02.05.2025 Views

FNL04_Cover_001_-samengevoegd

Transform your PDFs into Flipbooks and boost your revenue!

Leverage SEO-optimized Flipbooks, powerful backlinks, and multimedia content to professionally showcase your products and significantly increase your reach.

Een ode aan bewuster leven, creativiteit en dagen zonder haast

EXTRA

NOTEBOOK

& DIY PAINT BY

NUMBERS

NUMMER 4 - 2025

TRENDDE

BOEKHANDEL

RUKT OP

FOPO?

Laat los wat

anderen

van je vinden

ZIEN WAT

ER WÉL IS

IN DE LIEFDE

HET LEVEN VAN

WHITNEY

HOUSTON


HOOFD UIT,

Uit de band springen en flink feesten is niet

alleen lekker, maar ook goed voor je, zeggen

wetenschappers. ‘Het maakt creatiever en

brengt je dichter tot elkaar.’

PLEZIER AAN

130 _ -- TEKST JUDITH VAN ANKEREN ILLUSTRATIES RUBY TAYLOR --



De wekker gaat, we staan – misschien

met frisse tegenzin – op. We werken,

zorgen, halen boodschappen, doen

klusjes, koken, eten, sporten en gaan

niet te laat naar bed. Oké, dat klinkt

misschien wel erg saai en sober, maar

over het algemeen verlopen de meeste

dagen volgens een redelijk vast ritme.

En dat is niet erg. Sterker nog: een

volstrekt onvoorspelbaar leven is niet

vol te houden. Maar we hebben het

ook nodig om af en toe uit dat vaste

stramien te stappen. En cocktails te

gaan drinken op een terras. Keihard

mee te zingen tijdens een liveconcert.

Te dansen tot in de vroege uurtjes. Te

gaan nachtzwemmen met een groep

vrienden. Los te gaan op een festival

of in een konijnenpak de polonaise te

lopen. Kortom: uit de band te springen

en onszelf (een beetje) te verliezen. En

al voelen we ons de dag erna misschien

wat schuldig (waarom nou wéér te lang

doorgezakt?), de roes waarin we tijdens

die uitspatting verkeren heeft wel een

belangrijke functie, stellen wetenschappers.

Niet voor niets is de behoefte om

te feesten van alle culturen en ook van

alle tijden.

Roes zorgt voor ruimte

“Het is goed om los te komen uit het

geordende leven, om uit rolpatronen en

hiërarchieën te stappen,” zegt Walter

Weyns, cultuurfilosoof en hoogleraar

sociologie aan de universiteit van

Antwerpen. “Om je onder te dompelen

in een sfeer van muziek, dans, kleur en

spektakel; van gemeenschappelijke

zintuiglijke indrukken. Om op te gaan

in een droomachtige sfeer waarbij de

contouren niet meer zo duidelijk zijn.”

De heerlijke roes die je dan ervaart,

levert niet alleen voordelen op voor

jou als individu maar is bovendien heel

verbindend. En steeds meer mensen

ontdekken dat het ook zonder drank

of andere drugs kan.

Hoe we ook in die roes komen, puur

door te dansen, of met een beetje hulp:

het doet iets met ons brein. Normaal

gesproken staat onze prefrontale cortex

aan het roer, het hersengebied dat gaat

over beslissingen, impulsbeheersing

en planning. Het zorgt dat we deadlines

halen, ons sociaal wenselijk gedragen,

doelgericht zijn en niet continu toegeven

aan impulsen. Het is aan onze sterk

ontwikkelde prefrontale cortex te

danken dat wij mensen als diersoort

zo succesvol zijn. En precies dát deel

van ons brein gaat tijdens een roes

een toontje lager zingen. Dat klinkt

misschien niet als een bijster goed

idee. Of zoals de Canadese hoogleraar

filosofie Edward Slingerland het in zijn

boek Drunk verwoordt: ‘Het lijkt een

heel dom plan om onze cognitieve

besturing te verzwakken, gezien de

potentieel enorme kosten en het ogenschijnlijke

gebrek aan voordelen.’ Het is

namelijk ook nog eens het hersendeel

dat het laatst komt en het eerst gaat:

het is pas rond 20, 25 jaar helemaal

uitontwikkeld – vandaar dat pubers

nogal eens uit de bocht vliegen – en

gevoelig voor slijtage en beschadiging.

Maar dit hersengebied beperkt óók de

creatieve, vrije gedachtestromen. Dat

grappige, originele, out of the boxdenken

dat jonge kinderen zo goed

kunnen, neemt tijdens onze tienerjaren

in rap tempo af, om eenmaal volwassen

op een laag pitje door te sudderen.

‘De prefrontale cortex maakt dat we

super gefocust zijn op het volbrengen

van taken, maar minder goed kunnen

improviseren,’ schrijft Slingerland.

‘Voor zowel creativiteit als het leggen

van originele verbanden moet de

cognitieve controle zich ontspannen,

zodat dat onze geest vrijelijk kan dwalen

en associëren.’ Volgens Slingerland

toont allerlei onderzoek aan dat een

roes ons denken verruimt en ons op

gedachten, ideeën en oplossingen

brengt die onder het strenge toezicht

van dit hersengebied misschien wel

nooit waren komen bovendrijven. Zo

haalt hij een wetenschappelijk experiment

aan waarbij deelnemers creatieve

taken moesten uitvoeren. Nadat hun

prefrontale cortex met behulp van een

speciale magneet was platgelegd,

deden ze dat aanmerkelijk beter.

En er gebeurt meer als we feesten:

de neurotransmitter GABA, die angstgevoelens

afremt, wordt geactiveerd.

Uit een onderzoek, gepubliceerd in

het gerenommeerde tijdschrift Nature,

bleek dat hoe meer GABA mensen van

nature aanmaken, hoe makkelijker ze

ongewenste gedachten uit hun hoofd

kunnen bannen. Zorgen verdwijnen

naar de achtergrond en gepieker maakt

plaats voor ontspanning.

Bovendien zorgt een roes voor een shot

van de stofjes dopamine, endorfine en

serotonine – die ons vrolijk en gelukkig

maken. Vandaar dat mensen die uitbundig

dansen bijvoorbeeld, dat vaak doen

met stralende ogen en een grijns op hun

gezicht. Met name endorfine heeft ook

nog eens een pijnverzachtende werking.

Sociale dieren

Daarbovenop is feesten heel goed voor

het groepsgevoel. Samen zingen,

dansen, juichen, is de ultieme manier

van bonding. Het vergroot onderling

vertrouwen, het gemeenschapsgevoel.

“In groepen waarin weinig wordt gefeest

– in bedrijven waar wordt bezuinigd

bijvoorbeeld – zie je dat de vitaliteit

vermindert,” zegt cultuurfilosoof en

hoogleraar sociologie Weyns. “De

onderlinge betrokkenheid neemt af.”

En dat is meer dan alleen jammer, want

we zijn sociale dieren: saamhorigheid

is onze belangrijkste strategie om te

overleven. We hebben elkaar dus

hard nodig.

Bij kinderen ontstaat verbinding min of

meer vanzelf. Ze ontmoeten elkaar op

de camping en vijf minuten later zijn ze

de beste maatjes. Eenmaal volwassen

hebben we daar – weer vanwege die

serieuze prefrontale cortex – vaak een

losse, feestelijke setting voor nodig.

Die maakt dat we makkelijker praten,

persoonlijke dingen delen, grapjes

maken, flirten: ons verbinden met

elkaar. “Bijvoorbeeld op een festival

kun je de ervaring hebben dat je niet

alleen bent,” zegt Weyns. “Dat je de

grenzen van je individuele bestaan

even kunt overschrijden. Dat je deel

bent van iets groters en onkwetsbaar

bent. Op dat gevoel kun je dan weer

even voort.”

Ook af en toe feesten met collega’s

kan een goed idee zijn, denkt Weyns.

“Als je je leidinggevende ziet dansen

en zingen beschouw je hem of haar

weer meer als mens. Als een ademend,

lachend en springend wezen. Samen

ontsnappen aan de beklemming van

de orde geeft een gevoel van vrijheid. >

132 _ _ 133



Dat maakt dat je er daarna weer samen

tegenaan kunt.”

Het valt niet te ontkennen: alcohol

drinken is de snelste manier om de

prefrontale cortex te dempen. Het is

een shortcut en nog altijd het meest

ingeburgerde roesmiddel. Niemand

kijkt er raar van op. Maar natuurlijk is

het verre van gezond en dat begint tot

steeds meer mensen door te dringen.

Minder drinken of er helemaal mee

stoppen lijkt zelfs een trend: de

0.0- biertjes zijn niet aan te slepen en

jongeren drinken minder dan vroeger

– al laten recente cijfers van het Trimbos

Instituut zien dat het gebruik van onder

andere cannabis, paddo’s, coke en

xtc juist toeneemt, dus wellicht is het

(deels) een kwestie van vervangen.

Alcoholvrije shotjes plezier

Of we ooit massaal zonder drank zullen

feesten is de vraag, maar alcohol is

zeker geen vereiste voor dat prettige

roesgevoel. Ecstatic dancing, ook wel

conscious dancing genoemd, waarbij

je helemaal opgaat in de muziek en

vrij door de ruimte beweegt, gebeurt

bijvoorbeeld nuchter, maar levert toch

een blij gevoel op. Uit onderzoek blijkt

dat mensen die dat regelmatig doen,

zich minder gestrest voelen en een

betere kwaliteit van leven ervaren ten

opzichte van de controlegroep. Ook

vermindert het depressieve en angstige

gevoelens en pijn én voelen de dansers

zich met elkaar verbonden – ondanks

dat het niet de bedoeling is dat je met

elkaar praat.

Ook Weyns is van mening dat drank

of andere drugs niet noodzakelijk zijn

voor een feeststemming. “Het helpt

natuurlijk wel, zowel de tongen als de

heupen worden losser en remmingen

vallen makkelijker weg. Maar ook in

gemeenschappen waar geen alcohol

wordt gedronken, gaat het er heel

feestelijk aan toe. Denk maar aan het

Suikerfeest of een islamitische bruiloft.”

