02.05.2013 Views

Omstanders, slachtoffers, daders. Een verhaal van ... - Living

Omstanders, slachtoffers, daders. Een verhaal van ... - Living

Omstanders, slachtoffers, daders. Een verhaal van ... - Living

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN<br />

Faculteit Godgeleerdheid<br />

<strong>Omstanders</strong>, <strong>slachtoffers</strong>, <strong>daders</strong>.<br />

<strong>Een</strong> <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> indivuele keuzes en morele verantwoordelijkheid<br />

tijdens de jodenvervolging in de omgeving <strong>van</strong> Antwerpen.<br />

“We moeten gedrag beoordelen in de context<br />

<strong>van</strong> de tijd waarin het zich voordoet.”<br />

Laurence Rees<br />

“Dit <strong>verhaal</strong> kan ons veel leren over onszelf.”<br />

Laurence Rees<br />

PROF. DR. LIEVE GEVERS<br />

PROF. DR. JOHAN VERSTRAETEN<br />

“Wat deze overlevenden mij hebben geleerd<br />

(en als ik eerlijk ben, denk ik dat ik ook <strong>van</strong><br />

de <strong>daders</strong> heb geleerd), is dat het menselijk<br />

gedrag fragiel en onvoorspelbaar is, en dat het<br />

vaak afhankelijk is <strong>van</strong> de omstandigheden.<br />

Uiteraard kan elk individu in laatste instantie<br />

kiezen hoe hij zich gedraagt, het is alleen zo<br />

dat voor veel mensen de situatie een<br />

belangrijke determinant is.”<br />

Laurence Rees<br />

Dubbelpaper<br />

Kerk en Theologie in de Nieuwste Tijd<br />

Ethiek <strong>van</strong> vrede, oorlog en internationale betrekkingen<br />

Tweede Licentie Godsdienstwetenschappen<br />

2006<br />

Door<br />

Jan MAES


WOORD VOORAF<br />

Voor mijn Plechtige Communie kreeg ik in 1974 <strong>van</strong> onze overburen een deel <strong>van</strong> De Nieuwe<br />

Geïllustreerde Wereldgeschiedenis 1 cadeau. Het zevende deel <strong>van</strong> deze goede, uit het Engels<br />

vertaalde jeugdgeschiedenisencylopedie beschrijft het imperialisme en de Eerste Wereldoorlog.<br />

Paulus bekerings<strong>verhaal</strong> is klein bier tegenover wat er met mij gebeurde terwijl ik dit deel verslond.<br />

Kort daarop verjaarde ik, en vroeg ik aan mijn ouders deel acht 2 , dat de Tweede Wereldoorlog en<br />

zijn gevolgen behandelde. Kort daarop stapte ik voor het eerst alleen een boekenwinkel binnen en<br />

kocht <strong>van</strong> mijn spaarcentjes zelf mijn eerste boek: D-Day <strong>van</strong> Warren Tute 3 . In de zomermaanden<br />

<strong>van</strong> 1974 is het zaad <strong>van</strong> de passie voor geschiedenis gezaaid. In het eerste middelbaar was ik er al<br />

<strong>van</strong> overtuigd dat ik later voor de klas zou staan als geschiedenisleraar. Nadat een eigenzinnig PMS<br />

en enkele dito leerkrachten mij als naïeve achttienjarige aan<strong>van</strong>kelijk nog konden bewegen om iets<br />

anders te gaan studeren - omdat je met geschiedenis toch geen werk zou vinden -, volgde ik na een<br />

overigens niet erg geslaagd omwegje <strong>van</strong> een jaar biologie aan het L.U.C. in Diepenbeek,<br />

uiteindelijk toch mijn hart en ging ik geschiedenis studeren aan de Ufsia in Antwerpen. Voor mijn<br />

licenties geschiedenis ging ik naar de K.U.Leuven. Ik koos ervoor om nog een enige kandidatuur<br />

godsdienstwetenschappen te volgen, wat er voor zorgde dat ik nadien wel voor de klas kwam te<br />

staan, maar dan als godsdienstleraar, en niet als geschiedenisleraar.<br />

In september 2004 besloot ik dat de tijd gekomen was om ook mijn licenties<br />

godsdienstwetenschappen af te maken. Als keuzevak koos ik het vak Christendom en Jodendom <strong>van</strong><br />

professor Didier Pollefeyt. Van hem mocht ik een paper maken over de holocaust. Hij stelde voor<br />

om een “In de kijker” te maken voor de Thomaswebsite met materiaal voor godsdienstleerkrachten<br />

om de shoa of de holocaust in hun klassen ter sprake te brengen. Dat moest hij mij geen twee keer<br />

vragen, want de thematiek <strong>van</strong> de holocaust is bijzonder rijk aan hermeneutische knooppunten 4 .<br />

Omdat de ervaring leert dat nogal wat leerlingen in de derde graad <strong>van</strong> het middelbaar<br />

onderwijs 5 reeds lijden aan wat ik “holocaustfatigue” zou willen noemen, wilde ik gebruik maken<br />

<strong>van</strong> nog ongekend materiaal <strong>van</strong> en over concrete personen uit het Antwerpse. De meeste leerlingen<br />

weten immers behoorlijk veel over de vernietigingskampen, maar weten vaak bijzonder weinig over<br />

wat er zich in hun eigen stad of gemeente afspeelde en dat hun eigen (over)grootouders hier<strong>van</strong><br />

soms getuige of hierbij soms betrokken waren. Achteraf zou blijken dat dit de juiste keuze was. De<br />

vijfdejaarsleerlingen die met deze paper, Daders <strong>slachtoffers</strong> omstanders 6 , in de herfst <strong>van</strong> 2005<br />

hebben gewerkt, hebben in hun evaluatie ook duidelijk te kennen gegeven dat de narratieve<br />

invalshoek er<strong>van</strong> en het werken met foto’s en kopies <strong>van</strong> authentieke documenten hen nooit heeft<br />

verveeld, hen integendeel erg heeft aangesproken én, met name het <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> Sylvie Reichman,<br />

hen bijzonder heeft ontroerd 7 .<br />

1 O. JR. DE KAY, Imperialisme en de Eerste Wereldoorlog. Nieuwe Geïllustreerde Wereldgeschiedenis, deel 7,<br />

Antwerpen-Amsterdam, Zuid-Nederlandsche Uitgeverij, 1966.<br />

2 E. RITCHIE, De Tweede Wereldoorlog en zijn gevolgen, Nieuwe Geïllustreerde Wereldgeschiedenis, deel 8,<br />

Antwerpen-Amsterdam, Zuid-Nederlandsche Uitgeverij, 1966.<br />

3 W. TUTE, J. COSTELLO EN T. HUGHES, D-Day. Normandië 6 juni 1944. Documentaire over de grootste<br />

militaire operatie in de geschiedenis. Vertaald door I. DEVRIES-WILLIAMS, Bussum, Van Holkema &<br />

Warendorf, 1974.<br />

4 “Hermeneutische knooppunten zijn die aspecten in een door discussie en gezamenlijke reflectie ontstaan<br />

groepsdiscours omtrent een bepaald onderwerp (binnen een terrein)... Zij kunnen… het motief worden <strong>van</strong> een<br />

individueel en/of collectief leerproces in de communicatie omtrent inhouden, houdingen, handelingen met<br />

betrekking tot godsdiensten, levensbeschouwingen, waarden, levensstijlen. Hermeneutische knooppunten zijn<br />

dus spanningen, conflicterende interpretaties die terugverwijzen naar uiteenlopende levensbeschouwelijke<br />

vooronderstellingen.” Draaiboek In de Kijker 2005-2006,<br />

http://alo.theo.kuleuven.ac.be/Draaiboek_indekijker.doc.<br />

5 Heel wat <strong>van</strong> mijn collegaleerkrachten geven in hun lessen heel wat aandacht aan de holocaustliteratuur. Zo<br />

worden in het derde jaar worden in onze school, OLVE (Onze-Lieve-Vrouw <strong>van</strong> Lourdescollege Edegem), de<br />

leerlingen intensief voorbereid op een bezoek aan het concentratiekamp <strong>van</strong> Breendonk.<br />

6 J. MAES, Daders <strong>slachtoffers</strong> omstanders. De vervolging <strong>van</strong> de Antwerpse joden: kiezen of niet kiezen, dat<br />

was de vraag (onuitgegeven paper Christendom en Jodendom), KULeuven, 2005, http://www.deliving.be/vervolging/Daders%20<strong>slachtoffers</strong>%20omstanders.doc.<br />

7 Elk trimester krijgen de leerlingen een evaluatieblad waarop zij elke tekst en reportage <strong>van</strong> mijn cursus<br />

godsdienst kunnen evalueren. Wat geen 8/10 krijgt als mediaan, vliegt het jaar nadien uit de cursus. Resultaat<br />

evaluatie: J. MAES, Verdieping <strong>van</strong> de eigen levensbeschouwing in dialoog met christelijke en andere<br />

2


Ik had twee reeds eerder gepubliceerde teksten uit de familie <strong>van</strong> mijn vrouw waar<strong>van</strong> ik<br />

wilde vertrekken. Ten eerste het oorlogsdagboek <strong>van</strong> Médard Schuyten 8 , de overgrootvader <strong>van</strong> mijn<br />

echtgenote, en ten tweede het ontroerende getuigenis <strong>van</strong> Julia Schuyten, Médards kleindochter, en<br />

tevens de nicht <strong>van</strong> mijn schoonvader. Het eerste had ik reeds in de zomer <strong>van</strong> 1984 gelezen toen<br />

mijn aanstaande vrouw en ik op vakantie waren bij Colette Schuyten, nog een kleindochter <strong>van</strong><br />

Médard Schuyten, die in het zuiden <strong>van</strong> Frankrijk woonde. Het dagboek <strong>van</strong> Médard vond ik in hun<br />

bibliotheek. Ik herinner mij nog, dat ik tegen mijn aanstaande zei dat, i.t.t. wat velen dachten, het<br />

toch onvoorstelbaar was dat men tijdens de oorlog al zoveel over de jodenvervolging wist (of kon<br />

weten). Nadien heb ik ontdekt dat de Belgische historicus Lieven Saerens juist om die reden in zijn<br />

geschiedenis <strong>van</strong> Antwerpen en zijn joodse bevolking heel wat aandacht besteedde aan dit dagboek 9 .<br />

Het getuigenis <strong>van</strong> Julia Schuyten ontdekte ik eerder bij toeval in een boekje over de vervolging <strong>van</strong><br />

de Antwerpse joden, en het duurde even voor ik door had dat zij familie was <strong>van</strong> mijn vrouw. Als<br />

historicus heb ik ervoor gekozen om niet de door de interviewster bewerkte, gepubliceerde versie 10<br />

te nemen, maar wel de versie zoals Julia Schuyten die zelf in december 1995 op papier had gezet, op<br />

vraag <strong>van</strong> de familie in Amerika 11 .<br />

Ik wist wel waar ik aan begon, maar waar ik uiteindelijk uitgekomen ben, had ik op voorhand<br />

nooit durven denken. Ik probeerde als een echte onderzoeksrechter met engelengeduld zoveel<br />

mogelijk te weten te komen over de personen die voorkomen in het getuigenis <strong>van</strong> Julia Schuyten.<br />

Dat speurwerk heeft me tot in Nederland, de Verenigde Staten en Israel gebracht. De eerste die ik<br />

vond die mij kon helpen was Dora Sluys, de dochter <strong>van</strong> Julia; Julia zelf was jammer genoeg net<br />

overleden. Zij bracht mij in contact met de joodse Edith Hönig. Dora’s ouders hadden haar helpen<br />

onderduiken en zij leeft nog. Ik onmoette Edith en zij was bereid om heel haar <strong>verhaal</strong> op papier te<br />

zetten. Dat was emotioneel heel belastend voor haar, omdat het alle herinneringen terug deed naar<br />

bovenkomen. Ik ben haar dan ook heel dankbaar voor het feit dat ze dat uiteindelijk toch heeft<br />

gedaan. Haar getuigenis is <strong>van</strong> cruciaal belang omdat zij als jongvolwassene alles bewust heeft<br />

meegemaakt en zij de enige is <strong>van</strong> die generatie die het nog kan vertellen. Regelmatig heb ik haar<br />

gemaild met een vraag ter verduidelijking en altijd heeft ze mij getracht te helpen. Via haar heb ik<br />

ook de twee dochters <strong>van</strong> haar zuster leren kennen. Danielle en Judith Finkel hebben mij <strong>van</strong>uit<br />

Israel gevraagd om informatie over hun ouders. Die hadden over deze periode nooit willen spreken,<br />

maar hun kinderen willen nu wel weten wat er gebeurd is. Ook voor hen heeft het emotioneel heel<br />

wat losgemaakt toen ik informatie over hun ouders kon doormailen.<br />

Ook Laurence Schram en Ilse Marcquenie <strong>van</strong> het Joods Museum voor Deportatie en Verzet<br />

te Mechelen hebben mij altijd snel geantwoord, en hun waardevolle informatie heeft mij bijna altijd<br />

een stap verder gebracht. Zij hebben voor heel wat legstukjes <strong>van</strong> die bijzonder grote puzzel<br />

gezorgd. Omgekeerd heb ik ook voor hun museum belangrijke nieuwe zaken ontdekt. Het is<br />

namelijk zo dat er op heel wat foto’s die daar hangen leden staan <strong>van</strong> de familie Reichman, waarover<br />

ik heel wat te weten ben gekomen dat nog niet bekend was; zelfs niet bij de nabestaanden <strong>van</strong> de<br />

Reichmans. Ook François Haverals <strong>van</strong> de Heemkundige Kring <strong>van</strong> Boechout, Bruno Gastmans,<br />

conservator <strong>van</strong> de Heemkundige kring <strong>van</strong> Mortsel en Lieven Saerens <strong>van</strong> het CEGESOMA<br />

hebben mij bruikbare tips gegeven.<br />

Het heeft heel veel tijd en energie gekost om diegene op sporen die, samen met andere Sipo-<br />

SD-leden op 31 januari 1943 bij Julia Schuyten in Boechout is binnengevallen en vijf joden en<br />

Julia’s echtgenoot, Klaas, heeft meegenomen. Het vuistdikke strafdossier <strong>van</strong> deze collaborateur,<br />

Louis Debra, bleek een goudmijn. Ik kreeg ook inzage in het strafdossier <strong>van</strong> Staf Van Sintjan, die<br />

als VNV-oorlogsburgemeester <strong>van</strong> Boechout die bewuste avond ook bij de inval aanwezig was.<br />

verhalen. Godsdienst voor het 5 e jaar (1 e trimester), OLVE Edegem, 2005, http://users.pandora.be/deliving/5ejaar/Resultaat%20Evaluatieformulier%20kerst%202005.doc.<br />

Het feit dat ik Sylvie had teruggevonden<br />

en dat zij <strong>van</strong>uit de Verenigde Staten de vragen kon meelezen, die de leerlingen bij het lezen <strong>van</strong> de<br />

verschillende hoofdstukken in de paper hadden en die ze op ons discussieforum (www.de-living.be) dienden te<br />

plaatsen, heeft de betrokkenheid in ieder geval enorm vergroot.<br />

8<br />

M.C. SCHUYTEN, Oorlogsdagboek, Antwerpsche nota’s 1940-1944, Antwerpen, De Techniek, maart 1945.<br />

9<br />

SAERENS, L., Vreemdelingen in een wereldstad. <strong>Een</strong> geschiedenis <strong>van</strong> Antwerpen en zijn joodse bevolking<br />

(1844-1944), Tielt, Lannoo, 2000, p. XXXII, 560, 562-564, 658, 659, 662, 677, 679, 681.<br />

10<br />

J. SCHUYTEN, Tenminste Sylvieke, in J. DE VOLDER & L. WOUTERS, Van binnen weent mijn hart. De<br />

vervolging <strong>van</strong> de Antwerpse joden. Geschiedenis en herinnering, Antwerpen, Standaard, 1999, p. 120-126.<br />

11<br />

J. SCHUYTEN, Van 31 januari 1943 tot juli 16 of 17 1944 (Getuigenis geschreven op vraag <strong>van</strong> de familie in<br />

Amerika), december 1995. (Archief Dora Sluys)<br />

3


De grote vraag die lang open bleef, was echter: “Wat is er na de oorlog met het geredde<br />

joodse meisje, Sylvieke, gebeurd? Niemand wist het. Ook de familie Rooze niet, waar ze <strong>van</strong>af mei<br />

1943 nog meer dan een jaar heeft ondergedoken gezeten, en pas in juni 1945 is vertrokken. Toen ik<br />

met de hulp <strong>van</strong> Ellen Van Cauwenberghe <strong>van</strong> het archief <strong>van</strong> de Dienst voor Oorlogs<strong>slachtoffers</strong><br />

<strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Volksgezondheid haar geboortedatum had gevonden, en eerst mailde en dan<br />

belde naar het U.S. Holocaust Memorial Museum in Washington, DC, hoorde ik Michlean Amir<br />

zeggen: “Wait a second… I have her here!” 12 . Het was een bijzonder emotioneel moment voor mij,<br />

omdat ik onmiddellijk besefte dat ik iemand had teruggevonden die ik een stuk <strong>van</strong> haar eigen<br />

geschiedenis kon teruggeven. Mijn eerste telefoon met Sylvie Reichman duurde anderhalf uur, en ik<br />

kan gerust zeggen dat deze telefoon mijn leven heeft veranderd. Ik kon meer dan zestig jaar na de<br />

feiten haar weer in contact brengen met de zonen en dochters <strong>van</strong> die moedige mensen die haar<br />

zestig geleden hadden verborgen, en haar daardoor het leven hadden gered. Ik mocht erbij zijn, toen<br />

zij in september 2005 speciaal naar België kwam om haar zusjes en broertjes <strong>van</strong> toen terug te zien.<br />

Deze momenten behoren tot de mooiste <strong>van</strong> mijn leven.<br />

Omdat volgens mij het werk niet af was, heb ik de professoren Lieven Gevers en Johan<br />

Verstraeten gevraagd of ik voor hun tweede licentievakken, respectievelijk voor Kerk en theologie in<br />

de Nieuwste Tijd en voor Ethiek <strong>van</strong> vrede, oorlog en internationale betrekkingen, hierop mocht<br />

voortwerken. Ik ben de eerste vier maanden <strong>van</strong> 2005-2006 uitsluitend bezig geweest met het<br />

verderzetten <strong>van</strong> mijn opzoekingswerk. De archieven <strong>van</strong> de Dienst Vreemdelingenzaken gaven vele<br />

<strong>van</strong> de achtentwintig weggevoerde familieleden <strong>van</strong> Sylvie terug een naam en een gezicht. Ik kon<br />

bijna heel haar stamboom reconstrueren. Van velen wisten de overlevende familieleden zelfs de<br />

naam niet. Sylvie bracht mij in contact met haar achternichtje Patricia Marcovici. Samen met haar<br />

moeder, Paula Reichman, heeft ze mij heel wat waardevolle informatie en foto’s bezorgd. In de<br />

archieven <strong>van</strong> de Dienst Vreemdelingenzaken, waar Louis-Philippe Arnhem mijn opzoekingen met<br />

grote interesse op de voet volgde, ontdekte ik documenten die mij op het spoor brachten <strong>van</strong><br />

nabestaanden <strong>van</strong> Hersz Nadel, die ook op 31 januari 1943 bij Julia Schuyten werd opgepakt. Sabine<br />

Grynberg <strong>van</strong> de ambassade <strong>van</strong> Israel bezorgde mij het telefoonnummer 13 en zo kon ik bellen met<br />

Nadels’ schoondochter, Hanna Gnazik, die in Israel woont. Ook dat was een heel emotioneel<br />

moment, want zij hebben nooit geweten wat er met Hersz Nadel juist gebeurd is. Na heel wat<br />

zoekwerk kon ik met de hulp <strong>van</strong> Jacques Funkleder <strong>van</strong> de Belgische Vereniging Het<br />

Ondergedoken Kind 14 ook nog de ware identeit <strong>van</strong> een ander joods meisje achterhalen dat, onder de<br />

valse schuilnaam Willemien, samen met Sylvie ondergedoken had gezeten bij de familie Rooze. Het<br />

Nederlandse consulaat heeft laten weten dat Josephine “Jopie” <strong>van</strong> Engel - jammer genoeg -<br />

inmiddels al overleden is 15 , maar haar echtgenoot en haar beide zonen leven nog. Toen ik haar<br />

echtgenoot belde was hij bijzonder verheugd om hierdoor contact te kunnen leggen met de kinderen<br />

waarmee zijn overleden echtgenote bijna twee jaar als broer en zus mee heeft samengeleefd 16 .<br />

Hetzelfde geldt voor de kinderen <strong>van</strong> Henri Rooze en Truus <strong>van</strong> Buuren, die bijzonder blij waren te<br />

horen wat er <strong>van</strong> Willemien geworden was. Inmiddels heeft er ook een ontmoeting plaatsgevonden.<br />

12<br />

Het toeval heeft ons een beetje geholpen. Sylvies schoonbroer werkt daar namelijk en vermits Sylvie<br />

meestal onder de naam <strong>van</strong> haar echtgenoot, als Sylvie Lednicer, lezingen geeft over wat er met haar en haar<br />

familie is gebeurd tijdens de Tweede Wereldoorlog, heeft men bij haar schoonbroer even gepolst of hij toch<br />

niet een zekere Sylvie Reichman kende. Ik kreeg onmiddellijk na mijn telefoontje de volgende mail: “Sylvie<br />

Reichman is listed in our Registry and she is from Belgium. Her husband is Oliver Lednicer. Here is their<br />

contact information. I'm sure they would be very excited to speak to you. Let us know how it all turns out.<br />

Sylvie Reichman was a hidden child and speaks in the area about her experiences so I am sure this is the same<br />

person…. Good luck!” E-mail <strong>van</strong> 27.5.2005 <strong>van</strong> Steven Vitto <strong>van</strong> de Registry of Holocaust Survivors, U.S.<br />

Holocaust Memorial Museum in Washington.<br />

13<br />

“Faisant suite à notre entretien téléphonique de ce jour, voici le résultat de nos recherces. Monsieur Max<br />

Nadel est malhereusement décédé, mais son épouse est en vie, et réside toujours à l’adresse que vous m’avez<br />

communiqué… J’espère que ces renseignements pourront vous aider.” E-mail <strong>van</strong> 24.10.2005 <strong>van</strong> Sabine<br />

Grynberg <strong>van</strong> het Secrétariat Politique de l’Ambassade d’Israël en Belgique & au Luxembourg.<br />

14<br />

Telefonisch gesprek met Jacques Funkleder (Belgische Vereniging Het Ondergedoken Kind), 11.11.2005.<br />

15<br />

Schriftelijke mededeling <strong>van</strong> 20.12.2005 <strong>van</strong> W.J. DE BRUIN <strong>van</strong> de Ambassade <strong>van</strong> het Koninkrijk der<br />

Nederlanden aan J. MAES.<br />

16<br />

Telefonisch gesprek met Jacob Huisman (de echtgenoot <strong>van</strong> wijlen Josephine <strong>van</strong> Engel), 25.1.2005. Ook<br />

hun zoon, Jeff, was heel erg geïnteresseerd in dit stuk verleden <strong>van</strong> zijn moeder. Telefonisch gesprek met Jeff<br />

Huisman, 25.1.2005.<br />

4


Toch verlopen niet alle contacten even positief. Twee familieleden <strong>van</strong> Sylvie Reichman<br />

wilden absoluut niet meewerken. Haar neef, Oscar Reichman, was niet geïnteresseerd en voor haar<br />

nicht, Liliane Zawadski, was het emotioneel te moeilijk. Na een eerste goed contact bleek Liliane<br />

Hendrickx, dochter en kleindochter <strong>van</strong> Charles en Door Hendrickx, diegenen die verschillende<br />

joden hadden laten onderduiken, zich gekwetst te voelen door een passage in het getuigenis <strong>van</strong><br />

Edith Hönig, en wenste zij niet meer verder mee te werken.<br />

Om te weten wie mij eventueel aan (origineel) materiaal <strong>van</strong> René en Jeanne Schuyten, de<br />

broer en de zus <strong>van</strong> Julia Schuyten, zou kunnen helpen heb ik heel wat tijd gestoken in het<br />

reconstrueren <strong>van</strong> de volledige stamboom <strong>van</strong> de nakomelingen <strong>van</strong> Médard Schuyten. Heel wat <strong>van</strong><br />

achterkleinkinderen bleken in de Verenigde Staten te wonen. Vooral René’s dochter Margaret<br />

Hickman-Schuyten ben ik bijzonder dankbaar voor het waardevolle materiaal over haar ouders dat<br />

ze mij heeft doorgemaild. De meer dan 500 bladzijden briefwisseling tussen haar vader en haar<br />

moeder in de periode 1938-1948 bevatten naast een pak liefdesverklaringen een schat aan<br />

informatie. Ik ben Margaret bijzonder erkentelijk voor het feit dat ik deze gevoelige informatie<br />

mocht inkijken.<br />

Met de paper die ik voor professor Pollefeyt had gemaakt, heb ik tijdens een deel <strong>van</strong> het<br />

eerste trimester <strong>van</strong> het schooljaar 2005-206 fantastisch les kunnen geven. Op het einde <strong>van</strong> de<br />

laatste les heb ik daar dan ook in beide klassen spontaan applaus voor gekregen. De leerlingen<br />

hebben hun waardering voor het project niet onder stoelen of banken gestoken. Ook heel wat <strong>van</strong><br />

mijn collega’s waren geïnteresseerd in de resultaten <strong>van</strong> mijn opzoekingen.<br />

Er is nog steeds heel wat boeiend onderzoekswerk te doen, en op het einde <strong>van</strong> deze paper<br />

geef ik dan ook een overzicht <strong>van</strong> wat nog onderzocht kan worden, maar omdat er – in het kader <strong>van</strong><br />

mijn studie - ook nog andere vakken af te leggen zijn, zie ik mij – met bijzonder veel spijt in het hart<br />

– genoodzaakt om dit hier stilaan af te ronden. Nog nooit heb ik voor gelijk welke opleiding een<br />

werk mogen maken, dat mijn leven en dat <strong>van</strong> heel wat anderen zo ingrijpend heeft veranderd. Ik<br />

blijf dan ook - mede in naam <strong>van</strong> al de mijnen - de professoren Didier Pollefeyt, Lieve Gevers en<br />

Johan Verstraeten altijd dankbaar dat ik dit heb mogen doen.<br />

Tot slot wil ik eindigen met wat Sylvie mij schreef in een mail <strong>van</strong> 16 december 2005: “Oliver<br />

[Lednicer, Sylvies husband] went to Washington, DC to the Holocaust Museum, and told the<br />

director of the Shoah Foundation my whole story, including of course the result of your tracing of<br />

me through their organization. He was very excited and wants a copy of my speech and all the<br />

photos of the past as well as the reunions, which Oliver promised he would send. He was<br />

particularly interested in you and your part in this whole story. He told Oliver that he wanted to put<br />

all the information on their website, and possibly mount an exhibit at the museum of this whole<br />

wonderful story. When I get my strength back and send him photos and the speech, I will let you<br />

know what he intends to do. It's fantastic how my life has changed since you came into it!”<br />

Jan Maes<br />

30 juli 2006<br />

5


Figuur 1 Sylvie Reichman, 1941 (Archief Sylvie<br />

Lednicer-Reichman)<br />

Figuur 2 Dora Sluys, 9.1942 (Archief Dora<br />

Eikelboom-Sluys)<br />

Figuur 3 De reünie <strong>van</strong> Sylvie Lednicer-Reichman (links) en Dora Eikelboom-Sluys (rechts), 8.11.2005<br />

(Archief Sylvie Lednicer-Reichman)<br />

Figuur 4 Vooraan <strong>van</strong> links naar rechts:<br />

Josephine <strong>van</strong> Engel, Han Rooze, Sylvieke<br />

Reichman, Joop Rooze; achteraan Lies Rooze,<br />

Truus <strong>van</strong> Buuren en Henri Rooze, zomer 1943<br />

(Archief Lies Quak-Rooze)<br />

Figuur 5 De reünie <strong>van</strong> Jaap Rooze (links), Lies<br />

Rooze, Joop Rooze, Sylvie Lednicer-Reichman en<br />

Han Rooze (rechts), 11.9.2005 (Archief Sylvie<br />

Lednicer Reichman)<br />

6


INHOUDSTAFEL<br />

Woord vooraf 2<br />

Inhoudstafel 6<br />

Inleiding 8<br />

De hermeneutishe knooppunten m.b.t. de Shoah in het algemeen 12<br />

Hoofdstuk I. De omstanders, helpers en redders 14<br />

0. Hermeneutische knooppunten m.b.t. de omstanders en helpers 14<br />

1. De omstanders 15<br />

1.1. De grootvader: Médard Schuyten 15<br />

1.2. De kleinzoon: Wim Schuyten 25<br />

2. De helpers en redders 26<br />

2.1. De kleindochter: Julia Schuyten en haar echtgenoot, Klaas Sluys 26<br />

2.1.1. Julia Schuyten vertelt over de vooroorlogse jaren <strong>van</strong> haar echtgenoot Klaas Sluys 27<br />

2.1.2. De oorlogsjaren 29<br />

2.1.3. De na-oorlogse jaren 42<br />

2.2 De zoon: Henri Schuyten en zijn echtgenote, Margriet Oudheusden 43<br />

2.3 De kleinzoon: René Schuyten en zijn verloofde/echtgenote Nelly Opstelten 45<br />

2.4 De geloofsgenoten 59<br />

2.4.1. De zoon: Charles Hendrickx en zijn echtgenote, Yvonne Noë 59<br />

2.4.2. De vader: Door Hendrickx en zijn echtgenote, Philomena Coenen 61<br />

2.4.3. Henri Rooze en zijn echtgenote, Truus <strong>van</strong> Buuren 62<br />

2.5 De geloofsgenoten en vrienden 66<br />

2.5.1. John Polderman en zijn echtgenote, Lea 67<br />

2.5.2. Toine Rooze en zijn broer Bertus Rooze 67<br />

3. De ethiek <strong>van</strong> verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de helpers, redders en omstanders 69<br />

Hoofdstuk II. De <strong>slachtoffers</strong> 80<br />

0. Hermeneutische knooppunten m.b.t. de <strong>slachtoffers</strong> 80<br />

1.De overlevenden 80<br />

1.1 Edith Hönig 80<br />

1.2 De familieleden <strong>van</strong> Edith Hönig 90<br />

1.3 Sylvie Reichman 109<br />

1.4 De familieleden <strong>van</strong> Sylvie Reichman 118<br />

1.5 Judentransport XX 135<br />

2. De doden 137<br />

2.1. Hersz Nadel en zijn familie 138<br />

2.2. Myriam Grosz-Reichman en haar drie kinderen: Paula, Alexander en Anni 145<br />

3. De ethiek <strong>van</strong> verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de <strong>slachtoffers</strong> 149<br />

Hoofdstuk III. De <strong>daders</strong> 151<br />

0. Hermeneutische knooppunten m.b.t. de <strong>daders</strong> 151<br />

1. De machthebber: rechter Dr. Baudisch 152<br />

2. De bevelhebbers: Max Werner en Erich Holm 157<br />

3. De gehoorzamers: 159<br />

4. De Schreibtischtäter en mede<strong>daders</strong> (collaborateurs) 160<br />

4.1. De verklikker: Gustaaf De Schutter 162<br />

4.2. De jodenjager: Louis Debra 164<br />

4.3. De oorlogsburgemeester : Staf Van Sintjan (oorlogsburgemeester in Boechout) 180<br />

5. De beulen 184<br />

6. De ethiek <strong>van</strong> verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de <strong>daders</strong> 197<br />

Besluit 200<br />

Bibliografie 203<br />

Nog te doen 209<br />

Bijlagen 211<br />

7


INLEIDING<br />

“In-depth studies of perpetrators, victims, and rescuers have provided a<br />

wealth of pertinent and detailed rele<strong>van</strong>t information that can be used to<br />

illustrate the moral problems that people encountered and identify the<br />

principal difficulties in trying to make assessments of moral<br />

responsibility” 17 .<br />

David H. Jones<br />

Kiezen of niet kiezen, dat was de vraag waarmee omstanders, <strong>slachtoffers</strong> én <strong>daders</strong> soms<br />

dagelijks werden geconfronteerd gedurende de hele vervolging <strong>van</strong> de joden. Met deze studie, die<br />

vooral gebaseerd is op eigentijdse documenten en latere getuigenissen zullen we proberen de morele<br />

problemen te expliciteren waarmee een groep <strong>van</strong> overwegend protestantse helpers, joodse<br />

<strong>slachtoffers</strong> en Vlaamse <strong>daders</strong> uit het Antwerpse geconfronteerd werden, toen hun levens in de loop<br />

der oorlogsjaren met elkaar verweven geraakten, om op basis daar<strong>van</strong> te zien of het mogelijk is om<br />

meer dan zestig jaar na de feiten nog een oordeel uit te spreken over de morele verantwoordelijkheid<br />

die individuen toen, in een extreme situatie <strong>van</strong> oorlog en vervolging, door het al dan niet maken <strong>van</strong><br />

keuzes aan de dag hebben gelegd.<br />

Wat maakt deze paper zo bijzonder? Over de rol <strong>van</strong> protestanten bij de hulp aan joden tijdens<br />

de Tweede Wereldoorlog is nog niet veel gepubliceerd. Zeker niet over protestantse hulp aan joden<br />

in het Antwerpse 18 . Met deze paper schrijven we dan ook echt een stukje geschiedenis.<br />

Ten tweede is dit geen literatuurstudie of synthese <strong>van</strong> wat her en der reeds gepubliceerd is,<br />

maar is de neerslag het resultaat <strong>van</strong> nieuw onderzoek. We hebben er bewust voor gekozen om de<br />

literatuur die over dit onderwerp reeds bestaat tot een minimum te beperken, en ons in de eerste<br />

plaats te baseren op tot nog toe nog niet of nauwelijks ontsloten archiefmateriaal, foto’s,<br />

getuigenissen en gesprekken met joodse overlevenden <strong>van</strong> de jodenvervolging in Antwerpen,<br />

(telefonische) gesprekken én e-mails met de nabestaanden <strong>van</strong> joden én hun protestantse helpers. De<br />

bibliografie geeft een goed beeld <strong>van</strong> waar we overal naar origineel materiaal hebben gezocht. Het<br />

resultaat mag gezien worden. <strong>Een</strong> aantal gevonden stukken zijn zonder meer uniek en hebben een<br />

belangrijke, historische waarde 19 .<br />

17 D. JONES, Moral Responsibility in the Holocaust. A study in the Ethics of Character, Lanham – Bulder –<br />

New York – Oxford, Rowman & Littlefield Publishers, 1999, p. 5.<br />

18 In de inleiding <strong>van</strong> zijn boek schrijft overlevende Sylvain Brachfeld in 1997 nog: “Als een <strong>van</strong> de Belgische<br />

overlevenden voel ik mij sinds de bevrijding verplicht het <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> mijn overleven en <strong>van</strong> het overleven<br />

<strong>van</strong> andere joodse kinderen en volwassenen, te vertellen. Zoals je verder zal kunnen lezen, is dit overleven<br />

enkel mogelijk geweest dankzij de hulp <strong>van</strong> burgers, die daarbij grote risico’s genomen hebben. (…) Over de<br />

kampen in Oost-Europa is er al heel veel geschreven; over de redding <strong>van</strong> de joden in West-Europa erg<br />

weinig. Dit onderdeel <strong>van</strong> de shoa is vooral belangrijk omdat de plaatselijke, niet-joodse bevolking hier<br />

rechtstreeks bij betrokken was. Het bewijst dat, met de hulp <strong>van</strong> anderen, talrijke joden konden overleven.”<br />

S. BRACHFELD, “Ze hebben het overleefd”, Brussel, VUBPRESS, 1997, p.11.<br />

19 Zo vonden we in de strafdossiers <strong>van</strong> Debra en <strong>van</strong> Van Sintjan bijvoorbeeld duidelijke foto’s <strong>van</strong><br />

respectievelijk het hoofd <strong>van</strong> de Sipo-SD te Antwerpen, Hauptsturmführer Dr. Max Werner, en <strong>van</strong> de<br />

oorlogsburgemeester <strong>van</strong> Boechout, Staf Van Sintjan, zelf. Er was tot nog <strong>van</strong> beide personen geen foto uit de<br />

oorlogsjaren bekend. Het was historicus Lieven Saerens die mij, n.a.v. de foto <strong>van</strong> Werner, daarop wees. Staf<br />

Van Sintjan zou enkele jaren voor zijn dood zelf zijn ganse archief hebben opgestookt, én noch de<br />

Heemkundige Kring <strong>van</strong> Boechout, noch de gemeente Boechout zelf beschikten over zo’n foto. Edith Hönig<br />

had tot nu toe slechts een deel <strong>van</strong> haar <strong>verhaal</strong> op papier gezet n.a.v. haar aanvraag <strong>van</strong> de Yad-<br />

Vashemmedaille voor Klaas Sluys en Julia Schuyten. Het meerendeel <strong>van</strong> haar getuigenis echter is nu pas<br />

n.a.v. dit project aan het papier toevertrouwd. De balansen <strong>van</strong> 1944 en 1945 <strong>van</strong> Klaas Sluys’ firma<br />

“Indrustrie & Handelsmaatschappij Boechout” werden bewaard door zijn dochter Dora Sluys. Zij werpen een<br />

nieuw licht op de kostprijs <strong>van</strong> het onderduiken. Haar broer, Marnix Sluys, bezorgde mij een kopie <strong>van</strong> het<br />

volledige Feldkommandatur-vonnis <strong>van</strong> zijn vader Klaas Sluys. Margaret Hickman-Schuyten, de dochter <strong>van</strong><br />

Julia’s broer, René Schuyten, vond in haar zoektocht naar documenten, een Engelse vertaling <strong>van</strong> haar vaders<br />

originele oorlogsdagsboek <strong>van</strong> 9 mei tot 30 mei 1940. Hij was tijdens de dagen <strong>van</strong> de Achttiendaagse<br />

Veldtocht soldaat in het Belgische leger. Margaret ontdekte zopas, bij de opruim <strong>van</strong> haar huis, eveneens de<br />

ca. 500 bladzijden tellende, volledige briefwisseling tussen haar beide ouders <strong>van</strong> 1938 tot 1948, die ze prompt<br />

8


Wilden we ons vervolgens een zo genuanceerd mogelijk beeld kunnen vormen <strong>van</strong> de<br />

individuele keuzes die mensen toen al of niet hebben gemaakt, dan was het absoluut noodzakelijk<br />

om zo veel mogelijk nog bestaand materiaal te verzamelen over zo veel mogelijk betrokken partijen.<br />

Het is vrij uitzonderlijk dat we zoveel materiaal hebben kunnen vinden over vrijwel alle personen<br />

(en hun naaste familieleden en/of nabestaanden) die voorkomen in het <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> Julia Schuyten,<br />

Tenminste Sylvieke. We wilden immers de stellingen <strong>van</strong> de Amerikaanse filosoof David Jones in<br />

zijn Moral Responsability in the Holocaust 20 toetsen aan deze concrete casus, maar daarvoor hadden<br />

we voldoende documentatiemateriaal nodig over de helpers, de <strong>slachtoffers</strong> én over de <strong>daders</strong>. Jones<br />

stelt zijn boek: “In general, my aim is not to make judgements about the blameworthiness or<br />

praiseworthiness of particular individuals. The main reason is that in most cases hardly anything is<br />

known about individuals. Information that does exist about particular persons is often either not<br />

directly rele<strong>van</strong>t or not sufficiently detailed to justify a moral judgment.” 21 Meer dan 60 jaar na de<br />

feiten, en op een moment dat de meeste volwassen betrokkenen <strong>van</strong> toen inmiddels overleden zijn -<br />

zodat we ons vooral moeten baseren op documenten, aangevuld met getuigenissen <strong>van</strong> hun<br />

nabestaanden -, blijft het toch een gewaagde onderneming om op basis <strong>van</strong> nochtans gedetailleerde,<br />

rele<strong>van</strong>te informatie (soms uit tweede hand) op het einde <strong>van</strong> elk hoofdstuk eerst te oordelen of<br />

David Jones’ opvattingen m.b.t. de individuele morele verantwoordelijkheid de toets met de<br />

concrete realiteit doorstaan, en als dat het geval blijkt te zijn, vervolgens te kijken of we ons een<br />

voorzichtig en voorlopig oordeel kunnen vormen over de individuele morele verantwoordelijkheid<br />

<strong>van</strong> de in dit <strong>verhaal</strong> genoemde betrokkenen 22 .<br />

Deze paper is opgevat als een “four in one”-paper. Het is de bedoeling om vier verschillende<br />

objectieven tegelijkertijd proberen te realiseren. Het is namelijk zo dat er in dit project zoveel tijd<br />

aan het noodzakelijke opzoekingswerk is gekropen, dat we, om wat tijd te sparen, gekozen hebben<br />

voor de integratie <strong>van</strong> vier werstukken in één geheel: ten eerste de paper voor het vak Kerk en<br />

Theologie in de Nieuwste Tijd <strong>van</strong> professor Lieve Gevers, ten tweede de paper voor het vak Ethiek<br />

<strong>van</strong> vrede, oorlog en internationale betrekkingen <strong>van</strong> professor Johan Verstraeten, ten derde het hele<br />

<strong>verhaal</strong> voor alle joodse, protestantse en andere betrokkenen en hun nabestaanden, en tenslotte een<br />

katern voor mijn eigen cursus godsdienst voor het vijfdejaar ASO, waarmee ik in het schooljaar<br />

2006-2007 les zal geven. Vermits elke invalshoek zijn eigen rijkdom heeft, onstaat uit deze crossover<br />

- zo hoop ik althans – een win-win situatie voor iedereen. Het wordt dus een aanzet tot ethische<br />

reflectie over de individuele morele keuzes die concrete mensen uit onze (Antwerpse) omgeving met<br />

betrekking tot de vervolging <strong>van</strong> joden tijdens de Tweede Wereldoorlog al dan niet hebben gemaakt.<br />

Het wil ook de lezer aanzetten tot zelfreflectie over zijn of haar eigen morele keuzes, nu en in de<br />

toekomst. Maar om te weten wat ieder <strong>van</strong> ons kan doen om te voorkomen dat het ooit opnieuw<br />

gebeurt, moeten we eerst onderzoeken hoe het ooit (bij individuele personen) zover is kunnen<br />

voor mij op cd liet kopiëren! Ik vraag me ook af of de schokkende procesverbalen, met daarin het <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong><br />

wat overlevende Wilhelm Karfiol in Auschwitz meemaakte, reeds gekend waren.<br />

20 D. JONES, Moral Responsibility in the Holocaust. A study in the Ethics of Character, Lanham – Bulder –<br />

New York – Oxford, Rowman & Littlefield Publishers, 1999. Het boek was mij eerder aangeraden door<br />

professor Didier Pollefeyt – maar wegens tijdsgebrek had ik het in 2005 niet meer gelezen gekregen. Toen<br />

professor Johan Verstraeten enthousiast inging op mijn voorstel om voor zijn vak, Ethiek <strong>van</strong> vrede, oorlog en<br />

internationale betrekkingen,dit boek, dat heel sterk de nadruk legt op de rol <strong>van</strong> de indivuele keuze en<br />

verantwoordelijkheid, te toetsen aan de keuzes en verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de personen waar ik onderzoek<br />

naar verrichtte, was dat voor mij een geschenk uit de hemel. Het gaf mij immers de gelegenheid om mijn<br />

onderzoekswerk nog enkele maanden langer voort te zetten, en het historisch gedeelte te confronteren met de<br />

ethiek <strong>van</strong> concrete <strong>daders</strong>, <strong>slachtoffers</strong> en omstanders; iets waaraan Jones zich niet gewaagd heeft, omdat hij<br />

er<strong>van</strong> overtuigd was dat er meestal onvoldoende geweten is over individuen om daarover een oordeel uit te<br />

spreken.<br />

21 D. JONES, Moral Responsibility, p. 8.<br />

22 Andere, nog niet bestudeerde of ontdekte documenten of getuigenissen kunnen soms nog een heel ander<br />

licht werpen op bepaalde feiten, keuzes of personen. Zo heeft de brief <strong>van</strong> 1.11.1944 <strong>van</strong> de jood, Jacob<br />

Rodriguez, waarin hij uitvoerig en zeer gedetailleerd uiteenzet hoe de radicale VNV-oorlogsburgemeester <strong>van</strong><br />

Boechout, Staf <strong>van</strong> Sintjan, op kritieke momenten hem persoonlijk heeft geholpen de oorlog te overleven, ons<br />

verplicht ons oordeel over Van Sintjan meer te nuanceren. (Strafdossier Van Sintjan, Archief Auditoraat-<br />

Generaal, Brussel)<br />

9


komen 23 . Eerst proberen we op basis <strong>van</strong> enkele individuele dossiers een diagnose te stellen, om dan<br />

te proberen een remedie te vinden of maatregelen ter preventie voor te stellen. Verder onderzoek zal<br />

dan moeten uitwijzen of andere individuele dossiers onze bevindingen bevestigen.<br />

De structuur <strong>van</strong> dit werkstuk is in grote lijnen gebaseerd op de structuur <strong>van</strong> de paper die ik<br />

in 2005 maakte voor het vak Christendom en Jodendom <strong>van</strong> professor Pollefeyt. Toch zijn er enkele<br />

opmerkelijke verschilpunten. De paper die geconcipieerd was volgens het draaiboek <strong>van</strong> een<br />

(electronische) ‘in de kijker’ voor de Thomaswebsite 24 <strong>van</strong> de Faculteit Godgeleerdheid <strong>van</strong> de<br />

K.U.Leuven, met heel wat links en foto- en videomateriaal om het allemaal wat visueler te maken,<br />

werd ontdaan <strong>van</strong> alle godsdienstdidactische elementen en achtergrondliteratuur 25 . Waar nodig werd<br />

die laatste verwekt in de voetnoten. Het leek mij wel zinvol de hermeneutische knooppunten bij het<br />

begin <strong>van</strong> elk hoofstuk te behouden als “eye-opener”, om <strong>van</strong> daaruit het kritisch-analytisch<br />

nadenken <strong>van</strong> de lezer te stimuleren. In de voor de meeste leerlingen minder interessante bibliografie<br />

achteraan, werden tenslotte ook enkel in de paper zelf geciteerde werken opgenomen.<br />

Om te beginnen sommen we gewoon een heel aantal hermeneutische knooppunten op m.b.t.<br />

de shoa, die in de loop der jaren naar boven zijn komen drijven, als zijnde spanningsvelden en<br />

interpretatiekaders die terugverwijzen naar uiteenlopende levensbeschouwelijke<br />

vooronderstellingen. Hiermee wil ik aantonen waarom het zinvol is om de dag <strong>van</strong> <strong>van</strong>daag ons nog<br />

steeds te buigen over wat historicus Rudi Van Doorslaer “een unicum in de Belgische geschiedenis”<br />

noemt 26 .<br />

In tegenstelling tot het bekende boek, Daders <strong>slachtoffers</strong> omstanders, <strong>van</strong> de judeocidehistoricus<br />

Raoul Hilberg 27 hanteer ik in deze paper een omgekeerde volgorde, en komen eerst de<br />

omstanders en helpers aan bod. Dat komt omdat Médard Schuytens’ oorlogsdagboek een<br />

belangrijke, historische bron is, die tevens een goed beeld geeft <strong>van</strong> wat een opmerkzame, zich zo<br />

goed mogelijk informerende Antwerpse omstander indertijd kon weten i.v.m. de identificatie en<br />

registratie <strong>van</strong> zijn joodse stadsgenoten, hun vervolgens progressief toenemende uitsluiting uit het<br />

openbaar en economisch leven, hun isolatie en concentratie, om tenslotte uit te monden in hun<br />

23 Voor alle duidelijkheid: We beperken ons hiervoor dus tot de keuzes (en niet-keuzes) <strong>van</strong> de door ons<br />

bestudeerde individuele dossiers. Hoe de nazi’s in Duitsland aan de macht kwamen bijvoorbeeld, komt dus<br />

niet aan bod.<br />

24 “<strong>Een</strong> 'in de kijker' is een publiek toegankelijk document op Thomas<br />

(www.kuleuven.ac.be/thomas/actualiteit/indekijker) <strong>van</strong> maximaal 10.000 woorden (= ongeveer 20<br />

bladzijden). Daarbij wordt op een paradigmatische manier een bepaald levensbeschouwelijk, religieus of<br />

theologisch geladen of te laden onderwerp in de geest <strong>van</strong> de nieuwe leerplannen op een<br />

godsdienstpedagogisch en didactisch verantwoorde en rele<strong>van</strong>te manier ontwikkeld wordt. <strong>Een</strong> in de kijker<br />

wordt ter beschikking gesteld <strong>van</strong> leerkrachten godsdienst secundair onderwijs in zowel ASO, TSO/KSO als<br />

BSO.” Draaiboek ‘in de kijker’ 2005-2006. http://alo.theo.kuleuven.ac.be/Draaiboek_indekijker.doc. Mijn<br />

paper telde maar liefst 109 bladzijden. Het was de bedoeling dat dit materiaal in de loop <strong>van</strong> de komende jaren<br />

zou uitmonden in een electronische versie. Vermits ik echter het materieel eerst wilde uittesten in de klas, en er<br />

nog bjkomend opzoekingswerk vereist was, werd dit voorlopig nog even uitgesteld. Het zal dan ook bijzonder<br />

moeilijk worden om met het oog op deze ‘in de kijker’ in dit rijke materieel te gaan snoeien, om een geheel<br />

over te houden <strong>van</strong> slechts 20 bladzijden. Toch hebben mijn vijfdejaarsleerlingen al een hint gegeven door het<br />

het lesmateriaal <strong>van</strong> het eerste trimester te evaluaeren. Het resultaat hier<strong>van</strong> werd op de website <strong>van</strong> De <strong>Living</strong><br />

geplaatst: Resultaat evaluatie: cursus godsdienst 1 e sem. kerst 2005 (vijfde jaar), http://users.pandora.be/deliving/5ejaar/Resultaat%20Evaluatieformulier%20kerst%202005.doc.<br />

25 Die zijn te vinden in de paper voor professor Pollefeyt. http://www.deliving.be/vervolging/Daders%20<strong>slachtoffers</strong>%20omstanders.doc.<br />

Indien in de toekomst er op basis <strong>van</strong> deze<br />

werkstukken effectief een ‘in de kijker’ over de holocaust op de Thomaswebsite wordt geplaatst, dan zullen,<br />

ten behoeve <strong>van</strong> de godsdienstleerkrachten die daarmee willen werken, die godsdienstdidactische elementen<br />

en achtergrondliteratuur <strong>van</strong>zelfsprekend hierin worden opgenomen. Maar de doelgroepen waarvoor déze<br />

paper werd geschreven, hebben daar toch minder boodschap aan.<br />

26 “In Antwerpen zijn in de nazomer <strong>van</strong> 1942 in enkele weken tijd 10.000 tot 15.000 mensen verdwenen. Dat<br />

is toch niet weinig, dat is een unicum in de Belgische gschiedenis. Het heeft me altijd verbaasd dat daar zo<br />

weinig over geschreven is, in welke vorm ook, historisch onderzoek of fictie zelfs.” A. OTTE, “Dit is geen<br />

oude geschiedenis”, in De Standaard, 16 november 2005.<br />

27 R. HILBERG, Daders <strong>slachtoffers</strong> omstanders. De joodse catastrofe 1933-1945. Vertaald door P. VAN DER<br />

KAAIJ, Haarlem, Uitgeverij J.H. Gottmer – H.J.W. Becht, 1992.<br />

10


utale arrestatie en de daarop volgende deportatie en exterminatie 28 . Het is logisch dat onmiddellijk<br />

op deze door Médard Schuyten geschetste historische context, het getuigenis <strong>van</strong> zijn kleindochter<br />

Julia Schuyten volgt. Het vormt immers het kern<strong>verhaal</strong> waarop deze hele paper is gebaseerd. In<br />

plaats <strong>van</strong> anonieme personen in het dagboek <strong>van</strong> Médard, krijgen nu helpers, <strong>slachtoffers</strong> en <strong>daders</strong><br />

een naam, een gezicht en een eigen <strong>verhaal</strong>. Naast Julia, konden we ook nog verschillende andere,<br />

meestal eveneens protestantse helpers opsporen 29 . Het bleek hier niet te gaan om een georganiseerd<br />

protestants netwerk, maar om individuen die elkaar kenden, en die blijkbaar op elkaar beroep<br />

konden doen in tijden <strong>van</strong> nood. Bij de bespreking hier<strong>van</strong> konden we soms niet anders dan wat<br />

vooruit te lopen op de verhalen <strong>van</strong> de joden, (en in mindere mate ook op die <strong>van</strong> de <strong>daders</strong>) die we<br />

pas in het tweede (en derde) hoofdstuk zullen behandelen. <strong>Een</strong> probleem is immers dat de verhalen<br />

<strong>van</strong> helpers, <strong>slachtoffers</strong> én <strong>daders</strong> op sommige momenten, zoals op het moment <strong>van</strong> een inval, zeer<br />

sterk met elkaar verbonden zijn, en dan ook onmogelijk <strong>verhaal</strong>technisch <strong>van</strong> elkaar gescheiden<br />

kunnen worden, zonder hier en daar in herhaling te vallen. Het zij zo.<br />

In het tweede hoofdstuk laten we eerst Edith Hönig aan het woord. Zij geeft immers heel veel<br />

nieuwe informatie over de eerste groep <strong>van</strong> door Julia en haar echtgenoot Klaas verborgen joden.<br />

We hebben ook getracht de opeenvolging <strong>van</strong> verschillende gebeurtenissen in haar <strong>verhaal</strong> qua<br />

chronologie zo accuraat mogelijk te dateren. Van Sylvieke Reichman hebben we na heel veel<br />

opzoekingswerk de volledige stamboom kunnen reconstrueren. Van verschillende nooit<br />

teruggekeerde kinderen wist niemand in de familie de naam. Er zijn slechts enkele overlijdensdata<br />

die we (nog) niet hebben kunnen vinden 30 . Het opzoekingswerk heeft ook een pak interessant<br />

materiaal opgeleverd over het milieu waaruit Sylvie, maar ook haar op 31 januari 1943 bij Klaas<br />

Sluys opgepakte tante, Myriam Reichman, en haar drie kinderen, uit afkomstig waren. Bijna alle<br />

mannen langs vaders- én langs moederskant waren werkzaam in de diamantsector.<br />

In het derde hoofdstuk komen er een reeks <strong>daders</strong> aan bod, maar gaan we maar op twee er<strong>van</strong><br />

dieper in, nl. diegenen die op die bewuste 31 januari 1943 aanwezig waren bij de inval bij Klaas<br />

Sluys in Boechout 31 . Vooral het goed gedocumenteerde geval <strong>van</strong> jodenjager Louis Debra zal de<br />

ethiek <strong>van</strong> de verantwoordelijkheid <strong>van</strong> de <strong>daders</strong> scherp stellen. Op zijn proces in 1949 werd<br />

immers tegen hem de doodstraf geëist, en kreeg hij levenslang; een vonnis waartegen hij in beroep<br />

ging, om tenslotte, op basis <strong>van</strong> een zeer uitvoerig psychiatrisch rapport, in 1950 vijftien jaar<br />

internering te krijgen. In het strafdossier <strong>van</strong> de radicale VNV-oorlogsburgemeester <strong>van</strong> Boechout,<br />

Staf Van Sintjan, staat niets over de inval bij Sluys, waarbij hij nochtans aanwezig was. We hebben<br />

daarvoor een verklaring gevonden 32 . Na de oorlog zullen de protestant Klaas Sluys en de katholiek<br />

Staf Van Sintjan nog op zeer gespannen voet met elkaar komen te staan. Het is een goed <strong>verhaal</strong> om<br />

het historisch gedeelte mee af te sluiten. Zoals we op het einde <strong>van</strong> elk hoofdstuk hebben gedaan,<br />

sluiten we ook dit laatste hoofdstuk af met een ethische reflectie; dit keer op de verantwoordelijkheid<br />

<strong>van</strong> de <strong>daders</strong> uit deze casus. Ook hier zullen we nagaan of David Jones’ stellingen de toets <strong>van</strong> de<br />

concrete realiteit kunnen doorstaan.<br />

Na een algemeen besluit en de bibliografie, som ik nog even die zaken en dossiers op die –<br />

wegens tijdsgebrek – nog niet onderzocht werden, en waar ongetwijfeld nog boeiend aanvullend<br />

materiaal in zal gevonden worden. Tenslotte geef ik in bijlage nog een aantal belangrijke<br />

documenten mee, die <strong>van</strong> cruciaal belang waren in ons <strong>verhaal</strong>.<br />

28 Op deze wijze krijgen we dan toch al een eerste indruk <strong>van</strong> de anti-joodse politiek <strong>van</strong> de nazi’s, die <strong>van</strong> de<br />

Antwerpenaars omstanders en <strong>van</strong> de joden <strong>slachtoffers</strong> maakte. De individuele <strong>daders</strong> zelf zullen vooral pas<br />

in het derde hoofdstuk worden behandeld.<br />

29 Dat was ook de uitdrukkelijke vraag <strong>van</strong> professor Lieve Gevers.<br />

30 Het zijn vooral de sterfdata <strong>van</strong> de familie Karfiol-Grunspan. Hun enige (klein)dochter, Liliane Zawadski<br />

wenste om emotionele redenen niet mee te werken aan het onderzoek.<br />

31 Wegens tijdsgebrek konden we – jammer genoeg - de strafdossiers <strong>van</strong> Jan Schuermans, eveneens aanwezig<br />

op die bewuste nacht in Boechout, en dat <strong>van</strong> Félix Lauterborn, die samen met Debra, de invallen bij de<br />

families Hendrickx in Edegem heeft geleid, niet meer opvragen.<br />

32 Voor alle duidelijkheid: Staf Van Sintjan werd in 1963 in ere hersteld.<br />

11


HERMENEUTISCHE KNOOPPUNTEN M.B.T. DE SHOA IN HET<br />

ALGEMEEN 33<br />

Je schrijft: “Er is geen Vlaming of hij heeft racistische reflexen. Ik ook!”<br />

“Klopt. Je moet dat niet overdrijven, want ik zeg niet dat alle Vlamingen<br />

doorwinterde racisten zijn. Ik geloof dat elke mens racistische reflexen heeft. Je<br />

moet eens Marokkanen bezig horen over joden of Vlamingen. Of joden over<br />

Marokkanen. De ergernis tegen het vreemde is een natuurlijke reflex. Dat betekent<br />

niet dat het een goede reflex is. Dat besef ontbreekt vaak. Mensen beginnen hun<br />

racisme te rationaliseren. Ze zeggen: Het is logisch dat ik niet <strong>van</strong> Marokkanen hou,<br />

want onze cultuur is superieur aan die <strong>van</strong> hen.” 34<br />

12<br />

Tom Naegels<br />

Hebben de meeste jongeren (én volwassenen) voldoende weet <strong>van</strong> de jodenvervolgingen (en<br />

<strong>van</strong> andere genocides), <strong>van</strong> antisemitisme en racisme? Hebben ze voldoende kennis om te oordelen<br />

over de verschillende keuzes die men zowel toen als nu, zowel individueel als collectief (niet)<br />

kon/kan maken? Wordt hun houding nog bepaald door de eigen familiegeschiedenis tijdens de<br />

Tweede Wereldoorlog, in zoverre ze nog gekend is? In welke mate wordt hun eigen houding bepaald<br />

door hun huidige politieke voorkeur? In welke mate wordt hun houding bepaald door positieve of<br />

negatieve ervaringen met “die anderen”?<br />

Het lijkt gemakkelijk om (een hele tijd) na de feiten over “anderen” een oordeel te vellen.<br />

Maar dit dossier wil ook aantonen dat ook <strong>van</strong>daag ieder <strong>van</strong> ons <strong>van</strong>daag keuzes kan maken… of<br />

niet. Deze problematiek vraagt in ieder geval de wil om zich grondig te informeren, te nuanceren én<br />

zich te engageren. Sommige jongeren zijn nauwelijks op de hoogte <strong>van</strong> de shoah (of de holocaust),<br />

terwijl anderen klagen over “overkill”. Jongeren met een ruime interesse voor geschiedenis zijn<br />

meestal erg goed op de hoogte. Andere jongeren kennen soms enkel de grote lijnen, en nog andere<br />

vallen compleet uit de lucht. Vooral onder allochtone jongeren is de onwetendheid soms erg groot.<br />

Centraal bij dit onderwerp staan de vragen:<br />

• Wat is er precies met de joden gebeurd tijdens de Tweede Wereldoorlog? Wisten de<br />

Vlamingen hier<strong>van</strong>, en wat was hun reactie?<br />

• Wat zou ik in hun positie gedaan hebben?<br />

• Hoe is het ooit zover kunnen komen, en wat kunnen/moeten wij doen om te voorkomen dat<br />

het ooit opnieuw gebeurt?<br />

Hermeneutische knooppunten<br />

Vanuit de historische werkelijkheid dringen vragen zich op als:<br />

• “Wie vergeet, is gedoemd om te herhalen,” zegt de joodse overlevende en<br />

Nobelprijswinnaar Elie Wiesel. Klopt dat? Kan kennis (<strong>van</strong> de geschiedenis) dit<br />

voorkomen?<br />

• Wordt niet te snel en te gemakkelijk geoordeeld over het handelen of niet handelen <strong>van</strong><br />

mensen in verleden?<br />

• Kunnen wij <strong>van</strong>daag eigenlijk nog wel oordelen over feiten die zo ver achter ons liggen?<br />

33 D.w.z. hermeneutische knooppunten m.b.t. de shoah die niet onder te brengen zijn bij de afzonderlijke<br />

hoofstukken over (inviduele) omstanders, <strong>slachtoffers</strong> en <strong>daders</strong>.<br />

34 Dit citaat wordt vervolgd door: “Je laat in Los een man zeggen: “Ik ben bang dat ze onze monumenten<br />

zullen verwoesten.”“Dat is een typische reflex, niet los te zien <strong>van</strong> de sfeer <strong>van</strong> de voorbije vijf jaar, waarin<br />

alle schaamte overboord gegooid wordt als het gaat over de islam. Beweren dat moslims barbaren zijn die<br />

onze cultuur kapot maken, is een normaal standpunt geworden. Het wordt niet eens meer erkend als racisme.<br />

Eminente islamologen beweren dat soort zaken in hun boeken. Elke racist kan zich baseren op respectabele<br />

autoriteiten die eigenlijk hetzelfde zeggen.”<br />

T. NAEGELS over zijn roman Los, in Magazine Letters, 07 april 2005, p.12.


• Wat is het belang <strong>van</strong> de manier waarop we omgaan met het verleden? Kunnen we dat niet<br />

beter laten rusten en vooruit kijken, naar de toekomst?<br />

• Is het belangrijk om bv. zestig jaar na de feiten nog te trachten de waarheid te achterhalen?<br />

En als je door (nieuw) historisch onderzoek de waarheid nog hebt kunnen achterhalen, moet<br />

je ze dan publiek maken via een publicatie, een documentaire, het internet of een andere<br />

informatiedrager? Welke rechten heeft de waarheid? En hoe zit dat dan met de wet op de<br />

privacy?<br />

Vanuit de actuele werkelijkheid dringen vragen zich op als:<br />

• Welke aanpak prikkelt de interesse <strong>van</strong> jongeren in de shoah, doet hen bewust worden <strong>van</strong><br />

het gevaar <strong>van</strong> racisme (i.c. antisemitisme) toen en nu, maakt empathie mogelijk voor “de<br />

anderen” en brengt eventueel een begin teweeg <strong>van</strong> een andere houding tegenover<br />

“anderen”; én welke aanpak werkt contraproductief.<br />

• Zijn er parallellen tussen de houding tegenover de joden voor en tijdens de Tweede<br />

Wereldoorlog en de houding tegenover de allochtonen, asielzoekers, vluchtelingen <strong>van</strong>daag?<br />

• Is het correct en/of opportuun om de herdenking <strong>van</strong> de shoah te gebruiken als middel om<br />

extreem-rechts terug te dringen? Heiligt het doel de middelen?<br />

• Behoort een herhaling <strong>van</strong> de jodenvervolging in West-Europa tot de mogelijkheden, of<br />

heeft de mensheid na de Tweede Wereldoorlog voor eens en voor altijd haar les wel<br />

geleerd?<br />

• Is de jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog een uniek gebeuren, met niets anders<br />

te vergelijken; of is het een genocide als een ander, met dezelfde mechanismen en dezelfde<br />

dilemma’s? Is er bv. een wezenlijk verschil tussen de holocaust en de genocide in Rwanda?<br />

• Kan men in het onderwijs leerlingen weerbaar maken tegen dergelijke mechanismen en<br />

tegen totalitaire ideologieën; en als dat zo is, wat is dan daarvoor de meest aangewezen<br />

aanpak?<br />

• Welke rol zou de internationale gemeenschap kunnen/moeten spelen bij de preventie en<br />

repressie <strong>van</strong> genocides? Is het Internationaal Strafhof in Den Haag een efficiënt middel om<br />

toekomstige genocides te helpen voorkomen?<br />

• Wat is na een genocide het verschil tussen wraak en gerechtigheid? (Hoe) kunnen de tranen<br />

en jammerkreten <strong>van</strong> de stervende baby’s ooit gewroken worden? Wat is voor de<br />

kopstukken <strong>van</strong> zo’n genocide een gerechtvaardigde straf? Is er vergeving mogelijk voor<br />

deze kopstukken, die vaak (honderd)duizenden mensenlevens op hun geweten hebben, en<br />

vele anderen fysisch en/of psychisch voor het leven hebben getekend? Wat doe je hier met je<br />

spontane gevoelens <strong>van</strong> wraak, schuld, verdriet, angst, machteloosheid, kwaadheid, agressie<br />

en haat? Hoe moet een land waar een genocide heeft plaatsgevonden, daarna verder? Is er<br />

verzoening mogelijk tussen de groep “<strong>daders</strong>” en de groep “<strong>slachtoffers</strong>”?<br />

Vanuit de theologie dringen vragen zich op als:<br />

• Kan je na de shoah nog wel geloven in de goddelijke voorzienigheid, in de goedheid <strong>van</strong><br />

God, of zijn bestaan überhaupt? Is de shoah geen teken <strong>van</strong> de dood <strong>van</strong> God? Is het nog<br />

mogelijk te geloven in een God die dergelijke wreedheden toestaat? Was de shoah de wil<br />

<strong>van</strong> God? Wat vertellen de gruwelijkheden tegenover onschuldigen, en vooral het lijden <strong>van</strong><br />

ontelbare kinderen, over de aard <strong>van</strong> een God die zulke dingen laat gebeuren?<br />

• Als de aarde zich in het Oude Testament opende om Korach, Datan en Abiram te verslinden<br />

omdat ze op het altaar <strong>van</strong> de Heer vreemd vuur hadden geofferd (Numeri 16), waarom<br />

opende ze zich dan niet om Hitler, Eichman en Himmler te verslinden omdat ze in<br />

Auschwitz een vreemd vuur hadden gecreëerd waar<strong>van</strong> de vlammen tot in de hemel laaiden?<br />

Moet God niet worden aangeklaagd wegens medeplichtigheid aan, of tenminste nalatigheid<br />

bij misdaden tegen de menselijkheid? Of m.a.w.: kan je na Auschwitz nog wel geloven in de<br />

almacht <strong>van</strong> God?<br />

13


HOOFDSTUK I. DE OMSTANDERS, HELPERS EN<br />

REDDERS<br />

0. HERMENEUTISCHE KNOOPPUNTEN M.B.T. DE HELPERS<br />

• Zijn er bepaalde karaktertrekken of temperamenten die “typisch” zijn voor omstanders<br />

enerzijds en voor helpers anderzijds?<br />

• Zijn getuigenissen <strong>van</strong> omstanders en helpers betrouwbaar? Zijn zij bruikbaar in eventuele<br />

processen tegen de <strong>daders</strong>? Wat is de waarde <strong>van</strong> foto- en beeldmateriaal als<br />

bewijsmateriaal? Wat is “de waarheid”? Is dat de waarheid <strong>van</strong> de overwinnaars?<br />

• Hoe kan je geweldloos blijven in dergelijke situatie <strong>van</strong> onderdrukking en vervolging? Hoe<br />

kan je iets doen (voor de naaste) zonder in de spiraal <strong>van</strong> geweld te geraken die voor zovelen<br />

het einde betekent?<br />

• Hadden niet veel meer joden gered kunnen worden als de Vlamingen en andere volkeren<br />

zich massaal tegen de deportatie <strong>van</strong> de joden hadden verzet?<br />

• Wat zet(te) mensen ertoe aan om vreemdelingen of vervolgden (i.c.joden) te helpen en/of te<br />

verbergen?<br />

• Wat zet(te) mensen ertoe aan om te protesteren tegen de behandeling <strong>van</strong> vreemdelingen of<br />

vervolgden (i.c.joden)?<br />

• Wat zet(te) mensen ertoe aan om niets te doen, zelfs niet te protesteren tegen de behandeling<br />

<strong>van</strong> vreemdelingen of vervolgden (i.c.joden)?<br />

• <strong>Een</strong> <strong>van</strong> de argumenten die na een genocide vaak wordt bovengehaald, is de bewering dat<br />

men zegt dat men het niet wist: “Wir haben es nicht gewußt.”? Klopt dat? Is dat een geldig<br />

excuus?<br />

• Hoe is het mogelijk dat “omstanders” zich na de shoah gewoon aan hun dagelijkse<br />

bezigheden wijdden, alsof er niets gebeurd is? Hoe kon het leven gewoon doorgaan in een<br />

plaats waar de grond zo doordrenkt was <strong>van</strong> bloed, waar zoveel geesten <strong>van</strong> vermoorde<br />

mannen, vrouwen en kinderen rondzweven?<br />

• Is er verschil in houding tussen diegenen die voordien (een goed) contact hadden met de<br />

“vreemdelingen of vervolgden (i.c.joden)” en diegenen die nog nooit met hen in contact<br />

waren gekomen?<br />

• Valt het te voorspellen hoe je zelf zou reageren als je moest kiezen om vreemdelingen of<br />

vervolgden (i.c. joden) al of niet te helpen?<br />

• Hadden de geallieerden de (aanvoerlijnen naar) de vernietigingskampen moeten<br />

bombarderen?<br />

• Had het verzet (meer) jodentransporten moeten (proberen) tegen te houden?<br />

14


1. DE OMSTANDERS<br />

1.1. DE GROOTVADER: MÉDARD SCHUYTEN<br />

Figuur 6 Médard Schuyten, oktober 1943<br />

(Fragment <strong>van</strong> een foto, Archief Margaret<br />

Hickman-Schuyten)<br />

“De nodige aandacht voor de jodentransportaties, met af en toe verwijzingen naar reacties <strong>van</strong><br />

de Antwerpse man in de straat, was … terug te vinden in de begin 1945 verschenen dagboeknotities<br />

<strong>van</strong> de Antwerpse scheikundige prof. dr. M.C. Schuyten 35 , een overtuigd protestant die tijdens de<br />

oorlogsperiode troost had gevonden in de bijbel.” 36 Medard Schuyten was echter een bekeerling, die<br />

zelf niet zoveel naar de diensten ging <strong>van</strong> de protestantse kerk. Omdat zijn protestantse geloof, en<br />

dat <strong>van</strong> zijn zoon Henri, en diens oudste kinderen, Jeanne, Julia en René, een belangrijke rol zal gaan<br />

spelen in hun denken, doen en laten tijdens de Tweede Wereldoorlog, is het belangrijk om even stil<br />

te staan bij de invloed <strong>van</strong> de gebeurtenissen tijdens de Eerste Wereldoorlog op Médards<br />

opvattingen en levensbeschouwing 37 . Zijn kleinzoon, Wim Schuyten, schreef hierover in een brief<br />

35<br />

SCHUYTEN, M.C. & m.m.v. PEETERS, J., Oorlogsdagboek. Antwerpsche nota’s 1940-1944, Antwerpen, De<br />

Techniek, [1945]. Uit de Nationale Bibliografie blijkt dat het boek reeds verscheen in maart 1945, d.w.z.<br />

terwijl de oorlog nog bezig was, maar Antwerpen intussen al wel bevrijd was. De volledige tekst <strong>van</strong> het boek<br />

is te vinden op Schuyten, M.C., Oorlogsdagboek. Antwerpsche nota's 1940-1944 (Deel 1),<br />

Antwerpen, De Techniek, maart 1945. Schuyten, M.C., Oorlogsdagboek. Antwerpsche nota's 1940-<br />

1944 (Deel 2), Antwerpen, De Techniek, maart 1945. Schuyten, M.C., Oorlogsdagboek. Antwerpsche<br />

nota's 1940-1944 (Deel 3), Antwerpen, De Techniek, maart 1945.<br />

36<br />

L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad. <strong>Een</strong> geschiedenis <strong>van</strong> Antwerpen en zijn joodse bevolking<br />

(1844-1944), Tielt, Lannoo, 2000, p. XXXII.<br />

37<br />

“Twee zijner zoons, zijn oudste en zijn jongste, trokken als oorlogsvrijwilligers naar het front; de laatste,<br />

René Florent, geboren te Antwerpen, 29 maart 1897, sneuvelde aan den Ijzer op 18 juli 1916; de oudste viel er<br />

ook, een kogel in de borst, werd zwaargewond naar Zuid-Frankrijk vervoerd, genas er als bij wonder; hij zou<br />

aan de Universiteit <strong>van</strong> Montpellier zijn doctoraat behalen in de Geneeskunde (…) In juni 1916 ontving hij<br />

bezoek <strong>van</strong> de Duitsche wetenschappelijke vermaardheid, Prof. Dr. Th. Ziehen, een vroegeren Berlijnschen<br />

vriend, die hem een professoraat aan de Philosopische Faculteit aan de te stichten Vlaamsche Hoogeschool te<br />

Gent kwam aanbieden, namens de bezettende overheid. Dr. Schuyten, lid der Vlaamsche<br />

Hoogeschoolcommissie, alhoewel over het principe der Vervlaamsching het volkomen eens, weigerde dit<br />

aanbod, daar zijn gewetensbezwaren hem niet toelieten hierop in te gaan. Tegen zijn opgeworpen<br />

gemoedsmotieven kon zelfs Dr. Tack, voorzitter <strong>van</strong> den Raad <strong>van</strong> Vlaanderen, niets inbrengen.” J. PEETERS,<br />

Schets <strong>van</strong> Leven en Werk <strong>van</strong> Dr. M. C. Schuyten, Overdruk uit Moderne School, 12 (1938) 8. Schuyten, die<br />

15


<strong>van</strong> 28.10.2005 – die overigens een goed beeld geeft <strong>van</strong> de verwantschap tussen de belangrijkste<br />

hoofdpersonages uit Julia’s <strong>verhaal</strong> – hetvolgende:<br />

“Both my father [Hendrik Schuyten] and grandfather [Médard Schuyten] were atheists, until<br />

sometime after the first World War. That war took the life of one of my grandfather Médard’s sons<br />

