Th&ma - 2023, nummer 1 (Elma Drayer: de interviews)
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
ema Thema Them
ema Thema Them
Elma Drayer: de interviews
Negenendertig gesprekken over kwesties van blijvende betekenis
20231
ma Thema Thema
ma Thema Thema
a Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema T
ma Thema Th
a Thema Thema T
Voor Certiked vbi
is accreditatie
geen synoniem voor
bureaucratie.
Voor de overheid is het simpel: u heeft een
NVAO-accreditatie nodig voor elke bachelor-
a Thema Thema T
of masteropleiding. Voor u betekent dat een extra
aanslag op tijd, budget en aandacht. Een goede reden
om te kiezen voor een visiterende en beoordelende instantie
die begrijpt dat u niet zit te wachten op nog
a Thema Thema Th
meer administratie. Kies daarom voor Certiked vbi,
het compacte, maar slagvaardige NVAO-erkende
evaluatiebureau, dat alles doet om u soepel door het
accreditatieproces te leiden. Met handige tools als het
‘Timmermansoog’, een beknopte checklist, die het
Thema Thema Th
Dus zorgen we dat
een visitatie
geen bezoeking wordt.
7 Sterke redenen om voor
Certiked vbi te kiezen:
1. Minder grote, dus flexibeler en slagvaardiger organisatie.
2. Werkwijze gericht op minimale (administratieve) overlast.
3. Stimulerende aanpak voor structurele kwaliteitsverbetering.
4. Zeer deskundige en constructief meedenkende visitatiepanels.
5. Thuis in alle NVAO-protocollen, loodst u er probleemloos doorheen.
6. Slimme tools voor gerichte toepassing officiële toetsingskaders.
7. Sterk concurrerende prijs-prestatieverhouding.
vigerende beoordelingskader van de NVAO compact
samenvat. Dat scheelt u veel tijd en ergernis. Collegiaal
en doelgericht beoordelen wij of uw opleidingen voldoen
aan de eisen. U houdt zelf de regie, maar krijgt
Thema Thema Th
alle ondersteuning bij het aantonen en zo nodig verbeteren
van kwaliteit.
Ontdek de motiverende aanpak
van Certiked vbi.
Thema Thema The
Bel Drs. P.M. Esveld op 010-250 04 98
voor een vrijblijvend gesprek
of kijk op
www.certiked-vbi.nl
hema Thema The
Minder administratie.
Meer motivatie.
hema Thema Them
Certiked vbi is onderdeel van
LRQA Nederland, een mondiale autoriteit in certificeren.
Dit garandeert kwaliteit en continuïteit.
Thema Them
Certiked vbi George Hintzenweg 77 3068 AX Rotterdam T: 010-899 7420 info@certiked-vbi.nl www.certiked-vbi.nl
Thema Thema
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
Elma Drayer: de interviews
ema Thema Them
12023
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
TH
MA
T
Thema Thema T
1-23
Colofon
Tijdschrift voor Hoger onderwijs & Management verschijnt
5 x per jaar en is een uitgave van Instondo B.V.
Dordrecht.
Jaargang 30, nummer 1
Uitgave van: Instondo B.V.
Binnen Kalkhaven 263
3311 JC Dordrecht
T +31 (0)78 645 50 85
I www.instondo.nl
I www.themahogeronderwijs.org
Uitgevers: Marcel Mathijssen en Janneke van Loon
Eindredactie
Eveline van Amstel
E-mail: e.vanamstel@instondo.nl
Voor het aanbieden van artikelen kunt u zich richten tot
de hoofdredactie, Sijbolt Noorda en Bert Hoogewijs
E-mail: m.kok@instondo.nl
Advertentieacquisitie
Voor informatie over de advertentiemogelijkheden
kunt u een e-mail sturen aan: sales@instondo.nl.
Basisontwerp
Hans Lodewijkx, Visuele Communicatie, Tilburg
Foto’s
René Schotanus
Vormgeving
Verloop drukkerij, www.verloop.nl
Druk
Veldhuis Media BV, www.veldhuismedia.nl
Abonnementen
Abonnementsprijs voor Nederland € 375,00 excl. 6% btw,
inclusief verzendkosten, per jaar. Voor België € 380,00
(indien van toepassing btw-nummer opgeven).
Abonnementen lopen automatisch door, tenzij deze uiterlijk
2 maanden voor de vervaldatum schriftelijk worden opgezegd bij
onze abonnementenadministratie.
Contactgegevens voor Nederland en België:
Instondo Uitgevers B.V.
Binnen Kalkhaven 263
3311 JC Dordrecht, Nederland
E-mail: administratie@instondo.nl
I www.themahogeronderwijs.org
© Instondo B.V. Auteursrechten voorbehouden.
Het is niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming
van de uitgever artikelen, illustraties of schema’s geheel of
gedeeltelijk over te nemen.
Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg
besteed. Voor informatie die nochtans onvolledig of onjuist
is opgenomen, aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever
geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de
opgenomen gegevens houden zij zich gaarne aanbevolen.
ISSN 1380-7110
4 Voorwoord
Veertig-min-één
2014
5 Onder druk wordt alles vloeibaar
Interview met Carsten de Dreu (1966),
Universiteit van Amsterdam en Jacques
Hagenaars (1945), Tilburg University
11 Het is te rustig in onderwijsland
Interview met Peter van Lieshout
Thema Thema Th
Thema Thema Th
2015
18 Wie alleen maar wil feesten, komt
echt niet hierheen
Interview met Barbara Oomen,
dean van University College Roosevelt
16 Morele moed gevraagd
Rik Tory; over selectie in Vlaanderen
33 Dring de controlelast terug
Interview met accountant Wim Touw
39 Ik zou dolgraag dictator van
onderwijs zijn
Interview Benno Barnard
47 Studenten zitten nu eenmaal niet
graag thuis
Wytze Patijn over het universiteitsgebouw
van de toekomst
Thema Thema Th
hema Thema The
hema Thema The
2016
53 'Het is evident dat het hbo veel
meer middelen moet krijgen voor
onderzoek'
Interview met Luc Soete, rector
Universiteit Maastricht
60 'Je sociale achtergrond bepaalt nog
altijd waar je terechtkomt'
Interview met hogeronderwijsexpert
Simon Marginson
65 'Universiteiten moeten veel meer
nadenken over zichzelf
Interview met OESO-topman
Dirk Van Damme
72 'Wij zijn te slordig geweest met de
basale democratische waarden'
Interview met Ron Bormans & Izaak
Dekker
hema Thema Them
ema Thema Them
hem
hema The
79 'Leraren moeten weer trots kunnen
zijn op hun vak'
Interview met Nadine Engels
2017
86 'Er is ons veel aan gelegen om de
hogeschool vrij van religie te houden'
Interview met Susana Menéndez
93 'We moeten ermee zien te leven'
Interview met Bert van der Zwaan,
rector magnificus van de Universiteit
Utrecht
100 'Je beseft pas wat privacy betekent
als je haar kwijt bent'
Interview met Willem Debeuckelaere,
voorzitter van de Federale
Privacycommissie
107 'Ik ben anders blij dat mijn slager z'n
eigen vlees keurt'
Interview met Karl Dittrich, scheidend
voorzitter van de VSNU
115 'universiteiten, speak up and guide!'
Interview met Kurt Deketelaere,
secretaris-generaal van LER U
2018
123 Ik vind het onbegrijpelijk dat jonge
wetenschappers geen amok maken'
Interview met bestuurskundige
Roel in 't Veld
131 'Alle onderwijs zou passend
onderwijs moeten zijn'
Interview met Hans Adriaansens
138 'Nederland heeft veronachtzaamd
dat verengelsing niet vanzelfleidt tot
kwaliteit'
Interview met de Vlaamse oud-minister
van ondenvijs Frank Vandenbroucke
145 "Geef studenten de eigen
verantwoordelijkheid terug' Interview
met Lisa Westerveld,
oud-studentenbestuurder en
Tweede Kamerlid
152 'Universiteiten, ga de buitenwereld in'
Interview met oud-minister van
Ondenvijs Jet Bussemaker
2019
inhoud
TH MA
159 'Ons binaire stelsel is prima, maar
nog niet goed genoeg'
Interview met Cees Veerman,
oud-voorzitter van de Commissie
Toekomstbestendig Hoger Ondenvijs
Stelsel
166 'We hopen dat het een succes wordt'
Interview met Nina Mares van het
Vlaams Ministerie van Onderwijs en
Vorming
171 'Besturen zonder te sturen, dat is de
kunst'
Interview met oud-collegevoorzitters
Louise Gunning en Yvonne van Rooy
177 'We vragen van onze studenten
dat ze lopen voordat ze hun eerste
stapjes hebben gezet'
Interview met professor experimentele
psychologie Wouter Duyck
184 'Durf in je eigen tijd te leven'
Interview met Denker des Vaderlands
Daan Roovers
2020
190 'Beste vriend, als jij een diploma wilt,
dan zul je hard moeten werken'
Interview met Koen Daniëls,
ondenvijsspecialist van de N-VA
196 'Mijn motto is: groot denken, klein
doen'
Interview met Nienke Meijer,
oud-collegevoorzitter van Fontys
Hogescholen
202 'De discipline moet terug in het
systeem'
Interview met Luc Seis, rector van KU
Leuven
209 'Als Europeaan leef je per definitie
met gemengde gevoelens'
Interview met Joep Leerssen, hoogleraar
Europese studies
216 'Geloof me, het wordt nooit meer
zoals het was'
Interview met hoogleraar
organisatiepsychologie Mark van Vugt
2021
223 'Het stellen van hoge eisen is de
beste manier om sociale ongelijkheid
te bestrijden'
Interview met Dirk Van Damme,
topman bij de OESO
230 'Je moet onderwijs kunnen genieten
op elk moment dat je het nodig hebt
in je leven'
Interview met Radboud Dam,
programmaleider Leven Lang
Ontwikkelen aan de HvA
237 'Je hebt als academicus tegenwoordig
een zekere moed nodig om naar
buiten te treden'
Interview met Ineke Sluiter, president
van deKNAW
243 'Europa, dat zijn wij allemaal'
Interview met Jan Buysse,
algemeen directeur van VLEVA
249 'De universiteit heeft groot gelijk als
ze zegt: we willen dat bredere palet
erkennen'
Interview met Paul Wouters,
scientometrist en decaan aan de
Universiteit Leiden
2022
themahogeronderwijs.org
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
ma Thema Thema
a Thema Thema
257 'Natuurlijk is kwaliteitszorg na dertig
jaar nog niet af
Interview met Sander van den Eijnden
en Wouter Duyck, voorzitters van de
NVAO
264 'Ik heb de grote uitgeverijen altijd de
hand gereikt'
Interview met Robert-Jan Smits,
voormalig speciaal Europees gezant
open access
a Thema Thema T
a Thema Thema T
3
ma Them
Voorwoord
Veertig-min-één
4
TH MA 1-23
Elma Drayer: de interviews
ma Thema Thema
a Thema Thema
D
it is het eerste nummer van de dertigste jaargang van
Th&ma, en meteen het omvangrijkste ooit. Geheel
gewijd aan terugblikken en hernemen, met de uitnodiging
te herlezen en heroverwegen, alles in lijn met
ons vaste oogmerk reflectie te stimuleren. Het hoger
onderwijs is bij uitstek een zaak van de lange termijn, vanuit
het gezichtspunt van de instellingen, haar deelnemers en
de belangen die beide vertegenwoordigen. Zogezien is het
vanzelfsprekend belangrijk terug te kijken. Niet uit nostalgie
maar om de lange lijnen te zien van de ontwikkelingen,
te kunnen bepalen waar we staan en te weten wat nog te
doen staat.
We doen dat in deze bijzondere editie aan de hand van de
negenendertig interviews, die sinds najaar 2014 in Th&ma
werden gepubliceerd. Gesprekken met ervaringsdeskundigen
uit de wereld van het hoger onderwijs over relevante trends,
die de kern vormden van elk themanummer. Met de kennis
van nu wordt nog duidelijker dat het niet over eendagsvliegen
gaat maar om grote onderwerpen met een lange halveringstijd.
Letterlijk elke invalshoek is nog steeds van betekenis
voor de hedendaagse praktijk van onderwijs en onderzoek.
Met andere woorden, het gaat om terugblikken en hernemen
met het oog op de toekomst, om reflectie met de opzet ervan
profijt te trekken voor vandaag.
Tegelijkertijd is deze bundeling een eresaluut aan vertrekkend
eindredacteur Elma Drayer. Zij heeft sinds 2014 als
geen ander gezorgd voor de kwaliteit en leesbaarheid van
de artikelen en boekbesprekingen. Th&ma is een tijdschrift
dat vervaardigd wordt voor en door practici, beoefenaars
van onderwijs en onderzoek, bestuur en beheer in de
hoger onderwijswereld. Sommige bijdragen worden op
eigen initiatief ingezonden, de meeste komen tot stand op
invitatie door een van de redacties. In alle gevallen weten
de scribenten waarover ze het hebben en wat ze hun collega’s
willen laten weten. Maar daarmee is niet alles gezegd.
De ervaring leert dat geleerdheid en kennis van zaken niet,
laat ik het vriendelijk zeggen: niet in alle geval gelijk op
lopen met het vermogen helder en concies te schrijven voor
een bredere lezerskring dan de vertrouwde onmiddellijke
eigen werkomgeving.
Welnu, Elma zorgde ervoor dat onze gebreken niet aan het
licht kwamen. Zij slaagde erin ons betere auteurs-ik wakker
te kussen door simpele vragen als: Wat bedoelt u? Hebt u
een andere formulering? Kan deze zin misschien ook zonder
lijdende vormen? In andere gevallen kon haar correctie, haar
net-even-andere, doorgaans-veel-eenvoudiger formulering
ons verbaasd doen denken Waarom heb ik dat zelf niet
gezien? De agogische kwaliteit van haar omgang met ons
auteurs bleek uit het eindresultaat en niet in het minst uit
het zeer geringe aantal “hopeloze gevallen” en de vele dankbetuigingen
die ze ons als hoofdredacteuren rapporteerde.
Slechts een doodenkele keer ried ze aan een bepaald artikel
het imprimatur te onthouden.
a Thema Thema T
Haar vakmanschap kwam in volle omvang aan het licht in
de veertig-min-één interviews die ze heeft afgenomen en
bewerkt. Als een echte allround journalist wist ze over een
zeer uiteenlopende reeks onderwerpen haar gesprekspartners
de goede vragen te stellen en – niet onbelangrijk – goede, ter
zake doende antwoorden te ontlokken. Toch is een kundige
gespreksvoering nog maar het halve werk. Ik heb enkele
keren het verbatim van haar vraaggesprek gelezen en me
gerealiseerd hoeveel er dan nog te schiften, structureren en
schrijven is voordat het een goed geordende en toch levensechte,
natuurlijke interviewtekst is geworden. Het deed me
meteen terugdenken aan die keer, lang geleden, toen ze mij
voor het Nederlandse weekblad Vrij Nederland kwam interviewen
en ik achteraf bij lezing van de tekst danig onder de
indruk was. Eerst van mijn eigen duidelijke en zeer to the
point mededelingen, en later, bij nader inzien, van haar vaardigheid
het aardige, maar meanderende gesprek te transformeren
tot zo’n fraai stuk.
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Allemaal even goede redenen voor een eresaluut bij gelegenheid
van haar vertrek. Met een bundeling die haar bekwaamheid
demonstreert. Niet om het mooi, maar volstrekt ten
dienste van de inhoud en de leesbaarheid. Zodat het eerste
motief van elk periodiek van professionals ermee gediend
wordt: de onderlinge overdracht en uitwisseling van beroepsmatige
kennis en ervaring faciliteren.
Thema Thema Th
Sijbolt Noorda,
hoofdredacteur TH&MA
Thema Thema Th
PS voor wie zich heeft afgevraagd waarom ik over
veertig-min-één interviews schrijf en niet gewoon negenendertig:
dat is een sous-entendu voor Elma; het bijna bereikte
getal van de volheid wijst naar de bescheidenheidsmarge van
zelfs de hoogste lof; zoals de rabbijnen adviseerden niet de
wettelijk voorgeschreven veertig stokslagen als straf te hanteren,
maar veertig-min-één bij wijze van veiligheidsmarge, om
te voorkomen dat het te erg zou worden.
Thema Thema The
Thema Thema
Het geweten van universiteit en hogeschool
Zijn de affaires van de afgelopen jaren betreurenswaardige incidenten? Of is er meer aan de hand? En wat moeten
bestuurders doen om de integriteit onder wetenschappers te bevorderen? Th&ma sprak met Carsten de Dreu (1966),
hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. En een paar uur later met Jacques Hagenaars (1945), emeritus
hoogleraar methodologie aan Tilburg University, tevens lid van de commissie-Levelt die in 2011-2012 de affaire-Stapel
onderzocht.
Onder druk wordt alles vloeibaar
Twee hoogleraren over integriteit op de werkvloer
C
arsten de Dreu: “Al in het voorjaar van 2011 was er
onder sociaal psychologen een discussie op gang
gekomen over onze manier van rapporteren. Die
laat te wensen over. Soms melden we in publicaties
niet alles wat er is gedaan, overwogen en gemeten. Soms
overdrijven we de significantie. Of vertellen niet dat de eerste
experimenten mislukten. Met als gevolg dat er soms een
mooier plaatje in zo’n publicatie komt te staan dan de werkelijkheid
rechtvaardigt. Kon die manier van rapporteren,
vroegen wij ons af, transparanter, opener, accurater? En toen
Carsten de Dreu:
‘Je kunt geen vernieuwende
wetenschap bedrijven
als je niet accepteert
dat je regelmatig fouten maakt’
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
kwam in september 2011 het bedrog van Diederik Stapel
aan het licht. Dat waren eigenlijk twee min of meer parallelle
gebeurtenissen.”
Jacques Hagenaars: “Het was natuurlijk redelijk schokkend
dat een man in zo’n vooraanstaande positie – die zo’n naam
had, om wie universiteiten werkelijk gevochten hebben –
data had vervalst. Bovendien kon je onmogelijk volhouden
dat het hier een Tilburgs probleem betrof. Stapel heeft
aan drie universiteiten gewerkt. In Amsterdam zijn geen
bewijzen gevonden maar wel zeer sterke aanwijzingen. In
Groningen en Tilburg is regelrechte fraude geconstateerd.
Hij heeft samengewerkt met ongelooflijk veel co-auteurs,
met promovendi die voor het grootste deel niet uit Tilburg
kwamen, met onderzoekers uit verschillende vakgebieden,
met collega’s uit Duitsland, Amerika. Het gemak waarmee
die frauduleuze data verkocht zijn aan de community, het
gemak waarmee ze verschenen in gereputeerde internationale
tijdschriften, peer-reviewed en wel – ik vond het verbijsterend.
Maar dat was nog niet mijn grootste schok. Pas
na het eerste tussenrapport ontdekten we dat onderzoekspraktijken
die ervoor zorgen dat je altijd gelijk krijgt, als
volstrekt normaal werden beschouwd. Dáár ben ik pas echt
van geschrokken.”
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
Carsten de Dreu: “Die twee zaken – dat zelfonderzoek en de
affaire-Stapel – zijn door elkaar gaan lopen. Waardoor de indruk
ontstond dat de hele sociale psychologie sloppy science
is, één grote frauduleuze toestand: ze doen er maar wat, en
het gaat nergens over. Dat is denk ik niet terecht. Stel dat 1
a Thema Thema
5
6
TH
Thema Thema Th
MA
4-14
Het geweten van universiteit en hogeschool
Thema Thema Th
Jacques Hagenaars:
‘Natuurlijk is het menselijk
dat je je gelijk wilt bewijzen.
Juist daarom bestaan er
methodologische regels’
procent van de wetenschappers zich af en toe als een soort
Stapel gedraagt, absoluut over de grens gaat. En stel dat 10
procent van het gepubliceerde achteraf gezien toch minder
mooi en robuust is dan was voorgesteld. Dan blijft er nog
steeds een enorme hoeveelheid publicaties over waarop je
volledig kunt vertrouwen.”
Jacques Hagenaars: “Als 10 procent van de publicaties niet
zou deugen, dan zou ik dat zeer schokkend vinden. Stel dat
10 procent van wat in de krant staat feitelijk onjuist is. Of
dat 10 procent van de operaties in de ziekenhuizen mislukt.
Dat zou niemand pikken. En terecht.”
Carsten de Dreu: “Ik denk dat een groot deel van het onderzoek
dat achteraf gezien niet blijkt te kloppen, oprecht
en naar eer en geweten is uitgevoerd. Ik denk alleen dat we
misschien met z’n allen heel erg snel gaan, en ook dat we
met z’n allen zodanig rapporteren dat het moeilijk is om
het kaf van het koren te scheiden. Aan de andere kant, je
kunt geen vernieuwende wetenschap bedrijven als je niet
accepteert dat je regelmatig fouten maakt, en regelmatig
iets ontdekt waarvan je achteraf moet constateren dat je op
het verkeerde spoor zat. Dat het een toevalstreffer was, een
false positive. En ik moet zeggen dat ik dat helemaal niet erg
vind.”
Jacques Hagenaars: “Wij kregen op congressen de hele
sociale psychologie over ons heen, omdat we het vak in een
kwaad daglicht hadden gesteld. Onze voorzitter, Pim Levelt,
kreeg regelrechte haatmails. Terwijl wij steeds benadrukten:
we kunnen niet generaliseren – in de zin dat onze bevindingen
voor de hele sociale psychologie zou gelden. Maar je
mag Stapel ook niet afdoen als een toevallige aberratie. Mijn
schok is nog altijd hoe je met z’n allen durft te bouwen op
een type experimenten dat je aannames alleen maar bevestigt.
Bovendien zijn experimenten beschreven op manieren
die onherhaalbaar zijn. Dat vind ik een uitermate ernstige
zaak. Ik kan er nog steeds niet tegen als ik mensen dit hoor
bagatelliseren.”
Chique posities
Carsten de Dreu: “Dat wij zelden nulresultaten melden
heeft zijn redenen. Als wetenschapper kun je enthousiast
raken over wat je ontdekt, daar wil je je energie in stoppen.
Een nulresultaat is een saai verhaal, daar wil je je energie
niet in stoppen. Constateren dat er bij een bepaald experiment
bijvoorbeeld geen verschil optreedt tussen mannen
en vrouwen is niet leuk. Veel leuker is het om te kunnen
zeggen: kijk eens, er is een verschil. Vervolgens heb je de
selectie van de tijdschriften. Die zeggen: we moeten geld
verdienen, we moeten status genereren, dat kunnen we het
beste doen door spannende, nieuwe dingen te publiceren.
Dus óók als de wetenschapper zou zeggen: ik vond geen
verschil tussen mannen en vrouwen en ik voel me verplicht
dat te melden, dan nog is het lastig om een tijdschrift te vinden
van enige reputatie dat zo’n artikel wil publiceren. Wie
daarentegen nieuwe ontdekkingen doet, maakt veel grotere
kans op chique posities, eervolle uitnodigingen, prijzen. Zo
werkt nu eenmaal het systeem.”
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema The
Jacques Hagenaars: “Op een of andere manier is er in de
wetenschap een soort minachting geslopen voor de fundamentele
methodologische regels. Wij ontdekten dat in
een experiment de helft van de zestig proefpersonen waren
weggepoetst omdat ze niet gehoorzaamden aan de theorie.
Zonder enige vermelding. Maar wij hadden de data dus wij
konden dat checken. Natuurlijk is het menselijk dat je je
gelijk wilt bewijzen. Juist daarom bestaan er methodologische
regels, om ervoor te zorgen dat je niet in die valkuil
trapt. Je mag niet je experiment blijven herhalen tot je uiteindelijk
de uitkomst vindt die je bevalt. Mijn schok was dat
hema Thema Them
ema Thema Them
Carsten de Dreu:
‘Vroeger was het:
ik ben slimmer dan jij.
ema Thema Them
Nu is het: als ik mijn waarheid
maar voor elkaar krijg’
ema Thema
em
Het geweten van universiteit en hogeschool
promovendi en ook internationale onderzoekers dat zaten te
verdedigen: zoiets is toch heel normaal?”
Carsten de Dreu: “Wetenschappers is niets vreemd, het zijn
ook gewoon mensen. Dus die vinden iets nieuws, raken
enthousiast en willen dat opschrijven. Vervolgens ontvangen
ze van tijdschriften een enthousiaste reactie, en dan
krijg je een zichzelf versterkende cultuur. Ik moet zeggen
dat ik deze discussie, die dus al in het voorjaar van 2011 was
gestart, veel belangrijker vind dan de affaire-Stapel. Hoe
werken we in het wetenschapssysteem? Zitten journals goed
in elkaar? Moeten we als gemeenschap van wetenschappers
ook ruimte creëren voor mislukkingen? Voor replicatiestudies?”
Jacques Hagenaars: “Replicastudies zouden normaal moeten
zijn. Net als in de harde wetenschap. Maar in de praktijk
blijken onderzoekers het maar saai te vinden om het experiment
van een ander over te doen. Dus gebeurt het alleen als
een soort vriendendienst. Dus is de kans groot dat je vriendje
op dezelfde manier gaat knoeien als jij. En daar komt wat
Carsten de Dreu: ‘Wetenschappers is niets vreemd, het zijn ook gewoon mensen’
TH MA themahogeronderwijs.org
ema Thema Them
mij betreft nog iets bij. In de natuurwetenschappen gaat het
vaak om heel fundamentele verschijnselen. Dat is in veel
van die sociaal-psychologische experimenten niet het geval.
Bij een van de beroemdste priming-experimenten ontdekten
ze dat proefpersonen langzamer naar de deur lopen als ze
net zinnetjes hebben moeten maken met woorden die je
relateert aan bejaarden. Goed. En dan? Met andere woorden,
de theoretische relevantie is niet altijd even duidelijk bij die
experimenten.”
ma Thema Thema
Carsten de Dreu: “Je wilt in de wetenschap vernieuwing
creëren en ontdekkingen doen. En je wilt dat onderzoekers
kritisch kijken naar elkaars werk. Je wilt een competitie op
ideeën. Maar pakweg de afgelopen twintig jaar heeft er een
verschuiving plaatsgevonden. Vroeger was het: ik ben slimmer
dan jij, en ik daag jou uit om tegen mij in te gaan. Nu
is het: als ik mijn waarheid maar voor elkaar krijg. Publiceren
is in plaats van een einddoel, nu een middel waarmee je
de competitie om de schaarse middelen wilt beslechten in je
eigen voordeel. Over die verschuiving maak ik me veel meer
zorgen over dan over het feit dat wetenschappers niet
ma Thema Thema
ma Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema T
Thema Thema Th
7
8
Thema Thema Th
TH MA 4-14
Het geweten van universiteit en hogeschool
alles in hun artikelen rapporteren. Of over het feit dat er
soms iemand als Stapel langskomt die vijftig artikelen uit
zijn duim gezogen blijkt te hebben. Dat is schadelijk, want
dat betekent dat we een stap terug moeten zetten in de tijd.
Dat betekent dat Stapels ideeën wellicht zo gek niet waren,
maar dat er op dit moment geen evidentie voor is. Maar dat
andere vind ik veel verontrustender.”
Jacques Hagenaars:
Thema Thema Th
‘Ik begon in een tijd
dat docenten om half elf
binnenkwamen, en het grootste
Thema Thema The
Jacques Hagenaars: ‘De basisnormen zijn we kwijtgeraakt’
deel van de dag op hun
kamertje zaten te lezen’
hema Thema The
Jacques Hagenaars: “De basisnormen, de fundamentele
principes zijn we kwijtgeraakt. Kijk, wetenschap heeft een
bijzondere claim op de waarheid. Dus mag je nooit feiten
wegmoffelen die tegen je theorie ingaan. Je móet blijven
zoeken naar de zwarte zwaan. Natuurlijk is de formulering
van je theorie ideologisch geladen. Daar is ook niks op
tegen. Maar je conclusies moeten logisch uit je theorieën
volgen. De feitelijke bewijsvoering moet vrij zijn van ideologie,
anders bega je een wetenschappelijke doodzonde.”
hema Thema Them
Roofbouw
Carsten de Dreu: “Vroeger waren er vrije middelen voor
onderzoek, nu moet je die via competitie verkrijgen bij
NWO of in de publiek-private sector. Dat vind ik een heel
slechte ontwikkeling. Bestuurders in Nederland zouden,
samen met de politiek, om te beginnen dat systeem moeten
aanpakken. Zij moeten inzien dat ze een dusdanige serie
perverse prikkels hebben gecreëerd dat het wachten is op
de volgende fraudeklappers. Dat het wachten is op wetenschappers
die de burn-out invliegen omdat ze dag en nacht
moeten werken. Overdag moeten ze publicaties genereren,
’s nachts subsidieaanvragen indienen, terwijl ze in het
weekend moeten nadenken over hun hypotheek omdat ze
na vijftien jaar nog steeds geen vaste aanstelling hebben.
Zo wordt er roofbouw gepleegd op meerdere niveaus. Als
bestuurders en politiek echt de integriteit in de wetenschap
willen bevorderen, dan zullen ze moeten kiezen. Ofwel we
gaan het in Nederland met minder mensen doen, met als
gevolg dat we niet langer vooroplopen in de wetenschappelijke
wereldtop. Ofwel we doen het met evenveel mensen,
zodat je hopelijk bij de top kunt blijven horen. Maar dan zul
je meer geld in de wetenschap moeten stoppen. En dat zal
ten koste gaan van andere zaken. Dan kunnen we een JSF
minder kopen.”
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
Thema
ema Th
Het geweten van universiteit en hogeschool
Jacques Hagenaars: “Ik ben van mening dat het geld dat nu
naar NWO gaat beter naar de universiteiten kan gaan, met
een eerlijk verdeelsysteem, waarbij alleen kwaliteitscriteria
gelden. En ook ik vind de druk op wetenschappers nu veel
te groot. Ik begon in een tijd dat docenten binnenkwamen
om half elf, en vervolgens het grootste deel van de dag op
hun kamertje zaten te lezen. Twintig jaar lang gebruikten
ze hetzelfde dictaat en gaven ze dezelfde hoorcolleges. Het
schriftloos vegeteren, heette dat. Toen kwamen er criteria: je
moest voortaan publiceren. Dat was ongelooflijk goed, maar
het systeem is nogal doorgeslagen. Eerst werd er gekeken of
je überhaupt publiceerde, toen of je in het Engels publiceerde,
in internationale tijdschriften, in A-, B-, of C-tijdschriften.
Het gevolg daarvan was dat wetenschappers niet langer
tevreden waren met één mooi, synthetisch artikel, maar het
in tweeën of drieën knipten, want dan hadden ze drie publicaties.
Zo gaat het bij elk meetinstrument, onherroepelijk.
Zodra je gaat meten, worden criteria een doel op zichzelf.
Dus is mijn opvatting dat je van tijd tot tijd de criteria moet
veranderen.”
Frustraties
Carsten de Dreu: “Het wordt steeds moeilijker om zo zuiver
mogelijk onderzoek te doen. Omdat je steeds harder moet
werken, steeds meer moet doen, omdat het steeds competitiever
wordt. Zelf zit ik in een heel comfortabele positie. Ik
heb een prachtige vaste aanstelling aan een mooie universiteit,
waar ik uitstekende laboratoria tot mijn beschikking
heb. En ik ben redelijk succesvol in het binnenhalen van
externe gelden, ik kan mezelf goed bedruipen. Mijn opmerkingen
betreffen vooral mijn PhD’s en postdocs. Die zie ik
allemaal druk in de weer met subsidieaanvragen, ik zie hun
frustraties. Vanaf een bepaald moment wordt het echt roulette.
Daar zit zo’n onrechtvaardigheid in. Ik zie deze jonge
mensen afhaken. Ze zeggen: ik heb hier geen zin meer in,
dit is zo hijgerig, zo onvoorspelbaar. Elke keer horen ze een
Carsten de Dreu:
‘Wetenschappers weten
dondersgoed hoe het moet,
daar moeten bestuurders
zich niet mee bemoeien’
Cartsen de Dreu
ander argument om hun contract niet te verlengen, of om
de subsidie af te wijzen. Daar maak ik me ernstig zorgen
over. En dan kan de minister wel roepen dat Nederland
hoog in de internationale ranglijstjes staat. Maar dat is op
basis van heel trage effecten. Nederland was van de jaren
zeventig tot en met de jaren negentig heel goed bezig. Daar
plukken we nu de vruchten van. De kaalslag die zich tien
jaar geleden heeft ingezet, wordt pas over tien jaar zichtbaar.
Let maar op.”
Slow science
TH MA themahogeronderwijs.org
ema Thema Them
ma Thema Thema
ma Thema Thema
a Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
Jacques Hagenaars: “Wetenschappers moeten niet naar
anderen wijzen, niemand heeft ze tot dubieuze handelingen
gedwongen. Dan deden ze zelf. Wellicht hebben ze zich
laten mee slepen in de publicatiedwang, maar je kunt niet
zeggen dat dat de fout is van bestuurders en politiek. Wetenschappers
zijn zelf verantwoordelijk voor hun doen en laten.
Als een man een vrouw verleidt, ligt er net zoveel schuld bij
haar als bij hem. In Nederland heb je nog steeds de ruimte
om gedegen onderzoek te doen. Niemand verplicht je om
méér dan twee artikelen per jaar te publiceren. Je krijgt
alleen meer geld naarmate je meer publiceert. Als wetenschappers
collectief zouden zeggen: we houden het voortaan
a Thema Thema T
Thema Thema Th
9
TH MA 4-14
10
T
Thema Thema Th
Het geweten van universiteit en hogeschool
Jacques Hagenaars
Jacques Hagenaars:
‘Bestuurders moeten vóór alles
zelf integer zijn, helder,
duidelijk, consistent.
En de juiste prikkels geven’
op twee publicaties per jaar, dan ging die kwaliteits norm
vanzelf omhoog. Ik denk dat de affaires van de laatste jaren
een soort wake-up call zijn geweest. Af en toe heb je zo’n
schok nodig. We hebben altijd geweten dat het om kwaliteit
gaat. En dat kwaliteit iets anders is dan aantallen publicaties.
Wereldwijd zie je een debat op gang komen over slow
science. Als iemand één heel mooi artikel schrijft, of één heel
invloedrijk boek, dan zou dat net zo zwaar moeten wegen
als dertig doorsneepublicaties. Zelf put ik hoop uit de vrijepublicatiebeweging.
Dat je het peer-reviewsysteem afschaft
en je je publicaties open neerzet op internet. Als niemand
aandacht aan je artikel besteedt, dan is het zo vergeten. Als
het heel slecht is, komt er gegarandeerd allerlei commentaar.
Net als bij Wikipedia.”
Carsten de Dreu: “Bestuurders zullen fraudeurs als Stapel
nooit helemaal voorkomen, maar ze gedijen in een klimaat
waarin alleen de hoeveelheid gegenereerde publicaties,
grants, en medailles telt. In zo’n klimaat wordt de beloning
om uit de bocht te vliegen en de zaak te beduvelen heel
groot. Bestuurders zouden zich moeten afvragen: wat willen
we van wetenschappers? Hoe kunnen wij een klimaat
scheppen waarin zij de vrijheid hebben om zich te blijven
ontwikkelen, en bijzondere ontdekkingen te doen? Nee, dat
vind ik niet wijzen naar les autres. Het zijn de bestuurders
die besluiten hoeveel ruimte en middelen we krijgen. Zij
zijn het die nu andere doelen stellen dan tien, twintig jaar
geleden.”
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Jacques Hagenaars: “Bestuurders moeten vóór alles zelf
integer zijn, helder, duidelijk, consistent. En de juiste
prikkels geven. Ze moeten het niet moeilijker maken voor
wetenschappers om op het rechte pad te blijven. Dat betekent
dat ze het blinde tellen niet moeten bevorderen, niet
moeten eisen dat je tegelijkertijd én veel publiceert én veel
in de media komt én veel geld binnenhaalt. Of het zou
helpen als universiteiten meer aandacht besteedden aan
deugdenethiek en wetenschapsfilosofie? Dat weet ik niet.
Studenten krijgen daar al college in, maar normen en waarden
leer je in de praktijk. Stel dat mijn leermeester destijds
een beetje slordig was geweest, en methodologie en statistiek
eigenlijk onzin had gevonden. Dan had ik het minder
grondig geleerd. Mijn studenten op hun beurt zouden het
nog minder grondig hebben geleerd. Het gaat tegenwoordig
misschien wel te veel om vaardigheden. En te weinig om de
fundamentele principes.”
Thema Thema The
hema Thema The
Carsten de Dreu: “Ik vind helemaal niet dat we terug moeten
naar de handboeken wetenschapsfilosofie. Mijn ervaring
is dat de meeste onderzoekers heel integer proberen te
werken. Wetenschappers weten dondersgoed hoe het moet,
daar moeten bestuurders zich niet mee bemoeien. Wat zij
moeten doen is ophouden met allerlei dingen bedenken die
de mensen op de werkvloer onder druk zetten. Onder druk
wordt alles vloeibaar, ook integriteit.”
hema Thema Them
Jacques Hagenaars: “Soms denk ik: deze ontsporingen hebben
ook te maken met de invloed van het postmodernisme.
Dat relativeerde alles: wetenschap is ook maar een verhaal,
jij hebt jouw waarheid, ik heb mijn waarheid. Maar het feit
dat de waarheid moeilijk te vinden is, wil niet zeggen dat ze
relatief is. En het wil zeker niet zeggen dat methodologisch
alles maar kan. De grondregels mag je nooit loslaten.”
ema Thema Them
ema Thema Them
hem
ema The
Investeren of uitgeven – dat is de vraag
Wat moet er gebeuren om het hoger onderwijs gereed te maken voor de 21 ste eeuw? Hoe maak je er een werkelijk
innovatief, lerend systeem van? ‘We zouden best op dezelfde voet kunnen doorgaan’, zegt Peter van Lieshout.
‘Maar daar betalen we wel een prijs voor.’
Het is te rustig in onderwijsland
Peter van Lieshout over het hoognodige debat
H
et gebeurt zelden dat een lijvig rapport van de
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
(WRR) zoveel stof doet opwaaien als Naar een lerende
economie. Sinds de publicatie, in november 2013,
heeft hoofdauteur Peter van Lieshout het er maar druk mee.
Nog steeds regent het uitnodigingen voor lezingen, debatten,
seminars.
Op zo’n impact, zegt de hoogleraar in zijn fraaie huis nabij
het Utrechtse Wilhelminapark, hoopte hij stiekem wel.
“Maar dit rapport heeft een gevoelige snaar geraakt op een
manier die niemand kon voorzien. Alles en iedereen wil
er heel graag over doorpraten. Grote bedrijven, ik zal geen
namen noemen, zeggen: kom nou eens langs bij onze raad
van bestuur. Daar weten ze natuurlijk heel goed wat er in de
wereld gebeurt, en toch zeggen ze: wij willen een gesprek
voeren over waar we nu eigenlijk staan.”
Lachje. “Ik wil graag denken dat deze impact te maken met
de kwaliteit van het rapport, maar als ik heel eerlijk ben
‘Met alle respect voor Th&ma:
ik zie te weinig mensen
die dat grote verhaal
kunnen vertellen’
TH MA themahogeronderwijs.org
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
ma Thema Thema
heeft die vooral te maken met het feit dat het raakte aan een
debat waarmee iedereen al bezig was. Je merkt dat het gevoel
van vanzelfsprekendheid erg is afgenomen, op allerlei
fronten. Wij denken niet meer dat het altijd wel goed zal
blijven gaan met ons.”
a Thema Thema
U bedoelt: ouders hebben niet langer het idee dat hun kinderen
het beter krijgen dan zij?
“Zeventig procent van de ouders denkt zelfs dat het met
hun kinderen slechter zal gaan. Dat is een fors percentage
en absoluut nieuw. De wereld is, met de opkomst van China
en Oost-Azië, een stuk groter geworden. Dat heeft op
termijn consequenties. Wij beginnen te beseffen dat wat
daar gebeurt niet alleen maar kopieergedrag is en een soort
inhaalgroei – catch up growth, zoals de Amerikanen dat zo
mooi noemen. Ze hebben er eigenstandige ontwikkelmodellen
die misschien maken dat ze Nederland op alle punten
voorbij zullen streven.”
Dat ouders denken dat het hun kinderen het niet beter zullen
krijgen, heeft volgens Van Lieshout óók te maken met
de veranderende rol van het onderwijs. “Mensen zien het
niet meer als de emancipatiemotor die het eigenlijk honderd
jaar lang was. De verheffingsrol die het vervulde neemt
af. Ik heb het afgelopen jaar gemerkt dat Nederland hunkert
naar nieuwe perspectieven op onderwijs. Van het primair
onderwijs tot en met het universitair onderwijs – overal
snakken ze naar het grote verhaal. Hoe ziet de toekomst eruit?
Wat willen we met ons onderwijs? Wat is onze diepere
opdracht? Die vragen dringen zich op, juist omdat de emancipatieopdracht
is weggezakt. Want dat onderwijs alleen een
economische functie heeft, vinden mensen te simpel – terwijl
dat wel het belangrijkste verhaal is geworden. En, met
alle respect voor een blad als Th&ma, in de
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema T
11
hema Thema The
TH MA 5-14
12
Investeren of uitgeven – dat is de vraag
onderwijswereld staan geen mensen op die dat grote verhaal
kunnen vertellen.”
Daar denkt het onderwijs niet over na?
“Te weinig, vind ik. Ik hoor bijvoorbeeld van directeuren in
het voortgezet onderwijs dat ze absoluut niet weten waar ze
aan toe zijn. Zij krijgen leerlingen aangeleverd als ze twaalf
zijn, daar is al wat mee gebeurd en die moeten ze verder
brengen. Maar waarheen? Wat is, vragen ze zich af, onze
opdracht eigenlijk? Ze hunkeren naar een plaats waar dat
bredere verhaal bediscussieerd kan worden.”
Wie is
Peter van Lieshout?
Peter van Lieshout (Den Bosch, 1958) studeerde psychologie
en filosofie aan de Universiteit Utrecht en aan
de Sorbonne in Parijs. In 1989 promoveerde hij aan de
Rijksuniversiteit Groningen in de sociale filosofie. Achtereenvolgens
was hij onderzoeker bij het Nederlands
Centrum Geestelijke Volksgezondheid en directeur van
het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn. Ook
werkte hij bij bij het ministerie van volksgezondheid
als directeur-generaal gezondheidszorg en bij het ministerie
van sociale zaken als project-directeur-generaal
sociale zekerheid en zorg. In 1992 werd hij benoemd
tot hoogleraar theorie van de zorg aan de Universiteit
Utrecht.
In 2003 trad hij toe tot de Wetenschappelijke Raad
voor het Regeringsbeleid (WRR). Daar was hij medeverantwoordelijk
voor de rapporten De verzorgingsstaat
heroverwogen (2006), Minder pretentie, meer ambitie.
Ontwikkelingshulp die verschil maakt (2010) en Naar een
lerende economie. Investeren in het verdienvermogen van
Nederland (2013).
Denkt de politiek voldoende na over onderwijs?
“Ook te weinig. Het onderwijs is een erg verweesd terrein.
Om de beeldspraak even door te trekken: de politiek doet de
laatste jaren heel áárdig voor de wees. Ze ontziet haar, zoals
je met een wees vaak doet: ze is zielig, ze is haar ouders
kwijtgeraakt, ze heeft al zo’n trauma te verwerken gehad.
Welnu, net zo wordt het onderwijs niet langer afgeknepen,
de grote bezuinigingen zijn van de baan. Een grote rol
speelt daarin het rapport van de commissie-Dijsselbloem uit
2008. Daardoor heerst er nu een waanzinnig grote angst
voor vernieuwing en verandering. Dat is specifiek Nederlands,
want in bijna alle westerse landen geldt onderwijs op
dit moment als het belangrijkste speerpunt van beleid. Dat
gebeurt vanuit het idee dat als je een samenleving vorm wilt
geven – of dat nu is langs de kant van economische groei
of langs de kant van burgerschapsvorming – onderwijs het
belangrijkste instrument is.”
hema Thema The
En dat vertaalt zich elders ook financieel?
“Ja. Je ziet dat bijna alle Europese landen forse financiële
impulsen geven aan onderwijs, al leggen ze verschillende
accenten. In Zweden hebben ze zevenhonderd miljoen
ingezet voor het hbo. In samenwerking met het bedrijfsleven
moet dat in zes, zeven jaar op een hoger plan zijn
gebracht. In Zwitserland zie je een vergelijkbare beweging.
Polen kiest voor de aanpak van het primair onderwijs. Daar
zijn ze zo slim geweest, toen ze lid werden van de Europese
Unie, om het onderwijs helemaal om te gooien. Voornaamste
ingrediënten: heel strak georganiseerde, stevige lessen
en niet accepteren dat leerlingen dingen niet snappen. Wij
vinden dat wat schools, maar het loopt als een trein. In de
laatste Pisa-scores stond Polen boven Nederland. Duitsland
kiest voor verbetering van de universiteiten. Die zijn daar
om allerlei historische redenen de afgelopen vijftig jaar rela-
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
ma Thema Thema
ma Thema Thema
hema T
ma The
Investeren of uitgeven – dat is de vraag
tief verwaarloosd. Duitsland pakt het heel systematisch aan.
Als een universiteit excellent presteert, krijgt ze jaarlijks 10
procent meer budget – cumulatief, welteverstaan. Er is net
besloten om dit initiatief ook na 2018 te laten doorlopen. En
Vlaanderen zet in op een enorme herziening van het voortgezet
onderwijs. Heel spannend, wat daar gebeurt.”
Wat is er spannend?
“Vlaanderen kende een vergelijkbaar model als Nederland.
Op twaalfjarige leeftijd werden kinderen gesplitst
in twee lijnen: óf je bent goed in vaardigheden óf je bent
cognitief aangelegd – wat bij ons vmbo en havo-vwo is,
zeg maar. Maar Vlaanderen heeft gezegd: dat willen we
niet langer. Wij willen geen samenleving die twaalfjarigen
scheidt in blue collar-workers en white collar-workers. Dat
was misschien mooi voor de negentiende eeuw, toen we
een soort industriepopulatie moesten kweken. Maar dat
past niet in de diensteneconomie van de eenentwintigste
eeuw, waar mensen toch permanent moeten kunnen leren,
en waar het onderscheid tussen vaardigheden en cognitie
vervaagt. Een veertienjarige kan bijvoorbeeld Frans doen
op havo-2-niveau, Engels op vwo-3-niveau en boekhouden
TH MA themahogeronderwijs.org
ma Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema T
Thema Thema Th
op vmbo-4-niveau. En in de loop van de tijd kan hij tempo
maken om sommige vakken op een hoger plan te brengen.
Het belangrijkste blijft de leerling. Wat zijn zijn ambities en
vermogens? Hoe kunnen we die ontwikkelen?”
Zo’n systeemverandering, weet Van Lieshout, grijpt diep in.
“Je moet kijken naar de manier waarop je roosters maakt,
naar je onderwijsmateriaal, naar je docenten, je gebouwen.
Nederland zou van zulke ingrepen een hartverzakking krijgen,
er komen meteen honderden argumenten om het niet
te doen. Vlaanderen toont het lef om die stappen te zetten.
Dat past in een cultuur waarin onderwijs als een heel
belangrijk instrument wordt gezien om een samenleving
verder te brengen. Bij ons blijft het onderwijs nog wel even
de getraumatiseerde wees. Het beleidsadagium hier is: de
overheid moet zijn handen overal van aftrekken, je moet
individuele docenten alle ruimte bieden, dan ontstaan er
vanzelf een spontaan proces.”
Thema Thema Th
Thema Thema Th
En dat is niet zo, denkt u? Je moet wel degelijk sturen?
“Jazeker. Alleen moet je dat niet doen via het klassieke model
van een grote onderwijshervorming. Dat zou in Nederland
op dit moment te veel weerstand oproepen. Het minste
hema Thema The
13
hema Thema The
TH MA 5-14
Investeren of uitgeven – dat is de vraag
wat je zou kunnen doen, is zeggen: luister, we hebben toch
wel een probleem. De kwaliteit van de docenten, bijvoorbeeld,
laat echt te wensen over. Het is een beetje oudemannenpraat,
maar toen ik naar de middelbare school ging,
stonden er mensen voor de klas met een academische opleiding.
Nu is de norm dat ze een hbo-opleiding hebben. En
een kwart van de lessen wordt door onbevoegden gegeven.”
Het Nederlandse onderwijs kan niet op dezelfde voet doorgaan,
vindt u?
“Dat kan, maar je betaalt er wel een prijs voor.”
Welke?
“De vraag is natuurlijk altijd hoe je de doorwerking van onderwijs
precies in kaart brengt, en hoe je Nederland daarin
weegt. Wij doen het nog niet zo slecht, op een aantal van die
klassieke parameters. Maar het is ook een beetje de wet van
de remmende voorsprong. Van de westerse landen zijn wij
het land dat de afgelopen jaren het minst gestegen is. Wij
zijn een van de weinige landen die geen vooruitgang in die
scores te zien geven. Wij maken geen tempo, waar andere
landen driftig bezig zijn tempo te maken. Als je op termijn
onvoldoende nadenkt over hoe je een lerende economie moet
zijn, dan zul je de gevolgen zien in economische prestaties.”
Precies dat debat –over de vraag hoe je van het onderwijs
een innovatief, lerend systeem kunt maken – wordt naar
Van Lieshouts smaak ‘veel te weinig’ gevoerd. “Als ik tegenwoordig
spreek voor onderwijsgevenden, gebruik ik als
startzin: ‘Van alle maatschappelijke systemen is onderwijs
het minst een lerend systeem.’”
Dan zitten ze meteen rechtop, neem ik aan?
“Om het in brechtiaanse termen te zeggen: het is bijna een
Publikumsbeschimpfung. Het valt steevast stil. Maar uiteindelijk
geven ze me volstrekt gelijk. Iedereen in de onderwijswereld
wéét ook dat het zo is. En wat bedoel ik daarmee?
Er is niemand die bijhoudt wat goede onderwijsmethoden
zijn. Je hebt een paar vakgroepjes, maar op de universiteit is
onderwijskunde absoluut minuscuul. Docenten hebben ook
geen verplichte nascholing, zoals artsen kennen. Het onderwijs
is niet georganiseerd als een systeem dat innovatie
stimuleert.”
hema Thema The
14
‘Nederland zou van zulke
ingrepen
een hartverzakking krijgen.
Vlaanderen toont het lef
om die stappen te zetten’
Hoe bereik je dat er meer ruimte komt voor vernieuwingen? Hoe
voorkom je dat mensen de hakken in het zand zetten?
“Ten eerste moet je zorgen dat er kennis en ondersteuning
beschikbaar is. Je kunt van een directeur niet verlangen dat
hij alles zelf bedenkt. En daar horen ook vormen van toegepast
onderzoek bij. Helaas hebben we die ondersteuningsstructuur
voor een groot gedeelte afgebouwd in Nederland,
zeker als je dat vergelijkt met andere maatschappelijke
sectoren. Het is toch merkwaardig dat bijvoorbeeld onderwijsmethodes
zelden met elkaar worden vergeleken? Dat
er niet wordt gekeken: wat zijn de beste ingrediënten van
de verschillende modellen en hoe kun je die combineren?
Als in de gezondheidszorg drie huisartsen griep op drie
verschillende manieren zouden behandelen, dan zouden ze
even kijken of sommige patiënten misschien beter af zijn
dan anderen, of daar misschien een les in zit. Dat gebeurt
in het onderwijs hoegenaamd niet.”
Ten tweede zou je volgens Van Lieshout het onderwijs kunnen
verplichten om te innoveren. “Dat moet je uiteindelijk
gewoon in financiële zin doen. Nu krijgen sommige scholen
het predikaat ‘excellente school’. Dan zit de beloning vooral
in status. Maar dat is onvoldoende. Je moet daar toch een
iets stevigere lijn in zetten en zeggen: wie het echt goed
doet, die krijgt daar een serieuze beloning voor, en niet alleen
een knuffel van de staatssecretaris. Mensen die interessante
dingen moeten daar geld voor krijgen, maar dan wel
gekoppeld aan de vraag hoe je zo’n heel systeem als lerend
systeem organiseert.”
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
Universiteiten hebben volgens Van Lieshout óók een probleem.
“Het onderwijs daar is geprofessionaliseerd, dat vind
ik heel positief. Dertig jaar geleden bedacht de individuele
docent zelf wat hij wilde doen of laten. Je ziet dat ze er nu
veel serieuzer werken aan de ontwikkeling van curricula. Tegelijkertijd
zie je dat onderzoek zo belangrijk is geworden dat
de talentvolle mensen allemaal daarin meegezogen worden.”
ma Thema Thema
Uw rapport constateert dat wetenschappers onderwijs tegenwoordig
beschouwen als een hinderlijke onderbreking van hun echte werk.
“Als je boven de vijfenvijftig bent, kun je je misschien neerleggen
bij de onvolkomenheden van het leven. Ben je jonger,
dan moet je wel de ambitie hebben om zoveel mogelijk
uit het onderwijs weg te komen. Laten we eerlijk zijn: rankings
krijgen steeds meer gewicht. En ze gaan alleen maar
over je onderzoeksprestaties, niet over je onderwijsprestaties.
Dat is een heel subtiel proces, want tot in de jaren
tachtig waren universiteiten natuurlijk vooral onderwijsinstellingen,
waar in de avonduren een beetje aan onderzoek
werd gedaan.”
ma Thema Thema
hema T
ma The
Investeren of uitgeven – dat is de vraag
De kwestie is volgens Van Lieshout nu hoe je het universitaire
bestel zo organiseert dat onderzoek, onderwijs en
‘de opdracht om iets voor de buitenwereld te doen’ van de
grond komen. “Want als iedere individuele universitair medewerker
én een briljant docent moet zijn, én toponderzoek
moet doen, en ook nog eens met allerlei bedrijven moet samenwerken
– dan wordt het niks. Misschien lopen er twee
of drie rond die dat kunnen, maar daar mag je je model
niet op bouwen. Je moet je model zo bouwen dat mensen
mogen differentiëren. Dat sommige medewerkers meer het
een doen, anderen meer het ander. Maar die stap durven de
universiteiten nog niet te zetten. Ze zijn nu heel, heel, heel
voorzichtig aan het te kijken of je een prestatie-elementje
kunt inbouwen. Ik geloof dat 7 procent van de basisfinanciering
tegenwoordig prestatiegerelateerd is. Die debatten
worden nu met colleges van bestuur gevoerd. Voordat dat
beleefd wordt op het niveau van een individuele medewerker
zijn we wel een decennium verder.”
Hoe breng je de kwaliteit van het onderwijs aan de universiteiten
en de hbo’s omhoog?
“Je ziet al gebeuren dat het onderwijs weer meer apart georganiseerd
wordt – juist om te zorgen dat het niet helemaal
TH MA themahogeronderwijs.org
ma Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema T
Thema Thema Th
ondergesneeuwd raakt door onderzoek. Dus dan krijg je
aparte onderwijsbachelorschools, waar mensen werken met
een aparte onderwijsopdracht. Die besteden 80 procent van
hun tijd aan onderwijs, de rest is voor verdieping of voor
publicaties. Wat mij betreft zouden zij trouwens vooral voor
een Nederlands publiek moeten schrijven. In het klassieke
systeem tellen alleen internationale publicaties mee, terwijl
Nederlandstalige natuurlijk net zo belangrijk zijn.”
Thema Thema Th
Maar de basis voor het hoger onderwijs is heel goed onderwijs.
“Heel goed en heel generalistisch, die beweging zie je natuurlijk
nu al.”
Thema Thema Th
Moet er ook iets gebeuren in de hoeveelheid geld die wij als samenleving
over hebben voor onderwijs?
“Laat ik de parallel met het weeskind weer even oppakken.
Je kunt als pleegouders zeggen: ze heeft het zo zwaar, ze
is zo zielig. Dus we geven haar extra kleedgeld, een dure
smartphone, spulletjes van Louis Vuitton. Maar is dat waar
het weeskind werkelijk behoefte aan heeft? Je koopt haar
eigenlijk af, het kan contraproductief werken. Zo’n kind
wordt een verwend nest.”
hema Thema The
15
ma Them
TH MA 5-14
Investeren of uitgeven – dat is de vraag
ma Thema Thema
16
Er hoeven dus geen extra miljarden naar het onderwijs?
