Technische en praktische voorschriften - Junkers

Technische en praktische voorschriften
Prescriptions techniques et pratiques
FKT-1 S & FKT-1 W
vlak paneel voor dakmontage, voor zonne-energie-installaties Junkers
capteur plat monté sur toiture, pour installations solaires Junkers
Deze panelen dragen het keurmerk:
Ces capteurs sont agréés:
nv SERVICO sa
Kontichsesteenweg 60
2630 AARTSELAAR
TEL: 03 887 20 60
FAX:
03 877 01 29
Deutsche Fassung auf Anfrage erhältlich
N-F
Een onberispelijke werking kan slechts dan gewaarborgd
worden, wanneer de technische voorschriften strikt opge-
volgd
worden. Wijzigingen voorbehouden.
Wij verzoeken U deze voorschriften aandachtig te lezen
en ze aan de gebruiker te overhandigen. Deze laatste
dient ze zorgvuldig te bewaren.
DE INSTALLATIE, DE INBEDRIJFSTELLING, HET
ONDERHOUD EN DE NAVERKOOPSERVICE MOETEN
DOOR
EEN ERKENDE INSTALLATEUR GEBEUREN.
Un fonctionnement impeccable ne peut être garanti que
lorsque les prescriptions sont strictement observées.
Sous
réserve de modifications.
Nous vous prions de bien vouloir lire attentivement ces
prescriptions, de les remettre à l'utilisateur et de lui
conseiller de les conserver soigneusement.
L'INSTALLATION, LA MISE EN SERVICE, L'ENTRE
TIEN ET LE SERVICE APRES-VENTE DOIVENT ETRE
EFFECTUES PAR UN INSTALLATEUR AGREE.
6 720 612 602 (2007.01 BL-NL/FR)

INHOUD RESUME
ALGEMEEN
blz. / page
3 GENERALITES
TECHNISCHE GEGEVENS 3 DONNEES TECHNIQUES
VEILIGHEID 3 SECURITE
- gebruik volgens de voorschriften 4 - utilisation appropriée
- verklaring van de richtlijnen 5 - explication des instructions
- neem de veiligheidsrichtlijnen in acht 5 - respectez ces instructions de sécurité
VOOR DE MONTAGE 6 AVANT LE MONTAGE
- algemene richtlijnen 6 - instructions générales
- beschrijving van de onderdelen 7 - description des pièces
- montageset voor de panelen 7 - kit de montage des capteurs
- hydraulische aansluiting 8 - raccordement hydraulique
- bijkomende benodigde hulpmiddelen 9 - matériel supplémentaire nécessaire
- transport en opslag 9 - transport et stockage
- technische handleidingen 10 - documentes techniques
- benodigde plaats op het dak berekenen 10 - calcul de la place nécessitée sur le toit
DAKVERBINDING EN PROFIELGELEIDERS 12 MONTAGE DES FIXATIONS DE TOIT ET DES
MONTEREN
RAILS PROFILES
- afstanden bepalen 12 - établir les distances
- pannendakbedekking 14 - couverture d’un toit en tuiles
- dakhaken om achter de panlatten te haken 14 - pose des crochets aux lattis
- dakhaken aan de kepers bevestigen 15 - fixation des crochets aux chevrons
- leien dak met panlatten 17 - toit en ardoise avec lattis
- golfplatenbedekking 20 - couverture en plaques ondulées
- leien dakbedekking op platen 23 - couverture en ardoises sur planches
- stalen dakbedekking 24 - couverture d’une toiture en tôles
- bijkomende geleiders monteren 25 - montage de rails supplémentaires
- profielgeleiders monteren 26 - montage des rails profilés
- profielgeleiders verbinden 26 - relier les rails profilés
- profielgeleiders monteren 27 - montage des rails profilés
- profielgeleiders richten 27 - ajustement des rails profilés
- afglijbeveiligingen monteren 28 - montage des crochets anti-glissement
PANELEN MONTEREN 28 MONTAGE DES CAPTEURS
- paneelmontage voorbereiden 29 - préparation des capteurs
- hydraulische aansluiting 30 - raccordement hydraulique
- blindstoppen monteren 30 - montage des bouchons
- panelen bevestigen 31 - fixation des capteurs
PANEELVOELER AANSLUITEN 35 RACCORDEMENT DE LA SONDE DE CAPTEUR
VERZAMELLEIDINGEN AANSLUITEN 36 RACCORDEMENT DES TUYAUX COLLECTEURS
- ontluchting door drukvulling 37 - purge par remplissage sous pression
- ontluchting door ontluchter op het dak 37 - purge par le purgeur sur le toit
- ontluchter onder het dak monteren 39 - montage du purgeur sous le toit
- ontluchter op het dak monteren 39 - montage du purgeur sur le toit
VERBINDINGSSET VOOR TWEE RIJEN
41 MONTAGE DU KIT DE LIAISON POUR DEUX
MONTEREN
RANGEES
AFWERKING 42 FIN DES TRAVAUX
- controle van de installatie 42 - contrôle de l’installation
- isolatie van de aansluitings- en
42 - isolation des conduites de raccordement et des
verzamelleidingen
tuyaux collecteurs
BEKNOPTE HANDLEIDING VOOR PANNENDAK 43 BREF MODE D’EMPLOI POUR TOITURE EN
EN DRUKVULLING
TUILES ET REMPLISSAGE SOUS PRESSION
CONTROLE EN ONDERHOUD 45 SURVEILLANCE ET ENTRETIEN
BELANGRIJKE NOTA’S 45 NOTICES IMPORTANTES
WAARBORG 45 GARANTIE
DIENST NA VERKOOP
48 SERVICE APRES-VENTE
(met techniekers uit Uw regio)
(avec techniciens de votre région)
2

1. ALGEMEEN 1. RACCORDEMENTS ET DIMENSIONS
In dit hoofdstuk vindt u een beschrijving van de regels
die u bij de montage in acht moet nemen.
Deze zonnepanelen dienen door een bevoegd
installateur te worden geplaatst. Hij dient zich te
houden aan de geldende nationale en plaatselijke
voorschriften. In geval van twijfel dient hij
zich te informeren bij de officiële instanties of bij
SERVICO nv.
Bliksemafleiding
Indien de hoogte van het gebouw (montagehoogte)
meer dan 20 m bedraagt en geen bliksemafleider
voorhanden is, moet een gespecialiseerd elektrobedrijf
de elektrische leidingen op het dak met een aarding van
ten minste 16 mm² verbinden en aan de
potentiaalvereffening aansluiten.
Indien de hoogte van het gebouw (montagehoogte)
minder dan 20 m bedraagt, is geen bijzondere blik-
semafleidingsmaatregel
vereist.
Indien een bliksemafleider voorhanden is, moet de
verbinding van de zonne-energie-installatie met de
bliksemafleider door een gespecialiseerd elektricien
getest worden.
Ce chapitre vous décrit les règles techniques à respecter
lors du montage.
Ces capteurs solaires doivent être placés par
un installateur compétent. Il doit se conformer
aux normes et prescriptions nationales et
locales en la matière. En cas de doute il doit se
renseigner auprès des instances officielles ou
auprès de SERVICO sa.
Protection contre la foudre
Si la hauteur du bâtiment (hauteur où a lieu le montage)
dépasse les 20 mètres et qu'aucun dispositif de parafoudre
n'existe, le spécialiste doit relier les parties
conductrices d'électricité du toit avec une mise à la terre
d'au moins 16 mm² et la raccorder à une compensation
de potentiel.
Si la hauteur du bâtiment (hauteur où a lieu le montage)
est inférieure à 20 mètres, aucune mesure particulière
contre
la foudre n'est nécessaire.
Si un dispositif de parafoudre existe, l'électricien doit
contrôler le raccordement de l'installation solaire à l'installation
parafoudre.
2. TECHNISCHE GEGEVENS 2. DONNEES TECHNIQUES
Afmetingen: verticaal FKT-1 S
- hoogte x breedte x diepte
mm 2070 X 1145 X 90
Dimensions: vertical FKT-1 S
- hauteur x largeur x profondeur
Afmetingen: horizontaal FKT-1 W
- hoogte x breedte x diepte
mm 1145 X 2070 X 90
Dimensions: horizontal FKT-1 W
- hauteur x largeur x profondeur
Afstand tussen de panelen mm 25 Distance entre les capteurs
Absorptie-inhoud, verticale type Vf l 1,43 Capacité d'absorption, type vertical
Absorptie-inhoud, horizontale type Vf l 1,76 Capacité d'absorption, type horizontal
Buitenoppervlak (bruto oppervlak) AG m² 2,37 Surface extérieure (surface brute)
Absorptieoppervlak (netto oppervlak) m² 2,23 Surface d'absorption (surface nette)
Nettogewicht, verticale type m kg 44 Poids net, type vertical
Nettogewicht, horizontale type m kg 45 Poids net, type horizontal
Toelaatbare bedrijfsoverdruk van het
paneel
Pmax bar 10
Surpression de fonctionnement
autorisée du capteur
3. VEILIGHEID 3. SECURITE
In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de richtlijnen in
deze montagehandleiding opgebouwd zijn, en worden
algemene veiligheidsrichtlijnen voor een veilig en
storingvrij
gebruik opgesomd.
De veiligheids- en gebruiksrichtlijnen voor de montage
vindt u in de montagehandleiding rechtstreeks bij de
overeenkomstige montagestappen.
Lees de veiligheidsrichtlijnen aandacht alvorens met de
montage
te beginnen.
Het niet opvolgen van de veiligheidsrichtlijnen kan tot
zware lichamelijke letsels – zelfs met de dood als
gevolg – en tot materiële en milieuschade leiden.
3
Ce chapitre vous explique comment les instructions de
ce manuel de montage sont conçues et vous indique les
instructions de sécurité générales pour un fonctionne-
ment
sûr et sans panne.
Vous trouverez les instructions de sécurité et
d'utilisation spécifiques au montage dans le manuel de
montage, directement près des opérations de montage
correspondantes.
Lisez attentivement les instructions de sécurité, avant
d'entamer
le montage.
Le non-respect des instructions de sécurité peut entraîner
de graves dommages personnels – pouvant entraîner
la mort – ainsi que des dommages matériels et à
l'environnement.

Over deze handleiding
Deze montagehandleiding bevat belangrijke informatie
voor een veilige en gepaste dakmontage en voor de
hydraulische aansluiting.
De afbeeldingen in deze handleiding tonen de verticale
montage van de panelen. Indien de horizontale
montage van de verticale afwijkt, wordt daar speciaal op
gewezen.
4
Concernant ces instructions de montage
Ces instructions de montage contiennent d'importantes
informations concernant le montage sûr et professionnel
du kit de montage de toiture et du raccordement
hydraulique.
Les illustrations de ces instructions de montage montrent
le montage vertical des capteurs. Lorsque le
montage horizontal des capteurs diffère du montage
vertical, l'attention est attirée sur ce point.
Geef deze montagehandleiding aan de klant. Remettez ces instructions de montage à votre
client.
Leg de klant de werking en bediening van het Expliquez au client les effets et la commande de
toestel uit.
l'appareil.
3.1 Gebruik volgens de voorschriften
Deze montageset dient voor thermische zonnepanelen
(verticale en horizontale uitvoering) die op bestaande
schuine daken met een helling van 25° tot 65° geplaatst
worden. De montage op daken uit gegolfd plaatijzer
kan op dakhellingen van 5° tot 65° uitgevoerd worden.
Montagevoorwaarden
Monteer de set enkel op daken met voldoende draagkracht.
Raadpleeg eventueel een spanningsanalist of
een
dakdekker.
De montageset is geschikt voor een sneeuwbelasting
van maximaal 20 kg/m² en een montagehoogte van
maximaal 20 m. Door uitbreiding met gepaste toebehoren
kan de montageset voor een sneeuwbelasting
van maximaal 31 kg/m² en een montagehoogte van
maximaal 100 m gebruikt worden. Zie in dat verband
ook hoofdstuk 5.7 “bijkomende geleiders monteren
( toebehoren)”. (niet voor horizontale panelen)
De dakmontageset mag niet voor de bevestiging van
een andere dakbovenbouw gebruikt worden. De constructie
is enkel voor de veilige bevestiging van zonnepanelen
bedoeld.
3.1 Utilisation appropriée
Ce kit de montage sert de support aux capteurs solaires
thermiques (version verticale et horizontale), montés sur
des toits en pente d'une inclinaison de 25 à 65 degrés.
Le montage sur les toits en plaques ondulées et en
tôles peut s'effectuer sur des pentes de 5 à 65 degrés.
Conditions d'installation
N'installez le kit de montage que sur des toits suffisamment
résistants. Consultez éventuellement un staticien
ou
un couvreur.
Le kit de montage convient pour une charge maximale
de neige de 20 kg/m² et une hauteur de montage de 20
m maximum. Si l'on ajoute les accessoires adéquats, le
kit de montage peut être utilisé pour une charge de
neige maximale de 31 kg/m² et une hauteur de montage
maximum de 100 m. Voyez à cet effet aussi le chapitre
5.7 "Montage de rails supplémentaires (accessoires)".
( pas pour capteurs horizontaux)
Le kit de montage de toit ne peut être utilisé pour la
fixation d'autres structures de toiture. La construction
est uniquement conçue pour la fixation sûre de capteurs
solaires.

3.2 Verklaring van de richtlijnen
Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee niveaus, die
met signaalwoorden aangeduid worden:
3.2 Explication des instructions
On distingue deux niveaux, qui sont signalés par des
signaux d'avertissement:
WAARSCHUWING! LEVENSGEVAAR AVERTISSEMENT! DANGER DE MORT
Duidt op een mogelijk van een product uitgaand
gevaar dat zonder voldoende voorzorgsmaatregelen
tot zware lichamelijke letsels en zelfs tot
de dood kan leiden.
VOORZICHTIG!
VERWONDINGSGEVAAR / SCHADE AAN DE
INSTALLATIE / SCHADE AAN HET GEBOUW
Wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie die tot
middelzware of lichte lichamelijke letsels of tot
materiële schade kan leiden.
Nog een symbool om richtlijnen voor de gebruiker aan
te
duiden:
INSTALLATIETIP
Voor een optimaal gebruik en optimale instelling
van het toestel en andere nuttige informatie.
Caractérise un danger émanant d'un produit,
qui, sans précautions suffisantes, peut entraîner
des lésions corporelles graves, voire la mort.
ATTENTION!
RISQUE DE BLESSURE / RISQUE DE DOM-
MAGE A L'INSTALLATION / RISQUE DE
DOMMAGE AU BÂTIMENT
Indique une situation potentiellement dangereuse,
qui peut entraîner des lésions corporelles
légères ou moyennes ou des dommages matériels.
Autre symbole caractérisant les instructions aux utilisateurs:
CONSEIL D’INSTALLATION
Pour un usage et un réglage optimal de
l'appareil et d'autres informations utiles.
3.3 Neem de veiligheidsrichtlijnen in acht 3.3 Respectez ces instructions de sécurité
WAARSCHUWING! LEVENSGEVAAR
door valpartijen en vallende onderdelen
Neem gepaste maatregelen om ongevallen
bij alle dakwerken te voorkomen.
Beveilig u bij alle dakwerken tegen valpartijen.
Draag steeds uw persoonlijke beschermende
kledij of uitrusting.
Controleer na de montage de veilige positie
van de montageset en de panelen.
VOORZICHTIG! VERWONDINGSGEVAAR
Indien u aan de constructie wijzigingen aanbrengt,
kan dat tot verwondingen en bedienings-
storingen leiden.
Breng aan de constructie geen wijzigingen
aan.
VOORZICHTIG! VERWONDINGSGEVAAR
Indien het paneel en het montagemateriaal
langere tijd aan zonnestralen blootgesteld worden,
bestaat het gevaar dat u zich aan die onderdelen
verbrandt.
Draag steeds uw persoonlijke beschermende
kledij of uitrusting.
Bedek het paneel (bvb. met een dekzeil) en
het montagemateriaal tijdens de montage om
ze tegen hoge temperaturen door
zonnestralen te beschermen.
5
AVERTISSEMENT! DANGER DE MORT
par chutes et chute de pièces
Prenez les mesures appropriées pour éviter
les accidents lors de tous les travaux sur les
toits.
Veillez à ne pas tomber lors des travaux sur
le toit.
Portez toujours vos vêtements et équipements
de sécurité personnels.
Contrôlez au terme du montage que le kit de
montage et les capteurs sont bien fixés.
ATTENTION! RISQUE DE BLESSURE
Si vous effectuez des modifications à la construction,
cela peut causer des blessures et des
troubles de fonctionnement.
N'effectuez aucune modification à la construction.
ATTENTION! RISQUE DE BLESSURE
Si le capteur et le matériel de montage sont
exposés pendant longtemps aux rayons du
soleil, il y a risque de brûlure à ces pièces.
Portez toujours vos vêtements et équipements
de protection personnels.
Couvrez le capteur(par exemple avec une
bâche) et le matériel de montage pendant le
montage pour les protéger des températures
élevées dues aux rayons du soleil.