En uit onderzoek blijkt dat je zelfs al

creatiever wordt als je jezelf als kind

inbeeldt. Bedenk bij een vraagstuk

dus eens: hoe zou ik dit aanpakken

als zevenjarige?

Het verlangen naar alcohol of andere

drugs kan echter behoorlijk sterk zijn en

maathouden is voor de een lastiger dan

voor de ander. Toekomstonderzoeker

Jeanneke Scholtens ondervond dat

ook. Als ze merkt dat de hunkering

naar wijn haar steeds meer in beslag

neemt, besluit ze te stoppen. In haar

boek Roes beschrijft ze het proces

waar ze vervolgens doorheen gaat en

onderzoekt ze hoe genot werkt. Pas

na vele lange maanden is haar brein

gereset en de hunkering verdwenen.

Dan merkt Scholtens dat ze ook de

slappe lach kan hebben zonder wijn

en dat hardlopen en koffie haar ook

‘shotjes genot’ opleveren.

Niet bij iedereen is het verlangen om uit

de band te springen even sterk. Zo zal

het niet verrassend zijn dat extraverte

mensen vaker behoefte hebben aan

sociale uitspattingen dan introverte.

Ook wat er nodig is voor dat losse,

vrije gevoel verschilt per persoon. En

per sekse, want onderzoek toont aan

dat vrouwen het gemiddeld makkelijker

gezellig kunnen hebben zonder alcohol

dan mannen. Maar één ding staat wel

vast: zonder uitbundig plezier kunnen

we niet.

134 _



Beeldreportage

Nummerplaat

De Amerikaanse Trey Speegle maakt

kunst van paint-by-numbers-platen. Alleen

zet hij ze wel compleet naar zijn hand.

-- CONCEPT TREY SPEEGLE --

_ 83



Paint by numbers, oftewel schilderen op

nummer, ken je misschien nog wel van

vroeger. Het fenomeen uit de jaren vijftig

verspreidde zich over de wereld vanuit de

Verenigde Staten, Canada en Engeland.

De Amerikaanse kunstenaar Trey Speegle

laat zich erdoor inspireren. Sterker: hij

gebruikt de originele vintage-kits en zet die

naar zijn hand. Hij heeft er wel drieduizend

liggen in zijn studio in Jefferson, zo’n twee

uur boven New York: landschappen, zeezichten,

ballerina’s, cowboys, paarden,

honden, katten: you name it. Hij kan dus

nog wel even voort.

Eerst past Speegle de tekenlijnen digitaal

aan, dan kiest hij een nieuw kleurenpalet en

vult de vakjes handmatig in met muurverf.

Daarna voegt hij er vaak een boodschap

aan de lezer aan toe: soms goede raad,

soms politiek getint, zoals het woord ‘grab’

bij een tekening van een poes, als een

verwijzing naar een uitspraak van Trump.

Of: ‘It’s not my fault’, omdat veel mensen

tegenwoordig te weinig verantwoordelijkheid

nemen, vindt de kunstenaar. Hoe we

Speegles werk kunnen noemen? Pop

conceptualisme, zegt hij zelf.

INTERVIEW MAAIKE BEEKERS

84 _

Op de vellen hierachter kun je weer ouderwets zelf aan de slag met ‘schilderen op nummer’. Illustrator Deborah van

der Schaaf maakte de illustraties en zocht er zorgvuldig de kleuren bij – genummerd en wel.



Beeldreportage

-- PRINTS FUMI YANAGIMOTO --

56 _







Wanneer wist je dat er een kunstenaar

in je school? “Toen ik vijf jaar was, won ik de

eerste prijs bij een plaatselijke tekenwedstrijd.

Ik weet nog hoe er een stuk goudpapier naast

mijn tekening op de muur geplakt was, om aan

te duiden dat ik de winnaar was. Ik werd enorm

gelukkig van het warme gevoel dat dat me gaf.

Het voelde alsof ik speciaal was, voor het eerst

geloofde ik dat ik iets bijzonders in me had.”

Kom je uit een creatieve familie? “Mijn

vader werkte op een kantoor. Maar hij was altijd

bezig met dingen bestuderen, had interesse in

alles om zich heen. Hij leerde me de namen van

de bomen, planten en insecten die we zagen in

de velden en de bergen. Al voor mijn derde

kreeg ik van hem een mes cadeau. In plaats

van me te verbieden het mes te gebruiken

omdat dat gevaarlijk zou zijn, liet hij me zien hoe

ik het kon hanteren zonder mezelf te bezeren.

Vanaf dat moment maakte ik dingen met dat

mes. Ik zocht hout en kerfde daar vormen in.

Mijn vader heeft altijd grote invloed op me

gehad, hij is iemand die zich niet laat leiden

door wat anderen verstandig vinden, hij kiest

zijn eigen pad. Elke dag weer komt hij met

nieuwe ideeën, dat maakt het leven voor hem

vol betekenis.”

Aan welk creatief moment uit je jeugd

denk je graag terug? “Dan denk ik aan de

ansichtkaarten voor het nieuwe jaar die ik aan

het maken was. Ik drukte ze af op de manier

die mijn vader me voordeed. Ik moet een jaar

of zes zijn geweest.”

Heb je iemand in gedachten als je een

beeltenis maakt? “Niet in de zin dat de

mensen die ik afbeeld echt bestaan, al zie ik

ze wel min of meer voor me. Meestal heb ik

vooraf wel een vaag beeld in mijn hoofd, en

daarmee improviseer ik vervolgens.”

Welke techniek gebruik je? “Ik werk nog

steeds met woodblock print. Eerst snijd ik een

patroon in een houten plaat, dan breng ik daar

wat gouache op aan, een dekkende waterverf,

en daarna maak ik met de hand afdrukken op

Japans papier. Ik gebruik daarbij een baren,

een gereedschap waarmee je het papier al

wrijvend goed aandrukt op het hout.”

Wat inspireert je? “Een herinnering.”

Wat wil je zeggen met je werk? “Het is

niet zozeer dat ik er iets mee wil vertellen, maar

natuurlijk druk ik me wel uit met mijn werk. Op

het moment dat ik aan de slag ga, ben ik me

bewust van de warmte op mijn huid, zie ik de

kleur en de helderheid van het licht en sta ik

stil bij de emoties die in me opwellen. Al die

dingen vind je terug in mijn werk.”

Wat doe je als je even niet geïnspireerd

bent? “Zodra ik simpelweg lijnen teken in mijn

schetsboek met een 6B potlood, komen de

ideeën vanzelf.”

Kun je van je werk leven? “Ik ben een

pietje precies als het gaat om de textuur van

het papier, de verf, de omlijsting van een werk.

Daardoor zijn mijn kosten hoog, waardoor het

me eerlijk gezegd niet lukt om puur van mijn

kunst te leven.”

Welke momenten in je carrière waren

lastig en welke geweldig? “Sinds ik van

prints maken mijn werk heb gemaakt, heb ik

altijd het geluk gehad dat er mogelijkheden en

kansen op mijn weg kwamen. Echte crisismomenten

heb ik niet gekend, ook omdat er

altijd wel mensen uit mijn omgeving voor me

klaarstonden. Wanneer iemand, ergens op de

wereld, mijn werk kan waarderen is dat het

allerbeste gevoel. Als er van een print een

platenhoes wordt gemaakt bijvoorbeeld, of

als mijn werk de kaft van een boek siert.”

Wat zegt je werk over jou als persoon?

“Toen ik klein was, speelde ik nooit met de

kinderen in de buurt. Ik lag liever een beetje

te lummelen in de tuin, met bloeiende bloemen

om me heen en de geur van aarde die door het

zonlicht was opgewarmd. Er zijn lange periodes

van afzondering geweest in mijn leven en ook

vandaag de dag heb ik soms nog moeite om

contact te maken met mensen. Die eenzaamheid

kun je denk ik ook aflezen aan mijn werk.”

Heb je een doel voor ogen, wat zijn je

plannen voor de toekomst? “Aan doelen

doe ik eigenlijk niet. Hoogstens doorgaan met

zo veel mogelijk liefde in mijn werk stoppen.

Dit jaar komt er een tweede prentenboek uit

met een kat in de hoofdrol. Het is de opvolger

van A rain dog uit 2023 en ook dit boek is weer

een samenwerking met Takafumi Sotoma.

Verder heb ik vandaag tulpen, narcissen en

freesia’s geplant in mijn tuin. Ik verheug me

nu al op de dag dat die bollen uitkomen.”

Wanneer is een stuk perfect voor jou?

“Ik ben nooit helemaal tevreden maar ik geloof

dat imperfectie een groot goed is.”

INTERVIEW MAAIKE BEEKERS HANDLETTERING FEMME TER HAAR

62 _



Het leven van

Van kerkkoor naar superster

Al bij haar eerste album wordt Whitney Houston ‘een

van de meest opwindende stemmen in jaren’ genoemd.

Op de vraag of haar muziek te wit was, antwoordde ze:

‘Ik zing vanuit mijn hart en mijn ziel en dat is het.’

-- TEKST LIDDIE AUSTIN --

< Whitney voor

het huis van

haar moeder

in New Jersey,

1985.

72 _



Whitney Houston, negentien jaar oud, staat voor het eerst

solo op het podium in een club in New York. Haar moeder

is ziek en heeft haar gevraagd om het optreden van haar

over te nemen. De zenuwen gieren door haar keel. Maar ze

weet dat ze hiervoor al haar hele leven is klaargestoomd.