“Niet als startpunt. Laten we het debat niet beginnen met
geld. De ervaring leert dat de betrokken partijen de neiging
hebben om te zeggen: kom maar hier met die miljoenen,
die stoppen we in de cao. Laten we het debat beginnen met
de vraag hoe we van het onderwijs echt een lerend, innovatief
systeem maken. Hoe zorg je ervoor dat het onderwijs
werkelijk naar buiten kijkt, hoe kun je prestatie-elementen
een rol laten spelen, hoe kun je een mate van differentiatie
aanbrengen die productief is? Als dan blijkt dat er geld bij
moet, prima. Maar dat zou niet het startpunt moeten zijn.”
Want, waarschuwt hij, als je dat debat niet voert, dan keert
zich dat als een boemerang tegen je. “Dan zegt de politiek
straks: we hebben die wees wel heel dure spullen gegeven,
maar die hebben van haar geen beter mens gemaakt.”
Het WRR-rapport gaat ook uitvoerig in over de verhouding tussen
wetenschappelijk onderwijs en hbo. Hoe zou die in de ideale
wereld moeten zijn?
Op de lange termijn, zegt Van Lieshout, zou hij in het
hoger onderwijs ‘veel meer differentiatie’ willen zien dan
het tweestromenland dat het in Nederland nu nog te veel
is. “Ooit was het idee dat universiteiten opleiden tot wetenschapper,
en het hbo professionals aflevert. In Zweden
hebben ze gezegd: het verschil tussen hbo en wo is eigenlijk
onzin. Je hebt opleidingen die kwalificeren voor wetenschappelijke
vervolgstappen en opleidingen die kwalificeren
voor professionele praktijken. Maar daartussen is geen kwaliteitsverschil.
Je hebt simpelweg een range aan afstudeermogelijkheden.”
Ook in Nederland ziet Van Lieshout al hoopvolle ontwikkelingen.
“In de komende tien, twintig jaar zal het onderscheid
tussen hbo en wo steeds verder afnemen en de
differentiatie toenemen. De universiteiten maken al honour
tracks voor de beste studenten, de university colleges komen
‘Het wordt niks als iedereen
én briljant docent
moet zijn, én toponderzoeker
én met bedrijven moet
samenwerken’
een eind in die richting. En ook het hbo is aan het verbreden.
Ze willen geen platte vakopleidingen meer, ze willen
studenten voldoende generalistisch opleiden, reflexief,
breed inzetbaar. Het puur beroepsgerichte, functionele van
het hbo wordt al ernstig gerelativeerd. Op de universiteit
is de omgekeerde beweging gaande. Die levert allang niet
meer alleen wetenschappers af – al zie je dat veel vakken
nog wel zo gestructureerd zijn. Nu al komt 95 procent van
de studenten niet in de wetenschap terecht, heeft ook helemaal
niet die ambitie of de kwaliteiten om daarin terecht
te komen. De overgrote meerderheid vindt werk in het bedrijfsleven
of in de publieke sector.”
a Thema Thema
a Thema Thema T
En dan kiest de student op zeker moment voor of de beroepsgerichte,
of de wetenschappelijke kant. Universiteit en hbo zijn dan
helemaal in elkaar opgegaan?
“Nee, we hebben in Nederland nog een lastig probleem. Je
kunt die beide niet zomaar samenvoegen, want het hbo is
toegankelijk na vijf jaar havo – waardoor de bachelor van het
hbo niet helemaal vergelijkbaar is met de bachelor van de
universiteit. Er zit een kwaliteits- en een statusverschil tussen
hbo en wo. In die zin hebben we nog een slag te maken.
In veel landen hebben ze dat al gedaan. In Engeland verlaat
iedereen op achttienjarige leeftijd de middelbare school,
met vakken op verschillende levels. Hetzelfde geldt voor de
Scandinavische landen. Daar differentiëren ze ook in het
voortgezet onderwijs en stroomt iedereen op zijn achttiende
uit. Zo maak je het onderwijs gepersonaliseerd. Mensen
kunnen met een soort portfolio afstuderen op verschillende
niveaus. Dat geeft entree tot verschillende bacheloropleidingen,
afhankelijk van hoe dat portfolio eruitziet. Op termijn
is dat een mooi model.”
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Dat zou de WRR graag zien.
“Precies. Besef wel: Nederland groeit toe naar het moment
waarop 50 procent van de achttienjarigen naar het hoger onderwijs
gaat. Dan is het erg onlogisch om te zeggen: er zijn
maar twee smaken: hbo of wo. Zo’n enorme groep mensen
wil je een pakket bieden van zwaar of minder zwaar, meer
praktijkgericht of meer wetenschappelijk. Een keuzepalet.
Want iedereen in een mal te stoppen is met dat soort aantallen
onverstandig. De universiteit was ooit een eenheidsworst,
maar dat was wel toen 3 procent van de bevolking
ging studeren.”
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Maar hoe nodig deze hervormingen ook zijn, zegt Van Lieshout,
ga alsjeblieft niet weer zoiets ingrijpends doen als
de invoering van het studiehuis of de middenschool. “Want
als je het in dat soort termen doet: allemaal zandzakken
voor de deur. Wel kan ik me voorstellen dat je zegt: laten we
kijken naar Vlaanderen. Zorg ervoor dat leerlingen vakken
op havo- én op vwo-niveau kunnen doen. Zo worden havo
en vwo niet de benamingen van aparte systemen, maar van
niveaus. Als je die subtiele move weet te maken, zou je al
een heel eind zijn. Dan nog zit je met het probleem van die
Thema Thema The
Thema Thema
Investeren of uitgeven – dat is de vraag
vijf en zes jaar. Maar de havo zes jaar maken zal politiek
heel lastig zijn in Nederland. Zo’n personaliseringslijn is
een manier om hieraan tegemoet te komen.”
De WRR roept in het rapport op tot een onderwijsakkoord à la
het Akkoord van Wassenaar. Hoe moet ik me dat voorstellen?
“Dat grijpt terug op de notie dat je voor structurele veranderingen
tussen de vijf en tien jaar nodig hebt. Met
het Akkoord van Wassenaar in 1982 zeiden de betrokken
partijen: we verplichten ons om het arbeidsbestel te herstucturen
en daar gaan we tien jaar lang mee aan de slag.
Ik zou me bij onderwijs kunnen voorstellen dat je zegt: de
grote slag is nu om er een lerend systeem van te maken.
Dat kost ons tien jaar. Dat heeft gevolgen voor de ondersteuningsstructuur,
voor bij- en nascholing, voor de rol van
de inspectie, voor de financiering. Dat is een heel pakket,
maar dit is waar we de komende tien jaar mee aan de slag
gaan. En daar zijn alle partijen aan gehouden.”
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
Het bedrijfsleven zou daar ook bij betrokken moeten zijn?
“Dat het onderwijs in Nederland geen lerend systeem is,
kun je voor een groot deel terugvoeren op het feit dat het
zo geïsoleerd is. De buitenwereld vraagt er niet zoveel van.
Ouders doen dat wel, maar die willen vooral geen verandering.
Het beste onderwijs, het is een gouden regel, vinden
ouders het onderwijs dat ze zelf genoten hebben. Alle
afwijkingen daarvan zijn per definitie een verslechtering.
Maar ook het bedrijfsleven komt eigenlijk niet veel verder
dan af en toe roepen: ze kunnen geen hamer vasthouden!
Ik vind gekanker nogal een platte manier om je betrokkenheid
te tonen. In Vlaanderen, maar ook in andere landen,
zie je dat werkgevers veel structureler nadenken over wat
de onderwijsstrategie voor de lange termijn zou moeten
zijn. In Nederland denkt VNO-NCW ook wel een beetje
mee, maar niet in de mate als het elders gebeurt. Het zou
erg helpen als externe partijen zich in het debat zouden
mengen – door aan de ene kant eisen te stellen, en aan
de andere kant een bijdrage te leveren. De economie gaat
die en die kant op. Wat voor mensen hebben wij straks
nodig?”
hema Thema The
hema Thema Them
Heeft u een idee hoe de uitkomst van het debat zal zijn?
“Het zal sowieso nog een paar jaar kosten. We moeten
eerst weg van dat trauma. Van het idee dat er alleen een
dichotomie mogelijk is: óf de overheid bemoeit zich ermee
en haalt alles overhoop, óf de ultieme rust. Er heerst in
Nederland al tien, vijftien jaar een rust die we eigenlijk
niet zouden moeten willen.”
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
17
ma Them
TH MA 1-15
18
Vernieuwingen in de praktijk
ma Thema Thema
a Thema Thema
Wie alleen
maar wil
feesten, komt
echt niet
hierheen
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Barbara Oomen
over het succes
van de university
colleges
Thema Thema The
Thema Thema
Vernieuwingen in de praktijk
Waarom doen university colleges het zo goed in Nederland? Waarom zijn ze zo mateloos populair? En kunnen reguliere
hogeronderwijsinstellingen daar wat van opsteken? Jazeker, zegt Barbara Oomen, decaan van het University College
Roosevelt te Middelburg. ‘Onze benadering is: jij wilt leren, daarom zit je hier.’
U
niversity colleges, zegt ze met een lachje, zijn misschien
wel de enige echt ingrijpende vernieuwing
in het hoger onderwijs van de afgelopen decennia.
Sinds 2006 geeft Barbara Oomen les aan het University
College Roosevelt (UCR), sinds 2012 is ze er decaan.
Dean, in het jargon. Het instituut kreeg onderdak in het
voormalige stadhuis van Middelburg, laatgotisch hoogstandje
in het hart van de stad. Oomen ontvangt in haar riant
bemeten werkkamer: hoge zoldering, glas-in-loodramen,
robuust meubilair, boekenkasten, toga’s aan de kapstok,
foto’s met vrolijke studenten, een enkel schilderij. Als deurstopper:
een felrode, hooggehakte pump.
“We werden hier met open armen ontvangen”, zegt de dean.
“Honderden jaren kende Middelburg geen universiteit, ineens
weer wel. Doordat we de enige in de regio zijn hebben
we een bevoorrechte positie. Projecten opzetten met instellingen,
met de gemeente of met de provincie – het gaat zo
gemakkelijk. En de kleinschaligheid maakt dat we ons nog
meer een gemeenschap kunnen voelen.”
In de beginjaren (‘Dat durf ik nu wel te vertellen’) was de
toeloop naar wat toen nog de Roosevelt Academy heette
niet bepaald indrukwekkend. “We deden wel alsof we wat te
selecteren hadden, maar we waren allang blij dat er mensen
kwamen.” Die tijd is voorbij. Jaarlijks melden zich bij het
UCR twee tot drie keer zoveel kandidaten aan als er plaatsen
zijn. “De collega’s in Amsterdam en Utrecht krijgen echt
duizend aanmeldingen, hoor. Maar ik vind het prima zo.
‘We deden in de beginjaren
wel alsof we wat te selecteren
hadden, maar we waren allang
blij dat er mensen kwamen’
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
De procedure kost veel tijd. En het is helemaal niet leuk om
mensen af te wijzen.”
Anders dan buitenstaanders vaak denken, kijkt het UCR
niet alleen naar eindexamencijfers. “Wij laten studenten toe
op basis van een gesprek over motivatie en belangstelling.
Het gaat ons veel meer om het willen. Zo’n toelatingsgesprek
werkt natuurlijk naar twee kanten. Wij kijken naar de
student, maar we proberen hem ook heel goed duidelijk te
maken wat hij hier kan verwachten. Juist daar gaat het naar
mijn idee op de reguliere universiteiten vaak mis. Bij veel
opleidingen kun je je gewoon inschrijven en in de bankjes
gaan zitten zonder een idee te hebben wat psychologie of
waterbouwkunde eigenlijk inhoudt.”
hema Thema Them
ema Thema Them
De belangrijkste vernieuwing die de university colleges
brachten is volgens Oomen dat onderwijs er werkelijk weer
vooropstaat. “Functioneringsgesprekken met onze docenten
gaan éérst over onderwijs en daarna pas over onderzoek.
Formeel heeft iedere docent hier een dag per week voor onderzoek.
Maar omdat wij het Amerikaanse semestersysteem
volgen, heb je in de zomer drie hele maanden onderwijsvrij.
Dat is relatief luxe vergeleken met faculteiten waar de laatste
hertentamens in juli zijn en het nieuwe studiejaar in augustus
alweer begint.”
De structuur aan de reguliere universiteiten, zegt Oomen, is
‘steeds meer’ geworden dat wetenschappers hun eigen onderzoekstijd
moeten verdienen – bijvoorbeeld door beurzen
binnen te halen. “Daar zit veel druk op. Dus als je een beetje
snugger bent wijd je je tijd daaraan. En ben je halverwege
een beurs, dan moet je alweer een nieuwe aanvragen. Alle
tijd die je besteedt aan je onderwijs gaat ten koste van je
publicatie-index, dus van je carrièreperspectief. Of je goed
kunt lesgeven, telt daarin niet mee.”
Didactiek, pedagogiek, hoe je lesgeeft – het waren volgens
Oomen voor de universiteiten lange tijd ‘onbelangrijke’
vaardigheden. “Als je gepromoveerd was, wist je blijkbaar
genoeg van een vak om het te doceren. Dat lesgeven een
discipline apart is, daarvan was geen besef. En wie wél
goed kon doceren, werd er niet voor beloond. Dat zie je nu
trouwens wel veranderen. Je merkt dat het weer een thema
wordt, bijvoorbeeld in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs.
Maar het gaat langzaam, heel langzaam.”
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
19
ma Them
TH MA 1-15
20
Vernieuwingen in de praktijk
ma Thema Thema
‘In de VS is het totaal
normaal, bijna
noblesse oblige,
om eerstejaarscolleges
te geven. In dit land
ben je een sukkel’
Barbara Oomen: ‘We konden de antizesjescultuur van de grond af opbouwen’.
University colleges als het UCR, zegt Oomen, oefenen
grote aantrekkingskracht uit op wetenschappers met een
hartstocht voor lesgeven. “Al onze docenten kiezen daar
heel bewust voor. Zo hadden we een hoogleraar theaterwetenschappen,
hij is net gestopt, die in Rome woont. Hij nam
op dinsdagavond het vliegtuig om hier de hele woensdag
les te geven, en dan vloog hij weer terug. Hij was allang met
emeritaat, maar hij vond het heerlijk. Zulke docenten vinden
hier wat ze in die grote collegezalen al die jaren hebben
gemist.”
University colleges vonden hun inspiratie in de Verenigde
Staten. “Daar zijn onderwijs en onderzoek veel meer met
elkaar verweven. Het is er totaal normaal, bijna een soort
noblesse oblige, om colleges aan eerstejaars te geven. En hoe
hoog je ook stijgt in je carrière, je blijft onderwijs geven. Wij
hebben, vind ik, in Nederland een stelselprobleem. Als je
hier een grote onderzoeksbeurs krijgt, koop je je in feite uit
het onderwijs uit. Dus hoe briljanter je bent als onderzoeker,
des te groter de kans dat je geen colleges meer geeft.”
a Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
En de sukkels blijven over?
“Dat is niet zo, maar in elk geval voelt het zo. Totaal ten
onrechte, natuurlijk. Zelf denk ik: hoe beter je bent als we-
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema The
Thema Thema
Vernieuwingen in de praktijk
tenschapper, des te beter je anderen kunt meenemen in je
vakgebied. Hier wordt erg nagedacht over pedagogiek en
didactiek. Hoe leren studenten? Wat werkt wel, wat niet?
We zijn permanent daarover met elkaar in gesprek. Aan de
ene kant leggen we veel nadruk op de klassieke teksten, de
klassieke retorica, de klassieke vaardigheden, de artes liberales
– de Griekse, Romeinse en middeleeuwse traditie van
wat een ontwikkeld mens zou moeten zijn. Daar verandert
weinig in. Maar de manier waarop je kennis overdraagt
en studenten voorbereidt op hun rol in de maatschappij,
vraagt om permanente innovatie. Daarmee bedoel ik: telkens
reflecteren op je eigen lespraktijk. We hebben nu een
hoogleraar onderwijsexcellentie. Laatst was er weer een hele
dag over nieuwe lesmethoden: hoe zet je een cursus meteen
goed neer, hoe maak je gebruik van technologie, hoe maak
je de lessen interactief? Collectief zijn we heel erg bezig met
hoe we studenten kunnen laten excelleren. En uit evaluaties
blijkt dat hun waardering voor de docenten ongelooflijk
hoog is.”
De prestatiecijfers van het UCR zijn zonder meer indrukwekkend
te noemen. Van de eerstejaars studeert 82 procent
daadwerkelijk af. Bovendien haalt 94 procent van de alumni
het diploma binnen de termijn van drie jaar. Heeft de dean
een verklaring voor die fraaie percentages?
“Het zal een combinatie zijn”, zegt ze. “Een belangrijke
reden is dat we selecteren op motivatie. Als je denkt: ik ga
mijn hele studietijd alleen maar feesten, dan kom je echt
niet hiernaartoe. Daarnaast nemen wij studenten aan met
een brede belangstelling, die hier alle tijd krijgen om rond
te kijken. Aan een reguliere universiteit ben je zo een jaar
kwijt als je ontdekt dat het vak dat je koos niks voor jou is.
Dat speelt hier niet. De context die wij bieden is bovendien
vrij schools. We kennen bijvoorbeeld geen hertentamens.
Ieder vak duurt dertig keer twee uur, en je hebt sowieso
zestien uur college per week. Verder is er aanwezigheidsverplichting,
en word je geacht permanent je best te doen. De
cultuur is: je hebt je voorbereid op de les. Studenten socialiseren
elkaar ook daarin.”
Hoe is die cultuur tot stand gekomen?
“Mijn eerste les in 2006 was wat dat betreft een eyeopener.
Ik begon met te vertellen wat er in het boek stond. Ja, was
de reactie van de studenten, dat hebben we allang gelezen.
Kom eens met wat nieuws! Ik raakte enigszins in paniek.
Hoe ga ik dat doen? Ik moet nog negenentwintig colleges
geven! Fascinerende ervaring, vond ik het.”
Inmiddels weet Oomen dat je zo’n cultuur kweekt door
‘verwachtingen neer te zetten’. “Dat doen we van meet af
aan welbewust. De studenten die bijvoorbeeld afgelopen
september begonnen, heten drie jaar lang consequent Class
of 2018. Met andere woorden: wij verwachten dat jij in 2018
afstudeert. Onze benadering is: jij wilt leren, daarom zit je
hier. Zo trek je jonge mensen aan die het leuk vinden om
het optimale uit zichzelf te halen, om werkelijk wijzer te
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
Wie is
Barbara Oomen?
Barbara Margareta Oomen (Amsterdam, 1969) studeerde
rechten en politicologie aan de Universiteit van
Amsterdam, en promoveerde in 2002 (cum laude) aan
de Universiteit Leiden. Ze doceerde onder meer aan
de Universiteit van Amsterdam, de Universiteit van
Kaapstad en aan Columbia University, New York. Sinds
2006 is ze als docent rechten verbonden aan wat toen
nog de Roosevelt Academy heette, inmiddels omgedoopt
tot University College Roosevelt. In 2012 volgde
haar benoeming tot dean, als opvolger van grondlegger
Hans Adriaansens. Daarnaast is ze hoogleraar sociologie
van de mensenrechten aan de Universiteit Utrecht.
Eerder was Oomen lid van de Staatscommissie Grondwet,
van de Commissie Mensenrechten van de Adviesraad
Internationale Vraagstukken en voorzitter van het
Platform Mensenrechten.
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
worden, om over grote ideeën in gesprek te gaan. En dat als
hoofdmoot. Niet als iets wat ze naast andere activiteiten in
hun leven doen.”
Natuurlijk, zegt Oomen, het UCR kon deze ‘antizesjescultuur’
van de grond af opbouwen. “We trokken docenten aan
die onze filosofie delen, en trokken studenten aan die onze
filosofie delen. Ik zie heus wel dat het heel moeilijk is om in
een groot, log, driehonderd jaar oud instituut zo’n cultuuromslag
teweeg te brengen.”
ema Thema Them
Daar luidt de klacht dat studenten soms niet in beweging te
krijgen zijn.
“Dat ken ik uit mijn jaren aan die heel grote rechtenfaculteiten.
Ik denk dat jongeren als ze gaan studeren wel
degelijk gemotiveerd zijn. Tegelijkertijd denk ik dat er veel
wordt gedaan om die motivatie te killen. Hier zie ik ook
wel achttienjarigen binnenkomen, vaak jongens trouwens,
van wie de motivatie niet heel erg afstraalt. Toch slaan ze
op een gegeven moment aan. Het scheelt natuurlijk nogal
of je als docent vijfhonderd studenten voor je hebt, of een
eerstejaarsgroep van hooguit vijfentwintig. Dan kun je bij
een college rechten zeggen: ik zie dat jij geïnteresseerd bent
in gamen. Ga jij nou eens kijken hoe het zit met het online
copyright. Het is ook veel makkelijker om de motivatie aan
te zwengelen als je je studenten goed kent.”
ema Thema Them
ma Thema Thema
Bekende klacht is verder de geringe bereidheid bij studenten om
boeken te lezen. Hoe is dat hier?
Het is ook in Middelburg een punt van zorg, beaamt Oomen.
“Als ze hier binnenkomen, moeten wij ze boeken
a Thema Thema
21
ma Them
TH MA 1-15
22
Vernieuwingen in de praktijk
ma Thema Thema
‘Geloof me,
ik geloofde niet
dat dit alles kon
werken voordat
ik hier kwam’
leren lezen. Dat is geen gegeven meer. Een paar maanden
geleden zei een student nog tegen me: what’s the point of
reading books? Je kunt toch alles vinden via Google? Ik heb
hem proberen uit te leggen dat je het grote verhaal en de
systematiek, zeker bij rechten, echt alleen uit boeken kunt
halen. Dat kun je niet bij elkaar googelen. Boeken lezen,
behoorlijke verslagen schrijven, een redenering met argumenten
onderbouwen – dat krijgen ze niet meer op de middelbare
school. Dat moeten wij ze allemaal bijbrengen.”
Maar de crux, begrijp ik, schuilt in de kleinschaligheid?
“University colleges bewijzen dagelijks de waarde van kleinschalig
onderwijs. Dat is voor alle betrokkenen prettig. Het
is de kleinschaligheid waardoor je een permanente dialoog
kunt hebben. Uit de literatuur over wat studenten doet excelleren,
weten we wat de belangrijkste factor is die daaraan
bijdraagt: de mate waarin zij feedback kunnen geven aan
hun docent. Het gaat dus niet zozeer om de docentfeedback
aan de student. Die is weliswaar belangrijk, maar nog
belangrijker is of studenten kunnen zeggen: dit vind ik
interessant. Of: dit begrijp ik niet. Of: ga daar eens op door.
Hoe meer daar gelegenheid voor is, des te beter studenten
het doen.”
Zo’n proces, zegt Oomen, kun je organiseren. “Door tijdens
of aan het eind van een bijeenkomst te vragen: was het
vandaag duidelijk voor je? Wat vond je het interessantst?
Heb je nog vragen? Daar kun je dan als docent meteen bij
aansluiten. Maar differentiëren kan alleen met vijfentwintig
studenten, met meer kan het al bijna niet meer. Dat kleinschalige
is dus absoluut debet aan het succes.”
De dean noemt nog een factor: de Amerikaans aandoende
hang naar gemeenschapsrituelen. “Ik heb net Mark Rutte
per brief uitgenodigd om onze speaker te zijn deze zomer.
Ik weet niet of hij het gaat doen. Eens in het jaar hebben
we een grote afstudeerplechtigheid, hier op de Markt. De
studenten zijn gekleed in caps and gowns, er komt altijd een
spreker die wijze levenslessen meegeeft.”
Geloof me, zegt ze. “Ik geloofde niet dat dit alles kon werken,
voordat ik hier kwam. Dat je zo’n andere cultuur kunt
neerzetten, waar zowel studenten als docenten wel bij varen.
Want voor docenten is het natuurlijk ook ontzettend
leuk dat je al je studenten kent. Dat je kunt zien wat je aan
hun ontwikkeling toevoegt.”
a Thema Thema
Sinds enige jaren experimenteert het UCR met een nieuwe
onderwijsvorm: undergraduate research – een in Nederland
nog uitzonderlijk fenomeen. Normaal gesproken staat de
bachelorfase immers in het teken van informatieverwerking.
Bachelorstudenten schrijven weliswaar een scriptie,
maar pas in een eventuele master doen ze zelf nieuw onderzoek.
Oomen: “Wij proberen vanaf dag één studenten te betrekken
bij onze eigen projecten. Wij zien dat als een win-winsituatie.
Soms is het gewoon begeleiden en komt er voor
jouzelf niets nuttigs uit. Maar heel vaak wel. Dan schrijf je
samen aan een peer reviewed publication. Ook hebben we
studenten die resultaten presenteren op conferenties over
de hele wereld. Zoiets is natuurlijk een geweldige ervaring.
Niet zelden worden ze helemaal gegrepen door de wetenschap,
en gaan ze er later in door. Twee van mijn eigen studenten
die meewerkten aan een onderzoek naar het vrouwenstandpunt
van de SGP zijn nu aan het promoveren.”
Oomen hoopt dat er in Nederland een fonds komt, bijvoorbeeld
ondergebracht bij het NWO (Nederlandse Organisatie
voor Wetenschappelijk Onderzoek) voor wetenschappers die
samen met hun studenten onderzoek willen doen – net als
de Verenigde Staten al veel langer kennen. “Het is zo jammer
dat zoiets nu niet mogelijk is.”
Nog een opmerkelijke innovatie van het UCR: de aandacht
voor education for global citizenship. De dean: “Wij willen studenten
opleiden tot kritische wereldburgers. Wij willen dat
ze de vaardigheden in huis hebben om zich te engageren.”
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Dat klinkt heel vaag.
“Het betekent gewoon: betrokkenheid tonen bij de samenleving.
Meestal houdt de verantwoordelijkheid van de universiteit
op bij kennisoverdracht. Wij zeggen: wij hebben de
verantwoordelijkheid om burgers af te leveren. Dat hoeven
niet allemaal standaardburgers te zijn met dezelfde meningen,
als ze maar wel goed die meningen kunnen vertolken.
Wij willen dat ze stukken kunnen sturen naar de krant, een
substantiële bijdrage kunnen leveren aan het debat. Dat
ze zich in het publieke domein als intellectuelen kunnen
doen gelden. En we willen geen types die alleen maar in een
weeshuis in India gaan werken, we willen dat studenten
lokaal actief zijn. Onze studenten krijgen bijvoorbeeld een
intensieve cursus over Namibië of Mexico, en tegelijkertijd
geven ze daarover les op scholen hier in Zeeland. En nadat
ze in de zomer in Namibië of Mexico zijn geweest, gaan ze
weer terug naar die scholen.”
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema The
De vraag dringt zich zoetjesaan op. Zijn er ook nadelen te
noemen van het onderwijssysteem zoals dat in Middelburg
Thema Thema
Barbara Oomen bij de zuilengalerij van het UCR.
Vernieuwingen in de praktijk
in praktijk wordt gebracht? “Nou”, zegt Oomen, “een permanent
aandachtspunt blijft de stress. Het te hard moeten
werken. Dit is een gemeenschap van high achievers. Jongeren
die vaak ook sociaal enorm actief zijn, ze doen er van
alles bij, zitten in clubjes en besturen. Stress speelt in onze
maatschappij in bredere zin, maar zeker ook hier. Ze hebben
het zo druk.”
Hoe merkt u dat?
“Aan dat je midden in de nacht een of andere paper krijgt
toegestuurd. Aan burn-outs. Aan huilende studenten in
week 13.”
‘Ook wij moeten de studenten
boeken leren lezen.
Dat is geen gegeven meer.
Ze zien het nut er niet van in.
Je kunt toch alles vinden
via Google?’
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
23
ma Them
TH MA 1-15
24
Vernieuwingen in de praktijk
ma Thema Thema
Radicale keuzevrijheid
a Thema Thema
Sinds vijftien jaar kent Nederland university colleges, ontstaan
vanuit de behoefte de ‘zesjescultuur’ te doorbreken. Utrecht
had de primeur, inmiddels zijn er zeven. Een achtste (in
Leeuwarden) is op komst. Op alle university colleges is
kleinschaligheid de norm. Het University College Roosevelt
(UCR), gesticht in 2004 en gelieerd aan de Universiteit
Utrecht, neemt jaarlijks niet meer dan tweehonderd eerstejaars
aan; een klas telt maximaal vijfentwintig studenten.
Wonen op de campus is voor iedereen verplicht. Gemiddeld
veertig procent van de studenten komt uit het buitenland,
Engels is er de voertaal. Europese studenten zijn jaarlijks
bijna 2700 euro kwijt aan collegegeld, niet-Europese ruim
8.000 euro.
a Thema Thema T
a Thema Thema T
Het UCR biedt de zeer brede bachelor Liberal Arts & Sciences.
Drie jaar lang mogen studenten ontdekken waar hun
talenten en interesses werkelijk liggen. Essentieel, zegt dean
Barbara Oomen, is de ‘radicale keuzevrijheid’ die ze hebben
in hun programma. “Dus als je graag muziek op conservatoriumniveau
wilt combineren met economie, met geneeskunde,
scheikunde, westerse of oosterse filosofie, dan kan
dat.” Verplicht zijn alleen de vier academische kernvakken:
English for Academic Purposes, een moderne taal, retoriek
& argumentatie, methode & statistiek. Het diploma geeft
toegang tot vrijwel alle masteropleidingen in binnen- en
buitenland.
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema The
Thema Thema
‘Een semester duurt 15 weken.
Je moet hier niemand iets
vragen in week 13.
Dan veeg ik ook zelf
Vernieuwingen in de praktijk
mijn agenda helemaal leeg’
Dat is de beruchte week?
“Ja. Een semester telt vijftien weken. Je moet hier niemand
iets vragen in week 13. Dan veeg ik mijn eigen agenda ook
helemaal schoon.”
Wat doet het UCR tegen die werkdruk?
“Ik heb collega’s die hun les beginnen met acht minuten
mindfulness: eerst iedereen laten landen en dan pas aan de
slag. We proberen ook zoveel mogelijk de IT uit te bannen.
Je weet dat op die computer Facebook en wat ook allemaal
aanstaat. Voor de concentratie en om ideeën tot je nemen,
is het vaak beter om alle technologie de deur uit te gooien.
Sommige docenten eisen tegenwoordig zelfs dat de studenten
pen en papier gebruiken. Vorige week ben ik zelf buiten
gaan wandelen met mijn studenten. Ondertussen praatte ik
met ze over leiderschap.”
Dat is een heel oude academische werkvorm.
“Ja, Socrates deed het al zo. Mijn collega van retorica gaat
ook graag de straat op. Zie je de studenten buiten staan oreren.”
Wandelende colleges, pen en papier. Elders zet het hoger onderwijs
juist in op digitalisering.
“We zijn echt wel bezig met IT en onderwijs, hoor. Dit najaar
hadden we er grote bijeenkomsten over: wat moeten wij
ermee? Maar we blijven enigszins sceptisch. We bestuderen
het, het is geen drang. Zelf denk ik dat de opkomst van
MOOC’s (Massive Online Open Courses) het reguliere universitaire
onderwijs langzaam overbodig zal maken. Want
waarom zou je in zo’n grote collegezaal zitten als je dezelfde
stof digitaal kunt krijgen? En dan ook nog eens van een
Harvard-hoogleraar? Maar MOOC’s zullen juist ons type
onderwijs – waar beleving centraal staat, elkaar kennen, de
dialoog, het engagement met de wereld buiten de klas – in
de hand werken. Als je dan toch naar de universiteit gaat,
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
dan wil je dit soort ervaringen. Dan wil je niet met honderden
mensen in de aula zitten.”
Als ik u goed begrijp, dan voorspelt u de ondergang van het
reguliere hoger onderwijs, terwijl de university colleges blijven
bestaan.
“Het heeft ook een financieel aspect. Studeren zal in de toekomst
alleen maar duurder worden. Ik denk dat studenten
waar willen voor hun geld. Als je jaarlijks duizenden euro’s
moet betalen voor je opleiding, dan wil je geen docenten die
eenzijdig allerlei informatie op je af sturen. Dan wil je iemand
met wie je in gesprek kunt gaan, iemand die bijdraagt
aan jouw persoonlijke ontwikkeling.”
hema Thema The
Wat kunnen de reguliere universiteiten opsteken van de university
colleges?
“Ik ben niet van de school die zegt dat Nederland op een
dag vol moet staan met university colleges. Ik zie ook wel
dat de gerichtheid op één discipline grote waarde heeft als
je ingenieur wilt worden of topjurist. Wel denk ik dat zo’n
brede opleiding als die wij bieden studenten op veel fronten
het allerbeste voorbereidt op de toekomst. Je weet natuurlijk
nooit precies wat voor kennis straks nodig is, maar je kunt
voorzien dat het handig zal zijn om goed te kunnen schakelen
tussen meerdere perspectieven. Je ziet trouwens onze
opvattingen langzaam doorsijpelen naar de reguliere universiteiten.
Daar gebeurt nu veel op het gebied van honoursonderwijs.
Dus in die zin is het ook niet één somber verhaal.”
Maar ja. Onlangs hoorde ze weer van een docent die aan het
begin van het collegejaar tegen zijn studenten zei: dames en
heren, kijk links van u, kijk rechts van u. En besef dat volgend
jaar nog maar een derde van u over is.
Oomen: “Dat is toch een beetje iedereen in het zwembad
gooien en we kijken wel wie er komt bovendrijven. Dan
denk ik: hoor eens, als het zo ligt, had die studenten niet
aangenomen. En dan nog: zie het als als jouw verantwoordelijkheid
om te zorgen dat ze er volgend jaar allemaal wél
nog zitten.”
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
25
ma Them
TH MA 1-23 2-15
26
Vernieuwingen in de praktijk
Morele
moed
gevraagd
ma Thema Thema
Rik Torfs over
selectie in
Vlaanderen
a Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
‘Bij ons in Vlaanderen
worden de knopen pas
doorgehakt als het touw
helemaal versleten is.’
Thema Thema Th
Thema Thema The
Thema Thema
In Vlaanderen ligt selectie aan de poort nog gevoeliger dan in Nederland. Elke middelbare scholier met een diploma mag
zich nu inschrijven bij de universitaire opleiding van zijn keuze. Rik Torfs, rector van de Katholieke Universiteit Leuven,
zou dat graag anders zien. ‘Dit systeem klopt in theorie als een bus. Terwijl het een vorm van ontsporing is die mooi
wordt verwoord.’
Kiezen of gekozen worden
H
elemaal boven in de Universiteitshallen aan de
Naamsestraat zit het rectoraat, met spectaculair
uitzicht over het middeleeuwse Leuven. De rector is
nog even bezig. De secretaresse geeft me een kopie
van zijn column die vanochtend in dagblad De Standaard
stond. Nogal geestig reflecteert hij daarin alvast op het interview
dat hij straks met dit blad zal hebben.
Het is Rik Torfs ten voeten uit. In eigen land behoort de
kerkjurist en oud-politicus sinds jaar en dag tot het legertje
Bekende Vlamingen, altijd in voor een media-optreden,
steevast met een kwinkslag en een bon mot. Zijn Twitter-account
@torfsrik is een van de populairste van Vlaanderen.
Vrijwel dagelijks laat hij er overpeinzingen achter als:
“Mensen met een groot netwerk. Zouden ze ook vrienden
hebben?” Of: “Mijn tijd in de Senaat. Soms denk ik er nog
even aan. Het was een mooie zaal.”
In 2013 werd Torfs verkozen tot rector van de Katholieke
Universiteit Leuven, nadat hij bij een eerdere poging was
verslagen. Anders dan in Nederland zijn rectorverkiezingen
op de Vlaamse universiteiten de regel. “Maar nergens”, zegt
Torfs als we in zijn werkkamer zitten, “zijn ze zo spectaculair
als in Leuven.” Hoogleraren, administratief personeel
– ze mogen allemaal stemmen. En zelfs de studenten, zij
het ‘getrapt’.
De rector vindt het ‘een prachtige baan’. “Ik heb een geweldig
team van acht vicerectoren om me heen die ik zelf heb
mogen kiezen. Mensen die allemaal slimmer en creatiever
zijn dan ik ben, dus daar kun je alleen maar mateloos van
genieten. Ik kan het rectoraat echt iedereen aanbevelen. Alleen
heb ik al mijn hobby’s moeten afzweren.” Klein lachje.
“Behalve dan mijn wekelijkse column voor De Standaard.”
Vorig jaar wekte Torfs brede verontwaardiging door te pleiten
voor een ‘bindende toelatingsproef’ voor aspirant-studenten
wier vooropleiding niet of nauwelijks aansluit op de
studie die ze begeren. Nu is de universiteit nog verplicht
om iedereen aan te nemen. Ook als je beroepsonderwijs
hebt genoten, mag je beginnen aan de studie voor burgerlijk
ingenieur. Het is, zegt Torfs, een van de belangrijkste
verschillen met Nederland.
De rector: “In Vlaanderen heerst de theoretische gedachte dat
iedereen, gelijk waar, eender wat mag beginnen. Dat is niet
altijd zo geweest, maar stilaan zijn wij gegroeid naar een compleet
omnivalentiesysteem. Iedereen moet zijn geluk mogen
beproeven. Een beetje zoals in een loterij: je weet maar nooit.”
Een ‘verkeerd soort egalitair denken’, vindt Torfs. “Want het
komt er in de praktijk natuurlijk op neer dat die studenten
geen enkele kans maken. Wij hadden er vorig jaar tweeëntwintig
die zich vanuit het beroepsonderwijs inschreven,
geen enkele is er geslaagd. Zo wordt de democratiseringsgedachte
hooggehouden, terwijl mensen slechts terechtkomen
op de verkeerde plaats. Die bewijs je beslist geen
dienst door ze zogenaamd een kans te bieden. Maar het is
een ideologische zaak, de theoretische mogelijkheid moet
blijven bestaan. Vlaanderen is een traag, conservatief land
op onderwijsgebied. Wij willen absoluut geen constraints. En
het is enorm moeilijk tegen de stroom op te roeien.”
De onderwijswereld noemde het ‘stigmatiserend’ wat u
voorstelde.
“Onze gedachte was: je vraagt zo’n toelatingsproef alleen
aan leerlingen die voor de universiteit niet de goede vooropleiding
hebben gehad. Wij wilden dat sociaal allemaal
erg begeleiden. Als ze niet slaagden konden ze bijvoorbeeld
wel nog via een schakelprogramma toch aan de universiteit
‘In de praktijk komt het
er natuurlijk op neer
dat die studenten geen
enkele kans maken’
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
27
ma Them
TH MA 2-15
28
Kiezen of gekozen worden
ma Thema Thema
belanden. Zo zouden we een soort zalmsysteem krijgen,
in plaats van het watervalsysteem dat we nu hebben. Maar
het is daar nog te vroeg voor. Terwijl, binnen tien jaar zal
iedereen zeggen: hoe is het mogelijk dat we er zo lang mee
hebben gewacht? Daar ben ik zeker van.”
De geesten zijn nog niet rijp voor dit systeem?
“Precies. Zo’n bindende toelatingsproef is een zaak van de
Vlaamse overheid, daar kunnen wij verder niks aan doen.
Maar we hebben in Leuven nu wel wat anders gedaan. Wij
hebben als eerste Vlaamse universiteit een rem gezet op
de studieresultaten van de eerstejaars. Als ze in hun eerste
jaar niet 30 procent van de studiepunten behalen – wat
bijzonder weinig is – dan mogen ze zich het volgende jaar
niet voor dezelfde richting inschrijven. We weten uit onderzoek
dat minder dan 1 procent van deze studenten uiteindelijk
een bachelordiploma behaalt. Bovendien kun je voor
individuele gevallen, ziekte of zo, een uitzondering maken.
In brede lagen van de bevolking en bij de populaire kranten
had deze maatregel veel succes. Maar volgens een aantal onderwijsexperts
laten we zo talent verloren gaan. Dan merk
je toch een sentimentele reactie: laat jongeren eerst een jaar
experimenteren en wijs ze dan na het twééde jaar af. Zij
zien het als een aanslag op de vrijheid en als het fnuiken
van jong talent. Terwijl, we hadden het goed onderzocht: 30
procent was echt de kritische grens, bij 40 procent heb je al
meer kans om uiteindelijk je bachelor te halen.”
Leuven is vooralsnog de enige Vlaamse universiteit die deze
zogeheten 30-procentsmaatregel heeft doorgevoerd. Uiteraard
speelt de wijze van financiering hierin een niet-geringe
rol. Torfs: “Instellingen hebben financieel belang bij het
houden van die studenten in een tweede jaar. Ook al maken
ze statistisch geen schijn van kans om ooit een diploma te
halen, ze blijven wel bijdragen aan de financiering van de
instelling. Het is eigenlijk heel onethisch.”
Daar zou volgens u wat aan moeten gebeuren?
“Natuurlijk. Maar daarvoor is morele moed nodig. En
eerst moet je het terrein effenen. Daarom namen wij deze
maatregel. We hebben er duidelijk bij gezegd: het is in het
belang van de studenten dat ze daar terechtkomen waar ze
wel presteren. Dat ze niet telkens tegen hun eigen grenzen
moeten aankijken, maar vooruit kunnen gaan.”
Torfs noemt de studierendementscijfers in Vlaanderen ‘heel
slecht’. “Alleen studies als geneeskunde en tandheelkunde
springen eruit, met slaagpercentages van 90 procent. Maar
daar ga je door een heel streng toegangsexamen vooraleer
je mag beginnen. Dat heeft te maken met de nummers die
je nodig hebt om een praktijk te mogen beginnen. Die zijn
gelimiteerd, niet door Vlaanderen maar door België, omdat
gezondheidszorg en de sociale zekerheid nog federale materie
zijn. En je wilt geen artsen afleveren die daarna niet op
de arbeidsmarkt terecht kunnen. Er is wel discussie over de
inhoud van die toelatingsproef, of die al niet te veel steunt
op kennis in exacte wetenschappen, waardoor studenten
misschien later minder evenwichtige dokters worden. Maar
over het principe zelf is geen discussie. Voor de rest van
de opleidingen is het vrijheid, blijheid. Lenin zou daarvan
zeggen: dat is een vrijheid die weinig betekent wanneer je
de middelen niet hebt om er gebruik van te maken.”
a Thema Thema
U vindt ook dat er veel mankeert aan de aansluiting van het
secundair onderwijs op het hoger onderwijs.
“Ludo Sannen, gewezen minister van onderwijs, nochtans
een sympathiek man, heeft ooit eens gezegd dat secundair
onderwijs een eigen finaliteit heeft.”
a Thema Thema T
Hij bedoelde?
“Dat daar een radicale breuklijn ligt. Dus hoef je de eindkennis
in het secundair onderwijs niet af te stemmen op de
beginkennis aan de universiteit. Ik vind dat absurd, zeker
voor het algemeen secundair onderwijs. Misschien kon zo’n
diploma een halve eeuw geleden nog leiden tot een baan in
bijvoorbeeld de bankensector, nu niet meer. Niemand met
een secundair diploma tout court krijgt nog een job als je er
niet minstens een hogeschoolopleiding aan hebt gebreid.
Dus is het volkomen onverantwoordelijk om te blijven
zeggen dat je het secundair onderwijs niet op het hoger
onderwijs hoeft af te stemmen.”
a Thema Thema T
Hoe zou het volgens u moeten?
“Zoals ik daarnet al zei: ik vind dat je een toelatingsproef
moet doen als je in het hoger onderwijs een andere richting
wilt inslaan dan die van je vooropleiding. Slaag je voor de
toelatingsproef, fijn, dan mag je beginnen. Slaag je niet, dan
mag je niet beginnen. Dan kun je in de richting verdergaan
waarin je bezig bent, en eventueel later nog via een schakelprogramma
terugkeren. Dat lijkt mij fair. Het lijkt mij ook
een betere weg dan die eeuwige mislukkingen waar wij nu
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
‘In brede lagen van de
bevolking had onze
maatregel veel succes.
Thema Thema Th
Maar onderwijsexperts
vinden dat we zo talent
Thema Thema The
verloren laten gaan’
Thema Thema
mee zitten. Die leiden ertoe dat sommige mensen helemaal
geen diploma halen, in plaats van een diploma dat binnen
hun mogelijkheden had gelegen. Als je het wat ruimer
bekijkt draagt dit ook bij tot de verzuring in de samenleving.
Tot cynisme. Mensen die aan het eind van de boulevard of
broken dreams zijn beland en tegen van alles en nog wat
zijn. Tegen vreemdelingen, Europa, Joden, Nederlanders
en ander tuig. Zo werkt dat toch vaak. Als je mislukt in dit
stadium van je leven, is dat toch volgens mij niet aanmoedigend.
Daar kun je verbitterd van raken.”
Kijk, zegt de rector. “Dit systeem klopt in theorie als een
bus. Terwijl het wezenlijk een vorm van ontsporing is die
mooi wordt verwoord. We geven nu iedereen kansen. Dat is
heel makkelijk, als je op voorhand weet dat het niet lukt. En
als het niet lukt, was je je handen in onschuld. Ik vind dat
‘Echt creatieve docenten zijn ego’s die zelf willen schitteren, ten
voordele van hun studenten.’
Kiezen of gekozen worden
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
niet sociaal. Ik vind dat getuigen van een gebrek aan verantwoordelijkheid
tegenover jonge mensen.”
Precies hierom, zegt Torfs, heeft hij bij zijn aantreden gezegd
dat zijn universiteit zich intensief zal bemoeien met de
aangekondigde hervormingen in het secundair onderwijs.
“De vorige Vlaamse regering heeft daarover een akkoord
gesloten. Maar als je dat van dichtbij bekijkt, was het vooral
een akkoord over het feit dat er een akkoord was. Typisch
Vlaams. Nu blijkt iedereen nog altijd akkoord te gaan over
het feit dat er een akkoord was, maar wel op een verschillende
manier. Dus die gesprekken gaan dit voorjaar opnieuw
losbarsten. Wait and see.”
hema Thema The
Doet Nederland de selectie beter?
“Nederland is toch moediger, vind ik. Dat zijn de charmes
van het calvinisme. Er zijn ook wel wat zwakkere punten,
maar er wordt toch af en toe eens een knoop doorgehakt.
Bij ons worden de knopen pas doorgehakt als het touw helemaal
versleten is. Door bepaalde schoolopleidingen géén
toegang te geven tot het universitair onderwijs, ben je vanaf
het begin duidelijker. Weten mensen waar ze aan toe zijn.”
hema Thema Them
ema Thema Them
Ook in Nederland zijn er veel klachten over studenten die verkeerde
keuzes maken.
“Ik denk dat dat zo zal blijven, omdat de wereld complexer
is geworden. We hebben misschien ook langer de tijd om
te rijpen, omdat we langer leven. Je komt minder vlug op
de juiste plaats terecht dan vroeger, toen er op je twaalfde
al een stratificatie was. Daarom is die oriëntatieperiode nu
langer en verwarrender. Maar Nederland doet toch meer
pogingen om te oriënteren dan wij. Wat niet wil zeggen dat
het secundair onderwijs in Nederland beter is. Daar zijn
geen bewijzen van, denk ik.”
ema Thema Them
Zit daar een kwaliteitsverschil?
“Een paar maanden terug bestond in Vlaanderen de vrees
dat Nederlandse studenten massaal hierheen zouden
komen vanwege de invoering van het leenstelsel bij jullie.
Toen is bekeken of zij meer slaagkansen hebben dan de
Vlamingen, en dat blijkt niet het geval. Hun niveau ligt
lager. Maar ja, waardoor komt dat? Misschien ligt het aan
een bepaalde studiemethode. In Vlaanderen is het toch
nog wat meer geheugenwerk. Terwijl een Nederlander, niet
gehinderd door enige kennis, al in het eerste college durft te
zeggen: ‘Ik vind!’ Zelf heb ik daar wel sympathie voor. Helemaal
in het begin van mijn loopbaan doceerde ik een jaar
in Nederland, en ik vond dat heel leuk. Anderzijds hebben
wij hier ook schitterende Nederlandse studenten, hoor. We
hebben zelfs Nederlandse studentenvertegenwoordigers in
de hoogste beleidsorganen, die zeker niet gekker zijn dan de
Vlamingen.”
ema Thema Them
ma Thema Thema
Hier krijgt elke student nog steeds een beurs?
“Om te beginnen hebben we al lagere inschrijvingsgelden.
Volgend jaar worden ze opgetrokken naar 890 euro, dat
a Thema Thema
29
ma Them
TH MA 2-15
30
Kiezen of gekozen worden
ma Thema Thema
wordt al heel hoog geacht. En inderdaad, leningen kennen
wij niet. Gelukkig niet, wat mij betreft. Als je met leningen
begint, dreig je ook mensen te leiden naar meer commerciële
richtingen die misschien achteraf niet zo commercieel
zijn. En op den duur is er niemand meer die nog filosoof
wil worden of zoiets.”
‘God is geen rechtvaardig mens, hij heeft de talenten ongelijk
verdeeld.’
Dat ziet u als een gevaar van het leenstelsel?
“Zeker is dat een risico. Ook vanuit psychologisch oogpunt
ben ik er niet voor. Dat je je werkzame leven met schulden
moet beginnen. Met een financiële erfzonde.”
a Thema Thema
In de Angelsaksische landen is het heel normaal.
“Tja. Heel veel modetrends, popmuziek, en ook venerische
ziekten beginnen in Noord-Amerika, en meren over het
Verenigd Koninkrijk aan in Nederland. Waarna ze zich
verspreiden over de rest van het continent. Moet je ook dit
Angelsaksische systeem overnemen in een egalitaire, Europese
welvaartsstaat? Ik weet het niet. Ik wil toch graag ons
systeem van financiering behouden, en bij de lageinschrijvingslanden
blijven horen. Maar dat studeren weinig kost,
betekent natuurlijk niet dat het waardeloos is. Dat je jaren
mag vergooien, en kansen mag missen.”
a Thema Thema T
Het is een van de argumenten vóór hoge inschrijvingsgelden:
studenten die minder snel geneigd zijn een jaartje te lanterfanten.
“Ik ben de eerste om te zeggen: het universitair onderwijs
moet goed genoeg blijven. Want als dat niet zo is, dan heb
je een tweede diploma nodig, een buitenlands diploma, en
dat kan niet iedereen zich veroorloven. Dus dat leidt tot een
minder sociaal beleid. Maar een financiële selectie moeten
we toch proberen tegen te gaan. Daarin moeten we Nederland
niet volgen.”
a Thema Thema T
En hoe staat het met de kwaliteit van het universitair onderwijs
in Vlaanderen? In Nederland hoor je de laatste tijd
nogal eens de klacht dat universiteiten te veel nadruk leggen
op onderzoek, waardoor het onderwijs in de verdrukking
komt. Hoe is dat in Leuven?
De rector: “Wel, dat is een risico dat zeker in de logica van
de vorige eeuw niet altijd kon worden vermeden. Om te
beginnen, kijk naar de Amerikaanse topuniversiteiten,
daar telt onderwijs wel degelijk. En pragmatisch gesproken
– met het oog op het draagvlak in de samenleving – is
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
‘Ik ben tegen studieleningen.
Thema Thema Th
Als je daarmee begint, dan
heb je op den duur niemand
meer die nog filosoof wil
Thema Thema The
worden of zoiets’
Thema Thema
Kiezen of gekozen worden
het ook niet verstandig om het onderwijs te verwaarlozen.
Het zal een groot deel van de bevolking worst wezen wat
er allemaal op onderzoeksvlak gebeurt. Als je sympathiek
bevonden wilt worden door de samenleving, kun je beter
inzetten op onderwijs. Daarom zijn we nu bezig om onze
beoordelingscriteria bij het aanwerven meer holistisch te bekijken.
Als een conditio sine qua non moet je een uitstekend
onderzoeker zijn, maar daarnaast moet je ook in staat zijn
goed onderwijs te verstrekken. En, wat ook belangrijk is, je
persoonlijkheid moet in orde zijn. Je moet kunnen voorspellen
dat iemand die je aanwerft ook over twintig jaar nog de
moeite waard zal zijn. Dat hij kan samenwerken, een beetje
communicatief is. Er mogen nog best een paar autisten
tussen zitten want waar moeten die anders werken dan aan
de universiteit? Maar die moeten dan wel heel goed zijn.
In het algemeen moeten we naar aantrekkelijker profielen.
Bij Harvard Business School moeten sollicitanten op twee
bladzijden hun levensproject uiteenzetten. Wie ben je, wat
heb je gedaan, waar wil je heen? Iemand die dat kan, bewijst
op zichzelf al dat hij enige synthetische geest heeft. Dat zijn
dingen waarin wij geloven.”
Toppublicaties worden minder belangrijk?
“Ik denk dat iedereen voelt dat er een omslag nodig is. Aan
het einde van de vorige eeuw was er terecht een correctie op
het vlak van wetenschappelijk onderzoek. Het werd meer
au sérieux genomen, er werd meer gevaloriseerd, meer
geteld. Dat vond ik goed. Maar het sloeg door. Waarbij soms
vergeten werd dat de universiteit geen onderzoeksinstituut
is dat ook nog een aantal cursussen aanbiedt. De echte academicus
is een figuur die natuurlijk eigen onderzoek doet,
waardoor zijn onderwijs beter wordt. Maar daarnaast is hij
ook een lichtend punt voor de samenleving, iemand die het
langetermijndenken stimuleert. Dat soort mensen willen we
op deze universiteit hebben.”
Het onderscheid tussen onderzoeksprofessoren en onderwijsprofessoren,
zegt Torfs, heeft hij altijd een ‘heel vals
dilemma’ gevonden. “Als je zelf geen onderzoek doet, heb
je eigenlijk niets te vertellen. Dan heb je alleen boekenwijsheid,
heb je niks meegemaakt. Heel vaak is het zo dat
de beste onderzoekers de beste onderwijzers zijn, en ook
dikwijls het makkelijkst optreden voor een publiek. Zoals
wetenschappers ook vaak uitstekende pianisten zijn. God
is geen rechtvaardig mens, hij heeft de talenten ongelijk
verdeeld.”
Stel dat u uw ideale universiteit mocht ontwerpen, hoe zou die
eruitzien?
“Ik zou in ieder geval de regelgeving tot een absoluut minimum
beperken. Omdat ik anarchistisch van nature ben,
maar ook omdat ik denk dat elke regel uiteindelijk een rem
is op de creativiteit. De betere universiteit is in mijn ideaal
een waar je ook hoorcolleges kunt volgen. Ik ben een groot
fan van ouderwetse hoorcolleges – op voorwaarde dat die
door mensen worden gegeven die dat aankunnen, en dat is
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
Wie is Rik Torfs?
Rik Torfs (Turnhout, 1956) studeerde rechten, notariaat
en kerkelijk recht aan de Katholieke Universiteit Leuven
en promoveerde in 1987 op het canonieke huwelijksrecht.
Hij werd docent in 1988 en in 1996 volgde
zijn benoeming tot gewoon hoogleraar aan dezelfde
universiteit. In 2013 werd hij verkozen tot rector, voor
een termijn van vier jaar. Daarvoor gaf hij zijn zetel op
in de Senaat, waar hij drie jaar lang de partij CD&V
(Christen-Democratisch en Vlaams) vertegenwoordigde.
Tot zijn boekpublicaties behoren onder meer De kardinaal
heeft verdriet (2002), Voor het zinken de kerk uit
(2004) en Wie gaat er dan de wereld redden? (2009).
In eigen land verwierf de kerkjurist brede bekendheid
door zijn talrijke televisie-optredens. Zo presenteerde
hij het praatprogramma Nooitgedacht, en was hij drie
seizoenen lang het enige jurylid bij de populaire quiz
De slimste mens ter wereld. Elke maandag heeft Torfs
een column in dagblad De Standaard.
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ontzettend moeilijk. Het goede hoorcollege betekent geen
cursus aframmelen, maar dat je je vak levend, aantrekkelijk
en inzichtelijk kunt maken. Die colleges moeten dan
aangevuld worden door discussies in kleine groepen. En
dan kun je alleen maar hopen dat studenten zich grondig
voorbereiden en werkelijk discussiëren. Wat in Nederland al
iets vlotter mogelijk is dan in Vlaanderen.”
De nieuwe digitale middelen, zegt Torfs, betekenen niet dat
andere lesvormen verouderd zijn. “Als je gaat spreken voor
een breed publiek, en je hebt geen powerpoint, dan is dat
een ongelooflijke bevrijding. De mensen beginnen allemaal
te luisteren. Het verschil is natuurlijk wel: als je geen
powerpoint hebt, moet je iets te zeggen hebben. Als je een
powerpoint hebt, is dat niet noodzakelijk.”
ema Thema Them
ema Thema Them
Sommigen menen dat de docent in dit digitale tijdperk een soort
coach moet worden die studenten begeleidt in hun leerproces.
