Kleuterzaken 2025-2
Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!
Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.
Kleuterzaken
Voor professionals in het kleuteronderwijs Maart 2025 #02
De kracht van
observeren
11
focuspunten
van de
inspectie
Amelie, De Marshof, Zwolle
De huishoek Ogen en oren open! Peilen Meer inzicht door spel Gratis poster
Observeren tijdens drukke momenten doe je zo! Interview “Inzicht krijgen in je eigen
handelen is soms best lastig” En nog veel meer …
Bekijk
onze website
voor een ruim
assortiment aan
spelmaterialen!
De kracht van spelend
ontwikkelen!
Advies, verkoop en pedagogische
kennis voor een professionele
speelomgeving.
WWW.JUTTER.CO
De kracht van spelend
ontwikkelen!
Ontdek de magie van de
magnetische boog!
Deze magneetboog voor aan de wand biedt kinderen een
uitbreiding in artistieke en magnetische spelmogelijkheden. Vanuit
hun eigen fantasie en creativiteit kunnen de kleine artiesten
kleurrijke structuren, repeterende patronen, fantasierijke
bouwwerken en unieke kunstwerken maken met een diversiteit van
magnetisch spelmateriaal.
%
10%
korting ontvangen
op de magneetboog?
gebruik code:
kinderzaken10
WWW.MAGNACREATIONS.EU
Verkrijgbaar in 5
verschillende kleuren!
IN DIT NUMMER
10
Waar let de inspectie op?
Observeren is een essentiële manier om zicht te krijgen op
de ontwikkeling van kinderen, want daarop baseer je je aanbod.
Maar hoe kijkt de Onderwijsinspectie hiernaar? Welke
elf elementen moeten zeker terugkomen in jouw handelen?
Peilen = spelen
Niet alle informatie die je nodig
hebt over de ontwikkeling van
je leerlingen verkrijg je door
te observeren. Soms heb je
een gerichtere manier nodig
om diepgaander inzicht te
16
krijgen. Een peilingsspel is
dan een optie.
En verder
Observeren én
reflecteren
Je observeert je leerling en
past je eigen handelen
daarop aan. Maar wat als je
dat in één systeem kunt
combineren? Leerkracht
Tatiana ontwikkelde daarom
zelf een kindvolgsysteem
met ruimte voor reflectie op
6je eigen bijdrage.
Op de hoogte 4
Uit de opleiding 8
Kleuterpraat 12
Hier vind ik wat van! 13
In de hoek 14
Aan de slag met 20
Boekrecensie 23
Interview 24
Van wetenschap naar praktijk 28
Knipoog 31
In de leerlijn 32
Dat kan anders 35
Boekrecensie 38
Kijken, kijken,
kijken …
VOORWOORD
Zo sprak Minuchin, een bekend psycho- en gezinstherapeut in
de jaren 80. Hij stelde dat je altijd moet kijken naar de context.
Nooit alleen op het kind focussen, maar breed kijken; wat heeft
er invloed op het gedrag? ’Kijken door je wimpers’ was ook zo’n
beroemde uitspraak van hem. In de periode dat ik als kindertherapeut
werkzaam was, heb ik veel aan zijn theorie gehad. Hij
inspireerde me om naar patronen te zoeken, processen te zien
en zonder oordeel of mening te kijken. Het gaf me een andere
kijk op het kind en leidde vaak tot het begin van het begrijpen
van het kind.
Deze keer staat observeren centraal in Kleuterzaken, een onderwerp
dat me zeer na aan het hart ligt. Het is de kern van het
werken met jonge kinderen. Zonder observaties heb je onvoldoende
input om je aanbod passend uit te werken met en
voor de kinderen. Zonder observeren kun je je handelen niet
onderbouwen. Zeker jonge kinderen moet je goed ‘zien’ om
recht te doen aan hun ontwikkeling en ze op een goede wijze
te stimuleren.
Het artikel van Eveline de Goede geeft een heldere weergave
hoe de Onderwijsinspectie kijkt naar de rol van observeren in
jullie werk. Caroline van Leijenhorst sluit hier goed op aan in
‘Vanuit de leerlijn’: observeren vormt een belangrijk startpunt
vanuit het proces van handelingsgericht/opbrengstgericht werken
voor je aanbod. De poster neemt je mee naar de momenten
waarop je eigenlijk geen tijd hebt om te observeren. Terwijl het
wel die momenten zijn waarop er veel gebeurt en er dus veel te
zien valt. Toch geeft observeren soms niet voldoende informatie
over een aantal kinderen. ‘Zo kan het ook’ staat bol van informatie
over peilingsspelletjes waarmee je de diepte in kunt gaan.
Simon Hay heeft het zelfevaluatie-instrument ‘Pedagogiek
in Beeld KinderOpvang’ vertaald naar het werkterrein van de
onderbouw. Lees het interview dat gaat over hoe jullie geobserveerd
kunnen worden over je pedagogische kwaliteit.
Observeren gaat niet alleen over kinderen, het gaat ook over
jou … Laat het observeren
dus net zo belangrijk zijn
als je dagelijks handelen
en spelen met de kinderen.
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo 3
OP DE HOOGTE
Advies
schermtijd
Dat jonge kinderen beter niet te lang naar
een scherm moeten kijken, is inmiddels
wel bekend. Maar wat is ‘te lang’ en maakt
het nog uit of het dan interactief is of
passief kijken? Volgens het NJi is niet
schermtijd maar schermgebruik essentieel;
het maakt namelijk wel degelijk uit of
een kleuter een kwartier naar Sesamstraat
kijkt met een ouder, videobelt met opa of
een uur naar een YouTubefilmpje kijkt.
Want schermgebruik kan ook bijdragen
aan de ontwikkeling van een kind. De
Wereldgezondheidsorganisatie raadt
voor kinderen tussen 1 en 4 jaar maximaal
een uur aan, verdeeld over de dag. Het is
belangrijk om media te gebruiken die passen
bij de leeftijd van het kind, en actief
gebruik aan te moedigen door samen te
zingen of te bewegen. Voor kinderen van
5 tot 12 jaar wordt maximaal twee uur
verdeeld over de dag aangeraden. Ook hier
zijn geschikte inhoud en samen kijken het
belangrijkste.
Lees het artikel
voor meer tips:
Observeren?
Registreren!
In dit themanummer over observeren van
kleuters komt ook het belang van registreren
aan de orde. Want door regelmatig
en consequent te noteren wat je ziet in
relatie tot de ontwikkeling van een kind,
kun je beter je aanbod aanpassen op
wat het kind nodig heeft. Een kindvolgsysteem
is een mogelijk instrument om je
observaties in bij te houden. SLO heeft op
een rijtje gezet wat de wet zegt over het
volgen van de ontwikkeling van kinderen
en wat dat betekent voor het observatieinstrument
dat je kiest.
Scan de code voor
het artikel:
4
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo
Inspiratiegids rekenen
Het gaat niet goed met prestaties
van Vlaamse leerlingen binnen het project ‘Kwaliteits-
kleuteronderwijs. Daarom is
op met name wiskunde en vol en inspirerend kleuteronderwijs’
een inspiratiegids
rekenen. Dat bleek recent uit
de Vlaamse versie van het ontwikkeld voor kleuterklassen
internationaal vergelijkend met aanbevelingen, tips en
onderzoek van TIMSS (Trends voorbeelden om het rekenonderwijs
naar een hoger
in International Mathematics
and Science Study). “Sinds niveau te brengen. Uiteraard
2015 zien we dat Vlaanderen kunnen Nederlandse scholen
de sterkste daling kent overheen
alle landen die meedoen”, mee doen.
daar ook hun voordeel
stelt coördinator Dries Verhelst, Scan de code voor de
aldus een bericht op Klasse.be. inspiratiegids:
Een manier om deze trend te
keren, is een betere kwaliteit
van het rekenaanbod in het
Handvatten
ontwikkelingsvoorsprong
Elk kind doorloopt de ontwikkeling in
zijn eigen tempo; de een wat vlotter
en de ander wat langzamer. Nieuwe
inzichten tonen aan dat sommige
kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong
extra aandacht en begeleiding
nodig hebben om goed tot hun recht
te komen. Maar hoe herken je een ontwikkelingsvoorsprong,
hoe ga je met
ouders hierover in gesprek en hoe geef
je gericht advies? Het Nederlandse
Centrum Jeugdgezondheid heeft
daarom een brochure ontwikkeld
voor professionals: Handvatten
Ontwikkelingsvoorsprong bij kinderen
van 0 tot zes jaar. In de brochure vind
je waardevolle inzichten en handvatten
om kinderen met een voorsprong te
herkennen en gericht te begeleiden,
en eventueel door te
verwijzen.
Scan de code voor
de brochure:
Meer lezen,
beter in taal
In januari is de zevende, herziene versie uitgekomen van
de brochure ‘Meer lezen, beter in taal’, van Kees Broekhof.
In de publicatie komt aan de orde wat lezen doet voor taalontwikkeling
en wat scholen kunnen doen
om dit te bevorderen. Ook heel geschikt
voor een studiedag met je team om aan
leesbevordering te werken.
Scan de code voor de brochure:
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo 5
IN DE GROEP BIJ
Een zelfontwikkeld volgsysteem
Observeren en
reflecteren
Tatiana Lenferink is leerkracht en observeert kleuters
planmatig en vanuit een holistische zienswijze. Ze kijkt
met een door haar zelf ontwikkeld kindvolgsysteem
naar de totale ontwikkeling en gebruikt de gegevens
tweeledig. Ze volgt de ontwikkeling van ieder kind én
ze reflecteert op haar eigen handelen als leerkracht.
Hoe werkt dat?
Tatiana heeft een duidelijke mening over
de functie van een kindvolgsysteem. Het
is een handvat voor de leerkracht om de
totale ontwikkeling van kinderen te volgen
en te reflecteren op je eigen handelen
als leerkracht. Met deze gegevens stel
je een passend beredeneerd aanbod
samen. Tatiana: “Een beredeneerd aanbod
is goed samengesteld als je kijkt
naar wat de kinderen kunnen en wat
ze nodig hebben aan inhoud en vaardigheden
om een volgende stap in hun ontwikkeling
te maken. Je moet daarbij wel
Tatiana Lenferink is coördinator van scherp blijven op de tussendoelen van
de groepen 1 en 2 en leerkracht op een ontwikkelingslijn.”
basisschool De Troubadour te
Tatiana vindt het belangrijk vanuit een
Enschede. Binnen de Stichting KOE positieve aanpak te kijken naar wat een
is zij specialist jonge kind en kartrekker
van het Netwerk Jonge Kind. Op doelen is kunnen tellen tot twintig. Als
kind nodig heeft. “Een van de tussen-
stedelijk niveau is zij lid van professionele
leergemeenschap Jonge Kind maar wel tot zeven, kijk je positief. Je
een kind nog niet tot twintig kan tellen,
van Lerende Leraren.
benoemt dit ook naar een kind: dit kun
je al. Dat geeft een kind vertrouwen in
de eigen ontwikkeling.
Ik zorg dat ik in mijn beredeneerd aanbod
vervolgens activiteiten aanbied waarin
tellen een onderdeel is. Daarvoor gebruik
ik bijvoorbeeld het spel in de huishoek.
Ik vraag aan het kind om negen dopjes
en zeven blokjes in de soep te doen.”
Vertrouwen geven en krijgen is voor
Tatiana essentieel in haar werk en op
basis daarvan kreeg ze de ruimte om een
kindvolgsysteem te ontwikkelen. Tatiana:
“Rond 2010 was de aandacht sterk
gericht op rekenen en taal bij de kleuters.
We gebruikten een reken- en taaltoets
om de opbrengsten te meten en vulden
met deze gegevens een observatie-registratiesysteem
in. Ik vond deze werkwijze
weinig toegevoegde waarde hebben
om een uitspraak te doen over de totaalontwikkeling.
Het was dubbel werk, dat
weinig resultaat opleverde. Deze gegevens
gaven mij dan ook onvoldoende informatie
voor het samenstellen van een beredeneerd
aanbod.”
Ontwerpen eigen systeem
Intussen volgde Tatiana een opleiding
tot onderbouwcoördinator en haar weerstand
tegen de eenzijdige kijk op ontwikkeling
groeide. De kleuter is meer dan
taal en rekenen. Tatiana biedt hun graag
een veilige basis waarin kleuters zichzelf
kunnen zijn, zelfvertrouwen kunnen ontwikkelen
en nieuwsgierig worden door
dat wat er wordt aangeboden. “In die
periode vroeg mijn toenmalige directeur
naar mijn mening over het door ons
gebruikte observatie-registratiesysteem
en kleutermethode. Ik heb aangegeven
dat ik – net als mijn collega’s – me
daar niet meer in kon vinden. Ik denk
in kansen en mogelijkheden, waarbij je
samen tot mooie ontwikkelingen komt.
6
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo
Na gesprekken heb ik dan ook twee stappen
mogen zetten. Als eerste heb ik in
overleg met een collega een werkmap
met een onderwijsaanbod voor de groepen
1 en 2 samengesteld. Deze map is
samen met de directeur onder de aandacht
van de scholen van de stichting
gebracht en uiteindelijk voor alle scholen
gemaakt. De tweede stap was het ontwerpen
van een eigen kindvolgsysteem,
dat goed aansloot bij mijn visie op onderwijs
aan het jonge kind. Mijn eerste versie
was een pagina met observatie-items.
Inmiddels is het een overzichtelijk en
werkbaar digitaal systeem en wordt het
op meerdere scholen gebruikt.”
Positief noteren
Het kindvolgsysteem dat Tatiana heeft
ontworpen bestaat uit observatie-items
voor de brede ontwikkeling. De leerkracht
vult elke zes weken (per thema periode)
de items in. Daarbij ligt de nadruk op
Dit ‘positief
noteren’ versterkt
de bewustwording
bij de leerkracht
wat het kind al kan. Dit ‘positief noteren’
versterkt de bewustwording bij de leerkracht
van de groei van de ontwikkeling.
Daarnaast reflecteert de leerkracht op
het eigen handelen. Daarbij worden
vragen gesteld als: Wat heb ik hieraan
bijgedragen? Wat valt bij een specifieke
ontwikkelingslijn op per groep? Wat valt
op aan de ontwikkeling van individuele
kinderen? Op grond van deze gegevens
wordt het vervolgaanbod voor de resterende
of de volgende themaperiode
samengesteld. Ieder half jaar wordt een
groeps analyse van de gegevens gemaakt.
Dat geeft de leerkracht inzicht, maar ook
de kwaliteitscoördinator op school en de
bovenschoolse beleidsadviseur.
Tip
Tatiana heeft nog een tip: “Welk
systeem je ook gebruikt, het moet
aansluiten bij de visie van de
school op het jonge kind en zorgen
voor een cyclische structuur. Plan
dagelijks observatietijd in en houd
de items die je wilt observeren voor
ogen. Observeren en registreren
kost tijd, maar levert je ook veel
informatie op. Als je dit systematisch
en planmatig doet, blijf je
flexibel in het tijd geven aan de kinderen
in je groep. Ik plan de observatietijd
in in mijn rooster. Zo houd
ik overzicht en voorkom ik dat door
de waan van de dag ik niet aan
observeren toekom. Ik heb dagelijks
tijd voor meespelen binnen en buiten
om het spel te verrijken en om aan
te kunnen sluiten bij de magische
wereld van het jonge kind. En dat is
voor mij essentieel.”
