Odeon 55 - start - De Nederlandse Opera
Odeon 55 - start - De Nederlandse Opera Odeon 55 - start - De Nederlandse Opera
ODEON 15 de jaargang /nr 56 mrt/apr/mei 2005 Bezuinigingen De Nederlandse Opera ziet zich geconfronteerd met een drastische subsidiekorting. Dit plaatst de directie voor een dilemma. Een gesprek met Truze Lodder over zaken als kwaliteit en kwantiteit . >> p. 3 Jan van Vlijmen herdacht In december 2004 overleed de componist Jan van Vlijmen. Een terugblik op zijn kunstenaarschap en zijn loopbaan als directeur en intendant. >> p. 7 Norma In korte tijd werd Vincenzo Bellini de meest gewilde componist in Italië. Norma was zijn derde opera voor het Teatro alla Scala. >> p. 10 Dirigent Julian Reynolds en regisseur Guy Joosten spraken over het manuscript, de diva, een driehoeksverhouding en symboliek. >> p. 12 De rol van de ‘diva’ Norma wordt vertolkt door sopraan Nelly Miricioiu. Zij koestert voor deze prachtige belcantopartij een ‘gezonde angst’. >> p. 14 Die tote Stadt Van door zijn vader gepromoot wonderkind in Wenen tot bejubeld en verguisd filmcomponist in Hollywood: het leven van Erich Wolfgang Korngold. >> p. 18 Ingo Metzmacher debuteert bij DNO, waar hij met ingang van seizoen 2005-2006 chefdirigent zal zijn. Metzmacher over Korngolds opera en andere werken uit de twintigste eeuw. >> p. 20 Deze productie van Die tote Stadt was het hoogtepunt van de Salzburger Festspiele 2004. Enkele reacties uit de pers. >> p. 23 Das Rheingold Als in een tegendraadse beweging neemt DNO als laatste van de ‘losse’ Ring-delen de ‘Vorabend’ in reprise. Regisseur Pierre Audi past zijn persoonlijke stijl toe. >> p. 26 Tegendraads is ook de beweging die het orkest in de Ring maakt: van de orkestbak naar rechts op het toneel, dan naar links en terug in de bak. Dramatisch en akoestisch een geslaagd experiment, aldus dirigent Hartmut Haenchen. >> p. 27 Albert Dohmen zingt ‘het kleine broertje’ van de Wotans in Die Walküre en Siegfried. >> p. 28 Hoe de Educatieve Dienst scholieren aan aan het zingen te krijgt in een miniversie van Das Rheingold. >> p. 29 56 Der 8 16 24 Norma Vincenzo Bellini Die tote Stadt Erich Wolfgang Korngold Ring des Nibelungen Das Rheingold Richard Wagner mrt 05 apr 05 apr/mei 05
- Page 2 and 3: Paasreizen (Leipzig/Boedapest/Düss
- Page 4 and 5: MUZIEKTHEATER HOLLANDS DIEP Orestei
- Page 6 and 7: Frits Vliegenthart Scalamusica Over
- Page 8 and 9: Repetitiefoto’s Norma (Foto’s:
- Page 10 and 11: Vincenzo Bellini (Ets naar het port
- Page 12 and 13: Julian Reynolds (Foto: Hans Hijmeri
- Page 14 and 15: Nelly Miricioiu (Foto: Marco Borggr
- Page 16 and 17: Scènes uit Die tote Stadt (Foto’
- Page 18 and 19: Erich Wolfgang Korngold (Foto: ?) J
- Page 20 and 21: Ingo Metzmacher (Foto: Sasha Gusov)
- Page 22 and 23: Tijdschrift over Theater, Muziek &
- Page 24 and 25: Scènes uit Das Rheingold (Foto’s
- Page 26 and 27: Pierre Audi (Foto: Erwin Olaf) Klau
- Page 28 and 29: Albert Dohmen (Wotan) en Nadine Sec
- Page 30 and 31: Algemene informatie Verkoop kaarten
- Page 32: Emily Beynon, solofluitiste van het
ODEON<br />
15 de jaargang /nr 56<br />
mrt/apr/mei 2005<br />
Bezuinigingen<br />
<strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> ziet zich geconfronteerd<br />
met een drastische subsidiekorting.<br />
Dit plaatst de directie voor een dilemma.<br />
Een gesprek met Truze Lodder over zaken als<br />
kwaliteit en kwantiteit . >> p. 3<br />
Jan van Vlijmen herdacht<br />
In december 2004 overleed de componist<br />
Jan van Vlijmen. Een terugblik op zijn kunstenaarschap<br />
en zijn loopbaan als directeur en<br />
intendant. >> p. 7<br />
Norma<br />
In korte tijd werd Vincenzo Bellini de meest<br />
gewilde componist in Italië. Norma was zijn<br />
derde opera voor het Teatro alla Scala.<br />
>> p. 10<br />
Dirigent Julian Reynolds en regisseur<br />
Guy Joosten spraken over het manuscript,<br />
de diva, een driehoeksverhouding en symboliek.<br />
>> p. 12<br />
<strong>De</strong> rol van de ‘diva’ Norma wordt vertolkt<br />
door sopraan Nelly Miricioiu. Zij koestert<br />
voor deze prachtige belcantopartij een<br />
‘gezonde angst’. >> p. 14<br />
Die tote Stadt<br />
Van door zijn vader gepromoot wonderkind<br />
in Wenen tot bejubeld en verguisd filmcomponist<br />
in Hollywood: het leven van Erich<br />
Wolfgang Korngold. >> p. 18<br />
Ingo Metzmacher debuteert bij DNO, waar<br />
hij met ingang van seizoen 2005-2006 chefdirigent<br />
zal zijn. Metzmacher over Korngolds<br />
opera en andere werken uit de twintigste<br />
eeuw. >> p. 20<br />
<strong>De</strong>ze productie van Die tote Stadt was het<br />
hoogtepunt van de Salzburger Festspiele<br />
2004. Enkele reacties uit de pers. >> p. 23<br />
Das Rheingold<br />
Als in een tegendraadse beweging neemt<br />
DNO als laatste van de ‘losse’ Ring-delen de<br />
‘Vorabend’ in reprise. Regisseur Pierre Audi<br />
past zijn persoonlijke stijl toe. >> p. 26<br />
Tegendraads is ook de beweging die het<br />
orkest in de Ring maakt: van de orkestbak<br />
naar rechts op het toneel, dan naar links en<br />
terug in de bak. Dramatisch en akoestisch<br />
een geslaagd experiment, aldus dirigent<br />
Hartmut Haenchen. >> p. 27<br />
Albert Dohmen zingt ‘het kleine broertje’<br />
van de Wotans in Die Walküre en Siegfried.<br />
>> p. 28<br />
Hoe de Educatieve Dienst scholieren aan<br />
aan het zingen te krijgt in een miniversie van<br />
Das Rheingold. >> p. 29<br />
56 <strong>De</strong>r<br />
8<br />
16<br />
24<br />
Norma<br />
Vincenzo Bellini<br />
Die tote Stadt<br />
Erich Wolfgang Korngold<br />
Ring des Nibelungen<br />
Das Rheingold<br />
Richard Wagner<br />
mrt 05<br />
apr 05<br />
apr/mei 05
Paasreizen<br />
(Leipzig/Boedapest/Düsseldorf)<br />
<strong>De</strong> Paasreizen van MUSICO Reizen gaan dit jaar naar uiteenlopende bestemmingen. In<br />
Boedapest bieden we een scala aan opera’s, balletten, recitals en concerten aan met o.a.<br />
Parsifal op Goede Vrijdag en een concert met pianiste Maria-Joao Pires. Tijdens de Leipzigreis<br />
heeft u de mogelijkheid op Goede Vrijdag Bachs Johannes Passion te horen in zijn ‘eigen’<br />
Thomaskirche. Ook de reis naar Düsseldorf biedt paasmuziek: de Matthäus Passion, Haydns<br />
Sieben Letzte Worte (met Dietrich Fischer-Dieskau als spreker) naast opera’s van Puccini<br />
(Tosca) en Mozart (Idomeneo).<br />
Zomerreizen Italië<br />
(Verona/Pesaro/Macerata)<br />
Italië is hét land van de opera en waar kun je dat beter beleven dan in de Arena van Verona.<br />
MUSICO Reizen biedt twee Verona-reizen aan, in juni en in augustus, met op het programma<br />
opera’s als Nabucco, Aida, Turandot en La Gioconda. Tijdens een reis rondom het Italiaanse<br />
bel canto kunt u opera’s horen van Rossini, Verdi en Puccini in het Rossinifestival in Pesaro<br />
en het operafestival in Macerata.<br />
Zomerreizen The English Season<br />
(Glyndebourne/Londen)<br />
Vanuit Londen bezoeken we twee vooraanstaande operafestivals met een ‘picnic on the<br />
lawn’. In het prestigieuze Glyndebourne wordt Giulio Cesare van Händel opgevoerd, in<br />
Garsington wonen we de voorstelling Arabella van Richard Strauss bij. Natuurlijk bieden we<br />
ook een muziekprogramma in Londen aan: Verdi’s Otello met sopraan Renée Fleming in<br />
Covent Garden en een concert met Mstislav Rostropovich en Maxim Vengerov.<br />
Zomerreizen operafestivals<br />
(Savonlinna/München)<br />
In het Finse Savonlinna worden tegen het prachtige decor van de middeleeuwse burcht<br />
Ovanlinna dit jaar de opera’s Les Contes d’Hoffmann, Turandot en Aida opgevoerd. In<br />
München biedt de Opern-Festspiele een breed programma dat loopt van Händel, via<br />
Mozart en Gounod tot Benjamin Britten. Grote zangers als Vesselina Kasarova, Kurt Moll en<br />
Dorothea Röschmann staan garant voor opvoeringen op topniveau!<br />
Themareizen<br />
(Bach/Schubert)<br />
MUSICO Reizen organiseert de komende maanden maar liefst drie reizen rondom de<br />
componist Johann Sebastian Bach. In mei staat een reis naar het Bachfest Leipzig op het<br />
programma. In de zomer brengt de reis ‘Bach in Thüringen’ ons naar plaatsen als Eisenach,<br />
Weimar en Erfurt. Tijdens ‘Bach in Saksen’ bezoeken we vanuit de Bach-stad Leipzig concerten<br />
in Dresden, Köthen en Naumburg. Aan het eind van de zomer heeft u de mogelijkheid<br />
de Schubertiade in Schwarzenberg te bezoeken met o.a. Dame Felicity Lott, Edita<br />
Gruberova, Thomas Quasthoff en Gidon Kremer.<br />
• VRAAG NAAR ONZE BROCHURE OF KIJK OP WWW.MUSICO.NL •<br />
<strong>De</strong> opera- en concertreizen van MUSICO kenmerken zich door een uitgebreid keuze-aanbod<br />
van muziekvoorstellingen, goede theaterplaatsen, het persoonlijke karakter en aandacht<br />
voor details. We verblijven in uitstekende hotels en gebruiken de diners in goede restaurants.<br />
Voor MUSICO Reizen is muziek het doel en vakantie het middel. Naast bovengenoemd<br />
aanbod organiseren we in het seizoen 2004/2005 muziekreizen naar onder meer het<br />
Diaghilev Festival, Chicago (<strong>De</strong>r Ring des Nibelungen), Malta (operafestival), Dresden (Strauss<br />
v<br />
Fest), Berlijn, Parijs, IJsland, Lyon (Janácek Festival) en diverse eendaagse operareizen.<br />
2<br />
Bach<br />
Arena (Verona)<br />
Renée Fleming<br />
Savonlinna<br />
John Eliot Gardiner<br />
MUSICO Reizen<br />
Th. à Kempisweg 76<br />
3532 CC Utrecht<br />
(030) 299 11 05 (tel.)<br />
www.musico.nl<br />
reizen@musico.nl
Hans Heg<br />
‘Ook aan mijn toverkunst komt<br />
een einde’ – strijdbare Truze Lodder<br />
over de bezuinigingen<br />
Sinds 1 januari 2005, de datum waarop het nieuwe en vorig jaar tot veel commotie leidende Cultuurplan<br />
inging, zit <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> (DNO) met een subsidiekorting van 665.000 euro in zijn maag. Waar moet<br />
dat bedrag worden gevonden? En wanneer? Komt de kwaliteit in gevaar? Of moet het aantal voorstellingen<br />
naar beneden? Pierre Audi en Truze Lodder, artistiek respectievelijk zakelijk directeur, zijn het nog niet eens<br />
over de te volgen (bezuinigings)koers.<br />
Truze Lodder: ‘Pierre wil absoluut niet dat er<br />
op de kwaliteit van de voorstellingen wordt<br />
beknibbeld. En terecht, want daarmee heeft<br />
DNO de afgelopen vijftien jaar een internationale<br />
reputatie opgebouwd. Hij is daar<br />
nogal radicaal in: dan maar een productie<br />
minder. In de praktijk betekent dat wel 8 à 10<br />
voorstellingen minder. Dat vind ik niet verantwoord,<br />
want daar wordt het publiek de<br />
dupe van. Daar ga ik dus niet mee akkoord,<br />
dat is me te makkelijk. In het kalenderjaar<br />
2003 hebben we optimaal gedraaid, de gemiddelde<br />
zaalbezetting is nooit onder de 97%<br />
gezakt. Ik zal tot op het laatst blijven vechten<br />
om het aantal voorstellingen op ongeveer<br />
honderd per seizoen te houden. Alleen weet<br />
ik niet of ons dat ook gaat lukken. Ook aan<br />
mijn toverkunst komt een einde.’<br />
Hoewel er een kloof in de opvattingen<br />
van de directie bespeurbaar wordt, is ze<br />
vooralsnog niet van plan haar ambitie –<br />
zo vaak mogelijk voor volle zalen spelen –<br />
op te geven. ‘Pierre heeft inderdaad tegen<br />
iemand van de Volkskrant over de korting<br />
gezegd: we won’t do it! Wanneer ik dat ook<br />
zou zeggen, dan zou dat in wezen betekenen<br />
dat ik mijn ontslag zou moeten indienen.<br />
We zitten nog steeds in de fase dat we ons<br />
ertegen verzetten, omdat ook wij vinden dat<br />
er op z’n minst 1% van de rijksbegroting voor<br />
kunst en cultuur moet worden gereserveerd.<br />
Met veel andere collega’s, die ook met bezuinigingen<br />
worden geconfronteerd, zijn<br />
wij van mening dat we ten onrechte worden<br />
gedupeerd. Het lijkt erop of we worden gestraft<br />
voor ons succes. En dat heb ik ze in<br />
<strong>De</strong>n Haag ook duidelijk laten weten.’<br />
‘Het is natuurlijk altijd mogelijk het beleid<br />
van de <strong>Opera</strong> bij te sturen door minder te<br />
gaan spelen. Al zal dat heel moeilijk worden<br />
in de huidige situatie met een trouw publiek,<br />
dat soms al niet meer kan worden toegelaten<br />
omdat veel voorstellingen zijn uitverkocht.<br />
Neem Norma: toen die in de voorverkoop<br />
ging, stond men weer massaal voor de kassa,<br />
terwijl niemand op dat moment precies wist<br />
hoe het zou gaan worden. Mefistofele en<br />
Lucia Silla waren weliswaar niet honderd<br />
procent bezet, maar ik hoop en verwacht<br />
dat er om de kaartjes voor Wagners Ring,<br />
die we het komend seizoen integraal gaan<br />
herhalen, weer zal worden gevochten.’<br />
Geven en nemen<br />
Keerzijde van de Wagner-medaille is dat<br />
2005 een ‘onvoorstelbaar duur jaar’ wordt.<br />
Als gevolg van dit omvangrijke project – en<br />
los van de bezuinigingen – komt het aantal<br />
3<br />
voorstellingen onder druk te staan. ‘We hebben<br />
indertijd echt moeten sparen om <strong>De</strong>r<br />
Ring des Nibelungen überhaupt te kunnen<br />
realiseren. Die Soldaten van Zimmermann<br />
viel in dat opzicht mee omdat het om een<br />
coproductie met Dresden ging. Dit dwingt<br />
ons ertoe om nog meer te gaan samenwerken<br />
met andere operatheaters. Maar “duur”<br />
hoeft natuurlijk niet altijd synoniem te zijn<br />
met kwaliteit. Misschien kunnen we op termijn,<br />
maar zeker niet voor 2007 (in verband<br />
met al gemaakte afspraken), een minder<br />
duur repertoire kiezen dan we de afgelopen<br />
jaren hebben gebracht. Dit uiteraard in overleg<br />
met mijn artistiek verantwoordelijke collega’s.<br />
Toch blijf ik zeggen, met alle bezwaren<br />
die ik tegen de subsidiekorting heb en ondanks<br />
het achterwege blijven van prijscompensaties:<br />
we kunnen er best voor zorgen<br />
dat de <strong>Opera</strong> een goed functionerend bedrijf<br />
blijft. Maar dan zullen we wel de tering naar<br />
de nering moeten zetten, als dat nodig is.’<br />
‘Ik ben soms misschien te zuinig, maar<br />
mijn opdracht is natuurlijk veel breder dan<br />
alleen het beheren van de financiën. Als ik<br />
me puur zakelijk zou opstellen, dan had deze<br />
tweehoofdige directie nooit zo lang standgehouden.<br />
Je moet het echt samen willen doen<br />
en het eens willen worden. Dat betekent<br />
geven en nemen. Want laten we de realiteit<br />
niet uit het oog verliezen. Als ik gewoon door<br />
zou gaan met plannen alsof er géén subsidiekorting<br />
is, dan deugt zo’n beleid natuurlijk<br />
niet. Ja, ik weet het: ik ben echt een Zuid-<br />
Truze Lodder (Foto: Hans Hijmering)<br />
Hollandse calvinistische trut als het gaat<br />
om geld uitgeven. Ze vinden me hier soms<br />
lastig en kleindenkend. In die zin ben ik ontzettend<br />
terughoudend, om niet te zeggen<br />
behoudend.’<br />
Is het een optie dat er één productie uitgaat<br />
en dat de andere producties langer<br />
worden doorgespeeld? ‘Dat is niet alleen<br />
een kwestie van geld. Je moet dan ook de<br />
orkesten en de dirigenten zien te vinden<br />
die langer kunnen doorspelen. En het is<br />
nog maar de vraag of grote vocalisten nog<br />
langer beschikbaar willen zijn dan nú al<br />
het geval is. Sommige series zouden we<br />
misschien iets kunnen oprekken, maar ik<br />
denk dat we nooit tot meer dan twaalf voorstellingen<br />
per productie kunnen komen.<br />
Bovendien zal het niet makkelijk zijn omdat<br />
de planning zo ontzettend ingewikkeld is.<br />
Het is een eeuwige puzzel met al die orkesten.<br />
Het Nederlands Philharmonisch en het<br />
Nederlands Kamerorkest hebben officieel<br />
een operabegeleidingstaak, dat is een<br />
van hun twee hoofdtaken. Het Koninklijk<br />
Concertgebouworkest, het Residentie<br />
Orkest en het Rotterdams Philharmonisch<br />
hebben een subsidieverplichting om gemiddeld<br />
eenmaal per seizoen <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong> te begeleiden.’<br />
‘Die constructie blijft gelukkig overeind.<br />
Daar zijn we ook heel blij mee omdat het<br />
een grote variëteit aan ensembles oplevert.<br />
Voor de orkesten zijn het financieel risicoloze<br />
periodes, ze hoeven zelf geen verlies
MUZIEKTHEATER HOLLANDS DIEP<br />
Oresteia vanXenakis<br />
Doelen Ensemble<br />
Jannie Pranger, Hubert Claessens<br />
Stuffed Puppet Theatre Neville Tranter<br />
muzikale leiding Jurjen Hempel<br />
koordirectie Niels Kuijers<br />
regie Cilia Hogerzeil<br />
Energiehuis Dordrecht<br />
26, 27, 28 mei en<br />
2, 3, 4 juni 2005<br />
www.hldiep.nl<br />
Kaartverkoop vanaf 4 april Schouwburg Kunstmin Dordrecht, tel (078) 639 79 79<br />
4<br />
theatermenu tot 20.00 uur,<br />
drie gangen inclusief twee glazen wijn en koffie<br />
35 euro<br />
geopend maandag tot en met zaterdag vanaf 18.00<br />
amsteldijk 41<br />
1074 HV amsterdam<br />
telefoon 020 6791248<br />
www.lehollandais.nl
te lijden. Zij blijven verantwoordelijk voor<br />
de salariskosten van de musici, wij contracteren<br />
de dirigenten en de solisten. Voor de<br />
bijkomende kosten, zoals reiskosten en alles<br />
wat niet in het standaardpakket zit, draaien<br />
wij op. Hoe het met de radio-orkesten verder<br />
zal gaan, daar heb ik op dit moment echter<br />
weinig zicht op. Het enige dat ons nog is toegezegd,<br />
is dat Ingo Metzmacher, onze nieuwe<br />
chef-dirigent, Het sluwe vosje met het Radio<br />
Filharmonisch Orkest gaat doen. Of wat er<br />
straks nog over is van dat orkest, omdat de<br />
bezuinigingsgolf ook het Muziekcentrum van<br />
de Omroep heeft getroffen.’<br />
Dure infrastructuur<br />
Truze Lodder begon in 1987 bij <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong>, ruim een jaar na de opening<br />
van Het Muziektheater. Ze werd zakelijk<br />
directeur naast intendant Jan van Vlijmen,<br />
onder wiens bewind het financiële tekort<br />
in anderhalf jaar tijd tot 7 miljoen gulden<br />
was opgelopen. Het aantal voorstellingen<br />
was gedaald tot 69 per seizoen. ‘Toen ik hier<br />
kwam, zei VanVlijmen (over de doden écht<br />
niets dan goeds): al doen we nog maar één<br />
productie, áls de kwaliteit maar hoog is.<br />
En: al komt er geen hond naar toe, áls de<br />
voorstelling maar goed is. Kwaliteit was<br />
ook voor hem het enige dat telde. Maar ik<br />
voelde me ook verantwoordelijk voor die<br />
grote instelling die een hele dure infrastructuur<br />
bespeelde. We moesten Het Muziektheater<br />
optimaal zien te benutten.’<br />
‘Indertijd werden we geconfronteerd<br />
met het gegeven dat er minder geld kwam<br />
van het ministerie, toen WVC, dan was toegezegd.<br />
Een hele vervelende en complexe<br />
situatie. Ik zit nu weer in net zo’n fase met<br />
Pierre als toen met Jan van Vlijmen, tegen<br />
wie ik heb gezegd: we zullen het eens moeten<br />
worden hoe we gaan bijsturen, willen we<br />
het schip weer drijvend krijgen en niet ten<br />
onder laten gaan. Het laatste dat we, volgens<br />
mij, moesten doen was om financiële<br />
redenen de output, het aantal voorstellingen,<br />
nog verder reduceren. Een puinhoop was het.<br />
We konden de salarissen op een bepaald<br />
moment niet eens meer uitbetalen! Ze hebben<br />
14 maanden moeten tobben met een<br />
interim-directeur! Een periode waar ik geen<br />
goed woord voor overheb.’<br />
‘Na het vertrek van Jan van Vlijmen heb ik<br />
een paar drastische maatregelen genomen.<br />
Iets wat ik kon doen omdat ik er alleen voor<br />
stond. Die Gezeichneten van Schreker werd<br />
van het programma gehaald en vervangen<br />
door een veel goedkopere productie van La<br />
damnation de Faust. Gelukkig was die Berlioz<br />
een groot succes. Bij Die Zauberflöte hebben<br />
we het Orkest van de Achttiende Eeuw, dat<br />
we extra moesten betalen, vervangen door<br />
het Nederlands Philharmonisch. Wat door<br />
de subsidieregeling met de orkesten veel<br />
goedkoper was. We moesten én het tekort<br />
wegwerken én structureel zien uit te komen<br />
met het beschikbare geld én de productie<br />
weer opvoeren van 69 naar 100 voorstellingen<br />
per jaar. Nou, als je de Ring doet, dan<br />
haal je die 100 natuurlijk niet!’<br />
Loftuitingen<br />
Anno nu is er meer aan de hand. <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong> had ruim 22 miljoen euro rijkssubsidie<br />
en wilde stijgen naar een kleine 29<br />
miljoen, om zijn ‘missie’ te kunnen financieren,<br />
zoals aan de Raad voor Cultuur werd<br />
5<br />
gemeld. Dit met het oog op het advies aan<br />
staatssecretaris Medy van der Laan voor de<br />
Cultuurnota 2005-2008. Pierre Audi en Truze<br />
Lodder stuurden in mei 2003 onder andere<br />
de volgende boodschap naar <strong>De</strong>n Haag:<br />
‘We willen kunst maken en blijven maken<br />
op het hoogste niveau. Dit is op lange termijn<br />
alleen mogelijk als we onszelf blijven<br />
ontwikkelen. Een kunstvorm die zich niet<br />
ontwikkelt, die stil blijft staan, is ten dode<br />
opgeschreven. <strong>Opera</strong> is vaak doodverklaard,<br />
een museumkunst genoemd. <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong> heeft bewezen dat dit niet waar is,<br />
dat opera springlevend is. Dat zullen we in<br />
de 21ste eeuw blijven bewijzen, omdat wij<br />
in deze kunstvorm geloven.’<br />
<strong>De</strong> Raad voor Cultuur reageerde met de<br />
nodige loftuitingen: ‘hoge tot zeer hoge kwaliteit’,<br />
‘aan belangstelling van het publiek<br />
geen gebrek’, ‘succesvolle artistieke lijn’.<br />
Maar weigerde mee te gaan met de wens<br />
van de <strong>Opera</strong> dat er een nieuwe kleine zaal<br />
in Het Muziektheater zou moeten worden<br />
gebouwd (architect Cees Dam heeft de plannen<br />
al klaar). Een uitbreiding die geschikt is<br />
voor kleinere producties en experimenten<br />
‘in een soms laboratoriumachtige situatie’.<br />
Vergeet het maar, momenteel financieel<br />
onhaalbaar, adviseerde de Raad. En voegde<br />
daaraan toe: ‘In hoeverre die ambitie nog<br />
actueel is nu de artistiek directeur ook een<br />
functie bij het Holland Festival heeft aanvaard,<br />
zal moeten blijken.’ Een merkwaardige<br />
kanttekening.<br />
Resultaat 1: <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> en<br />
Het Muziektheater kunnen een kleine zaal<br />
voorlopig vergeten. Er kan hoogstens één<br />
keer per jaar voor ‘andere’ voorstellingen<br />
worden uitgeweken naar de Amsterdamse<br />
Stadsschouwburg, de Westergasfabriek of<br />
het nieuwe Muziekgebouw aan ’t IJ (Theater<br />
Carré is veel te duur). Resultaat 2: over de<br />
lopende subsidie van het rijk werd ook nog<br />
eens de beruchte kaasschaaf gehaald, aanvankelijk<br />
4,3 later verminderd tot 3% korting.<br />
<strong>De</strong> komende jaren is er dus aanzienlijk minder<br />
te besteden. Terwijl de kosten blijven<br />
stijgen en ook Het Muziektheater zelf een<br />
bezuinigingsoperatie van de gemeente<br />
Amsterdam heeft moeten slikken.<br />
Op 15 oktober 2004 schreef een verontwaardigde<br />
Truze Lodder aan de staatssecretaris:<br />
‘Het zal u niet ontgaan zijn dat het<br />
positieve advies van de Raad voor Cultuur<br />
betrekking heeft op een veel ambitieuzer<br />
en ondernemender beleidsplan dan met de<br />
onderhavige subsidieverlening uitgevoerd<br />
zal kunnen worden. Wij ervaren de passages<br />
in uw brief over het stellen van stringente<br />
prioriteiten, (artistieke) kwaliteit, maatschappelijk<br />
bereik en positie in het bestel<br />
eerlijk gezegd als loze woorden. Immers, de<br />
Raad noch u stelde stringente prioriteiten<br />
in onze sector, terwijl door uw besluiten in<br />
combinatie met een aantal andere ontwikkelingen<br />
juist aan (artistieke) kwaliteit en<br />
maatschappelijk bereik van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong> afbreuk dreigt te worden gedaan.’<br />
Truze Lodder (56) in haar sobere werkkamer:<br />
‘Het zal duidelijk zijn: wij willen<br />
niet verantwoordelijk zijn voor het afbreken<br />
van iets wat we in zestien jaar hebben opgebouwd.<br />
We blijven voortbouwen op al dat<br />
moois dat we met zóveel inzet en passie<br />
hebben opgebouwd! Daar zijn Pierre en ik<br />
het helemaal over eens. Maar ik heb nog<br />
een andere droom: ik zou het leuk vinden als<br />
we ooit nog eens Die Gezeichneten zouden<br />
kunnen doen voor ik hier vertrek. Dat is echt<br />
een droom van me. Het was zo’n pijnlijke<br />
beslissing.’
