01.05.2013 Views

Omgevingsanalyse Gezondheid Gent 2012 - Gent Gezonde Stad

Omgevingsanalyse Gezondheid Gent 2012 - Gent Gezonde Stad

Omgevingsanalyse Gezondheid Gent 2012 - Gent Gezonde Stad

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Omgevingsanalyse</strong><br />

<strong>Gezondheid</strong><br />

<strong>Gent</strong> <strong>2012</strong>


<strong>Gezondheid</strong>sdienst,<br />

Departement<br />

Departement Milieu, Groen Milieu, en <strong>Gezondheid</strong><br />

Groen Botermarkt en <strong>Gezondheid</strong> 1, 9000 <strong>Gent</strong><br />

Botermarkt 09/235.22.50 1, 9000 <strong>Gent</strong><br />

09/235.22.50<br />

Teksten: <strong>Gezondheid</strong>sdienst<br />

Teksten: Fotografie: <strong>Gezondheid</strong>sdienst<br />

<strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong> tenzij anders<br />

Fotografie: vermeld <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong> tenzij anders vermeld<br />

Grafische vormgeving: vormgeving: Dienst Communicatie<br />

Druk:<br />

Dienst<br />

<strong>Stad</strong>sdrukkerij<br />

Communicatie<br />

Druk: <strong>Stad</strong>sdrukkerij<br />

D/<strong>2012</strong>/0341/12


Woord vooraf<br />

Als je aan mensen vraagt wat het belangrijkste is in het leven, dan behoort een goede<br />

gezondheid steevast tot het antwoord. De gezondheid van de <strong>Gent</strong>enaar staat met het<br />

gezondheidsbeleidsplan duidelijk op de agenda van het <strong>Gent</strong>se stadsbestuur. De<br />

<strong>Gezondheid</strong>sdienst van de <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong> werkt hiervoor nauw samen met de mensen uit het<br />

werkveld van de gezondheidssector. Om een algemeen beeld te schetsen van de<br />

gezondheid van de <strong>Gent</strong>enaars, heeft de <strong>Gezondheid</strong>sdienst in samenwerking met de<br />

<strong>Gent</strong>se <strong>Gezondheid</strong>sraad alle beschikbare gegevens rond gezondheid voor <strong>Gent</strong><br />

gebundeld in een omgevingsanalyse.<br />

Niet over alle aspecten van gezondheid zijn voldoende cijfers beschikbaar. Daarom<br />

werden de cijfers aangevuld met kwalitatieve data van de lokale gezondheidspartners. Zo<br />

kunnen tendensen in kaart gebracht worden die zij ervaren op het werkveld. Deze<br />

publicatie kon enkel tot stand komen dankzij de medewerking van vele<br />

gezondheidswerkers en –organisaties in <strong>Gent</strong> zoals artsen, apothekers, kinesisten,<br />

psychologen, tandartsen, wijkgezondheidscentra, de ziekenfondsen, ziekenhuizen en hun<br />

sociale diensten, psychiatrische instellingen en begeleidingsdiensten, de centra voor<br />

leerlingenbegeleiding, Kind en Gezin en thuisverpleging. Ik wil al deze partners dan ook<br />

bedanken voor hun goede samenwerking.<br />

Op basis van deze cijfers kan het stadsbestuur onderbouwde keuzes maken voor een<br />

aantal gezondheidstopics, zodat er gericht kan geïnvesteerd worden in het<br />

gezondheidsbeleid in <strong>Gent</strong>. Uit de omgevingsanalyse komen een aantal grote<br />

gezondheidsnoden naar voor zoals ongelijkheid in gezondheid. Wie in een kwetsbare<br />

positie geboren wordt, heeft ook minder kansen op een goede gezondheid. Het verder<br />

inzetten op het dichten van deze gezondheidskloof is een noodzaak in een grootstedelijk<br />

beleid. Verder kan ook het belang van preventie en gezondheidspromotie niet genoeg<br />

benadrukt worden. Als het op gezondheid aankomt geldt de gouden regel: ‘voorkomen is<br />

beter dan genezen’. Als lokale overheid is het belangrijk om gezondheidspromotie te<br />

stimuleren en mensen aan te zetten tot een gezonde leefstijl. Hoe geestelijk gezond te<br />

blijven wordt daarbij hét item van de toekomst. Ons geestelijk welzijn staat onder druk<br />

en daar zetten we alvast op korte termijn bijzonder op in.<br />

In de komende jaren werkt de <strong>Gezondheid</strong>sdienst verder aan het verzamelen van <strong>Gent</strong>se<br />

gegevens om de gezondheidssituatie blijvend in kaart te brengen.<br />

Ik wens u een boeiende lectuur en ... een goede gezondheid!<br />

Guy Reynebeau<br />

schepen van Welzijn en <strong>Gezondheid</strong><br />

1


1 INLEIDING 5<br />

2 BEVOLKING EN SOCIO-ECONOMISCHE POSITIE 8<br />

2.1 Bevolkingsevolutie <strong>Gent</strong> __________________________________ 8<br />

2.2 Demografische kenmerken _______________________________ 13<br />

2.2.1Bevolkingsstructuur ................................................................... 13<br />

2.2.2Prognoses ................................................................................. 17<br />

2.2.3Etnisch-culturele herkomst .......................................................... 18<br />

2.2.4Huishoudenstructuur .................................................................. 21<br />

2.3 Socio-economische positie _______________________________ 22<br />

2.3.1Inkomen ................................................................................... 22<br />

2.3.2Werk ........................................................................................ 26<br />

2.3.3Armoede .................................................................................. 27<br />

CONCLUSIES en UITDAGINGEN ........................................................... 28<br />

3 GEZONDHEIDSTOESTAND 29<br />

3.1 Fysieke gezondheid ____________________________________ 30<br />

3.1.1Levensverwachting .................................................................... 30<br />

3.1.2Sterftecijfer en doodsoorzaken .................................................... 31<br />

3.1.3Vermijdbare sterfte .................................................................... 33<br />

3.1.4Zelf gepercipieerde gezondheid .................................................... 35<br />

3.1.5Incidentie van kanker ................................................................. 36<br />

3.1.6Coronaire aanvallen ................................................................... 37<br />

3.1.7Infectieziektes ........................................................................... 39<br />

3.1.8Hospitalisaties ........................................................................... 41<br />

3.1.9Vroeggeboortes ......................................................................... 43<br />

3.1.10Overgewicht en obesitas ........................................................... 44<br />

3.2 Psychische gezondheid __________________________________ 45<br />

3.2.1Psychisch welbevinden ............................................................... 45<br />

3.2.2Psychiatrische opnames .............................................................. 46<br />

3.2.3Patiënten Centra voor Geestelijke <strong>Gezondheid</strong>szorg ........................ 47<br />

3.2.4Suïcide en suïcidepogingen .......................................................... 48<br />

3.2.5Depressie en psychische aandoeningen ......................................... 51<br />

3.2.6Medicatiegebruik ........................................................................ 52<br />

GEZONDHEIDSTOESTAND: CONCLUSIES en UITDAGINGEN .................... 52<br />

4 LEEFSTIJL 54<br />

4.1 Voeding en beweging ___________________________________ 55<br />

4.1.1Groenteconsumptie .................................................................... 57<br />

4.1.2Fruitconsumptie ......................................................................... 58<br />

4.1.3Waterconsumptie ....................................................................... 59<br />

4.1.4Ontbijt ..................................................................................... 60<br />

4.1.5Vleesconsumptie ........................................................................ 60<br />

4.1.6Borstvoeding ............................................................................. 61<br />

4.1.7Lichaamsbeweging ..................................................................... 62<br />

4.2 Middelengebruik _______________________________________ 64<br />

2


4.2.1Alcoholgebruik ........................................................................... 64<br />

4.2.2Tabaksgebruik ........................................................................... 68<br />

4.2.3Druggebruik .............................................................................. 69<br />

4.3 Ander gezondheidsgerelateerd gedrag ______________________ 70<br />

4.3.1Mondhygiëne ............................................................................. 70<br />

4.3.2Lichaamshygiëne ....................................................................... 71<br />

4.3.3Seksueel gedrag ........................................................................ 71<br />

4.4 <strong>Gezondheid</strong>szorggerelateerd gedrag _______________________ 73<br />

4.4.1Borstkankerscreening ................................................................. 73<br />

4.4.2Overige vaccinaties en screenings(programma’s) ........................... 74<br />

LEEFSTIJL: CONCLUSIES en UITDAGINGEN ........................................... 75<br />

5 LEEFOMGEVING 77<br />

5.1 Fysieke omgeving ______________________________________ 77<br />

5.1.1Openbaar groen ......................................................................... 77<br />

5.1.2Indruk netheid buurt .................................................................. 78<br />

5.1.3Luchtverontreiniging .................................................................. 79<br />

5.1.4Binnenmilieu ............................................................................. 80<br />

5.1.5 Drinkwaterkwaliteit .................................................................... 82<br />

5.2 Sociale omgeving ______________________________________ 83<br />

5.2.1Veralgemeend vertrouwen (generalized trust) ................................ 83<br />

5.2.2Sociale contacten/isolatie ............................................................ 83<br />

LEEFOMGEVING: CONCLUSIES en UITDAGINGEN ................................... 85<br />

6 GEZONDHEIDSZORGSYSTEEM 86<br />

6.1 Eerstelijnsgezondheidszorg in <strong>Gent</strong> ________________________ 86<br />

6.1.1Aanbod en profiel van de huisartsen in <strong>Gent</strong> .................................. 86<br />

6.1.2Vaste huisarts ........................................................................... 91<br />

6.1.3Gebruik huisartsenwachtposten ................................................... 91<br />

6.1.4Gebruik wijkgezondheidscentra .................................................... 92<br />

6.1.5Globaal medisch dossier ............................................................. 93<br />

6.1.6Apothekers ............................................................................... 94<br />

6.1.7Tandartsen ............................................................................... 94<br />

6.2 Andere zorg: preventief, tweede en derde lijn ________________ 94<br />

6.2.1Inschrijvingsgraad consultatiebureaus .......................................... 94<br />

6.2.2Centra voor Geestelijke <strong>Gezondheid</strong>szorg ...................................... 95<br />

6.2.3Aanbod residentiële ouderenzorg ................................................. 96<br />

6.3 Gebruik van en drempels in de zorg ________________________ 97<br />

6.3.1Tussenkomst medische zorgen .................................................... 97<br />

6.3.2Medische kaart .......................................................................... 97<br />

6.3.3Gerechtigden zorgverzekering ..................................................... 98<br />

6.3.4Voorkeursregeling zorgverzekering ............................................... 99<br />

6.3.5OMNIO-statuut .......................................................................... 99<br />

6.3.6Afstand huisarts en apotheker ................................................... 100<br />

6.3.7Tevredenheid aanbod huisartsen, apothekers en ouderenzorg ........ 100<br />

6.3.8Uitstel dokters- en tandartsbezoek ............................................. 100<br />

6.3.9Zorggebruik, uitstelgedrag en drempels in de geestelijke gezondheidszorg<br />

.......................................................................................... 102<br />

GEZONDHEIDZORGSYSTEEM: CONCLUSIES en UITDAGINGEN ............... 104<br />

3


7 SAMENVATTING 106<br />

8 BRONVERMELDING 108<br />

9 BIJLAGEN 111<br />

4


1 INLEIDING<br />

Het huidige <strong>Gent</strong>se gezondheidsbeleid bestaat uit vier strategische pijlers:<br />

1. gezondheidsbevordering (preventie);<br />

2. toegankelijkheid van de (eerstelijns)gezondheidszorg;<br />

3. kwalitatieve regie;<br />

4. risicobeheersing (gezondheidsrisico’s identificeren en aanpakken).<br />

Doorheen deze pijlers gaat aandacht uit naar gezondheidsongelijkheid . Interventies<br />

gericht naar de gehele bevolking maar met specifieke aandacht voor bepaalde<br />

doelgroepen moeten resulteren in een betere gezondheidstoestand voor alle<br />

bevolkingsgroepen.<br />

Via de ontwikkeling van een <strong>Gent</strong>se <strong>Gezondheid</strong>smonitor kan deze regiefunctie<br />

kwalitatief worden opgenomen. Via deze gezondheidsmonitor moeten de<br />

<strong>Gezondheid</strong>sdienst en de gezondheidsactoren een zicht krijgen op de<br />

gezondheidssituatie van de <strong>Gent</strong>enaren 1 en evoluties hierin kunnen opvolgen.<br />

Deze omgevingsanalyse kwam tot stand op basis van de analyse van de cijfers uit de<br />

<strong>Gent</strong>se <strong>Gezondheid</strong>smonitor, aangevuld met relevante informatie uit de praktijk en uit<br />

onderzoek. De omgevingsanalyse moet de basis vormen om ook in de toekomst steeds<br />

meer en gerichter informatie over verschillende gezondheidsthema’s te bundelen<br />

en analyseren<br />

Het concept gezondheid werd zorgvuldig afgebakend en gedefinieerd volgens de<br />

gangbare modellen hiervoor – onder andere op basis van het model van Whitehead &<br />

Dahlgren (zie figuur 1 en 2). Hierop verzamelde en selecteerde de <strong>Gezondheid</strong>sdienst in<br />

samenspraak met de lokale gezondheidsactoren van de stad <strong>Gent</strong> en met ondersteuning<br />

van het studiebureau IdeaConsult NV de meest relevante en beschikbare indicatoren<br />

die gezondheid in cijfers weergeven.<br />

Figuur 1: Model Whitehead & Dahlgren<br />

Bron: Dahlgren G and Whitehead M (1991)<br />

1 Onder ‘<strong>Gent</strong>enaren’ wordt verstaan: iedereen die op het grondgebied van de stad <strong>Gent</strong> (inclusief de<br />

deelgemeenten en vroegere randgemeenten) verblijft. Het is niet beperkt tot de mensen met een domicilie<br />

in <strong>Gent</strong>. Ook studenten, vreemdelingen of mensen zonder vaste verblijfplaats in <strong>Gent</strong> noemen we<br />

‘<strong>Gent</strong>enaars’.<br />

5


Figuur 2: Componenten van de <strong>Gent</strong>se <strong>Gezondheid</strong>smonitor<br />

Bron: Idea Consult/Ready2improve, 2011<br />

De lichtblauwe cirkel duidt aan dat er binnen de verschillende thema’s aandacht gaat<br />

naar specifieke doelgroepen (volgens geslacht, leeftijd, etniciteit en socio-economische<br />

positie) en geografische verschillen tussen delen van <strong>Gent</strong> (wijken 2 ). Ook de globale<br />

<strong>Gent</strong>se demografische en socio-economische context is van belang voor een goed begrip<br />

van de <strong>Gent</strong>se gezondheidssituatie.<br />

Figuur 32: Structuur gezondheidsmonitor<br />

Componenten<br />

<br />

<strong>Gezondheid</strong> <strong>Gent</strong>enaars<br />

Leefstijl<br />

Fysieke omgeving<br />

Sociale context<br />

<strong>Gezondheid</strong>szorgsysteem<br />

Bron: Idea Consult/Ready2Improve, 2011<br />

Geslacht<br />

Leeftijd<br />

Socioeconomische<br />

positie<br />

Etnischculturele<br />

achtergrond<br />

Territoriaal<br />

(wijken)<br />

De gezondheidsmonitor is een omgevingsmonitor die ontwikkelingen in de<br />

gezondheidssituatie van de <strong>Gent</strong>enaren over de jaren heen wil opvolgen. Dit is een<br />

instrument dat moet groeien. Per gezondheidscomponent werd nagedacht over de meer<br />

geschikte indicatoren (relevantie en databeschikbaarheid), maar dit kon niet alle<br />

aspecten binnen de verschillende componenten afdekken. Deze geven een goede<br />

indicatie van hoe het in <strong>Gent</strong> met het betreffende thema is gesteld, maar aanvullende<br />

indicatoren of cijfers zijn soms nodig om het beeld te vervolledigen 3 . Daarnaast is ook<br />

2 Zie bijlage 1 voor een toelichting bij de wijkindeling van <strong>Gent</strong>.<br />

3 Zie bijlage 2 voor een overzicht van alle indicatoren en het totaalcijfer.<br />

6


het in kaart brengen van de gezondheidssituatie van alle <strong>Gent</strong>enaren niet evident.<br />

Slechts een beperkt aantal indicatoren en cijfers zijn hier volledig in. Over de<br />

doelgroepen die voorwerp zijn van gezondheidsongelijkheden en de focus zijn voor het<br />

gezondheidsbeleid, missen we daarenboven vaak specifieke of vergelijkende gegevens 4 .<br />

De monitor en deze omgevingsanalyse moeten bijdragen aan het onderbouwen van<br />

de prioritaire <strong>Gent</strong>se beleidskeuzes, zowel van het stedelijk beleid als van het beleid<br />

van de organisaties die zijn vertegenwoordigd in de <strong>Gent</strong>se <strong>Gezondheid</strong>sraad.<br />

Deze bundel werd opgemaakt door de <strong>Gezondheid</strong>sdienst in samenwerking met de leden<br />

van de <strong>Gezondheid</strong>sraad. Het is een analyse van de <strong>Gent</strong>se situatie, met een aantal<br />

beleidsaanbevelingen, maar zonder beleidskeuzes, doelstellingen of beleidsplan. Dat zijn<br />

volgende stappen. Een definitieve visie op de stedelijke beleidsprioriteiten vraagt een<br />

confrontatie met verschillende informatiebronnen en met aanbevelingen, kennis en<br />

ervaringen van experten uit het werkveld.<br />

4 Zie bijlage 3 voor een overzicht van de indicatoren met de beschikbare socio-demografische gegevens.<br />

7


2 BEVOLKING EN SOCIO-ECONOMISCHE POSITIE<br />

Het is relevant om bij een <strong>Gent</strong>se gezondheidsanalyse ook de bevolkingsevolutie, de<br />

prognoses voor <strong>Gent</strong> en de demografische kenmerken van deze bevolking te kennen.<br />

Evoluties in omvang, leeftijdsstructuur en type van de huishoudens hebben implicaties<br />

voor lokale ruimtelijke planning en inplanting van wooneenheden, mobiliteit,.. en voor<br />

gezondheidsvoorzieningen –en beleid. De samenstelling van de bevolking, de<br />

leeftijdsstructuur en de aanwezigheid van specifieke groepen is bovendien gerelateerd<br />

aan de algemene, globale gezondheidstoestand van deze bevolking.<br />

Daarna wordt het socio-economische profiel van de <strong>Gent</strong>se bevolking besproken. Er is<br />

immers een sociale gradiënt in gezondheid: men stelt vast dat mensen met een lagere<br />

sociaaleconomische positie een slechtere gezondheidstoestand hebben. Sociaaleconomische<br />

determinanten zoals inkomen en opleiding zijn bepalend voor verschillen en<br />

ongelijkheden in gezondheid (TAHIB, 2010 5 ). Ook is armoede in belangrijke mate<br />

schadelijk voor de gezondheid. Zowel demografische als socio-economische kenmerken<br />

van een bevolking vormen hiervoor een risicofactor. Alleenstaanden, personen in<br />

eenoudergezinnen en oudere koppels lopen een hoger risico op armoede dan personen<br />

uit andere huishoudgroepen (SVR, 2011 6 ). Ook werk vormt een belangrijke buffer tegen<br />

armoede: het armoederisicopercentage ligt het hoogst bij werklozen, gevolgd door<br />

gepensioneerden en andere niet-actieven.<br />

<strong>Gent</strong> wordt opgedeeld in 7 stadsdelen en 25 wijken. De cijfers worden tot op wijkniveau<br />

in kaart gebracht om verschillen en ongelijkheden weer te geven. 7 Maar ook binnen<br />

wijken kunnen er tussen buurten<br />

2.1 Bevolkingsevolutie <strong>Gent</strong><br />

Op 31 december 2011 waren er 247.262 inwoners ingeschreven in het<br />

bevolkingsregister van <strong>Gent</strong> en zijn deelgemeenten 8 . Van 1999 tot 2010 is de<br />

bevolking met 10% toegenomen. De grootste bevolkingstoenames situeren zich in de<br />

19 de -eeuwse gordel.<br />

<strong>Gent</strong> heeft een bevolkingsdichtheid van 1.565 inwoners per km². De dichtstbevolkte wijk<br />

is Rabot-Blaisantvest (9.684 inwoners/km²), het dunst bevolkt zijn de Kanaaldorpen en -<br />

zone (58 inwoners/km²).<br />

5<br />

Tackling Health Inequalities in Belgium, een onderzoek uitgevoerd door het Wetenschappelijk Instituut<br />

Volksgezondheid (WIV), de Vrije Universiteit Brussel (VUB) en de Université Catholique de Louvain (UCL) in<br />

opdracht van de POD Wetenschapsbeleid, 2010.<br />

6<br />

Vlaamse armoedemonitor 2011, rapport van de Studiedienst van de Vlaamse Regering<br />

7<br />

De weergegeven cijfers zijn beschikbaar bij de stad <strong>Gent</strong> en terug te vinden via “<strong>Gent</strong> in Cijfers”<br />

(http://gent.buurtmonitor.be/) met de nodige toelichting.<br />

4 Bron: Bevolkingsregister <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>.<br />

8


Uit bevolkingsprognoses (Studiedienst van de Vlaamse regering, 2011) blijkt dat de<br />

stijging van de bevolking in <strong>Gent</strong> zich nog een aantal jaren, zij het iets minder sterk dan<br />

tot nu toe, zal doorzetten. Tegen 2018 gaat het om een groei van 15% ten opzichte van<br />

1999.<br />

<strong>Gent</strong> kende in 2006 een record aantal geboortes, dat daarna steeds bleef stijgen. De<br />

hoogste aandelen 0-2-jarigen bevinden zich in de 19 de -eeuwse gordel en Nieuw <strong>Gent</strong>.<br />

Er is een stijging van zowel emigratie als immigratiebewegingen: er wordt meer verhuisd.<br />

Er verhuizen meer niet-Belgen naar <strong>Gent</strong> dan dat er vertrekken, en er verhuizen meer<br />

Belgen uit <strong>Gent</strong> dan dat er aankomen. De top 5 van nationaliteiten die aankomen in<br />

<strong>Gent</strong> (2004-2009) zijn Bulgaren, Turken, Slovaken, Polen en Nederlanders.<br />

Het migratiesaldo is het verschil tussen het aantal inwijkelingen en uitwijkelingen, en dit<br />

zowel binnen <strong>Gent</strong> (tussen wijken) als buiten <strong>Gent</strong> (van en naar andere steden en<br />

gemeenten). Uit onderstaande figuur blijkt dat in Sluizeken-Tolhuis-Ham er het grootste<br />

vestigingsoverschot is en dat in de Stationsbuurt Noord het meest mensen wegtrekken<br />

(absolute aantallen).<br />

9


Bovenstaande figuur maakt duidelijk welke wijken de meeste verhuisbewegingen kennen.<br />

Het intern migratiesaldo geeft weer hoeveel personen er binnen <strong>Gent</strong> (<strong>Gent</strong>se wijken)<br />

wegtrekken of komen/blijven wonen. Het extern migratiesaldo gaat over mensen die<br />

verhuizen uit <strong>Gent</strong> of naar <strong>Gent</strong> uit een andere plaats. In Elisabethbegijnhof – Papegaai<br />

en de Binnenstad komen relatief veel mensen van buiten <strong>Gent</strong> wonen; in Zwijnaarde in<br />

verhouding het meest personen van binnen <strong>Gent</strong>. Vooral in de Binnenstad en Macharius-<br />

Heirnis trekken veel mensen weg naar andere <strong>Gent</strong>se gebieden, terwijl uit de<br />

Kanaaldorpen en –zone veel mensen naar een andere stad of gemeente verhuizen.<br />

Asielzoekers<br />

In 2011 waren er 932 asielzoekers ingeschreven in het wachtregister. Dit aantal is<br />

licht gestegen ten opzichte van 2011, na een sterke daling de voorgaande jaren .<br />

De meeste asielzoekers - zowel in absolute aantallen als per 1000 inwoners - wonen in<br />

de wijken Muide-Meulestede-Afrikalaan, Sluizeken-Tolhuis-Ham, Ledeberg, Brugse Poort-<br />

Rooigem, Rabot-Blaisantvest, Macharius Heirnis en de Binnenstad.<br />

Naast de officiële bevolking en de personen in het wachtregister zijn er een aantal<br />

moeilijker meetbare groepen die in <strong>Gent</strong> verblijven. Ze worden omschreven als ‘<strong>Gent</strong>gebruikers’,<br />

en zijn ook voorwerp van het <strong>Gent</strong>se (gezondheids)beleid.<br />

11


Studenten<br />

Naar schatting zijn er 65.000 studenten aan de <strong>Gent</strong>se hogescholen en universiteit,<br />

waarvan er 28.000 op kot wonen 9 . De meerderheid woont in de Binnenstad,<br />

Elisabethbegijnhof – Papegaai, en de Stationsbuurt. Meestal zijn ze nog bij hun ouders<br />

gedomicilieerd. In 2010 waren er 8.154 studenten aan de hogescholen en universiteit<br />

gedomicilieerd in <strong>Gent</strong> 10 .<br />

Mensen zonder papieren<br />

Het aantal medische kaarten 11 geeft een beeld, al is dit een schatting, van het minimum<br />

aantal mensen zonder wettig verblijf. Voor wat betreft het aantal personen<br />

(volwassenen en kinderen) dat minimum 1 medische kaart heeft ontvangen, gaat het om<br />

2.187 personen in 2011. De meeste personen met een medische kaart zijn afkomstig<br />

uit Bulgarije of de Slovaakse Republiek.<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Bron: OCMW <strong>Gent</strong><br />

Daklozen<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

In 2010 werden er door het centraal onthaal van het Centrum voor Algemeen<br />

Welzijnswerk (CAW) Artevelde en CAW Visserij in <strong>Gent</strong> 2.684 aanvragen geregistreerd<br />

voor een plaats in een daklozenopvangcentrum 12 . Hieronder vallen ook mensen van<br />

buiten <strong>Gent</strong> of uit de regio <strong>Gent</strong>-Eeklo. Naast deze reguliere opvang zijn er nog andere<br />

plekken (kraakpanden, caravans, overbezette panden, onbewoonbare panden, op de sofa<br />

bij vrienden, acute nachtopvang, nachtopvang plus) waar mensen bij gebrek aan een<br />

thuis noodgedwongen verblijven.<br />

9<br />

Bron: <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, departement Onderwijs en Opvoeding: 19.480 kotstudenten gekend in 2007, dus een<br />

(onder)schatting, er is geen officiële registratie)<br />

10<br />

Bron: Vlaamse gemeenschap, Departement Onderwijs<br />

11<br />

Het OCMW verleent de medische kaart aan mensen zonder wettig verblijf. Hiermee kunnen zij dringende<br />

medische zorgen krijgen bij vb. de huisarts en apotheker. Het OCMW betaalt deze kosten rechtstreeks aan<br />

de zorgverstrekker<br />

12<br />

Cijfers worden per persoon gerekend, maar één persoon kan zich in één jaar mogelijks twee keer aanmelden.<br />

12


2.2 Demografische kenmerken<br />

2.2.1 Bevolkingsstructuur<br />

Er zijn meer vrouwen als mannen in <strong>Gent</strong>. Dit komt vooral door de<br />

oververtegenwoordiging van vrouwen op oudere leeftijd. Onder de 80-plussers zijn er<br />

bijna dubbel zo veel vrouwen als mannen. In de jongste leeftijdscategorieën (0-19 jaar)<br />

zijn meer jongens dan meisjes en ook bij de 30-49-jarigen zijn er meer mannen dan<br />

vrouwen.<br />

In <strong>Gent</strong> zijn de 30-39-jarigen, gevolgd door de 20-29-jarigen de meest<br />

vertegenwoordigde leeftijdsgroep, gevolgd door de 40-59-jarigen.<br />

De <strong>Gent</strong>se piramide heeft hierdoor in mindere mate dan de Belgische bevolkingspiramide<br />

de vorm van een urne (uitstulping bij de 40-50-jarigen) die de bevolkingspiramide van<br />

België heeft, met de gekende vergrijzing veroorzaakt door de grote proportie<br />

babyboomers. Daarnaast is hierdoor ook de arbeidskrapte in <strong>Gent</strong> relatief minder hoog.<br />

Ook het probleem van de stijgende zorgbehoefte - doordat aan de behoeften van een<br />

steeds groter wordende oudere bevolking moet worden tegemoet gekomen door een<br />

steeds kleiner wordende actieve bevolking - wordt hierdoor een stuk opgevangen of<br />

uitgesteld.<br />

13


Bron: bevolkingsaantallen van de Algemene Directie Statistiek (verwerking dwh-demografie) op<br />

LokaleStatistieken.be<br />

Er zijn meer vrouwen in verhouding tot mannen in <strong>Gent</strong>: 50,8 % van de bevolking<br />

tegenover 50,7 % in Vlaanderen (2010). Een vergelijking met de Vlaamse<br />

bevolkingsstructuur van per leeftijdsgroep toont de relatief grote aanwezigheid van 0-4jarigen,<br />

en 20-39-jarigen binnen de <strong>Gent</strong>se bevolking. De stad is een aantrekkingspool<br />

voor jongeren, maar ook voor buitenlanders. Grote steden trekken relatief veel (jongere)<br />

migrantengroepen aan en veel studenten blijven na het afstuderen in <strong>Gent</strong> wonen.<br />

Tegelijk verliest <strong>Gent</strong> veel jonge gezinnen aan de buurgemeenten.<br />

<br />

<br />

14


Wijken<br />

De jongste bevolkingsgroepen (0-2 jarigen en 3-5-jarigen) situeren zich eerder in de 19 de<br />

eeuwse gordel, maar het aandeel middelbare schooljeugd is dan weer hoger in de rand<br />

ten opzichte van het centrum.<br />

15


De potentiële beroepsbevolking, de 18-64-jarigen, wonen vooral in en rond de<br />

Binnenstad. De 18-24-jarigen situeren zich vooral in de Binnenstad, Rabot-Blaisantvest,<br />

Elisabethbegijnhof-Papegaai en Nieuw <strong>Gent</strong> – UZ.<br />

16


De hoogste percentages 65-plussers zijn terug te vinden in Watersportbaan – Ekkergem,<br />

Mariakerke en Sint-Denijs-Westrem. De hoogste proporties 90-plussers situeren zich in<br />

de wijken Watersportbaan-Ekkergem, Sint Denijs Westrem, Sluizeken-Tolhuis-Ham en<br />

Binnenstad.<br />

2.2.2 Prognoses 13<br />

Volgens de bevolkingsprognoses die in 2011 opgemaakt werden voor elke Vlaamse<br />

gemeente tussen 2010 en 2020 kent de baby- en peuterbevolking in <strong>Gent</strong> tegen 2017<br />

een snelle en sterke relatieve groei van 30%. Ook voor de populatie 5-jarigen wordt een<br />

sterke relatieve groei verwacht: +40% tegen 2020 ten opzichte van 2008.<br />

De stijging van de 3-11-jarigen zet zich ook door, als gevolg van de hoge geboortecijfers<br />

van de laatste jaren.<br />

In absolute aantallen gaat het in <strong>Gent</strong> over een stijging met 7.300 personen van het<br />

aantal personen tussen 0 en 12 jaar. In het Vlaams Gewest gaat het om bijna 75.000<br />

personen die er bijkomen, een stijging van 8%.<br />

Het aandeel middelbare schooljeugd zal licht stijgen. De potentiële beroepsbevolking<br />

(tussen 20 en 64 jaar), in <strong>Gent</strong> vooral vertegenwoordigd door de 25-35-jarigen, telde in<br />

2010 voor 64% van de totale bevolking en zal niet meer zo snel stijgen als de totale<br />

bevolking.<br />

De bevolking op beroepsactieve leeftijd neemt in heel Vlaanderen eerst nog licht toe,<br />

maar gaat na 2017 in omvang dalen. Vergrijzing en verzilvering van de bevolking<br />

zetten zich door: zowel het aantal 65-plussers als het aantal 80-plussers gaat in<br />

13 Bron: Bevolkingsregister <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong> en prognoses SVR (Studiedienst van de Vlaamse Regering). Cijfers en<br />

grafieken bij Data-Analyse & GIS - Departement Strategie en Coördinatie - <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong><br />

17


stijgende lijn. In <strong>Gent</strong> is de groep 65-plussers de laatste jaren stabiel gebleven. De<br />

prognoses voorspellen een eerder gelijkmatige stijging vanaf 2014. Er wordt wel een<br />

vrij grote stijging van 90-plussers verwacht de komende jaren, namelijk een groei van<br />

bijna 50%. Dit zet druk op de balans tussen de generaties en heeft gevolgen voor de<br />

zorgcapaciteit: in de komende jaren gaat de niet-professionele opvang van de zorgvraag<br />

meer en meer knellen.<br />

2.2.3 Etnisch-culturele herkomst<br />

% etnisch-culturele minderheden 14<br />

Etnisch-culturele minderheden (ECM) vertegenwoordigen zowel Belgen als niet-Belgen,<br />

die hun origine hebben buiten de westerse rijke landen. Het aandeel etnisch-culturele<br />

minderheden 15 in de <strong>Gent</strong>se bevolking blijft toenemen, tot 18,8 % in 2011. Dit<br />

percentage is een onderschatting van het reële aantal etnisch-culturele minderheden<br />

omdat de 3e generatie en de 2e generatie die de Belgische nationaliteit al had verkregen<br />

niet wordt meegerekend. Ook personen zonder een domicilie zijn niet opgenomen in deze<br />

indicator.<br />

Afkomst<br />

Er waren in 2011 5.656 personen met de Bulgaarse nationaliteit ingeschreven in <strong>Gent</strong>,<br />

en 4.558 met de Turkse.<br />

14<br />

Etnisch culturele minderheden zijn alle personen van niet-Belgische nationaliteit ingeschreven in het<br />

bevolkingsregister met uitzondering van:<br />

Alle personen uit de lidstaten van de EU(15) en Monaco, Andorra, Japan, Noorwegen, Hong Kong,<br />

Zwitserland, Canada, San Marino, VSA, IJsland, Australië, Liechtenstein, Nieuw-Zeeland, Malta<br />

Alle personen van vreemde origine uit het bevolkingsregister, die de Belgische nationaliteit verkregen<br />

hebben na 01/01/1985, uitgezonderd diegenen met een vorige nationaliteit uit bovenstaande<br />

uitzonderingslijst.<br />

Alle personen ingeschreven in het wachtregister.<br />

15 berekend als de verhouding inwoners die behoren tot de groep ‘Etnisch-Culturele Minderheden’ (ECM) uit het<br />

Bevolkings- (BR) en Wachtregister (WR) t.o.v. de totale bevolking in BR en WR<br />

18


De meest voorkomende origines in <strong>Gent</strong> in 2011 waren Turken (15.600), vervolgens<br />

Bulgaren (6.011) en Marokkanen (3.180). Personen van Bulgaarse, Slovaakse, Poolse en<br />

Ghanese origine zijn sterk toegenomen de laatste 10 jaar, deze van Turkse origine<br />

nauwelijks.<br />

Wijken<br />

19


Er is een hoge concentratie aan ECM in de 19 de eeuwse gordel. De wijk met het<br />

hoogste aandeel ECM, is Rabot-Blaisantvest, waar meer dan de helft van de inwoners tot<br />

een etnisch-culturele minderheid behoort.<br />

% ECM<br />

Rabot - Blaisantvest 51,2<br />

Sluizeken - Tolhuis - Ham 44,1<br />

Muide - Meulestede - Afrikalaan 39,8<br />

Brugse Poort - Rooigem 34,1<br />

Bloemekenswijk 32,6<br />

Dampoort 31,7<br />

Ledeberg 30,3<br />

Nieuw <strong>Gent</strong> - UZ 29,2<br />

Macharius - Heirnis 24,5<br />

Bron: Bevolkings- en wachtregister <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong><br />

Gekleurde vergroening<br />

In verhouding zijn er veel geboortes bij moeders van vreemde origine, waardoor er in<br />

deze verschillende wijken een hoge multiculturele concentratie is van jonge kinderen. Zo<br />

registreerden de verpleegkundigen van Kind en Gezin in de regio <strong>Gent</strong>brugge-Ledeberg<br />

bij de 478 kinderen die tijdens het werkjaar 2011 geboren zijn 63,6 % (304) met een<br />

moeder die over de Belgische nationaliteit beschikt en 36,4 % (174) met een moeder<br />

van vreemde herkomst. Deze groep is multinationaal en multicultureel samengesteld: en<br />

komt uit 38 verschillende landen.<br />

Tabel: aantal geboortes en aandeel met moeder van vreemde herkomst in <strong>Gent</strong>brugge-<br />

Ledeberg (2010 – 2011)<br />

2010 2011<br />

aantal geboorten in het werkgebied 437 478<br />

moeder van vreemde herkomst 37,52 % 36,40%<br />

Bron: Jaarverslag Kind en Gezin <strong>Gent</strong>brugge – Ledeberg 2011<br />

20


2.2.4 Huishoudenstructuur 16<br />

Aantal huishoudens en gezinsgrootte<br />

In 2011 waren er in totaal 114.588 huishoudens in <strong>Gent</strong>. Dit aantal steeg de laatste<br />

jaren gemiddeld sterker dan het aantal inwoners, waardoor er ‘gezinsverdunning’ is. Het<br />

gemiddeld aantal personen per huishouden is 2,16.<br />

De Vlaamse projecties voorspellen een continue toename van het aantal 1-persoons- en<br />

de 2-persoonshuishoudens. De huishoudensgrootte zal krimpen, hetgeen een impact<br />

heeft op het milieu, welvaart, mobiliteit, woningbehoefte, zorgbehoeften.. De groei van<br />

de kleine huishoudens zal zich hoofdzakelijk voordoen in de oudere leeftijdsgroepen,<br />

zeker de groei van de 2-persoonshuishoudens en van de alleenwonende oudste<br />

(vrouwelijke) ouderen.<br />

Aandeel alleenstaanden<br />

In <strong>Gent</strong> bedraagt het aandeel alleenstaanden 42,8 % van de gezinnen. Tussen 1999 en<br />

