Omstanders, slachtoffers, daders. Een verhaal van ... - Living
Omstanders, slachtoffers, daders. Een verhaal van ... - Living
Omstanders, slachtoffers, daders. Een verhaal van ... - Living
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN<br />
Faculteit Godgeleerdheid<br />
<strong>Omstanders</strong>, <strong>slachtoffers</strong>, <strong>daders</strong>.<br />
<strong>Een</strong> <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> indivuele keuzes en morele verantwoordelijkheid<br />
tijdens de jodenvervolging in de omgeving <strong>van</strong> Antwerpen.<br />
“We moeten gedrag beoordelen in de context<br />
<strong>van</strong> de tijd waarin het zich voordoet.”<br />
Laurence Rees<br />
“Dit <strong>verhaal</strong> kan ons veel leren over onszelf.”<br />
Laurence Rees<br />
PROF. DR. LIEVE GEVERS<br />
PROF. DR. JOHAN VERSTRAETEN<br />
“Wat deze overlevenden mij hebben geleerd<br />
(en als ik eerlijk ben, denk ik dat ik ook <strong>van</strong><br />
de <strong>daders</strong> heb geleerd), is dat het menselijk<br />
gedrag fragiel en onvoorspelbaar is, en dat het<br />
vaak afhankelijk is <strong>van</strong> de omstandigheden.<br />
Uiteraard kan elk individu in laatste instantie<br />
kiezen hoe hij zich gedraagt, het is alleen zo<br />
dat voor veel mensen de situatie een<br />
belangrijke determinant is.”<br />
Laurence Rees<br />
Dubbelpaper<br />
Kerk en Theologie in de Nieuwste Tijd<br />
Ethiek <strong>van</strong> vrede, oorlog en internationale betrekkingen<br />
Tweede Licentie Godsdienstwetenschappen<br />
2006<br />
Door<br />
Jan MAES
WOORD VOORAF<br />
Voor mijn Plechtige Communie kreeg ik in 1974 <strong>van</strong> onze overburen een deel <strong>van</strong> De Nieuwe<br />
Geïllustreerde Wereldgeschiedenis 1 cadeau. Het zevende deel <strong>van</strong> deze goede, uit het Engels<br />
vertaalde jeugdgeschiedenisencylopedie beschrijft het imperialisme en de Eerste Wereldoorlog.<br />
Paulus bekerings<strong>verhaal</strong> is klein bier tegenover wat er met mij gebeurde terwijl ik dit deel verslond.<br />
Kort daarop verjaarde ik, en vroeg ik aan mijn ouders deel acht 2 , dat de Tweede Wereldoorlog en<br />
zijn gevolgen behandelde. Kort daarop stapte ik voor het eerst alleen een boekenwinkel binnen en<br />
kocht <strong>van</strong> mijn spaarcentjes zelf mijn eerste boek: D-Day <strong>van</strong> Warren Tute 3 . In de zomermaanden<br />
<strong>van</strong> 1974 is het zaad <strong>van</strong> de passie voor geschiedenis gezaaid. In het eerste middelbaar was ik er al<br />
<strong>van</strong> overtuigd dat ik later voor de klas zou staan als geschiedenisleraar. Nadat een eigenzinnig PMS<br />
en enkele dito leerkrachten mij als naïeve achttienjarige aan<strong>van</strong>kelijk nog konden bewegen om iets<br />
anders te gaan studeren - omdat je met geschiedenis toch geen werk zou vinden -, volgde ik na een<br />
overigens niet erg geslaagd omwegje <strong>van</strong> een jaar biologie aan het L.U.C. in Diepenbeek,<br />
uiteindelijk toch mijn hart en ging ik geschiedenis studeren aan de Ufsia in Antwerpen. Voor mijn<br />
licenties geschiedenis ging ik naar de K.U.Leuven. Ik koos ervoor om nog een enige kandidatuur<br />
godsdienstwetenschappen te volgen, wat er voor zorgde dat ik nadien wel voor de klas kwam te<br />
staan, maar dan als godsdienstleraar, en niet als geschiedenisleraar.<br />
In september 2004 besloot ik dat de tijd gekomen was om ook mijn licenties<br />
godsdienstwetenschappen af te maken. Als keuzevak koos ik het vak Christendom en Jodendom <strong>van</strong><br />
professor Didier Pollefeyt. Van hem mocht ik een paper maken over de holocaust. Hij stelde voor<br />
om een “In de kijker” te maken voor de Thomaswebsite met materiaal voor godsdienstleerkrachten<br />
om de shoa of de holocaust in hun klassen ter sprake te brengen. Dat moest hij mij geen twee keer<br />
vragen, want de thematiek <strong>van</strong> de holocaust is bijzonder rijk aan hermeneutische knooppunten 4 .<br />
Omdat de ervaring leert dat nogal wat leerlingen in de derde graad <strong>van</strong> het middelbaar<br />
onderwijs 5 reeds lijden aan wat ik “holocaustfatigue” zou willen noemen, wilde ik gebruik maken<br />
<strong>van</strong> nog ongekend materiaal <strong>van</strong> en over concrete personen uit het Antwerpse. De meeste leerlingen<br />
weten immers behoorlijk veel over de vernietigingskampen, maar weten vaak bijzonder weinig over<br />
wat er zich in hun eigen stad of gemeente afspeelde en dat hun eigen (over)grootouders hier<strong>van</strong><br />
soms getuige of hierbij soms betrokken waren. Achteraf zou blijken dat dit de juiste keuze was. De<br />
vijfdejaarsleerlingen die met deze paper, Daders <strong>slachtoffers</strong> omstanders 6 , in de herfst <strong>van</strong> 2005<br />
hebben gewerkt, hebben in hun evaluatie ook duidelijk te kennen gegeven dat de narratieve<br />
invalshoek er<strong>van</strong> en het werken met foto’s en kopies <strong>van</strong> authentieke documenten hen nooit heeft<br />
verveeld, hen integendeel erg heeft aangesproken én, met name het <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> Sylvie Reichman,<br />
hen bijzonder heeft ontroerd 7 .<br />
1 O. JR. DE KAY, Imperialisme en de Eerste Wereldoorlog. Nieuwe Geïllustreerde Wereldgeschiedenis, deel 7,<br />
Antwerpen-Amsterdam, Zuid-Nederlandsche Uitgeverij, 1966.<br />
2 E. RITCHIE, De Tweede Wereldoorlog en zijn gevolgen, Nieuwe Geïllustreerde Wereldgeschiedenis, deel 8,<br />
Antwerpen-Amsterdam, Zuid-Nederlandsche Uitgeverij, 1966.<br />
3 W. TUTE, J. COSTELLO EN T. HUGHES, D-Day. Normandië 6 juni 1944. Documentaire over de grootste<br />
militaire operatie in de geschiedenis. Vertaald door I. DEVRIES-WILLIAMS, Bussum, Van Holkema &<br />
Warendorf, 1974.<br />
4 “Hermeneutische knooppunten zijn die aspecten in een door discussie en gezamenlijke reflectie ontstaan<br />
groepsdiscours omtrent een bepaald onderwerp (binnen een terrein)... Zij kunnen… het motief worden <strong>van</strong> een<br />
individueel en/of collectief leerproces in de communicatie omtrent inhouden, houdingen, handelingen met<br />
betrekking tot godsdiensten, levensbeschouwingen, waarden, levensstijlen. Hermeneutische knooppunten zijn<br />
dus spanningen, conflicterende interpretaties die terugverwijzen naar uiteenlopende levensbeschouwelijke<br />
vooronderstellingen.” Draaiboek In de Kijker 2005-2006,<br />
http://alo.theo.kuleuven.ac.be/Draaiboek_indekijker.doc.<br />
5 Heel wat <strong>van</strong> mijn collegaleerkrachten geven in hun lessen heel wat aandacht aan de holocaustliteratuur. Zo<br />
worden in het derde jaar worden in onze school, OLVE (Onze-Lieve-Vrouw <strong>van</strong> Lourdescollege Edegem), de<br />
leerlingen intensief voorbereid op een bezoek aan het concentratiekamp <strong>van</strong> Breendonk.<br />
6 J. MAES, Daders <strong>slachtoffers</strong> omstanders. De vervolging <strong>van</strong> de Antwerpse joden: kiezen of niet kiezen, dat<br />
was de vraag (onuitgegeven paper Christendom en Jodendom), KULeuven, 2005, http://www.deliving.be/vervolging/Daders%20<strong>slachtoffers</strong>%20omstanders.doc.<br />
7 Elk trimester krijgen de leerlingen een evaluatieblad waarop zij elke tekst en reportage <strong>van</strong> mijn cursus<br />
godsdienst kunnen evalueren. Wat geen 8/10 krijgt als mediaan, vliegt het jaar nadien uit de cursus. Resultaat<br />
evaluatie: J. MAES, Verdieping <strong>van</strong> de eigen levensbeschouwing in dialoog met christelijke en andere<br />
2
Ik had twee reeds eerder gepubliceerde teksten uit de familie <strong>van</strong> mijn vrouw waar<strong>van</strong> ik<br />
wilde vertrekken. Ten eerste het oorlogsdagboek <strong>van</strong> Médard Schuyten 8 , de overgrootvader <strong>van</strong> mijn<br />
echtgenote, en ten tweede het ontroerende getuigenis <strong>van</strong> Julia Schuyten, Médards kleindochter, en<br />
tevens de nicht <strong>van</strong> mijn schoonvader. Het eerste had ik reeds in de zomer <strong>van</strong> 1984 gelezen toen<br />
mijn aanstaande vrouw en ik op vakantie waren bij Colette Schuyten, nog een kleindochter <strong>van</strong><br />
Médard Schuyten, die in het zuiden <strong>van</strong> Frankrijk woonde. Het dagboek <strong>van</strong> Médard vond ik in hun<br />
bibliotheek. Ik herinner mij nog, dat ik tegen mijn aanstaande zei dat, i.t.t. wat velen dachten, het<br />
toch onvoorstelbaar was dat men tijdens de oorlog al zoveel over de jodenvervolging wist (of kon<br />
weten). Nadien heb ik ontdekt dat de Belgische historicus Lieven Saerens juist om die reden in zijn<br />
geschiedenis <strong>van</strong> Antwerpen en zijn joodse bevolking heel wat aandacht besteedde aan dit dagboek 9 .<br />
Het getuigenis <strong>van</strong> Julia Schuyten ontdekte ik eerder bij toeval in een boekje over de vervolging <strong>van</strong><br />
de Antwerpse joden, en het duurde even voor ik door had dat zij familie was <strong>van</strong> mijn vrouw. Als<br />
historicus heb ik ervoor gekozen om niet de door de interviewster bewerkte, gepubliceerde versie 10<br />
te nemen, maar wel de versie zoals Julia Schuyten die zelf in december 1995 op papier had gezet, op<br />
vraag <strong>van</strong> de familie in Amerika 11 .<br />
Ik wist wel waar ik aan begon, maar waar ik uiteindelijk uitgekomen ben, had ik op voorhand<br />
nooit durven denken. Ik probeerde als een echte onderzoeksrechter met engelengeduld zoveel<br />
mogelijk te weten te komen over de personen die voorkomen in het getuigenis <strong>van</strong> Julia Schuyten.<br />
Dat speurwerk heeft me tot in Nederland, de Verenigde Staten en Israel gebracht. De eerste die ik<br />
vond die mij kon helpen was Dora Sluys, de dochter <strong>van</strong> Julia; Julia zelf was jammer genoeg net<br />
overleden. Zij bracht mij in contact met de joodse Edith Hönig. Dora’s ouders hadden haar helpen<br />
onderduiken en zij leeft nog. Ik onmoette Edith en zij was bereid om heel haar <strong>verhaal</strong> op papier te<br />
zetten. Dat was emotioneel heel belastend voor haar, omdat het alle herinneringen terug deed naar<br />
bovenkomen. Ik ben haar dan ook heel dankbaar voor het feit dat ze dat uiteindelijk toch heeft<br />
gedaan. Haar getuigenis is <strong>van</strong> cruciaal belang omdat zij als jongvolwassene alles bewust heeft<br />
meegemaakt en zij de enige is <strong>van</strong> die generatie die het nog kan vertellen. Regelmatig heb ik haar<br />
gemaild met een vraag ter verduidelijking en altijd heeft ze mij getracht te helpen. Via haar heb ik<br />
ook de twee dochters <strong>van</strong> haar zuster leren kennen. Danielle en Judith Finkel hebben mij <strong>van</strong>uit<br />
Israel gevraagd om informatie over hun ouders. Die hadden over deze periode nooit willen spreken,<br />
maar hun kinderen willen nu wel weten wat er gebeurd is. Ook voor hen heeft het emotioneel heel<br />
wat losgemaakt toen ik informatie over hun ouders kon doormailen.<br />
Ook Laurence Schram en Ilse Marcquenie <strong>van</strong> het Joods Museum voor Deportatie en Verzet<br />
te Mechelen hebben mij altijd snel geantwoord, en hun waardevolle informatie heeft mij bijna altijd<br />
een stap verder gebracht. Zij hebben voor heel wat legstukjes <strong>van</strong> die bijzonder grote puzzel<br />
gezorgd. Omgekeerd heb ik ook voor hun museum belangrijke nieuwe zaken ontdekt. Het is<br />
namelijk zo dat er op heel wat foto’s die daar hangen leden staan <strong>van</strong> de familie Reichman, waarover<br />
ik heel wat te weten ben gekomen dat nog niet bekend was; zelfs niet bij de nabestaanden <strong>van</strong> de<br />
Reichmans. Ook François Haverals <strong>van</strong> de Heemkundige Kring <strong>van</strong> Boechout, Bruno Gastmans,<br />
conservator <strong>van</strong> de Heemkundige kring <strong>van</strong> Mortsel en Lieven Saerens <strong>van</strong> het CEGESOMA<br />
hebben mij bruikbare tips gegeven.<br />
Het heeft heel veel tijd en energie gekost om diegene op sporen die, samen met andere Sipo-<br />
SD-leden op 31 januari 1943 bij Julia Schuyten in Boechout is binnengevallen en vijf joden en<br />
Julia’s echtgenoot, Klaas, heeft meegenomen. Het vuistdikke strafdossier <strong>van</strong> deze collaborateur,<br />
Louis Debra, bleek een goudmijn. Ik kreeg ook inzage in het strafdossier <strong>van</strong> Staf Van Sintjan, die<br />
als VNV-oorlogsburgemeester <strong>van</strong> Boechout die bewuste avond ook bij de inval aanwezig was.<br />
verhalen. Godsdienst voor het 5 e jaar (1 e trimester), OLVE Edegem, 2005, http://users.pandora.be/deliving/5ejaar/Resultaat%20Evaluatieformulier%20kerst%202005.doc.<br />
Het feit dat ik Sylvie had teruggevonden<br />
en dat zij <strong>van</strong>uit de Verenigde Staten de vragen kon meelezen, die de leerlingen bij het lezen <strong>van</strong> de<br />
verschillende hoofdstukken in de paper hadden en die ze op ons discussieforum (www.de-living.be) dienden te<br />
plaatsen, heeft de betrokkenheid in ieder geval enorm vergroot.<br />
8<br />
M.C. SCHUYTEN, Oorlogsdagboek, Antwerpsche nota’s 1940-1944, Antwerpen, De Techniek, maart 1945.<br />
9<br />
SAERENS, L., Vreemdelingen in een wereldstad. <strong>Een</strong> geschiedenis <strong>van</strong> Antwerpen en zijn joodse bevolking<br />
(1844-1944), Tielt, Lannoo, 2000, p. XXXII, 560, 562-564, 658, 659, 662, 677, 679, 681.<br />
10<br />
J. SCHUYTEN, Tenminste Sylvieke, in J. DE VOLDER & L. WOUTERS, Van binnen weent mijn hart. De<br />
vervolging <strong>van</strong> de Antwerpse joden. Geschiedenis en herinnering, Antwerpen, Standaard, 1999, p. 120-126.<br />
11<br />
J. SCHUYTEN, Van 31 januari 1943 tot juli 16 of 17 1944 (Getuigenis geschreven op vraag <strong>van</strong> de familie in<br />
Amerika), december 1995. (Archief Dora Sluys)<br />
3
De grote vraag die lang open bleef, was echter: “Wat is er na de oorlog met het geredde<br />
joodse meisje, Sylvieke, gebeurd? Niemand wist het. Ook de familie Rooze niet, waar ze <strong>van</strong>af mei<br />
1943 nog meer dan een jaar heeft ondergedoken gezeten, en pas in juni 1945 is vertrokken. Toen ik<br />
met de hulp <strong>van</strong> Ellen Van Cauwenberghe <strong>van</strong> het archief <strong>van</strong> de Dienst voor Oorlogs<strong>slachtoffers</strong><br />
<strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Volksgezondheid haar geboortedatum had gevonden, en eerst mailde en dan<br />
belde naar het U.S. Holocaust Memorial Museum in Washington, DC, hoorde ik Michlean Amir<br />
zeggen: “Wait a second… I have her here!” 12 . Het was een bijzonder emotioneel moment voor mij,<br />
omdat ik onmiddellijk besefte dat ik iemand had teruggevonden die ik een stuk <strong>van</strong> haar eigen<br />
geschiedenis kon teruggeven. Mijn eerste telefoon met Sylvie Reichman duurde anderhalf uur, en ik<br />
kan gerust zeggen dat deze telefoon mijn leven heeft veranderd. Ik kon meer dan zestig jaar na de<br />
feiten haar weer in contact brengen met de zonen en dochters <strong>van</strong> die moedige mensen die haar<br />
zestig geleden hadden verborgen, en haar daardoor het leven hadden gered. Ik mocht erbij zijn, toen<br />
zij in september 2005 speciaal naar België kwam om haar zusjes en broertjes <strong>van</strong> toen terug te zien.<br />
Deze momenten behoren tot de mooiste <strong>van</strong> mijn leven.<br />
Omdat volgens mij het werk niet af was, heb ik de professoren Lieven Gevers en Johan<br />
Verstraeten gevraagd of ik voor hun tweede licentievakken, respectievelijk voor Kerk en theologie in<br />
de Nieuwste Tijd en voor Ethiek <strong>van</strong> vrede, oorlog en internationale betrekkingen, hierop mocht<br />
voortwerken. Ik ben de eerste vier maanden <strong>van</strong> 2005-2006 uitsluitend bezig geweest met het<br />
verderzetten <strong>van</strong> mijn opzoekingswerk. De archieven <strong>van</strong> de Dienst Vreemdelingenzaken gaven vele<br />
<strong>van</strong> de achtentwintig weggevoerde familieleden <strong>van</strong> Sylvie terug een naam en een gezicht. Ik kon<br />
bijna heel haar stamboom reconstrueren. Van velen wisten de overlevende familieleden zelfs de<br />
naam niet. Sylvie bracht mij in contact met haar achternichtje Patricia Marcovici. Samen met haar<br />
moeder, Paula Reichman, heeft ze mij heel wat waardevolle informatie en foto’s bezorgd. In de<br />
archieven <strong>van</strong> de Dienst Vreemdelingenzaken, waar Louis-Philippe Arnhem mijn opzoekingen met<br />
grote interesse op de voet volgde, ontdekte ik documenten die mij op het spoor brachten <strong>van</strong><br />
nabestaanden <strong>van</strong> Hersz Nadel, die ook op 31 januari 1943 bij Julia Schuyten werd opgepakt. Sabine<br />
Grynberg <strong>van</strong> de ambassade <strong>van</strong> Israel bezorgde mij het telefoonnummer 13 en zo kon ik bellen met<br />
Nadels’ schoondochter, Hanna Gnazik, die in Israel woont. Ook dat was een heel emotioneel<br />
moment, want zij hebben nooit geweten wat er met Hersz Nadel juist gebeurd is. Na heel wat<br />
zoekwerk kon ik met de hulp <strong>van</strong> Jacques Funkleder <strong>van</strong> de Belgische Vereniging Het<br />
Ondergedoken Kind 14 ook nog de ware identeit <strong>van</strong> een ander joods meisje achterhalen dat, onder de<br />
valse schuilnaam Willemien, samen met Sylvie ondergedoken had gezeten bij de familie Rooze. Het<br />
Nederlandse consulaat heeft laten weten dat Josephine “Jopie” <strong>van</strong> Engel - jammer genoeg -<br />
inmiddels al overleden is 15 , maar haar echtgenoot en haar beide zonen leven nog. Toen ik haar<br />
echtgenoot belde was hij bijzonder verheugd om hierdoor contact te kunnen leggen met de kinderen<br />
waarmee zijn overleden echtgenote bijna twee jaar als broer en zus mee heeft samengeleefd 16 .<br />
Hetzelfde geldt voor de kinderen <strong>van</strong> Henri Rooze en Truus <strong>van</strong> Buuren, die bijzonder blij waren te<br />
horen wat er <strong>van</strong> Willemien geworden was. Inmiddels heeft er ook een ontmoeting plaatsgevonden.<br />
12<br />
Het toeval heeft ons een beetje geholpen. Sylvies schoonbroer werkt daar namelijk en vermits Sylvie<br />
meestal onder de naam <strong>van</strong> haar echtgenoot, als Sylvie Lednicer, lezingen geeft over wat er met haar en haar<br />
familie is gebeurd tijdens de Tweede Wereldoorlog, heeft men bij haar schoonbroer even gepolst of hij toch<br />
niet een zekere Sylvie Reichman kende. Ik kreeg onmiddellijk na mijn telefoontje de volgende mail: “Sylvie<br />
Reichman is listed in our Registry and she is from Belgium. Her husband is Oliver Lednicer. Here is their<br />
contact information. I'm sure they would be very excited to speak to you. Let us know how it all turns out.<br />
Sylvie Reichman was a hidden child and speaks in the area about her experiences so I am sure this is the same<br />
person…. Good luck!” E-mail <strong>van</strong> 27.5.2005 <strong>van</strong> Steven Vitto <strong>van</strong> de Registry of Holocaust Survivors, U.S.<br />
Holocaust Memorial Museum in Washington.<br />
13<br />
“Faisant suite à notre entretien téléphonique de ce jour, voici le résultat de nos recherces. Monsieur Max<br />
Nadel est malhereusement décédé, mais son épouse est en vie, et réside toujours à l’adresse que vous m’avez<br />
communiqué… J’espère que ces renseignements pourront vous aider.” E-mail <strong>van</strong> 24.10.2005 <strong>van</strong> Sabine<br />
Grynberg <strong>van</strong> het Secrétariat Politique de l’Ambassade d’Israël en Belgique & au Luxembourg.<br />
14<br />
Telefonisch gesprek met Jacques Funkleder (Belgische Vereniging Het Ondergedoken Kind), 11.11.2005.<br />
15<br />
Schriftelijke mededeling <strong>van</strong> 20.12.2005 <strong>van</strong> W.J. DE BRUIN <strong>van</strong> de Ambassade <strong>van</strong> het Koninkrijk der<br />
Nederlanden aan J. MAES.<br />
16<br />
Telefonisch gesprek met Jacob Huisman (de echtgenoot <strong>van</strong> wijlen Josephine <strong>van</strong> Engel), 25.1.2005. Ook<br />
hun zoon, Jeff, was heel erg geïnteresseerd in dit stuk verleden <strong>van</strong> zijn moeder. Telefonisch gesprek met Jeff<br />
Huisman, 25.1.2005.<br />
4
Toch verlopen niet alle contacten even positief. Twee familieleden <strong>van</strong> Sylvie Reichman<br />
wilden absoluut niet meewerken. Haar neef, Oscar Reichman, was niet geïnteresseerd en voor haar<br />
nicht, Liliane Zawadski, was het emotioneel te moeilijk. Na een eerste goed contact bleek Liliane<br />
Hendrickx, dochter en kleindochter <strong>van</strong> Charles en Door Hendrickx, diegenen die verschillende<br />
joden hadden laten onderduiken, zich gekwetst te voelen door een passage in het getuigenis <strong>van</strong><br />
Edith Hönig, en wenste zij niet meer verder mee te werken.<br />
Om te weten wie mij eventueel aan (origineel) materiaal <strong>van</strong> René en Jeanne Schuyten, de<br />
broer en de zus <strong>van</strong> Julia Schuyten, zou kunnen helpen heb ik heel wat tijd gestoken in het<br />
reconstrueren <strong>van</strong> de volledige stamboom <strong>van</strong> de nakomelingen <strong>van</strong> Médard Schuyten. Heel wat <strong>van</strong><br />
achterkleinkinderen bleken in de Verenigde Staten te wonen. Vooral René’s dochter Margaret<br />
Hickman-Schuyten ben ik bijzonder dankbaar voor het waardevolle materiaal over haar ouders dat<br />
ze mij heeft doorgemaild. De meer dan 500 bladzijden briefwisseling tussen haar vader en haar<br />
moeder in de periode 1938-1948 bevatten naast een pak liefdesverklaringen een schat aan<br />
informatie. Ik ben Margaret bijzonder erkentelijk voor het feit dat ik deze gevoelige informatie<br />
mocht inkijken.<br />
Met de paper die ik voor professor Pollefeyt had gemaakt, heb ik tijdens een deel <strong>van</strong> het<br />
eerste trimester <strong>van</strong> het schooljaar 2005-206 fantastisch les kunnen geven. Op het einde <strong>van</strong> de<br />
laatste les heb ik daar dan ook in beide klassen spontaan applaus voor gekregen. De leerlingen<br />
hebben hun waardering voor het project niet onder stoelen of banken gestoken. Ook heel wat <strong>van</strong><br />
mijn collega’s waren geïnteresseerd in de resultaten <strong>van</strong> mijn opzoekingen.<br />
Er is nog steeds heel wat boeiend onderzoekswerk te doen, en op het einde <strong>van</strong> deze paper<br />
geef ik dan ook een overzicht <strong>van</strong> wat nog onderzocht kan worden, maar omdat er – in het kader <strong>van</strong><br />
mijn studie - ook nog andere vakken af te leggen zijn, zie ik mij – met bijzonder veel spijt in het hart<br />
– genoodzaakt om dit hier stilaan af te ronden. Nog nooit heb ik voor gelijk welke opleiding een<br />
werk mogen maken, dat mijn leven en dat <strong>van</strong> heel wat anderen zo ingrijpend heeft veranderd. Ik<br />
blijf dan ook - mede in naam <strong>van</strong> al de mijnen - de professoren Didier Pollefeyt, Lieve Gevers en<br />
Johan Verstraeten altijd dankbaar dat ik dit heb mogen doen.<br />
Tot slot wil ik eindigen met wat Sylvie mij schreef in een mail <strong>van</strong> 16 december 2005: “Oliver<br />
[Lednicer, Sylvies husband] went to Washington, DC to the Holocaust Museum, and told the<br />
director of the Shoah Foundation my whole story, including of course the result of your tracing of<br />
me through their organization. He was very excited and wants a copy of my speech and all the<br />
photos of the past as well as the reunions, which Oliver promised he would send. He was<br />
particularly interested in you and your part in this whole story. He told Oliver that he wanted to put<br />
all the information on their website, and possibly mount an exhibit at the museum of this whole<br />
wonderful story. When I get my strength back and send him photos and the speech, I will let you<br />
know what he intends to do. It's fantastic how my life has changed since you came into it!”<br />
Jan Maes<br />
30 juli 2006<br />
5
Figuur 1 Sylvie Reichman, 1941 (Archief Sylvie<br />
Lednicer-Reichman)<br />
Figuur 2 Dora Sluys, 9.1942 (Archief Dora<br />
Eikelboom-Sluys)<br />
Figuur 3 De reünie <strong>van</strong> Sylvie Lednicer-Reichman (links) en Dora Eikelboom-Sluys (rechts), 8.11.2005<br />
(Archief Sylvie Lednicer-Reichman)<br />
Figuur 4 Vooraan <strong>van</strong> links naar rechts:<br />
Josephine <strong>van</strong> Engel, Han Rooze, Sylvieke<br />
Reichman, Joop Rooze; achteraan Lies Rooze,<br />
Truus <strong>van</strong> Buuren en Henri Rooze, zomer 1943<br />
(Archief Lies Quak-Rooze)<br />
Figuur 5 De reünie <strong>van</strong> Jaap Rooze (links), Lies<br />
Rooze, Joop Rooze, Sylvie Lednicer-Reichman en<br />
Han Rooze (rechts), 11.9.2005 (Archief Sylvie<br />
Lednicer Reichman)<br />
6
INHOUDSTAFEL<br />
Woord vooraf 2<br />
Inhoudstafel 6<br />
Inleiding 8<br />
De hermeneutishe knooppunten m.b.t. de Shoah in het algemeen 12<br />
Hoofdstuk I. De omstanders, helpers en redders 14<br />
0. Hermeneutische knooppunten m.b.t. de omstanders en helpers 14<br />
1. De omstanders 15<br />
1.1. De grootvader: Médard Schuyten 15<br />
1.2. De kleinzoon: Wim Schuyten 25<br />
2. De helpers en redders 26<br />
2.1. De kleindochter: Julia Schuyten en haar echtgenoot, Klaas Sluys 26<br />
2.1.1. Julia Schuyten vertelt over de vooroorlogse jaren <strong>van</strong> haar echtgenoot Klaas Sluys 27<br />
2.1.2. De oorlogsjaren 29<br />
2.1.3. De na-oorlogse jaren 42<br />
2.2 De zoon: Henri Schuyten en zijn echtgenote, Margriet Oudheusden 43<br />
2.3 De kleinzoon: René Schuyten en zijn verloofde/echtgenote Nelly Opstelten 45<br />
2.4 De geloofsgenoten 59<br />
2.4.1. De zoon: Charles Hendrickx en zijn echtgenote, Yvonne Noë 59<br />
2.4.2. De vader: Door Hendrickx en zijn echtgenote, Philomena Coenen 61<br />
2.4.3. Henri Rooze en zijn echtgenote, Truus <strong>van</strong> Buuren 62<br />
2.5 De geloofsgenoten en vrienden 66<br />
2.5.1. John Polderman en zijn echtgenote, Lea 67<br />
2.5.2. Toine Rooze en zijn broer Bertus Rooze 67<br />
3. De ethiek <strong>van</strong> verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de helpers, redders en omstanders 69<br />
Hoofdstuk II. De <strong>slachtoffers</strong> 80<br />
0. Hermeneutische knooppunten m.b.t. de <strong>slachtoffers</strong> 80<br />
1.De overlevenden 80<br />
1.1 Edith Hönig 80<br />
1.2 De familieleden <strong>van</strong> Edith Hönig 90<br />
1.3 Sylvie Reichman 109<br />
1.4 De familieleden <strong>van</strong> Sylvie Reichman 118<br />
1.5 Judentransport XX 135<br />
2. De doden 137<br />
2.1. Hersz Nadel en zijn familie 138<br />
2.2. Myriam Grosz-Reichman en haar drie kinderen: Paula, Alexander en Anni 145<br />
3. De ethiek <strong>van</strong> verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de <strong>slachtoffers</strong> 149<br />
Hoofdstuk III. De <strong>daders</strong> 151<br />
0. Hermeneutische knooppunten m.b.t. de <strong>daders</strong> 151<br />
1. De machthebber: rechter Dr. Baudisch 152<br />
2. De bevelhebbers: Max Werner en Erich Holm 157<br />
3. De gehoorzamers: 159<br />
4. De Schreibtischtäter en mede<strong>daders</strong> (collaborateurs) 160<br />
4.1. De verklikker: Gustaaf De Schutter 162<br />
4.2. De jodenjager: Louis Debra 164<br />
4.3. De oorlogsburgemeester : Staf Van Sintjan (oorlogsburgemeester in Boechout) 180<br />
5. De beulen 184<br />
6. De ethiek <strong>van</strong> verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de <strong>daders</strong> 197<br />
Besluit 200<br />
Bibliografie 203<br />
Nog te doen 209<br />
Bijlagen 211<br />
7
INLEIDING<br />
“In-depth studies of perpetrators, victims, and rescuers have provided a<br />
wealth of pertinent and detailed rele<strong>van</strong>t information that can be used to<br />
illustrate the moral problems that people encountered and identify the<br />
principal difficulties in trying to make assessments of moral<br />
responsibility” 17 .<br />
David H. Jones<br />
Kiezen of niet kiezen, dat was de vraag waarmee omstanders, <strong>slachtoffers</strong> én <strong>daders</strong> soms<br />
dagelijks werden geconfronteerd gedurende de hele vervolging <strong>van</strong> de joden. Met deze studie, die<br />
vooral gebaseerd is op eigentijdse documenten en latere getuigenissen zullen we proberen de morele<br />
problemen te expliciteren waarmee een groep <strong>van</strong> overwegend protestantse helpers, joodse<br />
<strong>slachtoffers</strong> en Vlaamse <strong>daders</strong> uit het Antwerpse geconfronteerd werden, toen hun levens in de loop<br />
der oorlogsjaren met elkaar verweven geraakten, om op basis daar<strong>van</strong> te zien of het mogelijk is om<br />
meer dan zestig jaar na de feiten nog een oordeel uit te spreken over de morele verantwoordelijkheid<br />
die individuen toen, in een extreme situatie <strong>van</strong> oorlog en vervolging, door het al dan niet maken <strong>van</strong><br />
keuzes aan de dag hebben gelegd.<br />
Wat maakt deze paper zo bijzonder? Over de rol <strong>van</strong> protestanten bij de hulp aan joden tijdens<br />
de Tweede Wereldoorlog is nog niet veel gepubliceerd. Zeker niet over protestantse hulp aan joden<br />
in het Antwerpse 18 . Met deze paper schrijven we dan ook echt een stukje geschiedenis.<br />
Ten tweede is dit geen literatuurstudie of synthese <strong>van</strong> wat her en der reeds gepubliceerd is,<br />
maar is de neerslag het resultaat <strong>van</strong> nieuw onderzoek. We hebben er bewust voor gekozen om de<br />
literatuur die over dit onderwerp reeds bestaat tot een minimum te beperken, en ons in de eerste<br />
plaats te baseren op tot nog toe nog niet of nauwelijks ontsloten archiefmateriaal, foto’s,<br />
getuigenissen en gesprekken met joodse overlevenden <strong>van</strong> de jodenvervolging in Antwerpen,<br />
(telefonische) gesprekken én e-mails met de nabestaanden <strong>van</strong> joden én hun protestantse helpers. De<br />
bibliografie geeft een goed beeld <strong>van</strong> waar we overal naar origineel materiaal hebben gezocht. Het<br />
resultaat mag gezien worden. <strong>Een</strong> aantal gevonden stukken zijn zonder meer uniek en hebben een<br />
belangrijke, historische waarde 19 .<br />
17 D. JONES, Moral Responsibility in the Holocaust. A study in the Ethics of Character, Lanham – Bulder –<br />
New York – Oxford, Rowman & Littlefield Publishers, 1999, p. 5.<br />
18 In de inleiding <strong>van</strong> zijn boek schrijft overlevende Sylvain Brachfeld in 1997 nog: “Als een <strong>van</strong> de Belgische<br />
overlevenden voel ik mij sinds de bevrijding verplicht het <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> mijn overleven en <strong>van</strong> het overleven<br />
<strong>van</strong> andere joodse kinderen en volwassenen, te vertellen. Zoals je verder zal kunnen lezen, is dit overleven<br />
enkel mogelijk geweest dankzij de hulp <strong>van</strong> burgers, die daarbij grote risico’s genomen hebben. (…) Over de<br />
kampen in Oost-Europa is er al heel veel geschreven; over de redding <strong>van</strong> de joden in West-Europa erg<br />
weinig. Dit onderdeel <strong>van</strong> de shoa is vooral belangrijk omdat de plaatselijke, niet-joodse bevolking hier<br />
rechtstreeks bij betrokken was. Het bewijst dat, met de hulp <strong>van</strong> anderen, talrijke joden konden overleven.”<br />
S. BRACHFELD, “Ze hebben het overleefd”, Brussel, VUBPRESS, 1997, p.11.<br />
19 Zo vonden we in de strafdossiers <strong>van</strong> Debra en <strong>van</strong> Van Sintjan bijvoorbeeld duidelijke foto’s <strong>van</strong><br />
respectievelijk het hoofd <strong>van</strong> de Sipo-SD te Antwerpen, Hauptsturmführer Dr. Max Werner, en <strong>van</strong> de<br />
oorlogsburgemeester <strong>van</strong> Boechout, Staf Van Sintjan, zelf. Er was tot nog <strong>van</strong> beide personen geen foto uit de<br />
oorlogsjaren bekend. Het was historicus Lieven Saerens die mij, n.a.v. de foto <strong>van</strong> Werner, daarop wees. Staf<br />
Van Sintjan zou enkele jaren voor zijn dood zelf zijn ganse archief hebben opgestookt, én noch de<br />
Heemkundige Kring <strong>van</strong> Boechout, noch de gemeente Boechout zelf beschikten over zo’n foto. Edith Hönig<br />
had tot nu toe slechts een deel <strong>van</strong> haar <strong>verhaal</strong> op papier gezet n.a.v. haar aanvraag <strong>van</strong> de Yad-<br />
Vashemmedaille voor Klaas Sluys en Julia Schuyten. Het meerendeel <strong>van</strong> haar getuigenis echter is nu pas<br />
n.a.v. dit project aan het papier toevertrouwd. De balansen <strong>van</strong> 1944 en 1945 <strong>van</strong> Klaas Sluys’ firma<br />
“Indrustrie & Handelsmaatschappij Boechout” werden bewaard door zijn dochter Dora Sluys. Zij werpen een<br />
nieuw licht op de kostprijs <strong>van</strong> het onderduiken. Haar broer, Marnix Sluys, bezorgde mij een kopie <strong>van</strong> het<br />
volledige Feldkommandatur-vonnis <strong>van</strong> zijn vader Klaas Sluys. Margaret Hickman-Schuyten, de dochter <strong>van</strong><br />
Julia’s broer, René Schuyten, vond in haar zoektocht naar documenten, een Engelse vertaling <strong>van</strong> haar vaders<br />
originele oorlogsdagsboek <strong>van</strong> 9 mei tot 30 mei 1940. Hij was tijdens de dagen <strong>van</strong> de Achttiendaagse<br />
Veldtocht soldaat in het Belgische leger. Margaret ontdekte zopas, bij de opruim <strong>van</strong> haar huis, eveneens de<br />
ca. 500 bladzijden tellende, volledige briefwisseling tussen haar beide ouders <strong>van</strong> 1938 tot 1948, die ze prompt<br />
8
Wilden we ons vervolgens een zo genuanceerd mogelijk beeld kunnen vormen <strong>van</strong> de<br />
individuele keuzes die mensen toen al of niet hebben gemaakt, dan was het absoluut noodzakelijk<br />
om zo veel mogelijk nog bestaand materiaal te verzamelen over zo veel mogelijk betrokken partijen.<br />
Het is vrij uitzonderlijk dat we zoveel materiaal hebben kunnen vinden over vrijwel alle personen<br />
(en hun naaste familieleden en/of nabestaanden) die voorkomen in het <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> Julia Schuyten,<br />
Tenminste Sylvieke. We wilden immers de stellingen <strong>van</strong> de Amerikaanse filosoof David Jones in<br />
zijn Moral Responsability in the Holocaust 20 toetsen aan deze concrete casus, maar daarvoor hadden<br />
we voldoende documentatiemateriaal nodig over de helpers, de <strong>slachtoffers</strong> én over de <strong>daders</strong>. Jones<br />
stelt zijn boek: “In general, my aim is not to make judgements about the blameworthiness or<br />
praiseworthiness of particular individuals. The main reason is that in most cases hardly anything is<br />
known about individuals. Information that does exist about particular persons is often either not<br />
directly rele<strong>van</strong>t or not sufficiently detailed to justify a moral judgment.” 21 Meer dan 60 jaar na de<br />
feiten, en op een moment dat de meeste volwassen betrokkenen <strong>van</strong> toen inmiddels overleden zijn -<br />
zodat we ons vooral moeten baseren op documenten, aangevuld met getuigenissen <strong>van</strong> hun<br />
nabestaanden -, blijft het toch een gewaagde onderneming om op basis <strong>van</strong> nochtans gedetailleerde,<br />
rele<strong>van</strong>te informatie (soms uit tweede hand) op het einde <strong>van</strong> elk hoofdstuk eerst te oordelen of<br />
David Jones’ opvattingen m.b.t. de individuele morele verantwoordelijkheid de toets met de<br />
concrete realiteit doorstaan, en als dat het geval blijkt te zijn, vervolgens te kijken of we ons een<br />
voorzichtig en voorlopig oordeel kunnen vormen over de individuele morele verantwoordelijkheid<br />
<strong>van</strong> de in dit <strong>verhaal</strong> genoemde betrokkenen 22 .<br />
Deze paper is opgevat als een “four in one”-paper. Het is de bedoeling om vier verschillende<br />
objectieven tegelijkertijd proberen te realiseren. Het is namelijk zo dat er in dit project zoveel tijd<br />
aan het noodzakelijke opzoekingswerk is gekropen, dat we, om wat tijd te sparen, gekozen hebben<br />
voor de integratie <strong>van</strong> vier werstukken in één geheel: ten eerste de paper voor het vak Kerk en<br />
Theologie in de Nieuwste Tijd <strong>van</strong> professor Lieve Gevers, ten tweede de paper voor het vak Ethiek<br />
<strong>van</strong> vrede, oorlog en internationale betrekkingen <strong>van</strong> professor Johan Verstraeten, ten derde het hele<br />
<strong>verhaal</strong> voor alle joodse, protestantse en andere betrokkenen en hun nabestaanden, en tenslotte een<br />
katern voor mijn eigen cursus godsdienst voor het vijfdejaar ASO, waarmee ik in het schooljaar<br />
2006-2007 les zal geven. Vermits elke invalshoek zijn eigen rijkdom heeft, onstaat uit deze crossover<br />
- zo hoop ik althans – een win-win situatie voor iedereen. Het wordt dus een aanzet tot ethische<br />
reflectie over de individuele morele keuzes die concrete mensen uit onze (Antwerpse) omgeving met<br />
betrekking tot de vervolging <strong>van</strong> joden tijdens de Tweede Wereldoorlog al dan niet hebben gemaakt.<br />
Het wil ook de lezer aanzetten tot zelfreflectie over zijn of haar eigen morele keuzes, nu en in de<br />
toekomst. Maar om te weten wat ieder <strong>van</strong> ons kan doen om te voorkomen dat het ooit opnieuw<br />
gebeurt, moeten we eerst onderzoeken hoe het ooit (bij individuele personen) zover is kunnen<br />
voor mij op cd liet kopiëren! Ik vraag me ook af of de schokkende procesverbalen, met daarin het <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong><br />
wat overlevende Wilhelm Karfiol in Auschwitz meemaakte, reeds gekend waren.<br />
20 D. JONES, Moral Responsibility in the Holocaust. A study in the Ethics of Character, Lanham – Bulder –<br />
New York – Oxford, Rowman & Littlefield Publishers, 1999. Het boek was mij eerder aangeraden door<br />
professor Didier Pollefeyt – maar wegens tijdsgebrek had ik het in 2005 niet meer gelezen gekregen. Toen<br />
professor Johan Verstraeten enthousiast inging op mijn voorstel om voor zijn vak, Ethiek <strong>van</strong> vrede, oorlog en<br />
internationale betrekkingen,dit boek, dat heel sterk de nadruk legt op de rol <strong>van</strong> de indivuele keuze en<br />
verantwoordelijkheid, te toetsen aan de keuzes en verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de personen waar ik onderzoek<br />
naar verrichtte, was dat voor mij een geschenk uit de hemel. Het gaf mij immers de gelegenheid om mijn<br />
onderzoekswerk nog enkele maanden langer voort te zetten, en het historisch gedeelte te confronteren met de<br />
ethiek <strong>van</strong> concrete <strong>daders</strong>, <strong>slachtoffers</strong> en omstanders; iets waaraan Jones zich niet gewaagd heeft, omdat hij<br />
er<strong>van</strong> overtuigd was dat er meestal onvoldoende geweten is over individuen om daarover een oordeel uit te<br />
spreken.<br />
21 D. JONES, Moral Responsibility, p. 8.<br />
22 Andere, nog niet bestudeerde of ontdekte documenten of getuigenissen kunnen soms nog een heel ander<br />
licht werpen op bepaalde feiten, keuzes of personen. Zo heeft de brief <strong>van</strong> 1.11.1944 <strong>van</strong> de jood, Jacob<br />
Rodriguez, waarin hij uitvoerig en zeer gedetailleerd uiteenzet hoe de radicale VNV-oorlogsburgemeester <strong>van</strong><br />
Boechout, Staf <strong>van</strong> Sintjan, op kritieke momenten hem persoonlijk heeft geholpen de oorlog te overleven, ons<br />
verplicht ons oordeel over Van Sintjan meer te nuanceren. (Strafdossier Van Sintjan, Archief Auditoraat-<br />
Generaal, Brussel)<br />
9
komen 23 . Eerst proberen we op basis <strong>van</strong> enkele individuele dossiers een diagnose te stellen, om dan<br />
te proberen een remedie te vinden of maatregelen ter preventie voor te stellen. Verder onderzoek zal<br />
dan moeten uitwijzen of andere individuele dossiers onze bevindingen bevestigen.<br />
De structuur <strong>van</strong> dit werkstuk is in grote lijnen gebaseerd op de structuur <strong>van</strong> de paper die ik<br />
in 2005 maakte voor het vak Christendom en Jodendom <strong>van</strong> professor Pollefeyt. Toch zijn er enkele<br />
opmerkelijke verschilpunten. De paper die geconcipieerd was volgens het draaiboek <strong>van</strong> een<br />
(electronische) ‘in de kijker’ voor de Thomaswebsite 24 <strong>van</strong> de Faculteit Godgeleerdheid <strong>van</strong> de<br />
K.U.Leuven, met heel wat links en foto- en videomateriaal om het allemaal wat visueler te maken,<br />
werd ontdaan <strong>van</strong> alle godsdienstdidactische elementen en achtergrondliteratuur 25 . Waar nodig werd<br />
die laatste verwekt in de voetnoten. Het leek mij wel zinvol de hermeneutische knooppunten bij het<br />
begin <strong>van</strong> elk hoofstuk te behouden als “eye-opener”, om <strong>van</strong> daaruit het kritisch-analytisch<br />
nadenken <strong>van</strong> de lezer te stimuleren. In de voor de meeste leerlingen minder interessante bibliografie<br />
achteraan, werden tenslotte ook enkel in de paper zelf geciteerde werken opgenomen.<br />
Om te beginnen sommen we gewoon een heel aantal hermeneutische knooppunten op m.b.t.<br />
de shoa, die in de loop der jaren naar boven zijn komen drijven, als zijnde spanningsvelden en<br />
interpretatiekaders die terugverwijzen naar uiteenlopende levensbeschouwelijke<br />
vooronderstellingen. Hiermee wil ik aantonen waarom het zinvol is om de dag <strong>van</strong> <strong>van</strong>daag ons nog<br />
steeds te buigen over wat historicus Rudi Van Doorslaer “een unicum in de Belgische geschiedenis”<br />
noemt 26 .<br />
In tegenstelling tot het bekende boek, Daders <strong>slachtoffers</strong> omstanders, <strong>van</strong> de judeocidehistoricus<br />
Raoul Hilberg 27 hanteer ik in deze paper een omgekeerde volgorde, en komen eerst de<br />
omstanders en helpers aan bod. Dat komt omdat Médard Schuytens’ oorlogsdagboek een<br />
belangrijke, historische bron is, die tevens een goed beeld geeft <strong>van</strong> wat een opmerkzame, zich zo<br />
goed mogelijk informerende Antwerpse omstander indertijd kon weten i.v.m. de identificatie en<br />
registratie <strong>van</strong> zijn joodse stadsgenoten, hun vervolgens progressief toenemende uitsluiting uit het<br />
openbaar en economisch leven, hun isolatie en concentratie, om tenslotte uit te monden in hun<br />
23 Voor alle duidelijkheid: We beperken ons hiervoor dus tot de keuzes (en niet-keuzes) <strong>van</strong> de door ons<br />
bestudeerde individuele dossiers. Hoe de nazi’s in Duitsland aan de macht kwamen bijvoorbeeld, komt dus<br />
niet aan bod.<br />
24 “<strong>Een</strong> 'in de kijker' is een publiek toegankelijk document op Thomas<br />
(www.kuleuven.ac.be/thomas/actualiteit/indekijker) <strong>van</strong> maximaal 10.000 woorden (= ongeveer 20<br />
bladzijden). Daarbij wordt op een paradigmatische manier een bepaald levensbeschouwelijk, religieus of<br />
theologisch geladen of te laden onderwerp in de geest <strong>van</strong> de nieuwe leerplannen op een<br />
godsdienstpedagogisch en didactisch verantwoorde en rele<strong>van</strong>te manier ontwikkeld wordt. <strong>Een</strong> in de kijker<br />
wordt ter beschikking gesteld <strong>van</strong> leerkrachten godsdienst secundair onderwijs in zowel ASO, TSO/KSO als<br />
BSO.” Draaiboek ‘in de kijker’ 2005-2006. http://alo.theo.kuleuven.ac.be/Draaiboek_indekijker.doc. Mijn<br />
paper telde maar liefst 109 bladzijden. Het was de bedoeling dat dit materiaal in de loop <strong>van</strong> de komende jaren<br />
zou uitmonden in een electronische versie. Vermits ik echter het materieel eerst wilde uittesten in de klas, en er<br />
nog bjkomend opzoekingswerk vereist was, werd dit voorlopig nog even uitgesteld. Het zal dan ook bijzonder<br />
moeilijk worden om met het oog op deze ‘in de kijker’ in dit rijke materieel te gaan snoeien, om een geheel<br />
over te houden <strong>van</strong> slechts 20 bladzijden. Toch hebben mijn vijfdejaarsleerlingen al een hint gegeven door het<br />
het lesmateriaal <strong>van</strong> het eerste trimester te evaluaeren. Het resultaat hier<strong>van</strong> werd op de website <strong>van</strong> De <strong>Living</strong><br />
geplaatst: Resultaat evaluatie: cursus godsdienst 1 e sem. kerst 2005 (vijfde jaar), http://users.pandora.be/deliving/5ejaar/Resultaat%20Evaluatieformulier%20kerst%202005.doc.<br />
25 Die zijn te vinden in de paper voor professor Pollefeyt. http://www.deliving.be/vervolging/Daders%20<strong>slachtoffers</strong>%20omstanders.doc.<br />
Indien in de toekomst er op basis <strong>van</strong> deze<br />
werkstukken effectief een ‘in de kijker’ over de holocaust op de Thomaswebsite wordt geplaatst, dan zullen,<br />
ten behoeve <strong>van</strong> de godsdienstleerkrachten die daarmee willen werken, die godsdienstdidactische elementen<br />
en achtergrondliteratuur <strong>van</strong>zelfsprekend hierin worden opgenomen. Maar de doelgroepen waarvoor déze<br />
paper werd geschreven, hebben daar toch minder boodschap aan.<br />
26 “In Antwerpen zijn in de nazomer <strong>van</strong> 1942 in enkele weken tijd 10.000 tot 15.000 mensen verdwenen. Dat<br />
is toch niet weinig, dat is een unicum in de Belgische gschiedenis. Het heeft me altijd verbaasd dat daar zo<br />
weinig over geschreven is, in welke vorm ook, historisch onderzoek of fictie zelfs.” A. OTTE, “Dit is geen<br />
oude geschiedenis”, in De Standaard, 16 november 2005.<br />
27 R. HILBERG, Daders <strong>slachtoffers</strong> omstanders. De joodse catastrofe 1933-1945. Vertaald door P. VAN DER<br />
KAAIJ, Haarlem, Uitgeverij J.H. Gottmer – H.J.W. Becht, 1992.<br />
10
utale arrestatie en de daarop volgende deportatie en exterminatie 28 . Het is logisch dat onmiddellijk<br />
op deze door Médard Schuyten geschetste historische context, het getuigenis <strong>van</strong> zijn kleindochter<br />
Julia Schuyten volgt. Het vormt immers het kern<strong>verhaal</strong> waarop deze hele paper is gebaseerd. In<br />
plaats <strong>van</strong> anonieme personen in het dagboek <strong>van</strong> Médard, krijgen nu helpers, <strong>slachtoffers</strong> en <strong>daders</strong><br />
een naam, een gezicht en een eigen <strong>verhaal</strong>. Naast Julia, konden we ook nog verschillende andere,<br />
meestal eveneens protestantse helpers opsporen 29 . Het bleek hier niet te gaan om een georganiseerd<br />
protestants netwerk, maar om individuen die elkaar kenden, en die blijkbaar op elkaar beroep<br />
konden doen in tijden <strong>van</strong> nood. Bij de bespreking hier<strong>van</strong> konden we soms niet anders dan wat<br />
vooruit te lopen op de verhalen <strong>van</strong> de joden, (en in mindere mate ook op die <strong>van</strong> de <strong>daders</strong>) die we<br />
pas in het tweede (en derde) hoofdstuk zullen behandelen. <strong>Een</strong> probleem is immers dat de verhalen<br />
<strong>van</strong> helpers, <strong>slachtoffers</strong> én <strong>daders</strong> op sommige momenten, zoals op het moment <strong>van</strong> een inval, zeer<br />
sterk met elkaar verbonden zijn, en dan ook onmogelijk <strong>verhaal</strong>technisch <strong>van</strong> elkaar gescheiden<br />
kunnen worden, zonder hier en daar in herhaling te vallen. Het zij zo.<br />
In het tweede hoofdstuk laten we eerst Edith Hönig aan het woord. Zij geeft immers heel veel<br />
nieuwe informatie over de eerste groep <strong>van</strong> door Julia en haar echtgenoot Klaas verborgen joden.<br />
We hebben ook getracht de opeenvolging <strong>van</strong> verschillende gebeurtenissen in haar <strong>verhaal</strong> qua<br />
chronologie zo accuraat mogelijk te dateren. Van Sylvieke Reichman hebben we na heel veel<br />
opzoekingswerk de volledige stamboom kunnen reconstrueren. Van verschillende nooit<br />
teruggekeerde kinderen wist niemand in de familie de naam. Er zijn slechts enkele overlijdensdata<br />
die we (nog) niet hebben kunnen vinden 30 . Het opzoekingswerk heeft ook een pak interessant<br />
materiaal opgeleverd over het milieu waaruit Sylvie, maar ook haar op 31 januari 1943 bij Klaas<br />
Sluys opgepakte tante, Myriam Reichman, en haar drie kinderen, uit afkomstig waren. Bijna alle<br />
mannen langs vaders- én langs moederskant waren werkzaam in de diamantsector.<br />
In het derde hoofdstuk komen er een reeks <strong>daders</strong> aan bod, maar gaan we maar op twee er<strong>van</strong><br />
dieper in, nl. diegenen die op die bewuste 31 januari 1943 aanwezig waren bij de inval bij Klaas<br />
Sluys in Boechout 31 . Vooral het goed gedocumenteerde geval <strong>van</strong> jodenjager Louis Debra zal de<br />
ethiek <strong>van</strong> de verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de <strong>daders</strong> scherp stellen. Op zijn proces in 1949 werd<br />
immers tegen hem de doodstraf geëist, en kreeg hij levenslang; een vonnis waartegen hij in beroep<br />
ging, om tenslotte, op basis <strong>van</strong> een zeer uitvoerig psychiatrisch rapport, in 1950 vijftien jaar<br />
internering te krijgen. In het strafdossier <strong>van</strong> de radicale VNV-oorlogsburgemeester <strong>van</strong> Boechout,<br />
Staf Van Sintjan, staat niets over de inval bij Sluys, waarbij hij nochtans aanwezig was. We hebben<br />
daarvoor een verklaring gevonden 32 . Na de oorlog zullen de protestant Klaas Sluys en de katholiek<br />
Staf Van Sintjan nog op zeer gespannen voet met elkaar komen te staan. Het is een goed <strong>verhaal</strong> om<br />
het historisch gedeelte mee af te sluiten. Zoals we op het einde <strong>van</strong> elk hoofdstuk hebben gedaan,<br />
sluiten we ook dit laatste hoofdstuk af met een ethische reflectie; dit keer op de verantwoordelijkheid<br />
<strong>van</strong> de <strong>daders</strong> uit deze casus. Ook hier zullen we nagaan of David Jones’ stellingen de toets <strong>van</strong> de<br />
concrete realiteit kunnen doorstaan.<br />
Na een algemeen besluit en de bibliografie, som ik nog even die zaken en dossiers op die –<br />
wegens tijdsgebrek – nog niet onderzocht werden, en waar ongetwijfeld nog boeiend aanvullend<br />
materiaal in zal gevonden worden. Tenslotte geef ik in bijlage nog een aantal belangrijke<br />
documenten mee, die <strong>van</strong> cruciaal belang waren in ons <strong>verhaal</strong>.<br />
28 Op deze wijze krijgen we dan toch al een eerste indruk <strong>van</strong> de anti-joodse politiek <strong>van</strong> de nazi’s, die <strong>van</strong> de<br />
Antwerpenaars omstanders en <strong>van</strong> de joden <strong>slachtoffers</strong> maakte. De individuele <strong>daders</strong> zelf zullen vooral pas<br />
in het derde hoofdstuk worden behandeld.<br />
29 Dat was ook de uitdrukkelijke vraag <strong>van</strong> professor Lieve Gevers.<br />
30 Het zijn vooral de sterfdata <strong>van</strong> de familie Karfiol-Grunspan. Hun enige (klein)dochter, Liliane Zawadski<br />
wenste om emotionele redenen niet mee te werken aan het onderzoek.<br />
31 Wegens tijdsgebrek konden we – jammer genoeg - de strafdossiers <strong>van</strong> Jan Schuermans, eveneens aanwezig<br />
op die bewuste nacht in Boechout, en dat <strong>van</strong> Félix Lauterborn, die samen met Debra, de invallen bij de<br />
families Hendrickx in Edegem heeft geleid, niet meer opvragen.<br />
32 Voor alle duidelijkheid: Staf Van Sintjan werd in 1963 in ere hersteld.<br />
11
HERMENEUTISCHE KNOOPPUNTEN M.B.T. DE SHOA IN HET<br />
ALGEMEEN 33<br />
Je schrijft: “Er is geen Vlaming of hij heeft racistische reflexen. Ik ook!”<br />
“Klopt. Je moet dat niet overdrijven, want ik zeg niet dat alle Vlamingen<br />
doorwinterde racisten zijn. Ik geloof dat elke mens racistische reflexen heeft. Je<br />
moet eens Marokkanen bezig horen over joden of Vlamingen. Of joden over<br />
Marokkanen. De ergernis tegen het vreemde is een natuurlijke reflex. Dat betekent<br />
niet dat het een goede reflex is. Dat besef ontbreekt vaak. Mensen beginnen hun<br />
racisme te rationaliseren. Ze zeggen: Het is logisch dat ik niet <strong>van</strong> Marokkanen hou,<br />
want onze cultuur is superieur aan die <strong>van</strong> hen.” 34<br />
12<br />
Tom Naegels<br />
Hebben de meeste jongeren (én volwassenen) voldoende weet <strong>van</strong> de jodenvervolgingen (en<br />
<strong>van</strong> andere genocides), <strong>van</strong> antisemitisme en racisme? Hebben ze voldoende kennis om te oordelen<br />
over de verschillende keuzes die men zowel toen als nu, zowel individueel als collectief (niet)<br />
kon/kan maken? Wordt hun houding nog bepaald door de eigen familiegeschiedenis tijdens de<br />
Tweede Wereldoorlog, in zoverre ze nog gekend is? In welke mate wordt hun eigen houding bepaald<br />
door hun huidige politieke voorkeur? In welke mate wordt hun houding bepaald door positieve of<br />
negatieve ervaringen met “die anderen”?<br />
Het lijkt gemakkelijk om (een hele tijd) na de feiten over “anderen” een oordeel te vellen.<br />
Maar dit dossier wil ook aantonen dat ook <strong>van</strong>daag ieder <strong>van</strong> ons <strong>van</strong>daag keuzes kan maken… of<br />
niet. Deze problematiek vraagt in ieder geval de wil om zich grondig te informeren, te nuanceren én<br />
zich te engageren. Sommige jongeren zijn nauwelijks op de hoogte <strong>van</strong> de shoah (of de holocaust),<br />
terwijl anderen klagen over “overkill”. Jongeren met een ruime interesse voor geschiedenis zijn<br />
meestal erg goed op de hoogte. Andere jongeren kennen soms enkel de grote lijnen, en nog andere<br />
vallen compleet uit de lucht. Vooral onder allochtone jongeren is de onwetendheid soms erg groot.<br />
Centraal bij dit onderwerp staan de vragen:<br />
• Wat is er precies met de joden gebeurd tijdens de Tweede Wereldoorlog? Wisten de<br />
Vlamingen hier<strong>van</strong>, en wat was hun reactie?<br />
• Wat zou ik in hun positie gedaan hebben?<br />
• Hoe is het ooit zover kunnen komen, en wat kunnen/moeten wij doen om te voorkomen dat<br />
het ooit opnieuw gebeurt?<br />
Hermeneutische knooppunten<br />
Vanuit de historische werkelijkheid dringen vragen zich op als:<br />
• “Wie vergeet, is gedoemd om te herhalen,” zegt de joodse overlevende en<br />
Nobelprijswinnaar Elie Wiesel. Klopt dat? Kan kennis (<strong>van</strong> de geschiedenis) dit<br />
voorkomen?<br />
• Wordt niet te snel en te gemakkelijk geoordeeld over het handelen of niet handelen <strong>van</strong><br />
mensen in verleden?<br />
• Kunnen wij <strong>van</strong>daag eigenlijk nog wel oordelen over feiten die zo ver achter ons liggen?<br />
33 D.w.z. hermeneutische knooppunten m.b.t. de shoah die niet onder te brengen zijn bij de afzonderlijke<br />
hoofstukken over (inviduele) omstanders, <strong>slachtoffers</strong> en <strong>daders</strong>.<br />
34 Dit citaat wordt vervolgd door: “Je laat in Los een man zeggen: “Ik ben bang dat ze onze monumenten<br />
zullen verwoesten.”“Dat is een typische reflex, niet los te zien <strong>van</strong> de sfeer <strong>van</strong> de voorbije vijf jaar, waarin<br />
alle schaamte overboord gegooid wordt als het gaat over de islam. Beweren dat moslims barbaren zijn die<br />
onze cultuur kapot maken, is een normaal standpunt geworden. Het wordt niet eens meer erkend als racisme.<br />
Eminente islamologen beweren dat soort zaken in hun boeken. Elke racist kan zich baseren op respectabele<br />
autoriteiten die eigenlijk hetzelfde zeggen.”<br />
T. NAEGELS over zijn roman Los, in Magazine Letters, 07 april 2005, p.12.
• Wat is het belang <strong>van</strong> de manier waarop we omgaan met het verleden? Kunnen we dat niet<br />
beter laten rusten en vooruit kijken, naar de toekomst?<br />
• Is het belangrijk om bv. zestig jaar na de feiten nog te trachten de waarheid te achterhalen?<br />
En als je door (nieuw) historisch onderzoek de waarheid nog hebt kunnen achterhalen, moet<br />
je ze dan publiek maken via een publicatie, een documentaire, het internet of een andere<br />
informatiedrager? Welke rechten heeft de waarheid? En hoe zit dat dan met de wet op de<br />
privacy?<br />
Vanuit de actuele werkelijkheid dringen vragen zich op als:<br />
• Welke aanpak prikkelt de interesse <strong>van</strong> jongeren in de shoah, doet hen bewust worden <strong>van</strong><br />
het gevaar <strong>van</strong> racisme (i.c. antisemitisme) toen en nu, maakt empathie mogelijk voor “de<br />
anderen” en brengt eventueel een begin teweeg <strong>van</strong> een andere houding tegenover<br />
“anderen”; én welke aanpak werkt contraproductief.<br />
• Zijn er parallellen tussen de houding tegenover de joden voor en tijdens de Tweede<br />
Wereldoorlog en de houding tegenover de allochtonen, asielzoekers, vluchtelingen <strong>van</strong>daag?<br />
• Is het correct en/of opportuun om de herdenking <strong>van</strong> de shoah te gebruiken als middel om<br />
extreem-rechts terug te dringen? Heiligt het doel de middelen?<br />
• Behoort een herhaling <strong>van</strong> de jodenvervolging in West-Europa tot de mogelijkheden, of<br />
heeft de mensheid na de Tweede Wereldoorlog voor eens en voor altijd haar les wel<br />
geleerd?<br />
• Is de jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog een uniek gebeuren, met niets anders<br />
te vergelijken; of is het een genocide als een ander, met dezelfde mechanismen en dezelfde<br />
dilemma’s? Is er bv. een wezenlijk verschil tussen de holocaust en de genocide in Rwanda?<br />
• Kan men in het onderwijs leerlingen weerbaar maken tegen dergelijke mechanismen en<br />
tegen totalitaire ideologieën; en als dat zo is, wat is dan daarvoor de meest aangewezen<br />
aanpak?<br />
• Welke rol zou de internationale gemeenschap kunnen/moeten spelen bij de preventie en<br />
repressie <strong>van</strong> genocides? Is het Internationaal Strafhof in Den Haag een efficiënt middel om<br />
toekomstige genocides te helpen voorkomen?<br />
• Wat is na een genocide het verschil tussen wraak en gerechtigheid? (Hoe) kunnen de tranen<br />
en jammerkreten <strong>van</strong> de stervende baby’s ooit gewroken worden? Wat is voor de<br />
kopstukken <strong>van</strong> zo’n genocide een gerechtvaardigde straf? Is er vergeving mogelijk voor<br />
deze kopstukken, die vaak (honderd)duizenden mensenlevens op hun geweten hebben, en<br />
vele anderen fysisch en/of psychisch voor het leven hebben getekend? Wat doe je hier met je<br />
spontane gevoelens <strong>van</strong> wraak, schuld, verdriet, angst, machteloosheid, kwaadheid, agressie<br />
en haat? Hoe moet een land waar een genocide heeft plaatsgevonden, daarna verder? Is er<br />
verzoening mogelijk tussen de groep “<strong>daders</strong>” en de groep “<strong>slachtoffers</strong>”?<br />
Vanuit de theologie dringen vragen zich op als:<br />
• Kan je na de shoah nog wel geloven in de goddelijke voorzienigheid, in de goedheid <strong>van</strong><br />
God, of zijn bestaan überhaupt? Is de shoah geen teken <strong>van</strong> de dood <strong>van</strong> God? Is het nog<br />
mogelijk te geloven in een God die dergelijke wreedheden toestaat? Was de shoah de wil<br />
<strong>van</strong> God? Wat vertellen de gruwelijkheden tegenover onschuldigen, en vooral het lijden <strong>van</strong><br />
ontelbare kinderen, over de aard <strong>van</strong> een God die zulke dingen laat gebeuren?<br />
• Als de aarde zich in het Oude Testament opende om Korach, Datan en Abiram te verslinden<br />
omdat ze op het altaar <strong>van</strong> de Heer vreemd vuur hadden geofferd (Numeri 16), waarom<br />
opende ze zich dan niet om Hitler, Eichman en Himmler te verslinden omdat ze in<br />
Auschwitz een vreemd vuur hadden gecreëerd waar<strong>van</strong> de vlammen tot in de hemel laaiden?<br />
Moet God niet worden aangeklaagd wegens medeplichtigheid aan, of tenminste nalatigheid<br />
bij misdaden tegen de menselijkheid? Of m.a.w.: kan je na Auschwitz nog wel geloven in de<br />
almacht <strong>van</strong> God?<br />
13
HOOFDSTUK I. DE OMSTANDERS, HELPERS EN<br />
REDDERS<br />
0. HERMENEUTISCHE KNOOPPUNTEN M.B.T. DE HELPERS<br />
• Zijn er bepaalde karaktertrekken of temperamenten die “typisch” zijn voor omstanders<br />
enerzijds en voor helpers anderzijds?<br />
• Zijn getuigenissen <strong>van</strong> omstanders en helpers betrouwbaar? Zijn zij bruikbaar in eventuele<br />
processen tegen de <strong>daders</strong>? Wat is de waarde <strong>van</strong> foto- en beeldmateriaal als<br />
bewijsmateriaal? Wat is “de waarheid”? Is dat de waarheid <strong>van</strong> de overwinnaars?<br />
• Hoe kan je geweldloos blijven in dergelijke situatie <strong>van</strong> onderdrukking en vervolging? Hoe<br />
kan je iets doen (voor de naaste) zonder in de spiraal <strong>van</strong> geweld te geraken die voor zovelen<br />
het einde betekent?<br />
• Hadden niet veel meer joden gered kunnen worden als de Vlamingen en andere volkeren<br />
zich massaal tegen de deportatie <strong>van</strong> de joden hadden verzet?<br />
• Wat zet(te) mensen ertoe aan om vreemdelingen of vervolgden (i.c.joden) te helpen en/of te<br />
verbergen?<br />
• Wat zet(te) mensen ertoe aan om te protesteren tegen de behandeling <strong>van</strong> vreemdelingen of<br />
vervolgden (i.c.joden)?<br />
• Wat zet(te) mensen ertoe aan om niets te doen, zelfs niet te protesteren tegen de behandeling<br />
<strong>van</strong> vreemdelingen of vervolgden (i.c.joden)?<br />
• <strong>Een</strong> <strong>van</strong> de argumenten die na een genocide vaak wordt bovengehaald, is de bewering dat<br />
men zegt dat men het niet wist: “Wir haben es nicht gewußt.”? Klopt dat? Is dat een geldig<br />
excuus?<br />
• Hoe is het mogelijk dat “omstanders” zich na de shoah gewoon aan hun dagelijkse<br />
bezigheden wijdden, alsof er niets gebeurd is? Hoe kon het leven gewoon doorgaan in een<br />
plaats waar de grond zo doordrenkt was <strong>van</strong> bloed, waar zoveel geesten <strong>van</strong> vermoorde<br />
mannen, vrouwen en kinderen rondzweven?<br />
• Is er verschil in houding tussen diegenen die voordien (een goed) contact hadden met de<br />
“vreemdelingen of vervolgden (i.c.joden)” en diegenen die nog nooit met hen in contact<br />
waren gekomen?<br />
• Valt het te voorspellen hoe je zelf zou reageren als je moest kiezen om vreemdelingen of<br />
vervolgden (i.c. joden) al of niet te helpen?<br />
• Hadden de geallieerden de (aanvoerlijnen naar) de vernietigingskampen moeten<br />
bombarderen?<br />
• Had het verzet (meer) jodentransporten moeten (proberen) tegen te houden?<br />
14
1. DE OMSTANDERS<br />
1.1. DE GROOTVADER: MÉDARD SCHUYTEN<br />
Figuur 6 Médard Schuyten, oktober 1943<br />
(Fragment <strong>van</strong> een foto, Archief Margaret<br />
Hickman-Schuyten)<br />
“De nodige aandacht voor de jodentransportaties, met af en toe verwijzingen naar reacties <strong>van</strong><br />
de Antwerpse man in de straat, was … terug te vinden in de begin 1945 verschenen dagboeknotities<br />
<strong>van</strong> de Antwerpse scheikundige prof. dr. M.C. Schuyten 35 , een overtuigd protestant die tijdens de<br />
oorlogsperiode troost had gevonden in de bijbel.” 36 Medard Schuyten was echter een bekeerling, die<br />
zelf niet zoveel naar de diensten ging <strong>van</strong> de protestantse kerk. Omdat zijn protestantse geloof, en<br />
dat <strong>van</strong> zijn zoon Henri, en diens oudste kinderen, Jeanne, Julia en René, een belangrijke rol zal gaan<br />
spelen in hun denken, doen en laten tijdens de Tweede Wereldoorlog, is het belangrijk om even stil<br />
te staan bij de invloed <strong>van</strong> de gebeurtenissen tijdens de Eerste Wereldoorlog op Médards<br />
opvattingen en levensbeschouwing 37 . Zijn kleinzoon, Wim Schuyten, schreef hierover in een brief<br />
35<br />
SCHUYTEN, M.C. & m.m.v. PEETERS, J., Oorlogsdagboek. Antwerpsche nota’s 1940-1944, Antwerpen, De<br />
Techniek, [1945]. Uit de Nationale Bibliografie blijkt dat het boek reeds verscheen in maart 1945, d.w.z.<br />
terwijl de oorlog nog bezig was, maar Antwerpen intussen al wel bevrijd was. De volledige tekst <strong>van</strong> het boek<br />
is te vinden op Schuyten, M.C., Oorlogsdagboek. Antwerpsche nota's 1940-1944 (Deel 1),<br />
Antwerpen, De Techniek, maart 1945. Schuyten, M.C., Oorlogsdagboek. Antwerpsche nota's 1940-<br />
1944 (Deel 2), Antwerpen, De Techniek, maart 1945. Schuyten, M.C., Oorlogsdagboek. Antwerpsche<br />
nota's 1940-1944 (Deel 3), Antwerpen, De Techniek, maart 1945.<br />
36<br />
L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad. <strong>Een</strong> geschiedenis <strong>van</strong> Antwerpen en zijn joodse bevolking<br />
(1844-1944), Tielt, Lannoo, 2000, p. XXXII.<br />
37<br />
“Twee zijner zoons, zijn oudste en zijn jongste, trokken als oorlogsvrijwilligers naar het front; de laatste,<br />
René Florent, geboren te Antwerpen, 29 maart 1897, sneuvelde aan den Ijzer op 18 juli 1916; de oudste viel er<br />
ook, een kogel in de borst, werd zwaargewond naar Zuid-Frankrijk vervoerd, genas er als bij wonder; hij zou<br />
aan de Universiteit <strong>van</strong> Montpellier zijn doctoraat behalen in de Geneeskunde (…) In juni 1916 ontving hij<br />
bezoek <strong>van</strong> de Duitsche wetenschappelijke vermaardheid, Prof. Dr. Th. Ziehen, een vroegeren Berlijnschen<br />
vriend, die hem een professoraat aan de Philosopische Faculteit aan de te stichten Vlaamsche Hoogeschool te<br />
Gent kwam aanbieden, namens de bezettende overheid. Dr. Schuyten, lid der Vlaamsche<br />
Hoogeschoolcommissie, alhoewel over het principe der Vervlaamsching het volkomen eens, weigerde dit<br />
aanbod, daar zijn gewetensbezwaren hem niet toelieten hierop in te gaan. Tegen zijn opgeworpen<br />
gemoedsmotieven kon zelfs Dr. Tack, voorzitter <strong>van</strong> den Raad <strong>van</strong> Vlaanderen, niets inbrengen.” J. PEETERS,<br />
Schets <strong>van</strong> Leven en Werk <strong>van</strong> Dr. M. C. Schuyten, Overdruk uit Moderne School, 12 (1938) 8. Schuyten, die<br />
15
<strong>van</strong> 28.10.2005 – die overigens een goed beeld geeft <strong>van</strong> de verwantschap tussen de belangrijkste<br />
hoofdpersonages uit Julia’s <strong>verhaal</strong> – hetvolgende:<br />
“Both my father [Hendrik Schuyten] and grandfather [Médard Schuyten] were atheists, until<br />
sometime after the first World War. That war took the life of one of my grandfather Médard’s sons<br />
[René Schuyten, °29.3.1897-†18.7.1916], and critically wounded another [Médard Schuyten jr]. It is<br />
our perception that these events may have shaken grandfather’s atheistic confidence and forced his<br />
thinking in the direction of spiritual realities. My father, Henri, was exempt from military service<br />
because he was already the father of one daughter (Jeanne, [°31.10.1913]) and they were expecting<br />
another child (Julia, [°16.11.1914]). He and his young wife [Margaretha <strong>van</strong> Oudheusden], who was<br />
then a practising Roman Catholic, and their two little children went through the hardships and<br />
deprivations of the German occupation like everyone else. During the returning peace and relative<br />
prosperity after the war, my brother René was born May 7, 1919. Sometime during this period my<br />
father and grandfather together attended an e<strong>van</strong>gelistic meeting. According to my father’s later<br />
testimony, their (or at least his) subconscious hope in going to such a meeting, was that their atheistic<br />
convictions might be vindicated as measured against the “naive” beliefs of Christians. Apparently,<br />
they experienced the exact opposite, and came home rather shaken and subdued. It was, for both of<br />
them, a factor in their eventual conversion to Christianity…<br />
My grandparents at some point began to attend the outreach ministeries of an American mission under<br />
the leadership of a military officer by the name of Norton – from which this particular group acquired<br />
the nickname “The Nortons”. 38<br />
Historicus en specialist m.b.t. de jodenvervolging in het Antwerpse, Lieven Saerens, schrijft<br />
in zijn doctoraat over het belang en de betekenis <strong>van</strong> Médard Schuytens oorlogsdagboek: “Qua<br />
persoonlijk doorleefde ooggetuigenverhalen kunnen we in de eerste plaats verwijzen naar het<br />
Oorlogsdagboek 1940-1944 (Antwerpen, [1945]) <strong>van</strong> Prof. Dr. M. C. Schuyten, een hoogleraar<br />
scheikunde en onder meer medewerker aan de Parijse Revue Générale des Sciences Pures. Het ging<br />
hier om een uiterst gelovig protestant, ook al niet echt het profiel <strong>van</strong> de Antwerpse<br />
‘doorsneeburger’. ‘Het algemeen gebeuren werd toegelicht op Bijbelsen grond telkens als zulks te<br />
pas kwam’, schreef Schuyten in zijn voorwoord… M.C. Schuyten bekeek de jodenvervolging<br />
aan<strong>van</strong>kelijk louter <strong>van</strong>uit religieus standpunt. Referenties aan een ‘communis opinio’ waren bij<br />
hem lange tijd niet te vinden. Hij scheen zich liever wat te verbergen achter de veilige muren <strong>van</strong><br />
zijn wetenschappelijke bibliotheek. Gewapend met de bijbel (het Oude Testament) was het voor hem<br />
al onmiddellijk duidelijk dat Duitsland de oorlog wel moest verliezen en dat Groot-Brittannië de<br />
natuurlijke bondgenoot <strong>van</strong> ‘Israël’ was. ‘Tegenover Hitler staat Engeland dat strijdt voor de vrijheid<br />
der wereld, hiervoor in de H. Schrift aangewezen (…) om het Duitse Jodendrama te wreken. Geen<br />
menselijk gedoe kan de vervulling der prophetieën tegenhouden, ook geen Hitler al mocht ook zijn<br />
verwaandheid tot het onbegrensde worden aangedikt. (…) De Bijbel zegt, doelende op de<br />
martelgang der joden door de eeuwen heen, dat de beulen hun vreselijke straf niet zullen ontgaan!<br />
Gelukkig.’ Schuyten was er inderdaad gerust op. Immers, was de Balfour-declaratie <strong>van</strong> 1917 niet<br />
een eerste officiële fase geweest ‘inzake de prophetie over de 12 stammen terug verenigd in het land<br />
hunner vaderen’? Schuytens standpunt was duidelijk niet dat <strong>van</strong> een katholiek. (…) De Katholieke<br />
Kerk was allesbehalve opgetogen over de Balfour-declaratie. Vanuit zijn intellectuele en<br />
godsdienstige achtergrond kan M.C. Schuyten slechts representatief genoemd worden voor een<br />
beperkt deel <strong>van</strong> de Antwerpse publieke opinie. (…)<br />
Knarsetanden, ingehouden woede en verbijstering dat zulke barbaarsheden als de<br />
jodenvervolging nog in volle twintigste eeuw konden plaatsgrijpen, leken de houding <strong>van</strong> M.C.<br />
Schuyten te bepalen. Maar hij blijft in zijn woorden steken. Het woord ‘verzet’ scheen niet bij hem<br />
op te komen. Afgaande op dit getuigenis leken ‘verontwaardiging’ en ‘ergernis’ de<br />
sleutelwoorden.” 39<br />
met het eerste Vlaamse proefschrift in België aan de Gentse Hogeschool promoveerde tot doctor in de<br />
Natuurwetenschappen bewijst hiermee dat je ook perfect Vlaamsgezind kon zijn, zonder te collaboreren.<br />
38 Brief <strong>van</strong> Wim Schuyten aan J. Maes, 28.10.2005.<br />
39 L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad. <strong>Een</strong> geschiedenis <strong>van</strong> Antwerpen en zijn joodse bevolking<br />
(1844-1944), Tielt, Lannoo, 2000, p. 658-659, 679.<br />
16
Medard C. Schuyten (°Oostende, 24.9.1866-†Antwerpen, 30.03.1948) woonde tot aan zijn<br />
dood in de Devrièrestraat 37 te Antwerpen 40 en was tevens de grootvader <strong>van</strong> Julia(na) Schuyten (zie<br />
verder).<br />
Fragmenten i.v.m. de jodenvervolging uit Médard Schuytens’ oorlogsdagboek<br />
17-5-1940<br />
De Duitsche overval in Nederland en België is ingezet geworden in den nacht <strong>van</strong> 9-10 Mei…<br />
Tamelijk sterke exodus uit Antwerpen naar Frankrijk en de kust, met auto’s, rijwielen, karren, te<br />
voet. Nogal paniek en schrik, maar de meesten hier zijn kalm en rustig, verroeren geen vin, zeggen<br />
te blijven.<br />
Bijna alle joden zijn weg. (p. 7)<br />
12-6-1940<br />
De namen <strong>van</strong> al de in de stad verblijvende Joden moeten door onze politie worden binnengebracht;<br />
Wat zou deze onverwachte maatregel – na de gegeven belofte de Joden gerust te laten – wel mogen<br />
betekenen? 41 (p.22)<br />
20-10-40<br />
Als er toch maar één partij is die zal bovenkraaien, nm. de Engelsche, die daarvoor bestemd is. De<br />
Bijbelsche ondergrond is steeds daar. Immers de Jodenvervolgers moeten thans gestraft worden door<br />
Engeland-Israël (Ezechiël 25: 32-34). 42 (p. 54)<br />
7-1[1]-40<br />
Al de Joden die openbare ambten – onderwijzers en leeraars incluis – bekleeden, zullen worden<br />
afgezet 43 . Het onderzoek over hun stamboom gaat twee geslachten terug. En aan de Joden zou geen<br />
letsel geschieden? Ja, werd het verboden straatbetogingen tegen hen te houden, zeggen de plakkaten<br />
in het begin der bezetting! Altoos leugen en kwade trouw over alles zonder ophouden. Ze zijn bezig<br />
hun krediet in de wereld zelf stuk te slaan. (p. 55)<br />
20-12-40<br />
Weer een verordening betreffende de hier verblijvende Joden: een gedeelte dezer bevolking heeft<br />
aanzegging gekregen dat zij zich <strong>van</strong>daag rond 8 uur moet verzamelen aan de Zuidstatie; hun<br />
jongens boven 15 jaar moeten echter hier blijven. Zij mogen 5 kg voedsel en 25 kg kleedingsstoffen<br />
meenemen, meer niet. Bestemming onbekend. 44 (p. 62-63)<br />
40<br />
Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Herentals <strong>van</strong> 30 januari 1940 aan Nelly Opstelten (Archief Margaret<br />
Hickman-Schuyten).<br />
41<br />
“Mogelijk vergiste de waarnemer zich. Concrete aanwijzingen over de registratie <strong>van</strong> Antwerpse joden in<br />
juni 1940 vonden we tot dusver nergens terug.” L. Saerens, Vreemdelingen in een wereldstad. <strong>Een</strong><br />
geschiedenis <strong>van</strong> Antwerpen en zijn joodse bevolking (1844-1944), Tielt, Lannoo, 2000, p. 560. “Volgens de<br />
index <strong>van</strong> de Dagelijksche Orders <strong>van</strong> het Hoofdcommissariaat <strong>van</strong> Politie verzocht de ‘burgemeester’ op 24<br />
juni wel om ‘Inschrijvingslijsten’ <strong>van</strong> Vreemdelingen.” Idem, p. 802. Op 28.10.1940 vaardigde de bezetter<br />
een belangrijke anti-joodse verordening uit die o.a. een paragraaf bevatte waarin stond dat “alle joden boven<br />
de vijftien jaar verplicht waren zich tegen uiterlijk 30 november 1940 bj de gemeentebesturen in een<br />
‘Jodenregister’ in te schrijven.” L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 499-501.<br />
42<br />
Het is duidelijk dat het hier eigenlijk om Ez. 25, 12-14 moet gaan.<br />
43<br />
Verordening <strong>van</strong> 28 oktober 1940, betreffende het verwijderen <strong>van</strong> joden uit ambten en betrekkingen. L.<br />
SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 500.<br />
44<br />
Ook dit klopt. “Rond midden december … nam de Feldkommandatur de beslissing om het merendeel <strong>van</strong><br />
de in november geregistreerde vreemdelingen uit het arondissement Antwerpen uit te wijzen…. Op 18<br />
december 1940 bezorgde de Antwerpse politie een eerste maal uitwijzingsbevelen, 608 in totaal. Daarin werd<br />
vermeld dat de betrokkenen, onder dreiging <strong>van</strong> strafmaatregelen, zich op bepaalde dag en uur, (meestal) om<br />
acht uur ’s ochtends, aan het Antwerpse Zuid-Station, gelegen aan de Simon Bolivarplaats, dienden aan te<br />
melden. De uitgewezenen moesten naast de vereiste papieren ‘mondvoorraad’ voor drie dagen meebrengen.<br />
Het ‘reisgoed’ diende beperkt te blijven tot ten hoogste 25 kilogram per volwassen persoon. ‘Andere zaken’<br />
konden ‘bij onbekenden in uw huidige woonplaats’ worden achtergelaten en later ‘met inachtname der<br />
voorschriften op het openbaar verkeer’ worden nagezonden. Het was ‘toegelaten’ ‘kinderen tot den ouderdom<br />
<strong>van</strong> 15 jaar of minder, die deel uitmaakten <strong>van</strong> uw huishouden, naar uw nieuwe verblijfplaats mede te nemen.’.<br />
17
26-12-40<br />
Nu is bedoelde bestemming ter oore gekomen: het zijn de hier verblijvende Poolsche Joden die terug<br />
naar hun vaderland worden gestuurd om aldaar in de concentratiekampen <strong>van</strong> hun geloofsgenooten<br />
aan den marteldood te worden blootgesteld. 45 (p. 63)<br />
6-1-41<br />
<strong>Een</strong> wetenschappelijke verhandeling die ik in maart ’40 naar de “Revue générale des Sciences<br />
pures” te Parijs opzond, kon toen niet doorgaan. Maar nu heb ik bericht gekregen dat het tijdschrift<br />
vermoedelijk opnieuw zal mogen verschijnen, met de aanzegging <strong>van</strong>wege de Duitsche autoriteiten<br />
dat geen Joden mogen medewerken. En nu moet ik als medewerker de bevestiging geven dat ik niet<br />
tot den Israëlitischen godsdienst behoor; hetgeen ik gedaan heb, er bijvoegende dat ik protestant ben,<br />
met de bedoeling aan te stippen dat ook de Wetenschap, de zuivere experimenteele Wetenschap<br />
precies niet louter gevoed wordt door reine materialistische drijfveeren en beschouwingen.<br />
9-1-41<br />
En wat vertelt men in Duitschland nog? Dat de vrouw <strong>van</strong> Goebbels haar eigen zoontje <strong>van</strong> 10 jaar,<br />
<strong>van</strong> haar eersten (Joodschen) man, in een zinneloozengesticht heeft gestopt louter om genoegen te<br />
doen aan de politiek <strong>van</strong> haar tweeden man. Men vertelt dat het jongetje helemaal niet gek is. Maar<br />
het is een Joodje, ziet u? Zoo gedraagt zich een nazimoeder, vrouw <strong>van</strong> een naziminister. Maar neem<br />
nu dat het kind wel krankzinnig is, zal dan nog een moeder die in weelde leeft zich <strong>van</strong> haar eigen<br />
bloed ontmaken? 46 (p. 65)<br />
16-1-41<br />
De fameuze gouwleider Dr. Ley heeft het noodig gevonden om nog eens in een samenkomst <strong>van</strong><br />
nazis er op te drukken dat het Germaanse volk het superieure is, al de andere rassen minderwaardig<br />
zijn; deze mogen honger lijden en hebben geen kultuur <strong>van</strong> doen…<br />
En de superieure mensch Ley heeft aldus zeker vergeten zich voorafgaandelijk af te vragen in welke<br />
minderwaardige landen de Nobelprijzen in Wetenschap en Kunst werden gewonnen, welke<br />
roemrijke universiteiten, akademies, geleerde gezelschappen men over de wereld kan aanhalen, ook<br />
buiten het superieure Duitschland; en men vraagt zich af of hij niet weet dat er een werkelijk<br />
superieur beginsel over de menschheid heerscht, nl. dat der menschlievendheid, dat verbiedt één<br />
enkel mensch door gebrek aan voedsel te laten omkomen. Och ja, hij weet het wel, wij geven het<br />
hem nog toe, maar in zijn grenzeloozen hoogmoed verwerpt hij dat beginsel, omdat hij ook de eenig<br />
De ‘toekomende verblijfplaats’ werd op het uitwijzingsbevel niet vermeld, maar zou in het ‘aankomststation’<br />
worden ingevuld.” L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p.562-563.<br />
45 “De uitspraak <strong>van</strong> Schuyten verdient verdergezet onderzoek. Voor de uitgewezenen over wie wij concrete<br />
gegevens, zoals bewaard in het Anwerps Stadsarchief, bezitten, bleek de uiteindelijke bestemming echter<br />
Limburg te zijn.” L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 563. Dat kunnen wij besvestigen. De<br />
Duitse (ex-Oostenrijkse) Igo Gross en zijn vrouw Rosalie Berlstein komen op 26.1.1941 aan in Zeelhem,<br />
Dorpstraat 26. Zij (moeten er) blijven tot 16.8.1941. (DV, Dossier Gross, Israel, 11.2.1941; 5.8.1941) De<br />
eveneens Duitse (ex-Oostenrijkse) Chana Hönig wordt op 1.2.1941 “met het uitdrijvingsbevel 6845 geschrapt<br />
uit het vreemdelingenregister Berchem, Statiestraat 124 en heeft als nieuw adres opgegeven: S. Sauwestrelaan<br />
65 in Beverloo. Zij zal er (moeten) blijven tot 23.7.1941. (DV, Dossier Hönig, Chana, 21.5.1941; 10.9.1941)<br />
De Poolse familie Hersz en Estara Nadel-Neumann, met hun twee zonen, Manfred en Max, worden op<br />
2.1.1941 ingeschreven in Diepenbeek, Kapelstraat 50. Zij moeten er blijven tot mei 1941. (DV, Dossier Nadel,<br />
Hersz, 3.1.1941; 7.6.1941). In totaal reden er <strong>van</strong> december 1940 tot februari 1941 negen treinen met in totaal<br />
2656 uitgewezenen naar Limburg. L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 565. Op 7.2.1941 wordt<br />
de Poolse Majer Hanfling amtbshalve geschrapt uit het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Antwerpen, Nerviërstraat<br />
22. Hij wordt, met zijn moeder, de Poolse Feiga Glatt, blijkbaar gedeporteerd naar Bressoux (Luik). Hij blijft<br />
er (verplicht) tot april 1942. Feiga Glatt, die weduwe is, kan twee maanden na haar huwelijk met Ludovic<br />
Reichman, toch iets vroeger naar Antwerpen terugkeren (DO, Dossier Hanfling, Majer; DV, Dossier<br />
Reichman, Louis)<br />
46 Dit klopt niet. De enige zoon uit Magda Goebbels’ eerste huwelijk met de industrieel Günther Quandt,<br />
Harald Quandt (°1.11.1921), staat gewoon achteraan mee op deze foto <strong>van</strong> de familie Goebbels <strong>van</strong><br />
12.10.1942. Zij had (voordien) wel een lange relatie met de joodse zionist Chaim Arlozorow. (Wikipedia,<br />
http://en.wikipedia.org/wiki/Harald_Quandt)<br />
18
ware Christelijke principes, die hij besmet acht door het Jodendom dat geen bruut geweld voorstelt,<br />
met het brandmerk der minderwaardigheid bestempelt.<br />
<strong>Een</strong>s komt de afrekening. Ze is nu op weg. En dan? Hoogmoed komt voor den val. (p. 69)<br />
18-2-41<br />
Wij hebben gemeld dat sommige Joden der stad zich moesten verzamelen aan het Zuidstation om<br />
naar Polen in concentratiekampen den marteldood tegemoet te gaan. Nu vernemen wij,<br />
oorspronkelijk uit den mond <strong>van</strong> een ooggetuige, beambte <strong>van</strong> bewust station, dat men de Joden<br />
zonder onderscheid verplichtte zich op het perron neer te hurken op knieën en ellebogen om zoo<br />
naar hun compartimenten te strompelen; en onder weg werden zij gestampt. Stel u dat toneel voor,<br />
en zie die zonder reden wreedaardig behandelde mannen, vrouwen en kinderen. De ooggetuige,<br />
oudstrijder <strong>van</strong> 14, deed het onmenschelijke op zichzelf om de beulen niet bij de strot te grijpen en<br />
ze te wurgen. De Bijbel zegt, doelende op de marteling der Joden door de eeuwen heen, dat de<br />
beulen hun vreeselijke straf niet zullen ontgaan.<br />
Gelukkig. 47 (p. 77)<br />
16-4-41<br />
<strong>Een</strong> Synagoge aan de Oostenstraat werd in brand gestoken door de Dinasos, Antwerpsche jongens;<br />
de ruiten werden met ijzeren stangen stuk geslagen, de banken en Bijbels op straat gesmeten, de<br />
omliggende Joodsche huizingen erg beschadigd en gedeeltelijk verbrand, de menschen mishandeld 48 .<br />
De politie greep in toen het te laat was. Men zegt dat Duitse officieren films opnamen. En schier op<br />
hetzelfde oogenblik gebeurde hetzelfde te Brussel. (p. 88)<br />
30-8-41<br />
Er is hier een Joodsche school, aangenomen door den Staat. De Belgische officieele onderwijzers<br />
<strong>van</strong> die school, waarin de Rabbijn les geeft in godsdienst, zijn allen nazis en vervaarlijk anti-<br />
Engelsch. Wat zegt u <strong>van</strong> een dergelijken geest in een Joodsche school? Wie verklaart een<br />
dergelijken kanker? Leg uit. (p. 108)<br />
8-9-41<br />
Wij vernemen dat vóór enigen dagen de Duitschers een inval hebben gedaan in de Diamantclub der<br />
Pelikaanstraat en de aanwezige kooplieden (Joden) hun persoonlijke koopwaar hebben moeten<br />
afstaan. <strong>Een</strong> der bestolenen schatte den totalen buit op ongeveer 25 millioen frank. (p. 109)<br />
22-9-41<br />
In sommige winkels der stad ziet men op de vitrien een bericht geplakt, zeggende dat de betr. handel<br />
een “Jüdisches Unternehmen” is, een Joodsche onderneming, in de drie talen, met de Duitsche eerst.<br />
In Vlaanderen Vlaamsch, hé? Na de andere, natuurlijk. En geen <strong>van</strong> de V.N.V.-ers die kikt, noch<br />
over de taal, noch over de vrijheid <strong>van</strong> godsdienst. Wat zou dat? (p. 110-111)<br />
Tussen 20-1-42 en 23-1-42<br />
Joodsche doktoren worden uit concentratiekampen ontslagen om op het Russische front den<br />
medicalen dienst te gaan helpen. Teekenend. (p. 126)<br />
Februari [42]<br />
Hitler heeft gezegd, in het begin <strong>van</strong> zijn aanval op Rusland, dat hij het Kremlin, ontheiligd door den<br />
Wandelenden Jood, volledig ging vernietigen. Hij merkt echter niet, helaas, dat hij zelf, met zijn<br />
overal verspreide legerscharen, zeer net bedoelden zinnebeeldigen Jood bezig is na te bootsen, maar<br />
47 Ook dit klopt. “Mogelijk had dat betrekking op het laatste transport, dat op woensdag 12 februari 1941 om<br />
12.25 uur ’s middags Antwerpen verliet. Zonder daarover concrete aanwijzingen te geven, bevatte het<br />
betreffende politierapport uitzonderlijk enkele indicaties dat het transport niet rimpelloos verliep… Maakte<br />
het … uitzonderlijk melding <strong>van</strong> <strong>van</strong> een ‘geval <strong>van</strong> braking en verschillende gevallen <strong>van</strong> hoofdpijn’ onder de<br />
‘geëvacueerde’ personen.” L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 564.<br />
48 Deze pogrom gebeurde op paasmaandag 14 april 1941. Zie J. DE VOLDER & L. WOUTERS, Van binnen weent<br />
mijn hart , p. 45. Na deze Antwerpse “Kristalnacht” werd er voor de Antwerpse joden een uitgaansverbod<br />
ingesteld dat voor de verdere duur <strong>van</strong> de bezetting <strong>van</strong> kracht zou blijven. Zie L. SAERENS, Vreemdelingen in<br />
een wereldstad, p. 576.<br />
19
gedoemd is nooit den werkelijken Jood te zullen kunnen evenaren, omdat deze onsterfelijk is en hij,<br />
Hitler, met heel zijn satanisch systeem met zekerheid zal verdwijnen. (p. 128)<br />
(…)<br />
Opzienbarend bericht: 400 gezonde, sterke jonge Joden zijn naar Duitschland meegenomen om<br />
aldaar als proefkonijntjes de degelijkheid <strong>van</strong> een nieuw stikgas te illustreeren. Allen zijn natuurlijk<br />
omgekomen. 49 (p. 128)<br />
[Na 15-2-42]<br />
Rusland geeft 7 redenen waarom Hitler moet verliezen: de groote groeiende macht der verbondenen<br />
aan schepen, manschappen, materieel, de ¾ der menschheid zijn tegen de spil 50 gekant, enz. De<br />
voornaamste – de Jodenvervolging – wordt niet vermeld. (p. 129)<br />
Maart<br />
Onder de vele blaadjes die hier te lande verschijnen onder het bestuur <strong>van</strong> de bezetting, is er een dat<br />
zich bijzonder onderscheidt door zijn Jodenhaat en steeds maar bij elke gelegenheid er op uit is om<br />
de bevolking tegen die ongelukkige vervolgden op te hitsen. Het heet “Volksche Aanval” en huist<br />
Filips-de-Champagnestraat 52, Brussel, onder leiding <strong>van</strong> Mster René Lambrichts. Ziehier twee<br />
staaltjes <strong>van</strong> dagelijksche opruierij (21 Maart 1942):<br />
Joden-politie<br />
Antwerpen, den 17 Maart 1942<br />
Aan Volksverwering<br />
F. de Champagnestraat 52<br />
Brussel<br />
Sedert eenigen tijd gaan er langs verschillende zijden stemmen op voor de oprichting eener<br />
jodenpolitie, zulks tot mijn groote voldoening, ook in het dagblad “Volk en Staat”.<br />
Voor ieder, die met den jodenhandel, of beter gezegd jodenzwendel, goed gekend is, moet het<br />
vervelend worden steeds terug te komen op hetzelfde thema, zijnde “De joden loopen nog na 8 uren<br />
’s avonds op de straat”. Dat zulks de waarheid is der dagelijksche overtredingen der BELGISCHE<br />
WETTEN, weet ik bij persoonlijke ondervinding.<br />
Hier volgen eenige voorbeelden:<br />
1) Joodsche diamantslijpers “zonder handelsregister”, handelen ?? in textielwaren!!<br />
2) Verschillende joden der gemeente Borgerhout en Berchem halen de rantsoenzegels af <strong>van</strong><br />
familieleden welke naar het buitenland gevlucht zijn.<br />
3) De helft der joodsche handelaars betalen geen belastingen wat zeker een overtreding is op<br />
onze Grondwet <strong>van</strong> 1830 (!!)<br />
4) Tientallen joden lopen het land af om edele metalen op te koopen. Het aldus bekomen goud,<br />
platina, enz. dient alleen om de kapitaalvlucht der rijke joden uit België te bevorderen.<br />
Deze lieden plegen een aanslag op ons krediet, dus ook op de veiligheid <strong>van</strong> den Staat.<br />
49 Tussen oktober 1939 en mei 1940 werden in West-Pruisen en de Warthegau circa 10.000 psychiatrische<br />
patiënten vermoord. Velen <strong>van</strong> hen werden omgebracht met behulp <strong>van</strong> een nieuwe techniek, de mobiele<br />
gaskamer (met koolmonoxide). Begin 1941 werd de euthanasiecampagne uitgebreid tot de<br />
concentratiekampen. Eind augustus of begin september 1941 probeert Fritsch, de tijdelijke plaatsver<strong>van</strong>ger <strong>van</strong><br />
kampcommandant Höss, het effect uit <strong>van</strong> Zyklon B(lausäure), een chemicalie die in het kamp werd gebruikt<br />
om ongedierte te bestijden, op zieke sovjetkrijgsge<strong>van</strong>genen. Uit: L. REES, Auschwitz, Antwerpen, Manteau,<br />
2005, p. 64, 75. « Le mémorialiste, qui ne cite pas sa source, imagine que ces Juifs ont été déportés de<br />
Belgique. Telle quelle, son information sensationelle est fausse. Rien n’autorise ce chroniqueur à faire cette<br />
supposition. Selon toute vraisemblance, il interprète une rumeur de source allemande qui circulerait en<br />
Belgique où l’on connaîtrait, dès février 1942, les travaux effectués à l’Est dans les camps de concentration<br />
juifs. Des militaires allemands n’ignorent pas l’existence des chambres à gaz ou, tout au moins, ce qu’ils<br />
appellent ‘la mort sans blessure’”. M. STEINBERG, Le dossier Bruxelles-Auschwitz. La police SS et<br />
l’extermination des Juifs de Belgique. Met een voorwoord <strong>van</strong> B. & S. KLARSFELD, een nawoord <strong>van</strong> M.<br />
PIORO en gerechtelijke documenten <strong>van</strong> de zaak Ehlers, Brussel, le Comité Belge de soutien à la partie civile<br />
dans le procès des officiers SS Ehlers, Asche, Canaris, responsables de la déportation des Juifs de Belgique,<br />
1980, p. 102. “The first extermination centre of the ‘final solution’ to begin killing on a mass scale was<br />
Chelmno, in December 1941.” D. BLOXHAM, & T. KUSHNER, The Holocaust. Critical Historical Approaches,<br />
Manchester – New York, Manchester University Press, 2005, p. 87.<br />
50 Hiermee worden de Asmogendheden bedoeld.<br />
20
5) Joden, welke met modernen zwendel duizenden franks per week verdienen, schamen zich niet<br />
de eetzalen <strong>van</strong> Winterhulp te bezoeken. Verschillende joden, die men in het Winterhulplokaal<br />
“Harmonie” aantreft, om op “onze kosten” goedkoop te middagmalen, vindt men een<br />
paar uur later op de hondenkoersen, waar zij op grof geld spelen!!<br />
Het bedriegen <strong>van</strong> den Openbaren Onderstand is strafbaar, nogmaals volgens de Grondwet.<br />
Deze kleine voorbeelden bewijzen, dat er voor een jodenpolitie werk op de planken is. Tot mijn<br />
spijt moet ik hier bijvoegen, dat, zoolang de joden het recht hebben door ons land te reizen, er geen<br />
enkele dienst, kontrool of politie bekwaam zal zijn, de bestaande wetten of verordeningen door de<br />
joden te doen eerbiedigen.<br />
Hiervoor zou het den joden moeten verboden worden, de stad, het distrikt, de gemeente of het dorp<br />
dat zij bewonen, te verlaten, zoomin bij dag als bij nacht, en zulks zonder eenige uitzondering.<br />
Met volkschen groet.<br />
Sinjoor.<br />
Zóó denkt de Volksgenoot. En hij denkt goed. (p. 133-134)<br />
[April]<br />
Tegen 1 Mei moeten alle Joodsche zaken sluiten. Zij mogen nog enkel knecht spelen, maar zelf geen<br />
bedrijven meer besturen 51 . (p. 136)<br />
Juni<br />
De Jodenvervolging gaat nog steeds voort. Dokters, apothekers, tandartsen, likdoornartsen,<br />
verpleegsters, mogen hun bedrijf niet meer voortzetten 52 . Allen zullen <strong>van</strong>af een gegeven datum de<br />
Davidsster moeten dragen, duidelijk zichtbaar naar gegeven model 53 .<br />
De Davidsster is verplichtend voor alle Joden en voor kinderen <strong>van</strong>af 6 jaar. (p. 141)<br />
Juli<br />
De Joden mogen niet meer verschijnen in cinema’s, theaters, de stedelijke parken, niet in de trams<br />
rijden, enkel op de voorplecht 54 . Wij zeiden reeds dat zij geen winkel mogen houden, geen openbare<br />
ambten bekleeden; dokters, apothekers, tandartsen, als Joden afgeschaft. En het resultaat? Groot<br />
medelijden bij de menschen, veel voorkomendheid en hulp waar het kan. Het publiek toont zich<br />
door al die dwingelandij diep geërgerd. (p. 143-144)<br />
(…)<br />
<strong>Een</strong> officier greep een Joodsche dame die in een tram rustig was neergezeten bij den kraag, brutaal<br />
weg, en smeet ze er uit, zoo dat ze bijna viel. (p. 144)<br />
(…)<br />
De Joden worden uit de treinen opgepikt en naar Frankrijk verzonden 55 .<br />
Al de Joodsche kinderen zijn uit de scholen verwijderd. En zie, deze hebben nu aanzegging gekregen<br />
dat zij zich moeten gereedmaken om te ontruimen omdat zij zullen worden ingenomen door<br />
bezettende troepen, gereed gehouden voor de landing der bevrijdingstroepen uit Engeland.<br />
<strong>Een</strong> trein vol Joden stond vertrekkensgereed om naar Frankrijk te stoomen. Komt een estafet<br />
aangeloopen om te melden dat nummer zoo en zoo moet worden vrijgelaten. De leider <strong>van</strong> het<br />
51 Op 22 april 1942 wordt inderdaad de 11 e anti-joodse verordening uitgevaardigd waarbij het vermogen <strong>van</strong><br />
de joden te gunste <strong>van</strong> het Duitse rijk vervallen worden verklaard. Zie L. SAERENS, Vreemdelingen in een<br />
wereldstad, p. 500.<br />
52 Schuyten heeft het hier over de verordening <strong>van</strong> 1 juni 1942, betreffende de uitoefening <strong>van</strong> geneeskundige<br />
beroepen voor joden. L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 500.<br />
53 Hier betreft het de uitvoeringsverordeningen tot de verordening <strong>van</strong> 27 mei 1942, betreffende de kenmerken<br />
<strong>van</strong> de joden. L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 500.<br />
54 Dit verwijst naar de verordening <strong>van</strong> 1 juni 1942, houdende beperking <strong>van</strong> de bewegingsvrijheid <strong>van</strong> de<br />
joden. L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 500.<br />
55 Tussen 13 juni 1942 en 12 september 1942 worden er zo 2252 joden naar de kampen <strong>van</strong> de Organisation<br />
Todt gedeporteerd, om daar te werken aan de Atlantikwall. Allicht meer dan de helft uit het Antwerpse. “Van<br />
de zeven Atlantikwall-konvooien die in de periode juni-september 1942 België verlieten, vertrokken er<br />
nietminder dan vier uit Antwerpen, op 13 juni, 14 juli, 15 augusuts en 12 september.” L. SAERENS,<br />
Vreemdelingen in een wereldstad, p. 588. De meesten <strong>van</strong> hen zullen later via het Franse verzamelkamp<br />
Drancy naar Auschwitz worden gedeporteerd. Eén <strong>van</strong> hen is Majer Hanfling. Hij overleeft het niet. Van de<br />
5.034 joden uit België die via Drancy naar Auschwitz of andere kampen werden gedeporteerd werden er 4.717<br />
uitgeroeid. Zie M. STEINBERG, Dossier Bruxelles-Auschwitz, p. 219.<br />
21
konvooi vloekt alle duivels bijeen, want hij moet er krek 500 ter bestemming brengen. Maar ha!<br />
Daar rolt een trein binnen. En uit den hoop afstappende menschen wordt een Jood uitgekozen en in<br />
den vertrekkenden trein gestopt. Het vraagstuk was opgelost. (p. 144-145)<br />
<strong>Een</strong> troepje Joden kwam aan te Brussel en in het voorbijgaan was er een heer die met de hand een<br />
der Joden groette, klaarblijkelijk een gebuur of een kennis. Welnu die man werd brutaal door den<br />
leider aangesproken en hij moest mee. Hij werd ergens binnen gebracht en daar afgeranseld in het<br />
aangezicht en op het hoofd dat zijn tanden braken. De man is na drie dagen losgelaten en heelemaal<br />
moreel vernietigd thuis gekomen. (p. 145)<br />
Augustus<br />
(…)<br />
Men zegt: er is een projekt gaande waardoor de jongens en meisjes <strong>van</strong> Joodsche families <strong>van</strong>af 16<br />
jaar zullen worden gesteriliseerd. (p. 146)<br />
(…)<br />
De Joden moeten zich ontdoen <strong>van</strong> alle luxemeubelen, zij mogen enkel een slaapkamer en een<br />
keuken gebruiken. (p. 146)<br />
(…)<br />
Klopjachten op de Joden om ze naar de Fransche kusten te zenden. Vrouwen en kinderen worden<br />
naar Mechelen gezonden 56 . (p. 146)<br />
September<br />
De Joden worden nu <strong>van</strong> de straten weggepikt en in een kamion weggevoerd, mannen en vrouwen.<br />
Ze worden ook ’s nachts <strong>van</strong> hun bed weggehaald 57 . Op straat zijn ze niet meer te zien. Nu zien we<br />
waarvoor de obligatorische Davidsster moest dienen.<br />
Ellendige misdadigers, niet alleen roofdieren. Men walgt er <strong>van</strong>. (p. 148)<br />
(…)<br />
De manier waarop de Joden vervolgd worden is eenvoudig beestachtig. Hun families worden<br />
uiteengerukt, mannen, vrouwen en kinderen afzonderlijk weggezonden, zonder voorbereiding<br />
weggehaald. <strong>Een</strong> vrouw die melk nam werd meegenomen zoo, en in een kamion gestopt, zonder<br />
haar huis te mogen terugzien. Allemachtig toch! (p. 148)<br />
October<br />
<strong>Een</strong> weenend kind op straat. <strong>Een</strong> vrouw gaat er heen en vraagt wat er is. Het kind huilt nog meer en<br />
roept om zijn mama. Andere menschen komen er bij. De vrouw ziet een zakje om den hals <strong>van</strong> het<br />
kind gebonden. Onderzoek. Het bevatte 20.000 frank. Het drama was opgeklaard: een Joodsch kind<br />
door de vervolgde moeder achtergelaten en op goed geluk aan de barmhartigheid <strong>van</strong> de<br />
voorbijgangers overgeleverd. Maar helaas, het kind werd naar het politiebureel gebracht. En wat is<br />
daar gebeurd? Aan de Moffen overgeleverd? (p. 148-149)<br />
(…)<br />
56 Het is de maand <strong>van</strong> de eerste grote razzia’s, nl. die <strong>van</strong> Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaartsdag, 15 augustus<br />
1942, 27 en 28 augustus 1942. De straten waar de meeste joden woonden, kwamen het eerst aan bod. Zo<br />
werden op 15 augustus de Terliststraat, Van Immerseelstraat, Lange Kievitstraat, Provinciestraat, Somersstraat<br />
en de Van der Meydenstraat en omgeving uitgekamd. Doordat de razzia <strong>van</strong> 27 augustus aan<strong>van</strong>kelijk<br />
mislukte, omdat leden <strong>van</strong> de Belgische politie joden op voorhand hadden gewaarschuwd, meldde SS-<br />
Oberscharführer Erich Holm <strong>van</strong> de Antwerpse Sipo-SD dat hij <strong>van</strong>uit het Sipo-hoofdkwartier in Brussel het<br />
bevel had gekregen dat de Antwerpse politie “als ‘straf’ voor het ‘verraad’ en het mislukken <strong>van</strong> de razzia <strong>van</strong><br />
27 augustus, … nu ‘alleen’ tot de aanhouding <strong>van</strong> joden moest overgaan…. Onder bedreiging <strong>van</strong> opsluiting in<br />
het kamp <strong>van</strong> Breendonk… Het minste wat kan gezegd worden is dat de politiemannen zich wel uiterst<br />
nauwgezet <strong>van</strong> hun taak kweten. Gevolg gevend aan de opdracht <strong>van</strong> Erich Holm werd het geweld niet<br />
geschuwd… en …bleek ook dat sommige ‘autochtonen’ bereid waren op huizen aan te wijzen waarjoden<br />
woonden… Geen <strong>van</strong> de pv’s maakte melding <strong>van</strong> ‘autochtoon’ protest tegen het politieoptreden. Die nacht<br />
hielden ze (minstens) 1105 joden aan.” L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 608-615.<br />
57 Tijdens de razzia <strong>van</strong> het joodse nieuwjaar, op 11 september 1942, die maar liefst vierentwintig uur zou<br />
duren werden, 1422 joodse mannen, vrouwen en kinderen opgepakt, het groootste aantal dat ooit in België<br />
werd opgepakt. Zie L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 620. Onder de op 11 september 1942<br />
opgepakten: de ouders <strong>van</strong> Sylvie Reichman, Benoit Reichman, samen opgepakt met drie <strong>van</strong> zijn broers, nl.<br />
Eugène, Joseph en Maurice, én haar moeder, Itta Grunspan. (JMDV)<br />
22
Er zijn geen Joden meer te zien. Alles is opgepikt, vrouwen en kinderen inbegrepen, of ze zijn<br />
gevlucht, of ze houden zich verscholen. Niemand weet wat er met de vrouwen en kinderen is<br />
geschied, maar de moeders werden <strong>van</strong> hun kinderen gescheiden en in verschillende richtingen<br />
weggestuurd. (p. 149)<br />
(…)<br />
De Joden kunnen geen bevoorradingskaarten meer bekomen. Ze mogen crepeeren. (p.150)<br />
(…)<br />
<strong>Een</strong> gardevil had een lading saamgeperste Joden naar Mechelen over te brengen. Toen hij terug thuis<br />
kwam, barstte hij in tranen los. Hij had de mishandelingen <strong>van</strong> die arme menschen lijdelijk moeten<br />
aanschouwen en kon het beestachtig gedragen <strong>van</strong> de leiders niet verkropt krijgen. Het ging alle<br />
beschrijving te boven. Nooit <strong>van</strong> heel zijn leven zal hij kunnen vergeten wat hij gezien heeft. Bij de<br />
aankomst in Mechelen waren er reeds vijf dood geslagen, gemarteld. (p. 150)<br />
(…)<br />
En wat zou er ginds gebeuren met de Joodsche kinderen die, <strong>van</strong> hun ouders weggerukt, in massa<br />
zijn vervoerd naar ongekende streken? Men zegt dat zij gesteriliseerd worden! Het Joodsche ras<br />
moet inderdaad worden uitgeroeid door alle mogelijke middelen. (p. 151)<br />
November<br />
4-11-42<br />
In zijn werk “Joden veroveren Engeland” wijst de nazi Dr. P. Aldag er op, dat de leer, dat het Angel-<br />
Saksische volk de verloren tien stammen Israëls is, in Groot-Brittanië niet als een legende wordt<br />
beschouwd; ze spookt niet alleen rond in de hoofden der geleerden. Niet voor niets, schrijft hij,<br />
bestaan er thans nog tallooze secten en vereenigingen, die zijn opgericht om dit geloof te verbreiden<br />
en welker redenaars bewijzen, dat Angelsaksers en Israëlieten slechts één stamvader hebben. (p.<br />
151)<br />
(…)<br />
[Tussen 17-11-42 en 28-11-42]<br />
De Joodsche meisjes die men overal weghaalt worden naar Rusland gezonden voor de soldaten; zij<br />
worden verplicht hoeren te zijn. (p.153)<br />
(…)<br />
Naar verluidt zijn er in Polen sedert 39 een miljoen Joden vermoord. 58<br />
Hier in de stad is gebleken dat rijke Joden een pas kunnen koopen voor Zwitserland ten prijze <strong>van</strong><br />
30.000 fr. Men kan nog veel koopen bij de “autoriteiten” die zich op onzen rug schatrijk maken.<br />
(p. 154)<br />
December<br />
500 Joodsche kinderen werden in een zaal met gas versmacht, in een Oost-Pruisische stad. Dit werd<br />
verteld door een zieken Duitschen soldaat in een hospitaal der stad. Hij zag de lijkjes<br />
binnendragen. 59 (p. 155)<br />
58 De informatie zou afkomstig (kunnen) zijn <strong>van</strong> de Poolse radio (in ballingschap), want het nummer 8 <strong>van</strong><br />
het clandestiene (ongeveer tweemaandelijks verschijnende) Jiddische tijdschrift ‘Ounzer Wort’ <strong>van</strong> 8 februari<br />
1943 verwijst naar de Poolse radio als bron <strong>van</strong> informatie. Zie M. STEINBERG, Le dossier Bruxelles-<br />
Auschwitz, p. 107.<br />
59 “Ce récit, témoignage direct, paraît avoir circulé, mais déformé, dans le milieu médical belge. De bouche à<br />
orielle, le témoignage allemand s’est fait rumeur et est devenu affabulation. Dans la presse clandestine,<br />
plusieurs journaux reprennent, en effet, à la même du récit anversois : des enfants juifs assassinés, un hôpital,<br />
un malade allemand, mais l’évènement, tel qu’il est restitué dans les organes de la résistance, se serait produit<br />
en Belgique, à Bruxelles…. Au-dela de la part d’imaginaire dont la rumeur clandestine enrichit leurs<br />
témoignages, il reste que des Allemands, présent en Belgique, évoquent de<strong>van</strong>t un auditoire belge l’expérience<br />
sinistre dont ils ont été les acteurs ou les témoins à l’Est ou dont ils ont été instruits. Dans le IIIème Reich<br />
mëme, ces ‘rumeurs‘ répandues par des permissionnaires de diverses formations engagées dans les régions de<br />
l’est provoquent des ‘discussions’ sur ‘les mesures séveres ‘ contre les Juifs. La chancellerie du parti donne, le<br />
9 octobre 1942, des instructions pour que les membres, instruits de la signification globale de la solution<br />
finale, comprennent la ‘dureté sans ménagement’ des services compétents. En Belgique occupée cependant,<br />
des résistants travaillant dans les services allemands sont à l’affut de ces rumeurs et les transmettent à leur<br />
service de renseignement.» M. STEINBERG, Le dossier Bruxelles-Auschwitz, p. 102-104. Het feit dat Médards<br />
kleindochter, Jeanne Schuyten, verpleegster was in het Stuivenbergziekenhuis, verklaart misschien dat zij het<br />
23
Weer hebben wij uit Brussel ontzettend schoone muziek gehoord, gezongen door een mannenkoor<br />
begeleid door een orkest <strong>van</strong> eerste gehalte. In ’t Duitsch. Ik sta er nog steeds bedremmeld <strong>van</strong> als ik<br />
dat hoor. Er wordt immers beweerd dat de muziek, de mooie muziek, op het moreele gedragen een<br />
verzachtenden invloed heeft en een liefhebber-zanger geen slechte inborst kan hebben. Bij een<br />
dergelijke overweging is het genoeg aan de martelaars-Joden te denken om dat fraaie begrip dadelijk<br />
te vernietigen, of aan de doodgeschoten vrouwen en kinderen op de vlucht bij den inval <strong>van</strong> ’40, en<br />
aan zoveele wreedheden die tot onze bekendheid zijn gekomen. (p. 155)<br />
[Begin] Februari [43]<br />
Inval op een nacht <strong>van</strong> 25 weermachtmannetjes in een villa uit den omtrek der stad. Heel het gebouw<br />
werd voor onderzoek naar papieren onderst boven gesmeten. Men vond niets. De eigenaar werd<br />
meegenomen, alsmede zijn radio en een briefje <strong>van</strong> 1000 fr. dat zich in een huishouddoosje bevond.<br />
Ook een stuk zeep verdween. Verder heeft men niets meer vernomen. De man heeft 3 kleine<br />
kinderen. Waar is hij nu? Waar<strong>van</strong> wordt hij beschuldigd? Niemand weet het . En dit is één geval uit<br />
duizenden. 60 (p. 160)<br />
[Tussen 23-1-44 en 6-2-44]<br />
De Jodenvervolging gaat nog steeds haar gang. Nu hebben sommige groote magazijnen een vitrien<br />
moeten afstaan en daarin hebben de S.S. een plakkaat tentoongesteld waarop een afschuwelijke Jood<br />
in kamerrok is voorgesteld achter een deele opengeschoven behangsel en waaronder staat te lezen:<br />
“Achter alles staat de Jood”. (p. 191)<br />
(…)<br />
De Joden worden in de concentratiekampen met zweepen naakt afgeranseld. (p. 192)<br />
[Tussen 19-3-44 en 26-3-44]<br />
Na onderzoek is gebleken dat in de bezette streken <strong>van</strong> Rusland 2 miljoen burgers werden vermoord.<br />
(p. 197)<br />
15-10-44<br />
Volgens een eerste telling zijn er op de 45.000 Joden die België bewonen, 27.000 door de Duitschers<br />
weggevoerd. (p. 225)<br />
5-11-44<br />
In den “Manchester Guardian” verscheen een beschrijving <strong>van</strong> het Duitsche Uitroeiïngskamp te<br />
Lublin (Polen). De grondslagen werden in 1940 door een groep SS-officieren gelegd; een ruimte <strong>van</strong><br />
10 vierkante mijl werd in 16 vierkanten verdeeld; in elk vierkant werden 20 barakken voorzien.<br />
Einde 1941 was het kamp gereed voor 40.000 geïnterneerden. Het getal hier<strong>van</strong> groeide echter<br />
steeds aan en het aantal transporten hield gelijken tred met de uitbreiding <strong>van</strong> het kamp. In Mei 1943<br />
kwamen 60.000 Joden aan uit het ghetto <strong>van</strong> Warschau en steeds werden er nieuwe groepen<br />
aangevoerd, waaronder ook ge<strong>van</strong>genen <strong>van</strong> andere gekende concentratiekampen.<br />
Het was echter niet gemaakt om de ge<strong>van</strong>genen blijvend onderdak te geven. De barakken werden<br />
leeggemaakt zoo vlug als de menschen konden gedood worden, altijd echter werden er 20.000 in<br />
leven gelaten om het kamp te vergrooten. Sommigen stierven <strong>van</strong> honger en ziekte, maar dit ging<br />
volgens de Duitschers te traag en scheen hun niet wetenschappelijk genoeg. Gas was de geliefkoosde<br />
methode; zij hadden verplaatsbare en vaste gaskamers. Verschillende gebouwen werden ingericht<br />
om de lijken te doen verdwijnen, alhoewel, als de ovens niet toereikend waren, de Duitschers ook<br />
gebruik maakten <strong>van</strong> brandstapels. (p. 229-230)<br />
was die dit in medische kringen circulerend gerucht heeft opge<strong>van</strong>gen, en heeft doorverteld aan haar<br />
grootvader. Maar Médard had, als professor en als pedoloog ongetwijfeld ook zelf contacten met mensen uit<br />
de medische wereld.<br />
60 Het gaat hier duidelijk om de inval <strong>van</strong> 31 januari 1943 bij zijn kleindochter Julia(na) Schuyten en haar man<br />
Klaas Sluys op Withof in Boechout. Hierbij werden ook de joden die zij verborgen hielden opgepakt. Enkel<br />
het kleine Sylvieke Reichman ontsprong de dans. Médard Schuyten was wellicht niet op de hoogte dat Klaas<br />
en Julia(na) joden verborgen hielden. Het getuigenis <strong>van</strong> Julia(na) vind je hierna. Het feit dat Médard bij de<br />
publicatie <strong>van</strong> zijn dagboek zelfs niet in een voetnoot verwijst naar het feit dat deze gebeurtenis zich afspeelde<br />
bij zijn kleindochter en haar man, sterken mij – ondanks het feit dat het origineel <strong>van</strong> het dagboek niet werd<br />
teruggevonden - in de overtuiging dat Médard Schuyten aan de oorspronkelijke tekst <strong>van</strong> zijn dagboek niets<br />
heeft gewijzigd of heeft toegevoegd.<br />
24
15-11-44<br />
In het N.-O. <strong>van</strong> Polen, in de omstreken <strong>van</strong> het Doodenkamp Tremblinka, heeft men een weg<br />
ontdekt, waar<strong>van</strong> het wegdek samengesteld is uit menschelijke assche, afkomstig <strong>van</strong> ge<strong>van</strong>genen<br />
uit de concentratiekampen, die eerst door gassen verstikt werden en vervolgens door de Duitschers<br />
op enorme brandstapels verbrand. De ge<strong>van</strong>genen waren ten getale <strong>van</strong> verscheidene millioenen en,<br />
volgens het zeggen <strong>van</strong> personen, die uit het kamp ontsnapt waren, gebruikten de Duitschers een<br />
mengsel <strong>van</strong> asch en beenderen als wegdek, in plaats <strong>van</strong> asfalt. (p. 232)<br />
Die dag eindigt het dagboek. Vier maanden later is het al gepubliceerd.<br />
1.2. DE KLEINZOON: WIM SCHUYTEN<br />
Médard Schuytens tweede zoon, Henri Schuyten was gehuwd met Margaretha <strong>van</strong><br />
Oudheusden, en zij hadden vier kinderen, Jeanne (°1913) , Julia (°1914), René (°1915) en Wim<br />
(°1925) 61 . Zowel Henri en zijn echtgenote, als zijn drie oudste kinderen (en hun partners) zullen<br />
tijdens de oorlogsjaren joden helpen en verbergen. Wim, de jongste, die <strong>van</strong>af 1942 tot de zomer <strong>van</strong><br />
1944 bij een boer in Frankrijk werkte 62 , vertelt meer dan zestig jaar na de feiten, wat hij zich nog<br />
herinnert. Al is de meeste <strong>van</strong> zijn informatie uit de tweede hand, hij schetst toch een goed beeld <strong>van</strong><br />
de groep ‘helpers’ die we onmiddellijk hierna zullen bespreken, en is hij bovendien ook aan de<br />
meeste hoofdrolspelers onmiddellijk verwant. Van deze generatie is hij tenslotte de enige omstander<br />
die nog leeft, en die we nog enkele vragen konden stellen 63 . Hij geeft een “preview” <strong>van</strong> wat nog<br />
komen gaat.<br />
I spent the summer vacation of 1942 64 in France, working at a farm. I was 17 when I came home<br />
toward the end of August 1942. I had a tentative agreement with the farmer to return and work for<br />
him - subject to the approval of my parents. With their permission I went back and stayed in France<br />
for most of the duration of the war. (I had 2 or 3 brief furtive visits with my parents during that<br />
time 65 ).<br />
When I was home that first time in August 1942, I met the Jewish guests of my parents. They were<br />
an elderly couple. Their name was Finkel 66 . My parents also told me that Klaas and Julia were hiding<br />
Jews in their home and that several families of our church were also hiding Jews.<br />
The name of one family I remember: “Hendricks.” (I don’t know if I spell the name right). They were<br />
farmers and originally came from Geel. There were also Antoine and Bertus Rooze, who were taking<br />
part. My brother Rene and his wife Nelly also had Jews in their home. I think two. All people<br />
involved were members of our church: “Gereformeerde Kerk”, Sanderusstraat, Antwerpen.<br />
As to your questions: How, who why, etc., I will do my best to answer. Remember that information<br />
came to me second-hand seeing I spent most of the war years away from home:<br />
There was no “central organization”, urging and recruiting people to help Jews. What happened in<br />
Boechout – and I suspect everywhere in Europe where Jewish people were helped – developed<br />
spontaneously and as the needs of the moment required.<br />
61 Zie de stamboom <strong>van</strong> de familie Schuyten in bijlage.<br />
62 Zijn vader Henri had Wim naar Frankrijk gestuurd omdat hij daar meer te eten zou krijgen, én omdat het<br />
daar bovendien veiliger was. Wim nam een berekend risico door met de trein te reizen, om dat je daarop door<br />
Duitsers kon gecontroleerd kon worden. In Frankrijk zaten de Duitsers vooral in de steden, zegt Wim, en<br />
waren er bijna geen contoles op het platteland. Telefonisch gesprek <strong>van</strong> 23 januari 2005 met Wim Schuyten.<br />
63 Bij de <strong>slachtoffers</strong> vervult Edith Hönig die rol.<br />
64 Wim Schuyten schreef in een mail <strong>van</strong> 24.8.2005 “I spent the summer vacation of 1941…” E-mail <strong>van</strong><br />
24.8.2005 <strong>van</strong> Richard Osbun, in opdracht <strong>van</strong> zijn grootvader Wim Schuyten. Op 1.12.2005 schreef hij in een<br />
brief: “Regarding your E-mail of November 12: It was indeed after the summer vacation of 1942 that I was<br />
introduced to an elderly Jewish couple in py parents’ home. I made the correction by correlating my<br />
grandfather’s diary with my own recollections.” Brief <strong>van</strong> Wim Schuyten (VS) aan J. Maes, 1.12.2005.<br />
65 Wim kwam dan telkens voor een week of zo <strong>van</strong> Frankrijk naar zijn ouders in België: een keer na de oogst,<br />
eind augustus of begin september 1942; de andere keer met Kerstmis 1942. Nadien zou hij in Frankrijk blijven<br />
tot de zomer <strong>van</strong> 1944. Zie: Telefonisch gesprek <strong>van</strong> 23 januari 2005 met Wim Schuyten.<br />
66 Wim Schuyten schreef in zijn originele mail “Their name was Hönig.” E-mail <strong>van</strong> 24.8.2005 <strong>van</strong> Richard<br />
Osbun, in opdracht <strong>van</strong> zijn grootvader Wim Schuyten. In een brief <strong>van</strong> 1.12.2005 verbeterde hij zich: “As for<br />
the name “Honig”, I must have heard it in a different context, and remembered that, instead of their real name<br />
“Finkel” (according to Nelly Schuyten’s memoir).” Brief <strong>van</strong> Wim Schuyten (VS) aan J. Maes, 1.12.2005.<br />
25
Klaas Sluys was a business man and had contacts with other business people in the same line<br />
(perfume oils). Many of these were Jews. I remember that even before the persecution began in<br />
earnest, he counseled them to ignore the orders of the Germans to wear a yellow star. When that<br />
counsel was not followed they were, of course, easy targets for the Gestapo – and when their situation<br />
became desperate, they – or at least some of them – turned for help to the one who had shown a<br />
concern for them. This was (I think) the main category of the Jews who were hidden. Others were<br />
directed to Klaas by Christian people who knew Jews, but were in no position themselves to give<br />
them shelter – like my sister Jeanne, who was a head nurse at Stuyvenberg Gasthuis.<br />
Why? I do not believe there was any motivation other than the command to “Love your neighbor as<br />
yourself” and the clear Biblical mandate to “relieve the oppressed”, as given in Isaiah 1:17 and many<br />
other Bible passages. To live the Christian ethic involves the taking of risks – some of them lethal.<br />
After Klaas was arrested and the Jewish people in his house (except one little girl), the fear was that<br />
the involvement of others was known to the Gestapo as well, and that home invasions and arrests<br />
would follow. It was then decided that the other Jews would have to be moved elsewhere. The little<br />
girl was smuggled by Antoine Rooze to a family in the country. An apartment in Brussels was rented<br />
from a landlord willing to take the risk, and the remaining Jews (20 individuals) were housed there<br />
until the end of the war.<br />
My brother Rene was instructed with supplying them with food required. This involved trading hard<br />
currencies (Dollars and Pounds Sterling) on the black market, and smuggling it to them.<br />
About the logistics and financing of the operations I don’t know any details except that some of the<br />
money came from my sister Julia, and some from those of the Jews who had managed to save some of<br />
their hard assets from the disaster.<br />
2. DE HELPERS EN REDDERS<br />
2.1. DE KLEINDOCHTER: JULIA(NA) SCHUYTEN EN HAAR ECHTGENOOT, KLAAS SLUYS 67<br />
Figuur 7 Julia Schuyten in<br />
september 1943 (Archief Dora<br />
Eikelboom-Sluys)<br />
Figuur 8 met de jongerengroep <strong>van</strong><br />
de Sanderusstraat met <strong>van</strong> boven<br />
naar onder o.a. Toine Rooze, Julia<br />
en Klaas, 8 april 1936 (Archief<br />
Greet Van Den Dries-Rooze)<br />
26<br />
Figuur 9 Klaas Sluys, 1947 (Archief<br />
Dora Eikelboom-Sluys)<br />
67 De stamboom <strong>van</strong> de familie Schuyten bevindt zich in bijlage achteraan. Julia is de dochter <strong>van</strong> Hendrik<br />
Jozef Schuyten, onderbureeloverste en <strong>van</strong> Marguerite Louis Marie <strong>van</strong> Oudheusden, beiden in Antwerpen<br />
wonende op 1.6.1937. (DV, Huwelijksakte <strong>van</strong> Klaas en Julia, 1.6.1937) Klaas is de zoon <strong>van</strong> Jan Sluis,<br />
(°Andijk, Nederland, 6.4.1880), tuinbouwkundige en <strong>van</strong> Pieternella Kwantes, (°Kolhorn, Nederland,<br />
9.8.1882) zonder beroep, beiden gemeld te Andijk gehuisvest. (DV, Huwelijksakte <strong>van</strong> Klaas en Julia,<br />
1.6.1937). Op 9.11.1936 woonden ze er op Broekoord 190 te Andijk.