Frits Vliegenthart<br />
Scalamusica<br />
Overzicht van speciaalzaken in klassieke/operamuziek<br />
Amsterdam<br />
Concerto<br />
Utrechtsestraat 54-60<br />
1017 VP Amsterdam<br />
Tel. 020-624 54 67<br />
klassiek@concerto.nu<br />
www.klassiek.concerto.nu<br />
Le Disque D’Or<br />
Gelderlandplein 211<br />
1082 LX Amsterdam<br />
Tel. 020-644 16 96<br />
le-disque-dor@zonnet.nl<br />
Breda<br />
Muziekhandel Spronk<br />
Wilhelminastraat 24<br />
4818 SG Breda<br />
Tel. 076-521 52 13<br />
info@spronk.nl<br />
VÉÉL OPERA-IMPORT!!!<br />
– UNIEKE OPNAMEN –<br />
VINCENZO BELLINI NORMA<br />
M. Callas, F. Corelli, C. Ludwig 3cd-set € 19,99<br />
olv Tullio Serafin<br />
ERICH WOLFGANG KORNGOLD DIE TOTE STADT<br />
T. Kerl, A. <strong>De</strong>noke,<br />
olv Jan Latham-Koenig<br />
dvd! € 29,99<br />
RICHARD WAGNER DAS RHEINGOLD<br />
G. Stolze, O. Dominquez, M.Talvela, 2cd-set € 19,99<br />
D. Fischer-Dieskau, H. Donath<br />
olv Herbert von Karajan<br />
<strong>De</strong>n Haag<br />
VERZENDING DOOR HET HELE LAND<br />
INKOOP EN VERKOOP VAN 2DE HANDS CD’S<br />
CONCERTO<br />
Utrechtsestraat 52-60<br />
1017 VP Amsterdam<br />
telefoon 020-6266577<br />
telefax 020-6278084<br />
open ma-za 10.00 tot 18.00,<br />
zo 12.00 tot 18.00 uur<br />
donderdag koopavond<br />
inkoop ma-za 10.00 tot 12.00<br />
voor bestellingen:<br />
klassiek@concerto.nu<br />
Caminada Classics<br />
Plaats 17<br />
2513 AD <strong>De</strong>n Haag<br />
Tel. 070-346 62 77<br />
info@caminada.nl<br />
Driebergen<br />
Cd Artline<br />
Traay 1c<br />
3971 GB Driebergen<br />
Tel. 0343-521 532<br />
info@cd-artline.nl<br />
www.cd-artline.nl<br />
Groningen<br />
<strong>Opera</strong> Speciaalzaak<br />
Cadena Lirica<br />
Folkingestraat 37<br />
9711 JT Groningen<br />
Tel. 050-313 45 30<br />
6<br />
Informatie over adverteren<br />
in deze rubriek:<br />
Targetplanning bv<br />
Tel. 020-644 22 33<br />
info@targetplanning.nl<br />
Heerlen<br />
Smeets Klassiek CD<br />
Shop<br />
Akerstraat 5<br />
6411 GV Heerlen<br />
Tel. 045-571 <strong>55</strong> 50<br />
smeetsklassiek@cuci.nl<br />
Rotterdam<br />
Donner,<br />
afdeling Klassieke CD’s<br />
Lijnbaan 150<br />
3012 ER Rotterdam<br />
Tel. 010-413 20 70<br />
klassiek@donner.nl<br />
www.donner.nl<br />
Utrecht<br />
Boudisque Classique<br />
Drieharingstraat 27-29<br />
3511 BH Utrecht<br />
Tel. 030-232 14 88<br />
utrecht@boudisque.nl<br />
www.bcq.nl<br />
• afm. 198 x 61 x 17 cm.,<br />
14 schappen<br />
• Geslepen Roestvrijstaal € 200<br />
afgehaald in Ulft of Zoetermeer<br />
• Bouwpakket, eenvoudige montage<br />
Evt. thuis afgeleverd voor € 25 extra<br />
400 CD/189 DVD REK<br />
• afm. 145 x 44 x 17 cm.,<br />
10 schappen<br />
• Geslepen Roestvrijstaal € 125<br />
afgehaald in Ulft of Zoetermeer<br />
• Gelakt metaal aluminiumgrijs<br />
Ral 9007 € 85<br />
afgehaald in Ulft of Zoetermeer<br />
Evt. thuis afgeleverd voor € 15 extra
Franz Straatman<br />
Jan van Vlijmen (1935-2004)<br />
zette belangwekkende lijnen uit<br />
Op 24 december 2004 overleed de componist Jan van Vlijmen. Maar hij was evenzeer directeur van<br />
het Koninklijk Conservatorium in <strong>De</strong>n Haag tussen 1967 en 1985, intendant van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong> tussen 1986 en 1988, en directeur van het Holland Festival van 1991 tot 1997. Posities die<br />
op zich al een volle dagtaak inhouden. <strong>De</strong>salniettemin laat Van Vlijmen een groot oeuvre na bestaande<br />
uit allerhande werken voor zowel solo-instrumenten tot zeer grote orkestbezettingen en opera’s.<br />
Een terugblik op die operazijde en zijn cruciale inbreng bij DNO.<br />
Van de <strong>Nederlandse</strong> componisten die na<br />
1950 hun opgang maakten, leverden er velen<br />
een bijdrage aan het genre opera. Bij de<br />
zogeheten <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong>stichting<br />
ging tussen het oprichtingsjaar 1966 en de<br />
overstap naar Het Muziektheater in 1986<br />
een tiental werken in première. Opvallend<br />
was de inbreng van vijf componisten die in<br />
samenwerking met twee tekstschrijvers in<br />
1969 een groots muziektheatraal spektakel<br />
in Theater Carré realiseerden onder de titel<br />
Reconstructie. Jan van Vlijmen werkte mee<br />
in dit collectief, waar ook Louis Andriessen,<br />
Reinbert de Leeuw, Misha Mengelberg en<br />
Peter Schat deel van uitmaakten. Juist uit<br />
deze groep groeide – nu op individuele basis<br />
– een belangstelling en actieve inbreng, die<br />
nog steeds zijn doorwerking heeft in het<br />
huidige instituut <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong>.<br />
In het geval van Jan van Vlijmen lag het<br />
zwaartepunt van zijn inbreng op het artistiek-organisatorische<br />
vlak. Immers, na zijn<br />
deelname aan Reconstructie werkte hij als<br />
componist nog één keer bij de <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong>stichting mee: de opera Axel, waarvoor<br />
hij en Reinbert de Leeuw de muziek<br />
schreven (1977). <strong>De</strong> twee opera’s die hij<br />
geheel zelf componeerde, stammen uit de<br />
periode na zijn intendantschap bij DNO.<br />
Zijn opera over de broers Vincent en Theo<br />
van Gogh (Un malheureux vêtu de noir) werd<br />
in 1990 geproduceerd door de Stichting Bijzondere<br />
Kunstproducties. <strong>De</strong> première van<br />
de opera Thyeste wordt een coproductie van<br />
de Koninklijke Muntschouwburg in Brussel<br />
en de Nationale Reisopera in Enschede.<br />
Intendant<br />
Van Vlijmen was aanvankelijk verbonden<br />
aan de <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong>stichting als bestuurslid<br />
tussen 1970 en 1985. Als gemachtigde<br />
van het bestuur had hij zich al met<br />
de dagelijkse gang van zaken beziggehouden<br />
tijdens de ziekteperiode van intendant<br />
<strong>De</strong> Roo en diens vervanger Nando Schellen.<br />
Zijn bemoeienis met het opera-instituut formaliseerde<br />
zich toen hij in 1985 gevraagd<br />
werd om intendant te worden. <strong>De</strong> <strong>Opera</strong> verkeerde<br />
destijds in een moeilijke situatie.<br />
Doordat intendant <strong>De</strong> Roo wegens gezondheidsproblemen<br />
aan het eind van het seizoen<br />
1985-1986 zou stoppen, was Edo de<br />
Waart aangezocht om als intendant en muzikaal<br />
leider de <strong>Opera</strong>stichting in het nieuwe<br />
Muziektheater vorm te geven. Maar die<br />
schrok begin 1985 toch terug voor de zware<br />
dubbeltaak. Hij suggereerde Jan van Vlijmen<br />
het intendantschap op zich te nemen.<br />
‘Ik wees het idee eerst af; was totaal niet<br />
7<br />
voorbereid op deze functie,’ verklaarde<br />
Van Vlijmen in juli 1985, toen hij inmiddels<br />
wel besloten had de kar te gaan trekken.<br />
‘Ze hadden niemand, er werd van alle kanten<br />
druk op mij uitgeoefend,’ zo verklaarde hij<br />
zijn stap. Maar hij had bij de subsidiërende<br />
rijksoverheid eerst een eis op tafel gelegd:<br />
er moest per seizoen fors geld bij. Voor de<br />
eerste twee seizoenen in Het Muziektheater<br />
haalde hij 12,2 miljoen gulden binnen. Blijkens<br />
een door Van Vlijmen opgesteld beleidsplan<br />
zou de subsidie structureel zelfs met<br />
14 miljoen gulden per jaar verhoogd moeten<br />
worden.<br />
Met de financiële toezegging op zak<br />
installeerde hij zich in de zomer van 1985<br />
als beoogd intendant in een kantoortje<br />
tegenover Het Muziektheater-in-aanbouw.<br />
Bij de overstap naar een eigen, groot theater<br />
in september 1986 moest het operabedrijf<br />
artistiek de vleugels op internationaal niveau<br />
kunnen uitslaan. Dat betekende uitbreiding<br />
van het koor, het aantrekken van artistiek<br />
ondersteunend personeel (zoals een dramaturgieteam<br />
en een casting director), maar<br />
ook de ontwikkeling van publieksbegeleiding<br />
met onder meer een operakrant en kloeke<br />
programmaboeken. Er werd door Van Vlijmen<br />
een operaorganisatie gevormd die in opzet<br />
tot op de huidige dag bestaat. Naar buiten<br />
toe werd, door middel van een logo en de<br />
benaming <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong>, het operabedrijf<br />
als nieuw geafficheerd.<br />
Spraakmakend<br />
Ook artistiek wilde Van Vlijmen met een<br />
schone lei beginnen. Van het bestand aan<br />
producties uit de tijd van de <strong>Opera</strong>stichting<br />
nam hij er slechts enkele over. ‘Ik wil 25 nieuwe<br />
producties in vijf jaar maken, want je kunt<br />
niet met het verleden dat nieuwe Muziektheater<br />
binnen,’ zo gaf hij aan. Programmatisch<br />
zette hij diverse lijnen uit. Hij nam contact<br />
op met het Concertgebouworkest en<br />
chef-dirigent Riccardo Chailly over een<br />
Jan van Vlijmen (Foto: Camilla van Zuylen)<br />
Verdi/Puccini-lijn. Doordat Edo de Waart<br />
tijdens de inwerktijd van Van Vlijmen liet<br />
weten óók af te zien van het muzikaal leiderschap,<br />
moest de kersverse intendant hals<br />
over kop een nieuwe muziekdirecteur vinden.<br />
Die stond in feite al klaar: Hartmut Haenchen,<br />
kort tevoren benoemd als chef-dirigent<br />
van het Nederlands Philharmonisch<br />
Orkest, de belangrijkste orkestpartner van<br />
het nieuwe DNO. Hij nam de lijn Wagner-<br />
Strauss over die was opgezet met Edo de<br />
Waart als dirigent.<br />
Dankzij contacten met Nikolaus Harnoncourt<br />
begin jaren zeventig uit de conservatoriumtijd,<br />
wist hij hem naar Het Muziektheater<br />
te halen, waarbij de eerste bijdrage<br />
een verrassing van jewelste werd: Die Fledermaus<br />
van Johann Strauss. Met Harnoncourt<br />
<strong>start</strong>te hij ook een Mozart/Da Ponte-lijn op.<br />
Veel belang hechtte Van Vlijmen aan spraakmakende<br />
theatrale presentatie van opera.<br />
In dat kader slaagde hij erin om een gerenommeerd<br />
theatermaker als Dario Fo te contracteren,<br />
die een luid bejubelde productie<br />
van Il barbiere di Siviglia afleverde. <strong>De</strong> Duitse<br />
toneelregisseur Jürgen Gosch, die werd uitgenodigd<br />
voor Tristan und Isolde, maakte<br />
met zijn aanpak controversiële reacties los.<br />
Van Vlijmen wilde bewerkstelligen dat<br />
DNO een ‘centre of excellence’ werd, een<br />
topinstelling zoals hij die ook met veel succes<br />
opbouwde als conservatoriumdirecteur.<br />
Dat hij bij DNO al gauw in de problemen<br />
kwam, was te wijten aan zijn slechte koppeling<br />
tussen zijn artistieke meetlat en zijn<br />
financiële polsstok. Na personele spanningen<br />
binnen het bedrijf, uitspraken in de pers<br />
en artistieke controversies (zoals genoemde<br />
Tristan und Isolde), werd op Van Vlijmen wéér<br />
druk uitgeoefend, nu om zijn intendantschap<br />
neer te leggen. Begin 1988 viel voor hem weliswaar<br />
het doek, maar het opera-instituut<br />
groeide, mede op door hem geïnitieerde<br />
belangwekkende lijnen, uit tot ‘boegbeeld<br />
van de <strong>Nederlandse</strong> cultuur’.
Repetitiefoto’s Norma (Foto’s: Hans Hijmering)<br />
Norma<br />
‘Samen, Norma, in de vuurdood:<br />
nieuw begin van<br />
nobeler, eeuwige liefde!’<br />
I<br />
Het heilige woud der druïden in Gallië,<br />
tijdens de Romeinse bezetting. Oroveso,<br />
het hoofd van de druïden, roept op tot<br />
het volbrengen van de rite van de volle<br />
maan. Hij uit zijn haat jegens de Romeinen.<br />
<strong>De</strong> Romeinse proconsul Pollione vertrouwt<br />
zijn vriend Flavio toe dat hij een verhouding<br />
heeft met Norma, de hogepriesteres der<br />
druïden, en dat hij met haar twee kinderen<br />
heeft, hoewel zij een kuisheidsgelofte heeft<br />
afgelegd. Hij is echter op haar uitgekeken,<br />
en is nu verliefd op een jongere priesteres,<br />
Adalgisa. <strong>De</strong> ceremonie begint, en Norma,<br />
die Pollione wil beschermen, zegt de Galliërs<br />
dat zij de wapens nog niet moeten<br />
opnemen: Rome zal aan eigen zwakte ten<br />
onder gaan. Na de ceremonie blijft Adalgisa<br />
achter en zij betuigt spijt over het feit dat<br />
ze heeft toegegeven aan Pollione. <strong>De</strong>ze<br />
weet haar echter over te halen samen naar<br />
Rome te vluchten. Maar eerst gaat ze bij<br />
Norma raad vragen. Zij bekent verliefd te<br />
zijn geworden op een Romein en wil van<br />
haar geloften ontheven worden. Ontroerd<br />
door de gedachte aan haar eigen liefde wil<br />
Norma hierop ingaan. Pollione komt op en<br />
Adalgisa wijst hem aan als haar geheime<br />
geliefde. Norma beseft dat zij is verstoten.<br />
Ook Adalgisa begrijpt de toedracht en keert<br />
zich van Pollione af.<br />
II<br />
Norma is van plan haar twee kinderen<br />
te doden, maar moederliefde weerhoudt<br />
haar. In plaats daarvan laat ze Adalgisa bij<br />
zich roepen. Ze vertelt haar dat ze bereid<br />
is af te zien van Pollione – die naar Rome<br />
is teruggeroepen – mits Adalgisa hem vergezelt<br />
en de twee kinderen meeneemt, die<br />
daar veilig zullen zijn. Adalgisa weigert:<br />
zij wil Pollione alleen maar terugzien om<br />
hem te bewegen terug te keren naar Norma.<br />
Ondertussen bereiden Oroveso en de andere<br />
druïden de opstand voor, want de Galliërs<br />
zijn ervan overtuigd dat Pollione opgevolgd<br />
8<br />
zal worden door een nog wreder proconsul.<br />
Norma wacht in de tempel op Pollione om<br />
afscheid van hem te nemen. Clotilde, haar<br />
vertrouwelinge, komt haar echter vertellen<br />
dat Pollione door de Galliërs gevangen is<br />
genomen terwijl hij heeft getracht Adalgisa<br />
uit de tempel te ontvoeren. Buiten zinnen<br />
roept Norma de druïden op tot de oorlog.<br />
Zij wordt geacht een offer aan de goden te<br />
brengen maar kan zich er niet toe brengen<br />
Pollione te doden. Ze vraagt hem alleen te<br />
mogen ondervragen en zegt Pollione dat<br />
ze zijn leven zal redden als hij Adalgisa<br />
opgeeft. Hij weigert. Norma roept de druïden<br />
terug en zegt dat een schuldige priesteres<br />
op de brandstapel moet sterven samen<br />
met de proconsul. Wanneer zij vragen wie<br />
die priesteres is, antwoordt zij: ‘dat ben ik’.<br />
In het aangezicht van de dood herleeft de<br />
liefde tussen Norma en Pollione.
9<br />
ma 7 mrt 2005 première 20.00 uur<br />
do 10 mrt 20.00 uur<br />
zo 13 mrt 13.30 uur<br />
wo 16 mrt 20.00 uur<br />
zo 20 mrt 13.30 uur<br />
di 22 mrt 20.00 uur<br />
vr 25 mrt 20.00 uur<br />
ma 28 mrt 13.30 uur<br />
Het Muziektheater Amsterdam<br />
<strong>De</strong> kaartverkoop is reeds begonnen.<br />
Bel het Kassa-bespreekbureau van<br />
Het Muziektheater: 020-625 54<strong>55</strong>, of een<br />
van de andere verkooppunten (zie pag. 30).<br />
On line reserveren: www.dno.nl<br />
Inleidingen door Joke Dame<br />
Plaats: Het Muziektheater (2de balkon)<br />
Tijd: 45 minuten voor aanvang van iedere<br />
voorstelling, dus 19.15 uur (avond)/12.45 uur<br />
(matinee)<br />
Lengte: ± 30 minuten<br />
Toegang: gratis op vertoon van een geldig<br />
plaatsbewijs voor de voorstelling van die dag<br />
Vincenzo Bellini 1801-1835<br />
Norma<br />
Tragedia lirica in due atti<br />
libretto van Felice Romani<br />
muzikale leiding<br />
Julian Reynolds<br />
regie<br />
Guy Joosten<br />
decor<br />
Johannes Leiacker<br />
kostuums<br />
Jorge Jara<br />
licht<br />
Davy Cunningham<br />
dramaturgie<br />
Luc Joosten<br />
Pollione<br />
Hugh Smith<br />
Oroveso<br />
Giorgio Giuseppini<br />
Norma<br />
Nelly Miricioiu<br />
Adalgisa<br />
Irini Tsirakidis<br />
Clotilde<br />
Anna Steiger<br />
Flavio<br />
Carlo Bosi<br />
Nederlands Kamerorkest<br />
Koor van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />
instudering Matthew Halls<br />
<strong>De</strong> opera wordt in het Italiaans gezongen<br />
en Nederlands boventiteld.<br />
<strong>De</strong> voorstelling duurt circa 3 uur en 10 minuten.<br />
Er is 1 pauze.<br />
Het operaboek Norma is verkrijgbaar in<br />
Het Muziektheater. Daarin zijn onder meer een<br />
synopsis, en het libretto in het Italiaans en in een<br />
<strong>Nederlandse</strong> vertaling opgenomen. Originele<br />
bijdragen zijn van Joke Dame, Luc Joosten en<br />
Julian Reynolds. <strong>De</strong> prijs is € 8,-.<br />
Nieuwe productie
Vincenzo Bellini (Ets naar het portret van Natale Schiavoni, 1830)<br />
Frits Vliegenthart<br />
Vincenzo Bellini –<br />
netwerker en genie<br />
In de jaren 1830-1831 stond Bellini in Italië bovenaan de lijst van meest gewilde componisten; hij<br />
werd al beschouwd als de opvolger van Rossini. Zelfbewust schreef hij in maart 1830: ‘Mijn stijl is<br />
nu te horen in de belangrijkste theaters overal ter wereld [...] en wordt met het grootste enthousiasme<br />
ontvangen.’ Na Il pirata (1827) en La straniera (1829) zou Norma (1831) zijn derde opera voor het<br />
Teatro alla Scala worden.<br />
Het Italië waarin Vincenzo Bellini (1801-1835)<br />
zijn korte leven doorbracht, was nog lang<br />
geen staatkundig begrip. Na het vertrek van<br />
Napoleon zette het Risorgimento geleidelijk<br />
in, de beweging die pas in de loop van de<br />
jaren 1860 tot de eenwording van het land<br />
zou leiden. Bellini was als knaap in Catania<br />
en als student in Napels een onderdaan<br />
van de Bourbons, koningen van ‘de beide<br />
Siciliën’; Milaan was de hoofdstad van een<br />
Oostenrijkse provincie; Genua hoorde bij<br />
het koninkrijk Piëmont-Sardinië, en Parma<br />
viel onder het gelijknamige hertogdom.<br />
Zoals auteur David Kimbell opmerkt: voor<br />
zijn reizen naar die steden binnen Italië<br />
had Bellini een paspoort nodig.<br />
Niettemin bestond er wel degelijk een culturele<br />
samenhang. Naast een veelheid aan<br />
dialecten was er een standaard-Italiaans<br />
met een hoogstaande literatuur. In vocaalmuzikaal<br />
opzicht gold in het hele land de<br />
Napolitaanse school als voorbeeld hoe poëzie<br />
en muziek konden worden samengevoegd<br />
tot een nieuwe vorm van expressie.<br />
Drie seizoenen<br />
<strong>Opera</strong> maakte sinds de zeventiende eeuw<br />
al een onmisbaar onderdeel uit van de Italiaanse<br />
beschaving, en tijdens het Risorgimento<br />
nam dit genre een ongekende vlucht.<br />
Menige provinciestad had een operatheater;<br />
grotere steden als Milaan, Venetië en Napels<br />
hadden er meerdere.<br />
In de achttiende eeuw had de opera nog<br />
veelal een opvoedkundige taak: het bijbrengen<br />
van ‘normen en waarden’, maar dan<br />
zonder de nuffige bijklank die dat begrippenpaar<br />
in ons land tegenwoordig heeft. Na de<br />
tijd van Napoleon kreeg de opera steeds<br />
meer een politiek getinte lading, reden voor<br />
de censuur om de libretto’s van nieuwe werken<br />
altijd met argusogen te bekijken en vaak<br />
drastisch in te grijpen.<br />
Voor de aristocratie en de opkomende<br />
middenklassen stond de opera in het middelpunt<br />
van het sociale leven. Er waren<br />
elk jaar drie seizoenen: dat van carnaval<br />
begon op 26 december en duurde tot aan<br />
de vastentijd, verder waren er een lente- en<br />
een zomerseizoen. Het repertoire bestond<br />
vrijwel uitsluitend uit nieuwe werken en elk<br />
seizoen werden er grote hoeveelheden kersverse<br />
opera’s in première gebracht. <strong>De</strong> tijd<br />
om die te schrijven was altijd uiterst krap,<br />
de tijd om ze in te studeren eveneens. Dat<br />
men hier doorgaans toch in slaagde, heeft<br />
te maken met een sterke traditie van stijl<br />
en uitvoering. Al te grote afwijkingen daarvan<br />
werden niet echt geapprecieerd, zoals<br />
Bellini zou merken bij de wereldpremière<br />
van Norma.<br />
10<br />
Mirakelverhalen<br />
Vincenzo Bellini is geboren op 3 november<br />
1801 in Catania op Sicilië. Volgens een niet<br />
op documentatie gebaseerde overlevering<br />
zou zijn moeder tijdens de bevalling ‘hemelse<br />
muziek’ gehoord hebben en zouden alle klokken<br />
op wonderbaarlijke wijze tegelijk zijn<br />
gaan luiden. Toen de baby een dag later gedoopt<br />
werd, zou hij zeer ontroerd geweest<br />
zijn door de muziek van zijn grootvader,<br />
de organist Vincenzo Tobia. Amper achttien<br />
maanden oud zou hij al een opera-aria<br />
hebben gezongen en op zijn derde jaar een<br />
compleet orkest vanuit de partituur hebben<br />
gedirigeerd. Vermoedelijk zijn al deze mirakelverhalen<br />
verzonnen in latere tijd, ingegeven<br />
door Bellini’s ‘romantische’ vroege dood.<br />
Vincenzo’s vader, Rosario, was de assistent<br />
van Vincenzo Tobia. <strong>De</strong>ze nam zijn kleinzoon<br />
in 1813 bij zich in huis, omdat de ouderlijke<br />
woning door gezinsuitbreiding te klein<br />
was geworden, én omdat de jongen blijk had<br />
gegeven van grote muzikale talenten. Alle<br />
sterke verhalen buiten beschouwing gelaten<br />
kreeg Vincenzo ongetwijfeld de muziek met<br />
de paplepel ingegoten en het is waarschijnlijk<br />
dat hij op zijn vijfde of zesde met pianolessen<br />
begon.<br />
Niet alleen de klassieke muziek die zijn<br />
grootvader hem bijbracht was belangrijk<br />
voor zijn ontwikkeling, maar ook de Siciliaanse<br />
volksmuziek. In de adventstijd kwamen<br />
herders met doedelzakken van de Etna<br />
naar de stad, wat volgens Salvatore Enrico<br />
Failla ten grondslag heeft gelegen aan een<br />
aantal stijlkenmerken van Bellini: de haast<br />
oneindige, nooit clichématige melodische<br />
lijnen, de uitgekiende verhouding tussen<br />
begeleiding en melodie, en de neiging tot<br />
modaliteit, met veel chromatiek en wisselingen<br />
tussen majeur en mineur.
