Orde-van-het-Gecken-Gesellschaft
De Orde van het ‘Gecken Gesellschaft’ - 12 November 1381. Homunculus, Wijnegem, 2016, 26 pp. Zie website: www.jmvdeheraldry.be
De Orde van het ‘Gecken Gesellschaft’ - 12 November 1381.
Homunculus, Wijnegem, 2016, 26 pp.
Zie website: www.jmvdeheraldry.be
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Orde</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> ‘<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong>’ - 12 November 1381 1<br />
Poging tot een kritische benadering <strong>van</strong> een veel behandeld onderwerp<br />
JEAN-MARIE VAN DEN EECKHOUT (AIH)<br />
De oorkonde <strong>van</strong> de orde <strong>van</strong> <strong>het</strong> ‘<strong>Gecken</strong><br />
<strong>Gesellschaft</strong>’, opgericht door Adolf <strong>van</strong> der<br />
Marck, graaf <strong>van</strong> Kleef,<br />
bestaat uit een langwerpig<br />
smal perkament, ongeveer<br />
50 cm lang op 12,5 cm<br />
breed, met twaalf beschreven regels.<br />
Onderaan hangen een groot aantal perkamenten<br />
riemen in drie rijen, waaraan zes en dertig<br />
zegels gehecht waren. Aan<br />
de overige werd nooit een<br />
zegel bevestigd. Zij dienden voor de zegels<br />
<strong>van</strong> nieuwe gezellen, die naderhand tot <strong>het</strong><br />
gezelschap wensten toe te<br />
treden. In de eerste rij<br />
hangen één en twintig<br />
zegels (n° 1 tot n° 21), in<br />
de tweede, dertien zegels<br />
(n° 22 tot n° 34), en in de<br />
derde, twee zegels (n° 35<br />
en n° 36). Op iedere staart<br />
waaraan een zegel hangt,<br />
is ook de naam <strong>van</strong> de<br />
gezel geschreven. Achttien<br />
zegels zijn nog volkomen<br />
gaaf; op dertien andere<br />
staarten zijn de namen<br />
nog leesbaar, hoewel de<br />
zegels verdwenen zijn;<br />
maar op vijf riemen‚ waaraan ook zegels<br />
gehecht waren, zijn de namen onleesbaar. Deze vijf onleesbare namen zijn volgens<br />
andere afschriften, ‘Hr Evert <strong>van</strong> Ulft, ridder N. <strong>van</strong> Holtmoelen, Johan <strong>van</strong> Kückelsheim,<br />
N. <strong>van</strong> Büderich en N. <strong>van</strong> Moers’. De zegels zijn anders gerangschikt als in de andere<br />
uitgaven; ook zijn sommige personen verkeerd genoemd. Enkel <strong>het</strong> zegel <strong>van</strong> de Graaf<br />
<strong>van</strong> Kleef is in de rode was, de anderen zijn in de groene was. Alle wapenschilden op<br />
de zegels zijn schuin geplaatst en zonder helmteken. Sommige woorden zijn door<br />
scheuren in <strong>het</strong> perkament onleesbaar geworden. De leden <strong>van</strong> <strong>het</strong> gezelschap<br />
voerden als teken een zilveren sieraad met de afbeelding <strong>van</strong> een gek, geschaakt<br />
gekleed <strong>van</strong> keel en <strong>van</strong> zilver, met aan <strong>het</strong> uiteinde <strong>van</strong> de rok en de drievoudige<br />
krom gespitste kap, bellen <strong>van</strong> goud, kousen eveneens <strong>van</strong> goud en schoenen <strong>van</strong><br />
sabel. In zijn handen houdt hij een schotel <strong>van</strong> goud bedekt met vruchten (<strong>van</strong> Spaen,<br />
Proeven, pp. 24-30).<br />
Baron W. A. <strong>van</strong> Spaen schrijft in zijn werk ‘Proeven <strong>van</strong> historie en oudheidkunde’ een heel<br />
hoofdstuk ‘Over <strong>het</strong> Gezelschap der Gekken’. Hij schrijft ‘deeze brief is in veele werken<br />
uitgegeven; als door de Rouck Nederlandsche Heraut p. 160. door Steinen in zijne Westphaalsche<br />
Geschiedenissen Deel 1. p. 282. Tab. 20 en 21. door Dithmarus in <strong>het</strong> Codex Diplomaticus achter<br />
1 Uitgegeven in Homunculus, 2016.<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 1
Tesschenenmaker. N.° 64. In <strong>het</strong> hoogduitsch vertaald door den Heer Staatsminister <strong>van</strong><br />
Buggenhagen in zijne Clevische Alterthümer p. 21. In <strong>het</strong> fransch door den Schijver <strong>van</strong> l’Histoire<br />
der Ordres Militaires, Tom IV. p. 1. en door den Heer du Tilliot in zijn boven aangehaalde werk.<br />
Allen zijn gebrekkig na verminkte afschriften gedrukt’. De oudste plaat met de zegels is gedrukt<br />
in 1644 in <strong>het</strong> werk <strong>van</strong> de Rouck. Deze plaat of enkel de namen hierop voorkomend zijn<br />
nadien in de meeste werken overgenomen in dezelfde volgorde. Michel Popoff beschrijft<br />
deze zegels in zijn wapenboek Gelre volgens <strong>het</strong> handschrift, ‘Annales généalogiques de la<br />
maison des anciens souverains comtes de Megem’. Van Spaen heeft in 1808 de oorkonde<br />
nagekeken en geeft de namen weer in de volgorde aanwezig op <strong>het</strong> document. Hij geeft<br />
eveneens aan wanneer een zegel aanwezig is, maar zonder beschrijving. Lacomblet geeft<br />
de namen in dezelfde volgorde (uitgezonderd 32, 33 en 34 die omgewisseld zijn). In de<br />
negentiende eeuw gaan enkele auteurs, die <strong>het</strong> onderwerp beschrijven, <strong>van</strong> Spaen als<br />
referentie nemen. Ik volg dus voor de analyse de tekst uitgegeven door Th. Lacomblet met<br />
de volgorde <strong>van</strong> de 36 namen. Of <strong>het</strong> zegel rond 1800 op de oorkonde al of niet aanwezig<br />
was, baseer ik mij op W. <strong>van</strong> Spaen. Ik volg Th. de Rouck voor de zegelafbeelding en M.<br />
Popoff voor de zegelbeschrijving (de Rouk, Adelyk, pp. 159-161 – Lacomblet, Urkundenbuch, D.<br />
3, n° 864 - Popoff, Gelre, n° 1302 - <strong>van</strong> Spaen, Proeven, p. 26) 2 .<br />
Adriaan Schoonebeek geeft in zijn ‘Historie <strong>van</strong> alle ridderlyke en krygsorders’ een afbeelding<br />
<strong>van</strong> een gezel in een klederdacht die niet in overeenstemming is met de periode en bij de<br />
zegelafbeeldingen hebben enkele zegels een arcering gekregen (Schoonebeek, Historie, D. II,<br />
n° LXXIX).<br />
Deze gekke feesten zouden hun oorsprong vinden bij de Romeinse Saturnaliën. Men dronk,<br />
zong en speelde. Men verkoos een koning en de slaven speelden de rol <strong>van</strong> hun meester<br />
en genoten de vrijheid om iedereen alles te zeggen. Het gebruik is zeer oud. In 638, tijdens<br />
de synode <strong>van</strong> Toledo, heeft Augustinus reeds daartegen gepredikt. Deze feesten vonden<br />
vooral plaats in Frankrijk, maar ook in Spanje en Engeland kwamen ze voor.<br />
Volgens <strong>van</strong> Spaen heeft de Kleefse ‘Gekken <strong>Orde</strong>’, of <strong>het</strong> gezelschap der Gekken opgericht<br />
te Kleef geen verband met de hierboven aangehaalde feesten der Gekken. Temeer zij<br />
vergaderden de zondag na 29 september en dus niet tijdens de carnaval periode (<strong>van</strong><br />
Spaen, Proeven, p. 23).<br />
Het was de eerste orde opgericht door Adolf, graaf <strong>van</strong> Kleef. Bij de oprichting in 1381 is er<br />
sprake <strong>van</strong> deze orde, nadien wordt ze niet meer vermeld. Twaalf jaar later, op 24 mei<br />
1393, is Adolf niet enkel graaf <strong>van</strong> Kleef maar ook <strong>van</strong> Mark en zal hij <strong>het</strong> gezelschap <strong>van</strong><br />
de Rosenkrans oprichten, dat tien jaar zou duren. Deze werd onder andere bezegeld door<br />
Friedrich, aartsbisschop <strong>van</strong> Keulen, Otto, bisschop <strong>van</strong> Munster, Adolf, graaf <strong>van</strong> Kleef<br />
en <strong>van</strong> Mark, zijn zoon Adolf, zijn broeder Diederik <strong>van</strong> der Marck, heer <strong>van</strong> Dinslaken,<br />
2 Hierbij enkele werken die <strong>het</strong> onderwerp eveneens behandelen:<br />
Küpper, Kölner-Narren, pp. 1-8 - Lucotte du Tilliot, Memoires, pp. 81-86 - Norrenberg, Chronic, pp. 122-123<br />
– Petrasch, Narrenorden, pp. 1-11 - Terlinden, Narren-<strong>Orde</strong>n, pp. 12-16 - Teschenmacheri, Annales, Codex<br />
Diplomaticus, n° 64, pp. 56-57 – <strong>van</strong> Leeuwen, Batavia, pp. 698-699 - <strong>van</strong> Meegen, <strong>Gecken</strong>-Geselschap - von<br />
Buggenhagen, Clevische, pp. 21-27 - von Steinen, Westphälische, D. 1, p. 282-286.<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 2
Friedrich, graaf <strong>van</strong> Moers, Reinald, heer <strong>van</strong> Valkenburg en Godfried <strong>van</strong> Loos en <strong>van</strong><br />
Heinsberg, heer <strong>van</strong> Dalenbroek. Het doel was de vrede te handhaven tussen deze<br />
ruziemakende heerschappen (Kruse, Adelsgesellschaften, n° 25 en 36 - <strong>van</strong> Spaen, Proeven, pp. 35-<br />
36).<br />
Waarom de graaf <strong>van</strong> Kleef deze broederschap <strong>het</strong> gezelschap der Gekken noemde is een<br />
raadsel. Misschien had hij zin voor humor?<br />
De tekst <strong>van</strong> de oorkonde volgens Lacomblet, n° 864, luidt als volgt: ‘Die Ritterschaft von<br />
Cleve schliesst eine ‘<strong>Gecken</strong>-<strong>Gesellschaft</strong>’ auf 12 Jahre, deren Mitgleider sich zur Begehung eines<br />
jährlichen hoftages zu Cleve verplichten. – 1381, den 12. November’.<br />
‘Wy alle diegeene die onse segele aen desen brief gehangen hebben maken kont allen Iuden end<br />
bekennen, dat wy mit gueden voergekaeren raede onss selffs end omb sonderlynge gunst end<br />
vruntschap , die mallich <strong>van</strong> ons tot den anderen heeft end nu vortme die gensliken hebben sal,<br />
onder ons eyne geselscap gemaket hebben end der auerkomen syn, die men heiten sal die geselscap<br />
<strong>van</strong> den gecken, in forme end manieren as hiernae gescreuen steit. Is to weten dat yderman <strong>van</strong> ons<br />
gesellen draegen sal eynen geck <strong>van</strong> siluer gemact off anter gesticket op syne cleide , soe wie oer des<br />
best genuget; end sue wie <strong>van</strong> ons lies geckes dagelix nyet endroege, den sal end mach die ander<br />
<strong>van</strong> ons gesellen, soe ducke als hie dat siet, peinden voer drie alde grote tornoise, welke drie grote<br />
tornoise hie dorch got armen ludcn geuen sal. End voert suelen wy gesellen allegader jaerlix eyne<br />
geselscap end eynen hoeff hebben, daer wy alle sementlich soelen komen end vergaderen, als toe<br />
Cleue, end alle jaer den anderen sondach nae sente Michielsdach end nyemant <strong>van</strong> ons sal uter<br />
herberghe scheiden noch uter stat ryden, sie enhebben dan yrsten gegalden end wael betaelt syn<br />
aandeel <strong>van</strong> der teringe, die oen geboert to gelden <strong>van</strong> den hoeue; end nyemant <strong>van</strong> ons ensal achter<br />
blyuen, hy enkeme op den hoeff om einges dings of saiken willen end beneme oen rechte kenliche<br />
lyfsnoet, sonder alleyne diegeyne, die buten lands weirren sess dachuaert <strong>van</strong> synre wonynghen.<br />
End were oeck saeke dat yemant <strong>van</strong> ons gesellen die ander gesellen vyant were, die gesellen <strong>van</strong><br />
ons an beyden syden mit allen oeren helperen soelen gevredet syn <strong>van</strong> den vrydage voer den hoeue<br />