Over de auteur
Aafke Bouwman is
zelfstandig adviseur
Jonge Kind.
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo 7
UIT DE OPLEIDING
4x leren observeren van Simone Soomers & Carlinda Fuselier
“Bewust of onbewust,
kindspecifiek of algemeen,
ik observeer altijd”
Welke rol heeft observeren binnen de opleiding?
De leerkracht in een kleutergroep is eindverantwoordelijk
en volgt gedurende het schooljaar de nemen vanuit een van tevoren vastgesteld doel
Onder observeren verstaan wij: het gericht waar-
kleuters in hun ontwikkeling. Aan de basis van
(gestructureerd observeren). Het is hierbij belangrijk
het volgen van de ontwikkeling staat observeren. om zo objectief en feitelijk mogelijk te observeren.
De professional is de essentiële component in het De professional noteert aantekeningen met daarbij
observeren van kinderen. Wat vraagt dit van het zaken die opvallen in het gedrag van het kind. Deze
handelen van een kleuterleerkracht?
zijn gebaseerd op observaties van speel/leermomenten
gedurende de hele dag. Er wordt niet
Op de pabo van Hogeschool Saxion is er veel
aandacht voor het observeren en volgen van
alleen geobserveerd of een kind iets kan, maar ook
kinderen. Wij zijn van mening dat dit ingesleten hoe het kind een doel bereikt. De vervolgroute is het
vaardigheden moeten zijn en deze maken toe komstige integreren van observaties naar een samenhangend
leerkrachten zich eigen gedurende de opleiding. beeld van kinderen en het opstellen van een
Observeren in de kleuterklas is noodzakelijk om beredeneerd aanbod passend bij de zone van naaste
zicht krijgen op waar een kind zich bevindt binnen ontwikkeling (LEJK, 2023). Naast het meer doelgericht
observeren kan ook voortdurend, de hele
een ontwikkelingslijn, om vervolgens een afgestemd
en beredeneerd aanbod te bieden. Daarnaast hebben dag, waargenomen worden in een kleuterklas. Deze
jongekindprofessionals een belangrijke taak in het observaties zijn ongestructureerd maar kunnen heel
vroegsignaleren van specifieke ontwikkelingsbehoeften.
In een vroeg stadium kunnen gedrag ook aan het eet - en drinkmoment of het opruimen) in
zinvolle informatie opleveren. Alle momenten (denk
en ontwikkeling nog relatief makkelijk worden
een kleuterklas dragen immers bij aan ontwikkeling!
bijgestuurd. Dit vraagt om zorgvuldigheid in het
observeren en volgen van de ontwikkeling van
jonge kinderen.
1
Tips
Samenvattend een paar tips voor een goede observatie:
Zorg voor voldoende kennis over de ontwikkelings- en leerlijnen.
Zet de cyclus van observeren met vier stappen in en koppel deze aan
de cyclus van handelingsgericht werken.
Richt het klassenmanagement zo in dat er tijd is voor observeren.
Neem tijd voor het ‘verkennen’ van het spel dat er gespeeld wordt.
Maak gebruik van een erkend observatievolgsysteem (zie www.lejk.nl).
Meer lezen? Van Tuijl, C. (2023). Verslag onderzoekslijn.
Volgen van de ontwikkeling van het jonge kind.
8
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo
Wat leren wij over observeren aan
studenten?
We leren onze studenten met de specialisatie jonge
kind vier stappen in een cyclus van observeren. De
eerste stap van de cyclus is het waarnemen en registreren.
Belangrijk hierbij is dat dit zo objectief mogelijk
gebeurt en dat er nog geen conclusies getrokken worden.
Bij stap 2 komt het interpreteren en concluderen
vanuit de gegevens uit stap 1 aan bod. Er wordt bepaald
waar het kind zich bevindt in zijn ontwikkeling. Deze
conclusie wordt meegenomen naar de derde stap in
de cyclus: het plannen van het beredeneerd aanbod om
het kind weer een stap verder te brengen in zijn ontwikkeling.
In de vierde stap wordt het aanbod geëvalueerd
om het effect van het aanbod te meten. Is dit de goede
weg of moet het aanbod nog worden bijgesteld? We
stimuleren hiermee de onderzoekende houding van
de student. De student gaat gericht op onderzoek uit,
relateert de verzamelde gegevens aan de theorie en
trekt op basis daarvan onderbouwde conclusies.
De genoemde stappen sluiten aan bij de cyclus van
handelingsgericht werken (HGW), waarbij het observeren
en volgen van de ontwikkeling echter geen doel
op zich is, maar het startpunt voor de kleuterleerkracht.
Er wordt informatie verkregen waar een kind zit in
zijn ontwikkeling. Vervolgens dient deze informatie
gebruikt te worden om de ontwikkeling goed te begeleiden
en te stimuleren vanuit een beredeneerd aanbod,
waarna een evaluatie volgt.
2
Wat zien wij in de praktijk?
Als opleiders op de pabo en de Ad PEP ervaren wij
3
dat het voorgaande veel vraagt van jongekindprofessionals.
We zien dat goed observeren pas mogelijk
is wanneer er voldoende kennis is over de ontwikkelings-
en leerlijnen. Wat was de vorige stap en wat
is de volgende stap in de ontwikkeling van het kind
(de zone van naaste ontwikkeling)? Daarmee kan
gecontroleerd worden of het aanbod daadwerkelijk
leidt tot ontwikkeling bij de kinderen. Deze kennis
moet in concrete situaties toegepast kunnen worden.
Daarnaast vinden wij het van belang om veel aandacht
te besteden aan pedagogische sensitiviteit in
de dagelijkse omgang met kinderen. Met pedagogische
sensitiviteit wordt bedoeld dat een professional
aanvoelt en begrijpt wat in een situatie speelt, inziet
wat aandacht nodig heeft en doet wat het meest
wenselijk is voor het kind. De professional kan dan,
mede op basis van andere bronnen, een mening
vormen over de actuele ontwikkeling van het kind.
Daarop aansluiten is een volgende stap. Dit zorgt
ervoor dat kinderen zich gehoord en begrepen
voelen. De pedagogische sensitiviteit veronderstelt
observatievaardigheden en kennis en toepassing
van ontwikkelings- en leerlijnen. Het observeren van
de ontwikkeling van kleuters is dus niet een taak die
er ‘even’ bijkomt, maar een alledaagse bezigheid op
basis waarvan de leerkracht haar aanbod bijstuurt
en daarop reflecteert. Een observatievolgsysteem
kan hierbij helpend zijn (LEJK, 2023).
Onze tips voor kleuterleerkrachten
Om (doelgericht) observeren mogelijk te maken is het
inplannen van tijd hiervoor vaak een uitdaging. Goed groeps-
4
of klassenmanagement kan ervoor zorgen dat de tijd en
ruimte om te observeren ook goed besteed wordt. Het is
ook belangrijk om bewust te zijn wanneer en met welk doel
geobserveerd gaat worden. Het observeren tijdens spel is
essentieel om het spel te kunnen verbinden en verrijken. Het
spel wordt eerst verkend, waarbij het gaat om het observeren
van wat een kind doet en zegt om te achterhalen wat hij al
weet en waar de interesse naar uitgaat. Het observeren
tijdens de fase van verkennen is voorwaardelijk om aan te
Naam: Simone Soomers
en Carlinda Fuselier,
docenten/onderzoekers
School: Hogeschool
Saxion, Academie
Pedagogiek en Onderwijs
kunnen sluiten bij het spel van kinderen (verbinden) en te
verrijken.
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo 9
ACHTERGROND
Zo houdt
de inspectie
toezicht
In het belang van ruim 4 miljoen leerlingen en studenten
houdt de Inspectie van het Onderwijs toezicht op het
Nederlandse onderwijs. Want elke leerling en iedere
student heeft recht op goed onderwijs. Daarom
onderzoekt de inspectie wat er goed gaat, wat er beter
kan, en wat er beter móet.
Als inspectie willen wij dat leerkrachten
bewuste keuzes maken in hun handelen
en daarmee aantonen dat zij zicht hebben
op de ontwikkeling van de kinderen in
hun groep. Ook vinden wij het belangrijk
dat leerkrachten weten wat de kinderen
in de groep nodig hebben om zich verder
te kunnen ontwikkelen.
Hoe zien we nu of leerkrachten in de
onderbouw voldoende zicht hebben op
de ontwikkeling van het jonge kind?
Tijdens onze bezoeken in de klas bekijken
wij de aanwezige documentatie over de
ontwikkeling van de leerlingen: themaen
lesplanningen, observatiesystemen,
kindvolgsystemen, groepsplannen en
ondersteuningsdocumenten. Dit geeft ons
een beeld van de leerlingen in de groep.
Daarnaast bekijken wij het activiteitenaanbod
en observeren wij de interactie
tussen leerkracht en kinderen. De vraag
die wij ons stellen is: Zijn het aanbod en
de interactie afgestemd op de gegevens
die de leerkracht verzameld heeft? Zien
we bijvoorbeeld een rijk taalaanbod voor
kinderen die extra taalstimulans nodig
hebben? Is er leesaanbod voor de kinderen
die al zelfstandig lezen? Is de spelbegeleiding
aangepast op de spelontwikkeling
van kinderen? En worden de executieve
functies van kinderen gestimuleerd die
hier extra begeleiding in nodig hebben?
Naast dat we kijken of de interactie is
afgestemd op de ontwikkeling van kinderen,
willen wij ook zien dat deze leerzaam
is en dat er een hoge betrokkenheid van
de kinderen is tijdens de interactie.
Het regelmatig observeren van de kinderen
door de leerkracht zien wij als middel
om de ontwikkeling, die bij jonge kinderen
sprongsgewijs verloopt, goed te volgen.
De meeste scholen gebruiken voor het
bijhouden van de ontwikkeling van de
kinderen in de onderbouw een observatiesysteem
of kindvolgsysteem. De school
is vrij om deze te kiezen of zelf te
ontwikkelen.
Als er sprake is van kinderen met achterstanden,
bekijken we hoe deze worden
ingelopen. Als er sprake is van voorsprong
kijken we hoe de leerkracht
ervoor zorgt dat de kinderen worden uitgedaagd.
Tijdens onze groepsbezoeken
observeren we ook of er sprake is van
een rijke leeromgeving, waarin alle
Eveline de Goede is senior
inspecteur bij de Inspectie van
het Onderwijs en werkzaam in de
sector primair onderwijs regio
West-Brabant.
ontwikkelgebieden aan bod komen. We
kijken dan naar de aanwezigheid van
onder andere materialen of hoeken
waardoor kinderen uitgedaagd kunnen
worden tot (spelend) leren.
Onderwijstijd
De hoeveelheid tijd die besteed moet
worden aan de verschillende ontwikkelgebieden
hangt af van de populatie van
de leerlingen op de school. We willen
zien dat de school keuzes maakt op
basis van onderwijsbehoeften van de
leerlingen. Daarnaast kijken we naar
onderwijstijd en de mate van het effectief
inzetten van de tijd. Hierbij is van belang
dat de leerkracht de tijd doelgericht
gebruikt en zich er bewust van is dat
spontane leermomenten ook bijdragen
aan de brede ontwikkeling van kinderen.
Een kind kan in een context terechtkomen
10
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo
Focuspunten
Naast het observeren van de interactie kijkt de inspectie naar:
wordt er een, voor kleuters passende, instructie of lesje gegeven;
ligt het initiatief bij het kind of bij de leerkracht;
wordt het spel begeleid;
welke denkvragen worden gesteld;
welke eisen worden er gesteld aan de opdrachten;
hoe er feedback wordt gegeven;
wat er wordt gedaan om woordenschat uit te breiden en het
begripsniveau van het kind te verdiepen;
hoe gaat de leerkracht om met de verschillen in ontwikkeling
tussen de kinderen en hoe sluit het aanbod hierbij aan;
hoe bewust en planmatig doet de leerkracht dit;
hoe sluit het aanbod in de onderbouw aan bij de onderwijsbehoeften
van de groep en de school.
waarin het nieuwe ervaringen opdoet of
kan reflecteren op wat het al weet.
Voorbeelden hiervan zijn: een kind dat
zich afvraagt wie het grootst is, hij of z’n
vriendje, en de leerkracht die vraagt hoe
ze hierachter komen en ze een meetlint
geeft. Geometrische figuren die zichtbaar
zijn in verschillende gebouwen en voorwerpen
en de leerkracht die kinderen
hierop wijst en vraagt welke vormen
het zijn. Hoe het komt dat sneeuw op de
jassen van kinderen binnen smelt en bij
welke temperatuur de sneeuw blijft liggen
en de leerkracht die de kinderen een
thermometer geeft. Het tellen in paren
van twee of groepjes van vier door de
leerkracht in de rij en daarbij vertellen
waarom je dit doet. Het kind heeft hier
een leerkracht bij nodig die deze momenten
benut als leermoment en het kind
hierbij begeleidt.
Het bezoek van de inspecteur in de klas
is maar een onderdeel van het inspectieonderzoek.
Het onderzoek start met het
analyseren van de door de school aangeleverde
documenten en data door analisten.
Daarna volgt het scholenbezoek
door twee inspecteurs. Tijdens deze dag
halen we een totaalbeeld op van de
school van groep 1 tot en met 8. Naast
de groepsbezoeken voeren we gesprekken
met directie, intern begeleider of
kwaliteitscoördinator, leerlingen, ouders
en leerkrachten. We checken of wat we
zien, horen en lezen met elkaar in overeenstemming
is. We beoordelen niet de
afzonderlijke leerkrachten. Uiteindelijk
komt het erop neer dat wij beoordelen of
scholen voldoen aan de basiskwaliteit.
Een school voldoet aan de basiskwaliteit
als zij voldoet aan het wettelijk kader. Dit
wettelijk kader is vastgelegd in de Wet op
het Primair Onderwijs (WPO). Binnen de
wettelijke kaders ligt een grote keuzevrijheid
voor besturen, scholen en leerkrachten
over hoe ze vormgeven aan het
onderwijs. Besturen zijn verantwoordelijk
voor de kwaliteit van de scholen.
Standaarden
waarderingskader
de basisvaardigheden (taal,
rekenen en burgerschap)
aanbod
zicht op ontwikkeling
pedagogisch-didactisch
handelen
veiligheid en schoolklimaat
onderwijsresultaten
visie
ambitie en doelen
uitvoering en kwaliteitscultuur
evaluatie
verantwoording en dialoog
Waarderingskader
Wanneer de inspectie een
school onderzoekt, dan
gebruiken wij daarvoor het
waarderingskader (2021).
