Bijlage 3 Bodemonderzoek - ruimtelijkeplannen
Bijlage 3 Bodemonderzoek - ruimtelijkeplannen
Bijlage 3 Bodemonderzoek - ruimtelijkeplannen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
4. VELDWERKZAAMHEDEN<br />
4.1 Algemeen<br />
Verkennend bodemonderzoek Helling 4-6, Wanssum/ AM09140<br />
Conform de onderzoeksstrategie, zoals beschreven in hoofdstuk 3, is op de onderzoekslocatie een verkennend<br />
bodemonderzoek uitgevoerd.<br />
De werkzaamheden zijn uitgevoerd onder certificaat op grond van BRL SIKB 2000 (versie 3.2a, 13 maart 2007)<br />
conform VKB protocollen 2001 (versie 3.1, 13 maart 2007) en 2002 (versie 3.2, 13 maart 2007) van de Stichting<br />
Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer.<br />
4.2 Grondbemonstering<br />
Op 14 augustus 2009 zijn de boringen geplaatst door een medewerker van Aeres Milieu, de heer H.L.J. van<br />
den Tillaar, volgens de in paragraaf 3.2 weergegeven onderzoeksstrategie conform VKB protocol 2001 (versie<br />
3.1, 13 maart 2007) van de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer.<br />
De oppervlakte van de onderzoekslocatie bleek bij het inmeten kleiner dan waarvoor het boorprogramma is<br />
opgesteld. Feitelijk zijn er meer boringen geplaatst dan conform de NEN5740 voor deze oppervlakte vereist is.<br />
De boringen zijn verricht met behulp van de Edelmanboor (∅ 7 of 10 cm). Zie voor de boorpuntlocaties bijlage 3.<br />
Het opgeboorde bodemmateriaal is volgens de classificatienorm voor onverharde bodems (NEN 5104)<br />
beoordeeld. Daarnaast is vastgesteld in hoeverre het opgeboorde materiaal mogelijke aanwijzingen biedt voor<br />
de aanwezigheid van visueel zichtbare verontreiniging.<br />
Op basis van de zintuiglijke waarnemingen en de bodemopbouw heeft laagsgewijze bemonstering<br />
plaatsgevonden. De uitkomende grond en alle zintuiglijk waargenomen bijzonderheden zijn per boring<br />
beschreven in de profielbeschrijvingen (zie bijlage 3).<br />
In tabel 4.1 zijn de boringen beschreven waarin zintuiglijk afwijkingen zijn geconstateerd.<br />
boring nr. dieptetraject<br />
[m-mv]<br />
zintuiglijke waarneming<br />
1 0 – 0,5 sporen baksteen en sporen kolen<br />
4 0 – 0,5 sporen baksteen en sporen kolen<br />
overige boringen<br />
Tabel 4.1: Overzicht zintuiglijke afwijkingen<br />
alle dieptetrajecten geen bijzonderheden<br />
Gebaseerd op de diepte en stroming van het freatisch grondwater is één boring afgewerkt met een peilbuis (zie<br />
bijlage 4). Deze is benedenstrooms op de onderzoekslocatie geplaatst, ter plaatse van boorpunt 1.<br />
De bovenkant van het peilbuisfilter is onder de aangetroffen grondwaterstand geplaatst en bevindt zich van<br />
3,7 - 4,7 meter beneden maaiveld. Tijdens de installatie van deze peilbuis is geen werkwater gebruikt.<br />
4.3 Grondwatermonstername<br />
Het grondwater uit de peilbuis is op 21 augustus 2009 bemonsterd door een medewerker van Aeres Milieu,<br />
de heer H.L.J. van den Tillaar, conform VKB protocol 2002 (versie 3.2, 13 maart 2007) van de Stichting<br />
Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer.<br />
Voorafgaand aan de bemonstering is de grondwaterstand opgenomen en zijn de zuurgraad (pH) en het<br />
elektrisch-geleidingsvermogen (EGV) van het grondwater bepaald. Deze waarden waren constant bij<br />
monstername. De geleidbaarheid is gecorrigeerd voor de grondwatertemperatuur.<br />
Pagina 13 van 17