Naar Napels<br />
Reeds als adolescent vond Bellini zijn weg<br />
in de salons, om te beginnen in Catania.<br />
Hij zag er goed uit: lang, met blond haar en<br />
blauwe ogen, zoals men in Sicilië wel meer<br />
aantreft, en was charmant in de omgang.<br />
Dit netwerken, zoals we het nu zouden noemen,<br />
leverde hem uiteindelijk een beurs op<br />
van de provincie Catania, waarmee hij in<br />
Napels verder kon gaan studeren. Op 5 juni<br />
1819 vertrok hij naar die stad, toen een van<br />
de grootste in Europa. Napels was in de loop<br />
van de achttiende eeuw Venetië voorbijgestreefd<br />
als muziekstad en voor een musicus<br />
in opleiding was er geen betere omgeving<br />
te bedenken.<br />
Bij Bellini’s aankomst aldaar was het<br />
Teatro San Carlo op het hoogtepunt van zijn<br />
bloei. Merkwaardig genoeg hing dit (althans<br />
tot 1820) samen met het monopolie op gokken,<br />
dat door de koning aan de directeur van<br />
het theater was verleend. Slechts een deel<br />
ervan moest worden afgestaan aan de kroon,<br />
en bovendien kreeg het theater subsidie.<br />
<strong>De</strong> vier plaatselijke muziekcolleges waren<br />
gefuseerd tot een Conservatorio, gehuisvest<br />
in het voormalige klooster van San Sebastiano,<br />
waar Bellini acht jaar zou werken en<br />
wonen. Het klimaat was er tamelijk conservatief<br />
en sterk hiërarchisch. Bellini kreeg<br />
zijn opleiding gratis, in ruil voor het op zijn<br />
beurt doorgeven van de leerstof aan jongere<br />
studenten, in een assistentenfunctie die<br />
maestrino heette. Vanaf 1824 was hij primo<br />
maestrino. Artistiek directeur was Niccolò<br />
Zingarelli, die bij zijn nog oudere collega’s –<br />
hij was zelf al een eind in de zeventig – grote<br />
verontwaardiging veroorzaakte door het bestuderen<br />
van werken van Haydn en Mozart<br />
in te voeren naast Napolitaanse meesters<br />
als Leonardo Leo, Domenico Cimarosa en<br />
Giovanni Paisiello. Een ongehoorde nieuwlichterij!<br />
Bellini had les van Zingarelli zelf,<br />
van Giovanni Furno en Giacomo Tritto, alledrie<br />
productieve componisten die als zodanig<br />
echter geheel in het vergeetboek zijn<br />
geraakt.<br />
Doorbraak<br />
<strong>De</strong> Zingarelli-school zette zich sterk af<br />
tegen Rossini. Hierbij ging het vooral om<br />
diens kwistige gebruik van ornamentatie,<br />
dat ten koste ging van de tekst en de expressie.<br />
Vooral Paisiello gold als goed voorbeeld,<br />
als voortzetter van de hervormingsidealen<br />
van Gluck. Volgens de overlevering moest<br />
Bellini van Zingarelli elke dag vocale melodieën<br />
bedenken, en het laten ‘zingen’ van<br />
een compositie ging boven ingewikkelde<br />
harmonieën en vernuftig contrapunt.<br />
Als primo maestrino had Bellini niet alleen<br />
een eigen kamer, maar ook kreeg hij een gratis<br />
pas voor het Teatro San Carlo, waar veel<br />
opera’s van Rossini te horen waren – Semiramide<br />
ging daar alle seizoenen tussen 1823 en<br />
Bellini’s vertrek in 1827 – naast werken van<br />
Johann Simon Mayr, Saverio Mercadante<br />
en Bellini’s iets oudere tijdgenoot Gaetano<br />
Donizetti. Mayrs Medea in Corinto zou een<br />
van de voorbeelden voor Norma worden.<br />
Een primo maestrino had het recht om een<br />
afstudeeropera te schrijven. Dat werd voor<br />
Bellini Adelson e Salvini, in 1825 uitgevoerd<br />
door studenten van het Conservatorio in het<br />
theatertje van dat instituut. Intrigerend is de<br />
vraag hoe dat geklonken heeft, want de zangers<br />
waren allemaal mannen! Hoe dan ook,<br />
11<br />
dankzij het grote succes van zijn eersteling<br />
mocht Bellini een opera schrijven voor het<br />
Teatro San Carlo: Bianca e Fernando (mei<br />
1826), waarmee hij definitief doorbrak als<br />
professioneel componist. Als zodanig vertrok<br />
hij in 1827 naar Milaan.<br />
Norma<br />
Met Il pirata voor het Teatro alla Scala begon<br />
daar nog datzelfde jaar de langdurige en<br />
vruchtbare samenwerking met de begaafde<br />
librettist Felice Romani. Tussen 1827 en 1833<br />
schreven zij samen vervolgens La straniera<br />
(Milaan), Zaira (Parma), I Capuleti e i Montecchi<br />
(Venetië), La sonnambula en Norma<br />
(Milaan), en Beatrice di Tenda (Venetië).<br />
Bellini’s laatste opera, I puritani (Parijs)<br />
is op een libretto van graaf Carlo Pepoli.<br />
Voor Norma baseerde Romani zich onder<br />
meer op het toneelstuk Norma ou l’infanticide<br />
van Alexandre Soumet, dat in 1831 in<br />
het Parijse Odéon in première ging. Het is<br />
een bloederig drama over een druïdenpriesteres<br />
die om zich te wreken op een trouweloze<br />
minnaar een van hun twee kinderen doodsteekt<br />
en het andere met zich meetrekt als<br />
ze zich in een afgrond stort. Gelukkig waren<br />
Romani en Bellini zo wijs om deze extreme<br />
wendingen uit het verhaal te schrappen, dat<br />
nog steeds dramatisch genoeg is.<br />
Norma was gepland voor 26 december<br />
1831, de opening van het carnavalsseizoen.<br />
Bellini bleef nadat het onderwerp gekozen<br />
was (23 juli 1831), voortdurend sleutelen<br />
aan het stuk, bijvoorbeeld aan het beroemde<br />
‘Casta Diva’. Hier ging hij zelfs mee door tot<br />
vlak voor de première. (Zie het artikel van<br />
Julian Reynolds in het Norma-programmaboek<br />
van DNO.) Niettemin konden de repetities<br />
al op 5 december beginnen. In de titelrol<br />
stond de beroemde Giuditta Pasta, met wie<br />
Bellini ook voor La sonnambula had samengewerkt.<br />
Domenico Donzelli was Pollione,<br />
Giulia Grisi Adalgisa en Vincenzo Negrini<br />
Oroveso.<br />
Het boze oog<br />
In zijn laatste jaren (1833-1835) breidde<br />
Bellini zijn activiteiten uit naar Londen en<br />
Parijs, met vele successen, zoals I puritani in<br />
het Théâtre Italien, waar Rossini de scepter<br />
zwaaide. Zij hadden elkaar in 1829 in Milaan al<br />
ontmoet en frequenteerden dezelfde Parijse<br />
salons. Daar kwam Bellini ook Chopin, een<br />
groot bewonderaar van hem, en Heine tegen.<br />
Veel tijd bracht hij door in een buitenhuis<br />
in Puteaux, niet ver van Parijs, dat hem ter<br />
beschikking werd gesteld door een rijke<br />
zakenman, Solomon Levy en diens maîtresse,<br />
Mlle Olivier.<br />
Bellini’s gezondheid liet sinds juni 1834<br />
te wensen over. <strong>De</strong> symptomen leken op<br />
chronische gastro-enteritis, maar waarschijnlijker<br />
is het dat hij leed aan een amoebendysenterie,<br />
wat destijds nog niet viel te<br />
diagnosticeren. Heine plaagde Bellini nog<br />
in de zomer van 1835 door te zeggen dat alle<br />
genieën jong sterven, waarop de componist<br />
ontsteld met pink en wijsvinger het Italiaanse<br />
teken maakte om het boze oog af te<br />
weren. In september van dat jaar kreeg hij<br />
buikklachten, waarover hij zich niet veel<br />
zorgen scheen te maken. Op 23 september<br />
werd Bellini echter dood aangetroffen in het<br />
geheel verlaten huis in Puteaux. Vermoedelijk<br />
dachten Levy en zijn minnares dat hij<br />
cholera had – die ziekte had in het zuiden<br />
van Frankrijk de kop op gestoken en dreigde<br />
zich naar het noorden te verspreiden – en<br />
hadden ze hem daarom achtergelaten zodra<br />
hij buiten bewustzijn raakte.<br />
Zo stierf een geniaal en gelauwerd componist<br />
– hij was Chevalier de la Légion d’Honneur<br />
– in alle eenzaamheid.<br />
Volmaakt evenwicht<br />
Sinds zijn eigen tijd wordt Bellini beschouwd<br />
als een van de belangrijkste operacomponisten.<br />
In Italië was dat zonder onderbreking het<br />
geval; daarbuiten raakte hij begin twintigste<br />
eeuw tijdelijk uit de mode, waarna Rosa<br />
Ponselle en Maria Callas met hun Normavertolkingen<br />
een krachtige bijdrage leverden<br />
aan zijn comeback. We kunnen slechts<br />
gissen wat hij de muziekwereld geschonken<br />
zou hebben als hem een langer leven vergund<br />
was geweest. Hij bleef zich tot het eind<br />
ontwikkelen, in het bijzonder op het gebied<br />
van de instrumentatie.<br />
Vreemd genoeg was Norma, sinds jaar en<br />
dag Bellini’s geliefdste opera, bij de wereldpremière<br />
geen succes. Dat had vooral te<br />
maken met de finale van de eerste akte,<br />
waarvoor Bellini niet volgens de conventie<br />
een groots opgezet ensemble, maar een terzet<br />
had geschreven (tussen Norma, Adalgisa<br />
en Pollione). Toen men hier echter eenmaal<br />
aan gewend was, werd Norma in korte<br />
tijd alsnog erg populair, zowel in Italië als<br />
daarbuiten. Het publiek wist en weet nog<br />
steeds het volmaakte evenwicht tussen de<br />
muzikale schoonheid en de tijdloze, aan de<br />
Griekse tragedie verwante dramatiek van<br />
Norma op zijn waarde te schatten.<br />
Selectie uit geraadpleegde literatuur<br />
David Kimbell, Vincenzo Bellini: Norma<br />
(Cambridge 1998)<br />
John Rosselli, The life of Bellini<br />
(Cambridge 1996)<br />
Herbert Weinstock, Vincenzo Bellini: his Life<br />
and his <strong>Opera</strong>s<br />
(New York 1971)<br />
Titelpagina van het libretto van Lucio Silla (1772-1773)
Julian Reynolds (Foto: Hans Hijmering)<br />
Marianne Broeder<br />
Norma, een opera over opera<br />
Dit seizoen brengt <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong>, voor het eerst sinds ruim twintig jaar, een uitvoering van<br />
Norma. Dirigent Julian Reynolds en regisseur Guy Joosten brainstormen aan de vooravond van de<br />
repetities over de extra waarde van het originele manuscript, de zware rol van een diva bij uitstek, de<br />
dramatische driehoeksverhouding en de symboliek van Bellini’s meesterwerk, ‘een opera over opera’.<br />
<strong>De</strong> expressieve kracht van Bellini’s Norma,<br />
ook wel bestempeld als de apotheose van het<br />
belcanto, wordt doorgaans toegeschreven<br />
aan de geniale vocale toonzetting. <strong>De</strong> orkestpartij<br />
oogst minder lof. Sommige vinden hem<br />
zelfs te eenvoudig. Dirigent Julian Reynolds<br />
is het met die opvatting absoluut oneens.<br />
‘In zijn hele partituur was Bellini op zoek<br />
naar een puur dramatische waarheid,’ meent<br />
hij, ‘zonder opsmuk, zonder versieringen of<br />
herhalingen.’<br />
Ter illustratie bladert de dirigent door<br />
een kopie van Bellini’s originele manuscript.<br />
Op bijna elke bladzijde zijn doorhalingen te<br />
zien, waaruit blijkt dat Bellini vaak pas met<br />
een derde versie genoegen nam. ‘Als je<br />
het facsimile zorgvuldig bekijkt, zie je hoe<br />
Bellini alle excessen schrapte. Zijn wijzigingen<br />
zijn louter verfijningen. Overal merk<br />
je op dat hij probeerde steeds dichter bij de<br />
essentie te komen.Dat was zijn stijl, heel<br />
modern voor die tijd. <strong>De</strong> bescheiden orkestpartij<br />
is wezenlijk voor een zuivere expressie<br />
van de tekst. Ook in de cantilena’s heeft<br />
Bellini alleen de gevoelens van het moment<br />
getoonzet. Waar hij kleine virtuoze passages<br />
inpaste, in de toenmalige belcantotraditie,<br />
bijvoorbeeld een solo van een houtblazer<br />
na een mooie zangfrase, was dat heel ingehouden.<br />
<strong>De</strong> achterliggende gedachte is vergelijkbaar<br />
met die van Gluck. Beide componisten<br />
probeerden het drama zo zuiver<br />
mogelijk uit te beelden.’<br />
‘Bellini legt op die manier de personages<br />
als het ware onder een microscoop.<br />
<strong>De</strong> uitdrukkingskracht van de muziek is<br />
zo intens dat je meegesleurd wordt in het<br />
drama. Je móet het meevoelen of je wilt<br />
of niet. Ik vrees dat luisteraars die meer<br />
opsmuk willen horen juist daarvoor terugdeinzen.<br />
Dat ze liever afgeleid willen worden<br />
dan zich echt concentreren op wat er<br />
gaande is. Het is ook nogal wat. Norma wordt<br />
verraden door haar geliefde. Haar dierbaarste<br />
vriendin blijkt haar rivale te zijn. Ze staat<br />
op het punt haar kinderen te vermoorden, en<br />
eindigt vrijwillig op de brandstapel.’<br />
Origineel manuscript<br />
Hiermee verklaart Reynolds tegelijk waarom<br />
hij koos voor een uitvoering van het originele<br />
manuscript. <strong>De</strong> gedrukte partituur<br />
van Norma is, net als die van van vele andere<br />
19de-eeuwse Italiaanse opera’s, het resultaat<br />
van andermans bewerkingen.<br />
‘Als je het oorspronkelijke manuscript<br />
bekijkt, zie je onder meer hoe doordacht<br />
Bellini’s tempoaanwijzingen zijn. Waar hij<br />
bijvoorbeeld Allegro schreef werd dat later<br />
op vele plaatsen Andante. Het is één van<br />
de vele voorbeelden van een typisch 19deeeuwse<br />
poging om de muziek meer pompeus<br />
te laten klinken. Waarschijnlijk waren dat<br />
suggesties van mensen die Nabucco hadden<br />
gehoord en Norma wilden laten klinken als<br />
12<br />
een Verdi-opera. Dat was kennelijk wat<br />
men toen wilde horen. <strong>De</strong> veranderingen<br />
verschenen in druk en zijn een eigen leven<br />
gaan leiden.’<br />
‘Met de uitvoering van het facsimile<br />
laten we passages en tempi horen die niet<br />
eerder zijn uitgevoerd: frases, thema’s en<br />
begeleidingsfiguren die geschrapt zijn in de<br />
partituur of wijzigingen die Bellini aanbracht,<br />
nadat de kopiisten hun werk al hadden<br />
gedaan, bijvoorbeeld in het duet van<br />
Pollione en Adalgisa. Bellini was daarover<br />
niet tevreden. Op het allerlaatste moment<br />
heeft hij een verandering aangebracht die<br />
nooit in de partituur terechtkwam. In plaats<br />
van de herhaling van het thema breekt hij<br />
plotseling af, last een ogenblik in waar beiden<br />
elkaar aankijken, de één na de ander<br />
een hoge noot zingt, en dan zet de finale in.<br />
<strong>De</strong> sublieme eenvoud van de tedere dialoog<br />
tussen Norma en Adalgisa heeft Bellini<br />
alleen weten te creëren na eindeloos uitproberen.<br />
Veel van de oorspronkelijke recitatieven<br />
heeft hij uiteindelijk geschrapt.<br />
Dan hoor je pas onomwonden hoe Norma<br />
haar gevoelens van weleer herbeleeft totdat<br />
de gruwelijke waarheid tot haar doordringt.’<br />
‘<strong>De</strong> muzikale leiding van Norma is voor<br />
veel dirigenten een geweldige uitdaging.<br />
Toch moet juist de dirigent zich op de vlakte<br />
houden,’ vindt Reynolds.<br />
‘<strong>De</strong> grote uitdaging van Norma is de<br />
genialiteit van de partituur. <strong>De</strong> opera kent<br />
geen enkel moment van zwakte. Een meesterwerk<br />
van de eerste tot de laatste maat.<br />
Norma is zozeer toegeschreven op de zangpartijen<br />
en op de kwaliteiten van de zangers<br />
dat je de interpretatie van de orkestpartij<br />
daarop af moet stemmen. <strong>De</strong> dirigent kan<br />
alleen maar werken in perfecte samenwerking<br />
met de zangers. Een goede balans tussen<br />
de vocale lijnen en de orkestklank is<br />
bepalend voor de expressie. In de Scena aan<br />
het begin van de tweede akte is het orkest<br />
bijna zelf een zanger. <strong>De</strong> kunst voor de dirigent<br />
is om zo min mogelijk aanwezig te zijn;<br />
om geen enkel dramatisch extra te creëren.’<br />
Hoge vocale eisen<br />
Norma wordt, in weerwil van de superieure<br />
kwaliteiten van het werk, zelden uitgevoerd.<br />
En als dat al gebeurt, dan vaak concertant.<br />
Regisseur Guy Joosten: ‘Er heerst een vooroordeel<br />
ten opzicht van een scenische realisatie<br />
van dit stuk: waarschijnlijk het algemene<br />
idee dat belcanto-opera’s moeilijk te<br />
ensceneren zijn. Mij verbaast dat, omdat<br />
Norma juist dramatisch zo sterk is. Aan de<br />
andere kant begrijp ik ook wel dat men denkt:<br />
wat hebben we nog te maken met die druïden<br />
en die Romeinen?’<br />
‘Julian Reynolds en ik vervielen vaak in<br />
fantasieën over Monty Python-achtige toestanden:<br />
de druïden die nogmaals op zoek<br />
gaan naar Norma zodat ze eindelijk hun<br />
strijd tegen de Romeinen kunnen ondernemen.<br />
Maar dan kom je al snel in een vaarwater<br />
waarin je het verhaal niet meer ernstig<br />
neemt. Terwijl wij het psychologisch drama<br />
juist zeer ernstig nemen. <strong>De</strong> driehoeksverhouding<br />
is voor ons de kern van het verhaal.<br />
Adalgisa, Norma en Pollione vormen de<br />
kracht van het stuk. <strong>De</strong> wezenlijke conflictstof<br />
is dat Pollione kinderen heeft gemaakt<br />
met Norma en nu verliefd is op Adalgisa.<br />
Het gegeven dat Pollione, de verboden<br />
geliefde van Norma, ook nog toevallig een<br />
Romein en dus de vijand is, kruidt alleen<br />
maar de conflictstof.’<br />
Reynolds wijt de relatief weinige uitvoeringen<br />
van Norma aan het feit dat de opera<br />
lastig te casten is. ‘Vooral de titelrol stelt<br />
heel hoge vocale eisen,’ vindt Reynolds.<br />
Veel zangeressen, die na een geweldige<br />
carrière eindelijk besloten Norma te zingen,<br />
zijn erover gestruikeld. Vaak was dat omdat<br />
ze te dramatisch zongen. <strong>De</strong> muziek heeft<br />
dat niet nodig. Als je in deze rol extra emoties<br />
toevoegt, gaat het mis.’<br />
Een diva bij uitstek<br />
Daarnaast vraagt de vertolking van Norma<br />
om een sterke, geloofwaardige persoonlijkheid.<br />
Het publiek moet het gevoel hebben<br />
dat Norma een vooraanstaande priesteres<br />
is en een echte prima donna. Daarom kon<br />
Montserrat Caballé de rol aan, Joan Sutherland<br />
en Maria Callas. Bellini schreef Norma<br />
speciaal voor Giuditta Pasta. Uit zijn brieven<br />
blijkt dat hij er zonder haar nooit aan zou zijn<br />
begonnen. Ze was niet alleen een uitstekende<br />
zangeres maar ook een geweldige actrice.<br />
Haar prestaties zijn door de toenmalige critici<br />
tot in detail beschreven. Met onze productie<br />
beschikken we over een uitstekende<br />
cast als geheel. En Nelly Miricioiu is een<br />
ideále Norma, een echte diva. Een paar jaar<br />
geleden heb ik met haar een semi-concertante<br />
Norma gedaan. Die ervaring was meer<br />
dan overtuigend.’<br />
We praten wat door over het fenomeen<br />
diva, speciaal over haar rol in de opera<br />
Norma. Voor Guy Joosten blijkt het feno-
meen bepalend voor zijn interpretatie van<br />
het verhaal en daarmee voor zijn regielijn.<br />
‘<strong>De</strong> fascinatie van deze opera is de figuur<br />
van Norma,’ vindt hij, ‘een vrouw die haar<br />
hele bestaan ophangt aan haar functioneren<br />
als tempeldienares. Norma’s aanwezigheid<br />
zorgt ervoor dat de rest vooruitkomt, doordat<br />
zij als tussenpersoon fungeert tussen<br />
de godenwereld en de druïden, haar volk,<br />
de mensen die de daden moeten uitvoeren.<br />
<strong>De</strong> analogie met een diva in de opera is voor<br />
mij zonneklaar. Men wil dat ze zingt, men<br />
wil haar stem horen. Alles valt en staat bij<br />
de gratie van haar optreden. Norma is een<br />
diva bij uitstek.’<br />
Met volle overgave<br />
‘Een diva moet veel opgeven om haar functie<br />
te kunnen bekleden. Ze moet terughoudend<br />
zijn met haar kinderen te tonen, want daarmee<br />
laat ze zien dat ze getrouwd is. Dat<br />
maakt haar minder begeerlijk voor haar fans.<br />
Het neemt een illusie weg. Eigenlijk mag ze<br />
geen geliefde hebben. Dat mag Norma als<br />
dienares van de tempel ook niet, en al helemaal<br />
niet iemand van het vijandige kamp.’<br />
‘Die omstandigheid is ook het drama van<br />
Norma, een personage dat letterlijk opbrandt.<br />
Opbrandt omdat ze zich altijd en alleen maar<br />
in dienst stelt van haar taak, van haar beroep.<br />
Die overgave, als tempeldienares maar ook<br />
als diva, is wat je verwacht van iemand die in<br />
dit vak werkt. Dat moet met volle overgave.<br />
Alleen dan kun je de top bereiken.’<br />
In Joostens extreme opvatting heeft<br />
opera dezer dagen een groot gebrek aan<br />
diva’s. Eigenlijk bestaan ze niet meer, meent<br />
hij. ‘We leven nu in een andere cultuur dan<br />
in de jaren vijftig. Een cultuur die gedomineerd<br />
wordt door het beeld en door auditieve<br />
opnames. Cd-maatschappijen hebben diva’s<br />
gecreëerd voor de verkoop, met levensgrote<br />
foto’s uitgestald in de cd-shops. Maar dat<br />