2007 is deze indicator jaarlijks gestegen met enkele percentpunten (van 41,3 % in 1999<br />

tot 43,6 % in 2007), maar sinds 2008 is deze stabiel gebleven. De concentratie<br />

alleenstaanden is algemeen hoger in de grote steden (vb. in Antwerpen 46,4%)<br />

Aandeel eenoudergezinnen<br />

De verhouding tussen het aantal eenoudergezinnen en het totaal aantal huishoudens<br />

bedraagt 7,9% (2011). Het aandeel eenoudergezinnen is tussen 1999 en 2010 vrij<br />

stabiel. In volgende wijken vinden we de hoogste relatieve aandelen:<br />

Tabel: Percentage eenoudergezinnen [%], 2011 (Wijken met > 9%<br />

éenoudergezinnen)<br />

Rabot - Blaisantvest 10,7<br />

Brugse Poort - Rooigem 10,6<br />

Nieuw <strong>Gent</strong> - UZ 10,5<br />

Muide - Meulestede -<br />

Afrikalaan<br />

Percentage eenoudergezinnen<br />

[%]<br />

10,2<br />

Bloemekenswijk 10,1<br />

Ledeberg 9,7<br />

Oud <strong>Gent</strong>brugge 9,5<br />

Moscou – Vogelhoek 9,1<br />

Bron: Bevolkingsregister <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong><br />

16<br />

Bron: Bevolkingsregister – <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, Bevolkingskubussen – <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, verwerking: Departement<br />

Strategie en Coördinatie – ABIS – Data-Analyse & GIS, <strong>2012</strong><br />

21


2.3 Socio-economische positie<br />

2.3.1 Inkomen<br />

Gemiddeld netto belastbaar inkomen per aangifte<br />

In <strong>Gent</strong> is het gemiddelde netto inkomen dat per belastingsaangifte wordt aangegeven<br />

26.696,27 euro. Volgende tabel verdeelt de wijken die onder dit gemiddelde zitten en<br />

deze met een hoger gemiddeld inkomen:<br />

Tabel: Gemiddeld netto belastbaar inkomen per aangifte 2009 per wijk<br />

Gemiddeld<br />

netto<br />

inkomen.<br />

Wijken onder<br />

gemiddelde<br />

Rabot - Blaisantvest 17.689,48 Kanaaldorpen<br />

en -zone<br />

Sluizeken - Tolhuis - Ham 18.910,97 Moscou -<br />

Vogelhoek<br />

Muide - Meulestede - Afrikalaan 20.226,76 Sint<br />

Amandsberg<br />

Gemiddeld<br />

netto<br />

inkomen.<br />

Wijken<br />

boven<br />

gemiddelde<br />

25.656,18<br />

26.862,29<br />

28.196,91<br />

Bloemekenswijk 21.020,67 Wondelgem 28.226,43<br />

Brugse Poort - Rooigem 21.129,21 Stationsbuurt<br />

Noord<br />

30.575,60<br />

Nieuw <strong>Gent</strong> - UZ 21.269,53 Oostakker 31.175,97<br />

Ledeberg 22.142,19 <strong>Gent</strong>brugge 31.745,03<br />

Dampoort 23.339,36 Mariakerke 32.413,66<br />

Watersportbaan - Ekkergem 24.303,32 Zwijnaarde 33.045,70<br />

Binnenstad 25.166,46 Stationsbuurt<br />

Zuid<br />

Elisabethbegijnhof - Papegaai 25.543,47 Sint-Denijs-<br />

Westrem<br />

33.699,23<br />

34.974,26<br />

Oud <strong>Gent</strong>brugge 25.593,68 Drongen 35.267,59<br />

Macharius - Heirnis 25.632,25<br />

22


17,7 % van de aangiften in 2008 in <strong>Gent</strong> lag onder de 10.000 euro. In Vlaanderen was<br />

dit 15,9 %, in Antwerpen 18,3 % 17 .<br />

Aandeel van de inkomens van alleenstaanden onder de armoederisicogrens<br />

In 2006 lag 22,4 % van de fiscale inkomens van alleenstaanden onder de kritische grens<br />

van 60 % van het mediaaninkomen (van alle alleenstaanden in <strong>Gent</strong>).<br />

Relatieve verdeling inkomens senioren<br />

Van de 32.993 senioren in <strong>Gent</strong> (2008) zijn er 22% met een inkomen onder de 12.000<br />

euro. Meer dan de helft van de senioren (56,4%) heeft een netto belastbaar jaarinkomen<br />

onder de 18.000.<br />

17 Bron: Lokale statistieken<br />

23


Aandeel rechthebbenden op een leefloon<br />

Het aantal rechthebbenden op het leefloon en levensminimum is – na een langere<br />

periode van stabiliteit met 19 rechthebbenden per 1000 inwoners van 2005 tot 2008 -<br />

toegenomen tussen 2008 en 2010 tot 24 rechthebbenden per 1000 inwoners in<br />

2010 18 . De toename van het aantal rechthebbenden is voornamelijk toe te schrijven aan<br />

mensen van niet-Belgische nationaliteit. Het aandeel leefloners is hoogst (in de wijk<br />

Rabot-Blaisantvest.<br />

Tabel: Aantal rechthebbenden op een leefloon of levensminimum bij het OCMW <strong>Gent</strong> per<br />

1000 inwoners – Wijken boven het gemiddelde<br />

Rabot - Blaisantvest 63<br />

Sluizeken - Tolhuis - Ham 51<br />

Muide - Meulestede - Afrikalaan 48<br />

Brugse Poort - Rooigem 47<br />

18 Bron: OCMW <strong>Gent</strong>, 2011. De data van deze indicator kent wijzigingen ten opzichte van 2009: door bepaalde<br />

beslissingen van de OCMW-raad, bijvoorbeeld schorsingen, verandert deze indicator terugwerkend. Indien<br />

een gerechtigde op het leefloon door een bepaalde beslissing zijn/haar leefloon kwijtgeraakt en met<br />

terugwerkende kracht dit leefloon moet terugbetalen, dan verdwijnt deze persoon uit de cijfers. Daardoor<br />

zijn een aantal kleine verschuivingen binnen de jaarcijfers mogelijk.<br />

24


Nieuw <strong>Gent</strong> - UZ 45<br />

Bloemekenswijk 37<br />

Ledeberg 35<br />

Elisabethbegijnhof - Papegaai 33<br />

Watersportbaan - Ekkergem 32<br />

Macharius - Heirnis 31<br />

Binnenstad 30<br />

Dampoort 26<br />

Stationsbuurt Noord 16<br />

Oud <strong>Gent</strong>brugge 15<br />

Bron: OCMW <strong>Gent</strong><br />

25


2.3.2 Werk<br />

Een hoge werkloosheid is een typisch grootstedelijk fenomeen. De werkloosheidsgraad,<br />

het aandeel niet-werkende werkzoekenden ten opzichte van de totale<br />

beroepsbevolking in <strong>Gent</strong>, was 11,7% in 2010 (Steunpunt Werk en Sociale Economie).<br />

Vlaanderen scoort in vergelijking 6,8 %. De werkloosheidsdruk, de verhouding tussen<br />

het aantal niet-werkende werkzoekenden op 31/03 t.o.v. de potentiële<br />

beroepsbevolking tussen 18 en 64 jaar is 7,9 %. Dit varieert sterk per wijk: in Rabot-<br />

Blaisantvest is de werkloosheidsdruk het hoogst met 14,6%.<br />

Tabel: Werkloosheidsdruk 2011 - Wijken<br />

%<br />

Rabot - Blaisantvest 14,6<br />

Sluizeken - Tolhuis - Ham 13,3<br />

Muide - Meulestede - Afrikalaan 13,0<br />

Brugse Poort - Rooigem 12,4<br />

Nieuw <strong>Gent</strong> - UZ 11,5<br />

Elisabethbegijnhof - Papegaai 11,5<br />

Bloemekenswijk 10,9<br />

Ledeberg 10,6<br />

Watersportbaan - Ekkergem 10,5<br />

Macharius - Heirnis 9,4<br />

Dampoort 8,9<br />

Binnenstad 8,3<br />

Oud <strong>Gent</strong>brugge 7,0<br />

Stationsbuurt Noord 6,7<br />

Sint Amandsberg 6,3<br />

Moscou - Vogelhoek 5,7<br />

Wondelgem 5,2<br />

Stationsbuurt Zuid 4,5<br />

<strong>Gent</strong>brugge 4,4<br />

Mariakerke 4,1<br />

26


Kanaaldorpen en -zone 3,8<br />

Sint Denijs Westrem 3,8<br />

Oostakker 3,6<br />

Zwijnaarde 3,5<br />

Drongen 3,0<br />

Totaal 7,9<br />

Bron: VDAB<br />

2.3.3 Armoede<br />

Kansarme geboortes<br />

In 2007 werd 13,6% van de geboren kinderen in <strong>Gent</strong> in een kansarm gezin geboren.<br />

In Vlaanderen was dit 6,7%, in Antwerpen 21,5% 19 . Dit is gestegen tegenover de<br />

voorgaande jaren.<br />

Cijfers uit het jaarverslag van Kind en Gezin in <strong>Gent</strong>brugge-Ledeberg tonen aan dat dit<br />

sterk verschilt op wijkniveau. In dit werkgebied werd in 2011 23,2% van de kinderen<br />

binnen een kansarm gezin geboren. Ook hier is een stijging waar te nemen.<br />

Tabel: Verhouding kansarme geboortes – aantal geboortes <strong>Gent</strong>brugge-Ledeberg<br />

2010 2011<br />

aantal geboorten in het werkgebied 437 478<br />

behorend tot kansarm gezin 19,7 % 23,2 %<br />

Bron: Jaarverslag Kind en Gezin 2011<br />

Schulden<br />

Het aandeel personen met overmatige schuldenlast 20 (ten opzichte van de totale<br />

bevolking van 18 jaar en ouder) evolueert van 3,9 % in 2008 tot 4,0 % in 2009 in <strong>Gent</strong>.<br />

In relatieve termen uitgedrukt is deze indicator als stabiel te bestempelen over de ganse<br />

periode 2006-2010. Het gaat hier enkel om achterstallen als gevolg van consumptie- en<br />

hypothecaire kredieten, niet om schulden voor huur, nutsvoorzieningen of<br />

gezondheidskosten.<br />

19 De index wordt door Kind en Gezin berekend aan de hand van 6 volgende indicatoren: Arbeidsmarktsituatie<br />

van de ouders, Inkomenssituatie van het gezin, Onderwijssituatie van de ouders, Huisvestingssituatie,<br />

<strong>Gezondheid</strong> van het kind, Ontwikkelingskansen van het kind<br />

20 Overmatige schuldenlast wordt gedefinieerd als een persoon van 18 jaar en ouder die bij de Centrale voor<br />

Kredieten aan Particulieren van de Nationale Bank van België geregistreerd staat met een<br />

betalingsachterstand van minstens 3 maanden voor een consumentenkrediet of hypothecair krediet.<br />

(<strong>Stad</strong>smonitor, Studiedienst Vlaamse Regering, 2011)<br />

27


CONCLUSIES en UITDAGINGEN<br />

De bevolking van <strong>Gent</strong> blijft uitbreiden. Er komen meer jonge kinderen, maar ook de<br />

vergrijzing zal toenemen. Daarnaast leven in <strong>Gent</strong> een aanzienlijk aantal studenten.<br />

De etnisch-culturele diversiteit blijft toenemen. Terwijl de hoogst vertegenwoordigde<br />

ECM-groepen in <strong>Gent</strong>, Turken en Marokkanen maar licht toenemen, is er de laatste<br />

jaren vooral instroom van Bulgaren en Slovaken.<br />

De bevolkingsgroepen met een verhoogd armoederisico, de alleenstaanden en<br />

alleenstaande ouders blijven stabiel. Er is er een stijgend aantal leefloners, vooral niet-<br />

Belgen. De kans- en kinderarmoede neemt toe. Het aantal mensen zonder wettig<br />

verblijf is moeilijk in te schatten, maar het OCMW stelt bij deze groep een toename in<br />

het aandeel Bulgaarse en Slovaakse personen vast.<br />

Er zijn binnen <strong>Gent</strong> soms grote verschillen tussen de 25 wijken op vlak van<br />

bevolkingssamenstelling en op socio-economisch vlak. De meest kwetsbare groepen<br />

concentreren zich grotendeels in dezelfde aandachtswijken in de 19e eeuwse gordel.<br />

28


3 GEZONDHEIDSTOESTAND<br />

De Wereldgezondheidsorganisatie omschrijft gezondheid in het Ottowa Charter van 1948<br />

als “een algemeen fysiek, psychisch en sociaal welbevinden en niet alleen de afwezigheid<br />

van ziekte of gebrek” (WHO, 1948).<br />

De indicatoren uit de <strong>Gezondheid</strong>smonitor brengen een aantal verschillende aspecten van<br />

de gezondheid van de <strong>Gent</strong>enaar in beeld. Dit gaat over de mortaliteit (sterfte) en de<br />

morbiditeit (ziektes), maar ook over de subjectieve of zelf gepercipieerde gezondheid. Ook<br />

de geestelijke gezondheid van de <strong>Gent</strong>enaar (psychiatrische opnames, suïcidaal gedrag,<br />

psychisch welbevinden) wordt in kaart gebracht.<br />

Er is ook aandacht voor ongelijkheden in gezondheid tussen bevolkingsgroepen. De<br />

gezondheid kan gemiddeld wel goed zijn of erop vooruitgaan, maar voor veel<br />

gezondheidsuitkomsten is er een sociale gradiënt aanwezig: er is een positieve<br />

correlatie tussen de plaats op de sociale ladder en de gezondheidssituatie. In de nationale<br />

<strong>Gezondheid</strong>senquête (2008) werd voor verschillende indicatoren aangetoond dat ook in<br />

Vlaanderen de gezondheid van iemand met een hogere opleiding verschilt van die van een<br />

persoon met een lagere opleiding:<br />

Hogere prevalentie bij de lager opgeleiden:<br />

Slechte subjectieve gezondheid<br />

Lage rugproblemen of andere chronische aandoeningen<br />

Diabetes<br />

Depressie<br />

Zelfmoordgedachten<br />

Gebruik van psychotrope geneesmiddelen<br />

Beperkingen in het uitvoeren van dagelijkse activiteiten<br />

Beperkingen in het uitvoeren van huishoudelijke activiteiten<br />

Hogere prevalentie bij de hoger opgeleiden:<br />

Geen indicatoren<br />

Het verschil werd in kaart gebracht voor één van deze gezondheidsindicatoren, namelijk<br />

depressie.<br />

29


Grafiek: Evolutie percentage 21 van de volwassen bevolking (18 jaar en ouder) met<br />

zelfgerapporteerde depressie in de afgelopen 12 maanden, Vlaams Gewest, 1997-2008<br />

Bron: <strong>Gezondheid</strong>senquête, België, 1997-2008 via http://www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Ziekten/Socialeongelijkheden-voor-ziekten-en-aandoeningen/<br />

3.1 Fysieke gezondheid<br />

3.1.1 Levensverwachting<br />

De levensverwachting van de <strong>Gent</strong>enaren 22 was in 2009 voor mannen 78,4 jaar en voor<br />

vrouwen 84,8 jaar. De levensverwachting blijft stijgen, zowel voor mannen als voor<br />

vrouwen. De gemiddelde levensverwachting van de Vlaming is respectievelijk 78,3 en<br />

83,2 jaar 23 . De tendens dat mannen vrouwen op het vlak van levensverwachting<br />

langzaam bijbenen, zet door: de levensverwachting van een pasgeboren jongetje steeg<br />

tussen 2000 en 2009 met 3,1 maand per jaar, voor een meisje met 2 maanden per jaar.<br />

De gezondheid gaat er dus gemiddeld op vooruit, maar de kloof tussen geschoolden en<br />

niet-geschoolden in België neemt toe 24 . Iemand die geen enkele opleiding heeft gehad,<br />

sterft gemiddeld 7,5 jaar vroeger dan iemand met een diploma hoger onderwijs.<br />

Daarnaast is er een verschil in de levensverwachting in goede gezondheid (zonder<br />

ongeschiktheid) volgens het opleidingsniveau. Op 25-jarige leeftijd, mag een vrouw die<br />

een hogere opleiding genoten heeft, nog hopen op 47 jaar in goede gezondheid. Een<br />

vrouw van dezelfde leeftijd met een diploma hoger of lager secundair mag nog rekenen<br />

op 41 of 42 jaar in goede gezondheid. Voor een vrouw met een diploma van de lagere<br />

school is dat 36 jaar en voor een vrouw zonder diploma slechts 29 jaar, oftewel 18 jaar<br />

minder in goede gezondheid dan een vrouw met de hoogste opleiding. De factoren die<br />

hierbij een rol spelen zijn complex. De levenswijze (roken, voeding, fysieke activiteit...)<br />

21<br />

Correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van logistisch regressiemodel (Belgische bevolking van 2001<br />

als referentie)<br />

22<br />

Berekend aan de hand van de mediane leeftijd, via de bevolkings- en sterftecijfers in dat jaar, en de mediane<br />

sterfte per leeftijdsklasse (van 5 jaar).<br />

23<br />

Berekening door het Vlaams Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong> via de sterftecertificaten van alle overlijdens in<br />

het Vlaams Gewest in 2009. Deze levensverwachting wordt berekend rekening houden met de<br />

leeftijdsspecifieke sterftekansen van dat jaar op elke leeftijd, geprojecteerd op de bevolking.<br />

24<br />

TAHIB (Tackling Health Inequalities in Belgium), een onderzoek uitgevoerd door het Wetenschappelijk<br />

Instituut Volksgezondheid (WIV), de Vrije Universiteit Brussel (VUB) en de Université Catholique de<br />

Louvain (UCL) in opdracht van de POD Wetenschapsbeleid, 2010.<br />

30


en de toegang tot gezondheidszorg (informatie, financiële toegankelijkheid...) worden in<br />

grote mate beïnvloed door de sociaaleconomische groep waartoe men behoort.<br />

Sterftecijfer<br />

3.1.2 Sterftecijfer en doodsoorzaken<br />

De ruwe sterftecijfers voor <strong>Gent</strong> volgens leeftijdsgroep in de periode 2004-2008 zijn<br />

weergegeven in onderstaande tabel.<br />

Tabel: totaal aantal overlijdens in <strong>Gent</strong> - 2004-2008<br />

Leeftijdsgroep mannen vrouwen totaal<br />

1-14 jaar 17 14 31<br />

15-24 jaar 46 25 71<br />

25-44 jaar 237 132 369<br />

45-64 jaar 980 556 1536<br />

65-74 jaar 1144 757 1901<br />

> 75 jaar 3147 4342 7489<br />

alle leeftijden 5571 5826 11397<br />

Bron: Sterftecertificaten Vlaams Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong><br />

De sterfte bij vrouwen is in absolute cijfers hoger dan voor mannen, maar in verhouding<br />

tot het aantal inwoners zijn er geen verschillen (977 en 978 sterftes per 100.000 inwoners<br />

in 2004-2008). Het <strong>Gent</strong>se sterftecijfer was hoger dan in Vlaanderen met<br />

respectievelijk 977 tegenover 918 overlijdens per 100.000 inwoners. Het Vlaams<br />

Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong>, dat de indirect gestandaardiseerde sterfteratio's 25<br />

per gemeente berekende, noteerde in de periode 2004-2008 voor <strong>Gent</strong> vooral bij<br />

mannen een grotere sterfteratio dan verwacht.<br />

Oorzaak van sterfte<br />

De belangrijkste doodsoorzaken in <strong>Gent</strong>, zowel bij mannen als vrouwen zijn kankers<br />

en andere nieuwvormingen, hart- en vaatziekten en longaandoeningen. Mannen<br />

sterven relatief vaker aan kanker, bij vrouwen zijn hart- en vaatziekten de voornaamste<br />

doodsoorzaak.<br />

Tabel: Belangrijkste doodsoorzaken (hoofdcategorieën) <strong>Gent</strong>, 2004-2008, % van<br />

totale overlijdens bij mannen en bij vrouwen<br />

Mannen<br />

Kankers en andere<br />

% Vrouwen %<br />

nieuwvormingen 31,1 Alle hart- en vaatziekten<br />

Kankers en andere<br />

36<br />

Alle hart- en vaatziekten 30,5 nieuwvormingen 24,3<br />

Alle longaandoeningen 13,2 Alle longaandoeningen 11,3<br />

Alle uitwendige<br />

doodsoorzaken 7,4<br />

Psychische en neurologische<br />

aandoeningen 8,1<br />

25 Het aantal sterfgevallen in een bepaalde regio en het aantal sterfgevallen dat theoretisch verwacht werd als<br />

in die regio dezelfde leeftijdsspecifieke sterfte zou voorkomen als in het Vlaams Gewest<br />

31


Psychische en neurologische<br />

aandoeningen 5,2 Ziekten spijsverteringstelsel 5<br />

Ziekten spijsverteringstelsel 4,8 Alle uitwendige doodsoorzaken 4,5<br />

Andere oorzaken 2,2 Andere oorzaken<br />

Endocriene en<br />

3,3<br />

Slecht gedefinieerde condities 2,1 stofwisselingsstoornissen 2,9<br />

Algemene infectieziekten 1,9 Slecht gedefinieerde condities 2,6<br />

Endocriene en<br />

stofwisselingsstoornissen 1,5 Algemene infectieziekten 2,1<br />

Bron: Sterftecertificaten Vlaams Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong><br />

De meest voorkomende subcategorieën (zie onderstaande tabel) zijn, naast<br />

uiteenlopende soorten kankers (bij mannen 29 % en bij vrouwen 30% van de overlijdens)<br />

bij mannen longkanker en ischemische hartaandoeningen (onvoldoende<br />

doorbloeding o.a. hartinfarct). Bij vrouwen is dit hartdecompensatie (verzwakking),<br />

complicaties en onduidelijk omschreven hartaandoeningen en ischemische<br />

hartaandoeningen, gevolgd door cerebrovasculaire aandoeningen, pneumonie en<br />

borstkanker.<br />

Tussen 1 en 44 jaar zijn uitwendige doodsoorzaken (zoals val- of<br />

vervoersongevallen, geweld, verstikking, suïcide) de meest voorkomende reden van<br />

overlijden. Tussen 45 en 74 jaar is kanker de grootste doodsoorzaak. Bij mannen gaat<br />

het hierbij vooral om longkanker, bij vrouwen om borstkanker. Vanaf 75 jaar sterft<br />

men het meest aan hart- en vaatziekten, bij mannen ischemische<br />

hartaandoeningen en bij vrouwen hartdecompensatie, complicaties en onduidelijk<br />

omschreven hartaandoeningen.<br />

Tabel : Belangrijkste doodsoorzaken (subcategorieën) 2004-2008, % van totaal aantal overlijdens<br />

bij mannen en bij vrouwen in <strong>Gent</strong> en aantal sterftes per 100.000 inwoners in <strong>Gent</strong> en Vlaanderen<br />

Mannen % <strong>Gent</strong><br />

<strong>Gent</strong>– per<br />

100.000<br />

inwoners<br />

Vlaanderen -<br />

per 100.000<br />

inwoners<br />

Ischemische hartaandoeningen 10,6 103,6 103,9<br />

Longkanker<br />

Hartdecompensatie, complicaties en onduidelijk<br />

9,7 95,2 98,5<br />

omschreven hartaandoeningen 8,4 82,4 68,5<br />

Chronische aandoeningen van de onderste luchtwegen 6,3 61,6 54,8<br />

Cerebrovasculaire aandoeningen 5,9 57,9 60,2<br />

Vrouwen % <strong>Gent</strong><br />

<strong>Gent</strong>– per<br />

100.000<br />

inwoners<br />

Vlaanderen–<br />

per 100.000<br />

inwoners<br />

Hartdecompensatie, complicaties en onduidelijk<br />

omschreven hartaandoeningen 10,6 112,8 96,1<br />

Ischemische hartaandoeningen 9,7 89,2 76,4<br />

Cerebrovasculaire aandoeningen 8,4 85,3 84,5<br />

Pneumonie 6,3 51,5 39,8<br />

Borstkanker 5,9 49 43,6<br />

bron: Sterftecertificaten Vlaams Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong>; bevolkingscijfers via Lokale Statistieken (Algemene Directie<br />

Statistiek, bevolkingsaantallen, verwerking dwh-demografie)<br />

32


In vergelijking met Vlaanderen (zie bovenstaande tabel) sterven in <strong>Gent</strong> meer mannen<br />

aan hartfalen en andere –complicaties en aandoeningen van de onderste<br />

luchtwegen. Bij vrouwen zijn er relatief meer sterftes omwille van hartfalen en andere<br />

–complicaties, ischemische hartaandoeningen, pneumonie en borstkanker dan in<br />

Vlaanderen. Verschillen hebben mogelijk te maken met de specifieke bevolkingsstructuur<br />

van <strong>Gent</strong>, bijvoorbeeld het groter aandeel (oudere) vrouwen.<br />

In 2008 kwamen in <strong>Gent</strong> de volgende doodsoorzaken relatief vaker voor dan in<br />

Vlaanderen 26 : gelijke inspring bij opsomming<br />

overlijdens omwille van borstkanker, prostaatkanker, longkanker,<br />

colorectale kanker<br />

diabetes (in Oost-Vlaanderen komt dit relatief meer voor dan in Vlaanderen)<br />

iets meer psychische aandoeningen (niet-dementie)<br />

longaandoeningen (vooral pneumonie)<br />

iets meer uitwendige doodsoorzaken waaronder ‘andere’, suïcide, en<br />

vervoersongevallen<br />

Wat relatief minder voorkomt in <strong>Gent</strong> is leukemie en ‘andere kankers’.<br />

3.1.3 Vermijdbare sterfte<br />

Een aantal doodsoorzaken kunnen door primaire preventie worden vermeden. Dit<br />

betekent dat we proberen voorkomen dat mensen ziek worden of een aandoening<br />

ontwikkelen, vooral door mensen te informeren en sensibiliseren over een gezonde<br />

levensstijl (vb. gezond eten en bewegen, beperken van tabak en alcohol). Dit kan vooral<br />

voor longkanker, ischemische hartziekten, huidkanker, levercirrose en<br />

verkeersongevallen.<br />

Daarnaast zijn er doodsoorzaken die zich minder zouden voordoen als de<br />

gezondheidszorg perfect georganiseerd en optimaal doeltreffend zou zijn. De<br />

belangrijkste doodsoorzaken in deze categorie zijn borstkanker bij vrouwen en<br />

cerebrovasculaire aandoeningen en colorectale kanker bij zowel mannen als<br />

vrouwen. Het gaat daarbij om sterfgevallen die gedeeltelijk vermeden kunnen worden<br />

door medische interventies zoals vaccinatie, vroegtijdige opsporing en/of gepaste<br />

behandeling Bij secundaire preventie wil men iets snel opsporen om verergering van<br />

de toestand te voorkomen.<br />

14% van de overlijdens bij vrouwen en 24 % bij mannen in <strong>Gent</strong> in 2008 kan worden<br />

beschouwd als vermijdbare sterfte 27 . Bij mannen waren 6 van de sterftes (20%) en bij<br />

vrouwen 3 (16%) van de sterftes ten gevolge van ischemische hartziekten vermijdbaar<br />

door meer beweging, gezonde voeding en niet roken. Van de overlijdens omwille van<br />

borstkanker zijn er 14 van de 36 overlijdens (meer dan 38%) vermijdbaar door<br />

secundaire preventie en medische interventie. Voor longkanker waren bij mannen 40<br />

(van de 68) en bij vrouwen 18 (van de 32) sterftes vermijdbaar door niet te roken. In<br />

totaal is dit 58% van de overlijdens door longkanker.<br />

In Vlaanderen kan bijna 25 % van de overlijdens bij mannen voor de leeftijd van 75<br />

jaar beschouwd worden als vermijdbaar door primaire preventie, bij vrouwen is dit 12,5%<br />

26<br />

Berekening (bewerkingen van Logogezondplus op de ruwe sterftecijfers van het Vlaams Agentschap Zorg en<br />

<strong>Gezondheid</strong>) van de relatieve proporties per subcategorie, afgezet tegenover de Vlaamse verdeling. Bij<br />

doodsoorzaken die minder voorkomen, zijn er grotere relatieve variaties en verschillen bij het vergelijken<br />

van <strong>Gent</strong> en Vlaanderen, en is het minder betrouwbaar om uitspraken over het meer of minder<br />

voorkomen ervan te doen.<br />

27<br />

Berekeningen Logo Gezond+ op basis van de sterftecijfers 2008 van het Vlaams Agentschap Zorg en<br />

<strong>Gezondheid</strong><br />

33


(Vlaams Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong>, 2009). Eén van de belangrijkste oorzaken van<br />

vermijdbare sterfte is nog altijd tabaksgebruik (longkanker en een deel van de<br />

ischemische hartziekten), zowel bij mannen als bij vrouwen. Longkanker veroorzaakt<br />

respectievelijk 58% en 59% van alle primair vermijdbare sterfte bij mannen en vrouwen.<br />

Tabel: Percentage vermijdbare sterfte, 0-74 jaar, Vlaams Gewest, 2009<br />

Mannen Vrouwen Totaal<br />

Aantal % Aantal % Aantal %<br />

Vermijdbaar door primaire preventie 2.823 23,8% 867 12,5% 3.690 19,6%<br />

Vermijdbaar door medische interventies<br />

(sec. preventie inbegrepen)<br />

1.858 15,7% 2.036 29,4% 3.894 20,7%<br />

Totaal vermijdbaar 4.681 39,4% 2.903 41,9% 7.584 40,4%<br />

Totale sterfte in de leeftijdsgroep 0-74 jaar 11.867 6.925 18.792<br />

Bron: Sterftecertificaten, Vlaams Gewest, 2009<br />

16% van de sterfgevallen bij mannen tussen 0 en 74 jaar is vermijdbaar door medische<br />

interventie. Cerebrovasculaire aandoeningen zijn de belangrijkste oorzaak van deze<br />

voortijdige sterfte: meer dan 1 op de 4 van de medisch vermijdbare sterfgevallen (28%).<br />

Op de tweede plaats volgt colorectale kanker: 1 op de 4 van de medisch vermijdbare<br />

sterfgevallen (25%). Op de derde plaats komen ischemische hartziekten: 1 op de 6<br />

van de medisch vermijdbare sterfgevallen (18%). Op de vierde plaats komt pneumonie<br />

met 1 op de 12 van de medisch vermijdbare sterfgevallen (8%). Bij vrouwen is bijna 1<br />

op de 3 overlijdens (29%) vermijdbaar door medische interventie. Borstkanker is de<br />

belangrijkste oorzaak van voortijdige sterfte met ruim 1 op de 3 van de medisch<br />

vermijdbare sterfte (38%). Op de tweede plaats komen cerebrovasculaire<br />

aandoeningen: 1 op de 6 van de medisch vermijdbare sterfgevallen (17%).<br />

Colorectale kanker staat op de derde plaats: 1 op de 8 van de medisch vermijdbare<br />

sterfgevallen (13%).<br />

34


3.1.4 Zelf gepercipieerde gezondheid<br />

De subjectieve evaluatie van de gezondheid omvat de lichamelijke, sociale en emotionele<br />

dimensie van gezondheid. Ze weerspiegelt goed de impact van klachten en ziekten<br />

waaraan de persoon lijdt en hangt samen met mortaliteit, morbiditeit, functionele<br />

beperkingen en het gebruik van gezondheidszorg. Naast de objectieve gegevens uit de<br />

gezondheidsstatistieken geeft deze indicator een beeld van de algemene<br />

gezondheidstoestand van de <strong>Gent</strong>enaar.<br />

In het Leefbaarheidsonderzoek (<strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, 2010) gaf 14,7% van de <strong>Gent</strong>enaren aan dat<br />

ze altijd of regelmatig geconfronteerd worden met een persoonlijk<br />

gezondheidsprobleem zoals ziekte of handicap. Bij mannen gaat het om 12,5% van de<br />

respondenten, bij vrouwen 16,2%.<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Bron: Leefbaarheidsonderzoek <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, 2010<br />

De perceptie van de eigen gezondheidstoestand wordt negatiever naarmate men ouder<br />

wordt (van ongeveer 7% met een gezondheidsprobleem in de leeftijdsgroep 10-17 tot<br />

26% bij de 65-79-jarigen). De gezondheidstoestand verbetert duidelijk naarmate het<br />

opleidingsniveau (van 21% in de laagste naar 10 % in de hoogste opleidingscategorie)<br />

en inkomen (van 25% in de laagste naar 10 % in de hoogste inkomenscategorie) hoger<br />

is en indien men werk heeft (22% tegenover 10% met een gezondheidsprobleem). Het<br />

Leefbaarheidsonderzoek bevestigt dus net als de nationale <strong>Gezondheid</strong>senquête de<br />

relatie tussen ouder worden, een lager inkomen, geen werk hebben en de<br />

aanwezigheid van gezondheidsproblemen.<br />

In een recenter onderzoek geeft 3,1% van de <strong>Gent</strong>enaren aan in slechte tot zeer<br />

slechte gezondheid te zijn, 13,9% was in matige gezondheid en 83 % is in goede<br />

tot zeer goede gezondheid 28 . Personen uit een meer achtergestelde buurt 29 bleken<br />

significant vaker in slechtere gezondheid te zijn.<br />

28 Willems, S., Hardyns, W. & Vyncke, V. Onderzoek sociale samenhang, veiligheid en gezondheid in <strong>Gent</strong>se<br />

buurten: data pretest 2011. Ongepubliceerde data. Vakgroep Huisartsgeneeskunde en<br />

Eerstelijnsgezondheidszorg, U<strong>Gent</strong>.<br />

29 volgens de “Dynamische analyse van de buurten in moeilijkheden in de Belgische stadsgewesten” van 2006<br />

35


In de nationale <strong>Gezondheid</strong>senquête werd vastgesteld dat stedelingen meer langdurige<br />

aandoeningen hebben dan plattelandsbewoners. In grote steden rapporteert men vaker<br />

astma, chronisch longlijden, maagzweer en zweer van de dunne darm dan in<br />

plattelandsgemeenten (<strong>Gezondheid</strong>senquête, 2008).<br />

3.1.5 Incidentie van kanker<br />

De registratie van nieuwe kankerdiagnoses in België is verplicht voor ziekenhuizen<br />

(oncologische zorgprogramma’s en basiszorg) en pathologische anatomie laboratoria. De<br />

incidenties voor <strong>Gent</strong> werden opgevraagd bij de Stichting Kankerregister, die de<br />

gegevens verzamelt en verwerkt.<br />

Voor mannen was er in <strong>Gent</strong> voor de periode 2004-2008 een incidentie (aantal nieuwe<br />

gevallen in een periode) van 600 gevallen per 100.000 inwoners, bij vrouwen 523<br />

per 100.000 inwoners (Nationale Kankerregistratie 2008). Het aantal nieuwe gevallen<br />

van kanker neemt toe in de hogere leeftijdsklassen. Tot 60 jaar zijn de cijfers gelijk voor<br />

mannen en vrouwen en voor de leeftijdsgroep 30-49 jaar voor vrouwen zijn ze zelfs<br />

hoger. Daarna neemt dit cijfer voor de mannen toe.<br />

De kankerincidentie voor mannen ligt 10% lager in <strong>Gent</strong> in vergelijking met Vlaanderen<br />

(664 per 100.000 inwoners), voor vrouwen 3% hoger (509 per 100.000 inwoners).<br />

Mannen krijgen vaker kanker op latere leeftijd, terwijl het bij vrouwen al op iets jongere<br />

leeftijden voorkomt.<br />

Figuur 3: Cijfers kankerregistratie<br />

Bron: Stichting Kankerregister België<br />

Voor beide geslachten domineert één specifieke kanker. Onder <strong>Gent</strong>se mannen is dit<br />

prostaatkanker (28% van alle kankers), met daarnaast veel long- (17,3%) en dikke<br />

darmkanker (13,6%). Onder <strong>Gent</strong>se vrouwen is een derde van alle kankers<br />

borstkanker (33,2%). Dit is vrij gelijkaardig als bij de Vlaamse cijfers, net zoals de<br />

gehele top 5.<br />

Figuur : Relatief aandeel van de vijf meest voorkomende kankers volgens type tumor bij<br />

mannen en bij vrouwen in <strong>Gent</strong> in de periode 2004-2008.<br />

36


Bron (cijfers): Stichting Kankerregister en Lokale Statistieken<br />

Andere veel voorkomende kankers in België bij mannen zijn leukemie, non-Hodgkin<br />

lymphoma en nier- en maagkanker. Bij vrouwen zijn dit eierstok-, baarmoederhals en<br />

alvleesklierkanker, en eveneens non-Hodgkin lymphoma.<br />

3.1.6 Coronaire aanvallen<br />

Een acute coronaire aanval of hartinfarct is één van de belangrijkste manifestaties van<br />

cardiovasculaire ziekten of hart- en vaatziekten (naast kanker de meest voorkomende<br />

doodsoorzaak in Vlaanderen). Een hartinfarct is het afsterven van een deel van de<br />

hartspier en ontstaat vrijwel altijd doordat zich in de kransslagader een bloedstolsel ofwel<br />

een bloedpropje vormt waardoor de toevoer van bloed wordt afgesneden. Hartinfarcten<br />

zijn sterk leeftijds- en geslachtsafhankelijk en worden sterk bepaald door via preventie<br />

beïnvloedbare risicofactoren: hoge bloeddruk, obesitas, diabetes, roken, cholesterol.<br />

37


Alle acute coronaire aanvallen (fataal en niet fataal, gehospitaliseerd of niet) in <strong>Gent</strong> en<br />

Brugge worden bijgehouden in het Register voor Acute Coronaire Aanvallen (RACA) van<br />

de Universiteit <strong>Gent</strong>. Er werden in 2007 bij 183 mannen en bij 73 vrouwen in <strong>Gent</strong><br />

coronaire aanvallen geregistreerd. Dit wordt omgerekend naar het aantal per 10.000<br />

persoonsjaren, om vergelijking mogelijk te maken.<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Zowel in <strong>Gent</strong> als in Brugge komen coronaire aanvallen onder mannen (24,3) een stuk<br />

vaker voor dan onder vrouwen (9,8). Voor vrouwen ligt dit aantal in <strong>Gent</strong> hoger dan in<br />

