350 tot 500 vaten suiker (175- 250 ton) (Blom 1787, p. 109-110).
Dit ingenieuze systeem is vanaf 1680 tot in de eerste helft van de 19 e eeuw in zwang geweest, totdat het werd
vervangen door met stoom aangedreven molens.
Na 1800 werden schepraderen van watermolens wel gemaakt van ijzer en ook andere onderdelen van de watermolen
werden in gietijzer uitgevoerd.
Restanten hiervan zijn te vinden op de voormalige plantages Hooiland en Concordia.
De laatste getijmolens waren in 1883 in bedrijf op de plantages de Hoop en Breukelerwaard (Tutein, 1955, p. 220).
Stoommolens
De eerste op stoom aangedreven suikermolens in Suriname dateren uit 1828 (Tutein, 1955, p. 220).
In 1835 waren er al 35 stoommolens tegen 70 watermolens en 8 beestenmolens (Teenstra, 1835, deel I, p.82).
Het waren kleine stoommachines van 8 pk, die in 4 uur malen genoeg sap voor 1 vat suiker (van 500 kg) konden malen
(Teenstra, 1835, deel I, p. 224).
Dit was evenveel als een watermolen, maar het voordeel was dat het malen niet afhankelijk was van het getij, dus
gedurende de hele maand en overdag kon geschieden.
De molens waren van gietijzer gemaakt en hadden drie horizontale rollers.
84 Stoommolen Theodore Bray 1850
Het maken van suiker
Het sap kwam via een goot in het kookhuis en werd opgeslagen in de sisser, een vierkante bak van 3600- 5400 liter,
waarin in het midden een rooster zat om vuil uit het sap te scheiden.
Om suiker te maken werd het uitgeperste rietsap, de lika, gekookt en zo ingedikt.
Dit moest binnen enkele uren gebeuren, anders werd het sap zuur.
Het sap werd gekookt in een ketelwerk, een Jamaica train genoemd, bestaande uit 5 tot 6 ketels die op een rij zijn
gemetseld.
De ketels verliepen van groot naar klein.
Onder de kleinste ketel, de test, werd een vuur gestookt, na de grootste ketel, de inneemketel, was een schoorsteen
gemetseld.
De ketels waren rond, en hadden de vorm van een halve bol.
De lika werd eerst opgewarmd in de grootste ketel van 1800 liter, de inneemketel.
Vervolgens werd de lika steeds van ketel naar ketel met een halfronde koperen lepel met een steel op roeiklampen
overgeschept en voortdurend afgeschuimd.
Om het vuil van het sap te scheiden werd er kalk toegevoegd.
Het schuim uit de eerste en tweede ketel werd in een goot geschept die naar het dramhuis voerde, daarvan werd later
dram gestookt.
Gedurende het koken verloor de lika 4/5 van zijn volume.
In de laatste en kleinste ketel, de test, was nog maar 315-360 liter over en het sap was zodanig verdikt dat het in een
koelbak (koelder) kon worden overgeschept waarin de lika kristalliseerde.
Het koken van een ketel lika kostte 1,5 tot 2,5 uren (3-4 uren Galloway, 1989, p.106).
De suiker bleef 4-6 uren in de koelbak totdat deze vingerwarm was.
Daarna werd deze overgeschept in houten suikervaten of oxhoofden, waarvan de duigen niet helemaal waren
aangedreven, en met gaten in de bodem.
Deze vaten stonden opgesteld op een houten rooster (barbekot) op een kleine afstand van de vloer.
De stroop (melasse) die zich afscheidt van de suiker droop er gedurende 6 weken uit en werd via een goot verzameld in
de melassebak.
Men rekende dat uit een vat suiker 50-100 liter (4-8 pullen) melasse laxeert (Blom, 1787, p. 81).
In het kookhuis werkten
3 suikerkokers bij een enkele batterij;
1 stoker, bij een dubbel ketelwerk 2 stokers;
2 trasdragers voor aanvoeren droge tras, bij een dubbel ketelwerk 4 trasdragers;
Het koken begon nadat er voldoende sap was gemalen om de inneemketel te vullen.
Voor die tijd was de oven al opgestookt.
Voor een watermolen gold dat tijdens een getij 8 ketels lika, 14.400 liter, werden gekookt, wat resulteerde in 2
oxhoofden suiker.
Daarvoor waren 9 tot 13 uren nodig.
Teenstra geeft aan dat het koken 1,5-2,5 uur duurt en het verdikken in de test 1-1,5 uur neemt, (Teenstra, 1835, deel I, p.
227, p. 229).
Galloway meent dat het proces van 1 ketel koken en indikken 3-4 uren kostte (Galloway, p. 106).
Daarna moesten nog de molen en alle onderdelen zorgvuldig worden schoongemaakt met loog (houtas en water), om te
voorkomen dat bij de volgende maling de lika zuur werd (Teenstra, 1835, deel I, p. 221, 225).
Het maken van dram
Het schuim dat was afgeschept uit de inneemketel en de daaropvolgende 2 ketels, liep via een goot naar het dramhuis
(stijlerij), waar het werd opgevangen in een opvangketel die in de grond was gemetseld.
Vandaar werd dit vocht overgeschept in houten kuipen, waarin het vuil bezinkt en waarin het ruim 1 week moest gisten.
Daarna werd het heldere vocht overgeschept in een distilleerketel van 900 liter (Blom, 1787, p. 78), die op een stenen
fornuis is gemetseld.
Na 1 destillatie kwam hieruit 100 liter dram en ruim 200 liter lowijn
Uit de tweede keer destilleren kwam uit een ketel lowijn 540 liter dram (killdevil) en 135 liter lowijn.
Uiteindelijk werd er per oxhoofd suiker 50-100 liter (4-8 pullen) dram geproduceerd (Blom, 1787, p. 81).
Stijlen kon het hele jaar door.
Kookhuis
Van watermolens en kookhuizen zijn maar weinig afbeeldingen.
Hieronder is afgebeeld een reconstructie van een watermolen met kookhuis, samengesteld op basis van beschrijvingen
van Fermin (1770), Blom-Heshuysen (1786), en Teenstra (1835).
Opbrengsten in de 18 e eeuw
Suikerriet en suiker
Over opbrengsten van suikerriet en suiker worden in de literatuur uiteenlopende opgaven gedaan.
Opbrengsten werden opgegeven in oxhoofden per akker.
Van een akker werd eens in de 16 maanden riet geoogst.
Voor nieuwe rijke gronden werden de beste opbrengsten vaak opgegeven als 4 @ 5 vaten per akker, ofwel 4500-5000
kg per ha. Gemiddeld was de opbrengst aanzienlijk lager.
Omgezet in SI-eenheden kwam het planters handboek van Blom (1787 p. 124) op 1,75 vat per akker, dat is 2034 kg per
ha gemiddeld.
Op deze manier kan de bruto-opbrengst berekend worden.
Een suikerplantage van 1200 akkers (516 ha);
met een beplant areaal van 276 akkers (119 ha);
met een kleine watermolen;
met een opbrengst van 350 vaten (175 ton) suiker per jaar;
bij een suikerprijs van 32 cent per kilo;
had een bruto-opbrengst van 56.000 gulden.
De netto-opbrengst kwam dan op 10.000 gulden (Blom, 1787, p.94)
Moderne schattingen van de toenmalige productie per ha liggen veel lager.
Voor de suikerplantage Roozenburg is de productie per ha in de periode 1764-1779 berekend op gemiddeld 700 kg en
in het daaropvolgend decennium 900 kg.
Opbrengsten per ha, zoals opgegeven in het plantershandboek van Blom, werden pas gehaald na 1820, na introductie
van de nieuwe rietsoorten (Oostindie, 1989, p. 391).
85 Reconstructie watermolen en kookhuis opengewerkt
Hoeveelheid melasse
De hoeveelheid melasse werd opgegeven als 4 pullen (12 gallon=54 liter) per vat suiker, dat is omgerekend gemiddeld
220 liter per ha.
De hoeveelheid dram was gelijk aan de hoeveelheid melasse, iets meer dan 200 liter per ha.
Witte suiker
In tegenstelling tot de Franse koloniën werd in Suriname nauwelijks witte suiker gemaakt.
Suiker werd uit Suriname geëxporteerd als ruwe suiker (muscovado).
Deze suiker werd in Amsterdam geraffineerd tot witte suiker.
De melasse werd verkocht op de lokale markt en geëxporteerd naar Nieuw Engeland en de Verenigde Staten waar deze
werd gedestilleerd tot rum.
Na 1800 werden door Engelse planters in Suriname aanzienlijke hoeveelheden rum gestookt en geëxporteerd.
De dram werd verkocht op de lokale markt.
Het verschepen
De suiker en melasse werden verscheept in vaten.
De inhoudsmaten van de suikervaten (oxhoofden) werden opgegeven in ponden.
In de loop van tijd werden de suikervaten steeds groter. In de 18 e eeuw 660-800 pond, in de 19 e eeuw 900-1400 pond.
Een oxhoofd was 1 meter hoog, de bodem had een diameter van 60 cm.
Melasse werd uitgevoerd in vaten van 100 gallons (450 liter).
De oxhoofden en vaten werden in Suriname gemaakt.
Op elke plantage waren een aantal kuipers werkzaam, die uit hout van de plantage duigen maakten.
Hoepels werden lokaal gemaakt van tay-tay of er werden ijzeren hoepels geïmporteerd.
De vaten suiker en melasse werden in ponten geroeid naar de waag in Paramaribo, waarna deze aan boord van de
schepen werden geladen.
Op een pont was plaats voor meer dan 40 oxhoofden met suiker.
86 oxhoofd
Innovaties van de suikerproductie
In de loop van de tijd werden er in de teelt en verwerking van het suikerriet verbeteringen geïntroduceerd, waardoor de
productie kon worden verhoogd.
In de 18 e eeuw kwam de Jamaica train in gebruik, waardoor kon worden bespaard op brandstof en kooktijden verkort
werden.
Aan het eind van de 18 e eeuw werden andere riet soorten geïntroduceerd met een aanzienlijk hogere opbrengst, het
otraheite en bourbon riet.
De suikermolens ondergingen verbeteringen door het gebruik van ijzeren rollers en de trasdraaier, een halfronde plaat
achter de drie verticale rollen, waardoor het riet automatisch terugdraaide voor de tweede persing.
De watermolens werden duurzamer door het installeren van ijzeren schepraderen.
De koperen suikerketels werden vervangen door goedkopere gietijzeren exemplaren.
In de 19 e eeuw werden door de introductie van stoomkracht grote verbeteringen mogelijk in het gehele productieproces.
Suikermolens met horizontale rollers door stoom aangedreven verminderden de afhankelijkheid van paardenkracht en
getijden.
Het koken van suiker in vacuümpannen verhoogde de efficiëntie van het proces aanzienlijk.
De introductie van centrifuges versnelde het proces van laxatie, de afscheiding van melasse.
Uiteindelijk werd de combinatie planten en verwerking op één plantage verbroken.
Plantages gingen gezamenlijk hun riet verwerken in centrale suikerfabrieken.
Samen met de introductie van andere riet soorten, zorgden deze verbeteringen voor een spectaculaire verhoging van de
productiviteit en de suikerproductie in de 19 e eeuw.
Desondanks ging, door ontwikkelingen op de wereldmarkt, schaalvergroting, concurrentie van bietsuiker en lage
prijzen, de Surinaamse suikerindustrie de ondergang tegemoet.
87 koffiebessen
88 koffiebedden
89 koffieplantage met schaduwbomen
Koffie
Geschiedenis
Koffie zou in Suriname het eerst zijn geplant rond 1713.
Een van de eerste koffieplanters, Stephanus Neale, is daarmee schatrijk geworden en heeft later zelfs de titel “Graaf
Neale” verworven (Gulcher p.43).
Tabel 5 Ontwikkeling koffieplantages aantallen areaal
jaar aantal areaal in ha
1745 140
1750 225 7.765
1770 295 22.499
1790 248 22.615
1825 178 11.025
1836 137 5.557
1862 37 1.503
1890 0
Goslinga, 1985, p 464: 1865-1874, Stipriaan, 1993, p. 33, 439
De plant
In Suriname werd de Arabica soort gekweekt, met kleine bessen en blauwe bonen; na 1880 kwam de Liberia variant in
zwang (Benjamins& Snelleman, 1914-1917, p. 412, Van Traa, 1946, p. 65).
De plant kan 4-6 meter hoog worden, de stam heeft een omvang van maximaal 15 cm, de bladeren zijn donkergroen en
staan paarsgewijs aan de tak, de bessen staan in de bladoksels.
Het planten
Bonen werden gezaaid of stekjes uit het veld werden in bakken gezet.
Na het zaaien spruiten de plantjes na 4-5 dagen uit, na 6 weken zijn deze plantjes 15 cm hoog en dan werden deze
uitgeplant in bedden in een kwekerij.
Na 1 jaar zijn de planten zover om in het veld te worden overgeplant.
Op nieuw ontgonnen gronden moest eerst een paar jaar kost worden geplant (bananen, tayers, mais).
De boom draagt de eerste vruchten na 3 jaren, en is na 5 jaren volwassen.
Koffiebomen werden geplant op bedden van 7-8 meter breed, in 3 rijen.
Planten staan in de rij op 2,50 m van elkaar.
Tussen de rijen werden 2 rijen bananen geplant voor schaduw.
De gewoonte om koffie mama bomen te planten voor schaduw, is pas ontstaan na 1850 (Reyne, 1925 deel III, p. 111).
Gemiddeld stonden er 500 bomen per akker (Teenstra,1835, deel I, p. 249).
Onderhoud
De boom werd getopt op een hoogte van 2 meter, om het plukken makkelijk te maken.
Als de boom na 12 jaar minder bessen gaf dan werd hij gesnoeid, waarna hij 1 jaar niets opbracht.
Daarna gaf de boom weer 3-4 jaar goed vruchten.
Als vervolgens de opbrengst weer daalde, dan werd de stam afgehakt en moest men 2 jaar wachten op nieuwe vruchten.
Als laatste werd daarna boom op stomp afgehakt.
Op deze manier kon een boom 30-40 of zelfs 60 jaar oud worden.
Dit snoeien ging gepaard met jaren zonder oogsten en uiteindelijk een lage opbrengst (Van Stipriaan, 1993, p.153: 0,1
tot 0,3 kg per jaar).
Voor koffie werd geen rotatiesysteem toegepast zodat langzamerhand de bodem geheel uitgeput raakte.
De oogst
De koffiebes is rijp in 6 maanden na bloei, de bes is dan rood.
Niet alle bessen zijn tegelijk rijp, tijdens de oogstperiode van 12 weken werden 2-3 plukronden gedaan.
Jaarlijks werd tweemaal geoogst, van maart- april en in september-oktober.
Een boom leverde per jaar 1 pond schone koffiebonen.
Bij een goede oogst plukte een arbeider 10 kilo schone koffie per dag, dat is 65-70 kilo in de schil, die in manden naar
de morsloods werden gedragen.
Vanwege de grote afstanden in de velden werd soms ook een vaartrens aangelegd, waarlangs de oogst werd
getransporteerd.
Deze vaartrens was kleiner dan die van een suikerplantage (Blom 1786 p.181).
De bewerkingen
De droge verwerking ging als volgt (Benjamins& Snelleman, 1914-1917, p. 412).
Nadat de koffiebessen overdag waren geplukt, werden deze dezelfde avond nog gekneusd en door een koffie
breekmolen van hun bast ontdaan (Blom, 1787, p.159).
Daarna werden de bonen met witte schil in een wasbak 2-3 maal gewassen tot ze helemaal van slijm waren ontdaan.
De bonen met schil werden gedroogd op droogvloer, en daarna in de koffieloods op zolder gebracht.
Tweemaal daags werden de bonen omgeschept tegen broeien en de bonen bleven vier weken op de zolder.
Als de boon was gedroogd en de witte schil hard geworden, dan werden bonen in de koffiemat gestampt tot de witte
schil brak.
Daarna werden de bonen gewaaid met een waaimolen, gezeefd en gewand, om ze te ontdoen van alle vliesjes en
ongerechtigheden (Blom, 1787, p. 161).
Volgens de natte methode verliep de bewerking in een iets andere volgorde.
Bessen uit veld weekten 2-3 dagen in stenenbakken met water (Teenstra, 1835, deel I, p. 259).
Daarna gingen de bessen in breekmolen om peul te kneuzen.
Vervolgens werden de bonen met aanhangende peul op de menari gewreven, waar de bonen tussen latjes doorvallen en
terecht kwamen in een goot die naar wasbakken voerde, waarin zij 1 nacht in water stonden en de volgende dag werden
gewassen.
Bonen werden op droogvloer gedroogd en daarna op zolders van koffieloods gebracht.
Bonen drogen in schuifbakken was voor 1835 gebruikelijk (Teenstra, 1835, deel I, p. 261).
Indien de bonen zolderdroog waren dan werden zij nog eens drie dagen op koffievloer in de zon onder zeil gedroogd,
voordat deze ‘s avonds werden gestampt.
Na het stampen gingen de bonen in de wind- of waaimolen om stof en vuil te scheiden, en daarna nog eens gewand.
Met de klok mee: 90 koffie drogen zolder plantage Peperpot
91 Koffieplukken
92 Koffie stampen op de plantage Spieringshoek getekend door de eigenaar Theodore Bray
Omstreeks 1850
Verscheping
Nadat de koffie nog eens was uitgelezen, werd de koffiebonen in vaten of balen verpakt.
Een vat weegt 200, 250, 350 of 400 kg, een baal 80 tot 100 kg.
Opbrengsten in de 18 e eeuw
Over historische opbrengsten bestaat geen overeenstemming.
De landbouwdeskundige Anthony Blom gaf in 1787 aan dat een boom gemiddeld per jaar 1 pond schone koffie
opleverde.
Dat geeft bij 500 bomen per akker, een opbrengst van 581 kg per ha per jaar.
Op deze manier kan de bruto-opbrengst berekend worden.
Een koffieplantage van 500 akkers (215 ha);
met een beplant areaal van 189 akkers (81 ha);
met 95.000 bomen;
met een opbrengst van 47.500 kilo per jaar;
bij een koffieprijs van 60 cent per kilo;
had een bruto-opbrengst van 28.350 gulden.
De netto-opbrengst werd geschat op 1.150 gulden (Blom, 1787, p.183).
Andere auteurs geven zelfs opbrengsten van 2000 kg per ha (Benjamins& Snelleman, 1914-1917, p. 412, Goslinga,
1985, p335).
Moderne schattingen vallen echter veel lager uit.
Van Stipriaan heeft uitgerekend dat de opbrengsten zelfs in de beste jaren minder waren dan 300 kg per ha (Van
Stipriaan, 1993, p. 129).
Dat zou de productie per boom eerder in de buurt moeten liggen van een half pond per boom per jaar.
In het laatste kwart van de 18 e eeuw begonnen de opbrengsten van de koffiebomen te dalen (Van Stipriaan, 1993, p.
153).
Men deed niet aan rotatie of bemesting en de bodem raakte uitgeput.
Uiteindelijk was dit de nekslag voor de koffieplantages, die na 1800 grotendeels over de kop gingen.
Verdere verwerking
Het branden van de koffie en het samenstellen van melanges werd niet in Suriname gedaan.
93 koffielezen
94 Katoenplant
95 Katoenveld
96 katoenplukken
Katoen
Geschiedenis
Katoen is een inheemse plant, de pluizen werden door inheemsen en marrons gebruikt om garen te spinnen voor, onder
andere, hangmatten.
De kweek van katoen voor de export is begonnen na 1750, dichtbij de kust aan de Warapperkreek, Matapica en
Taporipa, de Motkreek en Oranjekreek, en nam na 1790 een grote vlucht met de aanleg van katoenplantages aan de kust
van Coronie en Nickerie door Engelse kolonisten.
Tabel 6 Ontwikkeling katoenplantages aantal en areaal
jaar Aantal Areaal in ha
1825 73 10.062
1836 52 6.630
1854 30 3.896
1864 17 2.067
1868 17 2.183
1872 7 860
Goslinga, 1990, p.467: 1848-1872, Stipriaan. 1993, p. 439
De plant
In Suriname kent men behalve de inheemse soorten, meerdere geïmporteerde soorten katoen, waaronder de zwartzadige
katoen, de groenzadige katoen (Sea Island Cotton) en het Arabisch- of Nankingkatoen.
De plant kan, zonder dat deze gesnoeid wordt, 6 meter hoog worden (Teenstra, 1835, deel I, p.274).
Het planten
Het land moet open staan voor wind en zonder schaduw zijn (Teenstra, 1835, deel I, p. 278).
Geplant werd in kleine regentijd.
Het katoen werd op bedden van 6 meter breed in 3 rijen gezaaid op een afstand van 2 meter met een onderlinge afstand
van 3 meter.
Per akker stonden 600 boompjes.
Binnen 4-5 dagen spruiten de zaden en de stekken zijn na 6 maanden volwassen en vruchtdragend.
De plant bloeit na 4 maanden 2 keer per jaar, in augustus- september en januari-februari.
Vruchten zijn rijp 6-7 weken na bloei, in november en april.
De plant verdort in de grote droge tijd, maar schiet weer opnieuw uit aan het begin van de kleine regentijd.
Onderhoud
Er waren verschillende gewoontes om de katoenbomen te snoeien, soms al voor de eerste oogst, soms na twee oogsten
werd de stam op 1 meter boven de grond afgehakt, waarna de nieuwe uitlopers uitschieten.
Dit werd herhaald.
Boom kan maximaal 20 jaar oud worden, maar in de praktijk waren de bomen door tussentijdse vervanging (supplyen)
gemiddeld 7-10 jaar oud (Teenstra, 1835, deel I, p. 274).
Oogst
Als de vrucht rijp is barst deze open en verschijnen de katoenvlokken waarin meerdere zaden verborgen zitten.
Deze vlokken werden geplukt en in manden naar het emplacement gedragen.
Een arbeider was in staat 50-60 pond ruwe katoen per dag plukken, wat 16-20 pond zuivere katoen kon opleveren.
De gemiddelde opbrengst per plant was gesteld op een half pond jaar, een goede heester leverde 3/5- 4/5 pond (Blom,
1887, p. 220).
Bewerking
Het katoen werd gezuiverd door de pitten van de vlok te scheiden met behulp van katoenmolens, bestaand uit twee
horizontale rollen waartussen de vlokken doorlopen en de pitten achterblijven.
De rollen konden met zwengels met de hand of met de voeten door middel van trapplanken worden rondgedraaid.
Een arbeider kon op deze wijze 100-120 ponden katoen per dag verwerken wat 35-40 ponden schone katoen opleverde.
Na het malen werd de katoen nog uitgeklopt om gebroken pitten te verwijderen.
Dit gebeurt op een houten rooster van latjes op 1,5 cm afstand, waarop de katoen wordt geklopt met tamarindetakken
waardoor de pitten doorvallen.
Verscheping
De schone ruwe katoen werd in balen geperst met een pers.
De balen waren dan vierkant en 150 pond zwaar (Teenstra, 1835, deel I, p. 293).
Ook werd zonder pers het katoen gestampt in langwerpige balen van 180-210 pond. (Blom, 1787, p. 224).
Opbrengsten
Per akker werd gerekend met een opbrengst van 1000 pond bruto vuil katoen (1162 kg/ha), wat 300 pond schoon katoen
per akker oplevert (350 kg/ha) (Teenstra, 1835, deel I, p.288).
Per boom wordt gerekend met een gemiddelde opbrengst van 0,42 pond schone katoen per jaar, (Blom, 1787, p.234).
Op deze manier kon de bruto-opbrengst berekend worden.
Een katoenplantage van 500 akkers (215 ha);
met een beplant areaal van 220 akkers (95 ha);
met 110.000 bomen;
met een opbrengst van 23.000 kilo per jaar;
bij een katoenprijs van 1,70 gulden per kilo;
gaf een bruto-opbrengst van 39.100 gulden.
De netto-opbrengst werd geschat op 11.885 gulden (Blom, 1787, p.235).
In de topjaren tussen 1820 en 1850 was er een grote vraag naar katoen in de industriële spinnerijen en weverijen in
Europa.
Na 1830 daalde de prijs op de wereldmarkt voortdurend.
In 1885 sloot de laatste katoenplantage in Suriname.
97 Cacaoplant
98 Cacaovruchten
99 Cacaoplukken
Cacao
Geschiedenis
De eerste verzending van cacao vond plaats in 1733.
Tabel 7 Ontwikkeling cacaoplantages aantal en areaal
jaar Aantal Areaal in ha
1854 6 372
1862 23 1.255
Goslinga II p.465: 1866-1873, Stipriaan p. 439
Het aantal plantages enkel met cacao beplant was niet groot.
Vaak vond men cacao op plantages waar ook koffie of kost werd geplant.
Na 1863 werd cacao een belangrijk gewas in de kleine landbouw.
Na 1895 ging de cacaocultuur ten onder door ziekten (krulloten) en plagen (Van Traa, p. 60).
De plant
Het is een altijdgroene boom die tot 5 meter hoog kan worden en het hele jaar door vrucht draagt.
In Suriname werd aanvankelijk de Criollo variëteit gekweekt, en later de Forastero (Reyne,1925, p.1) en de Bucare, die
na 1845 werd geïntroduceerd (Goslinga, 1990, p. 234).
De vrucht groeit aan de stam en aan zware takken.
De boom draagt eerste keer vrucht na 4 jaar, en is na 6 jaar volwassen en kan 30-50 vruchten per jaar geven.
Vruchten worden na de bloei in 6 maanden rijp, en zijn dan geel.
De vrucht is iets korter (20 cm) maar dikker (10 cm) dan een komkommer, schil is geribd, binnenin zitten 40-50 pitten.
Dat zijn de cacaobonen, de verse boon heeft een purperkleur.
Cacaobomen kunnen 40-50 jaar oud worden.
Het planten
Cacaobomen hebben schaduw nodig.
Als de boompjes pril zijn kon dat door het planten van tayers rond de gezaaide pitten, die na 4 weken al schaduw geven.
De tayers werden na 1 jaar weer uitgeroeid.
Tussen de rijen bomen plantte men dan bananen, die 5 jaar blijven staan (Blom p. 198).
Om de rij werden na 1850 Kofi mama bomen geplant om schaduw te geven. (Reyne deel 3 p. 116).
Cacaobomen werden uit pitten gezaaid in mandjes, of meteen in het veld, op bedden van 10 meter breed, 2 rijen 5 meter
uit elkaar en bomen in de rij 5 meter van elkaar.
In 1 rij stonden 40 bomen wat het aantal bomen per akker brengt op 168. (390 bomen per ha) (Blom, 1787, p.215).
Na 1 jaar zijn de plantjes 60 cm hoog.
Onderhoud
Afgevallen bladeren bedekken de bodem, er is weinig onkruid.
Oogst
Er werd tweemaal per jaar geoogst.
De eerste pluk was maart-april, de tweede in juli (Teenstra, 1835, deel I, p. 303).
De vruchten werden afgesneden en op hopen in het veld gelegd, waar zij na enkele dagen opengesneden werden.
Bewerking
De pitten werden in manden vervoerd, op hopen gelegd op een stenen vloer en afgedekt met bananenbladeren om de
pitten gedurende 5-6 dagen te laten zweten. De pitten moesten elke dag worden omgeschept.
Er werd ook gesproken van fermenteren van de bonen in fermenteerbakken (Benjamins& Snelleman, 1914-1917, p.
192).
Daarna werden de bonen bestrooid met as of een mengsel van as en gemalen klei en op zolder uitgelegd gedurende 4-5
weken om daarna te worden verpakt.
Verscheping
De cacaobonen werden verpakt in vaten of zakken.
De vaten hielden 600-700 pond (300-350 kg), de zakken 170 pond (65 kg).
Opbrengsten
Gerekend werd met een opbrengst van 3 pond per boom per jaar, wat bij een aantal van 390 bomen per ha komt op 585
kg per ha.
Op deze manier kon de bruto-opbrengst berekend worden.
Van een cacaoplantage van 500 akkers (215 ha);
met een beplant areaal van 232 akkers (100 ha);
met 39.000 bomen;
met een opbrengst van 58.500 kilo per jaar;
bij een cacaoprijs van 50 cent per kilo;
was de bruto-opbrengst 29.250 gulden.
De netto-opbrengst werd geschat op 5.428 gulden (Blom, 1787, p.214).
Verdere verwerking
Cacaobonen werden in Europa verwerkt tot chocolade en cacaoboter.