[René Schuyten, °29.3.1897-†18.7.1916], and critically wounded another [Médard Schuyten jr]. It is<br />

our perception that these events may have shaken grandfather’s atheistic confidence and forced his<br />

thinking in the direction of spiritual realities. My father, Henri, was exempt from military service<br />

because he was already the father of one daughter (Jeanne, [°31.10.1913]) and they were expecting<br />

another child (Julia, [°16.11.1914]). He and his young wife [Margaretha <strong>van</strong> Oudheusden], who was<br />

then a practising Roman Catholic, and their two little children went through the hardships and<br />

deprivations of the German occupation like everyone else. During the returning peace and relative<br />

prosperity after the war, my brother René was born May 7, 1919. Sometime during this period my<br />

father and grandfather together attended an e<strong>van</strong>gelistic meeting. According to my father’s later<br />

testimony, their (or at least his) subconscious hope in going to such a meeting, was that their atheistic<br />

convictions might be vindicated as measured against the “naive” beliefs of Christians. Apparently,<br />

they experienced the exact opposite, and came home rather shaken and subdued. It was, for both of<br />

them, a factor in their eventual conversion to Christianity…<br />

My grandparents at some point began to attend the outreach ministeries of an American mission under<br />

the leadership of a military officer by the name of Norton – from which this particular group acquired<br />

the nickname “The Nortons”. 38<br />

Historicus en specialist m.b.t. de jodenvervolging in het Antwerpse, Lieven Saerens, schrijft<br />

in zijn doctoraat over het belang en de betekenis <strong>van</strong> Médard Schuytens oorlogsdagboek: “Qua<br />

persoonlijk doorleefde ooggetuigenverhalen kunnen we in de eerste plaats verwijzen naar het<br />

Oorlogsdagboek 1940-1944 (Antwerpen, [1945]) <strong>van</strong> Prof. Dr. M. C. Schuyten, een hoogleraar<br />

scheikunde en onder meer medewerker aan de Parijse Revue Générale des Sciences Pures. Het ging<br />

hier om een uiterst gelovig protestant, ook al niet echt het profiel <strong>van</strong> de Antwerpse<br />

‘doorsneeburger’. ‘Het algemeen gebeuren werd toegelicht op Bijbelsen grond telkens als zulks te<br />

pas kwam’, schreef Schuyten in zijn voorwoord… M.C. Schuyten bekeek de jodenvervolging<br />

aan<strong>van</strong>kelijk louter <strong>van</strong>uit religieus standpunt. Referenties aan een ‘communis opinio’ waren bij<br />

hem lange tijd niet te vinden. Hij scheen zich liever wat te verbergen achter de veilige muren <strong>van</strong><br />

zijn wetenschappelijke bibliotheek. Gewapend met de bijbel (het Oude Testament) was het voor hem<br />

al onmiddellijk duidelijk dat Duitsland de oorlog wel moest verliezen en dat Groot-Brittannië de<br />

natuurlijke bondgenoot <strong>van</strong> ‘Israël’ was. ‘Tegenover Hitler staat Engeland dat strijdt voor de vrijheid<br />

der wereld, hiervoor in de H. Schrift aangewezen (…) om het Duitse Jodendrama te wreken. Geen<br />

menselijk gedoe kan de vervulling der prophetieën tegenhouden, ook geen Hitler al mocht ook zijn<br />

verwaandheid tot het onbegrensde worden aangedikt. (…) De Bijbel zegt, doelende op de<br />

martelgang der joden door de eeuwen heen, dat de beulen hun vreselijke straf niet zullen ontgaan!<br />

Gelukkig.’ Schuyten was er inderdaad gerust op. Immers, was de Balfour-declaratie <strong>van</strong> 1917 niet<br />

een eerste officiële fase geweest ‘inzake de prophetie over de 12 stammen terug verenigd in het land<br />

hunner vaderen’? Schuytens standpunt was duidelijk niet dat <strong>van</strong> een katholiek. (…) De Katholieke<br />

Kerk was allesbehalve opgetogen over de Balfour-declaratie. Vanuit zijn intellectuele en<br />

godsdienstige achtergrond kan M.C. Schuyten slechts representatief genoemd worden voor een<br />

beperkt deel <strong>van</strong> de Antwerpse publieke opinie. (…)<br />

Knarsetanden, ingehouden woede en verbijstering dat zulke barbaarsheden als de<br />

jodenvervolging nog in volle twintigste eeuw konden plaatsgrijpen, leken de houding <strong>van</strong> M.C.<br />

Schuyten te bepalen. Maar hij blijft in zijn woorden steken. Het woord ‘verzet’ scheen niet bij hem<br />

op te komen. Afgaande op dit getuigenis leken ‘verontwaardiging’ en ‘ergernis’ de<br />

sleutelwoorden.” 39<br />

met het eerste Vlaamse proefschrift in België aan de Gentse Hogeschool promoveerde tot doctor in de<br />

Natuurwetenschappen bewijst hiermee dat je ook perfect Vlaamsgezind kon zijn, zonder te collaboreren.<br />

38 Brief <strong>van</strong> Wim Schuyten aan J. Maes, 28.10.2005.<br />

39 L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad. <strong>Een</strong> geschiedenis <strong>van</strong> Antwerpen en zijn joodse bevolking<br />

(1844-1944), Tielt, Lannoo, 2000, p. 658-659, 679.<br />

16


Medard C. Schuyten (°Oostende, 24.9.1866-†Antwerpen, 30.03.1948) woonde tot aan zijn<br />

dood in de Devrièrestraat 37 te Antwerpen 40 en was tevens de grootvader <strong>van</strong> Julia(na) Schuyten (zie<br />

verder).<br />

Fragmenten i.v.m. de jodenvervolging uit Médard Schuytens’ oorlogsdagboek<br />

17-5-1940<br />

De Duitsche overval in Nederland en België is ingezet geworden in den nacht <strong>van</strong> 9-10 Mei…<br />

Tamelijk sterke exodus uit Antwerpen naar Frankrijk en de kust, met auto’s, rijwielen, karren, te<br />

voet. Nogal paniek en schrik, maar de meesten hier zijn kalm en rustig, verroeren geen vin, zeggen<br />

te blijven.<br />

Bijna alle joden zijn weg. (p. 7)<br />

12-6-1940<br />

De namen <strong>van</strong> al de in de stad verblijvende Joden moeten door onze politie worden binnengebracht;<br />

Wat zou deze onverwachte maatregel – na de gegeven belofte de Joden gerust te laten – wel mogen<br />

betekenen? 41 (p.22)<br />

20-10-40<br />

Als er toch maar één partij is die zal bovenkraaien, nm. de Engelsche, die daarvoor bestemd is. De<br />

Bijbelsche ondergrond is steeds daar. Immers de Jodenvervolgers moeten thans gestraft worden door<br />

Engeland-Israël (Ezechiël 25: 32-34). 42 (p. 54)<br />

7-1[1]-40<br />

Al de Joden die openbare ambten – onderwijzers en leeraars incluis – bekleeden, zullen worden<br />

afgezet 43 . Het onderzoek over hun stamboom gaat twee geslachten terug. En aan de Joden zou geen<br />

letsel geschieden? Ja, werd het verboden straatbetogingen tegen hen te houden, zeggen de plakkaten<br />

in het begin der bezetting! Altoos leugen en kwade trouw over alles zonder ophouden. Ze zijn bezig<br />

hun krediet in de wereld zelf stuk te slaan. (p. 55)<br />

20-12-40<br />

Weer een verordening betreffende de hier verblijvende Joden: een gedeelte dezer bevolking heeft<br />

aanzegging gekregen dat zij zich <strong>van</strong>daag rond 8 uur moet verzamelen aan de Zuidstatie; hun<br />

jongens boven 15 jaar moeten echter hier blijven. Zij mogen 5 kg voedsel en 25 kg kleedingsstoffen<br />

meenemen, meer niet. Bestemming onbekend. 44 (p. 62-63)<br />

40<br />

Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Herentals <strong>van</strong> 30 januari 1940 aan Nelly Opstelten (Archief Margaret<br />

Hickman-Schuyten).<br />

41<br />

“Mogelijk vergiste de waarnemer zich. Concrete aanwijzingen over de registratie <strong>van</strong> Antwerpse joden in<br />

juni 1940 vonden we tot dusver nergens terug.” L. Saerens, Vreemdelingen in een wereldstad. <strong>Een</strong><br />

geschiedenis <strong>van</strong> Antwerpen en zijn joodse bevolking (1844-1944), Tielt, Lannoo, 2000, p. 560. “Volgens de<br />

index <strong>van</strong> de Dagelijksche Orders <strong>van</strong> het Hoofdcommissariaat <strong>van</strong> Politie verzocht de ‘burgemeester’ op 24<br />

juni wel om ‘Inschrijvingslijsten’ <strong>van</strong> Vreemdelingen.” Idem, p. 802. Op 28.10.1940 vaardigde de bezetter<br />

een belangrijke anti-joodse verordening uit die o.a. een paragraaf bevatte waarin stond dat “alle joden boven<br />

de vijftien jaar verplicht waren zich tegen uiterlijk 30 november 1940 bj de gemeentebesturen in een<br />

‘Jodenregister’ in te schrijven.” L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 499-501.<br />

42<br />

Het is duidelijk dat het hier eigenlijk om Ez. 25, 12-14 moet gaan.<br />

43<br />

Verordening <strong>van</strong> 28 oktober 1940, betreffende het verwijderen <strong>van</strong> joden uit ambten en betrekkingen. L.<br />

SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 500.<br />

44<br />

Ook dit klopt. “Rond midden december … nam de Feldkommandatur de beslissing om het merendeel <strong>van</strong><br />

de in november geregistreerde vreemdelingen uit het arondissement Antwerpen uit te wijzen…. Op 18<br />

december 1940 bezorgde de Antwerpse politie een eerste maal uitwijzingsbevelen, 608 in totaal. Daarin werd<br />

vermeld dat de betrokkenen, onder dreiging <strong>van</strong> strafmaatregelen, zich op bepaalde dag en uur, (meestal) om<br />

acht uur ’s ochtends, aan het Antwerpse Zuid-Station, gelegen aan de Simon Bolivarplaats, dienden aan te<br />

melden. De uitgewezenen moesten naast de vereiste papieren ‘mondvoorraad’ voor drie dagen meebrengen.<br />

Het ‘reisgoed’ diende beperkt te blijven tot ten hoogste 25 kilogram per volwassen persoon. ‘Andere zaken’<br />

konden ‘bij onbekenden in uw huidige woonplaats’ worden achtergelaten en later ‘met inachtname der<br />

voorschriften op het openbaar verkeer’ worden nagezonden. Het was ‘toegelaten’ ‘kinderen tot den ouderdom<br />

<strong>van</strong> 15 jaar of minder, die deel uitmaakten <strong>van</strong> uw huishouden, naar uw nieuwe verblijfplaats mede te nemen.’.<br />

17


26-12-40<br />

Nu is bedoelde bestemming ter oore gekomen: het zijn de hier verblijvende Poolsche Joden die terug<br />

naar hun vaderland worden gestuurd om aldaar in de concentratiekampen <strong>van</strong> hun geloofsgenooten<br />

aan den marteldood te worden blootgesteld. 45 (p. 63)<br />

6-1-41<br />

<strong>Een</strong> wetenschappelijke verhandeling die ik in maart ’40 naar de “Revue générale des Sciences<br />

pures” te Parijs opzond, kon toen niet doorgaan. Maar nu heb ik bericht gekregen dat het tijdschrift<br />

vermoedelijk opnieuw zal mogen verschijnen, met de aanzegging <strong>van</strong>wege de Duitsche autoriteiten<br />

dat geen Joden mogen medewerken. En nu moet ik als medewerker de bevestiging geven dat ik niet<br />

tot den Israëlitischen godsdienst behoor; hetgeen ik gedaan heb, er bijvoegende dat ik protestant ben,<br />

met de bedoeling aan te stippen dat ook de Wetenschap, de zuivere experimenteele Wetenschap<br />

precies niet louter gevoed wordt door reine materialistische drijfveeren en beschouwingen.<br />

9-1-41<br />

En wat vertelt men in Duitschland nog? Dat de vrouw <strong>van</strong> Goebbels haar eigen zoontje <strong>van</strong> 10 jaar,<br />

<strong>van</strong> haar eersten (Joodschen) man, in een zinneloozengesticht heeft gestopt louter om genoegen te<br />

doen aan de politiek <strong>van</strong> haar tweeden man. Men vertelt dat het jongetje helemaal niet gek is. Maar<br />

het is een Joodje, ziet u? Zoo gedraagt zich een nazimoeder, vrouw <strong>van</strong> een naziminister. Maar neem<br />

nu dat het kind wel krankzinnig is, zal dan nog een moeder die in weelde leeft zich <strong>van</strong> haar eigen<br />

bloed ontmaken? 46 (p. 65)<br />

16-1-41<br />

De fameuze gouwleider Dr. Ley heeft het noodig gevonden om nog eens in een samenkomst <strong>van</strong><br />

nazis er op te drukken dat het Germaanse volk het superieure is, al de andere rassen minderwaardig<br />

zijn; deze mogen honger lijden en hebben geen kultuur <strong>van</strong> doen…<br />

En de superieure mensch Ley heeft aldus zeker vergeten zich voorafgaandelijk af te vragen in welke<br />

minderwaardige landen de Nobelprijzen in Wetenschap en Kunst werden gewonnen, welke<br />

roemrijke universiteiten, akademies, geleerde gezelschappen men over de wereld kan aanhalen, ook<br />

buiten het superieure Duitschland; en men vraagt zich af of hij niet weet dat er een werkelijk<br />

superieur beginsel over de menschheid heerscht, nl. dat der menschlievendheid, dat verbiedt één<br />

enkel mensch door gebrek aan voedsel te laten omkomen. Och ja, hij weet het wel, wij geven het<br />

hem nog toe, maar in zijn grenzeloozen hoogmoed verwerpt hij dat beginsel, omdat hij ook de eenig<br />

De ‘toekomende verblijfplaats’ werd op het uitwijzingsbevel niet vermeld, maar zou in het ‘aankomststation’<br />

worden ingevuld.” L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p.562-563.<br />

45 “De uitspraak <strong>van</strong> Schuyten verdient verdergezet onderzoek. Voor de uitgewezenen over wie wij concrete<br />

gegevens, zoals bewaard in het Anwerps Stadsarchief, bezitten, bleek de uiteindelijke bestemming echter<br />

Limburg te zijn.” L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 563. Dat kunnen wij besvestigen. De<br />

Duitse (ex-Oostenrijkse) Igo Gross en zijn vrouw Rosalie Berlstein komen op 26.1.1941 aan in Zeelhem,<br />

Dorpstraat 26. Zij (moeten er) blijven tot 16.8.1941. (DV, Dossier Gross, Israel, 11.2.1941; 5.8.1941) De<br />

eveneens Duitse (ex-Oostenrijkse) Chana Hönig wordt op 1.2.1941 “met het uitdrijvingsbevel 6845 geschrapt<br />

uit het vreemdelingenregister Berchem, Statiestraat 124 en heeft als nieuw adres opgegeven: S. Sauwestrelaan<br />

65 in Beverloo. Zij zal er (moeten) blijven tot 23.7.1941. (DV, Dossier Hönig, Chana, 21.5.1941; 10.9.1941)<br />

De Poolse familie Hersz en Estara Nadel-Neumann, met hun twee zonen, Manfred en Max, worden op<br />

2.1.1941 ingeschreven in Diepenbeek, Kapelstraat 50. Zij moeten er blijven tot mei 1941. (DV, Dossier Nadel,<br />

Hersz, 3.1.1941; 7.6.1941). In totaal reden er <strong>van</strong> december 1940 tot februari 1941 negen treinen met in totaal<br />

2656 uitgewezenen naar Limburg. L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 565. Op 7.2.1941 wordt<br />

de Poolse Majer Hanfling amtbshalve geschrapt uit het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Antwerpen, Nerviërstraat<br />

22. Hij wordt, met zijn moeder, de Poolse Feiga Glatt, blijkbaar gedeporteerd naar Bressoux (Luik). Hij blijft<br />

er (verplicht) tot april 1942. Feiga Glatt, die weduwe is, kan twee maanden na haar huwelijk met Ludovic<br />

Reichman, toch iets vroeger naar Antwerpen terugkeren (DO, Dossier Hanfling, Majer; DV, Dossier<br />

Reichman, Louis)<br />

46 Dit klopt niet. De enige zoon uit Magda Goebbels’ eerste huwelijk met de industrieel Günther Quandt,<br />

Harald Quandt (°1.11.1921), staat gewoon achteraan mee op deze foto <strong>van</strong> de familie Goebbels <strong>van</strong><br />

12.10.1942. Zij had (voordien) wel een lange relatie met de joodse zionist Chaim Arlozorow. (Wikipedia,<br />

http://en.wikipedia.org/wiki/Harald_Quandt)<br />

18


ware Christelijke principes, die hij besmet acht door het Jodendom dat geen bruut geweld voorstelt,<br />

met het brandmerk der minderwaardigheid bestempelt.<br />

<strong>Een</strong>s komt de afrekening. Ze is nu op weg. En dan? Hoogmoed komt voor den val. (p. 69)<br />

18-2-41<br />

Wij hebben gemeld dat sommige Joden der stad zich moesten verzamelen aan het Zuidstation om<br />

naar Polen in concentratiekampen den marteldood tegemoet te gaan. Nu vernemen wij,<br />

oorspronkelijk uit den mond <strong>van</strong> een ooggetuige, beambte <strong>van</strong> bewust station, dat men de Joden<br />

zonder onderscheid verplichtte zich op het perron neer te hurken op knieën en ellebogen om zoo<br />

naar hun compartimenten te strompelen; en onder weg werden zij gestampt. Stel u dat toneel voor,<br />

en zie die zonder reden wreedaardig behandelde mannen, vrouwen en kinderen. De ooggetuige,<br />

oudstrijder <strong>van</strong> 14, deed het onmenschelijke op zichzelf om de beulen niet bij de strot te grijpen en<br />

ze te wurgen. De Bijbel zegt, doelende op de marteling der Joden door de eeuwen heen, dat de<br />

beulen hun vreeselijke straf niet zullen ontgaan.<br />

Gelukkig. 47 (p. 77)<br />

16-4-41<br />

<strong>Een</strong> Synagoge aan de Oostenstraat werd in brand gestoken door de Dinasos, Antwerpsche jongens;<br />

de ruiten werden met ijzeren stangen stuk geslagen, de banken en Bijbels op straat gesmeten, de<br />

omliggende Joodsche huizingen erg beschadigd en gedeeltelijk verbrand, de menschen mishandeld 48 .<br />

De politie greep in toen het te laat was. Men zegt dat Duitse officieren films opnamen. En schier op<br />

hetzelfde oogenblik gebeurde hetzelfde te Brussel. (p. 88)<br />

30-8-41<br />

Er is hier een Joodsche school, aangenomen door den Staat. De Belgische officieele onderwijzers<br />

<strong>van</strong> die school, waarin de Rabbijn les geeft in godsdienst, zijn allen nazis en vervaarlijk anti-<br />

Engelsch. Wat zegt u <strong>van</strong> een dergelijken geest in een Joodsche school? Wie verklaart een<br />

dergelijken kanker? Leg uit. (p. 108)<br />

8-9-41<br />

Wij vernemen dat vóór enigen dagen de Duitschers een inval hebben gedaan in de Diamantclub der<br />

Pelikaanstraat en de aanwezige kooplieden (Joden) hun persoonlijke koopwaar hebben moeten<br />

afstaan. <strong>Een</strong> der bestolenen schatte den totalen buit op ongeveer 25 millioen frank. (p. 109)<br />

22-9-41<br />

In sommige winkels der stad ziet men op de vitrien een bericht geplakt, zeggende dat de betr. handel<br />

een “Jüdisches Unternehmen” is, een Joodsche onderneming, in de drie talen, met de Duitsche eerst.<br />

In Vlaanderen Vlaamsch, hé? Na de andere, natuurlijk. En geen <strong>van</strong> de V.N.V.-ers die kikt, noch<br />

over de taal, noch over de vrijheid <strong>van</strong> godsdienst. Wat zou dat? (p. 110-111)<br />

Tussen 20-1-42 en 23-1-42<br />

Joodsche doktoren worden uit concentratiekampen ontslagen om op het Russische front den<br />

medicalen dienst te gaan helpen. Teekenend. (p. 126)<br />

Februari [42]<br />

Hitler heeft gezegd, in het begin <strong>van</strong> zijn aanval op Rusland, dat hij het Kremlin, ontheiligd door den<br />

Wandelenden Jood, volledig ging vernietigen. Hij merkt echter niet, helaas, dat hij zelf, met zijn<br />

overal verspreide legerscharen, zeer net bedoelden zinnebeeldigen Jood bezig is na te bootsen, maar<br />

47 Ook dit klopt. “Mogelijk had dat betrekking op het laatste transport, dat op woensdag 12 februari 1941 om<br />

12.25 uur ’s middags Antwerpen verliet. Zonder daarover concrete aanwijzingen te geven, bevatte het<br />

betreffende politierapport uitzonderlijk enkele indicaties dat het transport niet rimpelloos verliep… Maakte<br />

het … uitzonderlijk melding <strong>van</strong> <strong>van</strong> een ‘geval <strong>van</strong> braking en verschillende gevallen <strong>van</strong> hoofdpijn’ onder de<br />

‘geëvacueerde’ personen.” L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 564.<br />

48 Deze pogrom gebeurde op paasmaandag 14 april 1941. Zie J. DE VOLDER & L. WOUTERS, Van binnen weent<br />

mijn hart , p. 45. Na deze Antwerpse “Kristalnacht” werd er voor de Antwerpse joden een uitgaansverbod<br />

ingesteld dat voor de verdere duur <strong>van</strong> de bezetting <strong>van</strong> kracht zou blijven. Zie L. SAERENS, Vreemdelingen in<br />

een wereldstad, p. 576.<br />

19


gedoemd is nooit den werkelijken Jood te zullen kunnen evenaren, omdat deze onsterfelijk is en hij,<br />

Hitler, met heel zijn satanisch systeem met zekerheid zal verdwijnen. (p. 128)<br />

(…)<br />

Opzienbarend bericht: 400 gezonde, sterke jonge Joden zijn naar Duitschland meegenomen om<br />

aldaar als proefkonijntjes de degelijkheid <strong>van</strong> een nieuw stikgas te illustreeren. Allen zijn natuurlijk<br />

omgekomen. 49 (p. 128)<br />

[Na 15-2-42]<br />

Rusland geeft 7 redenen waarom Hitler moet verliezen: de groote groeiende macht der verbondenen<br />

aan schepen, manschappen, materieel, de ¾ der menschheid zijn tegen de spil 50 gekant, enz. De<br />

voornaamste – de Jodenvervolging – wordt niet vermeld. (p. 129)<br />

Maart<br />

Onder de vele blaadjes die hier te lande verschijnen onder het bestuur <strong>van</strong> de bezetting, is er een dat<br />

zich bijzonder onderscheidt door zijn Jodenhaat en steeds maar bij elke gelegenheid er op uit is om<br />

de bevolking tegen die ongelukkige vervolgden op te hitsen. Het heet “Volksche Aanval” en huist<br />

Filips-de-Champagnestraat 52, Brussel, onder leiding <strong>van</strong> Mster René Lambrichts. Ziehier twee<br />

staaltjes <strong>van</strong> dagelijksche opruierij (21 Maart 1942):<br />

Joden-politie<br />

Antwerpen, den 17 Maart 1942<br />

Aan Volksverwering<br />

F. de Champagnestraat 52<br />

Brussel<br />

Sedert eenigen tijd gaan er langs verschillende zijden stemmen op voor de oprichting eener<br />

jodenpolitie, zulks tot mijn groote voldoening, ook in het dagblad “Volk en Staat”.<br />

Voor ieder, die met den jodenhandel, of beter gezegd jodenzwendel, goed gekend is, moet het<br />

vervelend worden steeds terug te komen op hetzelfde thema, zijnde “De joden loopen nog na 8 uren<br />

’s avonds op de straat”. Dat zulks de waarheid is der dagelijksche overtredingen der BELGISCHE<br />

WETTEN, weet ik bij persoonlijke ondervinding.<br />

Hier volgen eenige voorbeelden:<br />

1) Joodsche diamantslijpers “zonder handelsregister”, handelen ?? in textielwaren!!<br />

2) Verschillende joden der gemeente Borgerhout en Berchem halen de rantsoenzegels af <strong>van</strong><br />

familieleden welke naar het buitenland gevlucht zijn.<br />

3) De helft der joodsche handelaars betalen geen belastingen wat zeker een overtreding is op<br />

onze Grondwet <strong>van</strong> 1830 (!!)<br />

4) Tientallen joden lopen het land af om edele metalen op te koopen. Het aldus bekomen goud,<br />

platina, enz. dient alleen om de kapitaalvlucht der rijke joden uit België te bevorderen.<br />

Deze lieden plegen een aanslag op ons krediet, dus ook op de veiligheid <strong>van</strong> den Staat.<br />

49 Tussen oktober 1939 en mei 1940 werden in West-Pruisen en de Warthegau circa 10.000 psychiatrische<br />

patiënten vermoord. Velen <strong>van</strong> hen werden omgebracht met behulp <strong>van</strong> een nieuwe techniek, de mobiele<br />

gaskamer (met koolmonoxide). Begin 1941 werd de euthanasiecampagne uitgebreid tot de<br />

concentratiekampen. Eind augustus of begin september 1941 probeert Fritsch, de tijdelijke plaatsver<strong>van</strong>ger <strong>van</strong><br />

kampcommandant Höss, het effect uit <strong>van</strong> Zyklon B(lausäure), een chemicalie die in het kamp werd gebruikt<br />

om ongedierte te bestijden, op zieke sovjetkrijgsge<strong>van</strong>genen. Uit: L. REES, Auschwitz, Antwerpen, Manteau,<br />

2005, p. 64, 75. « Le mémorialiste, qui ne cite pas sa source, imagine que ces Juifs ont été déportés de<br />

Belgique. Telle quelle, son information sensationelle est fausse. Rien n’autorise ce chroniqueur à faire cette<br />

supposition. Selon toute vraisemblance, il interprète une rumeur de source allemande qui circulerait en<br />

Belgique où l’on connaîtrait, dès février 1942, les travaux effectués à l’Est dans les camps de concentration<br />

juifs. Des militaires allemands n’ignorent pas l’existence des chambres à gaz ou, tout au moins, ce qu’ils<br />

appellent ‘la mort sans blessure’”. M. STEINBERG, Le dossier Bruxelles-Auschwitz. La police SS et<br />

l’extermination des Juifs de Belgique. Met een voorwoord <strong>van</strong> B. & S. KLARSFELD, een nawoord <strong>van</strong> M.<br />

PIORO en gerechtelijke documenten <strong>van</strong> de zaak Ehlers, Brussel, le Comité Belge de soutien à la partie civile<br />

dans le procès des officiers SS Ehlers, Asche, Canaris, responsables de la déportation des Juifs de Belgique,<br />

1980, p. 102. “The first extermination centre of the ‘final solution’ to begin killing on a mass scale was<br />

Chelmno, in December 1941.” D. BLOXHAM, & T. KUSHNER, The Holocaust. Critical Historical Approaches,<br />

Manchester – New York, Manchester University Press, 2005, p. 87.<br />

50 Hiermee worden de Asmogendheden bedoeld.<br />

20


5) Joden, welke met modernen zwendel duizenden franks per week verdienen, schamen zich niet<br />

de eetzalen <strong>van</strong> Winterhulp te bezoeken. Verschillende joden, die men in het Winterhulplokaal<br />

“Harmonie” aantreft, om op “onze kosten” goedkoop te middagmalen, vindt men een<br />

paar uur later op de hondenkoersen, waar zij op grof geld spelen!!<br />

Het bedriegen <strong>van</strong> den Openbaren Onderstand is strafbaar, nogmaals volgens de Grondwet.<br />

Deze kleine voorbeelden bewijzen, dat er voor een jodenpolitie werk op de planken is. Tot mijn<br />

spijt moet ik hier bijvoegen, dat, zoolang de joden het recht hebben door ons land te reizen, er geen<br />

enkele dienst, kontrool of politie bekwaam zal zijn, de bestaande wetten of verordeningen door de<br />

joden te doen eerbiedigen.<br />

Hiervoor zou het den joden moeten verboden worden, de stad, het distrikt, de gemeente of het dorp<br />

dat zij bewonen, te verlaten, zoomin bij dag als bij nacht, en zulks zonder eenige uitzondering.<br />

Met volkschen groet.<br />

Sinjoor.<br />

Zóó denkt de Volksgenoot. En hij denkt goed. (p. 133-134)<br />

[April]<br />

Tegen 1 Mei moeten alle Joodsche zaken sluiten. Zij mogen nog enkel knecht spelen, maar zelf geen<br />

bedrijven meer besturen 51 . (p. 136)<br />

Juni<br />

De Jodenvervolging gaat nog steeds voort. Dokters, apothekers, tandartsen, likdoornartsen,<br />

verpleegsters, mogen hun bedrijf niet meer voortzetten 52 . Allen zullen <strong>van</strong>af een gegeven datum de<br />

Davidsster moeten dragen, duidelijk zichtbaar naar gegeven model 53 .<br />

De Davidsster is verplichtend voor alle Joden en voor kinderen <strong>van</strong>af 6 jaar. (p. 141)<br />

Juli<br />

De Joden mogen niet meer verschijnen in cinema’s, theaters, de stedelijke parken, niet in de trams<br />

rijden, enkel op de voorplecht 54 . Wij zeiden reeds dat zij geen winkel mogen houden, geen openbare<br />

ambten bekleeden; dokters, apothekers, tandartsen, als Joden afgeschaft. En het resultaat? Groot<br />

medelijden bij de menschen, veel voorkomendheid en hulp waar het kan. Het publiek toont zich<br />

door al die dwingelandij diep geërgerd. (p. 143-144)<br />

(…)<br />

<strong>Een</strong> officier greep een Joodsche dame die in een tram rustig was neergezeten bij den kraag, brutaal<br />

weg, en smeet ze er uit, zoo dat ze bijna viel. (p. 144)<br />

(…)<br />

De Joden worden uit de treinen opgepikt en naar Frankrijk verzonden 55 .<br />

Al de Joodsche kinderen zijn uit de scholen verwijderd. En zie, deze hebben nu aanzegging gekregen<br />

dat zij zich moeten gereedmaken om te ontruimen omdat zij zullen worden ingenomen door<br />

bezettende troepen, gereed gehouden voor de landing der bevrijdingstroepen uit Engeland.<br />

<strong>Een</strong> trein vol Joden stond vertrekkensgereed om naar Frankrijk te stoomen. Komt een estafet<br />

aangeloopen om te melden dat nummer zoo en zoo moet worden vrijgelaten. De leider <strong>van</strong> het<br />

51 Op 22 april 1942 wordt inderdaad de 11 e anti-joodse verordening uitgevaardigd waarbij het vermogen <strong>van</strong><br />

de joden te gunste <strong>van</strong> het Duitse rijk vervallen worden verklaard. Zie L. SAERENS, Vreemdelingen in een<br />

wereldstad, p. 500.<br />

52 Schuyten heeft het hier over de verordening <strong>van</strong> 1 juni 1942, betreffende de uitoefening <strong>van</strong> geneeskundige<br />

beroepen voor joden. L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 500.<br />

53 Hier betreft het de uitvoeringsverordeningen tot de verordening <strong>van</strong> 27 mei 1942, betreffende de kenmerken<br />

<strong>van</strong> de joden. L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 500.<br />

54 Dit verwijst naar de verordening <strong>van</strong> 1 juni 1942, houdende beperking <strong>van</strong> de bewegingsvrijheid <strong>van</strong> de<br />

joden. L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 500.<br />

55 Tussen 13 juni 1942 en 12 september 1942 worden er zo 2252 joden naar de kampen <strong>van</strong> de Organisation<br />

Todt gedeporteerd, om daar te werken aan de Atlantikwall. Allicht meer dan de helft uit het Antwerpse. “Van<br />

de zeven Atlantikwall-konvooien die in de periode juni-september 1942 België verlieten, vertrokken er<br />

nietminder dan vier uit Antwerpen, op 13 juni, 14 juli, 15 augusuts en 12 september.” L. SAERENS,<br />

Vreemdelingen in een wereldstad, p. 588. De meesten <strong>van</strong> hen zullen later via het Franse verzamelkamp<br />

Drancy naar Auschwitz worden gedeporteerd. Eén <strong>van</strong> hen is Majer Hanfling. Hij overleeft het niet. Van de<br />

5.034 joden uit België die via Drancy naar Auschwitz of andere kampen werden gedeporteerd werden er 4.717<br />

uitgeroeid. Zie M. STEINBERG, Dossier Bruxelles-Auschwitz, p. 219.<br />

21


konvooi vloekt alle duivels bijeen, want hij moet er krek 500 ter bestemming brengen. Maar ha!<br />

Daar rolt een trein binnen. En uit den hoop afstappende menschen wordt een Jood uitgekozen en in<br />

den vertrekkenden trein gestopt. Het vraagstuk was opgelost. (p. 144-145)<br />

<strong>Een</strong> troepje Joden kwam aan te Brussel en in het voorbijgaan was er een heer die met de hand een<br />

der Joden groette, klaarblijkelijk een gebuur of een kennis. Welnu die man werd brutaal door den<br />

leider aangesproken en hij moest mee. Hij werd ergens binnen gebracht en daar afgeranseld in het<br />

aangezicht en op het hoofd dat zijn tanden braken. De man is na drie dagen losgelaten en heelemaal<br />

moreel vernietigd thuis gekomen. (p. 145)<br />

Augustus<br />

(…)<br />

Men zegt: er is een projekt gaande waardoor de jongens en meisjes <strong>van</strong> Joodsche families <strong>van</strong>af 16<br />

jaar zullen worden gesteriliseerd. (p. 146)<br />

(…)<br />

De Joden moeten zich ontdoen <strong>van</strong> alle luxemeubelen, zij mogen enkel een slaapkamer en een<br />

keuken gebruiken. (p. 146)<br />

(…)<br />

Klopjachten op de Joden om ze naar de Fransche kusten te zenden. Vrouwen en kinderen worden<br />

naar Mechelen gezonden 56 . (p. 146)<br />

September<br />

De Joden worden nu <strong>van</strong> de straten weggepikt en in een kamion weggevoerd, mannen en vrouwen.<br />

Ze worden ook ’s nachts <strong>van</strong> hun bed weggehaald 57 . Op straat zijn ze niet meer te zien. Nu zien we<br />

waarvoor de obligatorische Davidsster moest dienen.<br />

Ellendige misdadigers, niet alleen roofdieren. Men walgt er <strong>van</strong>. (p. 148)<br />

(…)<br />

De manier waarop de Joden vervolgd worden is eenvoudig beestachtig. Hun families worden<br />

uiteengerukt, mannen, vrouwen en kinderen afzonderlijk weggezonden, zonder voorbereiding<br />

weggehaald. <strong>Een</strong> vrouw die melk nam werd meegenomen zoo, en in een kamion gestopt, zonder<br />

haar huis te mogen terugzien. Allemachtig toch! (p. 148)<br />

October<br />

<strong>Een</strong> weenend kind op straat. <strong>Een</strong> vrouw gaat er heen en vraagt wat er is. Het kind huilt nog meer en<br />

roept om zijn mama. Andere menschen komen er bij. De vrouw ziet een zakje om den hals <strong>van</strong> het<br />

kind gebonden. Onderzoek. Het bevatte 20.000 frank. Het drama was opgeklaard: een Joodsch kind<br />

door de vervolgde moeder achtergelaten en op goed geluk aan de barmhartigheid <strong>van</strong> de<br />

voorbijgangers overgeleverd. Maar helaas, het kind werd naar het politiebureel gebracht. En wat is<br />

daar gebeurd? Aan de Moffen overgeleverd? (p. 148-149)<br />

(…)<br />

56 Het is de maand <strong>van</strong> de eerste grote razzia’s, nl. die <strong>van</strong> Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaartsdag, 15 augustus<br />

1942, 27 en 28 augustus 1942. De straten waar de meeste joden woonden, kwamen het eerst aan bod. Zo<br />

werden op 15 augustus de Terliststraat, Van Immerseelstraat, Lange Kievitstraat, Provinciestraat, Somersstraat<br />

en de Van der Meydenstraat en omgeving uitgekamd. Doordat de razzia <strong>van</strong> 27 augustus aan<strong>van</strong>kelijk<br />

mislukte, omdat leden <strong>van</strong> de Belgische politie joden op voorhand hadden gewaarschuwd, meldde SS-<br />

Oberscharführer Erich Holm <strong>van</strong> de Antwerpse Sipo-SD dat hij <strong>van</strong>uit het Sipo-hoofdkwartier in Brussel het<br />

bevel had gekregen dat de Antwerpse politie “als ‘straf’ voor het ‘verraad’ en het mislukken <strong>van</strong> de razzia <strong>van</strong><br />

27 augustus, … nu ‘alleen’ tot de aanhouding <strong>van</strong> joden moest overgaan…. Onder bedreiging <strong>van</strong> opsluiting in<br />

het kamp <strong>van</strong> Breendonk… Het minste wat kan gezegd worden is dat de politiemannen zich wel uiterst<br />

nauwgezet <strong>van</strong> hun taak kweten. Gevolg gevend aan de opdracht <strong>van</strong> Erich Holm werd het geweld niet<br />

geschuwd… en …bleek ook dat sommige ‘autochtonen’ bereid waren op huizen aan te wijzen waarjoden<br />

woonden… Geen <strong>van</strong> de pv’s maakte melding <strong>van</strong> ‘autochtoon’ protest tegen het politieoptreden. Die nacht<br />

hielden ze (minstens) 1105 joden aan.” L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 608-615.<br />

57 Tijdens de razzia <strong>van</strong> het joodse nieuwjaar, op 11 september 1942, die maar liefst vierentwintig uur zou<br />

duren werden, 1422 joodse mannen, vrouwen en kinderen opgepakt, het groootste aantal dat ooit in België<br />

werd opgepakt. Zie L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 620. Onder de op 11 september 1942<br />

opgepakten: de ouders <strong>van</strong> Sylvie Reichman, Benoit Reichman, samen opgepakt met drie <strong>van</strong> zijn broers, nl.<br />

Eugène, Joseph en Maurice, én haar moeder, Itta Grunspan. (JMDV)<br />

22


Er zijn geen Joden meer te zien. Alles is opgepikt, vrouwen en kinderen inbegrepen, of ze zijn<br />

gevlucht, of ze houden zich verscholen. Niemand weet wat er met de vrouwen en kinderen is<br />

geschied, maar de moeders werden <strong>van</strong> hun kinderen gescheiden en in verschillende richtingen<br />

weggestuurd. (p. 149)<br />

(…)<br />

De Joden kunnen geen bevoorradingskaarten meer bekomen. Ze mogen crepeeren. (p.150)<br />

(…)<br />

<strong>Een</strong> gardevil had een lading saamgeperste Joden naar Mechelen over te brengen. Toen hij terug thuis<br />

kwam, barstte hij in tranen los. Hij had de mishandelingen <strong>van</strong> die arme menschen lijdelijk moeten<br />

aanschouwen en kon het beestachtig gedragen <strong>van</strong> de leiders niet verkropt krijgen. Het ging alle<br />

beschrijving te boven. Nooit <strong>van</strong> heel zijn leven zal hij kunnen vergeten wat hij gezien heeft. Bij de<br />

aankomst in Mechelen waren er reeds vijf dood geslagen, gemarteld. (p. 150)<br />

(…)<br />

En wat zou er ginds gebeuren met de Joodsche kinderen die, <strong>van</strong> hun ouders weggerukt, in massa<br />

zijn vervoerd naar ongekende streken? Men zegt dat zij gesteriliseerd worden! Het Joodsche ras<br />

moet inderdaad worden uitgeroeid door alle mogelijke middelen. (p. 151)<br />

November<br />

4-11-42<br />

In zijn werk “Joden veroveren Engeland” wijst de nazi Dr. P. Aldag er op, dat de leer, dat het Angel-<br />

Saksische volk de verloren tien stammen Israëls is, in Groot-Brittanië niet als een legende wordt<br />

beschouwd; ze spookt niet alleen rond in de hoofden der geleerden. Niet voor niets, schrijft hij,<br />

bestaan er thans nog tallooze secten en vereenigingen, die zijn opgericht om dit geloof te verbreiden<br />

en welker redenaars bewijzen, dat Angelsaksers en Israëlieten slechts één stamvader hebben. (p.<br />

151)<br />

(…)<br />

[Tussen 17-11-42 en 28-11-42]<br />

De Joodsche meisjes die men overal weghaalt worden naar Rusland gezonden voor de soldaten; zij<br />

worden verplicht hoeren te zijn. (p.153)<br />

(…)<br />

Naar verluidt zijn er in Polen sedert 39 een miljoen Joden vermoord. 58<br />

Hier in de stad is gebleken dat rijke Joden een pas kunnen koopen voor Zwitserland ten prijze <strong>van</strong><br />

30.000 fr. Men kan nog veel koopen bij de “autoriteiten” die zich op onzen rug schatrijk maken.<br />

(p. 154)<br />

December<br />

500 Joodsche kinderen werden in een zaal met gas versmacht, in een Oost-Pruisische stad. Dit werd<br />

verteld door een zieken Duitschen soldaat in een hospitaal der stad. Hij zag de lijkjes<br />

binnendragen. 59 (p. 155)<br />

58 De informatie zou afkomstig (kunnen) zijn <strong>van</strong> de Poolse radio (in ballingschap), want het nummer 8 <strong>van</strong><br />

het clandestiene (ongeveer tweemaandelijks verschijnende) Jiddische tijdschrift ‘Ounzer Wort’ <strong>van</strong> 8 februari<br />

1943 verwijst naar de Poolse radio als bron <strong>van</strong> informatie. Zie M. STEINBERG, Le dossier Bruxelles-<br />

Auschwitz, p. 107.<br />

59 “Ce récit, témoignage direct, paraît avoir circulé, mais déformé, dans le milieu médical belge. De bouche à<br />

orielle, le témoignage allemand s’est fait rumeur et est devenu affabulation. Dans la presse clandestine,<br />

plusieurs journaux reprennent, en effet, à la même du récit anversois : des enfants juifs assassinés, un hôpital,<br />

un malade allemand, mais l’évènement, tel qu’il est restitué dans les organes de la résistance, se serait produit<br />

en Belgique, à Bruxelles…. Au-dela de la part d’imaginaire dont la rumeur clandestine enrichit leurs<br />

témoignages, il reste que des Allemands, présent en Belgique, évoquent de<strong>van</strong>t un auditoire belge l’expérience<br />

sinistre dont ils ont été les acteurs ou les témoins à l’Est ou dont ils ont été instruits. Dans le IIIème Reich<br />

mëme, ces ‘rumeurs‘ répandues par des permissionnaires de diverses formations engagées dans les régions de<br />

l’est provoquent des ‘discussions’ sur ‘les mesures séveres ‘ contre les Juifs. La chancellerie du parti donne, le<br />

9 octobre 1942, des instructions pour que les membres, instruits de la signification globale de la solution<br />

finale, comprennent la ‘dureté sans ménagement’ des services compétents. En Belgique occupée cependant,<br />

des résistants travaillant dans les services allemands sont à l’affut de ces rumeurs et les transmettent à leur<br />

service de renseignement.» M. STEINBERG, Le dossier Bruxelles-Auschwitz, p. 102-104. Het feit dat Médards<br />

kleindochter, Jeanne Schuyten, verpleegster was in het Stuivenbergziekenhuis, verklaart misschien dat zij het<br />

23


Weer hebben wij uit Brussel ontzettend schoone muziek gehoord, gezongen door een mannenkoor<br />

begeleid door een orkest <strong>van</strong> eerste gehalte. In ’t Duitsch. Ik sta er nog steeds bedremmeld <strong>van</strong> als ik<br />

dat hoor. Er wordt immers beweerd dat de muziek, de mooie muziek, op het moreele gedragen een<br />

verzachtenden invloed heeft en een liefhebber-zanger geen slechte inborst kan hebben. Bij een<br />

dergelijke overweging is het genoeg aan de martelaars-Joden te denken om dat fraaie begrip dadelijk<br />

te vernietigen, of aan de doodgeschoten vrouwen en kinderen op de vlucht bij den inval <strong>van</strong> ’40, en<br />

aan zoveele wreedheden die tot onze bekendheid zijn gekomen. (p. 155)<br />

[Begin] Februari [43]<br />

Inval op een nacht <strong>van</strong> 25 weermachtmannetjes in een villa uit den omtrek der stad. Heel het gebouw<br />

werd voor onderzoek naar papieren onderst boven gesmeten. Men vond niets. De eigenaar werd<br />

meegenomen, alsmede zijn radio en een briefje <strong>van</strong> 1000 fr. dat zich in een huishouddoosje bevond.<br />

Ook een stuk zeep verdween. Verder heeft men niets meer vernomen. De man heeft 3 kleine<br />

kinderen. Waar is hij nu? Waar<strong>van</strong> wordt hij beschuldigd? Niemand weet het . En dit is één geval uit<br />

duizenden. 60 (p. 160)<br />

[Tussen 23-1-44 en 6-2-44]<br />

De Jodenvervolging gaat nog steeds haar gang. Nu hebben sommige groote magazijnen een vitrien<br />

moeten afstaan en daarin hebben de S.S. een plakkaat tentoongesteld waarop een afschuwelijke Jood<br />

in kamerrok is voorgesteld achter een deele opengeschoven behangsel en waaronder staat te lezen:<br />

“Achter alles staat de Jood”. (p. 191)<br />

(…)<br />

De Joden worden in de concentratiekampen met zweepen naakt afgeranseld. (p. 192)<br />

[Tussen 19-3-44 en 26-3-44]<br />

Na onderzoek is gebleken dat in de bezette streken <strong>van</strong> Rusland 2 miljoen burgers werden vermoord.<br />

(p. 197)<br />

15-10-44<br />

Volgens een eerste telling zijn er op de 45.000 Joden die België bewonen, 27.000 door de Duitschers<br />

weggevoerd. (p. 225)<br />

5-11-44<br />

In den “Manchester Guardian” verscheen een beschrijving <strong>van</strong> het Duitsche Uitroeiïngskamp te<br />

Lublin (Polen). De grondslagen werden in 1940 door een groep SS-officieren gelegd; een ruimte <strong>van</strong><br />

10 vierkante mijl werd in 16 vierkanten verdeeld; in elk vierkant werden 20 barakken voorzien.<br />

Einde 1941 was het kamp gereed voor 40.000 geïnterneerden. Het getal hier<strong>van</strong> groeide echter<br />

steeds aan en het aantal transporten hield gelijken tred met de uitbreiding <strong>van</strong> het kamp. In Mei 1943<br />

kwamen 60.000 Joden aan uit het ghetto <strong>van</strong> Warschau en steeds werden er nieuwe groepen<br />

aangevoerd, waaronder ook ge<strong>van</strong>genen <strong>van</strong> andere gekende concentratiekampen.<br />

Het was echter niet gemaakt om de ge<strong>van</strong>genen blijvend onderdak te geven. De barakken werden<br />

leeggemaakt zoo vlug als de menschen konden gedood worden, altijd echter werden er 20.000 in<br />

leven gelaten om het kamp te vergrooten. Sommigen stierven <strong>van</strong> honger en ziekte, maar dit ging<br />

volgens de Duitschers te traag en scheen hun niet wetenschappelijk genoeg. Gas was de geliefkoosde<br />

methode; zij hadden verplaatsbare en vaste gaskamers. Verschillende gebouwen werden ingericht<br />

om de lijken te doen verdwijnen, alhoewel, als de ovens niet toereikend waren, de Duitschers ook<br />

gebruik maakten <strong>van</strong> brandstapels. (p. 229-230)<br />

was die dit in medische kringen circulerend gerucht heeft opge<strong>van</strong>gen, en heeft doorverteld aan haar<br />

grootvader. Maar Médard had, als professor en als pedoloog ongetwijfeld ook zelf contacten met mensen uit<br />

de medische wereld.<br />

60 Het gaat hier duidelijk om de inval <strong>van</strong> 31 januari 1943 bij zijn kleindochter Julia(na) Schuyten en haar man<br />

Klaas Sluys op Withof in Boechout. Hierbij werden ook de joden die zij verborgen hielden opgepakt. Enkel<br />

het kleine Sylvieke Reichman ontsprong de dans. Médard Schuyten was wellicht niet op de hoogte dat Klaas<br />

en Julia(na) joden verborgen hielden. Het getuigenis <strong>van</strong> Julia(na) vind je hierna. Het feit dat Médard bij de<br />

publicatie <strong>van</strong> zijn dagboek zelfs niet in een voetnoot verwijst naar het feit dat deze gebeurtenis zich afspeelde<br />

bij zijn kleindochter en haar man, sterken mij – ondanks het feit dat het origineel <strong>van</strong> het dagboek niet werd<br />

teruggevonden - in de overtuiging dat Médard Schuyten aan de oorspronkelijke tekst <strong>van</strong> zijn dagboek niets<br />

heeft gewijzigd of heeft toegevoegd.<br />

24


15-11-44<br />

In het N.-O. <strong>van</strong> Polen, in de omstreken <strong>van</strong> het Doodenkamp Tremblinka, heeft men een weg<br />

ontdekt, waar<strong>van</strong> het wegdek samengesteld is uit menschelijke assche, afkomstig <strong>van</strong> ge<strong>van</strong>genen<br />

uit de concentratiekampen, die eerst door gassen verstikt werden en vervolgens door de Duitschers<br />

op enorme brandstapels verbrand. De ge<strong>van</strong>genen waren ten getale <strong>van</strong> verscheidene millioenen en,<br />

volgens het zeggen <strong>van</strong> personen, die uit het kamp ontsnapt waren, gebruikten de Duitschers een<br />

mengsel <strong>van</strong> asch en beenderen als wegdek, in plaats <strong>van</strong> asfalt. (p. 232)<br />

Die dag eindigt het dagboek. Vier maanden later is het al gepubliceerd.<br />

1.2. DE KLEINZOON: WIM SCHUYTEN<br />

Médard Schuytens tweede zoon, Henri Schuyten was gehuwd met Margaretha <strong>van</strong><br />

Oudheusden, en zij hadden vier kinderen, Jeanne (°1913) , Julia (°1914), René (°1915) en Wim<br />

(°1925) 61 . Zowel Henri en zijn echtgenote, als zijn drie oudste kinderen (en hun partners) zullen<br />

tijdens de oorlogsjaren joden helpen en verbergen. Wim, de jongste, die <strong>van</strong>af 1942 tot de zomer <strong>van</strong><br />

1944 bij een boer in Frankrijk werkte 62 , vertelt meer dan zestig jaar na de feiten, wat hij zich nog<br />

herinnert. Al is de meeste <strong>van</strong> zijn informatie uit de tweede hand, hij schetst toch een goed beeld <strong>van</strong><br />

de groep ‘helpers’ die we onmiddellijk hierna zullen bespreken, en is hij bovendien ook aan de<br />

meeste hoofdrolspelers onmiddellijk verwant. Van deze generatie is hij tenslotte de enige omstander<br />

die nog leeft, en die we nog enkele vragen konden stellen 63 . Hij geeft een “preview” <strong>van</strong> wat nog<br />

komen gaat.<br />

I spent the summer vacation of 1942 64 in France, working at a farm. I was 17 when I came home<br />

toward the end of August 1942. I had a tentative agreement with the farmer to return and work for<br />

him - subject to the approval of my parents. With their permission I went back and stayed in France<br />

for most of the duration of the war. (I had 2 or 3 brief furtive visits with my parents during that<br />

time 65 ).<br />

When I was home that first time in August 1942, I met the Jewish guests of my parents. They were<br />

an elderly couple. Their name was Finkel 66 . My parents also told me that Klaas and Julia were hiding<br />

Jews in their home and that several families of our church were also hiding Jews.<br />

The name of one family I remember: “Hendricks.” (I don’t know if I spell the name right). They were<br />

farmers and originally came from Geel. There were also Antoine and Bertus Rooze, who were taking<br />

part. My brother Rene and his wife Nelly also had Jews in their home. I think two. All people<br />

involved were members of our church: “Gereformeerde Kerk”, Sanderusstraat, Antwerpen.<br />

As to your questions: How, who why, etc., I will do my best to answer. Remember that information<br />

came to me second-hand seeing I spent most of the war years away from home:<br />

There was no “central organization”, urging and recruiting people to help Jews. What happened in<br />

Boechout – and I suspect everywhere in Europe where Jewish people were helped – developed<br />

spontaneously and as the needs of the moment required.<br />

61 Zie de stamboom <strong>van</strong> de familie Schuyten in bijlage.<br />

62 Zijn vader Henri had Wim naar Frankrijk gestuurd omdat hij daar meer te eten zou krijgen, én omdat het<br />

daar bovendien veiliger was. Wim nam een berekend risico door met de trein te reizen, om dat je daarop door<br />

Duitsers kon gecontroleerd kon worden. In Frankrijk zaten de Duitsers vooral in de steden, zegt Wim, en<br />

waren er bijna geen contoles op het platteland. Telefonisch gesprek <strong>van</strong> 23 januari 2005 met Wim Schuyten.<br />

63 Bij de <strong>slachtoffers</strong> vervult Edith Hönig die rol.<br />

64 Wim Schuyten schreef in een mail <strong>van</strong> 24.8.2005 “I spent the summer vacation of 1941…” E-mail <strong>van</strong><br />

24.8.2005 <strong>van</strong> Richard Osbun, in opdracht <strong>van</strong> zijn grootvader Wim Schuyten. Op 1.12.2005 schreef hij in een<br />

brief: “Regarding your E-mail of November 12: It was indeed after the summer vacation of 1942 that I was<br />

introduced to an elderly Jewish couple in py parents’ home. I made the correction by correlating my<br />

grandfather’s diary with my own recollections.” Brief <strong>van</strong> Wim Schuyten (VS) aan J. Maes, 1.12.2005.<br />

65 Wim kwam dan telkens voor een week of zo <strong>van</strong> Frankrijk naar zijn ouders in België: een keer na de oogst,<br />

eind augustus of begin september 1942; de andere keer met Kerstmis 1942. Nadien zou hij in Frankrijk blijven<br />

tot de zomer <strong>van</strong> 1944. Zie: Telefonisch gesprek <strong>van</strong> 23 januari 2005 met Wim Schuyten.<br />

66 Wim Schuyten schreef in zijn originele mail “Their name was Hönig.” E-mail <strong>van</strong> 24.8.2005 <strong>van</strong> Richard<br />

Osbun, in opdracht <strong>van</strong> zijn grootvader Wim Schuyten. In een brief <strong>van</strong> 1.12.2005 verbeterde hij zich: “As for<br />

the name “Honig”, I must have heard it in a different context, and remembered that, instead of their real name<br />

“Finkel” (according to Nelly Schuyten’s memoir).” Brief <strong>van</strong> Wim Schuyten (VS) aan J. Maes, 1.12.2005.<br />

25


Klaas Sluys was a business man and had contacts with other business people in the same line<br />

(perfume oils). Many of these were Jews. I remember that even before the persecution began in<br />

earnest, he counseled them to ignore the orders of the Germans to wear a yellow star. When that<br />

counsel was not followed they were, of course, easy targets for the Gestapo – and when their situation<br />

became desperate, they – or at least some of them – turned for help to the one who had shown a<br />

concern for them. This was (I think) the main category of the Jews who were hidden. Others were<br />

directed to Klaas by Christian people who knew Jews, but were in no position themselves to give<br />

them shelter – like my sister Jeanne, who was a head nurse at Stuyvenberg Gasthuis.<br />

Why? I do not believe there was any motivation other than the command to “Love your neighbor as<br />

yourself” and the clear Biblical mandate to “relieve the oppressed”, as given in Isaiah 1:17 and many<br />

other Bible passages. To live the Christian ethic involves the taking of risks – some of them lethal.<br />

After Klaas was arrested and the Jewish people in his house (except one little girl), the fear was that<br />

the involvement of others was known to the Gestapo as well, and that home invasions and arrests<br />

would follow. It was then decided that the other Jews would have to be moved elsewhere. The little<br />

girl was smuggled by Antoine Rooze to a family in the country. An apartment in Brussels was rented<br />

from a landlord willing to take the risk, and the remaining Jews (20 individuals) were housed there<br />

until the end of the war.<br />

My brother Rene was instructed with supplying them with food required. This involved trading hard<br />

currencies (Dollars and Pounds Sterling) on the black market, and smuggling it to them.<br />

About the logistics and financing of the operations I don’t know any details except that some of the<br />

money came from my sister Julia, and some from those of the Jews who had managed to save some of<br />

their hard assets from the disaster.<br />

2. DE HELPERS EN REDDERS<br />

2.1. DE KLEINDOCHTER: JULIA(NA) SCHUYTEN EN HAAR ECHTGENOOT, KLAAS SLUYS 67<br />

Figuur 7 Julia Schuyten in<br />

september 1943 (Archief Dora<br />

Eikelboom-Sluys)<br />

Figuur 8 met de jongerengroep <strong>van</strong><br />

de Sanderusstraat met <strong>van</strong> boven<br />

naar onder o.a. Toine Rooze, Julia<br />

en Klaas, 8 april 1936 (Archief<br />

Greet Van Den Dries-Rooze)<br />

26<br />

Figuur 9 Klaas Sluys, 1947 (Archief<br />

Dora Eikelboom-Sluys)<br />

67 De stamboom <strong>van</strong> de familie Schuyten bevindt zich in bijlage achteraan. Julia is de dochter <strong>van</strong> Hendrik<br />

Jozef Schuyten, onderbureeloverste en <strong>van</strong> Marguerite Louis Marie <strong>van</strong> Oudheusden, beiden in Antwerpen<br />

wonende op 1.6.1937. (DV, Huwelijksakte <strong>van</strong> Klaas en Julia, 1.6.1937) Klaas is de zoon <strong>van</strong> Jan Sluis,<br />

(°Andijk, Nederland, 6.4.1880), tuinbouwkundige en <strong>van</strong> Pieternella Kwantes, (°Kolhorn, Nederland,<br />

9.8.1882) zonder beroep, beiden gemeld te Andijk gehuisvest. (DV, Huwelijksakte <strong>van</strong> Klaas en Julia,<br />

1.6.1937). Op 9.11.1936 woonden ze er op Broekoord 190 te Andijk.


Julia Schuyten (°1914) was de tweede dochter <strong>van</strong> Henri Schuyten en diens vrouw<br />

Margaretha, en ze was tevens de kleindochter <strong>van</strong> Médard Schuyten. Ze had een oudere zus, Jeanne<br />

(°1913), en twee jongere broers, René (°1919) en Wim (°1925).<br />

In 1937 trouwt zij, als protestantse, met de Nederlandse inwijkeling, Klaas Sluys, die zij heeft<br />

leren kennen via de jongerenwerking <strong>van</strong> de Gereformeerde Kerk in de Sanderusstraat te<br />

Antwerpen, waar<strong>van</strong> beide lid zijn. <strong>Een</strong> jaar later wordt Dora geboren, in 1940 Jan en nog een jaar<br />

later Herman.<br />

Klaas bouwt in Boechout een parfumeriefabriek die door een gelukkige aankoop <strong>van</strong> een<br />

grote voorraad grondstoffen vlak voor de oorlog, tijdens de oorlog kan blijven draaien. Naast<br />

verschillende werknemers, hebben zij ook een meid, Leonie, in dienst.<br />

2.1.1. Julia Schuyten vertelt over de vooroorlogse jaren <strong>van</strong> haar echtgenoot, Klaas Sluys 68<br />

Klaas Sluys (°1911-†1965) Geboren in Andijk, een klein dorp ongeveer 40 km ten noorden <strong>van</strong><br />

Amsterdam.<br />

Hij was het derde kind en de oudste zoon uit een gezin <strong>van</strong> zes kinderen. Z’n ouders waren<br />

ijverige, vrome mensen die hun kinderen zorgzame vlijt leerden en vooral liefde voor hun Schepper<br />

en Verlosser.<br />

Vader, die [land]bouwer was, en die door hard werken een eigen bedrijf had opgebouwd,<br />

voelde zich altijd zeer afhankelijk <strong>van</strong> Gods gaven in de natuur. Minder of zeer overvloedige<br />

vruchten, ze ontvingen ze dankbaar uit Gods hand. In zijn gebed met zijn gezin kwam dit telkens tot<br />

uiting.<br />

Van z’n 6 e tot z’n 12 e jaar ging hij op de Christelijke school, waar hij een zeer ijverige leerling<br />

was en elk jaar met de hoogste cijfers thuiskwam. Toen hij nog geen twaalf jaar oud was en de<br />

lagere school had beëindigd moest hij bij z’n vader op het land werken. Dit viel hem soms zwaar,<br />

want vader was een strenge meester. Er mocht geen tijd verkwist worden en geen kwaadje (onkruid)<br />

mocht blijven staan.<br />

Elke week ging hij naar de catechisatie, waar hij onderricht werd door Dr. Steen, die toen<br />

predikant was op Andijk. Later vertelde hij vaak dat hij zoveel <strong>van</strong> deze zeer begaafde en geleerde<br />

dominee had geleerd.<br />

Op z’n 14 e jaar werd hij ziek, een acute nierontsteking die pas beterde door streng dieet en<br />

liggen. Dan beterde het maar toen hij weer aan ’t werk ging, even kou vatte, kreeg hij het opnieuw.<br />

Hoewel dit soms zeer hard was droeg hij z’n leed heldhaftig en gebruikte die tijd om handel en<br />

boekhouding te studeren.<br />

Moeder, die soms wel dacht dat het werk voor hem te zwaar was, vertelde aan de dokter dat<br />

haar jongen goed kon leren en of dat niet beter voor hem zou zijn. Maar vader, die zo gerekend had<br />

op een flinke helper, was daar niet voor te vinden.<br />

Toen hij bijna 17 jaar was en nog herhaaldelijk ziek werd, gaf een nieuwe dokter hem de raad<br />

elders te gaan werken. Dat vochtige klimaat en die drassige grond was voor hem zeer slecht, en hij<br />

bleef hier, dan zou hij nooit beter worden. Toen moest hij naar Amsterdam. Weg uit het ouderlijk<br />

huis, alleen in een grote stad. Z’n dorp waar enkel gelovige christenen woonden moest hij<br />

achterlaten en nu moest hij daar z’n weg zoeken in die ongevoelige, ongelovige wereld. (Hierover<br />

heeft hij z’n heimwee uitgeschreven in stukjes die dan gepubliceerd werden in een plaatselijk blad<br />

<strong>van</strong> Andijk onder de schuilnaam Frank Verdun.)<br />

Hij werkte eerst in een zaak voor binnenhuisinrichting en woonde in een bescheiden kosthuis.<br />

Daar leerde hij een jongeman kennen, een Hongaar wiens vader en zaak had in grondstoffen voor<br />

parfumerie. Daar in dat kosthuis werd veel gesproken en overlegd en eindelijk hadden ze hun plan<br />

klaar, samen zouden ze een zaak oprichten. Klaas had 250 gulden op z’n spaarbankboekje, en zoveel<br />

legde ook z’n compagnon op tafel. Wat hebben ze gewerkt, geploeterd, gesjouwd. Ze moesten zich<br />

alles ontzeggen en enkel voor hun zaak vechten: een harde tijd. Alles werd er op gezet om bekend te<br />

raken. Klaas had een bijzonder talent om reclame te voeren. Er kwam leven in de zaak, ze groeide!<br />

68 Julia Schuyten schreef in 1965, kort na zijn dood, een beknopte biografie <strong>van</strong> Klaas voor Nelly Kruithof die<br />

een “opstel” moest schrijven voor de Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid te Brussel. J. SCHUYTEN,<br />

Klaas Sluys 1911-1965, 1965. Archief Marnix Sluys. (Het “opstel” <strong>van</strong> Nelly Kruithof werd niet<br />

teruggevonden.) Omdat Klaas de organisator en (pre)financierder werd <strong>van</strong> heel wat onderduikingen is het<br />

mijns insziens belangrijk om wat langer stil te staan bij de voorgeschiedenis en persoon <strong>van</strong> deze spilfiguur.<br />

27


Toen is er iets ergs gebeurd: in hun ijver hebben ze iemand in dienst genomen die goed op de<br />

hoogte was <strong>van</strong> het vak, veel nieuwe produkten kende en goede recepten had. Deze man had bij een<br />

concurrerend bedrijf gewerkt en daar al die kennis verzameld. Maar hij was contractueel gebonden<br />

en dat had hij niet verteld. Als onervaren dorpsjongen had hij veel te veel vertrouwen gehad in die<br />

medewerker. Bovendien had die concurrent al lang gevoeld (uit die mooie, goed gerichte reclame,<br />

dat dit voor hem een gevaarlijke concurrent kon worden en zette alles op het spel om hem <strong>van</strong> de<br />

kaart te vegen.)<br />

Er werd beslag gelegd. Er werd een proces gevoerd. Hij moest zich in al deze zaken inwerken<br />

en verdedigen. ’t Was vechten om z’n zaak, om z’n eer, om z’n wijsheid. (Veel heeft hij daardoor<br />

geleerd, wat hem later in het leven goed <strong>van</strong> pas kwam.) Maar tenslotte werd hij veroordeeld om 2<br />

jaar lang geen zaken meer te doen in Nederland. Dan naar het buitenland, naar Londen, een grote<br />

wereldstad 69 . Daar kon men zaken doen.<br />

Zes maanden werkte hij in Londen maar het was 1934. Hij kon geen verblijfsvergunning<br />

krijgen (ook mede doordat die concurrent 70 hem op de hielen zat) en moest ook daar vertrekken.<br />

Waarheen? De boot ging naar Antwerpen, maar naar België daar wilde hij eigenlijk niet heen,<br />

maar ten einde raad ging hij toch 71 .<br />

Was het God zelf die hem daarheen stuurde?<br />

Vroeger had hij een boek gelezen. Tijl Uilenspiegel <strong>van</strong> Charel de Coster, dat was z’n eerste<br />

kennismaking met de Vlaamse mensen, en het had hem toen diep ontroerd. Nu herkende hij ze weer:<br />

Klaas en Soetkin en Nele, overal kwam hij ze tegen. Het volk hier had aanstonds de liefde <strong>van</strong> zijn<br />

hart.<br />

69 Londen W.C. I Gildfordstreet 6. (DV, Dossier Sluys, Klaas, 23.4.1935)<br />

70 Dat was A. Slachmeyer Jr in Amsterdam. (DV, Dossier Sluys, Klaas, 9.11.1936)<br />

71 Klaas komt op 23.3.1935 in België aan. Op dat ogenblik is hij directeur <strong>van</strong> de N.V. Chemical Works te<br />

Londen en is hij “op studiereis in België met het oog op de mogelijke oprichting <strong>van</strong> het hoofdhuis alhier, of<br />

minstens een filiaal of laboratorium.” (DV, Dossier Sluys, Klaas, 23.4.1935) Zijn bedrijf is erg export gericht.<br />

Op 24.2.1936 meldt Klaas aan de Openbare Veiligheid: “Terloops deelen wij U nog mede dat vorige week een<br />

vaste vertegenwoordiger werd aangesteld in Tel-Aviv, waarmee ons exportgebied werd uitgebreid tot Palestina<br />

en omliggende landen.” (DV, Dossier Sluys, Klaas, 24.2.1936). Op 19.11.1936 schrijft iemand <strong>van</strong> de<br />

Openbare Veiligheid een (interne) nota voor directeur Bekaert: “ Mijns insziens dient betrokkene vreemdeling<br />

zonder verwijl uit het rijk verwijderd. Ik stel voor hem een reiswijzer geldig 15 dagen te doen afleveren en<br />

hem na zijn vertrek in het Politieblad B en het C.S.B. te vermelden. In tegenstelling met de verklaringen <strong>van</strong><br />

Sluys is zijns verwijdering, op economisch gebied, geen verlies voor België. Het Ministerie <strong>van</strong> Economische<br />

Zaken zegt ons:<br />

1) Dat de firma “Chemical Works London Ltd” weinig solied schijnt te zijn.<br />

2) Dat de verkoop der producten sedert de vestiging te Antwerpen onbelangrijk was;<br />

3) Dat Sluys niet al te gunstig bekend staat;<br />

4) Dat zijn behoud in België geen voordeel voor ’s lands economie kan bieden.<br />

Deze ongewenschte personnage dient dus zijne centen in andere streken op te slaan.” (DV, Dossier Sluys,<br />

Klaas, 19.11.1936) Bekaert volgt dit advies, waarna Klaas zich weert als een duiveltje in een wijwatervat.<br />

Klaas geeft aan Bekaert een “beschrijving en hoedanigheden der verschillende produkten die hij vervaardigt.”<br />

Hij geeft naast een overzicht <strong>van</strong> zijn verkoopscijfers (voor 102.705 fr. <strong>van</strong> 1.1.1936 tot 10.12.1936, waar<strong>van</strong><br />

60% voor de export), ook een lijst mee met zijn zeven personeelsleden, waaronder Eduard Hendrickx, Julius<br />

De Geitersstraat 111, werkjongen. (Eduard Hendrickx is de zoon <strong>van</strong> Isidoor Hendrickx en de broer <strong>van</strong><br />

Charles Hendrickx.) De andere personeelsleden zijn de bediende Elza Warmoeskerken, de andere werkjongen<br />

Hendrik Lever, en de inpaksters Anna <strong>van</strong> Oytsel, Jeanne <strong>van</strong> Oytsel, Maria Herijgers en Maria Alix. (DV,<br />

Dossier Sluys, Klaas, 10.12.1936) Op 12.12.1936 schrijft zijn aanstaande schoonvader een brief met de vraag<br />

om Klaas’ uitzetting in te trekken: “de ‘Chemical Works London Ltd.’ zal, zoo dit bevel niet ingetrokken<br />

wordt, gelikwideerd moeten worden, wat het bezit <strong>van</strong> P[ond] S[terling] 400 <strong>van</strong> mijn dochter in gevaar zal<br />

brengen. Verder is er ook een groote mogelijkheid dat mijn dochter haar huwelijksplannen zal moeten<br />

uitstellen totdat, in de nieuwe woonplaats <strong>van</strong> haar verloofde, zijn zaken opnieuw rendeerend genoeg zullen<br />

zijn om een gezin te stichten…” (DV, Dossier Sluys, Klaas, 12.12.1936). Zelfs dominee H. J. Winter neemt<br />

het voor hem op. (DV, Dossier Sluys, Klaas, 25.12.1936) Ondanks haar huwelijk met Klaas op 1.7.1937<br />

verklaart Julia: “hare Belgische nationaliteit te willen behouden.” “Zij zou de 4/5 der aandeelen bezitten <strong>van</strong><br />

de ‘Chemical Works Londen Ltd’, waar<strong>van</strong> de echtgenoot bestuurder is. Gezien deze nieuwe omstandigheden<br />

zie ik er geen bezwaar in aan Klaas Sluys een proeftijd toe te staan en den tegen hem genomen maatregel <strong>van</strong><br />

uitdrijving voorlopig te schorsen…” schrijft administrateur de Foy <strong>van</strong> de Openbare Veiligheid aan de<br />

Minister <strong>van</strong> Economische Zaken en Binnenlandse Handel. (DV, Dossier Sluys, Klaas, 13.7.1937)<br />

28


’t Was weer helemaal opnieuw beginnen, hard werken, zeer zuinig zijn, zich alles ontzeggen.<br />

Alleen de reclame, dat moest goed zijn en mooi, daar mocht men niet zuinig mee zijn. Hij moest de<br />

mensen overtuigen <strong>van</strong> z’n produkten. Reclame was z’n kracht. En het ging, het groeide traag maar<br />

zeker.<br />

In 1936 leerde hij een Vlaams meisje kennen (zijn Nele, dat staat in z’n trouwring<br />

gegraveerd). Zij trouwden 1 juni 1937. Met uw zegen Heer!, stond er op de trouwkaart. Toen<br />

eindelijk tot rust gekomen, groeide het plan om e<strong>van</strong>gelisatie te doen onder die mensen hier die hij<br />

liefkreeg. Wat leefden ze ver <strong>van</strong> God. Wat kenden ze slecht hun Heiland en Verlosser. Zo rooms,<br />

vaak heel religieus, maar hoe bijgelovig en ver <strong>van</strong> de waarheid. Daar wilde hij zich voor inzetten<br />

met Gods hulp moest het gaan 72 .<br />

In Antwerpen had de e<strong>van</strong>gelisatie een zaaltje in de Lamorinièrestraat waar bijeenkomsten<br />

werden gehouden, daar begon hij een jeugdsamenkomst. Uitnodigingen werden verspreid. En ze<br />

kwamen, stilaan meer en meer.<br />

Hij drukte een krantje voor de jeugd: “V.V.K. Vlaanderen voor Kristus” 73 .<br />

Toen kwam 1940: Oorlog!<br />

2.1.2. De oorlogsjaren 74<br />

72 Zo houdt Klaas (Lid Voor Godbeweging) op 25 september 1937 een voordracht in het Sint-Lievenscollege<br />

over “De kerkvervolging in Duitsland.” L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad. <strong>Een</strong> geschiedenis <strong>van</strong><br />

Antwerpen en zijn joodse bevolking (1880-1944), Tielt , Lannoo, 2000, p. 364.<br />

73 “Ferner gab er ohne Genehmigung in unregelmässigen Abständen bis in den Sommer 1942 die Druckschrift<br />

“VLAANDEREN VOOR KRISTUS” heraus. Dies stellte er nach eines in Sommer 1942 von der<br />

Propagandastaffel ausgesprochenen Verbot ein. Trots der Verwarnung durch die Propagandastaffel druckte<br />

und versandt er im September 1942 das Flugblatt: “GEEN VREDE ZONDER CHRISTUS”, mit je 1000<br />

Exemplaren. Diese Druckschriften hatten nach seiner Angabe nur religiösen Inhalt. Der Angeklagte ist<br />

e<strong>van</strong>gelisch-reformiert und glaubte, mit diesen Druckschriften weiterhin für seine Kirche tätig sein zu<br />

müsssen.” Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys, Feldgericht, Feldkommandatur 520, St.L. VI nr.60/43 in<br />

Archief Marnix Sluys. Wat enigszins grappig is, is dat Klaas’ schoonbroer, René Schuyten in een brief aan zijn<br />

verloofde schrijft: “Je zult overigens de inhoud <strong>van</strong> V.V.K. als blad ook wel niet zo reusachtig vinden de<br />

laatste tijd. Ik tenminste vind het knudde <strong>van</strong> begin tot eind. Je kunt de menschen evengoed [het protestantse<br />

tijdschrift] de open poort zenden.”<br />

74 Julia Schuyten schreef in 1995 zelf een tekst die in grote lijnen overeenkomt met het door Lieve Wouters<br />

opgetekende <strong>verhaal</strong>, maar die hier en daar toch enkele, niet onbelangrijke verschillen en aanvullingen geeft.<br />

Onderaan deze getypte tekst staat in haar handschrift bijgeschreven: “Dit werk heb ik geschreven op vraag <strong>van</strong><br />

de familie in Amerika. Ik denk dat ook de kinderen hier dit wel zal interesseren.” J. SCHUYTEN, Van 31 januari<br />

1943 tot juli 16 of 17 1944 (Getuigenis geschreven op vraag <strong>van</strong> de familie in Amerika), december 1995; J.<br />

