Geschiedenis van Enschede
Geschiedenis van Enschede
Geschiedenis van Enschede
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Wim H. Nijhof<br />
GESCHIEDENIS<br />
<strong>van</strong><br />
ENSCHEDE<br />
stad uit stoom en strijd
Wim Wim H. H. Nijhof<br />
GescHiedeNis <strong>van</strong> <strong>van</strong> eNscHede<br />
stad stad uit uit stoom en en strijd<br />
Vrijdag 31 31 oktober 2014 2014 verschijnt<br />
het het boek GescHiedeNis <strong>van</strong> <strong>van</strong><br />
eNscHede, stad stad uit uit stoom en en strijd.<br />
dit in is deze een bijlage voorproefje. <strong>van</strong> n in Sliepsteen het boek,<br />
met vertellen in totaal wij bijna u iets 450 over bladzijden, dit boek.<br />
staan Het is rijk een geïllustreerde voorproefje. verhalen in het boek,<br />
over met mensen in totaal die bijna in de 450 stad bladzijden, leefden<br />
en staan leven, rijk over geïllustreerde oorlogen, branden, verhalen<br />
feesten, over mensen villa’s en die krotten, in de stad fabrieken leefden<br />
en en arbeiders, leven, over stakingen, oorlogen, kortom, branden,<br />
over feesten, alles wat villa’s er en in krotten, een stad fabrieken als<br />
enschede arbeiders, in vele stakingen, eeuwen gebeurde. kortom,<br />
steeds over alles weer wat stond er in die een stad stad op, als na<br />
rampen, enschede branden in vele en eeuwen oorlogen, gebeurde. als<br />
een steeds Phoenix weer die stond puin die en stad roet op, <strong>van</strong> na<br />
de rampen, schouders branden schudt en en oorlogen, het leven als<br />
weer een oppakt. Phoenix Het die boek puin en vertelt roet <strong>van</strong><br />
over de schouders stoom die schudt de stad en het glorie leven<br />
bracht, weer oppakt. rijkdom, Het maar boek ook vertelt strijd, <strong>van</strong><br />
arbeiders, over stoom de strijd die voor de stad herbouw glorie en<br />
vernieuwing. bracht, rijkdom, enschede maar is ook de strijd, stad uit <strong>van</strong><br />
stoom arbeiders, en strijd. de strijd voor herbouw en<br />
vernieuwing. enschede is de stad uit<br />
stoom en strijd.<br />
Boeiend boek vol verhalen<br />
over geschiedenis <strong>Enschede</strong><br />
Het is heel lang geleden dat er een boek verscheen over de<br />
geschiedenis <strong>van</strong> <strong>Enschede</strong>, een halve eeuw, want in 1962 publiceerde<br />
L.A. Stroink zijn nog steeds veel geraadpleegde kroniek<br />
<strong>van</strong> de historie <strong>van</strong> stad en streek, onder de titel Stad en land <strong>van</strong><br />
Twente. In 2008, bij het verschijnen <strong>van</strong> mijn proefschrift over<br />
Jan Herman <strong>van</strong> Heek, Kunst, katoen en kastelen. J.H. <strong>van</strong> Heek,<br />
1873-1957, wist ik één ding zeker, ik wilde me de volgende jaren<br />
inzetten voor een boek over de historie <strong>van</strong> mijn geboortestad.<br />
Het boek is nu klaar, het verschijnt op 31 oktober a.s.<br />
Wie mijn boeken heeft gelezen, weet dat ik meer een verhalenverteller<br />
ben, niet direct een schrijver die de gebeurtenissen <strong>van</strong><br />
elfduizend jaar menselijk leven in <strong>Enschede</strong> en omgeving keurig<br />
op een rijtje zet. Verhalen dus, in <strong>Geschiedenis</strong> <strong>van</strong> <strong>Enschede</strong>,<br />
over de eerste bewoners, over de Tachtigjarige Oorlog, de Franse<br />