Tabak
Al vanaf 1706 zouden er proeven zijn gedaan met het kweken van tabak (Geschiedenis 1791, p 95).
Een bloeiende tak van landbouw is het niet geworden.
Er zijn wat gegevens overgeleverd over de export gedurende de 18 e eeuw, maar deze geven een wisselvallig beeld.
In enkele jaren in de periode 1750-1790 was de export meer dan 15.000 kg (Van de Voort, 1973, p. 238, Geschiedenis,
1791, p. 95, Sijpesteijn, 1854, p. 224).
In later jaren werd tabak een importproduct.
Indigo
Indigo is een kleurstof die gewonnen wordt uit de bladeren van de indigoheester.
Deze kleurstof werd gebruikt voor het verven van textiel.
Tegenwoordig wordt deze kleurstof synthetisch gemaakt en gebruikt voor het verven van spijkerbroeken.
Vanaf 1708 werden indigostruiken gekweekt.
Van 1710- 1720 werden er geringe hoeveelheden uitgevoerd. (Geschiedenis, 1791, p. 95).
Daarna werd de teelt gestaakt en pas weer in de 19 e eeuw opgepakt als plantageproduct.
Het betrof slechts 3 plantages die zich specialiseerden in dit product: A la Bonne Heure, Twee Kinderen, die meer
bekend staat onder de naam Blauwgrond, Hanover en de kleinere plantages Abigaelslust en Zorg en Hoop (Teenstra,
1835, deel I, p. 307).
De bijdrage aan de export was gering, en onregelmatig.
In 1701 maar 150 pond en tussen 1816 en 1852 rond de 500 kg met als topjaar 1830 met ruim 4.500 kg (Sijpesteijn,
1854, p. 224, 229).
Kost
Op alle plantages werden voedselgewassen voor eigen gebruik (kost) verbouwd.
In bijzondere gevallen werden speciaal voor dit doel plantages uitgegeven om de voedselvoorziening van de kolonie
veilig te stellen.
Dit was het geval rond 1780 toen door oorlogsomstandigheden importen stil kwamen te liggen.
Er werden kleine plantages van 50 en 100 akkers uitgegeven ten noorden van Paramaribo en aan de Orleanekreek.
Uiteindelijk werden deze plantages samengevoegd en gebruikt voor de verbouw van koffie.
Toen na 1800 het gebrek aan slaven nijpend werd, kon het voor suiker en koffieplantages voordeliger zijn kost van
andere plantages te kopen, en niet meer zelf te verbouwen.
Een aantal uitgeputte en slecht renderende koffieplantages richtte zich vanaf toen op de verbouw van kost voor de
lokale markt.
Hout
Op de meeste plantages was genoeg bos en woeste grond aanwezig om brandhout te kappen.
Voor goed timmerhout moest verder gezocht worden.
Aan de bovenrivieren zoals aan de boven Cottica, de boven Commewijne met zijkreken als de Cassewinica, de
Tempatie en de Sarwakreken en de boven Saramacca vond men houtgronden.
Er werden geen bomen aangeplant, dus het waren in die zin geen plantages.
Ook uitgeputte suikerplantages aan de boven Suriname en de Para voorzagen in de behoefte aan timmerhout.
Het arbeidsregime op houtgronden was anders dan op plantages, zodat slaven een zekere mate van vrijheid hadden
(Benjamins& Snelleman, 1914-1917, p. 369, Kappler, 1973, p. 25).
Hout was niet van groot belang als exportproduct,
Kleine hoeveelheden letterhout, kwassiehout en bolletrie werden uitgevoerd.
Tabel 8 Export van letterhout
jaar Hoeveel in pond Hoeveel in m3
1700 2.300 0,82
1705 8.700 3,10
1710 2.000 0,71
1715 65.000 23,21
1723 157.908 56,39
1745 7.500 2,68
1757 7.110 2,53
1768 1.770 0,63
1778 2.000 0,71
1792 700 0,35
(Sijpesteijn, 1854, p. 224, Benjamins & Snelleman, 1914-1917, p. 366, Van de Voort, 1973, p.238)
Houtgronden leverden hout voor lokaal gebruik voor de bouw van huizen, fabrieksgebouwen en molens.
Uit Noord-Amerika werden pitch pine en white pine vaak als planken geïmporteerd voor vloeren.
Na de brand van 1821, toen er een tekort aan lokaal hout was voor de herbouw van de afgebrande panden, werd ook
Amerikaans constructiehout geïmporteerd.
Overige plantage producten
In de loop der jaren is geëxperimenteerd met nieuwe teelten, die mogelijk succes zouden kunnen hebben als
exportproduct.
Vooral na 1863 heeft de overheid zich ingespannen om vervanging te vinden voor de teelt en export van suiker en
koffie.
Geprobeerd is een rubberplantage op te zetten op Slootwijk, en er zijn veel proeven gedaan met citrus, rijst en bananen.
Behalve voor rijst en bananen hebben deze experimenten geen blijvend succes gehad.
100 Houtkap 1955
Opbrengsten plantages
Kosten en opbrengsten voor planters
Suikerplantage
Voor de suikerplantages Vossenburg en Wayampibo is over een lange reeks van jaren berekend wat de opbrengsten
waren (Lamur, p. 70 en tabel 25 p 147).
In de veel decennia tussen 1700 en 1863 werden winsten behaald van meer dan 6%.
In enkele jaren, vooral na 1800, werden soms winsten van meer dan 20 % gehaald.
Tabel 9 Kosten en opbrengsten suikerplantage per jaar
Kosten
opbrengsten
Bedrag % % van
totaal
bedrag % van
Totaal
A Kosten in Suriname 24 %
Aanvulling slaven 4.150 12 %
Levensonderhoud slaven 996 3 %
Onderhoud plantage 191 0 %
Beloning blank personeel 1.350 4 %
Belastingen 1.971,35 5 %
B Opbrengsten Suriname 4.202 9 %
Verkoop dram
Verkoop melasse
Slaven in landsdienst
C Opbrengsten in Amsterdam
249.360 pond @ 32,5 cent 40.520 91 %
D Kosten in Amsterdam 76 %
Vrachtkosten 9,420 27 %
Verzekering 1.820 5 %
Afhandelingskosten 1.071,95 3 %
Provisies handelshuis 964,20 3 %
Rente plantagelening 9,021 25 %
Aankoop
3.759,50 11 %
plantagebenodigdheden
Korting 2 % 810,42 2 %
Totaal opbrengsten 44.722 91 %
Totaal kosten 35.525,47 100 %
Saldo 9.197,38 21 %
Blom, 1787, p.89
De opbouw van kosten en opbrengsten voor een model suikerplantage van 1190 akkers en een productie van 350 vaten
suiker per jaar ziet men in bijgaande tabel.
Naast de aanlegkosten (waarin meegerekend de aanschaf van slaven), komen de jaarlijkse kosten en opbrengsten in
Suriname en Nederland
De kosten in Suriname vormen 24 % van alle kosten en bestaan uit:
-Voor vervanging van slaven; vanwege het hoge sterftecijfer onder slaven moest de slavenmacht op peil worden
gehouden door aankopen.
Men rekende met 5% van de slavenmacht.
-Voor levensonderhoud van slaven moesten jaarlijks voedsel, worden aangeschaft, zoute vis, blom en tabak uit
Amerika.
Koffieplantages kochten bij hun collega’s dram en melasse.
-Voor onderhoudskosten van gebouwen en machines op de plantage was jaarlijks een bedrag gereserveerd.
De lonen van de blanken voor de directeur en de plantagebediende waren inclusief voedselvoorziening
De afdrachten van lokale lasten waren:
Uitgaande rechten (f 1 per vat), suikerkeuring 4 stuiver per vat, en waaggeld ½ %.
Lokale belastingen waren:
Hoofdgelden, akkergelden, bijdrage aan de kas tegen weglopers, het comptoir en kerkgerechtigheid
De belastingen werden in suiker betaald.
Onderweg verloor de suiker gewicht.
Daarvoor werd standaard 7 % van het verscheepte gewicht afgetrokken.
Verder werd er afgetrokken een correctie van 2 % voor goed gewicht en 20 % tarra (het gewicht van de vaten), zodat er
tenslotte van de bruto-opbrengst maar 71 % op de markt kwam
De kosten in Amsterdam vormen 76 % van alle kosten en bestaan uit:
Vrachtkosten (5 duiten per pond) = fl. 31,25 per vat van 1000 pond;
Verzekeringen van vracht en schip;
Afhandelingskosten voor lokaal transport en opslag, waagkosten;
Provisies voor het handelshuis;
Betaling van rente op plantagelening;
Aankoop plantagebenodigdheden voor de productie (hoepels voor oxhoofden, gereedschappen), maar ook voor
directeuren (wijn) en slaven (stoffen, hoeden en vishaken);
Lokaal werden inkomsten verkregen uit de verkoop van dram en melasse, en de verhuur van slaven aan de overheid.
Dat is 9% van de opbrengsten
Van de opbrengst in Amsterdam wordt 66 % ter plaatse uitgegeven, 34 % werd op rekening van de planter of de
eigenaren bijgeschreven.
Als er een administrateur was aangesteld in Suriname werd het positief saldo verminderd met 10 % provisie van alle
opbrengsten in Suriname en de Republiek.
Als in dit rekenvoorbeeld de marktprijs van suiker zou dalen tot minder dan 32 cent per kg, dan zou de plantage uit dit
rekenvoorbeeld verlies lijden.
Dit was tussen 1700 en 1800 een aantal jaren het geval, bijvoorbeeld tussen 1750-1754, 1764-1767.
(Stipriaan. 1993, p.434, Van De Voort, 1973, p. 264).
Grafiek 8 Samenstelling jaarlijkse kosten suikerplantage
Koffieplantage
Berekening kosten en opbrengsten van een koffieplantage van 500 akkers en 95.000 koffiebomen
Tabel 10 Kosten en opbrengsten koffieplantage per jaar
Kosten
Bedrag % % van
totaal
opbrengsten
bedrag
% van
Totaal
A Kosten in Suriname 30 %
B
C
Aanvulling slaven 3.100 13 %
Levensonderhoud slaven 744 3 %
Onderhoud plantage 140,50 1 %
Beloning blank personeel 1.100 4 %
Belastingen 2.125 9 %
Opbrengsten Suriname
Slaven in landsdienst 300 1 %
Opbrengsten in Amsterdam
Hele bonen 91080 pond @ 30 ct.
per pond
Gebroken bonen 2700 pond @
20 ct. per pond
D Kosten in Amsterdam 70 %
Vrachtkosten 4.812,30 20 %
Verzekering 1.020 4 %
Afhandelingskosten 478,60 2 %
Provisies handelshuis 856 4 %
Rente plantagelening 6.681 27 %
Aankoop plantagebenodigdheden 2.791,50 11 %
Korting 2 % 508 2 %
27.324 97 %
540 2 %
Totaal opbrengsten 28.164 100 %
Totaal kosten 24.356,90 100 %
Saldo 3.807,10 14 %
Blom, 1787, p.183
Als er een administrateur was aangesteld in Suriname werd het positief saldo met 10 % van de opbrengsten in Suriname
en de Republiek verminderd.
Er blijft dan nog maar 990,70 van het positief saldo over.
In dit rekenvoorbeeld was de koffieprijs 60 cent per kilo.
Als in de marktprijs van koffie daalt tot minder dan 58 cent per kg, dan zou de plantage in dit rekenvoorbeeld verlies
lijden.
Dit was in 1775 het geval, waardoor rentebetalingen erbij in zouden kunnen schieten (Van Stipriaan, 1993, p.434, Van
De Voort, 1973, p. 264).
Grafiek 9 Samenstelling jaarlijkse kosten koffieplantage
Productiviteit in Suriname in historisch perspectief
Suiker
Historische opbrengsten van de producten waren lager dan die van tegenwoordig.
In het 18 e -eeuwse Suriname leverde 1 ha 67.000 liter lika sap (3200 gal/1/2 akker= 28.800 liter /akker Teenstra, 1835,
p.222).
De opbrengst van suiker was 2034 kg per ha gemiddeld (1,75 vat /akker=875kg/ akker=2034 kg/ha, Blom, 1786).
In de 19 e eeuw ging de gemiddelde opbrengst omhoog, en kwam in 1836 boven de 3000 kg per ha. (Van Stipriaan,
1993, p. 140).
In de 20 e eeuw konden in Suriname opbrengsten worden gehaald van 6-7 ton per ha (Van Traa, 1946, p. 55).
Vergelijken we deze cijfers met het tegenwoordige Brazilië, dan zien we grote verschillen.
Per ha wordt daar 75 ton riet geoogst, waaruit 10-11 ton suiker per ha wordt gewonnen (Wikipedia, suikerriet).
Koffie
De gemiddelde opbrengst van koffie werd in de 18 e eeuw in Suriname gerekend op 1 pond per boom per jaar, dat komt
met 500 bomen per akker neer op 581 kg per ha per jaar (Blom, 1787, p. 181).
Er zijn aanwijzingen dat de opbrengst in werkelijkheid een stuk lager lag.
Opvallend is dat de productiviteit van 1 pond per boom sindsdien niet is gestegen: 1 boom levert heden ten dage nog
steeds 2,5 kg bessen, dat is 1 pond koffie per jaar (Wikipedia, koffie).
Katoen
Voor de gemiddelde opbrengst van katoen werd in de 18 e eeuw in Suriname gerekend met 1/3 pond per boom per jaar,
dat komt op 192 kg per ha per jaar.
Met biotechnologisch katoen worden tegenwoordig elders opbrengsten gehaald van 500 kg per hectare (Wikipedia,
katoen).
Productie in Suriname
De productie van plantages in Suriname kon door allerlei omstandigheden (oorlogen, tegenvallende oogsten) variëren.
Globaal zien we de volgende ontwikkeling in de export van de vier belangrijkste producten (in ton per jaar).
Tabel 11 Export suiker, koffie, katoen en cacao 1700-1925
Jaar Suiker Koffie Katoen Cacao
1700 3.465 0 0 0
1725 7.323 23 0 0
1750 10.149 1.768 0 169
1775 7.708 10.116 78 389
1800 10.250* 3.314*** 554*** ?
1825 11.908 2.098 1.165 58
1850 15.565 377 453 83
1870 11.714 42 156 582
1900 10.142 192 0 2.927
1925 13.973 1.893 0 818
* 1801
** 1870
*** 1799
(Stipriaan, 1993, p.429: 1700-1850, Goslinga, 1990, p. 461: 1870, Van Traa, 1946, p. 207 1900-1925)
We zien dat in grote lijnen de productie van suiker in de 18 e eeuw op zijn hoogst 10.000 ton op jaarbasis bedroeg, in de
19 e eeuw na 1825 schommelde rond de 15.000 ton en na 1863 weer afnam tot een niveau van rond de 10.000 ton.
Na 1925 was er een opleving met in de jaren 1931-1932 exporten boven de 20.000 ton.
De jaarlijkse export van koffie steeg van 1735 tot 1750 tot 2000 ton en tot een record rond 1775 van 10.000 ton, om
daarna weer te verminderen tot ruwweg 5000 ton, tot er na 1825 minder dan 1000 ton jaarlijks werd uitgevoerd.
Opmerkelijk is de comeback van de koffie-export in de jaren na 1920 toen er jaarlijks weer meer dan 2000 ton werd
uitgevoerd, met meer dan 4000 ton in de topjaren 1935 en 1936.
Deze opleving kwam voor rekening van de kleine landbouw.
Export van katoen kwam tot 1800 niet boven de 500 ton uit, totdat er tussen 1820 en 1830 topjaren waren met exporten
boven de 1000 ton.
Vanaf 1850 daalde de export tot onder de 500 ton per jaar.
Na 1870 werd geen katoen meer geëxporteerd
Over de export van cacao zijn geen samenhangende financiële gegevens voorhanden over een groot aantal jaren, maar
de geëxporteerde hoeveelheden laten zien dat er tot 1875 op zijn hoogst 300 ton per jaar werd uitgevoerd, waarna tussen
1000 en 2000 ton gewoon was, met het topjaar 1895 toen 4.456 ton werd uitgevoerd. (Reyne, 1925, p. 14).
Deze opbrengst was vooral afkomstig van kleine landbouwers
In de ontwikkeling van de exportwaarden zien we ongeveer eenzelfde beeld als in de ontwikkeling van de
hoeveelheden, hoewel schommelingen in prijs invloed gehad hebben op het resultaat
Globaal zien we de volgende ontwikkeling in de exportopbrengsten van de drie belangrijkste producten (gemiddeld in
gulden per jaar)
Tabel12 Exportopbrengsten suiker, koffie, katoen, cacao 1750-1925
Jaar Suiker Koffie Katoen Cacao Totaal
1750-1754 1.959.733 2.088.656 0 ? 4.048.389
1775-1779 2.923.678 5.052.241 286.323 ? 8.262.242
1804-1809 3.580.650 4.012.985 948.900 ? 8.542.535
1825-1829 4.939.236 1.449.705 915..552 ? 7.304.493
1850-1854 3.822.645 212.312 296.278 ? 4.331.235
1900 1.289.501 67.031 0 2.195.407 3.551.939
1925 3.729.075 2.001.398 0 817.967 6.548.440
(Stipriaan, 1993, p.437: 1750-1850, Van Traa, 1946, p. 207 1900-1925)
Plantageproductie in het Caraïbisch gebied
Vergeleken met de productie van suiker en koffie in de Engelse en Franse koloniën in het Caraïbisch gebied was
Suriname maar een kleine speler.
De Engelse eilanden produceerden in rond 1775 al 72.500 tot 106.000 ton suiker en de Franse eilanden 100.000 tot
120.000 ton, tegen Suriname slechts 10.000 ton (Van De Voort, 1973, p. 141).
De koffieproductie op de Franse Antillen was in 1751 4500 ton en in 1778 al 21.000 ton (Van De Voort, 1973, p. 146),
tegen Suriname in het allerbeste jaar (1775) 10.000 ton
De koffie-export van de Engelse eilanden was van minder betekenis.
Op de markt in de Republiek der Verenigde Nederlanden
De opbrengsten van de Surinaamse plantagelandbouw werden tot 1848 verplicht naar de Republiek gestuurd en daar
verkocht.
Daar moesten deze producten concurreren met plantageproducten uit andere gebieden.
Op de markt verschenen daar ook suiker en koffie uit de Franse koloniën, die via Bordeaux waren doorgevoerd naar
Amsterdam of waren gesmokkeld via St. Eustatius.
Import suiker en koffie in de republiek
Tabel 13 Import suiker in de Republiek 1753-1790 in tonnen
Oorsprong
Gemiddelde
Hoeveelheid
in ton
Gemiddeld
%
Suriname 14.479,04 26 %
Essequibo-Demerara 2.634,98 5 %
Berbice 318,00 1 %
St. Eustatius 6.832,06 12 %
Curacao 248,80 0 %
Oost-Indie 724,41 1 %
Europa (Frankrijk) 30.008,99 54 %
Totaal 55.246,27 100 %
Van De Voort, 1973, p.260
Tabel 14 Import koffie in de Republiek 1753-1790 in tonnen
Oorsprong
Gemiddelde
Hoeveelheid
in ton
Gemiddeld
%
Suriname 13.551,96 45 %
Essequibo-Demerara 3.127,06 10 %
Berbice 1.574,87 5 %
St. Eustatius 2,597,36 9 %
Curaçao 301,66 1 %
Oost-Indië 4.703,41 15 %
Europa (Frankrijk) 3.573,78 15 %
Totaal 30.430,10 100 %
Van De Voort, 1973, p.262
Suikerproductie wereldwijd
Over de productie van rietsuiker en bietsuiker wereldwijd zijn gegevens beschikbaar.
In de 18 e eeuw was de rietsuikerproductie geconcentreerd in het Caraïbisch gebied, met als grote producenten Santo
Domingo (Frans) en Jamaica (Engels).
Cuba (Spaans) was in opkomst en produceerde na 1770 al meer dan Suriname.
Vanaf 1840 is het aandeel van Suriname in de wereldproductie nog maar 2%.
Daarna neemt het aandeel gestadig af door de enorme toename van de rietsuiker productie in landen als Cuba en Java
tot 0,1 % in 1900.
Na 1840 speelt ook de bietsuiker een rol op de wereldmarkt.
Het aandeel van bietsuiker was in 1900 al rond de 50 % van de totale markt van ruim 11 miljoen ton (suikerproductie
wereld 1649-1940 Leidelmeijer, 1997 p. 324-327).
Het verval van de plantagelandbouw na 1863
Er bestaat geen overeenstemming over de oorzaken van het verval van de plantagelandbouw in Suriname.
De achteruitgang van het plantagesysteem was al rond 1800 ingezet.
Oorzaken die genoemd worden:
Gebrek aan krediet
Gewezen wordt vaak op de beurscrisis in Amsterdam, in het jaar 1773, waarna de kredietverlening aan de plantages
stagneerde en de bloei tot stilstand kwam.
Te veel krediet
De zeepbel van de plantageleningen spatte uiteen, en de rente en aflossingen op de leningen konden niet meer worden
opgebracht.
Roofbouw
Ook wordt gewezen op de roofbouw die gepaard ging met bodemuitputting, vooral in de koffieteelt.
Slavernij
De roofbouw op menskracht als gevolg van slavenarbeid
Met het oog op dit laatste worden de jaren 1808 en 1863, respectievelijk het eind van de slavenhandel en het opheffen
van de slavernij, wel gezien als kantelpunt in de geschiedenis van de plantagelandbouw en ook in de geschiedenis van
Suriname.
Handelsbelemmeringen
De koloniale handel werd beperkt door het systeem van de West-Indische Compagnie en de Sociëteit van Suriname, dat
alleen handel met de Republiek toestond.
Hoewel beide organisaties al opdoekt werden in 1792 en 1795, werden de beperkingen pas opgeheven in 1848
(Sijpesteijn, 1854, p, 215).
Het effect was niet wat verwacht werd, omdat plantages in Nederlandse handen nog steeds gebonden waren hun
producten te leveren aan hun schuldeisers, en dus nog steeds niet vrij konden exporteren (Wolbers, 1970, p. 723).
Uiteindelijk komt het erop neer dat de handelsbeperkingen en de slavernij in de 19 e eeuw aan hun einde kwamen.
De plantagelandbouw in Suriname ging langzaam ten onder
De ondergang van de plantagelandbouw
Na 1820 was er een voortdurende afname van het aantal plantages.
Door het afschaffen van de slavenhandel konden slavenmachten niet meer op peil worden gehouden.
Als gevolg daarvan werden onrendabele plantages gesloten.
De slavenmachten werden dan overgeplaatst naar de overblijvende plantages, die kampten met een tekort aan
arbeidskrachten (Van Stipriaan, 1993, p. 389).
Tabel 15 Aantal plantages in cultuur 1793-1950
Jaar suiker Koffie cacao katoen gemengd totaal
1793 88 104 - 6 192 390
1820 122 176 - 72 46 416
1850* 78 38 8 14 2 140
1860 78 38 4 14 2 136
1900 4 1 45 4 66 120
1932 6 56 - - 10 72
1950 3 21 - - - 24
Goslinga II p. 236. 512*
Tabel 16 Aantal plantages en areaal 1848-1864
Jaar aantal Areaal in ha
1848 284 51.210
1852 256 48.142
1857 2,50 44.399
1862 229 36.639
1864 101 29.491
Goslinga II p. 236
In 1863 waren er nog 219 plantages waar slaven werden vrijgemaakt.
Een jaar later waren daarvan 101 verdwenen.
De eigenaars hadden blijkbaar gewacht met sluiting, in afwachting van de vergoeding.
Bij de afschaffing op 1 juli 1863 ontving men van het gouvernement voor elke slaaf een vergoeding van 300 gulden.
In totaal werd er voor de Surinaamse slaven 10 miljoen gulden uitgekeerd, waarvan een groot deel aan buitenlandse
eigenaren.
Nadat het koninkrijk der Nederlanden na 1794-1814 de rol van de West-Indische Compagnie en de Sociëteit van
Suriname had overgenomen, werden pogingen gedaan de plantagelandbouw te stimuleren.
Er werden experimenten opgezet met moderne suikerproductie op de overheidsplantage Catharina Sophia.
Immigratie
Na de afschaffing van de slavernij en na afloop van het staatstoezicht in 1873 werden vanwege het gouvernement
pogingen gedaan om het tekort aan arbeiders te verhelpen door het subsidiëren van immigratie.
Eerder waren door particulier initiatief kleine groepen Chinezen als contractarbeiders aangetrokken; tussen 1853 en
1873 ongeveer 5.000 (Goslinga, 1990, p. 505).
Tussen 1873 en 1913 werden onder supervisie van het gouvernement en de Engelse regering 34.024 contractarbeiders
uit India (koelies) aangevoerd, waarvan 11.960 na afloop van hun contract zijn teruggekeerd, en de overige 22.334 zich
blijvend in Suriname gevestigd hebben (Goslinga, 1990, p.509. 513).
Met Engeland waren er vaker conflicten over de slechte behandeling van deze arbeiders, waardoor tussen 1875-1877 de
immigratie stil kwam te liggen.
Er zijn vaker ongeregeldheden ontstaan op de plantages vanwege slechte behandeling, de lage lonen en het zware werk;
op Alliance in 1875, op de Resolutie in 1876, op Zorg en Hoop (Commewijne) in 1884 en op Zoelen en
Geertruidenberg in 1891 (Goslinga, 1990 p. 510).
Tussen 1890-1939 werden ook arbeiders gehaald uit Java, dat toen een Nederlandse kolonie was.
Er kwamen 32.899 contractarbeiders waarvan 8.441 terugkeerden en waarvan de rest 24.571 zich blijvend vestigde in
Suriname (Goslinga, 1990, p. 512, 513).
Ook de slechte levensomstandigheden van Javaanse immigranten waren aanleiding tot opstanden; in 1902 waren er
ongeregeldheden op Alliance en ook op Marienburg, waar doden vielen toen het koloniaal leger ingreep.
De arbeidscontracten hadden een duur van 5 jaar met mogelijkheid tot verlenging:
De lonen waren laag, per dag 60 cent voor mannen en 40 cent voor vrouwen (Goslinga, 1990. p. 509).
Na afloop van de contractperiode had de arbeider recht op een terugreis, maar kon ook kiezen voor een stukje grond, en
werd zo klein landbouwer.
Om de blijvers te accommoderen richtte het gouvernement tussen 1862 en 1916 19 vestigingsplaatsen in, op daarvoor
aangekochte verlaten plantages: Totness, Nieuw Amsterdam, Domburg, Alkmaar, Pad van Wanica, La Rencontre,
Paradise, Laarwijk, Hecht en Sterk, Johan en Margareta, Nieuw Waldeck, Kroonenburg, Livorno, Welgedacht,
Lelydorp, Saramaccapolder, Frederiksburg, Groningen, Meerzorg en Reijnsdorp (Bueno, 1925).
De totale oppervlakte was ruim 15.000 ha met 7500 percelen.
Daarnaast richtten immigranten in Nickerie vóór 1920 een zestal polders in voor klein landbouw, met hulp van de
overheid.
Deze polders beslaan samen 4866 ha (Van Traa, 1946, p.106).
Het gaat om de Boonackerpolder, Hamptoncourtpolder, Henarpolder, Sawmillkreek-polder, Van Drimmelenpolder, en
de Corantijnpolder.
Lot plantages na 1863
Veel plantages werden verlaten, als eerste die aan de bovenlopen van rivieren en kreken, later ook andere niet meer
rendabele plantages.
Vestigingsplaatsen
Behalve de plantages die door de overheid werden gekocht en ingericht voor de kleine landbouw, hebben andere
plantages niet allemaal dezelfde ontwikkeling gekend.
In de Para werden na de emancipatie in 1863 vaak opwonenden eigenaar van de plantages: Vierkinderen, Hanover,
Overtoom, Onverwacht, Onoribo Prosperite en Bersaba.
De plantages zijn onverdeeld gebleven, met alle tegenwoordige boedelproblemen van dien.
Van de katoenplantages in Coronie waren er in 1863 nog 13 in bedrijf
De voormalige slaven bleven op de plantages wonen, en hebben zich toegelegd op de cocos teelt en de daarvan
afgeleide kweek van varkens.
De plantages zijn onverdeeld gebleven.
Opdeling van verlaten plantages
Groepen immigranten kochten delen van plantages zoals van de plantage Vredenburg aan de Para (Van Traa, 1946, p.
106).
