14.11.2013 Views

·

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

nederlands<br />

voor de onderbouw<br />

antwoordenboek <strong>·</strong> 3 vwo


nederlands<br />

voor de onderbouw<br />

antwoordenboek • 3 vwo<br />

Taede de Boer<br />

Erna Mulder<br />

Polly den Tenter<br />

www.talent-malmberg.nl<br />

Malmberg, 's-Hertogenbosch<br />

Eerste druk


COLOFON<br />

Met bijdragen van:<br />

Karin van der Kamp<br />

Joep van Nassau<br />

Ontwerp en vormgeving:<br />

Uitgeverij Malmberg<br />

Ontwerp omslag:<br />

Buro de Kuijper grafisch ontwerp<br />

ISBN 978 90 345 4540 4<br />

Eerste druk, eerste oplage, 2010<br />

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd,<br />

opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar<br />

gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch,<br />

door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande<br />

schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond<br />

van artikel 16b Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351,<br />

zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471, en artikel<br />

17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen<br />

te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB<br />

Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen,<br />

readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912)<br />

dient men zich tot de uitgever te wenden.<br />

© Malmberg, ’s-Hertogenbosch<br />

Ondanks vele inspanningen is het de uitgever misschien niet gelukt alle<br />

rechthebbenden te achterhalen. Wie denkt rechthebbende te zijn, kan zich<br />

wenden tot de uitgever.


INHOUD<br />

HOOFDSTUK 1<br />

1.1 fictie ................................................. 4<br />

1.2 grammatica ..................................... 5<br />

1.3 spelling ............................................ 8<br />

1.4 lezen ............................................... 9<br />

1.5 schrijven ........................................ 12<br />

1.6 spreken, kijken, luisteren .............. 14<br />

1.7 woorden ........................................ 15<br />

1.8 informatie ...................................... 16<br />

1.9 gedicht .......................................... 18<br />

test jezelf ............................................... 19<br />

HOOFDSTUK 2<br />

2.1 fictie ............................................... 22<br />

2.2 grammatica ................................... 23<br />

2.3 spelling .......................................... 25<br />

2.4 lezen ............................................. 27<br />

2.5 schrijven ........................................ 30<br />

2.6 spreken, kijken, luisteren .............. 32<br />

2.7 woorden ........................................ 34<br />

2.8 informatie ...................................... 35<br />

2.9 gedicht .......................................... 36<br />

test jezelf ............................................... 37<br />

HOOFDSTUK 3<br />

3.1 fictie ............................................... 41<br />

3.2 grammatica ................................... 42<br />

3.3 spelling .......................................... 45<br />

3.4 lezen ............................................. 46<br />

3.5 schrijven ........................................ 47<br />

3.6 spreken, kijken, luisteren .............. 50<br />

3.7 woorden ........................................ 51<br />

3.8 informatie ...................................... 53<br />

3.9 gedicht .......................................... 53<br />

test jezelf ............................................... 54<br />

HOOFDSTUK 4<br />

4.1 fictie ............................................... 59<br />

4.2 grammatica .................................... 60<br />

4.3 spelling .......................................... 63<br />

4.4 lezen .............................................. 64<br />

4.5 schrijven ........................................ 67<br />

4.6 spreken, kijken, luisteren ............... 69<br />

4.7 woorden ......................................... 71<br />

4.8 informatie ....................................... 72<br />

4.9 gedicht ........................................... 73<br />

test jezelf ............................................... 74<br />

HOOFDSTUK 5<br />

5.1 fictie ............................................... 77<br />

5.2 grammatica .................................... 78<br />

5.3 spelling .......................................... 80<br />

5.4 lezen .............................................. 81<br />

5.5 schrijven ........................................ 83<br />

5.6 spreken, kijken, luisteren ............... 86<br />

5.7 woorden ......................................... 87<br />

5.8 informatie ....................................... 89<br />

5.9 gedicht ........................................... 89<br />

test jezelf ............................................... 90<br />

HOOFDSTUK 6<br />

6.1 fictie ............................................... 93<br />

6.2 grammatica .................................... 94<br />

6.3 spelling .......................................... 96<br />

6.4 lezen .............................................. 98<br />

6.5 schrijven ........................................ 99<br />

6.6 spreken, kijken, luisteren .............102<br />

6.7 woorden .......................................103<br />

6.8 informatie .....................................104<br />

6.9 gedicht .........................................105<br />

test jezelf .............................................105<br />

PROJECT<br />

De krant is een meneer ........................ 57


HOOFDSTUK 1<br />

1.1 fictie<br />

OPDRACHT 1<br />

a eigen antwoord<br />

b eigen antwoord<br />

OPDRACHT 2<br />

a Zij heeft nachtmerries. Ze loopt eindeloos rondjes om moe te worden.<br />

b Dat is niet heel duidelijk. Misschien heeft ze last van traumatische ervaringen.<br />

c Loes en Quirien zijn allebei nieuwelingen. Loes helpt Quirien daarom bij het SRV-spel, maar ze<br />

sart haar ook, als ze Cor niet de baas kan.<br />

d Quirien probeert de groepsleden dichter bij elkaar te brengen. Ze probeert de patiënten ertoe te<br />

verleiden om iets belangrijks van zichzelf bloot te geven.<br />

e Cor is brutaal en tegendraads tegen haar.<br />

f Als Hans hem strak aankijkt, begrijpt Cor dat hij mee moet doen. Hans is de belangrijkste<br />

therapeut.<br />

g Cor wordt aardiger tegen Loes.<br />

h Ja, want Loes krijgt meer contact met de groepsleden en Hans lacht tegen haar. Ze is geen<br />

buitenstaander meer.<br />

OPDRACHT 3<br />

a eigen antwoord<br />

b Je identificeert je met hem. Je hoopt dus dat hij vrijgesproken wordt.<br />

c Je gaat mee in de gedachtewereld van de moordenaar, hoe naar dat ook kan zijn. Je hoopt dus<br />

dat hij niet gepakt wordt.<br />

d Als je leest, verdiep je je in de hoofdpersoon. Je leest zijn gedachten en denkt dus met hem mee.<br />

e Loes wordt behandeld voor haar psychische problemen. Ze zal dus wel anders worden.<br />

f De therapeuten zullen niet veranderen. Ze zijn helpers.<br />

g Het is een realistisch boek. Typen vind je vooral in strips of in komische boeken.<br />

OPDRACHT 4<br />

a In de derde alinea: een te kort rokje voor haar stakerige benen, maar ze lacht met kuiltjes en ze<br />

heeft een leuke, vrolijke stem.<br />

b Het lijkt alsof Loes zich groot probeert te houden.<br />

c Bijvoorbeeld: Waarvan je hier in dit oord geneest, weet ik niet, maar iedereen gaat hier vandaan<br />

als een kettingroker met suikerziekte.<br />

d Loes doet net alsof er echt een auto wegrijdt. In werkelijkheid worden de zitelementen weer<br />

teruggezet.<br />

e Je kunt er niet zonder meer op vertrouwen dat de gedachten van Loes de werkelijkheid<br />

weergeven.<br />

OPDRACHT 5<br />

a Ze heeft een aantal psychiatrische klinieken bezocht.<br />

b Waarschijnlijk heb je je met Loes geïdentificeerd. Je krijgt namelijk haar gedachten te lezen.<br />

c Uit de slotzin blijkt dat de boekbespreker graag wil dat het goed gaat met Loes.<br />

d Bijvoorbeeld: Mooi fragment. Interessant om te lezen hoe het er in een psychiatrisch centrum aan<br />

toegaat. Door de korte zinnetjes krijgt het verhaal snelheid.<br />

OPDRACHT 6<br />

a Het perspectief ligt bij de ik-persoon.<br />

b Bijvoorbeeld: Dat is nog eens mazzel. Daar ligt een halve, uitgetrapte sigaret. Die is mooi voor<br />

mij. Hé, en ook nog een brandende peuk. Ik neem meteen een trek en inhaleer de rook diep. Dat<br />

doet mijn lijf goed. Oh nee, daar heb je die twee kakmadammen ook, die Kelly en haar<br />

vriendinnetje. Moet je ze naar me zien kijken. Het enige wat zij kunnen, is hun hand ophouden bij<br />

hun lieve vadertje. En op mij kijken ze neer, omdat ik werk voor mijn geld.<br />

HOOFDSTUK 1 4


‘Crack, wat is er gebeurd?’ vraagt het blondje. Alsof dat haar interesseert. Als je op straat werkt,<br />

overkomt je wel eens wat. Ik dacht niet dat ik dat aan hun gepoederde neusjes hoef te hangen. Ik<br />

ga gewoon verder met zoeken.<br />

OPDRACHT 7<br />

a Er zijn geen normale mensen. Mensen die zeggen dat ze normaal zijn, zijn geen interessante<br />

mensen.<br />

b Ieder mens heeft zijn bijzonderheden. Normale mensen bestaan niet.<br />

c Karlijn Stoffels probeert je te laten meeleven met mensen die in een psychiatrisch centrum zitten<br />

of er werken.<br />

1.2 grammatica<br />

OPDRACHT 1<br />

a nee<br />

b Nee, iedere zin heeft een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord.<br />

c nee, alleen een zelfstandig werkwoord en een hulpwerkwoord.<br />

d ja<br />

e ja<br />

OPDRACHT 2 (MVT)<br />

a vier: mannelijk enkelvoud en meervoud; vrouwelijk enkelvoud en meervoud<br />

b Dat hangt ervan af: is kijken de infinitief, dan vertaal je het met regarder. Is het de persoonsvorm,<br />

dan vertaal je het met regardons, regardez en regardent (1e, 2e, 3e meervoud o.t.t.).<br />

c Dat bestaat niet: de toekomende tijd wordt gevormd door uitgangen achter de infinitief. De<br />

voltooide tijd wordt gevormd door het hulpwerkwoord avoir plus voltooid deelwoord of het<br />

hulpwerkwoord être plus voltooid deelwoord. In dat laatste geval richt het voltooid deelwoord zich<br />

naar het onderwerp.<br />

d Bijvoorbeeld: We have a nice apartment. We have bought it some years ago.<br />

e Een hulpwerkwoord: zullen (van tijd), worden (van de passieve vorm); een koppelwerkwoord:<br />

worden. Du wirst kommen. Du wirst erwartet. Du wirst froh.<br />

OPDRACHT 3<br />

a Het gezin had de vakantie doorgebracht in een prachtig land.<br />

LW ZN WW PV LW ZN WW VD VZ LW BN ZN<br />

b De twee weken gingen snel voorbij.<br />

LW TW ZN WW PV WW<br />

c Toch was de eerste dag niet fijn geweest.<br />

WW PV LW ZN BN WW VD<br />

d Hun appartement werd al door een Engelse familie bewoond.<br />

ZN WW PV VZ LW BN ZN WW VD<br />

e Woedend hadden ze zich tot de directie gewend.<br />

WW PV VZ LW ZN WW VD<br />

f Die wilde alle gezinsleden meteen helpen.<br />

WW PV ZN WW INF<br />

g Uiteindelijk kregen ze het mooiste appartement, met een schitterend dakterras.<br />

WW PV LW BN ZN VZ LW BN ZN<br />

OPDRACHT 4<br />

a Julia heeft haar kamer opgeknapt.<br />

HWW<br />

ZWW<br />

b Dat wilde ze al heel lang doen.<br />

HWW<br />

ZWW<br />

c Het afgelopen weekend konden haar vriendinnen komen helpen.<br />

HWW<br />

HWW ZWW<br />

d Behangen was niet Julia’s hobby.<br />

KWW<br />

e Gelukkig was Samira daar goed in.<br />

KWW<br />

HOOFDSTUK 1 5


f Wel moesten ze heel vaak lachen.<br />

HWW<br />

ZWW<br />

g Vooral toen Samira eigenlijk zichzelf had behangen!<br />

HWW ZWW<br />

OPDRACHT 5<br />

a De auto’s reden in een file naar het strand.<br />

ZN ZWW ZN ZN<br />

b Het kon verschrikkelijk lang gaan duren.<br />

HWW<br />

HWW ZWW<br />

c Veel kleine kinderen zaten onophoudelijk te jengelen.<br />

BN ZN HWW ZWW<br />

d Ondertussen scheen de zon genadeloos op al het blik.<br />

ZWW ZN ZN<br />

e De kleintjes wilden meteen een zandkasteel bouwen.<br />

ZN HWW ZN ZWW<br />

f De oudsten zouden gaan frisbeeën.<br />

ZN HWW HWW ZWW<br />

g Ze werden steeds enthousiaster.<br />

KWW<br />

BN<br />

h Aan deze prachtige dag moesten ze later vaak terugdenken.<br />

BN ZN HWW ZWW<br />

OPDRACHT 6<br />

a -<br />

b zich begeven<br />

c zich vervelen<br />

d -<br />

e zich inspannen<br />

OPDRACHT 7<br />

a nee, het tegenwoordig deelwoord niet<br />

b ja<br />

c ja<br />

d nee<br />

OPDRACHT 8<br />

BWB WG O<br />

a In de bloementeelt / werken / tienduizenden mensen.<br />

BWB WG O LV MV<br />

b Elke dag / leveren / kwekers / hun verse bloemen / aan de veiling.<br />

O WG BWB WG MV<br />

c Die bloemen / worden / bij opbod / verkocht / aan de hoogste bieders.<br />

O WG LV BWB WG<br />

d Werknemers / hebben / ze / zorgvuldig / verpakt.<br />

e<br />

O WG LV WG<br />

Anderen / brengen / die duizenden bossen rozen of tulpen / weg.<br />

BWB WG O BWB<br />

f De hele tijd / rijden / volgeladen karretjes / door de immense hal.<br />

O WG LV WG<br />

g Ze / laten / de heerlijkste bloemengeuren / achter.<br />

OPDRACHT 9<br />

BWB WG O LV<br />

a Vandaag / viert / het echtpaar / zijn zestigjarige bruiloft.<br />

O NG BWB NG<br />

b Beide echtelieden / zijn / natuurlijk / ouder dan tachtig jaar.<br />

BWB WG O WG<br />

c Vlak na de oorlog / zijn / ze / getrouwd.<br />

HOOFDSTUK 1 6


O WG MV BWB BWB WG<br />

d Het geluk / lachte / hun / niet / meteen / toe.<br />

O NG NG<br />

e De jaren vijftig / waren / tamelijk zwaar.<br />

f<br />

BWB WG O LV WG<br />

Langzaam / bouwden / ze / hun leven / op.<br />

BWB WG O BWB BWB WG<br />

g Straks / worden / ze / door kinderen en kleinkinderen / hartelijk / gefeliciteerd.<br />

BWB WG O LV WG<br />

h In de feestelijk versierde zaal / zullen / ze / het glas / heffen.<br />

OPDRACHT 10<br />

O NG NG<br />

a De dagen / worden / langzaamaan / korter.<br />

KWW<br />

O WG WG<br />

b De kleine kinderen / moeten / eerder / binnen / zijn.<br />

HWW<br />

ZWW<br />

NG O NG NG<br />

c Altijd en overal / is / de bedtijd / een punt van discussie / geweest.<br />

HWW<br />

KWW<br />

WG O WG WG<br />

d Daardoor / zullen / veel ruzies / zich / daarop / concentreren.<br />

HWW<br />

ZWW<br />

NG O NG NG<br />

e Van onvoldoende slaap / kunnen / mensen / sloom / worden.<br />

HWW<br />

KWW<br />

NG O NG NG<br />

f Uiteindelijk / wil / niemand / een soort zombie / zijn.<br />

HWW<br />

KWW<br />

OPDRACHT 11<br />

O WG BWB LV<br />

a Wie / kent / in zijn omgeving / geen vrijwilliger?<br />

O WG LV<br />

b Nederland / telt / miljoenen vrijwilligers.<br />

O NG BWB NG<br />

c Vrijwilligers / zijn / heus / geen vreemde mensen.<br />

BWB WG O LV BWB<br />

d Meestal / vind / je / hen / op en rond het sportveld.<br />

O WG LV VZV<br />

e Ze / besteden / aandacht / aan eenzame bejaarden<br />

O WG BWB door-bepaling WG<br />

f Hulpbehoevende familieleden / worden / door hen / verzorgd.<br />

BWB WG O LV<br />

g In al die gevallen / doen / ze / heel belangrijk werk.<br />

BWB WG O MV LV<br />

h In feite / besparen / deze mensen / de overheid / enorm veel geld.<br />

BWB WG O LV BWB BWB<br />

i Op de dag van de vrijwilliger / zet / men / hen / terecht / in het zonnetje.<br />

OPDRACHT 12<br />

MV<br />

VZV<br />

2 geven aan 1 raken aan<br />

5 bedelen voor 3 grenzen aan<br />

HOOFDSTUK 1 7


7 toekennen aan 4 zorgen voor<br />

8 gunnen aan 6 denken aan<br />

Bijvoorbeeld:<br />

1 Dat raakt aan zijn gevoel van eigenwaarde.<br />

2 Die mensen geeft hij een baan.<br />

3 Zo’n antwoord grenst aan een belediging.<br />

4 Zoiets zorgt voor een heleboel gedoe.<br />

5 Voor jou bedelt hij een fortuin bij elkaar.<br />

6 Hij denkt altijd aan jou.<br />

7 De beurs werd jullie toegekend.<br />

8 Hij werd jullie gegund.<br />

OPDRACHT 13<br />

O NG NG<br />

a Veel huizen in Nederland / zijn / overvol.<br />

O WG LV WG VZV<br />

b<br />

De bewoners / hebben / ze / volgestouwd / met allerlei spullen.<br />

O WG LV BWB<br />

c De helft van de huishoudens / heeft / minstens tien ongebruikte dingen / in huis.<br />

O WG VZV<br />

d Ongeveer twintig procent / beschikt / over 25 van dergelijke objecten.<br />

O WG WG VZV<br />

e De totale waarde van alle ongebruikte spullen / komt / neer / op 4,7 miljard euro.<br />

BWB WG O BWB BWB WG<br />

f Bij verkoop / kan / de Nederlander / dus / veel / verdienen.<br />

BWB WG O LV BWB MV WG<br />

g Misschien / mag / deze rijkaard / alles / ook / aan jou / geven?<br />

1.3 spelling<br />

OPDRACHT 1<br />

a verbind<br />

Belegt<br />

Verbaas<br />

fotografeert<br />

interviewt<br />

Schrob<br />

b persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud de ik-vorm en de hij-vorm<br />

OPDRACHT 2<br />

a<br />

zin onderwerp enkelvoud/ meervoud ik-vorm/hij-vorm/wij-vorm persoonsvorm<br />

1 je enkelvoud ik-vorm verzin<br />

2 het vliegtuig enkelvoud hij-vorm landt<br />

3 de zon enkelvoud hij-vorm verspreidt<br />

4 de leerlingen meervoud wij-vorm verwachten<br />

5 hij enkelvoud hij-vorm krast<br />

b 1 Met de persoonsvormproef / door een ja/nee-vraag te maken.<br />

2 Door de zin in een andere tijd te zetten.<br />

OPDRACHT 3<br />

a Eva speelt piano, terwijl Asma op haar gitaar tokkelt.<br />

b Van Eva verwacht ik dat ze vanavond optreedt.<br />

c Asma wordt veertien, ze is iets jonger dan Eva.<br />

d Ze oefent graag op de piano, vertelt ze aan haar.<br />

e Vind je ook niet, dat een gitaar mooi klinkt?<br />

HOOFDSTUK 1 8


OPDRACHT 4<br />

a plaatste<br />

b landde<br />

c kregen<br />

d verbaasden<br />

e duikelden<br />

OPDRACHT 5<br />

a Oma braadde vroeger vlees dat haar vader zo graag lustte.<br />

b Thomas verbruide het bij Isa toen hij knietjevrijde met Iris.<br />

c Wij misten de trein van vier uur omdat het buiten zo mistte.<br />

d Beantwoord jij de brief die Serge jou faxt?<br />

e Vertel ons precies wat daar gebeurt.<br />

f De crimineel flirtte met de dood toen hij vluchtte voor de politie.<br />

g Belooft je moeder jou te vertellen wat ze vermoedt?<br />

OPDRACHT 6<br />

a enkelen<br />

b sommige<br />

c weinigen<br />

d degenen<br />

e alle<br />

f jonge<br />

g slechthorenden<br />

h enigen<br />

OPDRACHT 7<br />

a ragout, crêpe, compote, fêteren, gênant<br />

b etalage, canapé, present, elite, saté<br />

c blèren, scène (scene), suède, nota bene<br />

OPDRACHT 8<br />

a Onze logé heeft last van acne.<br />

b Hij is een kind uit een eenoudergezin.<br />

c Gisteren aten we lekkere paté, compote en mokkacrème samen met de elektricien.<br />

d Wij willen per se naar de disco met onze introducé.<br />

e Dan zeg ik: dóén!<br />

f ‘Dat is privé,’ zei de employee in het café.<br />

g Esmee kreeg een déjà vu bij het invullen van alweer een enquête.<br />

h Voilà, we hebben het debacle opgelost.<br />

i Het comité wilde het boek in facsimile uitgeven.<br />

j Hè, hè, daar heb je Corné ook weer met zijn clichés!<br />

k Op de zeehondencrèche ontsnapten twee pubs.<br />

1.4 lezen<br />

OPDRACHT 1 (HERHALING)<br />

a zoekend lezen – nauwkeurig lezen – kritisch lezen<br />

b Een leesstrategie is een manier van lezen met een bepaald leesdoel. Je hebt bijvoorbeeld een<br />

vraag en wilt alleen op die vraag een antwoord. Dan lees je niet de hele tekst, maar je gaat in de<br />

tekst op zoek naar dat antwoord. Je gebruikt dan de leesstrategie ‘zoekend lezen’.<br />

c Het is juist omgekeerd. Een filmbespreking is een tekstvorm die hoort bij de tekstsoort ‘betogende<br />

teksten’.<br />

d een kernzin en een toelichting<br />

OPDRACHT 2<br />

a zoekend lezen – nauwkeurig lezen – kritisch lezen<br />

b nauwkeurig lezen en studerend lezen<br />

HOOFDSTUK 1 9


c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

bijvoorbeeld: een woordenboek, een spellinggids, een encyclopedie, een hotelgids, een<br />

campinggids<br />

Als je informatie zoekt over een onderwerp in een encyclopedie, gebruik je zoekend lezen om het<br />

onderwerp te vinden, daarna lees je het artikel over dit onderwerp nauwkeurig.<br />

Bijvoorbeeld: Is dit waar? Wat voor enquête was dit? Wie heeft dit onderzocht? Hoeveel<br />

Nederlanders zijn over dit onderwerp ondervraagd? Welke vragen zijn voorgelegd?<br />

de leesstrategie kritisch lezen<br />

OPDRACHT 3<br />

a interview – hoofdstuk in schoolboek – instructie – nieuwsbericht – uiteenzetting<br />

b bijvoorbeeld: sportverslag – stageverslag – reisverslag – uittreksel<br />

c De tekst is geen uiteenzetting, omdat de schrijver zich niet beperkt tot objectieve informatie. Hij<br />

draagt een eigen oplossing aan en hij spreekt in het slot zijn voorkeur uit. Hij brengt met andere<br />

woorden subjectieve elementen in. De tekst doet meer denken aan een beschouwing, een<br />

tekstvorm die in een later hoofdstuk wordt behandeld.<br />

OPDRACHT 4<br />

a de struisvogel of: struisvogelgedrag<br />

b Wetenschap in Beeld lijkt een betrouwbare bron. Je mag verwachten van een tijdschrift met deze<br />

naam dat het serieuze informatie bevat. Maar echt zeker ben je pas, als je meer artikelen hebt<br />

gelezen en hebt kunnen constateren of de schrijvers deskundigen zijn.<br />

c kritisch lezen<br />

d tekstdoel: informeren<br />

e Een uiteenzetting. In de tekst wordt uitleg gegeven over het onderwerp.<br />

f Alinea I geeft het onderwerp aan. Alinea II geeft de eigenlijke informatie. Alinea III is het slot met<br />

een samenvatting of een conclusie.<br />

OPDRACHT 5<br />

a Het gedrag van een struisvogel in gevaar.<br />

b In de inleiding wordt de centrale vraag gesteld.<br />

c In de slotalinea staat het antwoord op de vraag uit de inleiding.<br />

d Bovendien; grootste en zwaarste vogel + snelste vogel<br />

e Zijn eerste tactiek is zo hard mogelijk wegrennen als hij wordt bedreigd. Zijn tweede tactiek is<br />

heel stil plat op de grond gaan liggen om niet ontdekt te worden. Deze tactiek gebruikt hij als<br />

vluchten onmogelijk is.<br />

f Ja. Uit de informatie over de twee tactieken blijkt dat een struisvogel zijn kop niet in het zand<br />

steekt bij gevaar.<br />

g Het woord dus is een signaalwoord dat een concluderend tekstverband aangeeft.<br />

h kletspraatje/leugenverhaal<br />

i het woord verhaaltje.<br />

j Het woord het verwijst naar dat het verhaaltje de wereld in is geholpen door de aanblik van een<br />

struisvogel die zich heel stilletjes houdt.<br />

k uitleg geven – objectieve informatie – feiten – leerzaam<br />

l bij de uiteenzetting<br />

OPDRACHT 6<br />

a De leertekst bestaat uit drie alinea’s. Dat zie je aan de witregels tussen de alinea’s. Bovendien is<br />

de slotregel van een alinea steeds niet helemaal vol.<br />

b De eerste zin is de kernzin.<br />

c De zin: Als de kernzin aan het begin van de alinea staat, weet je als lezer meteen waar de alinea<br />

over gaat.<br />

d Die valt minder op, de lezer vindt die minder snel en daarom is dit niet wenselijk.<br />

OPDRACHT 7<br />

a een tentoonstelling van namaak-Van Goghs<br />

b tekstdoel: informeren; tekstsoort: informatieve tekst<br />

c nieuwsbericht<br />

d inleiding – kern, want dat is de gangbare indeling van een nieuwsbericht<br />

HOOFDSTUK 1 10


OPDRACHT 8<br />

a het onderwerp noemen – de belangrijkste informatie samenvatten<br />

b Zijn verwijst naar de Duitse kunstenaar Wolfgang Müller.<br />

c namaak-Van Goghs (titel)<br />

d Het deelonderwerp van alinea II is Müllers verbondenheid met Van Gogh.<br />

Het deelonderwerp van alinea III is de verspreiding van de schilderijen van Van Gogh.<br />

e Ja, beide alinea’s beginnen met een kernzin waarin de belangrijkste informatie staat.<br />

f Het opgroeien met zeven broers en zusters en het autodidact zijn als kunstenaar.<br />

g Een autodidact is iemand die zijn kennis door zelfstudie (of: al doende) heeft verworven.<br />

h De dubbele punt wijst op een redengevend tekstverband. Je kunt de dubbele punt vervangen<br />

door want.<br />

i De laatste zin is een citaat, een letterlijke aanhaling van een uitspraak van Wolfgang Müller.<br />

j Het signaalwoord in de laatste zin is daarom. Dit geeft redengevend tekstverband aan.<br />

k Het doel van tekst 2 is niet uitleg te geven, maar een nieuwsfeit te presenteren. Het onderwerp<br />

leent zich ook niet echt voor een uiteenzetting. Verder heeft de tekst niet de opbouw in drie delen<br />

die in een uiteenzetting gebruikelijk is.<br />

OPDRACHT 9<br />

a de titel, de deeltitels en de afbeelding van auto’s in de file<br />

b het fileprobleem<br />

c Het voornaamste tekstdoel is informeren en tekst 3 is een informatieve tekst.<br />

d Op de vraag Hoe lang al? Omdat het antwoord op deze vraag in het verleden ligt, is de informatie<br />

beschikbaar.<br />

OPDRACHT 10<br />

a De inleiding introduceert het centrale probleem.<br />

b De eerste files in de jaren vijftig werden veroorzaakt door mensen die erop uittrokken om te<br />

recreëren, de files van de jaren zestig waren het gevolg van toenemend woon-werkverkeer.<br />

c de signaalwoorden dan ook<br />

d Dit wijst op een oorzakelijk verband.<br />

e maar passende maatregelen om het verkeer in goede banen te leiden, blijven uit.<br />

f De file wordt …<br />

g Een forens is iemand die werkt in een andere plaats dan waar hij woont.<br />

h Bijvoorbeeld: Te weinig actie tegen fileprobleem<br />

i In de volgende twee alinea’s worden twee maatregelen besproken die al snel zijn gesneuveld.<br />

OPDRACHT 11<br />

a Er werd een carpoolstrook geopend, waarover je alleen mocht rijden als je auto minimaal drie<br />

inzittenden bevatte.<br />

b antwoord A<br />

c Volgens de rechter was het niet toegestaan bepaalde weggebruikers te bevoordelen.<br />

d Er zouden tolpoortjes worden ingesteld rond vier grote steden. Een automobilist die tijdens de<br />

spits de stad inreed, moest tol betalen.<br />

e Hardwerkend Nederland kwam in opstand: de maatregel loste het fileprobleem niet op, maar liet<br />

mensen betalen voor het in de file staan zonder een alternatief te bieden.<br />

f Dat verwijst naar de spits mijden.<br />

g Wat kunnen die (=mensen)?<br />

OPDRACHT 12<br />

a Voorbeeld 1: Mensen die de spits meden, gaan weer in de spits rijden als de doorstroming<br />

verbetert.<br />

Voorbeeld 2: Nieuwe wegen hebben een aanzuigende werking, het voordeel verdampt meteen<br />

weer.<br />

b Vandaag de dag zijn steeds minder automobilisten bereid de fileproblemen nog langer te<br />

accepteren.<br />

c Bijvoorbeeld: Acceptatie fileprobleem neemt af<br />

d naar: een aantrekkelijk alternatief<br />

e Wat bood beter openbaar vervoer niet?<br />

HOOFDSTUK 1 11


OPDRACHT 13<br />

a Het spitsprobleem is onoplosbaar.<br />

b zorgen dat het weggebruik beter verdeeld wordt over de dag<br />

c Als mensen meer thuis gaan werken en zich beter gespreid over de dag van huis naar werk<br />

verplaatsen, is het spitsprobleem op te lossen. 10% minder auto’s in de spits en het verkeer<br />

stroomt ongehinderd door.<br />

d antwoord B<br />

e In de tekst wordt uitleg gegeven over het fileprobleem. De schrijver geeft niet zijn persoonlijke<br />

mening, maar objectieve informatie.<br />

OPDRACHT 14<br />

tekstvorm tekstsoort tekstdoel opbouw<br />

uiteenzetting informatieve tekst Informeren/uitleggen inleiding – kern – slot<br />

nieuwsbericht informatieve tekst informeren inleiding – kern<br />

interview informatieve tekst informeren vragen en antwoorden<br />

1.5 schrijven<br />

OPDRACHT 1 (HERHALING)<br />

a De lezer moet in elk geval te weten komen wat het onderwerp is van de tekst.<br />

b Je maakt duidelijk wat je mening is.<br />

c Je geeft aan waar je ingezonden brief een reactie op is: een artikel dat je hebt gelezen; een<br />

andere ingezonden brief; iets wat je hebt gezien of meegemaakt.<br />

d bijvoorbeeld: een startvraag stellen die je in de tekst beantwoordt − een verhaaltje vertellen over<br />

het onderwerp − een sfeertekening geven<br />

e A B<br />

kern van betoog<br />

bevat de argumenten<br />

kern van informatief artikel bevat de informatie over het onderwerp<br />

slot<br />

samenvatting, conclusie of advies<br />

opbouw alinea<br />

kernzin + toelichting<br />

stelling<br />

bewering waarvan je de waarheid wilt aantonen<br />

objectief argument<br />

een feit om de lezer te overtuigen<br />

uitsmijter<br />

slotzin die verrast door inhoud of formulering<br />

subjectief argument mening of persoonlijke waarneming om de lezer te overtuigen<br />

OPDRACHT 2<br />

a Tekst 1 is een voorbeeld van mogelijkheid 4. In de inleiding wordt het onderwerp genoemd: de<br />

start van een onderzoek om het winnen van algenolie te optimaliseren.<br />

b De schrijver gebruikt het slot vooral om een verwachting uit te spreken: hoe lang het op zijn best<br />

duurt voordat er een algenoliefabriek in gebruik zal zijn.<br />

c Tekst 2 is een voorbeeld van mogelijkheid 3. In de inleiding wordt het onderwerp genoemd: het<br />

verschijnsel van de graancirkels.<br />

d over de geschiedenis (of: de ontwikkeling) van de graancirkel<br />

e Alinea II begint met een kernzin. De andere zinnen van de alinea geven de toelichting.<br />

f Alinea III geeft een verklaring. In een tekst waarin je uitleg geeft over een verschijnsel is een<br />

verklaring van dat verschijnsel (uitleggen hoe het komt of hoe het werkt) een logisch onderdeel.<br />

g Een logisch vervolg zou zijn om een andere verklaring (dan een natuurverschijnsel) te geven als<br />

oorzaak van de graanformaties.<br />

OPDRACHT 3<br />

a kennen betekent: weten, bekend zijn met; kunnen betekent: in staat zijn<br />

b Ik kende haar al jaren (= was al jaren met haar bekend).<br />

c Het is aan iemand te danken als het resultaat positief is. Het is aan iemand te wijten als het<br />

resultaat negatief is. De voorbeeldzin moet dus luiden: Het is aan Joop te wijten …<br />

d Na een voorzetsel moet je hen gebruiken en niet hun.<br />

e Bijvoorbeeld: vóórkomen (Zoiets komt hier niet voor) en voorkómen (We moeten ongelukken<br />

voorkomen).<br />

HOOFDSTUK 1 12


OPDRACHT 4<br />

a te danken aan: het resultaat is positief<br />

b te wijten aan: het resultaat is negatief<br />

c Doordat: het eerste deel van de zin noemt de oorzaak (de boeren hebben geen keus, het weer<br />

maakt het bewerken onmogelijk). Maar omdat is hier niet fout.<br />

d Omdat: het eerste deel van de zin noemt de reden (de ik kan kiezen of hij de hulp met een<br />

bioscoopkaartje beloont, hij kan het ook niet doen)<br />

e dan: na de vergrotende trap gebruik je dan<br />

f als: geen vergrotende trap<br />

g dan: na de vergrotende trap gebruik je dan<br />

h als: geen vergrotende trap<br />

i functioneert: betekent voert de functie (de taak) uit<br />

j fungeert: betekent doet dienst als, treedt op als<br />

k ze: hun of hen kun je niet als onderwerp van een zin gebruiken<br />

l hen: als het PSV lijdend voorwerp is gebruik je hen; hen: na een voorzetsel gebruik je hen<br />

m hun: als het PSV meewerkend voorwerp is, gebruik je hun<br />

n hele: bijvoeglijk naamwoord, dus -e; bovendien heeft heel een andere betekenis (heel = volledig)<br />

heel: bijwoord, bijwoorden krijgen nooit een uitgang; bovendien heeft heel een andere betekenis<br />

(heel mooi = erg mooi)<br />

OPDRACHT 5<br />

a Bijvoorbeeld: Het Huis van Oranje<br />

b Ik ga een uiteenzetting schrijven over het Huis van Oranje. Mijn doel is de lezers informatie te<br />

geven. Ik schrijf mijn tekst voor Slowaakse scholieren.<br />

c Bijvoorbeeld:<br />

Inleiding<br />

Alinea 1<br />

Alinea 2<br />

Alinea 3<br />

Slot<br />

Het onderwerp introduceren en er iets over vertellen.<br />

Een stukje geschiedenis: Willem van Oranje; de eerste koning in 1815; koningshuis<br />

bedreigd met uitsterven; drie koninginnen achter elkaar.<br />

Een aantal taken van het koningshuis.<br />

Een paar personen en hun populariteit: Beatrix, Willem-Alexander en Máxima.<br />

Conclusie over populariteit/verwachting<br />

OPDRACHT 6<br />

a/b/c<br />

Je hebt je misschien wel eens afgevraagd waarom Nederlandse supporters zich zo oogverblindend<br />

oranje uitdossen bij een voetbalwedstrijd. Dat komt omdat Nederland al bijna twee eeuwen een<br />

monarchie is met iemand uit het Huis van Oranje als koning of koningin.<br />

De stamvader van het Nederlandse koningshuis is Willem van Oranje. Deze van oorsprong Duitse<br />

edelman speelde een belangrijke rol in de bevrijdingsoorlog die Nederland in de 16 e en 17 e eeuw<br />

uitvocht met Spanje en fungeerde tot zijn dramatische dood als stadhouder van Holland en Zeeland.<br />

Meer dan twee eeuwen later werd één van zijn nazaten de eerste koning van Nederland. Hij besteeg<br />

de troon na een andere bezetting van Nederland: die door Napoleon. Aan het eind van de 19 e eeuw<br />

dreigde het koningshuis uit te sterven, maar gelukkig werd op het laatste nippertje Wilhelmina<br />

geboren. Met haar kreeg Nederland zijn eerste koningin. Ze werd opgevolgd door haar enige dochter<br />

Juliana, die op haar beurt het stokje overdroeg aan haar oudste dochter Beatrix.<br />

Vroeger had een koning het voor het zeggen in een land, maar die tijd is in Nederland al lang voorbij,<br />

net als in de andere koninkrijken die Europa nog telt. Een ministerraad met een minister-president aan<br />

het hoofd regeert het land, de koning of koningin vervult voornamelijk representatieve taken. Hij of zij<br />

is prominent aanwezig bij grote nationale plechtigheden, zoals de jaarlijkse opening van het nieuwe<br />

parlementaire jaar op Prinsjesdag of de herdenking van de gevallenen in de Tweede Wereldoorlog.<br />

En elk jaar zijn er wel enkele belangrijke staatsbezoeken af te leggen. Alleen als er een nieuw kabinet<br />

wordt geformeerd, speelt het staatshoofd een bescheiden politieke rol.<br />

Op dit moment is Beatrix nog koningin, maar het zal niet lang meer duren tot haar oudste zoon<br />

Willem-Alexander haar plaats op de troon overneemt. Er zijn weinig Nederlanders die geen<br />

waardering hebben voor de wijze waarop Beatrix haar taken vervult. Ze is zeer plichtsgetrouw, werkt<br />

hard en is zelden op een misser te betrappen geweest. Haar zoon bereidt zich op alle mogelijke<br />

HOOFDSTUK 1 13


manieren op het koningschap voor en doet daarnaast nuttige dingen in het watermanagement en in<br />

de sport. Hij is bijvoorbeeld lid van het Internationaal Olympisch Comité. Hij mag zich in een grote<br />

populariteit verheugen, maar zo mogelijk nog populairder is Máxima, zijn uit Argentinië afkomstige<br />

echtgenote.<br />

Willem-Alexander en Máxima hebben drie dochters en ook nog diverse neefjes en nichtjes. Daarom is<br />

het, behoudens rampen van een wel zeer onwaarschijnlijk karakter (bijvoorbeeld een kwaadaardig<br />

virus dat het speciaal gemunt heeft op vorstelijke personen), uit te sluiten dat er een eind komt aan het<br />

koningshuis door uitsterving. Wanneer Willem-Alexander en zijn nazaten hun taken net zo nauwgezet<br />

uitvoeren als koningin Beatrix, is de kans groot dat de tribunes bij belangrijke sportevenementen nog<br />

heel lang oranje zullen kleuren.<br />

d<br />

Bijvoorbeeld: Wat Nederland heeft met oranje. Of: Waarom Nederland houdt van oranje.<br />

OPDRACHT 7<br />

a –<br />

b –<br />

OPDRACHT 8<br />

a –<br />

b –<br />

1.6 spreken, kijken, luisteren<br />

OPDRACHT 1<br />

a bijvoorbeeld: een misdadiger<br />

b Bijvoorbeeld: Negers spelen vaak een negatieve rol in films.<br />

c Bijvoorbeeld: Grijnzen maakt iemand niet sympathiek.<br />

d Bijvoorbeeld: Het donkere roept negatieve gevoelens op.<br />

e Bijvoorbeeld: De foto is duidelijk in scène gezet. De man is een acteur.<br />

OPDRACHT 2<br />

a Nee, foto’s, reclames, films, reportages vragen ook om kritisch kijken.<br />

b Het wordt door verschillende bronnen gezegd. Het zal dus wel waar zijn.<br />

c Het feit dat de geportretteerde zwart is, dat hij grijnst, dat het donker is suggereert: eng, gevaar.<br />

d Het hekwerk suggereert een gevangenis of een enge plaats.<br />

OPDRACHT 3<br />

a Bijvoorbeeld: Hun roze jurken en blonde haren geven dat aan.<br />

b Bijvoorbeeld: Dit is niet serieus.<br />

c Bijvoorbeeld: De achtergrond en de houding zijn overdreven.<br />

OPDRACHT 4<br />

a erg vaak<br />

b Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Beelden versterken gemakkelijker verwachtingen.<br />

c Bijvoorbeeld: De lichaamshouding van degene die geportretteerd wordt, kan ook een suggestie<br />

wekken.<br />

OPDRACHT 5<br />

a uit een tv-gids<br />

b een objectieve tekst met misschien een enkele suggestie<br />

OPDRACHT 6<br />

a De Olympische Spelen 2008 werden gehouden: 5-delige serie in het teken van Nederlandse<br />

prestaties tijdens eerdere Olympische Spelen.<br />

b Illuster betekent beroemd. De suggestie is dat iedereen hen kent.<br />

c Die vier hebben heel wat meegemaakt in hun leven. Wie die we zijn, is overigens onduidelijk.<br />

d Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: In het programma wordt een geschiedenis verteld. Het zal dus wel<br />

een objectieve uitzending zijn.<br />

HOOFDSTUK 1 14


OPDRACHT 7<br />

a –<br />

b Tom Egbers<br />

c in het Olympisch Stadion in Amsterdam<br />

d Het benadrukt dat dit een sportprogramma is en dat het programma in het kader van de<br />

