ATJEH 1896 - Aceh Books website
ATJEH 1896 - Aceh Books website
ATJEH 1896 - Aceh Books website
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>ATJEH</strong> <strong>1896</strong><br />
Willi ii ilWiMMMIIWMUMIIimillilllHH<br />
jjjj Met 2 kaarten en 4 portretten<br />
^ A. KRUISHEER<br />
Kapilein der lnfanterie Ooit-IndUch Leger<br />
N. V. BOEKHANDEL VISSER & C. - Weltevredfen, Amer.foort
X *ydjtZ ^<br />
. /a<br />
h
GOUVERNEUR-GENERAAL JHR. C. H. A. VAN DER WIJCK.
,?8<br />
<strong>ATJEH</strong> '96.<br />
DOOR<br />
A. KRUISHEER,<br />
Kap'. der Inf. O. I. L.<br />
Z&P<br />
Met 2 kaarten en 4 portretten.<br />
DEEL.<br />
WELTEVREDEN,<br />
N. V. BOEKHANDEL VISSER & Co.<br />
1913.<br />
v\.V v voor<br />
(TAALvU ;]<br />
\' ,<br />
\ .: il /<br />
I/.
Voorwoord.<br />
In de jaargangen 1903, 1905, 1906 en 1908 van het<br />
I. M. T. verschenen van mijn hand opstellen over den Atjeh-<br />
Oorlog in het eerste semester <strong>1896</strong>.<br />
In een hundel en onder toevoeging van een txoeeden, behan-<br />
delende de verrichtingen in het 2 e semester, warden zij den<br />
lezer opnieuw aangeboden.<br />
Ten gerieve van hen, die dezen arbeid zullen benutten voor<br />
speciale studies van die periode, nam ifc verschillende besluiten<br />
enz., die hun daarbij van dienst kunnen zijn, als bijlagen op.<br />
Op verzoek van den uitgever volgt, mede als bijlage in het<br />
2 e deel, een „Overzicht van den huidigen toestand in Atjeh".<br />
Inderdaad toont dit beter dan ellenlange betoogen aan, dat<br />
men in <strong>1896</strong> den rechten weg tot pacificatie insloeg.<br />
Voor de hulp bij de samenstelling van dat ^Overzicht" van<br />
verschillende zijden ondervonden, betuigt ondergeteekende zijn<br />
besten dank.<br />
Magelang, April 1913.<br />
A. KRUISHEER.
faut juger les fails d'apres leur date.<br />
J
I n h o u d'.<br />
1NLEIDING 1.<br />
HOOFDSTUK I. Het tijdvak van 1 Januari tot 20 April. . 11.<br />
De patrouille van kapitein H. F. T. van Blokland op 7<br />
Maart 13.<br />
Plannen tot tuchtiging der Lamkrak-moekims met gebruikmaking<br />
der diensten van T. Djohan's legioen 20.<br />
Insluiting van het blokhuis Aloer-Oe in den nacht van 28 — 29<br />
Maart 22.<br />
Verstrekking van wapens en munitie aan T. Djohan op 26<br />
Maart 23.<br />
Toekoe Djohan Pahalawan blijkt de zijde van het Nederlandsche<br />
Gouvernement verlaten te hebben 24.<br />
De in verband met die omstandigheid te Koeta-Radja genomen<br />
maatregelen 26.<br />
Gevolgen van Oemars afval. Vijandelijkheden in de buitenlinie. 29.<br />
30 Maart. Colonne G. P. M. van der Noordaa naar Senelop —<br />
tot ontzetting van de blokhuizen Montassik, Aloer-Oe en Toei<br />
Selimbing 31.<br />
Ontruiming der blokhuizen 34.<br />
De vijand belet het verkeer met de posten der buitenlinie.<br />
Eerste brief van T. Oemar aan den Gouverneur, gedagteekend<br />
Lampisang 30 Maart <strong>1896</strong> 37.<br />
3 April. Aankomst van suppletietroepen per „Japara". . . 37.<br />
7 „ Komst van den Regeerings-commissaris, Zijne Excellence<br />
den luitenant-generaal Vetter, met staf en van het 9' Bataljon-<br />
Infanterie 37.<br />
Generaal-Majoor C. Deykerhoff eervol ontheven van zijne functies<br />
als civiel- en militair-gouverneur 37.<br />
Tijdelijk belast met het civiele gedeelte de resident K. F. H.<br />
van Langen, met het militairecommando de kolonel der Infanterie<br />
J. W. Stemfoort 38.<br />
Aankomst van het 6 e Bataljon-Infanterie en de l c Bergbatterij. 38.<br />
biz.
VIII<br />
Bouw van tijdelijke kampementen<br />
biz.<br />
38.<br />
Berichten omtrent Oemar 39.<br />
8 April. Ontzetting van de posten Biloel en Lam-Koenjit . 40.<br />
De insluiting van Lam-Koenjit van en met 29 Maart tot en<br />
met 8 April 48.<br />
Idem van Biloel 51.<br />
Eene verkenning naar Biloel op 10 April . . . . . . . 52.<br />
Proclamatie van den Regeerings-commissaris aan de Hoofden<br />
en de bevolking van Atjeh 57.<br />
OphefSng der buitenlinie. Ontruiming van Biloel en Lam-<br />
Koenjit op 12 April 57.<br />
Tweede brief van T. Oemar aan den Gouverneur van Atjeh<br />
gedagteekend 12 April <strong>1896</strong> 62.<br />
Approviandeering van Tjot-Rang en tuchtiging van Lam-Goet,<br />
verblijfplaats van Toekoe Hoesin Lehong Bata 63.<br />
OphefEng van Anak-Galoeng, Lam-Barih, Lam-Soet en Senelop<br />
op 17 April 72.<br />
Opheffing van Kroeng-Gloempang, Tjot-Rang en Toengkoeb<br />
op 20 April 99.<br />
HOOFDSTUK II. Toestand te Kota-Radja en Oleh-leh . . 118.<br />
Aanvraag van nieuwe troepen van Java 118.<br />
3 e Brief van T. Oemar, gedagteekend 23 April, en antwoord<br />
van den Regeerings-commissaris . . . 119.<br />
Batterij bouw te Lamdjamoe . . . . . . . . . . . 119.<br />
26 April. Toekoe Djohan Pahalawan ontslagen als Panglima<br />
Prang Besar van het Gouvernement en als Oeloebalang van<br />
Lepong 120.<br />
Nieuwe proclamatie van den Regeerings-commissaris aan hoofden<br />
en bevolking in Groot-Atjeh 120.<br />
27 April. Bombardement van Lampisang voortgezet tot 23 Mei. 121.<br />
Oemars bondgenooten 121.<br />
Verrassing der versterking Batoe in de XIII Moekims Toengkoeb<br />
in den nacht van 28 op 29 April 122.<br />
Demonstrate in de XIII Moekims Toengkoeb op 30 April . 124.<br />
Met vijf stoomers van de Kon. Paketv.-Maatschappij arriveeren<br />
het 5 e en 7 C Bataljon Infanterie, eene bergbatterij, een peloton<br />
cavalerie en suppletietroepen . . . . . 126.<br />
Diversie naar Montassik op 2 Mei 126.
IX<br />
Nadere berichten aangaande Oemar<br />
Plan tot aanval op Oemars stellingen op 2 Mei opgegeven;<br />
biz.<br />
135.<br />
demonstratie der marine in de Kroeng-Raba-baai 136.<br />
Tweede tocht naar de XIII Moekims Toengkoeb op 4 Mei. 136.<br />
Besluit van den Regeerings-commissaris van 9 Mei omtrent de<br />
verstrekking van oorlogsmaterieel aan hoofden of bevolking. . . 145.<br />
Aanvraag van meerdere repeteergeweren 147.<br />
Mislukte poging om Lam-Tengah te verrassen op 15 Mei. . 148.<br />
Briefwisseling met Toekoe Tjoet Lam-Tengah . . . . . 149.<br />
23 tot en met 25 Mei. Actie tegen T. Oemar en de IV en<br />
VI Moekims, inname van Lam-Pisang 153.<br />
Machtsvertoon in de IX Moekims en de III Moekims Daroe<br />
op 29 Mei. ' 219.<br />
Raseering van Lam-Asan van 30 Mei tot 2 Juni 227.<br />
Toestand in de XXVI Moekims 230.<br />
Tocht in de VI en IV Moekims op 4 en 5 Juni . . . . 232.<br />
Tocht naar Lam-Krak op 9 en 10 Juni 242.<br />
12 Juni de batterijen te Lam-Djamoe ontwapend, de marine<br />
verkent Lepong 266.<br />
Tuchtiging van de V Moekims Montassik op 16 en 17 Juni. 268.<br />
20 Juni. Machtsvertoon door 4 colonnes, respectievelijk in de<br />
IV en VI Moekims tot Kroeng-Raba, Lam Pagar, III Moekims<br />
Daroe en IX Moekims 295.<br />
Opruiming der bentengs Perarrpocan en Batoe 296.<br />
22 Juni. Verkenning naar Kroeng-Raba 297.<br />
Over 's vijands stellingen bij Kroeng-Kali 298.<br />
23 Juni. Tuchtiging der XIII Moekims Toengkoeb door 2<br />
colonnes, waarvan eene door de marine naar Ladoeng werd overgevoerd<br />
298.<br />
Machtsvertoon in de V Moekims Montassik op 26 Juni . . 307.<br />
^•1 Juni. Groote parade op het exercilieterrein nabij Petjoet. 308.<br />
Afscheid van Zijne Excellence den Regeerings-commissaris, den<br />
luitenant-generaal Vetter 308.<br />
Kolonel J. W. Stemfoort voorloopig belast met het Civiel en<br />
Militair Gezag en Resident van Langen eervol ontheven van zijne<br />
functien als Civiel Bestuurder van het gewest 309.<br />
Vertrek van den Leger-commandant per stoomschip „Coen"<br />
naar Batavia op 28 Juni 309.
X<br />
BIJLAGEN: biz.<br />
No. I. (A) Staat aangevende de sterkte der troepen in Atjeh en<br />
hunne legering op den l en Januari <strong>1896</strong> 310.<br />
II. l e Brief van Toekoe Oemar aan den Gouverneur van<br />
Atjeh over de redenen van zijn afval 315.<br />
„ III. Proclamatie van den Regeerings-commissaris aan de<br />
hoofden en de bevolking van Atjeh 317.<br />
„ IV. 2 e Brief van Toekoe Oemar aan den Gouverneur van<br />
Atjeh 319.<br />
„ V. 3 e Brief van Toekoe Oemar als voren 322.<br />
„ VI. Besluit van den wd. Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden,<br />
waarbij Toekoe Djohan Pahalawan uit<br />
's Gouvernementsdienst wordt ontslagen 324.<br />
„ VII. 2 e Proclamatie van den Regeerings-commissaris aan<br />
hoofden en bevolking van Atjeh 326.<br />
„ VIII. Staat aangevende de sterkte der troepen in Atjeh en<br />
hunne legering op den l en Juni <strong>1896</strong> 328.<br />
PHOTO'S G. G. Jhr. C. H. A. van der Wijck, tegenover het titelblad.<br />
Gen.-Maj. C. Deykerhoff, „ biz. 25.<br />
Luit.-Gen. Vetter, „ „ 119.<br />
Toekoe Oemar, „ „ 195.<br />
KAARTEN Kaart van het westelijk gedeelte van Groot-Atjeh 1 : 20.000.<br />
Schetskaart der voormalige Ooster-Buitenlinie 1 : 25.000.
iz<br />
„ 2<br />
„ 3<br />
„ 12<br />
,. 13<br />
.. 14<br />
,. 27<br />
„ 34<br />
„ 56<br />
„ 58<br />
„ 59<br />
„ 64<br />
„ 65<br />
„ 66<br />
„ 70<br />
„ 70<br />
„ 73<br />
„ 83<br />
„ 91<br />
„ 119<br />
,. 121<br />
„ 121<br />
„ 167<br />
„ 240<br />
„ 244<br />
„ 261<br />
,. 261<br />
„ 262<br />
„ 265<br />
., 290<br />
, 307<br />
„ 307<br />
15=<br />
5=<br />
3-=<br />
5=<br />
7=<br />
7-=<br />
17*<br />
7e<br />
5-=<br />
I1«<br />
6=<br />
10=<br />
9e<br />
8«<br />
6«<br />
15=<br />
> »<br />
» i<br />
» »<br />
, ,<br />
> »i<br />
i *<br />
, „<br />
» *<br />
» »<br />
> »»<br />
Errata.<br />
Noot (1)<br />
6 e Noot (1) 2<br />
regel v<br />
21= „ ,<br />
10= n *<br />
4e<br />
n y<br />
» *<br />
> i<br />
e regel v. o. staat O'Sullwan's lees O'SuIlivan's.<br />
9 e regel van boven: tusschen „toepassing en „brengen" te<br />
voegen „te".<br />
;e I A".<br />
6 e regel van boven staat „militrailleurs" lees „mi-trailleurs".<br />
„ingschoten" lees „ingeschoten".<br />
„zoomene" lees „zoomede".<br />
onder „ „laatsgenoemde" lees „laatstgenoemde"<br />
boven „ „Lambjamoe" lees „Lamdjamoe".<br />
onder „ „overmoeidheid" 1. „oververmoeidheid"<br />
boven lees „Zie bijlage III".<br />
onder staat „den kampongs" lees „de kampongs".<br />
boven „ „plaats A" lees „plaatst".<br />
onder „ „2 colonne" „ „2 e colonne".<br />
„ „geniet-roepen „ „genie-troepen".<br />
boven „ „marec-haussee" lees „mare-chaussee".<br />
„ „ „mgndant" lees „mandant".<br />
onder „ „Lingkar, om in" lees „Lingkar, in".<br />
„ „ „Anak Galoengen" lees „Ana* Ga-<br />
loeng en",<br />
boven „ „vermeesteerde" lees „vermeesterde".<br />
onder „ „Atjehriveir" lees „Atjehrivier".<br />
„ lees: Zie bijlage V.<br />
boven staat „23= n " lees „23".<br />
» »» „ tusschen „Wilhelmina — en" in te lasschen<br />
..Sumatra" en voor „respec" — te plaatsen<br />
„de laatste drie".<br />
12= „ . „ staat „Tamon" lees „Tanon"<br />
8-= » »» onder „ ..hemerkt" lees „bemerkt".<br />
10= » »i boven „ „eu" lees „en".<br />
16= > u onder „ „hen" lees „hun".<br />
14= i »i „ „ ..keerk" lees keerd".<br />
18= , i »» „ „ „vleuge" lees „vleugel".<br />
16= » M „ ..Oostenlijk" lees ,,Oostelijk".<br />
Noot (1)<br />
„Lepong" lees ,,Lejoong".<br />
1 1= regel „<br />
kwam" lees ,,kwamen".<br />
8= , i fl ,, ..Lehong" lees „Lehang".
Groot-Atjeh van 1 Januari tot 20 April <strong>1896</strong>.<br />
Inleiding.<br />
Wanneer men de politieke Atjehverslagen van den laatsten tijd<br />
raadpleegt, dan kan niet ontkend worden, dat de uitkomsten van het<br />
stelsel, sedert den afval van T. Oemar consequent toegepast, n.I. om<br />
het geheele Atjehsche volk door kracht van wapenen tot erkenning van<br />
Neerlandsch souvereiniteit te dwingen, alleszins bevredigend genoemd<br />
mogen worden.<br />
Er zal dan ook wel nimmer meeningsverschil bestaan hebben, dat<br />
dit stelsel, met het oog op het doel, het eenige ware is ; wel over de<br />
vraag, of onze personeele en materieele krachten de toepassing van<br />
zulk een stelsel toelieten.<br />
Twijfel daaromtrent, heeft geleid tot verschil van inzicht bij staatslieden<br />
en militaire bevelhebbers en het kiezen van verschillende stelsels ten<br />
gevolge gehad, om ten slotte tot de thans gevolgde politiek te geraken.<br />
Een dier stelsels was dat, van September 1893 tot April <strong>1896</strong><br />
toegepast, hetwelk beoogde om de rust in Groot-Atjeh te verzekeren<br />
door de hulp van Atjehsche bondgenooten.<br />
Het is ons doel niet dit stelsel aan critiek te onderwerpen, (') maar<br />
alleen, om de krijgsverrichtingen gedurende en na dit tijdperk, voor<br />
zoover die binnen het jaar <strong>1896</strong> vielen, te beschrijven, waaruit voor<br />
ons militairen de les te trekken is, dat alleen van het ter juister tijd<br />
toegepaste offensief heil te verwachten is.<br />
Na de goede diensten, die Toekoe Oemar ons in Augustus 1893<br />
bewezen had door de zuivering der XXV Moekims, werd in zijne onderwerping<br />
aan het Nederlandsch Indisch Gouvernement bewilligd en den<br />
30 s = n September van dat jaar legde hij en 15 zijner panglima's den<br />
(') Hiervoor zij verwezen naar Dr. C. Snouck Hurgronje's belangrijke voorrede in<br />
A. W. S. O'Sullwan's vertaling van het werk ,,de Atjehers" en naar de bijlage in<br />
deel II van dit werk „Overzicht van den huidigen toestand van Atjeh."
eed van trouw af. Hij verkreeg den titel van Toekoe Djohan Pahalawan<br />
en Panglima Prang besar, terwijl hem verlof werd verleend een door<br />
ons bezoldigd vast legioen van 250 man, onder drie zijner bloedverwanten<br />
als aanvoerders en 40 panglima's, op te richten.<br />
De toenmalige Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden, zeer<br />
ingenomen met de resultaten, die het bestrijden der kwaadwilligen met<br />
benden, uit de Atjehsche bevolking samengesteld en door Atjehsche<br />
hoofden aangevoerd, opgeleverd had, besloot hetzelfde stelsel in de<br />
XXVI Moekims in toepassing brengen.<br />
Een driemanschap, bestaande uit T. Neq van Merassa, Toekoe Nja<br />
Banta, Panglima sagi der XXVI Moekims en Toekoe Tjoet Toengkoeb,<br />
Oeloebalang der XXII Moekims Toengkoeb, vormde zich, om het<br />
terrein aan de oostzijde onzer geconcentreerde linie van moslemin te<br />
zuiveren.<br />
Toen uit alles bleek, dat de bondgenooten in de XXVI Moekims<br />
niet zoo bruikbaar voor het doel waren als T. Djohan, werd den<br />
2|sten October aan dezen Iaatsten ook de leiding der zaken in die<br />
sagi opgedragen — een maatregel, die, zooals lichtelijk te begrijpen is,<br />
geenszins in den smaak viel van de adathoofden in de XXVI Moekims.<br />
Op dezen weg voortgaande besloot het bestuur ook in het aan onze<br />
linie grenzende deel der XXII Moekims eene opruiming te houden;<br />
30 November werd Ana* Galong door het legioen vermeesterd. Toekoe<br />
Moeda Baid, hoofd der VII Moekims, beloofde toen verder voor de<br />
rust in zijn landschap te zullen zorgen.<br />
In het begin van '94 werden ook de V Moekims Montassik onder<br />
handen genomen en o.a. Senelop vermeesterd.<br />
Om nu verder meester te kunnen blijven in het voor ons veroverde<br />
terrein, werden op de voornaamste punten posten opgericht, bezet door<br />
troepen, getrokken uit de veldbataljons en het 2= Garnizoensbataljon.<br />
In de tusschenruimten werden dan vaak nog blokhuizen geplaatst,<br />
meestentijds toevertrouwd aan de goed gezinde bevolking, of aan de<br />
panglima's van T. Djohan.<br />
Tot beter begrip van later te vermelden krijgsverrichtingen volgt hier<br />
eene opsomming van die, door onze troepen bezette, tijdelijke versterkingen<br />
buiten de geconcentreerde linie in het laatst van 1895,waarbij<br />
de bestemming van elk hunner is aangegeven. (')<br />
') Bijlage A. geeft een overzicht van de sterkte en legering van alle troepen op<br />
I Jan. <strong>1896</strong>.
In het algemeen moesten die posten dienen: tot punten Van uitgang<br />
en ondersteuning van onze patrouilles, die natuurlijk veelvuldig hadden<br />
moeten worden uitgezonden, hetgeen, zooals wij later zullen zien, inderdaad<br />
slechts zelden geschiedde.<br />
De artilleriebewapening op alle posten bestond uit een of meer<br />
kanonnen van 7 cM. L. A. en militrailleurs. Alleen Toengkoeb had<br />
geen artilleriebewapening.<br />
In de sagi der XXV Moekims.<br />
Biloel had eene sterkte van 1 kapitein en 2 ljiitenants, 1 officier<br />
van gezondheid en 2 hospitaalbedienden, 102 man infanterie, 1 officier<br />
en een detachement van I 1 man vestingartillerie.<br />
De post was gelegen nabij het gebergte, op de grens van de XXII<br />
Moekims, aan den weg, die van uit deze sagi langs den voet van het<br />
gebergte in Z. O. richting voert, en beveiligde de IX moekims tegen<br />
invallen van kwaadwilligen uit Lamkrak, Kroeng Mak, Loetoe en Lam<br />
Lheue van de VII Moekims Baid, welke steeds eene verblijfplaats van<br />
kwaad volk waren.<br />
Lamkoenjit, gelegen nabij den weg Tjot Goee— Biloel had<br />
eene sterkte van 2 officieren en 52 man infanterie, 10 man artillerie en<br />
1 hospitaalbcdiende. Doel als boven en beveiliging van het verkeer<br />
tusschen beide bovengenoemde plaatsen.<br />
Tjot Goee sterk 2 officieren, 52 man infanterie, 10 man artillerie<br />
en 1 hospitaalbediende; een communicatiepost tusschen Lampeneroet<br />
en Biloel op een ^ 30 M. hoogen heuvel, zeer gunstig gelegen om<br />
in het omliggende lagere gedeelte van de IX Moekims, met name de<br />
Moekims Oleh Soesoe en Lamkoenjit, in verband met onzen post nabij<br />
den grooten passer van laatstgenoemden naam, invloed uit te oefenen.<br />
In de sagi der XXII Moekims.<br />
Ana* Galon g, sterk 1 kapitein, 3 luitenants en 120 bajonetten,<br />
geleverd door het 15= Bataljon infanterie, 1 officier van gezondheid,<br />
1 hospitaalbediende en ambulance en 16 man van de artillerie; diende<br />
hoofdzakelijk om T. Moeda Baid in het goede spoor te houden en tot<br />
steun van diens halfbroeder Toekoe Tjoet Machmoed, van de Moekim<br />
Lam-Tengah.<br />
IJe plaats zelf werd door de Atjehers steeds beschouwd als het hart<br />
van Groot-Atjeh, en had in hun oog groote waarde.
Na de concentratie was de later door ons bezette benteng de hoofdverblijfplaats<br />
van Tengkoe di Tiroe, die daar ook gestorven is.<br />
Lambarih; sterkte: 2 officieren en 50 minderen van de infanterie,<br />
1 van de artillerie en 1 Europeesch hospitaalbediende.<br />
Had alleen waarde als communicatiepost tot beveiliging van den weg<br />
Lambaroe — Ana' Galong. Tusschen deze plaats en Lambarih hadden<br />
we nog een verhoogd wachthuis Blang Tjoet, welks bezetting, 20 man,<br />
dagelijks door Ana' Galoeng verwisseld werd.<br />
L a m s o e t; sterkte: 2 officieren en 50 man, 4 artilleristen en 1<br />
Europeeschen hospitaalbediende; vormde een vast punt in de zich langs<br />
den rechteroever der Atjehrivier uitstrekkende kampongs van de III<br />
Moekims Kerkoen, waar kwaad volk eene gemakkelijke wijkplaats kon<br />
vinden en van waaruit in de jaren 1878— 1885 menige roofaanval plaats had.<br />
Diende tevens om een rivierovergang te hebben tusschen Lambaroe<br />
en Ana* Galong.<br />
Senelop; sterkte: 1 kapitein, 2 luitenants en 75 man, 1 officier<br />
van gezondheid met I hospitaalbediende en 12 artilleristen; diende<br />
met Kroeng Gloempang als barriere tegen de V Moekims Montassik,<br />
waarvan de Moekim Lam Djampoe geheel binnen onze linie van posten lag.<br />
De post moest deze Moekim en de III Moekims Kerkoen behoeden<br />
tegen invallen van kwaadwilligen. Een groot deel der V Moekims<br />
Montassik lag binnen het bereik van het geschut van Senelop en Kroeng<br />
Gloempang, hetgeen hoofden en bevolking er toe bracht om tot eigen<br />
behoud den kwaadwilligen het verblijf in hare kampongs te ontzeggen.<br />
In de sagi der XXVI Moekims.<br />
Toengkoeb; sterkte: 2 officieren en 52 man van de infanterie,<br />
alsmede 1 hospitaalbediende; vormde de verblijfplaats van het hoofd<br />
der XIII Moekims Toengkoeb.<br />
Was na onze concentratie eene der voornaamste verblijfplaatsen van<br />
Tengkoe di Tiroe. Nadat de kwaadwilligen er uit verdreven waren,<br />
werd dit punt door ons bezet, zoowel om bij de bevolking de vrees<br />
weg te nemen, dat die moslemin er zich op nieuw zouden vestigen,<br />
als om invloed en controle uit te oefenen op den Oeloebalang T. Tjoet<br />
Toengkoeb, wiens gezindheid ten onzen opzichte nogal eens te wenschen<br />
overliet.<br />
Tjot Rang; sterkte: 2 officieren en 78 minderen van de infanterie,<br />
9 artilleristen en 1 Europ. hospitaalbediende.
Was in de jaren 1881 — 1885 eene geliefkoosde verblijfplaats der<br />
maraudeursbenden, die er in de door holle wegen doorsneden en op<br />
vele plaatsen moeilijk begaanbare Moekim Boeng Tjala een zeer gunstig<br />
terrein voor de guerilla vonden.<br />
Bovendien was hier een der grootste passers van deze sagi aanwezig.<br />
Kroeng Gloempang; sterkte: 3 officieren, 60 minderen van de<br />
infanterie, 10 artilleristen en 1 Europ. hospitaalbediende; gelegen op de<br />
grens van de XXVI en van de XXII Moekims, diende speciaal om<br />
de III Moekims Ateuh tegen invallen uit Montassik te beschermen.<br />
De bezettingen voor Lambarih, Lamsoet, Senelop, Kroeng Gloempang<br />
werden getrokken uit de posten van de geconcentreerde linie, Biloel<br />
werd bezet door officieren en minderen van het 3= Bataljon, Ana* Ga-<br />
loeng door het 15= Bataljon, Lamkoenjit en Tjot Goee door het 14=,<br />
Tjot Rang en Toengkoeb door het 12= Bataljon infanterie.<br />
Daar de posten slechts eene tijdelijke inrichting hadden, werd het<br />
noodig geacht de troepen om de veertien dagen af te lossen. Vier<br />
compagnieen van de veldbataljons waren dus vastgelegd op die posten.<br />
Door de goedgezinde bevolking of door het legioen van T. Djohan<br />
werden de navolgende blokhuizen bezet gehouden:<br />
In de XXV Moekims: Lehang, GrOt, Lam Tadoek, Maneh, Mon<br />
Mantjang, Blang Kirai en Mon Pandjang.<br />
In de XXII Moekims: Kajoe Leh, Ba c Boeng, Oedjong Boekloet,<br />
Bak Tjerlak, Mata Air, Montassik, Aloer Oe, Toei Selimbing, Baroe,<br />
Tjot Djamboe.<br />
In de XXVI Moekims: Tjot Kapoela, Tjot Sabtoe, Tjot Made,<br />
Tjot Bak Tjoe, Tjot Lampoe* Oe, Tjot Penom, Lamgoet.<br />
Ook na de vermeestering van het bovenomschreven gebied in de 3<br />
sagi's, trad het legioen van T. Djohan vaak in verband met onze troepen<br />
tegen de moslemin op, in dier voege, dat aan die troepen vrijwel het<br />
werk uit de handen werd genomen; o.a. van 9 t/m 13 Mei '95.<br />
Voorbeelden daarvan vinden we in de volgende excursie's.<br />
In den voormiddag van den 9= n Mei '95 kwam het legioen van T.<br />
Djohan, sterk 200 geweerdragenden en 100 dragers en werkers, te<br />
Tjot Goee aan, om een aanvang te maken met het zuiveren van het<br />
terrein tusschen dezen post, Biloel en Lamkoenjit van kwaadgezinden,<br />
die de gemeenschap tusschen onze posten gedurende de voorafgegane<br />
j
dagen hadden bemoeilijkt, en voorts in het heuvelterrein, ten Z. van<br />
Biloel en van de kampongreeks Manee, Lam Tadoek en Grot, de<br />
daar sedert lang bestaande schuilplaatsen en versterkingen des vijands<br />
op te ruimen.<br />
Een colonne sterk 4 officieren, 132 bajonetten, twee sectien bergar-<br />
tillerie, een detachement genietroepen en ambulance onder den majoor<br />
J. F. T. van Bloemen Waanders was dien zelfden morgen te Tjot<br />
Goee vereenigd om zoo noodig het legioen te steunen.<br />
Den 4= n Augustus '95 werd uitgerukt door 1 compagnie van het<br />
14= Bataljon infanterie, sterk: 4 officieien, 1 hoornblazer en 125 bajo<br />
netten ; 1 peloton cavalerie, sterk: 1 offiicier en 24 ruiters; 2 sectien,<br />
bergartillerie, sterk: 3 officieren en 60 minderen, 17 rijpaarden en 17<br />
muildieren, met het doel de troepen van T. Djohan te steunen bij het<br />
hernemen der bentengs Gle Broe en Koeta T. Rajoet, die den 4= n te voren<br />
door onze bondgenooten na hevig vuur der kwaadwilligen waren ontruimd.<br />
T. Djohan had bij deze affaire, onder toezicht van den chef van den<br />
gewestelijken staf, de hoofdleiding en gaf zelf de aanwijzingen voor het<br />
gebruik der artillerie.<br />
Was de aanval naar zijne meening door de artillerie voldoende voorbereid,<br />
dan ging het legioen tot den storm over.<br />
De toestand binnen de geconcentreerde linie werd door die nieuwe<br />
wijze van optreden steeds meer bevredigend. Hoewel het leger daarbij<br />
een ondergeschikte rol vervulde, waren de voordeelen zonder groote<br />
verliezen onzerzijds, en Iouter door het verschaffen van srrijdmiddelen<br />
en geld aan onze bondgenooten, verkregen.<br />
Behalve T. Djohan werden de hoogere en lagere hoofden door trak-<br />
tementen aan ons verbonden en, zooals overste Hooyer in zijn werk<br />
zegt, „buiten de noodzakelijkheid gebracht zich door afpersing van het<br />
„noodige te voorzien, en zoo werd de hoop gekoesterd, dat op deze<br />
„wijze een geest van orde zou geboren worden en de bevolking al meer<br />
„en meer de groote voordeelen zou leeren inzien, die haar ten deel<br />
„zouden vallen."<br />
Den 14= n April '94 was bij commandementsorder eene commissie<br />
benoemd, bestaande uit den commandant der geconcentreerde linie als<br />
president, de assistent-resident van Groot-Atjeh en de overige gewestelijke<br />
autoriteiten als leden, die moest nagaan:<br />
1° welke posten, zoowel in als buiten de geconcentreerde linie, uit
een militair-politiek-hygienisch oogpunt moesten worden behouden, opgeheven,<br />
dan wel gewijzigd;<br />
2° waarin die wijzigingen eventueel zouden moeten bestaan;<br />
3° welke geldelijke consequentien approximatief aan een en ander<br />
zouden verbonden zijn.<br />
De werkzaamheden dier commissie schijnen in het begin van '96 nog<br />
niet geheel afgeloopen te zijn geweest. Het idee was in de XXVI<br />
Moekims aan de postenlinie eene uitbreiding te geven naar de zijde<br />
van de Blang Bintang, de sawahvlakte, die tal van kwaadgezinden herbergde.<br />
Vijandelijke benden uit de V Moekims Montassik, die aan de<br />
bevolking der XXVI Moekims overlast wilden aandoen, namen steeds<br />
hun weg over die sawah. Om die sawah te beheerschen zou 500 M.<br />
oostwaarts van den Z. O. hoek der kampong Tjot Mantjang, dus<br />
nabij de grens der XXII Moekims en op ongeveer 2000 M. afstands<br />
van Kroeng Gloempang, eene tijdelijke versterking opgericht moeten<br />
worden; Toengkoeb zou dan kunnen vervallen.<br />
Door de belangrijke wijziging ten goede in den politieken toestand<br />
der XXV en XXVI Moekims zouden, in verband met de voorgenomen<br />
verbeteringen, van de reeds genoemde tijdelijke versterkingen eenige<br />
der kleinere posten in de geconcentreerde linie opgeheven, van andere<br />
de infanteriebezetting belangrijk verminderd worden. Voor opheffing<br />
kwamen in aanmerking: Blang, Siroen, Boekit Karang, zoomede de<br />
blokhuizen Pagani, Sabang en Kroeng Lingkar.<br />
De posten in de buitenlinie zouden na verbetering eene vaste bezetting<br />
krijgen uit de aanwezige garnizoenstroepen. Verandering in de<br />
formatie voor Atjeh was dus niet noodig. (')<br />
(') Volgens „de Atjeh-Onlusten in <strong>1896</strong>" verschenen bij Nijgh en van Ditmar,<br />
zou de linie als volgt worden samengesteld:<br />
Ten Zuiden van de geconcentreerde linie, zou nabij de plek, waar vroeger Kaloet<br />
lag een post Tjot Bageroet worden opgericht, met 2 officieren van de infanterie, 1 der<br />
artillerie en 50 man als bezetting.<br />
Tjot Goee zou verplaatst worden naar den oostwaarts gelegen heuvel; Lamkoenjit<br />
1200 M. ten noorden van den gelijknamigen tijdelijken post komen en Biloel een<br />
weinig naar het noorwesten verplaatst worden.<br />
Ana' Galoeng zou ten N. O. van de brug en Lambarih meer zuid-oostwaarts verschoven<br />
worden, en wel naar de plaats waar het blokhuis Blang Tjoet lag. Een<br />
nieuwe post Oedjong Boekloet, met 2 officieren en 53 man bezetting, zou opgericht<br />
worden ten noorden van Lambarih.
8<br />
Bij commandementsorder dd° 12 Februari '96, No. 22, werd eene<br />
nieuwe commissie onder presidium van den chef van den gewestelijken<br />
staf benoemd, tot het bepalen der emplacementen van de nieuw op<br />
te richten versterkingen en 12 Maart d.a.v. werd bericht ontvangen, dat<br />
de Regeering op het voorstel, wat de inrichting der nieuwe stelling<br />
betreft, conform had beslist.<br />
Tot de uitvoering van al die plannen is het intusschen niet gekomen;<br />
waardoor, dat zullen we in het eerste hoofdstuk zien.<br />
De toestand van rust in Groot-Atjeh was slechts schijnbaar. In werkelijkheid<br />
was onze positie niet zoo sterk, als men uit het bovenstaande wel<br />
zou opmaken.<br />
Werd door ons hiervoren reeds opgemerkt, dat van het patrouilleeren<br />
door de bezettingen der posten in de buitenlinie weinig werk<br />
werd gemaakt, de toestand was in den aanvang van het jaar <strong>1896</strong>zelfs<br />
van dien aard, dat het moeite kostte om die posten ongedeerd te<br />
bereiken.<br />
De z.g. djahats hadden zich in den omtrek van de meesten zeer<br />
huiselijk ingericht; vooral Biloel, Ana* Galong, Senelop en Kroeng<br />
Gloempang, stonden in die dagen aan hun vuur bloot.<br />
Door de postcommandanten zelf kon in dien toestand geen verbetering<br />
gebracht worden; het initiatief daartoe moest van hoogerhand<br />
uitgaan.<br />
De patrouilles, die door sommigen hunner uitgezonden werden om<br />
de manschappen tenminste iets te doen te geven, kozen uur van afmarsch,<br />
route, enz. steeds zoodanig, dat elke aanraking met den vijand werd<br />
vermeden.<br />
Van Lambarih tot Ana' Galong was men verplicht niet op den dijk,<br />
maar er naast te marcheeren, alleen ten genoege van de enkele schutters,<br />
die zich in den Oostrand der kampongs Ana' Batee en Klieng opgesteld<br />
hadden, en daar ook meesttijds lustig een Atjehsche vlag lieten<br />
wapperen.<br />
Lamsoet zou blijven waar het was, maar Senelop 200 M. meer zuidwaarts van het<br />
blokhuis Toei Selimbrug komen; Kroeng Gloempang naar het noord-oosten verplaatst<br />
worden.<br />
Een nieuwe post Tjot-Made, ten oosten van het blokhuis van dien naam, zou bezet<br />
worden met twee officieren der infanterie, 1 der artillerie en 50 man. Een groote post<br />
op de Blang Bintang—Ketapan Meot ten slotte, moest eene bezetting van 1 Kapitein,<br />
4 luitenants, 75 man infanterie, 1 sectie bergartillerie en een detachement cavalerie<br />
krijgen.
Soms werden bij approviandeering of groote transporten naar onzen<br />
post een viertal brigades marechaussee in Ana* Batee in stelling gelegd,<br />
om die beschietingen te coupeeren; zulks was o.m. het geval, toen<br />
Zijne Excellentie de Commandant van het Leger in November 1895<br />
Ana* Galong bezocht. Ondanks dien maatregel werd het rijtuig van<br />
Zijne Excellentie bij Boekloet beschoten.<br />
Een paar staaltjes van de gevolgen van onze toenmalige tactiek mogen<br />
niet onvermeld blijven.<br />
In December '95 behoorde schrijver dezes tot de bezetting van<br />
Ana' Galong. Een der kamponghoofden uit de onmiddellijke nabijheid<br />
van dien post vroeg en kreeg vergunning eene sawah, op ± 150 M.<br />
van de benting aan de overzijde der Atjehrivier gelegen, te bewerken.<br />
Gedurende eenige dagen zag men er ook tal van Atjehers aan<br />
den arbeid; zij werden, in verband met de gegeven vergunning<br />
onzerzijds, niet bemoeilijkt. Nu kwam er dagelijks een bewoner van<br />
Sibreh in de versterking, die daar zijn vruchten, groenten en kippen aan<br />
den man bracht. Het behoeft wel niet gezegd te worden, de man<br />
erkende het trouwens volmondig, dat hij door beide partijen als spion<br />
gebezigd werd en toen het werk in de z.g. sawah afgeloopen was,<br />
achtte hij het oogenblik gekomen om mede te deelen, dat de djahats<br />
ons een aardige poets gebakken hadden, door op het bewuste punt eene<br />
complete batterij met loopgraven, dekkingen enz. op te werpen. Later<br />
is de post werkelijk vanuit die batterij met lilla's onder vuur genomen.<br />
Door gebrek aan draagkrachten was in het laatst van November '95<br />
een deel van den voorraad rijst te Lambarih achtergelaten. Dagelijks<br />
moesten nu kleine transporten loopen om het tekort aan te vullen.<br />
In den regel marcheerden we in den vroegen morgen af en waren dan<br />
tegen dat de zon opkwam te Lambarih. Onmiddellijk werd dan terug-<br />
gemarcheerd. De vijand, in de veronderstelling, met een troep van<br />
Lambaroe te doen te hebben, liet ons bij dien marsch meestal met rust,<br />
er op rekenende zijn schade bij den terugmarsch van het detachement<br />
dubbel en dwars in te halen. Inziende, dat zijne berekening faalde,<br />
nam hij na een paar uur wachtens, daar de geweren toch geladen<br />
waren, de benteng maar onder vuur.<br />
Vooral de opmarsch van eene aflossing van de door goed gezinde<br />
Atjehers bezette blokhuizen, vormde een vermakelijk schouwspel. In den<br />
regel marcheerden die lieden op den dijk, onder den marsch het<br />
vuur hunner landgenooten beantwoordend. Om toch vooral maar niemand
10<br />
te raken, werd bij het richten de kolf voor den buik geplaatst of<br />
eenvoudig onder den arm gehouden. Gewonden kregen zij nagenoeg<br />
nooit, wel een bewijs, dat onze vijanden het ook maar als „main prang"<br />
beschouwden.<br />
Van de bendehoofden traden destijds op den voorgrond Habib Lhong<br />
en Tengkoe Pante Gelimah, die zich bij elkaar hadden aangesloten om<br />
onrust te verwekken. De eerste vervulde in dat verbond de rol van het<br />
militante, de laatste het opruiende element.<br />
Bruggen bleven zelden Ianger dan een week in orde. De vijand<br />
kon meestal de planken voor andere doeleinden gebruiken of stak er<br />
eenvoudig den brand in.
HOOFDSTUKI.<br />
Het tijdvak van 1 Januari tot 20 April <strong>1896</strong>.<br />
De indeeling der troepen op 1 Januari <strong>1896</strong> kan uit Bijlage I blijken.<br />
Veel bijzonders valt er van de eerste helft dier maand niet te<br />
vermelden.<br />
In den nacht van 16 op 17 Januari trachtten vijandige benden onder<br />
aanvoering van Toekoe Bin en Toekoe Sabel de kampohg Berawai<br />
[Masdjid Raija, rechteroever], in de onmiddellijke nabijheid van ons<br />
kampement Koeta Alam, binnen te dringen.<br />
Zij werden door de bevolking met geweervuur verjaagd. Op haren<br />
terugtocht, stuitte de achterhoede dier benden op eene patrouille onder<br />
den civielen gezaghebber van Pakan Kroeng Tjoet. Een doode bleef<br />
in onze handen, terwijl later uit berichten bleek, dat hun dit uitstapje<br />
op drie gesneuvelden was te staan gekomen.<br />
Habib Lhong had destijds aan den pretendent sultan, die bij zijn<br />
eigen landgenooten in Pedir blijkbaar niet zoo hoog aangeschreven stond,<br />
hulp toegezegd. Aan het hoofd eener bende van ± 500 man toog hij<br />
via Metareum, Andeue en Lala naar Keumala, alle kampongs op zijn<br />
weg verbrandend en herstelde daar den sultan in zijn oude verblijfplaats;<br />
diens gedwongen vlucht van het vorige jaar was hiermede<br />
gewroken.<br />
De afwezigheid van dat bendehoofd was in het Lamkraksche wel te<br />
merken; de kleine beschietingen bleven echter ook in dien tijd aanhouden.<br />
7 Februari werd de 2 e luitenant F. Franssen en 1 1 Februari de Eur.<br />
fus. Bodenstaff, No. 41130, beiden van de bezetting te Ana* Galong,<br />
bij het dekken der houtkappers, door geweerkogels niet levensgevaarlijk<br />
gewond.<br />
De marechaussees legden voortdurend hinderlagen op de toegangswegen<br />
der geconcentreerde lime.<br />
19 Februari geraakten drie brigades marechaussee nabij Ana* Batee<br />
in een vrij hevig vuurgevecht dat eindigde met de verdrijving van<br />
dezen.
12<br />
Ook de chef van den gewestelijken staf met eenige officieren en<br />
eene cavaleriepatrouille, die zich op dien dag op den weg naar<br />
Ana* Galong bevonden, werden ter hoogte van Oedjoeng Boekloet<br />
onder vuur genomen.<br />
In de IV en VI Moekims was de toestand vrij goed. Eene colonne,<br />
bestaande uit 8 compagnieen infanterie, een detachement cavalerie, eene<br />
bergbatterij, eene ambulance en bagagetrein — totaal 41 officieren, 1163<br />
minderen — onder den majoor Mossel, maakte den 20 sten Februari een<br />
oefeningsmarsch van Koeta Radja naar Kroeng Raba en ondervond<br />
geenerlei verzet.<br />
T. Djohan maakte zijne opwachting bij den colonnecommandant.<br />
Onze post te Senelop echter werd den 23 slen Februari tusschen 5'/2<br />
en 6'/2 uur N- M. uit verschillende punten door een 40 a 50 tal ge-<br />
weren flink beschoten; ook 's nachts en den volgenden morgen lieten<br />
zij onze menschen niet met rust.<br />
In den morgen van den 24= n tusschen 8 en 9 3 /4 uur begon het spel<br />
op nieuw. Door het vuur van den post, krachtig gesteund door het<br />
blokhuis Toei Selimbing, werd de vijand verdreven met een verlies van<br />
2 dooden en 2 gewonden.<br />
Bij Ana* Galong had de vijand zich op den ingang van die verster-<br />
king ingschoten, zoodat de passage daar inderdaad gevaarlijk was. Een<br />
aan de N. zijde geplaatst privaat kon om die reden niet gebruikt<br />
worden. De aflossingen van het blokhuis Blang Tjoet vormden steeds<br />
een zeer gewenscht doel voor onze tegenstanders. Ook Biloel kreeg<br />
uit Z. en Z. O. richting nog al eens vuur.<br />
In Kroeng Gloempang werd de inl. fuselier Kalidjo, N°. 42384, bij<br />
zulk eene beschieting verwond.<br />
28 Februari werd een detachement van 1 officier en 25 man naar<br />
Poeloe Weh gezonden, aangezien bij ler Meloh eene vijandelijke bende<br />
zou zijn geland. De uitgezonden troepen troffen haar echter niet meer aan.<br />
Die plagerijen waren een doom in het oog van den, in het begin<br />
van <strong>1896</strong>, opgetreden liniecommandant, den luitenant-kolonel der infan<br />
terie E. W. Bisschoff van Heemkerck.<br />
De toestand te Ana* Galong was, zooals we reeds zagen, gaande-<br />
weg bepaald ongunstig geworden en zou er voortdurend slechter op<br />
geworden zijn, wanneer wij ons stelselmatig onthielden van elke ontmoe-<br />
ting met den vijand, waarbij geschoten kon worden, en ons opsloten<br />
in de versterkingen.
13<br />
De luitenant-kolonel Bisschof gaf daarom aan de postcommandanten te<br />
Ana* Galong bevel, om gedurende den tijd eener detacheering minstens<br />
eenmaal eene patrouille te maken in het oostenlijk gedeelte van Ana* Batee<br />
en Klieng.<br />
7 Maart 's morgens ten 5 3 /4 uur marcheerde uit Ana' Galong eene<br />
patrouille af onder den postcommandant, den kapitein der infanterie<br />
H. F. T. van Blokland, waarbij ingedeeld de l e luit. der infanterie<br />
C. T. J. Stakman, de adjudant ond. off. Kriiger, No. 14477, de off.<br />
van gezondh. 2= klasse C van der Meer, 1 hoornblazer en 72 bajo-<br />
netten, zoomene 2 minderen van den geneeskundigen dienst en 9<br />
dwangarbeiders met 3 tandoes.<br />
De opdracht luidde — het maken eener verkenning langs den kampong-<br />
rand van Ana* Batee, Klieng en zoo verder over de sawah in O.<br />
richting langs Sibreh naar de versterking terug.<br />
In drie sectien werd langs den dijk van Ana* Galong naar Blang<br />
Tjoet gemarcheerd. De Europeanen waren gelijkelijk over de drie<br />
afdeelingen verdeeld; de eerste sectie, die de marsch der colonne<br />
zou beveihgen, kreeg 7 bajonetten meer dan de andere.<br />
Een bekend feit was het, dat er in de randen van Ana* Batee nooit<br />
meer dan een paar man op post stonden, die, als er wat te schieten<br />
viel, onmiddellijk hunne makkers waarschuwden; van daar, dat naar<br />
Lambaroe terugkeerende patrouilles, steeds veel meer van 's vijands vuur<br />
te lijden hadden, dan op hun heenmarsch.<br />
Het was dus duidelijk, dat, nu de patrouille eerst om zoo te zeggen<br />
voor 's vijands stellingen defileerde, de bedoelde schildwachten niet in<br />
gebreke zouden blijven, de geheele bende bij elkaar te roepen.<br />
Zooals we later zullen zien, was 's vijands sterkte in die buurt door<br />
eene toevallige omstandigheid bijzonder groot op dezen dag.<br />
Een 500 M. voorbij het blokhuis Blang Tjoet werd in W. richting<br />
de sawah overgetrokken, om vervolgens langs den rand van Ana* Batee<br />
in drie afdeelingen met tusschenruimten van 100 M in Z. richting den<br />
marsch te vervolgen. De afdeelingen marcheerden met tweeen uit de<br />
flank, de rechterafdeeling onder commando van den l e luitenant Stakman,<br />
met veiligheidsmaatregelen binnen de kampong, de linkersectie onder den<br />
adjudant ond. off. Kriiger in de sawah. 7 uur V.M. was de patrouille zoo<br />
ver gekomen, dat de versterking Ana* Galong in zuiver O. richting<br />
gezien werd.
14<br />
Door het zwaar begroeide terrein, dat de rechtersectie moest door-<br />
trekken, vorderde de marsch slechts langzaam. Nabij den hoek, dien<br />
de van het Z. naar het N. O. loopende rand van Klieng maakt met<br />
den N. rand van Lambaroe en Sibreh, gekomen, ontving de troep uit<br />
Lambaroe op 300 M. afstand een hevig vuur.<br />
Het gevechtsterrein bestond uit natte sawah's, waarin vrij hooge<br />
galangan's, zoo modderig, dat men tot over de enkels er in zakte.<br />
Behoorlijk marcheeren was in dit terrein onmogelijk; in O. richting werd<br />
het terrein afgewisseld door kleine grafheuvels, waarvan de vijand, bij<br />
het verder opdringen, meesterlijk gebruik maakte.<br />
De middenafdeeling onder den patrouillecommandant kwam onmid-<br />
dellijk achter de galangans in stelling, de sectie Stakman kreeg opdracht<br />
zich eveneens achter de galangans en gedeeltelijk nog in den kampongrand<br />
achter een levende pagger op te stellen, terwijl de sectie Kriiger op<br />
ongeveer 25 M. links en 100 M. achterwaarts van die linie positie koos,<br />
de ambulance bij deze afdeeling.<br />
Met groepensalvo's, vizier 350 M., werd 's vijands vuur beantwoord.<br />
Na aldus eenige salvo's te hebben afgegeven, gaf de patrouille<br />
commandant last in O. richting op de versterking Ana* Galong terug<br />
te gaan. Sprongsgewijze en met zeer kleine groepen moest deze<br />
beweging uitgevoerd worden; het steeds toenemend vuur maakte<br />
een anderen marschvorm onmogelijk; de vijand drong zeer sterk op,<br />
gaf niet alleen tirailleurvuur, doch ook salvovuur af, terwijl een hoorn<br />
blazer aan hunne zijde met signalen dat vuur en ook de bewegingen<br />
leidde.<br />
Nauwelijks had . de sectie Stakman den kampongrand verlaten, of de<br />
vijand bezette dien en gaf enfileervuur af. Toen begonncn ook de<br />
verliezen te komen. De Europ. fuselier Monden, No. 31470, werd<br />
zwaar gewond en door den officier van gezondheid van der Meer onder<br />
hevig vuur verbonden.<br />
Dwangarbeiders waren natuurlijk niet te vinden, zij hadden zich met<br />
hunne tandoes verdekt opgesteld.<br />
De Europ. fuselier Laurens, No. 19336, en de inl. sergeant Soko-<br />
drono, No. 16931, werden eveneens getroffen. Na verbonden te zijn,<br />
kon laatsgenoemde zich naar de versterking begeven. De 1= luitenant<br />
Stakman kreeg een schot door den rechterarm, Dr. v. d, Meer een<br />
contourschot aan het hoofd, beiden konden zich, zonder gedragen te<br />
worden, verwijderen.
15<br />
De inmiddels opgejaagde dwangarbeiders brachten de zwaarst gewonden<br />
achteruit. Ook de manschappen moesten als dragers optreden.<br />
Het bleek later, dat vele inlandsche soldaten van deze omstandigheid<br />
gebruik hadden gemaakt, om zich heimelijk van het gevechtsterrein te<br />
verwijderen. Eensklaps drong de vijand met kracht op en ging zelfs<br />
tot den klewangaanval over. De fuseliers Laurens en Monden, die<br />
zich niet meer konden verdedigen, werden afgemaakt en moesten wor<br />
den achtergelaten, daar tal van inlandsche fuseliers op de vlucht gingen,<br />
zoodat de commandant weldra slechts een twaalftal Europeanen en<br />
~T~ tien inlanders tot zijne beschikking had. De adjundant ond. off.<br />
Kriiger was ook gewond en naar de versterking gegaan om zich te laten<br />
verbinden.<br />
Een oogenblik was de kapitein van Blokland zelf handgemeen en<br />
het gelukte hem persoonlijk met de sabel twee tegenstanders neer te<br />
slaan, waarvan een nagenoeg in tweeen gedeeld werd. De klewang<br />
aanval werd afgeslagen; met medeneming van de meeste dooden en<br />
gewonden ging de vijand weer achteruit; hij liet vijf lijken op de plaats<br />
liggen. Het was een hachelijk oogenblik. Van de 6 dwangarbeiders<br />
waren er 2 gesneuveld en I gewond, tandoes waren er niet; eenigen<br />
der eerste gewonden waren daarmede naar de versterking vervoerd;<br />
dooden en gewonden moesten dus door de kameraden zelf teruggebracht<br />
worden.<br />
Werden hierbij vele bewijzen van moed en doodsverachting gegeven,<br />
even talrijk waren, vooral bij de inlanders, de voorbeelden van slechte<br />
tucht. Er is daar veel over gesproken, men schreef het toe aan den<br />
korten diensttijd, de meesten waren nooit in het vuur geweest. Mijns<br />
inziens lag de oorzaak in het in de laatste jaren gevolgde systeem<br />
van dekking en nog eens dekking. Noodzaakt men de menschen om<br />
in een natte sloot te marcheeren, om ze toch vooral aan 's vijands vuur<br />
te onttrekken, instede van dezen dat schieten op een gevoelige wijze<br />
af te leeren, dan kweekt men van zelve een geest van angst, lafheid<br />
en gering zelfvertrouwen en kan men niet verwachten, dat alien, waar<br />
zoovele kameraden vielen, plotseling van een geest van dapperheid<br />
vervuld werden.<br />
De commandant, ziende, dat verder teruggaan onmogelijk was, besloot<br />
nabij het blokhuis Bak Tjerlah eene stelling in te nemen en daar hulp<br />
van Ana* Galong af te wachten. Dooden en gewonden werden achter<br />
aardophoogingen gebracht en de overgebleven manschappen een plaats
16<br />
achter galangans of andere hoogten aangewezen. Zeer verdienstelijk<br />
maakten zich daarbij de Europeesche fuseliers Benno, No. 32293, Visser,<br />
No. 33660, Kamphuis, No. 39710, Veenendaal, No. 10762 en Zweet,<br />
No. 36124, terwijl de Europeesche sergeanten Hoogenboom, No. 37529<br />
en Israels, No. 38845, die respectievelijk 5 en 4 schotwonden bekwamen,<br />
eene hooge mate van plichtsgevoel aan den dag legden door tot het<br />
laatst toe, ondanks hunne wonden, aan het gevecht te blijven deelnemen<br />
en het moreel hunner ondergeschikten hoog te houden.<br />
De 1= luitenant der infanterie J. van Hasselt, die als commandant<br />
van het restant bezetting in Ana* Galong was achtergebleven, kwam<br />
tegen dien tijd (^ 8 uur V. M.) met eenige manschappen ter verster<br />
king aanrukken. Het bevel over de benting had hij overgedragen aan<br />
den adj. ond. off. dd. off. der artillerie Diehl, No. 32486.<br />
Door een goed onderhouden vuur kon de vijand thans op een behoor-<br />
lijken afstand worden gehouden; al drongen enkelen ook een oogenblik<br />
weer op, eenige goed gerichte schoten waren voldoende om hen terug<br />
te drijven of te dooden.<br />
De manschappen raakten echter uitgeput, zoodat de patrouille-com-<br />
mandant, steeds op een galangan staande en het vuur trotseerende, al<br />
zijn geestkracht noodig had, om den moed er in te houden, zijn man<br />
schappen telkens op naderende vijanden attent te maken en opdnngen<br />
te voorkomen.<br />
De 1= luitenant van Hasselt, die zelf een geweer ter hand genomen<br />
had, werd door een kogel aan den linkerarm getroffen en moest naar<br />
de versterking terug om zich te laten verbinden; de Europ. sergeant van<br />
Oosten, No. 36663, die met dien officier was medegekomen, nam nu<br />
het bevel over de groep op zich.<br />
Vermeld dient nog te worden, dat de patrouille in den beginne zelfs<br />
vuur kreeg uit het door onze bondgenooten bezette blokhuis Bak Tjerlah ;<br />
een paar salvo's bracht dat tot zwijgen, terwijl de artillerie van den post<br />
de schutters in den rand van kampong Sibreh onder mitrailleurvuur nam<br />
en tevens granaten in Klieng en Lambaroe wierp. Reeds waren alle<br />
patronen van dooden en gewonden mede verbruikt, toen de Europ.<br />
hoornblazer Schuur, No. 35383, met twee kistjes munitie kwam aan-<br />
dragen, die hij uit Ana* Galong had gehaald. Ook de adjundant<br />
Kriiger verscheen, na verbonden te zijn, weer op het gevechtsveld en<br />
maakte zich verder verdienstelijk met het doen vervoeren der dooden en<br />
gewonden, waartoe tal van militairen, die zich reeds naar de versterking
17<br />
hadden begeven, met veel moeite gedwongen werden. Wegens het<br />
hevige vuur, wilden zij eenvoudig niet meer terug, toen ze eenmaal daar<br />
binnen waren.<br />
Ongeveer 10'/2 uur V.M. was de liniecommandant, die zich dien<br />
morgen bij de commissie, belast met het bepalen der emplacementen<br />
voor de nieuwe versterkingen, had aangesloten en te Senelop vernomen<br />
had, dat Ana' Galong met vuurpijlen om hulp had geseind, ter plaatse<br />
aangekomen. Tegelijk met hem een detachement van 40 bajonetten,<br />
getrokken uit de bezettingen Lamsoet en Lambarih, met 2 officieren,<br />
de luit 8 . K. H. Westendorp, en F. Ketjen. Den kapitein van den<br />
generalen staf Kronouer, die den liniecommandant vergezeld had, droeg<br />
deze het bevel over die vereenigde troep op met opdracht:<br />
De sawah ten W. van den weg Lambarih — Ana* Galong over te<br />
steken en den, in den rand van Klieng opgestelden, vijand in de flank<br />
aan te vallen, teneinde de patrouille van Blokland, die ter hoogte van de<br />
bamboestoelen nabij Bak Tjerlak in stelling lag, gelegenheid te geven,<br />
naar Ana* Galong terug te trekken.<br />
In 4 groepen werd door de patrouille Kronouer opgerukt. Luitenant<br />
Westendorp ging met zijn groep het eerst vooruit, op korten afstand<br />
gevolgd door de anderen. De 4= groep onder bevel van een inlandsch<br />
sergeant volgde op 100 M. afstand als reserve, dekking tandoes en<br />
munitie. Nauwelijks was de troep 150 M. in de sawah, of de luitenant<br />
Westendorp werd zwaar gewond; dwangarbeiders durfden niet vooruit<br />
te komen en zoo droeg de Europ. fuselier Elshout, No. 39756, zijn<br />
commandant over een afstand van 150 M. uit het vuur, naar den<br />
dijk terug.<br />
De van den aanvang af reeds zeer vermoeide troep, kwam maar matig<br />
vooruit, vooral de groep van luitenant Westendorp, was moeilijk tot<br />
opstaan te bewegen, waarom de kapitein Kronouer haar voor het vervolg<br />
van het gevecht, zelf leidde. De groepen van luitenant Ketjen en sergeant<br />
Prins, No. 36077, waren inmiddels in de tirailleurlinie gekomem<br />
en hadden het vuur geopend. De vijand trachtte in N. O. richting het<br />
detachement Kronouer om te trekken, waardoor dit tusschen twee vuren<br />
kwam.<br />
Van op de flank des vijands komen, was toen geen sprake meer,<br />
daarom besloot de commandant in Z. W. richting te marcheeren en de<br />
kampongranden Klieng en Lambaroe zoo dicht mogelijk te naderen, ten<br />
einde de patrouille Blokland lucht te verschaffen. Toen de vijand al<br />
2
18<br />
te dicht op zijn rechterflank kwam, gaf hij den commandant der rechtergroep<br />
last, rechts van directie te veranderen en den vijand in het<br />
noorden goed onder vuur te nemen. Ten koste van nog vier gewonden,<br />
de Europ. sergeant Prins, No. 36077, de Europ. fuseliers de Rooij,<br />
No. 39717, Elshout, No. 39756, en de inl. fuselier Kromodrono, No.<br />
27725, werd het doel ten slotte bereikt; de patrouille van Blokland<br />
kon terugtrekken. In het gevecht onderscheidden zich de inl. fuselier<br />
Kromodrono, No. 2772 \ en de Europ. fuseliers Levens, No. 40871,<br />
en van de Weerdhof, No. 24980.<br />
De luitenant-kolonel Bisschof had intusschen in de benteng meer orde<br />
op de zaken gesteld; ook daardoor was het den adj. ond. off. Kriiger<br />
mogelijk geweest zijn kapitein met dragers te hulp te komen; o.a. de<br />
Europ. kanonnier Gunther, No. 38379, en de Europ. ziekenoppasser<br />
v.d. Leest, maakten zich hierbij zeer verdienstelijk.<br />
De aftocht geschiedde onder een allerhevigst vuur, waarbij nog een<br />
dwangarbeider sneuvelde, die achtergelaten moest worden.<br />
Omstreeks 12 uur 's middags, was de patrouille Blokland in<br />
Ana* Galong terug, en 12 uur 20 N.M. was ook het detachement<br />
Kronouer weer aan de Oostzijde van den Ana* Galong dijk —waarmede de<br />
patrouillegevechten dus een einde namen.<br />
In de versterking had men intusschen ook niet stil gezeten. Met het<br />
kanon van 7 cM. L.A., dat op het W. bastion in batterij stond, werden<br />
niet minder dan 71 granaten, 22 granaatkartetsen en 1 kartets op<br />
verschillende afstanden en doelen verschoten. Het vuur der mitrailleur was<br />
steeds op Sibreh gericht geweest, daar reeds te 8V2 uur V.M. de vijand de<br />
versterking uit dien rand was begonnen te beschieten; ook op de W. face<br />
opgestelde infanterie nam hem daar onder vuur. Nog tot 1 uur N.M.<br />
werd al dat vuur voortgezet; toen bleek het, dat de vijand eindelijk aftrok.<br />
Het doel der patrouille was bereikt, men had de overliggende kampongranden<br />
verkend, maar ten koste van welke verliezen?<br />
Alle officieren en drie onderofficieren gewond, een Europ. korporaal,<br />
vijf Europ. fuseliers, een inl. fuselier en drie dwangarbeiders gesneuveld.<br />
Verder nog 8 Europ. en 9 inl. fuseliers met een dwangarbeider gewond.<br />
Na het gevecht werden behalve de lijken van Laurens, Monden en<br />
de inl. fuselier Djodikromo No. 37465, de sergeant van Oosten, No.<br />
36662, vermist. Later werd het stoffelijk overschot van dien sergeant<br />
met de lijken van bovengenoemde manschappen door volgelingen van<br />
T. Tjoet Lamtengah binnen Ana* Galong gebracht.
19<br />
Verloren gingen zeven geweren, met evenveel stellen ledergoed.<br />
Uit velerlei berichten bleek, dat de hevige aanval, waaraan de<br />
patrouille van Blokland had blootgestaan, geweten moest worden aan de<br />
omstandigheid, dat dien dag tal van bendehoofden met hunne volgelingen<br />
daar waren samengekomen, om te beraadslagen over den bouw van een<br />
benteng in het Ana* Bateesche.<br />
Welke bedenkingen ten slotte tegen de wijze van ageeren der patrouille<br />
mogen worden ingebracht, het eeresaluut moet gebracht worden aan den<br />
dapperen patrouillecommandant, den kapitein van Blokjland, die gedurende<br />
vijf uur tegen een overmachtigen vijand (naar schatting 250 man onder<br />
T. Mad Amin, Habib Lhong en Panglima Hassan, hoofdpanghma van<br />
1 . Moeda Baid) stand hield, totdat een ter hulp gezonden detachement<br />
gelegenheid gaf, nagenoeg zonder verdere verliezen, op Ana* Galong<br />
terug te trekken.<br />
Volgens nader ingewonnen berichten, bedroegen de verliezen des vijands<br />
dien dag 82 man gedood of zwaar gewond, waaronder 7 panglima's;<br />
de hchtgewonden werden niet gemeld. Waar wij sedert langen tijd<br />
niet meer in directe aanraking met den vijand waren geweest, behoeft<br />
het wel niet gezegd te worden, dat de tijding van het gevecht en niet<br />
het minst de uitslag, sensatie in Koeta Radja verwekte.<br />
Naar aanleiding van het gedrag van vele inlandsche en een paar<br />
Europeesche militairen bij deze affaire, werd een onderzoek ingesteld.<br />
Het bleek, dat, door het buiten gevecht raken van de meeste onderaanvoerders,<br />
tal van militairen zich heimelijk van het gevechtsveld<br />
hadden kunnen verwijderen, zonder dat iemand hun zulks had kunnen<br />
beletten. Ook een Europ. sergeant en een Europ. korporaal hadden<br />
onder het motto „gewonden wegbrengen" zich aan den strijd onttrokken,<br />
en verklaarden niet meer te zijn teruggekeerd wegens oververmoeidheid.<br />
Reeds vroeger werd door mij het noodige omtrent den geest der<br />
troepen opgemerkt; ik acht het niet noodig daar verder op terug te<br />
komen. Alleen wachte men zich verkeerde conclusies te maken. Dat<br />
inlandsche soldaten onder behoorlijke aanvoerders ook goede soldaten<br />
kunnen zijn, hebben ons latere periodes geleerd. Tal van Javanen ontvingen<br />
daarvoor de traditioneele bewijzen; en vele inlandsche compagnieen<br />
[kapt. Bruynis '96; luitenant van Bakel '98] hebben getoond,<br />
dat zij, onder goede leiding, aan de grootste verwachtingen konden<br />
voldoen.