Andere plantages werden verdeeld in kleine landbouwercelen en door de eigenaars verhuurd, wat onder andere op
Jagtlust het geval was.
Op de verdeelde plantages werd aan landbouw op kleine schaal gedaan.
De opkomst van cacao als exportproduct, was te danken aan de kleine landbouwers.
Helaas ging de bloei van deze teelt na 1900 alweer ten onder door plantenziekten o.a. door de krulloten ziekte (Van
Traa, 1946, p. 60).
Er zijn ook experimenten gedaan met diversifiëring van de landbouwproductie door de stimulering van de teelt van
bananen, rubber, citrus- en rijst (Van Traa, 1946, p 59 e.v.).
Behalve de rijstteelt was geen van deze experimenten op den duur succesvol.
Het einde van de plantagelandbouw
Het afnemend belang van de plantagelandbouw wordt geïllustreerd door de toename van het areaal voor kleine
landbouw, en het aandeel daarvan in de totale agrarische productie.
Tabel 17 Ontwikkeling van het aantal kleine boeren 1873-1913
Jaar
Aantal Ha in cultuur
boeren
1873 1.181 1.228
1903 19.756 7.886
1913 32.313 13.269
Goslinga, 1990, p. 517
Tabel 18 Aandeel van de plantagelandbouw in de totale agrarische productie 1900-1950
Jaar Plantages % Kleine
landbouw
%
1900 90 10
1920 29 71
1940 17 83
1950 10 90
Tabel Goslinga, 1990, p. 517
Wat er over is
Na de ondergang van de plantagelandbouw zijn plantages opgedeeld voor de kleine landbouw, en nog steeds in gebruik:
Alkmaar, Johan en Margaretha, Livorno, Tout Lui Faut.
Ook waren er pogingen van het gouvernement om verlaten plantages terug te brengen in de boezem van het domein, om
deze nieuwe bestemmingen te geven. (Verlaten plantages 1921 p.639).
Plantages in de Para zijn verdwenen door mijnbouw, de Vrijheid, Topibo, Altona, Bonne Amitié, La Discorde, Mocha,
Welgedacht, Onverdacht, en Watering, aan de Surinamerivier zijn dat Smalkalden, Klaverblad en Rorac.
Rond Paramaribo moesten na 1950 plantages wijken voor staduitbreiding en wegenaanleg en zijn stadswijken
geworden, zoals Ma Retraite, Morgenstond, Clevia, Tourtonne, Zorg en Hoop.
Na bouw van de brug over de Surinamerivier in 2000 zijn ook de plantages van Commewijne in de ban van
verstedelijking (Meerzorg).
Voor de rest zijn de verlaten plantages aan de boven Suriname en de boven Commewijne en Cottica overwoekerd door
bos.
Soms waren deze plantages tot ver na 1900 nog marginaal bewoond en zijn daarna langzaam teruggekeerd tot hun
natuurlijke staat.
Vanwege het gevaar dat weggelopen slaven gebruik zouden maken van de faciliteiten op een verlaten plantage was het
in de 19 e eeuw verplicht gesteld om alle gebouwen en beplantingen grondig te verwijderen. (Quintus Bos, 1963, p.134).
Alles wat waardevol was werd meegenomen; koperen suikerketels gingen terug naar Holland (uitvoer koper Van De
Voort, 1973, p. 237) en woningen en gebouwen werden gedemonteerd en elders opnieuw opgezet zoals de koffieloods
van Peperpot.
Wat resteerde kon niet worden weggedragen.
Het ging dan om waterdicht metselwerk van baksteen als regenbakken en sluizen, dat door het sterke metselwerk met
tras niet gesloopt kon worden zonder ook de stenen te breken.
Na 1900 had kapotte baksteen wel waarde als toeslag voor gewapend beton
Zware gietijzeren suikerpersen en stoomketels werden ook achtergelaten.
Tot 2005 stond de enorme suikerfabriek van de plantage Marienburg uit 1882 en 1922 met alle persen en machines er
nog.
Restanten
Vanaf 2000 heeft Philip Dikland in gezelschap van onder anderen Ton Hagemeijer en Kenneth Donk tochten
ondernomen om restanten van verlaten, en door bos overwoekerde plantages te documenteren.
Er zijn gietijzeren suikermolens, suikerpannen, sluizen, waterkelders en grafzerken gevonden.
Hier en daar staat nog een oud plantagehuis.
Plantages in zee:
Een aantal plantages is ten prooi gevallen aan de zee.
Restanten van De Punt in Nickerie, delen van plantages van Coronie, plantages aan de Warapper- en Matapicakreek en
aan Motkreek zijn weggespoeld of liggen begraven onder modderbanken.
Structuren
Vanuit de lucht zijn nog plantagestructuren zichtbaar.
Dammen en kanalen tekenen zich af in het groen.
Op bijgaande kaart is aangegeven op welke plantages nog restanten te vinden zijn, en van welke plantages uit de lucht
structuren zichtbaar zijn.
Dat is, behalve de herinneringen, alles wat er rest.
101 Bakstenen breken voor wegaanleg
102 Ruïne woonhuis plantage Groott Chatillon
Paramaribo
0 50km PLANTAGES IN SURINAME
NOORD
kreken
Weg
Plantages
Water
Bos, woeste grond
Kreken en rivieren
Wegen
Plantages waarvan structuren nog zichtbaar zijn op de
bodemkaart 1: 100.000 van Dienst Bodemkartering 1977
Plantages waar historische restanten zijn gevonden
ATLAS VAN SURINAAMSE PLANTAGES
1667-1930
Inleiding
In de archieven is veel historisch materiaal te vinden in de vorm van verslagen, historische beschrijvingen, brieven van
betrokkenen, notariële akten, landmeterskaarten, boekhoudingen, registers van kerkelijke instellingen enzovoort.
De geschiedenis van de plantages en de marronage is ook te vinden in dit soort documenten.
Veel is beschreven, in detail, per gebeurtenis en per locatie.
Weliswaar vanuit de optiek van de kolonisten, maar dan valt daar toch veel historie uit te puren, mits men de verbanden
tussen personen, locaties en gebeurtenissen kan doorzien, of omvatten.
Dat lukt lang niet altijd wanneer men bijvoorbeeld tochten in het binnenland naleest, door Stedman gloedvol
beschreven.
Personen, namen, plaatsen en datums wervelen door elkaar.
Bossen, plantages, rivieren, kreken, swampen, militaire posten, het is te gedetailleerd en het overzicht raakt verloren.
Om een beter inzicht te krijgen in de geschiedenis van de plantages, is inzicht gewenst in de topografie, de ligging en de
condities waarin plantages werden aangelegd en functioneerden.
Op basis van historische kaarten komt een beeld tevoorschijn van groei, bloei en achteruitgang
Samenstelling kaartbaden
De kaartbladen zijn samengesteld uit historisch kaartmateriaal.
In de loop van de eeuwen zijn meettechnieken, en als gevolg daarvan ook de kaarten, steeds nauwkeuriger geworden.
Ten opzichte van moderne kaarten vertonen oude kaarten afwijkingen in meting en oriëntatie en andere
onnauwkeurigheden.
Wat hebben we gedaan?
Als basis is gebruikt de eerste werkelijk landmeetkundig betrouwbare kaart van Suriname, die van Bakhuis en de Quant
uit 1930.
Op deze basis hebben we met passen en meten een aantal van de meest belangrijke historische kaarten ingetekend.
Het is een reconstructie op papier, want van veel plantages zijn in het veld geen sporen meer te vinden en de historische
kaarten waren als gezegd niet altijd even nauwkeurig.
Over oude kaarten van Suriname
Bij de vergelijking van de historische kaarten moeten we rekening houden met:
Oriëntatie
De oriëntatie is anders als we tegenwoordig gewend zijn, dus niet noord boven en zuid onderaan.
De oudste kaarten tonen Suriname vanuit de Atlantische Oceaan gezien, wat logisch is als je met een schip aankomt.
Zuid is boven en noord is onderkant van de kaarten.
Die oriëntatie is in deze atlas gehandhaafd.
Schaal
De schaal van de oude kaarten is in oude maten zoals Engelse, Duitse of Surinaamse mijlen, de ketting, Rijnlandse
roeden en voeten en akkers.
Het meest komt voor:
1 ketting = 66 voeten Rijnlands= 5,5 roede Rijnlands
1 akker= 10 vierkante ketting.
De lengte van de ketting varieerde volgens onze bronnen tussen 20,714 en 20,75 meter, met als gevolg dat 1
Surinaamse akker tussen 0,4291 en 0,4300 ha beslaat.
Oude kaarten met namen van eigenaars
Op de kaarten tot 1737 waren geen grenzen van plantages getekend, maar wel de namen van de eigenaars gegeven.
We hebben met passen en meten verbanden tussen namen van eigenaren en latere plantages proberen te leggen.
Vanwege de onnauwkeurigheden zijn deze verbanden onzeker, behalve wanneer deze op andere wijze, bijvoorbeeld via
archiefstukken, kunnen worden vastgesteld.
Dit geldt voor de namen van de eigenaars op de kaarten van 1667, 1671, 1677, 1686, 1715 en 1718.
Namen van plantages
Op de oudste kaarten zien we alleen namen van eigenaars.
Later pas kregen plantages zelf namen, soms afgeleid van de naam van de eigenaar.
In historische stukken worden ook later nog plantages aangeduid met de namen van de eigenaar of de directeur, en ook
wel in Sranan Tongo.
Het bleek niet altijd mogelijk de namen van personen te koppelen aan bepaalde plantages.
Actualiteit kaarten
Historische kaarten geven niet altijd de actuele situatie weer op het moment van vervaardiging.
De kaart van Walraven van 1715 is een kopie van een oudere kaart uit 1686.
De kaarten van Ottens uit 1718 vertoont veel overeenkomsten met de eerste gedrukte kaarten van Mogge (1671 en
1677), A. Maars (1715) en de kopie van Walraven (1715).
Een ander voorbeeld is de kaart van A. de Lavaux, waarvan de originele versie verscheen in 1737.
Deze kaart is, omdat De Lavaux er zelf nog aan heeft gewerkt, betrouwbaar.
De vier latere drukken van deze populaire kaart tussen 1737 en 1770, waren deels geactualiseerd, maar vaak niet up to
date (Wekker, 1983, p. 50).
Bij de verschillende herdrukken werd gebruik gemaakt van vaak al achterhaalde gegevens qua naam en eigenaar.
Wel zijn de ontwikkelingen na het gereedkomen van fort Nieuw Amsterdam in 1747, dat de stoot gaf tot de
ontwikkeling van het beneden Commewijnegebied, zichtbaar in de latere drukken.
Kaarten vóór 1882
De geografische nauwkeurigheid van de oude kaarten werd allengs beter.
Cateau van Rosevelt en Van Lansberge maakten bij hun metingen in de jaren 1860-1879 gebruik van astronomische
plaatsbepalingen.
De kaart van 1882 is daarom de eerste kaart met een redelijk betrouwbare geografische ondergrond.
Veranderingen van plantages in de loop van de tijd.
In het algemeen veranderden plantages niet vaak van vorm, zeker niet als het gaat om suikerplantages met een
watermolen, want die hadden een uitgebreid waterstelsel, dat niet eenvoudig te veranderen was.
Wel werden plantages samengevoegd, opgesplitst, of ze veranderden van gewas, van suiker naar koffie, van koffie naar
katoen.
Wat het meest voorgekomen is, dat als gevolg van uitputting en achteruitgaande opbrengsten van een handelsgewas is
overgeschakeld naar hout, kost (voedselgewassen) of kweek (veeteelt).
Veranderingen van eigendomssituaties
Plantages waren vaak het persoonlijk eigendom van investeerders in Nederland of van planters in Suriname.
Telkens wanneer een eigenaar overleed, was er een kwestie van erfgenamen en boedels.
Na regeling van de erfenis, kan een plantage zijn verdeeld, of van naam veranderd.
Bijvoorbeeld de plantage Roode Bank aan de Surinamerivier is na het overlijden van de eigenaar in 1771 verdeeld in
vijf aparte plantages: Verwachting, Wijkslust Haarlemmerhout, Toledo en Nieuwe Rust.
120 Roode Bank in 1770 en 1801
Veranderingen van plantagenamen in de loop van de tijd
De plantage aan de Surinamerivier die nu Guinesche Vriendschap heet, heeft in de loop der tijd vele
naamsveranderingen ondergaan.
In 1737 en 1750 was de naam De Goede Buurt, in 1759 Leyenhoop, in 1767 La Convenance, in 1766 Scherpenburg en
tenslotte Anna’s Lust in 1770, voordat de naam definitief werd gewijzigd in de Guinesche Vriendschap
Ander voorbeeld:
De plantage Amsterdam aan de Surinamerivier vormde oorspronkelijk, samen met de buurplantages Klein Peroe,
Toevlugt en Carracas de plantage Pomibo.
De plantage werd in 1801 Amsterdam genoemd en kwam tussen 1821 en 1843 voor onder de naam Eikenhoop, om in
1882 en 1930 weer op de kaart vermeld te worden als Amsterdam
Verschillen in informatie op kaart vermeld
Moderne vormen van data verzameling zijn pas in de 19 de eeuw ontwikkeld.
Moderne kartering was daaraan voorafgegaan.
In kaarten en almanakken opgegeven data zijn niet altijd consistent.
De statistieken werden gaandeweg steeds meer gedetailleerd.
Op kaarten vinden we de namen van de plantages de oppervlakken en eigenaars.
In almanakken vanaf 1793 vinden we namen van plantages, de ligging, het product en de namen van eigenaren,
directeuren en administrateurs.
In 1821 wordt in de almanak ook de oppervlakte erbij vermeld.
In de naamlijst van bestaande en verlaten pantaadjen en gronden in de Kolonie Suriname, in het boek van M.D Teenstra
“De landbouw in Suriname” vinden we ook het aantal slaven, de namen in Sranan Tongo en de specificatie van
suikerwerken in beesten-, water- en stoommolens.
In het boek “Beschrijving van Suriname” door Jhr. C.A. van Sijpesteijn uit 1854, wordt een onderscheid gemaakt tussen
“vrije” en “niet vrije bewoners” de laatsten naar geslacht.
Na 1863 vinden we in de almanakken naast naam, eigenaar en beheerder, nog meer gegevens; de grootte van de
concessie en het beplant areaal, het aantal arbeiders opgesplitst in immigranten en niet immigranten, producten en de
opbrengsten.
Plantages genoemd in documenten, niet terug te vinden op oude kaarten.
In de literatuur worden eigenaren en plantages genoemd die niet zijn terug te vinden op de kaarten.
We kunnen bijvoorbeeld de plantages Reinsburg, Vinkenvries, of de houtgrond van Balantier, alle in het Cotticagebied,
niet lokaliseren.
Dit gebeurt vooral in de periode 1737 (betrouwbare kaart Lavaux) en 1786 (eerste topografische kaart van Heneman).
In de documenten over de strijd tegen de marrons na 1760 is vaak sprake van plantages aan de Patamacca die
overvallen zouden zijn.
De namen van de eigenaren worden genoemd, maar de ligging van de houtplantages is niet terug te vinden op kaarten.
Wat wel opvallend is in deze frontier country, is dat het steeds gaat over nogal kleine houtgronden, die ook niet in de
hoofdgelden zijn meegerekend en dus niet in de administratie waren verankerd??
Spookplantages
Bij het gebruiken van niet actuele gegevens, ontdekken we op de kaarten vaak spookplantages, ze bestaan alleen op
papier en in de archieven.
Va comme je te pousse aan de Cottica staat op de kaart uit 1930, maar was volgens de almanakken reeds in 1830
verlaten.
Op de kaart van Bakhuis en De Quant uit 1930 vinden we nog 849 plantages, overgenomen van oude kaarten, maar niet
meer actueel.
De almanak van 1935 geeft slechts een aantal van 126 plantages in cultuur.
Wel moet er rekening mee worden gehouden dat plantages wel ophouden te functioneren in hun oorspronkelijk opzet,
maar enigermate bewoond blijven;
De weinige bevolking woont er in kampongs en leeft van kleine landbouw en visserij.
Ze verdwijnen niet, maar raken in de vergetelheid.
Uiteindelijk is de kringloop weer gesloten: van oerwoud, uitgifte van de grond, ontginning, productie, achteruitgang,
vergetelheid, weer terug naar secundair bos.
Verlaten plantages aan de Matapica- en Warapperkreek met de klok mee
121 Kaart Bakhuis en de Quant 1930
122 Luchtfoto 1948
123 Googel Earth 2019
124 Bodemkaart 1970
Oude kaarten gebruikt voor deze atlas
Voor het samenstellen van de kaartbladen is gebruik gemaakt van de volgende historische kaarten.
125 Anoniem: A description of the Coleny of Surranam in Guiana Drawne in the yeare 1667,
1667
Anoniem: A description of the Coleny of Surranam in Guiana Drawne in the yeare 1667,
John Carter Brown Library, Providence, Rhode Island.
(Schaal 1: 240.000, noord is onder)
Over de geschiedenis van de kaart is weinig bekend.
Verondersteld wordt dat de kaart een rol heeft gespeeld in de onderhandelingen over het Verdrag van Breda, in 1667.
De kaart is getekend, met de hand beschreven en gekleurd op perkament met een onregelmatige afmeting.
126 Kopie kaart Willem Mogge 1675
1671-1675
Willem Mogge: Caerte ofte vertoonnge vande Riuieren van Suriname en
Commewijne met verscheyde Creken
Nationaal Archief Nederland 4.VEL 1666E
(Schaal 1: 250.000, noord is onder)
In 1667 werd landmeter Willem Mogge naar Suriname gezonden om een kaart van de kolonie te maken (Wekker, p.43).
In 1671 verscheen de eerste gedrukte kaart van Suriname
De namen van de eigenaars van plantages met een suikermolen zijn in kapitale letters aangegeven, die van anderen in
cursief schrift.
Ligging, begrenzing noch grootte der plantages wordt aangegeven.
Op de kaart staan 106 plantages.
In 1675 werd de kaart aangevuld en herdrukt, er staan 114 plantages op.
De hier afgebeelde kaart is een foto van het origineel dat bij een brand in 1931verloren is gegaan.
De kaart is versierd met afbeeldingen van de inheemse bevolking, beesten, planten en het maken van suiker.
127 Kopie kaart labadisten 1686
1686
Labadistenkaart
Kopie door Fred Oudschans Dentz van kaart behorende bij handschrift Journaal
Uit: Prof. Dr. L Knappert, De Labadisten in Suriname (met kaart), West-Indische Gids, Vol. 8 no. 1 (1927), p.193-218.
De zusters van mede-eigenaar van de Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname, en later gouverneur Cornelis Aerssens
Van Sommelsdijk, waren vanaf 1684 gevestigd in een gemeenschap van Labadisten, op de plantage Providence aan de
Surinamerivier.
Enkele kolonisten van La Providence maakten in 1686 een reis naar de boven Cottica en de Courmotibo.
Het Journaal van deze reis in handschrift werd vergezeld door een kaart, waarvan Fr. Oudschans Dentz in 1920 een
kopie heeft gemaakt, het origineel is verloren gegaan.
Op deze kaart staan 131 plantages.
128 Kaart Frederik de Wit 1688
1688
Frederik de Wit: Caarte van de Rivieren van Suriname en Commewine
met diversen uytstromende Creecken, met alle de landen
soo verre deseze bewoonde worden
ARA, Inventaris Leupe no. 670
(Schaal 1: 200.000 noord is onder)
Een kadastrale kaart, gegraveerd en uitgegeven door Frederik De Wit te Amsterdam, gebaseerd op detail
manuscriptkaarten door Gouverneur Van Sommelsdijck bij missive van 20 mei 1685 vanuit Suriname naar Nederland
gezonden (Wekker, p.44).
Plantages langs de Suriname- en Pararivier en Pauluskreek zijn schetsmatig aangegeven.
De kaart geeft plantagegrenzen en nummers.
Een eventuele legenda met namen en eigenaren ontbreekt.
De kaart telt 119 plantages (Wekker, 1983, p.44).
De richtingen der plantage grenzen zijn waarschijnlijk georiënteerd op het magnetische noorden en hebben over het
algemeen richtingen die noord-zuid, oost-west of noordoost respectievelijk zuidwest bedoeld zijn.
Deze richtingen zijn door de opeenvolgende cartografen overgenomen tot en met Moseberg (1801) (Wekker, 1983, p.
44).
129 Kaart van de Parakreek 1706
1706
Anoniem: Kaart van de plantages aan de Parakreek, Augusty 1706,
Algemeen Rijksarchief, Den Haag, 4VELH no.591
(Noord is onder)
Deze manuscript kaart geeft een overzicht van de plantages gelegen aan de Pararivier.
Dit gebied was na de Indiaanse aanvallen in 1678 verlaten, en was blijkbaar in 1706 weer bevolkt.
130 Kaart M. Walraven 1715
1715
M. Walraven: Kaart van Suriname, kopie van de zoogenoemde “Labadisten map” uit 1686
Algemeen Rijksarchief, Den Haag, Inventaris Leupe, supplement, no. 590
(Schaal 1: 350.000, noord is onder)
De gegevens op deze kopie van de manuscriptkaart der Labadisten waren in 1715 al verouderd.
Er stonden slechts 128 plantages op de kaart.
131 Kaart J. Ottens 1718
Vóór 1718
J. Ottens: Nieuwe kaart van Suriname
Universiteitsbibliotheek, Amsterdam, 28-28-08
(Schaal 1: 600.000, noord is boven)
Vóór deze kaart, die tussen 1713 en 1718 is uitgegeven, verscheen een kaart van
A. Maars die gedrukt werd in het boek van J. Herlein: Nauwkeurige Beschrijvinge van Zuriname, dat in 1718 verscheen
te Leeuwarden.
Beide kaarten tonen veel overeenkomsten, Ottens vermeld meer plantages 225.
Het lijkt dat de J. Ottens gebruik heeft gemaakt van de kaarten van Mogge, aangevuld met die van Walraven.
Opvallend is dat bij de weergave van oost Suriname, de kaartmaker zijn fantasie de vrije loop heeft gelaten.
De Cotticarivier is van minder belang dan de Perica, die is afgebeeld als een brede stroom.
Dit is opmerkelijk, omdat op oudere kaarten vanaf 1677 de koers en verhoudingen van de rivieren al redelijk juist waren
afgebeeld.
132 Kaart Alexander de Lavaux 1737, op zijde gedrukt
1737
Alexander de Lavaux: Generale Caart van de Provintie Suriname Rivierenen Districten
Universiteitsbibliotheek, Amsterdam, bijzondere collecties 62-14-30
(Schaal 1:150.000, noorden links, 3 bladen)
Alexander de Lavaux was in 1729 als vaandrig in dienst gekomen van de Sociëteit en was gezworen landmeter.
In zijn generale kaart geeft hij aan welke plantages persoonlijk door hem zijn opgemeten, zie afbeelding 133.
Hij maakte ook krijgstochten tegen de Marrons mee, en verwerkte gegevens hiervan in zijn generale kaart, zie
afbeelding 17 (Sylvia W. De Groot, 1982, p. 19).
In 1735 ging hij naar Holland om zijn kaart te laten drukken, de kaart verscheen in 1737.
Deze kaart is een fraai voorbeeld van cartografie in de 18 e eeuw.
Het aantal plantages is 424 in cultuur en 58 verlaten.
Nadien volgden nog een aantal drukken van deze kaart, door verschillende uitgevers.
De Lavaux was hierbij niet betrokken, want in 1741 verliet hij zonder toestemming de kolonie en werd toen vanwege
desertie gevangengezet in fort Zeelandia.
Vervolgens werd hij in 1744 het land uitgezet.
Op deze kaart is ook een andere infrastructuur rond de plantages te zien.
Silvia de Groot en Abbenhuis lieten zien dat er een netwerk van paden en dorpjes op deze kaart staat, en dat de
veldtochten tegen wegglopen slaven, waar de Lavaux bij was betrokken, zijn beschreven.
In het Rijksmuseum te Amsterdam wordt er een exemplaar van een latere versie bewaard dat op zijde is gedrukt. Deze
versie werd gebruikt door eigenaars, om met hun bezittingen te pronken.
De kaart was succesvol, en werd tussen 1737 en 1770 een aantal malen herdrukt, al dan niet geactualiseerd.
133 Uitmetingskaart Boven Commewijne van Alexander de Lavaux 1735
134 Kaart Alexander de Lavaux 1752 Hendrik de Leth
1752
Alexander de Lavaux: Algemene Caart van de Colonie of Provintie van Suriname
Uitgever Hendrik de Leth
Nationaal Archief Nederland 4VEL 1669
(Schaal 1:150.000, vier bladen, noorden onder, 2 bladen)
Deze herdruk van de originele kaart van 1737 is geactualiseerd, de nieuwe plantages aan de Commewijne staan er ook
op.
De plantages zijn op de kaart voorzien van een naam en een nummer.
Het aantal plantages is gestegen tot 581 in cultuur en 99 verlaten
Plantages in de Tempatie en Peninica waren verlaten na de Marron opstand van 1757
1784-1789-1803
J.C. Heneman: Kaart van het bewoonde en gecultiveerde gedeelte van de Kolonie Suriname in groot bestek
Johan Cristoph Heneman geboren in 1738, kwam in 1770 als vaandrig in Suriname, met het doel een overzichtskaart
van Suriname te vervaardigen.
Van 1770 tot 1778 verbleef Heneman in Suriname voor dit werk.
Tussendoor deed hij cartografisch werk in Berbice, Essequibo en Demerara.
In de jaren 1775 tot 1777 was hij als militair betrokken bij de strijd tegen de Marrons, hij was een vriend van Kapitein
J.G. Stedman, die hem meerdere malen in zijn boek opvoert.
Van 1775-1777 was hij, in samenwerking met landmeter Goudzee, kapitein Boldt en luitenant J.F.F. Wollant betrokken
bij de planning van het cordonpad.
Op 21 december 1780 werd de manuscript overzichtskaart ingeleverd bij Sociëteit.
135 Kaart Christoph Heneman 1784
1784 Kaart van de Colonie Suriname en Onderhoorige Rivieren en Districten zo verre derzelver ontdekkingen
nu zijn strekkende met de tot Culture gebragt zijnde Landen en Plantagien,
Door J.C. Heneman, Ingenieur
Uitgave door G. Hulst van Keulen.
Ingekleurd exemplaar (NAN VEL 1677)
(Schaal 1: 177.000 8 bladen, noord is beneden)
Op deze kaart zijn behalve ook begroeiingswijzen, hoogtes en culturen weergegeven, en wordt beschouwd als de beste
kaart van Suriname uit de 18 de eeuw.
Tijdens het Engels tussenbestuur over Suriname (1804-1816) volgde in 1810 een uitgave door W. Faden te Londen
(NAN VEL 582).
Heneman was na de opnames voor de overzichtskaart vertrokken naar Nederland (28 mei 1778).
In1787 werd hem door de Directeuren van de Sociëteit van Suriname opdracht gegeven een grotere en nauwkeurige
kaart te vervaardigen, die bruikbaar moest zijn voor het bepalen van eigendomsgrenzen, nieuwe gronduitgiften en voor
de defensie, een kadastrale kaart.
136 Heneman 1789-1803 detail
1789-1803 Overzichtskaart met bladwijzer voor de kaart van het bewoonde en gecultiveerde gedeelte van de
Kolonie Suriname in groot bestek
Manuscript
(Nationaal Archief 4.VEL 1678)
De manuscriptkaart omvat samen 120 bladen schaal 1: 15.000, (noord is beneden)
In oktober 1789 waren de eerste bladen gereed, in 1803 de laatste.
Uiteindelijk werden geleverd 94 bladen en 20 addendums.
Op 3 februari 1806 overleed J.C. Heneman op 72-jarige leeftijd.
Op deze kaarten is het meest uitgebreide plantage areaal ooit afgebeeld totaal 1403 plantages.
Ook zijn de “back tracks ”en marron en inheemsen dorpjes, opgenomen, die ontdekt waren in de veldtochten tegen de
gevluchte slaven, die door Stedman zijn beschreven.
138 Kaart J.H. Moseberg 1801
1801‐1803
J.H. Moseberg: Nieuwe Specialkaart Vande Colonie Suriname
Topografische Dienst, Delft, 02, Wi-a 9341
(Schaal 1: 130.000, vier bladen gekleurd, noord is beneden)
J.H. Moseberg was landmeter in de kolonie.
Er verschenen 2 versies, in 1801 in 2 bladen en een gekleurde versie in 1803 in vier bladen.
