Schepen als schakels - Museum Volkenkunde
Schepen als schakels - Museum Volkenkunde
Schepen als schakels - Museum Volkenkunde
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Schepen</strong> <strong>als</strong> <strong>schakels</strong>:<br />
Handel en verandering in Indonesië<br />
De vaste tentoonstelling over Indonesië in het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
© Sudha Rajagopalan<br />
Inhoudsopgave<br />
Inleiding<br />
- Handelshavens<br />
- Tentoongestelde voorwerpen<br />
- Indeling van de opstelling<br />
I. Vorstendommen in de Indonesische geschiedenis<br />
- Vroege tekenen van cultureel contact<br />
- Cultuurinvloeden uit India<br />
- Hindoe-Boeddhistische vorstendommen<br />
- Islam<br />
- Hofculturen<br />
- Bali<br />
II. Boombastdoek en textiel: krachtige symbolen<br />
- Boombast<br />
- Textiel<br />
- De belangrijke textieltradities van ikat en batik<br />
- Scheepjesdoeken uit Lampung<br />
- Ceremoniële doeken uit Batak<br />
- Nusa Tenggara’s kenmerkende stijlen<br />
- Sumatraanse gouddraadweefsels<br />
- Gujarat patola<br />
III. Culturele verscheidenheid<br />
- Batak: de priester en zijn parafernalia<br />
- Nias: ter ere van de voorouders<br />
- Enggano: de verslagen vijand<br />
- Sulawesi: vakmanschap<br />
- Kalimantan: het afweren van kwade geesten<br />
- Nusa Tenggara: verzameltraditie<br />
- Maluku-Tenggara: man-vrouw symboliek<br />
Literatuur<br />
Colofon<br />
Tekst © Sudha Rajagopalan, 2002<br />
Supervisie Pieter ter Keurs<br />
NL-vertaling Muiderkring-Logos bv, Leiderdorp<br />
Redactie Paul L.F. van Dongen & Marlies Jansen<br />
Objectfotografie Ben Grishaaver / Mark Noozeman<br />
Foto's op locatie Reinout van den Bergh / Peter Hilz (in het museum);<br />
Mark De Fraeye (in Indonesië)<br />
<strong>Museum</strong> website www.rmv.nl<br />
De Conservator Pieter J. ter Keurs (e-mail: terkeurs@rmv.nl)
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
<strong>Schepen</strong> <strong>als</strong> <strong>schakels</strong>: Handel en verandering in Indonesië<br />
De permanente tentoonstelling over Indonesië in het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
Bij de permanente tentoonstelling over Indonesië ligt de nadruk op de handel en het contact met<br />
andere dan lokale culturen <strong>als</strong> oorzaak van cultuurveranderingen in dit eilandenrijk. Deze<br />
tentoonstelling probeert de plooibaarheid van deze culturen te tonen, welke tijdloos noch ahistorisch<br />
zijn. Noch op zichzelf staand.<br />
Inleiding<br />
Het verhaal van de maritieme geschiedenis van Indonesië gaat over volkeren die handel dreven<br />
met andere gemeenschappen binnen en buiten hun grenzen. Indonesië exporteerde producten <strong>als</strong><br />
Molukse specerijen en Sumatraans goud, maar ook katoen, ijzer en rotan naar het vasteland van<br />
Azië, Perzië en Europa. Wat de materiële culturen van Indonesië betreft, zijn de invloeden van<br />
Indiase religies, textieltradities en geschriften duidelijk waarneembaar. Het gebruik van Indiase,<br />
maar soms ook van Chinese en Perzische motieven in de kunst en de overname van Chinese<br />
keramiek- en lakwerktechnieken zijn hiervan getuige.<br />
Handelshavens<br />
Handelshavens, verspreid over de hele Indonesische archipel, zijn een dynamisch onderdeel<br />
geweest van haar maritieme geschiedenis. In de elfde eeuw exporteerden de vorstenhuizen van<br />
Borneo al dammar-hars, hoornvogel-ivoor en kamfer naar China, India en het Midden-Oosten. De<br />
Buginese vorstendommen in Zuid-Sulawesi dreven handel met Java, dat van de ijzervoorraden van<br />
eerstgenoemde afhankelijk was voor de productie van krissen. De Noord-Molukse havens zijn<br />
beroemd om hun eeuwenoude, legendarische kruidnagel- en nootmuskaathandel met andere<br />
Indonesische eilanden en verafgelegen hoeken van de wereld. Er bestond ook een bloeiende<br />
handel tussen Oost-Indonesië en Nieuw-Guinea zo<strong>als</strong> blijkt uit de textiel en geneeskundige<br />
tradities van deze culturen.<br />
Tentoongestelde voorwerpen<br />
De in het museum tentoongestelde kunstvoorwerpen zijn rijk aan symbolische betekenissen en<br />
bewijzen dat Indonesië al actief handel dreef lang voordat de Europeanen het land ontdekten en<br />
koloniseerden. De zee en andere waterwegen vormen belangrijke symbolen in hun kunst.<br />
Meerdere stukken vertonen invloeden van buitenlandse culturen, die of eigen werden gemaakt of<br />
een nieuwe symbolische betekenis en/of nieuwe vorm kregen.<br />
De indeling van de opstelling<br />
De openbare opstelling bestaat uit drie onderdelen.<br />
Zij opent met een expositie over vorstendommen in de geschiedenis van Indonesië en de materiële<br />
cultuur die uniek is voor de nalatenschappen van deze vorstendommen op Java en Bali.<br />
1
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
Het tweede deel betreft de rol van en de symboliek van en op boombastdoek en textiel bij<br />
Indonesische gemeenschappen.<br />
RMV 614-81 Hesje grotendeels van boombastdoek<br />
En het laatste gedeelte is een uitgebreide presentatie van de diverse materiële culturen op<br />
Sumatra, Nias, Enggano, Sulawesi, Kalimantan, de Kleine Soenda eilanden (Nusa Tenggara) en<br />
de Molukken waarin zowel de rijke symbolische uitingen van deze culturen <strong>als</strong> hun contact met<br />
andere culturen binnen en buiten Indonesië worden aangeroerd.<br />
2
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
I. Vorstendommen in de Indonesische geschiedenis<br />
Vroege tekenen van cultureel contact in de regio<br />
Culturele uitwisselingen in de regio gaan terug tot de prehistorie. Een Nederlandse dokter, Eugène<br />
Dubois 1 , ontdekte de overblijfselen van Homo erectus, een schedeldak en botten, die ongeveer<br />
800.000 jaar oud zijn. Latere ontdekkingen van gelijksoortige 500.000 jaar oude overblijfselen<br />
duiden op opmerkelijk vroege tekenen van leven in de archipel.<br />
Eugène Dubois Schedeldak van de Java Man<br />
Vroege tekenen van handel gaan terug tot 500 v.C. en een levende erfenis hiervan zijn de<br />
Dongson trommels. Zij worden de ‘Dongson’ trommels genoemd omdat hun motieven<br />
gelijkenissen vertonen met motieven op voorwerpen die in Dongson, een archeologische site in het<br />
huidige Vietnam, gevonden zijn. Er zijn in Indonesië veel van dergelijke voorbeelden gevonden en<br />
men vermoedt dat handelaren ze meebrachten van het vasteland.<br />
RMV 1403-2885 Bovenaanzicht van een deels vergane Dongson trommel.<br />
De Dongson trommels die men in de archipel heeft gevonden hadden vermoedelijk de functie van<br />
statussymbool. Het is onduidelijk of zij ook een muzikale functie vervulden. Het is wellicht<br />
interessant te weten dat stilistisch verwante, maar kleinere trommels later in Nusa Tenggara<br />
werden gemaakt voor gebruik bij huwelijksplechtigheden. Uit de botensymbolen op de zijkanten<br />
van de trommels blijkt het belang van water voor deze culturen. De Dongson cultuur bracht ook<br />
bronzen bijlen voort, waarvan voorbeelden over de gehele archipel zijn gevonden. Nogma<strong>als</strong>, de<br />
rol van handelaren was cruciaal in het verspreiden van deze voorwerpen of goederen over de<br />
eilanden. De zwakke constructie van de bladen van een aantal van deze bijlen duidt meer op een<br />
ceremoniële functie dan op een praktische in de Dongson cultuur.<br />
3
Cultuurinvloeden uit India<br />
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
In de zesde eeuw n.C. begonnen de invloeden van India zichtbaar te worden: de godsdiensten van<br />