Julia Schuyten (°1914) was de tweede dochter <strong>van</strong> Henri Schuyten en diens vrouw<br />
Margaretha, en ze was tevens de kleindochter <strong>van</strong> Médard Schuyten. Ze had een oudere zus, Jeanne<br />
(°1913), en twee jongere broers, René (°1919) en Wim (°1925).<br />
In 1937 trouwt zij, als protestantse, met de Nederlandse inwijkeling, Klaas Sluys, die zij heeft<br />
leren kennen via de jongerenwerking <strong>van</strong> de Gereformeerde Kerk in de Sanderusstraat te<br />
Antwerpen, waar<strong>van</strong> beide lid zijn. <strong>Een</strong> jaar later wordt Dora geboren, in 1940 Jan en nog een jaar<br />
later Herman.<br />
Klaas bouwt in Boechout een parfumeriefabriek die door een gelukkige aankoop <strong>van</strong> een<br />
grote voorraad grondstoffen vlak voor de oorlog, tijdens de oorlog kan blijven draaien. Naast<br />
verschillende werknemers, hebben zij ook een meid, Leonie, in dienst.<br />
2.1.1. Julia Schuyten vertelt over de vooroorlogse jaren <strong>van</strong> haar echtgenoot, Klaas Sluys 68<br />
Klaas Sluys (°1911-†1965) Geboren in Andijk, een klein dorp ongeveer 40 km ten noorden <strong>van</strong><br />
Amsterdam.<br />
Hij was het derde kind en de oudste zoon uit een gezin <strong>van</strong> zes kinderen. Z’n ouders waren<br />
ijverige, vrome mensen die hun kinderen zorgzame vlijt leerden en vooral liefde voor hun Schepper<br />
en Verlosser.<br />
Vader, die [land]bouwer was, en die door hard werken een eigen bedrijf had opgebouwd,<br />
voelde zich altijd zeer afhankelijk <strong>van</strong> Gods gaven in de natuur. Minder of zeer overvloedige<br />
vruchten, ze ontvingen ze dankbaar uit Gods hand. In zijn gebed met zijn gezin kwam dit telkens tot<br />
uiting.<br />
Van z’n 6 e tot z’n 12 e jaar ging hij op de Christelijke school, waar hij een zeer ijverige leerling<br />
was en elk jaar met de hoogste cijfers thuiskwam. Toen hij nog geen twaalf jaar oud was en de<br />
lagere school had beëindigd moest hij bij z’n vader op het land werken. Dit viel hem soms zwaar,<br />
want vader was een strenge meester. Er mocht geen tijd verkwist worden en geen kwaadje (onkruid)<br />
mocht blijven staan.<br />
Elke week ging hij naar de catechisatie, waar hij onderricht werd door Dr. Steen, die toen<br />
predikant was op Andijk. Later vertelde hij vaak dat hij zoveel <strong>van</strong> deze zeer begaafde en geleerde<br />
dominee had geleerd.<br />
Op z’n 14 e jaar werd hij ziek, een acute nierontsteking die pas beterde door streng dieet en<br />
liggen. Dan beterde het maar toen hij weer aan ’t werk ging, even kou vatte, kreeg hij het opnieuw.<br />
Hoewel dit soms zeer hard was droeg hij z’n leed heldhaftig en gebruikte die tijd om handel en<br />
boekhouding te studeren.<br />
Moeder, die soms wel dacht dat het werk voor hem te zwaar was, vertelde aan de dokter dat<br />
haar jongen goed kon leren en of dat niet beter voor hem zou zijn. Maar vader, die zo gerekend had<br />
op een flinke helper, was daar niet voor te vinden.<br />
Toen hij bijna 17 jaar was en nog herhaaldelijk ziek werd, gaf een nieuwe dokter hem de raad<br />
elders te gaan werken. Dat vochtige klimaat en die drassige grond was voor hem zeer slecht, en hij<br />
bleef hier, dan zou hij nooit beter worden. Toen moest hij naar Amsterdam. Weg uit het ouderlijk<br />
huis, alleen in een grote stad. Z’n dorp waar enkel gelovige christenen woonden moest hij<br />
achterlaten en nu moest hij daar z’n weg zoeken in die ongevoelige, ongelovige wereld. (Hierover<br />
heeft hij z’n heimwee uitgeschreven in stukjes die dan gepubliceerd werden in een plaatselijk blad<br />
<strong>van</strong> Andijk onder de schuilnaam Frank Verdun.)<br />
Hij werkte eerst in een zaak voor binnenhuisinrichting en woonde in een bescheiden kosthuis.<br />
Daar leerde hij een jongeman kennen, een Hongaar wiens vader en zaak had in grondstoffen voor<br />
parfumerie. Daar in dat kosthuis werd veel gesproken en overlegd en eindelijk hadden ze hun plan<br />
klaar, samen zouden ze een zaak oprichten. Klaas had 250 gulden op z’n spaarbankboekje, en zoveel<br />
legde ook z’n compagnon op tafel. Wat hebben ze gewerkt, geploeterd, gesjouwd. Ze moesten zich<br />
alles ontzeggen en enkel voor hun zaak vechten: een harde tijd. Alles werd er op gezet om bekend te<br />
raken. Klaas had een bijzonder talent om reclame te voeren. Er kwam leven in de zaak, ze groeide!<br />
68 Julia Schuyten schreef in 1965, kort na zijn dood, een beknopte biografie <strong>van</strong> Klaas voor Nelly Kruithof die<br />
een “opstel” moest schrijven voor de Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid te Brussel. J. SCHUYTEN,<br />
Klaas Sluys 1911-1965, 1965. Archief Marnix Sluys. (Het “opstel” <strong>van</strong> Nelly Kruithof werd niet<br />
teruggevonden.) Omdat Klaas de organisator en (pre)financierder werd <strong>van</strong> heel wat onderduikingen is het<br />
mijns insziens belangrijk om wat langer stil te staan bij de voorgeschiedenis en persoon <strong>van</strong> deze spilfiguur.<br />
27
Toen is er iets ergs gebeurd: in hun ijver hebben ze iemand in dienst genomen die goed op de<br />
hoogte was <strong>van</strong> het vak, veel nieuwe produkten kende en goede recepten had. Deze man had bij een<br />
concurrerend bedrijf gewerkt en daar al die kennis verzameld. Maar hij was contractueel gebonden<br />
en dat had hij niet verteld. Als onervaren dorpsjongen had hij veel te veel vertrouwen gehad in die<br />
medewerker. Bovendien had die concurrent al lang gevoeld (uit die mooie, goed gerichte reclame,<br />
dat dit voor hem een gevaarlijke concurrent kon worden en zette alles op het spel om hem <strong>van</strong> de<br />
kaart te vegen.)<br />
Er werd beslag gelegd. Er werd een proces gevoerd. Hij moest zich in al deze zaken inwerken<br />
en verdedigen. ’t Was vechten om z’n zaak, om z’n eer, om z’n wijsheid. (Veel heeft hij daardoor<br />
geleerd, wat hem later in het leven goed <strong>van</strong> pas kwam.) Maar tenslotte werd hij veroordeeld om 2<br />
jaar lang geen zaken meer te doen in Nederland. Dan naar het buitenland, naar Londen, een grote<br />
wereldstad 69 . Daar kon men zaken doen.<br />
Zes maanden werkte hij in Londen maar het was 1934. Hij kon geen verblijfsvergunning<br />
krijgen (ook mede doordat die concurrent 70 hem op de hielen zat) en moest ook daar vertrekken.<br />
Waarheen? De boot ging naar Antwerpen, maar naar België daar wilde hij eigenlijk niet heen,<br />
maar ten einde raad ging hij toch 71 .<br />
Was het God zelf die hem daarheen stuurde?<br />
Vroeger had hij een boek gelezen. Tijl Uilenspiegel <strong>van</strong> Charel de Coster, dat was z’n eerste<br />
kennismaking met de Vlaamse mensen, en het had hem toen diep ontroerd. Nu herkende hij ze weer:<br />
Klaas en Soetkin en Nele, overal kwam hij ze tegen. Het volk hier had aanstonds de liefde <strong>van</strong> zijn<br />
hart.<br />
69 Londen W.C. I Gildfordstreet 6. (DV, Dossier Sluys, Klaas, 23.4.1935)<br />
70 Dat was A. Slachmeyer Jr in Amsterdam. (DV, Dossier Sluys, Klaas, 9.11.1936)<br />
71 Klaas komt op 23.3.1935 in België aan. Op dat ogenblik is hij directeur <strong>van</strong> de N.V. Chemical Works te<br />
Londen en is hij “op studiereis in België met het oog op de mogelijke oprichting <strong>van</strong> het hoofdhuis alhier, of<br />
minstens een filiaal of laboratorium.” (DV, Dossier Sluys, Klaas, 23.4.1935) Zijn bedrijf is erg export gericht.<br />
Op 24.2.1936 meldt Klaas aan de Openbare Veiligheid: “Terloops deelen wij U nog mede dat vorige week een<br />
vaste vertegenwoordiger werd aangesteld in Tel-Aviv, waarmee ons exportgebied werd uitgebreid tot Palestina<br />
en omliggende landen.” (DV, Dossier Sluys, Klaas, 24.2.1936). Op 19.11.1936 schrijft iemand <strong>van</strong> de<br />
Openbare Veiligheid een (interne) nota voor directeur Bekaert: “ Mijns insziens dient betrokkene vreemdeling<br />
zonder verwijl uit het rijk verwijderd. Ik stel voor hem een reiswijzer geldig 15 dagen te doen afleveren en<br />
hem na zijn vertrek in het Politieblad B en het C.S.B. te vermelden. In tegenstelling met de verklaringen <strong>van</strong><br />
Sluys is zijns verwijdering, op economisch gebied, geen verlies voor België. Het Ministerie <strong>van</strong> Economische<br />
Zaken zegt ons:<br />
1) Dat de firma “Chemical Works London Ltd” weinig solied schijnt te zijn.<br />
2) Dat de verkoop der producten sedert de vestiging te Antwerpen onbelangrijk was;<br />
3) Dat Sluys niet al te gunstig bekend staat;<br />
4) Dat zijn behoud in België geen voordeel voor ’s lands economie kan bieden.<br />
Deze ongewenschte personnage dient dus zijne centen in andere streken op te slaan.” (DV, Dossier Sluys,<br />
Klaas, 19.11.1936) Bekaert volgt dit advies, waarna Klaas zich weert als een duiveltje in een wijwatervat.<br />
Klaas geeft aan Bekaert een “beschrijving en hoedanigheden der verschillende produkten die hij vervaardigt.”<br />
Hij geeft naast een overzicht <strong>van</strong> zijn verkoopscijfers (voor 102.705 fr. <strong>van</strong> 1.1.1936 tot 10.12.1936, waar<strong>van</strong><br />
60% voor de export), ook een lijst mee met zijn zeven personeelsleden, waaronder Eduard Hendrickx, Julius<br />
De Geitersstraat 111, werkjongen. (Eduard Hendrickx is de zoon <strong>van</strong> Isidoor Hendrickx en de broer <strong>van</strong><br />
Charles Hendrickx.) De andere personeelsleden zijn de bediende Elza Warmoeskerken, de andere werkjongen<br />
Hendrik Lever, en de inpaksters Anna <strong>van</strong> Oytsel, Jeanne <strong>van</strong> Oytsel, Maria Herijgers en Maria Alix. (DV,<br />
Dossier Sluys, Klaas, 10.12.1936) Op 12.12.1936 schrijft zijn aanstaande schoonvader een brief met de vraag<br />
om Klaas’ uitzetting in te trekken: “de ‘Chemical Works London Ltd.’ zal, zoo dit bevel niet ingetrokken<br />
wordt, gelikwideerd moeten worden, wat het bezit <strong>van</strong> P[ond] S[terling] 400 <strong>van</strong> mijn dochter in gevaar zal<br />
brengen. Verder is er ook een groote mogelijkheid dat mijn dochter haar huwelijksplannen zal moeten<br />
uitstellen totdat, in de nieuwe woonplaats <strong>van</strong> haar verloofde, zijn zaken opnieuw rendeerend genoeg zullen<br />
zijn om een gezin te stichten…” (DV, Dossier Sluys, Klaas, 12.12.1936). Zelfs dominee H. J. Winter neemt<br />
het voor hem op. (DV, Dossier Sluys, Klaas, 25.12.1936) Ondanks haar huwelijk met Klaas op 1.7.1937<br />
verklaart Julia: “hare Belgische nationaliteit te willen behouden.” “Zij zou de 4/5 der aandeelen bezitten <strong>van</strong><br />
de ‘Chemical Works Londen Ltd’, waar<strong>van</strong> de echtgenoot bestuurder is. Gezien deze nieuwe omstandigheden<br />
zie ik er geen bezwaar in aan Klaas Sluys een proeftijd toe te staan en den tegen hem genomen maatregel <strong>van</strong><br />
uitdrijving voorlopig te schorsen…” schrijft administrateur de Foy <strong>van</strong> de Openbare Veiligheid aan de<br />
Minister <strong>van</strong> Economische Zaken en Binnenlandse Handel. (DV, Dossier Sluys, Klaas, 13.7.1937)<br />
28
’t Was weer helemaal opnieuw beginnen, hard werken, zeer zuinig zijn, zich alles ontzeggen.<br />
Alleen de reclame, dat moest goed zijn en mooi, daar mocht men niet zuinig mee zijn. Hij moest de<br />
mensen overtuigen <strong>van</strong> z’n produkten. Reclame was z’n kracht. En het ging, het groeide traag maar<br />
zeker.<br />
In 1936 leerde hij een Vlaams meisje kennen (zijn Nele, dat staat in z’n trouwring<br />
gegraveerd). Zij trouwden 1 juni 1937. Met uw zegen Heer!, stond er op de trouwkaart. Toen<br />
eindelijk tot rust gekomen, groeide het plan om e<strong>van</strong>gelisatie te doen onder die mensen hier die hij<br />
liefkreeg. Wat leefden ze ver <strong>van</strong> God. Wat kenden ze slecht hun Heiland en Verlosser. Zo rooms,<br />
vaak heel religieus, maar hoe bijgelovig en ver <strong>van</strong> de waarheid. Daar wilde hij zich voor inzetten<br />
met Gods hulp moest het gaan 72 .<br />
In Antwerpen had de e<strong>van</strong>gelisatie een zaaltje in de Lamorinièrestraat waar bijeenkomsten<br />
werden gehouden, daar begon hij een jeugdsamenkomst. Uitnodigingen werden verspreid. En ze<br />
kwamen, stilaan meer en meer.<br />
Hij drukte een krantje voor de jeugd: “V.V.K. Vlaanderen voor Kristus” 73 .<br />
Toen kwam 1940: Oorlog!<br />
2.1.2. De oorlogsjaren 74<br />
72 Zo houdt Klaas (Lid Voor Godbeweging) op 25 september 1937 een voordracht in het Sint-Lievenscollege<br />
over “De kerkvervolging in Duitsland.” L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad. <strong>Een</strong> geschiedenis <strong>van</strong><br />
Antwerpen en zijn joodse bevolking (1880-1944), Tielt , Lannoo, 2000, p. 364.<br />
73 “Ferner gab er ohne Genehmigung in unregelmässigen Abständen bis in den Sommer 1942 die Druckschrift<br />
“VLAANDEREN VOOR KRISTUS” heraus. Dies stellte er nach eines in Sommer 1942 von der<br />
Propagandastaffel ausgesprochenen Verbot ein. Trots der Verwarnung durch die Propagandastaffel druckte<br />
und versandt er im September 1942 das Flugblatt: “GEEN VREDE ZONDER CHRISTUS”, mit je 1000<br />
Exemplaren. Diese Druckschriften hatten nach seiner Angabe nur religiösen Inhalt. Der Angeklagte ist<br />
e<strong>van</strong>gelisch-reformiert und glaubte, mit diesen Druckschriften weiterhin für seine Kirche tätig sein zu<br />
müsssen.” Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys, Feldgericht, Feldkommandatur 520, St.L. VI nr.60/43 in<br />
Archief Marnix Sluys. Wat enigszins grappig is, is dat Klaas’ schoonbroer, René Schuyten in een brief aan zijn<br />
verloofde schrijft: “Je zult overigens de inhoud <strong>van</strong> V.V.K. als blad ook wel niet zo reusachtig vinden de<br />
laatste tijd. Ik tenminste vind het knudde <strong>van</strong> begin tot eind. Je kunt de menschen evengoed [het protestantse<br />
tijdschrift] de open poort zenden.”<br />
74 Julia Schuyten schreef in 1995 zelf een tekst die in grote lijnen overeenkomt met het door Lieve Wouters<br />
opgetekende <strong>verhaal</strong>, maar die hier en daar toch enkele, niet onbelangrijke verschillen en aanvullingen geeft.<br />
Onderaan deze getypte tekst staat in haar handschrift bijgeschreven: “Dit werk heb ik geschreven op vraag <strong>van</strong><br />
de familie in Amerika. Ik denk dat ook de kinderen hier dit wel zal interesseren.” J. SCHUYTEN, Van 31 januari<br />
1943 tot juli 16 of 17 1944 (Getuigenis geschreven op vraag <strong>van</strong> de familie in Amerika), december 1995; J.<br />
SCHUYTEN, Tenminste Sylvieke, in J. DE VOLDER & L. WOUTERS, Van binnen weent mijn hart. De vervolging<br />
<strong>van</strong> de Antwerpse joden. Geschiedenis en herinnering, Antwerpen, Standaard, 1999, p. 120-126.<br />
Toen ik interviewster Lieve Wouters vroeg naar de omstandigheden waarin deze tekst tot stand was gekomen,<br />
was zij zo vriendelijk om in een openhartige e-mail <strong>van</strong> 21.11.2005 mij het kader en de omstandigheden te<br />
schetsen, waarbinnen dit interview werd afgenomen, alsook de wijze waarop zij het interview met het oog op<br />
de publicatie er<strong>van</strong> heeft geredigeerd. “Misschien eerst de context een beetje weergeven. Ik was student, 22<br />
jaar of zo iets, ten tijde <strong>van</strong> mijn interviews met overlevenden en Antwerpenaren die zoals Juliana joden<br />
hebben geholpen. Ik wil maar zeggen dat ik nog betrekkelijk jong was en de dingen misschien minder<br />
professioneel aanpakte dan ik <strong>van</strong>daag zou doen. Bovendien kan ik mij met de beste wil <strong>van</strong> de wereld echt<br />
niet meer alle details herinneren. Opzet <strong>van</strong> het boek was het Antwerpen <strong>van</strong> de jaren dertig weer te geven, het<br />
dagelijkse leven en hoe de oorlog dat gewone leven op zijn kop heeft gezet. In het begin nam ik de eerste<br />
interviews op band op, maar na een tijdje… heb ik dat opnemen achterwege gelaten en gewoon geschreven<br />
tijdens de gesprekken, omdat dat veel sneller werkt. Als ik me het goed herinner, was Juliana één <strong>van</strong> de<br />
laatste gesprekspartners…. Waarschijnlijk heb ik dus mijn gesprek met Juliana nooit opgenomen. En als het<br />
opgenomen was, dan heb ik in ieder geval het cassetje niet meer. We hebben de belangrijkste documentatie<br />
bewaard in de Kammenstraat en die is blijkbaar verloren gegaan. Zelf ben ik ook ondertussen drie keer<br />
verhuisd, waarbij ik telkens toch wat proefdrukken en dergelijke voorlopige teksten heb<br />
weggegooid. Ik weet nog dat Juliana met een grote foto in de GvA had gestaan en dat we haar naar aanleiding<br />
daar<strong>van</strong> hebben opgezocht. We wisten dan dat ze in Edegem (denk ik toch) woonde, en hebben haar<br />
telefoonnummer gewoon in het telefoonboek opgezocht. Zoveel mensen met de naam Sluys-Schuiten waren er<br />
immers niet. Ik bezocht haar in haar appartementje, één of twee keer. Ik herinner me <strong>van</strong> haar vooral het<br />
warme contact. Wat me trof was haar bescheiden houding. "We hebben dat gedaan omdat we een groot huis<br />
hadden." Ik dacht daar dan bij: en omdat je een groot hart had. Ze was een heel gelovige vrouw, daar ben ik<br />
zeker <strong>van</strong>. Ik vermoed dat ze <strong>van</strong> het type 'sterke vrouw' was, die zich niet te gemakkelijk <strong>van</strong> haar stuk laat<br />
29
In de loop <strong>van</strong> 1941 75 vroegen kennissen <strong>van</strong> mij uit de protestantse kerk de Bexstraat [in<br />
Antwerpen] ons of wij geen werk hadden voor een joodse jongen.<br />
De joden die een zaak hadden moesten die sluiten en dus ook hun personeel, die veelal ook<br />
joden waren stonden op straat zonder enig inkomen 76 .<br />
Klaas, die een zaak [in parfumoliën en smaakstoffen] had <strong>van</strong> ongeveer 12-14 werknemers 77<br />
liet de jongeman komen en sprak met hem af dat hij 's nachts zou werken en 's morgens vroeg weer<br />
naar huis zou vertrekken 78 . Hij droeg immers de verplichte gele Jodenster 79 en moest daarom niet<br />
door het personeel gezien worden. Na een paar maanden werd de toestand voor de joden nog<br />
hachelijker: ze werden uit hun huizen gehaald en op transport naar Duitsland gezet 80 . Onze Finckel<br />
(zo heette die jongeman) vroeg hulp voor zijn blinde moeder, vader en zuster die ook erg vreesden<br />
op transport te worden gezet 81 . Wat moesten we doen?<br />
brengen, vertrouwvol is en zachtaardig. Als ik het me goed herinner, was ze nog heel goed bij geest en moest<br />
ze niet te lang naar namen zoeken. Waarschijnlijk was ze toen al bezig aan haar boek [dat er overigens nooit is<br />
gekomen], stond haar daarom alles nogal duidelijk voor ogen, maar dat heb ik nooit te zien gekregen.<br />
Verder moet ik er nog bij zeggen dat de eerste versie <strong>van</strong> de uitgeschreven interviews niet echt boeiend<br />
geschreven waren. Ik heb daarin zelf een enorme groei doorgemaakt, zoals ik al schreef was ik nog heel jong.<br />
Ik studeerde op dat moment Germaanse Talen en Letterkunde in Antwerpen. Jan [De Volder] keek de teksten<br />
na en zette me aan om ze te herschrijven. Naarmate ik er langer mee bezig was, vond ik het nodig om ze iets<br />
meer literair te maken, om ze allemaal hun eigen kleur te geven, om de personen er meer te laten uitkomen<br />
zoals ik dacht dat ze waren, om ze in de ik-vorm te zetten en de <strong>verhaal</strong>lijn te variëren.<br />
We vonden het niet belangrijk om alle details te controleren, we hebben de 'waarheid' gebracht zoals de<br />
mensen die zich herinnerden. Hier en daar heb ik me geoorloofd om me in te leven in de situatie en dialogen<br />
weer te geven die mijn gesprekspartners niet precies zo voorgezegd hebben. De meeste mensen hebben<br />
hun verhalen na afwerking nog herlezen, ik denk zelfs allemaal, tenzij misschien de mensen <strong>van</strong> het rusthuis<br />
die er niet meer echt toe in staat waren…” E-mail <strong>van</strong> 21.11.2005 <strong>van</strong> Lieve Wouters. Als historicus vond ik<br />
het evident dat ik voor het kern<strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> deze paper de voorkeur gaf aan de zelf geschreven versie <strong>van</strong> Julia<br />
Schuyten, boven de vlotter geschreven, doch door de interviewster bewerkte, gepubliceerde versie.<br />
75<br />
Het was waarschijnlijk ergens in de lente <strong>van</strong> 1942.<br />
76<br />
De verordening <strong>van</strong> 11 maart 1942, betreffende het tewerkstellen <strong>van</strong> joden in België. L. SAERENS,<br />
Vreemdelingen in een wereldstad, p. 500.<br />
77<br />
Op 14.5.1941 zijn er 7 personen werkzaam, (DV, Dossier Sluys, Klaas, 15.4.1941) in de vooral<br />
exportgerichte “Industrie & Handelsmaatschappij Boechout P.V.B.A”, waarin de eerder door hem in 1936<br />
opgerichte “Chemical Works London Limited” werd opgenomen. In 1938 voert hij voor ± 250.000 frank uit.<br />
Kort na de Duitse inval blijkt uit een brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten aan René Schuyten de zaak <strong>van</strong> Klaas goed te<br />
draaien. “Klaas zaken gaan op het oogenblik weer uitstekend.” Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Antwerpen <strong>van</strong><br />
11.8.1940 aan René Schuyten, in krijgsge<strong>van</strong>genschap. “Ze [Julia] verwacht weer een kindje voor Mei. De<br />
zaken gaan heel goed voor hun dus waarom zouden geen kindje koopen.” Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit<br />
Antwerpen <strong>van</strong> 16.11.1940 aan René Schuyten.<br />
78<br />
In de tekst in het boek <strong>van</strong> Lieve Wouters is hier een paragraaf toegevoegd: “We hebben gewoon<br />
geprobeerd volgens ons geloof te handelen. Sommige christenen dachten dat het lot <strong>van</strong> de joden een straf <strong>van</strong><br />
God was. Al wat wij over hen wisten, berustte immers op vooroordelen: oude, vastgeroeste ideeën over joden<br />
die Jezus gekruisigd en hosties geschonden hadden.“ J. SCHUYTEN, Tenminste Sylvieke, p. 121.<br />
79<br />
De verordening <strong>van</strong> 27 mei 1942 betreffende de kenmerking <strong>van</strong> joden. Het dragen <strong>van</strong> de jodenster in het<br />
openbaar werd verplicht <strong>van</strong>af 1 juni 1942. Zie L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 500, 502.<br />
80<br />
Julia bedoelt hier uiteraard de transporten <strong>van</strong> de Dossin-kazerne te Mechelen naar Auschwitz in Polen. Op<br />
woensdag 22 juli 1942 gingen de Duitsers in België voor het eerst over tot de gedwongen aanhoudingen <strong>van</strong><br />
joden om hen naar het ‘Oosten‘ te deporteren… In de late namidag arresteerde de Feldgendarmerie in het<br />
Centraal Station [<strong>van</strong> Antwerpen] de joodse passagiers (pendelaars) <strong>van</strong> de trein Brussel-Antwerpen.” Vanaf<br />
15 augustus 1942 gebeurde dit inderdaad d.m.v. grootschalige razzia’s. Zie L. SAERENS, Vreemdelingen in een<br />
wereldstad, p. 589-590, 601.<br />
81<br />
Het gaat hier duidelijk om Gottfried of ‘Gotti’ Finkel (i.p.v. Finckel), de zoon <strong>van</strong> Max Finkel en zijn vrouw<br />
Laura, en de broer <strong>van</strong> Selma.<br />
30
Figuur 10 Gottfried<br />
Finkel, 1943 (Archief<br />
Edith Sanders-Hönig)<br />
Figuur 11 Markus<br />
Finkel, 15.7.1929<br />
(DV, Dossier<br />
Markus Finkel,<br />
1571278)<br />
Figuur 12 Laura<br />
Einig, 15.7.1929 (DV,<br />
Dossier Markus<br />
Finkel, 1571278)<br />
Figuur 13 Selma<br />
Finkel, 18.3.1947<br />
(DV, Dossier Selma<br />
Finkel, 2014544)<br />
Bonneke en Bompa 82 namen die mensen in huis, maar dat kostte veel geld want die mensen<br />
kregen geen rantsoenkaart meer omdat ze illegaal waren en het voedsel zonder bonnen, op de<br />
zwarte markt, was heel duur 83 .<br />
Figuur 14 Henri en Margriet Schuyten, oktober 1943 (Fragment <strong>van</strong> een foto, Archief Margaret<br />
Hickman-Schuyten)<br />
Ongeveer gelijkertijd kreeg Klaas bezoek <strong>van</strong> een Nederlandse zakenman, een klant <strong>van</strong> ons, die<br />
in grote nood verkeerde. Ze waren vader, moeder, twee dochters, een tante met een volwassen zoon 84 .<br />
82 Het gaat hier om Henri en Margaretha, de ouders <strong>van</strong> Julia, die toen woonden in de Speerstraat 27 op het<br />
Kiel in Antwerpen. Wim Schuyten, de jongste broer <strong>van</strong> Julia, die tijdens de oorlog door zijn vader Henri naar<br />
boeren in Frankrijk werd gestuurd, bevestigde dat: “It was indeed after the summer vacation of 1942 that I was<br />
introduced to an elderly Jewish couple in my parent’s home. I made the correction by correlating my<br />
grandfather’s diary with my own recollections. Example: I remember the jewish people having to wear the star<br />
of David on their clothing… “ E-mail <strong>van</strong> 24.8.2005 <strong>van</strong> Richard Osbun (in opdracht <strong>van</strong> zijn grootvader Wim<br />
Schuyten).<br />
83 Prijzen <strong>van</strong> producten op de zwarte markt kan je o.a. vinden in het eerder vernoemde oorlogsdagboek <strong>van</strong><br />
M.C. Schuyten. Op 6.1.1943 krijgt Klaas bezoek <strong>van</strong> Verlinden en Vanbroeck, twee controleurs bij het<br />
Bestuur der controlediensten omdat Klaas als werkgever aanvrager <strong>van</strong> bijzegels voor werklieden de inventaris<br />
voor de gebruikte zegels <strong>van</strong> de bijrantsoenen niet tijdig aan het gemeentebestuur heeft afgegeven. (DV,<br />
Dossier Sluys, Klaas, 6.1.1943)<br />
84 Het gaat hier om de parfumier Sigmund Hönig, zijn vrouw Rosa Gross, hun dochters Edith en Lily, Anna<br />
Hönig en Heinz Schindler. Edith Hönig bevestigt dit in een e-mail <strong>van</strong> 31.5.2005: “Ik heb veel later begrepen,<br />
31
Figuur 15<br />
Sigmund Hönig,<br />
3.10.1938 (DV,<br />
Dossier<br />
Sigmund Hönig,<br />
A2113361)<br />
Figuur 16 Rosa<br />
Gross,<br />
11.9.1944 (DV,<br />
Dossier<br />
Sigmund Hönig,<br />
A2113361)<br />
Figuur 17 Edith<br />
Hönig, 11.9.1944<br />
(DV, Dossier<br />
Edith Hönig,<br />
3219080)<br />
Figuur 18 Lily<br />
Hönig, 4.7.1946<br />
(DV, Dossier Lily<br />
Honig, A280367)<br />
32<br />
Figuur 19<br />
Heinz<br />
Schindler,<br />
11.9.1944 (DV,<br />
Dossier Heinz<br />
Schindler)<br />
Die mensen waren ook op de vlucht geslagen naar Frankrijk en wilden langs daar naar Spanje.<br />
Maar in Frankrijk waren ze in handen gevallen <strong>van</strong> de Gestapo (dat was Duitse politie). Ze hadden<br />
zich verstopt in een bos en de man <strong>van</strong> de tante werd gegrepen. De anderen wisten te ontkomen maar<br />
waren zo bang geworden dat ze terug zijn gekomen tot in België en zo bij ons terechtkwamen 85 . Wat<br />
moesten we doen?<br />
We hadden een groot huis met vele kamers en hebben die mensen op de bovenste verdieping<br />
ondergebracht. Tijdelijk, zei Klaas, want hij zei dat ons huis niet veilig was door de zaak en het<br />
personeel dat niets daar<strong>van</strong> mocht weten.<br />
Figuur 20 Withof, Heuvelstraat 3 te Boechout, anno 1943 (Archief Dora Eikelboom-Sluys)<br />
Hij sprak af met Mr. Hönig, zo heette die zakenman, dat hij een plek voor hen zou zoeken, maar dat hij<br />
moest meebetalen voor die andere joodse familie die ook niet bij Bonneke en Bompa konden blijven.<br />
Van toen af is Rene mee gaan werken met Klaas om heel voorzichtig mensen te zoeken die hun<br />
appartement wilden verhuren aan joden. Daar werd een hoge prijs voor betaald want het was streng<br />
verboden joden te herbergen. 86<br />
wie Julia heeft bedoeld met volwassen zoon <strong>van</strong> Sigmund Hönig – mijn vader dus – het zal Heinz Schindler<br />
geweest zijn die later met Selma Finkel is getrouwd. Zijn ouders waren destijds, toen we naar onbezet<br />
Frankrijk wilden vluchten door de Duitsers opgepakt en sindsdien is hij bij ons gebleven en beschouwden mijn<br />
ouders hem als pleegzoon.” E-mail <strong>van</strong> 31.5.2005 <strong>van</strong> Edith Hönig.<br />
85 Edith Hönig, die dit meemaakte, zal in hoofdstuk II zelf vertellen wat er juist is gebeurd.<br />
86 Zo zullen zij nog een tijdje onderduiken bij de familie Hendrickx in Edegem.
Figuur 21 René Schuyten, 1941 (Archief Margaret Hickman-Schuyten)<br />
Zo kwamen Finckel en zijn familie en Hönig en zijn familie samen in Brussel terecht. Ondertussen<br />
hadden wij op Withof (de naam <strong>van</strong> ons huis) weer een vrouw met drie opgroeiende kinderen, de man<br />
was weggevoerd. De kinderen, twee meisjes <strong>van</strong> 14 en 16 jaar en een jongen <strong>van</strong> 18 jaar 87 .<br />
Figuur 22 Myriam<br />
Reichman, 27.9.1938<br />
(DV, Dossier Zoltan<br />
Grosz, 1365384)<br />
Figuur 23 Paula Grosz,<br />
17.2.1941 (DV, Dossier<br />
Paula Grosz, A397121)<br />
Figuur 24<br />
Alexander Grosz,<br />
ca. 1939<br />
(Fragment <strong>van</strong> een<br />
foto, Archief Paula<br />
Marcovici-<br />
Reichman)<br />
33<br />
Figuur 25 Annie Grosz,<br />
ca. 1939 (Fragment <strong>van</strong><br />
een foto, Archief Paula<br />
Marcovici-Reichman)<br />
87 Op de transportlijst <strong>van</strong> Mechelen naar Auschwitz die bewaard is gebleven, staan de namen vermeld: Maria<br />
Grosz-Reichman, Paula, Alexander en Anni Grosz. (JMDV) Julia vergist zich een beetje in de leeftijden. Paula<br />
was toen 16, Alexander 14 en Annie 13. (Zie verder) “Im September 1942 wandte sich an[]den Angeklagten<br />
die jüdische Familie GROSS, bestehend aus der Mutter Maria Gross, und den 3 Kindern Alexander, Paula und<br />
Annie, geboren in den Jahren 1929, 1928 und 1926, mit der Bitte, um Gewährung von Unterkunft. Diese hatte<br />
Antwerpen verlassen, weil das Familienhaupt Zoltan GROSS seit dem 11.9.1942 zur Arbeitseinsatz gebracht<br />
worden war und die übrigen Familienmitglieder das Gleiche für sich gefürchteten. Der Angeklagte nahm die<br />
Familie im September 14 Tage in seine Wohnung auf. Dann brachte er sie bis zur 15-1-1943 in eine von ihm<br />
gemietete Wohnung in Boechout, Hovesteenweg. Vom 15 – 30-1-1943, dem Tage der Verhaftung des<br />
Angeklagten, behergbergte er sie wieder in seiner Wohnung, weil sie im Hovesteenweg räumen musste[n].<br />
Dies geschah, um die Familie GROSS zu verbergen. Ein[e] Anmeldung beim Judenregister erfolgte mit<br />
Wissen und Willen des Angeklagten nicht. Während der ganzen Zeit versorgte er die Familie mit Geld und<br />
Lebensmitteln. Die letzteren beschaffte er teils auf Rationierungsmarken, die ihm angeblich von 3. Seite durch<br />
die Post zugesandt wurden, und teils auf den schwarzen Markt. Insgesamt gab der Angeklagte der Familie<br />
Gross ungefähr 16.000 Frank. Eine Quittung liess er sich nicht über diese Beträge geben. (Laut Aussage einer<br />
der Kinder GROSS) hatte Angeklagte die Juden unterrichtet, dass sie bei einer Festnahme sagen sollten, sie<br />
wären erst den Abend vorher zu dem Angeklagten gekommen.” Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys,<br />
Feldgericht, Feldkommandatur 520, St.L. VI nr.60/43 in Archief Marnix Sluys.
Ook een klein meisje <strong>van</strong> drie jaar, wier ouders waren weggevoerd, hadden we in ons gezin<br />
opgenomen. Voor haar grootmoeder hadden we een onderkomen gevonden in Hove (een aanpalende<br />
gemeente <strong>van</strong> Boechout). Zo kon ik regelmatig Silvieke (zo heette dat kleintje) een halve dag bij haar<br />
grootmoeder brengen en later weer ophalen (op de fiets) 88 .<br />
Figuur 26 Sylvieke Reichman,<br />
zomer 1942 (Archief Sylvie<br />
Lednicer-Reichman)<br />
Figuur 27 Deborah Grunspan-<br />
Thaler, grootmoeder <strong>van</strong> Sylvieke<br />
(Archief Sylvie Lednicer-Reichman)<br />
[“Ik reed heen en weer met het kind achter op de fiets. Ook als ik boodschappen deed, nam ik<br />
Sylvieke mee. Ik vertelde buren en kennissen dat ze mijn nichtje was, en dat ze een tijdje kwam<br />
logeren. De meeste mensen stelden zich daar geen verdere vragen bij. Behalve die ene keer in de<br />
wachtkamer bij de dokter, altijd zo’n broeinest <strong>van</strong> roddels. Ik voelde hoe de ogen <strong>van</strong> iedereen daar<br />
voortdurend onze richting uitdraaiden.<br />
Voor mij viel het niet echt mee om heel dat huishouden overeind te houden. Elke dag sleurde ik met<br />
volle wasmanden de trappen op en af. Gelukkig voorzag onze tuin voor een groot deel in onze<br />
behoeften, zodat ik op de markt niet al te hard opviel met het kopen <strong>van</strong> te grote hoeveelheden<br />
voedsel. Andere vrouwen vielen wel op met een kilo aardappelen en wekten argwaan bij<br />
collaborateurs.<br />
Die herfst droeg onze perenboom veel vrucht. Ik zie ons nog ’s nachts in de boom klimmen en peren<br />
plukken. De kinderen mochten helpen. Korven vol droegen we naar de zolder. De volgende dag<br />
heerste er voor één keer geen verveling: de peren moesten allemaal geschild worden, want ik zou ze<br />
inmaken voor de winter.<br />
Er ontstond gaandeweg een hechte band <strong>van</strong> vriendschap tussen mij en mijn joodse gasten. We zaten<br />
dikwijls wat te babbelen, of dronken samen een kopje thee. Ik begon meer <strong>van</strong> hun geloof en hun<br />
gebruiken te begrijpen. Het trof mij dat er zoveel gelijkenissen waren tussen ons. Volgens de nazi’s<br />
waren de joden geen mensen, maar een ondergeschikt ras vergelijkbaar met ratten. De meest absurde<br />
verdachtmakingen konden ze redelijk in de oren doen klinken. Ik heb met eigen ogen gezien hoe<br />
mensen erin begonnen te geloven.<br />
In de periode dat de twee gezinnen in Brussel verbleven, gingen we ze nog af en toe bezoeken. We<br />
vroegen ons ’s avonds af hoe het met hen zou gaan, en we haalden herinneringen op. Zoals die ene<br />
keer, toen de twee dochters <strong>van</strong> meneer en mevrouw Finkel absoluut de stad in wilden om<br />
‘bottinekes’ te gaan kopen. Midden in de oorlog wilden de ‘juffrakes’, zoals Klaas hen toen noemde,<br />
gaan winkelen! Maar Klaas herinnerde zich de vrachtwagen vol joden die hij enkele dagen tevoren in<br />
de stad gezien had. Op één voorwaarde wilde mijn man hen dan toch mee naar de stad nemen,<br />
namelijk als ze hun ster <strong>van</strong> hun mantel zouden halen. Kun je je voorstellen dat ze dat niet wilden?<br />
Gelukkig hebben ze op het einde toch moeten toegeven, want Klaas was wel goed, maar niet gek! Hij<br />
heeft toen die ‘juffrakes’ mee naar ‘’t stad’ genomen om hun ‘bottinekes’ te gaan kopen.”] 89<br />
88 Het gaat hier om Debora Thaler en haar kleindochter Sylvie Reichman, geboren in Antwerpen op 1.11.1939.<br />
89 Dit stuk komt alleen voor in J. SCHUYTEN, Tenminste Sylvieke, p. 122. Vermoedelijk is dit de bewerkte<br />
versie <strong>van</strong> een stuk uit het interview dat Lieve Wouters afnam <strong>van</strong> Julia. Edith Hönig zegt dat Julia zich hier<br />
vergist. Ten eerste hadden de Finkels een zoon een een dochter, en geen twee dochters. En Hönig had wel twee<br />
dochters, Edith en Lily. “Maar wij waren het zeker niet”, zegt Edith zelf. Wellicht waren het de beide dochters<br />
<strong>van</strong> Myriam Grosz-Reichman, de 16-jarige Paula en de 13-jarige Annie Grosz, maar dat was dan in (’t stad)<br />
Antwerpen en niet in Brussel.<br />
34
Mijn zuster Jeanne was verpleegster [in het Stuivenberghziekenhuis 90 ] in Antwerpen. Ze hadden daar<br />
een jodenman wiens hele familie was weggevoerd 91 . Hij was al een hele tijd genezen maar de dokter, samen<br />
met de verpleegsters, hielden hem toch maar ziek omdat hij niet wist waar naartoe. Maar ja, dat kon<br />
niet blijven duren en Jeanne wist geen andere oplossing dan met die man bij ons aan te komen. Dat<br />
was half januari 1943 92 .<br />
Figuur 28 Hersz Nadel, 30.11.1939<br />
(DV, Dossier Hersz Nadel, A344334)<br />
Figuur 29 Jeanne Schuyten, 1943<br />
(Archief Ann Lyzenga-Williams)<br />
Op 31 januari 93 , midden in de nacht, vielen de Duitsers ons huis binnen. Hard bellen en<br />
roepen: "aufen machen". Het was een hele troep Duitsers en zwarthemden (zo noemde men de<br />
collaborateurs of mannen die onder één hoedje speelden met de vijand. Waren ze met 8 of 10 of meer, ik<br />
weet het niet 94 . Ook onze zwarte burgemeester <strong>van</strong> St. Jan was er bij 95 . Ze doorzochten ons hele huis<br />
90<br />
Jeanne had een kamer in het ziekenhuis en woonde dus niet meer thuis. Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit<br />
Herentals <strong>van</strong> 30.1.1940 aan Nelly Opstelten & E-mail <strong>van</strong> Ann Lyzenga <strong>van</strong> 16.1.2006. Jeanne’s dochter, An<br />
Lyzenga-Schuyten mailde mij hetvolgende: “A story I heard from my mother [Jeanne] was about a Jewish<br />
man who was put in a full body cast in the hospital (I don't know if it was for treatment or just a ruse) whom<br />
the Germans were waiting to be discharged from the hospital. He was left in the cast for a long time, and even<br />
after the cast was removed, he would be put back in when someone came to inquire about him… He left the<br />
hospital "against medical advice", and when the authorities came looking for him, everyone played stupid, and<br />
said he had walked away without the staff knowing he was going; he was just gone. I don't know if this is the<br />
man whose story you are looking for.” E-mail <strong>van</strong> Ann Lyzenga-Schuyten <strong>van</strong> 16.1.2006.<br />
91<br />
Die man was Hersz Nadel. Zijn zoon Max Nadel kan echter onderduiken en overleeft de oorlog. (Zie verder)<br />
92<br />
Zieke joden mochten alleen nog verzorgd worden in een gesloten afdeling <strong>van</strong> het St. Erasmusziekenhuis.<br />
Uit het vonis <strong>van</strong> Klaas Sluys kunnen we afleiden dat Hersz Nadel pas op 28 januari bij Klaas zou zijn<br />
toegekomen. “Ausserdem beherbergte der Angeklagte vom 28 - 30.1.1943 den Juden Hertz Nadel in seiner<br />
Wohnung. Auch ihm gewährte er Verpflegung….Auch die Beherbergung der Juden ist eine schwere<br />
Gesetzesverletzung. Der Angeklagte musste sich sagen, dass er die Juden nicht nur dadurch den notwendigen<br />
Verhaltungsmassnahmen entzog, sondern auch bei der bekannten Einstellung dieser Rasse die Sicherheit der<br />
Besetzungsmacht gefärhrdete, weil die Juden in dieser Verfassung zu allen möglichen Gesetzwiedrigkeiten,<br />
wie Spionage, Sabotage, und ähnlichen benutzt werden können. Das gilt insbesonders für den Juden Nadel, der<br />
dem Angeklagten gänzlich unbekannt war.” Archief Marnix Sluys, Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys.<br />
93<br />
Uit het vonnis <strong>van</strong> Klaas blijkt dat het om de nacht <strong>van</strong> 30 op 31 januari 1943 ging. Archief Marnix Sluys,<br />
Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys.<br />
94<br />
Uit een procesverbaal <strong>van</strong> 17.9.1945 ter voorbereiding <strong>van</strong> het proces <strong>van</strong> oorlogsburgmeester Van Sintjan<br />
verklaart Klaas Sluys aan de Krijsauditeur: “In den nacht <strong>van</strong> 30 op 31 januari 1943, werd ik ’s nachts<br />
opgebeld door 7 Gestapomensen, deze waren vergezeld <strong>van</strong> den toenmaligen Burgmeester VAN SINTJAN, na<br />
geopend te hebben traden zij mijne woning binnen en doorzochten mijn huis en fabriek…. DEBRA, <strong>van</strong><br />
Mortsel, die bij de Gestapomannen aanwezig was, deze kerel dreef het zoover <strong>van</strong> te zeggen, dat hij het recht<br />
35
en de fabriek. Ze draaiden de knop aan <strong>van</strong> de radio op Klaas z'n bureau; die gaf direkt de B.B.C., de<br />
Engelse uitzending. Het was streng verboden daarnaar te luisteren. Alle kinderen, Dora 4 jaar, Jan<br />
nog geen 3 jaar en Herman bijna 2 jaar en Silvieke 3 jaar sliepen en werden niet wakker. Ook<br />
omdat ik die mannen aldoor maar maande stil te zijn voor de kinderen (wonder, want die Duitsers<br />
met hun zware laarzen liepen het hele huis door!)<br />
Figuur 30 Dora, Jan en Herman Sluys, sept. 1942 (Archief Dora Eikelboom-Sluys)<br />
Eén <strong>van</strong> die mannen vroeg mij hoeveel kinderen ik had en ik zei 4. Ik had er zelf maar 3, maar had<br />
ik dat gezegd dan hadden ze Silvieke meegenomen. Ik had een dienstmeisje en die hadden ze het<br />
ook gevraagd en die had ook gezegd dat we 4 kinderen hadden 96 .<br />
had mij onmiddellijk neer te schieten, waarop ik hem heb geantwoord dat ik zulks betwijfelde…; bij deze<br />
Gestapomannen was nog aanwezig een zekeren SCHUERMANS, Willy,… Bij de Gestapomannen werd ook<br />
nog den naam <strong>van</strong> WEYNDAELE genoemd… verders waren er nog twee vlamingen bij, die ik hun naam niet<br />
heb hooren vernoemen. Indien ik een dezer verraders moest terug zien zou ik hen stellig herkennen.” In een<br />
procesverbaal <strong>van</strong> 7.11.1947 verklaart Debra: “Ik geloof dat ik met Kaeding was en Van Sintjan is dan mede<br />
gereden op verzoek <strong>van</strong> den Duitser om het fabriekje <strong>van</strong> Sluis aan te duiden… Ik kan me niet herinneren wie<br />
er allemaal bij was <strong>van</strong> de SD.” In een procesverbaal <strong>van</strong> 28.10.1947 verklaart Jan Schuermans: “Ik was daar<br />
inderdaad bij te samen met Kaeding (overleden) – DEBRA – ik meen ook Wyndaele, Emiel . (Brussel,<br />
Auditoraat-Generaal, Dossier Debra, Louis) Dat Kaeding erbij aanwezig was, weten we ook uit het vonnis<br />
<strong>van</strong> Klaas. Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys, Feldgericht, Feldkommandatur 520, St.L. VI nr.60/43. Waren<br />
er dus zeker bij: Louis Debra, Jan Schuermans, Emiel Wyndaele, nog twee Vlamingen wiens naam nog<br />
onbekend is, de Duitser Kaeding, Jan Pitz (cfr. p. 166) én Staf Van Sintjan.<br />
95 Het gaat hier om de VNV-oorlogsburgemeester <strong>van</strong> Boechout, Staf Van Sintjan.(Zie verder)<br />
96 Als Klaas voor het Kriegsgericht komt, zal hij ook daar verklaren dat hij vier kinderen heeft: “Er hat 4<br />
Kinder im Alter von 1 - 4 Jahren und verdient nach seiner Angabe monatlich ca. 15.000 bfrs.” Archief Marnix<br />
Sluys, Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys. Zijn dochter, Dora Sluys, wist mij te vertellen dat hij het daar heel<br />
moeilijk mee heeft gehad. Hij stond namelijk onder ede, en moest liegen om het leven <strong>van</strong> Sylvieke niet in<br />
gevaar te brengen. Voor de gewetensvolle en zeer rechtlijnige protestant die Klaas Sluys was, was een valse<br />
verklaring afleggen onder ede moreel gezien een zeer zware beslissing, die hij toch nam.<br />
36
Figuur 31 Het dienstmeisje, Leonie Oostvogels, met Dora en Jan, juni 1941 97 (Archief Dora<br />
Eikelboom-Sluys)<br />
En Silvieke, met haar zwarte krullekopje, zat gelukkig diep onder de dekens en sliep.<br />
Eén <strong>van</strong> die mannen zei: "Ge moogt blij zijn dat ge zoveel kinderen hebt, anders zouden we jou<br />
ook meenemen”. Ja, dat was nog een geluk bij een ongeluk.<br />
Toen het vaststond dat ze Klaas en de 5 joodse mensen gingen meenemen maakte ik in de keuken<br />
voor ieder <strong>van</strong> hen een pakje klaar met boterhammen voor de volgende morgen. Eén <strong>van</strong> die<br />
Duitsers zei met een vies gezicht: "Für die joden" en ik antwoordde: "Ja, voor die arme mensen".<br />
Ze vertrokken dus en achteraf wist ik dat ze Klaas en die jodenman in Antwerpen in de<br />
ge<strong>van</strong>genis brachten, in de Begijnenstraat, en de moeder met haar kinderen naar Mechelen, waar<br />
vele opgepakte joden werden verzameld alvorens ze werden weggevoerd naar Duitsland 98 . En wij<br />
bleven achter! Wat een verdriet; ik was 27 jaar en had 4 kleine kinderen <strong>van</strong> 1 1/2 jaar tot 4 jaar.<br />
De eerste maand dacht ik nog Klaas zal wel gauw vrijgelaten worden, hij heeft toch niets<br />
misdaan, maar dat was buiten de Duitsers gerekend. Op 1 april 1943 werd Klaas voor het Kriegsgericht<br />
te Antwerpen veroordeeld tot 2 jaar tuchthuisstraf. Ik was daarheen gegaan nog met de gedachte dat hij<br />
wel gauw vrijgesproken zou worden. Ze brachten hem de gerechtszaal binnen met z'n handen<br />
geboeid. Ikzelf mocht de zaal niet binnen maar ik bleef wel hij de deur staan wachten. Ik zag al die<br />
voorname Duitse rechters in vol ornaat binnengaan. Ik dacht: Wel, wel, nu denken ze dat ze hem in hun<br />
macht hebben, maar hoe vergissen ze zich. Klaas is een kind <strong>van</strong> God en Hij zal beslissen wat er<br />
met hem zal gebeuren. Maar die beslissing viel hard uit. Het vonnis was 2 jaar tuchthuisstraf 99 .<br />
Twee jaar! Wat lijkt dat vreselijk lang als je er voor staat en ik wist: dan gaat hij naar Duitsland. Ik<br />
liep naar beneden waar hij straks uit de lift zou komen en toen hij daar uit kwam vloog ik rond z'n hals maar<br />
z'n bewakers, twee Duitsers, trokken me weg. Maar ik greep z'n arm vast en zo gingen we naar buiten.<br />
Ik trok mij niets aan <strong>van</strong> de mensen en liep zo mee over de straat; de Huidevetterstraat en zo naar de<br />
ge<strong>van</strong>genis in de Begijnenstraat. Telkens probeerden die Duitse bewakers mij weg te duwen maar<br />
dat liet ik niet gebeuren. Dan de Poort in en de ge<strong>van</strong>genispoort dicht. Wat vreselijk! <strong>Een</strong> paar<br />
straten verder woonde Dora Smekens. mijn beste vriendin, en daar ging ik heen, en samen huilden<br />
97 Leonie huwde nadien met Deprez, en kreeg twee zonen: Herman (°1945) en Flaurent (°1955), en woonde in<br />
de Sint Jansstraat 7 te Diest. Haar kleinzoon Patrick woont daar nu.<br />
98 De treinen reden <strong>van</strong> aan de Dossinkazerne te Mechelen naar Auschwitz in Polen.<br />
99 “Die Angeklagte wird wegen Herstellung und Verbreitung von Flugschriften, Abhörens nichtdeutscher<br />
Sender und Verbotene Beherbergung vom Juden zu einer Gesamtstrafe <strong>van</strong> zwei Jahren Zuchthaus verurteilt.”<br />
Archief Marnix Sluys, Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys. (Cfr. p. 153-156)<br />
37
we 100 .<br />
Toch moest ik naar huis en dat is zo vreemd, ik leek precies helemaal alleen op de wereld. Al<br />
die mensen die ik zag lopen en die wisten er niets <strong>van</strong> wat er in mijn hart omging. Thuis gekomen<br />
was dat ook maar huilen en ook mijn ouders hadden veel verdriet.<br />
5 april was er een vreselijk bombardement op Mortsel. 't Was een stralende voorjaarsdag. Ik<br />
stond aan de Begijnenstraat voor de ge<strong>van</strong>genispoort aan te schuiven met een pak levensmiddelen<br />
voor Klaas toen Amerikaanse bommenwerpers laag uit elkaar vlogen over de stad en hun bommen<br />
afwierpen boven Mortsel.<br />
Daar was een fabriek <strong>van</strong> vliegtuigonderdelen. 't Was vreselijk! Alle huizen in de omtrek en<br />
een paar scholen, alles stond in vuur en vlam. 2800 doden en ontelbare gewonden, ook veel<br />
kinderen en mensen <strong>van</strong> Boechout waren onder de <strong>slachtoffers</strong> 101 .<br />
Figuur 32 Bombardement Mortsel, 5 april 1943 (Archief Gazet <strong>van</strong> Antwerpen)<br />
Het was 's avonds zo stil in Boechout, men hoorde de mensen snikken in de straten. <strong>Een</strong><br />
bakker uit de buurt reed met z'n fiets door de Kroonstraat met z'n dode dochtertje <strong>van</strong> 10 jaar in z'n<br />
fietsmand. Ieder die het zag begon te huilen. Dat gebeurde vier dagen na Klaas z'n veroordeling. Ik<br />
werd er stil <strong>van</strong> en m'n eigen verdriet werd veel minder. Toen ik in m'n omgeving al die rouw en die<br />
smart zag. Ik dacht toen: mijn man leeft nog. Hij is wel ge<strong>van</strong>gen maar hij leeft toch nog. Dat<br />
maakte het voor mij draaglijker. Mijn man kon misschien nog terug komen. Mijn ouders kwamen bij<br />
mij in huis wonen zodat ik niet alleen moest blijven met m'n kinderen. Dat was een groot voorrecht.<br />
En Rene zorgde gelukkig verder voor de joden waar we verantwoordelijk voor waren. Hij<br />
bezocht hen, zorgde voor voedselbonnen en was bemiddelaar tussen de huiseigenaar en hun joodse<br />
huurders.<br />
Mijn zuster Jeanne, die hoofdverpleegster was in 't Stuivenbergziekenhuis, zat in haar bureel<br />
en hoorde een gesprek tussen bezoekers bij een zieke. Ze hoorde vertellen dat ze in Boechout<br />
Meneer Sluys hadden komen halen omdat er joden in huis waren en ze vertelden: ze hebben nog een<br />
joods meisje in huis, dat hebben ze niet meegenomen. Jeanne belde me dat en zei: zorg dat Silvieke<br />
ergens anders kan ondergebracht worden anders komen ze dat kindje nog halen. Nu woonde er in<br />
Leuven een familie Rooze die ons vroeger reeds geschreven had: als we soms iemand hadden waar<br />
we geen plek voor vonden dat zij ook wel wilden helpen (dat waren fijne christenmensen).<br />
100 Zij heet Dora Quittelier-Smeekens. Zij week later uit naar de Verenigde Staten.<br />
101 Op 5 april 1943 komen bij een Amerikaans bombardement op de Erla-fabrieken in Mortsel, waar Duitse<br />
vliegtuigen werden gerepareerd in de hallen <strong>van</strong> de vroegere autobouwer Minerva, “per vergissing” vele<br />
projectielen op burgerwoningen en scholen terecht. De balans is erg zwaar: 936 doden, onder wie 200<br />
kinderen, 1342 gewonden, 800 vernielde of zwaar beschadigde woningen.<br />
38
Figuur 33 Josephine <strong>van</strong> Engel, Lies (op de<br />
arm), Joop, moeder Truus, Sylvieke, Han en<br />
vader Henri Rooze, zomer 1943 (Archief Lies<br />
Quak-Rooze )<br />
Figuur 34 Toine Rooze, 14.6.1943 (Archief<br />
Greet Van Den Dries-Rooze )<br />
<strong>Een</strong> neef <strong>van</strong> hen was een vriend <strong>van</strong> ons, Toine Rooze, en die heeft dan Silvieke naar dat<br />
gezin in Leuven gebracht 102 . Daar was ze veilig. Na de oorlog had Silvieke nog haar grootmoeder,<br />
twee nichtjes die in een kostschool verborgen waren en hun vader leefde ook nog. Samen zijn ze dan<br />
naar Amerika uitgeweken 103 .<br />
Klaas verbleef dus in de ge<strong>van</strong>genis in Antwerpen. Ik mocht hem om de twee weken een<br />
bezoek brengen en een pak <strong>van</strong> 3 kg. met eetwaren, rookgerief en een weinig onderkleding. Dat<br />
bezoek was achter glas, zodat je hard moest spreken om elkaar te verstaan en dus zeker geen<br />
geheimen kon vertellen. Toch was dat voor mij de mooiste dag waar ik erg naar uitkeek. Ik bakte<br />
dan een lekker wit brood en roosterde dan de sneetjes zodat ze lichter wogen en ik er dus meer in het<br />
pak kon doen. Klaas bleef ongeveer 3 maanden in de Begijnenstraat in Antwerpen 104 , dan ging hij<br />
voor een paar weken naar Brussel en op 7 juni 1943 ging hij op transport naar Leuven. Dit was een<br />
ge<strong>van</strong>genis die beheerd werd door Belgen maar die wel gecontroleerd werd door Duitsers. De<br />
Belgen waren heel soepel voor de politieke ge<strong>van</strong>genen (het was eigenlijk een ge<strong>van</strong>genis voor<br />
zware criminelen).<br />
102 Bij Henri Rooze en Truus Van Buuren, toen wonende op de Tiensesteenweg 210 te Korbeek-Lo.<br />
103 Sylvie is inderdaad met haar grootmoeder naar de Verenigde Staten uitgeweken, omdat een tante <strong>van</strong> haar,<br />
Charlotte Grunspan, die reeds in 1938 met haar echtgenoot Leon Lachter en hun twee kinderen, Jacques (Jack)<br />
en Lilly, naar de VS was geëmigreerd, haar wilde adopteren.<br />
104 Klaas zat in de ge<strong>van</strong>genis in de Begijnenstraat te Antwerpen <strong>van</strong> 31 januari tot 27 mei 1943. Hij werd<br />
binnengebracht door de SIPO, en op 24 februari 1943 overgedragen aan de Feldkommandatur 520, daar werd<br />
hij vervolgens veroordeeld door het Kriegsgericht. Van 28 mei tot 8 juni zat hij in de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> St. Gillis,<br />
<strong>van</strong> 7 juni tot 27 september 1943 in de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Leuven, en <strong>van</strong>daaruit werd hij overgeplaatst naar<br />
Kassel in Duitsland. Na een zeer zwaar bombardement werd hij vijf maanden later met andere ge<strong>van</strong>genen<br />
naar Nieder-Roden bij Schierstein overgebracht. Vanuit het ge<strong>van</strong>genkamp te Rodgau werd hij op 28 juni<br />
1944 opnieuw overgebracht naar de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Antwerpen om daar op 13 juli 1944 te worden vrijgelaten.<br />
(DO, Dossier Sluys, Klaas).<br />
39
Figuur 35 Klaas Sluys in de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Leuven, 1943 (Archief Marnix Sluys)<br />
Ik mocht meer op bezoek komen en de pakken die we meebrachten mochten veel zwaarder<br />
wegen. Bovendien was daar een Katholieke aalmoezenier die daar binnen en buiten liep en die <strong>van</strong><br />
alles voor de ge<strong>van</strong>genen binnensmokkelde. Klaas schreef: ge moet me geen kleren meer sturen<br />
daar ik <strong>van</strong> top tot teen en <strong>van</strong> onder tot boven in een modieus ge<strong>van</strong>geniskostuum gekleed ben.<br />
Hij zat nu ook alleen in een cel en daar moest hij ook aan wennen, schreef hij. Maar later was hij wel<br />
blij dat hij alleen zat. Hij kon lezen en schrijven zoveel hij wilde. Hij ging ook naar de Franse les en<br />
moest dus ook studeren. Als ze op de koer gingen wandelen kon hij gemakkelijk met de kameraden<br />
spreken. Op een dag is hij ziek geworden. De dokter had z'n water onderzocht en er was eiwit in. Dat<br />
wees op een nierontsteking. Klaas was erg ongerust want toen hij jong was had hij aan deze gevaarlijke<br />
kwaal geleden waardoor hij z'n geboortedorp moest verlaten omdat het daar veel te vochtig was<br />
voor hem. Gelukkig is hij maar een week ziek geweest maar daardoor was er een rapport <strong>van</strong> de dokter<br />
die schreef dat Klaas Sluys een nierziekte had en z'n ge<strong>van</strong>genschap slecht kon verdragen. (op<br />
grond <strong>van</strong> dit rapport dat bij de directeur <strong>van</strong> de ge<strong>van</strong>genis bleef is Klaas later, wel door<br />
bemiddeling <strong>van</strong> vrienden en nog anderen die kontakt hadden met Duitse rechters, eindelijk zes<br />
maanden vervroegd vrijgekomen) Toen er een transport ge<strong>van</strong>genen naar Duitsland werd gestuurd<br />
mocht Klaas omwille <strong>van</strong> z'n gezondheidstoestand in Leuven blijven. Maar twee maanden later,<br />
eind september, vertrokken alle overige politieke ge<strong>van</strong>genen naar Duitsland en Klaas was er dus<br />
ditmaal ook hij. Natuurlijk weer groot verdriet. Klaas schreef in z'n laatste brief uit Leuven:<br />
[Leuven cel nr. 344 – 22 september 1943:<br />
‘M’n Juleke,<br />
Dit zal dan voorlopig de laatste brief zijn die ge <strong>van</strong> mij krijgt. <strong>Een</strong> tijdperk waarin we elkaar <strong>van</strong><br />
onze liefde konden getuigen wordt afgesloten. Dat ik je met m’n brieven kan ondersteunen smart mij<br />
zeer, al weet ik ook, dat mijn brieven je misschien vaak verdriet in plaats <strong>van</strong> steun hebben gebracht.<br />
Maar ik weet dat er dan nog veel zoets was in het verdriet…’ 105 ]<br />
105 De aanhef <strong>van</strong> deze brief, die we hier hebben toegevoegd, is te vinden in de biografie <strong>van</strong> Klaas, die Julia,<br />
kort na de dood <strong>van</strong> Klaas, in 1965, schreef voor Nelly Kruithof die een “opstel” moest schrijven voor de<br />
Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid te Brussel. J. SCHUYTEN, Klaas Sluys 1911-1965, Archief Marnix<br />
Sluys; Brief <strong>van</strong> 22.9.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys aan zijn vrouw Julia Schuyten. (Archief Marnix Sluys)<br />
40
"<strong>Een</strong> donkere tijd gaan wij beiden tegemoet. Lang zal die tijd niet duren en donker is ze alleen<br />
maar omdat ze aan een heerlijke dageraad voorafgaat. <strong>Een</strong> dageraad waarin onze vurigste idealen in<br />
vervulling zullen gaan!<br />
En zóó donker is niet de nacht, of er staat de blinkende Morgenster aan de Hemel die ons spreekt <strong>van</strong><br />
Gods trouwe zorg en bijstand waar wij ook gaan of blijven. Bij jou en de kinderen in Boechout, bij mij,<br />
waar ik mij ook moge bevinden. Juleke, het zijn niet menschen die mij weg voeren, al denken ze dat<br />
wel: het is God zelf die mij roept op een plaats die ik niet weet. En ik moet volgen. Ik kan niet anders<br />
dan volgen. Waar zou ik heengaan buiten Hem? Hij weet wat goed voor ons is. Hij houdt ons beider handen<br />
en voert ons langs de <strong>van</strong> Hem gewilde baan, die goed is, die veilig is, die ter zaligheid leidt. Zou ik<br />
in m'n dwaasheid een andere weg kiezen? Bij Hem alléén immers zijn wij veilig. En wat voor mij<br />
geldt, lieveling, geldt ook voor jou, en voor de kinderen die God ons geschonken heeft. In Zijn<br />
hoede zijt ge duizendmaal veiliqer dan mèt mij, maar zonder Hem. Ik weet, dat – als wij kiezen<br />
mochten - wij in onze dwaasheid en zwakheid elkaar zouden kiezen en Hem laten wachten. Maar God<br />
heeft ons zo lief dat Hij ons niet laat kiezen, en dat Hij het goede voor ons zoekt. En Hij weet óók dat<br />
wij naar ons menschelijk bestaan elkaar niet kunnen missen. En daarom zal Hij ons ook op Zijn tijd<br />
aan elkaar teruggeven. Wie weet hoe spoedig reeds. Bij Hem is niets onmogelijk. Hij alleen is Heer<br />
en Gebieder der volken en als Hij spreekt, is er niemand die antwoord. Laten wij in dit geloof en<br />
vertrouwen leven, Juleke: dan zal ons kruis niet moeilijk om te dragen zijn…”<br />
Negen maanden bleef hij in Duitsland, de eerste vijf maanden in Kassel, maar daar werden<br />
ze wezelijk gebombardeerd. De ge<strong>van</strong>genis en de gehele binnenstad was verwoest. En de<br />
ge<strong>van</strong>genen bleven opgesloten. Ge kunt begrijpen hoe angstig ze waren. Klaas vertelde later dat hij<br />
op de grond lag onder z'n matras, anderen stonden in de hoek achter hun matras en allen riepen ze<br />
tot God en werd er gebeden Ave Maria... aldoor maar opnieuw. Na het bombardement was het<br />
leven in Kassel onmogelijk, ook voor de ge<strong>van</strong>genen. Ze werden gebracht naar Nieder-Rode<br />
Schierheim. Hier moesten ze in een vliegtuigfabriek werken, 12 uren per dag. Soms overdag, soms<br />
's nachts. 't Was een vreselijke tijd; zwaar werk, weinig eten, zwak en koud. Toch vertelde hij later<br />
<strong>van</strong> die tijd, dat God zo dicht bij hem was dat hij soms daarnaar terug verlangde en ook dat hij<br />
zoveel heeft gezongen. Er was zoveel lawaai in de fabriek, hij kon zo hard zingen als hij maar wilde,<br />
door het lawaai kon niemand hem horen. God was dichtbij en z'n vrouw en kinderen stonden aan het<br />
einde en wachtten op hem.<br />
Eindelijk, juli 1944, werd hij zes maanden vervroegd in vrijheid gesteld. Hij werd op grond<br />
<strong>van</strong> een gezondheidsrapport (zie Leuven) vrij gelaten.<br />
Zeer mager en zwak maar niet ziek. Hij woog nog 58 kg. en z'n gewicht ervoor was 78 kg 106 .<br />
Weer thuis! O, heerlijke onvergetelijke tijd. God wat zijt Gij goed!<br />
[De dag <strong>van</strong> de bevrijding herinner ik me als was het gisteren. ‘Mama, stjepen’, kraaide onze<br />
kleinste. De Amerikaanse vliegtuigen trokken inderdaad strepen aan de hemel. We zongen<br />
liedjes en we dansten door de kamer.<br />
106 Klaas beschrijft kort na zijn thuiskomst zijn recente herinneringen aan de oorlogsbelevenissen:<br />
“Aangehouden op 30 januari 1943 door de Sicherheitspolizei (SIPO), gelegerd in de Della Faillelaan, later<br />
Kon. Elisabethlaan te Antwerpen. Hij werd gedurende 14 dagen vastgehouden in de Della Faillelaan en er<br />
tweemaal ondervraagd. Het vonnis werd uitgesproken op 1 april 1943 door het Kriegsgericht 520,<br />
dossiernummer St. L. VI nr.60/43. Zijn rechters waren dr. Nautisch, Hauptmann Bethman en Obergefreiter<br />
Lühring met als reden: joden, radio, vlugschriften. Op 30 september 1943 werd hij op transport gesteld naar<br />
Kassel, Nieder-Rhoden, Schierstein (Hessen) en opnieuw Nieder-Rhoden. In dit laatste kamp verbleven<br />
ongeveer 1.000 mensen, de kommando’s inbegrepen. De namen <strong>van</strong> de bestuurders <strong>van</strong> het kamp waren Klaas<br />
onbekend. De lijken der overledenen werden er begraven.<br />
Het Kommando Schierstein telde ongeveer 300 man. De bestuurder er<strong>van</strong> heette Lang. Er waren nog andere,<br />
kleinere kommando’s. Op de vraag wat er met de archieven <strong>van</strong> het kamp is gebeurd, moet hij het antwoord<br />
schuldig blijven. Zijn opmerkingen over het kampregime: streng en op zijn Duits, voeding tijdelijk (<strong>van</strong><br />
januari tot april 1944) zeer slecht, daarna gedurende een vijf weken zeer goed om een besmettelijke buikloop<br />
te voorkomen, maar nadien weer minder. Behoudens sommige onwaardige handelingen <strong>van</strong> enkele beambten<br />
was de behandeling over het algemeen draaglijk, echter zolang de ge<strong>van</strong>gene zelf moreel en geestelijk gezond<br />
was. De bewakers waren merendeels gepensioneerde ge<strong>van</strong>genenbewakers, geen SS-ers.” Vragenlijst <strong>van</strong> het<br />
Belgische Commissariaat voor Repatriëring – Dienst voor Opzoeking en Identificatie – met medewerking <strong>van</strong><br />
het Rode Kruis <strong>van</strong> België, Archief Heemkundige Kring <strong>van</strong> Boechout.<br />
41
Wat een ongelooflijke vreugde: de families Finkel en Hönig kwamen ongedeerd weer thuis.<br />
Sylvieke kon naar haar grootmoeder en oom met diens twee dochters, die in een kostschool<br />
ondergedoken hadden gezeten. Ze zijn allemaal naar Amerika uitgeweken. 107<br />
Maar anders ging het met de familie Grosz en de joodse man uit het Stuivenbergziekenhuis,<br />
die toen in de nacht <strong>van</strong> 31 januari ’43 tijdens een razzia bij ons thuis waren opgepakt. Van<br />
hen hebben we nooit meer iets gehoord.] 108<br />
Dit stuk heb ik geschreven op vraag <strong>van</strong> de familie in Amerika. Ik denk dat ook de kinderen hier dit wel zal<br />
interesseren. dec. 1995<br />
2.1.3. De na-oorlogse jaren<br />
Klaas pikte na zijn ge<strong>van</strong>genschap de draad terug op. Na de oorlog helpt hij de joden waar hij nog<br />
contact mee heeft, indien nodig nog verder. Zo zal hij Lily Hönig vergezellen als zij in juli 1946 <strong>van</strong><br />
het onderduikadres rue de la Ferme 53 in Saint Josse-ten-Noode terugkeert naar Nederland 109 , en<br />
helpt hij de grootmoeder <strong>van</strong> Sylvieke, Dobbe Grunspan-Thaler, om met Sylvieke naar de VS te<br />
emigreren. Klaas zou ook doorgaan met zijn protestantse zending. Op 24 september zouden 14<br />
mensen, onder wie Klaas en Julia, Toine Rooze en diens broer Bertus, het Boechouts Comité<br />
stichten. Vanaf dan kwam er een groeiende groep samen in het salon <strong>van</strong> Julia. In oktober 1954 had<br />
de groep in de Kroonstraat 1 te Boechout een School met de Bijbel gebouwd, waar <strong>van</strong> danaf ook de<br />
kerkdiensten doorgingen. In een totaal katholieke, Vlaamse omgeving groeide de gemeenschap in<br />
zeven jaar uit tot een gemeente <strong>van</strong> 300 zielen, met een maandblad, “Het Vlaams Kerkblad”, dat op<br />
meer dan 30.000 exemplaren gratis werd verspreid en waar<strong>van</strong> Julia de verantwoordelijke uitgeefster<br />
was 110 .<br />
Klaas overleed op 25.7.1965 aan acute leukemie. Julia werd negentig en stierf pas op 30.1.2005. Ze<br />
kregen in totaal zeven kinderen en vijfendertig kleinkinderen.<br />
Figuur 36 Yad Vashemmedaille voor Klaas en<br />
Julianna W Sluys, 1997 (Archief Marnix Sluys)<br />
In de medaille die het Yad Vashem Instituut hun uitreikte, staat een Talmoedisch gezegde<br />
gegraveerd: ‘Wie één leven redt, redt de hele mensheid.’<br />
107 De oom (Eisig Safir, †1990) en zijn twee dochters (Renee en Roos Safir) bleven in België.<br />
108 In de tekst in het boek <strong>van</strong> Lieve Wouters is hier deze paragraaf toegevoegd. J. SCHUYTEN, Tenminste<br />
Sylvieke, in J. DE VOLDER & L. WOUTERS, Van binnen weent mijn hart, p. 126. Myriam Grosz-Reichman, haar<br />
kinderen Paula, Alexander en Annie en Hersz Nadel overleefden Auschwitz niet. (JMDV)<br />
109 DV, Dossier Hönig, Lily, 4.7.1946.<br />
110 K. SLUYS, Het wonder <strong>van</strong> Boechout. Doorbraak <strong>van</strong> het E<strong>van</strong>gelie in Vlaanderen, Franeker, T. Wever,<br />
1959.<br />
42
2.2. DE ZOON: HENRI SCHUYTEN EN ZIJN ECHTGENOTE, MARGRIET OUDHEUSDEN<br />
Figuur 36 Margriet <strong>van</strong> Oudheusden en Henri Schuyten, de ouders <strong>van</strong> Julia, 1949 (Archief Marnix<br />
Sluys)<br />
Henry Schuyten en zijn vrouw Margriet Oudheusden, die tijdens de oorlog in de Speerstraat 27 op<br />
het Kiel in Antwerpen woonden, waren de eersten die in de zomer <strong>van</strong> 1942 joden verborgen, nl. de<br />
familie Finkel. Welllicht bleven vooral de ouders, Markus Finkel en zijn blinde vrouw Laura Einig<br />
een langere tijd bij hen, tot op het moment dat er Duitsers waren die het huis wilden doorzoeken.<br />
Eén <strong>van</strong> hun kleinzonen, Peter Schuyten, tevens de oudste zoon <strong>van</strong> René Schuyten, vertelt dat de<br />
Duitsers op een bepaald ogenblik hun huis wilden doorzoeken, op zoek naar joden, maar dat Henri,<br />
die blijkbaar veel autoriteit uitstraalde, hen vroeg naar een huiszoekingsbevel. En toen bleek dat ze<br />
dat niet bezaten, zei hij dat ze konden terugkomen als ze wel over een dergelijk bevel beschikten. De<br />
Duitsers zouden zich daardoor zo hebben laten intimideren, dat ze afdropen. Op het moment dat ze<br />
terugkwamen, hadden Henri en zijn vrouw de joden (de familie Finkel) al ergens anders<br />
ondergebracht 111 . Wim Schuyten, de jongste broer <strong>van</strong> Julia, die tijdens de oorlog door zijn vader<br />
Henri naar boeren in Frankrijk werd gestuurd, kon bevestigen dat zijn ouders inderdaad joden<br />
verborgen: “It was indeed after the summer vacation of 1942 that I was introduced to an elderly<br />
Jewish couple in my parent’s home. I made the correction by correlating my grandfather’s diary 112<br />
with my own recollections. Example: I remember the jewish people having to wear the star of David<br />
on their clothing…” 113 .<br />
Dat Henri Schuyten reeds vroeg besloot joden te verbergen, bevestigt het beeld dat zijn zoon René<br />
<strong>van</strong> hem schetste in een brief aan zijn moeder uit 1975: “Father was a strong man, spiritually and<br />
111 Telefonisch gesprek op 21.7.2005 met Peter Schuyten. <strong>Een</strong> e-mail <strong>van</strong> 19.8.2005 met Peter Schuytens’<br />
eerste vrouw, Cobie Vondeling, bevestigt dit <strong>verhaal</strong>: “<strong>Een</strong> leuk <strong>verhaal</strong> de Duitsers kwamen aan de deur <strong>van</strong><br />
Bonpapa Hendrik en ze hadden het niet in de gaten gehad maar bonpapa zei tegen die jonge duitsers jully<br />
kunnen niet zomaar binnen komen je moet een papier hebben zo die jongens gingen weg, Bonpapa gauw de<br />
mensen uit huis. Hy was een hele trotse man altyd een strik voor dat de Duitsers helemaal vergeten hadden dat<br />
ze geen papier nodig hadden.”<br />
112 Wim Schuyten heeft het hier over het oorlogsdagboek <strong>van</strong> Médard C. Schuyten.<br />
113 E-mail <strong>van</strong> 24.8.2005 <strong>van</strong> Richard Osbun (in opdracht <strong>van</strong> zijn grootvader Wim Schuyten). Wim meent dat<br />
dat in september 1942 was. Telefonisch gesprek met Wim Schuyten.<br />
43
physically, a good man, and a man who had a heart for the many sufferers of this world: the<br />
unemployed, the orphans, the persecuted Jews, the many unfortunate ones, sharing at our table,<br />
whom I remember from childhood. People on whose behalf he was constantly busy, without ever<br />
thinking of reward.” 114 Zijn jongste zoon Wim vertelt hoe Henri, i.t.t. Henri’s vader, Médard C.<br />
Schuyten, die zijn geloof altijd privé zou belijden, ook aansluiting vond bij de Gereformeerde<br />
Kerkgemeenschap te Antwerpen, die in het overwegend katholieke Vlaanderen een kleine nogal<br />
gesloten gemeenschap vormde waarin iedereen iedereen kende. “The aftermath of WWI brought an<br />
epidemic of typhoid fever to an exhausted and weakened population. Both my parents were affected<br />
by this during my mother’s pregnancy that ended in my birth on May 13, 1925. During that illness<br />
my father was hospitalized and put on the “critical” list. Waking up one night out of one of his<br />
feverish dreams, he saw the attending nurse nearby, reading a book. He asked: “What are you<br />
reading?” She answered: “The Bible.” He suggested, “Why don’t you read it out loud?” She did, and<br />
from that time on she read to him when she had opportunity, and led him to a Biblical understanding<br />
of the Christian religion. Her name was Betsy <strong>van</strong> Eck. She was a member of the Gereformeerde<br />
Kerk, and became a friend of the family, whom even I remember. My father was converted and<br />
baptized. He determined to lead his family in the Biblical doctrines of the Christian faith, which he<br />
did.” 115 De kinderen <strong>van</strong> Henri en Margriet groeiden op in dit geloof en zij onderhielden via de<br />
protestanse jeugdvereniging, de MV voor de meisjes en de JV voor de jongens, regelmatige<br />
contacten en intieme vriendschappen met geloofsgenoten. De MV en de JV hadden jaarlijks een<br />
“jaarfeest” waarop alle leden <strong>van</strong> over heel Vlaanderen elkaar zagen 116 . Toen de oorlog uitbrak<br />
konden deze jonge volwassenen dan ook beschikken over een betrouwbaar, informeel netwerk,<br />
waarop men in tijden <strong>van</strong> nood kon terugvallen. Het zal dan ook niemand meer verbazen dat uit de<br />
archieven <strong>van</strong> de Staatsveiligheid blijkt dat Henri, die bureauchef was bij de stadsdienst voor Kaaien<br />
en hangars, in ieder geval <strong>van</strong>af januari 1944 lid was <strong>van</strong> het verzet en dat hij deel uitmaakte <strong>van</strong> het<br />
inlichtingennet Jean 117 . Hij deed dat blijkbaar zonder zijn vrouw daar<strong>van</strong> op de hoogte te stellen 118 .<br />
114 Brief <strong>van</strong> René Schuyten aan zijn moeder Margriet Oudheusden, 11.1975. (Archief Margaret Hickman-<br />
Schuyten) De brief werd vertaald door Wim Schuyten. De originele brief was in het Nederlands geschreven.<br />
René schreef de brief <strong>van</strong>uit de VS nadat hij was teruggekeerd <strong>van</strong> een reis naar België. Zijn vader Henri lag<br />
in juli 1975 immers op sterven.<br />
115 Brief <strong>van</strong> Wim Schuyten aan J. Maes, 28.10.2005.<br />
116 Zo had Bertus Rooze, broer <strong>van</strong> Toine Rooze, en goede vriend <strong>van</strong> René de leiding <strong>van</strong> het jaarfeest der<br />
MV en JV in 1939. René Schuyten moest toen forfait geven omdat hij in het leger zat. Zijn “verloofde” Nelly<br />
was er wel. Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Bouchout <strong>van</strong> 7 mei 1939 aan René Schuyten.<br />
117 E-mail <strong>van</strong> 8.2.2006 <strong>van</strong> Jan Laplasse (SOMA). “Hij werkte in het net Jean samen met zijn<br />
verzetscompagnon Gysbertus Van Leeuwen (°Rotterdam, 12/6/1900, <strong>van</strong> Nederlandse nationaliteit,<br />
wegenopzichter in Antwerpen). Hun chef was André Vandecasteele, een bediende die in Koekelberg woonde<br />
en voor de Belgian Shell Cy werkte.” In een e-mail <strong>van</strong> zijn kleindochter Ann Lyzenga-Schuyten, schrijft Ann<br />
hetvolgende: “My grandfather in the little he told me about that time said that the Germans had low opinion of<br />
Belgium efficiency and intelligence and this was one of tools that was used: this method: "O dear, things<br />
have gone terribly wrong, we have no idea how this happened, so very sorry, we didn't have the staff to<br />
adequately monitor the situation, in the bustle of dealing with a bombing attack, we neglected to keep track of<br />
this or that person, our records are in disarray, etc." This was a cause of disagreement among those who<br />
opposed the Germans: how frank should one be. My grandfather said once with great emphasis that the correct<br />
method was complete and fawnish compliance in public, appearing to be too stupid to get anything right, and<br />
then he said with great heat, "and stick them in the back with a knife when they are least expecting it." I don't<br />
know if this was a literal or figurative example. This little comment and the cryptic references he made at other<br />
times told me that there were many heated disagreements about what was the right thing to do. My grandfather<br />
also appeared to have sources of information other people did not have. My mother [Jeanne] had a radio<br />
capable of receiving the BBC, and she said that one day her father appeared at the hospital, (where she had a<br />
room - she went home to her parents on her days off) and took her radio because he said there would be a<br />
search for radios in the near future, and so there was. My grandfather also told of having Jewish teenaged boys<br />
staying with him and my grandmother. He sent them elsewhere because the boys insisted on going out in the<br />
evening after dark because they couldn't stand the confinement. My grandfather said he couldn't keep them<br />
because it exposed him and his family to too much danger. If they had been caught, they would have been<br />
forced to talk. My grandfather said everyone eventually talks if the Germans decide you know something, and<br />
he included himself in that. He said that it was important to know as little as possible, and to keep information<br />
in compartments so less would be compromised if someone talked.” E-mail <strong>van</strong> Ann Williams-Lyzenga <strong>van</strong><br />
16.1.2006.<br />
44
2.3. DE KLEINZOON: RENÉ SCHUYTEN EN ZIJN VERLOOFDE/ECHTGENOTE NELLY<br />
OPSTELTEN 119<br />
Figuur 37 Nelly Opstelten en René Schuyten, mei 1939 (Archief Margaret Schuyten-Hickman)<br />
118 Zijn kleindochter Gwyneth White-Williams zegt daarover hetvolgende: “I knew that my grandfather<br />
(hendrick schuyten) was part of the resistance. %y mother told me of this many times. I'm not surprised that<br />
there is an official record of this. My mother (Jeanne Schuyten Williams) also told me he kept this a secret<br />
from his wife, my grandmother, because of the danger in which he placed himself. He never spoke of the war<br />
with me or my sisters during his visits to the U.S.A. I believe he preferred to keep these things in the past. I<br />
also was told by my mother that when her mother (Margaretha) discovered that her husband was part of the<br />
resistance during the war, she was very angry. No doubt he could have lost his life, and lives of his family as<br />
well. Perhaps she felt she should have been informed of his activities. I don't know. Her feelings and reasons<br />
for them are lost to history.” E-mail <strong>van</strong> Gwyneth White-Willliams <strong>van</strong> 8.2.2006.<br />
119 Edith Hönig vertrouwde mij na het lezen <strong>van</strong> het <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> Nelly, zoals zij dat in 1994 had verteld in de<br />
les Duits <strong>van</strong> haar kleinzoon Paul en zoals dat bewaard is gebleven, in een e-mail <strong>van</strong> 20.10.2005 hetvolgende<br />
toe: “Mijn conclusie is deze – er zijn weinig dingen, die wel kloppen... Onbegonnen werk, om alles te<br />
verbeteren. Natuurlijk zijn er gebeurtenissen, die uit mijn herinnering zijn verdwenen, maar andere, die heel<br />
belangrijk zijn, mij zijn bijgebleven. B.v. het feit, dat er 11 personen bij Nel en Rene zouden zijn<br />
ondergedoken. Er waren nooit meer dan 2 en wel mijn ouders gedurende enige maanden. Ook geen sprake, dat<br />
wij zo kort na hun trouwen bij ze ondergedoken waren. Ik kende alleen René, die ons bij Hendricks kwam<br />
opzoeken (en opvrolijken) veel later pas Nel. John Erdmans [blijkt Polderman te zijn] heb ik ook in<br />
herinnering – mijn ouders waren ook enige weken bij hem en zijn ouders ondergedoken. Het <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> zijn<br />
dood ken ik – dat gebeurde op de Keizerlei - hoorden we pas na de oorlog. Het <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> Nel?! Beslist niet<br />
verzonnen, maar zo schijnt ze zich daaraan herinnerd te hebben – emotioneel en niet altijd met de<br />
werkelijkheid overeenkomen.Wat eraan te doen? Na veel nadenken is mijn antwoord – niets. Zijzelf leeft niet<br />
meer, en haar <strong>verhaal</strong> heeft al de ronde gedaan – waarom het veranderen en het als onjuist te bestempelen?...<br />
Ik weet, dat jij als geschiedenisschrijver daartegen bezwaar zou hebben – immers je werkt met feiten en geen<br />
wazige vertellingen, wat eigenlijk hierop zou neerkomen. Laat de kinderen toch hun <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> hun moeder<br />
in dierbare herinnering behouden. Ik zal strakjes aan Margaretha antwoorden – toch fijn, dat de kinderen<br />
zoveel interesse voor het verleden hebben – dat is niet altijd het geval. Ben benieuwd over jouw mening <strong>van</strong><br />
deze brief en mijn besluit. Ik wil ook dat je weet, dat wat ik hierboven heb geschreven strikt tussen ons blijft –<br />
ik dus ook met de kinderen geen discussie over wil houden – ik ben de enige overlevende <strong>van</strong> die periode. Ik<br />
wil ook niet de schijn wekken, dat wat hun ouders gedaan hebben, onbelangrijk was en minder heldhaftig dan<br />
blijkt - het verdient alle eer en respect, want allen hebben toch hun leven gewaagd. Zoiets kan nooit genoeg<br />
vergoed worden en vonden wij de enige uiting <strong>van</strong> onze dankbaarheid was het verkrijgen <strong>van</strong> de erkenning<br />
<strong>van</strong> Yad Vashem. Ik hoop echt, Jan, dat je mijn besluit daarover kunt accepteren. Eveneens hoop ik, dat<br />
hiermede dit hoofdstuk is afgesloten. Ik heb je al eerder gezegd, hoe zwaar het mij valt steeds hierover bezig te<br />
zijn, maar evenals jij vond ik het mijn plicht met het project mee te werken - hopelijk brengt het jou goede<br />
resultaten en dat is alle moeite waard.” E-mail <strong>van</strong> Edith Sanders-Hönig <strong>van</strong> 20.10.2005. Vermits ik inmiddels<br />
op basis <strong>van</strong> documenten voldoende inzicht heb verworven in wat er zich waarschijnlijk wel heeft afgespeeld,<br />
achtte ik de vraag om de inhoud <strong>van</strong> bovenstaande mail vertrouwelijk te houden niet echt meer rele<strong>van</strong>t,<br />
temeer daar bovenstaande mail bijzonder waardevolle informatie bevat. Ik heb ook persoonlijk Margaret<br />
Hickman-Schuyten op de hoogte gebracht <strong>van</strong> de ontdekte feiten.<br />
45
René Schuyten (°Antwerpen, 7.5.1919-†Minnesota (USA), 8.10.1975) nam na de arrestatie<br />
<strong>van</strong> Klaas Sluys de coördinatie <strong>van</strong> de hulp aan de ondergedoken joden voor zijn rekening. Zijn zus<br />
Julia zegt uitdrukkelijk dat René haar daar niet meer mee heeft lastiggevallen 120 . Dat verbaast ons<br />
niet. René was namelijk een fysiek sterke, bijzonder vlotte en intelligente 121 , moedige en<br />
ondernemende jongeman. Hij is bovendien erg vindingrijk, handig, praktisch ingesteld en kan zaken<br />
organiseren 122 . Dat blijkt overduidelijk uit de zeer uitgebreide en bewaard gebleven briefwisseling<br />
<strong>van</strong> 14 september 1938 tot 11 mei 1948 tussen René en zijn verloofde en latere vrouw Nelly<br />
Opstelten 123 . Omwille <strong>van</strong> zijn centrale rol in de hulp aan joden en het feit dat we <strong>van</strong> en over hem<br />
heel wat documentatie konden terugvinden, lijkt het ons zinvol om op deze helper dieper in te gaan.<br />
Wie was deze man? En kunnen wij zijn motieven om joden te helpen nog achterhalen?<br />
René vervult in ieder geval <strong>van</strong>af december 1938 zijn legerdienst en wordt ingedeeld bij het 5 e<br />
Linieregiment, 5e Kompagnie.<br />
Figuur 38 René Schuyten (bovenaan in het midden) en zijn beste vriend, John Polderman (bovenaan<br />
links), Leopoldsburg 13.12.1938 (Archief Wim Schuyten) 124<br />
Hij is zeer goed bevriend met John Polderman, die net als René een protestant uit Antwerpen<br />
is 125 . Maar al is René protestant, hij is niet zo godvruchtig als zijn schoonbroer Klaas of als zijn<br />
120<br />
Julia stuurt in 1995 met haar hierboven al beschreven relaas het volgende briefje mee naar haar<br />
schoonzuster Nelly: “Over het werk dat René deed toen Klaas ge<strong>van</strong>gen zat, zult gij misschien nog wat kunnen<br />
invullen, want daar zult gij meer <strong>van</strong> weten. Ik had toen een druk leven: een groot gezin en veel geloop om aan<br />
spullen te geraken om in Klaas z’n pakken te steken, daarbij schrijven en bezoeken, dus René heeft mij toen<br />
nergens mee lastig gevallen.” <strong>Een</strong> niet gedateerde brief <strong>van</strong> Julia Sluys-Schuyten <strong>van</strong> 1995 aan Nelly<br />
Opstelten (Archief Margaret Hickman-Schuyten).<br />
121<br />
De verliefde Nelly beschrijft in een brief aan haar nichtje Miep uit Amsterdam haar René vol bewondering<br />
o.a. als volgt: “Hij is heel verstandig en leert gemakkelijk. Hij is prettig in de omgang (met vreemden). Hij<br />
kan uitstekend fietsen en zwemmen. Hij houdt <strong>van</strong> echte jongensstreken uitvoeren… Hij schrijft gemakkelijk<br />
en weet z’n zinnen uitstekend te vormen… Hij weet zichzelf helemaal weg te cijferen, om een ander plezier te<br />
doen…” Ze kopieert die beschrijving en voegt die als bijlage bij een brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten te Bouchout <strong>van</strong><br />
10.5.1939 aan René Schuyten.<br />
122<br />
Zo hebben René en zijn vriend John Polderman hun soldatenvertrek veel praktischer en gezelliger ingericht.<br />
Brief (met schema) <strong>van</strong> René Schuyten uit “Ergens in België” <strong>van</strong> 5.12.1939 aan Nelly Opstelten.<br />
123<br />
Het is dankzij hun dochter Margareth Hickman-Schuyten, dat ik de 530 bladzijden soms zeer intieme<br />
briefwisseling tusschen hen beiden mocht consulteren. Ik ben haar heel erkentelijk voor het vertrouwen dat zij<br />
hiermee in mij stelde. (Archief Margaret Hickman-Schuyten) Alle brieven <strong>van</strong> René en <strong>van</strong> Nelly waaruit<br />
verder nog wordt geciteerd, komen uit dit archief.<br />
124<br />
René stuurt op 13.12.1938 deze foto <strong>van</strong> zichzelf met enkele <strong>van</strong> zijn medesoldaten op naar zijn ouders.<br />
(Archief Wim Schuyten)<br />
125<br />
Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten <strong>van</strong> 1.10.1939 aan René Schuyten. Ook Nelly heeft een grote boon voor John<br />
Polderman, de beste vriend <strong>van</strong> René en tevens haar beste vriend. John woonde op dat ogenblik nog bij zijn<br />
46
verloofde Nelly 126 . Bidden doet hij weinig 127 . En hij denkt voor die tijd opvallend oecumenisch,<br />
zoals af te leiden valt uit wat hij zelf schrijft n.a.v. een vraag <strong>van</strong> Nelly om goede raad i.v.m. een<br />
meisje dat twijfelt tussen R.K. [rooms-katholiek] en Protestant: ”Ik geloof niet dat God onderscheid<br />
maakt tusschen R.K. en Protestanten <strong>van</strong> het oogenblik dat het geloof in Hem er is. Per slot <strong>van</strong><br />
rekening heeft God geen uitstaans met menselijke ruzies en interpretaties. Ook bij ons is veel wat<br />
niet deugt. Nu mag het zoo zijn dat volgens ons de Geref[ormeerde] kerkvereeniging het trouwste en<br />
dichtsbijzijnde is bij Gods woord, dat wil nog niet zeggen dat alle gereformeerden juist hetzelfde<br />
geloven en belijden. Het grondbeginsel is: Wij zijn zondaars, des doods schuldig en Christus heeft<br />
ons verlost en wij gelooven dat. Verder is iedereen aangewezen op zijn geweten en mate <strong>van</strong><br />
verstand. Of men God aanbidt in een R.K., thuis of in het leger dat blijft gelijk als men maar vast in<br />
hem gelooft. Misschien zou iemand zeggen: Jij bent modern. Laat ik je eerst zeggen dat ik eigenlijk<br />
niet weet wat modernen zijn. <strong>Een</strong> ding weet ik wel: In België wonen menschen die gelooven en er<br />
zijn er die niet gelooven. Diegenen die gelooven heb ik ontmoet tusschen Roomschen, Hervormden<br />
en andere protestante sekten, en ik heb gezien dat dat geloof bij allen hetzelfde was, alleen was de<br />
eene verstandelijk meer ontwikkeld dan de andere en maakt de eene zich een andere voorstelling <strong>van</strong><br />
bijkomstigheden dan de andere. Ons aller verstand is echter gebrekkig en allen kunnen dwalen.<br />
Hoofdzaak is en blijft niet gelooven in een Kerk maar gelooven in God. Als dat meisje dus gelooft in<br />
God en als ze zich verstandelijk vereenigen kan met de principes der R.K. dan heeft dat overigens<br />
geen overweegend belang als ze maar eerlijk is. Ik zou zulks niet kunnen doen uit eerlijkheid<br />
tegenover mezelf. Omdat ik te goed zie waarin de R.K. dwalen. Ik kan ook niet om dezelfde reden<br />
belijdenis doen in een Geref[ormeerde] Kerk omdat ik daar ook dingen zie die niet juist zijn volgens<br />
mij. Hoewel ik moet erkennen dat de geref[ormeerden] het dichtst staan bij de Schrift. Wil dat<br />
daarom zeggen dat ik niet iemand oprecht geluk kan wenschen bij zijn belijdenis. Natuurlijk niet. Ik<br />
benijd dezen zelfs. Anderen die niet gelooven, of Roomschen zeg ik zulks ook niet, omdat ik<br />
daarmee een verkeerde gedacht provoceer. Maar mezelf en jou kan ik dat zeggen omdat ik daar<br />
niemand afbreuk mee doe” 128 .<br />
Tijdens zijn legerdienst durft hij het regelmatig aan ’s avonds “over het muurtje” te klauteren<br />
en de kazerne te verlaten 129 . Eind mei 1939 zwaait hij af en gaat hij na eerst een vakantie te hebben<br />
genomen, terug naar het kantoor, maar niet voor lang 130 . Op 19 augustus 1939 verloven ze zich 131 ,<br />
maar als op 1 september 1939 Hitler Polen binnenvalt, wordt René meteen gemobiliseerd. In politiek<br />
is hij nauwelijks geïnteresseerd. In de vele brieven komt het onderwerp nauwelijks ter sprake. Zo<br />
schrijft hij op 8 januari 1940: “Twee <strong>van</strong> Gods kinderen die versmelten tot één onder de hoede <strong>van</strong><br />
Hem <strong>van</strong> wie alles komt! Ook deze mobilisatie en onrustige tijden komen <strong>van</strong> Hem Nelleke. Laat<br />
anderen hun idealen over democratie, socialisme, kommunisme en fascisme als sneeuw voor de zon<br />
zien verdwijnen, wij zullen op geen zand gebouwd hebben en onze Liefde zal storm en onweer<br />
trotseren in de kracht <strong>van</strong> den Rotssterke waarop we vertrouwen” 132 . Maar op vraag <strong>van</strong> zijn<br />
schoonbroer Klaas, schrijft hij als “piot” wel geregeld grappige columns voor V.V.K. (Vlaanderen<br />
Voor Kristus) onder het pseudoniem Kobe.<br />
Hij blijft gemobiliseerd. Alsof hij het onheil voelt aankomen, begint hij op 9 mei 1940 aan een<br />
dagboek 133 , een document dat een goed inzicht geeft in hoe René omgaat met crisissituaties en acute<br />
stress. Die dag schrijft hij nog: “Today has been a day of hope and desperation. This morning I<br />
moeder, Dendermondestraat 24 te Antwerpen. Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Herentals <strong>van</strong> 30 januari 1940 aan<br />
Nelly Opstelten. Op 10 oktober 1942 blijkt John bij Klaas te werken en is hij inmiddels getrouwd. Brief <strong>van</strong><br />
René Schuyten <strong>van</strong> 10.10.1942 aan Nelly Opstelten.<br />
126 “Bid God dat hij je bijstaat in je strijd Nelly. Alleen God kan je hierin raad geven vooral aan iemand die<br />
zoo dicht met Hem leeft als jij. O Nelly als je wist hoe ik je je Geloof en onbeperkt Vertrouwen in God<br />
benijd.” Brief <strong>van</strong> René Schuyten te Beverloo <strong>van</strong> 12.5.1939 aan Nelly Opstelten.<br />
127 “Voor het eerst sedert langen tijd heb ik ook weer gebeden Nelly, echt gebeden op een manier waarop ik<br />
slechts zelden of misschien nooit vroeger gebeden heb.” Brief <strong>van</strong> René Schuyten, Antwerpen <strong>van</strong> 23.3.1939<br />
aan Nelly Opstelten.<br />
128 Brief <strong>van</strong> René Schuyten te Antwerpen <strong>van</strong> 11.4.1940 aan Nelly Opstelten.<br />
129 Brief <strong>van</strong> René Schuyten te Antwerpen <strong>van</strong> 21.2.1939 aan Nelly Opstelten<br />
130 Brief <strong>van</strong> René Schuyten te Antwerpen <strong>van</strong> 18.9.1942 aan Nelly Opstelten.<br />
131 R. SCHUYTEN, Advertentie in Vlaanderen voor Kristus, 19 september 1939, p. 88.<br />
132 Brief <strong>van</strong> René Schuyten te Herentals <strong>van</strong> 8.1.1940 aan Nelly Opstelten.<br />
133 Het in het Nederlands geschreven origineel bleef niet bewaard, maar wel: <strong>Een</strong> handgeschreven latere<br />
Engelse vertaling <strong>van</strong> het oorlogsdagboek <strong>van</strong> soldaat in het Belgische leger, René Schuyten, <strong>van</strong> 9.5.1940 tot<br />
30.5.1940 (Archief Margaret Hickman-Schuyten).<br />
47
eceived a letter from Nelly, telling me she will leave The Hague that day and hopes to arrive in<br />
Antwerp the same evening 134 . How long we’ve been waiting for the moment to see eachother again.<br />
We wrote many letters about “how shall it be?” and suddenly, yes suddenly, despite weeks of hope<br />
and expectation, the hope is near that we probably will meet eachother after a nearly 6 months<br />
separation” 135 . En als op 10 mei 1940 de Duitsers België (en Nederland) binnenvallen, schrijft hij<br />
nog vlug aan Nelly: “Ik beloof je mijn leven niet noodeloos te wagen, mijn plicht doen, zal ik echter.<br />
Ik weet waarom. Jij bent voor mij vaderland en familie de hele rijkdom die ik bezit. Die grote schat<br />
helpen verdedigen beschouw ik als mijn plicht” 136 . Hun stellingen worden dezelfde dag nog door<br />
vliegtuigen beschoten en gebombardeerd. René moet die nacht de wacht op en is bang. De volgende<br />
dag moet het 28 ste zijn stellingen verlaten en wandelen ze langs de Maas. Ze worden heel de dag<br />
door vliegtuigen onder vuur genomen, ze trekken terug op Keerbergen. Vanaf nu moeten ze zelf op<br />
zoek naar eten. “Our trench is very important and we are not thinking of running away. Those<br />
bastards; let those womenkillers come. We’ll receive them with open arms” 137 . Ze moeten verder<br />
terugtrekken. “I haven’t changed my socks in a week or take off my shoes. My feet are killing<br />
me” 138 . Ze komen aan aan het kanaal <strong>van</strong> Willebroek, steken over, waarna de brug wordt<br />
opgeblazen. Ze arriveren in Humbeek en vallen volledig uitgeput onmiddellijk in slaap. Eén brug<br />
echter explodeert niet en de Duitsers steken daar over “and walk into our covering force. This was<br />
slaughter. Our commander wants a few brave men. Nobody listens. I can’t find Polleke [John<br />
Polderman]. I throw my bike in the canal an[d] volunteer. With some men we make a chain across<br />
the road and stop every one who’s passing. Finally we have about hundred men... I find Polleke and<br />
Louis de Vos… I get up and walk a while, bullets are flying around my ears, I let myself fall down,<br />
after a while I move on. Armed civilians are shooting at us from the windows. I shoot at the<br />
windows when ever I see movement. The glass is going to pieces. The shooting stops… I see<br />
movement in a bush, shoot a few rounds into it, the bush is quiet. On and on the bullets fly around<br />
us. We can see them fly because of the light giving rear end of the bullets. It is all machine gun we<br />
hear. Dozens of them, from the houses and bushes. The wounded lie by the dozen in the field. They<br />
cry for water and their mothers. Nobody is looking after them except the R[oman]C[atholic]<br />
chaplain. He gives them water in the open field. Bullets hit the sand near by he doesn’t care. On and<br />
on he crawls further to the next soldier. At night the Germans have their trenches ready and granates<br />
are flying around us… Suddenly we can see the Germans. They are coming with twenty soldiers;<br />
they jump an[d] fall down. I’m shooting and shooting, and I’ve hardly any bullets left. Another jump<br />
and I haven’t got any bullets left. We spread out a bit and I start shooting with my revolver.<br />
Suddenly I see an incoming granate. It hits the ground jus[t] 6 meters beside me; we see it knowing<br />
it will explode any minute now. We haven’t got any cover at all. I hide my face in the sand and start<br />
praying… thinking about Nelly and home. I’m through, I’m finished. An explosion. I wait, I can’t<br />
believe it. I’m allright, I’m not hurt. I look beside me where my two palls where. They lie still, all<br />
covered with blood, blood, red blood. The F.M. is broken. I am the only one that wasn’t hit. I jump<br />
up and walk; I jump over some bushes and get my trousers open on barbed wire. Everywhere you<br />
can see wounded soldiers. They are calling. I move on, am I a coward? I think I am. Polleke is gone<br />
and so is Louis de Vos. Along the road I find a bike, I drive away over fields and through a grove. I<br />
shoot a lock from a gate with my revolver, the gate opens and I move on. Slowly I get my common<br />
sense back. I walk away, where is Polleke? Wounded? Dead? I go back… No Polleke… I join a<br />
group of soldiers in a house. I have a gun now and I’m shooting too. Aircrafts come and they drop<br />
bombs. Around ten o’clock we can no longer hold place. We cannot communicate with eachother<br />
and have to go back. I take my bike and drive along a group of the 8th compagny… I drive along<br />
and search for John, but I cannot find him. It is pitchdark. Further on the road is blocked with<br />
soldiers, tanks, etc… etc. We are desperate and don’t get far… I enter a house, find a bed and with<br />
my shoes on I fell asleep on the bed” 139 .<br />
134<br />
Nelly zal inderdaad nog in Antwerpen arriveren.<br />
135<br />
Ibid., 9.5.1940.<br />
136<br />
Brief <strong>van</strong> René Schuyten te velde <strong>van</strong> 10.5.1940 aan Nelly Opstelten. Zij ont<strong>van</strong>gt deze brief pas op 1 juni.<br />
Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Antwerpen <strong>van</strong> 5 augustus 1940 aan René Schuyten. Daaruit blijkt ook dat Nelly<br />
René niet meer te zien heeft gekregen vooraleer hij als krijgsge<strong>van</strong>gene per schip naar Duitsland werd<br />
gevoerd.<br />
137<br />
Oorlogsdagboek <strong>van</strong> René Schuyten, 15.5.1940.<br />
138 Ibid.<br />
139 Ibid., 16.5.1940.<br />
48
De dag nadien rijdt hij door verlaten dorpen en bereikt ’s namiddags Dendermonde. Daar zijn<br />
nog Belgische soldaten <strong>van</strong> verschillende regimenten die zich in chaos terugtrekken op Gent. De<br />
zesde compagnie vindt hij echter niet. Ook op het hoofdkwartier weten ze <strong>van</strong> niets 140 . De dag<br />
nadien rijdt René met de fiets naar Brugge. Onderweg overleeft hij op het nippertje een nieuwe<br />
vliegtuigaanval. <strong>Een</strong> andere soldaat verliest daarbij zijn benen. “I pull him out [de gracht], his legs<br />
stay behind. They were torn away just above his knees. He was also hit in the head. Blood was<br />
running down his face, therefore his eyes were closed. My stumach turns around in my body. What<br />
am I suppose to do? I am all alone. The blood is coming down from all the wounds. In the car is<br />
some ironwire. I tie up his legs with it. I keep pulling the wire till it is in the flesh. The bleeding<br />
stops. With the bandage I had in my pocket I take care of his wounds. Will it work? All covered with<br />
blood I turn around and ride like a mad man to find a doctor. There is a doctor and I tell him all<br />
about the wounded soldier. I almost have to drag him to the place. Finally he gets there with an<br />
ambulance. Is it to late? In the afternoon I reach Brugge. Not a trace of my company. Then luckely I<br />
meet a biker who tells me that the 5th is nearby Gent working on new trenches…” 141 .<br />
“There were only some fifty men left of our company… I ask about Polleke, but nobody<br />
knows anything about him. Even Landau. They think he has been captured. I hope he is… The moral<br />
is low, we have lost so many comrads. We are dejected and were hungry. Yet everybody works for<br />
the best. In the morning we have to stand on guard again. The last patrol, seven men, has<br />
disappeared during the night. We’ve only found some of their guns” 142 .<br />
“We go on patrol and catch a 16 year old boy giving signals to the aircrafts. Under his jacket<br />
he has a gun. We take him back to the major. What became of him, we don’t know. Another patrol<br />
brings in two R.C. priests and a nun. The two priests where wearing a German uniform under their<br />
gown. The nun was hiding a machinegun under her skirts” 143 .<br />
De volgende dag worden ze onderweg weer zwaar onder vuur genomen door vliegtuigen, en<br />
een tijdje later schrijft hij: “It is 7.30h. I’m standing on guard. We are sitting under a railroad bridge.<br />
At the right side is a forrest and on the left there are some broken down houses. Suddenly some<br />
German soldiers jump out from behind the trees and start crossing the road. I shoot on first sight.<br />
Men are falling over eachother. Most of them are dead; some others try to crawl away. I shoot and<br />
shoot. At last I have no more bullets left and everything is quiet. Then again soldiers. With new<br />
bullets I shoot again and again, and I can see them fall down. More to my right more of our men are<br />
shooting at the soldiers. Our gunfire is killing them. Now and then they try it again but they get the<br />
same result. We wait very tensed. There where no more German soldiers crossing the road. The road<br />
itself was covered with people in blue uniforms. I start counting them but stop at seventeen bodies.<br />
The others stop counting too… Then, all of the sudden, the German artillery shoots again… At 8.30<br />
the bridge falls apart. We expect to get killed every moment. But we don’t. The granates keep<br />
exploding. Then the German soldiers start crossing the road again. Our machine gun does its work.<br />
The bullets fly everywhere. The body count increases and so is the sound of grenades and of our<br />
own machine gun. Now and then we can hear the wounded crying and screaming. We just keep<br />
shooting as though we were machines. We were no longer humans. How many bombs have fallen?<br />
How many German soldiers did I shot I don’t know. The Germans are still at the tree line. We shoot<br />
at them, they fall and they keep sending new soldiers. Suddenly a big alarm. Bombs are falling.<br />
They have succeeded; they are now out of our reach. We can see them crawling behind the trees. We<br />
shoot like madmen. Then the last piece of the bridge fall[s] down… We are still alive. That evening<br />
the fire stops. We have to make a counterattack at the village… When we reach the railroad bridge<br />
five of our men get hit by the bullets. They fall down and stay down” 144 . René gooit nog met een<br />
ander twee granaten in een kamer <strong>van</strong> een huis <strong>van</strong> waaruit ze met een machinegeweer onder vuur<br />
werden genomen. Ze nemen er ook een Duitser ge<strong>van</strong>gen 145 . “We take him with us and go back. The<br />
road is clear. No machinegun to stop us now. I, however, have seen enough. I sit down and start to<br />
cry like a baby. I can’t go on any further. I want to go back. The German soldier follows me like a<br />
140 Ibid., 17.5.1940.<br />
141 Ibid., 18.5.1940.<br />
142 Ibid., 19.5.1940.<br />
143 Ibid., 21.5.1940.<br />
144 Ibid., 22.5.1940. “My mother told me that father had nightmares up untill he died… he would wake<br />
moaning and sometimes screaming… she said it was the memories of the war.” E-mail <strong>van</strong> Margaret<br />
Hickman-Schuyten, 30.1.2006.<br />
145 Ibid.<br />
49
dog. He doesn’t say a word” 146 . “I sit down for a long time, the German soldier right beside me. My<br />
revolver is on the ground. Finally the German gives me a patch on my shoulder. I stand straight up.<br />
He gives me my revolver in my hand and says something like “come”. We go back. I turn in my<br />
prisoner and the men shake my hand and congratulate me. I want to cry of distress. I[n] the morning<br />
I go back to the tranches. Our men were back. The 6th occupies the village. The entire day the<br />
shooting goes on… and on. Nothing stays standing up. In the evening we pull back. The line has<br />
been broken at another spot. All our victims were for nothing. The 3th Bataillon covers our<br />
retreat” 147 .<br />
“Our retreat is a chaos. Several regiments cross through eachother. The road is blocked by<br />
cars and soldiers. It is hopeless. We know the game is lost. The entire night we are disturbed by<br />
aircraft. Parachutists shoot at us from all directions. We slowly move on… We are behind the<br />
Leie… There isn’t much courage left. We are demoralized. We are dead beaten. How long has it<br />
been since we slept? I can’t remember anymore. About five days I think. Now we have to dig a new<br />
trench. We are also very hungry. Now out of originally some 200 men in our company, only 65 are<br />
left. Our commander is a lieutenant of the 6 th. He can’t provide us with any food. However, we are<br />
staying at a chicken farm, and most of the chickens die in our hands. We cook them and then, more<br />
or less well done, we eat them. It helps the moral. That afternoon the major asks for a volunteer, but<br />
nobody says anything except for Landau [a Jewish countryman and a friend of René] and me. We<br />
tell the rest that they are cowards. Everybody talks about surrender. Some men are are selected to go<br />
on patrol. They go, by boat, to the other side of the canal. The moment they arrive there they put up<br />
a white flag and surrender. We are ordered to shoot at them but we refuse.<br />
At last, Landau and I volunteer… Early that evening we go back to the canal. When we arrive<br />
there our own men start shooting at us. Thank goodness they don’t hit us. They had seen movements<br />
in the bushes and thought it were Germans” 148 .<br />
Op 26 mei nemen René en Landau nog vier Duitse soldaten op de fiets ge<strong>van</strong>gen. “We get<br />
congratulations and the promise of a decoration. “We don’t give a thing about that. As a reward we<br />
get a two day’s rest. We do give a thing about that” 149 .<br />
“We do enjoy our rest. We are cooking chickens for the whole company. We take them to the<br />
men working at the trenches. They are excellent… We have few ammunition. We don’t have any<br />
food. The moral is very low. The whole day German aircrafts are flying over our heads. Our anti<br />
aircraft gun is shooting, but in vain. When one aircraft crashes, ten will take its place. In the<br />
afternoon one of them throws bombs. That gives us two dead and one injured. Now we have 48 men<br />
left: a lieutenant, an adjutant (who surrenders the same day), three corporals, three sergeants and 41<br />
soldiers. That’s all that is left of the 250 we started with. At least 50-55 of them are dead, 50 were<br />
wounded, and about the others we know nothing. They may be captured, dead, wounded or lost. We<br />
don’t know. Landau and I are the only ones who prefer to fight rather than surrender. We ask<br />
ourselves what will become of Belgium if the war is lost…” 150 . Landau en René moeten op<br />
patrouille, maar als ze terugkomen is hun groep al vertrokken. Ze vinden twee fietsen en begeven<br />
zich naar Maria-Aalter. Het dorp zit vol soldaten. Toch vinden ze nog ergens een hoeve met stro om<br />
in te slapen.<br />
“When we wake up we jump on our feet and get ready with the thought of searching for our<br />
company. The first human we see is an old farmer. He tells us the war is over. And we tell him we<br />
don’t believe that. They have told dus so many things. We move on search for our company. There<br />
is a great disorder everywhere, soldiers leave their weapons behind and go opposite directions.<br />
Everybody tells you that Belgium surrendered. Our first feeling is that of great relieve, that the hurry<br />
and insecurity is over… We actually don’t know what to do. Landau, who is a Jew 151 , suggests to go<br />
to Oostende and from there try to go to France or England. I keep him company. He looks very<br />
down… We reach Oostende after 5 hours. We bearly reach the suburb or bombs are exploding<br />
146<br />
Ibid.<br />
147<br />
Ibid., 24.5.1940.<br />
148<br />
Ibid.<br />
149<br />
Ibid., 26.5.1940.<br />
150<br />
Ibid., 27.5.1940.<br />
151<br />
“His first nam was Paul. He was a very dear friend of my parents… Paul survived the war. He had a<br />
daughter [only child] that died, I believe she died at birth. His wife was admitted to a mental hospital because<br />
she could not cope with the death of her child… We lost touch with him prior to my father’s death. We were<br />
not able to notify him that my father had died.” E-mail <strong>van</strong> Margaret Hickman-Schuyten, 30.1.2006.<br />
50
everywhere around us. The English fleet is bombing the city to cover their embarkation. German<br />
aircrafts on the other hand are bombing the city to make it difficult for the English. The results are,<br />
many casualties among the Belgium citizens. Landau and I are in a ditch full of stinging nettles.<br />
There is a big difference between the first bombing 17 days ago and this one. We are as calm as<br />
silent water and discuss the calibre and the distance. Yet our position is dangerous enough. We are<br />
near a railway station and the bombs are falling very close to us. We use a quiet moment between<br />
the bombardements. We jump on our bikes and leave dangerous Oostende as soon as possible.<br />
Landau does’t want to go to France anymore. We leave for Gent and hope to arrive Antwerp and<br />
home next day” 152 . Onderweg naar Antwerpen speelt René Landau kwijt. Blijkbaar wordt René kort<br />
na 30 mei – zonder nog thuis te zijn geraakt 153 – krijgsge<strong>van</strong>gen gemaakt 154 en per schip<br />
overgebracht naar het krijgsge<strong>van</strong>genkamp Stalag XC in Duitsland 155 . Later moet hij daar op een<br />
boerderij gaan werken, waar hij goed te eten krijgt. In oktober weegt hij zelfs 78 kg 156 . Hij leert er<br />
snel Duits 157 en ze noemen hem daar Fritz. Ondanks het feit dat hij goed blijkt op te schieten met de<br />
boer waarvoor hij moet werken, maakt hij toch plannen om te vluchten, maar wordt dan toch ergens<br />
begin januari 1941 vrijgelaten 158 .<br />
Hij gaat <strong>van</strong>af half februari 1942 terug aan het werk, ditmaal bij de Standaardboekhandel aan<br />
1200 frank per maand 159 , maar dat is onvoldoende om een gezin te onderhouden. 160 . Hij probeert wat<br />
bij te verdienen door boeken in te binden, een boekerij op te zetten en konijnenvellen te looien, die<br />
hij dan verkoopt aan pelshandelaars en pelsmaaksters aan 40 à 50 frank per vel 161 . Van 18 tot 25<br />
september 1942 maakt René nog plannen maakt om deze activiteiten uit te breiden zodat ze toch<br />
zouden kunnen trouwen 162 . Maar in een brief <strong>van</strong> 28 september krijgt hij plots een idee “zooals er<br />
152 Ibid.<br />
153 Zijn broer Wim Schuyten bevestigde mij dat René eind mei - begin juni 1940 niet meer over huis is<br />
gekomen en dat hij zeker ergens in de lente <strong>van</strong> 1941 terug in België was. Telefonisch gesprek met Wim<br />
Schuyten (VS) <strong>van</strong> 8 juli 2006.<br />
154 Ge<strong>van</strong>genennummer 21478 in Stalag XC. Niet gedateerd kaartje <strong>van</strong> René Schuyten aan Nelly Opstelten.<br />
155 Nelly schrijft: “Eindelijk dan toch een teken <strong>van</strong> leven <strong>van</strong> jou zelf. In drie maanden tijds heb ik alleen je<br />
brief <strong>van</strong> 10 Mei ont<strong>van</strong>gen de 1 e Juni. Den 5 e Juni een briefje met je adres erop <strong>van</strong> een schipper dat je door<br />
Dort kwam op weg naar Duitschland, later een bevestiging erover <strong>van</strong> het Roode Kruis toen <strong>van</strong> Antoon<br />
Rooze ongeveer drie weken geleden een brief aan Jeanne waar ook in stond dat jij bij hem was en bij boeren<br />
werkte.” Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Antwerpen <strong>van</strong> 5.8.1940 aan René Schuyten.<br />
156 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Stalag XC (D) <strong>van</strong> 13.10.1940 aan Nelly Opstelten.<br />
157 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Stalag XC (D) <strong>van</strong> 25.8.1940 aan Nelly Opstelten.<br />
158 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 10.9.1942 aan Nelly Opstelten. Zowel René’s zoon Peter als<br />
zijn dochter Margaret bevestigen dat hij plannen had om een fiets te stelen en zo te vluchten. E-mail <strong>van</strong><br />
Margaret Hickman-Schuyten <strong>van</strong> 18.1.2006; e-mail <strong>van</strong> Peter Schuyten <strong>van</strong> 18.1.2006. De rest <strong>van</strong> de<br />
“herinneringen” aan de gesprekken over deze periode met hun vader bevatten te veel onduidelijkheden, fouten<br />
en tegenstrijdigheden, waardoor het praktisch onmogelijk is om nog te achterhalen welke details daarin nog<br />
betrouwbaar zijn en welke niet. De laatste brief <strong>van</strong> René als krijgsge<strong>van</strong>gene aan Nelly dateert <strong>van</strong><br />
16.12.1940. Uit een passage uit iets wat Nelly’s dagboek zou kunnen zijn, valt af te leiden dat René op 1.1941<br />
nog niet thuis is. <strong>Een</strong> brief <strong>van</strong> René <strong>van</strong> 16.7.1940 komt pas een half jaar later, op 16.2.1941 aan.<br />
159 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 10.2.1942 aan Nelly Opstelten.<br />
160 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 24.9.1942 aan Nelly Opstelten.<br />
161 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 2.10.1942 aan Nelly Opstelten. “Per vel hebben we dus 10 fr.<br />
inkoop, en 5 frank looien. Als we die geregeld kunnen afzetten aan 40 frank, aan 10 vellen per dag, verdienen<br />
we waarmee 12000 frank per maand.” Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 2.10.1942 aan Nelly<br />
Opstelten.<br />
162 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 18.9.1942 aan Nelly Opstelten. “Ik zou alleen als<br />
hoofdverdienste maar vellen willen looien (10 vellen per dag, als ik ze kan krijgen...). Ik zou natuurlijk een<br />
beetje propaganda moeten maken, desnoods huis aan huis gaan om ze op te halen. Verder voortwerken aan<br />
mijn boekerij en naar gelang dat begint te gaan mijn vellen buitenzwieren. Daarbij mijn betrekking opzeggen<br />
maar niet geheel. B.v. thuiswerken voor de Standaardboekhandel en me laten betalen b.v. 25 fr. voor iedere<br />
advertentie en laat ons zeggen 250 fr. voor iedere Koerier. Zoo heb ik een vaste betrekking en kunnen ze me<br />
niet als werk naar D[uits]land zenden. Dat klinkt eigenlijk welheel schoon hé vrouke? Maar 1° moet ik vellen<br />
vinden, 2° moet M. De Meyer [<strong>van</strong> De Standaard] akkoord gaan, 3° moet jij genoegen nemen met een<br />
vellenvent, 4°moeten ze het thuis goed vinden en 5° moet ik zelf genoeg moed vinden om dat aan te durven.”<br />
Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 24.9.1942 aan Nelly Opstelten. Deze brief is belangrijk omdat hij<br />
aantoont dat René erg ondernemend is, en tegelijk omdat hij 24 september blijkbaar nog geen vraag heeft<br />
gekregen om joden te helpen onderduiken. Ook niet via Klaas die hij twee dagen ervoor nog heeft gezien om<br />
diens verjaardag te vieren: “Ze hebben twee nieuwe kamers in orde gebracht om <strong>van</strong> te droomen. Ik schat dat<br />
51
nog zelden in een ’s menschen hoofd is opgeklommen... Wij gaan n.l. een huis huren, een groot huis<br />
met een grooten hof. <strong>Een</strong> huis met minstens 1 verdiep en met 1000 m 2 land er achter. Met veel<br />
fruitbomen en genoeg plaats om een heele kinderschool in op te voeden. In dat huis gaan wij<br />
wonen… We gaan kostgangers houden!!!! Snap je? Ja? Flink vrouke. Ben je accoord met een<br />
eenvoudig huwelijksfeest binnen een week of 6-8? Wil je voor vier koken in plaats voor twee?...<br />
Maar we zijn nog niet zo ver. Vanavond ga ik naar Klaas om met hem eens te beraadslagen, want hij<br />
moet nog een paar vrienden zoeken die mee willen werken. Hij weet er op het oogenblik nog niets<br />
<strong>van</strong>… Kans op mislukken is er haast niet, tenzij er geen liefhebbers opdagen, maar die zijn er heel<br />
waarschijnlijk wel… PS Als je niet wil, iets wat ik wel zou kunnen verstaan, zeg het dan direct want<br />
ik schiet in gang en ben niet te stoppen” 163 . Nelly antwoordt positief: “En nu, hoe langer ik er over<br />
nadenk, hoe onmogelijker het me lijkt. Maar kook jij die soep maar gaar en zoek het maar uit, ik ben<br />
content. Wat ik wil zeggen is: ‘Ja ik wil!’ Ik ben erg benieuwd naar je volgende brief. Waar wil jij<br />
b.v. dat heel grote huis met minstens een verdiep mee meubileren en stoffeeren? Hoe wil jij aan<br />
dekens en lakens en verd. beddegoed voor niet twee maar voor vier persoonen geraaken? Waar halen<br />
we op voorhand al dat geld <strong>van</strong>daan dat er zeker voor nodig is om te kunnen trouwen? Om niet te<br />
spreken over de kwestie voedsel en kolen in de winter! We zullen met ons rantsoen ternauwernood<br />
genoeg voor één kachel hebben. En die menschen hebben geen kolenkaart. Wat doen we dan, ze bij<br />
ons laten altijd ’s avonds? Daar protesteer ik te hevigste tegen en dan wacht ik nog liever een paar<br />
jaar. Want op die manier zal ik niet gelukkig zijn als er altijd vreemden rond ons zijn. Er zijn nog<br />
zoveel dingen maar ik geloof dat we die kunnen overwinnen? 164 ” René antwoordt per kerende:<br />
“Gisteren [29.9] heb ik met Klaas het voornaamste besproken, en zijn wijsheid vond het plan<br />
uitstekend en zeer goed uitvoerbaar. De hoofdpunten <strong>van</strong> het programma staan reeds op het papier<br />
en de grootste moelijkheden zijn al opgelost. Het eenige wat nog ontbreekt, is de toestemming <strong>van</strong><br />
jou. En dat is geen kleinigheid. Als ik met niet vergis, zul je het met beide handen aangrijpen.<br />
Verdere bijzonderheden moeten we zaterdag bespreken. Daartoe leent een brief zich heel moeilijk.<br />
Vader en moeder, dat is jammer, zien natuurlijk een hele hoop bezwaren. Vooral <strong>van</strong> finantieelen<br />
aard en dat is niet te verwonderen, want vooral onze uitzet zal nog met heel wat moeten aangevuld<br />
worden…” 165 . Hoe René op het idee is gekomen, komen we dus niet te weten, maar de vier grote<br />
razzia’s <strong>van</strong> augustus en september 1942 in Antwerpen zijn achter de rug en veel joden gaan<br />
wanhopig op zoek naar een onderduikadres. Zijn eigen ouders verbergen al een tijdje joden, die<br />
weliswaar arm zijn. Maar toch is dit wellicht de reden dat hij er (bijna) zeker <strong>van</strong> is kostgangers te<br />
vinden, die dat kostgeld kunnen en willen betalen. René schiet onmiddellijk in gang, gaat direct naar<br />
huizen kijken en stelt een echt businessplan op. Het geld om de nodige aankopen te kunnen doen<br />
komt <strong>van</strong> Henri Schuyten. Die had ook eerder Julia (en Klaas) financieel geholpen bij hun zaak en<br />
ook nu komt hij met geld over de brug. “Ons inkomen zal zoo ongeveer 10.000 frank per maand<br />
bedragen naar mijn schatting. Eerder meer als minder… Van vader krijgen wij waarschijnlijk 10.000<br />
frank voor het noodige te kopen… Mijn vellen doe ik verder voort en aan mijn boeken denk ik eerst<br />
goed te beginnen als wij eenmaal geïnstalleerd zijn” 166 . In zijn brief geeft hij een hele lijst op <strong>van</strong><br />
zaken die ze nog zullen moeten bijkopen. Twee dagen later lijkt René al een idee te hebben <strong>van</strong> wie<br />
zijn (joodse?) kostgangers zouden zijn, en zijn er blijkbaar al een aantal afspraken gemaakt. Dat valt<br />
tussen de regels af te lezen uit de volgende belangrijke brief <strong>van</strong> 1 oktober 1942, die ons tevens een<br />
goed inzicht geeft in de praktische problemen waarmee mensen geconfronteerd werden, die joden<br />
wilden laten onderduiken: “Het plan gaat door en elken dag komt er meer en meer licht in de<br />
duisternis. Ik zal een voor een je bezwaren eens trachten te weerleggen.<br />
1. Waarmee meubileren we ons huis?<br />
Antwoord: met onze eigen meubelen voor ons zelf en met de meubelen die onze gasten zullen<br />
meebrengen. Dat is al in orde.<br />
2. Waar halen we dekens en lakens <strong>van</strong>daan niet alleen voor ons maar voor Vijf personen? 167<br />
hun dat minstens 1000.000 gekost heeft. Maar het is er dan ook chique.” Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit<br />
Antwerpen <strong>van</strong> 23.9.1942 aan Nelly Opstelten. Deze brief bevestigt nogmaals dat Klaas’ zaak op dat ogenblik<br />
goed draait.<br />
163 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 28.9.1942 aan Nelly Opstelten.<br />
164 Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Herlaer <strong>van</strong> 29.9.1942 aan René Schuyten.<br />
165 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 29.9.1942 aan Nelly Opstelten.<br />
166 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 30.9.1942 aan Nelly Opstelten.<br />
167 Aan<strong>van</strong>kelijk sprak René (theoretisch?) over twee kostgangers, nu weet hij blijkbaar al duidelijk dat het er<br />
drie zullen zijn. Met hun beiden erbij, maakt dat vijf personen. Of bedoelt hij vijf joden? Dat is niet helemaal<br />
52
Antwoord: Met hetgeen wij koopen <strong>van</strong> de 10.000 frank die we <strong>van</strong> vader meekrijgen en voor de<br />
anderen: zie hierboven.<br />
3. Waar halen we geld om te kunnen trouwen?<br />
Antwoord: Eveneens <strong>van</strong> die 10.000 frank.<br />
4. Hoe komen we aan etensvoorraad?<br />
Antwoord: Met mijn rantsoen voor de eerste tijd, en met hetgeen we gaan bijkoopen voor den<br />
winter op de z[warte] m[arkt] 168 .<br />
5. Hoe komen we aan kolen?<br />
Antwoord: Ik heb reeds 1500 Kilo bruinkool besteld aan 550 frank de ton. Ik kan turf krijgen<br />
aan 450 frank de ton. En we moeten zorgen dat jouw en mijn rantsoen kolen <strong>van</strong> de<br />
Speerstraat 169 naar onze nieuwe woning komt. Daarbij het nog te ont<strong>van</strong>gen rantsoen.<br />
6. Moeten die menschen altijd bij ons zitten.<br />
Antwoord: Die menschen blijven waar ze zijn. n.l. boven met uitzondering als wij eens zin<br />
hebben om niet alleen te zijn 170 .<br />
Zoo voorlopig is dat genoeg.<br />
Gisteren was ik bij Klaas. Ons inkomen zal bedragen: 12000 frank kostgeld 171 . 1200 frank pree<br />
[voor zijn werk bij boekhandel De Standaard] en 800 frank vellen samen 14000 frank. Daar<strong>van</strong><br />
zullen we gebruiken:<br />
2400 frank voor 8 kilo boter aan 300 frank.<br />
2100 frank voor zeven broodkaarten aan 300 frank.<br />
600 frank voor twee broodkaarten aan 300 frank voor onszelf<br />
200 frank voor 4 vleeschkaarten aan 50 frank<br />
300 frank voor de prijs <strong>van</strong> het vleesch<br />
960 frank voor 120 patateen [sic] aan 8 frank per kilo<br />
300 frank voor een kilo vet.<br />
340 frank voor vier kilo suiker aan 85 frank.<br />
300 frank voor 12 potten jam aan 35 frank.<br />
500 frank voor groenten<br />
200 frank voor 30 melkzegels<br />
450 frank voor fruit aan 15 frank per dag<br />
150 frank voor 1 kilo zeep<br />
75 frank voor licht<br />
350 frank voor verwarming (gerekend aan 12 maanden per jaar) 172<br />
[9225 frank voor Alles tesamen, maar dan heeft René nog niet de huur <strong>van</strong> het huis<br />
meegerekend. Op 5 oktober gaat hij kijken naar een alleenstaande villa in<br />
Edeghem, waar ze 450 frank per maand voor vragen 173 .]<br />
duidelijk. Later wordt duidelijk dat het hier in ieder geval gaat om de Nederlandse parfumier Sigmund Hönig,<br />
zijn vrouw Rosa Gross en hun dochter Lily.<br />
168<br />
Blijkbaar hebben de gasten geen rantsoenbonnen, wat er weer eens op wijst het hier wellicht om joden gaat.<br />
169<br />
Dat is het adres <strong>van</strong> zijn ouders. René woont nog thuis. Opnieuw is er geen sprake <strong>van</strong> rantsoenbonnen <strong>van</strong><br />
de gasten.<br />
170<br />
Ook hier zou je tussen de regels kunnen lezen dat de beslistheid waarmee René zegt: “Ze blijven waar ze<br />
zijn” erop wijst dat dat al met de joden afgesproken is.<br />
171<br />
Vermits hij hier niet “waarschijnlijk” bijzet, kan dat erop wijzen dat die prijs al met Sigmund Hönig is<br />
afgesproken. Dit tarief komt ongeveer overeen met wat Charles Hendrickx aanrekende aan de joden die hij<br />
herbergde, namelijk 150 fr. per dag per persoon. Charles Hendrickx, die door de Duitsers werd ge<strong>van</strong>gen<br />
genomen, kreeg na de oorlog noch de titel <strong>van</strong> Politiek Ge<strong>van</strong>gene, noch die burgerlijk weerstander voor het<br />
verbergen <strong>van</strong> joden, omdat hij dat uit winstbejag zou hebben gedaan. DO, Dossier Hendrickx (Charles)<br />
Maria-Carolus-Josephus, 16.1.1953. Historicus Eric Laureys <strong>van</strong> het SOMA zei me aan de telefoon dat je dat<br />
bedrag (in Belgische Franken) met 25 moet vermenigvuldigen, d.w.z. dat 12000 Bfr. toen, wat tegenwoordig<br />
overeenkomt met 300.000 Bfr. of ca. 7450 € per maand, en dit voor twee of drie kostgangers, wier bron <strong>van</strong><br />
inkomsten tegen dan was opgedroogd.<br />
172<br />
Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 1.10.1942 aan Nelly Opstelten.<br />
173<br />
“ MOET ABSOLUUT <strong>van</strong>middag naar Edeghem om huis te zien… zelfde straat als waar den do[minee]<br />
gewoond heeft!” Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 5.10.1942 aan Nelly Opstelten. Voorlopig kon ik<br />
niet achterhalen of het nu dit huis was of een ander, dat ze uiteindelijk zouden huren.<br />
53
Op 2 oktober schrijft René: “En ik heb nu ineens genoeg ondernemingsgeest gekregen om den<br />
oorlog op mijn eentje te kunnen winnen… De huizen zijn zeer zeer zeer zeer schaars en het grootste<br />
pak zal <strong>van</strong> mijn hart vallen als ik er eentje heb” 174 . Op 5 oktober schrijft René: “Liefste ik<br />
VERDRINK IN HET WERK EN HEB GEEN TIJD, zelf niet voor mijn schat <strong>van</strong> een vrouke” 175 .<br />
Op 19 oktober doen ze hun ondertrouw 176 .<br />
Nelly Opstelten (°Den Haag (NL), 3.9.1920-†Arlington (VA, USA), 27.3.2004) komt ook uit<br />
een Gereformeerd gezin. Op 10-jarige leeftijd verliest zij haar moeder 177 . Op 29 april 1931 wordt zij<br />
naar Antwerpen gestuurd naar haar zus Ditty. Als haar vader hertrouwt, keert Nelly terug naar<br />
Nederland, maar het klikt absoluut niet tussen Nelly en haar stiefmoeder, en op 10 juni 1935 komt<br />
Nelly definitief naar België 178 , om hier gedurende jaren gratis als meid voor alle werk, haar zus<br />
Ditty te helpen in het huishouden 179 . Ze krijgt er later stank voor dank voor.<br />
Nelly ziet René Schuyten voor het eerst in de kerk en tijdens de catechisatie 180 , d.w.z.<br />
godsdienstonderricht ter voorbereiding op de openbare belijdenis 181 . Ze heeft ontzag voor zijn<br />
durf 182 , ze krijgen verkering en de relatie gaat “vele jaren lang omhoog, omlaag, gelijk gezang” 183 . In<br />
maart 1939 komt haar zuster Ditty dat te weten, waarna haar man, Victor De Deken, een brief<br />
schrijft naar haar vader, en hij tevens Nelly terug naar Nederland stuurt, waardoor zij gescheiden<br />
wordt <strong>van</strong> René 184 . In een brief citeert Nelly zelf uit haar dagboek, en zegt ze over Ditty: “Ze is per<br />
slot <strong>van</strong> rekening toch maar een groot egoïst. Net zoals nu weer met die arme Joden die…” 185 . René<br />
is razend, schrijft aan Nelly’s vader en schakelt ook de dominee in. Ze mag terugkeren, maar niet<br />
naar haar zuster. In mei 1939 is ze dan als hulp in het huishouden aan de slag bij Julia en Klaas in<br />
Boechout, maar ze heeft het er niet gemakkelijk, tot ze als huishoudhulp aan de slag kan in de Oude<br />
God te Mortsel 186 . Ze blijft catechisatie volgen en schrijft in een brief aan René dat er ook<br />
174<br />
Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 2.10.1942 aan Nelly Opstelten.<br />
175<br />
Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 5.10.1942 aan Nelly Opstelten.<br />
176<br />
DV, Formulier <strong>van</strong> ondertrouw <strong>van</strong> Nelly en René, 19.10.1942.<br />
177<br />
Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten <strong>van</strong> 14.9.1938 aan René Schuyten. Uit een latere brief blijkt dat zij ook nog een<br />
zusje verloor. Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Antwerpen <strong>van</strong> 10.11.1939 aan René Schuyten. Het gaat hier om<br />
haar jongere zusje Lucy, die verloofd was en op trouwen stond. Ze stierf aan roodvonk. E-mail <strong>van</strong> Margaret<br />
Hickman-Schuyten, 7.2.2006.<br />
178<br />
Nelly verklaart in 1935 openlijk: “Gezien mijn vader thans gehuwd is voor de tweede maal, is het voor mij<br />
niet aangenaam terug te keeren en zou diensvolgens mijn verblijf in België willen verlengen.” DV, Aanvraag<br />
om een identiteitskaart binnen het Rijk, 4.11.1935.<br />
179<br />
Ditty Opstelten woonde op de Graanmarkt 13 in Antwerpen. DV, Inlichtingsbulletijn <strong>van</strong> Nelly, 8.6.1931.<br />
180<br />
Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten <strong>van</strong> 19.9.1939 aan René Schuyten; brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong><br />
18.9.1942 aan Nelly Opstelten.<br />
181<br />
Belijdenis is de openlijke en plechtige verklaring dat men de leerstellingen <strong>van</strong> een geloof erkent.<br />
182<br />
“Het was niet je uiterljk maar veel meer je onverschillige aard om over Cat[echisatie] en school en ook kerk<br />
te spreken, die ik in je bewonderde en toch tegensprak. Je was zoo anders dan andere jongens, durfde veel<br />