Tijd, de wereldoorlogen, stadsbranden, textielfabrikanten, rijke<br />
bazen in hun villa’s en arme arbeiders in krottenbuurten, over<br />
koningen en burgemeesters, over de buurschappen Boekelo,<br />
Glanerbrug, Lonneker en Usselo, over landgoederen en woonkasteeltjes,<br />
over de voetbalclubs, over kunstenaars, schilders en<br />
dichters.<br />
Ik heb de teksten soms wat persoonlijk gemaakt, ik vertel verhalen<br />
uit mijn jeugd in <strong>Enschede</strong>, over mijn Opa die de stakingen<br />
in de twintigste eeuw meemaakte, over mijn vader die in de oorlog<br />
tijdens een razzia werd opgepakt en nooit terugkwam, over<br />
mijn zoektocht naar een Joodse klasgenote die overleefde.<br />
<strong>Enschede</strong> is de geboorteplek <strong>van</strong> belangrijke kunstenaars,<br />
schilders en dichters die in mijn boek aan de orde komen, tijdgenoten<br />
<strong>van</strong> mij, die ik goed ken. H.H. ter Balkt, voor mij Harrie,<br />
die prachtige gedichten heeft geschreven, landelijk bekend is,<br />
ook als Habakuk de Balker II. Jan Cremer, schilder en schrijver,<br />
<strong>van</strong> wie ik diverse schilderijen thuis heb hangen, wiens boeken<br />
in mijn kast staan. Willem Wilmink, de dichter, die ontroerend<br />
mooie gedichten heeft gemaakt. U vindt werk <strong>van</strong> hen en enige<br />
anderen verspreid door het boek, passend bij één <strong>van</strong> de vele<br />
verhalen.<br />
Wim H. Nijhof<br />
2<br />
Dr. Wim H. Nijhof is geboren op 10 oktober 1939 in <strong>Enschede</strong>.<br />
Na zijn gymnasiumjaren aan Het <strong>Enschede</strong>es Lyceum werd hij<br />
leerling-journalist bij Tubantia, tot 1 januari 1963, toen hij<br />
naar Het Vrije Volk vertrok. Hij werkte daarna voor diverse<br />
dagbladen, het laatst in zijn journalistieke carrière als chef<br />
<strong>van</strong> de stadsredactie <strong>van</strong> de Twentsche Courant in Hengelo.<br />
Vanaf 1970 woont hij in Apeldoorn, waar hij werkte als<br />
voorlichter <strong>van</strong> de gemeente Apeldoorn en daarna tot 2000<br />
een communicatie-adviesbureau leidde. Hij promoveerde in<br />
2008 op zijn biografie <strong>van</strong> Jan Herman <strong>van</strong> Heek en schreef<br />
ondermeer boeken over het textieldorp Haaksbergen en de<br />
troebelen in de Twentse textiel. (www.devalkenberg.nl)
Elfduizend jaar geleden woonden<br />
hier al zwervers in een soort tent<br />
Elfduizend jaar geleden woonden er al mensen in<br />
<strong>Enschede</strong>. Zwervers waren het, jagers-verzamelaars<br />
die ongedurig <strong>van</strong> de ene naar de andere plaats trokken,<br />
levend <strong>van</strong> jacht op edelherten, reetjes, elanden,<br />
ganzen en vissen uit de veldplassen. Hun dagelijkse<br />
maal vulden ze aan met wat de bodem opleverde aan<br />
eetbare wortels en wilde vruchten, zoals de bessen<br />
<strong>van</strong> de kraaiheide. Er woonden en werkten ook jagers<br />
in ateliers of werkruimten, in een soort tent vermoedelijk,<br />
<strong>van</strong> ongeveer 2,5 bij 3 meter, onder huiden <strong>van</strong><br />
dieren, gespannen over kegelvormige palen.<br />
Maar is <strong>Enschede</strong> dan al zo oud, elfduizend jaar Hoe<br />
oud de stad eigenlijk is weten we niet. Negentig jaar geleden,<br />
in de jaren twintig, moest de Grote Kerk worden<br />
gerestaureerd. Bij het opbreken en ontgraven <strong>van</strong><br />