20<br />
Intusschen was het gebeurde voor den generaal eene vingerwijzing, om<br />
reeds eerder aan het sedert lang gekoesterd voornemen gevolg te geven<br />
en de Lamkrak Moekims eens flink te zuiveren zoomede de daarin aanwezige<br />
schuilplaatsen en versterkingen der kwaadwilligen op te ruimen.<br />
Het plan van den generaal was, om daarbij gebruik te maken van<br />
de diensten van Toekoe Oemar, die daar aanvankelijk niet veel zin in<br />
had. Hij was, evenals de meesten zijner rasgenooten, nog al bijgeloovig<br />
en nu schijnt hem eenmaal voorspeld te zijn, dat hij in Lamkrak zijn<br />
dood zou vinden. Dat zou ook de reden zijn geweest, dat hij er 30<br />
November '93, na de verovering van Ana* Galong, niet voor te vinden<br />
was, om verder op te rukken, hoewel het toch voor de hand lag, om<br />
voor eene richtige afsluiting van ons gebied, ook het terrein tusschen<br />
Biloel en Ana* Galong in onze macht te hebben. Eene versterking in<br />
de lijn van die beide, had ons vele beschietingen enz. kunnen besparen.<br />
Toen de waarnemend assistent-resident hem over de zaak onderhield,<br />
gaf hij den wensch te kennen, dat onze troepen van uit Biloel zouden<br />
ageeren en hij zelf van uit Ana* Galong; wij zouden daardoor een zeer<br />
vijandelijk terrein in den rug hebben gehad en zijn legioen in front.<br />
15 Maart had op het bureau van den Gouverneur de eerste conferentie<br />
plaats. Tegenwoordig daarbij waren de resident van Langen, de<br />
chef v/d staf, de wn. assistent-resident en T. Oemar. In hoofdzaak<br />
werd toen vastgesteld, dat van twee zijden geageerd zou worden, n.l.<br />
van uit Ana' Galong en van uit Biloel; tevens werd bepaald welk<br />
aandeel Oemar in de bewegingen zou hebben en hoeveel geld, munitie,<br />
geweren enz. hij zou krijgen. T. Oemar zou dan van de zijde van<br />
Biloel met zijn legioen oprukken, dit laatste, voor zooveel noodig aangevuld<br />
door lieden uit de IV en VI Moekims, Lepong en Lehong, onze troepen<br />
van de zijde van Ana* Galong. Eene buitengewone aanvulling van 100<br />
Europeesche militairen, een peloton genietroepen en 100 dwangarbeiders<br />
werd van Batavia verzocht. (')<br />
') Het operatieplan was als volgt opgemaakt:<br />
Te Lambarih wordt eene colonne samengetrokken, die onder het commando van<br />
den luitenant-kolonel van den generalen staf C. P. J. van Vliet, zal bestaan uit:<br />
3 Compagnieen 3e Bataljon onder majoor K. W. Steinmetz;<br />
3 ,, 12e „ ,, overste G. Ilgen.<br />
2 ,, 14e „ „ majoor G. M. P. van der Noordaa, het R. H.<br />
4e escadron cavalerie; 2 sectie bergartillerie onder kapitein A. Bangert, 2 detachementen<br />
genietroepen, onder de luitenants N. Plantenga en A. S. Ruzette, 2 off. der mil.<br />
,'uliii., de trein, bestaande uit 200 dwangarbeiders en mannen van Toekoe Tjoet Mahmoed.
21<br />
De genietroepen moesten ook dienen om al dadelijk bij den aanvang<br />
der operation een begin te maken met den bouw van de nieuwe versterking<br />
Ana* Galong, althans met het plaatsen van de palissadeering en de bastions.<br />
Tijdens de operatien, die, volgens schatting, slechts een paar dagen<br />
zouden duren, zouden de versterkingen te Tjot Goee, Lamkoenjit, Biloel,<br />
Toengkoeb en Tjot Rang, door troepen van de posten der geconcentreerde<br />
linie worden bezet, waardoor de voile beschikking over het<br />
3=, 12= en 14= Bataljon werd verkregen. Met het oog op de poeasa en<br />
de voorbereidingen, die T. Oemar treffen moest, zou men niet voor<br />
28 Maart tot ageeren kunnen overgaan.<br />
Na zijn succes bij Ana* Galong nam intusschen 's vijands overmoed<br />
toe. Bijna dagelijks werden onze posten en transporten in de XXV<br />
en XXII Moekims onder vuur genomen.<br />
Een detachement van Lambaroe, dat den 7 den te Ana' Galong was achtergebleven,<br />
werd den 9 en door militairen van het 15= Bataljon vervangen.<br />
12 Maart nam een bende van 15 man eene patrouille bij Senelop<br />
onder vuur en deed ook een paar schoten op de versterking, waardoor<br />
de Europ. sergeant van de Pauwert, No. 36667, licht gewond raakte;<br />
ook wegwerkers bij Tjot Rang, werden dien dag beschoten.<br />
Te Lambaroe—de reserve onder Overste Bisschoff van Heemskerck en bestaande<br />
uit 4 compagnieen infanterie en 1 sectie bergartillerie.<br />
Toekoe Oemar zou zijn manschappen te Biloel verzamelen.<br />
Te Tjot Rang bevonden zich de troepen van Toekoe Nja Banta en Toekoe Tjoet<br />
Toengkoeb.<br />
De 29e Maart zou T. Oemar zelf naar Toebaloe oprukken en 100 man naar Lam<br />
baroe zenden.<br />
Den 30e Maart moesten die 100 man met eene compagnie onder luitenant K. Vosmaer<br />
van Lambaroe naar Anak Galong gaan en het vuur op Sibreh en Glieng openen.<br />
Toekoe Oemar zou tegelijkertijd afmarcheeren, en door eene omtrekkende beweging<br />
ten Zuiden van Lamkrak over Lambarih en Loetoe, tot de woonplaats van Toekoe Baid,<br />
naar Anak Galong trachten door te dringen.<br />
De colonne van Vliet zou naar Anak Bale en Glieng oprukken.<br />
30 Maart, s morgens 6 uur, zouden Biloel, Lambarih, Ana' Galong, Senelop en<br />
Kroeng Gloempang, het vuur openen op de verschillende doelen, die daartoe door<br />
den liniecommandant zouden worden aangewezen. Bovendien moest op alle Atjehers,<br />
die zich vertoonden, gevuurd worden.<br />
Kapitein Kronouer zou in het hoofdkwartier te Lambaroe, als chefvan den Staf optreden.<br />
De blokhuizen Mata-Air, Montassik, Aloer Oe- en Toei Selimbing, zouden door<br />
marechaussee's worden bezet.<br />
Op den dag der operatie zou een aanvang worden gemaakt, met het bouwen van do<br />
nieuwe benteng Ana*-Galong.
22<br />
13 Maart werd de bezetting van Ana* Galong afgelost; als postcom-<br />
mandant trad toen de kapitein P. H. Bodemeijer op.<br />
14 Maart Lambarih en Senelop, welke laatste post onder commando<br />
van den kapitein J. H. G. Reurts kwam.<br />
16 Maart aflossing van Tjot Rang en Toengkoeb, beide aflossingen<br />
werden beschoten. In Senelop werden dien dag de adj. ond. off. dd<br />
officier der artillerie Mager, No. 16619, en de Europ. sergeant der<br />
artillerie van Straaten, No. 33671, gewond; eerstgenoemde bleef echter<br />
dienst doen.<br />
1 7 Maart werd de bezetting van Biloel verwisseld (commandant werd<br />
de kapitein P. H. van der Wedden), den 18= n die van Lamsoet en<br />
Kroeng Gloempang, en den dag daarop Tjot Goee en Lamkoenjit.<br />
Dien dag—19 Maart — werd het vivrestransport van T. Tjoet Mach-<br />
moed, voor den dagelijkschen opvoer van vleesch en brood naar<br />
Ana* Galong, onder dekking van 10 gewapende Atjehers, op den<br />
terugweg tusschen Boekloet en Blang Tjoet door een bende van j ^ 30<br />
man aangevallen. Van T. Tjoets volk werd 1 man gewond ; bij het opdagen<br />
van militaire hulp, trok de vijand af, met een verlies van twee dooden.<br />
In verband met de voorgenomen excursie naar het Lamkraksche was<br />
besloten, dat de door lieden van Oemar bezette blokhuizen, tijdelijk<br />
bezet zouden worden door garnizoenstroepen en marechaussee; zoo<br />
werden de blokhuizen Toei Selimbing, Aloer-Oe, Montassik en Mata<br />
Air op den 25 cn Maart elk door eene brigade marechaussee bezet.<br />
Den 27 en maakten 6 brigades marechaussee eene patrouille langs die<br />
blokhuizen en voorzagen ze opnieuw van vivres en munitie.<br />
De bezetting van Aloer Oe bestond op den 28= n uit eene brigade<br />
marechaussee, den Europ. sergeant der artillerie Zon, No. 40248, en<br />
drie Europ. kanonniers voor de bediening van de in het blokhuis<br />
opgestelde mitrailleur; het geheel onder den brigadecommandant, den<br />
Europ. sergeant der infanterie Havenga, No. 19908. Al dadelijk na<br />
zijn optreden als commandant had deze een begin doen maken met<br />
het in het beter verdedigbaren toestand brengen van het blokhuis.<br />
Alles, wat slechts brandbaar was, werd opgeruimd, de afsluiting<br />
verbeterd, eene staande ijzerdraadversperring aangebracht, randjoes<br />
geplant, de voorraad water en brandhout aangevuld, de borstwering<br />
met zandzakken opgehoogd, enz.<br />
's Middags werd het blokhuis op 200 M. van uit de bedekte omge-<br />
ving beschoten; het mocht de bezetting niet gelukken het in hevigheid
23<br />
toenemend vuur des vijands tot zwijgen te brengen. De mitrailleur<br />
werd tot tweemaal toe onklaar; dank zij de vaardigheid en kalmte van den<br />
sergeant Zon, echter telkens weer hersteld.<br />
Gedekt achter boomen, naderden de Atjehers het blokhuis tot op<br />
75 M., riepen de bezetting allerlei bedreigingen en scheldwoorden toe<br />
en beloofden vervolgens leven en vrijheid, wanneer zij zich wilde<br />
overgeven. Tegen het vallen der duisternis groeide het getal strijders<br />
aan; enkelen nestelden zich onder een brug, op 120 M. van het blok<br />
huis, waar zij tegen het mitrailleurvuur vollediger dekking vonden.<br />
Van rusten was voor de bezetting geen sprake. 's Nachts te<br />
1 uur 15, hief de vijand in den rand van Lam Raja een vervaarlijk<br />
geschreeuw aan, gelijktijdig viel er een kanonschot. Het projectiel, een<br />
granaat, sloeg een groot gat in het voorvlak van het dak en sprong een<br />
eind verder boven den achterwand.<br />
's Vijands versneld geweervuur maakte het ondoenlijk de aangerichte<br />
schade te herstellen. Vier van de elf granaten, die de vijand de bezet<br />
ting had toegedacht, sprongen dien nacht binnen het emplacement van<br />
het blokhuis, zonder iemand te treffen. De kommandant het alle man<br />
schappen, die niet op post stonden, tegen de voorface van het empla<br />
cement liggen, en door een Amboineesehen korporaal de harmonica<br />
bespelen, waarop de Amboineezen weldra begonnen mede te zingen.<br />
De geest van dat kleine aantal manschappen was dus uitmuntend.<br />
In de vuurpauze blies de vijand verschillende hoornsignalen o.a.<br />
„voor den dokter", vermoedelijk met het doel de bezetting van Senelop<br />
naar buiten te lokken. De blokhuiscommandant deed daarom dat signaal<br />
telkens herhalen, echter gevolgd door een tweede n.l. „afdanken".<br />
In Senelop heeft men de bedoeling hiervan begrepen. 2 uur V.M. nam<br />
die post de djahats met zijn geschut onder vuur; dank zij die hulp,<br />
trokken zij te 4 uur V.M. af, na nog vergeefs gepoogd te hebben, het<br />
blokhuis met vuurpijlen in brand te steken. Gewond werd alleen de<br />
Amb. marechaussee Habel, No. 21676.<br />
De sergeant Havenga had onder dit alles getoond veel beleid te bezit-<br />
ten; door zijne groote opgewektheid en moedig voorbeeld, bleef de<br />
goede geest onder de bezetting tot het eind toe gehandhaafd.<br />
Gaan we thans eens na, wat inmiddels te Koeta Radja voorviel.<br />
Den 26= n Maart werden aan T. Oemar de benoodigdheden voor de<br />
excursie van den 30 en verstrekt, te weten: 380 achterlaad- en 500
24<br />
voorlaadgeweren, 25000 Beaumontpatronen, 500 KG. buskruit, 120,000<br />
slaghoedjes en 5000 KG. lood, bovendien nog opium, geld (18000<br />
dollars) enz. Reeds dien dag kwamen berichten binnen, dat onze hoofd-<br />
panglima plannen koesterde, zijn dienst aan de compagnie op te zeggen.<br />
Den volgenden dag ontving het bestuur opnieuw tijding daaromtrent<br />
van twee hoofden ('), van wie een weinig vertrouwbaar was.<br />
De controleur 2= kl. bij het binnenlandsch bestuur Gisolf, achtte het<br />
zijn plicht den generaal te waarschuwen voor de meer dan verdachte<br />
houding van Oemar, die echter de brutaliteit had, om den 28= n nog<br />
deel te komen nemen aan eene conferentie, die ten bureele van den<br />
Gouverneur gehouden werd. Deze autoriteit, toch al weinig geneigd om<br />
geloof aan de verschillende berichten te slaan, scheen daardoor zoozeer<br />
overtuigd van Oemars goede trouw, dat hij er zelfs niet aan dacht,<br />
het advies van zijne ondergeschikten, om den Panglima Prang besar<br />
toen aan te houden, op te volgen.<br />
Den 29= n Maart omstreeks 1 uur kreeg men, voornamelijk door<br />
berichten van T. Tjoet Lamtengah, zekerheid, dat Toekoe Djohan<br />
Pahalawan de zijde van het Nederlandsch gezag verlaten had.<br />
Aan het voornemen, om met onze bataljons en zijne hulptroepen de<br />
4 Lamkraksche Moekims, n.l. Lamkrak, Kroeng Ma*, Lamlheue en Ateuh<br />
den volgenden dag van kwaadwilligen te zuiveren, kon geen gevolg<br />
worden gegeven.<br />
Dit feit was voor den generaal Deijkerhoff eene bijna ongelooflijke<br />
verrassing; of zulks ook voor de hoofden en bevolking het geval was,<br />
is nog de vraag.<br />
Reeds lang hadden geruchten omtrent dien mogelijken afval de ronde<br />
gedaan. De door Oemar aanvankelijk opgegeven redenen bleken geheel<br />
uit de lucht gegrepen te zijn. [Zie bijl. II].<br />
In zijn schrijven dd. 12 en 23 April komt hij er trouwens op terug<br />
en is wat openhartiger. Hij gewaagt daarin [zie bijl. IV en V] van<br />
zijne teleurstelling over het uitblijven eener verwachte ridderorde.<br />
') Ketjihik Oemar berichtte o.a., dat Toekoe Oemar en zijne vrouw Tjoet Nja<br />
Din drukke vergaderingen hidden, met de hoofden der geestehjkheid.<br />
Deze Ketjihik was sedert jaren op onze hand, had reeds in 1876, Gen. Pel als<br />
gids bij diens tochten in de IV en VI Moekims gediend — droeg de zilveren medaille<br />
voor verdiensten en was dus wel betrouwbaar.<br />
Bovendien behoorde hij tot de onmiddellijke omgeving van Toekoe Oemar en kon<br />
dus van diens bedoelingen afweten.
GENERAAL-MAJOOR C. DtYKERHOFF.<br />
•- ; -A
25<br />
Generaal Deijkerhoff moet die illusie gewekt hebben, doch de Leger-<br />
commandant zou hem tijdens zijn bezoek aan Atjeh, in November 1895,<br />
te verstaan gegeven hebben, dat het Opperbestuur daar in geen geval<br />
in zou treden.<br />
Tal van gissingen zijn gemaakt tot verklaring van het verraad.<br />
Overste van Kooten zegt in zijne in „Krijgswetenschappen" gehouden<br />
voordracht III Verslag jg. '96 — '97 „in aanmerking genomen, dat door<br />
„hen, die zich op de studie van het volkskarakter hebben toegelegd,<br />
„trouweloosheid een der meest kenmerkende eigenschappen van den<br />
„Atjeher wordt genoemd, en wanneer men daarbij uit Oemars levens-<br />
„loop waarneemt, dat hij die eigenschap in het bijzonder bezat, en<br />
„met uiterst gemak van de eene partij tot de andere overging, men<br />
„bij hem reeds eene zekere voorbeschiktheid in die richting moet aan-<br />
„nemen. Bij lemand met zoodanigen erfelijken aanleg, kan een geringe<br />
„oorzaak voldoende zijn het sluimerende verradersinstinct te wekken en<br />
„tot daden te doen overgaan.<br />
,,Een lang te voren bedacht en wel overlegd plan behoeft daaraan<br />
„volstrekt niet vooraf te gaan."<br />
Een der oorzaken was zeker zijn afkeer van het optreden in het<br />
Lamkraksche (Zie bl. 20).<br />
Een andere reden vindt men in den dood van Teungkoe Koeta<br />
Karang, een voorname oelama in de XXII Moekims.<br />
Dit geestelijke hoofd — door Oemar omgekocht — had in de laatste<br />
jaren de leer verkondigd, dat een dood in den strijd met Oemars<br />
legioen volstrekt geen zekerheid gaf, omtrent het ,,toelaten in den<br />
Mahomedaanschen hemel". Stierf men in den strijd tegenover de<br />
Hollanders, dan was men vrij zeker, daar een plaats te bekomen. Dat<br />
was dan ook de reden, dat Oemar steeds weinig weerstand ondervond<br />
en dat het gevecht tusschen de manschappen van zijn legioen en de<br />
moslemin, al vielen er ook een enkele maal gewonden, het ,,main prang"<br />
in optima forma was. De opvolger van T. Koeta Karang, T. Tanah<br />
Abee, was een geheel andere leer toegedaan. Hij zond, omstreeks dien<br />
tijd, in verschillende richtingen brieven, waarin Oemar en zijn benden<br />
evengoed als kafirs werden aangeduid. De moord op Oemar zelf noemde<br />
hij een Gode welgevallig werk. Dergelijke voorstellingen van zaken,<br />
waren nu juist niet in het belang van de toenmalige politiek.<br />
Een van onze grootste tegenstanders is steeds geweest Tjoet Nja Din,<br />
een zijner vrouwen, dochter van Toekoe Nanta Toeha van de VI Moekims.
26<br />
Steeds spoorde zij Oemar tot verzet tegen het gouvernement aan,<br />
evenals zij zelve dat later nog lang volhield. Zij verkeerde toenmaals<br />
in een toestand, die aan zwangerschap deed denken; doch later bleek<br />
dat niet zoo te zijn. Haar raadgevers voorspelden, dat haar een zoon<br />
geboren zou worden, die eenmaal eene hooge positie in het Atjehsche<br />
rijk zou innemen, mits haar heer gemaal zoodra mogelijk de banden<br />
met het Nederlandsch-Indische gouvernement brak. Haar optreden in<br />
dezen vindt hierin genoegzame verklaring.<br />
Men ziet het: alles werkte op dat oogenblik samen om Oemar<br />
afvallig te maken.<br />
Door zijn geld, zijn wapens en munitie, was hij zeker de machtigste<br />
van alle partijhoofden geworden. Zijn troep was min of meer gedisci-<br />
plineerd, veel had hij van ons geleerd, dat hem in gevechten te stade<br />
kon komen. Een beter oogenblik om de bakens te verzetten kon hij<br />
niet kiezen — en hij koos dus, naar zijne meening, het beste deel.<br />
In den kraton beschikte men over een vrij aanzienlijke troepenmacht.<br />
Drie complete veldbataljons, een batterij bergartillerie, drie pelotons<br />
cavalene waren gereed om uit te rukken.<br />
Zeer te bejammeren was het dan ook, dat den dag van den afval<br />
zelve, niet onmiddellijk werd opgerukt naar Pakan Badak en Lampisang,<br />
om Oemar voor zijn verraad te straffen en de gevolgen zooveel mogelijk<br />
te neutraliseeren.<br />
Men bepaalde zich tot het nemen van de navolgende maatregelen, die<br />
alien van den geringen offensieven geest dier dagen kunnen getuigen:<br />
1°. Alle plaatselijke militaire commandanten in het commandement,<br />
werden zoo spoedig mogelijk met het gebeurde in kennis gesteld en<br />
hun werd aanbevolen de uiterste voorzichtigheid te betrachten.<br />
2°. 3 compagnieen van het 3= Bataljon infanterie werden om 2 uur<br />
15 min. N.M. per stoomtram op Lamdjamoe gedirigeerd, met opdracht,<br />
den vijand te beletten, van die zijde de linie binnen te dringen.<br />
Deze compagnieen werden om 5 uur versterkt met 2 sectien van<br />
de 4= bergbatterij, die den afstand marcheerend aflegden.<br />
2 uur 30 N.M. vertrok een detachement van 2 officieren en 120<br />
man van Lambaroe naar de Z. W. linie om de bezettingen van de<br />
aldaar gelegen posten te versterken.
27<br />
Te 3 uur N. M. werden 3 compagnieen van het 12= Bataljon per<br />
stoomlram naar Lampeneroet gezonden, met last, naar Tjot Goee te<br />
marcheeren en aldaar orders af te wachten. 2 dezer compagnieen<br />
keerden 's avonds 9 uur naar Koeta Radja terug. Bij den opmarsch<br />
waren de Europ. fuseliers van Gelder, No. 39084, en de Vries,<br />
No. 39291, door vuur uit Lam Tehen en Koeta Karang, zwaar<br />
gewond.<br />
Eene compagnie werd te 4 uur 15 min. N. M. te voet naar Ketapan<br />
Doewa gezonden, met last, aldaar zoo noodig hulp te bieden.<br />
3°. De chef van den staf, geescorteerd door een peloton cavalerie<br />
bezocht in den namiddag de posten Lamdjamoe, Belang, Ketapan<br />
Doewa, en Lampeneroet, om den toestand op de posten op te nemen<br />
en de noodige bevelen en aanwijzingen voor den nacht te geven.<br />
4°. Te 9 uur N. M. werden drie brigades marechaussee in hinder-<br />
laag gelegd tusschen Lambjamoe en Lampeneroet.<br />
5°. Tusschen 9 uur en 1 1 uur N. M. werden de wachten Nesoeh<br />
Z.O., Nesoeh Z. W., Laboratorium, op den weg naar Ketapan Doewa,<br />
.op den weg naar Oleh-leh en aan het hek bij de spoorbaan naar<br />
Oleh-leh, ieder met eene sectie infanterie versterkt.<br />
Bovendien werden tot versterking van de 4 eerstgenoemde wachten<br />
1 compagnie van het 14= op Nesoeh en ter versterking van de 2 laatst-<br />
genoemde een peloton van het 3 e Bataljon bij de Misdjid Raja gereed<br />
gehouden.<br />
Ter beveiliging van Oleh-leh werd het volgende gedaan:<br />
1°. Een snelvuurkanon van 3,7 M. met bediening van de marine,<br />
werd opgesteld op de landtong in het Z.W. bastion.<br />
2°. 2 officieren en 52 man landingsdivisie versterkten het garni-<br />
zoen, waarvan een groot aantal manschappen zich in de buitenlinie<br />
bevond.<br />
3°. De omgeving weid zooveel mogelijk schoon gekapt en alle<br />
maatregelen genomen om de verdedigbaarheid te verhoogen.<br />
4°. H. M. marineschepen Sumbawa en Tromp flankeerden met<br />
hun geschut Oleh-leh aan de westzijde, de Flores met het zijne de<br />
ooslzijde, terwijl 3 gewapende stoomsloepen 's nachts op brandwacht<br />
lagen.<br />
Een door een, ten Z. van de passer in hinderlaag liggende, brigade<br />
afgegeven salvo, veroorzaakte 's avonds 7'/2 uur nog al consternatie
28<br />
daar ter plaatse, zoodat een paar families hunne dames aan boord van<br />
ter reede liggende schepen brachten.<br />
Bij onderzoek bleek, dat eene in de lagune drijvende, omgekeerde,<br />
prauw voor vijand was aangezien.<br />
Gelijktijdig met Oemar verliet Toekoe Hoesin Lhongbatta onze zijde<br />
en met hem de twijfelachtig gezinde landstreken der 3 Moekims<br />
Lamrebo, der 4 Moekims Ateuh van de sagi der XXVI Moekims,<br />
benevens de Moekims Hoho en Lam Djampoe der V Moekims Mon<br />
tassik van de sagi der XXII Moekims en dwong T. Oemar den<br />
waarnemend Oeleebalang der IX Moekims, Nja Mohamad, zich naar<br />
hem te schikken, door zijn vrouw op te lichten en te Lampisang aan<br />
te houden.<br />
In den nacht van 30 op 31 Maart liep ook Toekoe Tjoet Machmoed<br />
met de bevolking der Moekim Lamtengah over; den 1 c " April nog<br />
gevolgd door T. Tjoet Toengkoeb; beiden bleven evenwel aanvankelijk<br />
voeling met het bestuur houden.<br />
Met den afval van bovenvermelde hoofden en landstreken was een<br />
groot deel van het in '93 en '94 veroverde gebied buiten de geconcen<br />
treerde linie weer voor ons verloren, en had de politiek echec geleden,<br />
waarbij de onderwerping en de vestiging van eene geregelde orde van<br />
zaken in Groot-Atjeh, verwacht werd van de samenwerking met Atjehsche<br />
bondgenooten, zonder dat het door de geestelijke partij verkregen politiek<br />
gezag afdoende gebroken was.<br />
Het geheele systeem berustte van den beginne af op de goede trouw<br />
van een persoon — niet eens een adathoofd van groot gezag onder het<br />
Atjehsche volk — van den avonturier Toekoe Melaboeh, zooals hij door<br />
de Atjehers zelven meestal werd genoemd; voorwaar een zwakke basis.<br />
In de eerstvolgende dagen na den afval, hadden ten huize van gene<br />
raal Deijkerhoff conferenties plaats, waaraan door den resident van<br />
Langen, den waarnemend assistent-resident, den chef van den staf en den<br />
liniecommandant werd deelgenomen. Het schijnt, dat de generaal toen<br />
plannen koesterde, overeenkomstig de later door den Regeeringscom-<br />
missaris, den luitenant-generaal Vetter, verwezenlijkte, n.l. de ophef-<br />
fing van de buitenposten in de IX Moekims.<br />
Als resultaat van die conferenties mogen we aannemen, de aanvraag<br />
van 2 bataljons infanterie en eene batterij bergartillerie, welke macht het
29<br />
bestuur noodig achtte, om den toestand in Groot-Atjeh weder te kunnen<br />
beheerschen; de reeds aanwezige troepenmacht toch achtte men maar<br />
juist voldoende voor de handhaving der veiligheid en de observatie van<br />
T. Oemars verrichtingen. Van diens zijde scheen men een aanval op<br />
Koeta Radja of Oleh-leh te verwachten en volgens latere berichten heeft<br />
Oemar ook wel plannen daartoe gehad, althans wat Oleh-leh betreft.<br />
Over de stemming in die dagen is nog al eens gesproken en<br />
geschreven.<br />
De veranderde gezindheid van T. Oemar, had eene uitbarsting van<br />
vijandelijkheden in den omtrek van bijna alle posten der buitenlinie<br />
tengevolge, voornamelijk echter in de IX Moekims.<br />
Te Lampeneroet was reeds te 10 uur V.M. bericht ontvangen, dat<br />
de blokhuizen, bezet door de troepen van Oemar, met uitzondering van<br />
Mon Pandjang, alle verlaten waren.<br />
De telephonische gemeenschap met Tjot Goee was aldra verbroken.<br />
Een Atjehsche politieoppasser, die om 9 uur V.M. met een brief<br />
naar Lamkoenjit moest, beweerde toen reeds, dat deze plaats niet te<br />
bereiken was, vermits het terrein tusschen Tjot Goee en Lamkoenjit<br />
vol kwaadwilligen zat.<br />
Om 10'/2 uur bracht die zelfde oppasser te Tjot Goee bericht, dat,<br />
van de door lieden van Toekoe Nja Mohamad bezette blokhuizen, alleen<br />
Lehong nog bezet was.<br />
Te 1'/2 uur N.M. kreeg men van Toekoe Nja Itam kennis van<br />
Oemar's overloopen.<br />
Van Lamkoenjit uit werd te 12 uur 's middags eene patrouille van<br />
1 officier en 20 man op verkenning gezonden; deze vond de kampong<br />
Lamkoenjit verlaten en ontdekte veel gewapend volk in Nesoeh en<br />
Toebaloe.<br />
Zoowel Biloel als Lamkoenjit werden 's middags licht beschoten.<br />
Toen omstreeks 4'/2 uur N.M. het dagelijksch vivrestransport niet te<br />
Biloel was aangekomen, werden van daar 2 officieren en 60 man<br />
uitgezonden in de richting van Tjot Goee. Op 800 M. van de versterking<br />
werd deze patrouille hevig beschoten, eerst uit Ateuh Raja en Ateuh<br />
Tjoet, later ook uit Toebaloe en Toeram. Ondersteund door geschut-<br />
vuur uit onze beide posten en door een detachement van de bezet<br />
ting, dat zich nabij kampong Biloel had opgesteld, kon de patrouille op<br />
de versterking terug trekken ; daarbij werden de volgende verliezen geleden;
30<br />
Zwaar gewond: de 1= luitenant E. van Zijdveld en de Europ. fus.<br />
Stoppelenburg, No. 38826; licht gewond: de inl. fuselier Kariosemito,<br />
No. 40379, en een dwangarbeider.<br />
Te 10 3 /4 uur N.M. kwamen te Lamkoenjit drie dwangarbeiders met<br />
brieven aan, twee voor dien post en een voor Biloel, met bericht van<br />
het verraad van Oemar. Die voor Biloel bestemd, ging om 1 uur<br />
's nachts door en was een uur later terug, na aan zijn opdracht te hebben<br />
voldaan.<br />
Een andere dwangarbeider, die te 1 uur V.M. naar Tjot Goee werd<br />
gezonden, keerde niet meer terug.<br />
Ana* Galong had de blokhuizen Blang Tjoet, Mata Air en de brugwacht<br />
voor geval van nood, van vivres voorzien.<br />
Senelop werd 's nachts en den volgenden morgen, onder vuur geno-<br />
men, waardoor de Europ. kanonnier Schmidt, No. 19949, zwaar gewond<br />
werd.<br />
Kroeng Gloempang werd 's avonds een weinig beschoten en Tjot<br />
Rang eveneens.<br />
Te 7'/2 uur N.M. bracht de 1 e luitenant Neelmeijer met T. Nja<br />
Banta en eene bevolkingspatrouille, aldaar bericht van T. Djohan's<br />
overloopen.<br />
Den 30 en Maart werd te Koeta Radja krachtig gewerkt ter verbetering<br />
van de chicanemiddelen ; o a.- werd om Nesoeh eene staande versperring<br />
van gewapend ijzerdraad aangebracht en aan de Zuidzijde van het<br />
kampement twee geschutstanden, alsmede een veertiental gedekte opstel-<br />
lingen voor infanterie gemaakt; daartoe werd tot 's nachts 1 uur doorgewerkt.<br />
Ook langs het hek, loopende van het laboratorium achter langs de<br />
huizen van de Deijkerhofflaan naar de enceinte van kampong Baroe,<br />
werden 17 van die standplaatsen gebouwd. De enceinte van kampong<br />
Baroe en kampong Gedah, waar deze uit eene enkele rij verticaal<br />
geplaatste giamplanken bestond, werd van banketten, en waar zij door<br />
een ijzeren hek gevormd werd, ook van gedekte standplaatsen voor<br />
infanterie voorzien. Langs deze geheele enceinte moest voorts eene<br />
liggende versperring van 5 M. breedte worden aangebracht. Voor de<br />
banketten werden de reeds voor de nieuwe buitenposlen klaar gemaakte<br />
jukken gebezigd. De verhoogde schilderhuizen werden overal beter stormvrij<br />
gemaakt, op verschillende banketten pantserplaten van 3 cM. dikte geplaatst,<br />
de afsluiting nabij Pendeti be*er verzekerd en zelfs eene palissadeering
31<br />
geplaatst achter het hek, tusschen het laboratorium en de wacht op den weg<br />
naar Oleh-leh, waartoe de reeds naar Lambaroe opgevoerde palissaden,<br />
voor de nieuwe versterking Anat Galong, moesten worden teruggehaald.<br />
Deze palissadeering is kort daarna weer opgeruimd, daarentegen zijn<br />
later nog twee verhoogde schilderhuizen in de enceinte kampong Baroe-<br />
Gedah gebouwd, en 4 verhoogde wachthuizen, ieder voor 1 5 man en<br />
omgeven door een 10 M. breede ijzerdraadversperring, opgericht, t. w.:<br />
een aan den weg van Oleh-leh bij de brug over de Kroeng Doi; een achter<br />
den oostelijken kogelvanger te Petjoet, een nabij den weg naar Ketapan<br />
Doewa op f 100 M afstand van de veekraal der Atjeh-Associatie<br />
en een aan den Ooster Ringdijk.<br />
Verschillende minder stevige afsluitingen werden door betere vervangen<br />
en voor de uitgangen friesche ruiters in de verspernngen aangebracht.<br />
Gelijktijdig met de bovenomschreven werkzaamheden moest een begin<br />
worden gemaakt met het bouwen van logies voor de van Java verwacht<br />
wordende versterkingen. De genie had dus de handen vol.<br />
Van Senelop was te 6 /2 uur V.M. eene patrouille ter sterkte van<br />
1 officier en 30 man vertrokken om den gewonden Europ. kanonnier<br />
Schmidt, No. 19949, naar Lambaroe te brengen. In de richting, waar<br />
de patrouille zich bewoog, werd te 7 uur een hevig vuur gehoord, dat<br />
uit de Kroeng Lingkar scheen te komen. Dadelijk werd de vijandelijke<br />
stelling met geschut onder vuur genomen en met eene andere patrouille<br />
ter ondersteuning uitgerukt; na eenige salvo's kon de eerste patrouille<br />
doormarcheeren en keerde de laatste naar den post terug. Bij haar<br />
terugkeer kreeg de patrouille het weer te kwaad. Te 11 uur 15 min.<br />
V.M. rukte daarom van Lambaroe een detachement uit om in vereenigmg<br />
met troepen van Lambaroe en Lamsoet haar te ondersteunen.<br />
* er hoogte van de missigit Lamdjampoe onder vuur genomen, had zij<br />
ne t verlies van den inl. fuselier Nodikromo, No. 44482, die sneuvelde,<br />
etl van den inl. fuselier Kartomanawie, No. 27373, die gewond raakte,<br />
te betreuren.<br />
Omstreeks 3'/2 uur N.M. vertrokken uit Koeta Radja per spoor<br />
naar Lambaroe 2 compagnieen van het 14= Bataljon en 8 brigades<br />
marechaussee, met opdracht naar Senelop te marcheeren, de bezettingen<br />
van de blokhuizen Montassik, Aloer Oe en Toei Selimbing te ontzetten,<br />
en met wapens en munitie naar Koeta Radja terug te brengen.
32<br />
De colonne, die onder bevel van den majoor G. P. M. van der<br />
Noordaa stond, was samengesteld als volgt:<br />
1 majoor,<br />
1 luitenant-adjudant,<br />
2 kapiteins, 6 luitenants, 227 Europ. en inl. onderofficieren en minderen<br />
van het 14= Bataljon,<br />
1 kapitein, 3 luitenants, 8 Europeesche onderoff., 152 Amb. en inl.<br />
marechaussees.<br />
1 officier van gezondheid, 5 man hospitaalpersoneel, 60 dwangarbeiders<br />
met 20 tandoes.<br />
Zij marcheerde, in de hieronder aangegeven volgorde, te 4 uur 1 5 min.<br />
N. M. af (via Siroen).<br />
Voorhoede: 4 brigades marechaussee; commandant 1= luitenant<br />
W. K. J. Stoop.<br />
Hoofdmacht: 4 brigades idem onder de 1= luitenants J. W. C. Vuijck<br />
en H. M. Vis.<br />
1 compagnie infanterie kapt. Bruynis.<br />
1 peloton id kapt. Labotz.<br />
Achterhoede: 1 peloton infanterie met ambulance.<br />
Ter hoogte van Lamdam op het open terrein komend, werd zij vrij<br />
hevig beschoten uit de Kroeng Lingkar en de ten N. daarvan gelegen<br />
kampongs. Zonder dit vuur te beantwoorden, werd met vluggen pas<br />
naar Lamsoet gemarcheerd en dat te 5 uur 15 min. N M. bereikt.<br />
Volgens ingekomen berichten was missigit Lamdjampoe zwaar versterkt<br />
en bezet. Ook de kampongs Belang, Bralon en Lambada, zoomede<br />
Lam Paleue eri het terrein ten N. van Blang Tjoet, zaten vol vijanden,<br />
terwijl zij zich mede zouden ophouden in de kampongs Adje, Adje Boeng<br />
Mira, Lam Ateuh, Tjot Goet, Lam Kiwan, Lam Koelat, Lam Tjot,<br />
Lam Sinjing en Lam Siti met de bijgelegen hoogten.<br />
In verband met die berichten werd de marschvorm te Lamsoet gewijzigd.<br />
Voorhoede: comdt. kapitein Jhr. Graafland.<br />
3 brigades marechaussee luitenant Stoop.<br />
3 „ „ luitenant Vuijck.<br />
1 sectie infanterie (sergeant Lutje).<br />
Hoofdcolonne: 3 secties van de comp ,e Labotz met ambulance en<br />
dragers,<br />
compagnie Bruynis,<br />
2 brigades marechaussee [luitenant Vis].
33<br />
Kapitein Bruynis ontving den last om met zijne compagnie en de<br />
brigades Vis stelling te nemen in den N. O. rand van Lam Oe om<br />
van daaruit den aanval op Lamdjampoe met vuur te ondersteunen.<br />
Onder hevig vuur, van de achter de Kr. Lingkar opgestelde schutters,<br />
werd, ten koste van eenige verliezen, met voortvarendheid aan deze<br />
opdracht voldaan. Onder dekking van deze colonne en van eene sectie<br />
infanterie rukten nu de overige marechaussees onder kapitein Graafland<br />
voorwaarts.<br />
De compagnie Labotz marcheerde, buiten Lam Oe, onmiddellijk op<br />
en zonder te vuren bestormden de brigades Stoop de Masdjid Lamdjampoe,<br />
die door de moslemin in allerijl verlaten werd.<br />
Met evenveel elan attaqueerden de brigades Vuijck de hoogten voor<br />
en in den rand van kampong Belang.<br />
De masdjid werd nu voorloopig door de sectie Lutje bezet, en de<br />
brigades Stoop richtten zich op last van kapt. Graafland naar Bralon<br />
en Lambada, terwijl de afdeeling Vuijck den vijand uit Lam Sinjing<br />
joeg. Deze vluchtte voor een deel naar Lam Siti, doch werd daar door<br />
Senelop onder geschutvuur genomen.<br />
De infanterie volgde slechts langzaam, daar de compagnie Bruynis niet<br />
genoeg tandoes had, om de gewonden te vervoeren<br />
De vijand hield de colonne steeds onder vuur en stak zelfs bij Lam<br />
Siti de Kroeng Lingkar over. Eigener initiatief besloot luitenant Vuijck<br />
daarom die kampong te vermeesteren De ten W. daarvan gelegen<br />
hoogte werd stormenderhand genomen ; de vijand week echter niet geheel<br />
terug. Zich toen vooruit wagend — het begon reeds donker te worden —<br />
zag deze officier eene met helmhoeden getooide afdeeling voor zich,<br />
waarop hij zijn marechaussees den last gaf het vuur te staken, meenende<br />
met eigen troepen te doen te hebben. Deze vergissing werd hem<br />
noodlottig. De vijand maakte toch van die vuurpauze gebruik om<br />
naderbij te komen en gaf toen eenige salvo's af, waardoor dadelijk een<br />
Amb. sergt. en twee marechaussees werden gewond. Zijn fout inziende<br />
gelastte luitenant Vuijck nogmaals „attaqueeren", doch viel op hetzelfde<br />
oogenblik doodelijk getroffen neer. Een deel der 9= brigade trok daarop<br />
in de richting van Senelop af om tandoes te zoeken en liet slechts een<br />
paar man bij den gesneuvelden offcier en de gewonden achter.<br />
Daar de vijand nu weer begon op te dringen, vermoedelijk met het<br />
doel zich van het lijk meester te maken, liet de Eur. sergeant Pottinga,<br />
No. 30298, opnieuw attaqueeren. Toen hij den vijand met zijne<br />
3
34<br />
manschappen tot op 15 pas genaderd was, nam deze eerst de'vlucht,<br />
7 dooden, waaronder een panglima, achterlatende.<br />
De Amb. sergeant Lelengbato, No. 20701, de Amb. korporaal<br />
Moningka, 17= 9228, en de Amb. marechaussees Kaijadu, No. 16066,<br />
en Lontoh, No. 33874 (nog wel gewond), onderscheidden zich bij dezen<br />
aanval in het bijzonder.<br />
De sergeant Pottinga bezette nu met zijne manschappen den N. rand<br />
van Lam Siti en hield daar onder het hevige vuur des vijands zoolang<br />
stand, tot alle dooden en gewonden naar de reserve waren gebracht.<br />
Zijn collega Panman, No. 21620, die met zijn 7= brigade ter ondersteuning<br />
was gezonden, maakte zich daarbij zeer verdienstelijk en droeg<br />
persoonlijk den gesneuvelden luitenant achterwaarts, terwijl hij bijzondere<br />
zorg aan de gewonden wijdde.<br />
Toen alien in veiligheid waren, deed de luitenant Stoop ook sergeant<br />
Pottinga zijne stelling ontruimen. De twee brigades van luitenant Vis<br />
namen met eene patrouille uit Senelop stelling op de hoogten, die ten<br />
N. den hollen toegangsweg naar dezen post beheerschten.<br />
De compagnie Bruynis had inmiddels last gekregen, om naar Masdjid<br />
Lamdjampoe op te rukken en daar met een deel der gewonden te blijven,<br />
en toen de compagnie Labotz Lambada bereikt had, gaf de voorhoedecommandant<br />
aan zijne brigades last Senelop binnen te rukken, waar te<br />
7'/2 uur N.M. de geheele colonne, behalve de compagnie Bruynis,<br />
verzameld was.<br />
Ontruiming der blokhuizen.<br />
Luitenant Stoop had te 6 uur 15' reeds gelegenheid gevonden een<br />
dwangarbeider naar Toei Selimbing te zenden, met den last aan den<br />
commandant om het blokhuis te ontruimen.<br />
Hoewel zijn brigades zeer uitgeput waren, besloot deze officier te<br />
6 uur 45 min. met een brigade den blokhuiscommandant een eindweegs<br />
tegemoet te gaan. Weldra naderde deze met zijne marechaussees, die<br />
zelf de reservemunitie op de schouders droegen, op de hielen gevolgd<br />
door den vijand, die het troepje nog onder vuur nam, echter terugtrok,<br />
toen ook de brigade van luitenant Stoop ontmoet werd. Deze officier viel<br />
bij terugkeer door overmoeidheid en overspanning buiten kennis en was<br />
voor het verdere deel der excursie niet meer in staat daaraan deel te nemen.<br />
Te 8 uur N.M. werd dezelfde dwangarbeider, die het briefje naar<br />
Toei Selimbing gebracht had, onder belofte van kwijtschelding van straf,<br />
met 2 berichten naar Montassik en Aloer Oe gezonden.
35<br />
Eene brigade kreeg later opdracht om met 20 dwangarbeiders bij het<br />
ontruimen de behulpzame hand aan de blokhuiscommandanten te bieden.<br />
De luitenant Vis nam halverwege Aloer Oe met 2 andere brigades<br />
eene opnamestelling in. Hoewel er geen schot viel, maakten de meeste<br />
dwangarbeiders zich onderweg uit de voeten en slopen weer naar Senelop.<br />
Te 10 uur keerden alle brigades in Senelop terug met de bezettingen<br />
van de beide blokhuizen. Onder leiding van den serg'. der artillerie<br />
Zon werden zoowel mitrailleur (op borstweringaffuit) als reservemunitie —<br />
20800 patronen — veilig binnen gebracht.<br />
Onmiddellijk na de ontruiming waren de blokhuizjen door den vijand<br />
bezet.<br />
De marechaussees waren bijna zonder uitzondering zeer vermoeid,<br />
daarom werd tot 12 uur 's nachts gerust en toen, zonder verder door<br />
den vijand bemoeilijkt te worden, terug gemarcheerd. Te 1 uur 30 min.<br />
V.M. was de masdjid Lamdjampoe bereikt, de daar achtergelaten compagnie<br />
sloot zich bij de colonne aan en zoo kwam men te 2 uur V.M.<br />
te Lamsoet, waar de gewonden opnieuw verbonden werden. Te 2<br />
uur 45 min. V.M. werd de marsch voortgezet langs denzelfden weg,<br />
dien men 's morgens gevolgd had en om 5 uur stapte de geheele troep<br />
te Lambaroe in den trein naar Koeta Radja.<br />
Behalve de luitenant Vuijck was nog gesneuveld de Amb. marechaussee<br />
Sapahaluh, No. 37620, die bij den stormloop op Bralon het<br />
leven liet. Men had het lijk daar achtergelaten met het voornemen het<br />
in het teruggaan op te halen; toen werd echter niets meer gevonden.<br />
Gewond werden nog de Eur. sergeant Gehne, No. 24835, de Amb.<br />
sergeant Tumbuan, 2 Amb. en 3 Javaansche marechaussees; voorts de<br />
Eur. sergeant Lutje, No. 27226 en 5 Eur. fuseliers van het 14= Bataljon.<br />
Van de patrouille van den post, die met luitenant Vis den toegangsweg<br />
bezette, werd de Eur. fuselier ten Brink, No. 36527, gewond.<br />
Ook te Ana* Galong was door middel van 2 dwangarbeiders te 5^/2<br />
uur N.M de last ontvangen, de blokhuizen Blang Tjoet en Mata Air<br />
te ontruimen, hetgeen onmiddellijk onder flink vuur van den vijand<br />
geschiedde. In de kampongs Ana* Batee en Sibreh nam men groote<br />
benden kwaadwilligen waar. De blokhuizen in de O. linie werden<br />
mede ontruimd. De bezetting, volk van Nja Bantah, nam stelling op<br />
de Tjot Poekloet. Natuurlijk werden verschillende posten dien dag<br />
onder vuur genomen.
36<br />
Een der compagnieen van het 3= Bataljon was intusschen van Lamdjamoe<br />
terug gehaald, de versterking van andere posten weer afgelost,<br />
terwijl de vuurmonden van Ketapan Doewa, Lampeneroet, Lamreng en<br />
Roempit benden, die zich in het voorterrein vertoonden, onder vuur<br />
namen.<br />
Den volgenden dag, 31 Maart, bracht de marine te Oleh-leh nog<br />
een 7 c.M. A. nabij de lagune achter het plaatsbureau in batterij.<br />
Van Lamtih werd eene patrouille de kampong van dien naam binnen<br />
gezonden, die met 5 voorlaadgeweren, 2 donderbussen en eenige blanke<br />
wapens terug kwam en de kampong geheel verlaten had bevonden.<br />
Nabij Lampermei werd niet alleen het blokhuis aan de Kroeng Lingkar,<br />
doch ook de tram beschoten. Natuurlijk had de vijand het vooral op<br />
de posten der buitenlinie gemunt.<br />
Zoo was men in Tjot Rang genoodzaakt de vloer van het officiers-<br />
logies en een deel der britsen op te breken, om die planken te kunnen<br />
gebruiken voor het maken van horizontale dekkingen.<br />
Tusschen 5 en 10 uur N.M. werd Senelop door 's vijands granaat-<br />
vuur bestookt, dat op 500 M. afstand uit Z. richting werd afgegeven.<br />
Van de 15 granaten, die alle afkomstig bleken van onze getrokken<br />
bronzen kanonnen van 8 c.M. veld, sprongen er 7, waarvan 2 binnen<br />
de versterking, n. 1. een in het officierslogies en een in dat der onder-<br />
officieren, zonder andere dan materieele schade aan te richten. De vijand<br />
beschikte hier over twee kanonnen.<br />
Ana* Galong werd te 12 3 /4 uur V.M. door granaat- en geweervuur<br />
uit Sibreh bestookt.<br />
Ter beveiliging van Koeta Radja werden in den nacht van 31 Maart<br />
op 1 April verscheidene hinderlagen gelegd. O. a.: Drie brigades<br />
marechaussee aan de Westzijde van Petjoet, van de brug over de Kroeng<br />
Doi tot aan kampong Merdoewati;<br />
eene Europeesche compagnie van het 12 C Bataljon bij het snijpunt<br />
van wegen Koeta Radja —Lampeneroet en Koeta Radja —Ketapan Doewa<br />
met eene sectie voorwaarts bij de brug over de Kroeng Daroe en eene<br />
bij kampong Lohong;<br />
eene compagnie van het 3 e Bataljon bij het snijpunt van de spoor-<br />
baan Koeta Radja —Ketapan Doewa en den weg naar onzen post Belang<br />
met eene sectie vooruit naar de brug over de Kroeng Ning.<br />
Het zou ons te ver voeren de uitgebreide veiligheidsmaatregelen op
37<br />
te sommen, die verder aan de orde van den dag waren. Hinderlagen,<br />
hefst nog wel van voltallige compagnieen, moesten nacht op nacht<br />
tegen een binnendringen der vijandelijke benden van Koeta Radja<br />
waken.<br />
Intusschen was de algemeene toestand door het uitsluitend defensief<br />
optreden der veldtroepen er niet beter op geworden. Van de meeste<br />
posten kwamen geen journalen meer binnen om de eenvoudige reden,<br />
dat er voor de overbrenging van brieven, berichten enz. geen liefhebbers<br />
meer te vinden waren.<br />
Den vindingrijken postcommandant van Ana* Galong gelukte het een<br />
enkele maal van den goeden toestand van zijn post kennis te geven<br />
door jeneverflesschen met berichten de Atjeh-rivier af te doen drijven,<br />
die dan te Lambaroe opgevischt werden.<br />
Vivres waren er bijna overal voldoende aanwezig; met het oog op<br />
den voorgenomen tocht in het Lamkraksche, waren vooral binnen Ana*<br />
Galong en Biloel groote voorraden opgelegd.<br />
Senelop werd door den vijand vrijwel met loopgraven omringd. Door<br />
het vuur op onze posten leden wij slechts weinig verliezen, alleen sneuvelde<br />
te Tjot Rang op den 3= n April de inl. fuselier Wirodrono,<br />
No. 32563.<br />
Te Kroeng Gloempang ontving men dien dag een brief van den<br />
gedeserteerden Europeeschen sergeant Carli, waarin hij namens Toekoe<br />
Brahim der V Moekims Montassik verzocht den post over te geven<br />
tegen vrijen aftocht en behoud der wapens. Senelop had den volgenden<br />
dag een hevig geweer- en geschutvuur te doorstaan, dat tot middernacht<br />
aanhield. De Hollandsche commando's van den vijand, aan — vuur,<br />
konden daarbij duidelijk worden verstaan.<br />
Den 5= n April werd de sectie bergartillerie, die al dien tijd te Lamdjamoe<br />
verbleven was, terug genomen en keerde ook een deel der aldaar<br />
gelegerde compagnie van het 3= Bataljon naar Koeta Radja terug.<br />
Reeds den 3 en April waren met de „Japara" belangrijke aanvullingen<br />
gekomen (14 officieren, 314 mindere militairen en dwangarbeiders.)<br />
Op den 7= n April kwamen de stoomers Carpentier en Bantam met<br />
de gevraagde troepenversterking —althans gedeeltelijk, nl. het 9= Bataljon.<br />
Aan boord bevonden zich tevens Z.E de Luitenant-Generaal, Commandant<br />
van het Leger, J. A. Vetter, de kolonel der infanterie J. W.<br />
Stemfoort en de majoor van den generalen staf J. F. Breijer, die tevens<br />
het bericht medebrachten, dat generaal-majoor Deijkerhoff eervol werd
38<br />
ontheven van zijne functien als Civiel en Militair Gouverneur. Omtrent<br />
het ontslag, schreef de minister in het Koloniaal verslag:<br />
„Waar de afval van Toekoe Djohan, aanstonds tot zoo ver strekkende<br />
„gevolgen aanleiding gaf, dat al het sedert 1893 verkregene, als het<br />
„ware op losse schroeven werd gezet, moest wel ernstige twijfel rijzen,<br />
„of de Civiele en Militaire Gouverneur den toestand te voren wel inder-<br />
„daad juist beoordeeld had en onder die omstandigheden, meende de<br />
„Indische Regeering, bekend als zij was, met de optimistische opvat-<br />
„tingen, die bij deneraal Deijkerhoff in het bijzonder ten aanzien van<br />
„T. Djohan voorzaten, de verantwoordelijkheid niet te mogen aanvaar-<br />
„den, om den generaal op zijn plaats te handhaven.<br />
Met de civiele aangelegenheden werd tijdelijk belast de resident voor<br />
Atjehsche zaken en de scheepvaartregeling K. F. H. van Langen en met<br />
het militair commando de kolonel J. W. Stemfoort, beiden onder de bevelen<br />
van Z. E. den Legercommandant, die als Regeeringscommissaris optrad.<br />
Den volgenden dag kwamen met de ,,Reael" 3 compagnieen van<br />
het 6= Bataljon en met de ,.Generaal Pel" de 4= compagnie van dat<br />
korps, alsmede de 1= bergbatterij.<br />
Voor de reeds aangekomen en nog te verwachten troepen werden<br />
op verschillende plaatsen gebouwen van kasso's, planken en gegalvaniseerd<br />
ijzer of asphaltvilt opgericht.<br />
Men gebruikte deze duurzame materialen met het oog op den naderenden<br />
westmoeson, het ontbreken van meer tijdelijke materialen als:<br />
bamboe en atap, en de omstandigheid, dat het logies vermoedelijk geruimen<br />
tijd moest worden gebruikt.<br />
Zoo verrezen tal van kampementen o.a. voor het 9e Bataljon op het<br />
Noord Westergedeelte van het grasveld, dat omsloten is door de officierswoningen<br />
te Nesoeh; ten Z. daarvan werd later ook dat voor het 7=<br />
Bataljon opgericht.<br />
Voor de bergbatterij in en om de manege te Nesoeh; voor het 6= Bataljon<br />
op het hoogste gedeelte van het excercitieterrein te Petjoet.<br />
Het 5= Bataljon werd later in verschillende wijken van Koeta Radja<br />
ondergebracht, 1 compagnie beoosten het bestaande infanteriekampement<br />
te Nesoeh.<br />
De drie overige compagnieen in de kazernes te Koeta Alam, onder<br />
de verhoogde kazernes in de Soerabaijawijk en Pendetie, later in de<br />
daartoe ontruimde Europeesche scholen en ten slotte in een daartoe<br />
opgericht logies in het Z. W. van de kampong Baroe.
39<br />
Een tweede bergbatterij kwam op het hooge gedeelte van het terrein,<br />
ingesloten door het hek, loopende van het laboratorium naar de Deijkerhofflaan,<br />
den weg naar Oleh-leh en den spoorweg naar Ketapan Doewa.<br />
De cavalerie en genie kwamen binnen de reeds bestaande kampementen.<br />
Ook bij het dwangarbeiderskwartier werden loodsen opgericht, terwijl<br />
later een 600 man logies vonden onder de met katjang afgesloten ruimte<br />
onder de kazerne te Pendetie.<br />
Den officieren werd in verschillende woningen, bureaux enz. onderkomen<br />
verschaft.<br />
Een ieder, die destijds te Atjeh was, zal zich de vroolijke huishoudens,<br />
die te Nesoeh en elders ontstonden, herinneren.<br />
Natuurlijk, dat er in die dagen ook wel berichten uit het vijandelijke<br />
kamp tot ons kwamen.<br />
T. Oemar onthield zich van elke rechtstreeksche vijandelijke handeling<br />
jegens ons gezag, ten minste als men onder de zoodanige niet rangschikt<br />
het in bezit houden van de hem verstrekte vuurwapens en munitie.<br />
De eerste berichten luidden, dat hij in het geheel geen samenwerking<br />
wenschte met de XXVI Moekims; naar men zeide, was hij nog verstoord<br />
over den inval, ten vorigen jare door lieden uit die Moekims in<br />
het Lepongsche gedaan. Zijn meeste goederen van waarde werden<br />
naar Lepong, Naga Oembang en andere schuilplaatsen vervoerd. Te<br />
Pasar Oleh-Gli, nabij Pakan Badak, tusschen Lam Asan en Adjoen<br />
Tebal en in de richting Lam Bada-Lam Tengah, werden wel kleine<br />
versterkingen opgericht, loopgraven en coupures gegraven, daarentegen<br />
verstrekte hij o.a. aan een twintigtal Chineezen, die te Lampisang gewerkt<br />
hadden, een vrijgeleide tot voorbij Pakan Badak, waardoor deze<br />
lieden ongedeerd binnen de geconcentreerde linie kwamen.<br />
Aan meerdere hoofden zond hij eene oproeping om te Lampisang<br />
te komen, o.a. aan T. Nja Mohamad (9 Moekims), die weigerde er<br />
aan gevolg te geven, en zich met zijne geweren en munitie terug trok<br />
in zijn versterkte woning te Toebaloe. Aan die oproeping voldeed o.a.<br />
wel T. Tjoet Toengkoeb. Zekere Tengkoe Sjech Tjot Poetoe ontving<br />
een brief van Panglima Polim, om hem over te halen mede over te<br />
loopen, tevens berichtend, dat hij (Polim) op weg was naar Lampisang.<br />
Een aanverwant van Nja Mohamad, Nja Gedong, een van Oemar's<br />
meest beduidende aanvoerders, bouwde eene benteng in kampong Lamtehen.<br />
Tal van lieden uit de IV Moekims voornamelijk uit Lampoe* Oe<br />
sloten zich dagelijks bij Oemar aan.
40<br />
In zijne poging om ook lieden van binnen de linie te werven leed hij<br />
vrij wel schipbreuk; de stemming in de V meunatha's Lampoedaja (alle<br />
kampongs behoorende tot de VI Moekims) was nog sterk tegen den afval.<br />
's Nachts legde hij hinderlagen, versterkte de bezetting zijner bentengs,<br />
deed in het kort juist als wij. Zoo stonden de zaken, toen op den<br />
8= n April werd overgegaan tot het ontzetten van Lamkoenjit en Biloel<br />
door een troepenmacht van 2'/2 bataljon en hulpwapens.<br />
Aan den bevelhebber was bij geheim schrijven door den Regeeringscommissaris<br />
medegedeeld:<br />
1° Dat er bij deze eerste operatie vooral moest worden gestreefd<br />
naar het toebrengen van verliezen aan den vijand.<br />
2° Dat het verbranden van kampongs met strengheid moest worden<br />
te keer gegaan; een voorschrift, waarop ook bij volgende operation moest<br />
worden gelet.<br />
3° Mocht de toestand b.v. door vijandelijk optreden van T. Djohan<br />
als anderszins, het raadzaam maken Biloel en Lamkoenjit niet bezet te<br />
houden, dan was hij gemachtigd de bezetting in te trekken met medevoering<br />
van geschut en munitie, terwijl aan het verdedigingsvermogen der<br />
versterking, voor zoover de omstandigheden dit zouden gedoogen, alsdan<br />
afbreuk moest worden gedaan.<br />
De samenstelling der colonne was als volgt:<br />
Bevelhebber: kolonel der inf'=. J. W. Stemfoort.<br />
Chef van den staf: luit.-kol. van den gen. staf C. P. J. van Vliet.<br />
Toegevoegd: ritmeester Jhr. L. D. C. de Lannoij.<br />
Kapitein-adjudant J. C. Smits.<br />
1= Luitenant-adjudant F. J. Kroesen.<br />
Infanterie:<br />
3= Bataljon, commandant majoor K. W. Steinmetz.<br />
Sterkte: 18 officieren, 336 Eur. en 220 Amb. minderen.<br />
14 e Bataljon, commandant majoor G. P. M. van der Noordaa.<br />
Sterkte: 17 Officieren, 155 Eur. en 277 inl. minderen.<br />
9= Bataljon (2 compagnieen), commandant luitenant-kolonel H Bendien.<br />
Sterkte: 10 officieren, 170 Eur. en 135 inl. minderen.<br />
Cavalerie: (1 peloton) commandant 1= luitenant C. W. van Haaff.<br />
Sterkte: 1 officier en 29 minderen.<br />
Bergartillerie: (2 Sectien) commandant kapitein A. Bangert.<br />
Sterkte: 3 officieren, 34 Eur. en 26 inl. minderen benevens 32 rij-en<br />
trekpaarden en draagdieren.