Brugge (8,2), in tegenstelling tot het aantal voor mannen (31,3).<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Het aantal coronaire aanvallen bij <strong>Gent</strong>se mannen is in 2008 gedaald tegenover 2007<br />

(27,4 per 10.000), maar voor vrouwen is het gestegen (8,6 per 10.000).<br />

Het percentage personen dat een coronaire hartziekte rapporteert in België<br />

(<strong>Gezondheid</strong>senquête 2008) hangt duidelijk samen met de leeftijd en is ook hoger bij<br />

mannen dan bij vrouwen. Bij mannen van 75 jaar en ouder gaat het om meer dan 10%<br />

van de bevolking.<br />

In het Vlaams Gewest verklaart 12,6% van de totale bevolking in de 12 maanden<br />

voorafgaand aan de enquête een hoge bloeddruk te hebben gehad<br />

(<strong>Gezondheid</strong>senquête 2008).<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

38


3.1.7 Infectieziektes<br />

Hoewel we niet meer kampen met de grote epidemieën uit het verleden, duiken er soms<br />

nog nieuwe, tot nog toe onbekende infectieziekten op. Bekende pathogene organismen<br />

worden resistent tegen geneesmiddelen en 'oude' ziekten steken de kop op zodra de<br />

hygiënische omstandigheden slechter worden of er minder gevaccineerd wordt. Er wordt<br />

op Vlaams niveau een registratie van infectieziektes georganiseerd, via een aantal<br />

systemen die in grote mate onafhankelijk van elkaar opereren en volgens een eigen<br />

methodologie werken. Voor de drie meest voorkomende infectieziektes in Vlaanderen,<br />

tuberculose (TBC), syfilis en gonorroe werd het <strong>Gent</strong>se cijfer opgevraagd bij de afdeling<br />

Toezicht Volksgezondheid van het Vlaams Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong>.<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Bron: Toezicht Volksgezondheid, Vlaams Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong><br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Voor TBC werden er in 2010 36 gevallen geregistreerd. Het aantal nieuwe gevallen van<br />

TBC in <strong>Gent</strong> bedroeg in 2010 14,6 per 100.000 inwoners. Gemiddeld voor Vlaanderen<br />

gaat het over een incidentie van 6,7 per 100.000 inwoners (voor België 10,6). De<br />

aandoening dook een aantal jaren terug weer op in de statistieken door de toenemende<br />

migratie uit risicogebieden en groeiende kansarmoede in de grote steden. Er is een relatie<br />

met ondervoeding, met overbewoning, met gebrekkige luchtverversing en met slechte<br />

sanitaire voorzieningen. Tuberculose komt vaker voor in stedelijke dichtbevolkte gebieden,<br />

de systematische screening van risicogroepen - nieuwkomers of asielzoekers, IVdruggebruikers,<br />

dak- en thuislozen en gedetineerden - beperkt zich dan ook tot<br />

risicogebieden. De coördinatie en opvolging van deze screening is een taak van de VRGT<br />

(Vlaamse vereniging voor respiratoire gezondheidszorg en tuberculosebestrijding vzw).<br />

Voor syfilis en gonorroe waren er in 2010 respectievelijk 17 en 62 gevallen. Deze 2<br />

SOA’s komen meer voor onder mannen dan vrouwen. Dit kan te wijten zijn aan een<br />

hogere registratie bij mannen omdat de klinische symptomen bij de man manifest zijn en<br />

bij vrouwen vaker sluimerend aanwezig zijn.<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

39


Bron: Toezicht Volksgezondheid, Vlaams Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong><br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Bron: Toezicht Volksgezondheid, Vlaams Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong><br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Gonorroe komt in <strong>Gent</strong> meer dan gemiddeld in Vlaanderen (25,1 tov 12,2 per 100.000<br />

inwoners) voor. Het verschil voor syfilis is verwaarloosbaar (6,9 tov 6 per 100.000<br />

inwoners). Uit Vlaamse cijfers blijkt dat de SOA’s syfilis, gonorroe en vooral chlamydia<br />

sinds 2002 substantieel zijn toegenomen 30 .<br />

30<br />

Variaties in de cijfers kunnen te wijten zijn aan verschillen in registratie, dus de stijgingen kunnen te maken<br />

hebben met een betere registratie.<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

40


Figuur 4 Evolutie SOA’s geregistreerd door peillaboratoria in Vlaanderen, 2002-2009 uit:<br />

Jaarrapport SOA’s 2009, Verbrugge & Sasse (WIV, 2010).<br />

Chlamydia is geen infectieziekte, maar is de meest voorkomende SOA en is in Vlaanderen<br />

van 2002 tot 2009 meer dan verviervoudigd tot meer dan 1.623 gevallen. De grootste<br />

stijging doet zich voor onder vrouwen jonger dan 35. 1 op de 20 jongeren tussen 15<br />

en 25 jaar in ons land zou besmet zijn 31 . In het merendeel van de gevallen geeft<br />

chlamydia geen symptomen. Vooral voor vrouwen vormt de aandoening echter toch een<br />

gevaar. Wanneer chlamydia niet behandeld wordt, kan dat leiden tot een urineweginfectie<br />

of een ontsteking van de eileiders. Zonder behandeling kan de aandoening ook<br />

littekenweefsel achterlaten, wat in 15 procent van de gevallen tot onvruchtbaarheid leidt.<br />

Het aantal gevallen van gonorroe is volgens deze gegevens in 2008 en 2009<br />

gestabiliseerd op 364 gevallen na een stijging in de jaren daarvoor, vooral onder mannen.<br />

Syfilis kent een continue toename sinds 2002 tot 308 gevallen in 2009. Deze toename is<br />

het sterkst onder homoseksuele mannen 32 .<br />

3.1.8 Hospitalisaties<br />

In 2007 werden 75.026 <strong>Gent</strong>enaars gehospitaliseerd (Minimale Klinische Gegevens -<br />

MKG, FOD Volksgezondheid).<br />

Dit is 3,5% minder dan gemiddeld in Vlaanderen (3191 t.o.v. 3303 per 10.000 inwoners).<br />

Er worden meer vrouwen gehospitaliseerd dan mannen (3484 t.o.v. 2885 per 10.000<br />

inwoners), wellicht veroorzaakt door opnames voor zwangerschap.<br />

31 Voor chlamydia is geen verplichte officiële registratie, er zijn geen exacte cijfers bekend.<br />

32 http://www.sensoa.be/sites/default/files/feitencijferssoa2011_1.pdf<br />

41


8000,0<br />

7000,0<br />

6000,0<br />

5000,0<br />

4000,0<br />

3000,0<br />

2000,0<br />

1000,0<br />

0,0<br />

MKG (2007) per 10.000 inwoners<br />

<strong>Gent</strong>se kinderen tot 15 jaar worden relatief meer gehospitaliseerd dan Vlaamse kinderen<br />

(2030 t.o.v. 1735); <strong>Gent</strong>se bejaarden worden dan weer minder gehospitaliseerd (6632<br />

t.o.v. 6756). Mogelijke oorzaken zijn het ruime aanbod aan ziekenhuisbedden in <strong>Gent</strong><br />

(voor <strong>Gent</strong>se kinderen) en anderzijds (bij bejaarden) een sterkere organisatie van de<br />

thuiszorg, een groter aanbod van daghospitalisatie,…<br />

600,0<br />

500,0<br />

400,0<br />

300,0<br />

200,0<br />

100,0<br />

0,0<br />

Bewegingsstelsel en<br />

bindweefsel<br />

Kinderen (tot 15jr) Actieven (15-64) Bejaarden (65+)<br />

Spijsverteringsstelsel<br />

MKG (2007) per 10.000 inwoners volgens opnamereden<br />

Myeloproliferatieve<br />

en weinig gediff.<br />

Neoplasmata<br />

Neus, keel en oren<br />

Hart en vaatstelsel<br />

Opnames omwille van (aandoeningen aan) het bewegingsstelsel en bindweefsel 33 ,<br />

spijsverteringsstelsel, zwangerschap en bevalling, zenuwstelsel, en in mindere mate<br />

ademhalingsstelsel en oogaandoeningen kwamen in 2007 onder <strong>Gent</strong>enaren relatief meer<br />

voor dan gemiddeld in Vlaanderen.<br />

Uit de analyse van de geografische spreiding (relatieve frequentie per arrondissement)<br />

van de hospitalisaties blijkt dat in vergelijking met het nationaal gemiddelde en<br />

rekening houden met het verwachte aantal opnames voor de regio, inwoners van<br />

33<br />

ziekten van spieren, pezen, botten, gewrichten en bindweefsel zoals reumatoïde artritis, artrose, nek- en<br />

rugklachten en osteoporose, heupfracturen<br />

Zwangerschap en<br />

bevalling<br />

Zenuwstelsel<br />

Ademhalingsstelsel<br />

Oogaandoeningen<br />

<strong>Gent</strong><br />

Vlaanderen<br />

<strong>Gent</strong><br />

Vlaanderen<br />

42


het arrondissement <strong>Gent</strong> significant meer worden opgenomen voor prostaatkanker,<br />

astma, en diabetes type 2 34 .<br />

In de <strong>Gezondheid</strong>senquête 2008 werd vastgesteld dat in Vlaanderen socio-economische<br />

status niet meespeelt in het aantal hospitalisaties.<br />

3.1.9 Vroeggeboortes<br />

Samen met laag geboortegewicht zijn vroeggeboortes verantwoordelijk voor 75% van de<br />

perinatale sterfte (Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong>). Vroeggeboortes maken in <strong>Gent</strong><br />

7,7% van de geboortes uit (Kind & Gezin, 2009). Er is nauwelijks een verschil met<br />

Vlaanderen (7,3%); in Antwerpen gaat het om 6,2% van de geboortes.<br />

Onderstaande grafiek laat zien dat er verschillen zijn afhankelijk van het opleidingsniveau:<br />

bij vrouwen met een opleiding hoger onderwijs eindigden in 2009 in <strong>Gent</strong> 6,1 % van de<br />

zwangerschappen in een vroeggeboorte, bij vrouwen die geen of een lagere opleiding<br />

hebben genoten is dit 9 tot 10,5 % van de geboortes.<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

In Vlaanderen is het percentage vroeggeboortes al sinds 2001 stabiel rond de 7,2%<br />

(Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong>) 35 . Het percentage vroeggeboortes kan deels verklaard<br />

worden uit het aantal meerlingzwangerschappen, aantal kunstmatige bevruchtingen,<br />

extern ingrijpen (keizersnede) en de leeftijd van de moeder. Het aantal vroeggeboortes<br />

hangt volgens deskundigen ook samen met het milieu en leefgewoonten, al is niet<br />

bekend wat precies de risico’s zijn. In stedelijke agglomeraties blijken over het<br />

algemeen meer zwangerschappen te eindigen in een vroeggeboorte dan op het platteland.<br />

Dit zou ook meer voorkomen in lagere sociale klassen dan in hogere 36 . Samen met laag<br />

34 MKG 2007 in beeld, FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.<br />

35<br />

Vlaams Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong>, http://www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Geboorte-enbevalling/Belangrijkste-trends-in-geboorte-en-bevalling/<br />

36<br />

Nederlands Tijdschrift Geneeskunde 2005 3 september;149(36)<br />

<br />

<br />

43


geboortegewicht zijn vroeggeboortes verantwoordelijk voor 75% van de perinatale sterfte<br />

(Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong>).<br />

Volgens het Observatorium voor gezondheid en welzijn van Brussel-Hoofdstad is het<br />

verschil in foeto-infantiele mortaliteit tussen de armste en de meest welstellende sociale<br />

klassen tussen de periodes 1998- 2002 en 2003-2007 groter geworden. Deze stijging is<br />

voornamelijk het gevolg van de toename van de doodgeboorten bij kinderen uit de armste<br />

gezinnen (<strong>Gezondheid</strong>indicatoren 2010, p. 148). “Vooral wiegendood en sterfte door<br />

ongevallen of infectie (post-neonatale sterfte) komen vaker voor bij sociaal<br />

zwakkere groepen 37 . De ongelijkheid is minder uitgesproken bij vroeggeboorte en laag<br />

geboortegewicht. Dit wordt ten dele verklaard doordat een deel van de kinderen geboren<br />

in een huishouden zonder inkomen uit arbeid een Marokkaanse of Turkse moeder hebben.<br />

Deze moeders hebben minder vaak een vroeggeboren baby of een baby met een laag<br />

geboortegewicht, ondanks hun vaak minder gunstige sociaal-economische situatie”.<br />

3.1.10 Overgewicht en obesitas<br />

Obesitas, een ernstige vorm van overgewicht, bereikt momenteel epidemiologische<br />

proporties in de westerse landen. Het is de oorzaak van tal van complicaties en<br />

comorbiditeiten op korte termijn zoals kortademigheid, hoge bloeddruk, problemen bij<br />

fysieke handelingen,.. maar zeker op lange termijn: ontwikkeling van o.a. diabetes type<br />

2, cardiovasculaire aandoeningen en sommige vormen van kanker 38 . Ook de trend in<br />

kinderobesitas is aan het stijgen. De <strong>Gent</strong>se CLB signaleren dat dit meer en meer<br />

voorkomt.<br />

Een gezond gewicht bij volwassenen tussen 19 en 59 jaar verwijst naar een BMI (Body<br />

Mass Index) tussen 18,5 en 24,9 (kg/m²). Vanaf 30 kg/m² spreekt men over obesitas of<br />

zwaarlijvigheid. Naar aanleiding van een onderzoek van de U<strong>Gent</strong> (2007-2008)<br />

berekende men op basis van zelfgerapporteerde lengte en gewicht de BMI van de 1200<br />

deelnemende volwassenen <strong>Gent</strong>enaars 39 . Hun gemiddelde BMI was 24,3. Voor<br />

mannen was dit 25,3, voor vrouwen 23,5. De laag opgeleiden (= geen hoger onderwijs<br />

gevolgd) hadden een hoger BMI (25,3) dan hoger opgeleiden (23,7). De BMI is hoger<br />

naarmate men ouder wordt. Bij 20-35 jarigen was het gemiddelde BMI 22,9; bij 36-50<br />

jarigen 24,8 en bij de 51-65 jarigen 25,2.<br />

De gemiddelde BMI-waarde voor volwassenen in het Vlaams Gewest is 25,3 (nationale<br />

<strong>Gezondheid</strong>senquête 2008). Dit is significant hoger bij mannen (25,7) dan bij vrouwen<br />

(24,9). 60% van de volwassen Vlaamse bevolking heeft een BMI onder de 25 40 .<br />

In België is 18% van de jongeren van 2 tot 18 jaar te dik (overgewicht) en kampt 5%<br />

met zwaarlijvigheid (obesitas). Hoe lager het opleidingsniveau, hoe hoger de<br />

prevalentie van overgewicht en zwaarlijvigheid. Jongeren behorend tot<br />

huishoudens waarin het opleidingsniveau eerder laag is, lopen relatief meer risico om een<br />

overgewicht te hebben (32% in de categorie ‘lager secundair’) in vergelijking met<br />

jongeren behorend tot huishoudens met een hoog opleidingsniveau (14% in de categorie<br />

37<br />

Buekens P, Masuy-Stroobant G, Delvaux T. High Birthweights among Infants of North African Immigrants in<br />

Belgium. American Journal of Public Health. 1998; 88(5): 808-811.<br />

38<br />

The challenge of obesity in the WHO European region and the strategies for response: summary. Branca F,<br />

Nikogosian H, Lobstein T, editors. 1-323. 2007. World Health Organization.<br />

39<br />

Van Dyck D, Cardon G, Deforche B, Sallis JF, Owen N, De Bourdeaudhuij I. Neighborhood SES and walkability<br />

are related to physical activity behavior in Belgian adults. Prev Med 2010; 50: S74-S79.<br />

40<br />

Aan de andere kant kan worden vastgesteld dat 3% van de volwassen bevolking te mager is. Dit komt<br />

vooral voor bij de vrouwelijke populatie (4,4%), de jongste leeftijdsgroepen (18-34 jaar) en in stedelijke<br />

gebieden (<strong>Gezondheid</strong>senquête 2008).<br />

44


hoger onderwijs). Voor obesitas is dit percentage respectievelijk 13% en 3% (nationale<br />

<strong>Gezondheid</strong>senquête 2008).<br />

De cijfers uit de HBSC-studie (internationale studie Health Behaviour in School-Aged<br />

Children) bevestigen de toename bij de Vlaamse jongeren 41 . In 2010 waren 3,2% van<br />

de Vlaamse jongens en 2,1% van de meisjes obees. 9,8% van de jongens en 7,5%<br />

van de meisjes lopen het risico obees te worden. In 2002 waren nog 1,8% van de<br />

jongens en 1,5% van de meisjes obees, in 2006 2,3% van de jongens en 1,7% van de<br />

meisjes.<br />

Iets meer jongens waren pre-obees en obees dan meisjes. Meer jongens en meisjes uit<br />

het secundair beroepsonderwijs bevinden zich in de pre-obese en obese groep in<br />

vergelijking met jongens en meisjes uit het algemeen secundair onderwijs.<br />

3.2 Psychische gezondheid<br />

Onder de psychische of geestelijke gezondheid vallen ziekten, aandoeningen en<br />

beperkingen die (hoofdzakelijk) van geestelijke aard zijn. Dit zijn onder andere<br />

angststoornissen, depressies en stress. Maar geestelijke gezondheid is niet enkel de<br />

afwezigheid van deze zaken. Het is een toestand van welzijn waarin elk individu kan<br />

omgaan met normale spanningen van het leven, productief en vruchtbaar werk kan<br />

verrichten en een bijdrage leveren aan zijn of haar gemeenschap (WHO, 2007).<br />

Een aantal indicatoren uit de <strong>Gent</strong>se <strong>Gezondheid</strong>smonitor geven een eerste inzicht in hoe<br />

<strong>Gent</strong> op het vlak van geestelijke gezondheid presteert. Het aantal cliënten in begeleiding<br />

bij de Centra voor Geestelijke <strong>Gezondheid</strong> (CGG) en de opnames in psychiatrische<br />

ziekenhuizen geven een beeld van het gebruik van publieke zorginstanties. Over gebruik<br />

van privé-initiatieven of niet-formele gezondheidzorg, zoals psychotherapie, e-mental<br />

health, anonieme telefoonlijnen,.. hebben we weinig gegevens. Daarnaast geraken niet<br />

alle personen tot bij de juiste zorg onder andere door financiële, sociale en culturele<br />

drempels, het niet herkennen van geestelijke gezondheidsproblemen en de aard en<br />

kwaliteit van het aanbod.<br />

In het Leefbaarheidsonderzoek (<strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, 2010) werd een representatief staal van de<br />

<strong>Gent</strong>se bevolking bevraagd over hun psychisch welbevinden. Cijfers over het aantal<br />

zelfdodingen en suïcidepogingen geven ook een indicatie van de geestelijke<br />

gezondheid van de <strong>Gent</strong>enaren. Door dit aan te vullen met (Vlaamse) gegevens over<br />

psychische aandoeningen, medicatiegebruik en risicofactoren en -groepen worden een<br />

aantal trends duidelijk.<br />

3.2.1 Psychisch welbevinden<br />

Volgens het Leefbaarheidsonderzoek (<strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, 2010) heeft 84% van de <strong>Gent</strong>enaren<br />

een goed psychisch welbevinden, 6% slecht, en 10% matig 42 . Hoe ouder, hoe beter<br />

het psychisch welbevinden. Een hoger diploma, inkomen en hebben van een vaste<br />

job gaat samen met een hoger welbevinden. Autochtone respondenten 43 hebben een<br />

hoger psychisch welbevinden dan respondenten die zich allochtoon voelen.<br />

41<br />

Anne Hublet, Carine Vereecken en Lea Maes, Jongeren en <strong>Gezondheid</strong>, Vakgroep Maatschappelijke<br />

<strong>Gezondheid</strong>kunde Universiteit <strong>Gent</strong> (2010).<br />

42<br />

Gemeten met de Affective Balance Scale van Bradburn: Aan de hand van acht uitspraken, waarvan vier<br />

positieve en vier negatieve, werd berekend of de respondent goed, middelmatig of slecht functioneert op<br />

affectief vlak.<br />

43<br />

Dit is een subjectieve variabele gebaseerd op vraag 67 uit de Leefbaarheidsmonitor (<strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, 2010). Deze<br />

vraag luidt als volgt: voel je je autochtoon of allochtoon. Volgende antwoordcategorieën zijn voorzien: 1.<br />

Autochtoon; 2. Allochtoon; 3. Beiden; 4. Geen van beiden; 5. Weet niet.<br />

45


Dit psychisch welbevinden is gedaald ten opzichte van 2003 en 2006, toen scoorde<br />

respectievelijk 87% en 89% van de respondenten nog goed.<br />

3.2.2 Psychiatrische opnames<br />

In 2008 waren er 4113 psychiatrische opnames van <strong>Gent</strong>enaren (Minimale<br />

Psychiatrische Gegevens MPG, FOD Volksgezondheid). Dit gaat over residentiële opnames<br />

of intakes in psychiatrische ziekenhuizen (PZ), psychiatrische afdelingen van algemene<br />

ziekenhuizen (PAAZ), initiatieven voor beschut wonen (IBW), of psychiatrische<br />

verzorgingstehuizen (PVT).<br />

In vergelijking met Vlaanderen, wordt een relatief hoog aandeel inwoners van <strong>Gent</strong><br />

opgenomen, namelijk 173 per 10.000 inwoners in vergelijking met 96 per 10.000<br />

inwoners in Vlaanderen. Vooral bij mannen is ongeveer twee keer zoveel als gemiddeld<br />

in Vlaanderen (207 tegenover 99 per 10.000 inwoners). De hoogst opgeleiden worden<br />

minder opgenomen dan de lager opgeleiden (49 tegenover 165 of meer per 10.000<br />

inwoners).<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Bron: MPG FOD Volksgezondheid, bevolkingscijfers Lokale statistieken, bewerkingen IdeaConsult<br />

Voor opnames omwille van alcoholgebruik (28,6 tegenover 15,5 per 10.000 inwoners)<br />

en drugsmisbruik (17,2 tegenover 4,9) is het verschil tussen <strong>Gent</strong> en België vrij<br />

groot; voor depressie (21,7 tegenover 17) is het verschil minder uitgesproken. Ook<br />

opnames voor schizofrenie (14,1 tegenover 6), psychotische stoornissen (10,7 tegenover<br />

5,4) en borderline/narcisme (8,5 tegenover 4,2) komen relatief vaker voor bij<br />

<strong>Gent</strong>enaren.<br />

<br />

<br />

46


Bron: MPG FOD Volksgezondheid, bevolkingscijfers Lokale statistieken, bewerkingen IdeaConsult<br />

Het aantal psychiatrische opnames in <strong>Gent</strong>se instellingen (dus niet enkel van <strong>Gent</strong>enaren)<br />

is de afgelopen 10 jaar sterk gestegen, vooral onder volwassenen (MPG FOD<br />

Volksgezondheid). Deze stijging in zorggebruik is vooral te wijten aan het aantal opnames<br />

voor stemmingsstoornissen en stoornissen in middelenmisbruik, die beide met 50%<br />

toenamen. Opnames voor schizofrenie en andere psychotische stoornissen bleven gelijk.<br />

De aanwezige residentiële capaciteit in Vlaanderen werd op 31/12/2009 voor meer dan<br />

de helft ingenomen door de categorieën stemmingsstoornissen en stoornissen in<br />

middelenmisbruik. Ook uit ESEMed (European Study on Epidemiology of Mental Disorders,<br />

Vlaamse gegevens 2001-2002) bleek dat de stemmingsstoornissen en stoornissen in het<br />

gebruik van middelen het vaakst voorkomen. 30% van de capaciteit werd ingenomen door<br />

de doelgroep schizofrenie of andere psychotische stoornissen (FOD Volksgezondheid).<br />

3.2.3 Patiënten Centra voor Geestelijke <strong>Gezondheid</strong>szorg<br />

<br />

In 2010 waren 2311 <strong>Gent</strong>enaren in begeleiding bij een Centrum voor Geestelijke<br />

<strong>Gezondheid</strong>szorg of CGG (Vlaams Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong> 2010). Het aantal CGG<br />

patiënten in <strong>Gent</strong> is iets hoger dan gemiddeld in Vlaanderen (9,5 tov 8,6 per 1.000<br />

inwoners). <strong>Gent</strong>se vrouwen worden vaker begeleid door een CGG dan mannen (10,1<br />

tegenover 8,8 per 1.000 inwoners), net zoals in Vlaanderen gemiddeld het geval is.<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

47


Bron: Vlaams Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong> en Lokale Statistieken<br />

De problemen die de CGG behandelen zijn representatief voor de psychische problemen<br />

die bij de algemene bevolking voorkomen 44 : angst- en stemmingsstoornissen en<br />

verslavingsproblemen nemen een belangrijke plaats in. Bij de centra geestelijke<br />

gezondheidszorg stellen we eenzelfde patroon vast als bij de psychiatrische ziekenhuizen.<br />

Meer dan de helft van de cliënten zijn mensen zijn met een angst- en/of<br />

stemmingsstoornis of een stoornis in middelen.<br />

Uit de cijfers van de Vlaamse CGG blijkt dat mannen vooral begeleid worden voor<br />

gedrags- en verslavingsproblematiek, vrouwen kampen vaak met psychische<br />

problemen, maar ook met verwerkings- en interactieproblemen.<br />

In de CGG komt de groep met schizofrenie of andere psychotische stoornissen<br />

vrijwel helemaal niet voor, terwijl deze wel een groot deel van de residentiële capaciteit<br />

innemen. Deze cijfers over het zorggebruik zeggen dus niet wat de prevalentie of<br />

incidentie in een bevolking is, enkel in welke mate een beroep wordt gedaan op<br />

hulpverleners of zorgvoorzieningen. De manier waarop de geestelijke<br />

gezondheidszorg georganiseerd is heeft een impact op deze cijfers (zie hoofdstuk<br />

gezondheidszorgsysteem).<br />

Suïcidecijfers<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

3.2.4 Suïcide en suïcidepogingen<br />

<br />

<br />

In <strong>Gent</strong> waren er in 2007 18 suïcides per 100.000 inwoners (Sterftecertificaten Vlaams<br />

Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong>, 2007). Mannen plegen vaker suïcide dan vrouwen: 23<br />

mannen tegenover 12 vrouwen per 100.000 inwoners. Suïcide is de grootste<br />

doodsoorzaak bij 25-44-jarigen, zowel bij mannen als vrouwen (Sterftecertificaten<br />

VAZG, 2004-2008).<br />

44 European Study on Epidemiology of Mental Disorders (ESEMeD) naar de prevalentie en incidentie van psychische<br />

problemen bij de Vlaamse bevolking (2001-2002) via interview<br />

<br />

<br />

48


ate/100.000 inwoners<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

Suïcide rates, Groot <strong>Gent</strong>, 1996-2007, opgesplitst volgens geslacht<br />

1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007<br />

mannen 42 33 50 46 45 50 39 45 35 39 22 23<br />

vrouwen 19 9 17 19 22 8 21 15 14 10 14 12<br />

totaal 30 21 33 32 33 28 30 30 24 24 18 18<br />

Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap<br />

Suïcide komt in <strong>Gent</strong> meer voor dan gemiddeld in Vlaanderen (15,9 per 100.000) 45 .<br />

De zelfmoordratio ligt in <strong>Gent</strong> hoger dan in Antwerpen, Brugge en Leuven, maar lager<br />

dan in Oostende, Ronse en ook Eeklo (Vlaams Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong> 46 ). Recent<br />

onderzoek (Hooghe, Vanhoutte, 2011) wijst aan dat hoge zelfmoordcijfers vooral<br />

voorkomen in gemeentes met een relatief arme en oudere bevolking en/of veel<br />

alleenstaanden. Steden hebben over het algemeen lagere zelfdodingscijfers omdat ze<br />

een relatief jonge bevolking hebben en dit heel sterk het voorkomen van zelfdoding<br />

reduceert, ook bij de ouderen. Zelfdodingscijfers zijn bovendien lager bij allochtone<br />

minderheden, en deze groepen dragen ook bij aan de dynamiek van het sociaal leven<br />

binnen een stad. Dit is echter geen garantie, <strong>Gent</strong> telt dan wel meer inwoners dan<br />

gemiddeld, meer migranten en veel jongeren, maar ook veel werklozen, alleenstaanden<br />

en senioren, wat de slechte score verklaart. Een andere factor is dat er in <strong>Gent</strong> door het<br />

hoge aantal psychiatrische bedden een hogere concentratie is van ernstige psychiatrische<br />

problematiek, een belangrijke risicofactor voor suïcide.<br />

Uit een vergelijkend onderzoek tussen Vlaanderen en Nederland, waar de<br />

zelfmoordcijfers veel lager zijn (9 per 100.000 inwoners), blijkt dat de risicofactoren voor<br />

suïcide (vroegere suïcidale gedachten en psychische problemen) in Vlaanderen en<br />

Nederland vergelijkbaar zijn (Reynders ea, 2011). Nederlanders blijken echter voor die<br />

problemen vaker hulp gekregen te hebben dan Vlamingen en er zijn ook meer<br />

Nederlanders die hulp willen zoeken. De betere toegankelijkheid en beschikbaarheid van<br />

de geestelijke gezondheidszorg-hulpverlening in Nederland is een gedeeltelijke<br />

verklaring. Daarnaast hebben Nederlanders een duidelijk positievere houding tegenover<br />

hulp zoeken: ze ervaren minder zelfstigma en schaamte om formele hulp te zoeken.<br />

45 De Vlaamse zelfmoordcijfers zijn relatief hoog in vergelijking met andere Europese landen. Op basis van<br />

wetenschappelijk onderzoek werden reeds verschillende beleidsadviezen geformuleerd zoals de verbetering<br />

van de geestelijke gezondheidszorg met aandacht voor getrapte zorg, een multidisciplinaire aanpak, goede<br />

samenwerking tussen eerste- en tweedelijnszorg, erkenning van psychotherapie, een adequater gebruik<br />

van psychofarmaca, aandacht voor participatie van de patiënt, goede opvolging van suïcidepogers.<br />

Daarnaast is het ook belangrijk dat de overheid stappen onderneemt om stigma en zelfstigma ten gevolge<br />

van psychiatrische stoornissen en hulp zoeken voor deze stoornissen via sensibiliseringscampagnes te<br />

reduceren (Reynders ea, 2009).<br />

46 Team Gegevensverwerking en Resultaatsopvolging http://www.zorg-engezondheid.be/Cijfers/Sterftecijfers/Sterfteatlas-Vlaanderen/Sterfteatlas--zelfdoding/<br />

49


Daarnaast blijkt dat regio’s met een hoog zelfmoordcijfer een minder tolerante houding<br />

tegenover suïcide hebben dan regio’s met een laag zelfmoordcijfer.<br />

Suïcidepogingen<br />

Groot-<strong>Gent</strong> is sinds 1996 opgenomen als één van de 21 catchment areas van de WHO<br />

Multicentre Study of Suicidal Behaviour. Dit houdt in dat er een registratieproject loopt<br />

van zelfmoordpogingen in het AZ St.-Lucas, Jan Palfijn en UZ. Sinds 2007 wordt voor<br />

Vlaanderen het aantal suïcidepogingen geschat via de registratie in spoeddiensten van<br />

algemene ziekenhuizen (registratie sinds 2010 in 26 ziekenhuizen, in 2011 in 40<br />

ziekenhuizen) (Eenheid voor Zelfmoordonderzoek U<strong>Gent</strong>) 47 . Hierdoor kan er sprake zijn<br />

van registratie-bias: doordat er beter wordt gemeten, liggen de cijfers hoger.<br />

In 2010 werden in <strong>Gent</strong> 238 suïcidepogingen per 100.000 inwoners geregistreerd.<br />

Gemiddeld voor Vlaanderen ging het om 150 pogingen per 100.000 inwoners Het aantal<br />

pogingen is zowel in <strong>Gent</strong> als in Vlaanderen afgenomen 48 .<br />

In <strong>Gent</strong> zijn het vooral jongeren die zelfmoordpogingen doen. Volgens de Sterfteatlas<br />

van Vlaanderen was in <strong>Gent</strong> in 2010 ongeveer één derde van de mannelijke (33,9%) en<br />

vrouwelijke suïcidepogers (34,2%) tussen de 15 en 29 jaar oud.<br />

Grafiek: suïcidepogingen per leeftijdscategorie <strong>Gent</strong>, 2000-2010 (aantal pogers per 1.000<br />

inwoners)<br />

Bron: registratie suïcidepogingen <strong>Gent</strong>, Eenheid voor Zelfmoordonderzoek<br />

Voor de vrouwelijke suïcidepogers is er een piek op 15-19 jaar, maar ook in de categorie<br />

20 tot 24 jaar zijn de cijfers hoog. Bij mannen komen suïcidepogingen relatief het<br />

frequentst voor tussen 20 en 24 jaar, gevolgd door 35 tot 39 jaar. In Vlaanderen bevond<br />

het hoogste aantal suïcidepogers zich in de leeftijdscategorie 45-49 jaar. Mogelijk<br />

verklaart de specifieke bevolkingsstructuur van <strong>Gent</strong> (groter aandeel 20-39-jarigen) een<br />

deel van dit verschil.<br />

47<br />

Er kan registratiebias zijn: mogelijk zijn de cijfers in <strong>Gent</strong> hoger doordat er nauwgezet wordt geregistreerd in<br />

de <strong>Gent</strong>se ziekenhuizen.<br />

48<br />

Registratie suïcidepogingen <strong>Gent</strong>, Eenheid voor Zelfmoordonderzoek, 2010<br />

50


De meeste suïcidepogingen komen procentueel van inactieven (41,7%) (invaliden,<br />

studenten). In <strong>Gent</strong> is het aandeel van werklozen (22,2%) onder de suïcidepogers<br />

daarnaast een stuk hoger dan gemiddeld in Vlaanderen (14,9%). Ook uit literatuur blijken<br />

lager opgeleiden en (langdurig) werklozen een hogere kans voor zowel<br />

suïcidepogingen als suïcides vertonen. Daarnaast vormen alleenstaanden of –<br />

wonenden en gescheiden personen risicogroepen voor suïcidaal gedrag.<br />

Meer dan de helft van de suïcidepogers (56% in de 26 Vlaamse spoeddiensten, 63% in de<br />

<strong>Gent</strong>se registratie) geeft aan dat ze minstens 1 voorgaande suïcidepoging ondernomen<br />

hadden. Zowel in Vlaanderen als in <strong>Gent</strong> werd 7 op de 10 van deze personen al psychisch<br />

behandeld.<br />

Gemiddeld ondernemen vrouwen meer pogingen dan mannen, maar zijn de<br />

zelfdodingscijfers minder hoog. Dit zou te verklaren zijn doordat mannen meer<br />

agressievere en efficiëntere middelen gebruiken en omdat depressie 49 , een belangrijke<br />

risicofactor, bij mannen vaak langer gemaskeerd blijft en meer uitmondt in zelfmoord<br />

(Kenniscentrum CPZ).<br />

3.2.5 Depressie en psychische aandoeningen<br />

Cijfers over de prevalentie van depressie in <strong>Gent</strong> zijn niet gekend. In De Sociale Staat<br />

van Vlaanderen (SVR, 2011) wordt de stand van zaken in Vlaanderen toegelicht:<br />

Volgens de gezondheidsenquête 2008 heeft ongeveer 1 op de 10 Belgen het voorbije<br />

jaar met depressieve symptomen gekampt.<br />

Bij Vlaamse jongeren hebben ongeveer 15% van de jongens en 21% van de meisjes<br />

tussen 13 en 18 jaar reeds twee keer of meer aan zelfdoding gedacht (Universiteit <strong>Gent</strong>,<br />

2006). Depressieve gevoelens gaan samen met meer middelenmisbruik (Universiteit<br />

<strong>Gent</strong>, 2006), zelfdodingsgedachten en zelfdoding (Vlaams Agentschap voor Zorg en<br />

<strong>Gezondheid</strong>).<br />

In 2010 was 90% van de Vlaamse jongeren (11-18-jarigen) sterk tevreden over zijn<br />

leven (Universiteit <strong>Gent</strong>, 2010 50 ). Zo’n 5 tot 10% van de Vlaamse adolescenten zou op<br />

dit moment depressief zijn. Meisjes geven meer blijk van onwelbevinden dan jongens.<br />

Ook neemt het onwelbevinden bij jongeren toe naarmate ze ouder worden (Katholieke<br />

Universiteit Leuven, 2010). Allochtone jongeren blijken eveneens kwetsbaarder (De<br />

Clercq e.a., 1996 in: Bayingana e.a., 2002). Sociaal-economisch valt duidelijk op dat<br />

laaggeschoolden en jongeren die in armoede leven zich slechter voelen (Universiteit<br />

<strong>Gent</strong>, 2006). Zo blijkt dat vrouwen, lageropgeleiden en etnisch-culturele<br />

minderheden een groter risico lopen op depressieve klachten.<br />

Socio-economische factoren zoals werkloosheid, alleenstaand zijn, een lager<br />

opleidingsniveau en een laag inkomen zijn medebepalend voor een verhoogd risico op<br />

depressie en zelfdoding. Maar tegelijkertijd zijn werkloosheid, armoede een<br />

eenzaamheid ook vaak een gevolg van depressie. Uit het KANS-onderzoek 51 blijkt dat het<br />

cliënteel van OCMW, CAW en ICAW in grote mate met ernstige psychische klachten<br />

kampt. Ongeveer 70% van de eerstelijnswelzijnszorggebruikers (OCMW, CAW en ICAW)<br />

49 Onderzoek bevestigt dat ongeveer 70% van de personen die een suïcidepoging ondernamen depressief was.<br />

50<br />

Jongeren en <strong>Gezondheid</strong> 2010, resultaten mentale gezondheid. De studie maakt deel uit van de<br />

internationale studie Health Behaviour in School-Aged Children (HBSC), uitgevoerd onder toezicht van de<br />

Wereld <strong>Gezondheid</strong>sorganisatie.<br />

Internationale 4- jarige studie vanuit de WHO waarbij 43 landen of regio’s hebben deelgenomen, met 204.534<br />

respondenten (schoolgaande kinderen) waarvan 4.311 Vlamingen.<br />

51<br />

“Kwetsbaarheid aanpakken in de Samenleving, Steunpunt Welzijn, volksgezondheid en Gezin.” Enquête bij<br />

welzijnszorggebruikers (OCMW, CAW, ICAW) 2008-2009. Depressieve klachten en suïcidaliteit in de<br />

