EEen grote schoenendoos met oude foto’s op de keukentafel en al zoekende en herinneringen ophalende vertelt Piërre van Diepenbeek zijn belevenissen met en door de fanfare.
Piërre, nu het oudste lid van de fanfare van Sint Hubert, is nog steeds een actief lid en zal dan ook geen repetitieavond overslaan. Maandag ziet hij als een avondje uit, maar wel eerste de muziek. Vooral na het repeteren, het na repeteren met een biertje erbij geeft dat club gevoel. Het is goed voor de wekelijkse contacten, dat dorps gevoel het erbij zijn en erbij horen. Piërre moet een jaar of veertien geweest zijn toen, zo rond 1948, meester de Jonge hem vroeg om bij de fanfare te gaan. Dat werd je toen zo gevraagd dat “nee” zeggen niet kon en in die tijd gehoorzaamde je als jongen van veertien en deed je wat er van je verwacht werd. Meester de Jonge was het dus die de aanzet gaf en de muziek ook stimuleerde. Hij spoorde aan om te oefenen en als het goed ging mocht je naar een concours om je te bewijzen, maar dan hoorde je er wel bij. Piërre begon met de althoorn, later de trombone en daarna de bas en die bespeelt hij nog iedere week met veel genoegen. “ ‘T is ôk een veul te zwaor instrument vur de jeugd” zegt hij met trots en vertelt dan ook dat hij nog steeds probleemloos met de bas een rondje Sint Hubert kan lopen als ze er met de fanfare op uit trekken. Want dat zijn toch de mooiste momenten als je muziek maakt voor het hele dorp. Het kerstconcert, de zomer uitvoering, de carnaval en de serenades bij de verschillende jubileums. Ook de momenten van spanning zijn er als je aan een wedstrijd of concours mee doet zoals die in Boxtel en Oss. De genoegens van het feesten bij uitwisselingen met fanfares in de regio en over de grenzen als in Duitsland. Het land waar de muziek van fanfares en kapellen nog veel meer leeft als bij ons en waar dan natuurlijk het bier rijkelijk getapt werd. Feesten met gezelligheid, bier maar vooral de blaasmuziek. Piërre zegt dan ook met pret in zijn ogen “ ge bint er dan ôk altied bij as er iets te doen is” en feesten en carnaval daar is hij graag bij. De carnaval is wel even anders, dan moet de fanfare een bas missen, die loopt dan verkleed in de optocht mee. Piërre heeft in de loop van de jaren verschillende karakters weggezet. Wie herinnert zich nog de Pastoor, een echte zoals ze er vroeger uitzagen, met zijn os. Het was in de tijd dat in de kerk de betaalde en gereserveerde plaatsen werden afgeschaft en dat het bankengeld werd ingevoerd. Dus deze pastoor schreef op een spandoek, dat aan de os hing: van een os kunde nie melken. Draagbij anders moet mune os naar de slagerij. Hij speelde voor groentenman, bouwde eens twee mini coopers aan elkaar die net zo hard vooruit als achteruit konden rijden en niet te vergeten buurvrouw Janssen, die had een paard in de gang. Verkleed als vrouw, iedereen dacht 19 dat het zijn zus was, liep hij met een nagebouwde gang en een echt paard er in mee in de optocht. Maar de paarden en de muziek zijn en blijven zijn grote hobby’s. Niet alleen met de carnaval miste de fanfare een bas, maar ook bij de intocht van Sint Nicolaas. Zo midden november, dan zat Piërre op de bok van een van zijn rijtuigen en werd Sint Nicolaas een warm onthaal gegeven in het dorp. De fanfare met muziek, Piërre met paarden en de koets en natuurlijk heel veel blije kinderen. Het doet hem weer denken aan zijn jeugd, zijn eerste uitstapje met de fanfare naar Giethoorn. Dat was in die jaren vijftig wel een hele reis, met de bus over de provinciale wegen, want de A50 was er toen nog niet. En Giethoorn was nog niet toeristisch wel was er een café met de naam Fanfare. Bert Haantra maakte een film over de fanfare, niet zo zeer over het café maar meer over de fanfare die mee gaan doen aan een concours. De film speelt zich dan ook af in Giethoorn. Nog even over de repetities in Sint Hubert. Werken en muziek is mooi maar na de repetitie nog even voetballen dat was prachtig. Dat duurde tot Toon van Dijk kwam, die stuurde de jongens weg, bang dat de ruiten van het repetitielokaal zouden sneuvelen. Toon boos en de jongen hadden weer plezier. Piërre heeft nog steeds veel op met de muziek en het doet hem goed dat hij ziet dat er veel jeugd bij de fanfare is. Hij zegt dat ze een prima dirigent hebben die werkt aan de opbouw van de vereniging. Zelf wil hij nog muziek blijven maken en speelt een deuntje op zijn bas als we samen nog even genieten van de lente zon.