, als die sonne opgeit end durende end werende theynt des vrydages noe den hoeue, als die sonne<br />
ondergeit. Ende voert soelen wy alle jaer op den hoeue kiesen onder ons gesellen eynen koninc <strong>van</strong><br />
onsen geselscap mit sess raetluden, wilcke koninc mit den raetluden saten end ordiniren sal alle<br />
saikcn <strong>van</strong> der gesellscap end sondorlingen den hoeff des ander jaers daernae te versien bestellen<br />
end saten sal, end alle saiken die men tot den hoeue behandende is weruen end begaederen sal, end<br />
bescheidelike rekenynge daerafî doen sal, <strong>van</strong> wilken kost des hoeff die ridder end knechte gelyc<br />
gelden soelen, end die heren eyn derdedeel meer dan die ridder end knechte, end ein greue eyn<br />
derdedeel meer dan die heren. Ende des dinxtages des morgens vroe bynnen den hoeue soelen wy<br />
gesellen onder ons allen toe Cleue in onser vrouwen kercken begaen alle diegeene, die <strong>van</strong> onser<br />
geselscap gestoruen weren, end dan sal mallich <strong>van</strong> ons syn offer brengen. Voert onse geselscap sal<br />
ulueren XII jaer langh date des brieffs naeyn volgende. Ind mallich <strong>van</strong> ons allen heeft den andern<br />
geloeft in guden truwen end gesekert in gerechter eidstat alle saiken, soe woe die bouen bescreuen<br />
staen, vast, stede end onuerbrekelick to doen, halden …. in orkonde onser zegele aen desen brieff<br />
gehangen’.<br />
‘Gegeuen int jaer ons heren Dusent driehondert tachtentich eyn, op sente Kuniberts dach’.<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 3
Deze acte werd bezegeld met de zegels <strong>van</strong> 36 personen.<br />
N° Lacomblet N° <strong>van</strong> Spaen N° de Rouck<br />
01 Wilhem v. Loel 01 Willem <strong>van</strong> Loel 13 Willem <strong>van</strong> Loel<br />
02 Hendrik v. Oefde 02 Hendrik <strong>van</strong> Oefde 14 Henrich <strong>van</strong> Oefte<br />
03 Dirk v. Eyll 03 Hr Dirck <strong>van</strong> Eyll, zegel 03 H Dierck <strong>van</strong> Eyl<br />
04 Gerrit v. Ossenbroeck 04 Gerrit <strong>van</strong> Ossenbroeck 27 Gerit <strong>van</strong> Ossenbruck<br />
05 Megen 05 Megen 04 Die Heere <strong>van</strong> Megem<br />
06 Hameyde 06 Hameyde, zegel 16 …… H. <strong>van</strong> Ameyde<br />
07 Arnt Snoeck 07 Arnt Snoeck, zegel 05 Arent Snoeck<br />
08 Aloff v. Wylak 08 Aloff <strong>van</strong> Wylack, zegel 29 Aelff <strong>van</strong> Wijlaecken<br />
09 Johan v. Hetterscheide 09 Johan <strong>van</strong> Hetterscheide 18 Ian <strong>van</strong> Herterscheyde<br />
10 Walter v. Voorst 10 Walter Heer <strong>van</strong> Voorst, 07 Willem <strong>van</strong> Vorst<br />
zegel<br />
11 greue v. Cleue 11 Greue <strong>van</strong> Cleve 01 Adolf, Greve zu Cleve<br />
12 Otto v. Heruen 12 Otto <strong>van</strong> Herven 33 Ian <strong>van</strong> Bylant<br />
13 unlesbar 13 Onleesbaar 11 Her Evert <strong>van</strong> Ulst<br />
14 Reinald v. Reys 14 Reinald <strong>van</strong> Rees, zegel 10 Reynolt <strong>van</strong> Reys<br />
15 Johan v. Bronchorst 15 Johan <strong>van</strong> Bronchorst, zegel 34 Ian <strong>van</strong> Bronchorst<br />
16 unlesbar 16 Onleesbaar 17 …… <strong>van</strong> Holtmolen<br />
17 unlesbar 17 Onleesbaar 35 Ian <strong>van</strong> Kuekehem<br />
18 Meurse 18 Meurs 02 Een Greve <strong>van</strong> Meurs<br />
19 unlesbar 19 Onleesbaar 21 …... <strong>van</strong> Buderick<br />
20 Herberen v. Lewen 20 Herberen <strong>van</strong> Lewen, zegel 24 Herbert <strong>van</strong> Lewen<br />
21 Walraven v. Benthem 21 Walraven <strong>van</strong> Benthem 36 Walrave <strong>van</strong> Benthem<br />
22 Willem die Roede 22 Hr Willem die Roede, zegel 25 H. Willem <strong>van</strong> Roede<br />
23 Rutgere v. Dornick 23 Hr Rutger <strong>van</strong> Dornick, 15 H. Rutgert <strong>van</strong> Dorinck<br />
zegel<br />
24 Euert v. Oefde 24 Evert <strong>van</strong> Oefde 26 Evert <strong>van</strong> Oefte<br />
25 Diepenbroeck 25 Diepenbroek 23 Hein <strong>van</strong> Depenbroeck<br />
26 unlesbar 26 Onleesbaar 12 Een Greve <strong>van</strong> Meurs<br />
27 jonge Bernt v. Ingenhaue 27 Jonge Berent <strong>van</strong><br />
28 Jung Bernt <strong>van</strong> Ingenhave<br />
Ingenhave, zegel<br />
28 Bellinchaue 28 Bellinchave, zegel 06 ……. <strong>van</strong> Bellinchaven<br />
29 Goterswick 29 Gotterswick 31 ….. H. <strong>van</strong> Grütterswijck<br />
30 Otto v. Halt 30 Otto <strong>van</strong> Halt, zegel 08 Otto <strong>van</strong> Hall<br />
31 Hendrik v. Bylant 31 Hr Hendrik <strong>van</strong> Bylant, 20 H. Henrich <strong>van</strong> Bylant<br />
zegel<br />
32 Otte v. Bylant 33 Otto <strong>van</strong> Bylant, zegel 32 Otto <strong>van</strong> Bylant<br />
33 Sweder v. Schulenborg 34 Sweder <strong>van</strong> Schulenburg, 22 Seno <strong>van</strong> Sculenberg<br />
zegel<br />
34 Johan v. Bylant 32 Johan <strong>van</strong> Bylant 09 Ian <strong>van</strong> Bylant<br />
35 Ernst v. Sleenre 35 Ernst <strong>van</strong> Steenre, zegel 30 Ernest <strong>van</strong> Stoemey<br />
36 v. Abcoude 36 Heer <strong>van</strong> Abcoude, zegel 19 Willem, Heer <strong>van</strong> Abcoude<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 4
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 5<br />
de Rouk, Adelyk, p. 161
Alfabetische volgorde <strong>van</strong> de 36 gezellen<br />
Abcoude (Willem <strong>van</strong> Zuylen, heer <strong>van</strong>)<br />
zegel, gevierendeeld in 1 en 4, drie zuilen; in 2 en 3, een leeuw<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 36 en de Rouck - n° 19)<br />
Gelre geeft voor ‘die he và abcoude’, gevierendeeld in 1 en 4, in keel drie zuilen <strong>van</strong> zilver<br />
(Abcoude); in 2 en 3, in sabel een leeuw <strong>van</strong> zilver, gekroond <strong>van</strong> goud (Gaesbeeck) en als<br />
helmteken, een baniervlucht <strong>van</strong> goud komende uit een kroon <strong>van</strong> sabel (Popoff, Gelre, n°<br />
1567).<br />
Willem <strong>van</strong> Abcoude, heer <strong>van</strong> Gaasbeek, maarschalk <strong>van</strong> Henegouwen, zegelde in<br />
1378, gevierendeeld in 1 en 4, drie zuilen; in 2 en 3, een gekroonde leeuw (de Raadt, Sceaux,<br />
D. I, p. 159 - Obreen, Abcoude, p. 32).<br />
Willem <strong>van</strong> Abcoude verwisselde in 1379 met zijn broer de heerlijkheden Gaasbeek en<br />
Loon-op-Zand tegen Abcoude en Wijk. In 1371 was hij hoofd <strong>van</strong> een bende voor de<br />
hertog <strong>van</strong> Brabant in de slag bij Baesweiler. Hij was raadsheer <strong>van</strong> de graaf <strong>van</strong><br />
Holland die hij steeds bijstond in verschillende veldslagen. Hij huwde Maria de<br />
Walcourt, vrouw <strong>van</strong> Anderlecht. Hij overleed in 1407 (Obreen, Abcoude, p. 31).<br />
Ameide (Hendrik, heer <strong>van</strong> Vianen en <strong>van</strong>)<br />
zegel, gevierendeeld in 1 en 4, drie zuilen; in 2 en 3, gedwarsbalkt <strong>van</strong> vair en<br />
<strong>van</strong> …<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 6 en de Rouck - n° 16)<br />
Gelre geeft voor ‘dye he và vianen’, gevierendeeld in 1 en 4, in zilver drie zuilen <strong>van</strong> sabel<br />
(Vianen); in 2 en 3, gedwarsbalkt <strong>van</strong> vair en keel (Goye) en als helmteken, een ezelskop<br />
<strong>van</strong> azuur, komende uit een kroon <strong>van</strong> goud (Popoff, Gelre, n° 1568).<br />
‘Heinric heer <strong>van</strong> Vyanen <strong>van</strong> der Goy end’ <strong>van</strong> der Ameyden’ zegelde in 1396, gevierendeeld<br />
in 1 en 4, drie zuilen; in 2 en 3, gedwarsbalkt <strong>van</strong> vair en <strong>van</strong> … en als helmteken, een<br />
ezelskop met verlengde hals (de Raadt, Sceaux, D. IV, p. 113).<br />
Hendrik <strong>van</strong> Vianen, zoon <strong>van</strong> Gijsbrecht, heer <strong>van</strong> Vianen, burggraaf <strong>van</strong> Utrecht, en<br />
<strong>van</strong> Beatrix <strong>van</strong> Egmond, noemde zich, zolang zijn vader leefde, heer <strong>van</strong> Ameide.<br />
Hij volgde zijn vader op na diens dood in 1391. Hij werd evenwel in 1400 gedwongen<br />
<strong>het</strong> hoog rechtsgebied over Ameide aan de bisschop <strong>van</strong> Utrecht af te staan. Hij<br />
huwde in 1372 met Heilwig <strong>van</strong> Herlaer en overleed in 1417 (Schwennicke, Europäische,<br />
D. 28, Tabel 139 - <strong>van</strong> Spaen, Proeven, p. 42).<br />
Bellinchaven (<strong>van</strong>)<br />
zegel, drie grelots<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 28 en de Rouck - n° 6)<br />
Gelre geeft voor ‘bellinchoven’, in keel drie grelots <strong>van</strong> zilver (Popoff, Gelre, n° 1459).<br />
‘Maes <strong>van</strong> Bellinchave’ ont<strong>van</strong>gt in 1379 een rente <strong>van</strong> de hertog <strong>van</strong> Brabant. Hij<br />
zegelde, drie grelots (Fahne, Kölnischer, D. I, Taf. I, n° 19 - de Raadt, Sceaux, D. I, p. 224).<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 6
In 1371 sluit Maes <strong>van</strong> Bellinchaven een overeenkomst met de graaf <strong>van</strong> Kleef<br />
betreffende een leen. In 1402, Maes <strong>van</strong> Bellinchaven ‘4 Molder roggen tot Goch uut der<br />
moilen’ (Fahne, Kölnischer, D. II, p. 6 – I. G., Bellinkhoven, pp. 60-61 - Sloet, Leenen buiten<br />
Gelderland, n° 79, p. 101).<br />
Benthem, maarschalk <strong>van</strong> Gelre (Walraven <strong>van</strong>)<br />
zegel verdwenen (gevierendeeld in 1 en 4, een veld bezaaid met koeken; in 2<br />
en 3, een leeuw)<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 21 en de Rouck - n° 36)<br />
Gelre geeft voor ‘walrave và bendem’, gevierendeeld in 1 en 4, in keel <strong>het</strong> veld bezaaid met<br />
koeken <strong>van</strong> goud; in 2 en 3, in goud een leeuw <strong>van</strong> sabel, gekold <strong>van</strong> <strong>het</strong> veld en als<br />
helmteken, een brakhondenkop <strong>van</strong> zilver, komende uit een kroon <strong>van</strong> goud (Popoff, Gelre,<br />
n° 1204).<br />
In 1333 zegelde zijn grootvader, Walraven <strong>van</strong> Benthem, gevierendeeld in 1 en 4, een veld<br />
bezaaid met koeken (Benthem); in 2 en 3, een leeuw (Holland) en als helmteken, een<br />
hondenkop. ‘Ian <strong>van</strong> Benthem’, heer <strong>van</strong> Spoeldrop, schildknaap, zegelde in 1418,<br />
gevierendeeld in 1, negen koeken; in 2 en 3, een leeuw; in 4, zes koeken, geplaatst 3, 2 en 1 en<br />
als helmteken, een brakhondenkop (de Raadt, Sceaux, D. I, p. 228 - Vermeulen, <strong>van</strong> Bronkhorst,<br />
pp. 219-220).<br />
Tussen de edelen die op 6 januari 1377 <strong>het</strong> verbond bezegelden met Jan <strong>van</strong> Blois en<br />
zijn echtgenote Mechteld, hertogin <strong>van</strong> Gelre, staat ‘Walraven <strong>van</strong> Benthem’. In 1379<br />
‘Johan <strong>van</strong> Benthem erft alle alsulck goet ende erfnis als hij <strong>van</strong> hertog Edouard hielt, tot<br />
eenen Zutphenschen leen, op sijnen soon Walraven <strong>van</strong> Benthem’. Walraven <strong>van</strong> Benthem<br />