meer.” Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Mortsel <strong>van</strong> 4.10.1939 aan René Schuyten.<br />
183<br />
Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 18.9.1942 aan Nelly Opstelten.<br />
184<br />
Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit ’s Gravenhage <strong>van</strong> 16.3.1939 aan René Schuyten. Nelly zal later tegen haar<br />
dochter Margaret zeggen dat dat kwam omdat de Nederlandse protestanten neerkeken op de Vlaamse<br />
protestanten. Nota’s die Margaret Hickman-Schuyten nam <strong>van</strong> verhalen die haar moeder Nelly haar vertelde<br />
op het vliegtuig naar België in 1989. Dat is een beetje vreemd want Victor De Deken, haar schoonbroer, heeft<br />
de Belgische nationaliteit.<br />
185<br />
Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Den Haag <strong>van</strong> 19.3.1939 aan René Schuyten. Die zin over de joden maakt ze<br />
in haar brief niet af, maar deze zin wijst wel op het feit dat haar zus in ieder geval niet bereid was om vóór de<br />
oorlog joden te helpen, en dat ze <strong>van</strong> haar dus ook geen hulp moest verwachten voor hulp aan joden tijdens de<br />
oorlog. Het dagboek waaruit ze hier citeert, bleef niet bewaard. In dezelfde brief schrijft ze: “Vanmorgen naar<br />
de kerk geweest hier [in Den Haag ] vlak bij. De Dominee… bad voor Adolf Hitler heel mooi zooals onze Ds<br />
[dominee Winter uit Antwerpen] wel zegt wij moeten het doen, maar het zelf nog nooit vóór gedaan heeft.”<br />
186<br />
René probeert haar wat op te monteren: “Je moet hard werken en hebt moeilijkheden met Klaas. Tracht zoo<br />
inschikkelijk mogelijk te zijn meisje en geef niet reden tot moeilijkheden… Maar doe het nog een poosje tot ik<br />
terug ben dan zullen we jouw verhouding tot Klaas eens en voorgoed regelen door eens verstandig met hem te<br />
praten. Ik weet hoe onvriendelijk hij kan zijn en besef hoeveel pijn dat moet doen, maar vergeet niet dat hijzelf<br />
met zijn zaken een moeilijke tijd doormaakt en voor iemand voor wie zijn zaak veel te veel beteekend werkt<br />
dat funest op zijn humeur en op zijn klaren blik in dingen die niet zijn zaak aanbelangen.” Brief <strong>van</strong> René<br />
Schuyten te Beverloo <strong>van</strong> 12.5.1939 aan Nelly Opstelten. Begin september werkt Nelly bij Mr en Mevr. Kries,<br />
54
verschillende joden die catechisatie volgen 187 . Op 18 augustus 1939 verloven ze zich 188 . Nadat Hitler<br />
op 1 september 1939 Polen is binnengevallen, wordt René onmiddellijk gemobiliseerd en schrijft<br />
Nelly op 3 september 1939: “De grootste spanning is dus voorbij. England en Frankrijk hebben aan<br />
Duitsland de oorlog verklaard… Er is niets meer aan te veranderen, ’t zit ertegen, zooals ze hier<br />
zeggen. Het eenige wat we nog kunnen hopen is dat het kort duurt en België uit Debrand blijft. Ik<br />
geloof dat we op het laatste 90% kans hebben” 189 . Omdat ze haar werk (met kost en inwoon)<br />
kwijtspeelt, is ze verplicht om terug naar Nederland te gaan, waar ze intrekt bij haar zus Cobie en<br />
haar echtgenoot Frits te Scheveningen 190 . Ze blijkt nogal vergeetachtig te zijn, zegt <strong>van</strong> zichzelf een<br />
lichtzinnig, aanstellerig, flauw, onnozel en slecht meisje te zijn 191 . René schrijft o.a. “Ik weet wel dat<br />
je jong, impulsief en een beetje flapuit bent” 192 , evenals gemakkelijk beïnvloedbaar en erg<br />
onzeker 193 . Ze is ieder geval fysiek niet zo sterk, ziet er vaak erg bleek uit en eet te weinig 194 , en is<br />
geregeld erg prikkelbaar 195 . Wanneer René een vijftal dagen congé in het vooruitzicht heeft, komt<br />
Nelly speciaal daarvoor naar België, maar net die dag breekt de oorlog uit. In deze<br />
oorlogsomstandigheden is ze echter niet welkom bij Klaas en Julia, en krijgt ze onderdak bij de<br />
ouders <strong>van</strong> René 196 . Uiteindelijk zal het pas januari 1941 zijn dat ze hem ziet terugkeren uit<br />
krijgsge<strong>van</strong>genschap. Ze hebben elkaar dan al meer dan een jaar niet gezien. In september 1940<br />
Consciencelei 73 in de Oude God [Mortsel]. <strong>Een</strong> maand later blijkt al dat die familie haar niet zal kunnen<br />
blijven betalen, en vreest ze dat ze terug naar Nederland zal moeten. Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Mortsel <strong>van</strong><br />
4.10.1939 aan René Schuyten.<br />
187 “PS Het was heel flauw op Cat[echisatie], Kramer was er niet maar wel vier andere joden. Tegenwoordig is<br />
het meer JodenCat dan iets anders. Maar als jij er bent zal ik het wel weer prettig vinden.” Brief <strong>van</strong> Nelly<br />
Opstelten uit Bouchout <strong>van</strong> 7.6.1939 aan René Schuyten. Dit wijst erop dat Nelly in ieder geval joden kende,<br />
maar het zou er ook op kunnen wijzen dat ze het er niet gemakkelijk mee had, hetgeen mede een verklaring<br />
zou kunnen zijn waarom Edith Hönig, i.t.t. wat Nelly op veel latere leeftijd zelf verklaarde, mij in een mail liet<br />
weten dat er nooit meer dan twee joden zaten ondergedoken bij René en Nelly en ook nooit voor lange tijd.<br />
Eerder had ze al geschreven: “Zondag uit de kerk ben ik met je Vader en Kramer naar huis gegaan, ik heb het<br />
heel gezellig gevonden en me absoluut niet verveeld.” Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Bouchout <strong>van</strong> 3.5.1939<br />
aan René Schuyten. Later schrijft ze nog: “Ik was <strong>van</strong>middag bij je ouders, ze waren goed gezind en Kramer<br />
was er ook.” Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Oude God <strong>van</strong> 10.9.1939 aan René Schuyten. Beide vermeldingen<br />
wijzen erop dat René’s ouders, Henri en Margriet Schuyten-<strong>van</strong> Oudheusden, bevriend waren met een uit<br />
Duitsland of Oostenrijk gevluchte jood en dat ook Nelly met deze Kramer goed kon opschieten. Kramer was<br />
een <strong>van</strong> de joden die, volgens Wim Schuyten, uit een protestants fonds een stipendium kregen, waardoor deze<br />
uitgeweken intellectuelen, die geen werkvergunning kregen, toch konden overleven. Telefonisch gesprek met<br />
Wim Schuyten <strong>van</strong> 8.7.2006. Dat is een belangrijk gegeven omdat het aantoont dat de protestanten, en ook de<br />
familie <strong>van</strong> Henri Schuyten, reeds vóór de oorlog uit Duitsland en Oostenrijk uitgeweken joden hielpen.<br />
188 Advertentie in V.V.K., 19 september 1939.<br />
189 Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Oude God <strong>van</strong> 3.9.1939 aan René Schuyten. In een andere brief stelt ze dé<br />
theologische vraag: “Wat ik me telkens afvraag is, waarom laat God het toe er zooveel jonge levens worden<br />
afgesneden in die oorlog Duitschers, Polen, Engelschen, Franschen en geen <strong>van</strong> alle willen ze de oorlog en<br />
toch moeten ze. Hoort God dan niet. Overal in de wereld bidden ze Spaar ons Heer en schenk de Vrede. En<br />
toch gaat het maar door. Dat maakt me zeer angstig, terwijl ik toch gelukkig moet zijn dat hier geen oorlog is.”<br />
Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Oude God, 7.9.1939 aan René Schuyten.<br />
190 Kanaalweg 116. Brief <strong>van</strong> Nelly uit Antwerpen <strong>van</strong> 10.11.1939 aan René Schuyten.<br />
191 Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten (<strong>van</strong> begin september 1938) aan René Schuyten.<br />
192 Brieven <strong>van</strong> René Schuyten te Beverloo <strong>van</strong> 21.5.1939 en te Herentals <strong>van</strong> 6.10.1939 aan Nelly Opstelten.<br />
193 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Herentals <strong>van</strong> 30.11.1939 aan Nelly Opstelten. Dat geeft ze ook toe. Brief <strong>van</strong><br />
Nelly Opstelten uit Scheveningen <strong>van</strong> 2.12.1939 aan René Schuyten.<br />
194 “Ik zie er dikwijls bleek en triestig uit en dat geeft soms aanleiding tot misverstand. Ik ben niet vroolijk <strong>van</strong><br />
aard…” Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten <strong>van</strong> 1.10.1939 aan René Schuyten. René schrijft herhaaldelijk dat ze<br />
voldoende moet eten, en zo schrijft hij vlak voor de oorlog uitbreekt onderaan een brief in extra grote letters:<br />
“Nelly moet meer eten”. Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit sur-les-bois St. Georges <strong>van</strong> 3.5.1940 aan Nelly<br />
Opstelten.<br />
195 Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Scheveningen <strong>van</strong> 18.11.1939 aan René Schuyten.<br />
196 “Ik herinner je terloops aan de eerste twee dagen <strong>van</strong> de oorlog toen Klaas mij geen uur geen dag langer in<br />
huis wilde hebben. En Julia mij zelfs aanraadde dat ik desnoods te voet naar Holland moest zien te komen.<br />
Klaas wist niet als jij terugkwam of het dan nog zou aanblijven tusschen ons? Daarbij wilde hij zoo’n [woord<br />
doorstreept] meisje als ik geen onderdak verleenen en dwong zelfs je ouders om met mij naar het Kiel te gaan<br />
[waar zij woonden in de Speerstraat 27].” Op het ogenblik dat ze deze brief schrijft, logeert ze blijkbaar bij<br />
haar zuster Ditty op de Graanmarkt 13 te Antwerpen. Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten <strong>van</strong> 1.11.1941 aan René<br />
Schuyten.<br />
55
vertrouwt ze aan haar dagboek hetvolgende toe: “O, mijn lieve man ik heb je vreeselijk hard noodig<br />
en je bent zoo heel, heel ver weg ik weet zelfs niet waar. Ik kan niet meer strijden. Ik ben zoo moe.<br />
Op het oogenblik verlang ik alleen de dood... Niemand houdt <strong>van</strong> me of geeft om mij en ze hebben<br />
gelijk. Als ik mezelf soms tegenkom in de spiegel steek ik m’n tong ertegen uit. Ik loop den<br />
geheelen dag met een verveelend gezicht rond zoodat iedereen mij wel een naarling moet vinden. En<br />
ik kan niet lief of vriendelijk meer zijn dat is het ergste. Als niemand <strong>van</strong> mij houdt waarom zou jij<br />
het dan dan doen en toch ik kan je niet missen zoo’n egoïst ben ik ook nog” 197 .<br />
In januari 1941 keert René dan toch gezond en wel terug. Op 16 juni 1941 gaat zij als<br />
dienstmeisje aan de slag, maar daar wordt ze zo slecht behandeld, dat ze na een maand al stopt en<br />
<strong>van</strong>af dan bij haar schoonouders (en bij René) in de Speerstraat 27 op het Kiel te Antwerpen haar<br />
intrek en domicilie mag nemen 198 . In de loop <strong>van</strong> 1942 vindt Nelly werk op een kasteel te Herlaer als<br />
kindermeid <strong>van</strong> twee kinderen <strong>van</strong> een Franstalige barones. In een brief <strong>van</strong> 9 oktober 1942 vraagt<br />
ze zich af: “zal ik als je kameraad als huisvrouw niet in mijn plichten te kort schieten? Ik vrees er<br />
soms zoo voor. Want ik ben toch zoo onnoozel… Ik kan dikwijls zo nukkig zijn en heb nog zooveel<br />
slechte eigenschappen…” 199 . Het is duidelijk dat Nelly niet erg stressbestendig is. In een brief <strong>van</strong><br />
18 oktober 1942 schrijft ze over wat ze hoort <strong>van</strong> een andere “juffrouw” of bediende <strong>van</strong> het kasteel:<br />
“Nu juist vertelt die Juf me iets wat me de schrik op het lijf jaagt. Ze is naar Brussel geweest met<br />
congé bij haar tante en ’s nachts om half twee kwamen er zomaar vijf Duitschers in de<br />
appartementen in alle kamers zoeken of er geen joden verborgen zaten. Ze fantaseert niet daar is ze<br />
te nuchter voor” 200 . Ze heeft wellicht geen weet <strong>van</strong> het feit dat op dat ogenblik haar toekomstige<br />
schoonouders en Klaas en Julia ook al joden (hebben) laten onderduiken. René, die nog thuis woont,<br />
weet dat zeker wel.<br />
Figuur 39 Trouwfoto <strong>van</strong> René en Nelly, 17.11.1942 (Archief Margaret Hickman-Schuyten)<br />
Ze trouwen op 17 november 1942 in het Gereformeerde Kerkgebouw in de Sanderusstrraat,<br />
dominee Winter gaat voor in de dienst en ze gaan wonen in de Leopold III lei nr. 11 te Edegem 201 .<br />
(Ze blijven er ook na de oorlog nog wonen 202 .) Door haar huwelijk met René wordt Nelly<br />
Belgische 203 .<br />
197 Dagboek <strong>van</strong> Nelly Opstelten, september 1940.<br />
198 DV, Bericht <strong>van</strong> vertrek <strong>van</strong> Nelly, 20.8.1941.<br />
199 Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Herlaer <strong>van</strong> 9.10.1942 aan René Schuyten.<br />
200 Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Herlaer <strong>van</strong> 18.10.1942 aan René Schuyten. Dit “Nu juist” lijkt erop te wijzen<br />
dat Nelly inmiddels op de hoogte is gebracht dat de toekomstige kostgangers joden zijn.<br />
201 <strong>Een</strong> gedrukte huwelijksaankondiging <strong>van</strong> 10.11.1942 (Archief Margaret Hickman-Schuyten).<br />
202 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Basel <strong>van</strong> 10.5.1948 aan Nelly Opstelten.<br />
203 DV, Mededeling <strong>van</strong> de hoofdcommissaris <strong>van</strong> politie aan de Openbare Veiligheid, 1.12.1942.<br />
56
Figuur 40 Leopold III lei te Edegem, 1944 (Archief Margaret<br />
Hickman-Schuyten)<br />
57<br />
Figuur 41 Nelly en haar dochter<br />
Margaret, april 1989 (Archief<br />
Margaret Hickman-Schuyten)<br />
Wanneer, hoeveel en hoelang hier nu uiteindelijk joden hebben verbleven bij René en Nelly in<br />
Edegem is erg onduidelijk. Nelly vertelt in 1994 tijdens een presentatie die zij geeft in de Duitse les<br />
<strong>van</strong> haar kleinzoon Paul, dat 3 dagen na hun huwelijk “Mr. Honing and wife and 2 daughters and 1<br />
son and 1 aunt moved in. They lived in the 2 floors above us for about one year” 204 . Dat laatste is<br />
zeker fout, want deze familie ontsnapt ternauwernood aan de razzia bij de families Hendrickx in<br />
Edegem in maart 1943. Het meest waarschijnlijk lijkt mij hetvolgende: De ouders <strong>van</strong> Edith Honig<br />
(en misschien ook haar zuster Lily) 205 zaten <strong>van</strong>af 10 augustus 1942 eerst ondergedoken bij Klaas<br />
Sluys 206 . Klaas spreekt René aan, waardoor zij <strong>van</strong>af <strong>van</strong>af 20 november 1942 207 , vlak na het<br />
huwelijk <strong>van</strong> René en Nelly, voor een tijdje daar terecht kunnen. In die tussenperiode duiken ze ook<br />
nog een tijdje onder bij het jonge gezin <strong>van</strong> John Polderman, in afwachting <strong>van</strong> het huwelijk <strong>van</strong><br />
René met Nelly en het beschikbaar komen <strong>van</strong> ruimte in het huis <strong>van</strong> dit pas getrouwd stel. Edith<br />
Hönig verklaarde zelf: “Er waren nooit meer dan 2 en wel mijn ouders gedurende enige<br />
maanden” 208 . Om de een of andere reden, misschien na de arrestatie <strong>van</strong> Klaas op 31 januari 1943,<br />
worden de Hönigs waarschijnlijk veiligheidshalve overgebracht naar een andere protestant, namelijk<br />
Door Hendrickx in Edegem. Als men daar in maart 1943 binnenvalt, kunnen zij juist op tijd gaan<br />
lopen en worden ze terug tijdelijk opge<strong>van</strong>gen door René en Nelly (en enkel anderen?) tot zij via<br />
Otto Hutterer, een joodse tandarts die verwant was met Heinz Schindler, een appartement kunnen<br />
huren in rue de la Ferme in Brussel, waar zij <strong>van</strong>af 13 april 1943 209 tot aan de bevrijding op 11<br />
september 1944 kunnen onderduiken 210 .<br />
Op 4 september 1944 wordt Antwerpen bevrijd, maar <strong>van</strong>af 13 oktober regent het gedurende<br />
een half jaar V1- enV2-bommen op Antwerpen. De Duitsers proberen de haven <strong>van</strong> Antwerpen en<br />
de burgerbevolking te treffen. Veel Antwerpenaren sturen hun vrouw en kinderen naar veiliger<br />
204 <strong>Een</strong> handgeschreven presentatie <strong>van</strong> Nelly Opstelten voor Paul [Hickmans] Duitse les, 12.4.1994. (Archief<br />
Margaret Hickman-Schuyten)<br />
205 In zijn brief vermeldt René plannen voor slechts drie (of vijf) kostgangers. Geen zes. Brief <strong>van</strong> René<br />
Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 1.10.1942 aan Nelly Opstelten.<br />
206 DV, Inlichtingsbulletijn <strong>van</strong> Sigmund Hönig, 11.9.1944.<br />
207 Nelly schrijft dit in de kantlijn <strong>van</strong> de tekst <strong>van</strong> Julia Schuyten. E-mail <strong>van</strong> Margaret Hickman-Schuyten,<br />
6.2.2006.<br />
208 E-mail <strong>van</strong> Edith Hönig, 20.10.2005. Edith zegt wel: “Ook geen sprake, dat wij zo kort na hun trouwen bij<br />
ze ondergedoken waren....” maar ik denk dat Edith zich daar vergist. René had blijkbaar kostgangers, en Edith<br />
geeft zelf toe dat haar ouders er verschillende maanden verbleven, waardoor de logische conclusie is dat<br />
Sigmund Hönig, zijn vrouw Rosa en wellicht ook hun dochter Lily in de loop <strong>van</strong> november 1942 tot begin<br />
februari 1943 daar inderdaad hebben verbleven. Andere momenten komen immers niet in aanmerking.<br />
209 DV, <strong>Een</strong> politierapport <strong>van</strong> 2.12.1944 waarin staat dat Sigmund Hönig en Rosa Gross: “vivaient cachés à<br />
cette adresse depuis le 13/4/1943.”<br />
210 Op 11.9.1944 (één dag voor de bevrijding <strong>van</strong> Brussel zelf) begeven de onduikers zich naar het<br />
politiebureau om zich daar te melden. (DV, Inlichtingbulletijn <strong>van</strong> Sigmund Hönig, 11.9.1944)
oorden. Hoogzwangere Nelly en zoontje Peter worden rond half november 1944 door René naar<br />
Oudenaarde gestuurd, waar ook Julia met haar drie kinderen reeds blijkt te verblijven 211 en, waar<br />
blijkbaar ook nog een aantal andere Antwerpse protestanten hun toevlucht hebben gezocht 212 . René<br />
en zijn jongere broer Wim komen af en toe op bezoek. René is blijkbaar intussen met een<br />
parfumeriezaak, Isis, begonnen te Edegem 213 , waarschijnlijk in dienst <strong>van</strong> (of<br />
samenwerkingsverband met) Klaas 214 . Op 6 december 1944 bevalt Nelly <strong>van</strong> een zoon, Mark. René<br />
is er niet bij. Pas in de zomer <strong>van</strong> 1945 keren de families terug naar Antwerpen 215 .<br />
In oktober 1951 emigreert het gezin dan naar de Verenigde Staten 216 . René gaat er werken<br />
voor Klaas die daar een afdeling heeft opgestart. Later werkt hij er als uitgever <strong>van</strong> schoolboeken.<br />
Op 8 oktober 1975 komt René bij het verslepen <strong>van</strong> een boom onder zijn tractor terecht en komt hij<br />
daarbij om het leven 217 .<br />
In 1993 vertelt Nelly blijkbaar voor het eerst tegen een zekere Betty Cantor <strong>van</strong> de Anti-<br />
Defamation League in Atlanta dat zij en René tijdens de oorlog 13 Nederlandse joden (zouden)<br />
gered hebben “and hidden them in a house you and your husband bought shortly after your marriage<br />
in 1942. The house was located in the Edegem suburb of Antwerp, Belgium… You said that you and<br />
your husband were honored by Yad Vashem in Jerusalem, but since your husband died you had been<br />
unable to locate the papers associated with that honour. I would like to meet you, and, if you wish<br />
me to do so, to attempt to get duplicates of the papers with the assistance of the Israeli Consul<br />
General in Atlanta” 218 . Nelly krijgt dan een brief <strong>van</strong> Yad Vashem waarin die haar vragen om meer<br />
details te geven “of your wartime activities on behalf of Jewish persons. We, therefore, kindly ask<br />
you to describe the nature of the help extended as well as the names and present addresses of the<br />
Jewish persons who benefitted from your help” 219 . Twee jaar later stuurt Yad Vashem een brief aan<br />
de consul-generaal <strong>van</strong> Israël in Atlanta, die eerder een brief had gestuurd naar Yad Vashem: “We<br />
undertook an investigation but were unable to locate any persons who were aided by Mrs. Schuyten-<br />
Opstelten. Our program for Righteous Among Nations is based on testimony by the rescued party.<br />
Lacking such corroborating evidence, we find it necessary for the time being to cease our processing<br />
of this case” 220 . Of Nelly de namen <strong>van</strong> de door René en haar geholpen joden heeft doorgegeven aan<br />
Yad Vashem, blijft een open vraag. Maar dat – in tegenstelling tot wat Nelly beweerde – zij de Yad<br />
Vashem medaille reeds vóór 1993 zou(den) hebben gekregen, klopt dus duidelijk niet.<br />
Het is duidelijk dat na de razzia’s bij en de arrestaties <strong>van</strong> Klaas Sluys, Charles Hendrickx,<br />
Door Hendrickx en zijn vrouw Philomena Coenen, het voor René Schuyten veel moeilijker werd om<br />
nog mensen te vinden om de joden te laten onderduiken. Zijn vrouw Nelly vertelt in 1989 aan haar<br />
dochter Margaret: “After sometime, all the friends who had hidden Jews were getting afraid because<br />
Klaas Sluys and Hendricks were German prisoners, so they did not want to keep the jews anymore.<br />
So they all came to our house – 13 jews in all” 221 . Dat klinkt aannemelijk, maar het klopt niet, tenzij<br />
slechts voor een heel korte tijd. Zo verklaart Gottfried Finkel dat hij samen met zijn verloofde, Lily<br />
Hönig, <strong>van</strong> augustus 1942 tot april 1943 verbleef in de Drie Eikentraat 59 te Edegem 222 , en dan <strong>van</strong><br />
211 Klaas gaat, blijkbaar in tegenstelling tot René, heel vaak op en af <strong>van</strong> Oudenaarde naar Boechout.<br />
212 Telefonisch gesprek met Johan Blokland, 17.10.2005.<br />
213 <strong>Een</strong> expressschrijven <strong>van</strong> René Schuyten met hoofding Parmuerie Isis Edegem, Leopold III lei 11 <strong>van</strong><br />
14.11.1944.<br />
214 Deze informatie kreeg Margaret <strong>van</strong> haar moeder Nelly op het vliegtuig naar België in 1989. E-mail <strong>van</strong><br />
Margaret Hickman-Schuyten, 30.1.2006.<br />
215 Handgeschreven presentatie <strong>van</strong> Nelly Opstelten voor Paul [Hickmans] Duitse les, 12.4.1994.<br />
216 E-mail <strong>van</strong> Margaret Hickman-Schuyten, 10.7.2006.<br />
217 E-mail <strong>van</strong> Margaret Hickman-Schuyten, 18.1.2006.<br />
218 Brief <strong>van</strong> Betty G. Cantor, ADL, uit Atlanta <strong>van</strong> 8.6.1993 aan Nelly Schuyten[–Opstelten]. (Archief<br />
Margaret Hickman-Schuyten)<br />
219 Brief <strong>van</strong> Mordecai Paldiel, Director Dept. For the Righteous, Yad Vashem uit Jerusalem <strong>van</strong> 23.8.1993<br />
aan Nelly Schuyten. (Archief Margaret Hickman-Schuyten)<br />
220 Brief <strong>van</strong> Mordecai Paldiel, Director, Dept. For the Righteous, Yad Vashem uit Jerusalem <strong>van</strong> 17.10.1995<br />
aan Noah Miller, Consulate General of Israel, Atlanta (USA) (Archief Margaret Hickman-Schuyten)<br />
221 Nota’s die Margaret Hickman-Schuyten nam <strong>van</strong> verhalen die haar moeder Nelly haar vertelde op het<br />
vliegtuig naar België in 1989. (Archief Margaret Hickman-Schuyten)<br />
222 Dat dat tot april in de Drie Eikentraat 59 was, is – door de inval – ondenkbaar. Het moet dus een maand<br />
vroeger zjin, al kan het wel zijn dat zij nog tot in april in het Edegemse verborgen waren.<br />
58
april 1943 tot september 1943 in de Fonteinstraat 85 te Hasselt 223 , alvorens naar de Rue de la Ferme<br />
53 in Brussel te trekken 224 . En al is hij niet zo precies waar het de juiste data betreft, hij vermeldt het<br />
adres <strong>van</strong> René en Nelly in ieder geval niet. Vermoedelijk ging het maar om enkele dagen tot René<br />
een oplossing voor hen had gevonden. We moeten niet vergeten dat het veel te gevaarlijk was om bij<br />
René onder te duiken, omdat alle joden hem kenden als tussenpersoon, die hen ook regelmatig<br />
bezocht 225 . <strong>Een</strong> andere joodse onderduiker is Heinz Schindler. Hij geeft kort na de bevrijding aan de<br />
politie zeer gedetailleerde informatie over waar en wanneer hij (evenals Lily en Edith Hönig)<br />
clandestien zat ondergedoken, namelijk <strong>van</strong> 15.8.1942 tot 20.10.1942 bij Klaas Sluys in de<br />
Heuvelstraat 3 te Boechout, <strong>van</strong> 20.10.1942 bij de familie <strong>van</strong> [Door] Hendrickx in de Drie<br />
Eikenstraat 59 te Edegem, <strong>van</strong> 13.3.1943 tot 1.4.1943 bij ? op het Kerkplein 5 te Mortsel 226 , <strong>van</strong><br />
1.4.1943 tot 8.4.1943 bij een zekere Van Hée in de rue des Cultivateurs 41 te Etterbeek 227 en <strong>van</strong><br />
8.4.1943 tot aan de bevrijding op 10.9.1944 (en ook nog daarna) in rue de la Ferme te Brussel. Dit<br />
betekent dat noch Finkel, noch Schindler de familie Schuyten-Opstelten vermeldt als<br />
onderduikadres, hetgeen zeker zou gebeurd zijn indien zij daar voor een langere tijd zouden hebben<br />
verbleven. De andere joden hebben na de oorlog niet zo’n gedetailleerde verklaring afgelegd 228 .<br />
2.4. DE GELOOFSGENOTEN<br />
2.4.1. De zoon: Charles Hendrickx en zijn echtgenote, Yvonne Noë<br />
Charles Hendrickx (°Geel, 17.9.1918-†?), arbeider-paswerker 229 , gehuwd met Yvonne Noë 230 ,<br />
heeft twee kinderen 231 en woont in de Lentelei 35 te Edegem. Op 27.1.1949 dient hij een<br />
verzoekschrift in bij de 2 de Aanvaardingscommissie voor Politiek Ge<strong>van</strong>genen en hun<br />
Rechthebbenden <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Wederopbouw om de titel <strong>van</strong> Politiek Ge<strong>van</strong>gene, om al de<br />
geldelijke voordelen in zijn voordeel te voorzien, en hij de uitkering in kapitaal vraagt <strong>van</strong> de<br />
bijkomende vergoeding. Als reden geeft hij op dat hij aangehouden werd te Edegem wegens het<br />
verlenen <strong>van</strong> onderdak aan Joden. De commissie beslist echter op 10.5.1951 op basis <strong>van</strong> de<br />
voorgebrachte elementen en getuigenissen dat de aanvraag ongegrond is, en dat hij dus niet mag<br />
genieten <strong>van</strong> het Statuut <strong>van</strong> Politieke Ge<strong>van</strong>gene, en geen recht heeft op de titel <strong>van</strong> Politiek<br />
Ge<strong>van</strong>gene “aangezien hij valt onder toepassing <strong>van</strong> art.5, 5° der wet <strong>van</strong> 26/2/1947, de personen<br />
223 Op 1.1.1944 was Gaston Johannes Bartholomeus Maris, wonende in de Kapelstraat 54 te Hasselt de<br />
eigenaar <strong>van</strong> de huis in de Fonteinstraat 85 te Hasselt. Uittreksel uit de kadastrale legger <strong>van</strong> de gemeente<br />
Hasselt 1 e Afdeling, Artikel 6048, kadastrale aanduiding F M2 444, Administratie <strong>van</strong> het Kadaster, de<br />
registratie en de Domeinen, Directie Kadaster – Limburg. Dienst Uittreksels, 6.3.20006. Of deze eigenaar ook<br />
een protestant was, en er<strong>van</strong> op de hoogte was dat er zich in zijn huurpand joden verborgen, konden we tot op<br />
heden niet achterhalen.<br />
224 DV, Politieverslag <strong>van</strong> de 7 e wijk in Antwerpen met betrekking tot de houding <strong>van</strong> Gottfried tijdens de<br />
bezetting, 16.8.1945.<br />
225 E-mail <strong>van</strong> Edith Hönig, 20.10.2005.<br />
226 DV, Politieverslag <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> St.-Joost-ten-Noode <strong>van</strong> 10.11.1944, Dossier Schindler, Heinz,<br />
2014544. Heinz Schindler spreekt hierover waarschijnlijk verkeerdelijk over Moortsel i.p.v. Mortsel, dat<br />
gelegen is tussen Edegem en Boechout. Vermits er volgens Bruno Gastmans <strong>van</strong> de Heemkundige Kring <strong>van</strong><br />
Mortsel geen Kerkplein was in Mortsel, valt het moeilijk te achterhalen wie Heinz Schindler (en andere joden)<br />
hier heeft laten onderduiken: “Misschien bedoelde betrokkene de Kerkstraat. Volgens lijsten opgemaakt door<br />
de politie na het bombardement <strong>van</strong> 5 april 1943 waren de Zusters <strong>van</strong> St.-Vincentius toen eigenaar <strong>van</strong> het<br />
gebouw.” E-mail <strong>van</strong> Bruno Gastmans <strong>van</strong> de Heemkundige Kring Mortsel <strong>van</strong> 7.2.2006. Het blijkt hier te<br />
gaan om het kloostergebouw <strong>van</strong> de zusters. Telefonisch gesprek met Liliane Verhaegen <strong>van</strong> 27.7.2006. Dat<br />
de zusters na de inval bij Hendrickx bereid zouden zijn geweest om tijdelijk als noodoplossing een aantal<br />
joden te laten onderduiken, is niet zo verbazingwekkend als we weten dat zusters <strong>van</strong> Sint Vincentius à Paulo<br />
ook in Banneux en in Wallonië joodse kinderen hebben laten onderduiken. Telefonisch gesprek met zuster<br />
Thérèse <strong>van</strong> 27.7.2006. Voorlopig kon daar echter nog geen bevestiging <strong>van</strong> worden verkregen.<br />
227 De familienaam Van Hee is niet bekend bij mijnheer Boudin <strong>van</strong> het Protestantse Documentatiecentrrum<br />
ProDoc: “De moeilijkheid bestaat hierin dat in 1940-1944 er geen protestantse gemeente op het grondgebied<br />
Etterbeek bestond, wat nu wel het geval is.” E-mail <strong>van</strong> H.R. Boudin <strong>van</strong> ProDoc <strong>van</strong> 8.2.2006.<br />
228 Het dossier <strong>van</strong> Edith Hönig bevatte echter geen documenten <strong>van</strong> tijdens de oorlog.<br />
229 Na de oorlog wordt hij winkelier. Hij gaat dan ook wonen boven de winkel <strong>van</strong> zijn ouders in de Drie<br />
Eikenstraat 59 te Edegem.<br />
230 Telefonisch gesprek met Liliane Hendrickx, dochter <strong>van</strong> Charles Hendrickx en Yvonne Noë, <strong>van</strong> 2005.<br />
231 Ibid. Zij vertelde dat in de tijd dat er joden verborgen zaten, zij [de kinderen] nooit naar boven mochten.<br />
59
edoelend die door de vijand aangehouden werden wegens daden gesteld uit winstbejag 232 . Charles<br />
Hendrickx doet dan op 31.1.1952 een aanvraag om als burgerlijk weerstander erkend te worden, en<br />
steunt zijn aanvraag op het verbergen <strong>van</strong> Joden. De Controlecommissie voor Burgerlijke<br />
Weerstanders <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Openbare Werken en <strong>van</strong> Wederopbouw beslist op 16.1.1953<br />
dat hij geen recht heeft op de titel <strong>van</strong> burgerlijk weerstander omdat hij “blijkbaar met winstbejag<br />
heeft gehandeld daar deze opgespoorden hem 150 Fr. 233 per dag en persoon betaalden, en dat hij dus<br />
niet heeft gehandeld met een vaderlandslievend oogmerk en om de strijd te voeren tegen de<br />
bezetter” 234 . Op 31.1.1952 vraagt Charles ook de erkenning aan als werkweigeraar. De<br />
Controlecommissie voor Werkweigeraars <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Openbare Werken en <strong>van</strong><br />
Wederopbouw beslist op 24.6.1953 stelt dat ondanks het feit dat uit onderzoek is gebleken dat hij<br />
werd aangehouden op 17 maart 1943, geen aanspraak kan maken op de hoedanigheid <strong>van</strong><br />
werkweigeraar aan de verplichte arbeidsdienst <strong>van</strong> de oorlog 1940-1945, omdat “het niet bewezen is<br />
dat aan belanghebbende een arbeidsverplichting werd opgelegd, waaraan hij zich diende te<br />
onttrekken. 235<br />
Uit de documenten in zijn dossier bij de Dienst Oorlogs<strong>slachtoffers</strong> en uit twee processenverbaal<br />
<strong>van</strong> Igo Gross 236 en Heinz Schindler 237 kunnen wij opmaken dat Charles zich heeft<br />
aangegeven op 17.3.1943, vijf dagen na de inval bij hem thuis omdat de Vlaamse Sipo-SD-leden<br />
Debra en Lauterborn hadden gezegd dat ze anders zijn vrouw zouden meenemen. Hij wordt eerst<br />
naar het Hoofdkwartier <strong>van</strong> de Sipo-SD op de DellaFaillelaan gevoerd en daar in de kelder<br />
opgesloten. De dag nadien wordt hij door Holm, in aanwezigheid <strong>van</strong> Debra, die optreedt als tolk, en<br />
<strong>van</strong> twee andere gestapoleden geconfronteerd met Igo Gross, Jonas Polak en Karin Bremer. Holm<br />
wil weten of er ook bij de ouders <strong>van</strong> Charles joden ondergedoken zaten. Maar vermits de vrouw<br />
<strong>van</strong> Charles Hendrickx, Yvonne Noë, tijdig haar schoonouders had kunnen verwittigen, waren de<br />
joden op tijd kunnen vluchten. Charles’ vader, Isidoor of Door Hendrickx, en Charles’ moeder,<br />
Philomena Coenen, werden echter wel aangehouden. Charles wordt op een hardhandige manier<br />
aangepakt door Holm 238 . Op 19.3.1943 wordt hij overgebracht naar de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Antwerpen.<br />
Hij wordt op 27.3.1943 door het Duitse Krijgsgerecht (F.K. 520 St. L II 338/43) veroordeeld tot 10<br />
maanden (met aftrek <strong>van</strong> de voorhechtenis nog tot 10.1.1944) wegens inbreuk tegen de Joden<br />
Verordening, nl. voor de huisvesting <strong>van</strong> joden 239 , en op 27.9.1943 overgebracht naar de ge<strong>van</strong>genis<br />
<strong>van</strong> Sint-Gillis. Op 1.10.1943 wordt hij opgesloten in de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Merksplas, <strong>van</strong>waar hij<br />
(mogelijks wegens overbevolking <strong>van</strong> de ge<strong>van</strong>genis 240 ) op 22.11.1943 samen met zijn vader, Door<br />
Hendrickx, op transport wordt gezet naar Watten in het Noord-Oosten <strong>van</strong> Frankrijk om daar, in het<br />
kader <strong>van</strong> de Organisation Todt (Oberbauleitung Nord-Ouest), te gaan werken aan de bouw <strong>van</strong> de<br />
Atlantikwall. Maar zowel hij als zijn vader slagen erin om daar op 2.12.1943 te ontsnappen.<br />
232<br />
DO, Dossier Hendrickx (Charles) Maria-Carolus-Josephus, 10.5.1951.<br />
233<br />
Omgerekend naar <strong>van</strong>daag, komt dat overeen met een bedrag tussen 3000 Bfr (75€) en 3750 Bfr (93€) per<br />
dag per persoon. Historicus Eric Laureys zei me aan de telefoon dat je dat bedrag (in Belgische Franken) met<br />
25 moet vermenigvuldigen. Bij Charles Hendrickx zaten er op het moment <strong>van</strong> de inval op 17.3.1943 vijf<br />
joden ondergedoken: Igo Gross (die nog maar enkele dagen tevoren <strong>van</strong> Brussel in Edegem was aangekomen)<br />
en zijn vrouw Rosalie Berlstein, Jonas Polak, Karin Bremer en haar dochtertje Sophia Bremer. Rosalie zat er<br />
ondergedoken <strong>van</strong>af de tweede helft <strong>van</strong> oktober 1942.<br />
234<br />
DO, Dossier Hendrickx (Charles) Maria-Carolus-Josephus, 16.1.1953.<br />
235<br />
DO, Dossier Hendrickx (Charles) Maria-Carolus-Josephus, 24.6.1953.<br />
236<br />
DV, Dossier Igo Gross, 7.11.1944. Igo zegt dat hij op 12.3.1943 in Edegem wordt opgepakt.<br />
237<br />
DV, Heinz Schindler, 10.11.1944. Heinz zegt dat ze tot 13.3.1943 zaten onderdergedoken bij de familie<br />
Hendrickx, Drie Eikenstraat 59. Dat is dus bij Door Hendrickx.<br />
238<br />
Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel. Charles getuigt op diens proces op 2.12.1949.<br />
239<br />
Op de fiche <strong>van</strong> de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Merksplas staat bij “Konfession” verkeerdelijk: “kath.” Genoteerd.<br />
Charles was echter protestant.<br />
240<br />
Op een fiche <strong>van</strong> de Duitse Afdeling <strong>van</strong> de Rijksweldadigheidskolonie te Merksplas staat als oorzaak <strong>van</strong><br />
zijn afschrijving: “Overbev. D.O.” DO, Dossier Hendrickx (Charles) Maria-Carolus-Josephus.<br />
60
Figuur 42 Eduard en Charles Hendrickx, april 1936 (Archief Greet Van Den Dries-Rooze) 241<br />
2.4.2. De vader: Door Hendrickx en zijn echtgenote, Philomena Coenen<br />
Figuur 43 Door Hendrickx op het proces <strong>van</strong> Debra, De Volksgazet, 2 december 1949, p. 7.<br />
Door Hendrickx, (°Geel, 20.12.1894-†?), handelaar, gehuwd met Philomena Coenen (°Geel,<br />
20.5.1896-†?), wonende in de Drie Eikenstraat 59 te Edegem. Op 27.1.1949 dient hij (samen met<br />
zijn zoon Charles) een verzoekschrift in bij de 2 de Aanvaardingscommissie voor Politiek<br />
Ge<strong>van</strong>genen en hun Rechthebbenden <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Wederopbouw om de titel <strong>van</strong> Politiek<br />
Ge<strong>van</strong>gene, om al de geldelijke voordelen in zijn voordeel te voorzien, en hij de uitkering in kapitaal<br />
vraagt <strong>van</strong> de bijkomende vergoeding. Als reden geeft hij op dat hij aangehouden werd te Edegem<br />
wegens het verlenen <strong>van</strong> onderdak aan Joden. De commissie beslist echter op 10.5.1951 op basis <strong>van</strong><br />
de voorgebrachte elementen en getuigenissen dat de aanvraag ongegrond is, en dat hij dus niet mag<br />
genieten <strong>van</strong> het Statuut <strong>van</strong> Politieke Ge<strong>van</strong>gene, en geen recht heeft op de titel <strong>van</strong> Politiek<br />
Ge<strong>van</strong>gene “aangezien hij valt onder toepassing <strong>van</strong> art.5, 5° der wet <strong>van</strong> 26/2/1947, de personen<br />
bedoelend die door de vijand aangehouden werden wegens daden gesteld uit winstbejag. 242<br />
Uit de documenten in zijn dossier bij de Dienst Oorlogs<strong>slachtoffers</strong> en zijn getuigenis op het<br />
proces <strong>van</strong> Debra 243 kunnen wij opmaken dat Door, samen met zijn vrouw, Philomena Coenen 244<br />
door Lauterborn en Debra is opgepakt op 19.3.1943, zes dagen na de inval bij hun zoon, Charles.<br />
<strong>Een</strong> paar dagen eerder (wellicht op 14 of 15.3.1943) waren Debra en Lauterborn al eens langs<br />
geweest, maar hadden ze toen niets gevonden. Nadat ze eerst via de Werbestelle zijn gereden om de<br />
jongste en nog thuiswonende zoon, Eduard Hendrickx, op te pakken – hetgeen niet doorgaat omdat<br />
Eduard 245 daar niet opduikt – worden zij beiden naar een Duits bureau gebracht voor een<br />
241 Op de achterzijde schreef Jeanne Verbrugghe: “Aiaiai moeten we die snotneuzen ook meenemen?” De<br />
broers waren een achttal jaren jonger dan de anderen <strong>van</strong> de J.V. Deze foto uit het archief <strong>van</strong> Greet Van Den<br />
Dries-Rooze, bewijst dat ook al vóór de oorlog de zonen Hendrickx en Toine Rooze elkaar kenden.<br />
242 DO, Dossier Hendrickx (Door) Jacobus-Dominicus-Isidorus, 10.5.1951.<br />
243 Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel.<br />
244<br />
245 Eduard zal nadien onderduiken. Hij zal eerst bij René Schuyten onderdak vinden. “When the Germans took<br />
the Hendricks prisoner, they taped up the house. When the son came home, the neighbors warned him not to<br />
go home. So he came in hiding at our home [Speerstraat 27 te Antwerpen]. He built Peter’s dressing table [my<br />
61
eenzelvigheids- en lijfonderzoek. Nadien worden ze naar de ge<strong>van</strong>genis gebracht 246 . Door wordt<br />
nadien door het Hoofdkwartier <strong>van</strong> de Sipo-SD op de DellaFaillelaan gevoerd, en daar wordt hij<br />
ondervraagd. De dag nadien wordt hij door Holm, in aanwezigheid <strong>van</strong> Debra, die optreedt als tolk<br />
en twee andere gestapoleden geconfronteerd met Klaas Sluys. Maar omdat Yvonne Noë, de vrouw<br />
<strong>van</strong> Charles, Door tijdig had kunnen verwittigen, waren “zijn” joden daar op tijd kunnen gaan lopen.<br />
Ook Door wordt door Holm op een hardhandige manier aangepakt 247 . Op 20.3.1943 wordt hij<br />
overgebracht naar de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Antwerpen. Hij wordt op 15.9.1943 door het Duitse<br />
Krijgsgerecht (F.K. 520 St. L II 343/43) veroordeeld tot 1 jaar (met aftrek <strong>van</strong> de voorhechtenis tot<br />
12.5.1944) voor de huisvesting <strong>van</strong> joden 248 . Op 19.10.1943 (?) wordt hij opgesloten in de<br />
ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Merksplas, <strong>van</strong>waar hij (mogelijks wegens overbevolking <strong>van</strong> de ge<strong>van</strong>genis 249 ) op<br />
22.11.1943 samen met zijn zoon op transport wordt gezet naar Watten in het Noord-Oosten <strong>van</strong><br />
Frankrijk om daar, in het kader <strong>van</strong> de Organisation Todt (Oberbauleitung Nord-Ouest), te gaan<br />
werken aan de bouw <strong>van</strong> de Atlantikwall. Maar samen slagen erin om daar op 2.12.1943 te<br />
ontsnappen.<br />
Philomena Coenen, echtgenote <strong>van</strong> Door Hendrickx, zal worden ge<strong>van</strong>gengezet in de<br />
ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Antwerpen <strong>van</strong> 19.3.1943 tot 3.9.1943 250 .<br />
2.4.3. Henri Rooze en zijn echtgenote, Truus Van Buuren 251<br />
Figuur 44 Vooraan Sylvieke Reichman, Jaap Rooze, Lies Rooze, Joséphine <strong>van</strong> Engel en Joop Rooze &<br />
Truus en haar man Henri Rooze in het midden, september 1944 (Archief Sylvie Reichman)<br />
Henricus Joannes of “Henri” Rooze (°Gent, 16.4.1906-†Grimbergen, 4.6.2002), burgerlijk<br />
ingenieur, en Geertruida Wobbina of “Truus” <strong>van</strong> Buuren (°Huizem-Leeuwarderadeel (NL),<br />
design] high enough so I did not have to bend when dressing the baby [not born yet]. The Jews that had been<br />
in Hendricks house wanted their belongings that were still in the taped up house. So Rene and the boy broke<br />
into the house, across the roof and through an attic window and got the belongings out.” Uit: Nelly Opsteltens<br />
presentatie over de oorlog in een les Duits voor de klas met daarin haar kleinzoon Paul Hickman, 4.12.1994.<br />
Dit relaas werd mij <strong>van</strong>uit de VS via mail opgestuurd door Nelly’s dochter Margaret Hickman. Dat betekent<br />
dat René, na de inval bij Door Hendrickx, de gevluchte joden heeft teruggevonden. Eduard Hendrickx is te<br />
Geel overleden rond dezelfde periode als Julia Sluys-Schuyten, d.w.z. in de loop <strong>van</strong> 2004.<br />
246 Door wordt opgesloten in de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Antwerpen <strong>van</strong> 20.3.1943 tot 12.10.1943. DO,<br />
Inlichtingenblad, 17.9.1947, Dossier Hendrickx, Jacobus D. Isidorus.<br />
247 Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel. Door getuigt op diens proces op 2.12.1949.<br />
248<br />
249<br />
250 DO, Dossier Hendrickx (Charles) Maria-Carolus-Josephus, 18.9.1950.<br />
251 Toen ik Sylvie Reichman had teruggevonden en haar na 60 jaar terug in contact had gebracht met de<br />
familie Rooze, besloot zij om voor Henri Rooze en Truus <strong>van</strong> Buuren (postuum) de Yad Vashemmedaille aan<br />
te vragen. Op 10 oktober 2007 werden die medailles ook effectief uitgereikt tijdens een plechtigheid op de<br />
Israëlische Ambassade te Brussel. Heel wat informatie betreffende dit gezin kon ik halen uit het dossier dat de<br />
kinderen Rooze in april 2006 opmaakten voor Yad Vashem. Dossiernummer 13848 <strong>van</strong> Yad Vashem.<br />
62
3.4.1911-†Grimbergen, 28.12.1996), gewezen onderwijzeres 252 en nadien huisvrouw, trouwden op<br />
14 juli 1936 in Leeuwarden, en kregen vijf kinderen, waar<strong>van</strong> drie tijdens de oorlog. Han<br />
(°1.4.1938), Joop (°1.5.1940), Lies (°18.3.1942), Jaap (°30.5.1944) en Frank (°25.12.1945) die pas<br />
na de oorlog wordt geboren. Henri was bij het begin <strong>van</strong> de oorlog in dienst in het Belgisch leger en<br />
hij was niet thuis toen hun huis vernield werd door bommen op 11.5.1940. Truus vluchtte met haar<br />
twee kinderen naar Brussel, en na een maand, toen België had gecapituleerd, vonden Henri en Truus<br />
elkaar weer in Brussel. Ze huurden een huis op de Tiensesteenweg 207 in Korbeek-Lo (Leuven)<br />
waar ze bleven tot 1947.<br />
Henri en Truus waren beiden gereformeerde protestanten en zij vernamen dat joden hun<br />
toevlucht hadden gezocht bij Julia Schuyten en bij Klaas Sluys te Boechout. Henri en Truus<br />
schreven naar Julia Schuyten, waarin ze zelf voorstelden om hen – indien nodig – te helpen met het<br />
verbergen <strong>van</strong> joden 253 .<br />
Bij de inval bij Klaas en Julia in Boechout op 31 januari 1943 slaagde Julia erin Sylvieke te<br />
redden. Maar zoals we reeds eerder vernamen, werd het op een bepaald moment te gevaarlijk om<br />
haar nog langer bij zich te houden en bracht Toine Rooze haar op 11 mei 1943 naar Henri en Truus<br />
in Korbeek-Lo 254 . Omdat het te gevaarlijk was om haar bij haar (joodse) naam te noemen, werd zij<br />
daar door iedereen “zusje” genoemd. Ze ging in 1944 samen met Han te voet naar school in<br />
Leuven 255 . Sylvieke bleef nog bij de familie Rooze tot in juni 1945 256 .<br />
Iets voor Sylvieke kwam er ook nog een ander joods meisje naar Henri en Truus, namelijk<br />
Josephine of “Jopie” <strong>van</strong> Engel 257 . Josephine, die door iedereen in de familie Rooze “Willemien”<br />
252 De Nederlandse Truus komt op 1.11.1932 aan in België en wordt onderwijzeres en nadien ook bestuurster<br />
<strong>van</strong> de Gustaaf Adolfschool (School der gereformeerden – hervormden – Darbisten en methodisten<br />
godsdiensten) Zandportvest 16 te Mechelen. DV, Inlichtingenblad <strong>van</strong> de Openbare Veiligheid <strong>van</strong> de stad<br />
Mechelen, 24.11.1932.<br />
253 Julia vermeldt dit in haar <strong>verhaal</strong>. We weten niet of de brief bewaard is gebleven, al vermoeden we <strong>van</strong><br />
niet. Omwille <strong>van</strong> de inhoud, namelijk een aanbod om joden te verbergen, is die waarschijnlijk vernietigd.<br />
254 DV, Inlichtingsbulletin betreffende vreemdelingen <strong>van</strong> de gemeente Korbeek-Lo, 9.9.1944. Dit zeer<br />
belangrijke document bevat de naam <strong>van</strong> Sylvie, haar “huidige verblijfplaats”, zijnde “Korbeek-Lo,<br />
Tiensesteenweg 207 bij Rooze Henri Jan”, de datum <strong>van</strong> aankomst in de gemeente, 11 mei 1943, bij de vraag<br />
Is hij een politiek uitgewekene? Staat er “jood”, een opmerking “De ouders zijn ge<strong>van</strong>gen genomen in<br />
Antwerpen ± 2 jaar”, een foto met daarop een lachend Sylvieke en in plaats <strong>van</strong> een handtekening <strong>van</strong> de<br />
vreemdeling, is dat laatste geschrapt en ver<strong>van</strong>gen door “Persoon die de vluchteling herbergt”, en staat er de<br />
handtekening <strong>van</strong> G.W.V.Rooze-v.Buuren. Omwille <strong>van</strong> zijn grote bewijskracht werd dit document<br />
overgemaakt aan Yad Vashem, en nemen we om die reden ook op in onze bijlagen helemaal achteraan.<br />
255 E-mail <strong>van</strong> Joop Rooze <strong>van</strong> 13.5.2005.<br />
256 Atttest <strong>van</strong> de SPF Securité Sociale, Services des Victimes de la Guerre, Service archives et<br />
documentations dat “Madame REICHMAN, Sylvie (SVG – cdj n°2280) née à Antwerpen, le 1e novembre<br />
1939, domiciliée, pendant la seconde guerre mondiale, en dernier lieu à Antwerpen, Plantijn en Moretuslei, 86<br />
a été placée, chez Monsieur Rooze, chaussée de Tirlemont n°207 à Louvain, à partir de l’année 1942 jusqu’au<br />
1er november 1944”, 7.12.2005. De datum <strong>van</strong> aankomst klopt niet.<br />
257 De zoektocht naar Josephine <strong>van</strong> Engel is een <strong>verhaal</strong> op zich. Van de familie Rooze wist ik enkel dat er<br />
een naast Sylvieke o.a. ook nog een ander joods meisje bij hen zat ondergedoken, die “Willemien” werd<br />
genoemd. De familie had nooit meer iets <strong>van</strong> haar vernomen. Ik nam contact op met Jacques Funkleder <strong>van</strong> de<br />
Belgische Vereniging L’Enfant Caché – Het Verborgen Kind. Hij beschikt over de fiches <strong>van</strong> het Comité de<br />
Défense des Juifs. Toen ik hem vroeg naar Sylvie Reichman en de familie Rooze, zag hij dat er nog een naam<br />
stond bij de familie Rooze, namelijk die <strong>van</strong> een zekere Josephine <strong>van</strong> Engel, met haar geboortedatum. Fiche<br />
originale du fichier des “enfants cachés” constitué par le Comité de Défense des Juifs concernant Madame<br />
VAN ENGEL, Joséphine, met het nummer 2279. Jacques Funkleder legt in een brief uit hoe hij aan de<br />
informatie kon komen: “Le comité de la résistance juive constitué par le C.D.J. (Comité de Défense des Juifs)<br />
était rataché au Front de l’Indépendance dans le cadre de la section enfance. Ainsi le C.D.J. a placé et sauvé<br />
plus de 3000 enfants juifs en les plaçants dans des Institutions ou chez des particuliers, qui ont fait oeuvre de<br />
civisme et d’humanisme. Pour subveninir aux besoins de ces enfants le C.D.J. faisait parvenir argent, timbres<br />
et cartes de ravitaillements. Pour retrouver les enfants, un numéro de code avait été imaginé et transcrit dans<br />
cinq carnets disséminés parmi le personnel.<br />
1)- Carnet, avec le nom réel avec un numéro.<br />
2)- Carnet avec le nom d’emprunt et la date de naissance et le même numéro.<br />
3)- Carnet de l’adresse réelle avec le même numéro.<br />
4)- Carnet “clés”, le nom d’emprunt avec un autre numéro qui désignait l’institution ou le nom du logeur qui<br />
hébergeait l’enfant.<br />
5)- Carnet avec le numéro de code de l’institution ainsi que l’adresse et le nom du responsable.<br />
63
werd genoemd, werd geboren in Amsterdam op 1 maart 1935 258 . Haar ouders kwamen tijdens de<br />
oorlog naar Antwerpen. Wanneer het daar te gevaarlijk wordt, komt Josephine terecht bij de Roozes.<br />
Op 2 maart 1944 worden haar ouders opgepakt 259 . Haar moeder zat ge<strong>van</strong>gen in België en is nooit<br />
op transport gesteld 260 . Tijdens haar onderduiken, ging “zij naar school in Lovenjoul, wat een stuk<br />
veiliger was dan in Leuven. Vlak na de bevrijding in september 1944 haalde haar moeder haar af bij<br />
de familie Rooze. Vermits ze echter niet onmiddellijk wisten waar naartoe, heeft Truus hen<br />
aangeboden om nog even te blijven. Als wederdienst hielp zij wat in het huishouden. Waarschijnlijk<br />
zijn zij pas na de bevrijding <strong>van</strong> Nederland teruggekeerd naar Amsterdam. Josephines zusje Carla<br />
zat als baby ondergedoken in de buurt <strong>van</strong> Hilversum. Na de oorlog werd de familie herenigd, op de<br />
vader na, die Bergen Belsen niet overleefde. Op 5 juli 1957 trouwt zij in Amsterdam met Jacob<br />
Huisman (°19.7.1929) en kreeg twee zonen: Jeff (°22.1.1958) en Jacques (°19.7.1929). “Jaap” en<br />
“Jopie”, die een vrolijk en vriendelijk karakter had, en veel gevoel voor humor, hadden een zeer<br />
gelukkig huwelijk. Ze hadden samen een bonthandel in Amsterdam en daarnaast hebben ze veel<br />
gereisd. Tijdens de laatste jaren <strong>van</strong> haar leven zijn zij drie keer naar Leuven gekomen, tevergeefs<br />
op zoek naar haar verleden 261 . Ze stierf op 19 december 1993 262 .<br />
Figuur 45 Joséphine <strong>van</strong> Engel,<br />
zomer 1943 (Archief Joop<br />
Rooze)<br />
Figuur 46 Jaap en Jopie<br />
Huisman-<strong>van</strong> Engel, 5 juli 1957<br />
(Archief Jaap Huisman)<br />
64<br />
Figuur 47 Jopie Huisman-<strong>van</strong> Engel,<br />
juli 1985 (Archief Jaap Huisman)<br />
Ainsi les cinq carnets réunis on pouvait retrouver l’enfant.” Brief <strong>van</strong> Jacques Funkleder <strong>van</strong> Het<br />
ondergedoken kind uit Brussel <strong>van</strong> 30.3.2006 aan Jan Maes. <strong>Een</strong> e-mail naar de Nederlandse ambassade werd<br />
beantwoord met een brief met daarin: “Met verwijzing naar uw e-mail <strong>van</strong> 8 december j.l., inzake informatie<br />
omtrent mevrouw Van Engel kan ik u meededelen via de Stichting 1940-1945 te hebben vernomen dat zij op<br />
19 december 1993 te Amsterdam is overleden.” Brief <strong>van</strong> W.J. de Bruin, Ambassade <strong>van</strong> het Koninkrijk der<br />
Nederlanden uit Brussel <strong>van</strong> 20.12.2005 aan Jan Maes. Ik nam dan telefonisch contact op met die Stichting<br />
1940-1945 met de vraag of Josephine nog een weduwnaar (en kinderen) had achtergelaten. Zij contacteerden<br />
opnieuw de Pensioenkas, die hen de naam en adres <strong>van</strong> haar echtgenoot kon geven. Ik belde Jacob Huisman<br />
op. Op 16 augustus 2006 brachten Joop Rooze en zijn echtgenote een bezoek aan “Jaap” en Jacques Huisman.<br />
258 Atttest <strong>van</strong> de SPF Securité Sociale, Services des Victimes de la Guerre, Service archives et<br />
documentations dat “Madame VAN ENGEL, Joséphine (SVG –cdj n° 2279) née à Amsterdam, le 1er mars<br />
1935, domiciliée, pendant la seconde guerre mondiale, en dernier lieu à Antwerpen, Moorkensplein, 21 a été<br />
placée, chez Monsieur Rooze, chaussée de Tirlemont n°207 à Louvain, à partir de l’année 1942 jusqu’au 1er<br />
november 1944”, 7.12.2005.<br />
259 Dagboekaantekeningen <strong>van</strong> Truus Rooze–<strong>van</strong> Buuren neergeschreven op 31.12.1944 (Archief Joop Rooze).<br />
De moeder <strong>van</strong> Willemien heeft de oorlog overleefd, maar haar vader stierf in Bergen-Belsen. Telefonisch<br />
gesprek <strong>van</strong> 24.1.2006 met Jacob of “Jaap” Huisman.<br />
260 <strong>Een</strong> ge<strong>van</strong>genisbewaker zou erg op haar gesteld zijn geweest. E-mail <strong>van</strong> Joop Rooze, 16.7.2006.<br />
261 Ibid. Tijdens dat bezoek liet Jaap ook weten het zeer op prijs te stellen om bij een eventuele (posthume)<br />
Yad Vashemmedaille-uitreiking aan Henri Rooze en Truus Van Buuren aanwezig te zijn.<br />
262 Haar echtgenoot leeft nog: Jacob of “Jaap” Huisman, Kempenlaan 33, 1066 PX Amsterdam, Nederland.
Op 1 februari 1944 kwam er dan eens de joodse Sofie Vlessing bij 263 . Zij was geboren in<br />
Amsterdam in 1922 en was verloofd met Robert Klatser. Zij zou gevlucht zijn omdat zij, in<br />
tegenstelling tot haar ouders, de jodenster niet wilde dragen 264 . Voor de rest <strong>van</strong> de oorlog bleef zij<br />
in het huis <strong>van</strong> de Roozes, onder het voorwendsel dat zij Truus kwam helpen in het huishouden met<br />
drie (eigen) kinderen en een vierde op komst 265 . Begin april 1944 krijgt zij te horen dat negen maand<br />
ervoor haar ouders zijn opgepakt 266 . Na het einde <strong>van</strong> de oorlog, keerde zij terug naar Amsterdam en<br />
huwde zij Robert Klatser, die stierf op 14 augustus 1988. Ze kregen twee zoons. Zij leeft nog, maar<br />
lijdt jammer genoeg aan dementie 267 .<br />
Op 26 april 1944 kwamen mijnheer en mevrouw Wesley uit Maastricht erbij. Zij hadden geen<br />
kinderen. Zij bleven tot na de bevrijding <strong>van</strong> Leuven en Maastricht. Zij leefden beneden in een<br />
kamer aan de achterzijde <strong>van</strong> het huis, een soort sous-terrain, gescheiden <strong>van</strong> de rest <strong>van</strong> het gezin.<br />
Zij kookten ook voor zichzelf en aten apart 268 . Na de oorlog had de familie nog regelmatig contact<br />
met hen. Sinds ca. 1960 zijn er geen contactgegevens meer bekend.<br />
In de zomer <strong>van</strong> 1944 kwamen er nog eens drie joodse vluchtelingen bij. <strong>Een</strong> trein 269 met<br />
joden had het station in Leuven verlaten met bestemming Duitsland en in de buurt <strong>van</strong> Korbeek-Lo<br />
kon een deel <strong>van</strong> hen ontsnappen omdat de trein vertraagde. ’s Avonds belden zij aan en, vroegen<br />
om onderdak. Henri en Truus nemen twee kinderen, Leo en Adèle en hun oom in huis. Ze blijven er<br />
tot aan de bevrijding <strong>van</strong> Leuven in september 1944. De familie Rooze kent hun echte namen niet.<br />
Mevrouw Dewilde was een zeer goede vriendin <strong>van</strong> Truus <strong>van</strong> Buuren. Zij was de vrouw <strong>van</strong><br />
een landbouwingenieur, die werkte op de hoeve <strong>van</strong> de zusters <strong>van</strong> het ziekenhuis in Lovenjoel<br />
(nabij Korbeek-Lo). Het hospitaal werd geleid door katholieke zusters en zij kregen altijd teveel<br />
voedselbonnen voor hun eigen patiënten. En mevrouw Dewilde bezorgde dan deze voedselbonnen<br />
aan Truus, zodat er nooit ernstige voedselproblemen waren, ondanks het feit er zoveel mensen in<br />
huis waren. Bovendien kon de familie beschikken over een grote moestuin met o.a. veel<br />
prinsessenbonen vlak bij hun huis 270 . Mevrouw Dewilde leeft nog. Sylvie Reichman heeft haar<br />
ontmoet bij haar bezoek aan België 271 .<br />
Figuur 48 <strong>Een</strong> foto genomen in september 1944 wanneer Canadese soldaten het huis op de<br />
Tiensesteenweg passeren (Archief Joop Rooze).<br />
Van links naar rechts, bovenste rij: Mevrouw Dewilde, Sofie Vlessing, Lies Rooze, Sylvie<br />
Reichman, Josephine <strong>van</strong> Engel, Truus Rooze-<strong>van</strong> Buuren.<br />
Onderste rij, <strong>van</strong> links naar rechts: Han Rooze, Leo, Joop Rooze, Adèle.<br />
263 De verhalen <strong>van</strong> Sofie Vlessing, het echtpaar Wesley, Leo, Adèle en hun oom werden niet onderzocht.<br />
264 Sofie Vlessing vertelde dat tegen Lies Rooze, eind juli 2005. E-mail <strong>van</strong> Joop Rooze <strong>van</strong> 2.8.2005.<br />
265 E-mail <strong>van</strong> Joop Rooze <strong>van</strong> 13.5.2005.<br />
266 Dagboekaantekeningen <strong>van</strong> Truus Rooze–<strong>van</strong> Buuren neergeschreven op 31.12.1944 (Archief Joop Rooze).<br />
267 Haar adres Rondeel 41, 1083 MA Amsterdam, Nederland.<br />
268 E-mail <strong>van</strong> Joop Rooze <strong>van</strong> 22.10.2005.<br />
269 Misschien het XXVIe konvooi dat in Mechelen vertrok op 31.7.1944. M. STEINBERG, Le dossier Bruxelles-<br />
Auschwitz, p. 218.<br />
270 E-mail <strong>van</strong> Joop Rooze <strong>van</strong> 22.10.2005.<br />
271 Sylvies echtgenoot, Oliver Lednicer, heeft dit bezoek op video opgenomen. DVD, Sylvie Lednicer-<br />
Reichman op bezoek bij mevrouw de Wilde, Korbeek-Lo, 12.9.2005.<br />
65
Mevrouw Dewilde was een overbuurvrouw die dus op de hoogte was dat er joden in huis<br />
waren. “Voor de overige buren was het Nederlandse familie [<strong>van</strong> Truus] die bij ons logeerde, omdat<br />
er onvoldoende eten was in Nederland 272 . Vanaf april 1944 tot aan de bevrijding is het daar bij<br />
momenten akelig spannend met bombardementen, bezoek <strong>van</strong> de Feldgendarmen - gelukkig alleen<br />
i.v.m. een verduisteringskwestie – en zware gevechten voorafgaand aan de bevrijding 273 . Die<br />
bevrijding kwam blijkbaar net op tijd. Volgens Joop Rooze stond zijn vader op een lijst <strong>van</strong> 200<br />
personen die kort daarna zouden worden opgepakt 274 .<br />
Na de oorlog ontvingen Henri en Truus Rooze de bronzen medaille <strong>van</strong> “de joden <strong>van</strong> België”<br />
met daarop de inscriptie: “Uit erkentelijkheid”. De familie Rooze weet niet wie hen heeft<br />
genomineerd voor deze onderscheiding. Op 15 april 1973 plant de familie Klatser-Vlessing twee<br />
bomen in het Planting Center of Kennedy Memorial in Israel.<br />
Joop Rooze schrijft in een e-mail: “Zij zagen dat als een opdracht <strong>van</strong>uit hun geloof om Joden<br />
op te nemen in hun huis tijdens de oorlog. Ook later hebben zij dikwijls mensen voor een tijd logies<br />
geboden, die even bij moesten komen <strong>van</strong> het “gewone” leven. Zij zagen dat als hun roeping” 275 .<br />
Figuur 49 Truus Van Buuren en Henri Rooze, 1985 (Archief Joop Rooze)<br />
2.5. DE GELOOFSGENOTEN EN VRIENDEN<br />
2.5.1. John Polderman en zijn echtgenote, Lea 276<br />
John Polderman of “Polleke”, wapenbroeder en beste vriend <strong>van</strong> René Schuyten én ook <strong>van</strong><br />
Nelly, heeft – waarschijnlijk op vraag <strong>van</strong> René – ergens tussen 10.8.1942 en 20.11.1942 gedurende<br />
korte tijd de ouders <strong>van</strong> de joodse Edith Hönig laten onderduiken bij hem en zijn kersverse<br />
echtgenote. Edith Hönig bevestigt dat: “Mijn ouders waren er een korte tijd ondergedoken, ikzelf<br />
niet, hoogstens een dag om mijn ouders te begroeten, die toen uit Nederland waren gekomen” 277 .<br />
272<br />
“Na de oorlog zeiden de buren dat ze wel wisten dat het geen familie was, maar onderduikers. E-mail <strong>van</strong><br />
Joop Rooze <strong>van</strong> 13.5.2005.<br />
273<br />
Dagboekaantekeningen <strong>van</strong> Truus Rooze–<strong>van</strong> Buuren neergeschreven op 31.12.1944 (Archief Joop Rooze).<br />
274<br />
E-mail <strong>van</strong> Joop Rooze <strong>van</strong> 13.5.2005.<br />
275<br />
E-mail <strong>van</strong> Joop Rooze <strong>van</strong> 16.5.2005.<br />
276<br />
Het heeft ons heel veel werk gekost om te achterhalen wie nu John Polderman wel was. Maar vermits we<br />
geen nabestaanden konden opsporen, hebben we ook geen persoonsgegevens, noch de familienaam <strong>van</strong> Lea.<br />
277<br />
In haar tekst vergist Nelly zich immers <strong>van</strong> naam, Erdmans i.p.v. Polderman, en vermits John toch de beste<br />
vriend geweest was <strong>van</strong> hen beide, is dat toch verrassend. Dat betekent dat 50 jaar na de feiten het geheugen<br />
soms toch mensen in de steek laat. Het is Dora Sluys die als eerste de fout opmerkt. Edith Hönig bevestigt de<br />
66
Wim Schuyten schrijft, daarmee verwijzend naar de foto met soldaten waar ook René bij op staat 278 :<br />
“The second to the right of him [René], the smiling one with the glasses, was Rene’s friend. I know<br />
they were in contact with each other throughout the war years. I have forgotten his name, but he may<br />
be the John Polderman you are intrested in. What little I know of him is, that he married a friend of<br />
my sister Jeanne 279 . She was a nurse by the name of “Lea”. He was killed by a German bomb at the<br />
end of 1944 or early in 1945 on the Leopoldlei in Antwerp” 280 . Als we deze informatie samenleggen<br />
met wat we weten uit de brieven <strong>van</strong> René, dan gaat het hier inderdaad om John Polderman.<br />
Op 27 november 1944 “enkele minuten na het middaguur viel een V2 op het zeer drukke<br />
kruispunt <strong>van</strong> de De Keyserlei met de Frankrijklei en de Teniersplaats. Juist op het moment dat een<br />
overvolle tram <strong>van</strong> lijn 3 en een Britse colonne het punt passeerden sloeg de bom in. De gevolgen<br />
waren verwoestend. 128 burgers en 29 militairen vonden de dood. 209 burgers en 52 soldaten<br />
werden gewond… Filmbeelden die onmiddellijk na de gebeurtenis werden gedraaid tonen de<br />
verschrikking” 281 . <strong>Een</strong> <strong>van</strong> de burger<strong>slachtoffers</strong> is René’s beste vriend John. Op 3 december schrijft<br />
René: “Ja, vrouwke, dat geval met John is heel erg ik durfde je er niet over schrijven omdat dat<br />
slechts je angst zou vergrooten om mij… het ongeluk is gebeurd toen ik onderweg was naar hier…<br />
Toen ik onderweg was naar de Speerstraat <strong>van</strong> jou uit, hoorde ik al dat er op de Teniersplaats om<br />
enkele minuten na 12u een raket ontploft was. Er waren 250 doden op eenmaal waaronder veel<br />
soldaten. Toen wij ’s avonds patat frites aten ter eere <strong>van</strong> Moeders verjaardag kwam Toine [Rooze]<br />
ons het noodlottige bericht brengen en vroeg om dadelijk mee te willen helpen met enkele dingen<br />
die moesten gebeuren om Leja [=Lea, Johns weduwe] te helpen. Het is voor Leja een vreeselijke<br />
slag. Toine en ik hebben dan heel veel werk gehad de volgende dagen om allerlei formaliteiten te<br />
vervullen de daaropvolgende dagen en de begrafenis te organiseren. Toine en ik zijn dan ook naar de<br />
begrafenis geweest en dominee was er ook. Het was vreeselijk. En geen woord <strong>van</strong> troost te vinden<br />
voor Leja en de familie! Tot overmaat <strong>van</strong> ramp, sloeg de volgende dag, Dinsdag een bom in in de<br />
Regentstraat waar Toine en John hun zaak hadden en verwoesten het heel huis zoodat het<br />
onbewoonbaar werd. We hebben dan Donderdagmorgen de heele zaak overgebracht naar ons<br />
huizeke in Edegem. En ik heb Leja gezegd dat zij daar ook mag komen wonen tot wij terugkomen of<br />
tot er een nieuw (goedkoper) huis voor haar gevonden is. Wat Leja moet beginnen weet ik niet<br />
waarlijk niet. Ook Toine beklaag ik diep. Hij voelt zich thans moreel verplicht om voor Leja te<br />
zorgen, maar hij voelt zelf wel dat dat op den duur boven zijn krachten zal gaan” 282 . Margaret<br />
Hickman-Schuyten, René’s en Nelly’s dochter, voegt daar na een gesprek met haar oom Wim<br />
Schuyten, nog aan toe: “Uncle Wim believes his wife remarried. Lea had a son with John, but the<br />
son died [I don’t know how]” 283 .<br />
2.5.2 Toine Rooze en zijn broer, Bertus Rooze<br />
Figuur 50 Toine Rooze 17.4.1942 (Archief Greet<br />
Rooze)<br />
Figuur 51 Bertus Rooze (Archief Greet Rooze)<br />
Antoon Johan of “Toine” Rooze (°29.7.1910-†19.6.1972) trouwde op 7.4.1942 met Johanna<br />
Maria of “Jeanne” Verbrugghe (°30.9.1911-†19.6.1990) en gingen wonen in de Jan Van<br />
telefonische correctie <strong>van</strong> Dora Sluys: “Ja, Dora heeft het gelijk - het was Polderman en niet Erdmans - ik<br />
vond het al direct vreemd, maar dacht, dat mijn geheugen me in de steek had gelaten. Behalve <strong>van</strong> John, die is<br />
omgekomen, kende ik geen voornaam <strong>van</strong> de familie.” E-mail <strong>van</strong> Edith Hönig <strong>van</strong> 9.11.2005.<br />
278 Het is de enige foto die wij <strong>van</strong> hem hebben. (Archief Wim Schuyten)<br />
279 René’s oudere zus Jeanne Schuyten was ook goed bevriend met de zus <strong>van</strong> John, Françoise Polderman.<br />
280 Brief <strong>van</strong> Wim Schuyten uit Rockford (MI) <strong>van</strong> 9 februari 2006 aan Jan Maes.<br />
281 K. PALINCKX, De dood valt uit de hemel. V-bommen op Antwerpen, in Knack, 2004,<br />
http://www.knack.be/CMarticles/ShowArticleZoek.asp?articleID=40693§ionID=1364 (toegang 9.7.2006).<br />
282 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 3.12.1944 aan Nelly Opstelten.<br />
283 E-mail <strong>van</strong> Margaret-Hickman, 10.2.2006.<br />
67
Rijswijcklaan 281 te Antwerpen. Op 7 mei 1943 wordt hun oudste zoontje Herbert geboren 284 . Vier<br />
dagen later brengt Toine het joodse meisje Sylvieke Reichman <strong>van</strong> Julia Sluys-Schuyten in<br />
Boechout naar Henri en Truus Rooze-<strong>van</strong> Buuren in Korbeek-Lo. Zijn vrouw Jeanne richtte samen<br />
met Truus <strong>van</strong> Buuren de protestantse school te Mechelen op 285 . Toine was ook zeer goed bevriend<br />
met René Schuyten en met John Polderman. De meesten kenden elkaar <strong>van</strong> de protestantse<br />
jongerenvereniging. Ook Toine’s broer Bertus was daarin zeer actief. Bertus Rooze (°2.12.1914-<br />
†11.1.1971) en Clémentine Joosten (°4-12-1921-†21.12.1959) trouwden pas op 15.1.1945 286 . De<br />
kinderen <strong>van</strong> Bertus hebben nooit geweten dat hun vader joden heeft geholpen 287 . Het is Wim<br />
Schuyten, een <strong>van</strong> de allerlaatste overlevenden <strong>van</strong> die generatie, die mij liet weten dat zowel Toine<br />
als Bertus actief waren in het mee helpen verbergen <strong>van</strong> joden. Van Toine’s engagement vonden we<br />
dus al wel een bevestiging uit een andere bron, <strong>van</strong> Bertus’ engagement voorlopig nog niet.<br />
Het is goed om hier nog eens een stuk te herhalen <strong>van</strong> de laatste overlevende <strong>van</strong> die<br />
generatie, namelijk Wim Schuyten:<br />
When I was home that first time in august 1941, I met the Jewish guests of my parents. They were an<br />
elderly couple. Their name was Finkel. My parents also told me that Klaas and Julia were hiding Jews<br />
in their home and that several families of our church were also hiding Jews.<br />
The name of one family I remember: “Hendricks.” (I don’t know if I spell the name right). They were<br />
farmers and originally came from Geel. There were also Antoine and Bertus Rooze, who were taking<br />
part. My brother Rene and his wife Nelly also had Jews in their home. I think two. All people involved<br />
were members of our church: “Gereformeerde Kerk”, Sanderusstraat, Antwerpen.<br />
As to your questions: How, who why, etc., I will do my best to answer. Remember that information<br />
came to me second-hand seeing I spent most of the war years away from home: There was no “central<br />
organization”, urging and recruiting people to help Jews. What happened in Boechout – and I suspect<br />
everywhere in Europe where Jewish people were helped – developed spontaneously and as the needs of<br />
the moment required. Klaas Sluys was a business man and had contacts with other business people in<br />
the same line (perfume oils). Many of these were Jews. I remember that even before the persecution<br />
began in earnest, he counseled them to ignore the orders of the Germans to wear a yellow star. When<br />
that counsel was not followed they were, of course, easy targets for the Gestapo – and when their<br />
situation became desperate, they – or at least some of them – turned for help to the one who had shown<br />
a concern for them. This was (I think) the main category of the Jews who were hidden. Others were<br />
directed to Klaas by Christian people who knew Jews, but were in no position themselves to give them<br />
shelter – like my sister Jeanne, who was a head nurse at Stuyvenberg Gasthuis.<br />
Why? I do not believe there was any motivation other than the command to “Love your neighbor as<br />
yourself” and the clear Biblical mandate to “relieve the oppressed”, as given in Isaiah 1:17 and many<br />
other Bible passages. To live the Christian ethic involves the taking of risks – some of them lethal.<br />
After Klaas was arrested and the Jewish people in his house (except one little girl), the fear was that the<br />
involvement of others was known to the Gestapo as well, and that home invasions and arrests would<br />
follow. It was then decided that the other Jews would have to be moved elsewhere. The little girl was<br />
smuggled by Antoine Rooze to a family in the country. An apartment in Brussels was rented from a<br />
landlord willing to take the risk, and the remaining Jews (20 individuals) were housed there until the<br />
end of the war.<br />
My brother Rene was instructed with supplying them with food required. This involved trading hard<br />
currencies (Dollars and Pounds Sterling) on the black market, and smuggling it to them.<br />
About the logistics and financing of the operations I don’t know any details except that some of the<br />
money came from my sister Julia, and some from those of the Jews who had managed to save some of<br />
their hard assets from the disaster 288 .<br />
284<br />
Na de oorlog volgen er nog Greet (°29 juni 1945) en Frank (°1.2.1948). Nota’s <strong>van</strong> Greet Van Den Dries-<br />
Rooze voor Jan Maes.<br />
285<br />
Truus kwam naar België omdat er hier bijna geen protestantse leerkrachten waren. (Telefonisch gesprek<br />
met Greet Van Den Dries-Rooze <strong>van</strong> 14.7.2006)<br />
286<br />
Zij kregen na de oorlog vijf kinderen: Ina (°27.2.1946), Jan (°7.3.1947), Egbert (°31.7.1948), Joke<br />
(°24.5.1951) en Elly (°2.6.1956). Deze gegevens werden mij bezorgd door Greet Van Den Dries-Rooze,<br />
dochter <strong>van</strong> Toine Rooze.<br />
287<br />
E-mail <strong>van</strong> Ina Seino-Rooze <strong>van</strong> 13.7.2006.<br />
288<br />
E-mail <strong>van</strong> Richard Osbun , in opdracht <strong>van</strong> zijn grootvader Wim Schuyten <strong>van</strong> 22.11.2005.<br />
68
Figuur 52 Op weg naar St.-Job met Klaas als 3e, Julia als 4e, Toine als 5 e , René als 6 e , Charles<br />
Hendrickx als 7 e , Jeanne Verbrugghe als 8é en Eduard Hendrickx als 9 e , 1936 (Archief Greet Van Den<br />
Dries-Rooze) 289<br />
3. DE ETHIEK VAN VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE HELPERS, REDDERS EN<br />
OMSTANDERS<br />
De theorie <strong>van</strong> de individuele verantwoordelijkheid<br />
De Amerikaanse emeritus, professor filosofie aan het College of William and Mary, David<br />
Jones, schreef een boek waarin hij een theorie presenteert en verdedigt <strong>van</strong> de individuele morele<br />
verantwoordelijkheid <strong>van</strong> <strong>daders</strong>, <strong>slachtoffers</strong>, helpers, redders en omstanders met betrekking tot de<br />
Holocaust. Hij probeert daar enige systematiek in te brengen. “I make a number of moral judgments<br />
(on the basis of explicit reasons and arguments) about the blameworthiness and praiseworthiness of<br />
certain kinds of perpetrators, accomplices, bystanders, victims, helpers, and rescuers (including<br />
some particular individuals), I do not present these judgments as being definitive or beyond<br />
dispute” 290 . Zijn theorie omvat vier basisconcepten, die we nadien ook zullen verwerken in ons<br />
schema voor het maken <strong>van</strong> een ethische analyse:<br />
1. In tegenstelling tot een aantal andere auteurs zoals Raul Hilberg, Daniel J. Goldhagen e.a.<br />
die vooral zoeken naar en focussen op de historische, sociologische en psychologische verklaringen,<br />
zoomt Jones in op de vaak over het hoofd geziene rol <strong>van</strong> de individuele keuze en morele<br />
289 Deze foto toont goed aan dat de verschillende protagonisten elkaar al jaren kenden.<br />
290 D.H. JONES, Moral Responsibility in the Holocaust, p. X. Ik deel de mening <strong>van</strong> Jones wat betreft de<br />
voorlopigheid <strong>van</strong> het moreel oordeel. We hebben zelf ervaren dat nieuwe informatie, het morele oordeel over<br />
het gedrag en de gemaakte keuze(s) <strong>van</strong> een individu grondig kan wijzigen. Zo is met name ons oordeel over<br />
de oorlogsburgemeester <strong>van</strong> Boechout, Staf <strong>van</strong> Sintjan, en zijn betrokkenheid bij de arrestatie <strong>van</strong> vijf joden<br />
bij Sluys, grondig gewijzigd door het getuigenis <strong>van</strong> Klaas Sluys op het proces <strong>van</strong> Debra, de brief en het<br />
getuigenis <strong>van</strong> de jood Rodriguez op het proces <strong>van</strong> <strong>van</strong> Sintjan, en door de brief die hij zelf schreef naar Julia<br />
Schuyten, toen haar man, Klaas Sluys, op sterven lag.<br />
69
verantwoordelijkheid, “with an emphasis on personal blameworthiness and praiseworthiness for<br />
one’s actions” 291 . “The degree of blameworthiness increases with the seriousness of the wrong act<br />
and the badness of the motives 292 . Consequently, he deserves to be judged adversely by others; they<br />
are morally justified in regarding him as very reprehensible and holding him in great contempt. I call<br />
this liability to judgmental blame. Being morally blameworthy for wrongdoing in this sense is the<br />
most basic kind of responsibility that I address, since elements of it are presupposed in virtually all<br />
other aspects of our social practices and institutions – of holding people responsible for what they<br />
do” 293 . De morele verantwoordelijkheid moet ook altijd gezien worden tegen de achtergrond <strong>van</strong> de<br />
concrete situatie.<br />
2. Jones stelt dat een goed moreel karakter het hebben <strong>van</strong> morele deugden inhoudt en de<br />
afwezigheid <strong>van</strong> morele ondeugden of gebreken en “consists in having certain traits, or moral<br />
virtues, among which are benevolence, conscientiousness, courage and self-control, self-knowledge,<br />
and practical wisdom. Correspondingly, bad character consists in the absence of virtues or the<br />
presence of vices, traits such as cruelty, untrustworthiness, cowardice, self-deception, and culpable<br />
ignorance” 294 . “Some standard of character is presupposed in any judgment of moral<br />
blameworthiness, since in the most usual kind of case, persons act as they are predisposed to act,<br />
they act ‘in character’… Traits of character are comparatively stable features of a person’s<br />
psychological makeup; they are not ephemeral or episodic. The possession of virtues and vices<br />
determines whether a person is morally good or bad and how that person ought to be regarded<br />
morally, especially when questions of responsibility (blameworthiness) arise. Of course, people<br />
sometimes act ‘out of character,’ and this complicates the issue of blameworthiness. For example,<br />
persons who do something wrong that is out of character for them may be judged less blameworthy<br />
than they might otherwise be, in effect, getting credit for the good moral character shown in their<br />
past conduct” 295 .<br />
3. Waren er geldige morele excuses, want: “A valid excuse would block blameworthiness and<br />
would give him moral immunity from any kind of sanction or punishment; a blameless person does<br />
not deserve to be punished” 296 . Was er onwetendheid in het spel? Heeft de persoon in kwestie zich<br />
vergist? Werd de persoon in kwestie gedwongen om te doen wat hij heeft gedaan, of werd hij juist<br />
verhinderd om iets te doen? “One central implication of full moral blameworthiness is deserving the<br />
negative moral judgement of others and also deserving whatever additional adverse consequences<br />
are properly and justifiably incurred as a result. These just deserts can include informal moral<br />
sanctions like overt blame, withdrawal of love and friendship, and social ostracism, as well as formal<br />
legal sanctions like criminal punishment” 297 .<br />
4. Hebben mensen zelfbedrog gepleegd om gevoelens <strong>van</strong> een slecht geweten af te blokken?<br />
“The explanation for this tendency lies in our desire to think well of ourselves; after all, self-respect<br />
and self-esteem are among the most important goods in life” 298 . Daarom ook is echte zelfkennis ook<br />
een morele deugd, net als schuldgevoel, schaamtegevoel en oprecht berouw: “a feeling of guilt… is<br />
often the appropriate emotional response to the conscious and accurate recognition of wrongdoing<br />
that lacks any excuse or justification 299 . Moreover, more serious wrongdoing should evoke deeper<br />
feelings of guilt. The feeling of guilt is painful and distressing, as are other moral feelings such as<br />
shame and remorse, but most of us find it very difficult to do the things that alleviate or remove<br />
conscious feelings of guilt and shame: taking responsibility for our actions, admitting our wrongs to<br />
others whom we have hurt, asking for forgiveness, making amends, and accepting blame and<br />
punishment as our just deserts. This helps to explain why self-deception is so attractive<br />
psychologically, but it also provides the ethical justification for calling it a principal moral vice. One<br />
main tactic of self-deception is to ‘make excuses’, which is parasitical on the ethically justified<br />
291 Ibid., p. 6.<br />
292 Jones volgt natuurlijk een gelijkaardige redenering voor de prijzenswaardigheid <strong>van</strong> een handeling.<br />
293 Ibid., p. 15-16.<br />
294 Ibid., p. 7.<br />
295 Ibid., p. 16. Het omgekeerde, namelijk bij gelegenheid eens toevallig het goede doen komt ook voor. “Yet,<br />
they are not deemed more praiseworthy on that account alone unless their right act is especially heroic or<br />
generous. For example, Oskar Schindler…”<br />
296 Ibid., p. 17.<br />
297 Ibid., p. 18.<br />
298 Ibid., p. 18.<br />
299 Wie te gemakkelijk zijn excuses aanbiedt, probeert daarmee zijn of haar verantwoordelijkheid te ontlopen.<br />
70
practices of giving and accepting valid moral excuses… Other psychological tactics of selfdeception<br />
include selective memory, willful ignorance, and avoidance of contrary evidence” 300 .<br />
Jones neemt onmiddellijk gas terug: “In general, my aim is not to make judgments about the<br />
blameworthiness or praiseworthiness of particular individuals. The main reason is that in most cases<br />
hardly anything is known about individuals. Information that does exist about particularly persons is<br />
often either not directly rele<strong>van</strong>t or not sufficiently detailed to justify a moral judgment” 301 .<br />
Daarentegen ben ik er<strong>van</strong> overtuigd dat de hoeveelheid en kwaliteit <strong>van</strong> het materiaal dat wij<br />
verzameld hebben wel toelaat om in ieder geval <strong>van</strong> sommige omstanders, helpers en redders,<br />
<strong>slachtoffers</strong> en <strong>daders</strong> het gedrag te beoordelen, én een oordeel te vellen over de morele, amorele<br />
en/of immorele keuzes die zij toen hebben gemaakt. Het is uitzonderlijk denk ik, dat er over<br />
verschillende individuen betrokken bij één en hetzelfde <strong>verhaal</strong> zoveel rele<strong>van</strong>te informatie bekend<br />
is. Het moge duidelijk zijn dat omwille <strong>van</strong> de aard <strong>van</strong> het <strong>verhaal</strong> en <strong>van</strong> de bij dit <strong>verhaal</strong><br />
betrokken personen, de beulen in Auschwitz onderbelicht zijn. Maar daar is al zoveel over<br />
geschreven. Wij wilden ons bewust concentreren op wat er zich hier bij ons afspeelde en hoe<br />
individuen hier daarop hebben gereageerd. Onze ethische analyse is dan ook maar mogelijk door het<br />
maandenlange historisch onderzoek dat eraan voorafging.<br />
De ethische analyse-fiche op basis Jones’ Moral Responsibility in the Holocaust voor de<br />
beoordeling <strong>van</strong> de individuele verantwoordelijkheid <strong>van</strong> omstanders, <strong>slachtoffers</strong> en <strong>daders</strong>.<br />
We beoordelen een aantal aspecten <strong>van</strong> de individuele morele verantwoordelijkheid <strong>van</strong><br />
omstanders, helpers en redders, <strong>van</strong> <strong>slachtoffers</strong> en <strong>van</strong> <strong>daders</strong> en de afkeurens- of<br />
prijzenswaardigheid <strong>van</strong> hun gedrag en <strong>van</strong> hun keuzes op een schaal <strong>van</strong> 9: “The judgment is a<br />
putatively cognitive mental act… It is not a feeling or an emotion. It seeks to identify and assess the<br />
motives, as well as the virtues and vices, displayed in the person’s behavior in order to be able to<br />
assess both the person’s overall performance and his or her character as revealed in that<br />
performance. As a result, the person is judged to be of bad, poor, or not very good character. Thus<br />
this judgment also purports to embody the moral opinion that anyone ought to have, that is, what one<br />
(anyone) should think of the person, as a person, given what he or she has done, specifically, where<br />
one should place the person on a scale of moral worth (from evil and bad on the extreme to very<br />
good and excellent on the other). The noncognitive [affective, emotional] element in judgmental<br />
blame is, of course, the blame, that most basic element of just deserts, namely, to be regarded as<br />
reprehensible and/or to be held in moral contempt for one’s action” 302 . Jones waarschuwt terecht<br />
voor een gevaar: “The effect of informal moral sanctions can be very severe. It can be a devastating<br />
experience for someone to be held blameworthy by an entire community and shunned as a pariah.<br />
This is one of the main reasons for exercising care in judging others morally, particularly in regard<br />
to extremely serious immorality like genocide. It is, of course, of the greatest importance that people<br />
be held to account for their wrongdoing if they are blameworthy for having done it. However, there<br />
is a strong obligation to be quite sure that they are indeed to blame” 303 . En zelfs al zijn bijna alle<br />
betrokkenen in ons <strong>verhaal</strong> inmiddels overleden, mijn ervaring leert dat ook heel wat nabestaanden<br />
bijzonder gevoelig zijn voor bijvoorbeeld informatie die een minder gunstig licht werpt op de keuzes<br />
<strong>van</strong> hun (groot)ouder(s). “A moral judgment… is a judgment about what people should do or be, all<br />
things considered. Consequently, in order to deliberate effectively, one needs to be aware of basic<br />
moral principles and rules and to have rele<strong>van</strong>t factual information” 304 . Vandaar het grote belang dat<br />
wij hechtten aan de kwantiteit en kwaliteit <strong>van</strong> ons bronnenmateriaal.<br />
Vermits de individuen en hun gedrag reeds min of meer uitvoerig aan bod kwamen in het<br />
historisch gedeelte, en we een verdubbeling <strong>van</strong> informatie wilden vermijden, - de huidige paper is<br />
al lang genoeg - beperken we ons hier tot het invullen <strong>van</strong> de ethische analyse-fiche, zoals we die<br />
zelf hebben opgesteld aan de hand <strong>van</strong> het boek <strong>van</strong> David Jones. Er volgt dus geen aparte<br />
verantwoording meer. De aandachtige lezer haalt die zelf wel uit de verzamelde informatie. De lezer<br />
wordt daarmee ook zelf uitgenodigd om – indien nodig – de ethische analyse <strong>van</strong> de auteur <strong>van</strong> deze<br />
300 Ibid., p. 18-19.<br />
301 Ibid., p. 8.<br />
302 Ibid., p. 22.<br />
303 Ibid., p. 23.<br />
304 Ibid., p. 53.<br />
71
paper te betwisten. De ethische analyse is steeds voorlopig en onder voorbehoud, omwille <strong>van</strong> de<br />
mogelijkheid dat er in de toekomst nog nieuwe elementen worden gevonden of opduiken, de auteur<br />
bepaalde rele<strong>van</strong>te verbanden over het hoofd zou hebben gezien of bepaalde feiten verkeerd zou<br />
hebben geïnterpreteerd. Alle commentaar en opmerkingen <strong>van</strong> de lezer zijn dan ook meer dan<br />
welkom. Ze zullen nauwkeurig worden bestudeerd en indien terecht, leiden tot een aanpassing <strong>van</strong><br />
de ethische analyse in een volgende versie. Het ethische debat is hiermee geopend.<br />
We plaatsen meer – tekens naarmate we de handeling(en) of keuze(s) beoordelen als meer<br />
afkeurenswaardig. We plaatsen meer + tekens naarmate we de handeling(en) of keuze(s) beoordelen<br />
als meer prijzenswaardig.<br />
1 2 3 4 5 6 7 8 9<br />
Uitzonderlijk<br />
slecht of<br />
afkeurenswaardig<br />
(kwaadaardig)<br />
Zeer<br />
slecht<br />
Slecht Onvoldoende Niet<br />
goed<br />
Niet<br />
slecht<br />
Voldoende Goed Zeer<br />
goed<br />
72<br />
Uitzonderlijk<br />
goed of<br />
prijzenswaardig<br />
– – – – – – – – – – ± + ++ +++ ++++<br />
De elementen die – indien mogelijk 305 – individu per individu worden beoordeeld:<br />
Het individu<br />
A. Handelt of kiest om iets te doen of om iets niet te doen 306<br />
B. Weet dat wat hij of zij doet of niet doet, moreel goed of slecht is 307<br />
C. Doet het bewust, d.w.z. dat de persoon weet wat hij doet en het zo ook bedoelt<br />
D. Doet het vrij en vrijwillig<br />
E. Doet het <strong>van</strong>uit een moreel slecht of goed motief 308<br />
F. Ernst <strong>van</strong> de handeling, d.w.z. met bijzonder belangrijke negatieve of positieve gevolgen<br />
G. Bezit karakter(trekken) 309 als<br />
305 Wanneer wij <strong>van</strong> oordeel waren dat er (voorlopig?) onvoldoende gegevens of althans ernstige aanwijzingen<br />
voorhanden zijn om daarover nu reeds een moreel oordeel te vellen, hebben wij beslist dat vakje (voorlopig?)<br />
open te laten.<br />
306 “Most of the time questions of responsibility arise because of someone’s morally wrong or bad act or<br />
omission; however, morally right or good acts and omissions are equally subject to assessments of<br />
responsibility such as praiseworthy and deserving honor and admiration… In addition, some acts and<br />
omissions are required while others are prohibited; in short, they are matters of duty. But there is also a<br />
category of acts and omissions that are neither required nor prohibited. Some of these are morally neutral, that<br />
is, they are neither right or wrong, good nor bad. This leaves a very interesting class of supererogatory acts and<br />
omissions that go ‘outside’ or ‘beyond’ duty… there is an important subclass of supererogatory acts that<br />
involve great personal risk, danger, substantial sacrifice, or loss. These acts require a person to have<br />
extraordinary courage and self-control. People who can repeatedly engage in such activity over a period of<br />
time, like many of those who rescued Jews during the Holocaust, go far beyond ordinary moral duty and seem<br />
to be properly regarded as moral exemplars, some of whom were heroes or saints.” Ibid., p. 19.<br />
307 “Thus individuals in a particular society ordinarily have at least two complementary sets of moral duties:<br />
(1) the prima facie negative duties not to inflict harm on others, duties that are universally and impartially<br />
binding on all competent persons in any society, and (2) the prima facie positive duties to do good for others<br />
that are generated by their participation in some of the particular social practices and institutions that exist in<br />
their particular society. To these role responsibilities should be added (3) occasional duties of mutual aid to do<br />
good for others that arise in emergency situations not covered by any practice or institution. In these so-called<br />
Good Samaritan situations a person needs emergency help… and there is no one with a role responsibility to<br />
render aid; any person present who is able to render aid without great risk or loss has a prima facie duty to do<br />
so… These three sets of duties constitute the core content of morality.” Ibid., p. 40.<br />
308 “A motive is nonegoistic if it has as its objective something other than one’s own interest as an end…<br />
Rational, self-interested motives constitute a “second-best” model for human action and motivation after the<br />
moral virtues themselves.” Ibid., p. 44. Vanuit een “welbegrepen eigenbelang” zijn mensen soms toch in staat<br />
tot moedige daden. Bij jou ondergedoken joden meer laten betalen dan de onkosten voor extra eten en<br />
dergelijke is een heikel discussiepunt. Voor Yad Vashem is het voldoende reden om die persoon de Yad<br />
Vashem medaille <strong>van</strong> de “Rechtvaardigen” te weigeren, terwijl Jacques Funkleder <strong>van</strong> de Belgische<br />
Vereniging Het Ondergedoken Kind, die nota bene zelf als kind heeft ondergedoken gezeten, daar weinig<br />
problemen mee heeft, omdat - rekening houdend met het feit dat er grote risico’s aan verbonden waren - men<br />
daardoor toch joden heeft gered. Telefonisch gesprek met J. Funkleder <strong>van</strong> 20.7.2006.
• welwillendheid (het bezitten <strong>van</strong> goede wil) 310<br />
• gewetensvolheid 311<br />
• gezond verstand 312<br />
• zelfstandigheid 313<br />
• zelfbeheersing 314<br />
309 “I define character trait as a complex psychological disposition that can be expressed or realized (1) in<br />
thought, (2) in feeling and emotion, and (3) in action… For a psychological disposition to be a virtue or a vice<br />
it must be a trait of one’s character, that is, it must be a relatively permanent feature of one’s psychological<br />
makeup, not temporary or fleeting… A moral virtue like benevolence is a trait of character that makes the one<br />
who possesses it to some extent morally good or excellent and worthy of respect and admiration… A moral<br />
fault or character defect is the lack of a moral virtue or the possession of a virtue in a weak or truncated<br />
form…[and] a moral vice [are] trait[s] of character that make a person to some extent morally bad or unworthy<br />
and deserving of moral disapproval… Several principal virtues are needed for people to be able to act in<br />
accordance with the prima facie duties that make up the core content of morality [and especially of moral<br />
responsibility in the Holocaust]: benevolence, conscientiousness, courage and self-control, self-knowledge,<br />
practical wisdom, and autonomy.” Ibid., p.45-46. Deze deugden kunnen ook nog variëren in sterkte (meer of<br />
minder) en in bereik (groter of kleiner). “Universal [or unlimited scope] benevolence is especially needed<br />
when the well-being of people outside one’s own society or political community is at stake, for example, in<br />
natural disasters, famine, and war… I also identified several principal vices: cruelty, untrustworthiness,<br />
negligence, greed, cowardice, and self-deception. Once some principal virtues have been identified, it is<br />
necessary to justify the moral judgment that they are indeed good traits that make people who possess them<br />
worthy of respect and admiration; providing this justification can also serve to show that the corresponding<br />
moral defects and vices are morally bad and make people who have them reprehensible… People with the<br />
strongest moral character will have developed a sense of personal identity and integrity based to a large extent<br />
on their moral commitments and values. Consequently, such moral exemplars find it psychologically<br />
impossible to act against their principles even if doing the right thing means risking death.” Ibid., p. 49, 59, 60.<br />
310 The duties that constitute the core content of morality require people to refrain from harming others and to<br />
do good for others in accordance with their role responsibilities or the principle of mutual aid. In short, in<br />
order to live up the basic demands of morality, people must be motivated to act in ways that take into account<br />
the interests of other people; sometimes this involves overriding their own self-interest. Thus it seems quit<br />
plausible to conclude that morality requires people to have considerable nonegoistic and unselfish<br />
psychological capacities of motivation and action, an opinion shared by both common sense and the<br />
mainstream of traditional virtue ethics (secular as well as religious). This view is further confirmed in virtue<br />
ethics, which identifies the two principal virtues of motivation as benevolence and conscientiousness. Both<br />
virtues are demonstrably nonegoistic in nature. The virtue of benevolence can be defined as the character trait<br />
whose salient feature is a direct care or concern for the well-being of other persons for their own sake… a<br />
complex psychological disposition (i.e., a set of tendencies) consisting of, first, thought – a tendency to think<br />
of others, to notice that they need something, to remember that they are ill, and the like, as well as to engage in<br />
mental activities such as taking time to deliberate about the best means to help someone; second, feeling and<br />
emotion – a tendency to worry anxiously when someone is in danger, to be relieved or joyful when someone is<br />
put out of danger; and, third, action – a tendency to do favors, to give help, and to make sacrifice for others…<br />
Thus benevolent people are motivated both to act in accordance with the demands of the core content of<br />
morality and to act beyond the call of duty.” Ibid., p. 41, 45, 50.<br />
311 The virtue of conscientiousness can be defined as a character trait whose salient feature is a strong and<br />
effective sense of duty or obligation… Even though persons acting out of conscientiousness need not have<br />
(and in practice often do not have) any altruistic feelings such as sympathy for the persons they help,<br />
nonetheless, their motives are nonegoistic. They have a sense of duty to the people they help and are likely to<br />
view the help they give as something owed to others as a matter of right. ” Ibid., p. 42.<br />
312 “Practical wisdom is a master virtue in the sense that it mediates all the other virtues… Benevolence in<br />
practice sometimes degenerates into unjustified favoritism… Conscientiousness can all too easily become<br />
mindless rule worship or blind obedience to authority, as it did with Adolf Eichmann and many other<br />
perpetrators of the genocide.” Ibid., p. 54. “Ich hatte zu gehorchen!” Reportage I met Adolf Eichmann, BBC2,<br />
2002.<br />
313 “Autonomy is the trait of being self-directed and intellectually independent in moral matters, with a strong<br />
sense of responsibility for making up one’s own mind in particular situations and for leading one’s own life as<br />
a whole… One especially pertinent example of the importance of autonomy is the fact that thousands of Jews<br />
were actually saved by relatively few individual rescuers. Several studies have found that the people who<br />
rescued Jews were a very small minority among a large majority of perpetrators and bystanders; moreover,<br />
there is some evidence that most rescuers were not only courageous (as one would naturally expect) but were<br />
also autonomous individuals, being very little influenced by social pressure or conventional moral attitudes.”<br />
D.H. JONES, Moral responsibility in the Holocaust, p. 55.<br />
73
• zelfrespect 315<br />
H. Heeft al dan niet gerechtvaardigde morele excuses 316 zoals<br />
• Onwetendheid waaraan men geen schuld heeft 317<br />
• een handeling (per ongeluk of per vergissing) die niet zo bedoeld was 318<br />
• dwang en het gebrek aan mogelijkheden om anders te handelen 319<br />
• verzachtende omstandigheden als onachtzaamheid, roekeloosheid en noodzaak 320<br />
I. Pleegt zelfbedrog 321<br />
314 Zelfbeheersing omvat gematigdheid, moed en geduld. “Temperance… is the classical virtue of self-control.<br />
It consists of the capacity to counter or block desires, especially for pleasure, that threaten to interfere with<br />
doing what is morally right or good… A moral defect in relation to temperance is the trait of impulsiveness.<br />
Vices that interfere with or subvert the virtue of temperance often involve an inordinate or uncontrollable<br />
desire for some good. Examples include greed, which is a voracious need for possessions, especially money<br />
and wealth, though sometimes greed displays itself in willingness to take ad<strong>van</strong>tage of people in dire straits…<br />
Courage is needed to face all kinds of moral challenges, for example, overcoming the social pressure to<br />
conform to conventional anti-Semitism that faced rescuers of Jews during the Holocaust. The salient vice<br />
related to courage is cowardice. Patience is the capacity to manage irritation, provocation, or distraction that<br />
threatens to interfere with doing one’s duty or achieving some morally worthy goal… A related moral fault is<br />
irritability, or, simply, impatience.” Ibid., p. 56.<br />
315 “Justified moral self-respect, based on an honest self-assessment of one’s true moral worth, is a moral<br />
virtue… being relatively free of the vice of self-deception.” Ibid., p. 58.<br />
316 “If the wrongdoer has a justified excuse, the usual inference that he or she is blameworthy is blocked.<br />
Moreover, someone who is blameless for wrongdoing does not deserve overt blame, moral sanctions, or legal<br />
punishment… there is a requirement that the rele<strong>van</strong>t facts appealed to in offering an excuse be objectively<br />
correct… Just deserts is an elemental moral notion that requires us to treat each other fairly, and this means<br />
that we may blame and punish people only if they are blameworthy and/or legally culpable for their<br />
wrongdoing… The importance of justified excuses is demonstrated by the fact that all too often people think<br />
of excuses only in connection with the pervasive, but parasitic, practice of making bogus excuses in order to<br />
avoid blame and punishment that are in fact deserved.” Ibid., p. 63, 67, 76.<br />
317 Wat Jones hier zegt over de (meeste) Duitsers, geldt eveneens voor de meeste Antwerpenaren. “The<br />
historical evidence indicates that it is highly probable that by the end of 1942 a majority of them either knew<br />
or strongly suspected that the Jews were being systematically killed or left to die. So it appears that most<br />
Germans did not have a justified excuse of ignorance… Most Germans lived in cities that saw conspicuous<br />
deportations of Jews, the sudden availability of blocks of vacant apartments, and the Aryanization of Jewish<br />
business.” Ibid., p. 70.<br />
318 “Only nonculpable ignorance and mistakes can serve as valid excuses.” Ibid., p. 17. “Doing something<br />
wrong through negligence does not constitute a valid excuse, despite the act’s being unintentional, because<br />
negligence itself is a moral defect… In general, doing wrong recklessly is more blameworthy than doing it<br />
negligently, precisely because it reflects a conscious willingness to risk harm to others.” Ibid., p. 71.<br />
319 “People who do something wrong are blameworthy only if they ‘could have done otherwise,’ that is, they<br />
had the personal ability and the opportunity to act differently than they did in fact… For instance, a soldier<br />
who acted under threat of dire punishment (e.g., execution) would have a justified excuse for complying with<br />
an order to kill an unarmed Jew… When people are faced with adverse circumstances largely beyond their<br />
control, it is often unfair and unreasonable to expect them to have the degree of self-control and<br />
conscientiousness appropriate to people in affluent societies. The more dire the circumstances, the closer the<br />
case comes to being one in which the person has an excuse because there is no reasonable or fair opportunity<br />
to do otherwise.” Ibid., p. 72, 17, 75.<br />
320 “Of course, stealing food and breaking into locked homes are both prima facie morally wrong and illegal,<br />
but when the motives that prompt these acts are elemental ones, like the desire to avoid starving or the fear of<br />
freezing to death from exposure, the perpetrators are not as blameworthy as they would be otherwise.” Ibid.,<br />
p. 75.<br />
321 “Many of the people who knew or strongly suspected the truth had opportunities to help Jews avoid<br />
deportation without great risk to themselves, and so they had a prima facie duty to give aid. But relatively few<br />
did so. The great majority of Germans [en Antwerpenaren] who failed to live up to the basic duty of mutual<br />
aid are blameworthy for that failure; they are even more blameworthy if they lied about knowing or suspecting<br />
that the Jews were being killed… People who fully acknowledge to themselves the truth that Jews are being<br />
exterminated keep that belief (or knowledge) active by integrating it into their conscious thoughts, reasoning,<br />
emotions, and actions... By contrast, people whose goal is to evade the full self-acknowledgement of<br />
proposition J, the belief that the Jews are being exterminated, engage in one or more of a variety of tactics of<br />
self-deception… The person is motivated by a desire not to know or find out the truth of the matter. Moreover,<br />
some of the tactics used to achieve and sustain this state of ignorance, such as ignoring available evidence and<br />
refusing to look for possible additional evidence regarding the truth of J, clearly violate norms of rationality….<br />
74
J. Ons moreel eindoordeel over deze persoon op basis <strong>van</strong> rationele argumenten<br />
K. Ons gevoel <strong>van</strong> walging tot bewondering voor deze persoon<br />
<strong>Omstanders</strong><br />
“A relatively small number of non-Jews throughout Europe helped and rescued Jews… The<br />
great majority of bystanders in these circumstances were blameworthy for not helping and<br />
rescuing” 322 .<br />
“Helpers and rescuers stand out in sharp contrast to the great majority of people in all<br />
countries, who were either perpetrators or bystanders… Although the numbers of non-Jewish<br />
helpers and rescuers tended to be fairly small in every country, collectively they saved thousands of<br />
victims from extermination. There are no exact figures on the number of Jews saved by individual<br />
helpers and rescuers, but in one recent study the estimates given for each of the countries in which<br />
the Germans perpetrated the Final Solution taken together total nearly 300,000… The number of<br />
individual non-Jews who engaged in help and rescue is unknown. As of 1994, Yad Vashem (Israel’s<br />
Holocaust Memorial Authority) had honoured 11,000 rescuers; however this figure is almost surely<br />
too small. For one thing, Yad Vashem employs a very strict set of criteria in identifying those to be<br />
honoured, which excludes some rescuers who probable deserve recognition… people who helped<br />
only for pay are properly excluded… Even though the exact number of rescuers remains unknown,<br />
some estimates have been made based on memoirs, autobiographies, and interviews with survivors.<br />
The data in one such study indicate that about three hundred Germans were needed to hide sixty-five<br />
Jews because virtually all fugitives stayed with more than one rescuer, usually many more” 323 .<br />
There are different explanations for the choices people made to remain by-standers… It will be<br />
argued that many bystanders had a prima facie duty to render at least some kind of help to victims,<br />
so unless they had a justification or a valid excuse, they were blameworthy for failing to give it.<br />
They had an actual duty, all things considered…” 324 .<br />
The reason for individuals’ choosing to become helpers or rescuers vary. For example, some<br />
people engaged in helping and rescue because they believed (correctly, I shall argue) that it was their<br />
duty… Other people became rescuers because they had a deep personal concern to alleviate the<br />
plight of victims; they were essentially responding out of benevolence; moreover, saving the lives of<br />
Jews gave them a great sense of satisfaction that they were helping to resist Nazism and the values it<br />
represented... Granted, traditional gender roles often resulted in men’s having most of the leadership<br />
roles in rescue networks and resistance organizations… There was also a tendency for women to be<br />
more involved in saving children than men… Both men and women came to the aid of victims<br />
through an outraged sense of justice. In other words, both men and women rescuers possessed moral<br />
Wilful ignorance is a kind of motivated irrationality… Sometimes self-deception can be not only personally<br />
beneficial but also morally good and praiseworthy. For example, people who rescued Jews during the<br />
Holocaust often engaged in self-deception about the objective risk and danger involved in their work. In<br />
occupied Poland, for example, people caught hiding Jews in their home were usually killed on the spot<br />
together wit the Jews… Individual episodes of self-deception have a variety of bad-making characteristics: (1)<br />
being brought about by morally bad motives, (2) causing bad effects on one’s character, (3) giving rise to<br />
wrong acts, and (4) involving secondary projects of evasion that maintain and prolong the state of selfdeception;<br />
When self-deception becomes a full-blown vice (character trait), individual episodes exhibit badmaking<br />
characteristics 1-3. In addition, they are in character for the particular person, which tends to<br />
aggravate the person’s blameworthiness. Furthermore, characteristic 4, remaining in self-deception, becomes<br />
salient, and this also makes the person’s character more reprehensible… Because their state of self-deception<br />
is initially the result of their own intentional and purposeful project of evasion, it constitutes culpable<br />
ignorance… Thus purposeful self-deceptive evasion of acknowledging one’s own wrongdoing or defects of<br />
character, whether it is an isolated episode or one resulting from the vice of self-deception, is almost always<br />
something for which the person is to some degree blameworthy… It is impossible to get direct knowledge of<br />
people’s subjective state of mind, what they really believed, remembered, or intended; this must be inferred<br />
from objective evidence. There are only two kinds of objective evidence rele<strong>van</strong>t to making these distinctions:<br />
the person’s overt behaviour (including self-presentation) and factual evidence (including the testimony of<br />
others) arrived at independently of what the subjects do or say.” Ibid., p. 80, 82, 88, 90, 91.<br />
322 Ibid., p. 230.<br />
323 Ibid., p. 200.<br />
324 Ibid., p. 201.<br />
75
character that exhibits the principal virtues: benevolence, conscientiousness, courage and selfcontrol,<br />
and, of course, practical wisdom.<br />
Another popular explanation for people’s engaging in rescue is that they were motivated by<br />
their religious beliefs. There are two main reasons to doubt this explanation for the helping activity<br />
of all, or even most, rescuers. First, rescuers did not differ significantly from bystanders or<br />
nonrescuers in religious identification, religious education, their own religiosity, or that of their<br />
parents. Second, only 15 percent of rescuers mentioned at least one religious reason for rescuing<br />
Jews” 325 .<br />
Bij de groep protestantse redders en helpers speelde het geloof in ieder geval wel een<br />
belangrijke rol, al verschilde dat ongetwijfeld sterk <strong>van</strong> individu tot individu. Zij waren immers allen<br />
lid <strong>van</strong> de Gereformeerde Kerk, die in Vlaanderen slechts een kleine religieuze minderheid<br />
vertegenwoordigt. Eén <strong>van</strong> de stichters <strong>van</strong> die kerk, Abraham Kuyper, had als slogan: “In het<br />
isolement ligt onze kracht” 326 . Dat isolement en het feit <strong>van</strong> in die jaren zich openlijk te durven<br />
bekennen tot en te behoren tot een religieuze minderheidsgroep in het katholieke Vlaanderen, waar<br />
dat katholicisme, mede dankzij de verzuiling overal erg dominant aanwezig was, verklaren wellicht<br />
waarom er heel wat individuen of echtparen <strong>van</strong> de relatief kleine gemeenschap, die door hechte<br />
vriendschaps-, familie- en huwelijksbanden met elkaar verbonden waren 327 , bereid waren op een of<br />
andere wijze hulp te bieden aan joden, die overigens door deze protestanten werden beschouwd als<br />
het door God “Uitverkoren Volk”. Het verklaart wellicht ook gedeeltelijk waarom niemand <strong>van</strong> de<br />
(aangehouden) redders ooit een <strong>van</strong> de andere redders en helpers <strong>van</strong> deze groep verraden heeft 328 .<br />
Mede hierdoor hebben zoveel <strong>van</strong> de ondergedoken joden het kunnen overleven.<br />
“Perhaps the most significant finding of recent research into the psychology of rescuers is that<br />
they differed markedly from nonrescuers in the degree to which they possessed the characteristics of<br />
“extensivity”, what I have called universal (unlimited scope) benevolence and conscientiousness.<br />
Helpers and rescuers saw Jewish victims of the Final Solution as fellow human beings who were as<br />
deserving as anyone else of their benevolent concern and conscientious fulfilment of basic moral<br />
duties… Acts of help and rescue rele<strong>van</strong>t to this discussion can be divided into two main categories:<br />
acts that are one’s duty (either prima facie or actual, all things considered) and acts that are<br />
supererogatory (above and beyond duty). Regarding the last category, acts that are optional because<br />
they are supererogatory, it is important to note that although every act in this category is a good act,<br />
the degree of goodness can vary greatly… some acts of help and rescue during the Holocaust were<br />
not supererogatory but rather actual duties, all things considered… Virtually all studies of rescuers<br />
find that they tend to deny that they did anything heroic or extraordinary. Many of them explicitly<br />
state that they only did what anyone should have done, that they only did their duty… Consequently,<br />
in many instances when helpers and rescuers maintain that what they were only doing what anyone<br />
ought to have done (i.e., their duty), they were not only expressing their own sincere beliefs, but<br />
those beliefs were also correct. An equally important implication is that many people who were<br />
bystanders and failed to give help or engage in rescue in these circumstances were blameworthy for<br />
having failed to fulfil what was in fact an actual duty for them” 329 .<br />
“The principal criteria for making a decision (judgment) in a particular situation that an act of<br />
help or rescue is one’s actual duty, all things considered, are (1) the relative value of the benefit to<br />
the victim, (2) the value of the help or rescue as an act of resistance to Nazi oppression and values,<br />
and (3) the ability and opportunity of the actor to perform the act. The first conclusion to be<br />
established is that there are many possible acts of help or rescue that had the following<br />
characteristics when evaluated by these three criteria: either (a) they would provide an extremely<br />
325 Ibid., p. 202.<br />
326 Telefonisch gesprek met M. Joosten, 20.7.2006.<br />
327 In deze protestantse gemeenschap, temidden <strong>van</strong> een overwegend katholiek Vlaanderen, kende bijna<br />
iedereen iedereen, en waren veel families door huwelijken met elkaar verbonden. De voorkeur voor kandidaathuwelijkspartners<br />
voor de zonen of dochters ging immers vaak uit naar geloofsgenoten.<br />
328 Jones haalt een vergelijkbaar geval aan <strong>van</strong> leden <strong>van</strong> een religieuze minderheid: “Andre Trocme and his<br />
wife Magda were the nucleus of a rescue network consisting of themselves and other members of the<br />
Huguenot church that Andre served as pastor. There was no single motive or reason for these French peasants’<br />
involvement in rescue; among the reasons were Christian love, a sense of duty, and a spirit of resistance to<br />
both Nazi Germany and Vichy France that reflected the community’s own experience with past persecution as<br />
a minority religion.” Ibid., p. 224.<br />
329 Ibid., p. 202-206.<br />
76
valuable benefit such as survival or rescue to a victim or victims or (b) they had great value as acts<br />
of resistance to Nazi oppression and values, or both; and (c) not only helpers and rescuers, but also<br />
many bystanders, had both the ability and the opportunity to perform these possible acts” 330 .<br />
“The rescuer had not only to find a secure hiding place (often in his or her home) but also had<br />
to supply food and, in most cases, dispose of bodily waste, often under the watchful eyes of<br />
suspicious neighbors, police, and German occupation authorities… Other kinds of helping activities<br />
included giving temporary shelter or allowing a victim to rest; providing clothes, shoes, and so on,<br />
and providing escort or giving directions to safe places. One especially valuable, and surprisingly<br />
frequent, form of help consisted of ad<strong>van</strong>ce warnings of impending searches, raids, and roundups…<br />
Help often took the form of not doing something that would harm a victim; acts of omission could<br />
be just as valuable as positive help… how relatively easy it would have been for a great many<br />
bystanders to give victims all kinds of help if they had been so inclined… In addition to contributing<br />
to (or achieving) the physical survival of victims, they also represented a recognition (by the helpers<br />
and rescuers) of the humanity and individual personhood of each victim. These acts showed the<br />
victims that they were still cared for and respected as members of the human community. Moreover,<br />
this recognition and respect had profound moral meaning and value for victims, many of whom had<br />
experienced nothing but hostility and indifference from most people for months or years. Most<br />
studies of Holocaust victims emphasize that the psychological suffering caused by the humiliation,<br />
stigmatization, and social isolation of victims was just as devastating as physical deprivation and<br />
harm… The most profoundly devastating effect, however, came with the recognition that the<br />
Germans truly meant to kill each and every Jewish person they could get their hands on, including<br />
children. The distinct value of acts of help and rescue that comes from their being an expression of<br />
solidarity with and respect for victims can be most readily recognized in what I call acts of kindness<br />
(for want of a better term). Many acts were performed that may well have benefited a victim in one<br />
of the ways discussed so far but were performed primarily as an expression of sympathy and respect<br />
for victims… Each act of help or rescue was also potentially an act of resistance to this onslaught<br />
and an expression of protest against the immoral ideology upon which it was based” 331 .<br />
“One way of bringing the noninstrumental values of kindness and resistance into sharp relief<br />
is to view them in light of the not inconsiderable number of people who rescued victims only for<br />
pay. (These purely mercenary rescuers must be kept distinct from those who asked the Jews whom<br />
they hid for money because they were so poor that they could not have afforded to keep them<br />
otherwise.) Acts of rescue that were motivated only by monetary reward would nevertheless have<br />
very great instrumental value for victims, of course, but they had no value to them either as<br />
expressions of respect, recognition, and human solidarity, or as acts expressing protest against Nazi<br />
oppression.<br />
Although there was much that needed to be done for victims, the great majority of people<br />
were bystanders; they did nothing to help. If my analysis of the ethics of help and rescue is correct,<br />
all bystanders had at least a prima facie duty to render help to victims. Some of them (perhaps a<br />
majority) had actual duties, all things considered, in particular situations. In this section I sort<br />
through at least some of the principal explanations for not helping. I identify and distinguish<br />
explanations that constitute a justification or an excuse (thereby blocking blame altogether),<br />
explanations that mitigate blame, and explanations that bring discredit on the bystander and result in<br />
blameworthiness. A fairly large number of people had an ethical justification for not helping because<br />
of conflict with a serious role responsibility. For example, a married couple with several children<br />
and frail, elderly parents to take care of could reasonably refrain from attempting rescue…. It is also<br />
seems quite probable that in many cases they had a sufficient justification for not helping, namely,<br />
that they had a conflicting and overriding obligation to care for their families. Consequently, they<br />
acted rightly and were not blameworthy. There is some evidence to support this conclusion. One<br />
study found that a quarter of rescuers had children who were put at risk, and many of these rescuers<br />
report that they were criticized for it” 332 .<br />
In all regions of Europe bystanders greatly outnumbered helpers and rescuers, even though<br />
many of them had some opportunities to act without great risk. It seems reasonable to conclude that<br />
remaining a bystander in such circumstances was often wrong and blameworthy... It seems fairly<br />
330 Ibid., p. 207.<br />
331 Ibid., p. 209-211.<br />
332 Ibid., p. 213-214.<br />
77
clear that most bystanders who engaged in self-deception were blameworthy for doing so” 333 . En het<br />
was niet dat men het niet wist. Médard Schuytens’ oorlogsdagboek is een belangrijke, historische<br />
bron, die een goed beeld geeft <strong>van</strong> wat een opmerkzame, zich zo goed mogelijk informerende<br />
Antwerpse omstander indertijd kon weten i.v.m. de identificatie en registratie <strong>van</strong> zijn joodse<br />
stadsgenoten, hun vervolgens progressief toenemende uitsluiting uit het openbaar en economisch<br />
leven, hun isolatie en concentratie, om tenslotte uit te monden in hun brutale arrestatie en de daarop<br />
volgende deportatie en exterminatie.<br />
“We can begin to gain a fuller appreciation for the reasons why so many actual helpers and<br />
rescuers truly deserve our admiration by looking at a few more people who displayed the<br />
characteristics that made their acts clearly ‘above and beyond duty’. I refer to these people as<br />
morally committed rescuers” 334 . En Jones haalt hier dan o.a. het voorbeeld aan <strong>van</strong> de 17-jarige<br />
Stefania Podgorska Burzminska die 13 joden redde in Polen, waaronder een nicht <strong>van</strong> Sylvie<br />
Reichman, namelijk Danuta Karfiol, en haar partner Henryk Diamant 335 . “Because the rescuers<br />
risked their lives by acting in the face of great danger, their actions bring credit to them; they are<br />
praiseworthy and admirable… These rescuers all had enormous self-control and courage.. These<br />
morally committed rescuers had a sense of personal identity that made it psychologically impossible<br />
for them not to render help and engage in rescue, even though in doing so they faced great risks to<br />
their own lives that they did not have an actual duty to help. Individual rescuers had differing<br />
conceptions of themselves, of course, but they all had one or more of the following characteristics:<br />
(1) a conception of themselves as caring and compassionate persons together with an especially<br />
strong universal form of the virtue of benevolence, including a disposition to act out of care and<br />
concern despite great risk or danger, which would have manifested itself in deep remorse and a sense<br />
of shame if they had failed to help victims whose lives were at risk; (2) a conception of themselves<br />
as just and honourable persons together with an especially strong universal form of the virtue of<br />
conscientiousness, particularly concerning the duty of mutual aid, which would have manifested<br />
itself in feelings of guilt and shame if they had failed to fulfil that duty with regard to victims whose<br />
lives were at risk; or (3) a conception of themselves as independent and rational persons together<br />
with especially strong forms of the virtues of practical wisdom and autonomy, which would have<br />
manifested themselves in feelings of guilt and shame if they had failed to follow their own<br />
conscience, had engaged in self-deception, or had become bystanders out of fear. People who have a<br />
sense of personal identity consisting of commitments and values like these, and have developed the<br />
moral character to exemplify it, are very likely to find it psychologically impossible to act contrary<br />
to it. Their sense of integrity will not allow it. Again and again rescuers make statements like ‘I<br />
really had no choice; I couldn’t refuse to help’ and ‘if I had not helped, I wouldn’t have been able to<br />
live with myself.” The rescuers’ statements seem to mean that, from their point of view, or given the<br />
way they felt at that moment, they could not see any other way to act… To be psychologically<br />
unable not to help victims is not a character defect or a vice; it is a state of virtue or excellence. After<br />
all, what is personal integrity except the inability to bring oneself to do things that one sincerely<br />
believes are wrong or bad and the inability not to try one’s utmost to do things that one sincerely<br />
believes are right or good.<br />
333 Ibid., p. 216-217.<br />
334 Ibid., p. 217-218.<br />
335 We bespreken dit heroïsche <strong>verhaal</strong> in het kort onder 1.4 de familieleden <strong>van</strong> Sylvie Reichman.<br />
78
1 2 3 4 5 6 7 8 9<br />
Uitzonderlijk<br />
slecht of<br />
afkeurenswaardig<br />
(kwaadaardig)<br />
Zeer<br />
slecht<br />
Slecht Onvoldoende Niet<br />
goed<br />
Niet<br />
slecht<br />
Voldoende Goed Zeer<br />
goed<br />
79<br />
Uitzonderlijk<br />
goed of<br />
prijzenswaardig<br />
– – – – – – – – – – ± + ++ +++ ++++<br />
<strong>Omstanders</strong><br />
Médard<br />
Schuyten<br />
Wim<br />
Schuyten<br />
A B C D E F G H I J K<br />
Handeling<br />
of<br />
keuze<br />
om iets<br />
te doen<br />
of om<br />
iets<br />
niet te<br />
doen<br />
Weet<br />
dat het<br />
moreel<br />
goed of<br />
slecht<br />
is<br />
Doet<br />
het<br />
bewust<br />
Doet<br />
het<br />
vrijwillig<br />
Vanuit<br />
een<br />
moreel<br />
goed of<br />
slecht<br />
motief<br />
Ernst<br />
<strong>van</strong> de<br />
han-<br />
deling<br />
Karakter<br />
(trekken)<br />
bezittend<br />
als<br />
welwillend,<br />
gewetensvol,<br />
gezond<br />
verstand,<br />
zelfstandig,<br />
zelfbeheersing,<br />
zelfrespect<br />
Gerechtvaardigde<br />
morele<br />
excuses<br />
zoals<br />
onwetendheid,<br />
vergissing<br />
of dwang<br />
Zelfbedrog<br />
Moreel<br />
eindoordeel<br />
op basis<br />
<strong>van</strong><br />
rationele<br />
argumenten<br />
++ + ++++ +++ + + – – – + +<br />
++++<br />
Gevoel<br />
<strong>van</strong><br />
walging<br />
tot<br />
bewondering<br />
Helpers en<br />
redders<br />
Klaas Sluys ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++<br />
X Julia ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++<br />
Henri<br />
Schuyten<br />
++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ +++ +++<br />
X Margriet +++ +++ + ++<br />
René<br />
Schuyten<br />
++++ ± ++++ ++++ – ++++ ++++ +++ ++++<br />
X Nelly + ± ± ± – +++ – – + – – ++ +<br />
Charles<br />
Hendrickx<br />
+++ +++ _ +++ _ _ ++ ++<br />
X Yvonne +++ ++++ ++ +++<br />
Door +++ +++ _ +++ _ _ ++ ++<br />
Hendrickx<br />
X Isabella +++ +++ ++ ++<br />
Henri Rooze ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++<br />
X Truus ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++<br />
John<br />
Polderman<br />
+++ +++ +++ ++ ++ ++<br />
X Lea ++<br />
Toine Rooze + + + + + ++ + + +<br />
Youra ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++<br />
Livschitz 336<br />
Jean<br />
Franklemon<br />
Robert<br />
Maistriau<br />
++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++<br />
++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++<br />
336 Het <strong>verhaal</strong> over deze drie verzetslui: zie verder Hoofdstuk II, punt 1.5 & M. SCHREIBER, Stille rebellen. De<br />
overval op de 20 e deportatietrein naar Auschwitz, Amsterdam – Antwerpen, Atlas, 2001 (repr. 2002). De<br />
informatie met betrekking tot hun overval op het XXe transport wordt in het kort weergegeven in de<br />
schitterende reportage die hierover werd gemaakt: Judentransport XX, Eye2Eye Media Productie, 2003. We<br />
zetten de Youra Livschitz hier wel bij de redders, maar we zullen hem nog eens vermelden bij de <strong>slachtoffers</strong>.