Haar stem met het ongekend grote bereik (vijf octaven!) is

door haar moeder, zelf professioneel zangeres, gekoesterd

en gepolijst. Ze heeft in het kerkkoor gezongen, ze zong in

achtergrondkoortjes van Chaka Khan en Lou Rawls. En ze

heeft geduld gehad. Ze is niet in zee gegaan met de eerste

de beste producent die iets met haar wilde, maar heeft eerst

braaf haar middelbare school afgemaakt en modellenwerk

gedaan. Dat was ook leuk, ze was het eerste zwarte model

op de cover van het meidenblad Seventeen, maar het is niet

wat ze wil. Ze wil zangeres worden. She’s got this. Ze zingt.

Te wit?

Dit was een test, zegt haar moeder na afloop van het concert:

Cissy Houston blijkt helemaal niet ziek, maar wilde weten of

Whitney toe is aan het echte werk. Ze is tevreden met wat ze

hoorde. En zoals dat in sprookjes gaat, zat er juist die avond

een scout van een platenmaatschappij in de zaal. Niet lang

daarna tekent Whitney haar eerste platencontract bij Clive

Davis, baas van het Arista Records-label. Davis beseft dat hij

een goudklompje in handen heeft, een potentiële cross-over

zangeres: iemand die het zowel bij het witte als het zwarte

publiek goed zou kunnen doen. Dat is in die tijd nog helemaal

niet zo vanzelfsprekend, zeker niet in Amerika. Davis neemt

de tijd. Er wordt met veel zorg aan haar eerste titelloze album

gewerkt, dat op Valentijnsdag 1985 uitkomt. Het werkt: ze

wordt meteen herkend als ‘een van de meest opwindende

nieuwe stemmen in jaren’ (aldus het blad Rolling Stone).

Whitney Houston wordt met wereldwijd dertig miljoen

verkochte exemplaren het succesvolste debuutalbum van

een vrouw. Maar liefst drie singles worden een nummer

1-hit: Saving all my love for you, How will I know en

Greatest love of all.

Whitney stoomt door. Op haar 21e heeft ze haar eerste

Grammy te pakken. Ze gaat op wereldtournee om haar

hits (en ook altijd wat gospel) te vertolken, ze verschijnt in

talkshows en maakt videoclips. Ze is zo succesvol dat MTV,

de dan populaire nieuwe 24-uursmuziekzender, niet meer

om haar heen kan. Tot dan toe zendt MTV muziek van zwarte

artiesten niet of alleen midden in de nacht uit, maar eind

1985 krijgt de video van How will I know alle ruimte op

prime time. Het betekent Whitney’s doorbraak naar een

nóg groter publiek.

In 1987 komt haar tweede album uit, nu met als titel alleen

haar voornaam. De single I wanna dance with somebody

maakt van Whitney Houston definitief een superster. Er komt

nu ook wel wat kritiek. Omdat haar muziek te ‘wit’ zou zijn

wordt er door een deel van de zwarte bevolking opgeroepen

tot een boycot van ‘Whitney Houston’. De zangeres haalt

haar schouders op. “Hoe zing ik precies ‘zwart’, wat doe ik

als ik ‘wit’ klink? Muziek is muziek. Ik zing vanuit mijn hart

en mijn ziel en dat is het.”

Ze mag het Amerikaanse volkslied zingen tijdens de Super

Bowl in 1991, een beladen gebeurtenis vanwege de dan

spelende Golfoorlog. Haar soulvolle uitvoering raakt velen

en wordt een grote hit. The Voice, wordt ze genoemd. In

1992 maakt ze haar debuut als actrice in de film The

bodyguard. Ook hier doorbreekt ze een raciaal taboe: ze

speelt de geliefde van een witte man (gespeeld door Kevin

Costner). De soundtrack van de film zingt ze uiteraard ook

vol en die levert misschien wel haar allergrootste hit op: haar

kippenvel veroorzakende uitvoering van Dolly Partons I will

always love you. Maar liefst 24 miljoen exemplaren worden

ervan verkocht. Whitney heeft de smaak van het filmen te

pakken en produceert een film met alleen zwarte actrices,

Whitney Houston

begroet platenbaas

Clive Davis van Arista

Records, 1995.

Waiting to exhale (1995), waarin ze zelf ook een hoofdrol

speelt. De strijd tegen racisme is belangrijk voor haar.

Maar het is niet alleen maar werken. Ze heeft relaties met

mannen als collega Jermaine Jackson en acteur Eddie

Murphy, totdat ze eind jaren tachtig de ware vindt in de

als ‘bad boy’ bekendstaande r&b-zanger Bobby Brown.

“In tegenstelling tot hoe men over hem dacht, was hij een

aardige kerel,” zegt ze later. “Hij wist wat hij wilde. Als hij

iets zei, luisterde ik. Het was verfrissend om iemand controle

over me te laten hebben, omdat ik op alle terreinen

van het leven zelf de controle had.” Ze trouwen in 1992,

in 1993 wordt hun dochter Bobbi Kristina geboren.

Alles is muziek

Van de buitenkant lijkt het alsof alles wat Whitney Houston

aanraakt, in goud verandert. De Grammy’s vliegen haar om

de oren, ze verdient veel geld (in 1987 alleen al 43 miljoen

dollar), ze heeft een man die van haar houdt, een schattig

dochtertje en iedereen is dol op haar: die vrolijke girl next

door met de gouden stem.

Die stem wordt in haar jeugd al snel opgemerkt. John en

Cissy Houston hebben het druk in die tijd. John werkt bij

de gemeente, Cissy is een veelgevraagde soul- en gospelzangeres,

regelmatig te horen in het achtergrondkoortje van

sterren als Elvis Presley. Thuis wacht hen een samengesteld

gezin: ze hebben allebei een zoon uit een eerdere relatie,

samen krijgen ze een zoon en tot slot een dochter – Whitney

Elizabeth, geboren op 9 augustus 1963 in Newark, New

Jersey. Cissy komt uit een muzikale familie: de succesvolle

zangeressen Dionne en Dee Dee Warwick zijn nichtjes van

haar; Aretha Franklin is voor kleine Whitney een soort tante.

Er staat thuis altijd gospelmuziek op, tijdens familiebijeenkomsten

wordt niet gepraat, maar gezongen. Als ze thuis

is, neemt Cissy de muzikale opvoeding van Whitney streng

ter hand; als John en Cissy allebei moeten werken, worden

Nippy – Whitney’s bijnaam – en haar broers vaak bij vrienden

en kennissen gestald. Dat dit gevolgen zal hebben blijkt na

Whitney’s dood, als bekend wordt dat zij en haar broers

seksueel zijn misbruikt op een van die logeeradressen.

Drugs zijn er al vroeg in Whitney’s leven. Een van haar broers

vertelt in Kevin Macdonalds documentaire Whitney dat hij

haar op haar zestiende haar eerste jointje geeft: je kunt het

maar beter van een bekende leren, luidt de redenatie. Het is

in diezelfde tijd dat ze op een zomerkamp Robyn Crawford

ontmoet, een drie jaar ouder meisje dat een belangrijke rol

in haar leven zal spelen. Ze hebben een relatie en wonen

samen. Ook als die relatie voorbij is, blijft Robyn in het

leven van Whitney. Zij helpt haar om hun gezamenlijke

droom te verwezenlijken: van Whitney een ster maken.

Achter de schermen is Robyn overal bij.

Whitney houdt wel van een feestje en bij een feestje horen

drugs, liefst cannabis en cocaïne. Hoe beroemder ze wordt,

hoe makkelijker het is om eraan te komen. Dat haar man

Bobby Brown er ook wel van houdt, helpt niet. Eind jaren >

Los Angeles, 1980.

Haar slechtste gewoonte?

‘Dat ben ik zelf. Ik ben

mijn beste vriend en

mijn grootste vijand’

74 _

_ 75



negentig kan ze de achterkant van haar leven niet meer

buiten beeld houden. Ze begint optredens af te zeggen. Ze

heeft stemproblemen. Ze gedraagt zich vreemd. Vriendin

Robyn ziet het met lede ogen aan, maar als ze Whitney

voor de keuze stelt: Bobby of ik, kiest Whitney voor haar

man en moet zij haar biezen pakken. Waarschijnlijk kan

Whitney niet anders, want haar huwelijk staat onder druk.

Haar succes overstijgt dat van haar man ruimschoots en

dat trekt hij slecht. Bobby Brown vindt het niet leuk om in

de media ‘Mr. Houston’ te worden genoemd. Whitney

loopt op eieren, toch lopen de ruzies hoog op. Remedie:

meer drugs. Na een interventie door Cissy gaat Whitney

naar een afkickkliniek, met dochter Krissy in haar kielzog

– no way dat ze haar bij anderen achterlaat, ze weet wat

daarvan kan komen. Dat het voor een kind niet goed is om

‘verzorgd’ te worden door een verslaafde moeder komt

kennelijk niet bij haar op. Krissy ziet meer dan goed voor

haar is. Het afkicken lukt niet.

Geruchtenstroom

Als een heel groot publiek een uitgemergelde Whitney in

2001 ziet optreden tijdens een op televisie uitgezonden

tribute aan Michael Jackson, zijn de geruchten over haar

drugsgebruik niet meer te negeren. ‘Whitney stervende!’

kopt de roddelpers. Om verdere reputatieschade te voorkomen

dwingt de platenmaatschappij haar tot het doen

van een televisie-interview om de boel te sussen. Nee, ze

gebruikt géén crack, antwoordt ze op de suggestie van

journalist Diane Sawyer: daarvoor is ze te rijk. “Crack is

whack,” hoont ze. Ze erkent wel ‘slechte gewoontes’ te

hebben. De slechtste? “Dat ben ik zelf. Ik ben mijn beste

vriend en mijn grootste vijand.” Het interview bevestigt

alleen maar de indruk die men al heeft: het gaat niet goed

met Whitney Houston. Er is ook de rechtszaak die haar

vader tegen haar begint: voor contractonderhandelingen

die hij namens haar zegt te hebben gevoerd bij de platenmaatschappij

eist hij honderd miljoen dollar (!). Het komt

tot een breuk. Whitney zegt in een interview dat ze het op

zijn sterfbed in 2003 nog hebben bijgelegd; haar familie

beweert in de documentaire Whitney dat ze elkaar nooit

meer hebben gezien.