SCHUYTEN, Tenminste Sylvieke, in J. DE VOLDER & L. WOUTERS, Van binnen weent mijn hart. De vervolging<br />

<strong>van</strong> de Antwerpse joden. Geschiedenis en herinnering, Antwerpen, Standaard, 1999, p. 120-126.<br />

Toen ik interviewster Lieve Wouters vroeg naar de omstandigheden waarin deze tekst tot stand was gekomen,<br />

was zij zo vriendelijk om in een openhartige e-mail <strong>van</strong> 21.11.2005 mij het kader en de omstandigheden te<br />

schetsen, waarbinnen dit interview werd afgenomen, alsook de wijze waarop zij het interview met het oog op<br />

de publicatie er<strong>van</strong> heeft geredigeerd. “Misschien eerst de context een beetje weergeven. Ik was student, 22<br />

jaar of zo iets, ten tijde <strong>van</strong> mijn interviews met overlevenden en Antwerpenaren die zoals Juliana joden<br />

hebben geholpen. Ik wil maar zeggen dat ik nog betrekkelijk jong was en de dingen misschien minder<br />

professioneel aanpakte dan ik <strong>van</strong>daag zou doen. Bovendien kan ik mij met de beste wil <strong>van</strong> de wereld echt<br />

niet meer alle details herinneren. Opzet <strong>van</strong> het boek was het Antwerpen <strong>van</strong> de jaren dertig weer te geven, het<br />

dagelijkse leven en hoe de oorlog dat gewone leven op zijn kop heeft gezet. In het begin nam ik de eerste<br />

interviews op band op, maar na een tijdje… heb ik dat opnemen achterwege gelaten en gewoon geschreven<br />

tijdens de gesprekken, omdat dat veel sneller werkt. Als ik me het goed herinner, was Juliana één <strong>van</strong> de<br />

laatste gesprekspartners…. Waarschijnlijk heb ik dus mijn gesprek met Juliana nooit opgenomen. En als het<br />

opgenomen was, dan heb ik in ieder geval het cassetje niet meer. We hebben de belangrijkste documentatie<br />

bewaard in de Kammenstraat en die is blijkbaar verloren gegaan. Zelf ben ik ook ondertussen drie keer<br />

verhuisd, waarbij ik telkens toch wat proefdrukken en dergelijke voorlopige teksten heb<br />

weggegooid. Ik weet nog dat Juliana met een grote foto in de GvA had gestaan en dat we haar naar aanleiding<br />

daar<strong>van</strong> hebben opgezocht. We wisten dan dat ze in Edegem (denk ik toch) woonde, en hebben haar<br />

telefoonnummer gewoon in het telefoonboek opgezocht. Zoveel mensen met de naam Sluys-Schuiten waren er<br />

immers niet. Ik bezocht haar in haar appartementje, één of twee keer. Ik herinner me <strong>van</strong> haar vooral het<br />

warme contact. Wat me trof was haar bescheiden houding. "We hebben dat gedaan omdat we een groot huis<br />

hadden." Ik dacht daar dan bij: en omdat je een groot hart had. Ze was een heel gelovige vrouw, daar ben ik<br />

zeker <strong>van</strong>. Ik vermoed dat ze <strong>van</strong> het type 'sterke vrouw' was, die zich niet te gemakkelijk <strong>van</strong> haar stuk laat<br />

29


In de loop <strong>van</strong> 1941 75 vroegen kennissen <strong>van</strong> mij uit de protestantse kerk de Bexstraat [in<br />

Antwerpen] ons of wij geen werk hadden voor een joodse jongen.<br />

De joden die een zaak hadden moesten die sluiten en dus ook hun personeel, die veelal ook<br />

joden waren stonden op straat zonder enig inkomen 76 .<br />

Klaas, die een zaak [in parfumoliën en smaakstoffen] had <strong>van</strong> ongeveer 12-14 werknemers 77<br />

liet de jongeman komen en sprak met hem af dat hij 's nachts zou werken en 's morgens vroeg weer<br />

naar huis zou vertrekken 78 . Hij droeg immers de verplichte gele Jodenster 79 en moest daarom niet<br />

door het personeel gezien worden. Na een paar maanden werd de toestand voor de joden nog<br />

hachelijker: ze werden uit hun huizen gehaald en op transport naar Duitsland gezet 80 . Onze Finckel<br />

(zo heette die jongeman) vroeg hulp voor zijn blinde moeder, vader en zuster die ook erg vreesden<br />

op transport te worden gezet 81 . Wat moesten we doen?<br />

brengen, vertrouwvol is en zachtaardig. Als ik het me goed herinner, was ze nog heel goed bij geest en moest<br />

ze niet te lang naar namen zoeken. Waarschijnlijk was ze toen al bezig aan haar boek [dat er overigens nooit is<br />

gekomen], stond haar daarom alles nogal duidelijk voor ogen, maar dat heb ik nooit te zien gekregen.<br />

Verder moet ik er nog bij zeggen dat de eerste versie <strong>van</strong> de uitgeschreven interviews niet echt boeiend<br />

geschreven waren. Ik heb daarin zelf een enorme groei doorgemaakt, zoals ik al schreef was ik nog heel jong.<br />

Ik studeerde op dat moment Germaanse Talen en Letterkunde in Antwerpen. Jan [De Volder] keek de teksten<br />

na en zette me aan om ze te herschrijven. Naarmate ik er langer mee bezig was, vond ik het nodig om ze iets<br />

meer literair te maken, om ze allemaal hun eigen kleur te geven, om de personen er meer te laten uitkomen<br />

zoals ik dacht dat ze waren, om ze in de ik-vorm te zetten en de <strong>verhaal</strong>lijn te variëren.<br />

We vonden het niet belangrijk om alle details te controleren, we hebben de 'waarheid' gebracht zoals de<br />

mensen die zich herinnerden. Hier en daar heb ik me geoorloofd om me in te leven in de situatie en dialogen<br />

weer te geven die mijn gesprekspartners niet precies zo voorgezegd hebben. De meeste mensen hebben<br />

hun verhalen na afwerking nog herlezen, ik denk zelfs allemaal, tenzij misschien de mensen <strong>van</strong> het rusthuis<br />

die er niet meer echt toe in staat waren…” E-mail <strong>van</strong> 21.11.2005 <strong>van</strong> Lieve Wouters. Als historicus vond ik<br />

het evident dat ik voor het kern<strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> deze paper de voorkeur gaf aan de zelf geschreven versie <strong>van</strong> Julia<br />

Schuyten, boven de vlotter geschreven, doch door de interviewster bewerkte, gepubliceerde versie.<br />

75<br />

Het was waarschijnlijk ergens in de lente <strong>van</strong> 1942.<br />

76<br />

De verordening <strong>van</strong> 11 maart 1942, betreffende het tewerkstellen <strong>van</strong> joden in België. L. SAERENS,<br />

Vreemdelingen in een wereldstad, p. 500.<br />

77<br />

Op 14.5.1941 zijn er 7 personen werkzaam, (DV, Dossier Sluys, Klaas, 15.4.1941) in de vooral<br />

exportgerichte “Industrie & Handelsmaatschappij Boechout P.V.B.A”, waarin de eerder door hem in 1936<br />

opgerichte “Chemical Works London Limited” werd opgenomen. In 1938 voert hij voor ± 250.000 frank uit.<br />

Kort na de Duitse inval blijkt uit een brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten aan René Schuyten de zaak <strong>van</strong> Klaas goed te<br />

draaien. “Klaas zaken gaan op het oogenblik weer uitstekend.” Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Antwerpen <strong>van</strong><br />

11.8.1940 aan René Schuyten, in krijgsge<strong>van</strong>genschap. “Ze [Julia] verwacht weer een kindje voor Mei. De<br />

zaken gaan heel goed voor hun dus waarom zouden geen kindje koopen.” Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit<br />

Antwerpen <strong>van</strong> 16.11.1940 aan René Schuyten.<br />

78<br />

In de tekst in het boek <strong>van</strong> Lieve Wouters is hier een paragraaf toegevoegd: “We hebben gewoon<br />

geprobeerd volgens ons geloof te handelen. Sommige christenen dachten dat het lot <strong>van</strong> de joden een straf <strong>van</strong><br />

God was. Al wat wij over hen wisten, berustte immers op vooroordelen: oude, vastgeroeste ideeën over joden<br />

die Jezus gekruisigd en hosties geschonden hadden.“ J. SCHUYTEN, Tenminste Sylvieke, p. 121.<br />

79<br />

De verordening <strong>van</strong> 27 mei 1942 betreffende de kenmerking <strong>van</strong> joden. Het dragen <strong>van</strong> de jodenster in het<br />

openbaar werd verplicht <strong>van</strong>af 1 juni 1942. Zie L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 500, 502.<br />

80<br />

Julia bedoelt hier uiteraard de transporten <strong>van</strong> de Dossin-kazerne te Mechelen naar Auschwitz in Polen. Op<br />

woensdag 22 juli 1942 gingen de Duitsers in België voor het eerst over tot de gedwongen aanhoudingen <strong>van</strong><br />

joden om hen naar het ‘Oosten‘ te deporteren… In de late namidag arresteerde de Feldgendarmerie in het<br />

Centraal Station [<strong>van</strong> Antwerpen] de joodse passagiers (pendelaars) <strong>van</strong> de trein Brussel-Antwerpen.” Vanaf<br />

15 augustus 1942 gebeurde dit inderdaad d.m.v. grootschalige razzia’s. Zie L. SAERENS, Vreemdelingen in een<br />

wereldstad, p. 589-590, 601.<br />

81<br />

Het gaat hier duidelijk om Gottfried of ‘Gotti’ Finkel (i.p.v. Finckel), de zoon <strong>van</strong> Max Finkel en zijn vrouw<br />

Laura, en de broer <strong>van</strong> Selma.<br />

30


Figuur 10 Gottfried<br />

Finkel, 1943 (Archief<br />

Edith Sanders-Hönig)<br />

Figuur 11 Markus<br />

Finkel, 15.7.1929<br />

(DV, Dossier<br />

Markus Finkel,<br />

1571278)<br />

Figuur 12 Laura<br />

Einig, 15.7.1929 (DV,<br />

Dossier Markus<br />

Finkel, 1571278)<br />

Figuur 13 Selma<br />

Finkel, 18.3.1947<br />

(DV, Dossier Selma<br />

Finkel, 2014544)<br />

Bonneke en Bompa 82 namen die mensen in huis, maar dat kostte veel geld want die mensen<br />

kregen geen rantsoenkaart meer omdat ze illegaal waren en het voedsel zonder bonnen, op de<br />

zwarte markt, was heel duur 83 .<br />

Figuur 14 Henri en Margriet Schuyten, oktober 1943 (Fragment <strong>van</strong> een foto, Archief Margaret<br />

Hickman-Schuyten)<br />

Ongeveer gelijkertijd kreeg Klaas bezoek <strong>van</strong> een Nederlandse zakenman, een klant <strong>van</strong> ons, die<br />

in grote nood verkeerde. Ze waren vader, moeder, twee dochters, een tante met een volwassen zoon 84 .<br />

82 Het gaat hier om Henri en Margaretha, de ouders <strong>van</strong> Julia, die toen woonden in de Speerstraat 27 op het<br />

Kiel in Antwerpen. Wim Schuyten, de jongste broer <strong>van</strong> Julia, die tijdens de oorlog door zijn vader Henri naar<br />

boeren in Frankrijk werd gestuurd, bevestigde dat: “It was indeed after the summer vacation of 1942 that I was<br />

introduced to an elderly Jewish couple in my parent’s home. I made the correction by correlating my<br />

grandfather’s diary with my own recollections. Example: I remember the jewish people having to wear the star<br />

of David on their clothing… “ E-mail <strong>van</strong> 24.8.2005 <strong>van</strong> Richard Osbun (in opdracht <strong>van</strong> zijn grootvader Wim<br />

Schuyten).<br />

83 Prijzen <strong>van</strong> producten op de zwarte markt kan je o.a. vinden in het eerder vernoemde oorlogsdagboek <strong>van</strong><br />

M.C. Schuyten. Op 6.1.1943 krijgt Klaas bezoek <strong>van</strong> Verlinden en Vanbroeck, twee controleurs bij het<br />

Bestuur der controlediensten omdat Klaas als werkgever aanvrager <strong>van</strong> bijzegels voor werklieden de inventaris<br />

voor de gebruikte zegels <strong>van</strong> de bijrantsoenen niet tijdig aan het gemeentebestuur heeft afgegeven. (DV,<br />

Dossier Sluys, Klaas, 6.1.1943)<br />

84 Het gaat hier om de parfumier Sigmund Hönig, zijn vrouw Rosa Gross, hun dochters Edith en Lily, Anna<br />

Hönig en Heinz Schindler. Edith Hönig bevestigt dit in een e-mail <strong>van</strong> 31.5.2005: “Ik heb veel later begrepen,<br />

31


Figuur 15<br />

Sigmund Hönig,<br />

3.10.1938 (DV,<br />

Dossier<br />

Sigmund Hönig,<br />

A2113361)<br />

Figuur 16 Rosa<br />

Gross,<br />

11.9.1944 (DV,<br />

Dossier<br />

Sigmund Hönig,<br />

A2113361)<br />

Figuur 17 Edith<br />

Hönig, 11.9.1944<br />

(DV, Dossier<br />

Edith Hönig,<br />

3219080)<br />

Figuur 18 Lily<br />

Hönig, 4.7.1946<br />

(DV, Dossier Lily<br />

Honig, A280367)<br />

32<br />

Figuur 19<br />

Heinz<br />

Schindler,<br />

11.9.1944 (DV,<br />

Dossier Heinz<br />

Schindler)<br />

Die mensen waren ook op de vlucht geslagen naar Frankrijk en wilden langs daar naar Spanje.<br />

Maar in Frankrijk waren ze in handen gevallen <strong>van</strong> de Gestapo (dat was Duitse politie). Ze hadden<br />

zich verstopt in een bos en de man <strong>van</strong> de tante werd gegrepen. De anderen wisten te ontkomen maar<br />

waren zo bang geworden dat ze terug zijn gekomen tot in België en zo bij ons terechtkwamen 85 . Wat<br />

moesten we doen?<br />

We hadden een groot huis met vele kamers en hebben die mensen op de bovenste verdieping<br />

ondergebracht. Tijdelijk, zei Klaas, want hij zei dat ons huis niet veilig was door de zaak en het<br />

personeel dat niets daar<strong>van</strong> mocht weten.<br />

Figuur 20 Withof, Heuvelstraat 3 te Boechout, anno 1943 (Archief Dora Eikelboom-Sluys)<br />

Hij sprak af met Mr. Hönig, zo heette die zakenman, dat hij een plek voor hen zou zoeken, maar dat hij<br />

moest meebetalen voor die andere joodse familie die ook niet bij Bonneke en Bompa konden blijven.<br />

Van toen af is Rene mee gaan werken met Klaas om heel voorzichtig mensen te zoeken die hun<br />

appartement wilden verhuren aan joden. Daar werd een hoge prijs voor betaald want het was streng<br />

verboden joden te herbergen. 86<br />

wie Julia heeft bedoeld met volwassen zoon <strong>van</strong> Sigmund Hönig – mijn vader dus – het zal Heinz Schindler<br />

geweest zijn die later met Selma Finkel is getrouwd. Zijn ouders waren destijds, toen we naar onbezet<br />

Frankrijk wilden vluchten door de Duitsers opgepakt en sindsdien is hij bij ons gebleven en beschouwden mijn<br />

ouders hem als pleegzoon.” E-mail <strong>van</strong> 31.5.2005 <strong>van</strong> Edith Hönig.<br />

85 Edith Hönig, die dit meemaakte, zal in hoofdstuk II zelf vertellen wat er juist is gebeurd.<br />

86 Zo zullen zij nog een tijdje onderduiken bij de familie Hendrickx in Edegem.


Figuur 21 René Schuyten, 1941 (Archief Margaret Hickman-Schuyten)<br />

Zo kwamen Finckel en zijn familie en Hönig en zijn familie samen in Brussel terecht. Ondertussen<br />

hadden wij op Withof (de naam <strong>van</strong> ons huis) weer een vrouw met drie opgroeiende kinderen, de man<br />

was weggevoerd. De kinderen, twee meisjes <strong>van</strong> 14 en 16 jaar en een jongen <strong>van</strong> 18 jaar 87 .<br />

Figuur 22 Myriam<br />

Reichman, 27.9.1938<br />

(DV, Dossier Zoltan<br />

Grosz, 1365384)<br />

Figuur 23 Paula Grosz,<br />

17.2.1941 (DV, Dossier<br />

Paula Grosz, A397121)<br />

Figuur 24<br />

Alexander Grosz,<br />

ca. 1939<br />

(Fragment <strong>van</strong> een<br />

foto, Archief Paula<br />

Marcovici-<br />

Reichman)<br />

33<br />

Figuur 25 Annie Grosz,<br />

ca. 1939 (Fragment <strong>van</strong><br />

een foto, Archief Paula<br />

Marcovici-Reichman)<br />

87 Op de transportlijst <strong>van</strong> Mechelen naar Auschwitz die bewaard is gebleven, staan de namen vermeld: Maria<br />

Grosz-Reichman, Paula, Alexander en Anni Grosz. (JMDV) Julia vergist zich een beetje in de leeftijden. Paula<br />

was toen 16, Alexander 14 en Annie 13. (Zie verder) “Im September 1942 wandte sich an[]den Angeklagten<br />

die jüdische Familie GROSS, bestehend aus der Mutter Maria Gross, und den 3 Kindern Alexander, Paula und<br />

Annie, geboren in den Jahren 1929, 1928 und 1926, mit der Bitte, um Gewährung von Unterkunft. Diese hatte<br />

Antwerpen verlassen, weil das Familienhaupt Zoltan GROSS seit dem 11.9.1942 zur Arbeitseinsatz gebracht<br />

worden war und die übrigen Familienmitglieder das Gleiche für sich gefürchteten. Der Angeklagte nahm die<br />

Familie im September 14 Tage in seine Wohnung auf. Dann brachte er sie bis zur 15-1-1943 in eine von ihm<br />

gemietete Wohnung in Boechout, Hovesteenweg. Vom 15 – 30-1-1943, dem Tage der Verhaftung des<br />

Angeklagten, behergbergte er sie wieder in seiner Wohnung, weil sie im Hovesteenweg räumen musste[n].<br />

Dies geschah, um die Familie GROSS zu verbergen. Ein[e] Anmeldung beim Judenregister erfolgte mit<br />

Wissen und Willen des Angeklagten nicht. Während der ganzen Zeit versorgte er die Familie mit Geld und<br />

Lebensmitteln. Die letzteren beschaffte er teils auf Rationierungsmarken, die ihm angeblich von 3. Seite durch<br />

die Post zugesandt wurden, und teils auf den schwarzen Markt. Insgesamt gab der Angeklagte der Familie<br />

Gross ungefähr 16.000 Frank. Eine Quittung liess er sich nicht über diese Beträge geben. (Laut Aussage einer<br />

der Kinder GROSS) hatte Angeklagte die Juden unterrichtet, dass sie bei einer Festnahme sagen sollten, sie<br />

wären erst den Abend vorher zu dem Angeklagten gekommen.” Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys,<br />

Feldgericht, Feldkommandatur 520, St.L. VI nr.60/43 in Archief Marnix Sluys.


Ook een klein meisje <strong>van</strong> drie jaar, wier ouders waren weggevoerd, hadden we in ons gezin<br />

opgenomen. Voor haar grootmoeder hadden we een onderkomen gevonden in Hove (een aanpalende<br />

gemeente <strong>van</strong> Boechout). Zo kon ik regelmatig Silvieke (zo heette dat kleintje) een halve dag bij haar<br />

grootmoeder brengen en later weer ophalen (op de fiets) 88 .<br />

Figuur 26 Sylvieke Reichman,<br />

zomer 1942 (Archief Sylvie<br />

Lednicer-Reichman)<br />

Figuur 27 Deborah Grunspan-<br />

Thaler, grootmoeder <strong>van</strong> Sylvieke<br />

(Archief Sylvie Lednicer-Reichman)<br />

[“Ik reed heen en weer met het kind achter op de fiets. Ook als ik boodschappen deed, nam ik<br />

Sylvieke mee. Ik vertelde buren en kennissen dat ze mijn nichtje was, en dat ze een tijdje kwam<br />

logeren. De meeste mensen stelden zich daar geen verdere vragen bij. Behalve die ene keer in de<br />

wachtkamer bij de dokter, altijd zo’n broeinest <strong>van</strong> roddels. Ik voelde hoe de ogen <strong>van</strong> iedereen daar<br />

voortdurend onze richting uitdraaiden.<br />

Voor mij viel het niet echt mee om heel dat huishouden overeind te houden. Elke dag sleurde ik met<br />

volle wasmanden de trappen op en af. Gelukkig voorzag onze tuin voor een groot deel in onze<br />

behoeften, zodat ik op de markt niet al te hard opviel met het kopen <strong>van</strong> te grote hoeveelheden<br />

voedsel. Andere vrouwen vielen wel op met een kilo aardappelen en wekten argwaan bij<br />

collaborateurs.<br />

Die herfst droeg onze perenboom veel vrucht. Ik zie ons nog ’s nachts in de boom klimmen en peren<br />

plukken. De kinderen mochten helpen. Korven vol droegen we naar de zolder. De volgende dag<br />

heerste er voor één keer geen verveling: de peren moesten allemaal geschild worden, want ik zou ze<br />

inmaken voor de winter.<br />

Er ontstond gaandeweg een hechte band <strong>van</strong> vriendschap tussen mij en mijn joodse gasten. We zaten<br />

dikwijls wat te babbelen, of dronken samen een kopje thee. Ik begon meer <strong>van</strong> hun geloof en hun<br />

gebruiken te begrijpen. Het trof mij dat er zoveel gelijkenissen waren tussen ons. Volgens de nazi’s<br />

waren de joden geen mensen, maar een ondergeschikt ras vergelijkbaar met ratten. De meest absurde<br />

verdachtmakingen konden ze redelijk in de oren doen klinken. Ik heb met eigen ogen gezien hoe<br />

mensen erin begonnen te geloven.<br />

In de periode dat de twee gezinnen in Brussel verbleven, gingen we ze nog af en toe bezoeken. We<br />

vroegen ons ’s avonds af hoe het met hen zou gaan, en we haalden herinneringen op. Zoals die ene<br />

keer, toen de twee dochters <strong>van</strong> meneer en mevrouw Finkel absoluut de stad in wilden om<br />

‘bottinekes’ te gaan kopen. Midden in de oorlog wilden de ‘juffrakes’, zoals Klaas hen toen noemde,<br />

gaan winkelen! Maar Klaas herinnerde zich de vrachtwagen vol joden die hij enkele dagen tevoren in<br />

de stad gezien had. Op één voorwaarde wilde mijn man hen dan toch mee naar de stad nemen,<br />

namelijk als ze hun ster <strong>van</strong> hun mantel zouden halen. Kun je je voorstellen dat ze dat niet wilden?<br />

Gelukkig hebben ze op het einde toch moeten toegeven, want Klaas was wel goed, maar niet gek! Hij<br />

heeft toen die ‘juffrakes’ mee naar ‘’t stad’ genomen om hun ‘bottinekes’ te gaan kopen.”] 89<br />

88 Het gaat hier om Debora Thaler en haar kleindochter Sylvie Reichman, geboren in Antwerpen op 1.11.1939.<br />

89 Dit stuk komt alleen voor in J. SCHUYTEN, Tenminste Sylvieke, p. 122. Vermoedelijk is dit de bewerkte<br />

versie <strong>van</strong> een stuk uit het interview dat Lieve Wouters afnam <strong>van</strong> Julia. Edith Hönig zegt dat Julia zich hier<br />

vergist. Ten eerste hadden de Finkels een zoon een een dochter, en geen twee dochters. En Hönig had wel twee<br />

dochters, Edith en Lily. “Maar wij waren het zeker niet”, zegt Edith zelf. Wellicht waren het de beide dochters<br />

<strong>van</strong> Myriam Grosz-Reichman, de 16-jarige Paula en de 13-jarige Annie Grosz, maar dat was dan in (’t stad)<br />

Antwerpen en niet in Brussel.<br />

34


Mijn zuster Jeanne was verpleegster [in het Stuivenberghziekenhuis 90 ] in Antwerpen. Ze hadden daar<br />

een jodenman wiens hele familie was weggevoerd 91 . Hij was al een hele tijd genezen maar de dokter, samen<br />

met de verpleegsters, hielden hem toch maar ziek omdat hij niet wist waar naartoe. Maar ja, dat kon<br />

niet blijven duren en Jeanne wist geen andere oplossing dan met die man bij ons aan te komen. Dat<br />

was half januari 1943 92 .<br />

Figuur 28 Hersz Nadel, 30.11.1939<br />

(DV, Dossier Hersz Nadel, A344334)<br />

Figuur 29 Jeanne Schuyten, 1943<br />

(Archief Ann Lyzenga-Williams)<br />

Op 31 januari 93 , midden in de nacht, vielen de Duitsers ons huis binnen. Hard bellen en<br />

roepen: "aufen machen". Het was een hele troep Duitsers en zwarthemden (zo noemde men de<br />

collaborateurs of mannen die onder één hoedje speelden met de vijand. Waren ze met 8 of 10 of meer, ik<br />

weet het niet 94 . Ook onze zwarte burgemeester <strong>van</strong> St. Jan was er bij 95 . Ze doorzochten ons hele huis<br />

90<br />

Jeanne had een kamer in het ziekenhuis en woonde dus niet meer thuis. Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit<br />

Herentals <strong>van</strong> 30.1.1940 aan Nelly Opstelten & E-mail <strong>van</strong> Ann Lyzenga <strong>van</strong> 16.1.2006. Jeanne’s dochter, An<br />

Lyzenga-Schuyten mailde mij hetvolgende: “A story I heard from my mother [Jeanne] was about a Jewish<br />

man who was put in a full body cast in the hospital (I don't know if it was for treatment or just a ruse) whom<br />

the Germans were waiting to be discharged from the hospital. He was left in the cast for a long time, and even<br />

after the cast was removed, he would be put back in when someone came to inquire about him… He left the<br />

hospital "against medical advice", and when the authorities came looking for him, everyone played stupid, and<br />

said he had walked away without the staff knowing he was going; he was just gone. I don't know if this is the<br />

man whose story you are looking for.” E-mail <strong>van</strong> Ann Lyzenga-Schuyten <strong>van</strong> 16.1.2006.<br />

91<br />

Die man was Hersz Nadel. Zijn zoon Max Nadel kan echter onderduiken en overleeft de oorlog. (Zie verder)<br />

92<br />

Zieke joden mochten alleen nog verzorgd worden in een gesloten afdeling <strong>van</strong> het St. Erasmusziekenhuis.<br />

Uit het vonis <strong>van</strong> Klaas Sluys kunnen we afleiden dat Hersz Nadel pas op 28 januari bij Klaas zou zijn<br />

toegekomen. “Ausserdem beherbergte der Angeklagte vom 28 - 30.1.1943 den Juden Hertz Nadel in seiner<br />

Wohnung. Auch ihm gewährte er Verpflegung….Auch die Beherbergung der Juden ist eine schwere<br />

Gesetzesverletzung. Der Angeklagte musste sich sagen, dass er die Juden nicht nur dadurch den notwendigen<br />

Verhaltungsmassnahmen entzog, sondern auch bei der bekannten Einstellung dieser Rasse die Sicherheit der<br />

Besetzungsmacht gefärhrdete, weil die Juden in dieser Verfassung zu allen möglichen Gesetzwiedrigkeiten,<br />

wie Spionage, Sabotage, und ähnlichen benutzt werden können. Das gilt insbesonders für den Juden Nadel, der<br />

dem Angeklagten gänzlich unbekannt war.” Archief Marnix Sluys, Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys.<br />

93<br />

Uit het vonnis <strong>van</strong> Klaas blijkt dat het om de nacht <strong>van</strong> 30 op 31 januari 1943 ging. Archief Marnix Sluys,<br />

Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys.<br />

94<br />

Uit een procesverbaal <strong>van</strong> 17.9.1945 ter voorbereiding <strong>van</strong> het proces <strong>van</strong> oorlogsburgmeester Van Sintjan<br />

verklaart Klaas Sluys aan de Krijsauditeur: “In den nacht <strong>van</strong> 30 op 31 januari 1943, werd ik ’s nachts<br />

opgebeld door 7 Gestapomensen, deze waren vergezeld <strong>van</strong> den toenmaligen Burgmeester VAN SINTJAN, na<br />

geopend te hebben traden zij mijne woning binnen en doorzochten mijn huis en fabriek…. DEBRA, <strong>van</strong><br />

Mortsel, die bij de Gestapomannen aanwezig was, deze kerel dreef het zoover <strong>van</strong> te zeggen, dat hij het recht<br />

35


en de fabriek. Ze draaiden de knop aan <strong>van</strong> de radio op Klaas z'n bureau; die gaf direkt de B.B.C., de<br />

Engelse uitzending. Het was streng verboden daarnaar te luisteren. Alle kinderen, Dora 4 jaar, Jan<br />

nog geen 3 jaar en Herman bijna 2 jaar en Silvieke 3 jaar sliepen en werden niet wakker. Ook<br />

omdat ik die mannen aldoor maar maande stil te zijn voor de kinderen (wonder, want die Duitsers<br />

met hun zware laarzen liepen het hele huis door!)<br />

Figuur 30 Dora, Jan en Herman Sluys, sept. 1942 (Archief Dora Eikelboom-Sluys)<br />

Eén <strong>van</strong> die mannen vroeg mij hoeveel kinderen ik had en ik zei 4. Ik had er zelf maar 3, maar had<br />

ik dat gezegd dan hadden ze Silvieke meegenomen. Ik had een dienstmeisje en die hadden ze het<br />

ook gevraagd en die had ook gezegd dat we 4 kinderen hadden 96 .<br />

had mij onmiddellijk neer te schieten, waarop ik hem heb geantwoord dat ik zulks betwijfelde…; bij deze<br />

Gestapomannen was nog aanwezig een zekeren SCHUERMANS, Willy,… Bij de Gestapomannen werd ook<br />

nog den naam <strong>van</strong> WEYNDAELE genoemd… verders waren er nog twee vlamingen bij, die ik hun naam niet<br />

heb hooren vernoemen. Indien ik een dezer verraders moest terug zien zou ik hen stellig herkennen.” In een<br />

procesverbaal <strong>van</strong> 7.11.1947 verklaart Debra: “Ik geloof dat ik met Kaeding was en Van Sintjan is dan mede<br />

gereden op verzoek <strong>van</strong> den Duitser om het fabriekje <strong>van</strong> Sluis aan te duiden… Ik kan me niet herinneren wie<br />

er allemaal bij was <strong>van</strong> de SD.” In een procesverbaal <strong>van</strong> 28.10.1947 verklaart Jan Schuermans: “Ik was daar<br />

inderdaad bij te samen met Kaeding (overleden) – DEBRA – ik meen ook Wyndaele, Emiel . (Brussel,<br />

Auditoraat-Generaal, Dossier Debra, Louis) Dat Kaeding erbij aanwezig was, weten we ook uit het vonnis<br />

<strong>van</strong> Klaas. Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys, Feldgericht, Feldkommandatur 520, St.L. VI nr.60/43. Waren<br />

er dus zeker bij: Louis Debra, Jan Schuermans, Emiel Wyndaele, nog twee Vlamingen wiens naam nog<br />

onbekend is, de Duitser Kaeding, Jan Pitz (cfr. p. 166) én Staf Van Sintjan.<br />

95 Het gaat hier om de VNV-oorlogsburgemeester <strong>van</strong> Boechout, Staf Van Sintjan.(Zie verder)<br />

96 Als Klaas voor het Kriegsgericht komt, zal hij ook daar verklaren dat hij vier kinderen heeft: “Er hat 4<br />

Kinder im Alter von 1 - 4 Jahren und verdient nach seiner Angabe monatlich ca. 15.000 bfrs.” Archief Marnix<br />

Sluys, Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys. Zijn dochter, Dora Sluys, wist mij te vertellen dat hij het daar heel<br />

moeilijk mee heeft gehad. Hij stond namelijk onder ede, en moest liegen om het leven <strong>van</strong> Sylvieke niet in<br />

gevaar te brengen. Voor de gewetensvolle en zeer rechtlijnige protestant die Klaas Sluys was, was een valse<br />

verklaring afleggen onder ede moreel gezien een zeer zware beslissing, die hij toch nam.<br />

36


Figuur 31 Het dienstmeisje, Leonie Oostvogels, met Dora en Jan, juni 1941 97 (Archief Dora<br />

Eikelboom-Sluys)<br />

En Silvieke, met haar zwarte krullekopje, zat gelukkig diep onder de dekens en sliep.<br />

Eén <strong>van</strong> die mannen zei: "Ge moogt blij zijn dat ge zoveel kinderen hebt, anders zouden we jou<br />

ook meenemen”. Ja, dat was nog een geluk bij een ongeluk.<br />

Toen het vaststond dat ze Klaas en de 5 joodse mensen gingen meenemen maakte ik in de keuken<br />

voor ieder <strong>van</strong> hen een pakje klaar met boterhammen voor de volgende morgen. Eén <strong>van</strong> die<br />

Duitsers zei met een vies gezicht: "Für die joden" en ik antwoordde: "Ja, voor die arme mensen".<br />

Ze vertrokken dus en achteraf wist ik dat ze Klaas en die jodenman in Antwerpen in de<br />

ge<strong>van</strong>genis brachten, in de Begijnenstraat, en de moeder met haar kinderen naar Mechelen, waar<br />

vele opgepakte joden werden verzameld alvorens ze werden weggevoerd naar Duitsland 98 . En wij<br />

bleven achter! Wat een verdriet; ik was 27 jaar en had 4 kleine kinderen <strong>van</strong> 1 1/2 jaar tot 4 jaar.<br />

De eerste maand dacht ik nog Klaas zal wel gauw vrijgelaten worden, hij heeft toch niets<br />

misdaan, maar dat was buiten de Duitsers gerekend. Op 1 april 1943 werd Klaas voor het Kriegsgericht<br />

te Antwerpen veroordeeld tot 2 jaar tuchthuisstraf. Ik was daarheen gegaan nog met de gedachte dat hij<br />

wel gauw vrijgesproken zou worden. Ze brachten hem de gerechtszaal binnen met z'n handen<br />

geboeid. Ikzelf mocht de zaal niet binnen maar ik bleef wel hij de deur staan wachten. Ik zag al die<br />

voorname Duitse rechters in vol ornaat binnengaan. Ik dacht: Wel, wel, nu denken ze dat ze hem in hun<br />

macht hebben, maar hoe vergissen ze zich. Klaas is een kind <strong>van</strong> God en Hij zal beslissen wat er<br />

met hem zal gebeuren. Maar die beslissing viel hard uit. Het vonnis was 2 jaar tuchthuisstraf 99 .<br />

Twee jaar! Wat lijkt dat vreselijk lang als je er voor staat en ik wist: dan gaat hij naar Duitsland. Ik<br />

liep naar beneden waar hij straks uit de lift zou komen en toen hij daar uit kwam vloog ik rond z'n hals maar<br />

z'n bewakers, twee Duitsers, trokken me weg. Maar ik greep z'n arm vast en zo gingen we naar buiten.<br />

Ik trok mij niets aan <strong>van</strong> de mensen en liep zo mee over de straat; de Huidevetterstraat en zo naar de<br />

ge<strong>van</strong>genis in de Begijnenstraat. Telkens probeerden die Duitse bewakers mij weg te duwen maar<br />

dat liet ik niet gebeuren. Dan de Poort in en de ge<strong>van</strong>genispoort dicht. Wat vreselijk! <strong>Een</strong> paar<br />

straten verder woonde Dora Smekens. mijn beste vriendin, en daar ging ik heen, en samen huilden<br />

97 Leonie huwde nadien met Deprez, en kreeg twee zonen: Herman (°1945) en Flaurent (°1955), en woonde in<br />

de Sint Jansstraat 7 te Diest. Haar kleinzoon Patrick woont daar nu.<br />

98 De treinen reden <strong>van</strong> aan de Dossinkazerne te Mechelen naar Auschwitz in Polen.<br />

99 “Die Angeklagte wird wegen Herstellung und Verbreitung von Flugschriften, Abhörens nichtdeutscher<br />

Sender und Verbotene Beherbergung vom Juden zu einer Gesamtstrafe <strong>van</strong> zwei Jahren Zuchthaus verurteilt.”<br />

Archief Marnix Sluys, Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys. (Cfr. p. 153-156)<br />

37


we 100 .<br />

Toch moest ik naar huis en dat is zo vreemd, ik leek precies helemaal alleen op de wereld. Al<br />

die mensen die ik zag lopen en die wisten er niets <strong>van</strong> wat er in mijn hart omging. Thuis gekomen<br />

was dat ook maar huilen en ook mijn ouders hadden veel verdriet.<br />

5 april was er een vreselijk bombardement op Mortsel. 't Was een stralende voorjaarsdag. Ik<br />

stond aan de Begijnenstraat voor de ge<strong>van</strong>genispoort aan te schuiven met een pak levensmiddelen<br />

voor Klaas toen Amerikaanse bommenwerpers laag uit elkaar vlogen over de stad en hun bommen<br />

afwierpen boven Mortsel.<br />

Daar was een fabriek <strong>van</strong> vliegtuigonderdelen. 't Was vreselijk! Alle huizen in de omtrek en<br />

een paar scholen, alles stond in vuur en vlam. 2800 doden en ontelbare gewonden, ook veel<br />

kinderen en mensen <strong>van</strong> Boechout waren onder de <strong>slachtoffers</strong> 101 .<br />

Figuur 32 Bombardement Mortsel, 5 april 1943 (Archief Gazet <strong>van</strong> Antwerpen)<br />

Het was 's avonds zo stil in Boechout, men hoorde de mensen snikken in de straten. <strong>Een</strong><br />

bakker uit de buurt reed met z'n fiets door de Kroonstraat met z'n dode dochtertje <strong>van</strong> 10 jaar in z'n<br />

fietsmand. Ieder die het zag begon te huilen. Dat gebeurde vier dagen na Klaas z'n veroordeling. Ik<br />

werd er stil <strong>van</strong> en m'n eigen verdriet werd veel minder. Toen ik in m'n omgeving al die rouw en die<br />

smart zag. Ik dacht toen: mijn man leeft nog. Hij is wel ge<strong>van</strong>gen maar hij leeft toch nog. Dat<br />

maakte het voor mij draaglijker. Mijn man kon misschien nog terug komen. Mijn ouders kwamen bij<br />

mij in huis wonen zodat ik niet alleen moest blijven met m'n kinderen. Dat was een groot voorrecht.<br />

En Rene zorgde gelukkig verder voor de joden waar we verantwoordelijk voor waren. Hij<br />

bezocht hen, zorgde voor voedselbonnen en was bemiddelaar tussen de huiseigenaar en hun joodse<br />

huurders.<br />

Mijn zuster Jeanne, die hoofdverpleegster was in 't Stuivenbergziekenhuis, zat in haar bureel<br />

en hoorde een gesprek tussen bezoekers bij een zieke. Ze hoorde vertellen dat ze in Boechout<br />

Meneer Sluys hadden komen halen omdat er joden in huis waren en ze vertelden: ze hebben nog een<br />

joods meisje in huis, dat hebben ze niet meegenomen. Jeanne belde me dat en zei: zorg dat Silvieke<br />

ergens anders kan ondergebracht worden anders komen ze dat kindje nog halen. Nu woonde er in<br />

Leuven een familie Rooze die ons vroeger reeds geschreven had: als we soms iemand hadden waar<br />

we geen plek voor vonden dat zij ook wel wilden helpen (dat waren fijne christenmensen).<br />

100 Zij heet Dora Quittelier-Smeekens. Zij week later uit naar de Verenigde Staten.<br />

101 Op 5 april 1943 komen bij een Amerikaans bombardement op de Erla-fabrieken in Mortsel, waar Duitse<br />

vliegtuigen werden gerepareerd in de hallen <strong>van</strong> de vroegere autobouwer Minerva, “per vergissing” vele<br />

projectielen op burgerwoningen en scholen terecht. De balans is erg zwaar: 936 doden, onder wie 200<br />

kinderen, 1342 gewonden, 800 vernielde of zwaar beschadigde woningen.<br />

38


Figuur 33 Josephine <strong>van</strong> Engel, Lies (op de<br />

arm), Joop, moeder Truus, Sylvieke, Han en<br />

vader Henri Rooze, zomer 1943 (Archief Lies<br />

Quak-Rooze )<br />

Figuur 34 Toine Rooze, 14.6.1943 (Archief<br />

Greet Van Den Dries-Rooze )<br />

<strong>Een</strong> neef <strong>van</strong> hen was een vriend <strong>van</strong> ons, Toine Rooze, en die heeft dan Silvieke naar dat<br />

gezin in Leuven gebracht 102 . Daar was ze veilig. Na de oorlog had Silvieke nog haar grootmoeder,<br />

twee nichtjes die in een kostschool verborgen waren en hun vader leefde ook nog. Samen zijn ze dan<br />

naar Amerika uitgeweken 103 .<br />

Klaas verbleef dus in de ge<strong>van</strong>genis in Antwerpen. Ik mocht hem om de twee weken een<br />

bezoek brengen en een pak <strong>van</strong> 3 kg. met eetwaren, rookgerief en een weinig onderkleding. Dat<br />

bezoek was achter glas, zodat je hard moest spreken om elkaar te verstaan en dus zeker geen<br />

geheimen kon vertellen. Toch was dat voor mij de mooiste dag waar ik erg naar uitkeek. Ik bakte<br />

dan een lekker wit brood en roosterde dan de sneetjes zodat ze lichter wogen en ik er dus meer in het<br />

pak kon doen. Klaas bleef ongeveer 3 maanden in de Begijnenstraat in Antwerpen 104 , dan ging hij<br />

voor een paar weken naar Brussel en op 7 juni 1943 ging hij op transport naar Leuven. Dit was een<br />

ge<strong>van</strong>genis die beheerd werd door Belgen maar die wel gecontroleerd werd door Duitsers. De<br />

Belgen waren heel soepel voor de politieke ge<strong>van</strong>genen (het was eigenlijk een ge<strong>van</strong>genis voor<br />

zware criminelen).<br />

102 Bij Henri Rooze en Truus Van Buuren, toen wonende op de Tiensesteenweg 210 te Korbeek-Lo.<br />

103 Sylvie is inderdaad met haar grootmoeder naar de Verenigde Staten uitgeweken, omdat een tante <strong>van</strong> haar,<br />

Charlotte Grunspan, die reeds in 1938 met haar echtgenoot Leon Lachter en hun twee kinderen, Jacques (Jack)<br />

en Lilly, naar de VS was geëmigreerd, haar wilde adopteren.<br />

104 Klaas zat in de ge<strong>van</strong>genis in de Begijnenstraat te Antwerpen <strong>van</strong> 31 januari tot 27 mei 1943. Hij werd<br />

binnengebracht door de SIPO, en op 24 februari 1943 overgedragen aan de Feldkommandatur 520, daar werd<br />

hij vervolgens veroordeeld door het Kriegsgericht. Van 28 mei tot 8 juni zat hij in de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> St. Gillis,<br />

<strong>van</strong> 7 juni tot 27 september 1943 in de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Leuven, en <strong>van</strong>daaruit werd hij overgeplaatst naar<br />

Kassel in Duitsland. Na een zeer zwaar bombardement werd hij vijf maanden later met andere ge<strong>van</strong>genen<br />

naar Nieder-Roden bij Schierstein overgebracht. Vanuit het ge<strong>van</strong>genkamp te Rodgau werd hij op 28 juni<br />

1944 opnieuw overgebracht naar de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Antwerpen om daar op 13 juli 1944 te worden vrijgelaten.<br />

(DO, Dossier Sluys, Klaas).<br />

39


Figuur 35 Klaas Sluys in de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Leuven, 1943 (Archief Marnix Sluys)<br />

Ik mocht meer op bezoek komen en de pakken die we meebrachten mochten veel zwaarder<br />

wegen. Bovendien was daar een Katholieke aalmoezenier die daar binnen en buiten liep en die <strong>van</strong><br />

alles voor de ge<strong>van</strong>genen binnensmokkelde. Klaas schreef: ge moet me geen kleren meer sturen<br />

daar ik <strong>van</strong> top tot teen en <strong>van</strong> onder tot boven in een modieus ge<strong>van</strong>geniskostuum gekleed ben.<br />

Hij zat nu ook alleen in een cel en daar moest hij ook aan wennen, schreef hij. Maar later was hij wel<br />

blij dat hij alleen zat. Hij kon lezen en schrijven zoveel hij wilde. Hij ging ook naar de Franse les en<br />

moest dus ook studeren. Als ze op de koer gingen wandelen kon hij gemakkelijk met de kameraden<br />

spreken. Op een dag is hij ziek geworden. De dokter had z'n water onderzocht en er was eiwit in. Dat<br />

wees op een nierontsteking. Klaas was erg ongerust want toen hij jong was had hij aan deze gevaarlijke<br />

kwaal geleden waardoor hij z'n geboortedorp moest verlaten omdat het daar veel te vochtig was<br />

voor hem. Gelukkig is hij maar een week ziek geweest maar daardoor was er een rapport <strong>van</strong> de dokter<br />

die schreef dat Klaas Sluys een nierziekte had en z'n ge<strong>van</strong>genschap slecht kon verdragen. (op<br />

grond <strong>van</strong> dit rapport dat bij de directeur <strong>van</strong> de ge<strong>van</strong>genis bleef is Klaas later, wel door<br />

bemiddeling <strong>van</strong> vrienden en nog anderen die kontakt hadden met Duitse rechters, eindelijk zes<br />

maanden vervroegd vrijgekomen) Toen er een transport ge<strong>van</strong>genen naar Duitsland werd gestuurd<br />

mocht Klaas omwille <strong>van</strong> z'n gezondheidstoestand in Leuven blijven. Maar twee maanden later,<br />

eind september, vertrokken alle overige politieke ge<strong>van</strong>genen naar Duitsland en Klaas was er dus<br />

ditmaal ook hij. Natuurlijk weer groot verdriet. Klaas schreef in z'n laatste brief uit Leuven:<br />

[Leuven cel nr. 344 – 22 september 1943:<br />

‘M’n Juleke,<br />

Dit zal dan voorlopig de laatste brief zijn die ge <strong>van</strong> mij krijgt. <strong>Een</strong> tijdperk waarin we elkaar <strong>van</strong><br />

onze liefde konden getuigen wordt afgesloten. Dat ik je met m’n brieven kan ondersteunen smart mij<br />

zeer, al weet ik ook, dat mijn brieven je misschien vaak verdriet in plaats <strong>van</strong> steun hebben gebracht.<br />

Maar ik weet dat er dan nog veel zoets was in het verdriet…’ 105 ]<br />

105 De aanhef <strong>van</strong> deze brief, die we hier hebben toegevoegd, is te vinden in de biografie <strong>van</strong> Klaas, die Julia,<br />

kort na de dood <strong>van</strong> Klaas, in 1965, schreef voor Nelly Kruithof die een “opstel” moest schrijven voor de<br />

Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid te Brussel. J. SCHUYTEN, Klaas Sluys 1911-1965, Archief Marnix<br />

Sluys; Brief <strong>van</strong> 22.9.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys aan zijn vrouw Julia Schuyten. (Archief Marnix Sluys)<br />

40


"<strong>Een</strong> donkere tijd gaan wij beiden tegemoet. Lang zal die tijd niet duren en donker is ze alleen<br />

maar omdat ze aan een heerlijke dageraad voorafgaat. <strong>Een</strong> dageraad waarin onze vurigste idealen in<br />

vervulling zullen gaan!<br />

En zóó donker is niet de nacht, of er staat de blinkende Morgenster aan de Hemel die ons spreekt <strong>van</strong><br />

Gods trouwe zorg en bijstand waar wij ook gaan of blijven. Bij jou en de kinderen in Boechout, bij mij,<br />

waar ik mij ook moge bevinden. Juleke, het zijn niet menschen die mij weg voeren, al denken ze dat<br />

wel: het is God zelf die mij roept op een plaats die ik niet weet. En ik moet volgen. Ik kan niet anders<br />

dan volgen. Waar zou ik heengaan buiten Hem? Hij weet wat goed voor ons is. Hij houdt ons beider handen<br />

en voert ons langs de <strong>van</strong> Hem gewilde baan, die goed is, die veilig is, die ter zaligheid leidt. Zou ik<br />

in m'n dwaasheid een andere weg kiezen? Bij Hem alléén immers zijn wij veilig. En wat voor mij<br />

geldt, lieveling, geldt ook voor jou, en voor de kinderen die God ons geschonken heeft. In Zijn<br />

hoede zijt ge duizendmaal veiliqer dan mèt mij, maar zonder Hem. Ik weet, dat – als wij kiezen<br />

mochten - wij in onze dwaasheid en zwakheid elkaar zouden kiezen en Hem laten wachten. Maar God<br />

heeft ons zo lief dat Hij ons niet laat kiezen, en dat Hij het goede voor ons zoekt. En Hij weet óók dat<br />

wij naar ons menschelijk bestaan elkaar niet kunnen missen. En daarom zal Hij ons ook op Zijn tijd<br />

aan elkaar teruggeven. Wie weet hoe spoedig reeds. Bij Hem is niets onmogelijk. Hij alleen is Heer<br />

en Gebieder der volken en als Hij spreekt, is er niemand die antwoord. Laten wij in dit geloof en<br />

vertrouwen leven, Juleke: dan zal ons kruis niet moeilijk om te dragen zijn…”<br />

Negen maanden bleef hij in Duitsland, de eerste vijf maanden in Kassel, maar daar werden<br />

ze wezelijk gebombardeerd. De ge<strong>van</strong>genis en de gehele binnenstad was verwoest. En de<br />

ge<strong>van</strong>genen bleven opgesloten. Ge kunt begrijpen hoe angstig ze waren. Klaas vertelde later dat hij<br />

op de grond lag onder z'n matras, anderen stonden in de hoek achter hun matras en allen riepen ze<br />

tot God en werd er gebeden Ave Maria... aldoor maar opnieuw. Na het bombardement was het<br />

leven in Kassel onmogelijk, ook voor de ge<strong>van</strong>genen. Ze werden gebracht naar Nieder-Rode<br />

Schierheim. Hier moesten ze in een vliegtuigfabriek werken, 12 uren per dag. Soms overdag, soms<br />

's nachts. 't Was een vreselijke tijd; zwaar werk, weinig eten, zwak en koud. Toch vertelde hij later<br />

<strong>van</strong> die tijd, dat God zo dicht bij hem was dat hij soms daarnaar terug verlangde en ook dat hij<br />

zoveel heeft gezongen. Er was zoveel lawaai in de fabriek, hij kon zo hard zingen als hij maar wilde,<br />

door het lawaai kon niemand hem horen. God was dichtbij en z'n vrouw en kinderen stonden aan het<br />

einde en wachtten op hem.<br />

Eindelijk, juli 1944, werd hij zes maanden vervroegd in vrijheid gesteld. Hij werd op grond<br />

<strong>van</strong> een gezondheidsrapport (zie Leuven) vrij gelaten.<br />

Zeer mager en zwak maar niet ziek. Hij woog nog 58 kg. en z'n gewicht ervoor was 78 kg 106 .<br />

Weer thuis! O, heerlijke onvergetelijke tijd. God wat zijt Gij goed!<br />

[De dag <strong>van</strong> de bevrijding herinner ik me als was het gisteren. ‘Mama, stjepen’, kraaide onze<br />

kleinste. De Amerikaanse vliegtuigen trokken inderdaad strepen aan de hemel. We zongen<br />

liedjes en we dansten door de kamer.<br />

106 Klaas beschrijft kort na zijn thuiskomst zijn recente herinneringen aan de oorlogsbelevenissen:<br />

“Aangehouden op 30 januari 1943 door de Sicherheitspolizei (SIPO), gelegerd in de Della Faillelaan, later<br />

Kon. Elisabethlaan te Antwerpen. Hij werd gedurende 14 dagen vastgehouden in de Della Faillelaan en er<br />

tweemaal ondervraagd. Het vonnis werd uitgesproken op 1 april 1943 door het Kriegsgericht 520,<br />

dossiernummer St. L. VI nr.60/43. Zijn rechters waren dr. Nautisch, Hauptmann Bethman en Obergefreiter<br />

Lühring met als reden: joden, radio, vlugschriften. Op 30 september 1943 werd hij op transport gesteld naar<br />

Kassel, Nieder-Rhoden, Schierstein (Hessen) en opnieuw Nieder-Rhoden. In dit laatste kamp verbleven<br />

ongeveer 1.000 mensen, de kommando’s inbegrepen. De namen <strong>van</strong> de bestuurders <strong>van</strong> het kamp waren Klaas<br />

onbekend. De lijken der overledenen werden er begraven.<br />

Het Kommando Schierstein telde ongeveer 300 man. De bestuurder er<strong>van</strong> heette Lang. Er waren nog andere,<br />

kleinere kommando’s. Op de vraag wat er met de archieven <strong>van</strong> het kamp is gebeurd, moet hij het antwoord<br />

schuldig blijven. Zijn opmerkingen over het kampregime: streng en op zijn Duits, voeding tijdelijk (<strong>van</strong><br />

januari tot april 1944) zeer slecht, daarna gedurende een vijf weken zeer goed om een besmettelijke buikloop<br />

te voorkomen, maar nadien weer minder. Behoudens sommige onwaardige handelingen <strong>van</strong> enkele beambten<br />

was de behandeling over het algemeen draaglijk, echter zolang de ge<strong>van</strong>gene zelf moreel en geestelijk gezond<br />

was. De bewakers waren merendeels gepensioneerde ge<strong>van</strong>genenbewakers, geen SS-ers.” Vragenlijst <strong>van</strong> het<br />

Belgische Commissariaat voor Repatriëring – Dienst voor Opzoeking en Identificatie – met medewerking <strong>van</strong><br />

het Rode Kruis <strong>van</strong> België, Archief Heemkundige Kring <strong>van</strong> Boechout.<br />

41


Wat een ongelooflijke vreugde: de families Finkel en Hönig kwamen ongedeerd weer thuis.<br />

Sylvieke kon naar haar grootmoeder en oom met diens twee dochters, die in een kostschool<br />

ondergedoken hadden gezeten. Ze zijn allemaal naar Amerika uitgeweken. 107<br />

Maar anders ging het met de familie Grosz en de joodse man uit het Stuivenbergziekenhuis,<br />

die toen in de nacht <strong>van</strong> 31 januari ’43 tijdens een razzia bij ons thuis waren opgepakt. Van<br />

hen hebben we nooit meer iets gehoord.] 108<br />

Dit stuk heb ik geschreven op vraag <strong>van</strong> de familie in Amerika. Ik denk dat ook de kinderen hier dit wel zal<br />

interesseren. dec. 1995<br />

2.1.3. De na-oorlogse jaren<br />

Klaas pikte na zijn ge<strong>van</strong>genschap de draad terug op. Na de oorlog helpt hij de joden waar hij nog<br />

contact mee heeft, indien nodig nog verder. Zo zal hij Lily Hönig vergezellen als zij in juli 1946 <strong>van</strong><br />

het onderduikadres rue de la Ferme 53 in Saint Josse-ten-Noode terugkeert naar Nederland 109 , en<br />

helpt hij de grootmoeder <strong>van</strong> Sylvieke, Dobbe Grunspan-Thaler, om met Sylvieke naar de VS te<br />

emigreren. Klaas zou ook doorgaan met zijn protestantse zending. Op 24 september zouden 14<br />

mensen, onder wie Klaas en Julia, Toine Rooze en diens broer Bertus, het Boechouts Comité<br />

stichten. Vanaf dan kwam er een groeiende groep samen in het salon <strong>van</strong> Julia. In oktober 1954 had<br />

de groep in de Kroonstraat 1 te Boechout een School met de Bijbel gebouwd, waar <strong>van</strong> danaf ook de<br />

kerkdiensten doorgingen. In een totaal katholieke, Vlaamse omgeving groeide de gemeenschap in<br />

zeven jaar uit tot een gemeente <strong>van</strong> 300 zielen, met een maandblad, “Het Vlaams Kerkblad”, dat op<br />

meer dan 30.000 exemplaren gratis werd verspreid en waar<strong>van</strong> Julia de verantwoordelijke uitgeefster<br />

was 110 .<br />

Klaas overleed op 25.7.1965 aan acute leukemie. Julia werd negentig en stierf pas op 30.1.2005. Ze<br />

kregen in totaal zeven kinderen en vijfendertig kleinkinderen.<br />

Figuur 36 Yad Vashemmedaille voor Klaas en<br />

Julianna W Sluys, 1997 (Archief Marnix Sluys)<br />

In de medaille die het Yad Vashem Instituut hun uitreikte, staat een Talmoedisch gezegde<br />

gegraveerd: ‘Wie één leven redt, redt de hele mensheid.’<br />

107 De oom (Eisig Safir, †1990) en zijn twee dochters (Renee en Roos Safir) bleven in België.<br />

108 In de tekst in het boek <strong>van</strong> Lieve Wouters is hier deze paragraaf toegevoegd. J. SCHUYTEN, Tenminste<br />

Sylvieke, in J. DE VOLDER & L. WOUTERS, Van binnen weent mijn hart, p. 126. Myriam Grosz-Reichman, haar<br />

kinderen Paula, Alexander en Annie en Hersz Nadel overleefden Auschwitz niet. (JMDV)<br />

109 DV, Dossier Hönig, Lily, 4.7.1946.<br />

110 K. SLUYS, Het wonder <strong>van</strong> Boechout. Doorbraak <strong>van</strong> het E<strong>van</strong>gelie in Vlaanderen, Franeker, T. Wever,<br />

1959.<br />

42


2.2. DE ZOON: HENRI SCHUYTEN EN ZIJN ECHTGENOTE, MARGRIET OUDHEUSDEN<br />

Figuur 36 Margriet <strong>van</strong> Oudheusden en Henri Schuyten, de ouders <strong>van</strong> Julia, 1949 (Archief Marnix<br />

Sluys)<br />

Henry Schuyten en zijn vrouw Margriet Oudheusden, die tijdens de oorlog in de Speerstraat 27 op<br />

het Kiel in Antwerpen woonden, waren de eersten die in de zomer <strong>van</strong> 1942 joden verborgen, nl. de<br />

familie Finkel. Welllicht bleven vooral de ouders, Markus Finkel en zijn blinde vrouw Laura Einig<br />

een langere tijd bij hen, tot op het moment dat er Duitsers waren die het huis wilden doorzoeken.<br />

Eén <strong>van</strong> hun kleinzonen, Peter Schuyten, tevens de oudste zoon <strong>van</strong> René Schuyten, vertelt dat de<br />

Duitsers op een bepaald ogenblik hun huis wilden doorzoeken, op zoek naar joden, maar dat Henri,<br />

die blijkbaar veel autoriteit uitstraalde, hen vroeg naar een huiszoekingsbevel. En toen bleek dat ze<br />

dat niet bezaten, zei hij dat ze konden terugkomen als ze wel over een dergelijk bevel beschikten. De<br />

Duitsers zouden zich daardoor zo hebben laten intimideren, dat ze afdropen. Op het moment dat ze<br />

terugkwamen, hadden Henri en zijn vrouw de joden (de familie Finkel) al ergens anders<br />

ondergebracht 111 . Wim Schuyten, de jongste broer <strong>van</strong> Julia, die tijdens de oorlog door zijn vader<br />

Henri naar boeren in Frankrijk werd gestuurd, kon bevestigen dat zijn ouders inderdaad joden<br />

verborgen: “It was indeed after the summer vacation of 1942 that I was introduced to an elderly<br />

Jewish couple in my parent’s home. I made the correction by correlating my grandfather’s diary 112<br />

with my own recollections. Example: I remember the jewish people having to wear the star of David<br />

on their clothing…” 113 .<br />

Dat Henri Schuyten reeds vroeg besloot joden te verbergen, bevestigt het beeld dat zijn zoon René<br />

<strong>van</strong> hem schetste in een brief aan zijn moeder uit 1975: “Father was a strong man, spiritually and<br />

111 Telefonisch gesprek op 21.7.2005 met Peter Schuyten. <strong>Een</strong> e-mail <strong>van</strong> 19.8.2005 met Peter Schuytens’<br />

eerste vrouw, Cobie Vondeling, bevestigt dit <strong>verhaal</strong>: “<strong>Een</strong> leuk <strong>verhaal</strong> de Duitsers kwamen aan de deur <strong>van</strong><br />

Bonpapa Hendrik en ze hadden het niet in de gaten gehad maar bonpapa zei tegen die jonge duitsers jully<br />

kunnen niet zomaar binnen komen je moet een papier hebben zo die jongens gingen weg, Bonpapa gauw de<br />

mensen uit huis. Hy was een hele trotse man altyd een strik voor dat de Duitsers helemaal vergeten hadden dat<br />

ze geen papier nodig hadden.”<br />

112 Wim Schuyten heeft het hier over het oorlogsdagboek <strong>van</strong> Médard C. Schuyten.<br />

113 E-mail <strong>van</strong> 24.8.2005 <strong>van</strong> Richard Osbun (in opdracht <strong>van</strong> zijn grootvader Wim Schuyten). Wim meent dat<br />

dat in september 1942 was. Telefonisch gesprek met Wim Schuyten.<br />

43


physically, a good man, and a man who had a heart for the many sufferers of this world: the<br />

unemployed, the orphans, the persecuted Jews, the many unfortunate ones, sharing at our table,<br />

whom I remember from childhood. People on whose behalf he was constantly busy, without ever<br />

thinking of reward.” 114 Zijn jongste zoon Wim vertelt hoe Henri, i.t.t. Henri’s vader, Médard C.<br />

Schuyten, die zijn geloof altijd privé zou belijden, ook aansluiting vond bij de Gereformeerde<br />

Kerkgemeenschap te Antwerpen, die in het overwegend katholieke Vlaanderen een kleine nogal<br />

gesloten gemeenschap vormde waarin iedereen iedereen kende. “The aftermath of WWI brought an<br />

epidemic of typhoid fever to an exhausted and weakened population. Both my parents were affected<br />

by this during my mother’s pregnancy that ended in my birth on May 13, 1925. During that illness<br />

my father was hospitalized and put on the “critical” list. Waking up one night out of one of his<br />

feverish dreams, he saw the attending nurse nearby, reading a book. He asked: “What are you<br />

reading?” She answered: “The Bible.” He suggested, “Why don’t you read it out loud?” She did, and<br />

from that time on she read to him when she had opportunity, and led him to a Biblical understanding<br />

of the Christian religion. Her name was Betsy <strong>van</strong> Eck. She was a member of the Gereformeerde<br />

Kerk, and became a friend of the family, whom even I remember. My father was converted and<br />

baptized. He determined to lead his family in the Biblical doctrines of the Christian faith, which he<br />

did.” 115 De kinderen <strong>van</strong> Henri en Margriet groeiden op in dit geloof en zij onderhielden via de<br />

protestanse jeugdvereniging, de MV voor de meisjes en de JV voor de jongens, regelmatige<br />

contacten en intieme vriendschappen met geloofsgenoten. De MV en de JV hadden jaarlijks een<br />

“jaarfeest” waarop alle leden <strong>van</strong> over heel Vlaanderen elkaar zagen 116 . Toen de oorlog uitbrak<br />

konden deze jonge volwassenen dan ook beschikken over een betrouwbaar, informeel netwerk,<br />

waarop men in tijden <strong>van</strong> nood kon terugvallen. Het zal dan ook niemand meer verbazen dat uit de<br />

archieven <strong>van</strong> de Staatsveiligheid blijkt dat Henri, die bureauchef was bij de stadsdienst voor Kaaien<br />

en hangars, in ieder geval <strong>van</strong>af januari 1944 lid was <strong>van</strong> het verzet en dat hij deel uitmaakte <strong>van</strong> het<br />

inlichtingennet Jean 117 . Hij deed dat blijkbaar zonder zijn vrouw daar<strong>van</strong> op de hoogte te stellen 118 .<br />

114 Brief <strong>van</strong> René Schuyten aan zijn moeder Margriet Oudheusden, 11.1975. (Archief Margaret Hickman-<br />

Schuyten) De brief werd vertaald door Wim Schuyten. De originele brief was in het Nederlands geschreven.<br />

René schreef de brief <strong>van</strong>uit de VS nadat hij was teruggekeerd <strong>van</strong> een reis naar België. Zijn vader Henri lag<br />

in juli 1975 immers op sterven.<br />

115 Brief <strong>van</strong> Wim Schuyten aan J. Maes, 28.10.2005.<br />

116 Zo had Bertus Rooze, broer <strong>van</strong> Toine Rooze, en goede vriend <strong>van</strong> René de leiding <strong>van</strong> het jaarfeest der<br />

MV en JV in 1939. René Schuyten moest toen forfait geven omdat hij in het leger zat. Zijn “verloofde” Nelly<br />

was er wel. Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Bouchout <strong>van</strong> 7 mei 1939 aan René Schuyten.<br />

117 E-mail <strong>van</strong> 8.2.2006 <strong>van</strong> Jan Laplasse (SOMA). “Hij werkte in het net Jean samen met zijn<br />

verzetscompagnon Gysbertus Van Leeuwen (°Rotterdam, 12/6/1900, <strong>van</strong> Nederlandse nationaliteit,<br />

wegenopzichter in Antwerpen). Hun chef was André Vandecasteele, een bediende die in Koekelberg woonde<br />

en voor de Belgian Shell Cy werkte.” In een e-mail <strong>van</strong> zijn kleindochter Ann Lyzenga-Schuyten, schrijft Ann<br />

hetvolgende: “My grandfather in the little he told me about that time said that the Germans had low opinion of<br />

Belgium efficiency and intelligence and this was one of tools that was used: this method: "O dear, things<br />

have gone terribly wrong, we have no idea how this happened, so very sorry, we didn't have the staff to<br />

adequately monitor the situation, in the bustle of dealing with a bombing attack, we neglected to keep track of<br />

this or that person, our records are in disarray, etc." This was a cause of disagreement among those who<br />

opposed the Germans: how frank should one be. My grandfather said once with great emphasis that the correct<br />

method was complete and fawnish compliance in public, appearing to be too stupid to get anything right, and<br />

then he said with great heat, "and stick them in the back with a knife when they are least expecting it." I don't<br />

know if this was a literal or figurative example. This little comment and the cryptic references he made at other<br />

times told me that there were many heated disagreements about what was the right thing to do. My grandfather<br />

also appeared to have sources of information other people did not have. My mother [Jeanne] had a radio<br />

capable of receiving the BBC, and she said that one day her father appeared at the hospital, (where she had a<br />

room - she went home to her parents on her days off) and took her radio because he said there would be a<br />

search for radios in the near future, and so there was. My grandfather also told of having Jewish teenaged boys<br />

staying with him and my grandmother. He sent them elsewhere because the boys insisted on going out in the<br />

evening after dark because they couldn't stand the confinement. My grandfather said he couldn't keep them<br />

because it exposed him and his family to too much danger. If they had been caught, they would have been<br />

forced to talk. My grandfather said everyone eventually talks if the Germans decide you know something, and<br />

he included himself in that. He said that it was important to know as little as possible, and to keep information<br />

in compartments so less would be compromised if someone talked.” E-mail <strong>van</strong> Ann Williams-Lyzenga <strong>van</strong><br />

16.1.2006.<br />

44


2.3. DE KLEINZOON: RENÉ SCHUYTEN EN ZIJN VERLOOFDE/ECHTGENOTE NELLY<br />

OPSTELTEN 119<br />

Figuur 37 Nelly Opstelten en René Schuyten, mei 1939 (Archief Margaret Schuyten-Hickman)<br />

118 Zijn kleindochter Gwyneth White-Williams zegt daarover hetvolgende: “I knew that my grandfather<br />

(hendrick schuyten) was part of the resistance. %y mother told me of this many times. I'm not surprised that<br />

there is an official record of this. My mother (Jeanne Schuyten Williams) also told me he kept this a secret<br />

from his wife, my grandmother, because of the danger in which he placed himself. He never spoke of the war<br />

with me or my sisters during his visits to the U.S.A. I believe he preferred to keep these things in the past. I<br />

also was told by my mother that when her mother (Margaretha) discovered that her husband was part of the<br />

resistance during the war, she was very angry. No doubt he could have lost his life, and lives of his family as<br />

well. Perhaps she felt she should have been informed of his activities. I don't know. Her feelings and reasons<br />

for them are lost to history.” E-mail <strong>van</strong> Gwyneth White-Willliams <strong>van</strong> 8.2.2006.<br />

119 Edith Hönig vertrouwde mij na het lezen <strong>van</strong> het <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> Nelly, zoals zij dat in 1994 had verteld in de<br />

les Duits <strong>van</strong> haar kleinzoon Paul en zoals dat bewaard is gebleven, in een e-mail <strong>van</strong> 20.10.2005 hetvolgende<br />

toe: “Mijn conclusie is deze – er zijn weinig dingen, die wel kloppen... Onbegonnen werk, om alles te<br />

verbeteren. Natuurlijk zijn er gebeurtenissen, die uit mijn herinnering zijn verdwenen, maar andere, die heel<br />

belangrijk zijn, mij zijn bijgebleven. B.v. het feit, dat er 11 personen bij Nel en Rene zouden zijn<br />

ondergedoken. Er waren nooit meer dan 2 en wel mijn ouders gedurende enige maanden. Ook geen sprake, dat<br />

wij zo kort na hun trouwen bij ze ondergedoken waren. Ik kende alleen René, die ons bij Hendricks kwam<br />

opzoeken (en opvrolijken) veel later pas Nel. John Erdmans [blijkt Polderman te zijn] heb ik ook in<br />

herinnering – mijn ouders waren ook enige weken bij hem en zijn ouders ondergedoken. Het <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> zijn<br />

dood ken ik – dat gebeurde op de Keizerlei - hoorden we pas na de oorlog. Het <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> Nel?! Beslist niet<br />

verzonnen, maar zo schijnt ze zich daaraan herinnerd te hebben – emotioneel en niet altijd met de<br />

werkelijkheid overeenkomen.Wat eraan te doen? Na veel nadenken is mijn antwoord – niets. Zijzelf leeft niet<br />

meer, en haar <strong>verhaal</strong> heeft al de ronde gedaan – waarom het veranderen en het als onjuist te bestempelen?...<br />

Ik weet, dat jij als geschiedenisschrijver daartegen bezwaar zou hebben – immers je werkt met feiten en geen<br />

wazige vertellingen, wat eigenlijk hierop zou neerkomen. Laat de kinderen toch hun <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> hun moeder<br />

in dierbare herinnering behouden. Ik zal strakjes aan Margaretha antwoorden – toch fijn, dat de kinderen<br />

zoveel interesse voor het verleden hebben – dat is niet altijd het geval. Ben benieuwd over jouw mening <strong>van</strong><br />

deze brief en mijn besluit. Ik wil ook dat je weet, dat wat ik hierboven heb geschreven strikt tussen ons blijft –<br />

ik dus ook met de kinderen geen discussie over wil houden – ik ben de enige overlevende <strong>van</strong> die periode. Ik<br />

wil ook niet de schijn wekken, dat wat hun ouders gedaan hebben, onbelangrijk was en minder heldhaftig dan<br />

blijkt - het verdient alle eer en respect, want allen hebben toch hun leven gewaagd. Zoiets kan nooit genoeg<br />

vergoed worden en vonden wij de enige uiting <strong>van</strong> onze dankbaarheid was het verkrijgen <strong>van</strong> de erkenning<br />

<strong>van</strong> Yad Vashem. Ik hoop echt, Jan, dat je mijn besluit daarover kunt accepteren. Eveneens hoop ik, dat<br />

hiermede dit hoofdstuk is afgesloten. Ik heb je al eerder gezegd, hoe zwaar het mij valt steeds hierover bezig te<br />

zijn, maar evenals jij vond ik het mijn plicht met het project mee te werken - hopelijk brengt het jou goede<br />

resultaten en dat is alle moeite waard.” E-mail <strong>van</strong> Edith Sanders-Hönig <strong>van</strong> 20.10.2005. Vermits ik inmiddels<br />

op basis <strong>van</strong> documenten voldoende inzicht heb verworven in wat er zich waarschijnlijk wel heeft afgespeeld,<br />

achtte ik de vraag om de inhoud <strong>van</strong> bovenstaande mail vertrouwelijk te houden niet echt meer rele<strong>van</strong>t,<br />

temeer daar bovenstaande mail bijzonder waardevolle informatie bevat. Ik heb ook persoonlijk Margaret<br />

Hickman-Schuyten op de hoogte gebracht <strong>van</strong> de ontdekte feiten.<br />

45


René Schuyten (°Antwerpen, 7.5.1919-†Minnesota (USA), 8.10.1975) nam na de arrestatie<br />

<strong>van</strong> Klaas Sluys de coördinatie <strong>van</strong> de hulp aan de ondergedoken joden voor zijn rekening. Zijn zus<br />

Julia zegt uitdrukkelijk dat René haar daar niet meer mee heeft lastiggevallen 120 . Dat verbaast ons<br />

niet. René was namelijk een fysiek sterke, bijzonder vlotte en intelligente 121 , moedige en<br />

ondernemende jongeman. Hij is bovendien erg vindingrijk, handig, praktisch ingesteld en kan zaken<br />

organiseren 122 . Dat blijkt overduidelijk uit de zeer uitgebreide en bewaard gebleven briefwisseling<br />

<strong>van</strong> 14 september 1938 tot 11 mei 1948 tussen René en zijn verloofde en latere vrouw Nelly<br />

Opstelten 123 . Omwille <strong>van</strong> zijn centrale rol in de hulp aan joden en het feit dat we <strong>van</strong> en over hem<br />

heel wat documentatie konden terugvinden, lijkt het ons zinvol om op deze helper dieper in te gaan.<br />

Wie was deze man? En kunnen wij zijn motieven om joden te helpen nog achterhalen?<br />

René vervult in ieder geval <strong>van</strong>af december 1938 zijn legerdienst en wordt ingedeeld bij het 5 e<br />

Linieregiment, 5e Kompagnie.<br />

Figuur 38 René Schuyten (bovenaan in het midden) en zijn beste vriend, John Polderman (bovenaan<br />

links), Leopoldsburg 13.12.1938 (Archief Wim Schuyten) 124<br />

Hij is zeer goed bevriend met John Polderman, die net als René een protestant uit Antwerpen<br />

is 125 . Maar al is René protestant, hij is niet zo godvruchtig als zijn schoonbroer Klaas of als zijn<br />

120<br />

Julia stuurt in 1995 met haar hierboven al beschreven relaas het volgende briefje mee naar haar<br />

schoonzuster Nelly: “Over het werk dat René deed toen Klaas ge<strong>van</strong>gen zat, zult gij misschien nog wat kunnen<br />

invullen, want daar zult gij meer <strong>van</strong> weten. Ik had toen een druk leven: een groot gezin en veel geloop om aan<br />

spullen te geraken om in Klaas z’n pakken te steken, daarbij schrijven en bezoeken, dus René heeft mij toen<br />

nergens mee lastig gevallen.” <strong>Een</strong> niet gedateerde brief <strong>van</strong> Julia Sluys-Schuyten <strong>van</strong> 1995 aan Nelly<br />