(I)CAW en OCMW: onderzoek naar de ernst en de relatie tot armoede. Ann DeSmet, Koen Hermans,<br />

Evelyn Verlinde, Sara Willems, Jan De Maeseneer & Chantal Van Audenhove, Onderzoeksgroep KANS<br />

(2011)<br />

51


evestigen psychisch onwelbevinden. De helft van de welzijnszorggebruikers met<br />

psychisch onwelbevinden vertoont tekenen van milde tot ernstige depressiviteit. Bij<br />

tewerkgestelden is dit 39% en bij werklozen 60%. Bij personen met chronische ziektes is<br />

dit 65%. Ongeveer de helft van de welzijnszorggebruikers kent iemand die een<br />

suïcidepoging ondernam, 1/3 heeft zelf een poging ondernomen.<br />

Uit de <strong>Gezondheid</strong>senquête 2008 blijkt dat 19% van de inwoners van het Vlaamse<br />

Gewest slaapproblemen ervaart (minstens één slechte nacht in de vorige 4 weken).<br />

Vrouwen (23%) worden vaker dan mannen (15%) geconfronteerd met een slechte<br />

nachtrust. Bijna 75% van welzijnszorggebruikers met psychisch onwelbevinden heeft<br />

ook slaapproblemen (KANS-onderzoek 52 ).<br />

Daarnaast klaagt in Vlaanderen globaal 3% over chronische angst, en blijkt dat vooral<br />

vrouwen en laaggeschoolden aangeven angstproblemen te hebben.<br />

3.2.6 Medicatiegebruik<br />

In een recente enquête gaf 16,1% van de bevraagde <strong>Gent</strong>enaren aan psychofarmaca<br />

te gebruiken (Willem, Hardyns en Vyncke, 2011). Het gaat vooral over slaapmiddelen en<br />

kalmeermiddelen, naast antidepressiva of pijnstillers. Personen uit een achtergestelde<br />

buurt gaven significant meer aan dat ze 1 van deze geneesmiddelen gebruikten (20,4%<br />

tegenover 13,9%).<br />

Het gebruik van psychofarmaca kan samen met de suïcidecijfers en verslavingsgegevens<br />

een graadmeter zijn van het welbevinden van een bevolking (SVR, 2011). Sinds de jaren<br />

1980 hoort België bij de grootste gebruikers van benzodiazepine ter wereld (Balter e.a.,<br />

1984). Benzodiazepines en aanverwanten zijn de enige overblijvende soort<br />

geneesmiddelen die bij ons als ‘slaap-en kalmeringsmiddelen’ worden gebruikt. Uit de<br />

<strong>Gezondheid</strong>senquête blijkt dat in Vlaanderen 13% van de ondervraagde 15-plussers<br />

een benzodiazepine gebruikte op het moment van de bevraging, tweemaal meer<br />

vrouwen dan mannen. De analyses in functie van de sociaaldemografische factoren<br />

identificeerden vrouwen en laagopgeleide personen als risicogroepen.<br />

GEZONDHEIDSTOESTAND: CONCLUSIES en UITDAGINGEN<br />

De gemiddelde levensverwachting gaat erop vooruit, maar er is nog een grote<br />

gezondheidskloof. Mensen leven langer (mortaliteit) en in betere gezondheid<br />

(morbiditeit), naarmate ze een hogere sociaal-economische status (opleidingsniveau<br />

en/of inkomen) hebben. De gezondheid van personen in achtergestelde buurten in<br />

<strong>Gent</strong> is slechter dan deze van personen in niet-achtergestelde buurten.<br />

Zowel het psychisch welbevinden als de zelf gepercipieerde gezondheid zijn positief<br />

gerelateerd aan het inkomen (hoe hoger, hoe beter het welbevinden en de<br />

gezondheidstoestand).<br />

Er is een relatief hoge sterfteratio in <strong>Gent</strong>. Mannen sterven vooral aan kankers en<br />

hartfalen en andere -complicaties, en meer dan gemiddeld aan aandoeningen<br />

van de onderste luchtwegen; bij vrouwen zijn hartfalen en andere –complicaties<br />

gevolgd door kankers belangrijke doodsoorzaken.<br />

Ook de (stijgende) incidentie van een aantal kankers of beschavingsziektes als diabetes<br />

en obesitas gerelateerd aan leefstijl (gezonde voeding, beweging, roken) veroorzaken<br />

52<br />

Kwetsbaarheid aanpakken in de Samenleving, Steunpunt Welzijn, volksgezondheid en Gezin. Enquête bij<br />

welzijnszorggebruikers (OCMW, CAW, ICAW) 2008-2009.<br />

52


een groot aantal verloren (gezonde) levensjaren. Ook bij jongeren en kinderen nemen<br />

overgewicht en obesitas toe.<br />

Bij een aantal van de belangrijkste of in <strong>Gent</strong> relatief meer voorkomende<br />

doodsoorzaken (longkanker, borstkanker, colorectale kanker, hart- en vaatziekten,<br />

uitwendige doodsoorzaken, diabetes) kan via preventie – zowel een gezondere leefstijl<br />

als medische preventie (gerichte) en screening - een deel van de sterfte worden<br />

vermeden.<br />

Infectieziektes zoals TBC en gonorroe komen meer voor in <strong>Gent</strong> dan in de rest van<br />

Vlaanderen.<br />

TBC is een typisch grootstedelijk fenomeen. Het gaat echter om relatief lage<br />

incidenties, waarbij de registratiebias niet te onderschatten valt.<br />

De toename van de SOA’s gonorroe, syfilis en chlamydia (in Vlaanderen) is een<br />

aandachtspunt en ook verder als indicator voor seksueel gedrag te bekijken.<br />

Er is een hoog aantal psychiatrische opnames in <strong>Gent</strong>, vooral voor alcohol- en<br />

drugsmisbruik en depressie, maar ook voor schizofrenie, psychotische stoornissen,<br />

borderline. Algemeen is dit gestegen. Het hoger aantal psychiatrische opnames heeft<br />

voor een deel te maken met het aanbod (nergens ter wereld zijn er meer intramurale<br />

psychiatrie-bedden dan in <strong>Gent</strong> – ook in België is dit gemiddeld zeer hoog). Dit moet<br />

gezien worden in samenhang met de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg<br />

(de rol van de CGG’s en de eerstelijnszorg, preventie en vroegdetectie) en de huidige<br />

evoluties hierin zoals de vermaatschappelijking van de zorg.<br />

Het aantal zelfmoordpogingen en –slachtoffers ligt in <strong>Gent</strong> hoger dan gemiddeld.<br />

Dit kan gerelateerd worden aan verschillende risicofactoren en de aanwezigheid van<br />

een aantal risicofactoren in <strong>Gent</strong>. Er kan “registratie-bias” zijn: in <strong>Gent</strong> loopt een<br />

internationaal registratieproject rond zelfmoord. Daarnaast is er een concentratie van<br />

psychiatrische bedden. Risicogroepen zijn sociaal-economisch kwetsbare groepen, lager<br />

opgeleiden, etnisch-culturele minderheden, alleenstaanden, .. Deze zijn meer<br />

vertegenwoordigd in <strong>Gent</strong>. Het aantal zelfdodingspogingen is vrij hoog bij jongeren en<br />

adolescentenkomt zelfdoding relatief veel voor.<br />

Er is een relatie met psychische problemen zoals depressie, en ook het verband met<br />

middelengebruik is relevant, zie het hoge aantal psychiatrische opnames omwille van<br />

alcohol- en drugsmisbruik en depressie.<br />

Daarnaast zijn ook de toegankelijkheid van de zorg en het (stigma op) zoeken van hulp<br />

aandachtspunten.<br />

53


4 LEEFSTIJL<br />

Een aantal aspecten van het dagelijkse leven spelen een rol in het behoud en/of de<br />

opbouw van een goede gezondheidstoestand, zoals bewegen, gezonde voeding en<br />

vaccinaties. Daartegenover staan bepaalde gedragingen die de gezondheid schaden, met<br />

name consumptie van tabak, alcohol of drugs. Leefstijl is daarbij sterk gerelateerd met<br />

socio-economische status en etnisch-culturele achtergrond. Een lage socio-economische<br />

status gaat vaker samen met (structureel) ongezond gedrag op het vlak van voeding,<br />

beweging, roken, gebruik van alcohol en verdovende middelen, maar ook (etnisch-)<br />

culturele factoren (bv religie) kunnen in deze aspecten een zowel negatieve als positieve<br />

rol spelen.<br />

Tijdens de ontwikkeling van de <strong>Gezondheid</strong>smonitor werd een selectie gemaakt van<br />

relevante en beschikbare indicatoren die iets zeggen over de voedings- (groente, fruit,<br />

water, borstvoeding) en bewegingsgewoonten, het middelengebruik (alcohol en<br />

tabak) en seksueel gedrag (tienermoeders) van de <strong>Gent</strong>enaar. Indicatoren inzake<br />

druggebruik, vis- of vleesconsumptie en gebruik van anticonceptie en de<br />

onderwerpen mondhygiëne en ander gezondheidsgerelateerd gedrag zijn geen onderdeel<br />

van de <strong>Gezondheid</strong>smonitor - onder andere door een gebrek aan <strong>Gent</strong>se cijfers -, maar<br />

werden toegevoegd aan deze omgevingsanalyse omwille van hun relevantie. Aan de hand<br />

van de kwantitatieve en kwalitatieve informatie die hierover beschikbaar is, probeerden<br />

we een aantal belangrijke thema’s toch te beoordelen.<br />

De <strong>Gent</strong>se cijfers waarbij dit van toepassing is, worden vergeleken met de Vlaamse<br />

gezondheidsdoelstellingen die door de Vlaamse overheid en door de<br />

Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) worden gehanteerd. Op die manier wordt duidelijk<br />

in welke mate <strong>Gent</strong> aan deze doelstellingen voldoet, hoewel dit niet betekent dat de<br />

aanbevelingen worden behaald.<br />

54


4.1 Voeding en beweging<br />

De actieve voedingsdriehoek geeft je een idee van wat je dagelijks zou moeten eten en<br />

hoeveel je per dag moet bewegen.<br />

Bron: © Vigez<br />

Naast evenwichtig eten is voldoende bewegen essentieel in een gezonde levensstijl. De<br />

aanbevelingen zijn opgesteld voor iedereen vanaf 6 jaar, maar kunnen variëren voor wie<br />

zware fysieke arbeid doet, intensief sport of een bepaald dieet moet volgen. Wie<br />

gevarieerd en evenwichtig eet, verschaft zijn lichaam alle nodige energie en<br />

voedingsstoffen om optimaal te functioneren. De actieve voedingsdriehoek bestaat uit<br />

negen groepen: de groep lichaamsbeweging, zeven essentiële voedingsgroepen en de<br />

restgroep. De essentiële gekleurde voedingsgroepen zijn onmisbaar in een evenwichtige<br />

voeding. Het topje van de actieve voedingsdriehoek, de restgroep, is een toemaatje.<br />

De reële inname bij de Vlaamse bevolking (2004) wijkt nog sterk af van de<br />

aanbevelingen:<br />

55


Bron: © Vigez<br />

Mensen eten te veel producten uit de restgroep en uit de groep ‘vlees, vis, eieren en<br />

vervangproducten 53 . Van de andere producten verbruikt men te weinig tot veel te weinig,<br />

bv. groenten, melk, water,… Er wordt veel te weinig bewogen om gezondheidswinst te<br />

behalen.<br />

De resultaten van de gezondheidsenquête in 2008 toonden al aan dat de<br />

voedingsgewoonten van de Belg zeker niet optimaal zijn, maar dat er toch sprake is van<br />

een verbetering (Gislé, 2010). Bevolkingsgroepen die qua voeding (dagelijkse<br />

consumptie van fruit, groenten en bruin brood en wekelijkse consumptie van vis) het<br />

best naar voor komen zijn vrouwen en hoog opgeleide mensen. Jongvolwassenen scoren<br />

hierop het slechtst. Een bijkomende problematiek bij jongvolwassen is dat de helft van<br />

hen dagelijks gesuikerde frisdrank drinkt.<br />

Er moet hierbij rekening worden gehouden met de gezondheidskloof, die sterk<br />

samenhangt met het opleidingsniveau en het inkomen: wie weinig verdient of laag<br />

geschoold is, heeft meer kans om obesitas en andere gezondheidsproblemen te<br />

ontwikkelen.<br />

De meeste gegevens waarover we beschikken (Leefbaarheidsonderzoek,<br />

<strong>Gezondheid</strong>senquête, ..) zijn zelfgerapporteerd, waardoor de resultaten vermoedelijk een<br />

vrij positief beeld geven. Het eten van bijvoorbeeld fruit en groenten valt onder een<br />

sociaal wenselijk gedrag, wat tot hogere rapportages kan leiden. Het is daarnaast<br />

eenvoudiger fruitconsumptie (aantal stuks) in te schatten dan groenteconsumptie.<br />

53 Uit de Samenvatting Vlaams actieplan voeding en beweging 2008-2015<br />

56


De beschikbare <strong>Gent</strong>se cijfers over de groente-, fruit- en waterconsumptie, borstvoeding,<br />

en lichaamsbeweging worden per indicator overlopen in relatie tot de cijfers die er op<br />

Vlaams niveau zijn en de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen. Dit werd aangevuld met<br />

een aantal algemene cijfers en trends in voedingsgewoonten over frisdrankconsumptie,<br />

ontbijtgedrag en vleesconsumptie.<br />

4.1.1 Groenteconsumptie<br />

Groenten zijn een bron van voedingsvezels, vitaminen en mineralen. De aanbeveling is<br />

300 gram groenten per dag te consumeren, gespreid over de verschillende maaltijden<br />

(©VIGeZ <strong>2012</strong>). Slechts 16% van de <strong>Gent</strong>enaren geeft aan dat ze 2 of meer keer per<br />

dag groenten eten (<strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, 2010). De hoeveelheid geconsumeerde groenten werd<br />

echter niet bevraagd.<br />

Bron: <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, 2010<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

77 % van de respondenten eet minstens dagelijks groenten. Vrouwen consumeren<br />

meer groenten dan mannen: 82% tegenover 72% eet dagelijks groenten. Er is een<br />

positief verband met de leeftijd. In de oudste leeftijdsgroep (65-79 jaar) consumeert<br />

83% dagelijks groente, bij de jongste leeftijdsgroep (10-17 jaar) 71%. Er is een<br />

significant verband tussen de groenteconsumptie en het opleidingsniveau en het<br />

inkomen. Van de <strong>Gent</strong>se laagst opgeleiden geeft 72,9% aan dat ze dagelijks groente<br />

consumeren, en van de hoogst opgeleiden 82%. Voor inkomen is dit 66,6% in de laagste<br />

tegenover 81% in de hoogste inkomenscategorie 54 . Allochtone respondenten 55 eten<br />

minder frequent groenten of salade dan autochtone respondenten.<br />

In de nationale gezondheidsenquête (2008) rapporteert 87,5% van de Vlaamse<br />

respondenten dat ze dagelijks groente of salade consumeren (Gislé, 2010). Dit ligt hoger<br />

dan de <strong>Gent</strong>se steekproef, maar we kunnen niet uitsluiten dat dit niet aan toeval bij<br />

samenstelling van de steekproef te wijten is. Voor Vlaanderen vindt men geen significant<br />

verschil tussen mannen en vrouwen of naar opleiding, enkel naar leeftijd: in de<br />

54 Eindrapport (technisch rapport) Leefbaarheidsonderzoek <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, M.A.S 2009.<br />

55 Dit is een subjectieve variabele gebaseerd op vraag 67 uit de Leefbaarheidsmonitor 2009. Deze vraag luidt<br />

als volgt: voel je je autochtoon of allochtoon. Volgende antwoordcategorieën zijn voorzien: 1. Autochtoon;<br />

2. Allochtoon; 3. Beiden; 4. Geen van beiden; 5. Weet niet.<br />

57


leeftijdsgroep 15-24 jaar is de dagelijkse groenteconsumptie het laagst, namelijk 80%,<br />

en in de leeftijdsgroep 55-64 jaar is deze het hoogst, namelijk 94%. Men stelt wel vast<br />

dat het percentage dat dagelijks groenten eet significant lager is in de stedelijke gebieden<br />

(82%) dan in de halfstedelijke en landelijke gebieden (beiden 88%). Dit geldt ook voor<br />

het percentage van de bevolking dat minstens 200g groenten per dag eet. Meer dan drie<br />

vierde van de jongvolwassenen (15-24 jaar) eet dagelijks groenten, maar slechts 58% eet<br />

200g groenten per dag.<br />

De Vlaamse gezondheidsdoelstelling 56 voor groenteconsumptie streeft ernaar dat<br />

tegen 2015 het percentage personen dat de aanbeveling voor groenten (dagelijks 300 g)<br />

haalt van 1% naar 11% gaat, en de gemiddelde inname van groenten met 10% (van 147<br />

naar 162g/dag) stijgt.<br />

4.1.2 Fruitconsumptie<br />

Fruit bevat net als groenten enkelvoudige koolhydraten, voedingsvezels, vitaminen en<br />

mineralen, maar toch kunnen fruit en groenten elkaar niet vervangen omdat ze<br />

verschillende soorten en hoeveelheden vitaminen en mineralen bevatten (©VIGeZ <strong>2012</strong>).<br />

De aanbeveling is om twee tot drie stuks fruit per dag te eten. 25,4% van de bevraagden<br />

in het <strong>Gent</strong>se leefbaarheidsonderzoek consumeert 2 keer per dag of meer fruit. Daarmee<br />

voldoet <strong>Gent</strong> op het vlak van fruitconsumptie wel aan de Vlaamse<br />

<strong>Gezondheid</strong>sdoelstelling (‘15% consumeert dagelijks 2 of meer stukken fruit’).<br />

<br />

<br />

<br />

Bron: <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, 2010<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

61,4 % van de <strong>Gent</strong>enaren eet minstens 1 keer per dag fruit. Vrouwen consumeren<br />

meer fruit dan mannen: de dagelijkse fruitconsumptie is in <strong>Gent</strong> bij vrouwen (67,7%)<br />

hoger dan bij mannen (53,7%). De dagelijkse fruitconsumptie verbetert vanaf 18 jaar<br />

naarmate men ouder is en is het hoogst bij 65-79 jarigen (77,8%). Er is een significant<br />

verschil in de mate van fruitconsumptie tussen Belgen en niet-Belgen en personen<br />

waarvan 1 van de ouders geen Belg is. De dagelijkse fruitconsumptie is voor Belgen<br />

60,3%, lager dan bij niet-Belgen (65,6%) of ECM (66,4%). Er werd een negatief<br />

56 <strong>Gezondheid</strong>sdoelstelling voeding en beweging 2008-2015<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

58


verband vastgesteld tussen fruitconsumptie bij niet-beroepsactieve personen<br />

(gepensioneerden, huisvrouwen,..) versus beroepsactieve personen.<br />

In Vlaanderen consumeert volgens de gezondheidsenquête (2008) 66,3% dagelijks<br />

fruit 57 (Gislé, 2010). Vrouwen doen het beter (70,5%) dan mannen (62%). 39% van de<br />

Vlaamse respondenten eet minstens twee stukken fruit per dag. Amper de helft van de<br />

jongvolwassenen in België eet dagelijks fruit. Bovendien consumeert slechts 25% van<br />

hen 2 porties fruit per dag.<br />

Uit de enquête blijkt ook dat het de jongvolwassenen zijn die het minst vaak bruin brood<br />

en vis eten. Daarnaast is er een duidelijke socio-economische gradiënt: de hoogst<br />

opgeleiden hebben betere eetgewoonten.<br />

4.1.3 Waterconsumptie<br />

Er wordt aanbevolen om dagelijks 1,5 liter te drinken waarvan minstens 1 liter water (6-<br />

8 glazen). 28% van de <strong>Gent</strong>enaren drinkt minder dan 3 glazen water per dag, 72%<br />

drinkt 3 glazen of meer, slechts een derde haalt de aanbeveling.<br />

Bron: <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, 2010<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Vrouwen drinken meer water per dag dan mannen, 75,6% tegenover 67,8% drinkt 3<br />

glazen of meer. Er is een negatief verband tussen waterconsumptie en leeftijd. Vanaf 18<br />

jaar neemt het aandeel dat meer dan 3 glazen water per dag drinkt af van 78% tot 67%<br />

in de hoogste leeftijdscategorie. Belgen drinken volgens deze cijfers minder water in<br />

vergelijking met ECM (69% tov 82,2% drinkt 3 of meer glazen) of niet-Belgen (88,1%).<br />

Er is geen verband met opleiding en inkomen.<br />

In totaal drinkt slechts 22% van de Vlaamse bevolking tussen 15 en 59 jaar 1 liter water<br />

per dag 58 . Tegen 2015 moet volgens de Vlaamse gezondheidsdoelstelling het<br />

percentage personen dat de aanbeveling voor water haalt naar 32%. De gemiddelde<br />

inname van water zou met 10% moeten stijgen (van 669 naar 736 ml/dag). In het<br />

leefbaarheidsonderzoek werd echter geen inhoudsmaat toegekend bij de bevraging van<br />

57<br />

Vlaanderen scoort gemiddeld opnieuw iets beter dan <strong>Gent</strong>, maar opnieuw kunnen we niet uitsluiten dat het<br />

verschil door toeval veroorzaakt wordt.<br />

58 Tegen 2015 moet volgens de Vlaamse gezondheidsdoelstelling het percentage personen dat de aanbeveling<br />

voor water haalt naar 32%. De gemiddelde inname van water zou met 10% moeten stijgen (van 669 naar<br />

736 ml/dag).<br />

59


het aantal glazen water dat men per dag drinkt, waardoor dit niet aan de Vlaamse cijfers<br />

en de gezondheidsdoelstelling kan getoetst kan worden.<br />

Frisdranken / energiedrankjes<br />

De helft van de Belgische jongeren drinkt dagelijks gesuikerde frisdranken, voor mannen<br />

is dit zelfs twee op drie (Gislé, 2010). Uit de <strong>Gent</strong>se signalenbundel 2011 59 blijkt dat<br />

steeds meer en steeds jongere kinderen energydrinks (Red Bull, Burn, Golden Power,…)<br />

nuttigen. Deze dranken bevatten hoge doses cafeïne en taurine en zijn niet onschuldig.<br />

De Hoge <strong>Gezondheid</strong>sraad beveelt aan om van deze stoffen niet meer dan 2,5<br />

mg/kg/dag in te nemen. Overmatig gebruik van cafeïne of taurine kan tot<br />

gedragsstoornissen (waaronder angstgevoelens) en aantasting van de ontwikkeling van<br />

het zenuwstelsel leiden 60 . Sensibilisering hierrond lijkt aangewezen.<br />

4.1.4 Ontbijt<br />

Ondanks dat het ontbijt een van de belangrijkste maaltijden is, ontbijt 18% van de<br />

Vlaamse 17-18-jarigen nooit (Universiteit <strong>Gent</strong>, 2010 61 ). Op 11-12-jarige leeftijd ontbijt<br />

5,2% van de jongens en 4,5% van de meisjes nooit op een weekdag. Toch is er in<br />

vergelijking met 2006 een stijging in het dagelijks ontbijten bij de 11-12-jarigen en 13-<br />

15-jarigen. Jongeren uit het secundair beroepsonderwijs ontbijten het minst dagelijks<br />

in vergelijking met de andere opleidingen. Deze relatie is nog versterkt in vergelijking<br />

met de resultaten in 2006.<br />

4.1.5 Vleesconsumptie<br />

Uit de <strong>Gezondheid</strong>senquête blijkt dat mensen teveel consumeren uit de groep ‘vlees, vis,<br />

eieren en vervangproducten (cfr. voedingsdriehoek).<br />

Uit de voedselconsumptiepeiling (WIV, 2004) bleek dat voor vlees en/of<br />

vleesvervangers de inname 1,6 maal te groot is in vergelijking met de bovengrens van de<br />

voedselaanbeveling (75-100g per dag) van de actieve voedingsdriehoek.<br />

Uit de iVOX-enquête (2011) die het succes van de Donderdag Veggiedag-campagne wou<br />

meten blijkt dat 30% van de <strong>Gent</strong>enaars afgelopen jaar minstens één keer per maand<br />

meedeed aan Donderdag Veggiedag (Vlaanderen: 17%). 15% heeft naar aanleiding van<br />

de campagne vaker vegetarisch gegeten (Vlaanderen: 13%). 19% eet momenteel al 1<br />

dag per week geen vlees of vis (Vlaanderen: 13%), en een extra 43% geeft aan in de<br />

toekomst minstens één keer te zullen participeren (Vlaanderen: 42%).<br />

59 De <strong>Gent</strong>se signalenbundel bundelt signalen van de <strong>Gent</strong>se veldwerkers binnen de Centra Algemeen<br />

Welzijnswerk, Samenlevingsopbouw <strong>Gent</strong>, Intercultureel Netwerk <strong>Gent</strong>, vzw JONG, de<br />

wijkgezondheidscentra, De Sloep, de KRAS-diensten, het straathoekwerk, de <strong>Gezondheid</strong>sdienst, OCMW<br />

<strong>Gent</strong> en Welzijnsoverleg Regio <strong>Gent</strong>.<br />

60 1 blikje Red Bull van 250 ml bevat 1000 mg taurine en 80 mg cafeïne. Advies van de Hoge <strong>Gezondheid</strong>sraad<br />

nr. 8689: Gebruik van cafeïne in voedingsmiddelen, 11 januari <strong>2012</strong> – Hoge <strong>Gezondheid</strong>sraad (p. 3)<br />

http://www.health.belgium.be/internet2Prd/groups/public/@public/@shc/documents/ie2divers/19076526.p<br />

df<br />

61 HBSC-studie , Health Behaviour in School-Aged Children. Jongeren en <strong>Gezondheid</strong>: rapport voeding.<br />

60


4.1.6 Borstvoeding<br />

De mate waarin moeders borstvoeding geven zegt iets over het voedingspatroon van de<br />

jongste <strong>Gent</strong>enaars. Borstvoeding is de ideale voeding vanaf de geboorte. Moedermelk<br />

bevat afweerstoffen die de baby beschermen tegen infecties en veel voedingsstoffen zoals<br />

eiwittten, koolhydraten, vetten, vitamines en mineralen.<br />

In 2009 kreeg 61,6% van de <strong>Gent</strong>se baby’s op drie maand nog borstvoeding<br />

(Gemeentelijke Kindrapporten Kind en Gezin, 2010). Dit is meer dan in Vlaanderen (52%)<br />

en Antwerpen (53,7%). We zien dat in Afsnee (40%), Sint-Denijs-Westrem (47,2%) en<br />

ook Zwijnaarde (54,5%) minder dan in de andere deelgemeenten borstvoeding werd<br />

gegeven.<br />

Onderstaande grafiek toont dat het geven van borstvoeding in <strong>Gent</strong> verschilt volgens het<br />

opleidingsniveau. Van de moeders met een opleiding hoger of universitair onderwijs gaf<br />

71,8% borstvoeding, dus deze scoren beter dan het gemiddelde.<br />

Bron: Kind en Gezin<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Bron: Kind en Gezin<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

61


Tussen niet-Belgen en Belgen in <strong>Gent</strong> is er geen verschil, terwijl er in Vlaanderen een<br />

verschil is van ongeveer 7%: meer niet-Belgen dan Belgen geven borstvoeding.<br />

Binnen het Brussel Gewest wordt er meer borstvoeding gegeven in gemeenten met een<br />

laag socio-economisch profiel, het borstvoedingscijfer voor babys van buitenlandse<br />

moeders ligt ongeveer 6 % hoger dan dat voor baby’s van Belgische moeders<br />

(<strong>Gezondheid</strong>sindicatoren Brussel, 2010).<br />

Gemiddeld start in Vlaanderen 67,8% van de moeders met borstvoeding. Dit percentage<br />

ligt veel lager bij moeders uit kansarme autochtone gezinnen (39%). Slechts 66,5%<br />

van de vrouwen (gemeten op dag 6 na de bevalling) in Vlaanderen geeft borstvoeding.<br />

Tegen 2015 moet dat cijfer 74% bedragen 62 . In <strong>Gent</strong> gaf in 2009 78,5 % van de vrouwen<br />

op dag 6 exclusief borstvoeding.<br />

4.1.7 Lichaamsbeweging<br />

Uit de <strong>Stad</strong>smonitor (2011) blijkt dat ongeveer 46,7 % van de <strong>Gent</strong>enaren regelmatig<br />

actief aan sport doet. Het gemiddelde voor de 13 centrumsteden is 47,1%. Beweging is<br />

echter breder dan louter sporten, ook matige of actieve lichamelijke inspanningen zijn<br />

goed voor de gezondheid.<br />

Om gezondheidswinst te behalen is het al voldoende om dagelijks minstens een half<br />

uur te bewegen met een matige fysieke inspanning. Voor kinderen en jongeren is dit<br />

minstens een uur per dag.<br />

Uit het leefbaarheidsonderzoek (<strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, 2010) blijkt dat slechts 26,1% van de<br />

<strong>Gent</strong>enaars dagelijks, en 54,3% minder dan 5 dagen per week een matige lichamelijke<br />

inspanning 63 doen.<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Bron: <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, 2010<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

62 Vlaams actieplan voeding en beweging 2009-2015,<br />

63 Activiteiten waardoor men sneller en dieper ademt dan normaal: goed doorwandelen, dragen van lasten,<br />

poetsen, fietsen, de trap nemen, recreatief zwemmen en sporten...<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

62


Gemiddeld genomen besteden respondenten die minstens één dag matige lichamelijke<br />

inspanning doen, hier 2,2 uur per dag aan. De meerderheid (36%) besteed 1 tot 2 uur<br />

per dag aan zulke inspanningen, bij 5% is dit minder dan 30 minuten.<br />

Men doet in <strong>Gent</strong> vaker lichamelijke inspanningen naarmate men een hoger<br />

opleidingsniveau heeft, een hoger inkomen heeft en hoe makkelijker men maandelijks<br />

rondkomt. Niet-Belgen en respondenten waarvan beide ouders niet-Belg zijn,<br />

blijken minder vaak matige lichamelijke inspanning te doen.<br />

In het BEPAS-onderzoek (Belgian Environmental Physical Activity Study 2007-2008,<br />

vakgroep Bewegingswetenschappen U<strong>Gent</strong>) 64 werd de lichamelijke activiteit van 1200<br />

<strong>Gent</strong>enaars onderzocht. Dit werd objectief gemeten met een bewegingsmeter. De<br />

gehanteerde beweegnorm (fysieke activiteit waarbij men gezondheidswinst boekt) is 150<br />

minuten per week fysieke activiteit, of minstens 30 minuten fysieke activiteit op 5 dagen<br />

van de week. 52,3% haalt deze beweegnorm. Van de mannen haalt 56,5% de norm, van<br />

de vrouwen 48,4%. Er is ook een verschil volgens leeftijd en opleiding. Onder de 20-<br />

35 jarigen haalt 56,5% de norm, bij de 36-50 jarigen is dit 53,4% en bij de 51-65 jarigen<br />

46,7%. Naargelang men wel of geen hoger diploma (hogeschool of universiteit) heeft,<br />

haalt 57,1% tegenover 44,9% de beweegnorm. Van de niet-werkenden (=werkloos,<br />

huisman/vrouw, gepensioneerd) haalt 42,5% de norm, bij de werkenden is dit 55,2%.<br />

In Vlaanderen doet 46% van de bevolking tussen 15 en 59 jaar minstens 30 minuten per<br />

dag aan lichaamsbeweging(Gislé, 2010) 65 . Vlaanderen is actiever dan Brussel (25%) en<br />

Wallonië (29%). 26% van de Belgische bevolking loopt een gezondheidsrisico door een<br />

gebrek aan lichaamsbeweging in hun vrije tijd – in Vlaanderen is dit 22%. De betere<br />

64 Van Dyck D, Cardon G, Deforche B, Sallis JF, Owen N, De Bourdeaudhuij I. Neighborhood SES and<br />

walkability are related to physical activity behavior in Belgian adults. Prev Med 2010; 50: S74-S79. <br />

65 Dit werd in het leefbaarheidsonderzoek (<strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, 2010) niet op identieke wijze bevraagd als in de<br />

<strong>Gezondheid</strong>senquête, en de vragen werden anders geïnterpreteerd, dus het is niet aangewezen de <strong>Gent</strong>se<br />

cijfers te toetsen aan deze Vlaamse cijfers of de Vlaamse gezondheidsdoelstelling.<br />

63


scores zouden voor een deel te wijten zijn aan meer betaalbare sportinfrastructuur in<br />

Vlaanderen.<br />

Jongeren, vooral jongens, zijn actiever en senioren veel minder actief 66 . Ook de socioeconomische<br />

verschillen vallen op: hoe lager het opleidingsniveau, hoe minder tijd<br />

men aan lichamelijke inspanning besteedt, en hoe minder men beweegt in de vrije tijd.<br />

Vrouwen, mensen van 65 jaar en ouder, maar ook achtergestelde sociale klassen worden<br />

onderscheiden als specifieke doelgroepen voor acties. Men stelt vast dat het meten van<br />

lichamelijke activiteit methodologisch geen sinecure is.<br />

Naast voldoende lichamelijke inspanning is een sedentaire leefstijl (te veel zitten) een<br />

belangrijke factor met een negatief gezondheidseffect, gerelateerd aan obesitas en<br />

chronische ziekten. In 2008 kon 17% van de Vlaamse bevolking tussen 15 en 59 jaar<br />

inactief of sedentair worden genoemd. Bij jongeren 67 ligt dit tussen 5 en 16%, bij<br />

senioren loopt dit op tot 44%.<br />

4.2 Middelengebruik<br />

Middelengebruik verwijst naar het gebruik van psychoactieve stoffen, waaronder alcohol,<br />

illegale drugs en tabak. Gebruik van deze stoffen kan leiden tot verslaving en andere<br />

gedrags-, cognitieve en fysiologische verschijnselen. Ze houden in meerdere of mindere<br />

mate risico's in voor de gezondheid en het welzijn van de gebruiker en zijn omgeving.<br />

De problematiek van de verschillende middelen verschilt sterk, gegevens over de<br />

gezondheidsschade die ze veroorzaken zijn niet goed vergelijkbaar. Voor elke<br />

drugdode zijn er 4 sterfgevallen voor alcohol en 40 sterfgevallen voor tabak. Uitgedrukt<br />

in Verloren Potentiële Levensjaren (VPJ) zien we 1 VPJ door drugs, 3 VPJ door alcohol en<br />

18 VPJ door tabak. De maatschappelijke kost van middelengebruik wordt het hoogst<br />

geschat voor alcohol. Tabak komt op de tweede plaats en illegale drugs staat op de<br />

laatste plaats 68 .<br />

4.2.1 Alcoholgebruik<br />

Frequentie alcoholgebruik<br />

De frequentie waarmee men in <strong>Gent</strong> alcohol drinkt, werd in 2011 bevraagd bij een<br />

representatief staal van de <strong>Gent</strong>se bevolking. Hieruit blijkt dat 17 % nooit drinkt, terwijl<br />

10,6 % dagelijks drinkt (Willems, Hardyns en Vyncke, 2011).<br />

66<br />

De gezondheidsdoelstellingen maken een onderscheid tussen bepaalde leeftijdscategorieën, en volgens<br />

geslacht.<br />

67<br />

Bij jongeren spreekt men van sedentair gedrag als zij minder dan 1 uur per week fysiek actief zijn (naast de<br />

les LO).<br />

68<br />

Startrapport gezondheidsconferentie tabak, alcohol en drugs: Middelengebruik in Vlaanderen, een stand van<br />

zaken. Vlaams Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong> 2007.<br />

64


Bron: ongepubliceerde data Vakgroep Huisartsengeneeskunde U<strong>Gent</strong>, 2011.<br />

Via het Leefbaarheidsonderzoek (<strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, 2010) werden vrij gelijkaardige percentages<br />

gerapporteerd 69 , maar gaf één vierde van de <strong>Gent</strong>enaren aan dat ze het voorbije jaar<br />

geen alcohol consumeerden. Een mogelijke verklaring voor dit verschil is de<br />

samenstelling van de steekproef. Het leefbaarheidsonderzoek is representatief voor<br />

etnisch-culturele minderheden, die over het algemeen minder alcohol consumeren.<br />

De consumptie van alcohol hangt in <strong>Gent</strong> samen met verschillende socio-demografische<br />

kenmerken (<strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, 2010). Vrouwen consumeren minder vaak alcohol dan mannen.<br />

Hoe ouder, hoe vaker men alcohol consumeert. Naar nationaliteit zien we dat niet-<br />

Belgen en respondenten waarvan één of beide ouders niet-Belg is, minder vaak alcohol<br />

drinken dan Belgen en respondenten waarvan beide ouders Belg zijn. Ook allochtone<br />

respondenten 70 drinken minder vaak alcohol dan autochtone respondenten.<br />

Hoe hoger het diploma, hoe makkelijker men het heeft om maandelijks rond te komen<br />

en hoe hoger het inkomen, hoe vaker men alcohol consumeert. Naar beroepsactiviteit<br />

blijkt dat niet-beroepsactieve respondenten minder vaak alcohol drinken dan tijdelijk<br />

tewerkgestelden, die op hun beurt minder alcohol drinken dan personen met een vaste<br />

job. Arbeid(st)ers consumeren minder vaak alcohol in vergelijking met (hoger)<br />

bedienden.<br />

In de <strong>Gezondheid</strong>senquête van 2008 gaf 17% van de Vlamingen aan dat ze nooit<br />

drinken, 11% drinkt dagelijks (Gislé, 2010). Het percentage dagelijkse gebruikers is<br />

in België gemiddeld hoger in stedelijke gebieden. Vooral bij de <strong>Gent</strong>se mannen komt<br />

dagelijks drinken echter minder voor dan gemiddeld in Vlaanderen (11,4% tegenover<br />