HOOFDSTUK II. DE SLACHTOFERS<br />
0. HERMENEUTISCHE KNOOPPUNTEN M.B.T. DE SLACHTOFFERS<br />
• Zijn er bepaalde karaktertrekken of temperamenten die “typisch” zijn voor <strong>slachtoffers</strong> die het<br />
overleefden enerzijds en voor <strong>slachtoffers</strong> die het niet overleefden anderzijds?<br />
• Zijn getuigenissen <strong>van</strong> genocide<strong>slachtoffers</strong> betrouwbaar? Zijn zij bruikbaar in eventuele<br />
processen tegen de <strong>daders</strong>? Wat is de waarde <strong>van</strong> foto- en beeldmateriaal als bewijsmateriaal?<br />
Wat is “de waarheid”? Is dat de waarheid <strong>van</strong> de overwinnaars?<br />
• Hoe kan je geweldloos blijven in dergelijke situatie <strong>van</strong> onderdrukking en vervolging? Hoe kan<br />
je iets doen (voor de naaste) zonder in de spiraal <strong>van</strong> geweld te geraken die voor zovelen het<br />
einde betekent?<br />
• Hadden de joden zich niet beter verzet tegen hun deportatie? Waarom zijn ze hier niet in opstand<br />
gekomen, zoals ze bijvoorbeeld wel deden op 19 april 1943, toen enkele jonge, moedige mensen<br />
in het joodse getto <strong>van</strong> Warschau naar de wapens grepen, nadat duidelijk was geworden wat er<br />
met de gedeporteerden gebeurde?<br />
• Hoe kan je spiritueel zulke wrede, bloedige conflicten overleven? Is er nog toekomst überhaupt<br />
voor vergeving en liefde na wat er hier gebeurd is?<br />
• Hoe leef je verder als slachtoffer als zovelen <strong>van</strong> je geliefden, dierbaren, familieleden of<br />
vrienden nooit meer zijn teruggekeerd? Als je <strong>van</strong> hen nooit echt afscheid hebt kunnen nemen,<br />
bv. omdat je niet wist dat dit een afscheid voor eeuwig was? Ben je niet voorgoed het<br />
vertrouwen en het geloof in de goedheid <strong>van</strong> de mens kwijt? Wat houdt overlevenden overeind?<br />
• Waarom lijden zo veel overlevenden <strong>van</strong> de shoah onder een schuldgevoel; iemand die het geluk<br />
heeft gehad gered te worden, terwijl zo veel anderen de pech hadden gedood te worden?<br />
1. DE OVERLEVENDEN<br />
1.1 EDITH HÖNIG 337<br />
Figuur 53 Edith Hönig, 11.9.1944 (DV, Dossier<br />
Edith Hönig, 3219080)<br />
Figuur 54 Edith Hönig in Bilthoven (NL), de<br />
eerste gemeente die op eigen initiatief dit bord<br />
plaatste, 1942 (Archief Edith Hönig) 338<br />
337 Edith Honig (°Wenen, Oostenrijk, 24.6.1926)<br />
338 Edith Hönig verduidelijkt in een e-mail <strong>van</strong> 1.6.2005: “Wat Bilthoven betreft - daar hebben we nooit<br />
gewoond - de foto was daar toevallig genomen - ik vond het zo interessant - het was de eerste gemeente in<br />
Nederland, die op eigen initiatief dit bordje plaatste...”<br />
80
Het relaas <strong>van</strong> mw. Sluys heb ik met interesse gelezen. Het was mij alsof er een sluier werd<br />
gelicht, en de personen in kwestie kwamen me weer levendig voor de geest 339 .<br />
Het <strong>verhaal</strong> begint met Gotti Finkel: de jongen die 's nachts over de velden liep om zijn werk<br />
te kunnen uitvoeren en zodoende in het onderhoud <strong>van</strong> zijn gezin, en in het bijzonder zijn blinde<br />
moeder, te voorzien.<br />
Als, volgens het <strong>verhaal</strong>, de zakenrelatie de heer Hönig ten tonele verschijnt, hebben diens<br />
twee dochters al heel wat beleefd: eerst naar Frankrijk gevlucht 340 ; daarna, na de mislukte poging<br />
de demarcatielijn te overschrijden, terug naar België, alwaar het weerzien met de ouders. Immers,<br />
de eerste oproepen voor de z.g. werkkampen golden voor de jongere generatie, en dit noopte deze<br />
dochters (lees: mijn zuster en ik) eerder tot vluchten dan onze ouders.<br />
Door een jarenlange zakenrelatie was er een hechte band ontstaan tussen mijn vader en de<br />
heer Sluys - hecht genoeg om toen de nood aan de man kwam diens hulp in te roepen. Dit had tot<br />
gevolg dat wij jongeren plus de tante enige weken op de Withof mochten vertoeven. Ik herinner<br />
me dit verblijf als één <strong>van</strong> de gelukkigste perioden <strong>van</strong> mijn totale onderduiktijd. Wij beschikten<br />
over een eigen badkamer; en zelfs meen ik mij een kleine zijkamer te herinneren waar we naar<br />
hartelust naar radiomuziek mochten luisteren.<br />
Deze muziek bestond voor een groot deel uit Duitse amuzementsmuziek, maar op onze<br />
leeftijd en onder deze omstandigheden was elke muziek welkom.<br />
Zodra het donker werd werden we “gelucht”, en ik herinner ik me de avondwandelingen in de<br />
prachtige tuin. Tot mijn schande moet ik bekennen, dat er een groot aantal perziken <strong>van</strong>af de toen<br />
in bloei staande bomen aan onze gulzigheid ten prooi vielen - iets, dat, naar ik hoop, ons na zoveel<br />
jaren door de familie vergeven is.<br />
Onze maaltijden waren geregeld; zij vonden beneden in de gemeenzamenlijke eetkamer<br />
plaats. Bijgebleven zijn mij ook de gebeden en dankzeggingen voor en na de maaltijden. Zeer<br />
zeker waren de maaltijden juist toen gezegend!<br />
Groot was onze teleurstelling, toen gepaard gaande met afkeuring <strong>van</strong>wege onbegrip, toen<br />
ons op zekere dag werd meegedeeld dat wij naar elders moesten vertrekken. Zeker beseften we<br />
toen noch welk gevaar de familie Sluys liep om ons te herbergen noch dat we plaats moesten<br />
maken voor andere joodse vluchtelingen die, evenals wij tevoren, zonder onderkomen waren en<br />
bij de familie Sluys waren aangeland. Dit laatste vernam ik pas voor het eerst in het <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong><br />
mw. Sluys.<br />
Toen wij later vernamen, dat de heer Sluys was gearresteerd, was ons ter ore gekomen dat er<br />
zich in de Withof een clandestiene drukkerij bevond. Ook waren er joden aangehouden die zich<br />
toen in die villa ophielden.<br />
Wat mw. Sluys niet noemde is dat er in Edegem een aantal boeren was die joden opnam.<br />
Weliswaar eisten zij hiervoor een hoge prijs 341 , maar, gezien het risico dat zij namen, vonden wij<br />
339 In tegenstelling tot Lieve Wouters, die de tekst <strong>van</strong> Julia Schuyten wel bewerkte met het oog op de<br />
publicatie, heb ik aan de schrijfstijl <strong>van</strong> Edith Hönig niets gewijzigd. Alleen hier en daar heb ik een komma<br />
toegevoegd om de leesbaarheid te verbeteren.<br />
340 Lily en Edith Hönig vluchtten eerst samen met Heinz Schindler uit Amsterdam, omdat de oproepen voor de<br />
zogenaamde werkkampen eerst de jongeren betrof. Heinz Schindler woonde toen al bij de familie Hönig,<br />
omdat hij in Amsterdam aan een razzia ontsnapt was, en het sindsdien te riskant werd om nog naar zijn ouders<br />
terug te keren, die ook in Amsterdam woonden. Het doel <strong>van</strong> de tocht was om via Frankrijk Zwitserland te<br />
bereiken. De drie jongeren werden op die vlucht vergezeld <strong>van</strong> tante Anna, de ouders <strong>van</strong> Heinz Schindler, de<br />
zuster <strong>van</strong> Ediths moeder, Thea Gross en haar echtgenoot Philip Landau. Op weg naar onbezet Frankrijk<br />
werden ze ’s nachts door Duitsers ontdekt. De drie jongeren en tante Anna liepen wat achter en konden<br />
daardoor vluchten, terwijl de anderen in de handen <strong>van</strong> de Duitsers vielen. Zij werden opgepakt en via het<br />
verzamelkamp daar naar Polen gestuurd. Ze zijn nooit meer teruggekomen. Sindsdien werd Heinz Schindler<br />
door de ouders <strong>van</strong> Edith beschouwd als hun pleegzoon. E-mail <strong>van</strong> Edith Hönig <strong>van</strong> 1.6.2005.<br />
341 Wellicht betaalden de joden vooral voor het eten dat moest gekocht worden op de zwarte markt. Zoals blijkt<br />
uit het getuigenis <strong>van</strong> Julia Schuyten en uit het oorlogsdagboek <strong>van</strong> M.C. Schuyten (http://www.deliving.be/vervolging/Oorlogsdagboek1.pdf<br />
) schoten de prijzen op de zwarte markt de hoogte in tot men voor<br />
bepaalde zaken exorbitante prijzen moest neertellen. Op 19 september 1939 betaalt René Schuyten, die<br />
gemobiliseerd is, 65 centiem per ei aan de arme boer waarbij hij gelogeerd is. (Kobe, Brief <strong>van</strong> Kobe, in<br />
Vlaanderen voor Kristus, jg. 1, 19 september 1939, p. 89.) Op 21 januari 1941 kan Josephina Rigouts, de<br />
vrouw <strong>van</strong> Médard Schuyten, in het geheim nog eieren kopen aan 3 fr. het stuk. Op 5 maart 1944 betaalt ze<br />
voor een ei 10 fr. het stuk. Op 24 februari 1941 kan men nog een bruin plakkerig brood kopen <strong>van</strong> 900g aan 4<br />
81
dit redelijk. Deze boeren behoorden tot dezelfde kerkgezindheid als de familie Sluys; dit uitte zich<br />
in een hechte eenheid en bescherming <strong>van</strong> de joden. Als ik mij niet vergis waren er in de periode<br />
oktober-november ong. 15 à 18 joden in Edegem ondergedoken.<br />
Figuur 55 vlnr Edith Hönig, Heinz Schindler, Selma Finkel, Gottfried Finkel en Lily Hönig in<br />
de tuin <strong>van</strong> het huis <strong>van</strong> Door Hendrickx, Drie Eikenstraat 59 te Edegem, 1943 (Archief Edith<br />
Hönig)<br />
Door een ongelukkige omstandigheid kwam er begin 1943 een einde aan deze periode in de<br />
vorm <strong>van</strong> een razzia en werden de meeste “onderduikers” gearresteerd, waaronder mijn oom 342 , die<br />
zich in één der boerderijen bevond. Het gelukte deze op weg naar Polen uit de trein te springen, en<br />
hij heeft nog vele jaren in de V.S. geleefd tezamen met zijn vrouw, die toentertijd op dezelfde<br />
boerderij verbleef maar zich had weten te verstoppen 343 .<br />
Het moet mij <strong>van</strong> het hart dat mijn zuster en ik – de enige overlevenden <strong>van</strong> die periode – ons<br />
leven aan de familie Sluys te danken hebben: aan hun hulp toen wij geen uitweg hadden; aan<br />
hun overtuiging dat ze door hoger hand uitverkoren waren om ons joden een helpende hand<br />
toe te steken en om medegeloofsgenoten te kunnen overtuigen hetzelfde te doen.<br />
Waarom pas nu met al deze gegevens te voorschijn gekomen? Waarom niet eerder contact<br />
gezocht om onze redders onze dankbaarheid te tonen? Indien u enigszins op de hoogte bent <strong>van</strong> de<br />
zegels <strong>van</strong> 2,50 Bfr. Op 25 juni 1944 kost een brood 40-45 Bfr. (M.C. SCHUYTEN, Oorlogsdagboek, p. 70, 78,<br />
163, 208). <strong>Een</strong> verdrie- tot vervijfvoudiging <strong>van</strong> de prijzen was de regel. De ondergedoken joden, afgesneden<br />
<strong>van</strong> alle informatie <strong>van</strong> de buitenwereld, konden deze prijsstijgingen niet controleren, en sommigen hebben<br />
daaruit wellicht geconcludeerd dat zij een hoge prijs moesten betalen voor hun onderduiken. Dit idee werd<br />
wellicht nog versterkt door het zeer vervelende gevoel dat gepaard ging met de steeds oplopende uitgaven voor<br />
voedsel, terwijl men tegelijkertijd zonder enige bron <strong>van</strong> inkomsten zat, waardoor de spaarcenten of het eigen<br />
kapitaal als het ware smolt als sneeuw voor de zon. Daar kwam nog bij dat men onmogelijk kon schatten<br />
hoelang de oorlog nog zou duren, hetgeen moet hebben gezorgd voor een permanente toestand <strong>van</strong> angst en<br />
(ook financiële) onzekerheid. Aan de andere kant heeft ons onderzoek ook uitgewezen dat de aanvragen <strong>van</strong><br />
Door en Charles Hendrickx om erkend te worden als “Politiek Ge<strong>van</strong>gene”, inclusief de geldelijke voordelen<br />
hieraan verbonden, door de 2 de Aanvaardingscommissie voor Politieke Ge<strong>van</strong>genen en hun Rechthebbenden<br />
worden afgewezen “aangezien hij valt onder de toepassing <strong>van</strong> art.5, 5° der wet <strong>van</strong> 26/2/1947, de personen<br />
bedoelend die door de vijand aangehouden werden wegens daden gesteld onder winstbegjag.” DO, Dossier<br />
Hendrickx (Charles) Maria-Carolus-Josephus, 16.1.1953. En bij de redenen voor de negatieve beslissing<br />
aangaande de aanvraag <strong>van</strong> Charles Hendrickx staat: “Overwegende dat verzoeker zijn aanvraag steunt op het<br />
verbergen <strong>van</strong> joden; Overwegende dat hij blijkbaar met winstbejag heeft gehandeld daar deze opgespoorden<br />
hem 150 Bfr. per dag en per persoon betaalden.” DO, Dossier Hendrickx (Charles) Maria-Carolus-Josephus,<br />
16.1.1953.<br />
342 Israel (Igo) Gross, ingeschreven op de transportlijst <strong>van</strong> het XXste konvooi onder nr. 1265, geboren<br />
4.4.1897 te Padworno (Polen), bontwerker, sprong inderdaad <strong>van</strong> de trein en vervoegde nadien terug de andere<br />
onderduikers in Brussel.<br />
343 Zij was blond met blauwe ogen en zat buiten op het toilet. Toen een Duitser de deur <strong>van</strong> het toilet opende,<br />
en haar zag zitten, zei hij: “Entschuldige!” en liet haar verder met rust, waarschijnlijk niet vermoedende dat<br />
ook zij een joodse was. E-mail <strong>van</strong> Edith Hönig, 31.5.2005.<br />
82
psychische ontwikkelingen <strong>van</strong> velen onzer lot- en geloofsgenoten weet u ook dat velen onder ons<br />
het verleden probeerden te verdringen en trachtten zich slechts met de toekomst bezig te houden. In<br />
mijn eigen geval was dat Israel, waar ik 16 jaar heb gewoond. Dit waren mooie, hoewel tevens<br />
moeilijke jaren. De terugkeer naar Europa bracht mij ook weer nader tot het verleden. Ik heb enige<br />
jaren in België gewoond, doch voelde me niet rijp voor een confrontatie met deze episode.<br />
<strong>Een</strong>s ben ik wezen kijken naar de plaats in Edegem waar we ondergedoken waren; tevens was<br />
ik op zoek naar de Withof in Boechout en probeerde me een beeld te maken <strong>van</strong> de tijd <strong>van</strong> toen.<br />
Wie zal zeggen waarom ik juist nu navraag naar deze periode heb gedaan - nu, waar Dora zo dichtbij<br />
woont en zelf zo dikwijls in mijn straat heeft gelopen om haar zieke schoonvader te bezoeken en ook<br />
niet de moed heeft gehad mij op te zoeken. Misschien is het nu de juiste tijd om over de drempel te<br />
stappen, elkaar te omarmen, en met elkaar te praten over de tijd en de mensen <strong>van</strong> toen, waar<strong>van</strong> de<br />
meesten er niet meer zijn.<br />
Edith Sanders, 11 augustus 1995<br />
En Edith Hönig vervolgt in 2005 344 :<br />
Het <strong>verhaal</strong> begint in 1942, toen ik amper 17 jaar oud was. Niet alles wat er gebeurde was me<br />
toen even duidelijk; tevens kan ik me <strong>van</strong>daag niet herinneren, hoe een en ander precies in zijn werk<br />
is gegaan 345 .<br />
Het reeds door mij vertelde <strong>verhaal</strong> over het verblijf bij de familie Sluys speelde zich af<br />
gedurende slechts enkele weken. De bedoeling was immers, dat we <strong>van</strong>af daar naar andere adressen<br />
zouden worden doorgestuurd, en wel naar boeren in het dorp Edegem die kerkgenoten waren <strong>van</strong><br />
Klaas Sluys en Joden bij zich opnamen tegen vergoeding.<br />
Veel later heb ik begrepen, dat René Schuyten als contactpersoon optrad – een vrolijke<br />
jongeman die ons af en toe kwam opbeuren.<br />
Na ons verblijf in de Withof belandden we bij de familie Hendrickx te Edegem. Ze woonden<br />
in een alleenstaand huis in de Drie Eikenstraat. Het had twee verdiepingen. De bovenverdieping<br />
zou gedurende enige maanden ons verblijf worden.<br />
Figuur 56 Het huis <strong>van</strong> Door Hendrickx, Drie Eikenstraat 59, Edegem, voorheen Molenstraat<br />
Bij onze aankomst troffen wij Gottfried Finkel aan, die destijds in de boekhouding <strong>van</strong> Klaas<br />
Sluijs werkte was. Gottfried's (Gotti's) ouders en zuster, Selma, waren toen in Hasselt<br />
344 Dit vervolg schreef Edith Hönig speciaal op mijn aanvraag. Ik ben haar daar zeer erkentelijk voor.<br />
345 Over de periode voorafgaand aan het onderduiken, schrijft Edith Hönig: “We zijn dus <strong>van</strong>uit Amsterdam<br />
gevlucht – eerst mijn zuster, Heinz Schindler en ik, want de oproep voor de zogenaamde werkkampen waren<br />
eerst voor de jongeren. Heinz Schindler woonde toen al bij ons – hij was in Amsterdam aan een razzia<br />
ontsnapt en sindsdien niet meer naar zijn ouders gegaan, die ook in Amsterdam woonden. Later kwamen mijn<br />
ouders naar Belgie – toen waren wij al terug uit Frankrijk en dat was de periode <strong>van</strong> de fam Sluys. Het moet<br />
Augustus geweest zijn – een of twee weken, zoals ik al schreef, maar helaas kan ik je geen preciese datum<br />
daarover noemen. Het doel <strong>van</strong> onze tocht naar Frankrijk was niet om Spanje te bereiken, maar Zwitserlandhetgeen<br />
dus niet gelukt is.Wij gingen op weg naar Frankrijk met Lilly, tante Anna, de ouders <strong>van</strong> Heinz<br />
Schindler, de zuster en zwager <strong>van</strong> mijn moeder Thea en Fhilip Landau en ik. Met ons achten dus. Helaas<br />
kwamen we met ons vieren terug – tante Anna, Heinz Schindler, Lilly en ik. Op weg naar onbezet Frankrijk<br />
werden we in de nacht door Duitsers ontdekt - Wij vieren, die dus gered zijn hadden het geluk achter te lopen<br />
en konden vluchten, terwijl de ouders <strong>van</strong> Heinz en mijn oom en tante Landau in de handen <strong>van</strong> de Duitsers<br />
vielen, ze zijn opgepakt en via het verzamelkamp aldaar naar Polen gestuurd en nooit meer teruggekomen.”<br />
E-mail <strong>van</strong> Edith Honig <strong>van</strong> 1.6.2005.<br />
83
ondergedoken. Mijn ouders, die toen ook uit Nederland waren overgekomen, werden evenals mijn<br />
zuster, Lilly, bij René Schuyten zelf ondergebracht.<br />
De familie Hendrickx bestond uit vader en moeder Hendrickx plus hun zoon Eduard, die toen<br />
nog thuis woonde. Er was nog een dochter, Angèle, die toen haar eerste kind verwachtte, elders<br />
woonde, maar dagelijks naar de winkel kwam, waar boter en andere zuivelproducten werden<br />
verkocht. Er was nog een andere zoon, Charles, die met Yvonne getrouwd was en een dochtertje<br />
had 346 . Ook dit gezin nam Joodse onderduikers in huis. 347<br />
Figuur 57 Edith Hönig, Selma Finkel en Lilly Hönig in achtertuin <strong>van</strong> fam. Hendrickx te<br />
Edegem, 1943 (Archief Edith Hönig)<br />
Bij de familie Hendrickx waren wij op een goed moment met z’n tienen: [bovenste rij <strong>van</strong><br />
links naar rechts] mijn ouders en mijn zuster Lilly (die inmiddels <strong>van</strong>uit René Schuyten waren<br />
overgeplaatst), ikzelf, Gotti, [onderste rij <strong>van</strong> links naar rechts] diens ouders en zuster, Selma,<br />
(inmiddels overgekomen <strong>van</strong>uit Hasselt), mijn vaders zuster Anna Hönig-Kron, en Heinz<br />
Schindler 348 .<br />
Figuur 58 Sigmund<br />
Hönig, 11.9.1944<br />
Figuur 63 Markus<br />
Finkel, 15.7.1929<br />
Figuur 59 Rosa<br />
Gross, 11.9.1944<br />
Figuur 64 Laura<br />
Eisig, 15.7.1929<br />
Figuur 60 Lily Hönig,<br />
4.7.1946<br />
Figuur 65 Selma<br />
Finkel, 18.3.1947<br />
Figuur 61 Edith<br />
Hönig, 11.9.1944<br />
Figuur 66 Anna<br />
Hönig, 10.9.1941<br />
84<br />
Figuur 62 Gottfried<br />
Finkel, 11.2.1947<br />
Figuur 67 Heinz<br />
Schindler, 11.9.1944<br />
346 Wat in het <strong>verhaal</strong> niet helemaal klopt is, dat Charles en Yvonne één dochtertje hadden. Liliane Hendrickx<br />
was al in 1942 geboren als tweede kind. E-mail <strong>van</strong> Frank Rooze (man <strong>van</strong> Liliane Hendrickx) <strong>van</strong> 22.5.2005.<br />
347 O.a. de oom <strong>van</strong> Edith, Igo Gross, en diens vrouw, Rosalie Berlstein.<br />
348 Al deze foto’s komen uit de dossiers <strong>van</strong> de betrokken personen bij de Dienst Vreemdelingenzaken. De<br />
referenties worden later bij hun individuele fiches gegeven.
Figuur 68 Igo Gross, 7.7.1942 (DV,<br />
Dossier Israel Gross, A318886)<br />
Figuur 69 Rosalie Berlstein, 30.11.1939 (DV, Dossier Israel<br />
Gross, A318886)<br />
Mijn moeders broer Igo 349 en diens vrouw, Rosl, waren toen in hetzelfde dorp ondergedoken,<br />
en wel bij de reeds eerder genoemde Charles Hendrickx. Daar woonde eveneens een Joods<br />
onderduiker, Jo Polak. Het was deze Jo Polak die de ramp veroorzaakte waardoor we uit Edegem<br />
moesten vluchten 350 . Niet beseffend aan welk gevaar hij zichzelf en ook ons blootstelde reisde hij nl.<br />
geregeld op en neer naar Antwerpen voor afleiding en vermaak. Hij zag er nogal typisch Joods” uit,<br />
en werd daardoor op een zeker moment achtervolgd en zijn schuilplaats in Edegem ontdekt 351 .<br />
Er bleef kennelijk nog genoeg tijd om ons te waarschuwen, en zo liepen wij op klaarlichte dag<br />
met z’n allen pardoes de straat op. We bleven tot de avond aan de wandel. Toen de nacht inviel<br />
klopten wij op goed geluk bij een boerderij aan waar we, in de hoop dat het “goede” mensen waren,<br />
om onderdak vroegen.<br />
Als ik me goed herinner kwam René Schuyten ons daar opzoeken, maar ik weet niet hoe hij er<br />
achter kwam waar wij op dit moment zaten. In elk geval was het hij, die ons ergens anders zou<br />
indelen 352 .<br />
Nu kwam er opeens een zekere mijnheer Hutterer in het spel. Dit was dus in de winter <strong>van</strong><br />
1943 353 . Hij was zelf een in België wonende maar in Oostenrijk geboren Jood, maar slaagde erin dit<br />
349 Edith Hönig schrijft: “Oom Igo is in ± 1937 uit Oostenrijk gevlucht - ik herinner me, dat wij - mijn vader,<br />
een andere oom (Fhilip Landau) en ik als kind <strong>van</strong> 12 jaar met onze auto naar de grens <strong>van</strong> Duitsland zijn<br />
gereden en hem daar, met nog drie ooms en mijn grootvader hebben afgehaald. Het was in de buurt <strong>van</strong> Venlo,<br />
daar stond een cafe, gedeeltelijk op Nederlandse bodem en gedeeltelijk op Duitse bodem. Zo kwamen ze op de<br />
ene kant naar binnen en op de andere kant stonden wij te wachten. <strong>Een</strong> of twee weken tevoren waren de<br />
echtgenotes op dezelfde manier overgekomen (waaronder tante Rosl en tante Anna). We brachten ze naar<br />
Amsterdam, waar ze enige weken bleven (uiteraard illegaal) en gingen toen door naar België, waar schijnbaar<br />
de vluchtelingen beter toegang hadden.” E-mail <strong>van</strong> Edith Hönig <strong>van</strong> 31.5.2005.<br />
350 Edith Hönig schrijft echter: “Zover ik me de verhalen herinner, was het niet Jo Polak die de boel verraadde,<br />
maar Mevr. Bremer. Haar werd door de Duitsers beloofd, dat als ze de namen <strong>van</strong> de ondergedoken Joden in<br />
Edegem zou doorgeven, zij en haar kind gespaard zou blijven. Hetgeen natuurlijk toch niet gebeurde en ze<br />
evengoed werd doorgestuurd.” E-mail <strong>van</strong> Edith Honig <strong>van</strong> 11.6.2005.<br />
351 Jonas Polak zal in de Dossinkazerne nog proberen te ontsnappen, maar hij wordt gevat en daar zeer zwaar<br />
voor mishandeld. Hij wordt met het nr. 1235 op het XXste transport gezet. Hij overleeft Auschwitz, keert dan<br />
naar zijn geboorteland Nederland terug, huwt er en zou daar na een aantal jaren zelfmoord gepleegd hebben.<br />
Telefonisch gesprek met Edith Hönig <strong>van</strong> 1.6.2005, 2.8.2006.<br />
352 Deze situatie is een perfecte illustratie <strong>van</strong> wat Marion Schreiber schrijft: “De nog in België wonende joden<br />
werden [het voorjaar <strong>van</strong> 1943] door…. zorgen gekweld. Het net werd steeds strakker om hen aangetrokken.<br />
Diegenen die waren ondergedoken zaten in kelders, op zolders en op eigenlijk onbewoonbare kamertjes, ze<br />
durfden niet meer de straat op of naar de dokter. Ze waren met huid en haar aangewezen op de welwillendheid,<br />
het geduld en de generositeit <strong>van</strong> de Belgische kennissen of buren die hun onderdak verschaften en hen in hun<br />
schuilplaats <strong>van</strong> levensmiddelen voorzagen. In de ogen <strong>van</strong> de steeds meedogenlozer optredende<br />
bezettersjustitie maakten zij zich allemaal strafbaar. Hulp aan vogelvrij verklaarde joden werd bestraft met<br />
opsluiting in een Duits concentratiekamp.” M. SCHREIBER, Stille rebellen. De overval op de 20 e deportatietrein<br />
naar Auschwitz, Amsterdam –Antwerpen, Atlas, 2001 (repr. 2002), p. 195. Zeker een aantal onder hen,<br />
waaronder Heinz Schindler konden tijdelijk terecht in het klooster <strong>van</strong> de Zusters <strong>van</strong> Sint-Vincentius à Paulo,<br />
Kerkstraat 5 te Mortsel. DV, Politieverslag <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> St.-Joost-ten-Noode <strong>van</strong> 10.11.1944, Dossier<br />
Schindler, Heinz, 2014544.<br />
353 Vermits Edith Hönig naar eigen zeggen bij het onderduiken altijd in het gezelschap is gebleven <strong>van</strong> Heinz<br />
Schindler, weten we uit een politierapport <strong>van</strong> 10.11.1944 dat dit niet klopt. Volgens Heinz Schindler zullen<br />
zij reeds op 8 april 1943 hun intrek nemen in de Rue de la Ferme, 53 en daar blijven tot aan de bevrijding.<br />
Ibid.; E-mail <strong>van</strong> Edith Hönig <strong>van</strong> 9.1.2006.<br />
85
laatste feit gedurende de hele oorlog te verbergen. Hij was tandarts en werkte zelfs de hele oorlog<br />
door in zijn praktijk 354 . Op de een of andere manier slaagde hij erin ons een verblijfplaats in Brussel<br />
te bezorgen, (rue de la Ferme 53 in St. Josse) evenals een Belgisch echtpaar dat in hetzelfde huis<br />
kwam wonen en ons met voedsel en andere levensbehoeften voorzag.<br />
Figuur 70 Onderduikadres (<strong>van</strong> 1943 tot 1944) <strong>van</strong> de families Hönig & Finkel Rue de la<br />
Ferme 53 te Brussel, kort na de bevrijding (Archief Edith Hönig)<br />
Het staat me niet meer bij, op welke wijze we <strong>van</strong>uit Edegem naar Brussel verhuisden, maar<br />
het moet wel in het donker zijn geweest, want ik heb pas na de bevrijding het huis gezien waarin we<br />
<strong>van</strong> nu af aan zo lang zouden verblijven!<br />
Inmiddels was nu het geld <strong>van</strong> mijn vader op dat hij uit Nederland mee had genomen, en<br />
niemand <strong>van</strong> de ondergedokenen was kapitaalkrachtig. Mijn vader moest dus op zoek naar (een)<br />
andere geldbron(nen). Ik heb er geen idee <strong>van</strong>, hoe het contact nu weer tot stand kwam, maar pas na<br />
de oorlog hoorde ik dat het alweer de familie Sluys was die in de bres sprong, en vader een flinke<br />
som leende. Dit bracht natuurlijk een groot risico met zich mee, omdat niemand er zeker <strong>van</strong> kon<br />
zijn, dat wij de oorlog zouden overleven en het geld dus zouden kunnen terugbetalen. Ook hoorde ik<br />
na de oorlog, dat mijn vader al gauw de schuld kon aflossen, en wel door het feit dat hij in Brussel<br />
snel goede zaken kon doen dank zij de hoogconjunctuur die zich daar spoedig ontwikkelde 355 .<br />
Figuur 71 vlnr (tante) Anne Kron, moeder Rosa Gross, een Engelse soldaat, Heinz Schindler,<br />
vader Sigmund Hönig, Edith Hönig in rue de la Ferme te Brussel, kort na de bevrijding<br />
(Archief Edith Hönig)<br />
354 Deze mijnheer Hutterer had geen kinderen. Telefonisch gesprek met Edith Hönig, 2.8.2006. Voorlopig<br />
vonden we over hem niet meer informatie. Ook bij het JMDV is hij niet bekend.<br />
355 In de zakelijke Balans <strong>van</strong> Klaas Sluijs-Schuyten <strong>van</strong> 1944 (zie bijlagen) staan aan de debetzijde o.a. H.<br />
Schuyten –Anwerpen voor 18.000 fr., Jan Blokland – Deurne voor 154.750 fr., René Schuyten – Edegem voor<br />
15.225 fr., Mme Grosz – in Ballingschap voor 31.203,60 fr., Mme Grünspan – Antwerpen voor 85.732,95 fr.,<br />
I[sidoor] Hendrickx – Edegem voor 25.000 fr., Parfumerie Isis [de zaak <strong>van</strong> René Schuyten] – Edegem voor<br />
50.750 fr., S. Hönig – Amsterdam –Brussel voor 376.338,03 fr; In de zakelijke Balans <strong>van</strong> Klaas Sluijs-<br />
Schuyten <strong>van</strong> 1945 staan aan de debetzijde o.a. H. Schuyten – Antwerpen voor 18.000 fr., Jan Blokland –<br />
Deurne voor 150.000 fr., René Schuyten – Edegem voor 75.025 fr., [Mme Grosz – in Ballingschap niet meer],<br />
Mme Grünspan – Antwerpen voor 90.876,95 fr., I[sidoor] Hendrickx – Edegem voor 25.000 fr., Parfumerie<br />
Isis [de zaak <strong>van</strong> René Schuyten] – Edegem voor 50.250 fr., [S. Hönig – Amsterdam –Brussel niet meer]. De<br />
balansen <strong>van</strong> 1944 en 1945 <strong>van</strong> “Industrie & Handelsmaatschappij Boechout” (Archief Dora Eikelboom-<br />
Sluys). Hieruit kunnen we afleiden dat Klaas in ieder geval heel wat geld leende aan verschillende mensen, en<br />
eveneens wat de kostprijs was <strong>van</strong> het later onderduiken <strong>van</strong> Myriam Grosz en haar drie kinderen. Vermits<br />
niemand <strong>van</strong> hen de oorlog overleefde, kon de som ook niet worden terugbetaald en werd zij het jaar daarop<br />
ook niet meer opgenomen in de boekhouding. Wat we ook zien is dat het grote bedrag dat S. Hönig in de loop<br />
der jaren <strong>van</strong> Klaas had geleend, in 1945 al volledig blijkt terugbetaald te zijn.<br />
86
Brussel ontpopte zich inderdaad direct tot een bruisende stad en werd snel een centrum <strong>van</strong><br />
het zakenleven - waarschijnlijk door de snelle bevrijding en haar gunstige ligging. Dit was ook één<br />
<strong>van</strong> de redenen dat we pas begin 1946 naar het reeds ruim een half jaar eerder bevrijde Nederland<br />
terugkeerden 356 .<br />
Nu terug naar 1943.<br />
Het huis in de rue de la Ferme had twee verdiepingen. Wij verbleven met z'n tienen boven, het<br />
Belgische echtpaar nam haar intrek op de benedenverdieping. De man, wiens voornaam Louis<br />
was, was cipier in een Brusselse ge<strong>van</strong>genis. Hij kwam ons geregeld bezoeken, en vertelde ons dan<br />
uitvoerig, wat er zich daar en elders in de stad had afgespeeld. Hij was een opgewekt iemand, vooral<br />
wanneer hij een glaasje op had – en dit gebeurde nog al eens. We wisten, dat hij het met de<br />
waarheid niet altijd even nauw nam, maar we accepteerden dit graag, wetend, dat hij dit deed om ons<br />
wat op te vrolijken.<br />
Gedurende deze <strong>van</strong> de winter [correctie: 8 april] 1943 t/m de bevrijding [4 september 1944]<br />
anderhalf jaar later durende periode, waarin we niet eenmaal het huis uit durfden te komen, waren er<br />
slechte maar ook goede momenten. Op een dag vernamen we bijvoorbeeld, dat het huis zou worden<br />
verkocht. De nieuwe eigenaar wilde het <strong>van</strong> binnen bekijken. Wat te doen met al die onderduikers…<br />
<strong>Een</strong> paar <strong>van</strong> ons verstopten zich in het kolenhok. Dit kon zgn. niet worden geopend, met het<br />
argument, dat de sleutel zoek was. Verder werd er een stuk in scène gezet in de vorm <strong>van</strong> een<br />
naaikransje: in een kamer waren een paar vrouwen bezig kleren te repareren. <strong>Een</strong> andere kamer werd<br />
omgetoverd tot studievertrek, waar een paar jongeren onder ons zich vlijtig over hun boeken bogen.<br />
Alles zag er normaal uit, en we waren er<strong>van</strong> overtuigd, dat we het er goed <strong>van</strong> hadden afgebracht.<br />
Veel later, na de oorlog, vernamen we, dat de nieuwe koper wel degelijk op de hoogte was<br />
<strong>van</strong> onze identiteit, en, om ons geen angst aan te jagen, het spel mee had gespeeld. Dit was een <strong>van</strong><br />
vele bewijzen, dat er ook goede mensen rond liepen, wiens hart op de goede plaats zat. Even goed<br />
hadden we verraden kunnen worden, want zo langzamerhand was er een aantal mensen, die <strong>van</strong> ons<br />
bestaan afwist. Er heerste bij ons inderdaad steeds de angst verraden, opgepakt en doorgestuurd te<br />
worden naar een <strong>van</strong> de ons reeds bekende kampen. Het zwaard <strong>van</strong> Damocles hing ons constant<br />
boven het hoofd.<br />
Nog een voorval dat het vermelden waard is. Er werd een Engels vliegtuig neergeschoten. De<br />
piloot redde zich met een parachute, en kwam terecht in de… rue de la Ferme! De hele straat werd<br />
afgezet, en er volgde een klopjacht <strong>van</strong> huis tot huis. Tot ons geluk, doch zeker niet tot dat <strong>van</strong> de<br />
piloot, werd hij niet ver <strong>van</strong> ons huis gevonden, en werd het zoeken gestaakt.<br />
Hoe zag ons leven er uit? We probeerden er het beste <strong>van</strong> te maken en het voor zover<br />
mogelijk in normale banen te laten lopen. Ieder had een taak, bv. aardappel schillen - iets, waaraan<br />
ieder een hekel had. Maar ons hoofdmenu bestond uit aardappelen, dus men moet in overweging<br />
nemen, hoeveel aardappelen eraan te pas kwamen. Er kwam geen einde aan de berg!<br />
We zorgden echter ook voor afleiding en amusement, hoe vreemd dit ook moge klinken<br />
gezien onze omstandigheden. Zo hielden we op zaterdag regelrechte godsdienstoefeningen. Er<br />
werden gebeden gezegd, met de daartoe behorende uitleg en discussie. Het is bij ons gewoonte, bij<br />
elke dienst een preek <strong>van</strong> de rabbijn te horen te krijgen. Deze taak werd afwisselend door ons<br />
vervuld. Ik meen me te herinneren, dat er interessante en leerrijke stof <strong>van</strong> een hoog niveau ter<br />
sprake kwam.<br />
Ook werd er af en toe een toneelstuk opgevoerd, over een bijbels onderwerp. Zo het bekende<br />
<strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> de twee moeders die streden over het bezit <strong>van</strong> een baby, en de wijze oplossing <strong>van</strong><br />
koning Salomon. Of er werd op een hete dag een opdracht gegeven de dag door te brengen onder de<br />
leuze <strong>van</strong> "een zomerdag aan het strand".<br />
Hoewel we weinig kleren bezaten improviseerden we strandkleding, en toverden een<br />
bloemengieter plus een ladder om tot een openbare douche aan het strand. Onze pret en<br />
uitgelatenheid valt niet te beschrijven. <strong>Een</strong> en ander verschafte ons de nodige uitlaat waarop we<br />
weer enige tijd konden teren.<br />
Ikzelf had ergens een Engels leerboek weten te bemachtigen. Zo probeerde ik onze<br />
gedwongen situatie enigszins te benutten door een kennis te vergaren die me later, zoals zou blijken,<br />
uitstekend <strong>van</strong> pas zou komen. Verder zijn niet te vergeten onze bridge en rummy tournooien. Deze<br />
356 Op 12.4.1946 keren Sigmund Hönig en zijn vrouw terug naar Nederland. DV, <strong>Een</strong> “Avis de départ<br />
d’étranger, 12.4.1946.<br />
87
hielden ons soms dagen achter elkaar bezig; immers, veel bezaten we niet, maar wel tijd. Het leidde<br />
er echter wel toe, dat ik in mijn verdere leven een hekel heb overgehouden aan alles, wat met<br />
kaartspelen te maken heeft - zeer tot teleurstelling <strong>van</strong> hen, die het nu wel graag zouden willen, en<br />
waarbij ik in de letterlijke betekenis des woords tot spelbreekster wordt bestempeld!<br />
<strong>Een</strong> prettige gebeurtenis die in de rue de la Ferme plaatsvond betrof mijn oom Igo. Reeds<br />
genoemd als onderduiker bij Charles Hendrickx, werd hij op die rampzalige dag, veroorzaakt door<br />
Jo Polak, ontdekt en naar de beruchte kazerne te Mechelen overgebracht. Vandaar werd hij op<br />
transport naar het Oosten gezet. Echter, dit betrof het beroemde treintransport XX! Nadat dit door<br />
partisanen tot stilstand was gebracht, wist ook hij te ontsnappen. Het duurde hem twee dagen om te<br />
voet naar Brussel terug te keren. Hij had daar voor de oorlog gewoond en zocht zijn oude adres op.<br />
De buren daar wisten <strong>van</strong> onze verblijfplaats in de rue de la Ferme en brachten hem naar ons toe. U<br />
begrijpt ons aller blijdschap, vooral die <strong>van</strong> zijn vrouw, Rosl.<br />
Op deze wijze kwamen wij het jaar door, steeds hopend op een goede wending in de oorlog<br />
die ons uiteindelijk onze vrijheid zou teruggeven. Onbeschrijflijk is onze blijdschap toen dit in<br />
september 1944 inderdaad gebeurde: Brussel werd door de geallieerden bevrijd. We gingen met z'n<br />
allen op het balkon staan om voor het eerst na lange tijd de vrije hemel te zien, en om te kijken hoe<br />
de straat eruit zag die we tot nu toe slechts door een gaatje in een gordijn hadden kunnen<br />
waarnemen. Wij jongeren hadden er in ons jeugdige enthousiasme minder moeite mee, maar, zoals<br />
we pas later begrepen, was dit niet direct het geval onder de ouderen onder ons. Bij sommigen is het<br />
nooit geheel verdwenen.<br />
Al met al mochten we <strong>van</strong> geluk spreken, dat we op deze wijze de oorlog waren<br />
doorgekomen, en mensen zoals Klaas en Julia waren tegengekomen die ons het leven hebben gered.<br />
Niet voor niets zijn zij geëerd door Yad Vashem. Moge dit ten goede komen <strong>van</strong> hun nageslacht,<br />
die met recht trots mogen zijn op hun ouders en grootouders.<br />
EPILOOG 357<br />
357 Edith Hönig schetst in een e-mail <strong>van</strong> 4.6.2005 een beetje de geschiedenis <strong>van</strong> haar familie: “Het gaat<br />
natuurlijk over 1942, - in 1941 zat ik nog hoog en droog in Nederland. Toevallig weet ik precies de datum <strong>van</strong><br />
ons vertrek uit Nederland - op 24 Juni 1942 (het was een Vrijdag) werd ik 17 jaar en op Maandag , 27 Juni<br />
gingen we op de vlucht naar Belgie. Ik heb er zelfs een foto <strong>van</strong> (mijn verjaardag). Ik had al een paar keer<br />
geschreven, dat we hoogstens een maand bij Julia en Klaas zijn gebleven - de meesten, die bij ze waren,<br />
bleven er een korte tijd - dan werden ze naar andere adressen gebracht. Ik meen me wel iets te herinneren, dat<br />
mijn ouders heel korte tijd bij de fam. Schuyten sen[ior, zijnde Henri Schuyten en Margaretha Oudheusen, de<br />
ouders <strong>van</strong> Julia] hebben gezeten, maar heel korte tijd - dat moet in de tijd geweest zijn, toen wij in Frankrijk<br />
zaten om naar Zwitserland te vluchten. Nu afkomst <strong>van</strong> mijn ouders: beide zijn in Polen geboren -<br />
onafhankelijk <strong>van</strong> elkaar. Mijn moeders vader is waarschijnlijk eerder naar Oostenrijk - Wenen vertrokken. Hij<br />
heette Leib Gross en was handelaar <strong>van</strong> beroep - waarschijnlijk vertrok hij elders wegens slechte economische<br />
toestand in Polen. Mijn grootmoeder (<strong>van</strong> moeders kant) heette Scheindel Gross en vluchtte in 1915 uit Polen<br />
wegens de Pogroms, die toen plaats vonden in Polen. Ik herinner me uit de verhalen <strong>van</strong> mijn moeder, dat ze<br />
op weg ging via brandende dorpen met haar kinderen Rosa (mijn moeder,) Thea, Munio, en Max, die nog een<br />
baby was en ze op de arm droeg. Igo schijnt toen al in Wenen geweest te zijn, die was de oudste. Dus er waren<br />
toen 5 kinderen,veel later is de jongste zoon in Wenen geboren, hij was een laatkomer (mijn grootmoeder was<br />
toen al over de veertig). Wat mijn vader betreft - zijn vader heette Ascher (Joodse naam - de gewone ken ik<br />
niet) was rentmeester <strong>van</strong> een rijke Poolse boer, die alles door mijn grootvader liet regelen. Mijn vader is ook<br />
op die boerderij opgegroeid, evenals de andere kinderen. Er waren 6 kinderen - de oudste (naam ken ik niet)<br />
veel later in de eerste Wereldoorlog gesneuveld, dan mijn vader Sigmund, Anna, Rosa, Regina, en de jongste<br />
Julek. Mijn vader is als jongeman <strong>van</strong> 16 of 17 jaar naar Wenen gegaan, waar hij later in het leger ging. Ik<br />
denk, dat hij daar met Igo Gross kennis maakte en <strong>van</strong>daar de connectie met mijn moeder. Nog vermeld - deze<br />
grootouders zijn destijds gescheiden - mijn grootvader was een grote rokkenjager en is mijn grootmoeder <strong>van</strong><br />
hem weggelopen. Ze woonde later zeer armmoedig en had weinig middelen <strong>van</strong> bestaan. Bij een <strong>van</strong> mijn<br />
bezoeken in Polen heb ik haar ontmoet. Zij is later in een concentratiekamp omgekomen, eveneens haar oudste<br />
dochter Rosa. Anna is dus de tante, die met mij bij Klaas en Julia voor een paar weken was ondergedoken. Zij<br />
was getrouwd met Karl Kron, die toen door de Fransen aan de Duitsers werd overgeleverd, was in een kamp in<br />
Perpingnon, <strong>van</strong>daar naar Polen en nooit meer teruggekeerd. Terug naar de fam. Hönig, dus <strong>van</strong> mijn vader.<br />
Zijn zuster Rosa bleef altijd in Polen wonen, toen de oorlog begon, is haar man en oudste zoon naar Rusland<br />
gevlucht, hebben het daar overleefd en zijn later naar Israel geëmigreerd (intussen beide overleden) Rosa en<br />
haar twee andere kinderen Sigi en Sara zijn naar concentratiekamp gevoerd en hebben het niet overleefd.<br />
Regina was eveneens haar oudere zuster Anna naar Wenen gegaan, daar gevlucht - het <strong>verhaal</strong> ken je al.<br />
Regina is met een niet-joodse Pool getrouwd, waardoor ze veilig was voor transport, had twee zoons, die nu in<br />
88
Over de hierin genoemde personen is het volgende bekend:<br />
• Klaas Sluijs: Gedurende de oorlog in de Withof gearresteerd. Veroordeeld tot 3 jaar<br />
dwangarbeid voor het in bezit zijn <strong>van</strong> een illegale drukkerij, en ter dood veroordeeld voor het<br />
onderbrengen <strong>van</strong> Joden - dit laatste vonnis, uit te voeren na de dwangarbeidperiode. Gelukkig<br />
voor hem kwam de oorlog vroegtijdig ten einde 358 . Is in 1965 overleden.<br />
• Julia Sluijs: in 2005 overleden.<br />
• René Schuyten emigreerde met zijn vrouw, Nel, na de oorlog naar Canada, alwaar hij kort<br />
daarna ten gevolge <strong>van</strong> een ongeluk met een tractor om het leven kwam.<br />
• Familie Hendrickx: 20 jaar geleden ontmoeting met de dochter, Angèle. Ouders toen al<br />
overleden. Verder geen contact.<br />
• (Tandarts) Hutterer: heeft ons enkele malen tijdens onze onderduik in Brussel bezocht. Na de<br />
oorlog nog enkele keren gezien; daarna geen verder contact.<br />
• (Cipier) Louis: is kort na de oorlog overleden, naar wij vernamen ten gevolge <strong>van</strong> overmatig<br />
drankgebruik.<br />
• Mw. Hermans (Louis' partner): heeft nog geruime tijd in Brussel geleefd, waar wij contact met<br />
haar onderhielden. Ook werd zij enkele malen door mijn vader naar Nederland uitgenodigd.<br />
• Jo Polak: samen met Igo Gross bij de familie Charles Hendrickx gearresteerd en naar Polen<br />
gedeporteerd. Overleefde het kamp, keerde naar Nederland terug, alwaar hij trouwde, en - zoals<br />
wij hebben vernomen - kort daarna zelfmoord pleegde.<br />
Van de ONDERGEDOKENEN zijn na de oorlog Gotti Finkel met Lilly en Heinz Schindler met<br />
Selma gehuwd. Van deze vier is <strong>van</strong>daag nog slechts Selma in leven, woont in Canada en lijdt<br />
helaas aan een ernstige vorm <strong>van</strong> MS. Israel (Igo) Gross en Rosl zijn kort na de oorlog naar de<br />
Verenigde Staten geëmigreerd. Beiden zijn daar overleden. Anna [Kron-Honig] bleef altijd in<br />
België wonen, waar zij 20 jaar geleden is overleden. 359 Mijn ouders zijn in Nederland blijven<br />
Duitsland wonen, Hans en Gerard Thomke (volgens de naam <strong>van</strong> de Poolse vader. Ik heb contact met ze. Dan<br />
is er de jongste broer <strong>van</strong> mijn vader Julek - hij was beroepsvoetballer en wist via een wedstrijd in het<br />
buitenland (ik meen Turkije) te vluchten langs omwegen naar Israel. Daar is hij in 66 of 67 overleden, heeft<br />
drie kinderen in Israel, maar ik heb weinig contact met ze. Terug naar de broers en zuster <strong>van</strong> mijn moeder -<br />
Thea is dus de tante, die met Fhilip Landau was getrouwd. Ze hadden een dochter, die echter bij de geboorte<br />
beschadigd was, heeft echter tot ongeveer haar dertiende of veertiende jaar geleefd, de laatste jaren in een<br />
inrichting geweest te Apeldoorn, is op natuurlijke wijze overleden. - haar naam was Tilly. Mijn oom en tante<br />
zijn dus in Frankrijk opgepakt en doorgestuurd. Over Igo weet je nu ook het meeste. Dan heb je Munio<br />
(Mozes) die met Trude (?) getrouwd was, ze hadden twee dochters in de leeftijd <strong>van</strong> 6 en 7 jaar Judith en Elly.<br />
Men heeft ze bij een familie laten onderduiken, waar ze verraden werden en op transport gesteld - nooit<br />
teruggekomen. Trude is in 68 overleden. Munio is naar Israel geëmigreerd, daar overleden. Blijft nog jongste<br />
broer Simon, die in Wenen was geboren, via omwegen naar Israel gekomen, had twee dochters, die in een<br />
kibbutz leven met hun gezinnen en veel nakomelingen, de dochters heten Tami en Ora - ik heb contact met ze.<br />
Ben de broer Max vergeten - die is in de oorlog <strong>van</strong> België naar Frankrijk gevlucht met zijn gezin (dochters<br />
Erika en Gerti, later nog een zoon gehad, die mongool was. Zijn na de oorlog naar Belgie teruggekomen en<br />
nog later naar Israel. Max was getrouwd met Sophie(?), beide zijn overleden, de dochters Erika en Gerti leven<br />
in Israel en heb ik contact met ze.”<br />
358 Hier zitten duidelijk een aantal fouten in. Zo werd Klaas niet veroordeeld tot drie jaar, maar tot twee jaar,<br />
en werd hij vervroegd vrijgelaten. Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys, Feldgericht, Feldkommandatur 520,<br />
St.L. VI nr.60/43 (Archief Marnix Sluys)<br />
359 Uit een “Intrekking <strong>van</strong> ambtelijke afschrijving” <strong>van</strong> 22.09.1944 kunnen we afleiden dat Anna Hönig-Kron<br />
(°Libusza, Polen, 3.3.1898) dan al terug in Antwerpen is. Aangehecht aan een “Bericht <strong>van</strong> aflevering <strong>van</strong><br />
inschrijving in het vreemdelingenregister Model C” <strong>van</strong> 23.10.1945, is een verslag <strong>van</strong> kwartieragent<br />
Berckmans <strong>van</strong> 1.11.1944 waarin staat: “a) De genaamde Honig Chana vr Kron Karl geboren te Libusza (Pol)<br />
den 3/3/1898 wonende alhier Genraal <strong>van</strong> Merlestraat N°1 dochter <strong>van</strong> Mauritz en <strong>van</strong> Aftergoed Sala vav<br />
Poolsche Nationaleteit Bewoont er eene kamer by Van BEURDEN Jan Belg waar zy is ondergedoken geweest<br />
<strong>van</strong> Augustus 42. b) Belanghebbende oefent geen beroep uit heeft geene inkomsten of eigendommen word<br />
gesteund door het Comite ter verdediging <strong>van</strong> de joodsche belangen…” DV, Dossier Anna Hönig, nr.<br />
A323181. Dit verslag is echter niet ondertekend door Anna Hönig zelf. Deze informatie klopt dus duidelijk<br />
niet, vermits het duidelijk is dat zij op verschillende plaatsen heeft ondergedoken gezeten om uiteindelijk in<br />
Brussel terecht te komen, waar zij zal verblijven tot de bevrijding in september 1944. Bovendien had zij ook<br />
niet de Poolse nationaliteit maar de Duitse. Eigenlijk had zij Oostenrijkse nationaliteit, maar na de Anschluß<br />
werden alle Oostenrijkers Duitsers. Zie hiervoor o.a. het Inlichtingsbulletijn inzake vreemdelingen <strong>van</strong><br />
89
wonen. Na de dood <strong>van</strong> mijn vader in 1974 nam mijn moeder haar intrek bij Lilly in België. Na de<br />
dood <strong>van</strong> Gotti in 1981 emigreerden zij beiden naar Israël, waar mijn moeder in 1992 en mijn zuster<br />
in 2003 overleed. Ikzelf emigreerde kort na de oorlog naar Israël, verhuisde daarna naar België en<br />
woon momenteel in den Haag. Edith Sanders, Den Haag, 23 mei 2005<br />
1.2 DE FAMILIELEDEN VAN EDITH HÖNIG<br />
Voor de familieleden hebben we het <strong>verhaal</strong> niet volledig uitgeschreven, omdat er uiteindelijk<br />
weinig verbanden waren met het basis<strong>verhaal</strong>. Daarom geven we een overzicht <strong>van</strong> de informatie die<br />
onze opzoekingen hebben opgeleverd. Deze officiële documenten bevatten soms toch een schat aan<br />
informatie over deze <strong>slachtoffers</strong>, en over hun lotgevallen als onderduikers. Belangrijke informatie<br />
die wel verband houdt met het basis<strong>verhaal</strong> hebben we daarom in het vet gezet. Al deze informatie<br />
werd ook doorgespeeld aan de nabestaanden 360 .<br />
Sigmund Hönig en Rosa Gross<br />
Gottfried Finkel en Lily Hönig<br />
Markus Finkel en Laura Eisig<br />
Selma Finkel en Heinz Schindler<br />
Karl Kron en Chana Hönig<br />
Igo Gross en Rosalie Berlstein<br />
Op Karl Kron na overleefden allen de oorlog dankzij de hulp <strong>van</strong> zovele redders en helpers.<br />
Datum <strong>van</strong><br />
het feit<br />
Aard <strong>van</strong> het Document en rele<strong>van</strong>te informatie Archief en<br />
datum<br />
document<br />
Sigmund Hönig (°Siedlistla of Siedlisk(a), Oostenrijk,<br />
28.2.1896, Oostenrijkse/fabrikant op 18.8.1938),<br />
X te Wenen op 11.12.1921<br />
met Rosa Gross (°Nadwurna, 15.5.1899/ Poolsche/zonder<br />
beroep)<br />
10.9.1941 (DVV, dossier Anna Honig, A323181) Uit hetzelfde document blijkt dat zij op dat ogenblik haar<br />
beroep niet uitoefent en wordt ondersteund door de Commissie <strong>van</strong> den Openbare Onderstand.<br />
Uit een geschreven document uit 5.10.1951 kunnen we afleiden dat zij (financieel) wordt geholpen door een<br />
broer die in Nederland woont. Het gaat hier dus om Sigmund Hönig, Ediths vader. Uit een ander schrijven <strong>van</strong><br />
de politie <strong>van</strong> Schaarbeek <strong>van</strong> 25.9.1951 blijkt: “HONIG, Chana, n’exerce aucune profession, et ne possède ni<br />
permis de travail ni carte professionelle. Elle déclare être aidée pécunièrement par son frère résident en<br />
Hollande à raison de 150 florins par mois. L’intéresée n’ayant aucun moyen d’existence contrôlable, nous<br />
émettons un avis défavorable quant à la délivrence de la carte d’identité pour étrangers. ˝<br />
Haar man, Chaïm (Karl) Kron (° Czchiatyn, Polen, 22.4.1898), was de zoon <strong>van</strong> Salomon Kron en Sara<br />
Schacheter. Op een uittreksel uit het register <strong>van</strong> overlijdensakte (<strong>van</strong> 28.6.1955) staat dat Karl Kron overleden<br />
is op 1.1.1943 op een onbekende plaats, en dat hij voordien woonde in de Statiestraat 24 te Antwerpen.<br />
360 “Beste Jan, Ben helemaal paf <strong>van</strong> die dokumenten die je gestuurd hebt zoals mijn geboorte als officieel<br />
papier en dan de hele geschiedenis <strong>van</strong> mijn vader en moeder, ik kon er weer niet <strong>van</strong> slapen... en dan Tante<br />
Anna Kron en Tante Rosl Gross....” E-mail <strong>van</strong> Judith Regison-Finkel <strong>van</strong> 1.1.2006. “Beste Jan, Bedankt voor<br />
je laatste mails, wat betreft onze familie. Het is deze week 25 jaar sinds mijn vader is overleden. Je kunt je<br />
voorstellen, hoe belangrijk het voor mij is om net nu deze dokumenten te ont<strong>van</strong>gen....” E-mail <strong>van</strong> Danielle<br />
Karmi-Finkel, 1.1.2006. “Heb je epistel over Heinz en Selma ont<strong>van</strong>gen - met gemengde gevoelens, want alle<br />
onderduikadressen <strong>van</strong> hem waren dezelfde die ik had. Ben er ook wat wijzer <strong>van</strong> geworden, dingen, die ik<br />
vergeten was. Bv. hoelang we bij Sluys verbleven. Heinz was een soort Pleegbroer <strong>van</strong> me - ik kende hem al,<br />
toen ik 15 jaar was, heb ook zijn ouders gekend (was erbij,toen ze in Frankrijk door de Duitsers opgepakt<br />
werden, samen met mijn oom en tante Landau) Hij is ook altijd bij ons blijven wonen tot hij in Amsterdam<br />
met Selma trouwde. Dus misschien heb je hieraan iets, wil je ook altijd verdere informatie geven (zolang mijn<br />
gezondheid het toelaat)” E-mail <strong>van</strong> Edith Honig <strong>van</strong> 9.1.2006.<br />
361 Deze documenten werden één voor één gefotografeerd. Het lezen <strong>van</strong> de documenten kon daardoor thuis<br />
gebeuren. Het heeft het voordeel dat zo een document altijd nog kan gecontroleerd en geconsulteerd worden.<br />
90<br />
Nr.<br />
foto 361
Figuur 72 Sigmund Hönig,<br />
11.9.19, DV<br />
Figuur 73 Rosa Gross,<br />
11.9.1944, DV<br />
1.9.1936 Sigmund licht op papier <strong>van</strong> zijn firma Helios zijn aanvraag tot het<br />
bekomen <strong>van</strong> een visum voor een paspoort toe. “Ik ben hier sedert<br />
1929 gevestigd als fabrikant <strong>van</strong> parfumerieën en permanent-wave<br />
machines. Met deze artikelen werk ik reeds gedurende 5 jaren in<br />
België, waar ik magazijnen heb te Antwerpen, Ketsstraat 11.<br />
Ook ben ik te Antwerpen in het Handelsregister <strong>van</strong> de Kamer <strong>van</strong><br />
Koophandel ingeschreven.<br />
Reeds nu laat ik veel in België fabriceeren; wanneer ik aldaar<br />
gevestigd ben, kan ik echter mijn zaken vergrooten, zoodat ik dan<br />
daar ook meer kan laten werken en meer Belgische werkkrachten<br />
tewerk kan stellen.<br />
Ook exporteer ik mijn permanent-wave toestellen naar het<br />
buitenland; wanneer ik in België gevestigd ben, kan ik dat ook doen<br />
<strong>van</strong>uit België.<br />
Op het oogenblik begin ik in België met een beginkapitaal <strong>van</strong> frs.<br />
100.000. Als referenties moge ik U opgeven de Banque de<br />
Commerce te Antwerpen en de heer Gust. Rombauts, Ketsstraat 11,<br />
Antwerpen, bij wie ik lokaliteiten ook gehuurd heb.<br />
Natuurlijk kan ik U ook de fabrieken opgeven, die nu reeds in<br />
België voor mij werken.<br />
Ik vertrouw, dat een en ander voor U voldoende is, om mij de<br />
gevraagde vestiging in België toe te staan…<br />
14.1.1937 <strong>Een</strong> brief <strong>van</strong> Het Ministerie aan Economische Zaken aan het<br />
Ministerie <strong>van</strong> Justitie: “Daar belanghebbende tot op heden geen<br />
gevolg gaf aan de 2 uitnodigingen die hem door mijn Diensten<br />
werden toegestuurd, ben ik de meening toegedaan dat de aanvraag<br />
<strong>van</strong> dezen vreemdeling zonder meer dient verworpen.<br />
5.7.1937 Sigmund doet een nieuwe aanvraag voor een visum voor zaken te<br />
Antwerpen voor een jaar, zonder evenwel het voornemen te hebben<br />
zich in België te vestigen. (“Voorlopig niet” werd doorstreept en<br />
ver<strong>van</strong>gen door “niet”.) Op dit document staat door het Ministerie<br />
<strong>van</strong> justitie geschreven: “Je propose de l’inviter à justifier de la<br />
nécessité de voyager Belgique.”<br />
20.12.1937 Inlichtingsbulletijn betreffende vreemdelingen: Sigmund Hönig<br />
Woont in Amsterdam, Nic. Witsenstraat 1.<br />
Beroep: Koopman<br />
Vader: Moritz (Mozes) Hönig (°Tarnobrzek of Liebusch, Polen, ca.<br />
1876)<br />
Moeder: Sala (Lea) Aftergut (°Dombrowa, Polen, ca. 1876)<br />
Vader <strong>van</strong> Rosa: Leib Gross (°Nadwurna)<br />
DV, SH,<br />
1.9.1936<br />
DV, SH,<br />
14.1.1937<br />
DV, SH,<br />
5.7.1937<br />
DV, SH &<br />
RG,<br />
20.12.1937<br />
91<br />
1246<br />
1253<br />
1255<br />
1249<br />
1250
Moeder <strong>van</strong> Rosa: Scheindl Schreier (Borochoczany)<br />
Is <strong>van</strong> plan om zich in België te vestigen: Ja<br />
Datum <strong>van</strong> intrede en plaats <strong>van</strong> bestemming in België : Antwerpen<br />
of Brussel, zoo spoedig mogelijk<br />
18.8.1939 Nieuwe aanvraag voor een visum voor een jaar. “Doe sinds 1930<br />
zaken met België en <strong>van</strong> deze tijd af ook regelmatig jaar-visa<br />
gehad.<br />
Middel <strong>van</strong> vervoer: trein of auto<br />
Referenties: Kamer <strong>van</strong> Koophandel Antwerpen<br />
G. Rombouts, Ketstraat 11 Antwerpen waar ik sinds 1931 magazijn<br />
heb<br />
M. de Ridder, Schijnpoortweg 4 Antwerpen<br />
[Ateliers] Grunwald, Constitutiestraat 16 Antwerpen<br />
3.12.1938 <strong>Een</strong> nieuwe aanvraag voor een visum: “Ik ben sinds 2 juli 1929 hier<br />
in Nederland gevestigd, waar een fabricatie <strong>van</strong> parfumerie en<br />
permanenttoestellen door mij gehouden wordt.<br />
28.12.1938 <strong>Een</strong> brief <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Justitie aan het Ministerie <strong>van</strong><br />
Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel: “J’ai l’honneur de<br />
porter à votre connaissance que pour faire face à l’accroisement<br />
considérable des demandes de visas de passeport provoqué par les<br />
mesures prises dans divers pays à l’égard de certains de leurs<br />
ressortissants, la Sûreté Publique s’est vue forcée de rejeter les<br />
demandes de visa à destination du royaume qui furent introduites<br />
entre le 12 mars (date de l’Anschluss) et le 25 décembre 1938, par<br />
les étrangers dont la législation nationale permet la<br />
dénationalisation.<br />
Dans cette décision sont comprises notamment les demandes de<br />
permis d’établissement, les demandes de séjour provisoires en<br />
attendant émigration vers l’outremer, les demandes pour tourisme,<br />
visite de famille et affaires…»<br />
17.11.1939 Sigmund krijgt dan toch een visum voor drie maanden voor af en<br />
toe heen en weer te reizen.<br />
Beroep: Fabrikant <strong>van</strong> parfumeriën<br />
Bestemmingen: Brussel, Antwerpen en St.Nicholaas<br />
11.9.1944 Inlichtingsbulletijn: daarin staat dat de vader <strong>van</strong> Sigmund, Moses<br />
Hönig overleden is.<br />
Dat Sigmund en zijn vrouw op 10.8.1942 in België zijn<br />
toegekomen.<br />
Ze zijn <strong>van</strong> plan om nog maar enkele weken in België te blijven.<br />
11.9.1944 In een verslag <strong>van</strong> de Brusselse politie staat, n.a.v. hun inschrijving<br />
in het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Brussel, rue de la Ferme 53 (1 e<br />
verdieping): Sigmund, Rosa, Lily en Edith… sont entrés en<br />
Belgique, le 10-8-1942.<br />
«Ils résident ici clandestinement depuis le 10-8-42, étant refugiés<br />
juifs, poursuivies par les allemands en n’ont jamais eu d’inscription<br />
en Belgique. »<br />
5.11.1944 Handgeschreven nota <strong>van</strong> de Openbare Veiligheid : « Les époux<br />
Hönig-Gross et leurs deux filles Hönig, Lily (Ds. 2014.496) et<br />
Hönig, Edith (Ds 2014.495), tous apatrides d’origine autrichienne et<br />
de confession israélite, sont arrivés en Belgique , le 10 aoüt 1942,<br />
venant d’Amsterdam. Ils ont vécu cachés à Bruxelles jusqu’au 11<br />
septembre 1944, date à laquelle ils ont requis leur inscription au<br />
registre des étrangers. Le certificat modèle C leur a été deliné.Les<br />
intéressés ne désirent séjourner en Belgique que quelques semaines.<br />
Proposition : 1) enquête sur leur comportement au point de vue<br />
national.<br />
2) ensuite, si enquête favorable, les informer qu’ils ne sont pas<br />
DV, SH,<br />
18.8.1938<br />
DV, SH,<br />
3.12.1938<br />
DV, SH,<br />
28.12.1938<br />
DV, SH,<br />
17.11.1939<br />
DV, SH,<br />
11.9.1944<br />
DV, SH &<br />
RG,<br />
11.9.1944<br />
DV, SH &<br />
RG,<br />
5.11.1944<br />
92<br />
1256<br />
1259<br />
1263<br />
1266<br />
1267<br />
1276<br />
1279<br />
1280<br />
1281
autorisés à se fixer définitivement en Belgique et qu’ils devront<br />
quitter le pays dès que les circomstances le permettront… »<br />
2.12.1944 <strong>Een</strong> politierapport <strong>van</strong> de stad Brussel meldt : « l’étranger Hönig,<br />
Sigmund, né à Siedlisk (Pol.), le 28/2/1896, fabricant de<br />
parfumerie, et son épouse Grosss, Rosa, née à Nadroorna (Pol.), le<br />
15/5/1899, sont inscrits en cette commune, rue de la Ferme, 53,<br />
depuis le 11/9/1944, venant d’Amsterdam. Ils vivaient cachés à<br />
cette adresse depuis le 13/4/1943 362 . A notre connaissance, ces<br />
étrangers n’ont fait l’objet, durant l’occupation, d’aucune remarque<br />
défavorable du point de vue national….<br />
12.4.1946 <strong>Een</strong> “Avis de départ d’étranger” meldt dat de hele familie wordt<br />
uitgeschreven uit het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Saint-Josse-ten<br />
Noode omdat ze terugkeert naar Nederland.<br />
23.5.1949 De Raad voor Economisch Onderzoek inzake Vreemdelingen zegt<br />
(in beroep) dat er geen redenen bestaan om een beroepskaart voor<br />
vreemdelingen tot het uitoefenen <strong>van</strong> het beroep <strong>van</strong> fabrikant <strong>van</strong><br />
permanente artikelen en cosmetische artikelen, af te leveren aan<br />
Sigmund Hönig, voornoemd.<br />
Gottfried Finkel (° Wenen, Oostenrijk, 28.9.1922/<br />
Vaderslandsloze <strong>van</strong> Russische oorsprong/ beroep handelaar op<br />
5.10.1950),<br />
X te Amsterdam op 20.8.1946<br />
met Lily Hönig 363 (° Wenen, Oostenrijk, 7.12.1923/<br />
Oostenrijkse- Duitse nationaliteit/zonder beroep)<br />
Figuur 74 Gottfried Finkel,<br />
11.2.1947, DV<br />
Figuur 75 Lily Hönig,<br />
4.7.1946, DV<br />
18.6.1929 Getuigschrift <strong>van</strong> goed gedrag en goede zeden. Gottfried Finkel<br />
komt België binnen.<br />
20.12.1937 Inlichtingsbulletijn betreffende vreemdelingen: Gottfried Finkel<br />
Woont in de Lange Leemstraat 367.<br />
Nationaliteit: Russische vluchteling.<br />
Vader: Markus Finkel (°Bobruisk, (Lettonie) Rusland, 8.8.1894,<br />
vaderlandsloze <strong>van</strong> Russische oorsprong) woont te Antwerpen<br />
Lange Leemstraat 367.<br />
Moeder: Lena Einig (°Borislaw, Polen, 1.11.1885) woont bij haar<br />
echtgenoot Markus<br />
Werkelijk beroep: zonder<br />
Laatste verblijfplaats in het buitenland: Lissabon (Portugal) Carlos<br />
Josè Barreiros 45<br />
Datum <strong>van</strong> aankomst in België: 18.6.1929<br />
DV, SH &<br />
RG,<br />
2.12.1944<br />
DV, SH &<br />
RG,<br />
12.4.1946<br />
DV, SH,<br />
23.5.1949<br />
DV, GF,<br />
19.11.1945<br />
DV, GF,<br />
20.12.1937<br />
362 Dit is belangrijke informatie, omdat ze ons de datum geeft <strong>van</strong>af wanneer deze mensen in Brussel terecht<br />
konden, dit wil zeggen ongeveer een maand na de inval bij Hendrickx in Edegem. Zolang heeft het dus<br />
geduurd vooraleer men via Otto Hutterer, een verwant <strong>van</strong> Heinz Schindler, een onderduikadres in Brussel had<br />
gevonden. Tot zolang hebben zij ergens anders hun toevlucht moeten zoeken.<br />
363 Lily Hönig is de dochter <strong>van</strong> Sigmund Hönig en Rosa Gross.<br />
93<br />
1284<br />
1287<br />
1288<br />
1234<br />
1242-<br />
1243
19.9.1938<br />
Is hij een politiek uitgewekene: Neen<br />
Gedrag en Bestaansmiddelen. Gerechtelijk verleden in België of in<br />
het buitenland: woont er bij zijn ouders. Hij oefent nog geen beroep<br />
uit en gaat ter school. De vader marktkramer, voorziet in zijn<br />
onderhoud.<br />
Is hij <strong>van</strong> plan om meer dan zes maanden in België te verblijven:<br />
Bevestigend<br />
Gottfried Finkel wordt ingeschreven in het bevolkingsgregister <strong>van</strong> DV, GF, 1241<br />
Antwerpen, Jacob Jordaensstraat 30<br />
19.9.1938<br />
17.2.1942 Naar aanleiding <strong>van</strong> de Omzendbrief <strong>van</strong> de Algemene Secretaris<br />
bij het Ministerie <strong>van</strong> Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid M.<br />
Romsee <strong>van</strong> 30.6.1941 364 DV, GF, 1239<br />
aan de gemeentebesturen (i.c. dat <strong>van</strong><br />
Antwerpen) betreffende de registratie <strong>van</strong> russische vluchtelingen<br />
in België: “Ik heb de eer U mede te deelen dat volgende personen<br />
niet mogen beschouwd worden als russische vluchtelingen en het<br />
nationaliteitsgetuigschrift (die Volksumbescheinigung), afgeleverd<br />
door het Russisch Eigenhulpkomitee in België niet zullen<br />
ont<strong>van</strong>gen: o.a. Finkel Markus, Laura, Godefroid en Selma allen<br />
woonachtig Lange Leemstraat 413 te Antwerpen.<br />
Door dit schrijven, verzoek ik U de noodige orders te willen geven<br />
opdat voornoemde personen zouden ingeschreven worden in het<br />
vreemdelingenregister <strong>van</strong> uw gemeente als “vaderlandsloos”.<br />
17.2.1942<br />
23.2.1942 Gottfried wordt ingeschreven in het bevolkingsregister <strong>van</strong> DV, GF, 1238<br />
Antwerpen, Lange Leemstraat 413.<br />
28.2.1942<br />
10.8.1942 Lily Hönig komt in België aan. DV, LH,<br />
11.9.1944<br />
1219<br />
11.9.1944 Inlichtingenstaat <strong>van</strong> Lily Hönig. Date de l’arrivée en Belgique: DV, LH, 1219<br />
10.8.1942. Sans pieces d’identité.<br />
11.9.1944<br />
24.10.1944 Gottfried Finkel wordt ingeschreven in het bevolkingsregister <strong>van</strong> DV, GF, 1237<br />
Antwerpen, Van Diepenbeekstraat 32.<br />
31.10.1945<br />
13.1.1945 <strong>Een</strong> rapport <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> St.Josse Ten Noode voor de DV, LH, 1215<br />
Beheerder <strong>van</strong> de Vreemdelingenpolitie: « Ce 12.1.45 nous avons<br />
prorogé jusqu’au 17.4.45, les certificats mod. C dont étaient<br />
détenteurs les apatrides sui<strong>van</strong>ts :<br />
Honig Sigmund, né a Siedlisk, (Pol.), le 28.2.96,<br />
Gross Rosa, née à Nodworba (Pol.), le 15.5.99,<br />
Honig Lily, née à Vienne, le 7.12.23,<br />
Honig Edith, née à Vienne, le 24.6.25, demeurant en cette<br />
commune, rue de la Ferme, 53, Nous avons notifié à ces étrangers<br />
qu’ils ne sont pas autorisées à s’établir en Belgique et qu’ils<br />
devront quitter le pays dès que les circomstances le<br />
permettront. »<br />
(Deze en de volgende gegevens werden door verschillende agenten<br />
verzameld in de eerste dagen <strong>van</strong> november 1944.)<br />
13.1.1945<br />
13.1.1945 <strong>Een</strong> annex bij het rapport <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> St.Josse Ten Noode : DV, LH, 1216<br />
“L’étranger Hönig Sigmund… fabricant de parfumerie, et son<br />
épouse Gross Rosa, … sont inscrite en cette commune, rue de la<br />
ferme, 53, depuis le 11.9.1944, venant d’Amsterdam. Ils vivaient<br />
cachés à cette adresse depuis le 13.4.1943.<br />
13.1.1945<br />
13.1.1945 <strong>Een</strong> tweede annex bij het rapport <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> St.Josse Ten DV, LH, 1218<br />
Noode : “Les époux Hönig Gross et leurs filles Lily et Edith,<br />
tous apatrides d’origine autrichienne et de confession israélite,<br />
sont arrivés en Belgique, le 10.8.42, venant d’Amsterdam.<br />
Ils ont vécu cachés à Bruxelles jusqu’au 11.9.44…<br />
Les étrangers ne désirent séjourner en Belgique que quelques<br />
13.1.1945<br />
364 Hitler valt Rusland binnen. Operatie Barbarossa ging <strong>van</strong> start op 22.6.1941. Dat speelt hier zeker mee.<br />
94
semaines.<br />
19.3.1945 Op een formulier voor de verlenging <strong>van</strong> Lily’s Reiswijzer Model<br />
C staat een NB geschreven: “Les parents et la soeur Edith sont<br />
retourner aux Pays-Bas depuis avril 1945.”<br />
10.11.1945 Gottfried Finkel wordt ingeschreven in de Lamorinièrestraat 29 te<br />
Antwerpen.<br />
19.11.1945 Getuigschrift <strong>van</strong> goed gedrag en goede zeden. Gottfried Finkel,<br />
1m69, donkerbruin haar, hoog voorhoofd, lichtbruine<br />
wenkbrauwen, bruine ogen, een gewone neus en mond en een ronde<br />
kin en dito aangezicht, en zonder bijzondere kentekens.<br />
12.4.1946 Uit een “Bericht <strong>van</strong> vertrek” kunnen we afleiden dat Lily Hönig<br />
verhuist <strong>van</strong> de rue de la Ferme 53 in Saint Josse-ten-Noode naar<br />
Nederland. Op 11.9.1944 is zij aldaar ingeschreven geworden.<br />
4.7.1946 Staat <strong>van</strong> inlichtingen tot het bekomen <strong>van</strong> een paspoortvisum, i.c.<br />
vestigingsvisum. Zij zal niet alleen reizen. Klaas Sluys uit Withof,<br />
Boechout zal haar vergezellen. Als referentie wordt Mr. v.<br />
Beurden, G.v. Merlenstraat 1 te Antwerpen opgegeven.<br />
16.8.1946 De politie <strong>van</strong> de 7 e wijk in Antwerpen maakt op vraag <strong>van</strong> de<br />
Openbare Veiligheid een verslag op met betrekking tot de houding<br />
<strong>van</strong> Gottfried tijdens de bezetting, de adressen waar in België hij<br />
<strong>van</strong> 1942 tot 1945 heeft verbleven: “Finkel, Gottfried… wonende<br />
Van Diepenbeekstraat Nr 32, niets ongunstigs bekend is. Hij<br />
verklaart dat hij te samen met zijne verloofde Hönig Lily,<br />
geboren te Weenen, den 7/12/1923, gedurende de bezetting<br />
verbleven heeft op de navermelde adressen.<br />
Van augustus 1942 tot April 1943 te Edegem, Drie Eikenstraat<br />
Nr. 59. Van April 1943 tot September 1943 te Hasselt,<br />
Fonteinstraat Nr 85. Van September 1943 tot de bevrijding te<br />
Brussel, rue de la Ferme Nr 53 365 . Op al de opgegeven adressen<br />
hebben zij verbleven zonder inschrijving. Zijne verloofde heeft<br />
gedurende de opgegeven tijdstippen geen beroep uitgeoefend.”<br />
DV, LH,<br />
19.3.1945<br />
DV, GF,<br />
10.11.1945<br />
DV, GF,<br />
19.11.1945<br />
DV, LH,<br />
12.4.1946<br />
DV, LH,<br />
4.7.1946<br />
DV, GF &<br />
LH,<br />
16.8.1945<br />
20.8.1946 Huwelijk <strong>van</strong> Gottfried en Lily in Amsterdam<br />
31.1.1947 Lily Hönig komt naar België. DV, LH,<br />
11.2.1947 Inlichtingsbulletijn betreffende vreemdelingen: Gottfried Finkel<br />
Vader: Markus Finkel (°Bobruisk, Rusland, 8.8.1894,<br />
vaderlandsloze <strong>van</strong> Russische oorsprong) woont te Antwerpen<br />
Lamorinièrestraat 29.<br />
Moeder: Lena Einig (°Borislaw, Polen, 1.11.1885) woont bij haar<br />
echtgenoot Markus<br />
Werkelijk beroep: handelaar in bazarartikelen<br />
Laatste verblijfplaats in het buitenland: Lissabon (Portugal) Carlos<br />
Josè Barreiros 45<br />
Datum <strong>van</strong> aankomst in België: 18.6.1929<br />
Is hij een politiek uitgewekene: Nee<br />
Gedrag en Bestaansmiddelen. Gerechtelijk verleden in België of in<br />
het buitenland: woont er bij zijn ouders<br />
Is hij <strong>van</strong> plan om meer dan zes maanden in België te verblijven:<br />
Bevestigend<br />
Lily verblijft op dat ogenblik officieel nog wel in Amsterdam,<br />
Nederland, Nikolaas Witsenstraat 1, maar de facto woont ze reeds<br />
met haar man bij haar schoonouders in.<br />
14.2.1947 Inlichtingsbulletijn betreffende vreemdelingen: Lily Hönig<br />
Vader: Sigmund Hönig (°Siedlisk, Polen, 28.2.1896) verblijft te<br />
14.2.1947<br />
DV, GF,<br />
11.2.1947<br />
DV, LH,<br />
14.2.1947<br />
365 Uit het getuigenis <strong>van</strong> en de telefoons en e-mails met Edith Hönig is het duidelijk dat Gottfried hier enkel<br />
de langere periodes vermeldt, en niet de kortdurende verblijven.<br />
95<br />
1214<br />
1236<br />
1234<br />
1202<br />
1230-<br />
1231<br />
1223<br />
1230<br />
1205<br />
1197-<br />
1198<br />
1205
Amsterdam, Nikolaas Witsenstraat 1<br />
Moeder: Rosa Gross (Nadworna, Polen, 15.5.1899) verblijft bij<br />
haar mans Sigmund<br />
Werkelijk beroep: zonder<br />
Laatste verblijfplaats in het buitenland: Amsterdam, Nikolaas<br />
Witsenstraat 1<br />
Datum <strong>van</strong> aankomst in België: 31.1.1947 langs Esschen<br />
Vroegere verblijfplaats in België: Edegem-Hasselt en St.Joos<br />
ten Noode <strong>van</strong> augustus 1942 tot 11.9.1944, laatst rue de la<br />
Ferme Nr. 53 (zonder aanm. vr. bur. als ondergedokene).<br />
St.Joos ten Noode <strong>van</strong> 11.9.1944 tot einde November 1945, laatst<br />
rue de la Ferme Nr.53 (aang. vr. bur.)<br />
Is hij een politiek uitgewekene: Neen<br />
Gedrag en Bestaansmiddelen. Gerechtelijk verleden in België of in<br />
het buitenland: woont er met haar man<br />
10.5.1948 De raad voor economisch onderzoek inzake vreemdelingen<br />
verklaart in beroep de aanvraag <strong>van</strong> Gottfried, bijgestaan door zijn<br />
raadsman, Meester Marinower, voor een beroepskaart voor<br />
vreemdelingen tot het uitoefenen <strong>van</strong> het beroep <strong>van</strong> handelaar in ’t<br />
groot in bazarartikelen ongegrond. “De activiteit <strong>van</strong> beroeper is<br />
<strong>van</strong> geen economisch nut voor het land.”<br />
10.5.1950 Uit een politieverslag <strong>van</strong> 10.5.1950 kunnen we afleiden dat Gottfried op<br />
dat ogenblik met zijn vrouw woonachtig is Lamorinièrestraat 29, “bij zijn<br />
ouders Finkel-Einig, Marcus, die aldaar een appartement bewonen <strong>van</strong> 5<br />
plaatsen, 1 e verdiep, Hij oefent alhier geen beroep uit. Zijn vader bediende<br />
bij het Joods Comiteit alhier voorziet in het onderhoud…. Hij is niet in het<br />
bezit <strong>van</strong> een arbeidsvergunning of een Beroepskaart.<br />
8.5.1950 Lily Hönig woont officieel blijkbaar in Amsterdam, Nederland, Nikolaas<br />
Witsenstraat 1, maar verblijft op dat ogenblik in België.<br />
24.5.1950 De Commissaris <strong>van</strong> het Bureau voor Vreemdelingen stelt Gottfried in<br />
kennis dat het hem verboden is een winstgevende bedrijvigheid uit te<br />
oefenen, zonder in het bezit te zijn <strong>van</strong> een arbeidsvergunning.<br />
22.1.1951 Uit een politierapport kunnen we afleiden dat zij <strong>van</strong> Antwerpen<br />
[Lamorinièrestraat 29] naar Schaerbeek, avenue Albert Giraud 89, zijn<br />
verhuisd op 31.5.1950. Gottfried blijkt over een arbeidsvergunning te<br />
beschikken. Bij het beroep <strong>van</strong> Lily staat: zonder.<br />
5.1.1951 Lily Hönig vraagt een identiteitskaart aan. Op dat aanvraagformulier staat<br />
dat zij in België zijn toegekomen in februari 1947. “Mon mari possède<br />
carte jaune. Je désire rester définitivement en Belgique.» In de kantlijn<br />
staat geschreven : « Cette apatride reside dans le pays depuis 1947, ou elle<br />
était venue rejoindre son mari en Belgique depuis 1929 et inscrit aux<br />
registres de la population. ».<br />
DV, GF,<br />
10.5.1948<br />
DV, GF,<br />
10.5.1950<br />
DV, LH,<br />
8.5.1950<br />
DV, GF,<br />
24.5.1950<br />
DV, GF &<br />
LH,<br />
22.1.1951<br />
DV, LH,<br />
5.1.1951<br />
3.6.1951 Uittreksel Geboorteakte <strong>van</strong> Judith-Jaffa Finkel. DV, GF &<br />
LH,<br />
9.4.1954 Lily Hönig wordt <strong>van</strong> “apatride “ terug als Oostenrijkse ingeschreven in<br />
Schaerbeek. Als beroep staat er : geen.<br />
11.12.1955 Uittreksel Geboorteakte <strong>van</strong> Danielle Sara-Jonah Finkel. Hieruit blijkt dat<br />
Gottfried [vaderlandsloze] <strong>van</strong> Russische origine is.<br />
13.7.1959 Gottfried Finkel krijgt zijn (gewone) naturalisatie tot Belg. Op dat<br />
ogenblik wonen zij in Schaerbeek, avenue Albert Giraud 81.<br />
5.8.1959 Uit de registratie <strong>van</strong> Gottfrieds naturalisatie in de gemeente Schaerbeek<br />
blijkt dat de vader <strong>van</strong> Gottfried de Russische nationaliteit had. Als beroep<br />
wordt op dat ogenblik “chef de vente“ opgegeven.<br />
7.6.1951<br />
DV, LH,<br />
9.4.1954<br />
DV, GF &<br />
LH,<br />
11.12.1955<br />
DV, GF,<br />
16.3.1960<br />
DV, GF,<br />
5.8.1959<br />
6.11.1959 Gottfried Finkel vorige nationaliteit is “apatride”. DV, GF,<br />
6.11.1959<br />
5.2.1960 Lily Hönig krijgt haar (gewone) naturalisatie tot Belgische. DV, LH,<br />
16.3.1960<br />
96<br />
1196<br />
1193<br />
1191<br />
1190<br />
1185<br />
1181<br />
1180<br />
1179<br />
1178<br />
1169<br />
1172<br />
1170<br />
1169
Markus Finkel 366 (°Brobuisk of Bobrujek, (Lethonie) Rusland,<br />
8.8.1894), Russische nationaliteit, Marktkramer op 6.2.1942<br />
X 13.11.1921 Wenen<br />
Laura (later Lea) Einig 367 (°Boryslaw, Oostenrijk,<br />
1.11.1988) Russische nationaliteit, zonder beroep op 6.2.1942<br />
Figuur 76 Markus Finkel,<br />
15.7.1929, DV<br />
Figuur 77 Laura Einig, 15.7.1939,<br />
DV<br />
15.7.1929 Inlichtingsbulletijn voor vreemdelingen<br />
Markus, Laura, Godfried en Solma wonen in Antwerpen, Van<br />
Beethovenstraat 5.<br />
Wettelijke woonplaats: Bobrujck (Lethonie)<br />
Laatste verblijfplaats in het buitenland: Lissabonne, Carlos Jose<br />
Barreiros 45 3d.<br />
Aankomst in België: 18.7.1929<br />
Markus is reiziger in kleerstoffen voor eigen rekening.<br />
9.12.1929 Markus en Laura doen een aanvraag tot het bekomen <strong>van</strong> een visum<br />
voor onbepaald verblijf, wonende in Atwerpen, Beethovenstraat 5.<br />
Markus is handelaar en zegt hier nu werk gevonden te hebben.<br />
Hun paspoort hadden zij gekregen in Belgrado op 5.7.1928.<br />
Op 12.3.1929 waren zij geviseerd door de Belgische legatie te<br />
Lissabon voor een reis 3 maanden.<br />
Zij krijgen een gunstig advies.<br />
26.2.1930 De hoofdcommissaris <strong>van</strong> politie <strong>van</strong> Antwerpen schrijft in een<br />
verslag Markus is reiziger in breigoederen.<br />
DV, MF &<br />
LE,<br />
15.7.1929<br />
DV, MF &<br />
LE,<br />
9.12.1929<br />
DV, MF &<br />
LE,<br />
26.2.1930<br />
DV, MF,<br />
28.3.1936<br />
DV, LE,<br />
28.3.1936 Markus Finkel vraagt een kaart en herkenningsteken <strong>van</strong><br />
leurhandelaar aan.<br />
1474<br />
16.7.1938 Laura Einig krijgt een kaart en herkenningsteken <strong>van</strong> leurhandelaar.<br />
1473<br />
Zij woont op dat ogenblik in de Lange Leemstraat 335.<br />
16.8.1936<br />
12.9.1938 Markus, Laura en Selma worden ingeschreven in het<br />
DV, MF & 1472<br />
bevolkingsregister <strong>van</strong> Antwerpen, Jacob Jordaensstraat 30. LE,<br />
12.9.1938<br />
16.7.1941 Laura wordt tot 24.7.1941 opgenomen in het Sint Elisabethgasthuis. DV, LE,<br />
25.7.1941<br />
1470<br />
31.12.1941 Markus en Laura worden ingeschreven in het bevolkingsregister DV, MF & 1469<br />
<strong>van</strong> Antwerpen, Lange Leemstraat 413.<br />
LE,<br />
6.1.1942<br />
17.2.1942 Naar aanleiding <strong>van</strong> de Omzendbrief <strong>van</strong> de Algemene Secretaris DV, MF & 1239<br />
366 Markus is de zoon <strong>van</strong> Josef Finkel (°Glusk, Lethonie, reeds overleden in 10.7.1929) en Sina Grinspan<br />
(°Minsk, Rusland, reeds overleden in 10.7.1929) (DV, Inlichtingsbulletijn, 2.7.1957)<br />
367 Lea is de dochter <strong>van</strong> Leiser Einig (°Boryslow, Oostenrijk, ?-† vóór 2.7.1957) en Chaje Weichsel (°Kalus,<br />
Oostenrijk, ?- † vóór 2.7.1957), (DV, Inlichtingsbulletijn, 2.7.1957)<br />
97<br />
1477<br />
1475<br />
1476
ij het Ministerie <strong>van</strong> Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid M.<br />
Romsee <strong>van</strong> 30.6.1941 368 aan de gemeentebesturen (i.c. dat <strong>van</strong><br />
Antwerpen) betreffende de registratie <strong>van</strong> russische vluchtelingen<br />
in België: “Ik heb de eer U mede te deelen dat volgende personen<br />
niet mogen beschouwd worden als russische vluchtelingen en het<br />
nationaliteitsgetuigschrift (die Volksumbescheinigung), afgeleverd<br />
door het Russisch Eigenhulpkomitee in België niet zullen<br />
ont<strong>van</strong>gen: o.a. Finkel Markus, Laura, Godefroid en Selma allen<br />
woonachtig Lange Leemstraat 413 te Antwerpen.<br />
Door dit schrijven, verzoek ik U de noodige orders te willen geven<br />
opdat voornoemde personen zouden ingeschreven worden in het<br />
vreemdelingenregister <strong>van</strong> uw gemeente als “vaderlandsloos”.<br />
16.11.1945 Markus en Laura verhuizen naar de Van Diepenbeekstraat 32 te<br />
Antwerpen.<br />
10.4.1947 Markus is handelsreiziger. Hij wordt vrijgesproken <strong>van</strong> een<br />
LE,<br />
17.2.1942<br />
inbreuk, nl. de in dienstneming <strong>van</strong> een vreemdeling.<br />
DV, MF,<br />
16.11.1945<br />
DV, MF,<br />
16.6.1947<br />
25.11.1955 Markus en Laura wonen in de Van Diepenbeekstraat 87 te DV, MF &<br />
Antwerpen.<br />
LE,<br />
25.11.1955<br />
4.5.1957 Markus Finkel verwerft het Belgische gewoon burgerschap. DV, MF,<br />
24.5.1957<br />
2.7.1957 Inlichtingsbulletijn betreffende vreemdelingen.<br />
DV, MF &<br />
Lea, Vaderlandsloos <strong>van</strong> Russische afkomst,<br />
LE,<br />
Laatste verblijfplaats in het buitenland: Lissabon, Portugal, Carlos<br />
José Barreiros nr. 45<br />
Aankomst in België: 18.6.1929<br />
Leefde <strong>van</strong> 1929 tot 1957 in Antwerpen.<br />
Woont bij haar man, Marialei 8 te Antwerpen die in haar onderhoud<br />
voorziet. Zij oefent geen beroep uit<br />
2.7.1957<br />
24.10.1957 Lea Einig krijgt het Belgische gewoon burgerschap.<br />
DV, LE,<br />
Op dat moment woont zij Marialei 8 te Antwerpen.<br />
Lea is de dochter <strong>van</strong> Leiser Einig en <strong>van</strong> Chaje Waichsel.<br />
Selma Finkel<br />
17.12.1957<br />
369 (°Kichinev, Chicinew of Chesenau (Rusland-<br />
Roemenië), 31.12.1923/ Vaderlandsloze <strong>van</strong> Russische Oorsprong,<br />
Tjecho-Slovakische nationaliteit door huwelijk), zonder beroep op<br />
12.10.1949<br />
X 4.3.1947 Antwerpen<br />
Heinz Konrad Schindler370 (°Wenen, Oostenrijk,<br />
13.8.1921) handelsbestuurder op 4.3.1947, handelsreiziger op<br />
1.7.1947<br />
Figuur 78 Selma Finkel,<br />
18.3.1947, DV<br />
Figuur 79 Heinz Schindler,<br />
11.9.1944, DV<br />
368 Hitler valt Rusland binnen. Operatie Barbarossa ging <strong>van</strong> start op 22.6.1941. Dat speelt hier zeker mee.<br />
369 Selma is de dochter <strong>van</strong> Markus Finkel en Laura Einig.<br />
98<br />
1467<br />
1466<br />
1464<br />
1461<br />
1451<br />
1452<br />
1453<br />
1450
19.9.1939 In een “Inlichtingsbulletijn betreffende Vreemdelingen” staat dat<br />
Nationaliteit: Russische vluchteling.<br />
Vader: Markus Finkel (°Bobrujck, Rusland, 8.8.1894,<br />
vaderlandsloze <strong>van</strong> Russische oorsprong) woont te Antwerpen<br />
Lange Leemstraat 413.<br />
Moeder: Laura Einig (°Borislav, Polen, 1.11.1885) woont bij haar<br />
echtgenoot Markus<br />
Werkelijk beroep: zonder<br />
Laatste verblijfplaats in het buitenland: Lissabon (Portugal) Carlos<br />
Josè Barreiros 45 3d.<br />
Datum <strong>van</strong> aankomst in België: 18.6.1929<br />
Is hij een politiek uitgewekene: Neen<br />
Gedrag en Bestaansmiddelen. Gerechtelijk verleden in België of in<br />
het buitenland: woont er bij zijn ouders. Hij oefent nog geen beroep<br />
uit en gaat ter school. De vader marktkramer, voorziet in zijn<br />
onderhoud.<br />
Is hij <strong>van</strong> plan om meer dan zes maanden in België te verblijven:<br />
Bevestigend<br />
23.2.1942 In een “Bericht <strong>van</strong> aankomst” staat dat Selma wordt ingeschreven<br />
in het bevolkingsregister <strong>van</strong> Antwerpen, Lange Leemstraat 413,<br />
17.2.1942 Naar aanleiding <strong>van</strong> de Omzendbrief <strong>van</strong> de Algemene Secretaris<br />
bij het Ministerie <strong>van</strong> Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid M.<br />
Romsee <strong>van</strong> 30.6.1941 371 aan de gemeentebesturen (i.c. dat <strong>van</strong><br />
Antwerpen) betreffende de registratie <strong>van</strong> russische vluchtelingen<br />
in België: “Ik heb de eer U mede te deelen dat volgende personen<br />
niet mogen beschouwd worden als russische vluchtelingen en het<br />
nationaliteitsgetuigschrift (die Volksumbescheinigung), afgeleverd<br />
door het Russisch Eigenhulpkomitee in België niet zullen<br />
ont<strong>van</strong>gen: o.a. Finkel Markus, Laura, Godefroid en Selma allen<br />
woonachtig Lange Leemstraat 413 te Antwerpen.<br />
Door dit schrijven, verzoek ik U de noodige orders te willen geven<br />
opdat voornoemde personen zouden ingeschreven worden in het<br />
vreemdelingenregister <strong>van</strong> uw gemeente als “vaderlandsloos”.<br />
11.9.1944 In een “Inlichtingsbulletijn voor vreemdelingen” staat voor het<br />
adres <strong>van</strong> zijn ouders “adresse ignorée”. Bij zijn laatste<br />
verblijfplaats in het buitenland: Amsterdam, Tintorettostraat 15.<br />
Aankomst in België: augustus 1942, via Baarle-Hertog.<br />
Sans papiers. Déclaration de perte de papiers d’identité délivrée à<br />
Saint-Josse-ten-Noode, le 6-9-1944 (s) A.S. Hautphenne, Marcel<br />
11.9.1944 De politie <strong>van</strong> Brussel maakt een verslag op op het moment dat<br />
Heinz zich in het vreemdelingenregister komt inschrijven, rue de la<br />
Ferme, 53 (1er étage):<br />
Il est entré en Belgique, en août 1942.<br />
Il a été caché pour les allemands. Il se fait inscrire en attendant<br />
que la Hollande soit libérée. Il quittera le pays aussitôt que les<br />
circonstances la permettront. Il ne possède pas de papiers, il<br />
déclare avoir perdu tout.<br />
Il a une cousine, Feldbaum, Julia, née à Vienne, le 21-9.1900,<br />
DV, SF,<br />
19.9.1939<br />
DV, SF,<br />
28.2.1942<br />
DV, SF,<br />
17.2.1942<br />
DV, HS,<br />
11.9.1945<br />
DV, HS,<br />
11.9.1944<br />
370 Heinz is de zoon <strong>van</strong> Samuel Schindler (°Stari-Hrosinkov, Tjecho-Slovakije, 13.11.1881) en Camilla-Anna<br />
(Bellak) Körner (°Novi-Hrosinkov, Tjecho-Slovakije, 26.7.1885). De informatie die we hier over Heinz bijeen<br />
konden brengen, is erg belangrijk want Edith Honig schrijft hierover: “Heb je epistel over Heinz en Selma<br />
ont<strong>van</strong>gen - met gemengde gevoelens, want alle onderduikadressen <strong>van</strong> hem waren dezelfde die ik had. Ben er<br />
ook wat wijzer <strong>van</strong> geworden, dingen, die ik vergeten was. Bv. hoelang we bij Sluys verbleven. Heinz was een<br />
soort Pleegbroer <strong>van</strong> me - ik kende hem al, toen ik 15 jaar was, heb ook zijn ouders gekend (was erbij, toen ze<br />
in Frankrijk door de Duitsers opgepakt werden, samen met mijn oom en tante Landau) Hij is ook altijd bij ons<br />
blijven wonen tot hij in Amsterdam met Selma trouwde.” E-mail <strong>van</strong> Edith Honig <strong>van</strong> 9.1.2006.<br />
371 Hitler valt Rusland binnen. Operatie Barbarossa ging <strong>van</strong> start op 22.6.1941. Dat speelt hier zeker mee.<br />
99<br />
1427<br />
1428<br />
1424<br />
1239<br />
1425<br />
1446<br />
1447<br />
1444
épouse Herzfeld, Ed. demeurant en dernier lieu rue Potagère, 5,<br />
mais résidant sans inscription : 26, rue François Delcoigne à<br />
Koekelberg.<br />
Le certificat, modèle C, valable jusqu’au 17-10.1944, lui a été<br />
délivré.<br />
24.10.1944 In een “Bericht <strong>van</strong> aankomst” staat dat Selma, Vaderlandslooze<br />
<strong>van</strong> Russische oorpsrong wordt ingeschreven in het<br />
bevolkingsregister <strong>van</strong> Antwerpen, Van Diepenbeekstraat, 32.<br />
10.11.1944 <strong>Een</strong> rapport <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> Saint-Josse-ten-Noode staat:<br />
“L’étranger apatride Schindler, Heinz, né à Vienne, le<br />
13/8/1921; célibataire, o./caoutchoutier, est inscrit en cette<br />
commune,rue de la Ferme, 53, depuis le 17.9.1944. Il est arrivé<br />
en Belgique, en août 1942, venant d’Amsterdam. Afin<br />
d’échapper aux recherches de la police allemande, il a résidé<br />
clandestinement aux adresses sui<strong>van</strong>tes :<br />
1. du 15/8/1942 au 20/10/1942 chez le nommé Sluys, Klaas,<br />
demeurant à Bouchout-Heuvelstraat, 3 ;<br />
2. du 20/10/1942 au 13/3/1943, chez la famille Hendrickx, à<br />
Edegem-Drie Eikenstraat, 59 ;<br />
3. du 13.3.1943 au 1/4/1943, à Moortsel-Kerkplein, 5, nom<br />
de l’occupant oublié par Schindler;<br />
4. du 1/4/1943 au 8/4/1943, chez le nommé Van Hée,<br />
demeurant à Etterbeek-rue des Cultiveurs, 41 ;<br />
5. du 8/4/1943 jusqu’à la libération de Bruxelles, rue de la<br />
Ferme, 53.<br />
La nommée Felderbaum, épouse Herzfeld, n’est pas inscrite à cette<br />
dernière adresse. D’après la déclaration de Schindler, Heinz, qui est<br />
son cousin, elle réside actuellement à Koekelberg – rue François<br />
Delcoigne, 26 ; elle serait de nationalité tchèque d’origine, mais<br />
apatride actuellement.<br />
17.12.1944 In een rapport <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> Saint-Josse-ten-Noode staat dat<br />
Heinz “est de bonnes conduits et moralité. A notre connaissance,<br />
rien de défavorable n’est à signaler en ce qui concerne l’attitude du<br />
prénommé du point de vue national. Il n’exerce aucune profession.<br />
Il déclare posséder 20.000 frs. et vivre à charge des parents de sa<br />
fiancée, les époux Hönig-Gross, demeurant à la même adresse 372 .<br />
14.8.1945 In een rapport <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> Saint-Josse-ten-Noode staat dat zij<br />
Heinz op de hoogte brengen <strong>van</strong> het feit dat de<br />
Vreemdelingenpolitie op 25.7.1945 een brief heeft geschreven<br />
waarin staat dat “il lui est notifié qu’il n’est pas autorisé à s’établir<br />
dans le royaume. En conséquence il devra quitter le pays dès que<br />
les circonstances le permettront.<br />
6.12.1945 Bericht <strong>van</strong> verlenging <strong>van</strong> de Reiswijzer Model C, die zij gekregen<br />
hadden op 13.12.1944. Zij wonen nog steeds in Rue de la Ferme 53<br />
in Saint-Josse-ten–Noode. Heinz staat hier ingeschreven als<br />
“caouchoutier”.<br />
4.3.1947 Uittreksel uit het Huwelijksregister, waarin staat dat Heinz laatst te<br />
Amsterdam, en thans te Haarlem, Nederland gehuisvest is.<br />
Heinz is de zoon <strong>van</strong> Samuel Schindler en Kamille Bellak Körner.<br />
Selma, de dochter <strong>van</strong> Markus Finkel, bureelbediende, en Laura<br />
Einig, wonende Lamorinièrestraat 29 te Antwerpen.<br />
18.3.1947 In een “Inlichtingsbulletijn betreffende vreemdelingen” staat dat<br />
Heinz op dat ogenblik in Amsterdam verblijft, Zoomstraat 49.<br />
DV, SF,<br />
31.10.1944<br />
DV, HS,<br />
10.11.1944<br />
DV, HS,<br />
17.12.1944<br />
DV, HS,<br />
14.8.1945<br />
DV, HS,<br />
6.12.1945<br />
DV, SF &<br />
HS,<br />
4.3.1947<br />
DV, SF &<br />
HS,<br />
372 Heinz is een hele tijd verloofd geweest met Edith Hönig. Dat verklaart ook waarom Heinz en Edith altijd<br />
op hetzelfde adres hebben ondergedoken gezeten. Na de oorlog wordt de verloving echter verbroken en in<br />
1947 huwt Heinz met Selma Finkel, die hij tijdens het onderduiken heeft leren kennen.<br />
100<br />
1423<br />
1441<br />
1442<br />
1439<br />
1436<br />
1435<br />
1434<br />
1431<br />
1432
Selma woont bij haar ouders die in haar onderhoud voorzien. Zij<br />
oefent geen beroep uit.<br />
6.6.1947 <strong>Een</strong> nota <strong>van</strong> de Openbare Veiligheid vermeldt m.b.t. Heinz:<br />
« L’époux a été prévenu qu’il devrait quitter le pays dès que les<br />
circonstances le permettraient ; Par contre, l’épouse est inscrite aux<br />
registres de la population, étant en Belgique depuis 1929, et ces<br />
parents résidant dans le pays.<br />
Proposition : Demander si l’époux est en possession d’un permis de<br />
travail et dans la négative, l’invité à produire ce document on le<br />
récipitté de sa demande.<br />
Je n’inquiéterons pas autrement les intéressés. »<br />
1.7.1947 Heinz wordt geschrapt uit het bevolkingsregister <strong>van</strong> Saint-<br />
Josse-ten-Noode, rue de la Ferme 10, waar hij was ingeschreven<br />
sinds 11.9.1944. Hij vertrekt naar Nederland [Amsterdam].<br />
27.5.1949 In een Bericht <strong>van</strong> vertrek staat Selma Finkel geschrapt wordt uit<br />
het bevolkingsregister <strong>van</strong> Antwerpen, Lamorinièrestraat 29,waar<br />
zij sinds 27.5.1947 was ingeschreven. Nieuw adres: onbekend.<br />
Karl Kron, (° Czerniatyn, Polen, 22.4.1898/ Oostenrijkse<br />
nationaliteit/ zonder beroep op 23.2.1940-†1.1.1943 373 ),<br />
X te Wenen op 20.8.1933<br />
met Chana Hönig, (° Lebusza, Polen, 3.3.1898/ Oostenrijkse-<br />
Duitse nationaliteit/ zonder beroep op 23.2.1940)<br />
Figuur 80 Karl Kron, 20.8.1938,<br />
DV<br />
Figuur 81 Chana Hönig,<br />
10.9.1941, DV<br />
20.8.1938 Inlichtingsbulletijn betreffende vreemdelingen: Karl Kron<br />
Vader: Salomon Kron (°Czerniatyn, Polen, 1868-†Czerniatyn,<br />
Polen, 18.8.1938 374 )<br />
Moeder: Sara Schacheter (overleden in 1898 375 (verdere<br />
inlichtingen onbekend)<br />
Werkelijk beroep: zonder<br />
Laatste verblijfplaats in het buitenland: Heinzelmanngasse 20, 20 e<br />
Bezirk, Wenen<br />
Datum <strong>van</strong> aankomst in België: 20.8.1938<br />
Is hij een politiek uitgewekene: Ja (en dat is omcirkeld!)<br />
Gedrag en Bestaansmiddelen. Gerechtelijk verleden in België of in<br />
het buitenland: Onbekend. Belanghebbende verklaart middelen te<br />
hebben om in zijn onderhoud te voorzien.<br />
Is hij <strong>van</strong> plan om meer dan zes maanden in België te verblijven:<br />
onbeperkt.<br />
Opmerkingen: Bewijs <strong>van</strong> inschrijving in het vreemdelingenregister<br />
geweigerd.<br />
18.3.1947<br />
DV, HS,<br />
6.6.1947<br />
DV, HS,<br />
1.7.1947<br />
DV, SF,<br />
12.10.1949<br />
DV, KK,<br />
20.8.1938<br />
373 Karl Kron wordt, zoals we weten uit het getuigenis <strong>van</strong> Edith Honig, in Frankrijk opgepakt en overleeft de<br />
oorlog niet. Hij krijgt als overlijdensdatum 1.1.1943 en als plaats: onbekend. DV, Dossier Kron, Karl, <strong>Een</strong><br />
uittreksel uit het register <strong>van</strong> overlijdensakte, 28.6.1955.<br />
374 Karl Kron komt dus twee dagen na het overlijden <strong>van</strong> zijn vader aan in België.<br />
101<br />
1422<br />
1421<br />
1420<br />
1025-<br />
1026
10.11.1938 Inlichtingsbulletijn betreffende vreemdelingen: Chana Honing<br />
Vader: Moritz Honing (°Tarnobrzeg of Carnobchek, Polen, 1874-<br />
†Bilitz, Polen, 1924)<br />
Moeder: Sara Aftergot of Haftelhut (°Dombrowa, 1876, wonende te<br />
Bilitz, Polen 376 )<br />
Werkelijk beroep: zonder<br />
Laatste verblijfplaats in het buitenland: Heinzelmanngasse 20, 20 e<br />
Bezirk, Wenen<br />
Datum <strong>van</strong> aankomst in België: 10.11.1938<br />
Is hij een politiek uitgewekene: Ja<br />
Gedrag en Bestaansmiddelen. Gerechtelijk verleden in België of in<br />
het buitenland: Onbekend. Zij woont bij haar man, die voor haar<br />
onderhoud zorgt.<br />
Is hij <strong>van</strong> plan om meer dan zes maanden in België te verblijven:<br />
onbepaald.<br />
Opmerkingen: Geen bewijs <strong>van</strong> inschrijving in het<br />
vreemdelingenregister afgeleverd.<br />
10.3.1939 Nota aan de Burgemeester: Reiswijzer (model C) afgeleverd aan de<br />
echtgenooten geldig t.e.m. 12 Juni 1939 me melding:<br />
“Belanghebbende is er niet toe gemachtigd zich in België te<br />
vestigen. Er wordt hem opgelegd uit te wijken.”<br />
11.3.1939 De Polizeipräsident <strong>van</strong> Abteilung II, Braunerstrasse 5 te Wenen<br />
antwoordt aan de Belgische Openbare Veiligheid “dass die in der<br />
Folge genannte personen nicht ungunstig beleumundet werden und<br />
als bestraft nicht vermerkt sind”<br />
11.3.1939 KK, nach Wien zuständig, mosaisch, verheiratet, in Wien XX.,<br />
Heinzelmanngasse wohnhaft gewesen<br />
31.5.1939 Brief <strong>van</strong> de Antwerpsche Komiteit voor Joodsche Vluchtelingen<br />
aan de administrator <strong>van</strong> de Openbare Veiligheid waarin staat dat<br />
KK en CH: “sont de nationalité allemande, en possession d’un<br />
passeport autrichien, expiré. Ils ne peuvent retourner en allemagne,<br />
vu qu’ils ont été forcés de signer un document, l’engageant a ne<br />
plus revenir en Allemagne. Ils se sont inscrite à la Société EZRA<br />
D’Anvers pour une émigration outre-mer et dès qu’une possibilité<br />
d’émigration se présentera, ils quitteront la Belgique. Nous vous<br />
prions de bien vouloir autoriser Monsieur le Commissaire en chef<br />
de Police d’Anvers de proroger le séjour provisoire des l’interessés<br />
en Belgique pour quelques temps. »<br />
26.6.1939 Brief <strong>van</strong> de Antwerpsche Komiteit voor Joodsche Vluchtelingen<br />
aan de administrator <strong>van</strong> de Openbare Veiligheid waarin deze voor<br />
KK en CH vraagt: “de leur accorder un delai de trois mois aux sus<br />
nummés, afin de leur permettre son émigration.”<br />
8.7.1939 Voorlopig te klasseren dossier “Naar luid <strong>van</strong> het Ministerieel<br />
rondschrijven nr. 37 C1 cc 1 juli 1938 en wel om de titularis(sen)<br />
<strong>van</strong> dit dossier in de mogelijkheid te stellen uit te wijken, zal<br />
zijn/hun (haar) verblijfstitel, ambtshalve en zonder voorwaarde, om<br />
de drie maanden worden verlengd. De gemeentebesturen zijn er niet<br />
toe gehouden de Openbare Veiligheid bericht te sturen <strong>van</strong> de in die<br />
omstandigheden verleende verlengingen.”<br />
30.11.1939 ingeschreven in het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Berchem,<br />
Statiestraat 124. Op dit document <strong>van</strong> 23.2.1940 is de naam Anna<br />
doorgehaald en ver<strong>van</strong>gen door Chana.<br />
DV, CH,<br />
10.11.1938<br />
DV,<br />
KK&CH,<br />
10.3.1939<br />
DV, CH,<br />
4.8.1939<br />
DV, KK,<br />
4.8.1939<br />
DV<br />
KK&CH,<br />
31.5.1939<br />
DV<br />
KK&CH,<br />
26.6.1939<br />
DV,<br />
KK&CH,<br />
8.7.1939<br />
DV,<br />
KK&CH,<br />
23.2.1940<br />
102<br />
1021-<br />
1022<br />
1.2.1941 met het uitdrijvingsbevel 6845 geschrapt uit het DV, CH, 1013<br />
375 Karl Krons moeder sterft dus in het geboortejaar <strong>van</strong> Karl. Is zij in het kinderbed bebleven?<br />
376 Op 10.9.1941 woont zij in Tarnaw (Polen) Legione n.° 26..<br />
1020<br />
1016<br />
1017<br />
1019<br />
1018<br />
1015<br />
1014
vreemdelingenregister Berchem, Statiestraat 124 en heeft als nieuw<br />
adres opgegeven: S. Sauwestrelaan 65 in Beverloo (Limburg)<br />
20.2.1941 Anna Hönig wordt ingeschreven in het vreemdelingenregister <strong>van</strong><br />
de gemeente Beverloo, L. Sauvestrelaan 65.<br />
24.4.1941 geschrapt uit het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Berchem, Statiestraat<br />
124.<br />
23.7.1941 Van 1.2.1941 tot dan blijft Chana Honig in Beverloo (Limburg)<br />
(aldaar ondergebracht door de Duitsche overheid.)<br />
Zij komt die dag terug naar Antwerpen, Kipdorpvest 11.<br />
10.9.1941 Inlichtingsbulletijn inzake vreemdelingen <strong>van</strong> 10.9.1941<br />
Bij vraag 1 naar de echtgenoot staat dat bij huidige verblijfplaats:<br />
Geïnterneerd te Kurz in Frankrijk.<br />
Bij vraag 3: Haar vader was<br />
Bij de vraag 11 Is hij politiek uitgewekene? Staat: Neen, geen<br />
vluchteling. Ik ben jodin. En het antwoord is ook door haar speciaal<br />
ondertekend.<br />
23.9.1942 In een bericht <strong>van</strong> vertrek <strong>van</strong> een vreemdeling staat dat zij: “den 3<br />
sept.1942 bij Coll. Besluit (<strong>van</strong> ambtswege) geschrapt [werd] uit<br />
het vreemdelingenregister Kipdorpvest 11 [Antwerpen] en heeft als<br />
nieuw adres opgegeven Onbekend.<br />
20.9.1944 Uit deze “Intrekking <strong>van</strong> ambtelijke afschrijving” kunnen we<br />
afleiden dat Anna Honig-Kron dan al terug in Antwerpen is. Uit<br />
hetzelfde document blijkt dat zij op dat ogenblik haar beroep niet<br />
uitoefent en wordt ondersteund door de Commissie <strong>van</strong> den<br />
Openbare Onderstand.<br />
6.10.1944 Uit een bericht <strong>van</strong> aankomst <strong>van</strong> een vreemdeling kunnen we<br />
afleiden dat Chana Hönig op dat ogenblik verhuisd naar de<br />
Generaal <strong>van</strong> Merlenstraat 1 te Berchem.<br />
24.11.1944 <strong>Een</strong> handgeschreven nota vermeldt: De Duitsche onderdaan Chana<br />
Honig, echtgenoote Kral Kron, geboren te Libusza (Pol.) den 3<br />
maart 1989 is in België gekomen uit Weenen (Oostenrijk), den 10<br />
Nov.1938 en heeft verklaard politiek uitgewekene te zijn.<br />
Van af 1942 is zij bij een Belgische onderdaan te Antwerpen<br />
ondergedoken geweest.<br />
Zij word (sic) thans gesteund door het Comité ter verdediging <strong>van</strong><br />
de joodsche belangen te Antwerpen.<br />
Voorstel: Haar doen verwittigen dat zij niet gemachtigd is zich in<br />
België te vestigen en dat zij het Rijk zal moeten verlaten zoodra de<br />
omstandigheden het toelaten.<br />
De geldigheidsduur <strong>van</strong> het bewijs “model C” achtereenvolgens<br />
met drie maanden laten verlengen.<br />
Huidig adres <strong>van</strong> den echtgenoot vragen.<br />
28.12.1944 Rapport <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> St.-Josse-ten-Noode: “Lan nommé<br />
Honig, Chana, épouse Kron, Karl, née à Libusza (Pol.), le 3/3/1898,<br />
de nationalité allemande, reside effectivement en c/c., rue de la<br />
Ferme, 53. Elle déclare n’exercer aucune profession, et vivre à<br />
charge de son frère HONIG, Sigmund, demeurant à la même<br />
adresse. Son époux, KRON, Karl, est déporté en Allemagne. »<br />
23.10.1945 Aangehecht aan een “Bericht <strong>van</strong> aflevering <strong>van</strong> inschrijving in het<br />
vreemdelingenregister Model C” is een verslag <strong>van</strong> kwartieragent<br />
Berckmans <strong>van</strong> 1.11.1944 waarin staat: “a) De genaamde Honig<br />
Chana vr Kron Karl geboren te Libusza (Pol) den 3/3/1898<br />
wonende alhier Generaal <strong>van</strong> Merlestraat N°1 dochter <strong>van</strong> Mauritz<br />
en <strong>van</strong> Aftergoed Sala <strong>van</strong> Poolsche Nationaleteit Bewoont er eene<br />
kamer by Van BEURDEN Jan Belg waar zy is ondergedoken<br />
geweest <strong>van</strong> Augustus 42. b) Belanghebbende oefent geen beroep<br />
21.5.1941<br />
DV, AH,<br />
18.9.1941<br />
DV,<br />
23.5.1941<br />
DV, AH,<br />
10.9.1941<br />
DV, AH,<br />
10.9.1941<br />
DV, AH,<br />
23.9.1942<br />
DV, AH,<br />
3.10.1944<br />
DV, AH,<br />
16.3.1944<br />
DV, AH,<br />
24/11.1944<br />
DV, AH,<br />
28.12.1944<br />
DV, AH,<br />
23.10.1945<br />
103<br />
1010<br />
1012<br />
1006<br />
1006-<br />
1007<br />
1005<br />
1004<br />
1003<br />
999<br />
998<br />
1001
uit heeft geene inkomsten of eigendommen word gesteund door het<br />
Comite ter verdediging <strong>van</strong> de joodsche belangen…” Dit verslag is<br />
echter niet ondertekend door Anna Honig zelf. 377<br />
25.9.1951 Uit een schrijven <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> Schaarbeek: “HONIG, Chana,<br />
n’exerce aucune profession, et ne possède ni permis de travail ni<br />
carte professionelle. Elle déclare être aidée pécunièrement par son<br />
frère résident en Hollande à raison de 150 florins par mois.<br />
L’intéresée n’ayant aucun moyen d’existence contrôlable, nous<br />
émettons un avis défavorable quant à la délivrence de la carte<br />
d’identité pour étrangers.˝<br />
5.10.1951 Uit een geschreven document kunnen we afleiden dat “ Le mari a<br />
été deporté et n’est pas encore rentré au foyer” en dat zij<br />
(financieel) wordt geholpen door een broer die in Nederland woont.<br />
Het gaat hier dus om Sigmund Hönig, Ediths vader.<br />
28.6.1955 <strong>Een</strong> uittreksel uit het register <strong>van</strong> overlijdensakte staat dat Karl<br />
Kron overleden is op 1.1.1943 op een onbekende plaats, en dat hij<br />
voordien woonde in de Statiestraat 24 te Antwerpen.<br />
Igo (Israel) Gross 378 , (°Nadworna, Polen, 4.4.1897/ Duitse<br />
(ex-Oostenrijkse) nationaliteit (non-ennemie)/<br />
handelsvertegenswoordiger op 30.1.1939, 30.11.1939, pelsmaker<br />
op 5.8.1941, fourreur et tailleur op 7.7.1942 en 28.9.1942,<br />
commerçant (diamants) op 5.3.1946, pelsenhandelaar op 27.9.1948<br />
of confectionneur de fourrures en vêtements op 6.10.1947),<br />
X te Wenen op 14.8.1927<br />
met Rosalie Berlstein 379 , (° Lwow of Lemberg, Polen,<br />
12.3.1901/ Duitse (ex-Oostenrijkse) nationaliteit/ zonder op<br />
30.11.1939, 5.6.1940, fourreuse, mécanicienne (fourrures) op<br />
28.9.1942, zonder beroep op 11.1.1951)<br />
Figuur 82 Igo Gross, 7.7.1942,<br />
DV<br />
Figuur 83 Rosalie Berlstein,<br />
30.11.1939, DV<br />
1938 In een ongedateerde “Affidavit of support” op papier <strong>van</strong> de<br />
Holland-America line uit 1938 zegt de op 16 juli 1908<br />
genaturaliseerde ‘Jewelery salesman” Norbert Salter, 66 jaar oud,<br />
en al sinds 1903 in New York wonende, 315 West 57th.St. Apt. 5a,<br />
zijn verwanten Israel Gross en zijn vrouw, wonende<br />
Wallen[stein]strasse 36 in [2 e Bezirk] Wenen, te onderhouden tot<br />
DV, AH,<br />
25.9.1951<br />
DV, AH<br />
5.10.1951<br />
DV, KK,<br />
28.6.1955<br />
DV, RB &<br />
IG<br />
1938<br />
377 Deze informatie klopt dus duidelijk niet, vermits het duidelijk is dat zij op verschillende plaatsen heeft<br />
ondergedoken gezeten om uiteindelijk in Brussel terecht te komen, waar zij zal verblijven tot de bevrijding in<br />
september 1944. Bovendien had zij ook niet de Poolse nationaliteit maar de Duitse. Eigenlijk had zij<br />
Oostenrijkse nationaliteit, maar na de Anschluß werden alle Oostenrijkers Duitsers.<br />
378 Israel Gross is de zoon <strong>van</strong> Leib Gross (°Nadworna, Polen, 1873), en <strong>van</strong> Szeindel of Scheindel Schreiber<br />
(°Bohorodczany, Polen, 1875) die op 23.8.1938 nog in Wenen woont en op 30.1.1939 wonende ten Dyckstraat<br />
43 in Amsterdam, Nederland.<br />
379 Rosalia Berlstein is de dochter <strong>van</strong> Mozes Chaim Berlstein (°Lemberg of Lwow, Polen, 22.2.1874-†Wenen,<br />
4.11.1921) en Klara Ernestina Pinsker (Lemberg of Lwow, 12.3.1873) woont op 10.11.1938 in Londen.<br />
104<br />
989<br />
987<br />
984<br />
1101
zij zelf in hun onderhoud kunnen voorzien. Op dat ogenblik<br />
verdient hij gemiddeld 50$ per week, heeft hij 1200$ gespaard en<br />
woont hij in een apartement met drie kamers.<br />
22.8.1938 Israel Gross komt aan in België. DV, IG<br />
23.8.1938 Op een “Inlichtingsbulletijn betreffende Vreemdelingen” <strong>van</strong><br />
30.1.1939 staat dat hij op 23.8.1939 in België is aangekomen. hij<br />
heeft zich eerst (tot 24.12.1938) gevestigd in de Statiestraat 124 te<br />
Berchem. Beiden beschikken over een Oostenrijks paspoort, maar<br />
niet over een visum. Bij vraag 11: Is hij politiek uitgewekene? staat:<br />
“Ja, zie hierbygaand schrijven”, en deze zin is apart ondertekend<br />
door Israel Gross. Er staat ook in dat hij pelshandelaar is, maar dat<br />
hij zijn beroep alhier niet uitoefent. Verklaart geld te bezitten om<br />
tydens verblyf hier, in hun onderhoud te voorzien.” Bij vraag 13<br />
staat: “Wacht alhier mijn beurt af om naar Amerika te kunnen<br />
vertrekken. Zijn in bezit <strong>van</strong> het “Affidavit.”<br />
10.11.1938 Op een “inlichtingsbulletijn betreffende vreemdelingen” <strong>van</strong><br />
10.11.1938 staat dat Rosalia Berlstein op 10.11.1938 in België is<br />
aangekomen.<br />
24.12.1938 Israel Grosss verhuist <strong>van</strong> de Statiestraat 124 naar de Isabellalei 24<br />
te Antwerpen.<br />
11.1.1939 Israel Gross ondertekent een verklaring die naar de Minister <strong>van</strong><br />
Justitie wordt gestuurd waarin o.a. staat bij “Le motif de notre<br />
émigration est le sui<strong>van</strong>t: J’ai été persécuté par le Gestapo et j’ai dû<br />
m’enfuir pour ne pas être mis au camp de concentration.” Hij vraagt<br />
om in België te mogen blijven tot ze kunnen emigreren naar de<br />
U.S.A.. “Je possède des moyens suffisants pour pouvoir subsister<br />
sans devoir travailler. »<br />
6.3.1939 In een korte nota aan de (Hoofd)Commissaris <strong>van</strong> Politie te<br />
Antwerpen laat de Openbare Veiligheid (?) weten dat aan de<br />
echtgenoten Reiswijzer (model C) is afgeleverd geldig t.e.m.<br />
30.6.1939 met melding: “Belanghebbende is er niet toe gemachtigd<br />
zich in België te vestigen. Er wordt hem opgelegd uit te wijken.”<br />
30.3.1939 De politiecommisaris <strong>van</strong> Afdeling II in Wenen laat aan de<br />
Belgische Openbare Veiligheid weten dat Gross Israel “nicht<br />
ungünstig beleumundet werden und als bestraft nicht vermerkt<br />
sind”.<br />
26.6.1939 De Reiswijzer Model C <strong>van</strong> 30.1.1939 en geldig tot 30.6.1939<br />
wordt verlengd tot 30.9.1939.<br />
30.11.1939 Rosalie Berlstein krijgt <strong>van</strong> de gemeente een identiteitskaart. Zij<br />
woont dan blijkbaar op de Isabellalei 24 te Antwerpen. Op haar<br />
identeitskaart staat ook een stempel dat zij (later) is ingeschreven in<br />
het jodenregister met nr. 10259, en staat er bij geschreven dat zij<br />
een Reiswijzer Model C heeft. Op 5.6.1940 en op 30.11.1940 wordt<br />
deze kaart “kosteloos” verlengd.<br />
30.11.1939 Het echtpaar krijgt nu een Reiswijzer Model B i.p.v. het eerdere<br />
Model C.<br />
5.6.1940 In een “Verklaring <strong>van</strong> onvermogen” staat dat Rosalie Berlstein,<br />
zonder beroep, op dat ogenblik alleen woont 380 en 50 fr. steun per<br />
10 dagen ont<strong>van</strong>gt <strong>van</strong> de Commissie <strong>van</strong> openbare onderstand.<br />
25.1.1941 <strong>Een</strong> attest “relative à la mise en séjour forcé et surveillé de<br />
l’interessé dans le Limbourg” <strong>van</strong> 2.3.1961 bevestigt dat Igo <strong>van</strong><br />
23.8.1938<br />
DV, RB &<br />
IG,<br />
30.1.1939<br />
DV, RB,<br />
10.11.1938<br />
DV, IG,<br />
24.12.1938<br />
DV, IG,<br />
11.1.1939<br />
DV, RB &<br />
IG<br />
6.3.1939<br />
DV, IG,<br />
30.5.1939<br />
DV, RB &<br />
IG<br />
26.6.1939<br />
DV, RB,<br />
30.11.1939<br />
DV, RB &<br />
IG,<br />
30.11.1940<br />
DV, RB,<br />
5.6.1940<br />
DO, IG,<br />
2.3.1961<br />
380 Op dat ogenblik is haar man, Igo Gross, nog steeds geïnterneerd in het kamp <strong>van</strong> St.Cyprien (Frankrijk), en<br />
hij zal daar blijven tot oktober of november 1940.<br />
105<br />
1114<br />
1105<br />
1112<br />
1111<br />
1110<br />
1104<br />
1103<br />
1100<br />
1074<br />
1099<br />
1098<br />
807<br />
808
25.1.1941 tot 17.4.1941 in Zeelhem, Dorpsstraat 28, is geweest. “…<br />
cependant sa présence y est encore signalé le 17.4.1941.”<br />
26.1.1941 Bericht <strong>van</strong> aankomst <strong>van</strong> een vreemdeling: Op een lijst met 36<br />
namen <strong>van</strong> joden (?) met de Duitse nationaliteit die allen komende<br />
<strong>van</strong> Antwerpen worden ingeschreven in het vreemdelingenregister<br />
<strong>van</strong> Zeelhem in Limburg figureren o.a. de namen <strong>van</strong> Rosalia<br />
Berlstein en Igo Gross, maar ook <strong>van</strong> Rosalia’s oudere, ongehuwde<br />
zus, Salomea Berlstein 381 .<br />
19.4.1941 Verblijfplaats op de identiteitskaart <strong>van</strong> RB: Isabellalei 24<br />
Antwerpen<br />
31.5.1941 <strong>Een</strong> bericht <strong>van</strong> vertrek <strong>van</strong> RB met een schrapping <strong>van</strong> ambstwege<br />
uit het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Berchem, Statielei 124 en “heeft<br />
als nieuw adres opgegeven: onbekend 382 ”<br />
5.8.1941 In een bericht <strong>van</strong> aankomst staat dat de Duitsche onderdaan IG<br />
komende <strong>van</strong> de Dorpstraat 26 te Zeelhem (Limburg) op 5.8.1941<br />
wordt ingeschreven in het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Schaerbeek,<br />
Haechtsche Steenweg 265.<br />
16.8.1941 In een bericht <strong>van</strong> aankomst staat dat de Duitsche onderdaan RB<br />
komende <strong>van</strong> de Isabellalei 24 te Antwerpen op 16.8.1941 wordt<br />
ingeschreven in het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Schaerbeek,<br />
Haechtsche Steenweg 406 383 .<br />
25.11.1941 Uit een brief <strong>van</strong> de gemeente Schaerbeek aan de<br />
Vreemdelingenpolitie blijkt dat Igo Gross en zijn vrouw<br />
vaderlandsloos zijn geworden “par ordonnance allemande du<br />
25/11/1941.”<br />
7.7.1942 “Le certificat d’inscription au registre des étrangers délivré le<br />
30.11.1939 par l’Administration communale de Anvers au<br />
ressortissant allemand désigné ci-dessous, demeurant en cette<br />
commune, chaussée de Haecht n°406,a été renouvelé, sans<br />
limitations de durée” 384 .<br />
7.7.1942 Igo Gross krijgt een identiteitskaart <strong>van</strong> de gemeente Schaerbeek.<br />
Op deze kaart staat bij zijn nationaliteit: allemande.<br />
22.9.1942 Uit een “Avis de renouvellement des certificats d’inscription au<br />
régistre des étrangers” blijkt dat Rosalie Berlstein’ certificaat <strong>van</strong><br />
haar inschrijving in het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Schaerbeek nog<br />
op 22.9.1942 werd afgeleverd.<br />
28.9.1942 Uit een “Avis de renouvellement des certificats d’inscription au<br />
régistre des étrangers » blijkt dat Igo Gross’ certificaat <strong>van</strong> zijn<br />
inschrijving in het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Schaerbeek nog op<br />
28.9.1942 werd afgeleverd.<br />
3.10.1942 De Secretaris-Generaal krijgt een document <strong>van</strong> de stad Brussel<br />
waarin staat dat Rosalie Berlsteins nationaliteit <strong>van</strong> “allemande” is<br />
veranderd in “apatride”. Zij woont dan op chaussée de Haecht 406.<br />
15.10.1942 De Secretaris-Generaal krijgt een document <strong>van</strong> de burgemeester<br />
<strong>van</strong> Schaerbeek waarin staat dat Israel Gross’ nationaliteit <strong>van</strong><br />
“allemande” is veranderd in “apatride”. Hij woont dan op chaussée<br />
de Haecht 406.<br />
DV, RB &<br />
IG,<br />
11.2.1941<br />
DV, RB,<br />
DV, RB,<br />
31.5.1941<br />
DV, IG,<br />
5.8.1941<br />
DV, RB,<br />
16.8.1941<br />
DV, IG,<br />
22.2.1945<br />
DV, IG,<br />
7.7.1942<br />
DV, IG,<br />
7.7.1942<br />
DV, IG,<br />
8.9.1944<br />
DV, RB,<br />
8.9.1944<br />
DV, RB,<br />
3.10.1942<br />
DV, IG,<br />
15.10.1942<br />
106<br />
1095<br />
1075<br />
1094<br />
1093<br />
1092<br />
1056<br />
1082,<br />
1089<br />
1069<br />
1066<br />
1067<br />
1081<br />
1079,<br />
1091<br />
15.10.1942 Israel Gross laat zich inschrijven in het vreemdelingenregister <strong>van</strong> DV, IG, 1079<br />
381<br />
Salomea Berlstein (°Lwow of Lemberg, Polen, 28.6.96) zal met het IIe transport naar Auschwitz worden<br />
gedeporteerd met het nummer 799.<br />
382<br />
Blijkbaar was men in Berchem niet op de hoogte naar waar in Limburg Rosalie Berlstein was “verhuisd”.<br />
383<br />
Igo Gross zal een tijdje later bij zijn vrouw gaan wonen op Haechtsesteenweg 406.<br />
384<br />
Dat klinkt erg cynisch als je weet dat enkele dagen later de razzia’s en deportaties beginnen.