Het waarderingskader is
geschreven op basis van de wettelijke
kaders. In het waarderingskader staan
de standaarden beschreven die we
onderzoeken.
Als de standaarden voldoende zijn, voldoet
de school aan de basiskwaliteit. Als
dit niet het geval is, dan kan een school
onvoldoende of zelfs zeer zwak worden.
Is een school onvoldoende of zeer zwak,
dan komt de inspectie binnen een jaar
terug voor een herstelonderzoek. Alle
standaarden worden dan weer opnieuw
bekeken en beoordeeld. Op deze manier
zetten wij ons in voor goed onderwijs
voor alle kinderen. Net als alle leerkrachten,
schoolleiders, onderwijsbestuurders
en vele anderen. Elke dag opnieuw, met
hart en ziel.
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo 11
KLEUTERPRAAT
“Kijk juf, een narcist!”
(wijzend naar een narcis op tafel)
Kleuters zeggen onbedoeld vaak de grappigste dingen. Een greep
uit bijdehante, confronterende en slimme uitspraken
“Wil jij mijn mandarijn
openmaken? Mijn mama
heeft hem zo strak
dichtgedaan”
“Juf, wil je bij mij logeren?
Je mag dan wel bij mijn
papa in bed slapen, hij
snurkt wel”
“Juf, je hebt per ongeluk
een beetje kwast op je
rug” (lees: grote verfvlek
op mijn rug
Op 29 februari
viel een plank naar
beneden, kleuter:
“het is ook
schrikkeldag”
“Mag ik met zonder jas?”
Na het bidden met de
dagopening hardop
zeggen: “adem adem”
in plaats van ‘amen amen’.
Moeder vertelt aan kleuter dat
hij zijn rapport meekrijgt en
aan opa en oma mag laten zien.
Kleuter: “ooh, dan wil ik hem
ook aan mijn juf laten zien!”
“Juf, de bal ligt op het
dak, als je nou eens gaat
werken dan kan je een
nieuwe kopen”
12 KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo
HIER VIND IK WAT VAN!
Observeren is
investeren in
ontwikkeling
Corrieke van der Kruk is bouwcoördinator en
leerkracht groep 1/2 op CBS de Uilenburcht te
Driebergen. We leggen haar een stelling voor; wat
vindt Corrieke ervan en hoe gaat ze ermee om?
‘Ik heb geen tijd
om te observeren
en al helemaal niet
om te noteren’
staan. Met deze kennis bied ik in mijn les bewegingsonderwijsactiviteiten
aan waarin hinkelen en springen
zijn verwerkt. Ik plan dan bewust tijd in om te observeren
en probeer de gegevens op dezelfde dag te
verwerken. Dan heb ik meteen informatie welke
vervolgactiviteit ik binnen of buiten in een spel kan
aanbieden. Zo kan ik investeren in ontwikkeling en
heeft observeren voor mij een meerwaarde.”
Corrieke: “Ik ben het niet met de stelling eens, al kan
ik me wel voorstellen dat het een opgave kan zijn
om voldoende tijd in te plannen voor observatie en
registratie. Een dag kan je volledig opslokken en dan
schiet observeren erbij in. Observeren en noteren zie
ik als een deel van mijn werk. Ik vind het noodzakelijk
om informatie te vergaren over de ontwikkeling
van kinderen en zie het als een investering die zich
terugbetaalt. Je moet overigens wel weten, hóe je
moet observeren.”
Volgens Corrieke is observeren een belangrijke
vaardigheid. Elke leerkracht kan het leren.
Het vraagt kennis van het kindvolgsysteem en deze
kunnen toepassen in je dagelijks aanbod. “Ik vraag
me in elke periode af welke doelen ik kan verwerken
in mijn aanbod en of ze aansluiten bij de ontwikkeling
van de groep. In deze periode heb ik bijvoorbeeld
tussendoelen voor de grote motoriek in mijn planning
Een voorwaarde om te kunnen observeren en de
gegevens te noteren is een goed klassenmanagement.
Corrieke: “Weet waar je de tijd aan besteed.
Ik plan observatietijd bewust in en stem mijn
organisatie daarop af. In mijn les bewegingsonderwijs
plan ik bijvoorbeeld geen begeleiding bij
een koprol in, maar kies ervoor om alleen de aanboddoelen
te observeren. Het lukt me regelmatig
om mijn voornemen uit te voeren, maar moet ook
vaak schakelen naar de realiteit. Een situatie loopt
soms anders dan ik vooraf had gepland en
ingeschat.”
Corrieke geeft als tip mee: “Ik merk in mijn netwerken
jonge kind dat de term observeren verschillend
wordt ervaren en geduid. Bespreek als team eens
wat iedereen bedoelt met observatie en notatie.
Een gezamenlijk uitgangspunt geeft structuur in de
aanpak en helpt om deze belangrijke vaardigheid
onder de knie te krijgen.”
Aafke Bouwman
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo 13
IN DE HOEK
Zet je ogen en
oren open in
de huishoek
Geen andere hoek is zo kenmerkend voor een kleutergroep als
de huishoek. Het is een hoek waar kinderen hun thuissituatie
in kunnen herkennen. Dit herkenbare maakt dat deze hoek zo
waardevol is; het geeft kinderen een veilig gevoel.
De huishoek geeft altijd de mogelijkheid
om te spelen in een spelomgeving die er
vertrouwd en herkenbaar uitziet. De hoek
lokt kinderen uit om hun dagelijkse ervaringen
na te spelen en te imiteren. Ze
verwerken in de huishoek gebeurtenissen
die ze tegenkomen in de wereld om
zich heen. Kinderen leren samen spelen
en doen nieuwe ervaringen op, zoals
plannen maken en problemen oplossen.
In de huishoek zijn vaak meerdere spelniveaus
te zien en is daarmee uitermate
geschikt om de ontwikkeling te observeren
en te stimuleren. Veel jonge kinderen
starten door ontdekkend en handelend
bezig te zijn met materialen in deze hoek.
Denk aan het openen en sluiten van de
deur van het keukenkastje of het blijven
vullen van pan. Bij iets oudere kinderen
kun je spel waarnemen waarbij je meerdere
korte doen-alsofhandelingen ziet,
zoals de baby de fles geven, daarna
verschonen en ten slotte in bed leggen.
Observatielijst
De spelobservatielijst van Leong &
Bodrova (2012) geeft houvast om te kijken
naar welk spel er kan plaatsvinden in de
huishoek en geeft zicht op
het spelniveau van het
individuele kind. Met deze
observatielijst in je achterhoofd
ga je observeren door
in de hoek aanwezig te zijn. Dit doe je op
een afwachtende manier: je kijkt wat kinderen
doen en zeggen. Hoe reageren ze
op elkaar? Speelt het kind alleen? Welke
rol speelt het kind ? Welke taal gebruikt
het? Hebben kinderen (samen) een
plan? Hoe lang speelt het kind? Kijk en
luister wat er gebeurt! Door meerdere
keren in de huishoek observerend in te
14
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo
voegen, kun je op grond van de verzamelde
gegevens het spelniveau van het kind
bepalen.
Een andere interventie is ‘in gesprek
gaan’ met kinderen in de huishoek. Wees
oprecht geïnteresseerd in wat ze doen
en wat ze vertellen. Vraag wat kinderen
nodig hebben of maak opmerkingen
die uitnodigen tot een reactie en aanknopingspunt
kunnen zijn voor een langer
gesprekje, bijvoorbeeld: ‘Mmmm, hier
ruikt het lekker?’ of ‘Ik zie dat je aan het
koken bent, kan ik helpen?’ Met datgene
wat je ziet, kun je bepalen wat vervolgstappen
zijn, bijvoorbeeld: ‘Wat fijn dat
jij kookt, zal ik dan de tafel dekken, om
samen te eten?’ Aan de reactie van de
kinderen kun je zien wat het effect is van
jouw interventies. Doen ze er iets mee,
reageren ze op jou, dan weet je dat het
aansluit bij hun spel.
Spelfasen
Welk spel kun je zien bij de verschillende
spelfasen van de spelobservatielijst?
Kinderen die in de materiaalgerichte fase
spelen, zijn te herkennen aan het doen,
het handelen en het ontdekken van materiaal.
Zoals Harm, een jongetje van 4 jaar
dat weinig taal gebruikt. Hij pakt uit de
gereedschapskist de rolmaat en trekt
herhalend het meetlint eruit en laat het
terug schieten. Dit spel blijft juf Maaike
terugzien na meerdere observaties. Ze
besluit mee te spelen door samen met
Harm te gaan klussen. Ze legt uit dat een
rolmaat is om iets op te meten en doet
het meten voor. Ondertussen vertelt ze
wat ze doet: “Ik ga het aanrecht opmeten.
Kijk Harm, met dit haakje kan ik de rolmaat
vastzetten en gemakkelijker meten.
Eens kijken … het aanrecht is 1 meter
lang. Wat zullen we nu meten?” Samen
meten ze meerdere voorwerpen, waarbij
juf Maaike blijft verwoorden wat ze doen.
In een volgende fase, de handelingsgerichte
fase, zie je dat kinderen
eenvoudige rolgebonden handelingen
achter elkaar laten zien. Er is nog
nauwelijks een plan. Juf Maaike ziet als
ze Aisha en Anne (beiden 5 jaar) observeert,
dat de meisjes geen afspraken
hebben gemaakt over de rolverdeling.
Ze willen beiden prinses zijn, maar er is
één jurk. Anne zegt: “Ik ben de prinses”,
terwijl Aisha bezig is om de jurk aan te
doen. Anne is teleurgesteld en zegt: “Ik
wil ook prinses zijn!” “Jij mag dadelijk”,
belooft Aisha. Als de speeltijd voorbij is,
heeft Aisha nog steeds de prinsessenjurk
aan. Juf Maaike besluit enkele keren
vooraf met Anne en Aisha over de rol -
v erdeling te praten. En hoe ze tot een
oplossing kunnen komen waarbij beiden
prinses kunnen zijn.
Wees oprecht
geïnteresseerd in
wat ze doen en
wat ze vertellen
van de ramen, terwijl de andere kinderen
inkopen doen, koken, de baby verzorgen of
de hond uitlaten. Als het etenstijd is dekken
ze samen de tafel, eten met z’n allen, ruimen
alles op en doen de vaat.
Bij alle spelfasen uit het spelobservatieschema
kun je het spel begeleiden door volgend
aanwezig te zijn en in gesprek te gaan.
De kern van spel begeleiden is meedoen en
aansluiten, en tegelijkertijd blijven observeren
en reflecteren.
Bij de fasen van rollenspel (rol-, scripten
plangericht spel) die daarna komen,
zie je steeds meer rolgebonden handelingen
achter elkaar, meer samenspel, een
langere spelduur en meer taalgebruik
passend bij de rol. Denk dan aan enkele
kinderen die samen spelen in de huishoek.
Ze bespreken vooraf wat ze gaan
spelen en verdelen de rollen. Een kind
gaat klussen en meet met de rolmaat
de deur op en noteert dit in een notitieboekje.
De volgende klus is het schilderen
Mirella
Raijmakers
is auteur
van het boek
‘Maak van
spel
prioriteit’.
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo 15
ZO KAN HET OOK
Peilen
Gericht kijken en spelen
om meer te weten
Je hebt de ontwikkeling van de kinderen gevolgd en het kindvolgsysteem
regelmatig ingevuld. Maar ondanks je observaties wil je soms toch meer
weten over een specifiek onderdeel van de ontwikkeling. Je kunt dan een
screeningsinstrument inzetten. Dat klinkt abstract, maar screenen kan op
diverse manieren, bijvoorbeeld met een peilingsspel.
Scholen volgen hun leerlingen door op gezette tijden
schriftelijke toetsen af te nemen. Bij de kleuters mag
dat sinds 2021 niet meer. Deze manier van toetsen
sluit niet aan bij hoe jonge kinderen leren en ontwikkelen.
Wat ze vandaag nog niet kunnen, kunnen ze
morgen ineens wel of iets wat ze vandaag wel kunnen,
zijn ze na het weekend even weer vergeten. Je
kunt daarom de kinderen beter regelmatig (gericht)
observeren tijdens het werken en het spel. Deze
observaties leg je vast in een kindvolgsysteem. Het
doel is om te bepalen wat de volgende stap in het
leerproces van het kind is en te bepalen hoe je deze
stap kunt stimuleren en ondersteunen.
Screeningsinstrumenten zijn bedoeld als een verdieping
van deze dagelijkse observaties. Ze kunnen
een stagnatie of voorsprong in de ontwikkeling
van het kind concreter in kaart
brengen. Denk daarbij aan de
ontwikkeling van beginnende
geletterdheid, mondelinge taalvaardigheid,
gecijferdheid of
de sociale en emotionele
ontwikkeling. Met de inzet
van een screeningsinstrument
krijg je meer gegevens om
vervolgens actie te ondernemen
in het beredeneerd aanbod.
Specifieke screeningsinstrumenten
zijn onder andere de Utrechtse
Het uitgangspunt
is dat het kind
zich niet onder
druk gezet voelt
16
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo
Voorbeeld meester Richard
Meester Richard speelt eerst met Eline en daarna met
Max het spel Muizenrace uit de map Als kleuters leren
tellen. Hij is onzeker over het kunnen redeneren over
getallen van Eline en verwacht dat Max inmiddels kan
aangeven hoeveel hij moet gooien om te kunnen winnen.
Eline staat nog vijf hokjes van het eind af en Max nog
zeven. Meester Richard vraagt aan Eline of zij in deze
beurt kan winnen. Eline denkt diep na, dan komt ze met
haar redenering: “Ja het kan wel, maar dan moet ik 5
gooien of 6. Maar niet 1 of 2 of 3 of 4. Maar als ik eerst
1 gooi en dan nog 1 en jij gooit 6 en dan 3 dan heb jij
gewonnen. Maar ik sta voor.”
Max gooit daarna drie en als Richard dezelfde vraag aan
Max stelt, roept hij meteen: “Ik.”
Richard: “Hoeveel moet je dan gooien?” Max telt de drie
stippen, en zegt “zes”.
In de situatie van Eline constateert Richard dat zij een
hoog niveau van wiskundig redeneren heeft en kan
denken in getallen. In de situatie van Max constateert
Richard dat hij nog steeds heeft veel moeite heeft met
het omgaan met getallen en hoeveelheden: hij kent de
dobbelsteenpatronen niet en ziet hij geen relatie tussen
‘verder staan’ en mogelijkheid tot winnen. Richard
besluit om de komende weken de dobbelstenen ook op
andere momenten in te zetten en om het spel vaker met
Max te spelen. Op die manier doet Max meer ervaring
op in het tellen en met de patronen op de dobbelsteen,
waardoor hij ook de vraag ‘wie kan er in deze beurt
winnen?’ beredeneerd kan beantwoorden.
Getalbegrip Toets, de Signaleringslijst voor Kleuters
2.0 (onderdeel van het Protocol Preventie van leesproblemen)
en de screeningsformulieren uit de
Werkmap Fonemisch bewustzijn en letterkennis.