zijn geen diva’s, een diva kun je niet maken,<br />
een diva ben je, vanwege een bepaalde persoonlijkheid<br />
en uitstraling. Het fenomeen<br />
van de diva heeft ook te maken met de magie<br />
van de unieke ontmoeting in de opera. Die is<br />
weggenomen. Je kunt haar nu in je huiskamer<br />
13<br />
halen. Als je een goede pc hebt zelfs driedimensionaal.<br />
Dat zijn geen echte diva’s,<br />
dat zijn kopieën. Het zijn geen artiesten die<br />
hun werk door en door kennen, en bij wijze<br />
van spreken geen dirigent meer nodig hebben.<br />
Men is tegenwoordig te snel tevreden.<br />
Wie een beetje carrière maakt, voelt zich<br />
algauw een diva. Mannelijk of vrouwelijk.<br />
Dat heeft de geur van iets provinciaals.’<br />
Norma, een opera over opera<br />
<strong>De</strong> heren wisselen elkaar af in enthousiaste<br />
bespiegelingen over Norma. Gaandeweg<br />
neemt hun visie duidelijke contouren aan.<br />
Niet alleen de divakwaliteiten van Norma,<br />
ook de driehoeksverhouding maakt Felice<br />
Romani’s schitterende libretto in hun visie<br />
tot een ‘opera over opera’. ‘Great poetry,’<br />
noemt Reynolds het libretto. Terecht. Van het<br />
fraai verwoorde levensverhaal van Norma<br />
zou je je een toneelvoorstelling goed kunnen<br />
indenken. ‘<strong>De</strong> kern van het verhaal is de driehoeksverhouding<br />
tussen Norma, haar minnaar<br />
Pollione en haar rivale Adalgisa,’ merkt<br />
hij op. ‘<strong>De</strong> historische omstandigheden zijn<br />
ons inziens van secundair belang. Wat er<br />
gebeurt, is wat iedereen zou overkomen die<br />
een geheim koestert en bedrogen wordt.<br />
Norma ervaart de hele nachtmerrie van<br />
jaloezie, wraaklust, waanzin en tenslotte<br />
doodsverlangen.’<br />
Ook voor Joosten staat de tragiek van<br />
een diva in een driehoeksverhouding symbool<br />
voor waar opera over gaat. ‘Norma is<br />
een opera over opera,’ vindt hij. ‘Een sopraan<br />
die uiteindelijk moet branden en sterven.<br />
Bellini heeft dat als eerste neergeschreven.<br />
Zelfs Wagner liet zich er sterk door inspireren.<br />
Niet alleen muzikaal, maar ook wat de<br />
verhaallijn betreft. Norma is de hogepriesteres<br />
van het belcanto. Iedereen wacht totdat<br />
zij zingt. <strong>De</strong> tenor is een echte Italiaanse<br />
tenor. Hij doet wat Italiaanse tenoren doen.<br />
Hij bedriegt zijn geliefde door een geheime<br />
verhouding met een ander. Twee sopranen en<br />
een tenor leveren dat resultaat op. Zeker als<br />
één van de twee een relatie aangaat met die<br />
tenor die eigenlijk een relatie heeft met de<br />
andere. <strong>Opera</strong> gaat erover dat er één teveel<br />
is, en dat er dus iemand moet verdwijnen.<br />
Dat thema is uitgekristaliseerd in Norma.’<br />
Wezenlijke betekenis<br />
‘In onze regielijn staat de tempel voor de<br />
opera. Wat is een priesteres anders dan een<br />
diva? Wat is het laten horen van de stem van<br />
een priesteres anders dan het zingen van<br />
een diva? Eigenlijk vind ik die interpretatie<br />
zo voor de hand liggend dat ik bij elke uitvoering<br />
van Norma bang was dat iemand anders<br />
ermee zou uitpakken.’<br />
‘Norma is een ouder wordende vrouw,’<br />
vult Reynolds aan, ‘een soort Marschallin.<br />
Haar liefdesrelatie met de tenor is uitgeblust.<br />
Hij loopt weg met haar veel jongere<br />
vriendin, die daardoor haar rivale wordt en<br />
haar opvolger. In de voorstelling willen we<br />
benadrukken dat Norma symbool staat voor<br />
een existentiële tragiek, in de wereld van<br />
de opera en in het echte leven. Ze heeft<br />
haar charmes als minnares verloren. Een<br />
volgende generatie, vertegenwoordigd door<br />
Adalgisa, staat klaar om haar te vervangen.<br />
Haar opoffering is kenmerkend. Ze brandt<br />
aan het einde van de opera. Net als Brünnhilde.<br />
Beiden doen dat om nobele redenen,<br />
die we heel goed kunnen begrijpen.’<br />
‘Als je Norma op een traditionele manier<br />
uitvoert, danwel in een hedendaagse versie,<br />
danwel in een abstracte interpretatie of met<br />
oogverblindende kostuums, dan verliest<br />
het stuk zijn wezenlijke betekenis. In dit<br />
werk moet je de verleiding weerstaan om<br />
versieringen aan te brengen. Niet alleen<br />
in de muziek, ook in de regie. Wij willen<br />
de tragedie zo zuiver mogelijk uitbeelden.<br />
<strong>De</strong> personages moeten herkenbaar zijn.<br />
Puur menselijk, open en kwetsbaar in<br />
het drama waarin ze verwikkeld raken.<br />
Het psychologische drama is het belangrijkste,<br />
niet de politieke omstandigheden.<br />
Het publiek moet in de personages kunnen<br />
geloven, moet zich ermee kunnen identificeren.<br />
En het moet een blik krijgen op wat<br />
zich achter de schermen van een opera kan<br />
afspelen.’<br />
Guy Joosten tijdens een repetitie voor Norma (Foto: Hans Hijmering)
Nelly Miricioiu (Foto: Marco Borggreve)<br />
Peter van der Lint<br />
Nelly Miricioiu: ‘Ik vind “Casta<br />
diva” heerlijk om naar te luisteren’<br />
Norma! Voor zangeressen van een bepaald stemtype is de rol het nec plus ultra van zangkunst,<br />
uithoudingsvermogen en dramatische mogelijkheden. Een rol voor een diva, een rol waarin men<br />
niets minder dan een diva verwacht. <strong>De</strong> lijst van grote Norma’s, beginnend in 1835 bij creatrice<br />
Giuditta Pasta, is imposant. In de 20ste eeuw zongen onder anderen Gina Cigna, Rosa Ponselle,<br />
Maria Callas, Leyla Gencer, Joan Sutherland, Beverly Sills, Montserrat Caballé, Renata Scotto en<br />
Cristina <strong>De</strong>utekom de rol van de Gallische priesteres met veel succes. Die lijst namen geeft aan<br />
dat de rol van Norma door zeer verschillende sopranen is gezongen: van echte dramatische<br />
coloratuursopranen tot zeer lichte.<br />
Voor de nieuwe Norma bij <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong> is ‘diva’ Nelly Miricioiu (‘ik haat die<br />
term!’) gevraagd om de rol te komen doen.<br />
DNO heeft sinds de voorstellingen met<br />
Cristina <strong>De</strong>utekom en Joan Sutherland in de<br />
jaren zeventig geen Norma meer gedaan, en<br />
men kijkt hier uit naar de eens zo populaire<br />
opera en naar publiekslieveling Miricioiu.<br />
<strong>De</strong> Roemeens/Britse zangeres is zelf ook<br />
erg blij met deze Norma in de stad die voor<br />
haar carrière zo belangrijk is geweest.<br />
Miricioiu, die lang gewacht heeft met de<br />
rol, probeerde die voor de eerste keer uit in<br />
het Amsterdamse Concertgebouw in 1999.<br />
Later dat jaar volgde een onvergetelijke<br />
uitvoering in Eindhoven, met Het Brabants<br />
Orkest onder leiding van Julian Reynolds,<br />
die ook de voorstellingen bij DNO dirigeert.<br />
Afgelopen zomer deed Miricioiu de rol voor<br />
het eerst scenisch tijdens voorstellingen in<br />
Holland Park in Londen.<br />
‘Eigenlijk heb ik nooit genoeg repetitietijd<br />
gehad voor Norma en ik beschouw de lange<br />
repetitieperiode in Amsterdam dan ook als<br />
een geschenk! Voor deze opera kun je niet<br />
genoeg voorbereiding hebben, omdat het<br />
werk zo onmetelijk en reusachtig is. Ik heb<br />
met regisseur Guy Joosten al een gesprek<br />
gehad over de details van zijn enscenering<br />
en dat was heel bemoedigend. Ik heb er zin<br />
in en ik sta open om in deze Norma naar iets<br />
nieuws te zoeken.’<br />
Gezonde angst<br />
Ik spreek Nelly Miricioiu in New York waar<br />
ze verblijft voor een paar voorstellingen van<br />
Verdi’s I vespri siciliani. <strong>De</strong> rol van Elena in<br />
die opera is sinds kort een soort specialiteit<br />
van Miricioiu; ze behaalde er grote successen<br />
mee in Wenen, Amsterdam en Parijs.<br />
In de Green Room van de Metropolitan <strong>Opera</strong><br />
praat zij over Norma, die haar zo na aan het<br />
hart ligt. ‘Het is een verschrikkelijk moeilijke<br />
rol, laat daar geen misverstand over zijn.<br />
<strong>De</strong> uitdaging ligt volgens mij in het vinden<br />
van een expressie waarbinnen de vele noten<br />
vrij kunnen stromen; dat is de grote kracht<br />
van Bellini’s muziek, dat gevoel dat de noten<br />
vrij in de ruimte zweven, als het ware zonder<br />
enige beperking. En die noten – daar heb ik<br />
een gezonde angst voor. Ik heb La traviata<br />
gezongen, Maria Stuarda van Donizetti en nu<br />
hier in New York I vespri siciliani. Die rollen<br />
zijn werkelijk angstaanjagend, rollen waarvan<br />
de noten mij angst aanjagen. Zij zorgen<br />
voor extra angst, bovenop de gezonde vrees<br />
14<br />
die je normaliter al voor bepaalde rollen<br />
hebt.’<br />
‘Bovenaan die lijst staan wat mij betreft<br />
La traviata en Norma. Beide partijen zijn<br />
door zoveel verschillende soorten zangeressen<br />
gezongen, dat het haast onmogelijk<br />
wordt om te kunnen zeggen dat Norma door<br />
een vast stemtype gezongen moet worden.<br />
Iemand als Rosa Ponselle was er perfect<br />
voor, maar de rol betekende het einde van<br />
haar carrière. Zij liet voor elke scène weer<br />
nieuwe transposities doorvoeren, op zoek<br />
naar de perfecte ligging voor haar stem.<br />
Gek werden ze van haar, omdat die transposities<br />
soms letterlijk op het allerlaatste<br />
moment moesten worden doorgevoerd.<br />
Ik ben echt verrukt als ik dit soort dingen<br />
over Ponselle – een echte diva – lees: het<br />
is zo eerlijk en zo persoonlijk. Zij was volgens<br />
mij ook op zoek naar die ultieme vrijheid<br />
van expressie.’<br />
Genoegdoening<br />
‘Met transposities en dergelijke kunnen we<br />
nu natuurlijk niet meer aankomen. Je zingt<br />
de partij zoals die door Bellini geschreven<br />
is, anders kun je het beter laten. Muziek<br />
en tekst zijn de basis. Zij bieden de verklaring<br />
voor alles wat jij als zangeres moet<br />
doen. En je moet klaar zijn voor een partij<br />
als Norma. Ik wilde dolgraag Norma doen,<br />
bijvoorbeeld in de Matinee, waar ik al zoveel<br />
mooie kansen kreeg om rollen uit te proberen.<br />
Mauricio Fernández [verantwoordelijk<br />
voor de casting van de Matinee, PvdL] bleef<br />
echter maar tegen mij zeggen dat ik er nog<br />
niet klaar voor was. <strong>De</strong> Matinee ging Norma<br />
dus met een andere zangeres doen en ik<br />
was daar echt gepikeerd over. <strong>De</strong> beoogde<br />
zangeres moest evenwel afzeggen en toen<br />
vroegen ze me alsnog. Ik voelde een soort<br />
genoegdoening, maar die duurde niet lang.<br />
Ik heb toen heel redelijk gezongen, maar ik<br />
voelde absoluut geen voldoening; op weg<br />
terug naar huis was ik triest. Ik had het gevoel<br />
dat ik nog niet klaar was voor Norma.<br />
Mauricio had gelijk gehad.’<br />
‘Ik wilde Norma met een grote stem zingen,<br />
een donderstem. Alleen die heb ik niet!<br />
Het is een soort obsessie van mij dat ik een<br />
enorm geluid wil produceren – een soort<br />
geluid à la Ghena Dimitrova – dat ik van<br />
nature niet heb. Inmiddels zijn we weer een<br />
paar jaar verder en is mijn stem wel wat voller<br />
geworden, maar ik zal nooit het geluid<br />
krijgen dat ik zo graag zou willen. Hoewel ik<br />
nog steeds weleens ongelukkig ben na een<br />
optreden, heb ik geaccepteerd dat het zo is.<br />
Ik zal nooit een spinto-sopraan worden, maar<br />
ik heb wel een geluid dat ver draagt en daarmee<br />
kun je ook heel wat bereiken.’<br />
Een gebed<br />
Miricioiu heeft veel te zeggen over de verhouding<br />
tussen de grote ‘hits’ in Norma en<br />
de andere muziek. ‘Zoals in elke opera zijn<br />
de grote melodieën in Norma er om de zangers<br />
te laten schitteren. Ik vind de recitatieven<br />
en ensembles in Norma echter veel en<br />
veel belangrijker. Ik heb altijd het gevoel:<br />
schiet op met die aria’s, zodat we aan het<br />
echte werk kunnen beginnen. “Casta diva”<br />
is uiteraard glorieuze muziek. Ik vind het<br />
zalig om naar te luisteren, maar als ik het<br />
zelf zing, kan ik haast niet wachten totdat<br />
mijn duet met Adalgisa begint.’ Cristina<br />
<strong>De</strong>utekom, de grote Norma-voorgangster<br />
van Miricioiu bij DNO, bekende in haar autobiografie<br />
Een leven met muziek dat ze met<br />
haar interpretatie van ‘Casta diva’ een van<br />
de weinige concessies aan de smaak van het<br />
publiek heeft gedaan. <strong>De</strong>utekom: ‘Als ik die<br />
aria zong als een soort gebed, wat het toch is,<br />
viel dat bij het publiek niet echt in de smaak.<br />
Aanvankelijk wist ik dat niet en zong ik heel<br />
ingetogen, tot ik in de gaten kreeg dat de<br />
mensen dachten dat ik stond te markeren.
[…] Blijkbaar waren ze al die grote, dramatische<br />
stemmen gewend en als ik zong zoals<br />
het volgens mij moest, dachten ze dat ik<br />
stond te sparen.’ <strong>De</strong>utekom gaf toe en zong<br />
‘Casta diva’ met grotere stem.<br />
Ook Miricioiu kreeg dezelfde kritiek op<br />
haar ‘Casta diva’, maar zij zal haar interpretatie<br />
in dat opzicht niet veranderen: het blijft<br />
voor haar een naar binnen gekeerd gebed.<br />
‘<strong>De</strong> echte muziek van “Casta diva” zit in<br />
het orkest. Ik zou dolgraag het orkest willen<br />
zijn tijdens deze aria. <strong>De</strong> laagliggende lijnen<br />
maken het voor een sopraan erg lastig.<br />
Je <strong>start</strong> op een a, een gevaarlijke noot net<br />
als de b erboven omdat je meteen in het<br />
gebied van de registerbreuk komt. Technisch<br />
gezien komt het in deze aria aan op sostenuto<br />
en legato: je houdt de noten zo lang<br />
mogelijk aan en verbindt ze zonder breuken<br />
aan elkaar. Daarmee werk je naar de climax<br />
toe, die echt uit je tenen moet komen. <strong>De</strong> top<br />
a in deze aria voelt aan als een hoge c! Ik heb<br />
nog niet echt uitgedokterd waar de muziek<br />
van “Casta diva” heen gaat. In Amsterdam<br />
wil ik daar graag samen met de dirigent en<br />
de regisseur naar zoeken: naar nieuwe kleuren,<br />
tempowisselingen. Het gaat er niet om<br />
dat ik zo nodig ‘anders’ wil zijn, ik ben ook<br />
geconditioneerd! Zoals Montserrat Caballé<br />
het zingt, dat is toch verbluffend. Ik zou het<br />
allemaal willen uitwissen, maar dat is onmogelijk.<br />
“Casta diva” is nou eenmaal zo ongeveer<br />
de allerbekendste opera-aria ooit.’’<br />
VRIENDEN VAN<br />
DE OPERA<br />
<strong>De</strong> Vereniging Vrienden van de <strong>Opera</strong> organiseert tal van activiteiten,<br />
w.o. lezingen, literaire avonden, operafilmavonden, openbare<br />
repetities, masterclasses en een groot aantal eendaagse operareizen<br />
naar vijf verschillende operahuizen in Antwerpen, Duisburg, Düsseldorf,<br />
Essen en Dortmund. Bovendien worden jaarlijks een of twee<br />
meerdaagse reizen georganiseerd.<br />
Naast inschrijving op het speciale Vriendenabonnement bij DNO<br />
hebben de leden de mogelijkheid tot (beperkte) vóórreservering van<br />
losse plaatskaarten. <strong>De</strong> Kerstmatinee is traditioneel een Vriendenvoorstelling.<br />
<strong>De</strong> Vereniging is aangesloten bij de Europese Federatie van<br />
Verenigingen van Vrienden van de <strong>Opera</strong> Fedora. <strong>De</strong>ze biedt via<br />
een speciaal lidmaatschap de mogelijkheid tot reservering van<br />
plaatskaarten bij zo’n 25 Europese operahuizen.<br />
Vijfmaal per seizoen komt het Vriendenbulletin uit, een tijdschrift met<br />
verenigings- en operanieuws.<br />
Wilt u zich aansluiten bij de Vrienden van de <strong>Opera</strong>, schrijf, bel of<br />
mail naar onderstaand adres.<br />
FOTOJAARBOEK DNO SEIZOEN 2003-2004<br />
Het fotojaarboek 2003-2004 DNO is verkrijgbaar aan de Vriendenbalie<br />
(t/o de champagnebar, foyer zaalniveau). Prijs € 12,-.<br />
Voorgaande seizoenen zolang de voorraad strekt.<br />
15<br />
Belcantorepertoire<br />
Uiteraard valt ook de naam Callas tijdens<br />
het gesprek. Voor generaties is zij dé belichaming<br />
van Norma. ‘Callas was een moderne<br />
zanger. Zij had een buitengewone gave om<br />
een rol met lichaam en stem te begrijpen,<br />
te doorgronden. Zij had ook een zekere affiniteit<br />
met het verleden van de grote filmacteurs,<br />
de acteurs met het grote gebaar.’<br />
‘Ze ging in haar interpretaties een compleet<br />
eigen weg, was wild en durfde het aan<br />
om een lelijk geluid te maken als de situatie<br />
daarom vroeg. Dat ze fantastisch mooi kon<br />
zingen, bewijst haar opname van La sonnambula.<br />
Ik houd enorm van het instinct<br />
dat Callas voor bepaalde rollen had, een<br />
instinct dat ik zelf ook heb. Toen ik in Athene<br />
het Callas Concours won, zong ik iets uit<br />
Anna Bolena en werd direct met haar vergeleken.<br />
Maar ik kwam uit Roemenië, vanachter<br />
het IJzeren Gordijn, ik kende Callas<br />
niet. Het was puur toeval, maar ik ben er<br />
natuurlijk wel trots op dat ze mij met haar<br />
vergelijken.’<br />
‘Callas bracht het belcanto terug en men<br />
ging zich ineens voor dat repertoire interesseren.<br />
Inmiddels is het alweer aan het uitsterven.<br />
Ik voel mij een soort dinosaurus.<br />
Het belcantorepertoire wordt niet begrepen.<br />
Omdat er in het orkest vaak op het eerste<br />
gehoor niet veel opzienbarends te doen is,<br />
willen dirigenten er niet aan. Ze kunnen<br />
niet schitteren met een belcantopartituur,<br />
vinden ze. Vooral in de recitatieven willen<br />
ze opschieten, maar juist daar – zeker bij<br />
Bellini – kun je echt acteren, dramatisch<br />
met de muziek omgaan. Als je deze muziek<br />
begrijpt, kan die ontzettend veel opleveren.<br />
Het is zo moeilijk om Norma goed uit te voeren,<br />
en het is een zegen als je een dirigent<br />
tegenkomt die het genre serieus neemt en<br />
er ook iets wezenlijks mee doet.’<br />
‘En dan moet je natuurlijk ook nog een<br />
regisseur hebben die erin gelooft. Zoals<br />
gezegd was het gesprek met Guy Joosten<br />
inspirerend en ik ben heel benieuwd hoe hij<br />
het gaat aanpakken. <strong>De</strong> hoogtepunten voor<br />
mij zijn in elk geval de scène waarin Norma<br />
haar vader Oroveso vraagt om voor haar kinderen<br />
te zorgen en het moment dat Adalgisa<br />
mij vertelt over haar liefde; op dat moment<br />
zingt Norma kleine fragmentjes tussendoor<br />
die alles zeggen over haar beleving van de<br />
liefde met Pollione. Het terzet in de eerste<br />
akte is heel indrukwekkend, maar daar is het<br />
vooral de tekst voor mij, net als in “In mia<br />
man alfin tu sei” in de laatste akte. Maar het<br />
hoogtepunt moet toch zijn de scène waarin<br />
ik tot mijn kinderen zing. Bellini creëerde<br />
daar een complete symbiose van tekst en<br />
muziek, exact beantwoordend aan hoe ik<br />
over zingen denk.’<br />
FIDELIO, JONGE VRIENDEN VAN DE OPERA<br />
Jonge mensen (t/m 28 jaar) kunnen lid worden van Fidelio, Jonge<br />
Vrienden van de <strong>Opera</strong>. Voor deze groep leden worden speciale<br />
activiteiten georganiseerd, terwijl ook alle activiteiten en voordelen<br />
van de Vereniging Vrienden van de <strong>Opera</strong> voor hen openstaan.<br />
Speciaal voor Fidelio-leden stelt <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> Jonge<br />
Vrienden-abonnementen samen, waarbij een aanzienlijke korting<br />
wordt gegeven. Ook de Stadsschouwburg Utrecht en de Doelen<br />
Rotterdam bieden regelmatig voorstellingen tegen gereduceerde<br />
toegangsprijzen aan. fidelio_jv@hotmail.com www.fidelio-opera.nl<br />
CONTRIBUTIE PER SEIZOEN<br />
Individueel lidmaatschap € 25,-<br />
Gezinslidmaatschap (2 pers.) € 45,-<br />
Donateur (minimaal) € 60,-<br />
Jonge Vrienden (t/m 28) € 15,-<br />
Aanmelding door overmaking van het bedrag op giro 32.500<br />
of bank 43.40.57.207 t.n.v. Vrienden van de <strong>Opera</strong> te Amsterdam,<br />
o.v.v. ‘nieuw lidmaatschap’.<br />
Vereniging Vrienden van de <strong>Opera</strong><br />
Waterlooplein 22 1011 PG Amsterdam<br />
telefoon 020 <strong>55</strong>18282 (ma, di en do 9.00 tot 13.00 uur)<br />
e-mail secretariaat@vriendenvdopera.demon.nl<br />
www.vriendenvdopera.demon.nl<br />
Scène uit ? (Foto: ?)