Olympische Spelen wordt uitgezonden.<br />

e Net als de slotzin van tekst 1 wordt hier gesuggereerd dat het slecht is afgelopen met de vier.<br />

OPDRACHT 8<br />

a<br />

Gerben Karstens = één van de vier renners; Wout Verhoeven = mecanicien van de wielerploeg;<br />

Sissy Gricar = de weduwe van Eef Dolman; Jan Pieterse = één van de vier renners; Trudy en<br />

Nico Zoet = zus en broer van Bart Zoet.<br />

b Gerben Karstens = geinponem, kwajongen; Jan Pieterse = stabiele kracht; Bart Zoet =<br />

eerzuchtig, staat onder invloed van zijn ouders; Eef Dolman = jonge, veelbelovende kracht.<br />

OPDRACHT 9<br />

a lang aan kop rijden en dan aflossen<br />

b Nee, Karstens is een kwajongen, geen denker.<br />

c Herman Kuiphof<br />

d Kuiphof staat duidelijk boven de renners. Nu zijn sportjournalisten gelijk aan sporters.<br />

OPDRACHT 10<br />

a Of dat ze zelf wielrennen of dat ze nog altijd met de herinnering aan hun broer leven.<br />

b Ze wil zich haar vader herinneren zoals hij in zijn glorietijd was.<br />

c Op zijn graf staan de Olympische ringen afgebeeld: hij wil als Olympiër herinnerd worden.<br />

d De medaille is niet bij de hand. Voor haar is die medaille niet zo waardevol.<br />

e Dat is geen toeval!<br />

OPDRACHT 11<br />

a Het is muziek uit de jaren ’60. De muziek versterkt het historisch beeld.<br />

b De mensen vertellen de geschiedenis die ze zelf hebben meegemaakt. Het zijn dus feiten.<br />

c Hij stierf door de drank.<br />

d Hij stierf door de doping.<br />

e Eigen antwoord. Je hebt geantwoord op basis van suggesties.<br />

f Twee van de vier zijn goed terechtgekomen. Geen van hen is in de goot terechtgekomen. Over<br />

vrouwen gaat het niet. Ze zijn kort helden geweest. Het eerste citaat geeft dus geen goed beeld.<br />

Over het leven van drie wordt maar weinig informatie gegeven. Het lijden komt alleen in het<br />

laatste deel naar voren. Ook het tweede citaat geeft geen goed beeld.<br />

OPDRACHT 12<br />

a Klopt niet: als de mensen vertellen is de uitzending wel objectief. De presentator voegt wel enkele<br />

suggesties toe door zijn praatjes.<br />

b Klopt: veel beelden voegen indirect informatie toe. De weduwe van Eef Dolman zit bijvoorbeeld<br />

niet toevallig voor een piano.<br />

c Klopt: de aankondiging belooft meer dan er in de uitzending zit. De aankondiging is sensationeel.<br />

1.7 woorden<br />

OPDRACHT 1<br />

archeologie<br />

utopie<br />

identieke<br />

collectie<br />

ontwaarden<br />

gedetecteerd<br />

plausibel<br />

verwant<br />

origine<br />

symbool<br />

oudheidkunde<br />

droombeeld<br />

volkomen gelijk<br />

verzameling<br />

kregen in het oog<br />

ontdekt<br />

aannemelijk<br />

verbonden door familiebetrekking<br />

herkomst<br />

herkenningsteken<br />

HOOFDSTUK 1 15


lokale<br />

geslagen<br />

contreien<br />

plaatselijke<br />

gemaakt<br />

gebied<br />

OPDRACHT 2<br />

a verzameling – collectie<br />

b aannemelijk – plausibel<br />

c plaatselijke – lokale<br />

d droombeeld – utopie<br />

e herkomst – origine<br />

OPDRACHT 3<br />

a in de Arnhemse contreien<br />

b archeologie studeren<br />

c munten slaan<br />

d lokale buien<br />

e identieke reactie<br />

f dna-materiaal detecteren<br />

g verwante planten<br />

OPDRACHT 4<br />

a mannelijk<br />

b vrouwelijk<br />

c vrouwelijk<br />

d mannelijk en vrouwelijk<br />

e onzijdig<br />

f mannelijk<br />

OPDRACHT 5<br />

a de-woorden<br />

b Nederland mannelijk en Vlaanderen vrouwelijk<br />

c -nis, -ie, -ing, -heid, -teit, -tuur, -theek, -ij, –schap, -sis, -de, -te, -st, -iek<br />

d es, -ess, -esse, -trice, -in, -ster, -e.<br />

OPDRACHT 6<br />

a waardin dorpelinge<br />

dievegge<br />

publiciste<br />

zeikster<br />

wandelaarster<br />

grafica<br />

conductrice<br />

b agent directeur<br />

regisseur<br />

Parisien/Parijzenaar<br />

secretaris<br />

steward<br />

1.8 informatie<br />

OPDRACHT 1<br />

a Ze willen weten hoe jij en andere mensen denken over een onderwerp.<br />

b gesloten vragen<br />

c Gesloten vragen kun je snel beantwoorden en de antwoorden zijn gemakkelijk te verzamelen.<br />

OPDRACHT 2<br />

a Kijk naar het antwoord bij 1a.<br />

b antwoord A en C<br />

c 1 B: Als je de mening van jongeren wilt weten, moet je jongens en meisjes de vragen laten<br />

beantwoorden.<br />

2 A, want alleen als je evenveel jongens als meisjes enquêteert, kom je te weten of er een<br />

verschil in opvatting is tussen jongens en meisjes.<br />

HOOFDSTUK 1 16


3 B, want alleen als je jongeren met verschillende opleidingsniveaus enquêteert, kom je te<br />

weten hoe jongeren van 12-15 over het onderwerp denken. Bovendien kun je nagaan of er<br />

verschillen in opvatting bestaan tussen jongeren van verschillende opleidingen.<br />

d van het begrip representatief<br />

e 1 Het voorbeeld is al gegeven.<br />

2 Hoeveel jongeren maken gebruik van zonnebanken en in welke mate?<br />

3 Bestaan er verschillen van opvatting over bruin worden tussen jongens en meisjes?<br />

OPDRACHT 3<br />

a Je kunt de antwoorden van deze vraagtypen scoren door er een streepje achter te zetten.<br />

Vervolgens kun per antwoord de streepjes optellen, dan weet je hoe vaak dit antwoord is<br />

gegeven.<br />

b Vraag 1 en 2 zijn meerkeuzevragen.<br />

c Vraag 3 is een waarderingsvraag.<br />

d Vraag 4 is een rangordevraag.<br />

e Bijvoorbeeld: Als je je aangetrokken voelt tot een jongen of meisje, speelt een gebruinde huid<br />

dan:<br />

A een grote rol<br />

B enigszins een rol<br />

C geen enkele rol<br />

f Bijvoorbeeld: Hoe belangrijk vind je een gebruinde huid voor de aantrekkelijkheid van een jongen<br />

of meisje?<br />

heel belangrijk 1 – 2 – 3 – 4 – 5 helemaal niet belangrijk<br />

g de onderzoeksvraag, want die geeft aan wat het doel is van je enquête<br />

h Er wordt niet gevraagd naar de sekse van de geënquêteerde.<br />

i geslacht: m/v<br />

OPDRACHT 4<br />

a Hoe belangrijk is geld in het leven van jongeren?<br />

b Bijvoorbeeld: Alleen leerlingen van 3 VWO. Of: Leerlingen van 3 Havo en 3 VWO.<br />

c Bijvoorbeeld: Hoe belangrijk is geld in het leven van leerlingen van 3 VWO?<br />

d/e Bijvoorbeeld:<br />

− Is geld belangrijk voor leerlingen van 3 VWO?<br />

− Hoeveel geld hebben deze leerlingen wekelijks te besteden?<br />

− Zijn ze tevreden over het bedrag dat ze te besteden hebben?<br />

− Hoe komen ze aan hun geld?<br />

− Aan welke zaken besteden ze hun geld vooral?<br />

− Hoe staan de leerlingen tegenover lenen en op krediet kopen?<br />

− Hoe staan ze tegenover sparen?<br />

− Zijn er opvallende verschillen tussen jongens en meisjes?<br />

OPDRACHT 5<br />

a Bijvoorbeeld:<br />

Enquêteformulier: Het belang van geld in het leven van jongeren<br />

Met deze enquête willen wij onderzoeken hoe belangrijk geld is in het leven van leerlingen van 3<br />

VWO. De resultaten van de enquête worden gepubliceerd in de eerstvolgende schoolkrant.<br />

Omcirkel steeds de letter van het antwoord dat van toepassing is. Als het antwoord op een<br />

andere manier moet worden aangegeven, volg dan de aanwijzingen bij de vraag.<br />

Naam: … Leeftijd: … Geslacht: m/v<br />

b<br />

Dit zijn een paar voorbeelden van mogelijke vragen, het is geen compleet formulier.<br />

1 Is geld belangrijk voor je?<br />

A erg belangrijk<br />

B tamelijk belangrijk<br />

C niet zo belangrijk<br />

D onbelangrijk<br />

2 Hieronder staan acht zaken die belangrijk kunnen zijn in je leven, in willekeurige volgorde.<br />

vrienden/vriendinnen – relatie met jongen/meisje – relatie met je ouders – relatie van je<br />

ouders – succes op school – het bezit van een creatief talent – sport – geld<br />

HOOFDSTUK 1 17


c –<br />

d –<br />

a Op welke plaats zou je geld zetten? Omcirkel het nummer dat van toepassing is.<br />

1 – 2 – 3 – 4 – 5 – 6 – 7 – 8<br />

b Schrijf op wat op de eerste plaats staat, als geld voor jou niet nummer 1 is?<br />

…<br />

3 Hoeveel geld heb je gemiddeld per week te besteden? Noteer een rond bedrag.<br />

… euro<br />

4 Ben je tevreden over het bedrag dat je te besteden hebt?<br />

A tevreden<br />

B niet erg tevreden<br />

C ontevreden<br />

5 Op welke manieren kom jij aan geld? Omcirkel alle antwoorden die voor jou gelden.<br />

A Je krijgt zakgeld.<br />

B Voor duurdere aankopen klop je bij je ouders aan.<br />

C Je verdient bij met baantjes.<br />

D Je leent van vrienden/vriendinnen.<br />

E Je leent van je ouders.<br />

F Andere mogelijkheid, namelijk …<br />

6 Waaraan besteed jij gemiddeld in een week je geld vooral?<br />

a Vul de opsomming hieronder aan als voor jou belangrijke zaken ontbreken.<br />

telefoneren – kleding – snoep/snacks/frisdrank – alcoholische dranken – sigaretten –<br />

bioscoop – concerten – … – …<br />

b Noteer jouw top drie van wekelijkse bestedingen.<br />

1 …<br />

2 …<br />

3 …<br />

7 Stel je wilt heel graag een dure fiets hebben, maar je moet hem helemaal zelf betalen. Wat<br />

zou jij doen?<br />

a Je spaart tot je het bedrag hebt, ook al kost je dat nog minstens een jaar.<br />

b<br />

OPDRACHT 6<br />

a –<br />

b –<br />

Je koopt de fiets en betaalt hem in termijnen af.<br />

1.9 gedicht<br />

OPDRACHT 1<br />

a eigen antwoord<br />

b De moeder is aan het dementeren.<br />

c Allebei drijven ze. De moeder drijft weg van wie zij is, de astronaut drijft weg van de aarde.<br />

d Ze is nog steeds de moeder van de ik, maar door haar dementie nu net als een kind afhankelijk<br />

geworden van de ik.<br />

OPDRACHT 2<br />

a Er is geen regelmatig rijmschema. Er zit wel veel eindrijm in.<br />

b vandaag – vraagt; mijn – moeder<br />

c vandaag – vraagt<br />

d bladstil = zo stil als een blad<br />

e Gewichtloos drijvend wijst vooruit naar regel 6 – 9.<br />

f Het woord herhaalt wordt benadrukt.<br />

OPDRACHT 3<br />

a Dat is vast niet toevallig. Het gedicht is waarschijnlijk autobiografisch. Den Haag is de plaats waar<br />

de moeder woonde en Roden is de plaats waar Vasalis woonde.<br />

b Nee, ze schrijft niet feitelijk, maar met gevoel.<br />

c vandaag – gisteren; Roden – Den Haag; moeder – kind<br />

d Ja, want dementie is een ouderdomsziekte waar je uiteindelijk aan overlijdt.<br />

HOOFDSTUK 1 18


OPDRACHT 4<br />

a eigen antwoord<br />

b eigen antwoord<br />

c eigen antwoord<br />

test jezelf<br />

OPDRACHT 1<br />

a Bij Brahim, de ik in het verhaal.<br />

b Brahim, de ik, is de hoofdpersoon. Je volgt het verhaal door zijn ogen en in zijn gedachten.<br />

c Ze zijn elkaars vijand.<br />

d Haas doet altijd alsof hij Scarface is.<br />

e Brahim wil Haas doodschieten, maar hij begint meteen te twijfelen.<br />

OPDRACHT 2<br />

a Sommige mensen houden niet van het najaar.<br />

TW ZN ZWW VZ LW ZN<br />

b Ze worden depressief bij het eerste vallende blaadje.<br />

KWW BN VZ LW TW BN ZN<br />

c Tijdens de drie maanden is hun levenslust gering.<br />

VZ LW TW ZN KWW ZN BN<br />

d De herfst telt ook veel sombere dagen.<br />

LW ZN ZWW TW BN ZN<br />

OPDRACHT 3<br />

BWB WG BWB O<br />

a In veel families / bestaan / sinds jaren / allerlei tradities.<br />

VZV WG BWB O<br />

b Tot die tradities / behoren / vaak / spelletjes.<br />

O NG NG VZV<br />

c Sommigen / zijn / gek / op kaartspellen.<br />

O WG VZV<br />

d Anderen / houden / van puzzelen.<br />

BWB WG O LV VZV<br />

e Ook / besteden / ze / uren / aan Monopoly of Mens-erger-je-niet.<br />

NG O BWB NG NG<br />

f Wil / ieder mens / altijd / de winnaar / zijn?<br />

OPDRACHT 4<br />

a Erkan verkocht de munten die hij op Marktplaats aanbood.<br />

b Hij antwoordde dat hij geen excuses aanvaardde.<br />

c Maud skiede liever, terwijl de rest van de familie snowboardde.<br />

d De glazen glansden toen het feestvarken de drank proefde.<br />

e Het vliegtuig taxiede naar de ontvangsthal waar wij onze vriend begroetten.<br />

OPDRACHT 5<br />

a Dit cliché wordt nog maar door weinigen gebruikt.<br />

b Degenen met het meeste geld liggen hier aan een privéstrand.<br />

c Hé, wil je stoppen met je gezeur!<br />

d Het is heel gênant dat zij haar doublé armband aan alle aanwezigen laat zien.<br />

e De vetes tussen onze families zijn allen uit de hand gelopen.<br />

OPDRACHT 6<br />

a de spraakzaamheid van mannen en vrouwen<br />

b tekstdoel: informeren; tekstsoort: informatieve tekst<br />

c inleiding – kern – slot<br />

OPDRACHT 7<br />

a Praten vrouwen echt zoveel meer dan mannen?<br />

HOOFDSTUK 1 19


De reden voor de vraag was een bewering in een tijdschrift dat vrouwen gemiddeld 20 000<br />

woorden per dag gebruiken en mannen maar 7 000. Deze bewering werd in andere publicaties<br />

bevestigd.<br />

c staven betekent: bewijzen.<br />

d dit verwijst naar: onderzoek dat deze getallen staafde.<br />

e De onderzoeksgegevens bestonden uit gespreksopnames van mannen en vrouwen.<br />

f indertijd slaat terug op: 2001, 2003 en 2004.<br />

g Meteen ging zijn onderzoeksteam aan de slag.<br />

h Bovendien<br />

i<br />

j<br />

k<br />

Het signaalwoord wijst op een opsommend verband.<br />

Resultaat 1: in de helft van de zes groepen gebruikten de vrouwen meer woorden, in de andere<br />

helft de mannen.<br />

Resultaat 2: Vrouwen gebruikten gemiddeld per dag 16 215 woorden en mannen 15 669.<br />

Dat vrouwen drie keer zoveel praten als mannen, is onzin.<br />

OPDRACHT 8<br />

a Onderzoek heeft uitgewezen dat de bewering dat vrouwen drie keer zoveel praten als mannen<br />

onjuist is. Mannen en vrouwen praten ongeveer evenveel.<br />

b In de tekst wordt uitleg gegeven over een onderzoek naar de spraakzaamheid van mannen en<br />

vrouwen. De tekst bevat uitsluitend objectieve informatie.<br />

OPDRACHT 9<br />

a Titel 2 past bij een uiteenzetting. Het is een neutrale titel die goed past bij een tekst die feitelijke<br />

informatie geeft. Bijvoorbeeld over het leengedrag van Nederlanders of over hoe je in Nederland<br />

geld kunt lenen.<br />

b Titel 1 hoort bij een betoog. Titel 1 geeft een mening, dus je verwacht een tekst waarin deze<br />

mening wordt toegelicht met argumenten.<br />

Titel 3 hoort bij een activerende tekst. Titel 3 doet een belofte, bedoeld om de lezer over te halen.<br />

Je verwacht een reclametekst over geld lenen.<br />

OPDRACHT 10<br />

a hen: na voorzetsel volgt hen<br />

b hen: hen is LV<br />

c hun: hun is MV<br />

d dan: hoger dan (vergrotende trap)<br />

e als: geen vergrotende trap<br />

OPDRACHT 11<br />

a Klopt: suggesties werken beter wanneer iemand ze herkent. Dat gebeurt sneller als ze aansluiten<br />

bestaande vooroordelen en verwachtingen.<br />

b Klopt: beeldtaal werkt directer.<br />

c Klopt: als je niet bewust kijkt, neem je de suggestie gemakkelijk over.<br />

OPDRACHT 12<br />

a het Algemeen Dagblad (AD) en de Feyenoord Supporters Vereniging (FSV)<br />

b Bij een dagblad verwacht je objectieve informatie. Het AD zal dus objectief zijn. Bij de Feyenoord<br />

Supporters Vereniging verwacht je subjectieve informatie.<br />

c Het zijn gezellige mensen.<br />

d Het is schorriemorrie.<br />

OPDRACHT 13<br />

1 oudheidkunde, gelijkwaardige, herkenningstekens<br />

2 aannemelijk, verbonden door familiebetrekking<br />

3 plaatselijke, gebied<br />

4 droombeeld, maken<br />

OPDRACHT 14<br />

topcrimineel<br />

gevangenis<br />

cipier<br />

mannelijk<br />

vrouwelijk<br />

mannelijk<br />

HOOFDSTUK 1 20


keukendeur<br />

patat<br />

gevangenen<br />

vrouwelijk en mannelijk<br />

vrouwelijk en mannelijk<br />

vrouwelijk en mannelijk<br />

OPDRACHT 15<br />

a Een enquête is een onderzoek waarvoor je een aantal personen vragen laat beantwoorden om<br />

erachter te komen hoe zij denken over een onderwerp.<br />

b Je legt uit wat het doel is van de enquête en hoe deze moet worden ingevuld. Ook vraag je naar<br />

persoonsgegevens die voor de enquête van belang zijn.<br />

c In een waarderingsvraag vraag je de geënquêteerde zijn waardering over iets aan te geven door<br />

een cijfer op een puntenschaal te omcirkelen.<br />

OPDRACHT 16<br />

a Hoe populair is tribal shaving onder jongeren? De ander categorie mag natuurlijk ook.<br />

b Eigen antwoord invullen. Elk antwoord dat de onderzoeksgroep inperkt, is goed. Bijvoorbeeld:<br />

leerlingen van havo en vwo.<br />

c Hoe populair is tribal shaving onder havo- en vwo-scholieren? De aanvulling van de<br />

onderzoeksvraag moet de groep zijn die je bij b hebt genoemd.<br />

d Is tribal shaving bij sommige bevolkingsgroepen populairder dan bij andere?<br />

e De antwoordmogelijkheden staan niet in een logische volgorde.<br />

f De formulering: Omcirkel het woord. Verder is het aantal keuzecijfers te hoog.<br />

HOOFDSTUK 1 21


HOOFDSTUK 2<br />

2.1 fictie<br />

OPDRACHT 1<br />

a Bijvoorbeeld: Oneens, want als er geen herkenbare werkelijkheid in het verhaal zit, wordt het wel<br />

erg moeilijk om het te begrijpen.<br />

b Bijvoorbeeld: Eens, want de heks in Sneeuwwitje handelt uit jaloezie.<br />

c Bijvoorbeeld: Eens, want ET gaat over vriendschap.<br />

OPDRACHT 2<br />

a Bij Will: Will dacht dat ze nu toch wel dicht bij de plek waren aangekomen waar de bijeenkomst<br />

zou plaatsvinden.<br />

b Halt is de leermeester van Will.<br />

c Hun zintuigen werken erg goed: zij kunnen goed horen, zien en ruiken.<br />

d De paarden zijn klein en kunnen het ritme van hun stap veranderen.<br />

e Halt wil niet veel informatie aan Will geven.<br />

OPDRACHT 3<br />

a bijvoorbeeld: het rijden op een paard, de relatie meester-leerling, iemand die een ander te pakken<br />

wil nemen<br />

b bijvoorbeeld: de werking van de zintuigen van de Jagers<br />

c Het lukt Gilan natuurlijk niet om Halt te verrassen: Halt is veel te goed.<br />

d De Grijze Jager is een niet-realistisch verhaal.<br />

OPDRACHT 4<br />

a Araluen lijkt op Engeland in de middeleeuwen, maar het is een verzonnen land. Niet-realistisch,<br />

dus.<br />

b Will is een leerling, dus nog niet groot. Of hij gespierd is valt uit het fragment niet af te leiden.<br />

c Ja, dat kan voor een deel: Will is een leerling die al zover is dat hij mee mag naar de bijeenkomst<br />

van de Jagers.<br />

d Ook Harry Potter is een leerling, ook de boeken over Harry Potter spelen zich in een verzonnen<br />

Engeland af, ook de boeken over Harry Potter zijn magische boeken.<br />

OPDRACHT 5<br />

a op de Olympos, de hoogste berg van Griekenland, het huis van de goden<br />

b Hermes, de zoon van Zeus<br />

c Nee, in notulen wordt puntsgewijs en zakelijk verslag gedaan van een vergadering. Dit is een<br />

verhalende beschrijving van de vergadering.<br />

d Odysseus is de achterkleinzoon van Zeus. Hij heeft dus bij een andere vrouw dan Hera een kind<br />

verwekt.<br />

e Ze gedragen zich menselijk: Hera is jaloers, Poseidon is opvliegend, Haides is zenuwachtig en<br />

Hera en Afrodite gedragen zich als pubers.<br />

OPDRACHT 6<br />

a fantasy<br />

b mythen en sagen<br />

c de relatie meester-leerling, bijzondere fysieke eigenschappen, een verzonnen land<br />

d goden die zich als mensen gedragen, het ingrijpen van goden in het leven van de mens<br />

e volksverhalen: mythen, sagen, sprookjes<br />

niet-volksverhalen: fantasy, sciencefiction<br />

f Mythen en sagen: goden spelen de hoofdrol.<br />

Sprookjes: er komen sprookjesfiguren in voor.<br />

Fantasy: een verzonnen land uit een verzonnen verleden, maar gebaseerd op de realiteit.<br />

Sciencefiction: speelt in de toekomst, technische ontwikkelingen zijn belangrijk.<br />

OPDRACHT 7<br />

a In sprookjes vind je verzonnen wezens en magische hulpmiddelen.<br />

HOOFDSTUK 2 22


c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

g<br />

In sprookjes zijn vaak herkenbare problemen: armoede en andere bedreigingen. De redenen die<br />

de slechteriken hebben zijn ook herkenbaar: jaloezie, egoïsme.<br />

bijvoorbeeld: sprekende dieren, slimme kinderen, strijd van goed tegen kwaad, stiefmoeders,<br />

betoverde voorwerpen<br />

eigen antwoord<br />

eigen antwoord<br />

eigen antwoord<br />

Bijvoorbeeld: Assepoester schakelt Bureau Jeugdzorg in, Doornroosje is gestoken door een<br />

tseetseevlieg en krijgt medicijnen.<br />

h –<br />

i eigen antwoord<br />

2.2 grammatica<br />

OPDRACHT 1<br />

a het<br />

b twee categorieën bijwoorden:<br />

− bijwoorden die niets anders dan bijwoord kunnen zijn;<br />

− bijwoorden die dezelfde vorm hebben als een bijvoeglijk naamwoord en die je alleen als<br />

bijwoord kunt herkennen in hun context.<br />

c Niet precies omschreven, vaag. Men zegt zoveel! Het is onbekend wie precies bedoeld wordt met<br />

men.<br />

OPDRACHT 2 (MVT)<br />

a le, la, les<br />

b onderwerp, meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp<br />

c Omdat je uit de vorm van de woorden precies kunt opmaken welke functie dat woord in de zin<br />

heeft.<br />

d Nee, rapidly is een bijwoord; een bijwoord verandert niet. Een bijwoord hoort ook niet bij een<br />

zelfstandig naamwoord, zodat een meervoudsvorm, zoals bij een bijvoeglijk naamwoord in veel<br />

talen, ontbreekt.<br />

OPDRACHT 3<br />

a Een oplettende man zag bij zijn buren iemand rondscharrelen.<br />

BZV OVW<br />

b Hij vertrouwde het niet.<br />

PSV<br />

PSV<br />

c Toch heeft iedereen het recht ergens te zijn.<br />

OVW<br />

d Waarom zou deze scharrelaar iets in zijn schild voeren?<br />

AVW OVW BZV<br />

e Toch zette de buurman zich over zijn aarzeling heen.<br />

WKV<br />

BZV<br />

f Wie of wat zou hij bellen?<br />

VRV VRV PSV<br />

g Dat bleek makkelijk voor hem: 112.<br />

AWV<br />

PSV<br />

h Gelukkig had hij niet zijn mobieltje, maar dat van zijn vrouw meegenomen.<br />

i<br />

PSV BZV AWV BZV<br />

Elke dag was het zijne leeg.<br />

OVW<br />

BZV<br />

OPDRACHT 4<br />

a De dagen worden al korter en donkerder.<br />

LW ZN WW BW BN VW BN<br />

b Iedereen voelt de herfst aankomen.<br />

OVW WW LW ZN WW<br />

c Sommigen hebben dan zin in lekker warme truien.<br />

TW WW BW ZN VZ BW BN ZN<br />

HOOFDSTUK 2 23


d Jij kon geen afscheid nemen van je favoriete seizoen.<br />

PSV WW OVW ZN WW VZ BZV BN ZN<br />

e Waarom kon het niet altijd zomer zijn?<br />

BW WW PSV BW BW ZN WW<br />

f Emigreren naar Australië was misschien een oplossing.<br />

ZN VZ ZN WW BW LW ZN<br />

g Daar hoefde je je nooit zorgen te maken om de kou.<br />

BW WW OVW WKV BW ZN VZ WW VZ LW ZN<br />

OPDRACHT 5<br />

a Zullen ze naar de duinen gaan of zullen ze liever het strand opzoeken?<br />

VW nevenschikkend: of<br />

b Ze weten niet eens of de strandtenten al zijn opgebouwd.<br />

VW onderschikkend: of<br />

c Eigenlijk vinden ze niet dat dat belangrijk is.<br />

VW onderschikkend: dat<br />

d Terwijl ze langs de zee lopen, gaat de zon in het westen al onder.<br />

VW onderschikkend: terwijl<br />

e Het is stil, maar overal klinken vogelgeluiden.<br />

VW nevenschikkend: maar<br />

f Voortdurend horen ze dat duizenden schelpen door de golven op het zand worden geworpen.<br />

VW onderschikkend: dat<br />

g Aan zee moet je je wel ontspannen en dat is steeds een prettige ervaring.<br />

VW nevenschikkend: en<br />

OPDRACHT 6 (MVT)<br />

a Did you see her yesterday?<br />

b The BBC has published them.<br />

c Er hat ihm die ganze Geschichte erzählt.<br />

d Sie kaufte neue Kleider für ihn.<br />

e La police la cherche depuis des mois.<br />

f Ils l’écoutent attentivement.<br />

g Thierry lui dit toujours la vérité.<br />

OPDRACHT 7 (THEORIE)<br />

a Het vereenvoudigt het bepalen van de functie van de bijzin.<br />

b Het verwijst naar het eigenlijke onderwerp, en dat is een onderwerpszin. Je treft het voorlopig<br />

onderwerp aan in een samengestelde zin met een onderwerpszin.<br />

c bij werkwoorden als betreuren en iets leuk, vervelend, jammer enzovoort vinden<br />

d Nee, vaak begint de hoofdzin met een ondergeschikte bijzin; dan staat het voegwoord vooraan in<br />

de zin.<br />

OPDRACHT 8<br />

a Aan het eind van een lange, vermoeiende middag klonk de langverwachte bel.<br />

enkelvoudig<br />

b Onderweg naar huis werd de jongen opgehouden door een wegafsluiting.<br />

enkelvoudig<br />

c Daardoor kwam hij later thuis dan normaal, maar dat was niet erg.<br />

samengesteld: nevenschikkend<br />

d Het eten stond net op tafel zodat hij meteen kon aanschuiven.<br />

samengesteld: onderschikkend<br />

e Omdat het zijn lievelingseten was, schepte hij twee keer op.<br />

samengesteld: onderschikkend<br />

f Gelukkig had hij het getroffen met zijn moeder, want zij was een kei in koken.<br />

samengesteld: nevenschikkend<br />

g Hoewel zijn vader ook wel eens een poging deed, was het toch zijn moeder die ervoor zorgde,<br />

dat er elke keer wat lekkers was klaargemaakt.<br />

samengesteld: onderschikkend<br />

HOOFDSTUK 2 24


OPDRACHT 9<br />

Bijvoorbeeld:<br />

a Toen ze hun koffer hadden gepakt, vertrokken ze.<br />

b Nederlanders bouwen dijken, omdat het land tegen het water moet worden beschermd.<br />

c Nadat de sterrenkundige een supernova had ontdekt, schreef hij er een artikel over.<br />

OPDRACHT 10<br />

a Daarom werd er een nieuw schoolgebouw neergezet. Daarom = BWB.<br />

b Ondertussen vonden de lessen plaats in een noodgebouw. Ondertussen = BWB.<br />

c Niemand zal dat beweren. Dat = LV.<br />

d Dat was nog het minste bezwaar. Dat = O.<br />

e Later / Tegen de zomer was het niet te harden van de hitte. Later = BWB.<br />

f U hoeft zich dat niet af te vragen. Dat = LV.<br />

OPDRACHT 11<br />

a Dat … zijn = onderwerpszin.<br />

b Omdat … leert = bijwoordelijke bijzin.<br />

c dat … aangeleerd = lijdendvoorwerpszin.<br />

d Wanneer … is = bijwoordelijke bijzin.<br />

e Of … ontwikkelt = onderwerpszin.<br />

OPDRACHT 12<br />

BWB-zin WG O WG<br />

a // Wanneer de bel gaat, // stromen / de klaslokalen / leeg.<br />

O WG<br />

Wanneer / de bel / gaat<br />

VW<br />

b<br />

O WG WG BWB WG LV BWB<br />

Alle leerlingen / haasten / zich / door de gangen // en // zoeken / een plekje / in de aula.<br />

VW<br />

O-zin WG BWB BWB<br />

c // Dat dat geen willekeurige plek is, // blijkt / dan / pas.<br />

O NG NG<br />

Dat / dat / geen willekeurige plek / is<br />

VW<br />

d<br />

BWB WG O WG LV-zin<br />

Blijkbaar / hebben / ze / afgesproken // dat die ronde tafel bestemd is voor de derdeklassers.//<br />

O NG NG VZV<br />

dat / die ronde tafel / bestemd / is / voor de derdeklassers.<br />

VW<br />

BWB WG O LV-zin<br />

e Zo / weet / elke docent // of Mara uit klas V3 op school is. //<br />

O BWB WG<br />

of / Mara uit klas V3 / op school / is.<br />

VW<br />

2.3 spelling<br />

OPDRACHT 1<br />

a verloren<br />

stilgestaan<br />

gefotografeerd<br />

afgegraasd<br />

geroerbakt<br />

b voltooid deelwoorden<br />

HOOFDSTUK 2 25


c<br />

Nee, want bij voltooid deelwoord staat altijd een vorm van zijn, worden of hebben.<br />

OPDRACHT 2<br />

a Nee, omdat voltooid deelwoorden ook kunnen beginnen met be-, ver-,her-, ont- en er-.<br />

b Nee, want de samengestelde werkwoorden die je bij vervoeging niet scheidt, krijgen geen ge-.<br />

c Nee, sommige krijgen extra ge- toegevoegd.<br />

d Ja, je schrijft gestofzuigd en geroerbakt.<br />

e –<br />

OPDRACHT 3<br />

a bedrogen j bedacht<br />

b geherstructureerd k veracht<br />

c tekortgeschoten l gebruikt<br />

d ontgonnen m verkaveld<br />

e overeten n geraadpleegd<br />

f opgevreten o leeggeblazen<br />

g ervaren p hervormd<br />

h ontgroeid q geboden<br />

i gehockeyd r gepromoot<br />

OPDRACHT 4<br />

a misbruikte misbruikt<br />

b aanbad aanbeden<br />

c beeldhouwde gebeeldhouwd<br />

d herinrichtte heringericht<br />

e zweefvliegde gezweefvliegd<br />

f vrijde voetje voetjegevrijd<br />

OPDRACHT 5<br />

a Lachend<br />

b Turend, nagekeken<br />

c denkend, vergeten<br />

d bedacht, gissend<br />

e treiterend<br />

OPDRACHT 6<br />

a gebeurd<br />

b herkent<br />

c verzameld<br />

d belooft<br />

e belooft<br />

f beloofd<br />

OPDRACHT 7<br />

a ontvouwde, schaterlachend, wachtten<br />

b gebekvecht, schoonmaakt<br />

c balend, gestofzuigd<br />

d beloofd, gerangschikt<br />

e schrikte op, aanklopte<br />

f herinnerd, geherstructureerd, heringedeeld<br />

OPDRACHT 8<br />

a jubileums/jubilea<br />

b politici<br />

c cafés<br />

d monniken<br />

e agenda’s<br />

f aanbiedingen<br />

g ideeën<br />

h coupés<br />

HOOFDSTUK 2 26


OPDRACHT 9<br />

a melodieën<br />

b drieën<br />

c provinciën<br />

d leliën<br />

e categorieën<br />

f oliën<br />

g kopieën<br />

h knieën<br />

OPDRACHT 10<br />

a etalages<br />

b dominees<br />

c ideeën<br />

d logés<br />

e moskeeën<br />

f pygmeeën<br />

OPDRACHT 11<br />

a runderen g vlooien<br />

b hartelijkheden h eieren<br />

c aanbiedingen i vaklui, vaklieden vakmannen<br />

d overheden j kooplui, kooplieden, koopmannen<br />

e kalveren k paragrafen<br />

f pyjama’s l accu’s<br />

OPDRACHT 12<br />

a 1 keuzes/keuzen<br />

2 gewoontes/gewoonten<br />

3 evangelies/evangeliën<br />

4 bladen/bladeren<br />

5 weides/weiden<br />

6 leraars/leraren<br />

7 saldo’s/saldi<br />

8 stadiums/stadia<br />

b bij blad<br />

2.4 lezen<br />

OPDRACHT 1<br />

a informeren, overtuigen, activeren en amuseren<br />

b informatie geven over een reis<br />

c Amuseren: de schrijver wil de lezer niet alleen informeren, hij wil hem ook plezier laten beleven<br />

aan zijn reisverhaal.<br />

d eigen antwoord<br />

e Het hoofddoel van een ingezonden brief is overtuigen. Een ingezonden brief is een betogende<br />

tekst.<br />

f Een ingezonden brief wil vaak ook informatie geven. Om de lezer te overtuigen, gebruikt de<br />

schrijver argumenten en die bevatten vaak informatie.<br />

g Een reclamefolder wil informatie geven, overtuigen en tot actie aanzetten. Het hoofddoel is tot<br />

actie aanzetten.<br />

OPDRACHT 2<br />

a Objectieve informatie. In beide gevallen geeft de schrijver feitelijke informatie, omdat hij iets wil<br />

uitleggen.<br />

b trachten te bewijzen<br />

c In een betoog wil de schrijver de lezer ervan overtuigen dat zijn mening juist is. In een<br />

beschouwing wil hij de lezer aan het denken zetten.<br />

d beschrijft hij het: tekstdoel informatie geven<br />

HOOFDSTUK 2 27


e<br />

f<br />

g<br />

geeft hij ook aan wat hij ervan vindt: tekstdoel overtuigen<br />

non-fictie: informatieve, betogende en activerende teksten<br />

fictie: amuserende teksten<br />

Een nieuwsbericht is een informatieve tekst. De schrijver wil de lezer informeren over een actuele<br />

gebeurtenis.<br />

bijvoorbeeld: een artikel met achtergrondinformatie, een filmbespreking, een interview, een<br />

commentaar op het nieuws<br />

OPDRACHT 3<br />

a tekstsoort: activerende tekst<br />

tekstvorm: reclametekst<br />

b De tekst geeft informatie: opsomming van de bestemmingen, vakantie is goedkoop.<br />

De tekst probeert je te overtuigen met lokkertjes: goedkoop, groot feest, ultieme feestvakantie.<br />

De tekst probeert je te activeren: je wordt aangespoord om te boeken.<br />

c Het hoofddoel is activeren.<br />

d –<br />

e In de titel zit een mening, dus het is een betogende tekst. Uit Slimme charmeur kun je afleiden<br />

dat het gaat om een optreden, dus het is een recensie.<br />

f Hij heeft gekeken naar het eerste cabaretprogramma van Thijs Maas. In alinea 1 noemt hij twee<br />

programmapunten: een lied en een conference.<br />

g Het lied waarmee het programma begint roept meteen enorme tegenzin op door het onderwerp,<br />

de lengte en de manier van zingen.<br />

h Het signaalwoord Maar. Een negatief oordeel over het lied waarmee het programma begint staat<br />

tegenover een positief oordeel over de conference die volgt.<br />

i gewiekst<br />

OPDRACHT 4<br />

a Kabinet afgetreden – auto-ongeluk op de A7 – ravage aangericht door orkaan Frieda op<br />

Martinique – Nederlandse schaatser wint de 10 km – twee inbraken gepleegd in filiaal Rabobank<br />

– man van 83 veroordeeld tot 5 jaar.<br />

b Ze gaan over een actuele gebeurtenis.<br />

c opbouw in twee delen inleiding vetgedrukt<br />

plaatsnaam<br />

vermelding persbureau<br />

vermelding ‘door onze correspondent’<br />

OPDRACHT 5<br />

a inleiding: alinea I; kern: alinea II t/m VI<br />

b vast kenmerk: de plaatsnaam aan het begin; niet vast kenmerk: de aanduiding Door een onzer<br />

redacteuren<br />

c Bijvoorbeeld: Gratis bouwgrond in een Oostenrijks dorp<br />

OPDRACHT 6<br />

a In Rappottenstein kun je gratis bouwgrond krijgen, als je binnen tien jaar zorgt voor nageslacht.<br />

b De gemeente wil de leegloop en de vergrijzing bestrijden.<br />

c De nieuwe inwoner moet binnen 10 jaar voor nageslacht zorgen.<br />

De nieuwe inwoner moet binnen 3 jaar gaan bouwen en zich vervolgens vestigen.<br />