41<br />
Genietroepen: commandant 1= luitenant A. S. Ruzette.<br />
Sterkte: 1 officier, 40 Eur. en inl. minderen.<br />
Geneeskundige dienst: 2 ambulances met personeel, materieel en<br />
transportmiddelen:<br />
een onder den off. van gezondh. 2= kl. L. A. Demmers, sterk 14<br />
man bij het 3= Bataljon.<br />
een onder den off. van gezondh. 2 e kl. J. L. W. F. van Leent, sterk<br />
15 man bij het 14= Bataljon.<br />
Trein: 222 dwangarbeiders voor het dragen van reservemunitie,<br />
tandoes enz.<br />
Alle troepen moesten te 6 uur V.M. te Lampeneroet zijn, behalve<br />
de beide compagnieen van het 9= Bataljon, die een half uur later zouden<br />
afmarcheeren. Daar werden 2 colonnes, 1 reserve colonne en 1 algemeene<br />
reserve gevormd. De 1= colonne, bestaande uit 3 compagnieen<br />
14= Bataljon, was bestemd om door de kampongs Lam Tehen, Koeta<br />
Karang, Oleh-Soesoe, Lampene-eng, Lege, Lehang en Lam Batoe, dus<br />
aan de Westzijde van den weg Tjot Goee — Biloel op te treden, ten<br />
einde de gemeenschap met Lamkoenjit te herstellen. Eene compagnie<br />
zou daartoe zoo spoedig mogelijk den W. rand van Lam Tehen bezetten,<br />
waardoor het de rest der colonne mogelijk zou zijn den aangegeven<br />
weg te volgen (toegevoegd werden 7 bereden ordonnansen).<br />
De 2= colonne, bestaande uit 3 compagnieen 3= Bataljon, zou met<br />
hetzelfde doel aan de Oostzijde van genoemden weg optreden door<br />
de kampongs Lam Lagang, Lam Kawi, Lam Siti, Tjot Tjigari, Lam<br />
Lilip, Tjot Boei en Nesoeh.<br />
Van de aankomst in Tjot Boei moest onverwijld bericht aan den<br />
bevelhebber te Tjot Goee worden gezonden, opdat deze het artillerievuur<br />
van onzen post Lambaroe zou kunnen doen staken.<br />
De reservecolonne van 1 compagnie 14= Bataljon, 1 compagnie 3=<br />
Bataljon, 2 sectien artillerie en genietroepen, moest den grooten weg<br />
Tjot Goee —Biloel volgen, naarmate de 1 e en 2= colonne voorwaarts<br />
drongen.<br />
De algemeene reserve bleef voorloopig te Lampeneroet.<br />
De opmarsch van Lampeneroet naar Tjot Goee zou worden voorbereid<br />
door geschutvuur uit Lampeneroet op Lam Tehen en uit<br />
Lamreng op Lam Lagang en Lam Lehe. Voor de leiding van dat vuur<br />
waren artillerieofficieren aangewezen, die telefonisch orders kregen van<br />
den bevelhebber te Tjot Goee. Bovendien werden de l e en 2= colonne
42<br />
bij hunnen opmarsch gesteund door geschutvuur uit de 8 cM. te Tjot<br />
Goee, van de daar vereenigde sectien bergartillerie en van Lambaroe,<br />
dat zijn stukken op Toebaloe en Blang Kirai zou richten.<br />
Ketapan Doewa kreeg nog last op eventueel uit W. richting toestroomend<br />
vijandelijk volk te letten, en eene te Tjot Goee aanwezige<br />
compagnie van het 12= Bataljon om Z. O. van dien post stelling te<br />
nemen en Lam Kawi onder vuur te houden.<br />
Te 6 uur 30 min. V.M. marcheerden het 14= Bataljon, de bergartillerie,<br />
het 3 e Bataljon, de reserve colonne en genietroepen van<br />
Lampeneroet af. Nabij den post Tjot Goee sloegen de 1= en 2= colonne<br />
hunne aangegeven marschrichtingen O. en W. waarts van den hoofdweg<br />
in.<br />
Het 14= Bataljon kreeg het eerst vuur, toen de spits aan den W.<br />
voet van den heuvelrug, waarover het pad naar Lam Tehen West loopt,<br />
gekomen was en wel uit de kampong Lam Tehen Oost.<br />
Onder dekking van 1 sectie infanterie, kwam de sectie luitenant<br />
Deibert van de bergartillerie, westwaarts van den weg bij het begin<br />
van voornoemd pad in stelling, en opende tegelijk met de infanterie<br />
het vuur. De door het 14 e Bal on . gegeven artilleriedekking werd later<br />
door een peloton van het 3= Bat on . vervangen.<br />
De 2 e sectie berg, luitenant Steenkamp, nam bij het hoogtecijfer 25<br />
stelling ten einde den opmarsch van de 2= colonne te steunen. Zij<br />
opende daartoe te 7 uur 15 min. V.M. haar vuur op den, in kampong<br />
Tjot Tjigari opgestelden, vijand en nam, naarmate deze colonne voorwaarts<br />
rukte, telkens de meer Z. gelegen kampongs onder vuur.<br />
De reservecolonne kwam te 7 uur 45 min. te Tjot Goee aan; de<br />
compagnieen van het 14 e en 3= Bataljon dezer colonne waren bestemd<br />
om de bezettingen van Lamkoenjit en Biloel af te lossen.<br />
Een peloton van het 14 e van deze colonne verving te 7 uur 30' de<br />
sectie Deibert, die toen aan de W. zijde van Tjot Goee stelling nam<br />
om haar vuur op Lampene-eng en Lege te kunnen brengen. 7 uur 35'<br />
kregen Lamreng en Lampeneroet last het geschutvuur te staken.<br />
De genietroepen ontvingen al spoedig bevel de eerste twee bruggen<br />
ten Z. O. van Tjot Goee te herstellen.<br />
Nadat de spits het vuur uit Lam Tehen Oost had beantwoord, kreeg<br />
de 1= compagnie 14= Bataljon [comdt. kapt. Bruynis] last den Westrand<br />
van Lam Tehen West te bezetten.<br />
De toegangen tot de kampongs bleken overal zwaar versperd, de
43<br />
sawah's drassig. De bereden ordonnansen waren daardoor niet te gebruiken<br />
en volgden te voet de colonne.<br />
De vijand bleek aanvankelijk stelling genomen te hebben achter de<br />
heuveltjes bij Lam Tehen Oost. De artillerie [zie hiervoor] en eene<br />
sectie der compagnie Labotz namen hem daar flink onder vuur, terwijl<br />
de rest van de colonne N. W. van het voetpad, aan den voet der<br />
heuvels, werd opgesteld.<br />
De compagnie Bruynis en later de beide andere compagnieen kregen<br />
al dadelijk hevig vuur, toen zij — de eerste naar Lam Tehen West,<br />
de tweede naar Lam Tehen Oost — oprukten, van de achter galangans<br />
in de sawah's genestelde vijandelijke schutters en kregen daarbij de<br />
eerste gewonden. Bij het verder voorwaarts gaan, bleek het in het<br />
belang van de compagnie Bruynis te zijn, dat de Westrand van Lam<br />
1 ehen Oost door een peloton bezet werd, om door vuur die compagnie<br />
te steunen.<br />
Het andere peloton der compagnie Labotz bezette den Zuidrand.<br />
Nadat 's vijands vuur een weinig tot bedaren was gekomen, rukte de<br />
compagnie Bruynis in Z. richting over de sawah voort en kreeg een<br />
zeer hevig vuur uit Masdjid Oleh Soesoeh en uit stellingen langs de<br />
Loeng Lemo. De 3= compagnie [kapt. Geluk] kwam haar te hulp en<br />
gezamenlijk werden 's vijands posities toen veroverd, terwijl de compagnie<br />
Labotz haren marsch door de kampong vervolgde. Van Masdjid Oleh<br />
Soesoeh stak men in O. richting de sawah over naar Koeta Karang.<br />
Bij Lampene-eng gekomen, werd hevig vuur ontvangen uit Dinoeng,<br />
waarop de compagnie Bruynis last kreeg in W. richting eene omtrekkende<br />
beweging te maken, om den vijand te nopen zijne stellingen in<br />
die kampong en Lehang te verlaten, teneinde naar Lamkoenjit te kunnen<br />
opmarcheeren. Bij de uitvoering van die opdracht had de kapitein<br />
Bruynis met vele moeilijkheden te kampen, drassig terrein en bamboedoeri<br />
versperringen belemmerden de bewegingen ten zeerste.<br />
Ook de andere compagnieen hadden het zwaar te verantwoorden.<br />
De commandant der 3= compagnie kapitein F. P. A. Geluk sneuvelde,<br />
de dwangarbeiders met de dooden en gewonden waren nauwlijks vooruit<br />
te krijgen; zelfs zag de luitenant Dudok van Heel zich verplicht, om,<br />
geholpen door een dwangarbeider, het lijk van zijn compagniescommandant<br />
verder te dragen, intusschen men kwam er; den vijand steeds<br />
vooruit drijvend, bereikte men te 10 uur 15 min. V.M. Lamkoenjit.<br />
Omstreeks dienzelfden tijd werd op de linkerflank verbinding gekregen
44<br />
met de 4 e compagnie 14= Bataljon (kapt Baron Collot d'Escury); deze<br />
afdeeling, waarvan 2 off. en 75 bajonetten bestemd waren om de bezetting<br />
van Lamkoenjit af te lossen, had 9 uur 20 min. V.M. van den<br />
chef van den staf last ontvangen om van Tjot Goee in Z. richting<br />
naar kampong Lege te marcheeren en verbinding met de 1= colonne te<br />
zoeken.<br />
Reeds te 8 uur 20 min. V.M. was uit Tjot Goee eene cavaleriepatrouille,<br />
gevolgd door eene sectie infanterie, gezonden met hetzelfde<br />
doel. Een kwartier later keerde die patrouille alweer bij den bevelhebber<br />
terug met de mededeeling, dat het vijandelijk vuur verder doordringen<br />
naar het W. had belet en zij dus niet aan de opdracht had kunnen<br />
voldoen.<br />
De compagnie Collot had reeds te 9 uur 30' bericht kunnen zenden,<br />
dat de 1= colonne in het zicht was en wel bij den weg dwars door<br />
Lampene-eng naar Dinoeng.<br />
Het 14= Bataljon nam in zijn geheel stelling om en bij Lamkoenjit,<br />
eenige pelotons werden vooruit geschoven om den vijand, die steeds<br />
door bleef vuren, in bedwang te houden. De noodige voorzieningen voor<br />
de aflossing van de bezetting werden getroffen. De commandant van<br />
dat bataljon zond bericht van zijn aankomst te Lamkoenjit en deelde<br />
mede, dat, behalve de gesneuvelden: kapitein Geluk en 5 minderen, 9<br />
minderen en 6 dwangarbeiders gewond waren. Hij gaf tevens in overweging<br />
den post geheel te verlaten, waarin echter niet bewilligd werd.<br />
Zooals we boven reeds zagen, was het 1= peloton 1= compagnie<br />
3= Bataljon aangewezen om de artillerie, die op den N. W. heuvel<br />
van Tjot Goee in batterij was gekomen, te steunen. Ook het 2= peloton<br />
dier compagnie (die geheel met repeteergeweren was bewapend)<br />
steunde aanvankelijk het 14= Bataljon met haar vuur.<br />
De marschvorm der 2= colonne was: de 1= comp'= (kapt. van Aken)<br />
als voorhoede vooruit, gevolgd door de 3= compagnie (kapt. G. D. van<br />
Epen) en 3 sectien van de 4= compagnie (kapt. J. M. van Gogh).<br />
Hierna kwam de ambulance. De gevechtstrein — 6 kistjes reservemunitie<br />
en 16 tandoes per compagnie — bleef bij de compagnieen. De achterhoede<br />
werd door de 4= sectie der 4= compagnie gevormd.<br />
Door het aanhouden der 1= compagnie bij de artilleriestelling, werd,<br />
toen men te 7 uur 22' het voetpad naar Lam Lagang insloeg, de<br />
3 d = compagnie voorhoede.<br />
Deze kampong bleek door ons artillerievuur uit Lamreng geheel van
45<br />
vijanden gezuiverd te zijn; de colonne trok haar dan ook in Z. richting<br />
voorbij. Tegenover Lam Kawi werd door de 3= compagnie de gevechtsformatie<br />
aangenomen. De inmiddels vrijgekomen 1 e compagnie<br />
marcheerde op 75 M. oostelijk van de 3= in voorloopige gevechtsformatie<br />
op, aangezien de kampongs in breed front moesten worden gepasseerd.<br />
Alvorens een kampong binnen te gaan, werden er eenige salvo's<br />
doorgejaagd. Lam Kawi en Lam Lehe werden doorgegaan, zonder dat<br />
men iets van den vijand bemerkte. Eerst toen men tegenover den<br />
Noordrand van Tjot Tjigari kwam, opende deze het vuur uit een<br />
daargelegen benteng. Een paar salvo's waren voldoende om hem met<br />
achterlating van een doode zijn stelling te doen ontruimen, waarop Lam<br />
Siti en Tjot Tjigari ongestoord door werden getrokken, evenals Lam<br />
Lilip. Van uit een klapperbosch tusschen Tjot Boei en Nesoeh kreeg<br />
men geweervuur; met eene frontverandering in Z. O. richting en een<br />
paar salvo's kon men ook hier volstaan, om den vijand te verjagen. In<br />
Nesoeh werd nog een Atjeher neergelegd, doch zonder veel moeilijkheden<br />
te ondervinden kon de volgende stelling worden ingenomen:<br />
De 1= compagnie in den rand van het klapperbosch ten Z. O. van<br />
Tji Boei; de 3= compagnie idem aan de Z. zijde van Nesoeh, terwijl<br />
de 4 e compagnie met de ambulance achter den linkervleugel van de<br />
gevechtslinie, in den N. W. rand van Tji Boei een plaats vond.<br />
De colonnecommandant zond toen bericht aan den bevelhebber [9<br />
uur 5 min. V. M.]. Aan de bereden ordonnansen had men in dit<br />
terrein nagenoeg even weinig als bij de 1= colonne, echter slaagden<br />
een paar cavaleristen er in den bevelhebber te bereiken.<br />
Nauwelijks had de colonne de bovenaangegeven stelling ingenomen,<br />
of de vijand opende een hevig vuur uit het blokhuis Blang Kirai, den<br />
Oostrand van kampong Toebaloe en de randen van Blang Kirai en<br />
Lamboekoeng. Onmiddellijk werd dat vuur beantwoord, doch eerst<br />
na een uur was er van vermindering sprake. 9 uur 20' zond de<br />
bevelhebber order om Nesoeh en Toebaloe te bezetten. De reserve<br />
stelde zich in den Zuidrand van eerstgenoemde kampong op. Na de<br />
dekking van ambulance enz. aan I peloton van de 3= compagnie te<br />
hebben toevertrouwd, kreeg zij last onder dekking van het vuur van de<br />
1= compagnie en het l e peloton van de 3= compagnie uit den Z. O.<br />
rand van Nesoeh te deboucheeren en Toebaloe binnen te dringen.<br />
Ook hieraan werd voldaan en te 1C/2 uur aan den bevelhebber bericht<br />
gezonden, dat men tegenover Lamboekoeng en Ateuh stelling had
46<br />
genomen, en dat er gebrek aan munitie begon te komen. Toen het<br />
vuur van den vijand allengs minder werd, sloot zich het 1= peloton van<br />
de 3= compagnie weder bij het 2= aan, en nam deze compagnie in<br />
haar geheel de dekking der ambulance op zich. Te 12 uur 10 min.<br />
N.M. kwam van den bevelhebber de order:<br />
..Lamboekoeng bezet houden tot dekking flank hoofdcolonne bij<br />
terugkeer".<br />
Tien minuten later kwam er munitie.<br />
Reeds was aan de 4= compagnie bevel gegeven om Lamboekoeng<br />
binnen te dringen, toen te 1 uur N.M. de last ontvangen werd, langs<br />
den kortsten weg naar Tjot Goee terug te gaan.<br />
Sprongsgewijze werd deze terugtocht ten uitvoer gebracht. In Tjot<br />
Tjigari kreeg de 3= compagnie nog eens bevel in den Z. rand in<br />
stelling te komen, daar uit het W. plotseling een hevig vuur op de<br />
op den hoofdweg marcheerende troepen werd afgegeven. 2 uur 30' was<br />
deze colonne weder te Tjot Goee.<br />
Gaan we nu na wat intusschen bij de overige colonnes plaats had.<br />
Toen de bevelhebber het bericht ontving, dat de 2 e colonne in<br />
Nesoeh was, werd aan Lambaroe per telefoon order gegeven het<br />
geschutvuur van Blang Kirai op Ateuh over te brengen. Aan den<br />
commandant der algemeene reserve te Lampeneroet werd te 9 uur<br />
55 min. V.M. opgedragen, om de voor Biloel en Lamkoenjit bestemde<br />
transporten vivres, munitie, goederen van offipieren en minderen enz.<br />
onmiddellijk onder dekking van eene compagnie te doen opmarcheeren.<br />
De compagnie, die bestemd was om Biloel af te lossen, kreeg te<br />
10 uur V.M. order van Tjot Goee te gaan en voorloopig in den Z.<br />
rand van Nesoeh halt te houden. De genietroepen en de beide sectien<br />
bergartillerie vergezelden deze compagnie De eerste om overal de<br />
bruggen voor het transport geschikt te maken, de sectie Steenkamp, om<br />
uit eene stelling bij het begin van den zijweg Nesoeh-Lamkoenjit de<br />
kampongs Lam Tadoek en Maneh onder vuur te nemen, de sectie<br />
Deibert om uit eene opstelling in den Z. rand van Nesoeh den<br />
opmarsch der 2 e colonne te steunen.<br />
Eene, ten 10 uur 30', door den chef van den staf uitgezonden<br />
caveleriepatrouille, bracht aan deze autoriteit het bericht, dat het 14=<br />
Bataljon reeds te Lamkoenjit was. De patrouille had op haren weg<br />
van uit Lambatoe een vijftal schoten gekregen. Onmiddellijk begaf
47<br />
zich de overste van Vliet, vergezeld van den ritmeester Jhr. de Lannoij<br />
en een cavalerist, naar onzen post, om daar de noodige maatregelen<br />
voor het geregeld aflossen der bezetting en de aanvulling der voorraden<br />
te treffen. Op zijn weg werd de overste op 60 M. afstand flink onder<br />
vuur genomen.<br />
Te 1 1 uur 7 min. bracht de luitenant van Haaff van Tjot Goee<br />
een daar ontvangen telefonisch bericht van den Regeerings-commissaris,<br />
dat vijandelijke benden gesignaleerd waren, als in grooten getale van de<br />
VI Moekims in Z. O. richting oprukkend. Daar de troepen zeer<br />
verspreid waren, en de bevelhebber hen bij deze eerste ontmoeting met<br />
den vijand niet aan zware verliezen wilde blootstellen, werd toen met<br />
spoed aan het transport order gezonden om op te rukken.<br />
De bruggen in het laatste gedeelte van den weg voor Lamkoenjit<br />
afgebroken zijnde, moesten de goederen over dat gedeelte naar den<br />
post worden gedragen, waartoe een sectie inlanders hulp verleende.<br />
De aflossing voor Biloel rukte te 1 1 uur 30' derwaarts op.<br />
De laatste compagnie der algemeene reserve kreeg last naar Tjot<br />
Goee te komen, en van daar werden naar Koeta Radja orders gezonden<br />
om de beide, daar achtergebleven, compagnieen van het 9= en een<br />
peloton cavalerie eveneens naar Tjot Goee te zenden, teneinde zoo<br />
noodig bij den terugtocht over die troepen te beschikken.<br />
De chef van den staf begaf zich eveneens naar Biloel en kwam<br />
tot het besluit, dat het, om dien post geregeld te kunnen aflossen,<br />
noodig zou zijn, den vijand uit zijne sterke stellingen in Blang Kirai,<br />
Lamboekoeng, Ateuh-Tjoet en Maneh te verdrijven. Daarvoor zou ook<br />
geruimen tijd noodig zijn, en de uit de VI Moekims oprukkende benden<br />
zouden dan onzen terugtochtsweg ernstig kunnen bedreigen. Overste<br />
van Vliet gaf daarom last de aflossing van Biloel niet door te zetten;<br />
de oude bezetting werd door de compagnie van het 3= versterkt, en de<br />
genietroepen, die inmiddels te Biloel waren aangekomen, teruggezonden.<br />
12.45 werd aan de beide colonnecommandanten schriftelijk order<br />
gezonden, om, in verband met de algemeene reserve, die langs den<br />
grooten weg marcheerde, op Tjot Goee terug te trekken. Afdeelingsgewijze<br />
had die terugtocht plaats, zoodat de onderdeelen elkaar om<br />
beurt door vuur beschermden. De vijand volgde op den voet, tot nabij<br />
Tjot Goee. Vandaar naar Lampeneroet kon nagenoeg ongestoord<br />
gemarcheerd worden.<br />
Het doel der excursie was niet ten voile bereikt. Biloel werd
48<br />
versterkt, niet afgelost. Uit een verplegingsoogpunt was dit geen bezwaar.<br />
Te Biloel waren vivres en munitie genoeg (Zie boven).<br />
Gedeeltelijk per spoor, gedeeltelijk marcheerende, keerden de troepen<br />
naar Koeta Radja terug.<br />
Onze verliezen waren niet gering. Gesneuveld waren: 1 officier,<br />
3 Europeesche en 4 inl. minderen. Gewond: 2 officieren, 13 Eur.,<br />
1 Afrikaansche, 2 Amb. en 7 inl. minderen.<br />
Door de colonnes alleen waren 22 granaten, 73 granaatkartetsen,<br />
37960 Beaumont- en 7000 repeteerpatronen verschoten.<br />
De verliezen van den vijand bleven onbekend.<br />
De insluiting Van den tijdelijken post Lamkoenjit v/m. 29 Maart<br />
t\m. 8 April.<br />
De laatste berichten van dezen post bij de komst van den Regeeringscommissaris<br />
dateerden van 29 Maart. Sinds was de verbinding,<br />
dus ook die met Biloel, verbroken geweest. Zooals vroeger reeds<br />
gemeld werd, bestond de bezetting uit 50 man infanterie, 10 artilleristen<br />
en 1 ziekenoppasser, onder commando van den 1= luitenant der infanterie<br />
K. H. J. Creutz Lechleitner.<br />
De versterking verkeerde in vrij slechten toestand, daar de sedert<br />
lang noodige reparation niet hadden plaats gehad, met het oog op de<br />
voorgenomen oprichting van een meer permanenten post. Op enkele<br />
plaatsen naderden de kampongranden de borstwering tot op 60 a 200<br />
Meter.<br />
Binnen de versterking was een voorraad munitie, levensmiddelen en<br />
conserven opgelegd, die nu juist niet op eene langdurige afsluiting van<br />
de communicatie met Koeta Radja berekend was, althans wat sommige<br />
vivres betrof; vleesch, brood en kleine vivres werden steeds dagelijks<br />
aangevoerd. Een kleine Chineesche toko leverde versnaperingen, schrijfbehoeften<br />
enz. aan de bezetting. Het benoodigde drink- en kookwater<br />
moest dagelijks van Tjot Goee gehaald worden. Een in de nabijheid<br />
van den post aanwezige put leverde water van minder goede hoedanigheid<br />
op.<br />
Hiervoren zagen wij, hoe de bezetting den 29= n 's avonds kennis<br />
kreeg van Oemar's afval. De postcommandant nam al dadelijk zijn<br />
maatregelen. De beide vuurmonden werden met kartetsen geladen en<br />
het aantal posten vermeerderd. Toen, in den loop van den volgenden
49<br />
dag, veel gewapend volk in den omtrek van den post werd waargenomen,<br />
dreven eenige granaatkartetsen hen spoedig uiteen. Met kracht werd<br />
aan de verbetering der chicanemiddelen gewerkt en de noodige maatre-<br />
gelen tegen brandgevaar genomen.<br />
Den 31= n Maart verontrustte de vijand de bezetting een weinig; in<br />
den loop van den l en April beschoten zij de versterking echter voort-<br />
durend. Vooral hadden zij het op den lampenist gemunt. Gedurende<br />
de insluiting werden trouwens de meeste lantaarns voor de buitenver-<br />
lichting stuk geschoten, hetgeen zeer onaangenaam was, daar er geen<br />
reserve voorhanden waren.<br />
's Avonds kwamen er twee bevriende Atjehers op den post om het<br />
journaal te halen. Zij waren daartoe door den assistent-resident uitge-<br />
zonden. Een hunner ging vergezeld van een dwangarbeider met hetzelfde<br />
doel door naar Biloel en keerde tegen 3 3 /4 uur. V.M. terug.<br />
Een kwartier later begaven onze Atjehsche vrienden zich weer op<br />
weg naar Tjot Goee. Zij zouden dien post echter niet bereiken, want<br />
weldra keerde een hunner gewond terug, mededeelende, dat zijn<br />
metgezel vermoord, de brief in handen van den vijand en hij zelf<br />
ternauwernood aan den dood ontsnapt was. De aanvallers hadden<br />
hem o. a. verteld, dat zij hen ook wel bij den heenmarsch opgemerkt<br />
hadden, maar opzettelijk met hunne aanranding hadden gewacht, om<br />
eventueele brieven in handen te krijgen.<br />
2 April ging rustig voorbij. Den daaropvolgenden dag gaf de vijand,<br />
door een aanhoudend vuur, blijk van zijne aanwezigheid en 's nachts<br />
trachtte hij zelfs, door het werpen van fakkels, brand in de versterking<br />
te stichten, terwijl terzelfder tijd, uit een 100 tal geweren, een hevig<br />
vuur werd afgegeven. Door de in de alarmstelling gekomen bezetting,<br />
die aanvankelijk nog al zenuwachtig was, doch door de voorbeeldige<br />
kalmte van den postcommandant spoedig tot besef van haren plicht kwam,<br />
werd de vijand met geschut- en geweervuur verjaagd.<br />
Het van Tjot Goee gehaalde drinkwater was intusschen verbruikt, en<br />
men moest zich met het slechte water uit de put bij de versterking<br />
behelpen. De manschappen mochten dan ook alleen thee drinken. Bij<br />
gebrek aan de noodige bijspijzen was de voeding almede zeer eentonig<br />
en onsmakelijk; de wachtdienst was zwaar.<br />
Ondanks dit alles bleef, dank zij het voorbeeld van den comman<br />
dant, de goede geest bij de bezetting bewaard; zelfs wilden de zieken<br />
niet van hunne diensten worden vrijgesteld.<br />
4
__^^^__<br />
50<br />
Den 4
51<br />
aanvullen en een oorlam uitgeven; alles bleef in de alarmstelling. Er<br />
kwam echter geen vijand meer opdagen.<br />
De bezetting had een doode en twee gewonden gekregen. De Europ.<br />
fuselier Raaijmakers, No. 36875, die, in het verhoogde wachthuis op<br />
post staande, reeds in het begin van den aanval ernstig was gewond,<br />
meldde zich eerst, nadat alles afgeloopen was, om verbonden te worden.<br />
De gesneuvelde fuselier werd den volgenden morgen in het voorwerk<br />
begraven, en verder alles in het werk gesteld om de verdedigbaarheid<br />
van den post te verhoogen.<br />
De vijand had er echter blijkbaar voorloopig genoeg van; alleen trachtte<br />
hij in den nacht van 6 op 7 April nog brand te stichten, wat niet<br />
gelukte.<br />
Zooals we gezien hebben, werd de bezetting den 8= n uit hare netelige<br />
positie verlost en vervangen door een detachement infanterie onder den<br />
kapitein der infanterie Baron Collot d'Escury. Hoewel er vuurpijlen<br />
aanwezig waren, verklaarde de luitenant Creutz Lechleitner geen hulp<br />
van Koeta Radja te hebben willen vragen, omdat hij wel wist, dat men<br />
de troepen daar ook hard noodig had. Dat de artilleriemunitie nu juist<br />
niet zoo puik was, bleek uit eene opmerking van den postcommandant,<br />
dat ruim 60 wrijvingpijpjes doorsloegen, zonder de lading te ontsteken.<br />
Biloel.<br />
Zooals reeds werd opgemerkt, was op 27 Maart de kapitein P. H.<br />
v. d. Wedden als postcommandant opgetreden.<br />
Deze post verkeerde al in een even slechten toestand als Lamkoenjit.<br />
Na den 29 en Maart op de reeds omschreven wijze kennis te hebben<br />
bekomen van het overloopen van Oemar en c.s., achtte de commandant<br />
het den volgenden dag noodig met een enkel woord aan de bezetting<br />
den toestand bloot te leggen en ieder tot ernstige, nauwgezette plichts-<br />
betrachting aan te sporen. Geen middel werd onbeproefd gelaten om<br />
het verdedigingsvermogen van den post op te voeren. De voeding was,<br />
evenals te Lamkoenjit, uiterst eenvoudig en weinig smakelijk; men was<br />
toch aangewezen op de, 'voor den tocht naar Lamkrak opgelegde, vivres.<br />
De vijand vond de bezetting blijkbaar te sterk; toch werd de post<br />
druk beschoten, maar eene activiteit als voor Lamkoenjit werd hier door<br />
hem niet ontwikkeld.<br />
De geest onder de bezetting bleef uitmuntend.
52<br />
8 April, dus na tien dagen afgesloten te zijn geweest, verscheen<br />
eene colonne van Koeta Radja en werd de bezetting met 5 officieren<br />
en 136 man van het 3= Bataljon versterkt. Tot den 10 dcn bleef de<br />
kapitein v.d. Wedden nog op den 'post, toen eene nieuwe colonne<br />
van Koeta Radja de oorspronkelijke bezetting met zieken en gewonden<br />
mede nam, de twee dagen te voren aangekomen 3 e comp. 3= Bataljon<br />
achterlatend.<br />
Blijkens de berichten, die de door T. Oemar losgelaten Chineezen<br />
(zie pag. 39) medebrachten, maakte onze gewezen hoofdpanglima zich<br />
geenszins ongerust over den inval van onze troepen in de VI Moe<br />
kims; meer vreesde hij een bombardement der marine op Lepong.<br />
Naar gissing beschikte hij omstreeks 10 April over 1000 man, meestal<br />
volk uit Lampoe' Oe en Lepong. Omtrent de verschillende in aanbouw<br />
zijnde versterkingen, loopgraven enz. werden vele berichten medege-<br />
bracht, die met de reeds vroeger ontvangene overeenstemden en ze<br />
aanvulden; zoo zou ook de oude versterking te Boekit Seboen weder in<br />
orde zijn gebracht, en waren te Kroeng Raba loopgraven aan het<br />
strand aangelegd.<br />
Door Oemar was voorts bepaald, dat Lam-Goe N., Lam-Loempoer,<br />
Lam Asan, Beradin en Lampisang eventueel met achterladers zouden<br />
worden verdedigd. De komst van den Regeerings-commissaris was door<br />
hem nu juist niet met veel vreugde vernomen. Ook de bevolking begon<br />
het benauwd te krijgen, zij vreesde voor het verbranden van kampongs,<br />
vernieling van eigendommen enz. Volgens den Iman van Daroe (3<br />
moekims Daroe), die 's nachts de linie binnenkwam, ingevolge eene<br />
oproeping van den assistent-resident, waren Pa Bintang, de hoofden en<br />
de bevolking der 3 moekims Daroe, bepaald tegen Oemar. In de IX<br />
moekims, waren alleen de kampongs Lam Tehen en Koeta-Karang,<br />
medegesleept door hoofden als Nja Gedong en Nja Gih, bepaald<br />
vijandig; de rest van de bevolking vocht slechts mede, wanneer zij door<br />
overmacht gedwongen werd.<br />
Verkenning naar Biloel.<br />
Den 10= n April rukte van Koeta Radja eene colonne uit, met opdracht<br />
eene verkenning naar Lamkoenjit en Biloel te maken en tot het afhalen<br />
van de oude bezetting van Biloel met de daar aanwezige zieken en<br />
gewonden, alsmede van een deel der bezetting van Lamkoenjit.<br />
De samenstelling der colonne is hieronder aangegeven.<br />
Commandant: luitenant-kolonel H. Bendien.
tevens<br />
53<br />
commandant van het 9= Bataljon infanterie, ter sterkte van: 18 officieren,<br />
310 Europeesche en 278 inlandsche minderen.<br />
3 brigades marechaussee, commandant 1 c luitenant H. M. Vis, sterkte:<br />
1 officier en 54 Eur. Amb. en inl. minderen.<br />
Een detachement cavalerie, commandant 1= luitenant J. W. F. Herf kens,<br />
sterkte: 1 officier, 30 Eur. minderen en 31 paarden.<br />
2 sectien bergartillerie, commandant: kapitein A. Bangert, sterk: 3<br />
officieren, 33 Eur. en 26 inl. minderen, 8 paarden, 24 trek- en draagdieren.<br />
Een detachement genietroepen, commandant 1= luitenant A. S. Ruzette,<br />
sterkte: 1 officier, 1 1 Eur. en 39 inl. minderen.<br />
Twee ambulances, waarbij de officieren van gezondheid 2 e klasse<br />
F. E. Coster en L. A. Demmers, met het noodige personeel en materieel.<br />
Trein: 8 mandoers en 200 koelies.<br />
De troepen te voet kwamen te 6 uur te Lampeneroet aan. De<br />
cavalerie was daar reeds; te 6 uur 45 V.M. volgde ook de artillerie.<br />
7 uur V.M. werd in de richting van Tjot Goee afgemarcheerd met<br />
de cavalerie (behalve 12 ruiters, die als ordonnansen bij de colonne<br />
waren ingedeeld) vooruit. De 4 e compagnie 9= Bataljon (kapitein v. d.<br />
Meer Mohr) vormde met eene brigade marechausee de voorhoede.<br />
Achter de dekking marcheerden, aan het hoofd der hoofdcolonne, de<br />
beide sectien artillerie en bij de voorste compagnie der hoofdcolonne<br />
de twee overige brigades marechaussee. Voor de achterste compagnie,<br />
die een sectie als achterhoede afzonderde, de genietroepen, de ambu<br />
lance en de trein. Nabij het hoogtepunt 20,2, 700 M. N. van<br />
Tjot Goee, sloeg de compagnie van der Meer Mohr met de brigade<br />
het voetpad naar Lam Tehen in, met opdracht de marechaussee Lam<br />
Tehen West in te zenden en na afloop der verkenning, met die brigade<br />
als rechterflankdekking, door de kampongs ten W. van den grooten weg<br />
naar Lamkoenjit te marcheeren. De officier van gezondheid Coster met<br />
ambulancepersoneel, zoomede 4 bereden ordonnansen, werden aan deze<br />
colonne toegevoegd.<br />
De hoofdtroep ging door naar Tjot Goee. Daar kreeg de 2 e com<br />
pagnie (kapitein Koedijk) een gelijke opdracht, wat de kampongs ten<br />
O. van den weg betrof. Aan haar werden de officier van gezondheid<br />
2= kl. Demmers met personeel en de noodige bereden ordonnansen<br />
toegewezen.
54<br />
De cavalerie ging inmiddels vooruit ter verkenning van Tjot Tjigari,<br />
Lam Lilip, Lehe, Nesoeh en Toebaloe, om verder ook den dwarsweg<br />
naar Lamkoenjit en de noordelijke randen van Toeram en Maneh waar<br />
te nemen.<br />
Eene compagnie van den hoofdtroep rukte later langs den nieuwen<br />
weg naar Dinoeng ter versterking van de compagnie van der Meer Mohr<br />
op en kreeg daarmede te 8 uur 5 v.m., ter hoogte van Masdjid Oleh-<br />
Soesoe, verband. ,<br />
De sectie Zon van de bergatillerie nam stelling op den Z.O. uitloo-<br />
per van den Tjot iGoee.<br />
De cavalerie zond te 8 uur 15' bericht, dat de door haar verkende<br />
kampongranden niet bezet waren, waarop de overgebleven compagnie<br />
met de genietroepen en de beide sectien artillerie langs den grooten<br />
weg oprukten naar den Z.W. hoek van kampong Nesoeh, waar zij te<br />
8 uur 35' V.M. aankwamen. Eene sectie artillerie, comd'. 1= luitenant<br />
Deibert, werd op de sawah ten Z.W. van Toebaloe opgesteld, dicht<br />
bij de Kroeng Reloh, vanwaar de beide kampongs Ateuh onder vuur<br />
waren te nemen, terwijl de sectie Zon op den dwarsweg van Lamkoenjit,<br />
-|- 25 M. van den grooten weg af, in stelling kwam. Ongeveer 8<br />
uur 5' kreeg de compagnie van der Meer Mohr voor het eerst vuur<br />
uit de met hooge biezen begroeide oevers van de Kroeng Lemoh. Met<br />
de ter hulp gezonden compagnie doormarcheerend, werd zij in den<br />
Westrand van Lege uit Dinoeng beschoten; dat vuur was beter gericht,<br />
althans een inl. korporaal sneuvelde hier, en de officier van gezondheid<br />
Coster en eenige minderen werden gewond. Na verbonden te zijn,<br />
bleef de dokter zijn dienst doen. De vijandelijke schutters werden uit<br />
Dinoeng verdreven en te 9 uur V.M. Lamkoenjit bereikt.<br />
De compagnie Koedijk ondervond in het geheel geen tegenstand en<br />
was te 8 uur 53' in den Zuidrand van Nesoeh, waar twee brigades<br />
marechaussee stelling namen, terwijl de compagnie last kreeg naar Toe<br />
baloe door te gaan en die kampong te bezetten.<br />
De genietroepen herstelden inmiddels de defecte bruggen in den weg,<br />
en te 8 uur 45' kon men door eene cavaleriepatrouille aan de oude<br />
bezetting te Biloel order zenden zich voor den afmarsch gereed te hou<br />
den. Deze patrouille werd onderweg niet beschoten, en te 9 uur begaf<br />
zich de kolonel Stemfoort, die met den chef van den staf de colonne<br />
vergezelde, met eene sectie infanterie en een officier van gezondheid<br />
naar Biloel, om daar poolshoogte te nemen.
55<br />
9 uur 45' v.m. marcheerde de oude bezetting met zieken en gewon<br />
den af. Slechts enkele schoten vielen uit Ateuh.<br />
Toen deze troep op den grooten weg nabij Nesoeh gekomen was,<br />
kreeg de sectie Deibert al dadelijk last op te leggen en mede terug te<br />
marcheeren, terwijl de compagnieen van der Meer Mohr en Koedijk<br />
weer door de kampongs naar Tjot Goee zouden terugkeeren. De<br />
sectie Zon bleef voorloopig in stelling. De compagnie Koedijk ontving<br />
ook op den terugweg slechts een paar schoten uit het blokhuis Blang<br />
Kirai en was te 10 uur 35' te Tjot Goee.<br />
De colonne van der Meer Mohr, met een deel der bezetting van<br />
Lamkoenjit, was bij dien post in stelling liggende, reeds van drie zijden<br />
beschoten. Ook gedurende den terugtocht volgde de vijand, die nog<br />
kans zag om uit den O. rand van Lege den troep op den grooten<br />
weg een paar gewonden te bezorgen. De sectie Zon kwam inmiddels<br />
ook achteruit en in stelling naast de andere sectie op den Z. O.<br />
uitlooper van den Tjot Goee. Beide sectien namen nu den vijand in<br />
Lege en Lampene-eng onder handen, die daardoor en door salvo's der<br />
terugtrekkende troepen verdreven werd. 10 uur 45' waren zoowel de<br />
compagnie van der Meer Mohr als de middencolonne te Tjot Goee.<br />
Eerstgenoemde kreeg, dicht bij dien post, nog eenige schoten uit een<br />
suikerriettuin O. van Koeta-Karang, doch daarmede was het ook uit.<br />
De tegenstand was vermoedelijk dezen dag zoo gering, omdat men een<br />
zoo spoedige terugkomst onzer troepen in deze streek niet verwacht<br />
had. Niet meer dan een 25 man bestookte aanvankelijk de compagnie<br />
van der Meer Mohr, later stroomde natuurlijk meer volk toe.<br />
De infanterie, genie enz. keerden per trein naar den kraton terug,<br />
waar die troepen te 12 uur 15 aankwamen.<br />
De bereden wapens kwamen te 1 uur binnen.<br />
Behalve den reeds genoemden gesneuvelde korporaal Sarijo, No. 22228,<br />
en den gewonden officier van gezondheid 2= klasse P. E. Coster<br />
hadden wij de volgende verliezen.<br />
Gewond: 1 Eur. korporaal, 6 Eur. en 2 inl. fuseliers; alsmede<br />
1 Eur. kanonnier.—<br />
Van verschillende posten als Lambaroe, Lamsoet, Kroeng Gloempang,<br />
Ana' Galong, Senelop en Tjot Rang werden in deze dagen weer<br />
journalen ontvangen; bijna alle behelsden mededeelingen over dagelijksche<br />
beschietingen.<br />
1
56<br />
In Kroeng Gloempang werd daardoor een inl. fuselier verwond.<br />
Lampermei werd 10 April uit O. richting vrij hevig bestookt.<br />
De postcommandant te Ana* Galong had eene, voor dien tijd bijzondere,<br />
opvatting van de verdediging van den hem toevertrouwden post. Dagelijks<br />
maakte hij, op onverwachte tijdstippen, kleine patrouilles. Zoo ging<br />
hij er den 7= n April op uit om het blokhuis Bak Tjerlak te verbranden;<br />
den 9 en maakten 2 officieren en 50 man een uitstapje door de kampongs<br />
Ana* Galong naar Blang Tjoet, den 10=" 3 officieren en 60 man naar<br />
kampong Mata Air. Na terugkeer van deze patrouille werd de versterking<br />
aanhoudend beschoten uit loopgraven Jl 100 M. van de Z. face<br />
gelegen.<br />
De postcommandant besloot daar een eind aan te maken en trok er<br />
met 22 bajonetten te 5 uur N.M. heen. Met den Eur. sergt. Spei^<br />
No. 40632, sprong de kapitein Bodemeijer het eerst in de loopgraaf.<br />
Na een kort handgemeen vluchtte de vijand met achterlating van 4<br />
dooden en een Beaumontgeweer, aan onze zijde werden 4 Eur. fuseliers<br />
gewond, van wie de Eur. fuselier Bonthuis, No. 27550, 's nachts<br />
overleed. De vijand waagde zich intusschen niet meer in de onmiddellijke<br />
nabijheid der versterking.<br />
Tegen Senelop opende hij den 5= n April omstreeks middernacht een<br />
hevig geschut- en geweervuur, dat de bezetting evenwel geene verliezen<br />
toebracht. Na dien post een paar dagen met rust te hebben gelaten,<br />
herhaalde de vijand van 8 tot 10 April met tusschenpoozen hetzelfde<br />
spelletje. Evenals te Ana* Galong kwamen hier gevallen van beri 2<br />
en koorts voor, de geest onder de troepen bleef echter overal goed.
Opheffing van de buitenlinie.<br />
De Regeerings-commissaris maakte het doel zijner komst aan de<br />
Groot-Atjehsche hoofden en bevolking bekend door verspreiding eener<br />
proclamatie. Zie bijlage /V.) "ftjl<br />
12 April gelastte Zijne Excellentie de ontruiming van de posten<br />
Biloel en Lam Koenjit.<br />
De verontrustingen van die beide posten, reeds v66r den afval van<br />
Toekoe Oemar, het sedert dien afval insluiten van Lam Koenjit, alsmede<br />
de tegenstand door onze troepen op 8 en 10 April bij het ontzetten<br />
der posten en de daaraan verbonden verkenningen ondervonden, brach-<br />
ten volgens Zijne Excellentie helder aan het licht, dat het doel, waar-<br />
voor zij indertijd waren opgericht, te weten:<br />
1= beveiliging der IX en VI moekims tegen invalllen van kwaadwil<br />
ligen uit de 4 Lam Krak-moekims,<br />
2= de kwaadwilligen te beletten zich te nestelen in de langs den<br />
ouden weg van Biloel naar Boekit Daroe gelegen kampongs, zoomede<br />
in de kampongs Lam Tehen en Lam Koenjit,<br />
onder de huidige omstandigheden, alle reden van bestaan verloren<br />
had. De IX moekims toch waren bij de laatste actien ons gezag al<br />
even ongustig gezind gebleken, als de met Toekoe Oemar afgevallen<br />
VI moekims.<br />
Daarom rukte op 12 April eene troepenmacht uit, samengesteld, als<br />
hieronder is aangegeven.<br />
Commandant: Kolonel J. W. Stemfoort.<br />
Chef van den Staf: Luit-Kolonel C. P. J. van Vliet.<br />
Adjudanten: Kap'.-Adj. J. C. Smits.<br />
1= Luit.-Adj. F. J. Kroesen.<br />
3= Bataljon Inf., Commandant: Majoor K. W. Steinmetz,<br />
sterk: 12 officieren, 298 Eur. en 89 Amb. minderen.<br />
9 e Bataljon Inf., Commandant: Luit.-Kolonel H. Bendien,<br />
sterk: 14 officieren, 218 Eur. en 118 inl. minderen.<br />
14e Bataljon Inf., Commandant: Majoor G. P. M. v. d. Noordaa,<br />
sterk: 10 officieren, 165 Eur. en 250 inl. minderen.
— «——<br />
58<br />
I brigade marechaussee, sterk: 20 man.<br />
Cavalerie: Commandant: Ritm. Jhr. L. D. C. de Lannoij.<br />
2 pelotons, sterk: 3 officieren en 52 Eur. minderen.<br />
4 e Bergbatterij, Commandant: Kapitein A. Bangert,<br />
sterk: 4 officieren, 47 Eur. en 31 inl. mind., 3 officiersrijpaar-<br />
den en 38 troepenpaarden, en draagdieren.<br />
1= Bergbatterij, Commandant: Kapitein G. J. E. Nauta,<br />
sterk: 4 officieren, 33 Eur. en 16 inl. minderen, 3 officiersrij-<br />
paarden en 45 troepenpaarden, trek- en draagdieren.<br />
Genietroepen: 1 e detach. Commandant: 1= Luit. A. S. Ruzette,<br />
sterk: 1 officier, 14 Eur. en 11 inl. minderen;<br />
2= detach. Commandant: 1= Luit. N. Plantenga,<br />
sterk: 1 officier, 15 Eur. en 20 inl. minderen.<br />
Geneeskundige dienst: 2 ambulances, t. w. een, onder den officier van<br />
gezondheid 2= kl. O. Lorey, sterk: 18 man hospitaalpersoneel<br />
(b/h. 3= Bat. Inf'=.); de ander, onder den officier van gezond<br />
heid E. Razoux Kiihr, sterk: 17 man hospitaalpersoneel (b/h.<br />
14= Bat. Inf'=.) met het noodige materieel.<br />
Gevormd werden drie colonnes.<br />
De rechter — of eerste colonne, bestaande uit het 14= Bataljon, 1<br />
compagnie van het 9= Bataljon, 1 sectie bergartillerie (luit. Deibert), 1<br />
brigade marechaussee, ambulance enz. kreeg wederom het terrein ten<br />
W. van den grooten weg Tjot Goee — Biloel voor haar rekening; de<br />
linker — of tweede colonne, bestaande uit het 3= Bataljon, dat ten O.<br />
van dien weg; en de reserve of midden-colonne, gevormd door 3<br />
compagnieen van het 9= Bataljon, 2 sectien artillerie, genietroepen,<br />
transportmiddelen, was bestemd om de ontruiming onmiddellijk tebeveiligen.<br />
De cavalerie, die dezen dag sterker uitrukte dan gewoonlijk, kwam<br />
ook meer tot haar recht.<br />
Nog voor de rechtercolonne, die te 6 uur 35' haar marsch begon,<br />
werd zij als zelfstandige cavalerie naar Tjot Goee gezonden. Daar<br />
wachtte zij de infanterie in, om vervolgens in draf den weg naar Biloel<br />
met omgeving te verkennen. Om 8 uur 5' ontving de bevelhebber<br />
reeds bericht, dat de naar den weg toegekeerde randen van den kam<br />
pongs onbezet, en alle bruggen intact bevonden waren.<br />
De l e luitenant Herfkens had met 6 cavalerie Biloel, de 1 e luitenant<br />
van Haaff met 4 ruiters Lam Koenjit bereikt en den last tot ontruiming<br />
overgebracht, zonder vuur te krijgen.
59<br />
Verkenningspatrouilles waren ook hier en daar zijwaarts in de kam<br />
pongs gezonden en hadden zich ten slotte in den Z. O. en O. rand<br />
van Nesoeh, op een heuvel ten N. van kampong Toeram en in den<br />
rand van Lam Koenjit ter waarneming van het voorgelegen terrein op-<br />
gesteld. Zij bleven daar tot de middencolonne bij Nesoeh gekomen<br />
was, werden toen verzameld en als reserve nabij kampong Behe ge-<br />
plaats A., met uitzondering van de patrouille in den O. rand van Nesoeh,<br />
die op haar plaats bleef, om de artillerie omtrent de bewegingen van<br />
de linkercolonne in te lichten.<br />
Nabij de hoogtepunten 20,2 en 19,2 werden door de rechter-en linker<br />
colonne successievelijk de bekende voetpaden ingeslagen. Het terrein<br />
was nog even drassig als op de vorige dagen.<br />
Daar de opdracht der colonnes uitsluitend was de ontruiming te dek-<br />
ken, namen de onderafdeelingen bij de rechtercolonne de navolgende<br />
stellingen in:<br />
1= eene compagnie van het 14 e Bataljon met een sectie artillerie in<br />
Lam Tehen-West;<br />
2= eene compagnie van het 9= Bataljon tn de W. randen van Lam<br />
Tehen-Oost, Koeta Karang en Oleh Soesoeh;<br />
3= eene compagnie van het 14= Bataljon in de W. randen van Oleh<br />
Soesoeh, Lam Pene-eng en Lege;<br />
4= eene compagnie van het 14 e Bataljon, in aansluiting met de overi-<br />
ge, in den W. rand van Lam Batoe.<br />
Bij de linker colonne:<br />
1= 1 '/2 compagnie van het 3= Bataljon in den O. en Z. O. rand<br />
van Nesoeh.<br />
2= 1 compagnie in- den Z. O. rand van Tji Boei ;<br />
3= '/2 compagnie in den O. rand van Lam Siti.<br />
Deze colonne kreeg ter hoogte van Tjot Tjigari vuur uit de op 600<br />
a 700 M. afstands in de sawah gelegen kreupelboschjes.<br />
De middencolonne was te 7 uur 15' v. m. afgemarcheerd en plaatste:<br />
1 e 1 peloton infanterie ten N. van Tjot Goee bij het hoogtecijfer 1 9,2;<br />
2= 1 sectie infanterie in den suikerriettuin ten W. van Tjot Goee;<br />
3= 1 sectie artillerie (Commandant: luitenant Zon) op den Z.O.<br />
heuvel bij het cijfer 25;<br />
4= 3 sectien infanterie in den Z. O. en Z. W. rand van Nesoeh;<br />
5= 1 sectie artillerie (luitenant Steenkamp), met 1 sectie infanterie<br />
als dekking, bij een heuveltje -^ 25 M. ten Z. van Nesoeh;
60<br />
6= 1 peloton infanterie achter eene hoogte, halverwege Nesoeh en<br />
Toeram.<br />
Ten slotte dekte eene sectie infanterie de transportmiddelen bij hun-<br />
nen opmarsch naar Lam Koenjit, en een peloton infanterie dien naar Biloel.<br />
Al deze positien bleven behouden tot de beide posten ontruimd waren.<br />
De vijand liet wel van zich hooren, doch bezorgde ons aanvankelijk<br />
geene verliezen; 10 uur v.m. was er nog geen enkele gewonde.<br />
De compagnie in Lam Tehen-West kreeg te 8 uur 45' het eerste<br />
vuur, natuurlijk uit de Loeeng-Lemo.<br />
De bij de rechtercolonne sub. 3 vermelde compagnie stuitte bij haar<br />
opmarsch op een zwak bezette loopgraaf; een paar salvo's waren vol-<br />
doende om den daar genestelden vijand te verjagen. Evenals de beide<br />
andere compagnieen behoefde deze overigens gedurende den tijd, dat<br />
zij in stelling lag, slechts nu en dan een salvo op zich vertoonende<br />
vijanden af te geven.<br />
De sub 4 vermelde compagnie stuitte in kampong Lam Batoe even<br />
eens op een door den vijand bezette loopgraaf. De 2= luitenant Dudok<br />
van Heel ging onmiddellijk tot den stormaanval daarop over; de<br />
Atjehers zochten in een nabij gelegen nipahbosch een goed heenkomen.<br />
9 uur 15' was deze uiterste compagnie in hare stelling.<br />
Het vuuur, dat de linkercolonne bij Tjot Tjigari bekwam, werd door<br />
de 1= compagnie (repeteergeweren) dadelijk beantwoord. De beide<br />
andere compagnieen marcheerden inmiddels door en bezetten de reeds<br />
aangegeven stellingen. Ook de 1= compagnie kwam later in de gevechts-<br />
linie (9 uur 15' v. m.), terwijl een peloton van de derde compagnie<br />
in den O. rand van Lam Siti, tegenover eventueel uit het Lam Krak-<br />
sche opkomend volk, stelling koos (9 uur 45' v.m.).<br />
Te voren had de cavalerie daar reeds waargenomen.<br />
De vijand had zich weer in Blang Kirai en Lam Boekoeng genesteld.<br />
Hoewel zijn vuur voortdurend beantwoord werd, bleef het den ganschen<br />
morgen aanhouden.<br />
De 1= bergbatterij had te Lam Peneroet al haar materieel achtergela<br />
ten; paarden en muildieren waren in twee afdeelingen verdeeld, de<br />
eerste om geschut en munitie van Lam Koenjit, de tweede om dat van<br />
Biloel af te halen. Beide marcheerden bij de reserve. Toen deze<br />
laatste nabij den driesprong gekomen was, werd van de cavalerie bericht<br />
ontvangen, dat enkele vijandelijke schutters zich in den N. W. rand<br />
van Toeram hadden genesteld. Boven zagen wij reeds, dat een peloton
61<br />
tegenover dien rand in stelling kwam en bovendien 3 sectien van de<br />
reserve in de Z. O. en Z. W. randen van Nesoeh. Ook de sectie<br />
Steenkamp hielp mede den weg verder te beveiligen. 8 uur 30' marcheerden<br />
de transportmiddelen voor Biloel en Lam Koenjit af.<br />
Voor elken post was een luitenant-kwartiermeester met het toezicht<br />
op het laden enz. belast.<br />
Half tien verlieten de artillerie met de vuurmonden van 7 c.M. A.<br />
Veld en de dwangarbeiders met vivres, munitie enz. Lam Koenjit. Het<br />
materieel werd bij den driesprong op de karren geladen. De bezetting<br />
van den post kreeg order om voorloopig daar te blijven. De bespanningen<br />
met de vuurmonden gingen dadelijk door naar Tjot Goee, waar<br />
deze stukken, in de plaats van die van 8 c.M. Brons, in batterij zouden<br />
komen.<br />
De commandant der reserve kreeg order om, zoodra het transport-<br />
Biloel den driesprong voorbij was, Toebaloe door infanterie en artillerie<br />
sterk onder vuur te doen nemen, vermits daar tal van vijanden schenen<br />
te zitten. Ook den postcommandant van Tjot Goee werd gelast om<br />
de 7 c.M. A. Veld gereed te houden om op het eerste bericht Maneh<br />
en Toeram te beschieten. Het transport van Lam Koenjit kon te<br />
10 uur 30' v.m. afmarcheeren; dat van Biloel ging te 11 uur 5'voorbij<br />
den driesprong bij Behe. Zooals verwacht was, had het onderweg<br />
veel vuur uit Toebaloe gekregen, niettegenstaande onze troepen die<br />
kampong flink onder schot hidden. Verliezen bezorgde dat vuur ons<br />
intusschen niet.<br />
11 uur 10' werd naar Biloel en II uur 12' naar Lam Koenjit bevel<br />
gezonden de vlag te strijken, den post in brand te steken (waartoe de<br />
genietroepen medewerkten) en op de overige troepen terug te trekken.<br />
Een kwartier later zag men uit beide posten de vlammen opstijgen.<br />
De commandant der rechtercolonne had intusschen order ontvangen,<br />
om, zoodra Lam Koenjit brandde, langzaam door de kampongs terug<br />
te gaan, daarbij de sectie artillerie in Lam Tehen, zoolang mogelijk,<br />
in batterij latende.<br />
Men wenschte de middencolonne voor de beide andere te doen<br />
teruggaan, om te voorkomen, dat zij op hare flanken zou worden bestookt.<br />
De commandant der linkercolonne ontving daarom eerst te 1 1 uur 35'<br />
last, om de beweging te volgen.<br />
Langer dan verwacht was, bleef de bezetting van Biloel uit; eerst<br />
te II uur 50' v.m. trok zij den driesprong voorbij; daarom kreeg de
62<br />
bezetting van Lam Koenjit pas te 1 1 uur 45' vergunning terug te gaan.<br />
De achterhoede werd dus gevormd door de compagnie van Biloel;<br />
de vijand achtervolgde haar met zijn vuur tot nabij Tjot Goee. Sectiesgewijze<br />
trok deze compagnie daarom terug; nabij Nesoeh kreeg de<br />
achterste sectie nog eenige gewonden.<br />
Op de linkercolonne werden omstreeks 12 uur 15' n.m. de laatste<br />
schoten uit Lam Lilip en Tji Boei gelost. Te 12 uur 45' was deze<br />
colonne weer bij het hoogtecijfer 19,2.<br />
De laatste afdeelingen der rechtercolonne kwamen omstreeks I uur<br />
bij het hoogtecijfer 20,2 aan.<br />
Naarmate de troepen op den grooten weg verschenen, werden zij<br />
naar Lam Peneroet gezonden en, voor zoover ze niet bereden waren,<br />
van daar per extratrein naar Koeta Radja vervoerd.<br />
De verliezen bedroegen op dezen dag 10 man aan gewonden<br />
In den toestand der andere posten was weinig verandering te bespeuren.<br />
Senelop werd den 12= n April vrij hevig uit Lam Bada beschoten.<br />
Dien dag zond T. Oemar zijn tweeden brief aan het bestuur, waarin<br />
hij niet alleen met zijn eischen, maar tevens met een heel programma<br />
van actie, dat hij voor zichzelf opgemaakt had, voor den dag kwam.<br />
Van onze zijde werd den 14= n d. a. v. Toekoe Gih van Daroe naar<br />
de VI Moekims gezonden, om de proclamatie van den Regeerings-<br />
commissaris daar te verspreiden.<br />
Den dag te voren was het verhoogde schilderhuis aan de lagune<br />
van onzen post te Lam Tih uit Senangri beschoten. Dat waren de<br />
eerste bepaalde vijandelijkheden, die daar plaats vonden.<br />
Volgens ingewonnen berichten liet onze Panglima Prang besar zich tegen<br />
over zijne omgeving uit in een geest, alsof hij ons volstrekt niet vijandig<br />
was; daartegenover stond de tijding, dat de meeste tegenover onze troepen<br />
gewond geraakte Atjehers naar Lam Pisang werden gebracht, om daar ver-<br />
pleegd te worden; zelfs werd het praatje rondgestrooid, dat hij (Oemar)<br />
/ 2000 voor medicijnen enz. beschikbaar had gesteld. Andere spionnen<br />
brachten de tijding, dat het thans Oemar was, die samenwerking met<br />
Panglima Polim zocht. Deze zou, als voorwaarde tot samenwerking, den<br />
eisch gesteld hebben, dat elke schade aan materieel en menschenlevens<br />
door Oemar, tijdens hij den „kafir" diende, aan de bevolking der XXII<br />
Moekims toegebracht, zou worden vergoed. Eendracht schijnt in ieder<br />
geval bij onze Atjehsche vijanden nog ver te zoeken te zijn geweest.
63<br />
Onze post Kroeng Gloempang werd den 13 cn ook nogal onder vuur<br />
genomen. Een Eur. sergeant raakte daarbij gewond; 's avonds trachtten de<br />
moslemin bovendien die versterking middels vuurpijlen in brand te steken.<br />
De Regeerings-commissaris scheen het met zichzelf nog niet geheel<br />
eens te zijn, welke gedragslijn ten opzichte van de overige buitenposten<br />
gevolgd moest worden. Alvorens eene beslissing te nemen omtrent het<br />
al of niet behouden daarvan, wenschte Zijne Excellentie een proef te<br />
nemen met het doen approviandeeren van Tjot Rang, om dan tevens<br />
de bezetting van dien post te doen vervangen. Deze gelegenheid zou<br />
mede worden benut om Lam Goet, de verblijfplaats van het bendehoofd<br />
Toekoe Hoesin Lehong Bata, te tuchtigen.<br />
Tot dit doel rukten op den 14=" April twee colonnes uit, tot<br />
eene gezamenlijke sterkte van drie bataljons infanterie, acht brigades<br />
marechaussee, twee bergbatterijen en hulpwapens en- diensten. De<br />
samenstelling dier colonnes was als volgt:<br />
Algemeene Staf:<br />
Bevelhebber: Kolonel J. W. Stemfoort.<br />
Adjudant van den bevelhebber: 1= Luit.-Adj 1 . F. Kilian.<br />
4 bereden ordonnansen.<br />
l e Colonne:<br />
Commandant: Luit.-Kolonel der Inf. E. W. Bischoff van Heemskerk.<br />
Toegevoegd aan den colonnecomd'.: Kap'. b/d. Gen. Staf<br />
H. C. Kronouer.<br />
Adjudanten: 1= Luit. der Inf. E. A. van Kappen,<br />
4 bereden ordonnansen.<br />
1= Luit. der Art. F. H. de Bruine.<br />
6= Bataljon Inf'=. (Comd 1 .: Majoor D. A. Okhuyzen),<br />
sterk: 17 officieren en 342 minderen en 4 bereden ordon<br />
nansen.<br />
12 e Bataljon Inf ie . (Comd.: Majoor G. F. Soeters),<br />
sterk; 16 officieren en 457 minderen en 4 bereden ordon<br />
nansen.<br />
Marechaussee. (Comd 1 .: I e Luit. H. M. Vis),<br />
sterk: I officier en 72 minderen.<br />
4= Bergbatterij (Comd*.: Kapitein A. Bangert),<br />
sterk: 4 officieren en 48 minderen, 5 rijpaarden, 36 draag- en<br />
trekdieren, 6 vuurmonden.<br />
I
64<br />
R. H. 4 e escadron Cav. (Comd 1 .: Ritmeester Jhr. L. D. C. de Lannoy),<br />
sterk: 3 officieren en 57 minderen.<br />
Genietroepen (Comd'.: 1 e Luitenant A. S. Ruzette),<br />
sterk: I officier en 30 minderen.<br />
Geneeskundige dienst: 2 ambulances, resp: onder de Officieren van<br />
Gezondheid 2 e kl. E. Razoux-Kiihr en J. L. W. F. van Leent;<br />
resp. sterkte 14 en 17 minderen.<br />
2= Colonne:<br />
Commandant: Luit.-Kolonel der Inf. H. Bendien (tevens comd'. van<br />
het 9= Bataljon).<br />
Adjudanten: l e Luit. Adj'. F. J. Kroesen,<br />
1= „ „ J. J. Romswinckel.<br />
9 bereden ordonnansen.<br />
9= Bat. Inf'=., sterk: 18 officieren, 294 Eur. en 261 inl. minderen.<br />
1 = Bergbatterij (Comd 1 .: Kap. G. J. E. Nauta),<br />
sterk: 4 officieren en 86 minderen, 6 rijpaarden, 36 trek en<br />
draagdieren, 6 vuurmonden.<br />
Genietroepen (Comd'.: 1= Luit. Plantenga),<br />
sterk: 1 officier en 50 minderen.<br />
Geneeskundige dienst: een ambulance, onder den Officier van Gezondh.<br />
I e kl. L. J. Juda, sterk 18 minderen.<br />
De opdracht der l c colonne luidde:<br />
Om 7 uur v.m. afmarcheeren van Roempit over Lam Batoe naar<br />
Lam Goet; laatstgenoemde kampong tuchtigen en daarna Z. waarts<br />
marcheeren naar den weg Tjot Iri — Tjot Rang, om vervolgens, door<br />
eene beweging W. waarts, in vereeniging met de 2= colonne den weg<br />
Tjot Iri — Tjot Rang met omliggend terrein vrij te maken en te houden,<br />
teneinde de fourageering en aflossing van Tjot Rang ongehinderd te<br />
doen plaats hebben.<br />
Voor verdere handelingen zouden nadere orders worden gegeven.<br />
De opdracht voor de 2 colonne luidde:<br />
Om 7 uur v.m. van Tjot Iri in de richting Tjot Rang oprukken,<br />
den vijand in zijne stellingen Baba Djoeroeng —Oleh Tjoet —Tjap<br />
Tanah door een slepend vuurgevecht bezig houden tot nadere orders<br />
worden ontvangen, of totdat bespeurd wordt, dat de omtrekkende<br />
beweging der 1= colonne begint te werken; daarna in de richting Tjot<br />
Rang oprukken, in vereeniging met de l e colonne den weg en het
65<br />
omliggend terrein vrijmakend en vrijhoudend teneinde de fourageering<br />
en aflossing van Tjot Rang te dekken.<br />
Met extratreinen werden de troepen te voet van Koeta Radja vervoerd,<br />
die van de l e colonne naar Roempit, die van de 2 e colonne naar<br />
Tjot Iri.<br />
7 uur 18' v.m. rukte de colonne van Roempit in de bevolen richting<br />
op. De cavalerie ging zelfstandig vooruit, zoo snel mogelijk door<br />
marechaussee en genietroepen gevolgd; daarna kwam het 6= Bataljon<br />
met eene sectie artillerie (luit. Steenkamp) en vervolgens het 12 e Bataljon<br />
met de twee andere sectien. Elke compagnie had tandoes en reservemunitie<br />
bij zich.<br />
Weldra bleek het, dat de vijand de dekplanten van alle bruggen<br />
weggenomen en door een of twee boomstammen vervangen had. Het<br />
zijterrein, bij de spoorbaan begaanbaar, werd naar het Oosten toe<br />
steeds drassiger en was voor Lam Baloi zelfs geheel onbegaanbaar.<br />
De kampongs daarin iagen op terreinverhoogingen en waren dus<br />
moeilijk te naderen.<br />
De cavalerie kwam intusschen, zij het dan ook met moeite, nog<br />
vooruit; ook de infanterie kon doormarcheeren, de artillerie diende<br />
echter te wachten tot de coupures in den weg begaanbaar gemaakt, of<br />
de bruggen hersteld waren. De medegevoerde planken waren evenwel<br />
niet voldoende, daarom werd order gegeven aan een deel der genietroepen,<br />
om, zoodra alle troepen voorbij waren, telkens de planken weer<br />
op te nemen en naar voren te dragen.<br />
Er werd dus veel oponthoud ondervonden; dat bemerkte de vijand<br />
ook. Uit de randen der kampongs Lam Baloi en Raboee, aanvankelijk<br />
onbezet, namen weldra eenige vijanden de troepen onder vuur. De<br />
cavalerie maakte daarom het front der marechaussee vrij, die te 8 uur<br />
1 5' de eerste schoten losten.<br />
De commandant van het 12= Bataljon had order gekregen om met<br />
2 compagnieen en 1 sectie artillerie het voetpad, dat op 1300 M.<br />
Oostelijk en evenwijdig aan de spoorbaan in Z. richting gaat, in te<br />
slaan en stelling te nemen tegenover de kampongs Tjap Tanah en<br />
Baba Djoeroeng, die volgens berichten zwaar bezet waren.<br />
Het doel was de 2= colonne, die den aanval op deze kampongs<br />
moest doen, daarin te steunen.<br />
Om tijdverlies te voorkomen, gingen deze compagnieen 600 M. O.<br />
van Roempit het terrein, dat daar vrij goed begaanbaar was, in — zij<br />
5
66<br />
vermeden daardoor een brug — en marcheerden rechtstreeks naar de<br />
aangewezen stelling. De beide andere compagnieen van dat bataljon,<br />
onder den kapitein Steup, en eene sectie artillerie bleven de hoofdcolonne<br />
volgen.<br />
Daar een vuurgevecht tegenover de kampongranden weinig resultaat<br />
opleverde, zond de colonnecommandant aan den majoor Okhuyzen bevel,<br />
om zoo snel mogelijk voorwaarts te rukken. 8 uur 55' hadden marechaussee<br />
en de 3= compagnie van het 6 e Bataljon het bedekte, doch<br />
droge, terrein van Raboee bereikt. Ook de cavalerie kon nu weer<br />
vooruit. Om den in den Z. rand van Lagan genestelden vijand in<br />
bedwang te houden, nam de 1= comp ie . 6= Bataljon stelling in den<br />
N rand van het bedekte terrein bij Raboee. De 4= compagnie van<br />
dat bataljon dekte artillerie, genie en ambulance.<br />
Zooals reeds gezegd, kon de cavalerie hare verkenning voortzetten;<br />
marechaussee en de overige compagnieen volgden zoo snel mogelijk,<br />
behalve de beide compagnieen van het 12=, die, gebonden aan de<br />
daarbij ingedeelde sectie artillerie — welke veel moeite had om eene<br />
coupure te passeeren — weldra achterbleven, Overste Bischoff zond<br />
daarom den commandant dezer compagnieen last een peloton als dekking<br />
bij de artillerie achter te laten en zelf met de rest zijner macht<br />
het voetpad te volgen, dat door Raboee, langs den Zuidrand van<br />
Brangoen, naar den weg Tjot Rang — Toengkoeb voert, om, daar<br />
aangekomen, met het front naar Tjot Bate en Na Reloh, verdere bevelen<br />
af te wachten. De achtergelaten artillerie, met hare dekking, had de<br />
hoofdcolonne te volgen.<br />
De cavalerie stiet ongeveer te 9 uur 30' op een aarden versterking,<br />
waarin een houten blokhuis, gelegen in den N. W. hoek van Lam<br />
Goet. Het gros der cavalerie werd nu achter den O. rand van Brangoen<br />
opgesteld, de l e comp lc . v/h. 6= Bataljon (kapitein A. B. B.<br />
Jansen) met de sectie Steenkamp kreeg order tegenover de Westzijde<br />
van de versterking stelling te nemen, met opdracht daar te blijven,<br />
totdat de geheele colonne zou zijn opgemarcheerd. De colonnecommandant<br />
toch wilde deze versterking door het bedekte, goed begaanbare<br />
terrein aan de Z. zijde aanvallen.<br />
Onder flink vijandelijk vuur, waarbij een der stukscommandanten<br />
ernstig gewond werd, bracht de Eur. Sergt. Kloet, No. 27880, zijn<br />
stuk in stelling, en nadat enke'e schoten op 250 M. waren afgegeven,<br />
verminderde het vuur uit de versterking dermate, dat de kapitein Jansen
67<br />
zich te 10 uur 5' gerechtigd achtte, om, ook tegen het ontvangen bevel<br />
in, tot den stormaanval over te gaan. De nog 8 man sterke vijand<br />
wachtte dien aanval niet af, doch vluchtte naar Lam Trieng. De<br />
voortvarende compagniescommandant was de eerste, die de vijandelijke<br />
positie binnendrong. De compagnie Jansen bezette nu ook den Oostrand<br />
van Lam Goet. Versterking en gebouwen werden door de genietroepen<br />
zooveel mogelijk geslecht, een ijzeren kanon van 9 c.M. werd middels<br />
dynamiet stuk geslagen, terwijl ook huizen ep vruchtboomen in<br />
de kampong werden vernield. De tuchtiging van; Lam Goet was<br />
hiermede afgeloopen. De colonne was te 10 uur 37' op den grooten<br />
weg bij Lam Goet vereenigd. In verbinding met de 1= comp'=. 6= Bataljon,<br />
waakten de 4 brigades marechaussee tegen een opdringen van<br />
den vijand aan de Z. zijde.<br />
De 1 '/2 compagnie 12= Bataljon werden te 11 uur v.m. met de beide<br />
sectien artillerie opgesteld op den heuvel ten Z. W. van Lam Tjeu<br />
met opdracht eventueel uit het Oosten en Noorden opdringende benden<br />
tegen te houden en 's vijands stellingen bij Tjot Penom en Tjot Semeroeng<br />
krachtig onder vuur te houden.<br />
Eene cavaleriepatrouille, bestaande uit den wachtmeester Jonker, No.<br />
31845, en den Eur. cav. van Lent, die order had aan den postcommandant<br />
te Tjot Rang het bericht, behelzende het doel der excursie,<br />
te brengen, moest teruggaan, doordat de brug op 150 M. afstand van<br />
Tjot Rang opgebroken was, en de vijand op korten afstand hevig vuur gaf.<br />
De bij de brug voor den driesprong gelegen aarden versterking werd<br />
echter door dien vijand ontruimd, en toen diezelfde patrouille tien minuten<br />
later zulks wederom beproefde, gelukte het haar Tjot Rang te 10<br />
uur 50' te bereiken.<br />
Eene officierspatrouille, gevolgd door marechaussee, vond de kampong<br />
Lam Hasan verlaten.<br />
Toen te 10 uur 40' de troepen uitgerust waren, ging men weer<br />
voorwaarts, de afgebroken bruggen werden hersteld, en weldra kreeg de<br />
cavalerie op den grooten weg, ten Z. van Lam Hasan, verbinding met<br />
de 2= colonne. Aan den bevelhebber, die te Tjot Iri gebleven was,<br />
werd hiervan schriftelijk bericht gezonden.<br />
2 compagnieen van het 6 e Bataljon en de marechaussee werden in<br />
stelling gelegd aan de Z.O. zijde van den grooten weg, om door hun<br />
vuur de in de kampongs Lam Poe Oe en Tjot Semeroeng opgestelde<br />
vijanden in bedwang te houden.