Op de kaarten staan 713 plantages in bedrijf en 261 verlaten
Hierop was ook de ontwikkeling van plantages aan de rivier Saramacca ingetekend, volgens het plan van landmeter
Bohm uit 1794.
139 Kaart J. van der Bosch 1817
1817
J. van den Bosch: Kaart van het Bebouwde gedeelte van Surinamen
Uit: Atlas der Overzeesche Bezittingen
(Schaal 1: 350.000, noord is beneden)
Deze kaart maakte onderdeel uit van het werk “Nederlandsche Bezittingen in Azia, Amerika en Africa” in twee delen
met atlas.
De kaart geeft de plantages een nummer, dat refereert aan een in kader gegeven namen van plantages en oppervlakken,
en is waarschijnlijk gebaseerd op eerdere kaarten, er zijn geen nieuwe metingen voor verricht
De kaart toont 925 plantages, waarvan 699 in bedrijf.
Deze J. van den Bosch is later, in 1828, naar Suriname uitgezonden als Commissaris-Generaal voor de Nederlandsche
West-Indische bezittingen met volmacht om orde te brengen in het bestuur.
In 1834 werd hij in Nederland benoemd tot Minister van Koloniën.
140 Kaart M.D. Teenstra en G. Mabe 1835
1835
M.D. Teenstra- Lt. G. Mabe: Generale Kaart der Kolonie Suriname
Uit: De Landbouw in Suriname, Groningen 1835
(Schaal 1: 400.000, twee bladen, noord is beneden)
Deze kaart maakt deel uit van het boek “De landbouw in de kolonie Suriname”, geschreven door M.D. Teenstra.
De kaart is vervaardigd door de landmeter G. Mabe.
In het boek en op de kaart wordt een overzicht gegeven van de plantages, omvang, gewas, aantal slaven, en militaire
posten.
Op het tweede blad wordt voor het eerst een overzicht gegeven van de plantages in het westelijk deel van Suriname, in
Coronie en Nickerie.
141 Kaart C.A. van Sijpesteijn 1849
1849
C.A. van Sijpesteijn: Kaart van de Kolonie Suriname ....
Uitgegeven in het Jaar 1784, door den Ingr. J.C. Heneman
Verbeterd naar den tegenwoordigen toestand der Kolonie gewijzigd, en daarop alle bestaande Plantagien
aangeduid door Jhr. C.A. van Sijpesteijn.
Topografisch Bureau van het Ministerie van Oorlog 1850
Uitgever Gebroeders van Cleef te ‘‘s-Gravenhage en Amsterdam.
(Schaal 1: 194.000, vier bladen, noord is boven)
Universiteitsbibliotheek, Amsterdam, 64-02-08/09
Van Sijpesteijn was in Suriname als officier en landmeter tussen 1846-1855, en later als gouverneur, van 1873-1882.
Op deze kaart zien wij namen, producten, omvang, en militaire posten, maar geen plantagegrenzen.
142 Kaart Cateau van Rosevelt 1882
1882
J.F.A Cateau van Rosevelt en J.F.A.E. Van Lansberghe: Kaart van Suriname. Naar opmetingen gedaan in de
jaren 1860-1879.
Universiteitsbibliotheek, Amsterdam, 29-01-16
(Schaal 1: 200.000, tien bladen, noord is boven)
Voor deze kaart werd gebruik gemaakt van een landmeetkundige grondslag, gebaseerd op astronomische
waarnemingen.
De kaart strekte zich voor het eerst verder naar het zuiden uit, tot 4° N.Br.
Expedities lagen ten grondslag aan vele topografische waarnemingen op de kaart vermeld.
Wat het in cultuur gebrachte gebied betreft zien we plantages met namen en grenzen
143 Kaart L.A. Bakhuis en W. de Quant 1930
1930
L.A. Bakhuis en W. De Quant: Kaart van Suriname
Uitgegeven in opdracht van het Departement van Koloniën
Universiteitsbibliotheek, Amsterdam 24-09-06, BMS 107
(Schaal 1: 200.000, 16 bladen, noord is boven)
Deze kaart diende ter vervanging van die van Cateau van Rosevelt, maar is van een grotere nauwkeurigheid, en kon
daardoor beter dienen bij de uitgifte van concessies door de overheid.
Behalve plantages zijn er ook wegen en nederzettingen op aangegeven.
Opvallend is dat de kaart in een ander opzicht sterk verouderd is.
Van de 872 plantages die op de kaart staan, was in werkelijkheid het overgrote deel verlaten, en in het veld niet meer te
vinden.
Aantal plantages in bedrijf en verlaten op historische kaarten
Tabel 19 Aantal plantages op historische kaarten
jaar bron Aantal in
bedrijf
Oppervlakte
In bedrijf
Akkers (0,43 ha)
Aantal
verlaten
Oppervlakte
verlaten
Akkers (0,43 ha)
Totaal
aantal op
kaart
Totaal
oppervlake op
kaart
Akker (0,43
ha)s
1667 JCB library 163
1671 Mogge 106
1677 Mogge 114
1686 Labadisten 131
1715 Walraven 128
1718 Ottens 225
1737 Lavaux 424 339875 58 10800 482 350675
1770 Lavaux 581 331229 99 21975 680 353204
1789 Heneman 1403 975000
1801 Moseberg 713 261 974 499723
1817 Van Der 699 473378 226 21884 925 495262
Bosch
1835 Teenstra 453 451375 386 219362 839 670737
1849 Van
226 424943 15 1933 241 426876
Sypesteijn
1882 Cateau van 874 78 952
Rosevelt
1930 Bakhuis en
Quant
849 76 925
Uit deze tabel blijkt dat de kaarten als informatiebron over het aantal en oppervlakte van plantages in bedrijf niet
consistent zijn.
Oorzaak daarvan is vaak de onvolledigheid van de oppervlaktes van in bedrijf zijnde en verlaten plantages, deze worden
niet altijd vermeld.
Gegevens uit andere bronnen brengen al niet meer licht, als blijkt uit onderstaande tabel.
Tabel 20 Aantal plantages in bedrijf en verlaten in almanakken
Jaar bron Aantal in
bedrijf
Oppervlakte
In bedrijf
Akkers (0,43 ha)
Aantal
verlaten
Oppervlakte
verlaten
Akkers (0,43 ha)
Totaal
aantal op
kaart
Totaal
oppervlake op
kaart
Akkers (0,43
ha)
1793 Almanak 554
1821 Almanak 611 359282 139 49256 750 408538
1835 Almanak 552 533577 257 121900 809 655477
1843 Almanak 493 490060 353 173164 846 663224
1854 Boek 257 358568 10 3614 267 362182
Sypesteijn
1863 Emancipatie 218
1888 Almanak 105 122140
1901 Almanak 175 207564
1935 Almanak 126 133843
De Surinaamse almanakken waarop bovenstaande tabel is gebaseerd, ontleenden hun gegevens waarschijnlijk aan de
belastingadministratie van de overheid.
Desondanks zien we evenals uit de historische kaarten geen consistente ontwikkeling in aantal en oppervlakte van
plantages.
In de periode vóór 1863 is dit te wijten aan het ontbreken van gegevens, vaak is de oppervlakte niet opgegeven, in de
periode na 1863 werden oude plantages verkocht aan de voormalige slaven, bijvoorbeeld in de Para, of in delen
verkocht.
De overheid kocht ook een aantal plantages om deze in te richten als vestigingsplaats voor immigranten van wie de
contracttermijn was afgelopen.
Deze atlas
Voor de geografische ondergrond van deze atlas is gebruik gemaakt van de overzichtskaart in 1930 samengesteld door
Bakhuis en De Quant.
Daarop zijn historische kaarten met passen en meten ingetekend.
Vanwege de grote verschillen in het historisch kaartmateriaal, zijn de resulterende kaarten niet landmeetkundig
nauwkeurig, het is een reconstructie en ze moeten beschouwd worden als figuratief.
1: Kaart van alle plantages die bekend zijn 1677-1930, met hun laatst bekende namen
Dit is een basiskaart waarop alle ooit bekende plantages zijn ingetekend.
Een groot deel van deze plantages is gebaseerd op de meest uitgebreide kaart van Suriname die bekend is, die van J.C.
Heneman, eerst die van 1784 en later de uitgebreide versie op grotere schaal van 1789-1803.
Wij vinden daarop plantages met namen, verlaten plantages, en plannen voor projecten die nooit zijn gerealiseerd.
Het resultaat is een basiskaart waarop de maximale uitbreiding van het plantageareaal tot 1800 is getekend.
Het betreft dan ruim 1400 plantages, met en zonder naam
Daarbij zijn dan de door Heneman ingetekende “projecten” (achter Purmerend, Jonkermanskreek etc.) niet
meegerekend.
Op deze basiskaart zijn de laatst bekende namen vermeld, meestal op basis van de kaart van Bakhuis en De Quant uit
1930.
Laatste spelling: Nieuw Klarenbeek i.p.v. Nieuw Clarenbeeck
Namen: zoals het laatst bekend, Oranjekreek i.p.v. Vredenburgkreek
Om een plantage op te zoeken op de kaart, zijn via de registers op alfabet, oude namen te vinden met verwijzingen naar
de laatst bekende naam en de ligging.
2: Kaart met plantages waarvan een beschrijving is te vinden en waar historische resten gevonden zijn
Op de website www.suriname-heritage-guide.com zijn van meer dan 300 plantages monografieën te vinden.
Deze staan op dit blad aangegeven.
Ook is te zien op welke plantages resten van bewoning of activiteiten te vinden zijn.
Deze kaart is aangevuld met archeologische vindplaatsen (Meulenberg, 2016).
3: Kaart van Willem Mogge in 1671 en 1677
Op de ondergrond zijn geprojecteerd de plantages die voorkomen op de kaart van landmeter W. Mogge, die in 1667
naar Suriname was gestuurd om een goede en betrouwbare kaart te maken van de bestaande plantages.
Het was de tijd vlak na de Engelse overgave, toen veel plantages werden verlaten.
We zien op deze kaart 114 plantages, waarvan 71 met een suikermolen, wat betekent dat er aanzienlijke activiteit en
investeringen aan ten grondslag hebben gelegen.
Er zijn twee versies van de kaart bekend, oorspronkelijk uit 1671, maar de in de versie van 1677 zijn er meer namen, en
meer plantages met een suikermolen, dat is te zien aan de namen die met hoofdletters zijn geschreven.
4: Kaart de Frederik de Wit 1688
In dit geval was niet Frederik de Wit de maker van de kaart, maar de drukker in Amsterdam.
Deze kaart geeft een vroeg, en naar het lijkt, nauwkeurig, overzicht van de bestaande plantages; daarom is deze van
belang.
Het is waarschijnlijk de kaart waar Gouverneur van Sommelsdijk over sprak in zijn brieven aan de directeuren van de
Sociëteit van Suriname.
Helaas is de gedrukte versie die is overgeleverd, niet compleet.
De plantages zijn genummerd, maar de namen en eigenaars, die vermoedelijk in een overzicht erbij hoorden, zijn niet te
vinden.
De plantages aan de Suriname, Pararivier en Pauluskreek zijn deels schetsmatig aangeven.
Van deze kaart is ook een kopie bekend door landmeter Johan Sas uit 1701.
5: Kaart Alexander de Lavaux 1737
Een van de mooiste en meest accurate kaarten van Suriname, die jarenlang toonaangevend was.
6: Kaarten van Alexander de Lavaux herdrukken 1750-1770
Ten opzichte van de versie van 1737 is hier de ontwikkeling van het Commewijnegebied zichtbaar, na de
ingebruikname van het fort Nieuw Amsterdam.
7: Kaarten van J.C. Heneman 1784 en 1789-1803
Na de overzichtskaart in 6 bladen van 1784, zijn de manuscript kaarten die in de periode 1787 en 1803 werden
opgeleverd, het meest uitgebreide overzicht van het plantagegebied.
Alle plantages die ooit hebben bestaan zijn ingetekend, en waar geen gegevens in de administratie te vinden waren zijn
gefingeerde namen aan plantages gegeven.
Ook zijn plannen voor uitgifte van nieuwe gronden gestippeld ingetekend.
De meeste van deze projecten zijn nooit uitgevoerd.
We hebben de meeste gegevens verwerkt op het overzichtsblad van deze atlas.
Op bijgaande kaart is de “alternatieve infrastructuur” in beeld gebracht, het netwerk van voetpaden, inheemse dorpen,
kostgrondjes en marrondorpen, voor zover Heneman deze op de detailbladen heeft verwerkt.
8: Kaart van J.H. Moseberg 1801
Op deze kaart staan 713 plantages in cultuur, 261 plantages verlaten gestippeld aangegeven, en ook huizen, of beter
gezegd bewoning.
Er zijn 411 woningen geteld, wat een indicatie is voor het aantal plantages in cultuur.
Gronden aan de Saramacca waren pas uitgegeven, maar nog niet in cultuur.
9: Kaart van J. van den Bosch 1817
Ten opzichte van de kaart van 1801 zijn er weinig verschillen, voor deze kaart is er geen nieuw veldwerk verricht.
10: Kaart van M.D. Teenstra en Lt. Mabe 1835
Deze kaart is interessant omdat de geografische spreiding van de suiker-, koffie-, cacao- en katoenplantages in beeld
komt.
Voor de suikerplantages is het onderscheid van beesten- water- en stoommolens van belang.
De stoommolens waren op dat moment een belangrijke innovatie.
11: Overzicht plantages waar in 1863 slaven zijn vrijgemaakt
Deze kaart is gebaseerd op de lijst die Helstone en ten Hove hebben gemaakt van familienamen en plantages bij de
emancipatie op 1 juli 1863.
www.gahetna.nl/collectie/index/nt00341 1863
Het betrof 218 plantages en een aantal van 29.258 vrijgemaakten.
12: Kaart Cateau van Rosevelt en Van Lansberge 1882
Als we deze kaart vergelijken met die voor 1863 of met de almanak van 1888, zien we dat hier alle gronduitgiften op
staan wat niet overeenkomt met de stand van de plantagelandbouw.
Er staan 952 plantages ingetekend, waarvan 78 verlaten (zonder naam).
De aandacht was verschoven naar de exploitatie van het binnenland.
De kaart moest dienen als basis voor de uitgifte van concessies voor houtkap, goud- en balatawinning
13: Kaart Bakhuis en De Quant 1930
We vinden 945 plantages, waarvan 76 verlaten.
Het mag duidelijk zijn dat deze kaart lang geen betrouwbaar beeld geeft van de stand van de plantagelandbouw, en zelfs
niet dienen kan als hulp bij de grond-administratie, omdat veel plantages na 1863 in delen zijn verkocht of gesplist in
percelen voor de kleine landbouw.
Toch vormde deze kaart tot voor kort de nog de grondslag bij het uitgeven van concessies.
14: Rivieren: vloedgrens, bevaarbaarheid en zout indringing
Een belangrijke factor bij het ontstaan van de plantages werd gevormd door de bevaarbaarheid van de rivieren en
getijden daarin.
Zeeschepen konden ver de rivieren opvaren om vracht te vervoeren hoewel, vanwege de heffing van import- en
exportbelastingen, goederen in Paramaribo werden overgeladen.
Door het vlakke land dringen getijden ver door op de rivieren.
Dit is van belang voor het transport op de rivier, waarvoor roeiboten ingezet werden; die voeren altijd met het getij mee.
Het getij vormde ook een belangrijke basis voor de watermolens, die suikerriet moesten malen.
Voor drinkwater waren plantages in het kustgebied aangewezen op rivierwater.
In Commewijne was in de droge tijd het rivierwater brak, zodat men aangewezen was op regenwater, dat werd
opgeslagen in grote waterbakken.
Informatie op deze kaart is ontleend aan de Suriname Planatlas, kaart blad B4 en de Kaart van Suriname van Cateau van
Rosevelt en Van Lansberge.
15: Cordonpad en militaire posten rond 1800
Deze kaart geeft een beeld van de verdedigingsstelsels die in de 18 e eeuw werden aangelegd, ter bescherming van het
plantage gebied tegen aanvallen van marrons. De plantages buiten het cordon waren toen al verlaten.
Onderstaande kaarten kunnen in detail bekeken worden door in te zoomen.
Rhijnie
Gloucester
Providence
G od Intent
Huntley
Cro melin'sgift
Groningen
Nursery
Hazard
an Saxen
Locharber
Forgue
Hope
Sealand
Leadsha l
Paarl
Matappica
Kanaal
l'Esperance
Glensander
Charlo tenburg
Fackerts Hoop
Lot No.209
Hope
Waltonha l
Philipsdaal
Johanna Maria
Aan Novar
Novar
Leasowes
De Goede
Bijgelegen
Saxen
Vriesenburg
Oranje
Verwachting
Nova en Dwingelo
Welgeva len
La Singularité
Hecht en Sterk
Rijnberk
Hague
Lune te
Java
Nieuw Mocha
De Jonge Bijenkorf
Saphir
Klein Be leveu
Perseverance
Cadrospark
Bellevue
Louisenburg
Broederschap
Leliënd al
E len
Zoelen
Beninenburg
Alkm ar
De Dankb arheid
Palestina
Mary's hope
Gr ot Marsei le
l'Avanture
Botanybay
Livonia
Pomona
Twijfelachtig
Rothershide
Booma ker
Aan
Molh op
Margarethenburg
Waldeck
van Dri melenpolder
Z ezigt
Landzigt
Pou se
Waterl o
Nieuw Va Co me Je te
Aan Vriesenburg
Vlijt en Trouw
R es en Crop
M erzorg
Felix
Vi schershaven
Klein Onverwacht
Einde Rust
Pieterszorg
L'A sistance
Le Contentement
De Nieuwe Eendragt
Beekvliet
Le mertskamp
Charlottenburg
Liverp ol
Arnhem
Zorgvliet
Vi serszorg
Smithfield
A na Maria
Perou
Goed Su ces
Lust en Rust
Sardan
Dordrecht
Concordia
Caledonia
Kent
De Eendragt
tering
Courtvlugt
Vriesenburg
Brouwershaven
Hulshof
Schatzenburg
Libanon
Hamburg
K w e
e
Vli singen
Waterwijk
k L
u
De Goede Verwachting
s
t
Ongegund
La Solitude
Tyrol
Altona
Livorno
Margareta's gift
De Goede Intentie
De Goede Onderneming
Soribo
Adrichem
Welgevonden
Harte Camp
Salem
Fort
Mocha
Judash op
Daphin'as zorg
Nieuw Libanon
Land van W.Fe rier
Elisabethsh op
Guldenvlies
Gelderland
Aan Osembo
La Prosperité
Celle
Vr eland
La bo ne Aventure
Aan Onoribo
Di ligence
De W akz amheid
Falkenburg
Kw eklust
Mati le
Aan
Libanon
Aan Onverdacht
Aan Frederiksburg
Mijn Hulp
Aan Onoribo
Wa-
De
d
c
schap
Itabaliebo
Onobo
Vriend
polder
no. 2
Mot kreek
Frederiksdorp
Buitenrust
Johan en Margaretha
Elisabeths hoop
de Resolutie
Berlijn
Joha nesburg
Rust en Werk
Lus tot Rust
Bremen
Oxford
Potosie
kr ek
hoven
Andreesgift
Sarah
Burnside
A na's rust
Louisiana
en Rouxgift
Driesveld
Zo nebloem
Leijerdorp
Klein
Lodewijks
burg
kreek
Purmerend
Picardie
Frederiksburg
Mon Souci
Ki lenstein
Nut en Schadelijk
Brouwerslust
Kr onenburg
Schaapstede
Mariënbosch
Guadeloupe
Bantaskine
Nieuw A conoribo
Vl ardingen
Alliance
La Prevoyance
Hamilton
Totness
Br edev ort
Tyro ne
Spieringshoek
Vriendsbeleid
en Ouderzorg
Clevia
De Morgenster
Venlo
Anna's burg
A kerb om
Wederzorg
Mariënburg
Katwijk
Welgelegen
Industrie
Cayenne
Cottica Rivier
Mon Trésor
Nijd en Spijt
A la bo ne Heure
Oost - west verbinding
De Vrede
Elk het Zijne
Fortuin
Compes Burgh
e
d
De Goede H op
Tijgers Bosch
Pad
la Recherche
Waterl o
Petzholdt
Gloria
Rust en Lust
Pa lak
Cohue
Diana
Bamby
l' Esperance
Triangel
Copie
Wobma
Ca racas
Zonderzorg
Kinderen
Aan de Vier
Indigoveld
Tolen
an de 4 kinderen
Delft
Stadt
H orn
Berlijn
Kayam
Carmel
kwakoegron
Boven Suriname Rivier
Kapoeri kreek
Pa ra
Praag
Talbot
2
3
4
6
7
8
9
Wiltens
Kwakoegron
Sara kreek
E
R
S
2
3
4
6
8
9
St. Eustatius
Klaverblad
Belw arde
Combé
Jagtlust
Richelieu
Amsterdam
B ekhuizen
La Paix
Mon Repos
Carel Francois
Gr enfield
Hamptoncourt polder
De Eenzaamheid
Mervei le
Boxel
an La Resource
Altona
Domburg
Rorac
Mocha
Ongelegen
Topibo
7
Abroea
Palmeneribo
Surimombo
Horeb
Inveja
Goosen
Drie
Toledo
polder
Ceres
Bethante
Bethel
Inverness
Welgelegen
Kleinh op
V orburg
Hildesheim
De Nieuwe Uitleg
Lunenburg
Gen odz akt
WelgelegenZeldenrust
Charlotten burg
Na carackibo
Mu ni kendam
Oud Be levue
Ephratha
G ertruidenberg
la Felicite
Nieuw Java
Bo kenstein
aan Patientie
Gust afsd al
Gloria
Ro terdam
Klein La Paix
Weltevreden
Peu et Content
Tourto ne
Patientie
Mijn Hoop
Mon Sort
Amsterdam
s'Gravenhage
Onvergenoegd
Ostage
Lugtenburg
Sinabo
Moederszorg
Bel a Soir
La Poule
Monitor
Weltevreden
Vriendslust
Rachelshoop
Joha nis Hoop
Le
Mat
Rouge
Retiro
Wayamoe
Klijn Othan
Dothen
Rama
De
Hoop
Utrecht
La Rencontre
Seulen
Boston
Osembo
Aan Onverdacht
a
Frederiksburg
Aan
La Liberté
Kinderen
Aan Onoribo
Nieuw Wederh op
b
Wijnbergslust
De vier
Aan Onverdacht
Herste ling
Prado
Bon Retour
Ve terskamp
Gerar
an Marsei le
Na sy
Japea
Byam
Otapei
IJvers
hoop
Ca sipora
Bergen
op Z om
La Rochelle
Ayo
Kwatta
Catharina Sophia
Cookhan
Wilmsburg
Vlugt en Trouw
Kerkgrond
Gemenelands
grond
land van Alijda
Jungerman
Curaçao
Land van Concordia
Heerenv en
Frederici's Gift
Siparipabo
Nieuw
ders
Blijendaal
Geneve
Land van
Heijsvliet
Aan de vier
Kinderen
Morea
Bigrar
a
Bij Geval
i
Hamburg
g
c
Aitnoch
an
Ornamibo
j
b
Pisa
St. Andries
Nieuw H erenv en
Potribo
Guyana
Cadix
Amalia
Pera
La
Fakake
Larim Caboera
Westerveld
Christiania
Corsika
Pereijrebo
Louisenburgh
Jacobszorg
Riga
Eulenburg
St. Lucia
Bermuda
St. Helena
Hamburg
Tout luy faut
Tobago
Lemmersveld
Vriendsbeleid
Ester
Petronella
Johanesdaal
Eugenia
Para
Neu Chatel
Bruinsberg
Nieuw Bergerac
Toledo
Sinabo
Sinabo
Alsimo
St arenbergh
Pu tenzorg
Kampong Baru
Nieuw Kr onenburg
Heremitage
Berbice
Gaza
Bethel
Canje
Wieringen
Salem
Post Gelderland
Franckenberg
Arras
Peterwarsteijn
Altenburgh
Zierikz e
Eijndhoven
Ka tenburg
Walchteren
Sch oneveldt
Augustenburgh
Axel
Mereresie
Samarintibo
Wironje
Kothenburgh
West Kapel
Coevorden
Armuijden
Castel
Nieuw
Castricum
Oranje
Wi lemstadt
Kavestein
Canada
st. Marten
Tijrus
Nieuw Foundland
Plijmouth
Valckenburg
Elburg
Het
Eiland
Porfio
Gehar
Cadix
Bigrar
Venlo
Silver Berg
Qu ad Gerucht
Gloria
De Meza
Hoogerv en
an Venlo
societeit
land
Garsia
Wolvega
an Elburg
Pinto
G
M a str om
De Goede Vriendschap
Manheim
Klein Mon Desir
A. Vereul
Flora
Klein H erenv en
Nieuw Meulwijk
N oit Gedacht
M. van Overschelde
Piet Graude
mevr.
