17.09.2013 Views

RIP Sodico-blad Waanzinnig gedroomd 't Is feest tralala U hoort nog ...

RIP Sodico-blad Waanzinnig gedroomd 't Is feest tralala U hoort nog ...

RIP Sodico-blad Waanzinnig gedroomd 't Is feest tralala U hoort nog ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Déjà-vu<br />

18<br />

De wonderjaren van de Sint<br />

Wie nu <strong>nog</strong> niet overtuigd is dat Sint Niklaas echt bestaat,<br />

echtig en techtig bestaat, die is werkelijk onverbeterlijk.<br />

Onverbeterlijk gelijk ge alleen van grote mensen<br />

kunt verwachten. WIJ weten ’t nu zeker: Sint Niklaas is<br />

echt, en ’t is hijzelf die naar ’t <strong>feest</strong> van <strong>Sodico</strong> gekomen<br />

is, met een echte Zwarte Piet en op de echte ezel; alleen<br />

die ezel kan immers zulke karrevrachten speelgoed dragen<br />

en zulke bergen snoepgoed.<br />

En tante Corrie en misschien ook wel die blozende meneer<br />

(van ’t Feestcomiteit, zegt vader) die staan op de<br />

een of andere duistere manier in verbinding met de Sint,<br />

want elk jaar opnieuw kunnen ze verkrijgen dat Hijzelf<br />

komt, en ons toespreekt, en geschenken meebrengt,<br />

met <strong>nog</strong> een speciaal woordje voor ieder van ons apart.<br />

Eigenlijk misstaan de grote mensen op zo’n <strong>feest</strong>; ze<br />

maken zo’n drukte die niet van pas komt; ze wijzen de<br />

weg die ze zelf niet kennen; ze lachen of babbelen met<br />

een andere meneer “van ’t werk”, juist als Klein Duimpje<br />

de laarzen van de reus bemachtigt: zelfs durven ze geeuwen,<br />

en dat mag toch zeker niet. En ’t ergste van al: ze<br />

zijn kwaad en ze wringen en reclameren als WIJ moeten<br />

aanschuiven om bij Sint Niklaas te geraken. Volgens mij<br />

mochten ze de grote mensen buiten houden: ze krijgen<br />

toch niets, en dan kunnen ze ons buiten afwachten.<br />

LUDO.<br />

Heel kort na zes uur – wat een succes! – was iedereen<br />

op zijn plaats en werd het doek gehaald. “Klein Duimpje”<br />

doet het bij het jonge volkje; ze weten allemaal heel<br />

goed wat er gebeuren zal, en niettemin is alles nieuw. De<br />

spanning neemt toe, en de kleine hartjes kloppen sneller<br />

naarmate ’t gevaar voor Duimpje en zijn broers stijgt. In<br />

een daverend applaus (plus het nodige lawaai) ontlasten<br />

de gemoederen zich wanneer de ontknoping - de welbekende<br />

ontknoping – volgt.<br />

Ik geloof dat vele volwassenen eveneens genoten hebben<br />

van dit jeugdtoneel. Tijdens de vertoning heb ik wel<br />

hier en daar een enkel gezicht bemerkt waar de kritiek<br />

op te lezen stond, maar meer gezichten bewezen met<br />

een glimlach: ’t <strong>Is</strong> eigenlijk toch schoon… Dan denk ik<br />

bij mezelf: “… Als ge niet wordt als deze kleinen...”<br />

Als wat later drie kleinen opkijken naar de Sint, dat zie,<br />

dat is geld waard! Driehonderd kinderen, driehonderd<br />

gezichtjes, driehonderd verschillende uitdrukkingen!!<br />

Dat kan geen pen beschrijven!<br />

En als er aan de tafel daarnaast lekkers bedeeld wordt,<br />

dat ze zien kunnen in de cellophaan verpakking, en als<br />

ze daarbij <strong>nog</strong> een groot pak krijgen waarvan ze de rijke<br />

inhoud vermoeden, dan ziet ge zelfs het meest stugge<br />

gelaat openbloeien tot een gelukkige lach.<br />

Het buitenloodsen van de kinderen en hun ouders had<br />

wel wat voeten in de aarde. De ruimte was wat karig<br />

toegemeten, maar toch geloof ik dat de ouders zelf de<br />

grootste schuldigen waren, iedereen begrijpt dat als 800<br />

mensen samen een trap afstromen, met daartussen<br />

300 kinderen die één na één bij Sint Nocolaas worden<br />

geleid, dat de volwassenen dan een grote dosis zelftucht<br />

moeten opbrengen, en niet gaan duwen en dringen! Het<br />

<strong>feest</strong>comité kan er uit leren dat niet alleen de kinderen,<br />

maar ook de ouders moeten geleid worden. Dat is voor<br />

de volgende gelegenheid.<br />

L.B.<br />

Vergis u niet, lezer; ik ben geen lid van het <strong>feest</strong>comité.<br />

Moest ik het wel zijn, ik zou waarschijnlijk schrijven als<br />

volgt:<br />

Ieder jaar opnieuw zeg ik bij mezelf: nu is ’t de laatste<br />

keer! Maanden lang zijt ge daar mee bezig, ge offert er<br />

uw vrije tijd aan, ge schrijft en wrijft, en hoe dichter het<br />

<strong>feest</strong>, hoe groter de spanning. Zal het klaar geraken? De<br />

laatste weken gaan er zelfs een paar nachten aan: kaarten<br />

schrijven, plaats uitmeten (een simpele vraag: hoe<br />

plaatst men 900 personen op 800 zetels?) enz.<br />

De dag zelf komen dan <strong>nog</strong> klachten met de vleet: “Ik<br />

kreeg geen kaart!”, “Ik kreeg vijf kaarten te weinig!”,<br />

“Krijgt mijne jongen geen geschenk?” enz.<br />

Dan herhaalt ge met een krachtwoord: Nu is ’t de laatste<br />

keer geweest, nu is ’t gedaan, nu kunnen ze op hun kop<br />

staan… enz.<br />

Maar ja, als ge die kinderen ziet, zo gelukkig, zo hemelsblij,<br />

dan zucht ge eens… en denkt aan 1959.<br />

Zo zou ik waarschijnlijk schrijven, ware ik<br />

Een lid van het <strong>feest</strong>comité.<br />

Bron: <strong>Sodico</strong> nr. 12, december 1958.<br />

Déjà-vu<br />

19

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!