“Kun je je dat inbeelden? Dat je kiest voor een bepaald vak,
er met hart en ziel in gelooft, en dat ze dan zeggen: je bent
een koortje aan de zijlijn? Een bejaarde voetballer die zelf
alleen nog een paar wenken mag toeschreeuwen langs het
veld? Echt creatieve docenten zijn ego’s die zelf willen schitteren,
ten voordele van hun studenten. Digitale technologieën
als hulpmiddel vind ik oké. Als dit het fundament wordt
waarop alles gebouwd wordt, is het een gevaarlijk ideologisch
concept. Technologie moet ten dienste staan van een
visie, ze mag niet de voorwaarde ervoor zijn. Anders heb
je in feite een soort materialistische kijk op het onderwijs,
ma Thema Thema
a Thema Thema
31
ma Them
TH MA 2-15
32
Kiezen of gekozen worden
ma Thema Thema
‘De student moet een
brede vorming krijgen,
een bedding waarin zijn
leven kan groeien’
waarbij het systeem bepaalt wat je doet. Levensgevaarlijk.
Daar moeten we ons echt tegen verzetten.”
Waarmee de rector niet wil zeggen dat de universiteit de
nieuwe technologische mogelijkheden moet negeren.
Integendeel. “Ik geloof juist heel sterk dat de universitair
van de toekomst een heel ander type mens wordt. Heel lang
hebben wij het analytische gepromoot. Dus mensen moesten
proeven doen, materiaal zoeken en vinden. Je moest
encyclopedieën en archieven consulteren. Die inductieve
methode valt niet weg, maar wat vandaag veel belangrijker
wordt, is het kunnen selecteren. We worden overspoeld
door informatie die voor het grootste stuk volkomen overbodig
is. Dat vergt een diepere en bredere Bildung dan vroeger.
In feite is dit een heel rare paradox. Vaak hoor je beweren: je
hoeft niks meer te weten want je kunt alles opzoeken. Maar
juist daarom moet je meer weten dan voorheen, omdat je
dient te weten wat je kunt weggooien. Vroeger had je nog
een uitgever die nee zei, nu niet meer. Gelijk welke idioot
kan de allergrootste onzin op het net gooien. Dus moet je
sterker synthetisch kunnen denken dan ooit. Ik denk dat je
als universiteit moet inzetten op brede vorming. Ik zie dat
als de enige mogelijkheid om te komen tot echte creativiteit.
Tot creativiteit die ook buiten haar oever durft te treden.”
a Thema Thema
Dat zou de universiteit de student moeten bijbrengen?
“Ik vind van wel. We moeten afstappen van de typisch twintigste-eeuwse
mechanisch-constructivistische visie op de
maakbare mens en de maakbare wereld. De student moet
natuurlijk zijn vakgebied beheersen. Als hij tandarts wordt
moet hij de juiste kies weten aan te raken en niet het weefsel.
Maar daarnaast moet hij ook een brede vorming krijgen,
een bedding waarin zijn leven kan groeien.”
a Thema Thema T
Ook een tandarts?
“Ook een tandarts. Een tandarts die alleen maar kan boren
weet de stilte niet te waarderen die zijn patiënt hem gratis
geeft.”
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema The
Thema Thema
X
xxxx
Xxxxxx
naam auteur
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
Dring
Wie is
de
?????
controlelast
Xxxxxxxxxx
terug
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
Wim Touw over te veel
regels en te weinig moed
ma Thema Thema
‘Het is een beetje een clichéwoord, maar
alles staat of valt met vertrouwen.’
a Thema Thema
33
ma Them
TH MA 3-15
34
Inspectie, toezicht & controle
ma Thema Thema
Wim Touw, accountant en partner bij KPMG, houdt zich al jaren bezig met de controle op het hoger onderwijs. Daarin
zou het, meent hij, niet alleen om geld moeten gaan. ‘Het is misschien gek om zoiets uit mijn mond te horen, maar ik
a Thema Thema
vind dat bestuurders en toezichthouders zich te veel laten drijven door financiën.’
a Thema Thema T
P
rofessionals, zegt de accountant, zijn het gelukkigst
als ze de vrijheid hebben om te doen wat ze moeten
en willen doen. “Als je wetenschappers aanspreekt
op hun werk, dan bloeien ze op, zie je ze meteen blij
kijken. Van te veel administratieve lasten worden ze heel
ongelukkig. Als je die zou vereenvoudigen, dan zou je al een
heel eind verder zijn.”
In het hoge, lichte KPMG-pand pal naast het Haagse station
Ypenburg ontvangt partner Wim Touw allerhartelijkst. Jaren
geleden al specialiseerde hij zich in de publieke sector, met
een opvallende voorliefde voor het hoger onderwijs. Tegenwoordig
zet hij zijn handtekening onder de jaarrekening
van de Universiteit Leiden, de Erasmus Universiteit Rotterdam
en NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk
Onderzoek). Maar in het recente verleden ook onder
die van de Universiteit Utrecht, NVAO (Nederlands-Vlaamse
Accreditatieorganisatie) en de Nuffic (de Nederlandse organisatie
voor internationalisering in het hoger onderwijs).
Daarnaast is hij lid van de raad van toezicht (‘Nog net, mijn
tweede termijn zit er bijna op’) bij de Haagse Hogeschool.
“Ik had vanuit mijn werk veel kennis opgedaan. Dat kun je
natuurlijk bij je houden of commercieel uitnutten. Maar ik
vond het leuker om maatschappelijk relevant bezig te zijn.
En ik vind het nuttig om beide kanten van de tafel te kennen.”
De raden van toezicht in het hoger onderwijs zijn van karakter
veranderd, zegt Touw. “Tien jaar geleden zaten er nogal
eens voormalige politici met weinig tijd en veel nevenfuncties.
Wat ze precies in huis moesten hebben was onduidelijk,
de verwachtingen rond de rol van de toezichthouder
waren anders dan nu. Tegenwoordig is de verantwoordelijkheid
vele malen zwaarder en de procedure tot benoeming
veel transparanter. Er is een profiel, er komt een advertentie,
je kunt solliciteren en dan word je al dan niet geselecteerd
op grond van je competenties.”
Toezichthouders moeten in zijn ogen goed beseffen voor
wie ze er zitten. “Welke heer dien je? Een raad van toezicht
is onderdeel van de organisatie, maar de leden zijn wel onafhankelijk.
Je moet niet alleen krachtig genoeg zijn om het
bestuurscollege scherp te houden, maar ook luisteren naar
de hogeschool- of de universiteitsraad. En het veld is zeer
in beweging. Naar aanleiding van wat er dit voorjaar in Am-
sterdam is gebeurd zie je nu de discussie: welk belang dient
de hogeschool- of universiteitsraad? Is die er meer voor de
werknemers of voor de studenten? Dat maakt natuurlijk
veel uit.”
Het is ‘een beetje een clichéwoord’, zegt Touw, maar alles
staat of valt met vertrouwen. “Als het goed is dienen de drie
partijen – het college van bestuur, de raad van toezicht en de
hogeschool- of universiteitsraad – hetzelfde belang: de kwaliteit
van de instelling. Natuurlijk hebben ze ook hun eigen
belangen, maar dáárvoor zou iedereen moeten staan.”
a Thema Thema T
Ook in de accountancywereld is er volgens Touw de laatste
jaren veel veranderd. “Je ziet een maatschappelijke verharding,
zeker hier in Nederland. Je ziet dat organisaties meer
dan voorheen stevig worden afgerekend. Heel verklaarbaar,
natuurlijk. In het onderwijsveld zijn er grote incidenten
geweest: de hbo-fraude, het Amarantis-dossier. Die hebben
tot hevige politieke commotie geleid. En de invloed van de
politiek op wat wij doen is enorm.”
De aandacht, zegt Touw, is nu heel sterk gefocust op het
netjes volgen van de regels. De angst om fouten te maken is
groot. “En als er iets misgaat, wil iedereen meteen de schuldige
kunnen aanwijzen: daar zat het dus niet goed. Alles is
erop gericht om te voorkomen dat je bordje vuil wordt. Zelf
vind ik dat enerzijds heel goed. Het gaat in het hoger onderwijs
per slot van rekening om publiek geld, dat moet je
goed besteden. En gelukkig is het besef dat je daarvoor ver-
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
‘En als er iets misgaat,
wil iedereen meteen
de schuldige kunnen
Thema Thema The
aanwijzen’
Thema Thema
Inspectie, toezicht & controle
antwoording moet afleggen groter dan twintig jaar geleden.
Anderzijds is er in mijn ogen nu te weinig balans tussen
regels en vertrouwen.”
Is de hang naar toezicht een typisch Nederlands verschijnsel?
“In vergelijkbare landen zitten hogeronderwijsinstellingen
nog dicht tegen de staat aan. Wij kennen sinds een jaar of
twintig een sterk gedecentraliseerd systeem. Dat heeft aan
de ene kant heel mooie instituten opgeleverd, die zelfstandig
kunnen pionieren. Aan de andere kant is de parlementaire
verantwoordelijkheid intact gebleven. Dus is ook de
hang naar toezicht groot. Er is tegenwoordig zelfs minder
ruimte gekomen voor interpretatie. Maar met meer toezicht
creëer je niet automatisch meer vertrouwen. Dat kan juist
averechts werken.”
De gedachte is: als we maar genoeg toezicht regelen, dan kan er
niks fout gaan?
“Dat is een illusie. Maar hardop zeggen dat we met minder
administratieve lasten toe kunnen, dat we zouden moeten
dereguleren – daar is politieke lef voor nodig. En die zie ik
op dit moment niet.”
Volgens Touw zal er altijd ‘een gezonde mate van controle’
nodig zijn. “Zonder controle gaat het niet, dat is evident.
Vroeger had het departement het toezicht in handen. Sterker,
de universiteiten waren nog onderdeel van het departement.
Die controle was uitsluitend financieel gedreven. Dat
is absoluut verbeterd, maar dat zou je aan de geldgevende
kant nog meer kunnen terugbrengen. Dan creëer je het
vertrouwen dat het echt niet alleen gaat om geld. Controlemechanismes
draaien nu nog vaak om de vraag: zijn de
euro’s besteed zoals afgesproken? Terwijl het zou moeten
gaan om de vraag: heb je inhoudelijk bereikt waarvoor dat
geld bedoeld was? Eigenlijk eindigt de controle op dit moment
te vroeg. Als je met elkaar hebt besloten dat je bedrag
x besteedt om wetenschappelijke doel y te bereiken, richt je
dan op dat doel. En veel minder op het bedrag.”
‘Met meer toezicht
creëer je niet
automatisch
meer vertrouwen’
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
‘Het zou moeten gaan om de vraag: heb je inhoudelijk bereikt waarvoor dat geld bedoeld was?’
35
ma Them
TH MA 3-15
36
Inspectie, toezicht & controle
ma Thema Thema
Welke rol moet de accountant daarin spelen?
“Eigenlijk zeg ik: je moet ons minder werk geven. Dring de
controlelast terug. Want welk doel dient de accountantscontrole?
Het gaat toch niet sec om financiële verantwoording?
Het gaat toch veel meer om wat je wilt bereiken met dat
geld? Dat gesprek wordt nog te weinig gevoerd. Ik vind dat
accountants voor de instellingen soms te veel als excuus dienen.
Als wij hebben getekend, zal het wel goed zitten. Dat
is niet waar natuurlijk. Wij zijn echt niet de panacee voor de
problemen die er spelen.”
Het is, zegt Touw, ‘misschien gek’ om zoiets uit zijn mond
te horen. “Maar ik vind dat bestuurders, toezichthouders
en het ministerie zich te veel laten drijven door financiën.
Natuurlijk moeten die op orde zijn, dat is een kwestie van
hygiëne. Maar geld mag hun agenda’s niet volledig beheersen.
Ze zouden er niet te veel tijd aan moeten besteden.
Het zou hun primair moeten gaan om de maatschappelijke
taak van het hoger onderwijs. Dat is hun reden van bestaan.
Helaas zie ik op dit moment te weinig een koppeling tussen
die maatschappelijke taak en de financiële inzet. Terwijl die
hoognodig is. Je kunt de kwaliteit van je onderwijsprocessen,
de innovatiekant, de valorisatiekant, veel beter sturen
als je die koppeling wél maakt. Deels begrijp ik wel dat geld
zo dominant was de afgelopen jaren. Het hoger onderwijs
heeft te maken gehad met enorme bezuinigingen. Maar
daarop hebben de meeste instellingen adequaat gereageerd.
Het is nu een relatief rijke sector.”
Rijk?
“Kijk naar de budgetten die de instellingen krijgen. Als je
die vergelijkt met de karige budgetten voor het mbo, het
voortgezet en het primair onderwijs, dan zit daar een wereld
van verschil tussen. Het primair onderwijs heeft überhaupt
nauwelijks ruimte om iets extra’s te doen. Hetzelfde geldt
voor het mbo, dat nota bene het grootste deel van onze kinderen
moet opleiden. Roc’s lopen tegen problemen aan uit
de samenleving die niets met onderwijs te maken hebben,
veiligheid bijvoorbeeld. Onder meer dankzij het Nationaal
Onderwijsakkoord gaan er nu extra geldstromen naar het
mbo, het voortgezet en het primair onderwijs. Dat werd tijd
ook.’
Het hoger onderwijs mag niet klagen?
“Zeker niet als je het macro bekijkt, ook gezien de bezuinigingsdrift
van het huidige kabinet. Binnen de begroting van
ocw is er toch aardig wat geld beschikbaar gebleven voor het
hoger onderwijs. En kijk ook eens naar de overschotten. Het
exacte bedrag heb ik niet paraat, maar de hogeronderwijsinstellingen
hebben vorig jaar ruim 100 miljoen euro overgehouden.
Dat zal dit jaar nog veel meer zijn. Alleen al de universiteiten
zullen zo’n 150 à 160 miljoen euro overhouden.”
Hoe verklaart u dat er een heel ander beeld bestaat van de financiële
situatie in het hoger onderwijs?
“Heel simpel: ik denk dat de politieke lobby best goed is.
Wie is Wim Touw?
a Thema Thema
Wim Touw (Delft, 1963) studeerde bedrijfseconomie
aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en accountancy
aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. In 1991
kwam hij in dienst bij KPMG. Al snel specialiseerde
hij zich in het spanningsveld ‘markt en overheid’.
Sinds 2009 geeft hij binnen KPMG leiding aan de
marktgroep publieke sector.
Een van zijn drijfveren is het terugdringen van administratieve
lasten. Zo werkte hij mee aan de Richtlijn
Jaarverslaggeving Onderwijs (2007). In 2015 werd hij
gevraagd om de Taskforce Publieke Jaarverslaggeving
te ondersteunen.
Daarnaast bekleedde Touw nevenfuncties als lid van de
raad van toezicht bij de Haagse Hogeschool en bij de
adoptieorganisatie Vereniging Wereldkinderen.
a Thema Thema T
a Thema Thema T
Hoger onderwijs scoort makkelijk. Thema’s die er direct
aan gekoppeld zijn, zoals de kenniseconomie en innovatie,
stonden de afgelopen jaren uitgebreid in de belangstelling.
Alleen als je kijkt naar een veel verder verleden dan hebben
de universiteiten en hogescholen gelijk: vergeleken met
vroeger zijn de bedragen teruggelopen.”
a Thema Thema Th
Waarom houden ze dan toch zoveel over?
“Door de manier waarop je het onderwijs organiseert, kun
je veel voordelen naar jezelf toerekenen. Als je 800 eerstejaars
economiestudenten in één zaal zet met één docent,
dan heb je een heel lage kostprijs. Bedrijfseconomisch is dat
ook een heel goede benadering. Maar ik zeg dan op mijn
beurt: wat is het didactische optimum tussen de kwaliteit
die je wilt leveren en de kostprijs? Dat is de koppeling waarover
ik zojuist sprak. Over die balans zijn de universiteiten
nu flink aan het nadenken, onder druk van de prestatieafspraken
die gemaakt zijn met het ministerie. Dankzij die
Thema Thema Th
Thema Thema Th
‘Het hoger onderwijs
mag niet klagen,
zeker niet als je
Thema Thema The
het macro bekijkt’
Thema Thema
Inspectie, toezicht & controle
afspraken krijgt de kwaliteit van het onderwijs weer veel
aandacht. Alleen, je bent op z’n minst één studentengeneratie
verder voor zoiets zichtbaar wordt. Dat duurt vier, vijf
jaar. Maar nu al zie je dat instellingen weer investeren in
onderwijzend personeel en meer mensen aantrekken. En
bijna alle bouwprojecten die nu op stapel staan, zijn gericht
‘Wij matigen ons geen oordeel aan over het restaurant dat
bestuurders hebben bezocht.’
op het faciliteren van kleine groepen. Waarin er veel meer
direct contact is tussen docent en student.”
De protesten dit voorjaar aan de Universiteit van Amsterdam
richtten zich onder meer tegen de investeringen in vastgoed.
Hebben de critici een punt?
“Vanuit het oogpunt van onderwijskwaliteit misschien wel.
Het debat zou moeten gaan om vragen als: wat is onze visie
op goed onderwijs en onderzoek? Dus wat voor gebouwen
hebben we de komende dertig jaar nodig? Dat moet je éérst
bespreken, pas daarna kun je besluiten over concrete projecten.
Maar als je zulke vragen stelt aan bestuurders, blijft
het te vaak angstvallig stil. In mijn ogen moet de visiekant
vele malen belangrijker worden in het denken over investeringsvraagstukken.”
Zegt u dit als accountant, of als toezichthouder?
“Dat zeg ik als Wim Touw. Mijn rol als accountant is natuurlijk
veel bescheidener. Als accountant zeg ik: de cijfers
zijn op orde, de meeste hogeronderwijsinstellingen zijn
financieel gezond, ze springen aardig voorzichtig om met
het geld dat ze krijgen. Sinds twee jaar moeten ze in de
jaarverslagen ook een financiële doorkijk geven. Daar ben ik
zelf een groot voorstander van. Ik vind het heel verstandig
dat ze hun strategie zichtbaarder moeten maken. Dat heeft
gezorgd voor een grotere financiële bewustwording. Maar
dat zouden ze veel sterker moeten koppelen aan hun kwaliteitsbeleid.”
Sowieso, zegt Touw, mist hij een fundamenteel debat over
het hoger onderwijs. “Het is gevaarlijk wat ik nu ga zeggen,
maar in mijn ogen zouden universiteiten veel slanker en
compacter moeten worden. Zij zouden zich moeten richten
op de betere studenten. Ik vind dat een deel van de markt
die de universiteiten afgraast net zo goed door hogescholen
bediend zou kunnen worden. En op dit moment proberen
de hogescholen een beetje universiteit te spelen. Dat is het
verwarrende aan het stelsel zoals we dat nu hebben.”
‘In mijn ogen
zouden universiteiten
veel compacter en
slanker moeten zijn’
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
37
ma Them
TH MA 3-15
38
Inspectie, toezicht & controle
ma Thema Thema
Dat geluid heeft ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
laten horen.
“Ik ben het daar helemaal mee eens. Als je het zo organiseert,
kan de universitaire wereld ook veel gerichter investeren.
Dan kun je de geldstromen focussen op de thema’s die
je belangrijk vindt, waarna je het vliegwiel krijgt dat we met
z’n allen willen. In elk geval zouden de universiteiten de lat
hoger moeten leggen. Die beweging is trouwens al enigszins
zichtbaar. De sector is bijvoorbeeld druk bezig met
selectie na de poort. Studenten vinden het vervelend, maar
als je ze in het eerste jaar verplicht meer studiepunten te
halen, dan scheid je sneller het kaf van het koren. Dan sleur
je niet twee, drie jaar lang studenten mee die je wel hebt
toegelaten maar die toch mislukken. Dat vind ik een goede
ontwikkeling.”
Tegelijkertijd verdient volgens Touw ‘de wildgroei’ aan studies
meer aandacht. “Waar is de macrodoelmatigheid? Al
die studies zijn varianten op een thema. Ik zou zeggen: ga
nou gewoon uit van enkele hoofdstudierichtingen, breng
studenten dat bij. En bied ze pas daarna verdieping of
verbreding aan. Wat mij betreft mag de overheid daar best
meer regie over voeren. Dat is al wel een beetje gaande
maar dat kan nog wel scherper.”
Sinds enkele jaren hoort ook expliciet tot de taak van de
accountant om te toetsen of de ‘financiële integriteit’ bij de
instelling op orde is. In gesprekken met het college van bestuur
of de raad van toezicht dient het thema tegenwoordig
standaard op de agenda te staan.
Wat vraagt u dan? ‘Bent u de afgelopen tijd integer geweest?’
Touw lacht. “Nee, nee. Het kenmerk van fraude is natuurlijk
dat je er niet mee te koop loopt, dus moet je het op een
andere manier boven tafel zien te krijgen. Je vraagt bijvoorbeeld:
zijn er situaties geweest waarin de integriteit ter
discussie heeft gestaan? Misschien niet van u als persoon,
maar wel binnen de organisatie? Bent u bekend met fraude-incidenten?
We letten ook op nevenfuncties, want daar
gaat het soms mis. Als toezichthouder mag je bijvoorbeeld
geen colleges geven aan dezelfde instelling als waar je toezicht
houdt, ook al is het maar voor een paar honderd euro.
En je vrouw mag er ook geen diensten verlenen.”
Onder de toetsing valt ook de controle van declaraties. U bestudeert
de bonnetjes?
“Wij matigen ons geen oordeel aan over het restaurant dat
bestuurders hebben bezocht. En ik kijk ook niet of ze er
met z’n zessen, met z’n tweeën of met z’n twaalven zijn
geweest. Daar heb ik als accountant geen mening over, daar
moet de raad van toezicht over waken. Wij letten er vooral
op dat er geen hiaten in de procedures zitten waarbinnen
fraude kan plaatsvinden. En wij kijken naar de autorisatie.
Staat de juiste handtekening eronder? Maar het blijft lastig.
Bij de Universiteit Utrecht bijvoorbeeld gaat jaarlijks meer
dan 700 miljoen euro om. Stel, er zit tussen de declaraties
een factuurtje van een dure zonnebril. Kun je ons dat dan
aanrekenen? Ik denk dat je reëel moet blijven. Wij zijn geen
rechercheurs.”
Wel gebeurt het soms, zegt hij, dat je in het gesprek met
de raad van toezicht de hoogte van de declaraties aan de
orde stelt. “Als de bedragen excessief zijn. Dat is best ingewikkeld,
want wat is excessief? Iedereen heeft daar een
ander beeld bij. Stel, een lid van het college van bestuur is
alleen maar aan het buitenspelen, zit voortdurend in het
buitenland. Dan kunnen de declaraties kloppen als een bus,
want die reizen vinden daadwerkelijk plaats. Dus wat ons
betreft is het in orde. Wij gaan niet over nut en noodzaak
van declaraties. Het is dan aan de raad van toezicht om het
collegelid aan te spreken op zijn gedrag.”
a Thema Thema
a Thema Thema T
Hoe zou het in de ideale wereld moeten zijn?
“Het mooiste is als een bestuurder voordat hij op reis gaat
even naar de leden van de raad van toezicht toe stapt en
vraagt: gaan jullie akkoord? Zodat zij niet achteraf voor
verrassingen komen te staan. Het gaat ten diepste om een
mentaliteit. Als je het zo organiseert, kun je die beïnvloeden.
Zo kun je een sfeer creëren van openheid. Van vertrouwen.”
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema The
Thema Thema
Vernieuwingen in de praktijk
Ik zou dolgraag
dictator van
onderwijs zijn
Benno Barnard
over Vlaanderen en
Nederland
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
39
ma Them
TH MA 4-15
40
Kijken bij de buren
ma Thema Thema
Al sinds 1976 woont de Nederlandse schrijver Benno Barnard – met intermezzo’s – in Vlaanderen. Wat bevalt hem aan
het land en zijn inwoners, en wat niet? ‘Vlamingen komen veel eerder to the point. Nederlanders hebben de neiging te
a Thema Thema
lang te kletsen.’
a Thema Thema T
V
lamingen, zegt hij, lijken in Nederland beter te gedijen
dan omgekeerd. “Je merkt bijvoorbeeld dat ze
binnen de kortste keren klinken alsof ze in Nederland
geboren zijn. Het omgekeerde is onmogelijk.
Ik kan Antwerps zo nadoen dat ze in Gent geloven dat ik uit
Antwerpen kom, maar in Antwerpen zal me dat nooit gebeuren.
Integratie in Vlaanderen is ontzettend moeilijk. Ik
heb het zo’n veertig jaar lang geprobeerd, maar ik voel me
eigenlijk minder geïntegreerd dan ooit.”
Schrijver, dichter en vertaler Benno Barnard (1954) ontvangt
het bezoek allerhartelijkst, zijn hond trouwens ook. Het
idyllische landhuis dat hij met zijn gezin bewoont staat in
Sint-Agatha-Rode, enkele treinhaltes van Leuven. De riante
achtertuin biedt zicht op het riviertje de Dijle dat tevens de
taalgrens vormt. Aan gene zijde zijn de straatnaambordjes
in het Frans, aan deze zijde in het Nederlands.
Zelf beschrijft Barnard het fenomeen in zijn Dagboek van
een landjonker (2013) aldus: “Die grens is een zaligheid voor
mensen met een nomadische karakterstructuur en sedentaire
leefomstandigheden, voor kunstenaars en schrijvers,
kortom. In die zin is het ook een figuurlijke, een metaforische
grens. Ik beschik over een Nederlands paspoort, ik
houd van Engeland, voel me Europeaan en woon in België,
in Europa in het klein dus, waarover nog de uitdovende
luister van het naoorlogse idealisme ligt. De taalgrens drukt
dat uit. De taalgrens is mijn ware vaderland.”
Maar niet meer voor lang. Het huis in Sint-Agatha-Rode
wordt verkocht. Binnenkort emigreert Barnard met vrouw
en zoon (hun dochter studeert in de Verenigde Staten) naar
het Engelse platteland – de vervulling van een ‘hopeloos
romantische’ droom.
Wat bracht u ooit naar Vlaanderen?
“Ik kende België uit mijn jeugd. Kinderen hebben mythes
nodig, en bij mij waren dat Engeland en België. Mijn vader
gaf les aan de theologische faculteit van Brussel. Eens in de
maand ging hij omslachtigerwijs met de taxi vanuit Rozendaal
waar wij woonden naar Arnhem, en dan met de trein
naar Brussel. Ik mocht soms mee. Het was de tijd dat de
meeste Vlaamse jongens uit gegoede families naar katholieke
kostscholen gingen, en een van mijn vaders vrienden
was aan zo’n school verbonden. In mijn boek Uitgesteld paradijs
heb ik het beschreven, met torentje en al. Als we daar
waren, mocht ik met die jongens voetballen en zwemmen.
We verstonden elkaar nauwelijks, maar het was bijzonder,
het was anders, het was exotisch. Die mythe heb ik heel lang
gekoesterd.”
Natuurlijk, zegt hij, leerde hij destijds een Vlaanderen kennen
dat niet meer bestaat. “We hebben het over vijftig jaar
geleden. Maar Vlamingen hadden toen wel contact met de
grote Europese cultuur. Naast hun dialect dienden ze het
Nederlands en het Frans te veroveren. Ik weet van mijn
buurman hier dat hij op de middelbare school eerst l’année
flamande moest doorlopen. De leerlingen kregen elementair
Frans om vervolgens in het Frans verder te kunnen gaan.
Mijn goede vriend Geert van Istendael heeft mij verteld hoe
hij lijsten met woorden Algemeen Beschaafd Nederlands
heeft zitten stampen. Met als gevolg dat zijn Nederlands
nog altijd prachtig is. Vlaanderen had destijds een soort
ingebouwde voorsprong van de achterstand. Dat bestaat niet
meer, terecht. Het is de prijs van de emancipatie. Maar de
Vlamingen van nu spreken slecht Nederlands, nauwelijks
Frans en het beroerde Engels dat je in heel Europa hoort.
Het Nederlands dat ik tegenwoordig lees op de website van
Knack is echt verschrikkelijk. En dan heb ik het over journalisten,
beroepsmensen.”
Bovendien, zegt Barnard, was het Vlaamse landschap in de
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
‘Het Nederlands dat ik lees
op de website van Knack
is echt verschrikkelijk.
Thema Thema The
En dat zijn journalisten!’
Thema Thema
jaren zestig ‘nog niet volkomen verpest’. “Het had een soort
kwetsbare schoonheid.”
Die is verdwenen?
“Door de verkavelingen. En door een totaal gebrek aan oog
voor ruimtelijke ordening. Mijn uitzicht hierachter is mooi
intact gebleven. Maar mijn buurman, een oude boer, zegt:
ik zie dat al zestig jaar, van mij mogen ze er beton leggen.
De zoon van mijn overbuurvrouw ging naar de universiteit,
trouwde, en bouwde vervolgens een huis in de tuin van
zijn moeder. Kijk, Vlaanderen is van een arm land binnen
anderhalve generatie steenrijk geworden. En als iemand de
boerderij slecht beheert, dan wel de knecht die de boerderij
heeft overgenomen. Hetzelfde zie je in Ierland, trouwens.”
Het provinciaalse benauwt hem, zegt hij. “Ik kan er steeds
minder goed tegen. Begrijp me niet verkeerd, ik houd van
de provincie. Maar ik houd van de provincie die een gezonde
verhouding heeft tot de grote wereld. Vlamingen zijn
erg naar binnen gekeerd. Er is zo’n sterke familiecultuur.
Kijken bij de buren
‘Als iemand de boerderij
slecht beheert, dan wel
de knecht die de boerderij
heeft overgenomen’
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
‘Vlaanderen had in de jaren zestig een kwetsbare schoonheid. Het was nog niet volkomen verpest’
41
ma Them
TH MA 4-15
42
Kijken bij de buren
ma Thema Thema
Kinderen blijven ook eindeloos bij hun ouders wonen. In
Nederland word je het huis uitgetrapt op je achttiende. Kom
aan, groot worden. Vlamingen blijven bij elkaar klitten.”
O, ze zijn heus beleefd en vriendelijk tegen vreemdelingen.
“Maar werkelijk deel uitmaken van zo’n gemeenschap – dat
lukt je als buitenstaander niet. Ik heb meegemaakt dat ik de
burgemeester van deze gemeente tegensprak over een of andere
kwestie. Hij kwam niet verder dan: waarom ga je niet
terug naar Holland? Dat is iets wat ik hier meer dan eens
heb mogen horen. Ik stapte een keer zo’n geldautomaathok
binnen bij de bank. Zeg goedenavond tegen de man die
daar bezig was. Hij zwijgt. Waarom weet ik ook niet, maar
ik zeg: ik zei goedenavond. Hij draait zich om en zegt: gaat
in ’t Hollands zeveren.”
Natuurlijk zijn dit clichés, zegt Barnard met een lachje. Ook
beseft hij heel goed dat hij generaliseert ‘met de subtiliteit
van een os’. En natuurlijk weet hij dat het Vlaamse platteland
anders is dan een stad als Antwerpen waar hij ook
jarenlang woonde. “Daar leidde ik het leven van een bohemien.
Zat in het café en tikte af en toe een boekje bij elkaar.
Maar toch, dit moet me van het hart.”
Ook van allochtonen in Nederland hoor je dat ze er niet tussenkomen.
Het gevoel hebben er nooit bij te zullen horen.
“Nou, ik heb toch het idee dat je in Nederland veel makkelijker
kunt meedoen dan hier – althans, als je dat wilt.
Vergeet niet: Nederlanders spelen al vier eeuwen democratietje
samen. Hebben een veel sterker gevoel daarvoor. Dat
kennen Vlamingen niet. De overheid bijvoorbeeld is voor
hen per definitie de vijand. Die bedrieg je zoveel als je kunt.
Dat heeft met de geschiedenis te maken, met de vele bezettingen,
met een traditie van verre besturen. Nu eens was
Madrid de baas, dan weer Wenen, dan weer Den Haag. Er is
hier ook geen echte debatcultuur. Als jij nu tegen mij zegt:
eigenlijk heb je een lelijke kop, ik heb een hekel aan je, dan
gaan we ruziemaken. Ik hoor dat graag, want dan kunnen
we er iets mee doen. Dat is Hollands. In Vlaanderen kan
iemand me ineens aanspreken en zeggen: eigenlijk ben ik
boos op jou. Waarom? Nou, jij hebt twee, drie jaar geleden
dit of dat gezegd. Dat is Vlaams.”
En nu iets aardigs over de Vlamingen.
“Wat ik een goed ding vind, zijn de vriendschappen die ik
hier heb. Het is natuurlijk Nederlands, Noord-Europees,
misschien protestants, om binnen de kortste keren vriendschappen
te sluiten die eigenlijk oppervlakkig zijn. Dat gaat
hier trager, afhoudender, voorzichtiger. Maar met de Vlamingen
met wie ik bevriend ben geraakt, ben ik al heel lang
bevriend, en die vriendschappen zijn heel hecht. Vlaanderen
op z’n best kan ook heel feestelijk zijn. Als Vlamingen
feestvieren, dan gaat dat meestal gepaard met een maaltijd.
Je zit met acht mensen aan tafel, je krijgt heerlijk eten, er is
muziek, en er zijn ongelooflijk interessante gesprekken. Dat
vind ik geweldig. En als Nederlanders en Vlamingen moeten
samenwerken, merk je dat Vlamingen veel eerder to the
Wie is Benno Barnard?
a Thema Thema
Hendrik Herman Benjamin Barnard (Amsterdam,
1954) groeide op in het Nederlandse Rozendaal, als
zoon van predikant en dichter Willem Barnard (pseudoniem:
Guillaume van der Graft). Hij studeerde
Engels en theologie. In 1976 vestigde hij zich in Vlaanderen,
waar hij redacteur werd bij het weekblad Humo.
Ook was hij redacteur bij uitgeverij Manteau. In 1981
debuteerde Barnard als dichter met de bundel Een engel
van Rossetti. Naast poëzie publiceerde hij toneelwerk,
de roman Uitgesteld paradijs (1987), essays, dagboeken,
columns, bloemlezingen en vertalingen. Onlangs verscheen
bij uitgeverij Atlas Contact zijn nieuwe essaybundel
Mijn gedichtenschrift.
Hij ontving in de loop der jaren de Lucy B. en C.W.
van der Hoogtprijs, de Geertjan Lubberhuizenprijs, de
Busken Huetprijs en de Frans Kellendonkprijs.
Benno Barnard is getrouwd en heeft twee kinderen.
a Thema Thema T
a Thema Thema T
point komen, waardoor besluiten sneller worden genomen.
Nederlanders hebben de neiging te lang te kletsen. Maar ik
heb ook wel meegemaakt dat er in die samenwerking een
soort vijandigheid ontstond. Dan wordt de sfeer wederzijds
heel snel tribaal.”
a Thema Thema Th
En verder?
“De gezondheidszorg is in Vlaanderen veel beter georganiseerd.
En heel goedkoop. Artsen en tandartsen zijn geweldig.
De gezondheidszorg is zo voorbeeldig dat ze patiënten
kunnen importeren uit landen waar wachtlijsten zijn. Mijn
zus had een probleem met haar hartspier. Die heeft jarenlang
niet meer dan tien meter kunnen wandelen zonder te
hijgen. Moest in een rolstoel zitten. Ik zei tegen haar: ga
naar Leuven. Ze kon er meteen terecht.”
Thema Thema Th
Thema Thema Th
‘Voor Vlamingen
is de overheid de vijand.
Die bedrieg je
Thema Thema The
zoveel als je kunt’
Thema Thema
Kijken bij de buren
‘Mijn stelling luidt:
elitair onderwijs is links.
Juist kansarme kinderen
profiteren ervan’
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
43
ma Them
TH MA 4-15
44
Kijken bij de buren
ma Thema Thema
Als alle cultuurpessimistisch geneigden windt Barnard zich
nogal eens op over de staat van het onderwijs. De schrijver:
“Ik heb geen oordeel over de harde wetenschappen, natuurkunde
enzo, die wereld ken ik niet. Maar de nepwetenschappen,
namelijk de mijne – ik heb er geen hoge pet van
op. Ik ken een paar fantastische hoogleraren letterkunde,
met wie ik het goed kan vinden. Paul Claes, helaas nu met
pensioen, is natuurlijk een monument. En iemand als Yves
T’Sjoen van de Universiteit Gent, is een geweldig neerlandicus.
Dirk De Geest van de KU Leuven vind ik ook een heel
goeie kerel. Maar hoe lang houden zij zich nog staande?
Dirk De Geest vertelde me dat hij in Leuven heeft moeten
vechten om zijn colleges Nederlandse literatuur in het
Nederlands te mogen blijven geven. Colleges Nederlandse
literatuur!”
Een van de problemen in het hoger onderwijs is volgens
Barnard dat ‘veel te veel’ jongeren naar de universiteit gaan.
“Je moet van je pap en je mam, want God verhoede dat je
fietsenmaker wordt of zoiets – ook als je dat misschien veel
liever doet. Dus wat ga je dan studeren? Nou, iets makkelijks.
Dus dan kies je een letterenstudie. Met als gevolg dat
daar studenten zitten die zich geen bal voor letterkunde
interesseren. Ik heb lezingen gegeven op de universiteit,
zitten er van de 150 eerstejaarsstudenten hooguit tien in de
zaal. Want ja, zo’n lezing van een schrijver is niet verplicht.
En zelfs zij blijken van niks te weten. Wat niet verbazingwekkend
is, want het Vlaamse middelbaar onderwijs is op
het gebied van de humane wetenschappen buitengewoon
slecht. De leeslijsten zijn lachwekkend. Je mag daar vijf titels
van Herman Brusselmans op zetten, als je dat wilt. Dus
als studenten beginnen aan een letterenstudie, zijn ze in het
beste geval op de hoogte van de contemporaine literatuur.
Wie Cyriel Buysse was, weten ze niet.”
Dat is in Nederland niet veel beter, vrees ik.
“Best mogelijk. Maar in mijn tijd was dat anders. Ik moest
tien boeken Duits, tien boeken Frans, tien boeken Engels,
tien boeken Nederlands lezen voor mijn eindexamen. Meer
in het algemeen ben ik niet onder de indruk van het niveau
hier in Vlaanderen. Ik heb gedoceerd aan de kunstenopleiding
in Brussel. Echt, dat waren leuke, slimme studenten.
In de eerste les gaf ik ze een vrije, enigszins narcistische
opdracht: laten we beginnen met een historisch overzicht
van waar we vandaan komen. Situeer de humanisten eens,
je mag er een halve eeuw naast zitten. Ze hadden géén idee.
Achttiende eeuw, twaalfde eeuw? Dus heb ik ze de rest van
het jaar maar zo’n beetje geschiedenis gegeven. Zoiets anarchistisch
kon daar aan die opleiding, dat kan ongetwijfeld
niet aan een doorsnee universiteit. Bij wijze van eindexamen
heb ik mijn studenten gedichten uit het hoofd laten
leren. Daar protesteerden ze tegen, want wat heb je daar nu
aan? Ik zei: een van de fouten van jullie generatie is dat je
denkt dat je een extern geheugen hebt, dat alles opzoekbaar
is. Uiteindelijk bleken ze het geweldig leuk te vinden.”
Het gebrekkige historisch besef is Barnard al langer een
doorn in het oog. In 2012 schreef hij samen met Geert van
Istendael Een geschiedenis van België voor nieuwsgierige kinderen
(en hun ouders) – het is inmiddels toe aan de zevende
druk. Het idee deed hij op toen hij ontdekte hoe weinig zijn
dochter wist van de Belgische geschiedenis.
“Het was 11 november, Wapenstilstanddag. Mijn toen
tienjarige zoon zat op de Franse school, hier vijf kilometer
verderop. Hij had twee weken lang een project over de
Eerste Wereldoorlog gehad, hij kon precies vertellen wat
Wapenstilstanddag wat. Mijn dochter die op een Vlaamse
middelbare school zat, had geen idee. Waarom ze vrij had?
Nee pap, ik weet het niet. Terwijl de Eerste Wereldoorlog de
essentie is van de Vlaamse geschiedenis! Mijn studenten
aan de kunstenopleiding heb ik dat ook allemaal moeten
duidelijk maken. Ik heb als Nederlander moeten duidelijk
maken waarom die IJzertoren daar stond. En deze jonge
mensen waren allemaal naar een fatsoenlijk Vlaams atheneum
geweest. Dus die Vlaamse athenea deugen niet.”
De grote schande, vindt Barnard, is dat dit soort onderwijs
‘rampzalig’ uitpakt voor kinderen uit een kansarm milieu.
“Want juist zij krijgen op dat gebied weinig mee. Mijn stelling
luidt: elitair onderwijs is links. Bij ons thuis werd vroeger
instemmend de Nederlandse communistiche politicus
Marcus Bakker geciteerd: kunnen arbeiderskinderen eindelijk
naar het gymnasium, schaffen ze het gymnasium af!”
In één adem door: “Ik zou dolgraag dictator van onderwijs
willen zijn.”
a Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Wat gaat u dan doen?
“Dan zou ik er als eerste voor zorgen dat er langdurige uitwisselingen
komen met Nederland. Dat zou twee kanten
op moeten werken. Dus ik zou leraren uit Nederland naar
Vlaanderen halen en omgekeerd. Ter integratie van het
Nederlands taalgebied. Een van de volgende dingen die ik
ga doen, is een excursie naar de slagvelden bij Ieper verplichten,
naar de loopgraaf die daar nog ligt. Want denk je
dat Vlaamse kinderen daar nu heen gaan? Welnee. In het
museum van Ieper zie je Engelse kinderen, geen Vlaamse.
Ik zou ook zorgen dat er een uitwisseling kwam met de
Thema Thema Th
‘De leeslijsten zijn
Thema Thema Th
lachwekkend. Je mag er
vijf titels op zetten
Thema Thema The
van Brusselmans’
Thema Thema
‘Dat je cijferlijst zwaar meetelt, vind ik ook uitstekend’
Kijken bij de buren
‘In Vlaanderen heerst
nog altijd het idee:
mijn kind moet dokter
of advocaat worden’
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
Franstaligen. Het is toch stupide dat je samenleeft met die
mensen en daar geen gebruik van maakt? Van de rijkdom
van die cultuur? Ook dat werkt twee kanten op, natuurlijk.”
En wat gaat de dictator doen aan het hoger onderwijs?
“Om te beginnen, op de universiteiten moet de voertaal
gewoon weer Nederlands zijn. Wie iets internationaals wil
doen, moet natuurlijk goed Engels kennen. Maar er zijn
Nederlandse Nobelprijswinnaars geweest die hun werk
volledig in het Nederlands schreven. Je kunt het namelijk
laten vertalen, dat is best mogelijk. Ik zou bovendien een
programma van afschrikking introduceren: ga niet naar de
universiteit, tenzij je echt wilt studeren. In Vlaanderen wandel
je zo de universiteit binnen, er is nauwelijks selectie. En
na een jaar verveling durf je je ouders eindelijk toe te geven
dat je iets anders wilt doen. Dat is heel veel verspilling
van tijd, van geld. In Engeland moet je vijf universiteiten
uitkiezen, en die moet je er zelf van overtuigen dat je het
echt meent. Met een sollicitatiebrief. Omgekeerd, als je
bijvoorbeeld schrijnwerker wilt worden, dan wordt dat daar
aangemoedigd, je krijgt er geld voor. Maar in Vlaanderen
heerst nog altijd het idee: mijn kind moet advocaat of dokter
worden. Anders telt hij niet mee.”
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
Het collegegeld is ook relatief laag in België.
“Belachelijk. In Engeland betaal je al snel 9.500 pond. Dat
lijkt asociaal, maar dat is niet zo. Iedereen kan dat geld
lenen van de overheid en je hoeft het pas terug te betalen
als je een baan hebt die je in staat stelt het terug te betalen.
Dat vind ik een heel goed systeem, omdat het veel meer met
de realistische kosten overeenkomt. Bovendien denk je wel
twee keer na voordat je eraan begint. Dat je cijferlijst zwaar
meetelt, vind ik ook uitstekend. Het is een idiote koudwatervrees
om schoolresultaten buiten beschouwing te laten.
Alsof je tegen iemand zegt: ook al kun je geen spijker recht
in een plank slaan, jij mag proberen schrijnwerker te worden.
Dat is toch absurd?”
ma Thema Thema
a Thema Thema
De schrijver zet nogmaals koffie, bakt bij wijze van lunch
omeletten – voor zichzelf op z’n Brits, met spek en witte
45
ma Them
TH MA 4-15
46
Kijken bij de buren
ma Thema Thema
bonen in tomatensaus. Als vanzelf belanden we weer op de
verschillen tussen zijn geboorteland en het land dat hij binnenkort
zal verlaten. De vraag dringt zich op: vergelijkt hij
het Vlaanderen van nu niet te veel met het Nederland van
veertig jaar geleden? Terwijl ze de laatste jaren juist meer en
meer op elkaar zijn gaan lijken?
Barnard: “Daar heb je waarschijnlijk een punt. Ik kom
weliswaar nog regelmatig in Nederland want ik heb daar
zussen wonen, maar ik ken het een beetje zoals een Vlaming
Nederland kent. En uiteraard uit mijn eigen jeugd. Ik
besef dat een deel van mijn kennis achterhaald kan zijn en
niet meer klopt. Toch blijf ik erbij dat Vlaanderen een land
is met groeistoornissen. Het zou hier zoveel leuker kunnen
zijn als de Vlamingen op een evenwichtiger manier waren
omgegaan met die emancipatie. Nu meent Vlaanderen dat
het een soort bevrijding heeft ondergaan, maar in feite is
het veel provinciaalser dan vroeger. Vlamingen hebben
nooit een normale omgang geleerd met het land waarvan ze
deel uitmaken. Ze zijn het onderling ook zo verschrikkelijk
oneens. In de media domineert politiek-correct links, wat
helemáál niet strookt met de Vlaamse bevolking die voor het
overgrote deel, echt ruim de helft, centrum-rechts is. Je ziet
een groot onevenwicht tussen de intellectuele kaste en de
rest van de bevolking. Dat is overal wel een beetje het geval,
maar in Vlaanderen heel extreem.”
U vindt, heb ik begrepen, dat Vlaanderen en Nederland wederom
één moeten worden?
“Jazeker. Ik beweer al heel lang: doe die zeventien provinciën
maar weer bij elkaar. Dat is overigens ook het geheime
programma van de N-VA (Nieuw-Vlaamse Alliantie), de
partij van Bart De Wever. Stel dat België nu toch uit elkaar
moet vallen, voeg dan Nederland en Vlaanderen samen.
Dan heb je de twee grootste havens van Europa, economisch
ben je een supermacht. Rationeel gesproken lijkt me
dat een heel goede oplossing. Die integratie moet dan later
maar volgen.”
a Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema The
Thema Thema
Vernieuwingen in de praktijk
Studenten zitten
nu eenmaal niet
graag thuis
Wytze Patijn over het
universiteitsgebouw
van de toekomst
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
‘Eigenlijk zeg ik: hoed je voor al te functioneel denken’
47
ma Them
TH MA 5-15
48
De gebouwde omgeving
ma Thema Thema
Hij was decaan toen in mei 2008 de faculteit bouwkunde in Delft onherstelbaar afbrandde. Aan Wytze Patijn de schier
onmogelijke taak om binnen enkele maanden een tijdelijk onderkomen bewoonbaar te maken. Uitkomst: niemand taalde
a Thema Thema
meer naar nieuwbouw. Waar zouden hogeronderwijsbestuurders met bouwplannen volgens hem op moeten letten?
‘Ik denk dat ze op dit vlak echt leiding moeten geven.’
a Thema Thema T
Z
oals dat vaker gaat bij collectieve verhuizingen:
eerst wilde niemand erheen, toen wilde niemand
er weg.
Op 13 mei 2008 brandde het faculteitsgebouw
bouwkunde van de TU Delft grotendeels af. De schade
bleek onherstelbaar, nieuwbouw noodzakelijk. Als tijdelijk
onderkomen diende een somber, leegstaand universiteitspand
aan de Julianalaan – in de jaren twintig neergezet
voor de chemici. Ronald Plasterk, destijds minister van
onderwijs, maakte alvast 25 miljoen euro vrij voor nieuwe,
spectaculaire huisvesting.
Toenmalig decaan Wytze Patijn had met zijn ontwerpteam
een paar maanden de tijd om het immense pand om te bouwen.
Hij liet van oude lokalen moderne studio’s maken, liet
wanden strippen, de ellenlange gangen aankleden, en twee
gigantische binnenpleinen overkappen. Het ene atrium
bestemde hij voor lezingen en presentaties, het andere voor
het maquette-atelier.
De vernieuwbouw pakte zo aangenaam uit dat de faculteit
al na een paar maanden niets liever wilde dan er blijven
en de nieuwbouw cancelen. Het universiteitsbestuur ging
daar uiteindelijk mee akkoord. Er volgde nog wat juridisch
gesteg gel met het ministerie over die 25 miljoen, maar ook
dat bedrag werd uiteindelijk uitgekeerd.
Ruim zeven jaar na die hectische zomer kan de bezoeker
zich alles voorstellen bij die facultaire wens. Somber is het
gebouw alleen nog van buiten. Binnen roept de sfeer associaties
op met een hippig hotel of loungecafé: industriële
gezelligheid die zichzelf niet al te serieus neemt.
Op een kek bankje in de hal wacht Wytze Patijn –
inmiddels decaan af en met emeritaat, maar wel in het
bezit van een ‘gastvrijheidsverklaring’: hij geeft af en
toe onderwijs en heeft nog één promovendus. Na een
uitgebreide rondleiding zetten we ons in een van de vele
cafés, met verantwoorde broodjes en idem koffie. Bijna alle
tafeltjes zijn bezet met studenten, alleen of in groepjes, de
laptops opengeklapt. Om ons heen gelach, geroezemoes,
veel Engels.
U had er ook een hightechgebouw van kunnen maken.
“Dat had ook gekund.”
Dat wilde u niet?
“Een groot gebouw wordt enorm intimiderend als je er één
saus overheen giet.”
a Thema Thema T
Is een bestaand gebouw onder handen nemen eigenlijk fijner dan
nieuwbouw?
“Vind ik wel. Het is sowieso veel duurzamer. In oude gebouwen
zit bovendien meestal meer ruimte dan in nieuwbouw.
En overmaat geeft altijd flexibiliteit. Bij nieuwbouw zeg
ik altijd: maak het een beetje groter dan je eigenlijk nodig
hebt. Maak het vooral ook wat hoger, dan kun je er later nog
alle kanten mee uit. Gebouwen die je als een soort krimpfolie
ontwerpt om de functies waarvoor ze bedacht zijn, zijn
heel inflexibel. Daarmee zeg ik eigenlijk: hoed je voor al te
functioneel denken. Richt niet alles op het primaire proces.
Secundaire doelen als sfeer, toegankelijkheid en identiteit
zijn minstens zo belangrijk.”
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Het draait om de gebruikers?
“Natuurlijk. Als die ongelukkig zijn, dan heb je je werk niet
goed gedaan.”
Het is niet vanzelfsprekend dat daar oog voor is?
“Dat gebeurt niet als je je bezondigt aan wat ik ingenieursdenken
noem: optellen en aftrekken. Bij elk nieuw gebouw
krijgen de ontwerpers een enorm eisenpakket van de
opdrachtgever mee. Van vierkante meters tot logistiek, de
temperatuur in de kamers – alles staat erin. Maar wat voor
sfeer het gebouw moet hebben, staat er nooit in. Terwijl
gebruikers juist daarnaar kijken.”
Thema Thema Th
Hoe komt het dat u daar wel oog voor hebt?
Ach, zegt Patijn met een glimlach. “Ik ben een kind van de
jaren zestig en zeventig. Groeide als architect op in de stadsvernieuwing.
Je eigen dingen verzinnen, dat was er niet bij
daar. Je móest luisteren naar de gebruikers. Dat is een goede
Thema Thema The
Thema Thema
leerschool geweest. Als ontwerper moet je bovendien goed
kunnen analyseren waar de spanningsvelden zitten in een
organisatie. Ik heb geleerd om vragen te stellen. Wat voor
gebouw moet dit zijn? Welke mensen komen erin? Waar
kan het gebouw een antwoord op zijn? Het zijn vragen die
de gebruikers zelf zich zelden stellen.”
‘Een goed gebouw zou wervende werking kunnen hebben’
De gebouwde omgeving
Hadden de studenten ook iets te zeggen over de verbouwing van
dit pand?
“Nee, daarvoor moest het te snel klaar zijn. Maar ik had wel
dingen gezien. In die zomermaanden van 2008 hadden
we op het sportterrein van de universiteit grote partytenten
neergezet, zodat het onderwijs door kon blijven draaien. Als
de temperatuur opliep, waren die natuurlijk veel te warm.
Dus lieten we picknicktafels aanrukken, zodat de studenten
buiten door konden werken. Dat sloeg enorm aan. Dus bij
dit gebouw hebben we ook allemaal picknicktafels neergezet.
Wordt bij mooi weer druk gebruik van gemaakt. Want
inderdaad: waarom zou je niet buiten werken? Op zo’n idee
zou je normaal gesproken nooit zijn gekomen, ik als ontwerper
ook niet.”
Dat gebeurt alleen als je je ogen openhoudt?
“Zo is het.”
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
Kan een gebouw bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs?
“Ik denk het wel, indirect. In negatieve zin kan het een
beperking voor het onderwijs zijn. Maar het kan ook, zoals
hier, een soort energie geven. Dat is nooit hard te maken in
cijfers, in euro’s. Wel in aantrekkingskracht. Ik denk dat dat
wel telt. Een goed gebouw zou wervende werking kunnen
hebben. Studenten en scholieren gaan tegenwoordig overal
shoppen. En dan telt de atmosfeer mee. Is het leuk om hier
te zijn?”
ema Thema Them
Opvallend inderdaad, hoe levendig dit gebouw is.
Klopt, zegt Patijn. “Mensen komen hier heel graag. Maandagochtend
om 9 uur zitten er al overal studenten en vrijdagmiddag
om 5 uur is het nog steeds vol. Echt absurd. Ook
de docenten spreken hier af. Dat was gelijk een enorm verschil
met het oude gebouw. De meeste medewerkers stapten
daar meteen de lift in om snel naar hun kamer te gaan.
Zeiden in die lift ook niks tegen elkaar. Ik weet niet of je het
verschijnsel kent: dat het allemaal anoniem is en individueel
gericht? Hier is veel meer reuring ontstaan.”
ema Thema Them
ema Thema Them
Mét de verhuizing voerde de faculteit in één klap het Nieuwe
Werken in: de docenten raakten hun eigen, vaste bureau
kwijt. De oud-decaan: “Ik had geconstateerd – en ik denk
dat dit symptomatisch is voor alle universiteitsgebouwen
– dat de kamertjes heel vaak leegstonden, terwijl iedereen
klaagde over te weinig ruimte.”
ma Thema Thema
Alle kamers waren bezet, maar er zat niemand.
“Precies. In dit pand kregen de docenten een werkplek in
een collectieve ruimte; het enige waarop ze nog recht hadden
was een eigen locker. Nee, natuurlijk was niet iedereen
het daarmee eens. Je hebt ook traditioneel ingestelde docenten,
die zeer hechten aan een eigen kamer. Maar de meesten
vonden het prima. Nu zie je wel dat medewerkers thuis
gaan zitten als ze echt geconcentreerd moeten werken. Dat
is logisch. Al met al betekent deze manier van werken dat
a Thema Thema
49
ma Them
TH MA 5-15
50
De gebouwde omgeving
ma Thema Thema
‘Los daarvan raken
nog steeds heel veel
studenten geïnspireerd
door een docent’
Wie is Wytze Patijn?
a Thema Thema
Wytze Patijn (Rotterdam, 1947) studeerde bouwkunde
aan de Technische Universiteit Delft, waarna hij
werkzaam was in de Rotterdamse stadsvernieuwing en
zich vestigde als architect. In 1993 werd hij deeltijdhoogleraar
architectonisch ontwerpen aan de TU Delft.
In 1995 volgde de benoeming tot rijksbouwmeester,
een functie die hij tot 2000 vervulde. In 2006 werd
hij decaan van de faculteit bouwkunde in Delft. Na de
verwoestende brand in 2008 leidde Patijn de vernieuwbouw
van een als tijdelijk bedoeld onderkomen aan de
Julianalaan. In 2011 nam hij officieel afscheid van de
faculteit. In hetzelfde jaar werd hij benoemd tot stadsbouwmeester
van de gemeente Delft.
a Thema Thema T
a Thema Thema T
het nog veel belangrijker wordt om een prettig gebouw te
hebben, helemaal gericht op sociale interactie.”