verkocht <strong>het</strong> hof te ‘Loeth’ aan de graaf <strong>van</strong> Kleef. Walraven <strong>van</strong> Benthem, heer <strong>van</strong><br />
Heeswijk, zoon <strong>van</strong> Jan, heer <strong>van</strong> Heeswijk, en <strong>van</strong> ‘Mechteld <strong>van</strong> Lienden’, huwde<br />
Gertruid <strong>van</strong> Steenbergen. Hij overleed in 1391 (Nijhoff, Gelderland, D. 3, n° 31, pp. 28-45<br />
- Sloet, Leenen buiten Gelderland, n° 70-71, pp. 87-88 - <strong>van</strong> Spaen, Proeven, p. 41 – Vermeulen,<br />
<strong>van</strong> Bronkhorst, pp. 227-228).<br />
Buckhorst (Johan <strong>van</strong>)<br />
zegel, een leeuw<br />
(Ref: Lacomblet (Johan v. Bronchorst) en <strong>van</strong> Spaen (Johan <strong>van</strong> Bronchorst) -<br />
n° 15 en de Rouck (Ian <strong>van</strong> Bronchorst) - n° 34) 3<br />
3 Gelre geeft voor een ‘die he và brochrst’, in keel een leeuw <strong>van</strong> zilver en als helmteken, twee naar elkaar toegewende<br />
leeuwenpoten <strong>van</strong> zilver en <strong>van</strong> goud, elk houdende een bol <strong>van</strong> keel (Popoff, Gelre, n° 1172).<br />
‘Wilhelmi domini de Bronckorst’ zegelde in 1402, een gekroonde leeuw (de Raadt, Sceaux, D. I, p. 336).<br />
Johan, een jongere zoon <strong>van</strong> Gijsbrecht <strong>van</strong> Bronckhorst, heer <strong>van</strong> Bronckhorst en <strong>van</strong> Batenburg, en <strong>van</strong><br />
Catharina <strong>van</strong> Leefdael, wordt beschreven als kanunnik te Keulen en proost te Utrecht. Hij overleed in<br />
1386. Bij de edelen die op 2 november 1376 de zoenbrief <strong>van</strong> Jan <strong>van</strong> Blois en zijne gemalin Mechteld,<br />
hertogin <strong>van</strong> Gelre, bezegelden staat een ‘Ghijsbert <strong>van</strong> Bronchorst here te Borclo’. Deze was een broer <strong>van</strong><br />
Johan. Hij huwde in 1360 Henrika, erfdame <strong>van</strong> Berculo, en overleed in 1401 (Nijhoff, Gelderland, D. 3, n°<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 7
Gelre geeft voor de oom <strong>van</strong> Johan III, ‘wille và d boechorst’, in zilver een leeuw <strong>van</strong> sable,<br />
genageld en getongd <strong>van</strong> keel en als helmteken, een leeuwenkop in <strong>het</strong> bruin, getongd <strong>van</strong><br />
keel, tussen een baniervlucht <strong>van</strong> zilver, komende uit een kroon <strong>van</strong> keel (Popoff, Gelre, n°<br />
1079).<br />
In 1391 zegelde Johan <strong>van</strong> Buckhorst, een leeuw. Zijn moeder, Agnes <strong>van</strong> Heeckeren,<br />
weduwe <strong>van</strong> Johan <strong>van</strong> Buckhorst, zegelde in 1361, gedeeld I, een leeuw (Buckhorst); II,<br />
een kruis (Heeckeren) (Kamerling, Buckhorst, pp. 488-490).<br />
Johan <strong>van</strong> Buckhorst, heer <strong>van</strong> Buckhorst en <strong>van</strong> Zalk, zoon <strong>van</strong> Johan, drost <strong>van</strong> de<br />
Veluwe, huwde eerst voor 1391 Ermgard <strong>van</strong> Hackfort, en vervolgens, voor 1401,<br />
Elisabeth <strong>van</strong> Almelo. In 1398, beleent Willem, hertog <strong>van</strong> Gelre en <strong>van</strong> Gulik,<br />
Willem <strong>van</strong> Kriekenbeek met de gruit te Lobbroek. Getuigen zijn, ‘Jan <strong>van</strong> Kessel,<br />
ridder, en Jan <strong>van</strong> Boickholt, knaap’. Johan overleed rond 1418 (Kamerling, Buckhorst, pp.<br />
427-433 – Nijhoff, Gelderland, D. 3, n° 215, p. 207).<br />
Büderich (Vogt zu) ?<br />
zegel verdwenen (een drieblad met lange steel)<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 19 (onleesbaar) en de Rouck - n° 21)<br />
Gelre geeft voor een ‘voocht và buderic’, in goud een drieblad <strong>van</strong> keel, geknopt <strong>van</strong> azuur<br />
(Popoff, Gelre, n° 1307).<br />
In 1379 ‘Denekini de Bvdek’ verklaart aan de graaf <strong>van</strong> Moers 700 oude daalders te<br />
hebben betaald voor de verdediging en de bescherming <strong>van</strong> de heerlijkheid en <strong>het</strong><br />
land Friemersheim. Hij zegelde, een vierblad (de Raadt, Sceaux, D. I, p. 345).<br />
In 1378 staat in een oorkonde betreffende <strong>het</strong> slot Alpen ‘Heinrich Vogt zu Büderich’<br />
aangegeven (Fahne, Kölnischer, D. II, p. 22 - Lacomblet, Urkundenbuch, D. 3, n° 820).<br />
Bylandt (Heer Hendrik <strong>van</strong>)<br />
zegel, een kruis beladen met een zespuntige ster<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 31 en de Rouck - n° 20)<br />
Een Hendrik <strong>van</strong> Bylandt, kanunnik te Cambrai, zegelde in 1393, een kruis, beladen in<br />
<strong>het</strong> hart met een lelie. Een Jan <strong>van</strong> Bylandt, schildknaap, zegelde in 1397, een kruis,<br />
beladen in <strong>het</strong> hart met een ster (de Raadt, Sceaux, D. I, p. 255).<br />
Hendrik, zoon <strong>van</strong> Otto de oude, de oudere broer <strong>van</strong> Otto de jonge, en <strong>van</strong> Ermgard<br />
<strong>van</strong> Lynden, wordt vermeld in 1381 (Molhuysen, Biografisch, D. 4, pp. 386-387 -<br />
Schwennicke, Europäische, D. 18, Tabel 48).<br />
Bylandt (Johan <strong>van</strong>)<br />
zegel verdwenen (een kruis over alles een barensteel)<br />
(Ref: Lacomblet – n° 34 - <strong>van</strong> Spaen - n° 32 en de Rouck - n° 9)<br />
29, pp. 22-26 - Schwennicke, Europäische, D. 18, Tabel 41 – Vermeulen, <strong>van</strong> Bronkhorst, pp. 351-352 -<br />
Wikipedia, <strong>van</strong> Bronckhorst).<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 8
‘Johan <strong>van</strong> Bilant, richter toe Huessen’ zegelde in 1380, een kruis, een barensteel over alles en<br />
als helmteken, een haan. Johan <strong>van</strong> Bylandt, ridder, zegelde in 1394 en 1397, <strong>het</strong>zelfde<br />
(de Raadt, Sceaux, D. I, p. 2555 - Gelders Archief, Zegels, n° 0243 - 596/11 en 0306 - 423-209).<br />
Johan <strong>van</strong> Bylandt, ridder, heer <strong>van</strong> Doornenburg, zoon <strong>van</strong> Dirk <strong>van</strong> Bylandt, huwde<br />
rond 1370 Geertruid <strong>van</strong> Doornick. Tussen de edelen die op 6 januari 1377 <strong>het</strong><br />
verbond bezegelden met Jan <strong>van</strong> Blois en zijn echtgenote Mechteld, hertogin <strong>van</strong><br />
Gelre, staan ‘Jan <strong>van</strong> Bilant heren Dirck soen ende Otte sijn brueder’. In 1392 zegelde<br />
‘heren Johan <strong>van</strong> Bylant, riddere’ raadslid <strong>van</strong> Willem <strong>van</strong> Gulik, hertog <strong>van</strong> Gelre, <strong>het</strong><br />
verdrag <strong>van</strong> de hertog met de stad Keulen. Johan overleed in 1399. (Lacomblet,<br />
Urkundenbuch, D. 3, n° 966 - Molhuysen, Biografisch, D. 4, p. 383 - Nijhoff, Gelderland, D. 3, n°<br />
31, pp. 28-45 - Schwennicke, Europäische, D. 18, Tabel 48 - <strong>van</strong> Schilfgaarde, Doornenburg, pp.<br />
269-270).<br />
Bylandt (Otto <strong>van</strong>)<br />
zegel, een kruis (een kruis)<br />
(Ref: Lacomblet – n° 32 - <strong>van</strong> Spaen - n° 34 en de Rouck - n° 32)<br />
Gelre geeft voor ‘h otte <strong>van</strong> bylant’, in goud een kruis <strong>van</strong> sabel en als helmteken, een haan<br />
<strong>van</strong> zilver, gebekt en gepoot <strong>van</strong> goud, gebaard en gekamd <strong>van</strong> keel (Popoff, Gelre, n° 1215).<br />
In 1395 stelt Otto <strong>van</strong> Bylandt zich garant voor de hertog <strong>van</strong> Gelre en <strong>van</strong> Gulik ten<br />
overstaan <strong>van</strong> de graaf <strong>van</strong> Kleef. Hij zegelde, een kruis (de Raadt, Sceaux, D. I, p. 255).<br />
In 1362 verklaart Johan, graaf <strong>van</strong> Kleef, ‘dat hij Otto <strong>van</strong> Bilant, ambtman te Huessen,<br />
tezamen met Everwijn <strong>van</strong> Goterswic gemaakt heeft tot dingmeesters aldaar’. Bij de edelen<br />
die op 6 januari 1377 <strong>het</strong> verbond bezegelden met Jan <strong>van</strong> Blois en zijn echtgenote<br />
Mechteld, hertogin <strong>van</strong> Gelre, staan ‘Jan <strong>van</strong> Bilant heren Dirck soen ende Otte sijn<br />
brueder’. In 1396 draagt ‘Rutger <strong>van</strong> den Boitzelar, ridder’ zijn gelijknamig huis over aan<br />
de graaf <strong>van</strong> Kleef en verklaart dat hij zich aan hem overdraagt als ge<strong>van</strong>gene. In<br />
1397 verklaart zijn zoon Wessel dat Adolf, graaf <strong>van</strong> Kleef, hem opnieuw <strong>het</strong> huis in<br />
bewaring en bezitting inruilde. Bij de bezegelaars, ‘Otto v. Bylant, Johann v. Bylant,<br />
Dietrich desses Sohn, Otto v. Bylant, Otto’s Bruders, Johann v. Bylant’. Het gaat hier om<br />
Otto, de broer <strong>van</strong> Johan, heer <strong>van</strong> Doornenburg (Lacomblet, Urkundenbuch, D. 3, n° 1018<br />
- Nijhoff, Gelderland, D. 3, n° 31, pp. 28-45 - Schwennicke, Europäische, D. 18, Tabel 48 -<br />
Wijnaendts <strong>van</strong> Resandt, Van Arnhem, p. 9).<br />
Diepenbroeck (<strong>van</strong>)<br />
zegel verdwenen (twee schuinkruisgewijs geplaatste zwaarden, de punten<br />
naar beneden)<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 25 en de Rouck - n° 23)<br />
Bergshammar geeft voor ‘dieffenborch’, in keel twee schuinkruisgewijs geplaatste zwaarden<br />
<strong>van</strong> zilver, de punten naar beneden, versierd <strong>van</strong> goud (Raneke, Bergshammar, n° 473 en 583).<br />
In 1394 bezegelde ‘Hinrici de Dipenbroke’ een akte <strong>van</strong> Diederik <strong>van</strong> der Marck, heer<br />
<strong>van</strong> Arenberg. Hij zegelde in 1392 en 1394, twee schuinkruis geplaatste zwaarden, de<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 9
punten naar beneden (de Raadt, Sceaux, D. I, p. 378 - Gelders Archief, Zegels, n° 0378 -<br />
352.186/2).<br />
In 1379 ‘Henrich <strong>van</strong> Diepenbroeck ontfinck sijn huys ende goet tot Diepenbroick als dat<br />
gelegen is, tot eenen Zutphenschen leen’. In 1394 wordt ‘Heinrich <strong>van</strong> Dyepenbroyck’ bij<br />
de huwelijksonderhandelingen tussen Albrecht, hertog <strong>van</strong> Beieren en graaf <strong>van</strong><br />
Henegouwen en Holland, en Margaretha, de oudste dochter <strong>van</strong> Adolf, graaf <strong>van</strong><br />
Kleef, vermeld bij de edelen <strong>van</strong> Kleef. In 1424 ont<strong>van</strong>gt zijn zoon Jordan <strong>van</strong><br />
Diepenbroeck <strong>van</strong> de hertog <strong>van</strong> Gelre <strong>het</strong> ‘huys ende goet tot Diepenbroick’ (Fahne,<br />
Kölnischer, D. I, p. 78 – Fahne, Westphälischen, p. 119 - Lacomblet, Urkundenbuch, D. 3, n° 992 -<br />
Sloet, Leenen buiten Gelderland, n° 72, p. 88 – von Steinen, Westphälische, D. 3, pp. 969-972).<br />
Doornick (Rutger <strong>van</strong>)<br />
zegel, een dwarsbalk<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 23 en de Rouck - n° 15)<br />
Gelre geeft voor ‘rutger và doernic’, in zilver een dwarsbalk <strong>van</strong> keel en als helmteken, een<br />