68<br />
Te 12 uur 30' meldde luit.-kolonel Bischoff zich bij den commandant<br />
der 2= colonne.<br />
Deze colonne was reeds te 6 uur 20' v.m. te Tjot In vereenigd geweest.<br />
De colonnecommandant had daar twee sectien artillerie in batterij<br />
doen komen aan de Westzijde van den spoorwegdijk, ter hoogte van<br />
de Kroeeng Lingkar, met opdracht te 7 uur v.m. het vuur op Baba<br />
Djoeroeng en Tjap Tanah te openen. Eerst te 7 uur 40' v.m. marcheerde<br />
de 1= compagnie van het 9= Bataljon in de richting van Tjot<br />
Rang af. Ook in dezen weg waren de bruggen beschadigd; die op<br />
350 M. O. van den spoordijk gelegen, werd door de genietroepen hersteld,<br />
voor de tweede — een 350 M. verder — scheen eene verticale<br />
versperring te zijn aangebracht.<br />
Geheel overeenkomstig de ontvangen bevelen, deed de colonnecommandant<br />
de 1 = compagnie van zijn bataljon bij de pas herstelde brug<br />
in stelling komen en salvovuur tegen den kampongrand afgeven. Dit<br />
vuur werd niet beantwoord, het had dus voor de hand gelegen om van<br />
de opdracht af te wijken en dien rand, die zwaar bezet heette te zijn,<br />
doch zulks inderdaad niet was, zoo snel mogelijk te naderen. Toen<br />
zulks niet gebeurde, kwamen er te 8 uur langzamerhand wat vijanden<br />
opzetten, die het vuur beantwoordden.<br />
Het terrein, terzijde van den weg, was tot aan die kampongranden<br />
voor alle wapens begaanbaar. Meer Oostelijk en tusschen de kampongs<br />
in, treft men vaak diepe, met nipah begroeide rawah's of zeer drassige<br />
sawah's aan. De kampongs waren dicht begroeid, randen en ingangen<br />
goed versperd, de huizen door dikke bamboedoeripaggers omgeven.<br />
Zoowel in de kampongs als op de heuveltjes daarbuiten, vond men<br />
verscheidene inlandsche versterkingen.<br />
De colonne van majoor Soeters, die te 8 uur 45' v.m. in hare<br />
stelling voor Tjap Tanah was aangekomen, had het vandaar op haar<br />
afgegeven vuur aanvankelijk beantwoord, maar ziende, dat de vijand geen<br />
stand hield, waren 1 V2 compagnie tegen dien kampongrand opgerukt<br />
en hadden, deze, zonder weerstand te ondervinden, bezet.<br />
De sectie artillerie, met een peloton dekking, bleef voorloopig in de<br />
eerste stelling.<br />
Verder voorwaarts gaan kon deze colonne niet, daar zij dan in het<br />
vuur van het nog steeds in stelling liggende 9= Bataljon zou komen,<br />
daarom zond majoor Soeters bericht van een en ander aan den commandant<br />
van dien troep.
69<br />
Van uit Tjot Iri was intusschen gezien, dat een paar granaten, van<br />
de nabij het blokhuis aan de Kroeeng Lingkar opgestelde sectien artillerie,<br />
dicht bij het 12= Bataljon terecht kwamen, waarom kolonel Stemfoort<br />
deze sectien van stelling deed verwisselen en ze een plaats, op onge<br />
veer 100 M. ten N. van Tjot In achter den spoordijk, naast de 3=<br />
sectie aanwees.<br />
Intusschen stroomden de vijandelijke benden, ziende, dat de colonne<br />
maar steeds niet vooruit kwam, toe, waarop de colonnecommandant den<br />
rechtervleugel der gevechtslinie door de marechaussee deed verlengen.<br />
Eindelijk zond de bevelhebber te 9 uur 15' last om voorwaarts te<br />
gaan, waarop de gevechtslinie in beweging kwam, terwijl haar eene<br />
tweede compagnie als reserve nagezonden werd. 10 uur 15' was de<br />
vijandelijke stelling door de 4 brigades marechaussee onder den 1="luit.<br />
G. K. Dijkstra en een sectie infanterie bestormd en genomen; de vijand<br />
sloeg op de vlucht.<br />
Langzaam rukte de colonne nu voorwaarts tot masdjid Ateuh — Lam<br />
Lo-West, in Baba Djoeroeng en Oleh Tjoet eene kleine bezetting<br />
achterlatende, en bij Boeng Mangen, masdjid Ateuh en Lam Lo eene<br />
sectie opstellend, tot dekking van de Zuidflank der colonne.<br />
Aan majoor Soeters werd van dat voorwaarts gaan bericht gezonden,<br />
met verzoek met zijne colonne naar Lam Hasan op te rukken. Deze<br />
berichten werden door dien hoofdofficier ongeveer te half elf ontvangen.<br />
Door de verschillende kampongs trekkend, kwamen zijne beide compag<br />
nieen te 12 uur 's middags in Lam Hasan aan.<br />
Zooals we gezien hebben, was Lam Hasan reeds door marechaussee<br />
van de colonne bezet, wat niet belette, dat een tiental Atjehers de<br />
cavaleriepatrouille, die het bericht van de aankomst van den troep in<br />
Na Hatan aan den commandant der 1= colonne moest brengen, verhin-<br />
derde verder te gaan.<br />
Majoor Soeters deed daarop den N. en O. rand van Lam Hasan<br />
bezetten en kreeg, in den Z. O. hoek daarvan, verbinding met de 1 =<br />
colonne. (I uur n.m.)<br />
Overste Bendien kon te 12 uur 's middags aan den bevelhebber de<br />
tijding zenden, dat de weg tot Lam Gloempang vrij was. De genie<br />
troepen hadden de bruggen hersteld en de verschillende versperringen<br />
opgeruimd. Kolonel Stemfoort gaf daarop onmiddellijk aan den transport-<br />
trein en de voor aflossing bestemde 5= compagnie 12e Bataljon, onder<br />
kapitein S. A. Drijber, last om af te marcheeren.
70<br />
Bij Lam Lo-Oost was de rechterflankdekking opgesteld. Uit Tjot<br />
Semeroeng gaf de vijand voortdurend een flink vuur op dezen troep af,<br />
waardoor, onder meer, de 1 e luit. Maarschalk sneuvelde. Behalve<br />
dat de marechaussee deze flankdekking versterkte, deed de colonnecom-<br />
mgndant eene sectie artillerie dicht aan den weg, ten N. O. van Lam<br />
Lo, in batterij komen, teneinde het vijandelijk vuur, dat ook de bewe<br />
ging op den weg aanmerkelijk belemmerde, tot zwijgen te brengen.<br />
Het transport kwam inmiddels aan, de oude bezetting onder den 1 =<br />
luitenant C. J. Boon stelde zich op den weg, Westwaarts van den<br />
driesprong, op, w4ar zij door het O. gelegen hooge terrein gedekt was.<br />
Hoewel het vijandelijk vuur sterk verminderde, slaagden onze troepen<br />
er toch niet in het geheel tot zwijgen te brengen.<br />
Tegen 2 uur werd den bevelhebber het bericht gezonden, dat aan<br />
de opdracht voldaan was. Deze zond daarop de schriftelijke order om<br />
zoodra mogelijk den terugtocht te beginnen; overste Bendien zou de<br />
leiding daarvan op zich nemen. Tusschen beide colonnecommandanten<br />
werd nu overeengekomen, dat het 9= Bataljon, de marechaussee en de<br />
beide compagnieen van het 12= onder majoor Soeters den terugtocht<br />
zouden dekken. De sectie artillerie, bij deze laatste compagnieen inge-<br />
deeld, kreeg order zich op den grooten weg bij de andere troepen aan<br />
te sluiten en in N. richting af te marcheeren, te gelijk met de achter-<br />
hoede der hoofdcolonne.<br />
Te 2 uur 25' n.m. begon de terugtocht: eerst het transport en de<br />
afgeloste bezetting van Tjot Rang, daarna de beide compagnieen I 2= Bat.<br />
onder kapitein Steup, de artillerie, de cavalerie en de genietroepen en<br />
ten slotte het 6= Bataljon.<br />
Aan den bevelhebber werd verzocht, om, door een sectie artillerie<br />
weer stelling te doen nemen bij de Kroeeng Lingkar, om in verband met<br />
het geschut van Tjot Iri, de achterhoede te steunen bij het deboucheeren<br />
op het open terrein; 3 uur 15' was deze sectie in stelling.<br />
Nauwelijks hadden de eerste troepen de stellingen bij Lam Tjeu ver<br />
laten, of de vijand kwam opzetten. Toen het 6 e Bataljon een voldoen-<br />
den voorsprong gekregen had, gaf de colonnecommandant het sein om<br />
den terugtocht te beginnen (2 uur 50' n.m.). De bij Lam Lo in stel<br />
ling staande artillerie, werd vooruitgezonden. Gedurende den marsch<br />
door het bedekte terrein, drong de vijand soms zeer dicht op. De<br />
brigades van luit. Dijkstra dekten de linker-, die van den luit. Vis<br />
de rechterflank der colonne.
71<br />
Het gedeelte onder majoor Soeters marcheerde aanvankelijk langs den<br />
Z. rand van Lam Hasan en zette overigens den marsch op ^ 100 M.<br />
zijwaarts van den weg voort, tot nabij Oleh Tjoet, waarna de weg tot<br />
Tjot Iri gevolgd werd. Te 3 uur 20' te Tjot Iri aangekomen, ontving<br />
de majoor last, om eene compagnie ^ 300 M. ten N. O. en de andere<br />
op + 300 M. ten Z. O. van Tjot Iri op te stellen, teneinde den<br />
terugmarsch van het 9= Bat 0 ", te dekken.<br />
Toen de afdeeling Dijkstra Ateuh bereikt had, nam zij daar stelling,<br />
om den vroeger achtergelaten troep te doen afmarcheeren. Bij de brug<br />
van masdjid Ateuh gekomen, naderde de vijand tot op 75 M. en opende<br />
een levendig vuur, waardoor een inl. marechaussee sneuvelde, en een<br />
korporaal, alsmede een dwangarbeider gewond raakte. Toen de doode<br />
en de gewonden in veiligheid waren, trok men in het bedekte terrein<br />
sprongsgewijze terug, tot men te 3 uur 30' aankwam te Oleh Tjoet,<br />
dat door 2 brigades van luitenant Vis bezet was.<br />
Ongeveer 100 M. W. waarts van Oleh Tjoet kregen die brigades<br />
uit Z. en Z. O. richting zwaar vuur, dat wel beantwoord werd, maar<br />
waardoor de brigades Dijkstra weer 7 gewonden bekwamen. Daar<br />
reeds enkele dwangarbeiders gesneuveld, en anderen, of met gewonden,<br />
of alleen naar Tjot Iri teruggegaan waren, ontstond er in de gevechtslinie<br />
spoedig gebrek aan tandoes, waardoor, wilde men de gewonden niet<br />
in handen van den vijand achterlaten, stand gehouden moest worden —<br />
en nieuwe verliezen werden geleden. Eene sectie van den 2= n luitenant<br />
W. A. Engelbrecht van het 9= Bataljon, die W. waarts van de mare<br />
chaussee stelling had genomen, verleende daarbij veel steun.<br />
Toen de in batterij staande artillerie, zonder gevaar voor de gevechts<br />
linie, haar vuur op de kampongranden kon openen, verdwenen de<br />
vijandelijke schutters weldra; omstreeks 4 uur 15' keerde de laatste<br />
afdeeling binnen Tjot Iri terug. Vooral de Eur. korp 1 . Heijnen,<br />
No. 31519, en de Eur. fus. Callot, No. 42395, onderscheidden zich<br />
ten zeerste bij het terugbrengen der gewonden.<br />
De artillerie, die dezen terugtocht moest beschermen, had door minder<br />
juist gekozen stellingen, niet aan de verwachting voldaan.<br />
Onze verliezen bij het doortrekken van de zoogenaamde 1000 M.<br />
vrije strook waren zeer aanzienlijk, en zeker zou die terugtocht nog<br />
meerdere offers hebben gekost, indien niet de luitenants H. M. Vis en<br />
G. K. Dijkstra met hunne onderofficierenbrigadecommandanten, door<br />
oordeelkundig en kalm samenwerken, steeds de orde in hunne afdee-
72<br />
lingen hadden weten te bewaren. De brigadecommandanten Kuijlenburg<br />
en Kok werden beiden zwaar gewond.<br />
Ook de afdeelingen van de luitenants E. C. G Gijsberti Hodenpijl<br />
en W. A. Engelbrecht bleven, hoewel zij zelf aanzienlijke verliezen<br />
leden, toch steeds in verband handelen en wisten den vijand op afstand<br />
te houden.<br />
Dien dag werden niet minder dan 75 granaten, 207 granaatkartetsen en<br />
26390 scherpe patronen tot achterlaad geweren klein kaliber verschoten.<br />
Onze verliezen bedroegen: 1 officier en 3 minderen gesneuveld, en<br />
47 minderen gewond. Voorts sneuvelden: 7 dwangarbeiders.<br />
Van de 4= bergbatterij rukten zich twee draagpaarden los, een er<br />
van werd bij Lam Joeng opgevat, het andere, dat met 2 munitiekistjes,<br />
waarin 7 projectielen, beladen was, viel in handen van den vijand;<br />
bovendien werden 2 cavaleriepaarden gewond.<br />
De proef van approviandeering, op bovenomschreven wijze genomen,<br />
kon zeker niet als geslaagd beschouwd worden.<br />
Met minder bezwaren ging het aanvullen van den voorraad van<br />
Toengkoeb gepaard; zulks geschiedde den 16 en April, door tusschen-<br />
komst van den w d . controleur der XXVI Moekims, den l en luitenant<br />
der infanterie M. Neelmeyer.<br />
De Regeerings commissans besloot echter de z. g. buitenposten alle<br />
op te heffen, om te beginnen: Anak Galoeng, Lam Barih, Lam Soet<br />
en Senelop, ook omdat zij niet aan hunne oorspronkelijke bestemming<br />
voldeden.<br />
Volgens Zijne Excellentie had de eerste, die moest dienen om T.<br />
Baid in het rechte spoor te houden, aan dat doel nimmer beantwoord<br />
en was steeds bestookt geworden; de tweede verloor door de opheffing<br />
van Anak Galoeng vanzelf de beteekenis van communicatiepost ter<br />
beveiliging van den weg van Lam Baroe derwaarts; de derde, opgericht<br />
om den rivierovergang aan den rechteroever der Atjehrivier, tusschen<br />
Lam Baroe en Anak Galoeng. te beschermen, verloor zijn waarde door<br />
de opheffing van laatstgenoemden post en van Senelop. Deze post ten<br />
slotte, die als barriere tegenover de V moekims Mon Tassik dienst moest<br />
doen, bezat, volgens Zijne Excellentie, als zoodanig weinig waarde, daar<br />
hij niet kon beletten, dat vijandiggezinden, uit de daarom liggende streek,<br />
binnen onze z.g. buitenlinie drongen, terwijl hij bovendien steeds be<br />
schoten werd.
73<br />
De bevolking van Lam Djampoe en Lam Tengah moest beschermd<br />
worden, maar de eerste was vijand en de tweede naar de tegenpartij<br />
uitgeweken. Nadat Toekoe Nja Banta XXVI Moekims verklaard had,<br />
zelfs bij langer bestaan der militaire posten te Toengkoeb, Tjot Rang<br />
en Kroeng Gloempang, niet te kunnen instaan voor de rust en veilig-<br />
heid van het gebied der moekims buiten de geconcentreerde linie, en<br />
beide laatste posten bovendien aanhoudend beschoten werden door<br />
vijandiggezinden, terwijl zij overigens ook niet beantwoordden aan het<br />
doel hunner eerste oprichting (Tjot Rang met, omdat het de kwaadwil<br />
ligen in de moekims Boeng Tjala niet kon afhouden van het plegen<br />
van vijandelijkheden, en Kroeng Gloempang niet, omdat het de IV<br />
moekims Ateuh, wier gezindheid jegens ons gezag zelf twijfelachtig<br />
was, niet in bedwang kon houden en deze daarom ook niet beschermd<br />
behoefden te worden tegen invallen uit Mon Tassik), kwamen ook deze<br />
drie posten aan de beurt om ingetrokken te worden.<br />
Ter uitvoering van de opdracht, om den 17=" April de vier eerst-<br />
genoemde posten op te heffen, werden de navolgende troepen aangewezen :<br />
het peloton, met repeteergeweren bewapend, van het 3 e Bataljon;<br />
het 6 e , 9 e , I2 e , en I4 e Bataljon; 8 brigades marechaussee, 2 batterijen<br />
bergartillerie, 2 pelotons cavalerie, 2 detachementen genietroepen, vier am<br />
bulances, waarvan 2 elk voor 4 compagnieen en 2 elk voor 6 com<br />
pagnieen, benevens de noodige vervoermiddelen tot het afhalen van<br />
geschut, artillerie- en infanterie-munitie, vivres en kazerneering van de<br />
op te heffen posten.<br />
Deze troepenmacht werd gesplitst in 2 colonnes.<br />
De eerste kwam onder bevel van den luitenant-kolonel der infanterie<br />
J. B. van Heutsz, die den 16=" April van Sumatra's Ooskust te Oleh-<br />
leh was aangekomen, en had Senelop en Lam Soet voor hare rekening.<br />
De tweede, onder den militairen commandant, kolonel }. W. Stemfooort,<br />
zelf, moest het inrukken van de beide andere posten dekken.<br />
Bepaald was nog, dat de infanterie- en artillerie-munitie van Senelop<br />
en Lam Soet door dwangarbeiders zou worden vervoerd, terwijl die<br />
van Anak Galoengen Lam Barih hoofdzakelijk met karren naar Lam<br />
Baroe zou worden gebracht. De colonne van Heutsz moest te 6 uur<br />
v.m. den opmarsch naar Lam Soet en Senelop aanvangen, die van<br />
kolonel Stemfoort te 6 3 /4 uur van Lam Baroe afmarcheeren. Ter hoogte<br />
van Oedjoeng Boekloet en Lam Soet moest, voor den verderen door-<br />
marsch, voeling tusschen beide colonnes verkregen zijn.
74<br />
De eerste taak der beide colonnes was, om zoo spoedig mogelijk de<br />
communicatie Lam Soet — Senelop en Lam Barih — Anak Galoeng te<br />
openen en de verbindingswegen — voor den terugvoer van geschut, munitie,<br />
vivres enz. — bruikbaar en veilig te maken en te houden. De<br />
afvoer moest zoodanig worden geregeld, dat het geschut, te Senelop<br />
en Anak Galoeng in stelling, nog zoo lang mogelijk kon worden gebruikt.<br />
De infanteriebezetting der posten zou het allerlaatst vertrekken, tot zoo<br />
lang in de alarmstelling blijven, en bij het verlaten van de posten deze<br />
in brand steken. Zooveel doenlijk moest getracht worden dat verbranden<br />
en teruglrekken uit Senelop en Anak G a loeng nagenoeg gelijktijdig te<br />
doen plaats hebben.<br />
Een derde colonne, het 9= Bataljon Infanterie (comd 1 . luit. kolonel Ben-<br />
dien), diende tot algemeene reserve en moest zich te Lam Barih opstellen.<br />
Daar de beide hoofdcolonnes geheel op zichzelf zijn opgetreden,<br />
zullen wij ze elk afzonderlijk behandelen.<br />
In eene op den 16= n ten bureele van den militairen commandant<br />
gehouden bespreking was nog vastgesteld, dat de colonne van Heutsz<br />
met den van Siroen naar Lam Soet en Senelop voerenden hoofdweg<br />
zou volgen, maar zich door het bedekte terrein een weg zou kappen,<br />
en tevens, dat die colonne, te Lam Soet aangekomen, de andere niet<br />
behoefde in te wachten.<br />
De samenstelling der colonne van kolonel Stemfoort was als volgt:<br />
Bevelhebber: Kolonel der Inf. J. W. Stemfoort.<br />
Chef van den staf: Luit.-Kol. b/d Gen. Staf C. P. J. van Vliet.<br />
toegevoegd: Ritmeester Jhr. L. D. C. de Lannoy,<br />
Infanterie:<br />
kap 1 . Atj'. J. C. Smits,<br />
1= luit. Adj cl . F. J. Kroesen.<br />
6= Bataljon (Comd 1 .: Majoor D. A. Okhuyzen),<br />
sterk: 17 Officieren, 1 Onderluitenant, 285 Eur. en 219 Am-<br />
boineesche minderen.<br />
12= Bataljon (Comd'.: Majoor G. F. Soeters),<br />
sterk: 14 Officieren, 2 Adjud. Ond. Off., 181 Eur. en 272<br />
inlandsche minderen.<br />
Cavalerie:<br />
een peloton (L. H. 4= eskadron, Comd 1 .: 1= Luit. C. W. van Haaff),<br />
sterk: 1 officier en 24 Eur. minderen.
75<br />
Artillerie:<br />
2 sectien van de 1= Bergbatterij (Comd'.: Kap'. G. J. E. Nauta),<br />
sterk: 3 officieren, 33 Eur. en 20 inl. minderen, 4 vuurmonden,<br />
4 rijpaarden, 20 trek- en draagdieren.<br />
Genietroepen:<br />
(Comd'.: 1= Luit. A. S. Ruzette),<br />
sterk: 1 officier, 17 Eur. en 12 inl. minderen.<br />
Geneeskundige dienst:<br />
2 ambulances met personeel, materieel en vervoermiddelen:<br />
de eerste, ingedeeld b/h. 6= Bataljon, onder den Officier van Gezondheid<br />
2= klasse E. A. Loreij, sterk 19 minderen;<br />
de tweede, ingedeeld bij het 12= Bataljon, onder den Officier van<br />
Gezondheid 2= kl. F. A. Karthaus, sterk 15 minderen.<br />
Trein:<br />
1 luitenant-kwartiermeester, 9 mandoers en 210 dwangarbeiders, 6<br />
ossenkarren voor het vervoeren van reservemunitie, tandoes en geniematerialen;<br />
voorts vervoermiddelen — karren en dwangarbeiders — voor<br />
de van de posten komende munitie, vivres, kazerneering enz.; 2 voorwagens<br />
van 8 cM. Veld, elk met 6 paarden bespannen, voor het afhalen<br />
der te Anak-Galoeng in batterij staande kanonnen van 7 cM. Veld.<br />
Reserve-Colonne:<br />
Comd': Luit-Kolonel H. Bendien,<br />
sterk: 17 officieren en 604 Eur. en inl. minderen.<br />
De troepen te voet waren per spoor naar Lam Baroe vervoerd, die<br />
te paard kwamen te 6 uur 30' v.m. aldaar.<br />
In verband met den korten afstand tot het gevechtsterrein, werd het<br />
niet noodig geacht de colonne eerst nog in haar geheel in marschvorm<br />
op te stellen, maar werden al dadelijk van Lam Baroe uit de verschil<br />
lende korpsen naar de aangewezen stellingen gezonden.<br />
Daar volgens ingekomen berichten de brug, op ^h H 00 M. Z. O.<br />
van Lam Baroe gelegen, was afgebroken, marcheerden te 7 uur v.m.<br />
de genietroepen, onder dekking van een peloton 3= compagnie 6= Ba<br />
taljon, derwaarts, om haar te herstellen.<br />
Een half uur later kon het 6= Bataljon, voorafgegaan door de cava<br />
lerie, van Lam Baroe afmarcheeren. De opdracht der cavalerie luidde:<br />
het aan beide zijden van den Anak Galoeng-dijk gelegen terrein ver-<br />
kennen en nagaan of de bruggen in den weg geschikt voor karren zijn.
y<br />
76<br />
Het tweede peloton van de 3= compagnie 6 e Bataljon was als dek<br />
king toegewezen aan de sectie bergartillerie van luitenant Hoolboom,<br />
die bij genoemd bataljon was ingedeeld. Mede werd aan dit bataljon<br />
een stuk van 7 cM. A. Veld toegevoegd, dat bij Lam Barih moest<br />
worden opgesteld, om den opmarsch der troepen te steunen.<br />
Reeds te 7 uur 53' v.m. kon de cavalerie melden, dat tot Lam<br />
Barih alle bruggen in orde waren.<br />
Toen het 6= Bataljon te 8 uur 5 v.m. bij laatstgenoemde plaats aankwam,<br />
werd de 7 c.M. in batterij gebracht, en vervolgdede cavalerie hare verkenning.<br />
De sectie van luit. Hoolboom kwam ten Z. van Lam Barih in<br />
batterij, om door haar vuur den verderen marsch te beschermen van<br />
het 6= Bataljon, dat stelling moest nemen in den W. en Z. rand van<br />
Anak Bate, in dier voege, dat het uit het Z. of W. opdringende benden<br />
kon tegenhouden en beletten den dijk onder vuur te nemen. De 2=<br />
sectie der batterij rukte intusschen ook op, evenals het 12= Bataljon, dat<br />
te 7 uur 40' v.m. Lam Baroe verliet.<br />
8 uur 15' kwam het 6= Bataljon in den Noordpunt van Anak Bate<br />
aan en begon de stellingen in te nemen. Uit diezelfde kampong opende<br />
de vijand twintig minuten later zijn vuur op de colonne, waarop het<br />
geschut van Lam Barih zich deed hooren.<br />
De luitenant van Haaff had te 8 uur 26' v.m. bericht gezonden, dat<br />
ons oud blokhuis bij Oedjoeng Boekloet was vernield, doch alle bruggen<br />
in den weg tot aan dit punt in ongeschonden toestand verkeerden.<br />
Hetzelfde bericht werd een kwartier later omtrent het blokhuis Blang<br />
Tjoet ontvangen; de brug aldaar was echter afgebroken, en het terrein<br />
ten W. en Z. W. daarvan door den vijand, die daar het vuur op de<br />
cavalerie opende, bezet.<br />
De beide sectien bergartillerie waren inmiddels te Oedjoeng Boekloet<br />
in stelling gekomen en hadden haar vuur op de vijandelijke schutters<br />
in Anak Bate geopend. In deze kampong waren in vroeger tijd de<br />
huizen verbrand, bewoond was zij dan ook niet, wel dicht begroeid<br />
en door zware paggers doorsneden. Aan de Zuidzijde is zij van Glieng<br />
gescheiden door een 500 M. diepe, met kreupelhout en enkele boomen<br />
begroeide, strook hoog terrein, terwijl de braak liggende sawah's, die<br />
haar van den Anak Galoeng-dijk scheidden, zooals we reeds vroeger<br />
opmerkten, met alang 2 en kreupelhout begroeid waren en talrijke galan"<br />
gans, slootjes en drassige plekken daar de beweging bemoeilijkten. De<br />
Anak Galoeng-dijk zelf ligt l /2 tot 3 M. boven het neventerrein.
77<br />
Naarmate het 6= Bataljon voorwaarts ging, verlegde de batterij natuurlijk<br />
haar vuur Zuidwaarts.<br />
Het 12 e Bataljon rukte te 8 uur 40' in de richting van Anak Galoeng<br />
op; de colonnecommandant wees eene compagnie van dit bataljon aan<br />
om het peloton van het 6 e Bataljon als dekking artillerie te vervangen,<br />
waarop dit laatste gedeelte zich weer bij zijn korps voegde; bovendien<br />
kreeg eene sectie van het 12 e Bataljon last bij Blang Tjoet te blijven<br />
en de waadbare plaats waar te nemen.<br />
Eene cavaleriepatrouille bracht te 9 uur 15' naar Anak Galoeng den<br />
last over, om alles voor het ontruimen der versterking in gereedheid<br />
te brengen.<br />
De sectie Hoolboom kreeg eenige oogenblikken later bevel, om met<br />
een peloton der dekking naar Blang Tjoet te marcheeren en bij de<br />
bocht in den weg, ^ 500 M. Zuidwaarts van dat blokhuis, stelling<br />
te kiezen, om van daaruit zoo noodig de kampongs Glieng en Lam<br />
Baroe onder vuur te nemen, terwijl, op verzoek van den commandant<br />
van het 6= Bataljon, nog drie sectien van de 1= compagnie 12= Bataljon<br />
werden aangewezen om den rechtervleugel van eerstgenoemd bataljon<br />
in Anak Bate te verlengen.<br />
De colonnecommandant was inmiddels ook te Blang Tjoet aangekomen,<br />
terwijl de chef van den staf zich te half tien naar Lam Soet begaf,<br />
om daar berichten omtrent de 1= colonne in te winnen.<br />
De genietroepen herstelden de brug bij Blang Tjoet en te 9 uur 50'<br />
v.m. werd aan den transporttrein, die te Lam Baroe was achtergebleven,<br />
den last gezonden zoo snel mogelijk op te rukken.<br />
De vijand, die niet bijzonder talrijk was, had zich langzamerhand in<br />
Glieng en Lam Baroe teruggetrokken en bleef uit de randen dier kampongs<br />
de colonne bestoken. Om daar nog meer vuur tegenover te<br />
hebben, kregen drie sectien van het 12= Bataljon omstreeks 10 uur<br />
order, op 800 M. ten N. van den post in stelling te komen en, in<br />
verband met de sectie Hoolboom, een slepend vuurgevecht met den<br />
vijand te onderhouden. De sectie Hoolboom, die bij den opmarsch<br />
eenig vuur uit Anak Bate had gekregen, doch reeds om half elf in<br />
hare stelling stond, achtte het te 1 1 uur 25', dus ongeveer een uur<br />
later, noodig een paar granaten in de kampong te werpen, die noodlottigerwijze<br />
juist te midden van eene sectie Europeanen, die daar in<br />
eenige oude Atjehsche veldwerken in stelling lag, terecht kwamen.<br />
Het gevolg was, dat de Eur. fuseliers van der Wal N° 29809, Paenen
78<br />
N». 23755, Stoelinga N». 40315, Alfink N°. 14241, de Jong N°. 28235<br />
en Uilkema N°. 35579 sneuvelden en de Eur. fuseliers Witte N°. 392 14,<br />
Martin N°. 23093, van Hengel N°. 37430, Schumacher N°. 34396 en<br />
Rooijman N°. 39580 gewond raakten. Dit vooral liet niet na het ver-<br />
trouwen van deze compagnie in hare stelling zeer te schokken. Op<br />
eigen verantwoordelijkheid verliet de commandant, de l e luitenant<br />
Baron van Utenhove, dan ook zijne stelling; later werd die troep, om<br />
hem tijd te geven het zelfvertrouwen te herwinnen, bij de reserve ingedeeld.<br />
De commandant van het 12= Bataljon had onmiddellijk na het vallen<br />
der schoten zijn adjudant naar den luitenant Hoolboom gezonden,<br />
om hem te waarschuwen, dat onze troepen zich in Anak Bate bevon-<br />
den, waarop terstond een ander doel werd genomen.<br />
De genietroepen waren om 9 45', na het herstellen der brug,<br />
doorgemarcheerd naar den post; ook de transporttrein marcheerde<br />
derwaarts.<br />
Nadat het nabij Anak Galoeng aan de Zuidzijde der rivier gelegen<br />
wachthuis door de bezetting verlaten en in brand gestoken was, deed<br />
de genie, middels 14 dynamietladingen (aan elk uiteinde der 7 brug-<br />
liggers van het 1= vak eene), het aan den linkeroever der rivier aan-<br />
gebouwde deel der brug springen. Alvorens die ladingen te kunnen<br />
aanbrengen, moest een ploeg geniesoldaten van 1 korporaal en 6 man<br />
de dekplanken boven de einden der liggers opbreken. Deze manschappen<br />
werden uit Mata Air en uit den Oostrand van Lam Baroe door den<br />
vijand onder vuur genomen. Te 12 uur 45' n.m. konden de dubbele<br />
ladingen ontstoken worden; de uitwerking was volkomen; het 1= vak, ter<br />
lengte van 10 M., viel in de rivier, terwijl van het 1= juk, dat op 3 a 4 M.<br />
van den oever stond, de deksloof werd weggeslagen, en een houten nood-<br />
brugje vernield werd, zoodat eene opening van 13 a 14 M. was ontstaan.<br />
Omstreeks 1 uur 20' n.m. werd de post door de bezetting verlaten<br />
erT"staken He genietroepen de gebouwen in brand, waarna ook zij naar<br />
Lam Barih terugkeerden, hier zes man bij het veldstuk, en drie op den<br />
post achterlieten, om behulpzaam te zijn en voor het overige naar Lam<br />
Baroe doorgingen.<br />
Om het transport gelegenheid te geven die plaats ongehinderd te<br />
bereiken, bleven de troepen voorloopig in stelling; de in deze streken<br />
aanwezige vijandelijke benden werden daardoor tevens vastgehouden en<br />
zoodoende voorkomen, dat ook zij de werkzaamheden der 1= colonne<br />
gingen storen.
79<br />
Van de 1= colonne had men den ganschen dag geen berichten ontvangen,<br />
hoewel eene cavaleriepatrouille, tot het opvangen van tijding,<br />
bij Lam Soet was opgesteld geworden. Toen men nu te 2 uur 45'<br />
uit Senelop den rook zag opstijgen, werd bij de 2= colonne last tot den<br />
terugtocht gegeven.<br />
Tegen 3 uur begon het 6= Bataljon, geleidelijk vanaf den linkervleugel,<br />
in N. richting op den grooten weg terug te trekken; het 12= Bataljon<br />
marcheerde langzaam naar Blang Tjoet, waar het bedekte terrein den<br />
dijk nadert.<br />
De 3= compagnie en 3 sectien van de 1 e comp" bleven daar in<br />
stelling, om het 6 e Bataljon gelegenheid te geven Anak Bate te verlaten;<br />
de overige compagnieen van het 12 e gingen al dadelijk door naar<br />
Lam Baroe, te 3 uur 45' n.m. gevolgd door 3 compagnieen van het 6e<br />
en de achtergebleven compagnie van het 12= Bataljon. De 4 e compagnie<br />
van het 6 e Bataljon bleef in stelling tot alles voorbij was en volgde<br />
toen als achterhoede.<br />
De bij Blang Tjoet opgestelde sectie Hoolboom was gelijk met het<br />
12= Bataljon teruggegaan en was te 3 uur naast de andere sectie bij<br />
Oedjoeng Boekloet in batterij gekomen; een compagnie van het 9= Bataljon<br />
had de dekking overgenomen.<br />
De batterij Nauta verliet te 3 uur 55' hare stelling.<br />
Lam Barih was inmiddels geheel ontruimd, en toen, tegen half vijf,<br />
de compagnie van het 9 e Bataljon voorbij was, stak de bezetting de<br />
brand in de gebouwen en sloot zich bij die compagnie aan. Enkele<br />
vijandelijke schutters volgden de terugtrekkenden en hidden hen nog tot<br />
ter hoogte van Lam Tengah onder vuur. Omstreeks vijf uur waren alien<br />
binnen Lam Baroe. De troepen te voet keerden weer met extratreinen<br />
naar Koeta Radja terug, de overige marcheerden.<br />
Behalve de reeds genoemde in Anak Bate, leden de troepen de<br />
volgende verliezen:<br />
het 6= Bataljon, de Majoor D. A. Okhuyzen en 5 Amboineezen<br />
gekwetst; het 9= Bataljon, 1 Eur. korporaal, en de bezetting van Lam<br />
Barih 1 Eur. en 2 inl. fuseliers gewond.<br />
Te 5 uur 15' n.m. werd door den kolonel Stemfoort te Lam Baroe<br />
een bericht ontvangen van den chef van den staf van de colonne van<br />
Heutsz —uit Lam Soet verzonden —, waarin deze mededeelde, dat zijne<br />
colonne dringend hulp noodig had. Onmiddellijk werd eene cavalerie-
80<br />
patrouille, sterk 1 officier en 1 1 ruiters, op verkenning naar Lam Soet<br />
gezonden. Eene sectie van de batterij Nauta werd, onder dekking van<br />
een detachement van Lam Baroe, bij de brug over de Kroeeng Lingkar,<br />
in den weg naar Gani, opgesteld, met het doel dat riviertje te enfileeren<br />
en aldus te beletten, dat benden uit het N. de 1= colonne daar kwamen<br />
bestoken.<br />
2 compagnieen van het 9= Bataljon werden naar Lam Soet gezonden<br />
om zoo noodig steun te verleenen.<br />
6 uur 40' n.m. keerde de sectie artillerie, 7 uur de cavalerie en 8<br />
uur n.m. de beide compagnieen infanterie terug, zonder de colonne van<br />
Heutsz van nut te zijn geweest. De infanterie van deze colonne had<br />
de toegedachte versterking best kunnen gebruiken, en het was dan ook<br />
aan een misverstand te wijten, dat de gewenschte steun niet verleend<br />
werd. Gaan we daartoe na, wat de colonne van Heutsz wedervaren was.<br />
De samenstelling dier colonne was als volgt:<br />
Staf:<br />
Colonnecommandant: Luit.-Kolonel der Inf'=. J. B. van Heutsz.<br />
Chef van den Staf: Kapitein b/d Gen. Staf H. C. Kronouer.<br />
Adjudant: 1 e Luitenant der Cavalerie J. P. Gentil.<br />
Toegevoegd aan den colonnecommandant: de l e Luitenant der Inf'=.<br />
K. A. Vosmaer, wd. Controleur.<br />
Vier ordonnansen en 2 Atjehsche gidsen.<br />
Infanterie:<br />
a. 8 brigades marechaussee (Comd'.: Kap'. Jhr. G. J. W. C. H.<br />
Graafland),<br />
sterk: 3 luitenants en 160 Eur. en inl. minderen;<br />
b. I peloton van de 1= compagnie van het 3= Bataljon Inf'=. (ge-<br />
weren 6.5 mM.), comd'.: Kapitein L. G. van Aken,<br />
sterk: 2 luitenants en 78 man;<br />
c. 14= Bataljon Infanterie (Comd'.: Majoor G. P. M. van der Noordaa),<br />
sterk: 15 officieren, 147 Eur. en 308 inl. minderen;<br />
Artillerie:<br />
4= bergbatterij (2 sectien) (Comd'.: Kap'. A. Bangert),<br />
sterk: 2 officieren, 38 Eur. en 22 inl. minderen, 20 trek- en<br />
draagdieren, 4 vuurmonden met uitrusting.<br />
Cavalerie:<br />
1 peloton (Comd'.: 1 e Luitenant J. W. F. Herfkens),<br />
sterk: I officier en 31 ruiters.
81<br />
Genietroepen:<br />
een detachement (Comd'. 1= Luitenant N. Plantenga),<br />
sterk: 1 Officier, 1 I Eur. en 19 inl. minderen.<br />
Gevechtstrein:<br />
2 ambulances, onder de Officieren van Gezondheid J. F. Langenberg<br />
en E. Razoux-Kiihr;<br />
de reserve-munitie van de verschillende afdeelingen.<br />
Bagagetrein :<br />
(Comd 1 .: Kapitein der Art ie . H. W. J. Stroband),<br />
sterk: 1 luit. der art'=., 24 Eur. minderen, 5 trekdieren, voor<br />
zien van lamoenen, een luitenant kwartiermeester met 10 man-<br />
doers en 240 dwangarbeiders.<br />
In het door den colonnecommandant uitgegeven marschbevel was<br />
vermeld, dat de kapitein Jhr. Graafland zou optreden als commandant<br />
der voorhoede, bestaande uit: de marechaussee, 20 man genietroepen<br />
en het peloton van het 3 e Bataljon.<br />
De hoofdmacht was ingedeeld als volgt:<br />
l e compagnie 14= Bataljon.<br />
1 0 man genietroepen.<br />
2 sectien bergartillerie.<br />
2= en 3 e compagnie 14= Bataljon.<br />
ambulance, trein.<br />
1 peloton 4= compagnie 14= Bataljon.<br />
Achterhoede (Comd'.: Kap'. G. J. H. Bruynis):<br />
I peloton 4= compagnie 14= Bataljon.<br />
De cavalerie was ingedeeld als voorhoede-cavalerie, doch niet aan een<br />
bepaalden afstand gebonden.<br />
6 uur v.m. stond de colonne in den voorgeschreven marschvorm<br />
gereed en marcheerde via Siroen naar Lam Soet af.<br />
De cavalerie verkende achtereenvolgens de kampongs Lam Dam,<br />
Gapoe en Loeboek, de marechaussees deden hetzelfde, wat huizen en<br />
erven ter weerszijden van het pad aanging, en de genietroepen kapten<br />
den weg op sommige plaatsen meer open. Lam Soet werd te 8 uur v.m.<br />
bereikt, zonder dat men iets van den vijand bemerkt had. De cavalerie<br />
ging na een korte rust weer vooruit en zond te 8 uur 15' v.m. bericht,<br />
6
82<br />
dat de brug ten Z. O. van onzen post was afgebroken. Onder dekking<br />
van 3 brigades marechaussee (commandant: 1 e luit. Dijkstra) werd deze<br />
hersteld.<br />
De heuvel ten N. van Lam Oe bleek door den vijand bezet, evenals<br />
de kampong Tjot Goet en de geheele rechteroever van de Kroeeng<br />
Lingkar. De colonnecommandant, die de artillerie op genoemden heuvel<br />
eene stelling had willen doen innemen, zag daarvan af, omdat hij geen<br />
troepen genoeg had om eene colonne op den rechteroever van de<br />
Kroeeng Lingkar te doen optreden, wat dan onvermijdelijk. noodig was.<br />
De cavalerie vervolgde intusschen hare verkenning in Zuidelijke rich<br />
ting en stuitte, op circa 350 M. ten Z. van de pas herstelde brug, op<br />
een zwaren pagger, waarachter zich eene talrijke bende had opgesteld.<br />
Onmiddellijk werd een paard gewond, waarop de cavalerie den weg<br />
vrijmaakte voor marechaussee en genietroepen.<br />
Na verkenning werd den colonnecommandant bericht, dat de voor<br />
hoede gestooten was op eene vijandelijke versterking, die zich tot aan<br />
de Atjehrivier uitstrekte, en tevens om artillerie gevraagd.<br />
Het terrein in de ten Z. van den weg Lam Soet — Senelop gelegen<br />
kampongs was zeer bedekt; de sawah's om kampong Belang en ten N.<br />
van Bralon en Lam Bada waren hier en daar drassig en bezaaid met<br />
kleine hoogten (tjots), waarop tal van vijandelijke bentengs, front makende<br />
naar het Noorden, waren aangelegd.<br />
Te 8 uur 50' werd door den colonnecommandant opnieuw een bericht<br />
ontvangen, de mededeeling bevattende, dat de hooger bedoelde verster<br />
king niet te omtrekken was,<br />
Kapitein Graafland had zijne troepen intusschen als volgt opgesteld:<br />
Het peloton van het 3= Bataljon in den suikerriettuin ten N. der<br />
versterking, rechts daarvan, meer achterwaarts in een terreininsnijding,<br />
de marechaussee met 2 brigades in reserve. De versterking bleek aarden<br />
wallen te hebben met eene dubbele staande bamboeversperring daarvoor;<br />
vlak tegen de borstwering was bamboedoeri aangebracht.<br />
In afwachting van de artillerie, openden de repeteergeweren het vuur<br />
op 100 M.; onzerzijds werd de amb. marech. Savie, No. 31497, dadelijk<br />
zwaar en een ander licht gewond. Toen 's vijands vuur merkbaar begon<br />
te verminderen, besloot de voorhoedecommandant de komst der artillerie<br />
niet af te wachten, maar tot den stormaanval over te gaan.<br />
Het peloton repeteergeweren, waarvan een deel in reserve werd<br />
achtergehouden, deed den aanval in front, de marechaussee op de
83<br />
Westersaillant der versterking. Het eerst waren de l e luitenant K. J. C. 9/w^<br />
Rijnen en de amb. marechaussee Walewangko, No. 9487, daar binnen. •<br />
De vijand vluchtte langs de rivierzijde en werd door luitenant Vis met ^ L-'<br />
zijne brigades achtervolgd. Deze stuitten daarbij op eene kleine ver- (J '<br />
schansing, die in het voorbijgaan ook genomen werd. jl<br />
Te 9 uur 15' v.m. verzamelde de voorhoedecommandant zijne man<br />
schappen weer, deed de genomen versterking door de reservebrigades<br />
onder luit. Stoop bezetten en trok met de rest verjder in Z. richting<br />
langs de rivier; de compagnie van kapitein van Akeri beveiligde daarbij<br />
de linkerflank en vermeesteerde nog een drietal bentengs, die zij daarop<br />
tijdelijk bezette.<br />
De colonnecommandant had intusschen alle overige troepen in den Z.<br />
rand van Lam Oe verzameld en de artillerie naar voren gezonden, die<br />
daar juist aankwam, toen de voorhoede aan het stormen was. Hiervan<br />
kennis krijgend, gaf overste van Heutsz last, dat alles in gevechtsfor-<br />
matie voorwaarts zou gaan om den aanval op masdjid Lam Djampoe<br />
en Belang verder te steunen.<br />
De artillerie was in stelling gekomen op eene terrasvormige sawah,<br />
ten N. N. O. van de door de voorhoede genomen versterkingen en<br />
vuurde met eene sectie op Belang en met de andere in N. W. richting<br />
op vijanden achter de Kroeeng Lingkar.<br />
De 2 e compagnie 14= Bataljon (kap'. Labotz) werd haar als dekking<br />
toegewezen, terwijl der 1= en 3= compagnie van dat bataljon werd<br />
°Pgedragen, de door kapitein van Aken genomen versterkingen te bezetten.<br />
De vijand ontruimde ook de masdjid Lam Djampoe, die dadelijk door<br />
het 14= Bataljon werd bezet.<br />
Daar trein en ambulances met de dekkingen weer achterbleven, was<br />
de colonnecommandant verplicht aan de marechaussee last te geven<br />
voorloopig halt te houden. De commandant der batterij kreeg order<br />
op te rukken naar masdjid Lam Djampoe, daar in sidling te komen en<br />
de, in de richting Senelop, over Bralon, voortrukkende troepen door<br />
vuur te flankeeren. Hiervoor werd door den batterijcommandant de sectie<br />
oteenkamp bestemd, met een peloton infanterie onder luitenant Gooszen;<br />
deze liet op een heuveltje in de sawah, ^ 100 M. ten Z. van den<br />
We g, een groep achter en bezette met de overige manschappen de<br />
masdjid.<br />
De commandant van het 14= Bataljon en de kapitein Graafland ontv<br />
mgen te 9 uur 45', toen de gevechtstrein achter de marechaussee
v<br />
84<br />
opgesloten was, order om weer voorwaarts te gaan. Daar eerstgenoemde<br />
de voorhoede niet zien kon, besloot hij rechtstreeks naar Bralon, wer-<br />
waarts de beweging gericht was, op te rukken. Wegens de talrijke<br />
terreinhindernissen kwamen de marechaussee niet in Bralon, maar in<br />
Belang terecht. Hoewel de cavalerie gemeld had, dat deze kampong<br />
niet bezet was, trof men er vijanden aan, evenals op de meer Z. O.<br />
gelegen heuveltjes. Onmiddellijk werd last gegeven om te stormen:<br />
aan de afdeeling Vis op de kampong, aan die van luit. Dijkstra op de<br />
heuveltjes. De vijand trok overal terug en liet in de kampong 2 dooden<br />
achter. Toen luit. Vis de heuveltjes bezet had, bemerkte hij, dat eene<br />
talrijke bende Atjehers tusschen Lam Sinjing en Bralon onze colonne<br />
beschoot, en dat ten N. O. van Bralon eenige bentengs lagen, terwijl<br />
de woning van den Imam van Lam Djampoe in laatstvermelde kampong<br />
eveneens zwaar versterkt was. De reservebrigades in Belang achterlatend,<br />
ging kapt. Graafland dadelijk weer tot den storm over. 1 1 uur 20' v.m.<br />
waren alle versterkingen in onze handen. De luitenants Vis en Dijkstra<br />
waren aan twee verschillende zijden het eerst binnen de versterkingen<br />
geweest, op den voet gevolgd door de marechaussee's: Woworuntu,<br />
Dorian, Tahir en den Eur. serg'. Panman. De vijand liet weer twee<br />
dooden met wapens achter, terwijl de sergeanten Vogel en Zeig met<br />
een drietal marechaussee's de in de richting van Lam Sinjing, ten getale<br />
van minstens 40 man, vluchtende vijanden achterna joegen en er ook<br />
nog meerderen neerlegden. De onmiddellijk ter vervolging oprukkende<br />
cavalerie bleef in de sawah steken. Ook uit Lam Bada trokken nu<br />
1 talrijke groepen in wilde vlucht naar Lam Siti.<br />
Gelijktijdig met den aanval van de voorhoede, drongen de beide<br />
compagnieen van het 14=, die de marechaussee zagen oprukken, aan<br />
den Zuidrand Bralon binnen en stuitten daar op een ^2 60 man sterke<br />
bende, die na een krachtig vuur, dat ons eenige gewonden bezorgde,<br />
met de klewang wilde aanvallen, doch teruggeslagen werd. De 2= lui<br />
tenant Dudok van Heel onderscheidde zich daarbij door, toen hij waarnam,<br />
dat in zijne sectie weifeling ontstond, naar voren te springen, den<br />
voorsten Atjeher neer te schieten en tot den tegenaanval over te gaan.<br />
De voorhoede rukte nu Lam Bada aan de Westzijde binnen, terwijl<br />
de compagnieen van het 14= den Z. rand dier kampong bezetten.<br />
In Bralon en in de genomen versterkingen waren 4 brigades onder<br />
luit. Stoop achtergebleven, die daar ook het huis van den Imam ver-<br />
brandden.
85<br />
In Lam Bada werd een brigade op verkenning in de kampong ge<br />
zonden, terwijl de overige troepen in N. O. rand rust kregen, behalve<br />
de cavalerie, die naar den Zuidrand gezonden werd. De commandant<br />
der bovenbedoelde brigade, de Eur. serg'. Kok, trof een Atjeh'sche<br />
panglima aan, die zich met twee kornuiten in een kuil verborgen had.<br />
Zij werden dadelijk neergelegd en hunne wapens, w. o. een Peabody-<br />
geweer, medegenomen.<br />
De commandant van het 14 e , die zelf zeer onwel geworden was,<br />
rukte, zonder bevel daarvoor ontvangen te hebben, door naar Senelop,<br />
ook om zijn troep wat te doen uitrusten.<br />
Het was inmiddels 12 uur geworden. Aan den postcommandant<br />
van Senelop werd het volgende bericht gezonden: „Onmiddellijk alles<br />
„gereed maken om den post te verlaten, geschut, munitie, vivres, kook-<br />
„gereedschappen en kazerneering medenemen. Ik zend trein voor transport.<br />
„De colonne is in stelling in Lam Bada. Zendt:<br />
„!= infanterie reserve-munitie,<br />
„2= kookketels en balies met thee of water,<br />
„3= geschut en munitie, waarvoor trek- en draagdieren,<br />
„4 e vivres.<br />
„Het Iaatst blijft de infanterie der bezetting in stelling; gebruik aan-<br />
,,wezige petroleum tot in brand steken van gebouwen en alles wat achter-<br />
,,blijft. Zoodra alles weg is, en infanterie tot vertrek gereed staat, geeft<br />
,,U mij kennis en trekt met bezetting op Noordrand van Lam Bada terug."<br />
Aan den treincommandant (kapt 1 . Stroband) werd daarop te 12 uur<br />
20' n.m. gelast, om met alle aanwezige treinkoelies, trek- en draagdieren<br />
naar den post te gaan, om die te helpen ontruimen.<br />
De comd'. van het 14= Bataljon had inmiddels laten vragen om met<br />
zijne twee compagnieen in de versterking te mogen uitrusten, wijl de<br />
troep zeer afgemat was.<br />
Te 1 uur 30' werd de 1= comp. van dit korps aangewezen het<br />
peloton v/h. 3= Bataljon in zijne stelling in den N. rand van Lam Bada<br />
af te lossen, en een half uur later ontving majoor van der Noordaa last,<br />
om met de rest van zijn macht eveneens naar Lam Bada te komen.<br />
Voor den terugtocht werd het volgend bevel uitgevaardigd:<br />
„De batterij, gedekt door eene compagnie van het 14= Bataljon, blijft<br />
„in stelling bij masdjid Lam Djampoe en dekt den terugmarsch door<br />
„vuur op vijandelijke stellingen bij Kr. Lingkar, Lam Siti en Lam Sinjing.<br />
„Marschvorm der colonne:
( trein<br />
<<br />
86<br />
„Voorhoede: cavalerie en marechaussee.<br />
..Hoofdcolonne: een comp. 14= Bataljon (Kap 1 . Bruynis); trein en<br />
„een ambulance; een comp. 14= Bataljon.<br />
„Achterhoede (comd'.: Majoor v/d. Noordaa):<br />
„de bezetting van Senelop; de 2 stukken van 7 cM. Veld, waarbij<br />
„de genietroepen, en hierachter een comp. 14= Bataljon met het peloton<br />
„v/h. 3= Bat. (repeteergeweren).<br />
„Als colonne masdjid Lam Djampoe voorbij trekt, sluit batterij met<br />
„dekking zich bij de achterhoede aan en neemt plaats voor het peloton<br />
„v/h. 3= Bataljon; De colonnecommandant bevindt zich bij de artillerie<br />
„van de achterhoede."<br />
Beschermd door vuur van de troepen van de bezetting van Senelop,<br />
van de in Lam Bada opgestelde troepen en van de batterij bij Lam<br />
Djampoe, die de positie Lam Bada — Senelop enfileerde, kwam de<br />
langzamerhand in de aangegeven orde in Lam Bada aan.<br />
Over den terugtochtsweg wordt in het bevel niet gerept; het sprak<br />
dus vanzelf, dat dezelfde weg als bij den opmarsch gevolgd zou worden.<br />
Door den grooten tegenstand, dien men daarbij ondervonden had, was,<br />
tijdens dien opmarsch, aan het openkappen van den weg niet de noodige<br />
aandacht gewijd. De genietroepen hadden de marechaussee bij<br />
het forceeren der vijandelijke stellingen geholpen, en de treincommandant,<br />
die toch over een 250 dwangarbeiders met kapmessen beschikte, had<br />
er blijkbaar niet aan gedacht.<br />
Die treincommandant, door de indeeling van de kanonnen bij de<br />
achterhoede in de meening gebracht, dat die stukken langs den grooten<br />
weg zouden marcheeren, vroeg en kreeg vergunning van den colonnecommandant,<br />
om een mitrailleur op veldaffuit eveneens bij die achterhoede<br />
in te deelen. De munitie was in kistjes verpakt en over de draagdieren<br />
verdeeld; een mitrailleur was op een muildier geladen, de 2= werd door<br />
dwangarbeiders gedragen, de 3 e op veldaffuit vervoerd en de beide 7<br />
cM. A. Veld werden ieder met een muildier bespannen. Bij elk der<br />
stukken waren een sergeant-stukscommandant en 6 kanonniers ingedeeld.<br />
Te 2 uur 15' n.m. verliet deze artillerie Senelop en ondervond al<br />
dadelijk moeilijkheid bij den hollen weg ten N. van dien post. Het<br />
voorste stuk, commandant serg'. Klaassen, werd daarom met veel moeite<br />
weder uit dien weg gehaald, waarbij ook een inl. serg'. en acht geniesoldaten<br />
hielpen. Luitenant Deibert, comd'. van de artillerie der achterhoede,<br />
ging daarop een geschikten weg naar de kampong Lam Bada
87<br />
zoeken en had er juist een gevonden, toen een fuselier van Senelop<br />
kwam vragen of men nog niet klaar was. Hierop werd natuurlijk een<br />
ontkennend antwoord gegeven, niettemin stak men kort daarna de U**gebouwen<br />
in brand. Ten koste van veel inspanning werden het eerste<br />
stuk en de mitrailleur op veldaffuit verder de kampong in gebracht,<br />
waarbij een der kanonniers zwaar gekwetst werd. Toen luitenant<br />
Deibert daarop terugkeerde om het 2 e stuk te halen, ontmoette hij<br />
luitenant Plantenga, die hem mededeelde, dat er reeds Atjehers in de<br />
kampong waren.<br />
Het achterste veldstuk was intusschen met behulp van eene sectie<br />
van het 3= Bataljon over de sawah naar de hoofdcolonne gebracht.<br />
Luitenant Deibert haastte zich toen weer naar het 1 e stuk en de<br />
mitrailleur en men was nog hard bezig te kappen enz., toen op eens<br />
een inlander riep: „Orang Atjeh datang", waarop eene kleine paniek<br />
ontstond en de meesten wegliepen. Werkelijk zag luitenant Deibert<br />
een vijftal vijanden te voorschijn komen. Infanteriedekking was niet<br />
aanwezig; zoo bleef dien officier, die er reeds om gevraagd, maar<br />
ze niet gekregen had, niets anders over, dan ook terug te gaan. De<br />
Atjehers volgden hem niet, doch hidden zich met de stukken bezig. •<br />
Majoor van der Noordaa, die er eerst zijn adjudant op uitgezonden<br />
had om troepen te halen, zag eenige oogenblikken later zelf het detachement<br />
Reurts, dat hij opdroeg, den artillerie-officier te helpen en de<br />
stukken op te halen Met een sectie, onder luit. Ruysch van Dugteren,<br />
ging luit. Deibert nu terug. De Atjehers weken nu onmiddellijk;<br />
zij hadden intusschen het muildier van de 7 c.M. aan een boom vastgebonden<br />
en dat van den mitrailleur medegenomen. Luitenant Plantenga<br />
bood aan een ander trekdier te gaan halen, maar bracht weldra de tijding,<br />
dat er geen beschikbaar was. De colonnecommandant zond echter de<br />
i ~~ 2il/- com pagnie Bruynis te hulp; deze nam van kapitein Reurts de zorg<br />
voor de beide stukken over en bracht die, met behulp zijner manschappen,<br />
bij de hoofdmacht. De stukscommandant van het 2= stuk, serg'. Klaassen,<br />
had door oververmoeidheid een beroerte gekregen.<br />
Wat was er in dien tijd bij de colonne zelf voorgevallen ?<br />
In Lam Bada aangekomen, had majoor van der Noordaa den colonne<br />
commandant medegedeeld, dat hij hersteld was en de hem opgedragen<br />
taak van commandant der achterhoede kon aanvaarden. De colonne<br />
commandant verzocht hem zijn achterhoede in stelling te leggen, tot
88<br />
dekking van den terugtocht van het laatste deel der bezetting. Aan<br />
den commandant der voorhoede en de compagnieen, waartusschen de<br />
trein geplaatst was, werd last gegeven, den terugmarsch te beginnen:<br />
de voorhoede aanvankelijk tot in den suikerriettuin ten Z. van Bralon,<br />
de hoofdcolonne met den trein tot in den Westrand van Lam Bada.<br />
Hier moest nader bevel afgewacht worden. Die terugmarsch zou n.l.<br />
door het bedekte terrein tusschen de Atjehrivier en de sawah, Zuid<br />
van kampong Belang, naar Lam Soet plaats hebben en daar de weg<br />
vrij wel ongebaand was, vreesde de colonnecommandant in Lam Bada<br />
eene opstopping te krijgen, als den langen trein geen kleinen voorsprong<br />
gegeven werd.<br />
De voorhoede begon den marsch te 2 uur 15' n.m. Tien minuten<br />
later ontving de colonnecommandant van den postcommandant het bericht<br />
„alles is gereed, marcheeren thans af."<br />
Overste van Heutsz begaf zich toen naar den W. uitgang van Lam<br />
Bada, om te zien of zijne bevelen door de hoofdcolonne goed waren<br />
begrepen.<br />
Bij voornoemden uitgang gekomen, bleek den col. comd'. dat een<br />
groot deel van den trein en een ambulance, waarbij de 3= comp. 14°<br />
Bat. — die achter den trein thuis behoorde — gezeten was in het open<br />
terrein ten N. van Bralon. De compagnie van kapitein Bruynis, die */- ,&2 r "<br />
voor den trein moest marcheeren, had in haar geheel de vijandelijke<br />
bentengs en enkele hoogten in de sawah West van Lam Bada bezet,<br />
front makend naar het Noorden. Om geene onnoodige verliezen te<br />
krijgen, werd aan den commandant der 3= compagnie last gegeven, om<br />
met den trein naar de stelling van de voorhoede te marcheeren. Ten<br />
einde nu het geheel beter te kunnen overzien, plaatste de colonnecommandant<br />
zich op een heuveltje + 100 M. Westelijk van den N. rand<br />
van Bralon. De officier van gezondheid Razoux-Kiihr bracht daar<br />
eenige gewonden van de achterhoede aan, die nog met den trein konden<br />
worden medegegeven, waarop hij met de leege tandoes naar zijn<br />
post terugkeerde.<br />
Al spoedig ontwaarde de colonnecommandant, dat de achterhoede,<br />
in plaats van door Lam Bada op Bralon — naar de plek, waar voorhoede<br />
en trein zich bevonden — terug te trekken, haren weg door den N. rand<br />
van Lam Bada en vervolgens in W. richting nam. Om dien Noordrand<br />
kwam eerst een kanon van 7 cM. A. Veld, zonder munitie en<br />
gedekt door de sectie van luitenant Rijnen, aanzetten; dat stuk werd<br />
^M
89<br />
een plaats bij den trein aangewezen. Vervolgens verscheen een bereden<br />
ordonnans van majoor van der Noordaa, die hulp vroeg, aangezien<br />
de vijand van verschillende zijden sterk opdrong en reeds in Lam Bada<br />
was. Deze ordonnans werd dadelijk naar kapitein Bruynis gezonden,<br />
met last voor dezen, aan het verzoek te voldoen. Boven zagen wij<br />
reeds op welke wijze zulks geschiedde. Ook de rest van het peloton<br />
repeteergeweren, dat geheel achteraan had moeten marcheeren, kwam<br />
op de sawah ten W. van Lam Bada en bleef daar in stelling liggen.<br />
Toen nu de colonnecommandant zich naar den trein begaf om zoo<br />
noodig nog meerdere troepen naar de achterhoede te zenden, zag hij<br />
tot zijn verbazing de l e compagnie, die tot de achterhoede behoorde,<br />
langs den Westrand van Bralon aankomen en dat, terwijl de rest der<br />
achterhoede zich nog binnen Lam Bada en Noord Bralon bevond.<br />
De colonnecommandant beval, dat deze compagnie weder zou terugkeeren,<br />
maar de commandant verklaarde zich en zijne compagnie te<br />
vermoeid om aan dien last te kunnen voldoen. Daarop kreeg een<br />
peloton van de 3= compagnie bevel om in de richting van Bralon<br />
voorwaarts te rukken, ten einde aan den terugtocht der achterhoede<br />
deel te nemen.<br />
Om deze achterhoede eventueel te kunnen opnemen, werd aan den<br />
voorhoedecommandant met zijne marechaussee den last verstrekt, zoo<br />
gedekt en snel mogelijk op den Z. O. rand van Belang aan te marcheeren,<br />
daar stelling te nemen met het front naar het Noorden en den trein,<br />
onder dekking van de daarbij aanwezige infanterie, onmiddellijk naar<br />
Lam Soet door te zenden, met de cavalerie als linkerflankdekking.<br />
Zoo geschiedde. De colonnecommandant bleef op een heuveltje nabij<br />
den W. rand Zuid-Bralon waarnemen en ontving daar van een artillerist<br />
de tijding, dat een stuk geschut en een mitrailleur in 's vijands<br />
handen waren. Een oogenblik later meldde een onderofficier, dat<br />
de infanterie den vijand reeds verdreven had, en dat luitenant Deibert<br />
om een trekdier liet vragen. Die waren intusschen reeds doorgezonden,<br />
waarom te 3 uur 40' aan de achterhoede het bericht werd gezonden:<br />
„Als het stuk niet mede kan, dan laten springen met dynamiet." Wij<br />
zagen reeds, dat zulks niet gechiedde.<br />
Toen de colonnecommandant den majoor van der Noordaa West<br />
van Lam Bada zag, verplaatste hij zich naar de heuvels O. van Belang<br />
en zag daar achtereenvolgens de beide stukken geschut uit Lam Bada<br />
in Westelijke richting over de sawah terugvoeren, de beide 7 cM. elk
90<br />
getrokken door een muildier en enkele artilleristen, de mitrailleur op<br />
veldaffuit getrokken door eene sectie infanterie van de compagnie<br />
Bruynis.<br />
Het hooger bedoelde peloton van de 3= compagnie trok, Z. van de<br />
sawah om, op den standplaats van den colonnecommandant terug en<br />
werd, bij aankomst te Belang, opgesteld op de heuvels in de sawah<br />
Z. O. van die kampong, met het front naar het O. en Z. O., uit<br />
welke laatstgenoemde richting de vijand toen ook reeds schoot.<br />
Om zeker te zijn, dat de trein behoorlijk naar Lam Soet zou doormarcheeren<br />
en, daar aangekomen, doelmatig zou worden geplaatst, zond<br />
de colonnecommandant den chef van den staf dien trein achterna (3<br />
uur 50' n.m.).<br />
Toen de beide stukken nabij Belang gekomen waren, gaf de infanterie<br />
ze aan een paar brigades marechaussee over, en kreeg kapitein Graafland<br />
last den terugmarsch te vervolgen.<br />
Vrij geregeld trok nu ook de achterhoede terug, gedeeltelijk langs de<br />
bentengs op de sawah tusschen Belang en Lam Bada (het peloton<br />
repeteergeweren), en gedeeltelijk langs den rand van het bedekte terrein<br />
ten Z. van die sawah (14 e Bataljon en bezetting Senelop).<br />
De colonnecommandant vernam nu ook nadere bijzonderheden omtrent<br />
het gevecht der achterhoede. De commandant van Senelop was te<br />
vlug geweest met het in brand steken der benteng. De bezettj^g was,<br />
voorafgegaan door de geniesoldaten onder luitenant Plantenga, op Lam<br />
Bada teruggetrokken, toen van alle kanten, onder woest geschreeuw,<br />
drommen vijanden waren komen opzetten. Door het vuur der repeteergeweren<br />
en van de 1 compagnie 14=, met het detachement Reurts<br />
werden zij teruggeslagen. Laatstgenoemd detachement kreeg daarbij een<br />
doode en een gewonde, die een oogenblik voor den troep bleven liggen,<br />
doch toen door den officier van gezondheid Razoux-Kiihr, onder hevig<br />
vijandelijk vuur en met behulp van een paar dwangarbeiders, werden<br />
weggehaald. Een paar met klewang bewapende Atjehers drongen zelfs<br />
zoo dicht op, dat de dokter van zijn revolver moest gebruik maken.<br />
Een sectie infanterie joeg dien vijand terug.<br />
Het tweede veldstuk was daarna, met behulp van de sectie Rijnen<br />
over het vrij open terrein in W. richting vervoerd.<br />
In stede van voorloopig op hare plaatsen te blijven, waren de 2= sectie<br />
repeteergeweren en de 1= compagnie van het 14= Batajon achter de<br />
sectie Rijnen, en het detachement Reurts langs den Zuidrand van Lam
91<br />
Bada op Bralon teruggetrokken, zonder er op te letten, wat nog in<br />
Lam Bada was achtergebleven.<br />
Daardoor kwam luitenant Deibert tegenover een bende te staan die,<br />
komende uit Mon Tassik, Lam Bada in den Z. O. hoek was binnengedrongen.<br />
Door het te snel, in niet gewenschte richtingen, terugtrekken<br />
van de achterhoede was majoor van der Noordaa dus aanvankelijk niet<br />
bij machte geweest luit. Deibert hulp te zenden.<br />
De bergartillerie in Lam Djampoe had intusschen de naar het Noorden<br />
gekeerde flank der teruggaande colonne beschermd.<br />
Toen nu de geheele achterhoede in Belang was aangekomen, met<br />
tal van gewonden, die door Dr. Kiihr uitstekend verzorgd waren, begaf<br />
zich de colonnecommandant naar de versterking Z. van masdjid Lam<br />
Djampoe en West van Belang, en het die, in afwachting van de komst<br />
van het peloton repeteergeweren, dat den terugtocht der artillerie zoude<br />
dekken, door eene sectie van het peloton der 3= comp. 14= Bataljon,<br />
onder luit. Berenschot, bezetten. De artillerie was echter uit zichzelf<br />
al teruggegaan, tot nabij den O. rand van Lam Oe, waar de sectie<br />
artillerie van luit. Zon den ganschen dag opgesteld was geweest; de<br />
sectie Berenschot werd daarom opgesteld in de 's morgens het eerst<br />
genomen versterking, waar zij weldra door het peloton van luitenant<br />
Rijnen werd vervangen.<br />
Uit hare beide stellingen had de artillerie den vijand aan de overzijde<br />
van de Kroeeng Lingkar onder vuur genomen. Een enkel projectiel<br />
had daar o.a. een twintigtal moslemin buiten gevecht gesteld. Ook de<br />
infanteriedekking had krachtig medegevuurd, zoodat tegen half vier,<br />
zoowel van de infanterie als van de artillerie, de munitie zoo goed als<br />
verbruikt was.<br />
De commandant der infanteriedekking, in de meening verkeerende,<br />
dat de colonne langs de Atjehriveir was teruggetrokken, achtte het<br />
geraden, toen 's vijands vuur uit Lam Sinjing begon toe te nemen en<br />
hij verwachtte, dat de vijand ook spoedig in den N. W. hoek van<br />
kampong Belang zou verschijnen, de artillerie al vast uit de masdjid<br />
terug te doen gaan, opdat zulks later niet ten koste van groote verliezen<br />
zou moeten geschieden. Hij gaf den last om met de sectie eene meer<br />
Noordelijk gelegen stelling, achter een heuvel in de sawah, in te nemen.<br />
Dit had zonder verliezen plaats. Toen te 4 uur n.m. de chef van den<br />
staf, kap'. Kronouer, bij de batterij kwam. werd hem van het munitie-
92<br />
gebrek kennis gegeven, waarop die kapitein naar Lam Soet reed en<br />
van daar aanvulhng zond.<br />
Te 4 uur 30' begon de vijand van den hnkeroever der Atjehrivier<br />
de kanonniers, die aan die zijde ongedekt waren, te beschieten, waarop<br />
andermaal van stelling werd verwisseld naar een punt in den hoek,<br />
dicht bij den rand van het bedekte terrein ten Z. van Lam Oe. Een /<br />
half uur later trok de sectie artillerie van luit. Zon, die, op de sawah /<br />
nabij den N. weg naar Senelop, bij dienzelfden rand, met het front j<br />
naar het Oosten, gestaan had, in de kampong terug. Bij het weder in<br />
batterij komen werd die officier gewond. In deze laatste opstelling<br />
werd door de artillerie doorgevuurd, tot alle munitie, ook die van de<br />
terugtrekkende colonne ontvangen, behalve de kartetsen, verschoten was.<br />
Toen te 6 /2 uur n.m. het detachement Reurts voorbij ging en mede<br />
deelde, dat er geen meerdere troepen volgden, verliet de batterij hare<br />
stellingen en marcheerde een kwartier later af.<br />
Uit het gezegde van den achterhoedecommandant „doormarcheeren",<br />
dat in antwoord op de vraag „waarheen" van den batterijcommandant<br />
bij den afmarsch gegeven werd, maakte deze op, dat te Lam Soet niet<br />
halt behoefde te worden gehouden, en zoo sloeg deze artillerie met<br />
hare dekking het 's morgens gevolgde pad naar Siroen in. Ongelukki-<br />
gerwijze sloten de geleiders van een der veldvuurmonden en tal van<br />
draagpaarden met de munitie zich achter die artillerie aan, zonder dat<br />
de treincommandant hiervan kennis droeg. Nu was het pad breed ge-<br />
noeg voor het berggeschut, maar de veldaffuit, die een halven meter<br />
meer spoorwijdte had, was in de duisternis bijna niet door de kampong<br />
te krijgen. Ook tal van koelies, beladen met goederen van Senelop,<br />
die maar medegeloopen waren, droegen er het hunne toe bij, dat telkens<br />
het verband verloren ging. In den suikerriettuin ten Z. van .Lam Dam-<br />
Noord werd het verband weer hersteld, en kreeg men verbinding met<br />
eene sectie van het ter hulp gezonden 9= Bataljon, die daar bezig was<br />
vuur, uit Lam Tengah (linkeroever Atjehrivier) afgegeven, te beantwoor-<br />
den. Bij het weder voorwaarts gaan werden de bezwaren met den<br />
veldvuurmond zoo groot, dat de kapitein Labotz, in overleg met den<br />
batterijcommandant, besloot het stuk op een goed herkenbare plaats achter<br />
te laten, om het den anderen morgen weder op te halen. Het sluitstuk,<br />
de opzet en de asspieen werden uitgenomen, waarna de marsch vervolgd<br />
en te 9'/4 uur n.m. Lam Baroe bereikt werd. De daar aanwezige<br />
kolonel Stemfoort bepaalde, dat kapitein Labotz den volgenden morgen<br />
I
93<br />
met het 3 e Bataljon het kanon zou ophalen. Toen men echter ter<br />
plaatse kwam, vond men alleen nog de affuit, de vuurmond zelf was<br />
door de Atjehers ontdekt en medegenomen.<br />
De colonnecommandant was te ruim 5 uur n.m. bij den driesprong<br />
Oost van kampong Lam Oe aangekomen en zond van daar een bericht<br />
aan den batterijcommandant, met last terug te trekken. De kort daarna<br />
terzelfder hoogte aangekomen commandant der achterhoede kreeg bevel<br />
den Zuidrand van Lam Oe te bezetten, gedeeltelijk met front naar het<br />
Noorden, omdat uit die richting de meeste schoten vielen, en men den<br />
vijand daar ook hoorde gillen en schreeuwen. Zoodra de artillerie voorbij<br />
zou zijn, moest op Lam Soet worden teruggetrokken, waar de colonne<br />
commandant intusschen door de daar aanwezige troepen eene opname-<br />
stelling zou doen innemen.<br />
Op dit oogenblik keerde de chef van den staf, kapitein Kronouer,<br />
bij den colonnecommandant terug en deelde dezen mede, dat de geheele<br />
trein in Lam Soet aangekomen en daar binnengebracht was, dat hij uit<br />
Lam Soet voor munitieaanvulling der batterij gezorgd had, en dat hij,<br />
in de meening verkeerende, dat de geheele colonne was ingesloten —<br />
omdat zij op een gegeven oogenblik van alle zijden door den vijand<br />
onder vuur werd genomen en zoo langzaam met den terugtocht vorderde —<br />
uit Lam Soet om 4 uur 25' aan den liniecommandant te Lam Baroe<br />
het bericht had gezonden:<br />
..Onmiddellijk hulp colonne Senelop dringend noodig.<br />
,,Ik ben van colonne gescheiden en zit hier."<br />
De cavalerie nl., die hij, even voor het afzenden van dit bericht uit<br />
Lam Soet, had uitgestuurd om de colonne op te zoeken, was onmiddellijk<br />
teruggekeerd met het bericht, dat zij voor het vijandelijk vuur had moeten<br />
wijken. Met den chef van den staf begaf de colonnecommandant zich nu<br />
naar Lam Soet. De vijand vuurde op dat oogenblik nog uit het N., O. en<br />
Z. en trachtte zelfs uit het Noorden, door Lam Oe, onder geschreeuw op<br />
te dringen, doch eenige salvo's van de compagnie Bruynis dreven hem terug.<br />
De terugtocht werd daarop kalm voortgezet, met het peloton repeteer<br />
geweren, onder luitenant Rijnen, in de achterhoede.<br />
Te half zes te Lam Soet aankomende, zag de overste van Heutsz<br />
de marechaussee daar in alarmstelling en de gewonden en zieken, voor<br />
hunne veiligheid, tegen de N. face aangelegd, waar de officieren van<br />
gezondheid ijverig bezig waren hen te verbinden.