14,2%) bij vrouwen is het verschil minder groot (6,9% tegenover 7,3%). Dagelijks<br />

alcoholgebruik bij mannen hangt samen met de opleiding: van de laagopgeleiden geeft<br />

7,7% aan dat ze dagelijks drinken, van de hoogopgeleiden 15,6% 71 . Dagelijks<br />

alcoholgebruik komt zowel voor vrouwen als mannen meer voor onder werklozen dan<br />

onder werkenden/actieven (dit in tegenstelling tot de frequentie van alcoholconsumptie),<br />

en minder onder etnisch-culturele minderheden.<br />

69<br />

9% van de respondenten dronk dagelijks, 9 % 4 tot 6 keer per week, 20% 2 tot 3 keer per week, 23 % 2 tot<br />

4 keer per maand, 13% minder dan 1 keer per maand<br />

70 Dit is een subjectieve variabele gebaseerd op vraag 67 uit de Leefbaarheidsmonitor 2009. Deze vraag luidt<br />

als volgt: voel je je autochtoon of allochtoon. Volgende antwoordcategorieën zijn voorzien: 1. Autochtoon;<br />

2. Allochtoon; 3. Beiden; 4. Geen van beiden; 5. Weet niet.<br />

71 Bewerkingen en berekening percentages door IdeaConsult<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

65


Overmatig en problematisch alcoholgebruik<br />

Overmatig of aanhoudend alcoholgebruik resulteert in alcoholgerelateerde problemen, op<br />

lichamelijk, sociaal of psychisch vlak. Vooral chronische consumptie,<br />

alcoholafhankelijkheid en alcoholintoxicatie of piekdrinken (‘bingedrinken’) zijn<br />

gerelateerd aan verschillende gezondheidsrisico’s.<br />

Er zijn richtlijnen voor aanvaardbaar alcoholgebruik 72 die overeenkomen met een<br />

minimaal gezondheidsrisico 73 . Voor mannen is dit maximaal 21 eenheden<br />

(standaardglazen) per week, en niet meer dan 5 eenheden per keer, voor vrouwen<br />

maximaal 14 eenheden per week en niet meer dan 3 glazen per gelegenheid. Dit in<br />

combinatie met minimum 2 alcoholvrije dagen per week. Ook de Vlaamse<br />

gezondheidsdoelstellingen 74 voor alcoholgebruik hanteren deze grenswaarden.<br />

In <strong>Gent</strong> drinkt 16,2% van de mannen en 15,9 % van de vrouwen meer dan het<br />

maximaal aantal eenheden per week 75 . In combinatie met het beperktere dagelijkse<br />

alcoholgebruik in <strong>Gent</strong>, kan dit wijzen op een consumptie die meer geconcentreerd is op<br />

bepaalde dagen. Cijfers uit het Leefbaarheidsonderzoek (<strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, 2010) bevestigen<br />

dit: het gemiddeld aantal glazen alcohol op een weekdag is 0,93 en op een doorsnee<br />

weekenddag drinkt men gemiddeld 2,54 glazen alcohol.<br />

Volgens de nationale gezondheidsenquête (2008) scoren mannen slechter op alle<br />

indicatoren van alcoholgebruik 76 . Ook jongeren en vrouwen tussen 55 en 65 jaar<br />

scoren opvallend hoog voor overmatig alcoholgebruik. Bij de mannen ligt de kritieke<br />

leeftijd voor het drinken van alcohol (gemiddeld gebruik en overconsumptie) tussen 25<br />

en 34 jaar en tussen 45 en 64 jaar. Bij de vrouwen ligt de piek in de leeftijdsgroep 45-54<br />

jaar.<br />

Het merendeel van de 500.000 probleemdrinkers in ons land behoort tot de<br />

leeftijdsgroep 45-64 jaar. Ook bij vrouwen stijgt het dagelijks drinken en de<br />

drankverslavingen, vooral bij vrouwen van 40 tot 50 jaar oud (Gislé e.a., 2010).<br />

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) hanteert de combinatie van dagelijks drinken<br />

en de hoeveelheid alcohol (voor mannen 21 glazen of meer, voor vrouwen 14 glazen of<br />

meer per week) om een standaard te bepalen voor eventueel problematisch<br />

alcoholgebruik. Op basis hiervan loopt in <strong>Gent</strong> 4,9% van de mannen en 4,7% van<br />

de vrouwen een risico als problematisch gebruiker. Hoe ouder men is, hoe groter de<br />

kans op problematisch gebruik.<br />

72 VAD, Richtlijnen voor aanvaardbaar alcoholgebruik & definitie bingedrinken, 2009<br />

73 Dit betekent niet dat er helemaal geen risico is. De kwetsbaarheid verschilt van individu tot individu. Deze<br />

waarden zijn ook niet van toepassing voor jongeren, voor hen geldt dat elk alcoholgebruik de gezondheid<br />

kan schaden.<br />

74<br />

Vlaams actieplan tabak, alcohol en drugs 2009-2015: Niet meer dan 10% van de mannen van 16 jaar en<br />

ouder drinkt meer dan 21 eenheden per week; Niet meer dan 4% van de vrouwen van 16 jaar en ouder<br />

drinkt meer dan 14 eenheden per week.<br />

75<br />

Op basis van de resultaten uit het leefbaarheidsonderzoek, berekening door Data-analyse en GIS, <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong><br />

76<br />

frequentie van alcoholconsumptie, dagelijks drinken, de hoeveelheid (aantal eenheden), overconsumptie,<br />

piekdrinken en problematisch gebruik<br />

66


Bron: <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, 2010<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Daarnaast is ook bingedrinken, de consumptie van 6 glazen of meer bij 1 gelegenheid,<br />

schadelijk voor de gezondheid. Dit komt bij 4% van de <strong>Gent</strong>enaren meer dan 2 keer<br />

per week voor, bij 10% 2 tot 4 keer per maand, bij 25,3 % minder dan 1 keer per<br />

maand, bij 60,7% van de <strong>Gent</strong>enaren nooit 77 .<br />

Naar schatting 8% van de Vlamingen doet minstens 1 keer per week aan bingedrinken<br />

(Gislé e.a., 2010). Dit is duidelijk een meer mannelijk fenomeen: 14% van de mannen<br />

en 4 % van de vrouwen die vertonen dit gedrag. Jongeren van 15 tot 24 jaar, meer<br />

bepaald de jongens, zijn een belangrijke risicogroep waarbij piekdrinken en de<br />

frequentie ervan meer voorkomt 78 . Adolescenten zijn nochtans gevoeliger voor<br />

alcoholgeïnduceerde schade: bepaalde hersengebieden zijn nog in ontwikkeling en<br />

daarnaast kan jeugdig problematisch drinken bijdragen tot problemen in de overgang<br />

van de adolescentie naar volwassenheid en allerlei gedrags-, emotionele en<br />

interpersoonlijke problemen in het latere leven in de hand werken (VAD, 2009).<br />

Alcoholgebruik jongeren<br />

72% van de leerlingen in het secundair onderwijs dronken al ooit alcohol<br />

(leerlingenbevraging VAD, schooljaar 2009-2010, Vlaanderen). 24% van de jongens<br />

drinkt regelmatig (1 keer per week tot dagelijks) alcohol tegenover 16% van de meisjes.<br />

Jongens beginnen vroeger met alcohol drinken dan meisjes. De Vlaamse<br />

gezondheidsdoelstelling stelt dat tegen 2015 bij personen van 15 jaar en jonger het<br />

percentage dat meer dan 1 keer per maand drinkt niet hoger mag zijn dan 14%. Men<br />

streeft ook naar een verhoging van de beginleeftijd waarop jongeren starten met het<br />

drinken van alcohol. In de bevraging stelt de VAD vast dat 'drinken om dronken te<br />

worden' de motivatie is van 15% van de jongeren tussen 12 en 18 jaar en dit aantal<br />

stijgt tot 23% bij de 17-18 jarigen. Andere motieven zoals 'om mijn zorgen te vergeten',<br />

'om me goed te voelen' en 'om verveling tegen te gaan' komen ook voor en vormen een<br />

reëel risico voor toekomstige problemen als gevolg van alcoholgebruik.<br />

77 Bron: Willems, S., Hardyns, W. & Vyncke, V. Onderzoek sociale samenhang, veiligheid en gezondheid in<br />

<strong>Gent</strong>se buurten: data pretest 2011. Ongepubliceerde data. Vakgroep Huisartsgeneeskunde en<br />

Eerstelijnsgezondheidszorg, U<strong>Gent</strong>.<br />

78 De Vlaamse gezondheidsdoelstelling streeft ernaar dat bij de 15 - tot 25-jarigen het percentage jongeren dat<br />

minstens 1 keer per week 6 glazen op 1 dag drinkt onder de 13% komt te liggen (in 2008 was dit al<br />

12%).<br />

67


De jongerenbevraging van de VAD haalt de extreme gevallen er niet uit. Men stelde al<br />

vast dat meer jonge tieners met een alcoholintoxicatie op de spoed belanden. De<br />

afgelopen twee jaar ving het UZ <strong>Gent</strong> twaalf 11- tot 15-jarigen op die te diep in het glas<br />

hadden gekeken. Ook het <strong>Gent</strong>se Jan Palfijnziekenhuis heeft hier ervaring mee. Om dit te<br />

staven wordt momenteel aan een registratiesysteem gesleuteld.<br />

Een onderzoek (2007-2008) op de spoeddiensten van de 4 <strong>Gent</strong>se ziekenhuizen van<br />

jongeren tot 18 jaar met een alcoholspiegel die hoger was dan 0,5 ‰, registreerde 73<br />

jongeren met een alcoholspiegel van gemiddeld 1,9 ‰. De piekmomenten waren<br />

periodes van feestactiviteiten ( a.g.v. paniekreacties). De belangrijkste oorzaken van het<br />

hoge alcholgebruik zijn enerzijds fuiven en anderzijds psychosociale factoren zoals het<br />

zich minder goed voelen in z’n vel, zelfmoordpogingen, relatieproblemen of problemen<br />

met de ouders. Men stelt ook vast dat de verschillen tussen meisjes en jongens<br />

afvlakken.<br />

Alcoholgebruik studenten<br />

97% van de studenten in de Associatie Universiteit <strong>Gent</strong> en in de Associatie Universiteit<br />

en Hogescholen Antwerpen zei in de studentenbevraging van 2009 dat ze ooit alcohol<br />

dronken (Rosiers e.a., 2011). Bijna al deze studenten, 92%, dronken ook het afgelopen<br />

jaar alcohol. Mannelijke studenten drinken opmerkelijk vaker alcohol dan vrouwelijke<br />

studenten. Zo geeft 60% van de mannelijke studenten die het laatste jaar bier<br />

gedronken hebben, aan dit meermaals per week te doen tijdens het academiejaar (niet<br />

tijdens de examenperiode). Bij de vrouwelijke studenten die het laatste jaar bier<br />

gedronken hebben, is dit percentage 24,1%.<br />

11,1% van de mannelijke studenten vertoont kenmerken van problematisch<br />

alcoholgebruik, tegenover 1,7% van de vrouwelijke studenten (volgens de AUDITvragenlijst<br />

79 ). 29,6% van de mannen en 13,4% van de vrouwen drinken minstens eens<br />

per maand respectievelijk minstens 6 glazen alcohol in twee uur tijd (mannen) of<br />

minstens 4 glazen alcohol in twee uur tijd (vrouwen).<br />

Kotstudenten drinken tijdens het academiejaar frequenter bier en wijn en doen vaker<br />

aan binge drinking. Kotstudenten vertonen dan ook vaker sterkere indicaties voor<br />

problematisch alcoholgebruik. Hoe lager de beginleeftijd voor alcoholgebruik, hoe<br />

groter de kans op problematisch alcoholgebruik in de studententijd.<br />

4.2.2 Tabaksgebruik<br />

Cijfers over het aantal rokers in <strong>Gent</strong> worden niet systematisch bevraagd of bijgehouden.<br />

Uit een recent onderzoek blijkt dat 16,2% van de <strong>Gent</strong>enaren dagelijks rookt, 7,6% af<br />

en toe (Willems, Hardyns en Vyncke, 2011). In achtergestelde buurten ligt dit percentage<br />

significant hoger: 22,6 % tegenover 12,9% rookt dagelijks.<br />

Volgens de schattingen van de <strong>Gezondheid</strong>senquête waren er in België in 2008 25%<br />

rokers: 21% dagelijkse rokers en 4% occasionele rokers. Gemiddeld roken de dagelijkse<br />

rokers ongeveer 16 sigaretten per dag. Als men meer dan 20 sigaretten per dag rookt,<br />

spreekt men van een “zware roker” – het gaat om 7% van de bevolking (Gislé e.a.,<br />

2010).<br />

Het aandeel rokers neemt af: in Vlaanderen daalt het aandeel rokers tussen 2004<br />

(22,6%) en 2008 (18,6%) Het percentage rokers ligt het hoogst voor de leeftijdsgroep<br />

45-54 jaar. De afname is onder jongeren tussen 15-24 zeer groot (10%), en ook onder<br />

25 tot 44 jarigen ook vrij groot. Vanaf 45 tot 75+ is er geen of maar een kleine daling<br />

waar te nemen.<br />

Er bestaat nog altijd een verschil tussen hoger opgeleiden (10,8%) en andere<br />

opleidingsniveaus (22,2% tot 26%). Dit verschil is sinds 2004 nog groter geworden<br />

79 'Alcohol Use Disorder Identification Test' ontwikkeld door de WHO<br />

68


door de sterkere daling onder hoogopgeleiden dan onder lager opgeleiden. Alleen<br />

onder de hoogst opgeleiden rookt minder dan 20%.<br />

De HBSC studie 80 wijst aan dat de eerste sigaret of nicotineverslaving van de meeste<br />

rokers dateert van hun adolescentieperiode (Universiteit <strong>Gent</strong>, 2010). Van zowel de 15jarige<br />

jongens als meisjes in Vlaanderen rookt rond de 17,5% minstens eenmaal per<br />

week. Onder 11-jarigen is dit nog geen 0,5%. Van de ondervraagde 15-jarige Vlamingen,<br />

geeft ongeveer 23% aan hun eerste sigaret te hebben aangestoken voor de leeftijd van<br />

13 jaar. Ongelijkheden volgens opleidingsniveau bestaan al op jonge leeftijd. Jongeren<br />

uit het BSO roken aanmerkelijk meer en beginnen er eerder mee dan jongeren uit het<br />

TSO, die dan op hun beurt weer meer roken dan jongeren uit het ASO.<br />

De HBSC studie toont aan dat de directe omgeving een grote impact heeft op<br />

rookgedrag van jongeren: Van de jongeren die thuis mogen roken, rookt 70% dagelijks.<br />

Van de jongeren die dit niet mogen, rookt slechts 4% dagelijks; Als de vader rookt, heeft<br />

de jongere 1,67 keer meer kans om zelf te roken. Als de moeder rookt is dat zelfs 2,66<br />

keer. Als de beste vriend(in) rookt, heeft de jongere 16,34 keer meer kans om zelf te<br />

roken.<br />

Uit de <strong>Gezondheid</strong>senquête blijkt dat de directe omgeving van de jongere de meest<br />

voorkomende reden is om te stoppen met roken, samen met de hoge prijs voor<br />

tabaksproducten (Gislé e.a., 2010). Ook voor vrouwen is druk uit de omgeving een<br />

belangrijke reden, samen met zwangerschap/geboorte. Ouderen (mannen) stoppen<br />

vooral vanwege gezondheidsproblemen. Daarnaast concludeert de enquête dat invloed<br />

van de omgeving en schrik voor de gezondheidsgevolgen voor hoogopgeleiden de<br />

voornaamste redenen zijn om te stoppen. Voor lager opgeleiden gebeurt dit vooral<br />

omwille van gezondheidsproblemen.<br />

4.2.3 Druggebruik<br />

Het druggebruik in kaart brengen, op lokaal of hoger niveau, is geen sinecure en is tot nu<br />

toe beperkt gebleven 81 . In de nationale <strong>Gezondheid</strong>senquête van 2008 wordt het<br />

gebruik van cannabis bevraagd, maar ook de consumptie van cocaïne, amfetamines,<br />

ecstasy en opiaten bij de Belgische bevolking van 15 tot 64 jaar. Eén inwoner op<br />

zeven heeft al een derivaat van cannabis gebruikt en 3% van de bevolking gebruikt<br />

regelmatig cannabis (Gislé e.a., 2010). Het gebruik van cannabis is typisch iets voor<br />

adolescenten en jongvolwassenen (tussen 15 en 34 jaar), meestal mannen,<br />

afkomstig van alle sociale milieus. Het gebruik van cannabis is bij uitstek een stedelijk<br />

fenomeen, hetgeen wordt bevestigd door de hoge percentages huidige gebruikers in<br />

Brussel (6,5%), en <strong>Gent</strong> en Antwerpen (6,7%). Jonge huidige gebruikers neigen meer<br />

naar een chronisch gebruik en minder naar een recreatief gebruik van cannabis.<br />

Het profiel van de gebruikers van andere verdovende middelen is gelijkaardig aan deze<br />

beschreven voor de gebruikers van cannabis: voornamelijk mannelijk, jong en<br />

stedelijk.<br />

In <strong>Gent</strong> komen een aantal nieuwe trends in illegale drugs naar voren (<strong>Gent</strong>se<br />

signalenbundel 2011 82 ). Bij sommige doelgroepen blijkt er een sterke toename van het<br />

gebruik van anabole steroïden. Deze zijn illegaal, maar via internet vlot te verkrijgen.<br />

80 Jongeren en <strong>Gezondheid</strong> 2010, HBSC-studie resultaten tabaksgebruik http://www.jongeren-en-<br />

gezondheid.ugent.be/<br />

81 De Belgische overheid start vanaf <strong>2012</strong> met de registratie van elke alcohol- en drugsverslaafde die in<br />

behandeling is, maar dit is geen goede gegevensbron of maatstaf ikv preventief beleid.<br />

82 De <strong>Gent</strong>se signalenbundel bundelt signalen van de <strong>Gent</strong>se veldwerkers binnen de Centra Algemeen<br />

Welzijnswerk, Samenlevingsopbouw <strong>Gent</strong>, Intercultureel Netwerk <strong>Gent</strong>, vzw JONG, de<br />

wijkgezondheidscentra, De Sloep, de KRAS-diensten, het straathoekwerk, de <strong>Gezondheid</strong>sdienst, OCMW<br />

<strong>Gent</strong> en Welzijnsoverleg Regio <strong>Gent</strong>.<br />

69


Verder zien we een aantal gevaarlijke trends zoals ketamine (“Special K”) en lijm/ether<br />

snuiven.<br />

Het Medisch-Sociaal Opvangcentrum <strong>Gent</strong>, een centrum voor ambulante zorg en<br />

behandeling van illegale drugsgebruikers, registreert alle personen die zich aanmelden<br />

uit de provincie. Iets minder dan de helft hiervan (341 in 2009) zijn <strong>Gent</strong>enaren. In 2009<br />

waren er 730 personen in begeleiding. Het methadonprogramma, in samenwerking met<br />

apothekers tot ver buiten <strong>Gent</strong>, staat in voor de methadonverstrekking bij een 180-tal<br />

apothekers voor een 450-tal cliënten 83 .<br />

4.3 Ander gezondheidsgerelateerd gedrag<br />

4.3.1 Mondhygiëne<br />

De mondgezondheid heeft impact op de levenskwaliteit en op de algemene gezondheid<br />

van een individu. Een goede mondgezondheid vraagt een regelmatig bezoek aan de<br />

tandarts en een goede mondhygiëne. Hierover zijn echter geen cijfers op <strong>Gent</strong>s<br />

niveau beschikbaar, enkel de resultaten van de nationale mondgezondheidsenquête<br />

2008-2010 (N= 2755) (RIZIV, 2011).<br />

De helft (50,44%) van de Belgen poetst zijn tanden minstens twee maal per dag.<br />

Daarnaast is er een grote groep (40,54%) die zijn tanden eenmaal per dag poetst.<br />

Minder dan 3% gaf aan nooit zijn tanden te poetsen en 5,58% poetst het gebit niet<br />

dagelijks. Over een periode van 5 jaar (2005-2009) had 90,53% van de onderzochten<br />

minstens één contact met een tandarts; 56,41% had op regelmatige basis contact met<br />

de tandarts en 40,04% had minstens één urgente raadpleging. Iets meer dan 10% geeft<br />

aan tandartsbezoek uit te stellen omwille van financiële redenen.<br />

Uit de <strong>Gezondheid</strong>senquête (2008) bleek al dat mannen minder frequent poetsen<br />

dan vrouwen, ouderen minder dan jongeren (Van der Heyden e.a., 2010). 54% van<br />

de hoogst opgeleiden geeft aan dagelijks twee maal de tanden te poetsen. Dit<br />

percentage daalt systematisch naarmate het opleidingsniveau daalt. Bij de laagst<br />

opgeleiden gaat het nog om 36%. Personen uit de hoogste opleidingscategorie gaan<br />

bijna twee keer zo vaak naar de tandarts als de laagst geschoolden. Socio-economische<br />

verschillen hebben met financiële, maar ook met cognitieve barrières te maken 84 .<br />

De mondgezondheid van de <strong>Gent</strong>se kinderen, en zeker specifieke kwetsbare<br />

doelgroepen, is verontrustend te noemen op basis van een onderzoek door de<br />

Universiteit van <strong>Gent</strong> (Martens e.a., 2006). Bij 18,5% van de onderzochte <strong>Gent</strong>se<br />

kinderen tussen 24 en 34 maand (n=385) werd matige tot zeer ernstige cariës<br />

vastgesteld. Er was een duidelijk verband tussen etniciteit en wonen in een<br />

achtergestelde buurt: kinderen van wie de moeder de Oost-Europese nationaliteit<br />

heeft en in een achtergestelde buurt wonen, hebben meer kans om zuigflescariës en<br />

tandplak te hebben. De meerderheid van deze kinderen krijgen dagelijks een fles<br />

gesuikerde drank en poetsen minder dan 1 keer per dag hun tanden. Tandartsen en<br />

andere gezondheidswerkers signaleren dat deze toestand nog steeds actueel is.<br />

83 Het gaat hier om zorg en hulpverlening aan een zeer specifieke groep van middelengebruikers, die bijdraagt<br />

bij tot een verbetering van de maatschappelijke positie van gebruikers. Naast levensbedreigende<br />

problemen als hepatitis B, C en HIV, vertonen deze druggebruikers ook vaker psychiatrische stoornissen,<br />

huidinfecties, gynaecologische infecties en zwangerschapsproblemen dan niet-gebruikers. Een belangrijk<br />

deel van de gezondheidsproblematiek ontstaat eveneens doordat hoger genoemde aandoeningen niet of te<br />

laat behandeld worden en doordat drugsgebruikers onvoldoende bereikt worden door preventie.<br />

84 “Het blijft in de komende jaren een belangrijke uitdaging om ook mensen uit de lagere opleidingscategorieën<br />

tot bij de tandarts te krijgen. Aangepaste gezondheidspromotie naar sociaal zwakkeren toe, waarin het<br />

belang van een jaarlijks bezoek aan de tandarts wordt benadrukt, blijft meer dan ooit aangewezen.”<br />

70


4.3.2 Lichaamshygiëne<br />

Uit het Stedelijk Overleg <strong>Gezondheid</strong>szorg Asielzoekers (SOGA) kwam het gedeelde<br />

signaal dat bij sommige ECM de kennis van het eigen lichaam vaak zeer beperkt is<br />

waardoor het moeilijk is om een ziektebeeld of behandeling te duiden (<strong>Gent</strong>se<br />

signalenbundel 2011). Tevens wordt er een probleem vastgesteld naar hygiëne en<br />

ongewenste (tiener)zwangerschappen.<br />

4.3.3 Seksueel gedrag<br />

Tienermoeders<br />

Het percentage van de geboortes waarbij de moeder jonger is dan 20 jaar kan via de<br />

registratie van Kind & Gezin worden berekend. In 2009 ging het in <strong>Gent</strong> over 3% van<br />

alle moeders, een daling ten opzichte van 2008 (4,2%). Tienermoeders onder de 14 jaar<br />

komen niet voor. Wanneer enkel de moeders waarbij het om een eerste kind gaat in<br />

rekening worden gebracht, waren in 2009 6,2% van deze moeders jonger dan 20 jaar<br />

(7,7 % in 2008).<br />

In Vlaanderen waren er in 2009 1,9% borelingen met een tienermoeder (3,6 % indien<br />

we dit berekenen voor de geboortes waarbij het om een eerste kind gaat). In Antwerpen<br />

was dit 2,9%. Daarnaast lag het percentage tienermoeders in het Brussels Hoofdstedelijk<br />

Gewest volgens cijfers tot 2007 in een constant dalende trend vanaf 2004 onder de 3%,<br />

en dus ook lager dan in <strong>Gent</strong> (<strong>Gezondheid</strong>sindicatoren Brussel, 2010).<br />

Volgens het Agentschap Zorg & <strong>Gezondheid</strong> was het percentage Vlaamse vrouwen jonger<br />

dan 20 bij de bevalling nog nooit zo laag als in 2010, terwijl het percentage vrouwen<br />

ouder dan 40 nog nooit zo hoog was 85 .<br />

Onderzoek uit 2009 van het Centrum voor Sociaal Beleid (UAntwerpen) (De Wilde, 2009)<br />

geeft enkele interessante achtergronden bij de tienermoeders in Vlaanderen 86 :<br />

Slechts tegen de 70% van hen is van Vlaamse/Belgische origine. De grootste overige<br />

groepen zijn meisjes uit het Midden-Oosten (vooral Turkije), uit Oost-Europa (vooral ex-<br />

Joegoslavië) en uit Noord-Afrika (vooral Marokko).<br />

Van de schoolplichtige moeders is 37% niet actief (noch studerend, noch werkend), en<br />

van de niet-schoolplichtigen is dit zelfs bijna drie kwart. Dit is hoger dan voor de hele<br />

groep Vlaamse tienermeisjes. De helft van de tienermoeders heeft een diploma hoger<br />

middelbaar of hoger onderwijs. Van de kinderen van tienermoeders wordt 39% in<br />

kansarmoede geboren.<br />

In sommige etnieën (bv. Roma’s) is het eerder normaal om op jonge leeftijd moeder te<br />

worden. Dit maakt dat het taboe om moeder te worden bij sommige meisjes niet zo<br />

zwaar weegt. Vanuit dit perspectief hebben de problemen waar vele tienerouders mee<br />

geconfronteerd worden niet rechtstreeks met het tienerouderschap zelf te maken, maar<br />

met andere leefomstandigheden (De Wilde, 2009).<br />

Uit analyse van de <strong>Gent</strong>se cijfers komt duidelijk naar voor dat tienerzwangerschap (hier<br />

beschouwd voor moeders waarbij het gaat om een eerste kind) meer voorkomt in <strong>Gent</strong><br />

bij niet-Belgen (11,7% van de moeders is jonger dan 20) dan bij Belgen (3,6%) en<br />

dubbel zo veel bij niet-Belgen in <strong>Gent</strong> (11,7 %) in vergelijking met deze groep in<br />

Vlaanderen (5,8%), terwijl er voor de groep Belgen geen verschil is tussen <strong>Gent</strong> en<br />

Vlaanderen (3,6 % tov 3,1%). Dit bevestigt dat de grotere aanwezigheid van<br />

tienermoeders in <strong>Gent</strong> te maken heeft met de afkomst van deze moeders. De verhouding<br />

worden geschetst in volgende grafieken.<br />

85 http://www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Cijfers-over-geboorte-en-bevalling/<br />

86 De Wilde (2009) Socio-demografische kenmerken Tienerouders in Vlaanderen<br />

http://www4.vlaanderen.be/dar/svr/afbeeldingennieuwtjes/welzijn/bijlagen/2009-09-21-tienermoeders.pdf<br />

71


Bron: Kind en Gezin<br />

Bron: Kind en Gezin<br />

In de laagste opleidingsniveaus zijn tienermoeders meer vertegenwoordigd. Het is ook<br />

mogelijk dat tienermoeders nog geen opleiding hoger onderwijs hebben gevolgd,<br />

waardoor hier het aandeel zo laag is (< 1 %).<br />

Anticonceptie<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Aan tienerzwangerschap gerelateerde indicatoren of factoren zijn de leeftijd waarop men<br />

aan seks begint en de kennis en het gebruik van anticonceptie. Dit wordt in <strong>Gent</strong> niet<br />

systematisch gemeten of bevraagd. Cijfers over abortus in Vlaanderen worden wel<br />

geregistreerd en gerapporteerd door de Nationale Evaluatie Commissie<br />

Zwangerschapsafbrekingen 87 .<br />

87 Cijfers over het aantal zwangerschapsonderbrekingen worden bijgehouden door de Nationale Evaluatie<br />

Commissie Zwangerschapsafbreking. In 2009 bedroeg het aantal abortussen per 1000 meisjes en<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

72


In <strong>Gent</strong> moeten we ons beperken tot cijfers naar aanleiding van een onderzoek en<br />

analyse bij de 14- tot 18- jarige meisjes van het Wijkgezondheidscentrum Botermarkt in<br />

Ledeberg 88 . Bij de respondenten (N=239) was 4.5% reeds 1 of meerdere keren zwanger;<br />

daarnaast kwam nog eens 4.2% van deze meisjes op consultatie met de vraag naar een<br />

zwangerschapstest. Een kleine 3% onderging reeds een abortus. 50% van de seksueel<br />

actieve jongeren gaf aan reeds één of meerdere keren seksuele betrekkingen te hebben<br />

gehad zonder enige vorm van voorbehoedsmiddel te gebruiken. Dit onderzoek bevestigt<br />

de gebrekkige kennis en het seksueel risicogedrag van de jongeren van het WGC.<br />

Vooral gelovige jongeren en jongeren met een allochtone achtergrond moeten als<br />

een extra kwetsbare groep worden beschouwd, maar zijn tegelijk ook minder seksueel<br />

actief.<br />

SOA’s<br />

Een aantal cijfers over het voorkomen van SOA en HIV werden weergegeven onder het<br />

hoofdstuk gezondheid. De toename hiervan, vooral van chlamydia, in Vlaanderen bij<br />

jonge vrouwen viel op. De opmars van chlamydia zou samenhangen met het feit dat de<br />

angst voor HIV bij jongeren de laatste jaren is afgenomen door het bestaan van<br />

remmende medicatie.<br />

Uit de nationale gezondheidsenquête (2008) bleek dat kennis en houding t.o.v. HIV/AIDS<br />

sterk samenhangt met het opleidingsniveau.<br />

4.4 <strong>Gezondheid</strong>szorggerelateerd gedrag<br />

4.4.1 Borstkankerscreening<br />

Borstkanker is de meest voorkomende kanker bij vrouwen: een vrouw heeft een kans<br />

van een op negen om ooit in haar leven borstkanker te krijgen. Borstkanker kan<br />

tegenwoordig goed behandeld worden. Om de kans op vroege ontdekking van<br />

borstkanker te vergroten, krijgen vrouwen tussen de 50 en 75 jaar elke twee jaar een<br />

uitnodiging om deel te nemen aan het bevolkingsonderzoek, waarbij een mammografie<br />

wordt gemaakt.<br />

De cijfers van de CBO (Centra voor Borstkankeronderzoek) geven het aantal vrouwen<br />

weer uit de doelgroep van 50 tot 69 jaar in dat via verwijzing door de huisarts of<br />

gynaecoloog of via individuele uitnodigingsbrieven heeft deelgenomen aan het<br />

bevolkingsonderzoek naar borstkanker. In <strong>Gent</strong> is de deelnamegraad 42,9 % (periode<br />

2008-2009). Dit is lager dan gemiddeld in Vlaanderen (47,8%), en hoger dan in<br />

Antwerpen (39%). In Brussel ligt de participatie een stuk lager, rond de 15%<br />

(<strong>Gezondheid</strong>sindicatoren Brussel, 2010). Het aandeel vrouwen dat deelneemt aan de<br />

borstkankerscreening neemt in heel Vlaanderen en ook in <strong>Gent</strong> langzaam toe, maar blijft<br />

nog altijd ver achter bij de Vlaamse gezondheidsdoelstelling van 75%.<br />

vrouwen in de vruchtbare leeftijd (15 tot 44 jaar) voor België 9,28. België scoort daarmee nog steeds<br />

naast Nederland en Duitsland bij de laagste cijfers ter wereld. Volgens berekeningen van Marjolein De<br />

Wilde (Centrum Sociaal Beleid, Universiteit Antwerpen) bedraagt het abortuscijfer voor de min-20<br />

jarigen 4.34 in België. Bij 4 op de 1000 meisjes werd dus een abortus uitgevoerd. Vlaanderen is het<br />

gewest met het laagste abortuscijfer: 3 op de 1000 Vlaamse meisjes (n=1050; abortuscijfer 3.03) lieten<br />

een abortus uitvoeren in 2009 (tabel 4). Op de 100 zwangere tieners zijn er 57,9 die moeder worden en<br />

42,1 die een abortus ondergaan. Het ging vooral om vrouwen in de leeftijdsklasse 15 tot 20 jaar. Beneden<br />

de 15 jaar waren er in 2007 36 abortussen en 10 bevallingen.)<br />

88 Kennis en gebruik van anticonceptie bij 14- tot 18-jarige meisjes. Een analyse van de kwetsbare groepen in<br />

het Wijkgezondheidscentrum (WGC) Botermarkt. Haio: Dr. Hannah DE RUELLE Vakgroep<br />

Huisartsengeneeskunde U<strong>Gent</strong>, 2011.<br />

73


Een rapport opgemaakt door het Centrum voor Borstkankeropsporing (CBO) van de<br />

Universiteit <strong>Gent</strong> 89 analyseert de deelnamecijfers bij de doelpopulatie van 2007-2008 in<br />

Groot-<strong>Gent</strong> (N=28.025), op wijkniveau. De wijk Rabot kent met 28,5% de laagste<br />

participatiegraad, en ook de Bloemekenswijk (34,8%), Muide-Meulestede-Afrikalaan<br />

(35,1%) en de Brugse Poort (35,4%) scoren lager. De hoogste deelnamegraad komt<br />

voor in <strong>Gent</strong>brugge (49,6%) en Oostakker (49,4%). Uit de analyse op doelgroepniveau<br />

blijkt dat etnisch-culturele minderheden, specifiek personen van Turks-Maghrebijnse<br />

herkomst, minder participeren aan deze screening. Ook in Antwerpen stipt men dit<br />

verband aan (<strong>Gezondheid</strong>smonitor Antwerpen, 2009).<br />

Vóór de introductie van het georganiseerd screeningprogramma in 2001 ondergingen<br />

vrouwen met een diploma hoger onderwijs duidelijk vaker een mammografie dan andere<br />

vrouwen. Binnen dit programma was in 2001 en 2004 het verschil tussen<br />

onderwijsniveaus niet langer statistisch significant (WIV, 2004). Het totaal aantal<br />

mammografieën zowel binnen als buiten het programma was in Vlaanderen lager voor<br />

vrouwen met een lagere socio-economisch status (51% versus 63%, een verschil van<br />

12% - in de zorgregio <strong>Gent</strong> bedraagt dit verschil ongeveer 14,5%), maar binnen het<br />

georganiseerde screeningsprogramma is dit verschil nog maar ongeveer 4%. Dit wijst er<br />

weer op dat dit programma er in slaagt vrouwen met een lager inkomen beter te<br />

bereiken.<br />

4.4.2 Overige vaccinaties en screenings(programma’s)<br />

Het merendeel van de kinderen wordt gevaccineerd voor ziektes zoals polio (de enige<br />

wettelijk verplichte vaccinatie), mazelen, rubella en hepatitis B. De vaccins hebben<br />

bewezen dat ze de ziektes goed kunnen voorkomen en dat met relatief weinig<br />

bijwerkingen. Onder zeer jonge kinderen (1,5-2 jaar) en adolescenten zijn de<br />

vaccinatiegraden tegen verschillende aandoeningen zeer hoog (90%+). 90 Voor beide<br />

groepen geeft de etnische en nationale (niet-Belg) herkomst van de ouders verschil in<br />

deelname. Socio-economische status van de ouders (opleiding, werksituatie) heeft<br />

geen invloed op de vaccinatiedeelname bij jonge kinderen en speelt alleen voor<br />

adolescenten een rol (Vlaams Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong>, 2009 91 ).<br />

De Vlaamse vaccinatiegraden tegen tetanus en hepatitis B zijn redelijk hoog, zeker<br />

onder de beoogde leeftijdsgroepen. Ze namen vanaf 1997 geleidelijk af en voldoen op<br />

deze manier niet aan de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen. Hier verschillen de<br />

graden wel afhankelijk van de socio-economische status, net als voor screening voor<br />

diabetes (controle bloedsuikerspiegel) en (risico op) cardiovasculaire aandoeningen<br />

(controle cholesterolgehalte). Voor griep is de vaccinatiegraad toegenomen naar een<br />

acceptabel niveau, hoewel het voor specifieke risicogroepen nog veel beter kan.<br />

Socio-economische status speelt hier geen rol (Demarest e.a., 2010).<br />

Baarmoederhalskanker kan gescreend worden door middel van een uitstrijkje.<br />

Hiervoor bestaat in België alleen een aanbeveling, een georganiseerd programma start in<br />

2013. Volgens de <strong>Gezondheid</strong>senquête ondergingen in 2008 68% van de Vlaamse<br />

vrouwen tussen de 25 en 65 jaar een dergelijke screening, op initiatief van de patiënt of<br />

huisarts. Dit is lager dan in Brussel (73%) en Wallonië (75%), en is sinds 1997 ook<br />

constant gedaald (van 73% naar 68%). Deze screeningsgraad neemt ook af met leeftijd.<br />

De groep 28-39 jarigen heeft een dekking van meer dan 70%, terwijl dat voor 60-64<br />

89 Dr. Luc Bleyen, Centrum voor Preventie en Vroegtijdige Opsporing van Kanker, CBO U<strong>Gent</strong> (2011). Analyse<br />

deelname vrouwen 50-69 jaar aan het bevolkingsonderzoek naar borstkanker (2007-2008). Een exploratie<br />

naar mogelijk beïnvloedende factoren op de al dan niet deelname. Universiteit <strong>Gent</strong>,.<br />