Jarenlang wordt er daarna creatief gesproken weinig van

Whitney Houston meer vernomen. Er is een realityserie met

Bobby Brown waaruit iedereen kan opmaken hoe verziekt

de verhoudingen thuis zijn; er zijn meldingen van huiselijk

geweld; er verschijnen foto’s van haar in verwarde staat en

van allerlei arrestaties van en rechtszaken tegen hem. Hun

echtscheiding in 2007 komt voor niemand als een verrassing.

In 2009 doet Whitney weer een poging om af te kicken.

Helaas kan ze niet het volledige programma in de kliniek

afmaken, want al haar geld is op. Ze moet weer aan het

werk. Geeft niet, zegt ze in een groot tell all-interview met

Oprah: “Het wordt tijd om de gave die ik van God gekregen

heb weer op te pakken.” Ze maakt een plaat, I look at you,

ze treedt weer op. Maar haar beroemde stem haalt de hoge

noten niet meer en ze lijkt vaak verward.

“Waar ben je over tien jaar?” vraagt journalist Diane Sawyer

in 2002. “Met pensioen,” antwoordt Whitney onmiddellijk.

“Zingend. Mijn dochter zien opgroeien. Kleinkinderen.” Het

loopt helaas anders. Whitney Houston wordt op 11 februari

2011 dood aangetroffen in haar bad in een hotel in Los

Angeles, 48 jaar oud. Ze is ‘onopzettelijk verdronken’; in

haar bloed worden sporen van cocaïne en cannabis aangetroffen.

Van kleinkinderen komt het tragisch genoeg

evenmin: Krissy (22) sterft vier jaar later een vergelijkbare

dood als haar moeder. Ook zij wordt bewusteloos aangetroffen

in een bad, ook in haar bloed worden sporen

van verdovende middelen aangetroffen.

Whitney Houstons begrafenisdienst vindt plaats in de kerk

in Newark waar ze als kind optrad en wordt live uitgezonden

op de Amerikaanse televisie. Naast Whitney’s gouden kist

zingt Alicia Keys een hartverscheurende versie van Send me

an angel. Hoe mooi dat ook is, waarschijnlijk denkt iedereen

in de kerk dan aan de ene onvergetelijke stem die te vroeg

tot zwijgen is gebracht.

Verder kijken

‘Whitney − Can I be

me’, documentaire van

Nick Broomfield (2017)

‘Whitney’, documentaire

van Kevin

Macdonald (2018)

‘I wanna dance with

somebody’, biopic met

Naomi Ackie in de

hoofdrol (2022)

FOTOGRAFIE GETTY IMAGES HANDLETTERING KOP FEMME TER HAAR

1

2

1. Bij de 13th Annual American Music Awards in Los

Angeles waar Whitney twee prijzen won, 1986.

2. High school senior, 1982.

3. Op de Bahamas, 2000.

4. Met haar man en dochter Bobbi Kristina, 1984.

5. Met haar ouders John en Cissy, 1988.

6. Bij een concert in Parijs, 1988.

7. Met haar man Bobby Brown, 1992.

5

3

4

6

7

76 _



ALS

DE

LENTE

-- TEKST ANNEMIEK LECLAIRE ILLUSTRATIES KAORU YAMADA --

KOMT

De lente zegt: maak ruimte voor iets nieuws, maar

kalm aan een beetje. Journalist Annemiek Leclaire probeert

zich in te houden met nieuwe plannen en ideeën.

_ 11



Tips of tender green,

Leaf, or blade, or sheath;

Telling of the hidden life

That breaks forth underneath

Christina Rossetti

Er is zo’n moment aan het einde van

de winter dat ineens de lente voelbaar

is. De zon valt onverwacht de keuken

in, en als je het raam openzet, hoor je

hoog aan de hemel het geluid van de

vertrekkende ganzen die in Nederland

hebben overwinterd. De koolmeesjes

trippelen op de takken, hier en daar

steekt ineens iets kleurigs uit de grond.

Het is een moment van troost en belofte

tegelijk. Eindelijk! De stilte, de kaalheid

van de winter, is bijna voorbij. De natuur

wordt wakker, en rekt zich uit als een

jonge baby.

Maar let op, nu moet je in de vrolijkheid

die ontstaat niet te snel willen. Wees

nog een beetje voorzichtig met al het

nieuwe dat buiten en binnen in jou de

kop opsteekt.

In het voorjaar lengt het licht, lopen de

bomen en planten uit, ontstaat er weer

voedsel, vertelt bioloog Patrick van

Veen: “Dieren als herten, schapen en

wolven zijn zo geprogrammeerd dat ze

nieuw leven op de wereld zetten, zodat

de jonkies, als de winter aanbreekt,

oud genoeg zijn om zich zelfstandig te

kunnen redden. En een vacht hebben

ontwikkeld tegen de kou.”

De mens is volgens hem niet op zo’n

manier geprogrammeerd. “Het is vooral

dat ontwaken van de natuur dat effect

op ons heeft,” zegt hij, “niet zozeer het

seizoen zelf. Die sterk veranderende

natuur, daar reageren we op.”

Dat begint met de toename van licht.

Licht heeft invloed op onze hormoonhuishouding:

op serotonine, de vrolijke

boodschapper in ons zenuwstelsel die

door zonlicht wordt wakker geschud,

en op de aanmaak van melatonine die

de slaap reguleert.

Dat kan energieker maken, maar ook

onrustig. De lente is volgens Van Veen

zeker niet alleen het jaargetijde van

ongecompliceerde levenslust, maar

ook het seizoen van verstoring.

“Omdat het eerder licht wordt, en de

vogels zich gaan roeren, slapen mensen

slechter. En omdat we weer van binnen

naar buiten gaan, letterlijk en figuurlijk,

nemen ook de prikkels toe.”

Natuurlijke cadans

Als kind leefde ik nog zo natuurlijk op

het ritme van de jaargetijden. De herfst

ging gepaard met de geur van appels in

de kelder. Bij de winter hoorden kerstlichtjes

en schaatsen. In het voorjaar

kampeerden we tussen de narcissen,

en schilderden we paaseieren voor

de tent.

Toen ik ouder werd, ging dat seizoensritme

totaal aan me voorbij. Drukte laat

zich niet ringeloren door seizoenen; de

dagelijkse zorg- en werkverplichtingen

gaan gewoon door. Maar de laatste

jaren ben ik me weer bewust van die

natuurlijke cadans. Leven met de

seizoenen, zo heb ik gemerkt, betekent

toelaten dat er een ritme in het leven

zit. Een van inademen en uitademen,

van struikelen en opklauteren. Het is

de externe klok die aangeeft dat er

momenten zijn om voluit voorwaarts

te sjezen, en momenten om je met

zware najaarskost terug te trekken.

Het is, als ik er zo over nadenk, vooral

een poging tot acceptatie van de

constante verandering in mijn eigen

leven, en die van de wereld om me

heen. Een poging daarop mee te

kunnen bewegen.

Wat helpt, is om in de uiterlijke wereld

de tekenen van dat ritme te kunnen

zien. Eigenlijk hoeven we alleen maar

om ons heen te kijken om te snappen

wat de bedoeling is. Te luisteren naar

wat er in de lucht hangt, de grond te

voelen waarop je loopt. (Is ie door vorst

verhard? Zompig van voorjaarsregen?

Uitgedroogd door zomerhitte?)

Al die tekens brengen hun eigen vragen

mee. Als ik in de lente de vogels terug

zie komen uit het zuiden, vraag ik me

af waar ik zelf naar wil terugkeren. >

LUISTEREN IN HET

OCHTENDGLOREN

Met het licht komt ook het geluid in de

natuur terug. De eerste zondag in mei,

dit jaar op 4 mei, is het International

Dawn Chorus Day. Een initiatief dat ooit

in Birmingham van start ging. In tachtig

landen inmiddels openen mensen om vijf

uur ’s ochtends hun raam − of staan in

het bos! − om te luisteren naar de

vogels. Je hoeft er niet voor in de natuur

te wonen, zeggen de oprichters van het

evenement, ook in de stad zijn vogels:

duiven, meeuwen , roodborstjes.

12 _



_ 15



Waar hoor ik op dit moment van mijn

leven eigenlijk thuis? Als ik op een

Waddeneiland ben en daar de bodem

tussen nog kale bomen wit zie kleuren

van de bosanemonen, vraag ik me af

wat er bij mijzelf uit ‘zwaar gebladerte’

tevoorschijn komt. Wat licht er op?

Een soortgelijke vraag heb ik als ik

de sprongen zie van de honderden

lammetjes waar ik op hetzelfde eiland

langs fiets: wat springt er eigenlijk op

in mij?

Ik bespreek tegenwoordig dergelijke

vragen met een klein groepje dat ik

‘de seizoensclub’ noem. Stel je er niet

te veel van voor: we kauwen op lekker

eten en een paar vragen. Die voor het

voorjaar halen we bijvoorbeeld uit het

notitieboek Spring session van de

Canadese lifecoach Krista O’Reilly­

Davi-Digui. Zij legt de vraag voor:

‘De overgang van de winter naar de

lente kan tegelijk lastig en opwindend

zijn. Hoe ga jij om met die mix van

gevoelens?’ Omdat O’Reilly-Davi­

Digui best serieus is, ligt ook het wat

lichtere boek Sacred seasons van

Kirsty Gallagher op tafel. Zij stelt voor

dit seizoen onder meer de vraag: ‘Hoe

schud je van je af wat niet meer past?’

Pas op de plaats

“De lente gaat voor mij over iets dat

op wil komen,” zegt Marcel Tjepkema.

Hij is directeur van Club Groeneveld

die onder meer cursussen organiseert

over het volgen van de seizoenen in je

leven en werk. Hij associeert het voorjaar

met aandacht en zorg voor iets

nieuws dat zich aandient.