staande hazewind <strong>van</strong> zilver op een hoed <strong>van</strong> <strong>het</strong>zelfde, omgebogen <strong>van</strong> keel (Popoff, Gelre, n°<br />
1231).<br />
In 1394 voert Rogier <strong>van</strong> Doornick voor de graaf <strong>van</strong> Kleef de huwelijks<br />
onderhandelingen <strong>van</strong> Margaretha <strong>van</strong> Kleef met de hertog <strong>van</strong> Beieren. Hij zegelde,<br />
een dwarsbalk, rechts getopt <strong>van</strong> een ster en als helmteken, een zittende hond (de Raadt,<br />
Sceaux, D. I, p. 391).<br />
In 1381 verpandt Engelbert, graaf <strong>van</strong> Mark, aan Willem <strong>van</strong> Gulik, hertog <strong>van</strong> Gelre,<br />
de Lymers met <strong>het</strong> huis te Zevenaar. ‘Rutgher <strong>van</strong> Doernic’ staat vermeld bij de<br />
raadsheren en vrienden <strong>van</strong> Friedrich von Blankenheim, bisschop <strong>van</strong> Utrecht. In<br />
1402 erkent ‘Rutger <strong>van</strong> Doernick’ een schuldbekentenis ten overstaan <strong>van</strong> Hendrik<br />
de Rover, Heer <strong>van</strong> Montfoort. Hetzelfde jaar staat hij vermeld als houder <strong>van</strong> ‘die<br />
thiende tot Elden in Eldenrebroeck’. In 1422 werd deze rente toegekend aan <strong>het</strong> klooster<br />
<strong>van</strong> ‘Marienborne’ in ruil voor een gebouw te Elderen (Fahne, Kölnischer, D. II, p. 32 -<br />
Nijhoff, Gelderland, D. 3, pp. 84-88 – Sloet, Nymegen, n° 69-70, pp. 179-181 - <strong>van</strong> Buchel,<br />
Inscriptiones, p. 349, ref. 172).<br />
Eyll, erfelijk kamerheer (Heer Dirk <strong>van</strong>)<br />
zegel, een lelie<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 3 en de Rouck - n° 3)<br />
Gelre geeft voor ‘h deric eyl’, in azuur een lelie <strong>van</strong> goud en als helmteken, twee buffelhoorns<br />
<strong>van</strong> azuur, elk versierd met drie bollen <strong>van</strong> zilver (Popoff, Gelre, n° 1299).<br />
Herman <strong>van</strong> Eyll, man <strong>van</strong> de graaf <strong>van</strong> Kleef, zegelde in 1394, een lelie en als<br />
helmteken, twee buffelhoorns, elk versierd met drie bollen (de Raadt, Sceaux, D. I, p. 416).<br />
In 1376 staat ‘heren Diederich von Eile’ aangegeven als getuige <strong>van</strong> ‘Frederich greve <strong>van</strong><br />
Moerse’. In 1402 erven ‘Goide’ <strong>van</strong> Eyll en zijn zuster ‘Griet’, <strong>van</strong> hun vader ‘Dircks <strong>van</strong><br />
Eyle, ridders’, <strong>het</strong> hof en de bijhorende lenen <strong>van</strong> Est te Tielreweerde (Fahne, Kölnischer, D.<br />
I, p. 96 - Lacomblet, Urkundenbuch, D. 3, n° 787 - Sloet, Nymegen, n° 242g, p. 547).<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 10
Götterswick (<strong>van</strong>)<br />
zegel verdwenen (<strong>van</strong> vair)<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 29 en de Rouck - n° 31)<br />
Gelre geeft voor ‘h erwiin và goterswic’, met vair beladen <strong>van</strong> goud en <strong>van</strong> keel en als<br />
helmteken, twee buffelhoorns <strong>van</strong> zilver (Popoff, Gelre, n° 1642).<br />
‘Erwini de Goitterswic . militis’ zegelde in 1369 een akte <strong>van</strong> Diederik ‘de Broiche’, een vol<br />
wapen <strong>van</strong> vair (de Raadt, Sceaux, D. I, p. 505).<br />
In 1362 verklaart Johan, graaf <strong>van</strong> Kleef, ‘dat hij Otto <strong>van</strong> Bilant, ambtman te Huessen,<br />
tezamen met Everwijn <strong>van</strong> Goterswic gemaakt heeft tot dingmeesters aldaar’. In 1369 belooft<br />
‘Dyederich <strong>van</strong> Broiche’ aan ‘Wilhem <strong>van</strong> Gulpe greven <strong>van</strong> dem Berge ind <strong>van</strong> Rauensberg’<br />
bijstand te verlenen met zijn slot Broich tegen elke aanvaller, uitgezonderd de hertog<br />
<strong>van</strong> Gelre. Tussen de bezegelaars staan ‘heren Euerwyne herren <strong>van</strong> Gotterswich, Arnold<br />
synen sun’ (Lacomblet, Urkundenbuch, D. 3, n° 685 - Wijnaendts <strong>van</strong> Resandt, Van Arnhem, p.<br />
9).<br />
Halt (Otto <strong>van</strong> Bylandt, heer <strong>van</strong>)<br />
zegel, een kruis over alles een barensteel<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 30 en de Rouck - n° 8)<br />
In een oorkonde <strong>van</strong> 1 augustus 1336/1337 verklaren de abdis en <strong>het</strong> convent <strong>van</strong><br />
Gravendaal dat ze een jaarrente <strong>van</strong> 25 malder rogge en een halve voeder wijn<br />
schuldig zijn aan ‘Johanni de Benthem, filio quondam domini Walrami de Benthem, militis,<br />
quem habuit a filia domini Ottonis de Haelt, militis, et suis heredibus’. Halt was<br />
oorspronkelijk een Gelders leen, later werd <strong>het</strong> een Kleefs leen. Het kwam aan de<br />
familie <strong>van</strong> Bylandt door <strong>het</strong> huwelijk in 1365 <strong>van</strong> Otto <strong>van</strong> Bylandt met Hedwig <strong>van</strong><br />
Halt. In 1397 verklaart zijn zoon Wessel dat Adolf, graaf <strong>van</strong> Kleef, hem opnieuw <strong>het</strong><br />
huis in bewaring en bezitting inruilde. Bij de bezegelaars, ‘Otto v. Bylant, Johann v.<br />
Bylant, Dietrich desses Sohn, Otto v. Bylant, Otto’s Bruders, Johann v. Bylant’. Otto<br />
overleed in 1390. In 1412 krijgt Dirk <strong>van</strong> Bylandt <strong>het</strong> huis Halt in leen <strong>van</strong> de hertog<br />
<strong>van</strong> Gelre (Lacomblet, Urkundenbuch, D. 3, n° 1018 - Schwennicke, Europäische, D. 18, Tabel<br />
48 - <strong>van</strong> Spaen, Oordeelkundige, D. 4, pp. 74-75 - Vermeulen, <strong>van</strong> Bronkhorst, p. 217).<br />
Herwen (Otto <strong>van</strong>)<br />
zegel verdwenen (een kruis)<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 12 en de Rouck - n° 33)<br />
Rietstap geeft voor <strong>van</strong> Herwen uit Gelderland, in azuur een kruis <strong>van</strong> goud en als<br />
helmteken, een brakkenkop <strong>van</strong> goud, getong <strong>van</strong> keel, oren <strong>van</strong> azuur (Rietstap,<br />
Nederelandschen, p. 344 - <strong>van</strong> Spaen, Oordeelkundige, D. 3, p. 369).<br />
Otto <strong>van</strong> Herwen, richter <strong>van</strong> Overbetuwe, zegelde in 1392 en 1394, een kruis, beladen<br />
in <strong>het</strong> hart met een ring (de Raadt, Sceaux, D. II, p. 76 - <strong>van</strong> Spaen, Proeven, p. 40 – Zeven,<br />
Veluwse, p. 552).<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 11
Bij de edelen die op 2 november 1376 de zoenbrief <strong>van</strong> Jan <strong>van</strong> Blois en zijne gemalin<br />
Mechteld, hertogin <strong>van</strong> Gelre, bezegelden staat ‘Otto <strong>van</strong> Herwen’. In 1413 staat ‘Otto<br />
<strong>van</strong> Herwijnen’ aangegeven als leenhouder <strong>van</strong> de helft <strong>van</strong> een leen te Zetten, in<br />
naam <strong>van</strong> zijn echtgenote, ‘Geertruida’. In 1424 droeg ‘Henrick <strong>van</strong> der Hoevelwijck’ <strong>het</strong><br />
hof ten Tempel, gelegen te Brakel, in <strong>het</strong> land <strong>van</strong> Cuyck, over aan ‘Willem <strong>van</strong><br />
Herwen Ottensoon’ (Kort, Doorwerth, n° 63A – Nijhoff, Gelderland, D. 3, n° 29, pp. 22-26 - Sloet,<br />
Leenen buiten Gelderland, n° 122a, p. 156).<br />
Hetterscheid (Johan <strong>van</strong>)<br />
zegel verdwenen (een schuinbalk beladen met vijf koeken)<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 9 en de Rouck - n° 18)<br />
Gelre geeft voor een ‘heric và <strong>het</strong>tersceyt’, in zilver een schuinbalk <strong>van</strong> sabel beladen met vijf<br />
koeken <strong>van</strong> goud en als helmteken, <strong>het</strong> hoofd <strong>van</strong> een everzwijn <strong>van</strong> sabel, hoorns en oren<br />
<strong>van</strong> zilver (Popoff, Gelre, n° 1340).<br />
In 1361 zegelde ‘Henrici de Hetterschede’, een schuinbalk beladen met koeken. In 1371 een<br />
‘Henrici de Hetterschede’ ont<strong>van</strong>gt <strong>van</strong> de hertog <strong>van</strong> Brabant een voorschot <strong>van</strong> 600<br />
moutons 4 op de som dat zij verschuldigd waren aan ‘minen jonchere <strong>van</strong> Cleve’. Hij<br />
zegelde, een schuinbalk beladen met vijf koeken (de Raadt, Sceaux, D. II, p. 79 - Tumbült,<br />
Westphälischen, D. 4, p. 34 en Taf. 205).<br />
Johan <strong>van</strong> Hetterscheid werd in 1375 door Adolf, graaf <strong>van</strong> Kleef, beleend met <strong>het</strong><br />
huis te Grieth. In 1386 geeft ‘Johan <strong>van</strong> Hetterschede’ zijn ‘helm mit deme zwarten Euers<br />
koppe ende mit de wytten Esels oeren’ aan ‘Johanne <strong>van</strong> Kukelsheim’ (Fahne, Kölnischer, D.<br />
II, p. 60 - Fahne, Westphälischen, p. 217 - Gorissen, Haus Grieth - Lacomblet, Urkundenbuch, D.<br />
3, n° 909).<br />
Holtmoelen (<strong>van</strong>) ?<br />
zegel verdwenen (een hartschild over alles een barensteel <strong>van</strong> vijf hangers)<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 16 (onleesbaar) en de Rouck - n° 17)<br />
Anna <strong>van</strong> Holtmoelen, echtgenote <strong>van</strong> Walraven <strong>van</strong> Erp, voerde volgens een<br />
handschrift uit de 17 e eeuw, in keel een hartschild <strong>van</strong> goud, een barensteel <strong>van</strong> vijf hangers<br />
<strong>van</strong> azuur. Een 16 e eeuwse wapentekening, uit de collectie <strong>van</strong> Spaen, geeft voor<br />
Galanda <strong>van</strong> Holtmoelen, in zilver een hartschild <strong>van</strong> keel, een barensteel <strong>van</strong> vijf hangers<br />
<strong>van</strong> azuur. Volgens Vullings zegelden de familie met <strong>het</strong>zelfde wapen en een<br />
gelijkaardig helmteken als de familie Loef <strong>van</strong> Kleef. Volgens Gelre voerde, ‘loef và<br />
kervenem’, in keel een hartschild <strong>van</strong> zilver, een barensteel <strong>van</strong> azuur (Popoff, Gelre, n° 1456<br />
- Vullings, Holtmoelen, pp. 35-36 en 55-57).<br />
4 Een ‘agnel’ of ‘mouton’ is een Franse munt in gebruik <strong>van</strong>af Lodewijk IX tot en met Karel VII. De naam<br />
komt <strong>van</strong> <strong>het</strong> paaslam met <strong>het</strong> banier ‘Agnus dei’ afgebeeld op de munt. Deze munt droeg eveneens de<br />
naam ‘mouton d’or’ of <strong>van</strong>af de veertiende eeuw ‘mouton’ (Centre National de Ressources Textuelles et<br />
Lexicales, Lexicographie, Agnel).<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 12
‘Otto <strong>van</strong> Holtmoelen’ zegelde in 1383 en zijn zoon ‘Engelbrecht <strong>van</strong> Holtmoelen’ in 1436,<br />
een hartschild beladen in <strong>het</strong> hoofd met een barensteel <strong>van</strong> vijf hangers (Fahne, Kölnischer, D.<br />
II, p. 63 - Gelders Archief, Zegels, n° 2000 - 5809-reg n° 760A/9 en 760b/11 – Vullings,<br />
Holtmoelen, pp. 36-37 - Zeven, Veluwse, p. 582).<br />
In 1394 wordt Otto <strong>van</strong> Holtmoelen beleend met ‘dat huys tot Holtmoelen (Holtmühle te<br />
Tegelen) mit sijnen mannen ende lenen, kirckgiften, hoeven ende visscherien als dat gelegen<br />