Peilen en peilingsactiviteiten
Screeningsinstrumenten werken op diverse manieren.
Sommige bestaan uit een reeks vragen of een
checklist, andere bestaan uit het maken van een
opdracht of het spelen van een spel. Deze laatste
vorm van screenen noemen we peilen.
Peilen is gericht op het verzamelen van verdiepende
informatie over het niveau van een kind én de werkwijze
en redenaties van een kind. De leerkracht wil
niet alleen weten wat een kind weet of kan, maar
ook hoe hij denkt en redeneert. Peilen wordt veel
gebruikt voor een bepaald onderdeel van de reken-
of taalontwikkeling. Bij peilen is er altijd interactie
tussen kind en leerkracht. Door het gesprek, het
meespelen of het spelletje krijgt de leerkracht zicht
op wat kinderen al kunnen, waar ze nog moeite mee
hebben en welke vragen of welk niveau van spel
aansluit bij hun behoefte. Dit gebeurt dan ook individueel
of in een kleine groep. Het uitgangspunt is dat
het kind zich niet onder druk gezet voelt, maar bezig
is met spelactiviteiten terwijl de leerkracht de ontwikkeling
op systematische wijze volgt. Voorwaarde
voor het peilen is dat je als leerkracht goed op de
hoogte bent van de verschillende ontwikkelingslijnen
en fasen die kinderen doorlopen op de diverse
terreinen.
Peilingsactiviteit
Een peilingsactiviteit is een spelletje waarmee op
speelse wijze de ontwikkeling van getalbegrip,
mondelinge taal of meet- en meetkundig begrip bij
kleuters gepeild en gestimuleerd kan worden. Als
leerkracht ben je actief betrokken en doe je bewuste
interventies om zicht te krijgen op het niveau, de
werkwijze en redenaties van het kind. Bijvoorbeeld
door tijdens het spel vragen te stellen als: Hoeveel
heb je gegooid? Hoeveel hokjes mag je dan vooruit?
Je observeert dan of het kind de telrij kent, dobbelsteenpatronen
herkent en begrijpt dat het aantal
hokjes vooruit hetzelfde is als het stippen op de
dobbelsteen.
Maar bijvoorbeeld ook door bijna aan het einde van
een dobbelspel de vraag te stellen: ‘welk getal moet
ik gooien om te winnen’? en ‘wat moet jij gooien om
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo 17
ZO KAN HET OOK
te winnen?’ Daarmee peil je in een voor kinderen betekenisvolle
situatie of een ontwikkelingsonderdeel naar
wens verloopt of dat er mogelijk problemen zijn. In het
voorbeeld van meester Richard zijn beide aan de orde.
Er zijn drie mappen met peilingsactiviteiten (SLO & CPS)
ontwikkeld en deels als download beschikbaar. Voor
getalbegrip is Als kleuters kunnen tellen (Noteboom &
Klep, 2005), voor meet- en meetkundig begrip is Als
kleuters kunnen meten (Bakker et al., 2012), en voor
mondelinge taalvaardigheid is Praatjes peilen (Langberg
& Blockhuis, 2014) ontwikkeld.
In elke map vinden leerkrachten informatie, spelletjes en
de ondersteuning zoals observatievragen, om spelletjes
doelgericht in te zetten voor het peilen.
Twee voorbeelden hoe het denken en redeneren met
behulp van interactie kan worden geobserveerd en
gestimuleerd:
Uit de map Praatjes
peilen
Het spel Hoor jij erbij?
Met dit spel wil je met
kennis, vaardigheden en
inzichten bepalen in hoeverre
het kind de wereld
om zich heen begrijpt en
kan benoemen. Redeneren
staat centraal.
• Kennis: welke woorden
kent het kind passief en
actief?
• Vaardigheden: wat is
de zinsopbouw? Kan
het kind antwoord
geven op vragen?
• Inzichten: begrijpt het
kind waarom bepaalde
woorden bij elkaar horen en waarom?
Begrijpt het kind ook wanneer je het een gebruikt
en wanneer het ander?
Je speelt het spel als 1 leerkracht met 1 tot 4 kinderen.
Daarbij heb je het spel of een setje (4-8) losse kaartjes
nodig. De kaartjes hebben een relatie met elkaar, zoals
een kip en haan of baby en fles. De vragengrid en scoreformulier
liggen klaar. In de werkmap is een vragengrid
(Vraagniveaus Marion Blank, 1994), aanwezig. Vragen
zijn opgebouwd in niveaus en bijvoorbeeld van eenvoudig
naar complexer: Wat zie je? Wat is dat? Wat gebeurt er
dan? Hoe heeft hij …? Hoe zou hij het ook kunnen doen?
Waarin lijken ze op elkaar? Waarom denk je …?
Een voorbeeld hoe een spel kan verlopen:
Juf: “Pieter, we gaan kaartjes zoeken die bij elkaar
horen. Pak jij eerst eens een kaartje.”
Pieter pakt het kaartje met de sloffen.
Juf: “Waar zie je iets net als de sloffen?”
Pieter kijkt goed naar alle kaartjes en pakt het kaartje
met de laarzen.
Juf: “Wat zijn dit?”
Pieter: “Regenlaarzen?”
Juf: “Heel goed Pieter! Waarom denk jij dat de
regenlaarzen bij de sloffen horen?”
Pieter: “Ik kan ermee lopen.”
Juf: “Dat klopt. De regenlaarzen en sloffen horen bij
elkaar want je kunt op beide lopen. We noemen dat
ook wel schoeisel. Waarop loop jij vandaag? Is dat
handig? Vertel …”
(gedeeltelijk overgenomen uit Praatjes peilen)
Vervolgens vul je een scoreformulier in. Vragen zijn
onder andere: Welk type vragen past het best bij het
ingeschatte taalniveau van het kind? Welke vraag uit
een lager niveau moest worden gesteld om te kunnen
redeneren en welke vraag uit een hoger niveau
kon worden gesteld? Welke vraag kan ook worden
gesteld in een andere spelsituatie?
Het gesprek en de notities geven een dieper beeld
over de mate van het kunnen redeneren. Om deze te
stimuleren kunnen vragen in de context van het spel
in andere situaties worden ingezet. Bijvoorbeeld door
mee te spelen in een hoek of buiten. ‘Waarom denk je
18
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo
dat regenlaarzen in het schoenenrek horen?’, ‘We gaan
naar buiten, welk schoeisel doe je aan en waarom?’
Uit de map Als kleuters leren tellen
Het spel Wie het meeste gooit
Met dit spel wil je kennis, vaardigheden en inzichten
wat betreft getalbegrip bepalen.
• Kennis: het correct opzeggen van de telrij van 1 tot
6, het herkennen van getalbeelden, zoals patronen
op de dobbelsteen.
• Vaardigheden: vergelijken en ordenen op meer/
minste/evenveel/meer dan, enzovoort.
• Inzichten: het begrijpen dat je hoeveelheden kunt
vergelijken, via een voor een verbinden.
Je speelt het spel als 1 leerkracht met 1- 4 kinderen.
Daarbij heb je per kind een of twee dobbelstenen en
een hoeveelheid (6-11) fiches nodig. Het observatieformulier
ligt klaar.
In de werkmap is per spel een observatieformulier
met enkele aanbodsdoelen en ruimte voor aantekeningen
over het verloop van het spel aanwezig.
Een voorbeeld hoe een spel kan verlopen:
Jij speelt met een of twee kinderen. Ze gooien per
beurt hun dobbelsteen en noemen het aantal
gegooide ogen. Daarna bepalen beiden wie het
hoogste aantal ogen heeft gegooid. Dit kind pakt
een fiche en legt het voor zich neer. Wie de meeste
fiches heeft, heeft gewonnen.
Tijdens het spel observeer je of het kind de juiste
ogen op de dobbelsteen telt of in een keer overziet,
en begrijpt dat de meeste ogen
het hoogste getal zijn.
Tijdens het spel kun je diverse
vragen stellen die passen binnen de
context van het spel en gericht zijn
op begrip en uitlokken tot denken en
redeneren. ‘Wie denk je dat gaat winnen?
Hé, dat gooide je net ook, weet je nog hoeveel het
toen was? Je bent al ver hè? Kun je in één beurt
winnen? Wat moet je dan gooien? Hé, kijk eens
naar mijn dobbelsteen. Kan ik jou nu voorbij lopen?’
Vervolgens vul je het observatieformulier in op de
gevraagde aanbodsdoelen en in steekwoorden het
verloop van het spel. Met de observaties en het
samen redeneren over de vragen krijg je informatie
over het inzicht en kunnen toepassen van getalbegrip.
De map bevat suggesties voor vervolginterventies.
Je kunt bijvoorbeeld hetzelfde spel
herhalen en met twee dobbelstenen spelen.
Tot slot
Peilingsspellen helpen om op een speelse manier
gerichter naar een ontwikkelingsaspect te kijken.
Door het stellen van vragen die passen bij het vuur
van het spel kom je meer te weten over kennis,
vaardigheden en begrip. Vervolgens kun je daar
gerichte interventies op inzetten zodat je tot een
beredeneerd aanbod komt.
Aafke Bouwman
Je observeert
of het kind de
juiste ogen op de
dobbelsteen telt
Meer lezen?
• Als kleuters
leren tellen
• Als kleuters
leren meten
• Praatjes
peilen
• SLO heeft beschikbare
screeningsinstrumenten
voor kinderen van 2-7
jaar in een schema gezet
• Protocol
Preventie van
leesproblemen
in groep 1 en 2
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo 19
AAN DE SLAG
Observeren
Doe je zo!
Deze middenpagina zet momenten centraal om te
observeren die niet meteen de meest vanzelfsprekende
observatiemomenten zijn. Vaak denk je: voor observeren
heb ik nu geen tijd, ik moet te veel regelen met en voor
de kinderen. Terwijl juist deze momenten heel veel
infor matie kunnen geven over de kinderen en de situatie.
De momenten zijn vaak druk en zelfs chaotisch voor
sommige kinderen (misschien ook voor jou) omdat er
veel tegelijkertijd gebeurt.
Deze poster is ingedeeld naar situatie van de dag met
observatiepunten/vragen en een kolom met reflectievragen
voor jezelf. Bepaal als leerkracht van tevoren
waar je bent, staat of zit. Een vast punt geeft overzicht
Korte momenten
gedurende
schooldag
Waar ben
jij als leerkracht?
voor jou en de ruimte om te kijken. Zowel het observeren
als het analyseren van de betreffende situatie kan leiden
tot meer inzicht en begrip voor wat er op dat moment
gebeurt. Je veranderingen in de organisatie of een
handreiking voor een individueel kind kunnen daarbij
een oplossing brengen.
Focus je observatie op één moment en observeer later
in de week een ander moment. Zo krijg je geleidelijk
zicht op de acties van de kinderen. Je krijgt zicht op het
sociale gedrag onderling, het oplossend vermogen, het
zich verantwoordelijk voelen voor persoonlijke spullen en
materialen in de groep en voor andere kinderen, en het
aanpassingsvermogen van kinderen binnen een situatie.
Diverse kindaspecten uit de brede ontwikkeling komen
in beeld op een andere wijze dan tijdens de activiteiten
en spel in de groep aan tafels en in de hoeken.
Ook kun je tijdens deze drukke momenten, waarin je
bewust afstand neemt en kijkt, reflecteren op je eigen
rol. Zijn de kinderen gewend dat jij snel heel veel oplost
en regelt voor ze? Hoe ga je zelf om met de hectiek? Hoe
blijf je rustig of laat je je beïnvloeden door de drukte?
Laat dit een inspiratie voor je zijn om anders te kijken
naar de transitiemomenten door de dag heen.
Veel kijkplezier en laat je verrassen!
Kobi Wanningen
Observatiepunten voor de leerkracht Reflectiepunten voor de
leerkracht
Juist deze
momenten geven
veel informatie
over de
kinderen
Opstarten van de dag Verwelkomt kinderen in
de deuropening
Gedrag kind tijdens het afscheid nemen?
Gedrag ouder tijdens het afscheid nemen?
Zelfstandigheid van het kind tijdens jas ophangen, tas
wegzetten, etc.? Maar ook fruit, beker, e.d.?
Heb je een vast begroetingsritueel?
Verdeel je de aandacht over veel zaken:
ouders, kinderen, wat er in de groepsruimte gebeurt?
Welke invloed heeft dat op je begroeting van de kinderen?
Hoe begroet het kind jou? Oogcontact, blij je te zien?
Hoe gaat het kind de ruimte in? Zoekend, gericht?
Als er sprake is van een inloop, hoe gaat het kind naar en om
met het materiaal?
Opstarten kring In de kring op een
vaste plek
Hoe snel en adequaat vormt de kring zich?
Welke kinderen vallen daarbij op?
Helpen kinderen elkaar?
Wat is het geluidsniveau tijdens de start?
Hoe snel richten de kinderen hun aandacht op jou?
Welke kinderen vallen op in hun gedrag? Jongste, oudste,
meisjes, jongens?
Afronding kring Stoel op vaste plek
(in de groep)
Luisterhouding?
Reactievermogen?
Gerichtheid op volgende activiteit?
Kiezen Vaste plaats in de
groep, stoel, kring
Welke kinderen kiezen vlot?
Welke kinderen aarzelen lang?
Welke kinderen hebben hulp nodig? Van wie?
Hoe gaan kinderen om met teleurstellingen?
Welke kinderen gaan onderhandelen met elkaar of met jou?
Opruimen Vaste plek in de ruimte Hoe geordend verloopt het opruimen?
Welke kinderen treuzelen? Of gaan van alles doen behalve
opruimen, zoals naar de wc of aan de ‘wandel’?
Welke kinderen gaan dwalen?
Voelen kinderen zich verantwoordelijk voor het
materiaal? Waaraan zie je dat?
Zien de hoeken eruit naar verwachting?
Zien de kasten eruit naar verwachting?
Hoelang duurt het opruimen?
Helpen kinderen elkaar met het opruimen?
Uit zichzelf of met aanmoediging van jou?
Transitiemomenten
(naar buiten gaan,
gaan spelen/
werken, naar de
gym etc.)
Vaste plek in de ruimte Welke kinderen reageren vlot en aangepast naar de situatie?
Hoe ordenen ze zichzelf?
Welk zelfstandig gedrag zie je bij welke kinderen?
Helpen kinderen elkaar, moedigen ze elkaar aan?
Welke kinderen gaan dwalen?
Welke kinderen hebben moeite met de overgang naar een
andere situatie; waaraan zie je dat? Welk gedrag laat het kind
zien?
Afronding van de dag Bij de deur of op
het plein
Hoe nemen kinderen afscheid van je?
Kijken ze je aan bij het afscheid nemen?
Vertellen kinderen nog iets?
Welke kinderen negeren je?
Ben je zelf geordend en gericht op de kring?
Hoe en welke feedback geef je de kinderen bij het vormen
van de kring?
Richt je je op de hele groep of individuele kinderen?
In welke mate is je aandacht bij het afronden van de kring?
