Adviesbasis bemesting akkerbouw - Kennisakker.nl

More documents

Recommendations

Info

13 waarop in februari wél mest is uitgereden én op klei- en veengrond wordt wel een Nmin-bepaling geadviseerd. 3. De bemonstering voor de Nmin-bepaling na opkomst dient in het 3-4- bladstadium plaats te vinden en 15-20 cm naast de rij zodat een eventuele bijbemesting vóór het 6-bladstadium kan worden uitgevoerd. Een Nminbepaling is alleen zinvol als het voorjaar uitzonderlijk nat en koud is geweest en er door verwachte geringe mineralisatie en/of uitspoeling twijfels bestaan over de beschikbaarheid van voldoende stikstof. Het uitvoeren van een bijbemesting is alleen lonend als de hoeveelheid Nmin bij late bemonstering lager is dan 175 kg per ha. In het algemeen wordt een strategie met gedeelde giften niet aanbevolen. 4. Voor ondersteuning van de jeugdgroei is het raadzaam om 20-30 kg N per ha van de adviesgift als rijenbemesting met kunstmest toe te dienen. Rijenbemesting met stikstof kan tot een niveau van 120 kg per ha worden uitgevoerd zonder grote gewasschade. Wanneer tevens fosfaatkunstmest in de rij wordt toegediend, kan het beste een niveau van maximaal 120 kg stikstof en fosfaat per ha gezamenlijk worden aangehouden. 5. Rijenbemesting met stikstof (zowel kunstmest als dierlijke mest) geeft 1,25 maal betere stikstofwerking dan volvelds toediening. Dit betekent dat voor zover de stikstof via rijenbemesting wordt toegediend, met 80% van de adviesgift uit Tabel 2.3 kan worden volstaan. Dit geldt ook voor een eventuele startgift. 6. Wanneer drijfmest in de rij wordt toegediend is het mogelijk dat het stikstofadvies niet volledig gedekt wordt. Momenteel is het technisch niet mogelijk om tegelijkertijd met de drijfmestrijenbemesting een rijenbemesting met kunstmest uit te voeren. Het wordt echter afgeraden om eventuele kunstmestaanvullingen volvelds toe te dienen omdat deze weinig effectief zijn bij dergelijke bemestingsniveaus. 7. Bij rijenbemesting met drijfmest dient niet meer dan 30-35 m 3 per ha te worden toegediend omdat anders de mest onvoldoende wordt ondergewerkt. Doordat met relatief zware machines over geploegd land wordt gereden is op lagere en/of zwaardere gronden de kans op structuurschade aanwezig. Voorkom dat zaad in de drijfmest terechtkomt. Dit heeft een slechtere opkomst tot gevolg. 8. Voor de N-nawerking van groenbemesters en oogstresten wordt verwezen naar hoofdstuk 2.10. GPS 9. De 1 e gift toedienen in het vroege voorjaar (februari/maart).
14 10. De 2 e gift toedienen bij begin stengelstrekking (groeistadium 6-7 volgens Feekes, DC 31-32).
Page 2 and 3: Adviesbasis voor de bemesting van a
Page 4 and 5: PPO verricht onder andere praktijkg
Page 6 and 7: 3.1 Bodemgericht advies 55 3.2 Gewa
Page 8: 1 1. Inleiding Als gevolg van het g
Page 11 and 12: 4 2.1 Granen In Tabel 2.1 staan de
Page 13 and 14: 6 2.2 Aardappelen In Tabel 2.2 staa