de vloer in de kerk werd een groot aantal zwerfkeien<br />
aangetroffen, die ongeordend, dicht bijeen, in de bodem<br />
lagen. Een deskundige hield vol dat die vloer een<br />
hunebed was, anderen meenden dat het overblijf selen<br />
waren <strong>van</strong> een zeer oude, primitieve kerk. De gro te<br />
veldkeien zouden fundamentstenen <strong>van</strong> een oude<br />
houten kerk kunnen zijn. Jan Herman <strong>van</strong> Heek, de<br />
fabrikant die naast de kerk woonde, hield vol dat deze<br />
plek, voordat het christendom hier was verkondigd,<br />
een Germaanse verzamelplaats was geweest, dit was<br />
dus ‘de oorsprong <strong>van</strong> <strong>Enschede</strong>’. In elk geval was het<br />
volgens Van Heek zeker dat er een houten kerkje had<br />
gestaan, voordat de eerste stenen kerk was gebouwd.<br />
Maar echte zekerheid hebben we nog steeds niet.<br />
Wat we wel weten, is dat <strong>Enschede</strong> in 1325 stadsrechten<br />
kreeg <strong>van</strong> de Utrechtse bisschop Jan <strong>van</strong><br />
Diest en een stadszegel mocht gaan voeren, om officiële<br />
stukken te waarmerken. Het eerste zegel stelde<br />
de patroon <strong>van</strong> de kerk en <strong>van</strong> de parochie voor, Sint<br />
Jacobus de Meerdere, die in de linkerhand een staf<br />
vasthield en op de uitgespreide rechterhand de kerk<br />
droeg. Er stond een randschrift op: S(igillum) opidi<br />
<strong>Enschede</strong>. Dit zegel, gevoerd tot 1647, was tegelijkertijd<br />
het stadswapen dat op oude gedenkpenningen<br />
voorkomt. In de zeventiende eeuw kreeg <strong>Enschede</strong><br />
een nieuw zegel, vermoedelijk na de eerste Münsterse<br />
Oorlog (1665-1666). Op dat zegel stond een slaghek,<br />
drie dwarsbalken samengehouden door twee kruisbalken,<br />
in het midden door twee touwen kruiselings verbonden.<br />
Met dit zegel en ook met de toen ingevoerde<br />
schrijfwijze Eindschede wilde het stadsbestuur benadrukken,<br />
dat <strong>Enschede</strong> de ‘eindscheiding’ was tussen<br />
Overijssel en het bisdom Münster. Vanaf 1819 mocht<br />
<strong>Enschede</strong> het wapen met het rode hek voeren, zo besliste<br />
de Hoge Raad <strong>van</strong> Adel.<br />
Bij de samenvoeging<br />
<strong>van</strong> de gemeenten<br />
<strong>Enschede</strong> en<br />
Lonneker in 1934<br />
werd dit wapen<br />
met twee kleine<br />
wijzigingen – zonder<br />
Andrieskruis en<br />
de afronding <strong>van</strong><br />
het schild aan de<br />
onderkant – het<br />
stadswapen <strong>van</strong> de<br />
nieuwe gemeente<br />
<strong>Enschede</strong>.<br />
3
Herman Heijenbrock fantaseert<br />
over Ellende <strong>van</strong> <strong>Enschede</strong><br />
Wie ooit een boek over gebeurtenissen uit de geschiedenis<br />
<strong>van</strong> <strong>Enschede</strong> heeft gelezen, kent het befaamde<br />
schilderij <strong>van</strong> <strong>Enschede</strong> als industriestad in de Eerste<br />
Wereldoorlog, in 1916 gemaakt door Herman Heijenbrock,<br />
de socialistische schilder <strong>van</strong> de arbeid. Op<br />
dit schilderij, dat als schoolplaat in tientallen, misschien<br />
wel honderden schoollokalen in Nederland<br />
hing, toont Heijenbrock zijn visie op wat hij voelde<br />
als de Ellende <strong>van</strong> <strong>Enschede</strong>. De lucht is grijsgauw <strong>van</strong><br />
