18.03.2025 Views

Cover 0325 HR-samengevoegd

Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!

Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.



Beeldreportage

BUREAU GELUK

De Amsterdamse

Marion de Man raakte

bekend van Zweden tot

Canada met het

schilderen van potloden,

pennen en papier.

-- ILLUSTRATIES MARION DE MAN --

_ 65



_ 67


68 _



Figuratief werk zoals dit maakt kunstenaar Marion de Man nu niet meer.

Ze had er internationaal succes mee en als ze er nu naar kijkt, vindt ze

het vaak mooi, maar ze weet ook dat het figuratieve een beperking werd.

Er was altijd wel een kritische stem: ga ik nu weer de plamuurmessen

van mijn vader schilderen? En potloden, penselen of een boekje?

Hoewel ze er veel plezier in had om die stillevens te maken, kon het toch

niet de bedoeling zijn zichzelf geweld aan te moeten doen bij elk nieuw

schilderij. Op dit moment heeft ze eerder zin om in haar atelier abstracte

collages te maken, wat ze zelf ‘knippen en schuiven met papier’ noemt.

Inmiddels is ze 77 en fijn aan ouder worden vindt ze dat de prestatiedruk

afneemt. Sowieso zou je niet te moeilijk moeten doen over kunst; is iets

te groot, maak het dan kleiner, is iets te donker, maak het dan lichter.

Nogal een simplificering, dat weet ze ook wel, maar het is prettig om er

zo tegenaan te kijken. Wat door de tijd heen wel onveranderd gebleven

is: bevalt iets haar en heeft een compositie een bepaalde sprankeling,

dan weet Marion de Man dat het goed is.

TEKST MAAIKE BEEKERS

70 _



AMERICAN

DREAM

Fotograaf Nikki verruilde

Utrecht voor Limburg.

De inspiratie voor deze

seventies bungalow?

Amerika.

-- FOTOGRAFIE NIKKI BEULEN − @SATELLITEJUNE --


Binnenkijken


58 _




Wonen in een Limburgs dorp, was dat een droom?

“Nikki: “Nee helemaal niet. Ik kom dan wel uit Sittard, maar

teruggaan was nooit het plan. Tot dit huis op ons pad kwam.

Pablo en ik kenden elkaar al vanaf de middelbare school

en wilden aanvankelijk een huis in Utrecht kopen, waar we

toen woonden, maar dat was niet te betalen met ons zzp’ersbudget.

We keken daarom waar we wel konden wonen, en

dan is het toch ook raar om te zoeken in een streek waarmee

je geen enkele verbinding hebt. Toen we deze bungalow uit

1965 zagen, vlak bij Maastricht, dachten we: oké, dan gaan

we toch maar terug naar het zuiden.”

Jullie waren meteen om? “We zochten vooral een plek

om ergens echt tot rust te komen. Ik weet nog hoe ik dacht:

o ja, fijn!, zodra ik hier over de drempel kwam. En ook toen

we er al een tijd woonden, voelde het als een vakantiehuis.

Het gekke was dat ik het kneuterige, waarvoor ik vreesde

bij het verlaten van de stad, juist erg leuk bleek te vinden.”

Moest er veel aan het huis worden gedaan? “Alles.

We waren ook de enigen die een bod hadden uitgebracht.

Kennelijk vonden anderen het lastig om door het gedateerde

interieur heen te kijken. Gelukkig hadden we gespaard, zodat

we een paar maanden vrij konden nemen om te klussen. De

keuken hebben we zelf eruit gesloopt, we hebben tegels

gelegd en zelf leren stuken via YouTube. Daarna konden we

er in elk geval wonen, en tussen ons werk door een projectje

oppakken. Het voordeel van zo’n verbouwing is dat je alles

naar je hand kunt zetten. Ik heb zelfs de buitenkant van het

huis zelf geschilderd. Wit paste niet echt bij ons, dat voelde

te strak, te weinig persoonlijk. Dus maakt ik de gevel een

soort beige-roze, heel subtiel. Dat paste qua sfeer ook bij

de binnenkant.”

Hoe zou je die binnenkant omschrijven? “Een huis

van honderd vierkante meter met veel natuurlijke materialen,

hout en warme kleuren. Geïnspireerd op de jaren zestig en

zeventig, met veel bruin en terracotta, een groene keuken

en poederroze muren. Alles rustig en kalm. Het was ook

een prettige plek om mensen te fotograferen. Dat deed ik

vaak in de woonkamer, daar was het licht heel mooi. De

slaapkamer was ook goed gelukt vond ik, met een soort

zacht bekleed podium gemaakt waar het bed in lag, een

idee uit een jarenzeventig-interieurboek. Dat voelde zacht,

als een soort nest. Met onder het podium bergruimte, ook

handig. Mijn nieuwe plek, een zolderappartement, is qua

gevoel een beetje hetzelfde als dit huis. De woonkamer heb

ik oudrood-roze geschilderd, de slaapkamer warmbeige. Om

mijn bed hangen nu gordijnen in roze tinten. Ik vind het

belangrijk dat mijn slaapplek cosy voelt.”

Kun je iets over de meubels vertellen? “Je ziet vooral

vintage meubels. Daar zijn mijn ex en ik allebei van. Nieuwe

trends zeggen me weinig, de ontwerpen en kwaliteit van >

_ 61


vroeger zijn vaak mooier en meer uitgesproken, zoals de

marmeren tafel in de woonkamer. Of de grote bamboetafel

bij de bank, die bij de kringloopwinkel vandaan komt. Dat

vind ik heel leuk: in de winkel denken mensen misschien wat

is dit? Maar als je iets in een nieuwe context plaatst, kan het

opeens heel anders voelen. Ik ga graag op vintagejacht. Hier

in de buurt en net over de grens in België zijn veel antiekmarktjes

en een miskoop is niet erg, als iets vijf euro kost.

Ik heb vooral een zwak voor stoelen. Er zijn zo veel leuke

oude stoelen te vinden! Vaak gebruik ik ze voor shoots, als

ik mensen fotografeer. Lampen koop ik ook graag tweedehands:

een lamp met een kronkel, een paddenstoellamp,

eentje van bamboe. Dan heb ik nog iets met van die kleine

houten saloonhuisjes. Ze doen me denken aan de keren

dat ik in Amerika was. De kleuren, de woestijn: je blijft daar

fotograferen. Eigenlijk zijn al mijn keuzes daarop gebaseerd.”

Wat vond je het fijnst, als je terugdenkt aan dit

huis? “De tuin was heel bijzonder. Wel 800 vierkante meter

in totaal, achter liep je zo het bos in. Dat was even wat anders

dan het balkon dat we in Utrecht gewend waren. Ik had elke

dag opnieuw een vakantiegevoel. Het huis deed me denken

aan huizen in Palm Springs, Californië. Je zat in je eigen

bubbel. We hadden alleen maar ramen aan de zijkant en de

achterkant, waardoor het lekker privé voelde. Ontbijtjes op

het balkon terwijl je de tuin in keek. We hebben de badkamer

ook zo verbouwd dat we uitkeken op het groen. Die is qua

kleur en vorm geïnspireerd door een reis naar Mexico.”

Geen dingen die je mist uit de Randstad? “Gek

genoeg niet. Ik ga graag naar filmhuis Lumière in Maastricht,

dat inspireert me voor mijn fotografie. Of ik ga een beetje

wandelen door de straatjes, naar het Bonnefanten of naar

het Fotomuseum aan het Vrijthof. Daar zag ik laatst een

mooie expositie van Joseph Rodriguez. Verder ga ik vaak

bij familie langs. En als er vrienden op bezoek komen, blijven

ze vaak een paar dagen: mijn vriendschappen zijn sinds ik

hier woon alleen maar dieper geworden.”

Favorieten

ALTIJD IN DE KOELKAST “Lekkere kaasjes. En natuurwijn.” MUZIEK “De Amerikaanse zanger Townes

van Zandt, een beetje gloomy, maar met een prachtige stem. Verder Billie Eilish, Billie Marten en Gregory

Alan Isakov.” WEEKENDRITUEEL “Op zaterdagmorgen koffiedrinken bij de desembakkerij, met een

pain au chocolat.” ETEN “Vegetarisch, vaak Italiaans. Zo maak ik graag zelf pasta.” ONTSPANNING

“Fotograferen, koken, wandelen, naar musea of de film gaan en schatzoeken in de kringloopwinkel.”

INTERVIEW MAAIKE BEEKERS

62 _



FLOWMAGAZINE.NL

FOTOGRAFIE JOLIEN HUYGHE – @TEN.ONDER HANDLETTERING MEVROUW KNOT


Schrijver,

dichter,

rolmodel

Dat haar woorden grote gevolgen

kunnen hebben, leerde Maya

Angelou al als klein meisje. Haar

stem zou ze blijven gebruiken.

‘Ik wil zo schrijven dat mensen

het horen, dwars door het hoofd

en rechtstreeks naar het hart.’

-- TEKST LIDDIE AUSTIN --


Het leven van

Rond 1970.


Een driejarig meisje wordt samen met haar broertje van

vier door hun pas gescheiden ouders op de trein gezet.

Het is 1931 en de kinderen sporen zonder begeleiding

vanuit Californië naar hun grootmoeder van vaderskant,

vele staten verderop in het zuiden van de Verenigde Staten.

Om hun pols dragen ze armbandjes met daarop de tekst

‘Voor wie dit aangaat’, met daaronder hun namen en hun

bestemming. Een paar dagen en meerdere overstappen

later komen ze aan in het plaatsje Stamps in Arkansas.

Op dit moment in haar leven heet het meisje nog Marguerite

Annie Johnson. Ze kan nog niet weten dat ze veel later

beroemd zal worden onder de zelf samengestelde naam

Maya Angelou (1928-2014). Actrice, zangeres, calypsodanseres,

docent, secretaresse, burgerrechtenactivist,

regisseur, hamburgerbakker, tramconducteur, redacteur,

sekswerker – tijdens haar turbulente leven is ze het (even)

allemaal. Maar we herinneren haar nu vooral als schrijver,

dichter en lichtend voorbeeld. Daar zijn we nu nog niet.

Maya Angelou komt van ver.

aangedaan. “Hij kan me niet vermoorden, dat laat ik niet

gebeuren,” stelt hij haar gerust. Ze gelooft hem. Mr. Freeman

wordt vervolgens opgepakt en veroordeeld, maar voordat

hij achter de tralies belandt, wordt hij doodgeschopt aangetroffen

op straat. Waarschijnlijk hebben Maya’s ruige ooms

het recht in eigen hand genomen. “Met de logica van een

zevenjarige concludeer ik dat mijn woorden die man hebben

vermoord,” zegt ze later. En als haar woorden kunnen doden,

kan ze voortaan maar beter haar mond houden. De komende

vijf jaar zal Maya zwijgen. Ze luistert en leest des te meer.

De bibliotheek redt haar leven, zal ze later zeggen. Het is

ook haar liefde voor literatuur die haar uiteindelijk weer laat

praten: ze beseft dat uiteindelijk de menselijke stem woorden

hun diepere betekenis geeft. “Toen ik eenmaal had besloten

om weer te praten, had ik veel te vertellen.”

De kracht van haar stem

De oma van Marguerite is de dochter van een voormalige

tot slaaf gemaakte en runt de enige ‘zwarte’ kruidenierswinkel

van het toen nog raciaal totaal gescheiden Stamps.

“De segregatie was zo compleet dat de meeste zwarte

kinderen totaal geen idee hadden hoe witten eruitzagen.”

‘Momma’, zoals ze haar grootmoeder gaat noemen, voedt

de kinderen op met strikte normen en waarden en veel kerkbezoek.