Opstelten (Archief Margaret Hickman-Schuyten).<br />

121<br />

De verliefde Nelly beschrijft in een brief aan haar nichtje Miep uit Amsterdam haar René vol bewondering<br />

o.a. als volgt: “Hij is heel verstandig en leert gemakkelijk. Hij is prettig in de omgang (met vreemden). Hij<br />

kan uitstekend fietsen en zwemmen. Hij houdt <strong>van</strong> echte jongensstreken uitvoeren… Hij schrijft gemakkelijk<br />

en weet z’n zinnen uitstekend te vormen… Hij weet zichzelf helemaal weg te cijferen, om een ander plezier te<br />

doen…” Ze kopieert die beschrijving en voegt die als bijlage bij een brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten te Bouchout <strong>van</strong><br />

10.5.1939 aan René Schuyten.<br />

122<br />

Zo hebben René en zijn vriend John Polderman hun soldatenvertrek veel praktischer en gezelliger ingericht.<br />

Brief (met schema) <strong>van</strong> René Schuyten uit “Ergens in België” <strong>van</strong> 5.12.1939 aan Nelly Opstelten.<br />

123<br />

Het is dankzij hun dochter Margareth Hickman-Schuyten, dat ik de 530 bladzijden soms zeer intieme<br />

briefwisseling tusschen hen beiden mocht consulteren. Ik ben haar heel erkentelijk voor het vertrouwen dat zij<br />

hiermee in mij stelde. (Archief Margaret Hickman-Schuyten) Alle brieven <strong>van</strong> René en <strong>van</strong> Nelly waaruit<br />

verder nog wordt geciteerd, komen uit dit archief.<br />

124<br />

René stuurt op 13.12.1938 deze foto <strong>van</strong> zichzelf met enkele <strong>van</strong> zijn medesoldaten op naar zijn ouders.<br />

(Archief Wim Schuyten)<br />

125<br />

Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten <strong>van</strong> 1.10.1939 aan René Schuyten. Ook Nelly heeft een grote boon voor John<br />

Polderman, de beste vriend <strong>van</strong> René en tevens haar beste vriend. John woonde op dat ogenblik nog bij zijn<br />

46


verloofde Nelly 126 . Bidden doet hij weinig 127 . En hij denkt voor die tijd opvallend oecumenisch,<br />

zoals af te leiden valt uit wat hij zelf schrijft n.a.v. een vraag <strong>van</strong> Nelly om goede raad i.v.m. een<br />

meisje dat twijfelt tussen R.K. [rooms-katholiek] en Protestant: ”Ik geloof niet dat God onderscheid<br />

maakt tusschen R.K. en Protestanten <strong>van</strong> het oogenblik dat het geloof in Hem er is. Per slot <strong>van</strong><br />

rekening heeft God geen uitstaans met menselijke ruzies en interpretaties. Ook bij ons is veel wat<br />

niet deugt. Nu mag het zoo zijn dat volgens ons de Geref[ormeerde] kerkvereeniging het trouwste en<br />

dichtsbijzijnde is bij Gods woord, dat wil nog niet zeggen dat alle gereformeerden juist hetzelfde<br />

geloven en belijden. Het grondbeginsel is: Wij zijn zondaars, des doods schuldig en Christus heeft<br />

ons verlost en wij gelooven dat. Verder is iedereen aangewezen op zijn geweten en mate <strong>van</strong><br />

verstand. Of men God aanbidt in een R.K., thuis of in het leger dat blijft gelijk als men maar vast in<br />

hem gelooft. Misschien zou iemand zeggen: Jij bent modern. Laat ik je eerst zeggen dat ik eigenlijk<br />

niet weet wat modernen zijn. <strong>Een</strong> ding weet ik wel: In België wonen menschen die gelooven en er<br />

zijn er die niet gelooven. Diegenen die gelooven heb ik ontmoet tusschen Roomschen, Hervormden<br />

en andere protestante sekten, en ik heb gezien dat dat geloof bij allen hetzelfde was, alleen was de<br />

eene verstandelijk meer ontwikkeld dan de andere en maakt de eene zich een andere voorstelling <strong>van</strong><br />

bijkomstigheden dan de andere. Ons aller verstand is echter gebrekkig en allen kunnen dwalen.<br />

Hoofdzaak is en blijft niet gelooven in een Kerk maar gelooven in God. Als dat meisje dus gelooft in<br />

God en als ze zich verstandelijk vereenigen kan met de principes der R.K. dan heeft dat overigens<br />

geen overweegend belang als ze maar eerlijk is. Ik zou zulks niet kunnen doen uit eerlijkheid<br />

tegenover mezelf. Omdat ik te goed zie waarin de R.K. dwalen. Ik kan ook niet om dezelfde reden<br />

belijdenis doen in een Geref[ormeerde] Kerk omdat ik daar ook dingen zie die niet juist zijn volgens<br />

mij. Hoewel ik moet erkennen dat de geref[ormeerden] het dichtst staan bij de Schrift. Wil dat<br />

daarom zeggen dat ik niet iemand oprecht geluk kan wenschen bij zijn belijdenis. Natuurlijk niet. Ik<br />

benijd dezen zelfs. Anderen die niet gelooven, of Roomschen zeg ik zulks ook niet, omdat ik<br />

daarmee een verkeerde gedacht provoceer. Maar mezelf en jou kan ik dat zeggen omdat ik daar<br />

niemand afbreuk mee doe” 128 .<br />

Tijdens zijn legerdienst durft hij het regelmatig aan ’s avonds “over het muurtje” te klauteren<br />

en de kazerne te verlaten 129 . Eind mei 1939 zwaait hij af en gaat hij na eerst een vakantie te hebben<br />

genomen, terug naar het kantoor, maar niet voor lang 130 . Op 19 augustus 1939 verloven ze zich 131 ,<br />

maar als op 1 september 1939 Hitler Polen binnenvalt, wordt René meteen gemobiliseerd. In politiek<br />

is hij nauwelijks geïnteresseerd. In de vele brieven komt het onderwerp nauwelijks ter sprake. Zo<br />

schrijft hij op 8 januari 1940: “Twee <strong>van</strong> Gods kinderen die versmelten tot één onder de hoede <strong>van</strong><br />

Hem <strong>van</strong> wie alles komt! Ook deze mobilisatie en onrustige tijden komen <strong>van</strong> Hem Nelleke. Laat<br />

anderen hun idealen over democratie, socialisme, kommunisme en fascisme als sneeuw voor de zon<br />

zien verdwijnen, wij zullen op geen zand gebouwd hebben en onze Liefde zal storm en onweer<br />

trotseren in de kracht <strong>van</strong> den Rotssterke waarop we vertrouwen” 132 . Maar op vraag <strong>van</strong> zijn<br />

schoonbroer Klaas, schrijft hij als “piot” wel geregeld grappige columns voor V.V.K. (Vlaanderen<br />

Voor Kristus) onder het pseudoniem Kobe.<br />

Hij blijft gemobiliseerd. Alsof hij het onheil voelt aankomen, begint hij op 9 mei 1940 aan een<br />

dagboek 133 , een document dat een goed inzicht geeft in hoe René omgaat met crisissituaties en acute<br />

stress. Die dag schrijft hij nog: “Today has been a day of hope and desperation. This morning I<br />

moeder, Dendermondestraat 24 te Antwerpen. Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Herentals <strong>van</strong> 30 januari 1940 aan<br />

Nelly Opstelten. Op 10 oktober 1942 blijkt John bij Klaas te werken en is hij inmiddels getrouwd. Brief <strong>van</strong><br />

René Schuyten <strong>van</strong> 10.10.1942 aan Nelly Opstelten.<br />

126 “Bid God dat hij je bijstaat in je strijd Nelly. Alleen God kan je hierin raad geven vooral aan iemand die<br />

zoo dicht met Hem leeft als jij. O Nelly als je wist hoe ik je je Geloof en onbeperkt Vertrouwen in God<br />

benijd.” Brief <strong>van</strong> René Schuyten te Beverloo <strong>van</strong> 12.5.1939 aan Nelly Opstelten.<br />

127 “Voor het eerst sedert langen tijd heb ik ook weer gebeden Nelly, echt gebeden op een manier waarop ik<br />

slechts zelden of misschien nooit vroeger gebeden heb.” Brief <strong>van</strong> René Schuyten, Antwerpen <strong>van</strong> 23.3.1939<br />

aan Nelly Opstelten.<br />

128 Brief <strong>van</strong> René Schuyten te Antwerpen <strong>van</strong> 11.4.1940 aan Nelly Opstelten.<br />

129 Brief <strong>van</strong> René Schuyten te Antwerpen <strong>van</strong> 21.2.1939 aan Nelly Opstelten<br />

130 Brief <strong>van</strong> René Schuyten te Antwerpen <strong>van</strong> 18.9.1942 aan Nelly Opstelten.<br />

131 R. SCHUYTEN, Advertentie in Vlaanderen voor Kristus, 19 september 1939, p. 88.<br />

132 Brief <strong>van</strong> René Schuyten te Herentals <strong>van</strong> 8.1.1940 aan Nelly Opstelten.<br />

133 Het in het Nederlands geschreven origineel bleef niet bewaard, maar wel: <strong>Een</strong> handgeschreven latere<br />

Engelse vertaling <strong>van</strong> het oorlogsdagboek <strong>van</strong> soldaat in het Belgische leger, René Schuyten, <strong>van</strong> 9.5.1940 tot<br />

30.5.1940 (Archief Margaret Hickman-Schuyten).<br />

47


eceived a letter from Nelly, telling me she will leave The Hague that day and hopes to arrive in<br />

Antwerp the same evening 134 . How long we’ve been waiting for the moment to see eachother again.<br />

We wrote many letters about “how shall it be?” and suddenly, yes suddenly, despite weeks of hope<br />

and expectation, the hope is near that we probably will meet eachother after a nearly 6 months<br />

separation” 135 . En als op 10 mei 1940 de Duitsers België (en Nederland) binnenvallen, schrijft hij<br />

nog vlug aan Nelly: “Ik beloof je mijn leven niet noodeloos te wagen, mijn plicht doen, zal ik echter.<br />

Ik weet waarom. Jij bent voor mij vaderland en familie de hele rijkdom die ik bezit. Die grote schat<br />

helpen verdedigen beschouw ik als mijn plicht” 136 . Hun stellingen worden dezelfde dag nog door<br />

vliegtuigen beschoten en gebombardeerd. René moet die nacht de wacht op en is bang. De volgende<br />

dag moet het 28 ste zijn stellingen verlaten en wandelen ze langs de Maas. Ze worden heel de dag<br />

door vliegtuigen onder vuur genomen, ze trekken terug op Keerbergen. Vanaf nu moeten ze zelf op<br />

zoek naar eten. “Our trench is very important and we are not thinking of running away. Those<br />

bastards; let those womenkillers come. We’ll receive them with open arms” 137 . Ze moeten verder<br />

terugtrekken. “I haven’t changed my socks in a week or take off my shoes. My feet are killing<br />

me” 138 . Ze komen aan aan het kanaal <strong>van</strong> Willebroek, steken over, waarna de brug wordt<br />

opgeblazen. Ze arriveren in Humbeek en vallen volledig uitgeput onmiddellijk in slaap. Eén brug<br />

echter explodeert niet en de Duitsers steken daar over “and walk into our covering force. This was<br />

slaughter. Our commander wants a few brave men. Nobody listens. I can’t find Polleke [John<br />

Polderman]. I throw my bike in the canal an[d] volunteer. With some men we make a chain across<br />

the road and stop every one who’s passing. Finally we have about hundred men... I find Polleke and<br />

Louis de Vos… I get up and walk a while, bullets are flying around my ears, I let myself fall down,<br />

after a while I move on. Armed civilians are shooting at us from the windows. I shoot at the<br />

windows when ever I see movement. The glass is going to pieces. The shooting stops… I see<br />

movement in a bush, shoot a few rounds into it, the bush is quiet. On and on the bullets fly around<br />

us. We can see them fly because of the light giving rear end of the bullets. It is all machine gun we<br />

hear. Dozens of them, from the houses and bushes. The wounded lie by the dozen in the field. They<br />

cry for water and their mothers. Nobody is looking after them except the R[oman]C[atholic]<br />

chaplain. He gives them water in the open field. Bullets hit the sand near by he doesn’t care. On and<br />

on he crawls further to the next soldier. At night the Germans have their trenches ready and granates<br />

are flying around us… Suddenly we can see the Germans. They are coming with twenty soldiers;<br />

they jump an[d] fall down. I’m shooting and shooting, and I’ve hardly any bullets left. Another jump<br />

and I haven’t got any bullets left. We spread out a bit and I start shooting with my revolver.<br />

Suddenly I see an incoming granate. It hits the ground jus[t] 6 meters beside me; we see it knowing<br />

it will explode any minute now. We haven’t got any cover at all. I hide my face in the sand and start<br />

praying… thinking about Nelly and home. I’m through, I’m finished. An explosion. I wait, I can’t<br />

believe it. I’m allright, I’m not hurt. I look beside me where my two palls where. They lie still, all<br />

covered with blood, blood, red blood. The F.M. is broken. I am the only one that wasn’t hit. I jump<br />

up and walk; I jump over some bushes and get my trousers open on barbed wire. Everywhere you<br />

can see wounded soldiers. They are calling. I move on, am I a coward? I think I am. Polleke is gone<br />

and so is Louis de Vos. Along the road I find a bike, I drive away over fields and through a grove. I<br />

shoot a lock from a gate with my revolver, the gate opens and I move on. Slowly I get my common<br />

sense back. I walk away, where is Polleke? Wounded? Dead? I go back… No Polleke… I join a<br />

group of soldiers in a house. I have a gun now and I’m shooting too. Aircrafts come and they drop<br />

bombs. Around ten o’clock we can no longer hold place. We cannot communicate with eachother<br />

and have to go back. I take my bike and drive along a group of the 8th compagny… I drive along<br />

and search for John, but I cannot find him. It is pitchdark. Further on the road is blocked with<br />

soldiers, tanks, etc… etc. We are desperate and don’t get far… I enter a house, find a bed and with<br />

my shoes on I fell asleep on the bed” 139 .<br />

134<br />

Nelly zal inderdaad nog in Antwerpen arriveren.<br />

135<br />

Ibid., 9.5.1940.<br />

136<br />

Brief <strong>van</strong> René Schuyten te velde <strong>van</strong> 10.5.1940 aan Nelly Opstelten. Zij ont<strong>van</strong>gt deze brief pas op 1 juni.<br />

Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Antwerpen <strong>van</strong> 5 augustus 1940 aan René Schuyten. Daaruit blijkt ook dat Nelly<br />

René niet meer te zien heeft gekregen vooraleer hij als krijgsge<strong>van</strong>gene per schip naar Duitsland werd<br />

gevoerd.<br />

137<br />

Oorlogsdagboek <strong>van</strong> René Schuyten, 15.5.1940.<br />

138 Ibid.<br />

139 Ibid., 16.5.1940.<br />

48


De dag nadien rijdt hij door verlaten dorpen en bereikt ’s namiddags Dendermonde. Daar zijn<br />

nog Belgische soldaten <strong>van</strong> verschillende regimenten die zich in chaos terugtrekken op Gent. De<br />

zesde compagnie vindt hij echter niet. Ook op het hoofdkwartier weten ze <strong>van</strong> niets 140 . De dag<br />

nadien rijdt René met de fiets naar Brugge. Onderweg overleeft hij op het nippertje een nieuwe<br />

vliegtuigaanval. <strong>Een</strong> andere soldaat verliest daarbij zijn benen. “I pull him out [de gracht], his legs<br />

stay behind. They were torn away just above his knees. He was also hit in the head. Blood was<br />

running down his face, therefore his eyes were closed. My stumach turns around in my body. What<br />

am I suppose to do? I am all alone. The blood is coming down from all the wounds. In the car is<br />

some ironwire. I tie up his legs with it. I keep pulling the wire till it is in the flesh. The bleeding<br />

stops. With the bandage I had in my pocket I take care of his wounds. Will it work? All covered with<br />

blood I turn around and ride like a mad man to find a doctor. There is a doctor and I tell him all<br />

about the wounded soldier. I almost have to drag him to the place. Finally he gets there with an<br />

ambulance. Is it to late? In the afternoon I reach Brugge. Not a trace of my company. Then luckely I<br />

meet a biker who tells me that the 5th is nearby Gent working on new trenches…” 141 .<br />

“There were only some fifty men left of our company… I ask about Polleke, but nobody<br />

knows anything about him. Even Landau. They think he has been captured. I hope he is… The moral<br />

is low, we have lost so many comrads. We are dejected and were hungry. Yet everybody works for<br />

the best. In the morning we have to stand on guard again. The last patrol, seven men, has<br />

disappeared during the night. We’ve only found some of their guns” 142 .<br />

“We go on patrol and catch a 16 year old boy giving signals to the aircrafts. Under his jacket<br />

he has a gun. We take him back to the major. What became of him, we don’t know. Another patrol<br />

brings in two R.C. priests and a nun. The two priests where wearing a German uniform under their<br />

gown. The nun was hiding a machinegun under her skirts” 143 .<br />

De volgende dag worden ze onderweg weer zwaar onder vuur genomen door vliegtuigen, en<br />

een tijdje later schrijft hij: “It is 7.30h. I’m standing on guard. We are sitting under a railroad bridge.<br />

At the right side is a forrest and on the left there are some broken down houses. Suddenly some<br />

German soldiers jump out from behind the trees and start crossing the road. I shoot on first sight.<br />

Men are falling over eachother. Most of them are dead; some others try to crawl away. I shoot and<br />

shoot. At last I have no more bullets left and everything is quiet. Then again soldiers. With new<br />

bullets I shoot again and again, and I can see them fall down. More to my right more of our men are<br />

shooting at the soldiers. Our gunfire is killing them. Now and then they try it again but they get the<br />

same result. We wait very tensed. There where no more German soldiers crossing the road. The road<br />

itself was covered with people in blue uniforms. I start counting them but stop at seventeen bodies.<br />

The others stop counting too… Then, all of the sudden, the German artillery shoots again… At 8.30<br />

the bridge falls apart. We expect to get killed every moment. But we don’t. The granates keep<br />

exploding. Then the German soldiers start crossing the road again. Our machine gun does its work.<br />

The bullets fly everywhere. The body count increases and so is the sound of grenades and of our<br />

own machine gun. Now and then we can hear the wounded crying and screaming. We just keep<br />

shooting as though we were machines. We were no longer humans. How many bombs have fallen?<br />

How many German soldiers did I shot I don’t know. The Germans are still at the tree line. We shoot<br />

at them, they fall and they keep sending new soldiers. Suddenly a big alarm. Bombs are falling.<br />

They have succeeded; they are now out of our reach. We can see them crawling behind the trees. We<br />

shoot like madmen. Then the last piece of the bridge fall[s] down… We are still alive. That evening<br />

the fire stops. We have to make a counterattack at the village… When we reach the railroad bridge<br />

five of our men get hit by the bullets. They fall down and stay down” 144 . René gooit nog met een<br />

ander twee granaten in een kamer <strong>van</strong> een huis <strong>van</strong> waaruit ze met een machinegeweer onder vuur<br />

werden genomen. Ze nemen er ook een Duitser ge<strong>van</strong>gen 145 . “We take him with us and go back. The<br />

road is clear. No machinegun to stop us now. I, however, have seen enough. I sit down and start to<br />

cry like a baby. I can’t go on any further. I want to go back. The German soldier follows me like a<br />

140 Ibid., 17.5.1940.<br />

141 Ibid., 18.5.1940.<br />

142 Ibid., 19.5.1940.<br />

143 Ibid., 21.5.1940.<br />

144 Ibid., 22.5.1940. “My mother told me that father had nightmares up untill he died… he would wake<br />

moaning and sometimes screaming… she said it was the memories of the war.” E-mail <strong>van</strong> Margaret<br />

Hickman-Schuyten, 30.1.2006.<br />

145 Ibid.<br />

49


dog. He doesn’t say a word” 146 . “I sit down for a long time, the German soldier right beside me. My<br />

revolver is on the ground. Finally the German gives me a patch on my shoulder. I stand straight up.<br />

He gives me my revolver in my hand and says something like “come”. We go back. I turn in my<br />

prisoner and the men shake my hand and congratulate me. I want to cry of distress. I[n] the morning<br />

I go back to the tranches. Our men were back. The 6th occupies the village. The entire day the<br />

shooting goes on… and on. Nothing stays standing up. In the evening we pull back. The line has<br />

been broken at another spot. All our victims were for nothing. The 3th Bataillon covers our<br />

retreat” 147 .<br />

“Our retreat is a chaos. Several regiments cross through eachother. The road is blocked by<br />

cars and soldiers. It is hopeless. We know the game is lost. The entire night we are disturbed by<br />

aircraft. Parachutists shoot at us from all directions. We slowly move on… We are behind the<br />

Leie… There isn’t much courage left. We are demoralized. We are dead beaten. How long has it<br />

been since we slept? I can’t remember anymore. About five days I think. Now we have to dig a new<br />

trench. We are also very hungry. Now out of originally some 200 men in our company, only 65 are<br />

left. Our commander is a lieutenant of the 6 th. He can’t provide us with any food. However, we are<br />

staying at a chicken farm, and most of the chickens die in our hands. We cook them and then, more<br />

or less well done, we eat them. It helps the moral. That afternoon the major asks for a volunteer, but<br />

nobody says anything except for Landau [a Jewish countryman and a friend of René] and me. We<br />

tell the rest that they are cowards. Everybody talks about surrender. Some men are are selected to go<br />

on patrol. They go, by boat, to the other side of the canal. The moment they arrive there they put up<br />

a white flag and surrender. We are ordered to shoot at them but we refuse.<br />

At last, Landau and I volunteer… Early that evening we go back to the canal. When we arrive<br />

there our own men start shooting at us. Thank goodness they don’t hit us. They had seen movements<br />

in the bushes and thought it were Germans” 148 .<br />

Op 26 mei nemen René en Landau nog vier Duitse soldaten op de fiets ge<strong>van</strong>gen. “We get<br />

congratulations and the promise of a decoration. “We don’t give a thing about that. As a reward we<br />

get a two day’s rest. We do give a thing about that” 149 .<br />

“We do enjoy our rest. We are cooking chickens for the whole company. We take them to the<br />

men working at the trenches. They are excellent… We have few ammunition. We don’t have any<br />

food. The moral is very low. The whole day German aircrafts are flying over our heads. Our anti<br />

aircraft gun is shooting, but in vain. When one aircraft crashes, ten will take its place. In the<br />

afternoon one of them throws bombs. That gives us two dead and one injured. Now we have 48 men<br />

left: a lieutenant, an adjutant (who surrenders the same day), three corporals, three sergeants and 41<br />

soldiers. That’s all that is left of the 250 we started with. At least 50-55 of them are dead, 50 were<br />

wounded, and about the others we know nothing. They may be captured, dead, wounded or lost. We<br />

don’t know. Landau and I are the only ones who prefer to fight rather than surrender. We ask<br />

ourselves what will become of Belgium if the war is lost…” 150 . Landau en René moeten op<br />

patrouille, maar als ze terugkomen is hun groep al vertrokken. Ze vinden twee fietsen en begeven<br />

zich naar Maria-Aalter. Het dorp zit vol soldaten. Toch vinden ze nog ergens een hoeve met stro om<br />

in te slapen.<br />

“When we wake up we jump on our feet and get ready with the thought of searching for our<br />

company. The first human we see is an old farmer. He tells us the war is over. And we tell him we<br />

don’t believe that. They have told dus so many things. We move on search for our company. There<br />

is a great disorder everywhere, soldiers leave their weapons behind and go opposite directions.<br />

Everybody tells you that Belgium surrendered. Our first feeling is that of great relieve, that the hurry<br />

and insecurity is over… We actually don’t know what to do. Landau, who is a Jew 151 , suggests to go<br />

to Oostende and from there try to go to France or England. I keep him company. He looks very<br />

down… We reach Oostende after 5 hours. We bearly reach the suburb or bombs are exploding<br />

146<br />

Ibid.<br />

147<br />

Ibid., 24.5.1940.<br />

148<br />

Ibid.<br />

149<br />

Ibid., 26.5.1940.<br />

150<br />

Ibid., 27.5.1940.<br />

151<br />

“His first nam was Paul. He was a very dear friend of my parents… Paul survived the war. He had a<br />

daughter [only child] that died, I believe she died at birth. His wife was admitted to a mental hospital because<br />

she could not cope with the death of her child… We lost touch with him prior to my father’s death. We were<br />

not able to notify him that my father had died.” E-mail <strong>van</strong> Margaret Hickman-Schuyten, 30.1.2006.<br />

50


everywhere around us. The English fleet is bombing the city to cover their embarkation. German<br />

aircrafts on the other hand are bombing the city to make it difficult for the English. The results are,<br />

many casualties among the Belgium citizens. Landau and I are in a ditch full of stinging nettles.<br />

There is a big difference between the first bombing 17 days ago and this one. We are as calm as<br />

silent water and discuss the calibre and the distance. Yet our position is dangerous enough. We are<br />

near a railway station and the bombs are falling very close to us. We use a quiet moment between<br />

the bombardements. We jump on our bikes and leave dangerous Oostende as soon as possible.<br />

Landau does’t want to go to France anymore. We leave for Gent and hope to arrive Antwerp and<br />

home next day” 152 . Onderweg naar Antwerpen speelt René Landau kwijt. Blijkbaar wordt René kort<br />

na 30 mei – zonder nog thuis te zijn geraakt 153 – krijgsge<strong>van</strong>gen gemaakt 154 en per schip<br />

overgebracht naar het krijgsge<strong>van</strong>genkamp Stalag XC in Duitsland 155 . Later moet hij daar op een<br />

boerderij gaan werken, waar hij goed te eten krijgt. In oktober weegt hij zelfs 78 kg 156 . Hij leert er<br />

snel Duits 157 en ze noemen hem daar Fritz. Ondanks het feit dat hij goed blijkt op te schieten met de<br />

boer waarvoor hij moet werken, maakt hij toch plannen om te vluchten, maar wordt dan toch ergens<br />

begin januari 1941 vrijgelaten 158 .<br />

Hij gaat <strong>van</strong>af half februari 1942 terug aan het werk, ditmaal bij de Standaardboekhandel aan<br />

1200 frank per maand 159 , maar dat is onvoldoende om een gezin te onderhouden. 160 . Hij probeert wat<br />

bij te verdienen door boeken in te binden, een boekerij op te zetten en konijnenvellen te looien, die<br />

hij dan verkoopt aan pelshandelaars en pelsmaaksters aan 40 à 50 frank per vel 161 . Van 18 tot 25<br />

september 1942 maakt René nog plannen maakt om deze activiteiten uit te breiden zodat ze toch<br />

zouden kunnen trouwen 162 . Maar in een brief <strong>van</strong> 28 september krijgt hij plots een idee “zooals er<br />

152 Ibid.<br />

153 Zijn broer Wim Schuyten bevestigde mij dat René eind mei - begin juni 1940 niet meer over huis is<br />

gekomen en dat hij zeker ergens in de lente <strong>van</strong> 1941 terug in België was. Telefonisch gesprek met Wim<br />

Schuyten (VS) <strong>van</strong> 8 juli 2006.<br />

154 Ge<strong>van</strong>genennummer 21478 in Stalag XC. Niet gedateerd kaartje <strong>van</strong> René Schuyten aan Nelly Opstelten.<br />

155 Nelly schrijft: “Eindelijk dan toch een teken <strong>van</strong> leven <strong>van</strong> jou zelf. In drie maanden tijds heb ik alleen je<br />

brief <strong>van</strong> 10 Mei ont<strong>van</strong>gen de 1 e Juni. Den 5 e Juni een briefje met je adres erop <strong>van</strong> een schipper dat je door<br />

Dort kwam op weg naar Duitschland, later een bevestiging erover <strong>van</strong> het Roode Kruis toen <strong>van</strong> Antoon<br />

Rooze ongeveer drie weken geleden een brief aan Jeanne waar ook in stond dat jij bij hem was en bij boeren<br />

werkte.” Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Antwerpen <strong>van</strong> 5.8.1940 aan René Schuyten.<br />

156 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Stalag XC (D) <strong>van</strong> 13.10.1940 aan Nelly Opstelten.<br />

157 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Stalag XC (D) <strong>van</strong> 25.8.1940 aan Nelly Opstelten.<br />

158 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 10.9.1942 aan Nelly Opstelten. Zowel René’s zoon Peter als<br />

zijn dochter Margaret bevestigen dat hij plannen had om een fiets te stelen en zo te vluchten. E-mail <strong>van</strong><br />

Margaret Hickman-Schuyten <strong>van</strong> 18.1.2006; e-mail <strong>van</strong> Peter Schuyten <strong>van</strong> 18.1.2006. De rest <strong>van</strong> de<br />

“herinneringen” aan de gesprekken over deze periode met hun vader bevatten te veel onduidelijkheden, fouten<br />

en tegenstrijdigheden, waardoor het praktisch onmogelijk is om nog te achterhalen welke details daarin nog<br />

betrouwbaar zijn en welke niet. De laatste brief <strong>van</strong> René als krijgsge<strong>van</strong>gene aan Nelly dateert <strong>van</strong><br />

16.12.1940. Uit een passage uit iets wat Nelly’s dagboek zou kunnen zijn, valt af te leiden dat René op 1.1941<br />

nog niet thuis is. <strong>Een</strong> brief <strong>van</strong> René <strong>van</strong> 16.7.1940 komt pas een half jaar later, op 16.2.1941 aan.<br />

159 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 10.2.1942 aan Nelly Opstelten.<br />

160 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 24.9.1942 aan Nelly Opstelten.<br />

161 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 2.10.1942 aan Nelly Opstelten. “Per vel hebben we dus 10 fr.<br />

inkoop, en 5 frank looien. Als we die geregeld kunnen afzetten aan 40 frank, aan 10 vellen per dag, verdienen<br />

we waarmee 12000 frank per maand.” Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 2.10.1942 aan Nelly<br />

Opstelten.<br />

162 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 18.9.1942 aan Nelly Opstelten. “Ik zou alleen als<br />

hoofdverdienste maar vellen willen looien (10 vellen per dag, als ik ze kan krijgen...). Ik zou natuurlijk een<br />

beetje propaganda moeten maken, desnoods huis aan huis gaan om ze op te halen. Verder voortwerken aan<br />

mijn boekerij en naar gelang dat begint te gaan mijn vellen buitenzwieren. Daarbij mijn betrekking opzeggen<br />

maar niet geheel. B.v. thuiswerken voor de Standaardboekhandel en me laten betalen b.v. 25 fr. voor iedere<br />

advertentie en laat ons zeggen 250 fr. voor iedere Koerier. Zoo heb ik een vaste betrekking en kunnen ze me<br />

niet als werk naar D[uits]land zenden. Dat klinkt eigenlijk welheel schoon hé vrouke? Maar 1° moet ik vellen<br />

vinden, 2° moet M. De Meyer [<strong>van</strong> De Standaard] akkoord gaan, 3° moet jij genoegen nemen met een<br />

vellenvent, 4°moeten ze het thuis goed vinden en 5° moet ik zelf genoeg moed vinden om dat aan te durven.”<br />

Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 24.9.1942 aan Nelly Opstelten. Deze brief is belangrijk omdat hij<br />

aantoont dat René erg ondernemend is, en tegelijk omdat hij 24 september blijkbaar nog geen vraag heeft<br />

gekregen om joden te helpen onderduiken. Ook niet via Klaas die hij twee dagen ervoor nog heeft gezien om<br />

diens verjaardag te vieren: “Ze hebben twee nieuwe kamers in orde gebracht om <strong>van</strong> te droomen. Ik schat dat<br />

51


nog zelden in een ’s menschen hoofd is opgeklommen... Wij gaan n.l. een huis huren, een groot huis<br />

met een grooten hof. <strong>Een</strong> huis met minstens 1 verdiep en met 1000 m 2 land er achter. Met veel<br />

fruitbomen en genoeg plaats om een heele kinderschool in op te voeden. In dat huis gaan wij<br />

wonen… We gaan kostgangers houden!!!! Snap je? Ja? Flink vrouke. Ben je accoord met een<br />

eenvoudig huwelijksfeest binnen een week of 6-8? Wil je voor vier koken in plaats voor twee?...<br />

Maar we zijn nog niet zo ver. Vanavond ga ik naar Klaas om met hem eens te beraadslagen, want hij<br />

moet nog een paar vrienden zoeken die mee willen werken. Hij weet er op het oogenblik nog niets<br />

<strong>van</strong>… Kans op mislukken is er haast niet, tenzij er geen liefhebbers opdagen, maar die zijn er heel<br />

waarschijnlijk wel… PS Als je niet wil, iets wat ik wel zou kunnen verstaan, zeg het dan direct want<br />

ik schiet in gang en ben niet te stoppen” 163 . Nelly antwoordt positief: “En nu, hoe langer ik er over<br />

nadenk, hoe onmogelijker het me lijkt. Maar kook jij die soep maar gaar en zoek het maar uit, ik ben<br />

content. Wat ik wil zeggen is: ‘Ja ik wil!’ Ik ben erg benieuwd naar je volgende brief. Waar wil jij<br />

b.v. dat heel grote huis met minstens een verdiep mee meubileren en stoffeeren? Hoe wil jij aan<br />

dekens en lakens en verd. beddegoed voor niet twee maar voor vier persoonen geraaken? Waar halen<br />

we op voorhand al dat geld <strong>van</strong>daan dat er zeker voor nodig is om te kunnen trouwen? Om niet te<br />

spreken over de kwestie voedsel en kolen in de winter! We zullen met ons rantsoen ternauwernood<br />

genoeg voor één kachel hebben. En die menschen hebben geen kolenkaart. Wat doen we dan, ze bij<br />

ons laten altijd ’s avonds? Daar protesteer ik te hevigste tegen en dan wacht ik nog liever een paar<br />

jaar. Want op die manier zal ik niet gelukkig zijn als er altijd vreemden rond ons zijn. Er zijn nog<br />

zoveel dingen maar ik geloof dat we die kunnen overwinnen? 164 ” René antwoordt per kerende:<br />

“Gisteren [29.9] heb ik met Klaas het voornaamste besproken, en zijn wijsheid vond het plan<br />

uitstekend en zeer goed uitvoerbaar. De hoofdpunten <strong>van</strong> het programma staan reeds op het papier<br />

en de grootste moelijkheden zijn al opgelost. Het eenige wat nog ontbreekt, is de toestemming <strong>van</strong><br />

jou. En dat is geen kleinigheid. Als ik met niet vergis, zul je het met beide handen aangrijpen.<br />

Verdere bijzonderheden moeten we zaterdag bespreken. Daartoe leent een brief zich heel moeilijk.<br />

Vader en moeder, dat is jammer, zien natuurlijk een hele hoop bezwaren. Vooral <strong>van</strong> finantieelen<br />

aard en dat is niet te verwonderen, want vooral onze uitzet zal nog met heel wat moeten aangevuld<br />

worden…” 165 . Hoe René op het idee is gekomen, komen we dus niet te weten, maar de vier grote<br />

razzia’s <strong>van</strong> augustus en september 1942 in Antwerpen zijn achter de rug en veel joden gaan<br />

wanhopig op zoek naar een onderduikadres. Zijn eigen ouders verbergen al een tijdje joden, die<br />

weliswaar arm zijn. Maar toch is dit wellicht de reden dat hij er (bijna) zeker <strong>van</strong> is kostgangers te<br />

vinden, die dat kostgeld kunnen en willen betalen. René schiet onmiddellijk in gang, gaat direct naar<br />

huizen kijken en stelt een echt businessplan op. Het geld om de nodige aankopen te kunnen doen<br />

komt <strong>van</strong> Henri Schuyten. Die had ook eerder Julia (en Klaas) financieel geholpen bij hun zaak en<br />

ook nu komt hij met geld over de brug. “Ons inkomen zal zoo ongeveer 10.000 frank per maand<br />

bedragen naar mijn schatting. Eerder meer als minder… Van vader krijgen wij waarschijnlijk 10.000<br />

frank voor het noodige te kopen… Mijn vellen doe ik verder voort en aan mijn boeken denk ik eerst<br />

goed te beginnen als wij eenmaal geïnstalleerd zijn” 166 . In zijn brief geeft hij een hele lijst op <strong>van</strong><br />

zaken die ze nog zullen moeten bijkopen. Twee dagen later lijkt René al een idee te hebben <strong>van</strong> wie<br />

zijn (joodse?) kostgangers zouden zijn, en zijn er blijkbaar al een aantal afspraken gemaakt. Dat valt<br />

tussen de regels af te lezen uit de volgende belangrijke brief <strong>van</strong> 1 oktober 1942, die ons tevens een<br />

goed inzicht geeft in de praktische problemen waarmee mensen geconfronteerd werden, die joden<br />

wilden laten onderduiken: “Het plan gaat door en elken dag komt er meer en meer licht in de<br />

duisternis. Ik zal een voor een je bezwaren eens trachten te weerleggen.<br />

1. Waarmee meubileren we ons huis?<br />

Antwoord: met onze eigen meubelen voor ons zelf en met de meubelen die onze gasten zullen<br />

meebrengen. Dat is al in orde.<br />

2. Waar halen we dekens en lakens <strong>van</strong>daan niet alleen voor ons maar voor Vijf personen? 167<br />

hun dat minstens 1000.000 gekost heeft. Maar het is er dan ook chique.” Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit<br />

Antwerpen <strong>van</strong> 23.9.1942 aan Nelly Opstelten. Deze brief bevestigt nogmaals dat Klaas’ zaak op dat ogenblik<br />

goed draait.<br />

163 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 28.9.1942 aan Nelly Opstelten.<br />

164 Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Herlaer <strong>van</strong> 29.9.1942 aan René Schuyten.<br />

165 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 29.9.1942 aan Nelly Opstelten.<br />

166 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 30.9.1942 aan Nelly Opstelten.<br />

167 Aan<strong>van</strong>kelijk sprak René (theoretisch?) over twee kostgangers, nu weet hij blijkbaar al duidelijk dat het er<br />

drie zullen zijn. Met hun beiden erbij, maakt dat vijf personen. Of bedoelt hij vijf joden? Dat is niet helemaal<br />

52


Antwoord: Met hetgeen wij koopen <strong>van</strong> de 10.000 frank die we <strong>van</strong> vader meekrijgen en voor de<br />

anderen: zie hierboven.<br />

3. Waar halen we geld om te kunnen trouwen?<br />

Antwoord: Eveneens <strong>van</strong> die 10.000 frank.<br />

4. Hoe komen we aan etensvoorraad?<br />

Antwoord: Met mijn rantsoen voor de eerste tijd, en met hetgeen we gaan bijkoopen voor den<br />

winter op de z[warte] m[arkt] 168 .<br />

5. Hoe komen we aan kolen?<br />

Antwoord: Ik heb reeds 1500 Kilo bruinkool besteld aan 550 frank de ton. Ik kan turf krijgen<br />

aan 450 frank de ton. En we moeten zorgen dat jouw en mijn rantsoen kolen <strong>van</strong> de<br />

Speerstraat 169 naar onze nieuwe woning komt. Daarbij het nog te ont<strong>van</strong>gen rantsoen.<br />

6. Moeten die menschen altijd bij ons zitten.<br />

Antwoord: Die menschen blijven waar ze zijn. n.l. boven met uitzondering als wij eens zin<br />

hebben om niet alleen te zijn 170 .<br />

Zoo voorlopig is dat genoeg.<br />

Gisteren was ik bij Klaas. Ons inkomen zal bedragen: 12000 frank kostgeld 171 . 1200 frank pree<br />

[voor zijn werk bij boekhandel De Standaard] en 800 frank vellen samen 14000 frank. Daar<strong>van</strong><br />

zullen we gebruiken:<br />

2400 frank voor 8 kilo boter aan 300 frank.<br />

2100 frank voor zeven broodkaarten aan 300 frank.<br />

600 frank voor twee broodkaarten aan 300 frank voor onszelf<br />

200 frank voor 4 vleeschkaarten aan 50 frank<br />

300 frank voor de prijs <strong>van</strong> het vleesch<br />

960 frank voor 120 patateen [sic] aan 8 frank per kilo<br />

300 frank voor een kilo vet.<br />

340 frank voor vier kilo suiker aan 85 frank.<br />

300 frank voor 12 potten jam aan 35 frank.<br />

500 frank voor groenten<br />

200 frank voor 30 melkzegels<br />

450 frank voor fruit aan 15 frank per dag<br />

150 frank voor 1 kilo zeep<br />

75 frank voor licht<br />

350 frank voor verwarming (gerekend aan 12 maanden per jaar) 172<br />

[9225 frank voor Alles tesamen, maar dan heeft René nog niet de huur <strong>van</strong> het huis<br />

meegerekend. Op 5 oktober gaat hij kijken naar een alleenstaande villa in<br />

Edeghem, waar ze 450 frank per maand voor vragen 173 .]<br />

duidelijk. Later wordt duidelijk dat het hier in ieder geval gaat om de Nederlandse parfumier Sigmund Hönig,<br />

zijn vrouw Rosa Gross en hun dochter Lily.<br />

168<br />

Blijkbaar hebben de gasten geen rantsoenbonnen, wat er weer eens op wijst het hier wellicht om joden gaat.<br />

169<br />

Dat is het adres <strong>van</strong> zijn ouders. René woont nog thuis. Opnieuw is er geen sprake <strong>van</strong> rantsoenbonnen <strong>van</strong><br />

de gasten.<br />

170<br />

Ook hier zou je tussen de regels kunnen lezen dat de beslistheid waarmee René zegt: “Ze blijven waar ze<br />

zijn” erop wijst dat dat al met de joden afgesproken is.<br />

171<br />

Vermits hij hier niet “waarschijnlijk” bijzet, kan dat erop wijzen dat die prijs al met Sigmund Hönig is<br />

afgesproken. Dit tarief komt ongeveer overeen met wat Charles Hendrickx aanrekende aan de joden die hij<br />

herbergde, namelijk 150 fr. per dag per persoon. Charles Hendrickx, die door de Duitsers werd ge<strong>van</strong>gen<br />

genomen, kreeg na de oorlog noch de titel <strong>van</strong> Politiek Ge<strong>van</strong>gene, noch die burgerlijk weerstander voor het<br />

verbergen <strong>van</strong> joden, omdat hij dat uit winstbejag zou hebben gedaan. DO, Dossier Hendrickx (Charles)<br />

Maria-Carolus-Josephus, 16.1.1953. Historicus Eric Laureys <strong>van</strong> het SOMA zei me aan de telefoon dat je dat<br />

bedrag (in Belgische Franken) met 25 moet vermenigvuldigen, d.w.z. dat 12000 Bfr. toen, wat tegenwoordig<br />

overeenkomt met 300.000 Bfr. of ca. 7450 € per maand, en dit voor twee of drie kostgangers, wier bron <strong>van</strong><br />

inkomsten tegen dan was opgedroogd.<br />

172<br />

Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 1.10.1942 aan Nelly Opstelten.<br />

173<br />

“ MOET ABSOLUUT <strong>van</strong>middag naar Edeghem om huis te zien… zelfde straat als waar den do[minee]<br />

gewoond heeft!” Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 5.10.1942 aan Nelly Opstelten. Voorlopig kon ik<br />

niet achterhalen of het nu dit huis was of een ander, dat ze uiteindelijk zouden huren.<br />

53


Op 2 oktober schrijft René: “En ik heb nu ineens genoeg ondernemingsgeest gekregen om den<br />

oorlog op mijn eentje te kunnen winnen… De huizen zijn zeer zeer zeer zeer schaars en het grootste<br />

pak zal <strong>van</strong> mijn hart vallen als ik er eentje heb” 174 . Op 5 oktober schrijft René: “Liefste ik<br />

VERDRINK IN HET WERK EN HEB GEEN TIJD, zelf niet voor mijn schat <strong>van</strong> een vrouke” 175 .<br />

Op 19 oktober doen ze hun ondertrouw 176 .<br />

Nelly Opstelten (°Den Haag (NL), 3.9.1920-†Arlington (VA, USA), 27.3.2004) komt ook uit<br />

een Gereformeerd gezin. Op 10-jarige leeftijd verliest zij haar moeder 177 . Op 29 april 1931 wordt zij<br />

naar Antwerpen gestuurd naar haar zus Ditty. Als haar vader hertrouwt, keert Nelly terug naar<br />

Nederland, maar het klikt absoluut niet tussen Nelly en haar stiefmoeder, en op 10 juni 1935 komt<br />

Nelly definitief naar België 178 , om hier gedurende jaren gratis als meid voor alle werk, haar zus<br />

Ditty te helpen in het huishouden 179 . Ze krijgt er later stank voor dank voor.<br />

Nelly ziet René Schuyten voor het eerst in de kerk en tijdens de catechisatie 180 , d.w.z.<br />

godsdienstonderricht ter voorbereiding op de openbare belijdenis 181 . Ze heeft ontzag voor zijn<br />

durf 182 , ze krijgen verkering en de relatie gaat “vele jaren lang omhoog, omlaag, gelijk gezang” 183 . In<br />

maart 1939 komt haar zuster Ditty dat te weten, waarna haar man, Victor De Deken, een brief<br />

schrijft naar haar vader, en hij tevens Nelly terug naar Nederland stuurt, waardoor zij gescheiden<br />

wordt <strong>van</strong> René 184 . In een brief citeert Nelly zelf uit haar dagboek, en zegt ze over Ditty: “Ze is per<br />

slot <strong>van</strong> rekening toch maar een groot egoïst. Net zoals nu weer met die arme Joden die…” 185 . René<br />

is razend, schrijft aan Nelly’s vader en schakelt ook de dominee in. Ze mag terugkeren, maar niet<br />

naar haar zuster. In mei 1939 is ze dan als hulp in het huishouden aan de slag bij Julia en Klaas in<br />

Boechout, maar ze heeft het er niet gemakkelijk, tot ze als huishoudhulp aan de slag kan in de Oude<br />

God te Mortsel 186 . Ze blijft catechisatie volgen en schrijft in een brief aan René dat er ook<br />

174<br />

Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 2.10.1942 aan Nelly Opstelten.<br />

175<br />

Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 5.10.1942 aan Nelly Opstelten.<br />

176<br />

DV, Formulier <strong>van</strong> ondertrouw <strong>van</strong> Nelly en René, 19.10.1942.<br />

177<br />

Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten <strong>van</strong> 14.9.1938 aan René Schuyten. Uit een latere brief blijkt dat zij ook nog een<br />

zusje verloor. Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Antwerpen <strong>van</strong> 10.11.1939 aan René Schuyten. Het gaat hier om<br />

haar jongere zusje Lucy, die verloofd was en op trouwen stond. Ze stierf aan roodvonk. E-mail <strong>van</strong> Margaret<br />

Hickman-Schuyten, 7.2.2006.<br />

178<br />

Nelly verklaart in 1935 openlijk: “Gezien mijn vader thans gehuwd is voor de tweede maal, is het voor mij<br />

niet aangenaam terug te keeren en zou diensvolgens mijn verblijf in België willen verlengen.” DV, Aanvraag<br />

om een identiteitskaart binnen het Rijk, 4.11.1935.<br />

179<br />

Ditty Opstelten woonde op de Graanmarkt 13 in Antwerpen. DV, Inlichtingsbulletijn <strong>van</strong> Nelly, 8.6.1931.<br />

180<br />

Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten <strong>van</strong> 19.9.1939 aan René Schuyten; brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong><br />

18.9.1942 aan Nelly Opstelten.<br />

181<br />

Belijdenis is de openlijke en plechtige verklaring dat men de leerstellingen <strong>van</strong> een geloof erkent.<br />

182<br />

“Het was niet je uiterljk maar veel meer je onverschillige aard om over Cat[echisatie] en school en ook kerk<br />

te spreken, die ik in je bewonderde en toch tegensprak. Je was zoo anders dan andere jongens, durfde veel<br />

meer.” Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Mortsel <strong>van</strong> 4.10.1939 aan René Schuyten.<br />

183<br />

Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 18.9.1942 aan Nelly Opstelten.<br />

184<br />

Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit ’s Gravenhage <strong>van</strong> 16.3.1939 aan René Schuyten. Nelly zal later tegen haar<br />

dochter Margaret zeggen dat dat kwam omdat de Nederlandse protestanten neerkeken op de Vlaamse<br />

protestanten. Nota’s die Margaret Hickman-Schuyten nam <strong>van</strong> verhalen die haar moeder Nelly haar vertelde<br />

op het vliegtuig naar België in 1989. Dat is een beetje vreemd want Victor De Deken, haar schoonbroer, heeft<br />

de Belgische nationaliteit.<br />

185<br />

Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Den Haag <strong>van</strong> 19.3.1939 aan René Schuyten. Die zin over de joden maakt ze<br />

in haar brief niet af, maar deze zin wijst wel op het feit dat haar zus in ieder geval niet bereid was om vóór de<br />

oorlog joden te helpen, en dat ze <strong>van</strong> haar dus ook geen hulp moest verwachten voor hulp aan joden tijdens de<br />

oorlog. Het dagboek waaruit ze hier citeert, bleef niet bewaard. In dezelfde brief schrijft ze: “Vanmorgen naar<br />

de kerk geweest hier [in Den Haag ] vlak bij. De Dominee… bad voor Adolf Hitler heel mooi zooals onze Ds<br />

[dominee Winter uit Antwerpen] wel zegt wij moeten het doen, maar het zelf nog nooit vóór gedaan heeft.”<br />

186<br />

René probeert haar wat op te monteren: “Je moet hard werken en hebt moeilijkheden met Klaas. Tracht zoo<br />

inschikkelijk mogelijk te zijn meisje en geef niet reden tot moeilijkheden… Maar doe het nog een poosje tot ik<br />

terug ben dan zullen we jouw verhouding tot Klaas eens en voorgoed regelen door eens verstandig met hem te<br />

praten. Ik weet hoe onvriendelijk hij kan zijn en besef hoeveel pijn dat moet doen, maar vergeet niet dat hijzelf<br />

met zijn zaken een moeilijke tijd doormaakt en voor iemand voor wie zijn zaak veel te veel beteekend werkt<br />

dat funest op zijn humeur en op zijn klaren blik in dingen die niet zijn zaak aanbelangen.” Brief <strong>van</strong> René<br />

Schuyten te Beverloo <strong>van</strong> 12.5.1939 aan Nelly Opstelten. Begin september werkt Nelly bij Mr en Mevr. Kries,<br />

54


verschillende joden die catechisatie volgen 187 . Op 18 augustus 1939 verloven ze zich 188 . Nadat Hitler<br />

op 1 september 1939 Polen is binnengevallen, wordt René onmiddellijk gemobiliseerd en schrijft<br />

Nelly op 3 september 1939: “De grootste spanning is dus voorbij. England en Frankrijk hebben aan<br />

Duitsland de oorlog verklaard… Er is niets meer aan te veranderen, ’t zit ertegen, zooals ze hier<br />

zeggen. Het eenige wat we nog kunnen hopen is dat het kort duurt en België uit Debrand blijft. Ik<br />

geloof dat we op het laatste 90% kans hebben” 189 . Omdat ze haar werk (met kost en inwoon)<br />

kwijtspeelt, is ze verplicht om terug naar Nederland te gaan, waar ze intrekt bij haar zus Cobie en<br />

haar echtgenoot Frits te Scheveningen 190 . Ze blijkt nogal vergeetachtig te zijn, zegt <strong>van</strong> zichzelf een<br />

lichtzinnig, aanstellerig, flauw, onnozel en slecht meisje te zijn 191 . René schrijft o.a. “Ik weet wel dat<br />

je jong, impulsief en een beetje flapuit bent” 192 , evenals gemakkelijk beïnvloedbaar en erg<br />

onzeker 193 . Ze is ieder geval fysiek niet zo sterk, ziet er vaak erg bleek uit en eet te weinig 194 , en is<br />

geregeld erg prikkelbaar 195 . Wanneer René een vijftal dagen congé in het vooruitzicht heeft, komt<br />

Nelly speciaal daarvoor naar België, maar net die dag breekt de oorlog uit. In deze<br />

oorlogsomstandigheden is ze echter niet welkom bij Klaas en Julia, en krijgt ze onderdak bij de<br />

ouders <strong>van</strong> René 196 . Uiteindelijk zal het pas januari 1941 zijn dat ze hem ziet terugkeren uit<br />

krijgsge<strong>van</strong>genschap. Ze hebben elkaar dan al meer dan een jaar niet gezien. In september 1940<br />

Consciencelei 73 in de Oude God [Mortsel]. <strong>Een</strong> maand later blijkt al dat die familie haar niet zal kunnen<br />

blijven betalen, en vreest ze dat ze terug naar Nederland zal moeten. Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Mortsel <strong>van</strong><br />

4.10.1939 aan René Schuyten.<br />

187 “PS Het was heel flauw op Cat[echisatie], Kramer was er niet maar wel vier andere joden. Tegenwoordig is<br />

het meer JodenCat dan iets anders. Maar als jij er bent zal ik het wel weer prettig vinden.” Brief <strong>van</strong> Nelly<br />

Opstelten uit Bouchout <strong>van</strong> 7.6.1939 aan René Schuyten. Dit wijst erop dat Nelly in ieder geval joden kende,<br />

maar het zou er ook op kunnen wijzen dat ze het er niet gemakkelijk mee had, hetgeen mede een verklaring<br />

zou kunnen zijn waarom Edith Hönig, i.t.t. wat Nelly op veel latere leeftijd zelf verklaarde, mij in een mail liet<br />

weten dat er nooit meer dan twee joden zaten ondergedoken bij René en Nelly en ook nooit voor lange tijd.<br />

Eerder had ze al geschreven: “Zondag uit de kerk ben ik met je Vader en Kramer naar huis gegaan, ik heb het<br />

heel gezellig gevonden en me absoluut niet verveeld.” Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Bouchout <strong>van</strong> 3.5.1939<br />

aan René Schuyten. Later schrijft ze nog: “Ik was <strong>van</strong>middag bij je ouders, ze waren goed gezind en Kramer<br />

was er ook.” Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Oude God <strong>van</strong> 10.9.1939 aan René Schuyten. Beide vermeldingen<br />

wijzen erop dat René’s ouders, Henri en Margriet Schuyten-<strong>van</strong> Oudheusden, bevriend waren met een uit<br />

Duitsland of Oostenrijk gevluchte jood en dat ook Nelly met deze Kramer goed kon opschieten. Kramer was<br />

een <strong>van</strong> de joden die, volgens Wim Schuyten, uit een protestants fonds een stipendium kregen, waardoor deze<br />

uitgeweken intellectuelen, die geen werkvergunning kregen, toch konden overleven. Telefonisch gesprek met<br />

Wim Schuyten <strong>van</strong> 8.7.2006. Dat is een belangrijk gegeven omdat het aantoont dat de protestanten, en ook de<br />

familie <strong>van</strong> Henri Schuyten, reeds vóór de oorlog uit Duitsland en Oostenrijk uitgeweken joden hielpen.<br />

188 Advertentie in V.V.K., 19 september 1939.<br />

189 Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Oude God <strong>van</strong> 3.9.1939 aan René Schuyten. In een andere brief stelt ze dé<br />

theologische vraag: “Wat ik me telkens afvraag is, waarom laat God het toe er zooveel jonge levens worden<br />

afgesneden in die oorlog Duitschers, Polen, Engelschen, Franschen en geen <strong>van</strong> alle willen ze de oorlog en<br />

toch moeten ze. Hoort God dan niet. Overal in de wereld bidden ze Spaar ons Heer en schenk de Vrede. En<br />

toch gaat het maar door. Dat maakt me zeer angstig, terwijl ik toch gelukkig moet zijn dat hier geen oorlog is.”<br />

Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Oude God, 7.9.1939 aan René Schuyten.<br />

190 Kanaalweg 116. Brief <strong>van</strong> Nelly uit Antwerpen <strong>van</strong> 10.11.1939 aan René Schuyten.<br />

191 Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten (<strong>van</strong> begin september 1938) aan René Schuyten.<br />

192 Brieven <strong>van</strong> René Schuyten te Beverloo <strong>van</strong> 21.5.1939 en te Herentals <strong>van</strong> 6.10.1939 aan Nelly Opstelten.<br />

193 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Herentals <strong>van</strong> 30.11.1939 aan Nelly Opstelten. Dat geeft ze ook toe. Brief <strong>van</strong><br />

Nelly Opstelten uit Scheveningen <strong>van</strong> 2.12.1939 aan René Schuyten.<br />

194 “Ik zie er dikwijls bleek en triestig uit en dat geeft soms aanleiding tot misverstand. Ik ben niet vroolijk <strong>van</strong><br />

aard…” Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten <strong>van</strong> 1.10.1939 aan René Schuyten. René schrijft herhaaldelijk dat ze<br />

voldoende moet eten, en zo schrijft hij vlak voor de oorlog uitbreekt onderaan een brief in extra grote letters:<br />

“Nelly moet meer eten”. Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit sur-les-bois St. Georges <strong>van</strong> 3.5.1940 aan Nelly<br />

Opstelten.<br />

195 Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Scheveningen <strong>van</strong> 18.11.1939 aan René Schuyten.<br />

196 “Ik herinner je terloops aan de eerste twee dagen <strong>van</strong> de oorlog toen Klaas mij geen uur geen dag langer in<br />

huis wilde hebben. En Julia mij zelfs aanraadde dat ik desnoods te voet naar Holland moest zien te komen.<br />

Klaas wist niet als jij terugkwam of het dan nog zou aanblijven tusschen ons? Daarbij wilde hij zoo’n [woord<br />

doorstreept] meisje als ik geen onderdak verleenen en dwong zelfs je ouders om met mij naar het Kiel te gaan<br />

[waar zij woonden in de Speerstraat 27].” Op het ogenblik dat ze deze brief schrijft, logeert ze blijkbaar bij<br />

haar zuster Ditty op de Graanmarkt 13 te Antwerpen. Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten <strong>van</strong> 1.11.1941 aan René<br />

Schuyten.<br />

55


vertrouwt ze aan haar dagboek hetvolgende toe: “O, mijn lieve man ik heb je vreeselijk hard noodig<br />

en je bent zoo heel, heel ver weg ik weet zelfs niet waar. Ik kan niet meer strijden. Ik ben zoo moe.<br />

Op het oogenblik verlang ik alleen de dood... Niemand houdt <strong>van</strong> me of geeft om mij en ze hebben<br />

gelijk. Als ik mezelf soms tegenkom in de spiegel steek ik m’n tong ertegen uit. Ik loop den<br />

geheelen dag met een verveelend gezicht rond zoodat iedereen mij wel een naarling moet vinden. En<br />

ik kan niet lief of vriendelijk meer zijn dat is het ergste. Als niemand <strong>van</strong> mij houdt waarom zou jij<br />

het dan dan doen en toch ik kan je niet missen zoo’n egoïst ben ik ook nog” 197 .<br />

In januari 1941 keert René dan toch gezond en wel terug. Op 16 juni 1941 gaat zij als<br />

dienstmeisje aan de slag, maar daar wordt ze zo slecht behandeld, dat ze na een maand al stopt en<br />

<strong>van</strong>af dan bij haar schoonouders (en bij René) in de Speerstraat 27 op het Kiel te Antwerpen haar<br />

intrek en domicilie mag nemen 198 . In de loop <strong>van</strong> 1942 vindt Nelly werk op een kasteel te Herlaer als<br />

kindermeid <strong>van</strong> twee kinderen <strong>van</strong> een Franstalige barones. In een brief <strong>van</strong> 9 oktober 1942 vraagt<br />

ze zich af: “zal ik als je kameraad als huisvrouw niet in mijn plichten te kort schieten? Ik vrees er<br />

soms zoo voor. Want ik ben toch zoo onnoozel… Ik kan dikwijls zo nukkig zijn en heb nog zooveel<br />

slechte eigenschappen…” 199 . Het is duidelijk dat Nelly niet erg stressbestendig is. In een brief <strong>van</strong><br />

18 oktober 1942 schrijft ze over wat ze hoort <strong>van</strong> een andere “juffrouw” of bediende <strong>van</strong> het kasteel:<br />

“Nu juist vertelt die Juf me iets wat me de schrik op het lijf jaagt. Ze is naar Brussel geweest met<br />

congé bij haar tante en ’s nachts om half twee kwamen er zomaar vijf Duitschers in de<br />

appartementen in alle kamers zoeken of er geen joden verborgen zaten. Ze fantaseert niet daar is ze<br />

te nuchter voor” 200 . Ze heeft wellicht geen weet <strong>van</strong> het feit dat op dat ogenblik haar toekomstige<br />

schoonouders en Klaas en Julia ook al joden (hebben) laten onderduiken. René, die nog thuis woont,<br />

weet dat zeker wel.<br />

Figuur 39 Trouwfoto <strong>van</strong> René en Nelly, 17.11.1942 (Archief Margaret Hickman-Schuyten)<br />

Ze trouwen op 17 november 1942 in het Gereformeerde Kerkgebouw in de Sanderusstrraat,<br />

dominee Winter gaat voor in de dienst en ze gaan wonen in de Leopold III lei nr. 11 te Edegem 201 .<br />

(Ze blijven er ook na de oorlog nog wonen 202 .) Door haar huwelijk met René wordt Nelly<br />

Belgische 203 .<br />

197 Dagboek <strong>van</strong> Nelly Opstelten, september 1940.<br />

198 DV, Bericht <strong>van</strong> vertrek <strong>van</strong> Nelly, 20.8.1941.<br />

199 Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Herlaer <strong>van</strong> 9.10.1942 aan René Schuyten.<br />

200 Brief <strong>van</strong> Nelly Opstelten uit Herlaer <strong>van</strong> 18.10.1942 aan René Schuyten. Dit “Nu juist” lijkt erop te wijzen<br />

dat Nelly inmiddels op de hoogte is gebracht dat de toekomstige kostgangers joden zijn.<br />

201 <strong>Een</strong> gedrukte huwelijksaankondiging <strong>van</strong> 10.11.1942 (Archief Margaret Hickman-Schuyten).<br />

202 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Basel <strong>van</strong> 10.5.1948 aan Nelly Opstelten.<br />

203 DV, Mededeling <strong>van</strong> de hoofdcommissaris <strong>van</strong> politie aan de Openbare Veiligheid, 1.12.1942.<br />

56


Figuur 40 Leopold III lei te Edegem, 1944 (Archief Margaret<br />

Hickman-Schuyten)<br />

57<br />

Figuur 41 Nelly en haar dochter<br />

Margaret, april 1989 (Archief<br />

Margaret Hickman-Schuyten)<br />

Wanneer, hoeveel en hoelang hier nu uiteindelijk joden hebben verbleven bij René en Nelly in<br />

Edegem is erg onduidelijk. Nelly vertelt in 1994 tijdens een presentatie die zij geeft in de Duitse les<br />

<strong>van</strong> haar kleinzoon Paul, dat 3 dagen na hun huwelijk “Mr. Honing and wife and 2 daughters and 1<br />

son and 1 aunt moved in. They lived in the 2 floors above us for about one year” 204 . Dat laatste is<br />

zeker fout, want deze familie ontsnapt ternauwernood aan de razzia bij de families Hendrickx in<br />

Edegem in maart 1943. Het meest waarschijnlijk lijkt mij hetvolgende: De ouders <strong>van</strong> Edith Honig<br />

(en misschien ook haar zuster Lily) 205 zaten <strong>van</strong>af 10 augustus 1942 eerst ondergedoken bij Klaas<br />

Sluys 206 . Klaas spreekt René aan, waardoor zij <strong>van</strong>af <strong>van</strong>af 20 november 1942 207 , vlak na het<br />

huwelijk <strong>van</strong> René en Nelly, voor een tijdje daar terecht kunnen. In die tussenperiode duiken ze ook<br />

nog een tijdje onder bij het jonge gezin <strong>van</strong> John Polderman, in afwachting <strong>van</strong> het huwelijk <strong>van</strong><br />

René met Nelly en het beschikbaar komen <strong>van</strong> ruimte in het huis <strong>van</strong> dit pas getrouwd stel. Edith<br />

Hönig verklaarde zelf: “Er waren nooit meer dan 2 en wel mijn ouders gedurende enige<br />

maanden” 208 . Om de een of andere reden, misschien na de arrestatie <strong>van</strong> Klaas op 31 januari 1943,<br />

worden de Hönigs waarschijnlijk veiligheidshalve overgebracht naar een andere protestant, namelijk<br />

Door Hendrickx in Edegem. Als men daar in maart 1943 binnenvalt, kunnen zij juist op tijd gaan<br />

lopen en worden ze terug tijdelijk opge<strong>van</strong>gen door René en Nelly (en enkel anderen?) tot zij via<br />

Otto Hutterer, een joodse tandarts die verwant was met Heinz Schindler, een appartement kunnen<br />

huren in rue de la Ferme in Brussel, waar zij <strong>van</strong>af 13 april 1943 209 tot aan de bevrijding op 11<br />

september 1944 kunnen onderduiken 210 .<br />

Op 4 september 1944 wordt Antwerpen bevrijd, maar <strong>van</strong>af 13 oktober regent het gedurende<br />

een half jaar V1- enV2-bommen op Antwerpen. De Duitsers proberen de haven <strong>van</strong> Antwerpen en<br />

de burgerbevolking te treffen. Veel Antwerpenaren sturen hun vrouw en kinderen naar veiliger<br />

204 <strong>Een</strong> handgeschreven presentatie <strong>van</strong> Nelly Opstelten voor Paul [Hickmans] Duitse les, 12.4.1994. (Archief<br />

Margaret Hickman-Schuyten)<br />

205 In zijn brief vermeldt René plannen voor slechts drie (of vijf) kostgangers. Geen zes. Brief <strong>van</strong> René<br />

Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 1.10.1942 aan Nelly Opstelten.<br />

206 DV, Inlichtingsbulletijn <strong>van</strong> Sigmund Hönig, 11.9.1944.<br />

207 Nelly schrijft dit in de kantlijn <strong>van</strong> de tekst <strong>van</strong> Julia Schuyten. E-mail <strong>van</strong> Margaret Hickman-Schuyten,<br />

6.2.2006.<br />

208 E-mail <strong>van</strong> Edith Hönig, 20.10.2005. Edith zegt wel: “Ook geen sprake, dat wij zo kort na hun trouwen bij<br />

ze ondergedoken waren....” maar ik denk dat Edith zich daar vergist. René had blijkbaar kostgangers, en Edith<br />

geeft zelf toe dat haar ouders er verschillende maanden verbleven, waardoor de logische conclusie is dat<br />

Sigmund Hönig, zijn vrouw Rosa en wellicht ook hun dochter Lily in de loop <strong>van</strong> november 1942 tot begin<br />

februari 1943 daar inderdaad hebben verbleven. Andere momenten komen immers niet in aanmerking.<br />

209 DV, <strong>Een</strong> politierapport <strong>van</strong> 2.12.1944 waarin staat dat Sigmund Hönig en Rosa Gross: “vivaient cachés à<br />

cette adresse depuis le 13/4/1943.”<br />

210 Op 11.9.1944 (één dag voor de bevrijding <strong>van</strong> Brussel zelf) begeven de onduikers zich naar het<br />

politiebureau om zich daar te melden. (DV, Inlichtingbulletijn <strong>van</strong> Sigmund Hönig, 11.9.1944)


oorden. Hoogzwangere Nelly en zoontje Peter worden rond half november 1944 door René naar<br />

Oudenaarde gestuurd, waar ook Julia met haar drie kinderen reeds blijkt te verblijven 211 en, waar<br />

blijkbaar ook nog een aantal andere Antwerpse protestanten hun toevlucht hebben gezocht 212 . René<br />

en zijn jongere broer Wim komen af en toe op bezoek. René is blijkbaar intussen met een<br />

parfumeriezaak, Isis, begonnen te Edegem 213 , waarschijnlijk in dienst <strong>van</strong> (of<br />

samenwerkingsverband met) Klaas 214 . Op 6 december 1944 bevalt Nelly <strong>van</strong> een zoon, Mark. René<br />

is er niet bij. Pas in de zomer <strong>van</strong> 1945 keren de families terug naar Antwerpen 215 .<br />

In oktober 1951 emigreert het gezin dan naar de Verenigde Staten 216 . René gaat er werken<br />

voor Klaas die daar een afdeling heeft opgestart. Later werkt hij er als uitgever <strong>van</strong> schoolboeken.<br />

Op 8 oktober 1975 komt René bij het verslepen <strong>van</strong> een boom onder zijn tractor terecht en komt hij<br />

daarbij om het leven 217 .<br />

In 1993 vertelt Nelly blijkbaar voor het eerst tegen een zekere Betty Cantor <strong>van</strong> de Anti-<br />

Defamation League in Atlanta dat zij en René tijdens de oorlog 13 Nederlandse joden (zouden)<br />

gered hebben “and hidden them in a house you and your husband bought shortly after your marriage<br />

in 1942. The house was located in the Edegem suburb of Antwerp, Belgium… You said that you and<br />

your husband were honored by Yad Vashem in Jerusalem, but since your husband died you had been<br />

unable to locate the papers associated with that honour. I would like to meet you, and, if you wish<br />

me to do so, to attempt to get duplicates of the papers with the assistance of the Israeli Consul<br />

General in Atlanta” 218 . Nelly krijgt dan een brief <strong>van</strong> Yad Vashem waarin die haar vragen om meer<br />

details te geven “of your wartime activities on behalf of Jewish persons. We, therefore, kindly ask<br />

you to describe the nature of the help extended as well as the names and present addresses of the<br />

Jewish persons who benefitted from your help” 219 . Twee jaar later stuurt Yad Vashem een brief aan<br />

de consul-generaal <strong>van</strong> Israël in Atlanta, die eerder een brief had gestuurd naar Yad Vashem: “We<br />

undertook an investigation but were unable to locate any persons who were aided by Mrs. Schuyten-<br />

Opstelten. Our program for Righteous Among Nations is based on testimony by the rescued party.<br />

Lacking such corroborating evidence, we find it necessary for the time being to cease our processing<br />

of this case” 220 . Of Nelly de namen <strong>van</strong> de door René en haar geholpen joden heeft doorgegeven aan<br />

Yad Vashem, blijft een open vraag. Maar dat – in tegenstelling tot wat Nelly beweerde – zij de Yad<br />

Vashem medaille reeds vóór 1993 zou(den) hebben gekregen, klopt dus duidelijk niet.<br />

Het is duidelijk dat na de razzia’s bij en de arrestaties <strong>van</strong> Klaas Sluys, Charles Hendrickx,<br />

Door Hendrickx en zijn vrouw Philomena Coenen, het voor René Schuyten veel moeilijker werd om<br />

nog mensen te vinden om de joden te laten onderduiken. Zijn vrouw Nelly vertelt in 1989 aan haar<br />

dochter Margaret: “After sometime, all the friends who had hidden Jews were getting afraid because<br />

Klaas Sluys and Hendricks were German prisoners, so they did not want to keep the jews anymore.<br />

So they all came to our house – 13 jews in all” 221 . Dat klinkt aannemelijk, maar het klopt niet, tenzij<br />

slechts voor een heel korte tijd. Zo verklaart Gottfried Finkel dat hij samen met zijn verloofde, Lily<br />

Hönig, <strong>van</strong> augustus 1942 tot april 1943 verbleef in de Drie Eikentraat 59 te Edegem 222 , en dan <strong>van</strong><br />

211 Klaas gaat, blijkbaar in tegenstelling tot René, heel vaak op en af <strong>van</strong> Oudenaarde naar Boechout.<br />

212 Telefonisch gesprek met Johan Blokland, 17.10.2005.<br />

213 <strong>Een</strong> expressschrijven <strong>van</strong> René Schuyten met hoofding Parmuerie Isis Edegem, Leopold III lei 11 <strong>van</strong><br />

14.11.1944.<br />

214 Deze informatie kreeg Margaret <strong>van</strong> haar moeder Nelly op het vliegtuig naar België in 1989. E-mail <strong>van</strong><br />

Margaret Hickman-Schuyten, 30.1.2006.<br />

215 Handgeschreven presentatie <strong>van</strong> Nelly Opstelten voor Paul [Hickmans] Duitse les, 12.4.1994.<br />

216 E-mail <strong>van</strong> Margaret Hickman-Schuyten, 10.7.2006.<br />

217 E-mail <strong>van</strong> Margaret Hickman-Schuyten, 18.1.2006.<br />

218 Brief <strong>van</strong> Betty G. Cantor, ADL, uit Atlanta <strong>van</strong> 8.6.1993 aan Nelly Schuyten[–Opstelten]. (Archief<br />

Margaret Hickman-Schuyten)<br />

219 Brief <strong>van</strong> Mordecai Paldiel, Director Dept. For the Righteous, Yad Vashem uit Jerusalem <strong>van</strong> 23.8.1993<br />

aan Nelly Schuyten. (Archief Margaret Hickman-Schuyten)<br />

220 Brief <strong>van</strong> Mordecai Paldiel, Director, Dept. For the Righteous, Yad Vashem uit Jerusalem <strong>van</strong> 17.10.1995<br />

aan Noah Miller, Consulate General of Israel, Atlanta (USA) (Archief Margaret Hickman-Schuyten)<br />

221 Nota’s die Margaret Hickman-Schuyten nam <strong>van</strong> verhalen die haar moeder Nelly haar vertelde op het<br />

vliegtuig naar België in 1989. (Archief Margaret Hickman-Schuyten)<br />

222 Dat dat tot april in de Drie Eikentraat 59 was, is – door de inval – ondenkbaar. Het moet dus een maand<br />

vroeger zjin, al kan het wel zijn dat zij nog tot in april in het Edegemse verborgen waren.<br />

58


april 1943 tot september 1943 in de Fonteinstraat 85 te Hasselt 223 , alvorens naar de Rue de la Ferme<br />

53 in Brussel te trekken 224 . En al is hij niet zo precies waar het de juiste data betreft, hij vermeldt het<br />

adres <strong>van</strong> René en Nelly in ieder geval niet. Vermoedelijk ging het maar om enkele dagen tot René<br />

een oplossing voor hen had gevonden. We moeten niet vergeten dat het veel te gevaarlijk was om bij<br />

René onder te duiken, omdat alle joden hem kenden als tussenpersoon, die hen ook regelmatig<br />

bezocht 225 . <strong>Een</strong> andere joodse onderduiker is Heinz Schindler. Hij geeft kort na de bevrijding aan de<br />

politie zeer gedetailleerde informatie over waar en wanneer hij (evenals Lily en Edith Hönig)<br />

clandestien zat ondergedoken, namelijk <strong>van</strong> 15.8.1942 tot 20.10.1942 bij Klaas Sluys in de<br />

Heuvelstraat 3 te Boechout, <strong>van</strong> 20.10.1942 bij de familie <strong>van</strong> [Door] Hendrickx in de Drie<br />

Eikenstraat 59 te Edegem, <strong>van</strong> 13.3.1943 tot 1.4.1943 bij ? op het Kerkplein 5 te Mortsel 226 , <strong>van</strong><br />

1.4.1943 tot 8.4.1943 bij een zekere Van Hée in de rue des Cultivateurs 41 te Etterbeek 227 en <strong>van</strong><br />

8.4.1943 tot aan de bevrijding op 10.9.1944 (en ook nog daarna) in rue de la Ferme te Brussel. Dit<br />

betekent dat noch Finkel, noch Schindler de familie Schuyten-Opstelten vermeldt als<br />

onderduikadres, hetgeen zeker zou gebeurd zijn indien zij daar voor een langere tijd zouden hebben<br />

verbleven. De andere joden hebben na de oorlog niet zo’n gedetailleerde verklaring afgelegd 228 .<br />