90<br />

De recente opstoot van de bof zou bijvoorbeeld te wijten zijn aan de nonchalante vaccinatie (75 tot 80%) van<br />

15 à 20 jaar geleden. Ouders gingen er toen van uit dat inenten weinig zin had omdat de ziekte bijna niet<br />

meer voorkwam. Tegenwoordig wordt 96% van de zuigelingen ingeënt. Ook de mazelenepidemie in <strong>Gent</strong><br />

in het voorjaar van 2011 was te wijten aan onvoldoende vaccinatie.<br />

91<br />

Studie van de vaccinatiegraad bij jonge kinderen en adolescenten in Vlaanderen in 2008. online:<br />

http://www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Ziekten/Infectieziekten-en-vaccinatie/Vaccinatiegraadstudies/<br />

74


jarigen minder dan 50% is. Volgens het Federaal Kenniscentrum voor de<br />

<strong>Gezondheid</strong>szorg is de Belgische screeningsgraad slechts 59% (Hulstaert e.a., 2006).<br />

Bepalende factoren voor deelname zijn inkomen, onderwijsniveau, en ook etnische<br />

herkomst. Dit terwijl de prevalentie onder juist deze groepen het hoogst is.<br />

Hetzelfde rapport stelt (met bevestiging in Europese studies), dat de kennis bij vrouwen<br />

over baarmoederhalskanker, het seksueel overdraagbare HP-virus (humaan<br />

papillomavirus) waaruit de kanker kan ontstaan en de mogelijke preventieve acties laag<br />

is. In landen waar een georganiseerde screening plaats vindt (UK, Scandinavië) is het<br />

bereik een stuk hoger (80%-85%), en is de prevalentie met tientallen procenten gedaald.<br />

De vaccinatiegraad tegen het HP-virus (Humaan Papillomavirus) onder vrouwen tussen<br />

de 12-20 jaar is met 15% laag (<strong>Gezondheid</strong>senquête, 2008). Sedert het schooljaar 2010-<br />

2011 voorziet de Vlaamse overheid gratis vaccinatie van alle meisjes in het eerste<br />

jaar secundair onderwijs. In het eerste jaar maakte ongeveer 85%-90% van de<br />

meisjes gebruik van dit aanbod, wat als een groot succes wordt beschouwd 92 .<br />

In deze (georganiseerde) programma’s worden de grootste risicogroepen het minst<br />

bereikt, waardoor de gezondheidsongelijkheid blijft bestaan 93 .<br />

LEEFSTIJL: CONCLUSIES en UITDAGINGEN<br />

Er is onvoldoende groente- en fruitconsumptie in <strong>Gent</strong>. Vrouwen en hoger<br />

opgeleiden scoren relatief goed. Vooral bij lager opgeleiden en bij jongeren zijn de<br />

voedingsgewoonten minder gezond.<br />

De waterconsumptie in <strong>Gent</strong> is te laag, en daarnaast staat een hoge consumptie van<br />

andere ongezondere dranken zoals frisdrank en energiedrankjes. De<br />

waterconsumptie neemt bovendien af naarmate men ouder wordt.<br />

Er wordt nog te veel gegeten uit de groep vlees, vis en eieren. Wel zien we dat de<br />

campagne Donderdag Veggiedag een positieve impact had op de vleesconsumptie<br />

van de <strong>Gent</strong>enaren.<br />

<strong>Gent</strong> scoort relatief goed voor het geven borstvoeding, vooral dan de hogere opgeleide<br />

vrouwen.<br />

Op vlak van lichaamsbeweging scoort <strong>Gent</strong> niet goed. Gemiddeld wordt er te weinig<br />

bewogen in Vlaanderen. Beweging neemt over het algemeen af met leeftijd en<br />

personen met een lage opleiding sporten gemiddeld minder en blijken ook minder<br />

vaak te bewegen. Dit in kaart brengen en vergelijken is complex, aangezien zelden<br />

identieke vraagstellingen bij de verschillende enquêtes werden gehanteerd, en<br />

verschillende aspecten van beweging van belang zijn om tot gezond bewegingsgedrag<br />

te komen.<br />

Verschillende aspecten van gezonde leefstijl zijn minder sterk aanwezig bij inwoners<br />

uit de lagere socio-economische klassen. Het verband tussen gezonde leefstijl en<br />

socio-economische status is in <strong>Gent</strong> vastgesteld specifiek op vlak van rookgedrag,<br />

groenteconsumptie en lichaamsbeweging. Niet-Belgen of ECM leven op bepaalde<br />

vlakken gezonder dan gemiddeld (alcohol-, fruit-, en waterconsumptie) en op andere<br />

minder gezond (groenteconsumptie, beweging).<br />

We zien dat jongeren te weinig fruit en groente eten, te weinig ontbijten, te veel<br />

frisdranken en energiedranken consumeren. Andere aandachtspunten zijn de<br />

gebrekkige kennis van seksueel risicogedrag, middelengebruik op jonge leeftijd.<br />

Het alcoholgebruik in <strong>Gent</strong> is een aandachtspunt. Er is een verhoogd risico ingeval<br />

van overmatig en geconcentreerd alcoholgebruik en bij alcoholgebruik bij<br />

jongeren. Aandachtspunten zijn bingedrinking bij studenten en het verhoogde risico<br />

92 Vlaams Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong>, Vaccinnet, HPV rapport 2011, Geert Top en Annick Paeps<br />

93 HPV Vaccination across Europe, ECCA (European Cervical Cancer Association), april 2009<br />

75


op alcoholafhankelijkheid bij mannen – zowel jonge mannen als oudere – maar ook<br />

vrouwen tussen de 50-65.<br />

In <strong>Gent</strong> stellen we een hogere alcoholconsumptie in het weekend vast. Mannen<br />

consumeren meer alcohol, maar wat betreft de mate van overconsumptie en<br />

problematisch gebruik zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen opvallend klein.<br />

Hoger opgeleiden drinken vaker of regelmatiger dan lager opgeleiden, terwijl<br />

probleemdrinken eerder samenhangt met een lagere socio-economische status.<br />

Allochtonen of bepaalde etnisch culturele minderheden consumeren mogelijk minder<br />

alcohol.<br />

Het aantal dagelijkse rokers daalt algemeen in Vlaanderen. Ook het totaal aantal<br />

rokers, zowel bij +16 als -16 jarigen, gaat dit in dalende lijn. Er zijn grote verschillen<br />

naargelang het opleidingsniveau. Het verschil volgens socio-economische<br />

achtergrond is ook in <strong>Gent</strong> aanwezig.<br />

Het percentage tienermoeders ligt in <strong>Gent</strong> hoger dan gemiddeld. Socio-economische<br />

achtergrond en etnische herkomst hangen sterk samen met tienermoederschap; in<br />

<strong>Gent</strong> zien we vooral bij niet-Belgen een groter aandeel tienermoeders. Cijfers en<br />

signalen over het aantal zwangerschappen en abortus bij specifieke groepen bevestigen<br />

dit. Vooral de kennis en gebruik van anticonceptie is hierbij van belang bij alle<br />

jongeren, maar specifiek gelovige en allochtone jongeren blijken hierbij een kwetsbare<br />

doelgroep.<br />

Mondhygiëne is een groot aandachtspunt bij kwetsbare doelgroepen. Vooral bij jonge<br />

kinderen is tandzorg al vroeg van belang. Kennis hierover bij kwetsbare doelgroepen<br />

isbeperkt. Naast poetsen is de relatie met voeding en consumptie van frisdranken<br />

cruciaal.<br />

Participatie aan borstkankerscreening is net als gemiddeld in België relatief laag in<br />

<strong>Gent</strong>, maar specifiek in bepaalde wijken. Voornamelijk bij etnisch-culturele<br />

minderheidsgroepen is het screeningsprogramma minder succesvol.<br />

76


5 LEEFOMGEVING<br />

“Een gezonde leefomgeving is een leefomgeving die als prettig wordt ervaren, die<br />

uitnodigt tot gezond gedrag, en waar de druk op de gezondheid zo laag mogelijk is.”<br />

(RIVM, 2011 94 ).<br />

De fysieke omgeving waarin iemand geboren wordt, opgroeit, woont en werkt kan een<br />

grote invloed uitoefenen op die persoon zijn of haar gezondheid, zijn leefstijl en sociaal<br />

welbevinden. Er zijn directe effecten op de gezondheid, bijvoorbeeld bij blootstelling aan<br />

chemische, fysische en biologische factoren, via stoffen in de bodem, het water en de<br />

lucht. Groen in de leefomgeving heeft positieve effecten op gezondheid en leefbaarheid,<br />

als ontmoetingsplek, plek om te bewegen, spelen, recreëren, of om tot rust te komen.<br />

Ook de kwaliteit van de fysieke omgeving in gebouwen (binnenmilieu) kan tot<br />

gezondheidseffecten leiden. De aan- of afwezigheid van groen, stilte of water heeft<br />

indirect een invloed op het stressniveau en zo een effect op gezondheid. Ook de beleving<br />

van de leefomgeving door bewoners is van belang.<br />

De sociale omgeving omvat zowel de sociale omstandigheden in de (woon)buurt van<br />

een persoon als het sociale netwerk waartoe die persoon behoort.<br />

Groepen met een lagere socio-economische status kunnen zich een gunstige fysieke<br />

omgeving minder veroorloven (Observatorium Brussels Gewest, 2010). Ze worden<br />

bijvoorbeeld vaker geconfronteerd worden met minder goede huisvesting of<br />

arbeidsomstandigheden en de gevolgen ondervinden van moeilijk of gevaarlijk werk, van<br />

een giftige of stresserende omgeving, van precaire – ongezonde – woonomstandigheden.<br />

Vaak worden deze groepen al sinds (of zelfs voor) hun geboorte en hun leven lang<br />

geconfronteerd met een opeenstapeling van zulke negatieve factoren. Ook de sociale<br />

context, meer concreet de beschikbaarheid van sociale middelen en blootstelling aan<br />

risicofactoren, hangt samen met socio-economische factoren, met geslacht en leeftijd.<br />

Sociale netwerken functioneren bijvoorbeeld verschillend per socio-economische, etnischculturele<br />

groep en leeftijdsgroep (Observatorium Brussels Gewest, 2010).<br />

De onderstaande indicatoren hiervoor zeggen iets over de (indruk van de)<br />

woonomgeving (groen en netheid), het binnen- en buitenmilieu (lucht- en<br />

woningkwaliteit) en het sociaal kapitaal (veralgemeend vertrouwen, sociale contacten)<br />

van de <strong>Gent</strong>enaar.<br />

5.1 Fysieke omgeving<br />

5.1.1 Openbaar groen<br />

<strong>Gent</strong> had volgens de <strong>Stad</strong>smonitor in 2008 meer bereikbaar openbaar groen (87%)<br />

binnen haar stadsgrenzen dan Antwerpen (70,8%) en Brugge (60%), maar dit is in 2011<br />

naar 78% gewijzigd (tegenover respectievelijk 84,1 en 73 %). Dit is te verklaren door<br />

wijzigingen in meetmethode 95 , verbeterde inventarisatie,..<br />

70% van de <strong>Gent</strong>enaren is tevreden over het groen in de buurt (<strong>Stad</strong>smonitor 2011), dit<br />

ligt in de lijn van het gemiddelde (73,9%) voor de dertien centrumsteden.<br />

94<br />

RIVM. Website van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu).<br />

95<br />

De berekening gebeurt nu nauwkeuriger waarbij er niet simpelweg een buffer wordt getrokken rond een park<br />

maar effectief de loopafstand van de toegangen wordt berekend.<br />

77


Figuur 5: Buurtgroen <strong>Gent</strong> in kaart, 2008<br />

Er zijn wat betreft de indruk over het groen verschillen tussen de <strong>Gent</strong>se stadsdelen.<br />

Over het algemeen heeft men in <strong>Gent</strong> Centrum Rand (grotendeels de 19e–eeuwse<br />

gordel) een minder positieve reactie op deze stelling; <strong>Gent</strong> Zuidwest (Mariakerke,<br />

Drongen, Sint Denijs Westrem, Zwijnaarde) kent de hoogste tevredenheid<br />

(Leefbaarheidsonderzoek 2010).<br />

Volgens het <strong>Gent</strong>se Leefbaarheidsonderzoek is 56% tevreden met het onderhoud van<br />

het groen in de buurt. Inwoners van het stadsdeel <strong>Gent</strong> Centrum Rand zijn het minst<br />

tevreden, net als met het aanbod van groen op zich. Hier is men ook omwille van<br />

nachtlawaai en de kwaliteit van het milieu het meest ontevreden.<br />

5.1.2 Indruk netheid buurt<br />

Uit de <strong>Stad</strong>smonitor van 2011 blijkt dat in vergelijking met de andere 13 centrumsteden<br />

men in <strong>Gent</strong> minder tevreden is over de netheid in de buurt (53,4% versus 61,7%<br />

gemiddeld). Opvallend is dat ruim 30% het niet eens is met de stelling dat de buurt<br />

netjes is.<br />

Het <strong>Gent</strong>se Leefbaarheidsonderzoek geeft aan dat hondenpoep (58,9%) en zwerfvuil<br />

of sluikstorten (57,2%) de belangrijkste storende elementen blijken van vervuiling of<br />

onnetheid die regelmatig voorkomen in de buurt.<br />

78


De ‘netheidsbarometer’ 96 van IVAGO kan inzicht geven in de feitelijke situatie en<br />

evoluties. Op basis van de tellingen voor de barometer wordt een maandelijkse score op<br />

een schaal van 0-20 samengesteld. De onderstaande tabel geeft de trend voor deze<br />

scores weer van 2008 tot 2010. Hieruit blijkt dat de netheid in de stad <strong>Gent</strong> objectief<br />

verbetert.<br />

Figuur 6: Netheid <strong>Gent</strong> – barometer IVAGO<br />

Netheid zwerfvuil<br />

16,00<br />

14,00<br />

12,00<br />

10,00<br />

8,00<br />

6,00<br />

4,00<br />

2,00<br />

0,00<br />

Bron: IVAGO<br />

jan/08<br />

mrt/08<br />

mei/08<br />

In 2010 werden er 11.177 meldingen van sluikstorten gedaan en werd 495 ton<br />

opgehaald. Dit is een daling van het aantal meldingen, maar een stijging van het aantal<br />

ton opgehaalde sluikstorten ten opzichte van 2009 (Jaarverslag Ivago, 2010).<br />

5.1.3 Luchtverontreiniging<br />

Verloop netheid 01-08/01-10<br />

jul/08<br />

sep/08<br />

nov/08<br />

jan/09<br />

mrt/09<br />

Maanden<br />

De ziektelast op één mensenleven door blootstelling aan luchtverontreinigende<br />

polluenten zoals fijn stof, ozon, kankerverwekkende stoffen (benzeen, polyaromatische<br />

koolwaterstoffen), lood en geluid wordt geschat op ongeveer 0,4 DALY’s 97 , ongeveer een<br />

half gezond levensjaar voor de Vlaming 98 . Van deze verontreinigingen draagt fijn stof<br />

de grootste verantwoordelijkheid bij het verlies van gezonde levensjaren. De<br />

voornaamste gezondheidseffecten zijn hart- en luchtwegenaandoeningen en kankers.<br />

Fijn stof wordt uitgestoten door de industrie, dieselwagens en vrachtwagens, maar ook<br />

door de huishoudens via allesbranders en open haarden, de barbecue,…. Het is een<br />

verzamelnaam voor deeltjes met een verschillende grootte en een verschillende<br />

samenstelling. Afhankelijk van de doorsnede wordt meestal gesproken van PM2,5 of<br />

PM10 (PM10 = Particular Matter, doorsnede tot 10 micrometer of één honderdste<br />

96<br />

De netheidsbarometer is een meetinstrument om de netheid van de stad objectief in beeld te brengen. Elke<br />

maand wordt onderzoek (tellingen) verricht naar vijf parameters: zwerfafval, uitpuilende afvalkorven,<br />

sluikstorten, huisvuil in verkeerd recipiënt of op verkeerd tijdstip en externe factoren (graffiti, leegstand,<br />

verstopte rioolkolken,…)<br />

97<br />

DALY staat voor Disability-Adjusted Life-Years. Het is een maat van gezondheid die de ziektelast ('Burden of<br />

Disease') of de hoeveelheid gezondheidsverlies in een populatie die veroorzaakt wordt door ziekten<br />

uitdrukt. De DALY kwantificeert gezondheidsverlies en is opgebouwd uit twee componenten: de jaren<br />

verloren door vroegtijdige sterfte en de jaren geleefd met ziekte.<br />

98 ARGUSdebat “Milieu: een ziekmaker?” 1 februari 2005 en Dossier Milieu en <strong>Gezondheid</strong> in ARGUS<br />

Milieumagazine jg. 2, nr. 4. online: http://www.argusmilieu.be/NL/index.php?page=40&detail=317&lkz=1<br />

mei/09<br />

jul/09<br />

sep/09<br />

nov/09<br />

jan/10<br />

mrt/10<br />

79


millimeter). Op basis van de metingen van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) wordt<br />

zowel de concentratie fijn stof per dag als het jaargemiddelde in μg/m³ berekend.<br />

<strong>Gent</strong> voldoet niet aan de Europese fijnstofdagnorm: de grenswaarde voor de<br />

bescherming van de menselijke gezondheid (50 μg/m³) mag maximum 35 dagen in een<br />

jaar overschreden worden, in <strong>Gent</strong> werd deze in 2010 41 dagen overschreden in het<br />

meetstation Baudelo. Het jaargemiddelde in 2010 was 33 μg/m 3 en voldoet aan de<br />

Europese norm (40 μg/m 3) . In 2011 werd de norm 52 dagen overschreden, het<br />

jaargemiddelde was 31 μg/m 3.<br />

In totaal werd in 2010 in 5 van de 33 Vlaamse meetstations de grenswaarde voor de<br />

bescherming van de menselijke gezondheid (max. 35 keer per kalenderjaar meer dan 50<br />

μg/m 3 ) overschreden. In 2009 was dit nog in 9 van de 33 meetstations. In beide jaren<br />

was minstens één van deze meetstations in <strong>Gent</strong> gevestigd. In Vlaanderen als geheel is<br />

de fijnstofconcentratie van 1995 tot 2008 met 46% gedaald (VMM, 2010).<br />

Uit modelleringen voor 2015 blijkt dat de daggrenswaarde van PM10 mogelijk wel in een<br />

ruim gebied in de <strong>Gent</strong>se binnenstad en in het havengedeelte meer dan 35 maal<br />

overschreden zal worden, net als in een aantal street canyons 99 die buiten deze zone<br />

gelegen zijn. Meer gegevens over fijnstof- en andere concentraties kan bij de Milieudienst<br />

van de <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong> worden nagevraagd<br />

Naast haar fijnstofmetingen stelt de VMM een indicatieve algemene<br />

‘luchtkwaliteitsindex’ samen, op basis van ozon, stikstofdioxide, zwaveldioxide en fijn<br />

stof. Deze index vertoont een geleidelijke verbetering voor <strong>Gent</strong>. In 2008 werd in <strong>Gent</strong><br />

Centrum voor 62% van de dagen een goede tot uitstekende (index 1-4) luchtkwaliteit<br />

gemeten. In 1996 was dit nog 46% 100 .<br />

Wisselende concentraties in de afgelopen jaren hebben vaak te maken met<br />

meteorologische omstandigheden of sterk wijzigende economische situaties. Door de<br />

economische crisis was de uitstoot in 2008 en 2009 beperkter, daarna volgde er een<br />

opleving en dus ook een grotere vervuiling.<br />

5.1.4 Binnenmilieu<br />

De aanwezigheid van schadelijke stoffen in huis heeft eveneens een invloed op de<br />

gezondheid. Mensen zijn gemiddeld 85% van hun tijd binnen, waarvan 70% in hun eigen<br />

woning 101 . Bij een ongezond binnenmilieu hebben bewoners last van<br />

gezondheidsklachten zoals luchtwegklachten, allergieën, irritatie van neus- en<br />

keelslijmvlies, vermoeidheid en hoofdpijn. De kwaliteit van het binnenmilieu wordt<br />

bepaald door de woning zelf, maar ook het bewonersgedrag in huis heeft invloed op<br />

de kwaliteit van het binnenmilieu: de wijze van ventileren, roken, gebruik van<br />

schoonmaakmiddelen… 102 .<br />

Woningkwaliteit<br />

Volgens het Leefbaarheidsonderzoek (<strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, 2010) is de tevredenheid van de<br />

<strong>Gent</strong>enaars over hun woning met 83% behoorlijk groot, maar dit is wel afgenomen sinds<br />

2006 (88%). Over de kwaliteit van hun woning is 75,2% tevreden, hier is er ook een<br />

dalende trend.<br />

Ongeveer 78 % van de woningen in <strong>Gent</strong> is in goede staat tegenover 83% in<br />

Vlaanderen. De oudere rijwoningen in de kernstad en de grotere opgedeelde<br />

99 Smalle straten met aan weerszijden hoge bebouwing<br />

100 Luchtkwaliteitsplan <strong>Gent</strong>, 2010-2015<br />

101 Informatie online beschikbaar bij het Vlaams Agentschap Zorg & <strong>Gezondheid</strong>, 2011<br />

102 Vlaams Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong><br />

80


urgerwoningen zijn doorgaans in de slechtste staat. Het woningcomfort is vooruit<br />

gegaan, nog 5,5% van de woningen heeft geen comfort tegenover 16,7% in 1991 103 .<br />

Naast veiligheidsredenen en comfortvereisten is het binnenmilieu (vb. omwille van<br />

vochtigheid, CO-gevaar) één van de factoren om een woning onbewoonbaar te verklaren.<br />

In <strong>Gent</strong> is het aantal ongeschikt en onbewoonbaar verklaarde woningen<br />

toegenomen tot 9,4 per 10.000 inwoners in 2009 104 . In Antwerpen zien we de<br />

omgekeerde trend (van 11,3 naar 8,9). Voor alle 13 Vlaamse centrumsteden is het<br />

aantal ongeschikte en onbewoonbare woningen in de periode 2005-2010 sterk gestegen<br />

(van 1.965 tot 3.599). Van alle centrumsteden bevonden de meeste ongeschikte en<br />

onbewoonbare woningen zich in Antwerpen (1.487), gevolgd door <strong>Gent</strong> (622). <strong>Gent</strong> heeft<br />

ook het hoogste aantal leegstaande panden (172).<br />

CO-vergiftiging<br />

Koolstofmonoxide (CO) is een kleurloos en reukloos gas dat vrijkomt door onvolledige<br />

verbranding van substanties die koolstof bevatten. De vergiftiging door koolstofmonoxide<br />

is een oorzaak van ziekte en sterfte, die theoretisch gemakkelijk vermijdbaar is,<br />

aangezien de preventie ervan niet afhangt van het gedrag van het individu (zoals bij de<br />

zwaarlijvigheid of de nicotinevergiftiging), maar van technische maatregelen (juiste<br />

installatie, regelmatig onderhoud van de apparaten). Het aantal ongevallen in recente<br />

woningen is al opvallend afgenomen.<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Bron: Federaal Register der CO Intoxicaties. Rapport 1 januari – 31 december 2010. Dr Bernadette Tissot,<br />

Antigifcentrum, Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.<br />

Het Antigifcentrum verzamelt gegevens over het aantal gevallen van acute CO-<br />

intoxicatie 105 . In <strong>Gent</strong> werden er in 2010 33 ongevallen geteld met 75 slachtoffers –<br />

dit is een jaarlijkse incidentie van 30/100.000 inwoners - en er was 1 overlijden. In<br />

2010 werden in België 694 ongevallen geteld met 1465 slachtoffers. Er waren 30 dodelijke<br />

ongevallen (40 overlijdens) te wijten aan CO. De totale jaarlijkse incidentie van COvergiftiging<br />

in België in 2010 is 13,51/100.000 inwoners. Voor Oost-Vlaanderen is dit<br />

15,01/100.000 inwoners.<br />

103 Jaarverslag 2009 Dienst Wonen stad <strong>Gent</strong><br />

104 Cijfers vrijgegeven door de Vlaamse Overheid, 2011<br />

<br />

<br />

105 Op basis van nauwkeurig onderzoek van artikels verschenen in de pers, van dossiers geopend bij de<br />

parketten en vooral van de spoedgevallendiensten en diensten voor hyperbare geneeskunde in<br />

ziekenhuizen.<br />

81


Het aantal intoxicaties neemt geleidelijk toe vanaf oktober om tijdens de wintermaanden,<br />

van januari tot maart, een piek te bereiken en daarna geleidelijk af te nemen. De<br />

belangrijkste intoxicatiebronnen zijn waterverwarmers en badgeisers (278 ongevallen).<br />

Het aantal intoxicaties met kolenkachels bedroeg 58. Ongevallen gebeuren vooral in de<br />

badkamer, gevolgd door de eetkamer. Bij 624 van de 694 gevallen gaat het om een<br />

accidentele intoxicatie.<br />

Het risico op CO-vergiftiging hangt samen met de sociaal-economische status; tegelijk<br />

bereiken preventiecampagnes de meest blootgestelde bevolkingsgroepen moeilijk.<br />

5.1.5 Drinkwaterkwaliteit<br />

De kwaliteit van het gedistribueerde drinkwater voldoet in de verschillende<br />

leveringsgebieden in ruime mate aan de normen (VMM, 2011 106 ). Voor de meeste van de<br />

gezondheidsrelevante parameters liggen de waarden ver onder de wettelijke norm 107 .<br />

Lood in het drinkwater<br />

Lood is een toxische stof die al in kleine concentraties een impact kan hebben. Algemeen<br />

kan worden gesteld dat een verhoogde blootstelling aanleiding kan geven tot een<br />

accumulatie in het skelet, een interferentie met de aanmaak van heem en hemoglobine<br />

in het bloed, een interferentie met het calciummetabolisme en een rechtstreekse impact<br />

op het centraal, perifeer zenuwstelsel.<br />

Loden leidingen werden vroeger vaak gebruikt. Hierdoor zijn in oudere gebouwen vaak<br />

nog loden leidingen of restanten ervan aanwezig. Ook de drinkwatermaatschappijen<br />

gebruikten vroeger aansluitingen en leidingen in lood. De Europese drinkwaterrichtlijn<br />

legt een norm voor lood op van 10 μg/l en stelt dat uiterlijk op 25 december 2013<br />

daaraan moet worden voldaan. De parameterwaarde voor lood bedraagt tot dan 25 μg/l.<br />

Die bepalingen stemmen overeen met de Vlaamse wetgeving voor drinkwaterkwaliteit.<br />

Sinds 2010 nemen de drinkwatermaatschappijen de parameter lood mee in het<br />

bewakingspakket, zoals afgesproken in het Actieplan Loodpreventie in drinkwater.<br />

Lood in het drinkwater komt meer voor in de centrumsteden (Antwerpen, <strong>Gent</strong> en<br />

Leuven).<br />

Bij de toetsing aan de toekomstige norm van 10 μg/l is er een daling van de<br />

normoverschrijdingspercentages merkbaar tussen 2008 en 2010. Het systematische<br />

vervangen van de loden leidingen en aansluitingen door de drinkwatermaatschappijen,<br />

heeft zeker een invloed op de dalende trend.<br />

Bijna de helft van de overschrijdingen wordt veroorzaakt door lood in de<br />

binneninstallatie. In 2010 komen de meeste overschrijdingen van de huidige norm,<br />

toekomstige norm en signaalwaarde voor in de private woningen 108 . In <strong>Gent</strong> zijn<br />

vermoedelijk nog heel wat oudere woningen en gebouwen met loden leidingen.<br />

106<br />

De resultaten van de controles van het water aan de kraan bij mensen thuis en in publieke gebouwen door<br />

de waterleveranciers (volgens het door de VMM goedgekeurd controleprogramma) worden jaarlijks vóór 1<br />

april bezorgd aan de VMM die ze analyseert.<br />

107<br />

Drinkwaterkwaliteit in detail bekeken. Kwaliteit in het net 2010. VMM, 2011. Online:<br />

http://www.vmm.be/pub/rapportering-drinkwaterkwaliteit<br />

108<br />

Drinkwaterkwaliteit in detail bekeken. Lood aan de kraan 2010. VMM, 2011.<br />

http://www.vmm.be/pub/rapportering-drinkwaterkwaliteit<br />

82


5.2 Sociale omgeving<br />

De sociale omgeving, vaak omschreven als het sociaal kapitaal waarover een persoon<br />

beschikt, heeft een impact op de gezondheid van een individu. Sociaal kapitaal gaat over<br />

het sociaal netwerk waarin iemand zich bevindt, het algemeen vertrouwen in zijn<br />

omgeving, en gemeenschappelijke normen.<br />

5.2.1 Veralgemeend vertrouwen (generalized trust)<br />

De score die <strong>Gent</strong>enaren opgeven over de mate waarin de meeste mensen te vertrouwen<br />

zijn is 5,3 (op 10) (<strong>Stad</strong>smonitor 2011). Bij jongeren ligt dit cijfer 0,2 punt hoger, voor<br />

<strong>Gent</strong>se ouderen 0,2 punt lager.<br />

De <strong>Gent</strong>se score is vrijwel gelijk aan de gemiddelde score in de 13 centrumsteden, 5,6.<br />

Uit deze cijfers uit de <strong>Stad</strong>smonitor blijkt dat het veralgemeend vertrouwen algemeen<br />

hoger ligt bij mannen dan bij vrouwen en stijgt samen met het opleidingsniveau; ouderen<br />

(+55 jaar) staan iets wantrouwiger. Wie actief lid is van een vereniging, zich inzet in de<br />

eigen buurt of op enige manier politieke interesse betoont, stelt meer vertrouwen in zijn<br />

medemens dan wie op geen enkel vlak actief is of geen of weinig interesse in het stedelijk<br />

samenleven heeft.<br />

5.2.2 Sociale contacten/isolatie<br />

In het <strong>Gent</strong>se Leefbaarheidsonderzoek (<strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, 2010) werd de frequentie waarmee<br />

men sociale contacten heeft bevraagd.<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Bron: <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, 2010<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

83


Op basis hiervan werd het percentage berekend van de bevolking met enerzijds minstens<br />

wekelijkse en met anderzijds minder dan maandelijks contacten met hetzij vrienden of<br />

kennissen, hetzij familie, of buren (‘sociale isolatie’). 85,9% van de <strong>Gent</strong>enaren heeft<br />

minstens wekelijks persoonlijk contact met familie, vrienden of kennissen, of buren. De<br />

jongste leeftijdscategorieën tegenover de oudste hebben meer wekelijkse contacten.<br />

Naarmate men ouder is, heeft men minder frequent contact met buren of vrienden en<br />

kennissen, voor contact met familie is er geen verschil. Hoe hoger het diploma, hoe<br />

minder vaak men contact heeft met familie en met buren. Niet-Belgen zien hun familie<br />

vaker dagelijks dan Belgen (respectievelijk 22% t.o.v. 13%), maar een groter aandeel ziet<br />

de familie hooguit 1 keer per jaar (respectievelijk 17% t.o.v. 4%).<br />

Ook in de survey voor de <strong>Stad</strong>smonitor 2011 werd de intensiteit van de sociale contacten<br />

bevraagd en het aandeel van de inwoners met minstens wekelijks contact met nietinwonende<br />

familie, vrienden/kennissen of buren berekend. Hieruit blijkt dat <strong>Gent</strong>enaars<br />

even vaak (59%) sociale contacten hebben als in de andere steden (60%).<br />

2,8% van de <strong>Gent</strong>enaars heeft echter minder dan maandelijks sociale contacten.<br />

Sociale isolatie lijkt onder ouderen meer voor te komen. Het <strong>Gent</strong>se<br />

Ouderenbehoeftenonderzoek (2011) bevestigt dat 20,2% van de ouderen (60+) te<br />

kampen heeft met ernstige eenzaamheidsgevoelens 109 . In Vlaanderen ging het om<br />

19%, in Oost-Vlaanderen over 15,3 % van de ouderen. De <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong> en het OCMW <strong>Gent</strong><br />

hebben in het vorige ouderenbeleidsplan al sterk ingezet op het tegengaan van<br />

eenzaamheid bij senioren. Zowel de Seniorendienst van de <strong>Stad</strong> als de lokale<br />

dienstencentra hebben verschillende acties opgestart.<br />

Recent onderzoek naar het sociaal kapitaal in de <strong>Gent</strong>se wijken geeft een uitgebreider<br />

beeld op de mate van sociaal contact: 76,7 % heeft minstens wekelijks contact met<br />

vrienden, familie, of buren en 3,5 % van de respondenten geeft aan dat ze minder dan<br />

1 keer per maand sociaal contact hebben (Willems, Hardyns en Vyncke, 2011). Er is<br />

geen verschil naargelang men in een achtergestelde of niet-achtergestelde buurt woont.<br />

3,4 % van de bevraagden heeft vaak tot heel vaak gevoelens van eenzaamheid. Dit<br />

is significant meer het geval bij personen in een achtergestelde buurt (6,3 % t.o.v. 1,9<br />

%). Ook de kwaliteit van het sociaal netwerk verschilt tussen buurten: in een<br />

achtergestelde buurt hebben de respondenten gemiddeld minder mensen waar men<br />

kan op terugvallen voor ondersteuning, hebben ze in minder mate het gevoel dat<br />

mensen om hen geven en kennen ze minder mensen uit de gezondheidssector. Ook het<br />

veralgemeend vertrouwen bleek significant minder hoog in de achtergestelde buurten.<br />

In het KANS-onderzoek 110 werd het sociaal netwerk van welzijnszorggebruikers met<br />

financiële kwetsbaarheid onderzocht. Ze scoren minder goed op verschillende indicatoren<br />

van sociaal kapitaal: ze hebben een relatief beperkt sociaal netwerk, meer gevoelens van<br />

eenzaamheid (vooral gescheiden of ongehuwde personen en werklozen), relatief<br />

kwalitatieve sociale ondersteunen, maar gebrek aan diepgaande en affectieve steun. Ze<br />

hebben minder vertrouwen in anderen, maar het vertrouwen in hulpverleners, vooral in de<br />

huisarts, is relatief groot.<br />

109<br />

Behoefteonderzoek senioren <strong>Gent</strong>. Prof. Dr. D. Verté, N. De Witte, L. De Donder, T. Buffel, S. Dury.<br />

Onderzoeksgroep Agogische wetenschappen,Vrije Universiteit Brussel. 2011.<br />

110<br />

“Kwetsbaarheid aanpakken in de Samenleving”, Steunpunt Welzijn, volksgezondheid en Gezin. Enquête bij<br />

welzijnszorggebruikers (OCMW, CAW, ICAW) 2008-2009.<br />

84


LEEFOMGEVING: CONCLUSIES en UITDAGINGEN<br />

Er is ongeveer evenveel groen in <strong>Gent</strong> als in andere centrumsteden. De <strong>Gent</strong>enaar,<br />

vooral in <strong>Gent</strong> Centrum Rand (19 de eeuwse gordel), is echter matig tevreden over het<br />

groen in de buurt. Ook indruk van de netheid in de buurt ligt relatief laag onder<br />

<strong>Gent</strong>enaren. Een belangrijk deel is ronduit ontevreden, terwijl de netheidsbarometer<br />

wel objectieve verbeteringen aantoont.<br />

Er is aandacht nodig voor het verbeteren van (de perceptie over) een aantal<br />

aspecten van de woonomgeving, vooral groen, netheid, geluidshinder en de<br />

kwaliteit van het milieu in <strong>Gent</strong>.<br />

De fijnstofconcentratie is de voorbije jaren afgenomen, in lijn met de Vlaamse trend<br />

van de voorbije decennia. Het jaargemiddelde in <strong>Gent</strong> blijft onder de Europese<br />

grenswaarde, maar het maximum aantal dagen per kalenderjaar met een concentratie<br />

fijn stof hoger dan 50 μg/m3 wordt al een aantal jaar overschreden. Ook in de<br />

toekomst wordt een stijging van de concentraties verwacht. Gezien de<br />

gezondheidseffecten (luchtwegenaandoeningen en kankers) blijft aandacht voor de<br />

luchtverontreinigingsproblematiek en onderzoek hierover noodzakelijk.<br />

Ook de kwaliteit van de lucht binnenshuis en van het binnenmilieu algemeen moet<br />

worden bewaakt. De kwaliteit van de woningen is een aandachtspunt in <strong>Gent</strong>, alsook<br />

het verkleinen van het CO-gevaar in risicowoningen en sensibilisering hiervoor.<br />

Veralgemeend vertrouwen (generalised trust) en de frequentie van sociaal contact in<br />

<strong>Gent</strong> liggen in lijn met de Vlaamse gemiddelden. De kwaliteit van het sociaal netwerk<br />

is vooral voor bepaalde kwetsbare doelgroepen een aandachtspunt. Zo komen sociale<br />

isolatie en eenzaamheid relatief vaak voor onder ouderen en ook bij ongehuwden,<br />

gescheiden personen, werklozen en specifiek in achtergestelde buurten is ruimere<br />

aandacht voor de kwaliteit van het sociaal netwerk belangrijk.<br />

85


6 GEZONDHEIDSZORGSYSTEEM<br />

Een aantal indicatoren proberen het aanbod en de vraag binnen een aantal delen van de<br />

gezondheidszorg in beeld te brengen. Het gaat om het aanbod aan en gebruik van<br />

concrete onderdelen van het systeem (huisartsen, ouderenzorg, CGG’s), meer specifieke<br />

diensten (consultatiebureaus Kind en Gezin) en regelingen of tegemoetkomingen die<br />

zowel het zorggebruik als de zorgnood in kaart brengen (OCMW-tussenkomsten voor<br />

medische zorg, het aantal medische kaarten en gerechtigden op zorgverzekering en<br />

voorkeurstarief).<br />

6.1 Eerstelijnsgezondheidszorg in <strong>Gent</strong><br />

Eerstelijnsgezondheidszorg, ook wel eerstelijnszorg of kortweg 'eerstelijn' genoemd, is de<br />

algemene, nabije en direct toegankelijke zorg die geboden wordt door o.a. de huisarts,<br />

verloskundige, tandarts, fysiotherapeut, apotheker, maatschappelijk werker,<br />

eerstelijnspsycholoog, logopedist en de thuiszorg.<br />

In de eerstelijnsgezondheidszorg neemt de huisarts een centrale rol in. De huisarts wordt<br />

ook wel de 'poortwachter' van de gezondheidszorg genoemd, omdat patiënten (bij<br />

voorkeur) na zijn doorverwijzing behandeld kunnen worden door hulpverleners in de<br />

tweede- of derdelijn, zoals specialisten in een ziekenhuis. In België is dit niet verplicht,<br />

maar wordt dit gestimuleerd onder andere via het globaal medisch dossier (GMD).<br />