94<br />
De beide stukscommandanten der veldstukken, de Eur. sergeanten<br />
Putman No. 25271 en Klaassen No. 30749, lagen daar met den dood<br />
te worstelen.<br />
De eerste had een zonnesteek gekregen, de andere, zooals we reeds<br />
mededeelden, een beroerte. Beiden bezweken tengevolge van de overmatige<br />
inspanning, die van hen geeischt was.<br />
Luitenant Deibert had, te Lam Soet aangekomen, order gekregen, de<br />
7 c.M. A. Veld en den mitrailleur op veldaffuit ten Z. van de benteng,<br />
aan den kant van de rivier, in batterij te brengen en plaatste daarom<br />
de sloten, die hij voortdurend bij zich gehouden had, weer in den<br />
mitrailleur. Later werd hem gelast een mitrailleur bij het N. W. bastion,<br />
in het daar aanwezige verhoogde schilderhuis, op te stellen en daar er<br />
geen andere te vinden was (een 7 c.M. A. met 2 mitrailleurs en bijna<br />
alle treinpaarden waren blijkens door hem gewonnen inlichtingen met<br />
de bergbatterij doorgemarcheerd) nam hij dien van de veldaffuit en<br />
plaatste hem op de borstweringaffuit. Toen 's nachts de marsch voortgezet<br />
werd zorgde luit. Deibert voor het medevoeren van de beide stukken.<br />
Om 6'/4 uur n.m. besloot de colonnecommandant den marsch naar<br />
Lam Baroe voort te zetten.<br />
Volgens mededeeling van de officieren van gezondheid had men toen<br />
meer dan 50 dooden, gewonden en zieken.<br />
Op dat oogenblik meldde zich bij de colonne eene cavaleriepatrouille,<br />
onder den l= n luitenant van Haaff, mededeelende, dat de weg Lam Soet —<br />
Siroen, langs den R. oever der Atjehrivier, geheel vrij was en dat,<br />
naar aanleiding van het te Lam Baroe ontvangen verzoek om hulp, het<br />
9= Bataljon op marsch naar Lam Soet was. Haar werd geantwoord,<br />
dat de colonne volkomen meester van den toestand en de vijand geheel<br />
teruggeslagen was — er viel slechts nu en dan nog een schot — dat hulp<br />
derhalve niet noodig was, maar het daarom toch nuttig kon zijn, dat<br />
het 9= Bataljon, nu het toch uitgerukt was, in stelling bleef waar het<br />
was, totdat de lange colonne, met haar vele gewonden en grooten trein,<br />
zou zijn voorbijgetrokken. Luitenant van Haaff met zijne patrouille,<br />
zoomede de cavalerie van de colonne, reed nu naar Lam Baroe terug<br />
en deelde onderweg aan den commandant van het 9= Bataljon mede<br />
wat de overste van Heutsz hem gezegd had.<br />
Overste Bendien maakte er uit op, dat hulp geheel en al overbodig<br />
was en keerde insgelijks naar Lam Baroe terug.
95<br />
Nadat middelerwijl daartoe appel geblazen was, verschenen alle com-<br />
mandanten met uitzondering van den batterijcommandant. Toen bleek<br />
het den colonnecommandant eerst, dat de artillerie zonder bevel naar<br />
Siroen was doorgemarcheerd. Majoor van der Noordaa deelde mede,<br />
wat hij den artilleriecommandant gezegd had. Deze had blijkbaar zijn<br />
woorden verkeerd begrepen. Volgens mededeeling van den treincom<br />
mandant waren te Lam Soet nog aanwezig: een mitrailleur op veldaffuit,<br />
een kanon van 7 c.M. A. Veld, een mitrailleurkast met loopen, aan<br />
een stok gebonden, een pivotaffuit tot mitrailleur, een borstweringaffuit<br />
tot idem en een mortier van 12 cM.<br />
Er werd nu bevolen de marschcolonne als volgt te vormen:<br />
Voorhoede:<br />
Mare^chaussee.<br />
Hoofdcolonne:<br />
1 comp. v/h. 14= Bataljon (kapitein Bruynis),<br />
de ambulance,<br />
1 comp. v/h. 14= Bataljon (kapitein Collot d'Escury),<br />
de artillerietrein,<br />
de administratietrein,<br />
1 comp. v/h. 14= Bataljon (kapitein Angenent).<br />
Achterhoede:<br />
de detachementen van Senelop en Lam Soet en het peloton repe<br />
teergeweren.<br />
Half zeven stond de colonne weer in marschorde, met de marechaussee<br />
tot nabij kampong Gapoe, en werd het signaal „voorwaarts" geblazen.<br />
De voorhoede was nauwelijks op marsch, toen een marechaussee<br />
kapitein Graafland het bericht bracht, dat tal van Atjehers zich voor<br />
de spits bevonden. Kapitein Graafland zond dat bericht, dat niet van<br />
den commandant van den voortroep was gekomen, maar dat later bleek<br />
een praatje van de marechaussee onder elkaar geweest te zijn, door<br />
naar den colonnecommandant. De overbrenger van dit mondeling bericht,<br />
een Eur. hoornblazer, die de zaak ook nog wat vergrootte, meldde:<br />
„Voor de marechaussee uit is de kampong zwart van vijanden, door-<br />
„gaan is voor de colonne niet mogelijk."<br />
Op dit bericht werd de hoofdcolonne in alle stilte terug ontboden<br />
en werden dooden en gewonden weer zorgvuldig binnen Lam Soet in<br />
veiligheid gebracht, evenals de artillerie en de trein, terwijl de infanterie<br />
zoowel in als ten Oosten en ten Westen van de versterking stelling nam.<br />
Q
96<br />
De marechaussee waren intusschen zeer behoedzaam doorgemarcheerd;<br />
de kampongs bleken bewoond, zelfs vrouwen en kinderen waren aanwezig.<br />
Alleen op den linkeroever der Atjehrivier scheen de vijand<br />
den troep te volgen, want ten Z. van Gapoe en iets stroomafwaarts<br />
van een eilandje in de rivier schoot hij op de marechaussee. Ten<br />
getale van 10 a 12 man bleef hij hen tot Kota Karang begeleiden;<br />
zijn vuur werd evenwel niet beantwoord. In Lam Dam trof men, dicht<br />
bij den weg, den veldvuurmond met losse raden; de lunzen waren uitgenomen.<br />
Dadelijk werd halt gehouden en een bericht naar achter<br />
gezonden om van de vondst kennis te geven. Plotseling vielen een paar<br />
salvo's van den vijand vlak bij den troep, wat kapitein Graafland aanleiding<br />
gaf door te marcheeren.<br />
De met bericht uitgezonden korporaal had intusschen de tijding gebracht,<br />
dat achter de compagnie Bruynis nog wat dwangarbeiders, maar<br />
overigens niets volgde. Niettemin werd de marsch voortgezet en te 9 3 /4<br />
uur n.m. Siroen bereikt.<br />
De militaire commandant van Atjeh en Onderhoorigheden deed den<br />
troep per trein naar Koeta Radja terugkeeren.<br />
Overste van Heutsz had, toen ontdekt werd dat een deel der colonne<br />
was doorgemarcheerd, luitenant Vosmaer met een dekking naar kam<br />
pong Gapoe gezonden. Vosmaer had daar niets meer van den troep<br />
bespeurd. Ook op het signaal „het geheel" en „marechaussee verza-<br />
melen" werd geen antwoord bekomen.<br />
Ook in het belang van de gewonden, werd besloten den marsch<br />
voorloopig te staken en door een der Atjehsche gidsen naar Lam Baroe<br />
bericht te doen brengen van het gebeurde, met mededeeling, dat den<br />
volgenden morgen getracht zou worden Lam Baroe te bereiken. Een<br />
half uur na middernacht gelastte de colonnecommandant aan de com-<br />
mandanten van Senelop en Lam Soet om elk met 25 man eene ver<br />
kenning naar de Kroeeng Lingkar te maken. Deze patrouilles kwamen<br />
spoedig terug met het bericht, dat van een vijand niets te bespeuren<br />
was. De colonne werd toen opnieuw in marschorde geschaard en wel in een<br />
langwerpig carre en marcheerde te 2 uur v.m. van Lam Soet, over het open<br />
terrein langs de Kr. Lingkar, naar Siroen af, welke plaats te 4 uur 30'bereikt<br />
werd, zonder dat men verder van vijandelijkheden last had ondervonden.<br />
De infanterie had dien dag 50.000 patronen verschoten, de artillerie<br />
72 granaten, 105 granaatkartetsen en 5 kartetsen.
Onze verliezen waren als volgt:<br />
97<br />
^-^—<br />
van de marechaussee: 1 gesneuveld en 3 gewond, waarvan 2 met<br />
schampschoten;<br />
van het 3= Bataljon: 1 Eur. fus. gesneuveld en 6 gewond (een<br />
schampschot);<br />
van het 14 e Bataljon: 1 Eur. korpl. gesneuveld, 7 onderofficieren en<br />
20 korporaals en manschappen gewond;<br />
van het detachement van Senelop: 1 gesneuveld en 2 gewond;<br />
van de bergbatterij: 1 luitenant en 3 minderen gewond;<br />
van de vestingartillerie: 1 kanonnier gewond, 2 sergeanten overleden.<br />
van de genietroepen: 1 geniesoldaat gewond;<br />
van den geneeskundigen dienst: 1 ziekenoppasser gewond, 2 dwangarbeiders<br />
gesneuveld en 6 idem gewond.<br />
Voorts werd van de cavalerie een paard en van de bergbatterij een<br />
muildier wegens zware verwonding afgemaakt, en bleef een muildier in<br />
s vijands handen.<br />
Wat het materieel betreft, gingen, behalve het kanon van 7 c.M.<br />
zonder sluitstuk en zonder richtmiddelen, een mortier van 12 c.M. en<br />
een mitrailleurkast met loopen verloren. Deze stukken waren door de<br />
dragers in het gras geworpen en 's nachts, toen men van Lam Soet<br />
afmarcheerde, niet meer te vinden. De artillerietreincommandant had<br />
verzuimd hiervan den colonnecommandant kennis te geven, zoodat deze<br />
bij den afmarsch in de meening verkeerde, dat alles aanwezig was.<br />
Blijkens de bij den wd. controleur der XXII Moekims ingekomen<br />
berichten, waren de verliezen des vijands aanzienlijk.<br />
Habib Lhong, Panglima Nja Bintang en 75 man waren gesneuveld,<br />
88 man zwaar en J^ 80 licht gewond w.o. Toekoe Mau, een neef<br />
van Toekoe Moesa Anak Bate.<br />
Aldus eindigde een der zwaarste dagen, die onze troepen in <strong>1896</strong><br />
doormaakten.<br />
Men heeft den commandant van de 1= colonne verweten, dat, bij<br />
den opmarsch naar Senelop, de gemeenschap met Lamsoet niet zoo goed<br />
verzekerd is geworden, als met het oog op het in veiligheid brengen<br />
van het geschut enz. van den post Senelop wenschelijk was, en dat<br />
net onverantwoordelijk was, dat geschut bij de achterhoede intedeelen.<br />
7
98<br />
Die commandant had voor het eerste evenwel bevelen gegeven, doch<br />
moest, toen de troep tusschen Lamsoet en Senelop al dadelijk in een<br />
ernstig gevecht gewikkeld werd, het toezicht op de uitvoering daarvan,<br />
wel geheel aan zijne ondergeschikten over laten.<br />
Voornamelijk de artillerie-treincommandant, die over zooveel dwangarbeiders<br />
met parangs beschikte, had daar veel aan kunnen doen.<br />
Het laatste was zeker een fout, maar die had nooit zulke gevolgen<br />
na zich gesleept, als er van den beginne af, wat meer samenwerking<br />
had bestaan tusschen de colonnes op de beide oevers van de Atjehrivier.<br />
Voor de colonne Stemfoort, die zooals we zagen weinig of geen<br />
tegenstand ondervond, ware het eene kleine moeite geweest, om, gebruikmakend<br />
van de waadbare plaats bij Blang Tjoet, eene patrouille op den<br />
anderen oever te zenden, om daar eens poolshoogte te nemen.<br />
Ana* Galong werd tegen de afspraak in, veel te vroeg in brand gestoken,<br />
en toen de colonne Stemfoort terugging, terwijl die op den linkeroever<br />
maar juist den terugtocht begonnen was, trokken alle benden, die eerst<br />
bij Ana* Galong hadden gestaan, via Montassik naar de zwaar beproefde<br />
achterhoede in Lambada.<br />
Door dat snelle terugtrekken, werd het ook mogelijk, dat de colonne<br />
van Heutsz ten slotte zooveel vuur van den linkeroever der Atjehrivier<br />
kreeg.<br />
Onverantwoordelijk was het tevens, om het 9= Bataljon, dat de<br />
algemeene reserve uitmaakte, toen die op den linkeroever van geen nut<br />
meer was, maar kalm op Lambaroe terug te laten gaan, alvorens te<br />
informeeren of zij der colonne van Heutsz wellicht nog van dienst<br />
kon zijn.
De opheffing der buitenlinie voltooid.<br />
De dagen, die aan de opheffing van Senelop voorafgingen, waren<br />
voor dien post niet zonder stoornis voorbijgegaan. Voornamelijk uit<br />
Lam Bada was de post beschoten; zoo werd den 15= n April door dat<br />
vuur een Eur. fuselier gewond.<br />
Ook Kroeng Gloempang en Tjot Rang dienden nog al eens tot doelwit<br />
van 's vijands vuur<br />
20 April was de dag, aangewezen om het programma van opheffing<br />
der buitenlinie te voleindigen.<br />
De posten Kroeng Gloempang, Tjot Rang en Toengkoeb waren nu<br />
aan de beurt.<br />
Ten behoeve van het inrukken der eerste twee dienden de communi-<br />
catiewegen Tjot Iri — Tjot Rang en Lam Permai — Kroeng Gloempang<br />
te worden vrijgemaakt en gehouden.<br />
Daartoe werden drie zelfstandige colonnes gevormd, wier samenstel-<br />
ling hieronder is aangegeven.<br />
Algemeene Staf:<br />
Bevelhebber: Kolonel der Inf. J. W. Stemfoort.<br />
Chef van den Staf: Luit. Kolonel b/d. gen. staf C. P. J. van Vliet.<br />
Adjudant van den Bevelhebber: 1= Luit. Adj. F. J. Kroesen.<br />
Noordercolonne:<br />
Commandant: Majoor G. F. Soeters.<br />
Adjudant: 1= Luit. Adj. P. H. Mathijsen.<br />
12= Bat. Inf., sterk: 13 officieren, 205 Eur. en 275 inl. minderen,<br />
6 bereden ordonnansen.<br />
Marechaussee: 2 brigades, totaal 37 minderen.<br />
Genietroepen: 7 minderen,<br />
Geneeskundige dienst: een ambulance, onder den officier van gezondheid<br />
2 e kl. E. M. G. Ahn, sterk 17 minderen.<br />
I rein: 6 mandoers en 118 dwangarbeiders.<br />
Middencolonne:<br />
Commandant: Luit Kolonel der Inf. J. B. van Heutsz.
100<br />
Adjudanten: Kap. Adjunct J. C. Smits,<br />
l e Luit. Adj. E. A. van Kappen,<br />
Toegevoegd: vijf bereden ordonnansen.<br />
3= Bat. Inf., cdt.: Majoor K. W. Steinmetz,<br />
sterk: 16 officieren en 594 Eur. en Amb. minderen.<br />
Marechaussee (4 brigades), cdt.: 1= Luit. G. K. Dijkstra,<br />
sterk: 1 officier en 75 minderen.<br />
4= Bergbatterij (2 sectien), cdt.: Kapt. A. Bangert,<br />
sterk: 3 officieren, 37 Eur. en 28 inl. minderen,<br />
4 vuurmonden, 8 rijpaarden en 28 trek- en draagdieren<br />
Genietroepen: 7 minderen.<br />
Geneeskundige dienst: een ambulance, onder den officier van gezondheid<br />
2= kl. E. Razoux Kiihr, sterk 16 minderen.<br />
Trein: 7 mandoers en 148 dwangarbeiders.<br />
Zuidercolonne.<br />
Commandant: Luit. Kolonel der Inf. H. Bendien.<br />
Adjudant: l e Luit. Adj. F. Kilian.<br />
Toegevoegd: Kap. b/d. gen. staf G. C. E. van Daalen en 7 bereden<br />
ordonnansen.<br />
9= Bat. Inf., cdt.: Luit. Kolonel Bendien,<br />
sterk: 17 officieren, 285 Eur. en 286 inl. minderen.<br />
Marechaussee (4 brigades), cdt.: Kap. Jhr. G. J. W. C. H. Graafland,<br />
sterk: 2 officieren en 70 minderen.<br />
1= Bergbatterij (2 sectien), cdt.: Kap. G. J. E. Nauta,<br />
sterk: 3 officieren, 34 Eur. en 28 inl. minderen,<br />
4 vuurmonden, 9 rijpaarden, 28 trek- en draagdieren.<br />
Genietroepen: 7 minderen.<br />
Geneeskundige dienst: een ambulance, onder den officier van gezondheid<br />
2= kl. J. L. W. F. van Leent, sterk 15 minderen.<br />
Trein: 7 mandoers en 156 dwangarbeiders.<br />
Reserve.<br />
6= Bat. Inf., cdt.: Kap. J. J. Verlinden,<br />
sterk: 17 officieren, 259 Eur. en 189 Amb. minderen.<br />
R. H. 4 e escadron, cdt.: Ritmeester Jhr. L. D. C. de Lannoy,<br />
sterk: 3 officieren en 71 minderen (met inbegrip van 18<br />
ordonnansen bij de colonnes).<br />
4= Bergbatterij (een sectie), cdt.: 1= Luit. J. F. C. Deibert,<br />
sterk: 1 officier, 16 Eur. en 12 inl. minderen.
101<br />
Genietroepen, cdt.: 1= Luit. Plantenga,<br />
sterk: 1 officier, 11 Eur. en 19 inl. minderen.<br />
Geneeskundige dienst: een ambulance, onder den officier van gezondheid<br />
2 e kl. H. Pruis, sterk 16 minderen.<br />
Trein: 8 mandoers en 166 dwangarbeiders.<br />
Bovendien werden te Boekit Karang 2 mandoers en 50 dwangarbeiders<br />
gereed gehouden als algemeene reserve voor den trein, terwijl voor het<br />
vervoeren van de op de posten aanwezige goederen beschikbaar waren<br />
gesteld:<br />
a. voor Tjot Rang :<br />
29 ossenkarren met 2 mandoers en 50 dwangarbeiders;<br />
een met paarden bespannen voorwagen van 8 c.M. Veld, met<br />
stukrijders en geleiders;<br />
3 muildieren;<br />
h. voor Kroeng Gloempang :<br />
18 ossenkarren met 2 mandoers en 50 dwangarbeiders;<br />
2 met 6 paarden bespannen voorwagens van 8 c.M. Veld, met<br />
stukrijders en geleiders.<br />
De Noordercolonne onder majoor Soeters moest zich te 4'/2 uur<br />
v.m. van Tjot Iri op marsch begeven, zich aanvankelijk Noordwaarts<br />
bewegen en het voetpad, dat recht Oostwaarts naar de oude Atjehsche<br />
versterking Tjot Paklat voert, inslaan, van daar Zuidwaarts gaan en<br />
Lam Gloempang, Tjap Tanah en Lam Hasan bezetten.<br />
De middencolonne zou op hetzelfde uur van Lam Permai naar Tjot<br />
Rang marcheeren, langs den grooten weg tot Gani en dan het voetpad<br />
volgen, dat Noordelijk en Noordoostelijk voert naar Ateuh, Tjot Si<br />
Boeloeh, Lam Baid en Melajoe. De bij deze colonne ingedeelde artil<br />
lerie moest stelling nemen in Lam Baid en van daar Tjot Semeroeng<br />
en Lam Tjeu onder vuur nemen.<br />
De Zuidercolonne zou te 4'/2 uur v.m. van Siroen afmarcheeren,<br />
over de Kroeeng Lingkar en daarna in Z. O. richting naar Adje Boeng<br />
Mira trekken, Gani daarbij zoo ver mogelijk links latende liggen. Zij<br />
moest, behalve eerstgenoemde kampong, Boeneleh en Tjot Doe bezetten.<br />
Haar artillerie zou te Boeneleh stelling kiezen.<br />
De reserve was ter beschikking van den bevelhebber. Van het 6= Bat.
102<br />
waren 2 compagnieen naar Lam Permai, de beide andere naar Tjot Iri<br />
gezonden.<br />
De Noordercolonne marcheerde om 2 uur v.m. van Koeta Radja af,<br />
in onderstaande marschorde:<br />
Voorhoede: marechaussee, genietroepen.<br />
Hoofdcolonne: staf, 2=, l e en 3 e comp. 12= Bat.<br />
Achterhoede: ambulance, 4= comp. 12= Bat.<br />
Op den bepaalden tijd werd het pad, dat 200 M. ten N. van<br />
Tjot Iri begint, ingeslagen en te ongeveer 5'/2 uur v.m. Tjot Paklat<br />
bereikt.<br />
De middencolonne werd per spoor naar Lam Permai vervoerd en<br />
marcheerde van daar te 4'/2 uur v.m. af, in onderstaande volgorde:<br />
Voorhoede: marechaussee, 1= peloton 1= comp. 3= Bat.<br />
Hoofdcolonne: staf, 2= comp. 3= Bat., artillerie en genietroepen, 2<br />
compagnieen 3= Bat , ambulance, gevechtstrein.<br />
Achterhoede: 2= peloton 1= comp. 3= Bat.<br />
De Zuidercolonne, die eveneens per spoor van Koeta Radja naar<br />
Lam Baroe vervoerd was, kon eerst te 5 uur 5' van Siroen afmarcheeren<br />
in onderstaande volgorde:<br />
Voorhoede: marechaussee, 1 peloton 4 e comp. 9 e Bat.<br />
Hoofdcolonne: 1 peloton 4 e comp. 9= Bat., genietroepen, artillerie,<br />
3= en 2= comp. 9= Bat., trein.<br />
Achterhoede: 1= comp. 9= Bat.<br />
Hoewel zulks niet in de bevelen was opgenomen, lag het toch in de<br />
bedoeling van den militairen commandant van Atjeh en Onderhoorigheden<br />
om den tijdelijken post Toengkoeb mede te ontruimen. Daarbij<br />
kon de omstandigheid, dat de in de XXVI Moekims rondzwervende<br />
moslemin zich tegen onze troepen bij Tjot Rang en Kroeng Gloempang<br />
zouden vereenigen, zeer te stade komen.<br />
De bevolking der XIII moekims Toengkoeb toch was nog niet tot<br />
openlijk verzet overgegaan, en de inlichtingen, die de waarnemend controleur<br />
Neelmeijer gekregen had, wezen er niet op, dat van die zijde<br />
eenige tegenstand zou worden ondervonden.<br />
Te 9 uur v.m. marcheerde onder commando van den 1 = n luitenant<br />
M. Neelmeijer een detachement af, sterk: 2 officieren en 60 bajonetten,<br />
getrokken uit de bezettingen van Koeta Pohama, Pakan Kroeng Tjoet en<br />
Lam Joeng. Te Boekit Karang was een detachement van 4 officieren
103<br />
en 130 bajonetten onder den 1 en luitenant K. A. Vosmaer samengetrokken,<br />
om zoo noodig het detachement Neelmeijer te steunen.<br />
Zonder eenigen tegenstand echter bereikte dit Toengkoeb; munitie,<br />
vivres, kazerneering enz. werden opgeladen, de post zelf aan Toekoe<br />
Nja Banta, Sagihoofd der XXVI Moekims, overgegeven, en te 11 uur<br />
v.m. keerde het detachement, de bezetting en het transport naar Boekit<br />
Karang terug, dat weer zonder stoornis bereikt werd. Alle detachementen<br />
konden te 12 3 /4 uur n.m. naar hunne garnizoenen terugkeeren.<br />
De Noordercolonne was van Tjot Paklat naar Lam Gloempang gemarcheerd,<br />
waar voorloopig de l e comp. den N. rand dier kampong<br />
en de 2= comp. den N. en W. rand van Tjap Tanah bezette. De<br />
3= en 4= comp. waren in Na Hatan achtergebleven.<br />
Toen de colonnecommandant te half acht bij deze compagnie aankwam,<br />
ontving hij het bericht van den bevelhebber, dat 3 compagnieen<br />
van het 6 e Bat. met eene sectie artillerie te 6 ] /2 uur v.m. van Tjot Iri<br />
naar Tjot Rang waren gemarcheerd, en het de bedoeling was eerst Tjot<br />
Rang vrij te maken.<br />
De majoor Soeters kreeg tevens opdracht den linkervleugel dezer<br />
compagnieen zooveel mogelijk te steunen.<br />
De bevelhebber had dit besluit genomen, omdat in den afgeloopen<br />
nacht bij het civiel bestuur berichten waren binnengekomen, die op<br />
heftigen tegenstand van de zijde der moslemin wezen, zoodat vooral<br />
het opheffen van den post Kroeng Gloempang met de daarvoor aangewezen<br />
betrekkelijk geringe troepenmacht niet zou kunnen geschieden.<br />
De 1= comp. kreeg nu order om ook Na Hatan te bezetten, de 4= comp.<br />
en ambulance bleven voorloopig daar in reserve, en met de brigades<br />
marechaussee en de 3= comp. rukte de colonnecommandant naar Lam<br />
Hasan op.<br />
De 1 = luitenant der cavalerie van Haaff, die met een patrouille<br />
bovenbedoeld bericht gebracht had, sloot zich bij deze compagnie aan,<br />
omdat hij nog een bericht voor Tjot Rang had en langs Lam Hasan<br />
zijn doel het best meende te kunnen bereiken.<br />
Uit den Oostrand van Na Hatan deboucheerend en bij het oversteken<br />
van de sawah naar Lam Hasan, werd de colonne te 7 3 /4 uur v.m. door<br />
vuur uit Tjot Bate bestookt, waardoor een fuselier gewond werd.<br />
Lam Hasan zelf werd zonder hindernis doorgetrokken, maar in den<br />
Oostrand gekomen, werd vuur ontvangen uit Tjot Bate en Na Reloh<br />
en daardoor de commandant der beide brigades marechaussee, de Eur.
104<br />
sergt. de Fouw, No. 24755, die door zijn groote terreinkennis en beleidvol<br />
voorgaan de colonne dien morgen van veel dienst was geweest, ernstig<br />
verwond.<br />
Nadat de 3= comp., onder kapitein Steup, eene goede stelling in het<br />
terrein voor den N. O. hoek van Lam Hasan had ingenomen, zond<br />
de colonnecommandant te 9 uur 30' v.m. bericht van de opstelling der<br />
troepen, tevens meldende, dat verbinding met Tjot Rang verkregen was.<br />
De luitenant van Haaff was van Lam Hasan doorgereden naar den<br />
driesprong, 400 M. ten N. W. van Tjot Rang, en daarbij hevig onder<br />
vuur genomen uit den zuidrand van Na Reloh en kampong Lam Tjeu,<br />
waarbij een paard zwaar gewond en daarom afgemaakt werd.<br />
Na uit het bedekte terrein bij den driesprong even de omgeving te<br />
hebben waargenomen en den ruiter met harnachement onder dekking<br />
van een cavalerist te hebben teruggezonden naar Lam Hasan, werd<br />
doorgereden naar Tjot Rang, waarbij aanvankelijk weer enkele schoten<br />
uit den W. rand van Tjot Penom vielen en later zwaar vuur uit het<br />
geheele begroeide terrein ten O. van den weg werd ontvangen; opnieuw<br />
werd nu een paard zwaar gewond, het viel tegen den grond, doch stond<br />
weer op en liep nog tot aan den post door.<br />
Hier werd te 8 uur 55' het bericht afgegeven. Volgens een oogge-<br />
tuige hield dat bericht o.m. in: „het oprukken der colonnes, door vuur<br />
„in N. O. en Z. richting steunen, geen munitie sparen".<br />
Aan dat laatste schijnt men zich al bijzonder stipt te hebben gehouden:<br />
„Ik heb nog nooit" (aldus mijn zegsman) zooveel munitie zien ver-<br />
,,knoeien, als toen door ons detachement.<br />
,,De geweren moesten wegens de hitte, met lappen worden omwonden.<br />
,,Van tijd tot tijd wierp men een flesch klapperolie door de loopen.<br />
,,Werden deze te gloeiend, dan plaatste men ze ter afkoeling in de<br />
,,tonnen met thee.<br />
„Hoeveel duizenden patronen, toen, zonder eenige kans op uitwerking,<br />
,,door het detachement van Tjot Rang zijn verschoten, is moeilijk te<br />
,,bepalen."<br />
Met achterlating van het stervende paard en onder dekking van het<br />
vuur uit de versterking, keerde de patrouille naar Lam Hasan terug<br />
zonder nieuwe verliezen te lijden. Eenigen tijd later, op den grooten<br />
weg naar Tjot Iri, werd het paard van den luitenant van Haaff zwaar<br />
gewond.<br />
De middencolonne had al dadelijk bij haren afmarsch de brug over
105<br />
de Kroeeng Lingkar afgebroken gevonden, zoodat de oevers moesten<br />
worden afgegraven om de batterij te kunnen doen overgaan, waartoe<br />
zij hier voorloopig met hare dekking achterbleef, terwijl de overige troepen<br />
doormarcheerden.<br />
De voorhoede kwam omstreeks half zes, tegelijk met eene bende<br />
Atjehers, Ateuh binnen Een paar salvo's waren voldoende om den<br />
vijand te verjagen. Hij werd nog vervolgd tot in Tjot Si Boeloeh, dat<br />
te 5 uur 40' v.m. bezet werd.<br />
De colonnecommandant had inmiddels Ateuh-Zuid en de ten Westen<br />
daarvan gelegen heuvels mede door eene compagnie doen bezetten, om<br />
de artillerie bij haren opmarsch te beschermen tegen wellicht in Gani<br />
opgestelde vijanden.<br />
7 uur 25' was de geheele colonne ter hoogte van Tjot Si Boeloeh<br />
verzameld. Zonder tegenstand werd nu ook Lam Baid bereikt.<br />
Het terrein, dat de colonne doortrok, was zeer geaccidenteerd, soms<br />
zwaar begroeid, met hier en daar zeer drassige sawah's; het leverde aan<br />
de bergbatterij nog al moeilijkheden op.<br />
De batterij nam in den Noordrand stelling, front naar Tjot Semeroeng,<br />
twee compagnieen van het 3= Bat. in alle randen van de kampong, de<br />
ambulance gedekt daarbinnen. Tijdens het innemen van die stelling<br />
schoot de vijand uit eene vrij groote versterking in den W. rand van<br />
Tjot Semeroeng, alsmede uit het heuvelterrein ten N. van Goea. Enkele<br />
salvo's der infanterie en schoten van de batterij verdreven hem hier<br />
voorgoed.<br />
De commandant der middencolonne deed nu de 2 andere compagnieen<br />
van het 3 e Bat. en de marechaussee onder bevel van den commandant<br />
van het 3= Bat., den majoor Steinmetz, oprukken naar Melajoe, met<br />
last dat punt te bezetten en de Zuidercolonne in het vrijmaken van den<br />
weg naar Kroeng Gloempang te steunen. Na nog, echter zonder succes,<br />
uitgezien te hebben of er wellicht in het terrein eene stelling te vinden<br />
was, die toeliet beteren steun te verleenen aan de N. colonne bij het<br />
vrijmaken van den weg naar Tjot Rang, gaf de overste van Heutsz te<br />
8 uur 40' v.m. aan den algemeenen bevelhebber kennis van het door<br />
zijne colonne verrichte, tevens meldende, dat het bedekte terrein alle<br />
uitzicht, en naar de tegen Tjot Rang optredende troepen en naar de<br />
zijde van kampoeng Melajoe, belette.<br />
Toen eenige oogenblikken later de chef van den staf, de luitenant<br />
kolonel van Vliet, verscheen, nam deze den toestand op en deed een
106<br />
peloton in Boeng Mangen plaatsen, om daar mede te werken tot verzekering<br />
van een veiligen terugtocht van Tjot Rang.<br />
Te 10 uur 50' v.m. werd de volgende last van den algemeenen<br />
bevelhebber ontvangen: ,,Doe eene sectie artillerie zoo spoedig mogelijk<br />
,,stelling nemen in hoog terrein kampong zonder naam, juist W. van<br />
,,Tjot Rang, om aftocht te dekken, steun dringend noodig".<br />
Met het oog op het zeer moeilijke terrein voor de artillerie: dicht<br />
begroeide kampongs, smalle voetpaden en daarbij drassige sawah's, achtte<br />
de overste van Heutsz de uitvoering van die opdracht te gevaarlijk en<br />
besloot daarom met de geheele nog. in Lam Baid voorhanden macht<br />
daaraan te voldoen. Aan den bevelhebber werd hiervan kennis gegeven,<br />
evenals aan den majoor Steinmetz in Melajoe.<br />
Door Tjot Merani en verder door bedekt terrein recht N. van die<br />
kampong, werd nu zeer langzaam voortgerukt. Van de artillerie werd<br />
groote krachtsinspanning geeischt, vooral op de sawah ten N. van Merani.<br />
In bovengenoemd bedekt terrein aangekomen, zag de commandant der<br />
middencolonne Tjot Rang in vlammen opgaan, en hoorde hij aan de<br />
salvo's onzer troepen, dat deze in W. richting teruggingen.<br />
Alvorens verder na te gaan, hoe de opheffing van dien post in haar<br />
werk gegaan was, zullen we in het kort aangeven wat door de Zuidercolonne<br />
was verricht.<br />
Te 4'/2 uur v.m. waren uit Siroen twee kanonnen van 7 c.M. A.<br />
Veld, met eene dekking van 20 bajonetten, in batterij gebracht aan de<br />
W.. zijde van de Kroeeng Lingkar en wel bij de brug in den weg naar<br />
Gani. De opstelling dezer vuurmonden had ten doel de Kroeeng Lingkar<br />
in Z. O. richting in het verlengde te nemen en zoodoende het heen<br />
en weer trekken van vijandelijke benden van den eenen oever naar den<br />
anderen te belemmeren. Zij onderhielden den geheelen dag, soms met<br />
vrij groote tusschenpoozen het vuur.<br />
De brug was afgebroken en kon met de door de colonne medegevoerde<br />
materialen niet worden hersteld, zoodat de niet meer dan een<br />
halve meter diepe rivier doorwaad moest worden. Te half zes was<br />
de voorhoede der Z. colonne met den staf op den rechteroever. De<br />
vijand loste alleen op grooten afstand een paar schoten.<br />
Daar de sawah's zeer drassig waren en de colonnecommandant<br />
vreesde, zoodra het goed licht werd, zoowel van den linkeroever der<br />
Kroeeng Lingkar als uit de kampongs beschoten te zullen worden,<br />
besloot hij van de bevolen marschrichting af te wijken en gaf te 5 uur
107<br />
45' v.m. aan de beide reeds op den rechteroever zijnde compagnieen<br />
last zich van Gani meester te maken.<br />
Tien minuten later was die kampong bezet, zonder verliezen onzerzijds.<br />
6 uur 15' v.m. kon met de geheele colonne langs den weg worden<br />
doorgemarcheerd, 6 uur 25' was de Oostrand van Gani bereikt, en<br />
kwam daar de artillerie in stelling om het vijandelijk vuur in Adje tot<br />
zwijgen te brengen. Dit gelukte, de batterij staakte daarop haar vuur<br />
en de 1= comp. bezette Adje en een heuveltje aan den Zuidwestpunt<br />
van Tjot Soeroei. Steeds langs den weg doormarcheerend, bezette de<br />
2= comp. 7 uur 50' v.m., op last van den colonnecommandant, eene<br />
stelling, N. waarts van Boeneleh, aan dien weg. Met de beide overige<br />
compagnieen en de artillerie werd nu opgerukt naar Boeneleh, dat niet<br />
bezet bleek.<br />
De batterij kwam in den Oostrand dezer kampong in stelling en bleef<br />
hier achter met eene compagnie infanterie. De voorhoede en de 4= comp.<br />
marcheerden langs den weg door en rukten zonder tegenstand te ondervinden<br />
Tjot Doe binnen, terwijl de marechaussee daarop doorgingen<br />
naar Kroeng Gloempang en dezen post, zonder verliezen te hebben<br />
geleden, bereikten. Half tien v.m. werd van een en ander bericht<br />
gezonden aan den bevelhebber.<br />
Langzamerhand begonnen zich kleine, benden te vertoonen, die uit<br />
de Z. en O. gelegen kampongs en van kleine heuveltjes het vuur op<br />
onze troepen en op den post Kroeng Gloempang openden. De artillerie<br />
nam daarop, even voor tien uur, eenige dier benden in Tjot Maraja<br />
onder vuur en bleef verder den geheelen dag doorvuren, hoewel met<br />
groote tusschenpoozen en nu eens in deze, dan weer in gene richting,<br />
waar zich maar vijanden vertoonden.<br />
Zoo bleef ook de geheele Zuidercolonne in de bovenbeschreven<br />
stellingen, in afwachting van de ontruiming van den post.<br />
Behalve de 2= en 4= comp. 6= Bat., die rechtstreeks uit Koeta Radja<br />
naar Tjot Iri waren gebracht, werd de 3= comp , die naar Lam Permai<br />
gezonden was, eveneens derwaarts vervoerd. De 1= comp. werd van<br />
Lam Permai den weg van Kroeng Gloempang opgezonden, om dien<br />
weg door de genietroepen in orde te doen brengen, daar nagenoeg alle<br />
bruggen defect waren. Van de 3= comp. werd eene sectie bestemd<br />
om den luitenant Deibert, die met zijne sectie artillerie op een heuvel<br />
•JZ 500 Oostwaarts van het blokhuis aan de Kroeeng Lingkar was<br />
opgesteld, te dekken. Het overblijvende deel dier compagnie, de 2= en
108<br />
4= comp., de ambulance en de genietroepen van de reserve vormden<br />
eene colonne, die onder den kapitein Verlinden te 6 uur 20' v.m. naar<br />
Tjot Rang oprukte.<br />
Een peloton cavalerie, onder den l= n luitenant Gentil, was reeds ter<br />
verkenning vooruit gezonden en berichtte den kapitein Verlinden achter-<br />
eenvolgens, dat de bruggen geheel of gedeeltelijk vernield of versperd<br />
en de kampongs onbezet waren. 7 uur v.m. werden uit Lam Lo, en<br />
een kwartier later uit Lam Hasan, eenige schoten op de ruiters afgegeven.<br />
De brug ten Z. van laatstgenoemde plaats was afgebroken, het zijterrein<br />
onbegaanbaar; de cavalerie was dus wel genoodzaakt halt te houden<br />
en stelde zich zooveel mogelijk gedekt op.<br />
Omstreeks dien tijd werden de troepen der Noordercolonne in Tjot<br />
Raja waargenomen en hiervan aan den bevelhebber bericht gezonden.<br />
Op last van dezen werden nu door den commandant van het 6= Bat.<br />
te 7 uur 15' v.m. Baba Djoeroeng en te 7 uur 45' v.m. mesigit Ateuh<br />
met een peloton bezet, terwijl de genietroepen, onder dekking van eene<br />
sectie, achterbleven om ook de bruggen in dezen weg te herstellen en<br />
voor het karrentransport geschikt te maken.<br />
Met de overblijvende \ i /2 compagnie te 8 uur 20' v.m. op den weg<br />
ter hoogte van Lam Lo gekomen, werd vuur uit Lam Hasan ontvangen.<br />
Toen dat steeds heviger werd, zond kapitein Verlinden een peloton<br />
in N. W. richting om het tot zwijgen te brengen. Vermoedelijk ook<br />
omdat de Noordercolonne in die kampong kwam, hield dat vuur weldra<br />
op en verplaatste de vijand zich naar Na Reloh en Lam Tjeu. Vier<br />
sectien, onder bevel van den kapitein M. W. Thijssen, rukten nu op<br />
om den Zuidrand van Lam Tjeu, met de daarin gelegen aarden ver<br />
sterking, te nemen en te bezetten (10 uur 15' v.m.).<br />
De in Lam Hasan in stelling liggende troepen der Noordercolonne<br />
ondersteunden dien aanval met hun vuur. Bijtijds verliet de vijand<br />
zijne loopgraven en verdween in N. en O. richting.<br />
De sectien werden vervolgens zoodanig opgesteld, dat zooveel mogelijk<br />
vuur op Tjot Penom kon worden gebracht; aan een groep werd de<br />
bewaking van den grooten weg en het waarnemen der kampong Na<br />
Reloh toevertrouwd.<br />
Omstreeks half elf hadden de genietroepen de bruggen hersteld, en<br />
rukten zij de versterking Tjot Rang binnen, om de noodige voorberei-<br />
dingen tot het ontruimen en verbranden dezer versterking te treffen.<br />
De sectie, die als dekking gediend had, werd op -^~ 200 M. Oost-<br />
-ST*
109<br />
waarts van het punt, waar de weg van Tjot Iri met dien van Lam Goet<br />
naar Tjot Rang samenkomt, opgesteld. Ook deze sectie nam Tjot<br />
Penom onder vuur. Langzamerhand verminderde 's vijands vuur en kon<br />
met de ontruiming een begin worden gemaakt.<br />
Te 11 uur 25' berichtte de postcommandant, de kapitein S. A.<br />
Drijber, aan den bevelhebber, die zich in de nabijheid op den weg<br />
bevond, dat alles gereed was om den post te verlaten, waarop te half<br />
twaalf de gebouwen in vlammen opgingen, en de genietroepen met de<br />
bezetting, de 5= comp. (koloniale reserve) van het 12= Bat., in N. W.<br />
richting naar den weg terugtrokken.<br />
De in Lam Tjeu opgestelde troepen gingen nu terug onder dekking<br />
van de bezetting van Tjot Rang, waarvan een peloton zich ten Z. van<br />
den weg naar Lam Goet met het front naar Tjot Penom had opgesteld,<br />
het andere Z. van den weg naar Tjot Iri bij de kampong zonder naam,<br />
250 M. van den driesprong af. Op haar beurt namen de sectien van<br />
de compagnie Thijssen daarop de terugtrekkende koloniale reserve weer op.<br />
Nauwelijks zag de vijand, dat onze troepen afmarcheerden, of hij<br />
opende van alle kanten een hevig vuur en drong, zooals altijd, behendig<br />
van het terrein gebruik makend, soms zeer dicht op.<br />
De compagnie Drijber bleef voorloopig achterhoede, waarbij een<br />
peloton de linkerflank dekte en het andere sectiesgewijze langs den weg<br />
terugtrok.<br />
Het 6= Bat. werd weer opgenomen door de middencolonne (12 uur<br />
30' n.m.).<br />
Deze was, zooals wij zagen, van Tjot Merani Noordwaarts getrokken<br />
en daarbij in een vuurgevecht gewikkeld met uit Tjot Semeroeng opdringende<br />
vijanden, waardoor zij slechts langzaam vooruit kwam.<br />
Toen te 12 uur 's middags het hoofd dier colonne ten O. van Lam<br />
Lo nabij den grooten weg kwam, bleek het den commandant, dat de<br />
overige troepen de kampong zonder naam nagenoeg alle voorbij waren.<br />
Hij stelde nu de artillerie W. waarts van Lam Lo op en deed de 1 e<br />
compagnie 3= Bat. in stelling komen, dwars over den weg, front makende<br />
naar Tjot Rang en naar het Zuiden.<br />
De algemeene bevelhebber droeg thans den overste van Heutsz de<br />
verdere leiding van den terugtocht op.<br />
Het 12= Bat., ten N. van den grooten weg, bevond zich toen, naar<br />
het vuur te oordeelen, op gelijke hoogte met de compagnie van het<br />
3= Bat. Aan de teruggaande troepen van het 6 e Bat., de compagnie
110<br />
Drijber en den commandant der 4= bergbatterij werd last gegeven onverwijld<br />
naar Tjot Iri door te marcheeren en zich daar ter beschikking<br />
van den algemeenen bevelhebber te stellen.<br />
In verband met het 12= Bat. ging men nu Iangzaam, den vervo'genden<br />
vijand zoo min mogelijk doe! biedend, terug. Ter hoogte van Boeng<br />
Mangen (zie bl. 107) sloot zich het daar opgestelde peloton weer bij<br />
zijne compagnie aan.<br />
Te 1 uur 15' n.m. werd de kampong Baba Djoeroeng, aan den O.<br />
rand van de 1000 M. vrije strook, bereikt. Het 3= Bat. had toen nog<br />
slechts twee licht gewonden bekomen.<br />
De commandant der Noordercolonne was, na het stellingnemen der<br />
3= comp. in Lam Hasan, naar de reserve teruggegaan, onder dekking<br />
der twee brigades marechaussee, en had van daar de munitie der 3° comp.<br />
doen aanvullen en den kapitein Steup tevens den last doen toekomen<br />
zijne stelling niet dan op bevel van den colonnecommandant te verlaten.<br />
Mocht die kapitein van den algemeenen bevelhebber bevel krijgen om<br />
terug te gaan, dan moest hij daarvan kennis geven. Bij het teruggaan<br />
moest dit door alle compagnieen aanvankelijk in Z. richting geschieden,<br />
elkaar daarbij steunend.<br />
De brigades marechaussee werden te 1 1 uur ontboden, om het transport<br />
naar Tjot Iri te begeleiden.<br />
Te 12 uur 30' bracht eene cavaleriepatrouille onder den luitenant<br />
van Haaff aan den majoor Soeters, die zich op dat oogenblik bij de<br />
reserve in Na Hatan bevond, het bericht, dat de verbinding met den<br />
grooten weg verbroken was. Van Haaff had de order tot teruggaan<br />
aan die Noordercolonne gebracht en was reeds weer op den terugweg.<br />
Hij stuitte daarbij op eene vijandelijke bende, sterk ^ 50 man, alien<br />
met geweren bewapend en uniform gekleed (roode fez en zwarte badjoes);<br />
de geringe sterkte der patrouille liet niet toe te chargeeren; zonder<br />
opgemerkt te zijn, reed hij daarom naar Na Hatan terug.<br />
Zoo spoedig mogelijk deed majoor Soeters opbreken om dien vijand<br />
in den rug te doen aangrijpen. De ordonnansen, die naar de 3= comp.<br />
waren gezonden, hadden haar niet meer in Lam Hasan aangetroffen en<br />
daar Atjehers gezien. Wat was daar voorgevallen?<br />
Toen het 6 e Bat. zijne stelling in Lam Tjeu verliet, kwamen de<br />
Atjehers onmiddellijk opzetten. De compagnie Steup kreeg het nu wel<br />
wat warm, zoodat de commandant—toen ook het vuur onzer eigen
HI<br />
troepen, die waarschijnlijk het voorterrein verlaten waanden, de ingenomen<br />
stelling bedreigde — besloot eigener initiatief in Z. richting op den weg<br />
terug te trekken. Dit terugtrekken zou sectiesgewijze plaats hebben;<br />
toen de vijand echter gillend en schreeuwend opdrong, had men moeite<br />
de inlandsche fuseliers bedaard stelling te doen nemen en eenigszins<br />
gerichte salvo's te doen afgeven, vooral toen de eenig overgebleven<br />
Europeesche sergeant (de andere der compagnie had reeds in Lam Hasan<br />
een schot gekregen) gewond werd. Aan het flink en bedaard optreden<br />
van den kapitein Steup, den l= n luitenant Brouwers en den adjudantonderofficier<br />
Scheepens, No. 41893, was het te danken, dat de troep<br />
bij elkaar bleef, en de terugtocht naar behooren uitgevoerd werd. Eenmaal<br />
op den grooten weg gekomen, kon de compagnie doormarcheeren en<br />
bereikte even na 1 uur n.m. Tjot Iri.<br />
Doordien het bevel tot inrukken den commandant van het 12= Bat.<br />
te laat bereikte, was de kapitein Steup dus gedwongen geworden zijne<br />
stellingen te verlaten, zonder zijnen chef daarvan kennis te geven en<br />
werden diens overige troepen daardoor in den rug bedreigd door benden,<br />
die tusschen de kampongs Lam Gloempang en Tjap Tanah op den<br />
weg waren doorgedrongen.<br />
Met de 1= en 4= comp. marcheerde majoor Soeters in de richting<br />
van den grooten weg, doch, aan den Zuidrand van Lam Gloempang<br />
gekomen, kregen deze colonnes plotseling een hevig vuur van eene, in<br />
het Zuidwaarts gelegen terrein, tusschen het struikgewas verborgen bende,<br />
dat door salvo's beantwoord werd. Op de sawah tusschen Lam Gloempang<br />
en Tjap Tanah komend, werd dit vuur zoo hevig, dat het niet<br />
meer voldoende was het met een paar salvo's te beantwoorden, maar<br />
moesten de beide compagnieen in haar geheel in stelling komen. Sectiesgewijze<br />
werd nu op Tjap Tanah teruggetrokken; de vijand opende<br />
zijn vuur intusschen ook uit de Noordelijk gelegen sawahranden.<br />
Op het open terrein komend, werden bij de bocht in den weg ten<br />
N. van Baba Djoeroeng troepen van het 3= Bataljon waargenomen, die<br />
denzelfden vijand onder vuur hidden en daardoor den terugtocht van<br />
het 12= Bataljon krachtig steunden. In Tjap Tanah aankomende werd<br />
de daar in stelling liggende 2= compagnie 12= Bataljon bij de overige<br />
compagnieen van het korps aangetrokken.<br />
De overste van Heutsz zond te 1 uur 15' v.m. bericht van de<br />
opstelling der troepen, waarop een kwartier later antwoord kwam dat<br />
de bevelhebber te half drie met de transportcolonne naar Kroeng Gloem-
112<br />
pang zou oprukken, dat de beide andere compagnieen 3= Bat. (Majoor<br />
Steinmetz) in stelling moesten blijven, aangezien voor het opmarcheeren<br />
naar den post slechts drie vermoeide compagnieen beschikbaar waren,<br />
en dat er te Lam Permai troepen noodig waren om den terugtocht te<br />
dekken, waarom aan overste van Heutsz verzocht werd, bij aankomst<br />
te Tjot Iri, daarvoor maatregelen te treffen.<br />
Een kwartier later trok het 12= Bataljon over de open sawahstrook<br />
terug, en volgde ook een der compagnieen van het 3= Bataljon, die<br />
halverwege Baba Djoeroeng — Tjot Iri, achter een daar aanwezigen hoogterug,<br />
post vatte.<br />
Het peloton repeteergeweren van het 3= Bataljon gaf sectiesgewijze<br />
nog eenige salvo's af op de nog immer vurende, in het bedekte terrein<br />
opgestelde vijanden en trok daarop kalm terug tot achter den evengenoemden<br />
hoogterug.<br />
Veel steun bij dezen terugtocht verleende de bij de Kroeeng Lingkar<br />
opgestelde sectie bergartillerie onder den l en luit. Deibert.<br />
Om beurten gingen nu verder de achterste compagnie 12= Bataljon<br />
en de laatste compagnie 3= Bataljon achterwaarts en om 2 uur 20' n.m.<br />
waren alien te Tjot Iri verzameld.<br />
Het 3= Bataljon had ook in de open strook geene verliezen geleden.<br />
Te Tjot Iri meldde de kapitein Steup zich weer bij zijn colonnecommandant,<br />
die het afwijken van de orders volkomen billijkte.<br />
De genietroepen en alles wat tot de bezetting van Tjot Rang had<br />
behoord, met uitzondering van de infanterie, zoomede dooden en gewonden,<br />
werden per extratrein naar Koeta Radja vervoerd.<br />
De overige troepen werden met den stroomtram geleidelijk naar Lam<br />
Permai overgebracht, waar alien ongeveer 4 uur n.m. gearriveerd waren.<br />
Gaan we nu eens na wat er, behalve door de Zuidercolonne, nog<br />
in' de richting van Kroeng Gloempang gedaan was.<br />
Te 7'/4 uur v.m. was door den bevelhebber eene cavaleriepatrouille<br />
onder den ritmeester Jhr. de Lannoy, sterk tien ruiters, naar dien post<br />
gezonden om den weg te verkennen. Op deze patrouille waren onmiddellijk<br />
de 1= compagnie 6= Bataljon en de genietroepen, ter sterkte van<br />
1 officier en 30 man, gevolgd om den weg voor het karrentransport<br />
geschikt te maken en verder bij de ontruiming van den post de behulpzame<br />
hand te bieden. Achtereenvolgens kreeg de cavalerie verbinding<br />
met de middencolonne (compagnieen Steinmetz) en met de Zuidercolonne.
113<br />
Slechts een paar schoten waren uit eene aarden borstwering, ter<br />
hoogte van Tjot Doe, op de patrouille gelost.<br />
De compagnieen Steinmetz hadden om 10 uur 30' v.m. verbinding<br />
met de 1= compagnie 6 e Bataljon en een half uur later met de Zuidercolonne.<br />
1 1 uur 15 gaf die majoor den bevelhebber daarvan kennis.<br />
Daar alle bruggen in den weg zwaar versperd of vernield waren,<br />
terwijl op twee plaatsen (^ 100 M. Oostwaarts van kampong Gani)<br />
eene boomversperring met eene bamboedoeriversperring over eene lengte<br />
van 50 pas werden aangetroffen, vorderde de genie zeer langzaam.<br />
Eerst te 1 1 uur 45' kon aan den bevelhebber het bericht door eene<br />
patrouille van 4 cavaleristen worden gebracht, dat de laatste brug in<br />
den weg, N. O. waarts van Tjot Doe, hersteld was.<br />
De 1= compagnie 6= Bataljon nam daarop, in afwachting van nadere<br />
bevelen, stelling in het hooge terrein ten N. O. van laatstgenoemde<br />
kampong, met het front naar het N. O. en Z., waarbij de cavalerie<br />
zich gedekt opstelde.<br />
Te 2 uur n.m. marcheerde een detachement, sterk 2 officieren en 65<br />
man, van Lam Baroe via Siroen naar Gani en bezette dit punt om later<br />
den terugtocht der troepen te steunen.<br />
Na daar ongeveer een uur gelegen te hebben, kreeg deze afdeeling<br />
last van den bevelhebber om naar Kroeng Gloempang op te rukken.<br />
Zij nam op ongeveer 500 M. van dien post stelling op het hooge terrein<br />
ten N. en O., naast de 1= compagnie 6 e Bataljon, welker bewegingen<br />
zij verder dien dag volgde.<br />
In de stelling bij Gani kwam een door Lam Permai uitgezonden<br />
detachement van 1 officier en 50 man.<br />
Het peloton cavalerie onder den l en luitenant Gentil rukte te 2 uur 1 5'<br />
eveneens in de richting van Kroeng Gloempang op, om te verkennen<br />
en voorts den veiligheidsdienst in het zijterrein te verrichten. Na gerapporteerd<br />
te hebben, dat de weg in orde bevonden was, stelde dit peloton<br />
zich ongeveer 600 M. ten W. van Kroeng Gloempang gedekt op.<br />
De 5= compagnie v/h 12= Bataljon was te 2 uur 40' n.m. in dezelfde<br />
richting afgemarcheerd, voor de transportmiddelen uit, en kreeg 200 M.<br />
voorbij Tjot Doe uit Z. W. richting vuur, waarop die compagnie, op<br />
het hooge terrein ten Z. van dien weg in stelling kwam, en het aanvankelijk<br />
zeer krachtige vuur des vijands in zooverre tot zwijgen wist te<br />
brengen, dat na 4 uur 45' n.m. slechts nu en dan een schot viel.<br />
De 2 sectien bergartillerie onder kapitein Bangert, die oorspronkelijk<br />
8
114<br />
tot de middencolonne behoorden, werden op ^ 300 M. ten N. O.<br />
van Lam Permai in batterij gebracht om het opdringen van vijandelijke<br />
benden uit het Noorden tegen te gaan en eveneens den terugtocht der<br />
van Kroeng Gloempang komende afdeelingen te steunen. Later sloot zich<br />
ook de sectie Deibert hierbij aan en plaatste zich naast de beide andere.<br />
De transportmiddelen, waarbij 2 3 /4 compagnieen van het 6= Bataljon<br />
als dekking, konden tot op 500 M. van den post doormarcheeren en<br />
werden te 4 uur n.m. daar gedekt opgesteld.<br />
Aan den commandant van de 1= compagnie van dat korps was te<br />
3 uur 35' n.m. last gegeven, met een peloton stelling te nemen op het<br />
hooge terrein ten N. van den weg tegenover kampong Paja Oe. Het<br />
2= peloton, daarvoor aangewezen, kwam door een misverstand niet ten<br />
Noorden, maar ten Zuiden van den weg in stelling, nl. Oostelijk van<br />
Tjot Doe en leed daar eenige verliezen. Onder persoonlijke leiding<br />
van den compagniescommandant, luit. Walpot, werd later door het 1 =<br />
peloton aan de opdracht voldaan.<br />
De overige compagnieen van het 6= Bataljon kwamen op het hooge<br />
terrein ten Z. van den weg in stelling. Zij werkten mede om 's vijands<br />
vuur te doen ophouden, waarop te half vijf de karren naar Kroeng<br />
Gloempang opmarcheerden. Nauwelijks vertoonden zij zich op het open<br />
gedeelte van den weg, of de vijand opende van alle kanten weder een<br />
hevig vuur.<br />
Daar de ingang van de benteng niet voldoende verbreed was, bleven<br />
de voorwagens daarvoor steken. Hoewel onmiddellijk werd afgespannen,<br />
verwondde de vijand, die blijkbaar goed op dien ingang was ingeschoten,<br />
nog twee paarden, een kanonnier en een stukrijder.<br />
Een der stukken van 7 c.M. A. Veld werd door eene bespanning<br />
van 4 paarden naar buiten gebracht, zoo spoedig mogelijk door het<br />
2= met 6 paarden gevolgd. Tot het laatste toe was de vijand met<br />
dezen vuurmond onder vuur genomen.<br />
Eenmaal in den hollen weg bij het hooge terrein gekomen, waren<br />
die stukken in veiligheid.<br />
De beide compagnieen van het 3= Bataljon, die aan de ontruiming<br />
van Tjot Rang hadden medegeholpen, waren 's middags half vier met<br />
den luit. kolonel van Heutsz van Lam Permai afgemarcheerd en kregen<br />
ter hoogte van Gendroet verbinding met de andere compagnieen van<br />
dat korps onder majoor Steinmetz, aan wien de overste nu het bevel<br />
overdroeg.