Ze hebben het betrekkelijk goed, maar Marguerite

(in de wandeling Rita, Ritie of – door haar broertje Bailey –

Maya genoemd) ziet ook arme katoenplukkers schulden

maken in de winkel, omdat zij ondanks hun harde werken

van hun karige loon nauwelijks in hun levensonderhoud

kunnen voorzien. Ze registreert de walging waarmee witte

inwoners van Stamps naar haar kijken als ze door hun deel

van het dorp loopt. Ze leert dat haar gehandicapte oom

Willie in een kist onder aardappels en uien moet worden

verstopt als de Ku Klux Klan langskomt, om te voorkomen

dat hij gelyncht wordt voor iets wat hij niet heeft gedaan.

Geen wonder dat ze weleens fantaseert dat iemand haar

“wit zal toveren”.

Op een dag, Maya is dan een jaar of zeven, staat haar vader

– een intelligente man die in Los Angeles als hotel portier

werkt – ineens in de kruidenierszaak. Wat een verrassing!

Bailey senior brengt de kinderen naar hun moeder in Saint

Louis, Missouri. Voortaan gaan ze bij haar wonen.

De knappe Vivian is officieel verpleegster, maar verdient haar

geld met kaartspelen in het café. Bovendien heeft ze een wat

oudere vriend die haar adoreert en haar rekeningen betaalt:

mr. Freeman. Op een dag verkracht hij Maya. Het doet zo

veel pijn dat ze denkt dat ze doodgaat. Ze mag aan niemand

vertellen wat er is gebeurd, dreigt mr. Freeman, anders zal

hij haar broertje vermoorden. Maya belandt in het ziekenhuis,

waar Bailey haar smeekt om te vertellen wie haar dit heeft

Met Oprah Winfrey

op de set van

de film There are

no children here.

78 _


Na het drama worden broer en zus weer op de trein naar

Stamps gezet. De rest van haar jeugd zal dit patroon zich

blijven herhalen: de kinderen wonen nu eens bij hun moeder

en dan weer bij Momma. Maya is in San Francisco bij haar

moeder als ze op haar zestiende, na haar eerste – vrijwillige –

seksuele contact, al acht maanden zwanger blijkt te zijn.

Haar moeder reageert laconiek. “Ze zei: ‘Hou je van die

jongen?’ Nee. ‘Houdt hij van jou?’ Nee. ‘Nou, dan gaan

we niet drie levens verpesten.’ Er was geen subtiele of

openlijke veroordeling.”

In haar licht

En dan is daar Guy: “Prachtig en helemaal van mij.” Om

haar zoontje te onderhouden, pakt ze alles aan. Ze bakt

hamburgers in een fastfood restaurant, danst blootvoets in

bar en haalt zelfs met haar blote handen verf van auto’s in

een garage. Met haar 1 meter 82 is ze een opvallende verschijning,

vaak in traditionele Afrikaanse kleren gehuld. Ze is

kort getrouwd met een Griekse zeeman, Tosh Angelos, “een

man die evenveel had gelezen als ik. Ik heb altijd een zwak

gehad voor mannen die kunnen nadenken.” Na het huwelijk

houdt ze een verbastering van zijn achternaam aan. Voortaan

is ze Maya Angelou.

Met de voorstelling Porgy and Bess waarin ze danst, reist

Maya door Amerika en Europa, en ziet ze haar zoon soms

maandenlang niet. Toch is hun band hecht. “Ik groeide niet

op in haar schaduw, maar in haar licht,” zal Guy daar later

over zeggen. Haar schrijfambities brengen haar naar New

York, waar ze zich aansluit bij de Harlem Writers Guild. Nadat

ze door Martin Luther Kings boodschap van geweldloosheid

geïnspireerd is geraakt, wordt ze coördinator bij een door

hem opgerichte organisatie. Ze raakt ook betrokken bij de

opkomende burgerrechtenbeweging en wordt verliefd op

de Zuid-Afrikaanse vrijheidsstrijder Vus Make. Ze trouwen

en vertrekken naar Caïro voor zijn werk. Daar gaan ze al

snel weer uit elkaar: een onafhankelijke Amerikaanse vrouw

en een traditionele Afrikaanse man, het werkt niet.

Intussen is Guy gaan studeren in Ghana, een van de ‘bevrijde

staten’ waar veel zwarte Amerikanen naartoe trekken in die

tijd. Bij een ernstig auto-ongeluk raakt hij zo gewond dat voor

zijn leven wordt gevreesd. Maya snelt naar hem toe. Wonder

boven wonder overleeft Guy het. Om bij hem in de buurt te

blijven, besluit Maya zich in Accra te vestigen, waar ze aan

de universiteit gaat werken. Het is een spannende tijd, vol

discussies, feestjes en hoop op een betere toekomst. Ze

ontmoet Malcolm X en besluit terug te gaan naar Amerika

om hem te helpen bij de oprichting van zijn Organisatie voor

Afro-Amerikaanse Eenheid.

Maar in 1965 wordt hij vermoord en drie jaar later Martin

Luther King. Die laatste moord vindt plaats op 4 april, Maya’s

veertigste verjaardag. Ze zal die dag jaren niet meer vieren.

Ze is in shock. Van alle euforie en hoop van het begin van

het decennium is nog maar weinig over. Vrienden van Maya

tippen een uitgever over haar smakelijke manier van vertellen.

>

Op het strand van

Los Angeles, 1988.

‘Toen ik eenmaal

had besloten om weer

te praten, had ik

veel te vertellen ’

_ 79


Een redacteur benadert haar om een boek te schrijven over

haar leven. Ze slaat het aanbod af: haar hart ligt meer bij

poëzie en theater. “Misschien ook maar beter,” zegt de

redacteur na maandenlang aandringen. “Een autobiografie

op een literaire manier schrijven, is haast onmogelijk.” Dat

blijkt de manier te zijn waarop je haar moet aanpakken.

“Oké, ik begin morgen,” antwoordt ze.

I know why the caged bird sings (1969) wordt een ongelooflijk

succes. Het wel degelijk literair vertelde levensverhaal

van een zwarte vrouw, waarin onverbloemd beschreven

wordt hoe het is om als zwart meisje op te groeien in het

racistische zuiden van Amerika, is het boek waarop velen

wachtten. Nu durven ook andere zwarte vrouwen naar buiten

te komen met hun ervaringen met misbruik, armoede en

tienerzwangerschap – en hoe ze overleefden.

vriendelijk maar onmiddellijk gecorrigeerd: ze is dr. Angelou.

Als ze opkomt voor een lezing, vraagt ze expliciet om een

staande ovatie. Schrijven en optreden, ze blijft het tot aan

het einde van haar leven doen. Ze is niet te stoppen. Op het

laatst moet ze in een rolstoel met extra zuurstof het podium

op, maar ze doet het. And still I rise – totdat het echt niet

meer gaat. Ze sterft op 28 mei 2014.

Na haar dood zegt Barack Obama, die haar in 2011 de

prestigieuze Medal of Freedom heeft uitgereikt: “Ze raakte

mensen wereldwijd, onder wie een jonge witte vrouw uit

Kansas, die haar dochter naar haar vernoemde en haar zoon

opvoedde tot de eerste zwarte president van de Verenigde

Staten.” Maya Angelou kwam ver, heel ver.

Staande ovatie

Maya Angelou is beroemd. Ze blijft multitasken: ze acteert

– zo speelt ze de oma van Kunta Kinte in de televisieserie

Roots (1977) – ze draagt als een performer haar gedichten

voor op de bühne en ze geeft les aan de universiteit. En ze

blijft natuurlijk schrijven: poëzie en nog zes autobiografische

boeken. “Het idee is om zo te schrijven dat mensen het

horen, dat het dwars door het hoofd gaat en rechtstreeks

naar het hart,” zegt ze. In deze periode schrijft ze een van

haar beroemdste, nog altijd vaak geciteerde gedichten:

Still I rise.

Privé is dit ook een gelukkige tijd. Ze krijgt een relatie met

Paul du Feu, de ex-man van collega-feminist Germaine Greer.

Ze verbouwen huizen, geven feestjes en drinken meer dan

goed voor hen is. Van de buitenkant ziet het er allemaal

prima uit, maar toch verlaat Maya in 1981 ook Du Feu.

Voor langdurige relaties is ze niet gebouwd.

Inmiddels is ze meer dan schrijver of actrice: ze is als

‘fenomenale vrouw’, zoals ze zichzelf (en eerlijk is eerlijk:

ook haar mede-vrouwen) in een beroemd gedicht beschrijft,

een rolmodel, iemand naar wie geluisterd wordt. ‘Er ging

zelden een telefoongesprek met haar voorbij waarbij ik

geen aantekeningen maakte,’ schrijft Oprah Winfrey, die

zichzelf als een aangenomen dochter van Angelou gaat

beschouwen, in haar voorwoord van een recente editie

van I know why the caged bird sings. De Amerikaanse

president in spe Bill Clinton vraagt Angelou in 1993 een

gedicht te schrijven en voor te dragen bij zijn inauguratie.

Ook hij, een witte man, identificeert zich met haar: Stamps

ligt vlak bij de plek waar hij is opgegroeid. “Ik wist dat ze

indruk zou maken. Ze was groot en had de stem van God,”

zei hij na de inauguratie tevreden.

Na dat optreden is Maya Angelou niet meer beroemd, maar

wereldberoemd. Ze wordt een graag geziene gast in televisieprogramma’s,

van Sesamstraat tot The Oprah Winfrey Show,

waar ze zich als wijze vrouw vol compassie uitspreekt over

taal, racisme, seksisme en zelfrespect. Ze weet wat ze waard

is. Onbekenden die haar met ‘Maya’ aanspreken worden

Meer weten?

‘I know why the

caged bird sings’

van Maya Angelou

(vertaald als ‘Ik

weet waarom

gekooide vogels

zingen’, antiquarisch

verkrijgbaar)

Documentaire

‘Maya Angelou:

And still I rise’, te

zien op Netflix

FOTOGRAFIE GETTY IMAGES HANDLETTERING KOP FEMME TER HAAR

80 _


3

2

1

1. Met journalist/activist Gloria Steinem op weg

naar de 20th Anniversary of the March on

Washington, 1983.

2 In 1975.

3. Rond 1970.

4. Uit handen van Barack Obama ontvangt Maya

de Presidential Medal of Freedom.

5. Voordracht van het gedicht On the pulse of

morning tijdens de inauguratie van president

Bill Clinton, 1993.

6. In de Amerikaanse televisieserie Roots, 1977.

7. Maya ontvangt een eredoctoraat van Lehigh

University, 2005.

4

5

6

7


HET

MOOIE

VAN

HET

-- TEKST CAROLINE BUIJS ILLUSTRATIES XUAN LOC XUAN --

ALLE-

DAAGSE

Klein geluk: het ligt al klaar om ontdekt te worden, je hoeft

het alleen maar op te merken. En in een onstuimige wereld

geeft dat journalist Caroline Buijs iets van houvast.

_ 11


De gebloemde voering van mijn jas

waar mijn blik bij het aan- en uittrekken

steeds op valt. Het snoeischaartje,

formaatje jaszak, dat me even aan

een dierbare collega doet denken. Het

vintage kopje dat ik voor vijftig cent uit

een bak bij de kringloop viste, precies

in mijn lievelingskleur, en waaruit ik

’s morgens niet alleen mijn thee drink,

maar waar ik ook mijn handen aan

warm. Ik schaar het onder klein geluk,

vergelijkbaar met waar Julie Andrews

in The sound of music al over zong:

‘I simply remember my favorite things.

And then I don’t feel so bad.’

Zeker nu de wereld onstuimig is, geeft

het me iets van houvast. Het ligt klaar

om ontdekt te worden, ik hoef het

alleen maar op te merken – haast en

klein geluk gaan in elk geval niet goed

samen, heb ik gemerkt. Misschien was

ik vroeger wel te veel op zoek naar het

grote geluk, letterlijk ver weg. Het was

een terugkerend grapje van mijn

schoonvader, als mijn man (toen nog

mijn vriendje) en ik als twintigers weer

eens een verre reis van een paar

maanden aankondigden: “In Garderen

is het ook mooi.” Mooi niet, dacht ik

dan. Ik wilde de wereld ontdekken en

heb geen spijt dat ik dat heb gedaan.