“Eind januari, begin februari is onder

de grond van alles aan de gang, maar

daar is nog weinig van zichtbaar,” zegt

hij. “Dat wat naar boven wil komen,

verzamelt kracht om door de aarde

heen te breken. Bovendien kan de

vorst er nog overheen komen.”

In onszelf speelt zich, als je een beetje

oplet, iets soortgelijks af. Tjepkema

beschrijft: “Je voelt de lente, voelt dat

alles vrolijker wordt. Het wordt warmer

buiten, je krijgt nieuwe energie. Het is

verstandig om dat wat er aan nieuws

in jezelf opborrelt dan eerst eens te

bekijken, te volgen, voor je er meteen

actie op onderneemt.”

“Ken je dat,” vraagt hij me, “dat je een

nieuw idee hebt en het aan iedereen

vertelt, maar dat je er niet veel later

alweer helemaal op uitgekeken bent?”

En of ik dat ken. Het is me al te vaak

gebeurd dat ik me head over heels in

nieuwe projecten stortte waar ik even

later al totaal geen zin meer in had. En

geen tijd bovendien. “In onze cultuur

willen we alles meteen uit de grond

trekken,” zegt Tjepkema. “Maar de

les is om daar voorzichtig mee om

te gaan, en daar de juiste ruimte

voor te vinden.”

Tjepkema werkt met de seizoensleer

van Jaap Voigt (Leven en werken in

het ritme van de seizoenen). Volgens

Voigt beginnen de seizoenen zo’n zes

weken eerder dan we denken. “Wat we

als start van een seizoen zien, is vaak

eerder het hoogtepunt ervan,” vertelt

Tjepkema. “Zo wordt de dag met het

meeste licht, meestal 21 juni, als het

begin van de zomer gezien. Maar dat

maximale licht heeft zich opgebouwd.

De lente, zomer, herfst en winter zijn er

niet ineens.” Volgens Tjepkema start

het voorjaar daarom rond 4 februari,

als het buiten nog koud is, maar de

eerste tekenen van nieuw leven zichtbaar

worden.

Deze indeling komt ook overeen met

eeuwenoude rituele feesten wereldwijd

die rond dat tijdstip het ontwaken van

de aarde vieren. Zoals het festival dat

in de Engelstalige wereld Imbolc wordt

genoemd. Het werd vanaf de vroege

middeleeuwen rond eind januari, begin

februari onder meer op het platteland

van Ierland en Schotland gevierd. Het

woord betekent ‘in de navel’. Bij het

festival werd vruchtbaarheidsgodin

Brigid nagemaakt van stro, waarna ze

opgewekt in brand werd gestoken om

de terugkeer van het licht te vieren. Die

elementen werden met de komst van

het christendom deels overgenomen

in de Maria Lichtmis, een feest dat

veertig dagen na kerst op 2 februari

gevierd wordt.

Tegenwoordig staan die ‘heidense’

tradities weer in de belangstelling.

Katherine May, auteur van Winteren,

beschrijft in haar nieuwsbrieven vaak

oude rituelen rondom de seizoenswisselingen.

Over Imbolc schreef ze op

Substack: ‘Dit is het moment waarop

de eerste lammetjes worden geboren.

De ooien zijn drachtig en het jaar is ook

drachtig, vol verwachting en belofte.

Imbolc is de laatste slag van de winter,

een tijd om je voor te bereiden op de

betere dingen die komen gaan. Het

komt altijd precies op het moment dat

ik er klaar voor ben om mijn vleugels

weer uit te slaan en om contact te

maken met de buitenwereld na al die

maanden binnen te hebben gezeten,

weg van de kou.’

Uit je nest

Ik heb zelf ondervonden dat deze zo

weerbarstige uittocht van de winter,

met onverwachte vorst of eindeloos

druilerig, het meest veronachtzaamde

moment van het jaar is. Als je denkt

dat het duister maar voortduurt, is in

de natuur het leven allang aan het

ontwaken. Ik ga tegenwoordig de deur

uit om het geroffel van de spechten te

horen, de terugkerende grutto’s. Ik

neem nu de tijd om nieuwe ideeën

dromerig uit te werken, in flarden en

fragmenten. Niets hoeft nog vorm

te krijgen.

Richting april, als de natuur begint uit

te barsten, als de weiden groen zijn,

buitelend van leven, laat het nieuwe

zich niet meer in toom houden. Het

barst bij wijze van spreken uit zijn

voegen. Nu moet er ruimte worden

gemaakt om dat een plek te geven.

‘Clearing out’, is een term waarvan

ik erg hou. Zowel fysiek als mentaal >

16 _

_ 17



ga ik met de bezem door mijn leven.

Opfrissen die boel! Wat heeft zich

opgehoopt, wat mag wieberen?

“De voorjaars schoonmaak is een mooi

verschijnsel dat van oudsher bij de

lente hoort,” vertelt bioloog Van Veen.

“In de dierenwereld zie je dat dieren

de holen en nesten waarin ze hebben

overwinterd, nu verlaten, en vervangen.”

Dat heeft mede te maken met vlooien

en ander minuscuul ongedierte dat zich

in de schemerige verblijfjes vermenigvuldigt.

De mens is de enige soort die

in het eigen nest blijft ‘hangen’, zegt

Van Veen. Vandaar de oude traditie om

op het moment dat de huisraad veilig

naar buiten kan worden gesleept, stofmijt,

zilvervisjes en vochtluis door de

zon te laten weg schitteren.

Bij schoonmaakkoningin Diet Groothuis

sleepten ze vroeger als de tijd daar was,

alles het huis uit. De meubels werden

geboend, matrassen gelucht, dekens

geklopt. Vader gaf de huiskamer en het

plafond een nieuw likje verf.

“Ten eerste,” zegt Groothuis, “zie je

door de zon alles veel beter dan bij

kunstlicht, en zie je dus ook hoe vies

het is. Maar je frist alles ook letterlijk

en figuurlijk op.” Groothuis is tegelijk

dichter, romanschrijver en schoonmaakexpert.

Vorig jaar publiceerde ze Het

groene poetsboekje. Vroeger pakte ze

die voorjaarsschoonmaak al net zo

rigoureus aan als destijds haar ouders.

Tegenwoordig verdeelt ze het, en doet

ze vanaf februari elke week iets extra’s.

“Dan een keukenla, dan het kruidenkastje.

Ik gooi wat over datum is weg,

zet de kruiden weer op alfabet. En de

week erna weer de inloopkast.” Op de

achtergrond als aanmoediging stevige

schoonmaakmuziek. “Groene zeep,

schoonmaakazijn en soda zijn genoeg,”

adviseert ze. “Je hoeft geen milieubelastende

dure spullen te gebruiken

die ook nog eens belastend zijn voor

je luchtwegen.”

Na het schoonmaken loopt ze graag

langs die opgeruimde plekken heen

en weer. “Dat voelt zo lekker! Je poetst

je innerlijk natuurlijk meteen een beetje

mee.” Waar ze ook voorstander van is:

luchten, luchten en nog eens luchten.

Ramen open aan het eind van de winter,

de voorjaarsbries laten binnenstromen.

Als je met een seizoensbril naar feestelijke

gebruiken gaat kijken, opent zich

een wereld aan betekenis. Dat geldt ook

voor Pasen, dat altijd een lievelingsfeest

is geweest voor mij, misschien omdat

er een zich uitrekkende vrolijkheid bij

hoort, omdat het zonlicht zich over het

tafellaken strekt en op de lentebloemen

in de vazen valt. Nog steeds verf ik de

avond ervoor wat eieren in verzamelde

blikken, en ligt het briochebrood klaar

voor de brunch.

Interessant is dat het katholieke ‘vasten’

tussen Aswoensdag en Pasen in het

Engels Lenten fast wordt genoemd.

Je zou kunnen beweren dat dit precies

is waar we het altijd over hebben in dit

jaargetijde: ruimte maken, je opfrissen

voor het feest van de lente.

Op dit punt van het voorjaar laat ik mijn

geduld varen. Ik ga de hort op met mijn

plannen, en verruil mijn kluizenaarsachtige

winterbestaan voor een leven

buitenshuis. Ik verzamel lentekost op

de markt (asperges, sjalotten, prei,

spinazie, aardbeien bosbessen), en

als ik zin heb organiseer ik op mijn

balkon kleine lunchbijeenkomsten op

de zondag. Met mijn seizoensclubje

bijvoorbeeld. Uitkijkend over de rand

van de stad, wachtend op de eerste

tekenen van de zomer.

Zowel fysiek als mentaal gaat de bezem

door mijn leven. Opfrissen die boel! Wat

heeft zich opgehoopt, wat mag wieberen?

LENTEVRAGEN

Wat komt tot leven in jou?

Wat wil je daarvan uitvoeren?

Hoe maak je daar ruimte voor?

Wat kan weg, waarom,

en hoe ga je dat aanpakken?

Wat houd je tegen in je groei?

Hoe bereid je je voor op volle

zomerbloei? Hoe zorg je voor genoeg

energie voor jezelf en je plannen?

18 _



INTERVIEW KLAARTJE SCHEEPERS FOTOGRAFIE PETER LODDER FOTOGRAFIE, FABIAN VIESTER (JOEP PAG. 24), JANS SCHULTING (JOEP PAG. 25), SARAH VAN LOOY (CHRISTELLE) HANDLETTERING KOP FEMME TER HAAR

HELEEN

Eigenaar deltavliegschool

JOEP

Reizende deejay

DRIE MENSEN VERTELLEN.

CHRISTELLE

Schrijfcoach

_ 21



‘HET GEVOEL

VAN VRIJHEID EN

AUTONOMIE NEEM

JE MEE IN JE

DAGELIJKS LEVEN’

Heleen van den Bos

45 jaar Oosterhesselen

eigenaar deltavliegschool

Deltaflyadventures.com,

@deltaflyadventures

Wat ben je aan het doen? “Het seizoen

voor deltavliegen is weer in volle gang. In de

ochtend zijn er vaak vlieglessen, ’s middags

maken we tandem vluchten. Zo’n vliegdag is

inspannend. Deltavliegen brengt je normaal

helemaal in de flow, maar als instructeur moet

je tijdens lesvluchten je hoofd erbij houden.”

