FORE 2007 nr 4

Van de Opleiding-, Regel- en
Handicap Commissie (OR&Hcie)
Tee-Time
Oplossing Prijsvraag
In de vorige FORE is de vraag aan u voorgelegd
hoe moet worden gehandeld in de
volgende situatie: Bert en Michiel spelen
een strokeplaywedstrijd op onze baan. Op
hole 5 slaan de spelers ieder een hoge bal
direct in de bunker. De beide ballen zijn
zodanig ingebed in het zand dat op het
eerste gezicht niet is vast te stellen welke
bal van wie is. De ballen liggen bovendien
zo dicht naast elkaar dat verder spelen
met de ene bal haast onmogelijk is zonder
de andere bal daarbij te raken.
Wat zeggen de Regels hierover?
Hoe moeten of kunnen de spelers hun
spel vervolgen? En is hier een straf aan
verbonden?
Eén inzending
Bij de OR&H-Commissie is één inzending
binnengekomen. Het antwoord is helemaal
correct! Helaas zonder bronvermelding,
want de Commissie heeft de indruk
dat de inzender een wel zeer goed in de
golfsport ingevoerde bron heeft geraadpleegd.
Niet in de Regels
De oplossing van de prijsvraag is niet in
de Regels terug te vinden. Toch lijkt geen
sprake van een incident en zullen spelers
vaker voor dit raadsel zijn geplaatst.
En dat valt op te maken uit de Decisions
on the Rules of Golf die door de R&A elke
twee jaar worden samengevat in een boek-
werk van inmiddels ruim 500 pagina’s.
Het antwoord op de prijsvraag is namelijk
terug te vinden in Decision 1-4/6. Deze
Decision verwijst naar Regel 1-4 waarin
staat geschreven dat wanneer een
Golfregel niet voorziet in een oplossing,
de oplossing moet worden gevonden naar
redelijkheid ofwel “in equity”.
En dan nu de oplossing
Aangenomen wordt dat de speler zijn bal
niet onspeelbaar verklaart en dus niet
handelt volgens Regel 28.
De speler mag de bal die het verst van de
hole ligt, opnemen en identificeren volgens
Regel 12-2. Dit betekent dat de bal
niet verder mag worden schoongemaakt
dan nodig is om vast te stellen dat het zijn
bal is.
We onderscheiden dan twee situaties:
De opgenomen bal is inderdaad van de
speler en dus “de bal in het spel”. De speler
moet dan de bal terugplaatsen in zijn
oorspronkelijk ingebedde toestand.
Alvorens de bal te spelen mag de speler
zijn mede-competitor verzoeken diens bal
op te nemen volgens Regel 22-2 indien
sprake is van hinder. Deze heeft echter
niet het recht om de bal schoon te maken.
Blijkt na identificatie de bal niet van de
speler te zijn, dan moet hij de andere bal
spelen zonder verdere identificatie van
die bal. Blijkt de opgenomen bal ook niet
van de mede-competitor, dan mag de bal
worden verwijderd. Er is dan ook geen
sprake meer van hinder.
Nu zal in de situatie van Bert en Michiel
niet gauw een misverstand bestaan over
de vraag van wie nu die andere bal is.
18 FORE 2007 nr 4