115<br />
Het 12= Bataljon, dat te 4 uur in Lam Permai verzameld was (met<br />
uitzondering van de 5= compagnie) bleef daar op last van overste van<br />
Heutsz voorloopig wachten, om later zoo noodig eene opnamestelling<br />
in te nemen.<br />
Nadat de post Kroeng Gloempang geheel was ontruimd en aan het<br />
transport een flinke voorsprong was gegeven, werden te 6'/4 uur n.m.<br />
de gebouwen in brand gestoken, en trok de bezetting met de genietroepen<br />
en de marechaussee der Z. colonne, door de in stelling liggende troepen<br />
been, terug en marcheerde naar Lam Permai.<br />
Achtereenvolgens verlieten nu de verschillende afdeelingen hare stellingen,<br />
te beginnen aan de Oostzijde, eerst de 5= compagnie v/h. 12= Bataljon,<br />
daarna het detachement Lam Baroe met het 6= Bataljon. De vijand<br />
drong hevig vurende op.<br />
Daar het reeds donker begon te worden en dus marcheeren door<br />
het terrein zeer veel moeite zou kosten, trokken alien op den weg terug<br />
en marcheerden op hun beurt door de in stelling liggende compagnieen<br />
van het 3= Bataljon heen naar Lam Permai.<br />
De Zuidercolonne (het 9= Bataljon) had te 6 uur n.m. hare artillerie<br />
reeds derwaarts gezonden, wijl van dit wapen in de duisternis vermoedelijk<br />
meer last dan nut zou worden ondervonden.<br />
Zelf nam die colonne te 6 uur 40' n.m. den terugmarsch aan met<br />
drie compagnieen langs den grooten weg. De 1= compagnie, die in den<br />
Oostrand van Adje had gelegen, trok langs de Zuidelijke randen der<br />
kampongs en door sawahs ten Z. W. van dien weg naar Gani; zij was<br />
omstreeks 8 uur n.m. te Lam Permai. Slechts nu en dan werd op<br />
grooten afstand uit de richting van de Lingkar een enkel schot op deze<br />
colonne afgegeven.<br />
7 uur 10' n.m. begon de terugtocht voor het 3= Bataljon. De 3 e compagnie<br />
maakte de voor-, de 1= compagnie — waarbij de repeteergeweren —<br />
de achterhoede uit. Onmiddellijk heropende de vijand, die zich de<br />
laatste oogenblikken vrij wel stil gehouden had, het vuur, dat — het was<br />
heldere maan —door de 2 e , 4 e en 1= compagnie beantwoord werd.<br />
1 oen het daardoor wat kalmer werd, kwamen de 2= en 4 e compagnie<br />
°P den weg; de 1= compagnie vormde van het peloton repeteergeweren<br />
een naar de Westzijde open carre, waarna ook die compagnie den terugmarsch<br />
aanving, alweer onder een vrij hevig vuur van den vijand, die<br />
onze troepen volgde en gedeeltelijk ook in de Kroeeng Lingkar stelling<br />
nam op onze linkerflank.
116<br />
Om 7 uur 45' n.m. aan den Westrand van kampong Gani gekomen,<br />
werd daar het detachement van Lam Permai in stelling aangetroffen, dat<br />
nu verder de taak der achterhoede overnam.<br />
Zonder verliezen te hebben geleden kwam het 3= Bataljon te 8 uur<br />
15' n.m. te Lam Permai aan, een half uur later gevolgd door het detachement<br />
van dien post, dat aan bedoeld bataljon eenen flinken voorsprong<br />
had gelaten en bij het verlaten van zijne stelling den vijand, wiens vuur<br />
allengskens ophield, nog wat schoten nazond.<br />
Aan de Kroeeng Lingkar had zich de 4= compagnie van het 12= Bataljon,<br />
die daar eene opnamestelling had ingenomen, bij het teruggaande<br />
detachement aangesloten.<br />
Aanvankelijk waren door den commandant van het 12= Bataljon twee<br />
compagnieen achter de Kroeeng Lingkar en de beide andere meer achterwaarts<br />
als reserve opgesteld. De algemeene bevelhebber had te 8 uur<br />
last gegeven 3 compagnieen te doen inrukken.<br />
De 4= bergbatterij had reeds bij het invallen der duisternis hare stelling<br />
verlaten; ook de beide veldvuurmonden, die bij de brug in den weg<br />
Siroen — Gani waren opgesteld geweest, waren toen met hare dekking<br />
huiswaarts gegaan.<br />
Aan de opdracht was voldaan.<br />
De verbruikte munitie bedroeg 158 granaten, 148 granaatkartetsen,<br />
17.000 repeteer- en ^L" 40.000 Beaumontpatronen.<br />
De geleden verliezen aan onze zijde bedroegen 1 officier en 3 man<br />
gesneuveld en 27 minderen gewond.<br />
Bovendien sneuvelden vier rijkspaarden en werden 1 officierspaard<br />
en 1 muildier gewond.<br />
Volgens berichten, bij den wd. controleur K. A. Vosmaer binnen-<br />
gekomen, werd aan 's vijands zijde Toekoe Hoesin Lhong Bata ernstig<br />
in den hals gewond; verder werden dien dag 27 Atjehers gedood en<br />
40 gewond.<br />
De militaire commandant, kolonel Stemfoort ontving van den Regeering-<br />
commissaris het volgende per commandementsorder bekend gemaakte<br />
schrijven:<br />
„ . . . Sedert veertien dagen is door u en door de troepen onder<br />
„uw bevelen een aanvang gemaakt met de vervulling eener moeilijke<br />
„taak en in dit tijdvak, kort als het is, is veel van alien gevorderd.<br />
„Opnieuw is moed getoond in de talrijke gevechten tegen een verra-
117<br />
„derlijken en somtijds stoutmoedig optredenden vijand, volharding en<br />
„trouwe plichtsbetrachting bij het doorstaan van groote vermoeienissen.<br />
„Voor hetgeen thans reeds verricht is, betuig ik mijn dank aan u,<br />
,,Kolonel en aan alien, die daaraan deelnamen.<br />
,,Ik heb de overtuiging, dat, waar wellicht nog een zware taak te vol-<br />
,.brengen zal zijn, deze door u en uw troepen op een schitterende wijze<br />
,,ten einde gebracht zal worden."<br />
..Overtuigd dat dit hooge blijk van waardeering zal strekken tot een<br />
,,krachtigen prikkel tot nieuwe plichtsbetrachting en als opwekking tot<br />
,,vernieuwde krachtsinspanning, kwijt ik mij bij dezen van de vereerende<br />
,,en bijzonder aangename taak, bovenstaand schrijven ter kennis te brengen<br />
,,van hoofd- en subalterne officieren, onderofficieren en minderen in dit<br />
,,commandement."<br />
De Mil. Comd'. Van A. en O.<br />
(w.g.) STEMFOORT.
HOOFDSTUK II.<br />
Het tijdvak van 21 April tot 28 Juni <strong>1896</strong>.<br />
Na de opheffing der buitenposten werd, zooals van zelf spreekt, meer<br />
aandacht aan de handelingen van Toekoe Oemar gewijd.<br />
Van verschillende zijden kreeg men berichten; vooral van een Maleier<br />
Soetan Ali, gewezen krani van Oemar, werden zeer juiste inlichtingen<br />
ontvangen, omtrent de aangelegde versterkingen, de plaatsen waar geweren,<br />
kruit, kostbaarheden en geld werden opbewaard, en ten slotte omtrent<br />
de getalsterkte der verschillende deelen, waarin Oemar's strijdmacht<br />
gesplitst was, de bewapening, de namen der panglima's, enz.<br />
Later, wanneer we het oprukken van onze troepen tegen de IV en<br />
VI Moekims behandelen, zal een en ander nader worden aangegeven.<br />
Om op alle eventualiteiten voorbereid te zijn, was reeds den 15= n<br />
April telegrafisch aan de Regeering het verzoek gedaan twee bataljons<br />
infanterie, een peloton Europeesche cavalerie, een bergbatterij en een<br />
peloton genietroepen, met gevechtstrein, kookgereedschappen, een ration<br />
vivres bij den man, twee dagen vivres verpakt in koelievrachten en de<br />
noodige dwangarbeiders voor de gevechtstreinen en vivresopvoer gereed<br />
te houden, om op eerste oproeping naar Atjeh te kunnen worden<br />
gedirigeerd.<br />
Ook werden de nog te Batavia aanwezige geweren van 6.5 m.M.<br />
opgevraagd, waarop vandaar de mededeeling kwam, dat 35 repeteer<br />
geweren en 37 idem-karabijnen per eerste gelegenheid zouden worden<br />
toegezonden.<br />
Reeds den 22= n d.a.v. werd de last gegeven de bovengenoemde<br />
troepen onafhankelijk van elkaar naar Oleh-leh te doen vertrekken.<br />
Ten einde de door Oemar aangelegde versterkingen in den rug te<br />
komen, was eene landing in de Kroeng-Rababaai overwogen, doch op<br />
het advies van den commandant der zeemacht daarvan weer afgezien.<br />
Het door ons op den 1 7=" verloren geschut zou door Panglima Polim<br />
gebracht zijn binnen Senelop, welken post hij voor zich ingericht had.<br />
Volgens Soetan Ali had Oemar-Wakil Amin met 100 man daarheen
LUITENANT-GENERAAL J. A. VETTER.
119<br />
gezonden om het kanon van 7 c.M. A. Veld op te koopen, volgens<br />
andere berichtgevers waren die lieden derwaarts gegaan, om tegen ons<br />
te vechten.<br />
Panglima Bintang van de III Moekims Daroe deed weten, dat hij zich<br />
eventueel bij de sterkste zou aansluiten.<br />
Den 20 8ten April werd uit Lamtih gemeld, dat de bevolking van<br />
Lam-Awi, Lam-Toetoe, Lam-Manjang en Lam-Isi op ongeregelde tijdstippen<br />
bezig was met het versterken der kampongsranden, het in orde<br />
brengen van oude en het opwerpen van nieuwe versterkingen.<br />
Onzerzijds werd te Lamdjamoe een begin gemaakt met den bouw<br />
van een batterij voor mortieren van 20 c.M., aanleunende aan de Oosterface,<br />
eene 12 c.M. A. en een 7 c.M. A. veldbatterij, aanleunende<br />
aan de Westerface der versterking.<br />
Het doel dezer batterijen was het beschieten der in het voorterrein<br />
gelegen stelling van Toekoe Oemar.<br />
Den 25= n d.a.v. werden zij bewapend met 8 mortieren Brons van<br />
20 c.M., 6 kanonnen Brons Getr. van 12 c.M. A. en 6 kanonnen St.<br />
Getr. van 7 c.M. A. Veld. Ter bewaking dezer batterijen richtte men<br />
aan de uiteinden blokhuizen voor twintig man op.<br />
Met het oog op eventueele operation tegen de VI en IV Moekims,<br />
kwam er aan de Noordzijde der versterking een vivresmagazijn.<br />
Ook Lamtih kreeg een kanon van 7 c.M. A. Veld en wel in het<br />
N. W. bastion, bovendien werd binnen de versterking eene observatiestelling<br />
ingericht, waarop later een mitrailleur werd geplaatst.<br />
Uit Kota Radja werden 's nachts verschillende hinderlagen in het<br />
terrein tusschen de posten gelegd. Bij eene daarvan, in den nacht<br />
v/d 25= n , nabij het blokhuis Lamara, werd een vijandelijke Atjeher<br />
neergelegd, die den Eur. sergeant de Kok, No. 19807, licht verwondde.<br />
Den 24= n April was bij het bestuur een brief van Oemar, van gelijken<br />
inhoud als vroegere brieven, ontvangen (Zie bijlage IV).<br />
Zijne Excellentie de Regeerings-Commissaris deed hem den 25 st = n d.a.v.<br />
ook bij brief te kennen geven:<br />
1° dat zijne betuiging van onveranderde gezindheid jegens het Gou<br />
vernement onwaar was, omdat hij anders niet in gebreke zou zijn gebleven,<br />
al het oorlogsmaterieel terug te geven, dat hem geleend was geworden<br />
voor een krijgstocht in het Lamkraksche.<br />
2° dat zijne betuiging van het Gouvernement niet te willen bestrijden
120<br />
even onwaar was, want dat hij er anders niet toe zoude zijn overgegaan<br />
versterkingen in de VI Moekims te doen aanleggen.<br />
3° dat hij om in genade door het Gouvernement te worden aange-<br />
nomen, den 26= n April had in te leveren al het hem geleende oorlogsma-<br />
terieel, te slechten de opgeworpen versterkingen in de VI Moekims en<br />
zich op nieuw te onderwerpen.<br />
Hierop werd in den vroegen morgen van den 26=" April een ant-<br />
woord ontvangen, waarin hij een uitstel van drie dagen verzocht, zonder<br />
dat daarin eene bepaalde belofte werd afgelegd, om het geleende oorlogs-<br />
tuig in te leveren en de bewuste versterkingen te slechten.<br />
Zijne Excellentie de Regeerings-Commissaris gaf hem daarop bij<br />
schrijven van dienzelfden dag te kennen, dat het gevraagde uitstel niet<br />
kon worden verleend, doch dat hij voor zonsondergang een begin van<br />
uitvoering had te geven aan het inleveren van het geleende oorlogsma-<br />
terieel onder berusting van hem zelven, zijne metgezellen en de bevolking<br />
van de VI Moekims, benevens met het slechten der opgeworpen ver<br />
sterkingen in laatstgenoemde landstreek.<br />
Aan deze eischen niet voldaan zijnde, werd hij nog in den avond<br />
van den 26= n April bij besluit van den wd. Gouverneur No 159 (zie<br />
bijlage VI) ontslagen als Panglima Prang Besar van het Gouvernement en<br />
als Oeleebalang van Lepong, met bepaling dat hij voortaan in alle officieele<br />
bescheiden zou worden aangeduid met den naam van Toekoe Oemar.<br />
Tevens werd lastgegeven om den volgenden morgen tegen zonsopgang<br />
uit de batterijen te Lamdjamoe, uit de posten Blang en Lamtih en van<br />
de ter reede van Oleh-leh liggende oorlogsschepen, het vuur te openen<br />
tegen de versterkingen en woningen in de VI Moekims.<br />
De Regeerings-Commissaris vaardigde eene nieuwe proclamatie uit<br />
aan hoofden en bevolking in Groot-Atjeh, waarin te kennen werd gegeven<br />
om welke redenen Zijne Excellentie zich gedwongen zag de vijandelijk-<br />
heden tegen Oemar aan te vangen (Zie bijlage VII). Eene kennisgave<br />
van het besluit, waarin hij uit al zijn waardigheden werd ontzet, was<br />
er bijgevoegd (bijl. VI).<br />
De bezetting van Lamdjamoe werd in den vroegen morgen van den<br />
27 en versterkt met 5 officieren en 105 minderen der vestingartillerie;<br />
den 25= n was daar reeds eene compagnie infanterie gearriveerd ter voor-<br />
ziening in den wachtdienst.
121<br />
De vddbataljons wezen daar om beurten eene compagnie voor aan,<br />
die er dan twee dagen bleef.<br />
Ten 5 u. 45' v.m. van den 27= n begon het zoogenaamde „bombardement<br />
van Lampisang".<br />
Het vuur tegen de stellingen van Oemar werd van dien dag tot aan<br />
23= n Mei, zoolang het licht was, voortgezet, zelfs nu en dan werden<br />
's nachts salvo's of enkele schoten gedaan.<br />
In dien tijd werden niet minder dan 2105 granaten voor Mortieren<br />
van 20 c.M., 1573 id. voor kanonnen van 12 c.M. Br. A., 1347 voor<br />
kanonnen van 7 c.M. A. Veld, 1582 granaatkartetsen voor 12 c.M.<br />
Br. A., 1332 id. voor 7 c.M. A. Veld en 57 Brandkogels voor Mortieren<br />
van 20 c.M., dus totaal 7996 projectielen door de batterijen van<br />
Lamdjamoe verschoten. H. M. Sumatra en Wilhelmina voegden met het<br />
zware scheepsgeschut daar het hunne aan toe. De groote schepen ter<br />
reede waren n.l. de Tromp, Koningin Wilhelmina en Sumbawa, respectievelijk<br />
met 32, 22 en 6 stukken w.o. verscheidene van een Kaliber<br />
van 28, 21 en 17 c.M. De resultaten van dat vuur zijn, zooals wij<br />
zullen zien, zeer gering geweest.<br />
De vijand beantwoordde het den eersten dag nagenoeg niet. Een<br />
viertal schoten werden op den post gelost, waarvan er een den Eur.<br />
korporaal der cavalerie van Vliet, No. 32260, verwondde.<br />
Intusschen hadden zich verscheidene hoofden uit de XXVI en ook<br />
uit de XXII Moekims aan Oemar's zijde geschaard.<br />
Om te beginnen Toekoe Nja Makam van Lamnga met ^ 60 volgelingen,<br />
Toekoe Tjoet Toengkoeb, Toekoe Imam Siem en Toekoe Gading<br />
Silang met ^ 100 volgehngen, alsmede Toekoe Djohan Lampasei, het<br />
2 nimmer in onderwerping gekomen sagihoofd der XXVI Moekims,<br />
voorts Toekoe Rajoet (T. Tjihiq van de V Moekims Montassik), Toekoe<br />
Brahim van Montassik, Toekoe Ali Pager Ajer, en ten slotte Pang<br />
Mat Ier Alang, een panglima van Polim met onderaanvoerders en volk<br />
van T. Hoesin Longbatta.<br />
Het volk van Toekoe Moeda Baid, Toekoe Tjoet Lamtengah, Toekoe<br />
Moesa Anaq Bate, Toekoe Kerkoen, Teungkoe Soepi, Teungkoe Lam-<br />
Oee en Habib Samalanga hield zich voorloopig onzijdig.<br />
Van Adjoen (Z. W. van Belang) in N. richting tot aan het strand<br />
en in de kloof waren alle kampongs verlaten, de bevolking zette zich op<br />
de hellingen der heuvels neer, zoodat ons kanonvuur tijdens het bombardement<br />
niet meer dan een drietal dooden en eenige gewonden maakte.
122<br />
Volk uit de XXII Moekims, drong ten getale van 4 a 500 man in<br />
de Moekims Daroe; alle verkeer met het volk binnen onze linie werd<br />
belet.<br />
Verrassing der versterking Batoe in de XIII Moekims Toengkoeb.<br />
Ten einde Toekoe Tjoet Toengkoeb al dadelijk voor zijn afval te<br />
straffen, kreeg de wd. controleur der XXVI Moekims opdracht, om in<br />
den nacht van 28 op 29 April van Boekit Karang uit naar de benting<br />
Batoe, nabij Toengkoeb, ^b 400 M. westelijk van het kruispunt te<br />
marcheeren, die versterking bij verrassing te nemen, de daarin aanwezige<br />
huizen te verbranden en overigens den eigenaar zooveel mogelijk schade<br />
te berokkenen.<br />
Commandant: 1= luitenant M. Neelmeijer.<br />
Voorhoede: 3 brigades marechaussee.<br />
Hoofdcolonne: 3 brigades marechaussee.<br />
ambulance,<br />
het detachement van Pakan Kroeng Tjoet.<br />
Daartoe waren dus 2 officieren en 6 brigades marechaussee, totaal<br />
103 minderen met 24 dwangarbeiders en 6 tandoes, beschikbaar gesteld ;<br />
door den commandant werden bovendien een kannonnier met lichtfakkels<br />
en een detachement van Pakan Kroeng Tjoet medegenomen.<br />
Te I 1 uur n.m. werd afgemarcheerd, drie kwartier later bereikte de<br />
voorhoede reeds de Z. W. face van het voorwerk der benting, zonder<br />
opgemerkt te zijn.<br />
De gesloten toegang werd geforceerd; een zich binnen dat voorwerk<br />
bevindend huis was verlaten.<br />
Om binnen de eigenlijke versterking te komen moesten nog twee<br />
poorten worden gepasseerd. De eerste werd door den Eur. sergeant<br />
Panman, No. 21620, de tweede door sergeant Vogel, No. 22210,<br />
aan de binnenzijde geopend, vooral het overklimmen der laatste had<br />
dien onderofficier veel moeite gekost. Twee brigades gingen onmid<br />
dellijk binnen en onderzochten de daarin aangetroffen huizen, die bezet<br />
bleken te zijn.<br />
De vertrouwde van Tjoet Toengkoeb, Leh-Oe, wilde zich een door-<br />
tocht banen, maar werd door sergeant Vogel neergelegd. De overige<br />
Atjehers uit dat huis gaven zich toen gevangen.<br />
Die in het huis van Tjoet Toengkoeb zelf weigerden er uit te komen.<br />
Men besloot toen het huis in brand te steken. Dit ziende, trachtten
123<br />
zij zich er door te slaan, maar werden alien, n.m. zeven, neergelegd.<br />
Nadat alles aan de vlammen was prijsgegeven, werd met twee licht<br />
gewonden onzerzijds de terugtocht aanvaard, als buit een repeteerkarabijn,<br />
een voorlaadgeweer en blanke wapens medevoerend.<br />
Door den Regeerings-Commissaris was het plan opgevat om Oemar's<br />
stellingen in en voor de Kloof van Beradin in den vroegen morgen<br />
van den 2= n Mei aan te vallen.<br />
Aan den commandant der scheepsmacht in de Wateren van Atjeh<br />
werd den 29= n t.v, het verzoek gericht om in den namiddag van den<br />
l= n Mei door vier oorlogsschepen eene demonstratie in de Kroeng<br />
Rababaai te doen houden, teneinde, door het voor anker komen dier schepen<br />
aldaar, de vijanden uit de stellingen in de VI Moekims in die richting<br />
te lokken.<br />
Met het geschut moest daarbij op de kampongs Seboen, Lamlon en<br />
Lambaroe worden gevuurd, aangezien vermoed werd, dat zich daar het<br />
grootste deel van Oemar's aanhang ophield, en ook zijne voorraden<br />
waren opgeborgen.<br />
Dat vuur moest eventueel tot den 2= n , 7 ] /2 u.v.m. worden voortgezet.<br />
Mochten de van Java verwachte bataljons eerst in den namiddag<br />
van den l en arriveeren, dan zou de aanval in den morgen van den<br />
3= n geschieden. De marine zou dan bijtijds van nadere bevelen worden<br />
voorzien.<br />
De schijnvertooning, 's avonds te voren te houden, moest wijzen op<br />
eene landing op den volgenden morgen.<br />
In den daarop volgenden nacht, zou de vloot uit de Kroeng Rababaai<br />
kunnen verstoomen, om met het aanbreken van den dag — hetzij den<br />
3 cn , hetzij den 4= n Mei — voor Lepong te ankeren en op een zoo<br />
vroeg mogelijk uur met de tuchtiging van dat landschap te beginnen.<br />
Werd uit de IV Moekims niet terug gevuurd, dan behoorde op de<br />
kuststrook van dit 'andschap niet te worden geschoten.<br />
Uit Buitenzorg werd er nog de aandacht op gevestigd, dat voor het,<br />
hoewel zeer onwaarschijnlijke geval, dat Oemar zich, nadat de actie<br />
tegen hem begonnen was, nog mocht wenschen te onderwerpen, die<br />
onderwerping op genade of ongenade moest worden aangenomen.<br />
In afwachting der Regeeringsbeslissing diende hij in dat geval te<br />
worden aangehouden.
124<br />
Demonstratie in de XIII Moekims Toengkoeb.<br />
Den 30= n April werd in het Toengkoebsche eene vertooning gemaakt<br />
tot afleiding van den vijand.<br />
Daartoe was aangewezen eene troepenmacht, bestaande uit:<br />
Commandant: Iuitenant-kolonel der infanterie H. Bendien (tevens com<br />
mandant 9= Bataljon).<br />
Staf: 1= luitenant adjudant J. J. Romswinckel.<br />
1= luitenant M. Neelmeijer, wd. controleur der XXV<br />
Moekims.<br />
Met Toekoe Daoed en twee gidsen.<br />
6 bereden ordonnansen.<br />
Colonne: het 9= Bataljon sterk: 17 officieren en 544 Eur. en<br />
Inl. minderen,<br />
twee sectien bergartillerie (commandant kapitein G. J. E.<br />
Nauta),<br />
sterk: 2 officieren, 57 minderen, 14 paarden, 18 muil-<br />
dieren en 4 vuurmonden,<br />
een detachement genietroepen, sterk 1 Eur. sergeant<br />
en 8 minderen.<br />
din peloton cavalerie, commandant 1 = luitenant C. W.<br />
van Haaff, sterk 32 sabels,<br />
ambulance onder den officier van gezondheid 2 e klasse<br />
J. L. W. F. van Leent, bestaande uit 15 minderen.<br />
De opdracht luidde ongeveer:<br />
trein: 142 dwangarbeiders.<br />
Van Boekit-Karang te 6 u. v.m. afmarcheeren over Toengkoeb in de<br />
richting van Kroeng-Kali, met het doel, eene demonstratie te houden<br />
in de XIII Moekims Toengkoeb en de eigendommen en bezittingen<br />
van den hoeloebalang Toekoe Tjoet Toengkoeb en van den Imam van<br />
Siem, die zich met hunne volgelingen bij Toekoe Oemar te Lampisang<br />
hadden aangesloten, te vernielen.<br />
Het aanbinden daarna van een ernstig gevecht moest worden vermeden<br />
en getracht, het doel zonder belangrijke verliezen te bereiken.<br />
Kon zonder bezwaar tot Kroeng Kali worden doorgerukt, zoo diende<br />
van daaruit de benting Gle Broee onder vuur te worden genomen,<br />
indien die nl. bezet was.<br />
Het eventueel afbreken van het gevecht en het tijdig aannemen van<br />
den terugmarsch werd aan het beleid van den aanvoerder overgelaten.
125<br />
Het was ten strengste verboden andere dan de speciaal aangewezen<br />
eigendommen en bezittingen te vernielen of te verbranden.<br />
Even na 6 uur werd van Boekit-Karang afgemarcheerd langs den weg<br />
van die plaats naar Toengkoeb.<br />
Het peloton cavalerie ging zelfstandig vooruit met opdracht berichten<br />
in te winnen en den toestand van den weg Toengkoeb — Lam-Njong<br />
te doen verkennen.<br />
De indeeling der colonne was overigens:<br />
Voorhoede: commandant kapitein H. T. de Moulin, I = compagnie<br />
9= Bataljon.<br />
Hoofdcolonne: 1 peloton 2 e compagnie id.,<br />
2 sectien artillerie met hare dekking,<br />
het 2= peloton der 2= compagnie id.,<br />
3= compagnie id.,<br />
genietroepen en ambulance.<br />
Achterhoede: 4= compagnie id.<br />
Uit Lam-Poedja-Noord kreeg de voorhoede ten 6 u. 20' v.m. een<br />
veertigtal schoten, die haar een gewonde bezorgden.<br />
Ook uit de kampongs Lam-Poe-Oe en Lamdoero-Zuid vielen een<br />
paar schoten.<br />
De cavalerie, spoedig gevolgd door de 1= compagnie, ging intusschen<br />
door naar Batoe, dat ten 6 u. 30 v.m. door onze manschappen bezet was.<br />
De gidsen deelden den colonnecommandant nu mede, dat de kam<br />
pong Siem, waarin het huis van den Imam en de kampong Kroeng<br />
Kali, waarin dat van den Hoeloebalang, zwaar bezet en versterkt waren<br />
en dat opmarsch derwaarts door den vijand zeker ernstig zou worden<br />
bemoeielijkt.<br />
Overste Bendien vond daarin aanleiding den gewestelijk militairen<br />
commandant, met het oog op het in de opdracht vermelde, telefonisch<br />
om nadere bevelen te vragen. Het antwoord luidde, dat de uitvoering<br />
geheel aan het beleid van den colonnecommandant werd overgelaten.<br />
De commandant der cavalerie had inmiddels den weg naar Lam Njong<br />
doen verkennen, die vrij wel in orde bleek, en kreeg te 7 u. v.m. het<br />
bevel „voorwaarts gaan in de richting van Kroeng-Kali, ontvangt gij<br />
„veel vuur dan terugkeeren."<br />
Na een 400 M. gemarcheerd te hebben, kreeg de cavalerie vrij veel<br />
vuur uit den N.W. rand van Praboee.
126<br />
De commandant stelde zijn patrouille verdekt op en ging persoonlijk<br />
naar den colonnecommandant om de stelling des vijands nader aan<br />
te duiden.<br />
De tusschen Batoe en Toengkoeb in batterij gekomen artillerie verdreef<br />
de schutters met een paar schoten. De cavalerie ging daarop door,<br />
doch kreeg ter hoogte van missigit Toengkoeb, die onbezet bleek, weer<br />
vrij zwaar vuur uit het bedekte terrein ten Z. van Landoero.<br />
Ook de zijpatrouilles der cavalerie werden uit de flanken beschoten.<br />
Toen nu de spitscommandant rapporteerde, dat eene bende van 25<br />
man den vijand in bovengenoemd bedekt terrein was komen versterken,<br />
en werd waargenomen, dat een dertigtal gewapende Atjehers langs den<br />
weg van Tjot-Rang in N.O. richting oprukten, terwijl een honderdtal<br />
uit het Noorden zich in Z richting naar den weg Toengkoeb-Kroeng-<br />
Kali bewogen, besloot de colonnecommandant geen ernstig gevecht aan<br />
te gaan en gaf order op Boekit Karang terug te trekken.<br />
Zonder verdere verliezen werd die post te 9 u. v.m. bereikt, zonder<br />
dat aan de opdracht voldaan was.<br />
Den I= n Mei werd het geschutvuur te Lamdjamoe voor 24 uur<br />
gestaakt.<br />
De vijand, die den vorigen dag uit Lam Loempoe eenige salvo's<br />
op de versterking had afgegeven, liet zich ook dezen dag niet onbetuigd.<br />
's Avonds te 8 ure vielen uit een tiental geweren 5 salvo's op onzen<br />
post, waardoor een Eur fuselier licht gewond werd.<br />
Behalve de reeds vroeger genoemde gebouwen werd, met het oog<br />
op het optreden tegen Oemar, hier ook een hospitaal opgericht, dat<br />
geheel gereed kwam. Met een vijftal stoomers van de Koninklijke<br />
Paketvaart Maatschappij arriveerden op dezen en den volgenden dag de<br />
van Java gevraagde troepen, te weten:<br />
het 5= en 7= Bataljon infanterie, eene bergbatterij, een peloton cavalerie<br />
en behalve de Iuitenant-kolonel der artillerie W. Boetje en de majoor<br />
der infanterie G. A. Hansen nog een vijftiental officieren en minderen<br />
en 56 dwangarbeiders ter aanvulling.<br />
Diversie naar Montassik.<br />
Van verschillende zijden kwamen intusschen berichten in, dat vijandig<br />
volk uit de XXII Moekims onder Toekoe Tjihik Kampong Bahroe, T.<br />
Brahim Montassik, den ouden Imam van Longbata, Potjoet Mat Tahir,
127<br />
T. Ali Pager Ajer en Teungkoe Pante Glimah zich aan den voet der<br />
heuvels tusschen Empeh Bling en den Gle Taroem-pas bewogen, doch<br />
de grenzen der 3 Moekims Daroe niet overschreden.<br />
Om dit volk tot den aftocht te dwingen en te voorkomen, dat het<br />
T. Oemar onverhoopt ter hulp zou Snellen, werd den 2= n Mei eene<br />
diversie naar Senelop en Montassik gelast.<br />
Daarvoor werden de volgende troepen aangewezen:<br />
Commando: Commandant luitenant-kolonel der infanterie J. B. van<br />
Heutsz.<br />
Chef v/d Staf: Kapitein Gen. Staf G C. E. van Daalen.<br />
Adjudant: 1= luitenant adjudant E. A. van Kappen.<br />
Wd. controleur der XXII Moekims: K. A. Vosmaer.<br />
twaalf bereden ordonnansen.<br />
Infanterie: 6 brigades marechaussee, sterk: 2 luitenants en 1 1 7<br />
karabijnen, commandant kapitein infanterie Jhr. G.<br />
J. W. C. H. Graafland.<br />
3= Bataljon infanterie, sterk: 14 officieren en 576<br />
minderen, commandant majoor der infanterie J. W.<br />
van den Broek.<br />
6= Bataljon infanterie, sterk: 17 officieren en 440<br />
onderofficieren en minderen, commandant majoor der<br />
infanterie G. A. Hansen.<br />
12 e Bataljon infanterie, sterk: 15 officieren.<br />
2 adjudant onderofficieren en 551 onderofficieren en minderen,<br />
commandant majoor der infanterie G. F. Soeters.<br />
Cavalerie: '/2 escadron, sterk: 2 luitenants en 63 minderen<br />
met 65 paarden, commandant ritmeester Jhr. L. D.<br />
C. de Lannoij.<br />
Artillerie: 4= Bergbatterij (2 sectien), sterk: 2 luitenants, 70<br />
minderen, 39 rij-, trek- en draagdieren met 4 vuurmonden,<br />
1 reserveaffuit, 144 granaten, 144 granaatkartetsen<br />
en 48 kartetsen, commandant kapitein Bangert.<br />
Genietroepen: een detachement, sterk: 30 onderofficieren en minderen,<br />
commandant 1 e luitenant der genie A. S. Ruzette.<br />
Ambulance en Trein: 3 ambulances onder de officieren van gezondheid<br />
2= kl. P. J. Diephuis, Dr. G. Grijns en E. Razoux Kiihr.<br />
Gevechtstrein (voor de verschillende infanterie-korpsen,<br />
reserve munitie en koelies voor de genie).
128<br />
Behalve voor het bovenomschreven doel, diende de colonne aan de<br />
vijandelijke benden in het N.W. deel van Montassik zooveel mogelijk<br />
nadeel toe te brengen.<br />
Voornamelijk moest geageerd worden nabij onze gewezen posten<br />
Lamsoet en Senelop en het daartusschen gelegen terrein.<br />
Volgens spionnenberichten had gewapend volk van Polim Senelop<br />
bezet.<br />
Naar luid van het gevechtsbevel was de colonnecommandant voornemens<br />
met de marechaussee zich zoo snel mogelijk in Gani vast te<br />
zetten, waartoe dat korps voor het aanbreken van den dag van Siroen<br />
derwaarts zou oprukken.<br />
Het 12= Bataljon, met zijn gevechtstrein en de cavalerie, zou als<br />
rechtercolonne langs den Oostrand van het bedekte terrein Oostwaarts<br />
van den weg Siroen-Lamsoet naar laatstgenoemde plaats marcheeren en,<br />
na voorbereiding door artillerievuur, die benting aanvallen.<br />
De 2 e colonne bestond uit twee compagnieen van het 6= Bataljon<br />
onder den korpscommandant. Deze zou Oostwaarts van Gani door de<br />
kampongs Adje, Boeneleh en Tjot Bada in gevechtsformatie naar Tjot<br />
Goet gaan.<br />
De derde colonne eindelijk — het 3= Bataljon — moest via Gani naar<br />
Gendroet marcheeren en van hieruit in gevechtsformatie door het hooge<br />
bedekte terrein oprukken naar de lijn Lam-Pre — Lam Tjot, eventueel<br />
den vijand voor zich uit drijven en c.q. ook van het meer Zuidelijk<br />
gelegen Lam-Siti de benting Senelop onder vuur nemen (vooral door<br />
de 6.5 m.M. geweren).<br />
De marechaussee's hadden ter hoogte van de gevechtslinie van de beide<br />
compagnieen v/h. 6° en van het 3= Bataljon en tusschen deze in te<br />
marcheeren en aldus het verband te onderhouden.<br />
De beide resteerende compagnieen van het 6= Bataljon vormden de<br />
algemeene reserve en zouden met de batterij artillerie, waarbij de genietroepen,<br />
van Siroen over den weg langs den linkeroever van de Kroeng<br />
Lingkar tot ten N. van Lamsoet marcheeren en daar nadere bevelen<br />
afwachten.<br />
Zoodra de cavalerie door 's vijands weerstand verplicht werd het<br />
front vrij te maken, had zij zich bij den colonnecommandant te melden.<br />
Het oprukken der troepen beoosten de Kroeng-Lingkar moest gelijktijdig<br />
en in onderling verband geschieden.
129<br />
De aanval zou door den troepencommandant bevolen worden in ver<br />
band met den uitslag der voorbereiding.<br />
Was 's vijands vuur en weerstand gering, dan was de commandant<br />
van het 3= Bataljon gerechtigd, ook zonder nader bevel, tot de attaque<br />
over te gaan, mits hij tevens zorg droeg, voor het vasthouden van Lam<br />
Tjot. De commandant van het geheel zou zich aanvankelijk bij de<br />
artillerie en de algemeene reserve bevinden.<br />
Te 4'/2 u. v.m. begaven zich 3 brigades marechaussee met het<br />
detachement genietroepen van Siroen naar de afgebroken brug over de<br />
Kroeng Lingkar, om deze te herstellen.<br />
De overige troepen, die met extratreinen van Koeta Radja naar Lam-<br />
Permai en Lambaroe waren overgebracht, sloegen een kwartier later de<br />
hun aangewezen wegen in.<br />
Maanlicht begunstigde dezen vroegtijdigen afmarsch. De cavalerie<br />
bij de rechtercolonne kon daardoor zelfs als voorhoedecavalerie optreden<br />
om bij het aanbreken van den dag meer zelfstandig vooruit te gaan.<br />
De algemeene reserve volgde te 4 u. 55' v.m. de beweging, de<br />
batterij in colonne met stukken tusschen de beide compagnieen infanterie<br />
in. De commandant van het detachement genietroepen, die bevel<br />
had gekregen om na herstel van de brug over de Kroeng Lingkar<br />
bij de artillerie en de algemeene reserve aan te sluiten, waartoe hij den<br />
linkeroever der Kroeng volgen kon, achtte dit, toen zijn taak afgeloopen<br />
en de colonne reeds ver verwijderd was, te gevaarlijk en keerde naar<br />
Siroen terug, om daar de terugkomst dier colonne af te wachten.<br />
De cavalerie, die den Oostrand van het terrein bij Lam-Garoet en<br />
Lam-Dam enz. verkende en tevens eene patrouille den L. oever der<br />
Kroeng Lingkar deed volgen, kreeg ten 5 u. v.m. uit eerstgenoemde<br />
kampong een paar schoten. De schutters kozen echter onmiddellijk<br />
daarop het hazenpad.<br />
Een half uur later werd de spits door een paar vijanden van achter<br />
een hoogte ten N. van Loeboek onder vuur genomen. Ook deze<br />
vluchtten weldra in Z. richting, waarop de cavalerie een heuvel op 500<br />
M. ten N. van onze gewezen versterking Lam-Soet, in de sawah gelegen,<br />
bezette. Van Lam-Soet vielen een veertigtal schoten.<br />
De artillerie kwam nu snel vooruit en nam te ongeveer 6 uur eene<br />
stelling in op 1000 M. van Lam-Soet.<br />
9
130<br />
Daar de cavalerie en later de infanterie zich in het front bewogen,<br />
kon zij haar vuur op die benting niet openen.<br />
De overste van Heutsz, die te 5 u. 45' een bericht naar de cavalerie<br />
gezonden had met order het front vrij te maken, kreeg te 6 u. o'<br />
antwoord, dat aan dien last voldaan was, dat zich echter eene compagnie<br />
infanterie op den eersten heuvel ten N. van Lam-Soet bevond, en tien<br />
minuten later reeds de tijding, dat de benting zonder tegenstand genomen<br />
was, en dat de infanterie voorwaarts rukte om den voorgelegen kampong<br />
Lam-Oe le bezetten en daar nadere bevelen af te wachten.<br />
De bevelhebber, die een en ander had waargenomen, zond te 6 u.<br />
v.m. aan het 12= Bataljon en de cavalerie den last: „Cavalerie bij den<br />
„colonnecommandant komen, 12= Bataljon in stelling blijven tot dat<br />
„positien Oost en Noord van Lingkar door andere bataljons zijn<br />
„ingenomen."<br />
Dit was noodig om het 12= Bataljon niet aan het vuur der andere<br />
colonnes bloot te stellen.<br />
In Lam-Soet gekomen, gaf de bevelhebber aan den commandant van<br />
het 12= last om positie te nemen in Lam-Oe met het front naar het<br />
oosten en ook den heuvel tusschen deze kampong en Tjot-Goet bezet<br />
te houden.<br />
Een peloton van het 12 e Bataljon bezette Lam-Soet en de artillerie<br />
met de algemeene reserve werd, evenals de afgezeten cavalerie, ten N.<br />
van die versterking gedekt opgesteld; vervolgens werd een cavalerieofficierspatrouille<br />
met het volgende bericht aan den commandant van het 6=<br />
Bataljon infanterie gezonden:<br />
,,Lam-Soet, 6 u. 27' v.m. No. 3.<br />
,,Lam-Soet en Lam-Oe reeds bezet door 12= Bataljon. Zend met<br />
,,brenger dezes bericht als Tjot-Goet door U bezet is. Ook heuvel<br />
,,N. van Lam-Oe is door ons bezet."<br />
Behalve een paar schoten, die te 6 u. 40' van den O. oever der<br />
Kroeng Lingkar en van de overzijde van de Atjeh-rivier op het 12 e<br />
Bataljon vielen, gebeurde er tot het moment van voorwaarts gaan hier<br />
niets bijzonders.<br />
Bij de troepen ten N. van de Kroeng Lingkar hadden de marechaussee's<br />
zonder eenigen tegenstand Gani en te 5 u. 33' v.m. den kampongrand<br />
ten O. van Masdjid Gani in breed front bezet en hier de komst van<br />
het 3= Bataljon, dat uit Lampermai oprukte, afgewacht.
131<br />
Het 6= Bataljon (2 compagnieen), dat even na de marechaussee's<br />
Gani was binnengetrokken, stelde zich daarachter in voorloopige gevechtsformatie<br />
op.<br />
Omstreeks 5 3 /4 u. v.m. passeerde hen het 3= Bataljon, dat tijdens<br />
den opmarsch naar Gendroet, de aan weerszijden van den weg gelegen<br />
kampongs vluchtig doorzocht en omstreeks 6 u. 50' v.m. de bevolen<br />
beweging in Z. richting aanving.<br />
In onderling verband en in een zeer breed front bewogen de drie<br />
korpsen zich nu zuidwaarts naar de Kroeng Lingkar. Bereden ordonnansen<br />
zorgden voortdurend voor de verbinding.<br />
Een drietal ongewapende Atjehers, die in een kampong waren aangetroffen,<br />
dienden het 3= Bataljon als gidsen. De linkervleugel van dat<br />
bataljon werd bij de beweging in Z. richting door eenige vijanden, die<br />
zich ter hoogte van den grooten weg Kroeng-GIoempang — Senelop<br />
bevonden, bestookt.<br />
Nu en dan beantwoordden de repeteergeweren hun vuur. Het 6= Bataljon<br />
kreeg een paar schoten uit Adje Boeng Mira.<br />
Te 7 u. 30' ontving de korpscommandant het bovenbedoelde bericht<br />
No. 3. Hij bevond zich toen in Boeneleh en antwoordde te 7 u.<br />
36 v.m:<br />
„Ik wacht tot marechaussee en 3= Bataljon zuidelijk omgezwonken<br />
,,zijn." Ongeveer 8 u. bereikte dit antwoord den colonnecommandant<br />
die toen nog te Lamsoet stond, en daar hij even te voren troepen van<br />
het 6= Bataljon in de richting van Tjot-Goet had zien oprukken, gelastte<br />
hij de beweging voort te zetten.<br />
Den commandant der cavalerie werd order gegeven met een peloton<br />
als zelfstandig verkennende cavalerie vooruit te gaan in de richting M.<br />
Lamdjampoe — Senelop en het andere peloton als aan de voorhoede<br />
gebonden cavalerie toe te voegen aan den commandant van het 1 2= Bataljon,<br />
die met zijn korps door het bedekte terrein via Belang-West en Bralon<br />
ook naar Senelop zou oprukken.<br />
De order tot dit oprukken werd door den pelotonscommandant aan<br />
den majoor Soeters overgebracht; zij behelsde tevens de mededeeling,<br />
dat de reverve en de artillerie eveneens via Lamdjampoe zouden marcheeren,<br />
en dat de stelling ten N. van de Kroeng Lingkar door onze<br />
troepen was ingenomen.<br />
Van tijd tot tijd moest het 12= Bataljon door signalen doen blijken,<br />
op welke hoogte het zich bevond.
132<br />
Te 8 u. 5' v.m. begon de beweging. Alle kampongs tusschen Lamsoet<br />
en Senelop waren blijkbaar in der haast door de bevolking verlaten.<br />
Van de tusschengelegen sawah's waren de meeste vrij droog.<br />
Het 6= Bataljon (2 compagnieen) had intusschen in en ten O. van<br />
Tjot Goet stelling genomen, de marechaussee in aansluiting met dit<br />
korps in verschillende Atjehsche loopgraven aan de Kroeng Lingkar tot<br />
en met Lam Koelat, en het 3= Bataljon in verband daarmede van Lam Pre<br />
over Lam Tjot tot en met het heuvelterrein ten Oosten hiervan aan de<br />
Kroeng Lingkar.<br />
De opmarsch geschiedde verder geheel ongestoord. Eene compagnie<br />
van het 12= Bataljon, die op een verkeerd begrepen order was doorgemarcheerd,<br />
had in den W. rand van Bralon reeds stelling genomen.<br />
De zelfstandige cavalerie zond aan den colonnecommandant, die<br />
zich te 8 u. 57' bij den Noordrand van kampong Belang bevond, het<br />
bericht, dat de spits een zestal schoten uit Senelop had gekregen,<br />
waarop haar te 9 u. v.m. het volgende geantwoord werd:<br />
..Commandant Cavalerie. Zijn er nog troepen van ons tusschen U<br />
„en Senelop? Zoo niet, maak dadelijk front vrij."<br />
De artillerie, die inmiddels op een heuvel tusschen Lam Bada en<br />
Lam Sinjing in stelling was gekomen, mocht natuurlijk het vuur niet<br />
openen voor dat er zekerheid omtrent die al of niet aanwezigheid van<br />
troepen in front bestond.<br />
Nog voor dat er antwoord op dat bericht kwam, zag de colonne<br />
commandant reeds infanterie van het 3= Bataljon en marechaussee met<br />
groote snelheid tegen Senelop oprukken. Voorbereiding door artillerie<br />
was onnoodig gebleken.<br />
De kapitein Graafland had, toen hij zag dat de Atjehers reeds aanstalten<br />
maakten de versterking te verlaten, het sein tot den aanval<br />
gegeven.<br />
De commandant der 2= compagnie 3= Bataljon deed zijne compagnie<br />
de beweging onmiddellijk volgen.<br />
Tijdens dien aanval werd de compagnie uit verschillende punten<br />
beschoten.<br />
De vijand, die in de zuiderface van de versterking coupures had<br />
gemaakt, wist hierdoor te ontvluchten, zoodat de inl. marechaussee<br />
Simin, No. 8502, die het eerst daar binnen kwam, de vogels gevlogen<br />
vond (9 u. 10' v.m.).<br />
De versterking werd nu door de 1= en 2= compagnie 3= Bataljon
133<br />
bezet, de marechaussee kreeg order in Lam Sinjing voorloopig rust te<br />
nemen, terwijl aan den commandant van het 12= Bataljon bevel werd<br />
gezonden naar Noord Bralon en West Lambada op te rukken.<br />
De artillerie wilde daarop uit eene heuvelstelling ten N. van Lambada<br />
s vijands vuur uit de O. en Z. O. van Senelop gelegen kampongranden en<br />
hoogten tot zwijgen brengen; voor dat zij echter tot vuren gereed was, hadden<br />
de repeteergeweren van het 3= Bataljon daaraan reeds een einde gemaakt.<br />
Daar zich nu vele uit de moekims Hoho komende Atjehers noordwaarts<br />
van Lam Tjot bewogen, en de troep uit het Zuiden en Zuidoosten<br />
in het geheel niet meer beschoten werd, dacht de colonnecommandant<br />
er aan den terugtocht over Kroeng Gloempang te nemen.<br />
Toen echter bleek, dat de brug bij Toei Selimbing afgebroken was,<br />
werd ter wille van de artillerie van deze route afgezien en besloten<br />
langs de opmarschlijn terug te keeren.<br />
Intusschen was door verschillende troepenafdeelingen en ook door<br />
den wd. controleur luitenant Vosmaer naar het op 17 t. v. zoekgeraakte<br />
geschut, kanon van 7 c.M. A. Veld en mitrailleur, gezocht; doch, ofschoon<br />
volgens berichten deze stukken zich te dier plaatse moesten bevinden,<br />
werd er niets aangetroffen.<br />
Uit den toestand, waarin onze oude benting verkeerde bleek ook volstrekt<br />
niet, dat zij b.v. Polim en trawanten sinds gehuisvest zou hebben.<br />
Voor den terugmarsch werden de volgende orders gegeven:<br />
Het 3= Bataljon moest over Lam Koelat en Lam Kiwan en, zoodra<br />
gezien werd dat Lamsoet in brand stond, in verband met het halve<br />
6= Bataljon naar Tjot Goet en via Adje op Gani terug gaan, om<br />
van daar, zoodra de overgang bij de Lingkar door onze troepen bezet<br />
was, door te marcheeren naar Siroen.<br />
Het 6= Bataljon (de 2 compagnieen te Tjot Goet) kon den terugtocht<br />
beginnen, zoodra de batterij te Lamdjampoe stelling zou hebben genomen.<br />
De marechaussee's zouden vam Lam Sinjing uit in recht westdijke<br />
richting teruggaan naar den Oostrand van Lam Oe, terwijl het 1 2= Bataljon<br />
zijne opmarschrichting weer zou volgen tot Lamdjampoe en den terugtocht<br />
naar Lamsoet eerst mocht aanvaarden, als de artillerie en de algemeene<br />
reserve Lam Oe weer binnengetrokken waren.<br />
Een peloton cavalerie werd ter beschikking van den commandant<br />
van het 12= Bataljon gesteld om desnoods in verband met de achterhoede<br />
op te treden, het andere als voorhoede-cavalerie ingedeeld.<br />
1
134<br />
Toen de batterij haar positie te Lamdjampoe had ingenomen, begon<br />
om 10 u. v.m. de terugtocht in de aangegeven volgorde.<br />
De vijand liet niets van zich merken; daarom kon een halfuur later<br />
ook de artillerie teruggaan.<br />
Alleen het 3= Bataljon kreeg eenig vuur uit oostelijke richting, welk<br />
vuur nu en dan beantwoord werd.<br />
Bij het doortrekken van Lam Oe deden een paar Atjehers schoten<br />
op de troepen, waardoor een Amb. fus. van het 6 e Bataljon in den<br />
voet gewond werd. Dit was dien dag de eenige gewonde bij de<br />
troepen, die tusschen de Atjehrivier en de Kroeng Lingkar ageerden.<br />
Lamsoet werd verbrand, en verder ging men langzaam terug.<br />
Ter hoogte van Lam Garoet werd den batterijcommandant bevolen<br />
met de beide compagnieen van de reserve naar de brug over de Kroeng<br />
Lingkar te marcheeren, daar, met vrijlating van den weg, in batterij te<br />
komen en zoo noodjg den terugtocht van het 3= en 6= Belaljon over de<br />
open strook met vuur te steunen, Het 12= Bataljon moest zich in het<br />
bedekte terrein ten N. van Lam Garoet opstellen om ook bij de hand<br />
te zijn.<br />
Wel werden eenige met geweren bewapende Atjehers waargenomen,<br />
die in de richting Lam Ateuh-Pasar Iboe trokken en de troepen onder<br />
vuur schenen te nemen, maar zoolang niet met zekerheid bekend was,<br />
waar zich onze troepen bevonden, kon de artillerie daarop niet schieten.<br />
De Genietroepen, die zooals wij zagen te Siroen waren achtergebleven,<br />
kregen nu opdracht de brug over de Lingkar, die nog slechts een plank<br />
breedte had, te verbeteren, en toen die nagenoeg gereed was, kwam<br />
juist het 3= Bataljon uit Gani aanmarcheeren.<br />
De batterij bracht nu haar vuur op Pasar Iboe, Tjot Goet en ten<br />
slotte op Adje, waaruit de troepen beschoten werden, waardoor dat<br />
vijandelijk vuur tot zwijgen werd gebracht.<br />
Te 1 u. 50' n.m., toen bijna alien gepasseerd waren, werd aan de<br />
batterij last gegeven op te leggen, terwijl de reserve verder als achterhoede<br />
moest optreden.<br />
Half drie kwamen de laatste troepen Siroen binnen.<br />
De vijanden hadden slechts een flauwen tegenstand geboden. Volgens<br />
berichten, die bij den wd. controleur Vosmaer binnenkwamen, beliepen<br />
de verliezen hunnerzijds slechts 5 gesneuvelden en 12 gewonden, alien<br />
behoorende tot de benden van T. Brahim Montassik, T. Bintang en<br />
Habib Sarih.<br />
_ .
135<br />
Onzerzijds was een Amboineesche sergeant van het 3= Bataljon gesneu<br />
veld, en waren tien minderen gewond.<br />
Verschoten waren: 1 Granaat, 60 G.K.T., 28944 Beaumont —<br />
en 4000 patronen voor geweren van 6.5 m.M.<br />
's Middags te 3 ure werd uit Siroen waargenomen, dat een vijftiental<br />
Atjehers de pas herstelde brug over de Kr. Lingkar bezig waren<br />
weer af te breken. Drie G.K.T. schoten waren voldoende om hen te<br />
verdrijven.<br />
Van Lamdjamoe ging te 8. u. v.m. een patrouille het voorterrein<br />
verkennen, natuurlijk slechts op korten afstand voor den post; de vijand<br />
liet haar rustig begaan. 's Avonds blijkbaar minder goed gezind, nam<br />
hij den post uit Lam Asan een weinig onder vuur.<br />
Een sectie infanterie, gezonden met het doel die schutters zoo mogelijk<br />
te verrassen, keerde terug zonder iets gezien te hebben.<br />
Door eene ontijdig gesprongen granaat van de 20 c.M. mortier, werd<br />
in de batterij alleen materieele schade aangericht.<br />
Een der talrijke 's nachts uitgezonden hinderlagen, n.l. tusschen de<br />
posten Lam Reng en Lam Peneroet, ontwaarde te 1 1 '/2 u. n.m. op<br />
10 passen eene bende van 15 man. Een salvo daarop afgegeven had<br />
blijkbaar weinig uitwerking. De vijand verdween onmiddellijk, na zelf<br />
een vijftal schoten te hebben gelost.<br />
De doorzoeking van het terrein leverde niets op.<br />
Aan boord van H. M. Nias hadden zich in den morgen van den<br />
2= n een tweetal volgelingen van Oemar gemeld, ieder een achterlaadgeweer,<br />
patroonzak en patronen medebrengend.<br />
Zij verklaarden, dat hun het leven in de VI Moekims ondraaglijk<br />
werd gemaakt, en zij toch niet van plan waren tegen de compagnie te<br />
strijden.<br />
Allerlei inlichtingen werden door hen gegeven omtrent de op Oemar's<br />
last gebouwde en bezette versterkingen, loopgraven enz., zoo deelden<br />
zij o.a. mede, dat een benting in Lam Manjang op den weg naar Lamtih<br />
door een veertigtal Pedireezen onder Teungkoe Klibeuh (jongere broeder<br />
van Teungkoe Mat Amin) bezet was. Daar T. Oemar hen nog niet<br />
al te best vertrouwde, had hij hen met voorladers bewapend.<br />
Een tweetal bentings in Lam Isi liet hij door volk uit Daja bewaken,<br />
die voor een deel althans Beaumontgeweren hadden.
136<br />
Volgens hen waren Panglima Poelau en Ketjiq Bintang Lam Loempoer<br />
Oemars beste aanvoerders; deze bezetten dan ook geen versterkingen,<br />
maar hadden eene mobiele macht van 300 man, gewapend met Beaumontgeweren<br />
en in uniform zwart tenue gekleed, onder zich.<br />
Instede van helmhoeden, droegen die lieden hoofddoeken, anders<br />
waren zij best met onze soldaten te verwarren. Hunne bestemming<br />
was overal hulp te verleenen waar dat noodig was.<br />
T. Oemar zelf hield zich nog steeds in of bij zijne woning te Lam-<br />
Pisang op. Aan alle geweerdragenden had hij 50 patronen verstrekt,<br />
doch verboden te schieten, voordat de kompenie zeer nabij was.<br />
Over royaliteit van Oemar's zijde waren zij niet erg te spreken.<br />
Volgens hen betaalde hij niemand en gaf ook geen eten. De Pedireezen<br />
leefden op kosten van de kampongbewoners.<br />
Totaal zouden 5000 strijdbare mannen te zijner beschikking gestaan<br />
hebben, waarvan hij slechts aan een 500-tal geweren zou hebben verstrekt.<br />
Onze beide vrienden beweerden nog, dat de arme lieden, die in deze<br />
benarde tijden moeilijk aan eten kwamen, niets liever wenschten dan<br />
zoodra mogelijk weer in vrede met de kompenie te leven.<br />
Van den beraamden aanval op Oemar's stellingen was intusschen<br />
niets gekomen.<br />
De marine hield echter hare demonstratie in de Kroeng Rababaai.<br />
Vier oorlogsschepen namen schuilplaatsen van volk en bergplaatsen van<br />
Oemar's voorraden in de IV Moekims onder vuur.<br />
De beide volgende dagen werd het landschap Lepong door haar getuchtigd.<br />
Tweede tocht naar de XIII Moekims Toengkoeb op 4 Mei.<br />
Na den weinig succesvollen tocht naar de XIII Moekims Toengkoeb<br />
op den 30=" April t. v., was het wenschelijk die landstreek op nieuw<br />
door onze troepen te doen bezoeken.<br />
Onder bevel van den luitenant-kolonel H. Bendien rukle daartoe de<br />
hierbij aangegeven colonne uit.<br />
Commando.<br />
Colonnecommandant: luitenant kolonel H. Bendien.<br />
Staf officier: kapitein v/d. Gen. Staf H. C. Kronouer.<br />
Adjudant: 1= luitenant der infanterie C. J. Asselbergs.<br />
Infanterie.<br />
5= Bataljon, commandant luitenant kolonel C. J. Laceulle, sterk 16<br />
off. en 525 minderen.
137<br />
7 e Bataljon, commandant majoor J. R. Jacobs, sterk 18 off. en 500<br />
minderen.<br />
9= Bataljon, commandant kapitein der Infanterie H. F. de Moulin,<br />
sterk 14 off. en 565 minderen.<br />
Zes brigades marechaussee, commandant 1= luitenant H. M. Vis, sterk<br />
94 karabijnen.<br />
Cavalerie.<br />
Een half Escadron, commandant ritmeester Jhr. L. D. C. de Lannoij, sterk<br />
3 officieren en 64 sabels en bij elke colonne 5 ordonnansen.<br />
Artillerie.<br />
2 sectien der 1= Bergbatterij, commandant kapitein G. J. E- Nauta,<br />
sterk 3 officieren, 53 minderen, 4 rijpaarden, 20 treken<br />
draagdieren en 4 vuurmonden, waarbij 96 Gr., 96<br />
G. K. T. en 32 K. schoten<br />
Genietroepen.<br />
Commandant 1= luitenant E. J. de Rochemont, 31 minderen met 1 mandoer<br />
en 16 dwangarbeiders voor de materialen.<br />
Geneeskundige Dienst.<br />
Bij elk bataljon een ambulance ter sterkte van: 1 off. v. gez., 12<br />
minderen, benevens 1 mandoer en 10 dwangarbeiders.<br />
Trein.<br />
Bij elk bataljon een trein van 4 mandoers en 104 dwangarbeiders,<br />
1 mandoer en 18 dwangarbeiders bij de marechaussee<br />
en 1 mandoer en 18 dwangarbeiders bij de artillerie.<br />
De wd. controleur der XXVI Moekims M. Neelmeijer en een paar<br />
gidsen maakten den tocht mede.<br />
Blijkens de opdracht was het doel der excursie om de in de XIII<br />
Moekims Toengkoeb gemaakte versterkingen te slechten en te verbranden,<br />
de eigendommen van Toekoe Tjoet Toengkoeb, Toengkoe Sjech van<br />
Kroeng Kali en den Imam van Siem te vernielen.<br />
Volgens mededeelingen van den wd. controleur waren er de volgende<br />
versterkingen (zie kaart):<br />
1. Bij de b. van Masdjid Toengkoeb eene, bezet door Teungkoe<br />
Sjech van Kroeng Kali.<br />
2. In kampong Lambitra (het middelste Landoero) eene, door Imam<br />
Siem bezet.<br />
3. In Kebo (waar de M. van kampong Masdjid Siem staat) eene,<br />
door kampongvolk bezet.
138<br />
Voorts Waren vermoedelijk de oude bentings bij Batoe, Toengkoeb,<br />
Kroeng Kali en Lam-Oedjoeng Zuid, ook door kampong-volk bezet.<br />
Het was ten strengste verboden om iets hoegenaamd, uitgezonderd<br />
vijandelijke versterkingen, te vernielen of te verbranden, tenzij daartoe de<br />
last gegeven werd.<br />
In de opdracht was nog vermeld, dat het 7= Bataljon met 3 brigades<br />
marechaussee de strook benoorden den hoofdweg Toengkoeb—de kampongs<br />
Landoero — tot Lambaroe zou zuiveren, en dat:<br />
het 9= Bataljon met 3 brigades marechaussee de strook bezuiden den<br />
hoofdweg door Lam-Poedjo, Lam-Poe-Oe, Lam Oedjoeng, Lam Hasan,<br />
Masdjid Siem, Kroeng Kali voor zijne rekening zou nemen.<br />
De algemeene reserve (het 5= Bataljon met de Artillerie enz.) kon<br />
langs den hoofdweg marcheeren.<br />
Het 7= en 9= Bataljon moesten op de buitenflanken twee of meer<br />
punten bezetten, om het opdringen van benden uit N.O. en Z. tegen<br />
te gaan.<br />
Door den colonnecommandant werd aan de cavalerie de volgende<br />
opdracht gegeven:<br />
„De cavalerie is voorhoede cavalerie en heeft tot taak het verkennen<br />
„van de door het 7= en 9= Bataljon te doorloopen terreinen tot de lijn<br />
Lambaroe, Lamdoero-N. en N.O. rand Kroeng Kali.<br />
„Eene officierspatrouille onder commando van den 1= n luitenant Happe<br />
„met 1 trompetter en 1 6 ruiters zal de terreinstrook Perampoean-Toengkoeb,<br />
„Landoero-Zuid-en West verkennen en verder als zelfstandige verkennings-<br />
„patroui!le voor het 7= Bataljon uitgaan." Berichten moesten door tusschenkomst<br />
van den commandant van dat bataljon rechtstreeks aan den<br />
colonnecommandant worden gezonden.<br />
Het peloton van den luitenant Lisnet zou aanvankelijk de patrouille<br />
Happe tot Batoe en Toengkoeb steunen en dan het 2= deel der taak<br />
v/d cavalerie (voor het 9= Baltaljon uit) op zich nemen. Eene zelfstandige<br />
onderofficierspatrouille van dit peloton, ter sterkte van I wachtmeester<br />
en 8 ruiters, moest de kampongs Praboee, Lam Ganoi, Lam Klat verkennen<br />
en zich bij Masdjid Siem weer aansluiten bij het peloton Lisnet.<br />
Per extra treinen werden de troepen te voet naar Boekit Karang<br />
gebracht, en om 5 '/2 u. n.m. van daar door de cavalerie de afmarsch<br />
begonnen. In draf werd door de patrouille Happe, gevolgd door het<br />
peloton Lisnet, opgerukt naar Perampoean, Batoe en Toengkoeb.