Zijn de regels in het kiezen duidelijk voor alle kinderen?
Hoeveel keuzes zijn er?
Hoe duidelijk is het opruimsignaal voor iedereen?
Weten kinderen welke verantwoordelijkheid zij hebben
in het opruimen?
Zijn de opruimregels duidelijk?
Zijn de regels duidelijk bij het naar buiten gaan,
naar de gym, etc.?
Doe je een appel op de verantwoordelijkheid voor elkaar?
Geef je commentaar of stel je vragen aan de kinderen?
Hoeveel aandacht heb je zelf bij het afscheid
nemen van de kinderen?
NIEUW - van Bert Wienen,
auteur van het Onderwijsboek
van het jaar 2023:
Laat/d de
pedagogische
basis met rust!
Ouders, scholen, gemeenten, jeugdhulp,
werkgevers (sport)verenigingen
en kerken, wie maakt zich nu niet
druk over het opvoeden van kinderen
in deze tijd? Een veel gehoorde oproep
is om vooral samen te werken
aan een pedagogische basis. Maar
wat als het wel heel erg druk wordt in
die pedagogische basis of als iedereen
daarin met andere dingen bezig
is? Al die inzet lijkt niet te leiden tot
meer kinderen en jongeren die zich
goed voelen. Daarom is het hoog
tijd voor een ander perspectief.
In dit boek verkent Bert Wienen de
pedagogische basis en ziet hij die
vooral als de mate waarin pedagogische
relaties op elkaar zijn afgestemd.
Het boek is een vervolg op
zijn eerdere boek ‘Van individueel
naar inclusief onderwijs’ dat in 2024
bekroond is tot Onderwijsboek van
het Jaar.
Nu gaat zijn analyse een stap verder.
Wat kan er rondom de school? Hoe
bouwen we aan contexten waarin
kinderen samen antwoord leren te
geven op de vraagstukken van de
toekomst? Dit boek geeft zo richting
aan alle organisaties die verandering
willen in het sociaal domein.
Bestel nu via www.instondoboeken.nl
Of scan de QR-code
1 Werken aan inclusie I nummer 1 I 2024
RECENSIE
Sterker in taal door spel
Titel: Sterker in taal door spel – Over taalstimulering
bij jonge kinderen
Auteur: Eveline Bogers
Uitgave: 2024
Uitgever: Pica
Taal en spel zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Wanneer kinderen spelen, hebben zij taal nodig om
innerlijke processen en gedrag te sturen. Spel is
dus een mooie manier om taal te leren gebruiken en
begrijpen. Spel is een natuurlijke activiteit om een
taal te leren en omgekeerd heeft taal een positieve
invloed op de spelontwikkeling van kinderen. Taal en
spel gaan dan ook hand in hand. In dit boek neemt
de auteur je daarom mee in het belang van taalstimulering
tijdens spel.
Het boek geeft je een theoretische basis over de taal
en spelontwikkeling van jonge kinderen. Daarnaast
worden praktische handvatten gegeven om kinderen
sterker te kunnen maken in hun taalvaardigheden
tijdens spel. Ieder hoofdstuk eindigt met een aantal
casussen en vragen, zodat je met je collega’s in
gesprek kunt gaan over de gelezen theorie.
In hoofdstuk 1 wordt de meerwaarde van taalstimulering
tijdens spel en de spelontwikkeling
beschreven. Hoofdstuk 2 gaat over de taalontwikkeling.
Hoofdstuk 3 beschrijft de voorwaarden
om tot spel te komen. In hoofdstuk 4 worden
verschillende praktische interventies (waaronder
taaldenkgesprekken, de 3 V’s, DAT en CAT) weergegeven
voor hoe je taal kunt stimuleren tijdens
spel. Hoofdstuk 5 gaat in op mogelijke redenen
waarom de taalverwerving minder makkelijk of
anders verloopt, zoals bij een taalontwikkelingsachterstand
of TOS. Er wordt ingegaan op manieren
hoe jij als professional daarop in kunt spelen, denk
bijvoorbeeld aan demonstratiespel of het inzetten
van spelscripts. In hoofdstuk 6 worden de executieve
functies binnen taal en spel en de wisselwerking
daartussen beschreven. Hoofdstuk 7 gaat in op
manieren om spel en taal in de midden- en bovenbouw
te stimuleren.
Toepasbaarheid in de praktijk
Sterker in taal door spel biedt een gedegen theoretische
basis over taal- en spelontwikkeling en geeft
door de casussen en vragen aan het einde van elk
hoofdstuk ook de mogelijkheid om met elkaar in
gesprek te gaan over de theorie. Hierdoor word je
als lezer aan het denken gezet en dit helpt je ook
om je de gelezen theorie echt eigen te maken. Een
of meerdere vragen aan het einde van elk hoofdstuk
naar de vertaling en het toepassen in de eigen
praktijk (wat betekent dit voor je eigen praktijk en
hoe ga je dit toepassen?) hadden dit boek nog
sterker gemaakt.
In elk hoofdstuk worden er ook veel praktische en
bruikbare voorbeelden uit de praktijk gegeven. Het
hoofdstuk dat ingaat op interventies voor meer taal
en spel in de groep en het hoofdstuk dat ingaat op
wanneer taalverwerving minder makkelijk of anders
verloopt, bieden veel praktische tips en handvatten
waar je als leerkracht gelijk mee aan de slag kunt.
De auteur verwijst regelmatig naar literatuur, zoals
artikelen in HJK, en vooral Nederlandse auteurs en
onderzoekers. Wil je aan de slag met het spelenderwijs
stimuleren van taal binnen spel, dan is dit een
compleet gedegen theoretisch boek met praktische
handvaten.
Ruth Heuvelman
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo 23
INTERVIEW
Meer grip op je
pedagogisch-handelen
met zelfevaluatie
Goed pedagogisch-didactisch handelen is belangrijk voor het
welbevinden en de betrokkenheid van kleuters en daarmee essentieel
voor hun ontwikkeling. Maar hoe weet je als leerkracht nu wanneer
je goed pedagogisch handelt? Simon Hay ontwikkelde hiervoor een
digitaal zelfevaluatie-instrument: PiB-PO.
PiB (Pedagogische Praktijk in beeld) werd in eerste
instantie ontwikkeld als zelfevaluatie-instrument
voor beroepskrachten in de kinderopvang, om hun
inzicht te geven in de pedagogische kwaliteit van
hun groepen. Kinderopvangorganisaties zijn volgens
de wet namelijk zelf verantwoordelijk voor hun
pedagogische kwaliteit. Pedagoog Simon Hay van
kinderopvangorganisatie KindeRdam begon in 2015
met de ontwikkeling van het instrument. Het instrument
werd vervolgens in samenwerking met het
Nederlands Jeugdinstituut doorontwikkeld en landelijk
ingevoerd. Inmiddels zijn er zo’n 15.000 groepen
in de kinderopvang met PiB in kaart gebracht.
Essentieel voor kindontwikkeling
De ervaringen met PiB in de kinderopvang waren
zo positief dat de ontwikkelaars de vraag kregen
of PiB ook gebruikt kon worden voor de onderbouw
van het basisonderwijs, onder
andere om de doorgaande
lijn te versterken. Simon:
“Veel observatie-instrumenten
voor het primair
onderwijs zijn gericht op
kindontwikkeling. Het
welbevinden en de betrokkenheid
van kinderen zijn
echter essentieel voor deze
ontwikkeling. En hoe zorg
je als professional voor
een hoog welbevinden en
hoge betrokkenheid bij
kinderen? Door goed pedagogisch-didactisch
handelen. En hoe weet je als leerkracht dat je
pedagogisch goed handelt? Door je groep gericht
en systematisch te observeren. Door te kijken hoe
kinderen reageren, kun je aflezen wat er goed gaat
in je pedagogisch-didactisch handelen en waar verbeterpunten
liggen. Maar inzicht krijgen in je eigen
pedagogisch-didactisch handelen kan best lastig
zijn. En er bestond nog geen zelfevaluatie-instrument
die leerkrachten helpt om het pedagogisch-didactisch
handelen aan de hand van observaties in kaart te
brengen.” De ontwikkelgroep van PiB ging om de
tafel met verschillende onderwijsorganisaties,
educatie-experts, SLO en de PO-Raad om de PiB
van de kinderopvang aan te passen aan het primair
onderwijs en voilà, PiB-PO is het resultaat.
Versterken doorgaande lijn
PiB-PO is een digitaal hulpmiddel voor zelfevaluatie
waarmee je als leerkracht de pedagogische kwaliteit
van jouw handelen en de implicaties voor de onderbouwgroep
kan evalueren. Dat wil zeggen: om te
kijken wat er allemaal goed gaat op pedagogischdidactisch
vlak en waar nog ruimte is voor verbetering.
Met PiB-PO kun je observaties uitvoeren binnen vijf
domeinen:
➊ emotionele veiligheid bieden
➋ persoonlijke competentie van kinderen
ondersteunen
➌ sociale competentie van kinderen ondersteunen
➍ overdracht van normen en waarden
➎ kwaliteit leefomgeving
24
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo
De domeinen zijn weer onderverdeeld in subdomeinen
en die zijn weer onderverdeeld in onderwerpen. Zo
vind je onder Persoonlijke competentie het subdomein
Interactie leerkrachten en binnen dit subdomein het
onderwerp Autonomie.
Duimpjes omhoog
Om je te helpen bij het observeren, geeft PiB-PO
bij alle domeinen die je doorloopt praktische
beschrijvingen van gewenst gedrag en van ongewenst
gedrag. Een beschrijving van gewenst gedrag
bij Autonomie, een onderdeel van Interactie leerkrachten,
is bijvoorbeeld: De professionals geven de
kinderen passende uitleg, aanwijzingen en correcties.
Zij geven het kind daarbij de autonomie om zelf te
kiezen of mee te denken. Nog een voorbeeld is een
beschrijving van gewenst gedrag voor Begeleiden
en feedback in het domein Sociale competenties:
De professionals begeleiden de positieve interactie
tussen kinderen. Zij moedigen aan tot dialoog en
uitwisseling tussen kinderen. Zij benoemen en
belonen het als kinderen een conflict (bijna) zelf
hebben opgelost. Professionals geven aandacht
aan (spontaan) ‘goed’ gedrag van kinderen.
Simon Hay is pedagoog en onderzoeker bij kinderopvangorganisatie
Groot Rotterdam en de Universiteit
van Leiden. Hij werkt sinds 2000 in de kinderopvang en
studeerde in 2008 af als pedagoog aan de Universiteit
Leiden. In 2015 startte Simon met de ontwikkeling van
het zelfevaluatie-instrument Pedagogische Praktijk in
Beeld (PiB), dat samen met het Nederlands Jeugdinstituut
is doorontwikkeld en landelijk ingevoerd.
Vanaf 2020 doet Simon wetenschappelijk onderzoek
naar PiB als promovendus. Simon is lid van de
Kinderopvangraad. Sinds 2021 is PiB ondergebracht
bij het Expertisecentrum Kinderopvang.
Vervolgens kun je met duimpjes aangeven of iets
goed gaat of dat er ruimte is voor verbetering. Werkt
iets zo goed dat het een voorbeeld is voor anderen?
Twee duimpjes omhoog! Werkt iets goed en voldoet
het aan de norm? Een duimpje omhoog. Is er een
wenselijk verbeterpunt? Een duimpje omlaag. Is er
een noodzakelijk verbeterpunt? Twee duimpjes
omlaag. Ook is er ruimte voor opmerkingen om je
gekozen duimpje toe te lichten. Simon: “Je voert al
je observaties direct online in via een tablet, mobiele
telefoon of computer en vervolgens kun je eenvoudig
per groep, locatie en organisatie rapportages maken
en gegevens vergelijken. Als je PiB-PO meerdere
jaren gebruikt, kun je ook bepaalde trends zien.”
PiB-PO bestaat in totaal uit ongeveer 90 vragen
die je in principe in anderhalf uur kunt doorwerken.
Maar vooral in het begin zal het langer duren, vertelt
Simon. “In het begin heb je gewoon iets meer tijd
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo 25
INTERVIEW
nodig om alle voorbeelden en toelichtingen te lezen.
Je kunt er ook voor kiezen om eerst met twee
domeinen te beginnen.”
Wat is pedagogische kwaliteit?
Er is zowel nationaal als internationaal veel onderzoek
gedaan naar pedagogische kwaliteit in de kinderopvang,
vertelt Simon. “Op basis daarvan heeft voormalig hoogleraar
Kinderopvang Marianne Riksen-Walraven vier
pedagogische basisdoelen ontwikkeld. Deze doelen zijn
in 2005 opgenomen in de Wet Kinderopvang: emotionele
veiligheid bieden, ondersteunen bij persoonlijke competentie,
ondersteunen bij sociale competentie en de overdracht
van normen en waarden.”
Simon noemt ook het kwaliteitsmodel van Riksen-
Walraven voor de kinderopvang waarin de voorwaarden
staan om deze vier pedagogische basisdoelen te behalen.
Dit model benadrukt de belangrijke rol van de beroepskracht/leerkracht
bij het verhogen van het welbevinden
en de betrokkenheid van kinderen. Verder beschrijft het
model voorwaarden zoals het aanvoelen en adequaat
reageren op signalen van kinderen, respect voor de
autonomie van het kind, structuur en continuïteit bieden,
praten en uitleggen en de inrichting van de leefomgeving.
“PiB en PiB-PO gaan uit van de pedagogische basisdoelen
en het kwaliteitsmodel van Marianne Riksen-
Walraven. Bovendien houdt PiB-PO rekening met het
onderzoekskader van de Onderwijsinspectie. PiB-PO
genereert ook rapportages op de OP1-standaard Aanbod,
OP2 Zicht op ontwikkeling en begeleiding, OP3 Pedagogisch-didactisch
handelen, VS1 Veiligheid en VS2
Schoolklimaat.”
Observeren in de praktijk
Simon adviseert om minimaal één keer per jaar een
observatie uit te voeren. “En als je eventuele verbeterpunten
hebt nog een tweede keer, om in te zoomen op
die punten.” Simon raadt ook aan om de observaties
met twee personen uit te voeren. “Dat betekent dat je
niet alleen zelf observeert, maar dat je ook een van je
collega’s op je onderbouwgroep laat observeren. Als
je de observatie voor jezelf invult, zul je vooral veel
nadenken over hoe je bepaalde dingen doet. Maar
als een collega bij je komt kijken, is het belangrijk
dat die persoon echt opschrijft wat hij of zij ziet en
niet wat hij of zij over jou denkt. Daar heb jij namelijk
het meeste aan. Het is dan ook belangrijk om een
veilige omgeving te creëren waarbij iedereen vrij
input kan geven.” Simon weet uit eigen ervaring dat
het gebruik van videomateriaal, dus het opnemen
van situaties in de klas, een goede aanvulling is op
de live observaties voor PiB-PO. “Het voordeel van
video is dat je een situatie dan stil kunt zetten, terug
kunt spoelen en nog een keer kunt bekijken.” Maar
videomateriaal kan het live observeren niet helemaal
vervangen. “Bij live observeren kun je beter de sfeer
proeven dan bij het kijken van een video.”