Maar: misschien geloofde ik toen

stiekem ook wel een beetje in wat

Ilja Leonard Pfeijffer schrijft in zijn

boek Grand Hotel Europa: ‘Dat je

zeer bijzondere dingen doet, maakt

het zeer waarschijnlijk dat je een

bijzonder mens bent.’

door oma’s ogen

Moet je eigenlijk wel leven tot de

bodem, vraagt psychiater Dirk De

Wachter zich af in zijn boek De kunst

van het ongelukkig zijn. ‘Van mij mag

het. Maar let op. Want soms is de

pudding aangebrand daar op de

bodem. Als je veel gaat schrapen,

is het niet zo lekker meer. Ik denk

daarom dat pudding eten zonder te

schrapen even goed is. We moeten

niet per se het onderste uit de kan

halen. Het excessieve als levensdoel

hebben kan problematisch zijn. Er zit

soms een donkere achterkant aan.

In mijn praktijk zitten weleens succesrijke

mensen die voor twee hebben

geleefd, in de overtuiging dat je alles

uit je bestaan moet halen. Ze zitten

tegenover me en kunnen niet meer.

Ze barsten in tranen uit. Dan denk

ik: gewoon is ook goed. Er zijn veel

mensen die heel gelukkig zijn met een

langzamer en bedachtzaam leven.’

Oog voor klein geluk is me vroeger al

bijgebracht door mijn vader, die nooit

naliet me tijdens fietstochtjes dicht bij

huis te wijzen op de bloeiende hei of

uitbottende bloesem, maar ik was er

lang blind voor. En door mijn moeder,

tovenares met de naaimachine, die

me liet voelen aan de mooie stoffen

waarmee ze werkte. De betekenis van

klein geluk drong pas echt tot me door

toen ik in 2008 het boek The artist’s

way van Julia Cameron las. Zij leerde

me dat het draait om aandacht, als

ze schrijft over de ‘flora- en faunaverslagen’

van haar oma: ‘Door oma’s

ogen gezien was het leven een aaneenschakeling

van kleine wonderen:

de wilde tijgerlelies in de katoenvelden

in juni, de snelle hagedis die wegdook

onder de grijze riviersteen die ze mooi

vond vanwege zijn satijnachtige glans.

HET LEVEN ZIT ER VOL MEE

In elk hoofdstuk van het boek ‘Kleine genoegens’ van

The School of Life wordt één klein gelukje (uit het raam

staren, een warm bad, oude stenen muren, etc.) heel

precies beschreven. Het idee erachter is dat wanneer je

eenmaal weet waar je op moet letten, het leven vol klein

moois lijkt te zitten. Bovendien: wanneer je probeert te

begrijpen waarin voor jou het genoegen schuilt, wordt het

genot dat dit kleine geluk je schenkt groter en ruim je er

in je leven misschien een grotere en blijvender plek voor

in. Achter in het boek staat een extra lijst met 52 kleine

>

genoegens. Waaronder:

Dikke sokken: ‘die je binnenshuis aandoet nadat je in

bad bent geweest of na een slopende werkdag’.

Als volwassene weer eens de slappe lach krijgen: ‘half

schertsend, half uit pure blijdschap om de glorieuze maar

onschadelijke absur diteit die het leven heet’.

Zachte bewegingen, zoals ‘de hoogste takken van een

boom, zachtjes wiegend in de wind; een wapperende vlag’.

Vers stokbrood met boter: ‘zo simpel en altijd lekker;

het is de combinatie die magisch is’.

Uit: Kleine genoegens, The School of Life (Nijgh & Van Ditmar)

12 _





Haar brieven waren als een klok die

de seizoenen van het jaar en van haar

leven aangaf.’ Hoewel het leven van

Camerons oma zwaar was, hield ze

het uit door ‘tot haar knieën in de

stroom van het leven te staan en aan

alles zorgvuldig aandacht te besteden.’

Aandacht, schrijft Cameron, is de

manier om verbinding tot stand te

brengen en te overleven.

Uit die tunnel

Zo ontdekte ik dat kleine genoegens

cruciale ingrediënten zijn voor een

beter bestaan. Ze prikkelen je zintuigen

en helpen je met een frisse blik en

hernieuwd enthousiasme het alledaagse

te waarderen. In het boek

Kleine genoegens van The School of

Life worden ze als volgt omschreven:

‘Ze zijn niet van de inzet van een grote

hoeveelheid middelen afhankelijk; ze

zijn niet zeldzaam dan wel specifiek;

ze vereisen geen grote, inspannende

veranderingen in ons leven.’

Toch is het blijkbaar moeilijk om ervan

te genieten, en zien we ze gauw over

het hoofd. Om een merkwaardig eenvoudige

reden: ‘We denken niet genoeg

aan ze; we worden niet geregeld herinnerd

aan hun waarde; we worden

niet bijster aangespoord ons erop te

concentreren.’

Dat we niet genoeg aan die kleine

genoegens denken, komt onder meer

door hoe we geprogrammeerd zijn als

mens, legt Machteld van den Heuvel,

arbeids- en organisatiepsycholoog en

onderzoeker aan de Universiteit van

Amsterdam, aan de telefoon uit. We

hebben van nature grote aandacht

voor dingen die níét goed gaan, ons

brein is een soort ‘gevarenradar’ en

dat is vooral nuttig bij kortdurende,

levensbedreigende situaties, zoals een

vrachtwagen die op je afkomt. “Op het

moment dat er gevaar dreigt, reageren

we bijna als dieren: ons mechanisme

– de vecht- of vluchtreactie – stelt ons

in staat om direct in actie te komen.”

Handig als er echt gevaar dreigt, zoals

bij die vrachtwagen of wanneer er een

grote grommende hond op je afrent,

maar minder handig voor de stressoren

waar we tegenwoordig mee te maken

hebben, zoals een niet-aflatende

stroom e-mails. “Wanneer een dier

eenmaal veilig is, wordt ie snel weer

rustig. Maar bij mensen werkt het zo

niet. Dreigingen – een gesprek met je

partner dat niet helemaal soepel verliep,

een onaardige e-mail van je collega

die nog rondspookt in je hoofd – blijven

vaak latent aanwezig. Voor ons is het

daarom veel moeilijker dan voor een

dier om te switchen tussen inspanning

en ontspanning. Op het moment dat

je brein een niet-levens bedreigende

dreiging detecteert, zou je eigenlijk

jezelf even wakker moeten schudden

uit die tunnelfocus. Een manier om

dat te doen, is je richten op wat wél

goed gaat, op wat wel fijn is.” Actief

dankbaarheid beoefenen, zegt Van

den Heuvel, is een bewezen manier

om je meer te richten op positieve

gevoelens in je leven. En klein geluk

kan daar een onderdeel van zijn:

verbind je met dingen die binnen je

invloedsfeer liggen.

Dat ene bloemblaadje

De standaardhouding tegenover kleine

genoegens is vaak: denken dat ze stuk

voor stuk heel aangenaam zijn, maar

tegelijkertijd nogal onbelangrijk, schrijft

The School of Life in Kleine genoegens.

Ik herinner me nog dat ik tijdens een

reis door Japan een middag een bloemblaadje

volgde dat langzaam op een

klein stroompje langs de straat mee naar

beneden dobberde. Maar als mensen

vroegen hoe mijn vakantie was geweest,

begon ik bijna automatisch te vertellen

over de vele mooie tempels in Kyoto.

Terwijl, wanneer ik er goed over nadenk,

die herinnering aan dat ene bloemblaadje

in een houten bergdorp veel meer

indruk op me heeft gemaakt dan de

zogenaamde toeristische hoogtepunten.

Waaróm dat kleine geluk dan niet die

waardering krijgt die het verdient? The

School of Life geeft er een historische

verklaring voor. Het roman tische idee

van vermaak – voornamelijk tussen

1750 en 1900 in Europa en Amerika

ontwikkeld door dichters, schrijvers

en kunstenaars – is nauw verbonden >

16 _



met zaken die zeldzaam en moeilijk

toegankelijk zijn en vaak worden

gezocht in plaatsen die ver van de

eigen woonplaats liggen. Romantici

hebben een cultus rond het exotische

opgetrokken. ‘Ze prezen de uniciteit

van het moment en minachtten herhaling.

(…) Ze waren zeer succesvolle

publicisten die de mensen ertoe hebben

aangezet bronnen van genot te negeren

die voor het grijpen lagen.’

Als het voor iedereen is weggelegd, als

het een genoegen is dat bij herhaling

aan waarde wint, als je het in je eigen

huis kunt mee- maken, kan het niet

belangrijk zijn, dachten de romantici.

Maar het geval wil, schrijft The School

of Life, dat heel veel dingen waar we

plezier aan beleven, precies deze

karakteristieken vertonen.

iets meer verzinken

Dichter en schrijver Marjoleine de Vos

vertelt in dagblad Trouw dat ze het

idee van geluk nogal overschat vindt:

‘Ik ben erg voor tevredenheid, of welbehagen

of vervulling. Geluk bestaat

natuurlijk wel: als ik ’s morgens wandel,

denk ik heel vaak: wat ben ik toch

gelukkig dat ik hier in Groningen woon.

Maar ik ga niet wandelen om me

gelukkig te voelen. Het is er soms als

ik loop, en dan overvalt het me. Als

ik terugdenk aan de momenten dat ik

gelukkig was, zijn dat soms onnozele

dingen. Wanneer ik als kind buiten

speelde en mijn moeder vanaf boven

riep: wil je een boterham? En dat ik

dan een boterham mee kreeg met vijf

plakjes warme rookworst en die buiten

mocht gaan opeten.’

Het minigedicht van K. Schippers:

‘Als je goed om je heen kijkt zie je dat

alles gekleurd is’, slaat volgens De Vos

precies de spijker op de kop.

‘Ik heb bijvoorbeeld een theepot met

een bijpassend kopje en elke middag

zet ik thee in dat kleine potje. Het bevalt

me om dat mooie potje hier te hebben

staan: het is dan net alsof ik mijn leven

een beetje goed op orde heb. Het geeft

voldoening in dit moment, net zoals het

me voldoening geeft om mijn bureau

of kamer op te ruimen en dan ineens

te zien waarom ik de dingen daar heb

staan op die plek waar ze staan.’

Klein geluk is gul, als je het wilt zien.

Filosoof Jan Warndorff schrijft in zijn

boek Geen idee een mooie zin: ‘Zie

van zo veel mogelijk, zo veel mogelijk

te houden.’

Ook bij hem draait het om aandacht:

‘Dat ik geniet van een kop koffie wil

zeggen dat ik het royaal in mijn leven

verwelkom, ik gun het alle ruimte in

mijn leven op dat moment – en hoe

meer ruimte het weet in te nemen,

hoe méér ik geniet.’ Volgens Warndorff

gaat het om de wil om meer stil te staan

bij de alledaagse, vanzelfsprekende

dingen, zodat ook die zich in betekenis

kunnen ontplooien. ‘Dit is de wil tot

langzaam leven. Niet voortdurend

haastig rondtollend door de wereld

gaan, maar de wil om iets meer te

verzinken, iets rustiger en trager in

de wereld aanwezig te zijn. Dan dijt

het cirkeltje licht iets uit, dan worden

de wanden van de bubbel poreus –

dan openen wij ons voor de wereld.’

Inmiddels rijd ik regelmatig door

Garderen, op weg naar ons houten

vakantiehuisje, en vraag ik me keer

op keer af: hoe heb ik niet eerder

kunnen zien hoe ontzettend mooi

het hier is? En dan denk ik altijd even

aan mijn schoon vader, die jammer

genoeg niet meer leeft. Hij had het

vast leuk gevonden dat we die verre

reizen ingeruild hebben voor een plek

op de Veluwe. Of zoals The School

of Life schrijft: ‘We zijn erop ingesteld

om de schoonheid van Venetië te zien,

maar onze kennis schiet tekort om te

onderkennen dat een wandeling door

het park even aangenaam kan zijn.’