139<br />
lets ten Z. van Perampoean werd bedoelde patrouille vrij hevig in de<br />
flanken onder vuur genomen uit de graven, gelegen in den N. W. rand<br />
van Lam-Poedjo Zuid.<br />
Een tiental afgezeten ruiters van het peloton Lisnet beantwoordde<br />
dit vuur om de patrouille gelegenheid te schenken naar Batoe door te<br />
gaan. Een rijkspaard werd hier gewond.<br />
Ook uit Perampoean vielen aanvankelijk eenige schoten. De daar<br />
aanwezige Atjehers trokken echter op Toengkoeb terug.<br />
Te 6 u. 17' ontving de colonnecommandant het bericht: ,,5.57 v.m.<br />
„Enkele gewapenden geven vuur uit versterking Batoe; Masdjid Toeng-<br />
„koeb door + 10 man bezet. Zet verkenning voort onder dekking<br />
„van 10 man afgezeten cavalerie, die N. punt van Lam Poedjoe onder<br />
„vuur houden."<br />
Te 6 u. 35' v.m. rapporteerde zij den viersprong te hebben bereikt,<br />
doch door het vrij hevige vuur, ook uit Lampoe-oe, de versterking<br />
Toengkoeb en de masdjid van dien naam, niet verder te kunnen, tenzij<br />
met veel kans op verliezen.<br />
Inmiddels was te 6 u. v.m. ook de infanterie voorwaarts gegaan, het<br />
5= Bataljon met de artillerie, waarbij de colonnecommandant met zijnen<br />
staf, langs het voetpad dat op 300 M. ten Z. van Boekit Karang aan<br />
den spoorbaan sluit en verder via Perampoean naar den viersprong,<br />
het 7= en 9= Bataljon in compagniescolonnes rechts en links van dat<br />
voedpad. Beide bataljons hadden 3 brigades marechaussee en een<br />
compagnie in de voorhoede.<br />
Het door het 9 e Bataljon te passeeren terrein was van den spoordijk<br />
tot + 800 M. W. van de kampongs Lam Poedjo moeilijk begaanbaar;<br />
dan begon een strook natte sawah, waarop de colonne al zeer langzaam<br />
vooruit kwam, en van af Lam Poedjo voerde de weg door verlaten<br />
kampongs.<br />
Het 7= Bataljon trof het beter. Eerst werd een bestaand pad gevolgd,<br />
daarna alang-alangvelden of klapperbosch doorgelrokken; het terrein was<br />
althans niet zoo dicht begroeid of bebouwd, dat de leiding verloren<br />
behoefde te gaan.<br />
Te 6 u. 15' v.m. ontving de colonnecommandant bericht, dat een<br />
van den post Lam-Njong afgeschoten granaat zeer dicht bij onze cavalerie<br />
terecht was gekomen. Aan den postcommandant van Boekit Karang<br />
werd opgedragen per telefoon staking van dat vuur te gelasten.<br />
Te 6 u. 20' was de infanterievoorhoede ter hoogte van Perampoean<br />
~H
140<br />
gekomen, en werd het vuur op den vijand, die de cavalerie in hare<br />
beweging belemmerde, geopend.<br />
Eenige salvo's waren voldoende hem te verdrijven, waarop de cavalerie<br />
hare verkenning kon voortzetten.<br />
De bentings Toengkoeb en Batoe werden elk door eene sectie van<br />
het 5= Bataljon bezet en laatstgenoemde door den colonnecommandant<br />
voor hoofdverbandplaats aangewezen.<br />
Ook eenige geniesoldaten werden daar achtergelaten om de Westerfacen<br />
dier bentings af te graven.<br />
De batterij, die op last van dien chef reeds op den viersprong was<br />
opgesteld, behoefde niet te vuren en kon weer opleggen.<br />
Hoewel de tegenstand van den vijand weinig ernstig was, en hij zich<br />
tot het beschieten onzer troepen op groote afstanden bepaalde, moesten<br />
deze hem toch voortdurend in een breed front voor zich uit jagen.<br />
Het 9= Bataljon liet detachementen achter in den Z. O. rand van<br />
Lam-Poedjo — Z., van Lam Oedjong en Lam Gawai. Achtereenvolgens<br />
werden Lam Poe-Oe, Praboee, Lam Genoi en Lam Klat doorzocht, en<br />
toen ook de Z. O. rand van Lam Hasan en Lam Reh door eene<br />
compagnie bezet.<br />
Met 2 compagnieen doorgaand waren weldra kampong Masdjid Siem<br />
en Kroeng Kali van vijanden gezuiverd.<br />
De cavalerie trad bij hare verkenning onder den ritmeester Jhr. de<br />
Lannoy zeer voortvarend op. Vrij zwaar vuur ontving zij uit de zuidelijke<br />
kampongs Sabang, Tjot Aloer Raja en de daarbij gelegen heuvels, en<br />
bij het deboucheeren der eclaireerende linie uit de strook Lam Reh werd<br />
zij door een tiental vijanden, die zich iets Z. W. van Masdjid Siem<br />
hadden opgesteld, beschoten.<br />
De masdjid zelf bleek door een twintigtal bezet te zijn; toen te 7<br />
u. 40' v.m. de marechaussee dien verkende, waren de lieden echter<br />
gevlogen.<br />
Te 8 u. kon de kapitein Dumoulin rapporteeren, dat hij aan zijne<br />
opdracht voldaan had.<br />
Het 7= Bataljon ondervond het minst tegenstand.<br />
Te 7 u. in het terrein tusschen Lamdoero W. en Z.O. aangekomen,<br />
werden in den N. rand twee pelotons met een 500 M. tusschenruimte<br />
opgesteld. Reeds te 7 u. 45' v.m. kon aan den colonnecommandant<br />
bericht worden, dat Lamdoero N. O. bereikt was. De l e compagnie<br />
van het korps leunde met haar rechtervleugel aan de sawah Z. W. van
.141<br />
Lam Beheu, de 2= compagnie stond N. W. daarvan, en op den linkervleugel<br />
waren de marechaussees geplaatst.<br />
Daar de karabijnen van dat korps slechts een vizier tot 600 pas<br />
hadden, en zich veel vijanden op grooteren afstand vertoonden, werd<br />
een sectie infanterie aangewezen om de marechaussee te steunen.<br />
Het 5= Bataljon met de artillerie was intusschen doorgemarcheerd en<br />
ongeveer halfacht bij den bocht in den grooten weg naar Kroeng Kali,<br />
op 1 K.M. afstand van den viersprong, gekomen.<br />
Daar kreeg de colonnecommandant bericht, dat zich een veertigtal<br />
gewapende Atjehers ten Z. van Klat bewogen.<br />
Eene gemengde compagnie onder de orders van den kapitein J. P.<br />
Linck, onmiddellijk derwaarts gezonden, trof geen vijand meer aan.<br />
Een sectie van het 5= Bataljon werd in eene verlaten benting op<br />
300 M. Z.W. van Masdjid Toengkoeb geplaatst, en daaraan genietroepen<br />
toegevoegd om die sterkte zooveel mogelijk te slechten.<br />
Te 8 u. 30' was de algemeene reserve met de Artillerie bij Masdjid<br />
Siem aangekomen, en werd ook deze masdjid door eene sectie bezet,<br />
met opdracht daar te blijven tot de colonne bij den terugmarsch gepasseerd<br />
zou zijn, en alvorens dan terug te gaan, dit bedehuis in brand te steken.<br />
In kampong Masdjid Siem en Kroeng Kali werden de huizen der<br />
hoofden door de genie in de asch gelegd.<br />
De cavaleriecommandant bij de colonne Dumoulin had inmiddels per-<br />
soonlijk den toestand der sawah's verkend, en toen hij deze bruikbaar<br />
in alle gangen en formatien vond, het peloton Lisnet, dat in Kroeng<br />
Kali van geen nut meer was, last gezonden zich in den N.O. rand<br />
van die kampong onder de orders van den escadronscommandant te<br />
stellen om eventued op over de sawah vluchtende vijanden te chargeeren.<br />
Werkelijk vertoonde zich eene kleine bende, die echter, door ontijdig<br />
geroep van een der patrouillecommandanten, op de cavalerie attent<br />
werd gemaakt en haar toen van een heuveltje ten N. van Kroeng Kali<br />
onder vuur nam.<br />
In gestrekten galop ging de cavalerie er toen op los, maar de vijand<br />
verdween bijtijds over de Kroeng Kali.<br />
De Eur. cavalerist Zomerdijk, No. 41 298, werd daarbij ernstig gewond.<br />
Tot 10 u. v.m. bleef de cavalerie verder de Kroeng Kali en het<br />
aan de overzijde der sawah gelegen terrein observeeren.<br />
•^1
142<br />
Ook met de patrouille Happe werd verband gekregen; in het algemeen<br />
was het terrein voor het ruiterwapen zeer bruikbaar gebleken.<br />
De artilleriecommandant had met zijn twee sectien berg in den N. rand<br />
van kampong Kroeng Kali eene stelling ingenomen, terwijl de compagnie<br />
Linck de versterking in die kampong bezette en zooveel mogelijk slechtte.<br />
Op verzoek van den wd. controleur en van het sagihoofd der XXVI<br />
Moekims T. Nja Banta en met toestemming van den Gewestelijk Militairen<br />
commandant, die de colonne gevolgd had, werden de bezittingen van<br />
Teungkoe Sjech van Kroeng Kali, die ons in werkelijkheid niet zoo<br />
kwaad gezind was, gespaard.<br />
Voor den terugtocht werden nu de noodige bevelen gegeven.<br />
De artillerie moest met hare dekking onmiddellijk terug marcheeren<br />
en met het front naar het Z. O. op + 300 M. Z. W. van Perampoean<br />
eene opnamestelling innemen.<br />
Het 9= Bataljon kon in omgekeerde volgorde als bij den opmarsch<br />
teruggaan en door Lam Poedjo naar den viersprong marcheeren.<br />
Ook het 7= Bataljon zou te lOu. v.m. door hetzelfde terrein, dat het<br />
's morgens gepasseerd had, terugtrekken.<br />
De compagnie Linck van het 5= Bataljon had weer den weg door<br />
Lam Klat, Lam Genoi en Lam Poe-oe te nemen, de beide andere compagnieen<br />
echter den grooten weg via Toengkoeb.<br />
De cavalerie marcheerde lOu. v.m. af voor de compagnie Linck uit.<br />
De patrouille van luitenant Happe bleef voor de achterste compagnie<br />
van het 7 e Bataljon, teneinde op een mogelijk opdringende vijand te<br />
chargeeren.<br />
Toen de vijand bij dien terugmarsch nogal op kwam zetten, werd<br />
te 10 u. 55' v.m. een peloton infanterie van het 5= Bataljon in Masdjid<br />
Toengkoeb geposteerd en aan de compagnie Linck te 11 u. 5' v.m.<br />
opgedragen in een loopgraaf N. van den grooten weg en op 700 M.<br />
W. van den viersprong stelling te nemen om den teruggang van het 7 e<br />
en 5° Bataljon, dat achtereenvolgens de Masdjid Toengkoeb en de<br />
bentings Toengkoeb en Batoe moest verlaten, te beschermen<br />
Naarmate onze troepen in de richting Boekit Karang verdwenen,<br />
bezette de vijand de Westelijke randen van Lam Poedjo Zuid en<br />
Noord en vuurde van hier en ook uit de N. W. van den weg Toengkoeb—<br />
Kroeng Kali gelegen kampongs vrij hevig op de achterhoede.
143<br />
Voordat Batoe verlaten was, plaatste de colonnecommandant nog een<br />
peloton in Perampoe'an met last die benting vast te houden totdat alles<br />
gepasseerd zou zijn, en dan de zich daarin bevindende gebouwen aan<br />
de vlammen prijs te geven.<br />
Het 5= Bataljon ondervond door dat telkens bezetten van punten nog<br />
al oponthoud en kreeg, voor het den viersprong bereikt had, een vrij<br />
beduidend vuur dat ons vijf gewonden kostte, wo. de 1= luitenant-adjudant<br />
Krohne, die eenige uren later overleed.<br />
Hoewel het terrein rechts en links van den grooten weg volkomen<br />
begaanbaar was voor infanterie, werd in het algemeen wel al te veel<br />
aan den weg vastgehouden, waardoor groote doelen geboden werden.<br />
De artillerie kon ten slotte haar vuur op Lam Poedjo, Lam Poe-oe<br />
en den viersprong biengen, waardoor te 11 u. 50' het vijandelijk vuur<br />
geheel tot zwijgen werd gebracht, en de troepen verder ongemoeid Boekit<br />
Karang of Lam Njong konden bereiken, vanwaar zij per stoomtram,<br />
beginnende te 12 u. 40' n.m., naar Koeta Radja terug werden gevoerd.<br />
Het doel van den tocht was ditmaal bereikt ten koste van 14 gewonden<br />
onzerzijds, benevens een rijkspaard.<br />
Aan munitie waren 10 Granaten, 19 G.K.T. en 15212 patronen<br />
scherpe tot Achterl. Gew. kl. Kaliber verbruikt.<br />
De beide laatste tochten hadden den terugkeer in hun gebied van T.<br />
Tjoet Toengkoeb en de hoofden van Montassik met hun volk tengevolge.<br />
Van optreden tegen Oemar kon geen sprake zijn.<br />
Het regenachtige en onstuimige weer, in verband daarmede de onbegaanbaarheid<br />
van het terrein in de VI Moekims, belette elke operatic<br />
Het inwinnen van berichten werd, dank zij de zorgvuldige afsluiting<br />
van de IV en VI Moekims, voor lieden uit de geconcentreerde linie met den<br />
dag moeilijker. Eene gelijke afsluiting handhaafden de in de III Moekims<br />
Daroe en de IX Moekims gelegen bendehoofden uit de XXII Moekims.<br />
Oemar zond intusschen a?in verschillende hoofden ter Westkust brieven,<br />
waarin hij mededeelde de zijde van het Gouvernement te hebben verlaten<br />
en hen uitnoodigde zich bij hem aan te sluiten of hem met geld<br />
en strijders te ondersteunen.<br />
Eendracht heerschte er in het vijandelijke kamp niet.<br />
Een der beste onderaanvoerders, Ketjiq Bintang van Lam Loempoer,<br />
dreigde naar de Westkust te zullen aftrekken, wanneerToenongers (lieden uit<br />
de XXII Moekims) of Pedireezen in de IV en VI Moekims werden geduld.
144<br />
Deze lieden verdwenen dan ook allengskens geheel. Benden van<br />
de Westkust kwamen hunne plaatsen innemen onder Mohamad Arsjad<br />
Lageun, Toekoe Aroen en Habib Abdoellah Paroembe.<br />
Alleen T. Pante Glima bleef met een dertigta! Pedireezen te Mata<br />
Air (Daroe) achter, en deed zelf aan het z.g. kaloet (Maleisch: bertapa)<br />
in de grot van Daroe, misschien wel in navolging van T. Koeta Karang,<br />
die daarmede destijds nog al invloed verworven had.<br />
Den 6= n Mei zond Toekoe Neq, Imam der IX Moekims, zoon van<br />
den eigenlijken Oeleebalang van die landstreek, Toekoe Nanggroi, die<br />
zich steeds te Troemon, waar hij vrouw en kinderen had, ophield, een<br />
brief aan het bestuur met betuigingen van goedgezindheid.<br />
Hem werd geantwoord, dat hij die kon toonen door zijne opwachting<br />
te maken, waaraan hij zes dagen later voldeed. Hij bevestigde<br />
het van andere zijden vernomen bericht, dat Oemar huurlingen in de<br />
IX Moekims liet aanwerven, tegen een loon van 15 dollars 's maands<br />
-\- voeding, om die als vaste bezetting in zijn talrijke kota's te leggen,<br />
iets waartoe hij het kampongvolk in de VI Moekims niet wilde dwingen,<br />
uit vrees hen te ontstemmen.<br />
Veel scheen de werving intusschen niet op te leveren.<br />
Toekoe Nja Mohamad, de wd. Oeleebalang der IX Moekims, hield<br />
steeds verblijf in zijne versterkte kampong Toebaloe.<br />
Hoewel hij op onze hand was, bezat hij geen macht genoeg, om de<br />
vijandige stemming in zijn gebied tegen te gaan.<br />
Nu er van een actief optreden niets kon komen, zon de militaire<br />
commandant op andere middelen om den vijand schade te be-<br />
rokkenen.<br />
Zoo werd tegen het aanbreken van den dag op 6 Mei eene alarmeering<br />
gelast om de lieden in de VI Moekims er toe te brengen hunne voorste<br />
linie van versterkingen krachtig te bezetten en hen daarna door geschut<br />
vuur verliezen toe te brengen.<br />
Onze troepen zouden daartoe te 4'/4 u. v.m. met extratreinen te<br />
Lamdjamoe arriveeren, echter de lijn der posten niet overschrijden.<br />
Een half uur later zouden de kanonnen dan de verschalkte Atjehers<br />
onder vuur nemen.<br />
De medewerking der marine werd ingeroepen, zoowel om met de<br />
zoeklichtcn de te beschieten versterkingen in het voorterrein te beschijnen,<br />
als voor deelneming aan dat bombardement door het scheepsgeschut;
145<br />
middels seinen van Lamtih zou de marine het moment van ingrijpen<br />
worden aangegeven.<br />
De vijand liet zich blijkbaar niet verleiden. De in de versterkingen<br />
aanwezige Atjehers achtten het zelfs niet noodig ons vuur te beant-<br />
woorden en verliezen heeft dat hen, blijkens nader ingekomen berichten,<br />
ook al niet toegebracht. Wel deelden Atjehers, die zich verdienstelijk<br />
wilden maken, mede, dat er door geschutvuur reeds een dertigtal dooden<br />
en gewonden bij onze tegenstanders waren, maar die berichten zijn niet<br />
bevestigd.<br />
Onze oude vriend T. Tjoet Lamtengah, die, zooals wij vroeger op-<br />
merkten, de voeling met het bestuur bleef onderhouden, vond daarin<br />
geen beletsel, om, evenals zijn broeder T. Imam Moeda Baid, met Oemar<br />
te komen confereeren; het bestuur ontving althans van die samenkomsten<br />
kennis.<br />
Eene patrouille, die den 10= n Mei n.m. te 5 ] /2 u. van uit Lambaroe<br />
naar de 2= brug in den weg van Lambarih marcheerde, kreeg in zijn<br />
gebied vuur en wel uit de benting Belang, ^\l 600 M. Z. W. van die<br />
brug gelegen, en de O. van die brug gelegen kampong Bada. Uit<br />
Siroen werden de vijandelijke schutters toen op een paar granaatkar-<br />
tetsen onthaald.<br />
Naar aanleiding van bij den assistent-resident te Telok Semawe inge<br />
komen berichten, dat kwaadwilligen van plan waren handelsstoomers<br />
langs de kust af te loopen, kregen die vaartuigen voorloopig eene dek<br />
king mede.<br />
Bij het kolenetablissement in de Sabang-baai (Poeloe Weh) werden<br />
een paar verhoogde wachthuizen opgericht.<br />
De commandant der scheepsmacht had daardoor weer de vrije be-<br />
schikking over het te Sabang gestationeerde oorlogsschip; ook de stoomer,<br />
die voor de bescherming van Oleh-leh Oost was aangewezen, oordeelde<br />
men daar niet langer noodig.<br />
9 Mei sloeg de Regeerings-Commissaris een besluit, dat we hier in<br />
extenso laten volgen en dat luidde:<br />
I. Dat voortaan de verstrekking van oorlogsmaterieel of het verleenen<br />
van vergunning tot den invoer daarvan door of van wege het bestuur<br />
aan de hoofden of bevolking van het Gouvernement van Atjeh en<br />
Onderhoorigheden stellig verboden was.<br />
10
146<br />
II. Dat den besturenden ambtenaren in het gewest werd opgedragen,<br />
met alle hun ten dienste staande gepaste middelen, te streven naar de<br />
inlevering van de geweren en munitie, welke onder voorwaarde van<br />
latere inlevering in den loop van tijd aan hoofden en bevolking waren<br />
verstrekt geworden.<br />
In de toelichtingen van dat besluit werd overwogen:<br />
dat door den Gouverneur-Generaal meermalen voorschriften waren<br />
gegeven met het doel, de verstrekking van wapens en munitie en het<br />
verleenen van vergunning tot den invoer daarvan aan hoofden en bevol<br />
king van Atjeh en Onderhoongheden te beperken;<br />
dat echter door de opvolgende Gouverneurs van het gewest en de onder<br />
hen gestelde besturende ambtenaren niet altijd was gehandeld geheel<br />
in overeenstemming met de inzichten der Regeering ter zake;<br />
dat dan ook in den loop van tijd groote hoeveelheden oorlogsmate-<br />
riaal, zoowel in Groot-Atjeh als in de kustlandschappen, door het bestuur<br />
zijn verstrekt of met vergunning van het bestuur zijn ingevoerd;<br />
dat in het bijzonder in het tijdvak van medio 1893 tot het einde<br />
van Maart <strong>1896</strong> op die wijze o.a. een groot aantal Beaumontgeweren<br />
met munitie in handen der Atjehsche bevolking was gegeven;<br />
dat dit alles geleid had tot het resultaat, dat wij een talrijken aaneen-<br />
gesloten vijand tegenover ons hadden, grootendeels even goed bewapend<br />
als onze eigen infanterie en veel beter bewapend dan ooit te voren;<br />
dat bovendien, in het algemeen bij het in onderwerping brengen van<br />
minder beschaafde volksstammen, het streven moet gericht zijn op ontwa-<br />
pening, niet alleen tot verzekering van het overwicht van den overheerscher,<br />
maar evenzoo tot het bevorderen van rust, orde en veiligheid van per-<br />
sonen en goederen, welke belangen voortdurend in gevaar gebracht<br />
worden, zoolang de geheele bevolking gewend blijft aan het dragen,<br />
gebruiken en misbruiken van wapens;<br />
dat dit laatste in het bijzonder goed was voor het aan tucht niet<br />
gewende en zeer moeielijk te gewennen volk van Atjeh, zoodat dit<br />
dan ook in de door het bestuur verstrekte en de, hetzij met vergunning,<br />
hetzij op clandestiene wijze ingevoerde oorlogsbehoeften, voortdurend<br />
een krachtig middel heeft gevonden tot het in stand houden van het<br />
vuistrecht;<br />
dat derhalve, zoowel ons eigen belang als overheerscher, alsook<br />
onze plicht als beschaafde natie gebiedend eischte, dat voor goed gebroken<br />
werd met het tot eind Van Maart <strong>1896</strong> afwisselend gevolgde en door
147<br />
de feiten als hoogst schadelijk gekenmerkte stelsel, om aan zoogenaamd<br />
goedgezinde hoofden of bondgenooten wapens en munitie te verstrekken<br />
of vergunning tot den invoer te geven;<br />
dat de geschiedenis echter overtuigend had aangetoond, dat ten deze<br />
niet kon worden volstaan met beperkende voorschriften, en dat derhalve<br />
alleen een stellig verbod tot dat doel kon leiden.<br />
Na lezing van het bovenstaande zal het ook niemand verbazen, dat<br />
de Regeerings-Commissaris pogingen in het werk stelde het overwicht<br />
op den gelijkgewapenden vijand weer te herwinnen door meerdere<br />
repeteergeweren aan te vragen, waarvan er in Holland te dier tijde vele<br />
voorhanden waren of spoedig konden worden verkregen.<br />
Op het telegrafisch daartoe gedaan verzoek seinde de minister terug,<br />
dat tegen medio Juli rechtstreeks een duizendtal kon worden toegezonden,<br />
dat echter voorzien was van het Nederlandsche vizier.<br />
Zijne Excellentie achtte het laatste een zoo groot bezwaar, dat hij<br />
verzocht de zending achterwege te laten.<br />
Dat de bestuursambtenaren nog maar zoo dadelijk niet van de boven<br />
ontvouwde beginselen doordrongen waren, toont ons het Atjeh-Verslag<br />
van 17 — 23 Mei, waarin o.m. werd medegedeeld, dat aan Radja Pakeh<br />
van Pedir vergunning werd verleend zijn ouden bondgenoot Toekoe<br />
Bentara Tjoemboeq met 150 man te ondersteunen in zijn strijd tegen<br />
Toekoe di Rabo, zoon van wijlen Toekoe Dido Kemangan, Toekoe<br />
Mantroi Garoet en Toekoe Lampoeoe, welke vergunning het bestuur<br />
meende te moeten verleenen om de positie der federatie III niet al te<br />
overheerschend te maken.<br />
Of daarmede rust en veiligheid in die streken werd gebracht is nog<br />
de vraag, de ambitie in aanmerking genomen, die Atjehers nu eenmaal<br />
voor de „prang" hebben.<br />
We zouden nu een sprong kunnen nemen tot 21 Mei, aangezien er<br />
in dien tusschen gelegen tijd weinig belangrijks voorviel.<br />
Voor de volledigheid zij echter nog het volgende vermeld:<br />
De commandant der scheepsmacht werd uitgenoodigd om op door hem<br />
'e bepalen tijdstippen van uit de Kroeng Raba-baai nogmaals de kampongs<br />
Seboen, Lamlon, Lambaroe en Naga Oembang, die buiten het bereik<br />
onzer kanonnen in de geconcentreerde linie lagen, onder vuur te nemen.
148<br />
Tot betere controle op den invoer van contrabande werden militairen<br />
aangewezen om de goederen, die ter reede van Olehleh werden aange<br />
bracht, nauwkeurig te onderzoeken.<br />
12 Mei te 10'/4 u. n.m. ging van Lamdjamoe eene patrouille uit om<br />
na te gaan, of de brug over de Tjoet Manjang in den weg naar Pakan<br />
Badak nog bruikbaar was.<br />
Het bleek dat zij op een juk na geheel afgebroken, en het stroompje<br />
ter plaatse ondoorwaadbaar was.<br />
De sawah's in het voorterrein stonden overigens zoo diep onder<br />
water, dat eene daardoor loopende afdeeling zich door haar geplas terstond<br />
moest verraden.<br />
Ook van Lamtih uit werd eene verkenning gemaakt om zich van den<br />
toestand van het terrein te vergewissen. Daar bleek het, dat er op<br />
verschillende plaatsen 0.3 a 0.5 M. water stond, doch dat de ondergrond<br />
hard was.<br />
De compagnie, die de bezetting van Lamdjamoe versterkte, werd den<br />
14= n Vervangen door een peloton. Die sterkte werd voorloopig behouden;<br />
dagelijks zouden de menschen verwisseld worden.<br />
Den volgenden dag gingen te 11 u. n.m. van Lambaroe zes brigades<br />
marechaussee uit met het doel Lamtengah bij verrassing binnen te dnngen<br />
en vervolgens gesteund door eene colonne van 5 compagnieen infanterie,<br />
2 sectien bergartillerie, 1 peloton cavalerie en 1 sectie genietroepen die<br />
streek te tuchtigen en de eigendommen van T. Tjoet Lamtengah te<br />
vernielen.<br />
Nog voor zij haar doel bereikte, werd de marechaussee ontdekt, en<br />
zoo keerde de colonne onverrichter zake huiswaarts.<br />
Blijkbaar getroffen door deze waarschuwing zond T. Tjoet den<br />
volgenden dag een brief, waarin hij nogmaals te kennen gaf goedgezind<br />
jegens de compagnie te zijn, waarop hem natuurlijk geantwoord werd,<br />
dat hij die gezindheid dan maar moest toonen door inlevering der hem<br />
in bruikleen verstrekte geweren en ammunitie en door met op onze<br />
troepenmacht te doen vuren, indien zij zijn gebied bezocht.<br />
Zijn wederantwoord luidde, dat hij het gevraagde zou terugbrengen<br />
en er in zijn gebied geen vijandelijkheden tegen de compagnie zouden<br />
worden ondernomen.<br />
Het onware van deze verzekering zou op den 21= n d.a.v. blijken.<br />
Sinds 7 Mei waren door het geschut van Belang, Ketapan Doea en<br />
Lampeneroet dagelijks op ongelegen tijdstippen eenige schoten in het
149<br />
voorterrein gezonden; van laatstgenoemde posten voornamelijk tegen<br />
Oleh-Loeng, Poenir en de ten Westen daarvan gelegen vijandelijke<br />
kampongs.<br />
Den Imam van Djempit beviel dat blijkbaar in het geheel niet, en hij<br />
liet dan ook het verzoek doen het op zijn Moekim gerichte vuur te staken.<br />
Om zijne gezindheid op proef te stellen, ging den 18 en van Ketapan<br />
Doea een patrouille derwaarts.<br />
Op 150 M. van de kampong gekomen werd echter en daaruit en<br />
uit Boekit Kasoemba en Pantai Abee al tamelijk veel vuur ontvangen,<br />
waarop keert gemaakt werd.<br />
's Nachts verkende eene brigade marechaussee nogmaals het terrein<br />
in de richting Adjoen Goetji Ajer; er stond nog altijd een 1.5 a 2.5<br />
d.M. water, terwijl een den 20= n Mei 's morgens te 7 ure van Lamtih<br />
uitgerukte patrouille tot de conclusie kwam, dat het voorterrein goed<br />
bewaakt en sterk bezet was.<br />
Vooral uit Lam Awi, Lam Tengah en Lam Manjang werd veel vuur<br />
ontvangen.<br />
21 Mei was bestemd om Toekoe Tjoet Machmoed Lamtengah eens<br />
aan zijne belofte te herinneren en na te gaan, wat zijne vriendschaps-<br />
betuigingen wel waard waren.<br />
Excursie naar de Moekim Lamtengah.<br />
Voor de excursie waren de ondervermelde troepen aangewezen:<br />
Commando: Luitenant kolonel Bisschoff van Heemskerk.<br />
Chef v/d Staf. kapitein v/d. Gen. Staf H. C. Kronouer.<br />
Adjudant 1= luitenant adjudant E. A. van Kappen.<br />
7 C Bataljon Infanterie, sterk: 16 officieren en 474 minderen, commandant<br />
majoor J. R. Jacobs.<br />
het half 5= Bataljon Infanterie, sterk: 8 officieren en 249 minderen,<br />
commandant luitenant kolonel C. J. Laceulle.<br />
de 4 C Bergbatterij, sterk: 3 officieren en 89 minderen, 12 rij- en 36<br />
trekpaarden of draagdieren, 6 vuurmonden met voile muni-<br />
tieuitrusting, commandant kapitein A. Bangert.<br />
e'en peloton cavalerie, sterk: 32 sabels, commandant 1= luitenant C. W.<br />
van Haaff.<br />
een detachement genietroepen, sterk: 1 officier en 32 minderen, comman<br />
dant 1= luitenant E. J. de Rochemont.
150<br />
din ambulance onder den officier van gezondheid 2= klasse F. S.<br />
van Hettinga Tromp, en 20 minderen met dwangar<br />
beiders.<br />
Ten slotte een detachement van de verschillende posten ter sterkte<br />
van 2 officieren en 75 man.<br />
Voor het geval de bevolking gewapend verzet pleegde, moesten alle<br />
versterkingen genomen en geslecht, de daarin aanwezige woningen ver-<br />
brand, en alle bezittingen van het moekimhoofd verwoest worden.<br />
Overigens mocht, zonder bijzonderen last, niets vernield of verbrand<br />
worden.<br />
Bekend was, dat, behalve de oude benteng Belang aan de W. zijde<br />
van den weg naar Anak Galong, ^ 200 M. ten Z. van de L. van<br />
Lamtengah, nog de missigit Lamtengah, + 40 M. W. v/d kampong<br />
van dien naam gelegen, en het huis van T. Machmoed, in het midden<br />
dier kampong, versterkt waren, en dat zich 100 M. ten W. van den W.<br />
rand van kampoeng Lamtengah eene aarden versterking bevond.<br />
Eene sectie artillerie zou met het detachement van 75 man der posten<br />
gestationneerd worden bij de brug over de Kroeng Lingkar.<br />
De cavalerie werd, na aftrek van eene patrouille ter sterkte van 1 gegra-<br />
dueerde en 8 man, die de colonnecommandant ter zijner beschikking<br />
hield en een paar ordonnansen bij elk der bataljonscommandanten, even<br />
eens bij de brug over de Kroeng Lingkar opgesteld op den weg Siroen —<br />
Gani om de vijandige Atjehers te beletten naar de Atjeh-rivier op te<br />
dringen, in Z. O. richting langs de Kroeng Lingkar te verkennen en<br />
overigens aan den linkeroever dier rivier te blijven.<br />
De genietroepen moesten de eventueel te nemen versterkingen opruimen<br />
en nader aan te wijzen huizen verbranden.<br />
De wd. controleur, de 1= luitenant Vosmaer, zou de colonne ver-<br />
gezellen.<br />
Tusschen 3 ] /2 en 4 u. n.m. kwamen de verschillende afdeelingen<br />
per extratrein of te paard te Lambaroe aan. Te 4 u 10' werd het<br />
bevel tot den afmarsch gegeven.<br />
De beide sectien artillerie met hare dekking (50 bajonnetten) gingen<br />
voorop om eene stelling op of nabij den weg Lambaroe-Ana* Galoeng,<br />
ter hoogte van de afgebroken brug ^t 1 100 M. van eerstgenoemde<br />
plaats, met het front naar de kampong Lamtengah en de versterking<br />
Belang, in te nemen.<br />
Dg hierop volgende cavaleriepatrouille van den wachtmeester en 8<br />
—-,
151<br />
ruiters had bevel -^ 500 M. Z. van Lambaroe den weg te verlaten<br />
en het terrein in de richting van de bovengenoemde missigit te verkennen.<br />
Het 5= Bataljon verliet eveneens en op hetzelfde punt den weg en<br />
vervolgde in voorloopige gevechtsformatie den marsch door de O. van den<br />
dijk gelegen sawah's.<br />
Een deel der genie was bij dit bataljon ingedeeld.<br />
De overige geniesoldaten waren aan het 7= Bataljon toegevoegd, dat<br />
aanvankelijk het 5= Bataljon volgde, doch in de sawah de 1= compagnie<br />
met sectien uit de flank in aansluiting met het 5= Bataljon deed mar<br />
cheeren.<br />
De troepen voor de Kroeng Lingkar bestemd, namen eenvoudig de<br />
hun aangewezen plaatsen in. De cavalerie, die eene verkenning tot<br />
Lam Dam-Zuid maakte, omdat zij veel volk in de nabijheid van Passar<br />
Tjot Iboe meende te zien, keerde terug met de mededeeling, dat het<br />
passergangers met vrouwen en kinderen waren.<br />
Vijanden werden tot het uur van terugkeer naar Lambaroe 8 u. n.m.<br />
aan die zijde niet waargenomen.<br />
De cavalerie kreeg te 4 u. 40' het eerste vuur — een paar schoten —<br />
uit de missigit Lamtengah, verkende nog verder tot op ^\l 200 M.<br />
van Belang en maakte toen, op last van den colonnecommandant, het<br />
front voor de infanterie vrij.<br />
De 1= compagnie 7= Bataljon marcheerde nu ook in gevechtsformatie op.<br />
De compagnieen van het 5= Bataljon, die zich ter hoogte van de<br />
bekende afgebroken brug bevonden, werden ter zelfder tijd uit de ver<br />
sterking Belang beschoten, welk vuur toenam, toen de troepen in de<br />
^\z 300 M. breede strook kwamen, waar de dijk de Atjehrivier nadert.<br />
De linkervleugel werd toen met eene sectie versterkt, doch overigens,<br />
zonder te schieten, doorgemarcheerd tot even voorbij de benting Belang.<br />
Deze versterking was J^ 18 M. lang en breed, had wallen 2 M.<br />
hoog en 1.5 M. dik en was omgeven door twee zware bamboedoen-<br />
paggers.<br />
De bezetting bleek uit niet meer dan ^ 12 man te bestaan, die<br />
zich gereed hidden het vuur te openen, zoodra onze manschappen zich<br />
op den dijk zouden vertoonen.<br />
De commandant der 4= compagnie, de kapitein Linck, gaf bijna<br />
onmiddellijk daarop bevel tot den stormaanval. De tegenstanders wachten<br />
dien evenwel niet af, doch verdwenen in het bedekte terrein in de richting
152<br />
van Kajoe Leh. Door hun vuur hadden zij de onzen nog 4 gewonden<br />
bezorgd, waarvan een kort daarna overleed.<br />
Een peloton werd in de versterking achtergelaten, terwijl eene com<br />
pagnie bezuiden de brug, ten Z. O. van Belang, a cheval van den weg<br />
met het front naar het Z. en Z. O. in stelling kwam.<br />
Een tweede peloton werd O. van de Ana* Galoengdijk in reserve<br />
gehouden.<br />
Het 7= Bataljon ondervond in het geheel geen tegenstand, zoowel<br />
de aarden versterking, als de missigit en de Koeta van het moekimhoofd,<br />
werden onbezet bevonden; daarentegen leverde het terrein voor de<br />
ongeschoeide Madureezen nogal moeielijkheden op.<br />
5 u. 35' n.m. werden de door den wd. controleur aangewezen ge-<br />
bouwen aan de vlammen prijs gegeven, en door de 2= en 3 e compagnie<br />
7= Bataljon, die de werkzaamheden gedekt hadden, teruggemarcheerd<br />
naar de positie van de 1= compagnie, die voor de kampong in sidling<br />
was gebleven en met eene sectie van de 4= compagnie de reserve had<br />
gevormd.<br />
De drie overige sectien dier compagnie waren als dekking ambulance<br />
en voor de bezetting der aarden benting Lampoe Wakeue en de missigit<br />
achtergebleven.<br />
Kort na het verlaten der kampong opende de vijand, die zich al dien<br />
tijd stil gehouden had, het vuur weer uit de richting Ba* Boeng en<br />
Kajoe Leh, dat uit laatst bedoelde richting werd beantwoord door eene<br />
sectie der bergbatterij bij de brug en het geschut van den post Lambaroe.<br />
5 u. 48' n.m. werden de bevelen voor den terugtocht gegeven.<br />
Van elk der bataljons zou eene compagnie voorloopig in stelling<br />
blijven, nadat Belang, Missigit Lamtengah en Lampoe Wakeue in<br />
brand zouden zijn gestoken.<br />
Daar er uit de richting van Lambarih nogal volk kwam opzetten,<br />
oordeelde de colonnecommandant het wensche'ijk met het teruggaan te<br />
wachten tot de duisternis zou zijn ingevallen. Om misverstand te voor-<br />
komen, gelastte hij zijn adjudant zich bij de voorste linie op te houden<br />
en zoodra het s'gnaal „retireeren" gegeven werd, den last daartoe aan<br />
de beide bataljonscommandanten over te brengen.<br />
Te 6 u. 40' kon daartoe worden overgegaan; nog voordat de<br />
afgebroken brug in den dijk bereikt was, had het vuur uit Lamtengah<br />
geheel opgehouden, terwijl nog enkele schoten uit de richting Kajoe Leh<br />
vielen.
153<br />
De voorste linie had er intusschen nog vier gewonden bij gekregen.<br />
Te 8'/4 u. waren alle troepen weer te Lambaroe vereenigd en werden<br />
de troepen successievelijk naar Koeta Radja teruggevoerd.<br />
Aan de opdracht was ten koste van een doode en zeven gewonden<br />
voldaan.<br />
Actie tegen Toekoe Oemar.<br />
De 23= Mei was aangewezen om het reeds lang beraamde plan — T.<br />
Oemar uit zijne stelling in de IV en VI Moekims te verdrijven — ten<br />
uitvoer te brengen.<br />
Wij kunnen, om een duidelijk beeld te geven van de voorgenomen<br />
operation, niet beter doen dan de dispositie in haar geheel weer te geven.<br />
Dispositie voor de operation tegen de VI Moekims.<br />
De aanvallende beweging zal een aanvang nemen in den vroegen<br />
morgen van den 23= n Mei te 4 u. v.m.<br />
De hoofdaanval zal plaats hebben uit de lijn Ketapan Doea — Blang<br />
op den rechtervleugel der vijandelijke positie. terwijl gelijktijdig een<br />
nevenaanval gedaan wordt uit Lamtih op den linkervleugel dier stelling<br />
en het centrum op zeer krachtige wijze door de belegenngsbatterij te<br />
Lamdjamoe onder vuur wordt genomen.<br />
Het doel van den aanval op den rechtervleugel is in de eerste plaats<br />
ons vast te zetten op den kam van den gemiddeld 200 M. hoogen<br />
heuvelrug, die de vallei van Beradin aan de Oostzijde begrenst en het<br />
centrum der vijandelijke positie, zoowel als de in de vallei aangelegde<br />
versterkingen, grootendeels beheerscht; en voorts het nemen en vasthouden<br />
van de vijandelijke versterkingen en kampongs, die den toegang tot de<br />
vallei aan de Zuid-Oostzijde afsluiten.<br />
De aanval op den linkervleugel der stelling geschiedt om gedurende<br />
den hoofdaanval een gedeelte der vijandelijke strijdkrachten aan die<br />
zijde vast te houden en daarna in verband met dien aanval het centrum<br />
aan twee zijden aan te grijpen.<br />
Alles wat van den vijand en diens positie bekend is, is vermeld<br />
in de aan deze dispositie toegevoegde bijlage.<br />
Voor de uitvoering van den hoofdaanval worden aangewezen;<br />
8 brigades marechaussee.<br />
het 3=, 6= 7 e en 9 e Bataljon infanterie.<br />
2 pelotons cavalerie.
4 sectien bergartillerie.<br />
2 detachementen genietroepen.<br />
154<br />
De acht brigades marechaussee en het 3 e Bataljon, waarbij een detache<br />
ment genietroepen, (de z.g. bergcolonne) worden onder de bevelen<br />
gesteld van den luitenant-kolonel van Heutsz, aan wien worden toege<br />
voegd, de kapitein van den generalen staf van Daalen en de 1= luit.<br />
adj. E. A. van Kappen. Zij hebben tot taak het beklimmen en stelling<br />
nemen op den kam van den bergrug.<br />
Het 6= Bataljon infanterie, waarbij eene sectie bergartillerie, (colonne<br />
XXII Moekims) neemt stelling in een lijn: heuvel, 800 M. Z. W.<br />
van Ketapan Doea, Pantai Abee, Tjot Goee Tjoet, front makende<br />
naar het Zuiden en Zuidoosten om een opdnngen van vijandelijke benden<br />
door de III Moekims Daroe te beletten.<br />
Het 9= Bataljon, waarbij eene sectie bergartillerie, (colonne Djero<br />
Loeng) neemt met een detachement genietroepen aanvankelijk stelling<br />
in een lijn gaande over Djero Loeng en de versterking Lam Pasei naar<br />
de kampong van dien naam.<br />
Beide laatstgenoemde bataljons moeten de colonne van Heutsz aan<br />
beide zijden als 't ware dekken en de taak dier colonne vergemakkelijken,<br />
door zorg te dragen, dat zij zonder belangrijke gevechten tot aan den<br />
voet van het gebergte kan doordringen en de hellingen bestijgen.<br />
Het 7= Bataljon met de cavalerie en twee sectien bergartillerie vormen<br />
de reserve en blijven aanvankelijk opgesteld achter den kogelvanger bij<br />
Ketapan Doea en ter mijner beschikking.<br />
Aan elk der colonnecommandanten worden de noodige cavalerie-<br />
ordonnansen toegevoegd, voor het overbrengen van bevelen en berichten.<br />
Voor den aanval op den linkervleugel worden aangewezen het 12=<br />
Bataljon infanterie, het 14= Bataljon infanterie, een peloton cavalerie,<br />
twee sectien bergartillerie en een detachement genietroepen.<br />
De aanval geschiedt door het 12= Bataljon op de positie in Lam<br />
Tengah-Oost en Lam Manjang, terwijl het 1 4= Bataljon de reserve vormt.<br />
Als algemeene reserve blijft te Koeta Radja achter het 5= Bataljon,<br />
een sectie bergartillerie en een peloton' cavalerie.<br />
Aan elk der bataljons en aan de brigades marechaussee worden<br />
dwangarbeiders toegevoegd voor het dragen van reservemunitie en van<br />
tandoes, deze laatsten ook bij de sectien artillerie. Bij elk bataljon is<br />
een officier van gezondheid met het noodige ambulancepersoneel en<br />
materieel.
155<br />
Tot den staf van den bevelhebber behooren:<br />
de chef van den staf, luit. kol. van Vliet.<br />
de commandant der bereden Artillerie, luit. kol. Boetje.<br />
1= luitenant-adjudant der Artillerie J. B. Doijer.<br />
de gewestelijke artilleriecommandant majoor Gaade.<br />
de eerstaanwezend officier van gezondheid luit. kol. Bleekrode.<br />
de gewestelijk intendant majoor Boers.<br />
de kapitein van den generalen staf Kronouer.<br />
de commandant der cavalerie ritmeester Jhr. de Lannoij.<br />
de kapitein adjudant Smits.<br />
de 1° luitenant adjudant Kroesen.<br />
de 1= luitenant adjudant Kilian.<br />
de 1= luitenant Asselbergs.<br />
De colonnes moeten te 4 u. v.m. tot den afmarsch gereed staan:<br />
het 6= Bataljon te Ketapan Doea, de colonne van Heutsz idem,<br />
het 9= Bataljon bij den kogelvanger te Blang, achter den spoordijk,<br />
het 12= Bataljon te Lamtih, het 14= idem.<br />
De bevelhebber bevindt zich bij de reserve, kogelvanger Ketapan Doea.<br />
Aan de commandanten der bataljons kunnen uit den aard der omstan-<br />
digheden geene bepaalde bevelen voor de uitvoering hunner opdrachten<br />
worden gegeven.<br />
Voor het gereede bereiken van het doel is van het meeste belang,<br />
dat door de verschillende colonnes op hetzelfde oogenblik en dus gelijk-<br />
tijdig worde opgerukt, dat zoo snel mogelijk het open voorterrein worde<br />
doorgetrokken en zoo spoedig mogelijk vasten voet worde verkregen in<br />
het bedekte terrein.<br />
De colonnecommandanten moeten den bevelhebber van het innemen<br />
van gewijzigde posities, zooveel als mogelijk is, mededeeling doen, tot<br />
regeling van het vuur uit de belegeringsbatterij te Lamdjamoe.<br />
Bij alle berichten en meldingen moet, waar mogelijk, gebruik worden<br />
gemaakt van de telefonische gemeenschap Ketapan Doea, Blang, Lam<br />
djamoe, Lamtih.<br />
De troepen nuttigen voor het verlaten van het kwartier een warm<br />
maal en nemen een extra ontbijt mede.<br />
Gedurende het ageeren worden officieren en manschappen gevoed<br />
volgens tarief 20 en zooveel doenlijk als op de schaftorder is aangegeven.<br />
De korpskwartiermeesters zorgen gedurende het uitrukken voor ont-<br />
vangst en doen gereedmaken van het eten, waarvoor door de korpschefs
156<br />
de fouriers, koks en bijkoks met het noodige keukengereedschap onder<br />
de bevelen van de kwartiermeesters worden gesteld.<br />
De plaats, waar gekookt zal worden, wordt door het hoofdkwartier<br />
aangegeven.<br />
Koeta Radja, 22 Mei <strong>1896</strong>.<br />
(w.g.) STEMFOORT.<br />
Berichten en waarnemingen aangaande den linkervleugel der vijande<br />
lijke stelling.<br />
De linkervleugel van 's vijands stelling strekt zich uit van het zeestrand,<br />
-j~ 500 M. West van de plaats, waar vroeger het blokhuis Pagani stond<br />
tot aan de versterking bij binasa Lam Me, Z. O. van de pisangtuin.<br />
Daartusschen liggen in voorste linie de Koeta Sagoi en oogenschijnlijk<br />
twee wachthuizen Oost van deze versterking aan den Zuidelijken rand<br />
der lagune Noord of Noordwest van Lam Awi;<br />
drie versterkingen in en bij Lam Awi: t.w. een in den Oostrand en<br />
een bij het heuveltje Z. O. van dien rand; eene versterking in den<br />
N. O. hoek van het verlaten gedeelte van Lam Tengah-Oost (lees<br />
Lam Tangah);<br />
twee door een loopgraaf verbonden versterkingen in den Oostrand van<br />
het verlaten gedeelte van Lam Manjang Z. W. van het punt, waar de<br />
weg Lamtih—Blang Kala in twee voetpaden overgaat.<br />
De loopgraaf schijnt verder door te loopen naar den meest Z. O. hoek<br />
van kampong Lam Manjang en verder langs den Oostrand van den<br />
smallen strook klappertuin tot aan Lam-Isi; een dezer versterkingen is<br />
met een lilla bewapend; eene versterking bij den verkoolden dooden<br />
boom in den N. O. hoek van het verlaten gedeelte van Lam Isi; waar-<br />
schijnlijk eene versterking ;4j 100 M. bezuiden de laatstgenoemde,<br />
eveneens in de kampongrand.<br />
Achter de linie liggen:<br />
aan het strand tusschen het aangegeven punt en Lam Pagar een<br />
zestal loopgraven, Zuid van de duinen;<br />
loopgraven op de grafheuvels Oost van Lam Toetoe;<br />
waarschijnlijk eene versterking bij masdjid Lam Tengah, versterkingen<br />
bij Masdjid Relok en Gedoeng Tapoe (ligging onbekend);<br />
waarschijnlijk eene versterking Zuid van den weg bij Lam Tengah<br />
(Lam Tangah) met aloeeversperring (dat kan Masdjid Relok zijn);
157<br />
waarschijnlijk eene versterking aan het zeestrand bij K. Masdjid Pantjoer;<br />
eene versterking bij Balei Lam Baroe, in den Noordrand van die<br />
kampoeng;<br />
de oude versterking even Oost van Lam Baroe, Koeta Parih genaamd;<br />
eene versterking in den Noordrand van Lam Pagar tegenover den<br />
steenen dam met twee kanonnen;<br />
waarschijnlijk eene versterking bij masdjid Indra-Perwa (door sommigen<br />
masdjid Lam Pahien genaamd) en loopgraven op Gle Goerah, d. i. de<br />
uitlooper van het gebergte even West van M. Lapan Sagi;<br />
verder moeten nog versterkingen gelegen zijn bij Mon Mengtoeri<br />
(ligging onbekend) en bij Lam Girih bij den Zuidelijken uitgang van<br />
den Belang Kala-pas.<br />
Bijzonderheden: Het volk uit het Lam Pagarsche staat als bijzonder<br />
krijgshaftig bekend.<br />
Panglima Gimba* van Lam Gemoek heeft pepertuinen bij Monbroeh<br />
in den Belang Kala-pas.<br />
Daarheen is een gedeelte van de vrouwelijke bevolking der VI Moekims<br />
gevlucht. Een ander gedeelte houdt zich schuil op Gle Goerah, Gle<br />
Datar en Gle Tempe.<br />
Berichten en waarnemingen aangaande het centrum der vijandelijke stelling.<br />
Het centrum der stelling strekt zich uit van de versterking bij binasa<br />
Lam Me, Z. O. van den pisangtuin bij die kampong tot aan de ver<br />
sterking bij Balei Ba* Me, Oost van de ,,n" van Lam Asan.<br />
Daartusschen liggen in voorste linie:<br />
de versterking Lam Loempoer Tjot (door sommigen Tjot Manjang<br />
genoemd) Zuid van kampong Lam Loempoer; de versterking bij het<br />
huis te Pakan Badak, ook wel Baringin genoemd (150 M. zuid van de<br />
voorgaande;<br />
de loopgraaf Zuid van den grafheuvel Oost van den grooten boom<br />
van Pakan Badak en daarachter eene verbindingsloopgraaf naar Pajating<br />
(lees Paja Trieng) en<br />
de versterking Binasa Belang in den N. rand van het verlaten gedeelte<br />
van Lam Asan, Z.O. van de ,,g" van Pajating.<br />
Achter deze voorste linie liggen tal van versterkingen en loopgraven,<br />
waarvan de voornaamste zijn:<br />
de versterking in den N.O. hoek van kampong Lam Roekan bij de binasa;
158<br />
de loopgraven in den N. rand van Lam Goe-oe;<br />
de versterkingen in het begroeide terrein. West van Lam Asan (lees<br />
Paja Trieng Z. W.);<br />
de versterking Binasa Ketapang aan den Oostrand van het Z.O.<br />
verlaten gedeelte van Lam Asan;<br />
waarschijnlijk eene versterking Z.W. van Lam Goe-oe aan den<br />
ouden weg ;<br />
de versterking in den N. rand van Lam Doerian;<br />
op den Gle Poetih (lees Gle Genting) een loopgraaf en aan den<br />
voet, noord de versterking Lam Reh, en oost: Mon Boeing;<br />
de versterking bij Oelee Nehen (door een ander Ba* Mon Tjan<br />
genoemd), waarin de verloren mitrailleur moet zijn opgesteld, aan de<br />
voet der heuvels N. van Lampoih Eumpee;<br />
de versterking Pantjoeran, ook aan den ouden weg West van Gemi Roi;<br />
loopgraven bij Lam Belang a/d. grooten weg en Lam Pasei West;<br />
de versterking Binasa Belang Poetih even West van Pasar OlehGli;<br />
loopgraven ter weerszijden van den ingang, achter den pagar, en Zuid<br />
aan den ingang van Pasar Oleh Gli:<br />
de versterking Binasa Trieng of Binasa Rima, in den Westrand van<br />
Rima-Zuid;<br />
waarschijnlijk enkele loopgraven bij Lam Pisang;<br />
een loopgraaf bij den boenotboom van het heilige graf Toean di Boh<br />
(Toean Sala nama) aan den voet van het gebergte, West vanKenoi;<br />
eene versterking bij Mata Air Ba* Pana* aan den voet der heuvels<br />
bij het moerasje, Oost van Lam Oekoe, een op de Bt. Seboen (d.i.<br />
de alleenstaande heuvel Z. W. van Beradin);<br />
een te Lam Poelau (d.i. de plaats, waar vroeger onze versterking<br />
Bt. Seboen heeft gestaan), en een op de Bt. Lam Tjroeng, Zuid van<br />
Lam Poelau;<br />
loopgraven N. en Z. van Lam Poelau.<br />
Het terrein:<br />
De brug in den weg, Zuidwest van Lam Djamoe is afgebroken;<br />
alleen het middenjuk staat nog. De breedte van de Tjoet Manjang is<br />
daar ^ 8 Meter.<br />
In den weg bij de versterking Pakan Bada' is een groot diep gat<br />
gegraven, dat overdekt is. Het doel is ons geschut daarin te doen<br />
vallen.
159<br />
Overigens moet de weg naar Lam Pisang zeer door onze projectielen<br />
zijn omgewoeld.<br />
De sawah's tusschen Adjoen Tebal Poelau (op de kaart staat Adjoen<br />
Tebal) Enking, Gle Genting, Rima-Zuid en Pasar Oleh-Gli zijn vrij<br />
goed begaanbaar; tusschen Rima-Zuid en Lam Pisang heeft men een<br />
vrij diep moeras. Langs den voet van het gebergte is het terrein over<br />
een smalle strook goed begaanbaar.<br />
Lam Poelau is omgeven door moerassige sawah's.<br />
Bijzonderheden.<br />
Balei Ba* Me (Lam Asan) moet bezet zijn door P a Karim Lampagar,<br />
die herkenbaar is aan een grooten baard.<br />
In Binee Kroeng moet lood in de putten verborgen zijn.<br />
Lam Loempoe, Lam Goe-oe, Lam Asan, Lam Pisang en Beradin<br />
zouden v.n. met achterlaadgeweren worden verdedigd.<br />
T. Oemar houdt zich tegen ons geschutvuur schuil, Zuid van den<br />
heuvelrug, Noord van Mata Air Ba* Pana.<br />
De bevolking der IV Moekims heeft hare goederen, padi en huis-<br />
dieren geborgen in Lam Lehoem (op de kaart staat Lam-Ion), Lam<br />
Baroe en Seboen.<br />
In het ravijn West van Pantjoeran moeten zich vele vrouwen en kin-<br />
deren schuilhouden.<br />
Berichten en waarnemingen aangaande den rechtervleugel der vijan<br />
delijke stelling.<br />
De rechtervleugel van 's vijands stelling strekt zich uit van de ver<br />
sterking bij Binasa Ketapang in het Z. O. verlaten gedeelte van Lam<br />
Asan tot aan de versterking tegen de zuidelijke helling van Boekit<br />
Kesoemba.<br />
Daar tusschen liggen:<br />
a. in de voorste linie:<br />
de versterking bij Binasa Tebal Poelau (op de kaart staat Adjoen<br />
Tebal). Volgens een der spionnen ligt zij aan het moeras, Zuid van<br />
„oen" van Adjoen, volgens een anderen berichtgever zou zij juist aan<br />
den tegenovergestelden kant tegen Lam Asan gelegen zijn.<br />
zij moet sterk bezet zijn, bewapening voornamelijk achterladers;<br />
de kleine versterking in den Z. O. rand van Adjoen Paja (dat is<br />
het oostelijk stuk van het verlaten gedeelte van Adjoen Tebal);
160<br />
de kleine versterking en een loopgraaf in den N. rand van Adjoen<br />
Goetji Ajer;<br />
de versterking bij Djero Loeng, d.i. het acces tusschen Adjoen Goetji<br />
Ajer en Djempit, dat naar Lam Pasei-West voert;<br />
de kleine versterking in den Noordrand van Djempit bij de binasa,<br />
zwak bezet;<br />
een paar loopgraven bij den ingang bij de balei van Pantai Abee;<br />
zwak bezet (de balei is van Ketapan Doea uit te zien).<br />
De versterking bij Bt. Kesoemba, is sterk bezet door Pedireezen.<br />
b. in de tweede linie:<br />
de versterking in den Oostrand van Enking, zwak bezet;<br />
de versterking in den Oostrand van het verlaten gedeelte van Lam<br />
Pasei West, tamelijk sterk bezet;<br />
loopgraven op Tjot Goee Tjoet (dit is de heuvel in de sawah Z. W.<br />
van Pantai Abee) en in Djempa en Gendrian; niet of zwak bezet;<br />
c. in de derde linie:<br />
de versterking Lam Reh en Mon Boeing aan den voet, en een loop<br />
graaf op den top van de Gle Genting, tamelijk sterk bezet;<br />
de wachtposten, 1 5 a 20 man sterk, op den heuvelreeks Gle Genting-<br />
Gletaroenpas, een ervan is o.a. zichtbaar ongeveer Z.W. van Pantai Abee<br />
op een der kale ruggen, onder een alleenstaanden boom.<br />
Het terrein:<br />
De sawah's staan onder water. Zij hebben echter harden ondergrond.<br />
De beste toegangsweg is het voetpad, beginnende West van Ketapan Doea<br />
naar Pantai Abee, van hier over de Tjot Goee Tjoet naar het gebergte.<br />
De hoogste top in den heuvelreeks voornoemd heet Toean Tjot Tjako<br />
(een heilig graf), Noord van dezen loopt alleen een voetpad over het<br />
zadel van Gle Genting (zie kaart).<br />
De oostelijke hellingen zijn in dat gedeelte zeer steenachtig en minder<br />
begaanbaar.<br />
Zuid van dien top moeten drie patrouillepaden loopen van de III<br />
naar de VI en IV Moekims.<br />
Het Noordelijkste loopt van Goee Tjoet (kale heuveltop, evenals Bt.<br />
Trieng, Z.W. van Betoeng en waar te nemen van Belang) over het<br />
zadel Zuid van Toean Tjot Tjako.
161<br />
Het volgende zou van den voet der heuvels N. van het moerasje,<br />
Zuid van Tjot Goee Tjoet loopen naar de loopgraven bij den alleen-<br />
staanden boom (zie boven), en een derde pad zou nog zuidelijker langs<br />
den Goee Ba* Tjroeng over het gebergte voeren.<br />
Bijzonderheden.<br />
De bevolking van de III Moekims Daroe zal zich niet tegen onze<br />
troepen verzetten. Het grootste gedeelte is gevlucht in een dalketel<br />
achter Goee Tjoet, waar een bivak van een 50 a 60 huisjes moet zijn<br />
opgeslagen, onder Imam Djempit en bij Balee Mesoebang. Een groot<br />
getal Pedireezen zou zich in Lam Pasei (lees Pasoee) ophouden onder<br />
T. Mat Amin (Deze oelama is vrij blank en lang van gestalte).<br />
Teungkoe Pantai Glima met zijne volgelingen bevindt zich in en bij<br />
de grot van Daroe.<br />
Volk uit de XXII Moekims is met meer in de III Moekims Daroe<br />
aanwezig.<br />
De stemming in de IX Moekims is over het algemeen niet ongunstig.<br />
Aan den westelijken voet der heuvels ligt eene versterking bij Mata Air<br />
Ba* Pana, waarschijnlijk bij het moerasje en de drie kenbare boomen. Daar<br />
heeft T. Oemar ook een schuilplaats, waar hij zich tegen geschutvuur dekt.<br />
Wijders loopgraven bij het heilige graf Toean di Boh of Toean sala<br />
nama, bij Boenot, en eene versterking op de Bt. Lam Tjroeng.<br />
In de dispositie is de taak en indeeling der verschillende colonnes<br />
reeds aangegeven.<br />
Omtrent de sterkte nog het volgende.<br />
De luitenant kolonel van Vliet, aan wien de kapitein adjudant Smits<br />
werd toegevoegd, kreeg het bevel over de colonne Lamtih, bestaande uit:<br />
het 1 2= Bataljon infanterie (commandant luitenant kolonel G. F. Soeters),<br />
sterk: 18 officieren, 240 Eur. en 205 inl. minderen;<br />
het 14= Bataljon infanterie (commandant majoor G. P. M. van der<br />
Noordaa), sterk: 16 officieren, 142 Eur. en 312 inl. minderen.<br />
Cavalerie: 1= peloton (commandant 1= luitenant P. H. Lisnet), sterk:<br />
32 Eur. minderen;<br />
Ber-gartillerie: (2 sectien onder den kapitein G. J. E. Nauta), sterk:<br />
2 officieren, 35 Eur. en 20 inl. minderen en 4 vuurmonden;<br />
Genietroepen; (commandant kapitein W. A. }. F. Zelle), sterk: 15 Eur.<br />
en 15 inl. minderen.<br />
11
162<br />
Ambulance: een onder den officier v. gez. J. F. Langenberg met 12<br />
minderen bij het 12= Bataljon infanterie, en een onder den<br />
officier van gezondheid F. J. Hagen, van gelijke sterkte, bij het<br />
14= Bataljon infanterie.<br />
Bij alle afdeelingen voorts de noodige dwangarbeiders.<br />
De samenstelling der bergcolonne was:<br />
Commandant: luitenant kolonel der infanterie J. B. van Heutsz.<br />
Chef van den Staf: kapitein v/d. Gen. Staf G. C. E. van Daalen.<br />
Adjudant: 1= luitenant adj. der infanterie E. A. van Kappen.<br />
Infanterie: 10 brigades marechaussee (commandant kapitein Jhr. G.<br />
J. W. C. H. Graafland), sterk: 4 officieren en 189 minderen.<br />
3= Bataljon infanterie: (commandant majoor G. A. Hansen), sterk:<br />
15 officieren en 403 minderen.<br />
Genietroepen: een detachement (commandant 1= luitenant A. S. Ruzette),<br />
sterk: 30 onderofficieren en minderen.<br />
Trein, en een ambulance met het noodige personeel en tandoes<br />
onder den officier van gez. 2= klasse E. Razoux Kiihr.<br />
Reservemunitie.<br />
Na het vermeesteren der vijandelijke bergstelling Toean Tjot Tjako<br />
nog eene sectie bergartillerie (commandant kapitein M. G. J. Kempers),<br />
sterk 1 officier, 40 onderofficieren en minderen, 18 rij, trek- en draagdieren,<br />
2 vuurmonden en bijbehoorende munitie.<br />
De colonne ,,Djeroe Loeng" onder majoor der infanterie J. F. T.<br />
Veeren; luitenant adjudant J. J. Romswinckel.<br />
Majoor Veeren was tevens commandant van het 9= Bataljon, sterk:<br />
14 officieren en 500 minderen.<br />
een detachement genietroepen (commandant 1 e luitenant adjudant E.J. de<br />
Rochemont), sterk: 30 minderen.<br />
een sectie bergartillerie (commandant 1= luitenant J. F. C. Deibert),<br />
sterk: 18 minderen, 15 rij- en trekpaarden of draagdieren, 2<br />
vuurmonden met munitieuitrusting.<br />
een peloton cavalerie (commandant 1= luitenant C. W. F. Happe),<br />
sterk: 32 sabels.<br />
een ambulance onder den officier van gezondheid 2= klasse P. J.<br />
Diephuis.<br />
trein: 106 dwangarbeiders.
163<br />
De colonne tegen de XXII Moekims.<br />
Commandant (tevens commandant van het 6= Bat. inf.): majoor<br />
D. A. Okhuizen.<br />
1= luitenant adjudant C. A. Meulemans.<br />
Infanterie: 14 officieren en 467 minderen (w.o. 243 Europeanen).<br />
Een sectie bergartillerie (commandant 1= luitenant Steenkamp),<br />
sterk: 1 officier, 17 Eur. en 14 Inl. minderen, 4 rijpaarden, 12<br />
trek- en draagdieren, 1 mandoer en 6 dwangarbeiders en munitie.<br />
Ambulance onder den officier van gezondheid 2,= klasse van Leent<br />
met 6 minderen.<br />
Trein: 4 mandoers en 96 dwangarbeiders.<br />
De Reserve colonne.<br />
Commandant: majoor J. R. Jacobs.<br />
1= luitenant adjudant E. C. van der Heijden.<br />
Sterkte: 12 officieren, 253 Eur. en 176 inl. minderen.<br />
De beide sectien bergartillerie onder den kapitein Kempers, die<br />
bestemd waren om aan de colonne van Heutsz te worden toe<br />
gevoegd, (waarvan er slechts een op den berg kwam) sterkte:<br />
3 officieren, 53 Eur. en 28 inl. minderen, I I rijpaarden, 29<br />
trek- en draagdieren, 4 vuurmonden en munitie.<br />
Een peloton cavalerie.<br />
Te Koeta Radja waren als algemeene reserve achtergebleven:<br />
Het 5= Bataljon infanterie.<br />
Een sectie bergartillerie.<br />
Een peloton cavalerie.<br />
Hoewel het de laatste dagen droog was geweest, waren over het<br />
algemeen voor de geheele vijandelijke stelling de sawah's drassig en in<br />
sommige deelen moerassig, niettemin bijna overal voor de troepen goed<br />
begaanbaar, voor de cavalerie echter alleen in stap.<br />
De kampongs, dicht begroeid, waren omgeven en doorsneden van<br />
zware, meestal levende pagars.<br />
Hier en daar werden goede voetpaden aangetroffen.<br />
Daar de colonnes elk een afzonderlijke taak hadden, die voor de<br />
colonne Veeren en Okhuizen aanvankelijk wel is waar bestond in het
164<br />
beveiligen der flanken van de colonne van Heutsz, kan er echter geen<br />
bezwaar zijn de verrichtingen dier colonnes achtereenvolgens te behandelen,<br />
waarnoodig kan dan op het verband worden gewezen.<br />
In afwijking van het daaromtrent in de dispositie bepaalde, was aan<br />
de colonne van Heutsz vergunning verleend, reeds te 3^/2 u. v.m. van<br />
Ketapan Doea af te marcheeren, en zulks in het belang van de verrassing<br />
der vijandelijke heuvelstelhng op de Toean Tjot Tjako.<br />
Men vreesde toch, dat, wanneer alle colonnes gelijktijdig afmarcheerden,<br />
de beweging der colonne van Heutsz al zeer spoedig door den vijand<br />
zou worden opgemerkt, natuurlijk zeer ten nadeele van eene vlotte uitvoering<br />
der opdracht.<br />
De marschindeeling der colonne was:<br />
Voorhoede: (commandant kapitein der infanterie Jhr. Graafland).<br />
10 brigades marechaussee.<br />
1 peloton 3= Bataljon infanterie (6.5 m.M. geweren), het detachement<br />
genietroepen.<br />
Hoofdcolonne:<br />
2 compagnieen 3= Bataljon infanterie.<br />
Ambulance.<br />
1 compagnie 3= Bataljon infanterie.<br />
Achterhoede: •<br />
1 peloton 3= Bataljon infanterie (6.5 m.M. geweren).<br />
De voorhoede had in opdracht te 3'/2 u. v.m. langs het voetpad,<br />
dat op 600 M. ten N. W. van Ketapan Doea aan de spoorbaan begint,<br />
naar Pantai-Abee te marcheeren, te trachten ongehinderd tusschen de<br />
vijandelijke posities Kesoemba, Pantai-Abee en Tjot Goee Tjoet en de<br />
versterkingen, die verondersteld werden aan den voet van het gebergte<br />
te zijn gelegen, door te dringen, vervolgens zoo vlug mogelijk de Toean<br />
Tjot Tjako te bestijgen, de zich daarop bevindende versterkingen te<br />
bereiken zonder een schot te lossen, om den vijand niet opmerkzaam<br />
te maken, en elken tegenstand zijnerzijds met den klewang te over-<br />
winnen.<br />
Aan de beide voorste brigades, onder den l e luitenant der infanterie<br />
H. M. Vis, was een gids toegewezen n.l. panglima Ali uit Pantai-Abee,<br />
de vertrouwde van den hoeloebalang der III Moekims Daroe, panglima<br />
Bintang, welk hoofd op onze hand was.<br />
Bepaald was nog, dat de marsch in marschcolonne zou plaatshebben.