het Hindoeïsme en Boeddhisme. Het waren over het algemeen de Indiase handelaren die de<br />
Indiase cultuur meebrachten. Daarnaast reisden ook Indonesische handelaren naar India.<br />
Universiteiten in India waren vermaard en reizigers uit Indonesië die door heel India reisden namen<br />
selectief ideeën over uit India’s uitgebreide culturele aanbod. Het gebruik van Sanskrit 2 en het<br />
Pallava schrift 3 uit Zuid-India, kunst, architectuur, beeldhouwkunst, mondelinge tradities en dans<br />
duiden allen op contact met India. Maar welke culturele elementen dan ook aan India ontleend<br />
werden, ze werden niet blindelings aan de Indonesische samenleving opgelegd. Zij werden<br />
aangepast, lokale eigenschappen en kenmerken werden toegevoegd en ze werden vervolgens<br />
eigen gemaakt. De periode van Indiase invloeden staat in Indonesië bekend <strong>als</strong> de klassieke<br />
periode of de Indo-Javaanse periode naar het belangrijkste eiland waar de Hindoe-Boeddhistische<br />
vorsten nog 1000 jaar de scepter zouden zwaaien.<br />
Hindoe-Boeddhistische vorstendommen<br />
De Hindoe-Boeddhistische vorstendommen op Java bloeiden tot in de zestiende eeuw en hun<br />
nalatenschappen strekken zich uit tot architectuur en andere aspecten van de materiële cultuur.<br />
Het oudste Boeddhistische vorstendom in Indonesië, Srivijaya, lag in Zuid-Sumatra. In de achtste<br />
eeuw verschoof het politieke centrum naar Midden-Java waar zich een Hindoe vorstendom<br />
vestigde, gevolgd door het Boeddhistische vorstendom van de Sailendra-dynastiën. Deze<br />
vorstendommen gaven opdracht tot de bouw van de Borobudur tempel met de afbeeldingen van<br />
het leven van Boeddha en de belangrijke episodes in deze reis.<br />
Magnifieke beelden van Boeddha, waaronder een hoofd van Boeddha van de Candi Plaosan 4 , zijn<br />
in dit eerste deel van de tentoonstelling te zien.<br />
RMV 1956-1<br />
De Sanjaya dynastie nam in de negende eeuw de macht over en is verantwoordelijk voor de bouw<br />
van het tempelcomplex bij Prambanan, niet ver van de Borobudur.<br />
Het volgende volk dat de heerschappij over Midden-Java overnam, waren de Mataram-heersers,<br />
maar zij zouden het niet lang volhouden. Het is mogelijk dat een vulkaanuitbarsting mensen heeft<br />
gedwongen om van Midden-Java naar Oost-Java te vluchten, wat daarna het politieke centrum van<br />
het Javaanse vorstendom werd. De stichting van de Singasari-staat in de dertiende eeuw en haar<br />
culturele uitingen zijn goed te zien in opstelling van de mooiste beeldhouwwerken uit deze periode.<br />
4
RMV 1403-1622<br />
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
Behalve de Batara Guru 5 , zijn de meeste Hindoe beelden van de Candi Singasari 6<br />
tentoongesteld.<br />
Het laatste grote Hindoe-Boeddhistische vorstendom, Majapahit, kreeg in de veertiende en<br />
vijftiende eeuw vorm. Het was het machtigste rijk in de geschiedenis van Indonesië aangezien het<br />
heerste over een groot deel van het huidige Indonesië. Onder het bewind van de Majapahits<br />
breidde de handel zich uit <strong>als</strong> nooit tevoren, en kuststeden konden bogen op uiteenlopende<br />
gemeenschappen. Chinese handelaren en ambachtslieden, Islamitische en Hindoe-<br />
gemeenschappen, allen profiteerden van de handel en economische groei. De materiële<br />
erfenissen van dit vorstendom getuigen van zowel Hindoe <strong>als</strong> Boeddhistische vormen van kunst en<br />
architectuur. Het Majapahit vorstendom begon af te brokkelen met de uitbreiding van Malakka <strong>als</strong><br />
handelscentrum. Islamitische en Chinese kooplui waren grote concurrenten. Het Hindoe-<br />
Boeddhisme overleefde alleen op Bali, waar het tot op heden bloeit.<br />
Islam<br />
Verschillende Islamitische rijken ontstonden in de kuststreken van Indonesië. Op den duur leidde<br />
dit op Java tot de opkomst van de Surakarta- en Yogyakarta- sultanaten. Hier kregen<br />
kunstvormen <strong>als</strong> de wayang en batik een prikkel. In dezelfde periode landden de eerste<br />
Europeanen op de eilanden.<br />
Hofculturen<br />
Men heeft de wayang en krissen altijd beschouwd <strong>als</strong> typische elementen van de Javaanse<br />
cultuur, maar zij komen ook in andere delen van Indonesië voor. In het verleden veronderstelde<br />
men dat deze culturele elementen puur een gevolg waren van het culturele contact met India. Om<br />
ze te kunnen begrijpen, zo dacht men, moest men een grondige studie maken van de Indiase<br />
materiële cultuur.<br />
W.H. Rassers 7 , voormalig directeur van het RMV, was de eerste die deze argumenten weerlegde<br />
met de theorie dat alles wat uit India overgenomen was, werd ingepast in traditionele Javaanse<br />
cultuurvormen. Dus, hoewel de wayang en krissen oorspronkelijk producten waren van cultureel<br />
contact, werden ze tot inheemse Javaanse culturele elementen omgevormd. De vraag waar het<br />
product oorspronkelijk vandaan kwam is van ondergeschikt belang. Dit is geheel in lijn met het<br />
concept van onze tentoonstelling om de nadruk te leggen op de aard van het culturele contact en<br />
de manier waarop gemeenschappen buitenlandse invloeden opnemen en inpassen in hun eigen<br />
cultuur.<br />
Wayang<br />
Er zijn verschillende soorten wayang, elk met een andere verha<strong>als</strong>tructuur en inhoud. De twee<br />
soorten hier getoonde poppen zijn de wayang kulit en de wayang golek. Bij wayang kulit worden<br />
platte leren poppen gebruikt en bij wayang golek driedimensionale figuren.<br />
5
RMV 264-76 en 264-248<br />
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
Het onderliggende principe van het wayangtoneel is de strijd tussen goed en kwaad, en iedere<br />
voorstelling begint en eindigt in een kosmisch evenwicht. Veel wayangvertellingen zijn gebaseerd<br />
op de Hindoe heldendichten Ramayana en Mahabharata 8 , een gevolg van de grotere impact van<br />
handel op de eilanden. De heldendichten werden echter niet opgelegd aan de Indonesische<br />
toeschouwers zo<strong>als</strong> ze waren, maar werden aangepast aan lokale toneelvormen en hun helden<br />
kregen kenmerken van lokale volkshelden.<br />
Ondanks de Indiase oorsprong van de verhalen, blijft het uiteindelijke samenspel van gamelan 9 ,<br />
dichtkunst, zang en het verhaal van de poppenspelers wezenlijk Javaans of Balinees. De<br />
sleutelfiguur in de wayangvoorstelling, de kayon, is ook op de tentoonstelling te zien. Hij<br />
vertegenwoordigt het kosmische evenwicht aan het begin van het verhaal en het ideaal waar de<br />
wayangvertelling aan het eind van de voorstelling naar moet terugkeren.<br />
Verder hebben wayangvertellingen ook veel dynamiek getoond, waarbij het eigentijdse<br />
wayangtoneel altijd politiek commentaar op actuele zaken heeft geleverd. Het heeft eigentijdse<br />
functies verworven en brengt hedendaagse boodschappen over. Zo was het bijvoorbeeld een<br />
effectief mobilisatiemiddel van de Indonesiërs in hun vrijheidsstrijd tussen 1945 en 1949, toen<br />
Nederlandse politici <strong>als</strong> wayangfiguren werden uitgebeeld. Herkenbaarheid is de sociale en<br />
politieke kracht van een mondelinge vertelling. Dus, <strong>als</strong> de boodschap nieuw is, is gebleken dat zij<br />
in een bepaalde vorm (de wayangomgeving) heel effectief overgebracht kan worden zodat het<br />
publiek de boodschap meteen herkent en begrijpt.<br />
Krissen<br />
De krissen in deze expositie zijn tentoongesteld vanwege hun hoge esthetische kwaliteit en<br />
symbolische rol in de Javaanse samenleving. Er zijn een aantal krissen die behoren tot de mooiste<br />