2.4. DE GELOOFSGENOTEN<br />

2.4.1. De zoon: Charles Hendrickx en zijn echtgenote, Yvonne Noë<br />

Charles Hendrickx (°Geel, 17.9.1918-†?), arbeider-paswerker 229 , gehuwd met Yvonne Noë 230 ,<br />

heeft twee kinderen 231 en woont in de Lentelei 35 te Edegem. Op 27.1.1949 dient hij een<br />

verzoekschrift in bij de 2 de Aanvaardingscommissie voor Politiek Ge<strong>van</strong>genen en hun<br />

Rechthebbenden <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Wederopbouw om de titel <strong>van</strong> Politiek Ge<strong>van</strong>gene, om al de<br />

geldelijke voordelen in zijn voordeel te voorzien, en hij de uitkering in kapitaal vraagt <strong>van</strong> de<br />

bijkomende vergoeding. Als reden geeft hij op dat hij aangehouden werd te Edegem wegens het<br />

verlenen <strong>van</strong> onderdak aan Joden. De commissie beslist echter op 10.5.1951 op basis <strong>van</strong> de<br />

voorgebrachte elementen en getuigenissen dat de aanvraag ongegrond is, en dat hij dus niet mag<br />

genieten <strong>van</strong> het Statuut <strong>van</strong> Politieke Ge<strong>van</strong>gene, en geen recht heeft op de titel <strong>van</strong> Politiek<br />

Ge<strong>van</strong>gene “aangezien hij valt onder toepassing <strong>van</strong> art.5, 5° der wet <strong>van</strong> 26/2/1947, de personen<br />

223 Op 1.1.1944 was Gaston Johannes Bartholomeus Maris, wonende in de Kapelstraat 54 te Hasselt de<br />

eigenaar <strong>van</strong> de huis in de Fonteinstraat 85 te Hasselt. Uittreksel uit de kadastrale legger <strong>van</strong> de gemeente<br />

Hasselt 1 e Afdeling, Artikel 6048, kadastrale aanduiding F M2 444, Administratie <strong>van</strong> het Kadaster, de<br />

registratie en de Domeinen, Directie Kadaster – Limburg. Dienst Uittreksels, 6.3.20006. Of deze eigenaar ook<br />

een protestant was, en er<strong>van</strong> op de hoogte was dat er zich in zijn huurpand joden verborgen, konden we tot op<br />

heden niet achterhalen.<br />

224 DV, Politieverslag <strong>van</strong> de 7 e wijk in Antwerpen met betrekking tot de houding <strong>van</strong> Gottfried tijdens de<br />

bezetting, 16.8.1945.<br />

225 E-mail <strong>van</strong> Edith Hönig, 20.10.2005.<br />

226 DV, Politieverslag <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> St.-Joost-ten-Noode <strong>van</strong> 10.11.1944, Dossier Schindler, Heinz,<br />

2014544. Heinz Schindler spreekt hierover waarschijnlijk verkeerdelijk over Moortsel i.p.v. Mortsel, dat<br />

gelegen is tussen Edegem en Boechout. Vermits er volgens Bruno Gastmans <strong>van</strong> de Heemkundige Kring <strong>van</strong><br />

Mortsel geen Kerkplein was in Mortsel, valt het moeilijk te achterhalen wie Heinz Schindler (en andere joden)<br />

hier heeft laten onderduiken: “Misschien bedoelde betrokkene de Kerkstraat. Volgens lijsten opgemaakt door<br />

de politie na het bombardement <strong>van</strong> 5 april 1943 waren de Zusters <strong>van</strong> St.-Vincentius toen eigenaar <strong>van</strong> het<br />

gebouw.” E-mail <strong>van</strong> Bruno Gastmans <strong>van</strong> de Heemkundige Kring Mortsel <strong>van</strong> 7.2.2006. Het blijkt hier te<br />

gaan om het kloostergebouw <strong>van</strong> de zusters. Telefonisch gesprek met Liliane Verhaegen <strong>van</strong> 27.7.2006. Dat<br />

de zusters na de inval bij Hendrickx bereid zouden zijn geweest om tijdelijk als noodoplossing een aantal<br />

joden te laten onderduiken, is niet zo verbazingwekkend als we weten dat zusters <strong>van</strong> Sint Vincentius à Paulo<br />

ook in Banneux en in Wallonië joodse kinderen hebben laten onderduiken. Telefonisch gesprek met zuster<br />

Thérèse <strong>van</strong> 27.7.2006. Voorlopig kon daar echter nog geen bevestiging <strong>van</strong> worden verkregen.<br />

227 De familienaam Van Hee is niet bekend bij mijnheer Boudin <strong>van</strong> het Protestantse Documentatiecentrrum<br />

ProDoc: “De moeilijkheid bestaat hierin dat in 1940-1944 er geen protestantse gemeente op het grondgebied<br />

Etterbeek bestond, wat nu wel het geval is.” E-mail <strong>van</strong> H.R. Boudin <strong>van</strong> ProDoc <strong>van</strong> 8.2.2006.<br />

228 Het dossier <strong>van</strong> Edith Hönig bevatte echter geen documenten <strong>van</strong> tijdens de oorlog.<br />

229 Na de oorlog wordt hij winkelier. Hij gaat dan ook wonen boven de winkel <strong>van</strong> zijn ouders in de Drie<br />

Eikenstraat 59 te Edegem.<br />

230 Telefonisch gesprek met Liliane Hendrickx, dochter <strong>van</strong> Charles Hendrickx en Yvonne Noë, <strong>van</strong> 2005.<br />

231 Ibid. Zij vertelde dat in de tijd dat er joden verborgen zaten, zij [de kinderen] nooit naar boven mochten.<br />

59


edoelend die door de vijand aangehouden werden wegens daden gesteld uit winstbejag 232 . Charles<br />

Hendrickx doet dan op 31.1.1952 een aanvraag om als burgerlijk weerstander erkend te worden, en<br />

steunt zijn aanvraag op het verbergen <strong>van</strong> Joden. De Controlecommissie voor Burgerlijke<br />

Weerstanders <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Openbare Werken en <strong>van</strong> Wederopbouw beslist op 16.1.1953<br />

dat hij geen recht heeft op de titel <strong>van</strong> burgerlijk weerstander omdat hij “blijkbaar met winstbejag<br />

heeft gehandeld daar deze opgespoorden hem 150 Fr. 233 per dag en persoon betaalden, en dat hij dus<br />

niet heeft gehandeld met een vaderlandslievend oogmerk en om de strijd te voeren tegen de<br />

bezetter” 234 . Op 31.1.1952 vraagt Charles ook de erkenning aan als werkweigeraar. De<br />

Controlecommissie voor Werkweigeraars <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Openbare Werken en <strong>van</strong><br />

Wederopbouw beslist op 24.6.1953 stelt dat ondanks het feit dat uit onderzoek is gebleken dat hij<br />

werd aangehouden op 17 maart 1943, geen aanspraak kan maken op de hoedanigheid <strong>van</strong><br />

werkweigeraar aan de verplichte arbeidsdienst <strong>van</strong> de oorlog 1940-1945, omdat “het niet bewezen is<br />

dat aan belanghebbende een arbeidsverplichting werd opgelegd, waaraan hij zich diende te<br />

onttrekken. 235<br />

Uit de documenten in zijn dossier bij de Dienst Oorlogs<strong>slachtoffers</strong> en uit twee processenverbaal<br />

<strong>van</strong> Igo Gross 236 en Heinz Schindler 237 kunnen wij opmaken dat Charles zich heeft<br />

aangegeven op 17.3.1943, vijf dagen na de inval bij hem thuis omdat de Vlaamse Sipo-SD-leden<br />

Debra en Lauterborn hadden gezegd dat ze anders zijn vrouw zouden meenemen. Hij wordt eerst<br />

naar het Hoofdkwartier <strong>van</strong> de Sipo-SD op de DellaFaillelaan gevoerd en daar in de kelder<br />

opgesloten. De dag nadien wordt hij door Holm, in aanwezigheid <strong>van</strong> Debra, die optreedt als tolk, en<br />

<strong>van</strong> twee andere gestapoleden geconfronteerd met Igo Gross, Jonas Polak en Karin Bremer. Holm<br />

wil weten of er ook bij de ouders <strong>van</strong> Charles joden ondergedoken zaten. Maar vermits de vrouw<br />

<strong>van</strong> Charles Hendrickx, Yvonne Noë, tijdig haar schoonouders had kunnen verwittigen, waren de<br />

joden op tijd kunnen vluchten. Charles’ vader, Isidoor of Door Hendrickx, en Charles’ moeder,<br />

Philomena Coenen, werden echter wel aangehouden. Charles wordt op een hardhandige manier<br />

aangepakt door Holm 238 . Op 19.3.1943 wordt hij overgebracht naar de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Antwerpen.<br />

Hij wordt op 27.3.1943 door het Duitse Krijgsgerecht (F.K. 520 St. L II 338/43) veroordeeld tot 10<br />

maanden (met aftrek <strong>van</strong> de voorhechtenis nog tot 10.1.1944) wegens inbreuk tegen de Joden<br />

Verordening, nl. voor de huisvesting <strong>van</strong> joden 239 , en op 27.9.1943 overgebracht naar de ge<strong>van</strong>genis<br />

<strong>van</strong> Sint-Gillis. Op 1.10.1943 wordt hij opgesloten in de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Merksplas, <strong>van</strong>waar hij<br />

(mogelijks wegens overbevolking <strong>van</strong> de ge<strong>van</strong>genis 240 ) op 22.11.1943 samen met zijn vader, Door<br />

Hendrickx, op transport wordt gezet naar Watten in het Noord-Oosten <strong>van</strong> Frankrijk om daar, in het<br />

kader <strong>van</strong> de Organisation Todt (Oberbauleitung Nord-Ouest), te gaan werken aan de bouw <strong>van</strong> de<br />

Atlantikwall. Maar zowel hij als zijn vader slagen erin om daar op 2.12.1943 te ontsnappen.<br />

232<br />

DO, Dossier Hendrickx (Charles) Maria-Carolus-Josephus, 10.5.1951.<br />

233<br />

Omgerekend naar <strong>van</strong>daag, komt dat overeen met een bedrag tussen 3000 Bfr (75€) en 3750 Bfr (93€) per<br />

dag per persoon. Historicus Eric Laureys zei me aan de telefoon dat je dat bedrag (in Belgische Franken) met<br />

25 moet vermenigvuldigen. Bij Charles Hendrickx zaten er op het moment <strong>van</strong> de inval op 17.3.1943 vijf<br />

joden ondergedoken: Igo Gross (die nog maar enkele dagen tevoren <strong>van</strong> Brussel in Edegem was aangekomen)<br />

en zijn vrouw Rosalie Berlstein, Jonas Polak, Karin Bremer en haar dochtertje Sophia Bremer. Rosalie zat er<br />

ondergedoken <strong>van</strong>af de tweede helft <strong>van</strong> oktober 1942.<br />

234<br />

DO, Dossier Hendrickx (Charles) Maria-Carolus-Josephus, 16.1.1953.<br />

235<br />

DO, Dossier Hendrickx (Charles) Maria-Carolus-Josephus, 24.6.1953.<br />

236<br />

DV, Dossier Igo Gross, 7.11.1944. Igo zegt dat hij op 12.3.1943 in Edegem wordt opgepakt.<br />

237<br />

DV, Heinz Schindler, 10.11.1944. Heinz zegt dat ze tot 13.3.1943 zaten onderdergedoken bij de familie<br />

Hendrickx, Drie Eikenstraat 59. Dat is dus bij Door Hendrickx.<br />

238<br />

Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel. Charles getuigt op diens proces op 2.12.1949.<br />

239<br />

Op de fiche <strong>van</strong> de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Merksplas staat bij “Konfession” verkeerdelijk: “kath.” Genoteerd.<br />

Charles was echter protestant.<br />

240<br />

Op een fiche <strong>van</strong> de Duitse Afdeling <strong>van</strong> de Rijksweldadigheidskolonie te Merksplas staat als oorzaak <strong>van</strong><br />

zijn afschrijving: “Overbev. D.O.” DO, Dossier Hendrickx (Charles) Maria-Carolus-Josephus.<br />

60


Figuur 42 Eduard en Charles Hendrickx, april 1936 (Archief Greet Van Den Dries-Rooze) 241<br />

2.4.2. De vader: Door Hendrickx en zijn echtgenote, Philomena Coenen<br />

Figuur 43 Door Hendrickx op het proces <strong>van</strong> Debra, De Volksgazet, 2 december 1949, p. 7.<br />

Door Hendrickx, (°Geel, 20.12.1894-†?), handelaar, gehuwd met Philomena Coenen (°Geel,<br />

20.5.1896-†?), wonende in de Drie Eikenstraat 59 te Edegem. Op 27.1.1949 dient hij (samen met<br />

zijn zoon Charles) een verzoekschrift in bij de 2 de Aanvaardingscommissie voor Politiek<br />

Ge<strong>van</strong>genen en hun Rechthebbenden <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Wederopbouw om de titel <strong>van</strong> Politiek<br />

Ge<strong>van</strong>gene, om al de geldelijke voordelen in zijn voordeel te voorzien, en hij de uitkering in kapitaal<br />

vraagt <strong>van</strong> de bijkomende vergoeding. Als reden geeft hij op dat hij aangehouden werd te Edegem<br />

wegens het verlenen <strong>van</strong> onderdak aan Joden. De commissie beslist echter op 10.5.1951 op basis <strong>van</strong><br />

de voorgebrachte elementen en getuigenissen dat de aanvraag ongegrond is, en dat hij dus niet mag<br />

genieten <strong>van</strong> het Statuut <strong>van</strong> Politieke Ge<strong>van</strong>gene, en geen recht heeft op de titel <strong>van</strong> Politiek<br />

Ge<strong>van</strong>gene “aangezien hij valt onder toepassing <strong>van</strong> art.5, 5° der wet <strong>van</strong> 26/2/1947, de personen<br />

bedoelend die door de vijand aangehouden werden wegens daden gesteld uit winstbejag. 242<br />

Uit de documenten in zijn dossier bij de Dienst Oorlogs<strong>slachtoffers</strong> en zijn getuigenis op het<br />

proces <strong>van</strong> Debra 243 kunnen wij opmaken dat Door, samen met zijn vrouw, Philomena Coenen 244<br />

door Lauterborn en Debra is opgepakt op 19.3.1943, zes dagen na de inval bij hun zoon, Charles.<br />

<strong>Een</strong> paar dagen eerder (wellicht op 14 of 15.3.1943) waren Debra en Lauterborn al eens langs<br />

geweest, maar hadden ze toen niets gevonden. Nadat ze eerst via de Werbestelle zijn gereden om de<br />

jongste en nog thuiswonende zoon, Eduard Hendrickx, op te pakken – hetgeen niet doorgaat omdat<br />

Eduard 245 daar niet opduikt – worden zij beiden naar een Duits bureau gebracht voor een<br />

241 Op de achterzijde schreef Jeanne Verbrugghe: “Aiaiai moeten we die snotneuzen ook meenemen?” De<br />

broers waren een achttal jaren jonger dan de anderen <strong>van</strong> de J.V. Deze foto uit het archief <strong>van</strong> Greet Van Den<br />

Dries-Rooze, bewijst dat ook al vóór de oorlog de zonen Hendrickx en Toine Rooze elkaar kenden.<br />

242 DO, Dossier Hendrickx (Door) Jacobus-Dominicus-Isidorus, 10.5.1951.<br />

243 Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel.<br />

244<br />

245 Eduard zal nadien onderduiken. Hij zal eerst bij René Schuyten onderdak vinden. “When the Germans took<br />

the Hendricks prisoner, they taped up the house. When the son came home, the neighbors warned him not to<br />

go home. So he came in hiding at our home [Speerstraat 27 te Antwerpen]. He built Peter’s dressing table [my<br />

61


eenzelvigheids- en lijfonderzoek. Nadien worden ze naar de ge<strong>van</strong>genis gebracht 246 . Door wordt<br />

nadien door het Hoofdkwartier <strong>van</strong> de Sipo-SD op de DellaFaillelaan gevoerd, en daar wordt hij<br />

ondervraagd. De dag nadien wordt hij door Holm, in aanwezigheid <strong>van</strong> Debra, die optreedt als tolk<br />

en twee andere gestapoleden geconfronteerd met Klaas Sluys. Maar omdat Yvonne Noë, de vrouw<br />

<strong>van</strong> Charles, Door tijdig had kunnen verwittigen, waren “zijn” joden daar op tijd kunnen gaan lopen.<br />

Ook Door wordt door Holm op een hardhandige manier aangepakt 247 . Op 20.3.1943 wordt hij<br />

overgebracht naar de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Antwerpen. Hij wordt op 15.9.1943 door het Duitse<br />

Krijgsgerecht (F.K. 520 St. L II 343/43) veroordeeld tot 1 jaar (met aftrek <strong>van</strong> de voorhechtenis tot<br />

12.5.1944) voor de huisvesting <strong>van</strong> joden 248 . Op 19.10.1943 (?) wordt hij opgesloten in de<br />

ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Merksplas, <strong>van</strong>waar hij (mogelijks wegens overbevolking <strong>van</strong> de ge<strong>van</strong>genis 249 ) op<br />

22.11.1943 samen met zijn zoon op transport wordt gezet naar Watten in het Noord-Oosten <strong>van</strong><br />

Frankrijk om daar, in het kader <strong>van</strong> de Organisation Todt (Oberbauleitung Nord-Ouest), te gaan<br />

werken aan de bouw <strong>van</strong> de Atlantikwall. Maar samen slagen erin om daar op 2.12.1943 te<br />

ontsnappen.<br />

Philomena Coenen, echtgenote <strong>van</strong> Door Hendrickx, zal worden ge<strong>van</strong>gengezet in de<br />

ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Antwerpen <strong>van</strong> 19.3.1943 tot 3.9.1943 250 .<br />

2.4.3. Henri Rooze en zijn echtgenote, Truus Van Buuren 251<br />

Figuur 44 Vooraan Sylvieke Reichman, Jaap Rooze, Lies Rooze, Joséphine <strong>van</strong> Engel en Joop Rooze &<br />

Truus en haar man Henri Rooze in het midden, september 1944 (Archief Sylvie Reichman)<br />

Henricus Joannes of “Henri” Rooze (°Gent, 16.4.1906-†Grimbergen, 4.6.2002), burgerlijk<br />

ingenieur, en Geertruida Wobbina of “Truus” <strong>van</strong> Buuren (°Huizem-Leeuwarderadeel (NL),<br />

design] high enough so I did not have to bend when dressing the baby [not born yet]. The Jews that had been<br />

in Hendricks house wanted their belongings that were still in the taped up house. So Rene and the boy broke<br />

into the house, across the roof and through an attic window and got the belongings out.” Uit: Nelly Opsteltens<br />

presentatie over de oorlog in een les Duits voor de klas met daarin haar kleinzoon Paul Hickman, 4.12.1994.<br />

Dit relaas werd mij <strong>van</strong>uit de VS via mail opgestuurd door Nelly’s dochter Margaret Hickman. Dat betekent<br />

dat René, na de inval bij Door Hendrickx, de gevluchte joden heeft teruggevonden. Eduard Hendrickx is te<br />

Geel overleden rond dezelfde periode als Julia Sluys-Schuyten, d.w.z. in de loop <strong>van</strong> 2004.<br />

246 Door wordt opgesloten in de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Antwerpen <strong>van</strong> 20.3.1943 tot 12.10.1943. DO,<br />

Inlichtingenblad, 17.9.1947, Dossier Hendrickx, Jacobus D. Isidorus.<br />

247 Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel. Door getuigt op diens proces op 2.12.1949.<br />

248<br />

249<br />

250 DO, Dossier Hendrickx (Charles) Maria-Carolus-Josephus, 18.9.1950.<br />

251 Toen ik Sylvie Reichman had teruggevonden en haar na 60 jaar terug in contact had gebracht met de<br />

familie Rooze, besloot zij om voor Henri Rooze en Truus <strong>van</strong> Buuren (postuum) de Yad Vashemmedaille aan<br />

te vragen. Op 10 oktober 2007 werden die medailles ook effectief uitgereikt tijdens een plechtigheid op de<br />

Israëlische Ambassade te Brussel. Heel wat informatie betreffende dit gezin kon ik halen uit het dossier dat de<br />

kinderen Rooze in april 2006 opmaakten voor Yad Vashem. Dossiernummer 13848 <strong>van</strong> Yad Vashem.<br />

62


3.4.1911-†Grimbergen, 28.12.1996), gewezen onderwijzeres 252 en nadien huisvrouw, trouwden op<br />

14 juli 1936 in Leeuwarden, en kregen vijf kinderen, waar<strong>van</strong> drie tijdens de oorlog. Han<br />

(°1.4.1938), Joop (°1.5.1940), Lies (°18.3.1942), Jaap (°30.5.1944) en Frank (°25.12.1945) die pas<br />

na de oorlog wordt geboren. Henri was bij het begin <strong>van</strong> de oorlog in dienst in het Belgisch leger en<br />

hij was niet thuis toen hun huis vernield werd door bommen op 11.5.1940. Truus vluchtte met haar<br />

twee kinderen naar Brussel, en na een maand, toen België had gecapituleerd, vonden Henri en Truus<br />

elkaar weer in Brussel. Ze huurden een huis op de Tiensesteenweg 207 in Korbeek-Lo (Leuven)<br />

waar ze bleven tot 1947.<br />

Henri en Truus waren beiden gereformeerde protestanten en zij vernamen dat joden hun<br />

toevlucht hadden gezocht bij Julia Schuyten en bij Klaas Sluys te Boechout. Henri en Truus<br />

schreven naar Julia Schuyten, waarin ze zelf voorstelden om hen – indien nodig – te helpen met het<br />

verbergen <strong>van</strong> joden 253 .<br />

Bij de inval bij Klaas en Julia in Boechout op 31 januari 1943 slaagde Julia erin Sylvieke te<br />

redden. Maar zoals we reeds eerder vernamen, werd het op een bepaald moment te gevaarlijk om<br />

haar nog langer bij zich te houden en bracht Toine Rooze haar op 11 mei 1943 naar Henri en Truus<br />

in Korbeek-Lo 254 . Omdat het te gevaarlijk was om haar bij haar (joodse) naam te noemen, werd zij<br />

daar door iedereen “zusje” genoemd. Ze ging in 1944 samen met Han te voet naar school in<br />

Leuven 255 . Sylvieke bleef nog bij de familie Rooze tot in juni 1945 256 .<br />

Iets voor Sylvieke kwam er ook nog een ander joods meisje naar Henri en Truus, namelijk<br />

Josephine of “Jopie” <strong>van</strong> Engel 257 . Josephine, die door iedereen in de familie Rooze “Willemien”<br />

252 De Nederlandse Truus komt op 1.11.1932 aan in België en wordt onderwijzeres en nadien ook bestuurster<br />

<strong>van</strong> de Gustaaf Adolfschool (School der gereformeerden – hervormden – Darbisten en methodisten<br />

godsdiensten) Zandportvest 16 te Mechelen. DV, Inlichtingenblad <strong>van</strong> de Openbare Veiligheid <strong>van</strong> de stad<br />

Mechelen, 24.11.1932.<br />

253 Julia vermeldt dit in haar <strong>verhaal</strong>. We weten niet of de brief bewaard is gebleven, al vermoeden we <strong>van</strong><br />

niet. Omwille <strong>van</strong> de inhoud, namelijk een aanbod om joden te verbergen, is die waarschijnlijk vernietigd.<br />

254 DV, Inlichtingsbulletin betreffende vreemdelingen <strong>van</strong> de gemeente Korbeek-Lo, 9.9.1944. Dit zeer<br />

belangrijke document bevat de naam <strong>van</strong> Sylvie, haar “huidige verblijfplaats”, zijnde “Korbeek-Lo,<br />

Tiensesteenweg 207 bij Rooze Henri Jan”, de datum <strong>van</strong> aankomst in de gemeente, 11 mei 1943, bij de vraag<br />

Is hij een politiek uitgewekene? Staat er “jood”, een opmerking “De ouders zijn ge<strong>van</strong>gen genomen in<br />

Antwerpen ± 2 jaar”, een foto met daarop een lachend Sylvieke en in plaats <strong>van</strong> een handtekening <strong>van</strong> de<br />

vreemdeling, is dat laatste geschrapt en ver<strong>van</strong>gen door “Persoon die de vluchteling herbergt”, en staat er de<br />

handtekening <strong>van</strong> G.W.V.Rooze-v.Buuren. Omwille <strong>van</strong> zijn grote bewijskracht werd dit document<br />

overgemaakt aan Yad Vashem, en nemen we om die reden ook op in onze bijlagen helemaal achteraan.<br />

255 E-mail <strong>van</strong> Joop Rooze <strong>van</strong> 13.5.2005.<br />

256 Atttest <strong>van</strong> de SPF Securité Sociale, Services des Victimes de la Guerre, Service archives et<br />

documentations dat “Madame REICHMAN, Sylvie (SVG – cdj n°2280) née à Antwerpen, le 1e novembre<br />

1939, domiciliée, pendant la seconde guerre mondiale, en dernier lieu à Antwerpen, Plantijn en Moretuslei, 86<br />

a été placée, chez Monsieur Rooze, chaussée de Tirlemont n°207 à Louvain, à partir de l’année 1942 jusqu’au<br />

1er november 1944”, 7.12.2005. De datum <strong>van</strong> aankomst klopt niet.<br />

257 De zoektocht naar Josephine <strong>van</strong> Engel is een <strong>verhaal</strong> op zich. Van de familie Rooze wist ik enkel dat er<br />

een naast Sylvieke o.a. ook nog een ander joods meisje bij hen zat ondergedoken, die “Willemien” werd<br />

genoemd. De familie had nooit meer iets <strong>van</strong> haar vernomen. Ik nam contact op met Jacques Funkleder <strong>van</strong> de<br />

Belgische Vereniging L’Enfant Caché – Het Verborgen Kind. Hij beschikt over de fiches <strong>van</strong> het Comité de<br />

Défense des Juifs. Toen ik hem vroeg naar Sylvie Reichman en de familie Rooze, zag hij dat er nog een naam<br />

stond bij de familie Rooze, namelijk die <strong>van</strong> een zekere Josephine <strong>van</strong> Engel, met haar geboortedatum. Fiche<br />

originale du fichier des “enfants cachés” constitué par le Comité de Défense des Juifs concernant Madame<br />

VAN ENGEL, Joséphine, met het nummer 2279. Jacques Funkleder legt in een brief uit hoe hij aan de<br />

informatie kon komen: “Le comité de la résistance juive constitué par le C.D.J. (Comité de Défense des Juifs)<br />

était rataché au Front de l’Indépendance dans le cadre de la section enfance. Ainsi le C.D.J. a placé et sauvé<br />

plus de 3000 enfants juifs en les plaçants dans des Institutions ou chez des particuliers, qui ont fait oeuvre de<br />

civisme et d’humanisme. Pour subveninir aux besoins de ces enfants le C.D.J. faisait parvenir argent, timbres<br />

et cartes de ravitaillements. Pour retrouver les enfants, un numéro de code avait été imaginé et transcrit dans<br />

cinq carnets disséminés parmi le personnel.<br />

1)- Carnet, avec le nom réel avec un numéro.<br />

2)- Carnet avec le nom d’emprunt et la date de naissance et le même numéro.<br />

3)- Carnet de l’adresse réelle avec le même numéro.<br />

4)- Carnet “clés”, le nom d’emprunt avec un autre numéro qui désignait l’institution ou le nom du logeur qui<br />

hébergeait l’enfant.<br />

5)- Carnet avec le numéro de code de l’institution ainsi que l’adresse et le nom du responsable.<br />

63


werd genoemd, werd geboren in Amsterdam op 1 maart 1935 258 . Haar ouders kwamen tijdens de<br />

oorlog naar Antwerpen. Wanneer het daar te gevaarlijk wordt, komt Josephine terecht bij de Roozes.<br />

Op 2 maart 1944 worden haar ouders opgepakt 259 . Haar moeder zat ge<strong>van</strong>gen in België en is nooit<br />

op transport gesteld 260 . Tijdens haar onderduiken, ging “zij naar school in Lovenjoul, wat een stuk<br />

veiliger was dan in Leuven. Vlak na de bevrijding in september 1944 haalde haar moeder haar af bij<br />

de familie Rooze. Vermits ze echter niet onmiddellijk wisten waar naartoe, heeft Truus hen<br />

aangeboden om nog even te blijven. Als wederdienst hielp zij wat in het huishouden. Waarschijnlijk<br />

zijn zij pas na de bevrijding <strong>van</strong> Nederland teruggekeerd naar Amsterdam. Josephines zusje Carla<br />

zat als baby ondergedoken in de buurt <strong>van</strong> Hilversum. Na de oorlog werd de familie herenigd, op de<br />

vader na, die Bergen Belsen niet overleefde. Op 5 juli 1957 trouwt zij in Amsterdam met Jacob<br />

Huisman (°19.7.1929) en kreeg twee zonen: Jeff (°22.1.1958) en Jacques (°19.7.1929). “Jaap” en<br />

“Jopie”, die een vrolijk en vriendelijk karakter had, en veel gevoel voor humor, hadden een zeer<br />

gelukkig huwelijk. Ze hadden samen een bonthandel in Amsterdam en daarnaast hebben ze veel<br />

gereisd. Tijdens de laatste jaren <strong>van</strong> haar leven zijn zij drie keer naar Leuven gekomen, tevergeefs<br />

op zoek naar haar verleden 261 . Ze stierf op 19 december 1993 262 .<br />

Figuur 45 Joséphine <strong>van</strong> Engel,<br />

zomer 1943 (Archief Joop<br />

Rooze)<br />

Figuur 46 Jaap en Jopie<br />

Huisman-<strong>van</strong> Engel, 5 juli 1957<br />

(Archief Jaap Huisman)<br />

64<br />

Figuur 47 Jopie Huisman-<strong>van</strong> Engel,<br />

juli 1985 (Archief Jaap Huisman)<br />

Ainsi les cinq carnets réunis on pouvait retrouver l’enfant.” Brief <strong>van</strong> Jacques Funkleder <strong>van</strong> Het<br />

ondergedoken kind uit Brussel <strong>van</strong> 30.3.2006 aan Jan Maes. <strong>Een</strong> e-mail naar de Nederlandse ambassade werd<br />

beantwoord met een brief met daarin: “Met verwijzing naar uw e-mail <strong>van</strong> 8 december j.l., inzake informatie<br />

omtrent mevrouw Van Engel kan ik u meededelen via de Stichting 1940-1945 te hebben vernomen dat zij op<br />

19 december 1993 te Amsterdam is overleden.” Brief <strong>van</strong> W.J. de Bruin, Ambassade <strong>van</strong> het Koninkrijk der<br />

Nederlanden uit Brussel <strong>van</strong> 20.12.2005 aan Jan Maes. Ik nam dan telefonisch contact op met die Stichting<br />

1940-1945 met de vraag of Josephine nog een weduwnaar (en kinderen) had achtergelaten. Zij contacteerden<br />

opnieuw de Pensioenkas, die hen de naam en adres <strong>van</strong> haar echtgenoot kon geven. Ik belde Jacob Huisman<br />

op. Op 16 augustus 2006 brachten Joop Rooze en zijn echtgenote een bezoek aan “Jaap” en Jacques Huisman.<br />

258 Atttest <strong>van</strong> de SPF Securité Sociale, Services des Victimes de la Guerre, Service archives et<br />

documentations dat “Madame VAN ENGEL, Joséphine (SVG –cdj n° 2279) née à Amsterdam, le 1er mars<br />

1935, domiciliée, pendant la seconde guerre mondiale, en dernier lieu à Antwerpen, Moorkensplein, 21 a été<br />

placée, chez Monsieur Rooze, chaussée de Tirlemont n°207 à Louvain, à partir de l’année 1942 jusqu’au 1er<br />

november 1944”, 7.12.2005.<br />

259 Dagboekaantekeningen <strong>van</strong> Truus Rooze–<strong>van</strong> Buuren neergeschreven op 31.12.1944 (Archief Joop Rooze).<br />

De moeder <strong>van</strong> Willemien heeft de oorlog overleefd, maar haar vader stierf in Bergen-Belsen. Telefonisch<br />

gesprek <strong>van</strong> 24.1.2006 met Jacob of “Jaap” Huisman.<br />

260 <strong>Een</strong> ge<strong>van</strong>genisbewaker zou erg op haar gesteld zijn geweest. E-mail <strong>van</strong> Joop Rooze, 16.7.2006.<br />

261 Ibid. Tijdens dat bezoek liet Jaap ook weten het zeer op prijs te stellen om bij een eventuele (posthume)<br />

Yad Vashemmedaille-uitreiking aan Henri Rooze en Truus Van Buuren aanwezig te zijn.<br />

262 Haar echtgenoot leeft nog: Jacob of “Jaap” Huisman, Kempenlaan 33, 1066 PX Amsterdam, Nederland.


Op 1 februari 1944 kwam er dan eens de joodse Sofie Vlessing bij 263 . Zij was geboren in<br />

Amsterdam in 1922 en was verloofd met Robert Klatser. Zij zou gevlucht zijn omdat zij, in<br />

tegenstelling tot haar ouders, de jodenster niet wilde dragen 264 . Voor de rest <strong>van</strong> de oorlog bleef zij<br />

in het huis <strong>van</strong> de Roozes, onder het voorwendsel dat zij Truus kwam helpen in het huishouden met<br />

drie (eigen) kinderen en een vierde op komst 265 . Begin april 1944 krijgt zij te horen dat negen maand<br />

ervoor haar ouders zijn opgepakt 266 . Na het einde <strong>van</strong> de oorlog, keerde zij terug naar Amsterdam en<br />

huwde zij Robert Klatser, die stierf op 14 augustus 1988. Ze kregen twee zoons. Zij leeft nog, maar<br />

lijdt jammer genoeg aan dementie 267 .<br />

Op 26 april 1944 kwamen mijnheer en mevrouw Wesley uit Maastricht erbij. Zij hadden geen<br />

kinderen. Zij bleven tot na de bevrijding <strong>van</strong> Leuven en Maastricht. Zij leefden beneden in een<br />

kamer aan de achterzijde <strong>van</strong> het huis, een soort sous-terrain, gescheiden <strong>van</strong> de rest <strong>van</strong> het gezin.<br />

Zij kookten ook voor zichzelf en aten apart 268 . Na de oorlog had de familie nog regelmatig contact<br />

met hen. Sinds ca. 1960 zijn er geen contactgegevens meer bekend.<br />

In de zomer <strong>van</strong> 1944 kwamen er nog eens drie joodse vluchtelingen bij. <strong>Een</strong> trein 269 met<br />

joden had het station in Leuven verlaten met bestemming Duitsland en in de buurt <strong>van</strong> Korbeek-Lo<br />

kon een deel <strong>van</strong> hen ontsnappen omdat de trein vertraagde. ’s Avonds belden zij aan en, vroegen<br />

om onderdak. Henri en Truus nemen twee kinderen, Leo en Adèle en hun oom in huis. Ze blijven er<br />

tot aan de bevrijding <strong>van</strong> Leuven in september 1944. De familie Rooze kent hun echte namen niet.<br />

Mevrouw Dewilde was een zeer goede vriendin <strong>van</strong> Truus <strong>van</strong> Buuren. Zij was de vrouw <strong>van</strong><br />

een landbouwingenieur, die werkte op de hoeve <strong>van</strong> de zusters <strong>van</strong> het ziekenhuis in Lovenjoel<br />

(nabij Korbeek-Lo). Het hospitaal werd geleid door katholieke zusters en zij kregen altijd teveel<br />

voedselbonnen voor hun eigen patiënten. En mevrouw Dewilde bezorgde dan deze voedselbonnen<br />

aan Truus, zodat er nooit ernstige voedselproblemen waren, ondanks het feit er zoveel mensen in<br />

huis waren. Bovendien kon de familie beschikken over een grote moestuin met o.a. veel<br />

prinsessenbonen vlak bij hun huis 270 . Mevrouw Dewilde leeft nog. Sylvie Reichman heeft haar<br />

ontmoet bij haar bezoek aan België 271 .<br />

Figuur 48 <strong>Een</strong> foto genomen in september 1944 wanneer Canadese soldaten het huis op de<br />

Tiensesteenweg passeren (Archief Joop Rooze).<br />

Van links naar rechts, bovenste rij: Mevrouw Dewilde, Sofie Vlessing, Lies Rooze, Sylvie<br />

Reichman, Josephine <strong>van</strong> Engel, Truus Rooze-<strong>van</strong> Buuren.<br />

Onderste rij, <strong>van</strong> links naar rechts: Han Rooze, Leo, Joop Rooze, Adèle.<br />

263 De verhalen <strong>van</strong> Sofie Vlessing, het echtpaar Wesley, Leo, Adèle en hun oom werden niet onderzocht.<br />

264 Sofie Vlessing vertelde dat tegen Lies Rooze, eind juli 2005. E-mail <strong>van</strong> Joop Rooze <strong>van</strong> 2.8.2005.<br />

265 E-mail <strong>van</strong> Joop Rooze <strong>van</strong> 13.5.2005.<br />

266 Dagboekaantekeningen <strong>van</strong> Truus Rooze–<strong>van</strong> Buuren neergeschreven op 31.12.1944 (Archief Joop Rooze).<br />

267 Haar adres Rondeel 41, 1083 MA Amsterdam, Nederland.<br />

268 E-mail <strong>van</strong> Joop Rooze <strong>van</strong> 22.10.2005.<br />

269 Misschien het XXVIe konvooi dat in Mechelen vertrok op 31.7.1944. M. STEINBERG, Le dossier Bruxelles-<br />

Auschwitz, p. 218.<br />

270 E-mail <strong>van</strong> Joop Rooze <strong>van</strong> 22.10.2005.<br />

271 Sylvies echtgenoot, Oliver Lednicer, heeft dit bezoek op video opgenomen. DVD, Sylvie Lednicer-<br />

Reichman op bezoek bij mevrouw de Wilde, Korbeek-Lo, 12.9.2005.<br />

65


Mevrouw Dewilde was een overbuurvrouw die dus op de hoogte was dat er joden in huis<br />

waren. “Voor de overige buren was het Nederlandse familie [<strong>van</strong> Truus] die bij ons logeerde, omdat<br />

er onvoldoende eten was in Nederland 272 . Vanaf april 1944 tot aan de bevrijding is het daar bij<br />

momenten akelig spannend met bombardementen, bezoek <strong>van</strong> de Feldgendarmen - gelukkig alleen<br />

i.v.m. een verduisteringskwestie – en zware gevechten voorafgaand aan de bevrijding 273 . Die<br />

bevrijding kwam blijkbaar net op tijd. Volgens Joop Rooze stond zijn vader op een lijst <strong>van</strong> 200<br />

personen die kort daarna zouden worden opgepakt 274 .<br />

Na de oorlog ontvingen Henri en Truus Rooze de bronzen medaille <strong>van</strong> “de joden <strong>van</strong> België”<br />

met daarop de inscriptie: “Uit erkentelijkheid”. De familie Rooze weet niet wie hen heeft<br />

genomineerd voor deze onderscheiding. Op 15 april 1973 plant de familie Klatser-Vlessing twee<br />

bomen in het Planting Center of Kennedy Memorial in Israel.<br />

Joop Rooze schrijft in een e-mail: “Zij zagen dat als een opdracht <strong>van</strong>uit hun geloof om Joden<br />

op te nemen in hun huis tijdens de oorlog. Ook later hebben zij dikwijls mensen voor een tijd logies<br />

geboden, die even bij moesten komen <strong>van</strong> het “gewone” leven. Zij zagen dat als hun roeping” 275 .<br />

Figuur 49 Truus Van Buuren en Henri Rooze, 1985 (Archief Joop Rooze)<br />

2.5. DE GELOOFSGENOTEN EN VRIENDEN<br />

2.5.1. John Polderman en zijn echtgenote, Lea 276<br />

John Polderman of “Polleke”, wapenbroeder en beste vriend <strong>van</strong> René Schuyten én ook <strong>van</strong><br />

Nelly, heeft – waarschijnlijk op vraag <strong>van</strong> René – ergens tussen 10.8.1942 en 20.11.1942 gedurende<br />

korte tijd de ouders <strong>van</strong> de joodse Edith Hönig laten onderduiken bij hem en zijn kersverse<br />

echtgenote. Edith Hönig bevestigt dat: “Mijn ouders waren er een korte tijd ondergedoken, ikzelf<br />

niet, hoogstens een dag om mijn ouders te begroeten, die toen uit Nederland waren gekomen” 277 .<br />

272<br />

“Na de oorlog zeiden de buren dat ze wel wisten dat het geen familie was, maar onderduikers. E-mail <strong>van</strong><br />

Joop Rooze <strong>van</strong> 13.5.2005.<br />

273<br />

Dagboekaantekeningen <strong>van</strong> Truus Rooze–<strong>van</strong> Buuren neergeschreven op 31.12.1944 (Archief Joop Rooze).<br />

274<br />

E-mail <strong>van</strong> Joop Rooze <strong>van</strong> 13.5.2005.<br />

275<br />

E-mail <strong>van</strong> Joop Rooze <strong>van</strong> 16.5.2005.<br />

276<br />

Het heeft ons heel veel werk gekost om te achterhalen wie nu John Polderman wel was. Maar vermits we<br />

geen nabestaanden konden opsporen, hebben we ook geen persoonsgegevens, noch de familienaam <strong>van</strong> Lea.<br />

277<br />

In haar tekst vergist Nelly zich immers <strong>van</strong> naam, Erdmans i.p.v. Polderman, en vermits John toch de beste<br />

vriend geweest was <strong>van</strong> hen beide, is dat toch verrassend. Dat betekent dat 50 jaar na de feiten het geheugen<br />

soms toch mensen in de steek laat. Het is Dora Sluys die als eerste de fout opmerkt. Edith Hönig bevestigt de<br />

66


Wim Schuyten schrijft, daarmee verwijzend naar de foto met soldaten waar ook René bij op staat 278 :<br />

“The second to the right of him [René], the smiling one with the glasses, was Rene’s friend. I know<br />

they were in contact with each other throughout the war years. I have forgotten his name, but he may<br />

be the John Polderman you are intrested in. What little I know of him is, that he married a friend of<br />

my sister Jeanne 279 . She was a nurse by the name of “Lea”. He was killed by a German bomb at the<br />

end of 1944 or early in 1945 on the Leopoldlei in Antwerp” 280 . Als we deze informatie samenleggen<br />

met wat we weten uit de brieven <strong>van</strong> René, dan gaat het hier inderdaad om John Polderman.<br />

Op 27 november 1944 “enkele minuten na het middaguur viel een V2 op het zeer drukke<br />

kruispunt <strong>van</strong> de De Keyserlei met de Frankrijklei en de Teniersplaats. Juist op het moment dat een<br />

overvolle tram <strong>van</strong> lijn 3 en een Britse colonne het punt passeerden sloeg de bom in. De gevolgen<br />

waren verwoestend. 128 burgers en 29 militairen vonden de dood. 209 burgers en 52 soldaten<br />

werden gewond… Filmbeelden die onmiddellijk na de gebeurtenis werden gedraaid tonen de<br />

verschrikking” 281 . <strong>Een</strong> <strong>van</strong> de burger<strong>slachtoffers</strong> is René’s beste vriend John. Op 3 december schrijft<br />

René: “Ja, vrouwke, dat geval met John is heel erg ik durfde je er niet over schrijven omdat dat<br />

slechts je angst zou vergrooten om mij… het ongeluk is gebeurd toen ik onderweg was naar hier…<br />

Toen ik onderweg was naar de Speerstraat <strong>van</strong> jou uit, hoorde ik al dat er op de Teniersplaats om<br />

enkele minuten na 12u een raket ontploft was. Er waren 250 doden op eenmaal waaronder veel<br />

soldaten. Toen wij ’s avonds patat frites aten ter eere <strong>van</strong> Moeders verjaardag kwam Toine [Rooze]<br />

ons het noodlottige bericht brengen en vroeg om dadelijk mee te willen helpen met enkele dingen<br />

die moesten gebeuren om Leja [=Lea, Johns weduwe] te helpen. Het is voor Leja een vreeselijke<br />

slag. Toine en ik hebben dan heel veel werk gehad de volgende dagen om allerlei formaliteiten te<br />

vervullen de daaropvolgende dagen en de begrafenis te organiseren. Toine en ik zijn dan ook naar de<br />

begrafenis geweest en dominee was er ook. Het was vreeselijk. En geen woord <strong>van</strong> troost te vinden<br />

voor Leja en de familie! Tot overmaat <strong>van</strong> ramp, sloeg de volgende dag, Dinsdag een bom in in de<br />

Regentstraat waar Toine en John hun zaak hadden en verwoesten het heel huis zoodat het<br />

onbewoonbaar werd. We hebben dan Donderdagmorgen de heele zaak overgebracht naar ons<br />

huizeke in Edegem. En ik heb Leja gezegd dat zij daar ook mag komen wonen tot wij terugkomen of<br />

tot er een nieuw (goedkoper) huis voor haar gevonden is. Wat Leja moet beginnen weet ik niet<br />

waarlijk niet. Ook Toine beklaag ik diep. Hij voelt zich thans moreel verplicht om voor Leja te<br />

zorgen, maar hij voelt zelf wel dat dat op den duur boven zijn krachten zal gaan” 282 . Margaret<br />

Hickman-Schuyten, René’s en Nelly’s dochter, voegt daar na een gesprek met haar oom Wim<br />

Schuyten, nog aan toe: “Uncle Wim believes his wife remarried. Lea had a son with John, but the<br />

son died [I don’t know how]” 283 .<br />

2.5.2 Toine Rooze en zijn broer, Bertus Rooze<br />

Figuur 50 Toine Rooze 17.4.1942 (Archief Greet<br />

Rooze)<br />

Figuur 51 Bertus Rooze (Archief Greet Rooze)<br />

Antoon Johan of “Toine” Rooze (°29.7.1910-†19.6.1972) trouwde op 7.4.1942 met Johanna<br />

Maria of “Jeanne” Verbrugghe (°30.9.1911-†19.6.1990) en gingen wonen in de Jan Van<br />

telefonische correctie <strong>van</strong> Dora Sluys: “Ja, Dora heeft het gelijk - het was Polderman en niet Erdmans - ik<br />

vond het al direct vreemd, maar dacht, dat mijn geheugen me in de steek had gelaten. Behalve <strong>van</strong> John, die is<br />

omgekomen, kende ik geen voornaam <strong>van</strong> de familie.” E-mail <strong>van</strong> Edith Hönig <strong>van</strong> 9.11.2005.<br />

278 Het is de enige foto die wij <strong>van</strong> hem hebben. (Archief Wim Schuyten)<br />

279 René’s oudere zus Jeanne Schuyten was ook goed bevriend met de zus <strong>van</strong> John, Françoise Polderman.<br />

280 Brief <strong>van</strong> Wim Schuyten uit Rockford (MI) <strong>van</strong> 9 februari 2006 aan Jan Maes.<br />

281 K. PALINCKX, De dood valt uit de hemel. V-bommen op Antwerpen, in Knack, 2004,<br />

http://www.knack.be/CMarticles/ShowArticleZoek.asp?articleID=40693&sectionID=1364 (toegang 9.7.2006).<br />

282 Brief <strong>van</strong> René Schuyten uit Antwerpen <strong>van</strong> 3.12.1944 aan Nelly Opstelten.<br />

283 E-mail <strong>van</strong> Margaret-Hickman, 10.2.2006.<br />

67


Rijswijcklaan 281 te Antwerpen. Op 7 mei 1943 wordt hun oudste zoontje Herbert geboren 284 . Vier<br />

dagen later brengt Toine het joodse meisje Sylvieke Reichman <strong>van</strong> Julia Sluys-Schuyten in<br />

Boechout naar Henri en Truus Rooze-<strong>van</strong> Buuren in Korbeek-Lo. Zijn vrouw Jeanne richtte samen<br />

met Truus <strong>van</strong> Buuren de protestantse school te Mechelen op 285 . Toine was ook zeer goed bevriend<br />

met René Schuyten en met John Polderman. De meesten kenden elkaar <strong>van</strong> de protestantse<br />

jongerenvereniging. Ook Toine’s broer Bertus was daarin zeer actief. Bertus Rooze (°2.12.1914-<br />

†11.1.1971) en Clémentine Joosten (°4-12-1921-†21.12.1959) trouwden pas op 15.1.1945 286 . De<br />

kinderen <strong>van</strong> Bertus hebben nooit geweten dat hun vader joden heeft geholpen 287 . Het is Wim<br />

Schuyten, een <strong>van</strong> de allerlaatste overlevenden <strong>van</strong> die generatie, die mij liet weten dat zowel Toine<br />

als Bertus actief waren in het mee helpen verbergen <strong>van</strong> joden. Van Toine’s engagement vonden we<br />

dus al wel een bevestiging uit een andere bron, <strong>van</strong> Bertus’ engagement voorlopig nog niet.<br />

Het is goed om hier nog eens een stuk te herhalen <strong>van</strong> de laatste overlevende <strong>van</strong> die<br />

generatie, namelijk Wim Schuyten:<br />

When I was home that first time in august 1941, I met the Jewish guests of my parents. They were an<br />

elderly couple. Their name was Finkel. My parents also told me that Klaas and Julia were hiding Jews<br />

in their home and that several families of our church were also hiding Jews.<br />

The name of one family I remember: “Hendricks.” (I don’t know if I spell the name right). They were<br />

farmers and originally came from Geel. There were also Antoine and Bertus Rooze, who were taking<br />

part. My brother Rene and his wife Nelly also had Jews in their home. I think two. All people involved<br />

were members of our church: “Gereformeerde Kerk”, Sanderusstraat, Antwerpen.<br />

As to your questions: How, who why, etc., I will do my best to answer. Remember that information<br />

came to me second-hand seeing I spent most of the war years away from home: There was no “central<br />

organization”, urging and recruiting people to help Jews. What happened in Boechout – and I suspect<br />

everywhere in Europe where Jewish people were helped – developed spontaneously and as the needs of<br />

the moment required. Klaas Sluys was a business man and had contacts with other business people in<br />

the same line (perfume oils). Many of these were Jews. I remember that even before the persecution<br />

began in earnest, he counseled them to ignore the orders of the Germans to wear a yellow star. When<br />

that counsel was not followed they were, of course, easy targets for the Gestapo – and when their<br />

situation became desperate, they – or at least some of them – turned for help to the one who had shown<br />

a concern for them. This was (I think) the main category of the Jews who were hidden. Others were<br />

directed to Klaas by Christian people who knew Jews, but were in no position themselves to give them<br />

shelter – like my sister Jeanne, who was a head nurse at Stuyvenberg Gasthuis.<br />

Why? I do not believe there was any motivation other than the command to “Love your neighbor as<br />

yourself” and the clear Biblical mandate to “relieve the oppressed”, as given in Isaiah 1:17 and many<br />

other Bible passages. To live the Christian ethic involves the taking of risks – some of them lethal.<br />

After Klaas was arrested and the Jewish people in his house (except one little girl), the fear was that the<br />

involvement of others was known to the Gestapo as well, and that home invasions and arrests would<br />

follow. It was then decided that the other Jews would have to be moved elsewhere. The little girl was<br />

smuggled by Antoine Rooze to a family in the country. An apartment in Brussels was rented from a<br />

landlord willing to take the risk, and the remaining Jews (20 individuals) were housed there until the<br />

end of the war.<br />

My brother Rene was instructed with supplying them with food required. This involved trading hard<br />

currencies (Dollars and Pounds Sterling) on the black market, and smuggling it to them.<br />

About the logistics and financing of the operations I don’t know any details except that some of the<br />

money came from my sister Julia, and some from those of the Jews who had managed to save some of<br />

their hard assets from the disaster 288 .<br />

284<br />

Na de oorlog volgen er nog Greet (°29 juni 1945) en Frank (°1.2.1948). Nota’s <strong>van</strong> Greet Van Den Dries-<br />

Rooze voor Jan Maes.<br />

285<br />

Truus kwam naar België omdat er hier bijna geen protestantse leerkrachten waren. (Telefonisch gesprek<br />

met Greet Van Den Dries-Rooze <strong>van</strong> 14.7.2006)<br />

286<br />

Zij kregen na de oorlog vijf kinderen: Ina (°27.2.1946), Jan (°7.3.1947), Egbert (°31.7.1948), Joke<br />

(°24.5.1951) en Elly (°2.6.1956). Deze gegevens werden mij bezorgd door Greet Van Den Dries-Rooze,<br />

dochter <strong>van</strong> Toine Rooze.<br />

287<br />

E-mail <strong>van</strong> Ina Seino-Rooze <strong>van</strong> 13.7.2006.<br />

288<br />

E-mail <strong>van</strong> Richard Osbun , in opdracht <strong>van</strong> zijn grootvader Wim Schuyten <strong>van</strong> 22.11.2005.<br />

68


Figuur 52 Op weg naar St.-Job met Klaas als 3e, Julia als 4e, Toine als 5 e , René als 6 e , Charles<br />

Hendrickx als 7 e , Jeanne Verbrugghe als 8é en Eduard Hendrickx als 9 e , 1936 (Archief Greet Van Den<br />

Dries-Rooze) 289<br />

3. DE ETHIEK VAN VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE HELPERS, REDDERS EN<br />

OMSTANDERS<br />

De theorie <strong>van</strong> de individuele verantwoordelijkheid<br />

De Amerikaanse emeritus, professor filosofie aan het College of William and Mary, David<br />

Jones, schreef een boek waarin hij een theorie presenteert en verdedigt <strong>van</strong> de individuele morele<br />

verantwoordelijkheid <strong>van</strong> <strong>daders</strong>, <strong>slachtoffers</strong>, helpers, redders en omstanders met betrekking tot de<br />

Holocaust. Hij probeert daar enige systematiek in te brengen. “I make a number of moral judgments<br />

(on the basis of explicit reasons and arguments) about the blameworthiness and praiseworthiness of<br />

certain kinds of perpetrators, accomplices, bystanders, victims, helpers, and rescuers (including<br />

some particular individuals), I do not present these judgments as being definitive or beyond<br />

dispute” 290 . Zijn theorie omvat vier basisconcepten, die we nadien ook zullen verwerken in ons<br />

schema voor het maken <strong>van</strong> een ethische analyse:<br />

1. In tegenstelling tot een aantal andere auteurs zoals Raul Hilberg, Daniel J. Goldhagen e.a.<br />

die vooral zoeken naar en focussen op de historische, sociologische en psychologische verklaringen,<br />

zoomt Jones in op de vaak over het hoofd geziene rol <strong>van</strong> de individuele keuze en morele<br />

289 Deze foto toont goed aan dat de verschillende protagonisten elkaar al jaren kenden.<br />

290 D.H. JONES, Moral Responsibility in the Holocaust, p. X. Ik deel de mening <strong>van</strong> Jones wat betreft de<br />

voorlopigheid <strong>van</strong> het moreel oordeel. We hebben zelf ervaren dat nieuwe informatie, het morele oordeel over<br />

het gedrag en de gemaakte keuze(s) <strong>van</strong> een individu grondig kan wijzigen. Zo is met name ons oordeel over<br />

de oorlogsburgemeester <strong>van</strong> Boechout, Staf <strong>van</strong> Sintjan, en zijn betrokkenheid bij de arrestatie <strong>van</strong> vijf joden<br />

bij Sluys, grondig gewijzigd door het getuigenis <strong>van</strong> Klaas Sluys op het proces <strong>van</strong> Debra, de brief en het<br />

getuigenis <strong>van</strong> de jood Rodriguez op het proces <strong>van</strong> <strong>van</strong> Sintjan, en door de brief die hij zelf schreef naar Julia<br />

Schuyten, toen haar man, Klaas Sluys, op sterven lag.<br />

69


verantwoordelijkheid, “with an emphasis on personal blameworthiness and praiseworthiness for<br />

one’s actions” 291 . “The degree of blameworthiness increases with the seriousness of the wrong act<br />

and the badness of the motives 292 . Consequently, he deserves to be judged adversely by others; they<br />

are morally justified in regarding him as very reprehensible and holding him in great contempt. I call<br />

this liability to judgmental blame. Being morally blameworthy for wrongdoing in this sense is the<br />

most basic kind of responsibility that I address, since elements of it are presupposed in virtually all<br />

other aspects of our social practices and institutions – of holding people responsible for what they<br />

do” 293 . De morele verantwoordelijkheid moet ook altijd gezien worden tegen de achtergrond <strong>van</strong> de<br />

concrete situatie.<br />

2. Jones stelt dat een goed moreel karakter het hebben <strong>van</strong> morele deugden inhoudt en de<br />

afwezigheid <strong>van</strong> morele ondeugden of gebreken en “consists in having certain traits, or moral<br />

virtues, among which are benevolence, conscientiousness, courage and self-control, self-knowledge,<br />

and practical wisdom. Correspondingly, bad character consists in the absence of virtues or the<br />

presence of vices, traits such as cruelty, untrustworthiness, cowardice, self-deception, and culpable<br />

ignorance” 294 . “Some standard of character is presupposed in any judgment of moral<br />

blameworthiness, since in the most usual kind of case, persons act as they are predisposed to act,<br />

they act ‘in character’… Traits of character are comparatively stable features of a person’s<br />

psychological makeup; they are not ephemeral or episodic. The possession of virtues and vices<br />

determines whether a person is morally good or bad and how that person ought to be regarded<br />

morally, especially when questions of responsibility (blameworthiness) arise. Of course, people<br />

sometimes act ‘out of character,’ and this complicates the issue of blameworthiness. For example,<br />

persons who do something wrong that is out of character for them may be judged less blameworthy<br />

than they might otherwise be, in effect, getting credit for the good moral character shown in their<br />

past conduct” 295 .<br />

3. Waren er geldige morele excuses, want: “A valid excuse would block blameworthiness and<br />

would give him moral immunity from any kind of sanction or punishment; a blameless person does<br />

not deserve to be punished” 296 . Was er onwetendheid in het spel? Heeft de persoon in kwestie zich<br />

vergist? Werd de persoon in kwestie gedwongen om te doen wat hij heeft gedaan, of werd hij juist<br />

verhinderd om iets te doen? “One central implication of full moral blameworthiness is deserving the<br />

negative moral judgement of others and also deserving whatever additional adverse consequences<br />

are properly and justifiably incurred as a result. These just deserts can include informal moral<br />

sanctions like overt blame, withdrawal of love and friendship, and social ostracism, as well as formal<br />

legal sanctions like criminal punishment” 297 .<br />

4. Hebben mensen zelfbedrog gepleegd om gevoelens <strong>van</strong> een slecht geweten af te blokken?<br />

“The explanation for this tendency lies in our desire to think well of ourselves; after all, self-respect<br />

and self-esteem are among the most important goods in life” 298 . Daarom ook is echte zelfkennis ook<br />

een morele deugd, net als schuldgevoel, schaamtegevoel en oprecht berouw: “a feeling of guilt… is<br />

often the appropriate emotional response to the conscious and accurate recognition of wrongdoing<br />

that lacks any excuse or justification 299 . Moreover, more serious wrongdoing should evoke deeper<br />

feelings of guilt. The feeling of guilt is painful and distressing, as are other moral feelings such as<br />

shame and remorse, but most of us find it very difficult to do the things that alleviate or remove<br />

conscious feelings of guilt and shame: taking responsibility for our actions, admitting our wrongs to<br />

others whom we have hurt, asking for forgiveness, making amends, and accepting blame and<br />

punishment as our just deserts. This helps to explain why self-deception is so attractive<br />

psychologically, but it also provides the ethical justification for calling it a principal moral vice. One<br />

main tactic of self-deception is to ‘make excuses’, which is parasitical on the ethically justified<br />

291 Ibid., p. 6.<br />

292 Jones volgt natuurlijk een gelijkaardige redenering voor de prijzenswaardigheid <strong>van</strong> een handeling.<br />

293 Ibid., p. 15-16.<br />

294 Ibid., p. 7.<br />

295 Ibid., p. 16. Het omgekeerde, namelijk bij gelegenheid eens toevallig het goede doen komt ook voor. “Yet,<br />

they are not deemed more praiseworthy on that account alone unless their right act is especially heroic or<br />

generous. For example, Oskar Schindler…”<br />

296 Ibid., p. 17.<br />

297 Ibid., p. 18.<br />

298 Ibid., p. 18.<br />

299 Wie te gemakkelijk zijn excuses aanbiedt, probeert daarmee zijn of haar verantwoordelijkheid te ontlopen.<br />

70


practices of giving and accepting valid moral excuses… Other psychological tactics of selfdeception<br />

include selective memory, willful ignorance, and avoidance of contrary evidence” 300 .<br />

Jones neemt onmiddellijk gas terug: “In general, my aim is not to make judgments about the<br />

blameworthiness or praiseworthiness of particular individuals. The main reason is that in most cases<br />

hardly anything is known about individuals. Information that does exist about particularly persons is<br />

often either not directly rele<strong>van</strong>t or not sufficiently detailed to justify a moral judgment” 301 .<br />

Daarentegen ben ik er<strong>van</strong> overtuigd dat de hoeveelheid en kwaliteit <strong>van</strong> het materiaal dat wij<br />

verzameld hebben wel toelaat om in ieder geval <strong>van</strong> sommige omstanders, helpers en redders,<br />

<strong>slachtoffers</strong> en <strong>daders</strong> het gedrag te beoordelen, én een oordeel te vellen over de morele, amorele<br />

en/of immorele keuzes die zij toen hebben gemaakt. Het is uitzonderlijk denk ik, dat er over<br />

verschillende individuen betrokken bij één en hetzelfde <strong>verhaal</strong> zoveel rele<strong>van</strong>te informatie bekend<br />

is. Het moge duidelijk zijn dat omwille <strong>van</strong> de aard <strong>van</strong> het <strong>verhaal</strong> en <strong>van</strong> de bij dit <strong>verhaal</strong><br />

betrokken personen, de beulen in Auschwitz onderbelicht zijn. Maar daar is al zoveel over<br />

geschreven. Wij wilden ons bewust concentreren op wat er zich hier bij ons afspeelde en hoe<br />

individuen hier daarop hebben gereageerd. Onze ethische analyse is dan ook maar mogelijk door het<br />

maandenlange historisch onderzoek dat eraan voorafging.<br />

De ethische analyse-fiche op basis Jones’ Moral Responsibility in the Holocaust voor de<br />

beoordeling <strong>van</strong> de individuele verantwoordelijkheid <strong>van</strong> omstanders, <strong>slachtoffers</strong> en <strong>daders</strong>.<br />

We beoordelen een aantal aspecten <strong>van</strong> de individuele morele verantwoordelijkheid <strong>van</strong><br />

omstanders, helpers en redders, <strong>van</strong> <strong>slachtoffers</strong> en <strong>van</strong> <strong>daders</strong> en de afkeurens- of<br />

prijzenswaardigheid <strong>van</strong> hun gedrag en <strong>van</strong> hun keuzes op een schaal <strong>van</strong> 9: “The judgment is a<br />

putatively cognitive mental act… It is not a feeling or an emotion. It seeks to identify and assess the<br />

motives, as well as the virtues and vices, displayed in the person’s behavior in order to be able to<br />

assess both the person’s overall performance and his or her character as revealed in that<br />

performance. As a result, the person is judged to be of bad, poor, or not very good character. Thus<br />

this judgment also purports to embody the moral opinion that anyone ought to have, that is, what one<br />

(anyone) should think of the person, as a person, given what he or she has done, specifically, where<br />

one should place the person on a scale of moral worth (from evil and bad on the extreme to very<br />

good and excellent on the other). The noncognitive [affective, emotional] element in judgmental<br />

blame is, of course, the blame, that most basic element of just deserts, namely, to be regarded as<br />

reprehensible and/or to be held in moral contempt for one’s action” 302 . Jones waarschuwt terecht<br />

voor een gevaar: “The effect of informal moral sanctions can be very severe. It can be a devastating<br />

experience for someone to be held blameworthy by an entire community and shunned as a pariah.<br />

This is one of the main reasons for exercising care in judging others morally, particularly in regard<br />

to extremely serious immorality like genocide. It is, of course, of the greatest importance that people<br />

be held to account for their wrongdoing if they are blameworthy for having done it. However, there<br />

is a strong obligation to be quite sure that they are indeed to blame” 303 . En zelfs al zijn bijna alle<br />

betrokkenen in ons <strong>verhaal</strong> inmiddels overleden, mijn ervaring leert dat ook heel wat nabestaanden<br />

bijzonder gevoelig zijn voor bijvoorbeeld informatie die een minder gunstig licht werpt op de keuzes<br />

<strong>van</strong> hun (groot)ouder(s). “A moral judgment… is a judgment about what people should do or be, all<br />

things considered. Consequently, in order to deliberate effectively, one needs to be aware of basic<br />

moral principles and rules and to have rele<strong>van</strong>t factual information” 304 . Vandaar het grote belang dat<br />

wij hechtten aan de kwantiteit en kwaliteit <strong>van</strong> ons bronnenmateriaal.<br />

Vermits de individuen en hun gedrag reeds min of meer uitvoerig aan bod kwamen in het<br />

historisch gedeelte, en we een verdubbeling <strong>van</strong> informatie wilden vermijden, - de huidige paper is<br />

al lang genoeg - beperken we ons hier tot het invullen <strong>van</strong> de ethische analyse-fiche, zoals we die<br />

zelf hebben opgesteld aan de hand <strong>van</strong> het boek <strong>van</strong> David Jones. Er volgt dus geen aparte<br />

verantwoording meer. De aandachtige lezer haalt die zelf wel uit de verzamelde informatie. De lezer<br />

wordt daarmee ook zelf uitgenodigd om – indien nodig – de ethische analyse <strong>van</strong> de auteur <strong>van</strong> deze<br />

300 Ibid., p. 18-19.<br />

301 Ibid., p. 8.<br />

302 Ibid., p. 22.<br />

303 Ibid., p. 23.<br />

304 Ibid., p. 53.<br />

71


paper te betwisten. De ethische analyse is steeds voorlopig en onder voorbehoud, omwille <strong>van</strong> de<br />

mogelijkheid dat er in de toekomst nog nieuwe elementen worden gevonden of opduiken, de auteur<br />

bepaalde rele<strong>van</strong>te verbanden over het hoofd zou hebben gezien of bepaalde feiten verkeerd zou<br />

hebben geïnterpreteerd. Alle commentaar en opmerkingen <strong>van</strong> de lezer zijn dan ook meer dan<br />

welkom. Ze zullen nauwkeurig worden bestudeerd en indien terecht, leiden tot een aanpassing <strong>van</strong><br />

de ethische analyse in een volgende versie. Het ethische debat is hiermee geopend.<br />

We plaatsen meer – tekens naarmate we de handeling(en) of keuze(s) beoordelen als meer<br />

afkeurenswaardig. We plaatsen meer + tekens naarmate we de handeling(en) of keuze(s) beoordelen<br />

als meer prijzenswaardig.<br />

1 2 3 4 5 6 7 8 9<br />

Uitzonderlijk<br />

slecht of<br />

afkeurenswaardig<br />

(kwaadaardig)<br />

Zeer<br />

slecht<br />

Slecht Onvoldoende Niet<br />

goed<br />

Niet<br />

slecht<br />

Voldoende Goed Zeer<br />

goed<br />

72<br />

Uitzonderlijk<br />

goed of<br />

prijzenswaardig<br />

– – – – – – – – – – ± + ++ +++ ++++<br />

De elementen die – indien mogelijk 305 – individu per individu worden beoordeeld:<br />

Het individu<br />

A. Handelt of kiest om iets te doen of om iets niet te doen 306<br />

B. Weet dat wat hij of zij doet of niet doet, moreel goed of slecht is 307<br />

C. Doet het bewust, d.w.z. dat de persoon weet wat hij doet en het zo ook bedoelt<br />

D. Doet het vrij en vrijwillig<br />

E. Doet het <strong>van</strong>uit een moreel slecht of goed motief 308<br />

F. Ernst <strong>van</strong> de handeling, d.w.z. met bijzonder belangrijke negatieve of positieve gevolgen<br />

G. Bezit karakter(trekken) 309 als<br />

305 Wanneer wij <strong>van</strong> oordeel waren dat er (voorlopig?) onvoldoende gegevens of althans ernstige aanwijzingen<br />

voorhanden zijn om daarover nu reeds een moreel oordeel te vellen, hebben wij beslist dat vakje (voorlopig?)<br />

open te laten.<br />

306 “Most of the time questions of responsibility arise because of someone’s morally wrong or bad act or<br />

omission; however, morally right or good acts and omissions are equally subject to assessments of<br />

responsibility such as praiseworthy and deserving honor and admiration… In addition, some acts and<br />

omissions are required while others are prohibited; in short, they are matters of duty. But there is also a<br />

category of acts and omissions that are neither required nor prohibited. Some of these are morally neutral, that<br />

is, they are neither right or wrong, good nor bad. This leaves a very interesting class of supererogatory acts and<br />

omissions that go ‘outside’ or ‘beyond’ duty… there is an important subclass of supererogatory acts that<br />

involve great personal risk, danger, substantial sacrifice, or loss. These acts require a person to have<br />

extraordinary courage and self-control. People who can repeatedly engage in such activity over a period of<br />

time, like many of those who rescued Jews during the Holocaust, go far beyond ordinary moral duty and seem<br />

to be properly regarded as moral exemplars, some of whom were heroes or saints.” Ibid., p. 19.<br />

307 “Thus individuals in a particular society ordinarily have at least two complementary sets of moral duties:<br />

(1) the prima facie negative duties not to inflict harm on others, duties that are universally and impartially<br />

binding on all competent persons in any society, and (2) the prima facie positive duties to do good for others<br />

that are generated by their participation in some of the particular social practices and institutions that exist in<br />

their particular society. To these role responsibilities should be added (3) occasional duties of mutual aid to do<br />

good for others that arise in emergency situations not covered by any practice or institution. In these so-called<br />

Good Samaritan situations a person needs emergency help… and there is no one with a role responsibility to<br />

render aid; any person present who is able to render aid without great risk or loss has a prima facie duty to do<br />

so… These three sets of duties constitute the core content of morality.” Ibid., p. 40.<br />

308 “A motive is nonegoistic if it has as its objective something other than one’s own interest as an end…<br />

Rational, self-interested motives constitute a “second-best” model for human action and motivation after the<br />

moral virtues themselves.” Ibid., p. 44. Vanuit een “welbegrepen eigenbelang” zijn mensen soms toch in staat<br />

tot moedige daden. Bij jou ondergedoken joden meer laten betalen dan de onkosten voor extra eten en<br />

dergelijke is een heikel discussiepunt. Voor Yad Vashem is het voldoende reden om die persoon de Yad<br />

Vashem medaille <strong>van</strong> de “Rechtvaardigen” te weigeren, terwijl Jacques Funkleder <strong>van</strong> de Belgische<br />

Vereniging Het Ondergedoken Kind, die nota bene zelf als kind heeft ondergedoken gezeten, daar weinig<br />

problemen mee heeft, omdat - rekening houdend met het feit dat er grote risico’s aan verbonden waren - men<br />

daardoor toch joden heeft gered. Telefonisch gesprek met J. Funkleder <strong>van</strong> 20.7.2006.