6.1.1 Aanbod en profiel van de huisartsen in <strong>Gent</strong> 111<br />

Er zijn in <strong>Gent</strong> in totaal 287 huisartsen (dd 2011). Bijna de helft van deze artsen werkt<br />

alleen, 17% werkt in een groepspraktijk, 17% in een duopraktijk en 18% werkt in een<br />

wijkgezondheidscentrum - waarvan er in <strong>Gent</strong> momenteel 8 zijn.<br />

Bron: HVG<br />

111 Bron van alle cijfers, bewerkingen en grafieken: Huisartsenvereniging <strong>Gent</strong> (HVG), situatie najaar 2011<br />

86


Geslacht en leeftijd<br />

Op dit moment is er een man-vrouw verhouding van 63%-37%. Dit is ongeveer<br />

gelijkwaardig aan de verhouding in Brussel en meer evenwichtig verdeeld dan gemiddeld<br />

in Vlaanderen (71-29 %). De cijfers wijzen op een feminisering van het beroep. In de<br />

oudste leeftijdsgroepen zijn vrouwen nog in de minderheid: in de groep 50-60 19%, en<br />

onder de 60+ers minder dan 1%. Het merendeel van de huisartsen jonger dan 40 is<br />

echter vrouwelijk. De groep 30-40 bestaat voor 56% uit vrouwen, de groep jonger dan 30<br />

zelfs voor 86%.<br />

Bron: HVG<br />

Bijna de helft (49,7%) van alle huisartsen is ouder dan 50 jaar. Dit is iets meer dan<br />

gemiddeld in Vlaanderen (46,2%), maar minder dan in Brussel (53,2%)<br />

(<strong>Gezondheid</strong>sindicatoren Brussel, 2010). Een opvallend verschil met Vlaanderen en<br />

Brussel is dat in <strong>Gent</strong> de groep huisartsen tussen de 40 en 50 jaar ongeveer 10% kleiner<br />

is, en de groep jonger dan 40 een stuk groter (31,9% tegenover 23,8% in Vlaanderen en<br />

18,7% in Brussel).<br />

87


Vergrijzing - Uitstroom<br />

In de veronderstelling dat deze artsen stoppen aan 65 jaar, is de verwachte uitstroom<br />

tegen 2016: 47 artsen (18%), tegen 2021: 101 artsen (39%).<br />

Vooral de oudere artsen werken alleen, terwijl de artsen onder de 40 jaar vaker in<br />

een wijkgezondheidscentrum of een groepspraktijk werken.<br />

Bron: HVG<br />

Voldoende aanbod?<br />

Op basis van het aantal artsen – <strong>Gent</strong> heeft 1 huisarts per 860 inwoners of 11,6/10.000<br />

inwoners - voldoet <strong>Gent</strong> aan de RIZIV-norm van minstens 1 huisarts per 1.100<br />

inwoners of 9 huisartsen per 10.000 inwoners. Aan de hand van deze norm werden door<br />

het RIZIV in 2011 232 Belgische gemeentes als ‘huisartsarm’ bestempeld (waaronder<br />

Melle – buurgemeente <strong>Gent</strong>). De federale overheid voorziet op basis van deze definitie<br />

stimulansen (premies) voor de vestiging van huisartsen in deze gebieden. Op aanvraag<br />

van de huisartsenkringen kan dit mits motivatie worden uitgebreid naar bepaalde<br />

zones 112 .<br />

Gemiddeld heeft België ongeveer 1 voltijds equivalent huisarts per 1.200 inwoners. In<br />

<strong>Gent</strong> resulteerde een berekening op basis van een bevraging bij de artsen van het aantal<br />

effectief beschikbare uren in ongeveer 248 voltijds equivalenten (VTE) 113 . Dit is 1<br />

huisarts per 995 inwoners of 10,1 VTE per 10.000 inwoners. De onderstaande figuur<br />

geeft weer wat verschil is tussen het aantal artsen naast het aantal voltijds equivalenten<br />

per leeftijdsgroep. Vooral de (mannelijke) 60-plussers werken voltijds.<br />

112<br />

In <strong>2012</strong> werden op aanvraag van de HVG de volgende 10 wijken op basis van de RIZIV-norm als prioritaire<br />

zone erkend: <strong>Gent</strong>brugge, Muide-Meulestede-Afrikalaan, Drongen, Macharius-Heirnis, Wondelgem, St-<br />

Amandsberg, Bloemekenswijk, Oud-<strong>Gent</strong>brugge, Stationsbuurt-Zuid, Moscou-Vogelhoek.<br />

113<br />

Er werd bevraagd hoeveel consultatieblokken men per week houdt. 2/3 VTE = 5 x 2 consultatieblokken tem<br />

5 x 3 blokken. Van alle artsen in wijkgezondheidscentra en groepspraktijken kon dit worden bevraagd.<br />

Indien er geen gegevens waren, werd de arts als 1 VTE gezien. <br />

88


Bron: HVG<br />

Op basis van de figuur is op het eerste zicht op korte termijn een terugval, maar lijkt er<br />

daarna terug meer instroom van huisartsen. Dit veronderstelt dat al deze jonge artsen in<br />

<strong>Gent</strong> gevestigd blijven. Daarnaast blijkt er een grote variatie te zijn tussen de<br />

deelgebieden en tussen wijken. Er zijn wijken met tot 17,6 VTE per 10.000 inwoners<br />

(Ledeberg), terwijl in <strong>Gent</strong>brugge maar 6,3 VTE/10.000 inwoners zijn. Een elftal wijken<br />

in <strong>Gent</strong> had eind 2011 minder dan 9 VTE/10.000 inwoners 114 . In deze wijken<br />

(behalve Bloemekenswijk en Rabot-Blaisantvest) zijn de artsen bovendien vaker voltijds<br />

equivalent, met <strong>Gent</strong>brugge als koploper, wat een indicatie is dat deze artsen de handen<br />

vol hebben of toch geen ruimte hebben voor extra patiënten. Daarnaast zijn in wijken<br />

zoals Muide-Meulestede-Afrikalaan of Rabot meer kwetsbare groepen vertegenwoordigd<br />

die over het algemeen een grotere tijdsinvestering vragen van de artsen op psychosociaal<br />

en administratief vlak. Ook voor wijken waar een oudere populatie is, zoals Mariakerke en<br />

Sint Denijs Westrem of Watersportbaan-Ekkergem, is voldoende eerstelijnsaanbod nodig<br />

indien men ouderen langer wil thuis houden.<br />

114 <strong>Gent</strong>brugge, Muide-Meulestede-Afrikalaan, Drongen, Macharius-Heirnis, Wondelgem, Sint-Amandsberg,<br />

Bloemekenswijk, Kanaaldorpen en –zone, Zwijnaarde, Oud-<strong>Gent</strong>brugge en Rabot-Blaisantvest<br />

89


Bron: HVG<br />

Bron: HVG<br />

In de huisartsenarme wijken situeert de vergrijzing van de huisartsen (het aandeel<br />

65-plussers) zich in de wijk Oud-<strong>Gent</strong>brugge (25% of 2 van de 8 artsen), gevolgd door<br />

Macharius-Heirnis, Sint-Amandsberg en Wondelgem. In Macharius-Heirnis en Muide-<br />

Meulestede-Afrikaan is ruim de helft van de artsen ouder dan 55 (60% en 50%).<br />

90


6.1.2 Vaste huisarts<br />

Bijna 95% van de Belgische bevolking heeft volgens de nationale<br />

<strong>Gezondheid</strong>senquête een vaste huisarts (Drieskens e.a., 2010). “De huisarts is de<br />

hulpverlener waarmee de grote meerderheid van de bevolking het meest te maken heeft.<br />

78% percent van de Belgen heeft in een periode van één jaar minstens één contact met<br />

de huisarts. Het gemiddeld aantal contacten met de huisarts per jaar per persoon in de<br />

bevolking bedraagt 4,5. Het aantal contacten met huisartsen neemt exponentieel toe met<br />

de leeftijd. 75-plussers doen gemiddeld 4 keer vaker een beroep op de huisarts dan<br />

personen jonger dan 45 jaar en worden gemiddeld bijna maandelijks door de huisarts<br />

gezien. Een goede medische opvolging van ouderen door de huisarts draagt er toe bij dat<br />

ouderen langer zelfstandig kunnen functioneren, liefst in hun thuisomgeving. Dit is in het<br />

licht van de aankomende vergrijzing een belangrijke factor om mee rekening te houden<br />

in de planning van toekomstige noden aan huisartsgeneeskundige zorg.”<br />

Uit de <strong>Gezondheid</strong>senquête blijkt ook dat in stedelijke gebieden het percentage personen<br />

dat een beroep deed op de spoeddienst, maar niet op een huisarts, met 2,3% dubbel zo<br />

hoog is als in de halfstedelijke (1,3%) en landelijke gebieden (1,1%). Ook het<br />

percentage contacten met de dienst spoedgevallen zonder verwijzing door een arts<br />

is hoger in stedelijke gebieden (87%) dan in landelijke gebieden (69%).<br />

In <strong>Gent</strong> geeft 94,4% van de <strong>Gent</strong>enaren aan dat ze een vaste huisarts hebben (Willems,<br />

Hardyns en Vyncke, 2011). Respondenten uit een achtergestelde buurt hebben vaker<br />

geen vaste huisarts (7,7 % tov 4,4 % in een niet-achtergestelde buurt).<br />

Een deel van de bevolking blijkt toch niet vertrouwd met de huisarts: van de in 2009 en<br />

2010 opgestarte wijkgezondheidscentra Rabot en Kapellenberg bleek respectievelijk 42 %<br />

(N= 418) en 29% (N=103) van de nieuwe ingeschreven patiënten vóór hun inschrijving<br />

geen huisarts te hebben gehad. Sommigen vinden moeilijker de weg naar de huisarts -<br />

er wordt vaak aangekaart door zorgverleners dat het net deze mensen zijn die zorg<br />

uitstellen of die de spoeddiensten van de ziekenhuizen frequenteren met nietspoedeisende<br />

zorgvragen.<br />

6.1.3 Gebruik huisartsenwachtposten<br />

De huisartsenwachtposten in <strong>Gent</strong> (Baudelokaai, Martelaarslaan en Kliniekstraat) staan in<br />

voor een toegankelijk zorgverlening naast de reguliere consultatie-uren en moeten<br />

vermijden dat de (duurdere) spoedafdeling van de ziekenhuizen wordt gebruikt. De<br />

huisartsenwachtposten registreerden in 2010 19.468 patiëntencontacten. Hiervan<br />

waren 68,7 % consultaties op de wachtpost zelf en 31,3% huisbezoeken. Jonge kinderen<br />

zijn de grootste groep patiënten voor de wachtposten. De meeste patiënten komen uit<br />

<strong>Gent</strong> zelf (44%). De overige komen vooral uit deelgemeentes <strong>Gent</strong>brugge (12%) en Sint-<br />

Amandsberg (8,5%).<br />

De <strong>Gent</strong>se huisartsenvereniging ervaart hierbij een stijging van het aantal oproepen of<br />

consultaties voor niet urgente zaken. Ook in de spoedgevallendiensten signaleert men<br />

dit (signaal vanuit <strong>Gent</strong>se Ziekenhuisoverleg). Tegelijk wordt de spoedgevallendienst nog<br />

vaak als eerstelijnsdienst gebruikt vooral bij niet-Belgen. Er is een gebrek aan kennis<br />

over het gezondheidszorgsysteem, waardoor men niet op de juiste plaats komt met een<br />

zorgvraag.<br />

91


6.1.4 Gebruik wijkgezondheidscentra<br />

Meer dan 25.000 inwoners of 10 % van de <strong>Gent</strong>enaren waren in 2010 ingeschreven<br />

in een wijkgezondheidscentrum. Op 1 januari <strong>2012</strong> waren dit er 26.940 of 10,9% van de<br />

officiële <strong>Gent</strong>se bevolking. Daarnaast waren er 1.528 niet-ingeschreven patiënten, het<br />

grootste deel hiervan zijn personen zonder ziekenfonds vb. mensen zonder papieren.<br />

De gemiddelde leeftijd van de ingeschreven patiënten is 31 jaar, hetgeen vrij jong is. Dit<br />

varieert wel per centrum. Als we dit afzetten tegenover de bevolkingsaantallen per<br />

leeftijdscategorie bij de <strong>Gent</strong>se populatie, zien we dat een relatief groot deel van de<br />

patiëntenpopulatie uit jonge gezinnen bestaat.<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Bron: Studiedienst VWGC (Vereniging van Wijkgezondheidscentra), 2011<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

92


Bron: Studiedienst VWGC (Vereniging van Wijkgezondheidscentra), 2011 en Bevolkingsregister <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong><br />

De meerderheid van de patiënten (66%), zowel de primair uitkeringsgerechtigden als de<br />

WIGW’s 115 hebben een gewone regeling bij het ziekenfonds. In verhouding met de <strong>Gent</strong>se<br />

bevolking hebben relatief meer personen een voorkeursregeling 116 (VKT = voorkeurtarief):<br />

34 % van de patiënten in de wijkgezondheidscentra tegenover 16,6 % in de gehele<br />

bevolking.<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Bron: Studiedienst VWGC, 2011<br />

<br />

6.1.5 Globaal medisch dossier<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Via een globaal medisch dossier bij een bepaalde huisarts verbindt een patiënt zich ertoe<br />

om eerst deze arts te consulteren en heeft men recht op een vermindering van 30 % bij<br />

het ziekenfonds op het remgeld. De medische gegevens zitten hierdoor gecentraliseerd,<br />

waardoor overbodige onderzoeken worden vermeden. Het GMD wordt automatisch<br />

toegekend indien men ingeschreven is bij een wijkgezondheidscentrum, terwijl de<br />

huisartsenpraktijken dit per patiënt moeten aanvragen. Dit maakt het administratief<br />

minder eenvoudig voor deze huisartsen om te zorgen dat de patiënt dit heeft en blijft<br />

hebben.<br />

In 2011 gaf 82 % van de bevraagde <strong>Gent</strong>enaren aan een GMD te hebben (Willems,<br />

Hardyns en Vyncke, 2011) 117 . 9 % heeft dit niet, en een even groot percentage weet niet<br />

wat dit is. Personen in een achtergestelde buurt hebben iets minder vaak een GMD (80,2<br />

% tov 83,4 %). Bovendien geeft een groter aandeel aan dat ze niet weten wat dit is<br />

(12,3% tov 6,8%). Volgens een schatting op basis van de ledengegevens van één van de<br />

ziekenfondsen had in 2010 echter nog niet de helft van alle <strong>Gent</strong>se leden een GMD.<br />

115<br />

PUG of primair uitkeringsgerechtigden: actieve werknemers, werknemers in primaire arbeidsongeschiktheid,<br />

werknemers in moederschapsrust, gecontroleerde werklozen, studenten hoger onderwijs en werknemers<br />

in de voortgezette verzekering ; en WIGW: weduwen/ weduwnaars, invaliden, gepensioneerden en wezen<br />

116<br />

Zij die mits vervulling van inkomensvoorwaarden, effectief genieten van een verhoogde tegemoetkoming<br />

inzake geneeskundige verzorging<br />

117<br />

Willems, S., Hardyns, W. & Vyncke, V. Onderzoek sociale samenhang, veiligheid en gezondheid in <strong>Gent</strong>se<br />

buurten: data pretest 2011. Ongepubliceerde data. Vakgroep Huisartsgeneeskunde en<br />

Eerstelijnsgezondheidszorg, U<strong>Gent</strong>.<br />

93


6.1.6 Apothekers<br />

De apotheker heeft een belangrijke rol in de eerstelijnsgezondheidszorg. Naast de<br />

medicatieverstrekking doet hij aan farmaceutische zorg: advies verstrekken betreffende<br />

het goed gebruik van de geneesmiddelen, opsporen van nevenwerkingen en interacties,<br />

opvolgen en stimuleren van de therapietrouw, financieel advies verstrekken over<br />

geneesmiddelen,.. Tevens stimuleert de apotheker preventie en verleent hij advies over<br />

vaak voorkomende gezondheidsproblemen.<br />

In <strong>Gent</strong> zijn er ruim voldoende apotheken verspreid over het grondgebied. Daar waar het<br />

KB van 25 september 1974 de norm vastlegt op één per 3.000 inwoners voor gemeenten<br />

met meer dan 30.000 inwoners, zijn er in <strong>Gent</strong> 170 of ongeveer één per 1450 inwoners.<br />

Naast de normale openingsuren (na 18 à 19 u en op zon- en feestdagen) wordt een<br />

geografisch gespreide wachtdienst georganiseerd.<br />

6.1.7 Tandartsen<br />

De tandarts speelt een essentiële rol in de gezondheidszorg (<strong>Gezondheid</strong>senquête 2008).<br />

Een slechte mondgezondheid heeft gevolgen voor de algemene gezondheid. De<br />

tandheelkundige verzorging neemt een eigen plaats in binnen de gezondheidszorg: het<br />

gaat om een technische zorg die niet kan worden vervangen door geneesmiddelen of<br />

zelfzorg. Over het aantal tandartsen in <strong>Gent</strong> zijn momenteel geen cijfers. Er wordt wel<br />

ervaren en gesignaleerd dat er een uitstroom is en tekort dreigt aan tandartsen,<br />

wachttijden voor een consultatie kunnen oplopen en dat steeds minder tandartsen<br />

geconventioneerd 118 werken.<br />

6.2 Andere zorg: preventief, tweede en derde lijn<br />

Naast eerstelijnszorg is er ook de ‘nulde’ lijn, informele zorg of ondersteuning die door<br />

familie of de omgeving kan worden voorzien. Er zijn preventieve zorgvoorzieningen (Kind<br />

en Gezin, de ziekenfondsen, de CLB’s, de Centra voor Borstkankeropsporing) die we<br />

eerder als gezondheidsbevorderende initiatieven zien dan als gezondheidszorg. Tegelijk<br />

werken veel diensten of voorzieningen zowel preventief als curatief.<br />

Als de eerstelijn niet voldoet, word je doorverwezen naar de meer specialistische<br />

tweedelijns gezondheidszorg die ambulant of residentieel wordt aangeboden in<br />

ziekenhuizen en revalidatiecentra. In de derdelijnsgezondheidszorg worden die mensen<br />

behandeld die in de eerste- en tweedelijn niet (meer) geholpen kunnen worden. Denk<br />

hierbij bijvoorbeeld aan woonhuizen voor geestelijk gehandicapten, waar de bewoners<br />

vaak hun hele leven verblijven, of de woon- en zorgcentra voor ouderen.<br />

6.2.1 Inschrijvingsgraad consultatiebureaus<br />

Kind en Gezin staat naast de organisatie van kinderopvang in voor de preventieve<br />

gezinsondersteuning, gericht op kinderen van 0 tot 3 jaar en hun ouders. De<br />

consultatiebureaus van Kind en Gezin volgen op systematische wijze de groei en<br />

ontwikkeling van Vlaamse kinderen op. Ze screenen baby’s onder meer op het vlak van<br />

gehoor, zicht en afwijkingen, er worden vaccinaties gegeven en als ouder kan je er terecht<br />

met je vragen rond positief omgaan met je kind.<br />

118 Geconventioneerde zorgverleners hebben het akkoord met de ziekenfondsen aanvaard en rekenen de<br />

officiële tarieven aan. Gedeeltelijk geconventioneerde artsen of tandartsen hebben het akkoord met de<br />

ziekenfondsen aanvaard, maar rekenen enkel op bepaalde plaatsen of tijdstippen het officiële tarief aan.<br />

Niet-geconventioneerde zorgverleners hebben het akkoord met de ziekenfondsen niet aanvaard en mogen<br />

het honorarium vrij bepalen<br />

94


De inschrijvingsgraad in consultatiebureaus van Kind en Gezin is in <strong>Gent</strong> met 94% zeer<br />

hoog. In Antwerpen is dit 92%, en in Vlaanderen 90,9% (Gemeentelijke Kindrapporten<br />

Kind en Gezin, 2009).<br />

Voor deze indicator valt direct op dat kinderen van ‘niet-Belgen’ meer ingeschreven zijn<br />

bij consultatiebureaus dan kinderen van Belgen. De inschrijvingsgraad is zelfs het hoogst<br />

onder kansarme niet-Belgen (98,1%). De groep van ‘niet-Belgen’ is niet goed<br />

vergelijkbaar met etnisch-culturele minderheden, maar deze preventieve structuur<br />

ondervindt duidelijk minder problemen om kwetsbare bevolkingsgroepen te bereiken. Dit<br />

performante resultaat is vooral te wijten aan het feit dat Kind en Gezin het initiatiefrecht<br />

heeft om kinderen en gezinnen te contacteren.<br />

6.2.2 Centra voor Geestelijke <strong>Gezondheid</strong>szorg<br />

Een Centrum voor Geestelijke <strong>Gezondheid</strong>szorg of CGG biedt ambulante begeleiding<br />

(tijdens consultaties, zonder opname of verblijf) voor mensen met een ernstig psychisch<br />

probleem of een probleem dat het risico in zich draagt om chronisch te worden.<br />

In 2010 waren 2311 <strong>Gent</strong>enaren in begeleiding bij een CGG (Bron: Vlaams Agentschap Zorg<br />

en <strong>Gezondheid</strong> 2010). Het aantal CGG patiënten ligt in <strong>Gent</strong> iets hoger dan gemiddeld in<br />

Vlaanderen (9,5 tov 8,6 per 1.000 inwoners). Vrouwen (10,1 per 1.000 inwoners)<br />

worden in <strong>Gent</strong> vaker begeleid dan mannen (8,8 per 1.000 inwoners), net als in<br />

Vlaanderen.<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

Bron: Vlaams Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong>, 2010, bevolkingscijfers Lokale Statistieken<br />

Opgesplitst naar leeftijd zijn er weinig grote verschillen. Er zijn in <strong>Gent</strong> iets minder<br />

minderjarige patiënten (20% tegenover 24% in Vlaanderen) en 60+ers (6% tegenover<br />

8%), maar meer 18-59-jarige cliënten (74% tegenover 67%).<br />

In <strong>Gent</strong> is een opvallend groot aandeel bedienden (39% tegenover 25% in Vlaanderen)<br />

bij de CGG patiënten en minder niet-actieven (23% tegenover 39% in Vlaanderen).<br />

<br />

<br />

<br />

<br />

95


39%<br />

Bron: Vlaams Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong><br />

Wachttijden en toegankelijkheid<br />

CGG-patiënten volgens beroepsstatus (2010)<br />

4% 5%<br />

De CGG’s werden opgericht vanwege de stijgende vraag naar geïntegreerde, maar nietresidentiële<br />

geestelijke zorg. Het aanbod van de CGG bleef echter achter bij de afbouw<br />

van de residentiële psychiatrische zorg. Daardoor is er een wachtlijstproblematiek<br />

ontstaan. Op Vlaams niveau moest in 2010 35% van de cliënten langer dan een maand<br />

wachten op een intakegesprek en 16% langer dan 2 maanden. In 2004 was dit nog 24%<br />

en 13%. De kinder- en jeugdzorg kampt met de langste wachttijden, gemiddeld 54 dagen.<br />

Voor volwassenen-, verslavings- en forensische zorg ligt dit rond de 30 dagen, voor<br />

ouderenzorg op 16.<br />

In <strong>Gent</strong> zijn er 2 CGG, CGG Eclips en het RCGG (Regionaal Centrum voor Geestelijke<br />

<strong>Gezondheid</strong>szorg Deinze <strong>Gent</strong> Eeklo). Bij CGG Eclips in <strong>Gent</strong> rapporteert men in 2009 119<br />

dat ongeveer 40% van de volwassenen (18-59 jaar) en ouderen (60+) op eigen initiatief<br />

instromen. Voor jongeren (tot 18 jaar) was dit maar 16%. Dit patroon komt in grote lijnen<br />

overeen met Vlaanderen, hoewel daar 24% van de jongeren op eigen initiatief instroomt.<br />

28,5% van de patiënten van CGG Eclips heeft een eigen beroepsinkomen en 33% leeft<br />

van een vorm van vervangingsinkomen. Dit is de belangrijkste indicatie over de<br />

toegankelijkheid voor kansengroepen. De cliënten betalen slechts een beperkte bijdrage<br />

dus de overheid verwacht dat de CGG's bijzondere aandacht hebben voor de sociaal en<br />

financieel zwakkeren.<br />

6.2.3 Aanbod residentiële ouderenzorg<br />

In <strong>Gent</strong> waren er in 2010 per 100 75-plussers 15,6 plaatsen in ROB, RVT en<br />

serviceflats. Het aanbod is vergelijkbaar met dat van Antwerpen (15,1) en het Vlaams<br />

Gewest (14,2) (<strong>Stad</strong>smonitor 2011).<br />

De spreidingsgraad van de residentiële ouderenzorg, het aanbod in de randgemeenten<br />

in verhouding tot het centrum, ligt voor <strong>Gent</strong> op een waarde van 0,88. Dit betekent dat<br />

het aanbod in de randgemeenten van <strong>Gent</strong> hoger is dan in het centrum, in tegenstelling<br />

tot bijvoorbeeld in Antwerpen (1,15) en Brugge (1,14) (<strong>Stad</strong>smonitor 2007).<br />

119 Bron: Jaarverslag CGG Eclips, beschikbaar op de website van CGG Eclips<br />

23%<br />

29%<br />

Niet-actief<br />

Arbeider<br />

Bediende<br />

Zelfstandigen<br />

Andere/onbekend<br />

96


Wat betreft de realisatiegraad van de vooropgestelde programmatiecijfers ouderenzorg<br />

(rusthuizen en serviceflats), gebaseerd op bevolkingsprojecties voor 2016, scoort <strong>Gent</strong><br />

met 79% in 2011 wel iets beter dan Antwerpen (78%) en Brugge (57%). Deze<br />

realisatiegraad is in <strong>Gent</strong> gedaald ten opzichte van 2010 (82,4%). Deze graden<br />

schommelen sinds 1997 tussen de 74% en 84%, en blijven binnen deze marge.<br />

Voor gezinszorg (als onderdeel van de thuiszorg) stijgt het aanbod in uren in <strong>Gent</strong> maar<br />

geleidelijk en blijft de <strong>Gent</strong>se realisatiegraad rond de 80% van de programmatie hangen<br />

(cijfers thuiszorg Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong> 2009 en 2010).<br />

Cijfers over de directe nood of vraag naar ouderenzorg of wachtlijsten hiervoor zijn<br />

op het niveau van <strong>Gent</strong> niet beschikbaar, hoewel vaak wordt gesignaleerd dat er soms<br />

lange wachtlijsten zijn voor opname in een residentiële zorginstelling. Het huidige aanbod<br />

zal vermoedelijk niet voldoen. Op federaal niveau wordt niet gestreefd naar een verdere<br />

uitbouw van de residentiële zorg. Voor het ouderenbeleid van de <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong> zijn de<br />

beschikbaarheid van zowel thuis- als residentiële zorg en de toegankelijkheid en<br />

betaalbaarheid van de zorg belangrijke thema’s.<br />

6.3 Gebruik van en drempels in de zorg<br />

6.3.1 Tussenkomst medische zorgen<br />

Er zijn in 2010 ruim 2.650 tussenkomsten geneeskundige zorgen toegekend door het<br />

OCMW van <strong>Gent</strong>. De grootste groep aan wie dit is toegekend komt uit de nieuwe EUlidstaten.<br />

Pas daarna komen de tussenkomsten aan Belgen. Ook niet-EU Europeanen,<br />

Aziaten en Afrikanen zijn grote groepen hierin. De tussenkomsten zijn vrij gelijkmatig<br />

over de verschillende leeftijdsklassen verdeeld.<br />

6.3.2 Medische kaart<br />

Het OCMW kent een medische kaart toe aan mensen zonder wettig verblijf voor een<br />

bepaalde duur en een bepaald type van verstrekkingen (preventief of curatief 120 ). De<br />

onkosten worden door het OCMW aan de zorgverstrekker betaald.<br />

Het aantal toegekende kaarten geeft eerder een beeld over het aantal mensen zonder<br />

papieren die in <strong>Gent</strong> verblijven, dan over het aantal personen dat gebruikt maakt van<br />

zorg, aangezien deze kaart kan worden aangevraagd of toegekend zonder dat er (al) een<br />

medische vraag is. De meeste personen met een medische kaart zijn afkomstig uit<br />

Bulgarije of de Slovaakse Republiek.<br />

120<br />

Doktersconsultatie,<br />

tandartszorgen,..<br />

medicatie, ziekenhuisopname, thuisverpleging, labo-onderzoeken, kinesitherapie,<br />

97


40,0%<br />

35,0%<br />

30,0%<br />

25,0%<br />

20,0%<br />

15,0%<br />

10,0%<br />

5,0%<br />

0,0%<br />

Bulgarije<br />

Slovaakse Republiek<br />

Bron: OCMW <strong>Gent</strong><br />

% medische kaarten volgens land van herkomst (10 meest<br />

voorkomende landen)<br />

Turkije<br />

Ghana<br />

Servië-Montenegro<br />

Marokko<br />

Het aantal personen die minimum 1 medische kaart hebben ontvangen is licht<br />

afgenomen sinds 2009, van 2.642 naar 2.588 in 2010. Het aantal nieuwe aanvragen in<br />

het jaar 2011 is vergelijkbaar met 2010, maar het aantal effectieve toekenningen van<br />

medische kaarten is opvallend gedaald 121 naar 2.187 in 2011. Dit is hoofdzakelijk het<br />

gevolg van het handhavingsbeleid van het OCMW waarbij personen zonder wettig verblijf<br />

aangezet worden om hun mogelijkheden op een legaal verblijfsstatuut en daarmee hun<br />

mogelijkheden om zelf te voorzien in hun levensonderhoud (waaronder de kosten van<br />

hun medische verzorging) uit te putten. Ook de nieuwe aanvragen lagen in het jaar 2010<br />

lager dan in 2009, evenals het aantal tijdelijke kaarten en het aantal verlengbare<br />

kaarten. Het OCMW vermoedt dat dit te maken heeft met een stabilisatie na de<br />

opstartfase (sept. 2007- 2009). In de opstartfase is de instroom van nieuwe aanvragen<br />

groter, aangezien er gestart wordt van de situatie waarbij niemand over een medische<br />

kaart beschikt.<br />

6.3.3 Gerechtigden zorgverzekering<br />

Albanië<br />

Gerechtigden op een tegemoetkoming van de zorgverzekering zijn zwaar<br />

zorgbehoevenden die in de thuissituatie verzorgd worden of bewoners van een rusthuis,<br />

een rust- en verzorgingstehuis of een psychiatrisch verzorgingstehuis. De Vlaamse<br />

zorgverzekering dekt gedeeltelijk de niet-medische kosten.<br />

In <strong>Gent</strong> zijn er 27,2 gerechtigden per 1.000 inwoners voor de zorgverzekering mantel-<br />

en thuiszorg (Lokale Statistieken, 2010). Dit aandeel is iets lager in Antwerpen (26,2),<br />

en hoger in Brugge (31,9).<br />

121 Bron: Update Indicatorenrapport Armoede <strong>2012</strong>, <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong><br />

Rusland<br />

Armenië<br />

Tunesië<br />

2010<br />

2011<br />

98


25,0<br />

20,0<br />

15,0<br />

10,0<br />

5,0<br />

0,0<br />

Gerechtigden op mantel- en thuiszorg en residentiële zorg per<br />

1000 inw oners, <strong>Gent</strong> (2010)<br />

man vrouw<br />

Bron: Vlaams Agentschap Zorg en <strong>Gezondheid</strong> en bevolkingscijfers Lokale Statistieken, bewerkingen IdeaConsult<br />

en <strong>Gezondheid</strong>sdienst<br />

Gerechtigden op de zorgverzekering zijn veel vaker vrouw dan man, in <strong>Gent</strong> gaat het om<br />

35,8 tegenover 18,4 per 1.000 inwoners. Dit kan te maken hebben aan de hogere<br />

proportie vrouwen in de hogere leeftijdsklassen in <strong>Gent</strong>. Mannen worden doen veel vaker<br />

beroep op mantel- en thuiszorg (12,1) dan op residentiële zorg (6,1), bij vrouwen ligt dit<br />

cijfer minder ver uiteen (19,4 tov 15,9). In 2010 waren 58,7% van de ten laste names<br />

voor mantel en thuiszorg, 41,3% voor residentiële zorg. Bij mannen gaat dit over een<br />

verhouding 66,4 % tegenover 33,58 %, bij vrouwen is dit iets minder uitgesproken.<br />

6.3.4 Voorkeursregeling zorgverzekering<br />

In <strong>Gent</strong> heeft 16,6% van de inwoners een voorkeursregeling in de<br />

ziekteverzekering (Lokale Statistieken, 2011). Het percentage vrouwelijke gerechtigden<br />

is consequent groter dan mannelijke (18,6% tegenover 14,6%). De jongste en hoogste<br />

leeftijdsklassen bevatten de meeste gerechtigden. Er zijn 3 categorieën op basis waarvan<br />

men recht heeft op een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering: indien men<br />

een bepaald sociaal voordeel bv. leefloon ontvangt, op basis van een specifieke<br />

hoedanigheid (wezen, gepensioneerden, invaliden, weduwen/weduwnaars, personen met<br />

erkende handicap die geen uitkering ontvangen, … onder een bepaald inkomens niveau),<br />

of op basis van een laag gezinsinkomen (OMNIO-statuut, sinds 2007).<br />

Het aandeel voorkeursregelingen is lager dan in Antwerpen (21,2%). Het percentage<br />

jongeren tot 19 jaar met een voorkeursregeling is in Antwerpen ongeveer 10% hoger,<br />

terwijl dit voor 50-59–jarigen ongeveer gelijk ligt en voor 60+ers hoger ligt in <strong>Gent</strong> dan in<br />

Antwerpen. Dit kan voor een deel verklaard worden door een verschil in leeftijdsstructuur:<br />

in Antwerpen zijn er relatief meer kinderen dan in <strong>Gent</strong>.<br />

6.3.5 OMNIO-statuut<br />

Mantel & thuiszorg<br />

Residentiële zorg<br />

In <strong>Gent</strong> heeft 2,2% van de bevolking een OMNIO-statuut (Lokale Statistieken, 2011).<br />

De leeftijdscategorie tot 20 jaar neemt een groot aandeel van de OMNIO-statuten in. In<br />

Antwerpen gaat dit om 6,8% en zijn er in verhouding veel meer OMNIO-statuten onder de<br />

voorkeursregelingen dan in <strong>Gent</strong>, vooral voor de jongeren (14% tegenover 4,5% van de<br />

min-20-jarigen). De lichtjes verschillende bevolkingsstructuur kan een rol spelen.<br />

Daarnaast heeft <strong>Gent</strong> een iets hoger gemiddeld inkomen per aangifte en een lager<br />

percentage aangiftes onder de 10.000 euro en zijn er in verhouding meer mensen die<br />

beroep doen op een leefloon en op basis daarvan een voorkeursregeling hebben.<br />

De verhouding tussen de categorieën blijkt in de centrumsteden en Vlaanderen eerder<br />

gelijkaardig. Het gemiddelde percentage OMNIO’s in de andere centrumsteden is 3,6%,<br />

het verschil is dus relatief klein (<strong>Stad</strong>smonitor 2011).<br />

99


6.3.6 Afstand huisarts en apotheker<br />

93% van de <strong>Gent</strong>se bevolking woont op redelijke afstand (minder dan 1 km) van een<br />

huisartsenpraktijk, 91% van een apotheker (<strong>Stad</strong>smonitor, 2007). Dit is net als in de<br />

andere centrumsteden in Vlaanderen zeer hoog. Dit zegt enkel iets over fysieke<br />

toegankelijkheid, niet over de effectieve beschikbaarheid zoals hierboven besproken.<br />

6.3.7 Tevredenheid aanbod huisartsen, apothekers en ouderenzorg<br />

De tevredenheid over het aanbod van huisartsen was in 2011 in <strong>Gent</strong> met 85,9% net als<br />

gemiddeld voor de centrumsteden (85,3%) relatief hoog (<strong>Stad</strong>smonitor 2011). Ook over<br />

het aantal apothekers is men tevreden (enkel in de editie 2008: 94,8 % tegenover 95%)<br />

(<strong>Stad</strong>smonitor 2008). Voor het aanbod aan ouderenzorg (alleen bevraagd onder 55+ers),<br />

ligt het percentage op 61,6 % (2011), maar niet veel lager dan het gemiddelde voor de<br />

centrumsteden namelijk 66,2%.<br />

6.3.8 Uitstel dokters- en tandartsbezoek<br />

Uitstellen van doktersbezoek specifiek om financiële redenen kwam volgens het<br />

<strong>Gent</strong>se Leefbaarheidsonderzoek in 2009 onder ongeveer 2% van de <strong>Gent</strong>enaren voor.<br />

De scores zijn hoger voor mensen met een lager inkomen en opleiding, ECM,en niet-<br />

Belgen en niet-werkenden, maar deze subgroepen zijn niet groot genoeg om over een<br />

statistisch verband te spreken. Er is wel een aantoonbaar verband tussen uitstelgedrag in<br />

het algemeen (25,3% van de bevolking, ook omwille van andere redenen zoals geen tijd)<br />

en het inkomen. Uitstelgedrag komt ook significant meer voor in Centrum Rand en<br />

significant minder in Zuidwest.<br />

100


Uit het KANS-onderzoek 122 blijkt dat van de bevraagde respondenten 32,1% (in <strong>Gent</strong><br />

43,6 %) het afgelopen jaar een bezoek aan de huisarts dat wel nodig was, uitstelde.<br />

Hiervan gaf 42,8% aan dat dit om financiële redenen was, dus 13,5% stelde om financiële<br />

redenen een huisartsenbezoek uit. Wat eveneens een rol speelt bij uitstelgedrag, is<br />

gebrek aan vertrouwen in de huisarts, een slechte gezondheidstoestand en eenzaamheid.<br />