koninklijke stukken van Indonesië. Zij symboliseerden koninklijke macht en werden cadeau<br />
gegeven bij geschenkenuitwisselingen. Men gelooft dat de kris, een dolk met tweesnedig lemmet<br />
en een houten of ivoren greep, magische krachten bezit. Volgens zeggen kunnen deze<br />
legendarische krachten zowel het goede voortbrengen <strong>als</strong> ook het kwaad ontketenen. Hoewel hij<br />
oorspronkelijk van Java afkomstig is, komt de kris ook voor op een aantal andere eilanden met<br />
hofculturen, zo<strong>als</strong> op Bali en Sulawesi, maar niet in alle Indonesische culturen.<br />
De kris en de wayang worden vaak <strong>als</strong> één geheel en <strong>als</strong> typisch Javaans gezien.<br />
6
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
Als essentieel onderdeel van de pusaka of erfstukken van een familie vertegenwoordigt de kris<br />
een directe band met de voorouders. Men kent grote waarde aan een kris toe vanwege zijn<br />
vermogen ziektes buiten de deur te houden, de familie te vrijwaren van spanning en obstakels op<br />
het pad van de eigenaar te verwijderen. Daarnaast wordt hij beschouwd <strong>als</strong> een gevaarlijk wapen<br />
dat een eigen kracht heeft om aanstichters van het kwaad of indringers te identificeren en te<br />
vernietigen. In het hedendaagse Indonesië kwam het symbool van de kris goed van pas in de<br />
campagnes over de gevaren van AIDS.<br />
Krissen worden nu ook gemaakt <strong>als</strong> souvenir voor toeristen. Deze exemplaren laten in kwaliteit en<br />
vakmanschap nogal wat te wensen over, maar voor de toerist zijn zij nog steeds zeer geschikt om<br />
<strong>als</strong> een stukje ‘essentie van Indonesië’ mee naar huis te nemen!<br />
Schatten<br />
Onder de tentoongestelde vorstelijke schatten bevinden zich gouden sieraden uit Java.<br />
Het verhaal van de goudhandel koppelt de archipel aan het Indiase subcontinent, China, de<br />
Filippijnen en Vietnam. Javaanse diplomaten bezochten Chinese hoven en brachten giften mee<br />
van goud. Het goud dat Java naar China en India exporteerde was waarschijnlijk afkomstig uit<br />
Sumatra, dat befaamd was om haar goudmijnen. In vroeger tijden was goud een symbool van<br />
status en macht en het gebruik ervan was beperkt tot de adel. Tegenwoordig wordt het meer<br />
algemeen gebruikt.<br />
RMV 4905-129<br />
7
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
De broche uit Lombok vertelt in al haar glans een verhaal van een van de bloedigste<br />
veroveringsoorlogen die de Nederlanders op Lombok voerden. Niet alle culturele contacten waren<br />
plezierig en voor beide partijen nuttig of gewenst. De Nederlanders voerden een militaire<br />
campagne om deze staat te veroveren. De puputan, of zelfmoordaanval, van de zijde van de<br />
verzetsstrijders op Lombok resulteerde in een ware slachting onder het verzet. Toen het hof van<br />
Lombok werd overmeesterd, gingen de Nederlanders er vandoor met de prachtige vorstelijke<br />
schatten en verscheepten ze na verloop van tijd naar Nederland. De Nederlandse en Indonesische<br />
regeringen besloten na overleg over culturele overeenkomsten in 1977 dat Nederland een deel van<br />
de schatten uit Lombok aan Indonesië terug zou geven. De getoonde broche was één van de<br />
sieraden die Nederland mocht houden en is een bewijs van koloniale uitbreiding op zijn wreedst en<br />
gewelddadigst.<br />
Bali<br />
Het Hindoe-Boeddhisme, overgekomen uit Java, verwierf nieuw leven op Bali. Tot op de dag van<br />
vandaag trekken Hindoe-Boeddhistische kunst en architectuur drommen toeristen. De Hindoe drieeenheid<br />
van Shiva, Vishnu en Brahma wordt in de tempels van Bali vereerd en een aantal keren<br />
per dag brengen gelovigen offers om de goden gunstig te stemmen. De goden en mythologische<br />
helden van Hindoe-India zijn ook terug te vinden in de Balinese beeldhouwkunst. Demonen<br />
afkomstig uit de Hindoe mythologie zijn gebeeldhouwd in steen en dienen om het kwaad af te<br />
weren.<br />
In een poging de Balinese cultuur te ‘behouden’, schetsten de kolonisten Bali <strong>als</strong> een paradijselijk<br />
eiland af. De Nederlandse liberalen hadden namelijk diepe schuldgevoelens na de slachting onder<br />
de Balinezen bij de verovering van het eiland in 1906-'08. De enige manier om hun fouten goed te<br />
maken leek om hun uiterste best te doen hun waardering voor het eiland uit te spreken. Een<br />
steuntje in de rug daarbij waren de eerdere werken van ontdekkingsreizigers over het Balinese volk<br />
en samenleving. Een geromantiseerd beeld van Bali zou naar zij hoopten de overheersende<br />
herinneringen aan het bloedbad overschaduwen. De eerste decennia van de twintigste eeuw werd<br />
dit ideaalbeeld van Bali, op toeristisch gebied, lucratief uitgebuit door het Nederlandse koloniale<br />
bestuur en door Balinese kunstenaars. Dit geldt voor het toerisme op Bali nu nog steeds. Aan de<br />
houten beelden zijn de veranderingen in lokale esthetische tradities te zien – de impact van de<br />
toeristenmarkt.<br />
RMV 4580-2 en 5152-1<br />
Het eerste deel van de tentoonstelling, dat zich voornamelijk richt op de grotere vorstendommen<br />
van Indonesië en hun nalatenschappen, eindigt hier. Het volgende deel beslaat een uitgebreide<br />
expositie van textiel en boombastdoek uit verschillende delen van Indonesië.<br />
8
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
II. Boombastdoek en textiel: krachtige symbolen<br />
Boombastdoek<br />
Tegen het eind van de negentiende eeuw was de vervaardiging en het gebruik van boombastdoek<br />
op de verschillende eilanden min of meer in verval geraakt. Maar tijdens de Tweede Wereldoorlog<br />
was er een gebrek aan textiel en vielen mensen in Midden-Sulawesi weer terug op kleding<br />
gemaakt van boombastdoek. De vrouwen waren verantwoordelijk voor de productie van<br />
boombastdoek, d.w.z. voor het schillen, koken en kloppen van de boombast. Ook verfden en<br />
schilderden zij het aldus verkregen boombastdoek voordat er kleding van werd gemaakt.<br />
Er zijn verschillende stijlen kleding van boombastdoek te zien in Indonesië: vooral op Kalimantan,<br />
Sulawesi en Seram. Tentoongesteld in deze expositie is de siga, de hoofdtooi van een man, uit<br />
Sulawesi.<br />
RMV 1926-219<br />
Op Sulawesi verbond het zonnesymbool dat in motief werd afgebeeld op het versierde<br />
boombastdoek de drager (meestal een krijger) met de bovenwereld.<br />
RMV 3512-18<br />
Vrouwenjasjes, lemba, vertonen gelijksoortige versiering en motieven. De lendendoeken, lawani,<br />
van Seram vertoonden ook motieven die de status en het aanzien van de drager weerspiegelden<br />
en die nauw verbonden waren met zijn bezigheden <strong>als</strong> koppensneller. De versieringen lijken sterk<br />
op die van de siga.<br />
In Kalimantan werden op vesten soms aso-motieven afgebeeld, die een beschermende functie<br />
hadden. De aso is een hond-draak motief waaraan beschermende krachten worden toegekend en<br />
die in Dayak kunst en architectuur alomtegenwoordig is. Deze vesten werden gedragen tijdens<br />
koppensnellerstochten. Op Enggano nam het gebruik van boombastdoek vanaf het midden van de<br />
negentiende eeuw af. Het museum heeft drie jasjes van dit eiland in zijn collectie.<br />
9
Textiel<br />
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
In Indonesië vervult textiel niet alleen een functionele rol, maar ook een zeer symbolische. Textiel<br />
is een belangrijk onderdeel van erfenissen en vaak een ruilmiddel. Doeken werden door de familie<br />