Het is een trend die je overal ziet, zegt Patijn. “Kantoor is
ontmoeting geworden. De werkzaamheden vinden grotendeels
elders plaats. Ik ken een kantoor waar alleen maar
loungeruimtes zijn met schemerlampen, er loopt zelfs een
hondje rond. Ondanks alle digitalisering blijft de sociale
factor natuurlijk ontzettend belangrijk. Er zijn uitzonderingen,
maar voor de meeste mensen is goed contact met collega’s
van groot belang. Zelf heb ik weleens een leuke baan
gehad met vervelende mensen. En ik heb het omgekeerde
meegemaakt: vervelend werk met een leuke club mensen.
Dat eerste houd je niet vol, dat laatste wel. Zo wezenlijk is
sociaal contact.”
Hetzelfde geldt ‘uiteraard’ voor studenten. In het universiteitsgebouw
van de toekomst, zegt Patijn, moet alle aandacht
uitgaan naar het zogeheten ‘studielandschap’. “Dus
heb ik hier heel veel studieplekken gemaakt. Niet alleen in
de bibliotheek, ook op de gangen, in de cafés. En daar kun
je goeie koffie krijgen. Dat was zo ongeveer mijn eerste
daad hier. Waarom zou je beroerde koffie moeten drinken
op je werkplek? Ik wilde dus echt goeie koffie. Dat is wel
duur, maar niet eens zo gek duurder dan een automaat. Het
bleek waanzinnig aan te slaan, zeker bij de buitenlandse
studenten.”
In het oude faculteitspand, zegt hij, was hij al bezig om er
een ‘ateliergebouw’ van te maken. “Waar je elkaar voortdurend
kunt treffen. Contact kunt maken, ook al loop je alleen
maar college. Studenten leren nu eenmaal het beste van
elkaar. Dat geldt vermoedelijk voor alle studies, maar zeker
voor bouwkunde. Dat wist ik nog van mijn eigen opleiding.
Als je een ontwerp maakt, raak je op zeker moment gefascineerd
door je eigen voortreffelijkheid. Dus moet er altijd
iemand over je schouder mee kunnen kijken en de vraag
stellen: is dit nou je bedoeling? Ook al maak je individuele
werkstukken, dan is het toch heel prettig als je mensen om
je heen hebt die commentaar kunnen leveren. Medestudenten,
docenten, in wier oordeel je vertrouwen hebt.”
Gedreven: “Net in de bibliotheek zagen we allemaal studenten
die voor zichzelf zitten te werken. Dat zouden ze
best thuis kunnen doen, maar dat doen ze niet. Studenten
zitten niet graag in hun eentje thuis. Misschien klopt de
veelgehoorde voorspelling dat colleges straks helemaal
virtueel zullen zijn, maar ik denk dat digitaal studeren om
compensatie vraagt. Om een studielandschap waarin je
gezamenlijk de stof kunt bespreken en verwerken. Als wij
vroeger tentamen hadden gedaan, gingen we ook na afloop
met een clubje mensen na zitten praten. Hoe ging dit, hoe
ging dat? Daar stak je vaak nog het meeste van op. Los
daarvan raken nog steeds heel veel studenten geïnspireerd
door een docent. Persoonlijke overdracht blijft belangrijk.
De interessantste vraagstukken zijn natuurlijk die waarin
1 plus 1 geen 2 is. En dat kun je niet uit een reader leren.
Mijn filosofiedocent zei altijd: als jij de stof niet in je eigen
woorden kunt navertellen, begrijp je het niet. Opschrijven
kan ook, maar dat is iets anders dan ter plekke formuleren,
in je eigen woorden. Dat zijn toch dingen die je in interactie
doet. Interactie blijft wezenlijk.”
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Campusvorming is een populair thema op dit moment. Hoe
denkt u daarover?
“Uit het promotieonderzoek van Alexandra den Heijer [zie
ook pagina 28 in dit nummer, ED] blijkt dat de toekomst
is aan de gemengde campus. Campussen met onderwijs,
maar ook met maatschappelijke bedrijvigheid, cultuur en
wonen doen het heel goed. Stedelijkheid, een urban sfeer,
verhoogt nog eens de aantrekkelijkheid. Het ironische is dat
de TU Delft de laatste decennia juist de omgekeerde beweging
maakt. Alle uitbreidingen kwamen ver het centrum
te liggen. De universiteit zet nog steeds in op nieuwbouw
in de weilanden. Ten zuiden, richting Rotterdam, komt nu
de nieuwe faculteit natuurkunde te staan. Terwijl in Delft
genoeg leegstaande gebouwen zijn. Verouderd, maar daar
kun je wat mee.”
Thema Thema Th
Thema Thema The
Thema Thema
‘Het hoger onderwijs
is nauwelijks innovatief.
Als het al iets doet aan
duurzaamheid dan alleen
voor de beeldvorming’
Hebben faculteiten eigenlijk nog een eigen pand nodig? De
universiteit zou ook neutrale, flexibel te gebruiken gebouwen
kunnen neerzetten.
Beslist: “Nee. Als je bij onderwijsgebouwen de neutraliteit
vooropzet, dan krijg je volstrekte bloedeloosheid. Ik ben een
overtuigd aanhanger van de gedachte dat faculteitsgebouwen
onontbeerlijk zijn. Dat geeft mensen en de organisatie
toch een zekere identiteit. Ik vind het prima als er een algemene
pool is van collegezalen en schaarse onderwijsruimten.
Het is niet gek als studenten ook eens ergens anders
komen. Maar dat moet er niet toe leiden dat de universiteit
zegt: laten we allemaal neutrale gebouwen maken. Dat
noem ik het berenschotdenken.”
Naar het adviesbureau, neem ik aan?
“Ja. Het is de gedachte: als je alles maar keurig ordent, dan
houd je het in de hand. Verkeerskundigen denken ook zo:
haal alle verkeersstromen uit elkaar en de problemen zijn
opgelost. Modernistische planologen deden hetzelfde: hier
het wonen, daar de scholen, ginds de bedrijven. Overzichtelijk,
en ook nog efficiënt. In werkelijkheid is dat de dood
in de pot. Je móet mengen. Mensen moeten elkaar tegenkomen.
Dus niet: hier alleen maar studenten, daar alleen maar
ateliers, en ginds alleen maar laboratoria.”
Bent u tevreden over hoe universiteiten en hogescholen bouwen
in Nederland?
“Over het algemeen doen ze het goed, vind ik. Zeker in vergelijking
met andere sectoren gaat er veel aandacht en geld
naartoe. Zie de Universiteit Utrecht, met die bibliotheek in de
stad. Heeft net zo’n functie van ontmoeting en werken. Maar
ook in De Uithof zijn bijzondere gebouwen gemaakt, met
een heel eigen sfeer. Daarnaast heb je her en der natuurlijk
nog van die typische jarenzestiggebouwen. Het hoofdgebouw
van de Vrije Universiteit, bijvoorbeeld. Ik denk dat mijn collega-architecten
dat mooi vinden omdat het zo stoer en strak
is, maar ik vind het van binnen vrij levenloos. Juist op dat
gemeenschappelijke deel is het weinig uitgesproken. Je kunt
De gebouwde omgeving
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
met interieurarchitectuur veel doen, dat hebben ze er ook wel
geprobeerd. Maar het blijft bij wanhopige pogingen. Ik ben
een tijdje supervisor geweest bij de VU, en een van de leukere
dingen die daaruit voortkwamen was dat gebouw dat naast
het hoofdgebouw staat. ‘De aardappel’, wordt het genoemd.
Dat is gelukkig al veel vrolijker, opener.”
hema Thema The
Vindt u dat het hoger onderwijs het voortouw moet nemen in
duurzaam bouwen?
“Jazeker. En dat doet het niet. Universiteiten en hogescholen
zijn nauwelijks innovatief. Als ze er al iets aan doen, dan
alleen een beetje voor de beeldvorming. Wij hadden hier het
idee om de atria te vergroenen, met veel meer planten. Ging
niet door, want dat was niet van belang voor het primaire
proces. Toen dit gebouw klaar was, heb ik een prijsvraagje
uitgeschreven: zijn er methoden om zo’n bestaand pand beter
te verwarmen, met minder energie? Met die voorstellen
is niks gedaan. Er kwam alleen dubbel glas. Niet verkeerd,
maar er kan zoveel meer.”
hema Thema Them
Wat had u graag gezien?
“Een van de voorstellen was om meer met zonne-energie te
doen. Of met inventieve ventilatiesystemen. In elk gebouw
gaat, door de ventilatie, een groot deel van de warmte de
pijp uit. Warmte terugwinnen uit ventilatielucht kan allang.
Maar het gebeurt in onderwijsgebouwen nog te weinig.”
ema Thema Them
Waarom was er geen enthousiasme voor dat soort oplossingen?
“Van andere hogeronderwijsinstellingen weet ik het niet,
ik weet wel dat alle grote organisaties moeite hebben om
iets innovatiefs te doen. Er zitten risico’s aan vast, en er
zijn altijd techneuten die je kunnen vertellen waarom je het
beter kunt laten. Dat is het lastige van een grote organisatie.
Experimenten kunnen, als je niet uitkijkt, heel kostbaar
uitpakken. Dus je moet wel beslagen ten ijs komen. Hier
in Delft lag de kwestie eigenlijk heel banaal. De universiteit
heeft net een nieuwe energiecentrale gebouwd. Plat gezegd
is het dan helemaal niet in het belang van de exploitatie om
ineens heel weinig energie te gaan gebruiken.”
ema Thema Them
ema Thema Them
Cynisch.
“Ik ken natuurlijk de bedragen die je als faculteit moet betalen
voor zo’n centrale. Als je per gebouw zelfvoorzienend
zou zijn, dan zou je bijzondere dingen kunnen doen. Van
andere universiteiten weet ik het niet zeker, maar de meeste
hebben denk ik wel collectieve verwarmingssystemen. En
die zijn per definitie kostbaar en niet groen.”
ma Thema Thema
Zou de overheid het hoger onderwijs moeten stimuleren om
duurzamer te bouwen?
“Vind ik wel. Ze zou sowieso scherpere eisen moeten stellen,
aan alle gebouwen. Dan zou je hele slagen kunnen
maken. Maar zoiets vraagt om investeringen. En de overheid
is, zeker met de VVD aan het roer, doodsbenauwd om
ondernemers op kosten te jagen.”
a Thema Thema
51
ma Them
TH MA 5-15
52
De gebouwde omgeving
ma Thema Thema
a Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
‘Alle grote organisaties hebben moeite om iets innovatiefs te doen’
Thema Thema Th
‘Experimenten kunnen,
als je niet uitkijkt,
Thema Thema Th
heel kostbaar uitpakken.
Dus je moet wel
beslagen ten ijs komen’
Thema Thema The
Thema Thema
Interview met de
Maastrichtse rector
Luc Soete
Vernieuwingen in de praktijk
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
‘Het is evident
dat het hbo veel meer
middelen moet krijgen
voor onderzoek’
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
‘Hbo-bestuurders moeten toch veel meer verdienen dan wij?’
53
ma Them
TH MA 1-16
54
Praktijkgericht onderzoek aan hogescholen
ma Thema Thema
De Belgische econoom Luc Soete, rector van de Universiteit Maastricht, werkt en woont al dertig jaar in Nederland. Een gesprek
over bestuurscultuur, het belang van onderzoek voor het onderwijs, en over allochtone jongeren. ‘Dat vind ik het krankzinnige
a Thema Thema
van die huidige roep om excellentie. De echte uitdaging ligt natuurlijk niet daar, maar in de noden en de behoeften aan de
andere kant.’
a Thema Thema T
H
ij heeft, zegt hij op zeker moment, ‘enorm veel
bewondering’ voor zijn collega-bestuurders aan de
hogescholen. “Zij zouden toch veel meer moeten
verdienen dan wij? Wij hebben het toch relatief gemakkelijk
– zeker gezien de middelen die wij krijgen? Dat maakt de
governance van een universiteit straightforward. Op de hbo’s
is de situatie compleet anders. Daar zitten ze met een heel
andere groep jongeren, bij wie de motivatie veel moeilijker
is. En dan moeten hogescholen tegenwoordig óók nog de
onderzoekscomponent uitbouwen. Ik vind dat grotere uitdagingen
dan waar wij voor staan.”
Alweer zo’n dertig jaar werkt de Belgische econoom Luc Soete
aan de Universiteit Maastricht, eerst als hoogleraar, sinds
2012 tevens als rector magnificus. Helemaal niet vreemd,
vindt hijzelf. “Onze collegevoorzitter komt uit Duitsland,
ik ben een Brusselse Vlaming, geboren in Sint-Jans-Molenbeek,
of all places. Alleen de vicevoorzitter is een Nederlander.
Zo’n multinationaal triumviraat vind ik ideaal, bij debatten
brengen we ieder onze eigen achtergrond in. Eigenlijk
kan ik het alle universiteitsbestuurders aanraden.”
Is er een groot verschil in bestuurscultuur tussen Vlaanderen en
Nederland?
“Ik denk het wel. In België heb je de gekozen rector: staf,
personeel en studenten mogen allemaal meestemmen. Op
het eerste zicht lijkt dat democratischer. Maar wat je in veel
gevallen ziet is dat dit leidt tot stilstand, tot enorm conservatisme.
Die rector moet namelijk wél blijven kijken naar de
populariteit die hij heeft bij zijn stemmers. Als het aankomt
op substantiële hervormingen, dan blijkt dat heel moeizaam
te gaan. Een benoemd bestuur is beter in staat om dergelijke
operaties bespreekbaar te maken, in de universiteitsraad
enzovoort. De Nederlandse governance is wat dat betreft
veel efficiënter en veel duidelijker. Niettemin zou je ook hier
kunnen experimenteren met zo’n gekozen rector. Kijken
wat het oplevert.”
En wat zou u beslist niet overnemen van het Vlaamse systeem?
“De regeringscommissaris die in elk college van bestuur zit,
vind ik geen goed idee. Formeel houdt hij alleen toezicht
op wat er met het geld gebeurt, maar in de praktijk beperkt
het zich soms niet daartoe. Dan blokkeert hij dingen niet
per se om financiële redenen. Ik kan daar verder niet over
uitweiden, maar ik weet dat dat gebeurt. In Nederland is het
toezicht veel zorgvuldiger, vind ik, zeker als ook de universiteitsraden
straks meer inspraak krijgen in de begroting.”
a Thema Thema T
Als ik me niet vergis is de revolte tegen de universitaire bestuurders
vorig jaar aan Maastricht voorbijgaan. Hoe verklaart u
dat?
“Bij ons zijn inderdaad geen conflicten of bezettingen geweest.
Wij hebben wel een Nieuwe Universiteit-beweging,
maar daar spraken wij met veel sympathie mee. Interessant
genoeg ging het daarbij nauwelijks om de kwaliteit van
het onderwijs. Iets als rendementsdenken is bij ons geen
issue. Maastricht heeft, zoals u weet, sinds jaar en dag het
probleemgestuurde onderwijsmodel: tutors geven in kleine
groepjes onderwijs, aan twaalf, dertien studenten. Oók bij
grote studies als economie en bedrijfskunde, met acht-,
negenhonderd eerstejaars. Heel inefficiënt. Zouden wij aan
rendementsdenken doen, we zouden er onmiddellijk mee
stoppen. Bij ons maakt de Nieuwe Universiteit zich veel
drukker om de docentenkant. Dan gaat het over normuren,
te veel stress, workload, tijdelijke aanstellingen – allemaal
zorgen die wij als bestuurders heel terecht vinden. Daarover
zijn we met de universiteitsraad en met de Nieuwe Universiteit
in discussie getreden. We hebben nu een aantal
commissies gevormd om te proberen daar een beter beleid
in te voeren.”
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Tot voor kort was Soete lid van de Adviesraad voor wetenschap,
technologie en innovatie (AWTI). Daar zat hij onder
meer de commissie voor die afgelopen juni het rapport
Verwevenheid van onderzoek en hoger onderwijs publiceerde.
Wat hem betreft is het ‘evident’ dat onderwijs onlosmakelijk
Thema Thema The
Thema Thema
Praktijkgericht onderzoek aan hogescholen
verbonden moet zijn met onderzoek – ook binnen de hogescholen.
“In het rapport heb ik gewezen op de historische
achtergrond van de huidige tweedeling universiteit-hogeschool.
De eerste universiteiten in de Italiaanse en Spaanse
steden hielden zich bezig met de studium generale universalis,
de algemene kennis op de vier gebieden die destijds
erkend werden: rechten, artes liberales, theologie en geneeskunde.
Daarnaast had je de studium particulare, de beroepsopleidingen.
Daar deed je vakmanschap op, had je de lokale
kennis voor nodig. Maar ook dat ging wel degelijk gepaard
met praktijkonderzoek.”
Tegenwoordig, vindt hij, geldt misschien nog wel sterker
dat het beroepsonderwijs niet zonder kan. “Zeker door de
huidige kennisaccumulatie ontstaat er heel snel een kloof.
Bij de technische vakgebieden is tachtig procent van de
kennis de kennis van de laatste tien jaar. Als docenten van
veertig, vijftig zich niet continu bijscholen, dan is hun kennis
al heel snel niet meer up-to-date. Dus is het essentieel
dat zij constant voeding krijgen uit onderzoek. Dat besef is
gelukkig de laatste tien jaar sterk gegroeid. In Nederland én
in Vlaanderen.”
Tot tweemaal toe, in 2007 en 2012, leidde Soete een ‘expertgroep’
die zich boog over hervormingen in het Vlaamse
hoger onderwijs. Een van de gevolgen was de – gedeeltelijke
– ‘inkanteling’ van de hogescholen in de universiteiten.
Heel kort samengevat: alle Vlaamse hogescholen (op de
kunstopleidingen en de Hogere Zeevaartschool na) moesten
hun ‘academische’ beroepsopleidingen onderbrengen bij
een van de vijf Vlaamse universiteiten, waarmee ze ‘associaties’
dienden te vormen. Alleen de ‘zuivere’ beroepsopleidingen
zoals verpleegkunde bleven bij de hogescholen. (Zie
ook pagina 6-15 in dit nummer.)
Soete: “Vlaanderen is verdergegaan dan Nederland of welk
ander land dan ook. Zo’n systeem is wel complex natuurlijk,
want die associaties staan als het ware boven de universiteit
en de hogeschool. Daar moeten dan wel figuren in zitten die
dat echt aankunnen. In de praktijk merk je hoe ingewikkeld
dat is. Aan de andere kant scheppen de associaties wel duidelijkheid.
Jongeren weten veel beter waar ze naartoe gaan.
En de kwaliteitscontrole van het onderzoek ligt nu bij de
‘Niettemin zou je ook
in Nederland kunnen
experimenteren met
zo’n gekozen rector’
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
Wie is Luc Soete?
Luc Soete (1950, Sint-Jans-Molenbeek) studeerde economie
aan de Universiteit van Gent en de University
of Sussex. Na een onderzoeksloopbaan in het Verenigd
Koninkrijk en de Verenigde Staten, werd hij 1986
benoemd tot hoogleraar internationale economische
betrekkingen aan de Universiteit Maastricht. Twee
jaar later richtte hij het Maastricht Economic Research
Institute on Innovation and Technology (MERIT) op.
Sinds 2010 is hij lid van de Koninklijke Akademie van
Wetenschappen (KNAW). In september 2012 volgde
de benoeming tot rector magnificus van de Universiteit
Maastricht. Tot 2016 was hij tevens lid van de
Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie
(AWTI). Zijn termijn als rector loopt af in september
dit jaar.
Luc Soete is getrouwd en heeft twee kinderen.
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
55
ma Them
TH MA 1-16
56
Praktijkgericht onderzoek aan hogescholen
ma Thema Thema
a Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema The
Thema Thema
Praktijkgericht onderzoek aan hogescholen
universiteiten. De valorisatie komt veel scherper naar voren.
Bovendien academiseren de docenten aan de hogescholen,
dat is ook een kwaliteitsinhaalslag. Ik vind het Vlaamse
systeem dus niet slecht, met één belangrijke nuancering:
dat het cluster van de KU Leuven is opgebouwd rond het
katholieke hoger onderwijs, dwars door Vlaanderen heen.
Dat had nooit mogen gebeuren. Maar dat is nu eenmaal het
Vlaamse zuilenstelsel.”
Zou Nederland ook zo’n clustering moeten nastreven?
“Ik weet dat het in Amsterdam niet gelukt is, maar ik zie
een associatie inderdaad als het ideale model. Hoe wij dat
in Maastricht doen? Wij werken intensief samen met de
hogescholen in onze regio. Informeel zou je kunnen zeggen,
hebben we een soort cluster, maar die heeft geen betrekking
op de doorstroom van studenten. Daar zou je een
nieuwe structuur voor moeten bedenken, eventueel met de
hulp van de provinciale of lokale autoriteiten. De toekomst
is natuurlijk aan de campus, waarin universiteiten, hogescholen
en het bedrijfsleven sterk met elkaar samenwerken.
Kijk naar wat er nu al gebeurt in Eindhoven, Twente,
Leiden, Delft.”
Anders dan in Vlaanderen kwamen er in het Nederlandse hoger
beroepsonderwijs lectoren. Een goede zet?
“Dat denk ik wel. Alleen moeten zij doorgaans te geïsoleerd
opereren. Sowieso zal het praktijkgericht onderzoek in
Nederland problematisch blijven zolang de universiteiten
domineren in de toekenning van de financiering – of het
nu gaat om de eerste of de tweede geldstroom. Het is misschien
grappig dat ik dit als rector zeg, maar NWO (Nederlandse
Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) zou
zich wat mij betreft werkelijk moeten openstellen voor het
hoger beroepsonderwijs. Deze aanbeveling deden wij ook
in het AWTI-rapport, en die viel slecht bij de universiteiten.
Maar ik zat daar niet als lobbyist, ik keek vanuit de analytische
logica. En dan is het evident dat hogescholen meer
middelen moeten krijgen. Wil onderzoek werkelijk voeding
kunnen geven aan het beroepsonderwijs, dan zou het aantal
lectoren moeten vermenigvuldigden met een factor tien of
twintig.”
De minister van onderwijs heeft vorig jaar 13 miljoen extra toegezegd
voor praktijkgericht onderzoek, te verdelen door NWO.
“Dat gaat in de goede richting. Maar het zou veel meer moeten
zijn. Als je het totaalbedrag voor het hbo vergelijkt met
de 600 miljoen die NWO en al die andere fondsen te verdelen
hebben, dan praat je toch over een scheve verhouding.
Natuurlijk verrichten hogescholen geen fundamenteel onderzoek.
Maar als je kijkt naar de verdeling van onderzoeksmiddelen
binnen Nederland, dan gaat het grootste deel toch
naar het toegepaste en het experimentele onderzoek. Dus
zou het logisch zijn als ook hogescholen daarin delen.”
‘Ik zat daar niet als lobbyist, ik keek vanuit de analystische
logica’
‘Dat katholieke cluster
rond de KU Leuven,
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
dwars door Vlaanderen,
had nooit mogen gebeuren’
a Thema Thema
57
ma Them
TH MA 1-16
58
Praktijkgericht onderzoek aan hogescholen
ma Thema Thema
Dat gebeurt niet omdat de universitaire lobby dwarsligt?
“Dat zeg ik niet. Wat ik wel zeg is dat onze aanbeveling
– creëer meer middelen voor onderzoek bij hogescholen –
slecht viel bij de universiteiten. Overigens deden we ook een
aanbeveling die bij de hogescholen slecht viel: stop met het
gebruik van de term universities of applied sciences.”
Wat is daar mis mee?
“Dat doen ze in navolging van de universiteiten, die zichzelf
tegenwoordig graag research universities noemen. Beide benamingen
wijzen wij in het AWTI-rapport af. Zulke termen
ondergraven volledig het belang van onderwijs. Terwijl de
hoofdmissie van zowel hogeschool als universiteit het geven
van onderwijs blijft, gevoed door onderzoek. Dus zeggen
wij: noem universiteiten gewoon universities, en noem hogescholen
colleges for professional higher education – of wat dan
ook. Dan blijf je het dichtst bij de oorspronkelijke Latijnse
benaming: studium generale voor universiteiten en studium
particulare voor hogescholen. Wij zeggen: je moet niet goochelen
met een benaming als die niet beantwoordt aan de
realiteit. Internationaal brengt die ook nog eens enorme
spraakverwarring met zich mee.”
a Thema Thema
U bedoelt?
“Kijk, vanuit de politiek komt telkens de vraag: waarom
heeft Nederland geen universiteit in de top-20? Moeten
wij niet streven naar een Cambridge of Oxford, naar een
MIT (Massachusetts Institute of Technology)? Nou, wat mij
betreft niet. Ik vind dat veel te instrumenteel gedacht. De
twaalf grote Nederlandse universiteiten staan nu allemaal
dicht bij elkaar in de top-200, tussen de 50 en de 150. Dat is
verder in geen enkel land het geval. Ze hebben een enorme
reputatie in het buitenland, behoren tot de beste ter wereld.
In Vlaanderen is dat al anders. Daar springen twee van de
vijf universiteiten eruit: Leuven en Gent. Bij de andere drie
hangt het er maar net vanaf: op sommige gebieden zijn
die heel sterk, op andere veel minder. Ook in het Verenigd
Koninkrijk of in de Verenigde Staten moet je altijd weten
wáár iemand heeft gestudeerd. Bij Nederlandse afgestudeerden
weet je wél wat hun universitaire diploma waard is.
Maar zodra je alle universiteiten en hogescholen universities
noemt, verwatert dat. Want dan doen ook de hbo’s mee in
de rankings, terwijl hun onderzoeksdeel heel beperkt is. Dat
zal dus ongunstig uitpakken.”
Natuurlijk, zegt Soete, zijn er hogescholen die het prima
doen op onderzoeksgebied. “Maar er is ook een groot aantal
dat de fameuze performancecriteria bij lange na niet haalt.
Die scoren simpelweg nog te slecht. De meeste hbo-instellingen
hebben nu eenmaal van oudsher een lokale functie.
Van daaruit is het heel moeilijk om je te positioneren en
te profileren. Dat vergt een enorme omslag. Je ziet dat dat
lukt op hogescholen die technisch sterk staan. Maar dat is
niet de regel. En dan kunnen er binnen één hogeschool ook
nog eens grote kwaliteitsverschillen tussen de opleidingen
bestaan. Het probleem is dat deze scholen in de breedte
opereren, heel veel willen aanbieden.”
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
‘Bij Nederlandse alumni
weet je wél wat
hun universitaire
Thema Thema The
diploma waard is’
Thema Thema
Praktijkgericht onderzoek aan hogescholen
‘Wat ik zeg druist in
tegen die hele
hogeronderwijslobby,
maar zo zie ik het’
Sommige hogescholen proberen zich nu te focussen op
onderzoek. “Die zeggen: wij willen op dat en dat gebied heel
sterk worden, dus trekken we daarvoor lectoren aan. Maar
de meeste zitten in een enorme spagaat. Hetzelfde geldt
trouwens voor Vlaanderen. Hogescholen zinken weg in de
omvang van de problemen waarmee ze te maken krijgen.
Ze moeten alleen al grote groepen allochtone jongeren bedienen.
Dat vind ik het krankzinnige van die huidige roep
om excellentie. De echte uitdaging ligt natuurlijk niet daar,
maar in de noden en de behoeften aan de andere kant.”
Wat zou er dan moeten gebeuren?
“Als rector kan ik me daarover niet uitlaten, maar als econoom
vond ik het bijvoorbeeld merkwaardig dat de politiek
en de universitaire wereld zo verheugd waren over het miljard
die na de afschaffing van de basisbeurs terugvloeiden
naar het hoger onderwijs. Ik vond dat heel paradoxaal.”
Hoezo?
“Wil je de kwaliteit van het hoger onderwijs werkelijk verbeteren
dan moet je dat miljard niet in het hoger onderwijs
stoppen. Want wat zal het effect daarvan zijn? Je kunt meer
docenten aannemen. Maar dat zal het rendement hooguit
met enkele procenten verhogen. Als je dat miljard zou investeren
in het voortgezet onderwijs, ervoor zorgt dat het
aantal allochtone studenten stijgt dat naar het hbo of de
universiteit gaat, dan zou je veel positievere effecten zien.
Het rendement is veel groter als je je richt op de fases die
eraan vooraf gaan. Wat ik zeg, druist in tegen die hele hogeronderwijslobby,
maar zo zie ik het.”
U bedoelt kleinere schoolklassen, gepromoveerden voor de klas?
“In elk geval docenten die jongeren werkelijk kunnen motiveren.
Kijk hoe het nu gaat. Het basisonderwijs vinden
kinderen nog fantastisch. Nederlandse kinderen tot twaalf,
dertien jaar zijn de gelukkigste ter wereld. En dan komt het
breekpunt, precies in het voortgezet onderwijs. Zeker bij
jongens. Als je ziet hoeveel jongens afhaken op de leeftijd
van vijftien, zestien, zeventien – ook als ze het talent wel in
huis hebben. Dat vind ik echt een dramatisch falen.”
Begeesterd vertelt de rector over de kids colleges (voor het
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
basisonderwijs) en de teen college tours (voor het voortgezet
onderwijs) die zijn universiteit verzorgt. “Die kinderen krijgen
een programma volgens ons probleemgestuurde model,
met een mengeling van psychologie, politieke wetenschap,
sociologie. Ze zitten in een groep van twaalf, pikken van
alles op, raken gemotiveerd. En zijn wildenthousiast, want
eindelijk wordt er naar ze geluisterd, eindelijk tellen ze mee.
Natuurlijk doen we dit voor de PR, in de hoop dat ze zich
later bij ons inschrijven. Maar het geeft toch te denken.”
Stel nou eens, zegt Soete, dat de vrijgekomen middelen
van de basisbeurs naar het voortgezet onderwijs waren
gegaan. “Stel dat de minister had durven zeggen: die studiefinanciering
is van ons allemaal. Dus gaan wij dat geld
nu investeren in de groepen waar de nood het hoogst is. Als
je bedenkt wat daarvan het economisch effect zou kunnen
zijn: veel meer kinderen zouden warmlopen voor chemie,
voor natuurkunde, voor noem maar op. Zo maak je het
hoger onderwijs beter zonder dat je er geld instopt. Meer
geld betekent niet automatisch dat iets beter wordt. Het kan
ook zo zijn dat iets beter wordt als je het geld ergens anders
in stopt.”
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
59
ma Them
TH
MA
Interview met
hogeronderwijsexpert
Simon Marginson
‘Je sociale achtergrond
bepaalt nog altijd
waar je terechtkomt’
60
2-16
ma Thema Thema
a Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema The
Thema Thema
Volgens de Australische hogeronderwijsdeskundige Simon Marginson wordt het tijd dat we de verwachtingen temperen. Hoger
onderwijs alléén zal geen sociale gelijkheid brengen. ‘Klasse, het culturele kapitaal dat je meekrijgt, je familienetwerk – ze zijn
stuk voor stuk doorslaggevender.’
O
m de hoek bij Russel Square, hartje Londen, staat het
enorme pand van het UCL Institute of Education.
Het blijkt een fraai staaltje van wederopbouwarchitectuur:
beton tot zover het oog reikt, lage plafonds,
benauwde gangen, morsige vloeren. Zo mogelijk nog troostelozer
is de werkkamer van Simon Marginson: een pijpenlaatje
op de achtste verdieping, pal naast de liften.
Tja, zegt hij laconiek als hij zich achter de ronde tafel heeft
gewurmd. Zijn vrouw wist ook niet wat ze zag toen ze voor
het eerst bij hem langskwam. “Mij kan het niks schelen, ik
ben hier zelden. Ik kom alleen naar het instituut als ik een
afspraak heb.”
Sinds jaar en dag geldt de Australische hogeronderwijsdeskundige
als een internationale autoriteit op zijn vakgebied.
Zijn publicatielijst is indrukwekkend, zijn citatiescore ook.
Zelf noemt hij zich in de eerste plaats schrijver en public
intellectual. “Ik houd nu eenmaal erg van nadenken en
schrijven”, zegt hij. “En ik vind dat je als wetenschapper een
maatschappelijke taak hebt. Je moet je nuttig maken voor
de samenleving. Mijn kritiek op academici is dat ze dikwijls
onvoldoende maatschappelijk bewust zijn.”
In oktober 2013 verruilde Marginson een hoogleraarschap
in Melbourne voor deze leerstoel aan het University College
of London. Belangrijkste opdracht: het opzetten van een
internationaal onderzoeksinstituut voor hoger onderwijs.
Dat werd het huidige Center for Global Higher Education.
Ondanks zijn korte bestaan veroverde het in maart voor de
derde keer de hoogste plaats in de QS World University Rankings,
categorie onderwijs.
Mist u Melbourne?
“Niet speciaal nee. Londen vind ik een merkwaardige, maar
interessante stad. Alleen is het leven hier verschrikkelijk
duur. De huizenprijzen en de huren zijn torenhoog. En
de overheid grijpt niet in, laat het gewoon gebeuren. Het
gevolg is dat Londen voor heel veel groepen onbetaalbaar is
geworden. Onlangs boden wij een briljante postdoconderzoeker
van buiten een baan aan. Hij wilde die heel graag,
maar hij kon het zich financieel niet permitteren om hierheen
te verhuizen. Dus zag hij ervanaf. Dat is een ernstig
probleem voor een instituut als het onze. En een oplossing
Menselijk kapitaal
zie ik nog niet zo snel.”
De wederwaardigheden van de briljante postdoc illustreren
een kernthema in Marginsons recente werk: hoe rijk je
‘menselijk kapitaal’ ook mag zijn, hoe goed je ook bent in je
vak, geld speelt wel degelijk een rol in wat je uiteindelijk in
je carrière bereikt.
U noemt de idee dat hoger onderwijs hét instrument is om sociale
ongelijkheid te verkleinen een mythe. Waarom?
“Ons hele stelsel”, zegt Marginson, “is gebaseerd op de verwachting
dat hoger onderwijs economische vooruitgang en
rechtvaardigheid brengt: hoe meer jongeren eraan deelnemen,
hoe meer samenleving en individu daarvan profiteren.
Dat denkbeeld stamt uit de jaren zestig, werd voor het eerst
geformuleerd in het California Master Plan for Higher Education.
En tot in de jaren tachtig leek dit optimisme alleszins
gerechtvaardigd. Inderdaad kregen kinderen uit de middenklasse
en lagere klassen massaal toegang tot het hoger onderwijs,
inderdaad stegen ze op de maatschappelijke ladder,
inderdaad bepaalde niet langer afkomst de welstand die je
kon bereikten.”
Maar de belofte dat hoger onderwijs zou zorgen voor meer
sociale gelijkheid werd niet bewaarheid. Sinds de jaren
negentig, zegt Marginson, zie je die juist weer toenemen –
zeker in de Angelsaksische landen, het Verenigd Koninkrijk
en de Verenigde Staten. “De cijfers zijn echt dramatisch.
‘Ik vind dat je je als
wetenschapper nuttig
moet maken voor
de samenleving’
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
61
ma Them
TH MA 2-16
62
Menselijk kapitaal
ma Thema Thema
‘Nederlandse universiteiten
zijn zonder uitzondering
sterk, de hbo’s over
het algemeen niet slecht’
Hoewel nog nooit zoveel jongeren hoger onderwijs volgden,
blijkt dat allerminst te zorgen voor sociale gelijkheid en
employability. Er bestaat simpelweg geen causaal verband
tussen opleiding en het latere inkomen. Het is dus niet
zo dat je er vanzelf wel komt als je slim genoeg bent en
hard genoeg werkt. Laat staan dat het aan jezelf dan wel
aan het hoger onderwijs ligt als je mislukt. De theorie van
het menselijk kapitaal houdt geen stand. Factoren als je
sociaal-economische achtergrond, het culturele kapitaal
dat je meekrijgt, je familienetwerk – ze zijn stuk voor stuk
doorslaggevender. In de Verenigde Staten zie je nu al dat
het voor de kinderen van de rijken en zeer rijken niet langer
vanzelfsprekend is om naar topuniversiteiten te gaan. Dat
hebben ze helemaal niet nodig.”
Natuurlijk, zegt Marginson. Als je het als kind uit de lagere
klasse heel goed doet op de universiteit dan kun je veel
bereiken. “Nog steeds zie je uitzonderingen. Studenten die
klimmen of juist dalen op de maatschappelijke ladder. Maar
er is geen garantie. Als je naar de top streeft, dan is daar
veel meer voor nodig dan alleen een goede opleiding.”
Het hoger onderwijs past derhalve bescheidenheid, zegt
Marginson. “Wij moeten onze oude hybris afleggen. Hoger
onderwijs stuurt de samenleving niet aan, is zelfs geen
belangrijke speler. We zijn een belangrijk onderdeel van het
systeem – niet meer, niet minder. Maar op een of andere
manier vinden wij het ontzettend moeilijk om dat geloof in
de almacht van het hoger onderwijs los te laten.”
Waarom?
“Omdat wij ooit collectief geloofden dat hoger onderwijs
een fantastisch instrument zou zijn om sociale rechtvaardigheid
te bevorderen. Terwijl het inmiddels overduidelijk
is dat hoger onderwijs alléén dat niet voor elkaar krijgt. Dus
moet je het daar ook niet verantwoordelijk voor houden. Sociaal-economische
klasse is en blijft het allerbelangrijkste. Je
achtergrond bepaalt in hoge mate waar je terechtkomt. Dat
is de les die we de laatste vijftien jaar hebben geleerd.”
Stel je hebt een migrantenachtergrond, en je gaat naar het hoger
onderwijs. Hoe groot zijn dan je kansen op een goeie baan?
“Dat verschilt per land. In de Verenigde Staten doen minderheden
uit de middenklasse het over het algemeen goed
in het hoger onderwijs. Hun kinderen gaan naar de universiteit,
soms zelfs naar heel goede universiteiten. Maar de
echte top bereiken is ook voor hen heel lastig.”
a Thema Thema
U heeft in 2007 uitgebreid onderzoek gedaan naar het hoger
onderwijs in Nederland. Hoe kijkt u daarnaar?
“Wat ik goed vind, is dat beleidsmakers in Nederland zich
niet te veel bemoeien met de inhoud van onderzoek. Ze
verwachten alleen een hoog prestatieniveau. En dat werkt,
want er ís een hoog prestatieniveau. Nederlandse onderzoekers
hebben meer vrijheid dan in de Engelssprekende
landen, waar een enorme focus is op toepasbaarheid. Het
academisch klimaat bij jullie vind ik gezonder.”
a Thema Thema T
Nederlandse wetenschappers klagen anders dan het een aard
heeft.
“Dat is hun natuur. Academici willen per definitie meer,
willen altijd beter. Het zijn hoogopgeleide klagers.”
a Thema Thema T
En hoe doen wij het wat kansengelijkheid betreft?
“Het Nederlandse hoger onderwijs is veel egalitairder dan
dat in de Verenigde Staten of het Verenigd Koninkrijk.
De kwaliteit is buitengewoon goed. De universiteiten zijn
zonder uitzondering sterk en de hbo’s zijn over het algemeen
niet slecht. Die trekken ook relatief veel studenten
met een migrantenachtergrond. Hier in Engeland heet elke
hogeronderwijsinstelling tegenwoordig university. De top
is met Cambridge en Oxford heel goed. Daaronder zijn de
kwaliteitsverschillen dramatisch. Wat een Engels diploma
waard is, hangt geheel en al af van de universiteit die je hebt
bezocht. Dat is bij jullie veel minder het geval. Het mag
duidelijk zijn dat zo’n egalitairder systeem als in Nederland
en in de Scandinavische landen mijn voorkeur heeft.”
Maar, benadrukt Marginson, zo’n stelsel komt voort een
samenleving die van oudsher al minder grote verschillen
kent tussen arm en rijk. “Het is niet zo dat het Nederlandse
hoger onderwijs voor die relatieve sociale gelijkheid heeft
gezorgd. Dat is historisch zo gegroeid, heeft bijvoorbeeld te
maken met het belastingstelsel waarvoor Nederland heeft
gekozen. Daardoor is de inkomenskloof bij jullie, en ook in
de Scandinavische landen, minder diep.”
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Ook in Nederland hebben studenten met een migrantenachtergrond
moeite om een baan te vinden die past bij hun opleiding.
Dat is evident, zegt Marginson. “Nieuwe Nederlanders krijgen
een andere behandeling dan de oude. Melden ze zich
op de arbeidsmarkt, blijken ze de verkeerde achternaam te
hebben. Maar wat hen bovenal buitensluit is sociaal-economische
klasse, meer dan etniciteit. In elke kapitalistische
maatschappij draait alles om geld, niet om taal, cultuur
en kleur – hoewel die wel een rol spelen. Ik heb erg goed
onderzoek gezien dat gedaan is in Canada en Denemarken.
En wat blijkt? Dertig tot veertig procent van de zonen vindt
Thema Thema The
Thema Thema
zijn eerste baan bij een firma waarvoor hun vaders ook werken.
Dertig tot veertig procent! Dat onderstreept het belang
van familienetwerken en van je afkomst. Daar kun je niet
omheen. Lang geloofden we dat als iedereen massaal hoger
onderwijs zou volgen, dit soort verschijnselen als bij toverslag
zou verdwijnen. Maar nee. Toch interessant om te zien
hoe sterk die patronen nog steeds zijn. Erg veel opgeschoten
zijn we niet.”
Wat kunnen universiteiten en hogescholen daartegen doen?
“Ze kunnen er in elk geval op anticiperen. Ze kunnen proberen
studenten voor te bereiden op de echte wereld, in
plaats van ze alleen een goed diploma mee te geven. Het
hoger onderwijs claimt nog altijd dat een goed diploma
een mooie toekomst garandeert. Terwijl de barrières in
werkelijkheid nu vele malen groter zijn dan een generatie
geleden. De uitgangspositie van een 21-jarige afgestudeerde
verslechterde in vijftien jaar tijd dramatisch. En dat is een
internationale trend. Afgestudeerden krijgen wereldwijd
minder kansen, hebben minder baanzekerheid, doen veel
vaker onbetaald werk. In opkomende economieën als India
en China zie je nog wel sociale mobiliteit. Daar kunnen
kinderen nog de klasse van hun ouders ontstijgen. Maar de
wereldwijde tendens is consolidatie of achteruitgang. En het
ergste is de situatie in de Verenigde Staten.”
Toch houden we vast aan het denkbeeld dat iedereen zo hoog
mogelijk onderwijs moet volgen. Is dat verstandig?
Verbaasde blik. “Natuurlijk! Het idee dat je geen verdere
scholing nodig zou hebben is onnozel. We zijn dat stadium
al lang geleden gepasseerd. We leven in een wereld waarin
je niet meer op je twaalfde van school gaat om te werken.
Je blijft langer adolescent, ontwikkelt je langzamer, wordt
langzamer volwassen. Dus mag je tot diep in je twintigste
onderwijs volgen. Dat afkeuren is zoiets als bezwaar maken
tegen het feit dat mensen ademen.”
Niet alle banen vereisen toch per se hoger onderwijs?
“Nee. De helft van de afgestudeerden werkt in banen waarvoor
ze niet hebben doorgeleerd. Doen werk dat vroeger
‘De uitgangspositie van een
21-jarige afgestudeerde
verslechterde dramatisch
in vijftien jaar tijd’
Menselijk kapitaal
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
Wie is
Simon Marginson?
Simon Marginson (Melbourne, 1951) studeerde
geschiedenis en politicologie aan de University of
Melbourne en promoveerde in 1996 op een onderzoek
naar Markets in Education. In 2006 werd hij
hoogleraar hoger onderwijs aan dezelfde universiteit.
In 2013 volgde zijn benoeming tot hoogleraar
internationaal hoger onderwijs aan het University
College of London, waar hij nu directeur is van het
door hem opgerichte Centre for Global Higher Education.
Daarnaast is Marginson verbonden aan hogeronderwijsinstellingen
in Melbourne, Moskou en
Tokio. Ook is hij (mede)hoofdredacteur van Higher
Education, redacteur bij Thesis Eleven en adviseur bij
liefst zestien wetenschappelijke tijdschriften op het
gebied van het hoger onderwijs.
In 2007 was hij lid van een internationale commissie
die namens de OESO (Organisatie voor
Economische Samenwerking en Ontwikkeling)
onderzoek deed naar de staat van het Nederlandse
hoger onderwijs.
Simon Marginson is getrouwd en heeft twee kinderen.
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
door mensen zonder hogeronderwijsdiploma werd gedaan.
Maar als je wilt functioneren in de moderne samenleving
heb je kennis en dus scholing nodig – om een full citizen te
kunnen zijn, om je burgerrechten te kunnen uitoefenen.
Een opleiding geeft je hoe dan ook een generiek kennisniveau
en generieke vaardigheden. Het is misschien een beetje
een dure manier om het zo te organiseren. Maar zo zit de
wereld nu eenmaal in elkaar.”
ema Thema Them
Stel, u mocht een heel nieuw hogeronderwijssysteem opzetten.
Hoe zou dat eruit zien?
Vermoeide zucht. “Die vraag kan ik niet beantwoorden. Alles
hangt af van hoe de betreffende samenleving georganiseerd
is, dat is precies mijn punt. Wat voor belastingstelsel
kent het land? Hoe groot is de publieke sector?”
Nadenken over het ideale hoger onderwijs, zegt Marginson,
is sowieso niet eenvoudig. “Probleem is dat niemand weet
hoe de wereld er over tien, vijftien jaar uitziet. We hebben
geen idee wat voor soort professionals dan nodig zal zijn.
Daarom moet het hoger onderwijs geen al te specifieke
kwaliteiten aankweken, maar algemene: flexibiliteit, communicatievaardigheden,
analytische vaardigheden. Die
dingen zullen straks waarschijnlijk te pas komen. De grote
uitdaging is om studenten – of ze nu geneeskunde, rech-
ma Thema Thema
a Thema Thema
63
ma Them
TH MA 2-16
64
Menselijk kapitaal
ma Thema Thema
‘Het gaat niet beter
met de publieke zaak.
Sterker, het gaat
alleen maar slechter’
ten of een technische studie doen – voldoende vaardigheden
mee te geven. Ik zou het een goed idee vinden als instellingen
studenten een jaar aanbieden waarin dit allemaal aan
de orde komt.”
Wanneer?
“Het minst slecht is om zoiets aan het begin te doen. Dat
geeft jongeren ook meer tijd om na te denken over welke
richting ze uit willen. Aan het eind van de middelbare
school maak je niet per se de beste keuzes. Maar de kans dat
zo’n oriëntatiejaar er ooit komt lijkt me minimaal.”
In uw recente publicaties verwijst u veelvuldig naar de Franse
econoom Thomas Piketty. U bent fan?
‘Kapitaal in de 21 ste eeuw is het beste boek dat ik in dertig
jaar over dit onderwerp heb gelezen. Ik vond het echt een
eyeopener. Vooral het tweede deel is heel belangrijk. De historische
data die hij daarin gebruikt zijn zeer overtuigend.
En dan schrijft hij ook nog met zo’n elegantie en helderheid.
De meeste economen kunnen dat niet.”
Piketty, zegt Marginson, laat als geen ander zien hoe diep de
kloof is geworden tussen mensen die kapitaal bezitten en zij
die dat niet bezitten. “Hij geeft een breed en grondig beeld
van wat er veranderd is sinds de jaren negentig. Laat zien
waar onze wereld heengaat.”
En waar gaat de wereld heen?
“Naar nog meer sociale ongelijkheid. De percentages die
Piketty geeft zijn pretty amazing. Die concentratie van geld
in de handen van enkelen! En geld kan macht kopen, ook
politieke macht. Dat gebeurt echt niet alleen in de Verenigde
Staten – het gaat daar alleen openlijker.”
U klinkt erg pessimistisch.
“Ik ben realistisch.”
Dat zegt elke pessimist.
“Ik zie geen alternatief. We moeten ons realiseren dat onze
culturele mores niet voor de eeuwigheid zijn. Na 1945
hebben we een enorme democratische bloei gekend, de
publieke zaak floreerde. De mensheid trok lessen uit de
verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Maar er is
geen enkele reden om aan te nemen dat die lessen zullen
beklijven. Decennialang dachten we dat het met de publieke
zaak op een of andere manier steeds beter zou gaan. Maar
het gaat niet beter. Sterker, het gaat alleen maar slechter –
helemaal in de Engelssprekende wereld. En zelfs zo’n land
als Denemarken is niet meer zo open-minded als het was.
Het kosmopolitisme verdwijnt. Ik kan daar niets positiefs in
ontdekken.”
a Thema Thema
a Thema Thema T
Heeft de wetenschap hierin een taak?
“Als de wereld afstevent op grotere ongelijkheid, kunnen wij
slechts wijzen op de data: dit is wat er gebeurt, dit betekent
het. We kunnen het proces niet veranderen, we kunnen het
zeker niet stoppen. Het enige wat we verder kunnen doen is
zorgen dat we kwalitatief hoogstaand onderwijs blijven bieden.
Die kerntaak mogen we niet verwaarlozen.”
Maar ook wat dat betreft is Marginson niet zonnig gestemd.
Met lede ogen ziet hij bijvoorbeeld hoe belangrijk rankings
het laatste decennium zijn geworden. Geen misverstand,
zegt hij, met het instrument op zichzelf is weinig mis.
“Mensen willen informatie, daar hebben ze ook alle recht
op. En er bestaan goede rankings: de CWTS Leiden Ranking
bijvoorbeeld. Goeie ranglijsten zijn transparant, baseren
zich op objectieve maatstaven als citatiescores. Zo vertel je
echt iets over de kwaliteit van een opleiding. Maar er zijn
te veel slechte rankings, vooral de commerciële. Die reflecteren
een werkelijkheid die niet bestaat. Slechte rankings
baseren zich niet alleen op prestaties, ze mixen dat met
subjectieve maatstaven als reputatie. Verschrikkelijk.”
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Welke bedoelt u?
“Dat ga ik niet zeggen. Dan word ik meteen aangeklaagd.
Maar zulke rankings zijn alleen leuk voor de universiteiten
die al tot de wereldtop behoren. Ze verbeteren niet de onderwijs-
en onderzoeksprestaties van de andere instellingen.
Door zulke rankings trekken sterke universiteiten nog meer
studenten, nog meer geld, nog meer aanzien. Zij worden
sterker, de zwakke worden zwakker. Terwijl het cruciaal is
dat juist de kwaliteit van de instellingen die niet tot de wereldtop
behoren omhooggaat.”
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema The
Thema Thema
X
xxxx
‘Universiteiten
moeten veel meer
nadenken over
zichzelf’
Xxxxxx
naam auteur
Wie is
?????
Xxxxxxxxxx
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
OESO-topman
Dirk Van Damme
over taboes in het
hoger onderwijs
ma Thema Thema
a Thema Thema
65
ma Them
TH MA 3-16
66
Hete hangijzers
ma Thema Thema
Universiteitsbestuurders blijven te veel steken in een blijf-van-mijn-lijfhouding. Ze hebben te weinig aandacht voor het
onderwijs dat ze aanbieden. En ze begrijpen niet dat de samenleving eerder méér dan minder hogeropgeleiden nodig
a Thema Thema
heeft. Aldus Dirk Van Damme, onderwijsexpert bij de OESO. ‘Ik aarzel een beetje om erover te beginnen, maar naar mijn
gevoel is de bestuurlijke kwaliteit binnen de universiteiten niet echt hoog’
a Thema Thema T
I
n Boulogne-Billancourt, net buiten het centrum
van Parijs, staat een van de kantoorkolossen van de
OESO – sinds 2008 de werkgever van de Vlaming
Dirk Van Damme. Met een brede glimlach loodst hij
zijn bezoek door het glazen doolhof, haalt koffie en steekt
van wal.
De onderwijskundige leidt er de afdeling onderzoek en statistiek
bij het departement Education and Skills. “Een razend
interessante job”, zegt hij. Hiervoor was Van Damme onder
meer hoogleraar aan de Universiteit Gent en kabinetschef
van de Vlaamse onderwijsminister Frank Vandenbroucke.
Zo’n overstap, zegt hij, kan hij iedere wetenschapper
aanraden. “Maar zeker in Vlaanderen kun je bijna niet
meer terugkeren in de academie als je er een paar jaar uit
bent geweest. Dat vind ik zorgelijk. Terwijl de arbeidsmarkt
overal dynamiseert, is dat aan de universiteiten juist niet het
geval. De academische wereld zou moeten herdenken hoe
loopbanen in elkaar zitten.”
Op verzoek van Th&ma stelde Van Damme een lijstje samen
van hete hangijzers in het hoger onderwijs. Dat kostte hem
geen enkele moeite – integendeel.
Als eerste noemt hij ‘effectief leren’. Eigenlijk speelt dit,
zegt hij, al zo’n twintig, dertig jaar, sinds de invoering van
de zogeheten kwaliteitszorg. “En het is natuurlijk een vraagstuk
van cruciaal belang. Studenten gáán tenslotte naar de
universiteit om kennis en vaardigheden op te doen. Maar
kwaliteitszorg blijft een heikel onderwerp. Academici voelen
zich er niet goed bij, je ziet nog steeds veel weerstand tegen
evaluaties en visitaties.”
Waarom?
“Ik denk dat de weerstand is terug te voeren op het gevoel:
die mensen komen kijken hoe ik het doe in de collegezaal.
Enerzijds begrijp ik dat ze niet graag op de vingers gekeken
worden door onderwijskundigen, ik ben kritisch op mijn eigen
discipline. Het resultaat is wél dat academici nog altijd
een veel te simplistisch idee hebben van hoe goed onderwijs
in elkaar zit.”
‘Het resultaat is wél
a Thema Thema T
dat academici nog altijd
een veel te simplistisch idee
hebben van goed onderwijs’
a Thema Thema Th
Hoezo simplistisch?
“Ik maak er een karikatuur van, hè. Maar ze denken bijvoorbeeld
dat leren gebaseerd is op dwang. Op extrinsieke
motivatoren, op tentamens die het de student lastig maken.
Een ander idee is dat selectie de essentie van goed onderwijs
is. Ik ken professoren die zeggen: ik geef een goeie
cursus, want maar 20 procent van de studenten slaagt voor
mijn examen. Ik vind dat een verwerpelijke notie. Je geeft
dus goed les omdat je studenten falen. Het omgekeerde
zou waar moeten zijn: je bent een goeie docent omdat heel
veel studenten slagen – op een hoog niveau van kwaliteit.
Probleem is dat we het dan wél moeten hebben over wat je
onder ‘niveau van kwaliteit’ verstaat. Dat gaat over de rijkdom
van de inhoud, over de betrokkenheid van studenten.
Hoe breng je ze kennis en vaardigheden bij? Helaas komen
deze vragen nauwelijks meer aan bod. Ze zijn weggezakt.
Terwijl het juist de bedoeling van de kwaliteitszorg was dat
ze aan de oppervlakte kwamen. Nu gaat kwaliteitszorg enkel
nog over de institutionele processen.”
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Maar wat als het niveau van de studenten echt te wensen overlaat?
Moet je die dan toch laten slagen?
“Dat hoor je vaak: professoren die klagen over de kwaliteit
die uit het secundair onderwijs komt. Ik zeg niet dat het onwaar
is, maar ik vind het wel een heel gemakkelijk excuus.
Thema Thema The
Thema Thema
‘Alles draait om publiceren’
Het argument houdt ook geen steek. Nederland en Vlaanderen
scoren uitstekend in het internationale PISA-onderzoek.
Dat is niet de alleszaligmakende maat, maar het
zegt wel iets over de kwaliteit van het voortgezet onderwijs
in vergelijking met andere landen. Dan zijn er drie mogelijkheden.
Ofwel er gebeurt iets met jongeren tussen hun
vijftiende en achttiende jaar dat ze ineens wegzakken. Ofwel
we trekken de verkeerde studenten aan. Ofwel we hebben
een te negatief beeld van hen. Persoonlijk denk ik dat het
dat laatste is. Ik ben een pedagogische optimist. Ik denk dat
je met de juiste interventies mensen tot heel hoge niveaus
kunt brengen.”
Hoe bijvoorbeeld?
“In het bedrijfsleven zijn ze daar veel verder mee, daar is
die kennis wél doorontwikkeld. Ik zie er veel meer belangstelling
voor effectief leren. Kijk naar hoe bedrijven mensen
trainen en vormen, soms in een paar weken tijd nieuwe
vaardigheden bijbrengen. Mijn belangrijkste punt is dat de
academie de systematische reflectie op leerprocessen heeft
opgegeven. De weinige expertisecentra voor onderwijskunde
zijn aan het verdwijnen of ze krijgen geen opdrachten
meer. En het is bon ton om het nogal denigrerend over
onderwijskunde te hebben. Dat is een algemeen probleem.”