Boxel
N ord Quapibo
Heremitage
Sandick
an La Prosperité
Coubert
Namrek
Blijden
Hoop
E
D
Batavia
Aan Vriesenburg
Nova
Haast u
langzaam
Campenburg
Huwelijkszorg
Vaderzorg
Van Engel
Elsenhagen
Gr ot Cuilenburg
horst
Twistz egen
Charlesburg
Maria's Lust en Toevlugt
Pietersburg
La Nouve le Esperance
Sidodadi
J.F. Friderici
Klein Marsei le
Gelre
Lustrijk
Geertruidenberg
Post Br ak
Roepel
Klijn
Siparipabo
grond
Favorita
Oost-
Kapel
Simiribambo
erven
Oud Kr onenburg
Cowaco
Aan Onoribo
Aan Onverdagt
Fo rest
vrije Marie Bleij
Nieuw Oranibo
Saron
Vrije Mongo
Vrije Quamie
Vrije Aphieba
Volsing
Carmel
Smith
Finch
burg
Klein Cha ti lon
plation
Lemmers
Mon Travail
Coropinado
Hutton
Klein
Union
Diamond
Standvastigheid
Klein Charlottenburg
Hofwijk
Breda
Maria's lust
G osen
Bucklebury
John
Belladrum
Zorg en H op
Friendship
Cra pahoek
Mon Desir
De Onderneming
Bleyenh op en Bleyenrust
Lankmoedigheid
Sarah Maria
l'Emba ras
Clyde
Moy
Karelsburg
De Nieuwe Levant
s'Hagenbosch
Rustlust
De Punt
Catharinen
burg
Alderat
La Paix
Alida
De Oude Bijenkorf
Nieuw
De Eendragt
De Zes Kinderen
Molhoop
De Gekr onde
Pauw
B ekenhorst
Oldenburg
Johanna Catharina
Berceba
Gruitie
Agenoria
Cabenda's h op
Barkley
D alenberg
De Zuinigheid
Karelsburg
Kl.Jalousie
Wayamoe
an Jagtlust
Rustenburg
Jericho
Aan Klein Cu lenburg
Zeldenrust
Pietro
Welbedacht
Eigenrust
weduwe Dane
f
Mijn verm ak
De Herste ling
Aan
Potribo
Pancabo
Pietersburg
an Braamsh op
De Beproeving
Guldenvlies
Hazard
Calis
Aan Libanon
A len
Gage d' Amour
Cipibo
H op
Tampoea
Mahanaim
Toevlugt
Crevecoeur
Mijn H op
B ekvliet
Charlo tenburg
Karawi nibo
Mirico
Phedra
L' Inquetude
Moria
Marwini
Bigrar
Albion
h
B
Clementsburg
Ingi kondre
Nieuw
Roland
H
F
Nieuwe Grond
Wol fenbuttel
Mon Diverti sement
Rosina
J.F. Kuvel
Klijn Libanon
Aurora
Belair
Larima
Symons
Ongelegen
De Vier
C
Vreugd
Mijn Verm ak
Janslust
Sint Joris
't Vertrouwen
Va co me je te
pou se
Klein Cuilenburg
Clevia
Polen
Klein
erven Fontane
Alb.Li pert
Forel
Korte
Londonde ry
Constantie
Stark
Coresburg
Indigoveld
Kl ef
Bleijenstein
La Paix
Libanon
Bethel
A na Elisabeth
Kleine Verwachting
Aan Korte Vreugd
Aan Bodenburg
De Dankbaarheid
Jacoba'sd al
Adrichem
Wilkenslust
Longway
Kulenkampspruit
Klein Lunenburg
Maria Petrone la
Den Briel
Theodora Suza na
Bent's-h op
Ester's Rust
Zorg en H op
Phoenix
Stolkwijk
Toevlugt
Oostwaard
Heijmslust
Mislukt Bedrog
De Harmonie
Sawmillkr ek
V orzorg
Kleinhausen
La Perseverance
Constantia
Elisabeth
De Beste
Schafhausen
Binsbergen
De Morgenstond
So melsdijk
an Susannasd al
Geijersvlijt
Mariënburg
Wilhelmina's burg
Nieuw Aanleg
Elisabeth's hof
Vrouwenvlijt
Ma Retraite
Janslust
Landsgrond
Hiesveld
La Sangue
Hermitage
Blo kenbosch
Corisana
Fairfield
Mopentibo
Mawaribo
Nieuw Weergevonden
Montauban
Kinderd el
Nieuwzorg
Dirksh op
Frederiksh op
Misgunst
Stolkertsijver
Dijkveld
Ha na's lust
Kw eklust
Makreabo
Helena Christina
De Vrede
Bruinsburg
Carolina
Tawajari
Zonh op
Groenendal
Rustveld
Malebatrum
Groninger land
Rietwijk
Des Tombesburg
Bethlehem
Aan Oostrust
Suitwijn
Maria's Lust
Goede Moed
H arlem
Windsor forest
Voorburg
Vriendsburg
Vlammenburg
Fauqemburg
Roseland
Onverwacht
Klarenbeek
Wayampibo
Mon plaisir
aan Tout lui faut
Bergersh op
Chaldea
Sappato
Oud Belair
Cocqswoud
Nieuwgrond
Bramshoop
Arends Vlijt
Carmawi pibo
Frederika
Land van Santi Gron
Klein L 'Esperance
Zorg en H op
N oit gedacht
Carthago
Aan Onoribo
Nimmerdor
Guineswe
Oranjestein
Germania
Beren Veldt
Mariepabo
Gluckauf
Tulpenburg
Cra wa sibo
Urbanica
Ma tewaribo
Ernesborn
Jukemombo
Klein Jalousie
Mapabo
Loefb ek
Krommenie
Staf Aarons
David Knegt
Klein Amsterdam
Ester's Lust
Jagersburg
Is aks h op
Klijn Imota pi
V orzorg
Societeitsland
Simirintibo
Onaracabe
A. de Lion
G. Da Costa
J.F. Roberts
De Eendragt
Land van La Diligence
Boa Esperanza
aan
Reijnesberg
Davilaar
Davilaar
Voorgrond
Maastricht
Oranje pad
Henarpolder
Groot Henar
kreken
Plantages
Geprojecteerde Plantages
Woeste grond, bos
Kreken en rivieren
NOORD
0 50km PLANTAGES IN SURINAME
Warappakreek
Jonkermanskreek
Suriname Rivier
Oost - west verbinding
Corantijn Rivier
Oost - west verbinding
Kwa taweg
Oost - west verbinding
Meerzorg
Paramaribo
Oost - west verbinding
Doorsteek
Oost - west verbinding
Oost - west verbinding
Galibi
meursweg
Oost - west verbinding
weg naar Afobaka
Albina
Moengo tapoe
B. De Granada
Zutphen
Phili pines Ruhe
weg naar Apura
Is ac De La
Nieuwe Zorg
weg naar Apura
Remoncourt
an Berg Sinai
Carels Woud
Bergend al
Victoria
weg naar Apura
weg naar Apura
Langatabiki
Matappica
Cassipora
Kadjoe
Powakka
Maagdenburg Laarwijk
Vreeland
Laarwijk
Kabelstation
Suralco
Accaribo
Accaribo
Domburg
Meerzorg
Brownsweg
Braamspunt
Tapoeripa kanaal
Oranje
Ca bes
Zanderij
Berlijn
Republiek
Mata
Bigi Poika
Kalebaskreek
Batavia
Jenny
Andresa
Witagron
Corneliskondre
Donderskamp
Boskamp Suriname-Guyana
Ferry
Tapoeripa
Klein Henar
kreek
Parmaricakreek
Commewijne Rivier
Saramacca Rivier
Boomskreek
Sommelsdijkse kreek
Nani kreek
Cras
kreek
Saramacca Rivier
Oranjekreek
Tijgerkr ek
Saramacca- Kanaal
Wayamoe kreek
Solitude kreek
Commetewane kreek
Orleana kreek
Wanicakreek
Perica
Tawajari kreek
Marowijne Rivier
Paulus kreek
Para rivier
Coermotibo kreek
Bo telskreek
Carramaccakreek
Surnau kreek
Nickerie rivier
Pararac kreek
Boven Co tica
Cassewinicakreek
Patamaccarivier
Marataka rivier
Boven Commewijne Rivier
Palmeniribo
Silva kreek
Siparipabo
kreek
kreek
Tawarikoera kreek
Coesewijne rivier
Aritowakabo kreek
Peninicakreek
kreek
Sarwa
Cassipora kreek
Irakoekakreek
Coropine kreek
Marowijne rivier
Carolina kreek
Mapanekreek
spoorlijn naar
Tempatikreek
Bu felskreek
Wayombo rivier
Commewijnekreek
Messiaskreek
kreek
Beaumont
Marechalskreek
Claaskreek
Lucas kreek
Mama kreek
spoorlijn naar
Matapi
Guyana
Cassipoera kreek
5°45'
Mauricica kreek
Coesewijne Rivier
5°30'
Tibiti Rivier
5°15'
NB
5°20'
5
5°25'
6°00'
Frans
Guyana
Locus kr
Tibiti rivier
5°00'
1
5°05'
5°10'
Kabalebo rivier
4°50'
A P
U
F K
B C D G H I J L M N O
Q
T V W X
Y AA AB AC AD AF AG AH
AM AN
53°50' 53°55' 54°00' 54°05' 54°10' 54°15' 54°20' 54°25' 54°30' 54°35' 54°40' 54°45' 54°50' 54°55' 55°00' 55°05' 55°10' 55°15' 55°20' 55°25' 55°30' 55°35' 55°40' 55°45' 55°50' 55°55' 56 °05' 56 °10' 56 °15' 56 °20' 56 °25' 56 °30' 56 °35' 56 °40' 56 °45' 56 °50' 56 °55' 57 °00' 57 °05' 57 °10' 57 °15' 57 °20'
4°55'
5°35'
5°40'
10
5°50'
11
5°55'
12
13
6°05'
56 °00'
WL.v.Gr
Z
AE
AJ
AI AK AL
AO
4°55'
5°00'
1
5°05'
5°10'
5°15'NB
5°20'
5
5°25'
5°30'
5°35'
5°40'
5°45'
10
5°50'
11
5°55'
12
6°00'
13
6°05'
14
6°10'
15
6°15'
14
6°10'
15
6°15'
6°20'
53°50' 53°55' 54°00' 54°05' B 54°10' C 54°15' D 54°20' E 54°25' 54°30' G 54°35' H 54°40' I 54°45' J 54°50' 54°55' L 55°00' M 55°05' N 55°10' O 55°15' 55°20' Q 55°25' R 55°30' S 55°35' T 55°40' 55°45' V 55°50' W 55°55' X Y 56 °05' 56 °10' AA 56 °15' AB 56 °20' AC 56 °25' AD 56 °30' 56 °35' AF 56 °40' AG 56 °45' AH 56 °50' AI 56 °55' 57 °00' AK 57 °05' AL 57 °10' AM 57 °15' AN 57 °20'
A
F
K
P
U
56 °00'
WL.v.Gr
Z
AE
AJ
6°20'
AO
Mary's hope
Totne s
Friendship
Oost - west verbinding
Redi doti
Koffiekamp
Joden Savanne
Pierre kondre
Brokopondo
Abana Kondre
Carolina
Njun Lombe
Klaaskreek
Baboenhol
Phedra
Berg en Dal
Kraka
La Vigilantia
Houttuin
Onoribo
Overtoom
Lelydorp
van Wanica
La
Prosperité
Bersaba
Onverwacht
Bernarddorp
Santigron
Uitkijk
Jarikaba
Catharina Sophia
Tijgerkreek
Calcu ta
La Poule
Kampong Baroe
Tottikamp
Columbia
Groningen
Longmay
Nieuw Nickerie
Coppename Rivier
Bamboesie
Alfonsdorp
Wonoredjo
Pikin Santi
Moengo
Ricanao Moffo
Langa Hoekoe
Tamarin
De Welvaart Wanhatti
Paradijs
Alliance
Reijnsdorp
Hecht en Sterk
Katwijk
Kroonenburg
Tamanredjo
Alkmaar
Leliëndaal
Mariënburg
Johan en
Magaretha
Belwaarde
Nieuw
Amsterdam
Rust en Werk
spoorlijn naar Kwakoegron
Kwakoegron
Pikin Saron
Goede Hoop
Wageningen
Pararacweg
Apura
Weg
Wegen
Labadiesh op
George Hendrik
A na Catharina
Waterl o
Aan Bruinend al
Abigaels Lust
Broedersh op
Karelsd el
Aan A na's zorg
Aan Alderat
De Herste ling
Joha na Charlo te
Vaderszorg
Frederikslust
Leidensh op
Moed en Ko mer
Bijgeluk
Z ewijk
Saltzhalen
Vossenburg
Patientie
Nieuwzorg
Badenstein
Jacobslust
Beudslust
Spieringszorg
De Dager ad
A na's Zorg
Echtensrots
Barbados
Joha na Maria
Duringen
Westphalens h op
Ponthieu
Boksweide
Kleinslust
Breukelerwaard
Slootwijk
Schoonoord
Stolkersvlijt
H oijland
Reijnsfort
Leonsberg
Vriesh op
Rainville
Tulpenburg
Welgemoed
De Uitvlugt
St Germain
Practica
De Vier Gezusters
La Campagne
Vriendschap
Mon A faire
Cornelis
Mariëndal
Montpe lier
Sans Souci
Columbia
Welbedacht
Languedoc
La Solitude
Magdelena'sburg
Nieuwe Aanleg
Oosterhuijsen
Po tendorf
Aan Tulpenburg
Aan Welgemoed
Tout lui faut
Nieuwgrond
Ornamibo
Augustus Burg
Nieuw W ergevonden
L 'Espérance
Hou tuin
Pietersburg
Discorde
Rac a Rac
Gr ot Cha tilon
La Vigilantia
Onoribo
Osembo
Overt om
Des Canco
Boavista
St. Domingo
Watervliet
Overbrug
Hanover
L'Esperance
Beaulieu
L euwenberg
an Ongelegen
Berendslust
De Nieuwe Ster
Nieuwe Aanleg
De Vrijheid
Nieuwe Rust
Zorg en Rust
Liefdenshoek
Carolina's Hoop
Waterland
Aan Onoribo
Aan Osembo
Libanon
Welgedacht
Wijkslust
De Verwachting
Contem-
Gebroe-
Frankfort
Plaisance
Mon Desir
De Le mert
Wolvenhorst
De Zwarigheid
B onacker
Mijn Zorg
N aldwijk
De Tw e Gebroeders
Klijn Mu ni kendam
Uit en Thuis
Brunswijk
De Dager ad
Halle in Saksen
Penoribo
Rozenburg
nieuw
Klarenbeek
aan
Siparipabo
Groot
Jalousie
De Nieuwe H op
Sarah's lust
Petrone la
D orst ek
Duisburg
Ephraimszegen
Arendsrust
Canawappibo
Nieuwe H op
Mon Plaisir
Edinburg
Egmond
Concordia
Rustenburg
Wilhelmina
Nieuw Rozenbeek
Nieuw Belair
Kort en d ur
J agersholm
Concordia
de Hoop
Meulwijk
Rust en Rust
Posthamas Lust
Oostrust
De Dager ad
La Volonte Divine
Cabo Verde
Mon Repos
Welbedacht
Nieuwe H op
Wi lemstad
La Re source
Bergen op Z om
Le mersh op
Nieuw Hazard
Vier Azen
Klijn Tijger hol
Nahamoe
Mawa kabo
Nieuw D or
Nieuw Ribanica
Standvastigheid
Groningen
G ertruida
en Toevlucht
Ma Retraite
Voorzorg
Oudt Ribanica
M. Cohen
De Nieuwe H op
La Diligence
D.B. De Lazada
Charprendre
Irakoeka
Sara's Lust
Veneti ë
Worsteling
Jacobs
l'Hermitage
De vier Gezusters
Paradijs
De Goede Toevlugt
Moederzorg
Vaders Zorg
Petit Versai les
Zwitsersgrond
land van Quamabo
H ast u Langz am
an Reynesburg
Hohen Stein
Zwart Waldt
Hout Meijn
Schoon Waldt
Reijnesberg
Dordrecht
Matonshoop
West Vriesland
Uitvlugt
Barbacoeba
De Dager ad
La Liberté
an Ephraims Zegen
Tijgers Camp
Pampus
Nes en Camp
Eijsveldt
St. Thomas de
Paraiba
Aukanauw
Welgetro fen
Den Berg
Restaurada
Mibierantibo
Conraads Gluck
H arle mer Hout
De Unie
Boodens Zorg
Zorg en Vleijdt
Breslauw
Berceba
Marie la
Gouverneurslust
Alchegiras
Oost Sorghoven
West Curacabo
A senburgh
Marburgh
Vl anderen
Luxemburg
Wederh op
Klijn Gaza
Bodenburg
Kw ekhoven
Overschelde
La Fontaine
Kader Barnea
Oost Curacabo
St averen
Ascalon
St. Malo
Bergamo
Oostergo
Portugal
De Briel
Savoijen
Sevenwolden
Goedverwagt
Vinken Burgh
N ortwijck
Oost Auca
Wei senburgh
Amstelv en
Klijn Auca
Kr anenborgh
Magdeburg
Den Bergh
Pineburg
Bentheim
St. Barbara
Bon Aventure
Watjeca l
Ramoth
Bremen
Aan Moed en Ko mer
Klein Gelderland
Cli ford Kocqshoven
Twistrust
Joha nesz on
Kerkshoven
Landlust
Corneliasburg
Lot no 1
Reijnsdorp
Bruinend al
Abraham Arias
Mordeg Mindes Kiros
I. de Me sias
A. De Ma tos
D.M. De Meza
Rijgerbosch
Velsenburgh
Vo senburgh
De Vr ede
Groenevelt
Pijnacker
Onverwagt
Regensteijn
Freijburgh
Bleijenburgh
L' Hermitage
Goed Vertrouwen
H de Mercado
Bouvray
Corentijn
Beren burgh
Maniekaukile
an V or-
Wi nekoribo
Baltimore
Susanna's daal
Souburg
Mon Bijou
Cast anje b om
Cornelia
Berg Sinai
Suza na Klinkhuijsen
Weltevreden
an Bergend al
Bloemend al
an Bergend al
Picorna
De Goede Verwachting
Peperpot
Sch onhoven
Poelwijk
Somerzorg
Nw M erzorg
Norandibo
Broeders Gift
Zorg en H op
Johannesburg
Klijn Capoerica
Wriedijk
La Re source
La bo ne Amitié
Catharina
Smalkalden
Porto Rico
De Goede Hoop
an Loefb ek
La Confianς e
Amsterdam
Pie re Fe rant
Joha nes
H.J. Sobre
Schileijkbedagt
H.D. Sobre
Elio Nahar
Tw e Kinderen
Mon Plaisir
Coresburg
Argent Court
Liefdensh op
Mijn Geluk
Vide Bouteille
De Hulp
Bambergen
Mon Plaisir
Maria's Lust
an Stolkertsijver
De Vier Kinderen
Jacob's lust
Antigua
La Resolution
Vr edenburg
Concordia
Sargeaut
Roseland
B. de A rias
A. Da Costa
Wi lem Talbot
Erven F.A. De Flot
Is. De Carilho
Westerwold
Oranibo
De Vrede
Cassipora
J. Fernandes
J.F. du Fruij
Sava ne
Aan Echtensrots
Drie Zwitsers grond
Munchenstein
an Loefb ek
Bahama
an Berlijn
Jeprens
Gr ot Auca
Non Panse
Juweija
Aboeheranza
Stenenberg
De Goede
Vrede Cie
Goed Gerucht
La Providence
Baboenhol
Porto Bello
Jdela Pura
Joseph De La Para
De Lusada
Florentia
Curaçao
Brundel
Curaçau
K ap de Goede H op
De Goede Vrede
Toevlugt
La Simplicité
Waaperre
Bruning
Heijsvliet
Corantijn
polder
Paradise
Sophia's Lust
Misgunst
Voorzorg
Jagerswoud
Buijs en Vlijt
Leijenh op
De Hulp
De Goede Verwachting
Onverwacht
Buijslust
De Goudmijn
Oost Vriesland
Scheveningen
Onverwacht
De vier kinderen
Dankb arheid
Nieuw Mawaribo
Abigaels lust
Welgedacht
Wildbaan
Nieuw
Timotibo
Capoerica
Mijnzorg
Berkshoven
Halfhides Lust
Wi lems
l'Esperance
Ki lenstein Nova
Karelsburg
Onverdacht
La So ne te
Appecappe
De
Eendragt
Magenta
Capoera
Nes en Camp
Onoribo
Porto Be lo
La Solitude
Waijcoribo
Nouve le Enterpise
Goed A c ord
Wi lemsh op
Bla kr ek
Nieuw Concordia
Zuid Quapibo
Wan
gunst
Zorgvliet
Gratia's
Imota pi
Goed A c ord
Klein Perou
Paroeribo
Tijger hol
Goede Verwachting
Hendrick Talbot
Esterlust
Columbia Nederzettingen en plaatsen
Zorg en Hoop
Staf Arons
H opwijk
P. Ysbrand
Toevlugt
Jerusalem
Wembledon
Hendri ken
Libanon
Welgelegen
West Sorghoven
Jan Fe rant
Koningsbergen
Quamabo
an De Eendragt
E merik
an Munchenstein
Nieuw Goedensh op
Aan de Vier Kinderen
Chocolat
an Berlijn
Klijn L o
an Berlijn
Moritzburgh
Staf Aarons
Pinko Jagd
Nijd en Spijt
Temeraire
A na Klinkhuijsen
an Bergend al
an Weltevreden
an Weltevreden
Vrije neger Quakoe
Nathaneal Straight
La Revolution
Land van
Beekenstapelplaats
Bergen op Z om
Ni me rust
Vrije neger Chocolat
Matappica
Kanaal
Mot kreek
kreek
Cottica Rivier
Craskreek
Orleana
kwakoegron
Boven Suriname Rivier
Kapoeri kreek
2
3
4
6
7
8
9
Kwakoegron
Sara kreek
E
R
R
S
S
Livonia
Meerzorg
Frederiksdorp
De Zo nebloem
Berlijn
M a str om
Joha nesburg
Burnside
Einde Rust
Lodewijks
burg
Hecht en Sterk
Inverness
Friendship
Bantaskine
Alliance
Clevia
Zorgvliet
Vi serszorg
Leliëndaal
Lust
rijk
G ertruidenberg
Zoelen
Nieuwegrond
A kerb om
Weltevreden
Alkm ar
Waterl o
Z ezigt
Hazard
Johan en Margaretha
Elisabeths h op
Rust en Werk
Lus tot Rust
Frederiksburg
Campenburg
't Vertrouwen
Mon Souci
Mariënbosch
Guadeloupe
Belladrum
Ceres
Hamilton
Lunette
Java
Kleinhoop
Mon Desir
De Nieuwe Levant
Gr ot Marsei le
Lunenburg
Twijfelachtig
V orburg
La Paix
Na carackibo
Nieuw A conoribo
De Zes Kinderen
s'Hagenbosch
Mocha
Mu ni ken dam
Oud Bellevue
De Nieuwe Eendragt
Ephratha
Charlottenburg
Liverpool
Molhoop
De Gekr onde
Pauw
Elsenhagen
Mon Trésor
Nijd en Spijt
Mariënburg
Oost - west verbinding
Vossen
burg
Fortuin
Ostage
De
B ekhuizen
Sinabo
Pad
Potribo
Klijn
Blijendaal
2
3
4
6
8
9
L arwijk
Boxel
La Rencontre
Sint Eustatius
Hazard
Nova
Klaverblad
Belw arde
Nieuw Java
Vlugt en Trouw
Nursery
Sarah
John
Joha na Maria
Novar
Clyde
Leasowes
Hamptoncourt
Bleyenh op en Bleyenrust
Kronenburg
Welgelegen
Totness
Mary's hope
B oma ker
Alida
Va Comme
je te Pou se
Gr ot Cuilenburg
Zeldenrust
Brunswijk
Lust en Rust
Bo kenstein
Dordrecht
Libanon
Perou
Hulshof
Sardan
Jagtlust
Waterwijk
Livorno
La Paix
Aurora
Pu tenzorg
schap
ders
Vriend
Drie
Topibo
7
Palmeneribo
Post Gelderland
Inveja
Rama
Eiland
Het
De H op
Merveille
M agdenburg
Soribo
waard
B ekenhorst
Spieringshoek
Vriendsbeleid
Wederzorg
Katwijk
Wol fenbu tel
Charlesburg
Industrie
Cayenne
Oldenburg
Mon Divertissement
Vaderzorg
Rosina
Maria's Lust en Toevlugt
Peu et Content
Joha na Catharina
Catharina Sophia
De Vrede
Manheim
La Nouve le
esperance
Kl.Jalousie
Wayamoe
Amsterdam
Brouwershaven
De Eendragt
Onvergenoegd
Constantie
De
Nieuw
Siparipabo
Ornamibo
Utrecht
Altona
Domburg
Rorac
Groot
Acaribo
Toledo
Klein
La Prosperité
Gage d'Amour
Abroea
Toevlugt
Nahamoe
de Vierkinderen
Wayamoe
Phedra
Florentia
NOORD
Plantages
kreken
Kreken en rivieren
0 50km PLANTAGES IN SURINAME
Warappakreek
Jonkermanskreek
Suriname Rivier
Oost - west verbinding
Oost - west verbinding
Kwa taweg
Oost - west verbinding
Paramaribo
Oost - west verbinding
Doorsteek
Oost - west verbinding
Oost - west verbinding
Galibi
meursweg
Oost - west verbinding
weg naar Afobaka
Albina
Moengo tapoe
weg naar Apura
weg naar Apura
weg naar Apura
weg naar Apura
Langatabiki
Cassipora
Kadjoe
Powakka
Laarwijk
Vreeland
Kabelstation
Suralco
Accaribo
Domburg
Meerzorg
Meerzorg
Brownsweg
Braamspunt
Tapoeripa kanaal
Oranje
Zanderij
Berlijn
Republiek
Mata
Bigi Poika
Kalebaskreek
Batavia
Jenny
Andresa
Witagron
Corneliskondre
Donderskamp
Boskamp Suriname-Guyana
Ferry
Tapoeripa
klein Henar
groot Henar
Corantijn Rivier
kr ek
Matappica
Ca bes
kreek
Parmaricakreek
Commewijne Rivier
Saramacca Rivier
Boomskreek
Sommelsdijkse kreek
Saramacca Rivier
Nani kreek
Oranjekreek
Tijgerkr ek
Saramacca- Kanaal
Wayamoe kreek
Solitude kreek
Commetewane kreek
Wanicakreek
Perica
kreek
Tawajari kreek
Marowijne Rivier
Paulus kreek
Para rivier
Coermotibo kreek
Bo telskreek
Carramaccakreek
Surnau kreek
Nickerie rivier
Pararac kreek
Boven Co tica
Patamaccarivier
Cassewinicakreek
Marataka rivier
Boven Commewijne Rivier
Palmeniribo
Silva kreek
Siparipabo
kreek
kreek
Tawarikoera kreek
Coesewijne rivier
Aritowakabo kreek
Peninicakreek
kreek
Sarwa
Cassipora kreek
Irakoekakreek
Coropine kreek
Marowijne rivier
Carolina kreek
Mapanekreek
spoorlijn naar
Tempatikreek
Bu felskreek
Wayombo rivier
Commewijnekreek
Messiaskreek
kreek
Beaumont
Marechalskreek
Claaskreek
Lucas kreek
Mama kreek
spoorlijn naar
Matapi
Guyana
Cassipoera kreek
5°45'
Mauricica kreek
Coesewijne Rivier
5°30'
Tibiti Rivier
5°15'
NB
5°20'
5
5°25'
Frans
Guyana
Locus kr
Tibiti rivier
5°00'
1
5°05'
5°10'
Kabalebo rivier
4°50'
A P
U
F K
B C D G H I J L M N O
Q
T V W X Y AA AB AC AD AF AG AH
AM AN
53°50' 53°55' 54°00' 54°05' 54°10' 54°15' 54°20' 54°25' 54°30' 54°35' 54°40' 54°45' 54°50' 54°55' 55°00' 55°05' 55°10' 55°15' 55°20' 55°25' 55°30' 55°35' 55°40' 55°45' 55°50' 55°55' 56 °05' 56 °10' 56 °15' 56 °20' 56 °25' 56 °30' 56 °35' 56 °40' 56 °45' 56 °50' 56 °55' 57 °00' 57 °05' 57 °10' 57 °15' 57 °20'
4°55'
5°35'
5°40'
10
5°50'
11
5°55'
12
56 °00'
WL.v.Gr
Z
AE
AJ
AI AK AL
AO
4°55'
5°00'
1
5°05'
5°10'
5°15'NB
5°20'
5
5°25'
5°30'
5°35'
5°40'
5°45'
10
5°50'
11
5°55'
12
6°00'
6°00'
13
13
6°05'
6°05'
14
6°10'
15
6°15'
14
6°10'
15
6°15'
6°20'
53°50' 53°55' 54°00' 54°05' B 54°10' C 54°15' D 54°20' E 54°25' 54°30' G 54°35' H 54°40' I 54°45' J 54°50' 54°55' L 55°00' M 55°05' N 55°10' O 55°15' 55°20' Q 55°25' 55°30' 55°35' T 55°40' 55°45' V 55°50' W 55°55' X Y 56 °05' 56 °10' AA 56 °15' AB 56 °20' AC 56 °25' AD 56 °30' 56 °35' AF 56 °40' AG 56 °45' AH 56 °50' 56 °55' 57 °00' 57 °05' 57 °10' AM 57 °15' AN 57 °20'
A F
K
P
U
56 °00'
WL.v.Gr
Z
AE
AI AK AL
AJ
6°20'
AO
Mary's hope
Totne s
Friendship
Oost - west verbinding
Koffiekamp
Redi doti
Joden Savanne
Pierre kondre
Brokopondo
Abana Kondre
Carolina
Njun Lombe
Klaaskreek
Baboenhol
Phedra
Berg en Dal
