Th&ma Hoger Onderwijs 2021-2
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
TH MA 2-21
Een leven lang ontwikkelen
vaker een opleiding volgen. Een appèl, ook aan het
adres van onze hogeronderwijsinstellingen, dat steeds
luider klinkt.
Maar mensen leren natuurlijk elke dag en overal. Moeten
we ons dus niet de vraag stellen of de participatiegraad
aan vorming of opleiding wel een goede indicator is om te
meten hoe wendbaar we met z’n allen zijn om ons aan te
passen aan nieuwe maatschappelijke uitdagingen? Het deelnemen
aan een opleiding is immers geen doel op zichzelf
en zegt op zichzelf misschien niet zo heel veel.
Het doel is om een actieve volwassen bevolking te hebben (en
te houden), die zich vlot kan aanpassen aan maatschappelijke
Opleidingsdeelname tijdens afgelopen 4 weken van de bevolking van 25 tot 64 jaar naar
achtergrondkenmerken
Vlaams Gewest, 2020, in %
Man
Vrouw
25 - 34 jaar
35 - 44 jaar
45 - 54 jaar
55 - 64 jaar
Laaggeschoold
Middengeschoold
Hooggeschoold
Werkend
Werkloos
Niet-beroepsactief
0 3 6 9 12 15
Noot: de gegevens opgenomen in de figuur zijn schattingen gebaseerd op een enquête. Daardoor moet rekening gehouden worden met een
onzekerheidsmarge. Zie: ‘Meer info over definities en bronnen’.
De vraag die zich
dus opwerpt, is
hoe wendbaar onze
volwassenen zijn
Bron: EAK Statbel (Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium), bewerking Steunpunt Werk en Statistiek Vlaanderen
Figuur 1 Opleidingsdeelname van de bevolking van 25 tot 64 jaar naar achtergrondkenmerken
evoluties en die de evoluties ook mee realiseert. De vraag die
zich dus opwerpt, is hoe wendbaar onze volwassenen zijn.
Hoe vlot en flexibel kan onze volwassen bevolking zich aanpassen
aan nieuwe evoluties en – actiever – die evoluties zelf
mee waarmaken?
Nauwe schoentjes
Om op die vraag te antwoorden, duiken we even in de
Vlaamse resultaten van het PIAAC-onderzoek van de OESO
(Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling)
4 . PIAAC staat voor Programme for the International
Assessment of Adult Competencies en is een grootschalig
internationaal vergelijkend onderzoek naar de vaardigheden
van volwassenen tussen 16 en 65 jaar. Het onderzoekt in
32 landen het vaardigheidsniveau op vlak van de taalkundige
en numerieke geletterdheid en ‘probleemoplossend denken
in een technologierijke omgeving’. De OESO selecteerde
deze vaardigheden omdat ze deze essentieel acht om op een
volwaardige manier aan de huidige kennismaatschappij
en arbeidsmarkt te kunnen deelnemen, en toetst ze in de
bevraging heel functioneel.
Als we inzoomen op de Vlaamse resultaten van de eerste
cyclus van het PIAAC-onderzoek, dan valt een aantal zaken
op. Zo scoorden de Vlaamse respondenten voor numerieke
geletterdheid significant beter dan het gemiddelde van de
deelnemende OESO-landen en presteerde Vlaanderen op
dat vlak even goed als Nederland. Voor taalkundige geletterdheid
belandden de Vlaamse volwassenen eerder in de
middenmoot van de deelnemende landen; hier deed Nederland
het als op twee na best presterende land een stuk beter.
Maar wat zorgen baart, zijn de Vlaamse resultaten voor het
probleemoplossend denken in een technologierijke omgeving:
hiervoor is het Vlaamse gemiddelde slechter dan het
OESO-gemiddelde, met niet minder dan 19 procent van
de respondenten – dus bijna een op vijf – die een laag probleemoplossend
vermogen heeft en hierdoor moeilijkheden
ondervindt om te kunnen functioneren in onze huidige
samenleving.
Combineer nu de lage participatiegraad aan het levenslang
leren – het gekende mattheuseffect in Vlaanderen incluis –
met de zwakke gemiddelde Vlaamse score voor probleemoplossend
denken in het PIAAC-onderzoek, en we hebben het
antwoord op de vraag of en waarom er in Vlaanderen werk
aan de winkel is om levenslang leren algemeen ingang te
laten vinden, mét specifieke aandacht voor de laagvaardige
volwassene.
Algemeen, omdat we met ons allen bij moeten blijven om
dagdagelijkse dingen te kunnen blijven doen. Of het nu
gaat om een grootmoeder die via onlinemedia contact wil
blijven houden met de kleinkinderen, een werknemer die
zich in een bepaalde richting verder wil specialiseren, een
nieuwkomer die ambities heeft in het hoger onderwijs, een
prille veertiger die wel een korte universitaire bijscholing
30