Een vrijgezel moet een partner zoeken of een andere situatie creëren die leidt tot kinderen.<br />

d Als de nieuwe inwoner niet aan een van de voorwaarden voldoet, moet hij alsnog 12 000 euro<br />

voor de bouwgrond betalen.<br />

e Alinea I: gratis bouwgrond weggeven. Alinea II: de omvang van de bouwgrond (800 − 900 m 2 ) en<br />

de termijn waarbinnen gebouwd moet worden (3 jaar).<br />

Alinea I: binnen tien jaar voor nageslacht zorgen. Alinea IV: een kind is genoeg, meer kinderen<br />

welkom; adoptie is ook toegestaan.<br />

f idyllisch – lieflijk/bekoorlijk, selectief – kieskeurig, drijfveer – motief/beweegreden, autoriteiten –<br />

gezagsdragers, uiteraard – natuurlijk/vanzelfsprekend, gegadigden –<br />

belangstellenden/geïnteresseerden<br />

OPDRACHT 7<br />

a Bijvoorbeeld: SIRE is een stichting voor ideële reclame, die geregeld reclamecampagnes<br />

organiseert om mensen bewust te maken van een maatschappelijk probleem.<br />

HOOFDSTUK 2 28


Tekst 4 geeft informatie over een actuele gebeurtenis. De tekst bestaat uit inleiding + kern. Aan<br />

het begin van de inleiding staat een plaatsnaam.<br />

c een enquête van SIRE over onbewust asociaal gedrag van Nederlanders<br />

d Bijna elke Nederlander gedraagt zich wel eens asociaal, zonder zich daarvan bewust te zijn.<br />

e Zijn verwijst naar De organisatie (=SIRE).<br />

f 1. hard praten of bellen in openbare ruimtes<br />

2. agressief gedrag in het verkeer<br />

3. onfatsoenlijke fysieke uitingen: boeren, smakken, neuspeuteren, slurpen en nagelbijten<br />

g signaalwoord Zo (r.7)<br />

h Als je de percentages in alinea II optelt, kom je maar aan 33 procent. Dat is bij lange na niet 95<br />

procent.<br />

i In alinea II vind je een synoniem: zich schuldig maken.<br />

j aandacht vestigen op de nieuwe campagne die van start gaat<br />

k eigen antwoord<br />

OPDRACHT 8<br />

a Het plaatst het nieuwsbericht in een breder kader.<br />

b In de eerste zin is sprake van dezelfde campagne als die in tekst 4 wordt genoemd.<br />

c het effect van SIRE-campagnes<br />

d informatie over SIRE – successen van de campagnes – kritiek op SIRE<br />

OPDRACHT 9<br />

a In de inleiding wordt de centrale vraag gesteld.<br />

b Dat we er eens iets aan doen!<br />

c idealistische reclame – niet-commerciële reclame<br />

d Hij vraagt zich af of het werk van de stichting veel nut heeft. De reden daarvan is het feit dat het<br />

onderwerp van de eerste campagne in 1967 nog steeds actueel is.<br />

OPDRACHT 10<br />

a gedragsverandering bewerkstelligen (r.33).<br />

b − Een campagne om jongeren te wijzen op de gevaren van vuurwerk. Effect volgens Koopmans:<br />

de campagne was voor veel ouders en leerkrachten aanleiding om erover te praten en het heeft<br />

aanwijsbaar geleid tot minder slachtoffers.<br />

− Een campagne over het gedrag van ouders langs de sportvelden. Effect: een op de drie ouders<br />

stelt zich positiever op bij het aanmoedigen van de kinderen.<br />

c Wat lukt de ene keer beter dan de andere? Antwoord: gedragsverandering bewerkstelligen (r.33).<br />

d De bewering klopt. De waardering voor campagnes en het effect van campagnes zijn twee<br />

verschillende dingen. Je kunt waarderen dat SIRE campagnes voert, terwijl die niet of nauwelijks<br />

effect hebben.<br />

e kritisch lezen<br />

OPDRACHT 11<br />

a In een wetenschappelijke aanpak worden altijd twee groepen met elkaar vergeleken. Bijvoorbeeld<br />

een groep die met de SIRE-campagne in aanraking is geweest en een groep waarvoor dat niet<br />

geldt.<br />

b Mensen gaan de slogan gebruiken als een excuus: ik ben nu eenmaal zo.<br />

c op de uitspraak ‘Het heeft aanwijsbaar geleid tot minder slachtoffers.’<br />

d Standpunt Kok: het effect van de vuurwerkcampagne is ook nooit aangetoond. Argumenten: 1.<br />

het kan ook aan het weer liggen dat er minder slachtoffers zijn, bij regen is vuurwerk dat op straat<br />

ligt niet meer aan te steken; 2. gemeenten ruimen tegenwoordig eerder hun afval op.<br />

e Bovendien (r.86). Signaalwoord dat een opsommend tekstverband aangeeft.<br />

f aanspraak maken op<br />

g SIRE is belerend en dat werkt niet. Argument: als Nederlanders zich in hun vrijheid beperkt<br />

voelen, raken ze geïrriteerd.<br />

h belerend, daar is het vingertje weer en moraliserend betekenen hetzelfde.<br />

i De bewering klopt niet. Kok vindt de campagnes juist te kort en is van mening dat<br />

gedragsverandering alleen maar met langdurige campagnes valt te bereiken.<br />

HOOFDSTUK 2 29


OPDRACHT 12<br />

a Een informerende tekst. De meningen die in de tekst worden behandeld zijn niet die van de<br />

schrijver, maar van de personen die hij noemt. Tekst 5 informeert de lezer over deze meningen.<br />

b Hij vindt het eigenlijk wat te sterk uitgedrukt. Je moet het als lezer niet al te letterlijk nemen.<br />

c SIRE is van mening dat verscheidene campagnes hun uitwerking niet hebben gemist, maar<br />

buitenstaanders, onder meer uit de wetenschap, vinden dat het effect niet is aangetoond.<br />

2.5 schrijven<br />

OPDRACHT 1 (HERHALING)<br />

a mening<br />

b stelling (een bewering waarvan je de waarheid moet aantonen)<br />

c argument<br />

OPDRACHT 2<br />

a Een rationeel argument doet een beroep op het verstand, een emotioneel argument doet een<br />

beroep op het gevoel.<br />

b objectief<br />

c Argument 4 is subjectief. Het noemt een mogelijkheid die de schrijver heeft verzonnen.<br />

Argument 3 is objectief. Het noemt een feit, maar het doet tegelijk een beroep op het gevoel van<br />

de lezer. Die moet denken: ‘o, wat vreselijk.’<br />

d De feiten die hier worden gepresenteerd moeten correct zijn: ze moeten ook werkelijk hebben<br />

plaatsgevonden.<br />

e Bijvoorbeeld: Als mensen meer moeten betalen voor ongezonde producten, is de kans groot dat<br />

het verbruik afneemt.<br />

f Bijvoorbeeld: Misschien ben jij wel zo’n slapjanus die zich ongeremd te goed doet aan<br />

ongezonde troep.<br />

g Bijvoorbeeld: Misschien ben jij wel zo’n slapjanus die zich ongeremd te goed doet aan<br />

ongezonde troep. Heb jij je wel eens voorgesteld hoe het er dan bij jou over een paar jaar van<br />

binnen uitziet? Je rochelt uit je teerlongen. Je hebt een rode kop van de bloeddruk. Je moet elke<br />

dag een spuit zetten tegen je diabetes en je doet bijna geen stap meer buiten de deur omdat je<br />

steeds dat dichtgegroeide lijf van je moet meeslepen. Is dat niet een aantrekkelijk vooruitzicht? O<br />

ja, en dan heeft de tandarts ook nog een geestig bericht voor je: je tandglazuur is ernstig<br />

aangetast door de cola, daar is echt niks meer aan te doen. Maar och, wie dan leeft, wie dan<br />

zorgt, nietwaar?<br />

OPDRACHT 3<br />

a vier bijzinnen<br />

b − Er is een grote afstand tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord.<br />

− Er is een grote afstand tussen het hulpwerkwoord en het hoofdwerkwoord.<br />

− Er is een grote afstand tussen de delen van een splitsbaar werkwoord.<br />

c De twee woorden zijn als het ware de uiteinden van een tang, waar de woordgroep of de<br />

zinsdelen tussen zijn geklemd.<br />

OPDRACHT 4<br />

a tangconstructie: grote afstand tussen lidwoord en zelfstandig naamwoord<br />

In augustus 2006 is in Breda het Orion College van start gegaan met 7 leerlingen. Deze school<br />

heeft volgens mij het beste onderwijs dat er bestaat.<br />

b hoofdzin met veel bijzinnen<br />

Je hebt nooit last van lesuitval, omdat elke leerling een eigen leerplan heeft. Dit bestaat uit<br />

onderzoeksvragen die gekoppeld kunnen worden aan verschillende vakgebieden.<br />

c tangconstructie: grote afstand tussen hulpwerkwoord en hoofdwerkwoord<br />

Je kunt daar elke ochtend een uur en 10 minuten aan werken en ook iedere keer als er een les<br />

uitvalt.<br />

d hoofdzin met veel bijzinnen<br />

Het eerste wat je doet is een onderwerp kiezen dat je interesseert. Daarna bedenk je een<br />

onderzoeksvraag waarvoor je verschillende vakken moet gebruiken. Ten slotte probeer je de<br />

vraag te beantwoorden met behulp van informatie die je zoekt op internet.<br />

HOOFDSTUK 2 30


e<br />

f<br />

tangconstructie: grote afstand tussen lidwoord en zelfstandig naamwoord<br />

Aan het eind moet er een begrijpelijk resultaat liggen. Dit moet goed leesbaar zijn zowel voor<br />

andere leerlingen als voor de docent die het moet nakijken.<br />

tangconstructie: grote afstand tussen de delen van een splitsbaar werkwoord<br />

Op deze school doe je vooral kennis op in de praktijk en niet door het lezen van boeken.<br />

OPDRACHT 5<br />

a –<br />

b Bijvoorbeeld: Het is een prima idee om paparazzi met gelijke munt terug te betalen.<br />

c Ik ga een betoog schrijven over de website Paparazzia.nl. Ik wil de lezer overtuigen dat er alle<br />

reden is voor zo’n site. Mijn tekst is bedoeld voor de bezoekers van mijn weblog, vaak scholieren.<br />

d Bijvoorbeeld:<br />

Inleiding<br />

Argument 1<br />

Argument 2<br />

Argument 3<br />

Slot<br />

(Mening) Blij met de komst van Paparazzia.nl<br />

Paparazzi gaan vaak ver over de schreef: een voorbeeld ter illustratie.<br />

Ook bekende Nederlanders hebben recht op privacy. Paparazzi trekken<br />

zich daar niets van aan.<br />

Roddeljournalisten en paparazzi komen altijd met dezelfde smoezen.<br />

Paparazzia.nl zal geen eind maken aan de praktijken van paparazzi,<br />

maar geeft tenminste de mogelijkheid om iets terug te doen.<br />

OPDRACHT 6<br />

a/b/c<br />

Bijvoorbeeld: Onlangs is een site toegevoegd aan het worldwide web die ik zeer toejuich:<br />

Paparazzia.nl. Deze site is een reactie op een verschijnsel waar ik al jaren van walg: fotografen van<br />

roddelbladen die geen moeite te veel is om bekende Nederlanders tot in het intiemste van hun<br />

privéleven te achtervolgen. Dat er nu een site is waarop iedereen die paparazzi stuitend vindt,<br />

privéadressen kwijt kan van deze aasgieren en natuurlijk veel foto’s, liefst zo compromitterend<br />

mogelijk, is wat mij betreft reden voor een bescheiden feestje.<br />

Stel je voor dat de droom van je scholierenleven is uitgekomen: je bent de zanger of de actrice die je<br />

altijd had willen worden. Je treedt overal op, jongeren vragen om je handtekening en je wordt<br />

uitgenodigd in alle populaire praatprogramma’s. Je zit kortom als BN’er op de eerste rang. Maar ook<br />

een BN’er kan getroffen worden door het noodlot: een zeer dierbaar familielid, misschien zelfs wel je<br />

partner, ontvalt je door een gruwelijk ongeluk. Meteen liggen de struiken rondom je riante villa vol met<br />

paparazzi. Je bent daar normaal altijd heel alert op, maar door je verdriet ben je deze dagen even wat<br />

minder oplettend. In al je ellende sta je de volgende dag tentoongesteld op de voorpagina’s van bijna<br />

alle roddelbladen en op de showpagina van de Telegraaf. Is dat niet van een walgelijkheid die niet in<br />

woorden is uit te drukken?<br />

De meeste bekende Nederlanders hebben de pest aan paparazzi. Ze vinden het prima om<br />

gefotografeerd te worden terwijl ze hun beroep uitoefenen, maar daarbuiten willen ze heel graag<br />

gerespecteerd worden in hun privéleven. Voor een fatsoenlijk mens is dat een volstrekt redelijke eis,<br />

maar fatsoen is nu juist waar het veel paparazzi aan ontbreekt. Tot dat fatsoen hoort dat je eerst<br />

toestemming vraagt voor je plaatjes en als je die toestemming niet krijgt, houdt het op.<br />

Ook als bekende Nederlanders in hun privéleven dingen doen die moreel niet door de beugel kunnen,<br />

is dat geen vrijbrief voor fotografen om ze in de publiciteit te brengen. Helaas geldt voor veel<br />

paparazzi juist: hoe bezwarender de foto, hoe tevredener de maker van dit wanproduct. Wie hoog te<br />

paard zit, die kan voor hen niet diep genoeg vallen. Leedvermaak scoort, verder gaat hun wijsheid<br />

niet.<br />

Paparazzi en roddeljournalisten die geconfronteerd worden met kritiek op hun onfatsoen, komen altijd<br />

met dezelfde smoesjes. Als je een bekende Nederlander bent, moet je daar gewoon de prijs voor<br />

betalen. Bovendien, als bekende Nederlanders publiciteit nodig hebben, bijvoorbeeld om een film of<br />

een cd te promoten, dan zijn de bladen die ze anders zo verafschuwen plotseling goed genoeg.<br />

Dat landelijke bekendheid automatisch inhoudt dat je geen recht hebt op privacy, is natuurlijk je<br />

reinste lariekoek. En dat sommige sterren zelf de publiciteit zoeken van de roddelbladen, staat<br />

helemaal los van de verplichting die elke journalist heeft om de normale grenzen van fatsoen in acht<br />

te nemen.<br />

HOOFDSTUK 2 31


Mijn hoop is klein dat Paparazzia.nl de leden van deze beroepsgroep tot een andere praktijk zal<br />

brengen. Maar de site geeft je tenminste de mogelijkheid om je ergernis te ontladen in een geslaagde<br />

afbeelding van de wanstaltige bierbuik van een BP’er (bekende paparazzo). Of in een foto van zijn<br />

echtgenote, betrapt in een innige omstrengeling met de overbuurman, terwijl haar echtvriend vijftig<br />

kilometer verderop in de bosjes ligt om de prent van de eeuw te maken. Ik zie het gezicht van die<br />

patjepeeër al voor me als hij zo wordt getrakteerd op een koekje van eigen deeg!<br />

d<br />

Bijvoorbeeld: Paparazzia.nl: een koekje van eigen deeg<br />

OPDRACHT 7<br />

a −<br />

b −<br />

OPDRACHT 8<br />

a –<br />

b –<br />

OPDRACHT 9<br />

a klopt niet<br />

b klopt niet<br />

c klopt<br />

d Klopt: door met je sterkste argument te beginnen houd je de aandacht van de lezer vast.<br />

(of:) Klopt niet: je kunt je sterkste argument het best voor het laatst bewaren, want dat blijft in het<br />

geheugen van de lezer hangen.<br />

2.6 spreken, kijken, luisteren<br />

OPDRACHT 1<br />

a bijvoorbeeld: vaker de computer gebruiken en meer keuzeopdrachten geven<br />

b Bijvoorbeeld: Door het gebruik van de computer kun je beter in je eigen tempo werken; door de<br />

computer ben je intensiever aan het leren; keuzeopdrachten stimuleren; met keuzeopdrachten<br />

spreek je verschillende vaardigheden aan.<br />

OPDRACHT 2<br />

a eigen antwoord<br />

b eigen antwoord<br />

c eigen antwoord<br />

OPDRACHT 3<br />

a eigen antwoord<br />

b in de bespreekfase<br />

c A nee<br />

B ja<br />

C ja<br />

D nee<br />

OPDRACHT 4<br />

a De voorzitter zorgt ervoor dat een discussie volgens de regels verloopt.<br />

b Als je actief luistert, kijk je de spreker aan en help je de spreker door door te vragen.<br />

c Hij helpt de voorzitter door te zeggen dat een andere deelnemer zich niet aan het onderwerp<br />

houdt, zichzelf herhaalt, negatief doet …<br />

OPDRACHT 5<br />

a Emma is de voorzitter.<br />

b Zeker. In fragment 1 zie je het begin van de inventarisatiefase; in fragment 5 vat de voorzitter de<br />

discussie samen. In de andere fragmenten zie je de bespreekfase.<br />

c Er is wel oogcontact, maar ze vragen niet door.<br />

d Nee, ze maken geen opmerkingen over het gedrag van andere deelnemers.<br />

HOOFDSTUK 2 32


e<br />

f<br />

g<br />

Jip is negatief: hij vindt de opmerkingen van de anderen maar niets, hij zet Nienke voor het blok:<br />

‘Zeg jij nou ook eens iets.’<br />

Nienke is eerst erg stil en ze kijkt omlaag. Vanaf fragment 3 is ze bij het gesprek betrokken.<br />

Het is niet zo’n goede meningvormende discussie. Op het eind concludeert de voorzitter: ‘We zijn<br />

het over niet veel dingen eens.’ De deelnemers gaan maar één keer op elkaars argumenten in en<br />

de voorzitter laat Jip en Nienke hun gang gaan.<br />

OPDRACHT 6<br />

a/b<br />

Inhoud bijdrage Reageert op Oordeel<br />

Jullie voorstellen zijn zinloos. Milou en Jesse –<br />

Leerlingen moeten actief worden. niemand +–<br />

Dit is geen basisschool, het schiet niet op. Jesse –<br />

Je weet niet hoe je kinderen moet belonen. Milou –<br />

Hé, zeg jij er ook eens iets van. niemand –<br />

c<br />

Praat minder agressief en probeer in te gaan op wat anderen zeggen.<br />

OPDRACHT 7<br />

a Ze stelt een vraag en geeft er zelf antwoord op.<br />

b Doe iets aan het pesten en het gevoel van onveiligheid.<br />

c Hij maakt het voorstel van Milou belachelijk.<br />

d Bijvoorbeeld: Ze had al veel eerder Jips gedrag kunnen aanpakken. Ze reageert niet streng. Jip<br />

zal vast niet onder de indruk zijn.<br />

OPDRACHT 8<br />

a Nienke maakt de belangrijkste opmerking. Dat blijkt uit de conclusie van de voorzitter.<br />

b Ze concludeert twee dingen: we zijn het over weinig dingen met elkaar eens en we vinden dat<br />

leraren persoonlijker met leerlingen moeten omgaan.<br />

c Zijn opmerking voegt niets toe: hij probeert de lachers op zijn hand te krijgen.<br />

OPDRACHT 9<br />

a bijvoorbeeld: Emma: 5; Milou: 7; Jesse: 6; Jip: 5; Nienke: 5,5<br />

b Bijvoorbeeld: Emma helpt Nienke niet en laat Jip ontsporen. Milou reageert te weinig op anderen,<br />

formuleert goed. Jesse formuleert minder goed. Jip is te negatief, formuleert slecht. Nienke doet<br />

het voorstel waar iedereen het mee eens is, maar zwijgt voor het grootste deel.<br />

OPDRACHT 10<br />

a –<br />

b –<br />

c –<br />

d –<br />

OPDRACHT 11<br />

a –<br />

b eigen antwoord<br />

c eigen antwoord<br />

OPDRACHT 12<br />

a –<br />

b –<br />

OPDRACHT 13<br />

a eigen antwoord<br />

b eigen antwoord<br />

c eigen antwoord<br />

HOOFDSTUK 2 33


2.7 woorden<br />

OPDRACHT 1<br />

a bekommert maakt zich zorgen<br />

promoveerde<br />

bevorderde<br />

morele<br />

ethische/zedelijke<br />

appel<br />

beroep<br />

zich onttrekken aan<br />

ontlopen<br />

committeer<br />

bind aan<br />

ontvankelijk zijn<br />

openstaan voor<br />

universele<br />

algemene<br />

figureren<br />

optreden/een rol vervullen<br />

rationeel<br />

verstandelijk<br />

revolutionair<br />

vernieuwend/baanbrekend<br />

c/d 1 traditioneel gebruikelijk<br />

2 perspectief oogpunt<br />

3 prioriteit voorrang<br />

4 status aanzien<br />

OPDRACHT 2<br />

a appel<br />

b bekommert zich niet om<br />

c revolutionair<br />

d perspectief<br />

e gepromoveerd<br />

f prioriteit<br />

g rationeel<br />

OPDRACHT 3<br />

a fout<br />

b goed<br />

c goed<br />

d fout<br />

e goed<br />

f fout<br />

g goed<br />

OPDRACHT 4<br />

a/b Bijvoorbeeld:<br />

1 Wij bekommeren ons om oude dieren.<br />

2 Doordat we promoveerden, heeft ons team meer status gekregen.<br />

3 We hebben een moreel probleem als je een appel doet op onze aanwezigheid.<br />

4 De traditionele zwarte pieten figureren in de film Alles is Liefde.<br />

5 De soldaten committeren zich aan de ideeën van de junta.<br />

6 Veel mensen zijn ontvankelijk voor de universele waarden als liefde en waarheid.<br />

7 Vanuit een mannelijk perspectief zijn jongens meer rationeel dan meisjes.<br />

OPDRACHT 5<br />

a toestemming en mogen: toestemming en mogen zijn synoniemen, = overbodige herhaling<br />

b in staat en kunnen: in staat zijn en kunnen zijn synoniemen, = overbodige herhaling<br />

c krankzinnige waanzin: waanzin betekent onder andere krankzinnig, = overbodige herhaling<br />

OPDRACHT 6<br />

a Onder andere woordkeus, zinsbouw, stijlfiguren bepalen de stijl van een schrijver.<br />

b Bij stijlfiguren past een schrijver bewust een andere schrijf- en/of spreekstijl toe die afwijkt van de<br />

normale taal.<br />

c dezelfde woordsoorten<br />

d Een pleonasme bestaat meestal uit verschillende woordsoorten, een tautologie bestaat uit<br />

dezelfde woordsoorten. Bij een pleonasme is er sprake van een gedeeltelijke herhaling, bij een<br />

tautologie van een volledige herhaling.<br />

HOOFDSTUK 2 34


e<br />

f<br />

Witte sneeuw is soms fout. Als er sprake is van een niet-functionele herhaling is de dubbelop<br />

onjuist gebruikt, is er sprake van een functionele herhaling, dan is het pleonasme juist gebruikt.<br />

Pleonasme en tautologie zijn vooral spreektaal, omdat ze vooral ontstaan in een ‘spontane’<br />

context. Voor schriftelijke taaluitingen heeft de gebruiker meer tijd (en wellicht ook meer de<br />

behoefte) om taalfouten te voorkomen.<br />

OPDRACHT 7<br />

a tautologie: vast en zeker<br />

tautologie: leuk en amusant<br />

b pleonasme: oude grijsaards<br />

pleonasme: bejaarde 65+’ers<br />

c pleonasme: reële werkelijkheid<br />

tautologie: echt, eerlijk, waar (alle drie de woorden)<br />

d pleonasme: persoonlijke mening<br />

pleonasme: donkere onweerswolken<br />

e tautologie: verzoeken en willen<br />

f tautologie: maar en echter<br />

2.8 informatie<br />

OPDRACHT 1<br />

a eigen antwoord<br />

b eigen antwoord<br />

OPDRACHT 2<br />

a Tekst 1 is een scoreformulier met drie kolommen: een kolom met de enquêtevragen, een kolom<br />

met de antwoordmogelijkheden en ruimte om antwoorden te turven en een kolom voor de<br />

resultaten.<br />

b twaalf ingevulde enquêteformulieren<br />

c –<br />

d –<br />

e –<br />

OPDRACHT 3<br />

a − In de inleiding moet je aan de lezer duidelijk maken wat de onderzoeksvraag is.<br />

− In het slot moet je het antwoord geven op de onderzoeksvraag.<br />

b Bijvoorbeeld: Hoe belangrijk is geld in het leven van leerlingen van 3 vwo?<br />

c in de kern<br />

OPDRACHT 4<br />

a bewering B<br />

b percentages<br />

c het laagste percentage: studenten HBO/WO; het hoogste percentage: werkende jongeren<br />

d − Het percentage werkende jongeren dat schulden heeft, is aanzienlijk hoger dan het<br />

percentage studenten HBO/WO.<br />

− In beide groepen neemt het percentage schuldenaren met het vorderen van de leeftijd flink<br />

toe.<br />

OPDRACHT 5<br />

a<br />

b –<br />

c –<br />

d –<br />

e –<br />

Dit kun je niet afleiden uit het scoreformulier. De vraag over sparen of afbetalen is door alle<br />

geënquêteerden beantwoord, er is niet vooraf een onderscheid gemaakt tussen leerlingen die<br />

geld belangrijk en leerlingen die geld niet zo belangrijk vinden.<br />

HOOFDSTUK 2 35


OPDRACHT 6<br />

a<br />

Bijvoorbeeld: Meneer Verhey, onze leraar Nederlands, beweert al jaren dat leerlingen in de loop<br />

van de tijd materialistischer zijn geworden. ‘Alles draait voor jongeren tegenwoordig om geld,’<br />

zegt hij minstens één keer in de maand. We willen hem graag laten zien dat hij het veel te zwart<br />

ziet en daarom hebben we besloten een enquête te houden over de vraag: ‘Hoe belangrijk is geld<br />

in het leven van leerlingen van 3 vwo?’ De vragenlijst die we hebben gemaakt, vraagt niet alleen<br />

naar meningen, maar probeert ook een aantal feiten boven water te halen waarmee we het<br />

antwoord op de onderzoeksvraag kunnen onderbouwen. Van 3V1 en 3V2 hebben 58 leerlingen<br />

de vragenlijst ingevuld.<br />

b –<br />

c –<br />

d Bijvoorbeeld: Hoe materialistisch is 3 vwo? − Geld is niet het belangrijkste voor leerlingen van 3<br />

vwo − Het ongelijk van meneer Verhey<br />

OPDRACHT 7<br />

a nakijken en verbeteren van het enquêteverslag<br />

b –<br />

OPDRACHT 8<br />

a –<br />

b –<br />

c –<br />

d –<br />

2.9 gedicht<br />

OPDRACHT 1<br />

a bijvoorbeeld: een heldere manier van schrijven met korte zinnen<br />

b bijvoorbeeld: een gedicht dat je leest als een verhaal<br />

c De P.C. Hooftprijs is een in 1947 ingestelde staatsprijs. In dat jaar werd de driehonderste<br />

sterfdag van Pieter Corneliszoon Hooft herdacht. De prijs wordt jaarlijks toegekend door de<br />

onafhankelijke Stichting P.C. Hooftprijs. Tot 1955 werd de prijs voor specifieke werken<br />

toegekend. Daarna werd het een oeuvreprijs waaraan een geldbedrag van € 60 000 verbonden<br />

is.<br />

OPDRACHT 2<br />

a jezelf een vraag stellen; die vraag aan een ander stellen<br />

b Dit gedicht heeft een directe woordkeus: de inhoud is redelijk gemakkelijk te begrijpen. De<br />

verteltoon vind je hier niet terug<br />

c 2 regels – 2 regels – 3 regels – 3 regels – 2 regels – 2 regels – 1 regel<br />

d Doordat die regel alleen staat, krijgt hij extra nadruk. De lezer gaat er daardoor over nadenken.<br />

OPDRACHT 3<br />

a Ik wordt vergeleken met een hond en Jantien met een dijk.<br />

b Het ziek zijn wordt vergeleken.<br />

c bijvoorbeeld: haar betrouwbaarheid of haar figuur<br />

d Er staan vijf vergelijkingen in het gedicht.<br />

e Elk beeld beschrijft iets groots dat met iets kleins begint.<br />

OPDRACHT 4<br />

a Bijvoorbeeld: Ja, de beelden maken de eerste regels duidelijker. De beelden zijn herkenbaar.<br />

b bijvoorbeeld: veel gewoner dan veel andere poëzie<br />

c Bijvoorbeeld: Als je het leest, denk je: ja, zo is het!<br />

HOOFDSTUK 2 36


test jezelf<br />

OPDRACHT 1<br />

a Bij Abby: Het was nooit bij Abby opgekomen om aan een Belijdster te denken als een vrouw,<br />

maar dat was wat ze nu zag. Ze was niet meer zo bang voor deze vrouw als ze was geweest.<br />

b Er zijn verzonnen wezens (tovenaars en Biechtmoeders). Het verhaal speelt in een verzonnen<br />

land. Het verhaal speelt in een verzonnen verleden.<br />

c fantasy<br />

OPDRACHT 2<br />

a Panis Rahl, de leider van D’Hara, is een slechte tovenaar. De Eerste Tovenaar is een goede<br />

tovenaar.<br />

b Hij gebruikt magie om levens te redden, niet om mensen af te slachten.<br />

c Ze noemt hem de wind van de dood.<br />

d D’Hara zijn de kwaden en het volk en de leiders van Abby zijn de goeden.<br />

OPDRACHT 3<br />

a We wilden het u maar eerlijk zeggen.<br />

PSV PSV PSV<br />

b U had dat niet zo bedoeld.<br />

PSV AWV<br />

c Wat wilde u bereiken?<br />

VRV PSV<br />

d Hoe had u die zaak van haar willen oplossen?<br />

PSV AWV PSV<br />

e Iedereen schijnt er iets over te moeten zeggen.<br />

OVW<br />

OVW<br />

f Ze wijzen allemaal naar elkaar.<br />

PSV OWV WKV<br />

OPDRACHT 4<br />

O WG LV-zin<br />

a Marit / hoopte // dat ze met haar vriendin naar de bioscoop kon gaan.<br />

O BWB BWB WG<br />

dat / ze / met haar vriendin / naar de bioscoop / kon gaan.<br />

b<br />

c<br />

BWB-zin NG O BWB NG<br />

// Toen ze haar belde, // was / ze / meteen / enthousiast.<br />

O LV WG<br />

Toen / ze / haar / belde<br />

BWB WG O-zin<br />

In alle recensies / stond // dat het een geweldige film was.<br />

O NG NG<br />

dat / het / een geweldige film / was<br />

BWB WG O LV-zin<br />

d Na afloop / zeiden / ze, // dat ze enorm genoten hadden. //<br />

O BWB WG<br />

dat / ze / enorm / genoten hadden<br />

O-zin NG NG<br />

e Dat ze nog vaak aan de film zouden denken // was / duidelijk.<br />

O BWB BWB VZV WG<br />

Dat / ze / nog / vaak / aan de film / zouden denken<br />

OPDRACHT 5<br />

a Stotterend, gelanceerd<br />

b bekvechtend, gecreëerd<br />

c overeten, kokhalzend<br />

HOOFDSTUK 2 37


d<br />

e<br />

wroetend, omvergegooid<br />

geroerbakt, pruttelend<br />

OPDRACHT 6<br />

a podia/podiums<br />

b runderen<br />

c genietingen<br />

d zeelieden/zeelui/zeemannen<br />

e critici<br />

f keuzen, keuzes<br />

g herbaria/herbariums<br />

h historici<br />

i leliën/lelies<br />

j solo’s, soli<br />

k gemeenten, gemeentes<br />

OPDRACHT 7<br />

a Tekst 2 geeft informatie over een actuele gebeurtenis. De tekst bestaat uit inleiding + kern. Aan<br />

het begin van de tekst staat een plaatsnaam.<br />

b De inleiding is vetgedrukt.<br />

c het gebruik van het Fries in hotel Post Plaza<br />

d De inleiding vat de belangrijkste informatie samen.<br />

e De belangrijkste reden voor de maatregel is dat 99 procent van de gasten niet uit Friesland komt.<br />

f naar: ‘Van de gasten komt 99 procent van buiten Friesland’.<br />

g Het hotel kiest voor de viersterrenplusstatus.<br />

h Dit klopt niet. Medewerkers mogen onderling geen Fries spreken als er gasten in de buurt zijn.<br />

Die zouden zich buitengesloten kunnen voelen.<br />

i taboe − verbod; opteren − kiezen; memmetaal − moedertaal<br />

j het principe om gasten niet in het Fries aan te spreken<br />

k In hotel Post Plaza is het voor het personeel verboden om gasten in het Fries aan te spreken.<br />

OPDRACHT 8<br />

a uiteenzetten: op een zakelijke manier uitleg geven over een onderwerp<br />

instrueren: op een systematische wijze, vaak stapsgewijs, uitleg geven over een onderwerp,<br />

bijvoorbeeld hoe iets werkt<br />

b In een betoog wil de schrijver de lezer overtuigen dat zijn mening juist is. In een beschouwing wil<br />

hij de lezer aan het denken zetten.<br />

c De tekstdoelen informeren, overtuigen en activeren. Het hoofddoel van een reclametekst is<br />

activeren.<br />

OPDRACHT 9<br />

a Argument 1 is een logisch argument. Het doet een beroep op je verstand, want het geeft uitleg<br />

over de giftige stoffen die in blauwalgen voorkomen.<br />

b Argument 2 is een emotioneel argument. Het doet een beroep op je gevoel, want het attendeert<br />

je op onprettige ervaringen die het gevolg kunnen zijn van blauwalgen.<br />

c Je spreekt van een tangconstructie als woorden die grammaticaal bij elkaar horen, van elkaar<br />

gescheiden worden door een woordgroep of een aantal zinsdelen. In de voorbeeldzin horen<br />

komen en voor bij elkaar, want het zijn de delen van het splitsbare werkwoord voorkomen.<br />

OPDRACHT 10<br />

a Er is een grote afstand tussen het hulpwerkwoord en het hoofdwerkwoord.<br />

Madelein Spit is op 46-jarige leeftijd als eerste Nederlandse vrouw benoemd tot generaal van de<br />

Koninklijke Luchtmacht.<br />

b hoofdzin met veel bijzinnen<br />

Ze is niet de eerste vrouwelijke generaal in het Nederlandse leger. Twee jaar geleden ging<br />

Jeanne van Hoek haar al voor bij de landmacht. Dat trok toen zoveel aandacht van de media dat<br />

er een aparte persconferentie moest worden belegd.<br />

c Er is een grote afstand tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord.<br />

HOOFDSTUK 2 38


d<br />

De kersverse generaal was al als klein meisje zeer in techniek geïnteresseerd en werd daarin<br />

door haar vader sterk gestimuleerd. Ze wordt in haar nieuwe functie verantwoordelijk voor de<br />

techniek van alle vliegtuigen en helikopters van de Nederlandse krijgsmacht.<br />

Er is een grote afstand tussen de delen van een splitsbaar werkwoord.<br />

Voor haar benoeming een feit werd, werkte ze enige tijd als Nederlandse vertegenwoordiger mee<br />

aan het project voor de bouw van een nieuwe Amerikaanse straaljager.<br />

OPDRACHT 11<br />

a Inventarisatiefase: de voorzitter laat de deelnemers hun mening geven over het onderwerp.<br />

Bespreekfase: de deelonderwerpen waarover meningverschil is komen aan de orde.<br />

Slotfase: de voorzitter vat samen waar de deelnemers het wel en niet over eens zijn.<br />

b Je luistert actief als je laat zien dat je luistert en als je door door te vragen andere deelnemers<br />

helpt.<br />

c Je laat je observatieschema zien aan degene die je hebt geobserveerd en legt hem uit hoe je tot<br />

je oordeel bent gekomen.<br />

OPDRACHT 12<br />

a Moeten ouders controleren of kinderen hun huiswerk maken?<br />

b Jip gaat niet in op wat Milou zegt. Hij komt met een denkbeeldig voorbeeld.<br />

c Milou reageert emotioneel vanuit haar relatie met haar ouders.<br />

d Nienke probeert het deelonderwerp dat besproken moet worden, weer op tafel te krijgen.<br />

OPDRACHT 13<br />

a promoveren – bevorderen<br />

b rationeel – verstandelijk, moreel – zedelijk<br />

c bekommeren zich – maken zich zorgen om, onttrekken zich aan – ontlopen<br />

d prioriteit – voorrang, ontvankelijk zijn – openstaan voor, universele – algemene<br />

e status – aanzien, traditioneel – gebruikelijk<br />

f perspectief – oogpunt, appel – beroep<br />

OPDRACHT 14<br />

a 1 tautologie: voordat en eerst<br />

2 tautologie: hoewel en toch<br />

3 tautologie: onderling en elkaar<br />

4 pleonasme: lieve schat<br />

5 tautologie: jammer maar helaas<br />

6 tautologie: zoals bijvoorbeeld<br />

7 pleonasme: pasgeboren baby<br />

b 4 lieve schat: legt de nadruk op schat<br />

5 jammer maar helaas: dit is min of meer een uitdrukking<br />

7 pasgeboren baby: kan bijvoorbeeld benadrukken dat de baby enkele uren oud is<br />

OPDRACHT 15<br />

a<br />

Enquêtevragen Antwoorden turven Resultaten<br />

b<br />

c<br />

d<br />

e<br />

Het is belangrijk de antwoordruimte in twee helften te splitsen, als je bij het turven rekening wilt<br />

houden met twee verschillende groepen. Bijvoorbeeld jongens en meisjes.<br />

In de inleiding moet je informatie geven over het doel van het onderzoek, de onderzoeksvraag en<br />

de onderzoeksgroep (wie en hoeveel personen).<br />

De kern gebruik je voor het weergeven van de resultaten: alle resultaten of een selectie.<br />

Het slot dient voor het geven van het antwoord op de onderzoeksvraag. Daarbij verwijs je in<br />

samengevatte vorm nog eens naar een paar belangrijke enquêteresultaten.<br />

HOOFDSTUK 2 39


OPDRACHT 16<br />

a/b Bijvoorbeeld<br />

Colagebruik van leerlingen gemiddeld per week, in liters<br />

vmbo-t havo vwo<br />

Totaal 5,6 6,2 4,4<br />

Jongens/meisjes 5,3 5,9 6,6 5,8 4,8 4,0<br />

c<br />

Bijvoorbeeld: Leerlingen van alle drie de schooltypen drinken veel cola, maar de havoleerlingen<br />

spannen de kroon.<br />

Bijvoorbeeld: Op havo en vwo drinken jongens meer cola dan meisjes, maar op vmbo-t zijn het<br />

juist de meisjes die meer cola drinken.<br />

HOOFDSTUK 2 40


HOOFDSTUK 3<br />

3.1 fictie<br />

OPDRACHT 1<br />

a bijvoorbeeld: Oorlogswinter – Jan Terlouw, Dagboek van Anne Frank, De kinderen van het<br />

achtste woud – Els Pelgrom<br />

b Bijvoorbeeld: De Tweede Wereldoorlog is belangrijk voor onze geschiedenis. Mensen laten in<br />

gevaarlijke tijden zien wie ze werkelijk zijn. Wat er in de Tweede Wereldoorlog gebeurd is, mag<br />

nooit vergeten worden.<br />

c eigen antwoord<br />

OPDRACHT 2<br />

a in Duitsland aan het eind van de Tweede Wereldoorlog<br />

b Waarschijnlijk met beide personages, maar vooral met Martin: zijn gedachten krijg je te lezen.<br />

c Katrina heeft haar man verloren. Ze denkt dat muzikanten goede mensen zijn. Ze werkt hard.<br />

Martin is waarschijnlijk geen Duitser. Hij heeft aan het oostfront gevochten. Hij heeft een geheim.<br />

d Waarom denkt hij: Eigen schuld, dikke bult? Waarom moet hij liegen tegen Katrina? Wat heeft hij<br />

hiervoor meegemaakt?<br />

e Bijvoorbeeld: Ja, want je wordt erg nieuwsgierig naar wat er met Martin aan de hand is. Nee,<br />

want er gebeuren in dit fragment helemaal geen enge of spannende dingen.<br />

OPDRACHT 3<br />

a Je leest de gedachten van de ik, dat is Martin.<br />

b Dit is het vertelstandpunt eerste persoon.<br />

c Bijvoorbeeld: Door dit vertelstandpunt ontstaat spanning. Je vraagt je af wat er met Martin aan de<br />

hand is.<br />

d Als het verhaal vanuit wisselende vertelstandpunten was geschreven, kreeg je ook de gedachten<br />

van Katrina te lezen. Dan zou je beter begrijpen waarom ze zich zo gedraagt tegen Martin.<br />