Hoe geef jij les? “Mensen die willen leren

vliegen neem ik eerst mee aan de tandemvlieger,

die omhoog wordt gesleept door een

heel licht motorvliegtuigje. In zo’n vlieger hang

je naast elkaar en stuur je met je lichaam. Met

elke vlucht doe je meer zelf, tot je de hele

vlucht zelfstandig kunt maken. Dan stap je

over op een solovlieger en krijg je begeleiding

via de radio. De tandemlessen geven we aan

kleine groepjes in het noorden van Nederland.

We vliegen ook op andere plekken, in de

Duitse Eifel bijvoorbeeld of de Franse Alpen;

mooie locaties in de natuur waar je ook kunt

wandelen, fietsen, klimmen en kamperen.

Dat is altijd enorm genieten.”

Waarom begon jij er zelf mee? “Het trok

me al heel lang, maar ik durfde niet. Hoogtevrees.

Maar toen ik als twintiger een deltavliegschool

ontdekte, schreef ik me in voor

een introductieweekend. Dat begon met

rennen in een weiland – dat durfde ik wel.

De eerste dag was meteen geweldig. Op de

tweede dag vlogen we ministukjes, op nog

geen meter hoogte. Dat was onbeschrijfelijk,

en ik zag iedereen transformeren: de hele

groep was volledig in het moment, alsof alle

maskers afvielen. We konden niet stoppen

met grijnzen. Ik kon nog niet eens vliegen,

maar besloot toen al dat ik instructeur wilde

worden – dit gevoel wilde ik delen.”

Wat is jouw missie? “Lang niet iedereen

weet dat je in Nederland kunt vliegen. Ik wil

het graag bekender maken, vooral onder

vrouwen en jongeren. De meeste piloten hier

zijn man, en niet meer de jongsten. Deltavliegen

vraagt om gevoel, inzicht en goede

techniek, en je ervaart meer flow en energie

dan adrenaline. Ik snap niet goed waarom

maar zo weinig vrouwen vliegen. Met mijn

vliegschool organiseer ik steeds meer voor

vrouwen en jongeren, en zelf doe ik nu mee

met wedstrijden (vorig jaar werd Heleen

tweede bij de Franse Open Kampioenschappen,

red.). Want ook daar zijn vrouwen

nog ondervertegenwoordigd.”

Wat maakt deltavliegen zo bijzonder?

“Je beleeft de wereld compleet anders.

Je vliegt puur op natuurkrachten: opstijgende

lucht, wind, er zijn roofvogels die met je meevliegen,

steenbokken die onder je over de

rotsen klauteren. Doordat je zo dicht onder

je vleugel hangt, is het net alsof je vleugels

hebt, je beweegt als één met je vlieger. Dat

geeft een gevoel van vrijheid en autonomie,

en dat neem je mee naar je dagelijks leven.

Waar je ook vliegt, je ontmoet overal andere

piloten uit allerlei landen. Daar heb je dan

meteen een band mee – vliegen geeft een

gemeen schapsgevoel. Want met niemand

kun je je ervaringen zo goed delen als met

die andere piloten.” >

22 _



Joep Schillings

63 jaar Boven-Leeuwen

is deejay

Deplatenbus.nl,

@deplatenbus

Wat ben je aan het doen? “Met mijn

Platenbus, een oude brandweerwagen vol

vinyl, rijd ik al vijftien jaar het land door om

plaatjes te draaien. Inmiddels doe ik dat met

twee collega’s en nog een tweede bus. Ik ga

festivals af, sta op braderieën en draai op

bruiloften en partijen. Voor de bus bouw ik

altijd een huiskamertje, met een Perzisch

kleed, een fauteuil, een schemerlamp en

wat snuisterijen. Ik wil een familiegevoel

oproepen, iedereen is welkom bij mij.”

Hoe begon dat? “Ik was performer en had

een circusact voor kinderen, waarin ik jongleerde,

een vuurshow had en een act met

mijn hond. Die brandweerwagen diende als

mijn coulissen. Op een gegeven moment was

ik die act zat, het was mooi geweest. Maar

wat moest ik nu met die wagen? Omdat ik

mijn hele leven al elpees verzamel, ontstond

het idee voor de Platenbus. De overstap

was goed, dit past beter bij mijn leven nu.”

Hoe past dit dan beter? “Mijn optredens

waren voor een groot deel gebaseerd op bluf.

Mijn niveau van jongleren is niet zo hoog,

maar met veel bravoure redde ik me er wel

uit. Alleen: dat is behoorlijk intensief, je bent

zelf steeds degene die de aandacht moet

vasthouden. Zonder dat blijft er weinig over.

Nu staat de muziek op de voorgrond en

zorgen mijn platen voor het contact met

het publiek. Nog steeds maak ik er een

show van, maar nu vanuit een andere plek:

aanwezig, maar alleen wanneer het nodig

is en het mij uitkomt.”

Wat voor soort deejay ben jij? “Ik sta

ten dienste van de mensen. Ik zoek naar de

chemie waar zij behoefte aan hebben. Als ze

lekker willen praten, zorg ik voor een sausje

van gezelligheid. Maar voel ik enthousiasme

en hebben ze zin om te dansen, dan kan ik

ook uit mijn plaat gaan. Dat afstemmen, daar

ben ik goed in. Ik zal nooit proberen er iets

uit te trekken. Ik tennis met het publiek: wat

vinden ze leuk, wat slaat aan, wat willen ze

horen? Zo probeer ik samen met mijn

publiek een feestje te bouwen.”

Wat betekent muziek voor je? “Het is

een way of life, een houvast in mijn leven. Een

belangrijk onderdeel daarvan is de jacht op

nieuwe plaatjes. Nieuw betekent voor mij:

onbekend. Want sinds de jaren negentig,

toen de cd opkwam, koop ik bijna geen

nieuwe muziek meer. Ik ben daarom juist

terug in de tijd gaan snuffelen, en heb met

terugwerkende kracht muzikanten ontdekt.

Muziek is zo nieuw als het moment waar jij

haar voor het eerst hoort, er is al zo veel

gemaakt. Als ik op festivals draai, ga ik

daarom eerst naar de lokale platenzaak

om wat te luisteren en nieuwe schatten te

vinden. Daar kan ik enorm van genieten.” >

‘IK TENNIS MET HET PUBLIEK:

WAT VINDEN ZE LEUK, WAT SLAAT AAN,

WAT WILLEN ZE HOREN?’

24 _

_ 25



‘SCHRIJVEN

IS MIJN

LIFESAVER’

Christelle Baseke Kaisala

38 jaar Melle, België

begeleidt schrijfsessies

waarin je denkpatronen blootlegt

@notetoselfbelgium

Wat ben je aan het doen? “Met Note To

Self organiseer ik schrijfsessies voor vrouwen

van kleur. Hierin neem je met gelijkgezinden

de tijd om al schrijvend jezelf te ontdekken.

Rondom mentaal welzijn van zwarte vrouwen

spelen een hoop taboes. Het idee is dat je

altijd maar sterk moet zijn. Ik wil dat idee

doorbreken en via schrijven ombuigen.”

Hoe past dit bij jou? “Ik schrijf al mijn hele

leven – sinds mijn achtste houd ik een dagboek

bij. Het is mijn lifesaver, mijn manier

van expressie. Als ik iets op papier zet, geeft

me dat rust. Een aantal jaar geleden startte

ik met twee andere vrouwen van kleur het

schrijverscollectief Words of Colour. Tijdens

de schrijftafels die we organiseerden, zag ik

weer hoe helend schrijven en de ontmoeting

met elkaar zijn. Na het overlijden van mijn

vader was alles in mijn leven gaan schuiven.

Er kwam bij mij veel in beweging toen ik mijn

ingesleten denkpatronen op papier zag en er

van een afstand naar keek.”

Welke denkpatronen waren dat?

“Patronen die voortkomen uit de schadelijke

stereotypen over zwarte vrouwen. Een van

de narratieven die al generaties lang worden

doorgegeven is dat van de sterke zwarte

vrouw. Onverwoestbaar. Onverschrokken.

Geen emoties tonen. Altijd maar incasseren.

Die mythe ontstond binnen de context van

kolonialisme en slavernij – je móést wel

weerbaar zijn om te overleven. Vooral in de

Amerikaanse literatuur is daar veel over

geschreven, maar vrouwen van de Afrikaanse

diaspora herkennen zich er ook in. De media

en populaire cultuur spelen hierin een grote

rol. Toen Niecy Nash een Emmy won, ging

haar speech ook over kracht en veerkracht.”

Hoe groeide jij er zelf mee op? “Mijn

oudste zus is onafhankelijk, gedreven, zorgzaam

naar anderen. Ze laat niet met zich

sollen, net als veel andere vrouwen met wie

ik opgroeide. Ze heeft altijd voor haar twee

jongere zusjes moeten zorgen. Als je haar

vroeg: ‘Hoe gaat het?’ zei ze: ‘Ça va, ça va’,

ook als dat niet het geval was. Want ook zij

is – te – hard voor zichzelf. Pas later besefte

ik hoe ik me dit beeld eigen had gemaakt, en

hoe moeilijk het was om zachter te zijn over

mezelf. In een omgeving waarin alles draait

om doorgaan, is het moeilijk een pauze te

nemen.”

Hoe zien de schrijfsessies eruit? “We

doen oefeningen, zoals acht minuten lang

opschrijven wat in je opkomt. Of bij een

verhaal of liedje verwoorden wat de tekst

voor je betekent. En we herschrijven ook

een stereotiep narratief, zoals ‘Black don’t

crack’, naar iets wat authentieker en ook

realistischer aanvoelt. Ik eindig altijd met

een ‘note to self’, een positief zinnetje dat je

elke dag voor jezelf wilt herhalen. Individueel

schrijven wissel ik af met momenten om te

delen. Mijn eerste sessies waren eenmalige

bijeenkomsten, maar bij vormingsinstelling

Wisper organiseer ik nu een vierdelige reeks.