4. VOOR DE MONTAGE 4. AVANT LE MONTAGE
4.1 Algemene richtlijnen 4.1 Instructions générales
INSTALLATIETIP
Omdat dakwerkersbedrijven ervaring hebben
met dakwerken en valrisico’s, bevelen we aan
met
deze bedrijven samen te werken.
Informeer u vóór de montage over de bouwvoorwaarden
en plaatselijke voorschriften.
VOORZICHTIG! VERWONDINGSGEVAAR
Indien het paneel en het montagemateriaal
langere tijd aan zonnestralen blootgesteld worden,
bestaat het gevaar dat u zich aan die onderdelen
verbrandt.
Draag steeds uw persoonlijke beschermende
kledij of uitrusting.
Bedek het paneel (bvb. met een dekzeil) en
het montagemateriaal tijdens de montage om
ze tegen hoge temperaturen door
zonnestralen te beschermen.
CONSEIL D’INSTALLATION
Comme les entreprises de couverture ont l'expérience
des travaux et de toiture et des risques
de chute, nous vous recommandons de coopérer
avec ces entreprises.
Informez-vous avant le montage des conditions
qui vous incombe et des dispositions locales.
ATTENTION! RISQUE DE BLESSURE
Si le capteur et le matériel de montage sont
exposés pendant longtemps aux rayons du
soleil, il y a risque de brûlure à ces pièces.
Portez toujours des vêtements de protection.
Couvrez le capteur(par exemple avec une
bâche) et le matériel de montage pendant le
montage pour les protéger des températures
élevées dues aux rayons du soleil.
Controleer Vérifiez
de levering op volledigheid en mogelijke schade, que la livraison est complète et intacte,
de optimale opstelling van de zonnepanelen. Houd la disposition optimale des capteurs solaires.
rekening met de zonne-instraling (hellingshoek, Tenez compte des rayonnements solaires (angle
zuidelijke richting). Vermijd schaduw door hoge d'inclinaison, exposition sud). Evitez l'ombre causé
bomen enz., en pas de panelenset aan de vorm par des arbres élevés ou autres et adaptez le
van het gebouw aan (bvb. vensterrijen, deurrijen champ de capteurs à la forme du bâtiment (par
enz.).
exemple alignement avec les fenêtres, les portes,
etc.).
INSTALLATIETIP
Gebruik enkel originele onderdelen van de fabrikant
en wissel onmiddellijk defecte onderdelen.
INSTALLATIETIP
Verwijder en vervang gebroken dakpannen,
dakspanen of dakplaten in de nabijheid van de
panelen.
CONSEIL D’INSTALLATION
N'utilisez que des pièces originales du fabricant
et échangez directement les pièces défectueuses.
CONSEIL D’INSTALLATION
Enlevez les tuiles, bardeaux ou plaques fêlés
proches des capteurs et remplacez-les.
Fig. 1 Volledig zicht op het panelenpaar, dakmontage
Vue générale d'une paire de capteurs, montage sur toiture
6

4.2 Beschrijving van de onderdelen
4.2.1 Montageset voor de panelen
INSTALLATIETIP
De montagesets dienen voor de plaatsing en
bevestiging van de panelen.
4.2 Description des pièces
4.2.1 Kit de montage des capteurs
CONSEIL D’INSTALLATION
Les kits de montage servent à recevoir et à fixer
les capteurs.
Fig. 2 Montageset voor 2 panelen – 1 basisset, 1 uitbreidingsset en 2 montagesets voor de verbinding met het dak
Kit de montage de 2 capteurs - 1 kit de montage de base, 1 kit d’extension et 2 kits de montage de fixation
au toit
Basisset per panelenset en voor het eerste paneel Kit de montage de base, un par champ de capteurs
(fig. 2):
et pour le premier capteur (fig. 2):
1 profielgeleiders 2 X 1 rail profilé 2 X
3 eenzijdige paneelspanner 4 X 3 butoir d'extrémité du capteur 4 X
7 afschuifbeveiliging 2 X 7 dispositif de sécurité anti-glissement 2 X
8 schroef M8 4 X 8 vis M8 4 X
Dakverbinding en bedekking met pannen, per Kit de montage de fixation au toit, un par capteur
paneel (fig. 2):
(fig. 2):
4 instelbare dakhaken 4 X 4 crochets de fixation, réglables 4 X
5 schuifmoer 4 X 5 écrou coulissant 4 X
Uitbreidingsset per bijkomend paneel (fig. 2): Kit d’extension, un par capteur suivant (fig. 2):
1 profielgeleiders 2 X 1 rail profilé 2 X
2 dubbelzijdige paneelspanner 2 X 2 butoir double du capteur 2 X
6 steekverbinding met schroefpennen 2 X 6 raccord à vis sans tête 2 X
7 afschuifbeveiliging 2 X 7 dispositif de sécurité anti-glissement 2 X
8 schroef M8 4 X 8 vis M8 4 X
7

4.2.2
Hydraulische aansluiting 4.2.2 Raccordement hydraulique
INSTALLATIETIP
Voor elk panelenset heeft u een aansluitingsset
nodig. De panelen worden door geribde verbindingsstukken
met elkaar verbonden.
Fig. 3 Aansluitingsset en verbindingsset (afbeelding met 2 verticale panelen)
Kit de raccordement et kit de liaison (représentation pour 2 capteurs verticaux)
CONSEIL D’INSTALLATION
Vous avez besoin d'un kit de raccordement pour
chaque champ de capteurs. Les capteurs sont
reliés entre eux à l'aide de connecteurs de tube
ondulés.
Aansluitingsset, per panelenset (fig. 3) Kit de raccordement, un par champ de capteurs
(fig. 3)
2 clips 2 X 2 clips 2 X
3 flexibele buis 2 X 3 tuyau flexible 2 X
4 isolatie voor geribde verbindingsstukken 1 X 4 isolation pour connecteurs de tube ondulés 1 X
5 wurgwartel voor paneelvoeler 1 X 5 presse-étoupe pour sonde de capteur 1 X
6 sleutel SW 5 1 X 6 clé SW 5 1 X
7 blindstop 2 X 7 bouchon 2 X
8 plug voor voelergeleiding, niet afgebeeld 1 X 8 bouchon à passage de la sonde, non
illustré
1 X
Verbindingsset tussen de panelen, per paneel
(verpakt in twee transporthoeken, fig. 4)
1 geribd verbindingsstuk 2 X
2 clips 4 X
Kit de liaison entre les capteurs, un par capteur
(emballé dans deux coins de transport, fig. 4)
1 connecteur de tube ondulé 2 X
2 clips 4 X
Fig. 4 Twee transporthoeken met een verbindingsset
Deux coins de transport avec un kit de liaison
8

4.3 Bijkomende benodigde hulpmiddelen
- Waterpas
- Metselaarskoord
- Meetlint
- Slijpmachine
- Vest met veiligheidslijn
- Bouwstelling
- Dakwerkersladder of schoorsteenvegersuitrusting
- Kraan of lift
INSTALLATIETIP
Voor de montage van de dakmontageset en de
hydraulische aansluiting hebt u als werktuig enkel
sleutel SW5 uit de aansluitingsset nodig.
4.4 Transport en opslag
Alle onderdelen worden met transportverpakking beschermd.
INSTALLATIETIP
Verwijder de transportverpakking met het milieuvriendelijkste
recyclagesysteem.
Transportbescherming voor paneelaansluitingen
De paneelaansluitingen worden met doppen uit kunststof
tegen beschadiging beschermd.
OPGELET! OPSLAGSCHADE
door beschadigde dichtingsoppervlakken.
Verwijder de doppen uit kunststof (fig. 5,
pos. 1) pas onmiddellijk voor de montage.
Opslag
De panelen mogen uitsluitend op een droge plaats
opgeslagen worden.
4.3 Matériel supplémentaire nécessaire
- Niveau d'eau
- Ficelle de maçon
- Mètre à ruban
- Meuleuse
- Gilet à corde de sécurité
- Echafaudage
- Echelle de couvreur ou équipement de ramoneur
- Grue ou lève-charge
CONSEIL D’INSTALLATION
Pour le montage du kit de montage et de raccord
hydraulique, vous avez uniquement besoin
comme outil de la clé SW5 du kit de raccordement.
4.4 Transport et stockage
Toutes les pièces sont protégées par des emballages
de transport.
CONSEIL D’INSTALLATION
Débarrassez-vous des emballages de transport
par le système de recyclage respectueux de
l'environnement.
Protection de transport des raccords de capteur
Les raccords des capteurs sont protégés contre les
dommages par des capuchons en plastique.
Fig. 5 Doppen uit kunststof op paneelaansluitingen
Capuchons en plastique sur les raccords du capteur
INSTALLATIETIP
De panelen mogen niet zonder beschutting voor
de regen in de open lucht opgeslagen worden.
9
ATTENTION! DEGATS DE STOCKAGE
dus à des surfaces d’étanchéité endommagées.
N'enlevez les capuchons en plastique (fig. 5,
pos. 1) que directement avant le montage.
Stockage
Les capteurs sont uniquement prévus pour être entreposés
à sec.
CONSEIL D’INSTALLATION
Les capteurs ne peuvent être entreposés en
plein air sans protection contre la pluie.

4.5 Technische handleidingen
De zonne-energie-installatie bestaat uit diverse onderdelen
(fig. 6), waarvoor handleidingen bestaan die
noodzakelijk zijn voor de montage, de bediening en het
onderhoud.
1 Deze handleiding voor de montage van het
zonnepaneel op het dak.
2 Handleiding voor de montage van het solar station
AGS 3.
3 Handleiding voor de montage van de boilers SK
300, 400 & 500-1 Solar en de regelaar TDS 10.
4.6 Benodigde plaats op het dak berekenen
Let erop dat minstens de volgende maten beschikbaar
zijn.
Maat A en B
Benodigd oppervlak voor de panelenset (zie tabel 1).
Maat C
Minstens twee rijen pannen tot aan de nok of de schoorsteen.
Vooral bij gemetste pannen bestaat anders het
risico van beschadiging van de dakbedekking.
Maat D
Dakluifel met inbegrip van de puntgevel.
Maat E
Minstens 30 cm voor de montage van de aansluitingsleiding
onder aan de dakverdieping.
10
4.5 Documents techniques
L'installation solaire comprend différents composants
(fig. 6), qui contiennent les documents nécessaires au
montage, à la commande et à l'entretien.
1 Cette instruction pour le montage sur le toit du
capteur solaire.
2 Instruction pour le montage de la station solaire
AGS 3.
3 Instruction pour le montage des boilers SK 300,
400 & 500-1 Solar et pour la régulation TDS 10.
Fig. 6
Onderdelen voor zonne-energie-installaties en
technische handleidingen
Eléments de l'installation solaire et documents
techniques
4.6 Place nécessitée sur le toit
Les dimensions minimales suivantes doivent être à
votre disposition.
Fig. 7
Na te komen minimum afstandsmaten
Distances minimales à respecter
Dimensions A et B
Superficie nécessitée pour le champ de capteurs (voir
tableau 1).
Dimension C
Au moins deux rangées de tuiles jusqu'au faîte ou à la
cheminée. Pour les tuiles maçonnées surtout, il y a
risque d'endommager la toiture.
Dimension D
Auvent de toiture, y compris l'épaisseur du mur de
pignon.
Dimension E
Au moins 30 cm pour le montage des conduites de raccordement
inférieures dans les combles.

Maat F
Minstens 40 cm voor de montage van de aansluitingsleiding
bovenaan de dakverdieping (bij montage van
een ventilatiesysteem moet bovendien voldoende plaats
voor de uitbouw voorzien worden).
Maat G
Minstens 50 cm links en rechts naast de panelenset
voor de aansluitingsleidingen onder het dak.
Maat H
Maat H is 1900 mm (bij horizontale panelen: 1000 mm),
nl. de minimumafstand van de bovenzijde van het
paneel tot de onderste profielgeleider, die eerst gemonteerd
wordt.
11
Dimension F
Au moins 40 cm pour le montage des conduites de raccordement
supérieures dans les combles (en cas de
montage d'un purgeur, il faut prévoir suffisamment de
place à la sortie).
Dimension G
Au moins 50 cm à gauche et à droite du champ de
capteurs pour les conduites de raccordement sous le
toit.
Dimension H
La dimension H correspond à 1900 mm (1000 mm pour
les capteurs horizontaux). C'est la distance minimale
du dessus du capteur au rail profilé inférieur, qui est
monté en premier.
Benodigde plaats voor verticale panelen
Place nécessaire pour capteurs verticaux
Benodigde plaats voor horizontale panelen
Place nécessaire pour capteurs horizontaux
Aantal panelen Maat A Maat B Aantal panelen Maat A Maat B
Nombre de
capteurs
Dimension A Dimension B
Nombre de
capteurs
Dimension A Dimension B
2 2,32 m 2,07 m 2 4,17 m 1,15 m
3 3, 49 m 2,07 m 3 6,26 m 1,15 m
4 4,66 m 2,07 m 4 8,36 m 1,15 m
5 5,83 m 2,07 m 5 10,45 m 1,15 m
6 7,06 m 2,07 m 6 12,55 m 1,15 m
7 8,17 m 2,07 m 7 14,64 m 1,15 m
8 9,34 m 2,07 m 8 16,74 m 1,15 m
9 10,51 m 2,07 m 9 18,61 m 1,15 m
10 11,68 m 2,07 m 10 20,93 m 1,15 m
Tabel /Tableau 1 Tabel /Tableau 2

5. DAKVERBINDING EN PROFIEL-
GELEIDERS MONTEREN
WAARSCHUWING! LEVENSGEVAAR
Beveilig u bij alle dakwerken tegen valpartijen.
WAARSCHUWING!
GEVAAR VOOR LICHAMELIJKE LETSELS
door valpartijen en neervallende onderdelen.
Tref bij alle dakwerken gepaste maatregelen
om ongevallen te voorkomen.
Draag altijd uw persoonlijke beschermende
kledij of uitrusting.
INSTALLATIETIP
Gebruik voor een betere begaanbaarheid van
het dak een dakdekkersladder of schuif de pannen
aan de rand van de panelenset naar boven.
5.1 Afstanden bepalen
De in de tabellen opgegeven maten zijn richtwaarden,
waar men zich ongeveer aan moet houden.
INSTALLATIETIP
In principe bepalen bij pannendaken de golfdalen
de ware afstand tussen de dakhaken.
Afstanden tussen de dakhaken
Elke profielgeleider wordt met twee dakhaken bevestigd
(fig. 9). De afstand bij benadering staat in de onderstaande
tabel vermeld.
Soort montage
Type de montage
verticaal
vertical
horizontaal
horizontal
Afstand W
Distance W
5. MONTAGE DES FIXATIONS DE TOIT ET
DES RAILS PROFILES
Fig. 8
AVERTISSEMENT! DANGER DE MORT
Veillez à ne pas tomber lors des travaux sur le
toit.
AVERTISSEMENT!
RISQUE DE BLESSURE
par chute et chute de pièces.
Prenez les mesures appropriées pour éviter
les accidents lors de tous les travaux sur les
toits.
Portez toujours vos vêtements et équipements
de sécurité personnels.
CONSEIL D’INSTALLATION
Pour mieux vous déplacer sur le toit, utilisez
une échelle de couvreur ou soulevez les tuiles
du bord du champ de capteurs.
Gemonteerde profielgeleiders voor 2 panelen
Rails profilés montés pour deux capteurs
5.1 Etablir les distances
Les dimensions indiquées dans les tableaux sont des
valeurs conseillées qui doivent être respectées.
CONSEIL D’INSTALLATION
En principe, les ondulations des tuiles des toits
en tuiles déterminent l'écartement des crochets.
Ecartement des crochets
Chaque rail profilé est fixé par deux crochets de toiture
(fig. 9). Vous trouverez la distance approximative entre
les crochets dans le tableau ci-dessous.
Afstand X
Distance X
Afstand Z
Distance Z
ca./env. 1170 mm 610 - 1030 mm 170 - 540 mm
ca./env. 2090 mm 1520 - 1950 mm 170 - 540 mm
12

INSTALLATIETIP
De afstanden X en Z moeten in principe altijd bij
benadering afstand W opleveren.
Afstanden tussen de profielgeleiders
Bepaal de afstand tussen de bovenste en de onderste
profielgeleider (fig. 10). Baseer u daarvoor op de in de
tabel opgegeven waarden.
Fig. 9
Onderlinge afstand tussen de dakhaken
Ecartement des crochets
CONSEIL D’INSTALLATION
Les distances X et Z doivent toujours donner à
peu près la distance W.
Ecartement des rails profilés
Déterminez la distance entre les rails profilés supérieur
et inférieur (fig. 10). Respectez les valeurs du tableau
ci-dessous.
Afstand (midden-midden) tussen de onderste en de bovenste profielgeleider
Distance (de milieu à milieu) entre les rails profilés supérieur et inférieur
Soort montage
Type de montage
verticaal
vertical
horizontaal
horizontal
INSTALLATIETIP
Horizontale montage is enkel mogelijk bij een
maximale afstand van 420 mm tussen de panlatten.
Afstand Y
Distance Y
van / de tot / à
1320 mm 1710 mm
600 mm 820 mm
13
Fig. 10
Afstand tussen de profielgeleiders
Ecartement entre les rails profilés
CONSEIL D’INSTALLATION
Le montage horizontal n'est possible qu'avec un
écartement des lattis du toit de 420 mm max.