OPDRACHT 4<br />

a vertelstandpunt eerste persoon<br />

b vertelstandpunt eerste persoon<br />

c vertelstandpunt derde persoon<br />

d vertelstandpunt derde persoon<br />

OPDRACHT 5<br />

a Je leest de gedachten van Remi Claessen.<br />

b Hij is bang dat God hem niet kan vergeven dat hij de medaille van zijn broer heeft gestolen.<br />

c Waarschijnlijk niet. De achtergrond van de diefstal ken je niet en je kent het fenomeen biecht niet.<br />

d Remi is de ik, het vertelstandpunt eerste persoon.<br />

e Het boek heeft wisselend vertelstandpunt, want in het vorige fragment lazen we de gedachten<br />

van een Martin.<br />

f Bijvoorbeeld: Ja, origineel, ik heb nog nooit zo’n boek gelezen. Of: Nee, het kost me moeite om te<br />

begrijpen wie de ik is.<br />

OPDRACHT 6<br />

a Martin moet kiezen of hij Katrina de waarheid over zijn verleden zal vertellen.<br />

b Remi moet kiezen of hij de pastoor zijn slechte daad zal opbiechten.<br />

c − Keuzes maken in de oorlog.<br />

− Welke keuzes maken mensen in oorlogstijd?<br />

− Keuzes maken heeft grote gevolgen, zeker in de oorlog.<br />

d Gaat Remi zijn geheim opbiechten?<br />

e De biechtstoel is een kleine ruimte waarin strikte regels gelden.<br />

OPDRACHT 7<br />

eigen antwoorden<br />

HOOFDSTUK 3 41


OPDRACHT 8<br />

eigen antwoorden<br />

3.2 grammatica<br />

OPDRACHT 1<br />

a na een voorzetsel en bij personen<br />

b Het woord of het groepje woorden waarnaar een betrekkelijk voornaamwoord terugwijst. Het<br />

antecedent gaat daaraan dus vooraf.<br />

c De bijvoeglijke bijzin begint meestal met een betrekkelijk voornaamwoord.<br />

OPDRACHT 2<br />

a Hoe kom je op een goed idee?<br />

BW WW PSV VZ LW BN ZN<br />

b Na het brainstormen, dat ongeveer tien minuten duurt, moet je alles loslaten.<br />

VZ LW ZN BTV BW TW ZN WW WW PSV OVW WW<br />

c Vaak ontstaan goede ideeën in dat ontspannende bad.<br />

BW WW BN ZN VZ AWV BN ZN<br />

d Het lezen van boeken of het bekijken van een tv-programma geeft nieuwe prikkels.<br />

LW ZN VZ ZN VW LW ZN VZ LW ZN WW BN ZN<br />

e Uiteindelijk wordt je creativiteit op die manier groter.<br />

BW WW BZV ZN VZ AWV ZN BN<br />

f Wie wil dat niet?<br />

VRV WW AWV BW<br />

OPDRACHT 3<br />

a Beide zijn geen zelfstandig zinsdeel, maar onderdeel van een ander zinsdeel.<br />

b Omdat het betrekkelijk voornaamwoord een functie heeft in de bijvoeglijke bijzin.<br />

c Onderwerp en persoonsvorm kunnen gescheiden zijn; de persoonsvorm staat achterin de zin.<br />

OPDRACHT 4<br />

a Iedere eerste maandag van de maand / houdt / de brandweer / oefeningen.<br />

BVB: Iedere, eerste; van de maand<br />

b Met hun rode auto / rijden / ze / naar een verlaten terrein.<br />

BVB: hun, rode; verlaten<br />

c De mannen / zijn / gekleed / in beschermende kleding.<br />

BVB: beschermende<br />

d Op de plaats van bestemming / rollen / ze / meterslange slangen / uit.<br />

BVB: van bestemming; meterslange<br />

e Daaruit / komt / elke seconde / een kubieke meter water.<br />

BVB: elke; kubieke, water<br />

f Het in de fik gestoken schuurtje / is / dan ook / een fluitje van een cent.<br />

BVB: in de fik gestoken; van een cent<br />

g Tot hun teleurstelling / is / het vuur / in enkele minuten / gedoofd.<br />

BVB: hun; enkele<br />

OPDRACHT 5<br />

O WG MV LV<br />

a De leraar / vertelde / de klas / een boeddhistische parabel over drie blinde mannen.<br />

BVB: boeddhistische, over drie blinde mannen<br />

O WG BWB VZV<br />

b De leerlingen, geïnteresseerde vwo’ers, / luisterden / natuurlijk / naar het verhaal.<br />

Bijstelling: geïnteresseerde vwo’ers<br />

c<br />

O WG BWB VZV WG<br />

Eén blinde / heeft / alleen / aan de slurf van een olifant / gevoeld.<br />

BVB: van een olifant<br />

BWB NG O NG<br />

d Naar zijn mening / is / het dier / een slang.<br />

BVB: zijn<br />

HOOFDSTUK 3 42


O WG LV<br />

e De tweede / bevoelt / een ruwe poot.<br />

BVB: ruwe<br />

O NG BWB NG NG<br />

f Dat / moet / wel / een boom / zijn.<br />

BVB: –<br />

O WG VZV<br />

g Nummer drie / trekt / aan de staart van het beest.<br />

BVB: drie; van het beest<br />

BWB NG O NG<br />

h Volgens hem / is / dat / een stuk touw.<br />

BVB: touw<br />

O NG NG<br />

i De conclusies van de drie blinden / zijn / fout.<br />

BVB: van de drie blinden<br />

O WG BWB LV WG<br />

j Geen van allen / kan / namelijk / het geheel / overzien.<br />

BVB: van allen<br />

OPDRACHT 6 (MVT)<br />

O WG LV BWB<br />

a My best friend, Laura, / keeps / a diary / since her childhood.<br />

BVB: my, best; her<br />

Bijstelling: Laura<br />

BWB O WG MV LV<br />

b Yesterday / she / showed / me / the little rose coloured book.<br />

BVB: little, rose coloured<br />

O WG WG LV<br />

c J’/ ai / vu / le documentaire de Zinedine Zidane, le plus célèbre footballeur de France.<br />

BVB: de Zinedine Zidane<br />

Bijstelling: le plus célèbre footballeur de France<br />

O MV WG WG LV<br />

d Un de mes amis / m’/ a / donné / ce dvd.<br />

BVB: de mes amis; mes; ce<br />

BWB WG O<br />

e In Venlo, einer Grenzstadt, / studieren / viele Deutsche.<br />

Bijstelling: einer Grenzstadt<br />

BVB: viele<br />

O WG LV BWB<br />

f Man / sieht / diese jungen Studenten / überall.<br />

BVB: diese, jungen<br />

OPDRACHT 7<br />

a die van verre te zien is<br />

BTV: die; antecedent: een toren<br />

b die sinds kort een andere bestemming gekregen heeft<br />

BTV: die; antecedent: een oude watertoren<br />

c wat de bewoners jammer hadden gevonden<br />

BTV: wat; antecedent: Anders …gesloopt<br />

d aan wie de gemeente een bouwvergunning verleende<br />

BTV: wie; antecedent: De koper<br />

e wat kon mislukken<br />

BTV: wat; antecedent: Alles<br />

f die de eigenaren zo veel problemen bezorgde<br />

BTV: die; antecedent: de verbouwing<br />

g dat morgen gegeven wordt<br />

BTV: dat; antecedent: het feest<br />

HOOFDSTUK 3 43


OPDRACHT 8<br />

1 Aletta Jacobs (1854-1929) was een beroemde vrouw, die als eerste vrouw studeerde aan de<br />

universiteit.<br />

2 Aletta promoveerde in 1879 tot doctor in de geneeskunde, wat natuurlijk heel bijzonder was.<br />

3 Ze was een sterke voorstandster van vrouwenemancipatie, die in die dagen nog in de<br />

kinderschoenen stond.<br />

4 Haar Amsterdamse kliniek telde veel arme vrouwelijke patiënten, aan wie ze kosteloze hulp<br />

verleende.<br />

OPDRACHT 9 (MVT)<br />

a die mit Karl ins Kino gehen wollte<br />

BTV: die; antecedent: Johanna<br />

b den ich heute gesehen habe<br />

BTV: den; antecedent: der Junge<br />

c was er für sie tun konnte<br />

BTV: was; antecedent: alles<br />

d pour qui l’école est très importante<br />

BTV: qui; antecedent: une fille<br />

e que tu as acheté<br />

BTV: que; antecedent: Le livre<br />

f qui se trouvent sur la table<br />

BTV: qui; antecedent: Les stylos<br />

g that he loved most<br />

BTV: that; antecedent: The country<br />

h that he could say<br />

BTV: that; antecedent: All<br />

i with whom he travelled a lot<br />

BTV: whom; antecedent: The boy<br />

OPDRACHT 10<br />

BWB WG O VZV<br />

a Tegenwoordig / genieten / we / van beeldprojecties die soms huizenhoog zijn.<br />

O BWB NG NG<br />

die / soms / huizenhoog / zijn<br />

BWB WG O LV BWB<br />

b In steden die zich willen profileren, ziet / men / ze / steeds vaker.<br />

O WG WG<br />

die / zich / willen profileren<br />

O WG BWB VZV<br />

c We / denken / niet / aan de lange weg, die voorafging aan deze beelden.<br />

O WG VZV<br />

die / voorafging / aan deze beelden<br />

BWB NG O NG<br />

d Waarschijnlijk / was / de uitvinder / Christiaan Huygens, die driehonderd jaar geleden leefde.<br />

O BWB WG<br />

die / driehonderd jaar geleden / leefde<br />

O WG LV<br />

e Hij / ontdekte / iets, wat hij lanterna magica noemde.<br />

O LV WG<br />

wat / hij / lanterna magica / noemde<br />

HOOFDSTUK 3 44


3.3 spelling<br />

OPDRACHT 1<br />

a klopt niet<br />

b klopt niet<br />

c klopt<br />

OPDRACHT 2<br />

a gereden, rijdende<br />

b verraste, verrassende<br />

c geboycotte, boycottende<br />

d gevluchte, vluchtende<br />

e geraadpleegde, raadplegende<br />

OPDRACHT 3<br />

a opgeplakte<br />

b bereide<br />

c koesterend<br />

d vergeleken<br />

e bestede<br />

f verwarde<br />

g verbrede<br />

h juichende<br />

OPDRACHT 4<br />

a Schiedammer Cees Schuurmans krijgt een boete terug.<br />

b Dat bepaalde de Rechtbank Rotterdam maandag.<br />

c Schuurmans gaf begin januari met zijn Volvo voorrang aan een kat.<br />

d Het verkeer in de Schiekade zou daar last van hebben gehad.<br />

e 75 euro krijgt hij van Rechtbank Rotterdam terug.<br />

OPDRACHT 5<br />

a met<br />

b eerste<br />

c zonder<br />

OPDRACHT 6<br />

a Casjmir Oyé Mba<br />

b Jos in het Veld<br />

c de heer In het Veld<br />

d de heer J. in het Veld<br />

e Esmee de Ridder<br />

f mevrouw De Ridder - de Quay<br />

OPDRACHT 7<br />

a ’t Kan verkeren.<br />

b Martine leert braille en draagt een colbert van Armani.<br />

c Het Olympisch Comité vliegt op dinsdag met een Boeing naar Zuid-Italië.<br />

d In het noordoosten kun je in de paasvakantie met je Gazellefiets lekker toeren.<br />

e ‘Weet je misschien,’ vroeg ze, ‘of er in Van Gogh Museum werken hangen van Picasso?’<br />

f Ik neem een aspirientje, een Mars en een Red Bull.<br />

g De sponsoren van de Zevenheuvelenloop zijn: Fortis, de NS, de Atletiekunie, de Gelderlander en<br />

het blad Runnersworld.<br />

HOOFDSTUK 3 45


3.4 lezen<br />

OPDRACHT 1<br />

a Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinnen en alinea’s. Daaruit kun je voor een deel<br />

de opbouw van een tekst afleiden.<br />

b Als een signaalwoord het verband tussen woorden aangeeft, verduidelijkt dat niet de opbouw van<br />

een tekst.<br />

c bijvoorbeeld: en, ook, op de eerste plaats, op de laatste plaats, tot slot<br />

d bijvoorbeeld: maar, echter, aan de andere kant, daarentegen<br />

e –<br />

f concluderend en oorzakelijk verband<br />

OPDRACHT 2<br />

a informatie geven<br />

b Geschiedenis heeft vooral een informatief karakter.<br />

c De tekst is een uiteenzetting.<br />

d De titel verbaast je, want hoe kun je in Nederland een jetlag oplopen?<br />

OPDRACHT 3<br />

a A en C<br />

b Bijna elke plaats had zijn eigen tijd.<br />

c Hoe is er in Nederland een standaardtijd tot stand gekomen?<br />

d Het tijdsverschil binnen Nederland zorgde nog niet echt voor problemen.<br />

e Bovendien is een belangrijk signaalwoord in alinea III.<br />

f Er zijn twee verklaringen: er werd niet veel gereisd en de mogelijkheden om lange afstanden af te<br />

leggen waren niet toereikend.<br />

g Nu volgt een uitleg of verklaring.<br />

h Oorzaak: de tijdsaanduidingen van de verschillende plaatsen kwamen niet overeen. Gevolg: de<br />

Amsterdamse tijd in 1909 werd de standaardtijd van Nederland.<br />

i Het is een begrip.<br />

j Maar geeft een tegenstelling aan.<br />

k In Nederland was er een standaardtijd; in Europa was er nog geen standaardtijd.<br />

OPDRACHT 4<br />

a aanleiding; constatering; definitie; probleemstelling; stelling; vraagstelling<br />

b beantwoording; oplossing; verklaring<br />

c verklaring<br />

OPDRACHT 5<br />

a vrienden op Hyves<br />

b informeren<br />

c De tekst komt uit een krant. Daarin vind je vooral informatieve teksten.<br />

OPDRACHT 6<br />

a Wat voor voordelen hebben BN’ers? Deze vraag wordt beantwoord in alinea III en IV. Wat<br />

betekenen virtuele vriendschappen? Deze vraag wordt beantwoord in alinea VII tot en met X.<br />

b C<br />

c A<br />

d toelichting<br />

e toelichting<br />

f tegenstelling<br />

g Raymond Spanjar is medeoprichter van Hyves. Marjolein Antheunis is een wetenschapper die<br />

onderzoek over dit onderwerp heeft gedaan.<br />

OPDRACHT 7<br />

a het blad van Milieudefensie<br />

b een betogende of activerende tekst<br />

c Bijvoorbeeld: De manier waarop fabrikanten producten aan jonge kinderen proberen te verkopen.<br />

HOOFDSTUK 3 46


OPDRACHT 8<br />

a Door de verwijzing naar Bob de Bouwer, een serie die bijna iedereen kent, trekt hij de aandacht.<br />

b Om toch ten minste één product met Bob de Bouwer erop aan te schaffen.<br />

c Producenten gebruiken afbeeldingen van figuren die bij kinderen populair zijn, om meer te<br />

verkopen.<br />

d minder duidelijk<br />

e Bij publieke omroepen is er geen plaats voor programmalange commercials tegenover De<br />

publieke omroepen besteden 4,3 procent van de zendtijd aan reclame.<br />

OPDRACHT 9<br />

a Niet alleen over de aankoop van voedsel, speelgoed en tijdschriften, ook over dagjes uit,<br />

vakantiebestemmingen, de aanschaf van computers en mobieltjes hebben kinderen veel te<br />

vertellen.<br />

b De zin geeft aan hoeveel kinderen te vertellen hebben over de aankopen en bestedingen van een<br />

gezin.<br />

c opsomming<br />

d conclusie<br />

e het signaalwoord dus<br />

OPDRACHT 10<br />

a Vroeger verliep de communicatie via de ouders, maar nu verloopt de communicatie rechtstreeks<br />

en via meerdere kanalen.<br />

b Kids zijn op elk gewenst moment en overal te bereiken.<br />

c Engelse woorden horen bij deze groep jongeren.<br />

d Dit woord wordt uitgelegd met voorbeelden: radio- en televisieprogramma’s, evenementen en<br />

SMS-verkiezingen, websites.<br />

e Alinea VI licht alinea V toe.<br />

OPDRACHT 11<br />

a keuze<br />

b B<br />

c Trendsetters zetten de trend in gang. Zij brengen nieuwe producten eerst bij kinderen die de<br />

mode volgen en een voorbeeld zijn voor anderen. De kans is groot dat andere kinderen hen<br />

nadoen.<br />

d Als kinderen langere tijd producten in beeld zien, willen ze die kopen.<br />

e De reclame verloopt via veel media. Kinderen die maar liefst 38 uur per week naar de tv kijken,<br />

worden dus bestookt met reclame tussen de uitzendingen door.<br />

f uit een onderzoek van Intomart uit 2003<br />

g De suggestie is dat veel mensen reclame gericht op kinderen tot 12 jaar wil verbieden. Dit<br />

gegeven wordt niet met getallen onderbouwd.<br />

h oplossing<br />

OPDRACHT 12<br />

a Het is een informerende tekst. Er worden feiten beschreven. De schrijver geeft niet zijn mening<br />

over het onderwerp.<br />

b Adverteerders en fabrikanten jagen op kinderen: ze willen hen bewerken zodat hun producten<br />

gekocht worden.<br />

c Reclamemakers benaderen kinderen van nu steeds meer rechtstreeks via multimediale<br />

campagnes. Dat leidt zowel in de Verenigde Staten als in Nederland tot groeiende weerstand.<br />

3.5 schrijven<br />

OPDRACHT 1<br />

a antwoord C<br />

b In een beoordeling vertel je iets over de inhoud van de film of het boek (= feitelijke informatie).<br />

Daarnaast geef je aan wat je van de film of het boek vindt.<br />

OPDRACHT 2<br />

a –<br />

HOOFDSTUK 3 47


c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

g<br />

h<br />

Een verhaal over een duister verleden past bij een beschrijving.<br />

Comfortabel en veilig en Schitterende acteerprestaties passen bij een beoordeling.<br />

een website waarop je het menselijk lichaam kunt bestuderen<br />

Wat een prachtige tool is Visible Body! En: Ook heel handig voor werkstukken biologie.<br />

Inleiding: prachtig, handige. Slotalinea: prachtig en leerzaam; bruikbaar; heel geschikt.<br />

Antwoord C. De uitleg over je mening hoort thuis in de kern, in het onderdeel beoordeling.<br />

Aan de tussentitels kun je al zien dat de eerste kernalinea een beschrijving is en de tweede een<br />

beoordeling.<br />

mogelijkheid B<br />

OPDRACHT 3<br />

a op intrigerende wijze tot leven gekomen (op het witte doek); een meeslepend verhaal<br />

b Bijvoorbeeld: Amir schept tijdens een wedstrijd de vlieger van een groepje jongens uit de lucht.<br />

Even later wordt Hassan door dezelfde jongens belaagd en zwaar mishandeld. Amir is getuige<br />

van de mishandeling, maar hij durft zijn vriend niet te helpen. Dit leidt tot een breuk in de<br />

vriendschap tussen de twee jongens. Kort daarop vallen de Russen Afghanistan binnen. Amir en<br />

zijn familie vluchten het land uit naar Amerika.<br />

OPDRACHT 4<br />

a Ja, dat doet de schrijver van tekst 3. Hij legt uit waarom Froger en Kraayenhof de verrassing van<br />

de avond waren: de bijzondere wijze waarop ze Bloed, Zweet en Tranen brachten.<br />

Hij legt ook uit waarom hij de avond al met al prachtig vond: vanwege het optreden van de<br />

artiesten na de pauze, die dezelfde passie toonden als Hazes.<br />

b Dat klopt niet. De slotalinea is een afsluiting van de tekst in de vorm van een conclusie.<br />

c Bijvoorbeeld: Voor de pauze kwam het concert maar moeizaam op gang. Dat had enerzijds te<br />

maken met de belichting. De grote verlichting bleef veel te lang aan, waardoor het in de zaal<br />

maar niet gezellig en intiem wilde worden. Anderzijds viel het optreden van Berget Lewis nogal uit<br />

de toon. Niet dat het deze zangeres aan zangkwaliteiten ontbreekt. Maar terwijl alle andere<br />

zangers louter nummers van André Hazes ten gehore brachten, zong deze jongedame alleen<br />

maar nummers uit haar eigen repertoire. Merkwaardig dat de organisatie daar niet een stokje<br />

voor heeft gestoken.<br />

d Bijvoorbeeld: Voor de pauze weinig sfeer<br />

OPDRACHT 5<br />

a We spreken van incongruentie als in een zin onderwerp en persoonsvorm niet beide in het<br />

enkelvoud of meervoud staan. (Of: niet hetzelfde getal hebben).<br />

b Een aantal jongeren heeft zich misdragen.<br />

c De brugklassers wordt een bijdrage aan het slotfeest gevraagd.<br />

OPDRACHT 6<br />

a Clubje is enkelvoud en kernwoord van het onderwerp.<br />

Het clubje meisjes was nog lang niet uitgepraat.<br />

b De dames en heren van de politie is MV, laf gedrag is O.<br />

De dames en heren van de politie wordt laf gedrag verweten.<br />

c Die verwijst naar voetballers en is dus meervoud.<br />

Een van de betere voetballers die ooit in Oranje hebben gespeeld, is zonder twijfel Abe Lenstra.<br />

d Media is meervoud, medium is enkelvoud.<br />

‘De media maken overal een hype van,’ beweerde de trainer.<br />

e Aantal is enkelvoud en het kernwoord van het onderwerp.<br />

Het grote aantal bloemen, die bijna allemaal in bloei stonden, viel mij meteen op.<br />

f Er zijn twee hoofdzinnen. In hoofdzin 1 is het onderwerp enkelvoud, in hoofdzin 2 is het<br />

onderwerp (de resultaten) meervoud. Dus moet in hoofdzin 2 de persoonsvorm ook in het<br />

meervoud.<br />

Het proefwerk wordt nagekeken en de resultaten worden bekendgemaakt.<br />

g Groep is enkelvoud en het kernwoord van het onderwerp.<br />

Een grote groep kinderen zette de boel op stelten.<br />

h Franse jongeren is meewerkend voorwerp, het volkslied is onderwerp, dit is enkelvoud.<br />

Franse jongeren wordt op school het volkslied aangeleerd.<br />

HOOFDSTUK 3 48


OPDRACHT 7<br />

a bijvoorbeeld: een internetsite van dagblad Trouw met filmrecensies<br />

b Ik ga een beoordeling schrijven over een internetsite van Trouw met filmbesprekingen. Ik wil de<br />

lezer ervan overtuigen dat deze site recensies bevat van behoorlijke kwaliteit. Mijn tekst is<br />

bedoeld voor de lezers van Kidsweek.<br />

c Bijvoorbeeld:<br />

Inleiding Onderwerp noemen, mening geven.<br />

Beschrijving Beschrijven hoe de recensies te vinden zijn op de site; wat de site te bieden<br />

heeft; wie de schrijvers zijn van de recensies.<br />

Beoordeling De recensies beoordelen aan de hand van de volgende vragen:<br />

– Wordt er informatie gegeven over genre en inhoud?<br />

– In hoeverre helpen de oordelen de lezer bij het maken van keuzes?<br />

– Hoe zijn de recensies opgebouwd?<br />

– Wordt er informatie gegeven om een film te ‘plaatsen’?<br />

Slot<br />

Conclusie over de kwaliteit van de site in vergelijking met andere sites.<br />

OPDRACHT 8<br />

a t/m f Bijvoorbeeld: Goede filmrecensies gezocht!<br />

Ik ben een groot filmliefhebber en daarom haal ik geregeld dvd’s in huis. Maar ik wil wel graag weten<br />

wat ik in huis haal en daarom bezoek ik altijd van tevoren sites met filmrecensies. In de loop van de<br />

tijd heb ik gemerkt dat de kwaliteit van deze sites heel verschillend is. Een site die ik meestal met<br />

plezier raadpleeg, is die van dagblad Trouw (www.trouw.nl).<br />

Ruime keus<br />

De filmrecensies zijn eenvoudig te vinden. In het menu bovenaan de startpagina moet de Verdieping<br />

worden aangeklikt en vervolgens dossiers. Eén van de dossiers draagt de naam filmrecensies. Wat<br />

meteen opvalt, is dat de keus die het dossier biedt behoorlijk ruim is: zeker honderd recensies van<br />

recente datum. De bovenste recensie is de filmbeoordeling die het laatst is gemaakt, van daaruit kun<br />

je teruggaan naar recensies van vroeger datum. De oudste recensie is van ongeveer een jaar<br />

geleden.<br />

De recensies zijn geschreven door drie medewerkers van de krant: Belinda van de Graaf, Jann<br />

Ruyters en Remke de Lange.<br />

Houvast<br />

Als ik een recensie lees, wil ik allereerst informatie krijgen over het genre en de inhoud van de film.<br />

Wat dit betreft kom ik in Trouw redelijk aan mijn trekken: wat voor soort film het is, wordt in de meeste<br />

recensies snel duidelijk en de informatie over de inhoud is meestal zodanig dat je een duidelijk idee<br />

krijgt, zonder dat de recensent te veel verraadt. Als ik ergens een hekel heb, zijn het recensenten die<br />

de hele film navertellen.<br />

Daarnaast wil ik weten wat de recensent van de film vindt, zodat ik een beetje houvast heb als ik een<br />

paar nieuwe dvd’s ga huren. Alle drie medewerkers zijn in het algemeen duidelijk in hun opinies over<br />

het verhaal, over de regie en over de acteursprestaties. Al ben ik het achteraf niet altijd in elk opzicht<br />

met hen eens, het komt eigenlijk nooit voor dat ik hun oordeel niet kan begrijpen.<br />

Wat ik soms wel een bezwaar vindt, is de opbouw van de recensies. Nog voordat ik als lezer enige<br />

informatie over de film heb gehad, wordt er al een emmer met meningen over me uitgestort. Vooral<br />

Jann Ruyters heeft daar een handje van. Ik heb er niets op tegen dat een recensent informatie en<br />

oordelen afwisselt, maar ik wil wel graag dat hij steeds eerst de informatie geeft en daarna een<br />

oordeel. Alleen zo kan ik een beetje controleren waarop zijn of haar mening is gebaseerd.<br />

Wat ik ten slotte belangrijk vind, is dat de recensent informatie verschaft die het mij mogelijk maakt de<br />

film te plaatsen. Informatie over de regisseur bijvoorbeeld en over de belangrijkste acteurs. Die<br />

informatie vind ik in een Trouwrecensie altijd. Als bijvoorbeeld Spielberg een vervolg heeft gemaakt op<br />

zijn Indiana Jones-films, dan wordt dit duidelijk vermeld en krijgt de lezer een korte terugblik op de<br />

voorgangers. Ook Harrison Ford, de hoofdrolspeler, krijgt ruime aandacht. Op vergelijkbare wijze<br />

wordt in andere recensies steeds een vergelijking gemaakt met vorige prestaties van een regisseur of<br />

acteur.<br />

Behoorlijke kwaliteit<br />

De site met filmrecensies van Trouw is van een behoorlijke kwaliteit. Als je een gids zoekt die je kan<br />

helpen bij het kiezen van films die de moeite waard zijn, is ze absoluut bruikbaar. Ze is hoe dan ook te<br />

verkiezen boven de websites van de vele goedwillende amateurs die je ook op internet kunt vinden.<br />

HOOFDSTUK 3 49


Want als filmliefhebber wil je toch wel iets meer dan besprekingen die niet veel anders doen dan<br />

uitgebreid de inhoud beschrijven, vaak ook nog in zeer berispelijk Nederlands.<br />

OPDRACHT 9<br />

a –<br />

b eigen antwoord<br />

OPDRACHT 10<br />

a –<br />

b –<br />

3.6 spreken, kijken, luisteren<br />

OPDRACHT 1<br />

a Interrumperen betekent dat je iemand die het woord heeft, onderbreekt.<br />

b Je kunt de rondes onder elkaar verdelen of je kunt voor de delen van elke ronde een verdeling<br />

maken.<br />

OPDRACHT 2<br />

a Ja, hij stelt de vraag of de tegenpartij weet dat je je al vanaf je twaalfde kunt laten registreren als<br />

donor.<br />

b Het geen-bezwaarsysteem moet ingevoerd worden om donoren te registreren.<br />

c inleiding met stelling; argumenten voor de stelling; samenvatting van de ronde<br />

d Er wachten veel mensen op een donororgaan; mensen zijn te lui om zich als donor te laten<br />

registreren; er kan illegale handel in organen komen.<br />

e ja: ten eerste, een tweede argument, een derde argument<br />

f Jip doet de inleiding en de samenvatting; Nienke geeft de argumenten.<br />

OPDRACHT 3<br />

a Milou neemt de hele ronde voor haar rekening.<br />

b Nee, de samenvatting ontbreekt. Milou geeft in de inleiding haar standpunt en daarna drie<br />

argumenten.<br />

c Het is niet helemaal duidelijk wanneer iemand dood is; het geen-bezwaarsysteem houdt geen<br />

rekening met dementerenden en jonge kinderen; het geen-bezwaarsysteem is ondemocratisch.<br />

d Jip en Nienke brengen veel duidelijker hun argumenten onder woorden. Door het gebruik van<br />

opsommende signaalwoorden en door de samenvatting is helder wat hun standpunt is en wat<br />

hun argumenten zijn.<br />

OPDRACHT 4<br />

a Nee, weerleggen betekent beargumenteren waarom de tegenpartij ongelijk heeft; tegenspreken<br />

is dat je zegt dat de ander ongelijk heeft.<br />

b Over feiten kun je niet van mening verschillen.<br />

c Van een deskundige mag je aannemen dat hij weet waarover hij praat.<br />

d bijvoorbeeld: een vraag stellen, op een onderdeel van een argument reageren, de tegenpartij<br />

stom noemen<br />

OPDRACHT 5<br />

a Jip doet de inleiding en weerlegt het eerste argument; Nienke weerlegt het tweede argument; Jip<br />

het derde en hij sluit de beurt af met een vraag.<br />

b Ja, alle argumenten komen aan de orde.<br />

c De eerste weerlegging is niet sterk (Ik heb wel goed opgelet bij biologie). De tweede weerlegging<br />

is wel sterk (dementerenden hebben voldoende tijd gehad om te beslissen en in de huidige wet<br />

mogen kinderen ook zelf beslissen). De derde weerlegging is tegenspreken en dus niet sterk.<br />

d Hij laat zich gaan tegenover de tegenpartij met opmerkingen als Ik heb wel goed opgelet en Als<br />

jullie een beetje menselijk zijn.<br />

OPDRACHT 6<br />

a Hij verwijt Jip dat hij niet rustig gesproken heeft.<br />

b Ja, alle argumenten komen aan de orde.<br />

HOOFDSTUK 3 50


c<br />

d<br />

e<br />

Het eerste argument wordt niet weerlegd. Dat kan ook niet, want het is een feit. Jesse geeft er<br />

wel commentaar op. Bij het tweede argument vraagt hij om een bewijs van de juistheid. Dit is nog<br />

geen weerlegging. Het derde argument weerlegt hij met een citaat uit een krant. Goede<br />

weerlegging.<br />

Jullie argumenten kloppen niet, dus klopt jullie stelling niet.<br />

Bijvoorbeeld: Jesse weerlegt het best de argumenten van de tegenpartij, ook al is niet alles<br />

overtuigend (zie antwoord d). Hij verwoordt zijn weerlegging op een betere manier.<br />

OPDRACHT 7<br />

a Milou overtuigt het meest. Ze herhaalt de argumenten die weerlegd zijn en ze laat zien welke<br />

argumenten van haar nog overeind staan.<br />

b Ze speelt op de emotie: Er wachten 100 zieke mensen op een donor.<br />

c Aan de ene kant wel, want het tekort aan donororganen is de aanleiding om over een<br />

wetswijziging te praten. Aan de andere kant niet, omdat in het debat de voor- en nadelen van het<br />

geen-bezwaarsysteem centraal stonden.<br />

OPDRACHT 8<br />

a<br />

Jip Nienke Milou Jesse<br />

spreekvaardigheid + ? ? ++<br />

argumenten – ? +<br />

weerlegging – ? +<br />

zich houden aan regels – + + +<br />

b bijvoorbeeld: Jip 6,0 − Nienke 6,5 − Milou 7,0 − Jesse 7,5<br />

OPDRACHT 9<br />

a Momenteel blijft 75% van de jongeren die met roken begint langdurig verslaafd.<br />

b De wetenschappers weten niet of je vanaf een bepaalde leeftijd kunt meeroken zonder er schade<br />

van te ondervinden. Als daar twijfel over is, kun je meeroken maar het best voorkomen.<br />

c Dat blijkt niet uit de gegevens. Ongeboren kinderen ondervinden schade van meeroken. Kinderen<br />

krijgen klachten aan de luchtwegen door meeroken. Astmapatiënten lijden ook onder meeroken.<br />

Hoe groot de aantallen van deze groepen zijn, staat niet vermeld. Wel zijn er getallen over het<br />

aantal mensen dat longkanker krijgt: 9000 per jaar.<br />

OPDRACHT 10<br />

–<br />

OPDRACHT 11<br />

–<br />

OPDRACHT 12<br />

–<br />

3.7 woorden<br />

OPDRACHT 1<br />

a/b tax<br />

belasting<br />

imposante indrukwekkende<br />

compacte gering van omvang<br />

decadentie moreel verval<br />

extravagant buitenissig/overdreven<br />

variant<br />

versie<br />

exorbitant overdadig/overdreven<br />

c/d 1 impopulair niet geliefd<br />

2 bolides (race)auto’s<br />

3 recessie dalende welvaart<br />

4 klassieke traditionele<br />

HOOFDSTUK 3 51


OPDRACHT 2<br />

a recessie, extravagant<br />

b impopulaire<br />

c klassieke<br />

d bolides, imposante<br />

e exorbitant, de recessie<br />

OPDRACHT 3<br />

Bijvoorbeeld:<br />

a Een slurptax voor deze bolides kan ik goed begrijpen.<br />

b In de recessie zou je exorbitant milieuonvriendelijke auto’s moeten verbieden.<br />

c De meest imposante auto’s zien er vaak stoer uit.<br />

d Vaak zijn impopulaire maatregelen nodig om mensen over te halen compacte auto’s te kopen.<br />

e In een samenleving met veel decadentie, hebben sommige mensen een extravagante levensstijl.<br />

f Weet jij welke variant van de Volkswagen Kever de meest klassieke is?<br />

OPDRACHT 4<br />

a Ik ben zo terug.<br />

b Hij is dom.<br />

c Dat hele eind loop ik wel even. (grapje)<br />

d Luuk is werkloos.<br />

OPDRACHT 5<br />

a Met gevoelswaarde van woorden bedoel je dat woorden een negatief of positief gevoel kunnen<br />

veroorzaken.<br />

b Met een litotes kun je bepaalde gevoelens of gedachten verzachten of juist versterken. Je kunt er<br />

een humoristisch effect mee bereiken.<br />

c Bij een eufemisme is je doel om de onaangename werkelijkheid te verzachten, bij een<br />

understatement wil je dat de woorden juist sterk overkomen.<br />

d bij onderwerpen waar mensen niet graag over praten (taboes)<br />

e hyperbool, litotes, understatement, eufemisme<br />

OPDRACHT 6<br />

a interieurverzorgster – werkster<br />

prijsaanpassing – prijsverhoging<br />

tactische terugtocht – zware nederlaag<br />

penitentiaire inrichting – gevangenis<br />

b Bijvoorbeeld:<br />

inbraak – ongewenst bezoek<br />

hij is dronken. – hij is boven z’n theewater / hij heeft te diep in het glaasje gekeken<br />

stelen in een winkel – proletarisch winkelen<br />

OPDRACHT 7<br />

a litotes/understatement<br />

b litotes/understatement<br />

c hyperbool<br />

d litotes/understatement<br />

e litotes<br />

f eufemisme<br />

g hyperbool<br />

h eufemisme<br />

OPDRACHT 8<br />

Bijvoorbeeld:<br />

a Daar ben ik niet vies van.<br />

b Tussen hen beide was geen vrede.<br />

c Bonfire loopt zo snel als de bliksem.<br />

d Ik heb eeuwen staan wachten<br />

e Het is niet mijn smaak.<br />

f Onze buurman is visueel gehandicapt.<br />

HOOFDSTUK 3 52


3.8 informatie<br />

OPDRACHT 1 (HERHALING)<br />

a bijvoorbeeld: Abraham Lincoln, een Amerikaanse president<br />

b In een encyclopedie kun je informatie kunt vinden over heel veel verschillende onderwerpen. Een<br />

encyclopedie kan uit één of meer boeken bestaan, maar er bestaan ook encyclopedieën op<br />

internet.<br />

OPDRACHT 2<br />

a Wikipedia is gratis. Voor andere encyclopedieën moet je betalen.<br />

De artikelen van andere encyclopedieën zijn geschreven door ingehuurde deskundigen, de<br />

artikelen van Wikipedia zijn geschreven door vrijwilligers.<br />

b Je noteert het onderwerp in het zoekvenster en klikt op Zoeken.<br />

c de link Categorieën<br />

d de link Recente wijzigingen<br />

e Superman<br />

f Superman is niet verzonnen door een filmmaker, maar door de makers van een stripverhaal.<br />

g De blauwe kleur maakt duidelijk dat comic een link is naar een andere Wikipedia-pagina.<br />

h superheld – Amerikaanse Action Comics – 1938 – comic – Joe Shuster – Jerry Siegel<br />

i Superman komt voor in stripverhalen, films en televisieseries.<br />

j Superman was niet meteen een succes. In de eerste versie was Superman een telepatisch<br />

begaafde schurk, die als stripfiguur niet aansloeg. Pas de tweede versie, Superman als held met<br />

grote lichamelijke krachten, had succes.<br />

OPDRACHT 3<br />

a Heelal – Persoon – Natuur – Techniek – Mens en maatschappij – Geschiedenis – Cultuur –<br />

Wetenschap<br />

b Ridderorde – Geschiedenis naar periode – Historisch ambacht – Historisch voorwerp –<br />

Chronologie – Geschiedenis naar onderwerp – Historische bron<br />

c de subcategorieën die horen bij Mens en maatschappij<br />

OPDRACHT 4<br />

a Het overzicht van de inhoud begint bij Inhoud. De informatie begint bij Opbouw.<br />

b Nee. Aan de inhoudsopgave kun je zien dat in tekst 4 maar twee van de zeven deelonderwerpen<br />

zijn afgedrukt.<br />

c Tekst 4 bevat inderdaad informatie die met dit onderwerp te maken heeft, want een hofje was<br />

meestal een voorziening voor oude mensen.<br />

d Een hofje werd zo genoemd omdat er altijd sprake was van een gemeenschappelijk binnenterrein<br />

met daaromheen huisjes. Vaak was een hofje ook ommuurd.<br />

e Dit klopt niet met de informatie van tekst 4. Niet de staat stichtte hofjes voor oude mensen, maar<br />

rijke particulieren of kerken deden dat.<br />

OPDRACHT 5<br />

a –<br />

b –<br />

OPDRACHT 6<br />

a bijvoorbeeld: ja<br />

b Bijvoorbeeld: Ik weet hoe ik een zoekopdracht moet geven als ik over een onderwerp informatie<br />

wil hebben. Ik weet welke stappen ik moet zetten om ideeën op te doen over een onderwerp. Ik<br />

weet dat ik artikelen kritisch moet lezen.<br />

3.9 gedicht<br />

OPDRACHT 1<br />

a Bijvoorbeeld: Heerlijk! Nooit meer afwassen! Of: Wat zal ik de gesprekken tijdens het afwassen<br />

missen.<br />

b Bijvoorbeeld: Een afwasmachine is als slagroom uit een spuitbus.<br />

c Bijvoorbeeld: Ja, het apparaat is voorzien van een motor en het doet de vaat.<br />

HOOFDSTUK 3 53


OPDRACHT 2<br />

a Alleen het beeld wordt gegeven. Waar het beeld naar verwijst moet je zelf bedenken: vraagt om<br />

bezoek verwijst naar de takken die makkelijk te beklimmen zijn en zijn dikke armen zijn de takken<br />

en spreidt uit verwijst naar de manier waarop de takken aan de boom zitten. Als een telefoon niet<br />

afgaat, kun je zeggen dat hij slaapt en geduldig betekent dat een telefoon niets doet als hij geen<br />

stroomsignaal krijgt.<br />

b Een wei is een ding en hopen is een menselijke eigenschap: personificatie.<br />

c Het sinterklaasfeest wordt vergeleken met een SO: vergelijking.<br />

OPDRACHT 3<br />

a Het lijkt wel een liefdesrelatie: het is uit tussen ons.<br />

b De wereld eist ons op voor gewichtiger zaken. Mijn persoonlijkheid bijvoorbeeld, moet nog<br />

ontplooid: Er zijn belangrijkere dingen dan afwassen. Ik moet me bijvoorbeeld nog geestelijk<br />

verder ontwikkelen.<br />

c Luchtig door de overdrijving van de manier waarop ze met het bestek omgaat en de ironie van De<br />

wereld eist ons op voor gewichtiger zaken. Mijn persoonlijkheid bijvoorbeeld, moet nog ontplooid.<br />