van de bruid <strong>als</strong> bruidsschat geschonken aan de familie van de bruidegom. De associatie van<br />
doeken met de aarde en vruchtbaarheid maakt textiel onmisbaar in de uitzet van de vrouw. Textiel<br />
vormt ook een integraal onderdeel van alle andere levenscyclusrituelen. Als textiel lokaal wordt<br />
vervaardigd, beschouwt men het meestal <strong>als</strong> een vrouwelijk goed, maar <strong>als</strong> het van buiten het dorp<br />
komt, <strong>als</strong> een mannelijk goed. Van bepaalde textielen is de maritieme geschiedenis van het eiland,<br />
ofwel door de motieven of door de toegepaste weeftraditie, duidelijk af te lezen. Vaak zijn de<br />
motieven symbolisch voor de sociale positie van de drager of de centrale plaats van de voorouders<br />
in deze gemeenschappen. Tentoongesteld zijn oude gebatikte stoffen en een grote selectie ikatstoffen<br />
uit verschillende delen van Indonesië. De derde selectie textiel getuigt van invloeden van<br />
buiten de archipel.<br />
De belangrijkste textieltradities<br />
Er zijn twee belangrijke textieltradities in Indonesië – ikat en batik. Bij Ikat wordt de draad vóór het<br />
weven geknoopt en geverfd en hebben de geweven motieven geen duidelijke grenzen. Bij Batik<br />
wordt een stof met was behandeld, zodat de delen die met was zijn bedekt bij het verven<br />
ongekleurd blijven.<br />
RMV 16-277 en 300-367<br />
Op die manier kunnen verschillende kleuren op de stof worden aangebracht. Batik is de meest<br />
voorkomende techniek op Java, terwijl de ikattechniek op de andere eilanden overheerst. De<br />
batikstoffen uit de collectie zijn een perfect voorbeeld van het gebruik van textiel en van het<br />
uitbeelden van de status of sociale positie van de drager.<br />
Scheepjesdoeken uit Lampung<br />
De collectie bevat ook zogenoemde 'scheepjesdoeken' uit Lampung, die beroemd zijn om hun<br />
afbeeldingen van schepen.<br />
RMV 4268-5<br />
10
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
Deze symboliseren de overgang van een persoon van de ene levensfase naar de andere. De<br />
materiële cultuur van Lampung vertoonde vooral grote rijkdom in de periode waarin ze veel in<br />
peper handelden. Deze voorspoed werd weerspiegeld in de textieltradities en productie van<br />
palepai- en tampan-doeken. Deze doeken worden echter al honderd jaar niet meer geweven. De<br />
palepai- en tampam-doeken waren beide scheepjesdoeken uit Lampung waarvan de<br />
eerstgenoemde voor de aristocratie en de laatstgenoemde voor alle sociale klassen waren<br />
bestemd. Beide hadden hun ceremoniële gebruiken in levenscyclusrituelen, waar ze werden<br />
gebruikt <strong>als</strong> wandkleed en/of verpakking voor geschenken. Hoewel het schip het meest<br />
voorkomende motief is, kwamen er op de stoffen af en toe rijen mensen of goden voor. De tampandoeken<br />
vertoonden soms zeer complexe abstracte motieven. Deze scheepjesdoeken zijn<br />
indrukwekkende historische documenten die getuigen van de lucratieve peperhandel in de<br />
geschiedenis van het eiland.<br />
Ceremoniële stoffen uit Batak<br />
Er is een groot scala aan ceremoniële stoffen uit Batak. Ulos zijn geschenken die de familie van de<br />
bruidegom kreeg van de familie van de bruid, die konden bestaan uit textiel of een stuk land.<br />
Rituele doeken bij de Toba Batak zijn geclassificeerd volgens hun ceremoniële gebruiken. Een<br />
belangrijk soort rituele doek op de tentoonstelling is de ulos ragidup.<br />
RMV 370-2565<br />
Dit betekent ‘levenspatroon’ en de vader van de bruid schonk een dergelijke rituele stof aan de<br />
moeder van de bruidegom. Bekend <strong>als</strong> de raja (koning van de textiel), kon de stof alleen gedragen<br />
worden door mannen en vrouwen op leeftijd of met een hoge status. Verder kon deze stof ook <strong>als</strong><br />
rouwdoek geschonken worden aan een weduwe met een hoge status en een grootmoeder van<br />
vaders kant kon een ulos ragidup ook dragen om de geboorte van een kleindochter aan te<br />
kondigen.<br />
Nusa Tenggara’s kenmerkende stijlen<br />
Op Sumba weeft men alleen in het oosten en het westen van het eiland en beide hebben een<br />
duidelijk herkenbare stijl. Als onderdeel van hun ceremoniële kledij droegen mannen mantels van<br />
ikat-doek geverfd met indigo en morinda.<br />
11
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
RMV 370-3767<br />
Op Oost-Sumba versierde men de stof met afbeeldingen van dieren en dergelijke en op West-<br />
Sumba met geometrische motieven. De lau-hada waren rokken versierd met kraaltjes, schelpen<br />
en borduurwerk en vertegenwoordigden belangrijke geschenken bij huwelijken. De schelpen en<br />
kralen waren altijd geïmporteerd waardoor ze nog meer waarde kregen. Vandaar hun traditionele<br />
band met de adel. Als dergelijke rokken <strong>als</strong> huwelijkscadeau werden geschonken was het heel<br />
vanzelfsprekend dat er vruchtbaarheidssymbolen op waren afgebeeld.<br />
Roti ligt tussen Savu en Timor en is een van de Nusa Tenggara eilanden. De textielvoorbeelden<br />
van Roti werden rond 1820-1860 verzameld. Vandaag de dag heeft Roti zich overgegeven aan de<br />
vraag van de exportmarkt en de moderne doeken hebben eenvoudiger motieven en sterkere<br />
kleuren dan de hier getoonde voorbeelden.<br />
Sumatraans brokaatdoeken<br />
Ook tentoongesteld zijn de geweven zijden ikat-doeken met goudborduursel uit Palembang, eens<br />
het handelscentrum in het hart van het grote Srivijaya vorstendom van Sumatra. Met goud<br />
versierde kleding was in vroeger tijden voorbehouden aan leden van het vorstenhuis. Dit is niet<br />
langer zo, maar dergelijke kleding wordt nog steeds alleen gebruikt door de persoon met de<br />
hoofdrol in een ceremonie, waaruit valt op te maken dat deze kleding nog steeds <strong>als</strong> zeer<br />
waardevol wordt beschouwd.<br />
RMV 370-2871<br />
De motieven van Palembangstoffen zijn gevarieerd en geven de status en identiteit van de drager<br />
aan, <strong>als</strong>mede de gebeurtenis waarvoor een textiel is bedoeld. Goud wordt rijkelijk gebruikt op zijde<br />
en fluweel, <strong>als</strong> weefsel op zijde, <strong>als</strong> verf op batikstof en <strong>als</strong> versiering langs de randen.<br />
Gurajat patola<br />
Gujarat patola 10 -stoffen en -zijde worden al eeuwenlang door Indonesische handelaren<br />
geïmporteerd. In verscheidene Indonesische culturen verwierven geïmporteerde stoffen een<br />
speciale ceremoniële rol en/of werden ze geassocieerd met de adel.<br />
RMV 4032-10<br />
12
III. Culturele verscheidenheid<br />
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
Hoewel er grote verschillen bestaan tussen de verscheidene culturele gemeenschappen op de<br />
eilanden van de Indonesische archipel, is de structuur van deze gemeenschappen betrekkelijk<br />
uniform. De uiting van die structuur in materieel opzicht verschilt wel van groep tot groep.<br />
Vaak heeft een veel te grote bevolkingsgroep één naam gekregen, wat een homogeniteit<br />
suggereert die niet bestaat. De termen Batak, Dayak en Toraja worden bijvoorbeeld gegeven aan<br />
bevolkingsgroepen die respectievelijk op Sumatra, Kalimantan en Sulawesi wonen. In werkelijkheid<br />
echter, wordt elk van deze groepen gekenmerkt door een enorme verscheidenheid; elke ‘subgroep’<br />
heeft haar eigen materiële cultuur en symbolische vocabulaire.<br />
Batak: de priester en zijn persoonlijke bezittingen<br />
De Batak op Sumatra bestaan in feite uit zes verschillende groepen 11 . Een daarvan is de Toba<br />