• welwillendheid (het bezitten <strong>van</strong> goede wil) 310<br />

• gewetensvolheid 311<br />

• gezond verstand 312<br />

• zelfstandigheid 313<br />

• zelfbeheersing 314<br />

309 “I define character trait as a complex psychological disposition that can be expressed or realized (1) in<br />

thought, (2) in feeling and emotion, and (3) in action… For a psychological disposition to be a virtue or a vice<br />

it must be a trait of one’s character, that is, it must be a relatively permanent feature of one’s psychological<br />

makeup, not temporary or fleeting… A moral virtue like benevolence is a trait of character that makes the one<br />

who possesses it to some extent morally good or excellent and worthy of respect and admiration… A moral<br />

fault or character defect is the lack of a moral virtue or the possession of a virtue in a weak or truncated<br />

form…[and] a moral vice [are] trait[s] of character that make a person to some extent morally bad or unworthy<br />

and deserving of moral disapproval… Several principal virtues are needed for people to be able to act in<br />

accordance with the prima facie duties that make up the core content of morality [and especially of moral<br />

responsibility in the Holocaust]: benevolence, conscientiousness, courage and self-control, self-knowledge,<br />

practical wisdom, and autonomy.” Ibid., p.45-46. Deze deugden kunnen ook nog variëren in sterkte (meer of<br />

minder) en in bereik (groter of kleiner). “Universal [or unlimited scope] benevolence is especially needed<br />

when the well-being of people outside one’s own society or political community is at stake, for example, in<br />

natural disasters, famine, and war… I also identified several principal vices: cruelty, untrustworthiness,<br />

negligence, greed, cowardice, and self-deception. Once some principal virtues have been identified, it is<br />

necessary to justify the moral judgment that they are indeed good traits that make people who possess them<br />

worthy of respect and admiration; providing this justification can also serve to show that the corresponding<br />

moral defects and vices are morally bad and make people who have them reprehensible… People with the<br />

strongest moral character will have developed a sense of personal identity and integrity based to a large extent<br />

on their moral commitments and values. Consequently, such moral exemplars find it psychologically<br />

impossible to act against their principles even if doing the right thing means risking death.” Ibid., p. 49, 59, 60.<br />

310 The duties that constitute the core content of morality require people to refrain from harming others and to<br />

do good for others in accordance with their role responsibilities or the principle of mutual aid. In short, in<br />

order to live up the basic demands of morality, people must be motivated to act in ways that take into account<br />

the interests of other people; sometimes this involves overriding their own self-interest. Thus it seems quit<br />

plausible to conclude that morality requires people to have considerable nonegoistic and unselfish<br />

psychological capacities of motivation and action, an opinion shared by both common sense and the<br />

mainstream of traditional virtue ethics (secular as well as religious). This view is further confirmed in virtue<br />

ethics, which identifies the two principal virtues of motivation as benevolence and conscientiousness. Both<br />

virtues are demonstrably nonegoistic in nature. The virtue of benevolence can be defined as the character trait<br />

whose salient feature is a direct care or concern for the well-being of other persons for their own sake… a<br />

complex psychological disposition (i.e., a set of tendencies) consisting of, first, thought – a tendency to think<br />

of others, to notice that they need something, to remember that they are ill, and the like, as well as to engage in<br />

mental activities such as taking time to deliberate about the best means to help someone; second, feeling and<br />

emotion – a tendency to worry anxiously when someone is in danger, to be relieved or joyful when someone is<br />

put out of danger; and, third, action – a tendency to do favors, to give help, and to make sacrifice for others…<br />

Thus benevolent people are motivated both to act in accordance with the demands of the core content of<br />

morality and to act beyond the call of duty.” Ibid., p. 41, 45, 50.<br />

311 The virtue of conscientiousness can be defined as a character trait whose salient feature is a strong and<br />

effective sense of duty or obligation… Even though persons acting out of conscientiousness need not have<br />

(and in practice often do not have) any altruistic feelings such as sympathy for the persons they help,<br />

nonetheless, their motives are nonegoistic. They have a sense of duty to the people they help and are likely to<br />

view the help they give as something owed to others as a matter of right. ” Ibid., p. 42.<br />

312 “Practical wisdom is a master virtue in the sense that it mediates all the other virtues… Benevolence in<br />

practice sometimes degenerates into unjustified favoritism… Conscientiousness can all too easily become<br />

mindless rule worship or blind obedience to authority, as it did with Adolf Eichmann and many other<br />

perpetrators of the genocide.” Ibid., p. 54. “Ich hatte zu gehorchen!” Reportage I met Adolf Eichmann, BBC2,<br />

2002.<br />

313 “Autonomy is the trait of being self-directed and intellectually independent in moral matters, with a strong<br />

sense of responsibility for making up one’s own mind in particular situations and for leading one’s own life as<br />

a whole… One especially pertinent example of the importance of autonomy is the fact that thousands of Jews<br />

were actually saved by relatively few individual rescuers. Several studies have found that the people who<br />

rescued Jews were a very small minority among a large majority of perpetrators and bystanders; moreover,<br />

there is some evidence that most rescuers were not only courageous (as one would naturally expect) but were<br />

also autonomous individuals, being very little influenced by social pressure or conventional moral attitudes.”<br />

D.H. JONES, Moral responsibility in the Holocaust, p. 55.<br />

73


• zelfrespect 315<br />

H. Heeft al dan niet gerechtvaardigde morele excuses 316 zoals<br />

• Onwetendheid waaraan men geen schuld heeft 317<br />

• een handeling (per ongeluk of per vergissing) die niet zo bedoeld was 318<br />

• dwang en het gebrek aan mogelijkheden om anders te handelen 319<br />

• verzachtende omstandigheden als onachtzaamheid, roekeloosheid en noodzaak 320<br />

I. Pleegt zelfbedrog 321<br />

314 Zelfbeheersing omvat gematigdheid, moed en geduld. “Temperance… is the classical virtue of self-control.<br />

It consists of the capacity to counter or block desires, especially for pleasure, that threaten to interfere with<br />

doing what is morally right or good… A moral defect in relation to temperance is the trait of impulsiveness.<br />

Vices that interfere with or subvert the virtue of temperance often involve an inordinate or uncontrollable<br />

desire for some good. Examples include greed, which is a voracious need for possessions, especially money<br />

and wealth, though sometimes greed displays itself in willingness to take ad<strong>van</strong>tage of people in dire straits…<br />

Courage is needed to face all kinds of moral challenges, for example, overcoming the social pressure to<br />

conform to conventional anti-Semitism that faced rescuers of Jews during the Holocaust. The salient vice<br />

related to courage is cowardice. Patience is the capacity to manage irritation, provocation, or distraction that<br />

threatens to interfere with doing one’s duty or achieving some morally worthy goal… A related moral fault is<br />

irritability, or, simply, impatience.” Ibid., p. 56.<br />

315 “Justified moral self-respect, based on an honest self-assessment of one’s true moral worth, is a moral<br />

virtue… being relatively free of the vice of self-deception.” Ibid., p. 58.<br />

316 “If the wrongdoer has a justified excuse, the usual inference that he or she is blameworthy is blocked.<br />

Moreover, someone who is blameless for wrongdoing does not deserve overt blame, moral sanctions, or legal<br />

punishment… there is a requirement that the rele<strong>van</strong>t facts appealed to in offering an excuse be objectively<br />

correct… Just deserts is an elemental moral notion that requires us to treat each other fairly, and this means<br />

that we may blame and punish people only if they are blameworthy and/or legally culpable for their<br />

wrongdoing… The importance of justified excuses is demonstrated by the fact that all too often people think<br />

of excuses only in connection with the pervasive, but parasitic, practice of making bogus excuses in order to<br />

avoid blame and punishment that are in fact deserved.” Ibid., p. 63, 67, 76.<br />

317 Wat Jones hier zegt over de (meeste) Duitsers, geldt eveneens voor de meeste Antwerpenaren. “The<br />

historical evidence indicates that it is highly probable that by the end of 1942 a majority of them either knew<br />

or strongly suspected that the Jews were being systematically killed or left to die. So it appears that most<br />

Germans did not have a justified excuse of ignorance… Most Germans lived in cities that saw conspicuous<br />

deportations of Jews, the sudden availability of blocks of vacant apartments, and the Aryanization of Jewish<br />

business.” Ibid., p. 70.<br />

318 “Only nonculpable ignorance and mistakes can serve as valid excuses.” Ibid., p. 17. “Doing something<br />

wrong through negligence does not constitute a valid excuse, despite the act’s being unintentional, because<br />

negligence itself is a moral defect… In general, doing wrong recklessly is more blameworthy than doing it<br />

negligently, precisely because it reflects a conscious willingness to risk harm to others.” Ibid., p. 71.<br />

319 “People who do something wrong are blameworthy only if they ‘could have done otherwise,’ that is, they<br />

had the personal ability and the opportunity to act differently than they did in fact… For instance, a soldier<br />

who acted under threat of dire punishment (e.g., execution) would have a justified excuse for complying with<br />

an order to kill an unarmed Jew… When people are faced with adverse circumstances largely beyond their<br />

control, it is often unfair and unreasonable to expect them to have the degree of self-control and<br />

conscientiousness appropriate to people in affluent societies. The more dire the circumstances, the closer the<br />

case comes to being one in which the person has an excuse because there is no reasonable or fair opportunity<br />

to do otherwise.” Ibid., p. 72, 17, 75.<br />

320 “Of course, stealing food and breaking into locked homes are both prima facie morally wrong and illegal,<br />

but when the motives that prompt these acts are elemental ones, like the desire to avoid starving or the fear of<br />

freezing to death from exposure, the perpetrators are not as blameworthy as they would be otherwise.” Ibid.,<br />

p. 75.<br />

321 “Many of the people who knew or strongly suspected the truth had opportunities to help Jews avoid<br />

deportation without great risk to themselves, and so they had a prima facie duty to give aid. But relatively few<br />

did so. The great majority of Germans [en Antwerpenaren] who failed to live up to the basic duty of mutual<br />

aid are blameworthy for that failure; they are even more blameworthy if they lied about knowing or suspecting<br />

that the Jews were being killed… People who fully acknowledge to themselves the truth that Jews are being<br />

exterminated keep that belief (or knowledge) active by integrating it into their conscious thoughts, reasoning,<br />

emotions, and actions... By contrast, people whose goal is to evade the full self-acknowledgement of<br />

proposition J, the belief that the Jews are being exterminated, engage in one or more of a variety of tactics of<br />

self-deception… The person is motivated by a desire not to know or find out the truth of the matter. Moreover,<br />

some of the tactics used to achieve and sustain this state of ignorance, such as ignoring available evidence and<br />

refusing to look for possible additional evidence regarding the truth of J, clearly violate norms of rationality….<br />

74


J. Ons moreel eindoordeel over deze persoon op basis <strong>van</strong> rationele argumenten<br />

K. Ons gevoel <strong>van</strong> walging tot bewondering voor deze persoon<br />

<strong>Omstanders</strong><br />

“A relatively small number of non-Jews throughout Europe helped and rescued Jews… The<br />

great majority of bystanders in these circumstances were blameworthy for not helping and<br />

rescuing” 322 .<br />

“Helpers and rescuers stand out in sharp contrast to the great majority of people in all<br />

countries, who were either perpetrators or bystanders… Although the numbers of non-Jewish<br />

helpers and rescuers tended to be fairly small in every country, collectively they saved thousands of<br />

victims from extermination. There are no exact figures on the number of Jews saved by individual<br />

helpers and rescuers, but in one recent study the estimates given for each of the countries in which<br />

the Germans perpetrated the Final Solution taken together total nearly 300,000… The number of<br />

individual non-Jews who engaged in help and rescue is unknown. As of 1994, Yad Vashem (Israel’s<br />

Holocaust Memorial Authority) had honoured 11,000 rescuers; however this figure is almost surely<br />

too small. For one thing, Yad Vashem employs a very strict set of criteria in identifying those to be<br />

honoured, which excludes some rescuers who probable deserve recognition… people who helped<br />

only for pay are properly excluded… Even though the exact number of rescuers remains unknown,<br />

some estimates have been made based on memoirs, autobiographies, and interviews with survivors.<br />

The data in one such study indicate that about three hundred Germans were needed to hide sixty-five<br />

Jews because virtually all fugitives stayed with more than one rescuer, usually many more” 323 .<br />

There are different explanations for the choices people made to remain by-standers… It will be<br />

argued that many bystanders had a prima facie duty to render at least some kind of help to victims,<br />

so unless they had a justification or a valid excuse, they were blameworthy for failing to give it.<br />

They had an actual duty, all things considered…” 324 .<br />

The reason for individuals’ choosing to become helpers or rescuers vary. For example, some<br />

people engaged in helping and rescue because they believed (correctly, I shall argue) that it was their<br />

duty… Other people became rescuers because they had a deep personal concern to alleviate the<br />

plight of victims; they were essentially responding out of benevolence; moreover, saving the lives of<br />

Jews gave them a great sense of satisfaction that they were helping to resist Nazism and the values it<br />

represented... Granted, traditional gender roles often resulted in men’s having most of the leadership<br />

roles in rescue networks and resistance organizations… There was also a tendency for women to be<br />

more involved in saving children than men… Both men and women came to the aid of victims<br />

through an outraged sense of justice. In other words, both men and women rescuers possessed moral<br />

Wilful ignorance is a kind of motivated irrationality… Sometimes self-deception can be not only personally<br />

beneficial but also morally good and praiseworthy. For example, people who rescued Jews during the<br />

Holocaust often engaged in self-deception about the objective risk and danger involved in their work. In<br />

occupied Poland, for example, people caught hiding Jews in their home were usually killed on the spot<br />

together wit the Jews… Individual episodes of self-deception have a variety of bad-making characteristics: (1)<br />

being brought about by morally bad motives, (2) causing bad effects on one’s character, (3) giving rise to<br />

wrong acts, and (4) involving secondary projects of evasion that maintain and prolong the state of selfdeception;<br />

When self-deception becomes a full-blown vice (character trait), individual episodes exhibit badmaking<br />

characteristics 1-3. In addition, they are in character for the particular person, which tends to<br />

aggravate the person’s blameworthiness. Furthermore, characteristic 4, remaining in self-deception, becomes<br />

salient, and this also makes the person’s character more reprehensible… Because their state of self-deception<br />

is initially the result of their own intentional and purposeful project of evasion, it constitutes culpable<br />

ignorance… Thus purposeful self-deceptive evasion of acknowledging one’s own wrongdoing or defects of<br />

character, whether it is an isolated episode or one resulting from the vice of self-deception, is almost always<br />

something for which the person is to some degree blameworthy… It is impossible to get direct knowledge of<br />

people’s subjective state of mind, what they really believed, remembered, or intended; this must be inferred<br />

from objective evidence. There are only two kinds of objective evidence rele<strong>van</strong>t to making these distinctions:<br />

the person’s overt behaviour (including self-presentation) and factual evidence (including the testimony of<br />

others) arrived at independently of what the subjects do or say.” Ibid., p. 80, 82, 88, 90, 91.<br />

322 Ibid., p. 230.<br />

323 Ibid., p. 200.<br />

324 Ibid., p. 201.<br />

75


character that exhibits the principal virtues: benevolence, conscientiousness, courage and selfcontrol,<br />

and, of course, practical wisdom.<br />

Another popular explanation for people’s engaging in rescue is that they were motivated by<br />

their religious beliefs. There are two main reasons to doubt this explanation for the helping activity<br />

of all, or even most, rescuers. First, rescuers did not differ significantly from bystanders or<br />

nonrescuers in religious identification, religious education, their own religiosity, or that of their<br />

parents. Second, only 15 percent of rescuers mentioned at least one religious reason for rescuing<br />

Jews” 325 .<br />

Bij de groep protestantse redders en helpers speelde het geloof in ieder geval wel een<br />

belangrijke rol, al verschilde dat ongetwijfeld sterk <strong>van</strong> individu tot individu. Zij waren immers allen<br />

lid <strong>van</strong> de Gereformeerde Kerk, die in Vlaanderen slechts een kleine religieuze minderheid<br />

vertegenwoordigt. Eén <strong>van</strong> de stichters <strong>van</strong> die kerk, Abraham Kuyper, had als slogan: “In het<br />

isolement ligt onze kracht” 326 . Dat isolement en het feit <strong>van</strong> in die jaren zich openlijk te durven<br />

bekennen tot en te behoren tot een religieuze minderheidsgroep in het katholieke Vlaanderen, waar<br />

dat katholicisme, mede dankzij de verzuiling overal erg dominant aanwezig was, verklaren wellicht<br />

waarom er heel wat individuen of echtparen <strong>van</strong> de relatief kleine gemeenschap, die door hechte<br />

vriendschaps-, familie- en huwelijksbanden met elkaar verbonden waren 327 , bereid waren op een of<br />

andere wijze hulp te bieden aan joden, die overigens door deze protestanten werden beschouwd als<br />

het door God “Uitverkoren Volk”. Het verklaart wellicht ook gedeeltelijk waarom niemand <strong>van</strong> de<br />

(aangehouden) redders ooit een <strong>van</strong> de andere redders en helpers <strong>van</strong> deze groep verraden heeft 328 .<br />

Mede hierdoor hebben zoveel <strong>van</strong> de ondergedoken joden het kunnen overleven.<br />

“Perhaps the most significant finding of recent research into the psychology of rescuers is that<br />

they differed markedly from nonrescuers in the degree to which they possessed the characteristics of<br />

“extensivity”, what I have called universal (unlimited scope) benevolence and conscientiousness.<br />

Helpers and rescuers saw Jewish victims of the Final Solution as fellow human beings who were as<br />

deserving as anyone else of their benevolent concern and conscientious fulfilment of basic moral<br />

duties… Acts of help and rescue rele<strong>van</strong>t to this discussion can be divided into two main categories:<br />

acts that are one’s duty (either prima facie or actual, all things considered) and acts that are<br />

supererogatory (above and beyond duty). Regarding the last category, acts that are optional because<br />

they are supererogatory, it is important to note that although every act in this category is a good act,<br />

the degree of goodness can vary greatly… some acts of help and rescue during the Holocaust were<br />

not supererogatory but rather actual duties, all things considered… Virtually all studies of rescuers<br />

find that they tend to deny that they did anything heroic or extraordinary. Many of them explicitly<br />

state that they only did what anyone should have done, that they only did their duty… Consequently,<br />

in many instances when helpers and rescuers maintain that what they were only doing what anyone<br />

ought to have done (i.e., their duty), they were not only expressing their own sincere beliefs, but<br />

those beliefs were also correct. An equally important implication is that many people who were<br />

bystanders and failed to give help or engage in rescue in these circumstances were blameworthy for<br />

having failed to fulfil what was in fact an actual duty for them” 329 .<br />

“The principal criteria for making a decision (judgment) in a particular situation that an act of<br />

help or rescue is one’s actual duty, all things considered, are (1) the relative value of the benefit to<br />

the victim, (2) the value of the help or rescue as an act of resistance to Nazi oppression and values,<br />

and (3) the ability and opportunity of the actor to perform the act. The first conclusion to be<br />

established is that there are many possible acts of help or rescue that had the following<br />

characteristics when evaluated by these three criteria: either (a) they would provide an extremely<br />

325 Ibid., p. 202.<br />

326 Telefonisch gesprek met M. Joosten, 20.7.2006.<br />

327 In deze protestantse gemeenschap, temidden <strong>van</strong> een overwegend katholiek Vlaanderen, kende bijna<br />

iedereen iedereen, en waren veel families door huwelijken met elkaar verbonden. De voorkeur voor kandidaathuwelijkspartners<br />

voor de zonen of dochters ging immers vaak uit naar geloofsgenoten.<br />

328 Jones haalt een vergelijkbaar geval aan <strong>van</strong> leden <strong>van</strong> een religieuze minderheid: “Andre Trocme and his<br />

wife Magda were the nucleus of a rescue network consisting of themselves and other members of the<br />

Huguenot church that Andre served as pastor. There was no single motive or reason for these French peasants’<br />

involvement in rescue; among the reasons were Christian love, a sense of duty, and a spirit of resistance to<br />

both Nazi Germany and Vichy France that reflected the community’s own experience with past persecution as<br />

a minority religion.” Ibid., p. 224.<br />

329 Ibid., p. 202-206.<br />

76


valuable benefit such as survival or rescue to a victim or victims or (b) they had great value as acts<br />

of resistance to Nazi oppression and values, or both; and (c) not only helpers and rescuers, but also<br />

many bystanders, had both the ability and the opportunity to perform these possible acts” 330 .<br />

“The rescuer had not only to find a secure hiding place (often in his or her home) but also had<br />

to supply food and, in most cases, dispose of bodily waste, often under the watchful eyes of<br />

suspicious neighbors, police, and German occupation authorities… Other kinds of helping activities<br />

included giving temporary shelter or allowing a victim to rest; providing clothes, shoes, and so on,<br />

and providing escort or giving directions to safe places. One especially valuable, and surprisingly<br />

frequent, form of help consisted of ad<strong>van</strong>ce warnings of impending searches, raids, and roundups…<br />

Help often took the form of not doing something that would harm a victim; acts of omission could<br />

be just as valuable as positive help… how relatively easy it would have been for a great many<br />

bystanders to give victims all kinds of help if they had been so inclined… In addition to contributing<br />

to (or achieving) the physical survival of victims, they also represented a recognition (by the helpers<br />

and rescuers) of the humanity and individual personhood of each victim. These acts showed the<br />

victims that they were still cared for and respected as members of the human community. Moreover,<br />

this recognition and respect had profound moral meaning and value for victims, many of whom had<br />

experienced nothing but hostility and indifference from most people for months or years. Most<br />

studies of Holocaust victims emphasize that the psychological suffering caused by the humiliation,<br />

stigmatization, and social isolation of victims was just as devastating as physical deprivation and<br />

harm… The most profoundly devastating effect, however, came with the recognition that the<br />

Germans truly meant to kill each and every Jewish person they could get their hands on, including<br />

children. The distinct value of acts of help and rescue that comes from their being an expression of<br />

solidarity with and respect for victims can be most readily recognized in what I call acts of kindness<br />

(for want of a better term). Many acts were performed that may well have benefited a victim in one<br />

of the ways discussed so far but were performed primarily as an expression of sympathy and respect<br />

for victims… Each act of help or rescue was also potentially an act of resistance to this onslaught<br />

and an expression of protest against the immoral ideology upon which it was based” 331 .<br />

“One way of bringing the noninstrumental values of kindness and resistance into sharp relief<br />

is to view them in light of the not inconsiderable number of people who rescued victims only for<br />

pay. (These purely mercenary rescuers must be kept distinct from those who asked the Jews whom<br />

they hid for money because they were so poor that they could not have afforded to keep them<br />

otherwise.) Acts of rescue that were motivated only by monetary reward would nevertheless have<br />

very great instrumental value for victims, of course, but they had no value to them either as<br />

expressions of respect, recognition, and human solidarity, or as acts expressing protest against Nazi<br />

oppression.<br />

Although there was much that needed to be done for victims, the great majority of people<br />

were bystanders; they did nothing to help. If my analysis of the ethics of help and rescue is correct,<br />

all bystanders had at least a prima facie duty to render help to victims. Some of them (perhaps a<br />

majority) had actual duties, all things considered, in particular situations. In this section I sort<br />

through at least some of the principal explanations for not helping. I identify and distinguish<br />

explanations that constitute a justification or an excuse (thereby blocking blame altogether),<br />

explanations that mitigate blame, and explanations that bring discredit on the bystander and result in<br />

blameworthiness. A fairly large number of people had an ethical justification for not helping because<br />

of conflict with a serious role responsibility. For example, a married couple with several children<br />

and frail, elderly parents to take care of could reasonably refrain from attempting rescue…. It is also<br />

seems quite probable that in many cases they had a sufficient justification for not helping, namely,<br />

that they had a conflicting and overriding obligation to care for their families. Consequently, they<br />

acted rightly and were not blameworthy. There is some evidence to support this conclusion. One<br />

study found that a quarter of rescuers had children who were put at risk, and many of these rescuers<br />

report that they were criticized for it” 332 .<br />

In all regions of Europe bystanders greatly outnumbered helpers and rescuers, even though<br />

many of them had some opportunities to act without great risk. It seems reasonable to conclude that<br />

remaining a bystander in such circumstances was often wrong and blameworthy... It seems fairly<br />

330 Ibid., p. 207.<br />

331 Ibid., p. 209-211.<br />

332 Ibid., p. 213-214.<br />

77


clear that most bystanders who engaged in self-deception were blameworthy for doing so” 333 . En het<br />

was niet dat men het niet wist. Médard Schuytens’ oorlogsdagboek is een belangrijke, historische<br />

bron, die een goed beeld geeft <strong>van</strong> wat een opmerkzame, zich zo goed mogelijk informerende<br />

Antwerpse omstander indertijd kon weten i.v.m. de identificatie en registratie <strong>van</strong> zijn joodse<br />

stadsgenoten, hun vervolgens progressief toenemende uitsluiting uit het openbaar en economisch<br />

leven, hun isolatie en concentratie, om tenslotte uit te monden in hun brutale arrestatie en de daarop<br />

volgende deportatie en exterminatie.<br />

“We can begin to gain a fuller appreciation for the reasons why so many actual helpers and<br />

rescuers truly deserve our admiration by looking at a few more people who displayed the<br />

characteristics that made their acts clearly ‘above and beyond duty’. I refer to these people as<br />

morally committed rescuers” 334 . En Jones haalt hier dan o.a. het voorbeeld aan <strong>van</strong> de 17-jarige<br />

Stefania Podgorska Burzminska die 13 joden redde in Polen, waaronder een nicht <strong>van</strong> Sylvie<br />

Reichman, namelijk Danuta Karfiol, en haar partner Henryk Diamant 335 . “Because the rescuers<br />

risked their lives by acting in the face of great danger, their actions bring credit to them; they are<br />

praiseworthy and admirable… These rescuers all had enormous self-control and courage.. These<br />

morally committed rescuers had a sense of personal identity that made it psychologically impossible<br />

for them not to render help and engage in rescue, even though in doing so they faced great risks to<br />

their own lives that they did not have an actual duty to help. Individual rescuers had differing<br />

conceptions of themselves, of course, but they all had one or more of the following characteristics:<br />

(1) a conception of themselves as caring and compassionate persons together with an especially<br />

strong universal form of the virtue of benevolence, including a disposition to act out of care and<br />

concern despite great risk or danger, which would have manifested itself in deep remorse and a sense<br />

of shame if they had failed to help victims whose lives were at risk; (2) a conception of themselves<br />

as just and honourable persons together with an especially strong universal form of the virtue of<br />

conscientiousness, particularly concerning the duty of mutual aid, which would have manifested<br />

itself in feelings of guilt and shame if they had failed to fulfil that duty with regard to victims whose<br />

lives were at risk; or (3) a conception of themselves as independent and rational persons together<br />

with especially strong forms of the virtues of practical wisdom and autonomy, which would have<br />

manifested themselves in feelings of guilt and shame if they had failed to follow their own<br />

conscience, had engaged in self-deception, or had become bystanders out of fear. People who have a<br />

sense of personal identity consisting of commitments and values like these, and have developed the<br />

moral character to exemplify it, are very likely to find it psychologically impossible to act contrary<br />

to it. Their sense of integrity will not allow it. Again and again rescuers make statements like ‘I<br />

really had no choice; I couldn’t refuse to help’ and ‘if I had not helped, I wouldn’t have been able to<br />

live with myself.” The rescuers’ statements seem to mean that, from their point of view, or given the<br />

way they felt at that moment, they could not see any other way to act… To be psychologically<br />

unable not to help victims is not a character defect or a vice; it is a state of virtue or excellence. After<br />

all, what is personal integrity except the inability to bring oneself to do things that one sincerely<br />

believes are wrong or bad and the inability not to try one’s utmost to do things that one sincerely<br />

believes are right or good.<br />

333 Ibid., p. 216-217.<br />

334 Ibid., p. 217-218.<br />

335 We bespreken dit heroïsche <strong>verhaal</strong> in het kort onder 1.4 de familieleden <strong>van</strong> Sylvie Reichman.<br />

78


1 2 3 4 5 6 7 8 9<br />

Uitzonderlijk<br />

slecht of<br />

afkeurenswaardig<br />

(kwaadaardig)<br />

Zeer<br />

slecht<br />

Slecht Onvoldoende Niet<br />

goed<br />

Niet<br />

slecht<br />

Voldoende Goed Zeer<br />

goed<br />

79<br />

Uitzonderlijk<br />

goed of<br />

prijzenswaardig<br />

– – – – – – – – – – ± + ++ +++ ++++<br />

<strong>Omstanders</strong><br />

Médard<br />

Schuyten<br />

Wim<br />

Schuyten<br />

A B C D E F G H I J K<br />

Handeling<br />

of<br />

keuze<br />

om iets<br />

te doen<br />

of om<br />

iets<br />

niet te<br />

doen<br />

Weet<br />

dat het<br />

moreel<br />

goed of<br />

slecht<br />

is<br />

Doet<br />

het<br />

bewust<br />

Doet<br />

het<br />

vrijwillig<br />

Vanuit<br />

een<br />

moreel<br />

goed of<br />

slecht<br />

motief<br />

Ernst<br />

<strong>van</strong> de<br />

han-<br />

deling<br />

Karakter<br />

(trekken)<br />

bezittend<br />

als<br />

welwillend,<br />

gewetensvol,<br />

gezond<br />

verstand,<br />

zelfstandig,<br />

zelfbeheersing,<br />

zelfrespect<br />

Gerechtvaardigde<br />

morele<br />

excuses<br />

zoals<br />

onwetendheid,<br />

vergissing<br />

of dwang<br />

Zelfbedrog<br />

Moreel<br />

eindoordeel<br />

op basis<br />

<strong>van</strong><br />

rationele<br />

argumenten<br />

++ + ++++ +++ + + – – – + +<br />

++++<br />

Gevoel<br />

<strong>van</strong><br />

walging<br />

tot<br />

bewondering<br />

Helpers en<br />

redders<br />

Klaas Sluys ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++<br />

X Julia ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++<br />

Henri<br />

Schuyten<br />

++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ +++ +++<br />

X Margriet +++ +++ + ++<br />

René<br />

Schuyten<br />

++++ ± ++++ ++++ – ++++ ++++ +++ ++++<br />

X Nelly + ± ± ± – +++ – – + – – ++ +<br />

Charles<br />

Hendrickx<br />

+++ +++ _ +++ _ _ ++ ++<br />

X Yvonne +++ ++++ ++ +++<br />

Door +++ +++ _ +++ _ _ ++ ++<br />

Hendrickx<br />

X Isabella +++ +++ ++ ++<br />

Henri Rooze ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++<br />

X Truus ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++<br />

John<br />

Polderman<br />

+++ +++ +++ ++ ++ ++<br />

X Lea ++<br />

Toine Rooze + + + + + ++ + + +<br />

Youra ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++<br />

Livschitz 336<br />

Jean<br />

Franklemon<br />

Robert<br />

Maistriau<br />

++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++<br />

++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++<br />

336 Het <strong>verhaal</strong> over deze drie verzetslui: zie verder Hoofdstuk II, punt 1.5 & M. SCHREIBER, Stille rebellen. De<br />

overval op de 20 e deportatietrein naar Auschwitz, Amsterdam – Antwerpen, Atlas, 2001 (repr. 2002). De<br />

informatie met betrekking tot hun overval op het XXe transport wordt in het kort weergegeven in de<br />

schitterende reportage die hierover werd gemaakt: Judentransport XX, Eye2Eye Media Productie, 2003. We<br />

zetten de Youra Livschitz hier wel bij de redders, maar we zullen hem nog eens vermelden bij de <strong>slachtoffers</strong>.


HOOFDSTUK II. DE SLACHTOFERS<br />

0. HERMENEUTISCHE KNOOPPUNTEN M.B.T. DE SLACHTOFFERS<br />

• Zijn er bepaalde karaktertrekken of temperamenten die “typisch” zijn voor <strong>slachtoffers</strong> die het<br />

overleefden enerzijds en voor <strong>slachtoffers</strong> die het niet overleefden anderzijds?<br />

• Zijn getuigenissen <strong>van</strong> genocide<strong>slachtoffers</strong> betrouwbaar? Zijn zij bruikbaar in eventuele<br />

processen tegen de <strong>daders</strong>? Wat is de waarde <strong>van</strong> foto- en beeldmateriaal als bewijsmateriaal?<br />

Wat is “de waarheid”? Is dat de waarheid <strong>van</strong> de overwinnaars?<br />

• Hoe kan je geweldloos blijven in dergelijke situatie <strong>van</strong> onderdrukking en vervolging? Hoe kan<br />

je iets doen (voor de naaste) zonder in de spiraal <strong>van</strong> geweld te geraken die voor zovelen het<br />

einde betekent?<br />

• Hadden de joden zich niet beter verzet tegen hun deportatie? Waarom zijn ze hier niet in opstand<br />

gekomen, zoals ze bijvoorbeeld wel deden op 19 april 1943, toen enkele jonge, moedige mensen<br />

in het joodse getto <strong>van</strong> Warschau naar de wapens grepen, nadat duidelijk was geworden wat er<br />

met de gedeporteerden gebeurde?<br />

• Hoe kan je spiritueel zulke wrede, bloedige conflicten overleven? Is er nog toekomst überhaupt<br />

voor vergeving en liefde na wat er hier gebeurd is?<br />

• Hoe leef je verder als slachtoffer als zovelen <strong>van</strong> je geliefden, dierbaren, familieleden of<br />

vrienden nooit meer zijn teruggekeerd? Als je <strong>van</strong> hen nooit echt afscheid hebt kunnen nemen,<br />

bv. omdat je niet wist dat dit een afscheid voor eeuwig was? Ben je niet voorgoed het<br />

vertrouwen en het geloof in de goedheid <strong>van</strong> de mens kwijt? Wat houdt overlevenden overeind?<br />

• Waarom lijden zo veel overlevenden <strong>van</strong> de shoah onder een schuldgevoel; iemand die het geluk<br />

heeft gehad gered te worden, terwijl zo veel anderen de pech hadden gedood te worden?<br />

1. DE OVERLEVENDEN<br />

1.1 EDITH HÖNIG 337<br />

Figuur 53 Edith Hönig, 11.9.1944 (DV, Dossier<br />

Edith Hönig, 3219080)<br />

Figuur 54 Edith Hönig in Bilthoven (NL), de<br />

eerste gemeente die op eigen initiatief dit bord<br />

plaatste, 1942 (Archief Edith Hönig) 338<br />

337 Edith Honig (°Wenen, Oostenrijk, 24.6.1926)<br />

338 Edith Hönig verduidelijkt in een e-mail <strong>van</strong> 1.6.2005: “Wat Bilthoven betreft - daar hebben we nooit<br />

gewoond - de foto was daar toevallig genomen - ik vond het zo interessant - het was de eerste gemeente in<br />

Nederland, die op eigen initiatief dit bordje plaatste...”<br />

80


Het relaas <strong>van</strong> mw. Sluys heb ik met interesse gelezen. Het was mij alsof er een sluier werd<br />

gelicht, en de personen in kwestie kwamen me weer levendig voor de geest 339 .<br />

Het <strong>verhaal</strong> begint met Gotti Finkel: de jongen die 's nachts over de velden liep om zijn werk<br />

te kunnen uitvoeren en zodoende in het onderhoud <strong>van</strong> zijn gezin, en in het bijzonder zijn blinde<br />

moeder, te voorzien.<br />

Als, volgens het <strong>verhaal</strong>, de zakenrelatie de heer Hönig ten tonele verschijnt, hebben diens<br />

twee dochters al heel wat beleefd: eerst naar Frankrijk gevlucht 340 ; daarna, na de mislukte poging<br />

de demarcatielijn te overschrijden, terug naar België, alwaar het weerzien met de ouders. Immers,<br />

de eerste oproepen voor de z.g. werkkampen golden voor de jongere generatie, en dit noopte deze<br />

dochters (lees: mijn zuster en ik) eerder tot vluchten dan onze ouders.<br />

Door een jarenlange zakenrelatie was er een hechte band ontstaan tussen mijn vader en de<br />

heer Sluys - hecht genoeg om toen de nood aan de man kwam diens hulp in te roepen. Dit had tot<br />

gevolg dat wij jongeren plus de tante enige weken op de Withof mochten vertoeven. Ik herinner<br />

me dit verblijf als één <strong>van</strong> de gelukkigste perioden <strong>van</strong> mijn totale onderduiktijd. Wij beschikten<br />

over een eigen badkamer; en zelfs meen ik mij een kleine zijkamer te herinneren waar we naar<br />

hartelust naar radiomuziek mochten luisteren.<br />

Deze muziek bestond voor een groot deel uit Duitse amuzementsmuziek, maar op onze<br />

leeftijd en onder deze omstandigheden was elke muziek welkom.<br />

Zodra het donker werd werden we “gelucht”, en ik herinner ik me de avondwandelingen in de<br />

prachtige tuin. Tot mijn schande moet ik bekennen, dat er een groot aantal perziken <strong>van</strong>af de toen<br />

in bloei staande bomen aan onze gulzigheid ten prooi vielen - iets, dat, naar ik hoop, ons na zoveel<br />

jaren door de familie vergeven is.<br />

Onze maaltijden waren geregeld; zij vonden beneden in de gemeenzamenlijke eetkamer<br />

plaats. Bijgebleven zijn mij ook de gebeden en dankzeggingen voor en na de maaltijden. Zeer<br />

zeker waren de maaltijden juist toen gezegend!<br />

Groot was onze teleurstelling, toen gepaard gaande met afkeuring <strong>van</strong>wege onbegrip, toen<br />

ons op zekere dag werd meegedeeld dat wij naar elders moesten vertrekken. Zeker beseften we<br />

toen noch welk gevaar de familie Sluys liep om ons te herbergen noch dat we plaats moesten<br />

maken voor andere joodse vluchtelingen die, evenals wij tevoren, zonder onderkomen waren en<br />

bij de familie Sluys waren aangeland. Dit laatste vernam ik pas voor het eerst in het <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong><br />

mw. Sluys.<br />

Toen wij later vernamen, dat de heer Sluys was gearresteerd, was ons ter ore gekomen dat er<br />

zich in de Withof een clandestiene drukkerij bevond. Ook waren er joden aangehouden die zich<br />

toen in die villa ophielden.<br />

Wat mw. Sluys niet noemde is dat er in Edegem een aantal boeren was die joden opnam.<br />

Weliswaar eisten zij hiervoor een hoge prijs 341 , maar, gezien het risico dat zij namen, vonden wij<br />

339 In tegenstelling tot Lieve Wouters, die de tekst <strong>van</strong> Julia Schuyten wel bewerkte met het oog op de<br />

publicatie, heb ik aan de schrijfstijl <strong>van</strong> Edith Hönig niets gewijzigd. Alleen hier en daar heb ik een komma<br />

toegevoegd om de leesbaarheid te verbeteren.<br />

340 Lily en Edith Hönig vluchtten eerst samen met Heinz Schindler uit Amsterdam, omdat de oproepen voor de<br />

zogenaamde werkkampen eerst de jongeren betrof. Heinz Schindler woonde toen al bij de familie Hönig,<br />

omdat hij in Amsterdam aan een razzia ontsnapt was, en het sindsdien te riskant werd om nog naar zijn ouders<br />

terug te keren, die ook in Amsterdam woonden. Het doel <strong>van</strong> de tocht was om via Frankrijk Zwitserland te<br />

bereiken. De drie jongeren werden op die vlucht vergezeld <strong>van</strong> tante Anna, de ouders <strong>van</strong> Heinz Schindler, de<br />

zuster <strong>van</strong> Ediths moeder, Thea Gross en haar echtgenoot Philip Landau. Op weg naar onbezet Frankrijk<br />

werden ze ’s nachts door Duitsers ontdekt. De drie jongeren en tante Anna liepen wat achter en konden<br />

daardoor vluchten, terwijl de anderen in de handen <strong>van</strong> de Duitsers vielen. Zij werden opgepakt en via het<br />

verzamelkamp daar naar Polen gestuurd. Ze zijn nooit meer teruggekomen. Sindsdien werd Heinz Schindler<br />

door de ouders <strong>van</strong> Edith beschouwd als hun pleegzoon. E-mail <strong>van</strong> Edith Hönig <strong>van</strong> 1.6.2005.<br />

341 Wellicht betaalden de joden vooral voor het eten dat moest gekocht worden op de zwarte markt. Zoals blijkt<br />

uit het getuigenis <strong>van</strong> Julia Schuyten en uit het oorlogsdagboek <strong>van</strong> M.C. Schuyten (http://www.deliving.be/vervolging/Oorlogsdagboek1.pdf<br />

) schoten de prijzen op de zwarte markt de hoogte in tot men voor<br />

bepaalde zaken exorbitante prijzen moest neertellen. Op 19 september 1939 betaalt René Schuyten, die<br />

gemobiliseerd is, 65 centiem per ei aan de arme boer waarbij hij gelogeerd is. (Kobe, Brief <strong>van</strong> Kobe, in<br />

Vlaanderen voor Kristus, jg. 1, 19 september 1939, p. 89.) Op 21 januari 1941 kan Josephina Rigouts, de<br />

vrouw <strong>van</strong> Médard Schuyten, in het geheim nog eieren kopen aan 3 fr. het stuk. Op 5 maart 1944 betaalt ze<br />

voor een ei 10 fr. het stuk. Op 24 februari 1941 kan men nog een bruin plakkerig brood kopen <strong>van</strong> 900g aan 4<br />

81


dit redelijk. Deze boeren behoorden tot dezelfde kerkgezindheid als de familie Sluys; dit uitte zich<br />

in een hechte eenheid en bescherming <strong>van</strong> de joden. Als ik mij niet vergis waren er in de periode<br />

oktober-november ong. 15 à 18 joden in Edegem ondergedoken.<br />

Figuur 55 vlnr Edith Hönig, Heinz Schindler, Selma Finkel, Gottfried Finkel en Lily Hönig in<br />

de tuin <strong>van</strong> het huis <strong>van</strong> Door Hendrickx, Drie Eikenstraat 59 te Edegem, 1943 (Archief Edith<br />

Hönig)<br />

Door een ongelukkige omstandigheid kwam er begin 1943 een einde aan deze periode in de<br />

vorm <strong>van</strong> een razzia en werden de meeste “onderduikers” gearresteerd, waaronder mijn oom 342 , die<br />

zich in één der boerderijen bevond. Het gelukte deze op weg naar Polen uit de trein te springen, en<br />

hij heeft nog vele jaren in de V.S. geleefd tezamen met zijn vrouw, die toentertijd op dezelfde<br />

boerderij verbleef maar zich had weten te verstoppen 343 .<br />

Het moet mij <strong>van</strong> het hart dat mijn zuster en ik – de enige overlevenden <strong>van</strong> die periode – ons<br />

leven aan de familie Sluys te danken hebben: aan hun hulp toen wij geen uitweg hadden; aan<br />

hun overtuiging dat ze door hoger hand uitverkoren waren om ons joden een helpende hand<br />

toe te steken en om medegeloofsgenoten te kunnen overtuigen hetzelfde te doen.<br />

Waarom pas nu met al deze gegevens te voorschijn gekomen? Waarom niet eerder contact<br />

gezocht om onze redders onze dankbaarheid te tonen? Indien u enigszins op de hoogte bent <strong>van</strong> de<br />

zegels <strong>van</strong> 2,50 Bfr. Op 25 juni 1944 kost een brood 40-45 Bfr. (M.C. SCHUYTEN, Oorlogsdagboek, p. 70, 78,<br />

163, 208). <strong>Een</strong> verdrie- tot vervijfvoudiging <strong>van</strong> de prijzen was de regel. De ondergedoken joden, afgesneden<br />

<strong>van</strong> alle informatie <strong>van</strong> de buitenwereld, konden deze prijsstijgingen niet controleren, en sommigen hebben<br />

daaruit wellicht geconcludeerd dat zij een hoge prijs moesten betalen voor hun onderduiken. Dit idee werd<br />

wellicht nog versterkt door het zeer vervelende gevoel dat gepaard ging met de steeds oplopende uitgaven voor<br />

voedsel, terwijl men tegelijkertijd zonder enige bron <strong>van</strong> inkomsten zat, waardoor de spaarcenten of het eigen<br />

kapitaal als het ware smolt als sneeuw voor de zon. Daar kwam nog bij dat men onmogelijk kon schatten<br />

hoelang de oorlog nog zou duren, hetgeen moet hebben gezorgd voor een permanente toestand <strong>van</strong> angst en<br />

(ook financiële) onzekerheid. Aan de andere kant heeft ons onderzoek ook uitgewezen dat de aanvragen <strong>van</strong><br />

Door en Charles Hendrickx om erkend te worden als “Politiek Ge<strong>van</strong>gene”, inclusief de geldelijke voordelen<br />

hieraan verbonden, door de 2 de Aanvaardingscommissie voor Politieke Ge<strong>van</strong>genen en hun Rechthebbenden<br />

worden afgewezen “aangezien hij valt onder de toepassing <strong>van</strong> art.5, 5° der wet <strong>van</strong> 26/2/1947, de personen<br />

bedoelend die door de vijand aangehouden werden wegens daden gesteld onder winstbegjag.” DO, Dossier<br />

Hendrickx (Charles) Maria-Carolus-Josephus, 16.1.1953. En bij de redenen voor de negatieve beslissing<br />

aangaande de aanvraag <strong>van</strong> Charles Hendrickx staat: “Overwegende dat verzoeker zijn aanvraag steunt op het<br />

verbergen <strong>van</strong> joden; Overwegende dat hij blijkbaar met winstbejag heeft gehandeld daar deze opgespoorden<br />

hem 150 Bfr. per dag en per persoon betaalden.” DO, Dossier Hendrickx (Charles) Maria-Carolus-Josephus,<br />

16.1.1953.<br />

342 Israel (Igo) Gross, ingeschreven op de transportlijst <strong>van</strong> het XXste konvooi onder nr. 1265, geboren<br />

4.4.1897 te Padworno (Polen), bontwerker, sprong inderdaad <strong>van</strong> de trein en vervoegde nadien terug de andere<br />

onderduikers in Brussel.<br />

343 Zij was blond met blauwe ogen en zat buiten op het toilet. Toen een Duitser de deur <strong>van</strong> het toilet opende,<br />

en haar zag zitten, zei hij: “Entschuldige!” en liet haar verder met rust, waarschijnlijk niet vermoedende dat<br />

ook zij een joodse was. E-mail <strong>van</strong> Edith Hönig, 31.5.2005.<br />

82


psychische ontwikkelingen <strong>van</strong> velen onzer lot- en geloofsgenoten weet u ook dat velen onder ons<br />

het verleden probeerden te verdringen en trachtten zich slechts met de toekomst bezig te houden. In<br />

mijn eigen geval was dat Israel, waar ik 16 jaar heb gewoond. Dit waren mooie, hoewel tevens<br />

moeilijke jaren. De terugkeer naar Europa bracht mij ook weer nader tot het verleden. Ik heb enige<br />

jaren in België gewoond, doch voelde me niet rijp voor een confrontatie met deze episode.<br />

<strong>Een</strong>s ben ik wezen kijken naar de plaats in Edegem waar we ondergedoken waren; tevens was<br />

ik op zoek naar de Withof in Boechout en probeerde me een beeld te maken <strong>van</strong> de tijd <strong>van</strong> toen.<br />

Wie zal zeggen waarom ik juist nu navraag naar deze periode heb gedaan - nu, waar Dora zo dichtbij<br />

woont en zelf zo dikwijls in mijn straat heeft gelopen om haar zieke schoonvader te bezoeken en ook<br />

niet de moed heeft gehad mij op te zoeken. Misschien is het nu de juiste tijd om over de drempel te<br />

stappen, elkaar te omarmen, en met elkaar te praten over de tijd en de mensen <strong>van</strong> toen, waar<strong>van</strong> de<br />

meesten er niet meer zijn.<br />

Edith Sanders, 11 augustus 1995<br />

En Edith Hönig vervolgt in 2005 344 :<br />

Het <strong>verhaal</strong> begint in 1942, toen ik amper 17 jaar oud was. Niet alles wat er gebeurde was me<br />

toen even duidelijk; tevens kan ik me <strong>van</strong>daag niet herinneren, hoe een en ander precies in zijn werk<br />

is gegaan 345 .<br />

Het reeds door mij vertelde <strong>verhaal</strong> over het verblijf bij de familie Sluys speelde zich af<br />

gedurende slechts enkele weken. De bedoeling was immers, dat we <strong>van</strong>af daar naar andere adressen<br />

zouden worden doorgestuurd, en wel naar boeren in het dorp Edegem die kerkgenoten waren <strong>van</strong><br />

Klaas Sluys en Joden bij zich opnamen tegen vergoeding.<br />

Veel later heb ik begrepen, dat René Schuyten als contactpersoon optrad – een vrolijke<br />

jongeman die ons af en toe kwam opbeuren.<br />

Na ons verblijf in de Withof belandden we bij de familie Hendrickx te Edegem. Ze woonden<br />

in een alleenstaand huis in de Drie Eikenstraat. Het had twee verdiepingen. De bovenverdieping<br />

zou gedurende enige maanden ons verblijf worden.<br />

Figuur 56 Het huis <strong>van</strong> Door Hendrickx, Drie Eikenstraat 59, Edegem, voorheen Molenstraat<br />

Bij onze aankomst troffen wij Gottfried Finkel aan, die destijds in de boekhouding <strong>van</strong> Klaas<br />

Sluijs werkte was. Gottfried's (Gotti's) ouders en zuster, Selma, waren toen in Hasselt<br />

344 Dit vervolg schreef Edith Hönig speciaal op mijn aanvraag. Ik ben haar daar zeer erkentelijk voor.<br />

345 Over de periode voorafgaand aan het onderduiken, schrijft Edith Hönig: “We zijn dus <strong>van</strong>uit Amsterdam<br />

gevlucht – eerst mijn zuster, Heinz Schindler en ik, want de oproep voor de zogenaamde werkkampen waren<br />

eerst voor de jongeren. Heinz Schindler woonde toen al bij ons – hij was in Amsterdam aan een razzia<br />

ontsnapt en sindsdien niet meer naar zijn ouders gegaan, die ook in Amsterdam woonden. Later kwamen mijn<br />

ouders naar Belgie – toen waren wij al terug uit Frankrijk en dat was de periode <strong>van</strong> de fam Sluys. Het moet<br />

Augustus geweest zijn – een of twee weken, zoals ik al schreef, maar helaas kan ik je geen preciese datum<br />

daarover noemen. Het doel <strong>van</strong> onze tocht naar Frankrijk was niet om Spanje te bereiken, maar Zwitserlandhetgeen<br />

dus niet gelukt is.Wij gingen op weg naar Frankrijk met Lilly, tante Anna, de ouders <strong>van</strong> Heinz<br />

Schindler, de zuster en zwager <strong>van</strong> mijn moeder Thea en Fhilip Landau en ik. Met ons achten dus. Helaas<br />

kwamen we met ons vieren terug – tante Anna, Heinz Schindler, Lilly en ik. Op weg naar onbezet Frankrijk<br />

werden we in de nacht door Duitsers ontdekt - Wij vieren, die dus gered zijn hadden het geluk achter te lopen<br />

en konden vluchten, terwijl de ouders <strong>van</strong> Heinz en mijn oom en tante Landau in de handen <strong>van</strong> de Duitsers<br />

vielen, ze zijn opgepakt en via het verzamelkamp aldaar naar Polen gestuurd en nooit meer teruggekomen.”<br />

E-mail <strong>van</strong> Edith Honig <strong>van</strong> 1.6.2005.<br />

83


ondergedoken. Mijn ouders, die toen ook uit Nederland waren overgekomen, werden evenals mijn<br />

zuster, Lilly, bij René Schuyten zelf ondergebracht.<br />

De familie Hendrickx bestond uit vader en moeder Hendrickx plus hun zoon Eduard, die toen<br />

nog thuis woonde. Er was nog een dochter, Angèle, die toen haar eerste kind verwachtte, elders<br />

woonde, maar dagelijks naar de winkel kwam, waar boter en andere zuivelproducten werden<br />

verkocht. Er was nog een andere zoon, Charles, die met Yvonne getrouwd was en een dochtertje<br />

had 346 . Ook dit gezin nam Joodse onderduikers in huis. 347<br />

Figuur 57 Edith Hönig, Selma Finkel en Lilly Hönig in achtertuin <strong>van</strong> fam. Hendrickx te<br />

Edegem, 1943 (Archief Edith Hönig)<br />

Bij de familie Hendrickx waren wij op een goed moment met z’n tienen: [bovenste rij <strong>van</strong><br />

links naar rechts] mijn ouders en mijn zuster Lilly (die inmiddels <strong>van</strong>uit René Schuyten waren<br />

overgeplaatst), ikzelf, Gotti, [onderste rij <strong>van</strong> links naar rechts] diens ouders en zuster, Selma,<br />

(inmiddels overgekomen <strong>van</strong>uit Hasselt), mijn vaders zuster Anna Hönig-Kron, en Heinz<br />

Schindler 348 .<br />

Figuur 58 Sigmund<br />

Hönig, 11.9.1944<br />

Figuur 63 Markus<br />

Finkel, 15.7.1929<br />

Figuur 59 Rosa<br />

Gross, 11.9.1944<br />

Figuur 64 Laura<br />

Eisig, 15.7.1929<br />

Figuur 60 Lily Hönig,<br />

4.7.1946<br />

Figuur 65 Selma<br />

Finkel, 18.3.1947<br />

Figuur 61 Edith<br />

Hönig, 11.9.1944<br />

Figuur 66 Anna<br />

Hönig, 10.9.1941<br />

84<br />

Figuur 62 Gottfried<br />

Finkel, 11.2.1947<br />

Figuur 67 Heinz<br />

Schindler, 11.9.1944<br />

346 Wat in het <strong>verhaal</strong> niet helemaal klopt is, dat Charles en Yvonne één dochtertje hadden. Liliane Hendrickx<br />

was al in 1942 geboren als tweede kind. E-mail <strong>van</strong> Frank Rooze (man <strong>van</strong> Liliane Hendrickx) <strong>van</strong> 22.5.2005.<br />

347 O.a. de oom <strong>van</strong> Edith, Igo Gross, en diens vrouw, Rosalie Berlstein.<br />

348 Al deze foto’s komen uit de dossiers <strong>van</strong> de betrokken personen bij de Dienst Vreemdelingenzaken. De<br />

referenties worden later bij hun individuele fiches gegeven.


Figuur 68 Igo Gross, 7.7.1942 (DV,<br />

Dossier Israel Gross, A318886)<br />

Figuur 69 Rosalie Berlstein, 30.11.1939 (DV, Dossier Israel<br />

Gross, A318886)<br />

Mijn moeders broer Igo 349 en diens vrouw, Rosl, waren toen in hetzelfde dorp ondergedoken,<br />

en wel bij de reeds eerder genoemde Charles Hendrickx. Daar woonde eveneens een Joods<br />

onderduiker, Jo Polak. Het was deze Jo Polak die de ramp veroorzaakte waardoor we uit Edegem<br />

moesten vluchten 350 . Niet beseffend aan welk gevaar hij zichzelf en ook ons blootstelde reisde hij nl.<br />

geregeld op en neer naar Antwerpen voor afleiding en vermaak. Hij zag er nogal typisch Joods” uit,<br />

en werd daardoor op een zeker moment achtervolgd en zijn schuilplaats in Edegem ontdekt 351 .<br />

Er bleef kennelijk nog genoeg tijd om ons te waarschuwen, en zo liepen wij op klaarlichte dag<br />

met z’n allen pardoes de straat op. We bleven tot de avond aan de wandel. Toen de nacht inviel<br />

klopten wij op goed geluk bij een boerderij aan waar we, in de hoop dat het “goede” mensen waren,<br />

om onderdak vroegen.<br />

Als ik me goed herinner kwam René Schuyten ons daar opzoeken, maar ik weet niet hoe hij er<br />

achter kwam waar wij op dit moment zaten. In elk geval was het hij, die ons ergens anders zou<br />

indelen 352 .<br />

Nu kwam er opeens een zekere mijnheer Hutterer in het spel. Dit was dus in de winter <strong>van</strong><br />

1943 353 . Hij was zelf een in België wonende maar in Oostenrijk geboren Jood, maar slaagde erin dit<br />

349 Edith Hönig schrijft: “Oom Igo is in ± 1937 uit Oostenrijk gevlucht - ik herinner me, dat wij - mijn vader,<br />

een andere oom (Fhilip Landau) en ik als kind <strong>van</strong> 12 jaar met onze auto naar de grens <strong>van</strong> Duitsland zijn<br />

gereden en hem daar, met nog drie ooms en mijn grootvader hebben afgehaald. Het was in de buurt <strong>van</strong> Venlo,<br />

daar stond een cafe, gedeeltelijk op Nederlandse bodem en gedeeltelijk op Duitse bodem. Zo kwamen ze op de<br />

ene kant naar binnen en op de andere kant stonden wij te wachten. <strong>Een</strong> of twee weken tevoren waren de<br />

echtgenotes op dezelfde manier overgekomen (waaronder tante Rosl en tante Anna). We brachten ze naar<br />

Amsterdam, waar ze enige weken bleven (uiteraard illegaal) en gingen toen door naar België, waar schijnbaar<br />

de vluchtelingen beter toegang hadden.” E-mail <strong>van</strong> Edith Hönig <strong>van</strong> 31.5.2005.<br />

350 Edith Hönig schrijft echter: “Zover ik me de verhalen herinner, was het niet Jo Polak die de boel verraadde,<br />

maar Mevr. Bremer. Haar werd door de Duitsers beloofd, dat als ze de namen <strong>van</strong> de ondergedoken Joden in<br />

Edegem zou doorgeven, zij en haar kind gespaard zou blijven. Hetgeen natuurlijk toch niet gebeurde en ze<br />

evengoed werd doorgestuurd.” E-mail <strong>van</strong> Edith Honig <strong>van</strong> 11.6.2005.<br />

351 Jonas Polak zal in de Dossinkazerne nog proberen te ontsnappen, maar hij wordt gevat en daar zeer zwaar<br />

voor mishandeld. Hij wordt met het nr. 1235 op het XXste transport gezet. Hij overleeft Auschwitz, keert dan<br />

naar zijn geboorteland Nederland terug, huwt er en zou daar na een aantal jaren zelfmoord gepleegd hebben.<br />

Telefonisch gesprek met Edith Hönig <strong>van</strong> 1.6.2005, 2.8.2006.<br />

352 Deze situatie is een perfecte illustratie <strong>van</strong> wat Marion Schreiber schrijft: “De nog in België wonende joden<br />

werden [het voorjaar <strong>van</strong> 1943] door…. zorgen gekweld. Het net werd steeds strakker om hen aangetrokken.<br />

Diegenen die waren ondergedoken zaten in kelders, op zolders en op eigenlijk onbewoonbare kamertjes, ze<br />

durfden niet meer de straat op of naar de dokter. Ze waren met huid en haar aangewezen op de welwillendheid,<br />

het geduld en de generositeit <strong>van</strong> de Belgische kennissen of buren die hun onderdak verschaften en hen in hun<br />

schuilplaats <strong>van</strong> levensmiddelen voorzagen. In de ogen <strong>van</strong> de steeds meedogenlozer optredende<br />

bezettersjustitie maakten zij zich allemaal strafbaar. Hulp aan vogelvrij verklaarde joden werd bestraft met<br />

opsluiting in een Duits concentratiekamp.” M. SCHREIBER, Stille rebellen. De overval op de 20 e deportatietrein<br />

naar Auschwitz, Amsterdam –Antwerpen, Atlas, 2001 (repr. 2002), p. 195. Zeker een aantal onder hen,<br />

waaronder Heinz Schindler konden tijdelijk terecht in het klooster <strong>van</strong> de Zusters <strong>van</strong> Sint-Vincentius à Paulo,<br />

Kerkstraat 5 te Mortsel. DV, Politieverslag <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> St.-Joost-ten-Noode <strong>van</strong> 10.11.1944, Dossier<br />

Schindler, Heinz, 2014544.<br />

353 Vermits Edith Hönig naar eigen zeggen bij het onderduiken altijd in het gezelschap is gebleven <strong>van</strong> Heinz<br />

Schindler, weten we uit een politierapport <strong>van</strong> 10.11.1944 dat dit niet klopt. Volgens Heinz Schindler zullen<br />

zij reeds op 8 april 1943 hun intrek nemen in de Rue de la Ferme, 53 en daar blijven tot aan de bevrijding.<br />

Ibid.; E-mail <strong>van</strong> Edith Hönig <strong>van</strong> 9.1.2006.<br />

85


laatste feit gedurende de hele oorlog te verbergen. Hij was tandarts en werkte zelfs de hele oorlog<br />

door in zijn praktijk 354 . Op de een of andere manier slaagde hij erin ons een verblijfplaats in Brussel<br />

te bezorgen, (rue de la Ferme 53 in St. Josse) evenals een Belgisch echtpaar dat in hetzelfde huis<br />

kwam wonen en ons met voedsel en andere levensbehoeften voorzag.<br />

Figuur 70 Onderduikadres (<strong>van</strong> 1943 tot 1944) <strong>van</strong> de families Hönig & Finkel Rue de la<br />

Ferme 53 te Brussel, kort na de bevrijding (Archief Edith Hönig)<br />

Het staat me niet meer bij, op welke wijze we <strong>van</strong>uit Edegem naar Brussel verhuisden, maar<br />

het moet wel in het donker zijn geweest, want ik heb pas na de bevrijding het huis gezien waarin we<br />

<strong>van</strong> nu af aan zo lang zouden verblijven!<br />

Inmiddels was nu het geld <strong>van</strong> mijn vader op dat hij uit Nederland mee had genomen, en<br />

niemand <strong>van</strong> de ondergedokenen was kapitaalkrachtig. Mijn vader moest dus op zoek naar (een)<br />

andere geldbron(nen). Ik heb er geen idee <strong>van</strong>, hoe het contact nu weer tot stand kwam, maar pas na<br />

de oorlog hoorde ik dat het alweer de familie Sluys was die in de bres sprong, en vader een flinke<br />

som leende. Dit bracht natuurlijk een groot risico met zich mee, omdat niemand er zeker <strong>van</strong> kon<br />

zijn, dat wij de oorlog zouden overleven en het geld dus zouden kunnen terugbetalen. Ook hoorde ik<br />

na de oorlog, dat mijn vader al gauw de schuld kon aflossen, en wel door het feit dat hij in Brussel<br />

snel goede zaken kon doen dank zij de hoogconjunctuur die zich daar spoedig ontwikkelde 355 .<br />

Figuur 71 vlnr (tante) Anne Kron, moeder Rosa Gross, een Engelse soldaat, Heinz Schindler,<br />

vader Sigmund Hönig, Edith Hönig in rue de la Ferme te Brussel, kort na de bevrijding<br />

(Archief Edith Hönig)<br />

354 Deze mijnheer Hutterer had geen kinderen. Telefonisch gesprek met Edith Hönig, 2.8.2006. Voorlopig<br />

vonden we over hem niet meer informatie. Ook bij het JMDV is hij niet bekend.<br />

355 In de zakelijke Balans <strong>van</strong> Klaas Sluijs-Schuyten <strong>van</strong> 1944 (zie bijlagen) staan aan de debetzijde o.a. H.<br />

Schuyten –Anwerpen voor 18.000 fr., Jan Blokland – Deurne voor 154.750 fr., René Schuyten – Edegem voor<br />

15.225 fr., Mme Grosz – in Ballingschap voor 31.203,60 fr., Mme Grünspan – Antwerpen voor 85.732,95 fr.,<br />

I[sidoor] Hendrickx – Edegem voor 25.000 fr., Parfumerie Isis [de zaak <strong>van</strong> René Schuyten] – Edegem voor<br />

50.750 fr., S. Hönig – Amsterdam –Brussel voor 376.338,03 fr; In de zakelijke Balans <strong>van</strong> Klaas Sluijs-<br />

Schuyten <strong>van</strong> 1945 staan aan de debetzijde o.a. H. Schuyten – Antwerpen voor 18.000 fr., Jan Blokland –<br />

Deurne voor 150.000 fr., René Schuyten – Edegem voor 75.025 fr., [Mme Grosz – in Ballingschap niet meer],<br />

Mme Grünspan – Antwerpen voor 90.876,95 fr., I[sidoor] Hendrickx – Edegem voor 25.000 fr., Parfumerie<br />

Isis [de zaak <strong>van</strong> René Schuyten] – Edegem voor 50.250 fr., [S. Hönig – Amsterdam –Brussel niet meer]. De<br />

balansen <strong>van</strong> 1944 en 1945 <strong>van</strong> “Industrie & Handelsmaatschappij Boechout” (Archief Dora Eikelboom-<br />

Sluys). Hieruit kunnen we afleiden dat Klaas in ieder geval heel wat geld leende aan verschillende mensen, en<br />

eveneens wat de kostprijs was <strong>van</strong> het later onderduiken <strong>van</strong> Myriam Grosz en haar drie kinderen. Vermits<br />

niemand <strong>van</strong> hen de oorlog overleefde, kon de som ook niet worden terugbetaald en werd zij het jaar daarop<br />

ook niet meer opgenomen in de boekhouding. Wat we ook zien is dat het grote bedrag dat S. Hönig in de loop<br />

der jaren <strong>van</strong> Klaas had geleend, in 1945 al volledig blijkt terugbetaald te zijn.<br />

86


Brussel ontpopte zich inderdaad direct tot een bruisende stad en werd snel een centrum <strong>van</strong><br />

het zakenleven - waarschijnlijk door de snelle bevrijding en haar gunstige ligging. Dit was ook één<br />

<strong>van</strong> de redenen dat we pas begin 1946 naar het reeds ruim een half jaar eerder bevrijde Nederland<br />

terugkeerden 356 .<br />

Nu terug naar 1943.<br />

Het huis in de rue de la Ferme had twee verdiepingen. Wij verbleven met z'n tienen boven, het<br />

Belgische echtpaar nam haar intrek op de benedenverdieping. De man, wiens voornaam Louis<br />

was, was cipier in een Brusselse ge<strong>van</strong>genis. Hij kwam ons geregeld bezoeken, en vertelde ons dan<br />

uitvoerig, wat er zich daar en elders in de stad had afgespeeld. Hij was een opgewekt iemand, vooral<br />

wanneer hij een glaasje op had – en dit gebeurde nog al eens. We wisten, dat hij het met de<br />

waarheid niet altijd even nauw nam, maar we accepteerden dit graag, wetend, dat hij dit deed om ons<br />

wat op te vrolijken.<br />

Gedurende deze <strong>van</strong> de winter [correctie: 8 april] 1943 t/m de bevrijding [4 september 1944]<br />

anderhalf jaar later durende periode, waarin we niet eenmaal het huis uit durfden te komen, waren er<br />

slechte maar ook goede momenten. Op een dag vernamen we bijvoorbeeld, dat het huis zou worden<br />

verkocht. De nieuwe eigenaar wilde het <strong>van</strong> binnen bekijken. Wat te doen met al die onderduikers…<br />

<strong>Een</strong> paar <strong>van</strong> ons verstopten zich in het kolenhok. Dit kon zgn. niet worden geopend, met het<br />

argument, dat de sleutel zoek was. Verder werd er een stuk in scène gezet in de vorm <strong>van</strong> een<br />

naaikransje: in een kamer waren een paar vrouwen bezig kleren te repareren. <strong>Een</strong> andere kamer werd<br />

omgetoverd tot studievertrek, waar een paar jongeren onder ons zich vlijtig over hun boeken bogen.<br />

Alles zag er normaal uit, en we waren er<strong>van</strong> overtuigd, dat we het er goed <strong>van</strong> hadden afgebracht.<br />

Veel later, na de oorlog, vernamen we, dat de nieuwe koper wel degelijk op de hoogte was<br />

<strong>van</strong> onze identiteit, en, om ons geen angst aan te jagen, het spel mee had gespeeld. Dit was een <strong>van</strong><br />

vele bewijzen, dat er ook goede mensen rond liepen, wiens hart op de goede plaats zat. Even goed<br />

hadden we verraden kunnen worden, want zo langzamerhand was er een aantal mensen, die <strong>van</strong> ons<br />

bestaan afwist. Er heerste bij ons inderdaad steeds de angst verraden, opgepakt en doorgestuurd te<br />

worden naar een <strong>van</strong> de ons reeds bekende kampen. Het zwaard <strong>van</strong> Damocles hing ons constant<br />

boven het hoofd.<br />

Nog een voorval dat het vermelden waard is. Er werd een Engels vliegtuig neergeschoten. De<br />

piloot redde zich met een parachute, en kwam terecht in de… rue de la Ferme! De hele straat werd<br />

afgezet, en er volgde een klopjacht <strong>van</strong> huis tot huis. Tot ons geluk, doch zeker niet tot dat <strong>van</strong> de<br />

piloot, werd hij niet ver <strong>van</strong> ons huis gevonden, en werd het zoeken gestaakt.<br />

Hoe zag ons leven er uit? We probeerden er het beste <strong>van</strong> te maken en het voor zover<br />

mogelijk in normale banen te laten lopen. Ieder had een taak, bv. aardappel schillen - iets, waaraan<br />

ieder een hekel had. Maar ons hoofdmenu bestond uit aardappelen, dus men moet in overweging<br />

nemen, hoeveel aardappelen eraan te pas kwamen. Er kwam geen einde aan de berg!<br />

We zorgden echter ook voor afleiding en amusement, hoe vreemd dit ook moge klinken<br />

gezien onze omstandigheden. Zo hielden we op zaterdag regelrechte godsdienstoefeningen. Er<br />

werden gebeden gezegd, met de daartoe behorende uitleg en discussie. Het is bij ons gewoonte, bij<br />

elke dienst een preek <strong>van</strong> de rabbijn te horen te krijgen. Deze taak werd afwisselend door ons<br />

vervuld. Ik meen me te herinneren, dat er interessante en leerrijke stof <strong>van</strong> een hoog niveau ter<br />

sprake kwam.<br />

Ook werd er af en toe een toneelstuk opgevoerd, over een bijbels onderwerp. Zo het bekende<br />

<strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> de twee moeders die streden over het bezit <strong>van</strong> een baby, en de wijze oplossing <strong>van</strong><br />

koning Salomon. Of er werd op een hete dag een opdracht gegeven de dag door te brengen onder de<br />

leuze <strong>van</strong> "een zomerdag aan het strand".<br />

Hoewel we weinig kleren bezaten improviseerden we strandkleding, en toverden een<br />

bloemengieter plus een ladder om tot een openbare douche aan het strand. Onze pret en<br />

uitgelatenheid valt niet te beschrijven. <strong>Een</strong> en ander verschafte ons de nodige uitlaat waarop we<br />

weer enige tijd konden teren.<br />

Ikzelf had ergens een Engels leerboek weten te bemachtigen. Zo probeerde ik onze<br />

gedwongen situatie enigszins te benutten door een kennis te vergaren die me later, zoals zou blijken,<br />

uitstekend <strong>van</strong> pas zou komen. Verder zijn niet te vergeten onze bridge en rummy tournooien. Deze<br />

356 Op 12.4.1946 keren Sigmund Hönig en zijn vrouw terug naar Nederland. DV, <strong>Een</strong> “Avis de départ<br />

d’étranger, 12.4.1946.<br />

87


hielden ons soms dagen achter elkaar bezig; immers, veel bezaten we niet, maar wel tijd. Het leidde<br />

er echter wel toe, dat ik in mijn verdere leven een hekel heb overgehouden aan alles, wat met<br />

kaartspelen te maken heeft - zeer tot teleurstelling <strong>van</strong> hen, die het nu wel graag zouden willen, en<br />

waarbij ik in de letterlijke betekenis des woords tot spelbreekster wordt bestempeld!<br />

<strong>Een</strong> prettige gebeurtenis die in de rue de la Ferme plaatsvond betrof mijn oom Igo. Reeds<br />

genoemd als onderduiker bij Charles Hendrickx, werd hij op die rampzalige dag, veroorzaakt door<br />

Jo Polak, ontdekt en naar de beruchte kazerne te Mechelen overgebracht. Vandaar werd hij op<br />

transport naar het Oosten gezet. Echter, dit betrof het beroemde treintransport XX! Nadat dit door<br />

partisanen tot stilstand was gebracht, wist ook hij te ontsnappen. Het duurde hem twee dagen om te<br />

voet naar Brussel terug te keren. Hij had daar voor de oorlog gewoond en zocht zijn oude adres op.<br />

De buren daar wisten <strong>van</strong> onze verblijfplaats in de rue de la Ferme en brachten hem naar ons toe. U<br />

begrijpt ons aller blijdschap, vooral die <strong>van</strong> zijn vrouw, Rosl.<br />

Op deze wijze kwamen wij het jaar door, steeds hopend op een goede wending in de oorlog<br />

die ons uiteindelijk onze vrijheid zou teruggeven. Onbeschrijflijk is onze blijdschap toen dit in<br />

september 1944 inderdaad gebeurde: Brussel werd door de geallieerden bevrijd. We gingen met z'n<br />

allen op het balkon staan om voor het eerst na lange tijd de vrije hemel te zien, en om te kijken hoe<br />

de straat eruit zag die we tot nu toe slechts door een gaatje in een gordijn hadden kunnen<br />

waarnemen. Wij jongeren hadden er in ons jeugdige enthousiasme minder moeite mee, maar, zoals<br />

we pas later begrepen, was dit niet direct het geval onder de ouderen onder ons. Bij sommigen is het<br />

nooit geheel verdwenen.<br />

Al met al mochten we <strong>van</strong> geluk spreken, dat we op deze wijze de oorlog waren<br />

doorgekomen, en mensen zoals Klaas en Julia waren tegengekomen die ons het leven hebben gered.<br />

Niet voor niets zijn zij geëerd door Yad Vashem. Moge dit ten goede komen <strong>van</strong> hun nageslacht,<br />

die met recht trots mogen zijn op hun ouders en grootouders.<br />

EPILOOG 357<br />

357 Edith Hönig schetst in een e-mail <strong>van</strong> 4.6.2005 een beetje de geschiedenis <strong>van</strong> haar familie: “Het gaat<br />

natuurlijk over 1942, - in 1941 zat ik nog hoog en droog in Nederland. Toevallig weet ik precies de datum <strong>van</strong><br />

ons vertrek uit Nederland - op 24 Juni 1942 (het was een Vrijdag) werd ik 17 jaar en op Maandag , 27 Juni<br />

gingen we op de vlucht naar Belgie. Ik heb er zelfs een foto <strong>van</strong> (mijn verjaardag). Ik had al een paar keer<br />

geschreven, dat we hoogstens een maand bij Julia en Klaas zijn gebleven - de meesten, die bij ze waren,<br />

bleven er een korte tijd - dan werden ze naar andere adressen gebracht. Ik meen me wel iets te herinneren, dat<br />

mijn ouders heel korte tijd bij de fam. Schuyten sen[ior, zijnde Henri Schuyten en Margaretha Oudheusen, de<br />

ouders <strong>van</strong> Julia] hebben gezeten, maar heel korte tijd - dat moet in de tijd geweest zijn, toen wij in Frankrijk<br />

zaten om naar Zwitserland te vluchten. Nu afkomst <strong>van</strong> mijn ouders: beide zijn in Polen geboren -<br />

onafhankelijk <strong>van</strong> elkaar. Mijn moeders vader is waarschijnlijk eerder naar Oostenrijk - Wenen vertrokken. Hij<br />

heette Leib Gross en was handelaar <strong>van</strong> beroep - waarschijnlijk vertrok hij elders wegens slechte economische<br />

toestand in Polen. Mijn grootmoeder (<strong>van</strong> moeders kant) heette Scheindel Gross en vluchtte in 1915 uit Polen<br />

wegens de Pogroms, die toen plaats vonden in Polen. Ik herinner me uit de verhalen <strong>van</strong> mijn moeder, dat ze<br />

op weg ging via brandende dorpen met haar kinderen Rosa (mijn moeder,) Thea, Munio, en Max, die nog een<br />

baby was en ze op de arm droeg. Igo schijnt toen al in Wenen geweest te zijn, die was de oudste. Dus er waren<br />

toen 5 kinderen,veel later is de jongste zoon in Wenen geboren, hij was een laatkomer (mijn grootmoeder was<br />

toen al over de veertig). Wat mijn vader betreft - zijn vader heette Ascher (Joodse naam - de gewone ken ik<br />

niet) was rentmeester <strong>van</strong> een rijke Poolse boer, die alles door mijn grootvader liet regelen. Mijn vader is ook<br />

op die boerderij opgegroeid, evenals de andere kinderen. Er waren 6 kinderen - de oudste (naam ken ik niet)<br />

veel later in de eerste Wereldoorlog gesneuveld, dan mijn vader Sigmund, Anna, Rosa, Regina, en de jongste<br />

Julek. Mijn vader is als jongeman <strong>van</strong> 16 of 17 jaar naar Wenen gegaan, waar hij later in het leger ging. Ik<br />

denk, dat hij daar met Igo Gross kennis maakte en <strong>van</strong>daar de connectie met mijn moeder. Nog vermeld - deze<br />

grootouders zijn destijds gescheiden - mijn grootvader was een grote rokkenjager en is mijn grootmoeder <strong>van</strong><br />

hem weggelopen. Ze woonde later zeer armmoedig en had weinig middelen <strong>van</strong> bestaan. Bij een <strong>van</strong> mijn<br />

bezoeken in Polen heb ik haar ontmoet. Zij is later in een concentratiekamp omgekomen, eveneens haar oudste<br />

dochter Rosa. Anna is dus de tante, die met mij bij Klaas en Julia voor een paar weken was ondergedoken. Zij<br />

was getrouwd met Karl Kron, die toen door de Fransen aan de Duitsers werd overgeleverd, was in een kamp in<br />

Perpingnon, <strong>van</strong>daar naar Polen en nooit meer teruggekeerd. Terug naar de fam. Hönig, dus <strong>van</strong> mijn vader.<br />

Zijn zuster Rosa bleef altijd in Polen wonen, toen de oorlog begon, is haar man en oudste zoon naar Rusland<br />

gevlucht, hebben het daar overleefd en zijn later naar Israel geëmigreerd (intussen beide overleden) Rosa en<br />

haar twee andere kinderen Sigi en Sara zijn naar concentratiekamp gevoerd en hebben het niet overleefd.<br />

Regina was eveneens haar oudere zuster Anna naar Wenen gegaan, daar gevlucht - het <strong>verhaal</strong> ken je al.<br />

Regina is met een niet-joodse Pool getrouwd, waardoor ze veilig was voor transport, had twee zoons, die nu in<br />

88


Over de hierin genoemde personen is het volgende bekend:<br />

• Klaas Sluijs: Gedurende de oorlog in de Withof gearresteerd. Veroordeeld tot 3 jaar<br />

dwangarbeid voor het in bezit zijn <strong>van</strong> een illegale drukkerij, en ter dood veroordeeld voor het<br />

onderbrengen <strong>van</strong> Joden - dit laatste vonnis, uit te voeren na de dwangarbeidperiode. Gelukkig<br />

voor hem kwam de oorlog vroegtijdig ten einde 358 . Is in 1965 overleden.<br />

• Julia Sluijs: in 2005 overleden.<br />

• René Schuyten emigreerde met zijn vrouw, Nel, na de oorlog naar Canada, alwaar hij kort<br />

daarna ten gevolge <strong>van</strong> een ongeluk met een tractor om het leven kwam.<br />