In de toekomst wil ik ook graag sessies

voor mannen van kleur organiseren, want

ook bij hen is er behoefte aan een andere

invulling van sterk zijn.”

_ 27



Interview

Trompettist en presentator

Maite Hontelé heeft zichzelf

opnieuw moeten uitvinden.

Als gevierd internationaal

muzikant raakte ze

verslingerd aan succes.

Tot ze een burn-out kreeg

en zich afvroeg wie ze

was zonder trompet.

‘HET

GAAT

OM

WAT

JE

Trompettist Maite Hontelé

HART

VERTELT’

36 _

-- INTERVIEW CLEMENTINE VAN WIJNGAARDEN FOTOGRAFIE DANIQUE VAN KESTEREN --



Een scène uit een bar in Medellín.

Ik speelde mee met lokale musici.

Verleden

‘HET WAS EEN EXPLOSIEVE LIEFDE. LEUK, MAAR INTENS.

DIE GING GEPAARD MET HET AVONTUUR WAAR IK IN ZAT’

Mijn kleine broer

Akke en ik, op een

kampeervakantie.

MAITE HONTELÉ (Utrecht, 1980)

toerde de wereld rond met

haar salsaband, maar besloot

haar levenspad te veranderen.

Ze woonde bijna tien jaar in

Colombia, waar ze vier albums

opnam. In 2014 en 2019 werd

Maite genomineerd voor een

Latin Grammy Award. Inmiddels

is ze terug in Nederland. De

afgelopen jaren werkte ze als

festivaldirecteur van het

Music Meeting Festival. Sinds

kort is ze op tv te zien als

presentator van ‘Podium op

pad’. In plaats van trompet

speelt ze nu bugel. Maite

woont met haar vrouw Adinda

Meertins en hun twee kinderen

in Den Haag.

Op mijn twintigste

reisde ik voor het

eerst naar Cuba. Van

de man in het blauwe

hemd mocht ik op de

trompet spelen,

maar ik kreeg er

nauwelijks geluid

uit. Zo slecht of

vies was de trompet.

Vaak weggedoken in

een boek op deze

leeftijd, nu even

niet. Ik denk dat

ik hier tien was.

Met mijn broer Akke in

Utrecht in de woongroep.

“Ik ben in Utrecht opgegroeid. We woonden

in een woongroep en als ik terugdenk aan die

tijd, herinner ik me dat het gezellig was. Het

zijn vooral de feesten als Sinterklaas waar ik

beelden van zie. Van het met elkaar samen

zijn. Het was geen grote woongroep. Mijn

vader en moeder – later werd mijn broertje

geboren – en verder drie volwassenen en ik

dus. Het idee om met meer mensen

in één huis te wonen kwam van mijn

moeder. Ze wilde de opvoeding en

de zorg delen. We aten met elkaar en

hadden een gezamenlijke huiskamer, maar

ook onze eigen ruimtes. Mieke woonde er

ook al. Toen mijn ouders uit elkaar gingen,

kregen zij en mijn moeder een relatie. Dat

was eigenlijk een heel natuurlijk proces. Ik

kende haar al mijn hele leven, zij was een

van onze verzorgers.

Op mijn negende zijn we met z’n vieren naar

Haaften verhuisd, in Gelderland. We gingen

op een te gekke plek wonen, in een dijkhuis,

met een prachtige tuin. Het lag vlak bij de

uiterwaarden. ’s Winters schaatsen, zomers

bij het water, het zijn herinneringen in sepia.

Ik ging naar een klein schooltje en behalve

dat ik weleens werd gepest met mijn twee

moeders – Haaften was een conservatief

dorp – had ik het naar mijn zin. Toen ik negen

was, ging ik bij de fanfare, waar je kon kiezen

tussen een blaasinstrument of slagwerk. Ze

hadden op dat moment alleen trompettisten

nodig. Al ben ik begonnen met een bugel, een

wat kleiner instrument dat wat makkelijker is

dan de trompet en wat omfloerster klinkt. Ik

groeide op met muziek om me heen. Mijn

vader speelde meerdere instrumenten en

hij hield erg van salsa. Mijn moeder heeft

verteld dat ze vaak samen dansten toen ze

mij in haar buik had. Het is een beeld dat ik

koester. Later, toen mijn vader naar Spanje

verhuisde, was muziek voor ons een belangrijke

manier om te communiceren. Hij stuurde

cassettebandjes die ik grijs draaide.

Muziek maken vond ik het einde, al was de

fanfaremuziek niet mijn favoriet. Dat is altijd

latin geweest. Toen ik ontdekte dat er op de

muziekschool in Utrecht een workshopband

was die Latijns-Amerikaanse muziek speelde,

ging ik daarbij. Een paar jaar later werd ik op

het conservatorium aangenomen. Daar was

ook geen aparte afdeling latinmuziek voor

trompettisten, maar gelukkig regelde mijn

school dat ik een eigen pad kon volgen. Ik

denk dat ik anders wel was gestopt.

Na mijn afstuderen volgde een lastige tijd.

Om geld te verdienen, speelde ik vooral op

feesten en partijen. Dat betekende tot

diep in de nacht optreden in partycentra

door het hele land, voor

publiek dat in panterprint-onesies

was gehuld. Ik voelde me vaak zo out of

place. Daarbij ben ik van nature niet echt

een nachtmens. Maar op het podium staan

vond ik leuk en als we een nummer speelden

dat ik te gek vond – vooral de salsa die ik

van huis uit kende – en ik helemaal in de

muziek kon opgaan, werd ik opgetild.

De dingen kwamen bij elkaar toen ik werd

gevraagd om bij een te gekke Colombiaanse

bigband te komen spelen. In hun repertoire

zat vooral die jarenvijftigmuziek waar ik zo

van hield. Met deze band ging ik voor het

eerst naar Zuid-Amerika. Colombia voelde

als thuiskomen. Maar toen kwam ik terug in

Nederland, waar de feesten en partijen weer

op me wachtten. In die tijd heb ik een eerste

artistieke crisis gehad. Ik stond op het punt

om mijn trompet aan de wilgen te hangen.

Ik had me zelfs al ingeschreven voor een

studie, een minor in kunst en management.

Als laatste poging nam ik met al mijn spaargeld

een cd op voor de Colombiaanse markt.

Daarna ben ik op tournee gegaan en vanaf

toen veranderde alles.

Ik moet erbij zeggen dat het samenliep met

een verliefdheid. Ik had Juancho al kort

ontmoet op de tour in Colombia. Het begon

vriendschappelijk, met een gemeenschappelijke

passie voor de muziek. Maar tijdens

het proces van het opnemen van de cd

hadden we al eindeloze skypesessies,

waarin we kletsten en muziek draaiden voor

elkaar. We werden online verliefd. Terwijl ik

nog niet eens wist hoe hij rook. We spraken

af om zes weken samen te gaan toeren door

Colombia om te kijken hoe dat zou zijn. In

het echt bleken we elkaar ook heel leuk te

vinden. Ik ben er toen vrij snel gaan wonen.

Het ging allemaal zo goed, ik kreeg kansen,

werd leider van een band, het trompetspelen

ontwikkelde zich. En ja, de liefde hielp mee.

Het was een explosieve liefde. Leuk, maar

intens. Ik denk dat het gepaard ging met het

avontuur waar ik in zat, een nieuwe cultuur,

een eigen band. Het was zo spannend en het

ging zo goed met mijn carrière. Het was alsof

ik op een raket zat.” >

_ 39



‘IK STOND ZO AAN, DAT IK NIET MEER UIT KON’



Heden

Een still uit de

eerste videoclip

die ik opnam: ‘La

vida tiene sabor’.

‘IK DEED DINGEN DIE ZÓ BUITEN MEZELF LAGEN.

IK VOELDE VAN HEEL DICHTBIJ DE KEERZIJDE VAN SUCCES’

“Ik vertrok in 2008 naar Colombia en ik denk

dat ik er vijf, zes jaar echt van heb genoten.

De eerste jaren stonden in het teken van het

opbouwen van mijn carrière. Niemand kende

me nog, ik had af en toe een optreden. 2014

was het jaar dat alles samenkwam. Ik werd

genomineerd voor een Latin Grammy Award.

Vanaf dat moment werd ik serieus genomen.

Ik ging toeren met Oscar D’León, een van

mijn grote salsahelden, die in Latijns-Amerika

de status van een grote popster heeft. Ik

werkte samen met steeds grotere artiesten.

Maar met het succes kwamen al snel valkuilen.

Ik ging steeds meer dingen doen

die niet echt bij me pasten. Zoals live op

nationale televisie uit mijn hoofd spelen,

wat ik heel eng vond. Eigenlijk was ik continu

bezig op de toppen van mijn kunnen. Het

kwam een beetje door Juancho, die daar

erg leidend in was en steeds zei: ‘Dit moet

je doen, dit is goed voor je carrière.’ Dan werd

ik bijvoorbeeld gevraagd om op tv aan een

rad te draaien en terwijl mijn gevoel nee zei,

deed ik het toch, want wie weet zou er iets

groters uitrollen. Op een zeker moment deed

ik dingen die zó buiten mezelf lagen. Van heel

dichtbij voelde ik de keerzijde van succes

en van beroemd zijn. Ik ben niet iemand die

drugs zou gebruiken, wil te graag controle

om die kant op te gaan, om me te verdoven

bedoel ik, maar ik heb weleens gedacht: zou

het niet heerlijk zijn om nu aan de drugs te

zijn, om het vol te houden?