Batak-gemeenschap. Bij Batak-ceremonieën en -rituelen, zo<strong>als</strong> begrafenisceremonies,<br />
oogstrituelen e.d., is de priester of datu de centrale figuur. Soms is het hoofd van de Batak<br />
gemeenschap zelf de datu; zo niet, dan vervult de nà hem belangrijkste figuur uit de gemeenschap<br />
deze functie. Zijn positie is erfelijk en <strong>als</strong> onderdeel van zijn priestertaak snijdt hij ook<br />
wichelgereedschappen en amuletten. De priester gebruikte deze objecten om de geesten van<br />
doden te bereiken, zieken te genezen, gunstige dagen vast te stellen om ten strijde te trekken of te<br />
reizen en voor ceremonieën.<br />
Tot deze rituele voorwerpen behoorde ook de Batak magische staf. Hiervan bezit het museum een<br />
aanzienlijke collectie. De staven symboliseerden eenheid met de voorouders en men was ervan<br />
overtuigd dat ze de kracht van de voorouders hadden. Er zijn twee soorten staven, de tunggal<br />
panaluan en de tunggal malehat. Een aantal van de mooiste staven uit de museumcollectie,<br />
verzameld tussen 1867 en 1963, is hier tentoongesteld.<br />
RMV 315-5 en 905-2<br />
De priester gebruikte ook pustaha, boeken gemaakt van schors van de alim-boom, waarin heilige<br />
kennis van de Toba Batak was opgetekend. De pustaha en de gegraveerde bamboehouders<br />
werden gebruikt om de toekomst te voorspellen en gunstige dagen voor religieuze ceremonieën en<br />
reizen te bepalen.<br />
In de moderne Batak-samenleving is het belang van de rol van een priester afgenomen, maar de<br />
rituele voorwerpen blijven kunstvoorwerken met een grote esthetische waarde.<br />
Omdat het smeden van een band met overleden voorouders een zeer belangrijk kenmerk is van<br />
deze cultuur, bestaan de begrafenisceremonies uit meerdere symbolische handelingen. Bij<br />
begrafenissen voert men een gemaskerde dans op om de geest van de overledene tevreden te<br />
13
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
stellen en om de overledene gerust te stellen dat de afstammelingen bij toekomstige ceremonieën<br />
ook de noodzakelijke offers aan hun voorouders zullen brengen.<br />
Nias: ter ere van de voorouders<br />
Uit hout gesneden voorouderfiguren (adu) zijn een integraal element uit de materiële cultuur van<br />
Nias en van veel andere Indonesische culturen. Zij hielden toezicht op de meeste levenscyclus- en<br />
oogstrituelen. Men geloofde dat deze adu de afstammelingen en hun families beschermden, welke<br />
laatsten op hun beurt deze voorouderlijke figuren van offers voorzagen om ze tevreden te stellen.<br />
RMV 718-41<br />
De adu boden bescherming tegen ziektes, kwade geesten of vijanden. Er zijn drie kenmerkende<br />
regionale stijlen in de kunst van Nias afkomstig uit Noord-, Centraal- en Zuid-Nias. In Noord-Nias<br />
werden de adu meestal afgebeeld in zithouding met de handen tot kom gevormd voor offers.<br />
Elders hadden adu soms helemaal geen armen of weer een gevorkte hoofdtooi.<br />
Als adu voorouders met enige sociale status en rijkdom vertegenwoordigden, waren accessoires<br />
zo<strong>als</strong> hoofdtooi, sieraden en andere materiële bezittingen zo<strong>als</strong> wapens, ook uitgesneden. Hun<br />
bezittingen waren een indicatie van de hoogte van de rang van de voorouder. Adu met een westers<br />
geweer in handen zijn een duidelijk voorbeeld van de toe-eigening van de invloeden van buitenaf in<br />
de lokale tradities.<br />
Enggano: de gedode vijand<br />
Voor de kust van West-Sumatra ligt het eilandje Enggano, waarvan de bevolking in de tweede helft<br />
van de eeuw bijna geheel was uitgestorven. Dit betekent dat men kan stellen dat alle hier<br />
tentoongestelde kunstvoorwerpen uit die regio een cultuur vertegenwoordigen die niet langer<br />
bestaat.<br />
In Enggano, verhoogde het doden van een vijand zowel het aanzien van de man <strong>als</strong> de vrouwelijke<br />
vruchtbaarheid. De materiële afbeelding van gedode vijanden was daarom cruciaal voor het welzijn<br />
en voorspoed van de samenleving.<br />
RMV 712-1<br />
14
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
Hoofdtooien met het figuur van een gedode vijand werden tijdens het oogstritueel door vrouwen<br />
gedragen. Met dit ritueel werd de overvloed gevierd – de overvloed van wat de natuur voortbracht,<br />
van vangsten uit de zee en de prooi van een jager. De hoofdtooien van de vrouwen met hun<br />
symbolische figuren van de vijand, gaf uitdrukking aan de succesvolle tochten van de mannelijke<br />
jagers. Het houten figuurtje werd vaak met bladtin, een geïmporteerd product en dus mannelijk,<br />
bedekt. Door de mannelijke wereld van de jacht en strijd (en metalen) aan de vrouw te koppelen,<br />
trachtte men met het ritueel het voortbestaan van de groep te garanderen. Rituele messen droegen<br />
ook het figuur van de gedode vijand en hebben tevens een beschermende functie.<br />
De Engganezen beeldden menselijke hoofden en vogelfiguren af op kano's. Een vogelfiguur op<br />
een helmstok beeldde waarschijnlijk de jacht op prooi, zowel dierlijke <strong>als</strong> menselijke, uit.<br />
De Engganezen kwamen in regulier contact met de wereld buiten hun eigen gemeenschap.<br />
Buginese handelaren, belangrijke spelers in de maritieme geschiedenis van de archipel, brachten<br />
kralen naar Enggano. Lokaal werden deze geïmporteerde kralen op hoge waarde geschat (even<strong>als</strong><br />
geïmporteerde textiel in andere delen van Indonesië) en werden zij tot fijn afgewerkte sierstukken<br />
verwerkt die alleen tijdens rituele ceremonies gedragen werden.<br />
RMV 40-36<br />
Het pandanus-blad werd gebruikt om daken mee te bedekken en mandwerk en dergelijke mee te<br />
weven. In de expositie zien we het blad gebruikt in de hoofdtooi van een man die in de rouw is om<br />
de dood van een nabij familielid.<br />
Sulawesi: vakmanschap<br />
Op Sulawesi bevinden zich vele verschillende groepen. De meeste hiervan leefden vroeger<br />
geïsoleerd van elkaar vanwege de ontoegankelijkheid van de hooglanden. De Buginezen vormen<br />
hierop echter een uitzondering. Zij speelden een hoofdrol in de handel tussen de verschillende<br />
eilanden en doen dat overigens nog steeds. Hun schepen zijn in de gehele archipel en ver<br />
daarbuiten te vinden.<br />
De Sa’dan Toraja leven in zuidelijk Sulawesi. Het traditionele Toraja-huis, de tongkonan, werd<br />
voornamelijk door leden van aristocratische families bewoond. Een tongkonan werd gebouwd door<br />
een stichter waarvan de stamboom tot de huidige bewoners doorloopt. De namen van tongkonans<br />
stellen het erfgoed voor, dat de eigenaren <strong>als</strong> het hunne claimde; het Toraja-huis werd aldus in<br />
nauw verband gebracht met de identiteit van de familie. De versiering op de voorgevel van het<br />
huis, zo<strong>als</strong> gebeeldhouwde houten ornamenten, gaven de status van de bewoners aan. Motieven<br />
symboliseerden de algehele voorspoed van de eigenaren. De rijstschuur van een huis was ook een<br />
statussymbool; hoe rijker de eigenaren van het perceel, hoe groter de rijstschuur.<br />
15
RMV 03-854<br />
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
De kandaure is een kegelvormig ornament met kralen, dat alleen bij de Toraja voorkomt. Het<br />
voorwerp bestaat uit kralen die aan een draad aan elkaar zijn geregen en over een parapluvorming<br />
bamboeframe zijn bevestigd. De Sa’dan Toraja gebruiken de kandaure bij hun<br />
levenscyclusrituelen. Zij zijn vastgebonden aan bamboestokken bij de doodskist en maken deel uit<br />
van de versieringen op de offerplaats tijdens de begrafenisceremonies. Zij worden van de ene<br />