OPDRACHT 4<br />

a als lastige kindertjes in een crèche of als bekenden<br />

b Handenbindertjes<br />

c Adieu messen en vorken, Het is uit tussen ons of die conversatie na het ontbijt<br />

OPDRACHT 5<br />

a Afwassen wordt bij haar een handeling die meer is dan schoonmaken.<br />

b Bijvoorbeeld: Nee. Het is uit tussen ons, toegewijd leuteren, ik zou jullie niet willen missen, we<br />

moeten redelijk zijn, het gaat niet aan, mijn klein fijn mongooltje, kinderachtig zijn.<br />

Bijvoorbeeld: Ja. De dichter noemt het gevoel niet, een lezer kan het gevoel wel uit de<br />

omschrijvingen halen.<br />

c Bijvoorbeeld: Kinderspiegel, Ziekenbezoek, De zee.<br />

test jezelf<br />

OPDRACHT 1<br />

a bij de ik-persoon<br />

b De ik is eerst trots dat de oorlog in zijn streek wordt uitgevochten, maar aan het eind van het<br />

fragment blijkt dat hij ook nooit in een overwinning van Duitsland heeft geloofd.<br />

c de Eifel en het stadje Höhnstedt in Saksen<br />

d Hoe zal het met deze mensen verdergaan na de oorlog?<br />

OPDRACHT 2<br />

a In een land dat hier ver vandaan ligt, worden verkiezingen gehouden.<br />

BTV = dat; antecedent = een land<br />

b Alle inwoners die hechten aan hun leven, zijn verplicht te gaan stemmen.<br />

BTV = die; antecedent = Alle inwoners<br />

c Er is slechts één kandidaat, die door de regering wordt gesteund.<br />

BTV = die; antecedent = één kandidaat<br />

d De uitslag, die al na een dag wordt bekendgemaakt, wekt geen verbazing.<br />

BTV = die; antecedent = De uitslag<br />

e Over het opkomstpercentage, dat 98,8% is, heerst overal tevredenheid.<br />

BTV = dat; antecedent = het opkomstpercentage<br />

f De kandidaat heeft 100% van de stemmen gekregen, wat tot grote vreugde in het land leidt.<br />

BTV = wat; antecedent = De kandidaat…gekregen<br />

g De journalist aan wie dit nieuws bekend werd gemaakt, stuurt het meteen naar de krant.<br />

BTV = wie; antecedent = De journalist<br />

OPDRACHT 3<br />

O WG BWB BWB<br />

a Ieder kind / bladert / soms / in een fotoalbum, dat hij ergens op zolder vond.<br />

HOOFDSTUK 3 54


O NG NG<br />

b Het / is / het album, dat blijkbaar aan zijn grootouders heeft toebehoord.<br />

BWB WG O LV<br />

c Op elk blad / vindt / hij / fotootjes, die heel klein van formaat zijn.<br />

O WG BWB WG<br />

d De fotootjes, die alle zwart-wit zijn, / zijn / met speciale hoekjes / vastgeplakt.<br />

OPDRACHT 4<br />

a beantwoorde, gesloten<br />

b gevluchte, uitputtende, blaffende<br />

c vereiste, gestegen<br />

OPDRACHT 5<br />

a E-mail gaat via een pc.<br />

b Waterstof heeft het symbool H.<br />

c Op het havo in Zeeuws-Vlaanderen krijg je op Goede Vrijdag Engelse les.<br />

d Drs. De Jager-Domisse heeft een IQ-test gedaan aan de VU in Amsterdam-Zuid.<br />

OPDRACHT 6<br />

a vraagstelling<br />

b tegenstelling<br />

c Een aanleiding of definitie staan in het begin van een tekst, niet aan het eind.<br />

OPDRACHT 7<br />

a vraagstelling<br />

b beantwoording<br />

c toelichting<br />

d het signaalwoord Want<br />

OPDRACHT 8<br />

a overtuigen<br />

b betoog<br />

OPDRACHT 9<br />

a –<br />

b Bijvoorbeeld: Wil jij ook graag hoge cijfers voor woordjesproefwerken zonder daar al te veel voor<br />

te doen? Dan kan ik je de Powermemo ten zeerste aanraden. Dit is een apparaat dat je<br />

vermogen om informatie op te slaan spectaculair versterkt. Wat de geheugenversterker extra<br />

aantrekkelijk maakt, is dat hij zeer eenvoudig is in gebruik.<br />

OPDRACHT 10<br />

a kudde is kernwoord van het onderwerp en enkelvoud.<br />

De kudde schapen liep de hele zomer op de dijk te grazen.<br />

b die verwijst naar schapen en is dus meervoud.<br />

Eén van de tientallen schapen die waren afgedwaald naar de rivier, is nooit meer teruggevonden.<br />

c De dames en heren schapen is meewerkend voorwerp en een wandelverbod is onderwerp.<br />

‘De dames en heren schapen wordt met ingang van heden een wandelverbod opgelegd,’ schalde<br />

een schapenteler verontwaardigd door de megafoon.<br />

d club is kernwoord van het onderwerp en enkelvoud.<br />

Een hele club Betuwse boeren is zenuwziek geworden van het onbeschaafde gedrag van hun<br />

vee.<br />

e Een Engels schaap is meewerkend voorwerp, manieren is onderwerp.<br />

Een Engels schaap worden manieren al in zijn eerste maanden aangeleerd.<br />

OPDRACHT 11<br />

a argument 1: tegen<br />

argument 2: tegen<br />

argument 3: voor<br />

argument 4: tegen<br />

b Argument 1: goed argument, gebaseerd op feiten, ook al worden die hier niet genoemd.<br />

HOOFDSTUK 3 55


Argument 2: slecht argument, lijken feiten, maar zijn het niet, want gelden niet voor alle leraren.<br />

Argument 3: slecht argument, want het verband met de stelling is niet helder.<br />

Argument 4: onduidelijk argument, want hoe lang is de vakantie in de rest van Europa?<br />

OPDRACHT 12<br />

a exorbitant/extravagant e exorbitant/extravagant<br />

b bolide f decadentie<br />

c compact g impopulair<br />

d recessie h imposant<br />

OPDRACHT 13<br />

a litotes (dom)<br />

b understatement (opvallend aanwezig)<br />

c hyperbool (overdreven<br />

d understatement (heel groot huis)<br />

e litotes (slechte wedstrijd)<br />

f eufemisme (inbraak)<br />

OPDRACHT 14<br />

a Andere encyclopedieën zijn alleen toegankelijk als je ervoor betaalt, Wikipedia is gratis.<br />

De artikelen van andere encyclopedieën zijn geschreven door ingehuurde deskundigen, de<br />

artikelen van Wikipedia zijn geschreven door vrijwilligers.<br />

b Je noteert het onderwerp in het zoekvenster en klikt op Zoeken.<br />

c een Categorieboom met een aantal categorieën<br />

d Je krijgt een reeks subcategorieën te zien die allemaal te maken hebben met wetenschap.<br />

e … als je bijvoorbeeld ideeën wilt opdoen voor een werkstuk.<br />

OPDRACHT 15<br />

a wetenschap<br />

b Zware voorwerpen vallen sneller dan lichte voorwerpen.<br />

c Betekenis 1: elk experiment waarbij voorwerpen vallen.<br />

Betekenis 2: het experiment waarmee het idee van Aristoteles wordt weerlegd dat zware<br />

voorwerpen sneller vallen dan lichte.<br />

d Dat zijn links waarmee je kunt doorklikken naar een andere pagina van Wikipedia.<br />

e Klikken op gedachte-experiment en met de behulp van de gevonden informatie het gedachteexperiment<br />

uitvoeren.<br />

HOOFDSTUK 3 56


PROJECT<br />

De krant is een meneer<br />

OPDRACHT 1<br />

a eigen antwoord, bijvoorbeeld: artikelen over onderwijs, de strips, de filmpagina, de sportpagina<br />

b eigen antwoord<br />

c Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: de Volkskrant: een ochtendkrant, degelijke berichtgeving, Ajaxkrant.<br />

d Een krant heeft meer ruimte om het nieuws te geven, te duiden en toe te lichten. Een krant kan<br />

ook meer berichten brengen.<br />

e Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Een kwartier per dag de krant lezen is net zoveel als een<br />

journaaluitzending bekijken. De gemiddelde lezer leest dus nooit de hele krant, maar maakt een<br />

sterke selectie uit de artikelen.<br />

f Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Dat is niet veel geld als je bedenkt dat je 6 keer per week een<br />

krant bezorgd krijgt, maar wel veel voor een kwartiertje lezen per dag.<br />

OPDRACHT 2<br />

a De krant heeft een gezicht, een bepaalde smaak, gewoontes, enzovoort.<br />

b Broadsheet is het grote formaat, tabloid het kleine formaat waarin een krant verschijnt.<br />

c Bijvoorbeeld: Je kunt je informatie ook via internet, radio en tv halen. Daar heb je geen krant<br />

meer voor nodig.<br />

d Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Er zullen altijd mensen blijven die gedrukte informatie willen<br />

hebben. De krant zal daarom niet snel verdwijnen.<br />

OPDRACHT 3<br />

a bijvoorbeeld: Telegraaf, Trouw, de Volkskrant, Algemeen Dagblad, NRC Handelsblad; NRC Next<br />

b bijvoorbeeld: BN/De Stem; Eindhovens Dagblad; De Gelderlander; Haarlems Dagblad.<br />

c Metro, Spits, De Pers<br />

d nu.nl; nos.nl; rtl nieuws<br />

OPDRACHT 4<br />

a De Telegraaf<br />

b BN/De Stem; NRC Handelsblad; De Twentsche Courant Tubantia<br />

c Barneveldse Krant; Nederlands Dagblad; Reformatorisch Dagblad; Trouw<br />

d Dat is een krant die zich bijna uitsluitend op de economie richt.<br />

e eigen antwoord<br />

f Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Het nieuws is meer up to date dan in de krant, veel aandacht voor<br />

plaatselijk nieuws; ik kan niet zo snel de sportberichten vinden.<br />

OPDRACHT 5<br />

a De Telegraaf legt nadruk op sport, showbusiness en society.<br />

b NRC Handelsblad legt nadruk op economisch en cultureel nieuws.<br />

c Economie en financiën zijn in beide kranten belangrijk.<br />

d/e<br />

Telegraaf NRC Handelsblad Metro<br />

dagen per week 7 6 5<br />

ochtend/avond ochtend avond ochtend<br />

gratis/betaald betaald betaald gratis<br />

aantal lezers 750 000 221 000 550 000<br />

nadruk op sport, financiën,<br />

showbusiness<br />

economie en<br />

cultuur<br />

geen specifieke<br />

onderwerpen<br />

populair/degelijk populair degelijk populair<br />

f<br />

Bij Metro blijkt dit het minst. De andere kranten hebben hun eigen opvallendheden.<br />

OPDRACHT 6<br />

eigen antwoorden<br />

PROJECT De krant is een meneer 57


OPDRACHT 7<br />

eigen antwoorden<br />

OPDRACHT 8<br />

eigen antwoorden<br />

OPDRACHT 9<br />

eigen antwoorden<br />

OPDRACHT 10<br />

eigen antwoorden<br />

OPDRACHT 11<br />

eigen antwoorden<br />

OPDRACHT 12<br />

eigen antwoorden<br />

PROJECT De krant is een meneer 58


HOOFDSTUK 4<br />

4.1 fictie<br />

OPDRACHT 1<br />

a eigen antwoord<br />

b Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: De man is al zenuwachtig en krijgt geen kans van de klas. Logisch<br />

dat hij niet goed nadenkt en zo reageert op Anicke.<br />

c Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Waarom heeft geen van de klasgenoten gezegd wat er met Anicke<br />

aan de hand is?<br />

d Eigen antwoord. In Afscheidsbrief doet hij zijn uiterste best om Anicke wiskunde te leren en dat<br />

lukt hem ook nog.<br />

OPDRACHT 2<br />

a Eigen antwoord: Ze leeft zich wel goed in in de hoofdpersonen en ze laat merken dat ze weet hoe<br />

het er in een klas aan toe kan gaan.<br />

b Als je het schuin gedrukte deel gelezen hebt, weet je dat er iets met dat mutsje gaat gebeuren.<br />

Wat er gaat gebeuren weet je niet. Tegen het eind van het fragment voel je al aankomen dat de<br />

leraar of haar muts afpakt of haar die laat afzetten.<br />

c Dat blijkt uit het schuin gedrukte deel. Daaruit blijkt dat al gebeurd is, wat er wordt verteld.<br />

d Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ja, ik vind dit een aangrijpend fragment.<br />

OPDRACHT 3<br />

a Als er met zekerheid in de tijd vooruit wordt gelopen en/of wanneer de vertellende hoofdpersoon<br />

weet waarom andere personages handelen zoals ze handelen, dan is er een alwetend<br />

perspectief.<br />

b Je leest alleen de gedachten en gevoelens van Will. Het verhaal wordt met de gebeurtenissen<br />

mee verteld.<br />

c Hermeus vertelt het verhaal achteraf. Hij weet waarom Zeus, Hera, Haides en Afrodite zich<br />

gedragen zoals ze zich gedragen.<br />

d Als lezer lees je de gedachten en gevoelens van meerdere verhaalpersonages. Jij weet dus<br />

waarom personages handelen zoals ze handelen.<br />

OPDRACHT 4<br />

a Vanuit een ik-persoon. In het tweede deel blijkt ze Marit te heten.<br />

b vertelstandpunt eerste persoon<br />

c Dat is Anicke.<br />

d De laatste zin van het schuin gedrukte gedeelte: Dat zorgde nog voor behoorlijke opschudding.<br />

e vertelstandpunt derde persoon<br />

f Het schuin gedrukte deel is alwetend en de rest is niet-alwetend.<br />

OPDRACHT 5<br />

a Dat is niet precies aan te geven: TMF wordt genoemd, mutsen waren in de mode. Het boek<br />

speelt zich in het heden af.<br />

b In het schuin gedrukte deel kijkt de hoofdpersoon terug op wat al gebeurd is. Het grootste deel<br />

van de tekst heeft zich daarvoor afgespeeld.<br />

c Het verhaal wordt verteld na de dood van Anicke. Marit sluit met haar brief de vriendschap met<br />

Anicke af.<br />

OPDRACHT 6<br />

eigen antwoorden<br />

OPDRACHT 7<br />

eigen antwoorden<br />

HOOFDSTUK 4 59


4.2 grammatica<br />

OPDRACHT 1 (HERHALING)<br />

a die net verhuisd was<br />

BTV: die; antecedent: Jules<br />

b wat hun wel gemakkelijk leek<br />

BTV: wat; antecedent: Ze namen de trein<br />

c dat geheel verlaten was<br />

BTV: dat; antecedent: het perron<br />

d die werd aangekondigd<br />

BTV: die; antecedent: De vertraging<br />

e aan wie ze snel een sms’je stuurden<br />

BTV: wie; antecedent: hun vriend<br />

f dat wat moeizaam begon<br />

BTV: dat; antecedent: het weekend<br />

OPDRACHT 2<br />

a klopt niet<br />

b klopt niet<br />

c Klopt niet: ze kunnen ook vragend voornaamwoord met ingesloten antecedent zijn.<br />

d klopt<br />

e klopt<br />

OPDRACHT 3<br />

a Wie: VRV<br />

b dat: BTV<br />

c wat: VRV<br />

d Wat: BTV met ingesloten antecedent<br />

e Dat: AWV; wat: BTV met ingesloten antecedent<br />

f Dat: AWV; die: AWV; die: BTV<br />

OPDRACHT 4<br />

a BTV<br />

b AWV<br />

c AWV<br />

d AWV<br />

e VW; AWV<br />

f VW<br />

OPDRACHT 5<br />

a wanneer: BW<br />

b die: BTV<br />

c dat: VW<br />

d Wie: BTV met ingesloten antecedent<br />

e die: BTV<br />

f wat: BTV<br />

OPDRACHT 6<br />

a die: BTV; BV-bijzin<br />

b die: BTV; BV-bijzin<br />

c Wanneer: VW; BW-bijzin<br />

d Wat: BTV met ingesloten antecedent; O-zin<br />

e die: BTV; BV-bijzin<br />

f dat: VW; LV-zin<br />

g Zodra: VW; BW-bijzin<br />

OPDRACHT 7<br />

a het naamwoordelijk deel van het NG<br />

b met wie, wat of dat<br />

HOOFDSTUK 4 60


c<br />

In een gezegdezin zijn onderwerp en persoonsvorm gescheiden of kunnen dat zijn; de<br />

persoonsvorm staat achteraan in de zin.<br />

OPDRACHT 8<br />

O NG BWB NG<br />

a Zo’n dom blaadje / is / niet // wat wij graag lezen.//<br />

O NG NG<br />

b Het nadeel / is // dat er niks interessants in staat.//<br />

O NG NG NG<br />

c Wij / zijn / gebleven // wat we altijd al waren.//<br />

O NG NG<br />

d Een brede belangstelling / is // wat ons altijd al kenmerkte.//<br />

BWB NG O NG NG<br />

e Bovendien / willen / we / worden // wat ons goed lijkt.//<br />

OPDRACHT 9<br />

O WG BWB BV-bijzin<br />

a Veel mensen / stapten / in de lift, // die net was aangekomen.//<br />

O BWB WG WG<br />

die / net / was / aangekomen<br />

b<br />

c<br />

d<br />

O WG BWB WG BWB-zin<br />

Iedereen / wilde / meteen / instappen, // omdat de werkdag op dat moment begon.//<br />

O BWB WG<br />

omdat / de werkdag / op dat moment / begon.<br />

O NG gezegdezin<br />

Het probleem / was,// dat de lift snel vertrok.//<br />

O BWB WG<br />

dat / de lift / snel / vertrok.<br />

O-zin WG LV<br />

// Wie aarzelde, // verloor / zijn kans.<br />

O WG<br />

Wie / aarzelde<br />

BWB WG O BV-bijzin<br />

e Zo / ontstond / een situatie // die weinig mensen waardeerden.//<br />

LV O WG<br />

die / weinig mensen / waardeerden<br />

OPDRACHT 10<br />

a dat … regende: O-zin<br />

b die … viel: BV-bijzin<br />

c Wie … moest: O-zin<br />

d Voordat … kwam: BW-bijzin<br />

e dat … blijven: gezegdezin<br />

f dat … onderzoeken: LV-zin<br />

OPDRACHT 11<br />

a De prachtige foto’s, // die vanuit de lucht gemaakt waren, // stonden / op de voorpagina van de<br />

krant. Twee PV’s: samengestelde zin. Onderschikkende bijzin: die … waren<br />

O: De prachtige foto’s, // die vanuit de lucht gemaakt waren<br />

WG: stonden<br />

BWB: op … krant<br />

BVB: prachtige; van de krant<br />

Bijzin: die … waren: een BV-bijzin bij De prachtige foto’s<br />

WG: gemaakt waren<br />

O: die<br />

BWB: vanuit de lucht<br />

HOOFDSTUK 4 61


c<br />

De uitgestrekte bollenvelden / leken / op een streepjescode in kleur.<br />

Een PV: enkelvoudige zin<br />

O: De uitgestrekte bollenvelden<br />

WG: leken<br />

VZV: op een streepjescode in kleur<br />

BVB: uitgestrekte; in kleur<br />

Wanneer je langs de velden fietste, kreeg je een geheel andere indruk.<br />

Twee PV’s: samengestelde zin. Onderschikkende bijzin: Wanneer … fietste<br />

WG: kreeg<br />

O: je<br />

LV: een geheel andere indruk<br />

BVB: geheel andere<br />

Bijzin: Wanneer … fietste: BW-bijzin<br />

WG: fietste<br />

O: je<br />

BWB: wanneer; langs de velden<br />

OPDRACHT 12<br />

BWB WG O WG BWB<br />

a Elk weekend / worden / de doe-het-zelfwinkels / bezocht / door honderdduizenden klussers.<br />

BVB: Elk; honderdduizenden<br />

O WG BWB WG VZV<br />

b Die / zijn / met veel overtuiging / begonnen / aan een vaak omvangrijke verbouwing.<br />

BVB: veel; vaak omvangrijke<br />

c<br />

BWB WG O BWB LV WG BWB<br />

Uiteindelijk / richten / ze / nogal eens / schade / aan / in hun huis.<br />

BVB= hun<br />

O NG BWB NG NG<br />

d Het gedroomde resultaat / is / helaas / onhaalbaar / gebleken.<br />

BVB: gedroomde<br />

BWB WG O BWB WG VZV<br />

e Ondertussen / hebben / huisgenoten / jaren / geleden / onder hun fanatieke kluslust.<br />

BVB: hun fanatieke<br />

OPDRACHT 13<br />

O WG WG LV-zin<br />

a Onderzoek / wijst / uit, // dat mensen vaak online vrienden maken.//<br />

O BWB BWB LV WG<br />

dat / mensen / vaak / online / vrienden / maken.<br />

O-zin NG BWB NG<br />

b // Dat ze elkaar via de webcam kunnen zien, // is / niet / belangrijk.<br />

O LV BWB WG<br />

Dat / ze / elkaar / via de webcam / kunnen zien<br />

O WG BWB LV WG O WG BWB LV<br />

c Ze / durven / gemakkelijker / vragen / te stellen // en // ze / durven / ook / meer /<br />

VZV<br />

WG<br />

over zichzelf / te vertellen.<br />

BWB WG O BWB LV WG<br />

d Zo / komen / ze / sneller / dingen / te weten.<br />

e<br />

f<br />

O NG gezegdezin<br />

Het voordeel / is, // dat ze sneller tot de kern komen.<br />

O BWB BWB WG<br />

dat / ze / sneller / tot de kern / komen.<br />

O WG BWB BWB WG BW-zin<br />

Het contact / wordt / echter / snel / verbroken, // wanneer gedeelde interesses ontbreken.<br />

HOOFDSTUK 4 62


BWB O WG<br />

wanneer / gedeelde interesses / ontbreken.<br />

BVB: gedeelde<br />

4.3 spelling<br />

OPDRACHT 1<br />

a is: persoonsvorm<br />

geëindigd: voltooid deelwoord<br />

b haalde: persoonsvorm<br />

c te spelen: bijvoeglijk naamwoord<br />

kon: persoonsvorm<br />

komen: infinitief<br />

d gewonnen: bijvoeglijk naamwoord<br />

werd: persoonsvorm<br />

e hebben: persoonsvorm<br />

winnend: tegenwoordig deelwoord<br />

afgesloten: voltooid deelwoord<br />

OPDRACHT 2<br />

a waar<br />

b waar<br />

c niet waar<br />

d niet waar<br />

e waar<br />

f niet waar<br />

OPDRACHT 3<br />

a De meeste gouden medailles werden gehaald door China.<br />

PV VD<br />

b Dit land wist er 51 te halen.<br />

PV INF<br />

c De Verenigde Staten hebben 110 behaalde medailles.<br />

PV<br />

BN<br />

d Maar zij hebben slechts 36 gouden medailles kunnen scoren.<br />

PV INF INF<br />

e Kijkend naar de medaillespiegel heeft België een opvallende plek.<br />

TD PV BN<br />

f India heeft ondanks meer dan een miljard inwoners één gouden medaille behaald.<br />

PV<br />

VD<br />

OPDRACHT 4<br />

a raadpleegt<br />

b veronderstelt<br />

c Schaatsend<br />

d biljartten<br />

e geëindigd<br />

f kunnen<br />

g informeert<br />

h kluivend<br />

OPDRACHT 5<br />

a vergeten<br />

b beantwoorde, liefhebbende<br />

c verhuisde, versmaden<br />

d geduchte, kwakkelende<br />

e razende, verbazend<br />

f gecompliceerde, opgeloste, af te leggen/afgelegde<br />

g vergrote, geminachte<br />

HOOFDSTUK 4 63


OPDRACHT 6<br />

a Max’ tas<br />

b kopieën<br />

c kopieer<br />

d heiig<br />

e coördineren<br />

f proactief<br />

OPDRACHT 7<br />

a … klinkerbotsingen in niet-samenstellingen.<br />

b … koppelteken.<br />

c … je lawaaiig zonder problemen kunt lezen.<br />

d … om letters te vervangen.<br />

e … er geen klinkerbotsing ontstaat in het woord.<br />

f … s, ’s of ’.<br />

OPDRACHT 8<br />

a commissie-Van Traa j postuum<br />

b zee-eend k btw-tarief<br />

c kopiist l na-aperij<br />

d geïnstalleerd m tatoeëren<br />

e financiën n 1$-biljet<br />

f tamboer-majoor o associëren<br />

g auto-onderdeel p twee-eiig<br />

h ontplooiing q tweeërlei<br />

i mecanicien r tweeënnegentig<br />

OPDRACHT 9<br />

a Stefans boek ligt naast Anna’s pc.<br />

b ’s Middags lees ik Wolkers’ verhalenbundel.<br />

c Met studie-ijver heeft de havoër zijn doelen geëffectueerd.<br />

d Hij vertelde smeuïg over de mee-eters.<br />

e ’t Is een studio-opname over de re-integratie van multi-etnische groepen in ’s-Hertogenbosch.<br />

f Joeps papa-avond ’s zaterdags is voor hem heel principieel.<br />

g Op de reünie in Maurice’ huis dragen de yuppies gala-uniformen.<br />

h In de doe-het-zelfzaak bekeek ik Maries zwart-witfoto’s.<br />

4.4 lezen<br />

OPDRACHT 1<br />

a In een betoog neemt een schrijver een standpunt in en verdedigt dat met argumenten. Veel<br />

betogen hebben de opbouw: inleiding met mening – kern met argumenten – slot met conclusie.<br />

b In een uiteenzetting wil de schrijver de lezer informeren, in een betoog wil hij de lezer overtuigen.<br />

c activerende<br />

d De inhoud van een folder moet de lezer overtuigen, als hij zich wil laten overhalen om in actie te<br />

komen, bijvoorbeeld om een aankoop te doen of een abonnement te nemen.<br />

e –<br />

f In een recensie geeft de schrijver zijn mening over een boek, film of toneelstuk. Hij geeft bij zijn<br />

mening argumenten waarmee hij de lezer tracht te overtuigen.<br />

g positief: fantastisch, schitterend, aanstekelijk, effectief, …<br />

negatief: onder de maat, waardeloos, niet geloofwaardig, onzinnig, …<br />

OPDRACHT 2<br />

a Een feit is iets wat werkelijk bestaat, of een gebeurtenis die echt heeft plaatsgevonden.<br />

Bijvoorbeeld: Ilse de Lange is een zangeres uit Twente. Of: PSV heeft gisteren eindelijk weer<br />

eens gewonnen.<br />

Een mening geeft aan wat je vindt van iets of iemand. Bijvoorbeeld: Ilse de Lange zingt werkelijk<br />

fenomenaal.<br />

HOOFDSTUK 4 64


c<br />

d<br />

Met een argument tegen een mening geef je aan dat je het niet eens bent met die mening. Met<br />

een tegenargument probeer je een argument tegen de mening te weerleggen.<br />

Het argument tegen de mening is een subjectief argument, want het is een mening.<br />

Het tegenargument is een objectief argument, want het noemt een feit.<br />

OPDRACHT 3<br />

a aan de informatie onder de titel, waar sprake is van een musical die is ‘gezien’<br />

b aan de zwarte bolletjes<br />

OPDRACHT 4<br />

a alinea I: beschrijving; alinea II t/m IV: beoordeling<br />

b Er is een musicalversie gemaakt van de film Footloose, waarvoor extra liedjes zijn gemaakt. De<br />

voorstelling waar het in tekst 3 over gaat, is de Nederlandse versie van deze musical.<br />

c Niet erg origineel of verrassend (r.5)<br />

d de inhoud en de muzikale nummers van de musical<br />

e Pretentieloos en vrolijk<br />

f De dominee blijkt ooit iets heel ergs te hebben meegemaakt en dat verklaart zijn halsstarrigheid.<br />

g veel te zwaar emotioneel geschut voor zo’n luchtig bedoelde musical (r.29-30)<br />

OPDRACHT 5<br />

a de acteursprestaties<br />

b De schrijver is heel positief over de zes acteurs die de belangrijke rollen spelen.<br />

c Het ligt eraan dat het deel van de voorstelling na de pauze ineens veel serieuzer is en veel te<br />

zware emoties kent voor zo’n luchtig bedoelde musical.<br />

d Het is een subjectief argument, want de schrijver geeft hier een mening.<br />

e Het woord hen verwijst naar de acteurs die in alinea III en IV worden genoemd.<br />

f De signaalwoorden dan ook drukken een concluderend tekstverband uit.<br />

g eigen antwoord<br />

OPDRACHT 6<br />

a Of een betoog overtuigend is, hangt af van de argumenten. Die moeten kloppen of aannemelijk<br />

zijn.<br />

b Dit is een objectief argument, want het is een feit (althans, zo wordt het gepresenteerd).<br />

c Is dit waar? Is dit onderzocht?<br />

d Dit is een subjectief argument, want de schrijver doet een voorspelling of spreekt een vermoeden<br />

uit.<br />

e Is de voorspelling waarschijnlijk? Waarop is het vermoeden gebaseerd?<br />

OPDRACHT 7<br />

a Inspectiebezoek op scholen.<br />

b De titel is een mening. In de tekst wordt blijkbaar een oplossing besproken die de schrijver als<br />

prima beoordeelt.<br />

c Het is een betoog.<br />

d argumenten<br />

OPDRACHT 8<br />

a Goede docenten inhuren als de inspectie op bezoek komt, is ook voor Nederlandse scholen een<br />

prima oplossing.<br />

b Er is niets op tegen dat scholen die het moeilijk hebben zich van deze aanpak bedienen.<br />

c Scholen moeten genoeg leerlingen aantrekken en kunnen zich geen slechte naam permitteren.<br />

Als ze daarom voor een inspectiebezoek goede docenten inhuren, is daar niets op tegen.<br />

d Bijvoorbeeld: niet overtuigend. Het argument is immoreel. De school bedriegt niet alleen de<br />

inspectie, maar ook de ouders en de toekomstige leerlingen.<br />

e reputatie<br />

f De kans is groot dat een inspecteur ontdekt dat een school docenten van elders heeft ingehuurd.<br />

g Voor een directeur die een beetje kan organiseren is dit geen enkel probleem: hij zorgt voor een<br />

goede vermomming.<br />

h Bijvoorbeeld: niet overtuigend. Ook het tegenargument is immoreel. De schrijver adviseert<br />

schooldirecteuren de inspectie te bedriegen.<br />

i signaalwoord immers, redengevend verband; signaalwoord daardoor, oorzakelijk verband<br />

HOOFDSTUK 4 65


j<br />

k<br />

Hij raadt Nederlandse probleemscholen aan het Engelse voorbeeld te volgen: een kwestie van<br />

verantwoordelijkheid tegenover het eigen personeel.<br />

eigen antwoord<br />

OPDRACHT 9<br />

a De titel bestaat uit een mening.<br />

b Tekst 3 is een betogende tekst.<br />

c Bijvoorbeeld: De Cito-toets. Of: Het verschuiven van de Cito-toets<br />

d Jaap Dronkers. Hij lijkt een deskundige, want hij is hoogleraar en onderwijssocioloog.<br />

e eigen antwoord<br />

f eigen antwoord<br />

OPDRACHT 10<br />

a De inleiding kondigt het onderwerp aan en bevat de mening van de schrijver.<br />

b Hij vindt het voorstel van de PO-raad om de Cito-toets naar juni te verschuiven onverstandig.<br />

c De oorzaak: de Cito-toets begin februari afnemen. Het gevolg: de uitslag kan een rol spelen bij de<br />

schoolkeuze.<br />

d De Cito-toets begin februari afnemen tegenover de Cito-toets naar juni verschuiven.<br />

e Dit verwijst naar het voorstel de Cito-toets naar juni te verschuiven.<br />

f Je verwacht dat in de kern twee redenen worden behandeld.<br />

g Er worden inderdaad twee redenen behandeld.<br />

Citaat 1: De eerste reden is …(r.15)<br />

Citaat 2: Er is nog een andere reden …(r.89)<br />

OPDRACHT 11<br />

a de invloed van het ouderlijk milieu op het schooladvies<br />

b antwoord B<br />

c het opsommend tekstverband<br />

d de signaalwoorden ook en Ten slotte<br />

e Hij wil duidelijk maken dat het ouderlijk milieu van duidelijke invloed is op het schooladvies.<br />

f Het signaalwoord Kortom. Het wijst op een samenvattend tekstverband.<br />

g<br />

Leerlingen hoger opgeleide<br />

ouders<br />

Leerlingen uit tweeoudergezinnen<br />

Leerlingen van platteland<br />

(verder reizen)<br />

Leerlingen uit ene etnische<br />

groep<br />

hoger advies dan<br />

hoger advies dan<br />

hoger advies dan<br />

hoger advies dan<br />

Leerlingen lager opgeleide<br />

ouders<br />

Leerlingen uit eenoudergezinnen<br />

Leerlingen stad (dicht bij<br />

scholen)<br />

Leerlingen uit andere etnische<br />

groep<br />

h<br />

i<br />

Objectief: het argument wordt onderbouwd met uitkomsten van schoolloopbaanstudies (r.22), dus<br />

van onderzoeken.<br />

Bijvoorbeeld: Ja. Het is niet zomaar een bewering van de schrijver dat het milieu een belangrijke<br />

rol speelt in het schooladvies, het blijkt ook uit schoolloopbaanstudies.<br />

OPDRACHT 12<br />

a ongeschiktverklaring<br />

b Hij neemt het ze niet kwalijk. Het zijn factoren die een rol spelen in het voorspellen van het<br />

toekomstig succes van de leerling in het voortgezet onderwijs.<br />

c Het schooladvies is niet een weergave van de schoolprestaties van leerlingen. Het is wel een<br />

voorspelling van hun toekomstkansen.<br />

d In het schooladvies speelt ook een rol hoe een leerkracht het milieu van de leerling beoordeelt en<br />

dat is een subjectief element.<br />

e Verschuiving van de Cito-toets naar juni betekent een onwenselijke verzwaring van het gewicht<br />

van het schooladvies. Daarom moeten schoolbesturen, leerkrachten en ouders het belang van de<br />

Cito-toets met kracht verdedigen.<br />

HOOFDSTUK 4 66


OPDRACHT 13<br />

a De Cito-toets heeft een controlefunctie. Het fungeert als een soort eindexamen, waaruit duidelijk<br />

wordt wat de kwaliteit is van het onderwijs op een basisschool.<br />

b Met de informatie dat uit internationaal onderzoek blijkt dat het bestaan van centrale examens<br />

leidt tot betere prestaties in het hoger onderwijs.<br />

c Het is een objectief gegeven. Het is de uitkomst van een onderzoek.<br />

d Bijvoorbeeld: Ja. Het lijkt me heel logisch dat Cito-scores iets zeggen over de kwaliteit van het<br />

onderwijs.<br />

e Dat verwijst naar: een andere reden om het voorstel van de PO-raad af te wijzen.<br />

f A niet waar<br />

B waar<br />

C waar<br />

g Door externe toetsen als de Cito-toets kan worden voorkomen dat leerkrachten te hoge adviezen<br />

geven.<br />

OPDRACHT 14<br />

a het afnemen van de Cito-toets begin februari<br />

b Er zijn scholen voor voortgezet onderwijs die de Cito-score gebruiken als criterium voor toelating.<br />

Er zijn basisscholen waar na de Cito-toets van onderwijs nog maar weinig terechtkomt.<br />

c Maar die (r.144) … de leerkracht (r.160).<br />

d B en D<br />

e En dat (r.161) … het onderwijs (r.167).<br />

f Dat basisscholen vier maanden niets doen, is niet de schuld van de Cito-toets, maar van falende<br />

leerkrachten.<br />

g antwoord C<br />

OPDRACHT 15<br />

a De schrijver vindt het geen verstandig voorstel om de Citotoets naar juni te verschuiven, omdat<br />

dan het gewicht van het schooladvies, dat gekleurd is door milieufactoren, zwaarder wordt.<br />

Bovendien vervalt dan de controle die van de Cito-toets uitgaat op het niveau van het onderwijs.<br />

b eigen antwoord<br />

4.5 schrijven<br />

OPDRACHT 1 (HERHALING)<br />

a Manier 1: je neemt de vragen en de antwoorden letterlijk over.<br />

Manier 2: je maakt een samenvattend verslag met hier en daar en citaat.<br />

b – In een letterlijk verslag staan de vragen en de antwoorden, in een samenvattend verslag zijn<br />

de vragen weggelaten.<br />

– In een letterlijk verslag wordt in de antwoorden de ik-vorm gebruikt, een samenvattend<br />

verslag is in de derde persoon geschreven.<br />

– In een letterlijk verslag gebruik je bijna steeds de woorden van de geïnterviewde, in een<br />

samenvattend verslag gebruik je ook vaak eigen woorden.<br />

OPDRACHT 2<br />

a –<br />

b De informatie die de geïnterviewde geeft over het onderwerp staat centraal. In je verslag wil je<br />

vooral deze informatie duidelijk op de lezer overbrengen.<br />

c In de inleiding introduceer je eerst het onderwerp. Vervolgens geef je enige informatie over de<br />

geïnterviewde. Je maakt vooral duidelijk waar deze persoon zijn kennis van zaken vandaan heeft.<br />

OPDRACHT 3<br />

a Ja, dat klopt. Het doel van de interviewer is informatie verzamelen over de vraag wat een goede<br />

aanpak is om scholieren van drugs af te houden.<br />

b Eerst wordt het onderwerp genoemd: een goede aanpak om scholieren van drugs af te houden.<br />

Vervolgens wordt enige informatie gegeven over de geïnterviewde persoon: haar naam en hoe<br />

ze komt aan haar kennis over het onderwerp.<br />

c Het deelonderwerp van alinea II is uitleg over de vraag waarom voorlichtingslessen niet<br />

voldoende zijn om jongeren van drugs af te houden.<br />

HOOFDSTUK 4 67


d<br />

e<br />

f<br />

g<br />

h<br />

De eerste zin is de kernzin en de rest van de alinea is de uitwerking.<br />

Het deelonderwerp van alinea III is het geven van lessen door ex-gebruikers.<br />

De eerste zin is de kernzin en de rest van de alinea is de uitwerking.<br />

Tekst 1 heeft een duidelijke opbouw. Alinea 1 introduceert het onderwerp en geeft informatie over<br />

de geïnterviewde. Alinea II en III behandelen elk een deelonderwerp en hebben ook zelf een<br />

heldere opbouw.<br />

Bijvoorbeeld: De citaten ondersteunen belangrijke stukjes informatie uit het verhaal.<br />

Citaat 1, ‘Deze leerlingen …’, onderstreept het belang van tijdig ingrijpen.<br />

Citaat 2, ‘Zo diep …’, benadrukt waartoe verslaving een mens kan brengen.<br />

Citaat 3, ‘Ik merk …’, is een persoonlijke ervaring die bevestigt dat levensverhalen van exverslaafden<br />

effect hebben op leerlingen.<br />

OPDRACHT 4<br />

a Een foutieve opsomming is een opsomming waarvan de delen op ongelijke wijze zijn<br />

geformuleerd.<br />

b Het tweede deel sluit niet aan op de beginzin. Het is een andere zinsconstructie.<br />

c De puntkomma aan het eind ontbreekt.<br />

d dat je uit de beginzin wordt ten onrechte herhaald in het derde deel.<br />

e Je moet niet vergeten dat je:<br />

– de pc uitzet;<br />

– het gas uitdoet;<br />

– de deur sluit.<br />

f Bijvoorbeeld:<br />

Om spijbelen te bestrijden, besloot de schoolleiding:<br />

– elk uur de absenten te controleren;<br />

– bij afwezigheid van een leerling meteen naar huis te bellen;<br />

– spijbelaars zwaar te straffen.<br />

g In powerpointpresentaties maak je vaak gebruik van opsommingen.<br />

OPDRACHT 5<br />

a In zin 1 is De wielrenners in beide hoofdzinnen onderwerp. In zin 2 is dronk in beide hoofdzinnen<br />

werkwoordelijk gezegde.<br />

b Vervangen door een verwijswoord: … en ze leken ons bovendien te groot.<br />

c Zin 4: … en ik ben van plan de dag daarna met mijn nieuwe baan te beginnen.<br />

Zin 5: … alleen ik ben niet over.<br />

d Vervangen door een synoniem: Hij deed de televisie aan en zette een lekker kopje koffie.<br />

OPDRACHT 6<br />

a We hebben heerlijk gegeten en de dag besloten met een leuke film.<br />

b Morgen komt het gezelschap aan in Porto en vertrekt vandaar naar Lissabon.<br />