Hete hangijzers
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
‘De universiteit denkt
nog steeds: iedereen
hema Thema The
die een beetje verstand
heeft, kan wel lesgeven’
hema Thema Them
Heeft u daar een verklaring voor?
“Dat is gebeurd omdat alles draait om publiceren. Het hele
promotiebeleid is gebaseerd op onderzoek. Onderwijs geldt
als een secundaire activiteit. En de universiteit denkt eigenlijk
nog steeds: iedereen die een beetje verstand heeft, kan
wel lesgeven. Maar daar komt veel meer bij kijken. Waarom
hanteren we voor het doen van onderzoek hoge conceptuele,
methodologische standaarden, en voor het geven van onderwijs
niet? Waarom word je niet afgerekend op je colleges?
Natuurlijk, velen onderschrijven dat onderwijs belangrijk is,
maar ze trekken daar geen consequenties uit. Dus blijven
academici fulmineren tegen kwaliteitszorg. Terwijl dat
eigenlijk het enige instrument is dat we hebben.”
ema Thema Them
Hoe zou het wel moeten?
“Ik vind dat er structureel beleid nodig is. Soms maak ik de
boutade dat universiteiten veel strenger zijn op andere sectoren
dan op zichzelf. De reflectie op hun eigen functioneren
is minimaal. Misschien is mijn kernboodschap wel dit:
ik vind dat universiteiten veel meer zelfreflecterend moeten
zijn. Veel meer moeten nadenken over zichzelf. Nogmaals,
ik kan begrip opbrengen voor de weerstand onder academici
tegen onderwijskundigen. Maar het gevolg is dat er veel te
weinig aandacht voor bestaat.”
ema Thema Them
ema Thema Them
Anderzijds zie je de university colleges opkomen. Die profileren
zich juist met hun onderwijs.
“Een interessante ontwikkeling, daar ben ik ook heel
positief over. Maar zij bewegen zich in de marge van het
systeem. Ze zijn de uitzondering die de regel bevestigt.”
ma Thema Thema
Geldt wat u zegt over effectief leren ook voor hogescholen?
“Ik zie daar meer belangstelling voor dit vraagstuk. Dat
komt door hun geschiedenis, doordat ze werken met een
ander publiek. Zij hebben niet de luxe of het excuus dat ze
door te selecteren op de instroom al de helft van het onderwijsprobleem
hebben opgelost. Zij zijn gedwongen erover
na te denken. Ik heb grote bewondering voor de hogescholen.
Ze krijgen te weinig waardering.”
a Thema Thema
67
ma Them
TH MA 3-16
68
Hete hangijzers
ma Thema Thema
Het tweede hete hangijzer op Van Dammes lijstje raakt
aan het eerste, zegt hij. “Een van dingen die mij de laatste
jaren erg boeien is de vraag waarom je zoveel verschillen
ziet tussen mensen die alleen secundair onderwijs hebben
genoten en mensen met een hogeronderwijskwalificatie.
Sowieso heb je de verschillen in economic outcomes: werk en
inkomen. Maar er zijn ook enorme verschillen in de social
en emotional outcomes. Waarom zijn hogeropgeleiden gezonder?
Waarom hebben ze meer interpersonal trust, vertrouwen
in anderen? Waarom nemen ze meer deel aan de politiek,
zijn het constructievere burgers? Dit zijn cruciale vragen
voor onze samenleving, ze raken direct aan de sociale cohesie.
Want die positieve effecten duren een heel leven lang.
Hier bij de OESO proberen we die aspecten nu meetbaar te
maken. In Education at a Glance publiceren we er statistieken
over.”
Tot nog toe, zegt Van Damme, hebben we alleen onderzoek
dat al die verschillen vaststelt. “We weten niet wat het
hoger onderwijs precies dóét om dat te bereiken. Ik vind het
enorm interessant om daarover na te denken.”
Heeft u een verklaring?
“Ik denk dat er twee fenomenen spelen, elk in een andere
richting. Het hoger onderwijs selecteert, misschien meer
nog dan op intelligentie, ook op een aantal van die non-cognitieve
aspecten. Dat roept nieuwe vragen op. Wij denken
dat het rechtvaardig is om op intelligentie te selecteren. Als
nu zou blijken dat universiteiten de facto ook selecteren op
non-cognitieve aspecten, hoe zit het dan met de toegankelijkheid
van het hoger onderwijs voor de lagere sociale
klassen?”
Anderzijds zit er volgens Van Damme ‘een laag’ in het
hoger onderwijs zelf die ‘onbedoelde effecten’ genereert.
“Onderzoek op onderzoek laat zien dat genoemde social en
emotional outcomes weinig met kennis te maken hebben.
Wat wel een rol speelt zijn de non-cognitieve skills. Dat gaat
over controle verwerven over jezelf. Over weerstand kunnen
bieden tegen mislukkingen. Over doorzettingsvermogen. Ik
ben er echt van overtuigd dat het hoger onderwijs dit soort
competenties ontwikkelt. En het zijn precies deze skills die
‘Dat roept de vraag op:
hoe betrouwbaar zal
een universitair diploma
in de toekomst nog zijn?’
Wie is
Dirk Van Damme?
a Thema Thema
Dirk Van Damme (Gent, 1956) studeerde pedagogische
wetenschappen aan de Universiteit Gent, waar
hij in 1995 werd benoemd tot professor. Tevens was
hij verbonden aan de Vrije Universiteit Brussel en
aan Seton Hall University in New Jersey. In 2000
werd hij algemeen directeur van de universitaire
koepelorganisatie VLIR, de Vlaamse tegenhanger
van de VSNU. Vanaf 2003 werkte Van Damme in
de kabinetten van opeenvolgende Vlaamse onderwijsministers.
Van 2004 tot 2008 was hij kabinetschef
van Frank Vandenbroucke.
Sinds 2008 leidt Van Damme de afdeling Innovation
and Measuring Progress bij het directoraat
Education and Skills van de OESO (Organisatie voor
Economische Samenwerking en Ontwikkeling) te
Parijs.
Dirk Van Damme woont in de Bourgogne, is getrouwd
en heeft twee volwassen kinderen.
a Thema Thema T
a Thema Thema T
werkgevers interesseren – veel meer dan de puur cognitieve.
Internationale werkgevers zeggen tegen ons: wij hebben
mensen nodig die zich kunnen gedragen, die op tijd komen,
die hun emoties onder controle hebben. Of je historicus,
filosoof of wiskundige bent speelt voor hen geen grote rol.
De disciplines die de universiteit aanbiedt zijn eigenlijk
achterhaald. Negentiende-eeuws.”
Van Damme wijst op de stap die de internationale firma
Ernst & Young recentelijk zette. “Daar hebben ze gezegd:
wij kijken niet langer naar kwalificaties, we gaan zelf
selecteren op de vaardigheden die wij belangrijk vinden.
Dat roept de vraag op: hoe betrouwbaar zal een universitair
diploma in de toekomst nog zijn? Natuurlijk zijn er genoeg
werkgevers die een officiële kwalificatie wél belangrijk
vinden. Maar als je vraagt waarom, dan refereren ze aan die
social en emotional skills. Terwijl die in de doelstellingen van
de universiteit nauwelijks zijn geëxpliciteerd.”
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Dat zou wel moeten gebeuren?
“Absoluut, absoluut. Universiteiten zouden ze expliciet moeten
maken in het ontwerp van hun onderwijsleerprocessen.
Dat zou ook hun rol in de samenleving op een interessante
manier objectiveren. En misschien zouden ze het dan nog
effectiever doen. Nu is dit alles een beetje een bijproduct.
Universiteiten beseffen denk ik best dat ze die skills helpen
ontwikkelen. Maar er is een soort schroomvalligheid om
het over character te hebben. Dat vinden ze raar en moeilijk.
Omdat ze denken, en dat speelt in Nederland meer dan in
Thema Thema The
Thema Thema
‘Als ik in Nederland ben,
schrik ik er soms van.
Ik vind dat daar nu
te weinig debat over is’
Vlaanderen: we willen onze studenten niet zoals in de jaren
vijftig vertellen hoe ze zich moeten gedragen. Het is toch
niet onze taak om mensen op te voeden, dat hoort thuis
in het gezin of op de lagere school. Dat vind ik eigenlijk
compleet naïef.”
Want het gebeurt sowieso, bedoelt u?
“Het gebeurt sowieso. De essentie is dat je in die vier, vijf,
zes jaar op de universiteit een ander persoon wordt. Je leert
je op een bepaalde manier te gedragen. De Franse socioloog
Pierre Bourdieu heeft dat heel goed beschreven. Hij sprak
van een soort habitus die valt te ontwikkelen.”
Bovendien, zegt Van Damme, is burgerschapsvorming een
bijkomend argument om te pleiten voor verdere uitbreiding
van het hoger onderwijs. “Ik ben absoluut tegen de huidige
tendens die roept: er gaan te veel studenten naar het hoger
onderwijs. Dat leeft heel erg, vooral in Nederland. Daar lijkt
iedereen ervanuit te gaan dat er nu wel genoeg hogeropgeleiden
zijn, dat het hoger onderwijs niet verder moet
groeien. Als ik in Nederland ben, schrik ik er soms van. Ik
vind dat daar te weinig debat over is – vandaar dat ik er nu
zo de nadruk op leg. Ik voel er wel voor om een steen in de
kikkerpoel te gooien.”
Volgens Van Damme is er ‘geen vaste norm’ die mensen
geschikt maakt voor hoger onderwijs of niet. “Het idee dat
er een objectieve grens zou bestaan, is complete waanzin.
Dan antwoord ik altijd: in het begin van de twintigste eeuw
waren vrouwen niet geschikt voor de universiteit, en kijk
waar we nu staan. Die grens is voortdurend verschoven.
Natuurlijk, ik begrijp best dat instellingen moeite hebben
met de massificatie, omdat de transformatie zoveel van hen
vergt. Onderwijs organiseren voor velen is veel ingewikkelder
dan voor enkele individuen. Maar die grens zal blijven
verschuiven, omdat de druk vanuit de samenleving, vanuit
de economie zal blijven toenemen. Van een land als Nederland
dat zich profileert als innovatieland begrijp ik niet dat
het zegt: we hebben in de toekomst minder hogeropgeleiden
nodig. Daar kan ik gewoon met mijn verstand niet bij.”
Van Damme haalt een recent rapport aan van de Zwitserse
Academie van Wetenschappen. “Dat betoogt dat in 2030
elke leeftijdscohort 70 procent hogeropgeleiden moet tellen.
Hete hangijzers
Nu is dat in Vlaanderen dicht bij de 40 en in Nederland iets
meer dan 40 procent. Daar zit dus nog een enorme marge.”
De universiteiten vrezen dat ze hun onderwijs makkelijker
zullen moeten maken.
“Dan zeg ik: vlak voor de Tweede Wereldoorlog dacht
iedereen dat niet meer dan 10 procent van de aankomende
generaties geschikt was voor hoger onderwijs. Dat bleek niet
te kloppen. Natuurlijk kan het zijn dat de moeilijkheid van
het onderwijs zich iets heeft aangepast...”
U bedoelt het niveau?
“Ik spreek liever van moeilijkheid.”
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
Waarom?
“Omdat ik vind dat moeilijkheid niet hetzelfde is als niveau
of kwaliteit. Je kunt onmogelijk volhouden dat in landen
die naar een heel hoog participatieniveau aan het evolueren
zijn, het niveau van het hoger onderwijs is gedaald. Wel zie
je dat er differentiatie optreedt. Daar ben ik niet tegen. Ik
ben voor meer differentiatie in het hogeronderwijsbestel.
Maar ik ben ook voor meer toegankelijkheid. Die twee gaan
eigenlijk samen. En ik ben zeer tegen het idee dat we nu al
een plafond hebben bereikt.”
hema Thema Them
ema Thema Them
Maar wat als er voor al die hoogopgeleiden geen passend werk
is?
“Ten eerste kun je heel moeilijk voorspellen hoe de arbeidsmarkt
in de toekomst zal zijn. Ten tweede is een lichte
overscholing voor een economie altijd beter dan onderscholing.
Je moet de samenleving blijven voeden met hoogopgeleiden,
zelfs al riskeren zij onder hun niveau te werken.
Volgens sommigen doen die hun job sowieso beter. Ook als
ze een beetje gefrustreerd zijn.”
ema Thema Them
Is dit alles niet zuur voor wie niet mee kan komen? Nu vinden
ouders het al vervelend als hun kind een vmbo-advies krijgt. Dat
wordt nog erger in een samenleving die zoveel naduk legt op
hoogopgeleiden.
“Dat is absoluut zo. De maatschappelijke waardering voor
het beroepsonderwijs is een probleem. Natuurlijk moet je
ook investeren in beroepsopleidingen, moet je goeie vaklui
scholen. Maar het een hoeft het andere niet uit te sluiten.”
ema Thema Them
Van Damme heeft nog een laatste hogeronderwijstaboe
op zijn lijstje staan: governance. Volgens hem is het hoog
tijd dat universiteiten daar anders over gaan denken. Kort
samengevat: ze blijven te krampachtig vasthouden aan hun
autonomie. “Ik zeg niet dat ik autonomie irrelevant vind,
integendeel. Dat hebben universiteiten in hoge mate nodig
om te kunnen functioneren. Maar naar mijn gevoel blijven
ze hangen in een achterhaald concept van autonomie. Ze
blijven steken in wat Hannah Arendt ‘negatieve autonomie’
noemt: blijf van mijn lijf. Terwijl het zou moeten gaan om
positieve autonomie: hoe kun je een governancemodel ont-
ma Thema Thema
a Thema Thema
69
ma Them
TH MA 3-16
70
Hete hangijzers
ma Thema Thema
a Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
‘Universiteitsbestuurders gaan meteen in het defensief’
Thema Thema Th
wikkelen waarvan de universiteiten én de samenleving beter
worden. Dat is een heel ander uitgangspunt.”
U bent voor meer overheidssturing?
“Jazeker. Universiteiten zijn zo belangrijk dat geen enkele
overheid het zich kan permitteren om ze met rust te laten.
Vlaanderen en Nederland zijn daarin al ver gevorderd. Er
zijn afsprakenkaders, betuttelende wetgeving is voor een
deel al afgebouwd. Maar ik vind het toch een teken aan de
wand dat onderwijsministers niet weten hoe ze een zinvol
gesprek met de universiteiten kunnen voeren. Niet weten
hoe ze vragen uit de samenleving kunnen vertalen.”
Dat durven ze niet?
“Dat gebeurt te weinig, vanwege die blijf-van-mijn-lijfhouding
bij veel universiteitsbestuurders. Terwijl ik vind: in
een democratie moet een overheid vragen op tafel kunnen
leggen bij een instituut dat in de publieke ruimte functioneert.
Nu is het veel te veel: oei, de minister vraagt weer
iets. Universiteitsbestuurders gaan meteen in het defensief.
Als ze met de minister rond de tafel zitten, is de houding:
hoe kunnen we zijn plannen torpederen. De overheid is
in hun ogen per definitie de slechte actor. Je ziet meteen
irritaties, iedereen reageert geconstipeerd. Natuurlijk speelt
in Nederland en Vlaanderen de onderfinanciering een rol in
dat wantrouwen, maar naar mijn gevoel is dat geen excuus.
Universiteiten krijgen erkenning genoeg. Geen minister
stelt hun bestaansrecht in vraag. Je zou als volwassenen met
elkaar in gesprek moeten kunnen gaan.”
Geen misverstand, zegt hij. “De relatie is in geen enkel
land gemakkelijk. Maar de sterkste hogeronderwijslanden
– Zwitserland, Zweden en Duitsland – kennen een veel
betere verhouding tussen overheid en universiteit.”
Thema Thema Th
Thema Thema The
Wat zouden de Vlaamse en de Nederlandse overheden kunnen
doen?
“Ik vind dat ze de universiteiten veel meer moeten uitdagen.
Hun houding zou moeten zijn: universiteiten zijn respecta-
Thema Thema
‘Zoveel cruciale kwesties komen nu niet aan de orde’
bele instellingen, ze verdienen heel veel autonomie, en we
gaan ons niet bemoeien met hoe ze de dingen organiseren.
Maar we gaan wel voortdurend met elkaar in gesprek over
de grote strategische vragen.”
Welke?
“Bijvoorbeeld over wat ik net noemde: hoe pak je de groei
van de hogeronderwijsparticipatie aan? Welke competenties
zijn belangrijk voor de toekomst? Wat is belangrijk op vlak
van onderwijs? Wat op vlak van onderzoek? Zoveel cruciale
kwesties komen nu niet aan de orde omdat de voorwaarden
voor zo’n open gesprek er niet zijn. Ik ken nogal veel
oud-ministers van onderwijs. En ik vind het zo typerend
dat ze allemaal hun job verlieten met frustraties over hun
relatie met de universiteiten. Ze voelden: daar ben ik niet in
geslaagd. Ze stuitten allemaal op dat conservatisme.”
Hete hangijzers
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
Eigenlijk zijn de universiteiten te veel naar binnen gekeerd.
“Vind ik wel, ja.”
Ze moeten meer reflecteren én meer openstaan.
“En expertise ontwikkelen over zichzelf.”
Heeft u nog andere zaken op uw lijstje?
Het is even stil. Dan: “Ik aarzel een beetje om erover te beginnen
omdat het zo kritisch klinkt. Maar wat mij dwarszit,
hangt samen met die governance. Naar mijn gevoel is de
bestuurlijke kwaliteit binnen de universiteiten niet echt
hoog. Vooral Nederland is veel te ver doorgeschoten in een
soort van corporate idee over bestuur.”
hema Thema The
Universiteitsbestuurders die bedrijfsleventje spelen?
“Ik ken geen land waar dat zo extreem is. Zelfs in de
Verenigde Staten leggen ze sterkere academische accenten
in het bestuur dan in Nederland. Ook de verloning van
bestuurders, dat zijn eigenlijk aberraties die nooit hadden
mogen gebeuren.”
hema Thema Them
Dus de protesterende studenten in Nederland hadden vorige
zomer een punt?
Brede glimlach. “Absoluut.”
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
71
ma Them
TH MA 4-16
‘Xxxxxxx’
72
‘Wij zijn
te slordig geweest
met de basale
democratische
waarden’
ma Thema Thema
a Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
Xxxxxxx
Ron Bormans en
Izaak Dekker
over het hbo in
een superdiverse
samenleving
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema The
Thema Thema
Eigenheid en samenwerking
Hun onlangs verschenen essay ‘Samen leven in de moderne samenleving’ trok breed de aandacht. Ron Bormans en Izaak
Dekker zoeken daarin naar antwoord op een uiterst urgente vraag: wat voor hogeschool moet je zijn in een Nederland dat
zich kenmerkt door fragmentatie? ‘Als het in Turkije dondert, wordt het bij ons onrustig in de klas.’
E
ind deze zomer publiceerden Ron Bormans en
Izaak Dekker – respectievelijk bestuursvoorzitter
en beleidsadviseur-filosofiedocent aan Hogeschool
Rotterdam – het essay Samen leven in de moderne
samenleving. Aan de hand van onder meer Hannah Arendt,
Zygmunt Bauman, Ferdinand Mertens en, jawel, Pim Fortuyn,
verkennen ze de vraag wat een hogeschool in dit tijdsgewricht
zou moeten zijn.
In Bormans’ monumentale werkkamer aan het Museumpark
ligt het fraai uitgegeven boekje onopvallend op de
enorme vergadertafel.
Wat bracht u ertoe om dit essay te schrijven?
Ron Bormans: ‘Als bestuurder probeer ik regelmatig een
reflectiemoment in te bouwen, bijvoorbeeld door elke twee
weken een blog te schrijven. Dat dwingt me om terug te
kijken, maar het is toch een beetje kortcyclisch reflecteren.
Toen kreeg ik het idee voor een minisabattical: een maand
me terugtrekken in de Limburgse heuvels. Boeken lezen,
rustig nadenken. Ik begon met de vraag: wat is eigenlijk het
bestaansrecht van een grote hogeschool?”
Met de nadruk op het bijvoeglijk naamwoord?
Ron Bormans: “Ja. Wij zijn met bijna 35.000 studenten en
4.000 medewerkers een van de grootste hogescholen van
het land. Waarom mag die er eigenlijk zijn in een tijd waarin
bijna iedereen vindt dat zo’n omvang eigenlijk niet meer
kan? Dat vraagstuk wilde ik toch nog eens doordenken.
Maar ik liep vast, dus ik dacht: ik heb hulp nodig. Dus toen
heb ik vanuit mijn retraîteadres contact met Izaak gezocht.”
Izaak Dekker: “Voor mij kwam dat als een verrassing. Ik
dacht dat Ron romans ging lezen: het beeld dat ik heb bij
een sabattical, maar dat was niet zo. Hij vroeg: als je over dit
soort vraagstukken nadenkt, bij welke schrijvers kun je dan
terecht om argumenten voor en tegen te lezen? Ik vond het
leuk dat hij mij vroeg omdat ik gespecialiseerd ben in deze
filosofische en pedagogische thema’s. Ik geef er les in bij de
master pedagogiek.”
Ron Bormans: “Gaandeweg kwam in onze gedachtewisseling
een diepere doordenking van onze maatschappelijke
‘Ik vind nu dat
ik Pim Fortuyn
destijds te snel
heb afgeschreven’
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
opdracht centraal te staan. Wat betekent het om een hogeschool
te zijn in deze tijd?”
ema Thema Them
Heeft u ontdekkingen gedaan?
Ron Bormans: “Nou, ontdekkingen. Ik heb schrijvers gelezen
die mij de woorden hebben gegeven om te formuleren
wat ik zelf eigenlijk al dacht. Zo’n vrouw als Hannah Arendt
legt begrippen neer waarvan ik denk: zo is het. Mensen als
zij hielpen me om mijn gedachten te ordenen en te vertolken.
Daarnaast ontdekte ik auteurs die ik eerder nooit zo
serieus had genomen. Pim Fortuyn, bijvoorbeeld, met zijn
De verweesde samenleving. Ik vind nu dat ik hem destijds te
snel heb afgeschreven. Want al heb ik nog steeds geen sympathie
voor zijn politieke beweging, sommige dingen heeft
hij toch heel goed gezien, zeker in dit boek. Is zo’n hogeschool
als de onze ook niet verweesd? Van wie is die eigenlijk?
Wie voelt zich ermee verbonden? Daarnaast ben ik ook
al die boeken gaan lezen waarmee de vrijgevochten docent
tegenwoordig zwaait, van organisatiegoeroes als Wouter
Hart, Matthieu Weggeman. Heel interessant.”
ema Thema Them
ma Thema Thema
Wat is de belangrijkste les die u leerde uit uw lectuur?
Ron Bormans: “Ik heb altijd intuïtief het gevoel gehad
dat onderwijs moet vertragen, in plaats van versnellen.
Onderwijs moet niet helemaal vooraan willen lopen in de
maatschappelijke dynamiek, maar daar een beetje achteraan
a Thema Thema
73
ma Them
TH MA 4-16
74
Eigenheid en samenwerking
ma Thema Thema
hobbelen. Ik voelde me daarin een hopeloze conservatief,
maar nu kwam Izaak met auteurs die dat óók vonden. En
niet de minsten. Dus ja, nu durf ik het eindelijk hardop te
zeggen.”
Wat bedoelt u met ‘vertragen’?
Ron Bormans: “Neem de redenering die je vaak hoort: de
beroepen van nu bestaan morgen niet meer. Zo’n redenering
leidt tot een type onderwijs dat als het ware helemaal
meegaat in de moderne dynamiek. Docenten willen bijvoorbeeld
de gekkigheid van de smartphone incorporeren in
hun lessen. Terwijl mijn idee is: ook in de toekomst zullen
sommige elementen in de kennisdomeinen een zekere
universele waarde blijven houden. Kijk naar de techniek.
De opleiding werktuigbouwkunde van nu is niet dezelfde
als die van veertig jaar geleden. Maar studenten moeten nog
steeds leren integreren en differentiëren. Je moet dus niet
overal in meegaan.”
Izaak Dekker: “Mijn neiging als docent was in eerste instantie
om het curriculum elk jaar te veranderen en voller te
maken, en liefst ook nog om op telkens andere manieren te
doceren. Zo gebruikte ik te pas en te onpas blogs, filmpjes,
apps als Socrative. Maar ik kwam erachter dat te veel inhoud
zonder reflectie weinig oplevert, dat waardevolle kennis niet
na een jaar verouderd is en dat niet elke digitale tool toegevoegde
waarde heeft in de les. Nu probeer ik de neiging te
weerstaan om alles maar binnen te halen, alleen omdat het
nieuw is. De uitdaging is eigenlijk: wat zou ook over vier
‘Docenten willen bijvoorbeeld
a Thema Thema
‘De norm is dus dat je hier gewoon Nederlands spreekt.’
de gekkigheid
van de smartphone
incorporeren in hun lessen’
a Thema Thema T
jaar nog interessant zijn, waar hebben mijn studenten op
langere termijn nog steeds baat bij? De beroepen waarin zij
terechtkomen kennen tijdloze elementen, vooral in de relatie
met de cliënt. De uitdaging is denk ik om de actualiteit te
kennen, maar telkens wel de vertaalslag te maken naar wat
ook in de toekomst helpt om die actualiteit te begrijpen. En
daarin enigszins achter te lopen.”
a Thema Thema T
Opmerkelijk in het essay vond ik het hartstochtelijke pleidooi
voor een herwaardering van de Nederlandse taal. Dat is nodig?
Ron Bormans: “Deze hogeschool heeft zo’n 40 procent
studenten met een niet-westerse achtergrond. Als je binnenkomt,
dan hoor je borden met gedragsregels te zien
waar op staat dat Nederlands de voertaal is – behalve op
opleidingen als de businessschool, daar is het Engels. Onder
elkaar, in de kantine mogen studenten natuurlijk Turks
of Marokkaans of wat dan ook spreken, dat is het private
domein. Maar in een gesprek in de klas mag dat niet. Dat
kan intimiderend zijn voor de docent. De norm is dus dat
je hier gewoon Nederlands spreekt. Maar wij constateerden
dat daar onvoldoende werk van werd gemaakt. Dus gaan we
het taalbeleid serieuzer aanpakken.”
Izaak Dekker: “Je hebt grofweg twee uitersten. In een
supertolerant taalbeleid zeg je: het zou oneerlijk zijn als
we studenten te veel op taal beoordelen want daar hebben
sommigen moeite mee. Dus taalfouten in je scriptie zijn
niet erg, zolang de inhoud maar op orde is. In een heel bot
taalbeleid gooi je de deur meteen dicht. Zeg je: bij twee taalfouten
ga ik je werk niet eens nakijken. In beide uitersten
zit een gebrek aan empathie, vinden wij. Het is immers wél
heel belangrijk dat studenten het Nederlands goed beheersen.
Nederlands is de taal die ze toegang verschaft tot hun
loopbaan, tot hun volwassen leven. Als ze het Nederlands
goed beheersen, raken ze niet buitengesloten, kunnen ze
echt meedoen. Maar als je dat vindt, dan hoor je ook er ook
werkelijk aandacht aan te besteden – op een ontwikkelingsgerichte
manier. Niet dat je ze meteen naar huis stuurt als
ze niet mee kunnen komen.”
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema The
Wat gaan jullie concreet doen?
Ron Bormans: “Dat is een ingewikkelde vraag, omdat we
Thema Thema
er doelbewust voor hebben gekozen om het antwoord niet
van bovenaf in te vullen. Er was hier altijd een soort reflex
om vraagstukken te vertalen in centraal beleid, formats,
kaders en richtlijnen. Dat willen we niet meer. Voor ons is
dat best moeilijk, want dan moet je een beetje op je handen
zitten. Maar wij vinden dat we de denkkracht in de organisatie
moeten aanspreken. Ik zou graag willen dat in de
docentenkamers gepraat wordt over de grote vraagstukken
die wij abstract in dit boekje opgeschreven hebben. Wij gaan
dus niet meteen zeggen: zo moet het. We zeggen niet: dit is
het Nederlands dat hier gesproken wordt. Maar we zijn wel
van plan om dit najaar alle docententeams de vraag voor te
leggen: hoe verhouden jullie je tot het vraagstuk van taal?
Herkennen jullie je in onze diagnose dat we daar misschien
wat slordig in zijn geweest? We weten dat daarover in een
aantal docentenkamers al gepraat wordt. Maar we weten ook
dat er docentenkamers zijn waar alleen gemopper te horen
is op het taalniveau. We hopen met dit boekje een signaal af
te geven.”
Misschien is taalbeheersing wel zo essentieel dat je het niet aan
individuele docententeams moet overlaten om daar al dan niet
aandacht aan te besteden.
Ron Bormans: “Wij definiëren wél de bandbreedte, hoor.
Wij zeggen: dit moet een hogeschool zijn waar iedereen
zich welkom voelt. Een school die inclusiviteit hoog in het
vaandel heeft. Een school die niet verkrampt reageert op
maatschappelijke vraagstukken, maar probeert er pedagogisch
iets mee te doen. Een school die waarden als wederzijds
respect en democratie hoog in het vaandel heeft. En
het is een school waar het Nederlands belangrijk is. Zo hard
wil ik het best zeggen. Maar het is aan docenten om daar
invulling aan te geven. Dat ga ik niet voorschrijven.”
Waarom niet?
Ron Bormans: “Als je heel hard gaat sturen, heb ik ontdekt,
dan krijg je allemaal schijnwerkelijkheden. Mensen zijn
heel slim in het creëren van gedoogzones. Dwang in de
richting van een professional is altijd inherent beperkt effectief.
Nog los van het feit dat je er een prijs voor betaalt. Je
‘Ik heb ontdekt:
als je heel hard gaat
sturen, dan krijg je
schijnwerkelijkheden’
Eigenheid en samenwerking
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
Wie zijn
Ron Bormans
en Izaak Dekker?
hema Thema The
Ron Bormans (Schinnen, 1957) studeerde natuurkunde
tot aan de propedeuse in Eindhoven en bestuurskunde
in Nijmegen. Hij werkte onder meer
op het ministerie van onderwijs als plaatsvervangend
directeur hoger beroepsonderwijs en als directeur
studiefinanciering. Daarna was hij bestuurder
aan de Hogeschool van Amsterdam en aan de HAN
(Hogeschool van Arnhem en Nijmegen), waarvan
hij in 2008 voorzitter werd. In 2012 volgde de
benoeming tot bestuursvoorzitter van Hogeschool
Rotterdam. Ook was hij lid van de commissie-Veerman
en is hij bestuurder bij de Vereniging Hogescholen.
hema Thema Them
Izaak Dekker (Amsterdam, 1986) studeerde wijsbegeerte
aan de Erasmusuniversiteit Rotterdam. Hij
was werkzaam als docent filosofie in het middelbaar
onderwijs en als adviseur voor gemeenten en
welzijnsinstellingen. Op dit moment is hij senior
beleidsadviseur bij Hogeschool Rotterdam. Daarnaast
werkt hij als docent filosofie, pedagogiek en
beleid bij de master pedagogiek.
ema Thema Them
ema Thema Them
zult dus gesprekken moeten voeren. Wij als bestuurders
moeten leren om problemen gewoon aan die professional
voor te leggen. Ik denk, maar misschien ben ik wel naïef,
dat je dan een bevredigend antwoord krijgt – in 80, 90
procent van de gevallen. Natuurlijk blijft er een randje van
mensen dat niks met zo’n vraagstuk wil doen, maar dat zul
je altijd houden. Dat randje is niet interessant, daar ga ik
mijn beleid niet op richten.”
Izaak Dekker: “Het mooie is dat dit ook opgaat voor de
omgang tussen docent en studenten. Ook studenten kun je
niet al te hard sturen, ook bij hen gaat het niet om strengzijn.
Het gaat erom dat je het gesprek aanjaagt en laat zien
waaróm je een bepaalde norm zo belangrijk vindt. Het gaat
erom dat je studenten motiveert, waarbij je de normen en
waarden steeds in het licht plaatst van hun toekomstige
professionaliteit. Studenten vinden het veel interessanter
om op tijd te komen als ze snappen wat voor invloed het
omgekeerde heeft op hun cliënten later. Het is veel effectiever
als iemand uit het werkveld komt uitleggen waarom op
tijd komen cruciaal is voor het krijgen van een stage of een
baan. Voor succes in je latere leven. Of als ze horen welke
impact goed taalgebruik heeft op hun loopbaan.”
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
75
ma Them
TH MA 4-16
76
Eigenheid en samenwerking
ma Thema Thema
Bezield en autonoom
“Een hogeschool hoort een grote, bezielde, autonome
school te zijn, met de focus op kwaliteit en
inclusiviteit, fungerend als het ‘veilige’ dorp in de
stad, met als uitgangspunt ‘weer samen leren leven’
in de samenleving, nauw aangesloten bij haar
omgeving, met een doorslaggevende rol voor de
professional, die we normatief durven te bejegenen
en uitdagen de verantwoordelijkheid te nemen in
het ‘bezielen’ van de school, om die reden radicaler
gedecentraliseerd en vol van waarden (waarvan de
democratische waarde een belangrijke is), met minimale
maar betekenisvolle spelregels.”
Uit: Samen leven in de moderne samenleving
Het essay van Ron Bormans en Izaak Dekker is te
downloaden via www.hogeschoolrotterdam.nl
Eerder sprak u uw zorgen uit over de voortijdige uitval van vooral
mannelijke studenten met een niet-westerse achtergrond.
Ron Bormans: “Ik vond inderdaad dat wij daar vaker wakker
van moesten liggen, omdat die uitval op deze school disproportioneel
hoog is. Het hoger beroepsonderwijs is eigenlijk
uitgevonden om grote bevolkingsgroepen te kwalificeren en
te emanciperen. Dat eerste lukt ons steeds beter, dat tweede
ontglipt ons. Je kunt daar de hele wereld de schuld van
geven, maar wij zeggen: het is in de kern een pedagogisch
vraagstuk. Weten wij wie er bij ons in de klas zit? Begrijpen
wij wie er bij ons in de klas zit? Zijn wij in onze manier van
lesgeven voldoende cultureel neutraal? Zodat niet alleen die
blonde meisjes vooraan zich aangesproken voelen, maar
ook die vier Marokkaanse jongens achterin? Als die zich
niet aangesproken voelen, zijn ze namelijk met Kerstmis
weg. Zoals vaak het geval blijkt te zijn.”
Heeft die oproep geholpen?
Ron Bormans:“Het mooie is dat zich nu docententeams bij
ons gemeld hebben die zeggen: wij willen dit ook niet meer.
Die bedachten zelf allerlei oplossingen. Zij zijn streng in
hun normativiteit, empathisch in hun bejegening. Ook zijn
we met de minister in beraad over een schakelprogramma
voor mbo’ers. En we pasten onze scholingsprogramma’s
aan, Izaak geeft daar leiding aan. Bovendien hebben we
onze voorlichting voor de poort verbeterd. We voeren nu
met alle individuele studenten een studiekeuzegesprek.
Voorheen konden opleidingen alleen maar zeggen: je mag
binnenkomen óf we adviseren je om niet binnen te komen.
Nu mogen ze ook zeggen: je mag binnenkomen, maar wij
adviseren je om te werken aan je wiskunde, je taal, je houding.
Daar komt dan een aantekening van in het dossier.
Daarnaast heeft een aantal opleidingen de boel radicaal omgegooid:
betere begeleiding, intensiever onderwijs, simpeler
geprogrammeerd, waardoor het voor de studenten overzichtelijker
wordt. Dat blijkt te werken, ik heb de cijfers zojuist
gezien. Veel minder uitval. Veel meer studiesucces.”
Izaak Dekker: “De motor daarachter was een club docenten
die wilde nadenken over hoe ze het onderwijs konden verbeteren.
Zij hebben carte blanche gekregen. Zij zijn een voorbeeld
van wat wij bedoelen met professional governance.”
a Thema Thema
a Thema Thema T
In het essay schrijven jullie dat er een ‘superdiverse’ samenleving
aankomt. Wat bedoelt u daarmee?
Ron Bormans: “Wij hebben contacten met hogescholen in
Brussel en Antwerpen. Zij toonden ons laatst een bevolkingsstatistiek.
Bij de 90-plussers in de grote steden heeft 4
procent een migrantenachtergrond. Bij de 10-minners is dat
nu 80 tot 90 procent. Je kunt dus uitrekenen hoe dat over
vijftig, zestig jaar zal zijn. Voor een stad als Rotterdam zal
waarschijnlijk hetzelfde gelden. Wij als hogeschool zeggen:
misschien bevalt deze ontwikkeling je niet, maar dit is de
realiteit. We zijn straks allemaal, autochtoon en allochtoon,
onderdeel van een minderheid. Er is een versnippering
gaande in het identiteitslandschap, met bovendien een
toenemende diversiteit binnen de diversiteit. De afgelopen
maanden hebben we kunnen zien dat dé Turkse Nederlander
niet bestaat. Zoals we in het essay schrijven: als het in
Turkije dondert, wordt het bij ons onrustig in de klas. Op
een of andere manier zal de hogeschool zich moeten verhouden
tot deze fragmentatie, tot deze versplinterde identiteiten.
Want als we straks allemaal onderdeel zijn van een
minderheid, wat zal ons dan nog integreren?”
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Ooit heerste de optimistische gedachte: het onderwijs, zeker het
hoger onderwijs, is de grote gelijkmaker.
Ron Bormans: “Dat is de kern van dit vraagstuk. Er bestaat
namelijk géén normatief denkraam meer dat als vanzelfsprekend
iedereen integreert. Bij die 90-plussers weet je
Thema Thema Th
Thema Thema Th
‘Als we straks allemaal
onderdeel zijn van een
minderheid, wat zal
Thema Thema The
ons dan nog integreren?’
Thema Thema
‘Wij willen dat gesprek heel graag respectvol voeren.’
Eigenheid en samenwerking
hoe het afloopt: de 4 procent heeft zich aan te passen aan
de meerderheid. Maar als dat niet meer de werkelijkheid is,
dan heb je iets anders nodig om te integreren. Dat is nog
niet zo eenvoudig, kan ik je zeggen. Want wij willen dat
gesprek heel graag respectvol voeren. Maar we zitten wel
met een categorie studenten die een democratisch tekort
laat zien. En die hebben, kan ik je verzekeren, niet altijd een
kleurtje. Toch heeft de samenleving iets nodig om de boel
bij elkaar te houden – om maar eens een groot burgemeester
te citeren. Wat ons betreft zijn dat de basale, democratische
waarden. Ik denk dat wij daar een beetje te slordig in
zijn geweest.”
Die heeft u verwaarloosd?
Ron Bormans: “Ja. Want juist daarin moet je streng zijn.
Begrijp me niet verkeerd, studenten mogen natuurlijk
van alles vinden. Een school is per slot, om met Hannah
Arendt te spreken, een tussenruimte. Een periode waarin
je kunt oefenen voor het echte leven. Maar er is wel een
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
bandbreedte. En die bandbreedte bestaat er bijvoorbeeld uit
dat je respect hebt voor vrouwen, voor homoseksuelen, voor
aanhangers van andere religies. Daar mag je je opvattingen
over hebben, maar je gaat respectvol met ze om. Je moet je
verantwoordelijk voelen voor het grote geheel. Deze simpele
basale waarden – nou ja, simpele, er zijn oorlogen over
gevoerd – daar zijn wij te slordig in geweest.”
ema Thema Them
Basale waarden hebben onderhoud nodig?
Ron Bormans: “Precies. En op school moet je het daarover
durven te hebben. En dan bedoel ik meer dan een cursus
burgerschapskunde. Ik bedoel: jij mag mij niet diskwalificeren
omdat ik een grijze, blanke man in een grijs pak ben
– wat mij regelmatig overkomt. Jij hebt mij te respecteren,
zoals ik jou heb te respecteren.”
Izaak Dekker: “Je moet als school een symbolische orde creëren.
En dat doe je vanaf het allereerste begin. Juist als studenten
voor het eerst in zo’n klas komen, en nog allemaal
vreemden voor elkaar zijn, kan de docent de toon zetten.
ma Thema Thema
a Thema Thema
77
ma Them
TH MA 4-16
78
Eigenheid en samenwerking
ma Thema Thema
‘Wij vinden dat je die confrontatie hier alvast moet organiseren.’
Die moet meteen ingrijpen als de ene student door de andere
heen praat. Of iemand uitlacht. Zo ontstaan er regels.
Juist als studenten in zo’n nieuwe context komen, zichzelf
nog geen duidelijke identiteit hebben aangemeten, heeft de
school de kans om zo’n symbolische orde te creëren. En dat
doe je op basis van democratische waarden, gezamenlijke
uitgangspunten.”
Mooi gezegd, maar je volgt hier toch vooral een opleiding om een
vak te leren? Kom je hier om verpleegkundige te worden, hoor je
dat je inclusief moet leren denken.
Ron Bormans: “Om te beginnen gaat het erom dat de
docent inclusief leert denken. Ten tweede moeten wij
studenten ook de normen en waarden bijbrengen van het
beroep waarin ze terechtkomen. Beroepen hebben in zichzelf
dimensies die niet zo gek ver afstaan van wat wij als
school willen zijn. Als verpleegkundige zul je later moeten
communiceren met patiënten van allerlei pluimage. Het
diversiteitsvraagstuk speelt ook in een ziekenhuis, op precies
dezelfde manier. Hoe ga je daarmee om? Daarom moet
je dit soort vraagstukken niet wegstoppen in een wekelijks
uurtje ethiek of burgerschapskunde.”
Nog even terug naar de vraag waarmee u uw sabbatical in ging:
wat is het bestaansrecht van zo’n grote hogeschool? Heeft u het
antwoord gevonden?
Ron Bormans: “Ik denk het wel. Klein kan te warm zijn.
Als we teruggaan naar allemaal kleine schooltjes, dan krijg
je waarschijnlijk heel uniform samengestelde leeromgevingen.
Studenten vinden dat vast heel prettig. Maar dan
komen ze straks in een samenleving terecht waar die uniformiteit
in hun gezicht explodeert. Want die samenleving
is veel multidisciplinairder, veel ambiguer, veel complexer.
Wat wij proberen te doen is eigenlijk van twee walletjes
snoepen. We proberen lokaal een warme leeromgeving te
creëren. Alle opleidingen hier hebben een eigen gang. Maar
in de loop van de opleiding sturen we de studenten steeds
vaker naar buiten. De hogeschool fungeert zo als een afspiegeling
van de samenleving, in haar omvang en complexiteit
– alleen net nog wat warmer. We stimuleren studenten ook
om na één of twee jaar eens elders te kijken: werk vanuit de
lerarenopleiding eens samen met de kunstacademie, vanuit
het sociale domein met verpleegkundigen. Want straks in je
baan kom je ook je zes, zeven andere professionals tegen.
Wij vinden dat je die confrontatie hier alvast moet organiseren.
Daarvoor hoef je niet per se zo groot te zijn als wij zijn,
maar je moet wel die diverse disciplines in huis hebben.”
a Thema Thema
a Thema Thema T
In dit nummer van Th&ma staat het kunstonderwijs centraal.
Kan het hbo iets leren van de manier waarop het kunstonderwijs
is georganiseerd?
Ron Bormans: “Het antwoord is ja. Onze eigen kunstacademie,
Willem de Kooning, heeft een heel eigen identiteit.
Ze creëert een leeromgeving die de intimiteit heeft die we
eigenlijk willen voor alle opleidingen. Tegelijkertijd is ze zo
Rotterdams als maar zijn kan. Heel erg toepassingsgericht.
Dat bedoel ik niet alleen economisch, maar ook wat betreft
verbondenheid met de samenleving. De studenten doen
projecten op Zuid waarbij ze samenwerken met industrieel
ontwerp, met bouwkunde. Alleen daarom al vind ik het
goed dat het kunstonderwijs onderdeel is van een grote gemeenschap.
Op de website presenteert Willem de Kooning
zich met de eigen clubkleuren, maar ook met het logo van
Hogeschool Rotterdam. Ik vind dat een voorbeeld van hoe
het zou moeten zijn. Verder denk ik dat de rest van het hbo
veel kan leren van het zelfbewustzijn dat het kunstonderwijs
uitstraalt. De eigen trots. Daar schort het bij andere
opleidingen echt nog aan.”
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Het hbo blijft zich gedragen als het kleine neefje van de universiteit,
bedoelt u?
Ron Bormans: “Ja. En volkomen onnodig. Er moet een
omdraaiing plaatsvinden. Koester je eigen identiteit. Een hogeschool
hoort een grote familie te zijn van allemaal eigengereide
broers en zussen. Die soms een beetje ruziemaken,
maar daarna wel samen gaan eten.”
Thema Thema Th
En wat is uw rol als bestuurder daarin?
‘Ik zit aan het hoofd van de tafel, genoegzaam te knikken.”
Thema Thema The
Thema Thema
‘Leraren moeten
Xxxxxx
weer trots
kunnen zijn
naam auteur
op X hun vak’
xxxx
Interview met
Nadine Engels
Wie is
?????
Xxxxxxxxxx
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
79
ma Them
TH MA 5-16
80
Over lerarenopleidingen
ma Thema Thema
Als de samenleving verandert, zegt Nadine Engels, voorzitter van de lerarenopleiding aan de Vrije Universiteit Brussel,
dan verandert het onderwijs. Daar is volgens haar niks op tegen. ‘Maar ik denk dat er in de loop van de decennia zoveel
a Thema Thema
koerswijzigingen zijn geweest dat nu niemand meer echt helemaal tevreden is.’
a Thema Thema T
W
aarom er altijd zoveel te doen is rond de lerarenopleidingen?
In haar fraaie hoekkamer op de Vrije
Universiteit Brussel (VUB) vouwt Nadine Engels
bedachtzaam haar handen. Dat komt, zegt ze, doordat
onderwijs ‘nooit waardenvrij’ kan zijn. “Alles begint bij
de vraag: wat moet de leraar de leerlingen precies leren? Het
antwoord daarop hangt af van welk type mens je wilt voor
welk type samenleving. Onderwijs heeft altijd te maken met
een ideologische project. Aan onderwijs doen, is aan politiek
doen. En het is denk ik normaal dat sommige mensen
tevreden zijn over het onderwijs van dat moment, omdat het
overeenstemt met het type samenleving dat zij voor ogen
hebben. Terwijl anderen daar juist ontevreden over zijn.”
Er is, zegt de hoogleraar, niks mis mee dat het onderwijs
voortdurend verandert. “We leven in een voortdurend veranderende
wereld. Dus dat er ook veranderingen zijn in het
onderwijs en in het onderwijs dat voorbereidt op dat onderwijs,
vind ik goed. Maar ik denk dat er in de loop van de
decennia zoveel koerswijzigingen zijn geweest dat er in het
onderwijsveld een amalgaam aan overtuigingen en aanpakken
is ontstaan. Waarschijnlijk is nu niemand echt helemaal
tevreden. Dat is althans wat ik constateer.”
Welke wind waait er op dit moment in Vlaanderen?
“Nog steeds geldt dat we een democratisch onderwijsproject
hebben. Maar we komen uit een discours dat erg gefocust
was op gelijke kansen, terwijl het zich tegenwoordig vooral
richt op onderwijs voor de eenentwintigste eeuw. Ook
gaat het nu dikwijls over toegangstoetsen. De maatregelen
die nu gestalte krijgen gaan in de richting van selectie. Ik
ben daar niet principieel op tegen, maar ik denk dat we de
brede toegankelijkheid van het Vlaamse hoger onderwijs
niet moeten loslaten. We zouden die alleen beter moeten
inrichten. Zoals de situatie op dit ogenblik is, vind ik dat je
de poort niet kunt sluiten.”
‘We hebben nu al
niet veel andere dan
a Thema Thema T
blanke leerkrachten
voor de klas staan’
a Thema Thema Th
U bedoelt?
“Als je kiest voor brede toegankelijkheid en tegelijkertijd
nalaat om ondersteuning te bieden aan studenten die met
minder kansen starten, dan is er geen sprake van werkelijk
democratisch onderwijs. De ongelijkheid komt uit
het secundair onderwijs. Stel dat we nu toegangsproeven
zouden invoeren voor de lerarenopleidingen, dan zullen
heel veel jongeren daarvoor niet slagen – vooral niet op het
niveau van taal. Daar zullen ook studenten tussen zitten
die misschien best potentieel hebben om een goede leraar
te worden. Natuurlijk is taal heel belangrijk. Natuurlijk is
het belangrijk dat we docenten opleiden die de taal machtig
zijn. Maar introduceer je nu een taaltoegangsproef, dan
sluit je grote groepen uit. We hebben op dit moment al niet
veel andere dan blanke leerkrachten voor de klas staan. Dat
zal dan nog erger worden. Je kunt ook zeggen: we vinden
taal belangrijk, dus we leggen de lat hoog. Maar we proberen
meer aan taal te doen in de lerarenopleiding. Dat is een
andere houding.”
De huidige maatschappij, zegt Engels, is ‘nu eenmaal’ heel
divers. “Als je een samenleving wilt waarin iedereen kan
meedoen, dan zul je tegemoet moeten komen aan die diversiteit
in culturele achtergrond, in migratieachtergrond, in
taalachtergrond. Je zult toekomstige leraren daarin moeten
ondersteunen. Dat gebeurt naar mijn idee onvoldoende op
het moment.”
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema The
Welke veranderingen van de afgelopen decennia springen verder
in het oog?
“Laat ik me beperken tot de lerarenopleiding. Die is aan de
Thema Thema
‘Nee, ik bedoel niet dat alle leraren onderwijskundigen moeten
worden.’
Over lerarenopleidingen
‘De lerarenopleiding
is aan de Vlaamse
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
universiteiten heel lang
stiefmoederlijk behandeld’
hema Thema Them
Vlaamse universiteiten heel lang stiefmoederlijk behandeld.
Toen ik begon was de lerarenopleiding nog een appendix
bij de masteropleiding – vanuit de overtuiging dat de vakinhoud
toch het belangrijkste was. Onderwijs werd vooral
gezien als kennistransmissie. We hebben moeten wachten
tot de jaren negentig van de vorige eeuw voordat daarin echt
iets veranderde, qua volume en qua aantal praktijkuren. Dat
was een grote sprong vooruit, een echte verbetering. Pas
rond 2006 werd de lerarenopleiding echt een zestigstudiepuntenopleiding,
met een uitgetekend beroepsprofiel en
daarvan afgeleide basiscompetenties. Ook dat was een belangrijke
kwalitatieve sprong, die veel betere docenten heeft
opgeleverd. Hoe de volgende stap zal zijn is op dit moment
nog onduidelijk.”
ema Thema Them
ema Thema Them
Elders in dit nummer pleiten Dick de Wolff en Theo Wubbels
voor een ‘Academie voor leraarschap’. Daarin willen zij de lerarenopleidingen
van Nederlandse hogescholen én universiteiten
samenbrengen, inclusief het onderzoek.
“Ook Vlaanderen wil samenwerking aanmoedigen, maar
hoe die eruit gaat zien, is nog lang niet duidelijk. Ik hoor
u graag zeggen dat in hun voorstel sprake is van onderwijs
én onderzoek. Ik vind dat namelijk fundamenteel voor de
professionalisering van het leraarsberoep. Ik vind dat het
leraarschap veel meer evidence-based moet worden. Juist op
dat stuk zie ik op dit moment een tekort. Hier aan de VUB
leggen wij daar een zeer groot accent op. Goede leraren zijn
volgens ons leraren die gespecialiseerd zijn in leren en ontwikkelen.
Die een uitstekend inzicht hebben in hoe leren
gaat bij leerlingen. Die in staat zijn die ontwikkeling in hun
praktijk ook heel goed te monitoren en te onderzoeken. En
die, als hun onderwijs vastloopt, in staat zijn om gegevens
te verzamelen over hun eigen praktijk. Zodat ze, samen met
hun collega’s, tot een diagnose kunnen komen en responsief
kunnen handelen.”
Nee, zegt de hoogleraar. “Ik bedoel niet dat alle leraren
onderwijskundigen moeten worden. Maar ze moeten wel
alles in huis hebben om hun eigen praktijk te kunnen onderzoeken.
Hier aan de VUB hebben we de opleiding zo
geconstrueerd dat die vanaf dag één evidence-based is. We
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
81
ma Them
TH MA 5-16
82
Over lerarenopleidingen
ma Thema Thema
hebben een leerlijn “onderzoekend handelen”, die doorheen
heel de opleiding loopt. Dat gaat van eenvoudig een vraag
formuleren als je problemen tegenkomt in leerstages, tot
samen met een team van leerkrachten onderzoek doen naar
vraagstukken die zich voordoen in de school.”
Onderzoek doen is nu geen vanzelfsprekend onderdeel van de
Vlaamse lerarenopleidingen?
“Natuurlijk kennen alle hogescholen een vorm van onderzoekend
handelen. De studenten moeten altijd wel een
bachelorproef doen. Maar die is als de kers op de taart, als
het toetje. Zo’n proef komt pas in het laatste jaar. Dat vind ik
veel te laat.”
Staat u in deze opvatting alleen?
“Ik denk het niet. Andere opleidingen, zowel van universiteiten
als hogescholen, zijn zeer geïnteresseerd in ons
project. Wat wij proberen is een grote uitdaging, hoor. Wij
willen als het ware de kennis samenkneden die nodig is om
een goede leraar te worden. Dat betekent dat je de kennis
over de praktijk en de wetenschappelijke kennis op een
of andere manier moet samenbrengen. Zoiets vereist een
enorme investering in energie en mankracht. Het kost extra
mankracht, omdat dit betekent dat je de opleiders in de
scholen moet brengen, zodat ze samenwerken met de leerkrachten.
En het kost extra energie omdat je probeert rollen
te veranderen die al heel lang vastzitten. Leraren denken
bijvoorbeeld dat de opleiders wel even komen vertellen hoe
het moet op school. Ik denk dat die relaties helemaal anders
moeten. Je moet proberen een soort ruimte te creëren waar
je elkaar ontmoet op gelijke voet. Waar je probeert praktijkoplossingen
te vinden voor praktijkproblemen.”
Kunt u een concreet voorbeeld geven?
“Wij hebben in twaalf Brusselse scholen speciale teams
opgezet. Die bestaan uit zeven à tien leerkrachten, van wie
er twee zijn gevormd tot coach, pus twee, drie studenten van
de lerarenopleiding en een lerarenopleider. Zo’n team pakt
gedurende een schooljaar een bepaald praktijkvraagstuk
aan. Typisch voor Brusselse scholen is bijvoorbeeld dat ze te
maken hebben met leerlingen die niet gemotiveerd zijn om
Nederlands te spreken of te lezen. Hoe zorg je ervoor dat ze
dat wel willen doen? Met die onderzoeksvraag gaat het team
aan de slag. Het brengt de situatie in kaart, stelt zich doelen,
ontwikkelt acties, probeert die uit, gaat na of de acties resultaten
hebben en stelt ze zo nodig bij. Die teams komen een
keer of zeven per jaar bij elkaar. Soms roepen ze een expert
van buiten aan tafel, bijvoorbeeld iemand die alles weet van
taalontwikkeling. Die komt dan geen uiteenzetting geven,
maar denkt mee over het concrete probleem. We proberen
het eigenaarschap bij de schoolteams te laten.”
Het eigenaarschap?
“De teams zijn vrij om overeenkomstig hun eigen onderwijsproject
vraagstukken naar voren te schuiven. Het is
Wie is
Nadine Engels?
a Thema Thema
Nadine Engels (1962) studeerde pedagogie en
onderwijskunde aan de Vrije Universiteit Brussel
(VUB). Ze promoveerde in 1994 op een studie
naar de arbeidsbeleving van leraren. In 2004 werd
ze hoofd van de vakgroep educatiewetenschappen
(onderwijskunde en agogische wetenschappen) aan
de VUB. Haar onderzoek focust zich vooral op de
professionele ontwikkeling van leraren. In 2016
werd ze benoemd tot voorzitter van het departement
lerarenopleiding. Nadine Engels is gehuwd,
heeft één zoon en woont in Kampenhout.
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
‘De bachelorproef komt
als een soort toetje,
in het laatste jaar;
Thema Thema The
dat vind ik veel te laat’
Thema Thema
‘Culturele diversiteit
is een grote rijkdom,
maar studenten moeten
dat wel leren zien’
niet de lerarenopleider die de inhoud bepaalt, het is niet de
lerarenopleiding die de teams leidt. Dat doen de coaches,
vanuit de school. Het interessante is dat je zo stilaan een
soort leerkrachtenleiderschap in die scholen ontwikkelt. Je
krijgt docenten die niet alleen hun praktijkkennis vermeerderen,
maar ook leren gebruik te maken van evidence-based
referentiekaders. Zij zijn wat mij betreft ideale partners voor
de lerarenopleiding.”