Kraka
Curaçau
La Vigilantia
Onoribo
Houttuin
Overtoom
Lelydorp
van Wanica
La
Prosperité
Bersaba
Onverwacht
Bernarddorp
Santigron
Uitkijk
Jarikaba
Catharina Sophia
Tijgerkreek
Calcu ta
La Poule
Kampong Baroe
Tottikamp
Columbia
Groningen
Longmay
Nieuw Nickerie
Coppename Rivier
Bamboesie
Alfonsdorp
Wonoredjo
Pikin Santi
Moengo
Ricanao Moffo
Langa Hoekoe
Tamarin Wanhatti
Paradijs
Alliance
Hecht en Sterk
Reijnsdorp
Katwijk
Kroonenburg
Tamanredjo
Alkmaar
Leliëndaal
Mariënburg
Johan en
Magaretha
Belwaarde
Nieuw
Amsterdam
Rust en Werk
spoorlijn naar Kwakoegron
Kwakoegron
Pikin Saron
Goede Hoop
Wageningen
Pararacweg
Apura
Plantages waarvan uitgebreide beschrijving bestaat
Geprojecteerde plantages
Bos, woeste grond
Plantages waar restanten zijn te vinden
Archeologische vondsten uit pre-colombiaanse tijd
Weg
Wegen
Jarikaba
Plaatsen, nederzettingen
A na Catharina
Esters Rust
Herste ling
Badenstein
Frederiks Lust
Klein Lunenburg
De Dankb arheid
Moed en Ko mer
Spierings Zorg
A na's Zorg
Maria Petrone la
Cli ford Kocqshoven
Bent's H op
Jacoba'sd al
De Dager ad
Adrichem
Joha nesz on
Staf Aarons
Kerkshoven
Bodenburg
Sch on ord
H oijland
Sl otwijk
La Solitude
Echtensrots
Joha na Maria
Ponthieu
Paradise
Cornelia's Burg
Mon Desir
Bruinend al
Constantia
Reijnsdorp
Joha na
V orzorg
De Harmonie
De Zwarigheid
Misgunst
Wolvenhorst
G ertruida
Elisabeth
Mijn Zorg
De Hulp
Geyersvleyt
Ma Retraite
Courtvlugt
Coresburg
Saltzhalen
Rustenburg
Dager ad
Ma Retraite
Fairfield
Nieuwzorg
Sinabo
Sinabo
Montpe lier
De Peperpot
Dijkveld
Siparipabo
Tout Lui Faut
Hou tuin
La Resource
Vr edenburg
St. Barbara
Heysvliet
La bo ne Amitié
Ki lenstein
Gebroe-
Guinesche
De Vrijheid
Liefdenshoek
Wijkslust
Overbrug
La Diligence
Moederzorg
Mon Plaisir
Nieuwe H op
Berkshoven
Cha tilon
Porto Rico
La Liberté
Smalkalden
La Vigilantia
Carthago
Cabo Verde
La Simplicité
Boavista
L'Esperance
Carolina's Hoop
La Confianςe
Waterland
Susanna's
daal
Mawaribo
Nieuw Timotibo
Capoerica
Meulwijk
Kort en Duur
Le Mat Rouge
Nes en Camp
Rietwijk
Klijn Capoerica
Oud Belair
Belair
Poelwijk
Oostwaard
Leonsberg
De Morgenstond
Breukeler
Mon Bijou
Corisana
Klijn Potribo
Makreabo
Bruinsburg
Egmond
Concordia
Malebatrum
Des Tombesburg
Nieuw Rozenb ek
Fauqemburg
Appecappe
Wayampibo
Nimmerdor
Roosenburg
Goudmijn
nieuw
Klarenbeek
Groot
Jalousie
Arendsrust
Stolkertsijver
De Dageraad
Rac a Rac
Onoribo
Onoribo
Onverwacht
Klarenb ek
Overt om
Goed A c ord
Bla kr ek
Jukemombo
Crawassibo
Klein Jalousie
Kro menie
Mahanaim
Hanover
Imotappi
Beaulieu
Zwitsersgrond
Oudt Ribanica
De Vrede
Oranibo
Quamabo
Worsteling Jacobs
Klijn Auca
Oost Auca
Gr ot Auca
Venetia
De Goede
Vrede en Co
La Providence
Remoncourt
Berg en Dal
Victoria
*
Matappica
Kanaal
Mot kreek
Matappica
kr ek
kreek
Cottica Rivier
Craskreek
Boven Suriname Rivier
Kapoeri kreek
2
3
4
6
7
8
9
Sara kreek
E
R
R
S
S
*
*
LEYE
TEYLAND
SAEL
Alinck
Geleyn
WESTDORP
2
3
4
6
8
9
VINGTON
LEA
Denton
Stevenz
Hunt
Tobibo
Mercus
faloo
leyll
7
Pietie
Region
do gle
D ADT
Mo ge
Bafelier
*
*
*
*
WEYTS
VENMAN
BO LE
**
*
DON PEDRO
Na sy
Nunes
Caster
Costa
MESA
SOLIS
ARON
Brouwe
Clerq
*
Mafsey
Manton
No ris
*
*
Brandt
SLIL
Elison
*
Paramaribo
0 50km PLANTAGES IN SURINAME
kreken
Plantages
Kreken en rivieren
LEYE
Geleyn
NOORD
Warappakreek
Jonkermanskreek
Suriname Rivier
Corantijn Rivier
Nani kreek
Saramacca- Kanaal
Wanicakreek
Tawajari kreek
Marowijne Rivier
Coermotibo kreek
Surnau kreek
Nickerie rivier
Boven Cottica
Braamspunt
Tapoeripa kanaal
Oranje
Ca bes
kreek
Parmaricakreek
Commewijne Rivier
Saramacca Rivier
Boomskreek
Sommelsdijkse kreek
Saramacca Rivier
Oranjekreek
Tijgerkreek
Wayamoe kreek
Solitude kreek
Commetewane kreek
Orleana kreek
Perica
Paulus kreek
Para rivier
Bo telskreek
Carramaccakreek
Pararac kreek
Guyana
Cassipoera kreek
5°45'
Mauricica kreek
Coesewijne Rivier
5°30'
Patamaccarivier
Cassewinicakreek
Marataka rivier
Boven Commewijne Rivier
Palmeniribo
Silva kreek
Siparipabo
kreek
kreek
Tawarikoera kreek
Coesewijne rivier
Aritowakabo kreek
Peninicakreek
kreek
Sarwa
Cassipora kreek
Irakoekakreek
Coropine kreek
Tibiti Rivier
Marowijne rivier
Carolina kreek
Frans
Guyana
Locus kr
Mapanekreek
Tempatikreek
Bu felskreek
Wayombo rivier
Commewijnekreek
Messiaskreek
5°15'
NB
5°20'
5
5°25'
kreek
Beaumont
Tibiti rivier
Marechalskreek
5°10'
Claaskreek
Lucas kreek
Mama kreek
5°00'
1
5°05'
Kabalebo rivier
4°50'
4°55'
A P
U
F K
B C D G H I J L M N O
Q
T V W X
Y AA AB AC AD AF AG AH
AM AN
53°50' 53°55' 54°00' 54°05' 54°10' 54°15' 54°20' 54°25' 54°30' 54°35' 54°40' 54°45' 54°50' 54°55' 55°00' 55°05' 55°10' 55°15' 55°20' 55°25' 55°30' 55°35' 55°40' 55°45' 55°50' 55°55' 56 °05' 56 °10' 56 °15' 56 °20' 56 °25' 56 °30' 56 °35' 56 °40' 56 °45' 56 °50' 56 °55' 57 °00' 57 °05' 57 °10' 57 °15' 57 °20'
5°35'
5°40'
10
5°50'
11
5°55'
12
56 °00'
WL.v.Gr
Z
AE
AJ
AI AK AL
AO
4°55'
5°00'
1
5°05'
5°10'
5°15'NB
5°20'
5
5°25'
5°30'
5°35'
5°40'
5°45'
10
5°50'
11
5°55'
12
6°00'
6°00'
13
13
6°05'
6°05'
14
6°10'
15
6°15'
14
6°10'
15
6°15'
6°20'
53°50' 53°55' 54°00' 54°05' B 54°10' C 54°15' D 54°20' E 54°25' 54°30' G 54°35' H 54°40' 54°45' 54°50' 54°55' 55°00' 55°05' 55°10' 55°15' 55°20' 55°25' 55°30' 55°35' 55°40' 55°45' 55°50' 55°55' 56 °05' 56 °10'
I J L M N O
Q
T V W X
Y AA 56 °15' AB 56 °20' AC 56 °25' AD 56 °30' 56 °35' AF 56 °40' AG 56 °45' AH 56 °50' 56 °55' 57 °00' 57 °05' 57 °10' AM 57 °15' AN 57 °20'
A F
K
P
U
56 °00'
WL.v.Gr
Z
AE
AI AK AL
AJ
6°20'
AO
Geprojecteerde plantages
Bos, woeste grond
Plantages met een suikermolen
Plantages zonder suikermolen
Weg
Wegen
Plaatsen, nederzettingen
BOETEMAN
P ERSEN
Coppename Rivier
EDUAR IORDAN
SAMUEL NASSY
BE LEPLASE
ORPET
BRUININGH
VERSTE RE
Le Rouge
VAN LANCKEN
COUWEL
WATSON
Aston De Cock
Jafpersen
Volkersan
* * * *
* * * ** *
Adelburgh
* *
* *** *
Tuynhuyzen
ELSINGH
Mangel ar
ONFRY
Rack a Rack
MAERTENS
*
VAN CLEEFT
LEMPS
GAVEL
SIMSON
TAREN
Bartholomeus
PERDUYN
INGELSE
KNICHTE
Nachteg al
MONTESINUS
Jan Horam
Jan Dory
IAN SCHOUTEN
J. Holms
PARERA
MU NICKS
DE SILVA
* *
* *
CVEVELAER
*****
* *
* *
* * * ** *** ** * * *
MAXWELT
FONSECA
BODEANS
ISRAELYT
MU NICK
COUWEL
Lambert
RANDOR
Muinckx
LICHTENBERG
*
Brandon
VENMAN
TORARICA STADT
BODAENS
HO LANDT
ELIAS ELY & NASSY
DE CASSERES
PERSON
SCHOT
BASELIER
Macforson
Matappica
Kanaal
Mot kreek
kr ek
kreek
Cottica Rivier
Craskreek
Orleana
Boven Suriname Rivier
Kapoeri kreek
2
3
4
6
7
8
9
30
Sara kreek
E
29
28
R
R
S
S
27
26
24
25
76
75
55
54
53
2
3
4
6
7
8
9
52
50
46
49
34
58
52
48
51
47
49
46
45
59
48
51
14
62
44
45
44
62
14
34
24
63
24
60
29
30
28
23
27
22
34
27
18
14
13
1
83
26
84
91
75
74
75
79
72
71
80
73
20
15
14
12
8
13
13
9
60
13
12
8
76
16
8
7
71
62
78
A
B
28
67
C
64
65
66
23
20
22
21
16
19
19
15
12
19
17
17
10
13
7
4
2
14
3
6
3
4
7
7
7
5
6
8
10
9
20
37
29
65
69
34
24
14
40
38
39
39
19
21
25
26
11
4
1
5
6
kreken
Plantages
Kreken en rivieren
12
Plantages met een nummer, legenda niet bekend
NOORD
0 50km PLANTAGES IN SURINAME
Warappakreek
Jonkermanskreek
Suriname Rivier
Matappica
Corantijn Rivier
Nani kreek
Paramaribo
Braamspunt
Tapoeripa kanaal
Oranje
Ca bes
kreek
Parmaricakreek
Commewijne Rivier
Saramacca Rivier
Boomskreek
Sommelsdijkse kreek
Oranjekreek
Tijgerkr ek
Saramacca Rivier
Saramacca- Kanaal
Wayamoe kreek
Solitude kreek
Commetewane kreek
Wanicakreek
Perica
kreek
Tawajari kreek
Marowijne Rivier
Paulus kreek
Para rivier
Coermotibo kreek
Bottelskreek
Carramaccakreek
Surnau kreek
Nickerie rivier
Pararac kreek
Guyana
Cassipoera kreek
5°45'
Mauricica kreek
Coesewijne Rivier
Boven Co tica
5°30'
Patamaccarivier
Cassewinicakreek
Marataka rivier
Boven Commewijne Rivier
Palmeniribo
Silva kreek
Siparipabo
kreek
kreek
Tawarikoera kreek
Coesewijne rivier
Aritowakabo kreek
Peninicakreek
kreek
Sarwa
Cassipora kreek
Irakoekakreek
Coropine kreek
Tibiti Rivier
Marowijne rivier
Carolina kreek
Frans
Guyana
Locus kr
Mapanekreek
Tempatikreek
Bu felskreek
Wayombo rivier
Commewijnekreek
Messiaskreek
5°15'
NB
5°20'
5
5°25'
kreek
Beaumont
Tibiti rivier
Marechalskreek
5°10'
Claaskreek
Lucas kreek
Mama kreek
5°00'
1
5°05'
Kabalebo rivier
4°50'
A P
U
F K
B C D G H I J L M N O
Q
T V W X Y AA AB AC AD AF AG AH
AM AN
53°50' 53°55' 54°00' 54°05' 54°10' 54°15' 54°20' 54°25' 54°30' 54°35' 54°40' 54°45' 54°50' 54°55' 55°00' 55°05' 55°10' 55°15' 55°20' 55°25' 55°30' 55°35' 55°40' 55°45' 55°50' 55°55' 56 °05' 56 °10' 56 °15' 56 °20' 56 °25' 56 °30' 56 °35' 56 °40' 56 °45' 56 °50' 56 °55' 57 °00' 57 °05' 57 °10' 57 °15' 57 °20'
4°55'
5°35'
5°40'
10
5°50'
11
5°55'
12
56 °00'
WL.v.Gr
Z
AE
AJ
AI AK AL
AO
4°55'
5°00'
1
5°05'
5°10'
5°15'NB
5°20'
5
5°25'
5°30'
5°35'
5°40'
5°45'
10
5°50'
11
5°55'
12
6°00'
6°00'
13
13
6°05'
6°05'
14
6°10'
15
6°15'
14
6°10'
15
6°15'
6°20'
53°50' 53°55' 54°00' 54°05' B 54°10' C 54°15' D 54°20' E 54°25' 54°30' G 54°35' H 54°40' I 54°45' J 54°50' 54°55' L 55°00' M 55°05' N 55°10' O 55°15' 55°20' Q 55°25' 55°30' 55°35' T 55°40' 55°45' V 55°50' W 55°55' X Y 56 °05' 56 °10' AA 56 °15' AB 56 °20' AC 56 °25' AD 56 °30' 56 °35' AF 56 °40' AG 56 °45' AH 56 °50' 56 °55' 57 °00' 57 °05' 57 °10' AM 57 °15' AN 57 °20'
A F
K
P
U
56 °00'
WL.v.Gr
Z
AE
AI AK AL
AJ
6°20'
AO
Geprojecteerde plantages
Bos, woeste grond
Weg
Wegen
Plaatsen, nederzettingen
Coppename Rivier
82
76 60
21 22
25 25 23
D B
23 33
P eperpot
Matappica
Kanaal
Mot kreek
Matappica
kreek
Cottica Rivier
Craskreek
Orleana
Boven Suriname Rivier
Kapoeri kreek
2
3
4
6
7
8
9
Sara kreek
E
R
R
S
S
Bleyenh op
Jan Desmares
Nieuwe Levant
La Paix
Marsei le
Steph. Neale
l'Avanture
Twijfelagtig
Kleine Hoop
Nieuw Mocha
Roosend al
L euwenjagt
Frederwouth
Lunenburg
Nacracabo
Munikendam
de la Jai le
Wolfgang
de Meester
Vaco me
je te Pou se
Cuijlenburg
Sam. Surireij
Contentement
Nieuwe Eendragt
Ephratha
Roulleau
Holting
Adamsz
Britto en Comp
Golbuch
J. Couderc
Stalenburg
tw ede Mocha
G ertruidenberg
Ri dersburg
B ekvliet
erv. LaFarge
Liverpool
Byenkor f
Mo lenburg
erv. Ditmar
Lamotraije
a H'Cap de Crepy
Castilho
de Britto
nieuw
Claren
b ek
Erv Hutterman
De Vries
Grond
Schatzenburg
Des Loges
Vli singen
Jericho
Sand grond
Belasor
Aurora
Puttensorg
La Paix
Ca sipore
Monrepos
2
3
4
6
8
9
Domburg
Van der Sande
Gelderland
7
l' Esperance
1 VAL
2
3
4
De
Hoop
Eijland
Paracouba
Wild B an
Camp
Nes en
Goede
Buurt
Papot
M ersorgh
Ostage
La
E.
Jan Pichot
Sardam
De Watering
Vosfenburg
Woutvliet
Beekhuysen
Non
Laliberté
Dikvelt
Geneve
Ornamibo
Liege
Edam
W ergevonden
Larencontre
Eustachius
Auca
Retiro
Wayamoe
d' Otan
Hebron
Guerahr
Inveija
Moria
Sarza
Susego
Acaribo
d'Apas
Boxel
Beherseba
Ongelegen
Klein
Haran
De
vliet
Sorg
Topibo
Onvergeven
Nieuw
La Piquanterie
La Prosperité
Vierde Ged elte
Corpinebo
Abroea
Sucoht
Bersaba
Eerste Ged elte
Derde Ged elte
Tw ede Gedeelte
Surimonbo
Florida
Bo n aventure
Mahanaem
Limptevu
Biribiribo
La Vigilance
Gloria
Bruynsberg
Pomibo
La Liberté
L Harmonie
Nieuw Bergerac
Palmenirebo
Palmenirebo
Grond
Bl ekvliet
Le Desert
Imotapi
Fortuin
Eendragt
La Solitude
Sinabo
Sinabo
La Solitude
Sinabo
Sinabo
Wriedt
Utrecht
Potribo
Le
Mat
Rouge
Bel-Air
Soribo
Burg
Rusten
Salem
Bel-Air
Vlugt
en
Trouw
Arnheim
Patientie
Vriesenburg
Bruans
weig
Nieuw Java
M ascha pivlugt
De Kerk
Marsil Jacoby
Libano en d el 2 0
Perou
Monfort
Serv as en Comp.
Schepmoedt
Nieuw Cuijlenburg
Pietersburg
Dan. Wobma
Amsterdam
Trulthem
Klootwijk
Lev. Berlin
Piet Ijsbrand
M. v. Overschelde
Charlot
Bijleval
Piet Grande
O to de Vries
Sie fert
Chr. de Vries
Wed. Dane
Glaserus
Erv. van Pisa
Erv. Groenewoud
Sauret
Mervei le
P. van Gorcum
't Hof Eeden
And Nawich
G.C. Schults
Abigail Bion
Dufour
Wed. de Puys
Pardo
Julien
Julien
Cipibo
Sluiters
Wed. Vereuil
Sondersorg
Surimonbo
Verlate gronden
Ongcultiv ert
Verlaten grond
Porfio
Cadix
Qu ad gerucht
Rama
Kayam
Carmel
Gloria
Wolvega
Wiltens
kreken
Plantages
Geprojecteerde plantages
Bos, woeste grond
Kreken en rivieren
vrije indianen
Plantages met namen
Paden en dorpen
Forten
NOORD
Weg
Wegen
Plaatsen, nederzettingen
0 50km PLANTAGES IN SURINAME
Warappakreek
Jonkermanskreek
Suriname Rivier
Corantijn Rivier
Nani kreek
Paramaribo
Saramacca- Kanaal
Wanicakreek
Tawajari kreek
Marowijne Rivier
Coermotibo kreek
Surnau kreek
Nickerie rivier
Boven Cottica
Braamspunt
Tapoeripa kanaal
Oranje
kr ek
Ca bes
kreek
Parmaricakreek
Commewijne Rivier
Saramacca Rivier
Boomskreek
Sommelsdijkse kreek
Saramacca Rivier
Oranjekreek
Tijgerkreek
Wayamoe kreek
Solitude kreek
Commetewane kreek
Perica
kreek
Paulus kreek
Para rivier
Bo telskreek
Carramaccakreek
Pararac kreek
Guyana
Cassipoera kreek
5°45'
Mauricica kreek
Coesewijne Rivier
Patamaccarivier
Cassewinicakreek
5°30'
Marataka rivier
Boven Commewijne Rivier
Palmeniribo
Silva kreek
Siparipabo
kreek
kreek
Tawarikoera kreek
Coesewijne rivier
Aritowakabo kreek
Peninicakreek
kreek
Sarwa
Cassipora kreek
Irakoekakreek
Coropine kreek
Tibiti Rivier
Marowijne rivier
Carolina kreek
Frans
Guyana
Locus kr
Mapanekreek
Tempatikreek
Bu felskreek
Wayombo rivier
Commewijnekreek
Messiaskreek
5°15'
NB
5°20'
5
5°25'
kreek
Beaumont
Tibiti rivier
Marechalskreek
5°10'
Claaskreek
Lucas kreek
Mama kreek
5°00'
1
5°05'
Kabalebo rivier
4°50'
4°55'
A P
U
F K
B C D G H I J L M N O
Q
T V W X Y AA AB AC AD AF AG AH
AM AN
53°50' 53°55' 54°00' 54°05' 54°10' 54°15' 54°20' 54°25' 54°30' 54°35' 54°40' 54°45' 54°50' 54°55' 55°00' 55°05' 55°10' 55°15' 55°20' 55°25' 55°30' 55°35' 55°40' 55°45' 55°50' 55°55' 56 °05' 56 °10' 56 °15' 56 °20' 56 °25' 56 °30' 56 °35' 56 °40' 56 °45' 56 °50' 56 °55' 57 °00' 57 °05' 57 °10' 57 °15' 57 °20'
5°35'
5°40'
10
5°50'
11
5°55'
12
56 °00'
WL.v.Gr
Z
AE
AJ
AI AK AL
AO
4°55'
5°00'
1
5°05'
5°10'
5°15'NB
5°20'
5
5°25'
5°30'
5°35'
5°40'
5°45'
10
5°50'
11
5°55'
12
6°00'
6°00'
13
13
6°05'
6°05'
14
6°10'
15
6°15'
14
6°10'
15
6°15'
6°20'
53°50' 53°55' 54°00' 54°05' B 54°10' C 54°15' D 54°20' E 54°25' 54°30' G 54°35' H 54°40' 54°45' 54°50' 54°55' 55°00' 55°05' 55°10' 55°15' 55°20' 55°25' 55°30' 55°35' 55°40' 55°45' 55°50' 55°55' 56 °05' 56 °10'
I J L M N O
Q
T V W X
Y AA 56 °15' AB 56 °20' AC 56 °25' AD 56 °30' 56 °35' AF 56 °40' AG 56 °45' AH 56 °50' 56 °55' 57 °00' 57 °05' 57 °10' AM 57 °15' AN 57 °20'
A F
K
P
U
56 °00'
WL.v.Gr
Z
AE
AI AK AL
AJ
6°20'
AO
Mevr. de Cheu ses
Sch on Oort
Eerste tabbetie
Jalousie
Coppename Rivier
Gem ene Lands
Societeits Plantagie
Starenberg
Ge rit Pater
Mawaribo
Peperpot
Mopentibo
Tout y Faut
het Pad van Wanica
Nes en Camp
Suidwijn
Vriendsburg
Vla menburg
Onoribo
Den Bergh
Pinneburg
Cl arenb ek
Wayapi nica
Verlaten grond
dorp rebelle slaven
Monbijoun
Souburg
vrije indianen
Joodse dorp
Oude goudmijn
de Joode Savane
Ayo Boven
Ayo Beneeden
L'Esperance
Merveille
Magdeburg
Laarwijk
Porto bello
Vreeland
Blyendaal
Althona
Brandenburg
Santa Barbara
Waterland
Labo ne Amitié
L euwend al
Vr edenburg
La Concorde
l'Espérence
Houtuyn
Verva len grond
Ro Rack
Chati lon
Raca Rac
Onoribo
La Recuperada
G os en
Osembo
Ambraribo
Cabo Verde
Onverwagt
Aboa Pas
Stre la Nova
R odebank
Mambre
Vollenh oven
Nieuw Mocha
Spijtige Bakkes
Onverdagt
Karmelk
Petah Enaim
Kuracau
Restaurada
Klein Amsterdam
Guilga l
La ConfianzaNahamoe
Zantpunt
De Goede Fortuyn
Pickorna
Er vd Wer f
d H Maj or Blij
Van de Velde
Sie fert
Mulder
Himenes
Brethon
Macriabo
Monplaisir
Siparipabo
Bruinsburg
Egmond
Berkshoven
Concordia
Bli kr eck
Nieuwe H op
Nieuw Acaribo
Bethlehem
Roosfenbeek
Don Burg
Appecappe
l'Esperance
Ki lenstei nova
Knopomonbo
Arensrust
Penoribo
Roosenburg
De
Goudmijn
Canewa pebo
Curcabo
Siparipabo
Fayerfieldt
Slootwijk
Hoijlandt
Saltsdahlen
Rustenburg
Hamburg
Castanieb om
Waterwijk
Nieuwe Sorgh
Meulewijk
Welbedagt
Poelwijk
La Solitude
Oosterhuysen
De Vreede
Cortenduur
Nieuw Timotibo
de Hoop
Rietwijk
Con
den
A. Nepveu
Sapaloni
Capoerica
Courtvlugt
Wajamoe
Corosane
Misgunst
A. Cuylemburg
Buyswijk
Stolkerburg
Erv. Voltelen
Qweekhoven
Norandibo
Wil Stuardt
G.J. Schleeps
Boulle en erv. Ditmar
Domine Klein
Perseverance
Ulsman in comp.
Belle Vue
Societeitsland
Langenh op
delen van Meulewijk
Concordia
W eder Hoop
Eens amheid
Urapanica
Bij Zantpunt
Loefvenburg
Watervliet
Overbrugh
Copimawabo
Beaulieu
Derde D el
Watjeca l
Majacabo
Verva len
L euwenberg
Societeits land
De Vreede
Mawacabo
Sawacabo
kamp van de Lavaux
De Vrijheid
Monrepos
Overt om
Bla kr eck
Goed A c ord
Crawa sibo
Concordia
Matawaribo
Jukemombo
Jagersburg
Wangunst
Vrijland
Societeits land
Simirintibo
Wijampobo
Cucracabo
Vrije indianen
Tw ede D el
Derde D el
Vierde D el
Les 4 Enfans
Nieuw Ribanika
Sorgh oven
Ni merdor
Les 4 Enfans
Oranibo
Vierde D el
De Oude H op
Vijfde Deel
Quamabo
weglopersdorp
Capoerica
ab. nun Henriqz
Jeprens
Lucha d' Jacob
Auca D el
Aboeheranza
boa Esperanza
Venetia
La Providence
Byguerahr
weglopersdorp
W. Chaffeau
Ab Lemmers
Sch on Oort
Brethon
Rouleau
La Blache
Erv. Bambergen
Mev. Boxel
Wild B an
P. Thou ron
Gr otvelt
Simiribanbo
Lespina se
Sal. Jos. Levi
ab Dova l
de Scanso
Boavista
David Knegt
Dan Wobma
Lemmers
Est. Loreco
Tw ede D el
La diligenze
Groenevelt
La diligenze
Goed Verwagt
Ongecultiv ert
Ongecultiv ert
Ongecultiv ert
erven Amsingh
Den Berg
ar. Bueno bibaz
Onverwag t
St enenberg
de Vr ede
den Bergh
M agdenburg
Florentia
L' Hermitage
de Marwine
Beaumont
Ongecultiv ert
La Providence
Ongecultiv ert
Ongecultiv ert
Ongecultiv ert
Ongecultiv ert
Ongecultiv ert
Hr. Talbot
Bergendaal
Bergend al
Carlswouth
Jan Wiltens
Bergend al
S.L. Neale
PLANTAGES IN SURINAME
Matappica
Kanaal
Mot kreek
kr ek
kreek
Cottica Rivier
Cras kreek
Wayamoe kreek
Orleana
Boven Suriname Rivier
Kapoeri kreek
2
3
4
6
7
8
9
Sara kreek
E
R
R
S
S
Duitz
Commandeur
Du Try
Rees
J.C. Vieyra
Boch
Jaager
van Son
van der G agh
Sasting
Spiering
Pelckwijk
P.A. v.d. Meer
Berlyn
Hyne
Somer
Maasftroom
Rust en Werk
Orreck
Roux
Kleyn
St.
Michel
Joha n asburg
Dandina
St engo
Str ebe
St enberg
Guadeloupe
Frederiksdor f
Marsei le
Nieuw
Java
Kentich
De Zo nebloem
Steenberg
Goede
Hoop
Bleyenh op
Louisenburg
Mocha
Lunenburg
Lankmoedigheid
Sporks
Gift
Nieuwe
Levant
l'Avanture
Twijfelachtig
Nieuw H op
Nieuw Mocha
Nieuw
La Paix
De Alida
Karelsburg
A conoribo
Vl ardingen
Bijenkorf
De Jonge
Mu ni kendam
Be levue
De Nieuwe Eendragt
Ephratha
G ertruidenberg
Sadenburg
Rotterdam
Beekvliet
Charlo tenburg
Bijenkor f
Molh op
De Gekr onde Pauw
Lesperance
Vli singen
grond
Jericho
Ostage
Sinabo
Balaes
Fransz
Curtius
Belasoir
Pu tensorg
La
Paix
Mon
Repos
Aurora
Ca sipora
Parcabo
H op
De
Pracouba
2
3
4
6
7
8
9
Wild B an
Onobo
Sp an
jngen Lehe
P. Kock
Belg arde
Erven
Sp an
Wiltens
Marose
waard
burg
Bick
Pardo
Purmerent
Picardie
La Cingularité
Frederiksburg
't Vertrouwe
Nud en fchadelijk
Brouwerslust
Harien Bos
Augsburg
Cato
Sorg en H op
Hegt en Sterk
Koksburgh
Killenfteyn
Klijn Belleveu
Kronenburg
Sylersh op
Soelen
Visfersforg
Leliënd al
N oit gedagt
Mariënburg
G ertruidenberg
Smaldoek
Erven Hulsman
Kni be
La Jailje
Nieuw Cuilenburg
Selden Rust
Nephen
Va
Liverpool
Tirone
Spieringshoek
Tw ede Mocha
A na's burg
Contentement
Arnhem
Vlugt
Trouw
en
Goed succes
Patientie
Bruns
wijk
Pietersburg
MijnHoop
De Vrede
De Kerk
Schatzenburg
Wajamoe
Amsterdam
s'Gravenhage
Brouwershaven
Constantia
Vosfen
burg
Eendragt
La
Solitude
La Solitude
Bel-Air
De
Potribo
Utrecht
Burg
Rusten
Salem
Marien
Perou
Vriendbeleyt
Ouderforg
Weederforg
Sorgvliet
Co me je te
Pou se
Katwijk
Welgelegen
Montrésor
Grand Plaisir
Alkm ar
Susa n as D al
Rust en Lust
Be lew ard
Kleviau
Golbuch
Soribo
Des
de
Hoop
Le
Mat
Rouge
Vreede
E.