de stoom uit enkele tientallen walmende schoorstenen.<br />
Verbeeldde hij zo de armoede Op de voorgrond<br />
tuft het treintje richting Duitse grens. De kerk staat<br />
keurig in het midden. Hij heeft alles gezien <strong>van</strong>uit de<br />
toren <strong>van</strong> de Janninkfabrieken aan de Haaksbergerstraat.<br />
Maar had <strong>Enschede</strong> echt zoveel schoorstenen<br />
Of overdreef de schilder, uit effectbejag<br />
Deze foto is gemaakt<br />
in 1906, door een<br />
onbekende fotograaf.<br />
Stond hij op de<br />
fabriekstoren <strong>van</strong><br />
Jannink Kende<br />
Herman Heijenbrock<br />
deze foto, toen hij<br />
tien jaar later in<br />
<strong>Enschede</strong> kwam<br />
Hulpstation en moestuin<br />
Heijenbrock was de schilder <strong>van</strong> de arbeid. Hij schilderde<br />
in de Rotterdamse haven, het decor <strong>van</strong> zijn<br />
jeugdjaren, in de Limburgse mijnstreek, de Zaanstreek,<br />
in staalfabrieken, hoogovens, havens, mijnen,<br />
en in <strong>Enschede</strong>. Vanuit een sterk sociaal engagement<br />
verwerkte hij zijn ervaringen en gevoelens in pasteltekeningen<br />
en olieverfschilderijen <strong>van</strong> arbeid, nijverheid<br />
en industrie. Zijn schoolplaat <strong>van</strong> <strong>Enschede</strong> als<br />
industriestad was overigens niet Heijenbrocks eerste<br />
schilderij <strong>van</strong> de textielstad <strong>Enschede</strong>.<br />
In 1913 had hij al twee pasteltekeningen gemaakt,<br />
bestemd voor een schoolplaat <strong>van</strong> uitgever Jaap<br />
Noordhoff in Groningen. Bij het binnenkomen <strong>van</strong> de<br />
stad – hij had de trein genomen – was de kunstenaar<br />
getroffen door de drukte en bezigheid rondom het<br />
station. Vrouwen werkten op het land, op het smalle<br />
paadje langs het spoor liepen twee mannen, een fietser<br />
naderde, spoedig moesten de wandelaars een stap<br />
opzij zetten. Een stoomlocomotief was zojuist vertrokken,<br />
nieuwe vrachten arriveerden per paard en<br />
wagen. Op de achtergrond dampten de schoorstenen<br />
<strong>van</strong> de textielfabrieken <strong>van</strong> Van Heek & Co.<br />
Maar de uitgever was niet tevreden, las Heijenbrock<br />
uit de brief die hij <strong>van</strong> Noordhoff kreeg:<br />
Sinds enige tijd heb ik [...] het schilderij <strong>van</strong> Almelo<br />
of Hengelo ont<strong>van</strong>gen, om [...] tot een beslissing<br />
te komen. Ik moet zeggen dat de plaat mij als<br />
zoodanig ook niet zeer bevalt. Het schilderij geeft<br />
in het geheel niet het aanzien <strong>van</strong> een fabrieksstad,<br />
maar ik zie hierop niets anders dan een hulpstation<br />
of loods met een locomotief en op den voorgrond<br />
een moestuin. Alleen de schoorstenen op de<br />
achtergrond wijzen op fabrieken.<br />
Uitgever Noordhoff was tot de conclusie gekomen,<br />
‘dat deze plaat dus in geen geval in de serie’ kon<br />
worden opgenomen. Twee eerdere schilderijen <strong>van</strong><br />
Heijen brock, een ‘turfplaat’ en die <strong>van</strong> de mijnen in<br />
Zuid-Limburg, waren eerder al afgewezen.<br />
Heijenbrock kreeg een herkansing. Dat de uitgever<br />
hem ondanks de eerdere ervaringen toch weer<br />
een opdracht gaf, was waarschijnlijk omdat schilders<br />
4
Uitgever Noordhof<br />
keurde twee<br />
pasteltekeningen <strong>van</strong><br />
Herman Heijenbrock<br />