ceremonieplaats naar de andere verplaatst in de periode waarin de begrafenisrituelen<br />
plaatsvinden. Mannen maken de ornamenten van kralen, terwijl het weven van textiel is<br />
voorbehouden aan de vrouwen.<br />
Het vorstendom van ‘Bone’ was eens gelegen in het zuidoosten van Sulawesi; het was een van de<br />
drie belangrijke Buginese vorstendommen. De Buginezen waren, en zijn, doorgewinterde reizigers<br />
die al honderden jaren door heel Indonesië handel drijven. Het gebied van Bone is bekend om zijn<br />
vlechtwerk gemaakt van Lontarpalmbladeren. Voedsel voor lange reizen wordt gedragen in<br />
manden die men boven op elkaar stapelt.<br />
Kalimantan: kwade geesten afweren<br />
Bij de Ngaju Dayak gelooft men dat de geesten van de boven-, onder- en middenwereld<br />
ambivalent zijn: zij zijn in staat tot goed en kwaad. De Sangiang zijn de geesten van het bos die<br />
altijd geneigd zijn om te handelen in het belang van het volk. Deze geesten worden ingeroepen om<br />
te helpen en advies te geven in tijden van tegenspoed voor de familie, bij lange reizen over land en<br />
bij de jacht. De Jata is de vrouwelijke god van de wateren wier aard veel ambivalenter is. Er wordt<br />
een beroep op haar gedaan bij gevaarlijke rivierreizen en om voor een rijke oogst te zorgen. Maar<br />
ze is net zo goed in staat, zo gelooft men, om het land te overstromen en de oogst en inwoners<br />
weg te vagen. Vele Dayak kunstvoorwerpen hebben een functie gekregen om kwade geesten op<br />
afstand te houden en de drager van deze kunstvoorwerpen of amuletten te beschermen.<br />
16
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
In hun legendarische mandenwerk en houtsnijwerk vindt men regelmatig afbeeldingen die deze<br />
beschermende functie in de zienswijze van de Dayak-wereld uitbeelden. De aso, of hond-draak<br />
motieven, zijn alomtegenwoordig in de Dayak-architectuur en -kunst en bieden bescherming in het<br />
dagelijks leven.<br />
Hampatong zijn houten beelden die, afhankelijk van hun functie, op verschillende plaatsen<br />
neergezet kunnen worden. Een aantal kleine hampatong worden gebruikt bij rivieroevers om te<br />
helpen bij de vangst. Meer dan twee meter hoge hampatong, staan buiten de ‘langwerpige huizen',<br />
het typische Kayon/Kenyah Dayak huis, en bij de ingang van een dorp; zij weren kwade geesten<br />
af.<br />
Het meest waardevolle van alle familiestukken is de draagmand, omdat zij de baby beschermt en<br />
aldus de instandhouding van de familie verzekert. Zij is versierd met kralenpatronen, die de baby<br />
moeten beschermen tegen het kwaad. Meestal voert de grootmoeder van de baby het zorgvuldige<br />
werk van de kralenpatronen uit. Bepaalde motieven op wiegen worden alleen gebruikt bij<br />
aristocratische families of mensen met een hoge sociale rang – zo<strong>als</strong> het motief van de tijger of het<br />
figuur van de mens. Er worden ook schelpen, belletjes en andere amuletten <strong>als</strong> versiering gebruikt.<br />
Men gelooft dat het geluid dat deze ornamenten maken <strong>als</strong> de wieg wordt voortbewogen de kwade<br />
geesten verjaagt.<br />
RMV 1308-155<br />
Maskers, ofwel hudo zo<strong>als</strong> de Kayan en Kenyah ze noemen, werden tijdens uitvoeringen bij<br />
oogstrituelen door dansers gedragen, om de goede geesten te vertegenwoordigen, waarschijnlijk<br />
voorouders. Met varkens- of vogelmaskers, moesten de dansers de bedreigende geesten van de<br />
goede oogst aantrekken en smeken dat zij hun oogst ongemoeid lieten. Hudo-maskers zijn in<br />
gebruik bij de Kayan, Kenyah, Bahau en Modang-gemeenschappen. De Ngaju Dayak maskers in<br />
Centraal-Kalimantan werden gedragen op de tiwah feesten: feesten geassocieerd met de tweede<br />
begrafenis, <strong>als</strong> de zielen der doden uiteindelijk de levende wereld ontstijgen.<br />
A.W. Nieuwenhuis 12 , die Centraal-Borneo verkende en verantwoordelijk is voor een aantal<br />
bekende etnografische collecties van Borneo in het museum, was onder de indruk van het<br />
vermogen van de Dayak om niet alleen rituele maar ook functionele voorwerpen met uitgebreide<br />
motieven te bewerken. Zelfs gebruiksvoorwerpen die werden gebruikt voor gewoon huishoudelijk<br />
werk werden voorzien van ingewikkeld snijwerk. Keukengerei is gemaakt van hardhout en versierd<br />
met het aso-motief of bloemenpatronen. Vlechtwerk bij de Dayak varieert van matten en manden<br />
tot zonnehoeden. Tentoongesteld is een zonnehoed gemaakt van bananenpalmbladeren en<br />
versierd met borduur- en applicatiewerk en kralen.<br />
17
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
De Dayak zijn ook befaamd om hun traditionele smeedwerk. Hun ceremoniële zwaarden, mandau,<br />
zijn rijk versierd met geitenhaar, apenhaar, kralen en tanden van wilde beesten. De gevesten<br />
gemaakt van hertenbeen hebben geen praktische functie, maar zijn bedoeld om geesten tevreden<br />
te stellen of bekoren. Schilden die vroeger ook in oorlogen zijn gebruikt, worden nu nog steeds bij<br />
ceremonies, oorlogsdansen en of andere feestelijke gebeurtenissen gebruikt. De motieven op een<br />
oorlogsschild waren bedoeld om de vijand af te schrikken. Ook hier zijn motieven weer uitgekozen<br />
vanwege het vermogen dat zij volgens de Dayak bezitten om kwade geesten te verdrijven.<br />
Nusa Tenggara: verzameltraditie<br />
De eerste voorwerpen uit Nusa Tenggara (Kleine Sunda eilanden) werden vroeg in de negentiende<br />
eeuw bijeengebracht door de Natuurkundige Commissie 13 , die een team naar de regio afzond om<br />
etnografische voorwerpen te verzamelen. Deel van de collectie werd verkocht aan Von Siebold, de<br />
stichter van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>. Verder verwierf het museum in 1864 van<br />
Salomon Muller een groot aantal voorwerpen die eveneens afkomstig waren van de reis van de<br />
Natuurkundige Commissie. B.A.G. Vroklage, later de eerste professor voor volkenkunde aan de<br />
universiteit van Nijmegen, verrichte in de jaren dertig van de twintigste eeuw veldwerk in Nusa<br />
Tenggara en is verantwoordelijk voor belangrijke bijdragen aan de museumcollectie uit deze regio.<br />
In de verzameling bevinden zich drakenbeelden, een huisdeur en vorstversieringen.<br />
RMV 2271-2<br />
Drakenbeelden van Alor vervulden een beschermende functie voor zowel individuen <strong>als</strong> de gehele<br />
gemeenschap. De drakenbeelden gemaakt voor persoonlijke bescherming waren nauw<br />
vereenzelvigd met de maker of eigenaar. Er een weggeven of verkopen zou ongeluk brengen, zo<br />
geloofde men. Drakenfiguren in het rituele huis kregen voedseloffers in de vorm van rijst en kip om<br />
zo de voortzetting van de familielijn - met andere woorden: de vruchtbaarheid - te verzekeren. In<br />
Alor vervult de drakenfiguur waarschijnlijk de functie van kwade geesten afweren net zo<strong>als</strong> de<br />
hond-draak of aso in Dayak-kunst.<br />
Het complementaire dualisme van mannelijk-vrouwelijk, rechts-links manifesteert zich in het<br />
dagelijks leven op de Kleine Sunda eilanden op een aantal manieren. Een daarvan is de<br />
architectuur van huizen. Mannelijke activiteiten en symbolen worden geassocieerd met de<br />
rechterkant van het binnengedeelte van het huis, met de zolder en het gebied om het huis.<br />
Vrouwelijke activiteiten en de aanwezigheid van de vrouw in het algemeen worden geassocieerd<br />
met het binnengedeelte van het huis in het algemeen en meer in het bijzonder met de linkerkant<br />
van het binnengedeelte. In de hooglanden van Timor vertoont de huisdeur, die toegang verleent<br />