Ik denk wel dat ik verslaafd raakte aan het

succes. Dat je steeds weer de kick zoekt. Het

is egostrelend als je wordt gevraagd om een

programma te presenteren en complimenten

krijgt. Daarom hield ik het ook zo lang vol,

omdat je steeds weer een veer in je reet

krijgt. Tot ik het niet meer volhield.

Het begon met mijn ademhaling die

verstoord raakte. Ik merk dat als ik er nu

over praat mijn ademhaling omhooggaat,

dan voelt het weer alsof ik op die trein zit. Ik

kreeg last van chronische hyperventilatie.

Omdat je je met trompet al zo bewust bent

van je ademhaling, werd het een heel groot

ding. En daarbij een gejaagd gevoel, alsof

je de hele tijd aanstaat. Het klinkt heel gek

als je het nooit hebt meegemaakt, dat je zo

aanstaat, dat je niet meer uit kunt. Enerzijds

is er het gevoel dat je in de startblokken

moet staan. Maar als er dan een dag geen

optreden stond of als we niet werden

geboekt of gebeld, werd ik ook onrustig.

Komt er wel genoeg geld binnen? Moeten

we strategisch gezien wat doen? Dat had

deels te maken met mijn eigen drive, maar

ik was ook ingebed in een productiekantoor.

De mensen daar hadden veel ambitie om nog

verder te komen, nog meer te investeren in

mijn carrière en die van de band, om nog

groter te worden en meer succes te krijgen.

Het kantoor had naast ons nog een band

onder zijn hoede. Die is inderdaad inmiddels

heel erg succesvol, ze hebben Grammy’s

gewonnen, echt fantastisch. Maar ik had

het nooit volgehouden. Ik hield het toen al

niet vol. Ik ben heel dankbaar dat ik van die

trein ben afgestapt.

In 2018 ben ik, met een burn-out, terug naar

Nederland gegaan. Mijn relatie met Juancho

was toen al voorbij. Mijn trompet wilde ik niet

meer aanraken, die stopte ik in de koffer.

Mede door Adinda, met wie ik inmiddels

getrouwd ben en twee kinderen heb, ben ik

er langzaam uitgekomen. Ik ken haar al heel

lang. Al uit de jaren negentig, toen ze als

vijftienjarig meisje naar café De Pater in Den

Haag kwam om te jammen, en bas speelde.

Een stoer meisje, veel meer gemaakt voor

het wilde muziekleven dan ik. We zijn elkaar

altijd blijven zien, ook in de Zuid-Amerikatijd,

want ze speelde en woonde daar ook

een tijd. Terwijl ik in Medellín zat, was zij in

Bogota. Eerst waren we goede vrienden,

later werden we ook intiem. Het is grappig,

want we waren allebei nooit met een vrouw

geweest. Maar ik weet dat ik toen ik met

Juancho was, wel dacht: wat jammer, nu zal

ik nooit weten hoe het met een vrouw is. Ik

denk dat dat mede komt door mijn moeders

en hun relatie.

Dat het met Juancho geen standhield, had

meerdere oorzaken, het had ook met het

cultuurverschil te maken. Hij was voor een

Colombiaanse man beslist geëmancipeerd,

maar het verschil tussen man en vrouw zit

op zo’n diep cultureel niveau, dat heeft niet

te maken met koken of het huishouden doen.

Wat ik heb geleerd van die relatie is dat liefde

zich op veel verschillende manieren kan

openbaren. Wat Adinda en ik hebben

en wat ik niet had met hem, is de rust

om samen te leven op een eenvoudige

manier. Samen zijn, een serie kijken op

de bank, een beetje rommelen in huis en

met de kinderen, en elkaar steunen op een

liefdevolle manier.” >

Met het Nationaal Jeugd Jazz Orkest.

Het huwelijk met mijn lief,

Adinda, in 2018.

Met onze dochter Zé op een

festival. Ze is al naar heel veel

concerten geweest. Jongste dochter

Naima gaat sinds kort ook mee.

Optreden in

de Melkweg in

Amsterdam met

het Nationaal

Jeugd Jazz

orkest.

Voor het programma ‘Podium

op pad’ filmen we amateurmuziekgezelschappen

door

het hele land.

42 _



Toekomst

‘HET GEZINSLEVEN IS DRUK EN WE MOETEN SOMS

ONS BEST DOEN OM ELKAAR NIET TE VERLIEZEN’

“Ik heb altijd geweten dat ik kinderen wilde.

In Colombia ben ik zwanger geweest van een

donor. Dat is niet goed gegaan. Het was niet

dramatisch, het was een leeg vruchtzakje

geweest. Maar ik was wel erg zwanger, in de

zin dat de hormonen door mijn lijf gierden.

Adinda en ik waren al met elkaar verloofd

en we hadden al vrij snel uitgesproken dat

we kinderen wilden. Omdat ik 37, bijna 38

was, voelde het een beetje als now or never.

Dat was in 2017. Een jaar later, toen we dus

terug naar Nederland gingen, was een donor

in Colombia niet meer zo handig. Langzaam

is het idee ontstaan om mijn broer te vragen.

Mijn broer heeft geen kinderen en had geen

sterke kinderwens voor zichzelf. Ik kon in

deze constructie natuurlijk niet zwanger

worden. Maar dat heb ik nooit erg gevonden.

Ik bedoel: idealer kan het niet. In onze twee

kinderen zit nu dankzij mijn broer

genetisch materiaal van ons beiden.

Het zwanger raken ging perfect: we haalden

een spuitje en een potje bij de drogist en

Adinda hield haar ovulatie bij. Onze dochter

is geboren tijdens corona. Met z’n drieën in

een cocon, daar heb ik fijne herinneringen

aan. Mijn broer bemoeit zich niet met hoe

we het doen, maar hij vindt het hartstikke

leuk om af en toe tijd door te brengen met

de inmiddels twee zusjes.

Het gezinsleven is druk en we moeten soms

ons best doen om elkaar niet te verliezen.

Twee vrouwen samen is fijn, maar weer op

een andere manier gecompliceerd dan met

een man. We kunnen eindeloze gesprekken

voeren over van die ontzettende vrouwendingen.

Adinda is nu langzaam weer aan

het werk. Twee zwangerschappen zo kort

op elkaar en borstvoeding geven, is fysiek

een aanslag op je lichaam. En ze heeft, ook

geestelijk, tijd nodig gehad om te herstellen.

Maar we houden elkaar in het vizier. We leren

ook van elkaar. Zij is bijvoorbeeld impulsiever

en losser, waar ik veel meer behoefte heb

aan structuur en ook gevoeliger ben voor

controle. Zij geeft me tools om wat relaxter

te zijn.

De trompet heb ik moeten loslaten. Het heeft

een tijd geduurd voor ik daar vorm aan kon

geven. Ik had net een vijfde plaat gemaakt,

Cuba linda, die was genomineerd voor een

Latin Grammy Award. We hadden hem in de

studio’s opgenomen waar ook de Buena

Vista Social Club zijn platen opnam. Er was

zo veel geïnvesteerd: tijd, geld. Er hadden

vermaarde artiesten aan meegedaan. Om

dat door te knippen, was heel moeilijk. Maar

ik kon niet anders, ik kon niet meer verder.

De trompet is een instrument dat je niet half

kunt spelen, het vergt dagelijkse training,

ook om je mondspanning, de embouchure,

te trainen en op peil te houden. Heel lang liep

ik nog rond met het in de lucht bespelen van

die ventielen, als ik dan een melodie hoorde,

zo gewend om het te vertalen. Het loslaten

is een lang en moeilijk proces geweest. Ik

was niet bezig met wat nu, maar vooral met

vragen als wie ik zou zijn zonder trompet en

hoe ik mezelf dan zou kunnen uiten. En terug

in Nederland moest ik eerst alles op alles zetten

om beter te worden, om te herstellen van

de burn-out. We konden een tijdje terecht in

Bergen. Daar ben ik bij mijn moeders koor

gaan zingen en hebben we de Matthäus-

Passion ingestudeerd en uitgevoerd. Gewoon

op maandagavond een gezellige repetitie,

zonder druk! Het gaf structuur. Toen ik weer

wat op de been was, ging ik op zoek naar

werk. Eerst kwam er een baan als muziekprogrammeur

op mijn pad. Dat mondde uit

in een artistiek leiderschap gedurende vier

jaar. Het was goed voor me en leuk. Maar

ik miste het publiek en het maken. Door de

burn-out had ik me voor genomen dat

ik nooit meer zou blijven hangen in

dingen waar ik niet helemaal blij

mee was. Ik had het vertrouwen dat er iets

anders op mijn pad zou komen. Dat is ook

gebeurd, de laatste twee jaar ben ik dirigent

geweest en bepaalde ik de artistieke koers

van het Nationaal Jeugd Jazz Orkest en nu

presenteer ik het televisieprogramma Podium

op pad, waarin zo veel bij elkaar komt.

Toen ik voor het Nationaal Jeugd Jazz Orkest

werd gevraagd, vroegen ze of ik zelf mee kon

spelen. Ik zei dat ik dat niet kon garanderen,

dat ik was gestopt en dat de trompet in de

koffer zat en dat ik hem er alleen nog weleens

uithaalde voor een kinderliedje. Ze zeiden

dat het ook een ander instrument mocht zijn.

Zo ben ik terug bij dat bugeltje waar ik ooit

op begon bij de fanfare. Een bugel verwacht

niet van jou dat je virtuoos gaat spelen. Met

de bugel hoef ik de lat niet hoog te leggen.

Ik weet inmiddels dat mensen, ook als ik de

bugel speel, mijn geluid horen en wat ik te

zeggen heb. Het gaat niet om de techniek

of om de virtuositeit. Het gaat erom wat je

hart vertelt. En de afspraak die ik met mezelf

heb gemaakt voor de toekomst is dat ik niet

meer op het podium sta voor de ander, maar

voor mezelf.”

44 _



FLOWMAGAZINE.NL

FOTOGRAFIE FLOOR VAN KOERT HANDLETTERING MEVROUW KNOT

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!