5.2 Pannenbedekking
Monteer eerst alle dakhaken volgens de richtwaarden in
de tabellen op blz. 12 & 13.
INSTALLATIETIP
Wijzig de dakconstructie niet en vermijd beschadiging
van de dakbedekking. Til in geval van
gemetste nokpannen pas vanaf de derde rij
onder de nok op.
INSTALLATIETIP
Om de pan boven de dakhaak beter te leggen,
dient u deze eventueel voorzichtig bij te werken
met een slijpmachine.
VOORZICHTIG!
SCHADE AAN DE INSTALLATIE
wanneer de lange zeskantige moer aan de dakhaak
achteraf losgedraaid wordt. Bij het aantrekken
van de moer wordt kleefstof geactiveerd
die de verbinding na een uur beveiligt.
Wordt de moer na een uur losgedraaid, moet
een schroefbeveiliging (bvb. tandring) aangebracht
worden.
Fig. 11 Uitzicht van gemonteerde dakhaken voor twee
panelen
Vue des crochets de toit montés pour deux
capteurs
5.2.1 Dakhaken om achter de panlatten te haken
De onderzijde van de dakhaak is bij de levering inge-
klapt.
Lange zeskantige moer (fig. 12, pos. 2) aan de
dakhaak losdraaien en de onderzijde van de dak-
haak (fig. 12, pos. 1) in de juiste positie brengen.
De pan overeenkomstig de positie van de dakhaak
(zie tabellen op blz. 12 & 13) omhoogschuiven.
De dakhaak zodanig inhaken dat de steun in een
golfdal ligt (fig. 13, pos. 4).
De onderzijde van de dakhaak (fig. 13, pos. 3) zo
hoog omhoogschuiven dat ze op de panlat (fig. 13,
pos. 2) aansluit.
De lange zeskantige moer (fig. 13, pos. 1) vastdraaien.
Daartoe sleutel SW5 in een gat van de
zeskantige moer steken en draaien.
14
5.2 Couverture d'un toit en tuiles
Montez d'abord tous les crochets de toiture selon les
dimensions reprises aux tableaux de la page 12 & 13.
CONSEIL D’INSTALLATION
Ne modifiez pas la construction du toit et évitez
d'endommager la couverture du toit. En cas de
tuiles de faîte maçonnées, ne soulevez les
tuiles qu'à partir de la troisième rangée sous le
faîte.
CONSEIL D’INSTALLATION
Afin que la tuile soit bien posée sur le crochet
de toit, vous pouvez éventuellement l’ajuster à
l’aide d’une meuleuse.
ATTENTION!
RISQUE DE DOMMAGE A L'INSTALLATION
en desserrant par après les longs écrous hexagonaux
des crochets de toit. En effet, le serrage
de l'écrou active une colle qui garantit la
liaison après une heure.
Si l'écrou est desserré après une heure, il
faut poser une protection de vis supplémentaire
(par exemple une rondelle dentée).
Fig. 12 Onderzijde van de dakhaak draaien
Pivotement de la partie inférieure du crochet de
toit
5.2.1 Pose des crochets aux lattis
Lors de la livraison, la partie inférieure des crochets est
repliée.
Desserrez le long écrou hexagonal (fig. 12, pos. 2)
du crochet et mettez la partie inférieure du crochet
(fig. 12, pos. 1) en bonne position.
Soulevez la tuile à l'endroit correspondant aux positions
des crochets (voir tableaux à la page 12 &
13).
Glissez le crochet de façon à ce que le support à
l'extrémité se trouve dans le creux de la tuile (fig.
13, pos. 4).
Faites glisser la partie inférieure du crochet (fig. 13,
pos. 3) jusqu'à ce qu'il se joint contre les lattis du
toit (fig. 13, pos. 2).
Serrez l'écrou hexagonal (fig. 13, pos. 1). Introduisez
à cet effet la clé SW5 dans un trou de l'écru
hexagonal et serrez.

INSTALLATIETIP
De tandring (fig. 13, pos. 5) moet in de tanden
van de onderzijde van de dakhaak grijpen.
5.2.2 Dakhaken aan de kepers bevestigen
De dakhaak kan alternatief ook als anker voor
bevestiging
op de keper gebruikt worden.
Overeenkomstig de positie van de dakhaak (zie tabellen
op blz. 12 & 13) moeten op de kepers (tegenbelatting
uitsparen) eventueel voldoende draagkrachtige, volle
planken aangebracht worden om de dakhaak tussen de
kepers te monteren.
INSTALLATIETIP
Bij sommige dakbedekkingen kan het
noodzakelijk zijn het instelbare gedeelte van de
dakhaak (fig. 14, pos. 4) op te hogen en te
ondersteunen met een volle plank, zodat de
dakhaak boven op de pannen komt te liggen.
Fig. 13
CONSEIL D’INSTALLATION
La rondelle dentée (fig. 13, pos. 5) doit s'accrocher
à la partie inférieure du crochet de toit.
Ingehaakte dakhaak (voor een beter uitzicht
staan enkele pannen niet afgebeeld)
Crochet posé (pour une meilleure vue, on n'a
pas représenté quelques tuiles).
5.2.2 Fixation des crochets aux chevrons
Le crochet peut éventuellement aussi être utilisé
comme
ancrage de fixation aux chevrons.
En fonction des positions des crochets de fixation (voir
tableaux à la page 12 & 13), il faut installer des
planches suffisamment résistantes sur les chevrons
(évider les contre-lattes) pour monter les crochets entre
les chevrons.
CONSEIL D’INSTALLATION
Pour certaines couvertures de toiture il peut être
nécessaire d’étayer et de renforcer la partie
réglable du crochet (fig. 14, pos. 4) avec des
planches, pour que le crochet repose sur le
haut de la tuile.
Lange zeskantige moer (fig. 14, pos. 2) Démontez le long écrou hexagonal (fig. 14, pos. 2)
demonteren en de haak omdraaien.
et tournez le crochet.
Bout in het bovenste gat (fig. 14, pos. 3) steken. Introduisez le boulon dans l'orifice supérieur (fig.
14, pos. 3).
Onderzijde van de dakhaak (fig. 14, pos. 1) losjes Fixez la partie inférieure du crochet lâchement (fig.
bevestigen. De verbinding nog niet vast aandraaien.
14, pos. 1). Ne serrez pas encore.
15
Fig. 14 Dakhaak op de keper bevestigen
1 onderzijde van de dakhaak
2 lange zeskantige moer
3 bovenste gat voor de bevestiging van de onderzijde
4 indien nodig ondersteunen
5 indien nodig afzagen
Fig. 14 Fixation du crochet au chevron
1 partie inférieure du crochet
2 long écrou hexagonal
3 trou supérieur pour fixer la partie inférieure
4 étayer, si nécessaire
5 sectionner, si nécessaire

VOORZICHTIG!
SCHADE AAN DE INSTALLATIE
Wanneer de bout niet in het bovenste gat
gemonteerd wordt, kan de dakhaak beschadigd
worden.
De voorste haak zodanig op de pan leggen dat ze
bij belasting in een golfdal ligt (fig. 15, pos. 3).
De dakhaak moet daarbij aan de bovenzijde van de pan
een beetje speling hebben (fig. 15, pos. 4). Eventueel
de pan bovenaan aanpassen.
De onderzijde van de dakhaak zo ver naar
beneden schuiven dat ze op de keper of op de volle
plank rust (fig. 15, pos. 6).
INSTALLATIETIP
De tandring (fig. 15, pos. 5) moet in de tanden
van de onderzijde van de dakhaak grijpen.
Lange zeskantige moer (fig. 15, pos. 1) vastdraaien.
Daartoe sleutel SW 5 in het gat van de
zeskantige moer steken en vastdraaien.
Onderzijde van de dakhaak, met gepaste
schroeven, minstens in het eerste (fig. 15, pos. 2)
en het tweede gat aan de keper bevestigen.
16
ATTENTION!
RISQUE DE DOMMAGE A L'INSTALLATION
Quand le boulon n’est pas monté dans l’orifice
supérieur, le crochet peut être abimé.
Posez l'extrémité avant du crochet sur la tuile de
façon à ce que la charge s'exerce dans le creux de
la tuile (fig. 15, pos. 3).
Le crochet doit en outre avoir un peu de jeu au haut de
la tuile (fig. 15, pos. 4). Le cas échéant, adaptez un
peu la tuile.
Glissez la partie inférieure du crochet jusqu'à ce
qu'elle repose sur le chevron ou sur une planche
(fig. 15, pos. 6).
CONSEIL D’INSTALLATION
La rondelle dentée (fig. 15, pos. 5) doit s'accrocher
dans les dents de la partie inférieure du
crochet de toit.
Serrez l'écrou hexagonal (fig. 15, pos. 1). Introduisez
à cet effet la clé SW 5 dans un trou de l'écru
hexagonal et serrez.
Fixez la partie inférieure du crochet au chevron au
moins dans le premier (fig. 15, pos. 2) et dans le
deuxième orifice avec les vis adéquates.
Fig. 15 Gemonteerde dakhaak (voor een beter uitzicht
staan enkele pannen niet afgebeeld)
1 lange zeskantige moer
2 schroeven voor de bevestiging van de dakhaak
3 voorste haak
4 pan eventueel aan dakhaak aanpassen
5 tandring
6 volle plank
Fig. 15 Crochet posé (pour une meilleure vue, on n'a
pas représenté quelques tuiles)
1 long écrou hexagonal
2 vis de fixation du crochet
3 support devant
4 adapter la tuile ou le crochet
5 rondelle dentée
6 planche

5.3 Leien dak met panlatten 5.3 Toit en ardoise avec lattis
INSTALLATIETIP
Vraag bij montage op een leien dak een
dakdekker om raad.
Let er bij de montage op dat u de afstanden (W, X en Y)
tussen de dakhaken in acht neemt (zie tabellen op blz.
12 & 13 en fig. 7).
Overeenkomstig de positie van de dakhaak (zie tabellen
op blz. 11) moeten op de kepers (tegenbelatting
uitsparen) eventueel voldoende draagkrachtige, volle
planken (fig. 16, pos. 1) aangebracht worden om de
dakhaak tussen de kepers te monteren.
INSTALLATIETIP
Indien het dak met een tegenbelatting
uitgevoerd is, kunt u de dakhaak ook
overeenkomstig de bedekking met pannen
gebruiken (blz. 14).
Fig. 16 Indien nodig volle planken aanbrengen
Montage de planches, si nécessaire
5.3.1 Dakhaak voorbereiden
Voor de montage moet de onderzijde in de juiste positie
geplaatst worden.
Lange zeskantige moer (fig. 17, pos. 2)
demonteren en de haak omdraaien.
CONSEIL D’INSTALLATION
Pour le montage sur une toiture en ardoise,
faites-vous conseiller par un couvreur.
Lors du montage, respectez les écartements donnés
(W, X et Y) entre les crochets (voir tableaux à la page
12 & 13 et fig. 7).
En fonction des positions des crochets (voir tableaux à
la page 11), il faut peut-être poser des planches
suffisamment résistantes (fig. 16, pos. 1) sur les chevrons
(évider les contre-lattes) pour monter les crochets
entre les chevrons.
CONSEIL D’INSTALLATION
Si le toit est pourvu de contre-lattes, vous pouvez
aussi utiliser les crochets en fonction de la
couverture des tuiles (page 14).
Fig. 17 Onderzijde van de dakhaak verplaatsen
1 onderzijde van de dakhaak
2 lange zeskantige moer
3 bovenste gat voor de bevestiging van de onderzijde
4 indien nodig afzagen
Fig. 17 Repositionner la partie inférieure du crochet
1 partie inférieure du crochet
2 long écrou hexagonal
3 trou supérieur pour fixer la partie inférieure
4 sectionner, si nécessaire
5.3.1 Préparation des crochets
Avant le montage, il convient de mettre la partie infé-
rieure du crochet dans la bonne position.
Démontez le long écrou hexagonal (fig. 17, pos. 2)
et tournez le crochet.
Bout in het bovenste gat (fig. 17, pos. 3) steken. Introduisez le boulon dans l'orifice supérieur (fig.
17, pos. 3).
Onderzijde van de dakhaak (fig. 17, pos. 1) losjes Fixez la partie inférieure du crochet lâchement (fig.
bevestigen. De verbinding nog niet vast aandraaien.
17, pos. 1). Ne serrez pas encore.
17

VOORZICHTIG!
SCHADE AAN DE INSTALLATIE
Wanneer de bout niet in het bovenste gat
gemonteerd wordt, kan de dakhaak beschadigd
worden.
5.3.2 Dakhaak monteren 5.3.2 Montage du crochet
VOORZICHTIG!
SCHADE AAN HET GEBOUW
door lekken.
Elke dakhaak in het midden van een leien
pan monteren.
INSTALLATIETIP
Indien de afstand tussen de panlatten te gering
is, kunt u de onderzijde van de dakhaak tussen
het tweede en derde gat afknippen.
Leg de dakhaak vooraan op de pan, zodat hij erop
rust onder belasting (fig. 19, pos. 4).
Daarbij moet de dakhaak een weinig speling hebben
aan de bovenkant van de dakpan (fig. 19, pos. 5).
Indien nodig de dakpan aanpassen.
Onderzijde van de dakhaak zo ver naar beneden
schuiven dat ze op de keper of op de volle plank
rust (fig. 18, pos. 1).
INSTALLATIETIP
De tandring (fig. 19, pos. 2) moet in de tanden
van de onderzijde van de dakhaak grijpen.
Lange zeskantige moer (fig. 19, pos. 1) vastdraaien.
Daartoe sleutel SW 5 in het gat van de
zeskantige moer steken en draaien.
Onderzijde van de dakhaak,met gepaste schroeven
minstens in het eerste (fig. 19, pos. 2) en tweede
gat aan de keper of de volle plank bevestigen.
De aanpalende leien pannen (fig. 20, pos. 1) op
maat afsnijden (stippellijn, fig. 20, pos. 2).
18
ATTENTION!
RISQUE DE DOMMAGE A L'INSTALLATION
Quand le boulon n’est pas monté dans l’orifice
supérieur, le crochet peut être abimé.
ATTENTION!
RISQUE DE DOMMAGE AU BÂTIMENT
par manque d'étanchéité.
Montez chaque crochet au milieu d'une tuile
en ardoise.
CONSEIL D’INSTALLATION
Si l'écartement des lattis est trop petit, vous
pouvez sectionner la partie inférieure du crochet
entre le deuxième et le troisième orifice.
Poser le support à l’avant sur la tuile de manière à
ce qu’il repose en charge (fig. 19, pos. 4).
Le crochet de fixation doit avoir un peu de jeu au niveau
du bord supérieur de la tuile (fig. 19, pos. 5). Si nécessaire,
adapter le haut de la tuile.
Glissez la partie inférieure du crochet jusqu'à ce
qu'elle repose sur le chevron ou sur une planche
(fig. 18, pos. 1).
CONSEIL D’INSTALLATION
La rondelle dentée (fig. 19, pos. 2) doit s'accrocher
dans les dents de la partie inférieure du
crochet de toit.
Serrez l'écrou hexagonal (fig. 19, pos. 1). Introduisez
à cet effet la clé SW 5 dans un trou de l'écrou
hexagonal et serrez.
Fixez la partie inférieure du crochet au chevron au
moins dans le premier (fig. 19, pos. 3) et dans le
deuxième orifice avec les vis adéquates.
Coupez les tuiles en ardoise attenantes (fig. 20,
pos. 1) (ligne pointillée, fig. 20, pos. 2).