Schaarbeek, chaussée de Haecht, n° 406 15.10.1942<br />
12.3.1943 Op een “Formulaire de Renseignements” staat dat Igo op<br />
12.3.1943 385 door de Sipo werd binnengebracht in de ge<strong>van</strong>genis<br />
<strong>van</strong> Antwerpen en dat hij op 20.3.1943 naar Mechelen werd<br />
overgebracht.<br />
16.8.1944 Verblijfplaats op de identiteitskaart <strong>van</strong> RB: Chaussée de Haecht,<br />
406, Schaerbeek<br />
8.9.1944 Uit een “Avis de renouvèlement des certificats d’insription au<br />
registre des étrangers” blijkt dat zijn inschrijving in het<br />
7.11.1944<br />
om 15u.<br />
vreemdelingenregister <strong>van</strong> Schaerbeek al plaats vond op 8.9.1944.<br />
<strong>Een</strong> proces-verbaal <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> Schaerbeek naar aanleiding<br />
<strong>van</strong> een “Enquête relative à l’activité des étrangers Gross, Israël et<br />
Berlstein Rosalie, pendant l’occupation allemande” verklaart Igo<br />
Gross in het Frans: “Je suis apatride d’origine polonaise. Je suis<br />
arrivé en Belgique en 1938 venant d’Autriche d’où je me suis enfui,<br />
étant en butte aux tracasseries nazies. Le 10.5.1940, j’ai été interné<br />
dans le camp de St.Cyprien (France). Je suis revenu à Anvers, au<br />
mois d’octobre ou novembre 1940, sans pouvoir précisér. J’ai été<br />
envoyé, par les allemands, à Zelem, près de Diest d’où j’ai pu<br />
quitter pour venir à Schaerbeek, chaussée de Haecht, 406, d’où je<br />
suis parti le 11.3.1943 386 , pour me cacher à Edeghem, près<br />
d’Anvers. J’ai été arrêté là le 12.3.1943, par les allemands et interné<br />
à Malines, caserne Dossin. J’ai été transporté par les allemands<br />
dans un train en direction de l’Allemagne, mais ai pu en sauter à<br />
proximité de Tirlemont. Depuis lors et jusqu’à la libération je me<br />
suis caché à St. Josse-ten-Noode, rue de la Ferme, 53. J’ai été aidé<br />
par plusieurs personnes. afin de subsister et notammant par l’agent<br />
de police DAEMS, de Schaerbeek, dont je vous remete une<br />
attestation afin de la joindre à mon dossier. Je n’ai jamais émargé<br />
au ravitaillement allemand et n’ai fait partie d’aucun organisme<br />
d’ordre nouveau. Pendant que je vais faire valider ma carte<br />
d’identité, je vais faire changer mon lieu de résidence du n° 392 au<br />
n°418 de la chaussée de Haecht.<br />
Je suis en possession d’un certificat d’inscription au régistre des<br />
étrangers portant le n°13437, délivré à Schaerbeek le 8.9.1944 et<br />
valable jusqu’au 7.3.1945 (modèle B). Lecture faite apersisté et<br />
signé…<br />
L’intéressé a éte laissé en liberté en attendant les instructions de<br />
Monsieur le Ministre de la Justice.<br />
Immédiatement après, j’ai entendu la nommé Berlstein, Rosa,<br />
épouse Gross, Israêl,… qui m’a déclaré en français : Je suis apatride<br />
d’origine polonaise. Je suis en possession d’un certificat<br />
d’inscription au régistre des étrangers, modèle B, n°13438, délivré à<br />
Schaerbeek, le 8.9.1944, valable jusqu’au 7.3.1945. Sitôt que je<br />
serai autorisé à faire valider ma carte d’étrangère, je ferai en même<br />
temps, changer mon lieu de résidence du n°392 au n°418 de la<br />
chaussée de Haecht. Je suis en Belgique depuis 1938 venant<br />
d’Autriche d’où je me suis enfuie avec mon mari. En 1940, j’ai<br />
suivi mon mari au Camp St.Cyprien en France. Je suis revenu avec<br />
lui en Belgique, à Anvers, d’où nous avons été envoyé à Zelem Près<br />
DO, IG,<br />
2.2.1948<br />
DV, RB,<br />
30.11.1939<br />
DV, IG,<br />
5.3.1946<br />
DV,<br />
IG&RB,<br />
7.11.1944<br />
385<br />
Op een ander “Formulaire de Renseignements”staat nochtans dat Igo reeds op 11.3.1943 zou zijn<br />
binnengebracht. (DO, Dossier Igo Gross)<br />
386<br />
De geldigheid <strong>van</strong> het bewijs <strong>van</strong> zijn inschrijving in het vreemdelingenregister liep af op 28.3.1943. (DV,<br />
IG, 28.09.1942) Is het daarom dat hij kort voordien naar Edegem gaat?<br />
107<br />
803<br />
1075<br />
1055<br />
1062-<br />
1063
Diest. De là, nous avons pu quitter, mon mari vers Bruxelles et<br />
moi à Anvers, à Edeghem 387 . Mon mari a été arrêté à cette<br />
adresse par les allemands, pendant que je suis parvenue à fuir.<br />
Je suis alors venue à St.Josse-ten-Node, rue de la Ferme, 53, où<br />
mon mari est venu me rejoindre après sa fuite du train qui le<br />
transportait en Allemagne. Nous sommes restés cachés à cette<br />
dernière adresse jusqu’à la libération. Nous étions aidés par<br />
diverses personnes et notamment par l’agent de police Daems,<br />
de Schaerbeek dont je vous remets une attestation pour être<br />
jointe à mon dossier. Je n’ai jamais émargé au ravitaillement<br />
allemand et n’ai fait partie d’aucun organisme d’ordre nouveau.<br />
Lecture faite a persisté et signé…<br />
La nommée Berlstein, Rosalie a été laissée en liberté en attendant<br />
les instructions de Monsieur le Ministre de la Justice.<br />
Joignons au présent deux attestations en faveur des interessés ainsi<br />
que deus décalrations du Comité de défense juifs, nous remises par<br />
les interessés.<br />
In de kantlijn staat het volgende PS geschreven : « Les intéressés<br />
déclarent vouloir se fixer en Palestine. Je les informerais qu’ils ne<br />
peuvent s’établir en Belgique et qu’ils devront quitter le pays dès<br />
que les circonstances le permettront… »<br />
4.10.1944 Beiden worden ingeschreven in het vreemdelingenregister <strong>van</strong><br />
Schaarbeek.<br />
23.11.1944 In een rapport “sursis d’internement” <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> Schaerbeek<br />
staat “Le sursis d’internement peut être accordé à notre avis à …<br />
Motif: Arrivé en Belgique en 1938. En mai 1940 ont été internés<br />
au camp de St-Cyprien en France. Sont revenus en Belgique en<br />
novembre 1940 pour se fixer à Anvers. Ont démeurés ensuite à<br />
Zelem près de Diest et à Schaerbeek, chaussée de Haecht, 406.<br />
Ensuite se sont cachés à Edeghem (Anvers). Le mari a été<br />
arrêté à cette dernière place en mars 1943 et transfèrè à<br />
Malines. Est parvenu à s’échapper d’un convoi en direction de<br />
l’Allemagne et à rejoindre sa femme et se sont cachés alors à St-<br />
Josse-ten-Noode, rue de la Ferme, 53 jusqu’à la libération.<br />
23.11.1944 <strong>Een</strong> schrijven <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> Schaerbeek aan de<br />
vreemdelingenpolitie vermeldt dat de echtelieden “ont reçu une<br />
carte de controle pour se présenter chaque mercredi au<br />
commissariat de police de leur quartier. »<br />
6.2.1945 In een geschreven brief aan de burgmeester <strong>van</strong> Schaarbeek staat:<br />
“Je vous sommais gré d’informer ces étrangers ces étrangers qu’ils<br />
ne sont pas autorisés à s’établir en Belgique et qu’ils doivent quitter<br />
le pays dès que les circomstances le permettront. »<br />
24.7.1946 Uit een beslissing <strong>van</strong> de Kamer <strong>van</strong> Beroep <strong>van</strong> “Le Conseil<br />
d’enquets économiques pour étrangers” blijkt dat hem de<br />
beroepskaart voor vreemdelingen voor het uitoefenen <strong>van</strong> het<br />
beroep <strong>van</strong> “confectionneur de fourrures en vêtements” die hij had<br />
aangevraagd op 24.7.1946 wordt geweigerd.<br />
3.9.1948 Brief <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Arbeid, Dienst “Travailleurs<br />
Etrangers” aan het Ministerie <strong>van</strong> Justitie vermeldt dat Igo Gross<br />
“en qualité de Fourneur a été rejeté le 5-6-48. La Commission<br />
d’Appel en matière de Main d’Oeuvre étrangère ayant confirmé<br />
cette décision, sui<strong>van</strong>t sa lettre du 11-8-48. celle-ci est donc<br />
définitive. ”<br />
DV,<br />
IG&RB,<br />
9.11.1944<br />
DV,<br />
IGéRB,<br />
23.11.1944<br />
DV,<br />
IG&RB,<br />
23.11.1945<br />
DV, IG,<br />
6.2.1945<br />
DV, IG,<br />
6.10.1947<br />
DV, IG,<br />
3.9.1948<br />
7.9.1948 Brief <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Justitie aan de burgemeester <strong>van</strong> DV, IG, 1045<br />
387 Het klopt dat Igo Gross maar pas enkele dagen voor de inval bij Charles Hendrickx daar is gearriveerd.<br />
108<br />
1060<br />
1059<br />
1058<br />
1057<br />
1054<br />
1040
Schaerbeek : “Vous voudrez bien informer les intéressés qu’ils ne<br />
sont pas autorisés à s’établir en Belgique et qu’ils sont tenus de<br />
poursuivre leurs démarches en vue d’immigrer au plus tôt dans un<br />
autre pays. ”<br />
27.9.1948 De politie <strong>van</strong> Schaarbeek stelt vast dat Israel Gross “bien que<br />
toujours inscrit à Schaerbeek, Chaussée de haecht, 418, a quitté<br />
cette adresse avec son épouse, depuis le début de septembre 1947,<br />
pour se rendre définitivementà l’étranger sans toutefois préciser<br />
l’endroit où ils se rendaient. »<br />
7.9.1948<br />
DV, IG,<br />
27.9.1948<br />
31.3.55 Zijn begin 1949 naar de Verenigde Staten vertrokken. 1029<br />
1.3 SYLVIE REICHMAN<br />
Figuur 84 Itta Grunspan, 1938<br />
(Archief Sylvie Lednicer-Reichman)<br />
Figuur 85 Sylvie Reichman te<br />
Knokke, 1941 (Archief Sylvie<br />
Lednicer-Reichman)<br />
109<br />
1041<br />
Figuur 86 Benoit Reichman,<br />
1938 (Archief Sylvie Lednicer-<br />
Reichman)<br />
Sylvie Reichman werd op 1 november 1939 geboren te Antwerpen, als (enige) dochter <strong>van</strong><br />
Itta Grunspan (°Mosciska, Polen, 1.6.1907) en <strong>van</strong> Benoit Reichman (Satu Mare, Roemenië,<br />
29.9.1908) 388 . Zij woonden op de Plantin & Moretuslei 86 te Anwerpen. Benoit Reichman was een<br />
koopman. Hij was op 15 februari 1925 <strong>van</strong>uit Roemenië naar België gekomen, eerst in Aalst en vrij<br />
snel nadien in Antwerpen. Hij werkte hier als lederbeweker, als hotelbediende en in ieder geval<br />
<strong>van</strong>af 1935 als diamantsnijder. Later wordt hij diamanthandelaar en ondernemer <strong>van</strong><br />
diamantbewerkingen 389 . Itta Grunspan komt in 1927 naar België. Zij werkt in 1928 als dienstmeid<br />
bij haar zus en schoonbroer, Charlotte Grunspan en Lobel Lachter. Ze krijgt daarvoor kost en<br />
inwoon, en verdient er nog eens 50 fr. per maand. Zij trouwen op 21 juni 1938 en op 1 november<br />
1939 wordt Sylvie geboren. Als de oorlog uitbreekt besluit Alexander Reichman, de jongste broer<br />
<strong>van</strong> Benoit, onmiddellijk met zijn vrouw en zoon te vluchten. De andere familieleden besluiten te<br />
blijven. Deze beslissing zou de meesten onder hen noodlottig worden.<br />
Op 15 augustus 1942 ’s avonds en ’s nachts houden de Duitsers, daarin bijgestaan door<br />
Antwerpse politieagenten, de eerste grote razzia (<strong>van</strong> Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaartsdag) waarbij<br />
vooral die straten waar het grootste aantal joden woonde, zoals de Vander Meydensstraat in het<br />
388<br />
Alle gegevens komen uit het dossier op de Dienst Vreemdelingenzaken (DV), Dossier Reichman,<br />
Benjamin, 1379678.<br />
389<br />
Op 7.11.1940 moet hij zich bij de politie verantwoorden voor het tewerkstellen <strong>van</strong> diamantsnijdster Malka<br />
Klipper, vrouw <strong>van</strong> Ironi Mayer, °10.11.1908 te Lipink (Polen) wonende Cuperusstraat 10 te Antwerpen<br />
zonder in het bezit te zijn <strong>van</strong> een vereiste arbeidsvergunning. Dat betekent dat Benoit personeel in dienst had.<br />
(DV, Dossier Reichman, Benjamin, 1379678).
district Borgerhout, werden afgesloten en alle joden, in de desbetreffende straten werden opgespoord<br />
en uit hun huizen gehaald. Mannen, vrouwen én kinderen werden op vrachtwagens geladen en<br />
weggevoerd. Er werden zo’n 1000 joden opgepakt, wat “onder het oog <strong>van</strong> Antwerpse<br />
politiemannen, tot helse taferelen leidde,” schrijft historicus Lieven Saerens 390 . Ook op 27 391 en<br />
vooral 28 augustus werkte de Antwerpse politie mee aan het collectief oppakken <strong>van</strong> alle joden in de<br />
afgegrendelde omgeving 392 . “Sommige ‘autochtonen’ waren bereid om huizen aan te wijzen waar<br />
joden woonden” 393 . In totaal werden er (minstens) 1105 joden opgepakt. De dag <strong>van</strong> het joodse<br />
Nieuwjaar, 11 september 1942, werd de volgende grote razzia gehouden door de SSveiligheidspolitie,<br />
de Vlaamse SS en de Feldgendarmerie 394 . Ook de Antwerpse politie zou opnieuw<br />
meewerken aan deze systematische aanhouding <strong>van</strong> joden 395 . Die aanhouding zou uitzonderlijk in<br />
volle dag worden aangevat en meer dan vierentwintig uur duren 396 . “De razzia liep <strong>van</strong> ’s morgens<br />
11 september tot in de namiddag <strong>van</strong> 12 september en leverde 1422 joodse mannen, vrouwen en<br />
kinderen op, het grootste aantal dat in België ooit werd opgepakt” 397 . Benoit en Itta worden<br />
waarschijnlijk dezelfde dag, namelijk op 11 september 1942 opgepakt en via het Centraal Station<br />
naar Mechelen gedeporteerd. “De opgepakten werden eerst verzameld in een ruimte onder het<br />
station, uitgevend op de Pelikaanstraat” 398 . ’s Anderendaags 399 werden zij op de trein gezet naar de<br />
Dossinkazerne in Mechelen 400 . Vermits Itta en Benoit daar een verschillend inschrijvingsnummer<br />
krijgen - Itta krijgt het nummer X/416 en Benoit X/722 - lijkt het erop dat zij op een verschillende<br />
plaats en eveneens op een verschillend tijdstip zijn opgepakt geworden, en zij bijgevolg ook op een<br />
verschillend moment in de Dossinkazerne toekomen. Itta werd wellicht eerder opgepakt. Benoit<br />
komt in de Dossinkazerne toe in het gezelschap <strong>van</strong> zijn broers, die allemaal in de diamantsector<br />
werkzaam waren 401 . Paula Marcovici-Reichman, de dochter <strong>van</strong> Eugène Reichman en Fanny<br />
Lipschitz overleefde samen met haar moeder en haar zussen de oorlog, door op tijd onder te duiken,<br />
eerst in het Brusselse, later in Wallonië 402 . Zij zegt dat de vier broers besloten hadden zichzelf aan te<br />
geven met de hoop en de belofte dat hun vrouwen en kinderen zouden gespaard blijven. Haar oudste<br />
zus Régine Reichman was op dat ogenblik 10-jaar oud. Volgens haar hadden de broers een<br />
oproepingsbevel gekregen om aan de Atlantikwall te gaan werken in Noord-Frankrijk in het kader<br />
<strong>van</strong> de organisatie Todt. Zij zouden dan advies hebben gevraagd aan de Jodenraad, die hen zou<br />
gezegd hebben dat als zij zich vrijwillig zouden melden, hun vrouwen en kinderen hier zouden<br />
kunnen blijven 403 . Historicus Lieven Saerens schrijft: “In de avond <strong>van</strong> donderdag 10 september…<br />
verdeelde de Antwerpse politie een vijfhonderdtal oproepingen voor verplichte tewerkstelling <strong>van</strong><br />
joden in Noord-Frankrijk. Het lijkt er op dat ze net als voordien die opgeëisten, die op 12 september<br />
vertrokken, naar de trein heeft begeleid. Die actie rond de opgeëisten voor Noord-Frankrijk werd<br />
390 L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 604.<br />
391 Op 27 augustus merkte Erich Holm <strong>van</strong> de Sipo-SD op “dat de joden door middel <strong>van</strong> metterhaast<br />
geschreven pamfletten, verspreid door leden <strong>van</strong> de Belgische politie, op voorhand verwittigd werden <strong>van</strong><br />
hetgeen er ging gebeuren.” Ibid., p. 609. Als ‘straf’ voor dit ‘verraad’ en het mislukken <strong>van</strong> de razzia <strong>van</strong> 27<br />
augustus, werd <strong>van</strong>uit het Sipo-hoofdkwartier in Brussel bevolen dat de Antwerpse politie nu ‘alleen’ tot de<br />
aanhouding <strong>van</strong> joden moest overgaan… Bij de razzia <strong>van</strong> 28 augustus waren dus geen Duitsers betrokken!”<br />
Ibid., p. 610.<br />
392 Zie Ibid., p. 606.<br />
393 Ibid., p. 613.<br />
394 S. KLARSFELD & M. STEINBERG, Memoriaal <strong>van</strong> de deportatie der joden uit België. Voorgesteld door,<br />
Brussel – New York, Vereniging der Joodse Weggevoerden in België – Kinderen <strong>van</strong> de Deportatie, 1982<br />
(repr. 1994), p. 26.<br />
395 L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 620.<br />
396 Ibid., p. 620.<br />
397 Ibid., p. 620.<br />
398 Ibid., p. 621.<br />
399 Ingeschreven op 12/09/1942: <strong>van</strong>af nr. 117. (JMDV)<br />
400 Dat Itta en Benoit in de Dossinkazerne te Mechelen aankwamen op 12.9.1942, werd ons meegedeeld door<br />
Ilse Marquenie <strong>van</strong> het JMDV te Mechelen. E-mail <strong>van</strong> Ilse Marquenie (JMDV) <strong>van</strong> 18.10.2005.<br />
401 Op 11 september zijn er ook arrestaties in de zetel <strong>van</strong> de AJB (Association des Juifs en Belgique) in de<br />
Lange Leemstraat. M. STEINBERG, Dossier Bruxelles-Auschwitz, p. 145. Waren de vier gebroeders Reichman<br />
daar misschien aanwezig?<br />
402 Telefonisch gesprek met Paula Marcovici-Reichman <strong>van</strong> o.a. 14.7.2006.<br />
403 Telefonisch gesprek met Renée Elboom-Reichman <strong>van</strong> 14.7.2006.<br />
110
doorkruist door de grootscheepse razzia <strong>van</strong> 11 september” 404 . Volgens het Memoriaal <strong>van</strong> de<br />
deportatie der Joden uit België <strong>van</strong> Maxime Steinberg en Serge Klarsfeld behoorde het Xe konvooi<br />
nog tot de reeks konvooien waarvoor de gedeporteerden opgeroepen werden, maar dat slechts<br />
vervolledigd kon worden door middel <strong>van</strong> een nieuwe grote razzia, de vierde <strong>van</strong> de<br />
eindoplossing 405 .<br />
Het lijkt dus erg waarschijnlijk dat de vier broers inderdaad een oproepingsbevel hebben<br />
gekregen, voor Organisation Todt óf voor Arbeidseinsatz in het Oosten 406 . Ze zijn in ieder geval niet<br />
op de trein richting Frankrijk terecht gekomen. Eugène zou als waarschuwing een kaartje uit de trein<br />
hebben gegooid, geadresseerd aan zijn schoonzus Lipschitz, die gehuwd was met een Belgische<br />
jood, waarop stond “Groeten uit Mechelen”, waarmee hij volgens Régine Reichman bedoelde dat het<br />
slechtst mogelijk scenario werkelijkheid was geworden, want wie naar de Dossinkazerne werd<br />
vervoerd, kwam niet meer terug. Nog volgens Régine Reichman vertrouwden de broers de Duitsers<br />
echter niet, en hadden zij de vrouwen opdracht gegeven om zich te verbergen, maar de tijd was erg<br />
krap 407 . Op de vrouw <strong>van</strong> Benoit, Itta, na, die misschien werd opgepakt juist nadat ze Sylvieke had<br />
weggebracht, zouden de andere vrouwen en kinderen er, voorlopig althans, in slagen om die dag uit<br />
de handen <strong>van</strong> de Duitsers te blijven. Wat er ook <strong>van</strong> zij, de vrouwen en kinderen <strong>van</strong> Joseph en Mor<br />
Reichman worden eind september en begin oktober opgepakt 408 . Van de opgepakten keert niemand<br />
levend terug. Het Xe transport met o.a. Itta en Benoit vertrekt reeds op 15 september uit Mechelen<br />
en komt op 17 september aan in Auschwitz. Het is een transport waarin de joden nog in<br />
personenwagons worden vervoerd 409 . Wilhelm Karfiol (X/736) die waarschijnlijk in dezelfde wagon<br />
zat als de gebroeders Reichman, laat na de oorlog noteren: “Wij hebben verschrikkelijke dorst<br />
geleden. Wij hadden niets te drinken gedurende die hele reis – het was het ontzettendst <strong>van</strong> al –<br />
Hadden slechts twee rantsoenen brood plus tomaten of confituur. De vensters mochten wel geopend<br />
worden om de wagons te verluchten en er waren plaatsen voorzien voor de natuurlijke behoeften.<br />
Toen we uit de trein stapten, werden we dadelijk geslagen en onderverdeeld in mannen die te voet<br />
verder moesten én vrouwen, kinderen, ouderlingen (boven 40j.) en zieke mannen (die bij de<br />
vrouwen werden geklasseerd) die dadelijk naar de gaskamers werden gezonden” 410 . “De meeste<br />
gedeporteerden betraden het kamp zelfs niet: ze werden rechtstreeks naar de gaskamers geleid,<br />
zonder enige registratie” 411 . De namen <strong>van</strong> Itta en Benoit werden in ieder geval niet geregistreerd.<br />
Sylvie Reichman dacht aan<strong>van</strong>kelijk dat haar kindermeisje de opdracht en geld had gekregen<br />
voor het geval er met de ouders iets zou gebeuren, waarop die – op het moment dat het zover was –<br />
panikkeerde en besloot het kind toch maar bij anderen onder te brengen. Dat klopt in ieder geval<br />
niet, want wij ontdekten dat dat kindermeisje Gertrude Pakula (°Kaiserslautern, 27.9.1922) heette, in<br />
1939 <strong>van</strong>uit Aken naar België was gevlucht, zij reeds op 5.8.1942 in de Dossinkazerne aankwam en<br />
reeds 11.8.1942 op het Tweede Transport werd gezet richting Auschwitz. Wellicht meldde zij zich<br />
vrijwillig, want het is pas op het moment dat de joden zich niet vrijwillig meer aanmeldden voor de<br />
“Arbeidseinsatz”, dat de Duitsers overgingen tot grote razzia’s 412 . Wellicht dacht zij dat zij als jonge<br />
vrouw het werk in het Oosten wel zou aankunnnen. Bovendien was zij, zoals enkele honderden<br />
vooral eerder gevluchte Duitse en Oostenrijkse joden, <strong>van</strong> 21 december 1940 tot 7 januari 1941 naar<br />
Sint-Truiden en <strong>van</strong> 7 januari 1941 tot 5 april 1941 naar Grote Markt 4 in Herk-de-Stad<br />
404<br />
L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 620.<br />
405<br />
S. KLARSFELD & M. STEINBERG, Memoriaal <strong>van</strong> de deportatie der joden uit België, p. 26.<br />
406<br />
Ilse Marquenie <strong>van</strong> het JMDV laat mij echter in een e-mail hetvolgende weten: “Volgens de informatie<br />
vermeld op de Transportliste zijn Benoît Reichman, Eugène Reichman, Maurice Reichman en Joseph<br />
Reichman niet op "vrijwillige" basis naar de Dossinkazerne gekomen als gevolg <strong>van</strong> een oproepingsbevel. Om<br />
hierover meer uitsluitsel te verkrijgen, raad ik u aan contact op te nemen met de Dienst voor<br />
Oorlogs<strong>slachtoffers</strong> in Brussel.” E-mail <strong>van</strong> Ilse Marquenie (JMDV) <strong>van</strong> 17.7.2006.<br />
407<br />
Telefonisch gesprek met Renée Elboom-Reichman <strong>van</strong> 14.7.2006.<br />
408<br />
Fuba of Julia Schwartz, de vrouw <strong>van</strong> Maurice Reichman, wordt met haar dochtertje Suzanna, dat nog geen<br />
jaar oud is, opgepakt op 25.9.1942 en ’s anderendaags al op transport gezet naar Auschwitz. Thérèsa Klein, de<br />
vrouw <strong>van</strong> Joseph Reichman, wordt samen haar kinderen André en Catharina opgepakt op 8.10.1942 en reeds<br />
twee dagen later al naar Auschwitz gedeporteerd. JMDV.<br />
409<br />
Alhoewel Wilhelm Karfiol op 28.3.1951 laat noteren: “Personenwagen niet maar geen beestenwagen.”<br />
Dossier Karfiol, Wilhelm (DO).<br />
410<br />
Ibid.<br />
411<br />
S. KLARSFELD & M. STEINBERG, Memoriaal <strong>van</strong> de deportatie der joden uit België, p. 11.<br />
412<br />
L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 592<br />
111
gedeporteerd 413 , en dat had ze goed overleefd. Vanaf 2 mei 1941 was ze weer gedomicilieerd bij de<br />
ouders <strong>van</strong> Sylvie. Ze werkte er als kindermeid tegen 125 fr. per maand met kost en inwoon 414 . Ze<br />
geloofde wellicht dat de “Arbeidseinsatz” in het Oosten iets gelijkaardigs was als het werk in<br />
Limburg.<br />
Figuur 87 Gertrude Pakula, kindermeisje <strong>van</strong> Sylvie Reichman, 30.11.1939 (DO, Dossier Pakula,<br />
Gertrude)<br />
Hoe is Sylvie ontsnapt aan de razzia’s? De meest voor de hand liggende verklaring is dat zij<br />
door haar moeder Itta, reeds naar haar grootmoeder, Deborah Thaler, was gebracht. Het is immers zij<br />
die samen met Sylvie zal worden verborgen door Klaas Sluys. Hoe is Dobe Thaler in contact<br />
gekomen met Klaas? Ik denk dat we de verklaring hebben gevonden. De eerder vermelde familie<br />
Finkel verbleef op 31 december 1941 in de Lange Leemstraat 413 te Antwerpen 415 , net zoals<br />
Myriam Grosz-Reichman. Zij verbleef reeds <strong>van</strong>af 7 november 1925 op ditzelfde adres. De Finkels<br />
worden door Klaas (en zijn ouders Henri en Margriet) geholpen, en waarschijnlijk wist Myriam via<br />
de Finkels dat die persoon misschien ook haar en haar drie kinderen kon helpen, en als Klaas haar<br />
kon helpen, kon hij dat misschien ook doen voor haar nichtje Sylvie en haar grootmoeder Deborah<br />
Thaler 416 . Zo moet het zijn gelopen. De Finkels duiken al onder in augustus 1942 417 , en Heinz<br />
Schindler is heel precies en laat weten dat hij bij Klaas in Boechout zat ondergedoken <strong>van</strong> 15<br />
augustus tot 20 oktober 1942 418 . Die dag, zegt Edith Hönig moesten wij verhuizen naar de familie<br />
Hendrickx in Edegem om plaats te maken voor andere joden 419 . Dat moet Myriam met haar drie<br />
kinderen zijn, evenals Sylvieke en haar grootmoeder. De andere schoonzussen en kinderen, behalve<br />
Feiga Lipschitz, de vrouw <strong>van</strong> Eugène Reichman met haar drie kinderen, zijn tegen dan ook al<br />
opgepakt. Hoe hebben zij zolang uit de handen kunnen blijven <strong>van</strong> de Duitsers weten we niet, en<br />
valt niet meer te achterhalen. Klaas brengt de grootmoeder elders onder, namelijk in Hove. “Het<br />
meisje bleef bij ons,” schrijft Julia Sluys-Schuyten in haar tekst 420 en ze vervolgt: ”Het werd als het<br />
ware mijn vierde kindje: Sylvieke. Ze sliep in dezelfde kamer als Dora, die vier was, Jan die nog<br />
geen drie was en kleine Herman <strong>van</strong> bijna twee jaar. Geregeld nam ik Sylvieke voor een halve dag<br />
naar haar oma”.<br />
[“Ik reed heen en weer met het kind achter op de fiets. Ook als ik boodschappen deed, nam ik<br />
Sylvieke mee. Ik vertelde buren en kennissen dat ze mijn nichtje was, en dat ze een tijdje kwam<br />
logeren. De meeste mensen stelden zich daar geen verdere vragen bij. Behalve die ene keer in de<br />
wachtkamer bij de dokter, altijd zo’n broeinest <strong>van</strong> roddels. Ik voelde hoe de ogen <strong>van</strong> iedereen daar<br />
voortdurend onze richting uitdraaiden.]<br />
413 DO, Dossier Pakula Gertrude.<br />
414 DV, Dossier Reichman, Benjamin, 1379678, 10.6.1941.<br />
415 DV, Inschrijving <strong>van</strong> Markus Finkel en Laura in het bevolkingsregister, 6.1.1942.<br />
416 Dora Sluys, dochter <strong>van</strong> Klaas en Julia, zei me ooit: “Dat was een probleem. Je besloot dan iemand te<br />
helpen, maar binnen de kortste keren stond er dan een hele groep met de vraag om geholpen te worden.”<br />
417 “When I was home that first time in August 1942, I met the Jewish guests of my parents. They were an<br />
elderly couple. Their name was Finkel.” Brief <strong>van</strong> Wim Schuyten uit Grand Rapids (VS) <strong>van</strong> 1.12.2005 aan<br />
Jan Maes.<br />
418 DV, Rapport <strong>van</strong> de vreemdelingenpolitie, 10.11.1944.<br />
419 Getuigenis <strong>van</strong> Edith Hönig: “Het reeds door mij vertelde <strong>verhaal</strong> over het verblijf bij de familie Sluys<br />
speelde zich af gedurende slechts enkele weken. De bedoeling was immers, dat we <strong>van</strong>af daar naar andere<br />
adressen zouden worden doorgestuurd, en wel naar boeren in het dorp Edegem die kerkgenoten waren <strong>van</strong><br />
Klaas Sluys en Joden bij zich opnamen tegen vergoeding.”<br />
420 J. SCHUYTEN, Tenminste Sylvieke, p. 122 e.v.<br />
112
Mijn zuster Jeanne was verpleegster [in het Stuivenberghziekenhuis] in Antwerpen. Ze hadden daar<br />
een jodenman wiens hele familie was weggevoerd 421 . Hij was al een hele tijd genezen maar de dokter, samen<br />
met de verpleegsters, hielden hem toch maar ziek omdat hij niet wist waar naartoe. Maar ja, dat kon<br />
niet blijven duren en Jeanne wist geen andere oplossing dan met die man bij ons aan te komen. Dat<br />
was half januari 1943 422 .<br />
Op 31 januari 423 , midden in de nacht, vielen de Duitsers ons huis binnen. Hard bellen en<br />
roepen: "aufen machen". Het was een hele troep Duitsers en zwarthemden (zo noemde men de<br />
collaborateurs of mannen die onder één hoedje speelden met de vijand. Waren ze met 8 of 10 of<br />
meer, ik weet het niet 424 . Ook onze zwarte burgemeester <strong>van</strong> St. Jan 425 was er bij. Ze doorzochten<br />
ons hele huis en de fabriek. Ze draaiden de knop aan <strong>van</strong> de radio op Klaas z'n bureau; die gaf direkt<br />
de B.B.C., de Engelse uitzending. Het was streng verboden daarnaar te luisteren. Alle kinderen,<br />
Dora 4 jaar, Jan nog geen 3 jaar en Herman bijna 2 laar en Silvieke 3 jaar sliepen en werden niet<br />
wakker. Ook omdat ik die mannen aldoor maar maande stil te zijn voor de kinderen (wonder, want<br />
die Duitsers met hun zware laarzen liepen het hele huis door!)<br />
Eén <strong>van</strong> die mannen vroeg mij hoeveel kinderen ik had en ik zei 4. Ik had er zelf maar 3,<br />
maar had ik dat gezegd dan hadden ze Silvieke meegenomen. Ik had een dienstmeisje en die<br />
hadden ze het ook gevraagd en die had ook gezegd dat we 4 kinderen hadden 426 .<br />
En Silvieke, met haar zwarte krullekopje, zat gelukkig diep onder de dekens en sliep.<br />
Eén <strong>van</strong> die mannen zei: "Ge moogt blij zijn dat ge zoveel kinderen hebt, anders zouden we jou<br />
ook meenemen”. Ja, dat was nog een geluk bij een ongeluk…. Wat een verdriet; ik was 27 jaar en<br />
had 4 kleine kinderen <strong>van</strong> 1 1/2 jaar tot 4 jaar…<br />
Mijn zuster Jeanne, die hoofdverpleegster was in 't Stuivenbergziekenhuis, zat in haar bureel<br />
en hoorde een gesprek tussen bezoekers bij een zieke. Ze hoorde vertellen dat ze in Boechout<br />
Meneer Sluys hadden komen halen omdat er joden in huis waren en ze vertelden: ze hebben nog een<br />
joods meisje in huis, dat hebben ze niet meegenomen. Jeanne belde me dat en zei: zorg dat Silvieke<br />
ergens anders kan ondergebracht worden anders komen ze dat kindje nog halen. Nu woonde er in<br />
Leuven een familie Rooze die ons vroeger reeds geschreven had: als we soms iemand hadden waar<br />
we geen plek voor vonden dat zij ook wel wilden helpen (dat waren fijne christenmensen). <strong>Een</strong> neef<br />
421 Die man was Hersz Nadel. (Zie verder)<br />
422 Uit het vonnis <strong>van</strong> Klaas Sluys kunnen we afleiden dat Hersz Nadel pas op 28 januari bij Klaas zou zijn<br />
toegekomen. “Ausserdem beherbergte der Angeklagte vom 28-30.1.1943 den Juden Hertz Nadel in seiner<br />
Wohnung. Auch ihm gewährte er Verpflegung….” Archief Marnix Sluys, Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas<br />
Sluys, Feldgericht, Feldkommandatur 520, St.L. VI nr.60/43.<br />
423 Uit het vonnis <strong>van</strong> Klaas blijkt dat het om de nacht <strong>van</strong> 30 op 31 januari 1943 ging. Ibid.<br />
424 Uit een procesverbaal <strong>van</strong> 17.12.1945 ter voorbereiding <strong>van</strong> het proces <strong>van</strong> Van Sintjan verklaart Klaas<br />
Sluys aan de Krijsauditeur: “In den nacht <strong>van</strong> 30 op 31 januari 1943, werd ik ’s nachts opgebeld door 7<br />
Gestapomensen, deze waren vergezeld <strong>van</strong> den toenmaligen Burgmeester VAN SINTJAN, na geopend te<br />
hebben traden zij mijne woning binnen en doorzochten mijn huis en fabriek…. DEBRA, <strong>van</strong> Mortsel, die bij<br />
de Gestapomannen aanwezig was, deze kerel dreef het zoover <strong>van</strong> te zeggen, dat hij het recht had mij<br />
onmiddellijk neer te schieten, waarop ik hem heb geantwoord dat ik zulks betwijfelde…; bij deze<br />
Gestapomannen was nog aanwezig een zekeren SCHUERMANS, Willy,… Bij de Gestapomannen werd ook<br />
nog den naam <strong>van</strong> WEYNDAELE genoemd… verders waren er nog twee vlamingen bij, die ik hun naam niet<br />
heb hooren vernoemen. Indien ik een dezer verraders moest terug zien zou ik hen stellig herkennen.” In een<br />
procesverbaal <strong>van</strong> 7.11.1947 verklaart Debra: “Ik geloof dat ik met Kaeding was en Van Sintjan is dan mede<br />
gereden op verzoek <strong>van</strong> den Duitser om het fabriekje <strong>van</strong> Sluis aan te duiden… Ik kan me niet herinneren wie<br />
er allemaal bij was <strong>van</strong> de SD.” In een procesverbaal <strong>van</strong> 28.10.1947 verklaart Jan Schuermans: “Ik was daar<br />
inderdaad bij tesamen met Kaeding (overleden) – DEBRA – ik meen ook Wyndaele, Emiel . (Brussel,<br />
Auditoraat-Generaal, Dossier Debra, Louis) Dat Kaeding erbij aanwezig was, weten we ook uit het vonnis <strong>van</strong><br />
Klaas. Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys, Feldgericht, Feldkommandatur 520, St.L. VI nr.60/43. Waren er<br />
dus zeker bij: Louis Debra, Jan Schuermans, Emiel Wyndaele, Jan Pitz, en nog twee Vlamingen (of een<br />
Vlaming en een Duitser) wiens naam nog onbekend is, de Duitser Kaeding, én Staf Van Sintjan.<br />
425 Het gaat hier om de VNV-oorlogsburgemeester <strong>van</strong> Boechout, Staf Van Sintjan.(Zie verder)<br />
426 Als Klaas voor het Kriegsgericht komt, zal hij ook daar verklaren dat hij vier kinderen heeft: “Er hat 4<br />
Kinder im Alter von 1 - 4 Jahren und verdient nach seiner Angabe monatlich ca. 15.000 bfrs.” Archief Marnix<br />
Sluys, Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys, Feldgericht, Feldkommandatur 520, St.L. VI nr.60/43. Zijn<br />
dochter Dora Sluys wist mij te vertellen dat hij het daar heel moeilijk mee heeft gehad. Hij stond namelijk<br />
onder ede, en moest liegen om het leven <strong>van</strong> Sylvieke niet in gevaar te brengen. Voor de gewetensvolle en<br />
zeer rechtlijnige protestant die Klaas Sluys was, was dat een valse verklaring afleggen onder ede moreel<br />
gezien een zeer zware beslissing, die hij toch nam.<br />
113
<strong>van</strong> hen was een vriend <strong>van</strong> ons, Toine Rooze, en die heeft dan Silvieke [op 11 mei 1943]<br />
Figuur 88 Toine Rooze, augustus 1943 (Archief Greet Van Den Dries-Rooze)<br />
naar dat gezin in Leuven gebracht 427 . Daar was ze veilig bij het protestantse gezin <strong>van</strong> Henri Rooze,<br />
ingenieur, en Truus Van Buuren, onderwijzeres, in hun huis op de Tiensesteenweg 207 in Korbeek-<br />
Lo. Die hadden toen al drie kinderen: Han (°1938), Joop (°1940) en Lies (°1942) en Truus was<br />
zwanger <strong>van</strong> het vierde. Uit veiligheidsoverwegingen werd zij door de andere kinderen Rooze<br />
gewoon “zusje” genoemd. Pas na de oorlog hebben zij haar echte naam vernomen. Sylvie ging in<br />
1944 samen met Han te voet naar een school in Leuven. Zij hadden <strong>van</strong> Truus de instructie gekregen<br />
dat zij bij hun thuiskomst moesten kijken of er een gordijn scheef hing voor het bovenste raam <strong>van</strong><br />
het huis. Indien dat zo was, dan was het niet veilig om binnen te komen en moesten ze een paar<br />
honderd meter doorlopen naar het huis <strong>van</strong> mevrouw De Wilde, een overbuur <strong>van</strong> Henri en Truus.<br />
Zij was op de hoogte dat zij joden in huis hadden. Voor de overige buren was het Nederlandse<br />
familie die bij hen logeerde, omdat er onvoldoende eten was in Nederland. (Na de oorlog zeiden de<br />
buren dat ze wel wisten dat het geen familie was, maar onderduikers.)<br />
Begin september werd het Leuvense bevrijd en Sylvieke bleef nog tot eind mei 1945 bij de<br />
Roozes.<br />
Op vraag <strong>van</strong> haar oma, die de oorlog overleefd had, werd zij dan op de trein naar Antwerpen<br />
gezet, die haar daar opwachtte. Zij verbleef eerst nog een tijdje bij haar oom Eisig Safir, die<br />
Auschwitz had overleefd en diens dochtertjes Renée en Rose, die in een kostschool verborgen<br />
hadden gezeten.<br />
Figuur 89 Links Sylvie en rechts haar nichtje Rose Safir, november 1945 (Archief Sylvie Lednicer-<br />
Reichman)<br />
427 DV, Inlichtingsbulletin Sylvie Reichman, 9.9.1944, Dossier Benjamin Reichman. Naar Henri Rooze en<br />
Truus Van Buuren, toen wonende op de Tiensesteenweg 210 te Korbeek-Lo. Sylvie zegt dat ze nog een flard<br />
heeft <strong>van</strong> een hartverscheurende herinnering, waarin staande in een keuken, een vrouw in een peignoir haar<br />
tegen haar zin meegeeft met een man. Sylvie dacht tot voor kort dat dat haar moeder was, maar ik ben er<strong>van</strong><br />
overtuigd dat het hier om Julia en Toine Rooze moet gaan. “My earliest memory of that singular time was the<br />
morning I was sent away. It was a beautiful cold and crisp September [correction: May] morning full of<br />
sunshine. My mother [correction: Julia] had dressed me and placed me on the kitchen counter. At my side was<br />
a small suitcase. We were giggling and chatting, and she was playfully tapping my knee with the tassel of her<br />
bathrobe. I asked her where I was going, since she had obviously dressed me for a journey. Suddenly there was<br />
a knock on the door. She opened it, and there stood a stranger, a man [correction: Toine] I had never seen<br />
before. My mother [correction: Julia] lifted me into her arms and held me tight. She began to sob<br />
uncontrollably. I begged her to stop crying and explain what was wrong, but she pushed me into the stranger’s<br />
arms and said, “Go with him!” It was the last time I ever saw her.” E-mail <strong>van</strong> Lednicer-Reichman, Sylvie <strong>van</strong><br />
2.2.2006.<br />
114
Zij emigreerde in 1946 samen met haar grootmoeder naar de VS en werd er geadopteerd door<br />
een tante, Charlotte Grunspan en haar echtgenoot Lobel Lachter, die al in 1938 met hun kinderen<br />
naar de VS waren uitgeweken.<br />
Van Sylviekes familie werden haar ouders, haar grootvader, vijf tantes en een oom aan haar<br />
moeders kant, en haar grootvader en zijn tweede echtgenote, vier ooms, drie tantes en zes neefjes en<br />
nichtjes aan haar vaders kant in Auschwitz vergast. We hebben extra inspanningen gedaan om de<br />
stamboom <strong>van</strong> Sylvieke te reconstrueren. Van bijna iedereen hebben we informatie gevonden. Van<br />
sommige neven en nichtjes had niemand nog weet <strong>van</strong> de naam (André en Catharina Reichman<br />
bijvoorbeeld) of zelfs <strong>van</strong> het bestaan (Edith Grosz en Jacques Sylvain Altbaum bijvoorbeeld). In<br />
paragraaf 1.4 geef ik de volledige lijst met familieleden langs vaderskant, de Reichmans, af, evenals<br />
de lijst met familieleden langs moederskant, de Grunspans. In deze lijsten hebben we ook alle<br />
informatie samengevat die we op basis <strong>van</strong> de dossiers <strong>van</strong> de Dienst Vreemdelingenzaken (DV) en<br />
<strong>van</strong> de Dienst Oorlogs<strong>slachtoffers</strong> (DO) konden terugvinden. We krijgen daarmee een goed beeld<br />
<strong>van</strong> het milieu waarin Sylvieke werd geboren, en wat er <strong>van</strong> hen geworden is.<br />
Omdat haar grootmoeder in New York reeds sterft in 1948, wordt <strong>van</strong> dan af alle contact met<br />
de Roozes verbroken. Sylvie is op dat ogenblik immers nog te klein. Daarenboven verhuist zij met<br />
haar adoptieouders, zonder dat deze laatsten de Roozes hier<strong>van</strong> verwittigen. Als Sylvie in 1986 haar<br />
tante Fanny in België bezoekt, telefoneert ze eenmaal naar het adres <strong>van</strong> de Roozes. Die zijn op dat<br />
ogenblik op rondreis in Israel, en de telefoon wordt opgenomen door een koppel vrienden die op het<br />
huis passen, maar die geen woord Engels spreken, en die ook helemaal niet door hebben, wie ze hier<br />
aan de lijn hebben. Sylvie trekt de verkeerde conclusie dat de Roozes daar blijkbaar niet meer<br />
wonen.<br />
Figuur 90 Sylvie en haar tante Fanny Lipschitz in het Nachtegalenpark in Wilrijk in 1986 (Archief<br />
Sylvie Lednicer-Reichman)<br />
Op 27 mei 2005 kon ik 428 haar met de hulp <strong>van</strong> het Registry of Holocaust Survivors <strong>van</strong> het<br />
U.S. Holocaust Memorial Museum in Washington terugvinden. We spraken de dag nadien anderhalf<br />
uur aan de telefoon, - het was een <strong>van</strong> de meest ontroerende telefoons die ik ooit heb gedaan - en<br />
hier volgt een langer fragment <strong>van</strong> de eerste reactie die ze mij de dag daarop via e-mail toestuurde.<br />
428 Jan Maes, de maker <strong>van</strong> deze paper, is via zijn echtgenote ook verwant aan Julia Schuyten.<br />
115
Figuur 91 Sylvie Reichman in New York, 2005 (Archief Sylvie Lednicer-Reichman)<br />
Dear Jan,<br />
How very wonderful and excited I was to talk with you this morning! It is for me a great gift of God<br />
to be reunited first with a relative of the people who hid me, and second to have so much new<br />
information and emails of all those people who were responsible for my being alive today… And<br />
most of all I thank you for what you are doing and what you've done for me. It is a very emotional<br />
day today and I have spent many moments crying and thinking about the past.<br />
Can you understand how deeply moved I am to hear all the things you have told me that I had no<br />
memories of? My memories began with the Roozes. I have no memory of Julia, unfortunately, but I<br />
believe I mixed up the Rooze family with Julia and her family, because I distinctly remember a fruit<br />
orchard with many trees, and a little girl I played with whom I loved very much. This must have<br />
been the Schuyten's house, and the girl probably was Dora. I also remember sleeping in a crib<br />
because it was the only bed available, and it was in a room with at least 2 other children. Maybe this<br />
was also in Julia's house, but I think it probably was at the Roozes.<br />
After the war my aunt came to Antwerp to bring my grandmother and me to America. My parents,<br />
grandfather, four aunts and two uncles died in Auschwitz. I don't know how many cousins also<br />
died. All the above are from my mother's side of the family, the Grunspans. I was adopted by her in<br />
1947 and lived with her and her husband and two children in Brooklyn, NY. My aunt was a cruel<br />
woman and I was physically and mentally abused throughout my childhood and adolescence. It was<br />
emotionally worse for me coming to America to live with this family than it was all during the<br />
war. We moved to California and I went to high school in Beverly Hills. My stepfather was<br />
comfortable, not rich, but there was no love in the home, especially for me, so this period of time<br />
was bitter for me. I "escaped" this horror by going away to university at the University of California<br />
at Berkeley, outside of San Francisco, where I graduated in 1962. I worked my way through school<br />
and never went home again. Today I no longer have any contact with my stepsister, and speak with<br />
my stepbrother only twice a year, on our respective birthdays.<br />
I married my husband, Oliver, also a refugee from Antwerp, when I was still studying in graduate<br />
school at Berkeley. We moved to Connecticut, then New Jersey, and then New York. I was a<br />
housewife for many years, because I wanted to be the perfect mother to our two daughters, since I<br />
never had a mother of my own. I finally went back to school in New York for a Master's Degree<br />
when our daughters were in high school. I became an antique dealer, and about ten years ago I<br />
became an actress doing commercials, which I still do. Both daughters are married, but we still have<br />
no grandchildren. We are hoping this will happen soon, but so far the daughters are no cooperating.<br />
I know very little about the Reichmans, my father's family. I know he had three brothers, two of<br />
whom died with him in Auschwitz. The wife of one of the brothers was my Aunt Fanny, who came<br />
to the Roozes to visit me after the war. She was in hiding during the war and her 3 daughters were<br />
hidden separately. She is the grandmother of Patricia Marcovici in Antwerp, whose mother still lives<br />
in Antwerp also. I forwarded your original email to Patricia, who replied that the handwriting of the<br />
photo of me in America is definitely of her mother. She is very excited about your making contact<br />
with me, and would be an excellent source of information regarding all the Reichman family…<br />
She speaks fluent Flemish and French…. Patricia's parents are Paula and Jacques Marcovici.<br />
116
On the Grunspan side, my uncle Eisig Safir (husband of my mother's sister Hella) survived<br />
Auschwitz and came to my grandmother's house in Antwerp after the war. His two daughters also<br />
came -- they had been in hiding. They remained in Antwerp after my grandmother and I left for<br />
America. He died in 1990, I think, but his daughter Renee Safir-Edelstein lives in Antwerp…<br />
I will send you any more information you need or ask for, and of course the pictures and Shoah<br />
tape. I send you my warmest regards and my warmest thoughts for you and your beautiful family.<br />
Sylvie 429<br />
429 Sylvie Reichman geeft lezingen over de holocaust. Dit is een autobiografische passage uit de tekst <strong>van</strong> haar<br />
holocaust speech die ze op 2.2.2006 gebruikt tijdens haar lezingen. <strong>Een</strong> aantal <strong>van</strong> deze “herinneringen”<br />
bleken achteraf niet te kloppen, maar ze geven een goed idee hoe een zeer jonge, op zichzelf aangewezen<br />
overlevende zich <strong>van</strong> op verre afstand <strong>van</strong> zo’n periode een beeld vormt, als er door het ontbreken <strong>van</strong> een<br />
groot aantal betrokkenen en getuigen grote leemtes zitten in de informatie, en hoe zo’n kind dat beeld al die<br />
jaren heeft gekoesterd en bewaard, zonder dat bepaalde zaken door andere bronnen konden worden<br />
tegengesproken, weerlegd of gecorrigeerd. Sylvie heeft ons laten weten dat we met ons onderzoek in ieder<br />
gaval heel wat leemtes hebben opgevuld en heel wat correcties hebben kunnen aanbrengen.<br />
“I was born in Antwerp, Belgium on November 1 1939, the youngest of a large and loving family that<br />
included my mother and father, grandmother and grandfather, five aunts and two uncles. The Germans had<br />
invaded Belgium in May of l940, and my parents had decided to remain in Antwerp after being reassured by<br />
the Germans that they would be safe. But by 1942 Jews were being rounded up – taken off – disappearing.<br />
My parents thought it best to send me away for my safety. They contacted the Belgian Resistance, who found<br />
a Protestant family that would take me. They lived in Louvain, a town in the countryside of Belgium.<br />
The stranger, whose name was Henry Rooze, took me to his home in Louvain, where he lived with his wife<br />
and eight children. I was the ninth. They made me promise never to tell anyone my real name, and to say that I<br />
was their niece, staying with them until the war ended. Once I broke that promise and told the child next door<br />
that I wasn’t really their niece – that my real name was Sylvie Reichman and that I was from Antwerp. Mrs.<br />
Rooze overheard me and quickly took me away after explaining that I was making up a story, as children do,<br />
and didn’t know what I was talking about. She then told me I must never do that again, or I would be taken to<br />
the Gestapo along with the rest of the family, and that we would all be shot.<br />
And so I learned to give up my identity – both my name and my religion. And I learned to live in fear.<br />
My greatest fear was that I would be sent away again if I wasn’t a good girl. I remember one particular day<br />
when I wanted to be especially helpful. In those days we had chamberpots under our beds. They had to be<br />
emptied every morning. So that day I decided to help Mrs. Rooze empty them. As I carried my chamberpot<br />
down the stairs, I tripped and everything went flying. I started crying and screaming, “I want my mommy! I<br />
want my mommy!” Mrs. Rooze ran to me and put her arms around me. Then she said, “You don’t have a<br />
mommy anymore. You will never see your mommy again. I am your mommy now.”<br />
It was a hard lesson for a 3-year- old to absorb—that her mommy was dead. I remember one day being stung<br />
by a bee while playing in the backyard. How it hurt! And how I cried! Mrs. Rooze, hoping to calm me down,<br />
took me inside and put me to bed for a nap. I remember lying there and thinking, “If my mommy were here<br />
now, that bee would never have stung me. She wouldn’t let that happen to me. She would protect me.”<br />
And I remember sleeping in a crib. Even though I was already four years old, it was the only bed available.<br />
From time to time we would have what Mr. Rooze called “drills”, during which he would suddenly appear at<br />
the bedroom door before we went to sleep and shout, “This is a drill.” We were supposed to race out of bed as<br />
quickly as possible and gather downstairs at the foot of the stairs. Today I’m still proud that I always won the<br />
race out of bed – it was hard for a small child to climb the wall of the crib and jump onto the floor.<br />
But one night the drill was the real thing. Mr. Rooze appeared in the middle of the night at the bedroom door<br />
in his pajamas and yelled, “This is it!” We raced downstairs and I saw what I had never seen before – a<br />
trapdoor which had been covered by a carpet leading into a cellar. Mr. Rooze lifted me into his arms to carry<br />
me down the steep stairs. The only light in the cellar came from a few candles.<br />
I had never been allowed to leave the house or the backyard during my time in hiding. The Roozes were<br />
justifiably afraid that a new child in the house would arouse suspicion, and that these suspicions would be<br />
reported to the Gestapo. Sitting there in the semi-darkness I suddenly saw people coming into the cellar<br />
carrying huge pails of milk.<br />
After the cellar door was closed the candles were extinguished and we were told to be absolutely still. It was<br />
dark and damp and cold, and I was so afraid. Mrs. Rooze had told me the Nazis were looking for Jews in<br />
hiding. I lay on a mattress with six other children, but I stayed awake all night, terrified that I would be found.<br />
Once I heard the tramp of boots overhead, and I knew German soldiers were going through our house.<br />
There wasn’t a sound in the cellar, but I was certain at that moment that we would be discovered and that I<br />
would die.<br />
Of course I survived the war. I was blessed, even though I lost my mother, my father, my grandfather and all<br />
my aunts and uncles save one to the gas chambers of Auschwitz. By the time the war ended, 28 members of<br />
my family had died in Auschwitz.<br />
117
1.4 DE FAMILIELEDEN VAN SYLVIE REICHMAN 430<br />
Nr. Naam voornaam/<br />
beroep<br />
REICHMAN<br />
1. Ludovic (Louis) (Ludwig)<br />
(Lajas) Reichman 431 /<br />
winkelier (op 12.8.1925)<br />
charcuterie (op 6.10.1925)<br />
restauranthouder en handelaar<br />
in vis en vlees (op<br />
23.11.1925)<br />
zonder (op 9.4.1930)<br />
makelaar (op 12.9.1933)<br />
zonder beroep (op 31.1.1935)<br />
spijshuisuitbater <strong>van</strong><br />
beroep,maar thans zonder (op<br />
21.3.1942) 432<br />
geboortedatum/<br />
jaar <strong>van</strong><br />
inwijking in<br />
België<br />
22.4.1876/<br />
12.8.1925 433<br />
geboorteplaats/nationaliteit<br />
laatst gekende adres tijdens de<br />
oorlog<br />
Batar (Halmen, Halmi of Halum)<br />
bij Satu Mare<br />
(Roemenië)/Roemeense<br />
Strada Petru Raresstraat 14<br />
Satu Mare (Roemenië)<br />
Kroonstraat 208 Borgerhout <strong>van</strong><br />
11.8.1925 tot 1.11.1925<br />
(Opende een charcuterie in de<br />
Vestingstraat 52 te Antwerpen<br />
6.10.1925)<br />
Lange Kievitstraat 153 Antwerpen<br />
zeker op 1.11.1925 tot 28.1.1927<br />
Kroonstraat 188 Borgerhout <strong>van</strong><br />
28.1.1927 zeker tot 7.3.1930<br />
Provinciestraat 246 Antwerpen<br />
7.3.1930<br />
Lange Leemstraat 368 Antwerpen<br />
(op 31.1.1935 434 )<br />
Jacob Jacobsstraat 54 Antwerpen<br />
aankomst in<br />
Dossin/<br />
transport/nr.<br />
28.1.1943/<br />
XX/311<br />
vertrek<br />
Dossin/<br />
(vermoedelijke)overlijdensdatum<br />
19.4.1943/<br />
22.4.1943<br />
My uncle’s wife, who had also been in hiding during the war, came to the Rooze’s house to visit me a few<br />
weeks after the war was over. Aunt Fanny was the mother of my favorite cousins. The two girls had been<br />
hidden in a monastery apart from their mother. At war’s end she had gone to the monastery to bring her<br />
children home. The priest told her she was welcome to take back one child, but she would have to leave the<br />
other girl for the church. Aunt Fanny agreed, and then took her girls aside and whispered, “Tonight I will come<br />
for you with a taxicab. Pack only the things you can fit into a scarf. At midnight I will throw pebbles at the<br />
window, and when you hear them, run outside as fast as you can. I will be waiting for you.<br />
I was very excited to hear that Aunt Fanny was coming to visit me at the Roozes. The moment I saw her I<br />
rushed to her and whispered, “Please, Aunt Fanny, pick me up in your arms and kiss me, so that all the<br />
children will know I belong to someone.” I wanted her to take me home with her, but she had her own children<br />
to care for.<br />
And my grandmother wanted me back with her in Antwerp. When the morning came for Mrs. Rooze to take<br />
me to the train station for the ride back to Antwerp, she presented me with a doll’s tea set as a going-away<br />
present, something she knew I’d always yearned for. I clasped her knees and started crying. “Please don’t send<br />
me away,” I begged. “You said you would be my mommy. I don’t want a present. I want to belong to you!”<br />
Well I do belong to someone now – my husband and two daughters. But I had been forced to abandon three<br />
families before I was 7 year old. My husband, through his love, has enabled me to heal from the losses of the<br />
past.<br />
I am never free of my memories of the Holocaust, nor are any of the hidden children. During Passover, at our<br />
Seder table, I looked around at the small group gathered there, and I rememberd another holiday table from my<br />
childhood, overflowing with aunts, uncles and cousins. Because I was the youngest, I was allowed a special<br />
treat – to sit on my uncle’s lap and smoke his cigar!” E-mail <strong>van</strong> 2.2.2006 <strong>van</strong> Lednicer-Reichman, Sylvie.<br />
430 Omdat de meeste familieleden <strong>van</strong> Sylvie niet rechtstreeks voorkomen in het basis<strong>verhaal</strong>, hebben we deze<br />
lijst in een kleiner lettertype gezet.<br />
431 Op 6.1.1942, de dag <strong>van</strong> zijn huwelijk met Feiga Glatt is zijn vader, Marcus Reichman (°Ujfeherto, Hongarije 1850) nog in leven, doch<br />
niet aanwezig. Maar op de inlichtenbulletijn betreffende vreemdelingen <strong>van</strong> Ludovic Reichman en Feiga Glatt <strong>van</strong> 28.3.1942 blijkt hij<br />
inmiddels overleden te zijn. Zijn moeder, Esther Stork of Weisz (°Ujfeherto, Hongarije), is al voor 1925 overleden.<br />
432 Op 21.3.1942 verklaart hij dat zijn kinderen in zijn onderhoud voorzien. Op dat ogenblik is hij blijkbaar ook ingeschreven in het<br />
jodenregister onder het nummer 8814.<br />
433 Op 6.10.1925 schrijft Ludovic Reichman een brief aan de Minister <strong>van</strong> Justitie met de vraag of hij, zijn vrouw en hun zoon Maurice<br />
Reichman in België mogen blijven. Hij schrijft: “J’ai quatre fils habitant Anvers, et sont tout en possession d’une carte d’identité : Eugène<br />
Reichman, habite la Belgique 3 ans, Josef.. 2 ans, Alex… 2 ans, Benoit.. 1 an. J’ai ouvert une charcuterie à Anvers, 52, Rue de la<br />
Fortification.” Op 22.10.1925 krijgt hij antwoord dat hij de Antwerpse gouverneur mag aanschrijven voor “le visa de séjour illimité en<br />
Belgique”.<br />
434 Op 15 januari 1935 schrijft J. De Geyter, wonende onder de familie Reichman op het gelijkvloers <strong>van</strong> Lange Leemstraat 368, een brief<br />
aan de directeur <strong>van</strong> de Nationale Veiligheid: “Depuis de longs mois, ma femme et moi, n’éprouvons que des difficultés de ces étrangers,<br />
qui tant au point de vue de propreté que sociabilité laissent beaucoup à désirer. Je ne désire mëme pas vous souligner leurs allures parfois<br />
118<br />
plaats <strong>van</strong><br />
overlijden<br />
Auschwitz
X<br />
22.8.1900<br />
Satu Mare<br />
X<br />
6.1.1942<br />
Antwerpen<br />
Fani Roth<br />
huishoudster (op 31.1.1935)<br />
Feiga (Fanny)Glatt<br />
(weduwe <strong>van</strong> Feivel Hanfling<br />
(°Rudnik, Polen, 1878-†<br />
Berlijn, begin juni 1921 of<br />
1923) met 1 kind Majer<br />
Hanfling)/<br />
handelaarster in stoffen (op<br />
23.5.1939; 30.11.1939)/<br />
menagère (op 1.12.1941)<br />
commerçante (op 13.3.1942)<br />
verzorgt het huishouden (op<br />
28.3.1942 435 )<br />
nadien zonder beroep 436<br />
18.11.1879<br />
25.2.1925<br />
28.9.1880/<br />
9.5.1939<br />
(uit<br />
Berlijn 437 )<br />
Satu Mare (Roemenië)<br />
Strada Petru Raresstraat 14<br />
Satu Mare (Roemenië)<br />
Provinciestraat 246 Antwerpen (op<br />
9.4.1930)<br />
Jacob Jabobsstraat 54 Antwerpen<br />
Ulanowpol of Geruczin<br />
(Polen)/Poolse 438 /Roemeense door<br />
huwelijk<br />
Greifswalder 217 in Berlijn<br />
Plantin en Moretuslei 9 (op<br />
16.6.1939)<br />
Nerviërsstraat 22 Antwerpen (<strong>van</strong><br />
9.5.1939 tot 17.1.1941)<br />
Rue de la Gare, 24 Bressoux in de<br />
provincie Luik (<strong>van</strong> 24.1.1941 tot<br />
13.3.1942)<br />
Jacob Jacobsstraat 54 Antwerpen<br />
(<strong>van</strong>af 13.3.1942 439 )<br />
*<strong>Een</strong> vragenlijst v/d<br />
Joodenvereniging in België<br />
lokaalkomiteit Antwerpen <strong>van</strong><br />
27.3.1942 geeft ook de naam <strong>van</strong><br />
de verhuurder : Frans Torfs,<br />
Provinciestraat 64 Antwerpen<br />
* Op 10.5.1939 schrijft zij een brief<br />
aan de minister <strong>van</strong> Justitie waarin<br />
zij een tijdelijke<br />
verblijfsvergunning vraagt om<br />
nadien te kunnen uitwijken naar de<br />
VS. Zij zegt over eigen middelen te<br />
beschikken en niet te zullen werken<br />
tijdens haar verblijf in België.<br />
* verklaart op 23.5.1939 dat zij<br />
Duitsland ontvlucht is “<strong>van</strong>wege de<br />
jodenvervolging der Gestapo’s”<br />
* Antwoordt op 29.8.1939 op de<br />
vraag “langswaar zijt gij België<br />
binnengedrongen: “Langs Aken te<br />
voet bij nacht”<br />
* Op 8.9.1939 wordt zij dan toch<br />
ingeschreven in het<br />
vreemdelingenregister <strong>van</strong> de stad<br />
Antwerpen<br />
* Van 20.12.tot 30.12.1940 wordt<br />
zij opgenomen in het<br />
Stuivenberggasthuis<br />
* ingeschreven in het jodenregister<br />
onder het nummer 5066.<br />
* Op 30.5.1942 krijgt zij (wegens<br />
beschadiging) nog een nieuwe witte<br />
kaart, het bewijs <strong>van</strong> de<br />
inschrijving in het<br />
vreemdelingenregister (en een<br />
verlenging geldig tot 30.11.1942)<br />
119<br />
- 27.6.1941 Antwerpen<br />
28.1.1943/<br />
XX/312<br />
19.4.1943/<br />
22.4.1943<br />
plus que suspectes.″ Op 23.1.1935 geeft de directeur een opdracht aan de hoofdcommissaris <strong>van</strong> de politie in Antwerpen om dat te laten<br />
onderzoeken: “…mij eenige inlichtingen te laten geworden betreffende het doorlopend gedrag en den omgang <strong>van</strong> de personen<br />
deelmakende <strong>van</strong> het gezin Reichman”. Op 29.1.1935 wordt dat onderzocht door de politie <strong>van</strong> de 7 e wijk. Op 31.1.1935 stelt de adjunctpolitiecommissaris<br />
een kort verslagje op met daarin: “Betreffende het gewoon gedrag en den omgang <strong>van</strong> de leden dezer familie hebben<br />
wij niets ongunstigs vernomen.” Op 15.2.1935 neemt men hier bij de Openbare Veiligheid akte <strong>van</strong> en besluit men <strong>van</strong> niet tussen te<br />
komen in een zaak <strong>van</strong> “mésentente entre locataire” en bijgevolg deze zaak verticaal te klasseren. De Geyter krijgt op 20.2.1935 een<br />
schrijven waarin wordt duidelijk gemaakt dat de openbare veiligheid niet tussenkomt bij geschillen tussen particulieren en verwijst hem<br />
door naar de gerechtelijke instanties.<br />
435 Op 28.3.1942 verklaart zij dat de kinderen [<strong>van</strong> Ludovic] haar in haar onderhoud voorzien. Op dat ogenblik blijkt ook zij ingeschreven<br />
te zijn in het jodenregister onder het nummer 5066.<br />
Auschwitz
Majer (Max) (Meyer)<br />
Hanfling 440 /<br />
Diamantkoopman voor eigen<br />
rekening (JMDV) op<br />
16.6.1938, op 30.5.1941<br />
Courtier en diamant (op<br />
9.4.1942 441 )<br />
Handelaar/ négociant<br />
20.4.1905<br />
31.3.1938<br />
(uit Krakau<br />
(Polen)<br />
Hotel<br />
“Royal”<br />
en via<br />
Berlijn)<br />
Ulanow[pol] (Polen)/ Poolse<br />
Frankrijklei 38 Antwerpen (Hotel<br />
Carlton)<br />
Lange Herentalsstraat 36<br />
Antwerpen <strong>van</strong>af 30.11.1939<br />
Plantin en Moretuslei 9 op<br />
14.6.1940<br />
Nerviërstraat 22 Antwerpen 442<br />
(JMDV) tot 5.2.1941 (?)<br />
Rue de la Gare 24 Bressoux in de<br />
provincie Luik <strong>van</strong>af 5.2.1941<br />
(JMDV) tot 9.4.1942<br />
Rue du Chapeau 7 Anderlecht<br />
<strong>van</strong>af 16.4.1942<br />
Hotel Carlton in Nice, Frankrijk<br />
eind augustus 1942 (DO)<br />
* Op een inlichtingsbulletijn<br />
betreffende Vreemdelingen <strong>van</strong><br />
16.6.1938 geeft hij op vraag 11 “Is<br />
hij politiek uitgewekene?”: “Nee”<br />
als antwoord. Hij verklaart<br />
bovendien over voldoende geld te<br />
beschikken om in zijn onderhoud te<br />
kunnen voorzien.<br />
* Zijn verloofde, Mariette<br />
Catharina Hamels 443 uit de<br />
Zeilstraat 12 te Antwerpen, vult in<br />
een krant een “Fiche de recherche<br />
de Disparu” in. Daarin staat dat het<br />
laatste bericht dat zij <strong>van</strong> hem heeft<br />
ont<strong>van</strong>gen dateert <strong>van</strong> 3.11.1943 en<br />
afkomstig is <strong>van</strong> Tcherbinia of<br />
Trzebinia in Polen, 35 km zuidoost<br />
<strong>van</strong> Katowice 444<br />
Aangehouden<br />
eind<br />
augustus<br />
1942<br />
vertrek<br />
<strong>van</strong>uit<br />
Drancy<br />
(Frankrijk)<br />
2.9.1942/<br />
na 3.11.1943<br />
436 Op 23.5.1939 wordt zij in kennis gesteld dat het haar verboden is alhier te werken zonder arbeidsvergunning. Zij wordt in het bezit<br />
gesteld <strong>van</strong> een reiswijzer model B geldig tot 15 juni 1939.<br />
437 Op 10.7.1939 stuurt de Openbare Veiligheid een brief aan het Meldeamt des Polizeipräsidiums in Berlijn (C.25) met de volgende vraag<br />
naar inlichtingen m.b.t. Feiga Glatt: “ Ich beehre mich Sie um gefällige Auskunft über die Richtigkeit obiger Angaben, über Leumund<br />
und Vorleben, sowie um Angabe etwaiger Vorstrafen ganz ergebend zu ersuchen, und erkläre zu Gegendiensten stets und gerne bereit.”<br />
438 In België zal zij, om dat zij noch een geldige Poolse identiteitskaart, noch een visum kan voorleggen, worden beschouwd als een<br />
vaderlandsloze <strong>van</strong> Poolse afkomst. Zij is enkel in het bezit <strong>van</strong> een fotocopie <strong>van</strong> een Pools paspoort met foto afgeleverd in Berlijn op<br />
29.12.1936 door het Pools consulaat dat slechts geldig is tot 28.12.1938. Het is dan ook opmerkelijk dat op een bericht <strong>van</strong> vertrek <strong>van</strong><br />
een vreemdeling <strong>van</strong> 24.1.1941 (<strong>van</strong> de Nerviërsstraat 22 in Antwerpen naar de rue de la Gare 24 te Bressoux (Luik)) zij toch staat<br />
aangeduid als “Poolsche onderdaan”. Vermits zij op het uittreksel <strong>van</strong> haar huwelijksakte <strong>van</strong> 12.1.1942 weer staat aangeduid als<br />
“Vaderlandsloos <strong>van</strong> Poolse oorsprong” gaat het hier waarschijnlijk om een administratieve vergissing.<br />
439 Alhoewel zij op 6.1.1942 huwt met Ludovic Reichman, krijgt zij pas op 7.3.1942 de toelating <strong>van</strong> het Feldkommandatur 520 te<br />
Antwerpen tot overschrijving <strong>van</strong> Bressoux naar Antwerpen. Zij zal pas officieel worden uitgeschreven in Bressoux op 13.3.1942. Op een<br />
gezamenlijke inlichtingenstaat <strong>van</strong> 28.3.1942 <strong>van</strong> Ludovic en haar, staat nog Bressoux opgegeven als haar “huidige verblijfplaats”.<br />
440 Van het JMDV kreeg ik de volgende informatie via een mail <strong>van</strong> 22.6.2005: “Hanfling Mayer : geboren op 20/04/1905 te Ulanow<br />
(Polen), zoon <strong>van</strong> HANFLING Feiwel (°Rudnicki (Polen), 1878-†Berlijn, 1923) en GLATT Feiga (°Ulanow (Polen), 28/09/1880),<br />
kleinzoon <strong>van</strong> HANFLING Herschel (°Rudnicki, ?) en HANFLING Cheja (°Rudnicki, ?) en <strong>van</strong> GLATT Nathan (°Zarszyn, 1857) en<br />
KRUGER Zipora (Ulanow, 1860), <strong>van</strong>uit Berlijn naar België gekomen in maart 1938, Poolsche nationaliteit, ongehuwd, beroep:<br />
diamantkoopman, opeenvolgende adressen: Antwerpen, Nervierstraat 22, en <strong>van</strong>af 10/02/1941, Bressoux Luik, Rue de la Gare, 24. Niet<br />
gedeporteerd.” Dit laatste klopt dus zeker niet.<br />
Op 13 juli 1939 vraagt hij een Pools paspoort aan om daarmee te kunnen emigreren naar Amerika. De geldigheidsduur <strong>van</strong> zijn Reiswijzer<br />
met signalement (niet B of C) loopt tot 31 augustus 1939. De dag nadien valt Duitsland Polen binnen. Op basis <strong>van</strong> een Ministerieel<br />
Besluit <strong>van</strong> 13 oktober 1939 kan – op het moment dat hij zich op 6.11.1939 op het politiebureel komt aanbieden - zijn reiswijzer verlengd<br />
worden. Aan<strong>van</strong>kelijk tot 30 oktober 1939. Hij wordt ook telkenmale aangemaand om zo snel als mogelijk te emigreren. Hij schakelt<br />
telkens advocate Régine <strong>van</strong> Hentenrijk, Harmoniestraat 150 te Antwerpen, in om bv. op 29 augustus 1939 een brief te schrijven aan de<br />
Beheerder <strong>van</strong> de Openbare Veiligheid om verlenging te krijgen <strong>van</strong> zijn tijdelijke verblijfsvergunning. Ook wetsdokter Van Deuren,<br />
Isabellalei 87 te Antwerpen, schrijft voor hem tot tweemaal toe een geneeskundig attest uit: “dat hij steeds lijdend is aan gevolgen <strong>van</strong><br />
nieraandoening (coliques néphraliques) [nierkolieken veroorzaakt door nierstenen]. Waarvoor hij onder standvastige geneeskundige<br />
behandeling is en nog niet in staat is eene verre zeereis te ondernemen wegens bloedwateren. Daar hij zinnens is bij deze goede seizoen<br />
eene badkuur te onderstaan om zijn gezondheidstoestand te verbeteren dient aan bovenvermelde eene verblijfsverlengenis <strong>van</strong> zes<br />
maanden te worden toegestaan.” Die aandoening wordt ook nog eens op 8.3.1939 bevestigd door internist Jacques Pines, Vanden Nestlei<br />
1 te Antwerpen. Nadat hij door de politie op de hoogte is gebracht dat hij vóór 25 oktober 1938 het land moet hebben verlaten, zoniet<br />
wordt hij gearresteerd, schrijft hij op 22 september en 13 oktober 1938 een brief aan de Koning, maar daar krijgt hij nul op het request<br />
voor een witte kaart voor verblijf hier.<br />
Op 16.2.1940 schrijft George Block, officier –commissaris bij de Rechterlijk Opdrachten bij het Parket <strong>van</strong> Antwerpen [hoofd <strong>van</strong> het<br />
‘politiek cabinet’ <strong>van</strong> de Antwerpse Gerechtelijke Politie] een brief aan de IIe afdeling <strong>van</strong> de Gerechtelijke Politie <strong>van</strong> Antwerpen om de<br />
aandacht te trekken op de Nederlander “Bak, Abraham geboren te Amsterdam (Nd) den 8 Mei 1896, thans wonende te Antwerpen, Van<br />
Arteveldestraat 1. Bedoelde vreemdeling baat op dat adres een herberg uit onder de benaming “Broadway”. Deze herberg staat zeer<br />
ongunstig gekend onder alle oogpunten. Deze instelling wordt in het bijzonder bezocht door Israëlieten <strong>van</strong> verdacht allooi en door<br />
Joodsche vrouwen die zich aan ontucht overleveren. Het geldt hier in het bijzonder Weensche uitwijkelingen. Onder de stamgasten<br />
bevindt zich een genaamden Hanfling, Majer, zoon <strong>van</strong> Feivel en <strong>van</strong> Glatt, Feigen, geboren te Ulanow (Polen) den 20 April 1905, <strong>van</strong><br />
Poolsche nationaliteit verblijvende te Antwerpen, Lange Herentalsche straat Nr 36. Deze persoon [Bak] wordt er<strong>van</strong> verdacht zich in laten<br />
met het smokkelen <strong>van</strong> vreemdelingen en zich ook te leenen tot alle verdachte zaaken… Met reden kon verondersteld worden dat in het<br />
120<br />
Treblinka ?
1.1 Eugène Reichman/<br />
X<br />
4.6.1929<br />
Antwerpen<br />
juwelier (op 5.3.1923)/<br />
uurwerkmaker (op<br />
24.11.1924)/ diamantzager<br />
Feige Toba (Fanny)<br />
Lipschitz<br />
zonder beroep<br />
1.1.1 Esther-Regina (Regine)<br />
Reichman<br />
6.7.1901/<br />
22.2.1923<br />
Satu Mare (Roemenië)/ Roemeense<br />
Strada Petru Raresstraat 14 Satu<br />
Mare (Roemenië)<br />
Korte Zoutstraat 17 Aalst <strong>van</strong>af<br />
5.3.1923<br />
Korte Zavelstraat Aalst <strong>van</strong><br />
23.2.1923 tot 1.10.1924<br />
Breughelstraat 30 Antwerpen tot<br />
<strong>van</strong> 1.10.1924 tot 30.8.1929<br />
Provinciestraat 257 Antwerpen<br />
<strong>van</strong>af 30.8.1929<br />
Leeuwerikstraat 8 Antwerpen tot<br />
17.8.1933<br />
Ketsstraat 31 Borgerhout <strong>van</strong><br />
17.8.1933 tot 6.4.1939<br />
Lange Kievitstraat 105 Antwerpen<br />
(3 e verdieping) <strong>van</strong>af 6.4.1939<br />
* voorgoed vrijgesteld <strong>van</strong> ’t leger<br />
(5.3.1923)<br />
* 24.5.1937 veroordeeld voor de<br />
overtreding <strong>van</strong> de arbeidswet tot<br />
26 fr. X 7 boete of 8 dagen<br />
ge<strong>van</strong>genis<br />
* 22.2.1941 pv voor een inbreuk op<br />
de lichtdemping (E. spreekt<br />
Vlaams)<br />
7.6.1910 Skierniwice (Polen)<br />
Korte Kievitstraat 5 Antwerpen tot<br />
30.8.1929<br />
Provinciestraat 257 Antwerpen<br />
<strong>van</strong>af 30.8.1929<br />
Leeuwerikstraat 8 Antwerpen tot<br />
17.8.1933<br />
Ketsstraat 31 Borgerhout <strong>van</strong><br />
17.8.1933 tot 6.4.1939<br />
Lange Kievitstraat 105 Antwerpen<br />
(3 e verdieping) <strong>van</strong>af 6.4.1939<br />
woonde na de oorlog:<br />
Rue Jules Lahaye 16 Jette <strong>van</strong>af<br />
17.10.1944 446 tot 17.6.1946<br />
Velodroomstraat 8 Berchem <strong>van</strong>af<br />
17.6.1946<br />
vertrekt op 23.10.1949 naar Israel<br />
13.5.1931 Antwerpen/ Roemeense<br />
Lange Kievitstraat 105 Antwerpen<br />
* verstopt tijdens de oorlog bij de<br />
abt André Soinne<br />
vertrekt op 23.10.1949 naar Israel<br />
1.1.2 Paula Reichman 19.2.1936 Antwerpen/ Roemeense<br />
Lange Kievitstraat 105 Antwerpen<br />
* verstopt tijdens de oorlog bij de<br />
12.9.1942/<br />
X/721<br />
- 1992<br />
-<br />
15.9.1942/<br />
17.9.1942<br />
tussen 23.3<br />
en<br />
30.3.1943? 445<br />
lokaal “Broadway” uitgebaat door Bak Abraham handelingen zouden plaats grijpen die kunnen terugslaan op het vervaardigen of<br />
vervalschen <strong>van</strong> paspoorten…. Verder werd vastgesteld dat deze herberg veel door Belgische officieren en soldaten wordt bezocht, die er<br />
zelf tot laat in de nacht vertoeven. Dit lokaal kan in den werkelijken zin <strong>van</strong> het woord als een “nachtbar” beschouwd worden. Den<br />
ganschen dag ziet men daar zoo goed als niemand en eens middernacht komen de gasten afgezakt en deze verlaten het lokaal niet voor<br />
vier, vijf tot zelfs acht uur in den morgen. Door verschillende personen uit de buurt werd reeds vastgesteld dat rond zeven en acht uur in de<br />
morgen stomdronken vrouwen met een taxi werden vervoerd. De uitbater Bak Abraham, stoort zich niet in het minst aan de Belgische<br />
Wetten en Verordeningen. Het is een vaststaand feit dat deze instelling kan beschouwd worden als zeer verdacht.”<br />
441<br />
In een “Avis de départ d’étranger” <strong>van</strong> de gemeente Bressoux <strong>van</strong> 9.4.1942 staat : “Cet étranger est en possession d’un certificat<br />
d’inscription modèle B valable jusqu’au 30 mai 1942.» Is dat de reden dat hij rond deze periode naar Frankrijk vlucht?<br />
442<br />
Op 7.2.1941 werd hij amtbshalve geschrapt uit het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Antwerpen, Nerviërstraat 22. Hij wordt blijkbaar<br />
gedeporteerd naar Bressoux.<br />
443<br />
We hebben geprobeerd nabestaanden of familieleden <strong>van</strong> haar te vinden, maar dat is ons niet gelukt.<br />
444<br />
DO, Dossier Majer Hanfling. Waarschijnlijk gaat het hier om één <strong>van</strong> de uitroeiïngskampen in Opper-Silezië: Treblinka? Van de 5.034<br />
joden uit België die via Drancy naar Auschwitz of andere kampen werden gedeporteerd werden er 4.717 uitgeroeid. M. STEINBERG,<br />
Dossier Bruxelles-Auschwitz, La police SS et l’extermination de Juifs de Belgique, Mechelen, le Comité Belge de Soutien à la partie civile<br />
dans le procès des officiers SS Ehlers, Asche, Canaris, responsables de la déportation des Juifs de Belgique, 1980, p. 219.<br />
445<br />
Brief <strong>van</strong> F. Lipschitz <strong>van</strong> 5.2.1953 aan “le Ministre de Belgique à Tel-Aviv” om visa aan te vragen voor België voor zichzelf en voor<br />
Paula en Céline. (Archief Ministerie <strong>van</strong> Binnenlandse Zaken, Dienst Vreemdelingenzaken, Dossier Lipschitz Feiga, nr. 1258289)<br />
446<br />
Op 17.10.1944 worden Feiga Lipschitz en haar drie dochters ingeschreven in de gemeente Jette. Het document is gedateerd op<br />
8.12.1944. (Archief Ministerie <strong>van</strong> Binnenlandse Zaken, Dienst Vreemdelingenzaken, Dossier Lipschitz Feiga, nr. 1258289)<br />
-<br />
121<br />
Auschwitz
1.1.3 Céline Reichman<br />
1.2 Joseph Reichman/<br />
X<br />
28.8.1931<br />
Antwerpen<br />
mécanicien-dentist (op<br />
10.11.1923)<br />
fabriekswerker (op 9.4.1930)<br />
diamantsnijder op 28.8.1931<br />
Thérèsa (Terry) Klein/<br />
diamantsnijdster op 1.7.1929/<br />
naaister op 3.12.1929/<br />
kleermaakster op 25.8.1931<br />
zonder beroep<br />
abt André Soinne<br />
9.6.1937 Antwerpen/ Roemeense<br />
Lange Kievitstraat 105 Antwerpen<br />
* verstopt tijdens de oorlog bij de<br />
abt André Soinne<br />
9.6.1904/<br />
26.10.1923<br />
15.10.1904/<br />
5.6.1929<br />
Halmi bij Satu Mare<br />
(Roemenië)/Roemeense<br />
Str. Closca, Satu Mare<br />
Korte Zoutstraat 17 Aalst<br />
26.10.1923 tot 28.11.1925<br />
Lange Kievitstraat 153 Borgerhout<br />
<strong>van</strong> 28.11.1925 tot 28.1.1927<br />
Kroonstraat 188 Borgerhout <strong>van</strong><br />
28.1.1927 tot 7.3.1930<br />
Provinciestraat 246 Antwerpen op<br />
9.4.1930 tot 28.8.1931<br />
Vestingstraat 22 Antwerpen<br />
Lange Leemstraat 309 Antwerpen<br />
* nog geen soldaat geweest op<br />
10.11.1923<br />
* zou naar Antwerpen zijn<br />
gekomen om voor tandarts te leren<br />
(6.6.1924)<br />
*werkzaam in de S? anversoise de<br />
soie artificielle, waar hij 2,90 fr.<br />
loon ont<strong>van</strong>gt per uur (20.2.1926)<br />
Debrecen (Hongarije)/ Hongaarse<br />
Roemeense (door huwelijk)<br />
Mäd in Hongarije<br />
Kroonstraat 190 Borgerhout op<br />
1.7.1929<br />
Kroonstraat 88 Borgerhout op<br />
28.8.1931<br />
Lange Leemstraat 309 Antwerpen<br />
* vraagt in 1929 een visum <strong>van</strong> 3<br />
maanden om naar België te komen<br />
omwille <strong>van</strong> “affaire de famille” en<br />
niet met de bedoeling om hier te<br />
blijven.<br />
* verklaring <strong>van</strong> haar broer, Miklos<br />
of Nikolaas Klein, diamantsnijder,<br />
Kroonstraat 190, die zich in<br />
oktober 1929 borg stelt voor zijn<br />
zuster 447<br />
* zij verdient op 3.12.1929 60 fr.<br />
per week als naaister<br />
1.2.1 André Reichman 30.8.1932 Antwerpen/ Roemeense<br />
Lange Leemstraat 309 Antwerpen<br />
1.2.2 Catharina Reichman 31.10.1934 Antwerpen<br />
Lange Leemstraat 309 Antwerpen<br />
1.3 Benjamin (Benoit) (Benno) 29.9.1908/ Satu Mare (Roemenië)/Roemeense<br />
Reichman<br />
15.2.1925 Strada Pretorares 14 Satu Mare<br />
(Roemenië)/<br />
Brusselsestraat 12 Aalst <strong>van</strong><br />
18.2.1925 tot 10.11.1925/<br />
<strong>van</strong> 16.2.1925 Antwerpen<br />
Lange Kievitstraat 153 Antwerpen<br />
<strong>van</strong> 7.12.1925<br />
Kroonstraat 188 Borgerhout (<strong>van</strong><br />
26.1.1927 tot 7.3.1930)<br />
Lange Leemstraat 368 Antwerpen<br />
-<br />
12.9.1942/<br />
X/723<br />
8.10.1942/<br />
XIII/377<br />
8.10.1942/<br />
XIII/378<br />
8.10.1942 448 /<br />
XIII/379<br />
12.9.1942/<br />
X/722<br />
15.9.1942/<br />
9.1.1943<br />
10.10.1942/<br />
12.10.1942<br />
10.10.1942/<br />
12.10.1942<br />
10.10.1942/<br />
12.10.1942<br />
15.9.1942/<br />
17.9.1942<br />
447 Deze verklaring zit bij een aanvraag <strong>van</strong> 19.10.1929 voor een toelating voor onbeperkt verblijf in België <strong>van</strong> Thérèse Klein zelf: “Ik<br />
woon hier met mijn broeder Klein Miklos diamantbewerker dewelke rijkelijk zijn brood verdient met diamantbewerken en ik houd mij<br />
bezig met ons huishouden en ook naaiwerk <strong>van</strong> welk ik goed op de hoogte ben.”<br />
448 Zij wordt opgepakt in de St.-Vincentiusstraat 43. (DO, Dossier Catharina Reichman)<br />
122<br />
Auschwitz<br />
Auschwitz<br />
Auschwitz<br />
Auschwitz<br />
Auschwitz
X<br />
21.6.1938<br />
Antwerpen<br />
hotelbediende (op 4.12.1925)<br />
lederbewerker (op 25.2.1925<br />
& 9.4.1930)/<br />
diamantsnijder (op<br />
31.1.1935)/<br />
handelaar in diamant/<br />
ondernemer <strong>van</strong><br />
diamantbewerkingen op<br />
3.8.1938<br />
Itta Grunspan<br />
dienstmeid bij Lobel Lachter<br />
met een verdienste <strong>van</strong> 50 fr.<br />
per maand met kost en<br />
inwoon (op 5.3.1928)/<br />
zonder beroep<br />
1.3.1 Sylvie Reichman<br />
1.11.1939<br />
Gertrude Pakula 449<br />
zonder op 29.7.1939 450<br />
kindermeisje <strong>van</strong> Sylvie<br />
dienstmeid op 19.12.1941 451<br />
1.6.1907/<br />
12.12.1927<br />
(uit Krakau)<br />
(op 31.1.1935)<br />
Jacob Jacobsstraat 54 Antwerpen<br />
<strong>van</strong> 7.3.1930 tot 3.8.1938<br />
Arendstraat 40 Antwerpen (zeker<br />
<strong>van</strong> 3.8.1938 tot 7.11.1940)<br />
Plantin & Moretuslei 86 Antwerpen<br />
* nog geen soldaat geweest (op<br />
25.2.1925)<br />
* Moet zich op 7.11.1940 bij de<br />
politie verantwoorden voor het<br />
tewerkstellen <strong>van</strong> diamantsnijdster,<br />
Malka Klipper, vrouw <strong>van</strong> Ironi<br />
Mayer, °10.11.1908 te Lipink<br />
(Polen) wonende Cuperusstraat 10<br />
zonder in het bezit te zijn <strong>van</strong> een<br />
vereiste arbeidsvergunning.<br />
Mosciska (Polen)/ Poolse,<br />
Roemeense door huwelijk)<br />
Filipa 13 Krakau (Polen) tot<br />
12.12.1927<br />
Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />
tot 3.8.1938<br />
Arendstraat 40 Antwerpen (zeker<br />
<strong>van</strong> 3.8.1938 tot 7.11.1940)<br />
Plantin & Moretuslei 86 Antwerpen<br />
* Op 5.12.1933 krijgt zij een boete<br />
<strong>van</strong> 5,60fr <strong>van</strong> de Brugse politie<br />
voor zeebaden.<br />
1.11.1939 Antwerpen/<br />
Roemeense/<br />
Plantin en Moretuslei 86<br />
Antwerpen<br />
*<strong>van</strong>af 1.11.1939 verstopt bij<br />
Mevrouw Grunspan,<br />
Lamonièrestraat 169 (bron: lijst <strong>van</strong><br />
kinderen waar<strong>van</strong> de 2 ouders zijn<br />
gedeporteerd)<br />
* verstopt kind tijdens de oorlog<br />
onder het nummer 2280 bij<br />
Mevrouw Rooze, Chaussée de<br />
Tirlemont te Leuven (bron: fiche<br />
27.9.1922/<br />
10.7.1939<br />
(<strong>van</strong>uit<br />
Aken) 452<br />
CDJ)<br />
Kaiserslautern (Beieren)/ Poolse<br />
Kaiserallee 41 Aachen tot<br />
10.7.1939<br />
Korte Kievitstraat 17 Antwerpen op<br />
29.7.1939<br />
Simonsstraat 10 Antwerpen zeker<br />
<strong>van</strong>af 29.7.1939 en zeker tot<br />
30.11.1939<br />
Mercatorstraat 132 Antwerpen<br />
<strong>van</strong>af 13.3.1940<br />
Arendstraat 40 Antwerpen <strong>van</strong>af<br />
26.6.1940<br />
Herk de Stad 453<br />
Plantin & Moretuslei 86Antwerpen<br />
<strong>van</strong>af 28.4.1941<br />
*op 30.11.1939 wordt zij door het<br />
gemeentebestuur <strong>van</strong> Antwerpen<br />
ingeschreven in het<br />
vreemdelingenregister en krijgt zij<br />
het Model B<br />
* ingeschreven in het jodenregister<br />
op 18.12.1940 454<br />
12.9.1942/<br />
X/416<br />
-<br />
5.8.1942/<br />
II/418<br />
15.9.1942/<br />
17.9.1942<br />
11.8.1942<br />
12.8.1942<br />
449 Haar vader, Lipman Pakula (°Lodz, Polen, 25.1.1890) woont op 29.7.1939 net als Gertrude in de Korte Kievitstraat 17. Van haar<br />
moeder, Sabine Mohrer (°Jasolo, Polen, ?), weet zij op 29.7.1939 het adres niet.<br />
123<br />
Auschwitz<br />
Auschwitz
450 Op haar “Inlichtingsbulletijn <strong>van</strong> vreemdelingen” <strong>van</strong> 29.7.1939 verklaart zij uit Duitsland te zijn uitgewezen, te worden onderhouden<br />
door haar vader, dat zij hier zou willen blijven tot zij naar Engeland kan vertrekken, dat de stempel in haar paspoort die haar toegang zou<br />
moeten geven tot Polen, door de Poolse consul geweigerd is.<br />
451 In een “Bericht <strong>van</strong> verlenging <strong>van</strong> den geldigheidsduur <strong>van</strong> het bewijs <strong>van</strong> inschrijving in het vreemdelingenregister” <strong>van</strong> 4.6.1940<br />
staat in een rood potlood geschreven: “est probable évacuée d’Anvers”. In een “Bericht <strong>van</strong> vernieuwing en verlenging <strong>van</strong> het bewijs <strong>van</strong><br />
inschrijving in het vreemdelingenregister” <strong>van</strong> 19.12.1941 staat dat zij beschikt over een witte kaart. (DVV, Dossier Gertrude Pakula,<br />
A363959). Uit datzelfde bericht kunnen we afleiden dat zij deze kaart kreeg op 30.11.1939, een maand na de geboorte <strong>van</strong> Sylvie. Het is<br />
duidelijk dat de ouders <strong>van</strong> Sylvie een dienstmeid-kindermeisje hebben gezocht.<br />
452 Op 7.8.1939 stuurt zij een brief aan de Openbare Veiligheid, omdat zij met haar Model B (dat maar geldig is tot 15.9.1939) dreigt te<br />
worden uitgewezen. Het Poolse consulaat is een onderzoek gestart, en zolang dat niet is afgerond, kan zij geen Pools paspoort krijgen. Zij<br />
vraagt om uitstel om die beslissing af te wachten. Op een blad met datum 7.9.1939 staat: “Omwillen <strong>van</strong> den internationalen toestand werd<br />
dit dossier voorlopig in het “archief” geklasseerd.”<br />
In haar dossier bij DVV (A363959) bevindt zich een geschreven verslag <strong>van</strong> 1.8.1941 waarin het volgende staat te lezen: “De Poolsche<br />
Onderdanen (Joden) PAKULA, Gertrude en haar vader Lipman zijn op 10 Juli 39 <strong>van</strong> uit Duitschland in België aangekomen. Zij waren in<br />
’t bezit <strong>van</strong> een verklaring afgeleverd te Aken den 30 Mei 39 door de Politieoverheid, met bevel het Duitsche Rijk te verlaten voor 8 Juli<br />
39. Deze vreemdelingen zijn inderdaad uit Duitschland uitgewezen. PAKULA, Gertrude is kindermeid <strong>van</strong> beroep bij de echtelingen<br />
Reichman-Grunspan. Zij heeft een verdienste <strong>van</strong> 125 fr. in de maand met kost en inwoon. De vader PAKULA, Lipman (51 jaar) oefent<br />
thans geen beroep uit. (is schoenmaker <strong>van</strong> beroep). Hij wordt gesteund door de C.O.O.. Het is zeker dat de dochter niet in staat is in den<br />
onderhoud <strong>van</strong> haar vader te voorzien. Ik stel voor: 1) De dochter niet te verontrusten v.M: identiteit en nationaliteit <strong>van</strong> de echtelingen<br />
Reichman vragen; 2) De vader aan te manen binnen de 30 dagen een bediening te vinden. 3) Inschrijving in het speciaal register.” Dat zij<br />
inderdaad uit Duitsland zijn uitgewezen, klopt omdat de politie <strong>van</strong> Aken dit in november 1939 bevestigt, als antwoord op een vraag <strong>van</strong><br />
de Belgische Openbare Veiligheid <strong>van</strong> 2.9.1939.<br />
453 * Uit een “bericht <strong>van</strong> aankomst <strong>van</strong> een vreemdeling” <strong>van</strong> 12.5.1941 staat dat Gertruda Pakula, hier aangeduid bij beroep “zonder”,<br />
dochter <strong>van</strong> Lipman Pakula en Sabina Mohrer, op 28.4.1941 verhuist <strong>van</strong> Groote Markt 30, Herk de Stad, in Limburg naar Plantin &<br />
Moretuslei 86 te Antwerpen. Op dit bericht staat in potlood geschreven: “Welk is de toestand <strong>van</strong> de ouders?” Op 21.5.1941 schrijft daar<br />
iemand bij op: “verslag en of steun bekomt.” Op 10.6.1941 schrijft de adjunct-politiecommissaris <strong>van</strong> de 7 e wijk op vraag <strong>van</strong> de<br />
hoofdpolitiecommissaris (Vreemdelingebureel) <strong>van</strong> de stad Antwerpen een verslag waarin staat dat PAKULA Gertrud geboren te<br />
Kaiserslautern op 27 september 1922 alhier woonachtig is Plantin Moretuslei nr.86 bij de echtelingen REICHMAN-GRUNSPAN. Zij is er<br />
kindermeid <strong>van</strong> beroep en heeft er een verdienste <strong>van</strong> 125 Fr.in de maand met kost en inwoon. Verklaart geen steun te ont<strong>van</strong>gen <strong>van</strong> de<br />
Openbare Onderstand.” Daarop vraagt die hoofdpolitiecommissaris het dossier op <strong>van</strong> Benjamin en Itta, maar krijgt hij te lezen:<br />
“impossible. Trop defiches aux deux orthographes rensins (?)”. Op 2.8.1941 verwijst de Beheerder <strong>van</strong> de Vreemdelingenpolitie in een<br />
schrijven aan de hoofdcommissaris <strong>van</strong> politie te Antwerpen naar een eerder verslag <strong>van</strong> 19.7.1941, en vraagt hij hem om de “volledige<br />
identiteit en de nationaliteit te laten kennen <strong>van</strong> de echtelingen Reichman-Grunspan, bij wie de genaamde Gertrude, Pakula woonachtig en<br />
in dienst is”. Op 10.8.1941 maakt een politieagent na onderzoek zo’n eenzelvigheidverslag op. Op 19.8.1941 wordt dit verslag<br />
doorgestuurd naar de Beheerder <strong>van</strong> de vreemdelingenpolitie.<br />
Op een attest uit de jaren 50 « pour servir à l’introduction d’une demande de réparation auprès de Tribunaux Allemande » staat dat<br />
Gertrude a été mis(e) en séjour forcé et surveillé dans le Limbourg à St-Trond du 21.12.1940 au 7.1.1941[, et] à Herk-de-Stad, Grote<br />
Markt, du 7.1.1941 au 5.4.1941. Er staat een belangrijke opmerking bij : «En vertu de l’ordonnance du 12.11.40: “Verordnung über<br />
Polizeiliche Massnahmen in bestimmten Gebieten Belgiens und Nordfrankreichs vom 12 November 1940”, plusieurs centaines de juifs<br />
d’Anvers, dès novembre 1940 furent l’objet d’une mesure massive d’expulsion et furent déportés dans le Limbourg. D’après une lettre<br />
émanant du Gouverneur de la Province du Limbourg, en date du 18.6.46, il appert qu’au début de 1941, sur l’ordre de l’autorité<br />
allemande, on hébergea des centaines d’Israélites, de diverses nationalités, dans plusieurs communes de la province du Limbourg. Ils y<br />
séjournèrent durant quelques mois à titre de « déportés obligatoires ». Au cours de l’année 1941 ils furent autorisés soit à retourner à<br />
Anvers, soit à se fixer dans certaines communes du Royaume (entre autres dans les communes de l’agglomération bruxelloise et Liège).<br />
En ce qui concerne les conditions de vie de ces Israélites, il résulte d’informations prises auprès des Administrations Communales, qu’ils<br />
étaient logés soit dans des maisons désaffectées, soit dans des écoles aménagées à cet effet, soit dans des baraquements. Ils pouvaient<br />
circuler librement à l’intérieur de la commune mais en aucun cas n’étaient autorisés à la quitter, et devaient se présenter régulièrement à la<br />
Maison Communale. » (DO, Dossier Gross, Israel) Op 17.2.1950 schrijft een zekere weduwe A.M.A. Paumen, Schansbergerweg 17 te<br />
Heerlen in Nederlands Limburg een brief om inlichtingen over Gertrude en haar vader “om een zeer dringende reden, moet ik deze twee<br />
personen levend of dood vinden. Daarom verzoek ik U zeer dringend, dit voor mij uit te zoeken. Eventuele onkosten worden door mij<br />
vergoed.” (DO, Dossier Pakula, Gertrude)<br />
454 (DO, Dossier Pakula, Gertrude)<br />
124
1.4 Maurice (Mor)<br />
(Mauritius)Reichman<br />
X<br />
26.3.1940<br />
Antwerpen<br />
diamantsnijder(leerling) op<br />
21.11.1925<br />
diamantsnijder (op 9.4.1930;<br />
22.4.1940)<br />
Julianna (Fuba) (Julia)<br />
Schvarcz of Schwartz 457<br />
(of Weis?)<br />
zonder beroep (op<br />
26.2.1937 458 )<br />
Helpt haar zuster in het<br />
huishouden (op 8.6.1937)<br />
diamantsnijdster (op<br />
26.3.1940)<br />
1.8.1910 455 /<br />
12.8.1925<br />
8.2.1917/<br />
25.1.1937 459<br />
Debrecen 456 (Roemenië-Hongarije)/<br />
Roemeense<br />
Strada Petrorades 14 Satu Mare<br />
Kroonstraat 208 Borgerhout <strong>van</strong><br />
12.8.1925 tot 1.11.1925<br />
Kroonstraat 188 Borgerhout <strong>van</strong><br />
12.8.1925 tot 7.3.1930<br />
(Provinciestraat 246 Antwerpen<br />
<strong>van</strong> 9.4.1930)<br />
Lange Leemstraat 368 Antwerpen<br />
(op 31.1.1935)<br />
Jacob Jacobsstraat 54 Antwerpen<br />
<strong>van</strong> 7.3.1930 tot 26.3.1940 (als<br />
ongehuwd)<br />
Isabellalei 3 Antwerpen <strong>van</strong><br />
26.3.1940<br />
Zurenborgstraat 9 Antwerpen op<br />
24.12.1941<br />
* Krijgt op 21.5.1926 een<br />
uitwijzingsbevel (omdat de<br />
verschuldigde taksen niet werden<br />
betaald voor het visum tot<br />
onbepaald verblijf in België). Op<br />
4.6.1926 zullen deze worden<br />
betaald.<br />
Hudasz of Hodacz komitaat<br />
Szatmar (Hongarije)/Hongaarse/<br />
Roemeense door huwelijk<br />
Hodasz (Hongarije)<br />
Lange Leemstraat 337 Antwerpen<br />
<strong>van</strong> 25.1.1937<br />
Zurenborgstraat 3 <strong>van</strong> 26.1.1937 tot<br />
26.3.1940 460 ?<br />
Isabellalei 3 Antwerpen <strong>van</strong><br />
26.3.1940<br />
Zurenborgstraat 9 Antwerpen op<br />
3.9.1941 461 , op 24.12.1941<br />
12.8.1942/<br />
X/720<br />
25.9.1942/<br />
XI/2456<br />
15.9.1942/<br />
17.9.1942<br />
26.9.1942/<br />
28.9.1942<br />
455 De geboortedatum <strong>van</strong> Maurice Reichman is niet zeker. Soms staat er gewoon juni 1925, maar op het uittreksel uit het<br />
huwelijksregister staat plots 1.8.1925 als geboortedatum. Soms staat zijn geboorteplaats Debrecen aangegeven als liggend in Hongarije,<br />
andere keren in Roemenië.<br />
456 Soms staat er dat Debrecen in Hongarije ligt/lag, op andere momenten dat het in Roemenië ligt lag.<br />
457 Uit het uittreksel uit het huwelijksregister blijkt dat haar vader, Lajas Schvarcz (°Hodasz, 3.3.1877) op 26.3.1940 al overleden is, en dat<br />
haar moeder Roza Retek (°Nagy-Karoly, 28.5.1883 of 28.8.1884), zonder beroep, op dat ogenblik in Antwerpen woont. Roza Retek zal<br />
worden gedeporteerd naar Auschwitz met het XIe transport met nr.2458, samen met haar dochters en kleinkinderen.<br />
458 Zij werd in kennis gesteld <strong>van</strong> het feit dat het haar verboden is te werken zonder arbeidsvergunning.<br />
459 Op 29.10.1936 vraagt zij in Boedapest een visum aan voor België. De Vice-voorzitter <strong>van</strong> de NV Vrije Diamanthandel schrijft een<br />
certificaat uit waarin hij bevestigt dat Herman Gluckman “lid is <strong>van</strong> onze vereeniging sinds den 6 maart 1936 en in onze ledenregisters<br />
ingeschreven staat in de hoedanigheid <strong>van</strong> koopman in diamanten.” (Herman Gluckman (°31.10.1902) zal worden gedeporteerd naar<br />
Auschwitz met het XVIe transport met nr. 798, zijn echtgenote Cecilie Schwarcz (°23.11.1906) met het XIe transport met nr. 2453,<br />
evenals hun dochtertjes Agnes Gluckman (°31.1.1935) met nr. 2455 en Myriam Gluckman (°7.11.1932) met nr 2454; hetzelfde transport<br />
als Cecilies zusters, Julianna met nr. 2456 met haar dochtertje Suzanna Reichman (°26.11.1941) met nr. 2457, en Erzselet-Elisabeth<br />
Gluck-Schwarcz (°Hodasz, Hongarije, 25.12.1909) met nr. 2451, met haar dochtertje Veronica Gluck (°10.4.1936) met nr. 2452; hun<br />
echtgenoot en vader, Bela Gluck (°Hajdumanas, Hongarije, 2.10.1909), een tijd later met het XVIe transport met nr. 797. De Beheerder<br />
der Openbare Veiligheid vraagt op 9.11.1936 aan de Antwerpse Politie een verslag op te maken betreffende Julia Schwartz. De adjunctpolitiecommissaris<br />
schrijft in zijn verslag <strong>van</strong> 14.11.1936 o.a. het volgende: “Schwartz Cecile, vrouw <strong>van</strong> Gluckman, Herman, Lange<br />
Leemstraat 337 verklaart hare zuster te willen ont<strong>van</strong>gen en in haar onderhoud te voorzien. Volgens hare verklaring verdient haar man, die<br />
diamanthandelaar is, 10.000 fr. per jaar. Naar onze mening is dit niet voldoende om buiten zijn huisgezin nog een zuster te onderhouden,<br />
temeer daar de moeder hier ook reeds ten hunne laste is. Het is te voorzien dat dit meisje vroeg of laat op onderstand zal zijn aangewezen<br />
of verplicht zal zijn, hier op de een of andere manier aan werk te geraken. In deze omstandigheden, zou er aan dit verzoek geen gunstig<br />
gevolg dienen gegeven te worden.” In een nota <strong>van</strong> de Openbare Veiligheid die daarop volgt, staat “Bien que celle-ci [Julia Schwartz] ne<br />
soit agée de 19 ans et que sa mère veuve et trois soeurs résident en Belgique, je propose le rejet." Zij krijgt uiteindelijk op 15.1.1937 toch<br />
een visum voor drie maanden. Het feit dat zij minderjarig is, haar vader overleden is en haar moeder in België verblijft, spelen in haar<br />
voordeel. Na een kort onderzoek krijgt zij op 17.6.1937 een gunstig advies voor een identiteitskaart. Maar dan duikt er een probleem op.<br />
Op 1 juli 1937 komt er uit Hongarije een bericht dat haar naam niet in hun registers voorkomt, waarop zij geen gele identiteitskaart meer<br />
krijgt. Op 21.9.1937 schrijft zij daarom een brief aan de directeur <strong>van</strong> de Openbare Veiligheid waarin zij het volgende vraagt: “la carte<br />
d’identité jaune et rayé (permit de séjour définitif)? Mon intention ici en Belgique, est primo de ne occupé aucun place salarié ni de<br />
prendre aucun travail (en respect des lois en vigueur sur la main d’oeuvre étrangère) mon seul but est de me fiancée ici et de fonder un<br />
foyer ici tout honorable.″ Op 14.10.1939 krijgt zij dan toch haar identiteitskaart.<br />
125<br />
Auschwitz<br />
Auschwitz
1.4.1 Suzanna Reichman 26.11.1941 Antwerpen 25.9.1942/<br />
XI/2457<br />
1.5 Myriam (Marie) Reichman/ 18.11.1902/ Satu Mare (Roemenië)/Hongaarse,<br />
16.2.1925 nadien Roemeense<br />
Petru Raresstraat 14 Satu Mare<br />
Strada Cansa of Colsca 3 Satu<br />
Mare (Roemenië)<br />
str Mercur 10 Satu Mare<br />
Brusselsestraat 12 Aalst (<strong>van</strong><br />
16.2.1925 tot 7.11.1925)<br />
Lange Leemstraat 413 Antwerpen<br />
(<strong>van</strong>af 7.11.1925)<br />
* <strong>Een</strong> brief <strong>van</strong> ? <strong>van</strong> het Ministerie<br />
<strong>van</strong> Binnenlandse Zaken <strong>van</strong><br />
Roemenië zegt dat Myriam bij haar<br />
schoonouders blijft, op het moment<br />
dat Zoltan alleen naar België<br />
huishoudster op 25.1.1925<br />
menagere op 13.2.1925)<br />
zonder beroep<br />
afreist.<br />
* Vraagt op 13.2.1925 in Boekarest<br />
een visum aan bij het Belgisch<br />
Gezantschap voor drie maanden<br />
met als reden “affaires de famille”<br />
en bij de vraag : “L’intéressé a-t-il<br />
l’intention de se fixer<br />
définitivement en Belgique?”,<br />
schrijft zij “non”.<br />
* Antwerpen Bevolk. reg.nr. 1595<br />
* Krijgt op 13.11.1933 een boete<br />
<strong>van</strong> 5,60 fr. wegens “wegenis”<br />
* inschrijving Jodenregister 462 3.2.1943/<br />
XX/454<br />
:<br />
Antwerpen 13.12.1940<br />
X<br />
6.7.1922<br />
Debreczen<br />
(Hongarije)<br />
of<br />
10.7.1922<br />
SatuMare<br />
Zoly (Zoltan) Grosz/<br />
elektrieker op 4.12.1925/<br />
diamantsnijder<br />
1.5.1 Edith Grosz<br />
29.8.1896/<br />
7.10.1924<br />
Satu Mare (Roemenië)/Roemeense<br />
Petru Raresstraat 14 Satu Mare<br />
Strada Colsca 3 Satu Mare<br />
Molenstraat 14 Aalst <strong>van</strong> 7.10.1924<br />
Brusselsestraat 12 Aalst <strong>van</strong><br />
19.10.1924 tot 13.7.1925<br />
Kroonstraat 208 Borgerhout <strong>van</strong><br />
13.7.1925 tot 7.11.1925<br />
Lange Kievitstraat 153 Antwerpen<br />
<strong>van</strong> 7.11.1925<br />
Lange Leemstraat 413 Antwerpen<br />
* soldaat geweest bij het 4 e<br />
regiment voetvolk bij de 5 e<br />
compagnie te Satu Mare<br />
Blijkbaar heeft Zoltan bij aankomst<br />
op 9.10.1924 onmiddellijk al een<br />
aanvraag ingediend om zijn vrouw<br />
en kind te laten overkomen. De<br />
politiecommissaris <strong>van</strong> Aalst vind<br />
er geen bezwaren tegen.<br />
* Antwerpen Bevolk.reg.nr. 1594<br />
* inschrijving Jodenregister 463 :<br />
Antwerpen 13.12.1940<br />
4.9.1942/<br />
IX/49<br />
26.9.1942/<br />
28.9.1942<br />
19.4.1943/<br />
22.4.1943<br />
12.9.1942/<br />
14.9.1942<br />
126<br />
Auschwitz<br />
Auschwitz<br />
Auschwitz<br />
28.1.1924 Satu Mare (Roemenië) 15.4.1933 Antwerpen<br />
1.5.2 Paula Grosz 16.1.1926 Antwerpen/Roemeense<br />
Lange Leemstraat 413 Antwerpen<br />
* inschrijving Jodenregister: Op<br />
13.12.1940 was het kind nog geen<br />
15 jaar oud en heeft dus geen<br />
3.2.1943/<br />
XX/455<br />
19.4.1943/<br />
22.4.1943<br />
460<br />
Deze informatie is afkomstig <strong>van</strong> een gezamenlijke inlichtingenstaat <strong>van</strong> 22.4.1940, terwijl we goed weten dat Fuba (een hele tijd) bij<br />
haar zus en schoonbroer woonde.<br />
461<br />
DO, Dossier Reichman, Maurice.<br />
462<br />
Document <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Volksgezondheid en <strong>van</strong> het Gezin. Directie: Opzoekingen, Documentatie en Overlijden. Dienst:<br />
Documentatie Israëlieten. Inlichtingen ontleend aan het jodenregister. Duitse verordening <strong>van</strong> 28.10.1940. (FOD Sociale Zekerheid.<br />
Dienst voor de Oorlogs<strong>slachtoffers</strong>. Archief en Documentatiedienst)<br />
463<br />
Ibid.<br />
Auschwitz
zonder beroep<br />
1.5.3 Alexander Grosz<br />
1.5.4 Anna (Annie) Grosz<br />
1.6 Alexander (Alex) Reichman<br />
horlogiemaker (op<br />
10.11.1923)<br />
goudsmid (op 21.3.1925 & op<br />
12.9.1933, 22.12.1933,<br />
2.8.1945) goudsmidpatroon/<br />
diamantfabrikant (op<br />
9.8.1945, 24.7.1946)<br />
3.7.1928<br />
individuele inschrijving in het<br />
Jodenregister 464 .<br />
* Op een inlichtingenstaat <strong>van</strong><br />
17.2.1941 verklaart zij bij de vraag<br />
punt 11: Is hij politiek<br />
uitgewekene: “Ja, verklaart jodin te<br />
zijn”.<br />
Antwerpen/Roemeense<br />
Lange Leemstraat 413 Antwerpen<br />
* inschrijving Jodenregister: Op<br />
13.12.1940 was het kind nog geen<br />
15 jaar oud en heeft dus geen<br />
individuele inschrijving in het<br />
Jodenregister 465 .<br />
26.10.1929 Antwerpen/Roemeense<br />
Lange Leemstraat 413 Antwerpen<br />
* inschrijving Jodenregister: Op<br />
13.12.1940 was het kind nog geen<br />
15 jaar oud en heeft dus geen<br />
individuele inschrijving in het<br />
Jodenregister 466 .<br />
15.3.1907/<br />
14.10.1923<br />
Satu Mare (Roemenië)/ Roemeense<br />
Mercatorstraat 132 Antwerpen<br />
Aalst <strong>van</strong>af 14.10.1923<br />
Korte Zoutstraat 17 Aalst <strong>van</strong><br />
26.10.1923 tot 25.1.1925<br />
Paleisstraat 84 Antwerpen <strong>van</strong>af<br />
25.1.1925<br />
Lange Leemstraat 225 Antwerpen<br />
tot 12.9.1933<br />
Plantin en Moretuslei 144<br />
Antwerpen op 25.10.1933<br />
Plantin en Moretuslei 53<br />
Antwerpen tot 22.12.1933<br />
Milisstraat 53 of 51 (in 1937)<br />
Borgerhout <strong>van</strong>af 22.12.1933 tot<br />
19.6.1937<br />
Mercatorstraat 132 Antwerpen<br />
<strong>van</strong>af 19.6.1937 tot 13.5.1940<br />
waarop ze rechtstreeks naar<br />
Frankrijk vluchtten<br />
* op 16.12.1941 /12.2.1942<br />
uitgeschreven in Antwerpen<br />
Beziers tot eind november 1942<br />
La Canourgue tot april 1943<br />
Grenoble 467 <strong>van</strong>af april 1943 tot<br />
januari 1944<br />
Av. de la Gare 4 Isere Moirans<br />
<strong>van</strong>af januari 1944 tot augustus<br />
1944, datum der bevrijding aldaar<br />
onder hun valse naam, en <strong>van</strong>af dan<br />
onder hun echte naam. Van<br />
23.5.1945 tot 18.6.1945 op doorreis<br />
in Frankrijk<br />
18.6.1945 terugkeer in België<br />
Neptunusstraat 9 Berchem <strong>van</strong>af<br />
3.2.1943/<br />
XX/456<br />
3.2.1943<br />
XX/457<br />
- 1976<br />
19.4.1943/<br />
22.4.1943<br />
19.4.1943/<br />
22.4.1943<br />
464 Ibid.<br />
465 Ibid.<br />
466 Ibid.<br />
467 Daar verbleven ze onder valse namen Alfons Ryckmans, Belg, ongehuwd, (° Aalst, 15-3-1905) en Rozette Abiad, vrouw <strong>van</strong> Alphons<br />
Ricard, Française, (°Montpellier, 17.11.1905).<br />
127<br />
Auschwitz<br />
Auschwitz
X<br />
12.9.1933<br />
Rosa Schiff<br />
zonder beroep (<strong>van</strong>af<br />
12.9.1933) huisvrouw (op<br />
22.12.1933)<br />
1.6.1 Oscar Reichman<br />
GRUNSPAN<br />
2 Joseph Jecheskel (Joel)<br />
Haskel Grunspan 468<br />
diamantkoopman doch oefent<br />
zijn beroep niet uit op<br />
10.3.1928<br />
diamantbewerker (op<br />
7.7.1930)<br />
négociant en diamant (op<br />
9.4.1930)<br />
makelaar in diamant (op<br />
2.6.1939)<br />
17.11.1905/<br />
20.4.1920<br />
2.8.1945 tot 10.7.1946<br />
Mercatorstraat 132 Antwerpen<br />
<strong>van</strong>af 10.7.1946<br />
* is op 10.11.1923 nog geen soldaat<br />
geweest<br />
* krijgt op 19.6.1928 voor<br />
“rijwielen” een boete <strong>van</strong> 5 fr. +<br />
90 dec. vw. 1 jaar<br />
15.10.1933 veroordeeld voor het<br />
wegmaken <strong>van</strong> een akte (een<br />
verbintenis); op 2.7.1934 hiervoor<br />
100fr. X7= 700fr. of 1 maand<br />
voorw. 3 jaar.<br />
Krakau (Polen)<br />
Wolmustrasse 15 Weenen<br />
Van den Peereboomstraat 43<br />
Borgerhout <strong>van</strong> 1.3.1911-5.8.1914<br />
Breughelstraat 26 Antwerpen <strong>van</strong><br />
20.4.1920 tot 5.2.1931<br />
Bouwensstraat 24 Borgerhout <strong>van</strong><br />
5.2.1931 tot 5.10.1932<br />
Plantin en Moretuslei 144<br />
Antwerpen <strong>van</strong> 5.10.1932 tot<br />
12.9.1933<br />
Mercatorstraat 132 Antwerpen <strong>van</strong><br />
5.10. 1932 tot 13.5.1940<br />
30.12.1934 Antwerpen -<br />
28.10.1882/<br />
18.1.1928 469<br />
(uit Krakau)<br />
Mosciska (Polen)/ Poolse<br />
Filipastrasse 13 Krakau (Polen)<br />
Vanden Nestlei 20 Antwerpen<br />
(zeker op 5.3.1928)<br />
Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />
op 30.6.1928<br />
- 1992<br />
29.9.1942/<br />
XII/325<br />
10.10.1942/<br />
12.10.1942<br />
468<br />
Op 18.3.1928 is Jecheskels vader Isaac Grunspan (°Mosciska) reeds overleden, maar zijn moeder, Laune Scheindel (°Mosciska), is dan<br />
91 jaar en leeft dan nog steeds in haar geboortedorp.<br />
469<br />
Joel Grunspan komt eerst naar hier met een tijdelijk visum voor een maand, en vraagt hier dan toch een verlenging aan <strong>van</strong> onbeperkte<br />
duur om zich hier te vestigen als handelaar. Op 28.1.1928 verblijft zijn vrouw Tarle Debora met vier <strong>van</strong> haar kinderen nog steeds in<br />
Polen. Op 6.2.1928 staat dat er nog vijf kinderen in Polen zitten. Uit een (dringende) aanbevelingsbrief <strong>van</strong> 2.2.1928 <strong>van</strong> de socialistische<br />
volksvertegenwoordiger Jan Samijn, wonende Karel Depreterlei 200 te Borgerhout, aan Baron Holvoet, de provinciegouverneur <strong>van</strong><br />
Antwerpen kunnen wij afleiden dat Lobel Lachter zijn schoonvader Joel Grunspan heeft willen laten overkomen. “De Heer Lobel Lachter<br />
wonende Van den Nestlei heeft als diamantkliever een zeer schone positie. Hij verdiend (sic) rijkelijk zijn brood en wenscht zijn ziekelijke<br />
schoonvader welke niet meer in staat is den kost te verdienen bij zich te houden om hem de laatste levensjaren zoo aangenaam mogelijk te<br />
maken. Ik hoop wel Excellencie dat Lobel Lachter in zijne goede menslievende voornemen niet zal worden gedwarsboomd en dat hij<br />
toelating <strong>van</strong> verblijf verwerven zal voor zijn schoonvader Jecheskel Joel Grunspan.” Dezelfde dag stuurt ook Lobel Lachter een verzoek<br />
128<br />
Auschwitz
X Debora (Dobe) Thaler 470<br />
zonder beroep op 30.7.1928<br />
2.1 Etta Grunspan<br />
27.7.1885/<br />
28.6.1928<br />
(uit Krakau)<br />
17.4.1903/<br />
11.3.1930<br />
<strong>van</strong>uit<br />
Roppzceca<br />
(Polen) 471<br />
Glogow (Polen)/ Poolse<br />
Filipastrasse 13 Krakau (Polen) op<br />
5.3.1928<br />
Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />
op 30.7.1928<br />
Glogow (Polen)/Poolse<br />
Rynek ? Dembitza (Polen)<br />
129<br />
- 1948 New York<br />
- Waarschijnlijk<br />
tijdens<br />
de oorlog<br />
ca. 1942,<br />
maar zeker<br />
vóór<br />
23.11.1959<br />
X<br />
Huisvrouw op 12.4.1930<br />
Benjamin Karfiol 5.12.1894 Glogow (Polen)/Poolse - idem<br />
25.3.1925<br />
ca. 1942,<br />
Krakau<br />
zeker vóór<br />
3.11.1959<br />
2.1.1 Diana (Danuta) (Nusia)<br />
Karfiol 472<br />
9.2.1925 Cracovia of Krakau<br />
(Polen)/Poolse 473<br />
* Op 24.5.1946 vragen zij en haar<br />
man <strong>van</strong>uit Bytom in Polen 474 een<br />
visum aan voor België, om haar<br />
grootmoeder, Debora Grunspan-<br />
Thaler, Lamorinièrestraat 169 te<br />
bezoeken, en tot ze een visum<br />
krijgen voor de Verenigde<br />
Staten. 475 -<br />
Op 6.8.1946 wordt hun<br />
aanvraag verworpen.<br />
aan de gouverneur. Op 6.2.1928 tekent de gouverneur het visum voor onbepaald verblijf en verwijst daarbij uitdrukkelijk naar het<br />
schrijven <strong>van</strong> volksvertegenwoordiger Samijn. Wanneer dat visum even op zich laat wachten, telefoneert Samijn naar de gouverneur om te<br />
vragen waar dat visum blijft. Op 16 april 1928 schrijft Jecheskel Joel aan de Minister <strong>van</strong> Justitie met de vraag wat hij moet doen opdat<br />
zijn vrouw en hun vijf kinderen Sara Ester, Chaja Synia, Lea, Izak, Mozes Pinkas en hun dienstmeid, Paranka Baran, 40 jaar oud, een<br />
definitieve verblijfsvergunning zouden kunnen krijgen. “Le soussigné, exerçant la profession de négociant en diamants, est fort<br />
honorablement connu dans le commerce diamantaire et voudrait avoir sa famille auprès de lui à Anvers. » Op 19 april stuurt de minister<br />
een bericht naar Warschau dat dat visum voor verblijf <strong>van</strong> onbeperkte duur voor de hele familie, de meid incluis, wordt goedgekeurd. En<br />
opnieuw gebeurt dat op voorspraak <strong>van</strong> volksvertegenwoordiger Samijn.<br />
470 Op 30.7.1928 is haar vader Jacob Thaler (°Mielce, Polen) reeds overleden, maar haar moeder, Rifka Natowitz (°Kolbusoz, Polen), dan<br />
67 jaar oud, leeft op dat ogenblik nog in Dembitza in Polen.<br />
471 Op 12 april 1930 is Etta Grunspan-Karfiol, samen met haar dochter Djana, blijkbaar op bezoek bij haar ouders in België. Haar vader<br />
schrijft op 9.4.1930 een brief om haar verblijf <strong>van</strong> een maand nog wat te mogen verlengen om de Wereldtentoonstelling te mogen<br />
bezoeken. Volgens een schrijven <strong>van</strong> de politie aan de Dienst der Openbare Veiligheid <strong>van</strong> 23.1.1931 is zij eind augustus 1930<br />
teruggekeerd naar Polen. Op 18.11.1930 doet zij een aanvraag voor onbepaald verblijf.<br />
472 Danuta Karfiol huwt op 30.12.1947 of 1.7.1942 met de Poolse (later Israelische/Amerikaanse) geneesheer-tandarts Henryk (Henry)<br />
Zawadski (Diamant) (°Przemysl, Polen 3.8.1920) , zoon <strong>van</strong> Isak Zawadski (Diamant) (°Bircza, Polen, 1882- vóór 23.11.1959) en Lea<br />
(Laura) Adler (°Czernilawa, Polen, 1884- vóór 23.11.1959). Haar <strong>verhaal</strong> is een heel bijzonder <strong>verhaal</strong>. We kwamen het eerst op het spoor<br />
in D.H. JONES, Moral Responsability in the Holocaust, p. 218-219. “Only seventeen years old when she first became involved in rescue,<br />
Stefania Podgorska Burzminska worked in a grocery store owned by a Jewish family named Diamant in the Polish city of Przemysl…<br />
When Mr. And Mrs. Diamant were deported, Stefania decided to do everything she could to save three of their sons who were left (a<br />
fourth son had been sent earlier to the Lvov labor camp)… Stefania’s first attempt at rescue failed when the diamante son she was<br />
?<br />
?