vanaf de - mannelijke - buitenkant van het huis tot de - vrouwelijke - binnenkant, vrouwelijke<br />
symbolen.<br />
De Manggarai op Flores bouwden lange, ovale huizen voor meer dan één familie. Het Nederlandse<br />
koloniale bewind verbood uiteindelijk om redenen van hygiëne dergelijke constructies. Deze<br />
huizen werden in de jaren dertig van de vorige eeuw vervangen door kleinere constructies, waarin<br />
drie families leefden. De tentoongestelde nokversieringen zijn waarschijnlijk van zowel de eerdere<br />
<strong>als</strong> de meer moderne constructies. De versieringen gaven de status van de bewoners aan. De<br />
Manggarai wonen tegenwoordig in vierkante eengezinshuizen.<br />
18
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
G.A.J. van der Sande 14 verrichte in 1908 in Nusa Tenggara veldwerk en vond onder meer een<br />
Chinees porseleinen bord dat daar terecht was gekomen door de handel. Het porseleinen bord is<br />
een paar eeuwen oud en getuigt van een lange geschiedenis van handel tussen de Kleine Sunda<br />
eilanden en China.<br />
RMV 1671-38<br />
Het werd plaatselijk zeer hoog gewaardeerd, even<strong>als</strong> andere goederen die van buiten de eigen<br />
gemeenschap kwamen. Ook tentoongesteld zijn een aantal voorwerpen van een meer praktische<br />
of functionele aard, die Van der Sande in deze regio verzamelde.<br />
Maluku-Tenggara: uitgesproken man-vrouw symboliek<br />
Ook de bewoners van deze eilandengroep hebben eeuwenlang handel bedreven met andere<br />
Indonesische eilanden en daarbuiten. Aziaten en Europeanen kwamen voor de specerijen en de<br />
eilandbewoners importeerden onder andere stof en sieraden.<br />
De overduidelijke centrale rol van de waterwegen wordt weerspiegeld in de Zuidoost-Molukse<br />
kosmologie. De boot wordt gezien <strong>als</strong> het symbool van de dorpsgemeenschap. De romp, ribben en<br />
kiel symboliseren vruchtbaarheid, terwijl de versierde stevens het mannelijke aspect van status<br />
belichamen. De boot, met zijn mannelijke en vrouwelijke aspecten, symboliseert de vereniging van<br />
beide eenheden. De symbiose van mannelijke en vrouwelijke elementen bevestigt het lange leven<br />
van het volk.<br />
Net <strong>als</strong> in andere culturen van Indonesië staan voorouders in de Zuidoost-Molukse<br />
gemeenschappen centraal en zijn ze in het dagelijks leven geïntegreerd door middel van<br />
verschillende kunstvormen. Dit konden houten of stenen beelden zijn van voorouders die een<br />
etnische groep stichtten, maar ook van voorouders van elke familie. De figuren van voorouders die<br />
verantwoordelijk waren voor het stichten van stammen, waren meestal groter dan die van<br />
voorouders van latere generaties. Zij werden staand afgebeeld en soms met hun armen omhoog.<br />
In matrilineaire gemeenschappen werden de eerste vrouwelijke voorouders (op Leti en Lakor luli<br />
genaamd) in vele vormen afgebeeld. Het tentoongestelde beeld vertoont de vrouwelijke voorouder<br />
<strong>als</strong> deel van een boom. In de mythe van oorsprong is zij het eilandmeisje dat met de immigrant<br />
trouwt en de stam vereeuwigt. In het beeld is zij samengesmolten met de boom wat haar<br />
vruchtbaarheid symboliseert. Kleine voorouder figuren gingen met de eigenaar mee <strong>als</strong> hij op<br />
oorlogspad ging.<br />
19
RMV 2235-1a<br />
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
Elk familiehuis had een altaar: tavu 15 . In veel gevallen weerspiegelen de voorouderfiguren duidelijk<br />
de identiteit van de overledene. Op Leti geven de figuren ook de status van de overledene weer.<br />
Dit is te zien aan de accessoires en ornamenten waarmee de figuren waren uitgedost. In de<br />
periode van de overgang naar het Protestantisme, vertoonden de figuren soms de christelijke<br />
identiteit van de overledene. Dit was ook een statussymbool omdat christenen bijna net zo<br />
belangrijk werden geacht <strong>als</strong> de Nederlandse koloniale ambtenaren. Soms werden de voorouders<br />
afgebeeld met een westerse hoed of zittend op een stoel, d.w.z. met westerse manieren die de<br />
verhevenheid van de overledene aangaven. Dit is een prachtig voorbeeld van hoe een volk of<br />
gemeenschap zich buitenlandse invloeden toe-eigent en ze herkenbare en vertrouwde vormen<br />
geeft.<br />
RMV 1971-365<br />
Het aardewerk van de Kei-eilanden is een bekend onderdeel van de materiële cultuur van deze<br />
eilanden. Het wordt gemaakt door de Bandanezen, die oorspronkelijk uit de Midden-Molukken<br />
komen. Na een bloedbad, begin zeventiende eeuw uitgevoerd door de Nederlandse koloniaal Jan<br />
Pietersz. Coen 16 , vluchtten de Bandanezen naar de Kei-eilanden. Hier hebben zij het exclusieve<br />
recht om hun aardewerk te produceren waar zij zo beroemd om zijn. Potten worden voor rituele<br />
doeleinden zo<strong>als</strong> huwelijksceremoniën gebruikt, waar ze onderdeel van de bruidsschat zijn. Voor<br />
functionele doeleinden valt de plaatselijke bevolking terug op metalen kookgerei. Hier, even<strong>als</strong><br />
elders op de Zuidoost-Molukken, ziet men dat het vrouwelijke symbool van vruchtbaarheid vorm<br />
wordt gegeven. Het vervaardigen van aardewerk is vrouwenwerk, omdat het materiaal te maken<br />
heeft met de aarde en haar voortplantingsvermogen. Men zegt dat de pot van een vrouw haar<br />
20
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
levensadem bevat. Er is gesuggereerd dat potten zo’n centrale rol hebben verworven op de Kei- en<br />
Aru-eilanden omdat er geen textiel wordt geweven. Op andere eilanden is het juist textiel dat<br />
belangrijk is <strong>als</strong> drager voor symboliek van vrouwelijke vruchtbaarheid.<br />
21
Literatuur<br />
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
Susanne Greub (ed.),<br />
Expressions of Belief. Masterpieces of African, Oceanic, and Indonesian Art from the <strong>Museum</strong> voor<br />
<strong>Volkenkunde</strong>, Rotterdam, New York 1988.<br />
Nico de Jonge & Toos van Dijk,<br />
Vergeten Eilanden - Kunst en Cultuur van de Zuidoost-Molukken. Singapore 1995.<br />
Pieter ter Keurs & Michael Prager (eds),<br />
'W.H Rassers and the Batak Magic Staff', in Mededelingen van het Rijksmuseum voor<br />
<strong>Volkenkunde</strong> Leiden , Leiden 1998.<br />
Mark De Fraeye & Pieter ter Keurs,<br />
Indonesia. The Island State. Antwerpen 1999.<br />
22
1999<br />
Noten<br />
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
1 Eugene Dubois is geboren in Eijsden, Nederland in 1858. Als jongen was hij gefascineerd door biologie, een hobby die<br />
zijn vader, een apotheker, stimuleerde. Hij was een goede medicijnenstudent en studeerde in 1884 af <strong>als</strong> dokter. Twee jaar<br />
later werd hij aangesteld <strong>als</strong> hoogleraar anatomie bij de Universiteit van Amsterdam en trad hetzelfde jaar in het huwelijk.<br />
Het jaar erop zegde hij zijn baan op om naar Nederlands Oost-Indië, het huidige Indonesië, te gaan om op zoek te gaan<br />
naar fossielen van menselijke voorouders. In augustus 1892 vond hij een schedeldak van een mens dat nog intact was. Dit<br />
fossiele fragment werd bekend <strong>als</strong> de Java Man. In 1894 publiceerde Dubois een omschrijving van deze en andere<br />
fossielen. Hij noemde ze Pithecanthropus erectus, waarbij hij ze omschreef <strong>als</strong> aap noch mens, maar iets ertussen in.<br />
Dubois ging in 1928 officieel met pensioen, maar bleef wetenschappelijk actief tot aan zijn dood in 1940.<br />
(Bron: http://www.talkorigins.org/faqs/homs/edubois.html) Copyright © 1996-2001 by Jim Foley<br />