Page 15 and 16: 8 3. Een te laag gehalte betekent n
Page 17 and 18: 10 160 Normtraject nitraatgehalte i
Page 19: 12 2.4 Voedergewassen Dit betreft d
Page 23 and 24: 16 2.6 Graszaad In Tabel 2.5 staan
Page 25 and 26: 18 2.7 Overige akkerbouwgewassen In
Page 27 and 28: 20 2.9 Vollegrondsgroenten In Tabel
Page 29 and 30: 22 Vervolg Tabel 2.8. Gewas Basisgi
Page 31 and 32: 24 Rammenas 50 30 Rettich (Daikon-t
Page 33 and 34: 26 Spruitkool 10, 11, 12 230 - Nmin
Page 35 and 36: 28 • Niet-N-gevoelige rassen: Nmi
Page 37 and 38: 30 worden genomen, uitgaande van ee
Page 39 and 40: 32 2.10.2 Oogstresten In Tabel 2.13
Page 41 and 42: 34 2.11 Stikstofbijmestsysteem op b
Page 43 and 44: 36 3. De bijmestgiften dienen te wo
Page 45 and 46: 38 Gewas Tijdstip N-gift (kg/ha) Pr
Page 47 and 48: 40 rassen met een vroegrijpheidscij
Page 49 and 50: 42 Aardbei, verlate teelt (oogst va
Page 51 and 52: 44 laag als voor het hele perceel,
Page 53 and 54: 46 2.11.6 Kropsla N-opnamecurven Kr
Page 55 and 56: 48 Prei, late herfstteelt en winter
Page 57 and 58: 50 2.11.8 Spinazie N-opnamecurven S
Page 59 and 60: 52 Opmerkingen en uitgangspunten NB
Page 61 and 62: 54 IJssla, herfst, klei N-opname (k
Page 63 and 64: 56 een afvoer van 60-70 kg P2O5/ha/
Page 65 and 66: 58 Tabel 3.4. Geadviseerde hoeveelh
Page 68 and 69: 61 4. Kali Evenals bij fosfaat hang
Page 70 and 71:
63 Zeer laag < 7 < 11 - < 9 Laag 7-
Page 72 and 73:
65 28 60 70 30 50 50 32 40 30 34 30
Page 74 and 75:
67 Opmerkingen bij Tabel 4.6 1. Voo
Page 76 and 77:
69 Tabel 4.8. Geadviseerde kaligift
Page 78 and 79:
71 Tabel 5.1. Waardering van de pH-
Page 80 and 81:
Page 82 and 83:
Tabel 5.3. Waardering van de pH-KCl
Page 84 and 85:
Vervolg Tabel 5.3. Waardering Organ
Page 86 and 87:
Page 88 and 89:
81 Tabel 5.9. Lutumgehalte Waarderi
Page 90 and 91:
83 5.3. Berekening kalkgiften 5.3.1
Page 93 and 94:
86 Tabel 5.13. pH-daling in relatie
Page 95 and 96:
88 voorkomen, wordt geadviseerd een
Page 97 and 98:
90 6.1.2 Intensieve vollegrondsgroe
Page 100 and 101:
93 7. Sporenelementen 7.1 Borium De
Page 102 and 103:
95 Beslisschema boriumbemesting Gew
Page 104 and 105:
97 4. Bij twijfel over de optredend
Page 106 and 107:
vastgesteld zinkbemestingsadvies be
Page 108 and 109:
101 Tabel 8.1. Gemiddelde samenstel
Page 110 and 111:
103 8.2 Werking van organische mest
Page 112 and 113:
105 Tabel 8.4. Mestsoort Stikstofwe
Page 114 and 115:
107 totaal bij varkensdrijfmest. In
Page 116:
109
Page 119 and 120:
I - 2
Page 121 and 122:
II - 2 Mangaan (Mn reduceerbaar) IC
Page 124 and 125:
III - 1 Bijlage III. Grondmonsters
Page 126 and 127:
IV- 1 Bijlage IV. Mineralengehalten
Page 128 and 129:
V - 1 Bijlage V. Volumegewicht gron
Page 130:
VI - 1 Bijlage VI. Overzicht gronds
show all

Adviesbasis bemesting akkerbouw - Kennisakker.nl

Create successful ePaper yourself

Delete template?

Save as template?