X<br />
1.7.1942?<br />
Henryk Diamant (later<br />
Zawadski)<br />
Tandarts-tandtechnicus op<br />
24.5.1946<br />
2.2 Charlotte (Szmor) (Szyja)<br />
(Szwa) Grunspan<br />
130<br />
3.8.1920 Przemysl (Polen)/Poolse - ? ?<br />
5.10.1904<br />
16.8.1926 uit<br />
Mosciska (Polen)/ Poolse<br />
Jacobsstraat 39 Antwerpen op<br />
- 2.2.1981 California<br />
supposed to escort to safety was shot by a policeman as he left the ghetto. The other two sons managed to escape on their own later, and<br />
she took them in when they came to her for help. Word got back to the ghetto that she was hiding Jews, so she found herself being both<br />
cajoled and blackmailed into accepting first another family, and then another individual Jew, and another, until she was hiding a total of<br />
thirteen people. These fugitives, together with a younger sister, lived in a small cottage that used to belong to Jews before the ghetto was<br />
established. Years later, Stefania would express her belief that she had found the cottage by heeding an inner voice that gave her<br />
instructions. She did not consider herself particularly religious at the time, but she came convinced that she had been helped by a genuine<br />
miracle. Joseph, one of the Diamant sons, with the help of others, built a false wall in the attic of the cottage so that the jews could be<br />
hidden if there was a raid… Stefania kept her self-control and succeeded in saving all thirteen of the Jews. Nevertheless, at least two<br />
thousand Polish rescuers were put to death by the Germans.” Jones haalde het <strong>verhaal</strong> uit E. FOGELMAN, Conscience & Courage. Rescuers<br />
of Jews during the Holocaust, New York-London-Toronto-Sydney-Auckland, Anchor Books Doubleday, 1994, p. 87-104. We selecteren<br />
enkel de passages i.v.m. de Danuta...: “Their first crisis occurred when Joseph returned from a trip to the ghetto with Danuta, a young<br />
Jewish woman who was engaged to his youngest brother. Danuta was discovered in Stefania’s room by the other occupant of the building.<br />
With an aplomb that surprised her, Stefania told the other woman that Danuta had come to her for advice about an abortion… Caring for<br />
the Jews left in the ghetto became a full-time job for Danuta and Joseph… The three held a strategy meeting late one night. Joseph’s<br />
youngest brother, Henek [Henryk Diamant], whom he had not seen since they jumped from the train, was back in the ghetto – he could not<br />
survive on the streets, and he had nowhere else to go – and there were other friends there who had heard about the kind Polish girl and her<br />
little sister who had taken in Joseph and Danuta. But they could not possibly hide all these jews from the other occupant of the building.<br />
Stefania had to find a new place to live, and Joseph suggested she look in the now deserted Jewish neighbourhoods… Little Helena rolled<br />
around the floor for joy when she saw the size of the place, and Joseph and Danuta danced in the attic. They quickly pulled Henek, a<br />
neighbour, and two children out of the ghetto – and all of a sudden, seventeen-year-old Stefania and seven-year-old Helena were hiding<br />
Jews with two more in the way… One day Stefania received a letter delivered by two street urchins, who demanded that Stefania read it,<br />
sign it, and return it to them so they could be paid. The letter was from a Jewish woman in the ghetto; it named all the people she had in<br />
hiding and threatened to tell the Gestapo everything unless Stefania took in the author of the letter and her children… Thirteen people, and<br />
their children and grandchildren, are alive today because a teenager ignored the fact that she would be killed for harbouring Jews; thirteen<br />
men, women, and children are alive today because a teenager believed in miracles.” Ook de rest <strong>van</strong> het <strong>verhaal</strong> is verbazingwekkend,<br />
maar het is teveel om hier allemaal na te vertellen.<br />
473 Danuta zal later de Israelitische nationaliteit krijgen.<br />
474 Diana en Henryk verblijven er op het adres <strong>van</strong> Henryk Zawadski Lompy 6/11 te Bytom in Polen.<br />
475 Leon Lachter schrijft op 26 juni 1946 een brief <strong>van</strong>uit de Lamorinièrestraat 169 Antwerpen [het adres <strong>van</strong> zijn schoonmoeder Debora<br />
Thaler] aan de Administratie <strong>van</strong> de Vreemdelingenpolitie een brief. “Op 14 juni werd door bemiddeling <strong>van</strong> het Joodsch Comité voor<br />
oorlogs<strong>slachtoffers</strong> de “HISO”, Lange Leemstraat 155 te Antwerpen, een verzoek tot U gericht om een tijdelijk verblijf in België toe te<br />
staan aan Mevr. Diana Diamant, geboren Karfiol dd 9/2/1925 te Krakau, alsmede haar echtgenoot de Heer Henryk Diamant, geboren<br />
8/8/1920 te Przemysl, verblijvende aan het adres <strong>van</strong> Henryk Zawadski, Bytom, Lompy 6/11 p. Polska. Ik ben Amerikaan <strong>van</strong> nationaliteit<br />
en woon in de Vereenigde staten; De affidavits, die de bovengenoemde personen noodig hebben om naar de Ver. Staten te kunnen<br />
emigreeren, zijn door mij uitgemaakt en <strong>van</strong> hun zijde de aanvragen voor emigratie reeds gedaan. Het doel <strong>van</strong> het verzoek tot tijdelijke<br />
toelating in België is het echtpaar Diamant-Karfiol hier de gelegenheid te geven het oogenblik <strong>van</strong> hun emigratie af te wachten, daar hun<br />
leven in Polen in dagelijks gevaar is. Nu is het hun gelukt is gered te worden, wil ik alles doen wat het mogelijk is om hun leven verder in<br />
veiligheid te stellen en daartoe is een spoedig vertrek uit Polen naar België dringend noodzakelijk. Te Uwer orienteering voeg ik een copie<br />
<strong>van</strong> den brief <strong>van</strong> het Joodsche Comité hierbij en zult U daaruit zien, dat de grootmoeder Mme Debora Thaler-Karfiol [dit moet Grunspan-<br />
Thaler zijn], wonende Lamorinièrestraat 169, bereid is en ertoe in staat het echtpaar in kwestie te haren laste te nemen gedurende hun<br />
transitair verblijf in België. Mevr. Thaler heeft een copie <strong>van</strong> de notarieele acte, die [op 30 april 1946] <strong>van</strong> haar verklaring werd<br />
opgemaakt, bij het schrijven <strong>van</strong> 14 dezer ingesloten.”<br />
Op 14 juni 1946 schrijft de HISO (vzwd Hulp aan Joodsche Slachtoffers <strong>van</strong> den Oorlog) een brief aan de Administratie <strong>van</strong> de<br />
Vreemdelingenpolitie waarin zij de visa-aanvraag <strong>van</strong> Diana Karfiol en Henryk Diamant steunen. “De reden tot dit verzoek is dat mevr.<br />
Diamant-Karfiol kleindochter is <strong>van</strong> mevr. Debora Thaler-Karfiol [dit moet Grunspan-Thaler zijn], wonende Lamorinièrestraat 169 te<br />
Antwerpen, die sinds lange jaren te Antwerpen verblijft en houdster is <strong>van</strong> een gele vreemdelingenpas met roode streep, tengevolge <strong>van</strong> de<br />
Duitsche vervolgingen 7 harer kinderen [Sarah Ester Grunspan, Itta Grunspan en haar echtgenoot Benoit Reichman, Chajer Grunspan en<br />
haar echtgenoot Isaïas Altbaum, Lea Grunspan en Mozes Grunspan] heeft verloren door deportatie naar concentratiekampen, en thans drie<br />
minderjarige kleinkinderen [Sylvie Reichman, Renee en Rose Safir] te haren laste heeft, die zij wegens haar hoogen leeftijd en de vele<br />
doorgemaakte misère, niet naar behooren kan verzorgen. Mevr. Thaler-Karfiol bezit nog een dochter [Charlotte] in de Ver. Staten, die alle<br />
pogingen in het werk stelt om de drie minderjarige kleinkinderen naar de Verenigde Staten te doen komen, hetgeen dan ook zal<br />
geschieden. De Heer en Mevr. Diamant-Karfiol zullen eveneens naar Amerika vertrekken, doch zij wenschen voor zoolang het mogelijk is<br />
hun zwaar getroffen grootmoeder in haar moeilijke taak bij te staan en tezamen met de drie minderjarige kinderen naar de Ver. Staten te<br />
vertrekken.<br />
Mevr. Thaler-Karfiol is ons bekend als een zeer fatsoenlijke dame, die financieel in staat is voor het echtpaar Diamant-Karfiol te zorgen<br />
gedurende hun transitair verblijf in België…”
X<br />
9.7.1926<br />
Krakau<br />
zonder op 27.9.1926; op<br />
28.1.1927, op 21.5.1940.<br />
Leon (Lobl) (Löbel) Lachter<br />
of Leichter 476<br />
student op 19.9.1920<br />
boekhouder op 17.3.1921<br />
opnieuw student op 23.2.1926<br />
diamantbewerker, werkend<br />
voor eigen rekening, op<br />
27.9.1926, op 3.1.1928<br />
diamantkliever op 2.2.1928<br />
diamantslijper op 21.12.1929<br />
diamantkliever op 10.2.1937<br />
négocient in diamants op<br />
1.12.1958<br />
Krakau 27.6.1926<br />
10.3.1902/<br />
16.9.1920 uit<br />
Krakau en<br />
nog eens<br />
opnieuw op<br />
6.2.1925<br />
nog eens<br />
opnieuw op<br />
16.9.1958.<br />
Krakau (Polen)/ Poolse<br />
Kleparz 4 Krakau<br />
Terliststraat 49 Antwerpen <strong>van</strong><br />
16.9.1920 tot april 1921<br />
Stierstraat 13 Antwerpen <strong>van</strong><br />
6.2.1925, op 23.2.1926<br />
Jacobsstraat 39 Antwerpen op<br />
27.6.1926<br />
Van den Nestlei 20 <strong>van</strong> 16.8.1926<br />
tot 16.11.1929<br />
Diksmuidelaan 61 Berchem <strong>van</strong><br />
16.11.1929 tot 4.1.1937<br />
Mercatorstraat 48 Antwerpen <strong>van</strong><br />
4.1.1937 tot 1938<br />
New York (VSA) <strong>van</strong> 1938 477 Op<br />
19.4.1940 worden zij uitgeschreven<br />
in Antwerpen.<br />
* Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />
zeker in juni-juli 1946 is Leon<br />
Lachter immers bij zijn<br />
schoonmoeder. Want hij krijgt daar<br />
bericht dat de aanvraag voor een<br />
visum <strong>van</strong> zijn nichtje Djana<br />
Karfiol en haar echtgenoot Henryk<br />
Diamant is geweigerd.<br />
S. Rexford Drive 1128 Los Angeles<br />
(USA) op 1.12.1958 478<br />
Mechelsesteenweg 200 <strong>van</strong><br />
1.12.1958 tot 22.5.1959 (Dit is het<br />
adres <strong>van</strong> Eisig Safir)<br />
*Op 17.3.1921 is hij boekhouder in<br />
de Lange Kievitstraat 95<br />
* Brief <strong>van</strong> 3.3.1925 aan de<br />
gouverneur om toelating te vragen<br />
om langer in België te blijven om<br />
les te volgen aan het “Institut<br />
Supérieure de Commerce” of<br />
Hooger Handelsgesticht te<br />
Antwerpen 479<br />
2.2.1 Jacques (Jack) Lachter 29.12.1927 Antwerpen -<br />
131<br />
- 13.10.1983 California<br />
476 Ouders: Szlamy of Schlama Leichter (° Zawichost, Polen, 1878) en Jetty Grunfeld (°Krakau, Polen, 1880) op 23.2.1926 nog beiden in<br />
Krakau wonend. Op 1.12.1958 blijken zij beiden overleden te zijn.<br />
477 Op 19.4.1940 worden zij uitgeschreven in Antwerpen.<br />
478 In 1954, 1955 en 1956 en 1958 komt Leon Lachter naar België (met 600 Amerikaanse dollars) en verblijft er (zonder huur te betalen)<br />
<strong>van</strong> 16.9.1958 tot 1.12.1958 op een bemeubelde tot bij zijn schoonbroer Eisig Safir. Op 3.12.1958 probeert hij zijn verblijf in België nog<br />
met zes maanden te verlengen. “Actuellement il est venu à Anvers pour acheter des diamants pour l’exportation en Amérique… Afin de<br />
poursuivre ses affaires, de prendre des contacts et d’envisager éventuellement la possibilité de venir se réinstaller en Belgique…» Op<br />
15.12.1958 krijgt hij bericht dat hij wordt ingeschreven in het vreemdelingenregister en dat hij tot 13.6.1959 mag blijven.<br />
479 <strong>Een</strong> verslag <strong>van</strong> 29.4.1925 <strong>van</strong> de Antwerpse politie aan de Openbare Veiligheid vermeldt: “Hij bekwaamt zich in talenkennis om in<br />
October e.k. de lessen te kunnen volgen <strong>van</strong> het Hoger Handelsgesticht;hij bezit eenig geld en wordt verder ondersteund door familieleden<br />
alhier verblijvende.” Wellicht gaat het hier om J. Leuchter die op 3.3.1925 in de Terliststraat 49 woont.
2.2.2 Lilly Lachter 12.5.1931 Antwerpen -<br />
2.3 Sarah Esther (Erna)<br />
Grunspan 480 /<br />
X<br />
1.7.1930<br />
Antwerpen<br />
zonder beroep (op 7.7.1930;<br />
2.1.1935)<br />
Eisig Safir 481<br />
Figuur 92 Eisig Safir,<br />
2.8.1945 kort na zijn<br />
bevrijding uit het<br />
concentratiekamp<br />
koopman in solden (op<br />
27.7.1927)<br />
handelaar in diamantpoeder<br />
(op 25.8.1927)<br />
koopman (op 7.10.1927)<br />
diamantkliever (op 7.7.1930;<br />
25.7.1930; 5.9.1930;<br />
3.12.1934)<br />
diamantbewerker (op<br />
2.8.1945 482 )<br />
koopman op 1.12.1958<br />
2.3.1 Renée Safir<br />
8.3.1906/<br />
28.6.1928<br />
(uit Krakau)<br />
9.3.1901/<br />
27.7.1927 483<br />
(uit Krakau)<br />
Mosciska (Polen)/ Poolse<br />
Filipastrasse 13 Krakau<br />
Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />
Krystynopol (Polen)/Poolse<br />
Philipstraat 13 Krakau tot<br />
27.7.1927<br />
Boomgaardstraat 312 Berchem<br />
<strong>van</strong>af 27.7.1927 zeker tot<br />
13.9.1927<br />
Dixmuidelaan 19 Berchem <strong>van</strong><br />
19.7.1930<br />
Dixmuidelaan 45 Berchem <strong>van</strong><br />
25.7.1930 tot 30.11.1934<br />
Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />
<strong>van</strong> 30.11.1934 tot 9.7.1946<br />
Belgiëlei 93, 5e verdieping,<br />
Antwerpen (op 1.12.1958)<br />
30.5.1931 Antwerpen/Poolse<br />
Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />
op 9.7.1946<br />
2.3.2 Rose Safir 5.3.1939 Antwerpen -<br />
29.9.1942/<br />
XII/324<br />
29.9.1942/<br />
XII/323<br />
10.10.1942/<br />
na<br />
12.10.1942<br />
(werd in<br />
Kozel nog<br />
geselecteerd<br />
voor te<br />
werken.)<br />
10.10.1942/<br />
1990<br />
480<br />
Zij krijgt op 8.6.1928 in Krakau een visum voor België. Op een “Formulaire de renseignements”, een soort verzamelstaat <strong>van</strong><br />
24.8.1949 staat “partie le 10.10.42 vers valides: Gare de Kozel, de là à Gogolin (camps de passage) et puis camps de travail.» (DO,<br />
Dossier Grunspan, Sara Esther)<br />
481<br />
Zijn vader Josua (Osias) Safir (°Dembitza Polen, 1882) en zijn moeder Rosa Chajes (°Kristinopol Polen, 1882) leven allebei nog in<br />
Dembitza Polen op 25.7.1930.<br />
482<br />
Op 2.8.1945 oefent hij zijn beroep nog niet uit, en “leeft <strong>van</strong> ondersteuning <strong>van</strong> het Joodsch komiteit”. Op 9.5.1947 krijgt hij <strong>van</strong> de<br />
raad <strong>van</strong> Economisch Onderzoek inzake Vreemdelingen een gunstig advies voor een beroepskaart voor het uitoefenen <strong>van</strong> het beroep <strong>van</strong><br />
diamantklover (eigenwerkmaker), o.a. “aangezien aanvrager <strong>van</strong> morele en sociale waarde getuigt, dat hij over voldoende kapitaal en<br />
vakkennis beschikt”.<br />
483<br />
Ondanks het feit dat Eisig duidelijk maakt dat hij voor onbepaalde tijd in België wil blijven, krijgt hij op 27.7.1927 een visum voor<br />
slechts een maand “non prorogeable” met een verbod om hier te werken. Toch vraagt Eisig, eenmaal hier, onmiddellijk op 9.8.1927 een<br />
visum aan voor onbepaald verblijf; hetgeen hem op 31.8.1927 wordt verleend.<br />
-<br />
132<br />
Auschwitz<br />
?
2.4 Itta Grunspan 484 1.6.1907 Mosciska (Polen) 12.9.1942/<br />
X/416<br />
X<br />
Benjamin (Benoit) (Benno) 29.9.1908 Satu Mare (Roemenië) 12.9.1942/<br />
21.6.1938<br />
Antwerpen<br />
Reichman<br />
X/722<br />
2.4.1=<br />
1.3.1<br />
Sylvie Reichman 1.11.1939 Antwerpen -<br />
2.5 Chajer (Chaja-Syma) 12.11.1908/ Mosciska (Polen)/ Poolse, later<br />
(Hella) Grunspan/<br />
28.6.1928 uit Belgische door huwelijk<br />
Krakau Filippastrasse 13 te Krakau<br />
Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />
op 24.4.1939<br />
Van Luppenstraat 10 Antwerpen op<br />
24.3.41<br />
C[o]uperusstraat 10 Antwerpen op<br />
27.12.41<br />
Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />
op 28.8.42<br />
* werd op 12.12.1940 ingeschreven<br />
in het jodenregister 485<br />
4.9.1943 486<br />
XXIIB/563<br />
X<br />
2.6.1939<br />
Antwerpen<br />
zonder op 30.7.1928<br />
diamantarbeidster<br />
diamantsnijdster op 2.6.1939<br />
Isaïas Altbaum 487 /<br />
diamantarbeider<br />
diamantsnijder op 10.8.1937<br />
diamantbewerker op 2.6.1939<br />
1.9.1912 Antwerpen/ Belgische (<strong>van</strong>af<br />
13.2.1930)<br />
Lange Herenthalsstraat 61<br />
Antwerpen op 10.8.1937<br />
Jacob Jordaensstraet 18 Antwerpen<br />
op 24.4.1939<br />
Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />
op 1-3-1941<br />
Van Luppenstraat 10 Antwerpen<br />
op 1-3-41<br />
C[o]uperusstraat 10 Antwerpen<br />
op 29-12-41<br />
Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />
op 2-9-42<br />
*Vervulde in 1932 zijn militaire<br />
dienstplicht bij het 3 e regiment<br />
lansiers.<br />
Hij wordt in Auschwitz<br />
geselecteerd, krijgt het nummer<br />
172.298 488 . Verblijft <strong>van</strong> 26.1.1944<br />
tot 1.2.1944 en <strong>van</strong> 12.4.1944 tot<br />
27.4.1944 in het<br />
Häftlingskrankenbau Monowitz in<br />
Auschwitz<br />
12.3.1943 489 /<br />
XXIII/200<br />
15.9.1942/<br />
17.9.1942<br />
15.9.1942/<br />
17.9.1942<br />
20.9.1943/<br />
22.9.1943<br />
15.1.1944/<br />
27.4.1944<br />
484<br />
Voor de informatie met betrekking tot Itta Grunspan, Benoit Reichman en Sylvie Reichman, zie bij Reichman, Benoit.<br />
485<br />
DO, Dossier Isaias Altbaum.<br />
486<br />
Jozef Altbaum overleefde de oorlog, en dient in 1958 hij een aanvraag in tot het verkrijgen <strong>van</strong> de titel <strong>van</strong> rechtverkrijgende <strong>van</strong><br />
politieke ge<strong>van</strong>gene [i.c. zijn schoonzuster Chaja-Syma Grunspan] en <strong>van</strong> de buitengewone vergoeding die daaraan gekoppeld is, die hem<br />
geweigerd wordt omdat Jozef slechts de schoonbroeder <strong>van</strong> de overledene is. Uit de motivering <strong>van</strong> de beslissing <strong>van</strong> de Eerste<br />
Nederlandse Kamer <strong>van</strong> de Aanvaardingscommissie <strong>van</strong> Brussel voor het Statuut <strong>van</strong> de Politieke Ge<strong>van</strong>genen en hun Rechtverkrijgenden<br />
blijkt dat Chaja-Syma: “aangehouden werd te Antwerpen, op 4.9.1943 om racistische redenen, zodat zij niet voldoet aan de<br />
voorwaarden… tot het bekomen <strong>van</strong> de titel <strong>van</strong> politiek ge<strong>van</strong>gene; werd ge<strong>van</strong>gen gezet of geïnterneerd <strong>van</strong> 4.9.1943 tot 20.9.1943. Zij<br />
heeft postuum geen recht op de titel <strong>van</strong> Politieke Ge<strong>van</strong>gene, doch wel op de hoedanigheid <strong>van</strong> gerechtigde op het statuut.” (DO, Dossier<br />
Isaias Altbaum, 11.7.1958)<br />
487<br />
De vader <strong>van</strong> Isaïas, Salma Aba Altbaum (°Pintchoff, Rusland, 27.10.1887), leurder <strong>van</strong> beroep, zal op het IVe transport worden gezet<br />
met nr. 604. Zijn vrouw Sore Riwe Pertz (°Dvinsk, Rusland, 27.10.1882) niet. Zij is op dat ogenblik wellicht al overleden. Op 2.6.1939<br />
was zij nog in leven. Op 29.7.1937 vraagt de Openbare Veiligheid in een vertrouwelijke nota aan de politie <strong>van</strong> Antwerpen en aan de<br />
rijkswacht om op zeer discrete wijze inlichtingen in te winnen aangaande Izarias Altbaum, die lid <strong>van</strong> de communistische inrichting<br />
“’Prokor’ zou zijn. Op 10.8.1937 schrijft de rijkswacht in haar verslag: “Belanghebbende is socialist, maakt deel uit <strong>van</strong> de Joodsche<br />
Arbeiders Vereening, volgens bekomen inlichtingen zou hij eens aanwezig zijn geweest op een vergadering <strong>van</strong> “prokor” zonder er<br />
nochtans lid <strong>van</strong> te zijn. Hij zou deze vereeniging nooit gesteund hebben. Zijn aanwezigheid op deze vergadering zou alleen uit<br />
belangstelling geweest zijn. Hij is <strong>van</strong> goed gedrag en door de leden <strong>van</strong> de rijkswacht nooit opgemerkt op politieke vergaderingen <strong>van</strong><br />
omtewerpenden (?) aard.”<br />
“Altbaum Isaias…. a été mis au travail forcé dans le nord de la France (O.T.). Il figure sur les listes de salaires (établis par quinzaines) de<br />
la firme ‘Max Pruh » du 12.7.42 au 17.10.42, et de la firme « Julius Berger » du 1.11.42 au 12.12.42. Source : Documents originaux de la<br />
Banque de Paris et des Pays-Bas. (DO, Dossier Isaias Altbaum, 20.10.1960)<br />
488<br />
DO, Dossier Isaias Altbaum. Op een inlichtingsblad <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Volksgezondheid en <strong>van</strong> het Gezin staat : “D’après les<br />
documents originaux du camp d’Auschwitz et les témoignages de prisonniers rapatriés, il apparaît que la série des n°s matricule de<br />
172.296 à 172.345 a été attribué aux déportés (hommes) par le convoi XXIII..» Als bron en referentie wordt opgegeven : Registre original<br />
du Krankenbau Monowitz.(DO, Dossier Isaias Altbaum)<br />
489<br />
DO, Dossier Isaias Altbaum. Na een maand in voorhechtenis te hebben gezeten, staat in een “Strafverfügung und Haftbefehl” <strong>van</strong><br />
19.4.1943 te lezen dat Isaias Altbaum tot 6 maanden wordt veroordeeld wegens “Urkundenfälschung” en wordt als volgt gemotiveerd:<br />
133<br />
Auschwitz<br />
Auschwitz<br />
Auschwitz<br />
Auschwitz-<br />
Birkenau
2.5.1 Jacques Sylvain Altbaum 490 20.2.1943 Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />
op 2-9-42<br />
2.6 Lea (Lina) Grunspan 10.4.1910/<br />
28.6.1928<br />
(uit<br />
Krakau 491 Mosciska (Polen)/ Poolse<br />
Filippastrasse 13 Krakau<br />
* Zij laat zich inschrijven in het<br />
) jodenregister: nr. 2631 of 2651(?)<br />
Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />
(op 30.6.1928 en zeker tot<br />
2.10.1941)<br />
zonder (op 30.7.1928;<br />
2.10.1941)<br />
2.7 Isaak (Edek) Grunspan/<br />
diamantarbeider/<br />
diamantkliever op 25.9.1941<br />
2.8 Mozes (Monek) Pinkas<br />
Grunspan 493<br />
zonder op 30.7.1928<br />
diamantkliever op<br />
9.10.1941 494<br />
30.11.1911/<br />
28.6.1928<br />
3.5.1915/<br />
28.6.1928 495<br />
Mosciska (Polen)/ Poolse<br />
Filippastrasse 13 Krakau<br />
Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />
* Hij laat zich inschrijven in het<br />
jodenregister: nr. 1652<br />
Met een “Bericht <strong>van</strong> vertrek” <strong>van</strong><br />
7.5.1942 wordt hij <strong>van</strong>af<br />
17.12.1941 geschrapt uit het<br />
bevolkingsregister <strong>van</strong> Antwerpen.<br />
Men stelt blijkbaar vast dat hij uit<br />
de Parochiaanstraat 1 vertrokken is<br />
zonder een nieuw adres op te<br />
geven.<br />
Praag (Tjechoslowakije)/ Poolse<br />
Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />
<strong>van</strong>af 30.7.1928<br />
* Op 5.12.1933 krijgt hij (net zoals<br />
zijn zuster Itta) een boete <strong>van</strong><br />
5,60fr <strong>van</strong> de Brugse politie voor<br />
zeebaden<br />
* Is (op 9.10.1941) ingeschreven in<br />
het jodenregister, maar de nummer<br />
staat er niet bij vermeld<br />
4.9.1943<br />
XXIIB/564<br />
21.8.1942/<br />
V/949<br />
20.9.1943/<br />
22.9.1943<br />
25.8.1942<br />
27.8.1942<br />
134<br />
Auschwitz<br />
Auschwitz<br />
- 1950 New<br />
York 492<br />
28.10.1942/<br />
XVI/490<br />
31.10.1942/<br />
3.11.1942<br />
“Der Bestrafte ist am 7.12.1942 aus dem Lager Israel I bei Dannes, das der Organisation Todt zum Arbeitseinsatz zur Verfügung steht,<br />
geflüchtet und lernte auf seiner Flucht nach Antwerpen einen unbekannten Belgier kennen, der ihm die Identitätskarte des Jan Henri<br />
Pauwels Nr. A 39303, ausgestellt in Antwerpen, am 7.7.1942 für einen Preis von 1.000 .- bfrs. verkaufte. Diese Identitätskarte hatte der<br />
vorgenannte Pauwels kurz vorher verloren. Der Bestrafte verfälschte diese Identitätskarte indem er das Geburtsjahr auf 1912 abänderte,<br />
und sein Lichtbild einklebte. Bei seiner am 12.3.1943 erfolgten Festnahme versuchte er sich mit diesem verfälschten Papier als arischer<br />
belgische Staatsangehöriger auszugeben. Er hat somit in rechtswidriger Absicht eine auslänsiche öffentliche Urkunde (welche zum<br />
Bewesie von Rechten oder Rechtverhältnissen von Erheblichkeit ist) verfälscht und von derselben zum Zwecke einer Täuschung<br />
Gebrauch gemacht.” Isaias Altbaum heeft deze feiten bekend. (DO, Dossier Isaias Altbaum). Op 25.10.1960 wordt er een attest<br />
opgemaakt “pour servir à l’introduction d’une demande d’indemnité de réparation ». Daarin staat : « Sur base de notre documentation,<br />
nous certifions que le nommé Altbaum Isaias, né le 1.9.1912 a été arrêté le 12.3.1943 et incarcéré dans les prisons sui<strong>van</strong>tes : prison<br />
d’Anvers du 12.3.1943 au 27.4.1943 ; prison de St.Gilles du 27.4.1943 au 30.4.1943 et à la prison de Merxplas du 30.4.1943 au 18.9.1943.<br />
Il a été condamné le 19.4.1943 par le Tribunal de la Feldkommandatur 520 à Anvers, à 6 mois de prison pour faux en documente. Le<br />
18.9.1943, il a été mis à la disposition de la Sicherheitsdienst d’Anvers et réincercér à la prison de cette ville du 18.9.1943 au 30.9.1943,<br />
date de son transfert au camp de Malines, d’où il a été déporté pour le camp de concentration d’Auschwitz le 15.1.1944. Il a séjourné au<br />
« Revier » du camp de Monowitz du 26.1 au 1.2.1944 et du 12.4.1944 au 27.4.1944 (matricule : 172.298). Il est décédé en un lieu inconnu<br />
le 27.4.1944, sui<strong>van</strong>t jugement déclaratif de décès rendus à Anvers le 20.4.1956. » (DO, id.) Dat betekent dat hij op 27.4.1944 in het<br />
lazaret gestorven is, of aldaar geselecteerd werd om te worden vergast.<br />
De broer <strong>van</strong> Isaïas Altbaum is Jozef Altbaum, (°Antwerpen, 9.2.1933). Jozef overleefde de oorlog. In 1958 dient hij een aanvraag in tot<br />
het verkrijgen <strong>van</strong> de titel <strong>van</strong> rechtverkrijgende <strong>van</strong> politieke ge<strong>van</strong>gene [i.c. zijn broer, Isaias Altbaum en zijn schoonzuster Chaja-Syma<br />
Grunspan] en <strong>van</strong> de buitengewone vergoeding die daaraan gekoppeld is, die hem geweigerd wordt omdat Jozef geen deel uitmaakte <strong>van</strong><br />
het gezin <strong>van</strong> Isaias, gedurende de 5 laatste jaren voor diens overlijden. Uit de motivering <strong>van</strong> de beslissing <strong>van</strong> de Eerste Nederlandse<br />
Kamer <strong>van</strong> de Aanvaardingscommissie <strong>van</strong> Brussel voor het Statuut <strong>van</strong> de Politieke Ge<strong>van</strong>genen en hun Rechtverkrijgenden blijkt dat<br />
Isaias “werd een eerste maal aangehouden te Antwerpen, op 14.7.1942 om racistische redenen, zodat hij niet voldoet aan de<br />
voorwaarden… tot het bekomen <strong>van</strong> de titel <strong>van</strong> politiek ge<strong>van</strong>gene; werd een tweede maal aangehouden op 12.3.1943 omdat hij het<br />
concentratiekamp Dannes-Camiers ontvlucht was en tevens omdat hij zijn paspoort had vervalst om te ontkomen aan de vervolgingen <strong>van</strong><br />
de Duitsers; dat de tweede reden <strong>van</strong> aanhouding evenmin recht heeft op de titel <strong>van</strong> politieke ge<strong>van</strong>gene; werd ge<strong>van</strong>gen gehouden of<br />
geïnterneerd wegens bovenvermelde redenen te Dammes-Camiers: <strong>van</strong> 14.7.1942 tot 7.12.1942; te Antwerpen, Merksplas, Mechelen en<br />
Monowitz, <strong>van</strong> 12.3.1943 tot 27.4.1944. Hij heeft postuum geen recht op de titel <strong>van</strong> Politieke Ge<strong>van</strong>gene, doch wel op de hoedanigheid<br />
<strong>van</strong> gerechtigde op het statuut.” (DO, Dossier Isaias Altbaum, 11.7.1958).<br />
490 Niemand <strong>van</strong> de familie wist <strong>van</strong> het bestaan <strong>van</strong> dit kindje af!<br />
491 Dezelfde dag als haar zuster Sarah Esther Grunspan.<br />
492 Edek stierf aan leverkanker. E-mail <strong>van</strong> Sylvie Lednicer-Reichman <strong>van</strong> 17.7.2005.<br />
Auschwitz
1.5 JUDENTRANSPORT XX 496<br />
Boortmeerbeek, een klein Brabants dorpje langs de spoorlijn Mechelen-Leuven, in de nacht<br />
<strong>van</strong> 19 april 1943. Drie jonge mannen [de jood Youra Livschitz, de communist Jean Franklemon en<br />
student Robert Maistriau 497 ] brengen er met enkele rode lantaarns Konvooi XX, een deportatietrein<br />
naar Auschwitz tot stilstand. Als de trein stopt, volgt er een doodse stilte. “We zijn helemaal gek<br />
geworden hè”, fluistert een <strong>van</strong> de drie, en loopt naar een wagon...<br />
Figuur 93 Youra Livschitz<br />
(Marion Schreiber, Stille<br />
rebellen)<br />
Figuur 94 Jean Franklemon<br />
(Marion Schreiber, Stille<br />
rebellen)<br />
135<br />
Figuur 95 Robert Maistriau<br />
(Marion Schreiber, Stille rebellen)<br />
Meer dan tweehonderd mensen zullen uiteindelijk ontsnappen aan het gruwelijk lot dat hen<br />
wachtte aan het eind <strong>van</strong> de lijn, Auschwitz. Zelfs de drie mannen wisten destijds niet exact welke<br />
verschrikkingen de naam <strong>van</strong> het Poolse concentratiekamp later zou prijsgeven. “Dat mensen er bij<br />
honderdduizenden werden vermoord, dat konden we ons gewoon niet voorstellen”. Wat Auschwitz<br />
was? “On ne savait pas très bien”.<br />
Lang niet iedereen was zo slecht ingelicht. Al in de lente <strong>van</strong> 1941 meldde het Pools verzet<br />
aan de geallieerden dat er in de kampen massamoorden werden gepleegd en dat de omstandigheden<br />
er onmenselijk waren. In 1942 speelden ze Washington zelfs precieze cijfers door: 520.000 mensen<br />
493 Heel eigenaardig bestaat er een “Bericht <strong>van</strong> vertrek” <strong>van</strong> 20.4.1948 waarin staat dat Moses Pinkas Grunspan wordt uitgeschreven uit<br />
het bevolkingsregister <strong>van</strong> de stad Antwerpen en bij zijn nieuw adres staat “Amerika (Adres onbekend)”. Zo’n document, maar dan<br />
gedateerd op 22.4.1948 bestaat er ook <strong>van</strong> zijn vader Jecheskel Joel Grunspan. Waarschijnlijk heeft men zich verkeerdelijk laten leiden<br />
door het feit dat Dobe Grunspan-Thaler inmiddels naar de Verenigde Staten was geëmigreerd.<br />
494 Op een inlichtenstaat <strong>van</strong> 9.10.1941 staat: “ Is diamantkliever <strong>van</strong> beroep en voorziet alzoo in zyn onderhoud.”<br />
495 Op een Inlichtingenstaat <strong>van</strong> 9.3.1931 staat dat hij met zijn moeder naar België is gekomen.<br />
496 De algemene informatie komt uit DVD Judentransport XX, Eye2Eye Media Productie, 2003. We hebben<br />
ervoor gekozen om de overval op het XXste transport te behandelen bij de <strong>slachtoffers</strong>, en niet bji de redders,<br />
omdat wij zelf geen origineel onderzoek hebben gedaan naar die redders, en omdat het ons vooral te doen was<br />
om de <strong>slachtoffers</strong> die op die bewuste trein zaten. Wie echter het boek <strong>van</strong> Marion Schreiber, Stille rebellen,<br />
zou lezen, kan op basis <strong>van</strong> de daarin verzamelde informatie wel een ethische analyse maken <strong>van</strong> de drie<br />
redders. M. SCHREIBER, Stille rebellen. De overval op de 20 e deportatietrein naar Auschwitz, Amsterdam –<br />
Antwerpen, Atlas, 2001 (repr. 2002).<br />
497 Youra Livschitz werd verraden, aangehouden, gefolterd en ontsnapte uit de kelders <strong>van</strong> SS-centrale aan de<br />
Louizalaan te Brussel, probeerde samen met zijn broer Alexandre naar Engeland te vluchten maar de<br />
vluchtroute werd verraden; ze werden naar Breendonk overgebracht en Youra daar op 17 februari 1944 door<br />
een vuurpeleton geëxecuteerd, een week na zijn broer. Jean Franklemon werd door dezelfde persoon verraden<br />
en op 3 augustus 1943 gearresteerd. Ook hij werd naar Breendonk gebracht en later naar het concentratiekamp<br />
Oranienburg/Sachsenhausen gedeproteerd. Hij overleefde als bij wonder de dodenmars die de SS de nagenoeg<br />
verhongerde en totaal verzwakte kampge<strong>van</strong>genen op het laatste liet maken. Hij overleed in 1977 in de DDR.<br />
Robert Maistriau werd pas in maart 1944 gearresteerd, ook naar Breendonk gevoerd en vervolgens naar<br />
Buchenwald gedeporteerd. Hij overleefde ook nog het kampen <strong>van</strong> Dora en Harzungen en werd tenslotte in<br />
Bergen-Belsen door de Amerikanen bevrijd. In 2006 verkeerde hij weliswaar in een slechte<br />
gezondheidstoestand, maar was hij wel nog steeds in leven. Zie M. SCHREIBER, Stille rebellen, p. 260-279.
waren vergast, <strong>van</strong> de 65.000 Russische krijgsge<strong>van</strong>genen waren er nog 100 in leven. Er gebeurde<br />
niets.<br />
Niet alleen kwam er geen militaire actie, informatie over de kampen werd terzijde gelegd. De<br />
transporten naar de uitroeïngskampen waren nooit een prioriteit. Noch voor de geallieerden noch<br />
voor de Europese verzetsgroeperingen. De strijd tegen de Duitsers ging voor. Toen Robert Maistriau<br />
en zijn twee makkers bij het verzet het idee <strong>van</strong> een aanval op een konvooi lieten vallen, kregen ze te<br />
horen dat het hele plan waanzin was.<br />
Op 19 april 1943 vertrok Konvooi XX met 1631 mensen <strong>van</strong>uit de Mechelse kazerne Dossin<br />
naar Auschwitz. <strong>Een</strong> datum die in de historische annalen herinnerd wordt als de dag <strong>van</strong> de tweede<br />
opstand in het getto <strong>van</strong> Warschau, waarbij 56.000 joden werden omgebracht. Dat weten de<br />
betrokkenen niet. De verzetsgroeperingen en velen op de trein weten wel ‘dat er iets gaat gebeuren<br />
met het XXste Konvooi’ ” 498 .<br />
Na de ervaringen met konvooi nr. 19, meende het Berlijnse RSHA dat de<br />
veiligheidsmaatregelen verscherpt moesten worden: “Alle gaten waardoorheen men kon ontsnappen<br />
moesten worden gedicht. Volgens een nieuw decreet moesten <strong>van</strong>af nu ook in België alleen nog<br />
vensterloze veewagens worden voor het transport <strong>van</strong> de joden” 499 .<br />
“In de Mechelse Dossinkazerne, waar de nazi's <strong>van</strong>af 1942 de Belgische joden samenbrengen<br />
voor deportatie naar de kampen, zijn voorbereidselen getroffen voor de ontsnapping. Er is materiaal<br />
in de wagons gesmokkeld, “maar de trein reed snel, veel te snel”. Diegenen die konden ontsnappen<br />
doken onder bij de bevolking,<br />
“In totaal vluchtten 231 gedeporteerden die negentiende april 1943 voor het bereiken <strong>van</strong> de<br />
Duitse grens uit het konvooi. Drieëntwintig joden stierven bij hun vluchtpoging onder de kogelregen<br />
<strong>van</strong> de bewakingsploeg of door een ongelukkige val” 500 . Van de mensen uit ons <strong>verhaal</strong> slaagt er<br />
één in om op deze wijze te ontsnappen, nl. Igo of Israel Gross (X/1265).<br />
Figuur 96 Igo Gross, soldaat<br />
in het Oostenrijks leger, ca.<br />
1917 (Archief Edith Hönig)<br />
Figuur 97 Igo Gross, 30.11.1939 (DV)<br />
Figuur 98 Igo Gross, New<br />
York, 1958 (Archief Edith<br />
Hönig)<br />
Alle anderen, zijnde de grootvader <strong>van</strong> Sylvieke, Ludwig Reichman (XX/311) en zijn tweede<br />
echtgenote, Feiga Reichman-Glatt (XX/312), zijn dochter Myriam Grosz-Reichman (XX/454) en<br />
haar drie kinderen Paula Grosz (XX/455), Alexander Grosz (XX/455) en Anni Grosz (XX/457),<br />
Hersch Nadel (XX/1036), Sofia Bremer-Bremer (XX/1235), Karin Bremer (XX/1237) keren slagen<br />
er niet in (of durven niet) te ontsnappen en komen allemaal om in Auschwitz.<br />
Jonas Polak (XX/1235) ontsnapt niet, maar overleeft Auschwitz wel 501 .<br />
498<br />
M. SCHREIBER, Stille rebellen. p. 263.<br />
499<br />
Ibid., p. 183.<br />
500<br />
Ibid., p. 263.<br />
501<br />
Hij legt o.a. in het kader <strong>van</strong> het proces tegen Debra nog een getuigenis af over de feiten die zich bij<br />
Hendrickx hebben afgespeeld. Zie verder. (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat Generaal)<br />
136
2. DE DODEN<br />
Figuur 99 Gedenkplaat aan het station <strong>van</strong> Boortmeerbeek. Van 4.8.1942 tot 31.7.1944 deporteerden de<br />
nazi’s over deze spoorlijn 24.906 joden en 351 zigeuners <strong>van</strong> de Dossinkazerne te Mechelen naar<br />
Auschwitz. 1205 overleefden (Archief Jan Maes)<br />
Op een transportlijst <strong>van</strong> de Dossinkazerne naar Auschwitz die bewaard is gebleven vinden<br />
we de namen terug <strong>van</strong> diegenen die in de nacht <strong>van</strong> 30 op 31 januari bij Klaas Sluys werden<br />
opgepakt:<br />
1036. Nadel 25.4.98 stl. Polsteerer<br />
Hersch Neu Sandez<br />
Figuur 100 Hersch Nadel op (een fragment <strong>van</strong>) de transportlijst naar Auschwitz (JMDV)<br />
454. Grosz-Reichman 18.11.02 stl. 502 Hausfrau<br />
Maria Satu Mare<br />
455. Grosz 16.1.26 stl. Schülerin<br />
Paula Antwerpen<br />
456. Grosz 3.7.28 stl. Schüler<br />
Alexander Antwerpen<br />
457. Grosz 26.10.29 stl. Schülerin<br />
Annie Antwerpen<br />
Figuur 101 Gezin Grosz op (een fragment <strong>van</strong>) de transportlijst naar Auschwitz (JMDV)<br />
502 Stl. staat voor “Statenloss”. Ongeacht de nationaliteit moest “statenloos” worden ingevuld.<br />
137
2.1 HERSZ NADEL EN ZIJN FAMILIE 503<br />
Hersz Nadel werd geboren op 25 april 1898 te Neu Sandez (Polen), Polsterer (= garnierder of<br />
stoffeerder), getrouwd met Estera Neuman, staatloze <strong>van</strong> Poolse afkomst. Nadat hij eerst een tijd<br />
door Jeanne Schuyten (en collega’s) verborgen was geweest in het Stuivenbergziekenhuis, kwam hij<br />
– toen het te gevaarlijk werd – op 28 januari 1943 toe bij Klaas Sluys, waar hij drie dagen later zou<br />
worden gearresteerd. Pas op 5 maart 1943 wordt hij naar Mechelen overgebracht 504 . Hij werd op 19<br />
april 1943 met het XXste transport onder nummer 1036 weggevoerd naar Auschwitz. Waarschijnlijk<br />
werd hij daar onmiddellijk bij aankomst naar de gaskamers gestuurd (geen stamnummer, geen<br />
overlijdensakte). Hersz Nadel was getrouwd met Estera Neuman (°Chechanow, Polen, 31.3.1894).<br />
Zij bezat de Poolse nationaliteit, totdat de nazi's haar als statenloos beschouwden. In de loop <strong>van</strong> het<br />
jaar 1939 is zij <strong>van</strong> Duitsland naar België gekomen. Ze had zich in Antwerpen gevestigd.<br />
Haar opeenvolgende adressen zijn<br />
- Antwerpen, Wipstraat, 30<br />
- Antwerpen, Rolwagenstraat, 8 <strong>van</strong>af 10.4.1941 [na terugkeer <strong>van</strong> de deportatie naar Limburg]<br />
- Antwerpen, Provinciestraat, 226, <strong>van</strong>af 23.6.1941<br />
- Antwerpen, Provinciestraat, 125, <strong>van</strong>af 2.4.1942.<br />
Ze werd in het Jodenregister op 17 december 1940 ingeschreven. Klaarblijkelijk werd zij<br />
samen met haar zoon Manfred tijdens de eerste grote Antwerpse razzia in de nacht <strong>van</strong> 15 op 16<br />
augustus 1942 <strong>van</strong> haar bed gelicht. Zij werd dan naar het SS-Sammellager für Juden gebracht en op<br />
de deportatielijst <strong>van</strong> het vierde konvooi geregistreerd onder het nummer 695. Zij werd op 18<br />
augustus 1942 naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd. Er bestaat ook geen overlijdensakte te<br />
Auschwitz op haar naam. Wij veronderstellen dus dat zij onmiddellijk na haar aankomst vergast<br />
werd, maar wij kunnen het niet met zekerheid bevestigen. (JMDV)<br />
We hebben net zoals met de familieleden <strong>van</strong> Edith Hönig het dossier <strong>van</strong> Nadel Hersz<br />
volledig samengevat. Het is een heel trieste geschiedenis. Zo had Hersz Nadel al ge<strong>van</strong>gen gezeten<br />
in het concentratiekamp <strong>van</strong> Dachau, en heeft hij hemel en aarde moeten bewegen om niet door de<br />
Belgische autoriteiten terug over de grens met Duitsland gezet te worden. Hij had immers geen<br />
geldige papieren. Hij was al zolang uit Polen weg en hij woonde al zolang in Duitsland, dat de Polen<br />
hem niet meer als Pool beschouwden en hem dus ook geen papieren wilden geven om daarmee naar<br />
de Verenigde Staten te kunnen emigreren.<br />
Maar dankzij dit dossier ontdekten we ook dat er een zoon, Max Nadel de oorlog had<br />
overleefd. Hijzelf was inmiddels overleden, maar zijn echtgenote Hana Gnasic leeft nog wel. Ik<br />
vond haar met de hulp <strong>van</strong> de Israëlische Ambassade in Brussel terug. Zij en haar overleden<br />
echtgenoot hebben altijd gedacht dat Hersz Nadel was opgepakt in het Stuivenbergziekenhuis. Voor<br />
haar maakte het een wereld <strong>van</strong> verschil te weten dat er nog mensen als Jeanne, Klaas en Julia zijn<br />
geweest die haar schoonvader hebben geprobeerd te redden. Zij hebben altijd gedacht dat Hersz<br />
Nadel in het Stuivenbergziekenhuis was opgepakt. Haar dochter Ilana, die lesgeeft aan lagere<br />
schoolkinderen, mailde mij hetvolgende: “I'll have to tell you that I came back to school - the first<br />
thing in the morning I told my children about you, and the entire story. They set on the<br />
chair=silencely, ataintoindly, and listened to my amazing story” 505 .<br />
Hana Gnasic heeft – als joodse – de oorlog overleefd door te werken voor mevrouw Korner-<br />
Degrelle, een zuster <strong>van</strong> de Waalse SS-Obersturmbannführer bij de Waffen-SS Léon Degrelle.<br />
Wanneer mijnheer Korner ontdekte dat zij joods was, heeft hij haar niet aangegven. Integendeel, ze<br />
slaagde er zelfs in haar moeder door de familie Korner te laten aanwerven als keukenhulp 506 . Haar<br />
vader, Elias Gnazik (XX/1146), is eveneens een <strong>van</strong> die moedigen die uit de rijdende trein <strong>van</strong> het<br />
XXe transport sprongen om te ontsnappen en die op die wijze de oorlog overleefden.<br />
503 <strong>Een</strong> deel <strong>van</strong> de informatie is afkomstig <strong>van</strong> het JMDV te Mechelen.<br />
504 Nadel zal ondervraagd zijn geweest om uit te vissen waar hij al die tijd zat ondergedoken. Hij heeft<br />
blijkbaar niets gelost, want Jeanne Schuyten bijvoorbeeld komt niet in de problemen.<br />
505 E-mail <strong>van</strong> Ilana Borsuk-Nadel <strong>van</strong> 28.10.2005.<br />
506 Telefonisch gesprek met Hanna Gnasic <strong>van</strong> 24.10.2005; E-mail <strong>van</strong> Ilana Borsuk-Nadel <strong>van</strong> 14.11.2005.<br />
138
Datum <strong>van</strong><br />
het feit<br />
Aard <strong>van</strong> het Document en rele<strong>van</strong>te informatie Archief en<br />
datum<br />
Hersz (Herman) Nadel 507 , (°Neu-Sandez of Novesoncz, Polen,<br />
25.4.1898-†Auschwitz, 22.4.1943), Poolse nationaliteit,<br />
Garnierder op 30.11.1941<br />
X mei 1927 te Berlijn<br />
Estera Neumann (°Cieszanow of Chechanow, Polen, 31.3.1894-<br />
†Auschwitz, 20.8.1942), Poolse nationaliteit, zonder beroep op<br />
30.11.1941<br />
Zoon: Max Nadel 508 (°Berlijn, Duitsland, 15.4.1924-†Ramat-<br />
Gan, Israel, 19.2.2003) Poolse nationaliteit, kleermakerleerling<br />
op 18.7.1941, tailleur op 29.6.1942, app. culture maraichere op<br />
24.3.1945<br />
Zoon: Manfred Nadel (°Berlijn, Duitsland, 20.7.1925-<br />
†Auschwitz, ?) Poolse nationaliteit, zonder beroep op 24.7.1942<br />
Figuur 102 Hersz Nadel,<br />
30.11.1939 (DV)<br />
Figuur 104 Max Nadel,<br />
30.11.1939 (DV)<br />
Figuur 103 Estera Neumann,<br />
15.3.1939 (DV)<br />
Figuur 105 Manfred Nadel,<br />
7.9.1940 (DV)<br />
document<br />
507 Hersz Nadel is de zoon <strong>van</strong> Mendel Nadel (°Neu-Sandez of Novesoncz, Polen-†Neu-Sandez, Polen,1931)<br />
en <strong>van</strong> Lea Lux (°Neu-Sandez of Novesoncz, Polen-†Neu-Sandez, Polen, 1931)<br />
508 Max Nadel huwt op 8.8.1945 in Brussel met Hanna Gnazic (°Gelsenkirchen, Duitsland, 28.4.1924)<br />
“tailleuse” met de Poolse nationaliteit. Zij is de dochter <strong>van</strong> Elias Gnazik (°Kalisz, Polen, 25.4.1895)<br />
kleermaker, en Chava Ehrlich (Kalich, Polen, 14.2.1898). Na de Eerste Wereldoorlog verhuisden zij naar<br />
Duitsland. In 1928 kwamen zij in België toe. Elias werd op 12.3.1943 in de Dossinkazerne geïnterneerd met<br />
het nummer 1146 (JMDV) en was een <strong>van</strong> diegenen die op 19.4.1943 <strong>van</strong> de trein <strong>van</strong> het XXste transport<br />
naar Auschwitz kon springen. Hij zat dus op hetzelfde transport als Max’ vader, Hersz Nadel, met nummer<br />
1036. Hij werd nadien niet meer gearresteerd. Vader, moeder en dochter overleefden alledrie de oorlog. Hanna<br />
werkte tijdens de oorlog bij mevrouw Korner, de zuster <strong>van</strong> Leon Degrelle. Toen zij te weten kwam dat Hanna<br />
joodse was, heeft ze haar niet aangegeven. E-mail <strong>van</strong> Ilana Borsuk-Nadel <strong>van</strong> 14.11.2005. Max is inmiddels<br />
overleden, maar Hanna leeft nog. Na hun huwelijk emigreerden zij in september 1945 naar “Palestina”. Ze<br />
kregen twee dochters, Esther (Tiberiade, Israel, 7.8.1946) en Ilana (Petach-Tivka, Israel, 8.8.1955). Beiden<br />
zijn gehuwd.<br />
139<br />
Nr.<br />
foto
7.3.1939 Hersz, Estera en Manfred komen samen België binnen. DV, NH &<br />
EN,<br />
8.3.1939 Hersz stuurt een getypte brief aan de Minister <strong>van</strong> Justitie:<br />
Je, soussigné Nadel Hersch, ainsi que ma femme Neumann<br />
Estera et mon enfant Nadel Manfred, réfugiés allemands, me<br />
permets par la présente de vous demander la permission de<br />
séjourner provisoirement en Belgique en atttendant notre<br />
émigration en USA.<br />
Ayant habité à Berlin depuis 20 ans, j’ai été expylsé de<br />
l’Allemagne comme étranger. Les autorités polonaises ont<br />
refusé mon entrée en Pologne prétendant que je suis devenu<br />
apatride. Pour échapper aux persécutions de la Gestapo et<br />
au camp de concentration, j’ai dû m’enfuir et je me suis<br />
réfugié avec toute ma famille en Belgique ; J’ai déjà fait les<br />
démarches nécessaires pour obtenir le droit d’entrer en<br />
Pologne, où j’espère pouvoir attendre mon émigration<br />
définitive vers les Etats-Unis, dont j’ai l’affidavit pour ma<br />
famille et pour moi. Si les autorités polonaise me refusaient<br />
cette permission, je voudrais attendre dans le pays mon<br />
départ d’outre-mer.<br />
Je possède des moyens suffisants pour pouvoir subsister sans<br />
devoir travailler. »<br />
12.3.1939 De Openbare Veiligheid vraagt aan de Duitse Openbare<br />
Veiligheid om inlichtingen omtrent Hersz, zoon <strong>van</strong> Mendel<br />
Nadel en Lea Lux. Hij is op 7.3.1939 België binnengekomen,<br />
en geeft Berlijn, Lotheringenstrasse nr. 16 op als vorig<br />
adres.<br />
15.3.1939 Zij hebben bij aankomst geen paspoort, geen visa.<br />
Op de vraag : Is hij politiek uitgewekene, antwoordt hij: “Ja, zie<br />
bijgaand schrijven.”<br />
Woont met zijn gezin in België. Is garnierder <strong>van</strong> beroep doch<br />
oefent dit alhier niet uit. Verklaart geld te bezitten om in het<br />
onderhoud te voorzien.<br />
Hij is voornemens om tot juli of augustus in België te blijven tot<br />
zijn naar Amerika kunnen vertrekken. Zij gaan hier <strong>van</strong> hun<br />
geld leven.<br />
Belanghebbenden verklaren hun nationaliteit verloren te hebben<br />
doch kunnen hier<strong>van</strong> geen bewijzen voorleggen. Werden<br />
diensgevolgens in bezit gesteld <strong>van</strong> een reiswijzer Model B,<br />
geldig tot 10 april 1939.<br />
7.4.1939 Het Comité Anversois pour les Refugiés Juifs schrijft een<br />
brief naar de Openbare Veiligheid: “En nous référant à<br />
votre lettre du 23 mars 1939, concernant la situation des<br />
réfugiés venant d’Allemagne, d’origine polonaise mais<br />
provisoirement sans passeport valable nous nous permettons<br />
de vous écrire au sujet des personnes énumérées ci-après,<br />
qui nous prient d’intervenir pour eux auprès de vous, afin<br />
que leurs autorisations de séjour provisoire en Belgique<br />
soient prorogées pour quelque temps.”<br />
En dan volgt er een hele lijst met namen waaronder “Nadel<br />
Hersz et son épouse Neumann Estera… échéant le 10 avril<br />
1939.”<br />
“Toutes ces personnes ont fait des démarches auprès du<br />
15.3.1939<br />
DV, HN,<br />
8.3.1939<br />
DV, NH,<br />
22.3.1939<br />
DV, NH,<br />
EN,<br />
15.3.1939<br />
DV, NH,<br />
7.4.1939<br />
045<br />
056<br />
050<br />
038<br />
045<br />
042<br />
140
Consulat de Pologne à Anvers, afin de recevoir des<br />
passeports valables, leur permettant de retourner en<br />
Pologne pour y attendre leur émigration définitive outremer.<br />
Vous Belgique êtes pas sans savoir que les Autorités<br />
Polonaises ne donnent ces passeports qu’après enquête<br />
préalable en Pologne, de sorte que toutes ces personnens<br />
restent pratiquement sans papiers pendant la période de<br />
cette enquête.<br />
Nous nous permettons de vous remettre sous ce pli les<br />
certificats confirmant que les intéressés ont fait les<br />
démarches nécessaires auprès des autorités Polonaises. Nous<br />
espérons vivement que vous voudrez bien prendre en<br />
considération la situation intérimmé de ces personnes et que<br />
vous leur accorderez pendant quelque temps encore une<br />
autorisation de séjourner dans le pays.”<br />
10.4.1939 De politie <strong>van</strong> Antwerpen (<strong>van</strong> de 6 e wijk) maakt een verslag<br />
op waarin staat dat Estera nog steeds woonachtig is alhier<br />
Wipstraat n°30.<br />
DV, EN,<br />
10.4.1939<br />
10.4.1939 Idem voor Hersz DV, NH,<br />
10.4.1939<br />
044<br />
22.4.1939 N.a.v. de inlichtingenstaat <strong>van</strong> 15.3.1939 maakt de Openbare DV, NH, 043<br />
Veiligheid een verslag op betreffende Hersz Nadel.<br />
22.4.1939<br />
3.5.1939 De Duitse Politie antwoordt aan de Belgische Openbare DV, NH, 039<br />
Veiligheid: “Vorseitige Angaben sind mit den hier<br />
befindlichen Unterlagen übereinstimmend. Als bestraft wird<br />
N. hier nicht geführt.”<br />
3.5.1939<br />
10.5.1939 De Openbare Veiligheid schrijft aan de Antwerpse Politie DV, NH, 041<br />
een nota: “Naar aanleiding <strong>van</strong> uw bulletijn … dd 15 maart<br />
1939 heb ik de eer u te berichten dat de echtgenoten Hesz,<br />
Nadel-Estera Neumann, zich in België op de hoedanigheid<br />
<strong>van</strong> uitgewekene niet kunnen beroepen. Aangezien zij de<br />
Poolsche nationaliteit bezitten, staat het hun vrij naar Polen<br />
weer te keeren en er, desvoorkomend het ogenblik hunner<br />
uitwijking af te wachten.<br />
Aangezien de belanghebbende eene officieele verklaring<br />
overgelegd hebben waaruit blijkt dat zij een Pools paspoort<br />
hebben aangevraagd wordt U gemachtigd hun reiswijzer<br />
met een maand te verlengen d.i. 10 juni 1939. In ieder geval<br />
zal u belanghebbende dienen te verwittigen dat zij er niet toe<br />
gemachtigd zijn zich in België te vestigen en dat hun de<br />
verlenging hun wordt verleend om hun de gelegenheid te<br />
geven naar een ander land uit te wijken of naar Polen terug<br />
te keeren.”<br />
10.5.1939<br />
11.5.1939 <strong>Een</strong> nota <strong>van</strong> de Openbare Veiligheid aan de “Président du DV, NH, 040<br />
Comité Anversois pour les Réfugiés Juifs, Lange Leemstraat<br />
155 Antwerpen” : “Comme suite à votre lettre du 7 avril<br />
dernier concernant les époux Nadel Hersz-Neumann, Estera<br />
… j’ai l’honneur de vous faire savoir que M. Le<br />
Commissaire en Chef de police d’Anvers a été autorisé à<br />
proroger la durée et validité de la feuille de …. Des<br />
prénommés jusqu‘au 10 juin 1939. Je crois utile de vous<br />
signaler que ce délai est accordé aux intéressés pour<br />
retourner en Pologne ou pour émigrer dans un autre pays.”<br />
11.5.1939<br />
4.6.1939 Hersz 509 en Estera schrijven een brief aan de administratie DV, HN & 029<br />
<strong>van</strong> de Openbare Veiligheid waarin staat : “Je me permets EN,<br />
509 De brief is wel enkel ondertekend door Estera, niet door Hersz.<br />
037<br />
141
de me référer à la lettre collective du 7 avr.éc. par laquelle le<br />
Comité Anversois pour les Réfugiés Juifs vous aprié de<br />
m’accorder une prorogation de séjour, que vous avez bien<br />
voulue nous accorder jusqu’au 10 juin pr. Entretemps je me<br />
suis adressé à maintes reprises au consulat polonais<br />
d’Anvers pour savoir si une décision du Ministère de<br />
l’intérieure de Varsovie est déjà parvenue à mon sujet. Je<br />
dois encore patienter quelque temps car les actes ne sont pas<br />
encore arrivés.<br />
Je fais des démarches pour pouvoir émigrer vers les Etats-<br />
Unis, dont je possède un affidavit et je partirai dès que faire<br />
se pourra.<br />
Je vous prie donc vouloir m’accorder un séjour provisoire<br />
dans le pays jusqu’à mon départ définitif…<br />
11.6.1939 De politie <strong>van</strong> Antwerpen (<strong>van</strong> de 6 e wijk) maakt een verslag op<br />
waarin staat dat Hersz “nog niet vertrokken is en nog steeds<br />
verblijft alhier Wipstraat n°30”.<br />
11.7.1939 Hersz krijgt <strong>van</strong> het Amerikanisches Generalkonsulat Verein<br />
bericht dat zij op een wachtlijst staan.<br />
17.7.1939 Hersz en Estera schrijven een brief aan de administratie <strong>van</strong> de<br />
Openbare Veiligheid voor een verlenging <strong>van</strong> hun verblijf in<br />
Antwerpen die nu was vastgelegd op 10.6.1939.<br />
“Voici les raisons qui auraient peut-être en faveur d’une suite<br />
favorable de la requête présente : C’est dans des circonstances<br />
vraiment tragiques que nous avons été forcé de quitter<br />
précipitamment l’Allemagne et fuir vers la Belgique. –En effet,<br />
c’est dans des souffrances indicibles que j’ai passé un nombre<br />
des mois dans le camp de concentration à Dachau, d’où j’ai été<br />
libéré un jour à condition et sous menace de mort de quitter avec<br />
ma famille sur le champ l’Allemagne.<br />
Nous sommes à présent dans l’impossibilité absolue de nous<br />
rendre en Pologne, ce pays, que nous n’avons plus vu depuis 30<br />
ans et d’où la dénaturalisation doit nous parvenir dans les jours<br />
prochains.<br />
Il est de la plus grande importance d’autre part de vous signaler,<br />
que nous sommes en possession, ceci avec preuves à l’appui,<br />
des documents d’immigration aux Etats-Unis se trou<strong>van</strong>t au<br />
Consulat d’Anvers. – L’autorisation pour entrer dans ce pays<br />
nous parviendra nul doute dans le courant de cette année.<br />
Dans l’intention de corroborer cette déclaration qu’il me soit<br />
permis pour ce fin de joindre à la présente notre No. De<br />
l’Enregistrement ainsi que le lettre de Londres du German<br />
Jewish Immigration Department, d’où il ressort que nous nous<br />
donnons la peine d’entrer entretemps et si possible à Londres,<br />
mais où nous pouvons nous rendre seulement au moment de<br />
l’obtention de l’autorisation pour les Etats-Unis.<br />
Il n’est pas non plus à sous-estimer le fait, également avec<br />
preuves à l’appui, que nous vivons UNIQUEMENT de notre<br />
propre avoir sans importuner donc l’une ou l’autre institution<br />
officielle ni le Comité même… »<br />
7.8.1939 Voorstel : “Prière au 1 er bureau de donner les ordres nécessaires<br />
pour la mise en demeure de quitter le Royaume dans un délai de<br />
30 jours avec ordre d’arrestation.<br />
Lors de l’arrestation éventuelle de l’intéressé, le 3 e bureau<br />
donnera les instruction nécessaires à la prison pour le<br />
transférér, par correspondance extraordinaire, avec sa<br />
famille, à la frontière allemande.<br />
4.6.1939<br />
DV, HN,<br />
11.6.1939<br />
DV, HN,<br />
11.7.1939<br />
DV, HN &<br />
EN,<br />
17.7.1939<br />
DV, HN,<br />
7.8.1939<br />
026<br />
031<br />
030<br />
035<br />
142
8.8.1939 Hetzelfde verslag, maar hier staat in de kantlijn hetvolgende<br />
geschreven : Ressertissants polonais, ont obtenu un délai d’un<br />
mois, ayant produit l’attestation des autorités polonais, certifiant<br />
qu’un passeport était demandé. Ils ne sont pas partis.<br />
Proposition : Délai 30 jours pour partir avec … transfert<br />
frontière. A exécuter par le 3 e …, les intéressés étant<br />
Zomer<br />
1939<br />
Zomer<br />
1939<br />
accompagnée de 2 jeunes enfants. » 8.8.1939<br />
De Openbare Veiligheid geeft de politie <strong>van</strong> Antwerpen de<br />
opdracht om Hersz en Estera te laten weten dat zij niet<br />
gemachtigd zijn hun verblijf in België na 20.9.1939 te<br />
verlengen. In voorkomend geval, verzoek ik U reiswijzer model<br />
B waar<strong>van</strong> zij houder zijn in overeenstemming hiermede te<br />
verlengen.<br />
Gelieve de echtgenoot mede te deelen dat hij zal worden<br />
aangehouden om over de grens te worden gezet indien hij het<br />
land te gepasten tijden niet verlaat.<br />
Na afloop <strong>van</strong> den gestelden termijn, verzoek ik U den<br />
belanghebbende in de arrondissementsge<strong>van</strong>genis te mijner<br />
beschikking te doen opsluiten met het oog op zijne uitdrijving.<br />
Gelieve mij ten spoedigste bericht te doen geworden <strong>van</strong> zijn<br />
vertrek of <strong>van</strong> zijne aanhouding.<br />
Op 19.8.1939 wordt daar met de hand bijgeschreven: “De<br />
belanghebbende dienen uitgenoodigd te vertrekken. Zij dienen<br />
tevens te worden bericht dat zij naar de grens zullen worden<br />
gebracht indien zij geen gevolg geven aan dit bevel.”<br />
De Openbare Veiligheid geeft de politie <strong>van</strong> Antwerpen de<br />
opdracht Hersz en Estera het bevel te geven het Rijk binnen de<br />
dertig dagen te verlaten. “Gelieve indien zij op de dit bevel niet<br />
ingaat, den echtgenoot te laten aanhouden en ter beschikking<br />
<strong>van</strong> de Openbare Veiligheid in de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> het<br />
arrondissement te laten onderbrengen.<br />
21.8.1939 Hersz krijgt op 21.8.1939 in de Wipstraat 30 te Antwerpen een<br />
kaartje in de bus <strong>van</strong> het Poolse consulaat in Antwerpen waarop<br />
in het Pools staat: “Het Poolse consulaat in Antwerpen<br />
informeert dat de aanvraag voor Poolse nationaliteit naar Polen<br />
is doorgestuurd en dat het op deze datum nog geen antwoord<br />
heeft gekregen.<br />
Hoewel het consulaat in deze zaak geen directe zeggenschap<br />
heeft, doet het zijn best om de zaak te versnellen.” 510<br />
30.8.1939 Bericht <strong>van</strong> verlenging <strong>van</strong> hun reiswijzer Model B tot<br />
30.9.1939.<br />
26.9.1939 Hersz schrijft 511 een brief aan de administratie <strong>van</strong> de Openbare<br />
veiligheid met de vraag om langer in Antwerpen te mogen<br />
blijven : “Puisque notre séjour en Belgique tire à sa fin le 31-9-<br />
1939 et que nous sommes en possession des documents<br />
d’immigration pour l’Amérique et que nous avons compté, avec<br />
sûreté, recevoir la visa au cours du mois de janvier et février,<br />
nous vous demandons de bien vouloir nous accorder le séjour.<br />
Aussi nous avions dû tenir compte, les derniers jours, de la<br />
dénaturalisation de la Pologne, dont les documents ad hoc sont<br />
exposés à la Sûreté Publique.<br />
Vu, que toute immigration est suspendue par les dernières<br />
510 Met dank aan Monika Caban-Benavides <strong>van</strong> de Europese Comissie voor de vertaling.<br />
511 Volgens zijn schoondochter Chana Gnazik schreef hij deze brief niet eigenhandig.<br />
512 Op die dag valt Duitsland Polen binnen.<br />
DV, HN,<br />
11.6.1939<br />
DV, HN &<br />
EN,<br />
Zomer<br />
1939<br />
DV, HN &<br />
EN,<br />
Zomer<br />
1939<br />
DV, HN,<br />
21.8.1939<br />
DV, HN &<br />
EN,<br />
30.8.1939<br />
DV, HN,<br />
26.9.1939<br />
036<br />
034<br />
033<br />
027<br />
025<br />
022<br />
143
complications politiques nous vous prions de prendre<br />
connaissance de notre situation actuelle et de notre vœu.<br />
C’est aussi avec grand plaisir que je puis vous faire savoir que je<br />
me suis volontairement disposer aux supérieures belges, le 1 er<br />
septembre 1939 512 , dont le numéro de ma déclaration est<br />
1925…”<br />
30.11.1939 Hersz Nadel krijgt een (witte) identiteitskaart. Op dat ogenblik<br />
woont hij in de Wipstraat 30 te Antwerpen.<br />
Op de achterkant <strong>van</strong> de identiteitskaart staat ook dat hij nadien<br />
nog heeft gewoond in de Rolwagenstraat 5 te Antwerpen<br />
2.5.1941 en in Provinciestraat 226 te Antwerpen <strong>van</strong>af<br />
23.6.1941.<br />
Esther Neumann krijgt ook een witte identiteitskaart.<br />
22.8.1940 Verklaring <strong>van</strong> onvermogen. Hersz, garnierder (thans zonder),<br />
Estera, zonder beroep, met beide zonen Max (°1924),<br />
kleermaker, en Manfred (°1925), scholier, krijgen 8268 fr. steun<br />
<strong>van</strong> de C.V.O.O. per jaar 513 .<br />
23.8.1940 De geldigheidsduur <strong>van</strong> het bewijs <strong>van</strong> inschrijving in het<br />
vreemdelingenregister (Model B) afgeleverd 30.11.1939 door<br />
het gemeentebestuur <strong>van</strong> Antwerpen is verlengd tot 30<br />
november 1940.<br />
7.9.1940 Op een Inlichtingsbulletijn voor vreemdelingen laat hij (uit<br />
angst of voorzichtigheid) bij de vraag “Is hij politiek<br />
uitgewekene?” “Neen” invullen.<br />
5.10.1940 Politieverslag waarin staat dat Manfred nog steeds woonachtig<br />
is bij zijn ouders, Wipstraat 30. “Hij oefent geen beroep uit,<br />
heeft de Vakschool der Kipdorpvest, alhier, gevolgd als leerling<br />
kleermaker, tot in mei j.l.<br />
Zijn vader is garnierder <strong>van</strong> beroep, thans zonder, deze ont<strong>van</strong>gt<br />
159 fr. per week steun <strong>van</strong> de C.V.O.O.<br />
Nopens zijn gedrag, zedelijkheid en omgang, hebben wij niets<br />
ongunstigs kunnen vernemen.<br />
2.1.1941 Hersz, Estera, Manfred en Max (kleermakerleerling) worden<br />
ingeschreven in Diepenbeek, Kapelstraat. Zij komen <strong>van</strong> de<br />
Wipstraat 30 in Antwerpen.<br />
2.5.1941 Hersz wordt uitgeschreven uit het vreemdelingenregister <strong>van</strong><br />
Diepenbeek en vertrekt naar Antwerpen, Rolwagenstraat 8.<br />
26.5.1941 Hersz Nadel wordt ingeschreven in het vreemdelingenregister<br />
<strong>van</strong> Antwerpen, Rolwagenstraat 8. Hij komt <strong>van</strong> Diepenbeek,<br />
Limburg, Kapelstraat 50.<br />
18.7.1941 Max wordt <strong>van</strong> ambtswegen uitgeschreven uit het<br />
vreemdelingenregister <strong>van</strong> Diepenbeek, Kapelstraat. Hij gaat<br />
naar Schaerbeek, Haeckstraat 545.<br />
24.7.1941 Max laat zich inschrijven in Schaerbeek, Dupontstraat, 71. Hij<br />
komt <strong>van</strong> Diepenbeek, Wijkstraat, 8.<br />
26.11.1941 Max wordt <strong>van</strong> ambtswege uitgeschreven uit het<br />
vreemdelingenregister <strong>van</strong> Antwerpen, Wipstraat 30. Bij nieuw<br />
adres staat er : onbekend.<br />
27.11.1941 Max krijgt een verlenging <strong>van</strong> zijn bewijs <strong>van</strong> inschrijving in het<br />
vreemdelingenregister. Max woont dan in Schaerbeek, rue<br />
Dupont, 71.<br />
30.11.1941 In een “Bewijs <strong>van</strong> inschrijving in het vreemdelingenregister”<br />
staat dat zij wonen in de Provinciestraat 226 te Antwerpen.<br />
513 Commisie <strong>van</strong> de Openbare Onderstand, het huidige OCMW.<br />
DV, HN,<br />
30.11.1939<br />
DV, HN &<br />
EN,<br />
22.8.1940<br />
DV, HN,<br />
23.8.1940<br />
DV, MN,<br />
7.9.1940<br />
DV, MN,<br />
5.10.1940<br />
DV, HN &<br />
EN,<br />
3.1.1941<br />
DV, HN,<br />
9.5.1941<br />
DV, HN,<br />
7.6.1941<br />
DV,<br />
MaxN,<br />
18.7.1941<br />
DV,<br />
MaxN,<br />
24.7.1941<br />
DV,<br />
MaxN,<br />
26.11.1941<br />
DV,<br />
MaxN,<br />
27.11.1941<br />
DV, HN &<br />
EN,<br />
004<br />
005<br />
007<br />
017<br />
016<br />
058<br />
149<br />
057<br />
054<br />
144<br />
015<br />
053<br />
146<br />
147<br />
014<br />
013<br />
146<br />
148<br />
142<br />
143<br />
003
29.6.1942 Max wordt uitgeschreven uit het vreemdelingenregister <strong>van</strong><br />
Schaerbeek, rue de Floris, 4. Hij gaat naar Bomal (Brabant),<br />
Château de la Ramée.<br />
3.7.1942 Max wordt ingeschreven in het vreemdelingenregister <strong>van</strong><br />
Bomal, Chateau Becquevort. Hij komt op dat ogenblik <strong>van</strong><br />
Schaerbeek, rue Floris, 4.<br />
24.7.1942 Op 20.7.1942 wordt Manfreds witte identiteitskaart vernieuwd.<br />
Zij is geldig tot 20.1.1943 514 . Hij had de Poolse nationaliteit, en<br />
woonde in de Provinciestraat 125.<br />
31.1.1943 In een attest <strong>van</strong> de “Administration des Dommages aux<br />
Personnes”, een soort verzamelstaat lezen we dat: “Nadel Hersz<br />
a été incarcéré à la prison d’Anvers du 31.1 au 5.3.43 date à<br />
laquelle il a été transféré au camp de Malines.”<br />
3.3.1943 Op een “Formulaire de Renseignements” staat dat Hersz pas in<br />
[de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong>] Antwerpen is aangekomen op 3.3.1943 en<br />
daar vertrokken is op 5.3.1943 515 .<br />
7.10.1944 Max wordt uitgeschreven uit het vreemdelingenregister <strong>van</strong><br />
Bomal, Chateau Bequevoort<br />
14.10.1944 Max Nadel laat zich inschrijven in het vreemdelingenregister<br />
<strong>van</strong> Sint-Gillis, de Mérode, 210.<br />
29.3.1945 Max Nadel wordt ingeschreven in het vreemdelingenregister<br />
<strong>van</strong> Brussel, rue Vanderhaegen, n° 46, komende <strong>van</strong> Sint-Gillis,<br />
de Mérode, 210. Zijn beroep: “appranti culture maraîchère”.<br />
24.8.1945 De politie <strong>van</strong> Brussel schrijft een briefje aan de burgemeester<br />
waarin staat “Certifie que d’après les renseignements recueillis<br />
par la police, le nommé Nadel Max, né à Berlin, le 15/4/24<br />
demeurant à Bruxelles, rue Vanderhaegen n°46, n’aurait durant<br />
l’occupation ennemie, pas failli à ses devoirs de bon citoyen.<br />
30.11.1941<br />
DV,<br />
MaxN,<br />
29.6.1942<br />
DV,<br />
MaxN,<br />
3.7.1942<br />
DV, MN,<br />
24.7.1942<br />
DO, HN,<br />
21.4.1958<br />
DO, HN,<br />
1958<br />
DV,<br />
MaxN,<br />
27.12.1944<br />
DV,<br />
MaxN,<br />
7.4.1945<br />
DV,<br />
MaxN,<br />
7.4.1945<br />
DV,<br />
MaxN,<br />
24.8.1945<br />
2.2 MYRIAM GROSZ-REICHMAN EN HAAR DRIE KINDEREN: PAULA, ALEXANDER EN ANNI<br />
Myriam (Marie) Reichman werd geboren op 18 november 1902 te Satu Mare in Roemenië.<br />
Zij werd een staatloze <strong>van</strong> Roemeense afkomst, aangekomen in België in 1925 uit Roemenië, zonder<br />
beroep, en woonde steeds in de Lange Leemstraat, 413. Daar is zij ook in contact gekomen met de<br />
familie Finkel. Haar man Zoltan Grosz werd al opgepakt op 4 september 1942. Hierdoor<br />
gealarmeerd heeft zij waarschijnljik als eerste <strong>van</strong> haar familie geprobeerd onder te duiken. Volgens<br />
het vonnis <strong>van</strong> Klaas verblijft zij met haar drie kinderen en haar nichtje Sylvieke bij Klaas en Julia<br />
Sluys-Schuyten <strong>van</strong> ongeveer half september 1942 tot de bewuste nacht <strong>van</strong> 30 op 31 januari 1943.<br />
Maar <strong>van</strong>af oktober 1942 tot half januari 1943 verblijven zij in Hovesteenweg te Boechout. Zij werd<br />
met haar drie kinderen, Paula (°Antwerpen, 16.1.1926), Alexander (°Antwerpen, 3.7.1928), en<br />
Annie (°Antwerpen, 26.10.1929) op 2 februari 1943 naar Mechelen gebracht, 516 na eerst allemaal te<br />
zijn ondervraagd door de Sipo-SD 517 . Vermits we <strong>van</strong> het JMDV de onderstaande foto hadden<br />
gekregen hebben wij heel lang gedacht dat men zich in de Dossinkazerne vergist had bij het<br />
514 Hij wordt op 18.8.1942 samen met zijn moeder opgepakt en naar Auschwitz gedeporteerd met het IVe<br />
transport met nummer 696, zijn moeder Estera met het nummer 695. Op 20.8.1942 komen zij aan in<br />
Auschwitz. Geen <strong>van</strong> beiden heeft het overleefd.<br />
515 Het lijkt mij erg waarschijnlijk dat hij <strong>van</strong> 31.1.1943 tot 3.3.1943 opgesloten zat in de DellaFaillelaan, het<br />
hoofdkwartier <strong>van</strong> de Sipo-SD, waar hij ondervraagd werd. Dat hij ondervraagd werd kunnen we afleiden uit<br />
het vonnis <strong>van</strong> Klaas Sluys: Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys. (Archief Marnix Sluys)<br />
516 Wie meer wil weten over de leefomstandigheden en de sfeer in de Dossinkazerne waarin de familie Grosz ,<br />
Nadel Hersz en vele anderen toen leefden, kan dat nalezen bij M. SCHREIBER, Stille rebellen, p. 125-137, 166-<br />
183, 201-208, 216-227, 232-238.<br />
517 Dat kunnen we afleiden uit het vonnis <strong>van</strong> Klaas Sluys. (Archief Marnix Sluys) Zie verder.<br />
141<br />
140<br />
051<br />
737<br />
738<br />
745<br />
137<br />
135<br />
135<br />
134<br />
145
opmaken <strong>van</strong> de lijsten. We hebben daarvoor zelfs gebeld met Eva Fastdag in Straatsburg die die<br />
lijsten opmaakte, en die zo’n fout niet uitsloot. Deze onderstaande foto hangt in het Joods Museum<br />
voor Deportatie en Verzet te Mechelen, met daarbij de vermelding dat heel dit gezin werd<br />
gedeporteerd en dat er niemand <strong>van</strong> terugkeerde. Dat klopt niet. Wij vonden het bijzonder vreemd<br />
dat in de lijsten <strong>van</strong> de Dossinkazerne Alexander de middelste was <strong>van</strong> de drie kinderen, en niet<br />
zoals op de foto de jongste. Het bleef een raadsel tot we in het Dossier <strong>van</strong> de familie een<br />
overlijdensbericht vonden <strong>van</strong> Edith Grosz (°Satu Mare, 28.1.1924-†15.4.1933). De onderstaande<br />
foto dateert <strong>van</strong> begin 1929, nog voor de geboorte <strong>van</strong> Anni, en dan klopt het allemaal wel.<br />
Figuur 106 Zoltan Grosz en Myriam Reichman met<br />
Edith, Paula en Alexander, begin 1929 (JMDV)<br />
146<br />
Figuur 107 Annie (links), Paula (boven) en<br />
Alexander Grosz (onder), rond 1937 (Archief<br />
Paula Marcovici-Reichman)<br />
Myriam en de drie kinderen werden op 19 april 1943 met het XXste konvooi, onder de<br />
nummers 454, 455, 456 en 457 gedeporteerd. Van hen werd geen stamnummer teruggevonden, en<br />
ook geen overlijdensakte. Waarschijnlijk werden zij onmiddellijk na hun aankomst naar de<br />
gaskamers <strong>van</strong> Birkenau gestuurd en daar vermoord 518 . Ook haar vader, Ludovic Reichman<br />
(XX/311), zat op dat transport, met zijn tweede echtgenote, Feiga Glatt (XX/312).<br />
Zoltan (genoemd Zoly) Grosz werd geboren op 29 juni 1896 te Satu Mare. Hij immigreerde<br />
uit Roemenië in 1924, en werd nadien beschouwd als staatloze <strong>van</strong> Roemeense afkomst. Hij was<br />
diamantarbeider en woonde in de Lange Leemstraat, 413, De “AB/KV” 519 meent dat hij door de<br />
Duitsers of hun collaborateurs gearresteerd werd. Hij is niet “vrijwillig” naar het verzamelkamp voor<br />
Joden gekomen. Zijn naam werd op de deportatielijst op 4 september 1942 geregistreerd. Hij werd<br />
gedeporteerd met het IXde konvooi dat vertrok uit Mechelen op 12 september 1942. Hij staat op de<br />
transportlijst onder het nummer 49. Hij kwam in Auschwitz terecht op 14 september 1942. Voor<br />
hem werd ook geen stamnummer teruggevonden, en ook geen overlijdensakte. Hij heeft zijn<br />
518 Alex zou op een keer aan de keukentafel tegen Julia Schuyten gezegd hebben dat ze – indien ze zouden<br />
worden opgepakt – zouden vergast worden, en dat dat zou gebeuren onder het mom <strong>van</strong> een<br />
gemeenschappelijke douche. Julia kon dat niet geloven, maar Klaas, haar man, zou toch erg bang zijn geweest<br />
vergast te worden, telkens als hij in zijn kamp een gemeenschappelijke douche moest nemen. Bron: Julia<br />
Schuyten heeft dit later verteld aan haar oudste dochter Dora Sluys. Indien dit klopt, dan moet dit gesprek<br />
bijna zeker hebben plaatsgevonden tussen 15 en 30 januari 1943. (Zie verder: Vonnis <strong>van</strong> Klaas Sluys)<br />
519 “AB” betekent “Arbeitseinsatzbefehl” - bevel tot tewerkstelling. “KV” betekent “Keine Vorladung” - geen<br />
uitnodiging. De dagen voordien, op 15, 27 en 28 augustus werden er verchillende grote razzia’s gehouden,<br />
waaraan de Antwerpse politie actief heeft meegewerkt. Deze worden uitvoerig beschreven in L. SAERENS,<br />
Vreemdelingen in een wereldstad, p. 592-630.
deportatie niet overleefd, maar wij kunnen niet weten in welke omstandigheden of wanneer hij is<br />
gestorven. 520 Nadat Zoltan was opgepakt had Alexander de gebedsmantel <strong>van</strong> zijn vader<br />
meegenomen. Bij de inval bij Sluys op 31 januari 1942 is die daar blijven liggen. In september 2005,<br />
tijdens de reünie <strong>van</strong> Dora Sluys met Sylvieke Reichman, kreeg ik die mantel <strong>van</strong> Dora Sluys ten<br />
geschenke als blijk <strong>van</strong> erkentelijkheid voor het geleverde werk. Hij zal volgend jaar worden<br />
tentoongesteld bij de herdenking <strong>van</strong> de reddingsactie <strong>van</strong> het XXste transport te Boortmeerbeek 521 .<br />
Figuur 108 Zoltan Grosz op de transportlijst naar Auschwitz (JMDV)<br />
Willy Berler, overlevende <strong>van</strong> het XXste transport, waarmee ook Hersz Nadel, Myriam<br />
Reichman, haar kinderen Annie, Paula en Alexander, én haar vader en stiefmoeder, naar Auschwitz<br />
worden gedeporteerd, vertelt in zijn boek Itinéraire dans les ténèbres hoe het er verder aan toe ging:<br />
“Nous voyageons pendant quatre jours et trois nuits, du 19 au 22 avril. Puis le train s’arrête<br />
définitivement. C'est l’aube, nous sommes sur un quai de gare, sans aucun doute Auschwitz 522 . Les<br />
portes ouvertes, je suis pressé de sortir du wagon obscur. Et je ressens, à ce moment, un intense<br />
soulagement d'être seul, car il y a là sur le quai, sortant pêle-mêle des wagons, des familles avec des<br />
enfants, des bébés; et aussi des vieillards, et des couples âgés! Moi, je suis seul dans cette aventure,<br />
mes parents sont en Roumanie, je pense qu'ils sont protégés là-bas. Il est tout à fait clair que toute<br />
mon expérience de la déportation a été, et est encore maintenant, profondément conditionnée par<br />
cette chance que j'ai eue d'avoir été déporté seul, sans vieux parents ni femme ni enfant, que je<br />
n'aurais pu sauver...<br />
Mais je ressens aussitôt, violemment, une impression étrange qui peuvent bien être ces types<br />
en pyjama rayé qui nous accueillent? Ils s’affairent, mais pourquoi ne disent-ils rien? Pourquoi ne<br />
nous donnent-ils aucune explication? Nous avons sans doute été envoyés dans une sorte de bagne, et<br />
la population ici est faite de bagnards silencieux, interdits de parole! 523<br />
Sur le quai même où nous avons été débarqués, tout notre convoi est alors dirigé vers un<br />
groupe de plusieurs officiers SS, qui se tient là pour nous examiner un à un au passage. A mesure<br />
que la colonne a<strong>van</strong>ce et qu'on passe de<strong>van</strong>t les officiers, on la quitte pour se retrouver envoyé, soit à<br />
droite, soit à gauche. Je suis envoyé à gauche, et je m’aperçois au bout d’un moment que les trois<br />
cents types à peu près qui se retrouvent du même côté que moi sont tous relativement jeunes et en<br />
assez bonne forme physique 524 . La sélection semble terminée. On nous annonce alors que nous<br />
520<br />
Alex had de gebedsmantel <strong>van</strong> zijn vader Zoltan meegenomen naar het onderduikadres op Withof. Daar is<br />
die ook gebleven.<br />
521<br />
Telefonisch gesprek met Marc Michiels (organisator XX-konvooiherdenking te Boortmeerbeek),<br />
29.5.2006.<br />
522<br />
Au printemps 1943, les convois s'arrêtent à la gare d'Auschwitz, grande gare de 3,2 km de long, comportant 44 voies, située<br />
à l'ouest de la ville, à 1 1/2 km environ de l'entrée du camp d'Auschwitz et à égale distance de Birkenau. La voie de<br />
dérivation tristement célèbre qui passe sous le portail de Birkenau ne sera terminée qu'en avril 1944, pour le convoyage<br />
des juifs de Hongrie.<br />
523<br />
On connaît, grâce à un document de la résistance clandestine du 25 avril 1943, les effectifs exacts du complexe<br />
concentrationnaire à cette date : le camp principal d'Auschwitz compte alors 17 037 détenus, Birkenau 11 671 plus<br />
environ 12 000 tziganes, la mine de Jawischowitz 1194, et Buna-Monowitz 3301. Quelques camps annexes plus petits<br />
totalisent encore environ 850 détenus (Czech, Kalendarium, 477)<br />
524<br />
Blijkbaar overleefden de meeste <strong>van</strong> de leden <strong>van</strong> de familie Reichman, noch Hersz Nadel deze eerste<br />
selectie (op Jonas Polak na, die Auschwitz overleefde). Van geen enkele <strong>van</strong> de desbetreffende personen is de<br />
naam immers terug te vinden in de “Sterbebücher” <strong>van</strong> Auschwitz. Meestal betekent dat diegenen die daar niet<br />
in vermeld staan bij aankomst onmiddellijk zijn vergast. Maar die “Sterbebücher” zijn echter niet volledig: De<br />
“Sterbebücher <strong>van</strong> Auschwitz” bevatten informatie over de mensen die tewerkgesteld werden in het gedeelte<br />
concentratiekamp Auschwitz en tijdens hun arbeid daar vermoord of gestorven zijn. De personen die in deze<br />
boeken opgenomen zijn, zijn de mensen voor wie een overlijdensakte opgetekend werd. Deze gegevens zijn<br />
echter niet sluitend en er zijn vele gevallen <strong>van</strong> mensen die wel gestorven zijn, maar voor wie geen<br />
overlijdensakte werd opgetekend. Compleet zijn deze boeken dus allerminst.” E-mail <strong>van</strong> Ilse Marquenie<br />
(JMDV) <strong>van</strong> 17.7.2006. Vrouwen met kinderen en ouderen hadden sowieso geen schijn <strong>van</strong> kans. Het lijkt<br />
147
devrons marcher pour nous rendre dans notre camp. En re<strong>van</strong>che, l’autre groupe, formé de ceux qui<br />
ont été envoyés à droite au moment de la sélection, les vieux, beaucoup de femmes, les enfants,<br />
montent dans des camions.<br />
A ce moment précis, est-ce que j’envie leur sort? C'est bien possible. Je pense certainement<br />
qu'ils se fatigueront moins. Dans mon groupe, personne n'a la moindre idée de ce qui est exactement<br />
en train de se passer, personne ne sait où nous allons être dirigés, ni où va être envoyé l’autre<br />
groupe. Aucun de nous, à ce moment, n’imagine l’inimaginable: que tous ceux qui sont en train de<br />
partir sur ces camions, qui ont été envoyés à droite sur un coup d’oeil, et ils sont plus nombreux que<br />
notre groupe, que tous ceux-là, dans très peu de temps, auront cessé d'exister.<br />
Nous attendons encore un peu après la sélection, quand un type de mon groupe interpelle en<br />
yiddish le SS le plus proche de lui: Herr Offizier, ich hob a kille.<br />
Il ne peut pas marcher: il a une hernie. L'officier SS le regarde et lui dit que cela ne fait rien,<br />
qu'il faut qu’il marche avec les autres, qu’on l’opérera dans le camp. Mais l’homme insiste. Alors le<br />
SS lui fait quitter notre groupe et l’envoie au camion. Il part soulagé. Il part directement à la<br />
chambre à gaz. 525<br />
Figuur 109 Vijf witte rozen <strong>van</strong> Jan Maes voor Myriam Grosz-Reichman, Paula, Annie en Alexander<br />
Grosz en voor Hersz Nadel neergelegd bij het monument aan het station <strong>van</strong> Boortmeerbeek op 8 mei<br />
2005 (Archief Jan Maes)<br />
In Willy Berlers boek wordt er een balans opgemaakt <strong>van</strong> konvooi XX in Auschwitz: “1400<br />
déportés du XXe convoi belge arrivent à Auschwitz le 22 avril : 507 hommes, 631 femmes, 121<br />
garçons, 141 fillettes et jeunes filles, parmi lesquelles la plus jeune déportée de Belgique, Suzanne<br />
Kaminsky, âgée de trente-neuf jours au départ du convoi... 526 . Après la sélection, 879 hommes et<br />
femmes, notamment toutes les personnes âgées (la limite, qu'on ne connaît pas avec certitude et qui<br />
est changeante, fluctue autour de cinquante ans), tous les enfants et les mères accompagnées<br />
d'enfants, sont tués dans les chambres à gaz. 276 hommes sélectionnés pour le travail obtiennent les<br />
numéros 117 455 à 117 730, et 245 femmes les numéros 42 451 à 42 695; ils sont enregistrés dans<br />
les camps du complexe d'Auschwitz. 63 % des déportés sont donc gazés immédiatement, et 37 %<br />
erop dat enkel Eugène en Joseph Reichman, Isaias Altbaum, Erna Grunspan en haar echtgenoot Eisig Safir de<br />
eerste selectie wel overleefden, maar uiteindelijk keerde alleen Eisig terug.<br />
525<br />
W. BERLER, Itinéraire dans les ténèbres. Monowitz, Auschwitz, Gross-Rosen, Buchenwald, Parijs,<br />
L’Harmattan, 1999, p. 71-75.<br />
526<br />
S. KLARSFELD & M. STEINBERG, Mémoriaal <strong>van</strong> de deportatie der joden uit België, p. 30.<br />
148
affectés au travail, ce qui est une “ bonne” proportion! A titre de comparaison, le même jour, dans un<br />
convoi de 2800 juifs grecs du ghetto de Salonique, on sélectionne pour le travail 255 hommes et 413<br />
femmes; les 2132 autres hommes, femmes et enfants, soit le 76 % du convoi, sont envoyés<br />
directement à la mort. Le XXe convoi belge comptera également une “bonne” proportion de<br />
rapatriés (150 sur 1400). Ce taux de survie de 10,7 % - sans compter les évadés - est dû, entre autres,<br />
au fait que de nombreuses femmes ont été sélectionnées pour les expériences médicales 527 . Pour<br />
évoquer le contexte d'extermination dans lequel se situe l'arrivée du XXe convoi, on peut préciser<br />
qu'en avril 1943, deux des quatre grands complexes crématoire-chambre à gaz (II et IV) viennent<br />
d'être mis en service à Birkenau, avec une capacité, respectivement, de 3000 et 1500 corps par jour.<br />
Le mois d'avril 1943 voit arriver à Auschwitz 27 321 juifs, essentiellement grecs, dont 20 444 sont<br />
envoyés immédiatement à la mort à leur arrivée, soit le 74,8 %'. Trois déportés sur quatre peuvent<br />
donc être considérés comme condamnés à mort dès l'instant où ils montent dans les wagons. Le 22<br />
avril 1943 plus précisément, 3011 juifs ont été tués dans le centre d'extermination d'Auschwitz-<br />
Birkenau, sans compter ceux qui, dans les divers camps du complexe concentrationnaire, ont<br />
succombé aux sévices et à la maladie” 528 .<br />
3. DE ETHIEK VAN VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE SLACHTOFFERS<br />
Jones stelt zelf de vraag: “Why is there any need for a chapter on moral responsibility of<br />
victims? 529 ”Hij geeft ook zelf het antwoord: “I am particularly interested in whether Jewish victims<br />
failed to live up to the three prima facie duties that constitute the core content of morality: not to<br />
harm others, to do good in accordance with one’s justified role responsibilities, and to give aid in<br />
emergency situations… The great majority of Jewish victims fully appreciated their basic kinds of<br />
moral obligations to each other, and most of them strenuous efforts to live up to their obligations<br />
under conditions that ware often harrowing. When they sometimes failed in these efforts, it was not<br />
usually the victims’ fault. Often enough they not only succeeded in fulfilling their duties but went<br />
far beyond them, displaying great courage and heroism in the face of the German onslaught. Thus<br />
there is a very positive reason for considering the moral responsibility of victims, namely, to<br />
recognize the great extent to which they acted in ways that were praiseworthy and admirable” 530 .<br />
“Jews who lived in what was designated as Greater Germany during the Third Reich, that is,<br />
prewar Germany [bv. Hersz Nadel] and Austria [bv. Igo Gross]; almost all of these Jews were highly<br />
assimilated, spoke German, and lived dispersed throughout society, without distinctive dress or<br />
customs; many were not obser<strong>van</strong>t… Jews kept hoping that the Hitler regime would not last, or, at<br />
the very least, that it would moderate its anti-Semitic policies. This wishful thinking was reflected in<br />
fluctuations in the rate of emigration, which dropped whenever there was an apparent halt or<br />
moderation in the regime’s anti-Semitic activity. For example, 37.000 Jews left in the initial rush of<br />
emigration in 1933, but only 23.000 emigrated in 1936, when the Olympic Games were being held<br />
in Berlin and the Nazis put on a benevolent face for foreign visitors. By contrast, another 150.000<br />
emigrated after the November 1938 pogrom (the so-called Kristallnacht). By the fall of 1941, when<br />
the first steps for implementing the Final solution were being taken, over 300.000 German Jews (out<br />
of the 525.000 in 1933) had emigrated… Additionally, most foreign countries had severe restrictions<br />
that hampered German Jews trying to immigrate” 531 .<br />
Jews who lived in Italy and in western European countries under German control (Norway,<br />
Denmark, the Netherlands, Belgium, Luxembourg, and France) who were also highly<br />
assimilated” 532 .<br />
Prior to the implementation of the final Solution German Jews had been reduced to a<br />
condition of ‘social death’. They were virtually excluded from all gainful work and professional<br />
employment and were subject to slave labor, restricted to so-called Judenhäuser (Jewish living<br />
quarters) wherever possible, subjected to stringent curfews, and forbidden to shop in public except<br />
for a few hours in each day. One of the most devastating aspects of this legally imposed social death<br />
527 Ibid., p. 31.<br />
528 W. BERLER, Itinéraire dans les ténèbres, p. 71.<br />
529 D. H. JONES, Moral Responsibility in the Holocaust, p. 171.<br />
530 Ibid., p.172.<br />
531 Ibid., p.176.<br />
532 Ibid., p. 175.<br />
149
was the requirement that all Jews over the age of six wear a yellow star of David with the word<br />
“Jew” on it whenever they were in public. This subjected Jews to hostile scrutiny and verbal abuse<br />
wherever they went. Jews were also forbidden to have telephones or radios. This extreme isolation<br />
meant that Jews could learn very little about what was going on… Consequently, when the<br />
deportations to the killing centers began, they had no way of knowing whether the official story was<br />
correct or not. At first many believed that the deported Jews really were being sent to work camps in<br />
the “east”, but rumours of killings and gassing gradually filtered back… Of course, in 1941 and<br />
1942 most people, Jews and non-Jews alike, initially found the idea that Jewish genocide was<br />
actually being carried out literally incredible… By the time they were able to realize the truth, they<br />
were utterly helpless in the face of the legally imposed social death” 533 .<br />
We hebben geen weet <strong>van</strong> de joden wier <strong>verhaal</strong> wij hebben bestudeerd, dat er onder hen<br />
waren die zich hebben aangesloten bij het verzet. De meesten onder hen waren dan ook ouders met<br />
kinderen, en bovendien zegt Jones: “The relative lack of armed resistance is explained mainly by the<br />
fact that Jews usually could not get arms”. Joodse verzetslui als Youra Livschitz, die met twee<br />
anderen, een overval uitvoerden op het XXste transport, waren echter geen uitzondering.<br />
“In general Jews were not guilty of self-deception and their confidence in culturally<br />
transmitted traditional responses to threats to the community were rationally justified by centuries of<br />
successful experience” 534 . “In general, the segregation of Jews tended to increase their sense of<br />
community and solidarity… The great majority of Jews probably came, eventually, to the realization<br />
that the Germans meant to kill them all, yet many of them carried on their lives with a measure of<br />
dignity and managed to help each other, despite the horrendous conditions in which most of them<br />
were forced to live. We will never know how many Jews engaged in self-deception in order to be<br />
able to cope with their seemingly hopeless situation, including being able to keep their self-respect<br />
and continue doing whatever good was possible. However, as long as their self-deception served<br />
primarily to allow them to cope with their desperate situation and to resist the temptation to look out<br />
only for themselves, as so many did, they deserve our respect… To summarize, Jewish culture<br />
maintained a strong sense of communal responsibility for the welfare of all Jews, especially the poor<br />
and the children. Thus it provided the social and institutional framework within which individual<br />
Jews could fulfil the basic duties to help others in accordance with one’s justified role<br />
responsibilities and to give aid to others in Good Samaritan situations. Given the often enormous<br />
risks and dangers that Jews faced, there is little doubt that many of these acts were<br />
supererogatory…” 535 .<br />
1 2 3 4 5 6 7 8 9<br />
Uitzonderlijk<br />
slecht of<br />
afkeurenswaardig<br />
Zeer<br />
slecht<br />
Slecht Onvoldoende Niet<br />
goed<br />
Niet<br />
slecht<br />
Voldoende Goed Zeer<br />
goed<br />
150<br />
Uitzonderlijk<br />
goed of<br />
prijzenswaardig<br />
– – – – – – – – – – ± + ++ +++ ++++<br />
533 Ibid., p. 177.<br />
534 Ibid., p. 229.<br />
535 Ibid., p. 194.
Slachtoffers<br />
536<br />
Edith<br />
Honig<br />
Sigmund<br />
Honig<br />
Gottfried<br />
Finkel<br />
151<br />
A B C D E F G H I J K<br />
Handeling<br />
of<br />
keuze<br />
om iets<br />
te doen<br />
of om<br />
iets<br />
niet te<br />
doen<br />
Weet<br />
dat het<br />
moreel<br />
goed of<br />
slecht<br />
is<br />
Doet<br />
het<br />
bewust<br />
Doet<br />
het<br />
vrijwillig<br />
Vanuit<br />
een<br />
moreel<br />
goed of<br />
slecht<br />
motief<br />
Ernst<br />
<strong>van</strong> de<br />
han-<br />
deling<br />
Karakter<br />
(trekken)<br />
bezittend<br />
als<br />
welwillend,<br />
gewetensvol,<br />
gezond<br />
verstand,<br />
zelfstandig,<br />
zelfbeheersing,<br />
zelfrespect<br />
Gerechtvaardigde<br />
morele<br />
excuses<br />
zoals<br />
onwetendheid,<br />
vergissing<br />
of dwang<br />
Zelfbedrog<br />
Moreel<br />
eindoordeel<br />
op basis<br />
<strong>van</strong><br />
rationele<br />
argumenten<br />
Gevoel<br />
<strong>van</strong><br />
walging<br />
tot<br />
bewondering<br />
+++ +++ +++ ++ +++ +++ +++ +++ +++<br />
+++ +++ +++ + ++++ +++ +++ +++<br />
+ +<br />
Igo Gross<br />
Benoit<br />
Reichman<br />
++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ +++<br />
Hersz ++ +++ +++ ++ +++ ++ ++ – ++ +++<br />
Nadel<br />
Myriam<br />
Grosz-<br />
Reichman<br />
Youra<br />
Livschitz 537<br />
Wilhelm<br />
Karfiol 538<br />
++++ +++ +++ ++++ +++ +++ +++<br />
++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++<br />
+++ +++ +++ +++ ++++ +++ +++ ++++<br />
HOOFDSTUK III. DE DADERS<br />
0. HERMENEUTISCHE KNOOPPUNTEN M.B.T. DE DADERS<br />
Vanuit de historische werkelijkheid dringen vragen zich op als:<br />
• Zijn er bepaalde karaktertrekken of temperamenten die “typisch” zijn voor “gehoorzamers”<br />
enerzijds en voor “beulen” anderzijds?<br />
• Hoe is het mogelijk dat een groep gewone mannen (en vrouwen) op korte tijd kan<br />
veranderen in een troep (massa)moordenaars? Wie en wat zet die mannen (en vrouwen)<br />
daartoe aan? Hoe is het in godsnaam mogelijk dat mensen bereid zijn om aan zulke<br />
‘beestigheden’ mee te doen 539 ?<br />
536 Omdat we geen moreel oordeel kunnen vellen over een kind, hebben we Sylvie Reichman hier niet<br />
opgenomen bij de te evalueren <strong>slachtoffers</strong>. “Very young children lack what is called the powers of agency.”<br />
Ibid., p. 28.<br />
537 We zetten de jood Youra Livschitz hier wel bij de <strong>slachtoffers</strong>, maar we zetten hem eerder ook al<br />
bij de redders.<br />
538 Het <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> Wilhelm Karfiol behandelen wij niet bij de <strong>slachtoffers</strong>, maar bij de <strong>daders</strong> omdat hij in<br />
zijn rapport zoveel te vertellen heeft <strong>van</strong> wat hem in Auschwitz en elders is aangedaan.<br />
539 Zie videofragment “Hoe komt het dat mensen die ’s avonds Rilke lezen of Beethoven of Schubert<br />
spelen ’s anderendaags naar het concentratiekamp gaan “werken” en daar mensen afslachten alsof<br />
ze formulieren afstempelen?” vraagt Wim Kayzer aan de joodse filosoof en schrijver George Steiner<br />
in W. KAYZER, De code <strong>van</strong> Pasternak. Interview met George Steiner, in W. KAYZER, Van de<br />
Schoonheid en de Troost, VPRO, 11413-11851, 4’38’’.