Scènes uit Die tote Stadt (Foto’s: Klaus Lefebvre)<br />
Die tote Stadt<br />
‘Onze liefde was, is en zal zijn.’<br />
I<br />
Brugge aan het einde van de negentiende<br />
eeuw. Paul rouwt om de dood van zijn echtgenote<br />
Marie. Hij vertrouwt zijn vriend Frank<br />
toe dat hij een jonge vrouw heeft gezien die<br />
sprekend op Marie lijkt. Paul heeft haar bij<br />
zich thuis uitgenodigd, en hoopt zo de herinnering<br />
aan Marie letterlijk tastbaar te<br />
maken. <strong>De</strong> vrouw in kwestie, de danseres<br />
Marietta, brengt Paul zo in vervoering dat<br />
hij probeert haar te omhelzen. Zij verweert<br />
zich hiertegen en ontdekt, terwijl ze zich<br />
losrukt, het portret van Marie. Ook Marietta<br />
is verbaasd over de gelijkenis. Paul blijft<br />
alleen achter en in een visioen ziet hij zijn<br />
overleden vrouw, die hem ertoe aanzet zijn<br />
eigen leven te leiden.<br />
16<br />
II<br />
Marietta repeteert met een groep artiesten<br />
een scène uit de opera ‘Robert le diable’.<br />
Paul bespiedt hen en denkt dat zij zijn liefde<br />
voor Marie belachelijk maken. Hij krijgt ruzie<br />
met Frank, die beweert Marietta te hebben<br />
verleid, en hem als bewijs een sleutel van<br />
haar huis toont. Zelfs Pauls dienstbode<br />
heeft hem verlaten en is begijn geworden.<br />
Marietta besluit Paul nogmaals te verleiden<br />
en gaat naar zijn huis.<br />
III<br />
<strong>De</strong> volgende ochtend trekt een processie<br />
voorbij. Paul knielt. Marietta lacht om zijn<br />
devotie, en beschuldigt hem van zwakheid<br />
en hypocrisie. Ze daagt hem uit en drapeert<br />
de afgeknipte lokken haar van Marie, die<br />
Paul als relikwie had bewaard, over haar<br />
schouders. Nu is ze als het ware Marie geworden.<br />
Paul kan het niet langer aanzien<br />
en wurgt haar. Op dat moment schrikt Paul<br />
wakker. Alles blijkt een droom te zijn geweest.<br />
Zijn dienstbode komt melden dat<br />
de jongedame, Marietta, die kort tevoren<br />
op bezoek was geweest, is teruggekomen.<br />
Zij vergat haar paraplu. Paul reageert nauwelijks<br />
op haar komst en zij gaat weer weg.<br />
Het visioen heeft Paul bij zinnen gebracht.<br />
Hij besluit de dode stad Brugge te verlaten<br />
en elders een nieuw leven op te bouwen.
17<br />
wo 6 apr 2005 première 20.00 uur<br />
za 9 apr 20.00 uur<br />
wo 13 apr 20.00 uur<br />
ma 18 apr 20.00 uur<br />
zo 24 apr 13.30 uur<br />
wo 27 apr 20.00 uur<br />
vr 29 apr 20.00 uur<br />
Het Muziektheater Amsterdam<br />
<strong>De</strong> kaartverkoop is reeds begonnen.<br />
Bel het Kassa-bespreekbureau van<br />
Het Muziektheater: 020-625 54<strong>55</strong>, of een<br />
van de andere verkooppunten (zie pag. 30).<br />
On line reserveren: www.dno.nl<br />
Inleidingen door Klaus Bertisch<br />
Plaats: Het Muziektheater (2de balkon)<br />
Tijd: 45 minuten voor aanvang van iedere<br />
voorstelling, dus 19.15 uur (avond)/12.45 uur<br />
(matinee)<br />
Lengte: ± 30 minuten<br />
Toegang: gratis op vertoon van een geldig<br />
plaatsbewijs voor de voorstelling van die dag<br />
Erich Wolfgang Korngold 1897-1957<br />
Die tote Stadt<br />
<strong>Opera</strong> in drie bedrijven<br />
libretto van Paul Schott<br />
muzikale leiding<br />
Ingo Metzmacher<br />
regie<br />
Willy <strong>De</strong>cker<br />
instudering<br />
Meisje Hummel<br />
decor/kostuums<br />
Wolfgang Gussmann<br />
licht<br />
Wolfgang Göbbel<br />
choreografie<br />
Athol Farmer<br />
dramaturgie<br />
Klaus Bertisch<br />
Paul<br />
Torsten Kerl 6 9 13 24 27 april<br />
Klaus Florian Vogt 18 29 april<br />
Marietta/Die Erscheinung Mariens<br />
Nadja Michael<br />
Frank/Fritz<br />
Michael Kraus<br />
Brigitta<br />
Lani Poulson<br />
Juliette<br />
Marisca Mulder<br />
Lucienne<br />
Victoria Simmonds<br />
Gaston<br />
Athol Farmer<br />
Victorin<br />
Eberhard Francesco Lorenz<br />
Graf Albert<br />
Brian Galliford<br />
Koninklijk Concertgebouworkest<br />
Koor van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />
instudering Winfried Maczewski<br />
Coproductie met<br />
Salzburger Festspiele,<br />
Wiener Staatsoper en<br />
Gran Teatre del Liceu, Barcelona<br />
<strong>De</strong> opera wordt in het Duits gezongen<br />
en Nederlands boventiteld.<br />
<strong>De</strong> voorstelling duurt circa 2 uur en 35 minuten.<br />
Er is 1 pauze.<br />
Het operaboek Die tote Stadt is verkrijgbaar<br />
in Het Muziektheater. Daarin zijn onder<br />
meer een uitgebreide synopsis, en het libretto<br />
in het Duits en in een <strong>Nederlandse</strong> vertaling<br />
opgenomen. <strong>De</strong> prijs is € 8,-.<br />
Nieuwe productie
Erich Wolfgang Korngold (Foto: ?)<br />
John W. Freeman<br />
Die tote Stadt –<br />
de tijdgeest gevangen<br />
<strong>De</strong> componist Erich Wolfgang Korngold was een wonderkind, net als ‘die andere’, meer beroemde<br />
Wolfgang. Ook hij werd door zijn vader op energieke wijze gepromoot. Als jood vond Korngold in<br />
Hollywood een veilige verblijfplaats; daar zou zijn tweede carrière eindigen.<br />
Zoals vaak het geval is met wonderkinderen,<br />
had Erich Wolfgang Korngold reeds als kind<br />
en adolescent zijn ‘volwassen’ stijl gevonden,<br />
als een Pallas Athene, die met wapenrusting<br />
en al uit het hoofd van Zeus te voorschijn<br />
sprong. Met Die tote Stadt bewees de<br />
23-jarige niet alleen zijn talenten maar ook<br />
zijn vermogen om het imago van wonderkind<br />
af te schudden. Wijnkenners zouden zeggen:<br />
hij had aangetoond dat zijn talent ‘body’ had,<br />
maar hoelang die ‘body’ het zou uithouden,<br />
zou pas twintig jaar later blijken, toen hij<br />
aan zijn tweede carrière begon, als filmcomponist<br />
voor Hollywood.<br />
Vooralsnog had hij zijn handen vol met<br />
het tevreden houden van het Weense publiek.<br />
<strong>De</strong> bestendigheid van Korngolds gave was<br />
een opluchting voor zijn bewonderaars maar<br />
een teleurstelling voor zijn vijanden. Helaas<br />
had hij die namelijk ook: niet alleen vanwege<br />
hemzelf – talent wekt immers jaloezie – maar<br />
vooral omdat zijn vader de invloedrijkste<br />
muziekrecensent in Wenen was. Julius Korngold<br />
had bij Bruckner compositie gestudeerd,<br />
maar voor een journalistieke loopbaan gekozen.<br />
Als assistent van de machtige Eduard<br />
Hanslick volgde hij uiteindelijk zijn baas op<br />
als hoofdrecensent voor de Neue Freie Presse,<br />
waarin hij Hanslicks strijd tegen het modernisme<br />
voortzette. In Wenen, een stad waar<br />
het geroddel nooit verstomde, werd algauw<br />
gemopperd dat je om een goede recensie te<br />
krijgen de muziek van Korngold junior moest<br />
spelen. Er werd zelfs beweerd dat die muziek<br />
wel door de vader geschreven moest zijn,<br />
omdat geen kind sinds Mozart tot zoiets in<br />
staat was geweest. ‘<strong>De</strong>nken jullie,’ luidde<br />
Julius’ repliek, ‘ dat ik nog recensies zou<br />
schrijven als ik zo kon componeren?’<br />
‘<strong>De</strong> kleine Mozart’<br />
Beide Korngolds waren geboren in Brünn<br />
(Brno), de hoofdstad van Moravië: de vader<br />
in 1860, de zoon in 1897. <strong>De</strong> parallel met<br />
‘de kleine Mozart’, zoals Hanslick de vijfjarige<br />
noemde, was misschien overdreven<br />
optimistisch, maar niet geheel bezijden de<br />
waarheid. <strong>De</strong> ontwikkeling van het kind<br />
stond – net als bij Mozart het geval was<br />
geweest – geheel onder toezicht van zijn<br />
autoritaire vader. Tegenover de nadelen van<br />
een invloedrijke criticus als vader stonden<br />
twee voordelen: Julius kende de juiste<br />
mensen in de muziekwereld én hij was een<br />
muziekliefhebber met de gave des onderscheids,<br />
geen bourgeois die zijn zoon vastberaden<br />
tot een respectabel beroep dwong.<br />
Ook was het een geluk dat de appel niet ver<br />
van de boom viel: de stijl van de jonge Korngold<br />
was enerzijds modieus en eigentijds,<br />
maar had anderzijds zijn wortels in de ingeburgerde<br />
voorbeelden, en was behoudend<br />
genoeg om door zijn vader te worden gewaardeerd<br />
en gekoesterd.<br />
18<br />
Toen hij nog een klein jongetje was,<br />
speelde hij voor Gustav Mahler, een vriend<br />
van zijn vader. Als een componist die hoge<br />
eisen aan zichzelf stelde en als een drukbezet<br />
muzikaal directeur die audities van<br />
allerlei muzikale aspiranten moest doorstaan,<br />
was Mahler er de man niet naar om<br />
geduld op te brengen voor dwazen. Hij verklaarde<br />
dat het kind een genie was en beval<br />
hem aan bij de beste leraar die hij kende,<br />
Alexander Zemlinsky, tot wiens leerlingen<br />
Arnold Schönberg behoorde. Toen Korngolds<br />
ballet-pantomime <strong>De</strong>r Schneemann<br />
in 1910 werd gekozen voor de Hofoper – voor<br />
de naamdag van keizer Franz Josef, die de<br />
voorstelling zou bijwonen – orkestreerde<br />
Zemlinsky de partituur, maar het duurde niet<br />
lang voordat Korngold op kundige wijze zelfstandig<br />
orkestreerde. Zemlinsky besefte dat<br />
hij de jongen alles had geleerd wat hij kon.<br />
Toen Korngold overst apt e naar een andere<br />
leraar, zond Zemlinsky hem een kaart met<br />
daarop de grap: ‘Beste Erich! Ik hoor dat je bij<br />
Grädener studeert. Gaat hij al wat vooruit?’<br />
Nazaten van het verisme<br />
Terwijl de geenszins onbekommerde exuberantie<br />
van het Belle Époque zich voortzette<br />
tot in de jaren voorafgaand aan de Eerste<br />
Wereldoorlog, maakte het intellectuele en<br />
artistieke leven in Wenen een sterke gisting<br />
door, die legendarisch is geworden. Toneelschrijvers,<br />
schilders en musici streden om<br />
de aandacht, waarbij termen als symbolisme,<br />
expressionisme, Blaue Reiter, Secession,<br />
Jugendstil en Art nouveau op ieders lip<br />
waren en in alle kranten stonden. Na de oorlogsjaren<br />
mengden zich versterkte ingrediënten<br />
– duisternis en desillusie – als olie<br />
en water met een nieuw escapisme, dat op<br />
zijn beurt een einde zou vinden in de crisis<br />
van 1929.<br />
<strong>De</strong> opera’s die in die jaren werden geschreven,<br />
waren geïnspireerd door de veristische<br />
beweging in Italië. Het icoon van dit<br />
krachtige realisme was Pietro Mascagni’s<br />
Cavalleria rusticana, een melodrama over het<br />
Siciliaanse boerenleven, bewonderd door<br />
Mahler, die het in 1891 had bemachtigd voor<br />
de Koninklijke Hongaarse <strong>Opera</strong> in Boedapest.<br />
Opeens waren opera’s in één bedrijf<br />
een ware rage. Richard Strauss’ Salome<br />
(1905) en Elektra (1909) verspreidden dit vuur<br />
door Duitsland en Oostenrijk, en voegden<br />
als brandstof een post-wagneriaanse, laatromantische<br />
muzikale stijl toe met nieuwe,<br />
modernistische elementen. Avondvullende<br />
opera’s in deze trant volgden weldra.<br />
Prominente bijdragen in Midden-Europa<br />
kwamen van Eugen d’Albert, Franz Schreker,<br />
Zemlinsky en Korngold zelf. <strong>De</strong>ze stukken<br />
waren rijk aan overrijpe historische situeringen<br />
en neurasthenische personages –<br />
karaktertrekken die eerst door blauwkousen,<br />
later door bruinhemden werden bestempeld<br />
als decadent en verdorven. Ze werden gezien<br />
als passend in de tijdgeest, in weerwil<br />
van de ten dode opgeschreven status van de<br />
romantische opera en de grand opéra.<br />
Zondig genot<br />
Korngolds Die tote Stadt verscheen in 1920,<br />
een jaar na Strauss’ weelderige fantasie Die<br />
Frau ohne Schatten, en bereikte algauw een<br />
populariteit die zeldzaam is bij een kunstvorm<br />
die zo highbrow is. Zelfs degenen<br />
die vonden dat Korngolds muziek niet meer<br />
was dan een samenraapsel van Strauss<br />
en Puccini, waren bereid hun oordeel op<br />
te schorten en zich over te geven aan het
zondige genot van de rijke, heerlijke muzikale<br />
bonbons die hij aanbood – en nog wel in<br />
zo’n mooi doosje! Die tote Stadt zat goed in<br />
elkaar en ving de Zeitgeist van een Weense<br />
manier van leven die nu op het scherp van<br />
de historische snede balanceerde, en die<br />
niemand die deze eenmaal had geproefd<br />
ooit zou kunnen vergeten. Weliswaar is het<br />
verhaal van de opera niet Weens, maar de<br />
klank is dat des te meer.<br />
Korngold en zijn vader creëerden samen<br />
het libretto, onder het pseudoniem ‘Paul<br />
Schott’, vanuit het door-en-door sombere<br />
Bruges-la-Morte van Georges Rodenbach.<br />
<strong>De</strong>ze Belgische symbolist deelde de esthetiek<br />
van zijn landgenoot Maurice Maeterlinck,<br />
de auteur van Pelléas et Mélisande.<br />
Geraffineerd verzachtten de Korngolds de<br />
moord door de hoofdpersoon op de dubbelgangster<br />
van zijn vrouw, door die om te<br />
vormen tot een droomscène als uit een film.<br />
Niet alleen blijft nu het slachtoffer in leven,<br />
ook wordt de weduwnaar bevrijd van zijn<br />
obsessieve verdriet en op het pad naar genezing<br />
geleid. Geen conventioneel happy end,<br />
maar wel een betrekkelijk optimistisch slot.<br />
Verfijning, eenvoud en<br />
gedenkwaardigheid<br />
Niet ver van het begin van hun opera plaatsten<br />
de twee tovenaars Marietta’s Luitlied<br />
‘Glück, das mir verblieb’, een solo die overgaat<br />
in een soort duet, zoals Dalila’s ‘Mon<br />
coeur s’ouvre à ta voix’. <strong>De</strong> luit, een middeleeuws<br />
instrument, heeft er niets mee te<br />
maken, maar ziet er mooi uit als rekwisiet<br />
in de handen van Marie. ‘Korngold heeft een<br />
talent voor het combineren van verfijning,<br />
eenvoud en gedenkwaardigheid,’ schreef<br />
Christopher Palmer,’ en dat is Marietta’s<br />
Luitlied in een notendop.’ Later, halverwege<br />
de droomscène in het tweede bedrijf, voegden<br />
de Korngolds nog een succesnummer<br />
toe, Fritz’/Pierrots zacht wiegende wals<br />
‘Mein Sehnen, mein Wähnen’. Dit zijn de<br />
twee grootste bonbons uit de doos, maar<br />
er zijn er nog veel meer, luxueus verpakt in<br />
het goud- en zilverpapier van Korngolds<br />
glanzende techniek.<br />
Die tote Stadt moet het hebben van de<br />
sfeer en van de uitstraling van de vertolkers.<br />
Na de gelijktijdige wereldpremières in Hamburg<br />
en Keulen op 4 december 1920 volgde<br />
een golf van nieuwe producties. Het werk<br />
werd al spoedig geassocieerd met Lotte<br />
Lehmann en Richard Tauber, en met een<br />
andere Weense publiekslieveling, Maria<br />
Jeritza (net als de Korngolds afkomstig uit<br />
Brünn). Toen Jeritza het werk bij de Metropolitan<br />
<strong>Opera</strong> in New York introduceerde<br />
(19 november 1921), beoordeelde Richard<br />
Aldrich, recensent van de New York Times,<br />
de partituur met de treffende woorden:<br />
‘Het is het product van een niet gering compositietalent,<br />
van een grote vindingrijkheid,<br />
van ware melodische gaven, van een hoog<br />
ontwikkelde techniek in het behandelen van<br />
materiaal en in het opzetten van grote vormen,<br />
en van meesterschap in het detail.’<br />
Naar Hollywood<br />
Natuurlijk verwachtte men meer van Korngolds<br />
pen, maar pas zeven jaar later ging<br />
zijn volgende opera, Das Wunder der Heliane,<br />
in première (Hamburg 1927). Zijn biograaf<br />
Brendan G. Carroll ziet dit werk als ‘een van<br />
de verrukkelijkste partituren uit de jaren<br />
19<br />
twintig, de grand opéra der grand opéras,<br />
geconcipieerd op een epische schaal in<br />
een witgloeiende, erotische stijl, die schier<br />
onmogelijke eisen stelt aan de vertolkers.’<br />
In Wenen braken Lehmann en de populaire<br />
Poolse tenor Jan Kiepura een lans voor het<br />
duistere, mysterieuze Heliane, door Korngold<br />
zelf beschouwd als zijn beste werk.<br />
Maar publiek en critici waren het daar niet<br />
mee eens: waarom had hij hun geen nieuwe<br />
To te Stadt geschonken? Later schreef de<br />
componist Die Kathrin, een lichte opera,<br />
zoals ook zijn eerste – <strong>De</strong>r Ring des Polykrates<br />
– was geweest. Tegen die tijd had de<br />
wereldgeschiedenis echter de schijnwerpers<br />
gedoofd. Die tote Stadt was zeer in de smaak<br />
gevallen, maar dit type voorstelling zou in de<br />
geschiedenis van het entertainment weldra<br />
van zijn plaats worden verdrongen door het<br />
witte doek.<br />
Het was de regisseur Max Reinhardt,<br />
een oude medestander van hem uit Wenen,<br />
die Korngold in 1934 naar Hollywood lokte,<br />
om mee te werken aan de verfilming door<br />
Warner Brothers van A Midsummer Night’s<br />
Dream. Reinhardt had Shakespeares fantasie<br />
al in de Hollywood Bowl geregisseerd.<br />
Het was Korngolds taak om de filmversie<br />
met Mendelssohns toneelmuziek te combineren,<br />
daarvan vrije arrangementen te<br />
maken en die hier en daar aan te vullen met<br />
fragmenten uit andere composities van<br />
Mendelssohn.<br />
Korngold was gaarne bereid zich te voegen<br />
naar de eisen van de filmmuziek, maar<br />
toen hem een contract werd aangeboden,<br />
aarzelde hij om zich vast te leggen. Pas na<br />
een aantal reizen naar Europa besefte hij<br />
welke onzekere toekomst hem daar als jood<br />
te wachten zou staan, ook al was hij inmiddels<br />
nog zo beroemd. Zo kwam het dat hij<br />
begon aan een tweede loopbaan, een nieuw<br />
leven, waarin hij uiteindelijk de partituren<br />
voor zeventien films zou scheppen. Hij won<br />
twee Oscars en zijn naam werd synoniem<br />
voor zijn nieuwe beroep.<br />
Korngolds einde<br />
Nadat hij in 1947 de studio’s vaarwel had<br />
gezegd, schreef Korngold een serenade voor<br />
strijkorkest en een symfonie. Een paar jaar<br />
eerder had hij delen uit zijn filmmuziekmateriaal<br />
bewerkt tot een celloconcert en een<br />
vioolconcert. Tot zijn overige werk buiten de<br />
film behoren operettearrangementen: Rosalinda<br />
(naar Die Fledermaus) en Helen Goes<br />
to Troy (naar La belle Hélène) voor Broadway,<br />
en The Great Waltz voor Los Angeles Civic<br />
Light <strong>Opera</strong>.<br />
Overzee had men Korngold uit het oog<br />
verloren, net als andere mythen van het<br />
vooroorlogse Europa. In Amerika oogstte<br />
hij door zijn onmodieuze romantische stijl<br />
minachting als serieus componist, ook<br />
omdat hij zich aan Hollywood had ‘verkocht’.<br />
Vergelijkbare veroordelingen vielen zijn collega<br />
Kurt Weill ten deel, omdat deze zich was<br />
gaan richten op Broadway-musicals, hoewel<br />
beide componisten oprecht waren toen zij<br />
zich verbonden aan het nieuwe medium.<br />
Nicolas Slonimsky liet de volgende evaluatie<br />
na: ‘Korngolds muziek vertegenwoordigt<br />
de laatste vleug van de romantische Weense<br />
geest; zij sluit perfect aan bij de melodische,<br />
ritmische en harmonische stijl van de voorzichtige<br />
moderniteit uit het begin van de<br />
twintigste eeuw.’ Korngold stierf in 1957 in<br />
Hollywood aan een hartkwaal, pas zestig<br />
jaar oud. Als zijn einde al treurig genoemd<br />
kan worden, dan is dat omdat ‘je wel de musicus<br />
uit Wenen kunt weghalen, maar niet<br />
Wenen uit de musicus’.<br />
Bewerkt en vertaald door Frits Vliegenthart<br />
Met dank aan de Salzburger Festspiele<br />
Scène uit Die tote Stadt (Foto: Klaus Lefebvre)
Ingo Metzmacher (Foto: Sasha Gusov)<br />
Klaus Bertisch<br />
Ingo Metzmacher:<br />
‘Ik wil enthousiasmeren’<br />
Met ingang van seizoen 2005-2006 wordt Ingo Metzmacher chef-dirigent bij <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong>.<br />
Maar voor het zover is, dirigeert hij het Koninklijk Concertgebouworkest in Die tote Stadt, waarvan<br />
Willy <strong>De</strong>ckers enscenering het hoogtepunt was van de Salzburger Festspiele 2004. Wat zegt zijn<br />
eerste optreden hier over zijn verdere plannen voor DNO?<br />
Erich Wolfgang Korngold werd aan het begin<br />
van de twintigste eeuw gezien als een compositorisch<br />
wonderkind, en hij oogstte bij de<br />
wereldpremière van zijn opera Die tote Stadt<br />
een doorslaand succes. Later werd zijn muziek<br />
als ‘entartet’ bestempeld en begaf hij zich in<br />
Amerikaanse ballingschap. Daar verdiende hij<br />
zijn sporen als filmcomponist, en werd hij tweemaal<br />
met een Oscar onderscheiden. Wat heb<br />
jij voor affiniteit met deze componist, met de<br />
muziek van deze stijlrichting, uit deze tijd?<br />
‘Van Korngold heb ik tot nu toe verschillende<br />
symfonische werken gedirigeerd, zoals zijn<br />
Symfonie in Fis uit de jaren vijftig, toen hij<br />
probeerde als klassiek componist een comeback<br />
te maken. Maar het zijn vooral muziektheaterwerken<br />
uit de jaren twintig en dertig<br />
die voor mij een bijzondere fascinatie hebben:<br />
behalve met Korngold is dat bijvoorbeeld<br />
ook met Schreker en Zemlinsky het<br />
geval. Zij zijn in die tijd een andere weg<br />
ingeslagen dan Schönberg. Hun muziek<br />
heeft een heel eigen glans en onder die<br />
glans ligt een grote kwetsbaarheid, die<br />
veel van de hele situatie in die tijd reflecteert.<br />
Die tote Stadt was bij de première een<br />
groot succes. Ook de werken van Schreker,<br />
die lange tijd helemaal niet meer zijn gespeeld,<br />
waren destijds uiterst populair.<br />
<strong>De</strong>ze componisten hebben aldus de kern<br />
van hun tijd getroffen. Hun werken hebben<br />
een fraai oppervlak, waaronder de afgrond<br />
gaapt. Dat is wat ik voel bij het luisteren<br />
naar deze muziek, en het interesseert mij<br />
zeer: kun je bijvoorbeeld deze afgronden<br />
ook voor het publiek waarneembaar maken<br />
bij al die klankschoonheid?’<br />
Vooral Korngold biedt in Die tote Stadt een<br />
breed spectrum aan stijlen. Je hoort Wagner<br />
en Strauss, die voor hem misschien voorbeelden<br />
waren, maar ook een beetje Schönberg,<br />
wanneer hij het Sprechgesang toepast, wat<br />
voor die tijd modern was. Dan weer komt hij<br />
met melodische frases die aan Puccini of zelfs<br />
aan Franz Lehár doen denken. Hoe ga jij om<br />
met deze mix?<br />
‘Inderdaad denk je aanvankelijk veel uit<br />
Korngolds partituur al te kennen. Die is zo<br />
rijk en lijkt toch vooral uit citaten te bestaan.<br />
Je hoort het verleden. <strong>De</strong>sondanks ontwikkelt<br />
het werk een sterke eigen kracht, vooral<br />
wanneer je de morbiditeit ervan ontdekt.<br />
Voor mij begint het met een sterke, weelderige<br />
glans. Wanneer vervolgens steeds meer<br />
gedachten van rouw en dood en de preoccupatie<br />
daarmee op de voorgrond treden, wordt<br />
ook deze morbiditeit hoorbaar, voelbaar, herkenbaar.<br />
Dan krijgt het stuk een eigen toon<br />
en wordt ongewoon, sterk persoonlijk en echt<br />
modern. Maar ook de citaten erin worden<br />
door Korngold extra verrijkt, als het ware<br />
overgeschilderd, waardoor ze helemaal in<br />
zijn eigen idioom worden ingebed.’<br />
20<br />
Is deze muziek voor jou een fenomeen van die<br />
tijd? Als je spreekt over afgrond en morbiditeit,<br />
zijn dat natuurlijk verschijnselen die zich in verband<br />
laten brengen met de situatie tussen de<br />
twee Wereldoorlogen. Een wereld stevent op<br />
de ondergang af.<br />
‘Dat hoor ik veel sterker in de muziek van<br />
Alban Berg. Korngold heeft niet diens strenge<br />
economie; je hoort de structuur niet zo<br />
helder. Maar het klinkt gewoon ongelooflijk<br />
goed. Hij wist echt hoe je voor een orkest<br />
moet schrijven, en dat terwijl hij pas begin<br />
twintig was toen Die tote Stadt voor het eerst<br />
werd uitgevoerd. Natuurlijk weerspiegelt de<br />
decadentie van die tijd zich in de muziek.<br />
Dat heb je zelfs op twee niveaus, want zoals<br />
de tijd voor de Eerste Wereldoorlog – de tijd<br />
waarin de aan de opera ten grondslag liggende<br />
roman van Georges Rodenbach ontstond<br />
– al naar de ondergang toewankelde,<br />
zo is ook de tijd tussen de twee oorlogen<br />
sterk gekleurd door zulke gedachten en<br />
gevoelens.’<br />
‘Maar in tegenstelling tot Berg krijg je<br />
bij Korngold de indruk dat hij zich geen<br />
structurele beperkingen heeft opgelegd,<br />
maar altijd alles heeft gedaan wat hij maar<br />
wilde. Het was nu eenmaal een heel vrucht-<br />
bare tijd, waarin veel mogelijk was. Ik vind<br />
het onjuist wanneer iemand de jaren twintig<br />
bijvoorbeeld wil beperken tot een fenomeen<br />
als Schönberg. Schönberg is een – heel<br />
belangrijke – mogelijke weg ingeslagen,<br />
maar dat was niet meer dan één weg uit<br />
vele. En wat Korngold voor Wenen was, was<br />
Schreker voor Berlijn: een groot componist<br />
van wezenlijke betekenis, die zich eveneens<br />
van alles veroorloofde en opriep tot de laatste<br />
grote dans voordat alles uiteen valt,<br />
maatschappelijk, economisch en politiek.<br />
In Die tote Stadt wordt deze decadentie ook<br />
nog thematisch belicht. Bij Schreker vind<br />
je ook dergelijke gegevens, die iets visionairs<br />
bevatten en zich met herinnering, met<br />
het irreële bezighouden.’<br />
Men verliest de vaste grond onder de voeten.<br />
Zodra je denkt iets grijpbaars te hebben gevonden,<br />
een thema, een stijl, een draad in het verhaal,<br />
gaat Korngold alweer naar het volgende<br />
over, verandert, varieert, laat een nieuw visioen<br />
opduiken.<br />
‘Dat heeft alles te maken met Wenen en de<br />
destijds nieuwe inzichten in de psychologie.<br />
Wat er zich in de ziel afspeelt, wordt duidelijk<br />
gemaakt, vertaald in klanken. Het zat in<br />
de lucht, en men durfde ook in de muzikale<br />
omgang daarmee verder in deze nieuwe<br />
gebieden door te dringen.’