Fig. 18 Gemonteerde dakhaak
Crochet monté
19
Fig. 19 Gemonteerde dakhaak – dwarsfiguur met verkorte
onderzijde van de daghaak
1 lange zeskantige moer
2 tandring
3 schroeven voor de bevestiging van de dakhaak
Fig. 19 Crochet monté – Coupe transversale avec
partie inférieure du crochet raccourcie
1 long écrou hexagonal
2 rondelle dentée
3 vis de fixation du crochet de toiture
Fig. 20
Dakhaak met bedekt dak
Crochet lorsque le toit est recouvert

5.4 Golfplatenbedekking 5.4 Couverture en plaques ondulées
WAARSCHUWING! LEVENSGEVAAR
door inademing van asbestvezels.
Werken aan asbesthoudende materialen
mogen enkel door experts of daartoe in het
arbeidsproces ingeschakelde personen uit-
gevoerd worden.
De noodzakelijke maatregelen, vervat in
TRGS 519 (technische regels voor gevaarlijke
stoffen) moeten strikt in acht genomen
worden.
In plaats van dakhaken moeten voor de bevestiging van
de profielgeleiders draadschroeven gemonteerd
worden.
AVERTISSEMENT! DANGER DE MORT
par l'inspiration de fibres contenant de
l'amiante.
Les travaux avec des matériaux contenant
de l'amiante ne peuvent être effectués que
par des spécialistes ou par des personnes
qualifiées.
Il convient de respecter strictement les mesures
du règlement technique pour substances
dangereuses (TRGS 519).
Il faut utiliser des fixations filetées au lieu des crochets
de toiture pour la fixation des rails profilés.
Fig. 21
Verbinding golfplatendak
Fixation de plaques ondulées
Aantal geleverde onderdelen (fig. 21): Contenu de livraison (fig. 21):
1 schroeven M8 4 X 1 vis M8 4 X
2 houders 4 X 2 supports d'arrêt 4 X
3 moeren M12 4 X 3 écrous M12 4 X
4 tussenringen 4 X 4 rondelles 4 X
5 dichtingsring 4 X 5 rondelles d’étanchéité 4 X
6 draadschroef M12 4 X 6 longues barres filetées M12 4 X
In principe bepalen bij golfplatendaken de golvingen de
echte afstand tussen de draadschroeven. Let er bij de
montage op dat u de afstanden (W, X en Y) tussen de
dakhaken in acht neemt (zie tabellen op blz. 12 & 13).
VOORZICHTIG!
SCHADE AAN DE INSTALLATIE
door een niet-draagkrachtige onderconstructie.
Ga na of er een draagkrachtige onderconstructie
voorhanden is. Voor de bevestiging
van draadschroeven is een houten balkje van
minstens 40 x 40 mm nodig.
Monteer eventueel bijkomend een houten
balkje, zodat u de maten van de tabellen op
blz. 12 & 13 in acht kunt nemen.
Bijkomende benodigde werktuigen
- accuschroevendraaier
- meetlint
- houtboor diameter 6 mm (zie voor de boorlengte
hoofdstuk “Draadschroeven monteren”, blz. 21)
- metaalboor 13 mm
- schroefsleutels SW 15 en 19
20
En principe, les ondulations des plaques ondulées déterminent
l'écartement exact entre les vis. Lors du
montage, respectez les écartements donnés (W, X et Y)
entre les vis (voir tableaux à la page 12 & 13).
ATTENTION !
RISQUE DE DOMMAGE A L'INSTALLATION
par une construction insuffisamment résistante.
Contrôlez si la structure de la construction
est suffisamment résistante. Pour fixer les
fixations filetées, il faut des chevrons de 40 x
40 mm d'épaisseur au moins.
Montez éventuellement des chevrons supplémentaires
de façon à pouvoir respecter
les dimensions des tableaux aux pages 12 &
13.
Outillage nécessaire supplémentaire
- tournevis électrique
- mètre à ruban
- mèche à bois, Ø 6 mm (longueur de perçage, voir
chapitre "Montage des fixations filetées", page 21)
- mèche pour métal, Ø 13 mm
- clé SW15 et 19

5.4.1
Draadschroeven monteren 5.4.1 Montage des fixations filetées
INSTALLATIETIP
U moet met de houtboor in een hoek van exact
90° door de onderconstructie van het dak boren
om nadien een correct rustvlak tussen houder
en profielgeleider te bekomen. Het heeft
daarom zin om een boormal te maken.
Neem een houten balkje met een lengte van
ca. 50 tot 100 cm. Boor loodrecht in het
balkje een gat van 6 mm (fig. 22).
Fig. 22 Boormal vervaardigen
Fabrication des gabarits de perçage
De boorlengte voor de benodigde houtboor met de
volgende formule berekenen:
CONSEIL D’INSTALLATION
Il convient de percer les trous à la mèche à bois
exactement sous un angle de 90 degrés à
travers la structure du toit pour obtenir ensuite
une surface plane entre le support d'arrêt et le
rail profilé. A cet effet, il est utile de fabriquer un
gabarit de perçage.
Prenez un bois carré d'une longueur de 50 à
100 cm environ. Percez-y verticalement un
trou de 6 mm (fig. 22).
Fig. 23 Gemonteerde dakhaak – dwarsfiguur met verkorte
onderzijde van de daghaak
Montage des pièces successives de la fixation
filetée
1 houder support d’arrêt
2 moer M12 écrou M12
3 tussenring rondelle
4 dichtingsring rondelle d’étanchéité
5 draadschroef M12 longue barre filitée M12
Déterminez la longueur de perçage pour la mèche
utilisée selon le calcul suivant:
90 mm 90 mm
Hoogte van de golf + Hauteur de l'ondulation +
Hoogte van de boormal + Hauteur du gabarit de perçage +
Benodigde boorlengte van boorkop
voor houtboor
(Ø 6 mm)
VOORZICHTIG!
SCHADE AAN HET GEBOUW
door lekken.
Boor nooit in een golfdal.
=
21
Longueur de mèche nécessaire
à partir du mandrin pour la mèche
à bois (Ø 6 mm)
ATTENTION!
RISQUE DE DOMMAGE AU BÂTIMENT
par manque d'étanchéité.
Ne forez jamais dans le creux de l'ondulation.
=

Met een metaalboor (Ø 13 mm) volgens de positie
van draadschroef (zie tabellen op blz. 12 - 13) door
de golfplaat boren. Niet in het onderliggende hout
boren!
Houtboor (Ø 6 mm) door de boormal leiden en
loodrecht in de onderconstructie (balk) boren.
Let bij het monteren van de draadschroeven op de
volgorde van de afzonderlijke onderdelen (fig. 23).
Houder (fig. 23, pos. 1) tot aan de aanslag op de
draadschroef (fig. 23, pos. 2) draaien.
De voorgemonteerde draadschroeven met een
schroefsleutel SW 15 zo ver in het dak draaien tot
maat B bereikt is (tabel 3).
INSTALLATIETIP
Zorg er bij het indraaien van de draadschroeven
voor dat afstand B (tabel 3 en fig. 24) voor alle
draadschroeven dezelfde is.
De moer (fig. 24, pos. 2) vastdraaien tot de dichtingsring
(fig. 24, pos. 3) volledig op het dak rust.
INSTALLATIETIP
De houder moet tot op de aanslag op de
draadschroef gedraaid zijn.
Forez à l'aide d'une mèche pour métal (Ø 13 mm)
conformément aux positions des fixations filetées
(voir tableaux à la page 12 - 13) à travers les
plaques ondulées. Ne percez pas dans le bois en
dessous!
Introduisez la mèche à bois (Ø 6 mm) à travers le
gabarit et percez verticalement dans la structure
(bois carré).
Lors du montage des fixations filetées, respectez
l'ordre des différentes pièces (fig. 23).
Faites tourner le support d'arrêt (fig. 23, pos. 1)
jusqu'à la butée de la vis (fig. 23, pos. 5).
Vissez les fixations filetées pré montées à l'aide de
la clé SW 15 dans la toiture jusqu'à ce que la dimension
B soit atteinte (tab. 3).
CONSEIL D’INSTALLATION
Lors du vissage des fixations filetées, veillez à
ce que la distance B (tableau 3 et fig. 24) soit
identique pour toutes les vis.
Vissez l'écrou (fig. 24, pos. 2) jusqu'à ce que la
rondelle d'étanchéité (fig. 24, pos. 3) repose totalement
sur le toit.
CONSEIL D’INSTALLATION
Le support d'arrêt doit être vissé jusqu'à la
butée de la fixation filetée.
Golfhoogte
Maat A
Maat B
Hauteur de l'ondulation
Distance A
Distance B
35 mm 70 mm 35 mm 70 mm
40 mm 65 mm 40 mm 65 mm
45 mm 60 mm 45 mm 60 mm
50 mm 55 mm 50 mm 55 mm
55 mm 50 mm 55 mm 50 mm
60 mm 45 mm 60 mm 45 mm
Tabel 3 Montagematen golfplatendak.
Tableau 3 Dimensions de montage pour un toit en
Maten afhankelijk van de hoogte van de af-
plaques ondulées. Les distances dépenzonderlijke
golven
dent de la hauteur de l'ondulation en
question.
Fig. 24 Op golfplatendak gemonteerde draadschroef Fig. 25 Profielgeleider aan houder bevestigen
Fixation filetée montée sur un toit de plaques
ondulées
Fixation du rail profilé au support d'arrêt
1 houder support d’arrêt 1 schroef vis
2 moer M12 écrou M12 2 profielgeleider rail profilé
3 dichtingsring rondelle d’étanchéité 3 houder support d’arrêt
22

Profielgeleiders vastschroeven
Let ook op hoofdstuk 5.8.1 “Profielgeleiders verbinden”
Profielgeleiders (fig. 25, pos. 2) telkens met twee
schroeven (fig. 25, pos. 1) bevestigen.
INSTALLATIETIP
De profielgeleiders moeten waterpas aansluiten
op de houders (fig. 25, pos. 3). Indien nodig,
bijregelen met de houders.
Vissage des rails profilés
Voyez aussi chapitre 5.8.1 "Raccorder les rails profilés".
Fixez les rails profilés (fig. 25, pos. 2) avec deux
vis chacun (fig. 25, pos. 1).
CONSEIL D’INSTALLATION
Les rails profilés doivent connecter de niveau
aux supports d’arrêt (fig. 25, pos. 3) Si
nécessaire, ajuster avec les supports d’arrêt.
5.5 Leien dakbedekking op platen 5.5 Couverture en ardoises sur planches
INSTALLATIETIP
De montage op een leien dak moet door een
dakdekker uitgevoerd worden.
We tonen u als voorbeeld de montage van een speciale
dakhaak en de waterdichte bedekking met bovenaan te
plaatsen staalplaatjes (fig. 26, pos. 1 en 2) op een leien
dak
op platen.
Let erop dat u bij de montage de afstanden (W, X en Y)
tussen de speciale dakhaken in acht neemt (tabellen 1
en
2, blz. 12 & 13).
Speciale dakhaken (fig. 26, pos. 5) en dichting (fig.
26, pos. 4) met de schroef (fig. 26, pos. 6) op de
platen monteren.
Om een waterdichte montage te garanderen, moeten
boven en onder de speciale dakhaken staalplaatjes
(fig. 26, pos. 1, 2 - niet bijgeleverd)
gemonteerd worden.
CONSEIL D’INSTALLATION
Le montage sur des toits en ardoise doit être
effectué par un couvreur.
Vous voyez comme exemple le montage d'un crochet
de toiture spécial et le revêtement étanche à l'aide de
tôles à poser (fig. 26, pos. 1 et 2) (non fournies) à l'aide
d'une
couverture en ardoise sur planches.
Lors du montage, respectez les écartements donnés
(W, X et Y) entre les crochets spéciaux (tableaux 1 et 2
à la page 12 & 13).
Montez les crochets spéciaux (fig. 26, pos. 5) et le
joint (fig. 26, pos. 4) avec la vis (fig. 26, pos. 6) sur
les planches.
Pour garantir un montage étanche, il faut monter
sur et sous les crochets spéciaux des tôles à poser
(fig. 26, pos. 1 et 2) (non fournies).
Fig. 26 Montage op een leien dak op platen Fig. 27 Montage op een stalen dakbedekking
1 staalplaatje (niet bijgeleverd) 1 houder
2 staalplaatje (niet bijgeleverd) 2 moer M12
3 afbeelding veelvoudige bedekking 3 rondel
4 dichting (niet bijgeleverd) 4 dichtingsring
5 speciale dakhaken 5 draadschroef M12
6 schroef 6 huls (niet bijgeleverd)
Fig. 26 Montage sur un toit en ardoises sur planches Fig. 27 Montage sur un toit en tôle
1 tôle (non fournie) 1 support d’arrêt
2 tôle (non fournie) 2 écrou M12
3 représentation d'une couverture superposée 3 rondelle
4 joint (non fourni) 4 rondelle d’étanchéité
5 crochet de toiture spécial 5 longue barre filetée M12
6 vis 6 douille (non fournie)
23

INSTALLATIETIP
De speciale dakhaak moet vooraan op een
veelvoudige bedekking rusten (fig. 26, pos. 3).
CONSEIL D’INSTALLATION
L'avant du crochet spécial doit reposer sur une
couverture superposée (fig. 26, pos. 3).
5.6 Stalen dakbedekking 5.6 Couverture d'une toiture en tôles
INSTALLATIETIP
De montage op een stalen dakbedekking moet
door een dakdekker uitgevoerd worden.
In plaats van dakhaken moeten voor de bevestiging van
de profielgeleiders draadschroeven (fig. 27, pos. 5) gemonteerd
worden. Let erop dat u bij de montage de
afstanden (W, X en Y) tussen de draadschroeven in
acht neemt (tabellen op blz. 12 & 13).
Om de dichtheid van het dak te verzekeren, moet u voor
de draadschroeven (fig. 27, pos. 6) hulzen op de stalen
dakbedekking solderen.
INSTALLATIETIP
Het verloop van de montage van de
draadschroeven en profielgeleiders alsook alle
tips vindt u in hoofdstuk 5.4 “Golfplatenbedekking”.
24
CONSEIL D’INSTALLATION
Le montage sur une couverture de toiture en
tôles doit être effectué par un couvreur.
Au lieu de crochets de toiture, il faut utiliser des fixations
filetées (fig. 27, pos. 5) pour fixer les rails profilés. Lors
du montage, respectez les écartements donnés (W, X
et Y) entre les fixations filetées (tableaux à la page 12 &
13).
Pour garantir l'étanchéité, vous devez braser des douilles
(fig. 27, pos. 6) (non fournies) pour les fixations filetées
(fig. 27, pos. 5) sur le toit en tôles.
CONSEIL D’INSTALLATION
Le déroulement du montage des fixations filetées
et des rails profilés, ainsi que les instructions
correspondantes, figurent au chapitre 5.4
"Couverture en plaques ondulées".