Ik heb begrepen dat het verloop onder beginnende leraren hier in
Brussel hoog is. Een kwart haakt voortijdig af.
“Het zijn er heel veel, ja. Wij bereiden de studenten zo goed
mogelijk voor op het onderwijs in Brussel. We beginnen
bijvoorbeeld met een week urban education. Dan trekken de
studenten de stad in, bezoeken twee scholen in twee wijken,
begeleid door leerlingen. Zo krijgen ze alvast inzicht in de
grotestadsproblematiek.”
Die kennen ze niet uit eigen ervaring?
“Meestal niet. Een zeer kleine minderheid van onze populatie
komt uit Brussel zelf. De meeste studenten reizen
vanuit heel Vlaanderen met de trein hiernaartoe. Zij kennen
de stad eigenlijk niet goed. Terwijl Brussel echt anders is
dan de rest van België – wat betreft armoede, taaldiversiteit,
de enorme culturele diversiteit. Die diversiteit is een grote
rijkdom, maar de studenten moeten dat wel leren zien. En
ze moeten leren om die positief te benutten. Ben je daar als
student onvoldoende op voorbereid en word je niet goed
begeleid, dan loopt het later mis. Brussel, met zijn enorme
complexiteit, zou de meest ervaren, meest beslagen leraren
moeten hebben. In de praktijk zijn het vooral de jonge,
onervaren leraren die er aan de slag gaan.”
Waar lopen zij zoal tegenaan?
“Het is bijvoorbeeld best pittig om in Brussel Nederlands te
geven. Je krijgt leerlingen in de klas met vaak al veel taalachterstand,
terwijl de leerplannen heel hoge eisen stellen. Je
moet dus wegen vinden om die jongeren te motiveren. Dat
is op zichzelf al een grote uitdaging. Daarnaast heb je te maken
met leerlingen die wat betreft hun identiteit best al wat
Over lerarenopleidingen
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
frustraties hebben opgelopen en die ook uiten in de klas.
Daar moet je pedagogisch mee weten om te gaan. Dit alles
moet je als beginnend docent emotioneel wel aankunnen.”
Hoe bereidt u de studenten daarop voor?
“Na die week urban education gaan we aan de slag met
tutoring. De studenten hoeven niet meteen voor een volle
klas te staan, maar ze moeten wel werken met individuele
leerlingen. Ze helpen bijvoorbeeld twee, drie leerlingen die
moeite hebben met de talige verwerking van teksten in vakken
als geschiedenis, biologie, aardrijkskunde. Zo hoeven
de studenten nog niet bezig te zijn met klasmanagement,
maar kunnen ze zich echt focussen op leerprocessen. Dat
is heel verrijkend, je merkt dat ze daar veel van leren. Een
volgende stap is co-teaching. Dan staan studenten samen
met de leerkracht in allerlei combinaties voor de klas. Zo
slaan we twee vliegen in één klap: de studenten dragen nog
niet de volle verantwoordelijkheid, terwijl ze tegelijkertijd
een extra steun zijn voor de docent. Pas daarna krijgen ze
een volledige klas.”
hema Thema The
hema Thema Them
Ondertussen kijkt de politiek vooral naar PISA-cijfers. Hoe
denkt u daarover?
“Er is niks verkeerds aan benchmarks. Die houden ons bij de
les. En dan zie je dat Nederland en Vlaanderen het op wereldvlak
niet eens zo slecht doen. Maar als je naar de details
kijkt, dan zijn er toch knelpunten. Voor Vlaanderen zijn dat
bijvoorbeeld de grote verschillen in prestaties tussen leerlingen
van dezelfde leeftijd. Meestal kun je die terugvoeren op
hun sociaal-economische achtergrond. Zelf denk ik dat je
verder moet kijken dan de PISA-resultaten. Als je op grond
daarvan je curriculum gaat bijsturen, zoals niet zelden
gebeurt, dan verlies je belangrijke zaken uit het oog. Voor
kunst- en expressievakken is bijvoorbeeld op dit moment in
Vlaanderen weinig belangstelling. Of voor een vak als filosofie.
Waarom niet? Omdat die vakken niet meetellen. Maar in
het onderwijs moet het niet alleen gaan om het cognitieve.
Het gaat er ook om dat de schoolcultuur positief is en ondersteunend,
dat je werkt aan de veerkracht van leerlingen,
aan hun zelfvertrouwen. Dat ze zich goed voelen in hun vel.
PISA-cijfers, kortom, zijn op zichzelf niet slecht. Of je je
daardoor volledig moet laten leiden is een andere zaak.”
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
Moet de maatschappelijke waardering voor het leraarsberoep
omhoog?
“Een tijdje geleden heb ik daar onderzoek naar gedaan. Het
brede publiek heeft de neiging om te zeggen: persoonlijk
heb ik heel veel waardering voor leraren, maar de maatschappij
als geheel waardeert ze onvoldoende. Er hangt
dus een beetje een mythe rond het beroep. Zelf vind ik het
belangrijk dat de aantrekkelijkheid van het vak stijgt. Het
valt niet te ontkennen dat het aantal studenten dat kiest voor
de lerarenopleiding gestaag afneemt. Dit jaar was de daling
in Vlaanderen zelfs spectaculair. Vergelijk dat eens met
een land als Finland. Daar staan studenten te trappelen om
ma Thema Thema
a Thema Thema
83
ma Them
TH MA 5-16
84
Over lerarenopleidingen
ma Thema Thema
a Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
leraar te worden, daar kunnen de opleidingen selecteren.
Terwijl de beloning er niet veel verschilt van die bij ons.
Overigens moet je daarbij bedenken dat Finland veel minder
te kampen heeft met de diversiteit die wij kennen.”
Thema Thema Th
De Finse lerarenopleidingen zijn wel academisch.
“Inderdaad. De master duurt daar sowieso twee jaar. Ik
denk dat een hoge professionaliteit ten goede komt aan de
maatschappelijke waardering voor het leraarsberoep. Vergeet
niet: veel ouders zijn tegenwoordig hoogopgeleid. Zij
willen een gesprekspartner die precies kan zeggen wat er
aan de hand is met het leerproces van hun kind. Die advies
kan geven daarover. Ik denk dat de professionaliteit omhoog
moet. Leraren moeten weer trots kunnen zijn op hun beroep.”
Wat kunt u daar als opleider aan doen?
“Wij weten ondertussen heel veel over hoe de lerarenopleiding
idealiter in elkaar zou moeten zitten. Het probleem
is dat we die kennis niet kunnen realiseren omdat er in
‘Het valt niet te ontkennen
dat de aanmeldingen
voor de lerarenopleiding
Thema Thema Th
gestaag afnemen’
Thema Thema The
Thema Thema
‘Het probleem is dat er zoveel belangen spelen.’
de praktijk zoveel belangen blijken te spelen. Je hebt het
belang van de wetenschappers, van de lerarenopleiders,
van de vakorganisaties, van de opleidingsinstituten, van de
overheid. Het betekent dat je in het beste geval uitkomt op
compromissen.”
De hoogleraar vouwt weer haar handen. “Terwijl onderwijs
zo essentieel is voor onze samenleving. Niet het eigenbelang,
maar het maatschappelijk belang zou voorop moeten
staan.”
Over lerarenopleidingen
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
85
ma Them
TH MA 1-17
ma Thema Thema
a Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
‘Xxxxxxx’
86
‘Er is ons veel
aan gelegen
om de school
vrij van religie
te houden’
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Susana Menéndez
over superdiversiteit
Xxxxxxx
Thema Thema The
Thema Thema
Susana Menéndez is sinds negen jaar bestuurder van de Haagse Hogeschool, naar eigen zeggen ‘de meest diverse
hogeschool van Nederland’. Een gesprek over ideaal en werkelijkheid. ‘Natuurlijk is het relevant om de studenten
voor te bereiden op de superdiverse samenleving. Maar voorlopig moeten ze na hun afstuderen gewoon opereren in een
witte cultuur.’
Z
elf kwam ze bijna veertig jaar geleden als politiek
vluchteling vanuit Argentinië naar Nederland. Op
uitnodiging, welteverstaan. “Ik hoefde niet naar een
asielzoekerscentrum, kreeg meteen een verblijfsvergunning,
kwam te wonen tussen Nederlanders. Dat is een
groot verschil met nu. Maar ik weet uit ervaring hoe belangrijk
het is voor je integratieproces om gelijk aan de slag te
gaan, om de taal goed te leren.”
Sinds april 2008 is Susana Menéndez bestuurder aan de
Haagse Hogeschool, gevestigd aan de rand van de befaamde
Schilderswijk. Veertig procent van de studenten behoort er
tot de zogeheten eerstegeneratiestudenten: hun ouders zijn
lager opgeleid dan zijzelf. Zo’n dertig procent van de studenten
heeft een migratieachtergrond, en er lopen in totaal
139 nationaliteiten rond. De circa vijfduizend internationale
studenten brengen ‘de hele wereld’ binnen.
“Wij zijn”, zegt Menéndez, met een brede lach, “de meest
diverse hogeschool van Nederland. Zoals de Vrije Universiteit
de meest diverse universiteit van Nederland is.”
‘Een compleet witte
hogeschool midden
in de Randstad
zou ik raar vinden’
Allerhande diversiteit
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
Hoe komt dat?
“Dat weten we niet precies. Al toen ik hier bijna negen jaar
geleden begon, stonden we bekend als een ‘zwarte’ hogeschool.
Het toenmalige college van bestuur pronkte met dat
multiculturele karakter. Dat heeft er mede voor gezorgd dat
studenten van niet-Nederlandse komaf zich welkom en veilig
voelden. Nu voeren we geen bewust doelgroepenbeleid
meer. We hoeven ook niks meer te doen, studenten met een
migratieachtergrond komen vanzelf naar ons toe.”
ema Thema Them
Moet een hogeschool een afspiegeling zijn van de samenleving?
“Een compleet witte hogeschool midden in de Randstad
zou ik raar vinden. Meer dan een universiteit heeft een
hogeschool een sterk regionale functie. Werkgevers in de
regio verwachten dat wij goede professionals afleveren, de
gemeente verwacht dat wij voldoende verpleegkundigen en
leraren opleiden voor de regionale arbeidsmarkt. Dus is het
belangrijk dat je jongeren uit de regio aantrekt. En de bevolking
is hier nu eenmaal heel divers.”
ema Thema Them
En hoe divers is het personeel?
“Dat weerspiegelt in ieder geval niet de studentenpopulatie.
Cijfers heb ik niet, want wij registeren het personeel niet
op etniciteit en cultuur. Maar ik schat dat zo’n 5 procent een
niet-Nederlandse achtergrond heeft. En dan nog vooral in de
lagere echelons.”
ema Thema Them
Moet dat veranderen wat u betreft?
“Ik denk dat de personeelssamenstelling in de toekomst
vanzelf zal veranderen. Steeds meer afgestudeerden met
een biculturele achtergrond zullen hun weg vinden naar
het hoger onderwijs. Vooropgesteld, ik geloof niet in wetten
van bovenaf: u zult allemaal divers zijn. Tegelijkertijd vind
ik dat het wervings- en selectieproces beter kan. We weten
inmiddels dat iedereen geneigd is zijn evenbeeld te selecteren.
Dus moet je zorgen dat je wat actiever kijkt naar de rol
van de selectiecommissie. En als er mensen met een andere
achtergrond binnenkomen, moet je ze niet laten zwemmen.
Je moet ze een goede inwerkperiode gunnen, met een mentor
die ze leert hoe het er hier aan toe gaat. Uiteindelijk zal
door de aanwezigheid van steeds meer mensen met een
ma Thema Thema
a Thema Thema
87
ma Them
TH MA 1-17
88
Allerhande diversiteit
ma Thema Thema
‘Balanceren is het
a Thema Thema
‘Op deze school zitten studenten van GroenLinks én van de
Partij voor de Vrijheid.’
altijd geweest, maar
je merkt wel dat
het debat verhardt’
a Thema Thema T
andere achtergrond ook de manier van werken in de organisatie
veranderen.”
De Haagse Hogeschool heeft een ‘neutrale’ signatuur.
“Jazeker. Er is op deze school alle ruimte voor pluriformiteit,
maar religie bestempelen wij als een privékwestie. En
dat dragen we uit ook. We hebben meegemaakt dat streng
christelijke studenten en ook moslimstudenten om gebedsruimtes
vroegen. Dan legden wij telkens uit waarom
dat niet zal gebeuren. We kregen trouwens ook vragen van
liberale moslima’s: of we dat alsjeblieft wilden tegenhouden.
We konden ze geruststellen. De signatuur van de hogeschool
biedt geen ruimte voor religie. Daar houden we tot
op de dag van vandaag aan vast, juist omdat hier 139 nationaliteiten
rondlopen.”
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Daar is begrip voor, als u dat uitlegt?
“Niet iedereen is het daarmee eens, er circuleert weleens
wat op internet. Maar we kunnen ons standpunt goed verdedigen.
Wij zeggen: als je wilt bidden, zijn er genoeg moskeeën
en kerken hier in de buurt. Er is ons veel aan gelegen
om de school vrij van religie te houden. Tien jaar geleden
was die noodzaak er misschien minder, maar religie is heel
politiek geworden. Wij willen niet dat bepaalde lieden de
hogeschool gebruiken of misbruiken voor hun boodschap.
Wij willen hier debatteren over de samenleving zonder de
religieuze component. Dus kiezen we voor de neutrale positie.
Zo simpel is het.”
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Heeft u de sfeer wat dat betreft zien veranderen?
“Het is altijd balanceren geweest, maar je merkt wel dat het
debat verhardt. De deuren staan hier open. Onze school
is een microkosmos van de samenleving, meer in het bijzonder
van een grote stad in het westen van het land. De
gesprekken die buiten worden gevoerd, dringen hier door.
Je hebt op deze school studenten van GroenLinks én van
de Partij voor de Vrijheid. Tegelijkertijd proberen we de
optimale condities te creëren voor het leerproces. Dat vraagt
dikwijls twee stappen vooruit, eentje achteruit. Het vraagt
ook dat je telkens situationeel kijkt: waar hebben we het hier
Thema Thema The
Thema Thema
over? Wat is er precies aan de hand? We mogen ons gelukkig
prijzen dat zich hier tot nog toe geen ernstige incidenten
hebben voorgedaan. Wel hebben wij te maken gehad met
geradicaliseerde studenten die zelfs naar Syrië afreisden.
Dat leidde tot veel onrust onder de medewerkers. Ons antwoord
daarop was bijeenkomsten organiseren en scholing
aanbieden. Hetzelfde deden we na de aanslagen in Parijs
op Charlie Hebdo en op Bataclan. Onze mantra is: altijd het
gesprek aangaan, hoe moeilijk dat ook mag zijn.”
Ron Bormans, collegevoorzitter van de Hogeschool Rotterdam,
zei onlangs: als het dondert in Turkije, wordt het tegenwoordig
bij ons onrustig in de klas. Merkt u dat ook?
“Jazeker. Je ziet onder studenten een groeiende betrokkenheid
met het land van herkomst en ook met de religie uit
het land van herkomst. En dan hebben we het over kinderen
van de derde of vierde generatie, dus dat is eigenlijk heel
merkwaardig. Ik had een nieuwjaarsbijeenkomst georganiseerd
voor de vluchtelingenstudenten uit het schakeljaar.
Een van onze lectoren gaf een korte introductie over de
geschiedenis van de migratie in Nederland. Zij liet foto’s
zien van de Turkse en Marokkaanse gastarbeiders in de jaren
zestig en zeventig. Iedereen begon een beetje te lachen:
wat zagen die er modern en westers uit! Vergelijk dat eens
met de situatie nu. Heel veel moslimastudenten dragen een
hoofddoek. Dan is er toch wel wat veranderd.”
Wat doen jullie als bestuur met die toenemende religieuze en
nationale gerichtheid?
“Daar kunnen wij als college van bestuur weinig mee. Wel
hebben we er rechtstreeks naar gevraagd bij de docenten.
Zij zeggen dat zich tot nu geen situaties hebben voorgedaan
waarmee zij zich geen raad weten. Ik heb daar geen duidelijke
verklaring voor – behalve dat wij altijd een heel duidelijke
positie hebben ingenomen wat betreft diversiteit.”
En die is?
“Weet u, toen ik hier binnenkwam in 2008, viel ik bij wijze
van spreken met mijn neus in de boter. De toenmalige Commissie
Gelijke Behandeling, nu het College voor de Rechten
van de Mens, had net drie discriminatieklachten gegrond
verklaard. Van personeelsleden, niet van studenten. Dat was
een soort bom die explodeerde. Op verzoek en onder leiding
van toenmalig collegevoorzitter Pim Breebaart ben ik toen
een intensief traject begonnen om discriminatie op deze
school in kaart te brengen. Uit de gesprekken die ik voerde
met de teams bleek hoe gevoelig de term ‘discriminatie’ ligt.
Mensen van Nederlandse afkomst zijn heel erg geraakt als je
zegt dat ze discrimineren. Die zeggen meteen: ik ben geen
racist. Maar discriminatie is iets heel anders dan racisme.
Als je moet definiëren wat discriminatie is, dan is dat wat iemand
voelt. De ander kan zeggen: zo heb ik het niet bedoeld,
maar zo is het wel overgekomen. Uiteindelijk heeft het hele
traject twee jaar geduurd. Daar is ons motto uit voortgekomen:
iedereen moet zich hier welkom, veilig en gewaardeerd
Allerhande diversiteit
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
Wie is
Susana Menéndez?
hema Thema The
Susana Menéndez (Buenos Aires, 1953) kwam in
1978 als politiek vluchteling vanuit Argentinië naar
Nederland. Daar had ze rechten gestudeerd. In Nederland
studeerde ze taalkunde en gendergeschiedenis
aan de Universiteit van Amsterdam. In 1995
promoveerde ze aan de Universiteit Leiden.
Menéndez vervulde diverse functies in het hoger
onderwijs: aan de Universiteit van Amsterdam, de
Erasmus Universiteit Rotterdam, het Institute of
Social Studies, de Ichthus Hogeschool en Hogeschool
Inholland. Sinds 1 april 2008 is zij lid van
het college van bestuur van de Haagse Hogeschool.
In 2015 nam ze het initiatief tot de oprichting van
de Landelijke Taskforce Vluchtelingenproblematiek.
Menéndez woont in Amsterdam, heeft een dochter
en twee kleinkinderen.
hema Thema Them
ema Thema Them
voelen. Dat betekent dat seksuele oriëntatie, leeftijd, afkomst,
religie, gender of handicap geen belemmering mogen
zijn. Die boodschap propageren we ook voortdurend.”
ema Thema Them
Sindsdien heeft u geen klachten meer gehad van het College voor
de Rechten van de Mens?
“Nee. Maar daarmee zeg ik niet dat hier geen discriminatie
voorkomt. Wel hebben we nu een heel instrumentarium op
orde. Mensen kunnen aan de bel trekken. Tegelijkertijd zit
daar een probleem, want niet iedereen durft dat. De vraag
blijft: hoe zorg je ervoor dat medewerkers zich uitspreken?
Dat ze hun leidinggevende weten te vinden?”
ema Thema Them
Het instellingsplan van de Haagse Hogeschool heet ‘Wereldburgers
in een lerende samenleving’. Wat bedoelt u daarmee?
“Dat is wat we met ons onderwijs uiteindelijk willen bewerkstelligen:
onze studenten moeten deze hogeschool verlaten
als wereldburgers. Het gaat ons nadrukkelijk niet om
kosmopolitisme, dat heeft een individualistische connotatie.
Wij gaan uit van de gedachte dat onze studenten komen
te werken in een samenleving die veel internationaler en
intercultureler is dan voorheen. Ze leven nu al in een samenleving
die heel pluriform is en die heel veel vraagt van
haar burgers. Dus willen wij in hun opleiding ook ruimte
bieden aan de vormingskant, aan persoonlijke ontwikkeling.
We zijn nu bezig met een gigantisch scholingstraject om dat
voor elkaar te krijgen.”
ma Thema Thema
a Thema Thema
89
ma Them
TH MA 1-17
90
Allerhande diversiteit
ma Thema Thema
‘Voor de student is het
heel belangrijk dat hij
geen nummer is, maar
een gezicht met een naam’
Ik begreep dat het studiesucces op uw school te wensen overlaat.
“Klopt. Dat is een grote frustratie. Het is niet zo dat we niet
weten wat er zou moet gebeuren. We weten heel veel. Wat
ons minder goed lukt, eerlijk gezegd, is alles wat de wetenschappelijke
literatuur zegt over goed onderwijs aan eerstegeneratiestudenten
ook daadwerkelijk toepassen. Studiesucces
is niet alleen een kwestie van weten wat je moet doen,
maar ook zorgen dat het gedaan wordt. De crux is de relatie
tussen de docent en de student, studiesucces gebeurt in de
klas. Lange tijd hebben we het gesprek met de docent over
dit thema niet gevoerd. Lieten het buiten beschouwing, het
is ook een ingewikkeld gesprek. Natuurlijk gebeurde er aan
de zijkant van alles. Maar studiesucces bereik je niet door
een projectje dat na een jaar weer verdwijnt. Hoe zorg je dat
binnen eenzelfde faculteit, dat alle opleidingen ongeveer
hetzelfde volgen? Dat heeft te maken met opschaling. Hoe
doe je dat in een organisatie waarin duizenden meningen
zijn? Het is heel ingewikkeld om iedereen mee te krijgen in
een veranderkundig model dat die thematiek aanpakt. Zo’n
traject, daarmee ben je, als je constant en stevig werkt, zes,
zeven jaar bezig.”
Matig studiesucces, benadrukt Menéndez, is geen Nederlands
verschijnsel. “Deze problematiek speelt in Brazilië, in
Rusland, in de Verenigde Staten, in Engeland. Belangrijkste
oorzaak is de massificatie van het hoger onderwijs. Toen
die grote aantallen kwamen, hebben we die niet kwalitatief
kunnen absorberen. Maar ik vind: dat ons dat niet gelukt
is, kunnen wij niet blijven neerleggen bij de studenten. De
vraag moet nu zijn: wat kunnen wij als instelling doen? Wij
zijn nu bezig met een nieuwe onderwijsvisie, waarin inclusiviteit
centraal staat.”
Wat verstaat u daaronder?
“Diversiteit beschouwen wij als een gegeven, inclusiviteit is
hoe we daarmee willen omgaan. Het gaat om inclusief handelen.
Wij als college van bestuur hebben dit begrip niet zelf
bedacht, het is ontstaan uit gesprekken met alle gelederen
binnen de organisatie, ook de studenten. Eigenlijk bedoelen
we: elk docententeam moet kijken naar de realiteit in de
klas. Wij als college kunnen niet centraal gaan bepalen wat
daar moet gebeuren. Wat wij wel kunnen doen is faciliteren.
Om een voorbeeld te geven: bij onze IT-opleiding zijn er
klassen met veel autistische studenten. Die vragen een totaal
andere aandacht dan klassen waar studenten zitten met
een taalprobleem. Je moet dus situationeel bepalen welke
maatregelen er nodig zijn, afhankelijk van wat de studenten
vragen.”
Daarnaast, zegt Menéndez, wil de school de loopbaanbegeleiding
‘professionaliseren’. “Upgraden. De loopbaanbegeleider
moet zich veel veel meer richten op coaching. Een aantal
opleidingen bij ons heeft inmiddels een pilot gedaan, met
zeer positief resultaat. Voor een student is het heel belangrijk
dat hij zich gekend weet vanaf het allereerste moment
dat hij hier binnenstapt. Dat hij geen nummer is, maar een
gezicht met een naam, met een geschiedenis, met verwachtingen.
Dat creëert een binding waardoor de student zich
meer thuis voelt, maar zich ook verplichter voelt om aanwezig
te zijn. Wij weten bijvoorbeeld dat veel studenten met
een handicap dat in het begin niet durven zeggen. Soms
hoor je pas aan het eind van het eerste jaar dat een student
ondersteuning nodig heeft. Als je meteen aan het begin een
goed gesprek hebt, als je de student meteen het gevoel geeft:
hier zit een club die zich bekommert om mij – dan hopen
we dat hij ook durft te zeggen waar hij ondersteuning nodig
heeft.”
Gedreven: “Inclusiviteit betekent voor ons dat wij proberen,
met de financiële beperkingen die we hebben, voor
elke student een individueel traject op te bouwen waarin
zijn behoeften en wensen centraal staan. Dat klinkt
clichématig, maar bedenk eens even wat coaching organisatorisch
betekent, met 26.000 studenten. Het betekent
ook dat je je personeel alle ruimte moet bieden om zich
nieuwe competenties eigen te maken. Want zo’n gesprek
voeren, dat doe je niet zomaar. Een docent is als docent
opgeleid, niet als studentencoach. Docenten die dat gaan
doen, moeten daarin dus scholing krijgen en ook gecertificeerd
worden. Ze moeten trots kunnen zijn op dat werk.
Docenten zijn de allerbelangrijkste functionarissen in de
hogeschool.”
a Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Is de hogeschool nog steeds de emancipatiemachine die hij ooit
was?
“Nog steeds wel. En dat moeten we vooral ook blijven, vind
ik. We zitten in het hoger beroepsonderwijs natuurlijk met
het beroemde dilemma tussen kwaliteit en toegankelijkheid.
Toegankelijkheid is heel belangrijk, maar niet alles. We hebben
niks aan het binnenhalen van heel veel studenten als ze
daarna massaal als vogeltjes uitvallen.”
Thema Thema Th
Sommigen zeggen dat de inrichting van het hoger beroepsonderwijs
ervoor zorgt dat studenten het niet redden.
“Wij merken inderdaad dat op bepaalde opleidingen de
emancipatiemotor hapert. Denk maar aan de pabo’s (opleiding
voor basisschooldocent). Door de toegangstoetsen is de
helft van de instroom gewoon verdwenen.”
Thema Thema The
Thema Thema
Bent u tegen die toetsing?
“Nee, daar ben ik niet tegen. Het is een ingewikkelde discussie,
maar ik ben niet tegen. Wij moeten als Nederlandse
samenleving willen dat er mensen voor de klas staan die
voldoende geëquipeerd zijn om onze kinderen les te geven.
Dat kunnen we niet verwaarlozen. Binnenkort beginnen
we, met toestemming van de minister, aan een traject om
studenten uit het middelbaar beroepsonderwijs al een jaar
voordat ze bij ons instromen, extra lessen te geven zodat ze
die toegangstoets kunnen halen. Het is heel belangrijk ervoor
te zorgen dat de toestroom vanuit het mbo niet volledig
opdroogt.”
Terug naar de diversiteit. We gaan toe naar een samenleving
waarin iedereen lid van een minderheid is, zeker in de grote
steden. Ziet u daarin een rol voor uw school?
“Natuurlijk is het relevant om onze studenten voor te bereiden
op die superdiverse samenleving. Maar voorlopig
moeten ze na hun afstuderen gewoon opereren in een witte
cultuur. Dus zijn wij verplicht hun daarvoor voldoende
instrumentarium mee te geven. Stel, je komt te werken op
Allerhande diversiteit
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
91
ma Them
TH MA 1-17
92
Allerhande diversiteit
ma Thema Thema
‘De samenleving verandert, wij moeten mee veranderen.’
een accountantskantoor met een ongelooflijk Nederlandse
cultuur, met een bepaald idee van wat professionaliteit is.
Als wij als hogeschool niet hebben meegegeven hoe dat
werkt, dan schieten wij tekort. Dus inderdaad, de samenleving
wordt superdivers, zeker in Den Haag, Amsterdam,
Rotterdam. En dat is een leuk, romantisch concept. Maar
voorlopig blijft de manier van werken heel erg Nederlands –
ook op deze hogeschool. En dat zeg ik omdat ik dat zelf als
niet-Nederlandse dagelijks voel.”
Vindt u dat goed of slecht?
“Het gaat niet om goed of slecht. Het is zoals het is.”
Moet dat veranderen?
“Ja, de samenleving verandert, wij moeten mee veranderen.
Ik denk dat het goed is om je daarvan bewust te zijn. Zodat
je als school niet de boot mist door vast te houden aan een
cultuur die niet overeenkomt met de werkelijkheid erbuiten.
De verharding in de samenleving maakt trouwens het gesprek
hierover in onze organisatie niet makkelijker.”
En hoe bereidt u de studenten voor op die superdiversiteit?
“Wij willen dat onze studenten hun weg vinden in een pluriforme
samenleving, met een gevoel voor sociale rechtvaardigheid,
gerechtigheid, met respect voor de mensenrechten.
Daar zijn we redelijk normatief in. Hoe ze daar verder
invulling aan geven vanuit hun persoonlijke achtergrond
staat ze vrij. Dat zal anders zijn voor iemand met een moslimachtergrond
dan voor iemand met een gereformeerde
achtergrond. Maar dat doel is wat ons verbindt. Studenten
mogen zich best terugtrekken op hun identiteit, maar we
kunnen wel van ze vragen dat ze openstaan voor anderen.
En dat doe je in de dagelijkse praktijk, in de klas. Daarom is
de rol van de docent ook zo belangrijk.”
a Thema Thema
a Thema Thema T
Mengen de verschillende etnische groepen op uw school?
“Docenten signaleren segregatie. Iedereen kruipt bij elkaar,
in zijn eigen groepje. Moet je dat met rust laten? Nee. Het
is toch een rijkdom dat je in de klas nog mensen bij elkaar
hebt zitten die buiten misschien vijandig tegenover elkaar
staan. Hier kunnen ze met elkaar praten. Maar dan moet je
je docenten wel equiperen om dat gesprek te voeren. Misschien
ben ik naïef, maar ik denk dat wij als college de taak
hebben om die dialoog te bevorderen. Ik wil hoop blijven
houden.”
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Jullie zeggen tegen de docenten: die groepjes in de klas mag je
niet met rust laten?
“Onze voorzitter heeft inmiddels meer dan vierhonderd docenten
gesproken, in groepen van tien. Dat zijn ingewikkelde
gesprekken. Er kan ook agressie loskomen. Waarom? Als
docent moet je sterk in je schoenen staan tegenover deze
studenten, die per slot volwassen of bijna volwassen zijn.
De docent moet ze kunnen uitleggen waarom hij wil dat ze
praten met elkaar. Moet ze proactief benaderen. Het helpt
als je uitlegt dat mengen ook relevant is voor het beroep dat
ze gaan uitoefenen. Dan zien ze het ineens. Dan kunnen ze
het visualiseren.”
Korte stilte. “Misschien hebben we als samenleving te lang
gedacht: ze groeien samen op, het komt vanzelf wel goed.
Nee, ze groeien niet samen op. Ze komen elkaar soms hier
voor de eerste keer tegen. Dus je moet absoluut iets doen.”
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema The
Thema Thema
X
xxxx
Xxxxxx
naam auteur
Wie is
?????
Xxxxxxxxxx
‘We moeten
ermee zien te
leven’
Interview met Bert van der Zwaan,
rector magnificus van de Universiteit
Utrecht
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
93
ma Them
TH MA 2-17
94
Rankings: a mixed blessing
ma Thema Thema
Volgens Bert van der Zwaan, sinds zes jaar rector magnificus van de Universiteit Utrecht, zou het hele hoger onderwijs op
de schop moeten, is selectie aan de poort op den duur onvermijdelijk, en werken rankings perverterend. ‘Maar ze zijn er.
a Thema Thema
Het idee dat ze ooit weer zullen verdwijnen is helaas fictie.’
a Thema Thema T
V
orig jaar benutte Bert van der Zwaan (65) zijn sabbatical
om een rondreis te maken langs collega-bestuurders
elders in Europa, in de Verenigde Staten,
Afrika en China. Zijn bevindingen verwerkte hij in
de bundel Haalt de universiteit 2040? Als we elkaar spreken
in het Bestuursgebouw aan de Heidelberglaan is de Engelse
vertaling net verschenen.
‘Geweldig’ vond hij het verlof. “Ik kon gewoon drie dagen
ongestoord lezen! Hoe zat het met het hoger onderwijs in
de Renaissance? Hoe was het in 1810, in de tijd van Von
Humboldt? Dat gaat nu door voor het paradijs op aarde.
Echt flauwekul.”
Met zijn boek, zegt de rector, wil hij het debat over het hoger
onderwijs ‘in een wat minder hijgerig perspectief’ zetten.
“Besluiten zijn te vaak ad hoc, vind ik. Ik mis de langetermijnvisie.
Terwijl de vraag hoe wij als hoger onderwijs moeten
reageren op de maatschappelijke veranderingen om ons
heen heel dringend is.”
Tot nog toe trok vooral Van der Zwaans pleidooi voor het
toestaan van ‘vormen van selectie’ nogal de aandacht. Het
huidige open toelatingssysteem is volgens hem onhoudbaar,
nu de overheid zich almaar verder terugtrekt en de politiek
niet bereid lijkt de almaar stijgende studentenaantallen te
compenseren.
‘Die onbespreekbaarheid
legt een hypotheek
op het functioneren
van het hele onderwijs ,
De rector: “Er komt een enorme stroom studenten naar de
universiteit van wie een zeer groot deel beter op zijn plaats
is op een hogeschool. Op de universiteit kennen we een uitval
25 procent! In businessjargon geformuleerd: we hebben
een heel inefficiënt stelsel. Natuurlijk kan de Tweede Kamer
best zeggen: wij willen geen selectie aan de poort. Alleen
moet er dan geld bij, en dat zie ik niet snel gebeuren. Maar
als we de verwijzing zouden verbeteren, zou dat een oplossing
kunnen bieden voor het knellende financiële korset.
Bovendien worden studenten van zo’n verkeerde studiekeuze
gewoon ook hartstikke ongelukkig. Niemand is drop-out
voor z’n plezier. Ik vind dit echt een maatschappelijk kwaad
dat we niet zouden moeten willen.”
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Uw pleidooi voor selectie stuit op weerstand. Hoe verklaart u
die?
“In de Nederlandse politiek is selectie van oudsher taboe.
Ik denk dat ons stelsel van open admission vooral zo onaantastbaar
is vanuit de klassiek emanciperende gedachte
dat het hoger onderwijs voor iederéén moet zijn. Dat was
in het verleden een heel diepe drijfveer, ik ben er ook mee
opgegroeid. Die gedachte past naadloos bij het betrekkelijk
egalitaire karakter van de Nederlandse samenleving. In
bijvoorbeeld een standenmaatschappij als Engeland is zoiets
helemaal niet zo’n issue. Die onbespreekbaarheid legt een
hypotheek op het functioneren van het hele onderwijs, dus
ook van het hoger onderwijs. Je ziet nu wel allerlei eufemismen
de politiek binnen druppelen. Zoals: verwijzen mag,
zelfselectie mag ook nog, maar selectie niet. Flauwekul.”
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Maar waarom zijn de reacties zo emotioneel?
“Mensen zien selectie als uitsluitend en afwerend, terwijl
het idealiter een instrument is dat studenten verwijst
naar de opleiding waar ze hun talenten optimaal kunnen
ontplooien. Selectie betekent niet alleen afweren, selectie
betekent ook competentie toelaten. Zelf denk ik dat zo’n
systeem onvermijdelijk zal zijn. Maar de tijd is er nog niet
rijp voor.”
Thema Thema The
Thema Thema
Rankings: a mixed blessing
‘Er is in dit kleine land plaats voor tien researchuniversiteiten.’
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
‘De meeste studenten
hebben geen bal belangstelling
hema Thema The
voor onderzoek; zij willen straks
gewoon een goeie baan ,
hema Thema Them
In uw boek pleit u ook voor twee Nederlandse onderzoeksuniversiteiten
van wereldniveau. De rest moet die ambitie laten varen.
“Het beeld in Nederland is: je bent als universiteit alleen
maar hartstikke goed als je toponderzoek doet. Het beeld is
zelden: je bent als universiteit supergoed als je toponderwijs
geeft. Dat vind ik raar. Universiteiten waar onderzoek een
belangrijke rol speelt zijn de duurste. Studenten kosten
daar ongeveer twee keer zoveel als die op een hogeschool
– terwijl de overgrote meerderheid eigenlijk geen bal belangstelling
heeft voor onderzoek. Zij willen straks gewoon
een goeie baan. Wat ik graag zou willen is dat het spectrum
zoals Nederland nu heeft, met veertien universiteiten en negenendertig
hogescholen, breder uitwaaiert. In mijn ogen is
er in een klein land als Nederland plaats voor tien researchuniversiteiten,
waarvan er twee tot de wereldtop behoren.
Vanuit stelselperspectief zijn die toppers heel goed. Daaraan
kan het hele stelsel zich optrekken. De overige universiteiten
hebben dan andere verhoudingen tussen research
en teaching. Zoals de Vrije Universiteit nu al anders is dan
Erasmus of Maastricht. Binnen die onderzoeksuniversiteiten
kun je dan nog expertises aanbrengen. De ene universiteit
is heel goed in life science, de andere in social sciences.”
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
Hoe ziet u de uitverkiezing van die twee wereldtoppers voor u?
“Dat moet je vooral niet aan de overheid overlaten. Je moet
een landschap creëren waarin dit kan groeien. En dat kan.
De commissie-Van de Donk (Evaluatiecommissie Prestatiebekostiging
Hoger Onderwijs, ED) gaat in haar recente
rapport erg die kant uit: geef instellingen de mogelijkheid
om zich te profileren en geef ze meer autonomie daarin.
Ook in mijn ogen is het een kwestie van autonomie. Aan
de overheid de taak om dit te faciliteren, ze moet daar geduldig
tien jaar de tijd voor nemen, en zien wat er gebeurt.
En instellingen die zeggen: wij willen een research intensive
university worden, wij willen meespelen in de top van Europa,
die moet je daarop afrekenen.”
ma Thema Thema
In welke zin?
“Ook de commissie-Van de Donk zegt: je moet een universiteit
afrekenen op haar belangrijkste missie. En niet op de
a Thema Thema
95
ma Them
TH MA 2-17
96
Rankings: a mixed blessing
ma Thema Thema
missies die ze niet heeft. Is ze een onderwijsuniversiteit,
dan moet je haar niet afrekenen op onderzoek. Zo moet je
ook onderzoeksuniversiteiten afrekenen op wat ze vragen
en wat ze krijgen.”
Eigenlijk moet wat u betreft het huidige stelsel helemaal op de
schop.
“Ja, vind ik wel. Ik vind het binaire stelsel ontzettend ouderwets.
Ruim dat nou op, maak daar één stelsel van. Als
je gaat waaieren, dan kun je bijvoorbeeld kijken naar Engeland:
elke hogeronderwijsinstelling heet daar universiteit.
Voor Nederland zou dat betekenen dat je zo’n vijftig universiteiten
krijgt, en dan kun je nog vechten over het ius promovendi.
Nu zeggen werkgevers: ik wil per se een universitair
afgestudeerde, want die hogescholen stellen niks voor. Je
zou dus die hogescholen moeten versterken, zodat werkgevers
voortaan zeggen: deze opleiding zit dicht op de markt,
is goed georiënteerd op een maatschappelijk perspectief, ik
wil zo’n afgestudeerde graag hebben.”
De Australische hogeronderwijsdeskundige Simon Marginson
zei vorig jaar in dit blad dat hij juist het egalitaire Nederlandse
stelsel prefereert boven het Engelse: de universiteiten zijn hier
allemaal behoorlijk goed, de hogescholen over het algemeen niet
slecht. Dat is in Engeland wel anders.
“Daar zit een zekere waarheid in. De OESO (Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) maakt
hier al jaren opmerkingen over: het Nederlandse stelsel
is weliswaar egalitair, het kent ook betrouwbare, hoge gemiddelden.
Tegelijkertijd zegt de OESO ook al jaren: zo’n
stelsel is onhoudbaar in een wereld met open grenzen. In
een geïnternationaliseerd landschap is zoiets op den duur
ondoenlijk. Dat is precies wat ik bedoel.”
Lachend: ‘Overigens denk ik dat het niet zo belangrijk is
wat ik vind. De commissie-Veerman (Commissie Toekomstbestendig
Hoger Onderwijs) heeft het naar mijn mening
goed gezien, en de OESO-adviezen zijn er ook heel duidelijk
over: Nederland kan wel denken dat het een soort enclave is,
maar dat gaat gewoon niet werken.”
Blauwdruk
Het liefst, zegt Van der Zwaan, zou hij ‘de hele onderwijskolom’
tegen het licht willen houden. “Laten we eens in de
luwte stappen en daar met elkaar over nadenken. Laten we
beginnen bij de twee-, driejarigen. Hoe verloopt dat onderwijs,
waar zitten de breuken? Wat zijn bijvoorbeeld de gendereffecten
van de manier waarop we het onderwijs hebben
ingericht? De laatste middelbareschoolrevisie – de invoering
van het studiehuis – is volgens velen dramatisch mislukt.
Jongens zie je belanden op de havo, meisjes op het vwo.
Want het studiehuis vereist zelfdiscipline en zelfstandig
werken – zaken waar jongens op die leeftijd helemaal geen
zin in hebben omdat zij nu eenmaal later tot rijping komen.
Al deze dingen brengen me ertoe dat ik denk: maak nu eens
Wie is
Bert van der Zwaan?
a Thema Thema
Bert van der Zwaan (Voorschoten, 1952) studeerde
geologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en
was werkzaam aan de universiteiten van Nijmegen
en Utrecht. Daar bekleedde hij de leerstoel biogeologie
en was hij decaan van de faculteit geowetenschappen.
Sinds 1 april 2011 is Van der Zwaan rector
magnificus en bestuurslid van de Universiteit
Utrecht. In november 2016 werd hij unaniem verkozen
tot voorzitter van het universitaire netwerk
LERU (League of European Research Universities).
Eind vorig jaar verscheen bij Amsterdam University
Press zijn boek Haalt de universiteit 2040? Een Europees
perspectief op wereldwijde kansen en bedreigingen.
Bij dezelfde uitgeverij kwam ook de Engelse vertaling
uit, onder de titel Higher Education in 2040. A
Global Approach.
Bert van der Zwaan woont in Odijk, is getrouwd en
heeft twee kinderen.
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
een blauwdruk van wat je zou willen met ons onderwijs. En
denk dan na, op basis van gegevens, feiten en meningen,
hoe je het zou willen aanpakken.”
Kleine adempauze. “Ik heb enorm gepleit bij onze minister
en ook bij haar ambtenaren voor een clubje mensen dat
met elkaar nadenkt over de vraag: hoe moet het onderwijs
eruitzien in 2020, 2030, 2040? Wat moeten we doen aan
de voorkant en wat aan de achterkant? Zet gewoon eens een
stip aan de horizon. Wat voor maatschappij willen wij zijn?
Onderwijs gaat in hoge mate over de vraag wie wij willen
zijn met elkaar. Neem daar de tijd voor. En neem je dan voor
Thema Thema Th
Thema Thema Th
‘Ik vind het binaire stelsel
ontzettend ouderwets;
ruim dat nou op,
Thema Thema The
maak er één stelsel van ,
Thema Thema
Rankings: a mixed blessing
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
we vragen. Creativiteit en flexibiliteit zijn essentieel. Daarin
leiden wij nu niet op, ook hier niet. Wij leiden op voor een
‘Studenten moeten veertig
vak, een discipline. Het liefst doen we dat door studenten
te vertellen dat ze veertig boeken in de kast moeten hebben
staan. Terwijl kennis inmiddels overal digitaal beschikbaar
boeken in de kast hebben
is. Hoe creatief om te gaan met totaal nieuwe omstandigheden
– dat is het pleidooi in mijn boek. Dat vergt van ons als
onderwijsinstelling een heel andere manier van nadenken
staan, terwijl kennis overal
over wat een curriculum is. Als je, zoals Paul Schnabel deed
met het Platform Onderwijs2032, heel specifiek componenten
gaat benoemen, dan wordt het een lastig debat. Maar als
digitaal beschikbaar is , je probeert competenties te benoemen in bredere zin, dan
denk ik dat het debat doenlijk en heel interessant wordt.”
Nu al, zegt Van der Zwaan, zou je in het eerste studiejaar
kunnen beginnen met algemene academische vorming.
om in drie jaar een stelselherziening op tafel te hebben. “Mijn idee is: laten we het eerste halfjaar geheel en al besteden
aan fundamentele vragen als: wat is het verschil tussen
Want zoiets is ingrijpend, hoor. Dat is geen kinderspel.”
de wetenschappen? Hoe is wetenschap ontstaan? Wat zijn
En hoe was de reactie van de minister en de ambtenaren? de grondslagen van de wetenschap, hoe stel je goede vragen?
Hoe doe je goed onderzoek? Wat mag wel, wat mag
“Die reactie is vaak drieledig. Eerst: ja, je hebt groot gelijk.
Vervolgens: nee, politiek is de tijd er niet rijp voor. Dan: niet? Dat hele spectrum zou aan de orde moeten komen.
zoiets kost ongelooflijk veel energie en tijd. Dat is alle drie Bovendien vind ik dat onze studenten de grondbeginselen
wáár, maar de optelsom is dat er niks gebeurt. Het heeft van de retorica moeten meekrijgen, de argumentatieleer.
een verlammend effect, de spelers houden elkaar gevangen. Wat dat betreft kunnen we veel opsteken van het Angelsaksische
stelsel. Dat is daar veel beter in.”
Mijn ervaring is: hoe verder weg de stip, hoe sneller je het
eens bent. Dus als je een stip zet voor 2070 knikt iedereen
instemmend. Heb je het over 2040, dan begint er al wat
Krakkemikkig
gedoe te komen. Maar de echte discussies gaan over 2018.
Zou je dat oplossen, en werkelijk van achteren naar voren Met lede ogen zag Van der Zwaan de afgelopen jaren hoe
gaan, dan kom je er wel. Maar dat betekent dat er een minister
moet zijn die zegt: dat gaan we doen.”
thema waaraan hij ook in zijn boek ruimschoots aandacht
belangrijk rankings werden in het hoger onderwijs – een
besteedt. “Ik ben fel tegen rankings”, zegt hij. Ik vind ze
Er is in Nederland nogal een trauma rond onderwijsvernieuwing.
Daar zal zo’n clubje tegenaan lopen.
len verdwijnen is fictie. Is helaas fictie.”
perverterend. Maar ze zijn er. Het idee dat ze ooit weer zul-
“Nou, als je goed kijkt is er vooral een trauma over politiek
ingrijpen op korte termijn waar de werkvloer achteraan Want je kunt ook niet tegen slecht weer zijn?
moet hijgen. De overheid zou een soort organische beweging
moeten creëren waarbij ze zegt: ik ga tien jaar op mijn zakelijke belangen mee gemoeid. Om een voorbeeld te ge-
“Nou, rankings zijn wel méér dan slecht weer. Er zijn grote
handen zitten. Ik creëer het voetbalveld, gaan jullie maar ven: talloze Amerikaanse en Engelse universiteiten drijven
lekker voetballen. Als je met elkaar probeert af te spreken: op dit moment op studenten die zich laten leiden door
dit is de stip waar we heen gaan, we hebben tien jaar de tijd, rankings. Het businessmodel daar is: haal veel buitenlandse
studenten binnen, want die zorgen dat de schoorsteen
en we mogen zelf uitvinden hoe, dan denk ik dat de toon al
heel anders is.”
rookt. Dus hoog op de ranking, veel studenten, goeie business
case, we draaien. Nederlandse universiteiten voelen dat
In uw boek snijdt u zelf het probleem aan dat eigenlijk niemand minder, maar ook wij hebben er last van.”
weet voor welke toekomst je moet opleiden. Hoe de samenleving
van 2040 eruitziet.
In welke zin?
“Dat is absoluut waar. Maar er is een belangrijk facet dat de “Utrecht staat in een aantal rankings heel hoog. Van Chinese
maar ook van andere buitenlandse studenten horen wij:
afgelopen tien jaar heeft gekarakteriseerd en vermoedelijk
ook wel de komende tien tot vijftien jaar zal karakteriseren: wij hebben gekozen voor de hoogst gerankte Nederlandse
de dynamiek, het tempo van ontwikkeling. Je zou kunnen universiteit, anders betalen mijn ouders niet. Rankings hebben
alles te maken met financiën. Wie dat ontkent, negeert
zeggen: wij moeten niet zozeer invullen wat studenten aan
kennis straks moeten hebben, want die veroudert snel. Wij de waarheid. Daarbij zijn ze van meet af aan bepaald door
moeten studenten vooral opleiden om snel te kunnen schakelen
en om zich makkelijk te kunnen aanpassen aan nieu-
zo hoog staan, heeft alles te maken met het feit dat die lan-
Angelsaksische parameters. Dat de Angelsaksische landen
97
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
ma Them
TH MA 2-17
98
Rankings: a mixed blessing
ma Thema Thema
a Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
‘Wij zetten een paraplu op, maar ik blijf fel tegenstander van rankings.’
Thema Thema Th
den traditioneel veel Nobelprijswinnaars hebben. En soms
telt alleen al het hebben van buitenlandse studenten mee.
Dan krijg je een soort mattheuseffect: veel buitenlandse
studenten, hoger op de ranking, hoger op de ranking, veel
buitenlandse studenten. Bovendien steken rankings technisch
heel krakkemikkig in elkaar. Times Higher Education
heeft de criteria de afgelopen vijf jaar al drie keer gewijzigd.
Wat moet je daarmee?”
De rector zucht. “Wij moeten zien te leven met die rankings.
Wij zetten, om bij jouw metafoor te blijven, een paraplu
op. Maar ik blijf er fel tegenstander van.”
Van allemaal?
“Eigenlijk wel.”
Over de CWTS Leiden-ranking hoor je nog weleens warme
woorden spreken.
“Ja, door de belanghebbenden. Kijk, wij staan nummer 1
op de Leiden-ranking. Natuurlijk zijn wij daar trots op. Die
notering hebben we te danken aan het feit dat het aantal
publicaties in deze ranking enorm zwaar telt. En wij publiceren
ongelooflijk veel. Nederland publiceert sowieso
verschrikkelijk veel. Hartstikke goed. Maar ik vind: je moet
wel nadenken over de gevolgen. Als wij zouden sturen op
die Leiden-ranking, dan zouden wij voortdurend sturen op
output en impact. Drie jaar geleden al hebben we gezegd: dat
doen we niet. Publicaties spelen hier ook geen rol meer bij
bevordering en bij benoeming. Al heb je negenhonderd publicaties
op je naam staan, bij je sollicitatie mag je alleen de
beste tien noemen. De rest willen we niet zien. Onze boodschap
is: publiceer niet veel, maar wel goed. Wij benoemen
hoogleraren niet langer op output, maar op een portfolio.
Wat zijn je bijdragen aan onderwijs, onderzoek, maatschappelijk
dienstverlening? Wat ben je bereid bij te dragen aan
deze universiteit?”
Precies daarom, zegt Van der Zwaan, is hij ‘niet zo dol’ op
Thema Thema Th
Thema Thema The
Thema Thema
Rankings: a mixed blessing
de Leiden-ranking. “Voor je het weet, hoor je jezelf zeggen:
doe mij maar iemand met tien publicaties in Nature. Tegelijkertijd
besef ik: wil je carrière maken in het buitenland, dan
is het nog steeds heel belangrijk hoeveel je publiceert. Die
frictie, die spanning, die zit er voortdurend in.”
Hoe beoordeel je universiteitsmedewerkers op maatschappelijke
impact? Hoe meet u dat?
“Daar hebben we kwantitatieve parameters voor gemaakt.
We kijken bijvoorbeeld hoe vaak docenten betrokken zijn bij
maatschappelijke organisaties. Hoe vaak ze optreden in de
media. We hebben een centrum voor wetenschap en cultuur,
een wetenschapsknooppunt. Werken ze daaraan mee?
Verder moet tegenwoordig in elk functioneringsgesprek onderwijs
aan de orde komen. Ook hebben we ervoor gezorgd
dat mensen versneld hoogleraar kunnen worden op grond
van hun onderwijskwaliteiten, binnen drie jaar.”
De moderne universiteit, vindt Van der Zwaan, draait om
modern personeelsbeleid. ‘Dat schrijf ik ook in mijn boek.
In feite heeft heel veel van wat universiteiten nu doen, nog
trekjes van het middeleeuwse coöptatiesysteem. Je doet je
meesterproef, dan mag je erin.”
Waarom is bijna niemand gelukkig met rankings?
“Bijna niemand – dat is overdreven. Het hangt ervan af
wie je spreekt. Studenten in Azië zijn er heel blij mee. De
managementlagen van universiteiten die hoog in de rankings
staan zijn er ook heel blij mee. Overheden vinden
het diep in hun hart een heel fijn instrument om keuzes te
maken: aan wie geef ik geld? En raden van toezicht worden
ontzettend onrustig van rankings. Zodra er een ongunstige
ranking binnenrolt, zal een raad van toezicht de telefoon
pakken en zeggen: goh, we zijn gezakt. Ik denk dat colleges
van bestuur er best vanaf zouden willen. We zien allemaal
‘Alleen al voor U-Multirank
moesten we iemand
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
veertien dagen voltijds
aan het werk zetten , 99
hema Thema Them
dat rankings rammelen, zien het perverterende van het
systeem. Maar de geldgevers, overheden en gebruikers houden
het in stand. De Europese Unie doet eigenlijk hetzelfde.
Want waarom is die U-Multirank ontstaan? Om iets te
hebben waardoor niet langer Angelsaksische kenmerken de
doorslag geven. Maar wat brengt U-Multirank de student?
Niet veel.”
De rankings kosten de unversiteit bovendien veel tijd, zegt
Van der Zwaan. “Alleen al voor U-Multirank moesten we
veertien dagen iemand voltijds aan het werk zetten om alle
gegevens te leveren. Daar zijn wij tegen, we doen het niet.
Principieel niet. Wel controleren wij rankings, we kijken
of er fouten in zitten. En er blijken echt waanzinnig veel
fouten in te zitten. Maar wij gaan niet iemand aan het werk
zetten om veertien dagen lang U-Multirank te vullen. Dus
wij komen niet voor in U-Multirank.”
De rector haalt zijn schouders op. “Ergens in deze wereld
zal toch iemand consequent moeten zijn.”
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
ma Them
TH MA 3-17
ma Thema Thema
a Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
‘Je beseft pas
wat privacy
betekent als
je haar kwijt
bent’
‘Xxxxxxx’
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
100
Interview met Willem Debeuckelaere,
voorzitter van de Federale
Privacycommissie
Xxxxxxx
Thema Thema The
Thema Thema
Willem Debeuckelaere, voorzitter van de Belgische privacywaakhond, is weinig enthousiast over de aanstaande Europese
wetgeving rond persoonsgegevens. ‘Maar ik zal ook niet beweren dat het allemáál kommer en kwel is.’ Gesprek over
Europa, internationale verschillen en databescherming in het hoger onderwijs.
I
n zijn wonderschone en wonderschoon ingerichte
huis aan een doodstille hof, hartje Gent, zet de jurist
een pot straffe koffie. Sinds tien jaar is Willem
Debeuckelaere (63) voorzitter van de Federale Privacycommissie
te Brussel – vergelijkbaar met de Nederlandse
Autoriteit Persoonsgegevens. Beide hebben tot taak te waken
over uw en mijn persoonlijke data.
“Inderdaad”, zegt hij aan zijn ruimbemeten werktafel.
“Eigenlijk zijn dat onze collega’s, althans op federaal vlak.
Want België blijft natuurlijk België. Dus op Vlaams niveau
heb je de Vlaamse toezichtcommissie, waar ik ook voorzitter
van ben, je hebt de Brusselse controlecommissie en op papier
heeft Wallonië iets soortgelijks. Dus wij zitten met liefst
vier, in de praktijk drie autoriteiten. Ik zal het niet te luid
zeggen, maar u mag het best opschrijven: dit bemoeilijkt
de bestuurskracht enorm. Jullie in Nederland kennen dat
gelukkig niet. Ik benijd jullie altijd, met die ene autoriteit –
punt. En dan hebben jullie ook nog een uitstekende forensische
ICT-dienst. Wij niet. Soms mogen wij daar gebruik van
maken. Voor ons is dat een hemels manna.”
Ziet u verschillen in hoe België en Nederland aankijken tegen
privacy en privacybescherming?