<strong>De</strong> hoofdfiguur Paul is de in muziek vertaalde<br />
psychoanalyse. Wat hij in het stuk doormaakt,<br />
is ‘rouwverwerking’. Heel duidelijk werpt ook<br />
Sigmund Freuds Traumdeutung haar vruchten<br />
af. Tot thema wordt de vraag: hoe verwerk ik<br />
de dood van een geliefd persoon? Paul moet<br />
door een aantal visioenen en stadia van waanzin<br />
heen, voordat hij inziet dat je niet alleen<br />
de doden kunt liefhebben. Wie wil overleven,<br />
moet doorgaan, het heden tegemoettreden.<br />
Je moet proberen het rouwen en de herinnering<br />
te overwinnen.<br />
‘Dat is de essentie van het stuk met zijn<br />
sterk symbolische gehalte. <strong>De</strong> muziek is<br />
in de beste zin van het woord “onconcreet”.<br />
Ze verkent gebieden die niet echt grijpbaar<br />
zijn. Daarin zit haar kwaliteit.’<br />
Zien we hier al de voortekens van Korngolds<br />
latere grote succes als filmcomponist?<br />
‘Beslist, want juist dat medium spreekt als<br />
geen ander het onbewuste aan, kan met zijn<br />
vele mogelijkheden het niet-concrete visualiseren.<br />
Dat probeert hij al in Die tote Stadt,<br />
en in Hollywood wordt hij er een meester in.<br />
Alle grote filmmuziek teert nog steeds op<br />
Korngolds partituren. Maar misschien heeft<br />
de film in de loop der jaren een functie overgenomen<br />
die de opera vroeger had. Ik zie<br />
daarin een duidelijke samenhang. Het componeren<br />
ontwikkelde zich in een bepaalde<br />
richting, die vervolgens werd overgenomen<br />
door de film. En als consequentie daarvan<br />
kon of moest de opera een andere weg inslaan,<br />
zich op een andere manier verder ontwikkelen,<br />
misschien ook wel om als vorm te<br />
kunnen blijven bestaan. En Korngold staat<br />
aan die grens.’<br />
Wat vind je ervan dat men de twee liederen<br />
‘Glück das mir verblieb’ en ‘Mein Sehnen,<br />
mein Wähnen’ uit Die tote Stadt wel heeft<br />
afgedaan als ‘operettemuziek’?<br />
‘Operettemuziek is niet bij voorbaat iets<br />
slechts! Dat komt door het merkwaardige<br />
onderscheid dat men altijd tussen klassieke<br />
en lichte muziek meent te moeten maken, en<br />
door het feit dat wij een beetje neerkijken op<br />
amusementsmuziek. <strong>De</strong>stijds lag dat veel<br />
dichter bij elkaar, en voor Korngold speelde<br />
het probleem helemaal niet. Bovendien is<br />
het triviale ook altijd een element van de<br />
droom, en zelfs van ons eigen leven.’<br />
Het stuk hoort bij een periode in de operageschiedenis<br />
die wij bij DNO tot nu toe een<br />
beetje verwaarloosd hebben. Kunnen wij, nu<br />
jij hier in het volgende seizoen chef-dirigent<br />
wordt, meer van dit repertoire verwachten?<br />
‘Het is een tijd die mij erg interesseert,<br />
want er was veel kentering en beweging.<br />
<strong>De</strong> meest uiteenlopende stijlen konden zich<br />
ontwikkelen. Schreker ging als componist<br />
nog een stap verder dan Korngold, stond<br />
meer op zichzelf. Die Gezeichneten bijvoorbeeld<br />
– dat nog voor Die tote Stadt in première<br />
ging – heeft een door Schreker zelf<br />
geschreven, autonoom libretto, dat niet op<br />
een literaire bron teruggaat. Het verhaal<br />
van een lelijk mens lijkt in eerste instantie<br />
geen ideale operastof te zijn, en is in ieder<br />
geval gewaagder dan de stof van Korngold.<br />
Wij willen graag Die Gezeichneten hier ook<br />
laten zien. <strong>De</strong> moeilijkheid ligt bij beide<br />
stukken in de rijkheid van de partituur. Het is<br />
een grote uitdaging om die doorzichtig te<br />
houden, niet te zwaar, eerder licht en luchtig.’<br />
21<br />
Na Die tote Stadt ga je het <strong>Nederlandse</strong><br />
publiek ook nog een staaltje van je werk<br />
in Hamburg laten zien. <strong>De</strong> beide opera’s<br />
van Berg, Wozzeck en Lulu, worden in het<br />
Holland Festival uitgebracht, geënsceneerd<br />
door dezelfde regisseur, Peter Konwitschny.<br />
Is dat je esthetische visitekaartje en wil je<br />
dat ook duidelijk maken in samenhang met<br />
de periode waarover wij het zojuist hebben<br />
gehad?<br />
‘Het zijn twee heel belangrijke producties uit<br />
mijn Hamburgse tijd, die dit seizoen afloopt,<br />
en ook zijn het belangrijke en interessante<br />
producties van Konwitschny. Men beseft<br />
zelden hoeveel deze twee opera’s met elkaar<br />
te maken hebben. Lulu sloot bij ons bewust<br />
aan op Wozzeck. Ik ben Pierre Audi erg dankbaar<br />
dat hij ons voor het Holland Festival<br />
heeft uitgenodigd, want in Hamburg is het<br />
ons nooit gelukt beide werken als een aan<br />
elkaar gerelateerd geheel te presenteren.’<br />
‘Eindelijk zal de samenhang duidelijk<br />
worden. Dat geldt voor de optische aspecten<br />
van ruimte en kostuums, voor de graad<br />
van abstrahering die in beide stukken op<br />
verschillende manieren is doorgevoerd.<br />
Maar ook zal men horen hoezeer beide opera’s<br />
muzikaal verschillen. Lulu heeft mijns<br />
inziens veel meer met Korngold en Schreker<br />
te maken dan Wozzeck. Wozzeck is helderder<br />
geconstrueerd, strak van vorm en abstract.<br />
Het is meer maatschappijkritisch, agressiever.<br />
Het heeft iets van een Passion, iets van<br />
de grootte van Bach, terwijl Lulu veel sensueler<br />
is en ‘lekkerder’ muziek heeft, met een<br />
smachtende toon die aan Tristan und Isolde<br />
doet denken. En Lulu is persoonlijker, wat<br />
natuurlijk meer met Bergs eigen leven te<br />
maken heeft. Ook dat probeert de enscenering<br />
duidelijk te maken.’<br />
Je staat bekend als specialist van de twintigste<br />
eeuw en je hebt onlangs een cd-box gepubliceerd<br />
met de titel Who’s afraid of 20th Century<br />
Music. Verder verscheen net je boek Keine<br />
Angst vor neuen Tönen. Zul je in Amsterdam<br />
je reputatie waarmaken en vooral muziek van<br />
onze tijd dirigeren, of zul je ook andere, voor<br />
jou nieuwe wegen inslaan?<br />
‘Het repertoire dat ik hier ga dirigeren, is heel<br />
breed. Dat was eigenlijk altijd al zo, maar met<br />
moderne muziek sta je automatisch meer in<br />
het voetlicht. Zij ligt mij zeer na aan het hart,<br />
maar ik wil niemand opvoeden: ik wil de mensen<br />
enthousiasmeren. Ik geloof sterk in de<br />
“modernen”. Mijn ouders waren meer gericht<br />
op klassiek en romantisch repertoire, en ik<br />
moest mij de nieuwe muziek zelf bijbrengen,<br />
veroveren. Dat was een fascinerende reis<br />
en deze beleving zou ik graag willen doorgeven.<br />
Maar bovenal zie ik ook de samenhang<br />
tussen de grote traditie en de hedendaagse<br />
muziek. Dat verhoogt de toegankelijkheid.<br />
Maar het <strong>Nederlandse</strong> publiek staat hoe dan<br />
ook voor veel open.’<br />
In Amsterdam zul je met verschillende orkesten<br />
werken en als chef-dirigent niet zoals in Duitsland<br />
een vast orkestapparaat achter je hebben.<br />
Hoe sta je tegenover dit werkprincipe, deze<br />
constructie?<br />
‘Ik vind dat een voorrecht. Ik ken de meeste<br />
<strong>Nederlandse</strong> orkesten. Als operadirigent<br />
heb ik, denk ik, veel ervaring die ik aan de<br />
orkesten kan doorgeven; ik heb iets te bieden.<br />
Maar hier kan ik veel nauwkeuriger aan<br />
een project werken dan in Hamburg mogelijk<br />
was. Hamburg is een repertoiretheater, dat<br />
elke avond een andere voorstelling speelt,<br />
steeds met hetzelfde orkest. <strong>De</strong> condities<br />
zijn daar heel anders. Hier kan ik mij meer<br />
op de afzonderlijke stukken concentreren<br />
en die misschien naar een hoger niveau<br />
voeren dan in het Duitse systeem normaliter<br />
mogelijk is. En daar verheug ik mij op.<br />
<strong>De</strong> orkesten zijn hier voortreffelijk en de<br />
orkestcultuur staat in Nederland op een<br />
enorm hoog niveau.’<br />
Vertaald door Frits Vliegenthart<br />
Scène uit Die tote Stadt (Foto: Klaus Lefebvre)
Tijdschrift over Theater, Muziek & Dans<br />
Neem<br />
een abonnement<br />
Ik neem een proefabonnement en ontvang 2 nummers voor € 7. Een proefabonnement wordt automatisch omgezet in<br />
een regulier abonnement, tenzij na ontvangst van het tweede nummer schriftelijk wordt opgezegd.<br />
Ik neem een jaarabonnement en betaal € 50<br />
Ik ben student, CJP-pas of Pas 65+ houder en neem een jaarabonnement voor € 35 *<br />
Voor abonnementen buiten Nederland geldt een toeslag.<br />
Naam M V<br />
Adres Postcode Woonplaats<br />
Telefoonnummer Handtekening<br />
* Kaartnummer E-mail<br />
H Mail je gegevens naar: abonneren@theatermaker.nl H<br />
H Stuur of fax deze bon naar:TM, Herengracht 174, 1016 BR Amsterdam, F 020 412 14 50 H www.theatermaker.nl H<br />
Hannick Reizen organiseert al sinds<br />
1990 geheel verzorgde muziek- en<br />
cultuurreizen. Onze reizen<br />
kenmerken zich onder meer door<br />
goede theaterplaatsen, een<br />
boeiend excursieprogramma en<br />
begeleiding door een deskundige<br />
reisleider, tevens muziekkenner.<br />
Italië reizen<br />
Venetië<br />
Een reis in het teken van Vivaldi naar ‘de stad der romantiek’.<br />
Indrukwekkende reis met veel cultuur, muziek en kunst. U<br />
woont twee Vivaldi concerten bij en verblijft in een voormalig<br />
palazzo in het centrum van Venetië.<br />
5-daagse vliegreis. Vertrek: 2 maart.<br />
Milaan inclusief La Scala, extra ingekochte reis!<br />
<strong>Opera</strong>- ballet en concertweekend naar deze muziekstad.<br />
Tijdens deze reis bezoekt u maar liefst drie muziektempels<br />
in Milaan. Een hoogtepunt van deze reis: de operapremière<br />
in het heropende Teatro La Scala<br />
o.l.v. Riccardo Muti!<br />
4-daagse vliegreis. Vertrek: 10 maart.<br />
Vraag snel het uitgebreide dagprogramma<br />
aan. Slechts 15 deelnemers kunnen mee!<br />
Vraag nu onze nieuwe brochure aan:<br />
HANNICK REIZEN, tel. 070 - 319 19 29<br />
Geestbrugweg 28, 2281 CL Rijswijk<br />
Bezoek ook onze website: www.hannick.nl<br />
22
Heinz Köhnen<br />
‘Beelden die doen denken aan<br />
James Ensor’<br />
In augustus 2004 zetten de Salzburger Festspiele de ooit meest succesvolle opera van een vergeten<br />
zoon van Oostenrijk op de planken: Die tote Stadt van Erich Wolfgang Korngold. Een coproductie<br />
wat betreft regie, decors en aankleding met de Wiener Staatsoper, <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> en het<br />
Gran Teatre del Liceu te Barcelona. Het verwende festivalpubliek reageerde met langdurig applaus<br />
en gejuich. <strong>De</strong> pers niet minder. ‘Spannend wie ein guter Krimi,’ luidde een van de krantenkoppen.<br />
‘Toen de <strong>De</strong>utsche Oper Berlin in 1983 Die<br />
tote Stadt van Korngold na bijna een halve<br />
eeuw vergetelheid terugbracht op het speelplan,<br />
schreef de invloedrijke criticus Hans<br />
Heinz Stuckenschmidt: “Het valt zwaar om<br />
te geloven dat deze opera toekomst heeft.”<br />
Wat een vergissing! Sinds 1989 is het stuk<br />
ieder seizoen tenminste op één gerenommeerde<br />
bühne te zien geweest. En nu dan<br />
ook in Salzburg.’ Met deze constatering<br />
begon de recensent van de Südwest Presse<br />
zijn verslag over de premièreopvoering<br />
van een opera die in 1920 bij de dubbele<br />
wereldpremière (in Hamburg en in Keulen<br />
op dezelfde dag) meteen een doorslaand<br />
succes opleverde en die, getuige het dikke<br />
pak recensies uit vooral Duitse en Oostenrijkse,<br />
maar ook Italiaanse, Spaanse, Franse<br />
en Belgische kranten, op het Salzburgse<br />
zomermuziekfeest pers en publiek tot laaiende<br />
bijval aanzette.<br />
Klasse<br />
Eén man wordt in alle recensies aangewezen<br />
aan de basis te staan van het succes<br />
in Salzburg: regisseur Willy <strong>De</strong>cker. In één<br />
adem wordt ook die van de ontwerper van<br />
kostuums en decors genoemd: Wolfgang<br />
Gussmann. Hun werk zal ook op het podium<br />
van Het Muziektheater te zien zijn. Van de<br />
zangersbezetting in Salzburg komen alleen<br />
Torst en Kerl in de hoofdrol van Paul en<br />
Eberhard Lorenz in een kleine rol mee naar<br />
Amsterdam. Het Oostenrijkse muziekfestival<br />
werkte zoals gebruikelijk samen met<br />
de Wiener Philharmoniker, in deze productie<br />
geleid door de Amerikaanse dirigent<br />
Donald Runnicles. In Amsterdam zal het<br />
Koninklijk Concertgebouworkest een instrumentale<br />
onderlaag van gelijke klasse<br />
bieden. Als dirigent werkt de komende<br />
Duitse chef-dirigent van DNO mee, Ingo<br />
Metzmacher. Slechts één keer eerder was<br />
de opera in Nederland te zien. In 1929 dirigeerde<br />
de componist een scenische uitvoering<br />
in <strong>De</strong>n Haag, met het Residentie<br />
Orkest erbij.<br />
Met Torsten Kerl, die vijf van de zeven uitvoeringen<br />
voor zijn rekening neemt, staat<br />
een zanger op de planken die naam heeft<br />
gemaakt in de rol van Paul. Hij zong die<br />
al in 2001 in Straatsburg bij de Opéra du<br />
Rhin, van welke productie ook een dvd<br />
werd gemaakt. <strong>De</strong> Neue Zürcher Zeitung<br />
noemde Kerl ‘met zijn boventoonrijke,<br />
slanke maar desalniettemin stevige tenorstem<br />
voor deze rol precies de juiste bezetting’.<br />
Die mening deelde ook de Salzburger<br />
Nachrichten, maar een meerderheid van de<br />
recensenten (o.a. Kronenzeitung en Die<br />
Presse, beide uit Wenen, de Süddeutsche<br />
23<br />
Zeitung uit München en de Kölner Stadt<br />
Anzeiger) vond dat Kerl met deze partij hoorbaar<br />
tegen de grenzen van zijn mogelijkheden<br />
aanzat. Wel werd erkend dat hij met zijn<br />
meer lyrische stem te weinig ruimte kreeg<br />
van de krachtdadig begeleidende Wiener<br />
Philharmoniker binnen de beroerde akoestiek<br />
van het Kleine Festspielhaus. Unaniem<br />
in hun lof waren de critici over zowel de<br />
acteerprestaties als de stemexpressie van<br />
Angela <strong>De</strong>noke in de andere grote rol, Marie/<br />
Marietta. In Amsterdam wordt die zware<br />
partij vertolkt door Nadja Michael.<br />
Apocalyptische scènes<br />
‘Ook het Salzburgse publiek heeft er genoeg<br />
van om alleen maar ensceneringen te zien<br />
waarin niets zo verloopt als in het libretto<br />
staat aangegeven.’ Met deze sneer naar<br />
het zogeheten regisseurstheater begint<br />
de recensent van de conservatieve Weense<br />
krant Die Presse zijn lofzang op de heldere,<br />
dicht bij de inhoud blijvende regie van Willy<br />
<strong>De</strong>cker en de strakke, maar lumineuze<br />
toneelbeelden die Wolfgang Gussmann<br />
schiep. In alle beschrijvingen komt tot<br />
uitdrukking dat <strong>De</strong>cker en Gussmann de<br />
oorspronkelijke plek van het verhaal, de stad<br />
Brugge in België, met sombere gothische<br />
stegen en grachten, hebben getransponeerd<br />
naar een open toneelbeeld dat oogt ‘als een<br />
plek voor de ziel, in het niemandsland van de<br />
droom’, aldus de Schwäbische Zeitung.<br />
‘<strong>De</strong>cker ensceneert intelligent, zakelijk.<br />
Werkelijkheid en waanbeeld smelten samen,’<br />
stelde de Kronenzeitung. ‘Het leven van<br />
Paul die treurt om de dood van zijn geliefde<br />
Marie, maakt een omslag naar zijn droom<br />
waarin hij de danseres Marietta ontmoet<br />
die hem in alles doet denken aan Marie.’<br />
<strong>De</strong>cker en Gussmann concentreren het<br />
verhaal in een ruimte die in twee secties<br />
Scène uit Die tote Stadt<br />
(Foto: Klaus Lefebvre)<br />
is opgedeeld. ‘Slechts twee stoelen en een<br />
meer dan levensgroot portret van Marie<br />
vullen het voorste toneel; de fauteuils functioneren<br />
als Freudiaanse zielenbank en het<br />
schilderij als magische schrijn van de dode,’<br />
aldus de beschrijving van de Donaukurier.<br />
Met de overgang naar Pauls droom kantelt<br />
het decor en gaat het achtertoneel open. <strong>De</strong><br />
apocalyptische scènes met bizarre maskerades<br />
die daar de ontmoeting met de varietéartieste<br />
Marietta inkleuren, deden de recensent<br />
van La libre Belgique uit Brussel denken<br />
aan ‘een stijl verwant met de beelden van<br />
James Ensor, waarin de dood alom tegenwoordig<br />
is’.<br />
<strong>De</strong> muzikale verbeelding van het verhaal,<br />
ontleend aan de roman Bruges-la-morte van<br />
de 19de-eeuwse Belgische auteur Georges<br />
Rodenbach, en door vader en zoon Korngold<br />
tot libretto verwerkt, werd door alle recensenten<br />
geprezen. Vooral het feit dat Korngold<br />
jr (in zijn tienerjaren al een vruchtbaar<br />
componist) als amper twintigjarige greep<br />
had op deze psychoanalyse, wekte nog verbazing.<br />
‘<strong>De</strong> muziek glanst en schittert bij<br />
voortduring in heldere harmonieën, maar<br />
gaat even gemakkelijk over in schurende dissonanten.<br />
Zij is een feest van klankfantasie<br />
die in gang is gezet naar het voorbeeld van<br />
Strauss en Wagner, met de onstuimigheid<br />
van jeugdige geestdrift, maar zo geinspireerd<br />
en gekund, dat haar elan en soortelijk<br />
gewicht de tweeënhalf uur durende opera,<br />
zonder krachtverlies dragen,’ aldus de<br />
Salzburger Nachrichten.
Scènes uit Das Rheingold (Foto’s: Ruth Walz)<br />
Das Rheingold<br />
‘Nu heb ik wat mij verheft<br />
tot de machtigste aller machtige heren!’<br />
Diep in de Rijn ligt een grote goudschat, die<br />
wordt bewaakt door de drie Rijndochters.<br />
<strong>De</strong> dwerg Alberich kijkt vol begeerte naar de<br />
meisjes, die hem uitdagen en afwijzen. Als<br />
het zonlicht de schat doet flonkeren, zingen<br />
de Rijndochters over de almacht die degene<br />
die een ring van het goud maakt zal verkrijgen.<br />
Maar dat kan alleen iemand zijn die de<br />
liefde afzweert. Woedend over de afwijzing<br />
vervloekt Alberich de liefde en rooft het Rijngoud.<br />
<strong>De</strong> god Wotan heeft door de reuzen<br />
Fasolt en Fafner een burcht, Walhall, laten<br />
bouwen. <strong>De</strong> bedongen prijs was zijn schoonzuster<br />
Freia, godin van de eeuwige jeugd,<br />
maar Wotan wil onder die afspraak uit.<br />
Als de reuzen Freia komen opeisen en van<br />
geen andere beloning willen weten, moet<br />
de slimme vuurgod Loge met een oplossing<br />
komen. Hij stelt als prijs het Rijngoud voor,<br />
waar de twee bouwlieden mee instemmen.<br />
24<br />
Als gijzelaar moet Freia echter met hen<br />
mee. Wotan en Loge dalen af naar Nibelheim,<br />
waar Alberichs broer Mime niet alleen<br />
een ring heeft gesmeed maar ook een helm<br />
die de drager elke gewenste gedaante kan<br />
geven. Door een list weten de goden Alberich<br />
de schat afhandig te maken. <strong>De</strong> dwerg<br />
vervloekt de ring. Als losprijs voor Freia<br />
verlangen Fasolt en Fafner zoveel goud dat<br />
zij geheel aan het oog wordt onttrokken.<br />
Om het laatste gaatje in de stapel te dichten<br />
dwingen ze Wotan de ring af te staan.<br />
<strong>De</strong> vloek doet zich meteen gelden: Fasolt<br />
en Fafner strijden om het bezit van de ring,<br />
waarbij Fasolt door zijn broer wordt gedood.<br />
Wotan en de andere goden nemen hun intrek<br />
in Walhall, behalve Loge, die eigenlijk maar<br />
half goddelijk is. <strong>De</strong> Rijndochters beklagen<br />
hun verlies.