OPDRACHT 7<br />

a<br />

In hoofdzin 2 moet het onderwerp voor de persoonsvorm.<br />

– ‘Graag heten wij u welkom in ons verbouwde filiaal en we hopen u nog vaak terug te zien,’<br />

zei de supermarktmanager.<br />

b De reclamefolder is onderwerp in hoofdzin 1 en lijdend voorwerp in hoofdzin 2.<br />

– De reclamefolder interesseerde haar niet en daarom gooide zij hem meteen bij het oud<br />

papier.<br />

c Wouter is lijdend voorwerp in hoofdzin 1 en meewerkend voorwerp in hoofdzin 2.<br />

– De mentor heeft Wouter bij zich geroepen en hem een laatste waarschuwing gegeven.<br />

d<br />

In hoofdzin 2 moet het onderwerp voor de persoonsvorm.<br />

– ‘Ga zitten,’ zei de trainer en hij wees mij een ongemakkelijke kruk.<br />

e Houden heeft in hoofdzin 1 een andere betekenis dan in hoofdzin 2.<br />

– Wilma houdt allerlei dieren, maar houdt vooral van haar pony.<br />

f Die printer is lijdend voorwerp in hoofdzin 1 en onderwerp in hoofdzin 2.<br />

– Die printer heb ik pas een week en hij bezorgt mij nu al problemen.<br />

g had is een zelfstandig werkwoord in hoofdzin 1 en een hulpwerkwoord in hoofdzin 2.<br />

– Maria had een prachtig huis en had bovendien van haar man een sportauto gekregen.<br />

h<br />

In hoofdzin 2 is het onderwerp meervoud en dus moet de persoonsvorm ook in het meervoud.<br />

– Ons inkomen was laag en de prijzen waren hoog.<br />

HOOFDSTUK 4 68


OPDRACHT 8<br />

a –<br />

b Bijvoorbeeld: Bij de profielkeuze spelen de cijfers van de vakken de belangrijkste rol.<br />

Ik heb nog niet meegemaakt dat een leerling op het eind van het schooljaar nog geen profiel<br />

heeft.<br />

c Bijvoorbeeld: In 3 Havo moeten alle leerlingen van dit schooltype een profiel kiezen. We vroegen<br />

Theo Smits, die al jaren mentor is van een 3 havoklas van het Mondriaan College in Oss, hoe dit<br />

keuzeproces in zijn mentorklassen verloopt.<br />

OPDRACHT 9<br />

a/b/c Bijvoorbeeld: In Theo’s ervaring zijn de leerlingen niet voortdurend bezig met de<br />

profielkeuze, alleen op bepaalde momenten van het jaar. Op de eerste ouderavond heeft de helft van<br />

de leerlingen al een duidelijk idee wat ze wil worden. Halverwege het jaar weet 80% van hen welk<br />

profiel ze waarschijnlijk gaan kiezen.<br />

Als mentor is zijn rol in het keuzeproces bescheiden. ‘Bij de profielkeuze spelen de cijfers van de<br />

vakken de belangrijkste rol.’ Als leerlingen slecht zijn in bepaalde vakken, mijden ze de profielen<br />

waarvoor je die vakken nodig hebt. Is het duidelijk hoe de eindlijst eruit gaat zien en is het<br />

beroepenproject bij Nederlands afgerond, dan hebben de meeste leerlingen hun keus gemaakt.<br />

Hij vindt wel dat heel wat leerlingen zich in het begin van het jaar onvoldoende verdiepen in de<br />

informatie die ze van de decaan krijgen. Maar de voorlichtingsmiddagen die over de profielen worden<br />

georganiseerd, maken veel goed. Dan krijgen de leerlingen een beeld van de inhoud van de vakken<br />

en de aanpak van de docenten en dat helpt ze echt.<br />

‘Ik heb nog niet meegemaakt dat een leerling op het eind van het schooljaar nog geen profiel heeft,’ is<br />

zijn conclusie. (193 woorden)<br />

d<br />

Bijvoorbeeld: De cijfers van de vakken spelen de hoofdrol!<br />

OPDRACHT 10<br />

a –<br />

b –<br />

c –<br />

OPDRACHT 11<br />

a bijvoorbeeld: informatie over een beroep dat je misschien later wilt uitoefenen<br />

b bijvoorbeeld: Een persoon die dit beroep uitoefent<br />

4.6 spreken, kijken, luisteren<br />

OPDRACHT 1 (HERHALING)<br />

a Je bedenkt wat het doel is van je interview, je zoekt informatie over de geïnterviewde, je bedenkt<br />

de hoofdvragen en de startvraag.<br />

b De vraag waarmee je het interview begint, een plezierige vraag zodat de geïnterviewde op zijn<br />

gemak wordt gesteld.<br />

c Door om verduidelijking te vragen; door naar een mening te vragen; door om een voorbeeld te<br />

vragen.<br />

d Controleren of je de antwoorden goed hebt begrepen.<br />

e Door te bedanken en te vragen wat de geïnterviewde van het gesprek vond.<br />

f –<br />

OPDRACHT 2<br />

a Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Vind je het moeilijk om een profiel te kiezen?<br />

b Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Hoe ben je tot je profielkeuze gekomen? Wat is de relatie tussen je<br />

profielkeuze en je toekomstige studie? Wat wordt er volgend jaar anders in je studie?<br />

c –<br />

OPDRACHT 3<br />

a –<br />

b –<br />

c Is er goed doorgevraagd, is er een samenvattende vraag gesteld?<br />

HOOFDSTUK 4 69


d<br />

eigen antwoord<br />

OPDRACHT 4<br />

a Je probeert door kritische vragen de geïnterviewde duidelijker zijn mening en argumenten te laten<br />

geven.<br />

b Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Je kiest Natuur en Techniek, maar je hebt nu een 6 voor wiskunde.<br />

Is je keuze dan wel verstandig?<br />

c –<br />

d eigen antwoord<br />

OPDRACHT 5<br />

a Maarten van der Weijden won tijdens de Olympische Spelen van 2008 in Peking het goud op de<br />

10 km openwaterzwemmen. Hij werd sportman van het jaar 2008.<br />

b zijn bekendmaking dat hij stopt als wedstrijdzwemmer<br />

c Maarten van der Weijden – sportman, Marcel Wouda − coach van Van der Weijden, Daisy −de<br />

vriendin van Van der Weijden, Matthijs van Nieuwkerk –presentator, Martin Bril −sidekick<br />

d Hij vindt dat hij van zwemmen geen beter mens wordt.<br />

e De inhoud van dat interview is strijdig met zijn besluit om te stoppen met wedstrijdsport.<br />

f Ze lijden/leden alle drie aan kanker.<br />

g De eerste keer herkent Bril wat Van der Weijden zegt, de tweede keer gelooft Bril Van der<br />

Weijden niet.<br />

h Hij improviseert als hij Daisy een vraag stelt.<br />

i 1 Is het antwoord duidelijk?<br />

2 Spelen er ook andere argumenten een rol?<br />

3 Spelen er ook andere argumenten een rol?<br />

4 Zegt de geïnterviewde wat hij denkt?<br />

OPDRACHT 6<br />

a eigen antwoord<br />

b eigen antwoord<br />

c informatie en meningen verzamelen<br />

d –<br />

e –<br />

f –<br />

g eigen antwoord<br />

OPDRACHT 7<br />

a –<br />

b –<br />

c –<br />

d –<br />

OPDRACHT 8<br />

a –<br />

b eigen antwoord<br />

c –<br />

d –<br />

OPDRACHT 9<br />

a het onderwerp van je interview en informatie over de geïnterviewde<br />

b –<br />

c –<br />

d –<br />

OPDRACHT 10<br />

–<br />

OPDRACHT 11<br />

a –<br />

b –<br />

HOOFDSTUK 4 70


OPDRACHT 12<br />

eigen antwoorden<br />

4.7 woorden<br />

OPDRACHT 1<br />

a/b<br />

innovatie<br />

vernieuwing<br />

prestigieuze indrukwekkende<br />

authentieke oorspronkelijke<br />

artistiek<br />

kunstzinnig<br />

designers ontwerpers<br />

fascinerend boeiend<br />

inventief<br />

vindingrijk<br />

interactie<br />

wisselwerking<br />

prominente vooraanstaande/belangrijke<br />

transformeert verandert (van gedaante)<br />

markant<br />

opmerkelijk<br />

c/d 1 decor<br />

achtergrond<br />

2 multimedia techniek waarbij geluid, beeld en tekst zijn geïntegreerd<br />

3 animatie bewegende (informatieve) beelden<br />

OPDRACHT 2<br />

a innovatie<br />

b prominente<br />

c fascinerend<br />

d animatie, artistieke<br />

e authentieke<br />

OPDRACHT 3<br />

a transformeren – transformatie – transformatief<br />

b animatie – animeren – animerend<br />

c interactie – interageren – interactief<br />

d innovatie – innoveren – innovatief<br />

e designer – design – (designen)<br />

f fascinerend – fascineren – fascinatie<br />

g inventief – inventiviteit/inventie<br />

OPDRACHT 4<br />

Bijvoorbeeld:<br />

a Op de autobeurs in Amsterdam krijgen bezoekers informatie met behulp van multimedia.<br />

b Door intelligente interactie weten de inventieve makers precies wat de bezoeker bezighoudt.<br />

c Na de markante innovatie van het gemeentehuis barstte een storm van kritiek los.<br />

d De artistiek leider van onze toneelgroep transformeert ons tot een professionele vereniging.<br />

e Deze animatie laat heel fascinerend zien hoe de aarde is ontstaan.<br />

f Met authentieke middelen bouwde de designer een schitterend decor.<br />

OPDRACHT 5<br />

a Er staat een dubbele ontkenning in de zin.<br />

Daar heb ik niets geen zin in: niets en geen.<br />

Ik wil voorkomen dat Asli niet thuisblijft: voorkomen en niet.<br />

b Sommige woorden zijn verkeerd samengevoegd.<br />

c Ik zal vandaag alles printen.<br />

Ik zal vandaag alles uitdraaien.<br />

Die man haalt alles door elkaar.<br />

Die man brengt alles in de war.<br />

OPDRACHT 6<br />

a spreektaal<br />

HOOFDSTUK 4 71


c<br />

stijlfout<br />

stijlfiguur<br />

OPDRACHT 7<br />

a contaminatie<br />

stijlfout<br />

Ik voel me als een vis in het water / Ik voel me kiplekker,<br />

b dubbele ontkenning<br />

stijlfout<br />

Ismail weerhield haar ervan om die avond te gaan.<br />

c dubbele ontkenning<br />

stijlfiguur<br />

d contaminatie / dubbele ontkenning<br />

stijlfouten<br />

De medewerkers zijn nooit te laat.<br />

e contaminatie<br />

Daar lusten de honden geen brood van. / Daar lust ik wel pap van.<br />

f herhaling<br />

stijlfiguur<br />

g dubbele ontkenning<br />

stijlfout<br />

Maaike ontkent dat ze het gezegd heeft.<br />

h herhaling<br />

stijlfiguur<br />

i contaminatie (en dubbele ontkenning)<br />

stijlfout<br />

Dat is niet denkbeeldig. / Dat is ondenkbaar.<br />

4.8 informatie<br />

OPDRACHT 1 (HERHALING)<br />

a Een zoekopdracht van één woord geeft vaak enorm veel hits. Door meer woorden te gebruiken<br />

verfijn je het onderwerp en perk je het aantal hits in. Het zoeken van een bruikbare site wordt<br />

daardoor wat gemakkelijker.<br />

b Je typt de naam van het onderwerp in het zoekvenster op de hoofdpagina.<br />

c Je klikt in het navigatiemenu op Categorieën. Je verfijnt je onderwerp door een subcategorie te<br />

kiezen en vervolgens kies je uit het aanbod een artikel dat je interesseert.<br />

d Het doel van een enquête is achterhalen hoe mensen denken over een onderwerp.<br />

e Een hoofdvraag is de centrale vraag die je in je werkstuk wilt beantwoorden.<br />

OPDRACHT 2<br />

a De inhoud van een dossier wordt geregeld ververst. En er komen geregeld nieuwe, actuele<br />

dossiers bij.<br />

b de actuele kranten- en tijdschriftartikelen<br />

c De site bevat tips over boeken, cd’s, dvd’s en weblinks naar achtergrondinformatie op het<br />

internet.<br />

d … een overzicht van dossiertitels.<br />

OPDRACHT 3<br />

a De link Dossier. Dossier is vetgedrukt en er staat een groene pijl achter. Je ziet het ook aan de<br />

titel: Dossier: Zeepiraterij.<br />

b zeepiraterij<br />

c vijf artikelen<br />

d Volkskrant, Algemeen Dagblad, NRC Handelsblad en Brabants Dagblad<br />

e de link in de bibliotheek<br />

f de link op internet<br />

OPDRACHT 4<br />

a In de Krantenbank kun je veel meer artikelen vinden dan in de Actuele DocumentatieBank.<br />

HOOFDSTUK 4 72


Nee, je kunt ook kiezen voor ‘alle kranten’.<br />

c piraterij<br />

d De Volkskrant. Gezocht zijn artikelen uit het jaar 2009.<br />

e 152 artikelen<br />

f zeepiraterij<br />

g ‘Strijd tegen piraterij populaire missie’. In de informatie gaat het over marines die hun kracht laten<br />

zien.<br />

h ‘Piraterij is het werk van ondernemingen’. De titel suggereert dat piraten zijn georganiseerd in een<br />

soort ondernemingen.<br />

i ‘Verhagen wil VN-tribunaal piraterij in Afrika’.<br />

OPDRACHT 5<br />

a –<br />

b Bijvoorbeeld: Als je de informatie moet verwerken in een artikel of werkstuk, moet je zoveel<br />

mogelijk je eigen woorden gebruiken. Dat lukt beter als je korte aantekeningen hebt gemaakt.<br />

4.9 gedicht<br />

OPDRACHT 1<br />

a Misschien moet je er wel om lachen.<br />

b De tegenstelling oud – jong, de tegenstelling tussen een bestaand woord en het bedachte<br />

antoniem.<br />

c als een zelfstandig naamwoord of als twee woorden: jonger dom<br />

OPDRACHT 2<br />

a Op zwart zaad: geen geld hebben; zangzaad: zaad om beter te zingen.<br />

EHBO pas je bij ongelukken toe. Mijn lust en mijn leven betekent: dat doe ik graag.<br />

Geen spat veranderd betekent dat iemand hetzelfde is gebleven; een spatader is een teken van<br />

veroudering.<br />

Als je kalm aandoet, kun je dat niet snel doen.<br />

b eigen antwoord<br />

OPDRACHT 3<br />

a Met alles is ergens in: alles is keurig opgeruimd.<br />

b Ik ben niet populair of Ik ben niet iemand die opruimt of Zo binnen in haar kamer ben ik nog nooit<br />

geweest.<br />

c Door het enjambement wordt het woord in benadrukt. Daardoor krijgt de woordspeling nog meer<br />

effect.<br />

d vruchten of oude vrouwen<br />

e De hele kamer ademt de aanwezigheid van de dochter. Het aanstaan van de deur roept de<br />

associatie op van tochten. In het tocht er van dochter worden die twee dingen gecombineerd.<br />

OPDRACHT 4<br />

a Bijvoorbeeld: Ja, in de wereld van de dochter is alles keurig ingedeeld, in de wereld van de vader<br />

is die vanzelfsprekende ordening er niet. Of: Nee, het gaat in dit gedicht niet over het verschil. Er<br />

wordt juist uitgedrukt dat de vader zich nooit zo deel heeft gevoeld van de wereld van de dochter,<br />

als op dit moment terwijl ze er niet lijfelijk is.<br />

b tocht er rijmt op dochter<br />

c Ik doe een poging om te doen alsof ik haar even weg heb laten gaan.<br />

OPDRACHT 5<br />

a bijvoorbeeld: haar moeder in haar (r.5)<br />

b bijvoorbeeld: het tocht er van dochter (r.7)<br />

c Bijvoorbeeld: woordspelingen geven het gedicht een wat kinderlijk karakter en het gedicht gaat<br />

over de relatie vader − kind.<br />

HOOFDSTUK 4 73


test jezelf<br />

OPDRACHT 1<br />

a Een vertelstandpunt eerste persoon: de hoofdpersoon wordt met ik aangeduid.<br />

b Het is alwetend: de hoofdpersoon vertelt over gebeurtenissen die hij al heeft meegemaakt.<br />

c Het wordt niet-chronologisch verteld. Na de tweede witregel begint een flashback.<br />

d Nee, dat is niet duidelijk: er zijn geen tijdspecifieke bijzonderheden in dit fragment.<br />

OPDRACHT 2<br />

a wie: BTV<br />

b dat: VW; dat: AWV<br />

c Die: BTV<br />

d die: AWV; dat: VW; die: AWV<br />

e Wat: VRV<br />

f Wat: BTV met ingesloten antecedent<br />

g Wie: BTV met ingesloten antecedent; die: AWV<br />

OPDRACHT 3<br />

a Het boek was niet wat men er zich van had voorgesteld.<br />

b De auteur wist niet precies wat het thema moest worden.<br />

c Hij bleek niet geworden wie hij altijd wilde zijn.<br />

d Zijn talent scheen niet wat je nodig hebt voor een literaire bestseller.<br />

e Wat daarvoor vereist is, is een duidelijk thema.<br />

OPDRACHT 4<br />

a begeleidt<br />

b uitgezochte<br />

c verwaarloosde<br />

d schuddend<br />

e bespiedde<br />

f geverfd<br />

g gestukadoorde<br />

h brandende/verbrande<br />

i verkortten<br />

OPDRACHT 5<br />

a In de VARA-gids staat informatie over de radio-omroep.<br />

b ’s Ochtends brengt Guido de kopieerder naar ’s-Gravenhage.<br />

c De D66’er vindt deze hors-d’oeuvre niet hygiënisch.<br />

d Renés cd’tje heb ik zo-even beluisterd.<br />

e ’k Lust geen kant-en-klaarmaaltijden.<br />

f Mevrouw Van Renkema-de Boer heeft drieëntwintig katten.<br />

OPDRACHT 6<br />

a Het is een betogende tekst (of betoog). Je kunt dat meteen zien aan de titel, want dat is een<br />

mening.<br />

b Tekst 1 is een ingezonden brief. Onder de brief staat de naam van de schrijver en haar<br />

woonplaats.<br />

c Alinea 1 de mening van de schrijver; alinea 2 en 3 de argumenten; alinea 4 de conclusie.<br />

d de behandeling van dieren in een circus<br />

OPDRACHT 7<br />

a in de slotalinea<br />

b De aanleiding is het probleem dat de Tweede Kamer maakt van vier in een circus geboren tijgers.<br />

c In een circus worden dieren een stuk beter behandeld dan in dierenwinkels of door<br />

huisdiereigenaren.<br />

d In alinea II staat het argument bij het eerste deel van de zin (Dieren … behandeld).<br />

In alinea III staat het argument bij het tweede deel van de zin (dan … huiseigenaren).<br />

e In een circus werken mens en dier op ontroerende wijze samen.<br />

f Een subjectief argument. Het argument is een persoonlijke waarneming van de schrijver.<br />

HOOFDSTUK 4 74


g<br />

h<br />

i<br />

j<br />

k<br />

naar de auteur van de tekst, Maria Bervoets<br />

De kern bestaat uit twee voorbeelden van dierenmishandeling.<br />

zitten onaangenaam vol<br />

Honden worden door hun Amsterdamse huiseigenaren schandalig behandeld en dierenwinkels<br />

zitten stikvol dieren in veel te kleine kooitjes.<br />

Ja. Het circus met rust laten volgt logisch uit alinea II. Dierenwinkels en het houden van<br />

huisdieren verbieden volgt logisch uit alinea III.<br />

OPDRACHT 8<br />

a – Laat de vragen weg en doe je verslag in de derde persoon.<br />

– Vat stukjes tekst samen als je het korter of duidelijker kunt zeggen of als de inhoud niet zo<br />

belangrijk is.<br />

– Gebruik geregeld je eigen woorden.<br />

– Wissel je tekst af en toe af met een citaat van de geïnterviewde.<br />

b Gebruik de inleiding allereerst om het onderwerp te introduceren. Geef daarnaast enige<br />

informatie over de geïnterviewde persoon: naam en beroep of andere hoedanigheid die iemands<br />

deskundigheid verklaart.<br />

OPDRACHT 9<br />

a In deze samengestelde zin is het onderwerp in het tweede deel van de zin niet herhaald.<br />

b (1) Eindelijk hoort alleen bij hoofdzin 1 en daarom moet ik in hoofdzin 2 voor de persoonsvorm.<br />

‘Eindelijk is het laatste examen afgelopen en ik wens jullie een paar fijne dagen toe,’ zei de<br />

mentor.<br />

(2) Dit boek is lijdend voorwerp in hoofdzin 1 en onderwerp in hoofdzin 2.<br />

Dit boek heb ik vorig jaar al gelezen en het beviel mij helemaal niet.<br />

OPDRACHT 10<br />

a –<br />

b Bijvoorbeeld: De Shar-pei komt oorspronkelijk uit China en behoort tot de oudste hondenrassen<br />

ter wereld. Waar je ze meteen aan herkent zijn de nadrukkelijke rimpels op hun kop. Eén rimpel<br />

moet lijken op het Chinese teken voor ‘lang leven’. De rimpels zijn één van de redenen waarom<br />

Inge Bijvoets de Shar-Pei zo mooi vindt. (53 woorden)<br />

OPDRACHT 11<br />

a door naar voorbeelden te vragen<br />

b door te vragen of Jan Paul Schutten vindt dat alleen hij die feiten moet beschrijven<br />

c Het is onduidelijk wat de vragensteller precies wil weten.<br />

d door om verduidelijking te vragen<br />

e Begrijp ik goed dat je het meest indrukwekkend vindt dat we van een meisje dat tweeduizend jaar<br />

dood is, precies kunnen achterhalen wat er met haar gebeurd is?<br />

OPDRACHT 12<br />

a ontwerper, kunstzinnige<br />

b vindingrijke, wisselwerking<br />

c vernieuwing, verandert<br />

d bewegende beelden, boeiende<br />

e vooraanstaande, indrukwekkende<br />

OPDRACHT 13<br />

a herhaling − stijlfiguur<br />

b contaminatie − stijlfout<br />

Ik herinner me dat ik hem nog moet bellen. / Ik bedenk dat ik hem nog moet bellen.<br />

c contaminatie − stijlfout<br />

De leerlingen ergeren zich aan het vele huiswerk. / Het vele huiswerk irriteert de leerlingen.<br />

d contaminatie − stijlfout<br />

Mijn broers maken deel uit van het koor De Nachtegaal. / Mijn broers zijn een onderdeel van het<br />

koor De Nachtegaal.<br />

e dubbele ontkenning − stijlfout<br />

De leraar kan niet beweren dat klas 3A, net zoals klas 3B, gebrek aan inzet heeft.<br />

f contaminatie − stijlfout<br />

HOOFDSTUK 4 75


We moeten onze manier van werken eens tegen het licht houden. / We moeten onze manier van<br />

werken eens onder de loep nemen.<br />

OPDRACHT 14<br />

a De Actuele DocumentatieBank is een internetsite die je kunt raadplegen als je actuele informatie<br />

zoekt uit kranten en tijdschriften. Door een dossiertitel aan te klikken kom je bij artikelen over het<br />

gekozen onderwerp in Nederlandse en Vlaamse dagbladen en tijdschriften.<br />

b De Krantenbank is een zoekmachine waarmee je snel artikelen kunt zoeken in het archief van de<br />

zeven landelijke dagbladen.<br />

OPDRACHT 15<br />

a Het artikel is bruikbaar voor het onderwerp. Het gaat over bewegingsonderwijs op de basisschool<br />

en bewegen is belangrijk voor de gezondheid.<br />

b Beweeg gezond.<br />

c Onderwijs<br />

d Alle basisscholen moeten echte gymleraar krijgen.<br />

e Kinderen goed leren bewegen leerkracht nodig die opleiding heeft gevolgd met aandacht voor<br />

bewegen. Bijvoorbeeld: afgestudeerde gymdocent, of bijgeschoolde basisschooldocent.<br />

f Bijvoorbeeld: Ja, want door goed bewegingsonderwijs krijgen kinderen plezier in bewegen. Dat<br />

vergroot de kans dat bewegen ook in hun latere leven, in de vorm van sport of op een andere<br />

manier, een belangrijke rol blijft spelen.<br />

HOOFDSTUK 4 76


HOOFDSTUK 5<br />

5.1 fictie<br />

OPDRACHT 1<br />

a Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Omdat de Nieuwe Amerikanen zichzelf zagen als de echte<br />

inwoners van Amerika, dachten ze dat ze recht hadden op alle beschikbare grond (en natuurlijk<br />

de aanwezige grondstoffen). De indianen dienden óf op te gaan in de nieuwe staat, óf verdreven<br />

te worden, óf uit te sterven.<br />

b Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Volgens de volkstelling van 2000 waren er in de Verenigde Staten<br />

4,3 miljoen mensen van inheemse afkomst. Dit is 1,5% van de Amerikaanse bevolking. 22,3%<br />

van de indianen woont in een reservaat. Daarnaast woont nog eens 10,2% in de vroegere<br />

reservaatgebieden van Oklahoma, waar de indianen nog wel als stam georganiseerd zijn, maar<br />

geen gezamenlijk land meer hebben. De anderen zijn naar buiten de reservaten verhuisd. Veel<br />

grote steden in Amerika hebben een indiaanse bevolkingsgroep. In de reservaten zijn de<br />

indianenstammen de baas, zij hebben hun eigen wetten, regering, politie, scholen. Als je door dit<br />

soort reservaten rijdt, zie je pas hoe droog het land is en hoe arm de mensen zijn.<br />

OPDRACHT 2<br />

a Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Indianen worden gediscrimineerd door de blanken.<br />

b eigen antwoord<br />

c Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Door de manier waarop het geschreven is, leef je je in de<br />

hoofdpersoon in.<br />

d Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Bijzonder, want hij schrijft met humor over zijn ellendig leven.<br />

e Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ja, in deze tijd lees je niet vaak iets over indianen.<br />

f Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ik ben wel benieuwd hoe het met de hoofdpersoon verder zal<br />

gaan.<br />

g eigen antwoord<br />

OPDRACHT 3<br />

a The Absolutely True Diary of a Part-Time Indian<br />

b Alexie beschrijft de absolute waarheid: hij zal dus wel een realistisch beeld van zijn leven geven.<br />

c in het noordoosten van de Verenigde Staten tegen de Canadese grens aan<br />

OPDRACHT 4<br />

a eigen antwoord, bijvoorbeeld: van cd’s en van films<br />

b vertelstandpunt eerste persoon; alwetend perspectief<br />

c eigen antwoord, bijvoorbeeld: mooi fragment<br />

d Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Het is interessant om over een indianenjongen van nu te lezen,<br />

vooral omdat hij met humor over zijn eigen leven vertelt.<br />

e Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Nee, daar let ik niet zo op. Ik kijk meer of ik door het verhaal<br />

geboeid word.<br />

f structuurargument en vernieuwingsargument<br />

OPDRACHT 5<br />

a Het is een van de leukste boeken van het afgelopen jaar.<br />

b Bijvoorbeeld: met veel humor; Is dit verhaal al heftig, de manier waarop het wordt verteld is ook<br />

nog eens krachtig.<br />

c eigen antwoord<br />

d eigen antwoord<br />

OPDRACHT 6<br />

a De schrijver geeft wel zijn mening. De andere onderdelen (informatie over de schrijver en over de<br />

inhoud) ontbreken.<br />

b De inhoud van het verhaal is niet mooi, want er wordt veel ellende verteld. De manier waarop het<br />

geschreven is, is mooi.<br />

c In het boek worden de blanken niet aangevallen op hun gedrag.<br />

d Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ik mis voorbeelden die de beweringen duidelijk maken.<br />

HOOFDSTUK 5 77


OPDRACHT 7<br />

a waarschijnlijk een open einde<br />

b Het boek is een dagboek. In een dagboek blijft het altijd de vraag wat er verder met de<br />

hoofdpersoon gaat gebeuren.<br />

c Rowdy en de hoofdpersoon gaan nog meer in hun leven meemaken.<br />

5.2 grammatica<br />

OPDRACHT 1 (HERHALING)<br />

a welke: VRV<br />

b dat: AWV<br />

c Dat: VW; dat: AWV<br />

d Wat: VRV<br />

e wie: VRV; dat: AWV<br />

f Wat: BTV met ingesloten antecedent<br />

g dat: BTV<br />

OPDRACHT 2 (HERHALING)<br />

a hoe … oplossen: LV-zin<br />

b wat … doen: O-zin<br />

c Dat … tellen: O-zin<br />

d dat … uitpakt: LV-zin<br />

e wat … verwachtten: gezegdezin<br />

f wie … waren: gezegdezin<br />

OPDRACHT 3 (HERHALING)<br />

a Iedereen herinnert zich de tekeningen die hij vroeger maakte.<br />

OVW WW WKV LW ZN BTV PSV BW WW<br />

b Veel van die kindertekeningen worden door hun makers bewaard.<br />

TW VZ AWV ZN WW VZ BZV ZN WW<br />

c Ze zitten in speciale albums of in mappen ergens op zolder.<br />

PSV WW VZ BN ZN VW VZ ZN BW VZ ZN<br />

d Vraag je ook af welke tekening erg grappig is.<br />

WW PSV BW WW VRV ZN BW BN WW<br />

e Het poppetje dat bestaat uit een hoofd en een paar bezems, is mijn favoriet.<br />

LW ZN BTV WW VZ LW ZN VW LW ZN ZN WW BZV ZN<br />

OPDRACHT 4<br />

a Door de vraag te stellen: aan/voor wie/wat + onderwerp + gezegde + lijdend voorwerp?<br />

b met (aan/voor) wie<br />

c Bijvoorbeeld: Hem/haar geef ik geen cadeau.<br />

Zo iemand geef ik geen cadeau.<br />

OPDRACHT 5<br />

O WG LV MV-zin<br />

a We / geven / een tien // aan wie het verdiend heeft.//<br />

MV-zin WG O LV<br />

b // Wie zijn best heeft gedaan, // geven / we / een complimentje.<br />

MV-zin WG O LV BWB WG<br />

c // Aan wie de grammatica nog niet begrijpt, // leggen / we / het / nog eens / uit.<br />

O WG LV MV-zin<br />

d We / adviseren / extra oefening // aan wie er veel moeite mee heeft.//<br />

MV-zin WG O LV<br />

e // Wie het nog niet doorheeft, // geven / we / een uurtje bijles.<br />

OPDRACHT 6<br />

a Wie: BTV met ingesloten antecedent; Wie een beetje fit was: O-zin<br />

b Wie: BTV met ingesloten antecedent; Wie met het clubje was gestart: O-zin<br />

c wie: VRV; wie in zijn team speelde: LV-zin<br />

HOOFDSTUK 5 78


d<br />

e<br />

f<br />

g<br />

h<br />

(aan) wie: BTV met ingesloten antecedent; aan wie die nodig had: MV-zin<br />

Dat: VW; Dat dat er veel waren: O-zin<br />

dat: VW; dat ze te hard trainden: LV-zin<br />

Wat: BTV met ingesloten antecedent; Wat ze moesten leren: O-zin<br />

(aan) wie: BTV met ingesloten antecedent; aan wie zo enthousiast was: MV-zin<br />

OPDRACHT 7<br />

a nee, zowel bij een werkwoordelijk als bij een naamwoordelijk gezegde<br />

b De onderwerpszin. Bijvoorbeeld: Het deed hem plezier dat ze op zijn feestje kwam.<br />

De lijdendvoorwerpszin. Bijvoorbeeld: Hij vond het vervelend dat ze niet op zijn feestje kwam.<br />

De voorzetselvoorwerpszin. Bijvoorbeeld: Hij verheugde zich erop dat ze op zijn feestje kwam.<br />

c Een voornaamwoordelijk bijwoord kan gesplitst worden.<br />

OPDRACHT 8<br />

a naar wat er mogelijk was met het diploma. Vragen naar.<br />

b dat ze brochures met veel informatie had. Herinneren aan.<br />

c dat ze niet verder hoefde te zoeken. Blij (zijn) met.<br />

d of dat wel zo was. Twijfelen aan.<br />

e dat Soraya zo gemakzuchtig was. Zich ergeren aan.<br />

f dat Soraya uiteindelijk toch verder ging zoeken. Opgelucht (zijn) over.<br />

g dat haar vriendin haar zou helpen. Zeker (zijn) van.<br />

OPDRACHT 9<br />

a die honderdduizenden mensen treffen: BV-bijzin<br />

b wat hun te doen staat: LV-zin<br />

c dat de inwoners gewaarschuwd worden: VZV-zin<br />

d Dat deze mensen hulp krijgen: O-zin<br />

e aan wie dat het hardst nodig heeft: MV-zin<br />

f Wanneer dat niet lukt: BW-bijzin<br />

g dat de komende jaren veel reddingsoperaties noodzakelijk zijn: O-zin<br />

OPDRACHT 10<br />

a Het: voorlopig onderwerp<br />

b het: voorlopig onderwerp<br />

c erover: voorlopig voorzetselvoorwerp<br />

d het: voorlopig lijdend voorwerp<br />

e er … naar: voorlopig voorzetselvoorwerp<br />

f het: voorlopig onderwerp<br />

OPDRACHT 11<br />

O WG BWB LV-zin<br />

a Oudheidkundigen / wisten / al, // dat in de Nederlandse bodem schatten liggen begraven. //<br />

BWB O WG WG<br />

dat / in de Nederlandse bodem / schatten / liggen / begraven.//<br />

BWB WG O WG LV-zin<br />

b Onlangs / hebben / ze / ontdekt // dat hier mammoeten, leeuwen, beren en wolven leefden. //<br />

BWB O<br />

WG<br />

dat / hier / mammoeten, leeuwen, beren en wolven / leefden.<br />

BWB WG O WG BV-bijzin<br />

c In de buurt van Den Bosch / wordt / een nieuwe wijk / gebouwd // die vlakbij een plas ligt. //<br />

O BWB WG<br />

die / vlakbij een plas / ligt.<br />

VZV NG O NG BV-bijzin<br />

d Voor de bouw / is / veel zand / nodig // dat ter plekke wordt afgegraven. //<br />

O BWB WG WG<br />

dat / ter plekke / wordt / afgegraven.<br />

HOOFDSTUK 5 79


BW-bijzin WG O<br />

e // Wanneer het zand is weggehaald, // komen / amateurpaleontologen /<br />

WG VZV<br />

zoeken / naar bijzondere overblijfselen.<br />

O WG WG<br />

Wanneer / het zand / is / weggehaald<br />

f<br />

O-zin NG BWB NG NG<br />

// Wie een dijbeen van een mammoet vindt, // is / natuurlijk / heel / blij.<br />

O LV WG<br />

Wie / een dijbeen van een mammoet / vindt<br />

5.3 spelling<br />

OPDRACHT 1<br />

a … twee zinnen samen te voegen<br />

b … vaak achteraan / niet altijd naast elkaar<br />

c persoonsvormen<br />

d de tijdproef<br />

OPDRACHT 2<br />

a heeft bedacht mogen autorijden<br />

b denkt kan<br />

c wil kan beginnen<br />

d kan doorgaan voldoet<br />

e moet volgen mag<br />

f moet zijn<br />

g begeleidt, kan<br />

OPDRACHT 3<br />

a speelt, kwijtraakt<br />

b stuitert, verdwijnt<br />

c opensnijdt, vindt<br />

d verbaast, opbelt<br />

OPDRACHT 4<br />

a verhoogde, begrote, verwachtte<br />

b gekwetste, toucheerde, bloedden<br />

c controleerde, zwetende, ontroette<br />

d bekvechtte, verpachte, herinrichtten<br />

e verachtte, beboette, muggenziftte<br />

OPDRACHT 5<br />

a accepteert luistert<br />

b wenst, bespoten, aanbiedt<br />

c aangeboden, vermeldt<br />

d besteed, gedelete, behandelt<br />

e mishandelde, vlucht, afwijst<br />

f verbrande, verspreidde, verzekerd<br />

g dienstdoende, tapet, vermoedt, gescheurd<br />

h flirtte, verklede, verkocht<br />

OPDRACHT 6<br />

b/c rijstepap<br />

keukenapparaat<br />

hakketakken<br />

reuzemoedig<br />

hoe erg iets is.<br />

koudeperiode<br />

ZN – uitzondering: het eerste deel heeft geen meervoud.<br />

ZN – basisregel / eerste deel eindigt al op –en.<br />

geen ZN – uitzondering: eerste deel is geen zelfstandig naamwoord.<br />

geen ZN – uitzondering: het woord is geen ZN en het eerste deel geeft aan<br />

ZN – uitzondering: eerste deel heeft geen meervoud.<br />

HOOFDSTUK 5 80


groenteboer<br />

rozenstruik<br />

pannenkoek<br />

hellepijn<br />

ZN – uitzondering: het eerste woord heeft een meervoud op –s en –en.<br />

ZN – basisregel.<br />

ZN – basisregel.<br />

ZN – uitzondering: eerste deel is uniek.<br />

OPDRACHT 7<br />

a benzinegeur / uitzondering<br />

b reuzenpanda / basisregel<br />

c pikkedonker / uitzondering<br />

d maneschijn / uitzondering<br />

e notendop / basisregel<br />

f etalageraam / uitzondering<br />

OPDRACHT 8<br />

a reuzenpop<br />

b reuzemop<br />

c conservenblik<br />

d geldzorg<br />

e geluidsbron<br />

f stekeblind<br />

g hellebaard<br />

h ruggenmerg<br />

i armoedegrens<br />

j dovenetel<br />

k stadscentrum<br />

l spinnewiel<br />

m aktetas<br />

n doventaal<br />

o verkeersexamen<br />

p spinnenweb<br />

5.4 lezen<br />

OPDRACHT 1 (HERHALING)<br />

a uiteenzetting, nieuwsbericht en instructie<br />

b beoordelen en beschouwen<br />

c Dat kan, een tekst kan willen overtuigen, maar moet dan ook wel informatie bieden bijvoorbeeld.<br />

Een tekst heeft echter altijd maar één hoofddoel.<br />

d In betogende en activerende teksten vind je argumenten.<br />

e In betogende teksten tref je weerleggingen aan.<br />

f –<br />

OPDRACHT 2<br />

a Meestal staat die mening in het begin van een betoog.<br />

b Meestal vind je die mening op het eind van een beschouwing.<br />

c Informatief zijn de standpunten van anderen; betogend is de mening van de schrijver,<br />

d Een betoog probeert de lezer van één mening te overtuigen.<br />

e De schrijver geeft argumenten voor zijn mening en weerlegt tegenargumenten tegen zijn mening.<br />

f Een beschouwing wil de lezer laten nadenken over een onderwerp.<br />

g Doordat je de mening van meer mensen krijgt te lezen, ga je nadenken wat de juiste mening is.<br />

OPDRACHT 3<br />

a De titel Mag het licht uit? is een vraag. Het is waarschijnlijk de vraag die in de tekst centraal staat.<br />

b De lead stelt de centrale vraag en noemt het onderwerp.<br />

c Deze vraag wordt in de rest van de tekst beantwoord. Het antwoord op deze vraag wordt in de<br />

rest van de tekst ‘beschouwd’.<br />

d Hier geeft de schrijver zijn standpunt.<br />

e Minister-president Balkenende, minister Winsemius, Job Cohen en Ahmed Aboutaleb, het World<br />

Wildlife Fund.<br />

HOOFDSTUK 5 81


f<br />

A, B, C, D, E<br />

OPDRACHT 4<br />

a Er verwijst naar de actie om vijf minuten lang het licht uit te doen.<br />

b De beheerder van het elektriciteitsnet, Tennet, dacht dat het elektriciteitsnet door de actie<br />

ontwricht zou raken.<br />

c Hij weerlegt dit met de voorbeelden uit alinea IV.<br />

d B<br />

e toch<br />

f De woorden hebben een negatieve bijbetekenis. Dit blijkt uit het woord welgeteld (r.22).<br />

OPDRACHT 5<br />

a Een miljard mensen gaat meedoen, er doen 750 steden mee en belangrijke gebouwen worden<br />

verduisterd.<br />

b Signaalwoorden zijn: maar (r.54); maar (r.58).<br />

c Veel landen doen mee aan Earth Hour, maar Nederland niet.<br />

d De schrijver vreest dat de deelname van de Nederlandse burgers aan Earth Hour niet groot zal<br />

zijn.<br />

e Nederlanders lopen niet warm voor acties die in België wel een succes zijn.<br />

f Een objectief argument: je kunt nazoeken of dergelijke acties in Nederland zijn gehouden en of<br />

ze succes hebben gehad.<br />

g De dubbele punt geeft aan, dat er een verklaring of uitleg volgt.<br />

h Er wordt nauwelijks minder CO 2 uitgestoten en het zal niet veel donkerder zijn dan anders.<br />

i Symbolisch betekent zonder echt resultaat, bedoeld om je mening te laten zien.<br />