af, die de kunstenaar<br />
in 1913 had gemaakt,<br />
bij het station.<br />
Herman Heijenbrock<br />
maakte in 1916<br />
deze ‘schoolplaat’,<br />
die onder de titel<br />
Industriestad in tal<br />
<strong>van</strong> Nederlandse<br />
klaslokalen heeft<br />
gehangen.<br />
<strong>van</strong> industriële onderwerpen schaars waren. Heijenbrock<br />
was weliswaar niet de enige schilder die zich<br />
bezig hield met de uitbeelding <strong>van</strong> de werkende mens<br />
en de industrie, hij was wel de enige die dit onderwerp<br />
tot zijn levenswerk had gemaakt. In 1916 trok<br />
Heijenbrock, met Roelof Schuiling, die de teksten<br />
schreef bij de schoolplaten <strong>van</strong> Noordhoff, wederom<br />
naar <strong>Enschede</strong>. Op zijn verkenningstocht door het<br />
stadje zal Heijenbrock, bepakt met schildergerei, getroffen<br />
zijn door de alom rokende schoorstenen, tientallen<br />
in zijn ogen, en hebben gezocht naar een hoog<br />
standpunt, om dit overweldigende beeld vast te leggen.<br />
Zijn imponerende stadspanorama met meer dan<br />
dertig schoorstenen die rook en stank over de stad<br />
uitstortten, schetste hij naar alle waarschijnlijkheid<br />
<strong>van</strong>af de toren <strong>van</strong> de textielfabriek <strong>van</strong> Jannink aan<br />
de Haaksbergerstraat. Oorspronkelijk was zijn idee<br />
zeker niet, wellicht kende hij de foto die een onbekende<br />
fotograaf in 1906 <strong>van</strong> de textielstad maakte,<br />
ongeveer <strong>van</strong>af hetzelfde standpunt, met ook in de<br />
verte de rokende schoorstenen <strong>van</strong> het textielstadje.<br />
Of Heijenbrock al die schoorstenen echt zag <strong>van</strong>af<br />
zijn hoge standpunt, is de vraag. Kenners <strong>van</strong> het<br />
werk <strong>van</strong> de schilder weten dat hij het niet altijd even<br />
nauw nam met de realiteit, dat hij geneigd was niet<br />
te schilderen als een fotograaf, maar als een kunstenaar<br />
die zijn fantasie liet werken, de werkelijkheid<br />
scherper aanzette dan een ander beleefde, zijn rood<br />
was roder, zijn blauw blauwer. Dat hij een fabrieksstad<br />
schilderde, was overduidelijk, en ach .... enkele<br />
schoorstenen meer of minder, wat maakte het uit. De<br />
lucht was misschien wat grijzer en grauwer dan hij<br />
met zijn ogen zag, de somberheid en neerslachtigheid<br />
moesten als het ware uit het schilderij knallen, zo<br />
wilde hij de Ellende <strong>van</strong> <strong>Enschede</strong> vastleggen, triest,<br />
treurig, troosteloos. Maar werkelijkheid of fantasie,<br />
dit schilderij werd een schoolplaat die in tientallen<br />
klaslokalen door heel het land <strong>Enschede</strong> presenteerde<br />
als een grauwe, sombere textielstad, een beeld dat in<br />
de volgende halve eeuw nauwelijks zou veranderen.<br />
Maar onder die harde realiteit ligt een andere waarheid,<br />
die de schilder niet kon tonen, de wilskracht en<br />
het elan waarmee <strong>Enschede</strong> streed voor de stad, voor<br />
haar toekomst, om steeds weer uit de ellende te komen,<br />
na oorlogen en branden, na de teloorgang <strong>van</strong><br />
de textielindustrie.<br />
5
Wohnsiedlungen in Ruhrgebiet<br />
model voor tuindorp Pathmos<br />
Het al jaren<br />
bestaande<br />
‘eendenparkje’,<br />
officieel het Thomas<br />
Ainsworth Park, werd<br />
opgenomen in de<br />