5.7 Bijkomende geleiders monteren
(toebehoren)
Bij montagehoogten van 20 tot 100 m en/of regelmatige
sneeuwbelasting van 20 tot 31 kg/m² zijn bijkomende
maatregelen nodig. Een dergelijke montage is niet
mogelijk met horizontale zonnepanelen.
INSTALLATIETIP
Als voorbeeld tonen we een pannenbedekking.
De bijkomende geleiders kunnen ook
gemonteerd worden op andere bedekkingen
die in deze handleiding beschreven staan.
Bijkomende dakhaken aanbrengen
Om de sneeuwlastprofielen aan te brengen moeten
bijkomende dakhaken gemonteerd worden.
Bijkomende dakhaken (fig. 28, pos. 1) zoveel mogelijk
tussen de reeds aangebrachte bovenste en
onderste dakhaken bevestigen.
INSTALLATIETIP
Er moet steeds een vrije rij pannen zijn
tussen de bovenste, middelste en onderste
dakhaak.
Fig. 28 Bijkomende dakhaken voor het sneeuwlastprofiel
(hier: voor twee panelen)
Crochets de toiture supplémentaires pour un
profilé de charge de neige (ici: pour deux
capteurs)
5.7 Montage de rails supplémentaires
(accessoires)
Pour des hauteurs de montage de 20 à 100 m et/ou des
charges de neige régulières de 20 à 31 kg/m², des
mesures supplémentaires s'imposent. Un montage
pareil n’est pas possible avec des capteurs horizontaux.
CONSEIL D’INSTALLATION
Vous voyez comme exemple le montage d'une
couverture de tuiles. Les rails supplémentaires
peuvent également être montés sur d'autres
couvertures décrites dans ce mode d'emploi.
Pose de crochets supplémentaires
Des crochets supplémentaires doivent être montés pour
recevoir les profils de charge de neige.
Fixez les crochets supplémentaires (fig. 28, pos.
1) si possible au milieu entre les crochets
supérieurs et inférieurs déjà montés.
CONSEIL D’INSTALLATION
Il faut toujours laisser au moins une rangée de
tuiles libre entre les crochets supérieurs et du
milieu et du milieu et inférieurs.
Fig. 29 Bevestiging van het sneeuwlastprofiel
Fixation du profilé de charge de neige
Sneeuwlastprofiel op dakhaak bevestigen Fixation du profilé de charge de neige sur le crochet
de toiture
Geleidemoer (fig. 29, pos. 1) in de richting van de Glissez la plaquette coulissante (fig. 29, pos. 1)
pijl op de dakhaak schuiven.
dans le sens de la flèche sur le crochet de toiture.
Sneeuwlastprofiel (fig. 29, pos. 2) op de dakhaak Posez le profilé de charge de neige (fig. 29, pos. 2)
leggen en met schroef M8 (fig. 29, pos. 3) vast- sur les crochets et fixez-les avec les vis M8 (fig. 29,
draaien.
pos. 3).
Sneeuwlastprofielen loodrecht op één lijn brengen Posez les profilés de charge de neige
(metselaarskoord gebruiken).
parallèlement les uns aux autres (utilisez la ficelle
de maçon).
Profielgeleiders monteren
De profielgeleiders moeten verbonden worden alvorens
ze bevestigd worden. Ga hiervoor naar hoofdstuk 5.8.1
“Profielgeleiders verbinden”.
De profielgeleiders (fig. 30, pos. 1) in de inkervingen
(fig. 30, pos. 2) van de sneeuwlastprofielen
leggen en met schroeven (fig. 30, pos. 3) slechts
licht vastdraaien, zodat de profielgeleiders nog gericht
kunnen worden.
Montage des rails profilés
Avant de fixer les rails profilés, il faut les raccorder.
Reportez-vous à cet effet au chapitre 5.8.1 "Relier les
rails profilés".
Posez les rails profilés (fig. 30, pos. 1) dans les
encoches (fig. 30, pos. 2) des profilés de charge
de neige et fixez-les légèrement avec des vis et
écrous en aluminium (fig. 30, pos. 3) sans serrer
pour pouvoir encore ajuster les rails profilés.
Idem met de andere profielgeleiders. Procédez de même avec les autres rails profilés.
25

Ga voort met de montage onder hoofdstuk 5.8.3
“Profielgeleiders richten”.
5.8 Profielgeleiders monteren
De profielgeleiders moeten met steekverbindingen met
elkaar verbonden worden. Voor elk paneel is een
bovenste en een onderste profielgeleider voorzien.
Poursuivez le montage en vous reportant au chapitre
5.8.3 "Ajuster les rails profilés".
Fig. 30
Loodrechte profielgeleiders monteren
Montage des rails profilés horizontaux
5.8 Montage des rails profilés
Les rails profilés doivent être reliés entre eux par des
raccords. Un rail profilé supérieur et un rail profilé inférieur
sont prévus pour chaque capteur.
5.8.1 Profielgeleiders verbinden 5.8.1 Relier les rails profilés
Steekverbindingen (fig. 31, pos. 1) tot aan de aanslag
in beide profielgeleiders (fig. 31, pos. 2) schui-
ven.
Voor de vastzetting de beide voorgemonteerde
schroefpennen M10 (fig. 31. pos. 3) in de steekverbinding
met sleutel SW 5 vastdraaien.
Faites glisser le raccord (fig. 31, pos. 1) jusqu'à la
butée dans les deux rails profilés (fig. 31, pos. 2).
Serrez les deux vis sans tête M10 (fig. 31, pos. 3)
pré montées dans le raccord jusqu'à l'arrêt à l'aide
de la clé SW 5.
Fig. 31 Profielgeleiders verbinden Fig. 32 Profielgeleiders aan dakhaken bevestigen
1 steekverbinding 1 schuifmoer
2 profielgeleiders 2 profielgeleider
3 schroefpen M10 3 schroef
Fig. 31 Relier les rails profilés Fig. 32 Fixation des rails profilés aux crochets de
toiture
1 raccord 1 plaquette coulissante
2 rail profilé 2 rail profilé
3 vis sans tête M10 3 vis
26

5.8.2 Profielgeleiders monteren 5.8.2 Montage des rails profilés
Schuifmoer (fig. 32, pos. 1) in de richting van de pijl Glissez la plaquette coulissante (fig. 32, pos. 1)
over de dakhaak schuiven.
dans le sens de la flèche sur le crochet de toiture.
De onderste profielgeleider (fig. 32, pos. 2) op de Posez les rails profilés inférieurs (fig. 32, pos. 2)
dakhaak leggen en schroef M8 (fig. 32, pos. 3) sur les crochets de toit et serrez légèrement la vis
slechts licht vastdraaien zodat de profielgeleiders M8 (fig. 32, pos. 3) sans serrer pour pouvoir en-
nog gericht kunnen worden.
core ajuster les rails profilés.
Hetzelfde doen met de bovenste profielgeleiders. Procédez de même avec les autres rails profilés.
INSTALLATIETIP
We geven de raad om voor de afstand tussen
de profielgeleiders een hulpmiddel uit
panlatten te vervaardigen.
CONSEIL D’INSTALLATION
Pour respecter la distance entre les rails profilés,
nous vous recommandons de fabriquer un
gabarit en lattis.
5.8.3 Profielgeleiders richten 5.8.3 Ajustement des rails profilés
De bovenste en onderste profielgeleiders aan de
zijkant in één trek op elkaar en telkens loodrecht
richten (fig. 33, waterpas gebruiken).
INSTALLATIETIP
Meet de diagonalen of leg bvb. een panlat (fig.
33, pos. 1) op de uiteinden van de profielgeleiders.
De hoek tussen de panlat en de profielgeleider
moet 90° bedragen. Richt de profielgeleiders
met behulp van de rechthoekige
gaten.
De schroeven vastdraaien. Serrez les vis.
Ajustez verticalement les côtés des rails profilés
inférieur et supérieur, et parallèlement entre eux
(fig. 33, utiliser un niveau d'eau).
CONSEIL D’INSTALLATION
Mesurez les diagonales ou posez p. ex. une
latte (fig. 33, pos. 1) aux extrémités des rails
profilés. L'angle entre la latte et le rail profilé
doit être de 90 degrés. Ajustez les rails profilés
à l'aide des orifices allongés.
Fig. 33 Profielgeleiders richten Fig. 34 Afglijbeveiliging monteren
1 bevestigingsgaten voor de afglijbeveiligingen
2 vastklikken van de afglijbeveiliging
3 afglijbeveiliging
Fig. 33 Ajustement des rails profilés Fig. 34 Suspension des crochets anti-glissement
1 trous de fixation des crochets anti-glissement
2 encliquage des crochets anti-glissement
3 crochet anti-glissement
INSTALLATIETIP
De profielgeleiders mogen niet door niveauverschillen
tussen de kepers doorhangen.
Ter controle metselaarskoord gebruiken.
Indien nodig het niveauverschil tussen de
profielgeleiders en de dakhaken opvullen (bvb.
met rondellen).
27
CONSEIL D’INSTALLATION
Les rails profilés ne peuvent arquer suite à des
différences de niveau des chevrons de la
toiture.
Pour le contrôle, utilisez une ficelle de maçon.
Si nécessaire, étayez les rails profilés aux crochets
de toiture (p. ex. avec des rondelles).

5.8.4 Afglijbeveiligingen monteren
Teneinde de panelen tegen afglijden te beveiligen moet
u voor elk paneel aan de onderste profielgeleiders twee
afglijbeveiligingen bevestigen.
Afglijbeveiligingen (fig. 34, pos. 3) telkens in de
binnenste rechthoekige gaten (fig. 34, pos. 1) van
buitenaf zo ver over de profielgeleiders schuiven
dat ze vastklikken (fig. 34, pos. 2).
5.8.4 Montage des crochets anti-glissement
Pour éviter que les capteurs ne glissent, vous devez
fixer deux crochets anti-glissement par capteur aux rails
profilés inférieurs.
Faites coulisser les crochets anti-glissement (fig.
34, pos. 3) dans les orifices allongés (fig. 34, pos.
1) à partir de l'extérieur jusqu'à ce qu'ils
s'encliquent (fig. 34, pos. 2).
6. PANELEN MONTEREN 6. MONTAGE DES CAPTEURS
Indien u met de montage van de panelen begint, moet u
de volgende veiligheids- en installatietips in acht
nemen.
WAARSCHUWING! LEVENSGEVAAR
door valpartijen en vallende onderdelen.
Neem bij alle dakwerken gepaste maatregelen
ter bescherming tegen ongevallen.
Beveilig u bij alle dakwerken tegen valpartijen.
Draag steeds uw persoonlijke beschermende
kledij of uitrusting.
Controleer na beëindiging van de montage
de veilige positie van de montageset en de
panelen.
VOORZICHTIG!
SCHADE AAN DE INSTALLATIE
door beschadigde dichtingen.
Verwijder de kappen uit kunststof aan de
paneelaansluitingen pas net voor de montage.
INSTALLATIETIP
Gebruik voor de montage een hijswerktuig uit
de dakdekkerswereld, voldoende draagkrachtige
driepuntige zuiggrepen of als toebehoren
verkrijgbare handgrepen (vergemakkelijken
het hijsen).
INSTALLATIETIP
Tijdens het transport of de montage kunnen
onbeveiligde panelen vallen.
28
Lorsque vous entamez le montage des capteurs, vous
devez respecter les instructions de sécurité et d'utilisation
suivantes.
Fig. 35
Uitzicht dakmontage met panelen
Vue du montage de capteurs sur le toit
AVERTISSEMENT ! DANGER DE MORT
par chutes et chute de pièces.
Prenez les mesures appropriées pour éviter
les accidents lors de tous les travaux sur les
toits.
Veillez à ne pas tomber lors des travaux sur
le toit.
Portez toujours vos vêtements et équipements
de sécurité personnels.
Contrôlez au terme du montage que le kit de
montage et les capteurs sont bien fixés.
ATTENTION!
RISQUE DE DOMMAGE A L'INSTALLATION
par des surfaces d'étanchéité endommagées.
N'enlevez les capuchons en plastique que
directement avant le montage.
CONSEIL D’INSTALLATION
Pour le montage, utilisez un élévateur de couvreur,
des poignées ventouses à trois points
suffisamment résistantes ou des poignées spéciales
disponibles dans le commerce (pour faciliter
le levage).
CONSEIL D’INSTALLATION
Lors du transport ou du montage, les capteurs
non fixés risquent de tomber.

6.1 Paneelmontage voorbereiden
Voor de aanvang van de eigenlijke montage op het dak
kunt u de blindstoppen vooraf beneden monteren om
het
werk op het dak te vergemakkelijken.
Om de blindstoppen (en later ook de geribde verbindingen
en aansluitbuizen) te beveiligen, moeten de aansluitingen
met clipsen gebeuren.
VOORZICHTIG!
SCHADE AAN DE INSTALLATIE
door lekken in de aansluitingen.
De geribde verbindingstukken, de aansluitbuizen
en de paneelaansluitingen mogen niet
beschadigd of vervuild zijn.
In de fabriek zijn de paneelaansluitingen
bedekt met een speciaal vet om de montage
te vergemakkelijken. Er mag geen ander vet
gebruikt worden.
6.1 Préparation des capteurs
Avant le montage proprement dit sur le toit, vous
pouvez monter en bas les bouchons afin de vous
faciliter
le travail sur le toit.
Pour fixer les bouchons (de même que les connecteurs
des tubes ondulés et les tubes de raccordement dans
une phase ultérieure), les raccordements doivent être
équipés de clips.
ATTENTION!
RISQUE DE DOMMAGE A L'INSTALLATION
par manque d'étanchéité des raccordements.
Les connecteurs des tubes ondulés, les
tubes de raccordement et les raccordements
des capteurs ne doivent être ni endommagés
ni encrassés.
Pour faciliter le montage, les raccordement
des capteurs sont recouverts d’une graisse
spéciale en usine. Aucune autre graisse ne
peut être utilisée.
Fig. 36 Hydraulische aansluiting rechts met maximum Fig. 37 Hydraulische aansluiting links met maximum 5
5 panelen
panelen
1 geribd verbindingsstuk Raccordement hydraulique gauche avec 5
2 vertrekleiding capteurs au maximum
3 terugvoerleiding
4 blindstop
Fig. 36 Raccordement hydraulique droit avec 5
capteurs au maximum
1 connecteur de tube ondulé
2 conduite de départ
3 conduite de retour
4 bouchon
29
Fig. 38
Hydraulische aansluiting omgewisseld
Raccordement hydraulique alterné