Schóót tekort, zo zou ik inmiddels

liever zeggen.

Het gaat om de wil om meer stil te staan

bij de alledaagse dingen, zodat ook die zich

in betekenis kunnen ontplooien

18 _



Buiten

KOPJE

ONDER

IN DE

natuur

Ruisende bladeren, een druppel op je wang, de geur van bloemen. De Japanners

noemen het shinrin-yoku – oftewel bosbaden: je onderdompelen in de natuur.

-- TEKST BERNICE NIKIJULUW --

>


Dat we in het Westen het Japanse

begrip shinrin-yoku omschrijven als

bosbaden of forest bathing, is bij

gebrek aan beter. Psycholoog Tim

Lomas van de University of East London

schaart het onder de noemer onvertaalbare

woorden, omdat de werkelijke

betekenis meer omvat: ‘ontspanning

door je onder te dompelen in het bos,

letterlijk of figuurlijk’. Het concept is

begin jaren tachtig in Japan ontwikkeld

en houdt in dat je je heel bewust en

langzaam door het bos beweegt, terwijl

je probeert alles in je op te nemen.

Deze meditatieve manier van wandelen

is een goed middel gebleken om je

gezondheid te verbeteren en stress te

verlagen. Maar dat wandelen in de

natuur goed voor je is, weten we toch

allang? Dat klopt. En er is inderdaad

niks mis met een stevige boswandeling.

Maar shinrin-yoku werkt op een ander

niveau en is bovendien heel goed in te

passen in het dagelijks leven. Althans

zo beschrijft dr. Qing Li het in zijn handboek

over het hoe en waarom van dit

fenomeen: Shinrin-yoku – De kunst en

wetenschap van het bosbaden.

NU EVEN NIETS

Qing Li woont in Tokio, waar 13,5 miljoen

mensen op een kluitje leven. Dat

ze daar weinig groen zien, komt niet

zozeer omdat het er niet is – de stad

telt heel veel prachtige parken – maar

omdat de werkende Tokioër nauwelijks

buiten komt. De arbeidsetiquette vereist

dat je nooit eerder naar huis gaat dan

je baas. Daarnaast geldt dat hoe langer

je overwerkt, hoe meer je laat blijken

dat je hart voor de zaak hebt. Met als

gevolg dat werknemers tot minstens

tien uur ’s avonds totaal onproductief

op kantoor zitten. Er bestaan in het

Japans niet voor niets woorden voor

‘dood door overwerk’ (karoshi) en

voor een dutje dat je doet achter je

bureau of tijdens een vergadering

(inemuri). Zelfs na het werk houdt het

niet op, want dan is het tijd voor de

nomikai, de verplichte kroegentocht

met collega’s; goed voor de groepsdynamiek

en het delen van eventuele

ongenoegens. Ook het opnemen van

de toch al weinige vrije dagen wordt

gezien als ontrouw jegens je werkgever

en dus gebruiken Japanse werknemers

gemiddeld nog geen negen vakantiedagen

per jaar. Kortom: als er één land

is waar opladen in de natuur van groot

belang is, is het Japan. Vandaar dat het

bosbaden in 1982 officieel onderdeel

werd van het nationale gezondheidsprogramma.

OPLAADKWARTIER

Gelukkig is het bij ons met de werkcultuur

niet zo dramatisch gesteld,

al kan het altijd beter. Niettemin zullen

veel mensen moeten erkennen dat

‘even de natuur opzoeken’ er vaak

niet van komt. Een beetje wandeling

kost, inclusief de reis ernaartoe en de

nodige planning vooraf, zo een halve

dag. Met als gevolg dat er al snel hele

weken voorbijgaan zonder dat je de

rust hebt kunnen opzoeken van bos of

hei, duinen of strand. Enter shinrin- yoku.

Want het goede nieuws is dat je geen >

Het geheim

van groen

De universiteit van Michigan

is er helder over: hun proefpersonen

onthielden twintig

procent meer na een boswandeling

dan na een wandeling

door een drukke straat.

Er zijn talloze onderzoeken

die bewijzen dat je door

wandelen in de natuur stopt

met piekeren, makkelijker

problemen oplost en meer

inspiratie krijgt, maar ook

dat je socialer wordt.

Hoe dat dan werkt? Filosoof

en psycholoog William James

(1842-1910) wist het zeker:

in de natuur kunnen we onze

aandacht laten verslappen.

Als een van de grondleggers

van de Amerikaanse psychologie

onderscheidt hij twee

manieren van aandacht

geven: actief, zoals tijdens

het werk, en passief, zoals

tijdens een wandeling. De

eerste manier kost inspanning,

bij de tweede kun je je

gedachten laten meevoeren

door wat zich aandient: het

zingen van vogels, de geur

van bloemen. Het geeft je

geest de gelegenheid om te

ontspannen. Een andere verklaring

is dat het repetitieve

karakter van de natuur een

rustgevende uitwerking heeft.

Denk aan een blad van een

varen, een golfje in een golf,

een zijtak van een zijtak:

patronen die voor ons brein

makkelijk te verwerken zijn.

En ten slotte, ook niet onbelangrijk:

de kleuren groen en

blauw werken kalmerend.

108 _



tussen planten onderling. In Japan is

de afgelopen decennia uitgebreid

onderzoek gedaan naar het effect van

phytonciden op het immuunsysteem.

Zo bleek dat de antistoffen die witte

bloedcellen aanmaken, de zogenaamde

natural killer cells, aanzienlijk toenamen

bij mensen die werden blootgesteld

aan concentraties phytonciden zoals

die in het bos aanwezig zijn. En niet

alleen de lucht van planten, ook die

van aarde is goed voor je. Daarin huist

namelijk de bacterie Mycobacterium

vaccae, die neuronen gelinkt aan je

immuunsysteem activeert. Prettige

bijkomstigheid: je krijgt er ook nog

een goed humeur van.

Logisch dus dat de Japanse overheid

door het hele land officiële zones heeft

aangewezen die geschikt zijn voor

shinrin- yoku, onder meer vanwege de

bewezen effectiviteit van de aanwezige

phytonciden. Bosbaders kunnen er de

hulp inroepen van een therapeut, die

hun bloeddruk en hartslag meet, en ze

helpt om optimaal gebruik te maken van

hun zintuigen.

iets wat je aandacht trekt. Haal diep

adem en ‘proef’ de frisse lucht. Luister

naar het geluid van de vogels, van de

ritselende bladeren. Voel de zon (of

wind of regen) op je huid en je haren.

Leg je hand op een boom en voel

de structuur, laat het water van een

beekje tussen je vingers stromen, aai

wat mos. En neem vooral de tijd.

Gebruik ook je zesde zintuig: je gevoel.

Observeer wat het bosbaden met je

doet. Ga desnoods een tijdje languit

op de grond liggen, op een zachte en

droge plek. Of doe je schoenen uit en

voel hoe je voeten contact maken met

de aarde. In Japan neem je als afsluiting

waarschijnlijk een echt bad in de natuur,

in een van de duizenden warmwaterbronnen

(de onsen) die het land rijk is.

In ons eigen land vind je met een beetje

geluk een recreatieplas of bosmeertje

waarin je een duik kunt nemen. Maar

onthoud vooral: niks moet, doe waar

je zin in hebt. Laat maar waaien dus,

en dan letterlijk.

compleet bos nodig hebt om te bosbaden

– je kunt het ook in je eigen

achtertuin doen of in een stadspark.

En zelfs wandelen hoeft niet per se;

stilstaand genieten van een groene

omgeving is net zo heilzaam. Maar als

je loopt, doe het dan heel langzaam,

met een snelheid van ongeveer één

kilometer per uur.

Een shinrin-yokusessie in een bos

duurt gewoonlijk twee uur – meer tijd

levert niet meer gezondheidsvoordelen

op – maar ook een kwartier shinrinyokuen

doet al veel goeds. De enige

voorwaarde: probeer al je zintuigen

open te zetten.

GOED HUMEUR

Volgens Japanners is shinrin-yoku zo

heilzaam vanwege de grote hoeveelheid

phyton ciden in het bos. Deze natuurlijke

oliën worden door planten en bomen

afgescheiden als afweer tegen insecten,

dieren en micro-organismen. Maar ze

dienen ook als geurboodschappen

GEWOON JE NEUS ACHTERNA

Die zintuigen, daar draait het dus allemaal

om tijdens shinrin-yoku. In het

moderne leven hebben we er wat dat

betreft nogal een potje van gemaakt:

qua kijken, luisteren en proeven worden

we overvoerd, terwijl het op het gebied

van voelen en ruiken armoe troef is.

Maar ja, hoe zét je dan je zintuigen

open? Wil je zelf testen hoe heilzaam

shinrin- yoku kan zijn, laat in elk geval

dan je telefoon thuis. Kies een stukje

natuur uit waar je je prettig voelt en

waar bij voorkeur geen verkeer te

horen is. In een stadspark zou dat

in de buurt van een fontein kunnen

zijn. Ga je naar het bos, zoek dan een

gedeelte op dat het liefst een beetje

gevarieerde begroeiing heeft en waar

het niet te donker is.

Een wandelroute uitstippelen hoeft niet;

de bedoeling is dat je je laat leiden door

je zintuigen, niet door een aangelegd

pad. Ga je neus achterna naar iets wat

bloemig of aards of gewoon interessant

ruikt. Laat je leiden door je ogen naar

FOTOGRAFIE ©ROBERT-PAUL JANSEN/STOCKSY, SHUTTERSTOCK

110 _



Inzicht

DE RUIMTEBLIK

De aarde zien

vanuit de ruimte

verandert je leven

voorgoed. Het

maakt je bewuster,

zorgzamer en

menselijker,

ontdekt journalist

Otje van der Lelij.

-- TEKST OTJE VAN DER LELIJ --


Als ik vroeger naar de nachtelijke hemel keek, verwonderde

ik me al over de sterren. En borrelden er vragen in me op als:

Hoe is het allemaal begonnen? Wat is er nog meer in het

universum? En wat doen we hier eigenlijk op aarde? Toen ik

ouder werd en boeken ging lezen over sterrenkunde, groeide

mijn verwondering en ook mijn nieuwsgierigheid. Het idee

dat ons zonnestelsel een van de miljarden is in ons sterrenstelsel,

de Melkweg. En dat er in de rest van het universum

nog zo’n twee biljoen sterrenstelsels zijn, nog steeds vind

ik dat ongelooflijk. De nietigheid die ik hierbij voel, vind ik

ergens wel prettig. Het plaatst m’n dagelijkse beslommeringen

in een ander licht, en geeft me een machtig gevoel

van betekenis. Ik ben dankbaar dat ik onderdeel uitmaak van

dit ontzagwekkende universum, en er ook nog als bewuste

toeschouwer naar kan kijken. Toen ik een paar jaar geleden

hoorde dat astronauten zo veranderen door de aanblik van

de aarde vanuit de ruimte, en dat je dit zogeheten ‘overvieweffect’

zelf kon ervaren in het toenmalige Columbus Earth

Center in Kerkrade, zat ik dan ook meteen in de trein naar

Zuid-Limburg.

Ander perspectief

In het bolvormige gebouw kreeg ik de blik op de aarde die

slechts vijfhonderd mensen ter wereld zelf hebben ervaren.

In een korte introductiefilm vertelde onder anderen ruimtevaarder

André Kuipers over zijn ervaringen in de ruimte: “De

eerste keer dat ik de aarde zag, was door het raampje van

mijn collega Mike Fincke, want aan mijn kant kwam de zon

binnen en dat licht was heel fel. ‘André look,’ zei Fincke. Toen

zag ik de aarde, een blauwe kromming met een zwart heelal

ernaast. Dat is iets wat je niet kent. Ik besefte in één keer:

ik hoor er niet bij, ik zweef hier buiten de planeet. En dat is

een heel raar moment. Je voelt dat je onderdeel bent van iets

veel groters.”