25<br />
do 28 apr 2005 première 20.00 uur<br />
ma 2 mei 20.00 uur<br />
do 5 mei 20.00 uur<br />
zo 8 mei 14.00 uur<br />
wo 11 mei 20.00 uur<br />
zo 15 mei 14.00 uur<br />
wo 18 mei 20.00 uur<br />
Het Muziektheater Amsterdam<br />
<strong>De</strong> kaartverkoop is reeds begonnen.<br />
Bel het Kassa-bespreekbureau van<br />
Het Muziektheater: 020-625 54<strong>55</strong>, of een<br />
van de andere verkooppunten (zie pag. 30).<br />
On-line reserveren: www.dno.nl<br />
Inleidingen door Chris Engeler<br />
Plaats: Het Muziektheater (2de balkon)<br />
Tijd: 45 minuten voor aanvang van iedere<br />
voorstelling, dus 19.15 uur (avond)/13.15 uur<br />
(matinee)<br />
Lengte: ± 30 minuten<br />
Toegang: gratis op vertoon van een geldig<br />
plaatsbewijs voor de voorstelling van die dag<br />
Richard Wagner 1813-1883<br />
<strong>De</strong>r Ring des Nibelungen<br />
Vorabend<br />
Das Rheingold<br />
libretto van Richard Wagner<br />
muzikale leiding<br />
Hartmut Haenchen<br />
regie<br />
Pierre Audi<br />
decor<br />
George Tsypin<br />
kostuums<br />
Eiko Ishioka<br />
licht<br />
Wolfgang Göbbel<br />
dramaturgie<br />
Klaus Bertisch<br />
Wotan<br />
Albert Dohmen<br />
Donner<br />
Geert Smits<br />
Froh<br />
Martin Homrich<br />
Loge<br />
Chris Merritt<br />
Fasolt<br />
Frode Olsen<br />
Fafner<br />
Mario Luperi<br />
Alberich<br />
Günter von Kannen<br />
Mime<br />
Graham Clark<br />
Fricka<br />
Doris Soffel<br />
Freia<br />
Michaela Kaune<br />
Erda<br />
Anne Gjevang<br />
Woglinde<br />
Alexandra Coku<br />
Wellgunde<br />
Natascha Petrinsky<br />
Flosshilde<br />
Elena Zhidkova<br />
Götter<br />
Riesen<br />
Nibelungen<br />
Göttinnen<br />
Rheintöchter<br />
Nederlands Philharmonisch Orkest<br />
<strong>De</strong> opera wordt in het Duits gezongen<br />
en Nederlands boventiteld.<br />
<strong>De</strong> voorstelling duurt circa 2 uur en 30 minuten.<br />
Er is geen pauze.<br />
Het operaboek Das Rheingold is verkrijgbaar<br />
in Het Muziektheater. Daarin zijn onder<br />
meer een uitgebreide synopsis, en het libretto<br />
in het Duits en in een <strong>Nederlandse</strong> vertaling<br />
opgenomen. <strong>De</strong> prijs is € 10,-.<br />
Reprise<br />
Ook is het Ring-fotoboek verkrijgbaar (€ 17,-)<br />
en is Hartmut Haenchens boek Von der Unvereinbarkeit<br />
von Macht und Liebe herdrukt (€ 25,-).
Pierre Audi (Foto: Erwin Olaf)<br />
Klaus Bertisch<br />
Heden zonder verleden? –<br />
Over Pierre Audi’s Ring, deel I<br />
Richard Wagners <strong>De</strong>r Ring des Nibelungen is één van de grootste opgaven die een operahuis zich<br />
kan stellen. Niet alleen het gegeven dat van deze tetralogie nog niet eerder een eigen productie in<br />
Amsterdam gerealiseerd was, maar ook het idee van een logische ontwikkeling in het produceren van<br />
Wagners werken – van Parsifal, waarmee Pierre Audi in 1990 zijn artistieke koers bij <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong> begon, via <strong>De</strong>r fliegende Holländer tot Die Meistersinger von Nürnberg, in ensceneringen van<br />
Klaus Michael Grüber, Richard Jones en Harry Kupfer –, leidden ertoe dat DNO’s artistiek directeur zich<br />
in seizoen 1997-1998 zelf met deze Duitse componist ging bezighouden.<br />
<strong>De</strong> lat lag tamelijk hoog, na de furore<br />
makende Ring-ensceneringen van Patrice<br />
Chéreau in Bayreuth, Ruth Berghaus in<br />
Frankfurt, Herbert Wernicke in Brussel en<br />
Richard Jones in Londen. Voor Audi vormde<br />
Wagners Ring een verbindende schakel tussen<br />
zijn interpretaties van de vroege opera’s<br />
van Monteverdi en Mozart, en muziekdramatische<br />
werken uit de twintigste eeuw.<br />
Bovendien is Audi’s Ring-enscenering ook<br />
duidelijk een Ring voor het Amsterdamse<br />
Muziektheater geworden. Uiteindelijk waren<br />
alle pogingen om de situatie in Bayreuth,<br />
met die buitengewone akoestiek, ook elders<br />
tot stand te brengen, niet zonder reden mislukt.<br />
Een theater als Het Muziektheater heeft<br />
nu eenmaal géén overdekte orkestbak zoals<br />
in Bayreuth, dus moet men van de nood een<br />
deugd maken.<br />
In samenwerking met Ring-dirigent<br />
Hartmut Haenchen laat Audi het orkest op<br />
een bijzondere wijze tot zijn recht komen.<br />
Wilde Wagner het orkest eigenlijk ‘verstoppen’,<br />
omdat het maar zou afleiden van de<br />
handeling op het toneel, in Amsterdam is dat<br />
orkest juist tot een drager van de handeling<br />
geworden, waartoe het overigens door Wagner<br />
zelf in zijn partituren bij de orkestrale<br />
tussenspelen wel al bestemd werd. Op een<br />
nieuwe manier zijn hier Wagners theoretische<br />
opvattingen uit Oper und Drama gerealiseerd,<br />
volgens welke alle gebeurtenissen<br />
ook zichtbaar gemaakt moeten worden, om<br />
ze aan het publiek te verduidelijken. In deze<br />
zin mogen wij het orkest in Das Rheingold<br />
beschouwen als de grote Duitse rivier waarvan<br />
het de vloeiende beweging zo duidelijk<br />
tot klinken brengt.<br />
Maar dit alles lijkt nog te zeer droge<br />
theorie. Pierre Audi is veel minder een conceptueel<br />
regisseur, wat hem tegelijk ook<br />
onderscheidt van de hiervoor al genoemde<br />
Ring-regisseurs. Hij is vooral een verteller<br />
en benadert het verhaal dan ook vanuit die<br />
instelling. <strong>De</strong> ervaringen die Audi met Monteverdi’s<br />
opera’s in Het Muziektheater opdeed,<br />
bepalen ook zijn benadering van de Ring.<br />
<strong>De</strong> toeschouwer moet ten zeerste bij het<br />
verhaal betrokken worden, dient zo direct<br />
mogelijk deel te nemen aan de gebeurtenissen<br />
om de handelingen en emoties van de<br />
personages beter te begrijpen. <strong>De</strong> fysieke<br />
nabijheid brengt het verhaal dichterbij.<br />
Heden zonder verleden?<br />
In Das Rheingold is de toeschouwer getuige<br />
van een evolutie. Het stuk ontstaat uit het<br />
‘niets’, zodat ook niets als bekend veronder-<br />
26<br />
steld wordt; daardoor heeft alles een directe<br />
werking. Het inleidende karakter van de ‘Vorabend’,<br />
zoals Das Rheingold wordt omschreven,<br />
is daarmee ook gegarandeerd. Elk van<br />
de vier groepen personages (Rijndochters,<br />
goden, reuzen en Nibelungen) krijgt in de<br />
vier scènes van de opera een eigen domein,<br />
waar zij zich ophouden. Ook de ‘beweging’<br />
van de scènes – van beneden naar boven en<br />
omgekeerd – wordt in Wagners zin begrepen.<br />
Maar de oertoestand waarin de personages<br />
zich bevinden en waaruit alles zich<br />
ontwikkelt, impliceert nog niet dat die personages<br />
zelf geen verleden zouden hebben.<br />
Dat geldt zowel voor de Rijndochters, die<br />
welhaast gefrustreerd elke dag het goud<br />
moeten bewaken, dat elke dag opnieuw<br />
schittert, alsook voor de goden, die met<br />
elkaar in een huiselijke strijd verwikkeld<br />
zijn, omdat ieder van hen uitsluitend op<br />
eigen voordeel uit is – en zich daarin bijna<br />
als mensen gedragen, hoewel er in Das<br />
Rheingold nog helemaal geen mensen voorkomen.<br />
Van hen vertegenwoordigt vooral<br />
Freia het principe van de Griekse goden, die<br />
on-psychologisch functioneren en veeleer<br />
een statement over hun eigen noodlot lijken<br />
te zijn, zo ongeveer als Antigone. <strong>De</strong> goden<br />
nemen weliswaar deel aan het scheppingsproces,<br />
maar ooit zal toch de opdracht aan<br />
de reuzen moeten zijn gegeven om Walhall<br />
te bouwen, en moeten toch de wetten zijn<br />
vastgesteld, die Wotans speer representeert.<br />
<strong>De</strong> toeschouwer behoeft dit verleden<br />
niet te kennen – maar het moet er wel geweest<br />
zijn, en het komt trouwens in het vervolg<br />
van de Ring nog voldoende over het<br />
voetlicht.<br />
Audi’s materialen<br />
Ook alle magische momenten van het stuk<br />
dienen zo magisch-theatraal als mogelijk<br />
te worden ervaren. Wotans speer en Donners<br />
hamer, het Nibelungengoud en Alberichs<br />
onzichtbaar makende helm bevatten<br />
voor Audi een ver voorbij hun gewoonlijke<br />
rekwisietenfunctie reikende, vertellende<br />
betekenis.<br />
Pierre Audi zou bij dit alles zichzelf niet<br />
zijn, als hij datgene wat zijn zeer persoonlijke<br />
regiestijl bepaalt, niet opnieuw benutte<br />
en verder uitbouwde. In zijn voorafgaande<br />
ensceneringen waren natuurlijke materialen<br />
tot leidmotieven voor hemzelf geworden, en<br />
derhalve moesten zulke natuurelementen<br />
wel tot hun recht komen in het hoofdwerk<br />
van de bedenker van de leidmotieftechniek.<br />
<strong>De</strong> vier opera’s van <strong>De</strong>r Ring des Nibelungen<br />
worden, elk op de wijze van een motief, bepaald<br />
door verschillende materialen: metaal,<br />
hout, glas, steen. En natuurlijk ontbreekt bij<br />
een zo door vuur beheerst verhaal als dat<br />
van de Ring, met zijn vuurmagie en wereldbrand,<br />
het Audi-vuur niet. Maar het blijft niet<br />
bij een ‘eigen citaat’; de inhoudelijke benadering<br />
van het verhaal bepaalt het gebruik<br />
van deze elementen, niet omgekeerd.<br />
Vertaald door Chris Engeler
Franz Straatman<br />
Hartmut Haenchen:<br />
‘Onze Ring ontwikkelt zich<br />
uit het orkest’<br />
‘Ein Bühnenfestspiel,’ zo luidt de ondertitel van <strong>De</strong>r Ring des Nibelungen van Richard Wagner.<br />
In de productie van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> in Het Muziektheater is het orkest evenwel niet onzichtbaar,<br />
zoals in het Festspielhaus in Bayreuth. <strong>De</strong> opvoering van de Ring is door de aanpak van dirigent Hartmut<br />
Haenchen en regisseur Pierre Audi evenzeer een ‘Orchesterfestspiel’ geworden.<br />
Het begin alleen al van Das Rheingold leverde<br />
bij de première in september 1997 een gevoel<br />
van avontuur en sensatie op: door het wegebbend<br />
geroezemoes en gehoest heen drong<br />
een lage toon de ruimte van het Muziektheater<br />
in, de diepe es uit acht contrabassen.<br />
Het werd doodstil in de verduisterde<br />
zaal. Ook in de orkestbak was geen licht.<br />
Er bewoog slechts een klein lichtpuntje in<br />
‘ruhig heitere Bewegung’. In het pikkedonker<br />
dirigeerde Hartmut Haenchen het zacht<br />
aanzwellende Es-groot akkoord dat de Rijn<br />
kenschetst.<br />
Vervolgens trok er heel langzaam een<br />
gouden schijnsel over de acht hoornisten<br />
die de oerstroom uitdrukten. Terwijl aarzelend<br />
als ochtendgloren het licht in de zaal<br />
en op het podium aanging (de lampjes in<br />
het plafond werden tot magische sterrenhemel)<br />
verbreidde het gouden licht zich over<br />
de orkestbak, waarin de Rijn met zesachtste<br />
figuren in de strijkers een steeds stromender<br />
uitdrukking kreeg. Goudbruin vlamde<br />
het hout van de violen, altviolen en celli op,<br />
de voorecho van ‘Rheingold! Rheingold’, de<br />
stralende uitroep van de drie Rijndochters.<br />
Het ‘Orchesterfestspiel’ was begonnen.<br />
‘Het orkest zal steeds nadrukkelijk aanwezig<br />
zijn. Het vormt een onderdeel van<br />
het toneelbeeld,’ had Haenchen al eerder<br />
uitgelegd. ‘Het orkest komt in Die Walküre<br />
en in Siegfried zelfs zichtbaar op het podium<br />
en wordt bij de handeling betrokken doordat<br />
er achter de dirigent gespeeld en gezongen<br />
wordt, en er opkomsten vanuit de<br />
zaal zijn.’<br />
Tegendraads<br />
Inmiddels beleefden we die ongebruikelijke<br />
aanpak in de presentatie van de losse opera’s<br />
uit de cyclus en in de reeks cyclische opvoeringen.<br />
In de aanloop naar de opvoering van<br />
een tweede cyclus volgend seizoen, wordt<br />
de chronologische opbouw enigszins geweld<br />
aangedaan doordat het voorspel Das Rheingold<br />
nu als laatste productie wordt gepresenteerd.<br />
Het uitstel van de genieting van het<br />
boven beschreven begin, voert de spanning<br />
nog wat op in het beleven van die tegendraadse<br />
Amsterdamse Ring.<br />
‘Toen we besloten een Ring des Nibelungen<br />
te gaan doen, stonden we voor de<br />
vraag welke richting we voor onze interpretatie<br />
zouden kiezen. Er zijn er al zoveel<br />
geweest, van mythisch, religieus, maatschappijkritisch<br />
tot abstract en futuristisch.<br />
Wat konden we daar nog aan toevoegen,’ zo<br />
stelde Haenchen in een voorbeschouwing<br />
bij het begin van het project in 1997.<br />
27<br />
‘Pierre Audi wilde vanuit de kracht van<br />
de muziek en in de spanning tussen de verschillende<br />
personages duidelijk maken wat<br />
er in het verhaal gebeurt. <strong>De</strong> voorstelling<br />
wordt meer vanuit de muziek opgebouwd<br />
dan vanuit de handelingen van de personages.<br />
Het orkest gaat de Ring “uitvoeren”<br />
in de waarste zin van het woord. Het orkest<br />
beweegt mee in de zaal van Het Muziektheater,<br />
tegendraads, tegen de klok in, als<br />
uitdrukking van de negatieve kracht die in<br />
het verhaal besloten ligt.’ Nieuw in de herneming<br />
is de deelname door hetzelfde orkest<br />
in alle vier opera’s, het Nederlands Philharmonisch<br />
Orkest, waardoor het idee van doorwrochte<br />
eenheid benadrukt wordt.<br />
Avontuur<br />
<strong>De</strong> ‘muzikaal-scenische’ aanpak van de<br />
Amsterdamse Ring kwam ook tot stand<br />
om pragmatische redenen. Aanvankelijk<br />
zou Harry Kupfer als regisseur meewerken.<br />
‘Hij zou het toneel zeker op conventionele<br />
wijze hebben gebruikt, met het orkest in de<br />
bak’, zo stelde Haenchen. ‘Er werd zelfs over<br />
gedacht om een situatie te scheppen zoals<br />
in Bayreuth, met een volkomen onzichtbaar<br />
orkest.’ Maar toen Kupfer door de Bayreuther<br />
Festspiele werd uitgenodigd om daar<br />
een nieuwe productie van de Ring-cyclus te<br />
ensceneren, moest DNO naar een andere<br />
regisseur omzien. Het was Haenchen die zijn<br />
artistiek directeur suggereerde: ‘Waarom<br />
doe je het niet zelf?’<br />
‘Wat er onder regie van Audi wordt gedaan,’<br />
zo stelde de dirigent destijds, ‘is een<br />
Hartmut Haenchen (Foto: Marco Borggreve)<br />
groter avontuur, iets wat nog niet eerder<br />
werd vertoond. Onze Ring wordt intiemer<br />
en veel directer dan waar ook.’<br />
Niet alleen zit het orkest deels in de<br />
toneelruimte, het speelvlak werd ook de<br />
zaal ingebouwd, om het orkest heen zoals<br />
in Das Rheingold. Wat de akoestische effecten<br />
zouden zijn van deze manipulatie met<br />
het reusachtige instrumentaal ensemble,<br />
werd grondig onderzocht in proefopstellingen.<br />
<strong>De</strong> balans tussen de helderheid in de<br />
structuur van de compositie en de vermenging<br />
van de klank – een balans waar Wagnerliefhebbers<br />
zo aan hechten – stemde de<br />
dirigent tevreden.<br />
Hij kenschetst de ‘Vorabend’ als het<br />
meest Italiaans van de cyclus. ’<strong>De</strong>ze opera<br />
is weliswaar doorgecomponeerd muziektheater,<br />
maar je hoort door het hele werk nog<br />
duidelijk de “nummers” van de Italiaanse<br />
opera. <strong>De</strong> grote stijlverandering bij Wagner<br />
merk je het best in de derde opera van deze<br />
tetralogie, Siegfried. Dat werk is geconcipieerd<br />
vóór Tristan und Isolde en Die Meistersinger<br />
von Nürnberg, maar pas voltooid ná<br />
deze twee voor Wagners componeerstijl zo<br />
belangrijke opera’s. In Götterdämmerung is<br />
hij dan gegroeid naar een stijl waarin geen<br />
noot meer zit zonder inhoudelijke betekenis.<br />
Alles is contrapuntisch en motivisch uitgewerkt,<br />
terwijl er in Rheingold nog pagina’s<br />
lang begeleidingsfiguren voorkomen, zeg<br />
maar: “kleuring”. Götterdämmerung is zo<br />
uitgewerkt dat ik mij er nog steeds over verbaas<br />
wat er allemaal in de muziek gebeurt.’
Albert Dohmen (Wotan) en Nadine Secunde (Brünnhilde)<br />
in Die Walküre (Foto: Ruth Walz)<br />
Peter van der Lint<br />
Albert Dohmen:<br />
‘<strong>De</strong> Ring in Amsterdam is<br />
de allerbeste die ik ken’<br />
<strong>De</strong> Duitse zanger Albert Dohmen werd geboren om Wotan te zingen. Hij doet dat inmiddels over de hele<br />
wereld. Bij <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> kreeg hij grote bijval voor zijn optredens in Die Walküre en Siegfried.<br />
Hij voegt nu de laatste Wotan, die in Das Rheingold aan zijn Amsterdamse cyclus toe.<br />
Bas-bariton Albert Dohmen ontving zijn eerste<br />
gage als professioneel zanger in 1976.<br />
Zes jaar later kwam zijn eerste opera-engagement<br />
en in 1987 zong hij zijn eerste Wotan.<br />
Hij was 31 jaar oud. Die Wotan was de Rheingold-Wotan,<br />
een personage dat Dohmen<br />
het kleine broertje noemt van de Wotans in<br />
Die Walküre en Siegfried, maar het was wél<br />
Wotan. Zo’n acht jaar lang zong hij alleen<br />
maar deze ‘kleine’ Wotan en hij wisselde in<br />
Das Rheingold even naar de rol van Alberich,<br />
volgens Dohmen gewoonlijk een partij voor<br />
oudere zangers die geen Wotan meer kunnen<br />
zingen. ‘Door die ervaringen leerde ik om<br />
met mijn lijf te zingen en ik voelde me helemaal<br />
klaar toen ik in 1997 mijn eerste Wotan<br />
in Die Walküre zong. Die “grote” Wotans, dat<br />
zijn echt ongelooflijk zware partijen, waar je<br />
mee moet wachten tot je er klaar voor bent.<br />
Na een Walküre-Wotan ben je circa tweeënhalve<br />
kilo lichter. Hetzelfde geldt voor Hans<br />
Sachs in Die Meistersinger von Nürnberg,<br />
een rol waar ik al zo’n tien jaar op studeer<br />
en die ik nu over twee jaar eindelijk op het<br />
toneel ga zingen. Je moet groeien met zo’n<br />
rol, anders wordt het niks. Ik vind de rol van<br />
Sachs echt een soort kroon op mijn carrière.<br />
Ik ga Sachs achtereenvolgens zingen in<br />
Genève, Los Angeles en Barcelona. Het zal<br />
heel emotioneel worden voor mij, omdat ik<br />
vind dat Wagner met name in de scène met<br />
Eva een van zijn allermenselijkste muzikale<br />
bladzijden ooit heeft geschreven. Het zal<br />
moeilijk worden om mijn tranen daar onder<br />
controle te houden. Dat heb ik ook elke keer<br />
weer met Wotans Abschied in Die Walküre.<br />
Naar die scène, naar die muziek moet de<br />
stem in vierenhalf uur toe. Als het goed gaat,<br />
vlieg ik op dat moment met mijn stem weg,<br />
ervaar ik de ruimte om mij heen en staat de<br />
tijd als het ware stil.’<br />
Uniek en inspirerend<br />
Dohmen is een makkelijke prater, wil veel<br />
vertellen. Hij drinkt met smaak een ‘kleines<br />
Bier’ na afloop van een ietwat hectische en<br />
rommelig voorbereide uitvoering van Mahlers<br />
Achtste symfonie in het Amsterdamse<br />
Concertgebouw onder leiding van Valery<br />
Gergjev. Even uitpuffen van een vermoeiend<br />
concert, verzwaard door de stress van een<br />
zeer ongelukkig repetitierooster waar Dohmen<br />
en zijn collega-zangers tegen in opstand<br />
zijn gekomen. Je gaat niet zo maar<br />
uit sleeën met Dohmen, zoveel wordt tijdens<br />
het geanimeerde gesprek wel duidelijk.<br />
Hij steekt zijn mening niet onder stoelen<br />
of banken en geeft in sterke bewoordingen<br />
af op sommige dirigenten – met een speciale<br />
afkeer van de ‘musicologische boekhouders’<br />
– en nog meer op de hedendaagse<br />
28<br />
regisseurs, die in Dohmens ogen de operawereld<br />
aan het vernielen zijn. Veel van wat hij<br />
vertelt is off the record. Maar als hij ergens<br />
enthousiast over is, dan is hij dat voor de<br />
volle honderd procent.<br />
‘<strong>De</strong>ze Ring des Nibelungen in Amsterdam<br />
is de allerbeste productie die ik ervan ken –<br />
en ik heb er een paar gezien en een paar gezongen!<br />
Zo’n ervaring als hier, dat heb ik nog<br />
nooit meegemaakt. Er zitten absoluut geen<br />
zinloze provocaties in Audi’s interpretatie<br />
en toch is het zo anders, zo modern. <strong>De</strong> abstracte<br />
oplossing voor de ruimte waarin deze<br />
opera’s spelen is zo goed gelukt. <strong>De</strong>ze Ring<br />
is echt uniek en inspirerend en ik verheug me<br />
er enorm op dat ik straks de hele cyclus achter<br />
elkaar kan zingen. Het is voor een zanger<br />
heel belangrijk om je te kunnen identificeren<br />
met een productie. Doordat je hier als het<br />
ware middenin het publiek staat, krijg je er<br />
een volledig andere verhouding mee. Je kunt<br />
op dynamisch gebied veel meer differentiëren.<br />
En door alle fantasievolle oplossingen,<br />
de wonderbaarlijke lichteffecten en het fantastische<br />
zangersensemble wordt de muziek<br />
in mijn oren nog veel sterker. Nee, ik kan echt<br />
op een objectieve manier zeggen dat dit de<br />
beste Ring is die ik ken.’<br />
Julius Caesar<br />
<strong>De</strong> Rheingold-Wotan herbergt geen problemen<br />
voor Dohmen. Hij vindt het een lichtere<br />
partij, maar je moet er wel een echte basbariton<br />
voor hebben. <strong>De</strong> stem moet kloppen,<br />
want eigenlijk zou je voor de drie verschillende<br />
Wotans twee verschillende stemmen<br />
moeten hebben, vindt Dohmen. En die heeft<br />
hij! ‘Ik ben autodidact. Ik heb ontzettend veel<br />
geleerd van het luisteren naar anderen.<br />
In mijn jaren bij de <strong>De</strong>utsche Oper am Rhein<br />
kreeg ik daar alle gelegenheid voor. Het luisteren<br />
naar goede zangers is evenveel waard<br />
als een goede zangles. En goede zangles<br />
had ik niet. Ik ben op tijd bij mijn leraar weggegaan.<br />
Het voelde niet goed. Mijn instinct<br />
zei me: weg daar! Ik had oorspronkelijk voor<br />
een studie rechten gekozen maar een vriend<br />
van de familie, een echte stemmenfetisjist,<br />
hoorde mijn stem en zei me toen al:<br />
“Jij wordt ooit een Wotan!” Ik heb daarna<br />
voorgezongen bij grootheden als Hotter en<br />
Metternich en die zeiden allemaal dat ik professioneel<br />
moest gaan zingen. In mijn studiotijd<br />
bij de <strong>De</strong>utsche Oper am Rhein heb<br />
ik veel geleerd, maar Karl Ridderbusch zei<br />
me dat ik er weg moest om in kleine huizen<br />
grote partijen te gaan zingen. In Osnabrück<br />
deed ik toen Julius Caesar in Händels opera,<br />
en toen wist ik: dit is echt wat ik wil. <strong>De</strong> jonge<br />
Caesar kwam, zong en overwon.’<br />
Levenswerk<br />
In Wiesbaden, waar Dohmen vijf jaar aan<br />
het theater verbonden was, kwamen zijn eerste<br />
Wotan, zijn eerste Alberich, zijn eerste<br />
Mefistofeles. Hij maakte er onderdeel uit<br />
van een geweldig ensemble waartoe ook<br />
Roberto Sacca en Sue Patchell behoorden.<br />
‘Een geweldige tijd, maar ik ging me steeds<br />
meer ergeren aan de German trash, de verschrikkelijke<br />
regieconcepten in Duitsland.’<br />
Dohmen vertrok met zijn Italiaanse vrouw<br />
naar Italië en kwam terecht in Triëste, ‘een<br />
juweel aan de Adriatische Zee,’ zoals Dohmen<br />
zijn nieuwe domicilie omschrijft. In het<br />
kleine theater in Triëste heeft hij alle Wagners<br />
uitgeprobeerd. Als zijn grootste ervaring<br />
tot nu toe ziet Dohmen de titelrol in<br />
Wozzeck met Claudio Abbado en Peter Stein<br />
in Salzburg, een partij die hij in drie weken<br />
leerde. Met Abbado deed hij daarna veel<br />
Wagner-partijen, en naast rollen in opera’s<br />
van Richard Strauss en een enkele Scarpia<br />
in Tosca – er zijn aanbiedingen voor Filips II<br />
in Don Carlo – is het voor Dohmen een en al<br />
Wagner wat de klok slaat. ‘<strong>De</strong> emotionele<br />
dichtheid van de muziek van Wagner moet je<br />
zo natuurlijk mogelijk proberen over te brengen.<br />
Als je niet op een natuurlijke manier<br />
zingt, wordt de tekst onverstaanbaar en de<br />
muziek moet nou juist vanuit de tekst ontstaan.<br />
Het is een levenswerk en ik voel me<br />
oneindig dankbaar dat ik deze parels van het<br />
repertoire kan en mag zingen.’