Uitstel van tandartsbezoek omwille van financiële redenen kwam bij 2,55% van de<br />

respondenten voor. Hier zien we grotendeels dezelfde patronen als voor doktersbezoek. Er<br />

is opnieuw een verband tussen uitstelgedrag in het algemeen en het inkomen. Niet-Belgen<br />

en respondenten waarvan minstens een ouder niet-Belg is, stellen tandartsbezoek vaker<br />

uit. Net als voor het doktersbezoek komt uitstel significant meer voor in Centrum Rand<br />

(18%), en significant minder in Zuidwest (11%).<br />

Uit de nationale gezondheidsenquête bleek al dat personen uit de hoogste<br />

opleidingscategorie bijna twee keer zo vaak naar de tandarts gaan als de laagst<br />

geschoolden. De barrières die hierbij een rol spelen, zijn echter niet enkel financieel van<br />

aard. Maatregelen zoals gratis tandverzorging voor jongeren en een verlaging van het<br />

remgeld kunnen een antwoord bieden op financiële remmen, maar de socio-economische<br />

verschillen hebben ook te maken met cognitieve barrières.<br />

Daarnaast gaf in 2011 8% van de <strong>Gent</strong>enaren aan dat ze gezondheidszorgen (medische<br />

zorgen, geneesmiddelen, bril of contactlenzen) hebben uitgesteld wegens financiële<br />

belemmeringen (Willems, Hardyns en Vyncke, 2011).<br />

Gemiddeld spendeert een huishouden in België € 125 per maand of 7% van het<br />

beschikbaar inkomen voor gezondheidszorgen. Dit weegt zwaarder door (10%) bij de<br />

122 “Kwetsbaarheid aanpakken in de Samenleving”, Steunpunt Welzijn, volksgezondheid en Gezin. Enquête bij<br />

welzijnszorggebruikers (OCMW, CAW, ICAW) 2008-2009, met ook een <strong>Gent</strong>se steekproef.<br />

101


socio-economisch zwakkere huishoudens. 14% van de huishoudens in België geeft aan<br />

dat financiële belemmeringen er de oorzaak van zijn dat ze in de 12 maanden<br />

voorafgaand aan het interview medische zorgen, tandverzorging, (voorgeschreven)<br />

geneesmiddelen, een bril en/of mentale zorgen nodig hadden, maar deze niet konden<br />

betalen (Demarest e.a., 2010).<br />

6.3.9 Zorggebruik, uitstelgedrag en drempels in de geestelijke gezondheidszorg<br />

Informatie over het actuele zorggebruik, bijvoorbeeld het aantal CGG patiënten of<br />

opnames in de psychiatrie, zegt niet alles over de behoeften van de doelgroep: niet alle<br />

mensen met psychische problemen zoeken professionele hulp. Veel personen met een<br />

depressie zoeken geen professionele hulp of beëindigen voortijdig hun behandeling,<br />

onder andere door het stigma dat vaak nog rust op personen die lijden aan psychische<br />

aandoeningen en de geringe bespreekbaarheid van depressieve klachten. Daardoor is<br />

geestelijke gezondheidszorg minder doeltreffend (SVR, 2011 123 ).<br />

Van het deel dat wel hulp zoekt, komt er een gedeelte terecht bij de huisarts of andere<br />

eerstelijnsvoorzieningen. Vanuit de eerste lijn wordt er slechts een gedeelte<br />

doorverwezen naar de residentiële voorzieningen. Tussen 10 en 25% van de algemene<br />

bevolking voldoet aan de criteria van een psychische stoornis. De proportie die hulp<br />

zoekt is relatief laag: 6% voor diegenen zonder een 12 maanden-stoornis, 24% voor<br />

diegenen met één stoornis, 56% voor diegenen met twee of meer stoornissen.<br />

De meerderheid van de personen met een angst- en stemmingsstoornis zet uiteindelijk<br />

toch de stap naar professionele hulpverlening (84% en 94%). De mediane duur tussen<br />

de start van de stoornis en het moment waarop personen een eerste<br />

behandelingscontact maken, schommelt tussen 1 jaar (voor stemmingsstoornissen)<br />

en 18 jaren (voor alcoholgerelateerde stoornissen, 16 jaar bij angststoornissen). Dit<br />

uitstelgedrag kan worden gegroepeerd in vier soorten factoren: (1) cognitieve factoren<br />

(het zelf willen oplossen), (2) financiële factoren (angst voor kostprijs), (3) het stigma<br />

dat gebonden is aan het zoeken naar professionele hulpverlening en (4) factoren<br />

gerelateerd aan de gepercipieerde toegankelijkheid van diensten (Bonnewyn e.a.,<br />

2007 124 ).<br />

Een aanzienlijk gedeelte van personen die professionele hulp zochten (19%) kregen<br />

geen follow-up na het eerste contact. Het gebrek aan follow-up is het grootst bij<br />

personen met een angststoornis (25%) of stemmingsstoornis (11%) en is onbestaande<br />

(geen follow-up) bij personen met een alcoholgerelateerde stoornis.<br />

In Vlaanderen heeft medicatie in de praktijk de overhand. Uit de gezondheidsenquête<br />

van 2008 blijkt dat 80% van de personen die lijden aan een depressie beroep deed op<br />

medicatie, terwijl slechts 42% langs ging bij een psychotherapeut (Gislé e.a., 2010).<br />

Voor angstproblemen wordt meestal professionele hulp ingeroepen (88%) en<br />

geneesmiddelen gegeven (74%) en/of psychotherapeutische hulp (38%) geboden, wat<br />

dus vergelijkbaar is met de situatie bij personen met een depressie.<br />

De demografische en sociaal-culturele variabelen die bepalend zijn in het<br />

antidepressivagebruik zijn gelijkaardig als deze voor psychisch welbevinden (nl. vrouwen,<br />

lageropgeleiden en etnisch-culturele minderheden ondervinden meer onwelbevinden)<br />

(SVR, 2011 125 ). Een onderzoek van de Christelijke Mutualiteit heeft uitgewezen dat hun<br />

vrouwelijke leden beduidend meer antidepressiva slikken dan hun mannelijke leden 126 .<br />

123<br />

Rapport van de Studiedienst van de Vlaamse regering: De Sociale Staat van Vlaanderen 2011. <strong>Gezondheid</strong><br />

en Zorg in Vlaanderen, Europees gekaderd.<br />

124<br />

“Geestelijke gezondheid en preventie. Bouwstenen voor beleid en praktijk.”<br />

125<br />

Rapport van de Studiedienst van de Vlaamse regering: De Sociale Staat van Vlaanderen 2011. <strong>Gezondheid</strong><br />

en Zorg in Vlaanderen, Europees gekaderd.<br />

126 http://www.cm.be/nl/120/infoenactualiteit/enquetes_en_onderzoeken/antidepressiva/index.jsp<br />

102


Vrouwen kampen vaker met internaliserende psychische aandoeningen zoals depressie of<br />

angststoornissen, maar ook zetten vrouwen sneller de stap naar professionele<br />

hulpverlening (Gouwy e.a., 2008; Koopmans & Lamers, 2007; Biddle e.a., 2004), los van<br />

de zorgbehoeften (Green & Pope, 1999). Bovendien zijn artsen meer geneigd om<br />

antidepressiva aan vrouwen voor te schrijven (Cooperstock, 1987). Daarnaast blijkt uit<br />

de <strong>Gezondheid</strong>senquête dat ook lager opgeleiden vaker antidepressiva nemen (Gisle,<br />

2010). Niet-westerse allochtonen scoren volgens een Nederlandse studie hoger dan<br />

autochtonen op antidepressivagebruik, met uitzondering van de 65-plussers (Volkers<br />

e.a., 2005).<br />

103


GEZONDHEIDZORGSYSTEEM: CONCLUSIES en UITDAGINGEN<br />

Het aanbod aan huisartsen in Groot-<strong>Gent</strong> voldoet (enkel) in theorie aan de norm.<br />

Cijfers van het aantal voltijds equivalenten op wijkniveau brengen verschillen en<br />

ongelijkheden tussen wijken op vlak van aanbod en afstand in kaart. Een tiental<br />

wijken in <strong>Gent</strong> zit nu al onder de norm.<br />

In achtergestelde wijken heeft men minder vaak een vaste huisarts en minder (kennis<br />

van) een GMD.<br />

De realisatiegraad (t.a.v. de programmatienorm) voor residentiële ouderenzorg en<br />

gezinshulp blijft hangen op 80% en gaat de laatste jaren licht achteruit.<br />

Dit gaat samen met de tendens naar meer en zo lang mogelijke zorg thuis.<br />

Er is bij de <strong>Gent</strong>enaren een hoge tevredenheid over het aanbod van huis- en<br />

tandartsen, maar minder over het aanbod aan ouderenzorg bij de doelgroep. Gelet op<br />

de vergrijzing is de achterblijvende realisatiegraad van residentiële ouderenzorg een<br />

aandachtspunt, ook met oog op de lagere tevredenheid over het aanbod ervan. Dit<br />

vraagt aandacht voor de noden bij zowel de doelgroep als de relevante actoren en<br />

stelt uitdagingen voor de organisatie van de zorg.<br />

Bij socio-economisch zwakkere groepen is het uitstel van dokter- of tandartsbezoek,<br />

al dan niet om financiële reden, hoog. Kosten voor medische zorgen wegen zwaarder<br />

door in deze huishoudens. Ondanks verschillende voorkeursregelingen (vb. OMNIOstatuut)<br />

zijn er dus toch nog financiële barrières. Daarnaast speelt ook een gebrek<br />

aan de nodige informatie een rol. Bepaalde onderdelen van het<br />

gezondheidszorgsysteem, bijvoorbeeld de consultatiebureaus van Kind en Gezin, en<br />

tussenkomsten geneeskundige zorg, blijken wel laagdrempelig voor niet-Belgen en<br />

etnisch-culturele minderheden. Ook uit de cijfers van de wijkgezondheidscentra blijkt<br />

dat ze kwetsbare groepen relatief goed bereiken. Een specifieke gedifferentieerde<br />

benadering is nodig om de toegankelijkheid en gebruik van het (preventieve)<br />

zorgaanbod te bevorderen.<br />

Er zijn blijvende signalen over een oneigenlijk gebruik van de spoeddiensten, waar<br />

heel wat problemen terechtkomen die bij de huisarts of op de huisartsenwachtposten<br />

kunnen opgevangen worden; ook op de huisartsenwachtposten komen mensen met<br />

niet-dringende vragen.<br />

Alle CGG in Vlaanderen hebben te maken met een wachttijdenproblematiek. De<br />

<strong>Gent</strong>se Centra voor Geestelijke <strong>Gezondheid</strong>szorg hebben (slechts) een iets hoger<br />

aantal patiënten dan gemiddeld in Vlaanderen. Het hoge aandeel bedienden valt<br />

hierbij op, terwijl opnames in de psychiatrie relatief meer voorkomen bij lager<br />

opgeleiden. Opnames in de residentiële geestelijke gezondheidszorg komen wel<br />

opvallend vaak voor bij <strong>Gent</strong>enaren en er is een relatief groot aanbod aan<br />

psychiatrische bedden.<br />

Men signaleert nog steeds een oneigenlijk gebruik van de spoeddiensten, waar heel<br />

wat problemen terecht komen die bij de huisarts of op de huisartsenwachtposten<br />

kunnen opgevangen worden, maar ook op de huisartsenwachtposten komen mensen<br />

met niet dringende vragen.<br />

104


Mensen wachten soms te lang om hulp te zoeken, en gebruik van psychofarmaca is<br />

hoog. In de geestelijke gezondheidszorg is aandacht nodig voor de specifieke<br />

benadering en organisatie in functie van de toegankelijkheid en gebruik van het<br />

preventieve zorgaanbod. Beeldvorming en preventie bij de brede bevolking, en ook<br />

aandacht hiervoor bij eerstelijnswerkers is van belang.<br />

105


7 SAMENVATTING<br />

Algemeen gaat het goed met de gezondheid van de <strong>Gent</strong>enaren: bijna 2 op de 3<br />

wordt (bijna) nooit geconfronteerd met een persoonlijk gezondheidsprobleem<br />

zoals ziekte of handicap.<br />

Ouderen, lagere inkomensgroepen en werklozen ervaren vaker<br />

gezondheidsproblemen.<br />

We leven langer en in betere gezondheid, maar niet iedereen profiteert hier<br />

evenveel van: de levensverwachting, gezondheid, leefstijl en toegankelijkheid<br />

van de zorg verbeteren of verhogen naarmate iemand een hogere<br />

socio-economische status (opleidingsniveau en/of inkomen)heeft.<br />

In de meer achtergestelde wijken in <strong>Gent</strong> is er bovendien een accumulatie van<br />

(on)gezondheids-determinanten, waardoor de kans op een lang en gezond leven<br />

in die wijken lager is.<br />

De opmars van de beschavingsziektes (kanker, hart- en vaataandoeningen,<br />

obesitas) gerelateerd aan leefstijl is een algemene trend in Westerse landen en<br />

ook bij de jongere generatie vinden we alarmerende cijfers terug.<br />

Veel gezondheidswinst kan behaald worden door aanpassing van de eet- en<br />

bewegingsgewoonten door de <strong>Gent</strong>enaar: Er is te veel restgroep- (vet, suiker,…)<br />

en vleesconsumptie en we eten te weinig groenten en fruit. Bij een belangrijke<br />

groep van de volwassenen en nog grotere groep van de senioren wordt er te<br />

weinig bewogen. Ook het rookgedrag en alcoholconsumptie hebben een<br />

negatieve impact op gezondheid. In 2011 rookte ongeveer 16% van de<br />

<strong>Gent</strong>enaars dagelijks. Het aantal rokers in Vlaanderen gaat weliswaar in<br />

dalende lijn, maar vooral bij lagere socio-economische klassen zijn de cijfers nog<br />

hoog. Het alcoholprofiel in <strong>Gent</strong> laat zich samenvatten door een hogere<br />

alcoholconsumptie vooral in het weekend (overmatig en geconcentreerd<br />

alcoholgebruik), risicogebruik bij jongeren en risico op alcoholafhankelijkheid bij<br />

mannen – zowel jongere als oudere, werklozen en hogeropgeleiden – en<br />

vrouwen tussen de 50-65 jaar.<br />

Gezien het aantal suïcides en opnames in psychiatrische ziekenhuizen moeten<br />

we ons zorgen maken over de geestelijke gezondheid van de <strong>Gent</strong>enaars. Er is<br />

een tekort aan eerstelijns geestelijke gezondheidszorg om psychische<br />

problemen in een vroeger stadium te kunnen behandelen, zodat opnames of<br />

medicatievoorschrift minder snel nodig worden. Daarnaast is er veel<br />

uitstelgedrag en een stigma op geestelijke gezondheidszorg en -problemen. Hoe<br />

ouder, hoe hoger het diploma en inkomen van de <strong>Gent</strong>enaars hoe beter zijn<br />

psychisch welbevinden is.<br />

In <strong>Gent</strong> komt uitstel van zorg, specifiek huisartsenbezoek en tandartsbezoek,<br />

vooral bij de socio-economisch zwakkere groepen, nog veel voor. Niet enkel<br />

financiële, maar ook informatieve en culturele drempels spelen een rol. Het<br />

gebrek aan kennis over tandzorg, specifiek bij kwetsbare groepen in <strong>Gent</strong>, in<br />

combinatie met de toegankelijkheid ervan , is een actuele kwestie.<br />

Geografisch gezien is de huisarts voor de <strong>Gent</strong>enaar voldoende bereikbaar: 93%<br />

van de <strong>Gent</strong>se bevolking woont op minder dan 1 km van een huisartsenpraktijk.<br />

Maar qua effectieve beschikbaarheid van huisartsen volgens het aantal inwoners<br />

is er een nakend tekort, onder andere door de verwachte pensioneringsgolven.<br />

In bepaalde wijken is dat tekort er nu al.<br />

106


Besluit<br />

Deze analyse van de <strong>Gent</strong>se situatie laat ons toe samen met de <strong>Gent</strong>se<br />

gezondheidssector de belangrijkste uitdagingen te erkennen, de beleidsplanning<br />

te onderbouwen.<br />

De analyse werd besproken op de <strong>Gezondheid</strong>sraad en diende reeds als basis<br />

voor een visienota door deze raad. De omgevingsanalyse zal de basis vormen<br />

voor het opstellen van het nieuwe gezondheidsbeleidsplan en wordt ook<br />

opgenomen in de omgevingsanalyse van de stad <strong>Gent</strong> die als basis dient voor de<br />

volgende beleidsnota.<br />

107


8 BRONVERMELDING<br />

Bonnewyn A., Bruffaerts R. Demarest St., Demyttenaere K., Hosman C., Ruiter M., Van den<br />

Broucke St., Van Nuffel R., van Os J. (2008) Geestelijke gezondheid en preventie - bouwstenen<br />

voor beleid en praktijk<br />

Bral L., Jacques A., Schelfaut H., Stuyck K., en Vanderhasselt A. (2011) <strong>Stad</strong>smonitor 2011: Een<br />

monitor voor leefbare en duurzame Vlaamse steden, Vlaamse Overheid – Agentschap voor<br />

Binnenlands Bestuur.<br />

Bral L., Doyen G., Schelfaut H., Tubex S en Vanderhasselt A. (2008) <strong>Stad</strong>smonitor 2008: Een<br />

monitor voor leefbare en duurzame steden, Vlaamse Overheid - Agentschap voor Binnenlands<br />

Bestuur<br />

Demarest S., Drieskens S., Gisle L., Van der Heyden J, Tafforeau J. <strong>Gezondheid</strong>senquête België,<br />

2008. Rapport V – Sociaal-Economische Ongelijkheden in <strong>Gezondheid</strong> Operationele Directie<br />

Volksgezondheid en surveillance, 2010; Brussel Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid ISSN:<br />

2032-9172 - Depotnummer. D/2010/2505/48 – IPH/EPI REPORTS N° 2010/046<br />

Drieskens S, Van der Heyden J, Hesse E, Gisle L, Demarest S, Tafforeau J. <strong>Gezondheid</strong>senquête<br />

België, 2008. Rapport III – Medische consumptie. Operationele Directie Volksgezondheid en<br />

surveillance, 2010; Brussel Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid ISSN: 2032-9172 -<br />

Depotnummer. D/2010/2505/22 – IPH/EPI REPORTS N° 2010/019<br />

<strong>Gezondheid</strong>senquête België, 2008. Brussel: Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid.<br />

Gisle L, Hesse E, Drieskens S, Demarest S, Van der Heyden J, Tafforeau J. <strong>Gezondheid</strong>senquête<br />

België, 2008. Rapport II – Leefstijl en Preventie. Operationele Directie Volksgezondheid en<br />

surveillance, 2010; Brussel Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. ISSN: 2032-9172 -<br />

Depotnummer. D/2010/2505/16 – IPH/EPI REPORTS N° 2010/009<br />

Hooghe, M. & Vanhoutte, B. “An Ecological Study of Community Level Correlates of Suicide Mortality<br />

Rates in the Flemish Region of Belgium, 1996-2005” , Suicide & Life-Threatening Behavior, 41 (4)<br />

453-464.<br />

Hulstaert F, Arbyn M, Huybrechts M, Vinck I, Puddu M, Ramaekers D. (2006)<br />

Baarmoederhalskankerscreening en testen op Human Papillomavirus (HPV). Health Technology<br />

Assessment (HTA). Brussels: Federaal Kenniscentrum voor de gezondheidszorg (KCE) reports 38A<br />

Martens L., Vanobbergen J., Willems S., Aps J., De Maeseneer J. Determinants of early childhood<br />

caries in a group of inner-city children. Quintessence Int 2006;37:527-36<br />

Observatorium voor <strong>Gezondheid</strong> en Welzijn van Brussel-Hoofdstad, <strong>Gezondheid</strong>sindicatoren van het<br />

Brussels Gewest 2010, Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Brussel, 2010.<br />

Reynders A, Van Heeringen C, De Maeseneer, Van Audenhove C. Onderzoek naar verklarende<br />

factoren voor de verschillen in suïcidecijfers in Vlaanderen in vergelijking met Europese landen.<br />

Rapport /09. Leuven: Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, september 2009.<br />

www.steunpunt.be<br />

Reynders, A., Scheerder, G., Molenberghs, G. & Van Audenhove Ch. (2011) Suïcide in Vlaanderen<br />

en Nederland, Een verklaring vanuit sociaal cognitieve factoren en hulpzoekend gedrag. Online via<br />

http://www.kuleuven.be/lucas/pub/pubc.php<br />

108


RIZIV, Interuniversitaire cel Epidemiologie. Eindrapport project Dataregistratie- en<br />

evaluatiesysteem Mondgezondheid Belgische Bevolking 2008-2010, Juni 2011<br />

Rosiers, J., Hublet, A.,Van Damme, J., Maes, L. & Van Hal, G. (2011) In hogere sferen? Vol.2 Een<br />

onderzoek naar het middelengebruik bij Vlaamse studenten<br />

Signalenbundel 2011, Lokaal Sociaal Beleid <strong>Gent</strong>, <strong>2012</strong>. beschikbaar op<br />

www.wrg.be/signalenbundel2011.pdf<br />

<strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong> (2010). <strong>Gent</strong> in cijfers 2010: <strong>Gent</strong> gezien door de <strong>Gent</strong>enaren. <strong>Gent</strong> : <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong> –<br />

Departement Stafdiensten – ABIS- Data – Analyse & GIS.<br />

<strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong> (2010). Leefbaarheidsonderzoek bij de inwoners van de verschillende wijken van de<br />

<strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, aan de hand van een Leefbaarheidsmonitor, 3 de editie. <strong>Gent</strong> : <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>.<br />

Studiedienst van de Vlaamse Regering: Vlaamse Armoedemonitor 2011, Brussel. Depotnummer<br />

D/2011/3241/088<br />

Studiedienst van de Vlaamse Regering: SVR-Projecties van de bevolking en de huishoudens voor<br />

Vlaamse steden en gemeenten, 2009 – 2030. SVR-Studie 2011/2, Paul Willems en Edith<br />

Lodewijckx.<br />

Studiedienst van de Vlaamse Regering: De Sociale Staat van Vlaanderen 2011. Hoofdstuk<br />

<strong>Gezondheid</strong> en Zorg in Vlaanderen, Europees gekaderd. (Lynn Ryssaert, Dirk Avonts, Pauline<br />

Boeckxstaens, Piet Bracke, Thierry Christiaens, Leen De Coninck, Lea Maes, Koen Matthijs, Elise<br />

Pattyn, Jeroen Schoenmaeckers, Patricia Sunaert, Marleen Temmerman, Guido Van Hal, Evelyn<br />

Verlinde, Veerle Vyncke, Sara Willems & Jan De Maeseneer). Brussel, 2011.<br />

TAHIB-onderzoek (Tackling Health Inequalities in Belgium) Aanpak van ongelijkheid in gezondheid<br />

in België: Federaal Wetenschapsbeleid, 2010<br />

Universiteit <strong>Gent</strong> (2006 en 2010). Jongeren en <strong>Gezondheid</strong>: Health Behaviour in School-Aged<br />

Children (HBSC). Online geraadpleegd op:<br />

http://www.jongeren-en-gezondheid.ugent.be/rapport2006.html<br />

http://www.jongeren-en-gezondheid.ugent.be/rapport2010.html<br />

VAD, Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen vzw. Dossier Alcohol. 2009, Brussel.<br />

Wettelijk depotnummer: D/2009/6030/24<br />

Van der Heyden J., Gisle L., Demarest S., Drieskens S., Hesse E., Tafforeau J. <strong>Gezondheid</strong>senquête<br />

België, 2008. Rapport I - <strong>Gezondheid</strong>stoestand. Operationele Directie Volksgezondheid en<br />

surveillance, 2010; Brussel Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. ISSN : 2032-9172 -<br />

Depotnummer. D/2010/2505/06 – IPH/EPI REPORTS N° 2010/004<br />

Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Afdeling Epidemiologie (2006) De Belgische<br />

Voedselconsumptiepeiling 1 – 2004; Brussel, Depotnummer : D/2006/2505/17, IPH/EPI REPORTS<br />

N° 2006 – 016.<br />

109


110


9 BIJLAGEN<br />

Bijlage 1: <strong>Stad</strong>sdelen en wijken<br />

In 2006 werd de indeling gewijzigd (van 29) naar 25 wijken. In het leefbaarheidsrapport (<strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>, 2010)<br />

wordt nog gewerkt met de oude wijkindeling, omdat er nog geen cijfers voorhanden waren gebaseerd op de<br />

nieuwe wijkindeling.<br />

111


112


Bijlage 2: Indicatoren <strong>Gezondheid</strong>smonitor en <strong>Gent</strong>s cijfer<br />

Indicator Cijfer Jaartal Bron<br />

1 Gemiddelde levensduur man 78,4 2010 Bevolkingsregister<br />

Gemiddelde levensduur vrouw 84,8 Bevolkingsregister<br />

2 Sterfteratio per 100.000 inwoners 977,6 2004-2008<br />

3 Incidentie kanker mannen per 100.000 inwoners<br />

Incidentie kanker vrouwen per 100.000 inwoners<br />

600,8<br />

523,2<br />

Vlaams Agentschap Zorg en<br />

<strong>Gezondheid</strong><br />

2004-2008 Kankerregister België<br />

Kankerregister België<br />

4 Infectieziektes TBC per 100.000 inwoners 14,6 2010 Vlaams Agentschap Zorg en<br />

<strong>Gezondheid</strong><br />

Infectieziektes syfilis per 100.000 inwoners 6,9<br />

Infectieziektes gonorroe per 100.000 inwoners 25,1<br />

5 Hospitalisaties per 100.000 inwoners<br />

31906,5<br />

2007<br />

FOD Volksgezondheid<br />

(MKG)<br />

6 Hartaanvallen 256 2007 U<strong>Gent</strong> (RACA)<br />

7 Aandeel van de zwangerschappen < 37 weken 7,7% 2009 Kind en Gezin<br />

8<br />

Aandeel inwoners met een persoonlijk<br />

gezondheidsprobleem<br />

9 Suïcide per 100.000 inwoners<br />

14,7%<br />

18,0<br />

2009 Leefbaarheidsonderzoek<br />

2007<br />

Suïcide(pogingen) per 100.000 inwoners 238 2010 U<strong>Gent</strong><br />

10 Psychiatrische opnames per 100.000 inwoners<br />

11<br />

12<br />

Aandeel inwoners met een goede psychische<br />

gezonheid<br />

Aandeel mannen met overmatig alcoholgebruik<br />

(+21 eenheden per week)<br />

Aandeel vrouwen met overmatig alcoholgebruik<br />

(+14 eenheden per week)<br />

1733,6<br />

83,7%<br />

16,2%<br />

15,9%<br />

2008<br />

Vlaams Agentschap Zorg en<br />

<strong>Gezondheid</strong><br />

FOD Volksgezondheid<br />

(MPG)<br />

2009 Leefbaarheidsonderzoek<br />

2009 Leefbaarheidsonderzoek<br />

2009<br />

Aandeel inwoners dat dagelijks drinkt 9,0% 2009<br />

13 Dagelijkse rokers -<br />

14 Dagelijks groenteconsumptie (aandeel inwoners)<br />

77,3%<br />

2009 Leefbaarheidsonderzoek<br />

15 Dagelijks fruitconsumptie (aandeel inwoners) 61,4% 2009 Leefbaarheidsonderzoek<br />

16<br />

Waterconsumptie < 3 glazen per dag (aandeel<br />

inwoners)<br />

17 Aandeel moeders die borstvoeding geeft<br />

18<br />

Beweging: < 5 dagen/week matige inspanning<br />

(aandeel inwoners)<br />

28,0%<br />

61,6%<br />

54,3%<br />

2009 Leefbaarheidsonderzoek<br />

2009 Kind en Gezin<br />

2009 Leefbaarheidsonderzoek<br />

19 Aandeel tienermoeders 3,0% 2009 Kind en Gezin<br />

20 Aandeel inwoners op loopafstand huisarts 93,0% 2011 <strong>Stad</strong>smonitor<br />

Aandeel inwoners op loopafstand apotheek 91,0% 2011 <strong>Stad</strong>smonitor<br />

21 Raadplegingen huisartsenwachtpost 19468 2011 HVG<br />

113


22 Huisartsen in <strong>Gent</strong><br />

298<br />

2011 HVG<br />

Huisartsen in VTE 258 2011 HVG<br />

23 Ouderenzorgvoorzieningen per 100 75-plussers<br />

24<br />

25<br />

23<br />

24<br />

25<br />

Residentiële voorzieningen in <strong>Gent</strong> tov aanbod in<br />

stadsrand<br />

Geprogrammeerde plaatsen rusthuizen en<br />

serviceflats<br />

Gerealiseerde plaatsen rusthuizen en serviceflats<br />

Deelnamegraad borstkankerscreening (aandeel<br />

doelgroep)<br />

Inschrijvingsgraad consultatiebureas (aandeel<br />

geboortes)<br />

Tevredenheid aanbod huisartsen (aandeel<br />

inwoners)<br />

15,6<br />

0,88<br />

4338<br />

3420<br />

42,9 %<br />

94,0%<br />

84,3%<br />

2011 <strong>Stad</strong>smonitor<br />

2008 Lokale Statistieken<br />

2011 Lokale Statistieken<br />

2011 Lokale Statistieken<br />

2009<br />

Vlaams Agentschap Zorg en<br />

<strong>Gezondheid</strong><br />

2009 Kind en Gezin<br />

2008 <strong>Stad</strong>smonitor<br />

Tevredenheid aanbod apothekers 94,8% 2008 <strong>Stad</strong>smonitor<br />

Tevredenheid aanbod voor ouderen 54,5% 2008 <strong>Stad</strong>smonitor<br />

26 OCMW-tussenkomsten geneeskundige zorg 2651 2010 OCMW<br />

27 Medische kaarten 2588 2010 OCMW<br />

28 CGG cliënten per 1000 inwoners<br />

29<br />

Aandeel inwoners met voorkeursregeling<br />

ziekteverzekering<br />

9,49<br />

16,6%<br />

2010<br />

Vlaams Agenschap Zorg en<br />

<strong>Gezondheid</strong> (EPD)<br />

2011 Lokale statistieken<br />

30 Aandeel inwoners met OMNIO-statuut 2,2% 2011 Lokale Statistieken<br />

31<br />

32<br />

33<br />

Aandeel inwoners dat doktersbezoek uitstelt om<br />

financiële reden<br />

Aandeel inwoners dat tandartsbezoek uitstelt om<br />

financiële reden<br />

Gerechtigden zorgverzekering (mantel-, thuis- en<br />

residentiële zorg) per 100.000 inwoners<br />

1,93%<br />

2,55%<br />

2724,0<br />

2009 Leefbaarheidsonderzoek<br />

2009 Leefbaarheidsonderzoek<br />

2010 Lokale Statistieken<br />

34 Inschrijvingsgraad wijkgezondheidscentra 10,9 % 2011 VWGC<br />

35<br />

36<br />

37<br />

38<br />

39<br />

Aandeel inwoners op wandelafstand (< 400m) van<br />

openbaar groen<br />

Aandeel inwoners dat vindt dat de buurt (straten,<br />

voetpaden) over het algemeen net is<br />

Aantal dagen overschrijding maximale concentratie<br />

fijn stof<br />

78,4%<br />

53,6%<br />

41<br />

2011 <strong>Stad</strong>smonitor<br />

2011 <strong>Stad</strong>smonitor<br />

2010 VMM<br />

Jaargemiddelde fijn stof in microgram per m³ 33 2010 VMM<br />

Ongeschikt/onbewoonbaar verklaarde woningen per<br />

10.000 inwoners<br />

Aandeel inwoners met minstens wekelijks sociale<br />

contacten<br />

9,4<br />

85,9%<br />

2010 Vlaamse Overheid inventaris<br />

2009 Leefbaarheidsonderzoek<br />

40 Veralgemeend vertrouwen (score op 10) 5,3 2011 <strong>Stad</strong>smonitor<br />

114


Bijlage 3: <strong>Gezondheid</strong>smonitor en gezondheidsongelijkheid <strong>Gent</strong>: matrix met indicatoren<br />

en achtergrondkenmerken<br />

Componenten Indicatoren<br />

<strong>Gezondheid</strong>stoestand<br />

Leefstijl<br />

Fysieke omgeving<br />

Sociale context<br />

<strong>Gezondheid</strong>szorgsysteem<br />

Geslacht<br />

Leeftijd<br />

Socioeconomische<br />

positie<br />

Gemiddelde levensduur x<br />

Sterfteratio x x<br />

Doodsoorzaken x x<br />

Kankerincidentie x x<br />

Infectieziektes x x<br />

Hospitalisaties x x<br />

Hartaanvallen (RACA) x x<br />

Vroeggeboorte x x<br />

Subjectieve gezondheid x x x x<br />

Suïcide x<br />

Suïcidepogingen x x x<br />

Psychiatrische opnames x x x<br />

Psychisch welbevinden x x x x<br />

Overmatig alcoholgebruik<br />

Dagelijkse rokers<br />

x x x x<br />

Dagelijkse groenteconsumptie x x x x<br />

Dagelijkse fruitconsumptie x x x x<br />

Dagelijkse waterconsumptie x x<br />

Borstvoeding x x<br />

Lichaamsbeweging x x x x<br />

Tienermoeders<br />

Openbaar groen<br />

x x<br />

Indruk netheid x x<br />

Luchtverontreiniging (fijn stof)<br />

Binnenmilieu: ongeschikt en<br />

onbewoonbaar<br />

woningen<br />

verklaarde<br />

Sociale contacten - minstens<br />

x<br />

wekelijks (%)<br />

x x x<br />

Generalised trust x x<br />

Etnischculturele<br />

achtergrond<br />

Aandeel inwoners op<br />

loopafstand huisarts<br />

Aandeel inwoners op<br />

loopafstand apotheek<br />

Aantal consultaties<br />

huisartsenwachtpost<br />

via<br />

x x<br />

Aantal huisartsen <strong>Gent</strong> x x<br />

Aantal huisartsen in VTE x<br />

115<br />

Wijkniveau


Ouderenzorgvoorzieningen per<br />

100 75-plussers<br />

Residentiële voorzieningen in<br />

<strong>Gent</strong> tov aanbod in stadsrand<br />

Aantal geprogrammeerde<br />

plaatsen rusthuizen en<br />

serviceflats<br />

Aantal gerealiseerde plaatsen<br />

rusthuizen en serviceflats<br />

Borstkankerscreening x<br />

Inschrijvingsgraad<br />

consultatiebureas<br />

x x<br />

Tevredenheid aanbod<br />

huisartsen (%)<br />

x x<br />

Tevredenheid aanbod<br />

apothekers (%)<br />

Tevredenheid aanbod voor<br />

ouderen (%)<br />

Aantal tussenkomsten<br />

geneeskundige zorg<br />

x x<br />

x x<br />

x x x<br />

Aantal medische kaarten x x x<br />

Aandeel CGG cliënten x x x<br />

Percentage met<br />

voorkeursregeling<br />

ziekteverzekering<br />

Percentage met OMNIOstatuut<br />

Percentage dat doktersbezoek<br />

uitstelt om financiële reden<br />

Percentage dat tandartsbezoek<br />

uitstelt om financiële reden<br />

Gerechtigden zorgverzekering<br />

(mantel-, thuis- en residentiële<br />

zorg)<br />

Inschrijvingsgraad<br />

wijkgezondheidscentra<br />

x x<br />

x x<br />

x x x x<br />

x x x x<br />

x x<br />

x x x<br />

116


De omgevingsanalyse is een uitgave van de<br />

<strong>Gezondheid</strong>sdienst, Departement Milieu,<br />

Groen en <strong>Gezondheid</strong> <strong>Stad</strong> <strong>Gent</strong>,<br />

in samenwerking met de <strong>Gent</strong>se <strong>Gezondheid</strong>sraad<br />

en met ondersteuning van<br />

adviesbureau IdeaConsult en dr. Sara<br />

Willems, Universiteit <strong>Gent</strong> - Vakgroep<br />

Huisartsengeneeskunde en<br />

Eerstelijnsgezondheidszorg<br />

De <strong>Gezondheid</strong>sraad is samengesteld uit<br />

mensen van de gezondheidssector en<br />

welzijnssector en heeft als doel een<br />

gemeenschappelijk gezondheidsbeleid op<br />

te maken en uit te voeren in <strong>Gent</strong>.<br />

Volgende organisaties en diensten zijn<br />

vertegenwoordigd:<br />

OCMW <strong>Gent</strong><br />

Centra voor Leerlingenbegeleiding:<br />

Stedelijk CLB, Vrij CLB <strong>Gent</strong>, CLB GO! <strong>Gent</strong><br />

Ziekenfondsen: Liberale Mutualiteit,<br />

CM Midden-Vlaanderen, Solidariteit voor het<br />

Gezin, Bond Moyson, Landsbond van<br />

de onafhankelijke ziekenfondsen<br />

Universiteit <strong>Gent</strong>, Faculteit Geneeskunde<br />

en <strong>Gezondheid</strong>swetenschappen<br />

Artevelde Hogeschool en Hogeschool <strong>Gent</strong><br />

Verbond Vlaamse Tandartsen<br />

Sociale diensten van de ziekenhuizen<br />

AZ Sint-Lucas, AZ Jan Palfijn, UZ <strong>Gent</strong>, AZ<br />

Maria Middelares<br />

Psychiatrische centra, Initiatieven Beschut<br />

Wonen en Ambulante begeleiding<br />

Huisartsenvereniging <strong>Gent</strong><br />

COOP Vooruit Apothekers,<br />

KOVAG Apothekers<br />

Logo Gezond+<br />

Wijkgezondheidscentra<br />

Kring Zelfstandige Kinesitherapeuten<br />

Thuiszorg Wit-Gele Kruis<br />

Kind & Gezin<br />

Plazzo, Platform zelfzorgorganisaties<br />

Oost-Vlaanderen<br />

Meer weten:<br />

www.gentgezondestad.be<br />

www.gent.buurtmonitor.be


verantwoordelijke uitgever: Guy Reynebeau, Schepen van Welzijn en <strong>Gezondheid</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!