6.1.1 Hydraulische aansluiting
De panelen moeten zo gemonteerd worden, dat de
voelerhuls
bovenaan ligt.
INSTALLATIETIP
De leidingen voor de hydraulische aansluiting
kunnen zowel rechts (fig. 37) als links (fig. 38)
uitgevoerd worden. In deze handleiding wordt
de aansluiting aan de rechterzijde afgebeeld.
Het leidingcircuit in het paneel vormt een dubbele
meander die twee verschillende manieren van
hydraulische
aansluiting toelaat:
Enkelzijdige aansluiting tot max. 5 panelen
De enkelzijdige aansluiting is mogelijk tot maximum 5
panelen
(fig. 36 en 37).
Afwisselende aansluiting tot max. 10 panelen
Indien meer dan 5 panelen in serie gemonteerd worden,
moet de hydraulische aansluiting diagonaal gebeuren
( fig. 38).
Deze vorm van aansluiting kan ook gebruikt worden
voor installaties met minder dan 6 panelen (fig. 38).
6.1.2 Blindstoppen monteren
Alle niet gebruikte verbindingen voor de aansluiting van
de panelenset moeten afgesloten worden.
Gummikappen (transportbeveiliging) van de
paneel-aansluitingen demonteren.
Schuif de blindstop met de O-ringen (fig. 39, pos.
1) op de paneelaansluiting.
Schuif de clips (fig. 39, pos. 2) ter beveiliging van
de aansluiting over de blindstop en de paneelaansluiting.
30
6.1.1 Raccord hydraulique
Les capteurs doivent être montés de façon que la
douille de la sonde soit en haut.
CONSEIL D’INSTALLATION
Les conduites de raccordement hydrauliques
peuvent être raccordées à droite (fig. 36) ou à
gauche (fig. 37). Dans cette notice, les schémas
illustrent des exemples de raccordements
à droite.
Le circuit des conduites dans le capteur forme un
méandre double permettant d’effectuer deux raccordements
hydrauliques différents:
Raccordement simple jusqu’à maxi. 5 capteurs
Vous pouvez effectuer le raccordement simple pour un
champ de 5 capteurs au maximum (fig. 36 et 37).
Raccordement alterné jusqu’à maxi. 10 capteurs
Si plus de 5 capteurs sont montés dans une rangée, le
raccordement hydraulique doit être effectué
diagonalement
(fig. 38).
Le raccordement alterné peut également être utilisé
pour moins de 6 capteurs (fig. 38).
6.1.2 Montage des bouchons
Tous les raccords n’étant pas nécessaires pour le raccordement
d’un champ de capteurs, il est nécessaire de
les fermer.
Démontez les capuchons en caoutchouc (protection
de transport) des raccords du capteur en
question.
Glisser le bouchon avec les joints toriques (fig. 39,
pos. 1) sur le raccordement du capteur.
Pour sécuriser le raccord, glisser le clips (fig. 39,
pos. 2) sur le bouchon et le raccordement du
capteur.
Fig. 39
Blindstop met een clips beveiligen
Fixer le bouchon avec un clips

6.2 Panelen bevestigen
De bevestiging van de panelen op de profielgeleiders
gebeurt door de eenzijdige paneelspanners (fig. 40,
pos. 2) aan het begin en het einde van een reeks
panelen en door de dubbelzijdige paneelspanners (fig.
40, pos. 1) tussen de panelen.
Bovendien wordt door de afglijbeveiligingen het
afglijden van het paneel verhinderd.
INSTALLATIETIP
De onderdelen uit kunststof aan de paneelspanners
hebben geen dragende functie. Ze
vergemakkelijken enkel de montage.
6.2 Fixation des capteurs
La fixation des capteurs sur les rails profilés se fait à
l'aide d'un butoir d'extrémité du capteur (fig. 40, pos. 2)
au début et à la fin de chaque rangée de capteurs et de
butoirs doubles de capteur (fig. 40, pos. 1) entre les
capteurs.
En outre, les crochets anti-glissement empêchent que le
capteur glisse.
CONSEIL D’INSTALLATION
Les parties en plastique des butoirs de capteur
n'ont pas de fonction portante. Elles facilitent
simplement le montage.
Fig. 40 Bevestigingselementen voor het paneel Fig. 41 Eenzijdige paneelspanner inschuiven
Eléments de fixation du capteur Glissement du butoir d'extrémité du capteur
Eenzijdige paneelspanner rechts inschuiven Pose du butoir d'extrémité du capteur à droite
Eenzijdige paneelspanner (fig. 41, pos. 1) aan het
rechteruiteinde van de panelenset volledig in de
profielgeleider schuiven.
INSTALLATIETIP
Monteer de eenzijdige paneelspanners aan de
linkerzijde van de panelenset pas na de
montage van het laatste paneel.
Eerste paneel plaatsen
Plaats het paneel zodanig op de profielgeleiders dat de
voelerhuls zich bovenaan bevindt. Begin de panelen
aan de rechterzijde op de profielgeleiders te leggen.
VOORZICHTIG!
GEVAAR VOOR LICHAMELIJKE LETSELS
Monteer de panelen steeds met zijn tweeën.
31
Glissez le butoir d'extrémité du capteur (fig. 41,
pos. 1) à l'extrémité droite du champ de capteurs
complètement dans les rails profilés.
CONSEIL D’INSTALLATION
Ne montez le butoir d'extrémité du capteur du
côté gauche du capteur qu'après avoir monté le
dernier capteur.
Pose du premier capteur
Posez le capteur sur les rails profilés de façon à ce que
la douille de la sonde se trouve en haut. Commencez
par poser les capteurs sur les rails profilés du côté
droit.
ATTENTION!
RISQUE DE BLESSURE
Effectuez toujours le montage des capteurs à
deux.

Het eerste paneel op de profielgeleiders leggen en
in de afglijbeveiligingen glijden (fig. 42).
De onderste paneelzijde moet in de opening van de
afglijbeveiliging
liggen (fig. 42, pos. 1).
Paneel (fig. 43, pos. 1) voorzichtig op de eenzijdige
paneelspanner schuiven en horizontaal richten.
Eenzijdige paneelspanner met sleutel SW5 vastschroeven
(fig. 43, pos. 2).
INSTALLATIETIP
Door het vastschroeven breekt de voering uit
kunststof op de verwachte plaatsen af.
De klem (fig. 43, pos. 2) van de paneelspanner grijpt nu
in de onderzijde van het paneel.
Posez le premier capteur sur les rails profilés et
laissez-le glisser dans les crochets anti-glissement
(fig. 42).
Le bord inférieur du capteur doit reposer dans l'ouverture
du crochet anti-glissement (fig. 42, pos. 1).
Fig. 42
Eerste paneel op de profielgeleiders leggen
Pose du premier capteur sur les rails profilés
Faites glisser le capteur (fig. 43, pos. 1) précautionneusement
jusqu'au butoir d'extrémité du
capteur et ajustez-le horizontalement.
Vissez le butoir d'extrémité du capteur avec la clé
SW5 (fig. 43, pos. 2).
CONSEIL D’INSTALLATION
Lorsque vous serrez la vis, le guide en plastique
se brise aux endroits voulus.
Le support (fig. 43, pos. 2) du butoir du capteur est à
présent accroché au bord inférieur du capteur.
Fig. 43 Vastgeschroefde eenzijdige paneelspanner Fig. 44 Dubbelzijdige paneelspanner monteren
Butoir d'extrémité du capteur vissé Montage du butoir de capteur double
Dubbelzijdige paneelspanner plaatsen Pose du butoir double du capteur
Dubbelzijdige paneelspanner met de moer vooraan
zodanig in de opening van de profielgeleider en de
steekverbinder plaatsen dat de afstandsschraag uit
kunststof (fig. 44, pos. 1) om de profielgeleider
grijpt.
Dubbelzijdige paneelspanner tot aan het paneelkader
schuiven.
32
Posez le butoir double du capteur avec l'écrou
devant dans l'ouverture du rail profilé et du raccord
de sorte que le bloc d'écartement en plastique (fig.
44, pos. 1) s'accroche au rail profilé.
Faites glisser le butoir double de capteur jusqu'au
cadre du capteur.

INSTALLATIETIP
Draai de schroef pas vast wanneer het tweede
paneel tot aan de dubbelzijdige paneelspanner
geschoven is.
CONSEIL D’INSTALLATION
Ne serrez la vis que lorsque le deuxième
capteur aura été glissé jusqu'au butoir double
de capteur.
Monteer het geribd verbindingsstuk op het eerste Monter le connecteur de tube ondulé sur le premier
paneel
capteur
Neem de gummi afsluitkapjes van de aansluitingen. Retirer les capuchons en caoutchouc des raccordements.
Schuif het verbindingstuk (fig. 45, pos. 1) op de Glisser le connecteur (fig. 45, pos. 1) sur les rac-
linker aansluitingen van het eerste paneel.
cords gauches du premier capteur.
Schuif de clips (fig. 45, pos. 2) ter beveiliging over Glisser le clips (fig. 45, pos. 2) servant à sécuriser
het geribd verbindingsstuk en de aansluiting van le raccordement, sur le connecteur du tube ondulé
het paneel.
et le raccordement du panneau.
Fig. 45
Tweede paneel plaatsen Pose du deuxième capteur
Tweede paneel op de profielgeleiders leggen en in
de afglijbeveiligingen glijden.
VOORZICHTIG!
SCHADE AAN DE INSTALLATIE
door beschadigde verbindingsstukken.
Gebruik geen hulpmiddelen zoals tangen (fig.
46, pos. 2). Hierdoor kunnen de verbindingsstukken
onbruikbaar worden.
Het tweede paneel zodanig tegen de eerste schuiven
dat de aansluitingen in de voorgemonteerde
geribde verbindingsstukken van het eerste paneel
geschoven worden (fig. 46, pos. 1).
De tweede clips (fig. 46, pos. 3) op het geribd
verbindingsstuk en de aansluiting van het paneel
schuiven.
33
Geribd verbindingsstuk op het eerste paneel
monteren
Monter le connecteur ondulé sur le premier
capteur
Posez le deuxième capteur sur les rails profilés et
faites-le glisser jusque dans les crochets anti-
glissement.
ATTENTION!
RISQUE DE DOMMAGE A L'INSTALLATION
dus à des connecteurs endommagés.
N’utilisez pas d’auxiliaires comme les pinces
(fig. 46, pos. 2). Ils risqueraient de rendre
les connecteurs inutilisables.
Placer le deuxième capteur contre le premier de
manière à ce que les raccordements s’insèrent
dans les connecteurs pré montés des tubes
ondulés (fig. 46, pos. 1) du premier capteur.
Insérer le deuxième clips (fig. 46, pos. 3) sur le
connecteur du tube ondulé et le raccordement du
capteur.

Fig. 46 Tweede paneel tegen het eerste schuiven Fig. 47 Geribd verbindingsstuk beveiligd met clipsen
Glissement du deuxième capteur contre le
premier
VOORZICHTIG!
SCHADE AAN DE INSTALLATIE
door niet-beveiligde geribde verbindingsstukken
en blindstoppen.
Bevestig elke blindstop met een clips en elk
verbindingsstuk met twee clipsen (fig. 47,
pos. 1).
De schroef van de dubbelzijdige paneelspanner
met sleutel SW 5 vastdraaien.
INSTALLATIETIP
Door het vastschroeven breekt de voering uit
kunststof op de verwachte plaatsen af.
De klem (fig. 48, pos. 1) van de paneelspanner grijpt nu
in de onderzijde van het paneel.
Doe hetzelfde met alle verdere panelen.
Connecteur de tube ondulé sécurisé à l’aide de
clips
ATTENTION!
RISQUE DE DOMMAGE A L'INSTALLATION
dû à des connecteurs de tubes ondulés et des
bouchons non sécurisés.
Fixez chaque bouchon avec un clips et
chaque connecteur avec deux clips (fig. 47,
pos. 1).
Serrez la vis du butoir double de capteur à l'aide de
la clé SW 5.
CONSEIL D’INSTALLATION
Lorsque vous serrez la vis, le guide en plastique
se brise aux endroits voulus.
Le support (fig. 48, pos. 1) du butoir du capteur est à
présent
accroché au bord inférieur du capteur.
Procédez de même avec tous les autres capteurs.
Fig. 48 Dubbelzijdige paneelspanner tussen twee Fig. 49 Enkelzijde paneelspanner links
panelen Capteur unilatéral à gauche
Butoir double de capteur entre deux capteurs
34

Eenzijdige paneelspanner links monteren
Wanneer alle panelen gemonteerd zijn, kunnen de
beide overblijvende eenzijdige paneelspanners
bevestigd worden.
Eenzijdige paneelspanners (fig. 49, pos. 1) in de
bovenste en onderste profielgeleiders schuiven.
Paneelspanners tot aan het paneelkader schuiven
en met sleutel SW 5 vastschroeven (fig. 49, pos.
2).
INSTALLATIETIP
Door het vastschroeven breekt de voering uit
kunststof op de verwachte plaatsen af.
Pose du butoir d'extrémité du capteur à gauche
Lorsque tous les capteurs sont montés, les deux autres
butoirs d'extrémité de capteur peuvent être fixés.
Glissez le butoir d'extrémité du capteur (fig. 49,
pos. 1) dans les rails profilés supérieur et inférieur.
Faites glisser le butoir d'extrémité jusque contre le
cadre du capteur et serrez-le avec la clé SW 5 (fig.
49, pos. 2).
CONSEIL D’INSTALLATION
Lorsque vous serrez la vis, le guide en plastique
se brise aux endroits voulus.
7. PANEELVOELER AANSLUITEN 7. RACCORDEMENT DE LA SONDE DE
CAPTEUR
INSTALLATIETIP
De paneelvoeler wordt bij de regeling
bijgeleverd.
Let op de montageplaats bij paneelsystemen
op een of twee rijen (fig. 50).
VOORZICHTIG!
SCHADE AAN DE INSTALLATIE
door een defecte voelerkabel.
CONSEIL D’INSTALLATION
La
sonde de capteur est jointe à la régulation.
Respectez l'emplacement de montage dans les
systèmes de capteurs à un ou deux rangs (fig.
50).
ATTENTION!
RISQUE DE DOMMAGE A L'INSTALLATION
par un câble de sonde défectueux.
Beveilig de kabel tegen mogelijke schade. Protégez le câble des dommages possibles.
Fig. 50 Montageplaats paneelvoeler (schematische Fig. 51 Paneelvoeler in het paneel schuiven
afbeelding) 1 paneelvoeler
1 terugvoerleiding 2 wurgwartel
2 vertrekleiding 3 voelerhuls
Fig. 50 Endroit de montage de la sonde de capteur Fig. 51 Pose de la sonde de capteur dans le capteur
(représentation schématique) 1 sonde de capteur
1 conduite de retour 2 presse-étoupe
2 conduite de départ 3 douille de la sonde
35

Montageplaats
De paneelvoeler moet in het paneel met de aangesloten
vertrekleiding (fig. 50, pos. 2) gemonteerd worden.
Montageplaats (fig. 50, pos. A) bij paneelsystemen
op één rij.
Montageplaats (fig. 50, pos. B) bij paneelsystemen
op twee rijen.
Paneelvoeler monteren
Voor een correct functioneren van de zonne-energieinstallatie
is het noodzakelijk dat de paneelvoeler (fig.
51, pos. 1) tot de aanslag (ca. 250 mm) in de voelerhuls
ingebracht wordt.
Met de paneelvoeler of een schroevendraaier door
de afdichting van de voelerhuls (fig. 51, pos. 3)
stoten.
Wurgwartel (fig. 51, pos. 2) in de voelerleider
draaien.
Paneelvoeler ca. 250 mm in de voelerhuls schuiven
(tot aan de aanslag).
Wurgwartel (fig. 51, pos. 2) vastdraaien of eventueel
tegenhouden.
INSTALLATIETIP
Indien u door de voelerhuls (fig. 51, pos. 3)
van een verkeerd paneel gestoten heeft, kan u
dat met de stop van de aansluitingsset
opnieuw dichten. Dan moet u echter eerst met
de wurgwartel (fig. 51, pos. 2) de moer uit de
voelerhuls verwijderen.
Endroit de montage
La sonde de capteur doit être montée lorsque la
conduite de départ est raccordée (fig. 50, pos. 2).
Endroit de montage (fig. 50, pos. A) pour les
systèmes de capteurs à un rang.
Endroit de montage (fig. 50, pos. B) pour les
systèmes de capteurs à deux rangs.
Montage de la sonde de capteur
Pour un fonctionnement impeccable de l'installation
solaire, il est nécessaire que la sonde du capteur (fig.
51, pos. 1) soit introduite dans la douille jusqu'à la
butée (soit env. 250 mm).
Percez à l'aide de la sonde de capteur ou d'un
tournevis la couche d'étanchéité de la douille de la
sonde (fig. 51, pos. 3).
Vissez le presse-étoupe (fig. 51, pos. 2) dans
l'orifice de la sonde.
Introduisez la sonde de capteur d'env. 250 mm
dans la douille de la sonde (jusqu'à la butée).
Serrez le presse-étoupe (fig. 51, pos. 2) et
maintenez-le.
CONSEIL D’INSTALLATION
Si vous avez percé la douille (fig. 51, pos. 3)
d'un mauvais capteur, il faut le reboucher avec
le bouchon du kit de raccordement. Il faut
toutefois enlever au préalable l'écrou qui se
trouve dans la douille de la sonde à l'aide du
presse-étoupe (fig. 51, pos. 2).
8. VERZAMELLEIDINGEN AANSLUITEN 8. RACCORDEMENT DES TUYAUX
COLLECTEURS
De hydraulische aansluiting aan de verzamelleidingen
gebeurt door lange, flexibele buizen. Rechtstreekse
aansluiting van een vaste verzamelleiding aan het
paneel is niet toelaatbaar.
INSTALLATIETIP
Gebruik de standaard verluchtingspannen of
antennedoorgangen voor het verleggen van de
aansluitleidingen (zonne-energieslangen) onder
het dak.
Geef eventueel een gespecialiseerde firma de
opdracht om de aansluitleidingen onder het
dak te leiden.
INSTALLATIETIP
Leid samen met de vertrekleiding de voelerkabel
door de verluchtingspan onder het dak.
INSTALLATIETIP
Indien U de zonne-installatie met een automatische
ontluchter (toebehoren) op het hoogste
punt van de installatie, wil ontluchten, moeten
de vertrekleiding stijgend naar de ontluchter en
de terugvoerleiding stijgend naar de
panelenset gelegd worden.
36
Le raccordement hydraulique aux tuyaux collecteurs
s'effectue à l'aide de longs tuyaux flexibles. Le
raccordement direct d'une canalisation rigide au capteur
n'est pas permis.
CONSEIL D’INSTALLATION
Utilisez les tuiles de ventilation standard ou des
passages d'antenne pour la pose des canalisa-
tions
(tuyaux solaires) sous le toit.
Demandez éventuellement à une firme spécialisée
de poser les tuyaux de raccordement sous
le toit.
CONSEIL D’INSTALLATION
Guidez le câble de la sonde avec la conduite de
départ à travers la tuile de ventilation sous le
toit.
CONSEIL D’INSTALLATION
Si vous souhaitez purger l’installation solaire
avec un purgeur automatique (accessoire) au
point le plus élevé de l’installation, la conduite
de départ doit être posée en pente ascendante
vers le purgeur et la conduite de retour en pente
ascendante vers le champ de capteurs.