“Mensen kijken meestal vooruit, naar de toekomst,” vertelt

filosoof Govert Derix als ik hem bel. “De eerste astronauten

die de ruimte ingingen, keken ook voorwaarts, naar de maan

waar ze naar op weg waren. Tot ze op een bepaald moment

ook eens achteromkeken, en zagen dat wat ze achter lieten

misschien nog wel mooier was dan waar ze naartoe gingen.”

De eerste foto van de aarde (Earthrise) die toen gemaakt is,

zorgde volgens Derix voor een bewustzijnsverandering.

“Vanuit de ruimte zie je geen muren, prikkeldraad en grenzen.

Je ziet alleen maar een groot, embryonaal, kwetsbaar en

tegelijk majesteitelijk gebeuren. En dat geeft een eenheidservaring

die je tot in het diepste voelt. Ik noem dat ook wel

de terranautical turn: het besef dat we één totaal zijn. En

dat onze planeet een groot ruimteschip is dat we met z’n

allen moeten besturen.”

De beschrijvingen van astronauten over dit effect spreken

tot de verbeelding. “You say to yourself: that’s humanity,

love, feeling and thought. You don’t see the barriers of color

and religion and politics that divide this world,” zei NASAastronaut

Eugene Cernan. Ook André Kuipers was onder

de indruk van wat hij zag. “Als je recht naar de aarde kijkt,

zie je een prachtige blauwe bol, met mooie kleuren. Maar als

je erlangs kijkt, schrompelt de aarde ineen tot een levende

cel, met een heel dun fluorescerend membraantje eromheen.

Dat perspectief doet iets met je. Mij gaf het een claustrofobisch

gevoel over mijn eigen planeet. Zo van: dit is alles.

Dit is ons planeetje, en hier moeten we het mee doen.”

ontzag

De astronauten zijn niet meer hetzelfde bij terugkomst op

aarde, zo blijkt uit beschrijvingen van oud-ruimtevaarders.

De blik op het grote geheel heeft hen blijvend veranderd.

Een paar dingen vallen op: de astronauten hebben meer

waardering voor de schoonheid van de planeet, en voelen

zich meer verbonden met het leven op aarde. Ook gaan velen

zich inzetten voor een schonere en duurzamere wereld. “We

vertrokken naar de maan als technici, en we keerden terug

als humanisten,” zei astronaut Edgar Mitchell het mooi.

De Britse psycholoog Annahita Nezami, die verbonden is aan

de University of London, is ervan overtuigd dat het overvieweffect

ook voor niet-ruimtereizigers therapeutische waarde

heeft. Ze is al jaren bezig met het ontwikkelen van een virtual

reality-programma dat dit effect nabootst en kan worden

ingezet in therapie, legt ze me uit als ik haar bel. Maar om

een goed door timmerd programma op te tuigen, heeft ze

eerst onderzocht wat nou precies ten grondslag ligt aan de

positieve gedragsverandering die ruimtevaarders ondergaan.

Het overview-effect bleek een wervelwind van tegenstrijdige

emoties op te roepen, die zich het best laat vangen door de

term awe, wat zoiets als ontzag betekent. Annahita Nezami:

“De astronauten die ik voor mijn onderzoek interviewde,

ervoeren euforie, verrassing, hoop, verwondering maar ook

diepe angst.” Deze ervaring is volstrekt uniek en met niks te

vergelijken. Het past niet in de modellen die onze hersenen

114 _


van de werkelijkheid zoals we die kennen, hebben gevormd.

Om deze onthutsende ervaring te kunnen verwerken, moet

het brein z’n modellen dus updaten. Oftewel: ons beeld van

de wereld wordt bijgesteld. Nezami: “Het lijkt erop dat je

onmogelijk je gewone leven kunt voortzetten als je eenmaal

het grotere plaatje hebt gezien.”

Ontzag verandert ons op nog een andere manier: het maakt

ons minder egocentrisch. Het is alsof onzekerheden, zorgen

en piekergedachten op de achtergrond raken als we vanuit

het ruimteperspectief naar de wereld kijken. Ook krijgen we

er een diep gevoel van verbondenheid voor terug. Nezami

kan die verbondenheid wel verklaren. “Als je van een afstand

naar de aarde kijkt, raak je meer vertrouwd met haar. Je ziet

dat ze overdag iemand anders is dan in de nacht. Ook begrijp

je direct dat alles wat aan de ene kant van de aarde gebeurt,

gevolgen heeft voor de andere kant.” Doordat je haar beter

leert ‘kennen’, ga je ook meer van haar houden. “En als je

van iets houdt, wil je daar graag voor zorgen,” vertelt Joos

Swaving in navolging van haar man Wubbo Ockels (1946-

2014) in een filmfragment. “Het wordt dan bijna een verantwoordelijkheid

om als je terug bent op aarde, anderen die

ervaring mee te geven. Wubbo deed dat heel specifiek. Hij

noemde mensen ‘astronauten van spaceship earth’. Want

als je van een afstandje naar de aarde kijkt, is het als een

schip in de leegheid en donkerte van de ruimte.”

En toen mocht ik zelf het overview-effect gaan ervaren. Tot

mijn grote verbazing keek ik niet omhoog naar de sterrenhemel

zoals in een normaal planetarium, maar naar beneden,

een zwarte diepte in. De eerste beelden verschenen. Ik zat

in een raket, en opeens zag ik door het raampje de aarde.

Een blauwe knikker, beschermd door een ragfijne sluier, de

dampkring. Het leek alsof ik naar een levend kunstwerk keek,

een bol vol ongerepte schoonheid, in een donker universum

vol sterren. De camera zoomde in en uit, en ik voelde me

nietig klein worden. Ik zag oceanen, onweersbuien, wolkenformaties

en het magische noorderlicht. Het zijn beelden

waar ik uren gehypnotiseerd naar zou kunnen kijken.

Verbonden

Het ontzag dat het overview-effect oproept, kun je ook op

andere manieren ervaren, zo ontdek ik later. Ook op aarde

kunnen we transcenderen, oftewel boven onszelf uitstijgen.

Het zijn de magische momenten die ons zomaar kunnen

overvallen als we een wonderschoon gedicht lezen en naar

kunst kijken. Of als er op de echo in het ziekenhuis opeens

een kloppend hartje verschijnt, en het tot je doordringt dat

er nieuw leven in je buik groeit, zomaar uit zichzelf. Filosoof

Govert Derix: “Ook als je psyche delische middelen gebruikt

zoals ayahuasca of wanneer je mediteert, kun je het gevoel

krijgen dat de grenzen van het zelf vervagen – en je met het

grotere geheel verbonden voelen. Ik ervoer het ook toen ik in

het Amazonegebied was, en in contact kwam met de wilde,

oorspronkelijke natuur en besefte dat die natuur veel ouder

is dan wijzelf.” >

_ 115


DE BEDENKER

De term ‘overview-effect’ komt uit

1987, toen ruimte filosoof Frank White

er een boek over schreef. Het boek

staat vol interviews met astronauten

over hoe al dat staren naar de aarde

hen veranderde.

Neem astronaut Edward Gibson: ‘Je

gaat inzien hoe onbelangrijk je leven

en alle beslommeringen eigenlijk zijn

vergeleken met andere dingen in het

universum. Natuurlijk , je leven en

zorgen zijn voor jóú belangrijk. Maar

je beseft dat de dingen waar jij je

druk om maakt , zo weinig verschil

maken als je ze vanuit een breder

perspectief bekijkt . Daardoor leer je

te genieten van het leven zoals het is.

Het geeft je innerlijke rust .’

Van olifant tot mug

Dat mensen in gedachten de ruimte ingingen is iets van alle

tijden, schrijft filosoof en letterkundige Jules Evans in zijn

boek Filosofie voor het leven. Filosofen uit de oudheid deden

dat volgens hem al. ‘Ze stelden zich voor dat ze opstegen

en hangend in de ruimte naar beneden keken, zoals onze

populaire superhelden doen in strips en speelfilms. Ze zagen

achtereenvolgens hun straat, hun stad, hun land en tot slot

de hele planeet aarde vanuit de ruimte. Deze vlucht van de

verbeelding verruimde hun geest. Het veranderde hen in

kosmopolieten – burgers van het universum.’

Voor de klassieke filosofen was het overpeinzen van het

heelal bovendien een vorm van therapie: het plaatste hun

eigen problemen in kosmisch perspectief. Jules Evans: ‘We

zeggen wel dat bange of neerslachtige mensen van een mug

een olifant maken. Door op hun problemen in te zoomen lijkt

het alsof elk klein obstakel enorme proporties aanneemt. We

kunnen onszelf er ook in trainen het omgekeerde te doen:

door niet in maar uit te zoomen, net zo lang tot ons standpunt

kosmische dimensies krijgt en we van een olifant een

mug maken.’

Toch ken ik ook mensen die het gevoel van nietigheid in een

immens groot universum maar niks vinden. Derix begrijpt

waar ik op doel. “Sinds we weten dat de kosmos waarschijnlijk

is ontstaan na de oerknal, kunnen we tot de conclusie

komen dat we nog altijd in die oerknal zitten, en we dus

bewoners zijn van een explosie. Als je dat in je achterhoofd

hebt wanneer je naar het universum kijkt, kun je ongelooflijk

pessimistisch worden. Je kunt concluderen dat we in het

ruimtepuin zitten, en een van die brokjes toevallig de aarde

is geworden. Maar je kunt ook reageren vanuit verwondering

en verbijstering. De adembenemende ervaring dat er vanuit

die explosie inderdaad zoiets kon ontstaan als een planeet

waar een intelligente soort op leeft die naar zichzelf en de

sterrenhemel kan kijken, en het spektakel met eigen ogen

kan aanschouwen.”

denk als een astronaut

Na de ruimtereis in het omgekeerde planetarium kreeg ik

nog een documentaire te zien, waarin onder anderen André

Kuipers, Wubbo Ockels en Govert Derix uitleggen hoe we

de beelden kunnen duiden die we net hebben gezien. Alles

viel voor mij op z’n plek, en met tranen in mijn ogen keek

ik naar de afscheidsspeech van Wubbo Ockels, waar de

documentaire mee eindigt. “Als jullie net zo denken als een

astronaut, gaan jullie van de aarde houden zoals anderen

niet kunnen. En als je echt van iets houdt, wil je het niet

kwijtraken. Mijn vrouw wil mij niet kwijtraken. Ze wil er alles

aan doen om mij te laten leven. Dat is de liefde en houding

die de mensheid tegenover de aarde moet hebben. Wij

mensen, afkomstig uit dezelfde moleculen van een enorm

krachtige ster die is ontploft. Wij, die in miljarden jaren het

leven hebben ontwikkeld. Wij, de mens heid, zijn zo sterk

dat we de aarde kunnen redden.”

ILLUSTRATIES JOANNE HENDRICKX – @HELOBIRDIE_ART, YELENA BRYKSENKOVA

116 _

Het Columbus Earth Center in Kerkrade heet nu het Discovery Museum. Het overview-effectprogramma dat Otje

beschrijft, is vervangen door Revolutie Aarde. Hierin kun je nog steeds van boven naar de aarde kijken, maar ligt

de focus vooral op hoe we de toekomst van de aarde rooskleuriger kunnen maken.


Het Zweedse begrip ‘lagom’ betekent:

niet te veel, niet te weinig. Journalist

Annemiek Leclaire zocht uit wat we

daarvan kunnen leren.

44 _ -- TEKST ANNEMIEK LECLAIRE ILLUSTRATIES DEBORAH VAN DER SCHAAF --


Inzicht


aan het teken denken als ik ’s nachts wakker word met stress

omdat ik te veel te doen heb. Dan zie ik een Chinees huisje

voor me waarvan de balken scheurtjes beginnen te ver tonen.