Input voor gesprek
Simon benadrukt dat PiB-PO geen beoordelingsinstrument
is. “Het is echt bedoeld voor leerkrachten,
om kritische zelfreflectie toe te passen en om op
basis hiervan met elkaar in gesprek te gaan. Het
management kan de input gebruiken voor strategische
keuzen en vormgeving van een opleidingsplan.
En als de school samenwerkt met een kinderopvangorganisatie
die ook PiB gebruikt, kunnen de resultaten
worden vergeleken om de doorgaande lijn te versterken.
Je werkt immers met exact dezelfde kinderen
en kunt die resultaten dan met elkaar bespreken:
wacht even, jullie lopen als kinderopvang hier tegenaan,
als de kinderen bij de kleuters komen, kunnen
wij hier echt nog wel wat aandacht aan geven. Of
andersom. Dat doen jullie zo mooi op die manier,
dat kunnen wij voor onze kleuters eigenlijk ook nog
wel doen.”
Onbewust bekwaam gedrag
Een van de grote voordelen van PiB-PO is dat je
duidelijk inzicht krijgt in wat allemaal goed gaat op
pedagogisch vlak. Simon: “Als het gaat om pedagogisch-didactisch
handelen, is er nog weleens sprake
van onbewust bekwaam gedrag. Je doet dan van
26
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo
nature iets goed, maar bent je daar niet van bewust.
Als je bewust bent van je eigen bekwaam gedrag,
kun je deze kennis gebruiken om dit gedrag gericht
toe te passen, om stagiaires nog beter te begeleiden,
nieuwe collega’s in te werken of dit te bespreken
met de ouders.” Simon geeft een voorbeeld uit de
kinderopvangpraktijk waarbij hij tijdens een observatie
zag hoe een beroepskracht een aai over de bol
van een vierjarig jongetje gaf. “Het jongetje had net
een knuffel gekregen van een tweejarig meisje,
omdat hij in het keukentje iets had gepakt waar zij
zelf niet bij kon. En het jongetje knuffelde het meisje
terug. De medewerker raakte hierdoor zo vertederd
dat ze de jongen een aai over de bol gaf. Je zag die
jongen gewoon twee keer zo groot worden van trots.
En vervolgens wilde hij een half uur lang andere kinderen
helpen. Toen we deze situatie later bespraken,
vertelde de medewerker dat ze zo’n leuke groep had.
Dus ik zei: ‘Ja, dat klopt, je hebt een leuke groep,
maar laten we deze situatie eens stukje voor stukje
bekijken. Wat heb jij gedaan om die interactie zo
goed te laten verlopen? Ze zei: ik gaf een aai over
zijn bol. Waarop ik zei: en mede door die positieve
interactie wilde hij vervolgens een half uur lang
andere kinderen helpen.”
Meer informatie en aanmelden
Vier scholen, met in totaal 30 groepen, door het
hele land hebben PiB-PO inmiddels getest voor de
groepen 1, 2 en 3 en de eerste ervaringen zijn
positief. Op basis van de testresultaten zijn er nog
wat dingen aangepast en iedere school kan zich
nu aanmelden voor de eerste versie van PiB-PO.
Kijk voor meer informatie op
pedagogischepraktijkinbeeld.nl/interesse-in-pib
Bianca Hofman, journalist
PiB voor het meten van kwaliteit
Sinds 2020 doet Simon wetenschappelijk onderzoek naar
PiB. Een van de doelen van zijn onderzoek is om te kijken
of PiB niet alleen voor zelfevaluatie kan worden ingezet,
maar ook als valide instrument om de pedagogische
kwaliteit in de kinderopvang op een betrouwbare en systematische
manier te meten. Door PiB wetenschappelijk als
kwaliteitsinstrument te valideren hoopt hij de kinderopvang
en het onderwijs ook een grotere stem te geven in het
gesprek met de politiek en beleidsmakers over pedagogische
kwaliteit in de sector. Simon zal zijn onderzoek deze
zomer afronden, dus definitieve resultaten kan hij nog niet
geven. “Maar uit mijn literatuuronderzoek naar de zelfevaluatie
in de kinderopvang blijkt al wel dat zelfevaluatie een
betrouwbare manier kan zijn om kwaliteit te meten. Dat is
gaaf. En op dit moment ben ik aan de hand van videomateriaal
groepen van nul tot twaalf jaar in kinderopvang
door het hele land aan het observeren. Die observaties
scoor ik vervolgens met PiB en met een internationaal
wetenschappelijk gevalideerd instrument voor het
meten van kinderopvangkwaliteit: CLASS, (Classroom
Assessment Scoring System). Als ik dit heb afgerond, kan
ik definitief zeggen of PiB naast zelfevaluatie ook geschikt
is om kwaliteit echt te meten.”
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo 27
VAN WETENSCHAP NAAR PRAKTIJK
Ontwikkeling
volgen door
observatie
In deze rubriek brengen we wetenschappelijk onderzoek kort
in kaart en maken we de vertaalslag naar de praktijk.
Sinds 2013 is het toetsen van kleuters met opgaven
uit toetsboekjes niet meer verplicht. Vanaf augustus
2022 mogen kleuters zelfs helemaal niet meer
schools getoetst worden. Hoe houd je dan in de
gaten waar jouw leerlingen staan in hun ontwikkeling?
Scholen en dus ook de leerkrachten zijn, vanuit de
Wet op het primair onderwijs, wel verplicht om de
ontwikkeling van alle leerlingen te volgen, te toetsen
en te analyseren en het onderwijs didactisch bij te
stellen op basis hiervan (ministerie van OC&W, 2017).
Wetenschap
In de kleuterklassen maken veel leerkrachten gebruik
van observaties om de ontwikkeling van alle leerlingen
te volgen, te toetsen en te analyseren (Birkeland
e.a., 2020). Ze kunnen aan de hand van de observaties
hun onderwijsaanbod en begeleidingsplannen op-
en bijstellen. In onderwijskundige vakliteratuur wordt
het belang van observeren bij kleuters veelvuldig
benadrukt (o.a. Birkeland e.a., 2020; Brouwers, 2010).
Kleuters bereiken leerdoelen in kleine tussenstappen
en tonen hun vaardigheden tijdens het werken en
spelen. Om de ontwikkeling van kleuters te volgen
is het daarom belangrijk dat de leerkracht kleuters
observeert tijdens hun dagelijkse activiteiten op
school (Brouwers, 2010). Observeren wordt gezien
als een belangrijke basisvaardigheid van leerkrachten
(De Bil, 2014). Maar welke observatievaardigheden
heeft een leerkracht nodig om de ontwikkeling van
kleuters te volgen? Deze vraag is door de kennismakelaars
van de Kennisrotonde beantwoord. Het
blijkt dat er (nog) geen wetenschappelijk empirisch
onderzoek is uitgevoerd naar de vaardigheden die leerkrachten
nodig hebben bij het observeren van kleuters,
en ook niet bij leerlingen van andere leeftijden in het
primair onderwijs.
Meer lezen?
Scan de qr-code
voor de publicatie:
28
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo
Praktijk
Vanuit het Landelijk Expertise Centrum Jonge Kind (LEJK)
is wel een onderzoekslijn gepubliceerd rondom het volgen
van de ontwikkeling van het jonge kind. Op basis daarvan
is onder andere de volgende onderzoeksvraag opgesteld:
Welke handvatten zijn er voor het gebruik van observatie (volg)
instrumenten, ook met het oog op de doorgaande lijn in het
3
volgen van de ontwikkeling? Wat zijn cruciale aspecten bij
het begeleiden van (aanstaande) professionals bij het leren
volgen van ontwikkeling?
Goed groeps- of klassenmanagement
kan ervoor zorgen dat de tijd
Er worden acht handvatten praktische handvatten genoemd
en ruimte om te observeren ook
en uitgewerkt. De vijf meest relevante handvatten noem ik
goed besteed wordt. Het leren
1hieronder:
kijken vanuit leerlijnen en op die
manier zien waar kinderen zich
in hun ontwikkeling bevinden, is
Een handleiding of training die ingaat op de
essentieel. Belangrijk is dat de
vraag ‘waarom volgen we de ontwikkeling?’
professional zich steeds afvraagt:
en daarbij uitgaat van handelingsgericht
wat wil ik de kinderen leren,
werken. Het is hierbij helpend als de
waarom wil ik dat en hoe ga ik dat aanpakken? En dat de
specifieke vakkennis van de professional op
waarde wordt geschat door het team en de
directie. Het gaat dan om het bespreken en
afstemmen van de cyclus van handelingsgericht
werken.
Observatievolgsysteem: leidend of
helpend laten zijn. Sommigen menen
2
professional daarbij de voorwaardelijke eisen voor een
goede start in groep 3 in het oog houdt. Dit vraagt om
een professional die zich kritisch afvraagt wat haar aanbod
met de ontwikkeling van kinderen te maken heeft.
Een professional heeft daarbij kennis van hoe en wat
jonge kinderen leren hard nodig.
4
Samen met het team periodiek
dat professionals zich te veel laten
en in de jaarplanning cruciale
leiden door systemen waarin in een
doelen benoemen en in een
min of meer vaste volgorde doelen en
jaarplanning vastleggen kan
activiteiten zijn vastgelegd. De professional
kan die slaafs gaan volgen.
verzuipt in het aantal doelen.
voorkomen dat een professional
Anderen benadrukken juist de bruikbaarheid
van dergelijke systemen, omdat ze houvast bieden. doelen per ontwikkelingsdomein.
Cruciale doelen zijn de kern-
Een volgsysteem dat de leerlijn in een bepaald domein volgt is Zeker voor de taalontwikkeling
ondersteunend bij het doen van observaties, omdat daarmee
richting wordt gegeven aan wat er geobserveerd dient te
worden en een vervolgstap klaarligt. Bespreking op basis van
video-opnames tijdens de opleiding of teamvergaderingen
kan helpen bij het leren toepassen van leerlijnen in concrete
situaties. Dergelijke uitwisselingen kunnen ook helpen om de
subjectiviteit van observaties te verminderen en als opstap
naar beredeneerd aanbod. Meer ervaren professionals hebben
wellicht behoefte om eigen doelen op te nemen.
Meer lezen?
Scan de qr-code
voor de publicatie:
en de ontwikkeling van gecijferdheid zijn cruciale doelen
van belang. Als daar positieve ontwikkelingen te zien
zijn, is vertrouwen voldoende. Worden de cruciale doelen
bij een kind niet behaald, dan is verdere observatie
en onderzoek nodig. Zo blijft het werken met een
observatievolgsysteem ook haalbaar en nuttig.
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo 29
VAN WETENSCHAP NAAR PRAKTIJK
5Het delen van informatie over de ontwikkeling
gebeurt vanuit de vraag hoe de ontwikkeling
te stimuleren. Professionals communiceren
eerlijk over hun observaties, zeker als er zorgen
zijn. Ze anticiperen op mogelijke reacties van
ouders (meegaan, ontkennen, schuld zoeken).
Professionals zijn zich hierbij bewust dat
beelden die ze delen geen vaststaande kindkenmerken zijn
en dat er grote variaties binnen de leeftijdsgroep kunnen zijn.
Datgene wat professionals zien bij een kind in de groep hoeft
niet per se voor contexten daarbuiten te gelden, dus is een
belangrijke vraag aan ouders of ze het beeld herkennen (situationele
bepaaldheid). Als ouders het beeld herkennen kan worden
besproken wat dat betekent voor de professionals en/of
ouders: extra ondersteuning of stimulering, bewust bepaalde
situaties opzoeken of frequenter of meer gevarieerd observeren.
Als ouders het beeld niet herkennen geeft de professional
feitelijke gedragsbeschrijvingen in concrete contexten als
onderbouwing voor de uitkomsten. Op een later moment
terugkomen op de bevindingen is raadzaam. Het niet herkennen
van het beeld door ouders kan waarheidsgetrouw zijn,
maar ook toe te schrijven zijn aan ontkenning of moeite met
accepteren, of aan het gebrek aan vergelijkingsmateriaal. Als
er van een uitdraai uit een systeem gebruik wordt gemaakt,
dienen de uitkomsten mondeling goed te worden toegelicht.
Verder wordt genoemd dat het bij alle beschreven handvatten
wel een must is dat professionals door opleiding/training
voldoende kennis en vaardigheden hebben opgedaan om de
ontwikkeling van jonge kinderen te volgen en na de keuze
voor een bepaald systeem de handleiding goed doornemen
voordat ze aan de slag gaan.
Meer lezen?
• Birkeland, J., Baste, V., & Eriksen Ødegaard, E. (2020).
Observation as a professional tool in Norwegian
kindergartens and kindergarten teacher education.
Cogent Education, 7(1), 1-22.
• Brouwers, H. (2010). Kiezen voor het jonge kind
(1ste editie). Coutinho.
• De Bil, P. (2014). Observeren, registreren, rapporteren
en interpreteren (5de editie). Boom Lemma.
• Ministerie van OCW (2017). Besluit van 16 maart 2017
tot wijziging van het Besluit bekwaamheidseisen
onderwijspersoneel en het Besluit bekwaamheidseisen
onderwijspersoneel BES in verband met de
herijking van de bekwaamheidseisen voor leraren
en docenten. Opgehaald via:
zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2017-148.html
Over de auteur
Ruth Heuvelman-Kroon is
orthopedagoog en specialist
Jonge Kind.
30
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo
Knipoog
Natte veters terwijl het buiten
kurkdroog is
Klamme zanderige sokken
aan plakkerige voeten doen
Een groene ‘nummer 11’ onder
de neus van een kleuter
Lekkende beker in de bovenste tas
van de stapel in de tassenbak
Toiletpapier dat voelt als schuurpapier,
echt ‘des onderwijs’
Glitters in je bh
Een verdrietige kleuter op schoot
nemen en ineens nattigheid voelen
Klei in alle hoeken en gaten
Als een kleuters met zijn tong zijn snottebellen wegveegt
wanneer ik zeg dat hij zijn neus moet snuiten
Kruidnoten in juli
terugvinden onder het stof
Koude friet en rauwe broccoli met knoflook
mee naar school als 10-uurtje
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo 31
IN DE LEERLIJN
Observeren van ontwikkelingslijnen
Zo doe je dat!
Herken je dit? Vlak voor de oudergesprekken, verslagen of rapporten haal
je kinderen één voor één bij je om hun ontwikkeling te observeren en te
noteren. Je bent druk bezig met afvinklijstjes, terwijl je die tijd liever had
besteed aan bijvoorbeeld meespelen (Expertis, 2024).
Observeren is een belangrijke basisvaardigheid
voor leerkrachten (De Bil, 2014).
Het is een essentiële manier om inzicht
te krijgen in de groei en ontwikkeling van
kleuters op verschillende ontwikkelingsgebieden
(Van Tuijl e.a., 2023; Brouwers,
2010). Daarnaast vormt het de basis voor
een passend en beredeneerd (vervolg-)
aanbod binnen je groep. Je wilt immers
weten waar de betrokkenheid van je
kinderen ligt ten aanzien van het thema
en welk aanbod daarbij aansluit.