8.1 Ontluchting door drukvulling
Indien de ontluchting van de zonne-energieinstallatie
met een drukvulpomp gebeurt, is op het
dak geen ontluchter nodig.
Flexibele buis (1000 mm, fig. 53, pos. 1) op de vertrekaansluiting
van de panelenset schuiven en met
clips (fig. 53, pos. 4) vastzetten.
Flexibele buis samen met de voelerkabel door de
ontluchtingspan (fig. 53, pos. 3) en de dakisolatie
leiden.
Verzamelleiding aan de klemkoppeling (fig. 53,
pos. 2) aansluiten
8.1 Purge par remplissage sous pression
Si la purge de l'installation solaire s'effectue avec
une pompe de remplissage sous pression, une
aération au toit n'est pas nécessaire.
Glisser le tuyau flexible (1000 mm, fig. 53, pos. 1)
au raccord de départ du champ de capteurs à
l'aide du clips (fig. 53, pos. 4).
Faire passer le tuyau flexible et le câble de la
sonde à travers la tuile de ventilation (fig. 53, pos.
3) et à travers l'isolation du toit.
Raccorder le tuyau collecteur au raccord-union par
serrage (fig. 53, pos. 2).
Doe hetzelfde met de terugvoeraansluiting. Procédez de même pour le raccordement du retour.
Fig. 52 Aansluitleidingen onder het dak leiden Fig. 53 Vertrekleiding monteren (zonder ontluchter op
1 vertrekleiding het dak)
2 terugvoerleiding Montage de la conduite de départ (sans purgeur
3 voelerkabel sur le toit)
Fig. 52 Guidage des canalisations sous le toit
1 conduite de départ
2 conduite de retour
3 câble de sonde
8.2 Ontluchting door ontluchter
(toebehoren) op het dak
Indien u de zonne-energie-installatie met een automatische
ontluchter (toebehoren) op het hoogste punt van
de installatie wil ontluchten, moet u de vertrekleiding
stijgend naar de ontluchter (fig. 54, pos. 2) en de terug-
voerleiding
stijgend naar panelenset installeren (fig. 54).
Vermijd frequente richtingsveranderingen.
INSTALLATIETIP
Bij elke richtingsverandering naar beneden en
terug naar boven moet u een bijkomende
luchtpot met ontluchter aanbrengen.
Indien wegens plaatsgebrek geen automatische ontluchter
geplaatst kan worden, moet u een handmatige
ontluchter installeren.
37
8.2 Purge par le purgeur (accessoire)
sur le toit
Si vous souhaitez purger l'installation solaire avec un
purgeur automatique (accessoire) au point supérieur de
l'installation, vous devez poser la conduite de départ
avec un tuyau de décharge vers le purgeur (fig. 54,
pos. 2) et la conduite de retour avec un tuyau de
décharge
vers le champ de capteurs (fig. 54).
Evitez les changements de direction fréquents.
CONSEIL D’INSTALLATION
Pour chaque changement de direction vers le
bas et ensuite vers le haut, vous devez prévoir
un pot de purge supplémentaire avec purgeur.
S'il n'est pas possible d'installer un purgeur automatique,
par manque de place, vous devez installer un purgeur
manuel.

Fig. 54 Uitzicht luchtpot met ontluchter voor
1
vertrekaansluiting
paneelvoeler
2 automatische ontluchter op het dak
Fig. 54 Vue du pot de purge avec purgeur pour la
conduite de départ
1 sonde du capteur
2 purgeur automatique sur le toit
INSTALLATIETIP
Op zonne-energie-installaties altijd volledig
metalen ontluchters plaatsen, omdat die tegen
alle temperaturen bestand zijn. De kogelkraan
onder de automatische ontluchter moet na het
ontluchten en bij ingebruikname van de solarinstallatie
afgesloten worden.
Functie afsluitschroef en weerbeschermingskap van
de automatische ontluchter
De zonne-energie-installatie wordt via de geopende
afsluitschroef ontlucht. Om te verhinderen dat vocht via
de geopende afsluitschroef in die zonne-energie-installatie
dringt, moet de weerbeschermingskap (fig. 55,
pos.
1) bij gebruik altijd op de afsluitschroef zitten.
Open de ontluchter door de afsluitschroef één
omwenteling los te draaien.
Fig. 55 Ontluchtingsset universeel ELT 6
Kit de purge universel ELT 6
CONSEIL D’INSTALLATION
Pour les installations solaires, toujours d'utiliser
des purgeurs entièrement en métal, car ils
résistent aux températures. La vanne à bille en
dessous du purgeur automatique doit être
fermée après la purge et lors de la mise en
service de l’installation solaire.
Fonction de la vis sans tête et de la coiffe de protection
du purgeur automatique
L'installation solaire est purgée par l'ouverture de la vis
sans tête. Afin d'éviter que de l'humidité ne pénètre
dans l'installation solaire par l'ouverture de la vis sans
tête, la coiffe de protection (fig. 55, pos. 1) doit toujours
être
en fonctionnement sur la vis sans tête.
Ouvrez le purgeur, en tournant la vis d'un tour.
Leveringspakket ontluchtingsset universeel ELT 6
(fig. 55):
Livraison du kit de purge universel ELT 6 (fig. 55):
1 weerbeschermingskap 1 X 1 coiffe de protection 1 X
2 automatische ontluchter 1 X 2 purgeur automatique 1 X
3 kogelkraan 1 X 3 robinet 1 X
4 dichting 1 X 4 joint 1 X
5 ontluchtingspot 1 X 5 pot de purge 1 X
6 dubbele nippel met O-ring 1 X 6 raccord double avec joint torique 1 X
7 nippel R 3/4’’ 1 X 7 niple R 3/4’’ 2 X
8 moer 2 X 8 écrou 2 X
9 dichting 1 X 9 joint 1 X
10 rondel 1 X 10 rondelle 1 X
11 klemring 1 X 11 anneau de serrage 1 X
38

8.2.1 Ontluchter onder het dak monteren 8.2.1 Montage du purgeur sous le toit
Flexibele buis (fig. 56, pos. 3) op de vertrekaansluiting
van de panelenset schuiven en met de clips
(fig. 56, pos. 5) vastzetten.
Flexibele buis samen met de voelerkabel door de
verluchtingspan (fig. 56, pos. 4) en de dakisolatie
leiden.
Insérer le tuyau flexible (fig. 56, pos. 3) au raccord
de départ du champ de capteurs à l'aide du clips
(fig. 56, pos. 5).
Faire passer le tuyau flexible et le câble de la
sonde à travers la tuile de ventilation (fig. 56, pos.
4) et à travers l'isolation du toit.
Knelkoppeling van de flexibele buis demonteren. Démonter l’écrou-raccord du tuyau flexible.
Flexibele buis (fig. 56, pos. 3) en dubbele nippel
met O-ring (fig. 56, pos. 1) in de luchtpot (fig. 56,
pos. 2) vastschroeven.
Verzamelleiding (fig. 56, pos. 6) aan de
knelkoppeling (fig. 56, pos. 1) aansluiten.
Vissez à fond le tuyau flexible (fig. 56, pos. 3) et le
niple double avec joint (fig. 56, pos. 1) dans le pot
de purge (fig. 56, pos. 2).
Raccorder le tuyau collecteur (fig. 56, pos. 6) au
raccorde de serrage (fig. 56, pos. 1).
Voor de terugvoeraansluiting. Pour le raccordement du retour.
Flexibele buis op de terugvoeraansluiting van de Glisser le tuyau flexible sur le raccordement de
panelenset schuiven en met de clips vastzetten.
retour du champ de capteurs et fixer avec le clips.
Flexibele buis door de verluchtingspan leiden en Guider le tuyau flexible à travers la tuile de
aan de verzamelleiding aansluiten.
ventilation et raccorder au tuyau collecteur.
8.2.2 Ontluchter op het dak monteren
Voor de verbinding van de flexibele buis aan de ontluchter
(aansluiting vertrek) moet de bocht van de aansluitbuis
verwijderd worden en moet de dubbele nippel
gemonteerd worden.
Bocht (fig. 57, pos. 1) met buissnijder van de aansluitbuis
afsnijden.
Fig. 56 Ontluchter onder het dak monteren
1 dubbele nippel met O-ring en knelkoppeling
2 luchtpot
3 flexibele buis
4 verluchtingspan
5 clips
6 verzamelleiding
Fig. 56 Montage du purgeur sous le toit
1 niple double avec joint torique et raccord de
serrage
2 pot de purge
3 tuyau flexible
4 tuile de ventilation
5 clips
6 tuyau collecteur
8.2.2 Montage du purgeur sur le toit
Pour relier le tuyau flexible au purgeur (raccordement
de départ), l’équerre doit être retirée du tube de
raccordement et l’embout double mis en place.
Détacher l’équerre (fig. 57, pos. 1) du tube de raccordement
à l’aide d’un coupe-tube.
Schuif de moer op de flexibele buis. Insérer l’écrou-raccord sur le tuyau flexible.
Maak het dichtingsvlak Former la surface d’étanchéité
Plaats de klemring (fig. 57, pos. 2) achter de eerste
golf en samendrukken. De klemring moet perfect
aan de moer aansluiten.
Plaats de rondel (fig. 57, pos. 3) in de moer op de
flexibele buis.
Schroef de dubbele nippel (fig. 57, pos. 4) vast in
de moer om een vlakke afdichting van de flexibele
buis te verzekeren.
Demonteer de dubbele nippel en de rondel en controleer
het dichtvlak.
39
Poser l’anneau de serrage (fig. 57, pos. 2) derrière
la première ondulation et serrer. L’anneau de
serrage doit parfaitement adhérer à l'écrouraccord.
Poser la rondelle (fig. 57, pos. 3) dans l'écrou-
raccord sur le tuyau flexible.
Visser double niple (fig. 57, pos. 4) à fond dans
l'écrou-raccord pour garantir une surface d'étan-
chéité plane sur le tuyau flexible.
Démonter l'embout double et la rondelle intérieure
et vérifier si la surface d'étanchéité est plane.

Eventueel ontbramen. Retirer les bavures éventuelles.
Plaats de dichting (fig. 57, pos. 5) en schroef de
dubbele nippel vast.
Mettre le joint en place (fig. 57, pos. 5) et visser le
double niple.
Fig. 57 Aansluitbuis voorbereiden Fig. 58 Ontluchter monteren
1 bocht 1 luchtpot
2 klemring 2 flexibele buis
3 rondel (om het dichtvlak te maken) 3 knelkoppeling
4 dubbele nippel 4 verluchtingspan
5 dichting 5 nippel R 3/4’’
6 clips
Fig. 57 Préparer le tube de raccordement Fig. 58 Monter le purgeur
1 équerre 1 pot de purge
2 anneau de serrage 2 tuyau flexible
3 rondelle (pour la formation de la surface 3 raccord de serrage
d’étanchéité) 4 tuile de ventilation
4 double niple 5 embout R 3/4’’
5 joint 6 clips
Aansluiting aan het paneel Connexion au capteur
Schroef de nippel (fig. 58, pos. 5) en de
aansluitbuis (fig. 58, pos. 2) vast in de luchtpot
(dichting met O-ring).
Schuif de luchtpot (fig. 58, pos. 1) met de nippel op
de paneelaansluiting en vergrendelen met de clips
(fig. 58, pos. 6).
Flexibele buis samen met de voelerkabel door de
verluchtingspan (fig. 58, pos. 4) en de dakisolatie
leiden..
Verzamelleiding aan de knelkoppeling (fig. 58, pos.
3) aansluiten.
INSTALLATIETIP
Monteer de terugvoerleiding zoals beschreven
in paragraaf 8.1 ‘’Ontluchting door drukvulling’’.
40
Visser l'embout (fig. 58, pos. 5) et le tuyau flexible
(fig. 58, pos. 2) à fond sur le purgeur (joint torique).
Insérer le pot de purge (fig. 58, pos. 1) avec l'e
niple sur le raccordement du capteur et fixer à
l'aide du clips (fig. 58, pos. 6)..
Faire passer le tuyau flexible avec le câble de
sonde par la tuile de ventilation (fig. 58, pos. 4) et
l'isolation du toit.
Raccorder le tuyau collecteur au raccord de
serrage (fig. 58, pos. 3)..
CONSEIL D’INSTALLATION
Effectuer le montage du raccordement de retour
comme décrit dans le paragraphe 8.1 ‘’Purge
par remplissage par pression’’.