OPDRACHT 6<br />

a aandacht vragen voor klimaatverandering<br />

b slimmer, verstandiger<br />

c Met de laatste zin geeft hij aan dat hij wel hoopt op een grote Nederlandse deelname, maar dat<br />

hij er niet op rekent.<br />

OPDRACHT 7<br />

a Nee, de titel is neutraal. Het is geen vraag (wat je bij een beschouwing verwacht) en ook geen<br />

duidelijke mening (wat je bij betoog verwacht).<br />

b In de eerste alinea staan twee vragen en in de laatste alinea worden die vragen waarschijnlijk<br />

beantwoord.<br />

c Anneke Griffioen − fokker, Ed Webers − Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming, Frank<br />

Dales − directeur Dierenbescherming Nederland, Henk Jan Ormel − Tweede Kamerlid<br />

d In de inleiding staan vragen, in het slot staat de conclusie van de schrijver en in de kern vind je<br />

de standpunten van andere mensen.<br />

OPDRACHT 8<br />

a Het is een plechtig woord, dat nauwelijks bij een hond past, maar wel bij zijn nieuwe huisvesting.<br />

b Er ontstond discussie over de keus van het ras en over het gevolg van die keuze.<br />

c De dochter is allergisch voor honden en Portugese waterhonden verliezen minder haar dan<br />

andere honden.<br />

d een subjectief argument<br />

e Oorzaak: De Portugese waterhond is een Bekende Hond geworden. Gevolg: iedereen wil zo’n<br />

hond hebben.<br />

f Eerst werden honden bekend om hun eigen aantrekkelijkheid, nu om de eigenaren die ze<br />

hebben.<br />

g Het leidt voorbeelden in.<br />

h Het is een negatieve omschrijving. Zeulen betekent met zich meeslepen.<br />

i Het verband tussen alinea III en IV is een tegenstelling.<br />

OPDRACHT 9<br />

a Mensen vragen om een Obamahond, ze weten blijkbaar weinig over het ras.<br />

b De Portugese waterhond was dé vissershond van Portugal.<br />

c De kernzin wordt uitgelegd.<br />

d Dat er in de alinea’s voor alinea VII ook zorgen zijn beschreven.<br />

HOOFDSTUK 5 82


e<br />

f<br />

Ze suggereert dat sommige ziektes weer in het ras zullen komen.<br />

C<br />

OPDRACHT 10<br />

a Mensen besluiten in een impuls om een hond te kopen.<br />

b Het zijn beunhazen (r.102), verkopers die niet te vertrouwen zijn.<br />

c De klant hoeft niet te wachten en betaalt de helft van de prijs.<br />

d Teven worden in slechte omstandigheden gehouden.<br />

e Verwaarloosde dieren kan hij innemen, van de eigenaar afpakken; bij de teven waarmee<br />

overmatig wordt gefokt, kan hij slechts een boete geven.<br />

f Alinea IX is een uitwerking van alinea VIII.<br />

g B<br />

OPDRACHT 11<br />

a Als bekende mensen geheimhouden welk huisdier ze hebben, bestaat het risico niet dat dat ras<br />

populair wordt door de bekendheid van de baas.<br />

b In het Witte Huis is voldoende ruimte om welke hond dan ook te houden.<br />

c De beste keus zou een asielhond zijn.<br />

d De Portugese waterhond is de dupe.<br />

OPDRACHT 12<br />

a C<br />

b A, B en D<br />

c de kant van de familie Obama, die van de fokkers, die van de Dierenbescherming, die van de<br />

politiek<br />

d De zienswijze van de broodfokkers komt niet aan de orde.<br />

e Alinea VI is informatief, alinea IX is betogend.<br />

f eigen antwoord<br />

5.5 schrijven<br />

OPDRACHT 1<br />

a overwegen en beoordelen<br />

b Bijvoorbeeld: Als je een beschouwing schrijft, probeer je een mening te vormen over een<br />

onderwerp door het van verschillende kanten te bekijken.<br />

OPDRACHT 2<br />

a − een probleem/oplossing-structuur<br />

− een voordelen/nadelen-structuur<br />

− een vroeger/nu-structuur<br />

b Bijvoorbeeld: Het geeft een goed houvast bij het opbouwen van je tekst. Of: Het is een prettige<br />

service voor de lezer, want die weet zo wat hij kan verwachten.<br />

c − Binnenkomer: de informatie over meneer W.<br />

− Het onderwerp noemen: de taakstraf.<br />

− Een vraag stellen: maar zijn ze (de taakstraffen) ook effectief?<br />

− De structuur noemen: voor- en nadelen bespreken.<br />

OPDRACHT 3<br />

a Een voordeel is …<br />

Een voordeel is bovendien …<br />

Aan een taakstraf kleven ook nadelen …<br />

b Bijvoorbeeld: Een heel ander voordeel is van financiële aard. Als iemand een straf moet<br />

ondergaan, kost dat de overheid altijd geld. Maar het scheelt nogal wat in de kosten of<br />

veroordeelden een taakstraf moeten uitvoeren of dat ze de gevangenis in moeten. Een taakstraf<br />

is aanzienlijk goedkoper.<br />

c Bijvoorbeeld: Daarnaast is de afschrikwekkende werking van een taakstraf kleiner dan van een<br />

celstraf. Als mensen van plan zijn een klein misdrijf te plegen en ze weten dat ze niet de kans<br />

lopen in de gevangenis te belanden, gaan ze waarschijnlijker net iets gemakkelijker in de fout.<br />

HOOFDSTUK 5 83


OPDRACHT 4<br />

a 2 Toen hij op het veld aankwam, werd de speler met gejuich begroet.<br />

4 Zonder dat ze omkeek, verdween Tooske om de hoek.<br />

b Bijvoorbeeld: Zonder om te kijken, zagen we Tooske om de hoek verdwijnen.<br />

OPDRACHT 5<br />

a Deze zin is fout, want het verzwegen onderwerp van de bijzin is wij en niet de vrolijke optocht.<br />

Goed: Terwijl wij op het balkon stonden, trok de vrolijke optocht door onze straat.<br />

b Deze zin is fout, want het verzwegen onderwerp van de bijzin is ik en niet de bus.<br />

Goed: Nadat ik Jake langdurig gekust had, reed de bus mij gewoon voorbij.<br />

c Deze zin is goed, want het verzwegen onderwerp van de bijzin is de leerlingen.<br />

d Deze zin is fout, want het verzwegen onderwerp van de bijzin is de docenten en niet de<br />

aardappelen.<br />

Goed: Terwijl ze treurige liedjes zongen, schilden de docenten de aardappelen.<br />

e Deze zin is fout, want het verzwegen onderwerp van de bijzin is zij en niet de trein.<br />

Goed: Terwijl ze uitgewuifd werd door haar moeder, zette de trein zich in beweging.<br />

f Deze zin is fout, want het verzwegen onderwerp van de bijzin is wij en niet de notaris.<br />

Goed: Voordat we onze handtekening zetten, wees de notaris ons nog op enkel risico’s.<br />

g Deze zin is goed, want het verzwegen onderwerp van de bijzin is Hieke.<br />

h Deze zin is fout, want het verzwegen onderwerp van de bijzin is wij en niet de wedstrijd.<br />

Goed: Nadat we de toespraak hadden aangehoord, begon voor ons eindelijk de wedstrijd.<br />

OPDRACHT 6<br />

a Bijvoorbeeld: 25 miljoen winnen: alleen maar een zegen? (voordelen/nadelen-structuur).<br />

b Ik ga een beschouwing schrijven over de vraag of een grote prijs winnen in een loterij alleen maar<br />

een zegen is. Mijn doel is de lezer te laten nadenken over het onderwerp. Mijn tekst is bedoeld<br />

voor een breed publiek: jongeren van mijn leeftijd, maar ook volwassenen.<br />

c Bijvoorbeeld<br />

Inleiding Onderwerp introduceren, vraag stellen, voordelen/nadelen-structuur<br />

aankondigen.<br />

Voordelen − Je kunt ineens alles nieuw kopen zonder op de prijs te hoeven letten.<br />

− Je kunt een dure reis boeken.<br />

− Je kunt ophouden met werken.<br />

− Je kunt verhuizen naar een mooiere woning.<br />

Nadelen − Geld maakt niet gelukkig.<br />

− Het zijn andere zaken die je welzijn bepalen.<br />

− Je loopt het risico dat je veel dingen kwijtraakt die juist heel belangrijk<br />

zijn voor je welzijn.<br />

− Een depressie is absoluut niet denkbeeldig.<br />

Slot − Als je niet te veel verandert in je leven en het geld zinvol besteedt, kan<br />

het winnen van veel geld wel positief uitpakken.<br />

− Veiligste weg is een lot kopen waarmee je niet teveel kunt winnen. Een<br />

klein bedrag geeft veel plezier en weinig zorgen.<br />

OPDRACHT 7<br />

a/b/c/d Bijvoorbeeld: Plotseling bulkend rijk worden zonder dat je er iets voor gedaan hebt: de<br />

meeste mensen zouden er meteen voor tekenen. Daarom doen zoveel Nederlanders mee aan een<br />

loterij en kopen ze maar al te gretig een extra lot als een nieuwe jackpot zich aandient. Maar is het<br />

echt zo’n pretje als je plotseling de beschikking krijgt over 25 miljoen euro? Of zitten aan zo’n enorme<br />

smak geld ook nadelen, die je pas opmerkt als je al heel wat hebt uitgegeven?<br />

165 cm, Full High Definition<br />

Rijkdom heeft grote voordelen. Moest je voordien voor elke wat grotere aankoop een hele tijd sparen,<br />

of maanden afbetalen en een forse rente op de koop toenemen, nu stap je zorgeloos elke winkel<br />

binnen en betaalt contant. Binnen de kortste keren is alle meubilair in je huis vervangen. Je zit op een<br />

splinternieuwe bank te kijken naar de grootste flatscreen die je kon vinden (165 cm, Full High<br />

Definition) en je salontafel is bezaaid met reisfolders, want die luxe cruise met het hele gezin, waar je<br />

vroeger alleen maar van kon dromen, gaat er nu echt van komen. Niet zo’n lullig reisje van tien dagen<br />

over de Middellandse Zee, maar twee maanden over alle wereldzeeën.<br />

HOOFDSTUK 5 84


Je hebt het meteen laten uitrekenen: als je een beetje verstandig omgaat met je geld, hoef je nooit<br />

meer te werken en kun je een stuk ruimer leven dan je tot nu gewend was. En dus heb je vandaag je<br />

laatste gesprek met je chef, die vervelende kerel die altijd wat op je aan te merken had. Je hebt een<br />

grote doos gebak bij je om je collega’s te trakteren en voor iedereen een anderhalveliterfles wijn.<br />

Meteen daarna deel je aan je chef mee dat je je baan met onmiddellijke ingang opzegt. De opluchting<br />

om hem eindelijk eens recht in zijn gezicht te zeggen wat je van hem vindt! Die verblufte uitdrukking,<br />

die mond vol tanden, daar kun je nog maanden op teren.<br />

Natuurlijk blijf je geen dag langer in het huis waar je nu woont. Meteen na de cruise ga je op zoek naar<br />

een groter huis en misschien besluit je zelfs wel om een lapje grond te kopen en een villa te laten<br />

bouwen. En die armoedige veertien dagen op de camping die je je tot nog toe kon permitteren, dat<br />

worden nu zeker drie à vier luxe hotelvakanties in een jaar.<br />

Geld maakt niet gelukkig<br />

Mensen die zich voorstellen wat ze gaan doen als ze een groot geldbedrag winnen, denken alleen<br />

aan de materiële voordelen die het nieuwe leven biedt. Ze lijken vergeten te zijn dat geld nooit het<br />

geluk bepaalt, maar er hoogstens een klein beetje aan bijdraagt.<br />

Een goede gezondheid, een hechte relatie met je partner, een fijn gezin, vrienden en vriendinnen met<br />

wie je het goed kunt vinden, een leuke baan die je genoeg uitdaagt, hobby’s die zorgen voor een<br />

aangename afwisseling, dat zijn dingen die veel belangrijker zijn voor je gevoel van welzijn dan<br />

materiële zaken. En daaraan gaat het juist maar al te vaak mankeren als je zwemt in het geld.<br />

Jij en je partner zitten plotseling de hele dag op elkaars lip en dat begint na een tijdje behoorlijk te<br />

irriteren. Die goede relatie waar je altijd zo over opschepte op je werk, gaat haarscheurtjes vertonen.<br />

Je kinderen, die altijd zo sympathiek rekening hielden met jullie beperkte financiële mogelijkheden en<br />

via bijbaantjes bijdroegen aan hun eigen zakgeld, worden met de dag hebberiger, prakkiseren er niet<br />

meer over om zelf te gaan werken en zijn in een mum van tijd in onuitstaanbare krengen veranderd<br />

met wie je voortdurend overhoop ligt. Je bent al diverse vrienden kwijtgeraakt die hun aandeel<br />

verlangden in je toegenomen welvaart en die je de rug hebben toegekeerd toen je ze niet gaf wat ze<br />

van je eisten. Zelfs wildvreemden doen een beroep op je om hen uit de nood te helpen, die ze alleen<br />

maar verzonnen hebben om jou een stukje lichter te maken.<br />

Gaat dit je al niet in de koude kleren zitten, je merkt ook dat de lol er vlug af is als je alles kunt kopen<br />

wat je wilt zonder dat er enige inspanning tegenover staat. En wat je nooit van jezelf had gedacht: je<br />

gaat het steeds moeilijker vinden om je dagen te vullen. Steeds vaker zit je je stierlijk te vervelen en al<br />

wil je het aan niemand toegeven, je mist je werk meer dan je lief is. Een weekend is nooit meer zo<br />

leuk als na een inspannende werkweek en van een vakantie kun je lang niet meer zo genieten als na<br />

een jaar keihard werken. Je werk zorgde ook voor een stukje discipline in je leven die je als heel<br />

prettig ervoer en je moet tot je schande vaststellen dat je die discipline uit jezelf heel moeilijk kunt<br />

opbrengen.<br />

Er is nog geen half jaar voorbij of je komt van ellende ’s morgens bijna je bed niet meer uit. Een joekel<br />

van een depressie heeft van je leven, dat nog zo kortgeleden in hemelse sferen vertoefde, een<br />

regelrechte hel gemaakt.<br />

Een veilig lot<br />

Natuurlijk hoeft het niet zo negatief af te lopen. Als je gewoon het werk blijft doen dat je altijd met<br />

plezier hebt gedaan, als je niet halsoverkop allerlei grote aankopen doet, als je je leven amper<br />

verandert en rustig nadenkt wat je met je pas verworven rijkdom gaat doen, dan kan het zelfs met<br />

zoveel geld op de bank nog op zijn pootjes terechtkomen. De belangrijkste voorwaarde is dat je het<br />

goed besteedt. Je investeert het in het bedrijfje dat je altijd al wilde, maar nooit durfde te beginnen. Of<br />

je steekt een deel van je geld in een bedrijf van iemand die je echt vertrouwt. En vanzelfsprekend geef<br />

je ook een behoorlijk bedrag weg aan een goed doel, want niets werkt beter voor je welbevinden dan<br />

iets goeds doen voor een ander.<br />

Maar de veiligste manier om deel te nemen aan een loterij, is een lot kopen waarmee je alleen maar<br />

een bescheiden bedrag kunt winnen. Bijvoorbeeld 25 000 euro. Met zo’n bedrag loop je niet het risico<br />

dat je hele leven onderuit wordt gehaald en je kunt er toch mooi de schuld mee afbetalen die je al zo’n<br />

tijd dwarszit. Of de reis naar Nepal boeken die al zo lang op je verlanglijstje staat.<br />

e<br />

Bijvoorbeeld: Plotseling rijk worden: hoe fijn is dat eigenlijk?<br />

HOOFDSTUK 5 85


OPDRACHT 8<br />

a –<br />

b –<br />

OPDRACHT 9<br />

a –<br />

b –<br />

OPDRACHT 10<br />

a –<br />

b Bijvoorbeeld: In een betoog ligt de mening van de schrijver vaak al vast in de inleiding. In een<br />

beschouwing bekijkt een schrijver een onderwerp van verschillende kanten, geeft hij informatie<br />

en standpunten van hemzelf of van anderen.<br />

Het doel van de schrijver van een betoog is de lezer te overtuigen van zijn gelijk. Het doel van de<br />

schrijver van een beschouwing is de lezer te laten nadenken over een onderwerp.<br />

5.6 spreken, kijken, luisteren<br />

OPDRACHT 1<br />

a eigen antwoord<br />

b eigen antwoord<br />

c Supersnelle montage = snelle beeldwisseling en/of snelle wisseling van camerastandpunt;<br />

volgepropte beelden = drukke en afwisselende beelden.<br />

d eigen antwoord<br />

e eigen antwoord<br />

OPDRACHT 2<br />

a Ja. NRC Handelsblad is misschien wel de meest objectieve krant van Nederland. Het is een<br />

kwaliteitskrant met veel aandacht voor politiek, wetenschap en cultuur.<br />

b De informatie uit tekst 1 is grotendeels objectief. Er staan veel feiten in, maar de schrijver geeft<br />

ook zijn mening over de ontwikkeling van muziekclips.<br />

c Het belang is niet zo groot, want het bericht staat achter in de krant.<br />

d De schrijver weet veel over clips, maar je weet niet wat zijn achtergrond is. Als je NRC<br />

Handelsblad leest, kom je regelmatig stukjes van deze schrijver over clips tegen.<br />

e Zo wordt de spanning voor de kijker verhoogd.<br />

f De kijker krijgt respect en bewondering voor de bewakers.<br />

g Indiase muziek<br />

h instrumentale, klassieke muziek<br />

OPDRACHT 3<br />

a Het is een aflevering uit De Kinderen van de Keuringsdienst. Dit is een serie reportages waarin<br />

kinderen onderzoek doen naar de achtergrond van alledaagse zaken.<br />

b Het is niet bekend hoeveel hamsters er per week verkocht worden, maar het zijn er heel veel.<br />

c De herkomst van hamsters is een gevaarlijk geheim.<br />

d Niemand mag weten waar hamsters geboren worden.<br />

e Kinderen gaan op zoek naar het antwoord op de vraag waar komen de hamsters die in<br />

dierenwinkels verkocht worden, vandaan.<br />

f Hamsters zijn knaagdieren en ‘als er iets aan je knaagt’ betekent dat dat het je een<br />

onaangenaam gevoel geeft.<br />

g eigen antwoord<br />

OPDRACHT 4<br />

a Het duurt 1 minuut en 6 seconden.<br />

b De telefoon is het middel waarmee de journalisten op onderzoek uitgaan.<br />

c De Keuringsdienst doet wereldwijd onderzoek.<br />

d De Keuringsdienst doet heel nauwkeurig onderzoek.<br />

e Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Kinderen gaan op onderzoek uit. Dan kan een van hen ook wel de<br />

voice-over doen. Of: De kinderen worden leerling-verslaggevers genoemd. Een volwassene leidt<br />

hen, dus hij spreekt de voice-over in.<br />

HOOFDSTUK 5 86


f<br />

g<br />

met de ontdekking dat er op diepvriespizza’s geen kaas gestrooid wordt<br />

Het is muziek die spanning suggereert.<br />

OPDRACHT 5<br />

a Er zijn drie telefoongesprekken en een bezoek aan een dierenwinkel door elkaar gemonteerd.<br />

b Het wordt niet duidelijk met wie ze bellen. De suggestie is dat het dierenwinkeliers zijn.<br />

c Ze suggereren dat ze een simpele vraag over hun hamster willen stellen.<br />

d De kinderen willen te weten komen, hoe de dierenverkopers aan de hamsters komen.<br />

e ‘Geen tijd, mevrouw, meneer de dierenwinkelier? Wij wel! Tijd zat! En dan zullen we het weten!’<br />

f De suggestie is dat de dierenverkopers niet geïnteresseerd zijn in de herkomst van de hamsters.<br />

Ze willen alleen verkopen.<br />

OPDRACHT 6<br />

a het bezoek aan een hamsterfokker en het bezoek aan een dierententoonstelling<br />

b Door de montage wordt het afwisselender.<br />

c De handel in knaagdieren is big business.<br />

d De hamsterfokker fokt op een nette manier hamsters voor de verkoop. De broodfokker wil alleen<br />

maar geld verdienen aan het fokken van hamsters. De hobbyfokker probeert zo goed mogelijke<br />

hamsters te fokken.<br />

e Het is showmuziek: de dierenshow is een leuke, vrolijke gebeurtenis is de suggestie.<br />

OPDRACHT 7<br />

a Rusland<br />

b Syrië<br />

c Nederland<br />

d Tsjechië<br />

OPDRACHT 8<br />

a Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ik geloof wel dat veel hamsters in Tsjechië onder<br />

dieronvriendelijke omstandigheden worden gefokt.<br />

b Bijvoorbeeld: Is er in Nederland maar één hamsterfokker? Hoeveel hamsters fokt die<br />

Nederlandse fokker?<br />

c Bijvoorbeeld: Is het niet logisch dat Tsjechische fokkers wantrouwend staan tegenover<br />

nieuwsgierig bellende Nederlanders? Is 2 000 paar hamsters veel?<br />

d Niet zo logisch: Kinderen gaan op onderzoek uit. Om 22.00 uur zullen er niet veel kinderen kijken.<br />

e Waarschijnlijk is je in de montage niets bijzonders opgevallen.<br />

f In het programma wordt er gezegd dat er 3 000 hamsters per week verkocht worden.<br />

g Dit blijkt niet uit de uitzending. De Nederlandse fokker is heel open en ook een Tsjechische fokker<br />

vertelt open over zijn bedrijf.<br />

h Uiteindelijk niet, de meeste hamsters komen uit Tsjechië en een minderheid komt uit Nederland.<br />

OPDRACHT 9<br />

a De stelling is waar. Alleen al aan de keuze voor het onderwerp of aan het tijdstip waarop de<br />

reportage wordt uitgezonden liggen subjectieve keuzes ten grondslag.<br />

b De stelling kan waar zijn. Als er gebeurtenissen door elkaar gemonteerd worden, word je als<br />

kijker meer beïnvloed.<br />

c De stelling is niet waar. Als een voice-over objectieve informatie geeft, bijvoorbeeld in een item uit<br />

het tv-journaal, dan geldt de stelling niet.<br />

d De stelling is waar. Muziek beïnvloedt de kijker, geeft aan hoe je beelden moet opvatten.<br />

5.7 woorden<br />

OPDRACHT 1<br />

a/b regionen<br />

quasi<br />

trends<br />

sensaties<br />

manipulatie<br />

lanceren<br />

delen/gebieden<br />

zogenaamd<br />

modes<br />

prikkels<br />

beïnvloeding<br />

op de markt brengen<br />

HOOFDSTUK 5 87


marginaal van weinig betekenis<br />

exotische uitheemse<br />

ludieke<br />

speelse<br />

c/d 1 analyse verklarende ontleding<br />

2 variatie verandering/wijziging<br />

3 ingrediënten bestanddelen<br />

4 tendens stroming/trend<br />

OPDRACHT 2<br />

a ontroering<br />

b afvuren<br />

c op de rand van een geschrift aangebracht<br />

d vreemde<br />

OPDRACHT 3<br />

a goed<br />

b goed<br />

c fout<br />

d fout<br />

e fout<br />

f goed<br />

g goed<br />

OPDRACHT 4<br />

Bijvoorbeeld:<br />

a De grootste sensatie was dat vooral in de lage regionen haar stem aan kracht heeft gewonnen.<br />

b De gemeente lanceert een ludiek project.<br />

c Dit exotische gerecht kent veel hete ingrediënten.<br />

d Er is een tendens bij de leraren om meer variatie in de lesstof aan te brengen.<br />

OPDRACHT 5<br />

a Hij die een ander in het ongeluk wil storten, wordt daardoor vaak zelf getroffen.<br />

b Zij die in een vertrek of bij een samenkomst het meest dringen, komen vaak achteraan.<br />

c zijn kennis niet verborgen houden<br />

d een zwakheid van iemand anders vergoelijken<br />

e heel erg oud<br />

OPDRACHT 6<br />

a Nee. het spreekwoord is afgeleid van een Bijbels verhaal.<br />

In Genesis 22:1-4 wordt het verhaal beschreven van Abraham die zijn enige zoon Isaäk moet<br />

offeren. Isaäk vraagt waar het offer is, waarop Abraham tegen de jongen zegt: ‘God zal in een<br />

brandoffer voorzien.’ Een verklaring is dat lezers hebben gedacht dat Abraham naar brandhout<br />

zocht. Het woord voor ‘brandhout’ of ‘takkenbos’ was in die tijd ‘mutserd’. Toen dat woord minder<br />

bekend werd, is men ‘mosterd’ gaan zeggen.<br />

b Ja, het staat in Matheus 19:30.<br />

OPDRACHT 7<br />

a Hij wordt moedeloos.<br />

b Hij ziet hoe het echt is.<br />

c de kleinste gebreken in een ander opmerken en voor zijn eigen, veel grotere fouten blind zijn<br />

d eigen schuld herkennen<br />

e Hij schrok heel erg.<br />

OPDRACHT 8<br />

a Oog om oog, tand om tand.<br />

Kwaad met kwaad vergelden.<br />

b Door het oog van de naald kruipen.<br />

Aan een groot gevaar ontsnappen.<br />

c Wie met pek omgaat, wordt ermee besmeurd.<br />

Wie in slecht gezelschap verkeert, neemt gemakkelijk slechte eigenschappen over.<br />

HOOFDSTUK 5 88


d<br />

e<br />

f<br />

g<br />

Het verloren schaap.<br />

Iemand die na lang zoeken eindelijk gevonden wordt.<br />

Wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in.<br />

Hij die een ander in het ongeluk wil storten, wordt daardoor vaak zelf getroffen.<br />

Paarlen voor de zwijnen werpen.<br />

Iets moois geven aan hen die er de waarde niet van weten te schatten.<br />

Drinken als een Tempelier.<br />

Overmatig drinken.<br />

5.8 informatie<br />

OPDRACHT 1<br />

a bijvoorbeeld: internetencyclopedie Wikipedia; de Actuele Documentatiebank; de Krantenbank;<br />

een gehouden enquête; (andere) websites<br />

b bijvoorbeeld: Wikipedia; websites<br />

OPDRACHT 2<br />

a –<br />

b –<br />

c zie voor een voorbeeld de leertekst<br />

OPDRACHT 3<br />

a zie voor een voorbeeld de leertekst<br />

b zie voor voorbeelden de leertekst<br />

c –<br />

d –<br />

e zie voor een voorbeeld de leertekst<br />

OPDRACHT 4<br />

a zie voor een voorbeeld de leertekst<br />

b –<br />

OPDRACHT 5<br />

a zie voor voorbeelden de leertekst<br />

b –<br />

OPDRACHT 6<br />

a zie voor een voorbeeld de leertekst<br />

b Bijvoorbeeld: Wat vind je ervan dat mensen op allerlei plekken graffiti spuiten? Omcirkel het cijfer<br />

dat voor jou van toepassing is.<br />

walgelijk 1 – 2 – 3 – 4 – 5 totaal geen probleem<br />

Bijvoorbeeld: Wat vind je van de stelling: Ze moeten graffitispuiters veel harder aanpakken?<br />

A mee eens B mee oneens<br />

c –<br />

d –<br />

e –<br />

OPDRACHT 7<br />

a –<br />

b –<br />

5.9 gedicht<br />

OPDRACHT 1<br />

a Een treurige stemming die je in de herfst hebt. In de herfst sterft de natuur af en daar kun je<br />

somber van worden.<br />

b de schoonheid van de natuur en de schoonheid van de jeugd<br />

c Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Het zal wel over een van die vormen van schoonheid gaan.<br />

HOOFDSTUK 5 89


OPDRACHT 2<br />

a Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ja, het gedicht gaat over een mooie jongen. Het gaat dus over de<br />

schoonheid van de jeugd.<br />

b Het woord krijgt door de herhaling veel nadruk.<br />

c vier betekenissen: vanzelfsprekend; begrijpelijk; aangeboren en niet vanzelfsprekend (ironisch)<br />

d Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ja, als je weet dat je over homoseksuele liefde gaat lezen, reageer<br />

je anders dan wanneer je dit niet weet.<br />

OPDRACHT 3<br />

a de herhaling van natuurlijk<br />

b een tegenstelling: flitsend – duister<br />

c Geluk voelt als iets dat eeuwig duurt, maar is toch tijdelijk (zo lang het duurt).<br />

OPDRACHT 4<br />

a Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Mooi gedicht. Ik begrijp het gevoel wel dat de dichter had toen het<br />

gedicht is geschreven.<br />

b eigen antwoord<br />

c Nee, dat is niet verbazend. Warren is iemand die open was over het feit dat hij homoseksueel<br />

was. Bij die openheid past wel dat hij zijn dagboeken openbaar heeft gemaakt.<br />

test jezelf<br />

OPDRACHT 1<br />

a vertelstandpunt derde persoon<br />

b Het vertelstandpunt is niet bijzonder. Veel boeken hebben dit standpunt.<br />

c Anna wil doodsverhalen horen.<br />

d Het onderwerp ‘doodsverhalen’ vind je niet vaak in boeken.<br />

OPDRACHT 2<br />

a dat alles goed verliep: VZV-zin<br />

b –<br />

c aan wie die blijkbaar nodig had: MV-zin<br />

d –<br />

e dat door zijn optreden het een leuk feest bleef: VZV-zin<br />

f van wat er allemaal te zien en te horen viel: VZV-zin<br />

g aan wie daar wel zin in had: MV-zin<br />

OPDRACHT 3<br />

a zodat ze eindelijk vrij waren: BW-bijzin<br />

b dat ze een terrasje op zouden zoeken: O-zin<br />

c Toen ze een leuk terrasje gevonden hadden: BW-bijzin<br />

d wat ze zochten: LV-zin<br />

e dat op een beschut hoekje van het plein lag: BV-bijzin<br />

f Nadat ze zich geïnstalleerd hadden: BW-bijzin<br />

g Wie nog een wit velletje had: O-zin<br />

OPDRACHT 4<br />

a gelooft, vertrouwt<br />

b aarzelt, herinnert<br />

c ingezameld, overgemaakt<br />

d onderneemt, verandert<br />

e beloofd, berouwt<br />

OPDRACHT 5<br />

a rodekool<br />

b zonnebrand<br />

c benzinetank<br />

d spinnewiel<br />

e perensap<br />

HOOFDSTUK 5 90


f<br />

g<br />

h<br />

toerismebranche<br />

apetrots<br />

stadsdeel<br />

OPDRACHT 6<br />

a Een beschouwing geeft meerdere kanten van een onderwerp, vaak door anderen aan het woord<br />

te laten = uiteenzettend; de schrijver geeft ook zijn mening = betogend.<br />

b aan de titel, aan vragen in de inleiding, aan antwoorden op die vragen in het slot, aan citaten<br />

c een lezer laten nadenken over het onderwerp<br />

d door een onderwerp van meerdere kanten te belichten<br />

OPDRACHT 7<br />

a De titel is een vraag. De tekst is dus waarschijnlijk een beschouwing.<br />

b De vraag of het mogelijk is om op een eerlijke en verantwoorde manier kleding te produceren<br />

(alinea IV).<br />

c In de toekomst wordt het mogelijk om verantwoord en eerlijk kleding te maken.<br />

d Er is een opsomming. De alinea’s horen qua onderwerp bij elkaar.<br />

OPDRACHT 8<br />

a Alinea II en III zijn een toelichting op alinea I.<br />

b Het deelonderwerp is: De slechte omstandigheden in de kledingindustrie nu.<br />

c in alinea V en VI<br />

d Alleen in alinea II vind je citaten.<br />

OPDRACHT 9<br />

a − Een probleem/oplossing-structuur. Je beschrijft een probleem en behandelt mogelijke<br />

oplossingen. In het slot geef je aan voor welke oplossing(en) jij het meest voelt.<br />

− Een voordelen/nadelen-structuur. Je bespreekt voor- en nadelen van een aanpak of<br />

ontwikkeling. In het slot geef je aan wat voor jou het zwaarst weegt.<br />

− Een vroeger/nu-structuur. Je vergelijkt hoe iets vroeger ging met hoe het nu gaat. In het slot<br />

geef je aan wat jouw voorkeur heeft.<br />

b In een gewone bijzin staan onderwerp en persoonsvorm. In een beknopte bijzin ontbreken deze.<br />

OPDRACHT 10<br />

a de probleem/oplossing-structuur<br />

b Je beschrijft eerst welke problemen door de klimaatverandering worden veroorzaakt. Vervolgens<br />

behandel je maatregelen die genomen zouden kunnen worden om de problemen op te lossen. In<br />

het slot geef je aan welke maatregelen jou het belangrijkst lijken.<br />

OPDRACHT 11<br />

a De zin is fout, want het verzwegen onderwerp van de bijzin is het bruidspaar en niet de auto (met<br />

het bruidspaar)’.<br />

Nadat het bruidspaar van alle aanwezigen persoonlijk afscheid had genomen, vertrok het met de<br />

auto naar Spanje.<br />

b De zin is fout, want het verzwegen onderwerp van de bijzin is wij en niet onze hoop.<br />

Toen we het commissierapport lazen, groeide onze hoop om een uitweg te vinden.<br />

c De zin is goed, want het verzwegen onderwerp van de bijzin is de spelers.<br />

OPDRACHT 12<br />

a Hoe belangrijk is de informatie? Hoe objectief is de informatie? Hoe betrouwbaar is de<br />

informatiebron? Wordt er gebruik gemaakt van suggestieve informatie en beelden?<br />

b de manier waarop (delen van) verschillende opnames aan elkaar geplakt zijn<br />

c Muziek versterkt de suggestie die van de tekst uitgaat.<br />

OPDRACHT 13<br />

a goed<br />

b goed<br />

c fout<br />

d goed<br />

e fout<br />

HOOFDSTUK 5 91


OPDRACHT 14<br />

a Dat mag Joost weten.<br />

Dat mag de duivel weten. Joost was vroeger een andere benaming voor de duivel.<br />

b In gezegende omstandigheden verkeren.<br />

Zwanger zijn.<br />

c Niet van gisteren zijn.<br />

Goed op de hoogte zijn.<br />

d Zijn handen in onschuld wassen.<br />

Geen schuld hebben aan iets.<br />

e Vette en magere jaren.<br />

Er zijn tijden van voorspoed en tegenspoed.<br />

f Wie niet werkt, zal ook niet eten.<br />

Je moet werken voor je geld.<br />

g Een wet van Meden en Perzen.<br />

Een regel waarvan nooit afgeweken wordt.<br />

h Wie wind zaait, zal storm oogsten.<br />

Voor een verkeerde handeling wordt men vaak zwaar gestraft.<br />

i Een wolf in schaapskleren.<br />

Een slecht mens, die zich goed voordoet.<br />

OPDRACHT 15<br />

a<br />

Door de hoofd- en deelvragen weet je welke informatie je in de bronnen moet zoeken. De<br />

deelvragen zijn bovendien een handig hulpmiddel om de informatie te selecteren en ordelijk te<br />

noteren.<br />

b 1 Je klikt in het navigatiemenu op Categorieën.<br />

2 Je kiest een categorie en klikt op het plusteken voor de categorie.<br />

3 Je kiest een subcategorie uit de lijst en klikt erop.<br />

4 Je kiest een artikel en klikt erop.<br />

c<br />

kranten- en tijdschriftartikelen over allerlei onderwerpen<br />

HOOFDSTUK 5 92


HOOFDSTUK 6<br />

6.1 fictie<br />

OPDRACHT 1<br />

eigen antwoorden<br />

OPDRACHT 2<br />

a Zeven jaar en ouder staat er op de rug van het boek.<br />

b Het kan allebei, maar als de tekst voorgelezen wordt, zullen zevenjarigen de tekst beter<br />

begrijpen.<br />

c Ik en mijn meneer en zevengeitjesklok is echt kindertaal. Ook de redenering Als ik dik ben, lopen<br />

ze me niet omver is een kindergedachte.<br />

d Het onderwerp is de taakverdeling tussen man en vrouw. Dat is niet een echt kinderonderwerp.<br />

e eigen antwoord<br />

OPDRACHT 3<br />

a De gebeurtenissen en het gesprek tussen Roos en Madelief hebben geen duidelijke lijn.<br />

b Bijvoorbeeld: Wat is dat voor een bouwterrein voor hun deur? Waarom zitten Roos en Madelief<br />

daar? Waarom heeft Madelief geen vader?<br />

c Als een kind vragen heeft, kan de voorlezer die beantwoorden. Door het voorlezen kun je ook<br />

duidelijker maken wie wat zegt.<br />

OPDRACHT 4<br />

a Bijvoorbeeld: Leeservaring: als je voor het eerst een boek leest met een wisselend perspectief,<br />

zul je dat in het begin vreemd vinden.<br />

Leesvaardigheid: vroeger koos je je boek uit op AVI-niveau, nu kies je je boeken op onderwerp,<br />

schrijver en dergelijke uit.<br />

Veranderde kennis en interesse: nu lees je niet meer over kabouters en elfen. Nu lees je<br />

misschien vooral non-fictie.<br />

b Bijvoorbeeld: Een kind van 7-8 jaar zal zich goed kunnen inleven in de personages.<br />

c Bijvoorbeeld: De grapjes zullen ouderen meer aanspreken dan de jongeren.<br />

d Het is een boek uit een serie: de figuren zijn standaard en ook de opbouw is voorspelbaar.<br />

e Dat kun je op basis van de titel, de schrijver en de uitgeverij niet vaststellen.<br />

f De Gouden Griffel wordt toegekend door een jury van ervaren, volwassen lezers. Zij zullen wel<br />

op kwaliteit letten.<br />

g Volwassen, ervaren lezers waarderen de manier van schrijven van Carry Slee niet zo. Jongeren<br />

lezen haar boeken wel graag: over smaak valt te twisten.<br />

OPDRACHT 5<br />

a Hoe is het om in een streng protestants milieu te leven?<br />

b Hij voert discussies met de Here Jezus.<br />

c eigen antwoord<br />

OPDRACHT 6<br />

a Margot ondermijnt het gezag van haar vader. Ze zegt en doet met opzet dingen die hem irriteren.<br />

b Bijvoorbeeld: ‘Goed pap,’ zei Margot. Ze keek vader niet aan. ‘Zal ik straks uw haar doen mam?’<br />

Of: En dat die oude muzikant onderweg doodgaat en dat ik dan alleen op de wereld ben. Met<br />

Eliza.’<br />

c Bijvoorbeeld: Niet spits, maar herkenbaar, zoals Margot de aandacht probeert af te leiden. Leuk,<br />

de tegenstelling tussen alleen op de wereld maar met Eliza.<br />

d eigen antwoord<br />

e eigen antwoord<br />

f Bijvoorbeeld: Ja. Thomas wordt als een echt dromerig jongetjes beschreven en Margot toont<br />

twee gezichten: naar tegen haar vader en aardig tegen haar moeder en Thomas.<br />

g Er is een doordachte opbouw. Dat kun je zien aan de rol die Alleen op de wereld speelt. Voor<br />

Thomas is het een boek waar hij zich in herkent. Voor vader is het een boek waar hij met<br />

HOOFDSTUK 6 93


wantrouwen tegenover staat. Margot doet net alsof ze het van haar ouders met Sinterklaas heeft<br />

gekregen en zet zo haar vader voor schut.<br />

OPDRACHT 7<br />

eigen antwoorden<br />

6.2 grammatica<br />

OPDRACHT 1 (HERHALING)<br />

a naar wat Nederlanders het liefste dier vinden: VZV-zin<br />

b aan wat er rond en zacht uitziet: MV-zin<br />

c Voor wat je als zijn broertje kunt beschouwen, de rat: VZV-zin<br />

OPDRACHT 2 (HERHALING)<br />

a die: BTV − die van belang zijn: BV-bijzin<br />

b welke: VRV − welke afspraken gemaakt zijn: LV-zin<br />

c wie: VRV, die: AWV − wie er die dag jarig is: LV-zin<br />

d Wie: BTV met ingesloten antecedent − Wie het prikbord niet bekijkt: O-zin<br />

e dat: VW, die: AWV − dat ze bij die speciale dokter verwacht worden: LV-zin<br />

f Of: VW − Of zo’n prikbord wat uithaalt: O-zin<br />

g Voordat: VW, dit: AWV − Voordat ze dit systeem gebruikten: BW-bijzin<br />

h of: VW, dat: AWV − of dat nu anders is: LV-zin<br />

OPDRACHT 3 (HERHALING WOORDSOORTEN)<br />

a Ze hebben het schip Thor genoemd, zeer waarschijnlijk naar de beroemde<br />

PSV WW LW ZN ZN WW BW BW VZ LW BN<br />

ontdekkingsreiziger Thor Heyerdahl.<br />

ZN ZN ZN<br />

b Deze heeft in 1947 op zijn houten vlot 8 000 kilometers afgelegd in de Stille Oceaan.<br />