‘Tot de kern doordringen’ betekent in mijn geval: matigen.

Ik weet dat het een luxepositie is, maar ik vind het weleens

lastig om met dat teveel aan alles om te gaan. Wat we eten,

drinken, kopen, hoe we met ons werk, internet en WhatsAppgroepen

omgaan, wat we onze kinderen geven: het is een

evenwichtskunst geworden om de balans te houden. Filosoof

Marli Huijer stelt in haar boek Discipline zelfs dat ‘omgaan

met overvloed net zo lastig blijkt als omgaan met armoede’,

wat me dan weer iets te ver gaat.

Bij dat koorddansen over alle verleidingen en aflei dingen

zijn schuldgevoel en zelfbeheersing de twee kanten van de

stok in mijn handen. Het zijn behoorlijk agressieve krachten.

Kunnen we dat gevoel van ‘zo is het genoeg’ niet ervaren

op een meer harmonieuze manier? Kunnen we niet matigen

zonder dat het als matigen aanvoelt? Zoals in Zweden, waar

het lagom heet.

Grote overschrijding, zo heet een hoofdstuk in het oude

Chinese wijsheidsboek I Tjing. Het gaat over het Chinese

teken ‘ta kwo’ dat ‘onmatigheid’ betekent. ‘De belasting is

te groot voor de dragende krachten,’ luidt de bijbehorende

tekst. ‘De nokbalk, waarop het gehele dak rust, buigt door,

omdat de dragende uiteinden ervan te zwak zijn.’ Het advies

luidt: ‘Dring zachtjes tot de kern van de situatie door om tot

een verandering te komen.’

Aan dit eeuwenoude oosterse teken voor onmatigheid moet

ik vaak denken als ik ’s ochtends geradbraakt wakker word,

als ik afspraken heb gemaakt waarvoor ik eigenlijk geen tijd

heb. Als ik mijn kinderen in hun schermen zie verdwijnen of

als ik naar de uitpuilende kasten in mijn huis staar. Ik moet

Levensstijl

In de inleiding van het boek van Oliver Johansson, Living

lagom – 250+ simple steps to a balanced, happier & more

sustainable life, staat een plaatje van een weegschaal. Het

is de perfecte illustratie van het thema van het boek: evenwicht

zoeken. Het Zweedse principe lagom betekent ‘niet

te veel en niet te weinig: precies goed’. Zweden gebruiken

het om aan te geven dat ze precies genoeg gegeten hebben,

dat er precies genoeg melk in de koffie zit of dat het water

precies de juiste temperatuur heeft om een eindje te gaan

zwem men. Het komt uit de elfde eeuw toen de Vikingen een

hoorn met wijn lieten rondgaan waaruit iedereen precies

voldoende dronk om de hele groep te kunnen voorzien.

Volgens Johansson is het hele leven in Zweden van dit

matigingsprincipe doordrongen. ‘Kleding, koken, sporten,

geld: er is geen aspect van ons leven waarop we het begrip

lagom niet kunnen toepassen,’ schrijft hij. Een lagom levensstijl

betekent volgens hem een goede balans tussen leven

en werk, en aandacht voor de mensen die het belangrijkst

voor je zijn. ‘Niet méér nemen dan je nodig hebt. Niet van

de planeet, niet van anderen, niet van je eigen reserves.’

Omdat de Scandinavische landen zo hoog scoren in de

wereld-geluks-top-tien, is er van Zuid-Korea tot Brazilië

interesse voor wat het leven van de Noord-Europeanen zo

goed maakt. Naast het Deense begrip hygge, dat zoiets

als ‘gezelligheid’ betekent, heb je dus het typisch Zweedse

lagom. In het boek The lagom life – A Swedish way of living

van de Zweedse Elisabeth Carlsson, die met haar man,

twee kinderen en een kat in Londen woont, beschrijft ze

deze Zweedse levensstijl, die erop gericht is ‘jezelf niks

te ontzeggen, maar je ook niet te buiten te gaan aan de

goede dingen van het leven.’

“Een lagom benadering van het leven, van ‘niet te veel en

niet te weinig’, leidt tot tevredenheid,” zegt Carlsson vanuit

46 _


Londen. “Het is een leven waarin je de tijd krijgt om de dingen

te doen die je het liefste doet, dingen die waarde toevoegen.

Dat zijn vaak de kleine, dagelijkse dingen, zoals een moment

de tijd nemen om met een vriendin koffie te drinken, even

van de natuur te genieten, een voedzame maaltijd te maken

voor je gezin of wat het ook maar is dat je een gevoel van

kalmte en balans geeft.”

Zelf houdt ze balans met simpele pleziertjes als fika (de

Zweedse koffiepauzes), de kaarsen branden die haar moeder

heeft gemaakt en het verbouwen van haar eigen groenten.

Hoe kunnen niet-Zweden nou leren om dit principe toe te

passen? “Dat vind ik nog best moeilijk om uit te leggen,”

geeft ze toe. “Ik ben zelf met lagom opgegroeid, het is zo met

mij verweven geraakt dat ik nog moet uitzoeken hoe ik het

anderen precies kan leren. Het is een beetje als iemand uit

een ander land je eigen taal leren spreken. Zelf ken je je taal

perfect, maar hoe breng je het over? Waar het in elk geval om

gaat, is het teveel in je leven ervan af te schrapen. Stripping

the excess. Om nee te leren zeggen tot je dat moment van

lagom bereikt: dan ervaar je tevredenheid, dan ervaar je wat

genoeg is.”

Het doet me denken aan een lezing van de Britse druktegoeroe

Tony Crabbe. Tijdens een presentatie in Amsterdam

zei hij: “Als je twijfelt of je iets wel of niet moet doen, vraag

jezelf dan eens af wat het je kost als je er ja op zegt.” Hij

bedoelde: als je ja zegt, kun je iets wat misschien nóg meer

waarde voor je heeft, niet meer doen. Overdaad, was zijn

betoog, is niet onschuldig, overdaad schaadt.

Een beetje langzamer graag

“Als je zegt: we moeten gematigd leven, klinkt dat niet fijn,”

zegt de Zweeds-Amerikaanse Anna Brones vanuit Portland.

“Mensen denken: bah, we moeten met van alles ophouden,

van alles laten staan. Maar lagom betekent niet dat je overal

mee moet stoppen, maar dat je de juiste waarde toekent

aan de dingen waar je het meeste van geniet. Lagom zit

’m in het kunnen genieten van ervaringen gedurende een

gewone dag.”

Brones schreef Live lagom – Balanced living, the Swedish

way. Ze is opgegroeid in Seattle, maar bracht de zomers bij

familie in Zweden door. Daar viel om de haverklap het woord

lagom. Waar lagom mee begint, zegt ze, is vertragen. “Want

je kunt geen maat houden als je maar rondrent. De ene disbalans

leidt tot de andere. Als je te veel werkt, ga je sneller

ook andere dingen ongematigd doen, zoals te veel drinken

en eten. Dan neem je geen tijd om voor jezelf of je gezin een

gebalanceerde maaltijd te koken, of je neemt geen tijd om

te wandelen, dus krijg je niet genoeg beweging.”

Dat zegt ook Elisabeth Carlsson in Londen: “Als ik al mijn

wilskracht op kantoor al heb verbruikt, ben ik tegen de tijd

dat ik naar huis ga veel kwetsbaarder voor verleidingen,

en ben ik kattiger tegen mijn gezin. Maar als ik tijdens mijn

werk de tijd heb genomen voor een pauze of een ommetje,

zeil ik ook rustiger door de rest van de dag.” >

10X MEER LAGOM

1. Slow down

2. Kaneelbroodjes bakken

3. Een kop koffie drinken

in het park

4. Een praatje maken met

iemand die je leuk vindt

5. Op tijd van je werk

naar huis gaan

6. Met aandacht koken

7. Een wandeling maken

8. In een boek lezen

9. Een kaars aansteken

10. En dat iedere dag

_ 47


De ruggengraat van de Zweedse lagom-dagen zijn goede

gewoonten, zoals fika: de koffiepauzes die heilig zijn. Maar

ook: op tijd van het werk naar huis gaan. Sommige Zweedse

bedrijven experimenteren op dit moment zelfs met zesurige

werkdagen. De andere sleutel tot succes lijkt te liggen in wat

Anna Brones ‘geplande verwenmomenten’ noemt: een paar

keer per dag de tijd nemen om van iets te genieten. “Een fijn

moment voor jezelf creëren.”

Dit komt overeen met wat de Nederlandse filosoof Marli

Huijer stelt in haar boek Discipline. Als je genotsmomenten

inplant, zoals een glas wijn ’s avonds, een winkeluitje met

een vriendin eens in de drie maanden, ben je op andere

momenten minder geneigd je aan iets te buiten te gaan.

Haar partner, zo vertelde Huijer eens in een interview, loopt

eens per dag naar de kruidenier om een biertje te halen.

Als hij een krat thuis heeft staan, drinkt hij er meer dan één.

Zelfs onmatigheid valt in te plannen. “Met Kerstmis eten

we ons in Zweden helemaal gek aan koek en taart,” zegt

Brones. “De rest van het jaar eten we die hoeveelheden dus

niet.” Met andere woorden: koester je tradities.

Lagom betekent niet automatisch minderen. Voor hen die

zichzelf veel ontzeggen, betekent het misschien wel het

tegenovergestelde. De boeken van Johansson, Carlsson

en Brones gaan niet over killerbody’s en fitgirls, maar over

met mate sporten en bewegen. In de Scandinavische focus

op een goede kwaliteit van het dagelijks leven is geen plaats

voor extremiteiten.

“Vooral hier in de Verenigde Staten hebben mensen de

neiging om van het ene extreme in het andere te vallen,”

zegt Brones. “Of je eet vreselijk slecht en komt niet van de

bank of je schiet naar de andere kant, drinkt alleen nog

groene smoothies en staat om vijf uur ’s ochtends op om

naar de sportschool te gaan. Lagom is natuurlijk een stuk

saaier. Het is veel sexyer om te zeggen: ‘Ik ben nu op dit

dieet!’ dan proberen uit te leggen dat je probeert te eten

en te sporten en te leven op een gebalanceerde manier.

Het staat bovendien haaks op de cultuur waarin we elke

dag op televisie of social media of in boeken en tijdschriften

horen dat we meer moeten doen, en meer moeten hebben.”

Lekker saai

De Zweden zelf vinden de toenemende aandacht voor lagom

best gek. De keerzijde van lagom, van gemiddeld leven, is

‘gemiddeld zíjn’. Met die basishouding kan het zijn dat je je

op een beetje verkrampte manier gaat aanpassen aan de

heersende moraal, omdat het voelt alsof je niet heel sterk

mag afwijken. Vergelijk het met het Nederlandse: doe maar

normaal, dan doe je al gek genoeg.

“Mijn moeder is een Zweedse kunstenaar, en die haatte dat

aspect van lagom,” vertelt Anna Brones. “Dat vindt ze in de

Verenigde Staten juist zo fijn, dat je daar je hoofd boven het

maaiveld mag uitsteken.”

Zelf merk ik dat ik dat saaie aspect van lagom heel goed

toepasbaar vind. Gisteren bijvoorbeeld, ik had nog veel

werk liggen, maar sloot toch mijn computer in de vroege

avond om in de zon naar de groenteboer te wandelen, en

daarna voor mijn kinderen lekker te koken. Het gaat ook

verder dan tijdsbesteding. Lagom blijkt toepasbaar op alles.

Zo vroeg ik me de afgelopen week vaak af: is dit lagom om

te doen? Is dit lagom om af te spreken? Is dit lagom om te

eten? Is dit lagom om tegen iemand te zeggen? Alleen al

de vraag stellen maakt een intuïtie wakker die best blijkt

te weten wat de juiste maat is. We weten diep vanbinnen

misschien allemaal wel wat die gulden middenweg is, wat

goed is om te doen en wat goed is om te laten. We hebben

alleen een Zweeds woord nodig om ons dat in herinnering

te brengen.