Conden
A.
Wolfgang
de Meester
Beninenburg
de Nieuwe
B ekhorst
A kerb om
Holting
Adams
Britto
Reneval
Lambaras
Weltevreden
Grond
Presentendeus
Libanon
De Suinigheid
Paris
Bijval
Carilho
de Britto
Rouleau
erven
Er. Hatterman
Capt d' Crepy
Elk het Zijn
Manheym
Montresor
Elsen Hagen
Cuylenburg
Grond
Stolker
Lust
Monse rat
Dordrecht
erve Landsknegt
Labadies Lust
Papot
Fortuin
Jagtlust
Kw ek
Lust
Lever
Meersorg
Lugtenburg
Ongegund
Sinabo
Sand
Grond
Woutvliet
B ekhuysen
Non
Hazard
Nova
Roode
Bank
Gofen
Bleyendaal
Eiland
Sint Eustatius
Klaverblad
Chati lon
Gelderland
Behersaba
De
Goede
Buurt
De
ders
Polak
Liberté
Sinabo
Sinabo
La
Dijkvelt
Geneve
Ornamibo
Liege
Edam
Boxel
Altona
Adrichem
La Rencontre
Amitié
Drie
Susego
Sieffert
La
Sauret
Bel-Air
Domburg
Pardo
Corpinebo
Sarza
Montravail
Derde d el
Vierde d el
gunst
Wan
Cipibo
Florida
Abroea
Klein
Mahanaem
Pomibo
Palmenirebo
Palmenirebo
Surimonbo
d' Otan
Ongelegen
Qu adgerucht
d'Apas
Haran
De Watering
Topibo
Onvergeven
Nieuw
Tw ede d el
La Prosperité
Vreland
Gloria
Bruinsberg
Bo navanture
Autembo
Tampoco
Le Desert
La Liberté
Eerste d el
Retour
Bon
Mijn H op
Sondersorg
Nieuw Bergerac
Ze l
Bl ekvliet
Les 4 Enfans
Verlate
Tout
luy faut
Sucoht
l' Esperance
Grond
grond
La
Retiro
Retiro
Auca
Porfio
Auca
deel
Moria
Guerahr
Hebron
l' Imprevu
L' Harmonie
Wayamoe
Inveya
Rama
Cadix
Kayam
Carmel
Gloria
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Woud
Carels
Paramaribo
0 50km
kreken
Plantages
Kreken en rivieren
NOORD
Warappakreek
Jonkermanskreek
Suriname Rivier
Corantijn Rivier
Nani kreek
Saramacca- Kanaal
Wanicakreek
Tawajari kreek
Marowijne Rivier
Coermotibo kreek
Surnau kreek
Nickerie rivier
Boven Cottica
Matappica
Braamspunt
Tapoeripa kanaal
Oranje
Ca bes
kreek
Parmaricakreek
Commewijne Rivier
Saramacca Rivier
Boomskreek
Sommelsdijkse kreek
Oranjekreek
Tijgerkr ek
Saramacca Rivier
Solitude kreek
Perica
Commetewane kreek
kreek
Paulus kreek
Para rivier
Bottelskreek
Carramaccakreek
Pararac kreek
Guyana
Cassipoera kreek
5°45'
Mauricica kreek
Coesewijne Rivier
Patamaccarivier
Cassewinicakreek
5°30'
Marataka rivier
Boven Commewijne Rivier
Palmeniribo
Silva kreek
Siparipabo
kreek
kreek
Tawarikoera kreek
Coesewijne rivier
Aritowakabo kreek
Peninicakreek
kreek
Sarwa
Cassipora kreek
Irakoekakreek
Coropine kreek
Tibiti Rivier
Marowijne rivier
Carolina kreek
Frans
Guyana
Locus kr
Mapanekreek
Tempatikreek
Bu felskreek
Wayombo rivier
Commewijnekreek
Messiaskreek
5°15'
NB
5°20'
5
5°25'
kreek
Beaumont
Tibiti rivier
Marechalskreek
5°10'
Claaskreek
Lucas kreek
Mama kreek
5°00'
1
5°05'
Kabalebo rivier
4°50'
A P
U
F K
B C D G H I J L M N O
Q
T V W X Y AA AB AC AD AF AG AH
AM AN
53°50' 53°55' 54°00' 54°05' 54°10' 54°15' 54°20' 54°25' 54°30' 54°35' 54°40' 54°45' 54°50' 54°55' 55°00' 55°05' 55°10' 55°15' 55°20' 55°25' 55°30' 55°35' 55°40' 55°45' 55°50' 55°55' 56 °05' 56 °10' 56 °15' 56 °20' 56 °25' 56 °30' 56 °35' 56 °40' 56 °45' 56 °50' 56 °55' 57 °00' 57 °05' 57 °10' 57 °15' 57 °20'
4°55'
5°35'
5°40'
10
5°50'
11
5°55'
12
Oostwaard
Misgunst
De 3
Gebroeders
Naaldwijk
Java
Kweekhoven
Norandibo
Perseverance
56 °00'
WL.v.Gr
Z
AE
AJ
AI AK AL
AO
4°55'
5°00'
1
5°05'
5°10'
5°15'NB
5°20'
5
5°25'
5°30'
5°35'
5°40'
5°45'
10
5°50'
11
5°55'
12
6°00'
6°00'
13
13
6°05'
6°05'
14
14
6°10'
15
6°15'
6°10'
15
6°15'
6°20'
53°50' 53°55' 54°00' 54°05' B 54°10' C 54°15' D 54°20' E 54°25' 54°30' G 54°35' H 54°40' I 54°45' J 54°50' 54°55' L 55°00' M 55°05' N 55°10' O 55°15' 55°20' Q 55°25' 55°30' 55°35' T 55°40' 55°45' V 55°50' W 55°55' X Y 56 °05' 56 °10' AA 56 °15' AB 56 °20' AC 56 °25' AD 56 °30' 56 °35' AF 56 °40' AG 56 °45' AH 56 °50' 56 °55' 57 °00' 57 °05' 57 °10' AM 57 °15' AN 57 °20'
A F
K
P
U
56 °00'
WL.v.Gr
Z
AE
AI AK AL
AJ
6°20'
AO
Geprojecteerde plantages
Bos, woeste grond
Weg
Wegen
Plaatsen, nederzettingen
Toevlugt
Stolkerburg
Buijs en Vlijt
Kleinhausen
Breukler
Coppename Rivier
Bockestyn
Monbijoun
Souburg
Verlaten
Verlaten
Mawaribo
Arendsrust
Bliekveld
Wriedijk
Makri Abo
Bruinsburg
Mon Plaisir
Egmond
Nes en Camp
Nes en Camp
Concordia
Siparipabo
De Nieuwe H op
Berkshoven
St. Barbara
Tombesburg
Bethlehem
Suidwijn
Vriendsburg
Fauqem burg
Eenzaamheid
Appecappe
Roosfenbeek
Den Berg
Waijampibo
Quapibo
Vo lenhoven
Bla kr ek
Goed A c ord
Crawassibo
Nimmerdor
l'Esperance
Courtvlugt
Ki lenstein
Knopomonbo
Penoribo
Roosenburg
De
Goudmijn
nieuw
Klarenbeek
aan
Siparipabo
Canawappibo
Fairfield
La
Jalousie
Gemene Lands
Pickorna
Hamburg Sardan
G. Jacobs
Reneval
Cornelia
Run de Valde
Cortenduer
Waterwijk
Rustenburg
Meulewijk
Mopen tibo
P eperpot
Sch onaowe
E.v.d. Wer f
Cureabo
Tout luy Faut
Houtuyn
Timotibo
Concordia
Nieuw
Capoerica
Larefource
Vr edenburg
Rietwijk
J.A. Sultz
Nieuw W ergevonde
R o
Rak
Rac a Rac
Chati lon
Carthago
Merve lie
La Recaparada
Sie fert
Mulder
Gebroe-
Jukemombo
Nahamoe
Watervliet
Imota pi
Simirintibo
Cucracabo
B. de Vries
I.F. Andra
Leysner
I. Kleyn jun
Grootveld
G.W.Wi tchen
Spiering
I. Meyer
I.Nepheu
A. Wol f
A bekerk Po ter
Pontius Reneval
Erven Polack
Gr. v. Na sau
Spiering
Spiering
Rhynsfort
Rhynsdorp
Koresburg
Nieuw Ribanica
Waicoribo
Westphale
Grootveld
Duringen
Slootwijk
Schoon
Oort
Nieuw
Roeland
Hooijland
Scheveningen
Nieuwsorgh
Cabo Verde
Goede Vr ede
Stre la Nova
Monrepos
Liefdens Hoek
de Scansco
Urapanica
Boavista
Nimenes
La Zintplicité
Bersaba
La Confianza
Overburgh
Surimonbo
Zand Punt
Amsterdam
Mon Gagne
Pain
Sorghoven
Oranibo
Ayo Boven
La Diligenza
La
Diligenza
L'Esperance
Waterland
Maagdenburg
La Bonne
La Concorde
l'Espérence
La Concorde
Spijtige Ba kes
Acaribo
Brethon
Roulean
Brethon
La Blanhe
Oosterhuysen
Quamabo
Den Berg
Aboeheranza
Porto Bello
Laarwijk Vreeland
Nieuw Mocha
Onverdagt
Karmelk
Petah Enaim
Onoribo
Klein Kuracau
Restaurada
Swerver
Osembo
De Vrijheid
Onverwagt
Overt om
De Goede Fortuyn
Loefb ek
Matawaribo
Concordia
La
Piquan
terie
Guilga l
Jagersburg
Copimawabo
Societeits land
Beaulieu
Derde D el
Les 4 Enfans
Mawacabo
Mawacabo
Verva len
De Vrede
Watjeca l L euwenberg
Societeits land
Tw ede Deel
Tw ede D el
Sawakabo
Derde Deel
Vierde D el
Vierde D el
Ongcultiveert
F. Amfterdam
Buyslust
Hoopwijk
Vriesh op
Saltsdahl
Vrouwen
Liefdensh op
Jans-Lust
Tulpenburg
De Uitvlugt
Saint Germain
Practica
De Dageraad
Perseverance
Blockenbos
Welbedagt
Lasankoer
Corisana
Solitude La Solitude
Sapatonne
Capoerica
het Pad van Wanica
Tertona
Pinneburg
Klarenbeek
Wayamanica
dorp rebelle slaven
Vijfde D el
De Oude Hoop
weglopersdorp
Joods dorp
La Diligenza
Joden Savana
De Joode
Savana
Ayo Beneeden
ongecultiveert
Lucha d' Jacob
Jeprens
Byauerah
Bona Esperanza
Steenenberg
Vrije indianen
Venetia
weglopersdorp
Vrije indianen
Providance
Florentia
Beaumond
Ongecultiv ert
Berg en D al
Berg en D al
oude mijn
Berg en D al
Quakoe
Kamp de Lavaux
Meersorg
Vrije indianen
Plantages met namen
Plaatsen en dorpen
Fort
ongecultiv ert
ongecultiv ert
Matappica
Kanaal
Mot kreek
kr ek
kreek
Cottica Rivier
Craskreek
Pieters
K
w e
e
k L u
s
t
Boven Suriname Rivier
Kapoeri kreek
2
3
4
6
7
8
9
Sara kreek
E
R
R
S
S
Alsimo
Z ezigt
Livonia
Landzigt
Pousse
Felix
Nieuw Va Co me Je te
Hofwijk
Breda
Vi schershaven
Standvastigheid
Klein Onverwacht
an Saxen
Klein Charlo tenburg
Cro melin'sgift
Groningen
Maria's lust
Rees en Crop
Meerzorg
Aan Vriesenburg
Vlijt en Trouw
Fackerts H op
Clementsburg
G osen
Elisabeths h op
Lus tot Rust
Andreesgift
Aan Vriesenburg
Philipsd al
Berlijn
De Goede
Verwachting
Anna's rust
Bijgelegen
Saxen
Louisiana
en Rouxgift
Driesveld
Vriesenburg
Nova en Dwingelo
Campenburg
Frederiksdorp
Mon Souci
Ki lenstein
Nut en Schadelijk
Brouwerslust
Guadeloupe
Kroonenburg
De Morgenster
Broe-
rijk
Vossen
burg
Ber-
ge-
rac
Fortuin
Gelre
Lust
Breede
voort
Saphir
Purmerend
Welgeva len
Picardie
Zorg en H op
La Singularité
Hecht en Sterk
Rijnberk
Lune te
Vreugd
Oranje
Bleyenhoop en Bleyenrust
Louisenburg
Welgelegen
Lankmoedigheid
Java
De Nieuwe
Levant
l'Avanture
Twijfelachtig
Kleinh op
Nieuw Mocha
Nieuw
Alliance
Klein Be leveu
Acconoribo
Vl ardingen
De Jonge
Bijenkorf
Broederschap
La Prevoyance
De Dankb arheid
Tyro ne
Spieringshoek
Vriendsbeleid
en Ouderzorg
Beninenburg
Londonderry
Gr ot Marsei le
Mon Desir
De Onderneming
l'Emba ras
Clevia
Venlo
B ekenhorst
Wederzorg
E len
G ertruidenberg
Zoelen
Leliënd al
Mariënburg
Katwijk
Hildesheim
Lunenburg
Boomakker
V orburg
Nijd en Spijt
Rothershides
De Zes Kinderen
De Nieuwe Uitleg
s'Hagenbosch
Gen odz akt
La Paix
Alida
Karelsburg
Naccarackibo
Alkm ar
Zorgvliet
Vi serszorg
A la bonne Heure
De Eendragt
Sarah Maria
Mariën
burg
Aan
Molhoop
Zeldenrust
Le Contentement
Oud Be levue
De Nieuwe Eendragt
Le mertskamp
Ephratha
G ertruidenberg
B ekvliet
Charlo tenburg
Liverp ol
De Oude Bijenkorf
Molh op
la Felicite
Rotterdam
De Gekr onde
Pauw
Arnhem
La
Welgelegen
Mon Trésor
Smithfield
A na Maria
Nieuw Java
Goed Su ces
Patientie
Mijn H op
Groot
Belw arde
Lust en Rust
De Goede H op
Inveja
2
3
4
6
7
8
9
Surimombo
Retiro
Jacobs
Combé
Bo kenstein
De Zuinigheid
Dordrecht
Perou
Mon Sort
De Eendragt
Watering
Munnikkendam
Courtvlugt
Brunswijk
Vriesenburg
Sardan
Jagtlust
Carel Francois
an Patientie
Gust afsdaal
Hamburg
Roepel
Bel a Soir
Concordia
Caledonia
Gr enfield
Richelieu
La Paix
Barkley
De Eenz
amheid
Agenoria
Kent
D alenberg
Waterwijk
Rustenburg
Ostage
Amsterdam
Eigenrust
Cabenda's h op
De Goede Verwachting
Beekhuizen
Tyrol
Livorno
Mon Repos
La Poule
Oud Kr onenburg
St. Eustatius
Klaverblad
Rorac
Mocha
Topibo
Abroea
Mahanaim
Carracas
Toevlugt
Palmeneribo
Horeb
Wayamoe
Phedra
Klijn Othan
Dothen
Ongelegen
G osen
Drie
Blijend
al
Laar
wijk
Mervei le
Boxel
an La Resource
Altona
La Rencontre
Domburg
Rama
Seulen
Boston
burg
Heremitage
Kw eklust
Aan Onverdacht
Guldenvlies
Heremitage
Klein Cha ti lon
Gelderland
Toledo
Charlo tenburg
Aan de 4 Kinderen
Tampoea
La Liberté
Falkenburg
Kinderen
Crevecoeur
Guldenvlies
Aan Onoribo
Aan Onoribo
Aan Osembo
Aan Osembo
Aan Onoribo
Aan
La Prosperité
Wijnbergslust
Libanon
Frederiksburg
Mijn Hulp
Aan Onverdacht
ders
Landlust
Zeldenrust
Johannis Hoop
Monitor
Margareta's gift
De Herstelling
Aan
Potribo
Weltevreden
aan
H op
De Goede Intentie
Vriendslust
Rachelsh op
De Goede Onderneming
De
Utrecht
De Vier
Rustveld
mijn
Welgevonden
Burg
Adrichem
Rusten
Aan
Hazard
Bergen
Nova
Aan Onverdacht
Aan Libanon
Aan Onoribo
b
a
De
Mati le
Aan
Osembo
Vr eland
Amour
d'
Gage
Onobo
Itabaliebo
Cipibo
La bo ne Aventure
Di ligence
De W akz amheid
Copie
H op
Korte
Rust en Werk
Buitenrust
Lodewijks
burg
Johan en Margaretha
M a str om
Joha nesburg
Einde Rust
L'A sistance
Zo ne- bloem
Pieterszorg
Leijerdorp
no. 2
Nova
Haast u
langzaam
Alderat
Ceres
Frederiksburg
't Vertrouwen
Sch apstede
Mariënbosch
wijk
Charlotten
burg
Mijn Verm ak
Janslust
Huwelijkszorg
Rustlust
Sint Joris
Brouwershaven
Hulshof
Schatzenburg
Wayamoe
Onver
genoegd
Vli singen
Karelsburg
Kl.Jalousie
Amsterdam
s'Gravenhage
Lugtenburg
Ongegund
La Solitude
Altona
Cassipora
Wildb
an
ling
Meulwijk
Le
Soribo
Mat
Rouge
Harte Camp
Salem
op Z om
Calis
Favo
rita
Klein La Paix
Mocha
Weltevreden
Libanon
Joha na
Catharina
Va co me
je te pou se
Nieuwe Grond
A kerboom
Catharina Sophia
Judash op
C okhan
Wilmsburg
Kwatta
Daphin'as zorg
Nieuw Libanon
Curaçao
Gruitie
West
land van Alijda
Kerkgrond
Gemenelands
Jungerman
IJvers
h op
an Jagtlust
Land van W.Fe rier
Land van Concordia
Welbedacht
Bij Geval
Frederici's Gift
Hamburg
Geneve
Elisabethsh op
Aitnoch
Pietersburg
an Br amsh op
Vriend
Land van
Heijsvliet
La Rochelle
Prado
Gerar
De vier Kinderen
Mijn H op
Aan de Vier
Ayo
Moria
schap
Morea
Bigrar
Bigrar
Albion
a
St. Andries
j
i
b
c
e
d
h
Mijn verm ak
g
f
Tijgers Bosch
an
Larima
Camp
la Recherche
Tijgers
De Beproeving
Waterl o
Oostrust
Nieuw
Siparipabo
Cadix
Amalia
Pera
Aan Frederiksburg
Pietro
grond
Klijn Libanon
nieuw
H erenv
en
Nieuw Meulwijk
De
Moederszorg
Pisa
St arenbergh
Compes Burgh
Potribo
Guyana
Restaurada
plation
La
van La
H erenveen
Fakake
Mibierantibo
Christiania
Corsika
Eulenburg
Larim Caboera
Westerveld
Breslauw
St. Lucia
Wederh
op
Ber- bice
Pereijrebo
Riga Ester
Petronella
borgh
Simiribambo
Zorg en Vleijdt
B odens Zorg
Jacobszorg
gunst
Wan
Gloria
Bamby
l' Esperance
Triangel
luy faut
Tobago
Le mersveld
Vriendsbeleid
Johanesdaal
Eugenia
St. Helena
Hamburg
Coresburg
Bermuda
Tout
Neu Chatel
Para
Bruinsberg
Zonderzorg
Gaza
Nieuw Bergerac
Toledo
Sinabo
Clevia
Polen
grond
Cocqswoud
B ekvliet
Bethel
Canje
Tolen
Wieringen
Salem
an de 4 kinderen
Delft
Arras
Peterwarsteijn
Franc-
Altenburgh
Zierikz e
Kl ef
Walchteren
Sch oneveldt
Ka tenburg
Land
Augustenburgh
Axel
Mereresie
Armuijden
Samarintibo
Berlijn
Kothenburgh
Wironje
Karawi nibo
Castel
Nieuw
Castricum
burg
Sevenwolden
Kapel
West-
Kapel
Oost-
Kavestein
Coevorden
Burgh
Canada
Vinken
Eijndhoven
st. Marten
Loo
Klijn
Amstelv
en
Foundland
Nieuw
Valckenburg
Plijmouth
Elburg
Venlo
Klein
Vlugt
source
vlijt
Hoop-
en
Trouw
Aan Klein Cu lenburg
De Vrede
Flora
Klein H erenv en
Toevlugt
Aurora
Pu tenzorg
Eiland
Belair
Onver
wacht
hoven
Klein
Catharinen
burg
De Goede Vriendschap
Nieuw
Nieuw
Roland
Elk het Zijne
Manheim
A na's burg
Elsenhagen
Klein Cuilenburg
Gr ot Cuilenburg
Charlesburg
Klein Mon Desir
nieuw
Klarenbeek
Industrie
Cayenne
Vaderzorg
Rosina
Peu et Content
burg
Wolffenbu tel
Oldenburg
Maria's Lust en Toevlugt
Mon Divertissement
Van Engel
A. Vereul
Klein Marsei le
La Nouve le
Esperance
Constantie
Post Braak
J.F. Kuve l
J.F. Friderici
N oit Gedacht
P. Ysbrand
M. van
Piet Graude
Alb.Lippert
weduwe Doue
Overschelde
Forel
Siparipabo
Klijn
erven
Het
Kampong Baru
Nieuw Kr onenburg
Indigoveld
Ongelegen
N ord
Bon Retour
Sandick
Rust en Lust
Pa lak
Diana
Cohue
Ve terskamp
Fe rant
Bethel
Pie re
Ce le
Namrek
Na sy
Oranje
Porfio
Tijrus
L' Inquetude
Gehar
Cadix
Bigrar
Carmel
Silver Berg
Gloria
Quaad Gerucht
De Meza
La Paix
H ogerveen
Marwini
Wolvega
Bentheim
an Venlo
Praag
Blijden
Hoop
Boxel
an
Pancabo
Camp
Nes en
Symons
Cacaco
Aan Onoribo
Aan Onverdagt
Fo rest
vrije Marie Bleij
Vrije Aphieba
Nieuw Oranibo
Saron
Vrije Mongo
Vrije Quamie
Baltimore
Volsing
Carmel
Smith
Stark
De Vier
A len
Finch
Mon Travail
Lemmers
Coropinado
Wobma
Indigoveld
an La Prosperité
an Marsei le
Hutton
Stadt
H orn
Kayam
societeit
land Garsia
Pa ra
Talbot
Wiltens
Meerzorg
Paramaribo
FORT ZEELANDIA
0 50km PLANTAGES IN SURINAME
Plantages
NOORD
kreken
Kreken en rivieren
Weg
Wegen
Warappakreek
Jonkermanskreek
Suriname Rivier
Corantijn Rivier
Nani kreek
Saramacca- Kanaal
Wanicakreek
Tawajari kreek
Marowijne Rivier
Coermotibo kreek
Surnau kreek
Nickerie rivier
Boven Cottica
Matappica
Braamspunt
Braamspunt
Tapoeripa kanaal
Oranje
Ca bes
kreek
Parmaricakreek
Commewijne Rivier
Saramacca Rivier
Boomskreek
Sommelsdijkse kreek
Oranjekreek
Tijgerkr ek
Saramacca Rivier
Wayamoe kreek
Solitude kreek
Commetewane kreek
Orleana kreek
Perica
Paulus kreek
Para rivier
Bo telskreek
Carramaccakreek
Pararac kreek
Guyana
Cassipoera kreek
5°45'
Mauricica kreek
Coesewijne Rivier
Patamaccarivier
Cassewinicakreek
5°30'
Marataka rivier
Boven Commewijne Rivier
Palmeniribo
Silva kreek
Siparipabo
kreek
kreek
Tawarikoera kreek
Coesewijne rivier
Aritowakabo kreek
Peninicakreek
kreek
Sarwa
Cassipora kreek
Irakoekakreek
Coropine kreek
Tibiti Rivier
Marowijne rivier
Carolina kreek
Frans
Guyana
Locus kr
Mapanekreek
Tempatikreek
Bu felskreek
Wayombo rivier
Commewijnekreek
Messiaskreek
5°15'
NB
5°20'
5
5°25'
kreek
Beaumont
Tibiti rivier
Marechalskreek
5°10'
Claaskreek
Lucas kreek
Mama kreek
5°00'
1
5°05'
Kabalebo rivier
4°50'
A P
U
F K
B C D G H I J L M N O
Q
T V W X Y AA AB AC AD AF AG AH
AM AN
53°50' 53°55' 54°00' 54°05' 54°10' 54°15' 54°20' 54°25' 54°30' 54°35' 54°40' 54°45' 54°50' 54°55' 55°00' 55°05' 55°10' 55°15' 55°20' 55°25' 55°30' 55°35' 55°40' 55°45' 55°50' 55°55' 56 °05' 56 °10' 56 °15' 56 °20' 56 °25' 56 °30' 56 °35' 56 °40' 56 °45' 56 °50' 56 °55' 57 °00' 57 °05' 57 °10' 57 °15' 57 °20'
4°55'
5°35'
5°40'
10
5°50'
11
5°55'
12
56 °00'
WL.v.Gr
Z
AE
AJ
AI AK AL
AO
4°55'
5°00'
1
5°05'
5°10'
5°15'NB
5°20'
5
5°25'
5°30'
5°35'
5°40'
5°45'
10
5°50'
11
5°55'
12
6°00'
6°00'
13
13
6°05'
6°05'
14
14
6°10'
15
6°15'
6°10'
15
6°15'
6°20'
53°50' 53°55' 54°00' 54°05' B 54°10' C 54°15' D 54°20' E 54°25' 54°30' G 54°35' H 54°40' I 54°45' J 54°50' 54°55' L 55°00' M 55°05' N 55°10' O 55°15' 55°20' Q 55°25' 55°30' 55°35' T 55°40' 55°45' V 55°50' W 55°55' X
Y 56 °05' 56 °10' AA 56 °15' AB 56 °20' AC 56 °25' AD 56 °30' 56 °35' AF 56 °40' AG 56 °45' AH 56 °50' 56 °55' 57 °00' 57 °05' 57 °10' AM 57 °15' AN 57 °20'
A F
K
P
U
56 °00'
WL.v.Gr
Z
AE
AI AK AL
AJ
6°20'
AO
Paden
Kostgrond
Geprojecteerde plantages
Bos, woeste grond
Tessey
Bokoe
Aricarie
Marron dorp
Verlaten of verwoest marrondorp
Dorp inheemsen
Verlaten dorp inheemsen
Waakzaamheid
Post Purmerent
Verlaten kostgrond
Militaire post
Verlaten militaire post
A na Catharina
Waterl o
A na Elisabeth
George Hendrik
Aan Bruinendaal
Abigaels Lust
Broedersh op
Kleine Verwachting
Aan Korte Vreugd
Aan A na's zorg
Aan Alderat
De Herste ling
Klein Gelderland
Joha na Charlo te
Aan Bodenburg
Badenstein
Frederikslust
Jacobslust
Vaderszorg
Leidensh op
Moed en Ko mer
A na's Zorg
Bijgeluk
Adrichem
Beudslust
De Dankb arheid
Jacoba'sd al
De Dager ad
Den Briel
Wilkenslust
Barbados
Kulenkampspruit
Ponthieu
Z ewijk
Reijnsfort
Nw M erzorg
Constantia
Coppename Rivier
Taoeraoema
Caminarie
Aricarie
Hollandsche
post
Abrina
Abram
Locus-Centre
De oude
Hollandsche post
Bokoe
Casipoere
Meremie
Nieuw Tessey
Uitkijk
's LandsWelvaart
Quasie
Maagdenberg
Waakzaamheid
Welgemoedt
Quakoe Caoerie
Lukebonberg
Caoerie
Corp Centre
Pinneburg
Caoerie
Makay Caoerie
Poerij ijsere
Slootwijk
Breukeler
waard
FORT SOMMELSDIJCK
Gujaba eiland
Quakoe
Post
Purmerent
Sch onoord
Matonshoop
Societeitsgrond
Lukas
Biribiries
Boeta Balie
Joseph
Saron
Salomon
Corom Maniaroe
Mariewora
vanTabie
Mocco Mocco
ders Gift
Stolkersvlijt
Hooijland
Vriesh op
Janslust
Saltzhalen
Tulpenburg
Welgemoed
Coresburg
De Uitvlugt
Patientie