Jongeren in hun schooljaren warm maken voor de kunst met een vette K. Hoe je dat doet, weet de<br />
Educatieve Dienst van Het Muziektheater. Zelfs Das Rheingold wordt aangeboden aan middelbare<br />
scholieren uit het hele land. Het uitgesponnen mythische Duitse verhaal uit oeroude tijden op zware<br />
romantische muziek wordt overgezet naar de belevingswereld van jeugd die chat, zapt, smst en zwelgt<br />
in het muziekdrama van MTV.<br />
29<br />
Franz Straatman<br />
<strong>De</strong> Rijndochters<br />
als schoonmaakploeg<br />
‘Wat gebeurt er als je toegeeft aan hebzucht?<br />
Dan krijg je meesters en knechten.<br />
Afbraak en verval. Men slaat elkaar de hersens<br />
in. Zó gênant dat zelfs de moeder der<br />
goden het niet meer ziet zitten.’ Ziedaar in<br />
allercompactste vorm de inhoud van Das<br />
Rheingold. Een groep van ruim dertig leerlingen<br />
van het Teylingen College uit Oegstgeest<br />
gaat met dat uitgangspunt aan de slag<br />
onder leiding van een team van zes studenten<br />
aan conservatorium en theateracademie,<br />
begeleid door de Educatieve Dienst van<br />
Het Muziektheater. Die werkt zowel voor<br />
DNO, als voor Het Nationale Ballet en de<br />
Gastprogrammering.<br />
Nog drie andere scholen, uit Amsterdam,<br />
Krommenie en Gouda, zullen zich,<br />
ieder op hun manier, de kunstvorm opera,<br />
in het bijzonder die van Richard Wagner,<br />
eigen maken. Er komt zelfs per school een<br />
voorstelling uit voort, van maximaal een uur,<br />
gezongen, gespeeld en ook door leerlingen<br />
instrumentaal begeleid. Voor de buitenstaander<br />
een gedurfd project. Maar voor<br />
Margriet Prinssen als hoofd van de afdeling<br />
en beleidsmedewerkster Lin van Ellinckhuijsen<br />
is het een logische stap in een ontwikkeling<br />
die elf jaar geleden bescheiden<br />
begon met één project voor opera en één<br />
voor ballet. Nu biedt de brochure die naar<br />
zo’n 600 middelbare scholen en enkele honderden<br />
basisscholen wordt verstuurd keus<br />
uit kennismaking met negen producties uit<br />
eigen huis, waarvan vier opera’s. Bovendien<br />
ontplooit de Educatieve Dienst een aantal<br />
activiteiten voor docenten die het vak CKV<br />
(cultuur en kunstzinnige vorming) geven in<br />
de bovenbouw van het voortgezet onderwijs.<br />
Bianca Castafiore<br />
‘Voor onze operaprojecten krijgen we<br />
meer inschrijvingen dan we aankunnen;<br />
ze zijn populair,’ vertelt Margriet Prinssen.<br />
‘<strong>De</strong> leerlingen worden op het bezoek aan<br />
een voorstelling voorbereid door middel<br />
van een les op school, en een workshop<br />
in Het Muziektheater over muzikale motieven<br />
en theatrale vormgeving van de betreffende<br />
opera. <strong>De</strong> vooroordelen zijn doorgaans<br />
clichématig van aard; opera is zo’n<br />
opgewonden dame als Bianca Castafiore.<br />
‘We gaan toch niet zingen, hè?’ wordt er<br />
dan geroepen aan het begin van de workshop.<br />
‘We omzeilen die bedreiging door met<br />
de leerlingen te praten over de karakters in<br />
de betreffende opera. Wat voor stemtype<br />
ze aan bijvoorbeeld Wotan geven, of hoe<br />
een Alberich zou zingen als hij het goud<br />
probeert te bemachtigen. Zonder dat ze<br />
het beseffen, gaan ze dan zingen. Bij het<br />
project over Rigoletto hebben ze ‘La donna<br />
è mobile’ gezongen. Ze vonden het fantastisch.<br />
<strong>De</strong> leerlingen krijgen ook een rondleiding<br />
door het theater en ze kijken achter<br />
de schermen. Zo geven we richting aan hun<br />
beleving.’<br />
Behalve op deze kortlopende inleidingen,<br />
kunnen scholen ook inschrijven op dieper<br />
gravende kennismaking. Zoals het maken<br />
van een miniopera op basis van het echte<br />
stuk. Dat gebeurde eerder bij Die Zauberflöte<br />
en Peter Grimes. <strong>De</strong> stap nu naar Das<br />
Rheingold, zo geven Prinssen en Van Ellinckhuijsen<br />
toe, is pittig. ‘We richten ons op de<br />
essentie van de inhoud en vertalen die naar<br />
jongeren, zonder dat we populair worden.<br />
Je hoeft niet op je hurken te gaan zitten,’<br />
betoogt Lin van Ellinckhuijsen. ‘Alberich<br />
vervloekt de liefde en geeft zich over aan de<br />
macht van de ring. Wat betekent dat vertaald<br />
naar hedendaagse situaties? Waarom laat<br />
je nou zo’n enorme burcht bouwen, zoals<br />
Wotan wil?’<br />
Schoonmaakploeg<br />
<strong>De</strong> deelnemende vakstudenten hebben de<br />
miniversie van Das Rheingold voorbereid.<br />
In januari, februari en maart werken ze er<br />
twee uur per week aan met de middelbare<br />
scholieren. ‘Als hoofdthema hebben we<br />
gekozen voor hebzucht, nog steeds een<br />
actueel onderwerp. We halen de handeling<br />
daarom naar onze tijd; het verhaal speelt<br />
zich af binnen een grote multinational.<br />
<strong>De</strong> directie als godenwereld en de mensen<br />
van de postkamer als de Nibelungen. <strong>De</strong><br />
Rijndochters zijn de schoonmaakploeg die<br />
de loper (= Rijngoud) op zak heeft om alle<br />
deuren te openen (= de macht). We willen<br />
onze Rheingold juist ver van alle Lord of the<br />
Ring-associaties weghouden,’ zo zet Marleen<br />
van der Wolde uiteen. Zij is als theater-<br />
Slagwerk-workshop rond <strong>De</strong> neus met Hay Beurskens<br />
(Foto: Lex van der Slot)<br />
docent eindverantwoordelijk voor een van<br />
de vier projecten.<br />
Afhankelijk van de mogelijkheden die een<br />
school te bieden heeft (van een instrumentale<br />
groep tot een compleet schoolorkest)<br />
verzorgen de deelnemende conservatoriumstudenten<br />
muzikale arrangementen. ‘Het<br />
project blijft zo dicht mogelijk bij Wagner en<br />
diens vocale opzet. Eigentijdse inbreng is er<br />
door middel van live soundscapes gemaakt<br />
met computers, printers en andere kantoorartikelen,<br />
oftewel de vormgeving,’ benadrukt<br />
Van der Wolde.<br />
Op basis van haar ervaringen met de<br />
twee voorgaande miniopera’s is ze overtuigd<br />
van het welslagen van de uitvoeringen op<br />
8 april, 11 en 18 mei, met als publiek medeleerlingen<br />
en familie. ’Mijn motto is “Je kunt<br />
alles als je het doet”. Het zijn geen zangers,<br />
acteurs, musici, of dansers waarmee je<br />
werkt. Het zijn jongeren, pubers, die het<br />
liefst zoveel mogelijk op hun vriendjes en<br />
vriendinnetjes willen lijken en zomin mogelijk<br />
opvallen. Het is prachtig om zo’n meisje<br />
dan uiteindelijk met vuur in haar ogen, vol<br />
overgave te zien en goed hard te horen zingen.<br />
En dat die stem dan niet helemaal toonvast<br />
is, maakt het voor mij alleen nog maar<br />
mooier, omdat ze laat zien: kijk, dit durf ik!’<br />
Het doel van alle activiteiten is en blijft<br />
evenwel het bezoek aan de echte Rheingold.<br />
Of zo abonnementhouders-van-de-toekomst<br />
worden gekweekt? ‘Het gaat niet om zieltjes<br />
winnen,’ reageren Prinssen en Van Ellinckhuijsen.<br />
‘Het gaat erom dat bij jonge mensen<br />
de waardering groeit voor het ambacht en de<br />
waarde van opera.’
Algemene informatie<br />
Verkoop kaarten<br />
Precies drie maanden vóór de première<br />
van een productie in Het Muziektheater gaan<br />
alle voorstellingen van die productie in de verkoop.<br />
U kunt op verschillende locaties losse<br />
kaarten kopen of telefonisch reserveren:<br />
– bij het Kassa-bespreekbureau van<br />
Het Muziektheater: Amstel 3, Amsterdam,<br />
020-62<strong>55</strong>4<strong>55</strong>. Het Kassa-bespreekbureau<br />
is geopend van maandag t/m zaterdag vanaf<br />
10.00 uur tot aanvang voorstelling; op zon-<br />
en feestdagen vanaf 11.30 uur tot aanvang<br />
voorstelling; op dagen zonder voorstelling<br />
en op dagen met alleen een matineevoorstelling<br />
vanaf 10.00 uur tot 18.00 uur;<br />
– bij de AUB Ticketshop op het Leidseplein<br />
en bij de meeste landelijke VVV-Theaterbespreekbureaus.<br />
Hier betaalt u een toeslag<br />
per plaatskaart;<br />
– via de Uitlijn: 0900-0191 (zeven dagen per<br />
week van 9.00-21.00 uur, € 0,40 per minuut).<br />
Bij dit verkooppunt betaalt u eveneens een<br />
toeslag per kaart;<br />
– on line reserveren: via www.dno.nl.<br />
Betalen van uw kaarten<br />
Betalen aan de kassa kan contant of met<br />
een creditcard (Visa, Eurocard, AmEx), pinpas<br />
of chipknip, met de Theater- en Concertbon<br />
en met CKV-vouchers.<br />
Bij telefonische reservering kunt u eveneens<br />
betalen met een creditcard. Na ontvangst<br />
van betaling worden de kaarten u zo spoedig<br />
mogelijk toegestuurd, waarvoor per plaatskaart<br />
€ 1,60 administratie- en portokosten in<br />
rekening worden gebracht.<br />
Wanneer u telefonisch reserveert, kunt<br />
u uw kaarten ook persoonlijk bij het Kassabespreekbureau<br />
betalen en afhalen. Ook dit<br />
dient binnen één week na uw telefonische<br />
reservering te gebeuren. Reserveert u binnen<br />
een week vóór de voorstellingsdatum, dan<br />
dient u de kaarten tot uiterlijk 45 minuten<br />
vóór aanvang van de voorstelling af te halen<br />
en te betalen (let op de aanvangstijd!).<br />
Haalt u uw kaarten niet tijdig af, dan loopt<br />
u het risico dat uw reservering vervalt.<br />
<strong>De</strong> Boekmanzaal is onderdeel van het<br />
Stadhuis/Het Muziektheater en biedt plaats<br />
aan ±200 personen. Elke dinsdag van september<br />
t/m mei worden hier van 12.30 tot<br />
13.00 uur gratis lunchconcerten gegeven.<br />
Voor de seizoensbrochure en aanvullende<br />
informatie: Frits Vliegenthart, 020-<strong>55</strong>1 8922.<br />
maart 2005<br />
1 <strong>Opera</strong> Studio Nederland<br />
8 Prometheus Sonata Duo:<br />
Csaba Erdös cello<br />
Andrea Hornyák piano<br />
15 <strong>De</strong> Nieuwe <strong>Opera</strong> Academie<br />
22 Leendert Booyens fagot<br />
Mitsuko Saruwatari piano<br />
Röntgen en Olthuis<br />
Prijzen losse kaarten<br />
Seizoen 2004-2005<br />
Het Muziektheater Amsterdam<br />
Lunchconcerten in de Boekmanzaal<br />
april 2005<br />
30<br />
première CJP/Pas 65/<br />
Stadspas<br />
1ste rang € 80,00 € 85,00 € 62,50<br />
2de rang € 60,00 € 65,00 € 42,50<br />
3de rang € 40,00 € 45,00 € 35,00<br />
4de rang € 35,00 € 35,00 € 30,00<br />
5de rang € 27,00 € 27,00 € 22,50<br />
6de rang € 25,00 € 25,00 € 20,00<br />
7de rang € 20,00 € 20,00 € 15,00<br />
Kaarten op de dag van<br />
de voorstelling<br />
Het Kassa-bespreekbureau van Het Muziektheater<br />
hanteert bij uitverkochte voorstellingen<br />
een volgnummersysteem. Vanaf een<br />
uur vóór aanvang van een voorstelling kunt u<br />
per persoon één volgnummer afhalen bij het<br />
Kassa-bespreekbureau. Vanaf een halfuur<br />
vóór aanvang worden gereserveerde maar<br />
niet afgehaalde kaarten te koop aangeboden<br />
aan houders van een volgnummer.<br />
Aangezien hierbij de volgorde van de uitgegeven<br />
volgnummers wordt aangehouden, verdient<br />
het aanbeveling al eerder dan een uur<br />
vóór aanvang in de hal aanwezig te zijn. Per<br />
volgnummer kunt u maximaal twee kaarten<br />
voor de betreffende voorstelling kopen.<br />
Bij voorstellingen van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong> worden bij volgnummerverkoop alle<br />
eerste- en tweederangskaarten verkocht voor<br />
respectievelijk tweede- en derderangsprijzen.<br />
Op deze verlaagde prijzen is CJP/Pas 65/<br />
Stadspas-korting niet van toepassing.<br />
Boventiteling<br />
In principe worden alle voorstellingen van<br />
DNO Nederlands boventiteld. Het kan echter<br />
vóórkomen dat de boventiteling als gevolg<br />
van de enscenering vanaf sommige plaatsen<br />
slechts gedeeltelijk of helemaal niet zichtbaar<br />
is. Een beperkt aantal plaatsen biedt nooit<br />
zicht op de boventiteling. Dit zijn kaarten in<br />
5 Tomoku Makuuchi sopraan<br />
Hiroko Mogaki mezzosopraan<br />
NN piano<br />
Japans programma<br />
12 <strong>Nederlandse</strong> StrijkKwartet<br />
Academie<br />
19 Joseph Schlesinger countertenor<br />
Eva Harmuthova blokfluit<br />
Hank Heijink luit<br />
Takeshi Sudo viola da gamba<br />
Dowland en Locke<br />
26 Septet uit Holland Symfonia<br />
Beethoven<br />
de 4de en 6de rang. Wilt u verzekerd zijn van<br />
een plaats met zicht op de boventiteling, informeert<br />
u dan bij het Kassa-bespreekbureau,<br />
voordat u uw kaarten koopt.<br />
Openbaar vervoer<br />
Het Muziektheater is uitstekend bereikbaar<br />
met het openbaar vervoer. Vanaf<br />
Amsterdam Centraal Station of Amsterdam<br />
Amstel brengen de metro’s 53 en 54 en<br />
de sneltram 51 u in een paar minuten naar de<br />
halte Waterlooplein. Ook tram 9 gaat vanaf<br />
het Centraal Station rechtstreeks naar<br />
Het Muziektheater.<br />
Voor meer informatie over openbaar vervoer<br />
kunt u bellen met OV-Reisinformatie,<br />
0900-9292 (€ 0,70 per minuut) of kijken op<br />
www.9292ov.nl.<br />
Parkeren bij<br />
Het Muziektheater<br />
Onder Het Muziektheater bevindt zich de<br />
parkeergarage ‘Het Muziektheater’. <strong>De</strong>ze is<br />
echter niet exclusief voor onze bezoekers en<br />
is vaak al vroeg vol. Voor informatie kunt u<br />
zich wenden tot Parkeergebouwen Amsterdam,<br />
020-563 2911.<br />
Andere parkeergarages in de buurt zijn:<br />
‘Waterlooplein’ aan de Valkenburgerstraat<br />
(op vijf minuten loopafstand van Het Muziektheater)<br />
en ‘Markenhoven’ tegenover politiebureau<br />
IJtunnel (op tien minuten loopafstand<br />
van Het Muziektheater). Voor informatie over<br />
het reserveren van een parkeerplaats in<br />
Amsterdam kunt u bellen met de Parkeer<br />
Reserveer Lijn: 0900-2022002 (€ 0,40 per<br />
minuut).<br />
Een andere mogelijkheid is uw auto aan<br />
de rand van de stad te parkeren, bijvoorbeeld<br />
bij het Transferium van de Amsterdam ArenA<br />
(inlichtingen: 020-4001721) en vervolgens<br />
gebruik te maken van het openbaar vervoer<br />
of een taxi.<br />
Rookverbod<br />
In Het Muziektheater geldt een algeheel rookverbod.<br />
mei 2005<br />
3 John van Halteren tenor<br />
Rende Luitjes tenor<br />
Brenda Hurley piano<br />
Frans programma<br />
10 Sandra Karres viool<br />
Mirjam Karres piano<br />
Juan Albéniz cello<br />
Röntgen<br />
24 <strong>Opera</strong> Studio Nederland<br />
31 Tadeu Duarte piano
Colofon<br />
ODEON<br />
Tijdschrift van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />
<strong>Odeon</strong> is het Oudgriekse woord voor een aan<br />
muziek en poëzie gewijd gebouw.<br />
In de zestiende eeuw ontstond uit de combinatie<br />
van muziek en poëzie het genre opera,<br />
en in onze eeuw het muziektheater zoals wij<br />
het vandaag de dag trachten vorm te geven.<br />
Nummer 56 mrt 2005<br />
ISBN: 0926-0684<br />
Oplage 25.000 exemplaren<br />
<strong>Odeon</strong> is een uitgave van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong>,<br />
Afdeling In- en Externe Betrekkingen,<br />
Waterlooplein 22, 1011 PG Amsterdam.<br />
telefoon 020-<strong>55</strong>18922<br />
fax 020-<strong>55</strong>18311<br />
e-mail info@nederlandse-opera.nl<br />
advertenties 020-644 2233 / 2263 (fax)<br />
abonnementen 020-<strong>55</strong>1 8922<br />
31<br />
Hoofd- en eindredactie (a.i.)<br />
Frits Vliegenthart<br />
Redactionele bijdragen<br />
Klaus Bertisch, Marianne Broeder,<br />
John W. Freeman, Hans Heg, Heinz Köhnen,<br />
Peter van der Lint, Franz Straatman<br />
en Frits Vliegenthart<br />
Basisontwerp en lay-out<br />
Lex Reitsma<br />
mmv Leon Bloemendaal<br />
Productie<br />
Hans Hijmering<br />
Coördinatie interviews<br />
Tia Schutrups<br />
Advertenties<br />
Targetplanning BV, B. Frisch<br />
Postbus 75261, 1070 AG Amsterdam<br />
odeon@targetplanning.nl<br />
Lithografie<br />
Bijvoorbeeld-multimedia, Amsterdam<br />
NederlandsKamer<br />
<strong>Opera</strong>Festival2005<br />
15-29 april<br />
R Reserveer nu op www.kameropera.nl<br />
Neue Oper Wien<br />
Muziektheater Transparant<br />
Het monster<br />
Frank Groothof van het labyrinth<br />
Sancta Susanna<br />
<strong>Opera</strong> Spanga (Hindemith)<br />
Met o.a.<br />
Er even tussenuit?<br />
Onze regio heeft nog meer te<br />
bieden! Kijk voor de speciale<br />
meerdaagse arrangementen<br />
op onze website of bel de<br />
VVV Zwolle 038 - 421 67 98<br />
Zwolle > Kampen > Hardenberg<br />
Orfeo (Monteverdi/Cech)<br />
Omslag<br />
Scène Die tote Stadt (Foto: Klaus Lefebvre)<br />
Weisse Rose<br />
(Zimmermann)<br />
Sestina<br />
(Monteverdi)<br />
4 KOF_ad-<strong>Odeon</strong> 90x130 mm.indd 1 14-12-2004 16:20:19<br />
Rechthebbenden die menen aan deze uitgave aanspraken<br />
te kunnen ontlenen, wordt verzocht contact<br />
op te nemen met de uitgever. Niets uit deze uitgave<br />
mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar<br />
gemaakt zonder voorafgaande toestemming van<br />
de uitgever.<br />
Abonnementen<br />
Abonnementhouders van <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong><br />
krijgen <strong>Odeon</strong> gratis thuisgestuurd. Wilt u <strong>Odeon</strong><br />
ook ontvangen? Voor € 14,- ontvangt u alle vier<br />
nummers van het betreffende seizoen thuis.<br />
Losse nummers kosten € 3,50 incl. porto per stuk.<br />
Stuur een briefkaart met uw naam, adres,<br />
postcode en woonplaats naar: <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Opera</strong>, Afdeling In- en Externe Betrekkingen,<br />
Waterlooplein 22, 1011 PG Amsterdam.<br />
Voor abonnees buiten Nederland: gelieve contact<br />
op te nemen met de Afdeling In- en Externe<br />
Betrekkingen: +31 20 <strong>55</strong>1 89 22.
Emily Beynon, solofluitiste<br />
van het KCO, poseert graag<br />
met haar lievelingsfluit.<br />
Ik heb er twee. Alhoewel ik<br />
vaker op die andere speel<br />
heeft deze toch een speciale<br />
dimensie voor mij.<br />
<strong>De</strong> fluit is omstreeks 1903<br />
besteld bij Louis Lot in<br />
Parijs, vermoedelijk door<br />
de eerste fluitist van de<br />
Wiener Philharmoniker.<br />
In de loop van de tijd<br />
verdwijnt de fluit maar<br />
wordt dan in de zestiger<br />
jaren weer gevonden door<br />
mijn leraar William Bennet<br />
in een rommelwinkeltje<br />
ergens in Brazili .<br />
Hij laat de fluit helemaal<br />
herstellen, speelt er een<br />
tijd op en verkoopt hem<br />
vervolgens aan een<br />
Amerikaanse leerlinge.<br />
Gelukkig besluit zij hem<br />
weer terug te verkopen<br />
aan William Bennet zodra<br />
ze stopt met spelen. Zo is<br />
hij in mijn bezit gekomen.<br />
Ik hou zo van deze fluit om<br />
zijn warme en kleurrijke<br />
klank, maar omdat hij nogal<br />
bedrijfsonzeker is heb ik<br />
ook nog een moderne fluit<br />
van de Japanse maker Altus<br />
die zich laat inspireren<br />
door fluiten zoals die van<br />
Louis Lot.<br />
Sponsor van het Koninklijk Concertgebouworkest