Observeren
Observeren is een cyclisch proces dat
aansluit bij de cyclus van opbrengstbewust
handelen met jonge kinderen, zie
figuur 1. Het vraagt van leerkrachten dat
zij kinderen bewust, systematisch en zo
objectief mogelijk dagelijks waarnemen
tijdens zowel geplande als ongeplande
activiteiten. Dit kan alleen effectief als
leerkrachten de leerlijnen goed kennen
en inzicht hebben in de volgorde waarin
jonge kinderen zich ontwikkelen.
Met vooraf bepaalde doelen als uitgangspunt
observeren leerkrachten dagelijks
gericht tijdens activiteiten of spel. Ze
kiezen hierbij bewust situaties binnen het
thema waarin het kind naar verwachting
de vaardigheid of kennis laat zien die
aansluit bij het doel. Het is daarbij
Figuur 1. Cyclus opbrengstbewust werken
(Expertis (2024)
32
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo
essentieel dat leerkrachten het geobserveerde
gedrag goed interpreteren;
bevindt het kind zich op het juiste ontwikkelingsniveau
voor het aangeboden doel,
is het al verder, of heeft het juist nog
extra ondersteuning nodig (Van Tuijl e.a.,
2023)? Deze observaties bieden waardevolle
informatie voor het plannen van het
vervolgaanbod binnen het thema: wat
heeft het kind nog nodig om het doel te
behalen? Bovendien maken ze het invullen
van rapporten sneller en eenvoudiger.
Je baseert je niet langer op een momentopname,
maar op gedrag dat je meerdere
keren hebt waargenomen.
Rijke leeromgeving
Een rijke leeromgeving, zowel binnen als
buiten, daagt kinderen uit tot ontwikkeling.
Binnen creëer je een omgeving waarin
interactie plaatsvindt, zodat je de taalontwikkeling
en samenwerking kunt
observeren. Deze observaties helpen
je om het aanbod in de hoeken aan te
passen, zodat het de samenwerking en
communicatie tussen kinderen verder
bevordert. Door bijvoorbeeld de hoeken
te verrijken met materialen die het gezamenlijk
spel stimuleren, kun je de kinderen
aanmoedigen om samen te werken en
taal actief te gebruiken.
Ook buiten kun je observeren! Afhankelijk
van de doelen die je hebt gesteld, kan dit
variëren van vrij spel en georganiseerde
spellen tot specifieke activiteiten zoals
het gooien van een bal of het bouwen
van een zandkasteel. Bij een smalle
observatie bedenk je van tevoren waar
je op wilt letten, bijvoorbeeld: ‘Vandaag
observeer ik de interactie tussen kinderen
tijdens het bouwen van zandkastelen’,
Observeren in de praktijk
In de klas van juf Yvette werken de
kinderen aan het thema vogels.
Logan heeft van thuis een grote poster
met verschillende vogelsoorten
meegenomen, die in de kring wordt
besproken. De kinderen krijgen een
turftabel om het aantal vogels dat ze
zien te noteren. Dit turven is eerder
geoefend bij het tellen van fruit, en
vandaag wil de juf observeren vanuit
de leerlijn aanvankelijk rekenen of de
kinderen zowel het turven als het tellen
in stappen van vijf begrijpen.
Buiten begint de groep met turven.
Een meisje roept: “Kijk, daar is een
merel!” De juf moedigt haar aan om
het aantal merels te tellen en een turf
te zetten. De kinderen werken geconcentreerd
en vergelijken hun resultaten.
Later in de kring bekijken ze
samen de turftabellen en tellen ze
hardop in stappen van vijf: “Vijf, tien,
vijftien, twintig.” De juf observeert wie
het tellen in stappen van vijf goed
begrijpt en wie extra ondersteuning
nodig heeft. Op basis hiervan plant
ze later in de week een extra activiteit
in voor een drietal kinderen dat nog
moeite heeft met deze doelen.
Samen met haar duocollega heeft
juf Yvette afgesproken om de leerlijn
maar wees ook alert op andere ontwikkelingskansen
die zich tijdens het spel
aandienen.
Je kunt ook breed observeren; neem
bijvoorbeeld de leerlijn motorische ontwikkeling
eens mee naar buiten en kijken
wat je ziet bij het hinkelen, springen,
balanceren op de zandbakrand, en meer.
Dit biedt uitstekende mogelijkheden om
de motorische ontwikkeling te observeren
en te stimuleren, zoals coördinatie bij het
vangen of gooien van een bal, fijne motoriek
bij het oppakken van kleine voorwerpen
of tekenen met stoepkrijt, of het
fietsen op een driewieler. Deze observaties
zijn leidend in het bepalen van het
vervolgaanbod: wat hebben de kinderen
nodig om verder te groeien in hun ontwikkeling?
Als je bijvoorbeeld ziet dat een
geletterdheid te observeren. Op haar
bureau heeft ze een groot A3-vel liggen
met de namen van alle kinderen.
Gedurende de dag noteert ze opvallendheden.
Aan het einde van de dag
besteedt ze tien minuten aan het waarderen
van deze notities en het invullen
ervan in het leerlingvolgsysteem.
Vandaag heeft de juf besloten mee te
spelen in de themahoek, het natuurcentrum.
De kinderen werken aan
een encyclopedie over vogels. Sahil
tekent een merel en schrijft met
behulp van een vogelkaart het woord
‘merel’ na, waarbij al letterachtige vormen
zichtbaar zijn. Fleur tekent een
mees en plaatst krabbels onder haar
tekening, die ze trots laat zien. Yvette
merkt dat meer kinderen enthousiast
worden over schrijven.
Na schooltijd bedenkt ze hoe ze
materialen kan toevoegen om spontaan
schrijven verder uit te lokken.
In de huishoek legt ze een telefoon
en agenda neer, en in de bouwhoek
plaatst ze grote vellen papier en dikke
potloden om kinderen aan te moedigen
plattegronden en routes te maken.
De volgende ochtend introduceert ze
deze nieuwe materialen en mogelijkheden
in de kring.
kind moeite heeft met het vangen van
een bal, kun je het aanbod aanpassen
door oefeningen aan te bieden die
gericht zijn op het verbeteren van de
coördinatie.
Spel
Spel speelt een cruciale rol in de ontwikkeling
van kleuters. Het daagt hen uit,
stimuleert hun verbeelding en helpt bij
probleemoplossing. Spel biedt niet alleen
de kans om actief te bewegen, samen te
spelen en de wereld te ontdekken, maar
bevordert ook cognitieve vaardigheden,
zoals taakinitiatie en impulscontrole
(Bodrava & Leong, 2007). Door te observeren
hoe kinderen omgaan met uitdagingen
in hun spel, kun je het aanbod afstemmen
op hun behoeften. Taakinitiatie betekent
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo 33
IN DE LEERLIJN
dat een kind zelf initiatief neemt, bijvoorbeeld
door torens te bouwen in de zandbak.
Bij tegenslagen, zoals een omvallende
toren, helpt impulscontrole het kind om
kalm te blijven en opnieuw te beginnen.
In een rijke leeromgeving bepaal jij met
behulp van je observaties het aanbod
dat het beste aansluit bij de individuele
behoeften van de kinderen. Zie je observaties
als een foto die laat zien hoe het er
op dit moment met jouw groep voor staat.
En wat er dan nodig is om de ontwikkeling
van kinderen optimaal ondersteunen.
Ontwikkelingslijnen en
leerlijnen
Om observaties goed te begrijpen, moet
de leerkracht kennis hebben van ontwikkelingslijnen
en leerlijnen. Ontwikkelingslijnen
tonen de natuurlijke groei van
kinderen, met mijlpalen die vaak niet-
lineair en afhankelijk van aanleg en
omgeving zijn. Ze geven aan waar een
kind zich bevindt in zijn ontwikkeling
en helpen om hiaten te signaleren in
vergelijking met de kalenderleeftijd. Het
is belangrijk om ontwikkelingslijnen te
onderscheiden van leerlijnen. Mijlpalen,
zoals ‘invented spelling’, en het tekenen
van koppoters zijn natuurlijke ontwikkelingsstappen,
maar geen leerdoelen. Leerlijnen
bevatten onderwijsdoelen, zoals het
leren tellen tot 20. Het begrijpen van dit
verschil helpt leerkrachten om zowel de
ontwikkeling te volgen als passend onderwijs
aan te bieden (Bosch et al., 2012).
Zone van naaste ontwikkeling
Bouwen, rollenspel, de zandbak – ze verdienen
allemaal aandacht in observaties.
Door te zien wat een kind al kan en waar
het moeite mee heeft, kan de leerkracht
het juiste aanbod bieden. Zo ziet juf Ella
dat Sam geniet van het ballenspel, maar
moeite heeft met mikken. Ze laat hem
zien hoe hij rustig kan mikken en geeft
aanwijzingen over het vasthouden van
de bal. Elke keer als Sam goed gooit,
verplaatst ze de hoepel om de uitdaging
aan te passen. Al snel maakt Sam zijn
eerste score en is trots op zichzelf.
Juf Ella heeft Sam niet alleen geholpen,
maar ook een leuk samenspel gecreëerd.
In de bouwhoek probeert Joris een toren
te bouwen, maar de toren valt steeds om.
Juf Anne geeft hem grotere blokken en
zegt: “Probeer een stevigere basis.” Joris
probeert het en zijn toren blijft staan. Hij
is trots en vertelt wat hij heeft gebouwd,
terwijl Juf Anne de andere kinderen uitnodigt
om samen met hem een brug te
bouwen. Dit stimuleert samenwerking en
taalgebruik.
Tot slot
Spel is onderwijstijd en een cruciaal
onderdeel van het onderwijsprogramma,
veel meer dan ‘even leuk bezig zijn’ of
een ‘frisse neus halen’ en vormt de
basis van je observaties. Hiermee breng
je de ontwikkeling van kinderen in kaart,
wat richtinggevend moet zijn voor je
onderwijsaanbod.
Verder lezen?
Observeren is geen momentopname maar
een continu proces dat inzicht geeft in de
ontwikkeling van kinderen. Door bewust
en doelgericht te observeren tijdens spel
en activiteiten, kun je als leerkracht het
aanbod in je groep afstemmen op de
behoeften van de kinderen. Observeren
is de sleutel tot passend en betekenisvol
onderwijs.
Over de auteur
Caroline van Leijenhorst werkt
als onderwijsadviseur en
jongekindspecialist bij Expertis
Onderwijsadviseurs;
caroline.van.leijenhorst@expertis.nl.
• Bodrova, E, & D.J. Leong (2007). Tools of the Mind. The Vygotskian
Approach to Early Childhood Education (2nd edition). Pearson/Merrill
Prentice Hall
• Brouwers, H. (2010). Kiezen voor het jonge kind (1ste editie). Coutinho.
• De Bil, P. (2014). Observeren, registreren, rapporteren en interpreteren
(5de editie). Boom Lemma.
• Expertis (2024) Kennisclip observeren. www.youtube.com/
watch?v=tiUvTS1A1_M
• Van den Bosch, A., Van Waas, L., Weterings, M. (2012). KIJK! groep 1-2
(7e druk). Bazalt.
• Van der Maas, M. (2024) Opbrengstbewust werken in groep 1 en 2.
Expertis expertis.nl/wp-content/uploads/Expertis_Whitepaper_
OpbrengstbewustWerken_V7-DEF_online.pdf
• Van Tuijl, C., Heuvelman, R., & Hofmeijer, T. (2023). Observeren van
ontwikkelingsvoortgang. De wereld van het jonge kind, 8, 14-18.
34
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo
DAT KAN ANDERS
Kwaliteitszorg
Samen werken aan
goed onderwijs
Stichting KOE in Enschede werkt met een kwaliteitsaanpak waarin de
begrippen relatie en prestatie centraal staan. Ook op stedelijk niveau
zijn stappen gezet. Sinds dit najaar wordt in de gemeente Enschede
met een kwaliteitssysteem gewerkt voor het volgen van de ontwikkeling
van peuters en kleuters (2 tot 6 jaar). Hoe gaat dat?
“Een goede onderwijskwaliteit realiseer je door je
regelmatig af te vragen hoe het aanbod, de afstemming
op leerlingen en het didactisch handelen tot de
verkregen resultaten heeft geleid. Daarvoor zijn kennis
van je leerlingenpopulatie, een relatie opbouwen,
systematische observatie en evaluatie in een doorgaande
lijn nodig.” Aan het woord is Marit Kruiskamp,
sinds 2020 als bovenschools kwaliteitsmedewerker
werkzaam bij Stichting KOE te Enschede. We spreken
met haar over het kwaliteitssysteem van Stichting
KOE en de eerste ontwikkelingen van de kwaliteitsaanpak
op stedelijk niveau.
Marit heeft een helder uitgangspunt bij het woord
kwaliteitsaanpak: “In alle onderwijsactiviteiten wordt
meegewogen wat het effect is op leerlingen en leerkrachten
en overige professionals. We maken keuzes
in de activiteiten. Aanbod moet de ontwikkeling van
de leerlingen stimuleren en de professionals worden
daarbij ondersteund. Deze aanpak start zodra een
kleuter naar school gaat en gaat door tot en met
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo 35
DAT KAN ANDERS
groep acht. Aanbod voor leerkrachten moet hun
ontwikkeling stimuleren, vanaf de start tot en met
het einde van een loopbaan.”
Kwaliteit in beeld
Marit: “Bij mijn start bij de stichting trof ik diverse
losse kwaliteitselementen aan. Een van mijn taken
was om de hele keten van de onderwijskwaliteit in
beeld te krijgen en daar een systeem voor te ontwikkelen.
Dat heb ik samen met de scholen in negen
maanden gedaan.”
Kwaliteitszorg omvat alle activiteiten en maatregelen
waarmee de school de onderwijskwaliteit bewaakt
en verbetert. Het team gaat actief na wat de
onderwijs behoeften van de leerlingenpopulatie is.
Het aanbod en didactisch handelen moeten daarop
afgestemd worden. “Inmiddels werkt elke school in
de stichting met een jaarcyclus per groep en op
schoolniveau en stichtingsniveau met een vierjaarlijkse
én jaarlijkse cyclus. Binnen de jaarcyclus worden de
stappen van zorg (zie kader) gebruikt.”
Marit licht de aanpak bij het jonge kind toe. Kwaliteits -
zorg start met oog en aandacht voor de kleuter.
Daarvoor wordt een kindvolgsysteem gebruikt. Iedere
school heeft daarin een vrije keuze. Er zijn scholen
die met een kindvolgsysteem werken waar per half
jaar gegevens worden ingevuld en er zijn scholen
waar iedere zes weken gegevens worden ingevuld.
Marit: “Een kindvolgsysteem is een middel om de
onderwijskwaliteit in beeld te brengen. Het middel
De vijf stappen van zorg van
stichting KOE
Basis: het geven van goed onderwijs op basis van de
principes van Rosenshine.