• Familie Hendrickx: 20 jaar geleden ontmoeting met de dochter, Angèle. Ouders toen al<br />

overleden. Verder geen contact.<br />

• (Tandarts) Hutterer: heeft ons enkele malen tijdens onze onderduik in Brussel bezocht. Na de<br />

oorlog nog enkele keren gezien; daarna geen verder contact.<br />

• (Cipier) Louis: is kort na de oorlog overleden, naar wij vernamen ten gevolge <strong>van</strong> overmatig<br />

drankgebruik.<br />

• Mw. Hermans (Louis' partner): heeft nog geruime tijd in Brussel geleefd, waar wij contact met<br />

haar onderhielden. Ook werd zij enkele malen door mijn vader naar Nederland uitgenodigd.<br />

• Jo Polak: samen met Igo Gross bij de familie Charles Hendrickx gearresteerd en naar Polen<br />

gedeporteerd. Overleefde het kamp, keerde naar Nederland terug, alwaar hij trouwde, en - zoals<br />

wij hebben vernomen - kort daarna zelfmoord pleegde.<br />

Van de ONDERGEDOKENEN zijn na de oorlog Gotti Finkel met Lilly en Heinz Schindler met<br />

Selma gehuwd. Van deze vier is <strong>van</strong>daag nog slechts Selma in leven, woont in Canada en lijdt<br />

helaas aan een ernstige vorm <strong>van</strong> MS. Israel (Igo) Gross en Rosl zijn kort na de oorlog naar de<br />

Verenigde Staten geëmigreerd. Beiden zijn daar overleden. Anna [Kron-Honig] bleef altijd in<br />

België wonen, waar zij 20 jaar geleden is overleden. 359 Mijn ouders zijn in Nederland blijven<br />

Duitsland wonen, Hans en Gerard Thomke (volgens de naam <strong>van</strong> de Poolse vader. Ik heb contact met ze. Dan<br />

is er de jongste broer <strong>van</strong> mijn vader Julek - hij was beroepsvoetballer en wist via een wedstrijd in het<br />

buitenland (ik meen Turkije) te vluchten langs omwegen naar Israel. Daar is hij in 66 of 67 overleden, heeft<br />

drie kinderen in Israel, maar ik heb weinig contact met ze. Terug naar de broers en zuster <strong>van</strong> mijn moeder -<br />

Thea is dus de tante, die met Fhilip Landau was getrouwd. Ze hadden een dochter, die echter bij de geboorte<br />

beschadigd was, heeft echter tot ongeveer haar dertiende of veertiende jaar geleefd, de laatste jaren in een<br />

inrichting geweest te Apeldoorn, is op natuurlijke wijze overleden. - haar naam was Tilly. Mijn oom en tante<br />

zijn dus in Frankrijk opgepakt en doorgestuurd. Over Igo weet je nu ook het meeste. Dan heb je Munio<br />

(Mozes) die met Trude (?) getrouwd was, ze hadden twee dochters in de leeftijd <strong>van</strong> 6 en 7 jaar Judith en Elly.<br />

Men heeft ze bij een familie laten onderduiken, waar ze verraden werden en op transport gesteld - nooit<br />

teruggekomen. Trude is in 68 overleden. Munio is naar Israel geëmigreerd, daar overleden. Blijft nog jongste<br />

broer Simon, die in Wenen was geboren, via omwegen naar Israel gekomen, had twee dochters, die in een<br />

kibbutz leven met hun gezinnen en veel nakomelingen, de dochters heten Tami en Ora - ik heb contact met ze.<br />

Ben de broer Max vergeten - die is in de oorlog <strong>van</strong> België naar Frankrijk gevlucht met zijn gezin (dochters<br />

Erika en Gerti, later nog een zoon gehad, die mongool was. Zijn na de oorlog naar Belgie teruggekomen en<br />

nog later naar Israel. Max was getrouwd met Sophie(?), beide zijn overleden, de dochters Erika en Gerti leven<br />

in Israel en heb ik contact met ze.”<br />

358 Hier zitten duidelijk een aantal fouten in. Zo werd Klaas niet veroordeeld tot drie jaar, maar tot twee jaar,<br />

en werd hij vervroegd vrijgelaten. Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys, Feldgericht, Feldkommandatur 520,<br />

St.L. VI nr.60/43 (Archief Marnix Sluys)<br />

359 Uit een “Intrekking <strong>van</strong> ambtelijke afschrijving” <strong>van</strong> 22.09.1944 kunnen we afleiden dat Anna Hönig-Kron<br />

(°Libusza, Polen, 3.3.1898) dan al terug in Antwerpen is. Aangehecht aan een “Bericht <strong>van</strong> aflevering <strong>van</strong><br />

inschrijving in het vreemdelingenregister Model C” <strong>van</strong> 23.10.1945, is een verslag <strong>van</strong> kwartieragent<br />

Berckmans <strong>van</strong> 1.11.1944 waarin staat: “a) De genaamde Honig Chana vr Kron Karl geboren te Libusza (Pol)<br />

den 3/3/1898 wonende alhier Genraal <strong>van</strong> Merlestraat N°1 dochter <strong>van</strong> Mauritz en <strong>van</strong> Aftergoed Sala vav<br />

Poolsche Nationaleteit Bewoont er eene kamer by Van BEURDEN Jan Belg waar zy is ondergedoken geweest<br />

<strong>van</strong> Augustus 42. b) Belanghebbende oefent geen beroep uit heeft geene inkomsten of eigendommen word<br />

gesteund door het Comite ter verdediging <strong>van</strong> de joodsche belangen…” DV, Dossier Anna Hönig, nr.<br />

A323181. Dit verslag is echter niet ondertekend door Anna Hönig zelf. Deze informatie klopt dus duidelijk<br />

niet, vermits het duidelijk is dat zij op verschillende plaatsen heeft ondergedoken gezeten om uiteindelijk in<br />

Brussel terecht te komen, waar zij zal verblijven tot de bevrijding in september 1944. Bovendien had zij ook<br />

niet de Poolse nationaliteit maar de Duitse. Eigenlijk had zij Oostenrijkse nationaliteit, maar na de Anschluß<br />

werden alle Oostenrijkers Duitsers. Zie hiervoor o.a. het Inlichtingsbulletijn inzake vreemdelingen <strong>van</strong><br />

89


wonen. Na de dood <strong>van</strong> mijn vader in 1974 nam mijn moeder haar intrek bij Lilly in België. Na de<br />

dood <strong>van</strong> Gotti in 1981 emigreerden zij beiden naar Israël, waar mijn moeder in 1992 en mijn zuster<br />

in 2003 overleed. Ikzelf emigreerde kort na de oorlog naar Israël, verhuisde daarna naar België en<br />

woon momenteel in den Haag. Edith Sanders, Den Haag, 23 mei 2005<br />

1.2 DE FAMILIELEDEN VAN EDITH HÖNIG<br />

Voor de familieleden hebben we het <strong>verhaal</strong> niet volledig uitgeschreven, omdat er uiteindelijk<br />

weinig verbanden waren met het basis<strong>verhaal</strong>. Daarom geven we een overzicht <strong>van</strong> de informatie die<br />

onze opzoekingen hebben opgeleverd. Deze officiële documenten bevatten soms toch een schat aan<br />

informatie over deze <strong>slachtoffers</strong>, en over hun lotgevallen als onderduikers. Belangrijke informatie<br />

die wel verband houdt met het basis<strong>verhaal</strong> hebben we daarom in het vet gezet. Al deze informatie<br />

werd ook doorgespeeld aan de nabestaanden 360 .<br />

Sigmund Hönig en Rosa Gross<br />

Gottfried Finkel en Lily Hönig<br />

Markus Finkel en Laura Eisig<br />

Selma Finkel en Heinz Schindler<br />

Karl Kron en Chana Hönig<br />

Igo Gross en Rosalie Berlstein<br />

Op Karl Kron na overleefden allen de oorlog dankzij de hulp <strong>van</strong> zovele redders en helpers.<br />

Datum <strong>van</strong><br />

het feit<br />

Aard <strong>van</strong> het Document en rele<strong>van</strong>te informatie Archief en<br />

datum<br />

document<br />

Sigmund Hönig (°Siedlistla of Siedlisk(a), Oostenrijk,<br />

28.2.1896, Oostenrijkse/fabrikant op 18.8.1938),<br />

X te Wenen op 11.12.1921<br />

met Rosa Gross (°Nadwurna, 15.5.1899/ Poolsche/zonder<br />

beroep)<br />

10.9.1941 (DVV, dossier Anna Honig, A323181) Uit hetzelfde document blijkt dat zij op dat ogenblik haar<br />

beroep niet uitoefent en wordt ondersteund door de Commissie <strong>van</strong> den Openbare Onderstand.<br />

Uit een geschreven document uit 5.10.1951 kunnen we afleiden dat zij (financieel) wordt geholpen door een<br />

broer die in Nederland woont. Het gaat hier dus om Sigmund Hönig, Ediths vader. Uit een ander schrijven <strong>van</strong><br />

de politie <strong>van</strong> Schaarbeek <strong>van</strong> 25.9.1951 blijkt: “HONIG, Chana, n’exerce aucune profession, et ne possède ni<br />

permis de travail ni carte professionelle. Elle déclare être aidée pécunièrement par son frère résident en<br />

Hollande à raison de 150 florins par mois. L’intéresée n’ayant aucun moyen d’existence contrôlable, nous<br />

émettons un avis défavorable quant à la délivrence de la carte d’identité pour étrangers. ˝<br />

Haar man, Chaïm (Karl) Kron (° Czchiatyn, Polen, 22.4.1898), was de zoon <strong>van</strong> Salomon Kron en Sara<br />

Schacheter. Op een uittreksel uit het register <strong>van</strong> overlijdensakte (<strong>van</strong> 28.6.1955) staat dat Karl Kron overleden<br />

is op 1.1.1943 op een onbekende plaats, en dat hij voordien woonde in de Statiestraat 24 te Antwerpen.<br />

360 “Beste Jan, Ben helemaal paf <strong>van</strong> die dokumenten die je gestuurd hebt zoals mijn geboorte als officieel<br />

papier en dan de hele geschiedenis <strong>van</strong> mijn vader en moeder, ik kon er weer niet <strong>van</strong> slapen... en dan Tante<br />

Anna Kron en Tante Rosl Gross....” E-mail <strong>van</strong> Judith Regison-Finkel <strong>van</strong> 1.1.2006. “Beste Jan, Bedankt voor<br />

je laatste mails, wat betreft onze familie. Het is deze week 25 jaar sinds mijn vader is overleden. Je kunt je<br />

voorstellen, hoe belangrijk het voor mij is om net nu deze dokumenten te ont<strong>van</strong>gen....” E-mail <strong>van</strong> Danielle<br />

Karmi-Finkel, 1.1.2006. “Heb je epistel over Heinz en Selma ont<strong>van</strong>gen - met gemengde gevoelens, want alle<br />

onderduikadressen <strong>van</strong> hem waren dezelfde die ik had. Ben er ook wat wijzer <strong>van</strong> geworden, dingen, die ik<br />

vergeten was. Bv. hoelang we bij Sluys verbleven. Heinz was een soort Pleegbroer <strong>van</strong> me - ik kende hem al,<br />

toen ik 15 jaar was, heb ook zijn ouders gekend (was erbij,toen ze in Frankrijk door de Duitsers opgepakt<br />

werden, samen met mijn oom en tante Landau) Hij is ook altijd bij ons blijven wonen tot hij in Amsterdam<br />

met Selma trouwde. Dus misschien heb je hieraan iets, wil je ook altijd verdere informatie geven (zolang mijn<br />

gezondheid het toelaat)” E-mail <strong>van</strong> Edith Honig <strong>van</strong> 9.1.2006.<br />

361 Deze documenten werden één voor één gefotografeerd. Het lezen <strong>van</strong> de documenten kon daardoor thuis<br />

gebeuren. Het heeft het voordeel dat zo een document altijd nog kan gecontroleerd en geconsulteerd worden.<br />

90<br />

Nr.<br />

foto 361


Figuur 72 Sigmund Hönig,<br />

11.9.19, DV<br />

Figuur 73 Rosa Gross,<br />

11.9.1944, DV<br />

1.9.1936 Sigmund licht op papier <strong>van</strong> zijn firma Helios zijn aanvraag tot het<br />

bekomen <strong>van</strong> een visum voor een paspoort toe. “Ik ben hier sedert<br />

1929 gevestigd als fabrikant <strong>van</strong> parfumerieën en permanent-wave<br />

machines. Met deze artikelen werk ik reeds gedurende 5 jaren in<br />

België, waar ik magazijnen heb te Antwerpen, Ketsstraat 11.<br />

Ook ben ik te Antwerpen in het Handelsregister <strong>van</strong> de Kamer <strong>van</strong><br />

Koophandel ingeschreven.<br />

Reeds nu laat ik veel in België fabriceeren; wanneer ik aldaar<br />

gevestigd ben, kan ik echter mijn zaken vergrooten, zoodat ik dan<br />

daar ook meer kan laten werken en meer Belgische werkkrachten<br />

tewerk kan stellen.<br />

Ook exporteer ik mijn permanent-wave toestellen naar het<br />

buitenland; wanneer ik in België gevestigd ben, kan ik dat ook doen<br />

<strong>van</strong>uit België.<br />

Op het oogenblik begin ik in België met een beginkapitaal <strong>van</strong> frs.<br />

100.000. Als referenties moge ik U opgeven de Banque de<br />

Commerce te Antwerpen en de heer Gust. Rombauts, Ketsstraat 11,<br />

Antwerpen, bij wie ik lokaliteiten ook gehuurd heb.<br />

Natuurlijk kan ik U ook de fabrieken opgeven, die nu reeds in<br />

België voor mij werken.<br />

Ik vertrouw, dat een en ander voor U voldoende is, om mij de<br />

gevraagde vestiging in België toe te staan…<br />

14.1.1937 <strong>Een</strong> brief <strong>van</strong> Het Ministerie aan Economische Zaken aan het<br />

Ministerie <strong>van</strong> Justitie: “Daar belanghebbende tot op heden geen<br />

gevolg gaf aan de 2 uitnodigingen die hem door mijn Diensten<br />

werden toegestuurd, ben ik de meening toegedaan dat de aanvraag<br />

<strong>van</strong> dezen vreemdeling zonder meer dient verworpen.<br />

5.7.1937 Sigmund doet een nieuwe aanvraag voor een visum voor zaken te<br />

Antwerpen voor een jaar, zonder evenwel het voornemen te hebben<br />

zich in België te vestigen. (“Voorlopig niet” werd doorstreept en<br />

ver<strong>van</strong>gen door “niet”.) Op dit document staat door het Ministerie<br />

<strong>van</strong> justitie geschreven: “Je propose de l’inviter à justifier de la<br />

nécessité de voyager Belgique.”<br />

20.12.1937 Inlichtingsbulletijn betreffende vreemdelingen: Sigmund Hönig<br />

Woont in Amsterdam, Nic. Witsenstraat 1.<br />

Beroep: Koopman<br />

Vader: Moritz (Mozes) Hönig (°Tarnobrzek of Liebusch, Polen, ca.<br />

1876)<br />

Moeder: Sala (Lea) Aftergut (°Dombrowa, Polen, ca. 1876)<br />

Vader <strong>van</strong> Rosa: Leib Gross (°Nadwurna)<br />

DV, SH,<br />

1.9.1936<br />

DV, SH,<br />

14.1.1937<br />

DV, SH,<br />

5.7.1937<br />

DV, SH &<br />

RG,<br />

20.12.1937<br />

91<br />

1246<br />

1253<br />

1255<br />

1249<br />

1250


Moeder <strong>van</strong> Rosa: Scheindl Schreier (Borochoczany)<br />

Is <strong>van</strong> plan om zich in België te vestigen: Ja<br />

Datum <strong>van</strong> intrede en plaats <strong>van</strong> bestemming in België : Antwerpen<br />

of Brussel, zoo spoedig mogelijk<br />

18.8.1939 Nieuwe aanvraag voor een visum voor een jaar. “Doe sinds 1930<br />

zaken met België en <strong>van</strong> deze tijd af ook regelmatig jaar-visa<br />

gehad.<br />

Middel <strong>van</strong> vervoer: trein of auto<br />

Referenties: Kamer <strong>van</strong> Koophandel Antwerpen<br />

G. Rombouts, Ketstraat 11 Antwerpen waar ik sinds 1931 magazijn<br />

heb<br />

M. de Ridder, Schijnpoortweg 4 Antwerpen<br />

[Ateliers] Grunwald, Constitutiestraat 16 Antwerpen<br />

3.12.1938 <strong>Een</strong> nieuwe aanvraag voor een visum: “Ik ben sinds 2 juli 1929 hier<br />

in Nederland gevestigd, waar een fabricatie <strong>van</strong> parfumerie en<br />

permanenttoestellen door mij gehouden wordt.<br />

28.12.1938 <strong>Een</strong> brief <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Justitie aan het Ministerie <strong>van</strong><br />

Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel: “J’ai l’honneur de<br />

porter à votre connaissance que pour faire face à l’accroisement<br />

considérable des demandes de visas de passeport provoqué par les<br />

mesures prises dans divers pays à l’égard de certains de leurs<br />

ressortissants, la Sûreté Publique s’est vue forcée de rejeter les<br />

demandes de visa à destination du royaume qui furent introduites<br />

entre le 12 mars (date de l’Anschluss) et le 25 décembre 1938, par<br />

les étrangers dont la législation nationale permet la<br />

dénationalisation.<br />

Dans cette décision sont comprises notamment les demandes de<br />

permis d’établissement, les demandes de séjour provisoires en<br />

attendant émigration vers l’outremer, les demandes pour tourisme,<br />

visite de famille et affaires…»<br />

17.11.1939 Sigmund krijgt dan toch een visum voor drie maanden voor af en<br />

toe heen en weer te reizen.<br />

Beroep: Fabrikant <strong>van</strong> parfumeriën<br />

Bestemmingen: Brussel, Antwerpen en St.Nicholaas<br />

11.9.1944 Inlichtingsbulletijn: daarin staat dat de vader <strong>van</strong> Sigmund, Moses<br />

Hönig overleden is.<br />

Dat Sigmund en zijn vrouw op 10.8.1942 in België zijn<br />

toegekomen.<br />

Ze zijn <strong>van</strong> plan om nog maar enkele weken in België te blijven.<br />

11.9.1944 In een verslag <strong>van</strong> de Brusselse politie staat, n.a.v. hun inschrijving<br />

in het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Brussel, rue de la Ferme 53 (1 e<br />

verdieping): Sigmund, Rosa, Lily en Edith… sont entrés en<br />

Belgique, le 10-8-1942.<br />

«Ils résident ici clandestinement depuis le 10-8-42, étant refugiés<br />

juifs, poursuivies par les allemands en n’ont jamais eu d’inscription<br />

en Belgique. »<br />

5.11.1944 Handgeschreven nota <strong>van</strong> de Openbare Veiligheid : « Les époux<br />

Hönig-Gross et leurs deux filles Hönig, Lily (Ds. 2014.496) et<br />

Hönig, Edith (Ds 2014.495), tous apatrides d’origine autrichienne et<br />

de confession israélite, sont arrivés en Belgique , le 10 aoüt 1942,<br />

venant d’Amsterdam. Ils ont vécu cachés à Bruxelles jusqu’au 11<br />

septembre 1944, date à laquelle ils ont requis leur inscription au<br />

registre des étrangers. Le certificat modèle C leur a été deliné.Les<br />

intéressés ne désirent séjourner en Belgique que quelques semaines.<br />

Proposition : 1) enquête sur leur comportement au point de vue<br />

national.<br />

2) ensuite, si enquête favorable, les informer qu’ils ne sont pas<br />

DV, SH,<br />

18.8.1938<br />

DV, SH,<br />

3.12.1938<br />

DV, SH,<br />

28.12.1938<br />

DV, SH,<br />

17.11.1939<br />

DV, SH,<br />

11.9.1944<br />

DV, SH &<br />

RG,<br />

11.9.1944<br />

DV, SH &<br />

RG,<br />

5.11.1944<br />

92<br />

1256<br />

1259<br />

1263<br />

1266<br />

1267<br />

1276<br />

1279<br />

1280<br />

1281


autorisés à se fixer définitivement en Belgique et qu’ils devront<br />

quitter le pays dès que les circomstances le permettront… »<br />

2.12.1944 <strong>Een</strong> politierapport <strong>van</strong> de stad Brussel meldt : « l’étranger Hönig,<br />

Sigmund, né à Siedlisk (Pol.), le 28/2/1896, fabricant de<br />

parfumerie, et son épouse Grosss, Rosa, née à Nadroorna (Pol.), le<br />

15/5/1899, sont inscrits en cette commune, rue de la Ferme, 53,<br />

depuis le 11/9/1944, venant d’Amsterdam. Ils vivaient cachés à<br />

cette adresse depuis le 13/4/1943 362 . A notre connaissance, ces<br />

étrangers n’ont fait l’objet, durant l’occupation, d’aucune remarque<br />

défavorable du point de vue national….<br />

12.4.1946 <strong>Een</strong> “Avis de départ d’étranger” meldt dat de hele familie wordt<br />

uitgeschreven uit het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Saint-Josse-ten<br />

Noode omdat ze terugkeert naar Nederland.<br />

23.5.1949 De Raad voor Economisch Onderzoek inzake Vreemdelingen zegt<br />

(in beroep) dat er geen redenen bestaan om een beroepskaart voor<br />

vreemdelingen tot het uitoefenen <strong>van</strong> het beroep <strong>van</strong> fabrikant <strong>van</strong><br />

permanente artikelen en cosmetische artikelen, af te leveren aan<br />

Sigmund Hönig, voornoemd.<br />

Gottfried Finkel (° Wenen, Oostenrijk, 28.9.1922/<br />

Vaderslandsloze <strong>van</strong> Russische oorsprong/ beroep handelaar op<br />

5.10.1950),<br />

X te Amsterdam op 20.8.1946<br />

met Lily Hönig 363 (° Wenen, Oostenrijk, 7.12.1923/<br />

Oostenrijkse- Duitse nationaliteit/zonder beroep)<br />

Figuur 74 Gottfried Finkel,<br />

11.2.1947, DV<br />

Figuur 75 Lily Hönig,<br />

4.7.1946, DV<br />

18.6.1929 Getuigschrift <strong>van</strong> goed gedrag en goede zeden. Gottfried Finkel<br />

komt België binnen.<br />

20.12.1937 Inlichtingsbulletijn betreffende vreemdelingen: Gottfried Finkel<br />

Woont in de Lange Leemstraat 367.<br />

Nationaliteit: Russische vluchteling.<br />

Vader: Markus Finkel (°Bobruisk, (Lettonie) Rusland, 8.8.1894,<br />

vaderlandsloze <strong>van</strong> Russische oorsprong) woont te Antwerpen<br />

Lange Leemstraat 367.<br />

Moeder: Lena Einig (°Borislaw, Polen, 1.11.1885) woont bij haar<br />

echtgenoot Markus<br />

Werkelijk beroep: zonder<br />

Laatste verblijfplaats in het buitenland: Lissabon (Portugal) Carlos<br />

Josè Barreiros 45<br />

Datum <strong>van</strong> aankomst in België: 18.6.1929<br />

DV, SH &<br />

RG,<br />

2.12.1944<br />

DV, SH &<br />

RG,<br />

12.4.1946<br />

DV, SH,<br />

23.5.1949<br />

DV, GF,<br />

19.11.1945<br />

DV, GF,<br />

20.12.1937<br />

362 Dit is belangrijke informatie, omdat ze ons de datum geeft <strong>van</strong>af wanneer deze mensen in Brussel terecht<br />

konden, dit wil zeggen ongeveer een maand na de inval bij Hendrickx in Edegem. Zolang heeft het dus<br />

geduurd vooraleer men via Otto Hutterer, een verwant <strong>van</strong> Heinz Schindler, een onderduikadres in Brussel had<br />

gevonden. Tot zolang hebben zij ergens anders hun toevlucht moeten zoeken.<br />

363 Lily Hönig is de dochter <strong>van</strong> Sigmund Hönig en Rosa Gross.<br />

93<br />

1284<br />

1287<br />

1288<br />

1234<br />

1242-<br />

1243


19.9.1938<br />

Is hij een politiek uitgewekene: Neen<br />

Gedrag en Bestaansmiddelen. Gerechtelijk verleden in België of in<br />

het buitenland: woont er bij zijn ouders. Hij oefent nog geen beroep<br />

uit en gaat ter school. De vader marktkramer, voorziet in zijn<br />

onderhoud.<br />

Is hij <strong>van</strong> plan om meer dan zes maanden in België te verblijven:<br />

Bevestigend<br />

Gottfried Finkel wordt ingeschreven in het bevolkingsgregister <strong>van</strong> DV, GF, 1241<br />

Antwerpen, Jacob Jordaensstraat 30<br />

19.9.1938<br />

17.2.1942 Naar aanleiding <strong>van</strong> de Omzendbrief <strong>van</strong> de Algemene Secretaris<br />

bij het Ministerie <strong>van</strong> Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid M.<br />

Romsee <strong>van</strong> 30.6.1941 364 DV, GF, 1239<br />

aan de gemeentebesturen (i.c. dat <strong>van</strong><br />

Antwerpen) betreffende de registratie <strong>van</strong> russische vluchtelingen<br />

in België: “Ik heb de eer U mede te deelen dat volgende personen<br />

niet mogen beschouwd worden als russische vluchtelingen en het<br />

nationaliteitsgetuigschrift (die Volksumbescheinigung), afgeleverd<br />

door het Russisch Eigenhulpkomitee in België niet zullen<br />

ont<strong>van</strong>gen: o.a. Finkel Markus, Laura, Godefroid en Selma allen<br />

woonachtig Lange Leemstraat 413 te Antwerpen.<br />

Door dit schrijven, verzoek ik U de noodige orders te willen geven<br />

opdat voornoemde personen zouden ingeschreven worden in het<br />

vreemdelingenregister <strong>van</strong> uw gemeente als “vaderlandsloos”.<br />

17.2.1942<br />

23.2.1942 Gottfried wordt ingeschreven in het bevolkingsregister <strong>van</strong> DV, GF, 1238<br />

Antwerpen, Lange Leemstraat 413.<br />

28.2.1942<br />

10.8.1942 Lily Hönig komt in België aan. DV, LH,<br />

11.9.1944<br />

1219<br />

11.9.1944 Inlichtingenstaat <strong>van</strong> Lily Hönig. Date de l’arrivée en Belgique: DV, LH, 1219<br />

10.8.1942. Sans pieces d’identité.<br />

11.9.1944<br />

24.10.1944 Gottfried Finkel wordt ingeschreven in het bevolkingsregister <strong>van</strong> DV, GF, 1237<br />

Antwerpen, Van Diepenbeekstraat 32.<br />

31.10.1945<br />

13.1.1945 <strong>Een</strong> rapport <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> St.Josse Ten Noode voor de DV, LH, 1215<br />

Beheerder <strong>van</strong> de Vreemdelingenpolitie: « Ce 12.1.45 nous avons<br />

prorogé jusqu’au 17.4.45, les certificats mod. C dont étaient<br />

détenteurs les apatrides sui<strong>van</strong>ts :<br />

Honig Sigmund, né a Siedlisk, (Pol.), le 28.2.96,<br />

Gross Rosa, née à Nodworba (Pol.), le 15.5.99,<br />

Honig Lily, née à Vienne, le 7.12.23,<br />

Honig Edith, née à Vienne, le 24.6.25, demeurant en cette<br />

commune, rue de la Ferme, 53, Nous avons notifié à ces étrangers<br />

qu’ils ne sont pas autorisées à s’établir en Belgique et qu’ils<br />

devront quitter le pays dès que les circomstances le<br />

permettront. »<br />

(Deze en de volgende gegevens werden door verschillende agenten<br />

verzameld in de eerste dagen <strong>van</strong> november 1944.)<br />

13.1.1945<br />

13.1.1945 <strong>Een</strong> annex bij het rapport <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> St.Josse Ten Noode : DV, LH, 1216<br />

“L’étranger Hönig Sigmund… fabricant de parfumerie, et son<br />

épouse Gross Rosa, … sont inscrite en cette commune, rue de la<br />

ferme, 53, depuis le 11.9.1944, venant d’Amsterdam. Ils vivaient<br />

cachés à cette adresse depuis le 13.4.1943.<br />

13.1.1945<br />

13.1.1945 <strong>Een</strong> tweede annex bij het rapport <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> St.Josse Ten DV, LH, 1218<br />

Noode : “Les époux Hönig Gross et leurs filles Lily et Edith,<br />

tous apatrides d’origine autrichienne et de confession israélite,<br />

sont arrivés en Belgique, le 10.8.42, venant d’Amsterdam.<br />

Ils ont vécu cachés à Bruxelles jusqu’au 11.9.44…<br />

Les étrangers ne désirent séjourner en Belgique que quelques<br />

13.1.1945<br />

364 Hitler valt Rusland binnen. Operatie Barbarossa ging <strong>van</strong> start op 22.6.1941. Dat speelt hier zeker mee.<br />

94


semaines.<br />

19.3.1945 Op een formulier voor de verlenging <strong>van</strong> Lily’s Reiswijzer Model<br />

C staat een NB geschreven: “Les parents et la soeur Edith sont<br />

retourner aux Pays-Bas depuis avril 1945.”<br />

10.11.1945 Gottfried Finkel wordt ingeschreven in de Lamorinièrestraat 29 te<br />

Antwerpen.<br />

19.11.1945 Getuigschrift <strong>van</strong> goed gedrag en goede zeden. Gottfried Finkel,<br />

1m69, donkerbruin haar, hoog voorhoofd, lichtbruine<br />

wenkbrauwen, bruine ogen, een gewone neus en mond en een ronde<br />

kin en dito aangezicht, en zonder bijzondere kentekens.<br />

12.4.1946 Uit een “Bericht <strong>van</strong> vertrek” kunnen we afleiden dat Lily Hönig<br />

verhuist <strong>van</strong> de rue de la Ferme 53 in Saint Josse-ten-Noode naar<br />

Nederland. Op 11.9.1944 is zij aldaar ingeschreven geworden.<br />

4.7.1946 Staat <strong>van</strong> inlichtingen tot het bekomen <strong>van</strong> een paspoortvisum, i.c.<br />

vestigingsvisum. Zij zal niet alleen reizen. Klaas Sluys uit Withof,<br />

Boechout zal haar vergezellen. Als referentie wordt Mr. v.<br />

Beurden, G.v. Merlenstraat 1 te Antwerpen opgegeven.<br />

16.8.1946 De politie <strong>van</strong> de 7 e wijk in Antwerpen maakt op vraag <strong>van</strong> de<br />

Openbare Veiligheid een verslag op met betrekking tot de houding<br />

<strong>van</strong> Gottfried tijdens de bezetting, de adressen waar in België hij<br />

<strong>van</strong> 1942 tot 1945 heeft verbleven: “Finkel, Gottfried… wonende<br />

Van Diepenbeekstraat Nr 32, niets ongunstigs bekend is. Hij<br />

verklaart dat hij te samen met zijne verloofde Hönig Lily,<br />

geboren te Weenen, den 7/12/1923, gedurende de bezetting<br />

verbleven heeft op de navermelde adressen.<br />

Van augustus 1942 tot April 1943 te Edegem, Drie Eikenstraat<br />

Nr. 59. Van April 1943 tot September 1943 te Hasselt,<br />

Fonteinstraat Nr 85. Van September 1943 tot de bevrijding te<br />

Brussel, rue de la Ferme Nr 53 365 . Op al de opgegeven adressen<br />

hebben zij verbleven zonder inschrijving. Zijne verloofde heeft<br />

gedurende de opgegeven tijdstippen geen beroep uitgeoefend.”<br />

DV, LH,<br />

19.3.1945<br />

DV, GF,<br />

10.11.1945<br />

DV, GF,<br />

19.11.1945<br />

DV, LH,<br />

12.4.1946<br />

DV, LH,<br />

4.7.1946<br />

DV, GF &<br />

LH,<br />

16.8.1945<br />

20.8.1946 Huwelijk <strong>van</strong> Gottfried en Lily in Amsterdam<br />

31.1.1947 Lily Hönig komt naar België. DV, LH,<br />

11.2.1947 Inlichtingsbulletijn betreffende vreemdelingen: Gottfried Finkel<br />

Vader: Markus Finkel (°Bobruisk, Rusland, 8.8.1894,<br />

vaderlandsloze <strong>van</strong> Russische oorsprong) woont te Antwerpen<br />

Lamorinièrestraat 29.<br />

Moeder: Lena Einig (°Borislaw, Polen, 1.11.1885) woont bij haar<br />

echtgenoot Markus<br />

Werkelijk beroep: handelaar in bazarartikelen<br />

Laatste verblijfplaats in het buitenland: Lissabon (Portugal) Carlos<br />

Josè Barreiros 45<br />

Datum <strong>van</strong> aankomst in België: 18.6.1929<br />

Is hij een politiek uitgewekene: Nee<br />

Gedrag en Bestaansmiddelen. Gerechtelijk verleden in België of in<br />

het buitenland: woont er bij zijn ouders<br />

Is hij <strong>van</strong> plan om meer dan zes maanden in België te verblijven:<br />

Bevestigend<br />

Lily verblijft op dat ogenblik officieel nog wel in Amsterdam,<br />

Nederland, Nikolaas Witsenstraat 1, maar de facto woont ze reeds<br />

met haar man bij haar schoonouders in.<br />

14.2.1947 Inlichtingsbulletijn betreffende vreemdelingen: Lily Hönig<br />

Vader: Sigmund Hönig (°Siedlisk, Polen, 28.2.1896) verblijft te<br />

14.2.1947<br />

DV, GF,<br />

11.2.1947<br />

DV, LH,<br />

14.2.1947<br />

365 Uit het getuigenis <strong>van</strong> en de telefoons en e-mails met Edith Hönig is het duidelijk dat Gottfried hier enkel<br />

de langere periodes vermeldt, en niet de kortdurende verblijven.<br />

95<br />

1214<br />

1236<br />

1234<br />

1202<br />

1230-<br />

1231<br />

1223<br />

1230<br />

1205<br />

1197-<br />

1198<br />

1205


Amsterdam, Nikolaas Witsenstraat 1<br />

Moeder: Rosa Gross (Nadworna, Polen, 15.5.1899) verblijft bij<br />

haar mans Sigmund<br />

Werkelijk beroep: zonder<br />

Laatste verblijfplaats in het buitenland: Amsterdam, Nikolaas<br />

Witsenstraat 1<br />

Datum <strong>van</strong> aankomst in België: 31.1.1947 langs Esschen<br />

Vroegere verblijfplaats in België: Edegem-Hasselt en St.Joos<br />

ten Noode <strong>van</strong> augustus 1942 tot 11.9.1944, laatst rue de la<br />

Ferme Nr. 53 (zonder aanm. vr. bur. als ondergedokene).<br />

St.Joos ten Noode <strong>van</strong> 11.9.1944 tot einde November 1945, laatst<br />

rue de la Ferme Nr.53 (aang. vr. bur.)<br />

Is hij een politiek uitgewekene: Neen<br />

Gedrag en Bestaansmiddelen. Gerechtelijk verleden in België of in<br />

het buitenland: woont er met haar man<br />

10.5.1948 De raad voor economisch onderzoek inzake vreemdelingen<br />

verklaart in beroep de aanvraag <strong>van</strong> Gottfried, bijgestaan door zijn<br />

raadsman, Meester Marinower, voor een beroepskaart voor<br />

vreemdelingen tot het uitoefenen <strong>van</strong> het beroep <strong>van</strong> handelaar in ’t<br />

groot in bazarartikelen ongegrond. “De activiteit <strong>van</strong> beroeper is<br />

<strong>van</strong> geen economisch nut voor het land.”<br />

10.5.1950 Uit een politieverslag <strong>van</strong> 10.5.1950 kunnen we afleiden dat Gottfried op<br />

dat ogenblik met zijn vrouw woonachtig is Lamorinièrestraat 29, “bij zijn<br />

ouders Finkel-Einig, Marcus, die aldaar een appartement bewonen <strong>van</strong> 5<br />

plaatsen, 1 e verdiep, Hij oefent alhier geen beroep uit. Zijn vader bediende<br />

bij het Joods Comiteit alhier voorziet in het onderhoud…. Hij is niet in het<br />

bezit <strong>van</strong> een arbeidsvergunning of een Beroepskaart.<br />

8.5.1950 Lily Hönig woont officieel blijkbaar in Amsterdam, Nederland, Nikolaas<br />

Witsenstraat 1, maar verblijft op dat ogenblik in België.<br />

24.5.1950 De Commissaris <strong>van</strong> het Bureau voor Vreemdelingen stelt Gottfried in<br />

kennis dat het hem verboden is een winstgevende bedrijvigheid uit te<br />

oefenen, zonder in het bezit te zijn <strong>van</strong> een arbeidsvergunning.<br />

22.1.1951 Uit een politierapport kunnen we afleiden dat zij <strong>van</strong> Antwerpen<br />

[Lamorinièrestraat 29] naar Schaerbeek, avenue Albert Giraud 89, zijn<br />

verhuisd op 31.5.1950. Gottfried blijkt over een arbeidsvergunning te<br />

beschikken. Bij het beroep <strong>van</strong> Lily staat: zonder.<br />

5.1.1951 Lily Hönig vraagt een identiteitskaart aan. Op dat aanvraagformulier staat<br />

dat zij in België zijn toegekomen in februari 1947. “Mon mari possède<br />

carte jaune. Je désire rester définitivement en Belgique.» In de kantlijn<br />

staat geschreven : « Cette apatride reside dans le pays depuis 1947, ou elle<br />

était venue rejoindre son mari en Belgique depuis 1929 et inscrit aux<br />

registres de la population. ».<br />

DV, GF,<br />

10.5.1948<br />

DV, GF,<br />

10.5.1950<br />

DV, LH,<br />

8.5.1950<br />

DV, GF,<br />

24.5.1950<br />

DV, GF &<br />

LH,<br />

22.1.1951<br />

DV, LH,<br />

5.1.1951<br />

3.6.1951 Uittreksel Geboorteakte <strong>van</strong> Judith-Jaffa Finkel. DV, GF &<br />

LH,<br />

9.4.1954 Lily Hönig wordt <strong>van</strong> “apatride “ terug als Oostenrijkse ingeschreven in<br />

Schaerbeek. Als beroep staat er : geen.<br />

11.12.1955 Uittreksel Geboorteakte <strong>van</strong> Danielle Sara-Jonah Finkel. Hieruit blijkt dat<br />

Gottfried [vaderlandsloze] <strong>van</strong> Russische origine is.<br />

13.7.1959 Gottfried Finkel krijgt zijn (gewone) naturalisatie tot Belg. Op dat<br />

ogenblik wonen zij in Schaerbeek, avenue Albert Giraud 81.<br />

5.8.1959 Uit de registratie <strong>van</strong> Gottfrieds naturalisatie in de gemeente Schaerbeek<br />

blijkt dat de vader <strong>van</strong> Gottfried de Russische nationaliteit had. Als beroep<br />

wordt op dat ogenblik “chef de vente“ opgegeven.<br />

7.6.1951<br />

DV, LH,<br />

9.4.1954<br />

DV, GF &<br />

LH,<br />

11.12.1955<br />

DV, GF,<br />

16.3.1960<br />

DV, GF,<br />

5.8.1959<br />

6.11.1959 Gottfried Finkel vorige nationaliteit is “apatride”. DV, GF,<br />

6.11.1959<br />

5.2.1960 Lily Hönig krijgt haar (gewone) naturalisatie tot Belgische. DV, LH,<br />

16.3.1960<br />

96<br />

1196<br />

1193<br />

1191<br />

1190<br />

1185<br />

1181<br />

1180<br />

1179<br />

1178<br />

1169<br />

1172<br />

1170<br />

1169


Markus Finkel 366 (°Brobuisk of Bobrujek, (Lethonie) Rusland,<br />

8.8.1894), Russische nationaliteit, Marktkramer op 6.2.1942<br />

X 13.11.1921 Wenen<br />

Laura (later Lea) Einig 367 (°Boryslaw, Oostenrijk,<br />

1.11.1988) Russische nationaliteit, zonder beroep op 6.2.1942<br />

Figuur 76 Markus Finkel,<br />

15.7.1929, DV<br />

Figuur 77 Laura Einig, 15.7.1939,<br />

DV<br />

15.7.1929 Inlichtingsbulletijn voor vreemdelingen<br />

Markus, Laura, Godfried en Solma wonen in Antwerpen, Van<br />

Beethovenstraat 5.<br />

Wettelijke woonplaats: Bobrujck (Lethonie)<br />

Laatste verblijfplaats in het buitenland: Lissabonne, Carlos Jose<br />

Barreiros 45 3d.<br />

Aankomst in België: 18.7.1929<br />

Markus is reiziger in kleerstoffen voor eigen rekening.<br />

9.12.1929 Markus en Laura doen een aanvraag tot het bekomen <strong>van</strong> een visum<br />

voor onbepaald verblijf, wonende in Atwerpen, Beethovenstraat 5.<br />

Markus is handelaar en zegt hier nu werk gevonden te hebben.<br />

Hun paspoort hadden zij gekregen in Belgrado op 5.7.1928.<br />

Op 12.3.1929 waren zij geviseerd door de Belgische legatie te<br />

Lissabon voor een reis 3 maanden.<br />

Zij krijgen een gunstig advies.<br />

26.2.1930 De hoofdcommissaris <strong>van</strong> politie <strong>van</strong> Antwerpen schrijft in een<br />

verslag Markus is reiziger in breigoederen.<br />

DV, MF &<br />

LE,<br />

15.7.1929<br />

DV, MF &<br />

LE,<br />

9.12.1929<br />

DV, MF &<br />

LE,<br />

26.2.1930<br />

DV, MF,<br />

28.3.1936<br />

DV, LE,<br />

28.3.1936 Markus Finkel vraagt een kaart en herkenningsteken <strong>van</strong><br />

leurhandelaar aan.<br />

1474<br />

16.7.1938 Laura Einig krijgt een kaart en herkenningsteken <strong>van</strong> leurhandelaar.<br />

1473<br />

Zij woont op dat ogenblik in de Lange Leemstraat 335.<br />

16.8.1936<br />

12.9.1938 Markus, Laura en Selma worden ingeschreven in het<br />

DV, MF & 1472<br />

bevolkingsregister <strong>van</strong> Antwerpen, Jacob Jordaensstraat 30. LE,<br />

12.9.1938<br />

16.7.1941 Laura wordt tot 24.7.1941 opgenomen in het Sint Elisabethgasthuis. DV, LE,<br />

25.7.1941<br />

1470<br />

31.12.1941 Markus en Laura worden ingeschreven in het bevolkingsregister DV, MF & 1469<br />

<strong>van</strong> Antwerpen, Lange Leemstraat 413.<br />

LE,<br />

6.1.1942<br />

17.2.1942 Naar aanleiding <strong>van</strong> de Omzendbrief <strong>van</strong> de Algemene Secretaris DV, MF & 1239<br />

366 Markus is de zoon <strong>van</strong> Josef Finkel (°Glusk, Lethonie, reeds overleden in 10.7.1929) en Sina Grinspan<br />

(°Minsk, Rusland, reeds overleden in 10.7.1929) (DV, Inlichtingsbulletijn, 2.7.1957)<br />

367 Lea is de dochter <strong>van</strong> Leiser Einig (°Boryslow, Oostenrijk, ?-† vóór 2.7.1957) en Chaje Weichsel (°Kalus,<br />

Oostenrijk, ?- † vóór 2.7.1957), (DV, Inlichtingsbulletijn, 2.7.1957)<br />

97<br />

1477<br />

1475<br />

1476


ij het Ministerie <strong>van</strong> Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid M.<br />

Romsee <strong>van</strong> 30.6.1941 368 aan de gemeentebesturen (i.c. dat <strong>van</strong><br />

Antwerpen) betreffende de registratie <strong>van</strong> russische vluchtelingen<br />

in België: “Ik heb de eer U mede te deelen dat volgende personen<br />

niet mogen beschouwd worden als russische vluchtelingen en het<br />

nationaliteitsgetuigschrift (die Volksumbescheinigung), afgeleverd<br />

door het Russisch Eigenhulpkomitee in België niet zullen<br />

ont<strong>van</strong>gen: o.a. Finkel Markus, Laura, Godefroid en Selma allen<br />

woonachtig Lange Leemstraat 413 te Antwerpen.<br />

Door dit schrijven, verzoek ik U de noodige orders te willen geven<br />

opdat voornoemde personen zouden ingeschreven worden in het<br />

vreemdelingenregister <strong>van</strong> uw gemeente als “vaderlandsloos”.<br />

16.11.1945 Markus en Laura verhuizen naar de Van Diepenbeekstraat 32 te<br />

Antwerpen.<br />

10.4.1947 Markus is handelsreiziger. Hij wordt vrijgesproken <strong>van</strong> een<br />

LE,<br />

17.2.1942<br />

inbreuk, nl. de in dienstneming <strong>van</strong> een vreemdeling.<br />

DV, MF,<br />

16.11.1945<br />

DV, MF,<br />

16.6.1947<br />

25.11.1955 Markus en Laura wonen in de Van Diepenbeekstraat 87 te DV, MF &<br />

Antwerpen.<br />

LE,<br />

25.11.1955<br />

4.5.1957 Markus Finkel verwerft het Belgische gewoon burgerschap. DV, MF,<br />

24.5.1957<br />

2.7.1957 Inlichtingsbulletijn betreffende vreemdelingen.<br />

DV, MF &<br />

Lea, Vaderlandsloos <strong>van</strong> Russische afkomst,<br />

LE,<br />

Laatste verblijfplaats in het buitenland: Lissabon, Portugal, Carlos<br />

José Barreiros nr. 45<br />

Aankomst in België: 18.6.1929<br />

Leefde <strong>van</strong> 1929 tot 1957 in Antwerpen.<br />

Woont bij haar man, Marialei 8 te Antwerpen die in haar onderhoud<br />

voorziet. Zij oefent geen beroep uit<br />

2.7.1957<br />

24.10.1957 Lea Einig krijgt het Belgische gewoon burgerschap.<br />

DV, LE,<br />

Op dat moment woont zij Marialei 8 te Antwerpen.<br />

Lea is de dochter <strong>van</strong> Leiser Einig en <strong>van</strong> Chaje Waichsel.<br />

Selma Finkel<br />

17.12.1957<br />

369 (°Kichinev, Chicinew of Chesenau (Rusland-<br />

Roemenië), 31.12.1923/ Vaderlandsloze <strong>van</strong> Russische Oorsprong,<br />

Tjecho-Slovakische nationaliteit door huwelijk), zonder beroep op<br />

12.10.1949<br />

X 4.3.1947 Antwerpen<br />

Heinz Konrad Schindler370 (°Wenen, Oostenrijk,<br />

13.8.1921) handelsbestuurder op 4.3.1947, handelsreiziger op<br />

1.7.1947<br />

Figuur 78 Selma Finkel,<br />

18.3.1947, DV<br />

Figuur 79 Heinz Schindler,<br />

11.9.1944, DV<br />

368 Hitler valt Rusland binnen. Operatie Barbarossa ging <strong>van</strong> start op 22.6.1941. Dat speelt hier zeker mee.<br />

369 Selma is de dochter <strong>van</strong> Markus Finkel en Laura Einig.<br />

98<br />

1467<br />

1466<br />

1464<br />

1461<br />

1451<br />

1452<br />

1453<br />

1450


19.9.1939 In een “Inlichtingsbulletijn betreffende Vreemdelingen” staat dat<br />

Nationaliteit: Russische vluchteling.<br />

Vader: Markus Finkel (°Bobrujck, Rusland, 8.8.1894,<br />

vaderlandsloze <strong>van</strong> Russische oorsprong) woont te Antwerpen<br />

Lange Leemstraat 413.<br />

Moeder: Laura Einig (°Borislav, Polen, 1.11.1885) woont bij haar<br />

echtgenoot Markus<br />

Werkelijk beroep: zonder<br />

Laatste verblijfplaats in het buitenland: Lissabon (Portugal) Carlos<br />

Josè Barreiros 45 3d.<br />

Datum <strong>van</strong> aankomst in België: 18.6.1929<br />

Is hij een politiek uitgewekene: Neen<br />

Gedrag en Bestaansmiddelen. Gerechtelijk verleden in België of in<br />

het buitenland: woont er bij zijn ouders. Hij oefent nog geen beroep<br />

uit en gaat ter school. De vader marktkramer, voorziet in zijn<br />

onderhoud.<br />

Is hij <strong>van</strong> plan om meer dan zes maanden in België te verblijven:<br />

Bevestigend<br />

23.2.1942 In een “Bericht <strong>van</strong> aankomst” staat dat Selma wordt ingeschreven<br />

in het bevolkingsregister <strong>van</strong> Antwerpen, Lange Leemstraat 413,<br />

17.2.1942 Naar aanleiding <strong>van</strong> de Omzendbrief <strong>van</strong> de Algemene Secretaris<br />

bij het Ministerie <strong>van</strong> Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid M.<br />

Romsee <strong>van</strong> 30.6.1941 371 aan de gemeentebesturen (i.c. dat <strong>van</strong><br />

Antwerpen) betreffende de registratie <strong>van</strong> russische vluchtelingen<br />

in België: “Ik heb de eer U mede te deelen dat volgende personen<br />

niet mogen beschouwd worden als russische vluchtelingen en het<br />

nationaliteitsgetuigschrift (die Volksumbescheinigung), afgeleverd<br />

door het Russisch Eigenhulpkomitee in België niet zullen<br />

ont<strong>van</strong>gen: o.a. Finkel Markus, Laura, Godefroid en Selma allen<br />

woonachtig Lange Leemstraat 413 te Antwerpen.<br />

Door dit schrijven, verzoek ik U de noodige orders te willen geven<br />

opdat voornoemde personen zouden ingeschreven worden in het<br />

vreemdelingenregister <strong>van</strong> uw gemeente als “vaderlandsloos”.<br />

11.9.1944 In een “Inlichtingsbulletijn voor vreemdelingen” staat voor het<br />

adres <strong>van</strong> zijn ouders “adresse ignorée”. Bij zijn laatste<br />

verblijfplaats in het buitenland: Amsterdam, Tintorettostraat 15.<br />

Aankomst in België: augustus 1942, via Baarle-Hertog.<br />

Sans papiers. Déclaration de perte de papiers d’identité délivrée à<br />

Saint-Josse-ten-Noode, le 6-9-1944 (s) A.S. Hautphenne, Marcel<br />

11.9.1944 De politie <strong>van</strong> Brussel maakt een verslag op op het moment dat<br />

Heinz zich in het vreemdelingenregister komt inschrijven, rue de la<br />

Ferme, 53 (1er étage):<br />

Il est entré en Belgique, en août 1942.<br />

Il a été caché pour les allemands. Il se fait inscrire en attendant<br />

que la Hollande soit libérée. Il quittera le pays aussitôt que les<br />

circonstances la permettront. Il ne possède pas de papiers, il<br />

déclare avoir perdu tout.<br />

Il a une cousine, Feldbaum, Julia, née à Vienne, le 21-9.1900,<br />

DV, SF,<br />

19.9.1939<br />

DV, SF,<br />

28.2.1942<br />

DV, SF,<br />

17.2.1942<br />

DV, HS,<br />

11.9.1945<br />

DV, HS,<br />

11.9.1944<br />

370 Heinz is de zoon <strong>van</strong> Samuel Schindler (°Stari-Hrosinkov, Tjecho-Slovakije, 13.11.1881) en Camilla-Anna<br />

(Bellak) Körner (°Novi-Hrosinkov, Tjecho-Slovakije, 26.7.1885). De informatie die we hier over Heinz bijeen<br />

konden brengen, is erg belangrijk want Edith Honig schrijft hierover: “Heb je epistel over Heinz en Selma<br />

ont<strong>van</strong>gen - met gemengde gevoelens, want alle onderduikadressen <strong>van</strong> hem waren dezelfde die ik had. Ben er<br />

ook wat wijzer <strong>van</strong> geworden, dingen, die ik vergeten was. Bv. hoelang we bij Sluys verbleven. Heinz was een<br />

soort Pleegbroer <strong>van</strong> me - ik kende hem al, toen ik 15 jaar was, heb ook zijn ouders gekend (was erbij, toen ze<br />

in Frankrijk door de Duitsers opgepakt werden, samen met mijn oom en tante Landau) Hij is ook altijd bij ons<br />

blijven wonen tot hij in Amsterdam met Selma trouwde.” E-mail <strong>van</strong> Edith Honig <strong>van</strong> 9.1.2006.<br />

371 Hitler valt Rusland binnen. Operatie Barbarossa ging <strong>van</strong> start op 22.6.1941. Dat speelt hier zeker mee.<br />

99<br />

1427<br />

1428<br />

1424<br />

1239<br />

1425<br />

1446<br />

1447<br />

1444


épouse Herzfeld, Ed. demeurant en dernier lieu rue Potagère, 5,<br />

mais résidant sans inscription : 26, rue François Delcoigne à<br />

Koekelberg.<br />

Le certificat, modèle C, valable jusqu’au 17-10.1944, lui a été<br />

délivré.<br />

24.10.1944 In een “Bericht <strong>van</strong> aankomst” staat dat Selma, Vaderlandslooze<br />

<strong>van</strong> Russische oorpsrong wordt ingeschreven in het<br />

bevolkingsregister <strong>van</strong> Antwerpen, Van Diepenbeekstraat, 32.<br />

10.11.1944 <strong>Een</strong> rapport <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> Saint-Josse-ten-Noode staat:<br />

“L’étranger apatride Schindler, Heinz, né à Vienne, le<br />

13/8/1921; célibataire, o./caoutchoutier, est inscrit en cette<br />

commune,rue de la Ferme, 53, depuis le 17.9.1944. Il est arrivé<br />

en Belgique, en août 1942, venant d’Amsterdam. Afin<br />

d’échapper aux recherches de la police allemande, il a résidé<br />

clandestinement aux adresses sui<strong>van</strong>tes :<br />

1. du 15/8/1942 au 20/10/1942 chez le nommé Sluys, Klaas,<br />

demeurant à Bouchout-Heuvelstraat, 3 ;<br />

2. du 20/10/1942 au 13/3/1943, chez la famille Hendrickx, à<br />

Edegem-Drie Eikenstraat, 59 ;<br />

3. du 13.3.1943 au 1/4/1943, à Moortsel-Kerkplein, 5, nom<br />

de l’occupant oublié par Schindler;<br />

4. du 1/4/1943 au 8/4/1943, chez le nommé Van Hée,<br />

demeurant à Etterbeek-rue des Cultiveurs, 41 ;<br />

5. du 8/4/1943 jusqu’à la libération de Bruxelles, rue de la<br />

Ferme, 53.<br />

La nommée Felderbaum, épouse Herzfeld, n’est pas inscrite à cette<br />

dernière adresse. D’après la déclaration de Schindler, Heinz, qui est<br />

son cousin, elle réside actuellement à Koekelberg – rue François<br />

Delcoigne, 26 ; elle serait de nationalité tchèque d’origine, mais<br />

apatride actuellement.<br />

17.12.1944 In een rapport <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> Saint-Josse-ten-Noode staat dat<br />

Heinz “est de bonnes conduits et moralité. A notre connaissance,<br />

rien de défavorable n’est à signaler en ce qui concerne l’attitude du<br />

prénommé du point de vue national. Il n’exerce aucune profession.<br />

Il déclare posséder 20.000 frs. et vivre à charge des parents de sa<br />

fiancée, les époux Hönig-Gross, demeurant à la même adresse 372 .<br />

14.8.1945 In een rapport <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> Saint-Josse-ten-Noode staat dat zij<br />

Heinz op de hoogte brengen <strong>van</strong> het feit dat de<br />

Vreemdelingenpolitie op 25.7.1945 een brief heeft geschreven<br />

waarin staat dat “il lui est notifié qu’il n’est pas autorisé à s’établir<br />

dans le royaume. En conséquence il devra quitter le pays dès que<br />

les circonstances le permettront.<br />

6.12.1945 Bericht <strong>van</strong> verlenging <strong>van</strong> de Reiswijzer Model C, die zij gekregen<br />

hadden op 13.12.1944. Zij wonen nog steeds in Rue de la Ferme 53<br />

in Saint-Josse-ten–Noode. Heinz staat hier ingeschreven als<br />

“caouchoutier”.<br />

4.3.1947 Uittreksel uit het Huwelijksregister, waarin staat dat Heinz laatst te<br />

Amsterdam, en thans te Haarlem, Nederland gehuisvest is.<br />

Heinz is de zoon <strong>van</strong> Samuel Schindler en Kamille Bellak Körner.<br />

Selma, de dochter <strong>van</strong> Markus Finkel, bureelbediende, en Laura<br />

Einig, wonende Lamorinièrestraat 29 te Antwerpen.<br />

18.3.1947 In een “Inlichtingsbulletijn betreffende vreemdelingen” staat dat<br />

Heinz op dat ogenblik in Amsterdam verblijft, Zoomstraat 49.<br />

DV, SF,<br />

31.10.1944<br />

DV, HS,<br />

10.11.1944<br />

DV, HS,<br />

17.12.1944<br />

DV, HS,<br />

14.8.1945<br />

DV, HS,<br />

6.12.1945<br />

DV, SF &<br />

HS,<br />

4.3.1947<br />

DV, SF &<br />

HS,<br />

372 Heinz is een hele tijd verloofd geweest met Edith Hönig. Dat verklaart ook waarom Heinz en Edith altijd<br />

op hetzelfde adres hebben ondergedoken gezeten. Na de oorlog wordt de verloving echter verbroken en in<br />

1947 huwt Heinz met Selma Finkel, die hij tijdens het onderduiken heeft leren kennen.<br />

100<br />

1423<br />

1441<br />

1442<br />

1439<br />

1436<br />

1435<br />

1434<br />

1431<br />

1432


Selma woont bij haar ouders die in haar onderhoud voorzien. Zij<br />

oefent geen beroep uit.<br />

6.6.1947 <strong>Een</strong> nota <strong>van</strong> de Openbare Veiligheid vermeldt m.b.t. Heinz:<br />

« L’époux a été prévenu qu’il devrait quitter le pays dès que les<br />

circonstances le permettraient ; Par contre, l’épouse est inscrite aux<br />

registres de la population, étant en Belgique depuis 1929, et ces<br />

parents résidant dans le pays.<br />

Proposition : Demander si l’époux est en possession d’un permis de<br />

travail et dans la négative, l’invité à produire ce document on le<br />

récipitté de sa demande.<br />

Je n’inquiéterons pas autrement les intéressés. »<br />

1.7.1947 Heinz wordt geschrapt uit het bevolkingsregister <strong>van</strong> Saint-<br />

Josse-ten-Noode, rue de la Ferme 10, waar hij was ingeschreven<br />

sinds 11.9.1944. Hij vertrekt naar Nederland [Amsterdam].<br />

27.5.1949 In een Bericht <strong>van</strong> vertrek staat Selma Finkel geschrapt wordt uit<br />

het bevolkingsregister <strong>van</strong> Antwerpen, Lamorinièrestraat 29,waar<br />

zij sinds 27.5.1947 was ingeschreven. Nieuw adres: onbekend.<br />

Karl Kron, (° Czerniatyn, Polen, 22.4.1898/ Oostenrijkse<br />

nationaliteit/ zonder beroep op 23.2.1940-†1.1.1943 373 ),<br />

X te Wenen op 20.8.1933<br />

met Chana Hönig, (° Lebusza, Polen, 3.3.1898/ Oostenrijkse-<br />

Duitse nationaliteit/ zonder beroep op 23.2.1940)<br />

Figuur 80 Karl Kron, 20.8.1938,<br />

DV<br />

Figuur 81 Chana Hönig,<br />

10.9.1941, DV<br />

20.8.1938 Inlichtingsbulletijn betreffende vreemdelingen: Karl Kron<br />

Vader: Salomon Kron (°Czerniatyn, Polen, 1868-†Czerniatyn,<br />

Polen, 18.8.1938 374 )<br />

Moeder: Sara Schacheter (overleden in 1898 375 (verdere<br />

inlichtingen onbekend)<br />

Werkelijk beroep: zonder<br />

Laatste verblijfplaats in het buitenland: Heinzelmanngasse 20, 20 e<br />

Bezirk, Wenen<br />

Datum <strong>van</strong> aankomst in België: 20.8.1938<br />

Is hij een politiek uitgewekene: Ja (en dat is omcirkeld!)<br />

Gedrag en Bestaansmiddelen. Gerechtelijk verleden in België of in<br />

het buitenland: Onbekend. Belanghebbende verklaart middelen te<br />

hebben om in zijn onderhoud te voorzien.<br />

Is hij <strong>van</strong> plan om meer dan zes maanden in België te verblijven:<br />

onbeperkt.<br />

Opmerkingen: Bewijs <strong>van</strong> inschrijving in het vreemdelingenregister<br />

geweigerd.<br />

18.3.1947<br />

DV, HS,<br />

6.6.1947<br />

DV, HS,<br />

1.7.1947<br />

DV, SF,<br />

12.10.1949<br />

DV, KK,<br />

20.8.1938<br />

373 Karl Kron wordt, zoals we weten uit het getuigenis <strong>van</strong> Edith Honig, in Frankrijk opgepakt en overleeft de<br />

oorlog niet. Hij krijgt als overlijdensdatum 1.1.1943 en als plaats: onbekend. DV, Dossier Kron, Karl, <strong>Een</strong><br />

uittreksel uit het register <strong>van</strong> overlijdensakte, 28.6.1955.<br />

374 Karl Kron komt dus twee dagen na het overlijden <strong>van</strong> zijn vader aan in België.<br />

101<br />

1422<br />

1421<br />

1420<br />

1025-<br />

1026


10.11.1938 Inlichtingsbulletijn betreffende vreemdelingen: Chana Honing<br />

Vader: Moritz Honing (°Tarnobrzeg of Carnobchek, Polen, 1874-<br />

†Bilitz, Polen, 1924)<br />

Moeder: Sara Aftergot of Haftelhut (°Dombrowa, 1876, wonende te<br />

Bilitz, Polen 376 )<br />

Werkelijk beroep: zonder<br />

Laatste verblijfplaats in het buitenland: Heinzelmanngasse 20, 20 e<br />

Bezirk, Wenen<br />

Datum <strong>van</strong> aankomst in België: 10.11.1938<br />

Is hij een politiek uitgewekene: Ja<br />

Gedrag en Bestaansmiddelen. Gerechtelijk verleden in België of in<br />

het buitenland: Onbekend. Zij woont bij haar man, die voor haar<br />

onderhoud zorgt.<br />

Is hij <strong>van</strong> plan om meer dan zes maanden in België te verblijven:<br />

onbepaald.<br />

Opmerkingen: Geen bewijs <strong>van</strong> inschrijving in het<br />

vreemdelingenregister afgeleverd.<br />

10.3.1939 Nota aan de Burgemeester: Reiswijzer (model C) afgeleverd aan de<br />

echtgenooten geldig t.e.m. 12 Juni 1939 me melding:<br />

“Belanghebbende is er niet toe gemachtigd zich in België te<br />

vestigen. Er wordt hem opgelegd uit te wijken.”<br />

11.3.1939 De Polizeipräsident <strong>van</strong> Abteilung II, Braunerstrasse 5 te Wenen<br />

antwoordt aan de Belgische Openbare Veiligheid “dass die in der<br />

Folge genannte personen nicht ungunstig beleumundet werden und<br />

als bestraft nicht vermerkt sind”<br />

11.3.1939 KK, nach Wien zuständig, mosaisch, verheiratet, in Wien XX.,<br />

Heinzelmanngasse wohnhaft gewesen<br />

31.5.1939 Brief <strong>van</strong> de Antwerpsche Komiteit voor Joodsche Vluchtelingen<br />

aan de administrator <strong>van</strong> de Openbare Veiligheid waarin staat dat<br />

KK en CH: “sont de nationalité allemande, en possession d’un<br />

passeport autrichien, expiré. Ils ne peuvent retourner en allemagne,<br />

vu qu’ils ont été forcés de signer un document, l’engageant a ne<br />

plus revenir en Allemagne. Ils se sont inscrite à la Société EZRA<br />

D’Anvers pour une émigration outre-mer et dès qu’une possibilité<br />

d’émigration se présentera, ils quitteront la Belgique. Nous vous<br />

prions de bien vouloir autoriser Monsieur le Commissaire en chef<br />

de Police d’Anvers de proroger le séjour provisoire des l’interessés<br />

en Belgique pour quelques temps. »<br />

26.6.1939 Brief <strong>van</strong> de Antwerpsche Komiteit voor Joodsche Vluchtelingen<br />

aan de administrator <strong>van</strong> de Openbare Veiligheid waarin deze voor<br />

KK en CH vraagt: “de leur accorder un delai de trois mois aux sus<br />

nummés, afin de leur permettre son émigration.”<br />

8.7.1939 Voorlopig te klasseren dossier “Naar luid <strong>van</strong> het Ministerieel<br />

rondschrijven nr. 37 C1 cc 1 juli 1938 en wel om de titularis(sen)<br />

<strong>van</strong> dit dossier in de mogelijkheid te stellen uit te wijken, zal<br />

zijn/hun (haar) verblijfstitel, ambtshalve en zonder voorwaarde, om<br />

de drie maanden worden verlengd. De gemeentebesturen zijn er niet<br />

toe gehouden de Openbare Veiligheid bericht te sturen <strong>van</strong> de in die<br />

omstandigheden verleende verlengingen.”<br />

30.11.1939 ingeschreven in het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Berchem,<br />

Statiestraat 124. Op dit document <strong>van</strong> 23.2.1940 is de naam Anna<br />

doorgehaald en ver<strong>van</strong>gen door Chana.<br />

DV, CH,<br />

10.11.1938<br />

DV,<br />

KK&CH,<br />

10.3.1939<br />

DV, CH,<br />

4.8.1939<br />

DV, KK,<br />

4.8.1939<br />

DV<br />

KK&CH,<br />

31.5.1939<br />

DV<br />

KK&CH,<br />

26.6.1939<br />

DV,<br />

KK&CH,<br />

8.7.1939<br />

DV,<br />

KK&CH,<br />

23.2.1940<br />

102<br />

1021-<br />

1022<br />

1.2.1941 met het uitdrijvingsbevel 6845 geschrapt uit het DV, CH, 1013<br />

375 Karl Krons moeder sterft dus in het geboortejaar <strong>van</strong> Karl. Is zij in het kinderbed bebleven?<br />

376 Op 10.9.1941 woont zij in Tarnaw (Polen) Legione n.° 26..<br />

1020<br />

1016<br />

1017<br />

1019<br />

1018<br />

1015<br />

1014


vreemdelingenregister Berchem, Statiestraat 124 en heeft als nieuw<br />

adres opgegeven: S. Sauwestrelaan 65 in Beverloo (Limburg)<br />

20.2.1941 Anna Hönig wordt ingeschreven in het vreemdelingenregister <strong>van</strong><br />

de gemeente Beverloo, L. Sauvestrelaan 65.<br />

24.4.1941 geschrapt uit het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Berchem, Statiestraat<br />

124.<br />

23.7.1941 Van 1.2.1941 tot dan blijft Chana Honig in Beverloo (Limburg)<br />

(aldaar ondergebracht door de Duitsche overheid.)<br />

Zij komt die dag terug naar Antwerpen, Kipdorpvest 11.<br />

10.9.1941 Inlichtingsbulletijn inzake vreemdelingen <strong>van</strong> 10.9.1941<br />

Bij vraag 1 naar de echtgenoot staat dat bij huidige verblijfplaats:<br />

Geïnterneerd te Kurz in Frankrijk.<br />

Bij vraag 3: Haar vader was<br />

Bij de vraag 11 Is hij politiek uitgewekene? Staat: Neen, geen<br />

vluchteling. Ik ben jodin. En het antwoord is ook door haar speciaal<br />

ondertekend.<br />

23.9.1942 In een bericht <strong>van</strong> vertrek <strong>van</strong> een vreemdeling staat dat zij: “den 3<br />

sept.1942 bij Coll. Besluit (<strong>van</strong> ambtswege) geschrapt [werd] uit<br />

het vreemdelingenregister Kipdorpvest 11 [Antwerpen] en heeft als<br />

nieuw adres opgegeven Onbekend.<br />

20.9.1944 Uit deze “Intrekking <strong>van</strong> ambtelijke afschrijving” kunnen we<br />

afleiden dat Anna Honig-Kron dan al terug in Antwerpen is. Uit<br />

hetzelfde document blijkt dat zij op dat ogenblik haar beroep niet<br />

uitoefent en wordt ondersteund door de Commissie <strong>van</strong> den<br />

Openbare Onderstand.<br />

6.10.1944 Uit een bericht <strong>van</strong> aankomst <strong>van</strong> een vreemdeling kunnen we<br />

afleiden dat Chana Hönig op dat ogenblik verhuisd naar de<br />

Generaal <strong>van</strong> Merlenstraat 1 te Berchem.<br />

24.11.1944 <strong>Een</strong> handgeschreven nota vermeldt: De Duitsche onderdaan Chana<br />

Honig, echtgenoote Kral Kron, geboren te Libusza (Pol.) den 3<br />

maart 1989 is in België gekomen uit Weenen (Oostenrijk), den 10<br />

Nov.1938 en heeft verklaard politiek uitgewekene te zijn.<br />

Van af 1942 is zij bij een Belgische onderdaan te Antwerpen<br />

ondergedoken geweest.<br />

Zij word (sic) thans gesteund door het Comité ter verdediging <strong>van</strong><br />

de joodsche belangen te Antwerpen.<br />

Voorstel: Haar doen verwittigen dat zij niet gemachtigd is zich in<br />

België te vestigen en dat zij het Rijk zal moeten verlaten zoodra de<br />

omstandigheden het toelaten.<br />

De geldigheidsduur <strong>van</strong> het bewijs “model C” achtereenvolgens<br />

met drie maanden laten verlengen.<br />

Huidig adres <strong>van</strong> den echtgenoot vragen.<br />

28.12.1944 Rapport <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> St.-Josse-ten-Noode: “Lan nommé<br />

Honig, Chana, épouse Kron, Karl, née à Libusza (Pol.), le 3/3/1898,<br />

de nationalité allemande, reside effectivement en c/c., rue de la<br />

Ferme, 53. Elle déclare n’exercer aucune profession, et vivre à<br />

charge de son frère HONIG, Sigmund, demeurant à la même<br />

adresse. Son époux, KRON, Karl, est déporté en Allemagne. »<br />

23.10.1945 Aangehecht aan een “Bericht <strong>van</strong> aflevering <strong>van</strong> inschrijving in het<br />

vreemdelingenregister Model C” is een verslag <strong>van</strong> kwartieragent<br />

Berckmans <strong>van</strong> 1.11.1944 waarin staat: “a) De genaamde Honig<br />

Chana vr Kron Karl geboren te Libusza (Pol) den 3/3/1898<br />

wonende alhier Generaal <strong>van</strong> Merlestraat N°1 dochter <strong>van</strong> Mauritz<br />

en <strong>van</strong> Aftergoed Sala <strong>van</strong> Poolsche Nationaleteit Bewoont er eene<br />

kamer by Van BEURDEN Jan Belg waar zy is ondergedoken<br />

geweest <strong>van</strong> Augustus 42. b) Belanghebbende oefent geen beroep<br />

21.5.1941<br />

DV, AH,<br />

18.9.1941<br />

DV,<br />

23.5.1941<br />

DV, AH,<br />

10.9.1941<br />

DV, AH,<br />

10.9.1941<br />

DV, AH,<br />

23.9.1942<br />

DV, AH,<br />

3.10.1944<br />

DV, AH,<br />

16.3.1944<br />

DV, AH,<br />

24/11.1944<br />

DV, AH,<br />

28.12.1944<br />

DV, AH,<br />

23.10.1945<br />

103<br />

1010<br />

1012<br />

1006<br />

1006-<br />

1007<br />

1005<br />

1004<br />

1003<br />

999<br />

998<br />

1001


uit heeft geene inkomsten of eigendommen word gesteund door het<br />

Comite ter verdediging <strong>van</strong> de joodsche belangen…” Dit verslag is<br />

echter niet ondertekend door Anna Honig zelf. 377<br />

25.9.1951 Uit een schrijven <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> Schaarbeek: “HONIG, Chana,<br />

n’exerce aucune profession, et ne possède ni permis de travail ni<br />

carte professionelle. Elle déclare être aidée pécunièrement par son<br />

frère résident en Hollande à raison de 150 florins par mois.<br />

L’intéresée n’ayant aucun moyen d’existence contrôlable, nous<br />

émettons un avis défavorable quant à la délivrence de la carte<br />

d’identité pour étrangers.˝<br />

5.10.1951 Uit een geschreven document kunnen we afleiden dat “ Le mari a<br />

été deporté et n’est pas encore rentré au foyer” en dat zij<br />

(financieel) wordt geholpen door een broer die in Nederland woont.<br />

Het gaat hier dus om Sigmund Hönig, Ediths vader.<br />

28.6.1955 <strong>Een</strong> uittreksel uit het register <strong>van</strong> overlijdensakte staat dat Karl<br />

Kron overleden is op 1.1.1943 op een onbekende plaats, en dat hij<br />

voordien woonde in de Statiestraat 24 te Antwerpen.<br />

Igo (Israel) Gross 378 , (°Nadworna, Polen, 4.4.1897/ Duitse<br />

(ex-Oostenrijkse) nationaliteit (non-ennemie)/<br />

handelsvertegenswoordiger op 30.1.1939, 30.11.1939, pelsmaker<br />

op 5.8.1941, fourreur et tailleur op 7.7.1942 en 28.9.1942,<br />

commerçant (diamants) op 5.3.1946, pelsenhandelaar op 27.9.1948<br />

of confectionneur de fourrures en vêtements op 6.10.1947),<br />

X te Wenen op 14.8.1927<br />

met Rosalie Berlstein 379 , (° Lwow of Lemberg, Polen,<br />

12.3.1901/ Duitse (ex-Oostenrijkse) nationaliteit/ zonder op<br />

30.11.1939, 5.6.1940, fourreuse, mécanicienne (fourrures) op<br />

28.9.1942, zonder beroep op 11.1.1951)<br />

Figuur 82 Igo Gross, 7.7.1942,<br />

DV<br />

Figuur 83 Rosalie Berlstein,<br />

30.11.1939, DV<br />

1938 In een ongedateerde “Affidavit of support” op papier <strong>van</strong> de<br />

Holland-America line uit 1938 zegt de op 16 juli 1908<br />

genaturaliseerde ‘Jewelery salesman” Norbert Salter, 66 jaar oud,<br />

en al sinds 1903 in New York wonende, 315 West 57th.St. Apt. 5a,<br />

zijn verwanten Israel Gross en zijn vrouw, wonende<br />

Wallen[stein]strasse 36 in [2 e Bezirk] Wenen, te onderhouden tot<br />

DV, AH,<br />

25.9.1951<br />

DV, AH<br />

5.10.1951<br />

DV, KK,<br />

28.6.1955<br />

DV, RB &<br />

IG<br />

1938<br />

377 Deze informatie klopt dus duidelijk niet, vermits het duidelijk is dat zij op verschillende plaatsen heeft<br />

ondergedoken gezeten om uiteindelijk in Brussel terecht te komen, waar zij zal verblijven tot de bevrijding in<br />

september 1944. Bovendien had zij ook niet de Poolse nationaliteit maar de Duitse. Eigenlijk had zij<br />