2 Sanskrit, ook wel gespeld Sanscrit (Sanskrit samskrta: “voorbereid, gecultiveerd, gezuiverd, verfijnd”), Oude Indo-Iraanse<br />
taal, de klassieke literaire taal van de Hindoes van India. Vedic Sanskrit, gebaseerd op een dialect in Noordwest-India,<br />
dateert uit 1800 v.C. en verschijnt in de tekst van de Rigveda; het werd omschreven en gestandaardiseerd in het belangrijke<br />
grammaticaboek van Panini, van ongeveer de 5e eeuw v.C. Literaire activiteit in het zogenaamde Klassieke Sanskrit, wat<br />
lijkt op, maar niet identiek is aan de taal zo<strong>als</strong> omschreven door Panini, bloeide van ongeveer 500 v.C. tot 1000 n.C. en<br />
zelfs tot in moderne tijden. Nu wordt er een vorm van Sanskrit gebruikt dat niet alleen een geleerd medium van<br />
communicatie tussen Hindoe geleerden is, maar ook <strong>als</strong> een taal waarin nieuwe boeken worden geschreven. De taal, die<br />
gebruik maakt van het Devanagari script beleeft in feite een soort opleving, hoewel het niet algemeen voorkomt, noch een<br />
gebruikelijke moedertaal is.<br />
De grammatica van Sanskrit lijkt op die van andere oudere Indo-Europese talen, zo<strong>als</strong> Latijn en Grieks; zij is zeer complex<br />
met vele verbuigingsvormen. Sanskrit heeft drie geslachten (mannelijk, vrouwelijk en onzijdig), drie vervoegingvormen<br />
(enkelvoud, tweevoud en meervoud), en acht naamvallen (nominatief, accusatief, instrumentalis, datief, ablatief, genitief,<br />
locatief en vocatief), hoewel alleen in de enkelvoud van de meest voorkomende verbuiging een zelfstandig naamwoord<br />
andere vormen toont voor elke naamval. Bijvoeglijke naamwoorden worden verbogen om met zelfstandige naamwoorden<br />
overeen te stemmen. Werkwoorden worden verbogen voor tijd, wijs, vorm, getal en persoon.<br />
(Source: Encyclopaedia Britannica)<br />
3 Pallava script verwijst naar het klassieke Tamil script in de ontwikkelingsfase tijdens de Pallava regeringsperiode (4e<br />
eeuw-negende eeuw n.C.) in Kanchipuram, Zuid-India.<br />
4 Candi Plaosan, een Boeddhistisch tempelcomplex niet ver van Prambanan. Candi betekent vereringplaats en wordt ook<br />
gebruikt om te verwijzen naar andere soorten oude Indonesische monumenten.<br />
(Bron: Glossarium van Indiase en Indonesische termen, in Jan Fontein’s ‘The Sculpture of Indonesia’)<br />
5 De Batara Guru is een afbeelding van Shiva.<br />
6 Candi Singasari is gebouwd ten tijde van het bewind van Singasari-koning Krtanagara rond het einde van de dertiende<br />
eeuw. Deze candi werd nooit afgebouwd. De beelden van Ganesha, Durga, Nandi (Shiva’s rijdier), Bairawa, Brahma en<br />
twee tempelwachters bevinden zich alle in het museum in Leiden.<br />
(Bron: Pieter ter Keurs en Mark De Fraeye’s Indonesië, het eilandenrijk)<br />
7 W.H. Rassers, 1877-1973.<br />
8 De Ramayana en Mahabarata zijn zeer oude Indiase vertellingen, die meer dan 2000 jaar mondeling zijn overgedragen.<br />
Zij dienden <strong>als</strong> een bron van inspiratie voor zowel de Indiase mythologie <strong>als</strong> voor lokale folkloristische tradities.<br />
9 De Gamelan is het inheemse orkest van Java en Bali, dat voornamelijk bestaat uit verschillende soorten gongen en stel<br />
gestemde instrumenten die met houten hamers worden bespeeld. Een onafgebroken melodie wordt gespeeld of door de<br />
bamboefluit (de suling) of door een gebogen snaarinstrument (rebab) of gezongen. Dit laatste vooral <strong>als</strong> de gamelan werd<br />
gebruikt om theatervoorstellingen, ofwel wayang, te begeleiden, wat vaak voorkwam. De stem is dan onderdeel van de<br />
orkestrale compositie. Deze twee instrumentengroepen worden gedomineerd door de drum (de kendang), die ze aan elkaar<br />
verbindt en de rol van leider op zich neemt. Geen twee gamelans zijn tonaal precies hetzelfde, omdat elk instrument alleen<br />
voor de gamelan waarvoor hij is bestemd op toon wordt gebracht, en niet voor een externe standaardtoon. (Bron:<br />
Encyclopaedia Britannica)<br />
10 Patola is een soort zijden sari (karakteristiek kledingstuk gedragen door Indiase vrouwen) uit Gujarati, de schering en het<br />
weefsel zijn met de tie and dye-techniek geverfd (zie bandhani werk) voor het weven volgens een vooraf bepaald patroon.<br />
Het maakte deel uit van de uitzet en werd geschonken door de oom van moeders zijde. Hoewel aanwezige patolas van<br />
Gujarat niet ouder zijn dan de laat-negentiende eeuw, gaat hun geschiedenis zeker terug tot de twaalfde eeuw, zo niet<br />
eerder. Patronen zo<strong>als</strong> een dansend meisje, olifant, papagaai, vijgenboomblad, bloementakje, waterkers, mandenwerk,<br />
gefigureerd linnen (in ruitjespatroon) met een dubbele contour en bloemen werden aangebracht op een diep rode<br />
ondergrond. Het buitengewoon arbeidsintensieve werk en de hoge productiekosten leidden tot een afname in vraag<br />
waardoor deze belangrijke vorm van kunstnijverheid in verval raakte. De patola –techniek kende men ook in Indonesië,<br />
waar men het ikat noemde. (Bron: Encyclopaedia Britannica)<br />
11 De zes Batak groepen zijn de Toba, Karo, Angkola, Mandailing, Simalungun en Pakpak .<br />
23
(Born: Indonesia in Focus )<br />
SCHEPEN ALS SCHAKELS: HANDEL EN VERANDERING IN INDONESIË © SUDHA RAJAGOPALAN<br />
DE PERMANENTE OPSTELLING OVER INDONESIË IN HET RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE<br />
Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />
12 A. W Nieuwenhuis, 1864-1953<br />
Zie ook Sudha Rajagopalans ‘Through the ethnographic looking-glass: A.W Niewenhuis in Borneo’.<br />
13 De Natuurkundige Commissie voor Nederlandsch-Indië werd in 1820 door koning Willem I in het leven geroepen. Haar<br />
specifieke doel was om informatie te verzamelen over alle aspecten van het leven in de koloniën om zodoende een<br />
efficiëntere exploitatie te bewerkstelligen.<br />
14 G.A.J. van der Sande was een arts-etnograaf, die bekend was om zijn deelname aan de Wichmann expeditie naar<br />
Nederlands-Nieuw-Guinea in 1903. Na zes maanden onderzoek had hij een gedetailleerd etnografisch werk over de regio<br />
gemaakt.<br />
15 In Tanimbar, hadden families voorouderaltaren of tavu. De betekenis van het woord tavu is te herleiden tot begrippen <strong>als</strong><br />
'begin' en 'oorsprong'. De benaming refereert aan de voorouders, <strong>als</strong> oorsprong van de familie. Het verwijst ook naar<br />
voorouderlijke tijden, waarin voorouders soms <strong>als</strong> dieren werden voorgesteld en waarin belangrijke familie-erfstukken<br />
werden bemachtigd. In de decoratie van de plankbeelden zijn deze zaken <strong>als</strong> siermotieven terug te vinden. In tegenstelling<br />
tot de kleinere beelden voor specifieke voorouders waren tavu-altaren een abstracte afbeelding van voorouderlijke afkomst.<br />
16 Jan Pieterszoon Coen werd op 8 januari 1587 in Hoorn geboren en overleed op 21 september 1629 in Batavia, het<br />
huidige Jakarta in Indonesië. Hij was de belangrijkste grondlegger van het Nederlandse commerciële rijk in Oost-Indië. Als<br />
de vierde gouverneur-generaal van het Nederlandse Oost-Indië vestigde hij een keten van versterkte posten in de<br />
Indonesische Archipel, waarbij hij de Portugezen verdrong en indringing van de Engelsen voorkwam. Zijn droom een<br />
immens maritiem rijk te stichten dat zich van India tot Japan uit zou strekken ging nooit in vervulling, maar het onder zijn<br />
energieke bestuur werd de Nederlandse heerschappij in Indonesië gevestigd, waar het vier eeuwen stand hield. (Bron:<br />
Encyclopaedia Britannica)<br />
24