nieuwe woonbuurt<br />
het Pathmos.<br />
Het Pathmos is een bijzondere buurt in <strong>Enschede</strong>.<br />
Wie iemand de stad wil laten zien, mag het Pathmos<br />
niet overslaan. Wie er rondwandelt, verbaast zich, het<br />
park, de school, de winkels, de bogen die unieke doorkijkjes<br />
opleveren. Maar wie weet dat deze buurt bijna<br />
een eeuw geleden is gebouwd mede naar voorbeeld<br />
<strong>van</strong> Duitse Wohnsiedlungen in het Ruhrgebiet, voor<br />
arbeiders <strong>van</strong> het staalbedrijf Krupp<br />
De ontwerper <strong>van</strong> het Pathmos was Willem Karel<br />
(Wim) de Wijs, vermoedelijk door burgemeester Edo<br />
Bergsma zelf aangetrokken om de nieuwe woonwijk<br />
te ontwerpen. Waarschijnlijk had Bergsma De Wijs<br />
ontmoet tijdens een bezoek aan de Siedlung Beisenkamp<br />
en had hij de jonge architect gevraagd naar <strong>Enschede</strong><br />
te komen, waar de plannen voor het Pathmos<br />
rijpten. Bergsma zag in hem de man die deze plannen<br />
vorm kon geven volgens de in Essen en omgeving al<br />
toegepaste filosofie <strong>van</strong> tuinsteden, waarmee De Wijs<br />
als directievoerder <strong>van</strong> de Siedlung Beisenkamp en<br />
een soortgelijk project elders ervaring had opgedaan.<br />
In 1911 begon De Wijs in <strong>Enschede</strong> als gemeentearchitect<br />
c.q. adjunct-directeur <strong>van</strong> gemeentewerken.<br />
Wie het Pathmos kent, ontdekt dat De Wijs bij het<br />
maken <strong>van</strong> de plannen voor het Pathmos ook zijn eigen<br />
ervaringen met de Wohnsiedlungen in het Ruhrgebiet<br />
heeft verwerkt. Hij had, na zijn studie bouwkunde<br />
in Delft, zijn eerste praktijkervaring opgedaan<br />
in de Duitse industriestad Essen, waar hij directievoerder<br />
was <strong>van</strong> een bijzonder project, nederzettingen<br />
voor de arbeiders <strong>van</strong> de firma Krupp, het grote<br />
staalbedrijf. Het was een plan met een hoog ambitieniveau.<br />
Vooral Margarethe Krupp, echtgenote <strong>van</strong><br />
filan troop Friedrich Albert Krupp, wilde arbeiders<br />
een lieflijke, vertrouwde omgeving bieden.<br />
De Wijs werkte ook mee aan het project Krupp’sche<br />
Kleinwohnungsbauten, gerealiseerd tussen 1907 en<br />
1912, met name de Siedlung Beisenkamp in Datteln,<br />
in de buurt <strong>van</strong> Recklinghausen. Daar waren<br />
duizend woningen gebouwd, naar ontwerpen <strong>van</strong> de<br />
hoofdarchitect <strong>van</strong> Krupp, Robert Schmohl, die met<br />
Wohnsiedlungen in Essen, Bochum en Rheinhausen<br />
al school had gemaakt. Schmohl had overigens goed<br />
gekeken naar de tuinsteden in Engeland, waarin de<br />
ideeën <strong>van</strong> Ebenezer Howard vorm hadden gekregen.<br />
Deze ideeën <strong>van</strong> de Londense rijksambtenaar, over<br />
de garden city, het ideale alternatief voor de grote moderne<br />
stad, een tuinstad, speelden zeker ook een rol in<br />
de ontwerpen <strong>van</strong> Wim de Wijs. Howard pleitte voor<br />
een ring <strong>van</strong> satellietsteden op geruime afstand <strong>van</strong> de<br />
grote steden, waarin de voordelen <strong>van</strong> de grote stad:<br />
werkgelegenheid en een hoog voorzieningenniveau,<br />
werden gecombineerd met die <strong>van</strong> het platteland:<br />
frisse lucht, woningen met een (moes)tuin, gezonde<br />
