Klik hier voor onze nieuwe catalogus PDF - Würth Nederland

Adembescherming
vEilig dooradEmEn
Selectie van de juiste adembeschermingsmiddelen is van het grootste belang.
Werken met ongeschikte of ontoereikende persoonlijke beschermingsmiddelen
levert slechts schijnveiligheid, nodeloze hinder en gezondheidsschade op.
Bovendien genereert het kosten die net zo goed niet gemaakt hadden hoeven
worden. Doe het goed of doe het niet. Een pleidooi voor het vernieuwd bestuderen
van de achtergronden van omgevingslucht afhankelijke adembescherming.
Omgevingslucht afhankelijke adembescherming werkt met filters. Een filter is in staat om met een zekere
effectiviteit ongewenste stof, schadelijke stoffen of beide tegen te houden, afhankelijk van het type filter
en de beschermingsklasse. De beschermingsklasse zijn FFP1, FFP2 en FFP3, hier gaat het om het filtermateriaal.
Filterende eigenschappen van het materiaal moet zijn FFP1 tenminste 80%, FFP2 94% en
FFP3 99% bescherming tegen vaste EN vloeibare deeltjes.
Risico-inventarisatie: de ARBO-wet verplicht alle ondernemingen een risico-inventarisatie van alle
werkplekken te maken. Deze analyse dient als basis voor de keuze van de juiste adembescherming.
De conclusies hieruit voortvloeiend noemen wij de werkplekprotectiefactor (WPF). De volgende punten
dienen daarbij in acht genomen te worden:
• Aard en omvang van het risico • Risicoduur • Risicowaarschijnlijkheid voor de werknemer
Bij de risico-analyse is de werkgever verplicht, de schadelijkheid van de stof en de concentratie te
bepalen. Een maat voor de schadelijkheid is de wettelijke grenswaarde.
Keuze adembescherming: indien de grenswaarde bekend is, kan na de gevarenanalyse de keuze
voor het geschikte adembeschermingsmiddel gemaakt worden.
Gebruiksvoorwaarden: de omgevingslucht dient minstens 17% zuurstofgehalte te bevatten. Filterapparaten
mogen niet worden ingezet indien de schadelijke stof of de concentratie hiervan niet bekend
is. Let hier duidelijk op risico's van lekkage, dus een goede aansluiting op het gelaat is essentieel.
Gebruiksduur: de duur van de adembeschermende filters is afhankelijk van de concentratie van
de verontreining en de soort activiteit die uitgevoerd wordt. Bij sterk lichamelijke inspanning is de
luchthoeveelheid groter en kan men ook een sneller verbruik verwachten. Het einde van de levensduur
van gasfilters is te herkennen door het optreden van reuk en/of de smaak van bepaalde substanties.
Doordat men zich alleen op deze waarneming kan verlaten, mogen standaard filterapparaten niet
ingezet worden bij gassen die niet ruik- en/of proefbaar zijn (bijv. koolmonoxide). Indien bij het gebruik
van partikelfilters de ademweerstand sterk toeneemt, is de filter verzadigd en dient men een nieuwe
filter te gebruiken. Partikelfilterende halfgelaatsmaskers tegen radioactieve stoffen of luchtgedragen
biologische stoffen zijn voor éénmalig gebruik.
adEmbEschErming
Toepassingstabel 100–101
Vouwmaskers 102–103
Stofmaskers 104–105
Half- en volgelaatsmaskers 106–107
WErkklEding En pbm
99