HANDLETTERING FEMME TER HAAR

48 _


Op de volgende pagina’s kun je je lievelingsdingen opschrijven, zo vergeet je ze niet in te plannen.


100 _

Sanne Boekel maakte ‘Spider’, ‘The arsonist’ en ‘De opstand’.

De overige zines zijn van Anne Stalinski, Ashley Ronning en Yum Yum.


-- TEKST ILSE SAVENIJE --

Inspiratie


In tijdschriftenwinkels, op Instagram en op craftmarkten kom

ik ze tegen: zines. Zelf uitgegeven minitijdschriften, vaak over

een specifiek thema, gemaakt van een stapel gekopieerde,

dubbelgevouwen A4’tjes met een nietje erdoor. Of soms

net iets professioneler: gezeefdrukt of met felgekleurde

illustraties. Er zijn zines over planten, over feminisme, over

katten en over muziek. Mijn DIY-hart gaat harder kloppen van

al die boekjes: ik koop me een ongeluk (want een zine kost

vaak maar een euro of drie) én ik wil zelf aan de slag. Maar

hoe enthousiaster ik word, hoe meer vragen er oppoppen.

Hoe start je zoiets? Waar verkoop je je blaadjes? En hoe

print je ze, als je het ook een beetje mooi wilt hebben?

Tijdsbeeld

Op blogs en in boeken duik ik in de wereld van zines.

Het woord blijkt van fanzine te komen, wat op zijn beurt is

afgeleid van fandom. Want daar ligt de oorsprong, leer ik:

vanaf de jaren twintig, toen sciencefiction en strips nog niet

zo mainstream waren, verenigden fans zich door simpele

boekjes samen te stellen en uit te wisselen. Dat nicheaspect

is nog steeds kenmerkend voor zines: makers en

lezers vinden elkaar dankzij hun gedeelde interesse. En

door die thema’s worden ze verspreid in kleine oplages:

een paar honderd of nog minder. Met zo’n blaadje kun je

dus op een goedkope maar krachtige manier een statement

maken. Daarom waren ze door de jaren heen kenmerkend

voor hun tijd. In de punktijd van de jaren zeventig gingen

ze over muziek, in de decennia daarna volgden politieke

thema’s als feminisme en het milieu. Dat protestrandje zie

ik ook nu veel terugkomen. Behalve luchtige boekjes over

35mm-fotografie en koffie, duiken er minstens zo veel op

rond eigentijdse (en soms controversiële) thema’s als body

positivity, het klimaat en de LGBTQ-gemeenschap. Zines

kunnen (minderheids)groepen een podium bieden dat ze

anders niet zo vaak krijgen – van transgender personen tot

mensen met een handicap. Zij kunnen onderwerpen aan de

kaak stellen waarover volgens hen gepraat moet worden.

Het gaat hen dus niet zozeer om het verspreiden van kennis

of regels, maar om de vrijheid om hun stem te laten horen.

Maar de hernieuwde populariteit zit ’m in nog veel meer,

leer ik als ik met mensen uit de zine-scene praat. “Als

tegenhanger van het vluchtige internet hebben mensen

weer behoefte aan iets handgemaakts, iets tastbaars,”

vertelt Karin de Jong van de PrintRoom in Rotterdam, waar

ontwerpers aan de slag kunnen met hun eigen publicaties.

“Daarnaast worden de uitgeef- en kunst wereld steeds

commerciëler. Zine-makers daarentegen zijn zelfredzaam

en hebben het hele proces zelf in de hand.” Bij het maken

van een zine ben je dus schrijver, illustrator, vormgever,

distributeur en uitgever in één.

En al zitten de meeste makers al in de creatieve hoek (of

gaan ze dankzij hun zine meer met hun creativiteit doen),

iedereen kan het. Karin: “Als je een idee hebt, kun je meteen

aan de slag en heb je als je wilt dezelfde avond een blaadje

voor je neus liggen.”

“Zines zijn in de underground-scene eigenlijk nooit weggeweest,”

vertelt Carlien Peijsel van Kapitaal, een open

studio voor zeefdruk, ets en riso in Utrecht. “Maar door

social media zijn ze beter zichtbaar en hebben ze ook

invloed op een groter publiek.” Dat sluit aan bij wat Karin

me vertelde: “Mensen vinden elkaar online en zo ontstaat

een wereldwijd netwerk. Je zine duikt mogelijk niet alleen

op in je eigen woonplaats, maar ook in Tokio of New York.”

Zelf heb ik net het werk van Ashley Ronning uit Melbourne

ontdekt. Ze maakt boekjes over tuinieren in de herfst en

zwarte gaten in de ruimte, heel interessant. Ashley: “Het

internet is niet alleen een manier om de wereld te vertellen

wat je doet, maar ook een geliefd thema op zich. Kijk naar

alle zines over memes, emoji’s, eBay en Tinder.”

kleinschalig

Behalve online kun je ook ‘zinesters’ ontmoeten en blaadjes

(ver)kopen op zine-fairs. Vooral in Duitsland, België en het

Verenigd Koninkrijk zijn dit soort beurzen, naast de vele

workshops en zine-libraries, een levendige business. Ik

bezoek er een in Tilburg. In een voormalige locomotiefhal

vindt Wobby Wonderland plaats, genoemd naar het tijdschrift

102 _


Wobby dat wordt gedrukt met een soort stencilmachine.

Organisator Marjolein Schalk: “Een zine-festival is de perfecte

manier om elkaar te ontmoeten. Het is vaak kleinschalig en

je verkoopt niet per se veel, maar de community is een

belangrijke reden om samen te komen. Steeds vaker zie

ik kleine netwerken of collectieven ontstaan: de nieuwe

generatie zine-makers wacht niet af, maar organiseert zelf

iets.” Marjolein begon eind 2014 met Wobby om werk te

publiceren van zichzelf en gelijkgestemde tekenaars, en

inmiddels verschijnt het vier keer per jaar. “In die zin is het

meer een tijdschrift, want een zine wordt onregelmatig of

zelfs eenmalig gemaakt. Wobby verschijnt op vaste data

en we werken meer vanuit een concept, terwijl een zine

veel vrijer is.”

Wat Wobby en de ‘echte’ zines gemeen hebben, is het

kleinschalige en de handmatige manier van drukken. Zo

werkt Marjolein met een risoprinter, een techniek die ook in

de zine-scene steeds populairder wordt. “De scheidslijn is

soms dun,” legt ze uit. Wat ik zelf zo leuk vind aan zines,

is dat hoe, hoeveel en waarover eigenlijk niets uitmaakt. Ze

worden niet gemaakt om geld mee te verdienen, het plezier

en de kracht zitten ’m in het maken én het delen. Marjolein:

“Door een thema, formaat of kleur te kiezen, heb je een

beetje houvast. Verder ben je helemaal vrij.”

Rare uitlaatklep

Dat zines veel speelruimte bieden, blijkt wel uit de immense

diversiteit die ik tegenkom op de fair. Behalve professioneel

geïllustreerde blaadjes zie ik mini-zines van een paar centimeter

groot, met één nietje erdoor of een touwtje eromheen.

Er zijn zelfs poster-zines die je opgevouwen kunt lezen of

uitgeklapt kunt ophangen. Al net zo inspirerend is het

communitygevoel. Ondanks het grote aantal illustratoren

en uitgevers is de sfeer niet competitief, maar gezellig. Alsof

iedereen elkaar kent. Anne Stalinski werkt als illustrator vaak

alleen. “Zo’n fair is een concentratie van gelijkgezinden,”

vertelt ze. “Je bent geen concurrenten, maar denkt bij het

werk van een ander: wat leuk, zo kan het ook.” Er wordt

onderling dan ook veel geruild. “Zines zijn een sympathieke

manier om je werk te laten zien. Je haalt er sowieso geen

economisch succes uit. Vaak werk je als illustrator of voor

een klant voor geld, of je tekent voor jezelf. Dit is een leuke

tussenvorm.” Ze drukt me een geel boekje in mijn hand van

twaalf pagina’s met op elk een tekening. “In zines kun je de

gekste onderwerpen kwijt, ik zie het als een rare uitlaatklep.

Mijn volgende zine gaat over complottheorieën.”

Bij Floor van Meeuwen (die om het jaar het Spread Zinefest

in Groningen organiseert) koop ik twee zines: een met

knipsels gebaseerd op een Playboy uit de jaren zeventig >

Volg de hashtag #zine

op Instagram.

Volg een workshop of

bezoek een zine-fair,

bijvoorbeeld via Wobby.club

in Tilburg (hier vind

je ook exposities) of

Kapitaalutrecht.nl.

Streef niet meteen naar

dé perfecte zine. Maak hem

desnoods eerst voor jezelf,

of druk tien stuks af

voor vrienden en familie.

_ 103


– inclusief getekende centerfold – en een over koffie. De

reflectie van licht maakt de zwarte inkt op het zwarte

papier zichtbaar. Haar aanbod is divers, van simplistisch

tot gedetailleerd. “Mijn zines gaan over kruiden, de kleur

indigo, verzamelingen roerstaafjes, plastic dat ik tegenkwam

op reis. Per editie bedenk ik: waar ben ik nu mee bezig?

Vaak maak ik niet meer dan veertig exemplaren per keer.”

De Antwerpse Shamisa Debroey en Charlotte Dumortier van

Yum Yum maakten zines met strips en tekeningen over

noedels, Kanye West en clickbait. “Dingen die ons opvallen

in de wereld geven we een eigen twist.” Op Wobby Wonderland

geven ze een workshop waarbij je in twee uur samen

een zine maakt. “Samen iets maken is minder stressvol en

verrassend,” vinden ze. Waar sommige zine-makers het liefst

alles zelf doen, geeft het Shamisa en Charlotte juist iets

extra’s om de controle en het eindresultaat los te laten.

“Door met anderen te tekenen, blijf je niet in je eigen denkbeelden

hangen.” Dat herken ik in zines waarbij co-makers

ieder een pagina insturen en zo samen een thema belichten.

Als fluorroze kopieën uit de risoprinter komen rollen, sprint

Shamisa weg: “Haaa, zalig! Dit is waar ik ’s morgens voor

opsta, kleuren zoals deze!”

Print als podium

Bij Sanne Boekel staat een omgebouwde sigarettenautomaat

op tafel waar je voor een paar euro een boekje

uit trekt. In haar werk zie je invloeden terug uit de punk-zines,

met donkere kleurvlakken en met statements in vette

letters. Tekenen ziet ze als guerrilla-activisme. “Zines zijn

voor mij een makkelijke manier om een boodschap over

maatschappelijke onderwerpen te verspreiden. Ze zijn

tegenwoordig vaak esthetisch of visueel, en ik ga graag

een discussie aan over identiteit of seksualiteit.”

Ook op andere plekken komt het kopieergevoel terug,

geïnspireerd op de ‘it’s not about the money, it’s about the

message’-tijd. Vier vrienden verkopen hun zine Murf/Murw.

“We werken niet met thema’s, maar geven alleen een plekje

aan vrienden die een platform missen voor wat ze willen

zeggen. Met de omzet – drie euro per zine – kunnen we

nieuwe edities drukken.” Marjolein Schalk van Wobby.club:

“De jaren tachtig zijn weer hip. Niet alleen in de mode, ook

in vormgeving zie je het terug. Die ‘net niet’-look, een beetje

lelijk zelfs: daar bewust voor kiezen kan een maatschappelijk

betrokken boodschap extra kracht bijzetten.”

Door de verscheidenheid aan zines die ik hier tegenkom,

wordt een groot deel van mijn koudwatervrees weggenomen.