• Zijn getuigenissen <strong>van</strong> <strong>daders</strong> betrouwbaar? Wat is “de waarheid”? Is dat de waarheid <strong>van</strong><br />
de overwinnaars?<br />
• Wat zet(te) mensen ertoe aan om mee te werken aan de deportatie <strong>van</strong> vreemdelingen of<br />
vervolgden (i.c. joden)?<br />
• Wat zet(te) mensen ertoe aan om vreemdelingen of vervolgden (i.c. joden) te verklikken?<br />
• Wat zet(te) mensen ertoe aan om vreemdelingen of vervolgden (i.c. joden) te mishandelen of<br />
ze te doden?<br />
• Hadden/hebben de <strong>daders</strong> een andere keuze of niet? Zijn zij m.a.w. individueel<br />
verantwoordelijk voor hun daden? Of zijn de meesten geheel of gedeeltelijk te verontschuldigen<br />
omwille <strong>van</strong> het “Befehl ist Befehl”-principe, of omwille <strong>van</strong> het uitzonderlijke<br />
en extreme <strong>van</strong> de situatie en de druk <strong>van</strong> de omstandigheden? Zijn er m.a.w “verzachtende<br />
omstandigheden”?<br />
• Welke mechanismen kunnen een belangrijke rol spelen bij het organiseren <strong>van</strong> een<br />
genocide?<br />
• Vanaf wanneer spreken we <strong>van</strong> “misdaden tegen de menselijkheid”?<br />
• Hoe is het mogelijk dat “<strong>daders</strong>” zich na de shoah gewoon aan hun dagelijkse bezigheden<br />
wijdden, alsof er niets gebeurd is?<br />
• Hoe kan je als dader nog gaan slapen? Knaagt het geweten niet? Hoe verzoen je je met wat<br />
je hebt gedaan?<br />
1. DE MACHTHEBBER: RECHTER DR. BAUDISCH<br />
Figuur 110 Rechter Kriegsgericht Baudisch, foto genomen door rij-instructeur Louis Debra<br />
(Strafdossier Debra, Archief Auditoraat Generaal)<br />
Over rechter Dr. Baudisch hebben we verder geen gegevens 540 , maar hij is wel diegene die de<br />
rechtszaak voorzit waarin Klaas Sluys veroordeeld wordt. De Vlaamse Gestapo, Jan Schuermans,<br />
weet wel te vertellen dat Baudish strenge straffen uitsprak. Omdat in het vonnis <strong>van</strong> Klaas rechter<br />
Baudisch uitspraak doet, is het belangrijk <strong>van</strong> (bijna) het ganse vonnis hier op te nemen, evenals een<br />
vertaling <strong>van</strong> de rele<strong>van</strong>te passages.<br />
540 De tijd ontbrak om deze gegevens nog op te sporen. De informatie bevindt zich eventueel in Duitse<br />
archieven.<br />
152
Vonnis <strong>van</strong> Klaas Sluys geveld door het Kriegsgericht in Antwerpen op 1/4/1943. 541<br />
Feldgericht<br />
Feldkommandatur 520<br />
St. L. VI Nr. 60/43<br />
ABSCHRIFT<br />
Feldurteil<br />
In der Strafsache gegen den holl. Staatsangehörigen, den<br />
Fabriksdirektor Claes Sluijs, wohnhaft in Boechout, Heuvelstr.3<br />
geb. am 24.9.1911 in Andijk (Holl.)<br />
wegen Abhörens ausländ. Sender u.a.<br />
in Untersuchungshaft seit 30.1.1943<br />
hat am 1.4.1943 das in Antwerpen zusammengetrete Feldgericht<br />
als Richter: 1) Kriegsgerichtsrat Dr. Baudisch ) als Verhandlungsleiter<br />
2) Hauptmann Bethmann,<br />
) als Beisitzer<br />
3) Ogefr. Lühring,<br />
als Anklagevertreter: Kriegsgerichtsrat Dr. Struck<br />
als Urkundsbeambter: Uffz. Drumm<br />
IM NAMEN DES DEUTSCHEN VOLKES für Recht erkannt:<br />
Die Angeklagte wird wegen Herstellung und Verbreitung <strong>van</strong> Flugschriften, Abhörens nichtdeutscher Sender<br />
uns Verbotene Beherbergung vom Juden zu einer Gesamtstrafe <strong>van</strong> zwei Jahren Zuchthaus verurteilt.<br />
Der beschlagnahmte Rundfunkapparat wird eingezogen.<br />
Auf die Strafe werden zwei Monate der verbüssten Untersuchungshaft angerechnet.<br />
Gründe:<br />
Der Angeklagte ist am 24/9/1911 in Andijk/Holland geboren. Er ist holl. Staatsangehöriger. Nach dem<br />
Besuch der Gemeindeschule hat er bis zu seinem 18. Jahr in der Landwirtschaft seines Vaters geholfen, musste<br />
aber dann diese Tätigkeit wegen eines Nierenleidens aufgeben.<br />
Nach kurzer Voluntärzeit in einer Möbelfabrik gründete er in Amsterdam die Firma Sluys & c°, in<br />
Parfümöle...<br />
1937 siedelte er nach Boechout über und führte dort sein Geschäft bis zu zeiner Festnahme. Im Jahre 1942 hat<br />
er seine Firma in eine Aktiengesellschaft umgewandelt. An dem Kapital von 1 Million bfrs. sind wesentlich<br />
nur er und seine Ehefrau beteiligt.<br />
Im Jahre 1938 richtete der Angeklagte in seinem Betrieb eine Drückerei ein, die er für seine<br />
Geschäftspropaganda brauchte. Er druckte insbesonders seit September 1941 zur Reklame und Belehrung<br />
seiner Kunden die Zeitschrift “ALCHIMIST”.<br />
Der Angeklagte ist seit dem Jahre 1937 verheiratet. Er hat 4 Kinder im Alter von 1 - 4 Jahren und verdient<br />
nach seiner Angabe monatlich ca. 15.000 bfrs...<br />
In der Hauptverhandlung ist durch die Vernehmung dez Angeklagten und die Verlesung der Aussagen von<br />
Alexander, Paula, Annie und Maria Gross vom 1.2.1943 – Bl. 3 und 4 d.A. - sowie durch die uneidliche<br />
Vernehmung des zeugen Krim.Ass. Käeding folgendter Sachverhalt festgestellt worden:<br />
Der Angeklagte hatte die Erlaubnis, die Zeitschrift “ALCHIMIST” mit einer Auflage von 3000 Exemplaren<br />
und im Unfang <strong>van</strong> 8 Blatt herauszubringen. Er druckte und versandte in der Zeit von September 1941 bis<br />
Februar 1943 jedoch 11 Kurzern mit 2000 Exemplaren zu je 12 Blatt.<br />
Ferner gab er ohne Genehmigung in unregelmässigen Abständen bis in den Sommer 1942 die Druckschrift<br />
“VLAANDEREN VOOR KRISTUS” heraus. Dies stellte er nach eines in Sommer 1942 von der<br />
Propagandastaffel ausgesprochenen Verbot ein. Trots der Verwarnung durch die Propagandastaffel druckte<br />
und versandt er im September 1942 das Flugblatt: “GEEN VREDE ZONDER CHRISTUS”, mit je 1000<br />
Exemplaren. Diese Druckschriften hatten nach seiner Angabe nur religiösen Inhalt. Der Angeklagte ist<br />
e<strong>van</strong>gelisch-reformiert und glaubte, mit diesen Druck-schriften weiterhin für seine Kirche tätig sein zu<br />
müssen.<br />
In der ganzen Besatzungszeit bis zum Januar 1943 hörte der Angeklagte in unregelmässigen<br />
Zeitsbeständen den Sender London und seit 15-1-1943 den Schweizer Sender _________ater. Die abgehörten<br />
541 Vonnis <strong>van</strong> Klaas Sluys (Archief Marnix Sluys). Stukken tekst die zeer moeilijk leesbaar waren, werden<br />
hierboven in cursief gezet. Stukken tekst die onleesbaar waren, werden aangeduid met een streep.<br />
153
Nachrichten teilte er gelegentlich auch seiner Ehefrau mit. Nach seiner Angabe tat er dies, um über die<br />
Gesamtlage aus geschäftlichen Gründen unterrichtet zu sein. Das Verbot, ausländische Sender abzuhören, war<br />
ihm bekannt.<br />
Im September 1942 wandte sich an[ ]den Angeklagten die jüdische Familie GROSS, bestehend aus der<br />
Mutter Maria Gross, und den 3 Kindern Alexander, Paula und Annie, geboren in den Jahren 1929,1928 und<br />
1926, mit der Bitte, um Gewährung von Unterkunft. Diese hatte Antwerpen verlassen, weil das Familienhaupt<br />
Zoltan GROSS seit dem 11.9.1942 zur Arbeitseinsatz gebracht worden war und die übrigen<br />
Familienmitglieder das Gleiche für sich gefürchteten. Der Angeklagte nahm die Familie im September 14<br />
Tage in seine Wohnung auf. Dann brachte er sie bis zur 15-1-1943 in eine von ihm gemietete Wohnung in<br />
Boechout, Hovesteenweg. Vom 15 – 30-1-1943, dem Tage der Verhaftung des Angeklagten, behergbergte er<br />
sie wieder in seiner Wohnung, weil sie im Hovesteenweg räumen musste[n]. Dies geschah, um die Familie<br />
GROSS zu verbergen. Ein[e] Anmeldung beim Judenregister erfolgte mit Wissen und Willen des Angeklagten<br />
nicht. Während der ganzen Zeit versorgte er die Familie mit Geld und Lebensmitteln. Die letzteren beschaffte<br />
er teils auf Rationierungsmarken, die ihm angeblich von 3. Seite durch die Post zugesandt wurden, und teils<br />
auf den schwarzen Markt. Insgesamt gab der Angeklagte der Familie Gross ungefähr 16.000 Frank. Eine<br />
Quittung liess er sich nicht über diese Beträge geben. (Laut Aussage einer der Kinder GROSS) hatte<br />
Angeklagte die Juden unterrichtet, dass sie bei einer Festnahme sagen sollten, sie wären erst den Abend vorher<br />
zu dem Angeklagten gekommen.<br />
Ausserdem beherbergte der Angeklagte vom 28 - 30.1.1943 den Juden Hertz Nadel in seiner Wohnung.<br />
Auch ihm gewährte er Verpflegung.<br />
Über die Beweggründe zu seiner Handlungsweise äussert sich der Angeklagte dahin, dass er als Christ aus<br />
Mitgefühl gehandelt habe.<br />
Er hatte es nicht über das Herz gebracht, die Juden dem Elend preiszugeben. Die Frau Gross soll ihm<br />
versprochen haben, das Geld nach Beendigung des Krieges zurückzuzahlen. Der Angeklagte ist im<br />
wesentlichen geständig. Er bestreitet nur den Juden gesagt zu haben, dass sie bei einer Revision die wirkliche<br />
Dauer Ihres Aufenthaltes verschweigen sollten. Er wird hier aber durch die protokollierten Erklärungen der<br />
Familie Gross überführt, welche diese übereinstimmend angegeben hat.<br />
Durch die Herstellung und Verbreitung von Flugblättern hat der Angeklagte gegen par. 4 der VO. des Mil.<br />
Befh. i. Belg. und Nordfr. über die Einführung deutsches Strafrechts und strafrechtlicher Bestimmungen in den<br />
von deutschen Truppen besetzten Gebieten der Niederlände und Belgiens vom 10.5.1940 verstossen. Er war<br />
nach par.4 KSSVD. zu bestrafen.<br />
Weiter hat sich der Angeklagte durch das ständige Abhören nichtdeutscher Sender mit einer weiteren<br />
selbständigen Handlung nach der VO. über das Verbot des Abhörens von Sendern vom 23.12.1941 strafbar<br />
gemacht.<br />
Die Beherbergung der Juden erfolgte ausserhalb ihrer im Judenregister eingetragenen Wohnung. Der<br />
Angeklagte verstiess deshalb durch eine weitere selbständige Handlung gegen die parff. 1, 2 und 4 der VO.<br />
über Aufenthaltsbeschränkungen von Juden vom 1.6.1942. Dabei ist ihm die Unterbringung im Hovesteenweg<br />
ebenfalls als eigene Beherbergung anzurechnen, weil er diese Wohnung mietete und bezahlte, ohne dass eine<br />
Anmeldung erfolgte.<br />
Bei der Strafzumessung war zunächst zu prüfen, ob das Abhören nichtdeutscher Sender als leichter Fall<br />
angesehen werden konnte. Diese Frage hat das Feldgericht verneint. Es handelt sich bei der Tat des<br />
Angeklagten durch das jahrelange ständige Abhören um einen sehr schweren Verstoss gegen das Verbot. Die<br />
[Aus der] Persönlichkeit des Angeklagten ergibt sich nichts, was ein[e] mildere Beurteilung zulassen würde.<br />
Er ist ein Erfahrener und gewandter Geschäftsmann, dem die bestehende Gesetze genau bekannt sein müssen.<br />
Es kommt noch hinzu, das[s] er die Nachrichten seiner Ehefrau mitgeteilt und dadurch in erheblichem<br />
Umfange die Gefahr der Weiterverbreitung gegeben hat. Deshalb konnte den Angeklagten nur eine<br />
Zuchthausstrafe treffen. Bei seinem Verhalten war auch die Mindeststrafe nicht ausreichend. Das<br />
Feldkriegsgericht hat daher für das Abhören der Sender eine Strafe von einem Jahr und drei Monaten<br />
Zuchthaus für die notwendige Sühne gehalten.<br />
Auch die Beherbergung der Juden ist eine schwere Gesetzesverletzung. Der Angeklagte musste sich sagen,<br />
dass er die Juden nicht nur dadurch den notwendigen Verhaltungsmassnahmen entzog, sondern auch bei der<br />
bekannten Einstellung dieser Rasse die Sicherheit der Besetzungsmacht gefärhrdete, weil die Juden in dieser<br />
Verfassung zu allen möglichen Gesetzwiedrigkeiten, wie Spionage, Sabotage, und ähnlichen benutzt werden<br />
können. Das gilt insbesonders für den Juden Nadel, der dem Angeklagten gänzlich unbekannt war. Auch die<br />
angeblichen Beweggründe des Angeklagten können mildernd nicht ins Gewicht fallen. In harten Kriegszeiten<br />
ist für derartige Gefühle kein Raum, wenn sie sich so offensichtlich gegen sichtige Anordnungen der<br />
Besatzungsmacht richten. Deshalb hat das Feldkriegsgericht für die Beherbergung der Juden eine<br />
Gefängnisstrafe von einem Jahr als angemessene Sühne angesehen.<br />
154
Figuur 111 Belangrijk fragment uit het vonnis <strong>van</strong> Klaas Sluys (Archief Marnix Sluys)<br />
Die Herstellung und Verbreitung der Flugschriften richtete sich ebenfalls gegen ein ausdrückliches, dem<br />
Angeklagten erklärtes Verbot.<br />
Es mag strafmildernd hier berücksichtigt werden, dass ein deutschfeindlicher Inhalt nicht festgestellt<br />
werden konnte und[,] dass der Angeklagte nicht aus unlauteren Motiven gehandelt hat.<br />
Trotzdem musste ihm auch hier zum Bewusstsein gebracht werden, dass ein Verbot der Besetzungsmacht<br />
nicht in dieser Weise übertretenwerden darf. Das Feldkriegsgericht hat daher wegen der Verbreitung der<br />
Flugschriften eine Gefängnisstrafe von sechs Monaten gegen den Angeklagten verhängt. Bei diesen Strafen<br />
hat das Gericht durchaus berücksichtigt, dass der Angeklagte 4 kleine Kinder hat. Dies konnte aber keine<br />
wesentliche Rolle spielen. Einmal hat der Angeklagte selbst gewusst, dass er durch sein Treiben seine Familie<br />
gefährdete. Ferner ist darauf hinzuweisen, dass er unter den harten Gesetzen des Krieges steht, dem heute viele<br />
sogar ohne jedes strafbare Verschulden zum Opfer fallen müssen. Die Gefängnisstrafen sind gemäss dem<br />
paraff. 74, 21 2StGB. in 8 bezw 4 Monate Zuchthaus umgewandelt und daraus die Gefängnisstrafe <strong>van</strong> 2<br />
Jahren gebildet worden.<br />
Der Rundfunkapparat war nach der Verordnung von 23.12.1941 einzuziehen. Da der Angeklagte von<br />
vorherhein geständig war und die Untersuchungshaft nicht verschuldigt hat, ist sie ihm in voller<br />
Höhe auf die Strafe angerechnet worden.<br />
Gez. Dr. Baudisch<br />
Kriegsgerichtsrat<br />
1.4.1943<br />
Verfg. vom 27. April 1943<br />
Ich bestätige das Urteil.<br />
Das Urteil ist zu vollstrecken.<br />
Die se[i]t Urteilsverkündigung erlittene Untersuchungshaft ist auf die<br />
Strafzeit anzurechnen.<br />
Die weitere Anordnung für die Vollstreckung wird dem Gerichtsherrn<br />
überlassen.<br />
Die Änderung der Vollstreckungsentscheidung wird dem jeweils<br />
zuständigen Gerichtsherrn überlassen.<br />
Der Militärbefehlhaber<br />
in Belgien und Nordfrankreich,<br />
gez. Von Falckenhausen.<br />
General der Infanterie.<br />
Abschrift erhalten an __________________________<br />
Centrale Gew__________________________________<br />
Vertaling <strong>van</strong> de - m.b.t. het herbergen <strong>van</strong> joden - rele<strong>van</strong>te passages uit het vonnis <strong>van</strong> het<br />
Kriegsgericht in de zaak tegen Klaas Sluys 1.4.1943.<br />
“De beklaagde wordt wegens het vervaardigen en verspreiden <strong>van</strong> pamfletten, het beluisteren <strong>van</strong><br />
niet-Duitse radiozenders en het verboden logeren <strong>van</strong> joden tot een totaalstraf <strong>van</strong> twee jaar<br />
tuchthuis veroordeeld…<br />
155
Tijdens het hoofdproces werden d.m.v. het verhoor <strong>van</strong> de beklaagde en de voorlezing <strong>van</strong> de<br />
getuigenissen <strong>van</strong> Alexander, Paula en Maria Gross <strong>van</strong> 1.2.1943 - Bl.3 en 4 d.A.- evenals het niet<br />
onder ede afgenomen verhoor <strong>van</strong> de getuige Krim. Ass. Käeding 542 volgende feiten vastgesteld:<br />
De joodse familie GROSS, samengesteld uit de moeder, Maria Gross, en haar 3 kinderen<br />
Alexander, Paula en Annie, geboren in de jaren 1929, 1928 en 1926, richtte zich in september 1942<br />
tot de beklaagde met het verzoek hen onderdak te verschaffen. Dit gezin had Antwerpen verlaten<br />
omdat het gezinshoofd Zoltan GROSS sinds 11.9.1942 gedwongen tewerkgesteld was en de overige<br />
gezinsleden voor zich hetzelfde vreesden. De beklaagde nam het gezin in september veertien dagen<br />
in zijn woning op. Dan bracht hij hen tot 15.1.1943 onder in een door hem gehuurde woning in<br />
Boechout, Hovesteenweg. Van 15-30.1.1943, de dag <strong>van</strong> de aanhouding <strong>van</strong> beklaagde, logeerde hij<br />
ze weer in zijn eigen woning, omdat ze het huis op de Hovesteenweg moesten ontruimen. Dit<br />
gebeurde om de familie GROSS te verbergen. <strong>Een</strong> aangifte bij het jodenregister kwam er wetens en<br />
willens <strong>van</strong>wege de beklaagde niet. De hele tijd voorzag hij de familie <strong>van</strong> geld en levensmiddelen.<br />
Die laatste schafte hij gedeeltelijk aan met rantsoeneringsbons die hem, naar hij beweert, door<br />
derden via de post toegestuurd werden, en gedeeltelijk op de zwarte markt. De beklaagde gaf de<br />
familie Gross in totaal ongeveer 16.000 frank. Hij verlangde voor deze bedragen geen kwitantie.<br />
(Volgens het getuigenis <strong>van</strong> een <strong>van</strong> de kinderen GROSS) had de beklaagde de joden opgedragen,<br />
dat ze bij een arrestatie moesten zeggen, dat ze pas de avond daarvoor bij de beklaagde aangekomen<br />
waren. Bovendien verleende de beklaagde <strong>van</strong> 28 tot 30.1.1943 aan de jood Hersz Nadel onderdak<br />
in zijn woning. Ook hem gaf hij kost en inwoon.<br />
I.v.m. de beweegredenen voor zijn handelwijze verklaart de beklaagde dat hij als christen uit<br />
medelijden handelde.<br />
Hij had het niet over zijn hart gekregen de joden in ellende te storten. Mevrouw Gross zou<br />
hem beloofd hebben het geld na het einde <strong>van</strong> de oorlog terug te betalen. De beklaagde bekent<br />
schuld voor wat de kern <strong>van</strong> de zaak betreft. Hij ontkent alleen dat hij aan de joden zou gezegd<br />
hebben, dat ze bij een controle de effectieve duur <strong>van</strong> hun oponthoud moesten verzwijgen. Hij wordt<br />
hier echter door de genotuleerde verklaringen <strong>van</strong> de familie Gross tegengesproken, die dit unaniem<br />
verklaard hebben…<br />
De onderbrenging <strong>van</strong> de joden gebeurde buiten hun woning die in het jodenregister<br />
ingeschreven staat. De beklaagde heeft derhalve door een bijkomend, apart feit de paragrafen 1, 2 en<br />
4 <strong>van</strong> de VO betreffende verblijfsbeperkingen voor joden <strong>van</strong> 1.6.1942 overtreden. Daarbij moet<br />
hem het onderbrengen op de Hovesteenweg eveneens als eigen onderkomen aangerekend worden,<br />
aangezien hij deze woning huurde en betaalde, zonder dat er een aangifte gebeurde…<br />
Ook het verlenen <strong>van</strong> onderdak aan joden is een zware wetsovertreding. De beklaagde moest<br />
zelf erkennen dat hij de joden daardoor niet alleen aan de noodzakelijke gedragsmaatregels onttrok,<br />
maar ook dat hij omwille <strong>van</strong> de bekende mentaliteit <strong>van</strong> dit ras de veiligheid <strong>van</strong> de bezettende<br />
instantie in gevaar bracht, omdat de joden met deze mentaliteit tot alle mogelijke wetsovertredingen,<br />
zoals spionage, sabotage en dergelijke kunnen gebruikt worden. Dit geldt in het bijzonder voor de<br />
jood Nadel, die voor de beklaagde een volslagen onbekende was. Ook de zogenaamde<br />
beweegredenen <strong>van</strong> de beklaagde kunnen als verzachtende omstandigheid niet doorwegen. In harde<br />
oorlogstijden is er voor dergelijke gevoelens geen ruimte, wanneer ze zich zo duidelijk tegen de<br />
duidelijke verordeningen <strong>van</strong> de bezettende macht richten. Het “Feldkriegsgericht” heeft derhalve<br />
voor het onderdak verlenen der joden een ge<strong>van</strong>genisstraf <strong>van</strong> één jaar als gepaste boetedoening<br />
beschouwd…<br />
Als verzachtende omstandigheid mag hier beschouwd worden , dat geen anti-Duitse inhoud<br />
kon vastgesteld worden en dat de beklaagde niet uit onzuivere motieven gehandeld heeft.<br />
Desalniettemin moest hij ook hier aan het verstand gebracht worden dat een verbod <strong>van</strong> de<br />
bezettende macht niet op deze wijze mag overtreden worden…<br />
Bij het vastleggen <strong>van</strong> deze straffen heeft het gerecht wel degelijk in aanmerking genomen,<br />
dat de beklaagde vier jonge kinderen heeft. Maar dit kon geen essentiële rol spelen. Alvast heeft de<br />
beklaagde zelf geweten, dat hij door zijn houding zijn gezin in gevaar bracht. Verder moet er nog op<br />
gewezen worden, dat hij onder de strenge krijgswet valt, terwijl er heden ten dage velen zijn die<br />
zonder enige strafbaar vergrijp aan krijgshandelingen ten offer vallen.<br />
542 SS-Scharführer Kaeding was reeds voor de oorlog bij de Gestapo werkzaam als Kriminal-Assistent. Hij<br />
was inderdaad samen met Debra en anderen aanwezig bij en dus getuige <strong>van</strong> de razzia bij Klaas Sluys.<br />
(Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />
156
2. DE BEVELHEBBERS: MAX WERNER EN ERICH HOLM<br />
De anti-joodse politiek <strong>van</strong> de bezetter voltrok zich stapsgewijs. Eerst werden de joden<br />
gedefinieerd en geregistreerd. Vervolgens werden ze economisch gebroken, <strong>van</strong> de Belgische<br />
bevolking geïsoleerd en geregistreerd. Ten slotte werden ze gedeporteerd. Die deportatie was een<br />
zaak <strong>van</strong> de Sicherheitsdienst en dus <strong>van</strong> de SS (Gestapo) 543 . Want de<br />
Sicherheitspolizei/Sicherheitsdienst (Sipo-SD) was de politie-en de inlichtingendienst <strong>van</strong> de SS, in<br />
de praktijk kreeg ze rechtstreeks haar richtlijnen <strong>van</strong> het Reichssicherheitshauptamt, het Duitse<br />
ministerie <strong>van</strong> politie dat onder leiding staat <strong>van</strong> Himmler zelf.<br />
De Gestapo vervolgde communisten, rechtse verzetsgroepen, joden, vrijmetselaars en<br />
vreemdelingen.<br />
Op 11 juni 1942 vergaderde in Berlijn Abteilung IV (‘jodenafdeling’) <strong>van</strong> het hoofdbureau<br />
<strong>van</strong> de Sicherheitsdienst, samen met haar Belgische, Franse en Nederlandse afgevaardigden. De<br />
vergadering werd voorgezeten door SS-luitenant-kolonel Adolf Eichmann. Er werd besloten om<br />
<strong>van</strong>af midden juli of begin augustus 1942 telkens 40.000 joden uit Frankrijk en Nederland en 10.000<br />
uit België ‘zum Arbeitseinsatz in das Lager Auschwitz abzufordern’ 544 .<br />
Figuur 112 Hauptsturmführer SS Dr. Max Werner, Dienststelleleider Sipo-SD te Antwerpen,<br />
neergeschoten rond 17 april 1943 (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel) 545<br />
De Sipo-SD Aussendienststelle (buitenpost) Antwerpen hing af <strong>van</strong> de Sipo-SD Dienststelle<br />
(hoofdkwartier) Brussel. Ze zetelde aan<strong>van</strong>kelijk in de Dellafaillelaan 21, net naast het<br />
Nachtegalenpark, op de grens tussen Antwerpen en Wilrijk.<br />
Op 14 juli werd de 29-jarige SS-Hauptsturmführer en Kriminal-Kommissar Dr. Max Werner,<br />
voordien verbonden aan het Reichssicherheitsamt (RSHA) in Berlijn, hoofd <strong>van</strong> de Antwerpse Sipo-<br />
SD. Ongeveer twee jaar later, op 16 april 1943, werd Werner, samen met zijn collega Desselman, in<br />
de burelen <strong>van</strong> de Sipo-SD neergekogeld. Over het motief <strong>van</strong> de dader – een zekere Korsick <strong>van</strong> de<br />
Antwerpse Sipo-SD, die na een behandeling voor een zenuwoverspanning, net uit Polen was<br />
543 L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p.554-555. Debra verklaart: “Met opzet is in België de<br />
geheele dienst SD genoemd geworden, dat de benaming Gestapo al te berucht was.” (Strafdossier Debra,<br />
Archief Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />
544 L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 504.<br />
545 Volgens hitoricus Lieven Saerens (SOMA) is deze foto, die wij terugvonden in het strafdossier <strong>van</strong> Debra,<br />
tot op heden de enige foto die <strong>van</strong> Dr. Werner bekend is. Gesprek met Lieven Saerens in het Archief <strong>van</strong> het<br />
Auditoraat–Generaal te Brussel. Deze foto werd blijkbaar door de weduwe <strong>van</strong> Dr. Werner na diens begrafenis<br />
als aandenken en als dankbetuiging voor de blijken <strong>van</strong> medeleven naar de “vrienden” en kennissen gestuurd,<br />
waaronder ook Debra.<br />
157
overgekomen – is tot dusver niets bekend. 546 Debra beweert dat de beweegreden <strong>van</strong> Korsick was<br />
dat beide chefs zich niet als nationaal-socialisten aanstelden, doch te veel verteer maakten in plaats<br />
<strong>van</strong> zich integraal om de dienst te bekommeren. 547 “Hij was zeer actief, vooral in acties waaraan een<br />
zeker gevaar verbonden was: aanhouding <strong>van</strong> kommunisten, partisanen, terroristen, Witte<br />
Brigadeleden in grooten getalle… Werner was in het civiele leven advocaat te Saarbrucken. Op de<br />
SD Ausendienststelle Antwerpen bestond er een onderscheid tusschen de leden: Er bestond een<br />
Executiver Dienst. De Executiver Dienst was de eigenlijke Gestapo. Leider daar<strong>van</strong> was Werner, ttz.<br />
was er de speciale chef <strong>van</strong>. De beambten waren alle Kriminalbeambten in het civiele leven, op<br />
enkele uitzonderingen na. Daarnaast bestond er een Politischer Dienst, onder hooge leiding <strong>van</strong><br />
Werner, doch bijzonder geleid door Desselmann. De getalsterkte <strong>van</strong> den SD Antwerpen bedroeg<br />
naar mijne schatting: en 20-tal Duitsche beambten, vrouwen inbegrepen, een 20-tal Vlaamsche<br />
beambten, 4 Vlaamse autovoerders die onder leiding <strong>van</strong> een Duitsch garagemeester stonden”, aldus<br />
Debra nog 548 .<br />
Hoofd <strong>van</strong> de Antwerpse Judenabteilung was gedurende gans de bezetting SS-<br />
Oberscharführer Erich Holm, een in 1912 geboren zeeman uit de drukke West-Duitse havenstad<br />
Hamburg. 549<br />
Figuur 113 SS-Oberscharführer Erich Holm in het SD-hoofdkwartier te Wilrijk, ca. 1942 (?)<br />
(L. SAERENS, 2000, p. 491)<br />
Op vraag <strong>van</strong> onderzoeksrechter Beeckmans doet Debra heel uitvoerig een boekje open over<br />
de medewerkers <strong>van</strong> de SD, de Geheime Feldpolizei, de Feldgendarmerie en de Duitse<br />
contraspionagediensten. Over Holm schrijft hij o.a.: “Holm, Erich, rond de 30 jaar, <strong>van</strong> Hamburg,<br />
maar woonde op laatst met vrouw en kinderen in Antwerpen, wijl gesinistreerd, in het gebouw <strong>van</strong><br />
den joodschen dokter Mostovoy, op de Quinten Matsijslei. Was gehecht aan afdeeling III, en berucht<br />
wegens zijne jodenvervolgingen. Holm was uiterst brutaal en beestig, en op de Dienststelle zelve<br />
verdacht men hem er<strong>van</strong> een fortuin aan goud en diamanten <strong>van</strong> de joden te hebben gestolen. Hij<br />
legde zelfs aan zijne medewerkers op dit te doen.”<br />
Van meet af aan werkten met de Sipo-SD ook Vlaamse collaborateurs mee, meestal, in de<br />
functie <strong>van</strong> tolk. 550 Bij de Belgen die zich lenen voor de praktijken <strong>van</strong> de Sipo-SD, is het aantal<br />
overtuigde nazi’s bijzonder groot. Meestal worden ze aangetrokken voor administratieve en<br />
ondersteunende taken en zo raken ze gaandeweg betrokken bij het eigenlijke politiewerk. 551<br />
<strong>Een</strong> Vlaamse SD-Wacht is o.a. verantwoordelijk voor de bewaking <strong>van</strong> het<br />
jodenverzamelpunt in Mechelen in de Dossin-kazerne.<br />
546<br />
L. SAERENS, Gewone Vlamingen? De jodenjagers <strong>van</strong> de Vlaamse SS in Antwerpen, 1942 (Deel 1), in<br />
Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 15 (2005) p. 289-313, 290.<br />
547<br />
Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel.<br />
548<br />
Verklaring <strong>van</strong> Debra over de medewerkers <strong>van</strong> de SD, de GFP, de Feldgendarmerie en de Duitse<br />
contraspionagediensten. (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel) We moeten er wel<br />
rekening mee houden dat uit het strafdossier blijkt dat Debra zeer goed overeen kwam met Werner.<br />
549<br />
L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 491.<br />
550<br />
Idem.<br />
551<br />
M. VAN DEN WIJNGAERT e.a., België tijdens de Tweede Wereldoorlog, Antwerpen, Standaard, 2004,<br />
p. 159-167, 202-205.<br />
158
3. DE GEHOORZAMERS<br />
Sfeerbeeld <strong>van</strong> Boechout tijdens WO II: Herdenking <strong>van</strong> Jan-Frans Willems te Boechout op 8<br />
augustus 1943, ingericht door de afdeling VNV Boechout, waarbij alle VNV’ers, waaronder ook de<br />
Hulpbrigademannen, door oorlogsburgemeester <strong>van</strong> Boechout, Staf Van Sintjan, schriftelijk waren<br />
gevraagd geworden om allemaal én in uniform hierop aanwezig te zijn, en waar schaarleider der<br />
Dietsche Militie Zwarte Brigade, afdeling Boechout, Staf Van Sintjan, en sinds die dag tevens<br />
afdelingsleider <strong>van</strong> het VNV, een redevoering zou houden.<br />
Figuur 114 Dietse Militie-Hulpbrigade (een soort B-team dat naast de Dietse Militie – Zwarte Brigade<br />
stond) tijdens de herdenking <strong>van</strong> J.-F. Willems te Boechout : 8/8/1943. Beeld nr. 11919 (Foto-archief<br />
SOMA)<br />
Figuur 115 J.-F.Willemsherdenking te Boechout: 8.8.1943 (De Post, 18 april 1982, p. 8-9, Archief Tony<br />
Vroom)<br />
159
Historicus Bruno De Wever schrijft over het VNV hetvolgende: “Het Vlaams Nationaal<br />
Verbond (VNV), de partij… haalde in de verkiezingen <strong>van</strong> 1939 15% in Vlaanderen, goed voor een<br />
kleine 200.000 stemmen. Ca. 30.000 Vlamingen waren lid <strong>van</strong> het VNV. Het VNV zette in<br />
Vlaanderen de collaboratie op de rails. De oorzaken zitten vervat in het karakter <strong>van</strong> het VNV, nl.<br />
een antidemocratische, anti-Belgische, Vlaams-nationalistische partij. Elk <strong>van</strong> de genoemde<br />
karakteristieken op zich verklaart niet de collaboratie, wel de combinatie <strong>van</strong> de karakteristieken.<br />
1. het antidemocratisch karakter maakte dat de architecten <strong>van</strong> de collaboratie er<strong>van</strong> overtuigd<br />
waren dat ze alleen aan zichzelf verantwoording moesten afleggen. Ik noem het de no<br />
feedback-factor;<br />
2. het anti-Belgisch karakter maakte dat de partij niet verankerd was in de Belgische<br />
machtsstructuren, waardoor ze zeer vatbaar was voor de belofte <strong>van</strong> machtsverwerving door<br />
samenwerking met de nieuwe machthebbers. Ik noem het de pull-factor;<br />
3. Het Vlaams-nationalisme gaf de partij een doel dat wervend was in een ruimere Vlaamse<br />
beweging en aldus in de Vlaamse samenleving. Ik noem het de push-factor.<br />
De drie factoren waren al aanwezig voor 1940.<br />
Het bezettingsbestuur vond in het VNV een geschikte partner om de Ruhe und Ordnung (rust<br />
en orde) te bewaren, als eenmaal de leiders <strong>van</strong> de partij bereid waren te erkennen dat alle macht in<br />
handen lag <strong>van</strong> Adolf Hitler, de Führer <strong>van</strong> het Duitse Rijk. Het bezettingsbestuur forceerde de<br />
inbraak <strong>van</strong> het VNV in de Belgische machtsstructuren. Duizenden VNV’ers bemanden Belgische<br />
bestuursorganen <strong>van</strong> het hoogste tot het laagste niveau. In 1943 werd bijvoorbeeld 1 op 2 Vlaamse<br />
gemeenten bestuurd door een VNV-burgemeester” 552 . Eén <strong>van</strong> hen is Staf <strong>van</strong> Sintjan, de VNVburgemeester<br />
<strong>van</strong> Boechout. Hij komt verder nog uitgebreid aan bod.<br />
Over het antisemitisme <strong>van</strong> het VNV schrijft De Wever: “Men kan besluiten dat antisemitisme<br />
in het VNV wel degelijk gemeengoed was. De leden kregen geregeld antisemitisch leesvoer. De<br />
leiding verzette zich niet tegen krasse antisemitische uitlatingen. De VNV-leider zelf verkondigde op<br />
de Landdag <strong>van</strong> 1939 een antisemitische stelling. <strong>Een</strong> kritisch man als Hendrik Borginon liet wel<br />
protest horen, maar was bereid veel water in de wijn te doen. De gematigde VNV-vleugel nam blijkbaar<br />
geen aanstoot aan het virulente antisemitisme waartegen hij protesteerde. Antisemieten als<br />
Ward Hermans konden in het hele land hun ideeën zonder problemen op VNV-vergaderingen<br />
propageren. Dat de VNV-leiding Hermans’ theorieën ter zake niet onoverkomelijk vond, mag ook<br />
blijken uit het feit dat toen ze censuur uitoefende op een derde uitgave <strong>van</strong> Hermans' Boek der stoute<br />
waarheden, er op geen enkel punt werd geraakt aan het antisemitische karakter er<strong>van</strong>.<br />
Het VNV stond beslist niet alleen met zijn antisemitische oprispingen. Het antisemitisme was in de<br />
tweede helft <strong>van</strong> de jaren dertig beslist geen marginaal verschijnsel meer. Tijdens de campagne voor de<br />
gemeenteraadsverkiezingen in Antwerpen in 1938, bleek het antisemitisme wijd verspreid. De joodse<br />
aanwezigheid was een centraal thema in de verkiezingsstrijd. De nauwe banden <strong>van</strong> de joodse<br />
gemeenschap met de socialistische burgermeester Camille Huysmans waren voor velen een steen des<br />
aanstoots. Niet alleen het VNV en Rex, ook de Katholieke Partij leende zich tot antisemitisch opbod” 553 .<br />
4. DE SCHREIBTISCHTÄTER EN MEDEDADERS (COLLABORATEURS)<br />
Historicus Lieven Saerens geeft hier de nodige achtergrond: “Wanneer we de zaak bekijken<br />
<strong>van</strong>uit het perspectief <strong>van</strong> de mede<strong>daders</strong>, springen volgende vaststellingen in het oog. De<br />
overtuigde nationaal-socialisten stonden in Antwerpen relatief zeer sterk. Bovendien kwamen<br />
talrijke kopstukken bij de uitvoering <strong>van</strong> de jodenvervolging uit het Antwerpse en ze waren al voor<br />
de oorlog lid <strong>van</strong> anti-joodse organisaties. Het ging hier dus om fanatici die bijzonder vertrouwd<br />
waren met de Antwerpse joodse gemeenschap. Die vertrouwdheid vergemakkelijkte onmiskenbaar<br />
het opsporen <strong>van</strong> joden.<br />
Het zijn ons insziens echter niet de fanatici geweest die de doorslag hebben gegeven voor wat<br />
betreft het hoge aantal effectief gedeporteerden. Belangrijker was de houding <strong>van</strong> de omstanders, en<br />
meer bepaald die <strong>van</strong> de beleidsverantwoordelijken. Vanuit beleidsmatig standpunt kan niet naast de<br />
552 B. DE WEVER, De collaboratie in Vlaanderen, in J. GOTOVITCH & C. KESTELOOT (ed.), Het gewicht <strong>van</strong><br />
het oorlogsverleden, Gent, Academia Press, 2003, p. 39-49, 42-44.<br />
553 B. DE WEVER, Greep naar de macht: Vlaams nationalisme en Nieuwe Orde, het VNV, 1933-1945, Tielt,<br />
Lannoo, 1994, p. 304-305.<br />
160
medewerking <strong>van</strong> het Antwerpse provincie- en stadsbestuur, de plaatselijke administratie,<br />
ordehandhavers, gerechtelijke instanties en de advocatuur worden gekeken. Die instanties<br />
ontwikkelden in het kader <strong>van</strong> de jodenvervolging weliswaar geen persoonlijke initiatieven, maar ze<br />
voerden de Duitse verordeningen steeds loyaal uit. Allen beweerden te handelen in naam <strong>van</strong> de<br />
‘politiek <strong>van</strong> het minste kwaad’, of onder Duitse druk. In de praktijk ging de ‘politiek <strong>van</strong> het minste<br />
kwaad’ in Antwerpen echter veel verder dan in de rest <strong>van</strong> België. In het Antwerpse konden de<br />
Duitsers zich haast alles permitteren. En dat er helemaal geen mogelijkheid tot (passief) verzet<br />
bestond, is onjuist…”<br />
“De Antwerpse politiemedewerking aan de razzia’s leek haast <strong>van</strong>zelfsprekend. Ze lag in het<br />
verlengde <strong>van</strong> wat er intussen reeds was geschied. Bijna <strong>van</strong> meet af aan konden de Duitsers zich<br />
<strong>van</strong> een dergelijke medewerking verzekeren. Op het Antwerpse politieoptreden past wat in de<br />
vakliteratuur – we denken hierbij aan de Britse historicus Ian Kershaw en anderen – wel eens<br />
‘accumulatieve agressie’ wordt genoemd. In december 1940 verdeelde de Antwerpse politie<br />
opeisingsformulieren voor de joden die naar Limburg werden uitgewezen. <strong>Een</strong> maand later, in<br />
januari 1941, begeleidde ze de opgeëisten per trein naar Limburg. Enkele dagen later was ze ook<br />
bereid om de niet opgedaagde ‘Limburg-joden’ thuis af te halen. Geweld was echter nog uit den<br />
boze. ‘Onwilligen’ werden ongemoeid gelaten. In juni 1942 herhaalde zich ongeveer hetzelfde<br />
scenario. Nu werden opeisingsformulieren voor de verplichte tewerkstelling aan de Atlantikwall<br />
(Organisation Todt) verspreid. Vervolgens werden de OT-joden onder politiebegeleiding op de trein<br />
gezet. Nog eens twee maanden later, op 15 augustus 1942, verleende de Antwerpse politie voor het<br />
eerst haar medewerking aan een razzia, waarbij de joden collectief werden opgepakt. De<br />
medewerking bleef grotendeels ‘beperkt’ tot het afgrendelen <strong>van</strong> de straten. Het leek als het ware<br />
een ‘oefening’. Het oppakken <strong>van</strong> de joden was vooralsnog het werk <strong>van</strong> de Duitsers, de Dienststelle<br />
Holm en Feldgendarmen. Nauwelijks twee weken later werkte de politie opnieuw mee aan een<br />
razzia. Door obstructie <strong>van</strong> een aantal politieagenten werd hij echter hij echter voortijdig afgebroken.<br />
<strong>Een</strong> dag later kwam het Duitse bevel dat de Antwerpse politie volledig op eigen houtje een<br />
jodenrazzia moest houden. Tegen ‘onwilligen’ diende nu ook geweld te worden gebruikt. De<br />
Antwerpse politie voerde het bevel tot in de finesses uit. De joden werden letterlijk uit hun huizen<br />
gesleept, zieken en gewonden incluis. Meer nog, die nacht pakte de Antwerpse politie meer joden op<br />
dan het door de Duitsers vooropgestelde quotum <strong>van</strong> 1.000.<br />
De medewerking <strong>van</strong> Antwerpse instanties had niet alleen gevolgen voor de <strong>slachtoffers</strong>, maar<br />
ook voor het potentiële aantal Antwerpenaren dat bereid was hulp te bieden aan hun joodse buren.<br />
Sociologische en geschiedkundige studies wijzen er inderdaad op dat de meesten eerder geneigd zijn<br />
tot hulp over te gaan, wanneer gezaghebbende referentiegroepen, ‘wier normen men deelt’, hierom<br />
uitdrukkelijk vragen. Burgemeester Leo Delwaide en met hem het hele stadsbestuur, evenals de<br />
procureur des konings E. Baers en hoofdcommissaris J. De Potter, besloten te zwijgen. Meer nog,<br />
herhaaldelijk werd er medewerking verleend aan de bezetter, zelfs wanneer die medewerking inging<br />
tegen de Belgische strafwetgeving. Ook de Antwerpse Balie roerde zich niet en capituleerde voor de<br />
anti-joodse verordeningen. Er was in Antwerpen evenwel nog een referentiegroep voorhanden die<br />
minstens even belangrijk was, met name de kerkelijke instanties. (…)<br />
Uit de SOMA-enquête blijkt echter dat de Antwerpse geestelijkheid nauwelijks geneigd was<br />
hulp te bieden aan joden. Hierdoor ontbeerden de gelovigen andermaal een voorbeeldfunctie. (…)<br />
Het gevolg was dat een kern <strong>van</strong> potentiële helpers - die hoe dan ook wel steeds aanwezig zal zijn<br />
geweest – andermaal niet werd aangesproken of geactiveerd.<br />
De houding <strong>van</strong> de Antwerpse geestelijkheid is des te opvallender, aangezien de Belgische<br />
clerus symbool staat voor hulp aan joden. Binnen de Belgische kerkelijke instanties had de<br />
Antwerpse geestelijkheid blijkbaar nood aan directieven <strong>van</strong>wege haar hiërarchische overheid. Dat<br />
brengt ons bij de houding <strong>van</strong> kardinaal Van Roey. Ondanks het grote prestige <strong>van</strong> de Kerk ging<br />
Van Roey niet over tot een openlijk protest tegen de jodenvervolging, net zomin als het Antwerpse<br />
stadsbestuur en bijvoorbeeld de Secretarissen –Generaal. In het kader <strong>van</strong> de Kerk dient uiteraard te<br />
worden onderstreept dat ook paus Pius XII nooit tot dergelijk protest overging. (…)<br />
Toch dringen zich ook hier nuanceringen op. Uit het voorgaande mag niet worden besloten<br />
dat Antwerpen louter een stad <strong>van</strong> ‘pertinente jodenhaters’ was. Wel menen we te mogen stellen dat<br />
in Antwerpen het aantal ‘onverschilligen’ ontzettend hoog lag. En dat aantal steeg immer, tot... de<br />
invoering <strong>van</strong> de verplichte tewerkstelling voor Belgen in oktober 1942. Toen was het voor de<br />
joodse gemeenschap echter reeds te laat. Laten we ook hier even verwijzen naar onderzoek over de<br />
publieke opinie in nazi-Duitsland. De socioloog Michael Müller Claudius deed in 1938 en 1942<br />
161
enkele (informele) enquêtes onder NSDAP-leden, afkomstig uit diverse sociale strata. In 1938 kwam<br />
hij tot de conclusie dat 63% <strong>van</strong> zijn Duitse gesprekspartners verontwaardigd was bij anti-joods<br />
geweld. 32% toonde zich onverschillig, 5% juichte het geweld toe. In de herfst <strong>van</strong> 1942 voerde hij<br />
een nieuwe enquête uit. Nu toonde nog slechts 26% zich bezorgd over het lot <strong>van</strong> de joden. Grootste<br />
stijger was evenwel niet de groep jodenhaters, die bleef op 5%. Het waren de onverschilligen die<br />
waren gestegen, en wel tot 69%. Toegepast op Antwerpen zou dat betekenen dat de onrechtstreekse<br />
invloed <strong>van</strong> de Volkverweerders en tutti quanti niet te onderschatten was. Zij bleven een beperkte<br />
groep, maar door hun constante agressieve optreden hadden zij mee een sfeer <strong>van</strong> gelatenheid helpen<br />
creëren. In dat licht krijgt de pogrom <strong>van</strong> april 1941 een nieuwe betekenis. Toen, zestien maanden<br />
voor de eerste razzia’s, was het geweld reeds een eerste maal ten top gedreven. Opmerkelijk voor<br />
Antwerpen was ook het drieste optreden <strong>van</strong> de bezetter tegen zowel joden als hun helpers in nood.<br />
In tegenstelling tot de rest <strong>van</strong> het land werden daar bij ontdekking <strong>van</strong> verborgen joden niet alleen<br />
de joden, maar meestal ook diegenen die hen verborgen opgepakt, wat hulp aan joden in het<br />
Antwerpse riskanter leek te maken. De meesten werden in de Antwerpse Begijnenstraat opgesloten,<br />
maar kwamen na verloop <strong>van</strong> tijd en een fikse geldboete vrij. Vaak vonden ze bij hun terugkeer dan<br />
ook nog eens hun huis leeggeplunderd.” 554 .<br />
4.1. DE VERKLIKKER: GUSTAAF DE SCHUTTER<br />
.?<br />
De verklikker, die vaak handelde uit nijd, afgunst, zakelijke en professionele rivaliteit, blijft<br />
meestal voor altijd onbekend. Bij de Sipo-SD in de Della Faillelaan in Antwerpen kwamen in ieder<br />
geval de tips vaak anoniem toe, die deze dienst dan verder onderzocht.<br />
“De sterkte <strong>van</strong> den groep verklikkers en aanbrengers [bij de SD <strong>van</strong> Antwerpen] schat ik op<br />
een 1000-tal. Deze werden niet vergoed, doch er werd verwacht dat zij zouden handelen uit politiek<br />
idealisme,” schrijft SD-medewerker Debra 555 .<br />
Vlaams SD-beambte in vast dienstverband, gewoon SS-Sturmmann Jan Schuermans,<br />
bevestigt in een proces-verbaal <strong>van</strong> 28 oktober 1947: “Ik meen dat [bij de razzia bij Klaas Sluys]<br />
toevallig er ook Joden werden aangetroffen. Er was ’n schrijven toegekomen waarin vermeld werd<br />
dat Sluis een geheime drukkerij had” 556 .<br />
In een proces-verbaal <strong>van</strong> 21 september 1944 vertelt joodse Auschwitz-overlevende Jonas<br />
Polak hetvolgende: “Ik, mevrouw Bremer 557 , dezes kind 1 ½ jaar oud, hadden ons – allen Israëlieten<br />
zijnde – tijdens de vijandelijke bezetting moeten schuil houden. In Maart 1943 kwam ik toevallig bij<br />
De Schutter Gustaaf, wonende alhier Edelinckstraat nr.8, die zich dan bevond bij zijn schoonzoon<br />
Van den Heurck wonende alhier Lange Leemstraat nr.32. De reden <strong>van</strong> mijn bezoek was het<br />
terughalen <strong>van</strong> gedeelte aan hen toevertrouwde bezittingen, en opklaring <strong>van</strong> zaken tusschen ons<br />
gedaan. De Schutter haalde mij met veel overtuigingskracht over hem te vergezellen bij zijn bezoek<br />
aan Mevrouw Bremer te Edegem, Lentelei nr.35, alwaar deze zich schuil hield. Tien minuten nadat<br />
ik aldaar was, kwam de Gestapo in het huis binnen o.a. Debra, intieme vriend <strong>van</strong> De Schutter,<br />
welke boter smokkelden met de auto <strong>van</strong> Debra zooals ik vernomen heb <strong>van</strong> de familie Hendrickx-<br />
Coenen, wonende te Edegem Drie Eikenstraat nr. 59. Ten gevolge <strong>van</strong> de samenwerking <strong>van</strong> Debra<br />
554<br />
L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 746-750.<br />
555<br />
(Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />
556<br />
Ibid.<br />
557<br />
Charles Hendrickx zegt in een verklaring dat Mevrouw Bremer de zus <strong>van</strong> Polak was. Vermits zij echter<br />
een verschillende familienaam hebben en Sofia Bremer op de transportlijst staat aangeduid als XX/1236 met<br />
Bremer-Bremer Sofia, vergist Charles Hendrickx zich hier wellicht. M. SCHREIBER, Stille rebellen, p. 321.<br />
Toch is het niet uit te sluiten dat er tussen hen beiden een of andere band bestond.<br />
162
met de Gestapo is Debra thans aangehouden. Na gebruikelijke mishandeling door Debra trachtte ik<br />
mij te verdedigen dat mijn eenzelvigheid was De Poorter (zooals mijn valsch eenzelvigheidskaart<br />
luidde) en niet Polak. Na een oogenblik <strong>van</strong> aarzeling wendde zich Debra naar De Schutter, die<br />
onmiddellijk bevestigde dat ik Polak mij noemde. Dit bleek uit het gebaar <strong>van</strong> de Schutter welk ik<br />
op afstand zijnde kon vaststellen en de woorden <strong>van</strong> Debra die mij dan benaderde: “Het is onnoodig<br />
te ontkennen.” Daarop kwam De Schutter beneden en zegde tot mij: “Jo het is onnoodig te<br />
ontkennen, het is beter de waarheid te zeggen.” De Schutter was bekend <strong>van</strong> mijn valsche<br />
eenzelvigheid dus had mij me kunnen redden in deze moeilijke situatie, in plaats <strong>van</strong> mij er te laten<br />
inloopen, te meer daar de Gestapo aarzelde op dat oogenblik. Ten gevolge hier<strong>van</strong> werd ik<br />
aangehouden door de Gestapo alsmede Mevr. Bremer, dezes kind en een zekere Grosz, allen aldaar<br />
verstopt zijnde. Wij werden overgebracht naar de ge<strong>van</strong>genis in Wilrijk. ’s Nachts in mijn cel<br />
vernam ik <strong>van</strong> gebuur Mevr. Bremer, die opgesloten was in een cel naast de mijne, dat zij <strong>van</strong> de<br />
Gestapo vernomen had dat het De Schutter was en Van den Heurck voornoemd die ons bij de<br />
Gestapo hadden verraden. De volgende dag tijdens een ander verhoor, in tegenwoordigheid <strong>van</strong><br />
vrouw Bremer vernam ik persoonlijk <strong>van</strong> de Chef der Gestapo Holm aan Debra , zijn medewerker:<br />
“Wie is toch Van den Heurck” dat Debra antwoordde: “Dat is diegene die ze heeft aangegeven….<br />
De reden <strong>van</strong> hun verraad was ons te doen verdwijnen om dan gebeurlijk in het bezit te komen <strong>van</strong><br />
de door ons aan hen toevertrouwde juwelen en waarden” 558 .<br />
En Door Hendrickx bevestigt dit: “Den 19.3.1943 werd ik door de Gestapo opgesloten in de<br />
ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Antwerpen, wegens wegstopping <strong>van</strong> Joden. Alhier vernam ik <strong>van</strong> een zekere<br />
Sebrasti, insgelijks aangehouden, dat een zekere Van den Heurck iets voor zijn vrijlating zou kunnen<br />
doen. Nadien vernam ik <strong>van</strong> mijn vrouw dat Van den Heurck een aanklager was, hetgeen zij gehoord<br />
had <strong>van</strong> een aangehouden Jodin in de ge<strong>van</strong>genis” 559 .<br />
En zijn zoon Charles Hendrickx voegt daar nog aan toe: “Nadien kwam De Schutter bij mij in<br />
de keuken en Debra stelde hem de vraag: “Waar woonden vroeger die Joden? – waarop De Schutter<br />
antwoordde: “In de Kievitstraat” of zoo iets. Ik heb dan nog aan De Schutter gevraagd mijn ouders<br />
te willen verwittigen nopens het gebeurde, het geen hij niet gedaan heeft.”<br />
En De Schutter zelf tenslotte, geeft weliswaar een iets andere versie <strong>van</strong> de feiten, maar<br />
bevestigt in zijn verklaring wel: “Debra vroeg mij, wie hij (Polak) was, waarop ik zegde: “Het is<br />
Polak. ”Nadien heb ik nog aan Polak gezegd: “Het is beter dat gij de waarheid zegt, het is onnoodig<br />
te ontkennen.” – dit met het inzicht dat hij dan minder moeilijkheden zou oploopen” 560 .<br />
Meer dan 30.000 Belgen worden beticht <strong>van</strong> collaboratie door verklikking, terwijl er minder<br />
dan zesduizend daadwerkelijk worden vervolgd. Verklikking is dan ook vaak zeer moeilijk<br />
bewijsbaar. Ze neemt ook zeer verschillende vormen aan. Vaak is ze het gevolg <strong>van</strong> een louter<br />
persoonlijke afrekening, soms hangt ze samen met de uitgeoefende functie. Zo is het voor de hand<br />
liggend dat leden <strong>van</strong> Duitse inlichtingendiensten structurele verklikkers zijn. Minder voor de hand<br />
liggend en heel wat complexer is de rol <strong>van</strong> de bestuurders, bijvoorbeeld oorlogsburgemeesters, die<br />
door de ‘normale’ uitoefening <strong>van</strong> hun functie over bepaalde informatie beschikken en die soms<br />
rechtstreeks of onrechtstreeks doorgeven aan de bezettende overheid. Soms ligt deze informatie<br />
onmiddellijk aan de basis <strong>van</strong> Duitse repressie tegen personen. Bestuurders die lid zijn <strong>van</strong><br />
collaborerende politieke groeperingen krijgen daarenboven langs politieke weg de opdracht<br />
systematisch inlichtingen door te geven over politieke tegenstanders en velen doen dat ook. 561<br />
558<br />
Proces-verbaal <strong>van</strong> de verklaringen <strong>van</strong> Jonas Polak. (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal,<br />
Brussel)<br />
559<br />
Ibid.<br />
560<br />
Ibid.<br />
561<br />
M. VAN DEN WIJNGAERT, e.a., België tijdens de Tweede Wereldoorlog, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,<br />
2004, p. 179.<br />
163
Figuur 116 Notaboekje <strong>van</strong> jodenjager Debra, waarin hij (tips met) namen en adressen noteert o.a. <strong>van</strong><br />
(vermoedelijke) joden (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />
4.2 DE JODENJAGER: LOUIS DEBRA 562<br />
Organisaties als het VNV, Volksverwering, de Algemeene SS-Vlaanderen en de DeVlag<br />
ondersteunden volmondig de anti-joodse politiek, riepen bij herhaling op nog verdergaande<br />
maatregelen te treffen en vormden het rekruteringsgebied voor ‘jodenjagers’. Het was in het<br />
bijzonder de Antwerpse kern <strong>van</strong> Volksverwering die een centrale rol in de jodenvervolging<br />
speelde. 563<br />
562 Alle niet nader genoemde informatie over Debra is afkomstig uit zijn uitgebreide strafdossier. (Strafdossier<br />
Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel). Zijn oom priester Karel Debra, die na een tijd onderpastoor te<br />
zijn geweest in Borgerhout, sinds 1936 godsdienstleraar was aan het atheneum in Deurne, schrijft onder zijn<br />
pseudoniem Gladius (= zwaard) op 15 april 1938 in de Gazet <strong>van</strong> Antwerpen: “Rondom zijn kruis staren de<br />
joden met bloeddorstige bevrediging Hem aan. Ze hebben hun prooi vast in de greep <strong>van</strong> hun haat, daar hangt<br />
hij als een roodgekleurd mensenwrak in een ijselijk gevoel <strong>van</strong> verschrikkelijke smart en <strong>van</strong> verlatenheid. Er<br />
bestaan grenzen aan de menselijke wreedheid. De joodse haat kent echter geen grenzen.” Uit L. SAERENS,<br />
Vreemdelingen in een wereldstad, p. 436-437.<br />
563 Ibid., p. 555. “Wanneer we de volledige onderzoeksperiode voor ogen houden, kan voor Antwerpen niet<br />
<strong>van</strong> een ‘antisemitische traditie’ worden gesproken. Tot in de jaren 1920 heerste daar al bij al een tolerant<br />
klimaat tegenover joden. In die zin was er sprake <strong>van</strong> een kosmopolitische stad.<br />
Pas in de jaren 1930 kwam er een belangrijke ‘antisemitische stroming’ op gang en trad het beeld <strong>van</strong> een<br />
intolerante stad naar voren. Dat ‘antisemitisme’ was echter geen exclusief Antwerpse aangelegenheid. Het was<br />
ook terug te vinden in andere Belgische regio’s. Toch kan er <strong>van</strong> een Antwerpse ‘specificiteit’ worden<br />
gesproken en die had haar repercussies op de bezettingsperiode. Voor de Antwerpse joodse bevolking waren<br />
die nefast. Niet minder belangrijk is dat de overgrote meerderheid <strong>van</strong> de jodenvervolgers tijdens de bezetting<br />
reeds voor de oorlog in antisemitische organisaties actief was.<br />
Voor de groei <strong>van</strong> het ‘antisemitisme’ bestaat geen eenduidige verklaring. De Antwerpse casus maakt dat<br />
duidelijk. Het gaat in werkelijkheid om een complex <strong>van</strong> op elkaar inwerkende factoren. Tot die factoren<br />
behoren de economische crisis, de doorbraak <strong>van</strong> Nieuwe Orde-organisaties en de daarbij aansluitende<br />
massameetings, de politieke polarisatie, de gebeurtenissen in Duitsland en de vluchtelingenproblematiek.<br />
Daarnaast zijn er uiterst moeilijk te meten psychologische factoren geweest, waar<strong>van</strong> ‘angst’ allicht de<br />
voornaamste was. Rationele en irrationele elementen liepen in het ‘antisemitisme’ door elkaar. Bovendien<br />
bestond er in die jaren in de traditionele partijen nog geen algemene consensus over democratische waarden en<br />
vormden hedendaagse noties als de ‘rechten <strong>van</strong> de mens’ nog geen algemene leidraad. Dat leidde ertoe dat het<br />
discours <strong>van</strong> wie de Nieuwe Orde gunstig gezind was (in grote meerderheid geloofskatholieken) en dat <strong>van</strong><br />
partijkatholieken vaak niet <strong>van</strong> elkaar viel te onderscheiden. We kunnen enigszins overtrokken stellen dat<br />
zowel Nieuwe-Orde-gezinden als partijkatholieken een ‘zuiver’, ‘herkerstend’, katholiek Vlaanderen wilden.<br />
164
Figuur 117 Louis Debra, tijdens de oorlog (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat Generaal)<br />
De dag na de inval – zo vertelde Julia Schuyten later aan haar kinderen - zou een zekere Debra de<br />
sleutel <strong>van</strong> de woning hebben teruggebracht, en haar hebben voorgespiegeld dat hij “iets” voor Klaas<br />
zou (kunnen) doen. 564 Het gaat hier over Louis Jozef Debra (°5.9.1906 te Vlissingen) die als het<br />
ware bij Klaas Sluys om de hoek woonde, in de Nieuwelei 34 te Mortsel, en die effectief als<br />
“Dollmetscher” (vertaler/tolk) en als chauffeur voor de Sipo-SD Antwerpen werkte.<br />
Reeds in mei 1940 bemerken de buren dat Duitse officieren bij Debra op bezoek komen. Kort nadien<br />
bekent hij tegenover twee kennissen dat hij reeds drie jaar voor de Duitsers werkt. In juni 1940 biedt<br />
hij zich aan op de Feldkommandatur, om er als tolk te fungeren.<br />
De ultieme oorzaak aanwijzen voor de doorbraak <strong>van</strong> het ‘antisemitisme’ in het Antwerpen <strong>van</strong> de jaren 1930<br />
lijkt onmogelijk en dat te willen is zelfs pretentieus. Verscheidene <strong>van</strong> de hierboven genoemde factoren, zoals<br />
de toenemende joodse inwijking en de invloed <strong>van</strong> het buitenland waren al in voorgaande periodes aanwezig.<br />
Uit ons onderzoek blijkt inderdaad dat een sterke toename <strong>van</strong> joodse migranten niet automatisch leidde tot<br />
een manifest ‘antisemitisme’ (Anderzijds leidden – zoals reeds Jan Blommaert en Jef Verschueren opmerkten<br />
– ook contacten tussen autochtonen en vreemdelingen niet automatisch tot meer begrip voor elkaar.)<br />
De opkomst <strong>van</strong> het ‘antisemitisme’ is bovendien niet zomaar terug te brengen tot externe factoren als de<br />
invloed <strong>van</strong> het buitenland. Indien dat wel het geval was geweest, zouden we tijdens de hele periode die we<br />
onderzocht hebben anti-joodse organisaties hebben moeten aantreffen. Bovendien kan een buitenlandse<br />
inbreng pas effect sorteren als die enigszins aansluit bij een reeds bestaand anti-joods beeld. Het<br />
‘antisemitisme’ in Antwerpen ontstond niet ex nihilo, als louter resultaat <strong>van</strong> een externe import, maar sloot<br />
aan bij een anti-joods beeld dat in bepaalde kringen <strong>van</strong> meet af aan aanwezig was. Zo is er een band aan te<br />
wijzen tussen ‘antisemitisme’ en katholicisme en tussen ‘antisemitisme’ en nationalisme. Inzake nationalisme<br />
was echter een <strong>van</strong> onze belangrijke conclusies dat de wortels <strong>van</strong> het ‘antisemitisme’ niet bij het Vlaamsnationalisme<br />
maar wel bij het Belgisch-nationalisme dienen te worden gezocht. Dat betekent ook dat uit de<br />
Antwerpse casus naar voren kwam dat niet elk nationalisme automatisch tot ‘antisemitisme’ leidde. Vanuit<br />
Antwerps gezichtspunt moet meer bepaald een onderscheid gemaakt worden tussen het democratisch gezinde<br />
en het Nieuwe Orde-gezinde Vlaams-nationalisme.<br />
In ons boek kwamen we dus tot de slotsom dat de historicus haast onvermijdelijk moet terugvallen op vage<br />
begrippen als ‘tijdsgeest’, ‘l’air du temps’ en op begrippen als de ‘zachte’ jaren 1920 en de ‘harde‘ jaren 1930.<br />
In de jaren 1930 leken alle factoren, die elk op zich niet tot dezelfde radicalisering leidden, tot een ideaal<br />
kristallisatiepunt te zijn gekomen.” Ibid., p. 733-734.<br />
564 Deze tactiek heeft hij blijkbaar bij veel mensen toegepast. “Aan de Nederlander Gerard Geenen, Mevr. De<br />
Jaegher, Jos Dillen en enkele anderen beloofde Debra telkens hen uit hun moeilijkheden te helpen. Toevallig<br />
[sic] kwam hier telkens niets <strong>van</strong> in huis…. Ook aan Marie Fromont beloofde Debra hulp voor haar man, die<br />
door de Geheime Feldpolizei opgesloten was. Er kwam niets <strong>van</strong> in huis.” Uit: Vroegere Slachtoffers <strong>van</strong><br />
Debra, schilderen diens Nazi-activiteit, in De Volksgazet, 3 december 1949, p. 7.<br />
165
Figuur 118 Klaas Sluys' getuigenis op het proces <strong>van</strong> Debra op de Openbare Zitting <strong>van</strong> 8.12.1949<br />
(Strafdossier Debra, Archief Auditoraat Generaal) 565<br />
565 In zijn eigen vonnis <strong>van</strong> het Kriegsgericht staat duidelijk dat hij werd opgepakt op 30 januari 1943.<br />
Eigenlijk was het de nacht <strong>van</strong> 30 op 31 januari 1943. In een proces-verbaal <strong>van</strong> 17 september 1945 verklaart<br />
Klaas: “De bedoeling der huiszoeking bestond in het opsporen eener geheime drukkerij…. Den dag myner<br />
aanhouding ben ik samen met de familie Grosz, en Nadel, weggevoerd ik en Nadel naar de Begijnenstraat en<br />
166
Figuur 119 <strong>Een</strong> getuigschrift <strong>van</strong> de Feldkommandatur dat Debra er als Dolmetscher gewerkt heeft <strong>van</strong><br />
1 juni tot eind juli 1940, 5.8.1940 (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />
Via zijn connecties geraakt hij ook binnen bij de vliegtuigfabriek Erla te Mortsel. Nog altijd in<br />
1940 of ten laatste begin 1941 leert Debra verschillende leiders <strong>van</strong> de GFP (Geheime Feldpolizei),<br />
de Sipo (Sicherheitspolizei) en de Zwarte Rijkswacht kennen. Hieruit vloeit een nauwe<br />
samenwerking voort. Einde 1940, begin 1941 maakt hij in de manège ook kennis met leden <strong>van</strong> de<br />
SD (Sicherheitsdienst). Debra wordt ereambtelijke medewerker of aangestelde <strong>van</strong> de SD. Hij is<br />
zeer bevriend met de SD-leiders Dr. Werner en Desselman, die hij thuis ont<strong>van</strong>gt en met dewelke hij<br />
gaat paardrijden en jagen.<br />
Groz met kinderen overgebracht naar de Dellafaillelaan [Dienststelle Sipo-SD of Gestapo-hoofdkwartier] later<br />
is de familie Groz overgebracht naar Mechelen... bij deze Gestapomannen was nog aanwezig een zekeren<br />
[Jan] Schuermans… deze Schuermans, was ook den persoon die mij op het bureel der Gestapo mede<br />
verhoorde, hij scheen ongeveer 20 a 22 jaar oud te zijn, droeg een uniform <strong>van</strong> de Sicherheitsdienst en was<br />
gewapend met een revolver.” (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel) Afgezien <strong>van</strong> de<br />
burgemeester, waren er dus zeven Gestapomannen, waar<strong>van</strong> vijf Vlamingen, zijnde Debra, Jan Schuermans,<br />
Emiel Wyndaele en nog twee anderen, waar<strong>van</strong> Klaas de naam niet heeft horen vernoemen, en twee Duitsers,<br />
waaronder Kaeding. Volgens Debra zou het Kaeding geweest zijn die Van Sintjan zou gevraagd hebben om<br />
het fabriekje <strong>van</strong> Sluys aan te duiden. “Ik ben dan naar Mme Sluis gereden, heb haar de sleutels overhandigd<br />
en haar de raad gegeven de tussenkomst in te roepen <strong>van</strong> de protestantse dominee omdat deze aan de Duitsers<br />
bewijs kon leveren dat Sluis enkel uit kristennaastenliefde die Joden onderdak had verschaft. Mij werd<br />
naderhand meegedeeld dat het Duitse Krijgsgerecht met deze verklaring zou hebben rekening gehouden, zodat<br />
Sluis ’n zeer lichte hechtenisstraf heeft gekregen. Sluis was protestant en zeer gelovig en bekend voor zijn<br />
werken <strong>van</strong> liefdadigheid. Ik wil erop wijzen dat ik bij den Duitsen Rechter Boudisch aan wien ik rijles gaf,<br />
ten gunste <strong>van</strong> Sluis heb gesproken in den zelfden zin,” aldus Debra in een proces-verbaal <strong>van</strong> 9 november<br />
1947. (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />
167
Figuur 120 Debra met jachtgeweer en jachtbuit (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal,<br />
Brussel)<br />
Volgens zijn collega Thonon was Debra zeker tot 1944 “een volle vertrouwensman op de SD<br />
die vrij in en uit de dienststelle mede ging op ‘aktions’ en met zijn eigen wagen deelnam aan<br />
aanhoudingen.” Al zijn collega’s bevestigen dat hij op alle burelen kwam en het volste vertrouwen<br />
genoot.<br />
In een teruggevonden verslag over de “Algemene Toestand” verwijt hij aan de Duitse<br />
Verwaltung haar laksheid, omdat nog geen enkele jood de ster draagt, niettegenstaande de<br />
verordening reeds verschenen is. Hij stelt voor de jodenster met een brandijzer op hun voorhoofd te<br />
branden.<br />
De top <strong>van</strong> de Judenabteilung mocht dan wel Duits zijn, er werkten hoofdzakelijk Vlamingen.<br />
Zijn eigen neef, dokter N. Henneaux, verklaart na de oorlog dat Debra in april 1941 bij hem langs<br />
kwam met een aktentas, met daarin een revolver en een matrak; deze laatste, zei Debra, “pour mettre<br />
les juifs à la raison. Il se <strong>van</strong>tait d’avoir encore rossé d’importance des Juifs quelque temps<br />
aupara<strong>van</strong>t.” 566<br />
In Antwerpen – op 1 januari 1942 wordt dat Groot-Antwerpen – werden de Vlaamse SS’ers<br />
en Dolmetschers al vroeg bij de jodenvervolging betrokken.<br />
Tot de opdrachten <strong>van</strong> Erich Holms Dolmetschers behoorde het vergezellen <strong>van</strong> Antwerpse<br />
jodenjagers als Felix Lauterborn tijdens hun acties. Aangezien Lauterborn en co. niet officieel lid<br />
<strong>van</strong> de Sipo-SD waren – ze oefenden hun functie “Ehrenamtlich” (als ereambt, niet-bezoldigd) uit -,<br />
waren de Dolmetschers nodig om aan de acties een officieel karakter te geven 567 .<br />
Samen met zijn vrienden <strong>van</strong> de Sicherheitspolizei en in zijn hoedanigheid <strong>van</strong> Ehrenamtliche<br />
Angestellter heeft Debra aan verschillende razzia’s of “Aktionen” deelgenomen.<br />
Zo vergezelt hij eind januari 1943 de Sipo naar Boechout, waar hij de woning helpt te vinden<br />
<strong>van</strong> Klaas Sluys, die verdacht wordt <strong>van</strong> een geheime drukkerij te bezitten. Twee maanden later,<br />
rond 19 maart 1943 arresteerde Debra, geholpen door Lauterborn 568 , verschillende joden in Edegem,<br />
alsook de familie Hendrickx, die ze in huis genomen had. 569<br />
566<br />
Brief <strong>van</strong> 20 oktober 1944 aan “l’Auditeur Militaire”. (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal,<br />
Brussel).<br />
567<br />
L. SAERENS, Gewone Vlamingen? De jodenjagers <strong>van</strong> de Vlaamse SS in Antwerpen, 1942 (Deel 1), in<br />
Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 15 (2005) p. 299.<br />
568<br />
Over Lauterborn schrijft hij: ”Is verscheidene malen door de GFP gesnapt geworden bij diefstal of<br />
aanleiding tot diefstal in verlaten woningen, waar<strong>van</strong> de bewoners waren aangehouden, doch regelmatig<br />
vrijgesteld door tusschenkomst <strong>van</strong> Holm.” En dan lees je in een verklaring <strong>van</strong> Maria Dierckx, de buurvrouw<br />
<strong>van</strong> Door Hendrickx en zijn vrouw Philomena: “Desanderendaags zijn die zelfde heeren terug geweest en dan<br />
hebben zij nog al lang in het [huis] <strong>van</strong> Hendrickx, vertoefd.” (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-<br />
Generaal, Brussel)<br />
569<br />
Edith Hönig en de andere joden, die bij Door Hendrickx en Philomena Coenen ondergedoken zaten, konden<br />
nog wegvluchten dankzij schoondochter Yvonne Noë, de echtgenote <strong>van</strong> Charles Hendrickx, die hen nog tijdig<br />
kon verwittigen.<br />
168
Figuur 121 Felix Lauterborn op zijn naoorlogs proces, 1947 (L. SAERENS, 2000, p. 631)<br />
Ten huize <strong>van</strong> Debra werden verschillende voorwerpen <strong>van</strong> joodse afkomst teruggevonden:<br />
joodse religieuze boeken, drie fonoplaten met Hebreeuwse gezangen, diamantbalansjes en<br />
gebedsrollen, allemaal gestolen <strong>van</strong> de joden die hij mee had helpen oppakken. In een procesverbaal<br />
<strong>van</strong> 12 november 1947 zegt hij daarover: “Ik heb me steeds erg geïnteresseerd voor de<br />
Joodse religie en had zelfs verschillende Joodse gebedsrollen in huis en ook werken om zelf<br />
Hebreeusch te leren.Deze gebedsrollen kwamen uit de kelder <strong>van</strong> Holm. - en ik had ze weggenomen<br />
als antikiteitsstuk en als religieuze waarde, omdat de SD dat alles liet verbranden.”<br />
Figuur 122 Fragment uit het proces-verbaal <strong>van</strong> neerlegging <strong>van</strong> stukken <strong>van</strong> overtuiging, 2.2.1950<br />
(Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />
Gedurende ruime tijd schijnt Debra zich dan afzijdig te hebben gehouden <strong>van</strong> medewerking<br />
aan arrestaties. Eerst in januari 1944 begint hij terug met de Sipo op te treden. Hij treedt ook nog op<br />
voor de Geheime Feldpolizei.<br />
Naast de GFP, de Sipo, de Zwarte Rijkswacht, het Devizenschutzkommando (de dienst stond<br />
in voor roof <strong>van</strong> joodse goederen en ‘vijandig vermogen’) en de Kommandatur, heeft Debra ook<br />
contacten met de Abwehrstelle (de Duitse spionnage).<br />
Debra beperkt zich niet tot Duitse organismen. Wij vinden hem ook terug in het midden <strong>van</strong><br />
de Nieuwe Orde-bewegingen. Zo was hij o.a. lid <strong>van</strong> de DeVlag, het VNV, aanhanger en later ook<br />
beschermend lid <strong>van</strong> de Algemeen SS en <strong>van</strong> de Nationaal Socialistische Beweging in Vlaanderen.<br />
En hij was al voor de oorlog een zeer actief lid <strong>van</strong> de anti-joodse vereniging Volksverwering.<br />
Volgens René Lambrichts, de stichter <strong>van</strong> de organisatie, bracht hij veel abonnees aan en woonde hij<br />
de vergaderingen bij. Tijdens zo’n vergadering in april 1941 in het lokaal “De Gulden Kroon”,<br />
Lijnwaadmarkt 11 in Antwerpen, staat hij op een bepaald ogenblik op en “demanda une action et un<br />
nettoyage plus énergiques. [Eerst heeft hij het over een zuivering bij de rijkswacht, L.S.]. (...) Il<br />
remit ensuite avec beaucoup d'ostentation, au président de de la séance un billet de Frs. 500, afin,<br />
disait-il d'acheter des marteaux avec très longs manches pour casser les carreaux des magasins juifs,<br />
169
comme cela se faisait en Allemagne” 570 . Ook Louisa Henrot, die tussen 1937 of 1938 en 1942 met<br />
Debra verloofd was (hoewel niet officieel), verklaart op 6 juni 1945: “Het is mij opgevallen tijdens<br />
mijn betrekkingen met Debra, Louis, reeds vóór den oorlog, dat hij overdreven tegen de joden<br />
gekant was. Zulks kon ik uitmaken ingevolge zijn uitlatingen desbetreffend” 571 .<br />
In februari 1946 vindt de politie op het appartement <strong>van</strong> Maurice Meert, Dambrugghestraat nr.<br />
2, een kist, met daarin allemaal zaken die betrekking hebben op de activiteit <strong>van</strong> deze “Verwalter<br />
von Feindvermögen und Judenvermögen”, en tevens lid <strong>van</strong> de Abwehrstelle. In die kist zit o.a. een<br />
curriculum vitae <strong>van</strong> Debra gaande tot en gedateerd op 15 juli 1940, waarin de volgende passage<br />
staat: “Immer Duitschgezind was ik getrouw abonnent <strong>van</strong> Welt-dienst, “Service Mondial” uit<br />
Erfurth; Volksverweering en Ami du Peuple; De Aanval enz. alle antijoodsche verenigingen waar ik<br />
aktief lid <strong>van</strong> was” 572 .<br />
570<br />
SOMA (nr. AA 1333), IAA - Dossier Florentin Lequeux: Activiteitenrapport Lequeux.<br />
571<br />
Proces-verbaal <strong>van</strong> een verklaring <strong>van</strong> Louisa Henrot, 6 juni 1945. (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-<br />
Generaal, Brussel)<br />
572<br />
Fragment uit een curriculum vitae <strong>van</strong> Debra, 15.7.1940 (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal,<br />
Brussel) “Onder ‘antisemiet’ verstaan we hier iemand die jodenhaat tot een belangrijke ‘drijfveer <strong>van</strong> zijn<br />
bestaan’ maakte en tijdens de bezetting met hart en ziel aan de jodenvervolging zou meewerken. Het gaat met<br />
andere woorden over de harde, actieve kern, die bereid was verbaal geweld ook in fysiek geweld om te<br />
zetten…<br />
Hét portret <strong>van</strong> de antisemiet is niet te maken. Antisemieten, zo leert ons de analyse <strong>van</strong> de Antwerpse situatie,<br />
waren onder alle rangen, standen en leeftijden waar te nemen. Vast staat wel dat ze tijdens de bezetting niet<br />
zomaar uit de lucht kwamen vallen. De overgrote meerderheid had reeds in de jaren voordien openlijk <strong>van</strong> zich<br />
laten horen in anti-joodse organisaties. Ook staat vast dat het anti-semitisme niet louter een mannenzaak was,<br />
maar even fanatieke vrouwen aantrok.<br />
Veelal ging het om eeuwige querulanten en verongelijkten die zowat hun leven lang overal brokken<br />
achterlieten, maar de schuld daar<strong>van</strong> steevast op derden afwentelden. Opvallend is ook dat heel wat <strong>van</strong> de<br />
jodenjagers er professioneel niet bijster goed voor stonden en bij het begin <strong>van</strong> de bezetting zo goed als<br />
werkloos waren. Daaruit mag evenwel niet worden geconcludeerd dat het economische aspect doorslaggevend<br />
was. Er staat tegenover dat een heel leger <strong>van</strong> Antwerpse werklozen die extreme stap niet zouden zetten. (…)<br />
<strong>Een</strong> bepaalde religieuze overtuiging of religieuze opvoeding gaf al evenmin de doorslag. Vanuit dat standpunt<br />
zouden bij wijze <strong>van</strong> spreken alle antisemieten katholiekgelovigen moeten zijn geweest. Dat was in vele<br />
gevallen ook zo, maar het was niet cruciaal. (…) Ook een welbepaalde politieke keuze was niet allesbepalend.<br />
In Volksverwering werkten Vlaams-nationalisten en Belgisch-nationalisten keurig met elkaar samen en zij<br />
waren zich goed bewust <strong>van</strong> elkaars achtergrond.<br />
‘Men’ werd evenwel geen antisemiet via het nationalisme. Die keuze om anderen uit te sluiten was voordien al<br />
gemaakt, door de meesten allicht al in hun jeugd. Wanneer wij al die antisemitische prototypes die wij in ons<br />
<strong>verhaal</strong> tegenkwamen <strong>van</strong> nabij bekijken, lijkt het ons inderdaad dat hun haat voor een groot stuk in henzelf<br />
dient te worden gezocht. In feite kon geen enkele antisemiet tijdens de naoorlogse processen een rationele<br />
verklaring voor zijn antisemitisme geven en geen <strong>van</strong> hen bracht uitdrukkelijk het nationalisme als ultieme<br />
legitimatie naar boven. ‘Het anti-joods gevoelen kan men niet verklaren, men heeft het of men heeft het niet’,<br />
zei een <strong>van</strong> hen. Dergelijke individuen waren in de totale onmogelijkheid om ‘anderen’ als ‘anderen’ te<br />
aanvaarden…<br />
Ondanks die wat ‘dieptepsychologische’ benadering willen wij het belang <strong>van</strong> het nationalisme niet<br />
ontkennen. Het exclusieve, Nieuwe Orde-gezinde nationalisme <strong>van</strong> de jaren 1930 – zeker het Vlaamse met<br />
zijn klemtoon op afstamming – bood de gezochte legitimering voor het onderscheid tussen ‘Wij’ en ‘Zij’. ‘Zij<br />
horen hier niet, Wij wel.’ ‘Joden buiten!’ Die vorm <strong>van</strong> nationalisme riep eindelijk tot de actie op, tot<br />
vitalisme, maar dan wel ten koste <strong>van</strong> de ‘andere’. Kortom, het nationalisme bood de kans om de eigen visie<br />
uit te dragen, om eindelijk eens te worden gehoord en tot de strijd tegen ‘de vijand’ over te gaan. <strong>Een</strong> categorie<br />
<strong>van</strong> antisemieten die daarbij aansloot, bracht via een nationalistisch concept ‘een jood’ tot een abstractum<br />
terug, zonder menselijke eigenschappen. <strong>Een</strong> typevoorbeeld daar<strong>van</strong> was Jef De Langhe. Hij bekeek de<br />
mensheid louter <strong>van</strong>uit de tabellen <strong>van</strong> Mendeljev, als ‘erwten en bonen’.<br />
De voorbeelden <strong>van</strong> Jef De Langhe … tonen ook aan dat antisemieten niet te herleiden zijn tot ongecultiveerde<br />
primairen…. Artistieke aanleg was immers bij meerdere antisemieten aan te wijzen. Verscheidene<br />
antisemieten, zoals René Lambrichts, kwamen bovendien uit gegoede milieus en hadden hun humaniora op<br />
elitescholen doorgebracht.” L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 742-744.<br />
170
Figuur 123 Fragment uit een curriculum vitae <strong>van</strong> Debra, 15.7.1940 (Strafdossier Debra, Archief<br />
Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />
Toch wijst hij in een handgeschreven verdediging op zijn hulp aan verschillende joden: “Op<br />
zijn verzoek [<strong>van</strong> zijn garagist Roosdorp, Plantin-Moretuslei 161-163 Antwerpen] heb ik mij het lot<br />
aangetrokken <strong>van</strong> de Ned. Jood Pels die 10.000 frs beloofde als ik hem z’n huis kon terugbezorgen<br />
dat door Duitsche officieren bezet was. 573 Ik echter zegde alles te doen maar gratis, dit kan heer<br />
Roosdorp bevestigen. Aan auditeur De Schrijver verklaarde Pels n.l. dat hij mij 1000 of 3000 frs zou<br />
gegeven hebben wat ik ten zeerste ontken mits ik steeds gratis werkte (zie bundel Pels svp). Ik heb<br />
voor Pels niet alleen veel demarches gedaan om zijn huis terug te krijgen, wat werd toegestaan<br />
zoodra de daar logeerende officier zou verplaatst worden, ook heb ik hem op de meest afdoende<br />
wijze geholpen door hem een verklaring te geven dat hij niet jood was, en dat hij niet als jood mocht<br />
gearresteerd worden. Ook dit geschiedde gratis. Wel heb ik Pels aangeraden zich te laten doopen!<br />
573 Albertus Pels bevestigt dat: “Debra Louis heeft dan getracht me te kunnen helpen, maar volgens mijn<br />
mening, niet uit sympathie, maar wel voor de 10.000 frank… Debra heeft me die tijd een door hem<br />
eigenhandig geschreven getuigschrift overhandigd.” (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal,<br />
Brussel)<br />
171
Figuur 124 <strong>Een</strong> memorandum <strong>van</strong> Debra voor de jood Albert Pels, 24.1.1941 (Strafdossier Debra,<br />
Archief Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />
Op verzoek <strong>van</strong> jood Beherman, Belgiëlei 69, aan wie ik ook zoo’n verklaring bezorgde,<br />
waardoor ik zelfs in de grootste moeilijkheden geraakte met Holm <strong>van</strong> de SD ben ik met de<br />
schoonzuster <strong>van</strong> Pels, n.l. Mevrouw Pampel naar de Dossinkazerne te Mechelen gereden, waar haar<br />
man, een Ned. jood, opgesloten was 574 . Door mijn verzoek en de belofte <strong>van</strong> koffie en cigaretten,<br />
werd mij beloofd, dat Pampel terug zou in vrijheid gesteld zou worden zoodra hij klaar was met zijn<br />
werk aan een paar auto’s. Pampel is n.l. een goede auto-monteur, en werkt nu in de garage Delvo.<br />
Ondanks mijn onkosten heb ik dit ook gratis gedaan….<br />
Beherman hielp ik aan een bewijs, waarop ik het handschrift <strong>van</strong> Dr. Werner had nagemaakt<br />
en gestempeld met het dienststempel der SD om te verhinderen dat hij als russische jood zou<br />
gearresteerd worden. Ik hielp hen ook de 1 ste maal om niet gearresteerd te worden door de<br />
feldgendarmerie, toen hij mede verdacht was in een zaak <strong>van</strong> gestolen motoren. <strong>Een</strong> 2 de maal<br />
gearresteerd, verklikte zijn medevennoot Dockx dat ik hem aan een bewijs had geholpen <strong>van</strong> niet<br />
jood, waardoor ik op de SD in groot gevaar verkeerde, en daardoor door Holm verplicht werd mee in<br />
Edegem jood Polak te arresteren. Dr. Werner wist dit toch te arrangeren, en gaf aan Holm bevel,<br />
Beherman gerust te laten, maar zegde mij dat ’t beter was dat hij Antwerpen verliet. Ik offreerde<br />
geld aan Beherman om hun voort te helpen, maar hij scheen dat toch niet nodig te hebben.”<br />
De echtgenote <strong>van</strong> Beherman verklaart op 15 oktober 1944: “J’ai écrit cette carte à Debra dont<br />
je sais qu’il était gestapo pour le cas sui<strong>van</strong>t: Mon mari était arrêté par les allemands pour noninscription<br />
au registre des juifs et usage de faux papiers. Un certain Dr. Lambert Edmond, chef des<br />
registre des juifs à Anvers avait fait des faux papiers à mon mari, un juif russe, pour ne pas le faire<br />
inscrire au registre des juifs. Afin d’éviter toute éventualité Mr. Debra voulait le faire adopter par<br />
574 Julia de Wilde, de vrouw <strong>van</strong> Max Pampel bevestigt dit: “Mijn echtgenoot werd op 28 Augustus 1942<br />
aangehouden en werd naar de Kaserne Dossin te Mechelen overgebracht… Ik was er<strong>van</strong> in kennis gesteld dat<br />
hij [Debra] allerhande zaakjes opknapte om geld te verdienen… Ik was getuige dat Debra, Louis aan die<br />
commandant vroeg om mijn echtgenoot in vrijheid te stellen om reden [dat]hij een gemengd huwelijk had<br />
aangegaan.Ik ben namelijk niet-jood…Hij zegde tevens tegen Steckmann, dat mijn echtgenoot een goede<br />
werkman was en dat hij niet kon gemist worden in de garage ‘Etablissement Dockx’ Lamorinièrestraat te<br />
Antwerpen, waar mijn echtgenoot werkzaam was als auto-mekanieker. Steckmann, zegde echter ‘Voor mij is<br />
jood-jood.’” en Julia De Wilde voegt er nog aan toe: “Ik had aan Debra, meermaalen gevraagd wat ik hem<br />
schuldig was, doch hij weigerde geld te ont<strong>van</strong>gen.” (Pv. nr. 3926/2, Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-<br />
Generaal, Brussel).<br />
172
mon oncle, et touchait pour le faire une somme d’environ 15.000 francs. Cela a été dénoncé aux<br />
allemands par Madame Dockx, Elisabethlaan, 112, à Anvers, contre qui plainte a été déposée à<br />
l’auditoriat à Anvers, par suite de cette dénonciation, mon mari fut arrêté ainsi que Mr. Lambert.”<br />
En de joodse pasteibakker, Joseph Bakker uit de Provinciestraat 179 te Antwerpen kende de<br />
familie Debra reeds sedert vele jaren als kliënt <strong>van</strong> zijn handel. “Debra, Louis kwam voor de<br />
vijandelijkheden dikwijls in huis als klient waardoor wij op vertrouwelijke voet met hem kwamen...<br />
Toen [eind oktober 1942 de vervolgingen <strong>van</strong> de joden bezig waren] heeft Debra, Louis mij ook<br />
verwittigd, dat het tijd was dat ik vluchtte, daar ik zou aangehouden worden.” 575<br />
In zijn dagvaarding wordt <strong>van</strong> Debra niet enkel verklikking en medewerking met de vijand op<br />
politiek en politioneel gebied ten laste gelegd, maar tevens economische collaboratie.<br />
De Sipo komt in augustus 1944 een alcoholzwendel <strong>van</strong> Debra en enkele andere SD-leden op<br />
het spoor, en zij worden aangehouden voor bedrog en ambtsaanmatiging. Zo komt het dat Debra nog<br />
in de ge<strong>van</strong>genis zit als op 4 september 1944 Antwerpen wordt bevrijd.<br />
Tijdens zijn proces na de oorlog zal Fred. Van Dommelen, die Debra kende vóór de oorlog,<br />
bekennen dat de beschuldigde 100 t.h. Duitsgezind was, en hij vermoedt dat het uit geldzucht was. 576<br />
In december 1949 kreeg zijn proces zeer veel aandacht in De Volksgazet. Volgens de auditeur<br />
verklaarde Debra eens, “dat hij bij een huiszoeking het recht had de Joden dadelijk neer te kogelen.<br />
Hij trad steeds uiterst brutaal op, nu eens als Duits spion, dan als verklikker, dan als actieve<br />
medewerker <strong>van</strong> de Gestapo… Wanneer Debra zeker documenten voorgelegd worden, bekent hij<br />
eindelijk, dat hij inderdaad zekere mensen “naar de ge<strong>van</strong>genis overbracht”. Naar zijn verklaringen<br />
wilde de bevolking zelf, dat de Joden gebrandmerkt werden” 577 .<br />
“Uit het Bundel kan men nog opmaken dat Debra er zich op beroemde lid te zijn <strong>van</strong> de anti-<br />
Joods vereniging. Betichte zegt dat hij lid werd <strong>van</strong> die vereniging om de Joden te helpen…”<br />
En dan blijkt dat hij ook aanwezig was bij de razzia op 19 maart 1943 bij de familie<br />
Hendrickx in Edegem 578 ,.<br />
Figuur 125 Debra liet verschillende personen aanhouden, in De Volksgazet, 2 december 1949, p.7.<br />
575<br />
Proces-verbaal <strong>van</strong> de verklaring <strong>van</strong> Joseph Bakker, 25.11.1947. (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-<br />
Generaal, Brussel)<br />
576<br />
Laatste Getuigen in Zaak Debra worden gehoord, in De Volksgazet, 8 december 1949, p. 6.<br />
577<br />
Debra, de droevige Held <strong>van</strong> een nieuw Proces, in De Volksgazet, 1 december 1949, p. 7.<br />
578<br />
Debra liet verschillende personen aanhouden, in De Volksgazet, 2 december 1949, p. 7. Mr. De Coster stelt<br />
zich aan als burgerlijke partij, in naam <strong>van</strong> de familie Hendrickx uit Boechout, en eist 70.000 fr.<br />
schadevergoeding. Uit: De Auditeur eist de Doodstraf tegen Debra, in De Volksgazet, 10 december 1949, p.3.<br />
173
De getuigen verschijnen op hunne beurt 579 .<br />
Vooraleer zijn getuigenis af te leggen verklaart iedere getuige zijn naam, voornamen, ouderdom,<br />
beroep, en woonst. Hij legt in handen <strong>van</strong> den H. Voorzitter den volgenden eed af: “Ik zweer de<br />
gehele waarheid te zeggen, niets dan de waarheid, zoo helpe mij God.” Hij verklaart dat hij noch<br />
bloedverwant, noch aangehuwde nog ten dienste is <strong>van</strong> de verdachte.<br />
De getuige word daarna mondeling en afzonderlijk in de volgende orde onderhoord:<br />
1 e getuige<br />
HENDRICKX, [Door,] Jacobus, Dominicus, geboren te Geel, op 20 December 1894 - handelaar -<br />
wonende te Edegem , Drie Eikenstraat 59; die na de in hoofde omschreven eed te hebben afgelegd<br />
verklaart: " Mijn zoon die ook in Edegem woont werd een paar dagen voor mij aangehouden. Toen<br />
ik hoorde dat mijn zoon aangehouden was heb ik de negen [correctie: tien] joden die bij mij<br />
inwoonden verplaatst. Ik meen dat het op 17 Maart 1943 was dat DEBRA en LAUTERBORN bij<br />
mij binnen vielen. Zij vroegen mij of er joden waren en ik zegde hen dat hier geen joden waren<br />
geweest. LAUTERBORN is dan met mijn vrouw naar boven gaan zien, DEBRA is bij mij gebleven.<br />
Wanneer LAUTERBORN terug beneden kwam zegde hij mij "precies dat er wel joden geweest<br />
zijn". Mijn vrouw zegde dat het de klederen <strong>van</strong> een zeeman waren die hij gezien had. Daar ze niets<br />
gevonden hebben zijn zij terug vertrokken. <strong>Een</strong> paar dagen nadien was ik in het dorp voor mijn<br />
winkel, ik was met de triporteur en ik heb dan DEBRA in het dorp gezien met een kleine auto. Ik<br />
ontmoette de commissaris <strong>van</strong> het dorp die mij vroeg wat er met mijn zoon was, daar hij gehoord<br />
had dat hij aangehouden was. Ik zegde hem ook dat ik die twee die bij mij geweest waren, in het<br />
dorp gezien had en dat het nu mijne beurt zou zijn <strong>van</strong> aangehouden te worden. DEBRA is dan<br />
gekomen en heeft mij tegengehouden. De commissaris moest ook mee. Het was DEBRA die heel de<br />
zaak commandeerde DEBRA is met de auto naar huis gereden terwijl ik te voet moest gaan met<br />
LAUTERBORN. Thuis vergezelde DEBRA mij toen ik mij verkleedde. Op een zeker ogenblik dat<br />
ik bij LAUTERBORN was hoorde ik dat hij, DEBRA, mijn vrouw een geweldige slag gegeven<br />
heeft. Mijn vrouw is samen met mij aangehouden. DEBRA drong aan op spoed. Ons huis was dan<br />
leeg daar mijn jongste zoon een uitnodiging gekregen had om op de Werbestelle te Antwerpen te<br />
komen. Toen DEBRA dat hoorde dat mijn zoon naar de Werbestelle geroepen was zegde hij dat hij<br />
met ons naar de Werbestelle zou rijden en dat we wanneer we onze zoon zagen hem moesten<br />
aanwijzen. Wij hebben onze zoon niet gezien. Wij zijn naar een duits bureau gegaan waar onze<br />
eenzelvigheid werd opgenomen en een lijf onderzoek werd gedaan. DEBRA is dan vertrokken en<br />
mijn vrouw en ik zijn dan naar het ge<strong>van</strong>g gevoerd. Ik ben drie maal onderhoord geweest door<br />
DEBRA en HOLM. Zij wisten alles ook het aantal joden, er was geen loochenen aan. SLUIS is met<br />
mij eenmaal op het onderhoor geweest. Bij het onderhoor kreeg ik stompen en stelden zij zich<br />
brutaal aan. DEBRA vroeg waar de joden naar toe waren. Wij waren overeen gekomen <strong>van</strong> te<br />
zeggen, naar de Lange Leemstraat. Hetgeen ik dan ook gezegd heb. DEBRA zegde dan dat hij mij<br />
naar deze straat zou meenemen en ik heb hem dan gezegd dat ik in de stad niet bekend was. Bij de<br />
drie verhoren was DEBRA telkens tegenwoordig en tussen de drie verhoren verliepen er telkens drie<br />
weken. Zij waren er alleen om de vragen te stellen. Er is wel eens een juffrouw binnengekomen. Na<br />
een half jaar ge<strong>van</strong>g ben ik voor het Krijgsgerecht moeten komen waar ik tot 18 maand ge<strong>van</strong>g<br />
veroordeeld werd voor het verschaffen <strong>van</strong> onderdak aan joden. Ik ben dan eerst naar het ge<strong>van</strong>g te<br />
St. Gilles overgeplaatst, dan naar Merksplas en verder in Frankrijk tewerk gesteld waar ik in<br />
december met mijn zoon ben kunnen ontsnappen om dan thuis gekomen ons verstopt te houden. Ik<br />
heb dan nadien DEBRA niet meer gezien. Bij mij is er dan 23.000, -fr. in briefjes gestolen en <strong>van</strong><br />
mijn zoon 13.000,-fr. dit geld was niet <strong>van</strong> mijn zoon, een jongen die in Frankrijk werkte had hem<br />
dit in bewaring gegeven en juist bij onze aanhouding was de moeder <strong>van</strong> die jongen bij ons om het<br />
geld gekomen. Mijn vrouw wilde haar betalen maar DEBRA zegde “neen, neen, buiten”. Toen mijn<br />
vrouw na een half jaar terug thuis kwam heeft zij de achterdeur los gevonden. Ik kan niet zeggen of<br />
DEBRA er voor iets tussen was bij deze diefstal.<br />
Bij het onderhoor in het ge<strong>van</strong>g, het ging altijd over hetzelfde, heb ik <strong>van</strong> DEBRA en HOLM slagen<br />
gehad. Ik heb zelfs eens een stomp gekregen dat mijn gebit gebroken werd. Ik heb later <strong>van</strong> de<br />
579 Getuigenverklaringen <strong>van</strong> Jacobus (Door) Hendrickx, Charles Hendrickx, Philomena Coenen, echtgen. I.<br />
Hendrickx en politiecommissaris Hertsen op de Openbare Zitting <strong>van</strong> het proces <strong>van</strong> Debra, 2.12.1949<br />
(Strafdossier Debra, Archief Auditoraat Generaal)<br />
174
geburen horen zeggen dat zij met twee terug thuis gekomen waren en dat ze met een valiesje buiten<br />
gekomen zijn. De geburen zegden dat DEBRA er bij was. Toen mijn vrouw reeds terug was is<br />
LAUTERBORN terug gekomen en heeft dan een antiek uurwerk dat aan joden toebehoorde<br />
meegenomen. Toen DEBRA gekomen is bij de aanhouding stond er een persoon in de winkel aan<br />
wie hij de pas gevraagd heeft. Op de vraag <strong>van</strong> die persoon wie hij was heeft DEBRA zijn revolver<br />
genomen en gaf die persoon een slag dat zijn bril over de toonbank vloog. Ik kende DEBRA niet <strong>van</strong><br />
vroeger .<br />
OP DE VRAAG VAN DE HEER VOORZITTER OF HET DEGELIJK DE PERSOON IS DIE<br />
HIER AANWEZIG IS, ANTWOORDT GETUIGE:<br />
Het is deze persoon.<br />
OP VRAAG VAN DE HEER KRIJGSAUDITEUR, ANTWOORDT GETUIGE:<br />
SLUIS is met mij geconfronteerd geweest op het verhoor. Ik ben maar alleen voor de Krijgsraad<br />
verschenen. Mijn zoon is ook voor de Krijgsraad verschenen maar afzonderlijk.<br />
OP VRAAG VAN DE VERDEDIGING, ANTWOORDT GETUIGE:<br />
Wanneer SLUIS met mij geconfronteerd is geworden was DEBRA er ook.<br />
Betichte verklaart: Ik ben slechts eenmaal bij getuige geweest. Ik heb HOLM nooit naar de<br />
ge<strong>van</strong>genis vergezeld. Ik was er niet bij.<br />
Getuige zegt: DEBRA was er zeker bij , er is geen vergissing mogelijk. DEBRA sprak zelf en deed<br />
het woord in het Duits. Op de Krijgsraad waren geen getuigen.<br />
OP VRAAG VAN DE VERDEDIGING , ANTWOORDT GETUIGE:<br />
Toen ze gekomen zijn is er niets medegenomen. Het is de commissaris die de 10.000,-fr., die ik in<br />
de waren verstopt had, medegenomen heeft op mijn verzoek.<br />
Getuige verklaart verder: Wanneer ze de eerste maal gekomen zijn en geen joden gevonden hebben<br />
hebben ze niets medegenomen. De tweede maal dat ze gekomen zijn en dat ze ons aangehouden<br />
hebben hebben ze ook niets medegenomen. Hetgeen verdwenen is moet later gebeurd zijn. Ik ben op<br />
19 Maart 1943 aangehouden.<br />
2°getuige: HENDRIKS Marie, Carolus [Charles]. geb. te Geel 17.9.1918.<br />
won. Edegem Lentelei 35 , paswerker.<br />
Die na de in hoofde omschreven eed te hebben afgelegd verklaart: “Ik ben 2 dagen vóór mijn vader<br />
aangehouden, daar er joden bij mij waren ondergedoken, ik woon op een 15 tal minuten <strong>van</strong> mijn<br />
vader. Op 17 Maart 1942 is DEBRA met een Duitser in burger bij mij binnengekomen, DEBRA was<br />
gewapend met een revolver, het was s' namiddags rond 2 uur. Vrouw BREMER, Polak en Mijnheer<br />
Gross werden aangehouden Mevrouw GROSS bevond zich op de W.C. waar zij niet waren gaan<br />
zoeken en <strong>van</strong> het kind BREMER had ik gezegd dat het het mijn was. Het was DEBRA die de zaak<br />
leidde. Hij is langs achter binnen gekomen en is met mij naar de voordeur gegaan om de voordeur<br />
open te doen. Toen hij binnen kwam vroeg hij is POLAK niet hier. Ik deed of hij een bezoeker was<br />
en zegde hem om hem op een dwaalspoor te brengen misschien hier nevens, hij trok dan zijn<br />
revolver. Ik werd met mijn hoofd tegen de muur gezet in de keuken, de duitser bleef beneden en<br />
DEBRA ging naar boven. En ik hoorde POLAK, die bij mij enkel op bezoek was om een zaak te<br />
regelen met Mevrouw BREMER, tegen DEBRA zeggen dat hij DE POORTER was. Ik heb dan<br />
klakken gehoord (horen geven) en POLAK zegde "Ja ik zal toegeven" ik heb niet gezien dat<br />
POLAK slagen gekregen heeft. Ik ben dan ondergedoken DEBRA en LAUTERBORN zijn s’<br />
anderdaags driemaal thuis gekomen om mij te vinden en zoals ik later vernomen heb zijn ze die dag<br />
ook op de Bell Telephone geweest . De dag nadien zijn ze weder teruggekomen en hebben dan<br />
gezegd tegen mijn vrouw dat zij op mij zouden wachten, en dat zij haar anders zouden medenemen,<br />
door een overeengekomen teken heeft mijn vrouw mij dan verwittigt en ik heb mij aangegeven. Dat<br />
was op 19. Maart 1943 s' namiddags rond 6 uur. Zij hebben ook het kind BREMER <strong>van</strong> 2 tot 3 jaar<br />
medegenomen, ik veronderstel dat Mevrouw BREMER bekend heeft. Mijn vader werd twee dagen<br />
nadien aangehouden. Ik ben niet zeker <strong>van</strong> de datum <strong>van</strong> mijn aanhouding, het kan ook den 17 Maart<br />
1943. geweest zijn. Het was DEBRA die de bevelen gaf. Hij was het ook die bevel gaf het kind<br />
mede te nemen. Ik werd dan naar de DELAFAILLELAAN gevoerd en daar in de kelder opgesloten.<br />
Het kind werd weggenomen en ik weet niet wat er met Mevrouw BREMER en het kind gebeurd is.<br />
S' Anderdaags ben ik met GROOS - BREMER en POLAK bij HOLM geconfronteerd . DEBRA was<br />
er bij er waren nog twee andere gestapo's welke in papieren zaten te bladeren, een <strong>van</strong> hen is op een<br />
zeker ogenblik recht gesprongen en heeft mij een boks gegeven. De vierde heeft niets gedaan. Het<br />
onderzoek ging om te weten of er bij mijn ouders joden ondergedoken waren, ze vroegen ook hoe<br />
175
het kwam dat er bij mij joden waren. DEBRA heeft meer vertaler gespeeld. Ik heb slagen gekregen<br />
<strong>van</strong> HOLM niet <strong>van</strong> DEBRA. Ik ben eenmaal onderhoord geweest door HOLM en DEBRA in de<br />
gang, de dag zelf <strong>van</strong> mijn aanhouding of ‘s anderdaags, ik denk dat ik 's anderdaags met joden<br />
geconfronteerd werd. Ik werd dan naar de ge<strong>van</strong>genis gevoerd en ben voor het Duitse Krijgsgerecht<br />
verschenen , waar ik tot 10 maanden ge<strong>van</strong>g werd veroordeeld. Ik werd alleen veroordeeld. Ik ben<br />
dan naar de Begijnenstraat gevoerd <strong>van</strong>daar naar ST. Gillis, verder naar Merksplas en dan naar<br />
Frankrijk en daar tewerk gesteld. Ik heb dan samen met mijn vader daar kunnen ontsnappen.<br />
Ik heb later vernomen dat GROSS en POLAK uit de transport trein gesprongen zijn en ontsnapt zijn<br />
ik heb ze nadien trouwens gezien. Van vrouw en kind BREMER heb ik niets meer vernomen.<br />
OP VRAAG VAN DE VERDEDIGING ANTWOORDT GETUIGE:<br />
LAUTERBORN heeft gezegd : Toen ik aangehouden was terwijl ik naar de stad gevoerd werd, er<br />
zijn nog andere joden verstopt te Edegem. Hij heeft niet gezegd bij mijn ouders. Ik heb een slag<br />
gekregen <strong>van</strong> DEBRA in het aangezicht , Bij de aanhouding <strong>van</strong> de joden , wanneer ik in de keuken<br />
moest blijven. Van de Duitsers en LAUTERBORN heb ik geen slagen gekregen. Bij het onderhoor<br />
heb ik slagen gekregen <strong>van</strong> HOLM met de karwarts . Ik heb later <strong>van</strong> mijn vrouw vernomen dat<br />
DEBRA en LAUTERBORN nadien de zegels geleged hebben, op alles wat <strong>van</strong> de joden was, dat ze<br />
dan nadien zijn teruggekomen om alles <strong>van</strong> de joden op te laden.<br />
Getuige verklaart verder. Ik heb een nacht in de DELAFAILLELAAN overgebracht.<br />
Betichte zegt: Het is POLAK geweest die gezegd heeft daar het kindje BREMER er nog was. Ik ben<br />
slechts een 20 tal minuten bij het verhoor <strong>van</strong> getuige tegenwoordig geweest.<br />
Getuige zegt: De goude horloge en een paar andere zaken <strong>van</strong> de joden hadden mijn vrouw en<br />
moeder weggenomen. Ik had gezegd dat ze er een paar kleine zaakjes moesten terug leggen. Omdat<br />
wij dachten de DEBRA en LAUTERBORN die gezien hadden. En ik heb dan aan DEBRA gezegd<br />
dat er een vrouw GROOS de zaken gehaald had om hem te misleiden .<br />
POLAK woonde niet meer bij mij , hij was pas en toevallig binnen om met MEVROUW BREMER<br />
zaken te regelen, Mijnheer DE SCHUTTER was op het ogenbik <strong>van</strong> de aanhouding ook aanwezig.<br />
3° getuige COENEN Philomena, echtgenote Hendrickx .<br />
geb. Geel. 20.5.1896. won. Edegem Drie Eikenstraat 59 zonder beroep.<br />
Die na de in hoofde omschreven eed te hebben afgelegd verklaart: De Gestapo is eerst bij mijn zoon<br />
gekomen en dan bij ons. Maar de joden waren al weg. Toen DEBRA binnen kwam stond ik in de<br />
winkel bij een klient. DEBRA deed de deur op slot en ik zag dan LAUTERBORN met de revolver<br />
in de hand. DEBRA zegde het schijnt dat hier joden in het huis zijn. LAUTERBORN is naar boven<br />
gegaan, doch er was geen spoor te vinden, en wanneer hij terug kwam zegde hij het schijnt toch dat<br />
er joden geweest zijn. Tot de klient die in de winkel stond, zegde DEBRA “U pas” de persoon zegde<br />
“Ik wil ook weten wie gij zijt” DEBRA nam dan zijn revolver en sloeg er mede in het gezicht <strong>van</strong><br />
die persoon dat zijn bril over de tooglade vloog. Waarop zonder dralen de pas getoond werd en hij<br />
mocht vertrekken. Twee of drie dagen later is DEBRA alleen binnen gekomen, mijn man was dan<br />
weg. DEBRA zegde toen, maakt dat ge klaar zijt ge moet mee vertrekken. LAUTERBORN is dan<br />
met mijn man binnen gekomen DEBRA nam zelf de klederen uit de kast en smeet ze op het bed.<br />
Tussen die klederen lag een doublé bracelet <strong>van</strong> mijn dochter. En Debra zegde dat het iets <strong>van</strong> de<br />
joden was. Op mijn ontkenning heeft hij mij geslagen dat ik dacht dat ik geen kop meer had en hij<br />
zegde “ dit is nog maar een begin”.<br />
Ik heb de indruk dat hij de vooroorlogse zeep die ik nog bezat ontvreemd heeft. Ik liet me ontvallen<br />
dat mijn oudste zoon zich was gaan aanbieden bij de Werbestelle. Wij zijn naar de Werbestelle<br />
gereden om mijn zoon te zoeken daar zij hem ook wilde hebben. Wij hebben hem niet gezien. Ik<br />
werd recht naar de ge<strong>van</strong>genis gevoerd. Mijn man ook denk ik. Ik ben maar eens onderhoord<br />
geworden, en heb geen slaag gekregen, bij het onderhoor was HOLM - DEBRA en een juffrouw die<br />
dactylo was . DEBRA speelde de hoofdrol. Ze vroegen mij hoe lang er joden in huis waren. Ik deed<br />
maar onnozel . Ik heb mijn man ook gezien en mijnheer SLUIS.<br />
Betichte zegt: Ik was niet bij het verhoor <strong>van</strong> getuige aanwezig. Dat zal wel met de confrontatie met<br />
SLUIS uitgemaakt worden.<br />
Getuige zegt: Op mijn eed die ik heb afgelegd. DEBRA was erbij.<br />
Betichte zegt: LAUTERBORN heeft met de Politiecommissaris <strong>van</strong> Edegem het kasgeld en de<br />
zegels verrekend . LAUTERBORN bracht zelfs een zware pot met pasmunt en wilde dat in de tas<br />
<strong>van</strong> getuige schudden, getuige weigerde.<br />
176
Getuige zegt: Er is bij ons geld weg, maar ik kan niet zeggen of het DEBRA gedaan heeft. Toen ik<br />
terug kwam was de achterdeur los.<br />
Meester CORNETTE, der Balie <strong>van</strong> Antwerpen, vraagt akte <strong>van</strong> zijn aanstelling als<br />
BURGERLIJKE PARTIJ voor en namens BAELDE Vincent, Jozef; geb. Kortrijk op 3 Maart 1904.<br />
won. Boechout Van Colenstraat 17. fotograaf .<br />
In persoon ter zitting aanwezig, tegenover de verdachte. Geen verzet opdagende <strong>van</strong> geen der<br />
partijen ; De Krijgsraad verleent akte <strong>van</strong> de aanstelling <strong>van</strong> de Burgerlijke Partij.<br />
4° getuige. HERTSEN Frans. geb. Antwerpen op 4 Maart 1910.<br />
won. Edegem. Fort V. straat 110.<br />
Politiecommissaris.<br />
Die na de in hoofde omschreven eed te hebben afgelegd verklaart: Ik was toevallig met<br />
HENDRICKX aan het praten over de aanhouding <strong>van</strong> zijn zoon, in een andere straat dan de zijne. Ik<br />
werd door de Duitsers gevraagd mede te komen om de boter eieren en zegels terug in omloop te<br />
brengen. Zij waren eerst op de ravitaillering geweest waar ze naar mij verwezen werden. Ik kende<br />
DEBRA vroeger niet. Het is wel degelijk de persoon aanwezig, die bij de aanhouding <strong>van</strong><br />
HENDRICKX aanwezig was. Volgens mij ging de aanhouding normaal, ik ben enkel in de winkel<br />
geweest, voor zover ik weet werd er niets gestolen. Ik heb DEBRA nooit meer gezien. Ik heb alleen<br />
het geld medegenomen hetgeen zij klandestien tussen de zegels gestoken hadden, het is mogelijk dat<br />
het geld <strong>van</strong> de toogladen erbij was.<br />
Betichte zegt: s' Anderdaags hebben wij de woning verzegeld <strong>van</strong> de achterdeur was de sleutel weg<br />
en wij hebben deze met een ijzerdraad vast gemaakt. Wij hebben de sleutel aan de<br />
Politiecommissaris gegeven.<br />
Getuige zegt: Ik weet het niet in detaille maar een sleutel heb ik niet gehad. Drie weken later met het<br />
bombardement <strong>van</strong> de Oude God zijn de deuren open gevlogen, en ik heb dan aan de SD gevraagd<br />
om de zegels te verbreken om de deur te kunnen sluiten.<br />
“Het wicht <strong>van</strong> twee jaar en de Jood die werden meegevoerd” zijn Karin Bianca Irène Bremer<br />
(°Amsterdam, 6.1.41) en de textielbedrijfsleider Jonas Polak 580 (°Amsterdam, 12.1.1918), die ook<br />
door Edith Hönig wordt vernoemd. Maar ook Sofia Bremer (°Amsterdam, 27.6.1919), de moeder<br />
<strong>van</strong> Karin en de bontwerker Israël (Igo) Gross (°Padworno, 4.4.97), de oom <strong>van</strong> Edith Hönig,<br />
worden die dag eveneeens opgepakt bij Charles Hendrickx. Rosa(lie) Berlstein, de vrouw <strong>van</strong> Igo<br />
Gross heeft geluk en wordt – terwijl ze op het toilet zit - met haar blonde haren niet onmiddellijk als<br />
joodse herkend, wat haar redding betekent 581 .<br />
Maar dan blijkt dat Debra ook aanwezig was bij de razzia bij Klaas Sluys en Julia Schuyten:<br />
Figuur 126 Fragment uit Oorlogsmisdadiger Thonon bevestigt de Verklikkersactiviteit <strong>van</strong> Debra, in De<br />
Volksgazet, 9 december 1949, p. 7.<br />
Volgens Debra zelf, was het toevallig dat hij tegenwoordig was bij de aanhouding <strong>van</strong> dhr.<br />
Sluys, te Boechout, die joden verborgen had. De leden <strong>van</strong> de S.D. verzochten hem om mede te gaan<br />
om de woning aan te wijzen.<br />
580 Niet te verwarren met Jonas Henri Polak (°Amsterdam, 3.4.1918).<br />
581 Op dezelfde dag worden in de Dossinkazerne te Mechelen onder de nummers 1235, 1236 en 1237<br />
respectievelijk Jonas Polak, de doktersassistente Sofia Bremer-Bremer en Karin Bianca Irène Bremer<br />
ingeschreven. ‘Igo’ Gross wordt in de Dossinkazerne ingeschreven onder het nummer 1265. Uit:<br />
M. SCHREIBER, Stille rebellen. p. 321-322.<br />
177
Debra geeft dan uitleg over de aanhouding <strong>van</strong> de familie Hendrickx te Boechout 582 en zegt<br />
dat hij gedwongen was hierin de S.D. bij te staan, omdat hijzelf in het gedrang gekomen was, door<br />
een paar joden te helpen 583 .<br />
Oorlogsmisdadiger Thonon bevestigt nog de aanwezigheid <strong>van</strong> Debra bij verscheidene<br />
aanhoudingen <strong>van</strong> weerstanders en joden 584 .<br />
De krijgsauditeur verklaart, dat er voor zulke kerel geen verzachtende omstandigheden<br />
bestaan en eindigt met voor Debra de doodstraf te eisen….<br />
Ten slotte pleit Debra zijn eigen onevenwichtigheid en betreurt de <strong>slachtoffers</strong>. Hij dacht nooit<br />
aan wat er geschiedde met de joden en schildert zich als een weldoener af, “niet alleen <strong>van</strong> de<br />
Israëlieten, maar <strong>van</strong> de ganse bevolking” 585 .<br />
Uit het vonnis leert men dat de politieke collaboratie <strong>van</strong> Debra bewezen is, alsmede het<br />
winstbejag (voor 92.000 frank).<br />
“Daar de feiten zeer zwaar zijn door de brutale houding <strong>van</strong> betichte jegens zijn medeburgers,<br />
veroordeelt de Krijgsraad Debra tot levenslange dwangarbeid” 586 . Hij gaat tegen de uitspraak in<br />
beroep en mede op basis <strong>van</strong> een uitgebreid, dertien bladzijden tellend verslag <strong>van</strong> een psychiater,<br />
die hem niet gek, maar wel psychisch zwaar onevenwichtig verklaart, wordt zijn straf teruggebracht<br />
naar 15 jaar. Dokter G. Van Looy besluit in zijn “geestes deskundig verslag” <strong>van</strong> 3 juni 1950:<br />
“Debra Louis Jozef was op het oogenblik der feiten en is nu nog aangedaan door erge<br />
geestesstoornis waardoor hij onbekwaam wordt zijne daden te beheerschen.” 587<br />
Vermits Debra niet de ge<strong>van</strong>genis in vloog, maar geïnterneerd werd, kon vooralsnog niet<br />
worden achterhaald of en wanneer hij werd vrijgelaten 588 .<br />
4.3 DE OORLOGSBURGEMEESTER: STAF VAN SINTJAN (OORLOGSBURGEMEESTER IN<br />
BOECHOUT)<br />
582<br />
Dat moet Edegem zijn.<br />
583<br />
<strong>Een</strong> zaak <strong>van</strong> aanhoudingen en hulp aan S.D., in Gazet Van Antwerpen, 3 en 4 december 1949, p. 6.<br />
584<br />
Oorlogsmisdadiger Thonon bevestigt de Verklikkersactiviteit <strong>van</strong> Debra, in De Volksgazet, 9 december<br />
1949, p. 7.<br />
585<br />
De Auditeur eist de Doodstraf tegen Debra, in De Volksgazet, 10 december 1949, p. 3.<br />
586<br />
Debra tot levenslange Dwangarbeid veroordeeld, in De Volksgazet, 17 december 1949, p. 3. De familie<br />
Hendrickx uit Edegem wordt 30.000 frank toegekend. Of ze dat bedrag ooit gekregen heeft, is niet geweten.<br />
587<br />
“Hij was een lastig kind; hij was weinig gehoorzaam; hij hield <strong>van</strong> wapens en schafte zich met zijn zakgeld<br />
echte wapens aan, met dewelke hij b.v. de katten <strong>van</strong> de geburen doodschoot… Hij was een zeer slecht<br />
student, poogde nooit een examen af te leggen, zoodat hij op het punt stond uit de school te worden<br />
weggestuurd… Hij achtte zich meestal “niet begrepen” door zijn vader, was buitengewoon driftig en<br />
oploopend, en reageerde dan op ongewone wijze. <strong>Een</strong>s, in een driftbui, trachtte hij een zijner zusters te<br />
wurgen…” Hij kreeg psoriasis… Na een maand dienst in het Belgisch leger deserteerde hij na een luitenant te<br />
hebben afgeranseld. “Die talrijke veranderingen <strong>van</strong> beroep legt hij uit doordat hij, zegt hij, zich niet wilde<br />
binden, vrij wilde blijven, anderzijds is ons bekend dat hij zich nooit aan een overste kon onderwerpen… Bij<br />
zijn familie staat hij bekend als onbekwaam om de waarheid te zeggen… Andere inlichtingen <strong>van</strong> een dokter<br />
bevestigen ook dat hij veel verdovende middelen gebruikte voor zijn psoriasis. Anderzijds had hij, zoo zegt<br />
ons een zijner familieleden, ‘de ziekelijke neiging om jan en alleman te helpen.’ ‘Zijn karakter’, wordt ons<br />
gezegd door iemand die hem heel goed kende, was immer ambitieus, zeer gehecht aan sommige lieden en<br />
haatdragend tegenover anderen, soms zeer vriendelijk en toegevend, soms hard en brutaal met menschen en<br />
dieren…’ Debra beschikt over normaal ontwikkelde psychologische functies. Hij is geen krankzinnige, geen<br />
geesteszwakke. Sommige zijner verklaringen, getoetst aan wat wij vernamen <strong>van</strong> zijne familie, stroken<br />
heelemaal niet met de waarheid, en tonen een uitgesproken mythomanische persoonlijkheid aan. Zijn<br />
verdichtselen hebben geen utilitair doel, maar staan in verband met een zekere aanleg tot grootheidswaanzin:<br />
hij poogt zich interessant te doen schijnen, en deed dit zijn leven lang. De menschlievende daden die hij,<br />
volgens zijne omgeving en volgens zijne kennissen, zou aan de dag hebben gelegd, zijn niet <strong>van</strong> humanitaire<br />
aard: zij spruiten nogmaals voort uit zijn drang om zich interessant te maken, om in de oogen <strong>van</strong> anderen, wie<br />
het ook zij, een ‘figuur’ te schijnen. Spijt of wroeging vertoont hij niet. Hij is diep egoïstisch, heeft heelemaal<br />
geen sociaal besef. Moreele gevoelens uit hij helemaal niet. Van affectieve gevoeligheid heeft hij tijdens onze<br />
onderzoeken geen blijk gegeven… Debra heeft een belaste erfelijkheid en hij vertoont lichamelijke<br />
afwijkingen die gewoonlijk de morphologische vertaling zijn <strong>van</strong> voorbeschiktheid tot neuropsychische<br />
stoornissen.” (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />
588<br />
Dit werd mij op 9.1.2006 telefonisch meegedeeld door de Heer G. Hanuse <strong>van</strong> het Archief <strong>van</strong> het<br />
Auditoraat-Generaal.<br />
178
Figuur 127 Staf Van Sintjan met de zogeheten ‘wolfsangel’ op zijn revers, een runeteken dat symbool<br />
dat stond voor de militie <strong>van</strong> het VNV (Strafdossier Staf Van Sintjan, Archief Auditoraat-Generaal,<br />
Brussel) 589<br />
“Op het lokale niveau werd een eigen spoor gevolgd en groeide er een dynamiek met een<br />
eigen leven. <strong>Een</strong> centraal geleide machtsovername was onmogelijk in de context <strong>van</strong> 1940, maar<br />
veel disparate gegevens tonen aan dat in Vlaamse gemeenten lokale VNV-leden onmiddellijk en<br />
spontaan op de voorgrond traden. <strong>Een</strong> typisch geval was de Antwerpse gemeente Boechout waar het<br />
gemeentebestuur (een concentratiemeerderheid onder leiding <strong>van</strong> burgemeester Theofiel Tuts) in<br />
mei 1940 vluchtte. Al in de meidagen <strong>van</strong> 1940 gingen enkele lokale VNV-leden naar de zopas<br />
gevestigde OK [Ortskommandantur] <strong>van</strong> Boechout om hun diensten aan te bieden. Het ging onder<br />
meer om Piet Wyndaele (op dat moment ploegleider <strong>van</strong> de gemeentelijke passieve<br />
luchtbescherming) en S. Van Sintjan. Ze stelden de Duitsers voor de burgemeesterspost, twee<br />
schepenposten en het ambt <strong>van</strong> politiecommissaris over te willen nemen. (Van Sintjan wilde<br />
politiecommissaris worden)” 590 . Dat feestje ging echter niet onmiddellijk door. Maar in oktober 1940<br />
is het dan toch zo ver. “Burgemeester Th. Tuts werd door afdreiging gepraamd ontslag te nemen,<br />
hetgeen geschiedde op 2 October '40. Bij besluit <strong>van</strong> de Secretaris-Generaal <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong><br />
Binnenlandsche Zaken dd. 6 mei '41 werd hij ver<strong>van</strong>gen door Van Sintjan Gustaaf, VNV-er” 591 .<br />
“VNV-burgemeester Van Sintjan <strong>van</strong> Boechout verspreidde op 20 mei 1941 zijn<br />
bestuursprogramma. Aan de arbeiders stelde hij: ‘De sluik- en woekerhandel (is) de laatste<br />
openspattende pestbuil (…) <strong>van</strong> een regiem dat niet bij machte was om aan al onze volksgenooten<br />
brood en arbeid te verschaffen.’ Aan de landbouwers: ‘Boer, gij moet en zult de redder zijn <strong>van</strong> het<br />
bloedeigen volk. De REDDER die gewetensvol de produktie <strong>van</strong> gansch zijn bedrijf langs<br />
regelmatige weg naar de Volksgemeenschap laat toevloeien.’ Aan de middenstanders: ‘Allen die niet<br />
behooren tot de hetzers, verklikkers of ondermijnende krachten <strong>van</strong> ons volk, allen die niet gestraft<br />
werden voor sluik- en woekerhandel en die in regel zijn met de voorschriften en reglementen der<br />
Bevoorradingsdiensten (…) zullen door een rechtvaardig werkend verdeelingssysteem het hunne<br />
krijgen.’ Ook werd duidelijk hoe de burgemeester dit in de praktijk wilde brengen: ‘ (…) Ik vraag U<br />
uitdrukkelijk bij mij alle mistoestanden op dit gebied aan te klagen [in vet in de oorspronkelijke<br />
tekst]. Gij zult bij mij steeds de grootste belangstelling op dit punt ondervinden en ik zal daar waar<br />
het hoort hard en ongenadig optreden” 592 .<br />
En een <strong>van</strong> de historici <strong>van</strong> het SOMA, Nico Wouters, vervolgt: “Twee politieagenten uit Lier<br />
werden al langer beschouwd als gevaarlijke tegenstanders en verzetsmensen door de VNVburgemeester<br />
[<strong>van</strong> Lier] Alfred <strong>van</strong> der Hallen. De burgemeester stuurde beiden in 1943 met een<br />
589<br />
Deze door ons in het Strafdossier <strong>van</strong> Van Sintjan gevonden foto is tot nog toe de enige bewaard gebleven<br />
portretfoto <strong>van</strong> Van Sintjan in functie. Telefonisch gesprek met François Haverals <strong>van</strong> de Heemkundige Kring<br />
Boechout, “Het Speelhof” en e-mail <strong>van</strong> Christophe Sproelants <strong>van</strong> de communicatiedienst <strong>van</strong> de gemeente<br />
Boechout <strong>van</strong> 19.9.2005.<br />
590<br />
N. WOUTERS, Oorlogsburgemeesters 40/44, Tielt, Lannoo, 2004, p. 90.<br />
591<br />
Wereldoorlog II, Oorlogsgebeurtenissen.Vragenlijst: de oorlog in de provincie Antwerpen. (Provinciaal<br />
Archief Antwerpen, Antwerpen)<br />
592<br />
N. WOUTERS, Oorlogsburgemeesters 40/44, p. 255. Van Sintjan Omzendschrijven 20.5.1941 p.1 Van<br />
Sintjan Omzendschrijven 20.5.1941 p.2 (Archief Heemkundige Kring “Het speelhof”, Boechout)<br />
179
fictieve opdracht naar het stadhuis <strong>van</strong> Boechout. VNV-burgemeester Van Sintjan, die op de hoogte<br />
was, ontving hen op zijn bureau. Daar werden beide politieagenten onmiddellijk aangehouden door<br />
drie op hen wachtende Vlaamse SD-mannen. De twee agenten verdwenen naar Duitse kampen.<br />
Beide betrokken burgemeesters verkaarden na de bezetting dat ze hierbij onder druk hadden gestaan<br />
<strong>van</strong> de meer radicale NO 593 -leden <strong>van</strong> de SD en de Algemene SS-Vlaanderen.” 594<br />
Figuur 128 Van Sintjan, die in het uniform <strong>van</strong> de Dietse Militie - Zwarte Brigade een lijkrede houdt bij<br />
twee <strong>slachtoffers</strong> <strong>van</strong> het bombardement op Mortsel <strong>van</strong> 5 april 1943 (Strafdossier Van Sintjan, Archief<br />
Auditoraat Generaal, Brussel) 595<br />
Staf <strong>van</strong> Sintjan was (oorlogs)burgemeester <strong>van</strong> Boechout <strong>van</strong> augustus 1941 tot 1944. Op 31<br />
januari 1943 is hij aanwezig bij de razzia bij Klaas Sluys. Alles doet vermoeden dat de SIPO een<br />
anonieme tip had gekregen dat er bij Klaas een illegale drukpers stond. De joden werden in dit geval<br />
waarschijnlijk per ongeluk ontdekt. Klaas Sluys zal dit in zijn getuigenis op het proces <strong>van</strong> Debra<br />
ook bevestigen en tegelijk ook Van Sintjan verscheidene keren uit de wind zetten: “De<br />
Burgemeester heeft hen moeten vergezellen… De Burgemeester was volgens zijn verklaring<br />
opgeëist, hij volgde de zaak, maar was niet actief., hij beschermde mijn belangen… Die joden zijn<br />
bij mij per toeval gevonden… <strong>Een</strong> kind is gered geworden daar mijn vrouw het voor een <strong>van</strong> ons liet<br />
doorgaan. De burgemeester die het had kunnen weten heeft niets gezegd.” 596 Toch zet Van Sintjan<br />
twee weken na de inval in een soort gemeentetijdingen, een blaadje dat hij alleen volschrijft, de<br />
volgende waarschuwing:<br />
Figuur 129 Gemeentebestuur <strong>van</strong> Bouchout, 14.2.1943 (Strafdossier Van Sintjan, Archief Auditoraat<br />
Generaal)<br />
Ondanks het feit dat de VNV-er Van Sintjan een fervente nationaalsocialist was, en zichzelf<br />
zo ook noemde 597 , en ondanks het feit dat hij hard optrad tegen smokkelaars, woekeraars,<br />
593<br />
NO: Nieuwe Orde.<br />
594<br />
N. WOUTERS, Oorlogsburgemeesters 40/44, p. 500. Ook Raymond Van Pee, inwoner <strong>van</strong> Boechout en lid<br />
<strong>van</strong> het Geheim Leger (De Weerstand), die op 31 juli 1944 samen met zijn broer door SS’ers werd opgepakt,<br />
heeft in zijn boek, geen goed woord over voor Van Sintjan, en citeert hem als hij op een bepaald moment<br />
gesommeerd wordt om onmiddellijk op het gemeentehuis te verschijnen: “Staf sprong recht in de houding<br />
achter zijn bureau en brulde: “’Heil Hitler! Gij smerige anglofiel, gij hebt zaterdagavond het Duitse leger<br />
beledigd, gij gaat morgennaar Breendonk, daar zal ik persoonlijk voor zorgen! Maar deze namiddag gaat gij<br />
eerst persoonlijk aan de ouders <strong>van</strong> de kranige strijders [<strong>van</strong> het Vlaams Legioen], die hun leven veil hebben<br />
voor ons geloof, uw verontschuldigingen aanbieden omdat gij gezegd hebt dat hun zonen [NB de drie beste<br />
kameraden <strong>van</strong> Raymond <strong>van</strong> Pee] moordenaars zijn!’… Staf wilde dat ik de ouders op de hoogte zou brengen<br />
<strong>van</strong> wat ik had gezegd, in de hoop dat die dan een klacht zouden neerleggen. Zo kon hij zijn handen in<br />
onschuld wassen en zeggen dat hij het zo niet gewild had.” R. VAN PEE, Ik was 20 in 1944. Relaas uit<br />
Neuengamme en Blumenthal, Berchem, EPO, 1995, p. 12-21<br />
595<br />
In 1963 werd Van Sintjan in ere hersteld.<br />
596<br />
Klaas Sluys' getuigenis op het proces <strong>van</strong> Debra op de Openbare Zitting <strong>van</strong> 8.12.1949 (Strafdossier Debra,<br />
Archief Auditoraat Generaal)<br />
597<br />
Zo schrijft hij in het propagandablad dat hij op kosten <strong>van</strong> de gemeente liet verspreiden, het<br />
“Gemeentebestuur <strong>van</strong> Bouchout” <strong>van</strong> 14 december 1943: “Er moest oorlog komen en het … nieuwe. Er<br />
180
(vermoedelijke) weerstanders en werkweigeraars, die niet in Duitsland wilden gaan werken 598 , kon<br />
hij soms ook echt zijn nek uitsteken om bepaalde mensen te helpen. In deze context is op het proces<br />
<strong>van</strong> Van Sintjan een getuigenis ten ontlaste <strong>van</strong> de jood Rodriguez 599 , die dankzij hem de oorlog<br />
overleefd heeft, <strong>van</strong> groot belang. Het toont aan dat Van Sintjan in ieder geval geen anti-semiet was.<br />
Reeds op 1 november 1944 neemt Rodriguez het initiatief om een lange brief te schrijven waarin hij<br />
uiteen zet wat Van Sintjan allemaal voor hem gedaan heeft.<br />
Boechout 1 November 1944<br />
Geachte Heer 600 ,<br />
Hierbij geef ik u een verk[l]aring over het gedrag <strong>van</strong> den Heer Gustaaf <strong>van</strong> Sintjan tegen over mij,<br />
gedurende de Duitsche bezetting. Mijn naam is J. Rodriguez <strong>van</strong> Nederlandsche Nationalitijd en <strong>van</strong><br />
Joodsche Ouders en woonnende te Boechout. Mijn kennismakeing gebeurde tijdens de mobilisatie<br />
1939, bij de Passieve Lucht Berscherming te Boechout, waar bij genoemde Heer schrijver was.<br />
Dezen kennismaking ging geheel oppervlakkig voorbij. Nooit werd er over politiek gesproken. Den<br />
oorlog brak uit en ik kan niets anders dan lof uitspreken over het gedrag en over het werk dat den<br />
Heer <strong>van</strong> Sintjan geleverd heeft voor de P.L.B. Begin November 1940 begon den Heer <strong>van</strong> Sintjan<br />
te werken als Diamantbewerker te Antwerpen bij de Firma Verheyen – de Winter. <strong>Een</strong>igen dagen<br />
later bezorgde genoemde Heer mij een plaats bij dezen firma, alhoewel den Heer <strong>van</strong> Sintjan niet op<br />
de hoogte was, <strong>van</strong> mjin bekwaamheden in dit vak. <strong>Een</strong>igen tijd nadien werd den Heer <strong>van</strong> Sintjan<br />
Burgemeester <strong>van</strong> Boechout. Het werk bij de firma waar ik nog werkzaam was viel toen door de<br />
omstandigheden stil. Toen begon de Jodenvervolging en ik bleef werkloos. Ik moest mij aanmelden<br />
als Jood. Ik ging toen naar de Burgemeester, welke mij toen met grooten oogen bezag en mijn<br />
aangifte niet wilde geloven. Toen ik hem overtuigd had, zeide hij, nu moet ik voor u speciaal een<br />
register maken. Mijn eenzelvigheidskaart werd toen voorzien, <strong>van</strong> Ingeschreven n het Jodenregisgter<br />
moest een Nationaal Socialistisch gemeentebestuur komen om een einde te maken aan deze wraakroepende<br />
toestanden. Er moest een “zwarte” burgemeester komen om in het katholieke Boechout het<br />
godsdienstonderwijs in de gemeentejongensschool in eere te herstellen en den geest <strong>van</strong> tuchtloosheid te<br />
vernietigen. Wij deden dat omdat Nationaal Socialisme beteekent, zin voor verantwoordelijkheid en<br />
verplichting om de moeilijkheden niet uit den weg te gaan maar ze t’overwinnen.” En hij voegt er nog aan toe<br />
dat hij al sinds 1936 nationaalsocialist was. Hij was ook voor de oorlog lid <strong>van</strong> het Verdinaso en in 1941 ook<br />
<strong>van</strong> Rex Vlaanderen. In augustus 1941 is hij aanwezig en voert hij het woord namens de nationaalsocialistische<br />
burgemeesters <strong>van</strong> Antwerpen, op de huldiging <strong>van</strong> G. Mauquoi, burgemeester <strong>van</strong> Edegem.<br />
(Strafdossier Staf Van Sintjan, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />
598 Lees hiervoor zijn Omzendschrijven <strong>van</strong> 20.5.1941, dat hij opstelt nadat hij tot burgemeester was<br />
aangesteld, http://www.de-living.be/vervolging/Omzendschrijven1.jpg http://www.deliving.be/vervolging/Omzendschrijven2.jpg<br />
evenals een bloemlezing uit verschillende nummers <strong>van</strong> zijn zelf<br />
geschreven “Gemeentebestuur <strong>van</strong> Bouchout” die in “De Volksbode” verschijnt <strong>van</strong> 11 oktober 1964, één<br />
week voor de verkiezingen, waarbij Van Sintjan opkomt op een scheurlijst <strong>van</strong> de CVP. http://www.deliving.be/vervolging/Volksbode1a.jpg<br />
http://www.de-living.be/vervolging/Volksbode1b.jpg<br />
http://www.de-living.be/vervolging/Volksbode2a.jpg<br />
http://www.de-living.be/vervolging/Volksbode2b.jpg<br />
599 Jacob Rodriguez (°Amsterdam, 3.3.1898-†8.2.1964), zoon <strong>van</strong> Josua Rodriguez (diamantbewerker) en<br />
Marianne Cohenno, had de Nederlandse nationaliteit, huwde eerst met Elisabeth Mot, en later met Clementina<br />
Serneels. Toen hij stierf woonde hij in de Fruithoflaan 3 te Boechout. (DV, Uittreksel uit het<br />
overlijdensregister, 11.2.1964) Hij kwam op 25 december 1919 naar België. (DV, Gezamenlijke<br />
inlichtingsstaat, 25.2.1920) Zijn eerste vrouw, met wie hij op 10 februari 1920 te Antwerpen trouwde, en <strong>van</strong><br />
wie hij <strong>van</strong>af 1936 gescheiden leefde, was Elisabeth Mot (°Amsterdam, 30.4.1896). Zij was de dochter <strong>van</strong><br />
Meijer of Mendel Mot (handelaar) en Dientje Wolf. Jacob Rodriguez verliet haar in 1936, en liet haar achter<br />
met twee minderjarige kinderen, en werd op 16.2.1937 door Rechtbank <strong>van</strong> Eerste Aanleg te Antwerpen<br />
veroordeeld omdat hij het overeengekomen onderhoudsgeld <strong>van</strong> 850 fr. weigerde te betalen, hetgeen hij bleef<br />
weigeren. Op 21.11.1940 is Elisabeth het beu en laat ze proces-verbaal opmaken. Zij vermoedt immers dat hij<br />
terug werk heeft als diamantbewerker [i.c. diamantslijper], maar weet niet waar. (DV, Bestuurlijke akte <strong>van</strong> de<br />
Antwerpse politie <strong>van</strong> de 6 e wijk, 21.11.1940). Zij woonde in de Leeuwerikstraat 24 te Antwerpen, werd op 18<br />
augustus 1942 met het IVe transport en met het nummer 302, samen met hun zoon Max (°Amsterdam,<br />
12.8.1926) met het nummer 303 gedeporteerd naar Auschwitz, alwaar zij stierf in 1943. (DV, Uittreksel uit het<br />
overlijdensregister, 19.11.1949) Ook Max overleefde Auschwitz niet. Zijn broer, Jozef Jacob Rodriguez, werd<br />
op 20.1.1944 <strong>van</strong>uit het verzamelkamp <strong>van</strong> Drancy in Frankrijk naar Auschwitz gedeporteerd, alwaar ook hij<br />
overleed. (JMDV)<br />
600 Brief <strong>van</strong> J. Rodriguez <strong>van</strong> 1.11.1944 aan (Strafdossier Van Sintjan, Archief Auditoraat-Generaal,<br />
Brussel). We hebben de spellingsfouten niet verbeterd.<br />
181
in zeer klein onduidelijk schrift, en dit op aanduiding der urgemeester. Ongeveer twee maanden later<br />
werden de Duitschze wetten verscherpt en moest ik ten gemeentehuize komen. Daar werd mjin pas<br />
toen voorzien <strong>van</strong> een stempel, alwaar den Heer <strong>van</strong> Sintjan spijt <strong>van</strong> had, maar er niet meer<br />
tusschen uit kon. Nu begon mijn elende, geen werk als ook geen geld. De zwaren winter ’41-’42<br />
vergroote dezen toestand nog meer. Ik begaf mij naar Heer <strong>van</strong> Sintjan en zegde niets meer te stoken<br />
te hebben. Genoemde Heer ging direct met mij mede als ook den gemeente Werkman Mertens, naar<br />
het gemeentepark om gevelde boomen te halen.<br />
Wij vervoerden dezen naar de meubelmakerij ter Smisstraat, alwaar dezen blokken werden gezaagd;<br />
ik vroeg naar de onkosten, mar Heer <strong>van</strong> Sintjan antwoorde, dat is voor de gemeete. Toen dit hout<br />
verbruikt was en de strenge koude bleef aanhouden mocht ik nog verscheidene keeren hout komen<br />
halen. Na nog verschillende keeren door Heer <strong>van</strong> Sintjan voortgeholpen te zijn, bleef ik maar altijd<br />
werkloos. Heer <strong>van</strong> Sintjan heeft toen dikwijls gerzegd, dat ik zeer dom gehandeld had, met mij als<br />
Jood aan te melden, aangezien het toch niemand wist, en dat het op het gemeente huis niet bekend<br />
was. In begin mei 1942 was de toestand onhoudbaar. Ik begaf mij toen weder naar den Heer <strong>van</strong><br />
Sintjan waar ik altijd welkom was, en welke dan ook geheel mijne toestand kende. Ik zal nog eens<br />
een laatste poging doen alhoewel ik geen hoop heb, dat het zal gelukken, zegde toen genoemde<br />
Heer. Hij stelde zich toen in verbinding met den Heer J. Corstiëns bestuurder der Werkhuizen <strong>van</strong><br />
Boechout. Ik werd daar aangenomen, maar kreeg toen in Antwerpen op het arbeidsambt geen<br />
toelating aldaar te mogen beginnen, om dat ik Jood was. Terug bij den Heer <strong>van</strong> Sintjan, welke toen<br />
alles in het werk stelde, en ruzie maakte per telephoon met den Heer Van der Heyde, hoofd<br />
arbeidsambt te Antwerpen. Het lot was mij gunstig en kon mijn werk bij genoemde firma<br />
aan<strong>van</strong>gen, alwaar ik tot heden nog steeds werkzaam ben. Ik kreeg de toelating te moegn werken,<br />
maar mocht met geen ander werkvolk in aanraking komen, als ook mocht ik <strong>van</strong> geen enkel socialen<br />
gunst genieten. Toen een tijd later kwmaen de Gestapo’s naar het gemeentehuis, om inlichtingen<br />
over mij te krijgen. Den Heer <strong>van</strong> Sintjan had den moed, om ze te antwoorden, dat ik eingelijk een<br />
Portugees was en als zodanig moest gerust te worden gelaten. Zei kwamen later terug, en Heer <strong>van</strong><br />
Sintjan zond hen alweer wandelen, dat ik <strong>van</strong> het voorrecht genoot, door gemengd Huwelijk,<br />
hetgeen ook verzonnen was. Zoo was het mij dan mogenlijk uit de handen der Gestapo’s te blijven.<br />
November 1943 moest mijn vreemdelingen pas vernieuwd worden. Ik ging alweder naar den Heer<br />
<strong>van</strong> Sintjan met de vraag of nu op mijn nieuwen pas weerde gehaaten Jodenstempel moest staan. Het<br />
antwoord was. Ik zou liever hebben <strong>van</strong> niet maar ik mag tegen de beambte <strong>van</strong> de burgerlijke stand,<br />
dit niet zeggen, mocht hij hem echter vergeten, zegt dan niets, en maak rap dat u weg komt. Tot<br />
onzen spijt had die beamte het niet vergeten. Ook op aanraden <strong>van</strong> den Heer <strong>van</strong> Sintjan heb ik nooit<br />
de Jodenster gedragen.<br />
Geachte Heer.<br />
Ik verklaar hiermede dat al het boven vermelde niets dan de waarheid is, en dat ik mjin leven te<br />
danken heb aan den Heer Gustaaf <strong>van</strong> Sintjan.<br />
Ik heb in den brief alles zoo breedvoerig uiteengezet, om een duidelijken kijk op de zaken te hebben.<br />
Ik hoop ook dat mijne getuigenis <strong>van</strong> Grooten waarde zal zijn, en dat u mij kunt laten verschijnen als<br />
getuigen N°1.<br />
Boechout 1 November 1944<br />
J. Rodriguez<br />
Fruithoflaan 1<br />
Boechout<br />
De werkgevers <strong>van</strong> Rodriguez, Jaak Corstiens en Rudolf Myncke <strong>van</strong> de Verenigde<br />
Werkhuizen <strong>van</strong> Boechout en Thirion, bevestigen dat “de Hr. Rodriguez ingeschreven op het<br />
Jodenregister, in onze Werkhuizen is werkzaam gebleven gedurende den tyd der bezetting zonder in<br />
hechtenis te zyn genomen; Wy hebben meermaals met Den Hr. Van Sintjan nopens deze joodschen<br />
werkman gesproken, en wy zyn er innig <strong>van</strong> overtuigd dat hy zyne vrijheid te danken heeft aan den<br />
H. Van Sintjan. Dat de Hr. Van Sintjan zyne hulp heeft verleend om aan den Hr. Robles, eveneens<br />
jood en werkzaam als bediende in onze werkhuizen, eene in hechtenisname te vermyden.” 601<br />
601 Verklaring <strong>van</strong> 10 november 1944 in het Strafdossier <strong>van</strong> Van Sintjan, Archief Auditoraat Generaal.<br />
Corstiens werd op 30 juli 1944 samen met Myncke opgepakt en zij zouden op 12 augustus 1944 vrijkomen. Zij<br />
werden door de Sicherheitspolizei op de Elisabethlei ondervraagd. Corstiens werd o.a. er<strong>van</strong> verdacht hulp te<br />
hebben verleend aan de joden.<br />
182
Rodriguez schrijft op 23 juni 1946 nog een brief: 602<br />
Geachte Heeren<br />
Hiermede verklaar ik, als Jood zijnde, mijn leven te danken te hebben, aan den heer Gustaaf <strong>van</strong><br />
Sintjan. Alles wat maar mogenlijk was, gedurende de Duitsche bezetting, heeft genoemde Heer, voor<br />
mij gedaan, zooals, steun, werk, en als hoofdzaak, Vier keeren de Gestapo om den tuin geleid, welke<br />
om mijn persoon ten gemeentehuize kwamen en dit alles, zonder winst bejag, aangezien ik<br />
onvermogend ben. Bovenstaande deed genoemde Heer uitsluitend uit menschelijk gevoel.<br />
Verschillende gemeente bediende als ook Politie <strong>van</strong> destijds kunnen indien zei bereid zijn,<br />
bovenstaande getuigen.<br />
Met de meeste Hoogachting<br />
J. Rodriguez<br />
Fruithoflaan 1<br />
Boechout<br />
Beleefd verzoek ik u er nog nota <strong>van</strong> te willen nemen, dat geheel mijn familie, waar onder ook mijn<br />
moeder 75 jaren oud, door de Duitschers zijn weggevoerd, en tot heden niemand is teruggekeerd.<br />
Mijn famillie woonde echter tot mijn spijt, niet te Boechout.<br />
Rodriguez zal op het proces <strong>van</strong> Van Sintjan ook effectief komen getuigen.<br />
Op 11 juni 1947 werd Van Sintjan dan veroordeeld tot vijftien jaar buitengewone hechtenis.<br />
“De Krijgsraad <strong>van</strong> Antwerpen, bij vonnis op tegenspraak gewezen de 11 Juni 1947, in kracht<br />
<strong>van</strong> gewijsde gegaan, heeft Van Sintjan, Gustavus-Alphonsus, geboren te Borgerhout, 28 april 1900,<br />
en wonende te Bouchout, Appelkant, 27, om tussen 10 mei 1940 tot 4 September 1944, met kwaad<br />
opzet en wetens ’s vijands politiek plannen of oogmerken te hebben gediend ; hulp verschaft te<br />
hebben aan de vijand ; met een kwaad opzet personen aan vervolgingen, opsporingen of<br />
gestrengheden <strong>van</strong>wege de vijand te hebben blootgesteld, veroordeeld tot vijftien jaar buitengewone<br />
hechtenis.<br />
Stelt vast dat hij <strong>van</strong> rechtswege en levenslang ontzet is uit de rechten opgesomd bij artikel<br />
128-6° <strong>van</strong> het Strafwetboek en dat hij zich in staat <strong>van</strong> wettelijke ontzetting bevindt voor de duur<br />
<strong>van</strong> zijn straf.<br />
Voor eensluidend uittreksel afgeleverd aan de Heer Krijgsauditeur te Antwerpen, 7 augustus<br />
1947. De Griffier <strong>van</strong> de Krijgsraad. A. Verlynde. (N. 68446)” 603 .<br />
In 1963 wordt hij echter in ere hersteld.<br />
Als fervent katholiek probeert hij op dat ogenblik al een tijdje met alle mogelijke middelen de<br />
uitbouw <strong>van</strong> een protestantse gemeenschap door Klaas Sluys en anderen tegen te werken. Klaas<br />
Sluys is een zeer overtuigde protestant en schrijft in zijn “Vlaams Kerkblad” in een niet bepaald<br />
diplomatische taal over het rooms-katholicisme, en over de Mariaverering in het bijzonder. De<br />
protestanse gemeenschap groeit snel aan, en katholiek Van Sintjan, lid <strong>van</strong> het Marialegioen, gaat in<br />
de tegenaanval Zo start hij begin november 1960 een polemiek tegen Klaas Sluys in “De Netestad”<br />
die tot 1963 zou duren.<br />
Van Sintjan kwam op bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1964 op de lijst Kristelijke<br />
Volksbelangen. Hij werd verkozen met 447 voorkeurstemmen. De CVP geeft één week voor de<br />
verkiezingen in het lokale blad De Volksbode in het artikel Het e<strong>van</strong>gelie volgens Sintjan een<br />
bloemlezing <strong>van</strong> uitspraken <strong>van</strong> Van Sintjan uit het maandelijks gemeenteblaadje dat hij tijdens de<br />
oorlog had uitgegeven, duidelijk met de bedoeling te voorkomen dat de partij met Van Sintjan een<br />
meerderheid zou halen. Want in dat geval zou, aldus de lijsttrekker <strong>van</strong> de Kristelijke<br />
Volksbelangen, Van Sintjan na twee jaar (opnieuw) burgemeester worden.<br />
Uiteindelijk haalde de CVP slechts nipt met 6 zetels de absolute meerderheid. De Kristelijke<br />
Volksbelangen met Van Sintjan haalde vijf zetels. Klaas Sluys die opkwam op de liberale PVV-lijst,<br />
geraakte met 287 voorkeurstemmen - het vijfde beste resultaat – echter niet verkozen.<br />
602 Strafdossier Van Sintjan, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel.<br />
603 Belgisch Staatsblad, 1947, bladzijde 10474.<br />
183
Wanneer kort daarop in 1965 zijn “tegenstander”, Klaas Sluys, op sterven ligt, schrijft hij<br />
echter een bijzonder ontroerende brief aan Julia Sluys-Schuyten 604 :<br />
Pinksteren 1965<br />
Hoogeachte Mevrouw Sluys,<br />
In Kerkelijke Tijdingen <strong>van</strong> 5 e deze las ik het ontstellende bericht over de ernstige<br />
ziektetoestand <strong>van</strong> uw echtgenoot, de hr. K. Sluys.<br />
Het heeft mij sterk aangegrepen omdat de hr. Sluys, in de soms bittere strijd die ik met hem<br />
voerde, geweldige invloed uitgeoefend heeft op mijn zieleleven. Die strijd dwong mij tot studie en<br />
dieper inzicht <strong>van</strong> het protestantisme en de Bijbel, en bracht mij tot meer intenser beleven <strong>van</strong> Gods<br />
Woord.<br />
Nu de schaduw <strong>van</strong> het lijden over hem gekomen is, lijd ik met hem mede en samen met<br />
gans zijn gemeente bid ik God dat Hij hem de gezondheid terug schenke en de kracht om in volle<br />
overgave aan Zijn heilige Wil, zijn lijden te dragen.<br />
Indien de toestand <strong>van</strong> de hr. Sluys het toelaat, zou het mij gelukkig maken, hooggeachte<br />
Mevrouw, dat U mijn medelevende boodschap aan hem overbracht en zij hem de troost bezorgde<br />
<strong>van</strong> het weten dat een vroegere tegenstander met genegenheid aan hem denkt en voor hem bidt.<br />
Geve de Heer Jezus, onze Trooster, ook U, Mevrouw, moed en sterkte in deze zware<br />
beproeving.<br />
Met de meeste hoogachting.<br />
S. Van Sintjan<br />
Van Sintjan neemt ook deel aan de verkiezingen <strong>van</strong> 1970 en behaalt 267 voorkeurstemmen.<br />
In 1976 tenslotte haalt hij nog 300 stemmen en wordt hij op de eerste raadszitting na de fusie<br />
Boechout-Vremde <strong>van</strong> 3 januari 1977 tot 1982 ook nog schepen 605 .<br />
In de Gemeentegids <strong>van</strong> 1966 vinden we Van Sintjan terug onder Boechoutse kunstenaars<br />
vroeger en nu. We vinden hem ook terug in de lijst <strong>van</strong> burgemeesters.<br />
Op het doodsprentje <strong>van</strong> Staf <strong>van</strong> Sintjan stond vermeld:<br />
Gewezen burgemeester <strong>van</strong> Boechout 1941-1944, gewezen schepen en Gemeenteraadslid <strong>van</strong><br />
Boechout, Beeldhouwer<br />
+ Boechout 01.12.1992<br />
5. DE BEULEN 606<br />
De 'verontrustende aard' <strong>van</strong> Auschwitz 607<br />
“De telex <strong>van</strong> 29 april 1943 <strong>van</strong>uit het kamp Auschwitz draagt de SS-officieren in Parijs,<br />
Brussel en Den Haag, 1.000 km <strong>van</strong> de uitroeiing, nogmaals op, ‘om voor de hand liggende<br />
redenen voor het transport de te evacueren joden geen verontrustende mededelingen te<br />
verstrekken omtrent hun bestemming en het lot dat hen te wachten staat’. De toon <strong>van</strong> het<br />
document <strong>van</strong> de Reichssicherheitsdienst was uitermate gebiedend: ‘Ik verzoek u dit te noteren en<br />
er rekening mee te houden,’ telegrafeert SS-majoor Rolf Günther. De adjunct <strong>van</strong> Eichmann ‘legt<br />
speciaal de nadruk op de permanente instructies voor de begeleiders om tijdens de reis geen<br />
enkele toespeling te maken, die <strong>van</strong> aard zou kunnen zijn om verzet op te wekken bij de joden, en<br />
om geen enkel vermoeden te doen rijzen over de manier waarop ze zullen worden ingekwartierd’.<br />
Het document is nauwelijks duidelijker wat betreft de eigenlijke redenen die de leiding ertoe<br />
heeft bewogen om Berlijn te verzoeken om de SS-officieren belast met de ‘Auswanderung der<br />
Juden’ uit het westen tot de orde te roepen. De datum <strong>van</strong> de telex bevat echter wel een<br />
604 Brief <strong>van</strong> Staf Van Sintjan te Boechout <strong>van</strong> Pinksteren 1965 aan Julia Sluys-Schuyten.<br />
605 E-mail <strong>van</strong> Guido Janssens <strong>van</strong> 2.8.2005.<br />
606 We willen weten wat er met al diegenen gebeurde die we tijdens dit dossier leerden kennen, en heel in het<br />
bijzonder de met de bij Klaas Sluys en Charles Hendrickx begin 1943 opgepakte joden, Myriam Reichman en<br />
haar kinderen, Hersz Nadel, Karin en Sophia Bremer (en Jonas Polak), eenmaal ze (met het XXe konvooi) in<br />
Auschwitz waren aangekomen.<br />
607 M. STEINBERG, De ogen <strong>van</strong> het Monster. De holocaust dag in dag uit, Antwerpen - Baarn,<br />
Hadewijch, 1992, p. 72-74, 77.<br />
184
aanwijzing. Het meest recente konvooi uit West-Europa is een Belgisch transport, vertrokken uit<br />
het verzamelkamp in Mechelen op 19 april en aangekomen in Auschwitz op de 22ste, een week<br />
voor het telegram naar Berlijn.<br />
Dat konvooi, het XXste <strong>van</strong> de Belgische deportatie, is alvast niet onopgemerkt<br />
voorbijgegaan. Tijdens het Belgische traject hadden de begeleiders de handen vol gehad. Kort na<br />
het vertrek uit Mechelen op de avond <strong>van</strong> 19 april had een op de rails geplaatst lichtsein hen<br />
tussen Boortmeerbeek en Wespelaar tot stoppen verplicht. Nauwelijks waren de manschappen<br />
<strong>van</strong> de escorte <strong>van</strong> de verrassing bekomen, of ze merkten dat een man met een revolver in de<br />
hand de machinist in bedwang hield en dat twee anderen met de schuifdeuren <strong>van</strong> de beestenwagens<br />
bezig waren om de ge<strong>van</strong>genen te bevrijden. De veiligheidspolitie gebruikte ‘de aanval op<br />
de jodentransporttrein <strong>van</strong> 19 april 1943 als reden om de ‘leider <strong>van</strong> een bende terroristen’ op de lijst<br />
der in februari 1944 te fusilleren gijzelaars te plaatsen. De ‘bende’- nauwelijks drie jongemannen -<br />
dacht de begeleiders achteraan in de trein en niet meteen na de tender aan te treffen. Door de<br />
schoten verrast, kon de groep slechts één wagon openmaken. Op hun beurt <strong>van</strong> de verrassing<br />
bekomen, zagen 17 gedeporteerden de kans schoon om te ontsnappen.<br />
Die bevrijding <strong>van</strong> reizigers naar Auschwitz is een uniek feit in de hele geschiedenis <strong>van</strong> de<br />
raciale deportatie in Europa. Nochtans was het meest opmerkelijke in die ‘Belgische’ nacht <strong>van</strong> 19<br />
op 20 april 1943 niet hun gewonnen-verloren vlucht door de Vlaamse velden. Vanuit de wagons<br />
zelf - althans <strong>van</strong>uit de meeste - probeerden de gedeporteerden onophoudelijk op eigen kracht een<br />
weg naar de vrijheid te vinden, het hele Belgische traject lang. Bij vertrek in Mechelen telde het<br />
konvooi 1631 personen. 608 Nog voor de grens was het al 1 op 7 gedeporteerden kwijtgeraakt. De<br />
voortvluchtigen waren <strong>van</strong> de rijdende trein gesprongen, ondanks het feit dat er op hen werd<br />
geschoten. En die schoten waren dodelijk. De bewakingsagenten, belast met de begeleiding <strong>van</strong> het<br />
konvooi, hebben ter plekke 16 <strong>van</strong> de 231 ontsnapten doodgeschoten; 7 andere hebben zich,<br />
dodelijk gekwetst, <strong>van</strong> de spoorbaan weten weg te slepen. Tijdens die tragische nacht liet het<br />
konvooi XX op zijn route een spoor na <strong>van</strong> her en der verspreide lijken, een ‘nieuw traject <strong>van</strong><br />
schande uitgetekend door België, langs de spoorlijn tussen Mechelen en Tongeren’. <strong>Een</strong> journaal<br />
<strong>van</strong>uit Londen, waar het nieuws was doorgekomen, verspreidde de informatie. In de<br />
ondergrondse onderstreepte het joodse verzet, dat deze massale rebellie <strong>van</strong> de gedeporteerden<br />
naar waarde schatte, dat ‘ze zo goed weten wat hen ginder te wachten staat, dat ze vooraleer ze de<br />
grens over gaan, uit de rijdende trein springen op gevaar af al hun botten te breken’. Het Joods<br />
Verdedigingscomité was er overtuigd zoniet zeker <strong>van</strong> dat ‘de deportatie de dood betekent’. Deze<br />
fatale gelijkschakeling wilden de meeste gedeporteerden helemaal niet aanvaarden: in de wagons<br />
bleven er zeer veel achter die geen gebruik gemaakt hadden <strong>van</strong> de kans om aan die fataliteit te<br />
ontkomen.<br />
Het merendeel ontkwam ook niet bij aankomst in Auschwitz: op 22 april werden 879<br />
personen - onder andere een groot aantal zeer jonge kinderen en bejaarden - niet geselecteerd voor<br />
het kamp. Aan het xxste konvooi werden maar weinig registratienummers toegekend: 276 voor de<br />
mannen in de serie <strong>van</strong> 117.455 tot 117.730 en 245 voor de vrouwen609 in de serie <strong>van</strong> 42.451 tot<br />
42.695, dus in het geheel 521 nummers. Deze aantallen liggen proportioneel lager dan gewoonlijk -<br />
wat verklaard kan worden door de dringende ‘werken’ <strong>van</strong> Auschwitz.610 Maar zoals gebruikelijk<br />
was het aantal der gedeporteerden waar<strong>van</strong> de geschiedenis het spoor bijster raakt bij aankomst in<br />
Auschwitz het grootst. Het gedrag <strong>van</strong> hen die op het punt stonden te verdwijnen en die tijdens de rit<br />
door België het sterkst geaarzeld hadden om het voorbeeld der rebellen te volgen, laat geen andere<br />
echo horen dan die raadselachtige wanklank, waarop de telex <strong>van</strong> 29 april zinspeelt, waaruit<br />
bezorgdheid blijkt voor de ‘verdere indeling’ <strong>van</strong> de gedeporteerden. Het document werpt niet meer<br />
licht op dat ‘verzet’ <strong>van</strong> de gedeporteerden die door ‘verontrustende’ geruchten gewaarschuwd<br />
werden voor de ‘aard’ <strong>van</strong> Auschwitz. Geen enkele getuige <strong>van</strong> de ‘speciale actie’ <strong>van</strong> die dag heeft<br />
608<br />
De oudste persoon op dat transport, Jacob Blom, nr. 584, was 90 jaar; de jongste, Suzanne Kaminski, nr.<br />
215, slechts 39 dagen.<br />
609<br />
Van deze 245 vrouwen werden er kort nadien 112 overgebracht naar het beruchte blok 10 <strong>van</strong> Dr. Mengele<br />
voor medische experimenten.<br />
610<br />
De selectie was alleszins minder restrictief dan gewoonlijk. Wat betreft de Belgische ‘Auswanderung’ in<br />
1943 vertoont het konvooi <strong>van</strong> 19 april het typische kenmerk dat er nooit zo veel overlevenden geweest zijn.<br />
Het heeft bij de finale balans ook een overlevingspercentage dat uitzonderlijk is voor een transport anno 1943,<br />
namelijk 10,7%. Het overlevingspercentage bedraagt slechts 2,7% in de andere Belgische konvooien <strong>van</strong> dat<br />
jaar.<br />
185
in wat voor geschrift dan ook enig spoor nagelaten <strong>van</strong> verschrikkelijke taferelen, waarbij de<br />
<strong>slachtoffers</strong> in opstand kwamen omdat hun leven niet gespaard werd.<br />
De telex <strong>van</strong> april 1943 blijft echter een interessant archiefstuk. Zoals andere administratieve<br />
nazi-bronnen in verband met de ‘eindoplossing’, heeft dit sybillijnse document slechts zin als het<br />
verborgen wordt gehouden. Toentertijd dienden de geadresseerden - SS-majoor Zoepf in Den Haag,<br />
SS-kolonel Knochen in Parijs en SS-luitenant-kolonel Ehlers in Brussel toch wel vooraf de code te<br />
kennen. Zij hadden zeker geen behoefte aan een verklaring over de ‘wijze waarop (de joden) zouden<br />
ingekwartierd worden’ of over ‘de plaats’ waar ze zouden terechtkomen. Het was evenmin<br />
noodzakelijk geweest hun diets te maken wat dan wel die ‘onrustwekkende geruchten’ waren, die<br />
aanleiding gaven tot 'verzet bij de gedeporteerden', en die dus de kop ingedrukt moesten worden. De<br />
‘redenen’ der SS’ers die opereerden bij ‘de ont<strong>van</strong>gst’ <strong>van</strong> de konvooien en bij ‘de verdere<br />
ont<strong>van</strong>gst’ der gedeporteerden waren - volgens de termen <strong>van</strong> de telex <strong>van</strong> 29 april –‘evident’. Op<br />
die evidentie berustten de bevindingen <strong>van</strong> het Hoog Gerechtshof <strong>van</strong> Schleswig-Holstein, toen het<br />
zich dertig jaar later moest uitspreken over de ont<strong>van</strong>kelijkheid <strong>van</strong> de beschuldigingen die tegen<br />
Ernst Ehlers (met naam vermeld in de telex <strong>van</strong> 29 april 1943) werden uitgebracht. ‘Ehlers’, zo<br />
vermeldt de ont<strong>van</strong>kelijkheidsverklaring, ‘werd door middel <strong>van</strong> voortdurende instructies<br />
uitdrukkelijk gevraagd, om zodanig op te treden dat de eenheden die de konvooien moesten<br />
begeleiden (waaraan manschappen <strong>van</strong> de wachteenheid <strong>van</strong> de SIPO-SD Dienststelle in Brussel<br />
waren toegevoegd) tijdens het transport de joden niets zouden toevertrouwen in verband met hun<br />
lot’. Bij de beraadslaging <strong>van</strong> de Duitse rechters bracht het document <strong>van</strong> de lente <strong>van</strong> 1943 de<br />
rechtstreekse en persoonlijke betrokkenheid <strong>van</strong> de beklaagde aan bij het beslissend punt <strong>van</strong> de<br />
zaak. Het tijdsdocument ontkrachtte de bewering <strong>van</strong> Ehlers dat hij ‘niet op de hoogte was geweest<br />
<strong>van</strong> de wrede praktijken in Auschwitz’. De man beweerde zelfs dat hij zijn ‘taak vervuld’ had ‘in<br />
een geest <strong>van</strong> menselijkheid en dat (hij zich) ver gehouden had <strong>van</strong> alle maatregelen tegen de joden’,<br />
terwijl hij de nazi-politie leidde op 1.000 kilometer <strong>van</strong> de verschrikking.”<br />
Over de rol <strong>van</strong> de SS-artsen bij de selectie <strong>van</strong> de net gearriveerde joden in Auschwitz<br />
schrijft historica Ruth Fivaz-Silbermann in het boek <strong>van</strong> Auschwitz-overlevende <strong>van</strong> het XXste<br />
konvooi, Willy Berler: “Le médecin-chef SS Eduard Wirths a imposé à Auschwitz une règle la<br />
sélection d’entrée est sous la responsabilité des médecins SS, qui officient à tour de rôle, lui-même<br />
compris. Seul Hans Münch obtient d'en être dispensé. Comme beaucoup de rescapés d'Auschwitz,<br />
Willy Berler pense que c'est le docteur Mengele qui était responsable de la sélection ce jour-là. Mais<br />
Josef Mengele n’a pris son service à Auschwitz qu’un mois plus tard, le 30 mai 1943, comme<br />
médecin responsable du camp des tziganes.<br />
En avril 1943, ce sont essentiellement les médecins SS Thilo et Entress qui sélectionnent à la<br />
descente des trains. Heinz Thilo, né comme Mengele en 1911, exerce à Auschwitz depuis octobre<br />
1942. Il se montre suprêmement détaché au moment des sélections, et sadique au cours des<br />
sélections internes à l'hôpital. Il est l’auteur de l’expression anus mundi pour désigner Auschwitz,<br />
qui est, à ses yeux, une métaphore positive: le camp est l’organe d’excrétion de la matière<br />
physiologiquement nuisible. Thilo meurt en 1945 dans des circonstances non éclaircies. Friedrich<br />
Entress, Allemand de souche né à Poznan en 1914, est muté du camp de Gross-Rosen à celui<br />
d’Auschwitz en décembre 1941, a<strong>van</strong>t même d'avoir terminé ses études, dispensé de thèse et promu<br />
docteur en 1942, selon une disposition spéciale pour les Volksdeutsche. On peut sans hésitation le<br />
classer parmi les plus grands meurtriers SS: il ne se contente pas d’exécuter les ordres, mais les<br />
outrepasse, les interprétant comme une carte blanche pour tuer. Entress est l’initiateur des meurtres<br />
par injection de phénol, dont il délègue l'exécution aux infirmiers SS. Il se sert de détenus-cobayes,<br />
notamment pour l’étude de la tuberculose, qu’il fait tuer ensuite. Wirths, qui respecte son devoir<br />
médical quand il s’agit des détenus internés dans le camp, éloigne Entress d’Auschwitz en le<br />
déplaçant à Monowitz en mai 1943, puis le renvoie définitivement de son service le 20 octobre 1943.<br />
Il est muté à Mauthausen jusqu’en juillet 1944, puis finit sa carrière à Gross-Rosen avec le titre de<br />
Lagerarzt. Début 1945, il est évacué à Dachau. Condamné à mort par un tribunal américain dans le<br />
procès “Mauthausen il est exécuté le 28 mai 1947. Au tribunal, Entress décrira avec exactitude la<br />
procédure de sélection à la rampe”611.<br />
611 W. BERLER, Itinéraire dans les ténèbres, p.75.<br />
186
“Het zijn onvoorstelbare taferelen, deze en andere selecties. Dat geldt helemaal voor hoe het<br />
moet zijn geweest om als dader deel uit te maken <strong>van</strong> dit proces. De enige manier om in deze<br />
duisternis door te dringen is het vinden <strong>van</strong> een betrouwbare getuige, iemand die lid was <strong>van</strong> de SS<br />
en in Auschwitz werkte. Heel uitzonderlijk en slechts na vele maanden <strong>van</strong> onderzoek zijn we erin<br />
geslaagd een dergelijk persoon te vinden en te interviewen,” zegt Laurence Rees in de schitterende<br />
BBC-reeks over Auschwitz612.<br />
Figuur 130 Oskar Gröning, SS'er gestationeerd te Auschwitz (L. Rees, Auschwitz, 2005).<br />
In 1942 werd Gröning op 21-jarige leeftijd in Auschwitz gedetacheerd. Hij arriveerde […] en<br />
was er vrijwel onmiddellijk getuige <strong>van</strong> dat een transport aankwam op ‘die Rampe’, het perron waar<br />
de joden uit de trein stapten. ‘Ik stond op het perron,’ vertelt hij, ‘en ik maakte deel uit <strong>van</strong> de groep<br />
die toezicht moest houden op de bagage <strong>van</strong> het arriverende transport.’ Hij keek toe hoe SS-artsen<br />
eerst de vrouwen en mannen scheidden en daarna selecteerden wie geschikt was om te werken en<br />
wie onmiddellijk vergast moest worden. ‘Zieke mensen werden in vrachtwagens getild,’ zegt<br />
Gröning. ‘Rode Kruiswagens, ze probeerden altijd de indruk te wekken dat de mensen nergens<br />
bang voor hoefden te zijn.’ Hij schat dat <strong>van</strong> de mensen uit het eerste transport dat hij in september<br />
1942 meemaakte, tussen de tachtig en negentig procent werd geselecteerd om onmiddellijk te<br />
worden vermoord. ‘Dit [selectie]proces werd op betrekkelijk ordelijke wijze uitgevoerd,’ vertelt hij,<br />
‘maar wanneer het voorbij was leek het net een verlaten kermisterrein. Overal lag rommel en naast<br />
die rommel lagen zieke mensen die niet in staat waren te lopen, misschien ook een kind dat zijn<br />
moeder kwijt was of dat misschien in de trein was achtergebleven. Deze mensen werden eenvoudig<br />
afgemaakt met een schot door het hoofd. De manier waarop deze mensen werden behandeld,<br />
vervulde me met twijfel en verontwaardiging. <strong>Een</strong> kind werd eenvoudig aan een been opgetild en<br />
op een wagen gesmeten [... ] en toen het huilde als een zieke kip, knalden ze het tegen de rand <strong>van</strong><br />
de wagen. Ik kon niet begrijpen dat een SS’er een kind zou oppakken en met zijn hoofd tegen een<br />
de zijkant <strong>van</strong> een vrachtwagen zou smijten [...] of dood zou schieten en het daarna als een zak meel<br />
op de wagen zou gooien.’<br />
Naar eigen zeggen was Gröning zo vervuld <strong>van</strong> ‘twijfels en woede’, dat hij naar zijn<br />
commandant ging en hem vertelde: ‘Het is onmogelijk, ik kan hier niet langer werken. Als het<br />
nodig is om de joden uit te roeien, dan zou het tenminste volgens bepaalde regels moeten gaan.’ Ik<br />
vertelde hem dit en zei: “Ik wil hier weg”’ Zijn chef luisterde rustig naar Grönings klachten, herinnerde<br />
hem eraan dat hij de SS-eed had gezworen en zei dat hij het idee <strong>van</strong> weggaan uit<br />
Auschwitz beter kon ‘vergeten’. Maar hij bood hem tot op zekere hoogte ook hoop. Hij vertelde<br />
Gröning dat de ‘excessen’ die hij had gezien een ‘uitzondering’ waren en dat hij het ermee eens was<br />
dat leden <strong>van</strong> de SS niet zouden moeten deelnemen aan dergelijke ‘sadistische’ gebeurtenissen.<br />
Uit documenten blijkt dat Gröning vervolgens een verzoek heeft ingediend om te worden<br />
overgeplaatst naar het front, een verzoek dat werd afgewezen, zodat hij in Auschwitz bleef werken.<br />
Het is veelzeggend dat Gröning tegenover zijn baas niet klaagde over het principe <strong>van</strong> het<br />
vermoorden <strong>van</strong> joden, maar uitsluitend over de praktische uitvoering er<strong>van</strong>. Wanneer hij mensen<br />
voor zich zag staan waar<strong>van</strong> hij wist dat ze binnen enkele uren in de gaskamer zouden sterven,<br />
612 Oskar Gröning, in: Auschwitz. The Nazis & The ‘Final Solution’, Deel 3: Factories of Death (maart 1942-<br />
maart 1943), Canvas, 10/2/2005, 21u-21u50 over de selecties, en Deel 6. Liberation & Revenge (<strong>van</strong>af januari<br />
1945), Canvas, 3/3/2005, 21u-21u50. L. REES, Auschwitz, Amsterdam, Anthos – Antwerpen, Manteau, 2005,<br />
p. 140-141, 304-305.<br />
187
waren zijn gevoelens naar eigen zeggen ‘zeer ambivalent.’ ‘Hoe voel je je,’ vraagt hij, ‘wanneer je in<br />
Rusland bent en er een machinegeweer voor je staat en er een bataljon Russen op je af rent en je<br />
moet de trekker overhalen en er zoveel mogelijk neerschieten? Ik formuleer het met opzet zo,<br />
wegens het achterliggende feit dat de joden de vijanden waren die <strong>van</strong>uit Duitsland zelf kwamen. De<br />
propaganda had op ons zo'n invloed gehad dat je veronderstelde dat hun uitroeiing gewoon bij de<br />
oorlog hoorde. En wat dat betreft kwamen er geen gevoelens <strong>van</strong> sympathie of medelijden naar<br />
boven.’ Wanneer er bij hem wordt aangedrongen om uit te leggen wat de reden was voor het<br />
vermoorden <strong>van</strong> kinderen, antwoordt Gröning: ‘De kinderen zijn op het moment de vijand nog niet.<br />
De vijand is hun bloed. De vijand is het feit dat zij opgroeien tot jood en gevaarlijk kunnen worden.<br />
En daarom werden ook de kinderen aangepakt.’<br />
Ongeveer 85 procent <strong>van</strong> de SS’ers die in Auschwitz hadden gewerkt en de oorlog hadden<br />
overleefd, kwam er zonder veroordeling <strong>van</strong>af. Toen Himmler de ontwikkeling <strong>van</strong> de gaskamers in<br />
gang zette om de SS zoveel mogelijk te vrijwaren <strong>van</strong> de psychologische ‘belasting’ die het in<br />
koelen bloede doodschieten <strong>van</strong> mensen met zich meebracht, had hij nauwelijks kunnen voorzien dat<br />
dit het voor de nazi’s een bijkomend voordeel zou worden. Deze methode <strong>van</strong> moorden betekende<br />
dat de overgrote meerderheid <strong>van</strong> de SS’ers die in Auschwitz dienden na de oorlog bestraffing kon<br />
ontlopen door met succes te beweren dat zij nooit direct deel hadden uitgemaakt <strong>van</strong> het<br />
uitroeiingsproces…<br />
Gedreven door het verlangen zich uit te spreken tegen hen die de taferelen ontkenden waar<strong>van</strong><br />
hij persoonlijk getuige was geweest, schreef Gröning zijn persoonlijke geschiedenis op voor zijn<br />
familie en stemde hij er uiteindelijk mee in door de BBC te worden geïnterviewd. Nu hij een eind in<br />
de tachtig is, heeft Gröning één simpele boodschap voor de holocaustontkenners: ‘Ik zou willen dat<br />
jullie mij geloofden. Ik zag de gaskamers. Ik zag de crematoria. Ik zag de open vuren. Ik was op de<br />
‘Rampe’ toen de selecties plaatsvonden. Ik zou willen dat jullie geloofden dat deze gruwelen<br />
plaatsvonden, omdat ik erbij was’” 613 .<br />
Wilhelm Karfiol, die als overlevende veel te vertellen heeft over wat de <strong>daders</strong> hem hebben<br />
aangedaan 614 .<br />
Tijdens ons onderzoek vonden we nog in de archieven <strong>van</strong> de Dienst voor Oorlogs<strong>slachtoffers</strong><br />
een uniek document, namelijk een rapport <strong>van</strong> een overlevende <strong>van</strong> Ausschwitz, Wilhelm Karfiol<br />
(°Debica (Polen), 11.2.1905 615 ) die bovendien ook nog familie is <strong>van</strong> Sylvie Reichman 616 . We geven<br />
dit belangrijk document <strong>van</strong> een insider, dat mogelijk sinds 1946 het daglicht niet meer heeft gezien,<br />
na een korte biografische schets 617 .<br />
Wilhelm Karfiol werd gearresteerd op dezelfde dag als de ouders <strong>van</strong> Sylvie Reichman, 12<br />
september 1942, eveneens naar het verzamelkamp in de kazerne Dossin te Mechelen gebracht om op<br />
613 L. REES, Auschwitz, Amsterdam, Anthos – Antwerpen, Manteau, 2005, p. 140-141, 304-305.<br />
614 Daarom, en ook omdat hij niet rechtstreeks deel uitmaakt <strong>van</strong> het <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> Sylvie Reichman of Edith<br />
Honig, behandelen we hem hier bij de <strong>daders</strong>, i.p.v. bij de <strong>slachtoffers</strong>. Zijn getuigenis zegt veel over een<br />
groep <strong>daders</strong>, namelijk over de beulen, waar de andere overlevenden niets over konden zeggen omdat ze nooit<br />
in een concentratiekamp hebben gezeten.<br />
615 Hij woonde in de Bäckerstrasse ? in Debica, in het distrikt Krakau. Geeft hij het nummer niet op om zijn<br />
ouders niet in de problemen te brengen? Waar en wanneer Willhelm Karfiol overleden is, is ons niet bekend.<br />
616 Wilhelm Karfiol, X/736, is een <strong>van</strong> de 15 mannen (en 2 vrouwen) <strong>van</strong> het Xe konvooi die Auschwitz en<br />
andere kampen overleefden. Zie M. STEINBERG, Dossier Bruxelles-Auschitz, p. 218. Omwille <strong>van</strong> zijn nummer<br />
is de kans groot dat hij in dezelfde wagon zat als de gebroeders Reichman, Maurice (X/720), Eugeen (X/721),<br />
Benoit (X/722) en Joseph (X/723). Bovendien is de kans bijzonder groot dat hij als zoon <strong>van</strong> Simon Mandel<br />
Karfiol (°Glogow (Polen), ca. 1871- † Debica (Polen), 1942), handelaar, en Blima Thaler (°Glogow (Polen),<br />
ca. 1881- † Debica (Polen), 1942) een broer of neef was <strong>van</strong> Benjamin Karfiol (°Glogow (Polen), 5.12.1894)<br />
de man <strong>van</strong> Etta Grunspan (°Glogow (Polen), 17.4.1903), tevens een oom en tante langs moederskant <strong>van</strong><br />
Sylvie Reichman. Beiden zijn wel afkomstig <strong>van</strong> Glogow, maar verhuisden nadien naar Dembitza in Polen, de<br />
geboorteplaats <strong>van</strong> Wilhelm, die ook jonger is dan Benjamin. Bovendien is de moeder <strong>van</strong> Wilhelm, Blima<br />
Thaler, zeer waarschijnlijk een zus of nicht <strong>van</strong> de grootmoeder <strong>van</strong> Sylvie Reichman, namelijk Dobe Thaler<br />
(°Glogow (Polen), 27.7.1885), tevens de moeder <strong>van</strong> Etta Grunspan. In dat geval zouden Etta en Benjamin ook<br />
best nicht en neef kunnen zijn geweest. Renee Safir bevestigde aan de telefoon dat “Willy” Karfiol inderdaad<br />
aangetrouwde familie <strong>van</strong> de Grunspans was. Telefonisch gesprek met Renee Safir-Edelstein, 20.7.2006.<br />
617 De biogafische schets bevat een samenvatting <strong>van</strong> de informatie afkomstig uit de dossiers <strong>van</strong> Wilhelm<br />
Karfiol op de Dienst Vreemdelingenzaken (DV) nr. A373662 en op de Dienst Oorlogs<strong>slachtoffers</strong> (DO).<br />
188
15 september 1942 met hetzelfde Xe transport naar Auschwitz te worden gedeporteerd. Hij werd<br />
daar bij aankomst op 17 september 1942 geselecteerd om te werken en kreeg nummer 64.171. uit<br />
zijn fiche uit Auschwitz 618 blijkt dat hij 1,72 m groot is, zijn gestalte als “kräft.” of sterk werd<br />
omschreven, dat hij nog al zijn tanden had, waaronder twee gouden, dat hij als “Sprache” Pools,<br />
Duits en Vlaams opgeeft en blijkbaar verzwijgt dat ook goed Duits en Frans spreekt, wel zijn eigen<br />
adres correct opgeeft, maar (veiligheidshalve?) bij het adres <strong>van</strong> zijn vrouw “unbekannt” zegt, dat hij<br />
als Vorbildung opgeeft: “4 Kl. Poln. Volksschule, 4 Kl. Gymn.” en dat hij bij beroep “Landarbeiter”<br />
laat noteren, i.p.v. diamantfabrikant. Dit getuigenis uit eerste hand geeft dus heel wat extra<br />
informatie met betrekking tot het leven in de Dossinkazerne, het transport en het (over)leven in<br />
Auschwitz.<br />
Figuur 131 Wilhelm Karfiol,<br />
15.7.1937 (DV)<br />
Figuur 132 Wilhelm Karfiol 5.7.1945<br />
(1,5 maand na zijn bevrijding. Bij zijn<br />
bevrijding woog hij nog 29 kg!) (DV)<br />
189<br />
Figuur 133 Wilhelm Karfiol,<br />
6.10.1951 (DV)<br />
Wilhelm of Wolf Karfiol kwam aan in België op 10 juni 1925. Hij leert er Chana Freifeld<br />
(°Milcza (Polen), 18.6.1909 - † Antwerpen, 15.4.1943) kennen en zij huwen volgens de joodse<br />
gebruiken maar niet voor de wet. Zij (en haar ouders) verhuizen in 1929 naar Keulen, waar op 23<br />
juni 1931 een dochter wordt geboren, Renée Karfiol (°Keulen, 23.6.1931). Op 21 mei 1932 vertrekt<br />
Chana inballingschap naar België. In juli 1932 volgt Wilhelm, echter zonder paspoort. Hij werkt dan<br />
een tijdje als pelshandelaar, zij wonen in de Brialmontlei 11 te Antwerpen, waar ook de ouders <strong>van</strong><br />
Chana wonen, Abraham Freifeld (°Domaradz (Polen), 25.8.1883) en Reisla Hamel (Rymanow<br />
(Polen), 1885). Zij hadden die woning voor 100.000 fr. gekocht. Ze huwen in Antwerpen voor de<br />
wet op 5 juni 1937. Even later blijkt Wilhelm diamantsnijdersbaas te zijn. Op 18 april 1940 wordt te<br />
Antwerpen een zoontje, Silvain Karfiol, geboren. Wilhelm blijft in Antwerpen tot 14 juli 1942,<br />
waarna hij uit veiligheidsredenen beslist om naar Schaerbeek, rue P. Devigne, 107 en en twee weken<br />
later, op 27 juli 1942, alweer naar Elsene of Ixelles, rue Jean Van Volxem, 40 te verhuizen. Op 12<br />
september 1942 wordt hij in Antwerpen opgepakt. Chana Freifeld wordt op 15 april 1943 bij haar<br />
aanhouding neergschoten 619 . De kinderen, Renée en Silvain, werden <strong>van</strong>af 1 december 1942 (tot 1<br />
januari 1945) ondergebracht bij het Belgische koppel Alphonse Poelmans-De Clerck te Woluwe<br />
Saint Lambert 620 . Op 12 december 1944 schrijft men daar een attest uit, waarin staat: “Les parents<br />
des prénommés sont actuellement à l’étranger déportés et les enfants surnommés sont à charge des<br />
époux Poelmans, Alphonse - De Clerck.” Wilhelm weet <strong>van</strong> niets en schrijft (misschien daartoe<br />
gedwongen) gegeven de omstandigheden absurd aandoende kaartjes <strong>van</strong>uit Birkenau naar Frau<br />
618 Uit een certificaat <strong>van</strong> het Rode Kruis <strong>van</strong> 23 maart 1961 blijkt dat deze fiche blijkbaar afkomstig is uit de<br />
“Häftlingspersonalbogen… des KL Auschwitz”.<br />
619 E-mail <strong>van</strong> Laurence Schram (JMDV) <strong>van</strong> 8.5.2007.<br />
620 Avenue de la Spirale, 48. Zij behielden wel hun voonamen, maar kregen de naam “Bellens” als schuilnaam.<br />
Telefonische gesprekken met Jacques Funkleder (Belgische Vereniging Het Ondergedoken Kind), 20.7.2006;<br />
28.7.2006. Ik ben nog op zoek naar Sylvain en Renée Karfiol en naar nabestaanden <strong>van</strong> de familie Poelmans.