165<br />
Voor het beklimmen van het gebergte moest de voorhoede zich in een<br />
breed front ontwikkelen.<br />
Ditzelfde gold voor het 3= Bataljon, dat die beklimming in sectie-<br />
of pelotonscolonne moest trachten te verrichten.<br />
Op het aangegeven uur van Ketapan Doea afgemarcheerd, vorderde<br />
de colonne aanvankelijk slechts Iangzaam.<br />
Toen de voorhoede ten Z. O. van Pantai-Abee gekomen was, werd<br />
er in de vijandelijke benteng Kesoemba een Iicht geheschen, terwijl ook<br />
reeds een dergelijk licht bij den ingang van de kloof Gle Taroen was<br />
waargenomen.<br />
In de kampong zelf werd beweging waargenomen.<br />
Zonder zich nu verder om den afstand tot de hoofdcolonne te be-<br />
kommeren, marcheerde de marechaussee zoo snel mogelijk door en bereikte<br />
om ^tl 5 uu r Tjot Goee Tjoet.<br />
Deze terreinverhooging was nog niet gepasseerd, of de voorhoede werd<br />
opgemerkt door Atjehers, die onmiddellijk een ontzettend geschreeuw<br />
en gezang aanhieven, om aldus de op den kam geplaatste wachtposten<br />
te waarschuwen.<br />
Te 5 u. 20' v.m. begon de beklimming van den Toean Tjot Tjako<br />
in twee gedeelten met fronten zoo breed, als de hellingen dit toelieten,<br />
de luits. Vis en Wagener met hunne afdeelingen aan de O. helling,<br />
de afdeelingen der luitenants Stoop en Dijkstra aan de N. O. zijde.<br />
Het peloton van luitenant Rijnen zou de afdeeling Wagener volgen.<br />
Tien minuten later—5 u. 30' v.m. — begon ook de hoofdcolonne de<br />
bestijging, nl. de colonnecommandant met 2 compagnieen en de am<br />
bulance, achter het peloton Rijnen aan, eene compagnje aan de N. O.<br />
helling.<br />
Aanvankelijk werd de colonne onder vuur genomen door de Atjehers,<br />
die de onzen het eerst hadden opgemerkt, later ook door vijanden op<br />
den Tjot Tjako; van boven werden zelfs rolsteenen naar beneden ge<br />
worpen. Ook uit de kampongs in de vlakte werd te 5'/2 u - v,m> het<br />
vuur geopend, vooral uit Lam Pasai en Enking.<br />
De troepen, die de N. O. helling te bestijgen hadden, merkten van<br />
dit vuur het meest; daarom deed de korpscommandant een met repeteer<br />
geweren bewapend peloton aan den voet van het gebergte stand houden,<br />
totdat de geheele hoofdcolonne een voorsprong op de helling had.<br />
Een drietal vijanden werden neergelegd w.o. een, die zich in een
166<br />
boom had opgesteld, terwijl onzerzijds een amboineesch marechaussee<br />
gewond werd.<br />
Te 5 u 43 waren de luitenants Wagener en Vis, vergezeld van de<br />
marechaussee's Wongsodikromo, No. 33780, en Todikromo, No. 28097,<br />
zoomede de luitenant Rijnen en eenige Europeesche fuseliers bijna<br />
gelijktijdig op den top aangekomen.<br />
Zij moesten nog wel tien minuten wachten, eer de brigades en het<br />
peloton Rijnen opgesloten waren.<br />
Nauwelijks waren zij echter verzameld, of luitenant Vis ging weer<br />
vooruit over den hoogsten top naar het struikgewas aan de N. O helling<br />
en joeg de Atjehers daar uit hunne schietstellingen; deze, een dertig<br />
man met geweren bewapend, zochten een goed heenkomen naar den<br />
heuvelrug Westelijk van den Tjot Tjako.<br />
De berghellingen waren intusschen niet medegevallen.<br />
Aan den voet van het gebergte liep een vrij breed pad, dat door<br />
het gedeelte der colonne, dat de N. O. helling beklom, gevolgd werd<br />
tot ongeveer ten W. van Lam Pasei.<br />
Zoowel de O. als de N. helling was zeer steil, J^ 30° en bezaaid<br />
met groote rotsblokken en rolsteenen.<br />
Die, waarlangs de colonnecommandant naar boven ging, was tot aan<br />
den top steenachtig, maar zonder bosch. Aan de N. O. zijde strekte<br />
zich van halfweg tot aan den top een licht bosch uit, waar doorheen<br />
de troep zich een weg had te banen. Het behoeft wel niet gezegd<br />
te worden, dat van eene beklimming in goede orde geen sprake was.<br />
leder zocht den besten weg naar boven, en daar werd weer verzameld.<br />
Het was trouwens zaak zoo gauw mogelijk op den top een flinke<br />
macht te hebben.<br />
Ook de W. naar de Kloof van Beradin gerichte berghelling was op<br />
den top over eene breedte van minstens 50 M. met licht bosch en<br />
verder met gras begroeid. Tusschen Tjot Tjako en de vlakte van<br />
Beradin lag nog een zich van N. naar Z. uitstrekkende hoogterug van<br />
-f- 150 M. hoogte. Het aldus gevormde dal was een 100 M. lager<br />
dan den top van den Tjako gelegen.<br />
Ook hier waren de bovendeelen der helling steenachtig.<br />
Over den kam van de hoogte liep door het bosch van Z. naar N.<br />
een vrij goed pad langs het eenvoudige steenen graf van den Toean<br />
Tjot Tjako.<br />
De Gle Genting (Poetih) bleek niet rechtstreeks met den noordelijken
167<br />
uitlooper van den Tjot Tjako, maar met de Westelijke hoogte in ver<br />
binding te staan.<br />
Op den hoogsten top van den berg bevond zich een met groote<br />
steenen bezaaid, geheel open plateau, dat naar het Z. en Z.O. front<br />
maakte, en dus door een vijand op den naastaangrenzenden Zuidelijken<br />
bergtop geheel onder vuur kon genomen worden.<br />
Op dit plateau had de vijand een wachthuisje met levensmiddelen<br />
en water in een kleine redoute van groote steenen gemaakt.<br />
6 u. 40' v m. was de geheele colonne boven. Van den Tjot Tjako<br />
was de vijand verdreven.<br />
Eene tusschenliggende hoogte onttrok onzen troep aan het oog der<br />
vijanden op den Goh-Batee Tamon, die de onzen, bij hunnen opmarsch,<br />
van uit eene versterking onder den alleenstaanden boom (zie kaart) nog<br />
al beschoten hadden; eenmaal boven, vielen er nog enkele schoten uit<br />
het Westen van de daar gelegen 150 M. hooge heuvelreeks, waarop<br />
de van Tjot Tjako gevluchte verdedigers hadden stelling genomen.<br />
De luitenant Rijnen had, na het verzamelen van zijn peloton, repe-<br />
teervuur op Lam Pisang doen afgeven, waar Oemar's huis een goed<br />
doel vormde.<br />
Reeds tijdens den opmarsch waren drommen vijanden waargenomen,<br />
die in de vlakte ten N. en O. van den berg heen en weer liepen en<br />
gedeeltelijk ook op de vlucht gingen, o.a. uit Lam Asan; nauwelijks<br />
had luitenant Rijnen bovenvermeld vuur geopend, of uit Lam Pisang<br />
vluchtten een 50tal personen ijlings naar het Zuiden.<br />
Door middel van een dwangarbeider werd te 6 u. 40' v.m. het eerste<br />
bericht naar den bevelhebber te Ketapan Doea gezonden, waarin na<br />
een korte melding van het gebeurde ook gezegd werd: „Toean Tjot<br />
„Tjako niet beklimbaar voor artillerie, moet zadel Zuid van dien berg<br />
„beklimmen onder dekking. Verzoek drinkwater."<br />
Dat bericht is eerst te 8 u. 30' v.m. door den bevelhebber ontvangen,<br />
Onder dekking van een paar brigades marechaussee, maakte de colonne<br />
commandant en zijn chef van den staf eene verkenning in N. richting<br />
langs het pad, dat aanvankelijk over den kam der hoogte loopt en daarna<br />
steil langs de W. en N. W. helling van den berg daalt.<br />
Op deze helling hield het bosch spoedig op, en werden verschillende<br />
vijandelijke bentengs en positien in de vlakte zichtbaar, terwijl ook een<br />
groot deel van de Kloof van Beradin met Lam Pisang open en bloot<br />
en binnen het bereik van het werkdadig vuur uit de repeteergeweren lag.
168<br />
De opmarsch der troepen in de vlakte kon van hier uit goed door<br />
vuur gesteund worden.<br />
De vijand beschoot de verkenners uit de positien op den Gle Genting<br />
en op de Westelijke heuvels.<br />
Nauwelijks was de colonne-commandant terug op het plateau, waar<br />
de colonne voorloopig in stelling lag of er werd een goed gericht vuur<br />
ontvangen uit achterlaadgeweren van den aangrenzenden ^\z 500 M.<br />
verwijderden zuidelijken bergtop, werwaarts zich de schutters uit de ver<br />
sterking onder den alleen staanden boom hadden begeven.<br />
In een paar minuten bracht ons dit vuur een 6 tal gewonden toe —<br />
(7'/2 u. v.m.) — zoodat, daar de beklimming ons 1 doode en 2 gewonden<br />
had gekost, er op dat oogenblik een doode en 8 gewonden waren.<br />
Onmiddellijk werd het door een sectie repeteergeweren beantwoord,<br />
terwijl de 2= compagnie van het 3 e Bataljon order kreeg, den vijand uit<br />
zijne stelling te verdrijven.<br />
Het peloton van den luitenant Rijnen en twee brigades marechaussee<br />
met repeteerkarabijnen werden over het aanwezige voetpad naar de N. W.<br />
helling van den berg gezonden, met opdracht daar stelling te nemen,<br />
zoo mogelijk door vuur den vijand uit alle bezette positien te verdrijven<br />
en verder de c.q. in de vlakte oprukkende troepen met vuur te steunen.<br />
De genietroepen gingen mede om het terrein zooveel mogelijk en noodig<br />
open te kappen.<br />
Daar nog geen antwoord op het eerste bericht gekomen was, besloot<br />
de colonnecommandant een tweede bericht te zenden — 8 u. 17' v.m.—<br />
waarin tevens medegedeeld werd, dat de granaten in Lam Pisang vielen,<br />
en dat het noodig was reserve munitie, drinkwater en ijs te zenden.<br />
Even voor de verzending meldde zich de Eur. cav. van Beers met<br />
een briefje van den bevelhebber, dat te 6 u. 8' v.m. van Ketapan<br />
Doea verzonden was en luidde: „Officiers-patrouille 1= luitenant van<br />
„Haaff in opdracht verband met U te zoeken. Verzoeke nieuws van<br />
„Uwe colonne namens algemeene bevelhebber." Behalve, dat aan van<br />
Beers bericht No. 2 werd medegegeven, volgde hem ook een kleine<br />
dekking met den doode en de gewonden, om die naar de stelling van<br />
het 6= in de vlakte te brengen. Den commandant dezer dekking werd<br />
het bericht No. 3 medegegeven aan den commandant van het 6 e Bat.<br />
en dien der 2 e bergbatterij, dat luidde: ..Commandant 6=, verzoeke<br />
..dekking aan den voet van het gebergte voor transport gewonden naar<br />
..Ketapan Doea."
169<br />
,.Commandant 2 e bergbatterij, kapitein Kempers. Niet meer dan eene<br />
,,sectie naar boven sturen. Geen plaats. Tracht den hoofdrug te volgen<br />
,,naar hoogsten top."<br />
Deze batterij was n.l. in de vlakte waargenomen.<br />
's Vijands vuur was intusschen, dank zij ons repeteervuur, tot zwijgen<br />
gebracht. Ook doordien de schutters echarpeervuur kregen van de 2=<br />
compagnie en eene sectie repeteergeweren, uit eene stelling Z.W. van<br />
den Tjot Tjako.<br />
Bij den opmarsch derwaarts kwam die compagnie in het gezicht en<br />
het vuur van den vijand van den 300 M. W. van onze positie gelegen<br />
heuvelrug, waardoor twee minderen licht gewond werden. Ook op het<br />
plateau kreeg men nog een gewonde.<br />
De colonnecommandant, die zich nu naar de stelling van het peloton<br />
.Rijnen begaf, bevond, dat deze, behalve de beide brigades marechaussee,<br />
slechts eene sectie in de vuurlinie had kunnen brengen; voor de andere<br />
was geen ruimte.<br />
Behalve, dat door hem het vuur van den W. heuvelrug tot zwijgen<br />
was gebracht, had hij de bezettingen op den Gle Genting en in de<br />
zichtbare benteng van Lam Asan genoopt hunne positien te verlaten.<br />
Van de stelling van het 9= Bataljon was niets te zien.<br />
Men hoorde alleen vuren en zag in de vallei van Beradin voortdurend<br />
groote en kleine troepen Atjehers in Zuidelijke richting vluchten.<br />
Alle kampongs liepen leeg, toen ons repeteervuur daar successievelijk<br />
op werd afgegeven.<br />
Op een lager gedeelte van de Noordelijke helling verscheen een<br />
detachement van het 7= Bataljon onder den kapitein Broekhoff, die<br />
mededeelde, dat hij de artillerie dekte (2 sectien), die bezig waren de<br />
moeilijkste N.O. helling van den Tjot te beklimmen.<br />
Onmiddellijk werden haar de genietroepen en een paar brigades<br />
marechaussee ter hulp gezonden.<br />
In de stelling van de 2 e compagnie gekomen, rapporteerde men den<br />
colonnecommandant, dat de Eur. sergt. Grebner, No. 27589, eigener<br />
initiatief den vijand op den hoogtekam in het W. had aangevallen, met<br />
achterlating van een doode had verdreven en nu den meest zuidelijken<br />
top van dien hoogterug bezet hield. Daar van uit die positie de groote<br />
Weg door de vallei van Beradin ook door de Beaumontgeweren werk-<br />
zaam onder vuur genomen kon worden, en de bezetting van den top,
170<br />
door Grebner, dan ook het verlaten van Lam Pisang en Bineh Kroeng<br />
door den vijand ten gevolge had gehad, deed de colonnecommandant<br />
de geheele 2= compagnie bij de 2= sectie aansluiten, opdat deze com<br />
pagnie bij eventueel oprukken haar steun kon verleenen.<br />
9 u. 15' werd den bevelhebber bericht No. 4 gezonden: ,,Lam<br />
,,Pisang verlaten. Wij hebben heuveltop ten O. van Oemar's huis<br />
,,bezet. Bineh Kroeng ook verlaten. Vele Atjehers loopen weg in<br />
,,Z. richting. Troepen kunnen doorrukken Verzoeke toezending bereden<br />
,,ordonnansen."<br />
Te bcjammeren was het, dat geen signaal was afgesproken, om mede<br />
te deelen, of de troepen al dan niet vooruit konden. De van de Tjot<br />
Tjako gegeven teekens werden in de vlakte niet opgemerkt. Thans<br />
kwam die tijding den bevelhebber eerst te II u. 15' v.m. in handen.<br />
De bereden ordonnansen waren reeds op weg naar de colonne<br />
geweest, maar teruggekeerd, omdat zij geen kans zagen den berg te<br />
beklimmen.<br />
Tegelijk met het bericht No. 4 werden weer een paar gewonden<br />
naar de stelling van het 6= gezonden.<br />
De luitenant Rijnen rapporteerde te 10 u. v.m., dat groepen van<br />
-f- 10 man, (waarschijnlijk ook verwonderd, dat onze troepen maar niet<br />
kwamen opdagen) weer langs de W. zijde van de Kloof in N. richting<br />
naar hunne versterkingen trokken, o.a ten W. van Gemie Roi en Pasar<br />
Oleh-Gli. De benteng Lam Asan was op dat moment nog verlaten,<br />
evenals de positie op den Gle Genting.<br />
De bergbatterij kwam intusschen niet hard vooruit. Te half elf had<br />
men met groote krachtsinspanning een stuk tot op 2/3 van de hoogte<br />
gebracht. Daarom werd aan den commandant der batterij, die het<br />
1= bericht blijkbaar niet ontvangen had, den last gezonden:<br />
,,Het terrein is te moeiehjk voor uwen opmarsch. Bovendien is er<br />
,,niet voldoende plaats voor uw bivak. Laat 1 sectie teruggaan en stel<br />
,,die ter beschikking van den algemeenen bevelhebber."<br />
Met de dekkingscompagnie van het 7 e Bataljon ging toen eene sectie<br />
mede. De andere kwam, onder dekking van twee brigades en geholpen<br />
door de genietroepen, langzaam vooruit.<br />
De troepen leden intusschen veel dorst, daar er nog steeds geen<br />
water gevonden was.<br />
In de vlakte kwam de infanterie maar niet vooruit. Wel werd er<br />
veel geschoten, vooral door de batterijen van Lamdjamoe.
171<br />
Eindelijk, te 12 u. 15' n.m., werd waargenomen, dat de troepen<br />
uit de lijn Enking — Adjoen Tebal over de sawah's ten aanval vooruit<br />
gingen tegen 's vijands stellingen in Lam Asan.<br />
Luitenant Rijnen ondersteunde dien aanval met vuur op de zich<br />
blootgevende vijanden in de kampong. Deze gingen daarop in de<br />
richting Lam Pisang op de vlucht, werden echter door onze troepen<br />
niet vervolgd. Die van Lam Goe Oe, Lam Doerian en Lam Blang<br />
vluchtten naar het W. gebergte en van daar in de richting van Seboen.<br />
Evenals 's morgens werden tal van gewonden of gesneuvelden door<br />
hen weggevoerd. Hunne verliezen bleken beduidend te zijn.<br />
Na het nemen van Lam Asan werden onze troepen ook in den<br />
omtrek van de platgeschoten woning van T. Oemar te Pakan Badak<br />
gezien. Vuur, en wel vrij zwaar vuur, werd in de vlakte alleen nog in<br />
het N. N. W. gehoord.<br />
1 u. 5' werd het volgende bericht van den algemeenen bevelhebber<br />
ontvangen, dat 1 I u. 40' verzonden was:<br />
,,Algemeen overzicht van den toestand in de vlakte.<br />
,,12= Bataljon met artillerie staat in stelling te Lam Manjang, wordt<br />
,,door den vijand vast gehouden;<br />
,,Lam Isi — Lam Me sterk bezet, 9= Bataljon heeft 1 compagnie in<br />
,,Enking, 3= compagnie in den W. rand Adjoen Tebal en ontvangt<br />
,,veel vuur uit Lam Asan.<br />
,,6= Bataljon bezet Pantai-Abee — Tjot Goee Tjoet, weinig onder vuur<br />
,,genomen.<br />
,,Na de beschieting zal de stormaanval op Lam Asan door 9= en 7= Ba-<br />
,,taljon (als reserve) worden doorgezet. Tref maatregelen mij daarin<br />
,,zoo mogelijk krachtig te steunen. Toezendingen naar U eischen vele<br />
,,krachten en tijd, doch worden geregeld voortgezet.<br />
,,Zendt aan draagkrachten, wat U missen kunt naar beneden.<br />
,,Gelukt de aanval op Lam Asan, dan wordt daar in stelling gekomen."<br />
Een en ander had, zooals we reeds zagen, plaats gehad, zoodat de<br />
taak voor dien dag voor de colonne als afgeloopen kon worden beschouwd.<br />
Om eventueel steun te verleenen bij den aanval op Lam Isi, werd<br />
eene sectie repeteergeweren in stelling gelaten.<br />
Deze durfde echter later niet te vuren, omdat niet juist bekend was,<br />
waar zich onze troepen alzoo bevonden.<br />
Te half drie n.m. kwam eindelijk de sectie bergartillerie boven en<br />
werd opsleld op het bergplateau, in dier voege, dat zoowel een paar
172<br />
heuveltoppen in het Z. en Z. O., als op de vijandelijke versterking<br />
Boekit Kesoemba, vuur kon worden gebracht.<br />
Even voordat het eerste stuk in batterij stond, kreeg men weer vuur<br />
van een Z.Z.O. gelegen bergtop, dat ons een gewonde bezorgde, doch<br />
door de repeteergeweren spoedig tot zwijgen was gebracht.<br />
Een kannonnier der batterij was bij den opmarsch door vuur uit<br />
Kesoemba gesneuveld, op welke versterking te 3 u. 25' n.m. door het<br />
geschut een drietal granaten en een granaatkartets werden afgezonden.<br />
Aan de troepen werd nu de bivakruimte aangewezen, en om 5 u. n.m.<br />
was door alien het bivak betrokken.<br />
Was reeds vroeger wat drinkwater aangevoerd, tegen dezen tijd kwam<br />
er een nieuw transport, dat ook conserven voor den troep medebracht,<br />
zoodat toen voor alien eten en drinken aanwezig was.<br />
Gelegenheid tot koken was er niet, daarvoor moest men met het<br />
water te zuinig zijn. Ieder man kreeg een veldflesch vol, en de resteerende<br />
twee kookketels vol werden zorgvuldig tot den volgenden morgen<br />
opbewaard.<br />
De nacht ging rustig voorbij.<br />
Alvorens nu den eigenlijken aanval op het centrum ^te behandelen<br />
zullen we eerst eens nagaan, hoe het de colonne tegen de XXII Moekims<br />
gegaan was.<br />
Te 2/4 u. v.m. van Koeta Radja naar Ketapan Doea afgemarcheerd,<br />
werd te 4 u. de marsch voortgezet, anderhalf uur later de in de opdracht<br />
aangegeven positie bezet, met dien verstande, dat instede van Tjot<br />
Goee Tjoet, Lam Pasei geoccupeerd werd, wijl dat voor eene stelling<br />
meer voordeelen opleverde.<br />
Bij den opmarsch kreeg men alleen uit Lam Pasei een paar schoten.<br />
Overigens werden de patrouilles en transporten naar het 3= Bataljon<br />
uit Kesoemba nogal beschoten.<br />
Een compagnie (Kapt. M. W. Thijssen) betrok een bivak in de<br />
kampong Lam Pasei-Zuid met opdracht de bovenvermelde transporten<br />
te beschermen en te voorkomen, dat vijandelijke benden langs den voet<br />
van het gebergte naar het N. W. zouden trekken.<br />
De kampong Lam Pasei Z. is door een pagar in twee deelen gesplitst.<br />
In het eene gedeelte, dat dicht begroeid was, en waar zich geen<br />
woningen bevonden, werd eene sectie artillerie, onder den 1= luitenant
173<br />
J. C. Steenkamp, gelegerd met hare dekking, eene sectie van de 4= compagnie.<br />
In het andere stonden drie huizen. Hier versterkte zich de<br />
2 e compagnie door eene palissadeering van klapperstammen en bamboe<br />
zoo goed mogelijk en verbeterde het uitzicht.<br />
De artillerie zond nu en dan een paar granaten op Kesoemba af, die<br />
het vuur uit die benteng dan telkens voor eenigen tijd deden zwijgen.<br />
Erg ruim hadden onze lieden het daar niet. Eerst in den middag van<br />
den 24= n werd hun het eerste eten gebracht, wat, de nabijheid van<br />
Ketapan Doea in aanmerking genomen, vrijwel onverklaarbaar was.<br />
Te Pantai Abee werden twee compagnieen en de ambulance en op<br />
de hoogte tusschen Pantai Abee en Ketapan Doea nog eene compagnie<br />
gelegerd.<br />
7 u. v.m. had de bevelhebber aan den commandant van het 6= Bataljon<br />
last gezonden, Pantai Abee en Tjot Goee Tjoet elk met eene compagnie<br />
te bezetten, en met de beide overige compagnieen van zijn korps naar<br />
Ketapan Doea terugtekeeren.<br />
De colonnecommandant wenschte hieromtrent eerst nog te spreken,<br />
daarom werd de kapitein Kronouer derwaarts gezonden.<br />
Het gevolg der bespreking was, dat de last teruggenomen, en de<br />
bezetting van Lam Pasei instede van Tjot Goee Tjoet goedgekeurd<br />
werd.<br />
De colonnecommandant kreeg bevel desgevraagd dekking voor vivres<br />
of munitietransporten bestemd voor den Tjot Tjako te leveren, daar de<br />
bezetting van Ketapan Doea daarvoor met toereikend werd geacht.<br />
Door patrouilles werd nacht en dag verband onderhouden.<br />
Ook deze stellingen werden tot bivaks ingericht en versterkt.<br />
Hoewel er door deze colonne geen eigenlijk gevecht geleverd is, telde<br />
zij aan gewonden een onderluitenant en zeven minderen.<br />
Om 4 uur was, eveneens van de spoorbaan tusschen Ketapan Doea<br />
en Blang, het 9= Bataljon afgemarcheerd.<br />
Evenals die van het 6= Bataljon, was de artillerie van de colonne<br />
Veeren onder eene sectie dekking voorloopig achtergelaten, daar zij bij<br />
den marsch door het moerassige terrein weinig nut, daarentegen veel<br />
oponthoud kon veroorzaken.<br />
Om 5 uur werden zij de bataljons achterna gezonden, de sectie<br />
Steenkamp kreeg last al dadelijk achter een ten Z. van Ketapan Doea
174<br />
in de sawah gelegen heuveltje in stelling te komen, om den opmarsch<br />
van het 6=, dat uit Kesoemba vuur kreeg, te steunen.<br />
Toen de bevelhebber, die zich te 5 u. 25' v.m. op de spoorbaan<br />
ten W. van Ketapan Doea bevond, zag, dat de vijand het vuur tegen<br />
de colonne van Heutsz opende, werd aan de vestingartillene te Lamdjamoe<br />
last gegeven om de voorgelegen vijandelijke positie in de Kloof van<br />
Beradin krachtig onder vuur te nemen, ten einde den opmarsch onzer<br />
troepen daardoor te vergemakkelijken en verplaatsing van vijandelijke<br />
benden in het terrein te bemoeielijken, door dat onveilig te maken.<br />
Ook de beide sectien artillerie onder den kapitein Kempers kregen toen<br />
last met hare dekking — de compagnie Broekhoff van het 7 e —naar de<br />
colonne van Heutsz te gaan.<br />
Een afgedwaalde sectie van de 4= compagnie 3= Bataljon moet zich<br />
hierbij aansluiten.<br />
Die artillerie kwam in het drassige terrein slechts matig vooruit en<br />
werd uit Kesoemba, zooals we reeds zagen, nogal beschoten. 7 u. 15'<br />
bereikte zij den voet van het gebergte.<br />
De bevelhebber, vreezende, dat zij een verkeerden weg zou inslaan,<br />
zond haar een patrouille onder den l cn luitenant Doijer achterna.<br />
Deze trof haar in Djempit, zoekende naar den door de colonne van<br />
Heutsz ingeslagen weg.<br />
Op het goede pad teruggebracht, zette zij haren marsch voort met<br />
het boven reeds aangegeven resultaat.<br />
Ook was eene officierspatrouille onder luitenant van Haaff naar de<br />
colonne van Heutsz gezonden. De patrouillecommandant had, daar de<br />
hellingen voor de ruiters te steil bleken, met een cavalenst den berg<br />
beklommen en ten slotte, zooals we reeds vermeldden, den cavalerist van<br />
Beers het bericht naar den Overste van Heutsz doen brengen.<br />
Het 9= Bataljon was te 2 u. 15' v.m. in gewonen marschvorm naar<br />
Blang gemarcheerd.<br />
De opdracht voor de colonne Veeren was, zooals we reeds zagen:<br />
stelling nemen in een lijn, gaande over Djeroe Loeng en versterking<br />
Lam Pasei naar de kampong van dien naam, ten einde de colonne van<br />
Heutsz op haar rechterflank te dekken en de taak dier colonne te vergemakkelijken,<br />
door zorg te dragen, dat deze zonder belangrijke gevechten<br />
aan den voet van het gebergte kon doordringen en de hellingen bestijgen.<br />
Bij den kogelvanger van Blang werd het bataljon op de spoorbaan<br />
in bataille opgesteld, met den rechtervleugel ter hoogte van den vanger.
175<br />
De ambulance kreeg order daar voorloopig achter te blijven, onder<br />
dekking van een peloton infanterie, waarvan dan eene sectie de dekking<br />
van de sectie bergartillerie zou vormen, die eerst later zou volgen.<br />
Met ongeladen geweren en de meest mogelijke stilte werd met 3'/2<br />
compagnie de voorwaartsche beweging over de duizend meterstrook<br />
begonnen, de 2 e en 3= compagnie in de voorste linie — gedeployeerd—<br />
daarachter op 50 M. buitenwaarts van den linkervleugel de 1= compagnie,<br />
op dezelfde manier op 50 M. achter- en buitenwaarts van den rechtervleugel<br />
een peloton van de 4= compagnie.<br />
De genietroepen bleven in de duisternis achter en sloten zich om<br />
5 u. v.m. weer bij de colonne aan.<br />
De colonnecommandant, die zich bij de rechtercompagnie bevond,<br />
gaf de richting aan op een den voorafgaanden dag waargenomen punt<br />
in den kam van het gebergte.<br />
In de natte sawah kwam men slechts langzaam vooruit, zoodat eerst<br />
na een half uur den N. rand van Adjoen Goetji Ajer bereikt werd.<br />
Hier werden de compagnieen verzameld, en door de rechter- en linker<br />
compagnie buitenwaarts front gemaakt en aldus het aanbreken van den<br />
dag afgewacht. Om 5 u. werd doorgemarcheerd, de 2= en 3= compagnie<br />
'n de gevechtslinie, een peloton van de 4= compagnie als reserve, terwijl<br />
de l e compagnie Adjoen Goetji Ajer bleef vasthouden, om eventueel<br />
opdringen uit W. richting tegen te gaan.<br />
Uit twee ompaggerde gedeelten, Z. W. van de kampong, werden bij<br />
het deboucheeren op de sawah eenige schoten ontvangen, de 2= compagnie<br />
hield ze daarom korten tijd bezet. Hevig vuur kreeg men uit<br />
eene versterking in den Z.O. rand van Adjoen Tebal, dat het bataljon<br />
de eerste gewonde bezorgde<br />
Overigens werd zonder moeite de benteng Lam Pasei door de 2 C<br />
compagnie bezet, terwijl de 3= compagnie eene verkenning in de kampong<br />
van dien naam maakte.<br />
De reserve nam intusschen de plaats van de 2= compagnie in de<br />
ompaggerde terreingedeelten in.<br />
Hiermede was te 5 /4 u. v.m. aan de opdracht, de bezetting van de<br />
lijn Djeroe Loeng —Lam Pasei, voldaan. Van een en ander werd den<br />
bevelhebber bericht gezonden.<br />
6 u. v.m. kwam tijding van die autoriteit, dat het peloton cavalerie<br />
onder luitenant Happe voorloopig ter beschikking van den colonnecommandant<br />
werd gesteld, tot dekking van de vleugels der stelling
176<br />
en om bij eventuee! avanceeren als voorhoede cavalerie op te treden.<br />
Het peloton ontving dadelijk last de versterking in den Oostrand van<br />
Adjoen Tebal te verkennen.<br />
Aanvankelijk kregen de verkenners nog al vuur van de heuveltoppen,<br />
W. van Lam Pasei.<br />
De commandant, die naar den toegang in de W. face der versterking<br />
wilde uitzien, was door hevig vuur uit Enking gedwongen, zijn<br />
peloton voorloopig gedekt op te stellen. Hij zond nu de wachtmeesters<br />
Jonker, No. 31845, en Hammers, No. 33148, elk met een mindere uit,<br />
om de verkenning van de W. face voorttezetten. Zij brachten weldra<br />
het bericht, dat de ingang gevonden, en de benteng onbezet was.<br />
Van deze bevinding en ook van het vele vuur uit Enking werd den<br />
colonnecommandant mondeling bericht gezonden.<br />
Deze zond nu bevel den rechtervleugel van het bataljon ter hoogte<br />
van kampong Adjoen Goetji Ajer te dekken, waardoor de 1= compagnie<br />
als reserve beschikbaar werd.<br />
De ambulance en de sectie artillerie kregen order, zich bij de reserve<br />
aan te sluiten.<br />
De artillerie kwam te 7 u. 15' v.m. in den N. W. rand van laatstgenoemde<br />
kampong in stelling, om de versterking Enking onder vuur te<br />
nemen. Van 7 u. 20' tot 7 u. 35' v.m. werd op 425 M. met Gr.<br />
en G. K. T. gevuurd.<br />
Het peloton van de 4 e compagnie, dat in de ompaggerde terreingedeelten<br />
door de 1 e compagnie was vervangen, was als reserve Oostwaarts<br />
van de 2= compagnie in Lam Pasei opgesteld, hierbij ook de genietroepen.<br />
7. u. 20' v.m. werd het bevel ontvangen de lijn Enking — Adjoen<br />
Tebal te bezetten.<br />
Gelast werd nu, dat de 1= compagnie in breed front tegen den Oostrand<br />
van Adjoen Tebal zou oprukken, de 2= compagnie moest zich<br />
van Enking meester maken, de halve 4= volgde als reserve met genietroepen<br />
en ambulance.<br />
De 3= compagnie moest in N. W. richting ^\l 300 M. voorwaarts<br />
gaan.<br />
De 1= compagnie kwam zonder tegenstand in den W. rand van<br />
Adjoen Tebal, de 3= compagnie stelde zich daar links van op, ook in<br />
dien rand. De 2= compagnie kreeg aanvankelijk vuur uit Enking, maar<br />
ook die kampong werd gemakkelijk bezet.<br />
Bij het oversteken van de smalle strook sawah ten N. daarvan, werd
177<br />
uit een ten N. W. gelegen versterking vuur ontvangen, dat de compagnie<br />
een drietal gewonden bezorgde.<br />
De 4= compagnie met ambulance en artillerie bezette nu de benteng<br />
Enking. De 2= compagnie kwam rechts van de 1= in Adjoen Tebal.<br />
Later kreeg de sectie artillerie weer last om ook in de W. rand van<br />
die kampong in stelling te komen, wat jammer was, daar de luitenant<br />
Deibert juist een geschikte opstelling voor zijne sectie in den N. rand<br />
van Enking had gevonden op 400 M. van een der bentengs in den<br />
Z. O. rand van Lam Asan, welker bezetting zich nog al bloot gaf.<br />
De marsch over de sawah bezorgde de artillerie een gewonde.<br />
Om 9 u begon zij zich in haar nieuwe stelling op de verschillende<br />
zichtbare bentengs in te schieten en zette het vuur tot 12 u. 45' n.m.<br />
voort.<br />
Om 9 u. was door den majoor Veeren ook van de opstelling zijner<br />
troepen bericht gezonden.<br />
Zooals we zagen, was het 7= Bataljon bij Ketapan Doea in reserve<br />
gebleven en kreeg zelfs daar nog een gewonde door een verdwaalden<br />
kogel.<br />
Daar in de nabijheid meerdere projectielen insloegen, werd de reserve<br />
achter den nabij gelegen kogelvanger van Blang geplaatst.<br />
Aangezien de commandant van het 9 e sedert 6 u. 30' v.m. geen<br />
berichten had gezonden, werd den luitenant Happe opgedragen, van tijd<br />
tot tijd over de stelling der eigen troepen en die des vijands te rapporteeren.<br />
Omstreeks dien tijd, 8 u. 30' v.m., bracht een dwangarbeider bericht<br />
No. 1 der colonne van Heutsz.<br />
De last voor de artillerie om terug te keeren, kon niet meer gegeven<br />
worden. Den gewestelijken intendant werd opgedragen voor den opvoer<br />
van drinkwater het noodige te verrichten. Daartoe werden chineesche<br />
koelies ingehuurd.<br />
9 u. 30' werd het bericht van majoor Veeren ontvangen.<br />
Deze vroeg ook munitieaanvulling. Daar in de richting van zijn korps<br />
veel vuur werd gehoord, en een transport met gewonden in aantocht<br />
bleek te zijn, werd de ambulance van het 7= Bataljon naar Blang gediri-<br />
geerd, om daar die gewonden te verzorgen en naar Koeta Radja door<br />
te zenden.<br />
12
178<br />
De reservemunitie van het 7 e werd nu dadelijk naar Adjoen Tebal<br />
gezonden, terwijl Ketapan Doea voor de aanvulling van munitie voor<br />
laatstgenoemd bataljon zorgde.<br />
Ongeveer half tien gaf de Regeerings-commissaris, die te Lamdjamoe<br />
het gevecht volgde, aan den bevelhebber per telefoon in overweging de<br />
operation voor dien dag te staken, en maatregelen te doen nemen om<br />
de bivaks te betrekken en zulks, omdat, naar de meening van Zijne<br />
Excellentie, de manschappen, die voor het meerendeel om 2 u. v.m.<br />
van Koeta Radja waren vertrokken, ook door den marsch door het<br />
moerassig terrein, zeer vermoeid moesten zijn.<br />
De bevelhebber ging aanvankelijk op dit advies in, er blijkbaar niet<br />
aan denkend, wat daarmede werd prijs gegeven.<br />
Reeds was toch voldoende bekend, in hoeverre de colonne van Heutsz<br />
succes had gehad.<br />
De colonne Veeren had nog bijna geen tegenstand ondervonden,<br />
terwijl de colonne Lamtih nog steeds in een scheip vuurgevecht was<br />
met een talrijken vijand, dien zij natuurlijk vasthield.<br />
Vermoeid waren de manschappen evenmin. De afgelegde afstanden<br />
waren betrekkelijk gering, en vooral van de colonne Veeren was moreel<br />
zeer weinig gevorderd.<br />
10 u. 15' v.m. werd bij de colonne Veeren het volgende bericht<br />
ontvangen:<br />
„Blijf tot nader order in stelling. Reservemunitie, 18 kistjes, hierbij<br />
,,toegezonden. Na den troep eenige rust te hebben gegund, noodige<br />
,,maatregelen treffen voor eventueel overnachten.<br />
,,Welke materialen daarvoor noodig?<br />
,,Blijf geregeld berichten zenden. Is er drinkwater voorhanden?"<br />
De colonnecommandant kon daarop antwoorden, dat er geen mate<br />
rialen noodig waren.<br />
Tevens verzocht die commandant om de kampong Lam Asan van<br />
uit Blang en Lamdjamoe flink onder artillerievuur te doen nemen.<br />
Boven merkten we reeds op, dat de luitenant Rijnen omstreeks dien<br />
tijd tal van strijders, door het niet vooruitrukken der troepen aange<br />
moedigd, weer naar hunne versterkingen zag terugkeeren.<br />
10 u. 30' v.m. werd bij de colonne Veeren aanvulling voor artillerie-<br />
munitie ontvangen.
179<br />
Gelukkig kwam te 11 u. 15' het bericht No. 4 van de colonne van<br />
Heutsz den bevelhebber in handen.<br />
Het daarin vermelde: ,,de troepen kunnen doorrukken" was eene<br />
aansporing, om van het reeds verkregen succes gebruik te maken en ook<br />
ten behoeve van de operation van den volgenden dag, zich althans aan<br />
deze zijde in het bezit te stellen van den toegang tot de Kloof van<br />
Beradin.<br />
1 1 u. 45' v.m. marcheerde het 7= Bataljon daartoe naar Adjoen<br />
Tebal.<br />
Aan de artillerie te Lamdjamoe en Blang werd opgedragen den aanval<br />
krachtig voor te bereiden.<br />
Aan den commandant der bergcolonne werd te II u. 40' v.m. de<br />
last gezonden, den aanval zoo mogelijk te steunen, en tevens de mededeeling,<br />
dat na het gelukken daarvan, in stelling zou worden gekomen.<br />
De Majoor Jacobs kwam te 12 u. 15' met het volgende bericht bij<br />
den commandant van het 9= Bataljon:<br />
,,Na voldoende voorbereiding aanval op Lam Asan doorzetten."<br />
,,Majoor Jacobs met 3 compagnieen ter uwer versterking. Tot oogen-<br />
,,blik van aanval zal artillerievuur worden doorgezet. Om 12/2u. n.m.<br />
,,zal batterijvuur Lamdjamoe worden gestaakt."<br />
De majoor Veeren, die reeds een bivak had aangewezen, hetwelk<br />
de 2= compagnie en genietroepen al bezig waren in te richten, gaf nu<br />
de volgende orders:<br />
,,De 1= en 2= compagnie 9= bataljon doen den aanval op den N.O.<br />
,,rand van Lam Asan en daargelegen benteng, het 7= Bataljon op den<br />
,,Z.O. rand en daargelegen versterking; het zal zich daartoe voor of<br />
,,achter den kampongrand opstellen, links van en naast het 9= Bataljon.<br />
,,De 3= compagnie van het 9= Bataljon volgt als reserve.<br />
,,Kapitein de Moulin treedt gedurende den aanval op als commandant<br />
,,der gevechtslinie van het 9= Bataljon.<br />
,,De cavalerie volgt buitenwaarts van den rechtervleugel. De artillerie<br />
,,blijft met hare dekking in hare stelling en wacht nadere orders.<br />
,,De aanval zal met zoo breed mogelijk front en zoo mogelijk zonder<br />
,,vuren geschieden. Tot het gelijktijdig voorwaarts gaan zal het signaal<br />
,.voorwaarts" worden gegeven.<br />
,,Na het nemen van den Oostrand der kampongs zal naar den West-<br />
,,rand worden voortgerukt,"
180<br />
Toen het 7= Bataljon zich naar de aangewezen plaats in den W. rand<br />
van Adjoen Tebal begaf langs een smal voetpad, werd dit door den<br />
vijand in den Z. O. rand van Lam Asan opgemerkt.<br />
Het daarop door hem afgegeven hevige vuur verwondde op dat voetpad<br />
den 2 cn luitenant P. G. Ramaer en eenige manschappen en van de<br />
reeds in stelling zijnde lieden een vijftal. Ook het dienstrijpaard van<br />
den majoor Jacobs werd gewond.<br />
Toen het vijandelijk vuur in hevigheid toenam, deed deze hoofdofficier,<br />
zonder het signaal ..voorwaarts" (dat wel gegeven was) gehoord te<br />
hebben, voor de l c compagnie van zijn korps (kapitein van Gemmingen)<br />
„attaqueeren" blazen.<br />
In goede orde en met elan ging die compagnie vooruit, terwijl de 3= compagnie<br />
(commandant kapitein G. M. P. Scheuer) haar linkerflank dekte.<br />
Het was vooral het loffelijk voorgaan van den voorsten sectiecommandant,<br />
den l= n luitenant G. H. Verstege, dat de compagnie op de<br />
200 M. breede modderige sawah zoo snel deed vooruitrukken.<br />
De korpscommandant, die zich tijdens den aanval bij de compagnie<br />
v. Gemmingen ophield, hief op 100 M. van de versterking het „hoera"<br />
aan. De vijand bleef doorvuren totdat de compagnie vlak bij de versterking<br />
was, waar de kapitein v. Gemmingen, de Eur. korporaal Egeter,<br />
No. 30099, en de Eur hoornblazer Bollegraaf, No. 41556, het eerst<br />
aankwamen.<br />
De 1= luitenant Verstege liep onmiddellijk naar den achteruitgang, maar<br />
kwam alleen bijtijds, om den laatsten Atjeher in de kampong te zien<br />
verdwijnen.<br />
De reserve-compagnie (luitenant Roijen) sloot nu aan, de kampong<br />
werd doorgerukt en in de Westzijde stelling genomen, eene sectie in<br />
de versterking achterlatend.<br />
Ook de colonnecommandant had op het toenemen van 's vijands vuur<br />
besloten den aanval door de 1= compagnie te doen aanvangen — hoewel<br />
de 2= compagnie nog niet was opgemarcheerd — en het signaal ,,voorwaarts"<br />
laten blazen. De oorspronkelijk als reserve aangewezen 3= compagnie<br />
liet eene sectie achter bij de gewonden en volgde de 1=.<br />
Hier was de vijand bij het binnendringen in den N.O. rand eveneens<br />
verdwenen.<br />
Een peloton bezette de daar aangetroffen sterke benteng, terwijl het<br />
grootste deel der overige troepen, onder kapitein de Moulin, naar den<br />
Westrand van Lam Asan voortrukte.
181<br />
Daar aangekomen, ontwaarde de commandant, dat ook de versterking<br />
Pakan Badak onbezet was; hij begaf zich derhalve met vijf sectien<br />
derwaarts, doch ontving toen een vrij sterk vuur uit eene ^\l 300 M.<br />
zuidwaarts gelegen versterking. Dat vuur hield verder tot aan het vallen<br />
van de duisternis aan.<br />
De artillerie en de genietroepen kwamen nu ook vooruit evenals de<br />
cavalerie, die last kreeg zich ter beschikking van den algemeenen bevelhebber<br />
te stellen.<br />
De kolonel Stemfoort kwam peisoonlijk met zijnen staf de genomen<br />
positie in oogenschouw nemen.<br />
Toen zij in den W. rand kwamen, viel plotseling uit Lam Doerian<br />
een hevig vuur dat evenwel geene verliezen veroorzaakte.<br />
De volgende beschikkingen werden genomen:<br />
Het 9= Bataljon en 3 compagnieen van het 7=, de sectie artillerie,<br />
het detachement genietroepen en de ambulance zouden in Lam Asan<br />
bivakkeeren, terwijl het peloton cavalerie met den bevelhebber via Lamdjamoe<br />
naar Koeta Radja zou terugkeeren.<br />
Het bivak werd op de volgende wijze betrokken:<br />
5 sectien van het 9= Bataljon in de Atjehsche versterking Pakan<br />
Badak.<br />
6 sectien van dat bataljon met de ambulance in de veroverde benteng<br />
in Lam Asan N.O.<br />
4 sectien van idem in eene ^jc 200 M. meer Zuidwaarts gelegen<br />
versterking, en de overige troepen te weten, 3 compagnieen v/h. 7 e Bataljon,<br />
eene sectie artillerie, de genietroepen en de ambulance in de<br />
Z. W. hoek van Lam Asan.<br />
Te Lamdjamoe gaf de bevelhebber de noodige bevelen voor de verpleging<br />
der bivakkeerende troepen.<br />
Daar kreeg men tevens het telefonisch bericht, dat de compagnie<br />
Broekhoff met eene sectie artillerie te Ketapan Doea waren teruggekeerd.<br />
Zij kregen order naar Koeta Radja door te gaan.<br />
Ons rest nog de wederwaardigheden van de colonne van Vliet te<br />
Lamtih te beschrijven.<br />
Iri het kort had deze colonne tot opdracht het aanvallen en veroveren<br />
van de versterkingen, die den linkervleugel van Oemar's stelling vormden,<br />
met het doel die strijdkrachten aan die zijde te binden en later het<br />
centrum van de vijandelijke positie van twee zijden te kunnen aantasten.
182<br />
De afdeelingen waren op een zoodanig tijdstip van Koeta Radja<br />
afgemarcheerd, dat de infanterie om 4 u. v.m. en de bereden troepen<br />
om 5 u. v.m. te Lamtih aankwamen.<br />
Het 14= Bataljon bleef daar voorloopig in reserve. Het 12 e was op<br />
het uur van afmarsch, ten W. van den kogelvanger van den post, opgesteld<br />
als volgt:<br />
de l e compagnie op den weg Lamtih-Lam Manjang uit de flank met<br />
eene sectie op ^kl 50 M. vooruit, de 3= en 4= compagnie Noord- en<br />
Zuidwaarts van den weg op gelijke hoogte en evenwijdig aan het gros<br />
der 1 = compagnie.<br />
De 5= compagnie, waarbij de ambulance, als resetve daarachter.<br />
Te 4 u. 45' v.m. werd in de richting Lam Manjang afgemarcheerd.<br />
Nauwelijks onderweg, viel de commandant der 3= compagnie, de<br />
kapitein F. W. G. C. L. Steup, in een kuil in het terrein en bezeerde<br />
zich zoodanig, dat hij het commando over zijne compagnie op den 1= n<br />
luitenant Ferguson moest overdragen en zelf naar Lamtih terugkeeren.<br />
Ter hoogte van het steenen graf van Teungkoe Mesir gekomen, werd<br />
in N.W. richting afgebogen, ten einde Lam Manjang van uit het<br />
N. aan te vallen, dus in den rug van de in den Oostrand gelegen<br />
versterking.<br />
Kampong noch bentengs waren bezet, zoodat zij 5 u. 15' v.m. in<br />
ons bezit waren, zonder dat er een schot gelost was.<br />
De vijand scheen echter wel van onze komst verwittigd. Aanhoudend<br />
weerklonken de signalen op buffelhoorns in de richting van Lam-Isi.<br />
De versterkingen en loopgraven in Lam Manjang bleken van weinig<br />
beteekenis te zijn. In den N.O. hoek van Lam Tengah lag eene versterking<br />
met een lilla bewapend, in de Z O. hoek van Lam Awi en<br />
in Lam Isi waren ook een paar bentengs te zien.<br />
De sawahs ten N.W. en Z. van Lam Manjang waren zeer drassig.<br />
In N.W. richting lagen in die sawahs eenige tjots, die 'a vijands opstelling<br />
begunstigden.<br />
Het O. deel der kampong werd aan de 1=, het Z. aan de 3= en<br />
het W. deel aan de 4= compagnie ter bezetting aangewezen. De reserve<br />
bleef midden in de kampong.<br />
Later werd de ambulance naar het O. deel verplaatst, en hare dekking<br />
aan eene sectie van de 1= compagnie opgedragen.<br />
Te half zes trachtte de korpscommandant met de 3= compagnie in Z.<br />
richting naar Lam Isi door te gaan. In de sawah gekomen kreeg die
183<br />
troep uit het Z., W. en N.W. zulk een overstelpend vuur, dat er dadelijk<br />
dooden en gewonden vielen.<br />
Daar Overste Soeters geen kans zag om zonder aanmerkelijke verliezen<br />
den aanval door te zetten, besloot hij op Lam Manjang terug te trekken.<br />
Nu eenmaal het vuur geopend was, bleef de vijand de kampong van<br />
alle zijden onder vuur houden, zoodat wij ook daarbinnen dooden en<br />
gewonden kregen, en men feitelijk nergens veilig was.<br />
Alleen het vuur uit den O. rand van Lam Tengah werd tot zwijgen<br />
gebracht, maar overigens had het onze geen merkbare uitwerking.<br />
Alle troepen werden dan ook uit de kampongranden teruggetrokken,<br />
terwijl daar alleen enkele goedgedekte observatieposten werden achtergelaten.<br />
De colonnecommandant, die van Lamtih het geleverde gevecht had<br />
gezien, deed om half zes de beide sectien artillerie in de nabijheid van<br />
den post op het Z.O waarts gelegen hooge terrein in stelling komen<br />
en het vuur op Lam Isi openen.<br />
Eene 4 man sterke cavaleriepatrouille, die 5 u. 16' v.m. uitgezonden<br />
was om zich bij den overste Soeters te vervoegen, keerde onverrichter<br />
zake terug; zij waren voor het hevig vuur des vijands geweken.<br />
Daarop kreeg het geheele peloton Lisnet dezelfde opdracht, en om<br />
6 u. 25' v.m. werd het doel bereikt ten koste van een gesneuveld paard.<br />
De cavalerie was onderweg hevig beschoten. Haar commandant<br />
stelde de ruiters zoo gedekt mogelijk op in den Oostelijken rand en<br />
ging zelf met een paar ruiters den commandant van het 12= zoeken.<br />
Deze zond aan den colonnecommandant het volgende bericht:<br />
,,Bericht ontvangen 6 u 25' v.m. Verzoek artillerie onmiddellijk in<br />
,,mijn stelling komen. Ik zit in Lam Tangah en kan deze kampong<br />
,,niet verlaten, zonder dat de vijand opdringt. Verzoek 14= Bataljon<br />
,,mij aflossen, dan ga ik Oostwaarts — (Verzonden 6 u. 30')."<br />
Op ontvangst van dit bericht werd iets voor 7 uur de artillerie onder<br />
dekking van de 2 e compagnie I 4= Bataljon (kapitein Baron Collot d'Escury)<br />
naar Lam Manjang gezonden. Ook de kapitein-adjunct Smits sloot zich<br />
hierbij aan.<br />
Ter hoogte van het bovengenoemde steenen graf gekomen, werden<br />
zij krachtig beschoten uit Lam Awi en Lam Isi, waardoor bij de infanterie<br />
niet minder dan 1 officier en 10 minderen gewond raakten, terwijl de<br />
batterij een verlies van 6 kanonniers, 1 stukrijder, 2 paarden en 3<br />
muildieren leed.
-^—^—^ _— "<br />
184<br />
De batterijcommandant, de kapitein Nauta, wist de orde echter te<br />
handhaven en zijn doel omstreeks half acht te bereiken.<br />
De kapitein Smits bracht den mondelingen last van den colonnecommandant<br />
aan den overste Soeters over om in stelling te blijven tot<br />
nader order.<br />
Reeds vroeger had deze door den cavaleriecommandant om tandoes<br />
doen vragen; van deze gelegenheid werd ook gebruik gemaakt om aanvulling<br />
van munitie te verzoeken.<br />
De artillerie kwam in batterij en wel een sectie tegen Lam-Isi, 1 stuk<br />
tegen Blang Gaboes (in het W.) en 1 stuk tegen Lam Awi.<br />
Alleen het laatste vuur had uitwerking, men zag de vijand de versterkingen<br />
verlaten, en zijn schieten daar hield grootendeels op; dat uit<br />
de andere versterkingen werd er niets minder op, integendeel concentreerde<br />
het zich voornamelijk op de artillerie, zoodat het voor deze<br />
raadzaam werd geacht het vuur te staken en de stukken achterwaarts<br />
terug te trekken.<br />
Omstreeks 10 uur bracht een peloton onder den l= n luitenant Tetenburg<br />
van het 14= Bataljon de munitieaanvulling.<br />
De colonnecommandant had inmiddels een ander peloton van het<br />
14= Bataljon in stelling doen komen op + 450 M. van Lamtih achter<br />
de ten Z. van den weg gelegen heuvels, met opdracht, te trachten<br />
's vijands vuur in Lam Isi tot zwijgen te brengen.<br />
Eerst om 1 1 uur kwam het peloton Tetenburg terug. Het was op<br />
den heenmarsch flink beschoten, zoodat het bijna 2 uur noodig had<br />
gehad om Lam Manjang le bereiken De overste Soeters had hem de<br />
boodschap medegegeven, dat hij de gewonden en dooden, wier aantal<br />
reeds belangrijk was, voorloopig zou aanhouden.<br />
Omstreeks 1 1 u. v.m. ontdekte de kapitein der artillerie Nauta in<br />
Lam Tangah, op ^\z 100 M. van den geschutsstand ttgen Lam Awi,<br />
eene groote verzameling Atjehers, die blijkbaar een aanval op de N.W.<br />
zijde van Lam Manjang wilden wagen; onmiddellijk deed hij de naastbijzijnde<br />
infanterie waarschuwen.<br />
Kapitein Drijber van de 5= compagnie vroeg en kreeg vergunning<br />
hen te verdrijven.<br />
De kapitein Kramer, die zich met eene sectie der 4= compagnie<br />
eveneens naar het bedreigde punt begaf, kreeg onderweg een doodelijk<br />
schot.
185<br />
De korpscommandant, zich in de richting bewegende, werwaarts de<br />
5 e compagnie opgerukt was, ontving onder weg reeds mededeeling, dat<br />
kapitein Drijber den vijand teruggeworpen had en hem een verlies van<br />
30 dooden had bezorgd. Een groot aantal vuurwapens, klewangs,<br />
rentjongs enz. waren buitgemaakt.<br />
Ontwarende, dat de Atjehers eene benteng hadden bezet, was de<br />
compagnie, na een paar salvo's te hebben afgegeven, onmiddellijk tot den<br />
aanval overgegaan.<br />
De Europeesche hoornblazer Karel, No. 39346/706, hielp eerst zijn<br />
pelotonscommandant den 1 en luitenant j6. W. J K. Thomson door de<br />
versperring en volgde hem op den voet in de benteng. Na hem kwamen<br />
de sergeant-majoor Fijt, No. 37066/400, en zijne sectie, die na een<br />
kort handgerneen den vijand op de vlucht dreven.<br />
Onder degenen, die zich bijzonder onderscheidden, behoorde o.a. de<br />
Eur. fus. Pierot, No. 39066/817, die, hoewel reeds bij den opmarsch<br />
door een kogel gewond, medestormde en den vijand met de bajonet<br />
te lijf ging.<br />
Dadelijk deed kapitein Drijber tot de vervolging overgaan, waarbij de<br />
secties Thomson en van Leer nog menig Atjeher deden sneven.<br />
De pas veroverde stelling werd intusschen door onze troepen bezet,<br />
evenzoo het Zuidwaarts gelegen terrein tot aan den weg naar Blang<br />
Kala.<br />
Te I u. 20' n.m. ontving de luitenant-kolonel Soeters het volgende<br />
bericht van den colonnecommandant:<br />
„Lamtih 23-8-96. 1,10 n.m.<br />
„Kampong Lam Asan bezet door 7= en 9 e Bataljon. Acht gij aanval<br />
„op Lam Isi mogelijk met 3 compagnieen, wanneer gij er twee in Lam<br />
„Tangah en Lam Manjang achterlaat, dan zal ik U steunen met 3 com-<br />
„pagnieen 14= Bataljon; zoo ja, bereid dan voor met artillerie, ik open<br />
„dan ook vuur uit versterking en staak dit, als gij het vuur staakt."<br />
Genoemd hoofdofficier antwoordde daarop, dat hij den aanval zou<br />
doen met 2 compagnieen en 3 in Lam Manjang zou achterlaten.<br />
De beide sectien bergartillerie namen daarop Lam Isi onder vuur.<br />
Voor den aanval werden de 1= en 4= compagnie aangewezen, terwijl<br />
de kapitein Drijber het commando in de stelling Lam Tangah en Lam<br />
Manjang op zich zou nemen.<br />
Nadat de artillerie ongeveer 20 minuten gevuurd had, besloot de<br />
commandant van het 12 e te 2 u. 25' tot den aanval over te gaan.
186<br />
Het vuur in Lam Isi was vrij wel tot zwijgen gebracht, echter niet<br />
dat van de schutters in de sawah en op de heuvels, die evenwel te<br />
zeer verspreid waren om hen met hoop op succes te kunnen beschieten.<br />
De aanvalscompagnieen vormden linien met gesloten groepen, waarachter<br />
soutiens en reserven.<br />
Op de sawah gekomen, vielen er alweer dadelijk gewonden; zoo<br />
spoedig mogelijk werd doorgerukt en te 2 u. 40' n.m. de Noordrand<br />
van de kampong en de zich daar bevindende versterking bereikt; slechts<br />
een paar Atjehers werden neergeschoten<br />
2 u. 15' waren op de vlakte ten Z. van Lamtih op ^h. 500 M. van<br />
de vijandelijke stelling 2 compagnieen van het 14= Bataljon in gevechtsformatie<br />
opgesteld, met een peloton als reserve daarachter.<br />
Nog voor den aanval begon werd het peloton, dat sedert 7 u. v.m.<br />
aan den weg naar Lam-Manjang in stelling had gelegen, vervangen door<br />
eene sectie van de bezetting van Lamtih, en aangewezen om den linkervleugel<br />
der gevechtslinie te verlengen, terwijl eene sectie van de bezetting<br />
van Lamdjamoe, die tandoes had gebracht, aan de reserve werd toegevoegd.<br />
Toen het 12= Bataljon uit den rand van Lam-Manjang deboucheerde,<br />
ging ook het 14= Bataljon tot den aanval over.<br />
De vijand verliet hare posities in den N.O. rand op het moment, dat<br />
onze voorste linie daar nog 200 M. van af was.<br />
De genomen versterking werd voorloopig door eene sectie bezet, en<br />
de troepen in den N.O. rand van Lam Isi opgesteld. Een peloton<br />
doorzocht het O. deel der kampong en kreeg ook verbinding met het<br />
I2 e Bataljon.<br />
Behalve een viertal donderbussen en blanke wapenen vielen een<br />
duizendtal Beaumont patronen in handen van het 14= Bataljon, die<br />
gebruikt werden om den munitievoorraad van de troepen aan te vullen.<br />
Na den aanval doorzocht de cavalerie de kampongs Lam Isi, M. Lapan<br />
Sagi, Goerah en Lam Toedoeng (Noord) en vond deze geheel verlaten.<br />
Te 3 u. 15' n.m. was ook de colonnecommandant in Lam Isi aangekomen<br />
en gaf last de veroverde stelling door 1 compagnie van het<br />
14 e bataljon en 1 van het 12= Bataljon met eene sectie artillerie te<br />
bezetten.<br />
De overige troepen konden naar Koeta-Radja terugkeeren.<br />
Aan kapitein Drijber werd daarop last gezonden de compagnie Collot<br />
d'Escurij van het 14= Bataljon met de artillerie naar Lam Isi te dirigeeren
187<br />
en zelf met de beide overige compagnieen van het 12= Bataljon en de<br />
ambulance naar Lamdjamoe te gaan.<br />
Toen om 4 u. 20' n.m. de artillerie aankwam, werd de versterking<br />
in den N.O. hoek van de kampong door de 4= compagnie 14= (kapt.<br />
Labotz) bezet, terwijl de 1 c compagnie 12= (kapt. Weustmann), waarbij<br />
de sectie artillerie onder den luitenant Stuffken, zich binnen een omheimd<br />
terrein, J: 75 M. meer westwaarts, legerde.<br />
De overste Soeters ging te 4 u. 35' n.m. met alle overige troepen<br />
naar Lamdjamoe terug, vanwaar zij grootendeels per extra-trein naar<br />
Koeta-Radja werden vervoerd.<br />
Het resultaat van dit gevecht was dus, dat een deel van den linkervleugel<br />
van de vijandelijke stelling was vermeesterd, de vijand was<br />
daar verder vastgehouden en aldus de aanval op het centrum vergemakkelijkt.<br />
Verbruikt waren daarvoor ^{l 20,000 Beaumont patronen, 94 granaten<br />
en 92 granaatkartetsen.<br />
Onze verliezen waren groot.<br />
Behalve de kapitein H. O. W. L. Kramer sneuvelden bij het 12<br />
Bataljon 4 Eur. en 3 inl. minderen, en werden 2 officieren (de luits.<br />
J. van Hasselt en J. Brunsting), 27 Eur. en 19 inl. minderen gewond.<br />
Van het 14= Bataljon waren 2 Eur. en 2 inl. minderen gesneuveld<br />
en 2 officieren (kapitein J. Adema van Scheltema en de 1= luitenant<br />
W. B. J. A. Scheepens), 5 Eur. en 1 inl. minderen gewond.<br />
Van de 1= Bergbatterij 7 Eur. en 1 inl. minderen gewond, 1 muildier<br />
gesneuveld en 2 paarden en 4 muildieren gewond, terwijl ten slotte<br />
van de cavalerie een paard sneuvelde, en een ander gewond werd.<br />
In het bivak gebeurde verder niets bijzonders. Eene bende, -^ti 30<br />
man sterk, die 's avonds om 6 uur trachtte te naderen, werd met een<br />
salvo verdreven. Minder gelukkig was het bivak van het 7= Bataljon,<br />
dat van 4 u. 30' tot 5 u. 30' n.m. uit Lam Doerian hevig beschoten<br />
werd. Een granaatkartets, die in de naar het bivak gekeerde face der<br />
vijandelijke versterking sloeg, maakte aan het vuur een einde.<br />
Het resultaat dezer beschieting was 7 gewonde minderen en 2 gekwetste<br />
paarden aan onze zijde.<br />
Ook 's nachts werden zoowel het bivak van het 7 e Bataljon als Pakan<br />
Badak van tijd tot tijd beschoten.<br />
De totale verliezen der colonne Veeren beliepen:
188<br />
bij het 9= Bataljon 2 Eur. en 1 inl. minderen gesneuveld, de 2= luitenant<br />
J. C. A. Fischer, 15 Eur. en 5 inl. minderen gewond;<br />
bij het 7= Bataljon 2 Eur. minderen gesneuveld, 2 officieren (de 1 =<br />
luitenant G. H. de Wilde en de 2= luitenant P. G. Ramaer), 1 1 Eur.<br />
en 17 inl. minderen gewond;<br />
bij de cavalerie 3 Eur. minderen gewond en 2 rijkspaarden id.; bij<br />
de artillerie 2 inl. minderen en 2 paarden gewond.<br />
Het doel, dat de bevelhebber zich voor dezen dag gesteld had, vermeestering<br />
van den toegang tot de vallei van Lampisang, was bereikt.<br />
Vervolg der krijgsverrichtingen.<br />
24 Mei. 4 u. 30' v.m. deed de colonnecommandant v/d. Bergcolonne<br />
het korps marechaussee wekken, aan elk man een halve veldflesch<br />
dnnkwater en een beschuit verstrekken, en droeg hij den commandant<br />
van dat korps op, zoo spoedig mogelijk den Zuidelijken top, vanwaar<br />
daags te voren zooveel vuur ontvangen was, met 8 brigades te bezetten.<br />
In het valleitje aan de Z. O. zijde van den Tjot Tjako afdalend,<br />
werden daar, behalve een put met bruikbaar water, tal van hutjes, een<br />
paar lijken van neergeschoten Atjehers en vele runderen ontdekt.<br />
Van de aanwezigheid van den put werd den colonnecommandant<br />
bericht gezonden en vervolgens den bergtop beklommen, gelegen ten N.<br />
van het zadel met den alleenstaanden boom.<br />
Een in dat zadel gelegen versterking werd bezet.<br />
De ingenomen positie lag recht ten O. van het Zuidelijk deel van<br />
Lam-Oekoe en veroorloofde een ruimen blik te werpen in de vallei.<br />
De marechaussee's konden dan ook het later in den morgen gehouden<br />
gevecht — voor zoover het de Atjehers betrof — uitstekend volgen.<br />
De commandant van dat korps beschreef zijn waarnemingen als volgt.<br />
,,Alle kampongs schenen verlaten, doch naarmate de troepen in den<br />
,,noordingang der vallei vorderden, zagen zij tal van benden op de<br />
„heuvels ten Z.W. van Lam-Oekoe, in de versterking ten N. van Beradin<br />
,,en op de heuvels B. Seboen en Lam Poelau te voorschijn komen.<br />
,.Troepen Atjehers trokken onophoudelijk langs den voet van het W.<br />
,.gebergte heen en weer met gewonden en geweren.<br />
,,Zij verdwenen meestal in de heuvels ten Westen van Beradin.<br />
,,Aanvankelijk bleven de op die heuvels geposteerde benden werkeloos,<br />
,,voor een deel waren zij in het rood, voor een ander deel waren zij
189<br />
,,in het zwart gekleed, elke afdeeling aangevoerd door 2 man, een in<br />
,,het wit en een in het rood, alles ging daar zeer geregeld toe.<br />
,,Er kwamen aflossingen aan, en de afgelosten keerden in goede orde<br />
,,naar de vallei terug.<br />
,,De munitieaanvoer was ook geregeld en later in het gevecht, dat<br />
,,bij de retraite als het ware echelons gewijze gevoerd werd, ging alles<br />
,,op commando en zonder wanorde."<br />
De opdracht voor de marechaussee's luidde: zoo mogelijk door vuur<br />
uit repeteerkarabijnen het eventueel oprukken onzer troepen in de vlakten<br />
van Beradin steunen en den vijand nadeel toebrengen.<br />
Een gelijke opdracht kreeg de 3= compagnie 3= Bataljon, die daartoe<br />
het Z. deel van den hoogtekam W. van Tjot Tjako moest bezetten<br />
(afstand tot den grooten weg naar Lam-Pisang 800 M.).<br />
De sectie artillerie werd eene stelling aangewezen op een smal zadeltje,<br />
dicht bij het bergplateau ten Z. O. van bedoelden hoogtekam, van waar<br />
zij een volkomen vrij schootsveld had over de geheele vlakte van Beradin<br />
en ook de vijandelijke stellingen op den bergrug ten W. van de vallei,<br />
van af die op den noordelijken top bij kg. Lam-Oedjoeng tot en met<br />
die van Boekit Seboen, werkzaam onder vuur kon nemen. Ten slotte<br />
werd de 1= compagnie van het 3= Bataljon (repeteergeweren) in stelling<br />
gelegd op denzelfden hoogterug, O. Z. O. van kampong Gemi Roi,<br />
zuidelijk van den Gle Genting.<br />
Ook het 3= Bataljon had bij het innemen zijner posities putten ontdekt.<br />
Natuurlijk werd daaruit onmiddellijk de geheele colonne van water<br />
voorzien, alhoewel reeds 's nachts daarvoor maatregelen waren getroffen;<br />
om 12 uur was nl. de