is’. Hij staat eveneens vermeld in 1406 in verband met <strong>het</strong> hof ‘Puteyck’ te Kessel<br />
(Sloet, Overkwartier, n° 186, p. 145 - Vullings, Holtmoelen, p. 37).<br />
Ingenhave (Jonge Berent <strong>van</strong>)<br />
zegel, een schuinbalk begeleid <strong>van</strong> twee leeuwen<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 27 en de Rouck - n° 28)<br />
Fahne geeft voor Ingenhave, in keel een schuinbalk <strong>van</strong> zilver begeleid <strong>van</strong> twee gaande en<br />
aanziende leeuwen <strong>van</strong> <strong>het</strong>zelfde (Fahne, Kölnischer, D. I, p. 187).<br />
In 1369 zegelde een Bernard ‘in ghoen have’, de oude, een dwarsbalk getopt <strong>van</strong> drie sterren.<br />
In 1375 een ‘Werneri In . ggon Have’ schildknaap, zegelde een akte <strong>van</strong> de graaf <strong>van</strong><br />
Moers, een getraliede dwarsbalk. In 1384 zegelde ‘Jacob Ingenhave’, een gearceerde<br />
dwarsbalk (de Raadt, Sceaux, D. II, pp. 89-90 - Gelders Archief, Zegels, n° 0243 – 593).<br />
In 1369 zweren zestien ridders trouw aan ‘heren Wilhams greuen <strong>van</strong> den Berghe end to<br />
Rauensbergh’. Daartussen staan vermeld ‘Bernt in ghoen Have, die alde’, en ‘Jacob in<br />
ghoen Have’. In 1383 staat Sander Ingenhove aangegeven als Kleefse ridder (Fahne,<br />
Kölnischer, D. I, p. 187 en D. II, p. 70 - Lacomblet, Urkundenbuch, D. 3, n° 695).<br />
Kleef (Adolf <strong>van</strong> der Marck, graaf <strong>van</strong>)<br />
zegel verdwenen (een hartschild, een geleliede karbonkel over alles heen)<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 11 en de Rouck - n° 1)<br />
Gelre geeft voor ‘die greve <strong>van</strong> cleve’, in keel een hartschild <strong>van</strong> zilver, een geleliede karbonkel<br />
<strong>van</strong> goud over alles heen en als helmteken, een aanziend stierenhoofd <strong>van</strong> keel, gehoornd<br />
<strong>van</strong> goud, en gekroond met een band geschaakt <strong>van</strong> zilver en keel (Popoff, Gelre, n° 1297).<br />
Adolf, graaf <strong>van</strong> Kleef en <strong>van</strong> Mark, zegelde in 1392, een hartschild, een karbonkel over<br />
alles heen (de Raadt, Sceaux, D. II, p. 220).<br />
Adolf <strong>van</strong> der Marck, tweede zoon <strong>van</strong> Adolf, graaf <strong>van</strong> Mark, en <strong>van</strong> Margaretha <strong>van</strong><br />
Kleef, werd geestelijke. Hij was domheer te Keulen en te Luik. In 1357 werd hij tot<br />
Bisschop <strong>van</strong> Munster verkozen en in 1363, door paus Urbanus V, aangesteld als<br />
aartsbisschop <strong>van</strong> Keulen. Aangezien zijn oudste broer, Engelbert, graaf <strong>van</strong> Mark,<br />
enkel een dochter had, verliet hij na 11 maanden zijn aartsbisschoppelijk ambt en<br />
droeg deze over aan zijn oom Engelbert. Hij huwde Margaretha <strong>van</strong> Gulik en <strong>van</strong><br />
Berg. In 1368, na de dood <strong>van</strong> zijn oom Johan, graaf <strong>van</strong> Kleef, volgde hij deze op als<br />
graaf. In 1391, na de dood, zonder erfgenamen, <strong>van</strong> zijn broer Engelbert, werd hij<br />
eveneens graaf <strong>van</strong> Mark. In januari 1393, liet hij <strong>het</strong> graafschap Kleef over aan zijn<br />
oudste zoon, Adolf, terwijl Mark toekwam aan zijn tweede zoon, Dietrich. Hij liet<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 13
zijn zoon Adolf een beter georganiseerd graafschap na dan bij zijn toetreding in 1368.<br />
Hij overleed op 7 september 1394 (de Chestret de Haneffe, de La Marck, pp. 34-37 -<br />
Lacomblet, Urkundenbuch, D. 3, p. XV - LVR, Adolf von der Mark - <strong>van</strong> Spaen, Proeven, pp. 23-<br />
24).<br />
Kückelsheim (Johan <strong>van</strong>) ?<br />
zegel verdwenen (een schuinbalksgewijs geplaatste praam)<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 17 (onleesbaar) en de Rouck - n° 35)<br />
Gelre geeft voor een ‘evert kukelsem’, in sabel een schuinbalksgewijs geplaatste praam <strong>van</strong><br />
zilver, gebonden <strong>van</strong> keel (Popoff, Gelre, n° 1604).<br />
In 1350 zegelde een ‘Jo <strong>van</strong> Kukelsem’, een schuinbalksgewijs geplaatste praam (Tumbült,<br />
Westphälischen, D. 4, p. 19 en Taf. 158).<br />
In 1393 bezegelde ‘Johanne <strong>van</strong> Kukelsem’ met andere edelen <strong>het</strong> vriendschapsverdrag<br />
tussen ‘Diderich greve <strong>van</strong> der Marke’ en ‘Frederich <strong>van</strong> godes gnaden der h. kirchen zu<br />
Colne ertzebisschop’. Hij doet dit nogmaals in 1405 (Lacomblet, Urkundenbuch, D. 3, n° 983<br />
en D. 4, n° 33 en 39).<br />
Lewen (Herberen <strong>van</strong>)<br />
zegel, een schildhoofd beladen met een barensteel<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 20 en de Rouck - n° 24)<br />
Gelre geeft voor ‘hberen và lewen’, in azuur een schildhoofd <strong>van</strong> goud en als helmteken, een<br />
uitkomende garnaal <strong>van</strong> keel (Popoff, Gelre, n° 1245).<br />
‘Herberen <strong>van</strong> Leevwen ridd’, zegelde in 1418 <strong>het</strong> alliantieverdrag <strong>van</strong> de edelen en de<br />
steden <strong>van</strong> Gelderland, een vol wapen; een schildhoofd beladen met een barensteel (de<br />
Raadt, Sceaux, D. II, p. 329).<br />
In 1402 staat Herberen <strong>van</strong> Lewen als ridder vermeld. In 1418 wordt voor <strong>het</strong> kwartier<br />
<strong>van</strong> Nijmegen ‘Herberen <strong>van</strong> Lewen, ridder’ vermeld in een verbondsbrief tussen de<br />
ridderschap en de steden <strong>van</strong> Gelre en <strong>het</strong> graafschap Zutphen. Hij was in 1419<br />
ambtman <strong>van</strong> Overbetuwe (Nijhoff, Gelderland, D. 3, pp. 347-351 - Sloet, Leenen buiten<br />
Gelderland, n° 118a, p. 147 - <strong>van</strong> Spaen, Proeven, p. 40).<br />
Loel (Willem Doys <strong>van</strong>)<br />
zegel verdwenen (een in drie rijen geschaakte schuinbalk)<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 1 en de Rouck - n° 13)<br />
Rietstap geeft voor <strong>van</strong> Loel uit Gelderland, in goud een in twee rijen geschaakte schuinbalk<br />
<strong>van</strong> azuur en zilver en als helmteken, twee vederkokers <strong>van</strong> goud ofwel een omgewende<br />
hoed <strong>van</strong> goud, omboord <strong>van</strong> zilver (Rietstap, Nederelandschen, p. 361).<br />
Een ‘Otto Doeus de Lole’, zegende in 1364 te Arnhem, een schuinbalk geschakeerd <strong>van</strong> drie<br />
rijen. Een ‘Dyderich Doys <strong>van</strong> Loele’ zegelde in 1370 en een Johan <strong>van</strong> Loel in 1393,<br />
<strong>het</strong>zelfde (de Vey-Mestdagh, Liber, D. I, n° 1747 - <strong>van</strong> Heeckeren, Zegels, p. 39 - Zeven,<br />
Veluwse, p. 712).<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 14
In 1357 werd Albrecht Doys <strong>van</strong> Loel beleend door de graaf <strong>van</strong> Kleef met <strong>het</strong> Kasteel<br />
Loil. In 1387 komen ‘Willem <strong>van</strong> Guilich bi der ghenaden goids hertoghe <strong>van</strong> Gelre ende<br />
greue <strong>van</strong> Zutphen’ en ‘Adolph greue <strong>van</strong> cleue’ overeen alle schulden gedurende vijf<br />
jaar op te schorten en de onderdanen in beide gebieden een vrijgeleide te geven.<br />
Onder hen staat ‘Willem <strong>van</strong> Loel <strong>van</strong> synen huys <strong>van</strong> Monement’. In 1380 deden, ‘Griet’,<br />
weduwe <strong>van</strong> ‘Dirx <strong>van</strong> Loel’ en haar zoon ‘Doys <strong>van</strong> Loel’, hulde voor <strong>het</strong> leen ‘ter<br />
Borch’ gelegen te ‘Beynhem’ in de parochie Doesburch. Een Willem <strong>van</strong> Loel was in<br />
1416 richter <strong>van</strong> ‘Zallic’. Willem zou overleden zijn in 1388 (Lacomblet, Urkundenbuch,<br />
D. 3, n° 920 – Sloet, Zutphen, n° 61, p. 172 - Wikipedia, Loil - Zeven, Veluwse, p. 712).<br />
Megen (Jan, heer <strong>van</strong>)<br />
zegel verdwenen (een schildhoofd)<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 5 en de Rouck - n° 4)<br />
Gelre geeft voor een ‘die he và meghen’, in goud een schildhoofd <strong>van</strong> keel en als helmteken,<br />
de borst <strong>van</strong> een doge <strong>van</strong> keel, uitkomende uit een kroon <strong>van</strong> goud (Popoff, Gelre, n° 817).<br />
In 1347 ‘Johannis domini de Meghe ..’, ridder, man <strong>van</strong> de heer <strong>van</strong> Valkenburg, zegelde<br />
een akte <strong>van</strong> Mathilde <strong>van</strong> Gelre, vrouw <strong>van</strong> Mechelen, een vol wapen met een<br />
schildhoofd (de Raadt, Sceaux, D. II, p. 453).<br />
In 1353 wordt ‘Willem here <strong>van</strong> Meghem’, de vader <strong>van</strong> Jan, vermeld. Deze overleed<br />
voor 1358. Jan, genoemd graaf en heer <strong>van</strong> Megen, schout <strong>van</strong> ‘s-Hertogenbosch,<br />
huwde Mathilde <strong>van</strong> Vianen, zuster <strong>van</strong> Gijsbrecht, heer <strong>van</strong> Beverweerde. Hij staat<br />
vermeld in 1372 bij de edelen die <strong>het</strong> verdrag <strong>van</strong> Kortenberg ondertekenden. In 1409<br />
laten Jan, heer <strong>van</strong> Megen, en Jan <strong>van</strong> Berlaer hun geschil, betreffende de heerlijkheid<br />
Haeps, over aan de uitspraak <strong>van</strong> vijf zegslieden. Hij stierf voor 1418 (Butkens,<br />
Trophées, D. II, pp. 182-184 - Lacomblet, Urkundenbuch, D. 3, n° 520 – Nijhoff, Gelderland, D. 3,<br />
p. 308).<br />
Moers (Friedrich, graaf <strong>van</strong>)<br />
zegel verdwenen (een dwarsbalk)<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 18 en de Rouck - n° 2)<br />
Gelre geeft voor een ‘die he và muerse’, in goud een dwarsbalk <strong>van</strong> sabel en als helmteken,<br />
een hondenhoofd <strong>van</strong> goud, getongd <strong>van</strong> keel, halsband beladen met punten <strong>van</strong> sabel (Popoff,<br />
Gelre, n° 1171).<br />
In 1392, Friedrich, graaf <strong>van</strong> Moers, sluit een overeenkomst met Adolf, graaf <strong>van</strong> Kleef,<br />
dat zijn oudste zoon of, wegens omstandigheden, de daarop volgende zoon zal<br />
huwen met de jongste dochters <strong>van</strong> de graaf, <strong>het</strong>zij Catharina, <strong>het</strong>zij ‘Ermegart’. Hij<br />
zegelde, een dwarsbalk en als schildhoofd, een hondenkop met <strong>het</strong> wapen (de Raadt, Sceaux,<br />
D. II, p. 488).<br />
Friedrich, heer <strong>van</strong> Bahr en Lathum, zoon <strong>van</strong> Dietrich, heer <strong>van</strong> Didam, en <strong>van</strong><br />
Elisabeth <strong>van</strong> Baer, huwde op 10 september 1376 Walpurga von Saarwerden. Bij de<br />
edelen die op 2 november 1376 de zoenbrief <strong>van</strong> Jan <strong>van</strong> Blois en zijne gemalin<br />
Mechteld, hertogin <strong>van</strong> Gelre, bezegelden staat ‘Vrederic greue <strong>van</strong> Muerse here te Bair’.<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 15
In 1379 ‘Frederich, greue tot Muerse ind here tot Baer, doen kunt allen luden ind bekennen<br />