voeding, ruimte voor spel en recreatie, vooral ook in<br />
de openlucht, in de nabijheid <strong>van</strong> de woning. Ontdaan<br />
<strong>van</strong> al te idealistische ideeën was deze grondgedachte<br />
ook in Twente omarmd, in Hengelo in het Tuindorp<br />
Het Lansink en in <strong>Enschede</strong> in de woonwijk Pathmos.<br />
6
Eén <strong>van</strong> de fraaie<br />
doorkijkjes in het<br />
Pathmos.<br />
Een belangrijk uitgangspunt vormde voor Wim de<br />
Wijs ook de aanwezige beplanting rondom het oude<br />
landhuis <strong>van</strong> Helmich August <strong>van</strong> Heek, ‘mooi geboomte<br />
en een vijvertje’. Ook liet hij zich inspireren<br />
door Camillo Sitte, die in 1889 het boek Der Städtebau<br />
nach seinen künstlerische Grundsätzen had gepubliceerd,<br />
dat toonaangevend was geworden in Europa en<br />
zeker ook in ons land, waar stedenbouwkundigen als<br />
Granpré Molière en zijn compagnon P. Verhagen zijn<br />
ideeën volgden. Sitte propageerde de ruimtelijke werking<br />
<strong>van</strong> de middeleeuwse stadsplattegrond met onregelmatige<br />
stadjes en pleinen.<br />
Singels, een ‘ceintuurbaan’<br />
Het Pathmos werd gebouwd op basis <strong>van</strong> het uitbreidingsplan<br />
<strong>van</strong> de gemeente <strong>van</strong> 1907. Het hield uiteraard<br />
rekening met de te verwachten groei <strong>van</strong> de stad.<br />
<strong>Enschede</strong> zou de komende veertig jaar uitgroeien tot<br />
een stad <strong>van</strong> 100.000 inwoners, een voorspelling overigens<br />
die uitkwam, in 1947 schreef <strong>Enschede</strong> de honderdduizenste<br />
in. Het plan hield dus rekening met de<br />
behoeften <strong>van</strong> een stad <strong>van</strong> enige om<strong>van</strong>g: niet alleen<br />
huizen, zoals Het Pathmos, vooral ook hoge gebouwen,<br />
althans aan de grote verkeerswegen tussen<br />
de oude stad en de buitenstad, de voorsteden en omliggende<br />
gemeenten. Dit plan introduceerde ook de<br />
singels, die weliswaar nog niet zo werden genoemd<br />
en nog gewoon rondweg heetten: ‘eene ringvormige<br />
straat of ceintuurbaan’, die via uit de binnenstad komende<br />
wegen te bereiken was.<br />
Bergsma bracht de ideeën <strong>van</strong> de Duitse stedenbouwer<br />
R. Eberstadt in praktijk. Eberstadt stond als<br />
ideaal voor ogen dat de uitbreiding <strong>van</strong> een stad<br />
plaats vindt door de oude stad te ontsluiten met een<br />
ring <strong>van</strong> groen, <strong>van</strong> waaruit opnieuw stroken groen<br />
straalsgewijs kunnen uitlopen naar een wijdere kring.<br />
De rondweg – dus de singels – werd later het belangrijkste<br />
kenmerk <strong>van</strong> het <strong>Enschede</strong>se uitbreidingsplan.<br />
Verkeerswegen moesten ruimte bieden aan een dub -<br />
belspoor-tramweg, een dubbele rijweg voor rij- en voer -<br />
tuigen, die ‘voor de trottoirs moesten kunnen blijven<br />
staan zonder voor een tramwagen te behoeven weg te<br />
gaan en voorts breede voetpaden’. Uiteraard dachten<br />
de stadsbestuurders aan de ontwikkeling <strong>van</strong> handel<br />
en industrie. Bestaande fabrieken mochten niet worden<br />
ingeklemd door straten, er diende ruimte te zijn<br />
voor uitbreiding. Voor nieuwe fabrieken moesten langs<br />
de spoorlijnen grote terreinen worden gereserveerd.<br />
7
Glanerbrug, klinkende naam<br />