Als zo veel mensen een zine kunnen maken, moet ik het toch

ook kunnen? Maar al heb ik ideeën en tekeningen genoeg,

vooral de gedachte aan (dubbelzijdig) printen, binden en

verspreiden houdt me een beetje tegen. Marjolein: “Denk

er niet té veel over na en begin met een kleine oplage. Je

kunt ook je eerder gemaakte schetsen bundelen, zonder

achterliggende bedoeling. Daarna kun je bijschaven of de

aantallen vergroten.” Ze herkent wel dat het distributiegedeelte

kan afschrikken: waar verkoop je je zines? “Om te

beginnen kunnen volgers je op Instagram een privé berichtje

sturen en regel je de betaling en het versturen onderling. Op

een marktje of beurs kom je mensen tegen die je anders niet

zou bereiken. Een website of webshop is een volgende stap.”

Anne Stalinski: “Een A3-vel vouwen, tekenen, scannen en

printen is het meest laagdrempelig. Daarna kun je het

ingewikkelder maken met bijvoorbeeld kleuren of met

andere drukwerktechnieken.”

DIY-charme

Hoera, ik kan van start. Het helpt om me te realiseren dat wat

ik maak, niet voor een groot publiek hoeft te zijn. Dat niet

iedereen het interessant hoeft te vinden. Mijn tekeningetjes

over een weekend Parijs, die ik op roze papier printte en

bundelde voor vriendinnen, waren eigenlijk ook al een zine.

Ik maak een indeling voor mijn zine over blij worden van

mini-avonturen en schets een poster-zine over de nineties.

Het verhalen vertellen vind ik het leukst, maar ook dat design

en activisme samenkomen – en dat je daar je eigen keuze

in kunt maken. En: het hoeft niet allemaal perfect. Leve de

DIY-charme van zinesters.

ZINES SANNE BOEKEL, ASHLEY RONNING, ANNE STALINSKI, MARJOLEIN SCHALK (WOBBY), SHAMISA DEBROEY & CHARLOTTE DUMORTIER (YUM YUM) HANDLETTERING FEMME TER HAAR

104 _


Sanne Boekel

Anne Stalinski

Anne Stalinski

Wobby

.


DRIE MENSEN VERTELLEN.

INTERVIEWS RACHEL VIETH (THIJMEN), KLAARTJE SCHEEPERS (SABRINE), EVA LOESBERG (LINDA) FOTOGRAFIE JM RANAIVOSON (SABRINE) HANDLETTERING KOP FEMME TER HAAR

THIJMEN

Groenteteler

SABRINE

Danscoach

LINDA

Broodbakker

_ 21


‘BUITEN ZIJN

MAAKT RUSTIG.

DE NATUUR IS

MIJN PLEK OM

OP TE LADEN’

Thijmen Böekling

34 jaar Amsterdam

verbouwt groente, kruiden

en bloemen op een eigen akker

en verkoopt ze in kratjes

@thijmenstuin, Thijmenstuin.nl

Wat ben je aan het doen?

“Aan de rand van Amsterdam heb ik een

kleine akker waar ik groente, kruiden en

bloemen teel. Je kunt het zien als een grote

moestuin, alleen kweek ik voor de verkoop.

Mensen krijgen elke week een krat gevuld

met wat in dat seizoen groeit: tuinbonen in

juni of tomaten in augustus bijvoorbeeld.”

Had je altijd al groene vingers?

“We hadden vroeger thuis wel een tuin,

maar ik kreeg de smaak pas echt te pakken

toen ik voor mijn studie voeding en diëtiek

een stadslandbouwproject deed. Daarna

ging ik steeds meer zelf telen, en ik had er

zo veel plezier in dat ik mijn stage bij een

tuinder deed. Toen ik via hem de kans kreeg

om grond te pachten, begon ik voor mezelf.”

Hoe kies je wat je laat groeien?

“Het moet sowieso seizoensgroente zijn.

Daarnaast vind ik het erg leuk om gewassen

te kweken die je niet zo vaak tegenkomt.

Bijvoorbeeld radijsjes die je alleen in Frankrijk

ziet, van die lange rode met een wit puntje.

Of sla die je niet in de supermarkt vindt, zoals

Grenobloise rouge. Dat is een wat stevigere

soort, waarschijnlijk een voorloper van de

gewone ijsbergsla.”

Welke groente is je favoriet?

“Tomaten. Die hebben van de akker zo veel

meer smaak dan de soorten die je in de

supermarkt koopt. Ook anderen zijn daar

laaiend enthousiast over. Gewone tomaten

worden meestal gekweekt op steenwol, de

voedingsstoffen krijgen ze via een waterleiding.

Ik teel tomaten in de volle grond,

dat maakt de plant sterker en de smaak

lekkerder. Vooral het type grond is belangrijk:

Franse wijnboeren noemen de relatie van

planten met de grond ook wel terroir. Daarbij

verbouw ik ook nog eens heel oude tomatenrassen,

die voelen extra speciaal. Eigenlijk

zijn er van alle soorten groente ontelbaar

veel verschillende rassen. De nieuwe zijn

ziektebestendiger en langer houdbaar, dat

zijn de tomaten die je in de supermarkt

vindt. Die blijven goed tijdens het transport

en ze liggen er mooi bij. Maar de oude rassen

hebben veel meer smaak. En daar gaat het

uiteindelijk toch om?”

Je werkt veel buiten, wat doet dat

met je?

“Mijn werk is erg fysiek, dat vind ik ook

prettig. En buiten zijn maakt rustig: je krijgt

weinig prikkels. Dat geldt voor veel meer

mensen uit de stad, denk ik. De natuur is

voor mij een plek om op te laden, geen

recreatiegebied. Ik denk dat het goed

is om de natuur een plek te geven in je

dagelijks leven. Tuinieren is een mooie

manier om dat te doen.” >

22 _



‘ EEN BROOD

HOEFT NIET

AAN DE MUUR

TE HANGEN’

Linda Ring

51 jaar Stockholm

interieurontwerper/stylist,

broodbakker Saligstudio.com,

@lindasofiaring

Wat ben je aan het doen? “Dingen

mooi maken, ik kan niet anders. Van de

zuurdesembroden die ik bak voor mijn

gezin maak ik kleine kunstwerken met

gezichten en patronen. Het fijne is dat ze,

in tegenstelling tot mijn werk, niet perfect

hoeven te zijn. Als ontwerper en stylist leg ik

de lat hoog, maar een brood komt niet aan

de muur te hangen, je eet het op. Het hoeft

niet aan verwachtingen te voldoen: heerlijk.

Bakken ontspant. Toen ik een burn-out had

en twee jaar uit de running was, hielp het me

erbovenop.”

Waarom brood? “Als ik maar één ding

mocht eten, was het brood. Ik ben er zo dol

op! Helaas betaal je bij de bakker in Stockholm

tien euro voor een gezond brood. Dus

toen ik thuis kwam te zitten, besloot ik het

zelf te gaan bakken. De desemstarter koop

ik voor een euro. Het enige wat je verder

nodig hebt, is water en meel – en ik gebruik

graag rogge. Als ik alles gemixt heb, laat ik

het zes uur op kamertemperatuur rijzen,

daarna zet ik het minstens twaalf uur in de

bakvorm in de koelkast. Dat is het grote verschil

met supermarktbrood: zuurdesem staat

zo lang dat de gluten uit elkaar vallen. Gist

was een geweldige uitvinding in de jaren

zestig: je kon een brood ineens in twee uur

bakken in plaats van in twee dagen. Alleen

zijn de gluten dan nog niet afgebroken. Veel

mensen hebben nu last van glutenintolerantie.

Mijn buik lijkt een ballon als ik supermarktbrood

eet.”

Versierde je de broden al vanaf het

begin? “Wat ik meteen al deed, was de

bovenkant bewerken, zodat er een leuk

patroon ontstond. Het idee van de gezichten

kwam later, toen mijn zoon me een keer hielp

en er een mannetje van maakte. Sindsdien

versier ik de broden met van alles: een

vogel, hoed, olifant. En gezichten komen

altijd terug.”

Hoe gaat het inmiddels met je? “Toen

ik na twee jaar weer fulltime terugkwam als

creatief directeur bij een groot veilinghuis,

werd ik ontslagen. Ik werkte er al vijftien jaar,

maar ze vonden het maar niets dat ik een

burn-out had gehad. Eerlijk gezegd voelde

ik me ook bevrijd. Dankzij het bakken vond

ik mijn creativiteit terug en sindsdien doe

ik alleen nog dingen waar ik echt blij van

word. Mijn broden hebben me gered, dat

klinkt misschien wat theatraal, maar zo

voelt het.” >

24 _



‘ TEVOORSCHIJN

KOMEN,

DAT IS DE

EERSTE STAP’

Sabrine ‘Sabou’ Ewies

33 jaar Amsterdam

helpt als danscoach om

beter in je lijf te komen

Saboudanceacademy.com

Wat ben je aan het doen? “Vier jaar

geleden begon ik mijn eigen dansschool.

Daar geef ik les als danscoach, vooral in

urban Afro dances. Mijn doel is vrouwen uit

hun hoofd te laten komen en weer contact

te laten maken met hun lijf, zichzelf en

anderen. Beweging is de manier: via dans

help ik ze groeien als danser en als persoon.

Mijn school moet een veilige plek zijn waar ze

zich zonder angst kunnen uitdrukken, mogen

ontdekken wie ze zijn en lol kunnen maken.

Zelf weet ik waar het over gaat: ook ik vond

lange tijd mijn lijf niet goed genoeg.”

Wat maakt Afrikaanse dansen juist

zo bruikbaar? “Ze zijn uitnodigend en

zitten vol plezier. Ik doe veel met de Azonto,

een Ghanese dans die er echt voor gemaakt

is om jezelf uit te drukken. Hij kwam op mijn

pad toen ik Noord-Afrika miste, waar ik ben

opgegroeid in een huis vol mensen, eten in

overvloed en energie. Ik had moeite met het

individualisme hier en had behoefte aan

verbinding. Dat is precies waar de Azonto

over gaat: dansen vanuit je gevoel en hart.

Sommige mensen twijfelen of deze dans

wel iets voor ze is. Maar de Azonto past bij

iedereen, welke kleur je ook hebt.”

Wat is de eerste stap om beter in je

lijf te komen? “Tevoorschijn komen. Veel

mensen zijn zich erg bewust van zichzelf en

focussen op techniek, pasjes en of ze het

wel goed doen. Ik leer ze verwachtingen

loslaten, ontspannen en contact maken met

hun gevoel – laat de muziek jou maar leiden

in plaats van andersom. Luister naar wat er

in jouw hart, heupen en lijf gebeurt. Ik leer

ze dat je elke dag een nieuwe kans hebt om

te zijn wie je wilt zijn, en niet wat je mama,

familie of wie dan ook goed vindt. De grap

is: juist als je meer in tune bent met jezelf,

kun je je makkelijker met anderen verbinden.”

Hoe help je ze die stap te maken?

“Dansen doe je samen, je leert van elkaar.

Daarom zijn hier geen spiegels, want dan

ga je voortdurend op jezelf letten in plaats

van contact te maken met anderen. Het

werkt: mijn school is steeds meer een hangout.

Mensen spreken na de lessen samen

af, heel mooi om dat te zien ontstaan.”

Wat leer je zelf van je leerlingen?

“Geduldig zijn, want niet iedereen heeft

hetzelfde tempo. En eerlijk zijn. Dansen

kan veel losmaken; als iemand veel heeft

meegemaakt, zie je dat in het lijf. Sommige

leerlingen zijn daar heel open in. Ik heb

altijd geleerd om problemen alleen op te

lossen en vooral mijn vrolijke kant te tonen

– dat is ook een cultureel ding. Nu ben

ik een nieuwe weg ingeslagen. Want als

ik verwacht dat anderen zich overgeven,

moet ik zelf ook kwetsbaar zijn. Het heeft

het contact rijker gemaakt.”

26 _


Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!