STAP 1: Observaties door leerkracht binnen de groep.
STAP 2: Meedenken van collega’s bij een onder steunings -
vraag.
STAP 3: Meedenken van de kwaliteitscoördinator
bij een ondersteuningsvraag; en
STAP 3/4: Meedenken van de orthopedagoog en
mogelijk externe specialisten.
STAP 4: Extra ondersteuning binnen de school
STAP 5: Gespecialiseerde ondersteuning binnen een
sbo of so.
Marit Kruiskamp is sinds 2004 werkzaam in het basisonderwijs.
Na het behalen van haar master in 2014 kreeg
zij meer en meer coördinerende taken op school- en
stichtingsniveau. Sinds 2016 is zij werkzaam als
kwaliteitsmedewerker, waarbij ze in alles wat ze doet
meeweegt wat het effect is op de leerlingen en leerkrachten.
Binnen stichting KOE doet zij dit sinds 2020.
moet wel aansluiten bij de visie van de school en de
observaties en notaties moeten leiden tot een reflectie
op het aanbod en het didactisch handelen van de
leerkracht. De leerkracht moet aan de hand van de
gegevens kunnen uitleggen en onderbouwen wat
het aanbod is, waarom dit zo gebeurt en wat de
volgende stap daarin is.”
Principe van Rosenshine
Elke school werkt met het aanbod en didactisch
handelen vanuit de tien principes van Barak
Rosenshine (in: Surma et al., 2019). In de keuze
voor een aanpak in de onderbouw is de school autonoom.
Een school mag bijvoorbeeld de term spelend
leren gebruiken, als de werkwijze binnen de principes
past. Dat de leerkracht de populatie goed kent, is
essentieel.
“Een voorbeeld: een principe van Rosenshine is
herhalen en een ander principe is opdelen in kleine
stappen. Er zijn scholen waar kleuters met een zeer
zwak ontwikkelde mondelinge taal instromen. Deze
kleuters spreken in twee- en driewoordzinnen en
hebben een beperkte woordenschat. De leerkracht
zorgt dat zij de benodigde informatie over de thuissituatie
voor de start beschikbaar heeft en observeert
het kind vanaf dag één. Deze informatie kan ook van
het overkoepelende Steunpunt Voorschool komen.
Het didactisch handelen en het aanbod worden ook
vanaf dag één passend aangeboden. In deze school
is eerst vier tot zes weken kleuters volgen en dan
pas aanbieden een niet-passende aanpak. Uiteraard
is er volop gelegenheid voor een zachte landing in
36
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo
groep 1, met voldoende ruimte voor het opbouwen
van de relatie en het ontdekken van materialen en
verwerken van emoties in spel”, vertelt Marit.
Marit komt twee keer per jaar op iedere school. Haar
taak bestaat vooral uit het stellen van vragen om de
onderwijskwaliteit van groep 1 tot en met groep 8 in
kaart te hebben.
Marit: “Ik waardeer elke school. Ieder gesprek met
een directie start ik met de reflectie op het onderwijsproces
van de onderbouw tot en met groep 8.
Waarin zie ik een doorgaande lijn van peuters naar
groep 1 en bij de kleuters naar groep 3? Hoe hebben
de leerkrachten ervoor gezorgd dat de thuissituatie
van de kleuters bekend is? Welke principes zijn in de
kleutergroepen leidend om de kwaliteit te borgen?
Daarna bespreken we de resultaten uit het kindvolgsysteem
en het leerlingvolgsysteem.
Bij elke vraag moeten leerkrachten kunnen onderbouwen
wat ze doen en waarom ze dat doen. Zij
hebben een sleutelpositie in de ontwikkeling van
kleuters.”
Scholing en verdieping
De onderwijskwaliteit staat ook schooloverstijgend
centraal. Kleuterleerkrachten kunnen zich aansluiten
bij het Netwerk Jonge Kind. De scholingsonderwerpen
worden door de leerkrachten bepaald. Naast scholing
en inspiratie worden verdiepingsbijeenkomsten
georganiseerd, waarin leren van en met elkaar centraal
staat. Voor startende leerkrachten jonge kind is
een starterscoach beschikbaar. Marit benadrukt de
kracht van de eigen professionals. “Onze eigen mensen
doen het goed. We zijn heel blij met de inbreng
en kwaliteit van professionals in onze organisatie.”
Op stedelijk niveau zijn enkele professionals van
Stichting KOE lid van de professionele leergemeenschap
(PLG) Jonge kind van Lerende Leraren. Zij
denken mee in een doorgaande lijn voor kinderen
van twee tot zes jaar.
GRIP KOV-PO
Op stedelijk niveau wordt de ontwikkeling van zowel
peuters als kleuters sinds het najaar van 2024
gevolgd. Gemeenten, waaronder Enschede, hebben
een wettelijke verplichting leerlingen binnen voor-
en vroegschoolse educatie te monitoren. Tot 2021
werden daarvoor landelijke toetsen gebruikt, maar
dat mag niet meer. Om de ontwikkeling van peuters
en kleuters te volgen, gebruiken pedagogisch
medewerkers en leerkrachten van groep 1 en 2 een
stedelijk observatie-instrument voor taal en rekenen.
Het systeem heet GRIP KOV-PO, waarbij KOV staat
voor kinderopvang en PO voor primair onderwijs.
Met de informatie wordt bepaald of de jonge kinderen
op stedelijk niveau goede voor- en vroegschoolse
educatie krijgen aangeboden en hoe deze geoptimaliseerd
kan worden.
Alle partners in Enschede zijn betrokken: kinderopvang,
de onderbouw van de basisschool, experts in
de ontwikkeling van het jonge kind en de gemeente.
Een werkgroep kijkt kritisch mee of het systeem
duidelijk is voor gebruikers en recht doet aan de
ontwikkeling van het kind.
Marit: “GRIP wordt naast het schooleigen kindvolgsysteem
ingevuld en inmiddels zijn de eerste
opbrengsten beschikbaar. Een voorbeeld daarvan is
de bewustwording bij pedagogisch medewerkers
over de inhoud van de tussendoelen mondelinge taal
begin groep 1. Er wordt veel aandacht besteed aan
de relatie met peuters, waarbij de doelen soms nog
ondergeschikt zijn. Het inzien van de doelen draagt
bij aan een gerichter taalaanbod.
Vierentwintig procent van de volwassenen in
Enschede is laaggeletterd. Een vroeg gericht aanbod
helpt het percentage te verkleinen. GRIP is nog in de
beginfase en we hebben wel enkele jaren nodig voordat
we een breed inzicht hebben in de effecten van
het aanbod aan jonge kinderen op stedelijk niveau.”
Marit besluit het gesprek: “Ons streven is het geven
van goed en passend onderwijs. Professionals
werken daarin nauw samen. We bouwen cyclisch
aan een relatie met leerlingen, observeren en bieden
een juiste aanpak. Iedere leerkracht reflecteert met
behulp van de opbrengsten op het eigen handelen.
Wat we doen moet altijd ten goede komen aan onze
leerlingen.”
Aafke Bouwman
Meer lezen?
Surma, T. et al. (2019). Wijze lessen,
12 bouwstenen voor effectieve didaktiek.
Meppel: ten Brink
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo 37
RECENSIE
Als fijne motoriek
moeilijk gaat
Titel: Als fijne motoriek moeilijk gaat –
handleiding voor het begeleiden van kinderen
Auteurs: Marc Litière, Elien Schoonjans &
Karen Vermeerbergen
Uitgave: 2024
Uitgever: Lannoo
Voor jonge kinderen is een goede fijne motoriek voorwaardelijk
om veel schoolse vaardigheden uit te kunnen
voeren. Dat deze bij een groeiende groep jonge
kinderen ontbreekt, achteruitgaat of zich met moeite
ontwikkelt, baart de auteurs zorgen. Daarom hebben
zij samen een boek voor professionals geschreven.
Deze Vlaamse publicatie bestaat uit drie delen. In deel
1 wordt het begrip fijne motoriek uitgelegd en worden
belangrijke fijn-motorische activiteiten als schrijven,
inkleuren en puzzelen beschreven. Vaardigheden zoals
tekenen en schrijven zijn stapsgewijs met een opbouw
in moeilijkheidsgraad beschreven.
Fijne motoriek blijkt complex te zijn. In deel 2 wordt
fijne motoriek als een puzzel van vierentwintig stukjes
geduid. Dat zijn twaalf onderdelen of begrippen
(waaronder oog-handcoördinatie, vormgeving,
schrijfmotoriek, zelfredzaamheid en motorische precisie)
en twaalf voorwaarden (zoals lichaamsbesef,
lateralisatie, concentratie, bewegingsfunctie en
spiertonus).
Een zwakke fijne motoriek betekent dat een kind een
achterstand op meerdere van de twaalf onderdelen
van de fijne motoriek heeft. Tevens heeft het moeite
met een aantal van de twaalf voorwaarden. Hoe meer
onderdelen niet in orde zijn, hoe zwakker de fijne
motoriek. Er worden bij veel onderdelen suggesties
voor oefeningen gegeven, waarbij naar de oefenbladen
in deel 3 wordt verwezen.
Deel 3 bestaat uit adviezen, vooral over het omgaan
en begeleiden van kinderen met faalangst. Daarnaast
bevat dit deel vijfenzestig oefenbladen met een diversiteit
aan stippen zetten, kleuren, rechte en schuine
lijnen en patronen tekenen.
alleen al zijn meerdere hoofdstukken nodig. De puzzel
van de vierentwintig begrippen en voorwaarden
dragen bij aan begrijpelijk maken van wat er allemaal
nodig is om de fijne motoriek te duiden. De puzzel
helpt de lezer ook om te begrijpen wat achterstanden
zijn en hoe een achterstand op bijvoorbeeld concentratie
invloed heeft op knippen. De vele voorbeelden,
tips en stappenplannen helpen om ‘morgen’ meteen
planmatig in de groep aan de slag te gaan.
De lezer wordt aan het denken en oefenen gezet bij
een geschetst probleem. Bijvoorbeeld: een kind zit
zover voorovergebogen te schrijven dat de neus bijna
het blad raakt. Wat zou er aan de hand kunnen zijn?
Vervolgens worden meerdere hypothesen en oplossingen
gegeven. Deze oefeningen zijn helpend om
een probleem breed te benaderen.
De auteurs verwijzen beperkt naar literatuur. Daardoor
is het niet altijd duidelijk of een uitleg of deelaanpak
een beschrijving van de ervaring van de auteurs is of
vanuit onderzoek wordt verklaard.
Wie inzicht wil krijgen in de complexiteit van de fijne
motoriek en hoe hiermee aan de slag te gaan, krijgt
met deze publicatie veel ondersteuning, inzicht en
oplossingen aangedragen.
Aafke Bouwman
Toepasbaarheid in de praktijk
Als fijne motoriek moeilijk gaat is een omvangrijke
publicatie. Voor de uitleg van het begrip fijne motoriek
38
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo
Op de cover van Kleuterzaken?
DOE MEE!
Kleuterzaken is van én voor kleuterprofessionals, en daarom
ook van en voor onze kleuters. Elk nummer staat er een
tekening van een kleuter op de cover, en dat zou zomaar jouw
leerling kunnen zijn! Heb jij ware kunstenaars in jouw groep
(of misschien nog niet zo ervaren tekenaars ...), stuur dan een
tekening in en wie weet staat jouw kleuter de volgende keer
op de voorkant.
LET OP: de tekening moet gemaakt zijn op een staand wit A4,
waarbij het onderwerp mooi verdeeld is over het hele vlak. Dus
niet alleen onderin, of alleen bovenin. Scan de tekening in op
hoge kwaliteit en mail ze naar: redactie@kleuterzaken.nl onder
vermelding van de voornaam van jouw kleuter en de naam van
jullie school. Als je uitgekozen wordt, krijg je uiteraard bericht!
In de volgende editie van Kleuterzaken: klassenmanagement
Colofon
Kleuterzaken is een uitgave van Instondo B.V.
Binnen Kalkhaven 231, 3311 JC Dordrecht
(078) 645 50 85 • info@instondo.nl • www.kleuterzaken.nl
Jaargang 2
Hoofdredactie Kobi Wanningen
Redactie Remko Appel, Aafke Bouwman, Silvana Herben,
Ruth Heuvelman, Gäby van der Linde
Eindredactie Eveline van Amstel
Uitgever Janneke van Loon
Abonnementen
Kleuterzaken verschijnt vijf keer per jaar. Een jaarabonnement
op Kleuterzaken kost € 49 inclusief btw en verzendkosten.
Een schoolabonnement (drie nummers op één adres) kost
€ 98 per jaar: het derde abonnement is dan gratis.
Abonnementen kunnen ieder moment ingaan en worden
automatisch verlengd, tenzij deze twee maanden voor de
vervaldatum schriftelijk zijn opgezegd.
Kleuterzaken richt zich op professionals die werken met de
doelgroep kleuters (groep 1 en 2). De artikelen in dit blad
weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs de visie van de redactie.
Kleuterzaken streeft ernaar om met wetenschappelijk onderbouwde
artikelen de lezer goed en breed te informeren over wat
er speelt in het veld, waarbij deze kennis de volgende dag kan
worden toegepast in de praktijk.
Zelf bijdragen aan Kleuterzaken? Jouw voorstel(len) zien wij
graag tegemoet en kun je richten aan hoofdredacteur
Kobi Wanningen: redactie@kleuterzaken.nl
Advertenties Voor informatie over mogelijkheden kunt u
mailen naar: sales@instondo.nl
Auteursrechten voorbehouden. Het is niet toegestaan zonder
schriftelijke toestemming van de uitgever artikelen, illustraties
of schema’s geheel of gedeeltelijk over te nemen. Aan de
totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed.
Voor informatie die desondanks onvolledig of onjuist is, aanvaarden
auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid.
Voor eventuele verbeteringen en suggesties houden zij zich
aanbevolen. Vanwege de aard van de inhoud en het doel van
dit magazine, wordt de abonnee geacht het blad te ontvangen
in verband met de uitvoering van een beroep of bedrijf.
ISSN: 2950-6328
© Instondo
Abonnementenadministratie
Instondo B.V.
Binnen Kalkhaven 231, 3311 JC Dordrecht
(078) 645 50 85 • administratie@instondo.nl
KLEUTERZAKEN | nr 2 | maart 2025 | www.kleuterzaken.nl | © Instondo 39
LEERLINGVOLGSYSTEEM
VOOR LEERJAAR 1 T/M 8
EEN VOLLEDIG DOORLOPENDE LEERLIJN
IEP VOOR
LEERJAAR 1 EN 2
Veel scholen maken nu ook
gebruik van onze observatieinstrumenten
voor leerjaar
1 en 2, wat volledig aansluit op
de IEP-visie en leerjaar 3 tot
en met 8. Nieuwsgierig?
AANMELDEN
GRATIS WEBINAR
LEERJAAR 1 & 2
Een kind is meer
dan taal en rekenen
IEP is een merk van