in desen apenen brieue, dat wij verleken ind verscheiden sijn, mit onsen lieueu genedigen<br />
here, heren Wilhem <strong>van</strong> Guilge, hertoge <strong>van</strong> Gelren ind greuen <strong>van</strong> Zutphen, <strong>van</strong> allen saken,<br />
die onse vurvaderen ind wij, mit sinen vurvaderen ind mit oem, gaende hebben gehadt … op<br />
die tollen tot Tile ind op die renten in den landen <strong>van</strong> Crekenbeck, <strong>van</strong> Kessel vnd <strong>van</strong><br />
Ruremunde’. Hij werd in 1397 graaf <strong>van</strong> Saarwerden en overleed in 1417 (Lacomblet,<br />
Urkundenbuch, D. 3, p. XX - Nijhoff, Gelderland, D. 3, n° 29, pp. 22-26 en n° 61, p. 77 -<br />
Schwennicke, Europäische, D. 7, Tabel 168).<br />
Moers (<strong>van</strong>) ?<br />
zegel verdwenen (een dwarsbalk)<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 26 (onleesbaar) en de Rouck - n° 12)<br />
Wapen, in goud een dwarsbalk <strong>van</strong> sabel en als helmteken, een hondenkop <strong>van</strong> goud,<br />
halsband <strong>van</strong> sabel. Volgens Zeven is de hondenkop omgewend (Fahne, Kölnischer, D. I,<br />
p. 291 - Zeven, Veluwse, p. 757).<br />
In 1371, ‘Joh’is de Mverse milit’ en Adolf <strong>van</strong> der Marck, graaf <strong>van</strong> Kleef, duidden<br />
scheidsrechters aan. Johan zegelde, een dwarsbalk (de Raadt, Sceaux, D. II, p. 488).<br />
Johan <strong>van</strong> Moers, de oom <strong>van</strong> Friedrich, graaf <strong>van</strong> Moers, staat <strong>het</strong> laatst in de<br />
oorkonden vermeld in 1373. Schwennicke vermeldt eveneens een Johan, broer <strong>van</strong><br />
Friedrich, overleden in 1380, maar deze komt in de oorkonden niet voor. Daar<br />
Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen de naam niet konden lezen, zou <strong>het</strong> hier kunnen gaan om<br />
een andere familie die eveneens met een dwarsbalk als wapenfiguur zegelde?<br />
(Lacomblet, Urkundenbuch, D. 3, n° 750 - Schwennicke, Europäische, D. 7, Tabel 168).<br />
Oeffte (Evert <strong>van</strong>)<br />
zegel verdwenen (een dwarsbalk vergezeld in <strong>het</strong> eerste kwartier <strong>van</strong> een<br />
leeuw)<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 24 en de Rouck - n° 26)<br />
Fahne geeft voor Oeffte, ‘Herrschaft an der Ruhr’, in zilver een dwarsbalk <strong>van</strong> keel vergezeld<br />
in <strong>het</strong> eerste kwartier <strong>van</strong> een leeuw <strong>van</strong> sabel en als helmteken, een uitkomende leeuw <strong>van</strong><br />
sabel tussen twee adelaarsvluchten <strong>van</strong> zilver (Fahne, Kölnischer, D. I, p. 310).<br />
Hendrik en Evert <strong>van</strong> Oeffte waren in 1378 met Died Friedrich, graaf <strong>van</strong> Mark, bij de<br />
belegering <strong>van</strong> Dortmund (Fahne, Kölnischer, D. I, p. 310).<br />
Oeffte (Hendrik <strong>van</strong>)<br />
zegel verdwenen (een dwarsbalk vergezeld in <strong>het</strong> eerste kwartier <strong>van</strong> een<br />
leeuw)<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 2 en de Rouck - n° 14)<br />
Gelre geeft voor een ‘he heric và vuest’, in zilver een dwarsbalk <strong>van</strong> keel vergezeld in <strong>het</strong><br />
schildhoofd <strong>van</strong> een leeuw <strong>van</strong> sabel en als helmteken, een baniervlucht <strong>van</strong> zilver komende<br />
uit een kroon <strong>van</strong> keel (Popoff, Gelre, n° 1599).<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 16
‘Henrich <strong>van</strong> Oeffte’, de oude, zegelde in 1415, een dwarsbalk en als helmteken, een vlucht<br />
(de Raadt, Sceaux, D. III, p. 56).<br />
Hendrik en Evert <strong>van</strong> Oeffte waren in 1378 met Diederik, graaf <strong>van</strong> Mark, bij de<br />
belegering <strong>van</strong> Dortmund. In 1385 zweert ‘Heynrich <strong>van</strong> Oefte’ dat hij tegen ‘herren<br />
Wilhelm hertzogen <strong>van</strong> dem Berge, greuen <strong>van</strong> Rauensberg und herren zu Blankenberg’ niets<br />
vijandigs zal ondernemen. In 1393 bezegelde ‘Henriche <strong>van</strong> Oyffte’ met andere edelen<br />
<strong>het</strong> vriendschapsverdrag tussen ‘Diderich greve <strong>van</strong> der Marke’ en ‘Frederich <strong>van</strong> godes<br />
gnaden der h. kirchen zu Colne ertzebisschop’ (Fahne, Kölnischer, D. I, p. 310 - Lacomblet,<br />
Urkundenbuch, D. 3, n° 891 en 983).<br />
Ossenbroek (Gerrit <strong>van</strong>)<br />
zegel verdwenen (een ossenkop)<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 4 en de Rouck - n° 27)<br />
Gelre geeft voor een ‘gerit <strong>van</strong> ossebruec’, in keel een aanziende ossenkop <strong>van</strong> zilver, getongd<br />
<strong>van</strong> azuur en als helmteken, een ossenkop <strong>van</strong> zilver, getongd <strong>van</strong> keel, komende uit een<br />
kroon <strong>van</strong> <strong>het</strong>zelfde (Popoff, Gelre, n° 1300).<br />
‘Gerit <strong>van</strong> Ossenbroec’, man <strong>van</strong> de hertog <strong>van</strong> Kleef, zegelde in 1418, een aanziende<br />
ossenkop (de Raadt, Sceaux, D. III, p. 579).<br />
In 1393 verklaart ‘Dyderich <strong>van</strong> Cleue’ dat hij <strong>van</strong> zijn vader, Adolf, graaf <strong>van</strong> Kleef, ‘die<br />
gansse graesschap <strong>van</strong> der Marke myt allen oeren rechten ind toebehoeren’ bekomen heeft.<br />
Bij de getuigen <strong>van</strong> de oorkonde staat ‘Gerid <strong>van</strong> Oyssenbroyck’ (Fahne, Kölnischer, D. I,<br />
p. 315 en D. II, p. 109 - Lacomblet, Urkundenbuch, D. 3, n° 976).<br />
Rees (Reinald <strong>van</strong>)<br />
zegel, een vrijkwartier<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 14 en de Rouck - n° 10)<br />
Gelre geeft voor een ‘h wille <strong>van</strong> rees’, in keel een vrijkwartier <strong>van</strong> zilver en als helmteken,<br />
een baniervlucht, een halve vleugel <strong>van</strong> zilver, de andere <strong>van</strong> keel (Popoff, Gelre, n° 1207).In<br />
1388, Renauld <strong>van</strong> ‘Reijss’ zegelde een akte <strong>van</strong> de familie <strong>van</strong> Alphen, een vol wapen<br />
met een vol vrijkwartier (de Raadt, Sceaux, D. III, p. 201).<br />
In 1388 verkocht Arnold <strong>van</strong> Alphen, heer <strong>van</strong> Hönnepel aan Friedrich III,<br />
aartsbisschop <strong>van</strong> Keulen, ‘die vaigdye <strong>van</strong> Mensele mit allen yren heirlichheiden’. Bij de<br />
bezegelaars ‘Reynold <strong>van</strong> Reyss ind Bernart <strong>van</strong> Eyle, knapen’. Reinald <strong>van</strong> Rees, heer<br />
<strong>van</strong> Heeshuisen, werd in 1390 door Willem, hertog <strong>van</strong> Gelre, naar Ravenstein<br />
gezonden voor de vredesonderhandelingen met de hertog <strong>van</strong> Brabant. Het hof en<br />
<strong>het</strong> goed ge<strong>het</strong>en ‘opt Holt’, gelegen te Wek werd geërfd door ‘Reinolt <strong>van</strong> Rees op sijn<br />
suster’ en in 1401 door ‘Aleyt <strong>van</strong> Rees, huysfrou Wolter Tengnegels’ (Fahne, Kölnischer, D.<br />
II, p. 115 - Lacomblet, Urkundenbuch, D. 3, n° 926 - Sloet, Leenen buiten Gelderland, n° 91, p. 115<br />
- <strong>van</strong> Spaen, Proeven, p. 41).<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 17
Rode (Willem die)<br />
zegel, een waterlelie (bouterolle ? = een hart met in <strong>het</strong> hoofd een uitsnijding<br />
<strong>van</strong> een omgewende lelie)<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 22 en de Rouck - n° 25)<br />
Gelre geeft voor een ‘h wille die roede’, in goud een meerblad <strong>van</strong> sabel (Popoff, Gelre, n°<br />
1235).<br />
In 1344 zegelden ‘Gherlaci dicti Roden’ en ‘Gerlaci dicti Rode junioris’, de eerste een<br />
netelblad en de zoon, een gesteeld hulstblad. Willem die Rode zegelde in 1369, een hart<br />
of een meerblad (de Raadt, Sceaux, D. III, p. 245 – Fahne, Westphälischen, p. 337 - Tumbült,<br />
Westphälischen, D. 4, p. 53 en Taf. 154 - <strong>van</strong> Heeckeren, Zegels, p. 41).<br />
Schuilenburg (Sweder <strong>van</strong>)<br />
zegel, drie leeuwen<br />
(Ref: Lacomblet – n° 33 - <strong>van</strong> Spaen - n° 34 en de Rouck - n° 22)<br />
Bellenville geeft voor ‘sculenberch sculenboirch’, in keel drie leeuwen <strong>van</strong> zilver, genageld,<br />
getong en gekroond <strong>van</strong> goud (Fahne, Kölnischer, D. II, p. 136 - Popoff, Bellenville, n° 1132).<br />
De grootvader <strong>van</strong> Sweder II, ‘Euert <strong>van</strong> Sculenborch’ zegelde in 1359, drie leeuwen.<br />
‘Zweder <strong>van</strong> Sculenborch’ zegelde in 1372 <strong>het</strong>zelfde (de Vey-Mestdagh, Liber, D. I, n° 2305<br />
- Gelders Archief, Zegels, n° 0243-272/35).<br />
In 1378 beloofde Simon I <strong>van</strong> Schuilenburg, uit <strong>het</strong> graafschap Zutphen, zijn kasteel te<br />
Schuilenburg bij Almelo altijd open te houden voor de graaf <strong>van</strong> Kleef. Zijn zoon<br />
Sweder II huwde voor 1378 met Hadewig <strong>van</strong> Almelo, erfdame <strong>van</strong> ter Molen bij<br />
Hellendoorn. Dit slot kreeg nadien de naam Schuilenburg. In 1381 kwam hij in<br />
opstand tegen Floris <strong>van</strong> Wevelinkhoven, bisschop <strong>van</strong> Utrecht, die zijn slot ter<br />
Molen liet vernietigen. Zijn slot Schuilenburg wordt in 1394 verwoest door zijn neef,<br />
Dirk IV <strong>van</strong> Wisch. Sweder had de partij gekozen <strong>van</strong> de Hekerens, terwijl zijn neef<br />
tot de partij <strong>van</strong> de Bronkhorsten behoorde (Stern, Graafschap, Heren <strong>van</strong> Schuilenburg -<br />
<strong>van</strong> Spaen, Proeven, p. 41 – Zeven, Veluwse, p. 1009).<br />
Snoeck (Arnt Hagedoorn genoemd)<br />
zegel, een paalsgewijs geplaatste pijl<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 7 en de Rouck - n° 5)<br />
Gelre geeft voor een ‘arnt snueke’, in zilver een paalsgewijs geplaatste pijl <strong>van</strong> keel en als<br />
helmteken, twee paalsgewijs geplaatste lange pijlen <strong>van</strong> keel (Popoff, Gelre, n° 1302).<br />
In 1325 zegelde een ‘Arnoldi Hagedorn di . Snoec’, ridder, leenman <strong>van</strong> Gerard, graaf<br />
<strong>van</strong> Gulik, een links schuinbalksgewijs geplaatste pijl, de punt naar beneden, vergezeld in<br />
<strong>het</strong> rechtse schildhoofd <strong>van</strong> een vijfpuntige ster (de Raadt, Sceaux, D. III, p. 422).<br />
In 1326 behoort <strong>het</strong> goed ter Hove bij Goch aan heer ‘Arnout Snoke’. In 1383 beleent<br />
Adolf, graaf <strong>van</strong> Kleef, ‘Arnt Snoeck, onse dienre, auf Lebenszeit mit onse hues to Griet,<br />
soe woe dat gelegen ist, end een stuck landz darthoe, gelegen tuschen onsen hues end der<br />
wijntmoelen allanx den Rijn’ (Gorissen, Haus Grieth - Sloet, Leenen buiten Gelderland,, n° 81a).<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 18
Steenre (Ernst <strong>van</strong>)<br />
zegel, een keper<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 35 en de Rouck - n° 30)<br />