St Germain
Liefdensh op
De Vier Gezusters
Practica
Mon A faire
Nieuwzorg
Argent Court
Sans Souci
Mijn Geluk
Vide Boutei le
Montpe lier
Welbedacht
Solitude
Maria Petrone la
Theodora Suza na
Duringen
Cli ford Kocqshoven
Westphalens h op
Twistrust
Bent's-h op
Kerkshoven
Joha nesz on
Staf Aarons
Sophia's Lust
Boksweide
Stolkwijk
Toevlugt
Oostwaard
Misgunst
Voorzorg
Mon Desir
De Le mert
De Harmonie
Jagerswoud
Heijmslust
Mislukt Bedrog
Karelsd el
De Zwarigheid
La Perseverance
Elisabeth
Kleinslust
Buijs en Vlijt
N aldwijk
Kleinhausen
Mijn Zorg
De Beste
De Tw e Gebroeders Leijenhoop
De Hulp
De Goede Verwachting
Binsbergen
Echtensrots
Leonsberg
De Morgenstond
Geijersvlijt
Tw e Kinderen
Languedoc
Mariëndal
Magdelena'sburg
Klein Lunenburg
Nieuwe Aanleg
Dijkveld
Aan Tulpenburg
Aan Welgemoed
Oosterhuijsen
Po tendorf
Hermitage
Mon Plaisir
Tout lui faut
Ornamibo
Hou tuin
Augustus Burg
Nieuw W ergevonden
Discorde
L 'Espérance
A caribo
Rac a Rac
Gr ot Cha tilon
Onoribo
La Vigilantia
an Ongelegen
Gebroe-
Klein Curaçau
Osembo
K ap de Goede Hoop
Cabo Verde
Berendslust
De Vrijheid
De Nieuwe Ster
De Goede Vrede
Nieuwe Rust
Maria's Lust
Overt om
Wijkslust
Des Canco
La Simplicité
Liefdenshoek
De Verwachting
Boavista
St. Domingo
Watervliet
Overbrug
L'Esperance
Beaulieu
Hanover
L euwenberg
Carolina's
Hoop
Heijsvliet
Waterland
Maagden
burg
Vreeland
Wilhelmina's burg
Nieuw Aanleg
Mon Plaisir
Jalousie
Elisabeth's hof
Rainville
Hiesveld
Vrouwen
Rozenburg
De
Goud-
La Sangue
La Campagne
Blo kenbosch
Halle in Saksen
Jericho
Scheveningen
Labadiesh op
G ertruida
an Susa nasdaal
De Hulp
Cornelis
Columbia
Montauban
vriendschap
Ma Retraite
Corisana
Penoribo
Fairfield
Ephraimszegen
Mawaribo
Nieuw W ergevonden
Arendsrust
Dirksh op
Misgunst
Stolkertsijver
Canawappibo
Kw eklust
Nieuwgrond
Nieuwe H op
Siparipabo
Makreabo
Jacob's lust
Nieuw
Capoerica
De Vrede
Mon Plaisir
Kinderen
Antigua
La Resolution
Bruinsburg
Carolina
Edinburg
Vr edenburg
Pietersburg
Egmond
Groenendal
Malebatrum
Berkshoven
De Nieuwe H op
Des Tombesburg
Concordia Ki lenstein
Groninger land
Wi lems
Bethlehem
Concordia
l'Esperance
Oostrust
Maria's Lust
Goede Moed
Haarlem
Karelsburg
Welgedacht
Onverdacht
Onverwacht
Tulpenburg
Welbedacht
La So nette
Nouve le Enterpise
Zorg en Rust
Wi lemsh op
Le mersh op
Zorg en H op
N oit gedacht
Petrone la
Ma tewaribo
Loefb ek
Jagersburg
Nieuw D or
De Nieuwe H op
Quamabo
Paraloe
Charprendre
La Diligence
De Eendragt
Sara's Lust
Worsteling
l'Hermitage
Ernesborn
Staf Aarons
La Solitude
Willemstad
Frankfort
La Re source
Is aks h op
Abram
Wajoembo
De vier Gezusters
Venetië
c
d
Sarah's lust
Windsor forest
Vriendsburg
De Dager ad
Libanon
Vlammenburg
Nieuw Rozenbeek
La Volonte Divine Roseland
Wayampibo
Ester's Rust
Groningen
Kw ekhoven
Schafhausen
Klijn Mu ni kendam
Uit en Thuis
Toevlucht
Vriesland
Waijcoribo
Nimmerdor
Nieuw
Wederhoop
Fauqemburg
Klarenbeek
Appecappe
Nieuw Belair
Kort en duur
Timotibo
Jaagersholm
de Hoop
Rietwijk
De
Eendragt
Nieuwzorg
Frederiksh op
De vier kinderen
Magenta
Abigaels lust
Hanna's lust
Welgedacht
V orburg
an Tout lui faut
Mon plaisir
Helena Christina
Tawajari
Bergersh op
Mijnzorg
Chaldea
Arends Vlijt
Halfhides Lust
Bramsh op
Posthamas Lust
Concordia
Suitwijn
Onoribo
Carthago
Guinesche
Porto Be lo
Aan Onoribo
Goed A c ord
Crawa sibo
Bla kr ek
Herstel-
Jukemombo
Mapabo
Vier Azen
Kro menie
Oranjestein
Zuid Quapibo
Gratia's
Klein Amsterdam
Petit Versai les
Klijn Imota pi
Simirintibo
Klijn Tijger hol
Klein Perou
Paroeribo
Mawakkabo
Welgelegen
Mon Repos
Zorgvliet
Nieuwe H op
Nieuw Concordia
David Knegt
Goed A c ord
Dankb arheid
Zonh op
Lust en Rust
Carmawi pibo
Vaders Zorg
Frederica
Land van Santi Gron
Klein L 'Esperance
Ester's Lust
Marie la
Societeitsland
Esterlust
Nieuw Ribanica
Zwitsersgrond
West Sorghoven
Diligence
MiricoIrakoeka
Aan de Vier Kinderen
Boa Esperanza
Phili pines Ruhe
Paradijs
Staf Aarons
aan Reijnesberg
Voorgrond
Maastricht
De Goede Toevlugt
Voorzorg
Koningsbergen
land van
Quamabo
Nieuw Goedensh op
Chocolat
H ast u Langz am
Moederzorg
aan V orgrond
an Reynesburg
Uitvlugt
Picorna
's Land-
Overschelde
Cast anje b om
Joha na Maria
Bremen
Aan Echtensrots
Aan Moed en Ko mer
Spieringszorg
Zorg en H op
De Dager ad
Barbacoeba
Dager ad
Bodenburg
Cornelia
La Fontaine
V orzorg
Bergen op Z om
Berg Sinai
Nijd en Spijt
Nieuwe Zorg
Remoncourt
Nieuwgrond
Jerusalem
Ornamibo
aan Ephraims Zegen
Capoera
Nes en Camp
Paraiba
Pampus
Eijsveldt
Aukanauw
Contem-
Den Berg
Conraads Gluck
De
Welvaart
Sinabo
Sinabo
Corneliasburg
Mopentibo
Peperpot
Joha nesburg
St. Thomas de
H arle mer Hout
Louisenburgh
Petzholdt
Berceba
De Unie
Germania
Beren Veldt
Mariepabo
Gluckauf
Luxem-
St averen
Oost Sorghoven
Marburgh
A senburgh
Zutphen
Vl anderen
kenberg
Bergamo
Imota pi
Oost Curacabo
West Curacabo
Portugal
De Briel
Savoijen
Welgetro fen
Quapibo
Tijger hol
Klijn Gaza
Gouverneurslust
Alchegiras
Reijnsdorp
Bruinend al
Buijslust
Souburg
Mon Bijou
Sch onhoven
La Liberté
Sappato
Klijn Capoerica
Oud Belair
La Res-
Kader Barnea
Watjecall
Ramoth
Ascalon
St. Malo
Schileijkbedagt
Jan Fe rant
Post Gelderland
De Vrede
Ca sipora
Oostergo
Sava ne
J. Fernandes
E merik
Groenevelt
Pijnacker
Rijgerbosch
Wi lemstadt
Bleijenstein
N ortwijck
Velsenburgh
Vo senburgh
Weissenburgh
De Vr ede
Onverwagt
Kr anen-
Magdeburg
Regensteijn
Freijburgh
Moritzburgh
Den Bergh
Bleijenburgh
Goedverwagt
Bahama
Jeprens
Klijn Auca
Oost Auca
Groot Auca
Non Panse
Juweija
L' Hermitage
Corentijn
Pineburg
Pinko Jagd
Goed Vertrouwen
H deMercado
Bouvray
aan Elburg
Somerzorg
V orzorg
Wolvenhorst
Norandibo
Davilaar
Davilaar
Beren burgh
Maniekaukile
Wi nekoribo
Hohen Stein
Zwart Waldt
Hout Meijn
Schoon Waldt
Reijnesberg
Dordrecht
Pinto
Suza na Klinkhuijsen
Libanon
Temeraire
Ni me rust
an Berg Sinai
La Revolution
Wolgoed(land van)
Bloemend al
an Bergend al
an Bergend al
Brundel
De Goede H op
Goede Verwachting
Coubert
Joha nes
H.J. Sobre
Elio Nahar
Abraham Arias
Mordeg Mindes Kiros
St. Barbara
Susanna's
daal
Ma Retraite
Tourto ne
Oost Vriesland
Zorg en H op
Duisburg
Onverwacht
De Goede Verwachting
Kinderd el
Nieuw
Mawaribo
Poelwijk
Bambergen
Wriedijk
Stolkertsijver
Loekoebon
Jerusalem
La bo ne Amitié
Wilhelmina
Catharina
Smalkalden
Porto Rico
Hendri ken
Sargeaut
Wembledon
Roseland
Toevlugt
an Loefb ek
Bergen op Z om Urabanica
Bon Aventure
Klein Jalousie
Libanon
Nieuw Hazard
La Confianς e
De Reis Contre
Quamtie Centre
Post
Oranje
Amsterdam
Nahamoe
J.F. du Fruij
Hendrick Talbot
Willem Talbot
Erven F.A. De Flot
B. De Granada
Oudt Ribanica
M. Cohen
H.D. Sobre
A. Da Costa
Is. De Carilho
Westerwold
I. de Me sias
A. De Ma tos
A. de Lion
Oranibo
Onaracabe
Japea
Byam
Otapei
Waaperre
Bruning
B. de Arrias
G. Da Costa
J.F. Roberts
D.B. De Lazada
D.M. De Meza
an De Eendragt
Drie Zwitsers grond
Munchenstein
an Munchenstein
an Loefbeek
an Berlijn
an Berlijn
an Berlijn
Aboeheranza
De Goede
Vrede Cie
Goed Gerucht
La Providence
Florentia
Baboenhol
Porto Bello
FORT NIEUW AMSTERDAM
Land van
Beekenhorst
Oranje pad
Uitkijk
Stenenberg
Jdela Pura
Joseph De La Para
De Lusada
Is ac De La
Anna Klinkhuijsen
Curaçao
an Bergendal
Carels Woud
Bergend al
aan Weltevreden
Victoria
an Weltevreden
Vrije neger Quakoe
Nathaneal Straight
Weltevreden
stapelpl ats
Vrije neger Chocolat
Verlaten Landen
Matappica
Kanaal
Mot kreek
Matappica
kreek
kreek
Craskreek
Cottica Rivier
Boven Suriname Rivier
Kapoeri kreek
2
3
4
6
7
8
9
Sara kreek
E
R
R
S
S
Livonia
Gift
rijk
Nieuw
Roland
Zoelen
l'Emba ras
Tyro ne
Venlo
Beninenburg
Weltevreden
B ekenhorst
Wederzorg
Leliënd al
E len
Mariënburg
Clevia
Fortuin
Gelre
Polen
Spieringshoek
Geertruidenberg
Marien
burg
Elsenhagen
Zeldenrust
Contentement
Klein
Katwijk
Bruns
wijk
Nieuwegrond
Akkerb om
Belw arde
vlijt
Nijd en Spijt
Lust en Rust
Wol fenbuttel
Charlesburg
Elk het Zijne
Vlugt
en
Trouw
Goed su ces
Patientie
Mijn H op
Gr ot
Dordrecht
an Patientie
Gust afsdaal
Perou
La Nouve le
esperance
Wayamoe
Amsterdam
s'Gravenhage
Brouwershaven
Sardan
Jagtlust
De Eendragt
Onver
genoegd
Hulshof
Kerkgrond
De
Jericho
Lugtenburg
Ongegund
La Solitude
Le
Mat
Rouge
Kort en
Duur
Zeezigt
Landzigt
Klein Onverwacht
Vlijt en Trouw
Hofwijk
Fackerts H op
Breda
Cro melin's Gift
Clementsburg
Standvastigheid
G osen
M asstr om
Joha nesburg
Lust tot Rust
Guadeloupe
Frederiksdorp
Elisabeths h op
Berlijn
Mon Souci
Ki lenstein
Johan enMargaretha
Leyerdorp
Frederiksburg
Campenburg
't Vertrouwen
Rust en Werk
Einde Rust
Pieterszorg
H ast u
langzaam
Louisiana
en Roux gift
Driesveld
Vriesenburg Nova
en Duringelo
Philips
d al
Lodewijks
burg
Nut en Schadelijk
Mariënbosch
2
3
4
6
7
8
9
Soribo
Saphir
Purmerend
Welgeva len
Picardie
Zorg en Hoop
La Singularité
Hecht en Sterk
Knu felsgift
an Pieterszorg
Bleyenh op en Bleyenrust
De Nieuwe Levant
l'Avanture
Kleinh op
Klein Be leveu
Kronenburg
Rhijnberk
Schaapstede
Twijfelachtig
Nieuw
De Jonge
Bijenkorf
De Goede Vriendschap
A conoribo
Vl ardingen
s'Hagenbosch
Gr ot Marsei le
Mon Desir
Lankmoedigheid
De Onderneming
Lunenburg
Louisenburg
Welgelegen
Karelsburg
V orburg
La Paix
Gen odz akt
Munni kendam
De Zes Kinderen
Booma ker
Rustlust
Na carackibo
De Nieuwe Eendragt
Lemmertskamp
Ephratha
G ertruidenberg
la Felicite
Beekvliet
Charlo tenburg
Liverpool
Oud Be levue
De Oude Bijenkorf
De Zuinigheid
Welbedacht
Altona
IJver
Rust
veld
Des
Burg
Rusten
Nova
Nieuw
Weder
Hoop
Nieuw
wacht
Onver
Molh op
De Gekr onde
Pauw
Vriendsbeleid
en Ouderzorg
Mocha
Ro terdam
Welgelegen
Zorgvliet
Vi serszorg
A la bo ne Heure
Mon Trésor
Alkm ar
Castilho
La Solitude
Rosingo
Wilhelmina'sburg
Arnhem
Marias
Lust Cayenne
Bo kenstein
Mon Sort
De Vrede
Vriesen
burg
Aan Klein Cu lenburg
Constantie
Vossen
burg
Libanon
an Jagtlust
M erzorg
Flora
de H op
Richelieu
Pu tenzorg
B ekhuizen
Roepel
Woutvliet
Nieuw
La
Aan
Paix
Bella Soir
Aurora
Het
Potribo
De Vier
Oost
rust
De
Palmeneribo
Namrik
La
Bergerac
Courtvlugt
Cocqswoud
Blijendaal
Nahamoe
Rama
Eiland
De
Eenz amheid
Mon Repos
Mervei le
Boxel
Adrichem
La Rencontre
Klaverblad
Rorac
Wijnbergslust
Zelden
Rust
ders
Hoop
Geneve
Pietersburg
De
Utrecht
Santa
Domburg
Sint Eustatius
Klein Cha ti lon
Gelderland
Acaribo
Klein
tering
Lust
Kweek
La
Topibo
Altona
aan Br amshoop
burg
Amitié
Mocha
Gloria
Aan Onoribo
Aan Onoribo
Aan Onoribo
Santo
W akzaamheid
Triangel
Aan Onverdacht
Aan Onverdacht
Aan Onverdacht
Guldenvlies
Aan Onoribo
Guldenvlies
Aan Osembo
Aan Osembo
gunst
Wan
Tampoco
Aan
Libanon
Ongelegen
Frederiksburg
Mijn Hulp
Frederiksburg
an
G osen
Aan
Onverdacht
Aan Onoribo
Mati le
Ongelegen
Aan Libanon
Drie
an
Aan
Osembo
Aan
an
Toledo
Kw eklust
Waijco
Alsimo
Vr eland
Autembo
Carracas
Toevlugt
La Liberté
De
Valkenburg
Zonderzorg
Mijn
H op
Ce le
Prosperité
Azen
Felix
Va Co me Je te Pou se
Aan Saxon
Vi schershaven
Klein Chalo tenburg
Groningen
Maria's Lust
R es en Crop
M erzorg
Felix
Aan vriesenburg
Oranje
De
Kortenvreugd en
Klijn Hoven
L'a sistance
Zo nebloem
Alderat
Catharinen
burg
Brouwerslust
Charlotten
burg
Nieuw
Mocha
Sporks
gift
Alida
La
Ostage
voort
Karelsburg
Kl.Jalousie
Klein Marsei le
Sinabo
Br ede
Manheim
Klein Mon Desir
A na's burg
Klein Cuilenburg
Gr ot Cuilenburg
IJvers
hoop
an
Parcabo
Hazard
Divine
Amour
d'
Gage
La
La Di ligence
Indigoveld
Kinderen
De vier
Crevecoeur
Aan Laprasperto
de Vier Kinderen
an
Surimombo
Aan
Charlo tenburg
H op
Ayo
Landen
an
ribo
Roche le
Vier
Cipibo
H op
Onobo
Copie
Horeb
Aan de
Drie
Retiro
Berlijn
Oranje
L'Inquetude
Wayamoe
Moria
Phedra
Auca
Gehar
Dothen
Cadix
Bigrar
Stafaron
La
Berg en
Dal
Braag
Bigrar
Bethel
Dal
Paramaribo
0 50km PLANTAGES IN SURINAME
Plantages
NOORD
kreken
Kreken en rivieren
Warappakreek
Jonkermanskreek
Suriname Rivier
Braamspunt
Tapoeripa kanaal
Oranje
Corantijn Rivier
Ca bes
kreek
Parmaricakreek
Commewijne Rivier
Saramacca Rivier
Boomskreek
Sommelsdijkse kreek
Nani kreek
Oranjekreek
Tijgerkr ek
Saramacca Rivier
Saramacca- Kanaal
Wayamoe kreek
Solitude kreek
Commetewane kreek
Orleana kreek
Wanicakreek
Perica
Tawajari kreek
Marowijne Rivier
Paulus kreek
Para rivier
Coermotibo kreek
Bo telskreek
Carramaccakreek
Surnau kreek
Nickerie rivier
Pararac kreek
Guyana
Cassipoera kreek
5°45'
Mauricica kreek
Coesewijne Rivier
Boven Co tica
Patamaccarivier
Cassewinicakreek
5°30'
Marataka rivier
Boven Commewijne Rivier
Palmeniribo
Silva kreek
Siparipabo
kreek
kreek
Tawarikoera kreek
Coesewijne rivier
Aritowakabo kreek
Peninicakreek
kreek
Sarwa
Cassipora kreek
Irakoekakreek
Coropine kreek
Tibiti Rivier
Marowijne rivier
Carolina kreek
Frans
Guyana
Locus kr
Mapanekreek
Tempatikreek
Bu felskreek
Wayombo rivier
Commewijnekreek
Messiaskreek
5°15'
NB
5°20'
5
5°25'
kreek
Beaumont
Tibiti rivier
Marechalskreek
5°10'
Claaskreek
Lucas kreek
Mama kreek
5°00'
1
5°05'
Kabalebo rivier
4°50'
4°55'
A P
U
F K
B C D G H I J L M N O
Q
T V W X Y AA AB AC AD AF AG AH
AM AN
53°50' 53°55' 54°00' 54°05' 54°10' 54°15' 54°20' 54°25' 54°30' 54°35' 54°40' 54°45' 54°50' 54°55' 55°00' 55°05' 55°10' 55°15' 55°20' 55°25' 55°30' 55°35' 55°40' 55°45' 55°50' 55°55' 56 °05' 56 °10' 56 °15' 56 °20' 56 °25' 56 °30' 56 °35' 56 °40' 56 °45' 56 °50' 56 °55' 57 °00' 57 °05' 57 °10' 57 °15' 57 °20'
5°35'
5°40'
10
5°50'
11
5°55'
12
56 °00'
WL.v.Gr
Z
AE
AJ
AI AK AL
AO
4°55'
5°00'
1
5°05'
5°10'
5°15'NB
5°20'
5
5°25'
5°30'
5°35'
5°40'
5°45'
10
5°50'
11
5°55'
12
6°00'
6°00'
13
13
6°05'
6°05'
14
6°10'
15
6°15'
14
6°10'
15
6°15'
6°20'
53°50' 53°55' 54°00' 54°05' B 54°10' C 54°15' D 54°20' E 54°25' 54°30' G 54°35' H 54°40' I 54°45' J 54°50' 54°55' L 55°00' M 55°05' N 55°10' O 55°15' 55°20' Q 55°25' 55°30' 55°35' T 55°40' 55°45' V 55°50' W 55°55' X Y 56 °05' 56 °10' AA 56 °15' AB 56 °20' AC 56 °25' AD 56 °30' 56 °35' AF 56 °40' AG 56 °45' AH 56 °50' 56 °55' 57 °00' 57 °05' 57 °10' AM 57 °15' AN 57 °20'
A F
K
P
U
56 °00'
WL.v.Gr
Z
AE
AI AK AL
AJ
6°20'
AO
Plantages op kaart met naam
Geprojecteerde plantages
Bos, woeste grond
Uitkijk
Verlaten plantages
Bewoning
Posten
Weg
Wegen
Plaatsen, nederzettingen
Roosenburg
Broeders H op
Maria Petronella
Constantia
Herste ling
Joha na Charlo te
Vaderszorg
Badenstein
Tourto ne
Souburg
Va Comme
je te Pousse
Breukeler
waard
Schoon ord
Jalousie
Broeders
Fort
Sommelsdijk
Slootwijk
Lust
Vriesh op
Vrouwen
Coppename Rivier
Mon Bijou
Coresburg
Tulpenburg
Hamburg
Hooijland
Saltzhalen
De Uitvlucht
St Germain
Practica
Zorg en H op
Rustenburg
Blo kenbosch
Ma Retraite
Duisburg
Scheveningen
Mon A faire
Onverwacht
La Fontaine
Goede Verwachting
Corisana
Meulwijk
Montpe lier
Mariënd al
Sans Souci
Nieuw W ergevonden
Sch onhoven
Nieuw Zorg
De Vrede
Roosenburg
Fairfield
Argent Court
Arendsrust
Stolkerts
Siparipabo
Canawa pibo
Makreabo
De Nieuwe H op
Bruinsburg
Edinburg
Nieuw Timotibo
Egmond
Wriedijk
Concordia
Tombesburg
l'Esperance
Bethlehem Ki lenstein
Dager ad
Vla menburg
Frederiks Lust
Jacobslust
Leidens h op
Beudslust
Klein Lunenburg
Adrichem
Twistrust
Clifford Kocqshoven
Nw M erzorg
Van Friderici
De Dankb arheid
Spierings Zorg
Labadies H op
Moed en Ko mer
Aan Echtens Rots
A na Catharina
Aan Lodewijksburg
A na Elisabeth
Aan Barbados
Aan Bruinendaal
Aan Staf Arons
Kleins Lust
Aan Moed en Ko mer
Aan Kortenvreugd
Fauqemburg
Waijampibo
Imota pi
Landlust
Reynsfort
Barbados
en Joha na Maria
Kulenkamp Spruit
Kerkshoven
Jacob'sd al
De Dager ad
Wilkenslust
Den Briel
Limesh op
Joha nesz on
Bokswijde
Staf Aarons
Bodenburg
Reijnsdorp
Oranibo
Cornelia's Burg
Sophia's Lust
Mon Desir
Karelsd el
Aan A na's zorg
Klein Gelderland
Aan Alderat
Aan Bodenburg
De Le mert
V orzorg
De Goede Verwachting
Naaldwijk
Java
Kweekhoven
Jagerswoud
Heijmslust
Bruinend al
A na's Zorg
Echtens Rots
Theodora Suza na
Stolkwijk
Oostwaard
Misgunst
Toevlugt
Bijgeluk
Duringen
Westphalens h op
Z ewijk
Buijs en Vlijt
De Twee Gebroeders
Halle in
Saksen
Onverwacht
La Liberté
Dijkveld
Tout Lui Faut
Ornamibo
Hou tuin
Onoribo
Osembo
Overt om
Beavista welbedagt
Domingo
ςe
Confian
Hanover
Amsterdam
L'Esperance
Waterland
Maagdenburg
Laarwijk
La Diligence
Sara's Lust
Worsteling Jacobs
Reijnesberg
Vreeland
Curacau
Blyenhoop
Posthamas Lust
Rac a Rac
Vriendschap
Guin esche
Gebroe-
K ap de Goede H op
Nieuwe Ster
De Goede Vrede
Nieuwrust
Wijkslust
V orzorg
Poelwijk
Waterwijk
Penoribo
De
Goudmijn
nieuw
Klarenbeek
Hoop
wijk
Siparipabo
Verwachting
Gr ot Cha tilon
Bergen op Z om
De Verwachting
Descansco
Bonaventura
Klein Jalousie
La Simplicité
Nieuw Hazard
Kro menie
Overbrug
Klein Perou
Mawacabo
Weltevreden
Post Victoria
Susanna's daal
FORT
NIEUW AMSTERDAM
Friderici
an Susa nasd al
Ma Retraite
Geyersvleyt
Buyslust
Fortwijs
De Morgenstond
an Clevia
Aan Maretraite
De Gr aft
Toevlucht
Welgemoed
Jans Lust
Hiesveld
La Sangue
Fernandes
Patientie
Liefdensh op
La Vide Bouteille
De vier Gezusters
La Campagne
CornelisVriendschap
Hermitage
Mijn Geluk
De Hulp
Mopentibo
Ephraims Zegen
Magdelena'sburg
Vrouwenvlijt
Po tendorf
Aan Tulpenburg
Montauban
De Peperpot
Languedoc
Sta faron
De Vergu ning
Toevlucht
Aan Welgemoed
an Ephraims Z egen De Nieuwe Grond
Helena Christina
Resource
an Tawajari
Sta farons
Vreedenburg
Nieuwe grond
Catharina H open
Heysvliet
aan Braamshoop
Halfhides Lust
Arends Vlijt
Nieuw W ergevonden
Barbera
Stargast
Bramshoop
an Tout Lui Faut
Augustusburg
Wi lems
La bo ne
Concordia
l'Espérence
Onverdacht
Welgedacht
Smalkalden
an Ongelegen
Carthago La Vigilantia De Wa-
aan
Onoribo
Redoute Purmerent
Meremie
Ponthieu
S' Landsgrond
Societeits
grond
Groningen
Ca sipoera
Oranjestein
Osembo
Tulpenburg
Welbedacht
De Vrijheid
Welbedacht
an Potribo
Stolkerts IJver
Siparipabo
Kinderen
Groenendal
Malebatrum
Berkshoven
Carmawi pibo
Volonte
Onverwagt
Nieuwe Hoop
Liefdenshoek
Goed A c ord
Zorg en Rust
De Goede Hoop
Urabanica en Berceba
Jukemombo
Loefb ek
Matawaribo
Watervliet
Verlaten
Beaulieu
Beaulieu
Welgelegen
Verlaten
De Vrede
De Nieuwe
Verlaten
De Eendracht
Koningsbergen
Quamabo
Eendracht
Zwitsergrond
Landen
Verlaten
an Auca Verlaten
Munchenstein
Aan de Vier Kinderen
Charprendre
Boedel Banarct
Aan Loefb ek