Richtlijn betreffende de archieven van de rechterlijke macht ...

C. DOSSIERS MET BIJHORENDE STUKKEN
J026) Rechtsplegingsdossiers- en persoonsdossiers betreffende strafrechtelijke zaken
("strafdossiers" of "beschermingsdossiers") (vanaf 1912)
→ te selecteren
- de dossiers van zaken waarvan de eerste vordering plaatsvond vóór 31 augustus
1966 worden bewaard en neergelegd onmiddellijk
- de dossiers van zaken waarvan de eerste vordering plaatsvond vanaf 1 september
1966 (inwerkingtreding van de Jeugdbeschermingswet van 1965) worden aan een
schoning onderworpen.
Uit elk dossier worden de volgende stukken verwijderd en vernietigd:
- de submap in verband met de rechtspleging (vonnisuittreksels,dagvaardingen)
- de gerechtsbrieven
- de submappen 'varia'
- de briefwisseling van de diensten van de jeugdrechtbank, met de minderjarigen, met
de afgevaardigden, met de procureur en met de instellingen (kantschriftjes).
In elk dossier worden de volgende stukken bewaard:
- de persoonlijke dossiers
- de verslagen over het milieu van de minderjarige (maatschappelijke verslagen,
nota’s van de sociale dienst)
- de inlichtingenbulletins
- de processen-verbaal
- de vorderingen.
De geschoonde dossiers worden bewaard en neergelegd.............5 jaar na meerderjarigheid
J027) Dossiers betreffende seponeringen en berispingen en dossiers waarin de rechter geen
beschermingsmaatregelen neemt (vanaf 1912)
Opmerking: het is mogelijk dat de dossiers door het parket worden bewaard (cf.
PK69).
→ te bewaren en neer te leggen.....................................................5 jaar na meerderjarigheid
J028) Dossiers betreffende overtredingen van de wetgeving op de leerplicht (vanaf 1914)
→ te bewaren en neer te leggen...........................................................................onmiddellijk
J029) Rechtsplegings- en persoonsdossiers betreffende de ouders ("dossiers Ontzetting
Ouderlijke Macht (OOM)")
→ te bewaren en neer te leggenminstens 5 jaar na de meerderjarigheid van het laatste betrokken kind
J030) Rechtsplegingsdossiers betreffende burgerlijke zaken (vanaf 1966) (toekenning van
gezamenlijk of exclusief ouderlijk gezag eventueel gekoppeld aan een omgangsregeling
(art. 374 BW), recht op persoonlijk contact met de ouders (art. 374 BW),
omgangsregeling met grootouders e.a. (art. 375bis BW), adoptie (art. 349-350, 353 en
368 BW), ontvoogding (art. 477 BW), pleegvoogdij (art. 475 BW), opheffing
huwelijksverbod (art. 145-148 BW), aanvraag tot verbetering van een vonnis (art. 794
Ger. W.), toekenning van het saldo van 1/3 kinderbijslag (Wet van 4 juli 1969), enz.)
→ te selecteren..................................................................................... 20 jaar na de inleiding
- worden bewaard en neergelegd: de dossiers die werden ingeleid tijdens de maanden
januari 1967, febr. 1968, maart 1969, april 1970, mei 1971, juni 1972, juli-augustus
1973, sept. 1974, okt. 1975, nov. 1976, dec. 1977, jan. 1978, febr. 1979, maart 1980,
apr. 1981, mei 1982, juni 1983, juli-aug. 1984, sept. 1985, okt. 1986, nov. 1987, dec.
1988, jan. 1989, febr. 1990, maart 1991, april 1992, mei 1993, juni 1994, juli-aug.
1995, sept. 1996, okt. 1997, nov. 1998, dec. 1999, jan. 2000, enz. enz.
- de overige dossiers worden vernietigd
86