“Nauwelijks. En de manier van denken in Nederland en
hier is weer vergelijkbaar met hoe ze er in Frankrijk en
‘Ik zal het niet te luid
zeggen, maar u mag
het van mij best
Zwemmen of verzuipen
Duitsland tegenaan kijken. Natuurlijk vormen deze vier
landen geen homogeen gebied, maar wat dit betreft lijken
we veel op elkaar. U weet, omgang met persoonsgegevens
is sterk cultureel bepaald, zelfs binnen Europa. In Zweden
zijn fiscale gegevens openbaar. Je kunt gewoon op een
website kijken wat de inkomsten en de aftrekken zijn van
uw buurman. Voor ons is dat ondenkbaar. In Litouwen
zijn bijvoorbeeld de gegevens over het niet-betalen van alimentatie
openbaar. Meer nog: daar is een officiële website
waarop iedereen kan kijken wie bij welke politieke partij is
aangesloten. Bizar vinden wij dat. Ook de Angelsaksische
landen hebben bepaald een andere visie. Die kijken eerder:
is er een gevaar op schade? Als dat zo is, dat moeten we die
herstellen. Wij in continentaal Europa geloven in een meer
preventieve aanpak. Wij zeggen: dit doe je gewoon niet, dit
willen wij niet. En we wachten niet af of er effectief schade
wordt geleden, want dan is het te laat. Dan kun je er toch
niets meer aan doen.”
Toetje
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
Tussen Europa en de rest van de wereld, zegt Debeuckelaere,
zijn de verschillen nog vele malen groter. “Neem India,
toch een van de aanstormende landen op het vlak van ICT.
Maar het bewustzijn rond privacy en data is er bijna nihil.
Het zit niet in het denken, en het belang ervan dringt vooralsnog
niet door. In gesprekken met Indiërs merk je dat ze
gegevensbescherming als een toetje beschouwen, iets dat
je aan het eind nog even toevoegt. Voor China geldt hetzelfde.
Een jaar of vijf, zes geleden kwam de voorzitter van de
Chinese privacycommissie langs op ons kantoor in Brussel.
Wij zijn uiteraard het geknipte slachtoffer. Zulke functionarissen
moeten dan naar de EU en dan hebben ze tussen de
koffie en het avondeten even tijd om een local te bekijken.
Hebben ze meer tijd, dan gaan ze naar Parijs of Amsterdam.
Er was een taalbarrière, want de man sprak enkel Chinees,
dus het moest allemaal vertaald. Maar je merkte aan
de vragen dat hij eigenlijk niet goed wist waarmee wij bezig
waren. Privacy begreep hij zeer ambtelijk en administratief.
ema Thema Them
ma Thema Thema
opschrijven , 101
a Thema Thema
ma Them
TH MA 3-17
102
Zwemmen of verzuipen
ma Thema Thema
‘Ik heb me laten overhalen
om WhatsApp te gebruiken,
maar ik kijk goed uit
wat ik daarop zet ,
De overheid in China vindt het bijvoorbeeld geen enkel
probleem om de beoordelingen van een scholier of student
onder allerlei instanties en lagere overheden te verspreiden.
De Chinese overheid is één. Terwijl, een van de vragen die
wij ons hier altijd stellen is toch: wat moet die overheid van
mij weten? En welke overheid moet wat van mij weten?”
Privacy is bij ons een emotionele kwestie?
“Een behoorlijk emotionele kwestie. Ik heb weleens gezegd:
privacy heeft met water niet alleen gemeen dat het je hoe
dan ook door de vingers glipt, maar ook dat je het hard no-
‘Privacy is bij ons een emotionele kwestie’
dig hebt om te overleven. En dat je pas beseft wat het waard
is wanneer je het niet meer hebt.”
Bent u zelf voorzichtig met uw persoonsgegevens?
Debeuckelaere moet glimlachen. “Het hangt er een beetje
vanaf. Sociale netwerken als Twitter en Facebook, daar blijf
ik verre van. Langs de andere kant, LinkedIn heb ik wel
toegelaten, uiteraard nadat ik eerst bestudeerd heb, met
hulp van kenners op mijn kantoor, wat de terms and conditions
zijn. En ik heb me door m’n dochters laten overhalen
om WhatsApp te gebruiken. Omdat zij zeiden: pap, dat is
zo gemakkelijk! Maar ik kijk goed uit wat ik daarop zet. Ik
houd er altijd rekening mee dat wat ik daar doe op de een of
andere manier bloot kan komen te liggen.”
a Thema Thema
a Thema Thema T
Welke vragen krijgt uw commissie zoal vanuit het hoger
onderwijs?
“De grootste uitdaging blijft de omgang met de gegevens
van studenten, vooral van beoordelingen. Hoe worden die
gedeeld, wie heeft daar toegang toe? Dat zouden alleen
degenen moeten zijn die de beoordeling moeten doen, die
de diploma’s of certificaten uitreiken. Maar meer en meer
komen er verzoeken van buiten: van andere onderwijsinstellingen,
van privébedrijven. Onlangs vroeg een internationaal
advocatenkantoor bij een Belgische rechtenfaculteit
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema The
Thema Thema
Wie is Willem
Debeuckelaere?
Willem Debeuckelaere (Roeselaere, 1954) studeerde
rechten aan de Universiteit Gent. Van
1977 tot 1995 werkte hij als advocaat, waarna
hij kabinetschef werd van de Belgische minister
van binnenlandse zaken. In 1998 volgde de
benoeming tot rechter van de rechtbank van
eerste aanleg, in 2002 tot raadsheer van het
Gentse Hof van Beroep. Sinds 2004 werkt hij
bij de Federale Privacycommissie, sinds 2007
als voorzitter.
Willem Debeuckelaere woont in Gent, is getrouwd
en heeft twee dochters.
Zwemmen of verzuipen
‘Het hoeft geen
dilemma’s op te
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
leveren, als je er maar
zorgzaam mee omgaat , 103
hema Thema Them
allerlei gegevens op van de laatstejaars en zelfs van de
voorlaatstejaars studenten. Ze wilden kijken wie ze zouden
kunnen benaderen om bij hen te komen werken.”
En kregen ze die?
“De faculteit zei: dat doen wij niet. Maar ze wilden hun studenten
wel de mogelijkheid geven om erop in te tekenen.
Dus toen kwamen ze bij ons en vroegen: is de privacycommissie
daarmee akkoord? Wij vonden het prima. Studenten
mogen best zelf beslissen of ze hun curriculum en hun
resultaten doorgeven. Dus eigenlijk was deze kwestie onwaarschijnlijk
simpel op te lossen. Kijk, dat advocatenkantoor
was natuurlijk niet tevreden. Maar ze hebben later ook geen
klacht ingediend, want ze wisten echt wel dat hun verzoek
helemaal niet strookte met de huidige wet- en regelgeving.”
Andere kwesties waar onderwijsinstellingen tegenaan lopen
hebben volgens Debeuckelaere te maken met de globalisering.
“Wetenschappers en studenten trekken voortdurend
van het ene land en het andere, werken en studeren dan
weer hier, dan weer daar. Dat betekent ook een confrontatie
tussen verschillende rechtsculturen en verschillende wetgevingen.
Nog een gevolg van de globalisering is de gestegen
diversiteit in de samenleving. Veel wetenschappelijk
onderzoek daarnaar kun je alleen doen als je heel precieze
gegevens hebt. Neem een onderzoek naar kinderen met
een migrantenachtergrond. Dan is het niet altijd voldoende
te weten waar zij of hun ouders vandaan komen en welke
taal ze thuis spreken, maar ook belangrijk om te weten in
welke omstandigheden ze leven. Of er thuis een tafel is om
het huiswerk op te maken, of er boeken in huis zijn, of het
gezin naar interessante televisiseprogramma’s kijkt. Als
ganse dagen de een of andere Afrikaanse evangelische kerk
op staat, dan heeft dat gevolgen voor het taalniveau van de
kinderen. Dus kan het nuttig zijn om dat soort gegevens te
verzamelen. Dat hoeft geen dilemma’s op te leveren als je er
maar zorgzaam mee omgaat.”
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
Hoe doe je dat?
“Het uitgangspunt moet zijn dat onderzoekers gegevens
ma Them
TH MA 3-17
104
Zwemmen of verzuipen
ma Thema Thema
alleen verwerken voor één bepaald doel, een wettig toegestaan
doel, en niet voor iets anders. De baseline is dat ze dat
op een fatsoenlijke manier doen. Ze moeten altijd streven
naar minimalization: de dataverzameling zo minimaal mogelijk
houden. Dat blijkt in de praktijk overigens nog niet zo
makkelijk. In mijn vroegere leven als advocaat en als rechter
heb ik vastgesteld dat het soms lastig is om heel precies van
tevoren te weten welke data je straks nodig zult hebben. En
dan begint de ganse discussie: zijn de data nice to know of
need to know? Volgens de strikte regels van de privacywetgeving
mogen data alleen need to know zijn. Maar ik denk
dat dat niet altijd kan, zeker niet als je een open onderzoek
doet. Uiteindelijk moet je goed kijken: wat is de bedoeling
en de finaliteit? Proportionaliteit is een van de basisbeginselen
van privacywetgeving. Dat vind ik nu wel een beetje
mankeren aan de aanpak van dataprotection. Het gebeurt
met te weinig oog voor die finaliteit en voor het belang van
de burger.”
Mentaliteit
De onderzoekswereld, zegt Debeuckelaere, kan veel leren
van de medische sector. “Ik denk dat er weinig sectoren zijn
die zo zorgzaam omgaan met persoonsgegevens. Elders
zijn die data min of meer grondstof: hoe meer je uit de mijn
kunt delven, hoe beter. Hoe fijner afgestemd, hoe beter.
Als je dat zou willen doen in de geneeskunde of in zorg in
het algemeen, dan is daar de standaardreactie: wij hebben
onze beroepsconfidentialiteit, in veel gevallen zelfs beroepsgeheim.
Die houding zit verweven in het medisch denken
en handelen. Al sinds de eed van Hippocrates, derde eeuw
voor Christus, geldt de afspraak: in onze zorgrelatie kun jij
je gegevens aan mij toevertrouwen, en ik houd mijn mond.
Precies deze mentaliteit zouden alle sectoren zich eigen
moeten maken. Vanaf het prilste begin.”
Niettemin, zegt hij, krijgt zijn privacycommissie juist vanuit
de medische sector de laatste jaren veel vragen. “Wetenschappelijk
maar ook curatief onderzoek waarbij onderzoekers
gegevens delen met de Verenigde Staten, met de hele
wereld, neemt toe. Wat mag en wat mag niet? Sinds 2007
‘Ik weet dat ik
daarin grondig
verschil van mijn
Nederlandse collega , s ,
hebben we hier in België e-Health-wetgeving, vergelijkbaar
met jullie elektronisch patiëntendossier. Maar het aanboren
van die patiëntgegevens voor onderzoek mag niet zomaar.
Dat moet voorafgaand goedgekeurd worden, soms ook door
ethische commissies. En die laatste hechten meer en meer
belang aan gegevensbescherming en privacy. De invoering
van de e-Health-wet bracht natuurlijk veel commotie met
zich mee. Terecht, heel terecht. Ik denk ook dat het goed
is dat er een zeker wantrouwen blijft bestaan. Dat wakkert
gans het systeem aan om een zeer hoge graad van informatieveiligheid
te gebruiken.”
a Thema Thema
a Thema Thema T
Vanaf 25 mei 2018 krijgen alle Europese ondernemingen en
instellingen, ook in het hoger onderwijs, te maken met de nieuwe
Europese Algemene Verordening Gegevensbescherming. In een
interview van een paar jaar geleden las ik dat u er destijds niet
erg enthousiast over was.
“Ik ben nog altijd niet erg enthousiast, nee. Maar goed, het
is wat het is. We zullen ermee moeten werken. Ik zal ook
niet beweren dat het allemáál kommer en kwel is.”
a Thema Thema T
Wat zijn uw grootste bezwaren?
“Ik vind, maar ik weet dat ik daarin grondig verschil van
mijn Nederlandse collega’s, de nieuwe regelgeving zeer repressief.
Fors optreden is het nieuwe motto. De verordening
legt zeer veel de nadruk op controle, inspectie, maar ook
op bestraffen. En die straffen zijn zeer zwaar. Een onderneming
die de verordening overtreedt moet een boete betalen
die kan oplopen tot 4 procent van de wereldwijde jaaromzet.
Voor het onderwijs geldt dat in principe niet, maar ook
dan zijn de boetes flink. Ik vind, natuurlijk moet je overtredingen
stevig kunnen aanpakken. Maar die mogelijkheid
bestaat al, via het klassieke strafrecht. Bedrog, hacking, misbruik
van elektronische communicatie – het kan allemaal al
worden bestraft en het wordt ook bestraft. Niet alleen met
boetes, ook met beroepsverboden, desnoods met gevangenisstraffen.
Dus terwijl dit alles gewoon bestaat heeft de EU
daar nu een poot bij gezet. Die voor alle ondernemingen
en instellingen ook nog eens heel veel extra administratie
oplevert.”
Als jurist en oud-magistraat, zegt Debeuckelaere, hecht hij
nogal aan de scheiding der machten. “Je hebt de regelgever,
je hebt de uitvoerder en je hebt de toezichthouder. Mijn
probleem met de nieuwe verordening is dat de privacycommissies
enerzijds zullen moeten optreden als organen die
mensen helpen, sensibiliseren, richting en sturing geven,
als een soort consulent. Maar ze moeten mensen ook controleren
en inspecteren. En ten slotte kunnen ze nog een
soort van openbaar aanklager spelen die boetes oplegt. Dat
vind ik een beetje raar. Maar blijkbaar is het eigen aan bureaucratische
instellingen om alles te willen vatten.”
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema The
Uw Nederlandse collega’s vinden dat minder bezwaarlijk?
“Zij zijn geloof ik blij dat ze zwaardere sancties kunnen
opleggen. Een aantal was het denk ik beu om telkens weer
Thema Thema
‘Ons grootste probleem is dat we niet snel genoeg kunnen optreden.’
‘Dat is mij inderdaad
verweten: jij zaagt
aan de poten
Zwemmen of verzuipen
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
weggelachen of weggestoken te worden. Ik heb van meet
af aan gezegd: geef ons ándere middelen. Zorg ervoor dat
we in Europa vanuit één autoriteit kunnen optreden. Zet
één sterke Europese toezichthouder op. Want onze grootste
problemen liggen in grensoverschrijdende persoonsgegevensverwerkingen,
bijvoorbeeld door internationale reuzen
als Google. Ons grootste probleem is niet dat we geen boetes
kunnen opleggen, maar dat we niet snel genoeg kunnen
optreden omdat we gehinderd worden door allerlei nationale
wetgeving.”
ma Thema Thema
van je eigen stoel , 105
U pleitte dus min of meer tegen uw eigen baan.
“Dat is mij inderdaad verweten: je zaagt aan de poten van
de stoel waar je op zit. Maar ik zit hier niet om mijn job of
mijn ambt of mijn functie te verdedigen, ik zit hier voor het
welzijn van de burger.”
a Thema Thema
ma Them
TH MA 3-17
106
Zwemmen of verzuipen
ma Thema Thema
Waarom is die ene Europese autoriteit er niet gekomen?
“In de aanloop naar deze nieuwe verordening is er wel sprake
geweest van een gemeenschappelijk agentschap. Maar
dat viel in 2011 en 2012 heel slecht. Het Europese elan om
nieuwe toezichthouders op te richten bleek zeer klein. De
lidstaten zagen dat niet meer zitten. Wat mij betreft is precies
dat een van de grote gemiste kansen. We hebben echt
de boot gemist.”
Wat zal de nieuwe verordening voor onderwijsinstellingen veranderen?
“Ze zijn bijvoorbeeld straks allemaal verplicht een data protection
officer aan te stellen. Duitsland heeft zo’n functionaris
al zo’n veertig jaar: de Datenschutzbeauftrager, een hele mond
vol. Frankrijk kennen ze sinds tien, twaalf jaar correspondants
informatique et libertés. In Nederland gaat hij ‘functionaris voor
de gegevensbescherming’ heten, toch ook indrukwekkend. In
Vlaanderen wordt het waarschijnlijk ‘DPO’, de makkelijker
bekkende afkorting van data protection officer. Wat deze functionaris
moet kunnen en doen staat allemaal netjes beschreven
in de verordening. Hij moet de wetgeving rond dataprotection
kennen, dat is één. Twee: hij moet de basisbegrippen en
de basistechnologieën uit de gegevensbescherming kennen.
Drie: hij moet weten hoe de onderwijswereld organisatorisch
in elkaar steekt. Wat gebeurt er als er gegevens vanuit mijn
instelling naar het buitenland gaan? Vier: hij moet op de deur
van het hoogste niveau in zijn organisatie kunnen kloppen
en zeggen: daar ben ik met een probleem. Hij moet dus
rechtstreeks toegang hebben tot de top. Daar moet hij niet
toe behoren, maar hij moet wel die toegang hebben. En de
top moet ook naar hem luisteren. En vijf, last but not least: de
functionaris is de interface met de buitenwereld, zowel met de
toezichthouder als met het publiek.”
Er is nog een belangrijke nieuwigheid, zegt Debeuckelaere.
“Elke instelling die een gegevensverwerking opzet, moet
vanaf het allereerste concept die data afschermen. Je mag
niet langer een gans programma opzetten, en dan op de
avond voor de kick-off nog even bellen met juridische zaken:
mag dit wel van de wet? Je bent verplicht om vanaf den beginne
na te denken over de bescherming van de persoonsgegevens
die je verzamelt. Die bescherming moet by default
in het design zitten. Om een voorbeeld te geven: sociale
netwerken als Facebook kun je best goed afschermen, maar
dat is niet de standaardinstelling. Het zal u behoorlijk wat
zweet, misschien wel bloed en tranen kosten om dat vooral
elkaar te krijgen. En veel koffie voor uw vrienden die wél
verstand hebben van ICT. Voor Europese instellingen en
bedrijven zal zo’n design niet meer mogen. Alles wat zij aan
gegevens verzamelen moet een degelijke, deugdelijke, vertrouwenwekkende
graad van privacybescherming kennen.
Wil je als persoon dat zelf downgraden, wil je meer gegevens
vrijgeven aan een instantie, prima. Dan is dat je eigen verantwoordelijkheid,
je eigen keuze als vrije mens. Maar net
als bij de bouw van een auto moet de standaardinstelling
zijn: hij dient remmen te hebben.”
Zenuwachtig
‘De nieuwe verordening
a Thema Thema
zal zeer weinig
bijdragen aan een
betere privacybescherming ,
a Thema Thema T
Debeuckelaere constateert dat de nervositeit over de nieuwe
verordening toeneemt. “Mensen worden zenuwachtig
omdat ze een stuk rechtszekerheid kwijtraken. Ze vragen
zich af wat nog wel en niet kan. Zal de privacycommissie
mij straks boetes gaan opleggen? Eigenlijk had de EU de
commissies veel meer tijd en geld moeten geven om de
verschillende sectoren voor te bereiden. Nu hebben we nog
krap een jaar. Dat is zeer kort. Wat wij nu proberen – en dat
is wel mooi eigenlijk, totaal contradictorisch met de geest
van de verordening – om gezamenlijk met alle Europese
privacycommissies die sturing, die guidance uit te werken.”
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Houdt u uw hart vast voor volgend jaar? Of denkt u: het zal wel
op z’n pootjes terechtkomen?
“Ik houd mijn hart vast, eerlijk gezegd. Ik vrees dat de
nieuwe verordening zeer weinig gaat bijdragen aan een
verhoogde en een verbeterde privacybescherming. Het beste
resultaat zou zijn, en dat zie je al een beetje gebeuren: een
soort algemene bewustwording van het belang van privacybescherming.
Voor het overige zullen er op die 25 ste mei
volgend jaar nog heel wat zaken niet in orde zijn. Maar ach,
zo gaat het natuurlijk bijna altijd.”
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema The
Thema Thema
X
xxxx
Xxxxxx
naam auteur
Wie is
?????
Xxxxxxxxxx
‘Ik ben anders blij
dat mijn slager
z’n eigen vlees keurt’
Interview met Karl Dittrich,
scheidend voorzitter van de VSNU
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
107
ma Them
TH MA 4-17
108
Kwaliteit – van wie, voor wie?
ma Thema Thema
Al jaren houdt hogeronderwijsbestuurder Karl Dittrich zich bezig met kwaliteitsbewaking. Zijn opvattingen hieromtrent
evolueerden. ‘Kwaliteitszorg betekent vertrouwen schenken. En toestaan dat er af en toe iets misgaat. Zonder in paniek
a Thema Thema
te raken en te roepen: dat hele stelsel deugt niet.’
a Thema Thema T
B
innenkort neemt hij na vijf jaar afscheid als voorzitter
van de Nederlandse universitaire koepelorganisatie
VSNU, maar Karl Dittrich blijft actief.
Onlangs werd hij verkozen tot voorzitter van het
EQAR (European Quality Assurance Register for Higher
Education). Dit orgaan houdt, kort gezegd, een register bij
van Europese hogeronderwijsinstellingen die zich aan de
European Standards and Guidelines houden.
“Een heel mooie baan”, zegt hij in de zonnige achtertuin
van zijn huis aan de rand van Maastricht. “Weet u, ik ben
overtuigd Europeaan. En ik denk dat het hoger onderwijs
een van de weefsels is die Europa bij elkaar moeten houden.
Dat kan alleen door zo veel mogelijk mobiliteit van staf
en studenten tot stand te brengen, door zo veel mogelijk
samenwerking tussen universiteiten en hogescholen. Zo’n
register zorgt voor onderling vertrouwen.”
Hoe kijkt u terug op vijf jaar VSNU?
Brede lach: “Ik ben een ontzettende liefhebber van universiteiten.
Heb trouwens ook nooit in een andere sector gewerkt.
Dus ik vond het heerlijk om met al die mensen uit de
universitaire wereld in gesprek te zijn. Spannend, dikwijls.
De grote uitdaging was om die veertien eigenwijze universiteiten
bij elkaar te houden.”
‘Ik ben geen man
van vergezichten,
maar ik kan mensen
wel met elkaar verbinden ,
Daarvoor moet je over Job Cohen-achtige kwaliteiten beschikken?
“Misschien wel. Anders dan mijn voorganger, uw hoofdredacteur,
ben ik geen visionair. Ik ben geen man van vergezichten.
Maar ik kan mensen wel met elkaar verbinden.”
a Thema Thema T
Wat was het belangrijkste vraagstuk waar u als VSNU-voorzitter
tegenaan liep?
Zonder aarzeling: “De onderfinanciering. Die was in de
tijd van de economische crisis heel begrijpelijk. Toen is
het hoger onderwijs en het onderzoek zelfs nog redelijk
ontzien. Maar je merkt nu dat Nederland aan alle kanten
voorbij wordt gestreefd door grotere economieën of zelfs
kleinere economieën die bereid zijn veel meer te investeren.
Nederland heeft zich niet werkelijk bekeerd tot innovatie.
Wel in woorden, niet in daden. Je ziet het niet terug in de
financiering.”
a Thema Thema Th
Hoe verklaart u dat?
“Er zijn zoveel prioriteiten, hè. Aan de ene kant is dit een
fantastisch land. We hebben het ontzettend goed. Als je in
het buitenland rondkijkt besef je eens temeer hoe geweldig
alles hier geregeld is. Maar er hoeft maar iets fout te gaan
of het leidt tot enorme opschudding, alsof de wereld vergaat,
alsof stelsels niet meer functioneren – terwijl het vaak
incidenten zijn. Alsof een foutenloze samenleving ooit te
creëren valt. Welnu, op dit moment, en dat snap ik ook heel
goed, staat de ouderenzorg hoog op het prioriteitenlijstje.
Defensie. Cyber security. De salarissen in het primair onderwijs.”
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Komt de VSNU óók nog eens bedelen om een miljard.
“Inderdaad. Natuurlijk, de universiteiten zien er over het
algemeen prachtig uit, hebben mooie faciliteiten, er werken
hartstikke veel heel goeie mensen. Dus wat zitten we nog te
zeuren, lijkt het wel. Maar als je ons vergelijkt met Zwitserland,
Duitsland, Engeland, de Scandinavische landen, dan
zijn wij aan het verliezen. We kunnen niet meer meekomen.
En dat geldt vooral voor het onderzoek.”
Thema Thema The
Thema Thema
‘Iedere wetenschapper weet dat hij niet
meer in een ivoren toren zit.’
Kwaliteit – van wie, voor wie?
‘Het zit ’m ook in
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
de handelsmentaliteit:
hema Thema The
er is een probleem, we
willen nú een oplossing , 109
We hadden vorig jaar wél een Nobelprijswinnaar.
“Dat is meer ondanks dan dankzij. Nederland besteedt op
het ogenblik ongeveer 2 procent van het bruto binnenlands
product aan onderzoek. Duitsland zit al op 3 procent. Zwitserland,
Denemarken, Zuid-Korea en Japan gaan naar de
4 procent. Wij blijven echt achter. En dat geldt ook voor de
private investeerders.”
hema Thema Them
Hoe komt dat?
“Nederland heeft relatief weinig grootbedrijf dat nog zelf
aan onderzoek doet. Alles is uitbesteed en verplaatst naar
het buitenland. Er is hier enorm veel midden-en kleinbedrijf
dat vaak de middelen niet heeft om te investeren op langere
termijn. Het zit ’m ook in de Nederlandse handelsmentaliteit:
we hebben een probleem, we willen graag morgen een
oplossing. Nederland doet aan kortetermijndenken. Terwijl
investeren in kennis zelden morgen iets oplevert, zeker niet
in fundamenteel onderzoek.”
Kijk, zegt Dittrich. “Iedere wetenschapper weet dat hij niet
meer in een ivoren toren zit. Als je onderzoekers vraagt
waarmee ze bezig zijn, dan zijn dat dikwijls onderwerpen
die te maken hebben met schaarste, met water, met klimaat.
Maar vaak zijn ze bezig met een stukje van de puzzel. En
weten ze nog niet precies hoe die puzzelstukjes in elkaar
zullen passen.”
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
Ofwel: onderzoek vergt geduld. En geduld vergt geld.
“En tijd. Het vraagt om langetermijndenken.”
In uw nieuwe functie buigt u zich weer over de kwaliteitszorg.
“Ik realiseer me dat ik al zo lang universiteitsbestuurder
ben dat ik het hele kwaliteitszorgcircus vanaf het begin heb
meegemaakt. Het fenomeen kwam op in 1986, ten tijde van
de nota Hoger onderwijs Autonomie en Kwaliteit. Daarin werd
gezegd: jullie moeten je meer verantwoorden. Want dat
gebeurde voor die tijd niet. Althans niet op de prestaties.”
ma Thema Thema
Dat was een kwestie van vertrouwen?
“De universiteiten stonden heel sterk onder overheidstoezicht.
Toen ik in het college van bestuur kwam van de
Universiteit van Maastricht, moesten wij nog alle bevorderingen
vanaf schaal 11 voorleggen aan Zoetermeer. Elke
a Thema Thema
ma Them
TH MA 4-17
110
Kwaliteit – van wie, voor wie?
ma Thema Thema
hoogleraarsbenoeming, elk gebouw dat je wilde neerzetten
– het werd op het ministerie beslist. Dus je was in feite een
verlengstuk van de overheid. Toenmalig onderwijsminister
Wim Deetman heeft dat doorgesneden. Die heeft gezegd:
ik snap dat jullie meer autonomie moeten krijgen, dat jullie
je moeten kunnen onderscheiden van andere instellingen.
Maar daar staat wel iets tegenover. Dat heeft zich vertaald in
een visitatiestelsel dat heel sterk gericht was op verbetering.
Dat was het grote thema toen.”
Hoe ging dat in de praktijk in z’n werk?
“Dan kwam er een clubje voornamelijk oudere heren een
dag of twee, drie rondkijken. Die mannen spraken met
hoogleraren, met docenten, met studenten. Ik denk dat
ze ook af en toe in een lokaal gingen zitten en dat ze naar
de faciliteiten keken. De opleidingen waren overigens veel
minder geprofessionaliseerd dan nu. Tegenwoordig heb je
opleidingsdirecteuren, de decaan is verantwoordelijk. Dat
was toen veel losser georganiseerd. Maar het clubje keek
niet naar prestaties. Niet: hoeveel mensen halen het eerste
jaar. Dat was destijds niet bon ton.”
Hoe werd er dan naar de kwaliteit gekeken?
“Nauwelijks. Ze dachten dat er rond kwaliteit geen probleem
was. Althans, dat vermoed ik.”
Hoe kijkt u daar nu op terug?
“Dat er veel te weinig aandacht voor was. U moet wel bedenken
dat universiteiten heel lang voornamelijk bezig waren
met onderwijs. Onderzoek kwam pas in de jaren zeventig
een beetje op. Het wemelde er van de niet-gepromoveerde
docenten. Wat ik me herinner is dat zij met overgave lesgaven,
maar om nou te zeggen dat ze daar veertig, vijftig uur
per week mee bezig waren... Ze kregen goed betaald voor
relatief weinig inspanning. In de jaren tachtig werd van die
hele generatie afscheid genomen. Docenten werden onder
druk gezet: je moet promoveren. Iedereen werd langs de lat
gelegd. Dat heeft Deetman gedaan, dat heeft zijn opvolger
Jo Ritzen nog sterker gedaan. Die eerste visitaties leidden
ertoe dat heel veel onderpresterende medewerkers de wacht
werd aangezegd. Nu is de situatie radicaal anders. Nu is de
inspanning te groot, de werkdruk te hoog.”
Dat zit ’m in de druk om onderzoek te doen?
“Zeker. Maar het komt ook doordat van jonge wetenschappers
wordt verwacht dat ze overal goed in zijn. Dat ze beurzen
binnenhalen, dat ze als onderzoeker excellent zijn, dat
ze heel goed onderwijs geven, dat ze zich openstellen voor
de vragen van de samenleving, dat ze een gezin opbouwen,
dat ze maatschappelijk actief zijn. Dat is veel, heel veel. In
andere sectoren van de samenleving geldt dat evenzeer, dat
besef ik. Maar het is voor wetenschappers een relatief nieuw
verschijnsel. Je ziet dat dertigers al burn-outs krijgen, vreselijk.
Dus wat dat betreft ligt de lat te hoog. En het is niet zo
gemakkelijk om dat te doorbreken. Je kunt niet zeggen: daar
Wie is Karl Dittrich?
a Thema Thema
Karl Dittrich (Maastricht, 1952) was na zijn studie
politicologie werkzaam aan de Universiteit
Leiden en de Universiteit Maastricht. In 1986
trad hij toe tot het college van bestuur van de
Maastrichtse universiteit, waarvan hij 1994
voorzitter werd. In 2002 werd hij bestuurder
van de Nederlandse Accreditatie Organisatie
(NAO), in 2005 voorzitter van de nieuwe Nederlands-Vlaamse
Accreditatieorganisatie (NVAO).
Hij was vicevoorzitter van het Europees Consortium
van Accreditatieorganisaties (ECA). In
2012 werd hij voorzitter van de universitaire
koepelorganisatie VSNU, waar hij per 1 oktober
vertrekt. Binnenkort gaat hij aan de slag als voorzitter
van het European Quality Assurance Register
for Higher Education (EQAR) te Brussel.
Karl Dittrich heeft drie volwassen kinderen en
woont in Maastricht.
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema The
Thema Thema
Kwaliteit – van wie, voor wie?
‘De politiek denkt: als het
bij één hogeschool misgaat,
waarom zou dat niet
doe ik niet aan mee. Als je de top in je vak wilt bereiken, zul
je wel moeten. Ik vind: er mag wel wat meer aandacht zijn
voor de negatieve effecten. Gelukkig zie je die ook groeien.”
Zonder twijfel, zegt Dittrich, steeg de werkdruk zo door de
internationalisering. “Maar het verschijnsel heeft ook te maken
met de eigen ambities van onze jonge wetenschappers.
Op de een of andere manier leiden wij heel goede mensen
op. De prestaties van Nederlandse universiteiten zijn formidabel.
Er is geen enkel ander land waar alle onderzoeksuniversiteiten
in de top-200 van de wereld staan. Fantastisch.”
Terug naar het visitatiestelsel. Op zeker moment kwam er een
omslag.
“Dat is gebeurd na het Akkoord van Bologna, toen Europa
overging op het bachelor-masterstelsel. Voorwaarde was dat
er tevens een stevig kwaliteitszorgstelsel kwam. Wij hebben
dat in 2002 letterlijk gedaan, met de instelling van de
NAO, de Nederlandse Accreditatie Organisatie, die in 2005
opging in de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie,
de NVAO. Ik ben daar zelf van meet af aan bij betrokken
geweest. Er zijn ook Europese landen waar niet zo’n organisatie
werd ingesteld.”
We waren de braafste jongetjes van de klas?
“We hebben vooropgelopen, ja. Was het nodig? Terugkijkend
denk ik dat de NVAO in elk geval goed geweest is voor
de hogescholen. Die hebben ontdekt dat ze de lat echt hoger
moesten leggen. En we hebben nogal wat rommel uit het
private onderwijs kunnen halen. Maar ik heb zelf altijd het
idee gehad dat de universiteiten sowieso goed functioneerden.
Ik was daar relatief relaxed over.”
Dus in die zin was het stelsel te uniform?
“Misschien wel. Het gevolg was hoe dan ook een enorme
bureaucratie. Alleszins begrijpelijk, trouwens. Aan de accreditatie
zit de bekostiging vast. En als je een besluit neemt
waar bekostiging aan vastzit, dan wordt het een zogeheten
beschikking. En als het een beschikking is, dan moet die
juridisch dichtgetimmerd zijn. Dus moeten alle oordelen
transparant zijn. Houdbaar zijn voor de rechter. Met als
gevolg dat het systeem wel heel erg strak is geworden.”
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
Kunt u een voorbeeld geven?
“Het accreditatiestelsel creëert angst. Want stel je voor dat
je als universiteit minder hoog scoort dan je collega’s, stel
je voor dat je een onvoldoende krijgt. Ik heb meegemaakt
dat bij sommige opleidingen opeens drie mensen keken of
een scriptie een 6 of een 5 waard was. Je zag dat opleidingen
alom leerdoelen gingen opstellen zodat ze konden aantonen
dat ze behaalden wat ze beoogden. Dat klinkt heel rationeel
en is op zichzelf didactisch verantwoord, maar als je dat
allemaal precies wilt laten zien… Daardoor worden docenten
niet uitgedaagd. Durven ze geen risico’s meer te nemen.
Wat wij met de NVAO feitelijk hebben gedaan is een kaste
creëren van kwaliteitszorgmedewerkers.”
hema Thema The
in het hele land zo zijn? , 111
Een perverse bijwerking van een goedbedoeld stelsel?
“De term pervers hoort u mij niet snel gebruiken. Als mensen
afstuderen vind ik niet dat niet pervers. Ik vind het normaal
dat mensen afstuderen.”
hema Thema Them
Ik bedoel die kaste.
“De bedoeling van het accreditatiestelsel was aandacht voor
kwaliteit, maar het werd aandacht voor kwaliteitszorg. Instellingen
houden zich bezig met kwaliteitszorg zonder dat
zij weten of die wel tot kwaliteit leidt. Dat is, vind ik, op dit
ogenblik de belangrijkste kritiek.”
ema Thema Them
Vond u dat ook al toen u nog tot over uw oren in de NVAO zat?
“Ja. Ik heb in die hoedanigheid de affaire bij Hogeschool Inholland
meegemaakt. Dat was een absoluut geval van fraude.
Goedbedoelde fraude, overigens, maar onverantwoord.
Studenten die niet goed genoeg waren werden toch aan een
papiertje geholpen. Toen bleek dat de lat in een aantal opleidingen
wel heel erg laag lag. Vervolgens sprong de politiek
erbovenop. Want als het bij één hogeschool zo was, waarom
zou het dan niet in het hele land zo zijn? De politieke reflex
werd: meer regels, meer toezicht, nog preciezer. Waardoor
de bureaucratisering sterk in de hand is gewerkt. Je maakt
mensen banger in plaats van dat je ze het gevoel geeft: het
gaat om ons, het gaat om ons werk, om onze trots.”
ema Thema Them
ema Thema Them
Dat verloren we uit het oog?
“Ik heb altijd volgehouden: er is geen docent die bewust
streeft naar slecht onderwijs. Sommigen lopen wellicht de
kantjes ervan af, maar zeker teams zijn daar niet bewust
mee bezig. Ik had de hoop dat door naar teams te kijken,
je altijd wel weer een zeker evenwicht kon vinden. Maar
de politiek gaf daarvoor weinig ruimte. Die wilde dat alles
efficiënt en effectief verliep. Waardoor de afvinkcultuur
toenam, de afstand groeide tussen wat docenten belangrijk
vinden en wat de kwaliteitszorgmensen belangrijk vinden.
Op het ogenblik zijn instellingen nauwelijks bezig met
kwaliteitsverbetering, alleen nog met beoordelen of een
opleiding voldoet aan de criteria. We leggen alles vast. We
weten veel te veel, denk ik weleens. Als ik zoveel gegevens
op mijn tafel zou krijgen als de huidige bestuurders...
ma Thema Thema
a Thema Thema
ma Them
TH MA 4-17
112
Kwaliteit – van wie, voor wie?
ma Thema Thema
a Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
‘Er is geen docent die bewust streeft naar slecht onderwijs.’
Thema Thema Th
Vreselijk. Vanzelf ben je dan geneigd om op micro-informatie
te sturen.”
Hoe zou dat anders kunnen?
“Door alles opnieuw af te winden. Dat betekent terug naar
vertrouwen. Dat betekent vertrouwen schenken aan de
professionals in het veld. En toestaan dat er af en toe iets
misgaat – zonder in paniek te raken en te roepen: dat hele
stelsel deugt niet. Dus vooral kijken: waarom gaat het daar
nu mis? Ligt dat aan die ene persoon, aan een structuur,
aan een cultuur? Het kan van alles zijn, maar laten we éérst
daarnaar kijken. En niet meteen op stelselniveau allerlei
maatregelen afkondigen.”
Thema Thema Th
Dat klinkt heel idyllisch: geef mensen weer vertrouwen. Maar het
is toch niet raar dat de samenleving wil meekijken? Je kunt niet
zeggen: hier is een zak met geld, we vertrouwen jullie verder wel.
“Natuurlijk, dat klopt. Je moet verantwoording afleggen. Er
is ook geen professional die dat niet zal willen. Maar je kunt
‘Je moet kijken: waarom
gaat het hier mis? Ligt
dat aan die ene persoon?
Thema Thema The
Aan een structuur? ,
Thema Thema
‘Er bestaat geen
intrinsieke twijfel
Kwaliteit – van wie, voor wie?
aan de kwaliteit van
onze afgestudeerden ,
die verantwoording wel lichter doen dan op het moment
gebeurt. Sommige opleidingen zijn inmiddels vijf, zes keer
gevisiteerd. Als je vijf keer hebt laten zien dat je aan de goede
kant van de streep zit, zou het dan niet een keer minder
kunnen? Hadden we in Nederland een enorm probleem
met werkloosheid van afgestudeerden, dan was het wat anders.
Of als we slechte mensen afleverden. Maar er is geen
intrinsieke twijfel aan de kwaliteit van onze afgestudeerden.
Het is niet voor niets dat er steeds meer internationale
studenten naar Nederland komen. Het onderwijs is hier
uitstekend.”
Misschien is het hoger onderwijs zo uitstekend vanwege die controle.
Als je dat loslaat, wordt het weer zo’n zooitje als in de jaren
zeventig.
“Dat kan niet. Dat staat zo’n academische gemeenschap
niet meer toe. Destijds was je enthousiasme om je eigen
vak over te brengen voldoende. Docenten hadden niet
het idee: wij leiden de volgende generatie op die straks de
verantwoordelijke posities gaat bezetten. Tegenwoordig
rammen we dat er wél in. Het zal zonder enige twijfel nog
voorkomen dat mensen minder goed functioneren dan zou
moeten. Maar niet meer zoals in de jaren zeventig. Ondenkbaar.”
Stel, u zou het kwaliteitszorgstelsel helemaal opnieuw mogen
ontwerpen, met vertrouwen als uitgangspunt. Hoe pakt u dat
aan?
“Dat kun je op twee manieren doen. Je kunt vreemde ogen
organiseren door een soort vliegende brigade in te stellen,
die gewoon at random het land in gaat. Dan hoeft de opleiding
niet elke keer toe te werken naar een visitatie, maar
moet ervoor zorgen dat de kwaliteit altijd op orde is. Dat
ze kan laten zien op welke manier ze omgaat met problemen.
Op welke manier ze de actualiteit in het onderwijs
houdt. Kan laten zien waar de studenten terechtkomen,
wat de kwaliteit van de afgestudeerden is. Je kunt het ook
anders aanpakken. Dat je de verantwoordelijkheid volledig
legt bij de instellingsbesturen. Dat een instellingsbestuur
om de zoveel jaar zegt: wij vinden dat we deze opleiding
in dit domein extra tegen het licht moeten houden. Omdat
er belangrijke ontwikkelingen binnen het vakgebied zijn
geweest. Of omdat de studentenaanwas heel groot is en we
niet zeker weten of de opleiding dat wel aankan. Ook dan
vind ik dat je vreemde ogen moet laten meekijken. Je moet
een cultuur durven creëren die daarvoor openstaat. Dat
vergt nogal wat, maar dat zou wel moeten. In de huidige
instellingstoets zou je kunnen meenemen op welke manier
je je eigen interne kwaliteitszorg organiseert. Mijn voorkeur
gaat uit naar de tweede variant. Ik vind dat je instellingsbestuurders
op de kwaliteit moet kunnen aanspreken.”
Weg met de vinkjes?
“Ja. En de politiek moet erop vertrouwen dat de slager zijn
eigen vlees keurt. Ik heb nooit begrepen wat daar mis mee
zou zijn. Ik ben heel blij dat mijn slager z’n eigen vlees
keurt. Super.”
De overheid moet er verre van blijven?
“Inderdaad. De overheid mag van instellingen verwachten
dat ze over kwaliteit nadenken en dat ze er iets voor ontwikkeld
hebben. Maar ga dat niet voorschrijven. Dan moeten
alle opleidingen toch weer op dezelfde manier werken. Vergelijk
je appels toch weer met peren.”
Hoe realistisch is uw scenario?
Ironisch lachje: “Heel realistisch!” Dan: “Niet alleen wij in
het hoger onderwijs zijn zoekende, heel veel andere sectoren
in de samenleving ook. Hoe kunnen we het anders
doen? Hoe kunnen we professionals tegemoetkomen, die
allemaal klagen dat ze door administratieve handelingen
overbelast zijn? Hoe kunnen we ze een steun in de rug
geven? Dat vraagt dat je positief denkt, en niet langer vanuit
wantrouwen.”
Bij wie moet het zogeheten eigenaarschap van de kwaliteitszorg
berusten?
“De kwaliteit is van de docenten. De zorg ervoor zou eigenlijk
ook hen moeten zijn. Eigenlijk zouden zij het onderwijs
moeten inrichten op de manier waarvan zij denken dat je
‘Ik vind dat je
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
instellingsbestuurders
op de kwaliteit moet
kunnen aanspreken , 113
a Thema Thema
ma Them
TH MA 4-17
114
Kwaliteit – van wie, voor wie?
ma Thema Thema
de beste kwaliteit krijgt. Wij zijn bijvoorbeeld nog niet erg
ver met intervisies. Ik zou het geweldig vinden als dat wel
gebeurde. Dat je collega vraagt: kom eens bij mij kijken, hoe
ik het doe. Dat je bij elkaar binnenloopt. Gewoon vragen
aan een collega die je respecteert: zeg me wat ik beter kan
doen. Wij zijn nog te veel van de dichte deur. Maar de jongere
generatie bestuurders en docenten praat al veel meer
over team science en teamverantwoordelijkheid. Ik denk dus
dat we veel meer die kant op gaan. Ik richt mijn hoop op de
jongere generatie.”
a Thema Thema
Ziet u in Europa een land waar het hoger onderwijs beter is
geregeld?
“Dat durf ik niet te zeggen. Wel kijk ik met verwondering
en bewondering naar Zwitserland. Dat doet het echt fantastisch.”
a Thema Thema T
Ook als het gaat om kwaliteitszorg?
“Ja. Wat betreft vertrouwen geven én het geld dat het in
onderzoek investeert. Ook ben ik onder de indruk van de
Scandinavische landen. Dat zijn natuurlijk samenlevingen
die nog steeds een vorm van solidariteit in zich dragen. Veel
opener zijn dan Nederland inmiddels is. Wat mij betreft
leren wij daarvan.”
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema The
Thema Thema
X
xxxx
Xxxxxx
naam auteur
Wie is
?????
Xxxxxxxxxx
‘Universiteiten,
speak up and guide!’
Interview met Kurt Deketelaere,
secretaris-generaal van LERU
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
115
ma Them
TH MA 1-23
116
Internationalisering –
concurrentie of samenwerking
ma Thema Thema
Volgens Kurt Deketelaere, hoofd van het Europese netwerk van topuniversiteiten, gaat het bergopwaarts met de
internationalisering van het hoger onderwijs. Al blijft er genoeg te wensen over. ‘De burgers van 2017 zijn niet meer de
a Thema Thema
burgers van 1917. Wij moeten beter uitleggen wat we doen met het geld dat wij van de samenleving krijgen.’
a Thema Thema T
O
nwaarschijnlijk fris en opgewekt stapt Kurt Deketelaere
even voor zevenen de Brusselse hotellobby
binnen. In de ontbijtzaal neemt hij koffie,
een kom zuivel, en steekt meteen van wal. Het
matineuze tijdstip blijkt zijn geestdrift voor het thema van
deze Th&ma allerminst te temperen.
Geen wonder. Sinds 2009 is Deketelaere secretaris-generaal
van de League of European Research Universities,
ofwel LERU. In totaal 23 Europese onderzoeksuniversiteiten
zijn nu bij dit netwerk aangesloten, waaronder drie
Nederlandse (de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam)
en één Vlaamse (KU Leuven).
Belangrijkste doel: lobbyen bij de Europese Unie voor
‘alles wat van belang is’ op het gebied van onderzoek, onderwijs
en innovatie. Daarnaast richt het zich op de ontwikkeling
van best practices. Wat kunnen universiteiten van
elkaar leren als het gaat om zaken als bijvoorbeeld funding
en research careers? Derde doel: het zoeken van samenwerking
met onderzoeksuniversiteiten buiten Europa.
‘Onderzoek, innovatie
en onderwijs zijn
allang geen Europese
kwesties meer’
De 23 universiteiten werken samen in LERU, maar zijn ook
elkaars concurrenten. Best ingewikkeld, lijkt mij.
“Dat is juist een fantastische challenge! Ik doe niet anders
dan dag in dag uit “spreken” met de 23 rectoren om ervoor
te zorgen dat zij op dezelfde lijn zitten. De meeste rectoren,
zo niet alle, zijn zeer gecommitteerd aan LERU. Zeer
gemotiveerd. Daar zijn we ook streng in. Zij “moeten”
twee keer per jaar naar de rectorenbijeenkomsten komen.
We willen liefst niet dat ze zich laten vervangen door hun
vicerector of iets dergelijks. Wij willen namelijk dat die 23
rectoren elkaar heel goed kennen. Zodat ze, als er ergens
een issue is, gewoon met elkaar kunnen bellen. We zien
dat nu in het dossier rond de brexit. De top-5 van de Britse
universiteiten – Oxford, Cambridge, Imperial College,
Edinburgh en University College London – zijn allemaal
lid van LERU. Zij maken zich uiteraard grote zorgen.”
a Thema Thema T
Wat doet LERU in zo’n geval?
“Wij proberen hier in Brussel via allerlei initiatieven hun
belangen te behartigen bij de Europese Commissie. Maken
duidelijk: als de Britse universiteiten niet meer kunnen
deelnemen aan onderzoeksprogramma’s van de EU, dan
zal dat voor hen onder meer een enorme financiële aderlating
zijn. We proberen er bovendien voor te zorgen dat zij
op een of andere manier aan boord kunnen blijven mocht
de brexit werkelijk doorgaan – wat ik me overigens persoonlijk
sterk afvraag.”
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Het derde doel van LERU is het zoeken naar samenwerking
met universiteiten buiten Europa. Hoe doet u dat?
“Een paar jaar geleden heb ik tegen onze rectoren gezegd:
het is natuurlijk belangrijk om als LERU het Europese
beleid te beïnvloeden, maar onderzoek, innovatie en
onderwijs zijn allang geen Europese kwesties meer. De
issues die we als de betere universiteiten te tackelen
hebben spelen overal ter wereld.”
Thema Thema Th
Kunt u een voorbeeld noemen?
“Zie de ganse discussie die we hebben met de wetenschappelijke
uitgeverijen over open access. Al die uitgeverijen
hebben enorme pay walls opgezet; tot hun toptijdschriften
heb je alleen toegang als je torenhoge bedragen betaalt.
Dus wetenschappers onderzoeken veel met belastinggeld,
schrijven veel met belastinggeld, editen en reviewen veel
met belastinggeld, krijgen het gepubliceerd, maar de
Thema Thema The
Thema Thema
Internationalisering –
concurrentie of samenwerking
‘Je kunt geen geld ontvangen van degene die je belobbyt,
vinden wij.’
universiteiten moeten er wel voor betalen. Als je weet dat
Elsevier een profit marge heeft van 38 procent, dan vinden
wij dat totaal onaanvaardbaar. Op dit moment zoeken
wij naar wegen hoe we de onderzoeksresultaten kunnen
publiceren in tijdschriften die door de buitenwereld vrij
consulteerbaar, zodat die tenminste ziet wat we met al dat
belastinggeld uitspoken. Dat proberen we te doen met alle
zusternetwerken, over gans de wereld.”
Daar zijn er inmiddels tien van, die jaarlijks één keer samenkomen.
“De bedoeling is dat we op termijn de Global
Council of Research Intensive University Networks oprichten.
Die plannen bestaan reeds drie, vier jaar. Alleen moeten
we dit stap voor stap invoeren, zodat al die netwerken
aan boord blijven. Als dat eenmaal is gelukt, kunnen we
lobbyen op internationaal niveau, hopelijk onder de vlag
van de Verenigde Naties.”
Geen Europese
gelden
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
Geen universiteit kan zich zomaar aanmelden bij
LERU (League of European Research Universities),
opgericht in 2002 en gevestigd te Leuven. Lidmaatschap
gaat op uitnodiging. Kandidaat-universiteiten
ondergaan een uitgebreide screening waarbij ze
minimaal dienen te voldoen aan twee criteria. Ze
moeten ‘onderzoeksintensief’ zijn én ze moeten alle
disciplines aanbieden – althans, in beginsel. “In dat
laatste zijn we wat flexibeler”, zegt de secretaris-generaal.
“Zelfs mijn eigen KU Leuven is niet honderd
procent comprehensive – in die zin dat we lang geleden
moesten kiezen tussen theologie en veeartsenij.
Het werd theologie, dus wij missen alvast één afstudeerrichting.”
Alle LERU-universiteiten zijn deels of grotendeels
publiek gefinancierd. “Niet uit principe, maar de
meeste private universities in Europa halen onze
standaard van excellentie niet.”
Potentiële leden dienen bereid te zijn jaarlijks
50.000 euro te betalen aan de LERU. “Een fiks bedrag,
maar daar moeten wij alles van doen. Weet u,
wij aanvaarden geen Europese gelden, zoals sommige
andere netwerken doen. Je kunt geen geld ontvangen
van degene die je belobbyt, vinden wij.”
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
Voor de complete lijst van aangesloten universiteiten,
zie www.leru.org.
a Thema Thema
117
ma Them
TH MA 5-17
118
Internationalisering –
concurrentie of samenwerking
ma Thema Thema
‘Geen Europese instelling
kan het zich permitteren
om haar eigen thuisbasis
te verloochenen’
Hoe vindt u dat het ervoor staat met de internationalisering?
“Ik zeg altijd: internationalisering moet ingebed zijn. In
die zin dat je niet een puur lokaal beleid kunt hebben op
het vlak van onderzoek en onderwijs, en daarnaast iets
internationaals kunt doen. We mogen internationalisering
niet isoleren van de rest van onze activiteiten. We moeten
zorgen dat we haar integreren in het ganse onderzoeks- en
onderwijsbeleid. In de ideale situatie loopt het allemaal
door elkaar. Dat betekent sowieso dat je anderstalig onderwijs
verschaft. Dat je moet nadenken over hoe je studenten
en onderzoekers vanuit het buitenland aantrekt. Dat je als
instelling openstaat voor mensen vanuit andere landen die
nieuwe perspectieven meebrengen. Het heeft enorme toegevoegde
waarde om studenten van elders aan te trekken.”
Heeft u de indruk dat de doorsnee belastingbetaler enthousiast
is over de internationalisering van het hoger onderwijs?
“Zoals met zoveel dingen is dit een en-enverhaal. Ik zeg altijd:
ook een Europese, sterk internationaal gerichte instelling
kan het zich niet permitteren om haar eigen thuisbasis
te verloochenen. Dat betekent dat er een aanbod moet
zijn van onderwijs, van onderzoek, van dienstverlening die
rekening houdt met de noden van de lokale gemeenschap.
En hoe beperkter en bescheidener een universiteit is, hoe
sterker de band met de lokale gemeenschap moet zijn.
Maar zelfs topinstellingen als Leuven, Cambridge, Leiden,
Heidelberg, Freiburg, Oxford – allemaal sterk internationaal
actief – doen dat. Zij zijn dikwijls gevestigd in kleine
gemeenschappen. Je ziet dat in veel van die kleine plaatsen
de lokale gemeenschap en de universiteit de handen ineenslaan,
in bestedingsprojecten, in woningbouw, in infrastructuur.
Dit alles komt de universiteiten ten goede, maar
ook de lokale gemeenschap. Iedereen is erbij gebaat dat er
zoveel mogelijk betaalbare woningen zijn, dat die plaatsen
bereikbaar zijn, dat er nieuwe jobs komen.”
Natuurlijk, zegt Deketelaere. “De Universiteit Maastricht
heeft een volledig Engelstalige bachelor in de rechten die
op dit moment heel veel Britse studenten trekt. Daar kunnen
zij die bachelor doen voor een fractie van de prijs die
ze betalen voor een opleiding aan een topuniversiteit in
het Verenigd Koninkrijk. Ik kan mij wel indenken dat belastingbetalers
daar moeite mee hebben. Maar dan moeten
we hun dus duidelijk zien te maken dat internationalisering
niet alleen in de onderwijs- en onderzoekssector zal
doordringen maar in elke organisatie, in elk instituut, in
elk bedrijf.”
Deketelaere kijkt even om zich heen. “Als ik hier in de ontbijtzaal
zou navragen wie Belg is, dan ben ik waarschijnlijk
de enige. De wereld is een globale wereld geworden. We
kunnen dat niet negeren, niet buiten houden. Maar dat
betekent niet dat je je eigen wortels moet ontkennen. Het
is een kwestie van beide zien te cultiveren. We moeten
daar geen strijd van maken, we moeten zorgen dat dit een
win-winverhaal is.”
Internationalisering, vindt hij, mag ook niet betekenen dat
we overgaan tot ‘een complete verengelsing’ van het hoger
onderwijs. “Het spreekt voor zichzelf dat lokale studenten
in hun eigen taal naar een universiteit of hogeschool moeten
kunnen gaan.”
a Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
In Nederland verengelst het hoger onderwijs anders in rap tempo.
In Vlaanderen is dat wat minder het geval, begrijp ik?
“Bij ons zal dit zeker op het niveau van de bachelor niet
zo snel gebeuren. Wij hebben de regel dat het bacheloronderwijs
in principe in het Nederlands moet zijn; het aantal
uitzonderingen daarop is zeer klein. Een bachelor is
tenslotte óók een einddiploma. De master daarentegen is
een tweede diploma, waarvoor je studenten van over heel
de wereld kunt aantrekken. Dus dat er daar meer opleidingen
in het Engels zijn, is heel begrijpelijk. En als we
hoger komen, dan moeten we natuurlijk de realiteit van
de wereld erkennen. Die heeft Engels als voertaal. Daar
gaat het erom studenten op te leiden met niet alleen een
specialistische blik op een thema, maar ook met een zeer
ruime vorming. Dan gaat het erom studenten te vormen
die wereldwijd perfect inzetbaar zijn.”
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Geldt wat u zegt ook voor hogescholen?
“Ik denk dat er niet zoveel verschil is. Hogescholen zullen
vaker lokaal gebonden zijn, maar ik ken er toch veel die
Thema Thema Th
‘We moeten daar geen
strijd van maken,
we moeten zorgen dat
Thema Thema The
dit een win-winverhaal is’
Thema Thema
‘Het doel moet niet zijn om van elke universiteit
een absoluut topinstituut te maken.’