9. VERBINDINGSSET VOOR TWEE RIJEN
(TOEBEHOREN) MONTEREN
Als toebehoren is de verbindingsset (fig. 59, pos. 9)
verkrijgbaar, die de verbinding van twee rijen panelen
maakt.
INSTALLATIETIP
Monteer alle aansluitingsonderdelen van de
panelen op de begane grond.
9. MONTAGE DU KIT DE LIAISON POUR
DEUX RANGEES (ACCESSOIRE)
Le kit de liaison (fig. 59, pos. 9), disponible comme accessoire,
assure la liaison entre deux rangées de
capteurs.
CONSEIL D’INSTALLATION
Montez les différentes pièces de raccordement
aux capteurs au sol.
Fig. 59 Schematische afbeelding en leveringspakket Fig. 60 Verbindingsset tussen twee rijen panelen
Représentation schématique du kit livré Set de raccordement entre deux rangées de
capteurs
Leveringspakket (fig. 59): Livraison (fig. 59):
1 blindstop 2 X 1 bouchon 2 X
2 flexibele buis 1 X 2 tuyau flexible 1 X
3 bocht 1 X 3 équerre 1 X
4 dichting 1 X 4 joint 1 X
5 rondel 1 X 5 rondelle 1 X
6 klemring 1 X 6 anneau de serrage 1 X
7 bicone 2 X 7 bicone 1 X
8 moer G 1 1 X 8 écrou-raccord 1 X
Bijkomende blindstoppen monteren
Sluit de niet benodigde paneelaansluitingen af met de
blindstoppen (fig. 59, pos. 1).
Montage de bouchons supplémentaires
Obturez les raccords de capteurs inutiles (fig. 59, pos.
1) à l'aide des bouchons.
Verbindingsset monteren Montage du kit de raccordement
Demonteer de dubbele nippel met knelkoppeling
van de flexibele buis.
INSTALLATIETIP
Indien de flexibele buis ingekort moet worden,
hou dan rekening met de montagestappen
beschreven in de paragraaf ‘’Maak het dichtingsvlak’’
op blz. 39.
Démonter l’embout double avec raccord-union du
tuyau flexible.
CONSEIL D’INSTALLATION
Si vous devez raccourcir le tuyau flexible (fig.
60, pos. 1) tenez compte des étapes de
montage décrites dans la paragraphe ‘’Former
la surface d’étanchéité’’ à la page 39.
Plaats de dichting (fig. 60, pos. 2) in de moer. Insérer le joint (fig. 60, pos. 2) dans l’écrouraccord.
Plaats de bocht (fig. 60, pos. 3) in de moer en Insérer l’équerre (fig. 60, pos. 3) dans l’écrou-
schroef hem vast.
raccord G1, positionner et visser.
Plaats de flexibele buis (fig. 60, pos. 1) op de aan- Insérer le tuyau flexible (fig. 60, pos. 1) sur les
sluitingen van de panelen en bevestig ze met de raccordements de capteurs et fixer à l’aide des
clipsen (fig. 60, pos. 4) van de verbindingsset.
clips (fig. 60, pos. 4) du kit de raccordement
41

Verbindingsset verlengen Rallonger le kit de raccordement
Monteer de knelring (fig. 61, pos. 2) et de moer op Monter l’anneau de serrage (fig. 61, pos. 2) et
de bocht (fig. 61; pos. 3).
l’écrou-raccord sur l’équerre (fig. 61, pos. 3).
Schuif een passende koperen buis (18 mm - fig. 61, Insérer un tuyau en cuivre raccourci (18 mm - fig.
pos. 1) in de knelkoppelingen.
61, pos. 1) dans les raccords-unions.
Knelkoppelingen vastdraaien. Serrer les raccords-unions à fond.
Fig. 61
Aansluitbuis verlengen
Rallonger le tube de raccordement
10. AFWERKING 10. FIN DES TRAVAUX
10.1 Controle van de installatie 10.1 Contrôle de l'installation
INSTALLATIETIP
Voer de afsluitende isolatiewerken pas na de
controlewerken uit.
Controlewerken Contrôles
1 Zijn de geribde verbindingsstukken, de
3
blindstoppen en de flexibele buizen met
clipsen beveiligd?
Zijn de profielgeleiders met dakhaken en
schuifmoeren verbonden?
4 Zijn de afglijbeveiligingen gemonteerd en in de
profielgeleiders geplaatst?
5 Is de voeler tot aan de aanslag ingeschoven
en met wurgwartel beveiligd?
6 Heeft U een drukproef uitgevoerd en zijn alle
aansluitingen dicht?
INSTALLATIETIP
Indien u de zonne-energie-installatie met een
automatische ontluchter (toebehoren) ontlucht,
moet u na de ontluchting de kogelkraan
sluiten.
10.2 Isolatie van de aansluitings- en
verzamelleidingen
Snij de bijgeleverde isolatie (lengte 710 mm) in
stukjes van 88 mm en breng ze aan rond de geribde
verbindingsstukken tussen de panelen.
42
CONSEIL D’INSTALLATION
N'effectuez les travaux d'isolation finaux que
lorsque vous aurez effectué les contrôles
nécessaires.
1 Connecteurs de tubes ondulés, bouchons et
tuyaux flexibles fixés avec des clips?
3 Les rails profilés sont-ils fixés aux crochets de
toit et aux écrous?
4 Les crochets anti-glissement sont-ils montés et
encliqués dans le rail profilé?
5 La sonde est-elle introduite jusqu'à la butée et
fixé à l'aide du presse-étoupe?
6 Avez-vous effectué un test sous pression et
tous les raccords sont-ils étanches?
CONSEIL D’INSTALLATION
Si vous effectuez la purge de l'installation
solaire à l'aide d'un purgeur automatique
(accessoire), vous devez fermer le robinet
après le processus de purge.
10.2 Isolation des conduites de raccordement
et des tuyaux collecteurs
Découper l’isolation joint à la livraison (longueur
710 mm) en lamelles de 88 mm de long et les enrouler
autour des connecteurs des tubes ondulés
entre les capteurs.

Isolatie van de verzamelleidingen bij binnen- en
buitenmontage
Gebruik voor de isolatie van de buitenleidingen
materiaal dat tegen UV-stralen en hoge temperaturen
bestand is.
Gebruik voor de isolatie van de binnenleidingen
materiaal dat tegen hoge temperaturen bestand is.
Bescherm de isolatie eventueel tegen aanvreting
door vogels.
11. BEKNOPTE HANDLEIDING VOOR
PANNENDAK EN DRUKVULLING
Deze handleiding biedt enkel een overzicht over de uit
te voeren werken. Houd in elk geval rekening met de
uitvoerige beschrijvingen van de werken op de
hieronder vermelde blz.’s en met alle veiligheids- en
gebruikertips.
43
Isolation des tuyaux collecteurs en cas de montage
intérieur et extérieur
Pour l'isolation des conduites extérieures, utilisez
du matériel résistant aux ultraviolets et aux températures
élevées.
Pour l'isolation des conduites intérieures, utilisez
du matériel résistant aux températures élevées.
Protégez si possible l'isolation des déprédations
des oiseaux.
11. BREF MODE D’EMPLOI POUR TOITURE
EN TUILES ET REMPLISSAGE SOUS
PRESSION
Ce mode d'emploi ne sert qu'à donner un aperçu des
travaux à effectuer. Veuillez absolument respecter les
descriptions détaillées des travaux données aux pages
indiquées et toutes les instructions de sécurité et d'utilisation.
Dakverbinding en profielgeleiders monteren Montage des crochets de toiture et des rails profilés
1 Onderste deel dakhaken draaien en com- blz. 14 1 Faites pivoter la partie inférieure des page 14
plete dakhaken overeenkomstig de af-
crochets de toiture et posez les crochets
standen (hoofdstuk 5.1 “afstanden bepa-
complets dans un creux conformément
len”, blz. 12) in een golfdal plaatsen.
aux distances (chapitre 5.1 "Etablir les
distances", page 12).
2 Onderste deel dakhaken naar boven blz. 14 2 Positionnez la partie inférieure du cro- page 14
schuiven en vastschroeven.
chet et serrez la vis.
3 Profielgeleiders met steekverbinders verbinden.
blz. 26 3 Reliez les rails profilés avec un raccord. page 26
4 Profielgeleiders aan de dakhaken bevesti- blz. 27 4 Fixez les rails profilés aux crochets de page 27
gen.
toiture.
5 Profielgeleiders horizontaal en zijdelings blz. 27 5 Ajustez les côtés des rails profilés hori- page 27
richten.
zontalement et parallèlement.
6 Afglijbeveiligingen in beide binnenste blz. 28 6 Montez les crochets anti-glissement page 28
rechthoekige gaten van de onderste pro-
dans les deux orifices allongés
fielgeleiders monteren.
intérieurs des rails profilés inférieurs.
Paneelmontage voorbereiden Préparation du montage des capteurs
7 Voorgemonteerde blindstoppen op overbodige
aansluitingen monteren en met
clipsen vastzetten.
blz. 29 7 Posez les bouchons pré montés sur les
raccords non utilisés et fixez-les avec
des clips.
page 29
Panelen bevestigen Fixation des capteurs
8 Eenzijdige paneelspanners rechts in de blz. 31 8 Posez le butoir d'extrémité du capteur page 31
profielgeleiders schuiven.
sur le côté droit des rails profilés.
9 Eerste paneel rechts op de profielgelei- blz. 32 9 Posez le premier capteur à droite sur page 32
ders leggen en op de paneelspanners
les rails profilés et faites-le glisser sous
schuiven.
les butoirs d'extrémité.
10 Paneelspanner rechts vastschroeven. blz. 32 10 Vissez les butoirs d'extrémité du page 32
11 Dubbelzijdige paneelspanners in de blz. 32 11
capteur de droite.
Posez le butoir double du capteur dans page 32
profielgeleider leggen en op het eerste
les rails profilés contre le premier
paneel schuiven.
capteur.
12 Geribd verbindingsstuk op de aansluitin- blz. 33 12 Glisser le connecteur du tube ondulé page 33
gen van het eerste paneel schuiven en
sur les raccordements du premier
met clipsen vastmaken.
capteur et le fixer à l’aide des clips.
13 Tweede paneel tegen het eerste paneel blz. 34 13 Posez le deuxième capteur contre le page 34
schuiven en met clipsen vastzetten.
premier capteur et fixez avec les clips.
14 Schroeven van de dubbelzijdige paneel- blz. 34 14 Serrez les vis du butoir double de page 34
spanner vastdraaien.
capteur.
15 Met alle verdere panelen hetzelfde doen. blz. 35 15 Procédez de même pour tous les autres
capteurs.
page 35
16 Eenzijdige paneelspanners links monte- blz. 35 16 Montez les butoirs d'extrémité de gau- page 35
ren.che
du capteur.

Verzamelleidingen aansluiten Raccordement des tuyaux collecteurs
17 Paneelvoeler tot aan de aanslag in het
paneel met de aan te sluiten vertreklei-
ding schuiven en vastschroeven.
18 Flexibele buizen op de vertrek- en terugvoeraansluitingen
schuiven en met
clipsen vastzetten..
19 Flexibele buis van de vertrek samen met
de voelerkabel door de ontluchtingspan
en de dakisolatie leiden.
blz. 36 17 Introduire la sonde de capteur jusqu'à la
butée dans le capteur avec la conduite
de départ à raccorder et vissez-le.
blz. 37 18 Insérer les tuyaux flexibles de
raccordement dans les raccordements
de départ et de retour et fixer avec des
clips.
blz. 37 19 Faire passer le tuyau flexible de départ
avec le câble de sonde par la tuile de
ventilation et l'isolation du toit.
page 36
page 37
page 37
20 Installatiecontrole uitvoeren. blz. 42 20 Procédez au contrôle de l'installation. page 42
21 Verzamelleidingen en geribde verbin- blz. 42 21 Isolez les tuyaux collecteurs et les page 42
dingsstukken isoleren met materiaal dat
connecteurs des tubes ondulés avec
tegen UV-stralen en hoge temperaturen
des matériaux résistants aux ultraviolets
bestand is.
et aux températures élevées.
Fig. 62 Montage op het dak Fig. 62 Hydraulische aansluiting
Montage sur le toit Raccordement hydraulique
44
Fig. 63
Paneelvoeler en verzamelleidingen monteren
Montage de la sonde de capteur et des tuyaux
collecteurs

12. CONTROLE EN ONDERHOUD 10. SURVEILLANCE ET ENTRETIEN
De
zonnepanelen zelf zijn onderhoudsvrij.
Niettemin moeten de overdrachtvloeistof en het
expansievat
regelmatig gecontroleerd worden.
Deze werkzaamheden mogen enkel gedaan worden door
de installateur, een bevoegd vakman of door de technische
dienst van de fabriek.
Les capteurs solaires mêmes n’ont pas besoin d’entretien.
Le liquide de transmission et le vase d’expansion doivent
cependant être contrôlés régulièrement.
Ce travail peut être effectué uniquement par un installateur,
un homme de métier agréé ou par le service technique
de l'usine.
13. BELANGRIJKE NOTA’S 13. NOTICES IMPORTANTES
De typeaanduiding, de fabricagedatum en het
serienummer vindt U terug op de kenplaat van het
zonnepaneel. Gelieve deze gegevens te vermelden op
de garantiekaart en bij elk contact met Uw installateur of
met onze technische dienst.
typeaanduiding
indication du type FKT-1 W
Vous trouvez l'indication du type, la date de fabrication et
le numéro de série sur la plaque signalétique du capteur
solaire. Veuillez mentionner ces données sur la carte de
garantie et lors de chaque contact avec votre l'installateur
ou avec notre service technique.
AG : 2,37 m²
Ppr : 13 bar pmax : 10 bar
fabricagedatum
date de fabrication FD : 685 tstg : n.n.°C
Fluid H2O/PP-Glycol Vf : 1,76 l
50/50 & 70/30 m : 45 kg
Made in Germany Reg.-Nr. : 011-7S053F
serienummer
numéro de série 7 739 300 410 - 00 - 6128 - 00005
14. WAARBORG 14. GARANTIE
De toegestane waarborg is slechts geldig indien de installatie
nauwkeurig voldoet aan deze voorschriften en indien
de volledige installatie volgens de regels der kunst uitge-
voerd
werd.
De waarborg is toepasbaar volgens de voorwaarden vermeld
op de garantiekaart. Deze moet worden teruggestuurd
na de ingebruikname naar SERVICO nv, met vermelding
van type en serienummer zoals aangeduid op de
kenplaat
van het toestel (zie fig. hierboven).
TIP:
Stuur de garantiekaart onmiddellijk op na de
inbedrijfstelling. Dit zal de contacten vergemakkelijken.
45
La garantie accordée n'est valable que si l'installation est
rigoureusement conforme aux présentes prescriptions et
si l'installation entière est correctement effectuée.
La garantie est applicable suivant les conditions reprises
sur la carte de garantie. Celle-ci doit être complétée du
type et du numéro de série, indiqué sur la plaque d'immatriculation
de l'appareil et retournée à SERVICO sa dès la
mise en service (voir fig. ci-dessus).
TIP:
Envoyer la carte de garantie immédiatement
après la mise en service. Ceci facilitera les
contacts.

DIENST NA VERKOOP
(met techniekers uit Uw regio)
SERVICO nv heeft een dienst na verkoop ter beschikking
van
de installateur en de gebruiker.
In geval van moeilijkheden, wendt U tot SERVICO nv
( officiële dienst na verkoop van de fabrikant).
FAX
FAX
FAX
FAX
nv SERVICO sa
Kontichsesteenweg 60
2630 Aartselaar
ALGEMEEN NUMMER
NUMERO GENERAL
ALGEMEEN NUMMER
NUMERO GENERAL
DIENST NA VERKOOP
onderhoud & herstellingen
SERVICE APRES-VENTE
entretien & réparations
TECHNISCH ADVIES
CONSEIL TECHNIQUE
DIENST NA VERKOOP
SERVICE APRES-VENTE
COMMERCIELE DIENST
verkoop, documentatie & scholingen
SERVICE COMMERCIAL
vente, documentations & écolages
COMMERCIELE DIENST
SERVICE COMMERCIAL
LOGISTIEK
bestellingen & wisselstukken
LOGISTIQUE
commandes & pièces de rechange
LOGISTIEK
LOGISTIQUE
WEB www.junkers.be
SERVICE APRES-VENTE
(avec techniciens de votre région)
SERVICO sa tient un service après-vente à la disposition
de
l'installateur et de l'usager.
En cas de difficulté, adressez-vous à SERVICO sa
(service après-vente officiel du fabricant).
03 887 20 60
03 877 01 29
03 880 71 00
03 880 71 02
03 888 91 56
03 880 71 03
03 877 01 29
03 880 71 01
03 887 01 03
BELANGRIJKE OPMERKING REMARQUE IMPORTANTE
Zelfs een JUNKERS heeft een regelmatige controle- en
onderhoudsbeurt nodig.
Een preventief onderhoud vermijdt vroegtijdige slijtage
en/of een abnormaal hoog verbruik.
Deze werkzaamheden mogen enkel gedaan worden door
de installateur, een bevoegd vakman of door de technische
dienst van JUNKERS.
Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande
toestemming van de uitgever. Wijzigingen voorbehouden.
Toute reproduction interdite sans accord préalable de l’éditeur.
Sous réserve de modifications.
P VM 1/2007
48
Même un JUNKERS a besoin d'une surveillance et d'un
entretien régulier.
Un entretien préventif évite une usure prématurée et/ou
une consommation anormale.
Ce travail peut être effectué uniquement par un installateur,
un homme de métier agréé ou par le service technique
de JUNKERS.
nv SERVICO sa
Kontichsesteenweg 60
2630 AARTSELAAR
03 887 20 60
Fax 03 877 01 29