Chana Karfiol, Brialmontlei 11 te Antwerpen, waarin hij Chana hij aanspreekt met “Berta”. Op 4<br />
juni 1943 schrijft hij: “Liebe Berta! Teile dir mit daß ich gesund bin und daß es mir gut geht. Ich<br />
hoffe dasselbe von dir zu Hören. Warum hast du mir nicht auf meine drei Karten nicht geantwortet.<br />
Ich grüsse dich wie auch unser Kinder. Euch Wilhelm. 1000 Kisse an Silvain und René sussi.” Op<br />
25 juli 1943 schrijft hij nog een kaartje: “Liebe Berta! Ich freue mich das ich wieder an dir schreiben<br />
kan. Packete bis 3 kg kannst du mir jeder Zeit schicken mit einem dopelten Inhaltverzeichnis. Sonst<br />
nichts Neues als ich dich herzliche Grüße und Kisse. Grüsse an alle Bekante, Dein Wilhelm. Op 7<br />
juli 1943 halen De Duitsers in het kader <strong>van</strong> de “Möbelaktion” in hun woning in Antwerpen de hele<br />
inboedel weg. Omdat de Russen naderen, moet Wilhelm nog <strong>van</strong> Auschwitz naar Goleschau, <strong>van</strong><br />
Goleschau naar Dachau, <strong>van</strong> Dachau naar Garmish Partenkirchen. Op 1 mei 1945 wordt Wilhelm<br />
daar door de Amerikanen bevrijd, en <strong>van</strong> 10 tot 19 mei is hij op doorreis in Duitsland. Op 19 mei<br />
wordt hij geregistreerd. Op deze “A.E.F. D.P. Registration Record” staat op de keerzijde bij Physical<br />
Condition on Arrival “ Amaigrissement 29 Kgs. Faiblesse générale”.<br />
Figuur 134 verso-zijde A.E.F. D.P. Registration Record <strong>van</strong> Wilhelm Karfiol, 19.5.1945 (DO)<br />
Op 9 juni 1945 komt hij aan in België. Op 5 juli 1945 oefent hij (voorlopig) geen beroep uit<br />
en verklaart hij te leven <strong>van</strong> steun <strong>van</strong> de Joodsche Komiteit. Op 14 juli 1951 huwt hij te Middleton<br />
(NY, USA) met Gitla of Gladys Dafner 621 , weduwe <strong>van</strong> Feiwel Goldberg. In 1951 is hij in ieder<br />
geval terug beroepsactief als diamantsnijdersbaas/diamantfabrikant, waarmee hij ± 100.000 fr. per<br />
jaar verdient. Hij woont op dat ogenblik nog steeds op het gelijkvloers <strong>van</strong> de Brialmontlei nr. 11 te<br />
Antwerpen.<br />
621 Zij is de dochter <strong>van</strong> Pinkas Dafner (°Wolbrom (Polen), 1889) en Marai Prejzerowicz (°Wolbrom (Polen),<br />
1888). Haar beide ouders werden door de Duitsers gedeporteerd en vermoord.<br />
190
Figuur 135 Chana Freifeld, eerste<br />
echtgenote <strong>van</strong> Wilhelm Karfiol,<br />
15.7.1937 (DV)<br />
Figuur 136 Gitla of Gladys Dafner, tweede echtgenote<br />
<strong>van</strong> Wilhelm Karfiol, 10.1.1952 (DV)<br />
Afschrift <strong>van</strong> rapport 492 (24143) dat door de Staatsveiligheid (Post Antwerpen) werd<br />
opgemaakt en op 7 mei 1946 overhandigd aan de Krijgsauditeur Van de Reydt, J. 622 .<br />
Gevolg aan kantschrift D 1792/928, dd. 25.1.46, v.d. Krijgsauditeur Van de Reydt, J.<br />
In zake <strong>van</strong> oorlogsmisdaden.<br />
Voorwerp onderhoor <strong>van</strong> Karfiol, Wilhelm, vaderlandslooze <strong>van</strong> Poolsche afkomst geb. Debica, op<br />
11.2.1905, diamantfabrikant, wonende Brialmontlei nr. 11, te Antwerpen, over het Regime <strong>van</strong> het<br />
concentratiekamp <strong>van</strong> Auschwitz, verder kort verblijf te Grosrosen en te Dachau.<br />
OVERGEMAAKT AAN<br />
Den Heer Krijgsauditeur Van de Reydt, J.<br />
Den 7 Mei 1946<br />
De Eerstaanwezend Commissaris <strong>van</strong> de Veiligheid <strong>van</strong> den Staat,<br />
PRO JUSTITIA<br />
Ten jare negentienhonderd zesen veertig zeventienden der maand April, te 14 uur<br />
Wij, Jacqmain, Edmond, e.a. inspecteur, <strong>van</strong> de Veiligheid <strong>van</strong> den Staat, Officier <strong>van</strong> Gerechtelijke<br />
Politie, Hulp Officier <strong>van</strong> den Heer Auditeur Generaal, verhalen als gevolg aan het kantschrift nr.D<br />
1792/928, dd.25.1.1946, uitgaande <strong>van</strong> den heer Krijgsauditeur te Antwerpen, Van de Reydt, J. op<br />
datum en uur als hoogervermeld te onderhooren: K a r f i o 1, Wilhelm, vaderlandlooze <strong>van</strong><br />
Poolsche oorsprong, geboren te Debica (Polen), op 11.2.1905, diamantfabrikant, wonende Brialmontlei<br />
nr.11, te Antwerpen, die ons verklaart in de Nederlandsche taal: “Als gevolg aan de<br />
verordeningen <strong>van</strong> de Duitschers op de verplichte tewerkstelling in Duitschland, had ik met een paar<br />
vrienden en kennissen, een stuk grond gehuurd <strong>van</strong> de Gemeente Woluwe St-Lambert. Wij<br />
bewerkten zelf het stuk grond om den schijn te verwekken, werkzaam te zijn. Niettegenstaande dit<br />
kreeg ik te Antwerpen verschillende oproepingsbevelen waaraan ik echter geen gehoor gaf. <strong>Een</strong><br />
politieagent dwong echter mijn vrouw het briefje af te teekenen en mij er kennis <strong>van</strong> te geven.<br />
Daarop besloot ik <strong>van</strong> naar onbezet Frankrijk te gaan. Ik schafte mij een valsche eenzelvigheidskaart<br />
aan, ik weet niet juist meer wie ze mij bezorgde. Ik deed alsof gehoor gaf aan het bevel en begaf mij<br />
naar het station te Antwerpen, alwaar de trein vertrokken voor de opgeeischten voor de Organisatie<br />
Todt, waartoe ik behoorde, naar Frankrijk. Toen ik in het compartiment zat werd mijn naam<br />
afgeroepen en werd ik verplicht uit te stappen, door zekere Lauterborn en Holm, dewelke de kontrol<br />
uitoefenden op de vertrekkenden. Holm riep uit “deze moeten wij hebben!”. Getuigen daar<strong>van</strong> was<br />
zekere Goussa, wonende Van Leriusstraat, te Antwerpen, dewelke ook teruggekomen is uit<br />
Duitschland.<br />
Ik werd vervolgens rechtstreeks vervoerd naar een kazerne te Mechelen, alwaar nog andere joden<br />
ge<strong>van</strong>gen zaten. Al mijn bezittingen werden afgenomen. Ik verbleef aldaar een paar dagen en werd<br />
dan naar Auschwitz vervoerd.<br />
Mijn aanhouding was geschied half-Augustus 1942.<br />
622 DO, Dossier Karfiol, Wilhelm.<br />
191
De bewaking geschiedde aldaar door S.S.soldaten. Bij het binnenkomen werden wij onderworpen<br />
aan een lijfonderzoek, door de S.S.soldaten. Ik bemerkte dat meerdere vrouwen en mannen geslagen<br />
werden, om de goederen die zij verborgen hielden af te geven.Verder heb ik niet gezien dat er nog<br />
mishandelingen plaatsgrepen.<br />
Wij kregen er de volgende levensmiddelen: een maal per dag een brood <strong>van</strong> ongeveer een kilogram<br />
voor vier man een beetje confituur en verder 's middags een lieter water, soep welke oneetbaar was.<br />
Het was toegelaten door Jodenrat pakjes toegezonden te krijgen. De levensmiddelen kregen wij<br />
evenals de kleedingstukken en andere goederen. Na twee dagen te Auschwitz echter geweest te zijn<br />
werden deze goederen terug ontnomen.<br />
Te Mechelen waren wij niet verplicht tot werken. <strong>Een</strong> <strong>van</strong> de dagen <strong>van</strong> mijn verblijf aldaar moesten<br />
wij als straf turnen.Wij kregen onderandere volgende oefening: wij moesten over den grond kruipen<br />
op ellebogen en knieens, alleen de mannen. Den grond bestond echter uit uitgebrande cokes, zoodat<br />
al de knieens en ellebogen bloedend waren.<br />
Na dus een drie-vier dagen zijn wij met een transport <strong>van</strong> ongeveer een zeventig mannen en<br />
vrouwen en kinderen vervoerd geworden naar het Koncentratiekamp Auschwitz, met gewonen<br />
treinen bestemd voor reizigersverkeer.<br />
Het kamp Auschwitz is gelegen op ongeveer een zestig Kilometer <strong>van</strong> Krakau in Polen.<br />
Op ongeveer twee kilometer <strong>van</strong> het kamp moesten wij uitstappen. <strong>Een</strong> S.S.man, waar<strong>van</strong> ik later<br />
vernam dat hij Obersturmführer was, zegde: “Alle mannen rechts, vrouwen en kinderen links”<br />
Vervolgens zegde hij de zieke mannen de vrouwen te vervoegen. Daarna zieht hij zelf tusschen de<br />
overgebleven mannen deze uit die bekwaam waren tot werken.<br />
Ik moet hier op een vergissing duiden <strong>van</strong> mijn verklaring. Het transport bestond uit ongeveer twee<br />
duizend man, met vrouwen en kinderen samen, en wij zaten met zeventig in een coupé <strong>van</strong> den trein.<br />
Van deze twee duizend bleven volgens mijn schatting misschien twee honderd man over, die het<br />
kamp moesten binnen marscheeren.<br />
Later vernam ik dat de overigen naar de gaskamers gebracht waren, te Reysko. Birckenau.<br />
Het kamp bestond uit acht en twintig blokken, in steen gebouwen, elk met een verdieping. Vier<br />
blokken waren bestemd als Revier, twee blokken voor de vrouwen, en verder een blok als Bunker,<br />
of strafinrichting voor de ontvluchters. Rond het kamp waren verschillende blokken en huisjes<br />
bestemd voor de S.S.<br />
Het kamp was omringd met prikkeldraad en draad met electrische hoogspanning. Alle twintig meter<br />
ongeveer was er een toren, waar de bewaking uitgeoefend werd door een S.S.man met mitrailleuse.<br />
Ik werd aangeduid voor een blok, hetwelk bestond uit een waschinrichting en W.C, in het midden op<br />
het gelijkvloers en verder verschillende slaapkamers. De slaapkamers verschilden <strong>van</strong> grootte. Het<br />
aantal personen dat er moest slapen verschilde regelmatig, naargelang het aantal ge<strong>van</strong>genen. De<br />
bedden waren gemaakt met drie verdiepen en elke man had twee dekens. De matrassen waren<br />
gevuld met stroo.<br />
Wij kregen er volgende levensmiddelen: 's avonds kregen wij een zwart Duitschbrood voor vier<br />
man, met een stukje worst, of soms een pakje margarine voor veertien man. ’s Middags kregen wij<br />
ongeveer een liter koolensoep, en ’s morgens een beetje kneipp.<br />
’s Morgens moesten wij opstaan vermoedelijk te vier uur. Na ons bed in orde gebracht te hebben<br />
moesten wij buitengaan eender wat de weergesteltenis was. Wij moesten dan buiten wachten tot het<br />
tijd was om te gaan werken. De kneipp kregen wij juist na ons bed klaarmaken. Rond zes uur<br />
moeten wij ons in rang stellen en moesten dan met muziek buiten marscheeren naar het werk. Het<br />
muziekkorps bestond uit ge<strong>van</strong>genen. Het werk bestond uit allerlei, bijvoorbeeld, putten graven voor<br />
riooleering, steenen kappen, dragen voor wegenaanleg, aardappelen laden enzoomeer. Als er geen<br />
werk was moesten wij steenen <strong>van</strong> den eenen kant naar den anderen kant dragen. ’s Middags kregen<br />
wij op het werk onze soep. ’s Avonds te zes uur ongeveer of in de Winter te vier uur, eindigde het<br />
werk en gingen wij met muziek terug naar het kamp. Wij moesten de militaire houding marscheeren,<br />
zooniet ontvingen wij slagen <strong>van</strong> de S.S.mannen.<br />
Bij het binnenkomen was er appel, hetwelk gewoonlijk een paar uur duurde en wij dus moesten<br />
blijven staan in militaire houding.Vervolgens moesten wij ons wasschen in den blok, of soms naar<br />
de wasscherij gaan of de ontluising. Daarna mochten wij binnengaan en kregen wij ons eten.<br />
Aan het hoofd <strong>van</strong> den blok stond een blokälterste, dewelke ook een ge<strong>van</strong>gene was. Zij kregen<br />
goed eten. De meeste <strong>van</strong> hen waren Duitschers, die een lange ge<strong>van</strong>genisstraf moesten uitzitten. Zij<br />
traden heel brutaal op tegen ons met medeweten <strong>van</strong> de S.S.mannen. Den blokchef stond in de gunst<br />
<strong>van</strong> de S.S. als hij heel brutaal was. Zij konden met ons doen wat zij wilden. Zij mochten ons zelfs<br />
192
doodslagen zonder daarvoor gestraft te worden. Ik zag bijvoorbeeld in mijn blok een man aldus<br />
doodslagen. Er was een reglement dat zegde dat als er vastgesteld werd dat een ge<strong>van</strong>gene een luis<br />
in het hemd had of onzuiver was, dat alsdan de blok moest ontluist worden. Aldus stelde de blokchef<br />
vast dat een <strong>van</strong> dege<strong>van</strong>gen een luis in het hemd had, waarop hij hij in woede ontstak en hem<br />
doodsloeg. Ik zag meermalen dat om een dergelijke reden, een ge<strong>van</strong>gene vastgenomen werd door<br />
een blokchef en zijn helpers en vervolgens, zelfs in de Winter onder de koude douche gehouden<br />
werd gedurende uren en geschrobd werd met grove borstels zoodat betrokkene er kort daarop aan<br />
stierf.<br />
Den blokchef was gewoonlijk uitgerust met een gummiknuppel of anders sloeg hij met hetgeen hij<br />
in de hand kon krijgen.<br />
Tijdens het werk stonden wij onder toezicht <strong>van</strong> een Kapo, dewelke meerdere toezichters onder hem<br />
had. Deze waren ook zeer brutaal. Bij de minste reden sloegen zij en regelmatig brachten wij doode<br />
makkers mede naar huis, ongeveer een achttale tot twaalf per kommando, bestaande uit ongeveer<br />
zeshonderd man. Zij sloegen bijvoorbeeld als men een beetje traag was, als men bijvoorbeeld naar<br />
hun schatting een te kleine steen droeg, als men verdacht werd een oogenblik niet te werken en<br />
zomeer. Ook de S.S.mannen mishandelden ons <strong>van</strong> tijd tot tijd. Ik zag bijvoorbeeld een S.S.man die<br />
met ons wat wou lachen, tegen een ge<strong>van</strong>gene zeggen "Gaat maar daar" aldus een plaats aanduidene<br />
waar de ge<strong>van</strong>gene niet mocht komen, er bij voegend dat hij hem niets zou misdoen. Als de<br />
ge<strong>van</strong>gene echter daar kwam schoot hij hem echter heel eenvoudig neer zonder waarschuwing. Deze<br />
S.S.mannen verwisselden echter elken dag, zoodat ik geen <strong>van</strong> hen ken.<br />
Soms werden openbare mishandelingen en terechtstellingen gehouden waartoe alle ge<strong>van</strong>genen<br />
verplicht waren te komen zien. Bijvoorbeeld, iemand die slecht gewerkt had en een rapport gekregen<br />
had kreeg daarvoor vijf en twintig tot vijftig stokslagen op het ondereind <strong>van</strong> den rug, toebediend<br />
door twee andere ge<strong>van</strong>genen die daartoe verplicht waren. <strong>Een</strong>maal werden zes ge<strong>van</strong>genen gepakt<br />
voor een ontvluchtingspoging en daarvoor in het openbaar opgehangen. Den volgenden dag stond bij<br />
hen een opschrift dat luidde dat deze straf toekwam aan iedereen die trachtte te ontvluchten.<br />
De zieken werden ondergebracht in een Revier. Alwaar de geneeskundige behandeling zich beperkte<br />
tot een aspirine toedienen. Geneesmiddelen warn er bijna niet. De dokters waren ge<strong>van</strong>genen: alle<br />
acht of veertien dagen kwam er een S.S.dokter en moeten alle zieken aantreden. Na deze keuring<br />
werden de zieksten genoteerd, ongeveer zeventig per negentig zieken en soms meer. Later vernam ik<br />
dat deze naar de gaskamers gebracht werden. Ik ben te Auschwitz zelf drie maal drie maanden in het<br />
Revier geweest en heb dergelijke selecties meegemaakt. Ik zorgde telkenmalen, daar ik dan reeds<br />
een oude was, aan deze selecties te ontsnappen, door mij in een andere kamer te begeven of in het<br />
W.C.<br />
Ik bleef te Auschwitz gedurende een zestal weken, waarop ik met een transport naar Kolishow<br />
gestuurd werd. Daar bleef ik een tweetal maanden en kwam dan ziek terug te Auschwitz. Ik was<br />
gebeten geworden door honden en ging in het Revier te Auschwitz. De eerste zes weken werd ik<br />
verplicht in het Lager zelf te werken, aan wegen aanleg.<br />
Toen ik uit Kolishow kwam heb ik ongeveer drie maanden in het Revier verbleven, alwaar wij met<br />
drie man in een bed moeten slapen <strong>van</strong> ongeveer tachtig centimeter breedte. Het eten was er nog<br />
minder dan in het kamp, het is te zeggen, wij moesten ons brood met zes soms met achten verdeelen.<br />
Toen ik het Revier verliet was ik niet genezene, maar ik was bang voor de selecties. <strong>Een</strong> doktersge<strong>van</strong>gene,<br />
was een vriend <strong>van</strong> mij dewelke zorgde dat ik uitgeschreven werd. Ik het lager moest ik<br />
vervolgens terug gaan werken. Na een paar maanden moest ik tengevolge dezelfde beten terug naar<br />
het Revier, hetwelk ik terug ongenezen verliet om dezelfde reden. Weerom na een paar maanden<br />
ging ik terug voor hetzelfde in het Revier en toen ik er vervolgens uitkwam werd ik tewerkgesteld in<br />
het laboratorium, Reysko, nabij de gaskamers. Ik deed er allerlei werk <strong>van</strong> het kuischen der<br />
vertrekken tot het helpen der dokters. In het laboratorium werden opzoekingen gedaan voor wat<br />
betrefd allerlei ziekten. Op ongeveer een kilometer bevonden zich de gaskamers en het crematorium.<br />
Ik heb echter niet kunnen opmerken hoe deze instellingen er uit zagen. Volgens ik <strong>van</strong> andere<br />
ge<strong>van</strong>genen vernam die daar gewerkt hebben, bestonde de gaskamers uit een blok dat heel zuiver<br />
was en gecamoufleerd was als een badhuis, met lavabo’s en spiegels en douchen. Als iedereen<br />
binnen was, werden de deuren en vensters automatisch gesloten en kwam het gas door de buizen der<br />
waterleiding. De lijken werden vervolgens naar het Crematorium gebracht voor verbranding. Deze<br />
arbeiders die daar werkten heetten Sondercommando. Zij waren het die mij vertelden dat de<br />
vrouwen en kinderen rechtstreeks <strong>van</strong> den trein naar daar gebracht werden.<br />
193
De vrouwen die in de twee blokken in het kamp woonden, werden door de Duitschers gebruikt tot<br />
proefnemingen. Ik vernam alzoo dat op hen kunstmatige bevruchting toegepast werd en nog andere<br />
dergelijke proefnemingen. Er was verder nog een blok voor de vrouwen <strong>van</strong> lichte zeden dewelke<br />
door iedereen mochten bezocht worden behalve de joden. Deze droegen voor hun nummer een<br />
jodenster, in rood en geel. De andere ge<strong>van</strong>gen droegen voor hun nummer een roode driehoek, als zij<br />
politieke ge<strong>van</strong>gen waren, groen voor diefstal en zwart voor werkweigeraars. Mijn nummer was<br />
64171.<br />
Ik heb aldaar een zekere K a d u k, gekend een Duitsche S.S.man dewelke uitblonk voor de slechte<br />
behandeling die hij de ge<strong>van</strong>genen liet ondergaan.<br />
Na Auschwitz ben ik dan naar Grossrosen met een transport <strong>van</strong> een paar duizend man, dit bij<br />
benadering der Russen,in Januari 1945. Wij legden den afstand <strong>van</strong> ongeveer twee honderd<br />
kilometer te voet af, bewaakt door de S.S. Degenen die niet meekonden werden neergeschoten.<br />
Het kamp Groszrosen had een mooi uitzicht <strong>van</strong> buiten. De behandeling was er nog slechter dan te<br />
Auschwitz. Daar werd voor het minste geslagen door de kapo's. Men kon er niets goeds doen. De<br />
slaapkamers waren overbevolkt en waren niet voorzien <strong>van</strong> bedden. <strong>Een</strong> slaapkamer was ongeveer<br />
twintig meter lang en misschien en vijf meter breed. Wij moesten den eenen op den anderen slapen<br />
en dan moesetn de kapo’s nog een gedeelte der ruimte voor zich hebben. De Reichduitschers sliepen<br />
ook in deze ruimte en hadden een betere behandeling dan wij.<br />
Na acht dagen gingen wij met een paar blokken per spoor naar het Kamp Dachau. Wij werden met<br />
beesten wagens vervoerd met honderd dertig man in een wagen. Van toen ik er kwam kreeg ik<br />
typhus en moest ik in het typhusblok, alwaar ik veertien dagen verbleven heb. De zieken werden<br />
aldaar niet veroordeeld tot de gaskamers. De verzorging was er nul. Na de veertien dagen werd ik in<br />
een afgezonderd blok gebracht waar niemand bij ons mocht komen. Het kamp was niet zoo mooi als<br />
dat <strong>van</strong> Auschwitz. De blokken waren in hout opgericht en wat het eten betreft, wij kregen er slechts<br />
een brood voor acht man, de soep was verder slechts water met bijna niets in. Daar ik ziek was kan<br />
ik <strong>van</strong> het kamp niet veel vertellen.<br />
Na drie weken zijn wij verder gemarcheerd naar Garmisch Partenkirchen waar wij <strong>van</strong> de<br />
Amerikanen bevrijd werden. Vandaar werden wij rechtstreeks naar België gebracht.<br />
Ik draag nog steeds de letselen aan het linkerbeen <strong>van</strong> de beten der honden te Kolishow. Verder is<br />
mijn neusbeen verzworen geweest tengevolge <strong>van</strong> slagen opgeloopen te Auschwitz. De dokters<br />
zeggen mij nu dat ik het laten opereeren. Verder ben ik nog steeds onbekwaam tot werken,<br />
tengevolge <strong>van</strong> algemeene verzwakking.”<br />
Na lezing volhardt en teekent met ons.<br />
Jacqmain Karfiol<br />
Het onderhoor <strong>van</strong> betrokkene over het kamp Kolishow, zal het voorwerp uitmaken <strong>van</strong> P.V. 21115,<br />
dd. 7.5.1946.<br />
Ten laste <strong>van</strong> Kaduk, S-S.man werd door ons P.V. nr.19875, dd.17.4.1946, opgesteld.<br />
Voegen hierbij kantschrift en bijlage in terugkeer.<br />
Waar<strong>van</strong> akte, gesloten op 6.5.1946.<br />
Voor eensluidend en gelijkvormig afschrift.<br />
Antwerpen, 6.5.1946.<br />
De e.a. inspecteur Jacqmain, Edmond.<br />
Gevolg aan kantschrift D 1792/928, dd.25.1.1946, v.d. Krijgsauditeur Van de Reydt, J.<br />
In zake <strong>van</strong> oorlogsmisdaden.<br />
Voorwerp Onderhoor <strong>van</strong> Karfiol, Wilhelm, vaderlandslooze <strong>van</strong> Poolsche afkomst geb. Debica<br />
(Polen) 11.2.1905, diamantfabrikant, wonende Brialmontlei nr. 11, Antwerpen, over het regime te K<br />
o l i s h o w, in Tcheco-Slowakije.<br />
OVERGEMAAKT AAN<br />
Den Heer Auditeur Van de Reydt, J.<br />
Den 7 Mei 1946<br />
De Eerstaanwezend Commissaris <strong>van</strong> de Veiligheid <strong>van</strong> den Staat,<br />
PRO JUSTITIA<br />
Ten jare negentienhonderd zesen veertig zeventienden der maand April, te 14 uur<br />
194
Wij, Jacqmain, Edmond, e.a. inspecteur, <strong>van</strong> de Veiligheid <strong>van</strong> den Staat, Officier <strong>van</strong> Gerechtelijke<br />
Politie, Hulp Officier <strong>van</strong> den Heer Auditeur Generaal, verhalen als gevolg aan het kantschrift nr. D<br />
1792/928, dd.25.1.1946, uitgaande <strong>van</strong> den heer Krijgsauditeur Van de Reydt, J. op datum en uur als<br />
hoogervermeld te onderhooren: K a r f i o 1, Wilhelm, vaderlandlooze <strong>van</strong> Poolsche afkomst,<br />
geboren te Debica, in Polen, op 11.2.1905, diamantfabrikant, wonende Brialmontlei nr.11, te<br />
Antwerpen, die ons verklaart in de Nederlandsche taal: “Na een verblijf <strong>van</strong> twee weken ongeveer<br />
werd ik met een transport <strong>van</strong> ongeveer vijftig mannen naar de steengroeve Kolishow vervoerd.<br />
Wij logeerden in een oude fabriek met ongeveer een vijfhonderd man waa<strong>van</strong> de helft dagshift en de<br />
ander helft nachtshift. Dit wisselde om per week. Er stonden bedden zooals in de kampen, met<br />
verdiepen. Bijna iedereen had zijn bed en elk had zijn matras.<br />
Het eten was het zelfde als te Auschwitz.<br />
Het werk was verschrikkelijk. Drie man moesten per dag vier wagons met steenen laden, zij moesten<br />
deze steenen zelf <strong>van</strong> den berg kappen erafbrengen, deze een tiental meter ver dragen naar de wagon<br />
en dan laden. De steenen moeten geen bepaalde grootte hebben, zij moesten zoo groot zijn dat wij ze<br />
konden heffen. Wij stonden onder het toezicht <strong>van</strong> de kapo's en S.S.mannen, met honden. Deze<br />
S.S.wilden zich soms amuzeeren met ons en lieten de honden ons opjagen. Wij moesten dan heel<br />
vlug den berg afloopen en dengenen die viel die werd gebeten door de honden.<br />
Ik zelf ben aldus, aan mijn linkerbeen gebeten geworden, tengevolge <strong>van</strong> hetwelk ik terug naar het<br />
kamp <strong>van</strong> Auschwitz werd vervoerd. De eerste veertien dagen dierf ik niet zeggen dat ik gebeten<br />
was maar tenslotte was mijn been zoodanig ontstoken dat ik verplicht het te zeggen, daar ik niet<br />
meer kon werken.<br />
Tengevolge hier<strong>van</strong> ben ik te Auschwitz, driemaal drie maanden in het Revier moeten gaan en heb<br />
ik een achttiental selecties moeten meemaken.<br />
Wij werkten ongeveer tien uur in de steengroeve, dewelke ongeveer een drietal kilometer <strong>van</strong> de<br />
fabriek gelegen was waarin wij sliepen.<br />
Als wij op ongeveer een honderd meter <strong>van</strong> het kamp kwamen stonden daar wagons waar<strong>van</strong> de<br />
steenen afgeladen waren. Wij moeten elk minstens een zestal stemnen <strong>van</strong> elk een drietal kilogram<br />
tot in het lager dragen.<br />
Kwamen wij dan in het lager dan moesten wij nog eerst voor dat wij eten kregen een paar wagons<br />
met aardappelen, of koolen of cement of andere stoffen lossen.<br />
Het werk werd als volgt verdeeld: bij dagshift gingen wij werken om een uur ’s middags en<br />
eindigden dan te tien soms elf uur 's nachts, bij nachtshift vertrokken wij rond twaalf uur ‘s nachts en<br />
kwamen terug te tien uur 's morgens.<br />
Wij kregen noch eten noch drinken in de steengroeve. Wij kregen als ons ons eten na het werk, het is<br />
zeggen bij dagschift kregen wij voor het werk soep en na het werk brood, bij nachtshift kregen wij<br />
alles na het werk.<br />
's Zondags na het werk moesten wij sport doen, het bestond uit turnen. Wij moesten bijvoorbeeld op<br />
het bevel “Nieder” ons plat neder leggen, zoodat de voeten <strong>van</strong> den eene op het hoofd <strong>van</strong> den ander<br />
kwamen en dan direkt plots rechtstaan, fiks, en zoo onafgebroken gedurende een zekere tijdsruimte<br />
die mij uren toeschenen. Wij moeten misschien wel een tiental minuten aan een stuk steeds gebukt<br />
huppelen zoodat niemand het kon uithouden. De oefeningen waren zoodanig overdreven dat er<br />
telkens zieken waren en dat anderen die de oefeningen niet goed genoeg deden afgeslagen werden<br />
door de kapo’s zodat zij later aan de gevolgen overleden. Regelmatig waren er dooden te betreuren<br />
na de sport.<br />
Alle weken kwam er een ziekenwagen <strong>van</strong> Auschwitz dewelke vijftien nieuwe mannen medebracht<br />
en vijftien andere dooden of erg zieken medenam. Ik heb persoonlijk gezien dat er waren die niet<br />
gingen werken die doodgeslagen werden door de kapo's op hun bed.<br />
Ik ben ongeveer een tweetal maanden te Kolishow gebleven, waarna ik dus terug naar Auschwitz<br />
ging.<br />
Na lezing volhardt en teekent met ons.<br />
Jacqmain Karfiol<br />
Het verblijf <strong>van</strong> Karfiol te Auschwitz maakt het voorwerp uit <strong>van</strong> het P.V. nr. 17874, dd.17.4.1946,<br />
geteekend Jacqmain, Ed. Het kantschrift werd bij bedoeld P.V. gevoegd.<br />
Waar<strong>van</strong> akte, datum als boven.<br />
Voor eensluidend en gelijkvormig afschrift.<br />
Antwerpen, 7.5.1946.<br />
De e.a. inspecteur.<br />
195
Gevolg aan P.V. 19874/46, dd.16.4.46<br />
In zake <strong>van</strong> oorlogsmisdaden.<br />
Voorwerp Onderhoor <strong>van</strong> Karfiol, Wilhelm, vaderlandslooze <strong>van</strong> Poolsche oorsprong geb. Debica,<br />
(Polen) 11.2.1905, diamantfabrikant, won. Brialmontlei nr. 11, Antwerpen<br />
Ten laste <strong>van</strong>: Kaduk, Duitsche S.S.man, bewaker <strong>van</strong> het kamp Auschwitz, nader onbekend 623<br />
OVERGEMAAKT AAN<br />
Den Heer Krijgsauditeur Van de Reydt, J.<br />
Den 7 Mei 1946<br />
De Eerstaanwezend Commissaris <strong>van</strong> de Veiligheid <strong>van</strong> den Staat,<br />
PRO JUSTITIA<br />
Ten jare negentienhonderd zesen veertig zeventienden der maand April, te 16 uur<br />
Wij, Jacqmain, Edmond, e.a. inspecteur, <strong>van</strong> de Veiligheid <strong>van</strong> den Staat, Officier <strong>van</strong> Gerechtelijke<br />
Politie, Hulp Officier <strong>van</strong> den Heer Auditeur Generaal, verhalen als gevolg aan ons P.V. nr.19874,<br />
dd.17.4.1946, te onderhooren: K a r f i o 1, Wilhelm, vaderlandlooze <strong>van</strong> poolsche afkomst, geboren<br />
te Debica, op 11.2.1905, diamantfabrikant, wonende Brialmontlei nr.11, te Antwerpen, die ons<br />
verklaart in de Nederlandsche taal: “Tijdens mijn verblijf in het koncentratiekamp <strong>van</strong> Auschwitz,<br />
heb ik aldaar gekend een zekere K a d u k, Duitsche S.S.man, dewelke er blokführer was en later<br />
rapportführer.<br />
Hij was gekend en gevreesd voor de slechte behandelingen die hij de ge<strong>van</strong>genen deed ondergaan.<br />
Hij was steeds gereed tot slagen.<br />
In December 1945, heeft hij op eigen rekening of initiatief een selectie gehouden tusschen de nietzieken<br />
voor de gaskamer. Kaduk was bedronken maar volgens mij wist hij nog wel wat hij deed. Hij<br />
kwam ‘s nachts in het kamp en liet al de joden <strong>van</strong> het kamp na de appel aantreden en heeft alsdaan<br />
een paar honderd man opgeschreven, die den volgenden dag naar gaskamer gestuurd geweest zijn.<br />
<strong>Een</strong> <strong>van</strong> mijn vrienden zekere Herman Schikker, <strong>van</strong> Polen, was onder hen. Ik zag hem nooit meer<br />
weer.<br />
Ik geloof dat hij den graad <strong>van</strong> Oberscha[r]führer droeg. Hij was zeer lang en mager. Ik schat hem<br />
ongeveer een zeven en dertig jaren. Later heb ik vernomen <strong>van</strong> vrienden die ook daar waren dat<br />
623 “Oswald Kaduk (°26. August 1906 in Königshütte/Oberschlesien † 1997) war SS-Unterscharführer und<br />
Rapportführer im Konzentrationslager Auschwitz. Kaduk wurde 1906 als Sohn eines Schmiedes in<br />
Königshütte (heute poln. Chorzów) geboren. Nach dem Besuch der Volksschule erlernte er das<br />
Metzgerhandwerk. Ab 1927 arbeitete er bei der Städtischen Berufsfeuerwehr in Königshütte. 1939 trat er<br />
freiwillig der Allgemeinen SS bei. 1940 wurde er zur Waffen-SS nach Berlin eingezogen. Er kam an die<br />
Ostfront, wurde aber nach verschiedenen Erkrankungen und Lazarettaufenthalten 1941 nach Auschwitz<br />
versetzt. Zunächst im Wachsturmbann eingesetzt wurde Kaduk Blockführer und schließlich Rapportführer.<br />
Kaduk war “einer der grausamsten, brutalsten und ordinärsten SS-Männer im KZ-Auschwitz“. (Urteil<br />
Landgericht Frankfurt, 19. August 1965)<br />
„Im Spätsommer 1944 fehlte beim Abendappell ein Häftling. Die angetretenen Häftlinge mußten so lange<br />
stehen bleiben, bis der Fehlende schließlich gefunden wurde. Kaduk und ein anderer Rapportführer schlugen<br />
so auf den Häftling ein, daß er mehrfach zu Boden fiel. […] Schließlich blieb der Häftling auf dem Rücken<br />
liegen, er lebte aber noch. Kaduk und der andere Rapportführer traten daraufhin mit voller Kraft mit ihren<br />
Stiefelabsätzen auf den Brustkorb des Häftlings bis - so die Feststellungen des Frankfurter Schwurgerichts -<br />
die Rippen krachten. Kaduk und der andere hörten erst […] auf, als der Häftling tot war.“ (Demant, S.73)<br />
Nach der Kapitulation arbeitete Kaduk in einer Zuckerfabrik in Löbau. Im Dezember 1946 wurde er von<br />
einem ehemaligen Häftling wiedererkannt und von einer sowjetischen Militärstreife festgenommen. Ein<br />
sowjetisches Militärgericht verurteilte ihn im August 1947 zu 25 Jahren Zwangsarbeit. Im April 1956 wurde er<br />
begnadigt. Er ging nach West-Berlin und arbeitete im Krankenhaus Tegel-Nord als Krankenpfleger. Wegen<br />
seiner Hilfsbereitschaft hatte er dort bald den Namen „Papa Kaduk“. Im Juli 1959 wurde er verhaftet. Im<br />
ersten Auschwitz-Prozess in Frankfurt am Main war Kaduk einer der Hauptbeschuldigten. Das Gericht<br />
verurteilte ihn zu lebenslangem Zuchthaus wegen Mordes in zehn Fällen und gemeinschaftlichen Mordes in<br />
mindestens tausend Fällen. 1989 wurde er aus der hessischen Vollzugsanstalt Schwalmstadt wegen<br />
Haftunfähigkeit entlassen. 1997 ist er als betagter Rentner 91-jährig verstorben.” Oswald Kaduk, in Wikipedia,<br />
http://de.wikipedia.org/wiki/Oswald_Kaduk (toegang 18.7.2006)<br />
196
Kaduk zou gepakt geweest zijn door de geallieerden. Verder beschrijving of bijzonderheden kan ik<br />
<strong>van</strong> hem niet geven.<br />
Kaduk was niet het hoofd <strong>van</strong> het kamp, ik geloof dat zekere Hesler op dit oogenblik hoofd <strong>van</strong> het<br />
kamp was. Ik kan niet zeggen of Hesler op de hoogte was <strong>van</strong> deze selectie gedaan door Kaduk. Ik<br />
kan ook niet zeggen dat Hesler zag dat er mishandelingen plaats grepen in het kamp. Ik vermoed dat<br />
echter al de bevelen <strong>van</strong> hem uitgingen.”<br />
Na lezing volhardt en teekent met ons.<br />
Jacqmain Karfiol<br />
Het verdere onderhoor <strong>van</strong> Karfiol, maakt het voorwerp uit <strong>van</strong> P.V. 19874, d.d. 17.4.1946 en <strong>van</strong><br />
nr.21115, dd. 6.5.1946.<br />
Waar<strong>van</strong> akte, gesloten op 6.5.1946<br />
Voor eensluidend en gelijkvormig afschrift.<br />
Antwerpen, 6.5.1946.<br />
De e.a. inspecteur, Jacqmain, Edmond.<br />
6. DE ETHIEK VAN VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE DADERS<br />
“A perpetrator is any person who knowingly took part in the process of destruction of the<br />
European Jews, whether by (1) ordering, authorizing, or planning the killing, (2) directly<br />
participating in the killing itself, or (3) knowingly making an essential contribution to the killing” 624 .<br />
“In addition to the perpetrators who were directly involved in killing the victims, there were<br />
many who contributed indirectly by fulfilling essential tasks without which the Final Solution would<br />
have had neither its enormous, continent-wide scope nor its efficient deadlines. Lawyers and judges<br />
had to write and enforce laws that defined what a Jew was, Catholic and Protestant churches had to<br />
cooperate in identifying Jews and Aryans, police had to round up and guard Jews in the cities and<br />
countryside, the railroads has to transport them…, bureaucrats had to legally confiscate Jewish<br />
property, and so on. Virtually all of the people who participated in the Final Solution in these<br />
indirect but essential ways were fully aware that Jews (and Gypsies) were being systematically<br />
killed by their own government, and therefore they were perpetrators. I refer to perpetrators in this<br />
diverse category as “impersonal bureaucrats” (the so-called desk murderers)” 625 .<br />
“Many people throughout German-occupied Europe played an indirect role by their<br />
complicitous support of the Nazi regime, the occupying German authorities, or their own<br />
collaborationist governments. By constant surveillance of their neighborhoods, informing to the<br />
Gestapo, denouncing Jews in hiding, and countless other ways, they aided and abetted the<br />
genocide” 626 .<br />
“A clear distinction must be made between factual/empirical questions about what the men<br />
did and why they did it, on the one hand, and ethical/normative questions about the wrongness of<br />
their acts and their blameworthiness for having done them, on the other” 627 .<br />
Christopher Brown, die met Ordinary Men een schitterend boek schreef over de “gewone”<br />
mannen <strong>van</strong> de politiebataljons die achter de frontlijn massaal door middel <strong>van</strong> massa-executies<br />
joodse ghetto’s “opruimden”, vestigt de aandacht op een consensus onder de historici: “Quite<br />
simply, in the past forty-five years no defense attorney or defendant in any of the hundreds of<br />
postwar trials has been able to document a single case in which refusal to obey an order to kill<br />
unarmed civilians resulted in the allegedly dire punishment. The punishment or censure that<br />
occasionally did result from such disobedience was never commensurate with the gravity of the<br />
crimes the men had been asked to commit” 628 .<br />
Ondanks het feit dat in ons onderzoek geen leden <strong>van</strong> politiebataljons opdoken, omdat alle in<br />
ons <strong>verhaal</strong> opgepakte joden eerst naar de Dossinkazerne te Mechelen werden gebracht en <strong>van</strong>daar<br />
op transport werden gezet naar Auschwitz, is dit toch een belangrijke vaststelling, omdat die ook<br />
624<br />
D. H. JONES, Moral Responsibility in the Holocaust, p. 123.<br />
625<br />
Ibid., p. 124-125.<br />
626<br />
Ibid., p. 232.<br />
627<br />
Ibid., p. 147.<br />
628<br />
C. R. BROWNING, Ordinary Men: Reserve Police Battalion 101 and the Final Solution in Poland, New<br />
York, Harper Collins, 1991, p. 170.<br />
197
slaat op de (trein- en) kampbewakers als Oskar Gröning en Oswald Kaduk. In dit kader moet vooral<br />
de eventuele wreedheid, onmenselijkheid, brutaliteit tegenover en vernedering <strong>van</strong> de joodse<br />
<strong>slachtoffers</strong>, de ijver en de excessiviteit <strong>van</strong> hun wangedrag mee verrekend worden in het morele<br />
oordeel. Tegelijkertijd moeten wij duidelijk stellen dat wij ons niet geconcentreerd hebben op het<br />
verzamelen <strong>van</strong> biografische gegevens <strong>van</strong> deze kampbewakers. We moeten hun <strong>verhaal</strong> vooral zien<br />
in het kader <strong>van</strong> ons onderzoek naar het lot <strong>van</strong> enkele joden, en de omstandigheden bij hun<br />
aankomst in Auschwitz 629 .<br />
“SS personnel, bureaucrats, and ordinary workers by the thousands had ample opportunities to<br />
help themselves to a part of the loot, and they did. So there is no denying that greed was a major<br />
motive among perpetrators” 630 .<br />
Willen we de valkuilen vermijden <strong>van</strong> de “afschuw” enerzijds, die het fenomeen wel bestrijdt,<br />
maar niet echt begrijpt, en <strong>van</strong> de “verschoning” anderzijds – dat zowel verontschuldigen als<br />
schoner maken betekent – anderzijds, die het wel begrijpt, maar niet bestrijdt, dan is het belangrijk<br />
op zoek te gaan naar wat de dader drijft 631 . “Afschuw” dreigt vooral voor diegenen die te veel belang<br />
hechten aan de persoonlijkheid <strong>van</strong> de dader, die gemakkelijkheidshalve als een psychopaat, een<br />
seriemoordenaar, een sadist, een duivel… wordt bestempeld, én die vooral niet kunnen en willen<br />
aanvaarden dat ook zij in een bepaalde situatie in staat zijn om daden <strong>van</strong> extreme wreedheid te<br />
begaan. De sociaalpsychologen Milgram en Zimbardo hebben met hun wereldberoemde doch<br />
controversiële experimenten overtuigend het verontrustende tegendeel aangetoond dat namelijk het<br />
overgrote deel <strong>van</strong> de mensen in de “juiste” omstandigheden wel hiertoe in staat is, straffer zelfs,<br />
nog nauwelijks in staat is om zich hiertegen te verzetten 632 . De meeste <strong>daders</strong> zijn even doodgewone<br />
mannen en vrouwen als wijzelf, en geen psychopaten.<br />
En toch zijn er blijkbaar individuen die zelfs in extreme omstandigheden niet toegeven aan de<br />
druk <strong>van</strong> de groep of aan de druk <strong>van</strong> een autoriteit. Uit wat voor hout zijn diegenen gesneden die<br />
daar “weerstand” aan durven bieden?<br />
1 2 3 4 5 6 7 8 9<br />
Uitzonderlijk slecht<br />
of<br />
afkeurenswaardig 633<br />
Zeer<br />
slecht<br />
Slecht Onvoldoende Niet<br />
goed<br />
Niet<br />
slecht<br />
Voldoende Goed Zeer<br />
goed<br />
198<br />
Uitzonderlijk<br />
goed of<br />
prijzenswaardig<br />
– – – – – – – – – – ± + ++ +++ ++++<br />
629 Vermits Oswald Kaduk in de jaren zestig toch nog een proces heeft gekregen, zal er over hem zeker heel<br />
wat meer informatie beschikbaar zijn. Voor Oskar Gröning is het nooit tot een proces gekomen, al liet hij zich<br />
wel uitgebreid interviewen door Laurence Rees. REES, L., Auschwitz, Antwerpen, Manteau, 2005, p. 140-143,<br />
145-147, 168, 184, 200, 291-292, 299, 302, 304.<br />
630 D. H. JONES, Moral Responsibility in the Holocaust, p. 165.<br />
631 Zie D. POLLEFEYT, Auschwitz: hoe kon het ooit gebeuren? In: Catechetische Service, lente 1995, p. 6-13.<br />
De titel <strong>van</strong> Pollefeyts proefschrift was: “Voorbij afschuw en verschoning”.<br />
632 Milgram toonde in de jaren zestig aan dat maar liefst 62 % <strong>van</strong> zijn doodgewone, volkomen normale<br />
mannelijke proefpersonen in de rol <strong>van</strong> “leraar” gehoorzaamde aan de autoriteit <strong>van</strong> de proefleider <strong>van</strong> Yale<br />
University en op diens aansporingen bij elk verkeerd antwoord <strong>van</strong> de “leerling” - die een acteur was die het<br />
spel meespeelde -, doorging met het toedienen <strong>van</strong> (zogezegd) steeds zwaardere elektrische schokken tot het<br />
maximum <strong>van</strong> 450 volt, en dit ondanks het feit dat de “leraar” de “leerling” uit de kamer ernaast hoorde<br />
schreeuwen <strong>van</strong> de pijn en smeken om er mee op te houden. Zie J. DE LAENDER, De psychologie <strong>van</strong> de<br />
menselijke wreedheid, in Ethische Perspectieven 14/2 (2004) p. 111-122. Zimbardo toonde met zijn Stanford<br />
Prison Experiment aan dat <strong>van</strong> doodgewone studenten, die willekeurig onderverdeeld werden in een groep<br />
“cipiers” en een groep “ge<strong>van</strong>genen” in een nagebouwde ge<strong>van</strong>genis, de “bewakers” onder hen onder invloed<br />
<strong>van</strong> deze buitengewone en extreme situatie hun “ge<strong>van</strong>genen” echt als misdadigers gingen behandelen en zelfs<br />
fysiek straffen. Het experiment liep zelfs zodanig uit de hand dat Zimbardo het voortijdig moest afbreken. The<br />
Stanford Prison Experiment: Rebellion, 21 mei 2002, BBC2. Conclusie: in een extreme situatie zijn mensen<br />
tot de gruwelijkste dingen in staat.<br />
633 “Thus being fully blameworthy for one’s action is being justifiably (deservedly) liable to judgmental blame<br />
because one has (1) performed a wrong act, (2) knowing it is wrong, (3) performing it intentionally, (4)<br />
voluntarily, and (5) from a bad motive; and so one has no excuse. Other things being equal, the degree of<br />
blameworthiness increases with the seriousness of the wrong act.” D. H. JONES, Moral Responsibility in the<br />
Holocaust, p. 21.
Daders<br />
634<br />
Rechter<br />
Baudisch<br />
Erich<br />
Holm<br />
Gustaaf<br />
De<br />
Schutter<br />
Louis<br />
Debra 635<br />
Staf Van<br />
Sintjan<br />
Oscar<br />
Gröning<br />
Oswald<br />
Kaduk<br />
199<br />
A B C D E F G H I J K<br />
Handeling<br />
of<br />
keuze<br />
om iets<br />
te doen<br />
of om<br />
iets niet<br />
te doen<br />
Weet<br />
dat het<br />
moreel<br />
goed of<br />
slecht<br />
is<br />
Doet<br />
het<br />
bewust<br />
Doet<br />
het<br />
vrijwillig<br />
Vanuit<br />
een<br />
moreel<br />
goed of<br />
slecht<br />
motief<br />
Ernst<br />
<strong>van</strong> de<br />
han-<br />
deling<br />
Karakter<br />
(trekken)<br />
bezittend<br />
als<br />
welwillend<br />
gewetensvol,<br />
gezond<br />
verstand,<br />
zelfstandig,<br />
zelfbeheersing,<br />
zelfrespect<br />
_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _<br />
– – –<br />
–<br />
– – –<br />
–<br />
– – –<br />
–<br />
– – –<br />
–<br />
– – –<br />
–<br />
– – –<br />
–<br />
– – –<br />
–<br />
Gerechtvaardigde<br />
morele<br />
excuses<br />
zoals<br />
onwetendheid,<br />
vergissing<br />
of dwang<br />
Zelfbedrog<br />
Moreel<br />
eindoordeel<br />
op basis<br />
<strong>van</strong><br />
rationele<br />
argumenten<br />
Gevoel<br />
<strong>van</strong><br />
walging<br />
tot<br />
bewondering<br />
– – – – – – – – – – – – – – – –<br />
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –<br />
– – – – – –<br />
–<br />
± ± + + + ± ± – – ± +<br />
± – – + + ± – – – – – – – – – – – –<br />
– – –<br />
–<br />
– – –<br />
–<br />
– – –<br />
–<br />
– – –<br />
–<br />
– – –<br />
–<br />
– – – – – – – – – – – –<br />
634 “We should not take any steps that would irreparably damage or completely sever morally valuable<br />
relationships in which we stand with the wrongdoer that have the potential to lead to forgiveness, making<br />
amends, and other reparative actions. This last warning is especially rele<strong>van</strong>t when the wrongdoers feel guilty<br />
and ashamed, have accepted responsibility, and ask for forgiveness.” Ibid., p. 23.<br />
635 Bij Debra zullen we – op basis <strong>van</strong> (uittreksels uit) het psychiatrisch verslag - ook een oordeel moeten<br />
vellen over het feit of hij misschien verminderd toerekeningsvatbaar was. “Persons may suffer from any of a<br />
variety of mental illnesses that undermine or destroy their powers of agency – the capacities they need to act as<br />
competent moral agents pursuing their goals, making rational choices, and taking responsibility for their<br />
actions…: (1) sufficient cognitive powers to understand the nature of one’s acts,… that they are right or wrong<br />
and the likely consequences of performing them… (2) sufficient powers of deliberation to make informed<br />
choices and decisions… in the light of one’s most deeply held goals and priorities, while taking into account<br />
available evidence concerning the most effective means of achieving them; and (3) sufficient powers of<br />
volition to enable one to carry out decisions and choices in action; in ordinary language these powers are often<br />
referred to as ‘self-control’… Being responsible (possessing powers of agency) gets one in the moral game, so<br />
to speak; once one is in the game and eligible, one can be held responsible (praiseworthy, blameworthy,<br />
deserving of reward, or liable to punishment, etc.) for one’s exercise of those powers. However, responsible<br />
persons are sometimes not blameworthy for particular wrong acts because they have a justified excuse… Most<br />
people with diminished responsibility can be correctly described as blameworthy for some (perhaps most) of<br />
their wrongdoing, as well as praiseworthy for their good deeds.” Ibid., p. 29, 101.
BESLUIT<br />
Ik wil afsluiten. Het is mooi geweest. Ik vond vijftien protestanten die met zekerheid joden<br />
hebben verborgen: Klaas Sluys en Julia Schuyten, Henri Schuyten en Margriet Oudheusden, René<br />
Schuyten en Nelly Opstelten, John Polderman en Lea, Charles Hendrickx en Yvonne Noë, Door<br />
Hendrickx en Philomena Coenen, Henri Rooze en Truus Van Buuren, én Jeanne Schuyten. Er waren<br />
er ongetwijfeld meer. Voor een aantal onder hen beschikken we wel over enkele aanwijzingen, maar<br />
ontbreken vooralsnog verdere bevestigingen of bewijzen. Allen samen verborgen zij - voor kortere<br />
of langere tijd – minstens 29 joden! Zeven <strong>van</strong> hen werden opgepakt, gedeporteerd en keerden nooit<br />
weer: Myriam Grosz-Reichman met haar drie kinderen, Paula Grosz, Alexander Grosz en Annie<br />
Grosz, Hersz Nadel, Karin Bremer en haar dochterje Sophia Bremer. De eveneens opgepakte Jonas<br />
Polak overleefde Auschwitz. Maar eenentwintig joden – de voor korte tijd opgesloten, maar later<br />
tijdens het transport ontsnapte en terug ondergedoken Igo Gross meegeteld - konden dankzij deze<br />
protestantse redders ondergedoken blijven tot aan de bevrijding: Edith Hönig, Sigmund Hönig en<br />
Rosa Gross, Igo Gross en Rosalie Berlstein, Chana Kron-Hönig, Lily Hönig en Gottfried Finkel,<br />
Markus Finkel en Laura Einig, Selma Finkel en Heinz Schindler, Sylvie Reichman en haar<br />
grootmoeder Dobe Grunspan-Thaler, Josephine of “Jopie” <strong>van</strong> Engel, Sofie Vlessing, de heer en<br />
mevrouw Wesley, Leo, Adèle en hun oom. En dan hebben we de helemaal naamloos gebleven<br />
“Jewish teenaged boys” nog niet meegerekend die, volgens kleindochter Ann Williams-Lyzenga,<br />
door Henri Schuyten en zijn vrouw Margriet een tijdje bij hen verborgen werden gehouden.<br />
Figuur 137 Edith Hönig en haar echtgenoot Burton Sanders, 2005 (Archief Edith Hönig)<br />
Naast regelmatig contact met een <strong>van</strong> de laatste joodse overlevenden nog in leven, Edith Hönig, die<br />
speciaal voor dit project bereid was haar herinneringen aan een bijzonder pijnlijke periode met mij te<br />
delen - waarvoor ik haar altijd ontzettend dankbaar zal blijven -, slaagde ik er ook in Sylvie<br />
Reichman terug te vinden en haar na bijna 60 jaar weer in contact te brengen met de families die<br />
haar hielpen onderduiken. <strong>Een</strong> andere joodse, Jopie <strong>van</strong> Engel, vond ik eveneens terug, maar zij was<br />
jammer genoeg inmiddels al overleden. Uit het archiefmateriaal bleek dat er nog een zoon <strong>van</strong> Hersz<br />
Nadel de oorlog had overleefd. Ik vond zijn weduwe terug en kon haar het <strong>verhaal</strong> vertellen <strong>van</strong> de<br />
poging <strong>van</strong> Jeanne Schuyten, Klaas Sluys en zijn vrouw Julia om haar schoonvader nog te redden.<br />
Tijdens mijn onderzoek vond ik heel wat gegevens en foto’s terug <strong>van</strong> de 38 familieleden <strong>van</strong> Sylvie<br />
Reichman – waaronder haar ouders - die naar Auschwitz werden gedeporteerd, en die nooit<br />
terugkeerden. Van een aantal onder hen zijn geen andere foto’s bekend 636 .<br />
636 In heel dit <strong>verhaal</strong> heb ik ontdekt hoe belangrijk foto’s voor mensen zijn. Foto’s <strong>van</strong> dierbaren zijn<br />
onlosmakelijk deel uit gaan maken <strong>van</strong> levensverhalen en zijn eigenlijk onmisbaar (geworden) en constitutief<br />
bij de constructie <strong>van</strong> onze identiteit. Foto’s gaven (eindelijk) een gezicht aan helpers, <strong>slachtoffers</strong> én aan<br />
<strong>daders</strong>. En zij kunnen zelfs een echt bewijs zijn <strong>van</strong> wat “Rechtvaardigen” vermogen.<br />
200
Toen in september 2005 Sylvie speciaal naar België kwam voor een reünie met de kinderen<br />
Sluys en Rooze, kwamen Sylvie, haar echtgenoot en ik met de wagen aangereden in het dorp waar<br />
haar toenmalige “broer” Joop Rooze nu woont en troffen we volgende spandoeken aan:<br />
Figuur 138 Spandoeken <strong>van</strong> de familie Rooze voor de<br />
reünie met hun "zusje" Sylvie Lednicer-Reichman,<br />
11.9.2005 (Archief Sylvie Lednicer-Reichman)<br />
Telkens als ik naar deze foto’s kijk, moet ik huilen <strong>van</strong> ontroering. Zij drukken immers een<br />
<strong>verhaal</strong> uit <strong>van</strong> “een liefde die blijft” over alle jaren heen. Bijna 60 jaar lang hebben de families<br />
Sluys en Rooze niet geweten wat er <strong>van</strong> Sylvieke geworden was. Al die jaren zijn zij aan hun<br />
“zusje” blijven denken. Julia en haar echtgenoot Klaas hebben, door toedoen <strong>van</strong> Edith Hönig, in<br />
1997 de Yad Vashem-medaille <strong>van</strong> de “Rechtvaardigen” ont<strong>van</strong>gen. Sylvie Reichman heeft nu ook<br />
de aanvraag ingediend voor Henri en Truus Rooze-Van Buuren. Terecht! Op de medaille staat een<br />
prachtig Talmoedisch gezegde gegraveerd: “Wie één leven redt, redt de hele mensheid.”<br />
Als gelovige protestanten hebben deze mensen met de ogen <strong>van</strong> Christus gezien wat hen te<br />
doen stond. Zij hebben ook een aantal anderen kunnen overtuigen om hen te helpen, bijvoorbeeld<br />
met het zoeken naar voldoende voedsel voor alle onderduikers.<br />
Zonder enige twijfel heeft dit onderzoek mijn leven en mijn levensbeschouwing grondig<br />
veranderd. Ik heb prachtige mensen leren kennen in Vlaanderen, Nederland, de Verenigde Staten en<br />
Israël. Het heeft mijn blik op de geschiedenis en op de wereld enorm verruimd. Het voorbeeld <strong>van</strong><br />
deze moedige protestantse families heeft mij beter leren kijken met de ogen <strong>van</strong> Christus. Ik heb de<br />
grote dankbaarheid mogen ervaren <strong>van</strong> al deze mensen voor het teruggeven <strong>van</strong> een stuk <strong>van</strong> hun<br />
eigen levens<strong>verhaal</strong>. Zolang ik leef, zal ik dan ook dit <strong>verhaal</strong> blijven vertellen als bron <strong>van</strong> hoop, als<br />
symbool voor wat mensen voor elkaar kunnen betekenen, en voor wat daadwerkelijk beleefde<br />
verdraagzaamheid, verantwoordelijkheidsbesef en verbondenheid vermogen.<br />
De sociologen Samuel en Pearl Onliner schreven in hun boek, De altruïstische<br />
persoonlijkheid: “Wanneer we willen leven in een wereld die vrij is <strong>van</strong> de dreiging zoals die <strong>van</strong> de<br />
jodenvervolging, dan zullen we die wereld zelf moeten scheppen. Wanneer we enkele<br />
eigenschappen kunnen doorgronden die helpers onderscheiden <strong>van</strong> anderen, dan kunnen we<br />
misschien die eigenschappen bewust bevorderen” 637 . Aan de hand <strong>van</strong> David Jones’ Moral<br />
Responsibility in the Holocaust stelden we een ethische analyse-fiche op, waarmee we juist de aan-<br />
of afwezigheid <strong>van</strong> deze karaktereigenschappen op het spoor konden komen: welwillendheid,<br />
gewetensvolheid, gezond verstand, zelfstandigheid, zelfbeheersing, zelfrespect en “extensivity” of<br />
ruimdenkendheid, die zowel universele welwillendheid en universele gewetensvolheid omvat en<br />
volgens de Oliners statistisch gezien hét belangrijkste verschil uitmaakt tussen redders en anderen:<br />
“Wat helpers kenmerkte was niet het verwaarlozen <strong>van</strong> de zorg voor zichzelf, goedkeuring <strong>van</strong><br />
anderen of succes, maar meer hun vermogen velerlei relaties aan te knopen – hun sterker gevoel <strong>van</strong><br />
637 S. OLINER & P. OLINER, De altruïstische persoonlijkheid. Waarom riskeerden gewone mannen en vrouwen<br />
hun leven om anderen te redden, Amsterdam, Balans, 1989, p. 10.<br />
201
verbondenheid met anderen en hun verantwoordelijkheidsgevoel voor het welzijn <strong>van</strong> anderen, ook<br />
degenen die niet direct tot hun familie of hun gemeenschap behoorden” 638 .<br />
Eén <strong>van</strong> de wijzen waarop we deze karaktertrekken kunnen cultiveren, is het aanmoedigen<br />
<strong>van</strong> vrijwilligerswerk. Het is dan ook fantastisch dat ongeveer 70% <strong>van</strong> mijn derdegraadsleerlingen<br />
spontaan voor vrijwilligerwerk kiest voor hun semestertaak godsdienst. Sommigen helpen eenmaal<br />
per week als maaltijdbegeleider een demente bejaarde bij het eten, anderen begeleiden minimum<br />
drie keer in de School <strong>van</strong> Vrede <strong>van</strong> de Sint-Egidiusgemeenschap te Antwerpen kansarme lagere<br />
schoolkinderen bij het maken <strong>van</strong> hun huistaak of bij het leren <strong>van</strong> hun lessen…<br />
Maar David Jones waarschuwt ons ook dat alleen een versterking <strong>van</strong> deze goede<br />
karaktertrekken onvoldoende is om een eventuele toekomstige genocide te voorkomen. In zijn<br />
besluit vat hij het nog eens kort en krachtig samen: “There is a complex set of conditions (not<br />
including outside intervention) that is sufficient to prevent future genocides or at least make them<br />
less likely to occur. This complex sufficient condition consists of three elements, each of which is<br />
necessary but insufficient by itself for the prevention of genocide: (1) a high level of the individual<br />
virtues of universal benevolence and conscientiousness, (2) a set of liberal political institutions<br />
characteristic of constitutional democracy, and (3) a good political culture, including especially the<br />
civic virtues of respect for the rule of law, support for and loyalty to the other institutions of<br />
constitutional democracy, and mutual respect and tolerance among citizens” 639 , en het belang <strong>van</strong> dat<br />
laatste verduidelijkt hij nog even: “A great deal of empirical psychological research has confirmed<br />
that prejudice is maintained by avoidance of social interaction with members of the devalued group.<br />
Correspondingly, prejudice is weakened when people have ongoing experiences of working or<br />
associating with those whom they have formerly denigrated, especially if they cooperate with them<br />
in mutually beneficial activities. Mutual respect and tolerance is not an inevitable part of human<br />
nature: it has to be acquired through direct experience. Citizens who have mutual respect and<br />
tolerance are also capable of participating together in a wide range of intermediate civic associations<br />
and organizations that are essential for the exercise of political rights in the wider community” 640 .<br />
Wie vergeet, is gedoemd om te herhalen. Wie herhaling wil voorkomen, kan daarom best naar<br />
“anderen” leren kijken en zien wat ons <strong>van</strong>daag hier en nu te doen staat: namelijk de diversiteit<br />
erkennen als een realiteit en daarnaar proberen te leven.<br />
638 Ibid., p. 272.<br />
639 D. H. JONES, Moral Responsibility in the Holocaust, p. 242.<br />
640 Ibid., p. 241-242.<br />
202<br />
Jan Maes (Mortsel)<br />
jan.maes3@telenet.be
BIBLIOGRAFIE<br />
A. GESCHREVEN BRONNEN EN WERKEN<br />
1. BOEKEN<br />
BERLER, W., Itinéraire dans les ténèbres. Monowitz, Auschwitz, Gross-Rosen, Buchenwald, Parijs,<br />
L’Harmattan, 1999.<br />
BRACHFELD, S., “Ze hebben het overleefd”, Brussel, VUBPRESS, 1997.<br />
BROWNING, C.R., Ordinary Men: Reserve Police Battalion 101 and the Final Solution in Poland,<br />
New York, Harper Collins, 1991.<br />
DE VOLDER, J. & WOUTERS, L., Van binnen weent mijn hart. De vervolging <strong>van</strong> de Antwerpse joden.<br />
Geschiedenis en herinnering, Antwerpen, Standaard, 1999.<br />
DE WEVER, B., Greep naar de macht: Vlaams nationalisme en Nieuwe Orde, het VNV, 1933-1945,<br />
Tielt, Lannoo, 1994.<br />
FOGELMAN, E., Conscience & Courage. Rescuers of Jews during the Holocaust, New York-London-<br />
Toronto-Sydney-Auckland, Anchor Books Doubleday, 1994.<br />
HILBERG, R., Daders <strong>slachtoffers</strong> omstanders. De joodse catastrofe 1933-1945. Vertaald door<br />
P. VAN DER KAAIJ, Haarlem, Uitgeverij J.H. Gottmer – H.J.W. Becht, 1992.<br />
JONES, D., Moral Responsibility in the Holocaust. A study in the Ethics of Character, Lanham –<br />
Bulder – New York – Oxford, Rowman & Littlefield Publishers, 1999.<br />
LAUREYS, E., Meesters <strong>van</strong> het diamant. De Belgische diamantsector tijdens het nazibewind, Tielt,<br />
Lannoo, 2005.<br />
MAERTEN, F., SELLESLAGH, F. & VAN DEN WIJNGAERT, M. (ed .), Entre la peste et le choléra. Vie<br />
et attitudes des catholiques sous l’occupation, Brussel – Louvain-la-Neuve, CEGES –<br />
Quorum – ARCA, 1999.<br />
KLARSFELD, S. & STEINBERG, M., Memoriaal <strong>van</strong> de deportatie der joden uit België. Voorgesteld<br />
door, Brussel – New York, Vereniging der Joodse Weggevoerden in België – Kinderen <strong>van</strong><br />
de Deportatie, 1982 (repr. 1994).<br />
OLINER, S. & OLINER, P., De altruïstische persoonlijkheid. Waarom riskeerden gewone mannen en<br />
vrouwen hun leven om anderen te redden, Amsterdam, Balans, 1989.<br />
REES, L., Auschwitz, Antwerpen, Manteau, 2005.<br />
SAERENS, L., Vreemdelingen in een wereldstad. <strong>Een</strong> geschiedenis <strong>van</strong> Antwerpen en zijn joodse<br />
bevolking (1844-1944), Tielt, Lannoo, 2000.<br />
SCHREIBER, M., Stille rebellen. De overval op de 20 e deportatietrein naar Auschwitz. Vertaald door<br />
J. GIELKENS, Amsterdam - Antwerpen, Atlas, 2001 (repr. 2002).<br />
SCHUYTEN, M.C., Oorlogsdagboek, Antwerpsche nota’s 1940-1944, Antwerpen, De Techniek,<br />
maart 1945.<br />
SLUYS, K., Het wonder <strong>van</strong> Boechout. Doorbraak <strong>van</strong> het E<strong>van</strong>gelie in Vlaanderen, Franeker, T.<br />
Wever, 1959.<br />
STEINBERG, M., Le dossier Bruxelles-Auschwitz. La police SS et l’extermination des Juifs de<br />
Belgique. Met een voorwoord <strong>van</strong> B. & S. KLARSFELD, een nawoord <strong>van</strong> M. PIORO en<br />
gerechtelijke documenten <strong>van</strong> de zaak Ehlers, Brussel, le Comité Belge de soutien à la partie<br />
civile dans le procès des officiers SS Ehlers, Asche, Canaris, responsables de la déportation<br />
des Juifs de Belgique, 1980.<br />
STEINBERG, M., De ogen <strong>van</strong> het Monster. De holocaust dag in dag uit, Antwerpen - Baarn,<br />
Hadewijch, 1992.<br />
VAN DEN WIJNGAERT, M. e.a., België tijdens de Tweede Wereldoorlog, Antwerpen, Standaard,<br />
2004.<br />
VAN PEE, R., Ik was 20 in 1944. Relaas uit Neuengamme en Blumenthal, Berchem, EPO, 1995.<br />
VERSCHOORIS, M., Schrijven in de schaduw <strong>van</strong> de dood. Over thuiskomen, opduiken en<br />
achterblijven [1940-1955], Gent, Snoeck, 2005.<br />
WOUTERS, N., Oorlogsburgemeesters 40/44. Lokaal bestuur en collaboratie in België, Tielt,<br />
Lannoo, 2004.<br />
203
2. ARTIKELEN IN VERZAMELWERKEN<br />
CAESTEKER, F., Onverbiddelijk, maar ook clement. Het Belgische immigratiebeleid en de joodse<br />
vlucht uit Nazi-Duitsland, maart 1938-augustus 1939, in Bijdragen tot de Eigentijdse<br />
Geschiedenis, 13/14 (2004) 99-139.<br />
DE WEVER, B., De collaboratie in Vlaanderen, in J. GOTOVITCH & C. KESTELOOT (ed.), Het<br />
gewicht <strong>van</strong> het oorlogsverleden, Gent, Academia Press, 2003, 39-49.<br />
SAERENS, L., Gewone Vlamingen? De jodenjagers <strong>van</strong> de Vlaamse SS in Antwerpen, 1942 (Deel 1),<br />
in Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 15 (2005) 289-313.<br />
SCHUYTEN, J., Tenminste Sylvieke, in J. DE VOLDER & L. WOUTERS, Van binnen weent mijn hart.<br />
De vervolging <strong>van</strong> de Antwerpse joden. Geschiedenis en herinnering, Antwerpen, Standaard,<br />
1999, 120-126.<br />
VANDEN DAELEN, V., Het leven moet doorgaan. De joden in Antwepren na de bevrijding, 1944-<br />
1945, in Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 13/14 (2004) 141-185.<br />
.<br />
3. ARTIKELEN IN TIJDSCHRIFTEN<br />
SCHUYTEN, R., Advertentie in Vlaanderen voor Kristus, 19 september 1939, p. 88.<br />
4. ARTIKELEN IN KRANTEN, WEEKBLADEN<br />
Belgisch Staatsblad, 1947, bladzijde 10474.<br />
Debra, de droevige Held <strong>van</strong> een nieuw Proces, in De Volksgazet, 1 december 1949, p. 7.<br />
Debra liet verschillende personen aanhouden, in De Volksgazet, 2 december 1949, p. 7.<br />
Vroegere Slachtoffers <strong>van</strong> Debra, schilderen diens Nazi-activiteit, in De Volksgazet,<br />
3 december 1949, p. 7.<br />
Laatste Getuigen in Zaak Debra worden gehoord, in De Volksgazet, 8 december 1949, p. 6.<br />
Oorlogsmisdadiger Thonon bevestigt de Verklikkersactiviteit <strong>van</strong> Debra, in De Volksgazet,<br />
9 december 1949, p. 7.<br />
De Auditeur eist de Doodstraf tegen Debra, in De Volksgazet, 10 december 1949, p. 3.<br />
Debra tot levenslange Dwangarbeid veroordeeld, in De Volksgazet, 17 december 1949, p. 3.<br />
Foto <strong>van</strong> de J.-F. Willemsherdenking te Boechout, 8.8.1943, in De Post, 18 april 1982, p. 8-9.<br />
MAES, J., Holocaustmuseum (Lezersbrief), in De Standaard, 21 december 2001, p. 8.<br />
OTTE, A., “Dit is geen oude geschiedenis”, in De Standaard, 16 november 2005, p. 7.<br />
<strong>Een</strong> zaak <strong>van</strong> aanhoudingen en hulp aan S.D., in Gazet Van Antwerpen, 3 en 4 december 1949, p. 6.<br />
5. ONUITGEGEVEN PROEFSCHRIFTEN, VERHANDELINGEN, SCRIPTIES<br />
MAES, J., Daders <strong>slachtoffers</strong> omstanders. De vervolging <strong>van</strong> de Antwerpse joden: kiezen of niet<br />
kiezen, dat was de vraag (onuitgegeven paper Christendom en Jodendom), KULeuven, 2005.<br />
http://www.de-living.be/vervolging/Daders%20<strong>slachtoffers</strong>%20omstanders.doc<br />
6. ARCHIEFSTUKKEN<br />
Antwerpen, Provinciaal Archief Antwerpen<br />
Wereldoorlog II, Oorlogsgebeurtenissen.Vragenlijst: de oorlog in de provincie Antwerpen.<br />
Boechout, Heemkundige Kring “Het Speelhof”<br />
Van Sintjan, Omzendschrijven 20.5.1941.<br />
Vragenlijst [ingevuld door Klaas Sluys] <strong>van</strong> het Belgische Commissariaat voor Repatriëring –<br />
Dienst voor Opzoeking en Identificatie – met medewerking <strong>van</strong> het Rode Kruis <strong>van</strong> België.<br />
Brussel, Auditoraat-Generaal<br />
Dossier Debra, Louis<br />
Dossier Van Sintjan, Gustaaf<br />
204
Brussel, Ministerie <strong>van</strong> Volksgezondheid - Dienst Oorlogs<strong>slachtoffers</strong> (DO)<br />
Dossier Altbaum, Isaias<br />
Dossier Bremer, Karin<br />
Dossier Bremer, Sophia<br />
Dossier Coenen, Philomena<br />
Dossier Finkel, Markus<br />
Dossier Gross, Israel<br />
Dossier Grosz, Alexander<br />
Dossier Grosz, Annie<br />
Dossier Grosz, Paula<br />
Dossier Grosz, Zoltan<br />
Dossier Grunspan, Chaja-Syma<br />
Dossier Grunspan, Sara Esther<br />
Dossier Hendrickx, Jacobus D. Isidorus<br />
Dossier Hendrickx, Marie Carolus<br />
Dossier Hanfling, Majer<br />
Dossier Karfiol, Wilhelm<br />
Dossier Landau, Philippe<br />
Dossier Nadel, Hersz<br />
Dossier Nadel, Manfred<br />
Dossier Neumann, Estera<br />
Dossier Pakula, Gertrude<br />
Dossier Polak, Jonas<br />
Dossier Reichman, Alexander<br />
Dossier Reichman, Andre<br />
Dossier Reichman, Catharina<br />
Dossier Reichman, Joseph<br />
Dossier Reichman, Marie<br />
Dossier Reichman, Maurice<br />
Dossier Reichman, Suzanne<br />
Dossier Schvartz, Julianna<br />
Dossier Sluys, Klaas<br />
Fiche originale du fichier des “enfants cachés” constitué par le Comité de Défense des Juifs<br />
concernant Madame REICHMAN, Sylvie<br />
concernant Madame VAN ENGEL, Joséphine<br />
Brussel, Dienst Vreemdelingenzaken 641 (DV)<br />
Dossier Finkel, Gottfried, A280367<br />
Dossier Finkel, Markus, 1571278<br />
Dossier Finkel, Selma, 2014544<br />
Dossier Gnazic, Elias,1501316<br />
Dossier Gnazic, Hanna, A375136<br />
Dossier Gross, Israel, A318886<br />
Dossier Grosz, Paula, A397121<br />
Dossier Grosz, Zoltan, 1365384<br />
Dossier Grunspan, Isaak, 1522346<br />
Dossier Grunspan, Joel, 1502741<br />
Dossier Grunspan, Chaja, 7005589 of 1522347<br />
Dossier Grunspan Lea, 1522348<br />
Dossier Hanfling, Majer, A302999<br />
641 Dossiers die niet teruggevonden werden (in de archieven <strong>van</strong> de Dienst Vreemdelingenzaken zelf):<br />
Lipschitz, Leizer; Karfiol, Benjamin (°Glogow, 5.12.1894); Dossier Grunspan, Sara Ester, 1522349. Geen<br />
dossier (bij de Dienst Vreemdelingenzaken): Vlessing, Sophie (°Nederland, 1922); <strong>van</strong> Engel, Josephine,<br />
(°Amsterdam, 1.3.1935); Bremer, Sofia (°Amsterdam, 27.6.1919); Bremer, Karin (°Amsterdam, 6.1.1941).<br />
205
Dossier Hönig, Edith, 3219080<br />
Dossier Hönig, Lily, A280367<br />
Dossier Hönig, Sigmund, A213361<br />
Dossier Karfiol, Benjamin, 16262023<br />
Dossier Karfiol, Danuta, 2091923<br />
Dossier Karfiol, Wilhelm, A373662<br />
Dossier Kron, Karl, A323181<br />
Dossier Lachter, Leon, 1381846<br />
Dossier Nadel, Hersz, A344334<br />
Dossier Nadel, Manfred, A393351<br />
Dossier Nadel, Max, A375136<br />
Dossier Opstelten, Nelly, A17360<br />
Dossier Pakula, Gertrude, A363959<br />
Dossier Reichman, Alexander, 1298478<br />
Dossier Reichman, Benjamin, 1379678<br />
Dossier Reichman, Céline, 2539718<br />
Dossier Reichman, Esther-Regina, 2101845<br />
Dossier Reichman, Eugène, 1258289<br />
Dossier Reichman, Joseph, 1298479<br />
Dossier Reichman, Louis, 1412232<br />
Dossier Reichman, Mauritius, 1420646<br />
Dossier Reichman, Paula, 2539717<br />
Dossier Rodriguez, Jacob, 1136784<br />
Dossier Safir, Eisig, 1484797<br />
Dossier Safir, Renée, 2106954<br />
Dossier Schindler, Heinz, 2014544<br />
Dossier Sluys, Klaas, A150932<br />
Dossier Van Buuren, Geertruida, A67798<br />
Dossier Zawadski, Henry, 822448<br />
Hasselt, Ministerie <strong>van</strong> Financiën, Administratie <strong>van</strong> het Kadaster<br />
Uittreksel uit de kadastrale legger <strong>van</strong> de gemeente Hasselt 1 e Afdeling, Artikel 6048<br />
Mechelen, Joods museum <strong>van</strong> Deportatie en Verzet (JMDV)<br />
Fotocollectie<br />
Dossiers Jodenvervolging in België<br />
Archief Jan Maes<br />
1. (Telefonische) Gesprekken<br />
Amir, Michlean (U.S. Holocaust Memorial Museum in Washington, VS)<br />
Blokland, Johan<br />
Eikelboom-Sluys, Dora (NL)<br />
Elboom-Reichman, Régine (Israel)<br />
Funkleder, Jacques (Belgische Vereniging Het Ondergedoken Kind)<br />
Grynberg, Sabine (Secrétariat Politique de l’Ambassade d’Israël en Belgique & au Luxembourg)<br />
Hanuse, G. (Brussel, Auditoraat-Generaal)<br />
Haverals, François (Heemkundige Kring Boechout,“Het Speelhof”)<br />
Hickman-Schuyten, Margaret (VS)<br />
Huisman, Jaap (NL)<br />
Huisman, Jeff (NL)<br />
Joosten , Marius<br />
Laureys, Eric (SOMA)<br />
Lednicer-Reichman, Sylvie (VS)<br />
206
Marcovici-Reichman, Paula<br />
Michield, Marc (organisator XXste-konvooiherdenking, Boortmeerbeek)<br />
Nadel-Gnazic, Hanna (Israel)<br />
Rooze-Hendrickx, Liliane<br />
Saerens, Lieven (SOMA)<br />
Safir-Edelstein, Renee<br />
Schuyten, Peter (VS)<br />
Schuyten, Wim (VS)<br />
Stichting 1940-1945 (NL)<br />
Verhaegen, Liliane<br />
Zuster Thérèse (Archief <strong>van</strong> de Zusters <strong>van</strong> Sint-Vincentius à Paulo; Gijzegem)<br />
2. E-mails<br />
Borsuk-Nadel, Ilana (Israel)<br />
Eikelboom-Sluys, Dora (NL)<br />
Haverals, François (Heemkundige Kring Boechout,“Het Speelhof”)<br />
Hickman-Schuyten, Margaret (VS)<br />
Janssens, Guido<br />
Karmi-Finkel, Danielle (Israel)<br />
Laplasse, Jan (SOMA, B)<br />
Lednicer-Reichman, Sylvie (VS)<br />
Osbun, Richard (in opdracht <strong>van</strong> zijn grootvader Schuyten, Wim) (USA)<br />
Regosin-Finkel, Judith (Israel)<br />
Sanders-Hönig, Edith (NL)<br />
Schuyten, Peter (VS)<br />
Sproelants, Christophe (communicatiedienst gemeente Boechout)<br />
Rooze, Frank<br />
Rooze, Joop (NL)<br />
Vitto, Steven (Registry of Holocaust Survivors, U.S. Holocaust Memorial Museum in Washington,<br />
VS)<br />
Vondeling, Cobie (VS)<br />
White-Williams, Gwyneth (VS)<br />
Williams-Lyzenga, Ann (VS)<br />
Wouters, Lieve<br />
3. Schriftelijke mededelingen en brieven<br />
W. J. De Bruin (Ambassade <strong>van</strong> het Koninkrijk der Nederlanden) aan Jan Maes, 20.12.2005.<br />
J. Funkleder (Belgische Vereniging Het Ondergedoken Kind) aan JanMaes, 30.3.2006.<br />
M. Paldiel (Directeur Departement des Justes Yad Vashem Israel) aan Jan Maes, 9.3.2006.<br />
Wim Schuyten (VS) aan Jan Maes, 28.10.2005; 1.12.2005; 9.2.2006.<br />
Greet Van Den Dries-Rooze, nota’s bij foto’s voor Jan Maes, 1.12.2005.<br />
4. Foto’s<br />
Clémeur, Hugo<br />
Eikelboom-Sluys, Dora (NL)<br />
Hickman-Schuyten, Margaret (VS)<br />
Huisman, Jaap (NL)<br />
Marcovici-Reichman, Paula<br />
Rooze, Joop (NL)<br />
Quak-Rooze, Lies (NL)<br />
Sanders-Hönig, Edith (NL)<br />
Schuyten, Wim (VS)<br />
Van Den Dries-Rooze, Greet<br />
Van Puyenbroek, Simonne<br />
Vroon, Tony<br />
207
5. DVD<br />
Interview 27861. Sylvie Lednicer Date: April 2, 1997 (Survivors of the Shoah), Visual History<br />
Foundation, 1997.<br />
LEDNICER, O., Sylvie Lednicer-Reichman op bezoek bij mevrouw de Wilde, Korbeek-Lo,<br />
12.9.2005.<br />
Archief Dora Sluys<br />
De balansen <strong>van</strong> 1944 en 1945 <strong>van</strong> “Industrie & Handelsmaatschappij Boechout”<br />
SCHUYTEN, J., Van 31 januari 1943 tot juli 16 of 17 1944 (Getuigenis geschreven op vraag <strong>van</strong> de<br />
familie in Amerika), december 1995.<br />
Archief Marnix Sluys<br />
Brief <strong>van</strong> 22.9.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys aan zijn vrouw Julia Schuyten.<br />
SCHUYTEN, J., Klaas Sluys 1911-1965 (Korte biografie <strong>van</strong> Klaas Sluys, door zijn vrouw, Julia<br />
Schuyten), 1965.<br />
Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys, Feldgericht, Feldkommandatur 520, St.L. VI nr.60/43<br />
Archief Margaret Hickman-Schuyten<br />
530 bladzijden brieven (en enkele dagboekfragmenten) tussen René Schuyten en zijn verloofde en<br />
latere vrouw Nelly Opstelten <strong>van</strong> 14 september 1938 tot 11 mei 1948.<br />
<strong>Een</strong> handgeschreven latere Engelse vertaling <strong>van</strong> het oorlogsdagboek <strong>van</strong> soldaat in het Belgisceh<br />
leger, René Schuyten, <strong>van</strong> 9.5.1940 tot 30.5.1940.<br />
Brief <strong>van</strong> Betty G. Cantor uit Atlanta <strong>van</strong> 8.6.1993 aan Nelly Schuyten[–Opstelten].<br />
Brief <strong>van</strong> Mordecai Paldiel, Director Dept. For the Righteous, Yad Vashem uit Jerusalem <strong>van</strong><br />
23.8.1993 aan Nelly Schuyten.<br />
Brief <strong>van</strong> Julia Sluys-Schuyten <strong>van</strong> 1995 aan Nelly Opstelten.<br />
Handgeschreven presentatie <strong>van</strong> Nelly Opstelten voor Paul [Hickmans] Duitse les, 12.4.1994.<br />
Nota’s die Margaret Hickman-Schuyten nam <strong>van</strong> verhalen die haar moeder Nelly haar vertelde op<br />
het vliegtuig naar België in 1989.<br />
Archief Joop Rooze<br />
Dagboekaantekeningen <strong>van</strong> Truus Rooze – <strong>van</strong> Buuren neergeschreven op 31.12.1944.<br />
Archief Tony Vroom<br />
Foto <strong>van</strong> de J.-F.Willemsherdenking te Boechout: 8.8.1943, in De Post, 18 april 1982, p. 8-9.<br />
B. ELECTRONISCHE BRONNEN EN WERKEN<br />
Brief <strong>van</strong> Julia Schuyten aan Yad Vashem 8.1.1996, http://users.pandora.be/deliving/Dossier%20De%20vervolging%20<strong>van</strong>%20Antwerpse%20joden%20in%20Boechout/<br />
Brief%20<strong>van</strong>%20Julia%20Schuyten%20aan%20Yad%20Vashem%208.1.1996.doc (toegang<br />
9.7.2006)<br />
Draaiboek ‘in de kijker’ 2005-2006, http://alo.theo.kuleuven.ac.be/Draaiboek_indekijker.doc<br />
(toegang 9.7.2006)<br />
Oswald Kaduk, in Wikipedia, http://de.wikipedia.org/wiki/Oswald_Kaduk (toegang 18.7.2006)<br />
PALINCKX, K., De dood valt uit de hemel. V-bommen op Antwerpen, in Knack, 2004,<br />
http://www.knack.be/CMarticles/ShowArticleZoek.asp?articleID=40693§ionID=1364<br />
(toegang 9.7.2006).<br />
Resultaat evaluatie: J. Maes, Verdieping <strong>van</strong> de eigen levensbeschouwing in dialoog met christelijke<br />
en andere verhalen. Godsdienst voor het 5 e jaar (1 e trimester), OLVE Edegem, 2005,<br />
208
http://users.pandora.be/deliving/5ejaar/Resultaat%20Evaluatieformulier%20kerst%202005.doc<br />
(toegang 9.7.2006)<br />
C. FILM EN TELEVISIE<br />
DVD<br />
Auschwitz. The Nazi’s & the ‘Final Solution’, BBC, 2005.<br />
Judentransport XX, Eye2Eye Media Productie, 2003.<br />
VIDEO<br />
KAYZER, W., De code <strong>van</strong> Pasternak. Interview met George Steiner, in W. KAYZER, Van de<br />
Schoonheid en de Troost, VPRO.<br />
NOG TE DOEN<br />
Brussel, Algemeen Rijksarchief (ARA)<br />
Altbaum, Isaïas (°Antwerpen, 1.9.1912-†Auschwitz, PL, 27.4.1944)<br />
Coenen, Philomena (°Geel, 20.9.1896)<br />
Hamels, Mariette Catharina<br />
Hendrickx, Eduard (°Geel, ?)<br />
Hendrickx, Jacobus-Dominicus-Isidorus (°Geel, 20.12.1894)<br />
Hendrickx, Maria-Carolus-Josephus (°Geel, 17.9.1918)<br />
Karfiol, René(e) (°Keulen, 23.6.1931)<br />
Karfiol, Silvain (°Antwerpen, 8.4.1940)<br />
Karfiol Wilhelm (°Debica (Polen), 11.2.1905)<br />
Landau, Paul<br />
Lauterborn, Felix<br />
Noé, Yvonne<br />
Polderman, John<br />
Rooze, Antoon (°29.7.1910-†19.6.1972)<br />
Rooze, Bertus (°2.12.1914-†11.1.1971)<br />
Rooze, Henri (°Gent, 16.4.1906-†Grimbergen, 4.6.2002)<br />
Schuermans, Jan<br />
Schuyten, Hendrik (°Antwerpen 17.7.1981-†Antwerpen, 15.7.1975)<br />
Schuyten, Jeanne (°Antwerpen, 31.10.1913-†Grand Rapids, MI, VS, 8.5.1997)<br />
Schuyten, Juliana (°Gouda, NL, 16.11.1914-†Lier, 30.1.2005)<br />
Schuyten, Médard (° Oostende, 27.9.1866-†Antwerpen, 7.1.1951)<br />
Schuyten René (°Antwerpen 7.5.1919-†Minnesota, VS, 8.10.1975)<br />
<strong>van</strong> Oudheusden, Margaretha (°Antwerpen,27.11.1893-†Boechout, 23.9.1981)<br />
<strong>van</strong> Sintjan, Gustaaf<br />
Welfens, Louis<br />
Wyndaele, Emiel<br />
Brussel, Auditoraat-Generaal<br />
Dossier Lauterborn, Felix<br />
Dossier Schuermans, Jan<br />
Dossier Wyndaele, Emiel<br />
Brussel, Het college <strong>van</strong> Procureurs-Generaal. Dienst Archieven. Sectie<br />
incivisme.(Allardstraat 42)<br />
Mogelijk dossier over de Duitse rechter Baudisch<br />
Brussel, Ministerie <strong>van</strong> Volksgezondheid - Dienst Vreemdelingenzaken (DV)<br />
209
Debra, Louis<br />
Freifeld, Chana (°Milcza (Polen), 18.6.1909-† Antwerpen, 15.4.1943)<br />
Karfiol, René(e) (°Keulen, 23.6.1931)<br />
Winter, H.J.<br />
Vida, Paul<br />
Brussel, Studiecommissie Joodse Goederen (Diensten Eerste Minister)<br />
Den Haag, Nationaal Archief<br />
Gezandschap België (en Luxemburg) 1839-1954 (1961)<br />
Stukken betreffende naar België uitgeweken vluchtelingen uit Duitsland (1937-1940)<br />
toegang: 2.05.43<br />
inventarisno. 596<br />
* Vreemdelingendienst en Grensbewaking 1920-1940<br />
Stukken betreffende toelating <strong>van</strong> joodse vreemdelingen en Duitse vluchtelingen tbv. tijdelijk<br />
verblijf (1938-1939)<br />
toegang: 2.09.45<br />
inventarisno. 310-315<br />
* Vreemdelingendienst en Grensbewaking 1920-1940<br />
Stukken betreffende verlening <strong>van</strong> vergunning aan joodse vreemdelingen en Duitse vluchtelingen en<br />
tot binnenlating en opname in een kamp (1938-1939)<br />
toegang: 2.09.45<br />
inventarisno. 323-330<br />
* Zorg voor Vluchtelingen uit Duitsland (1938-1940)<br />
Alfabetisch geordende dossiers<br />
toegang: 2.04.58<br />
inventarisno. 109-125<br />
* Zorg voor Vluchtelingen uit Duitsland (1938-1940)<br />
Alfabetisch geordende persoonskaarten <strong>van</strong> vluchtelingenkinderen<br />
toegang: 2.04.58<br />
inventarisno. 130<br />
* Duits Consulaat 1930-1945<br />
Naamlijsten <strong>van</strong> Duitsers in het buitenland (1939)<br />
toegang 2.05.20<br />
inventarisno. 303<br />
* Duits Consulaat 1930-1945<br />
Alfabetisch kaartsysteem betreffende personen aan wie het staatsburgerschap ontnomen is<br />
toegang 2.05.20<br />
inventarisno. 473-481<br />
* Ministerie <strong>van</strong> Buitenlandse Zaken, A-dossiers<br />
Gepubliceerde lijsten <strong>van</strong> Duitsers aan wie het staatsburgerschap ontnomen is<br />
toegang 2.05.21<br />
inventarisno. 1348<br />
Berlin, Bundesarchiv (Finckensteinallee 63 D-12205 Duitsland)<br />
Mogelijk dossier over de Duitse rechter Baudisch<br />
210
BIJLAGEN<br />
1. Inlichtingsbulletin betreffende vreemdelingen Sylvie Reichman, 9.9.1944 (DV, Dossier<br />
Benjamin Reichman)<br />
2. De balansen <strong>van</strong> 1944 en 1945 <strong>van</strong> “Indrustrie & Handelsmaatschappij Boechout” <strong>van</strong> Klaas<br />
Sluys<br />
3. MAES, J., Stamboom <strong>van</strong> de familie Reichman<br />
4. MAES, J., Stambom <strong>van</strong> de familie Schuyten<br />
211
Figuur 139 Inlichtingbulletin Sylvie Reichman rectozijde, 9.9.1944 (DV, Dossier Benjamin Reichman)<br />
212
Figuur 140 Inlichtingsbulletin Sylvie Reichman versozijde, 9.9.1944 (DV, Dossier Benjamin Reichman)<br />
213
Figuur 141 Jaarbalans 1944 <strong>van</strong> "Industrie & Handelsmaatschappij Boechout (Archief Dora<br />
Eikelboom-Sluys)<br />
214
Figuur 142 Jaarbalans <strong>van</strong> Industrie & Handelsmaatschappij Boechout (Archief Dora Eikelboom-<br />
Sluys)<br />
215
Figuur 143 J. Maes, Stamboom <strong>van</strong> de familie Reichman, juli 2006 (Archief Jan Maes)<br />
216
Figuur 144 J. Maes, Stamboom <strong>van</strong> de nakomelingen <strong>van</strong> Médard Schuyten, juli 2006 (Archief Jan<br />
Maes)<br />
217