Internationalisering –
concurrentie of samenwerking
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ook een internationaal netwerk hebben. Zij hoeven natuurlijk
geen fundamenteel onderzoek te leveren, hun taak ligt
meer op het stimuleren en innoveren van toegepast onderzoek.
Ook dat kan heel goed internationaal.”
Voor alle duidelijkheid, zegt Deketelaere. “Het doel van
internationalisering moet niet zijn om van elke universiteit
een absoluut topinstituut te maken. Daar hebben
we in Europa de capaciteit ook niet voor. We hebben niet
voldoende mensen en middelen om ons vijfhonderd topuniversiteiten
te kunnen permitteren. Als je kijkt naar
de Verenigde Staten, daar telt ons zusternetwerk, de
Association of American Universities, welgeteld tachtig
leden. Tachtig instellingen die met het overgrote deel van
de federale onderzoeksgelden gaan lopen. Als de VS zich
ma Thema Thema
a Thema Thema
119
ma Them
TH MA 5-17
120
Internationalisering –
concurrentie of samenwerking
ma Thema Thema
‘Mijn punt is dat
universiteiten blijvend
hun stem moeten
verheffen in dit debat’
tachtig topinstellingen kan permitteren, kan Europa zich
er hooguit iets van honderd permitteren. Het motto van
LERU luidt niet voor niks: ‘Excellence in diversity’. Elke universiteit
moet voor zichzelf uitmaken wat haar key mission
is. Dat kan internationalisering zijn, maar dat hoeft niet
per se meteen te leiden tot toponderzoeksoutput. Het is
veel belangrijker om ervoor te zorgen dat we die circulation
van studenten en van staf realiseren.”
Toch zie je een nieuwe klasse ontstaan van mensen die volop
profiteren van de internationalisering en van mensen die zich
daar ostentatief van afkeren.
“Inderdaad. In het huidige tijdperk van post truth, waarin
heel wat politici proberen terug te grijpen op het eigene en
het regionale, is het niet gemakkelijk om te wijzen op de
zegeningen van internationalisering. Onlangs had ik het
genoegen om in Leiden de eerste Scaligerpenning in ontvangst
te mogen nemen. Bij die gelegenheid hield ik een
lezing over de rol van research intensive universities in de
post truth-society. Mijn punt is dat de universiteiten blijvend
hun stem moeten verheffen in dit debat. De academische
gemeenschap in het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld
vindt dat heel moeilijk, nu de brexit zich ontvouwt. Zij
kijkt de kat uit de boom, niettegenstaande het feit dat heel
wat van haar belangen op het spel staan. Achter de schermen
wordt er natuurlijk wel van alles gedaan, maar ik vind
dat je je in tijden van crisis luid en duidelijk moet uitspreken.
Kijk naar wat er in Turkije gebeurd is, met een soort
cleansing in het hoger onderwijs. Kijk naar wat er in Boedapest
gebeurt met de Central European University. Kijk
naar wat er in Sint-Petersburg gebeurt met de European
University. Ik vind: we moeten als universiteiten zeggen
waar het op staat.”
Universiteiten zijn volgens Deketelaere een van de weinige
maatschappelijke krachten die op dit moment ‘werkelijk
het verschil’ kunnen maken. “Zij kunnen nog belangeloos
optreden. Dus moeten ze abstraheren van hun eigen kortetermijnbelangen
en durven zeggen: goed, het kan nu nadelig
zijn als wij de overheid bekritiseren, maar dit is onze
rol. Dus ik zei daar in Leiden: speak up and guide. Dat betekent
ook dat we op een correcte manier de samenleving
moeten voorlichten: wat doen we met uw belastinggeld,
welke bijdrage leveren we aan de maatschappij? Welnu,
wij leiden fantastisch veel mensen op, wij doen fantastisch
onderzoek dat ervoor zorgt dat deze planeet gaat overleven.
En wij zorgen ervoor dat lokale gemeenschappen groeien
en bloeien.”
a Thema Thema
Dit geluid hoor je heel weinig.
“Dat is ook een verbeterpunt voor de universiteiten. Wij
moeten veel meer uitleggen wat we doen met het geld dat
wij van de samenleving krijgen. De burgers van 2017 zijn
niet meer de burgers van 1917. De huidige maatschappij
telt een ongekend hoog aantal hoogopgeleiden. Mensen
die misschien geen prof zijn, maar wel een fantastische
opleiding hebben gehad. Die in hun job fantastische dingen
doen, en die werkelijk iets weten over dit of dat onderwerp.
Waarom betrekken we hen niet veel meer bij wat we
doen?”
Tegelijkertijd, vindt Deketelaere, moeten universiteiten
‘hun eigen missie’ trouw blijven. “En die is: op een correcte
manier oppositie voeren tegen de onnozelheden die de
wereld worden in gestuurd. Ik heb de voorbije maand dikwijls
tegen mijn Britse rectoren gezegd: wat let jullie om
een armada van juristen, economisten en political scientists
bij elkaar te brengen en dag in dag uit oppositie te voeren
tegen Theresa May, tegen Liam Cox, tegen Boris Johnson?
Tegen de dagdagelijkse onzin en feitelijke onjuistheden
die ze verspreiden?”
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Wat antwoordden zij?
“Ze dachten er goed aan te doen om voorzichtig te zijn.
Natuurlijk, ik begrijp dat Turkse rectoren nauwelijks publiekelijk
protesteren, want dan zitten ze vanavond nog in
het gevang. Maar dat is toch iets wat Britse rectoren niet
snel zal gebeuren.”
Thema Thema Th
U wilt een activistischer houding.
“Ik ben zelf van nature een zeer activistisch mens. Kijk, ik
heb moeite met activistische rechters. Rechters moeten gewoon
de regels toepassen, hebben zich aan hun rol te hou-
Thema Thema Th
‘Wat let universiteiten
om oppositie te voeren
tegen de onzin die
Thema Thema The
politici verspreiden?’
Thema Thema
Internationalisering –
concurrentie of samenwerking
den. Maar universiteiten zijn geen rechtbanken. Onze rol
is om een guiding societal force te zijn. Die met de fantastische
know-how die we in huis hebben de maatschappij op
het rechte pad houdt. En die zegt als er excessen zijn: daar
zijn we aan het ontsporen. Als universiteiten dat niet meer
doen dan zijn we heel slecht bezig. Als we die rol opgeven,
dan zijn we het niet waard om universiteit te heten. Dan
leveren we best onze titel van universiteit terug in.”
U zet zich als LERU ook in voor universiteiten in ontwikkelingslanden.
“Dat thema is lange tijd gezien als een soort morele
verplichting voor universiteiten. Zij wilden vanuit gewetensnood
iets doen voor zusterinstellingen in voormalige
kolonies of in achtergebleven gebieden. Veel universiteiten
kenden een klein budget om er projecten op te zetten.
Maar de wereld is veranderd. Er zijn in die regio’s misschien
geen universiteiten die hetzelfde niveau halen als
wij, er zijn daar wel pockets of excellence. In Afrika, Zuid-
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
Wie is
Kurt Deketelaere?
hema Thema The
Kurt Deketelaere (Torhout, 1966) studeerde
rechten aan de KU Leuven. Na zijn promotie in
1995 werkte hij als universitair (hoofd)docent en
hoogleraar aan zijn alma mater, als hoofd van het
milieudepartement van Arthur Anderson & Co te
Brussel en als advocaat bij de Brusselse balie. In
2004 volgde de benoeming tot gewoon hoogleraar
milieu-, energie- en klimaatrecht in Leuven,
tegenwoordig parttime.
In juli 2009 werd Deketelaere – na een periode
als kabinetschef van de Vlaamse regering – secretaris-generaal
van de League of European
Research Universities (LERU). Ook is hij oprichter-president
van het Sustainability College Bruges,
een instituut dat zich bezighoudt met ‘Investing
in Knowledge for a Sustainable Future’.
Eerder dit jaar kreeg Deketelaere van de Universiteit
Leiden de eerste Scaligerpenning uitgereikt
‘vanwege zijn onvermoeibare inzet voor de
ontwikkeling van het Europese onderzoek’. Ook
ontving hij een eredoctoraat van de University of
Edinburgh.
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
Kurt Deketelaere is getrouwd, heeft drie kinderen
en woont in Brugge.
oost-Azië, in het voormalige Oostblok vind je centra, faculteiten
en departementen die echt heel goed zijn in wat ze
doen. Zij leveren een belangrijke bijdrage aan het oplossen
van lokale maatschappelijke problemen. Wat wij als LERU
nu zeggen is: de leidraad in ons onderwijs, in ons onderzoek,
in onze dienstverlening moet zijn om bij te dragen
aan de realisatie van de sustainable development goals van
de Verenigde Naties. De VN heeft in 2015 zeventien doelstellingen
vooropgesteld rond thema’s als poverty, health,
gender, environment en climate change. Als universiteiten
erin slagen die zeventien duurzame ontwikkelingsdoelen
te mainstreamen in al hun dagdagelijkse activiteiten dan
zijn ze op de goede weg. Is er een mooier voorbeeld van
internationalisering? Zodat we van deze planeet een betere
planeet maken? Dus dan heb je geen apart pocketje meer
met een beperkt budget omdat je geweten knaagt maar
zitten die doelen in alles wat je doet. De Universiteit van
Amsterdam bijvoorbeeld heeft deze mainstreaming reeds
doorgevoerd.”
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
121
ma Them
TH MA 5-17
122
Internationalisering –
concurrentie of samenwerking
ma Thema Thema
‘We moeten Centraal-Europa
a Thema Thema
of Afrika niet leegzuigen,
want daar doen we
niemand een plezier mee’
a Thema Thema T
Hoe dan?
“Door onderzoek te doen dat juist focust op deze problemen.
Als je erin slaagt om de opslagcapaciteit van energie
in batterijen te verbeteren, dan profiteren daarvan ook
regio’s die problemen hebben met de elektriciteitsvoorziening.
Als je erin slaagt de voedselvoorziening te verbeteren,
efficiënter te zijn met voedselproductie enzovoort,
gaat iedereen erop vooruit. Als we ervoor zorgen dat ons
hoger onderwijs zich laat leiden door de grand societal
challenges van deze tijd, dan kunnen mensen uit de minder
bevoorrechte delen van deze wereld hier een opleiding krijgen
waarmee ze thuis de problemen kunnen gaan aanpakken.
Natuurlijk, we moeten mensen niet gaan onttrekken
aan hun herkomstplaats. We moeten Centraal-Europa of
Afrika niet leegzuigen, want daar doen we niemand een
plezier mee. We moeten er juist voor zorgen dat studenten
en onderzoekers een tijdje bij ons kunnen zijn en dan
terug kunnen gaan. Daar heeft iedereen baat bij.”
Ook dit noemt de secretaris-generaal weer ‘een enorme
challenge’ voor zijn netwerk. “Maar het is wel waar wij ons
sterk voor maken. Eeuwenlang zijn universiteiten vooral
met zichzelf bezig geweest. Dat kan echt niet meer.”
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema The
Thema Thema
X
xxxx
Xxxxxx
naam auteur
Wie is
?????
‘Ik vind het
onbegrijpelijk
Xxxxxxxxxx
dat jonge
wetenschappers
geen amok maken’
Interview met bestuurskundige
Roel in ’t Veld
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
123
ma Them
TH MA 1-18
124
De lange termijn
ma Thema Thema
‘Veel zogenaamde beleidsbeslissingen zijn helemaal geen beleidsbeslissingen, maar gewoon na-aperij’, aldus Roel in ’t
Veld. En hogeronderwijsbestuurders zouden hun medewerkers rust moeten gunnen. ‘Het helpt niet echt als je steeds
a Thema Thema
een plantje uit de grond trekt om te kijken of het al gegroeid is.’
a Thema Thema T
D
ecennia lang al beweegt hij zich in de wereld van
het hoger onderwijs: als bestuurder en ambtenaar,
als lector en hoogleraar, als adviseur. En dan was
hij ook nog eens staatssecretaris onderwijs voor
de Partij van de Arbeid in het derde kabinet-Lubbers, zij
het ultrakort. Tegenwoordig is Roel in ’t Veld associate bij
het jonge adviesbureau KWINK. Hij ontvangt in de keuken
van het fraaie Haagse hoekpand waar het bureau kantoor
houdt – met lange houten tafel, geinige schoolbordmuren,
luidruchtig espressoapparaat.
Twintig jaar geleden stierf Jankarel Gevers, ooit een van de
gangmakers van dit tijdschrift. U heeft hem goed gekend. Wat
voor bestuurder was hij?
“Ik zal u een verhaaltje vertellen. In de jaren zeventig moest
er in Leiden een nieuwe universiteitsbibliotheek komen,
midden in de binnenstad. Ik was destijds hoofd begroting
en planning, Jankarel zat in het college van bestuur. Die
bibliotheek zou een gigantisch bedrag kosten. Maar ik was
met mijn jongens en meisjes aan het rekenen geslagen. Het
magazijn bevatte ongeveer 4 miljoen boeken die gemiddeld
eens in de tweehonderd jaar werden uitgeleend. Daarnaast
waren er zo’n half miljoen boeken die gemiddeld eens in de
vijftig jaar werden uitgeleend. De te bouwen bibliotheek in
de Leidse binnenstad zou, rekenden wij uit, een gulden per
‘Om werkelijk iets
te bereiken moet
je empathie
opbrengen’
boek per jaar kosten. Dus zeiden wij: laten we het magazijn
ergens in de wei bouwen. Als een boek één keer in de tweehonderd
jaar wordt uitgeleend, dan is een wachttijd van een
uur misschien niet zo erg. En de bouw kost dan een dubbeltje
per boek per jaar. Besparen we toch zo’n 20 miljoen.”
a Thema Thema T
Klinkt slim.
“Die analyse werd in het college afgeslacht. Na afloop zat ik
letterlijk huilend op de gang. Verdomme, hebben we hier
twee maanden aan gewerkt, branden die klootzakken het in
een halfuur af! Toen kwam Jankarel naar me toe, een beetje
troostend, en zei: ‘Luister, als je echt iets had willen bereiken,
had je moeten bedenken wat jouw analyse betekende
voor de bouwpastor. Die had zijn zinnen gezet op eeuwige
roem. En dan ga jij zeggen dat het gebouw niet zes etages
de diepte in hoeft, maar dat één etage volstaat!’ Dat was
een fantastische les voor mij. Ik had de bouwpastor moeten
laten zien dat hij nóg beroemder had kunnen worden als hij
iets zou doen wat nog niemand had gedaan. Iets revolutionairs:
dat het magazijn in de wei moest komen. Met andere
woorden, om werkelijk iets te bereiken moet je de nodige
empathie opbrengen.”
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Gevers snapte het menselijk tekort?
“En wist daarop te anticiperen. Jankarel kwam totaal niet
uit een aanzienlijk milieu, maar hij had al heel jong een
soort wisdom over zich. Dat cultiveerde hij ook erg. Hij was
geen bestuurder van de managerial soort, hij bestuurde
vooral langs culturele lijnen, via redevoeringen en boekjes.
De huidige generatie bestuurders geeft bevelen. Of maakt
grootse plannen. Dat deed hij allemaal niet. Hij kon heel
goed kijken.”
Lachje. ‘U weet van mijn droeve staatssecretariaat in 1993.
De avond dat ik aftrad zei Jankarel, in Achter het nieuws geloof
ik, dat Kok een lapzwans was (toenmalig vicepremier
en partijgenoot Wim Kok – ED). Keihard. Dat was ongeveer
het enige leuke dat er die tijd gebeurde.”
Thema Thema Th
Thema Thema The
Was Gevers een goeie langetermijndenker?
“Hij begreep heel goed dat je in een kennisomgeving lange
Thema Thema
‘Veel bestuurders doen tegenwoordig niet anders dan almaar evalueren.’
looptijden nodig hebt voordat je iets bereikt. Wist: we moeten
mensen een beetje met rust laten als ze talentvol zijn. Je
moet ze wel faciliteren, maar voor je een uitstekende onderzoeksgroep
hebt, ben je vijftien jaar verder. Het helpt niet
echt als je voortdurend een plantje uit de grond trekt om te
kijken of het al gegroeid is. Veel bestuurders doen tegenwoordig
niet anders. Almaar evalueren. Ze hebben geen
geduld, maar ook geen wisdom, geen begrip van de ware
aard van de wetenschappelijke conversatie. Jankarel begreep
ook echt iets van een stadsuniversiteit. Hij dacht na over de
relatie met de lokale samenleving. De Universiteit van Amsterdam
waar hij later bestuurder werd was natuurlijk een
De lange termijn
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
beetje een zootje. Omdat de UvA heel lang eigendom was
geweest van de gemeente, was ze in veel opzichten onderbedeeld.
Maar er is verschil tussen een zootje en een weldadige
chaos. Jankarel probeerde van het zootje een weldadige
chaos te maken.”
ma Thema Thema
Is hem dat gelukt?
“Dat weet ik niet, daar was de periode een beetje te kort
voor, denk ik. Je invloed als bestuurder is natuurlijk toch
maar beperkt. Voor je de individuele docent hebt bereikt...
Die kun je wel een beetje inspireren, maar er zitten zoveel
lagen tussen. Bovendien, het zijn allemaal stronteigenwijze
a Thema Thema
125
ma Them
TH MA 1-18
126
De lange termijn
ma Thema Thema
‘Even schematisch:
er zijn twee soorten
langetermijnvraagstukken’
Wie is
Roel in ’t Veld?
a Thema Thema
Roel in ’t Veld (Den Haag, 1942) studeerde economie
in Rotterdam en rechten in Leiden, waar
hij in 1975 promoveerde. In Leiden was hij wetenschappelijk
medewerker en hoofd planning
en budgettering. Van 1982 tot 1988 vervulde In ’t
Veld de functie van directeur-generaal op het ministerie
van onderwijs en wetenschappen. Samen
met Uri Rosenthal richtte hij in 1989 de Nederlandse
School voor Openbaar Bestuur op, waarvan
hij tot 2004 decaan zou blijven. In 1993 werd
hij benoemd tot staatssecretaris van onderwijs en
wetenschappen voor de Partij van de Arbeid in het
derde kabinet-Lubbers. Na tien dagen moest hij
aftreden vanwege ophef over een nevenfunctie.
a Thema Thema T
a Thema Thema T
In ’t Veld bekleedde leerstoelen aan de universiteiten
van Amsterdam, Leiden, Rotterdam, Nijmegen,
Utrecht en de Antillen, aan de Open Universiteit
te Heerlen, was visiting professor in Florence
en lector aan Hogeschool InHolland. Van 2010 tot
2107 was hij hoogleraar Governance & Sustainability
aan de Universiteit Tilburg. Ook was hij zes
jaar vice-voorzitter van de onderwijscommissie
van de OESO en adviseur van de Wereldbank en
de Raad van Europa.
Tegenwoordig is In ’t Veld als associate verbonden
aan het Haagse adviesbureau KWINK.
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
mensen, voor een flink deel autistisch of anderszins sociaal
gestoord. Het is een heel bijzondere gemeenschap, hoor,
een universiteit.”
Hoe doe je dat dan, beslissingen nemen voor de lange termijn ?
“Even schematisch: er zijn twee soorten langetermijnvraagstukken.
Bij het ene type moet je één keer iets heel flinks
doen om de verandering te bereiken. In dat geval duurt de
periode tussen impuls en effect heel lang. Als je bijvoorbeeld
in het curriculum van het basisonderwijs iets verandert,
dan zijn de gevolgen pas vijftien jaar later zichtbaar op
de arbeidsmarkt. Als je een wetenschappelijke groep begint,
ben je vijftien, twintig jaar verder voordat die mondiaal aan
de top is. Dit type langetermijnvraagstuk vergt heldendom
of bestuurskracht. Het andere type is druppel-emmer. Dan
moet je iets heel lang volhouden om een bepaald effect te
krijgen. Dat vergt een heel ander soort leiderschap met een
heel ander instrumentarium: vasthoudendheid, consistentie.
Die twee soorten halen mensen nogal eens door elkaar.
Thema Thema Th
Thema Thema The
Thema Thema
Voor de meeste langetermijnvraagstukken geldt de vasthoudendheidseis.”
Kunt u daar een voorbeeld van geven?
“Eind jaren zeventig kwam de OESO (Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling – ED) met een
rapport dat vernietigend was voor de Nederlandse universiteiten:
dat waren introverte, trage machines die heel matig
presteerden. Begin jaren tachtig werd ik als directeur-generaal
met die erfenis geconfronteerd. U moet weten,
toenmalig onderwijsminister Arie Pais had nagelaten de
Tweede Fase te financieren. Hij was al blij dat zijn wet was
aangenomen, met de uitvoering had hij niks te maken. Toen
heb ik de aio bedacht (assistent in opleiding, aanstelling van
vier jaar om aan een promotie te werken – ED). Zijn latere
opvolger, minister Wim Deetman vond het mooi. Eindeloos
onderhandelde ik met de bonden en de universiteiten
over de beloningsstructuur. Uiteindelijk lukte het om er
een soort leer-werkovereenkomst van te maken. Als gevolg
daarvan verdubbelde het aantal promovendi. Dat vond ik
prachtig. Tot een klootzak onderzoek deed naar de vraag
hoe het stond met het aantal daadwerkelijk gelezen dissertaties.
Begrijpelijkerwijs kwam hij tot de conclusie dat het
aantal gelezen dissertaties ongeveer constant was gebleven.
Dus nominaal was die maatregel een enorm succes, maar
verder? Ontluisterend. Ik vond dat een geweldige les. Het
was een signaal dat je van tevoren nóg beter moet nadenken
over de interventies die je pleegt.”
Heeft u weleens spijt gehad van langetermijnbeslissingen?
“Waar ik nog altijd van harte achter sta, is het vergroten van
de autonomie van het hoger onderwijs. Dat heb ik bedacht,
en tegen mijn eigen organisatie in doorgezet. Het ministerie
vond zoiets natuurlijk onzin, de minister maakte zich er
hard voor. Maar dankzij mensen als Jankarel en een heleboel
anderen is het politiek, en vervolgens ook maatschappelijk
geaccepteerd. Zij het dat veel hoogleraren het toch
prettiger vonden om door de koningin benoemd te worden
dan door het college van bestuur.
De taakverdelingsoperatie, daar sta ik ook nog steeds achter,
al zie je dat de effecten daarvan deels weer ongedaan
zijn gemaakt. Dat er bij vakgroepen leerstoelen opduiken
die daar niet thuishoren. Maar dat vind ik niet zo erg. Een
president van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen
heeft eens gezegd: het is sowieso belangrijk om af en toe het
kussen op te schudden. Ook al beklijft het effect niet, de verfrissing
als gevolg van de interventie kan heel heilzaam zijn.
Maar ja, je richt ook leed aan. Hoogleraren die je opbelden
dat ze zelfmoord wilden plegen omdat hun vakgroep werd
afgeschaft. Dat blijft moeilijk.”
Mijn vraag was of u weleens spijt heeft gehad van een langetermijnbeslissingen.
“Nou, er zijn wel punten van twijfel. Bijvoorbeeld over
de mate waarin hogescholen en universiteiten moesten
De lange termijn
‘Er waren hoogleraren
die opbelden
dat ze zelfmoord
wilden plegen’
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
vervloeien. Achteraf denk ik dat unieke kwaliteit van hogescholen
om een goede beroepsopleiding te bieden wordt
bedorven doordat ze universiteitje gaan spelen. University
of applied sciences, noemen ze zich nu ook. Ik ben niet verantwoordelijk
voor de invoering van de lectoraten, dat is na
mij gebeurd. Ik weet niet of ik dat gedaan zou hebben. Zelf
ben ik even lector geweest, bij hogeschool InHolland. Ik
vond het een heel oneigenlijke positie. De docenten lieten
je merken dat de opleiding van hen was, niet van de lector.
‘Denk vooral niet dat je onze baas bent, wij hebben niks met
onderzoek.’ Dat hebben heel veel lectoren ervaren. Ook heb
ik achteraf twijfels bij het verplaatsen van het eigendom van
onroerend goed naar de instellingen.”
hema Thema Them
ema Thema Them
Dat heeft u geëntameerd?
“Ja, in het kader van die autonomievergroting. Dat bleek een
zeer giftig geschenk. De instellingen waren heel blij, maar
vervolgens kregen ze ook de onderhoudskosten op hun
bord. Voor sommige is dat nog steeds een loden last.”
ema Thema Them
En er ging heel wat mis.
“Inderdaad, ook de competentie was niet zomaar aanwezig.
Dus of je je eigen onroerend goed moet beheren om autonoom
te zijn, dat vind ik nog steeds een punt van twijfel.
Ik zeg niet dat het fout was, in de stroom der dingen paste
het wel, maar het giftige karakter zit me een beetje dwars.
Sommige instellingen hebben er echt last van gehad. En ten
onrechte, want het overkwam ze.”
ema Thema Them
Waar kijkt u met trots op terug?
“Het ontvlechten van de onderwijs- en onderzoeksfinanciering.
Dat hadden we in Leiden al uitgeprobeerd, Jankarel
en ik. De Z-financiering noemden we het, en het is nooit
duidelijk geweest waar die Z voor stond: voor ‘Zorro’ of voor
‘zwaartepunt’. Maar die losmaking was nuttig, want tot dan
toe ging het om staf-studentenratio’s. En door de enorme
groei van de studentenaantallen kregen docenten die geen
enkele onderzoekscapaciteit bezaten ineens massa’s tijd
voor onderzoek. Met als gevolg allemaal promovendi die
nooit promoveerden. Dat was een wanontwikkeling in de jaren
zestig en zeventig, vooral in de sociale wetenschappen.”
ma Thema Thema
a Thema Thema
127
ma Them
TH MA 1-18
128
De lange termijn
ma Thema Thema
‘Om die stap wordt
Nederland internationaal
geprezen, maar destijds
was het een enorme strijd’
En in de letteren, kan ik melden.
“Dus dat hebben we van elkaar losgemaakt, en dat heeft
heel veel verbetering gebracht. Daar ben ik best trots op. En
op de idee dat instellingen de kwaliteitszorg zelf moeten regelen.
In plaats van: er zit in Den Haag een inspectie die ze
in de gaten houdt. Om die stap wordt Nederland internationaal
nog steeds geprezen, maar destijds was het een enorme
strijd. Toenmalig minister Deetman wilde aanvankelijk
gewoon een soort schoolinspecties. Maar, zei ik, wat gaan
die inspecteurs dan doen? Naar de hoogleraar natuurkunde
stappen en zeggen: ik kom jou inspecteren? Die man lacht
zich dood. Of naar het onderwijs kijken? Dan zien ze een laboratorium
en daar staat een vent met een student-assistent.
Uiteindelijk draaide het om de vraag hoeveel inspecteurs er
nodig waren. Duizend, tweeduizend? We zijn uitgekomen
ergens in het redelijke midden. Dus wel een inspectie, maar
een meta-inspectie, die alleen kijkt of instellingen hun kwaliteitszorg
goed op orde hebben. Later is dat weer in de soep
gelopen omdat instellingen hun eigen stelsel niet vernieuwd
hebben. Toen kwamen er allerlei argumenten om toch maar
weer te inspecteren. Dat heeft ook geen heil aangericht.”
Waar doelt u op?
“Het ingrijpen bij Hogeschool InHolland, toen bleek dat die
ondermaats presteerde. Dat vond ik een heel slechte interventie
omdat InHolland in een uitzonderingspositie werd
geplaatst, terwijl deze hogeschool helemaal geen uitzondering
was. Bovendien heeft dat ingrijpen ervoor gezorgd dat
de nadruk in het hoger beroepsonderwijs eenzijdig kwam
te liggen op cognitieve toetsen – met verwaarlozing van alle
skills en beroepsvaardigheden die studenten straks werkelijk
nodig hebben. Vooral allochtone studenten zijn daar de
dupe van.”
Want?
“Ik heb onderzoek gedaan bij de Hogeschool van Rotterdam.
Allochtone mannelijke studenten die rechtstreeks van
het middelbaar beroepsonderwijs de school binnenstromen
worden er massaal geslacht. Slechts 20 procent haalt binnen
vijf jaar het diploma. Ik vind dat een schande. En dat
komt door de affaire-InHolland, door alles wat die inspectiestrijd
destijds teweeg heeft gebracht. Verpleegkundigen
kunnen alleen nog maar op een scriptie afstuderen, want iedereen
moet blijk geven van ‘een onderzoekende houding’.”
a Thema Thema
Terwijl ze dat niet nodig hebben?
“Misschien wel, maar dat is de onderzoekende houding die
ik ook heb, die de gemiddelde burger heeft. Een scriptie is
voor een verpleegkundige iets volstrekt oneigenlijks. Zulke
scripties moeten aan methodologische vereisten voldoen,
een goede probleemstelling en zo. Dat zijn allemaal artefacten
waarvan je weet dat die niet deugen, want beroepsmatig
doe je het precies andersom. In de verpleegkunde kijk je
naar de oplossing, niet naar het probleem. Het is gekunsteld,
het is naar, en het verlaagt de kwaliteit van het hoger
beroepsonderwijs. Veel hogeschoolbestuurders denken daar
anders over. Zij vinden het prachtig, die nadruk op het cognitieve.
Maar het is tragisch voor de emancipatoire leerweg
die juist bij allochtonen buitengewoon belangrijk is. Als die
weg verstopt raakt, vind ik dat een maatschappelijke ramp.
Zoiets leidt tot heel veel rancune en vijandschap. Vraag mij
niet waarom zoveel mensen de pest aan de overheid hebben.
Dat is daarom. We beloven allochtonen dat ze kunnen
doorstromen, maar dat is dus niet waar. In de praktijk kun
je alleen doorstromen als je van huis uit een aantal dingen
hebt meegekregen. Een goede beheersing van het Nederlands
en weet ik wat allemaal.”
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Het is toch niet zo gek om in het hoger onderwijs eisen te stellen
aan taalbeheersing?
“Je mag best eisen stellen aan de taal, maar dan moet je die
ook onderwijzen. Als je zegt: ik wil dat verpleegkundigen
feilloos Nederlands schrijven, dan moet je ze daarin lesgeven.
Ambtenaren en ministers kunnen ook niet spellen, is
mijn ervaring. En dan moeten verpleegkundigen wel feilloos
Nederlands beheersen?”
Thema Thema Th
Is dit wat u betreft een van de belangrijkste problemen?
“Vind ik wel. Er moet nu echt iets gebeuren.”
Thema Thema Th
‘Ambtenaren en ministers
kunnen niet spellen,
maar verpleegkundigen
Thema Thema The
moeten dat wel?’
Thema Thema
‘Er heeft een diepgaande manipulatie van de statistieken plaatsgevonden.’
Hoe vindt u het hoger onderwijs er verder bij liggen op dit moment?
“Het is niet eenvoudig om met een objectiverend oog te kijken
naar de staat van het hoger onderwijs. Er heeft namelijk
een diepgaande manipulatie van de statistieken plaatsgevonden.
Het hoger beroepsonderwijs meet studierendementen
vanaf binnenkomst. De universiteiten zijn erin geslaagd
iedereen ervan te overtuigen dat het rechtvaardiger is om het
studierendement pas te meten na de propedeuse. Daardoor is
het appels en peren geworden. De universiteiten zeggen: wij
hebben een hoog rendement. Dan zeg ik: ja, da-ag.”
De cijfers zijn onbetrouwbaar?
“Ik zeg niet dat ze onbetrouwbaar zijn, alleen moet je kijken
De lange termijn
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
129
ma Them
TH MA 1-18
130
De lange termijn
ma Thema Thema
‘Veel beslissingen
zijn geen beslissingen,
maar gewoon na-aperij’
waarvoor ze staan. Maar dit gezegd hebbende, ligt het hoger
onderwijs er vrij goed bij. Met uitzondering van het vraagstuk
dat ik net noemde.”
Er wordt anders veel geklaagd.
“Wij zijn Hollanders. Waar klagen we niet over?”
Je hoort bijvoorbeeld veel gemopper over de verengelsing. Aan
de Nederlandse universiteiten zijn de meeste masters nu in het
Engels, en een flink deel van de bachelors ook al.
“Annette de Groot, kent u die? Emeritus hoogleraar taalpsychologie
van de Universiteit van Amsterdam. In haar
afscheidscollege heeft ze perfect neergezet waarom je niet
overal Engels moet invoeren. Als je een klimaat schept
waarin niemand de voertaal echt goed beheerst, dan daalt
het niveau van communicatie. Ik zei eerder al dat de essentie
van wetenschap conversatie is. Het is een soort suïcide.”
Dus dat is een verkeerde beleidsbeslissing geweest?
“Dat is geen beslissing geweest.”
Internationalisering was toch een beleidsbeslissing?
“De overheid heeft nooit gezegd: u moet voortaan allemaal
in het Engels college geven. Veel zogenaamde beslissingen
zijn helemaal geen beslissingen, maar gewoon na-aperij.
Als je de verengelsing in het hoger onderwijs zou reconstrueren,
zou je dat zien. Daar ben ik van overtuigd. De Duitsers
internationaliseren ook. Maar zij zeggen: als je hier komt
studeren, leer je eerst maar Duits. Echt doorgeslagen vind ik
ook de hoeveelheid tijd die instellingen kwijt zijn aan evaluaties,
aan rapportages. Elk uur dat je daaraan besteedt is
zonde van de tijd. Het geen zin heeft om elke vier jaar te kijken
hoe een vakgroep ervoor staat. Dat is zelfs belachelijk.
Een goeie groep is een goeie groep. Je moet wel iets volkomen
idioots doen om die in vier jaar totaal slecht te maken.
In alle bedrijven waar ik kom adviseer ik om de kwartaalrapportage
te vervangen door de viermaandsrapportage.
Dan breng je de last met een kwart omlaag. Een ingreep van
niks, niemand merkt het en de werkdruk daalt enorm. Dus
maak van de vier jaar die hogeronderwijsinstellingen nu
hebben zes of acht jaar. Het verlagen van de frequentie zou
een enorme ontlasting geven.”
In ’t Veld heeft nog een wens: dat jonge wetenschappers
gewoon weer in vaste dienst komen. ‘Nu is de leeftijd waarop
dat gebeurt gemiddeld 43! Ik vind dat schandelijk. Instellingen
geloven dat flexibiliteit de inhoud niet schaadt. Ze
denken dat de kwaliteit van de wetenschapsbeoefening zelfs
toeneemt als je om de haverklap nieuwe projectvoorstellen
moet schrijven. Daar geloof ik helemaal niets van. Ik denk
dat de kwaliteit van de wetenschapsbeoefening daardoor
aanzienlijk wordt geschaad. In de wetenschap heb je rust
nodig, geestelijke rust. Die wordt jonge wetenschappers niet
meer gegund.”
a Thema Thema
a Thema Thema T
In andere sectoren is dat toch net zo? Ook jonge journalisten
krijgen zelden meer een vaste baan.
“Dat klopt, maar ik denk dat het fenomeen extra schadelijk
is voor de wetenschap. Ook dat is trouwens iets wat zonder
beleidsbeslissing gebeurde. Niemand heeft ooit besloten dat
het zo moest, maar iedereen deed het. Weer dat na-apen.”
a Thema Thema T
Hoe verander je zo’n mentaliteit?
“Door te laten zien hoe schadelijk het is. Of door revolutie.
Ik vind het onbegrijpelijk dat jonge wetenschappers geen
amok maken. Echt onbegrijpelijk.”
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema Th
Thema Thema The
Thema Thema
Xxxxxx
‘Alle onderwijs
zou passend
onderwijs
naam auteur
Xmoeten xxxx
zijn’
Interview met
Hans Adriaansens
Wie is
?????
Xxxxxxxxxx
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
131
ma Them
TH MA 2-18
132
Verschil moet er zijn
ma Thema Thema
Eind jaren negentig initieerde Hans Adriaansens het allereerste university college van Nederland – algemeen
beschouwd als een van de weinige succesvolle differentiaties in het hoger onderwijs van de afgelopen decennnia.
a Thema Thema
Maar we zijn er nog lang niet, vindt hij. Universiteiten blijven volgens hem te krampachtig vasthouden aan ‘een
aanbodsfilosofie’. ‘Ik zou zeggen: bekijk differentiatie niet vanuit het gezichtspunt van de instelling, maar vanuit het
gezichtspunt van de student.’
a Thema Thema T
N
ederlandse universiteiten, zegt hij, zijn als een
weg waar 30 procent van de chauffeurs uit de
bocht vliegt. “Natuurlijk, je kunt zeggen dat zij
allemaal slecht les hebben gekregen. Volhouden
dat ze allemaal onverantwoord rijgedrag vertonen. Maar als
de percentages jaren achtereen zo blijven? Ik weet zeker dat
op zeker moment de weg wordt verlegd.”
In 1998 nam Hans Adriaansens, destijds hoogleraar sociologie
aan de Universiteit Utrecht, het initiatief tot het
eerste university college van Nederland. Dit Angelsaksisch
geïnspireerde concept – met een brede bachelor en kleinschalig,
Engelstalig onderwijs in een campussetting – bleek
te voorzien in een behoefte. Van meet af aan overtroffen de
aanmeldingen het aantal plaatsen. Inmiddels telt Nederland
tien university colleges. Het diploma biedt toegang tot vrijwel
alle masteropleidingen, in binnen- en buitenland.
Twintig jaar later wandelt Adriaansens het Haarlemse etablissement
binnen waar we hebben afgesproken. Ook in
deze provinciehoofdstad probeerde hij een university college
van de grond te krijgen. Tevergeefs – maar daarover straks.
Wat bracht u er in de jaren negentig toe om hiervoor te ijveren?
“Ik had in Amerika lesgegeven. Ongetwijfeld door die ervaring
verbaasde het mij hoe Nederlandse universiteiten
dachten over differentiatie. Daar is sindsdien weinig in
veranderd. Differentiatie betekent hier: segmentatie, verzuiling.
Universiteitsbestuurders houden vol dat niets zo gedifferentieerd
is als hun eigen instellingen. Die bieden immers
wel 481 studies aan. Dat klopt, maar dat zijn 481 smaken
waaruit de student er één mag kiezen. Op z’n achttiende,
welteverstaan. Er is, net als ooit bij dat televiespelletje van
Fred Oster met die cavia’s, maar één poortje waar je door
moet. Zo’n infrastructuur past niet bij wat studenten kunnen
en willen, niet bij wat ze ambiëren. Geen wonder dat
30 tot 35 procent voortijdig afhaakt. Maar de universiteiten
weigeren de fout bij zichzelf te zoeken. Ze leggen de schuld
bij het voortgezet onderwijs en bij de studenten.”
Dat moest anders?
“Ik heb het wiel niet uitgevonden, hoor. Ik heb gekeken
naar de Angelsaksische wereld. Markant verschil: in het
Engels betekent education onderwijs én opvoeding. In het
Nederlands betekent educatie alleen onderwijs. Opvoeding
is hier bijna verdwenen uit het onderwijs, zeker uit het hoger
onderwijs. In de Angelsaksische landen gaat het in de
onderbouw vanouds om arts and sciences. Je begint breed,
met het aanleren van academische vaardigheden. En geleidelijk
zoom je in op waar je kracht ligt. Dat sprak mij aan.
Ik ben geboren bij de zee. Als je op het strand een zandberg
wilt maken, kom je er al snel achter dat je niet smal, maar
breed moet beginnen.”
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
In 1995 deed Adriaansens onderzoek (‘Hoger onderwijs in
fasen’) voor de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
waar hij toen werkte. “Daaruit bleek dat 80 procent
van de hogere beroepen al niet meer opleidingsspecifiek
waren. Een universiteitsbestuurder kan zomaar theoloog
zijn. Ik kan niet vertellen wat u heeft gestudeerd en u kunt
dat van mij ook niet. Soms denk ik zelfs dat mijn tandarts
geen tandheelkunde heeft gestudeerd. Maar wat gebeurde
Thema Thema Th
Thema Thema Th
‘Als je een zandberg
wilt maken, kom je er
al snel achter dat je
Thema Thema The
breed moet beginnen’
Thema Thema
‘Op het ministerie
bleken ze aanmerkelijk
vernieuwingsgezinder
dan bij de instellingen’
er? In diezelfde tijd nam juist de beroepsspecificiteit van de
opleidingen enorm toe. Er kwamen studies die opleidden
tot ‘vrijetijdswetenschapper’ of ‘personeelswetenschapper’.
Die discrepantie is in deze snel veranderende wereld alleen
maar sterker geworden. Toch blijven de universiteiten
vasthouden aan een aanbodsfilosofie. Ik zou zeggen: bekijk
differentiatie niet vanuit het gezichtspunt van de instelling,
maar vanuit het gezichtspunt van de student.”
Ontmoette u destijds veel tegenstand?
Glimlach: “Eigenlijk was niemand vóór. Dat wil zeggen:
stiekem was de collegevoorzitter van de Universiteit Utrecht
ervoor, maar die kon dat niet hardop zeggen. Ook een paar
decanen waren voorstander, die van letteren en gelukkig
ook die van natuurkunde. Maar zo’n university college was
natuurlijk toch een affront aan het adres van het bestaande.
Dus u snapt dat de academische wereld mij mijn plan
niet in dank afnam. Wel kreeg ik heel veel steun vanuit het
ministerie van onderwijs. Daar bleken ze aanmerkelijk vernieuwingsgezinder
dan bij de instellingen. Dat is trouwens
tot op de dag van vandaag zo.”
O ja?
“Ja. Iedereen reageert altijd zo verbaasd als ik dat zeg. Mij
verbaasde het aanvankelijk ook, maar het is echt zo. Alleen
heeft het ministerie in de praktijk weinig te vertellen. Niet
het ministerie, maar de verzamelde instellingen bepalen
bijvoorbeeld of je als university college mag meepraten over
de rijksbekostiging. In de normalemensenwereld heet zoiets
een kartel.”
Hoe heeft u de weerstand tegen de university colleges doorbroken?
“Beetje blijven drammen. Ik bedoel, het is toch allemaal
erg logisch? Kijk gewoon eens om je heen. Universiteiten,
of ze nu Harvard of Berkeley heten, doen het allemaal zo.
Die zijn niet gesegmenteerd in studierichtinkjes. Die geven
studenten de kans om uit te vinden waar hun grootste
interesse liggen, waar ze het beste in zijn. Dat kunnen ze
zelf uitvogelen, samen met hun docenten. In plaats van dat
Verschil moet er zijn
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
ze zich op hun zeventiende, achttiende moeten vastleggen
op een studierichting waar ze de ballen verstand van hebben.
Er zit nog zoveel beweging in de hersenpannetjes van
achttien-, twintigjarigen. De ontwikkeling is dan nog lang
niet voltooid. De meeste jongens en meisjes komen heel
gedreven naar de universiteit. Ik vond: laten we er nou in
hemelsnaam met z’n allen voor zorgen dat we ze niet in
twee maanden kwijtraken. Laat de bachelor zo gemêleerd
mogelijk zijn. Laat studenten met een natuurwetenschappelijke
interesse contact hebben met historici – en andersom.
Door simpelweg aan dezelfde tafel te eten, door in dezelfde
cursus te zitten. Zo gaat het in alle Angelsaksische landen.
Waarom zou het bij ons op die manier niet kunnen gaan?”
hema Thema The
Dat hoeft niet per se een valide argument te zijn. Wij zijn geen
Angelsaksisch land.
“De tegenwerping die ik hoorde was: in Amerika werkt
het misschien, maar daar hebben ze prepschools. Maar wij
hebben de grootste prepschool ter wereld: het vwo! Daar
doen wij de selectie die elders nog gedaan moet worden ná
het voortgezet onderwijs. Het vwo levert echt prima werk,
de universiteiten krijgen prachtig materiaal binnen. Dat ze
daar vervolgens zo weinig succes mee behalen is toch eigenlijk
heel erg.”
hema Thema Them
ema Thema Them
Van u geen klachten over het niveau dat achteruitholt?
“Dat gaat juist vooruit! Zullen we een experiment doen met
al die mensen uit de universitaire wereld die zo’n kritiek
hebben op het voortgezet onderwijs? Zullen we ze vragen
om hun eigen papers en scripties in te leveren? En die leggen
naast de papers en profielwerkstukken van de jongeren
van vandaag? Zouden ze die überhaupt durven inleveren?
Als ik profielwerkstukken lees over de brexit of over het
oplevend nationalisme in Europa – ik had het ze op mijn
zeventiende niet nagedaan. Ik had het niet eens kunnen
verwoorden. Al dat geklaag ook over de ontlezing. Ik vind
het indrukwekkend wat deze generatie kan combineren aan
intellectuele vermogens. Het zijn afleidingsmanoeuvres.
Academici, en ik kan ze zo aanwijzen, die zo’n kritiek hebben
op het voortgezet onderwijs schrikken ervoor terug om
iets te doen aan hun eigen onderwijs. Want dan kunnen ze
niet meer klagen en schrijven over het vwo.”
Kijk, zegt hij. “Universitair onderwijs heeft drie doelstellingen.
Het BNP, noem ik dat. Je moet bildung bieden, academische
vorming. Je moet Nachwuchs creëren, zorgen dat er
straks onderzoekers zijn. En je moet studenten professioneel
vormen, voorbereiden op een beroep. Die doelstellingen
moeten alle drie tot gelding komen. De invoering van
de bachelor-masterstructuur in 2002 bood de mogelijkheid
om ze fasegewijs te organiseren: de B vooral in de eerste
fase, de N en de P vooral in de tweede fase. Dat was de oplossing
geweest, maar dat is niet gebeurd. De Nederlandse
universiteiten blijven zich vastklampen aan de studierichtingen.
Terwijl juist een brede vorming meer dan ooit nodig
is. Steve Jobs, de oprichter van Apple, zei altijd als hij weer
ema Thema Them
ema Thema Them
ma Thema Thema
a Thema Thema
133
ma Them
TH MA 2-18
134
Verschil moet er zijn
ma Thema Thema
a Thema Thema
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
‘Een elitair schooltje is natuurlijk nooit de bedoeling geweest.’
met die zwarte coltrui op zo’n podium stond om een nieuwe
iMac of iPhone te introduceren: ik neem niemand in dienst
die alleen technology and sciences heeft gedaan en geen
liberal arts. Want als ik dat wel doe krijg ik pc’s, in plaats
van mooie iMacs.”
Thema Thema Th
Als ik me goed herinner, kreeg u ook het verwijt dat u eliteschooltjes
wilde stichten.
“Nou en of. Ronald Plasterk heeft daar in 2004, voordat hij
minister van onderwijs werd, in de Volkskrant nog een column
aan gewijd. Hij schreef dat een university college niets
anders was dan ‘een dure crèche voor rijkeluiskinderen’. Ik
heb dat ten felste bestreden. Een elitair schooltje is natuur-
‘Een dure crèche voor
rijkeluiskinderen, noemde
Plasterk het. Ik heb dat
Thema Thema The
ten felste bestreden’
Thema Thema
lijk nooit de bedoeling geweest. Ook hoorde je beweren dat
we het zo goed deden doordat de beste studenten selecteerden.
Maar dat was niet zo, en dat is niet zo. Ook met een
zes of zeven op je eindlijst kun je door de selectie komen.
Het klopt dat we streven naar excellentie, maar niet alleen
voor de bollebozen. Excellentie is het onderste uit ieders
kan halen. Ik heb het altijd merkwaardig gevonden dat wij
in Nederland de term ‘passend onderwijs’ alleen gebruiken
voor achterstand. Terwijl alle onderwijs passend onderwijs
zou moeten zijn. Sterker nog, onderwijs is pas onderwijs als
het passend is – onder én boven de streep. Anders zou je
het geen onderwijs mogen noemen.”
Nog zo’n misverstand over de university colleges volgens
Adriaansens: dat je als docent te weinig tijd overhoudt om
onderzoek te doen. “Je hebt twee semesters van vijftien weken,
dus je geeft bij elkaar dertig weken per jaar onderwijs.
Dat betekent dat je drie hele maanden de tijd hebt om onderzoek
te doen. Als je nou echt de Nobelprijs wilt winnen,
doe dat dan in die drie maanden. Zelf denk ik: de betere
docent is degene die weet dat de kans dat zijn student de
Nobelprijs wint groter is dan dat hij hem zelf wint.”
Onderzoek staat in Nederland nu eenmaal in hoger aanzien
dan onderwijs.
‘Ja, wonderlijk, hè. De beste verklaring is waarschijnlijk die
Nobelprijswaan. Terwijl al die Berkeley- en Harvard-wetenschappers
van wie wij handboeken lezen wél college geven
in de onderbouw. Daar gebeurt ook het belangrijkste. Je
leidt in de bachelor mensen op die ooit misschien tot de
beste onderzoekers, tot de beste professionals gaan behoren.
Dat is heel wat tastbaarder dan al die artikeltjes waarvan
je achteraf misschien zelf ook vindt: ik had het net zo
goed niet kunnen doen. Als je vraagt aan een docent: waar
ligt nou je trots? Ligt die echt in die vijfhonderd artikeltjes
die niemand heeft gelezen? Ik heb bij een lezing weleens
gevraagd aan de zaal: noem van alle artikelen die jullie
publiceerden nu eens één of twee die werkelijk maatschappelijke
impact hebben gehad. Wat is de doorbraak geweest
in jouw onderzoek waardoor we als samenleving verder zijn
gekomen? En hoeveel tijd heeft dat gekost? Ik kreeg geen
‘We streven inderdaad
naar excellentie,
maar niet alleen
voor de bollebozen’
TH MA themahogeronderwijs.org
Thema Thema The
hema Thema The
hema Thema Them
Wie is
Hans Adriaansens?
ema Thema Them
Hans Adriaansens (Middelburg, 1946) studeerde
na het gymnasium in Breda sociologie aan de
Universiteit van Tilburg (‘Eigenlijk wilde ik naar
de zevende faculteit in Amsterdam, maar die vonden
mijn ouders te links’). Hij verbleef een tijd in
Harvard, promoveerde in 1976 in Tilburg en doceerde
aan diverse Amerikaanse universiteiten. In
1980 werd hij hoogleraar sociologie in Tilburg, in
1987 volgde de benoeming tot hoogleraar sociale
wetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Daar
ontwikkelde hij de plannen voor het University
College Utrecht, dat in het najaar van 1998 van
start ging. In 2004 zette hij de Roosevelt Academy
op in Middelburg (tegenwoordig University
College Roosevelt), waarvan hij tot aan zijn emeritaat
in 2011 dean was.
ema Thema Them
ema Thema Them
Daarnaast was hij lid van de Wetenschappelijke
Raad voor het Regeringsbeleid en voorzitter van
de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.
Tevens is hij medeoprichter en bestuurslid van
de European Colleges of Liberal Arts & Sciences,
zit hij in het bestuur van twee Chinese university
colleges en is voorzitter van de raad van advies
van University College Tilburg.
ma Thema Thema
Hans Adriaansens woont in Veere, maar verhuist
binnenkort naar Scheveningen. “Ik houd van rust,
mijn vrouw van reuring. Ze zei: ik ben jou elf
keer gevolgd, nu mag jij mij een keer volgen.”
a Thema Thema
135
ma Them
TH MA 2-18
136
Verschil moet er zijn
ma Thema Thema
antwoord. Maar nog steeds vinden academici de impactscore
bij andere schriftgeleerden enorm belangrijk. Terwijl er
heel veel onderzoek is waarvan het beter was geweest als het
nooit was gedaan.”
Zoals?
“Wat dacht u van onderzoek naar asociaal gedrag na het
eten van vlees? Of van al dat onderzoek naar alcoholgebruik
dat nu in het nieuws is. Mag je nu wel of niet één glas per
dag drinken? Dit soort studies zorgt voor een enorme inflatie
in het vertrouwen in kennis. De trots van de docent
zou moeten liggen in de carrière van zijn studenten. Echt
belangrijk onderzoek is toch maar weggelegd voor een betrekkelijk
gering aantal onderzoekers.”
Maar je wordt wel afgerekend op je publicaties.
‘Natuurlijk. Daar ontlenen universiteiten hun status aan.
En als docent word je voortdurend achter de broek gezeten
om onderzoeksgeld binnen te halen. Daarom is het ook zo
fijn als je zoals in Amerika een zelfstandig college bent,
dat beoordeeld wordt op zijn eigen kwaliteiten. Dan kan de
aandacht onverkort naar de interactie met de studenten.
Zoals het nu gaat, dat is toch eigenlijk heel treurig. De bildung
is het kind van de rekening. Als wij al het geld dat we
nu besteden aan georganiseerd wantrouwen, aan visitaties
en accreditaties, zouden besteden aan onderwijs, dan zou er
zoveel meer mogelijk zijn.”
Ondanks alle tegenstand die u ondervond zijn er nu liefst tien
colleges.
“Daar ben ik ook heel blij mee. Op zeker moment werd het
concept natuurlijk toch succesrijk. Studenten waren enthousiast,
er kwamen heel veel aanmeldingen. De eerste lichting
afgestudeerden liepen nog tegen de onbekendheid van de
university colleges aan. Een bank als ABN AMRO wilde
onze studenten niet, want die hadden geen echt vak geleerd.
Dat is nu heel anders. De studenten kunnen praten, ze kunnen
schrijven, ze kunnen onderzoek doen, programma’s
maken. Dus komen ze heel goed terecht, op de relevante
plaatsen. Waardoor zo’n college een enorme reputatie krijgt.
Dus dan is het logisch dat andere universiteiten denken:
dat wil ik ook. Wel hebben ze met elkaar afgesproken dat
er maar één college per universiteit mag komen. En de wet
is aangepast, zodat ze tegenwoordig een hoger collegegeld
mogen vragen. Dat was nooit onze bedoeling. Juist daardoor
zijn de university colleges toch iets elitairs geworden. In
de beginjaren trokken ze nog Nederlandse studenten met
een Marokkaanse of Turkse achtergrond. Zij waren daar
enorm in het voordeel: omdat alle lessen in het Engels zijn,
beheersten ze voor het eerst in hun onderwijscarrière de
voertaal zeker zo goed als de anderen. Nu, vanwege de hoge
collegegelden, zie je ze nauwelijks meer.”
‘De trots van de docent
a Thema Thema
zou moeten liggen
in de carrière
van zijn studenten’
a Thema Thema T
Precies dat had in Haarlem anders moeten gaan. Althans,
dat was de bedoeling. Het nieuw te stichten university college
– een joint venture van de Vrije Universiteit en de Open
Universiteit; de Universiteit van Amsterdam deed eerst ook
mee, maar trok zich in 2016 terug – zou komen in de voormalige
koepelgevangenis. Het elfde university college van
Nederland moest dankzij lagere collegegelden óók aantrekkelijk
zijn voor minder geprivilegieerden.
Adriaansens was er een paar jaar druk mee en betrok bij
wijze van pied-à-terre een voormalige dienstwoning (‘Mijn
kleinzoon zei op school: mijn opa zit in de gevangenis’). De
financiering voor de verbouwing en de eerste twee cursusjaren
was al helemaal rond. Waarna het project in november
2017 alsnog strandde. (Overigens doet de beherende
stichting op dit moment een poging om er een particulier
university college te vestigen, onder de hoede van twee private
onderwijsinstellingen. Daar wilde Adriaansens niet aan
meewerken.)
Aanvankelijk waren de colleges van bestuur van de betrokken
universiteiten volgens hem ‘heel enthousiast’ over het
Haarlemse plan. “Maar zij bleken niet bij machte hun decanen
mee te krijgen. Die waren beducht voor concurrentie,
al zullen ze dat nooit toegeven. Het is gegaan zoals het is
gegaan, laten we er maar niet meer over praten. Sommige
dingen lukken, andere niet. Toch zal het niet bij deze tien
university colleges blijven.”
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Thema Thema Th
Want?
“Mijn bedoeling is altijd geweest: als ik kan laten zien dat
zo’n concept echt werkt, dan zal dat er misschien toe leiden
dat de universiteiten als geheel collegiate worden – zich allemaal
in clusters, in colleges gaan organiseren. Zoals Oxford,
die er 39 heeft. Of Cambridge, die er 31 heeft. In zo’n college
kennen de docenten de studenten, en kennen de studenten
elkaar. Je bént er iemand, geen administratienummer. Alles
draait om het contact met je medestudenten en met je docenten.
Het cognitieve element en de gezelligheidsdimensie
komen weer samen. Het is een leefgemeenschap. Een van
de universiteitsbladen noemde het ooit treffend: een hel om
van te houden.”
Adriaansens betwijfelt of hij het zelf nog zal meemaken.
“Dit vergt opnieuw een lange incubatietijd. Maar mijn stel-
Thema Thema Th
Thema Thema The
Thema Thema
‘Ik ben een Zeeuw. Ik weet dat water altijd naar het laagste punt loopt.’