Gelre geeft voor een ‘evert và steenre’, in goud een keper <strong>van</strong> keel en als helmteken, een<br />
staande vos <strong>van</strong> keel geplaatst op een hoed <strong>van</strong> goud, omgeslagen <strong>van</strong> keel (Popoff, Gelre, n°<br />
1266).<br />
Een ‘Tiderici de Ste … militis’ zegelde in 1328, een keper. Een jonkvrouw Maria <strong>van</strong><br />
Steenre zegelde in 1450, een keper (de Raadt, Sceaux, D. III, p. 470 – <strong>van</strong> Heeckeren, Zegels,<br />
p. 340).<br />
Ernst <strong>van</strong> Steenre staat vermeld in 1380 met zijn echtgenote, ‘joncfrou Adelisen, heer<br />
Willems dochter <strong>van</strong> Montfoort’, weduwe <strong>van</strong> Godeschalk <strong>van</strong> Winsel. In 1381 staat<br />
Dirck <strong>van</strong> Heerde borg voor Evert <strong>van</strong> Steenre over een goed te Worth-Rheden,<br />
waar<strong>van</strong> de helft aan Walraven <strong>van</strong> Baer toebehoort. Ernst had een zoon Herman<br />
(<strong>van</strong> Buchel, Inscriptiones, p. 359, ref. 43 - <strong>van</strong> Spaen, Proeven, p. 45 - Wijnaendts <strong>van</strong> Resandt,<br />
Heerdt, p. 43).<br />
Ulft, erfmaarschalk <strong>van</strong> Gelre (Evert <strong>van</strong>) ?<br />
zegel verdwenen (een kruis)<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 13 (onleesbaar) en de Rouck - n° 11)<br />
Gelre geeft voor een ‘he evert và ulst’, in goud een kruis <strong>van</strong> keel (Popoff, Gelre, n° 1183).<br />
In 1338, een ‘Everardi de Vlft’, ridder, man <strong>van</strong> de hertog <strong>van</strong> Gelre, zegelde, een kruis.<br />
In 1386 zegelde ‘Wilhelmi de Ulfte’, een kruis (de Raadt, Sceaux, D. IV, p. 72 - Tumbült,<br />
Westphälischen, D. 4, p. 66 en Taf. 157).<br />
In 1370 komt Evert V <strong>van</strong> Ulft voor <strong>het</strong> eerst voor in de oorkonden. Hij behoorde tot<br />
<strong>het</strong> kamp <strong>van</strong> de Hekerens die uiteindelijk de strijd met de Bronkhorsten zullen<br />
verliezen. In 1381 ziet hij zich wegens geldgebrek genoodzaakt zijn slot te verpanden<br />
aan de graaf <strong>van</strong> Kleef en <strong>het</strong> in leen terug in ont<strong>van</strong>gst te nemen. In 1386 huwt hij<br />
met Catharina <strong>van</strong> Hönnepel. In 1402 is hij niet langer erfmaarschalk <strong>van</strong> Gelre. Hij<br />
moet rond 1411 overleden zijn, jaar waarin zijn zoon Frederick <strong>van</strong> Ulft de<br />
bezittingen <strong>van</strong> zijn vader erfde (Fahne, Kölnischer, D. II, p. 166 - Sloet, Zutphen, n° 156, pp.<br />
419-420 - Stern, Graafschap, Heren <strong>van</strong> Ulft – <strong>van</strong> Heeckeren, Ulft, pp. 37-41).<br />
Voorst (Wouter, heer <strong>van</strong> Keppel en <strong>van</strong>)<br />
zegel, drie kepers<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 10 en de Rouck - n° 7)<br />
Gelre geeft voor een ‘die he và vorst’, in goud drie kepers <strong>van</strong> keel en als helmteken, twee<br />
stenbokkenhoorns <strong>van</strong> hermelijn (Popoff, Gelre, n° 1179).<br />
In 1371, ‘Wolteri dni d’ Voerst et Keppel’, schildknaap, zegelde een akte <strong>van</strong> de hertog<br />
<strong>van</strong> Gelre, drie kepers (de Raadt, Sceaux, D. IV, p. 159).<br />
Wouter, heer <strong>van</strong> Voorst en Keppel, zoon <strong>van</strong> Sweder, heer <strong>van</strong> Voorst en <strong>van</strong> Keppel,<br />
en <strong>van</strong> Heilwig <strong>van</strong> Zuylen, huwde Kunigunde von Moers. Hij stond aan <strong>het</strong> hoofd<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 19
<strong>van</strong> de partij der Hekerens. Hij werd in 1378 door Willem, hertog <strong>van</strong> Gelre, bij<br />
Hönnepel verslagen en ge<strong>van</strong>gen genomen. In 1379 herkende Wouter, heer <strong>van</strong><br />
Voorst en <strong>van</strong> Keppel, voldaan te zijn, wat betreft zijn vorderingen op <strong>het</strong> hertogdom<br />
Gelre, <strong>het</strong> graafschap Zutphen, en zijn rechten op de heerlijkheid Keppel. Hij<br />
overleed in 1392/1393 (Fahne, Kölnischer, D. II, pp. 178-179 – Nijhoff, Gelderland, D. 3, pp.<br />
VII en 79-80 - Schwennicke, Europäische, D. 8, Tabel 76 en D. 27, Tafel 110 - <strong>van</strong> Spaen, Proeven,<br />
p. 46).<br />
Wylich (Adolf von)<br />
zegel, een keper vergezeld in de voet <strong>van</strong> een ring (vijfblad?)<br />
(Ref: Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen - n° 8 en de Rouck - n° 29)<br />
Fahne geeft voor de Gelderse familie, in zilver een keper <strong>van</strong> keel vergezeld in de voet <strong>van</strong><br />
een ring <strong>van</strong> <strong>het</strong>zelfde en als helmteken, een paardenkop <strong>van</strong> zilver met rode halsband<br />
waaraan <strong>het</strong> schild gevestigd is (Fahne, Kölnischer, D. I, p. 458 - Fahne, Westphälischen, p. 418).<br />
‘Adolphi d Wilake’, baljuw <strong>van</strong> de graaf <strong>van</strong> Kleef te Aspel en Rees, zegelde in 1394 een<br />
akte <strong>van</strong> Diederik <strong>van</strong> der Marck, heer <strong>van</strong> Arenberg, een keper vergezeld in de voet <strong>van</strong><br />
een ring. Adolf von Wylich, drossard ‘in den Hetter’, zegelt in 1418 <strong>het</strong>zelfde (de Raadt,<br />
Sceaux, D. IV, p. 247).<br />
Adolf von Wylich, zoon <strong>van</strong> Adolf <strong>van</strong> Steenhuus, heer <strong>van</strong> Steenhuus en <strong>van</strong> Wylich,<br />
en <strong>van</strong> Beatrix von Wylich, huwde Hildegond von Hessen zu Diersfordt. Hij<br />
overleed in 1428. In 1394 wordt ‘Adolph <strong>van</strong> Wylach’ bij de huwelijksonderhandelingen<br />
tussen Albrecht, hertog <strong>van</strong> Beieren, graaf <strong>van</strong> Henegouwen en<br />
Holland, en Margaretha, de oudste dochter <strong>van</strong> Adolf, graaf <strong>van</strong> Kleef, vermeld bij<br />
de edelen <strong>van</strong> Kleef. In 1417 staat bij de ambtenaren <strong>van</strong> <strong>het</strong> graafschap Kleef ‘Adolf<br />
<strong>van</strong> Wylecke in der Hetter’ vermeld (Lacomblet, Urkundenbuch, D. 3, n° 992 en D. 4, n° 76 en<br />
105 - Schwennicke, Europäische, D. 8, Tabel 71).<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 20
N° NAAM Gelre zegel Staat He Me<br />
01 Loel (Willem <strong>van</strong>) +/- Kl<br />
02 Oeffte (Hendrik <strong>van</strong>) G + Ma<br />
03 Eyll, erfelijk kamerheer (Heer Dirk <strong>van</strong>) G +/- Kl<br />
04 Ossenbroek (Gerrit <strong>van</strong>) G + Kl<br />
05 Megen (Jan, heer <strong>van</strong>) G + Br<br />
06 Ameide (Hendrik, heer <strong>van</strong> Vianen en <strong>van</strong>) G + Ut +<br />
07 Snoeck (Arnt Hagedoorn genoemd) G +/- Kl<br />
08 Wylich (Adolf von) + Kl<br />
09 Hetterscheid (Johan <strong>van</strong>) G +/- Kl<br />
10 Voorst (Wouter, heer <strong>van</strong> Keppel en <strong>van</strong>) G + Ut + +<br />
11 Kleef (Adolf <strong>van</strong> der Marck, graaf <strong>van</strong>) G + Kl +<br />
12 Herwen (Otto <strong>van</strong>) +/- Ge + +<br />
13 Ulft, erfmaarschalk <strong>van</strong> Gelre (Evert <strong>van</strong>) ? G +/- Ge +<br />
14 Rees (Reinald <strong>van</strong>) G + Ge +<br />
15 Buckhorst (Johan <strong>van</strong>) G + Ge<br />
16 Holtmoelen (<strong>van</strong>) ? + Kl<br />
17 Kückelsheim (Johan <strong>van</strong>) ? G + Kl<br />
18 Moers (Friedrich, graaf <strong>van</strong>) G + Mö +<br />
19 Büderich (Vogt zu) ? G +/- Kl<br />
20 Lewen (Herberen <strong>van</strong>) G + Kl<br />
21 Benthem, maarschalk <strong>van</strong> Gelre (Walraven <strong>van</strong>) G +/- Ge + +<br />
22 Rode (Willem die) G + Ge<br />
23 Doornick (Rutger <strong>van</strong>) G +/- Kl<br />
24 Oeffte (Evert <strong>van</strong>) +/- Ma<br />
25 Diepenbroeck (<strong>van</strong>) + Kl<br />
26 Moers (<strong>van</strong>) ? +/- Mö<br />
27 Ingenhave (Jonge Berent <strong>van</strong>) - Kl<br />
28 Bellinchaven (<strong>van</strong>) G + Br<br />
29 Götterswick (<strong>van</strong>) G +/- Kl<br />
30 Halt (Otto <strong>van</strong> Bylandt, heer <strong>van</strong>) +/- Kl + +<br />
31 Bylandt (Heer Hendrik <strong>van</strong>) +/- Ge + +<br />
32 Bylandt (Otto <strong>van</strong>) G + Ge + +<br />
33 Schuilenburg (Sweder <strong>van</strong>) + Ge +<br />
34 Bylandt (Johan <strong>van</strong>) + Ge + +<br />
35 Steenre (Ernst <strong>van</strong>) G +/- Ut<br />
36 Abcoude (Willem <strong>van</strong> Zuylen, heer <strong>van</strong>) G + Ut +<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 21
Besluit:<br />
Van de 36 personen die <strong>het</strong> charter bezegelden komen 15 uit <strong>het</strong> graafschap Kleef (Kl); 2 uit<br />
<strong>het</strong> hertogdom Brabant (Br); 2 uit <strong>het</strong> graafschap Moers (Mö) en 2 uit graafschap Mark<br />
(Ma). Vier komen uit Utrecht (Ut). Zij hadden bezittingen in <strong>het</strong> graafschap Zutphen en<br />
waren in onenigheid met hun bisschop. De overige 11 kwamen uit <strong>het</strong> hertogdom Gelre<br />
(Ge). De meesten behoorden tot de partij der Hekerens (He) en kozen bij de<br />
opvolgingsstrijd <strong>van</strong> <strong>het</strong> hertogdom Gelre de zijde <strong>van</strong> Mechteld (Me), de tweede dochter<br />
<strong>van</strong> Reinout II, hertog <strong>van</strong> Gelre, en <strong>van</strong> Sophie <strong>van</strong> Mechelen, en haar echtgenoot, Johan,<br />
graaf <strong>van</strong> Blois. Willem, hertog <strong>van</strong> Gulik, zoon <strong>van</strong> Maria, de jongere zuster <strong>van</strong><br />
Mechteld, verwierf de steun <strong>van</strong> <strong>het</strong> kamp der Bronkhorsten. De meesten <strong>van</strong> de niet<br />
Kleefse edelen dienden eveneens leenhulde te doen aan de graaf <strong>van</strong> Kleef.<br />
Vierentwintig wapenafbeeldingen staan afgebeeld in <strong>het</strong> wapenboek Gelre. Voor 20 komen<br />
de zegelbeschrijvingen overeen met de afbeelding <strong>van</strong> de plaat <strong>van</strong> de Rouck. Voor 15<br />
komen ze overeen, maar behoort <strong>het</strong> zegel <strong>het</strong>zij aan een ander lid <strong>van</strong> de familie of<br />
vertoont de zegelbeschrijving een afwijking met de plaat. Voor Berent <strong>van</strong> Ingenhave (n°<br />
27 Lacomblet) komen noch <strong>het</strong> wapen, noch de zegels overeen met de afbeelding. Ik heb<br />
mijn twijfels bij Johan <strong>van</strong> Bronckhorst (n° 15 Lacomblet) en geloof dat <strong>het</strong> hier eerder gaat<br />
om Johan <strong>van</strong> Buckhorst. Ook de tweede vermelding <strong>van</strong> Moers (onleesbaar volgens n° 26<br />
Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen) is waarschijnlijk foutief maar moeilijk te achterhalen daar de figuur<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> zegel een dwarsbalk toont. De andere vier namen die bij Lacomblet en <strong>van</strong> Spaen<br />
niet leesbaar zijn, en die de Rouck wel heeft ingevuld, kunnen juist zijn.<br />