AWV WW VZ TW VZ BZV BN ZN TW ZN WW VZ LW BN ZN<br />

c Thor is een Vikingschip dat is gebouwd van vijftien miljoen stokjes van ijslolly’ s.<br />

ZN WW LW ZN BTV WW WW VZ TW TW ZN VZ ZN<br />

d Het is het grootste object dat goed functioneert en uitsluitend uit gerecycled<br />

PSV WW LW BN ZN BTV BW WW VW BW VZ BN<br />

materiaal bestaat.<br />

ZN WW<br />

e Wie hebben die stokjes uiteindelijk tot plankjes verlijmd?<br />

VRV WW AWV ZN BW VZ ZN WW<br />

f Toen de eerste reis uitliep op een fiasco, heeft men zich afgevraagd hoe<br />

VW LW TW ZN WW VZ LW ZN WW OVW WKV WW BW<br />

dat verklaard kon worden.<br />

AWV WW WW WW<br />

OPDRACHT 4<br />

a door het aantal persoonsvormen te tellen<br />

b aan de aanwezigheid van meer dan één bijzin<br />

c een afhankelijke bijzin; een BV-bijzin<br />

d het vervangen van de bijzinnen door één woord of een paar woorden<br />

OPDRACHT 5<br />

a dat op Vlaggetjesdag het eerste tonnetje nieuwe haring wordt verkocht. Dat: VW<br />

b hoe je een verse haring eet. Hoe: BW<br />

c dat het heel vreemd is rauwe vis zo de keel in te laten glijden. Dat: VW<br />

d wat er nog meer volgt. Wat: BTV met ingesloten antecedent<br />

e die duidelijk maakt, dat die toerist er niks van snapt. Die: BTV<br />

dat die toerist er niks van snapt. Dat: VW<br />

OPDRACHT 6<br />

a 2; niet meervoudig samengesteld<br />

HOOFDSTUK 6 94


c<br />

d<br />

e<br />

f<br />

4; meervoudig samengesteld<br />

4; meervoudig samengesteld<br />

2; niet meervoudig samengesteld<br />

2; niet meervoudig samengesteld<br />

2; niet meervoudig samengesteld<br />

OPDRACHT 7<br />

a wat jongeren met de natuur hebben.<br />

b dat bij jongeren de natuur erg leeft.<br />

c Omdat veel mensen uitgaan van vooroordelen, die ze over de jeugd hebben<br />

die ze over de jeugd hebben<br />

d dat jongeren aangeven, dat ze vooral van de frisse lucht genieten<br />

dat ze vooral van de frisse lucht genieten<br />

e Als hun op straat wordt gevraagd, wat ze van de natuur vinden<br />

wat ze van de natuur vinden<br />

f Wanneer men doorvraagt<br />

g dat er vrije sport-natuurzones worden aangelegd, zodat jongeren die veel sporten, tegelijkertijd<br />

hun dosis frisse lucht binnenkrijgen<br />

zodat jongeren, die veel sporten, tegelijkertijd hun dosis frisse lucht binnenkrijgen<br />

die veel sporten<br />

OPDRACHT 8<br />

Bijvoorbeeld:<br />

a De derde is een heel belangrijke klas. Heel belangrijk: BVB<br />

b Voor de derdeklasser is het eind van de onderbouw in zicht. Voor de derdeklasser: MV<br />

c Hij of zij weet dat. Dat: LV<br />

d Dan neem je het CM-profiel. Dan: BWB<br />

e Hij/zij kiest de NT-richting. Hij/zij: O<br />

f Het probleem is duidelijk. Duidelijk: naamwoordelijk deel van het gezegde<br />

g Later ontdek je dat. Later: BWB dat: LV<br />

h In dat geval kun je altijd nog veranderen. In dat geval: BWB<br />

OPDRACHT 9<br />

a dat … toekomt<br />

b die … verschijnen<br />

c zodat … slapen<br />

d die … aangeboden<br />

e dat … gezien; over … gezien<br />

f –<br />

OPDRACHT 10<br />

a Veel steden kampen met problemen; 1 bijzin<br />

b Dat komt; 2 bijzinnen<br />

c Toch merken de bewoners; 2 bijzinnen<br />

d ontdekt de dorpeling tot zijn schrik; 2 bijzinnen<br />

OPDRACHT 11<br />

BW-bijzin WG O BW-bijzin<br />

a // Toen hij enige kritiek op zijn gedrag kreeg, // deed / hij // alsof hem dat niets deed, omdat hij<br />

niet wilde afgaan. //<br />

O LV WG<br />

Toen / hij / enige kritiek op zijn gedrag / kreeg<br />

MV O LV WG BW-bijzin (afhankelijk)<br />

alsof / hem / dat / niets / deed // omdat hij niet wilde afgaan<br />

O BWB WG WG<br />

omdat / hij / niet / wilde / afgaan<br />

Toen, alsof en omdat zijn onderschikkende voegwoorden.<br />

HOOFDSTUK 6 95


BW-bijzin WG O VZV LV VZV BW-bijzin<br />

b // Hoewel de kritiek terecht was //, leerde / hij / er / niets / van, // omdat hij er niet voor<br />

openstond. //<br />

O NG NG<br />

Hoewel / de kritiek / terecht / was<br />

O VZV BWB VZV WG<br />

omdat / hij / er / niet / voor / openstond.<br />

Hoewel en omdat zijn onderschikkende voegwoorden.<br />

c<br />

BW-bijzin WG O LV-zin<br />

// Terwijl hij dacht dat hij geen fouten maakte,// wisten / de anderen //, dat de volgende<br />

kritische opmerking al snel zou komen.<br />

O WG LV-zin<br />

Terwijl / hij / dacht // dat hij geen fouten maakte<br />

O LV WG<br />

dat / hij / geen fouten / maakte<br />

O BWB WG WG<br />

dat / de volgende kritische opmerking / al snel / zou / komen.<br />

Terwijl, dat en dat zijn onderschikkende voegwoorden.<br />

OPDRACHT 12<br />

BWB WG O LV-zin<br />

a Soms / zie / je // dat beestjes, die op bijen of wespen lijken, lange tijd boven het grasveld<br />

zweven. //<br />

O BV-bijzin BWB BWB WG<br />

dat / beestjes, // die op bijen of wespen lijken, // lange tijd / boven het grasveld / zweven.<br />

O VZV WG<br />

die / op bijen of wespen / lijken<br />

O NG NG O NG NG NG<br />

b Ze / heten / zweefvliegen, // maar // de naam helikoptervliegen / zou / beter / zijn. //<br />

VW-nevenschikkend<br />

BW-bijzin WG O WG LV WG O BWB<br />

c // Als ze stilhangen in de lucht,// lijken / ze / te zweven,// maar // dat / doen / ze / niet. //<br />

VW-nevenschikkend<br />

O WG BWB<br />

Als / ze / stilhangen / in de lucht<br />

d<br />

O-zin WG WG BWB WG VZV BV-bijzin<br />

// Wie dit allemaal weet, // moet / zich / wel / verbazen / over deze diersoort, // die al door<br />

Linnaeus is beschreven. //<br />

O LV WG<br />

Wie / dit allemaal / weet<br />

O BWB door-bepaling WG WG<br />

die / al / door Linnaeus / is / beschreven.<br />

6.3 spelling<br />

OPDRACHT 1<br />

a gearresteerde, gezocht<br />

b kostte, verspreiden<br />

c opgetuigde, toegejuicht<br />

d toegejuichte, ontvluchtten<br />

e juichende, toegeschreeuwd<br />

OPDRACHT 2<br />

a moordende, teruggedreven, gestrande<br />

b uitgebrande, geworpen<br />

c strandden<br />

d ontvluchte, tracht, vluchten<br />

HOOFDSTUK 6 96


e<br />

f<br />

g<br />

braden, ontdooit<br />

braadt<br />

serveert, gebraden<br />

OPDRACHT 3<br />

a gebakken, gepofte, rees<br />

b ontzenuwt, overtuigende, gerezen<br />

c verhardt, ingenomen<br />

d verharde, verlichte<br />

e verwoestende, ruïneert<br />

f verwoeste, herbouwd<br />

OPDRACHT 4<br />

a De computer crashte.<br />

b Bilal breakdancet.<br />

c De regisseur castte.<br />

d Richard playbackt.<br />

e Iris barbecuede.<br />

f Hazan printte.<br />

g De computerspecialist deletet.<br />

h Esmee en Anne recycleden.<br />

OPDRACHT 5<br />

a gesaunaad, gesleed<br />

b clashte, getunede, inzette<br />

c crost, baseballt<br />

d vergrootte, oprichtte<br />

e snackt, gevriesdroogde, aanbeveelt<br />

f dartten, cricketten, boycotten<br />

OPDRACHT 6<br />

a/b onverrichter zake – voor niets<br />

in groten getale – met veel<br />

te allen tijde – altijd<br />

van goeden huize – van goede komaf<br />

met voorbedachten rade – volgens een vooropgezet plan<br />

OPDRACHT 7<br />

a … oude uitdrukkingen.<br />

b … ouderwets en formeel.<br />

c … erover gaan spreken.<br />

d … kalm.<br />

OPDRACHT 8<br />

a Ter<br />

b te<br />

c des<br />

d der<br />

e ten, ten<br />

OPDRACHT 9<br />

in goeden doen – welgesteld, het gaat goed<br />

te elfder ure – op het laatste ogenblik<br />

in koelen bloede – kalm<br />

ten langen leste – ten slotte<br />

uit eigener beweging – vrijwillig<br />

omwille van – om<br />

ten voeten uit – zo is hij/het precies<br />

onzes inzien – naar onze mening<br />

bij machte zijn – kunnen, in staat zijn<br />

HOOFDSTUK 6 97


in dier voege – zodanig<br />

mettertijd – langzamerhand<br />

uitermate – buitengewoon<br />

6.4 lezen<br />

OPDRACHT 1<br />

a informeren, overtuigen, amuseren, activeren<br />

b informeren<br />

c overtuigen<br />

d In een betoog staat de mening van de schrijver centraal; in een beschouwing wordt een<br />

onderwerp van meerdere kanten bekeken voordat de schrijver zijn mening geeft. Een betoog is<br />

alleen maar overtuigend; een beschouwing is voor een deel informatief en voor een deel<br />

betogend.<br />

e Een signaalwoord geeft het verband aan tussen zinnen, tussen delen van zinnen of tussen<br />

alinea’s. Met een functiewoord geef je aan welke rol een tekstgedeelte in de hele tekst heeft.<br />

f aanleiding, argument, beantwoording, constatering, definitie, oplossing, probleemstelling, stelling,<br />

tegenstelling, toelichting, verklaring, vraagstelling, weerlegging<br />

g verkennend lezen, nauwkeurig lezen, kritisch lezen<br />

OPDRACHT 2<br />

a De lead geeft een korte samenvatting van de tekst.<br />

b Ik verwacht dat er informatie gegeven wordt over de nieuwe studies die genoemd worden.<br />

c waarschijnlijk één van de experts die ervoor genoemd worden<br />

d het woord lijken<br />

e Op grond van de bron, de lead en het slot waarin een onderzoekster aan het woord is, lijkt tekst 1<br />

een informatieve tekst te zijn.<br />

OPDRACHT 3<br />

a C<br />

b De eerste zin is een stelling en de rest van de alinea is het argument bij de stelling.<br />

c Dat verwijst naar alinea II.<br />

d Bovendien, echter en dus, zijn de signaalwoorden uit alinea III.<br />

e Bovendien somt de onderzoeken op. Echter geeft een tegenstelling aan tussen de conclusies van<br />

de onderzoeken en de juistheid van die conclusies. Dus geeft het gevolg aan van de twijfel over<br />

de juistheid van de conclusies.<br />

f Vegetarisme is een protest tegen de dieronvriendelijke en tegen de milieuonvriendelijke<br />

dierhouderij.<br />

g Ze zijn niet consequent: soms eten ze wel en soms eten ze geen vlees.<br />

OPDRACHT 4<br />

a C<br />

b Aan een megastudie nemen heel veel mensen deel; een megastudie duurt lang; bij een<br />

megastudie worden lange vragenlijsten gebruikt.<br />

c Eerst een onderzoek onder heel veel mensen en daarna een onderzoek aan de hand van<br />

sterftecijfers.<br />

d vervolgens<br />

e A<br />

f rood vlees: varkens, runderen, geiten en schapen; wit vlees: vis en gevogelte<br />

g in gelijke mate<br />

h conclusies<br />

OPDRACHT 5<br />

a Ellen Kampman; de PVE; het Voedingscentrum<br />

b A<br />

c Een hypothese is een veronderstelling die nog bewezen moet worden.<br />

d Veel haem dat in rood vlees zit is ongezond en uit het Amerikaans onderzoek blijkt dat<br />

vegetariërs minder kanker krijgen.<br />

HOOFDSTUK 6 98


e<br />

f<br />

In de Amerikaanse studie is geen rekening gehouden met het verschil tussen de werking<br />

verzadigd en onverzadigd vet.<br />

Nee, mevrouw Kampman stelt dat er in rood vlees veel haem zit en de PVE zegt dat er in rood<br />

vlees veel verzadigd vet zit.<br />

OPDRACHT 6<br />

a De resultaten van de Amerikaanse studie gelden niet voor Nederland.<br />

b Amerikanen eten meer rood vlees; Amerikanen bereiden hun vlees op een andere manier.<br />

c Het zijn objectieve argumenten. Het eerste argument blijkt uit de studie. Het tweede argument is<br />

niet helemaal bewezen, het is nog een vermoeden, iets dat nog nader onderzocht moet worden.<br />

d naar een voedingsonderzoek van TNO Voeding van meer dan twintig jaar geleden<br />

e Toch geeft een tegenstelling aan: er is geen verband bewezen tussen het eten van rood vlees en<br />

kanker tegenover de waarschuwing voor het eten van veel rood vlees en voor het flink roosteren<br />

ervan.<br />

f een tegenstelling<br />

g Het kopje geeft alleen de inhoud van alinea IX weer.<br />

h A<br />

OPDRACHT 7<br />

a Vegetarisme beschermt tegen de meeste kankertypes en vegetariërs worden ouder.<br />

b Een vegetarisch dieet beschermt niet tegen dikkedarmkanker.<br />

c Vegetarisme beschermt wel tegen andere kankertypes.<br />

d In een beschrijvende studie worden de resultaten van een onderzoek beschreven, maar niet<br />

geïnterpreteerd.<br />

e een opsomming van mensen die de Britse studies niet goed kunnen interpreteren: de<br />

Vegetariërsbond en mevrouw Kampman<br />

f Er spelen veel factoren een rol.<br />

g Er is nog geen onderzoek gedaan of de levensstijl van vegetariërs een rol speelt. Het is een<br />

vermoeden.<br />

OPDRACHT 8<br />

a Ja, de tekst bestaat uit twee delen: een inleiding en een kern.<br />

b informatief<br />

c beschouwend<br />

d informeren<br />

OPDRACHT 9<br />

a Bij mevrouw Kampman en bij de auteur van dit artikel wordt vermeld dat ze geen vegetariër zijn.<br />

b Zo wordt aangegeven dat ze niet bevooroordeeld zijn.<br />

c Niet echt. Wit vlees is gezonder dan rood vlees. Geen vlees eten is waarschijnlijk het best.<br />

d Iedereen die in tekst 1 aan het woord komt, is een onderzoeker of lid van een vereniging die met<br />

het onderwerp te maken heeft. Ze zijn dus allemaal deskundig.<br />

e Ja, de lead geeft zonder details weer wat je in de tekst kunt lezen.<br />

f Nee, de conclusie van de tekst is níét dat het beter zou zijn om vegetariër te worden.<br />

OPDRACHT 10<br />

eigen antwoorden<br />

6.5 schrijven<br />

OPDRACHT 1<br />

a klopt<br />

b klopt niet<br />

c klopt<br />

d klopt niet<br />

OPDRACHT 2<br />

a Voor ‘een samenvatting schrijven’ krijg je geen aanwijzingen over de informatie die in je<br />

samenvatting moet, voor ‘een geleide samenvatting’ krijg je die aanwijzingen wel.<br />

HOOFDSTUK 6 99


Klopt. De hoofdgedachte helpt om te onderscheiden welke informatie in een tekst belangrijk is en<br />

welke minder belangrijk.<br />

c Stap 1: –<br />

Stap 2: –<br />

Stap 3: Hoofdgedachte: A-merken zijn gemiddeld nauwelijks gezonder dan huismerken.<br />

Stap 4/5:<br />

− Waardoor is de omzet van A-merken vorig jaar vooral gegroeid?<br />

A-merken hebben het imago dat ze goed zijn voor de gezondheid.<br />

− Wat is de centrale vraag over A-merken en huismerken?<br />

Zijn A-merken echt zo veel beter voor de gezondheid dan huismerken?<br />

− Hoe luidt het antwoord op deze vraag?<br />

Onderzoek Consumentengids: er is gemiddeld nauwelijks verschil tussen A-merken en<br />

huismerken als je de hoeveelheid verzadigd vet, zout en suiker vergelijkt.<br />

− Op welk punt is er verschil tussen A-merken en huismerken en hoe groot is dat verschil?<br />

−<br />

Alleen op het punt van het verzadigd vet scoren A-merken gemiddeld een klein beetje beter.<br />

Wat kun je concluderen als je individuele producten vergelijkt?<br />

Soms huismerk beter (rundvleeskroket C1000/Jumbo), soms A-merk (chips Lays).<br />

Stap 6: –<br />

Stap 7: Bijvoorbeeld: A-merk niet beter dan ‘huismerk’<br />

De omzet van A-merken is vorig jaar flink gegroeid, vooral omdat ze goed zouden zijn voor de<br />

gezondheid. Maar zijn ze echt zoveel gezonder dan huismerken?<br />

Volgens een onderzoek van de consumentengids ontlopen A-merken en huismerken elkaar<br />

gemiddeld nauwelijks als je de hoeveelheid verzadigd vet, zout en suiker vergelijkt. Alleen op het<br />

punt van het verzadigd vet is er een heel klein positief verschil ten gunste van de A-merken.<br />

Vergelijken we individuele producten, dan is de ene keer een huismerk beter, bijvoorbeeld de<br />

rundvleeskroket van C1000 of Jumbo. De andere keer scoort een A-merk beter, bijvoorbeeld de<br />

chips van Lays. (100 woorden)<br />

Stap 8: –<br />

Stap 9: –<br />

OPDRACHT 3<br />

a als: geen vergrotende trap<br />

b Blijkbaar = naar het blijkt, het is werkelijk zo (schijnbaar = naar het schijnt, het is niet werkelijk<br />

zo).<br />

dan: na de vergrotende trap gebruik je ‘dan’.<br />

c hun: als het PSV meewerkend voorwerp is, gebruik je ‘hun’.<br />

ze: je mag ‘hun’ niet als onderwerp gebruiken.<br />

d Tip 2: Als in een kamer de televisie constant aanstaat op de achtergrond is dat schadelijk voor<br />

zeer jonge kinderen. Zij leren dan niet zich op iets te concentreren, zo melden wetenschappers in<br />

het Amerikaanse tijdschrift Child Development.<br />

e Tip 4: Een groep kinderartsen raadt ouders aan om kinderen tot twee jaar geen tv te laten kijken.<br />

f Tip 6: Het wandelen bekwam Pieter-Jan slecht en hij viel al op de eerste dag van de Vierdaagse<br />

uit.<br />

g Tip 5: Wie met succes wil deelnemen aan de Vierdaagse moet:<br />

− maanden trainen;<br />

− zorgen voor goed schoeisel;<br />

− niet te veel feesten.<br />

h Tip 3: In diverse wijken van Beuningen, maar ook in omliggende dorpen zijn fietsen en brommers<br />

gevonden. De verkoop ervan heeft de gemeente een aardig bedrag opgeleverd.<br />

i Tip 4: Van het geld dat de verkoop van de voertuigen heeft opgeleverd, bekostigt Beuningen een<br />

nieuwe fietsenberging.<br />

j Tip 7: Terwijl hij werd uitgefloten door leden van een plaatselijke actiegroep, gaf de wethouder<br />

een toelichting op dit besluit.<br />

k Tip 7 en tip 3: Nadat we ons te goed hadden gedaan aan een warme maaltijd, maakte de<br />

chauffeur van het reisgezelschap zich klaar voor een lange en heel lastige tocht door de bergen.<br />

OPDRACHT 4<br />

a –<br />

b –<br />

HOOFDSTUK 6 100


c De hoofdgedachte van tekst 2 is: Catchphrases bestaan al veel langer dan vandaag en zijn<br />

vooral populair omdat ze fungeren als sociaal bindmiddel in kleine sociale groepen.<br />

d/e Bijvoorbeeld:<br />

− Wat zijn catchphrases?<br />

Catchphrases zijn citaten uit tv-programma’s, film of cabaret die door heel veel mensen worden<br />

gebruikt. Vaak is het een hele zin, bijvoorbeeld ‘Houd je d’r buiten, Cock’ van Kees van Kooten,<br />

maar het kan ook een uitdrukking zijn of een los woord, zoals ‘Goeiesmorges’ van Jiskefet.<br />

− Zijn catchphrases een recent verschijnsel?<br />

Catchphrases bestaan al veel langer dan vandaag. Er zijn nog steeds mensen die zeggen: ‘Niet<br />

op reageren, Lena’ en dat is een citaat van Wim Sonneveld uit 1955. Maar het verschijnsel is veel<br />

ouder. Al in de middeleeuwen gebruikten briefschrijvers uitspraken van klassieke auteurs en in<br />

1500 maakte Erasmus een boek met gevleugelde woorden van beroemde auteurs, waaruit<br />

briefschrijvers konden putten.<br />

− Wat is een overeenkomst en wat een verschil met gevleugelde woorden?<br />

Ook gevleugelde woorden zijn citaten, maar catchphrases komen uit de populaire cultuur en<br />

gevleugelde woorden vooral uit de ‘hoge’ cultuur.<br />

− Waarom zijn catchphrases zo populair?<br />

Catchphrases fungeren vooral als sociaal bindmiddel in kleine sociale groepen: familie,<br />

vriendenkring, werk. Ze geven bijvoorbeeld een humoristische draai aan een gesprek. Of ze<br />

hebben een verzachtende werking doordat ze de spanning breken.<br />

− Hoe lang is de houdbaarheid van een catchphrase?<br />

De meeste catchphrases zijn beperkt houdbaar: ze worden geregeld vervangen door actuelere<br />

varianten. Ook algemeen gebruikte catchphrases sterven meestal na een tijdje uit. Maar soms<br />

wordt een catchphrase een uitdrukking en komt hij in het woordenboek. Voorbeeld: ‘Duizend<br />

bommen en granaten’ uit Kuifje.<br />

f –<br />

OPDRACHT 5<br />

a/b Bijvoorbeeld:<br />

‘Kent u die uitdrukking?’<br />

Peter-Arno Coppen<br />

Catchphrases zijn citaten uit tv-programma’s, film of cabaret die zo aanslaan dat ze door heel veel<br />

mensen worden gebruikt. Vaak is een catchphrase een hele zin, bijvoorbeeld ‘Houd je d’r buiten,<br />

Cock’ van Kees van Kooten, maar het kan ook een uitdrukking zijn, of een los woord, zoals<br />

‘Goeiesmorges’ van Jiskefet.<br />

Catchphrases bestaan al veel langer dan vandaag. Er zijn nog steeds mensen die zeggen: ‘Niet op<br />

reageren, Lena’, een citaat van Wim Sonneveld notabene uit 1955. Maar het verschijnsel is veel<br />

ouder. Al in de middeleeuwen citeerden briefschrijvers uitspraken van klassieke auteurs en in 1500<br />

maakte Erasmus een boek met gevleugelde woorden van beroemde auteurs, waaruit briefschrijvers<br />

konden putten. Ook gevleugelde woorden zijn citaten, maar anders dan catchphrases komen ze<br />

vooral uit de ‘hoge’ cultuur.<br />

Catchphrases fungeren vooral als sociaal bindmiddel in kleine sociale groepen: werk, familie,<br />

vriendenkring. Ze geven bijvoorbeeld een humoristische draai aan een gesprek. Of ze breken de<br />

spanning en hebben daardoor een verzachtende werking.<br />

De meeste catchphrases zijn beperkt houdbaar: ze worden geregeld vervangen door actuelere<br />

varianten. Ook algemeen gebruikte catchphrases sterven meestal na een tijdje uit. Maar soms wordt<br />

een catchphrase een uitdrukking en komt hij in het woordenboek, zoals ‘Duizend bommen en<br />

granaten’ uit Kuifje. (199 woorden)<br />

OPDRACHT 6<br />

a –<br />

b –<br />

c –<br />

OPDRACHT 7<br />

a Bijvoorbeeld: Want door de aanwijzingen weet je welke informatie je in de samenvatting moet<br />

opnemen.<br />

b Bijvoorbeeld: Want je leert niet echt samenvatten, omdat heel belangrijk voorwerk al voor je is<br />

gedaan.<br />

HOOFDSTUK 6 101


6.6 spreken, kijken, luisteren<br />

OPDRACHT 1 (HERHALING)<br />

a Het doel van een meningvormende discussie is dat alle deelnemers zich een mening vormen<br />

over een onderwerp.<br />

b Het doel van een debat is proberen te bewijzen dat je mening over een onderwerp de juiste is.<br />

c een inventarisatiefase, een bespreekfase en een slotfase<br />

d Inventarisatiefase: elke deelnemer geeft op uitnodiging van de voorzitter zijn mening over het<br />

onderwerp − bespreekfase: de deelnemers bespreken onder leiding van de voorzitter met elkaar<br />

de punten waarover ze van mening verschillen − slotfase: de voorzitter concludeert wat de<br />

voornaamste uitkomsten van de discussie zijn.<br />

e eigen antwoord<br />

OPDRACHT 2<br />

a Alle deelnemers hebben de mogelijkheid om hun ideeën in de discussie in te brengen; een<br />

discussie gaat niet om winnen, maar gaat erom de beste oplossing of het beste besluit te nemen.<br />

b Uit de argumenten blijkt of de voorgestelde oplossing of het voorgestelde besluit zinvol en<br />

haalbaar is.<br />

c Nee, zijn rol is gelijk in elke discussie: inleiden, het gesprek leiden en samenvatting geven.<br />

d In de bespreekfase stelt de voorzitter de verschillende voorstellen ter discussie en zorgt hij voor<br />

een ordelijk verlopende discussie.<br />

e In de slotfase stelt de voorzitter het beste besluit of de beste oplossing voor en gaat hij na of de<br />

oplossing of het besluit voor iedereen aanvaardbaar is.<br />

OPDRACHT 3<br />

a eigen antwoord<br />

b eigen antwoord<br />

OPDRACHT 4<br />

a eigen antwoord<br />

b eigen antwoord<br />

OPDRACHT 5<br />

–<br />

OPDRACHT 6<br />

eigen antwoorden<br />

OPDRACHT 7<br />

a eigen antwoord<br />

b In tekst 1 worden genoemd: van buitenwerk houden en verantwoordelijkheidsgevoel hebben. Ook<br />

nodig zijn: nauwkeurig en efficiënt werken, een goede conditie.<br />

c eigen antwoord<br />

OPDRACHT 8<br />

–<br />

OPDRACHT 9<br />

eigen antwoorden<br />

OPDRACHT 10<br />

–<br />

OPDRACHT 11<br />

–<br />

OPDRACHT 12<br />

–<br />

HOOFDSTUK 6 102


6.7 woorden<br />

OPDRACHT 1<br />

a/b/d<br />

zoölogisch<br />

ommelanden<br />

spotten<br />

literair<br />

behept<br />

ode<br />

essay<br />

fascinatie<br />

dierkundig<br />

land gelegen rondom een plaats<br />

ontdekken<br />

letterkundig<br />

in het bezit van<br />

lofzang<br />

opstel/verhandeling<br />

geboeid zijn / betovering<br />

bezieling<br />

inspiratie<br />

c/d 1 argeloze onschuldige/naïeve<br />

2 motto leus<br />

3 columns vaste krantenbijdrage<br />

4 ironie subtiele spot<br />

OPDRACHT 2<br />

a Ik ben niet nu eenmaal niet behept met een groot muzikaal talent.<br />

b Maar heb ik wel interesse in de betere literaire boeken.<br />

c Mijn motto is dan ook: Ik lees, dus ik ben.<br />

d Ik raak niet snel gefascineerd door popmuziek.<br />

e Daar kan ik maar weinig inspiratie van krijgen.<br />

f Maar een goed essay of desnoods zo’n column daar ben ik heel erg voor in.<br />

g Ik zie een goed boek als een ode aan het bestaan.<br />

h En ik houd enigszins ironisch gezien toch ook wel van Beethoven en die was volgens Hans<br />

Liberg toch een heuse popmuzikant.<br />

OPDRACHT 3<br />

Bijvoorbeeld:<br />

a In de zoölogisch tuin werd de predator in een kooi opgesloten.<br />

b De vogelkenners spotten de argeloze vogels.<br />

c Ik ben behept met een fascinatie voor vlinders.<br />

d De ironie droop ervan af toen hij zijn motto fluisterde: ‘Make love, not war.’<br />

e In de laatste column van Martin Bril schreef hij een ode aan het leven.<br />

f De literaire schrijver had zoveel inspiratie dat hij de hele nacht doorwerkte.<br />

OPDRACHT 4<br />

a Dat bedrijf is eerlijk.<br />

b Ismail is met lof geslaagd<br />

c Eva is een advocaat die gratis werkt.<br />

d Dat is een heel erge kwelling.<br />

e Dat is zijn kwetsbare plek.<br />

OPDRACHT 5<br />

a Uit mythen, sagen en andere verhalen zijn veel woorden, uitdrukkingen en begrippen gekomen,<br />

die wij nog steeds gebruiken.<br />

b De Latijnse taal is verspreid toen de Romeinen een groot deel van Europa veroverden. Het is de<br />

taal van de wetenschap en de rooms-katholieke kerk (geweest).<br />

c … als god het wil.<br />

d … zware tocht.<br />

OPDRACHT 6<br />

a Er is een dreigend gevaar. Grieks<br />

b Ik kwam, ik zag, ik overwon. Latijn<br />

c Er komt allerlei ellende op hem af. Grieks<br />

d Orde brengen in de chaos. Grieks<br />

e Persoon die iemand in alles bijstaat of vervangt. Latijn<br />

f Gelijk eindigen. Latijn<br />

HOOFDSTUK 6 103


g<br />

Dat is zware, nutteloze arbeid. Grieks<br />

OPDRACHT 7<br />

a Cum laude slagen.<br />

b Iemands muze zijn.<br />

c Luctor et emergo.<br />

d Dat is een fata morgana.<br />

e Een alibi hebben.<br />

6.8 informatie<br />

OPDRACHT 1<br />

a eigen antwoord<br />

b eigen antwoord<br />

c Je hebt informatie verzameld voor een informatief artikel.<br />

OPDRACHT 2<br />

a eigen antwoord<br />

b –<br />

c –<br />

OPDRACHT 3<br />

a minimaal zeven alinea’s: inleiding een – kern vijf: per deelvraag een alinea – slot een<br />

b Je moet de hoofdvraag opnemen in de inleiding, zodat de lezer weet op welke vraag je in je<br />

artikel antwoord wilt geven. In het slot geef je het antwoord op de hoofdvraag.<br />

OPDRACHT 4<br />

a Het moet je eigen tekst worden. Dat lukt alleen als je zoveel mogelijk eigen woorden gebruikt. Dat<br />

lukt niet als je veel stukken tekst letterlijk overneemt.<br />

b Het onderwerp is de aanpak van graffiti in Middelburg.<br />

c Bijvoorbeeld: Ze zijn goed te begrijpen.<br />

OPDRACHT 5<br />

a eigen antwoord<br />

b Voorbeelden van deelvragen die zijn omgezet in deeltitels:<br />

− Hoe lang bestaat graffiti? Deeltitel: Geschiedenis van graffiti<br />

− Wanneer kun je graffiti kunst noemen. Deeltitel: Graffiti als kunst<br />

− Wanneer is graffiti vandalisme? Deeltitel: Graffiti als vandalisme Of: Ongewenste graffiti<br />

− Wat te doen tegen ongewenste graffiti? Deeltitel: Maatregelen tegen ongewenste graffiti<br />

c eigen antwoord<br />

d Bijvoorbeeld: Graffiti, een hardnekkig verschijnsel<br />

e –<br />

OPDRACHT 6<br />

a Voor het artikel is geen boek als bron gebruikt.<br />

b Bijvoorbeeld:<br />

Holland, Tom, Rubicon, Het einde van de Romeinse republiek, Amsterdam 2006<br />

Vlasblom, Dirk, ‘De boer is terug’, NRC Handelsblad 20 december 2008<br />

‘Dierenambulance heeft topdrukte’, De Gelderlander 23 december 2008<br />

‘Graffiti’, nl.encarta.msn.com<br />

‘Hardere aanpak extra overlast’, www.rechtennieuws.nl 16 december 2006<br />

OPDRACHT 7<br />

–<br />

OPDRACHT 8<br />

eigen antwoorden<br />

HOOFDSTUK 6 104


6.9 gedicht<br />

OPDRACHT 1<br />

a Eigen antwoord. Alliteratie, assonantie, beeldspraak, enjambement, stijlfiguren ontbreken.<br />

b eigen antwoord<br />

c Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Poëzie is betekenisvolle klank. Poëzie is geschreven taal in<br />

verticale vorm. Het is gemakkelijker om te zeggen wat poëzie niet is dan een definitie te geven<br />

van het begrip poëzie.<br />

OPDRACHT 2<br />

a Dichtkunst wordt vergeleken met het bekijken van lijsterbessen. Het vocht op de lijsterbessen<br />

wordt met de metafoor tranen beschreven. De betraande lijsterbessen worden vergeleken met<br />

een kindertekening.<br />

b Door het enjambement krijgt bijvoorbeeld veel nadruk.<br />

c Een gedicht maken is het observeren van een kleinigheid.<br />

OPDRACHT 3<br />

a Als wetenschapper schrijft hij ook. Zo kan er geen verwarring komen tussen zijn<br />

wetenschappelijke en zijn literaire werk.<br />

b Hoofd = kop; akker = land. Hij heeft synoniemen gekozen voor de twee woorden waar zijn naam<br />

uit bestaat.<br />

c Als je gedichten, muziek en mensen niet meer kunt waarderen, ben je geestesziek.<br />

d Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Niet erg zinvol. Er staat geen informatie in over de inhoud van de<br />

gedichten en over de manier waarop Kopland dicht.<br />

OPDRACHT 4<br />

eigen antwoorden<br />

test jezelf<br />

OPDRACHT 1<br />

a waar<br />

b niet waar<br />

c waar<br />

d niet waar<br />

OPDRACHT 2<br />

a Soms lijkt Polleke volwassener dan haar vader. Ze gaan op voet van gelijkheid met elkaar om.<br />

b Het is een ongewone verhouding tussen vader en dochter.<br />

c voor de laatste klassen van de basisschool<br />

d Meestal wordt het Kinderboekenweekgeschenk door een ervaren schrijver geschreven en<br />

meestal is het van behoorlijke kwaliteit.<br />

OPDRACHT 3<br />

a 1 bijzin: geen meervoudig samengestelde zin<br />

b 2 bijzinnen: een meervoudig samengestelde zin<br />

c 2 bijzinnen: een meervoudig samengestelde zin<br />

d 2 bijzinnen: een meervoudig samengestelde zin<br />

e 2 bijzinnen: een meervoudig samengestelde zin<br />

f 3 bijzinnen: een meervoudig samengestelde zin<br />

OPDRACHT 4<br />

a bekeken, richt, verzorgt<br />

b verzaakt, verdwijnt<br />

c vereiste, fixeert<br />

d dominerende, grootgebracht, publiceert<br />

OPDRACHT 5<br />

a naar zijn mening<br />

HOOFDSTUK 6 105


c<br />

voor het uitkiezen<br />

rijk<br />

OPDRACHT 6<br />

a hier verwijst naar de omstandigheden waaronder het roestwerende tinvliesje is geproduceerd.<br />

b Uit onderzoek … willen zijn. (r.4-6)<br />

c Er is een tegenstelling tussen de eerste zin van de alinea en de laatste.<br />

d Het woord ook (r.51) geeft een opsomming aan. De vorige alinea hoort in elk geval ook bij het<br />

slot.<br />

e alinea VIII en IX<br />

f tot de betogende teksten<br />

OPDRACHT 7<br />

a slechte omstandigheden en milieuschade<br />

b informatief<br />

c In alinea VI geeft de schrijver aan dat het betrekkelijk eenvoudig is om te achterhalen waar het tin<br />

vandaan komt. Als je weet waar het tin vandaan komt, kun je het product tegenhouden.<br />

d Het zijn voorbeelden van wat je kunt afleiden uit statistieken.<br />

OPDRACHT 8<br />

a De tekst gaat niet zozeer over de vraag waar tin vandaan komt, maar vooral over de negatieve<br />

effecten van de productie van tin.<br />

b Alinea VIII gaat over de rol die bedrijven kunnen spelen bij het verbeteren van de<br />

omstandigheden waaronder tin wordt geproduceerd. Alinea IX gaat over een ander onderwerp:<br />

het terugdringen van het gebruik van metalen.<br />

OPDRACHT 9<br />

a In een geleide samenvatting volg je de aanwijzingen over de informatie die je in de samenvatting<br />

moet opnemen.<br />

b De zinnen in een samenvatting moeten volledige zinnen zijn, dus geen telegramstijl.<br />

OPDRACHT 10<br />

a Foutieve beknopte bijzin. Nadat we een flesje cola gedronken hadden, vertrok onze trein weer.<br />

b Foutieve opsomming. Als je met vakantie gaat, moet je voor het vertrek:<br />

− de ramen controleren;<br />

− alle deuren op slot doen;<br />

− afspraken maken met de buren.<br />

c Foutieve samentrekking (was: 1 koppelwerkwoord, 2 hulpwerkwoord) Zij was verschrikkelijk<br />

verkouden en was toch naar Berlijn gereisd.<br />

d Tangconstructie met te grote afstand. Ik had na het lezen van de recensie hoge verwachtingen<br />

van de film Voorbij de horizon, maar hij viel me zwaar tegen.<br />

e Geen vergrotende trap, dus als. De wethouder was niet zo groot als we hadden gedacht.<br />

OPDRACHT 11<br />

a meningvormende/probleemoplossende en besluitvormende discussie<br />

b In elke discussie heb je een voorzitter en deelnemers; elke discussie kent drie fases; in elke<br />

discussie gaat het niet om winnen.<br />

OPDRACHT 12<br />

a ja<br />

b nee<br />

c ja<br />

OPDRACHT 13<br />

a argeloos e spotten<br />

b behept met f column<br />

c inspiratie g ode<br />

d fascinatie h motto<br />

HOOFDSTUK 6 106


OPDRACHT 14<br />

a Dat is een overwinning waarbij de overwinnaar net zoveel verliest als hij wint of meer nog. Grieks<br />

b Hij is een mooie man. Grieks<br />

c Er niets van begrijpen. Grieks<br />

d Een moedercomplex hebben. Grieks<br />

e Ik wil het onmiddellijk hebben. Latijn<br />

OPDRACHT 15<br />

a Je kijkt eerst kritisch naar de volgorde van de deelvragen. Dan kijk je kritisch naar de volgorde<br />

van de aantekeningen bij elke deelvraag.<br />

b In de inleiding vermeld je de hoofdvraag, in het slot geef je het antwoord op de hoofdvraag.<br />

c Je gebruikt de kern om de informatie te verwerken die je bij de deelvragen hebt genoteerd. Van<br />

de deelvragen maak je deeltitels.<br />

d Klopt niet. Je moet zoveel mogelijk je eigen woorden gebruiken, zodat je artikel echt jouw tekst<br />

wordt.<br />

OPDRACHT 16<br />

a –<br />

b Goldschmidt, Tijs, ‘Herdenking ‘domme’ Darwin’, NRC Handelsblad 27 december 2008<br />

Leunissen, Peter, ‘Schoon water verzekerd door slimme zuinigheid’, De Gelderlander 27<br />

december 2008<br />

www.milieuennatuurcompendium.nl, ‘Productie van leidingwater’, 16 december 2008<br />

HOOFDSTUK 6 107


TAEDE DE BOER<br />

ERNA MULDER<br />

POLLY DEN TENTER<br />

ISBN 978 90 345 4540 4<br />

506782<br />

WWW.TALENT-MALMBERG.NL

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!