in kunstenaarsland<br />
Het schilderij Uitgaan<br />
<strong>van</strong> de fabriek<br />
maakte Bart <strong>van</strong> der<br />
Leck in 1910.<br />
Van 10 september tot 27 november 1994 was in het<br />
Kröller-Müller Museum in Het Nationale Park De<br />
Hoge Veluwe een bijzondere tentoonstelling te zien<br />
<strong>van</strong> werk <strong>van</strong> de beroemde Nederlandse kunstenaar<br />
Bart <strong>van</strong> der Leck. Eén <strong>van</strong> de pronkstukken was een<br />
schilderij, olieverf op doek, 1,20 x 1,20 meter, dat de<br />
kunstenaar schilderde in 1910, nadat hij twee jaar<br />
eerder een voorstudie had gemaakt.<br />
Vroegen bewonderende bezoekers zich af waar<br />
het olieverfschilderij gemaakt zou kunnen zijn, een<br />
voorstudie maakte het duidelijk, het was een grote<br />
fabriek, met twee schoorstenen, een sliert <strong>van</strong> zwijgende<br />
mannen en vrouwen, die huiswaarts keren,<br />
enkele tientallen mannen en vrouwen, geschilderd<br />
tegen toonloos grauwe fabrieksmuren, troosteloos<br />
en triest zijn hun blikken, vermoeid hun schreden,<br />
het Uitgaan <strong>van</strong> de fabriek, ‘mensen met gezichten als<br />
maskers, geen individuen, ieder een anoniem deel<br />
<strong>van</strong> de groep’, zoals een recensent schreef. Deze<br />
‘industriële omgeving met toch nog streekgebonden<br />
folkloristische achtergronden [...] enerzijds een traditioneel<br />
boerendorp, anderzijds een snel groeiende<br />
bevolking <strong>van</strong> textielarbeiders’, was het Twentse<br />
grensdorp Glanerbrug, mannen en vrouwen die in<br />
één lange rij naar huis trokken, doodvermoeid, met<br />
uitdrukkingsloze gezichten, na een lange, eentonige<br />
werkdag in de fabriekshallen <strong>van</strong> de Spinnerei Eilermark,<br />
in het Duitse dorp Gronau, enkele tientallen<br />
meters over de grens.<br />
Hoe kwam Bart <strong>van</strong> der Leck, één <strong>van</strong> Nederlands<br />
grootste kunstenaars, in 1876 geboren in Utrecht,<br />
zoon <strong>van</strong> een huisschilder, werkend in Amsterdam,<br />
in Glanerbrug terecht, toch een onbetekenend dorp<br />
in een achterhoek <strong>van</strong> ons land Het was de liefde<br />
voor een onderwijzeres, een tekenares ook <strong>van</strong> landschappen<br />
en portretten, Bertha Teerink, die woonde<br />
in het dorp Glanerbrug, waar ze in 1883 was geboren.<br />
Het paar verloofde zich in 1906 en trouwde op<br />
18 juli 1912.<br />
In die jaren was Van der Leck herhaalde malen<br />
langdurig in <strong>Enschede</strong> en in Glanerbrug, waar hij acht<br />
maanden woonde, <strong>van</strong> 1 februari tot 21 september<br />
1908. Hij leerde het dorp kennen en waarderen en<br />
verdiepte zich in de textielindustrie, verbaasd en verwonderd<br />
was hij telkens weer. Bart schreef een vriend<br />
over de textielfabriek Eilermark, waar hij kennelijk op<br />
bezoek was geweest.<br />
Kerel ik wou, dat je de machinekamer <strong>van</strong> zo’n grote<br />
spinnerij eens kon zien! – he wat is dat heerlijk,<br />
je hebt nooit zulk reuzenwerk gezien <strong>van</strong> ijzer en<br />
staal. ’t is zo prachtig, je vergeet ’t je leven niet,<br />
evenmin dan een portret <strong>van</strong> die of die, - zoo’n<br />
fabriek ook, hè ’t is zoo mooi, modern hoor!<br />
Zo werd Glanerbrug een klinkende naam in kunstenaarsland.<br />
8