Volgens <strong>van</strong> Spaen was een mogelijke verklaring tot <strong>het</strong> oprichten <strong>van</strong> <strong>het</strong> gezelschap een<br />
voorwendsel om de politieke bijeenkomsten <strong>van</strong> deze lieden afkomstig uit verschillende<br />
streken en die hun toevlucht gezocht hadden bij de graaf, geheim te houden. Hoewel alle<br />
draden thans moeilijk op te sporen zijn, is <strong>het</strong> volgens <strong>van</strong> Spaen mogelijk dat één der<br />
bedoelingen was de onderlinge hulp <strong>van</strong> de bondgenoten tegen aanvallen <strong>van</strong> de bisschop<br />
<strong>van</strong> Utrecht en <strong>van</strong> de steden te voorkomen.<br />
Reeds in 1378 sloot Willem I, hertog <strong>van</strong> Gelre, een vredesverdrag met Adolf, graaf <strong>van</strong><br />
Kleef. Willem I won de slag bij Hönnepel. Mechteld deed samen met haar echtgenoot<br />
afstand <strong>van</strong> de rechten op Gelderland maar mocht zich hertogin blijven noemen. Ze werd<br />
gedwongen haar strijd te staken. In 1379 herkennen Friedrich, graaf <strong>van</strong> Moers, en<br />
Wouter, heer <strong>van</strong> Voorst en Keppel, Willem <strong>van</strong> Gulik als hertog <strong>van</strong> Gelre. Deze aarzelde<br />
niet om hun rechten op de heerlijkheden in zijn gebied te verzekeren. Mechteld overleed<br />
kort na 10 augustus 1382. Haar echtgenoot was reeds in mei 1380 gestorven.<br />
Op 14 februari 1381 was de aartsbisschop <strong>van</strong> Trier bemiddelaar voor een vredes<br />
overeenkomst tussen de aartsbisschop <strong>van</strong> Keulen en de graaf <strong>van</strong> Kleef.<br />
Mechteld <strong>van</strong> Gelre had in 1378 de stad en <strong>het</strong> ambt <strong>van</strong> Lynne wegens geldnood verpand<br />
aan de aartsbisschop <strong>van</strong> Keulen. Bij haar dood beschouwde de aartsbisschop dit als een<br />
opengevallen leen terwijl Adolf, graaf <strong>van</strong> Kleef, dit leen beschouwde als behorende aan<br />
<strong>het</strong> grafelijk domein. De graaf wou dit met geweld terug in zijn bezit nemen, maar bij een<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 22
nachtelijke amoureuze escapade werd hij door de mannen <strong>van</strong> de aartsbisschop ge<strong>van</strong>gen<br />
genomen waardoor de edelen <strong>van</strong> Kleef ten strijde trokken en een beleg uitvoerden voor<br />
Rees. Pas in 1392 kwam er een definitief verdrag waarbij de stad en <strong>het</strong> ambt <strong>van</strong> Lynne<br />
aan de aartsbisschop toekwam en Rees aan de graaf <strong>van</strong> Kleef.<br />
Hieruit kunnen we besluiten dat de periode tussen 1379 en 1382 eerder rustig verliep voor<br />
de graaf <strong>van</strong> Kleef en is <strong>het</strong> dus onwaarschijnlijk dat hij dit gezelschap oprichtte als een<br />
militair bondgenootschap. Het gezelschap bleef naar alle waarschijnlijkheid, zoals de<br />
vrede in <strong>het</strong> graafschap, niet lang overeind. Na de oprichting <strong>van</strong> <strong>het</strong> gezelschap werd <strong>het</strong><br />
verder niet meer vermeld in de oorkonden.<br />
Men dient waarschijnlijk dit ‘<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong>’ niet zozeer te zien als een complot, bedacht<br />
door de graaf <strong>van</strong> Kleef, maar eerder als een middel, al of niet met ludieke bedoelingen,<br />
om de edelen <strong>van</strong> zijn graafschap maar ook deze <strong>van</strong> Gelderland, die de zijde gekozen<br />
hadden <strong>van</strong> Mechteld, naar zich te trekken om zo zijn macht te verstevigen.<br />
(Croenen, Familie, pp. 375-376 – Kervyn de Lettenhove, Froissart, T. 13, p. 12-14 - Lacomblet,<br />
Urkundenbuch, D. 3, n° 854 en 864 – Nijhoff, Gelderland, D. 3, pp. XLI-XLIII, n° 29, pp. 22-26, n° 61,<br />
p. 77, n° 64, pp. 79-80 en n° 174, p. 180 - Stern, Zusterstrijd - Tadama, Zutphen, p. 105 - <strong>van</strong> Spaen,<br />
Proeven, p. 37).<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 23
Bibliografie:<br />
A. <strong>van</strong> Buchel, Inscriptiones monumentaque in templis et monasteriis Belgicis inventa, (www.<strong>het</strong>utrechts<br />
archief.nl)<br />
E. von Buggenhagen, Nachrichten über die zu Cleve gesammleten Alterthümer und andere daselbst<br />
vorhandene Denkwürdigkeiten, Berlin, 1795.<br />
Ch. Butkens, Trophées tant sacrés que profanes du duché de Brabant, La Haye, 4 delen, 1724-1726.<br />
Centre National de Ressources Textuelles et Lexicales, Lexicographie, Agnel (www.cnrtl.fr).<br />
J. de Chestret de Haneffe, Histoire de la maison de La Marck y compris les Clèves de la seconde race, Liège,<br />
1898.<br />
G. Croenen, Familie en Macht, Leuven, 2003.<br />
A. Fahne, Geschichte der Kölnischen, Jülichschen und Bergischen Geschlechter in Stammtafeln, Wappen,<br />
Siegeln und Urkunden, 2 delen, Köln, 1848-1853.<br />
A. Fahne, Geschichte der Westphälischen Geslechter unter besonderer Berücklichtigung ihren Uebersiedelung<br />
nach Preussen, Curland und Liefland, Cöln, 1858.<br />
Gelders Archief, Zegels, (www.geldersarchief.nl/beeld--geluid/zegels).<br />
Fr. Gorissen, Haus Grieth, (www.w-<strong>het</strong>terschijt.nl/Haus%20Grieth.htm).<br />
L. <strong>van</strong> Heeckeren, Beschrijving <strong>van</strong> eenige Nederlandsche zegels <strong>van</strong> de 14de tot de 17de eeuw, in Heraldieke<br />
bibliotheek, 1873, pp. 336-342 en 1875, pp. 35-44.<br />
L. <strong>van</strong> Heeckeren, Het geslacht Ulft, in Heraldieke bibliotheek, 1883, pp. 30-59.<br />
I. G., Bellinkhoven (von), <strong>van</strong> Bellinchave, in De Nederlandse leeuw, 1934, pp. 60-62.<br />
E. Kamerling en J. Schaap, Het Overijsselse riddermatige geslacht Van Buckhorst, in De Nederlandse Leeuw,<br />
1984, pp. 412-494.<br />
M. Kervyn de Lettenhove, Oeuvres de Froissart, 25 delen, Bruxelles, 1870-77.<br />
J.-C. Kort, Repertorium op de lenen <strong>van</strong> de hofstede Doorwerth, (1330) 1377-1743 (1758),<br />
(www.hogenda.nl).<br />
H. Kruse, W. Paravicini en A. Ranft, Liste der Adelsgesellschaften, (Pluspedia).<br />
O. Küpper, Chronik der Kölner-Narren-Zunft von 1880 e. V - Ein weiser Narr gründet die Geselschap <strong>van</strong><br />
den <strong>Gecken</strong>. Der Kölner Erzbischof Graf Adolph von Kleve, pp. 1-8 (www.koelnernarrenzunft.de).<br />
Th. Lacomblet, Urkundenbuch für Geschichte des Niederrheins, Düsseldorf, 4 delen, 1840-1858.<br />
S. <strong>van</strong> Leeuwen, Batavia Illustrata, ’s Gravenhage, 1685.<br />
J.-B. Lucotte du Tilliot, Memoires pour server à l’histoire de la fête des fous, Lausanne, 1751.<br />
LVR, Landschaftsverband Rheinland - Qualität für Menschen, Adolf von der Mark (um 1332-1394),<br />
Erzbischof von Köln und Graf von Kleve.<br />
G. <strong>van</strong> Meegen, d´<strong>Orde</strong>r <strong>van</strong>´t <strong>Gecken</strong>-Geselschap - Der Narrenorden, zu Cleve, (www.lokalkompass.de<br />
/bedburg-hau/vereine/hoffest-order-<strong>van</strong>t-geckengeselschap-in-hau-d587952.html).<br />
P. Molhuysen en P. Blok, Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek, Leiden, 10 delen, 1911-1937.<br />
P. Norrenberg, Chronic der Stadt Dülken, Biersen und Dülfen, 1874.<br />
H. Obreen, La maison de Zuylen dans l’histoire des Pays-Bas. I Les <strong>van</strong> Zuylen, seigneurs d’Abcoude,<br />
Gaesbeek, Wijk, Putten, Strijen, etc., Tongerloo, 1933.<br />
C. Petrasch en J. Brewer, Der Narrenorden zu Cleve, Köln, 1827.<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 24
M. Popoff, Armorial du héraut Gelre, (Bibliothèque royale de Belgique - Ms 15652-15656), le Léopard d'or,<br />
Paris, 2012.<br />
J.-Th. de Raadt, Sceaux armoriés des Pays-Bas et des pays avoisinants, 4 delen, Bruxelles, 1898-1901.<br />
J. Raneke, Bergshammarvapenboken en Medeltidsheraldisk studie, 2 delen, Lund, 1975.<br />
J.-B. Rietstap, De wapens <strong>van</strong> den tegenwoordigen en den vroegeren Nederlandschen adel, Groningen, 1890.<br />
Th. de Rouk, Adelyk Tooneel of Historische Beschrijvinge <strong>van</strong> allerley Trappen <strong>van</strong> Adeldom en Ridderlijke<br />
<strong>Orde</strong>rs, met haar oorspronk, Amsterdam, 1673.<br />
A. <strong>van</strong> Schilfgaarde, De oudste heeren <strong>van</strong> den Doornenburg, in De Nederlandse Leeuw, 1937, pp. 267-273.<br />
A. Schoonebeek, Historie <strong>van</strong> alle ridderlyke en krygsorders, Amsterdam, 2 delen, 1697.<br />
J. Sloet, J. <strong>van</strong> Veen en L. <strong>van</strong> Gent, Register op de leenaktenboeken <strong>van</strong> <strong>het</strong> vorstendom Gelre en graafschap<br />
Zutphen, 5 delen, Arnhem, 1904-1937.<br />
W. <strong>van</strong> Spaen, Proeven <strong>van</strong> historie en oudheidkunde - Over <strong>het</strong> Gezelschap der Gekken’, Cleve, Möller,<br />
1808, pp. 1-60.<br />
W. <strong>van</strong> Spaen, Oordeelkundige inleiding tot de historie <strong>van</strong> Gelderland, Utrecht, 4 delen, 1801 – 1805.<br />
J. von Steinen, Westphälische Geschichte, Lemgo, 4 delen, 1755-1760.<br />
A. Stern, De Graafschap in de Middeleeuwen (www.graafschap-middeleeuwen.nl).<br />
D. Schwennicke, Europäische Stammtafeln, neue folge, 28 delen en 31 volumes, Marburg en Frankfurt<br />
am Main, 1978-2011.<br />
R. Tadama, Geschiedenis der stad Zutphen <strong>van</strong> de vroegste tijden tot 1795, Arnhem, 1856.<br />
R. Terlinden, Von dem ehemaligen Narren-<strong>Orde</strong>n in der Stadt Cleve, in Westphälisches Magazin zur<br />
Georaphie, Historie und Statistik, Dessau, D. 1, 1784, pp. 12-16<br />
W. Teschenmacheri, Annales Cliviae, Juliae, Montium, Marcae Westphalicaz, Ravensbergae, Geldriae et<br />
Zutphaniae, Francofurti, 1721.<br />
G. Tumbült, Th. Ilgen en Fr. Philippi, Die westfälischen Siegel des Mittelalters, Münster, 4 delen, 1882-<br />
1900.<br />
H. Vermeulen, Het geslacht Van Bronkhorst en de boedelscheiding <strong>van</strong> 26 oktober 1328, in De Nederlandse<br />
Leeuw, D. 123, 2006, pp. 97-124, 197-238 en 350-352.<br />
J. de Vey-Mestdagh en J. de Boo, Liber Sigillorum - De zegels in <strong>het</strong> archief <strong>van</strong> de ridderlijke orde, balije<br />
<strong>van</strong> Utrecht, 1200-1811, Haren, 2 delen, 1995.<br />
P. Vullings, Van Holtmoelen, een Maaslands geslacht, (www.genhis.free2roam.eu/Docs/Holtmoelen_<br />
Overkwartier_kl.pdf).<br />
Wikipedia, Loil.<br />
Wikipedia, Van Bronckhorst (geslacht).<br />
W. Wijnaendts <strong>van</strong> Resandt, De oudere generaties <strong>van</strong> <strong>het</strong> geslacht <strong>van</strong> Heerdt, oudtijds <strong>van</strong> Heerde, in De<br />
Nederlandse Leeuw, 1943, pp. 41-53.<br />
W. Wijnaendts <strong>van</strong> Resandt, Van Arnhem Een poging orde op zaken te stellen, in De Nederlandse Leeuw,<br />
1996, pp. 1-37 en 477.<br />
A. Zeven, Wapenboek vereniging Veluwse geslachten, beschrijvingen en afbeeldingen <strong>van</strong> wapens en zegels,<br />
CD-152V, Wageningen, 2011.<br />
<strong>Gecken</strong> <strong>Gesellschaft</strong> - 25