Oostenrijkse nationaliteit, maar na de Anschluß werden alle Oostenrijkers Duitsers.<br />

378 Israel Gross is de zoon <strong>van</strong> Leib Gross (°Nadworna, Polen, 1873), en <strong>van</strong> Szeindel of Scheindel Schreiber<br />

(°Bohorodczany, Polen, 1875) die op 23.8.1938 nog in Wenen woont en op 30.1.1939 wonende ten Dyckstraat<br />

43 in Amsterdam, Nederland.<br />

379 Rosalia Berlstein is de dochter <strong>van</strong> Mozes Chaim Berlstein (°Lemberg of Lwow, Polen, 22.2.1874-†Wenen,<br />

4.11.1921) en Klara Ernestina Pinsker (Lemberg of Lwow, 12.3.1873) woont op 10.11.1938 in Londen.<br />

104<br />

989<br />

987<br />

984<br />

1101


zij zelf in hun onderhoud kunnen voorzien. Op dat ogenblik<br />

verdient hij gemiddeld 50$ per week, heeft hij 1200$ gespaard en<br />

woont hij in een apartement met drie kamers.<br />

22.8.1938 Israel Gross komt aan in België. DV, IG<br />

23.8.1938 Op een “Inlichtingsbulletijn betreffende Vreemdelingen” <strong>van</strong><br />

30.1.1939 staat dat hij op 23.8.1939 in België is aangekomen. hij<br />

heeft zich eerst (tot 24.12.1938) gevestigd in de Statiestraat 124 te<br />

Berchem. Beiden beschikken over een Oostenrijks paspoort, maar<br />

niet over een visum. Bij vraag 11: Is hij politiek uitgewekene? staat:<br />

“Ja, zie hierbygaand schrijven”, en deze zin is apart ondertekend<br />

door Israel Gross. Er staat ook in dat hij pelshandelaar is, maar dat<br />

hij zijn beroep alhier niet uitoefent. Verklaart geld te bezitten om<br />

tydens verblyf hier, in hun onderhoud te voorzien.” Bij vraag 13<br />

staat: “Wacht alhier mijn beurt af om naar Amerika te kunnen<br />

vertrekken. Zijn in bezit <strong>van</strong> het “Affidavit.”<br />

10.11.1938 Op een “inlichtingsbulletijn betreffende vreemdelingen” <strong>van</strong><br />

10.11.1938 staat dat Rosalia Berlstein op 10.11.1938 in België is<br />

aangekomen.<br />

24.12.1938 Israel Grosss verhuist <strong>van</strong> de Statiestraat 124 naar de Isabellalei 24<br />

te Antwerpen.<br />

11.1.1939 Israel Gross ondertekent een verklaring die naar de Minister <strong>van</strong><br />

Justitie wordt gestuurd waarin o.a. staat bij “Le motif de notre<br />

émigration est le sui<strong>van</strong>t: J’ai été persécuté par le Gestapo et j’ai dû<br />

m’enfuir pour ne pas être mis au camp de concentration.” Hij vraagt<br />

om in België te mogen blijven tot ze kunnen emigreren naar de<br />

U.S.A.. “Je possède des moyens suffisants pour pouvoir subsister<br />

sans devoir travailler. »<br />

6.3.1939 In een korte nota aan de (Hoofd)Commissaris <strong>van</strong> Politie te<br />

Antwerpen laat de Openbare Veiligheid (?) weten dat aan de<br />

echtgenoten Reiswijzer (model C) is afgeleverd geldig t.e.m.<br />

30.6.1939 met melding: “Belanghebbende is er niet toe gemachtigd<br />

zich in België te vestigen. Er wordt hem opgelegd uit te wijken.”<br />

30.3.1939 De politiecommisaris <strong>van</strong> Afdeling II in Wenen laat aan de<br />

Belgische Openbare Veiligheid weten dat Gross Israel “nicht<br />

ungünstig beleumundet werden und als bestraft nicht vermerkt<br />

sind”.<br />

26.6.1939 De Reiswijzer Model C <strong>van</strong> 30.1.1939 en geldig tot 30.6.1939<br />

wordt verlengd tot 30.9.1939.<br />

30.11.1939 Rosalie Berlstein krijgt <strong>van</strong> de gemeente een identiteitskaart. Zij<br />

woont dan blijkbaar op de Isabellalei 24 te Antwerpen. Op haar<br />

identeitskaart staat ook een stempel dat zij (later) is ingeschreven in<br />

het jodenregister met nr. 10259, en staat er bij geschreven dat zij<br />

een Reiswijzer Model C heeft. Op 5.6.1940 en op 30.11.1940 wordt<br />

deze kaart “kosteloos” verlengd.<br />

30.11.1939 Het echtpaar krijgt nu een Reiswijzer Model B i.p.v. het eerdere<br />

Model C.<br />

5.6.1940 In een “Verklaring <strong>van</strong> onvermogen” staat dat Rosalie Berlstein,<br />

zonder beroep, op dat ogenblik alleen woont 380 en 50 fr. steun per<br />

10 dagen ont<strong>van</strong>gt <strong>van</strong> de Commissie <strong>van</strong> openbare onderstand.<br />

25.1.1941 <strong>Een</strong> attest “relative à la mise en séjour forcé et surveillé de<br />

l’interessé dans le Limbourg” <strong>van</strong> 2.3.1961 bevestigt dat Igo <strong>van</strong><br />

23.8.1938<br />

DV, RB &<br />

IG,<br />

30.1.1939<br />

DV, RB,<br />

10.11.1938<br />

DV, IG,<br />

24.12.1938<br />

DV, IG,<br />

11.1.1939<br />

DV, RB &<br />

IG<br />

6.3.1939<br />

DV, IG,<br />

30.5.1939<br />

DV, RB &<br />

IG<br />

26.6.1939<br />

DV, RB,<br />

30.11.1939<br />

DV, RB &<br />

IG,<br />

30.11.1940<br />

DV, RB,<br />

5.6.1940<br />

DO, IG,<br />

2.3.1961<br />

380 Op dat ogenblik is haar man, Igo Gross, nog steeds geïnterneerd in het kamp <strong>van</strong> St.Cyprien (Frankrijk), en<br />

hij zal daar blijven tot oktober of november 1940.<br />

105<br />

1114<br />

1105<br />

1112<br />

1111<br />

1110<br />

1104<br />

1103<br />

1100<br />

1074<br />

1099<br />

1098<br />

807<br />

808


25.1.1941 tot 17.4.1941 in Zeelhem, Dorpsstraat 28, is geweest. “…<br />

cependant sa présence y est encore signalé le 17.4.1941.”<br />

26.1.1941 Bericht <strong>van</strong> aankomst <strong>van</strong> een vreemdeling: Op een lijst met 36<br />

namen <strong>van</strong> joden (?) met de Duitse nationaliteit die allen komende<br />

<strong>van</strong> Antwerpen worden ingeschreven in het vreemdelingenregister<br />

<strong>van</strong> Zeelhem in Limburg figureren o.a. de namen <strong>van</strong> Rosalia<br />

Berlstein en Igo Gross, maar ook <strong>van</strong> Rosalia’s oudere, ongehuwde<br />

zus, Salomea Berlstein 381 .<br />

19.4.1941 Verblijfplaats op de identiteitskaart <strong>van</strong> RB: Isabellalei 24<br />

Antwerpen<br />

31.5.1941 <strong>Een</strong> bericht <strong>van</strong> vertrek <strong>van</strong> RB met een schrapping <strong>van</strong> ambstwege<br />

uit het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Berchem, Statielei 124 en “heeft<br />

als nieuw adres opgegeven: onbekend 382 ”<br />

5.8.1941 In een bericht <strong>van</strong> aankomst staat dat de Duitsche onderdaan IG<br />

komende <strong>van</strong> de Dorpstraat 26 te Zeelhem (Limburg) op 5.8.1941<br />

wordt ingeschreven in het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Schaerbeek,<br />

Haechtsche Steenweg 265.<br />

16.8.1941 In een bericht <strong>van</strong> aankomst staat dat de Duitsche onderdaan RB<br />

komende <strong>van</strong> de Isabellalei 24 te Antwerpen op 16.8.1941 wordt<br />

ingeschreven in het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Schaerbeek,<br />

Haechtsche Steenweg 406 383 .<br />

25.11.1941 Uit een brief <strong>van</strong> de gemeente Schaerbeek aan de<br />

Vreemdelingenpolitie blijkt dat Igo Gross en zijn vrouw<br />

vaderlandsloos zijn geworden “par ordonnance allemande du<br />

25/11/1941.”<br />

7.7.1942 “Le certificat d’inscription au registre des étrangers délivré le<br />

30.11.1939 par l’Administration communale de Anvers au<br />

ressortissant allemand désigné ci-dessous, demeurant en cette<br />

commune, chaussée de Haecht n°406,a été renouvelé, sans<br />

limitations de durée” 384 .<br />

7.7.1942 Igo Gross krijgt een identiteitskaart <strong>van</strong> de gemeente Schaerbeek.<br />

Op deze kaart staat bij zijn nationaliteit: allemande.<br />

22.9.1942 Uit een “Avis de renouvellement des certificats d’inscription au<br />

régistre des étrangers” blijkt dat Rosalie Berlstein’ certificaat <strong>van</strong><br />

haar inschrijving in het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Schaerbeek nog<br />

op 22.9.1942 werd afgeleverd.<br />

28.9.1942 Uit een “Avis de renouvellement des certificats d’inscription au<br />

régistre des étrangers » blijkt dat Igo Gross’ certificaat <strong>van</strong> zijn<br />

inschrijving in het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Schaerbeek nog op<br />

28.9.1942 werd afgeleverd.<br />

3.10.1942 De Secretaris-Generaal krijgt een document <strong>van</strong> de stad Brussel<br />

waarin staat dat Rosalie Berlsteins nationaliteit <strong>van</strong> “allemande” is<br />

veranderd in “apatride”. Zij woont dan op chaussée de Haecht 406.<br />

15.10.1942 De Secretaris-Generaal krijgt een document <strong>van</strong> de burgemeester<br />

<strong>van</strong> Schaerbeek waarin staat dat Israel Gross’ nationaliteit <strong>van</strong><br />

“allemande” is veranderd in “apatride”. Hij woont dan op chaussée<br />

de Haecht 406.<br />

DV, RB &<br />

IG,<br />

11.2.1941<br />

DV, RB,<br />

DV, RB,<br />

31.5.1941<br />

DV, IG,<br />

5.8.1941<br />

DV, RB,<br />

16.8.1941<br />

DV, IG,<br />

22.2.1945<br />

DV, IG,<br />

7.7.1942<br />

DV, IG,<br />

7.7.1942<br />

DV, IG,<br />

8.9.1944<br />

DV, RB,<br />

8.9.1944<br />

DV, RB,<br />

3.10.1942<br />

DV, IG,<br />

15.10.1942<br />

106<br />

1095<br />

1075<br />

1094<br />

1093<br />

1092<br />

1056<br />

1082,<br />

1089<br />

1069<br />

1066<br />

1067<br />

1081<br />

1079,<br />

1091<br />

15.10.1942 Israel Gross laat zich inschrijven in het vreemdelingenregister <strong>van</strong> DV, IG, 1079<br />

381<br />

Salomea Berlstein (°Lwow of Lemberg, Polen, 28.6.96) zal met het IIe transport naar Auschwitz worden<br />

gedeporteerd met het nummer 799.<br />

382<br />

Blijkbaar was men in Berchem niet op de hoogte naar waar in Limburg Rosalie Berlstein was “verhuisd”.<br />

383<br />

Igo Gross zal een tijdje later bij zijn vrouw gaan wonen op Haechtsesteenweg 406.<br />

384<br />

Dat klinkt erg cynisch als je weet dat enkele dagen later de razzia’s en deportaties beginnen.


Schaarbeek, chaussée de Haecht, n° 406 15.10.1942<br />

12.3.1943 Op een “Formulaire de Renseignements” staat dat Igo op<br />

12.3.1943 385 door de Sipo werd binnengebracht in de ge<strong>van</strong>genis<br />

<strong>van</strong> Antwerpen en dat hij op 20.3.1943 naar Mechelen werd<br />

overgebracht.<br />

16.8.1944 Verblijfplaats op de identiteitskaart <strong>van</strong> RB: Chaussée de Haecht,<br />

406, Schaerbeek<br />

8.9.1944 Uit een “Avis de renouvèlement des certificats d’insription au<br />

registre des étrangers” blijkt dat zijn inschrijving in het<br />

7.11.1944<br />

om 15u.<br />

vreemdelingenregister <strong>van</strong> Schaerbeek al plaats vond op 8.9.1944.<br />

<strong>Een</strong> proces-verbaal <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> Schaerbeek naar aanleiding<br />

<strong>van</strong> een “Enquête relative à l’activité des étrangers Gross, Israël et<br />

Berlstein Rosalie, pendant l’occupation allemande” verklaart Igo<br />

Gross in het Frans: “Je suis apatride d’origine polonaise. Je suis<br />

arrivé en Belgique en 1938 venant d’Autriche d’où je me suis enfui,<br />

étant en butte aux tracasseries nazies. Le 10.5.1940, j’ai été interné<br />

dans le camp de St.Cyprien (France). Je suis revenu à Anvers, au<br />

mois d’octobre ou novembre 1940, sans pouvoir précisér. J’ai été<br />

envoyé, par les allemands, à Zelem, près de Diest d’où j’ai pu<br />

quitter pour venir à Schaerbeek, chaussée de Haecht, 406, d’où je<br />

suis parti le 11.3.1943 386 , pour me cacher à Edeghem, près<br />

d’Anvers. J’ai été arrêté là le 12.3.1943, par les allemands et interné<br />

à Malines, caserne Dossin. J’ai été transporté par les allemands<br />

dans un train en direction de l’Allemagne, mais ai pu en sauter à<br />

proximité de Tirlemont. Depuis lors et jusqu’à la libération je me<br />

suis caché à St. Josse-ten-Noode, rue de la Ferme, 53. J’ai été aidé<br />

par plusieurs personnes. afin de subsister et notammant par l’agent<br />

de police DAEMS, de Schaerbeek, dont je vous remete une<br />

attestation afin de la joindre à mon dossier. Je n’ai jamais émargé<br />

au ravitaillement allemand et n’ai fait partie d’aucun organisme<br />

d’ordre nouveau. Pendant que je vais faire valider ma carte<br />

d’identité, je vais faire changer mon lieu de résidence du n° 392 au<br />

n°418 de la chaussée de Haecht.<br />

Je suis en possession d’un certificat d’inscription au régistre des<br />

étrangers portant le n°13437, délivré à Schaerbeek le 8.9.1944 et<br />

valable jusqu’au 7.3.1945 (modèle B). Lecture faite apersisté et<br />

signé…<br />

L’intéressé a éte laissé en liberté en attendant les instructions de<br />

Monsieur le Ministre de la Justice.<br />

Immédiatement après, j’ai entendu la nommé Berlstein, Rosa,<br />

épouse Gross, Israêl,… qui m’a déclaré en français : Je suis apatride<br />

d’origine polonaise. Je suis en possession d’un certificat<br />

d’inscription au régistre des étrangers, modèle B, n°13438, délivré à<br />

Schaerbeek, le 8.9.1944, valable jusqu’au 7.3.1945. Sitôt que je<br />

serai autorisé à faire valider ma carte d’étrangère, je ferai en même<br />

temps, changer mon lieu de résidence du n°392 au n°418 de la<br />

chaussée de Haecht. Je suis en Belgique depuis 1938 venant<br />

d’Autriche d’où je me suis enfuie avec mon mari. En 1940, j’ai<br />

suivi mon mari au Camp St.Cyprien en France. Je suis revenu avec<br />

lui en Belgique, à Anvers, d’où nous avons été envoyé à Zelem Près<br />

DO, IG,<br />

2.2.1948<br />

DV, RB,<br />

30.11.1939<br />

DV, IG,<br />

5.3.1946<br />

DV,<br />

IG&RB,<br />

7.11.1944<br />

385<br />

Op een ander “Formulaire de Renseignements”staat nochtans dat Igo reeds op 11.3.1943 zou zijn<br />

binnengebracht. (DO, Dossier Igo Gross)<br />

386<br />

De geldigheid <strong>van</strong> het bewijs <strong>van</strong> zijn inschrijving in het vreemdelingenregister liep af op 28.3.1943. (DV,<br />

IG, 28.09.1942) Is het daarom dat hij kort voordien naar Edegem gaat?<br />

107<br />

803<br />

1075<br />

1055<br />

1062-<br />

1063


Diest. De là, nous avons pu quitter, mon mari vers Bruxelles et<br />

moi à Anvers, à Edeghem 387 . Mon mari a été arrêté à cette<br />

adresse par les allemands, pendant que je suis parvenue à fuir.<br />

Je suis alors venue à St.Josse-ten-Node, rue de la Ferme, 53, où<br />

mon mari est venu me rejoindre après sa fuite du train qui le<br />

transportait en Allemagne. Nous sommes restés cachés à cette<br />

dernière adresse jusqu’à la libération. Nous étions aidés par<br />

diverses personnes et notamment par l’agent de police Daems,<br />

de Schaerbeek dont je vous remets une attestation pour être<br />

jointe à mon dossier. Je n’ai jamais émargé au ravitaillement<br />

allemand et n’ai fait partie d’aucun organisme d’ordre nouveau.<br />

Lecture faite a persisté et signé…<br />

La nommée Berlstein, Rosalie a été laissée en liberté en attendant<br />

les instructions de Monsieur le Ministre de la Justice.<br />

Joignons au présent deux attestations en faveur des interessés ainsi<br />

que deus décalrations du Comité de défense juifs, nous remises par<br />

les interessés.<br />

In de kantlijn staat het volgende PS geschreven : « Les intéressés<br />

déclarent vouloir se fixer en Palestine. Je les informerais qu’ils ne<br />

peuvent s’établir en Belgique et qu’ils devront quitter le pays dès<br />

que les circonstances le permettront… »<br />

4.10.1944 Beiden worden ingeschreven in het vreemdelingenregister <strong>van</strong><br />

Schaarbeek.<br />

23.11.1944 In een rapport “sursis d’internement” <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> Schaerbeek<br />

staat “Le sursis d’internement peut être accordé à notre avis à …<br />

Motif: Arrivé en Belgique en 1938. En mai 1940 ont été internés<br />

au camp de St-Cyprien en France. Sont revenus en Belgique en<br />

novembre 1940 pour se fixer à Anvers. Ont démeurés ensuite à<br />

Zelem près de Diest et à Schaerbeek, chaussée de Haecht, 406.<br />

Ensuite se sont cachés à Edeghem (Anvers). Le mari a été<br />

arrêté à cette dernière place en mars 1943 et transfèrè à<br />

Malines. Est parvenu à s’échapper d’un convoi en direction de<br />

l’Allemagne et à rejoindre sa femme et se sont cachés alors à St-<br />

Josse-ten-Noode, rue de la Ferme, 53 jusqu’à la libération.<br />

23.11.1944 <strong>Een</strong> schrijven <strong>van</strong> de politie <strong>van</strong> Schaerbeek aan de<br />

vreemdelingenpolitie vermeldt dat de echtelieden “ont reçu une<br />

carte de controle pour se présenter chaque mercredi au<br />

commissariat de police de leur quartier. »<br />

6.2.1945 In een geschreven brief aan de burgmeester <strong>van</strong> Schaarbeek staat:<br />

“Je vous sommais gré d’informer ces étrangers ces étrangers qu’ils<br />

ne sont pas autorisés à s’établir en Belgique et qu’ils doivent quitter<br />

le pays dès que les circomstances le permettront. »<br />

24.7.1946 Uit een beslissing <strong>van</strong> de Kamer <strong>van</strong> Beroep <strong>van</strong> “Le Conseil<br />

d’enquets économiques pour étrangers” blijkt dat hem de<br />

beroepskaart voor vreemdelingen voor het uitoefenen <strong>van</strong> het<br />

beroep <strong>van</strong> “confectionneur de fourrures en vêtements” die hij had<br />

aangevraagd op 24.7.1946 wordt geweigerd.<br />

3.9.1948 Brief <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Arbeid, Dienst “Travailleurs<br />

Etrangers” aan het Ministerie <strong>van</strong> Justitie vermeldt dat Igo Gross<br />

“en qualité de Fourneur a été rejeté le 5-6-48. La Commission<br />

d’Appel en matière de Main d’Oeuvre étrangère ayant confirmé<br />

cette décision, sui<strong>van</strong>t sa lettre du 11-8-48. celle-ci est donc<br />

définitive. ”<br />

DV,<br />

IG&RB,<br />

9.11.1944<br />

DV,<br />

IGéRB,<br />

23.11.1944<br />

DV,<br />

IG&RB,<br />

23.11.1945<br />

DV, IG,<br />

6.2.1945<br />

DV, IG,<br />

6.10.1947<br />

DV, IG,<br />

3.9.1948<br />

7.9.1948 Brief <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Justitie aan de burgemeester <strong>van</strong> DV, IG, 1045<br />

387 Het klopt dat Igo Gross maar pas enkele dagen voor de inval bij Charles Hendrickx daar is gearriveerd.<br />

108<br />

1060<br />

1059<br />

1058<br />

1057<br />

1054<br />

1040


Schaerbeek : “Vous voudrez bien informer les intéressés qu’ils ne<br />

sont pas autorisés à s’établir en Belgique et qu’ils sont tenus de<br />

poursuivre leurs démarches en vue d’immigrer au plus tôt dans un<br />

autre pays. ”<br />

27.9.1948 De politie <strong>van</strong> Schaarbeek stelt vast dat Israel Gross “bien que<br />

toujours inscrit à Schaerbeek, Chaussée de haecht, 418, a quitté<br />

cette adresse avec son épouse, depuis le début de septembre 1947,<br />

pour se rendre définitivementà l’étranger sans toutefois préciser<br />

l’endroit où ils se rendaient. »<br />

7.9.1948<br />

DV, IG,<br />

27.9.1948<br />

31.3.55 Zijn begin 1949 naar de Verenigde Staten vertrokken. 1029<br />

1.3 SYLVIE REICHMAN<br />

Figuur 84 Itta Grunspan, 1938<br />

(Archief Sylvie Lednicer-Reichman)<br />

Figuur 85 Sylvie Reichman te<br />

Knokke, 1941 (Archief Sylvie<br />

Lednicer-Reichman)<br />

109<br />

1041<br />

Figuur 86 Benoit Reichman,<br />

1938 (Archief Sylvie Lednicer-<br />

Reichman)<br />

Sylvie Reichman werd op 1 november 1939 geboren te Antwerpen, als (enige) dochter <strong>van</strong><br />

Itta Grunspan (°Mosciska, Polen, 1.6.1907) en <strong>van</strong> Benoit Reichman (Satu Mare, Roemenië,<br />

29.9.1908) 388 . Zij woonden op de Plantin & Moretuslei 86 te Anwerpen. Benoit Reichman was een<br />

koopman. Hij was op 15 februari 1925 <strong>van</strong>uit Roemenië naar België gekomen, eerst in Aalst en vrij<br />

snel nadien in Antwerpen. Hij werkte hier als lederbeweker, als hotelbediende en in ieder geval<br />

<strong>van</strong>af 1935 als diamantsnijder. Later wordt hij diamanthandelaar en ondernemer <strong>van</strong><br />

diamantbewerkingen 389 . Itta Grunspan komt in 1927 naar België. Zij werkt in 1928 als dienstmeid<br />

bij haar zus en schoonbroer, Charlotte Grunspan en Lobel Lachter. Ze krijgt daarvoor kost en<br />

inwoon, en verdient er nog eens 50 fr. per maand. Zij trouwen op 21 juni 1938 en op 1 november<br />

1939 wordt Sylvie geboren. Als de oorlog uitbreekt besluit Alexander Reichman, de jongste broer<br />

<strong>van</strong> Benoit, onmiddellijk met zijn vrouw en zoon te vluchten. De andere familieleden besluiten te<br />

blijven. Deze beslissing zou de meesten onder hen noodlottig worden.<br />

Op 15 augustus 1942 ’s avonds en ’s nachts houden de Duitsers, daarin bijgestaan door<br />

Antwerpse politieagenten, de eerste grote razzia (<strong>van</strong> Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaartsdag) waarbij<br />

vooral die straten waar het grootste aantal joden woonde, zoals de Vander Meydensstraat in het<br />

388<br />

Alle gegevens komen uit het dossier op de Dienst Vreemdelingenzaken (DV), Dossier Reichman,<br />

Benjamin, 1379678.<br />

389<br />

Op 7.11.1940 moet hij zich bij de politie verantwoorden voor het tewerkstellen <strong>van</strong> diamantsnijdster Malka<br />

Klipper, vrouw <strong>van</strong> Ironi Mayer, °10.11.1908 te Lipink (Polen) wonende Cuperusstraat 10 te Antwerpen<br />

zonder in het bezit te zijn <strong>van</strong> een vereiste arbeidsvergunning. Dat betekent dat Benoit personeel in dienst had.<br />

(DV, Dossier Reichman, Benjamin, 1379678).


district Borgerhout, werden afgesloten en alle joden, in de desbetreffende straten werden opgespoord<br />

en uit hun huizen gehaald. Mannen, vrouwen én kinderen werden op vrachtwagens geladen en<br />

weggevoerd. Er werden zo’n 1000 joden opgepakt, wat “onder het oog <strong>van</strong> Antwerpse<br />

politiemannen, tot helse taferelen leidde,” schrijft historicus Lieven Saerens 390 . Ook op 27 391 en<br />

vooral 28 augustus werkte de Antwerpse politie mee aan het collectief oppakken <strong>van</strong> alle joden in de<br />

afgegrendelde omgeving 392 . “Sommige ‘autochtonen’ waren bereid om huizen aan te wijzen waar<br />

joden woonden” 393 . In totaal werden er (minstens) 1105 joden opgepakt. De dag <strong>van</strong> het joodse<br />

Nieuwjaar, 11 september 1942, werd de volgende grote razzia gehouden door de SSveiligheidspolitie,<br />

de Vlaamse SS en de Feldgendarmerie 394 . Ook de Antwerpse politie zou opnieuw<br />

meewerken aan deze systematische aanhouding <strong>van</strong> joden 395 . Die aanhouding zou uitzonderlijk in<br />

volle dag worden aangevat en meer dan vierentwintig uur duren 396 . “De razzia liep <strong>van</strong> ’s morgens<br />

11 september tot in de namiddag <strong>van</strong> 12 september en leverde 1422 joodse mannen, vrouwen en<br />

kinderen op, het grootste aantal dat in België ooit werd opgepakt” 397 . Benoit en Itta worden<br />

waarschijnlijk dezelfde dag, namelijk op 11 september 1942 opgepakt en via het Centraal Station<br />

naar Mechelen gedeporteerd. “De opgepakten werden eerst verzameld in een ruimte onder het<br />

station, uitgevend op de Pelikaanstraat” 398 . ’s Anderendaags 399 werden zij op de trein gezet naar de<br />

Dossinkazerne in Mechelen 400 . Vermits Itta en Benoit daar een verschillend inschrijvingsnummer<br />

krijgen - Itta krijgt het nummer X/416 en Benoit X/722 - lijkt het erop dat zij op een verschillende<br />

plaats en eveneens op een verschillend tijdstip zijn opgepakt geworden, en zij bijgevolg ook op een<br />

verschillend moment in de Dossinkazerne toekomen. Itta werd wellicht eerder opgepakt. Benoit<br />

komt in de Dossinkazerne toe in het gezelschap <strong>van</strong> zijn broers, die allemaal in de diamantsector<br />

werkzaam waren 401 . Paula Marcovici-Reichman, de dochter <strong>van</strong> Eugène Reichman en Fanny<br />

Lipschitz overleefde samen met haar moeder en haar zussen de oorlog, door op tijd onder te duiken,<br />

eerst in het Brusselse, later in Wallonië 402 . Zij zegt dat de vier broers besloten hadden zichzelf aan te<br />

geven met de hoop en de belofte dat hun vrouwen en kinderen zouden gespaard blijven. Haar oudste<br />

zus Régine Reichman was op dat ogenblik 10-jaar oud. Volgens haar hadden de broers een<br />

oproepingsbevel gekregen om aan de Atlantikwall te gaan werken in Noord-Frankrijk in het kader<br />

<strong>van</strong> de organisatie Todt. Zij zouden dan advies hebben gevraagd aan de Jodenraad, die hen zou<br />

gezegd hebben dat als zij zich vrijwillig zouden melden, hun vrouwen en kinderen hier zouden<br />

kunnen blijven 403 . Historicus Lieven Saerens schrijft: “In de avond <strong>van</strong> donderdag 10 september…<br />

verdeelde de Antwerpse politie een vijfhonderdtal oproepingen voor verplichte tewerkstelling <strong>van</strong><br />

joden in Noord-Frankrijk. Het lijkt er op dat ze net als voordien die opgeëisten, die op 12 september<br />

vertrokken, naar de trein heeft begeleid. Die actie rond de opgeëisten voor Noord-Frankrijk werd<br />

390 L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 604.<br />

391 Op 27 augustus merkte Erich Holm <strong>van</strong> de Sipo-SD op “dat de joden door middel <strong>van</strong> metterhaast<br />

geschreven pamfletten, verspreid door leden <strong>van</strong> de Belgische politie, op voorhand verwittigd werden <strong>van</strong><br />

hetgeen er ging gebeuren.” Ibid., p. 609. Als ‘straf’ voor dit ‘verraad’ en het mislukken <strong>van</strong> de razzia <strong>van</strong> 27<br />

augustus, werd <strong>van</strong>uit het Sipo-hoofdkwartier in Brussel bevolen dat de Antwerpse politie nu ‘alleen’ tot de<br />

aanhouding <strong>van</strong> joden moest overgaan… Bij de razzia <strong>van</strong> 28 augustus waren dus geen Duitsers betrokken!”<br />

Ibid., p. 610.<br />

392 Zie Ibid., p. 606.<br />

393 Ibid., p. 613.<br />

394 S. KLARSFELD & M. STEINBERG, Memoriaal <strong>van</strong> de deportatie der joden uit België. Voorgesteld door,<br />

Brussel – New York, Vereniging der Joodse Weggevoerden in België – Kinderen <strong>van</strong> de Deportatie, 1982<br />

(repr. 1994), p. 26.<br />

395 L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 620.<br />

396 Ibid., p. 620.<br />

397 Ibid., p. 620.<br />

398 Ibid., p. 621.<br />

399 Ingeschreven op 12/09/1942: <strong>van</strong>af nr. 117. (JMDV)<br />

400 Dat Itta en Benoit in de Dossinkazerne te Mechelen aankwamen op 12.9.1942, werd ons meegedeeld door<br />

Ilse Marquenie <strong>van</strong> het JMDV te Mechelen. E-mail <strong>van</strong> Ilse Marquenie (JMDV) <strong>van</strong> 18.10.2005.<br />

401 Op 11 september zijn er ook arrestaties in de zetel <strong>van</strong> de AJB (Association des Juifs en Belgique) in de<br />

Lange Leemstraat. M. STEINBERG, Dossier Bruxelles-Auschwitz, p. 145. Waren de vier gebroeders Reichman<br />

daar misschien aanwezig?<br />

402 Telefonisch gesprek met Paula Marcovici-Reichman <strong>van</strong> o.a. 14.7.2006.<br />

403 Telefonisch gesprek met Renée Elboom-Reichman <strong>van</strong> 14.7.2006.<br />

110


doorkruist door de grootscheepse razzia <strong>van</strong> 11 september” 404 . Volgens het Memoriaal <strong>van</strong> de<br />

deportatie der Joden uit België <strong>van</strong> Maxime Steinberg en Serge Klarsfeld behoorde het Xe konvooi<br />

nog tot de reeks konvooien waarvoor de gedeporteerden opgeroepen werden, maar dat slechts<br />

vervolledigd kon worden door middel <strong>van</strong> een nieuwe grote razzia, de vierde <strong>van</strong> de<br />

eindoplossing 405 .<br />

Het lijkt dus erg waarschijnlijk dat de vier broers inderdaad een oproepingsbevel hebben<br />

gekregen, voor Organisation Todt óf voor Arbeidseinsatz in het Oosten 406 . Ze zijn in ieder geval niet<br />

op de trein richting Frankrijk terecht gekomen. Eugène zou als waarschuwing een kaartje uit de trein<br />

hebben gegooid, geadresseerd aan zijn schoonzus Lipschitz, die gehuwd was met een Belgische<br />

jood, waarop stond “Groeten uit Mechelen”, waarmee hij volgens Régine Reichman bedoelde dat het<br />

slechtst mogelijk scenario werkelijkheid was geworden, want wie naar de Dossinkazerne werd<br />

vervoerd, kwam niet meer terug. Nog volgens Régine Reichman vertrouwden de broers de Duitsers<br />

echter niet, en hadden zij de vrouwen opdracht gegeven om zich te verbergen, maar de tijd was erg<br />

krap 407 . Op de vrouw <strong>van</strong> Benoit, Itta, na, die misschien werd opgepakt juist nadat ze Sylvieke had<br />

weggebracht, zouden de andere vrouwen en kinderen er, voorlopig althans, in slagen om die dag uit<br />

de handen <strong>van</strong> de Duitsers te blijven. Wat er ook <strong>van</strong> zij, de vrouwen en kinderen <strong>van</strong> Joseph en Mor<br />

Reichman worden eind september en begin oktober opgepakt 408 . Van de opgepakten keert niemand<br />

levend terug. Het Xe transport met o.a. Itta en Benoit vertrekt reeds op 15 september uit Mechelen<br />

en komt op 17 september aan in Auschwitz. Het is een transport waarin de joden nog in<br />

personenwagons worden vervoerd 409 . Wilhelm Karfiol (X/736) die waarschijnlijk in dezelfde wagon<br />

zat als de gebroeders Reichman, laat na de oorlog noteren: “Wij hebben verschrikkelijke dorst<br />

geleden. Wij hadden niets te drinken gedurende die hele reis – het was het ontzettendst <strong>van</strong> al –<br />

Hadden slechts twee rantsoenen brood plus tomaten of confituur. De vensters mochten wel geopend<br />

worden om de wagons te verluchten en er waren plaatsen voorzien voor de natuurlijke behoeften.<br />

Toen we uit de trein stapten, werden we dadelijk geslagen en onderverdeeld in mannen die te voet<br />

verder moesten én vrouwen, kinderen, ouderlingen (boven 40j.) en zieke mannen (die bij de<br />

vrouwen werden geklasseerd) die dadelijk naar de gaskamers werden gezonden” 410 . “De meeste<br />

gedeporteerden betraden het kamp zelfs niet: ze werden rechtstreeks naar de gaskamers geleid,<br />

zonder enige registratie” 411 . De namen <strong>van</strong> Itta en Benoit werden in ieder geval niet geregistreerd.<br />

Sylvie Reichman dacht aan<strong>van</strong>kelijk dat haar kindermeisje de opdracht en geld had gekregen<br />

voor het geval er met de ouders iets zou gebeuren, waarop die – op het moment dat het zover was –<br />

panikkeerde en besloot het kind toch maar bij anderen onder te brengen. Dat klopt in ieder geval<br />

niet, want wij ontdekten dat dat kindermeisje Gertrude Pakula (°Kaiserslautern, 27.9.1922) heette, in<br />

1939 <strong>van</strong>uit Aken naar België was gevlucht, zij reeds op 5.8.1942 in de Dossinkazerne aankwam en<br />

reeds 11.8.1942 op het Tweede Transport werd gezet richting Auschwitz. Wellicht meldde zij zich<br />

vrijwillig, want het is pas op het moment dat de joden zich niet vrijwillig meer aanmeldden voor de<br />

“Arbeidseinsatz”, dat de Duitsers overgingen tot grote razzia’s 412 . Wellicht dacht zij dat zij als jonge<br />

vrouw het werk in het Oosten wel zou aankunnnen. Bovendien was zij, zoals enkele honderden<br />

vooral eerder gevluchte Duitse en Oostenrijkse joden, <strong>van</strong> 21 december 1940 tot 7 januari 1941 naar<br />

Sint-Truiden en <strong>van</strong> 7 januari 1941 tot 5 april 1941 naar Grote Markt 4 in Herk-de-Stad<br />

404<br />

L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 620.<br />

405<br />

S. KLARSFELD & M. STEINBERG, Memoriaal <strong>van</strong> de deportatie der joden uit België, p. 26.<br />

406<br />

Ilse Marquenie <strong>van</strong> het JMDV laat mij echter in een e-mail hetvolgende weten: “Volgens de informatie<br />

vermeld op de Transportliste zijn Benoît Reichman, Eugène Reichman, Maurice Reichman en Joseph<br />

Reichman niet op "vrijwillige" basis naar de Dossinkazerne gekomen als gevolg <strong>van</strong> een oproepingsbevel. Om<br />

hierover meer uitsluitsel te verkrijgen, raad ik u aan contact op te nemen met de Dienst voor<br />

Oorlogs<strong>slachtoffers</strong> in Brussel.” E-mail <strong>van</strong> Ilse Marquenie (JMDV) <strong>van</strong> 17.7.2006.<br />

407<br />

Telefonisch gesprek met Renée Elboom-Reichman <strong>van</strong> 14.7.2006.<br />

408<br />

Fuba of Julia Schwartz, de vrouw <strong>van</strong> Maurice Reichman, wordt met haar dochtertje Suzanna, dat nog geen<br />

jaar oud is, opgepakt op 25.9.1942 en ’s anderendaags al op transport gezet naar Auschwitz. Thérèsa Klein, de<br />

vrouw <strong>van</strong> Joseph Reichman, wordt samen haar kinderen André en Catharina opgepakt op 8.10.1942 en reeds<br />

twee dagen later al naar Auschwitz gedeporteerd. JMDV.<br />

409<br />

Alhoewel Wilhelm Karfiol op 28.3.1951 laat noteren: “Personenwagen niet maar geen beestenwagen.”<br />

Dossier Karfiol, Wilhelm (DO).<br />

410<br />

Ibid.<br />

411<br />

S. KLARSFELD & M. STEINBERG, Memoriaal <strong>van</strong> de deportatie der joden uit België, p. 11.<br />

412<br />

L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 592<br />

111


gedeporteerd 413 , en dat had ze goed overleefd. Vanaf 2 mei 1941 was ze weer gedomicilieerd bij de<br />

ouders <strong>van</strong> Sylvie. Ze werkte er als kindermeid tegen 125 fr. per maand met kost en inwoon 414 . Ze<br />

geloofde wellicht dat de “Arbeidseinsatz” in het Oosten iets gelijkaardigs was als het werk in<br />

Limburg.<br />

Figuur 87 Gertrude Pakula, kindermeisje <strong>van</strong> Sylvie Reichman, 30.11.1939 (DO, Dossier Pakula,<br />

Gertrude)<br />

Hoe is Sylvie ontsnapt aan de razzia’s? De meest voor de hand liggende verklaring is dat zij<br />

door haar moeder Itta, reeds naar haar grootmoeder, Deborah Thaler, was gebracht. Het is immers zij<br />

die samen met Sylvie zal worden verborgen door Klaas Sluys. Hoe is Dobe Thaler in contact<br />

gekomen met Klaas? Ik denk dat we de verklaring hebben gevonden. De eerder vermelde familie<br />

Finkel verbleef op 31 december 1941 in de Lange Leemstraat 413 te Antwerpen 415 , net zoals<br />

Myriam Grosz-Reichman. Zij verbleef reeds <strong>van</strong>af 7 november 1925 op ditzelfde adres. De Finkels<br />

worden door Klaas (en zijn ouders Henri en Margriet) geholpen, en waarschijnlijk wist Myriam via<br />

de Finkels dat die persoon misschien ook haar en haar drie kinderen kon helpen, en als Klaas haar<br />

kon helpen, kon hij dat misschien ook doen voor haar nichtje Sylvie en haar grootmoeder Deborah<br />

Thaler 416 . Zo moet het zijn gelopen. De Finkels duiken al onder in augustus 1942 417 , en Heinz<br />

Schindler is heel precies en laat weten dat hij bij Klaas in Boechout zat ondergedoken <strong>van</strong> 15<br />

augustus tot 20 oktober 1942 418 . Die dag, zegt Edith Hönig moesten wij verhuizen naar de familie<br />

Hendrickx in Edegem om plaats te maken voor andere joden 419 . Dat moet Myriam met haar drie<br />

kinderen zijn, evenals Sylvieke en haar grootmoeder. De andere schoonzussen en kinderen, behalve<br />

Feiga Lipschitz, de vrouw <strong>van</strong> Eugène Reichman met haar drie kinderen, zijn tegen dan ook al<br />

opgepakt. Hoe hebben zij zolang uit de handen kunnen blijven <strong>van</strong> de Duitsers weten we niet, en<br />

valt niet meer te achterhalen. Klaas brengt de grootmoeder elders onder, namelijk in Hove. “Het<br />

meisje bleef bij ons,” schrijft Julia Sluys-Schuyten in haar tekst 420 en ze vervolgt: ”Het werd als het<br />

ware mijn vierde kindje: Sylvieke. Ze sliep in dezelfde kamer als Dora, die vier was, Jan die nog<br />

geen drie was en kleine Herman <strong>van</strong> bijna twee jaar. Geregeld nam ik Sylvieke voor een halve dag<br />

naar haar oma”.<br />

[“Ik reed heen en weer met het kind achter op de fiets. Ook als ik boodschappen deed, nam ik<br />

Sylvieke mee. Ik vertelde buren en kennissen dat ze mijn nichtje was, en dat ze een tijdje kwam<br />

logeren. De meeste mensen stelden zich daar geen verdere vragen bij. Behalve die ene keer in de<br />

wachtkamer bij de dokter, altijd zo’n broeinest <strong>van</strong> roddels. Ik voelde hoe de ogen <strong>van</strong> iedereen daar<br />

voortdurend onze richting uitdraaiden.]<br />

413 DO, Dossier Pakula Gertrude.<br />

414 DV, Dossier Reichman, Benjamin, 1379678, 10.6.1941.<br />

415 DV, Inschrijving <strong>van</strong> Markus Finkel en Laura in het bevolkingsregister, 6.1.1942.<br />

416 Dora Sluys, dochter <strong>van</strong> Klaas en Julia, zei me ooit: “Dat was een probleem. Je besloot dan iemand te<br />

helpen, maar binnen de kortste keren stond er dan een hele groep met de vraag om geholpen te worden.”<br />

417 “When I was home that first time in August 1942, I met the Jewish guests of my parents. They were an<br />

elderly couple. Their name was Finkel.” Brief <strong>van</strong> Wim Schuyten uit Grand Rapids (VS) <strong>van</strong> 1.12.2005 aan<br />

Jan Maes.<br />

418 DV, Rapport <strong>van</strong> de vreemdelingenpolitie, 10.11.1944.<br />

419 Getuigenis <strong>van</strong> Edith Hönig: “Het reeds door mij vertelde <strong>verhaal</strong> over het verblijf bij de familie Sluys<br />

speelde zich af gedurende slechts enkele weken. De bedoeling was immers, dat we <strong>van</strong>af daar naar andere<br />

adressen zouden worden doorgestuurd, en wel naar boeren in het dorp Edegem die kerkgenoten waren <strong>van</strong><br />

Klaas Sluys en Joden bij zich opnamen tegen vergoeding.”<br />

420 J. SCHUYTEN, Tenminste Sylvieke, p. 122 e.v.<br />

112


Mijn zuster Jeanne was verpleegster [in het Stuivenberghziekenhuis] in Antwerpen. Ze hadden daar<br />

een jodenman wiens hele familie was weggevoerd 421 . Hij was al een hele tijd genezen maar de dokter, samen<br />

met de verpleegsters, hielden hem toch maar ziek omdat hij niet wist waar naartoe. Maar ja, dat kon<br />

niet blijven duren en Jeanne wist geen andere oplossing dan met die man bij ons aan te komen. Dat<br />

was half januari 1943 422 .<br />

Op 31 januari 423 , midden in de nacht, vielen de Duitsers ons huis binnen. Hard bellen en<br />

roepen: "aufen machen". Het was een hele troep Duitsers en zwarthemden (zo noemde men de<br />

collaborateurs of mannen die onder één hoedje speelden met de vijand. Waren ze met 8 of 10 of<br />

meer, ik weet het niet 424 . Ook onze zwarte burgemeester <strong>van</strong> St. Jan 425 was er bij. Ze doorzochten<br />

ons hele huis en de fabriek. Ze draaiden de knop aan <strong>van</strong> de radio op Klaas z'n bureau; die gaf direkt<br />

de B.B.C., de Engelse uitzending. Het was streng verboden daarnaar te luisteren. Alle kinderen,<br />

Dora 4 jaar, Jan nog geen 3 jaar en Herman bijna 2 laar en Silvieke 3 jaar sliepen en werden niet<br />

wakker. Ook omdat ik die mannen aldoor maar maande stil te zijn voor de kinderen (wonder, want<br />

die Duitsers met hun zware laarzen liepen het hele huis door!)<br />

Eén <strong>van</strong> die mannen vroeg mij hoeveel kinderen ik had en ik zei 4. Ik had er zelf maar 3,<br />

maar had ik dat gezegd dan hadden ze Silvieke meegenomen. Ik had een dienstmeisje en die<br />

hadden ze het ook gevraagd en die had ook gezegd dat we 4 kinderen hadden 426 .<br />

En Silvieke, met haar zwarte krullekopje, zat gelukkig diep onder de dekens en sliep.<br />

Eén <strong>van</strong> die mannen zei: "Ge moogt blij zijn dat ge zoveel kinderen hebt, anders zouden we jou<br />

ook meenemen”. Ja, dat was nog een geluk bij een ongeluk…. Wat een verdriet; ik was 27 jaar en<br />

had 4 kleine kinderen <strong>van</strong> 1 1/2 jaar tot 4 jaar…<br />

Mijn zuster Jeanne, die hoofdverpleegster was in 't Stuivenbergziekenhuis, zat in haar bureel<br />

en hoorde een gesprek tussen bezoekers bij een zieke. Ze hoorde vertellen dat ze in Boechout<br />

Meneer Sluys hadden komen halen omdat er joden in huis waren en ze vertelden: ze hebben nog een<br />

joods meisje in huis, dat hebben ze niet meegenomen. Jeanne belde me dat en zei: zorg dat Silvieke<br />

ergens anders kan ondergebracht worden anders komen ze dat kindje nog halen. Nu woonde er in<br />

Leuven een familie Rooze die ons vroeger reeds geschreven had: als we soms iemand hadden waar<br />

we geen plek voor vonden dat zij ook wel wilden helpen (dat waren fijne christenmensen). <strong>Een</strong> neef<br />

421 Die man was Hersz Nadel. (Zie verder)<br />

422 Uit het vonnis <strong>van</strong> Klaas Sluys kunnen we afleiden dat Hersz Nadel pas op 28 januari bij Klaas zou zijn<br />

toegekomen. “Ausserdem beherbergte der Angeklagte vom 28-30.1.1943 den Juden Hertz Nadel in seiner<br />

Wohnung. Auch ihm gewährte er Verpflegung….” Archief Marnix Sluys, Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas<br />

Sluys, Feldgericht, Feldkommandatur 520, St.L. VI nr.60/43.<br />

423 Uit het vonnis <strong>van</strong> Klaas blijkt dat het om de nacht <strong>van</strong> 30 op 31 januari 1943 ging. Ibid.<br />

424 Uit een procesverbaal <strong>van</strong> 17.12.1945 ter voorbereiding <strong>van</strong> het proces <strong>van</strong> Van Sintjan verklaart Klaas<br />

Sluys aan de Krijsauditeur: “In den nacht <strong>van</strong> 30 op 31 januari 1943, werd ik ’s nachts opgebeld door 7<br />

Gestapomensen, deze waren vergezeld <strong>van</strong> den toenmaligen Burgmeester VAN SINTJAN, na geopend te<br />

hebben traden zij mijne woning binnen en doorzochten mijn huis en fabriek…. DEBRA, <strong>van</strong> Mortsel, die bij<br />

de Gestapomannen aanwezig was, deze kerel dreef het zoover <strong>van</strong> te zeggen, dat hij het recht had mij<br />

onmiddellijk neer te schieten, waarop ik hem heb geantwoord dat ik zulks betwijfelde…; bij deze<br />

Gestapomannen was nog aanwezig een zekeren SCHUERMANS, Willy,… Bij de Gestapomannen werd ook<br />

nog den naam <strong>van</strong> WEYNDAELE genoemd… verders waren er nog twee vlamingen bij, die ik hun naam niet<br />

heb hooren vernoemen. Indien ik een dezer verraders moest terug zien zou ik hen stellig herkennen.” In een<br />

procesverbaal <strong>van</strong> 7.11.1947 verklaart Debra: “Ik geloof dat ik met Kaeding was en Van Sintjan is dan mede<br />

gereden op verzoek <strong>van</strong> den Duitser om het fabriekje <strong>van</strong> Sluis aan te duiden… Ik kan me niet herinneren wie<br />

er allemaal bij was <strong>van</strong> de SD.” In een procesverbaal <strong>van</strong> 28.10.1947 verklaart Jan Schuermans: “Ik was daar<br />

inderdaad bij tesamen met Kaeding (overleden) – DEBRA – ik meen ook Wyndaele, Emiel . (Brussel,<br />

Auditoraat-Generaal, Dossier Debra, Louis) Dat Kaeding erbij aanwezig was, weten we ook uit het vonnis <strong>van</strong><br />

Klaas. Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys, Feldgericht, Feldkommandatur 520, St.L. VI nr.60/43. Waren er<br />

dus zeker bij: Louis Debra, Jan Schuermans, Emiel Wyndaele, Jan Pitz, en nog twee Vlamingen (of een<br />

Vlaming en een Duitser) wiens naam nog onbekend is, de Duitser Kaeding, én Staf Van Sintjan.<br />

425 Het gaat hier om de VNV-oorlogsburgemeester <strong>van</strong> Boechout, Staf Van Sintjan.(Zie verder)<br />

426 Als Klaas voor het Kriegsgericht komt, zal hij ook daar verklaren dat hij vier kinderen heeft: “Er hat 4<br />

Kinder im Alter von 1 - 4 Jahren und verdient nach seiner Angabe monatlich ca. 15.000 bfrs.” Archief Marnix<br />

Sluys, Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys, Feldgericht, Feldkommandatur 520, St.L. VI nr.60/43. Zijn<br />

dochter Dora Sluys wist mij te vertellen dat hij het daar heel moeilijk mee heeft gehad. Hij stond namelijk<br />

onder ede, en moest liegen om het leven <strong>van</strong> Sylvieke niet in gevaar te brengen. Voor de gewetensvolle en<br />

zeer rechtlijnige protestant die Klaas Sluys was, was dat een valse verklaring afleggen onder ede moreel<br />

gezien een zeer zware beslissing, die hij toch nam.<br />

113


<strong>van</strong> hen was een vriend <strong>van</strong> ons, Toine Rooze, en die heeft dan Silvieke [op 11 mei 1943]<br />

Figuur 88 Toine Rooze, augustus 1943 (Archief Greet Van Den Dries-Rooze)<br />

naar dat gezin in Leuven gebracht 427 . Daar was ze veilig bij het protestantse gezin <strong>van</strong> Henri Rooze,<br />

ingenieur, en Truus Van Buuren, onderwijzeres, in hun huis op de Tiensesteenweg 207 in Korbeek-<br />

Lo. Die hadden toen al drie kinderen: Han (°1938), Joop (°1940) en Lies (°1942) en Truus was<br />

zwanger <strong>van</strong> het vierde. Uit veiligheidsoverwegingen werd zij door de andere kinderen Rooze<br />

gewoon “zusje” genoemd. Pas na de oorlog hebben zij haar echte naam vernomen. Sylvie ging in<br />

1944 samen met Han te voet naar een school in Leuven. Zij hadden <strong>van</strong> Truus de instructie gekregen<br />

dat zij bij hun thuiskomst moesten kijken of er een gordijn scheef hing voor het bovenste raam <strong>van</strong><br />

het huis. Indien dat zo was, dan was het niet veilig om binnen te komen en moesten ze een paar<br />

honderd meter doorlopen naar het huis <strong>van</strong> mevrouw De Wilde, een overbuur <strong>van</strong> Henri en Truus.<br />

Zij was op de hoogte dat zij joden in huis hadden. Voor de overige buren was het Nederlandse<br />

familie die bij hen logeerde, omdat er onvoldoende eten was in Nederland. (Na de oorlog zeiden de<br />

buren dat ze wel wisten dat het geen familie was, maar onderduikers.)<br />

Begin september werd het Leuvense bevrijd en Sylvieke bleef nog tot eind mei 1945 bij de<br />

Roozes.<br />

Op vraag <strong>van</strong> haar oma, die de oorlog overleefd had, werd zij dan op de trein naar Antwerpen<br />

gezet, die haar daar opwachtte. Zij verbleef eerst nog een tijdje bij haar oom Eisig Safir, die<br />

Auschwitz had overleefd en diens dochtertjes Renée en Rose, die in een kostschool verborgen<br />

hadden gezeten.<br />

Figuur 89 Links Sylvie en rechts haar nichtje Rose Safir, november 1945 (Archief Sylvie Lednicer-<br />

Reichman)<br />

427 DV, Inlichtingsbulletin Sylvie Reichman, 9.9.1944, Dossier Benjamin Reichman. Naar Henri Rooze en<br />

Truus Van Buuren, toen wonende op de Tiensesteenweg 210 te Korbeek-Lo. Sylvie zegt dat ze nog een flard<br />

heeft <strong>van</strong> een hartverscheurende herinnering, waarin staande in een keuken, een vrouw in een peignoir haar<br />

tegen haar zin meegeeft met een man. Sylvie dacht tot voor kort dat dat haar moeder was, maar ik ben er<strong>van</strong><br />

overtuigd dat het hier om Julia en Toine Rooze moet gaan. “My earliest memory of that singular time was the<br />

morning I was sent away. It was a beautiful cold and crisp September [correction: May] morning full of<br />

sunshine. My mother [correction: Julia] had dressed me and placed me on the kitchen counter. At my side was<br />

a small suitcase. We were giggling and chatting, and she was playfully tapping my knee with the tassel of her<br />

bathrobe. I asked her where I was going, since she had obviously dressed me for a journey. Suddenly there was<br />

a knock on the door. She opened it, and there stood a stranger, a man [correction: Toine] I had never seen<br />

before. My mother [correction: Julia] lifted me into her arms and held me tight. She began to sob<br />

uncontrollably. I begged her to stop crying and explain what was wrong, but she pushed me into the stranger’s<br />

arms and said, “Go with him!” It was the last time I ever saw her.” E-mail <strong>van</strong> Lednicer-Reichman, Sylvie <strong>van</strong><br />

2.2.2006.<br />

114


Zij emigreerde in 1946 samen met haar grootmoeder naar de VS en werd er geadopteerd door<br />

een tante, Charlotte Grunspan en haar echtgenoot Lobel Lachter, die al in 1938 met hun kinderen<br />

naar de VS waren uitgeweken.<br />

Van Sylviekes familie werden haar ouders, haar grootvader, vijf tantes en een oom aan haar<br />

moeders kant, en haar grootvader en zijn tweede echtgenote, vier ooms, drie tantes en zes neefjes en<br />

nichtjes aan haar vaders kant in Auschwitz vergast. We hebben extra inspanningen gedaan om de<br />

stamboom <strong>van</strong> Sylvieke te reconstrueren. Van bijna iedereen hebben we informatie gevonden. Van<br />

sommige neven en nichtjes had niemand nog weet <strong>van</strong> de naam (André en Catharina Reichman<br />

bijvoorbeeld) of zelfs <strong>van</strong> het bestaan (Edith Grosz en Jacques Sylvain Altbaum bijvoorbeeld). In<br />

paragraaf 1.4 geef ik de volledige lijst met familieleden langs vaderskant, de Reichmans, af, evenals<br />

de lijst met familieleden langs moederskant, de Grunspans. In deze lijsten hebben we ook alle<br />

informatie samengevat die we op basis <strong>van</strong> de dossiers <strong>van</strong> de Dienst Vreemdelingenzaken (DV) en<br />

<strong>van</strong> de Dienst Oorlogs<strong>slachtoffers</strong> (DO) konden terugvinden. We krijgen daarmee een goed beeld<br />

<strong>van</strong> het milieu waarin Sylvieke werd geboren, en wat er <strong>van</strong> hen geworden is.<br />

Omdat haar grootmoeder in New York reeds sterft in 1948, wordt <strong>van</strong> dan af alle contact met<br />

de Roozes verbroken. Sylvie is op dat ogenblik immers nog te klein. Daarenboven verhuist zij met<br />

haar adoptieouders, zonder dat deze laatsten de Roozes hier<strong>van</strong> verwittigen. Als Sylvie in 1986 haar<br />

tante Fanny in België bezoekt, telefoneert ze eenmaal naar het adres <strong>van</strong> de Roozes. Die zijn op dat<br />

ogenblik op rondreis in Israel, en de telefoon wordt opgenomen door een koppel vrienden die op het<br />

huis passen, maar die geen woord Engels spreken, en die ook helemaal niet door hebben, wie ze hier<br />

aan de lijn hebben. Sylvie trekt de verkeerde conclusie dat de Roozes daar blijkbaar niet meer<br />

wonen.<br />

Figuur 90 Sylvie en haar tante Fanny Lipschitz in het Nachtegalenpark in Wilrijk in 1986 (Archief<br />

Sylvie Lednicer-Reichman)<br />

Op 27 mei 2005 kon ik 428 haar met de hulp <strong>van</strong> het Registry of Holocaust Survivors <strong>van</strong> het<br />

U.S. Holocaust Memorial Museum in Washington terugvinden. We spraken de dag nadien anderhalf<br />

uur aan de telefoon, - het was een <strong>van</strong> de meest ontroerende telefoons die ik ooit heb gedaan - en<br />

hier volgt een langer fragment <strong>van</strong> de eerste reactie die ze mij de dag daarop via e-mail toestuurde.<br />

428 Jan Maes, de maker <strong>van</strong> deze paper, is via zijn echtgenote ook verwant aan Julia Schuyten.<br />

115


Figuur 91 Sylvie Reichman in New York, 2005 (Archief Sylvie Lednicer-Reichman)<br />

Dear Jan,<br />

How very wonderful and excited I was to talk with you this morning! It is for me a great gift of God<br />

to be reunited first with a relative of the people who hid me, and second to have so much new<br />

information and emails of all those people who were responsible for my being alive today… And<br />

most of all I thank you for what you are doing and what you've done for me. It is a very emotional<br />

day today and I have spent many moments crying and thinking about the past.<br />

Can you understand how deeply moved I am to hear all the things you have told me that I had no<br />

memories of? My memories began with the Roozes. I have no memory of Julia, unfortunately, but I<br />

believe I mixed up the Rooze family with Julia and her family, because I distinctly remember a fruit<br />

orchard with many trees, and a little girl I played with whom I loved very much. This must have<br />

been the Schuyten's house, and the girl probably was Dora. I also remember sleeping in a crib<br />

because it was the only bed available, and it was in a room with at least 2 other children. Maybe this<br />

was also in Julia's house, but I think it probably was at the Roozes.<br />

After the war my aunt came to Antwerp to bring my grandmother and me to America. My parents,<br />

grandfather, four aunts and two uncles died in Auschwitz. I don't know how many cousins also<br />

died. All the above are from my mother's side of the family, the Grunspans. I was adopted by her in<br />

1947 and lived with her and her husband and two children in Brooklyn, NY. My aunt was a cruel<br />

woman and I was physically and mentally abused throughout my childhood and adolescence. It was<br />

emotionally worse for me coming to America to live with this family than it was all during the<br />

war. We moved to California and I went to high school in Beverly Hills. My stepfather was<br />

comfortable, not rich, but there was no love in the home, especially for me, so this period of time<br />

was bitter for me. I "escaped" this horror by going away to university at the University of California<br />

at Berkeley, outside of San Francisco, where I graduated in 1962. I worked my way through school<br />

and never went home again. Today I no longer have any contact with my stepsister, and speak with<br />

my stepbrother only twice a year, on our respective birthdays.<br />

I married my husband, Oliver, also a refugee from Antwerp, when I was still studying in graduate<br />

school at Berkeley. We moved to Connecticut, then New Jersey, and then New York. I was a<br />

housewife for many years, because I wanted to be the perfect mother to our two daughters, since I<br />

never had a mother of my own. I finally went back to school in New York for a Master's Degree<br />

when our daughters were in high school. I became an antique dealer, and about ten years ago I<br />

became an actress doing commercials, which I still do. Both daughters are married, but we still have<br />

no grandchildren. We are hoping this will happen soon, but so far the daughters are no cooperating.<br />

I know very little about the Reichmans, my father's family. I know he had three brothers, two of<br />

whom died with him in Auschwitz. The wife of one of the brothers was my Aunt Fanny, who came<br />

to the Roozes to visit me after the war. She was in hiding during the war and her 3 daughters were<br />

hidden separately. She is the grandmother of Patricia Marcovici in Antwerp, whose mother still lives<br />

in Antwerp also. I forwarded your original email to Patricia, who replied that the handwriting of the<br />

photo of me in America is definitely of her mother. She is very excited about your making contact<br />

with me, and would be an excellent source of information regarding all the Reichman family…<br />

She speaks fluent Flemish and French…. Patricia's parents are Paula and Jacques Marcovici.<br />

116


On the Grunspan side, my uncle Eisig Safir (husband of my mother's sister Hella) survived<br />

Auschwitz and came to my grandmother's house in Antwerp after the war. His two daughters also<br />

came -- they had been in hiding. They remained in Antwerp after my grandmother and I left for<br />

America. He died in 1990, I think, but his daughter Renee Safir-Edelstein lives in Antwerp…<br />

I will send you any more information you need or ask for, and of course the pictures and Shoah<br />

tape. I send you my warmest regards and my warmest thoughts for you and your beautiful family.<br />

Sylvie 429<br />

429 Sylvie Reichman geeft lezingen over de holocaust. Dit is een autobiografische passage uit de tekst <strong>van</strong> haar<br />

holocaust speech die ze op 2.2.2006 gebruikt tijdens haar lezingen. <strong>Een</strong> aantal <strong>van</strong> deze “herinneringen”<br />

bleken achteraf niet te kloppen, maar ze geven een goed idee hoe een zeer jonge, op zichzelf aangewezen<br />

overlevende zich <strong>van</strong> op verre afstand <strong>van</strong> zo’n periode een beeld vormt, als er door het ontbreken <strong>van</strong> een<br />

groot aantal betrokkenen en getuigen grote leemtes zitten in de informatie, en hoe zo’n kind dat beeld al die<br />

jaren heeft gekoesterd en bewaard, zonder dat bepaalde zaken door andere bronnen konden worden<br />

tegengesproken, weerlegd of gecorrigeerd. Sylvie heeft ons laten weten dat we met ons onderzoek in ieder<br />

gaval heel wat leemtes hebben opgevuld en heel wat correcties hebben kunnen aanbrengen.<br />

“I was born in Antwerp, Belgium on November 1 1939, the youngest of a large and loving family that<br />

included my mother and father, grandmother and grandfather, five aunts and two uncles. The Germans had<br />

invaded Belgium in May of l940, and my parents had decided to remain in Antwerp after being reassured by<br />

the Germans that they would be safe. But by 1942 Jews were being rounded up – taken off – disappearing.<br />

My parents thought it best to send me away for my safety. They contacted the Belgian Resistance, who found<br />

a Protestant family that would take me. They lived in Louvain, a town in the countryside of Belgium.<br />

The stranger, whose name was Henry Rooze, took me to his home in Louvain, where he lived with his wife<br />

and eight children. I was the ninth. They made me promise never to tell anyone my real name, and to say that I<br />

was their niece, staying with them until the war ended. Once I broke that promise and told the child next door<br />

that I wasn’t really their niece – that my real name was Sylvie Reichman and that I was from Antwerp. Mrs.<br />

Rooze overheard me and quickly took me away after explaining that I was making up a story, as children do,<br />

and didn’t know what I was talking about. She then told me I must never do that again, or I would be taken to<br />

the Gestapo along with the rest of the family, and that we would all be shot.<br />

And so I learned to give up my identity – both my name and my religion. And I learned to live in fear.<br />

My greatest fear was that I would be sent away again if I wasn’t a good girl. I remember one particular day<br />

when I wanted to be especially helpful. In those days we had chamberpots under our beds. They had to be<br />

emptied every morning. So that day I decided to help Mrs. Rooze empty them. As I carried my chamberpot<br />

down the stairs, I tripped and everything went flying. I started crying and screaming, “I want my mommy! I<br />

want my mommy!” Mrs. Rooze ran to me and put her arms around me. Then she said, “You don’t have a<br />

mommy anymore. You will never see your mommy again. I am your mommy now.”<br />

It was a hard lesson for a 3-year- old to absorb—that her mommy was dead. I remember one day being stung<br />

by a bee while playing in the backyard. How it hurt! And how I cried! Mrs. Rooze, hoping to calm me down,<br />

took me inside and put me to bed for a nap. I remember lying there and thinking, “If my mommy were here<br />

now, that bee would never have stung me. She wouldn’t let that happen to me. She would protect me.”<br />

And I remember sleeping in a crib. Even though I was already four years old, it was the only bed available.<br />

From time to time we would have what Mr. Rooze called “drills”, during which he would suddenly appear at<br />

the bedroom door before we went to sleep and shout, “This is a drill.” We were supposed to race out of bed as<br />

quickly as possible and gather downstairs at the foot of the stairs. Today I’m still proud that I always won the<br />

race out of bed – it was hard for a small child to climb the wall of the crib and jump onto the floor.<br />

But one night the drill was the real thing. Mr. Rooze appeared in the middle of the night at the bedroom door<br />

in his pajamas and yelled, “This is it!” We raced downstairs and I saw what I had never seen before – a<br />

trapdoor which had been covered by a carpet leading into a cellar. Mr. Rooze lifted me into his arms to carry<br />

me down the steep stairs. The only light in the cellar came from a few candles.<br />

I had never been allowed to leave the house or the backyard during my time in hiding. The Roozes were<br />

justifiably afraid that a new child in the house would arouse suspicion, and that these suspicions would be<br />

reported to the Gestapo. Sitting there in the semi-darkness I suddenly saw people coming into the cellar<br />

carrying huge pails of milk.<br />

After the cellar door was closed the candles were extinguished and we were told to be absolutely still. It was<br />

dark and damp and cold, and I was so afraid. Mrs. Rooze had told me the Nazis were looking for Jews in<br />

hiding. I lay on a mattress with six other children, but I stayed awake all night, terrified that I would be found.<br />

Once I heard the tramp of boots overhead, and I knew German soldiers were going through our house.<br />

There wasn’t a sound in the cellar, but I was certain at that moment that we would be discovered and that I<br />

would die.<br />

Of course I survived the war. I was blessed, even though I lost my mother, my father, my grandfather and all<br />

my aunts and uncles save one to the gas chambers of Auschwitz. By the time the war ended, 28 members of<br />

my family had died in Auschwitz.<br />

117


1.4 DE FAMILIELEDEN VAN SYLVIE REICHMAN 430<br />

Nr. Naam voornaam/<br />

beroep<br />

REICHMAN<br />

1. Ludovic (Louis) (Ludwig)<br />

(Lajas) Reichman 431 /<br />

winkelier (op 12.8.1925)<br />

charcuterie (op 6.10.1925)<br />

restauranthouder en handelaar<br />

in vis en vlees (op<br />

23.11.1925)<br />

zonder (op 9.4.1930)<br />

makelaar (op 12.9.1933)<br />

zonder beroep (op 31.1.1935)<br />

spijshuisuitbater <strong>van</strong><br />

beroep,maar thans zonder (op<br />

21.3.1942) 432<br />

geboortedatum/<br />

jaar <strong>van</strong><br />

inwijking in<br />

België<br />

22.4.1876/<br />

12.8.1925 433<br />

geboorteplaats/nationaliteit<br />

laatst gekende adres tijdens de<br />

oorlog<br />

Batar (Halmen, Halmi of Halum)<br />

bij Satu Mare<br />

(Roemenië)/Roemeense<br />

Strada Petru Raresstraat 14<br />

Satu Mare (Roemenië)<br />

Kroonstraat 208 Borgerhout <strong>van</strong><br />

11.8.1925 tot 1.11.1925<br />

(Opende een charcuterie in de<br />

Vestingstraat 52 te Antwerpen<br />

6.10.1925)<br />

Lange Kievitstraat 153 Antwerpen<br />

zeker op 1.11.1925 tot 28.1.1927<br />

Kroonstraat 188 Borgerhout <strong>van</strong><br />

28.1.1927 zeker tot 7.3.1930<br />

Provinciestraat 246 Antwerpen<br />

7.3.1930<br />

Lange Leemstraat 368 Antwerpen<br />

(op 31.1.1935 434 )<br />

Jacob Jacobsstraat 54 Antwerpen<br />

aankomst in<br />

Dossin/<br />

transport/nr.<br />

28.1.1943/<br />

XX/311<br />

vertrek<br />

Dossin/<br />

(vermoedelijke)overlijdensdatum<br />

19.4.1943/<br />

22.4.1943<br />

My uncle’s wife, who had also been in hiding during the war, came to the Rooze’s house to visit me a few<br />

weeks after the war was over. Aunt Fanny was the mother of my favorite cousins. The two girls had been<br />

hidden in a monastery apart from their mother. At war’s end she had gone to the monastery to bring her<br />

children home. The priest told her she was welcome to take back one child, but she would have to leave the<br />

other girl for the church. Aunt Fanny agreed, and then took her girls aside and whispered, “Tonight I will come<br />

for you with a taxicab. Pack only the things you can fit into a scarf. At midnight I will throw pebbles at the<br />

window, and when you hear them, run outside as fast as you can. I will be waiting for you.<br />

I was very excited to hear that Aunt Fanny was coming to visit me at the Roozes. The moment I saw her I<br />

rushed to her and whispered, “Please, Aunt Fanny, pick me up in your arms and kiss me, so that all the<br />

children will know I belong to someone.” I wanted her to take me home with her, but she had her own children<br />

to care for.<br />

And my grandmother wanted me back with her in Antwerp. When the morning came for Mrs. Rooze to take<br />

me to the train station for the ride back to Antwerp, she presented me with a doll’s tea set as a going-away<br />

present, something she knew I’d always yearned for. I clasped her knees and started crying. “Please don’t send<br />

me away,” I begged. “You said you would be my mommy. I don’t want a present. I want to belong to you!”<br />

Well I do belong to someone now – my husband and two daughters. But I had been forced to abandon three<br />

families before I was 7 year old. My husband, through his love, has enabled me to heal from the losses of the<br />

past.<br />

I am never free of my memories of the Holocaust, nor are any of the hidden children. During Passover, at our<br />

Seder table, I looked around at the small group gathered there, and I rememberd another holiday table from my<br />

childhood, overflowing with aunts, uncles and cousins. Because I was the youngest, I was allowed a special<br />

treat – to sit on my uncle’s lap and smoke his cigar!” E-mail <strong>van</strong> 2.2.2006 <strong>van</strong> Lednicer-Reichman, Sylvie.<br />

430 Omdat de meeste familieleden <strong>van</strong> Sylvie niet rechtstreeks voorkomen in het basis<strong>verhaal</strong>, hebben we deze<br />

lijst in een kleiner lettertype gezet.<br />

431 Op 6.1.1942, de dag <strong>van</strong> zijn huwelijk met Feiga Glatt is zijn vader, Marcus Reichman (°Ujfeherto, Hongarije 1850) nog in leven, doch<br />

niet aanwezig. Maar op de inlichtenbulletijn betreffende vreemdelingen <strong>van</strong> Ludovic Reichman en Feiga Glatt <strong>van</strong> 28.3.1942 blijkt hij<br />

inmiddels overleden te zijn. Zijn moeder, Esther Stork of Weisz (°Ujfeherto, Hongarije), is al voor 1925 overleden.<br />

432 Op 21.3.1942 verklaart hij dat zijn kinderen in zijn onderhoud voorzien. Op dat ogenblik is hij blijkbaar ook ingeschreven in het<br />

jodenregister onder het nummer 8814.<br />

433 Op 6.10.1925 schrijft Ludovic Reichman een brief aan de Minister <strong>van</strong> Justitie met de vraag of hij, zijn vrouw en hun zoon Maurice<br />

Reichman in België mogen blijven. Hij schrijft: “J’ai quatre fils habitant Anvers, et sont tout en possession d’une carte d’identité : Eugène<br />

Reichman, habite la Belgique 3 ans, Josef.. 2 ans, Alex… 2 ans, Benoit.. 1 an. J’ai ouvert une charcuterie à Anvers, 52, Rue de la<br />

Fortification.” Op 22.10.1925 krijgt hij antwoord dat hij de Antwerpse gouverneur mag aanschrijven voor “le visa de séjour illimité en<br />

Belgique”.<br />

434 Op 15 januari 1935 schrijft J. De Geyter, wonende onder de familie Reichman op het gelijkvloers <strong>van</strong> Lange Leemstraat 368, een brief<br />

aan de directeur <strong>van</strong> de Nationale Veiligheid: “Depuis de longs mois, ma femme et moi, n’éprouvons que des difficultés de ces étrangers,<br />

qui tant au point de vue de propreté que sociabilité laissent beaucoup à désirer. Je ne désire mëme pas vous souligner leurs allures parfois<br />

118<br />

plaats <strong>van</strong><br />

overlijden<br />

Auschwitz


X<br />

22.8.1900<br />

Satu Mare<br />

X<br />

6.1.1942<br />

Antwerpen<br />

Fani Roth<br />

huishoudster (op 31.1.1935)<br />

Feiga (Fanny)Glatt<br />

(weduwe <strong>van</strong> Feivel Hanfling<br />

(°Rudnik, Polen, 1878-†<br />

Berlijn, begin juni 1921 of<br />

1923) met 1 kind Majer<br />

Hanfling)/<br />

handelaarster in stoffen (op<br />

23.5.1939; 30.11.1939)/<br />

menagère (op 1.12.1941)<br />

commerçante (op 13.3.1942)<br />

verzorgt het huishouden (op<br />

28.3.1942 435 )<br />

nadien zonder beroep 436<br />

18.11.1879<br />

25.2.1925<br />

28.9.1880/<br />

9.5.1939<br />

(uit<br />

Berlijn 437 )<br />

Satu Mare (Roemenië)<br />

Strada Petru Raresstraat 14<br />

Satu Mare (Roemenië)<br />

Provinciestraat 246 Antwerpen (op<br />

9.4.1930)<br />

Jacob Jabobsstraat 54 Antwerpen<br />

Ulanowpol of Geruczin<br />

(Polen)/Poolse 438 /Roemeense door<br />

huwelijk<br />

Greifswalder 217 in Berlijn<br />

Plantin en Moretuslei 9 (op<br />

16.6.1939)<br />

Nerviërsstraat 22 Antwerpen (<strong>van</strong><br />

9.5.1939 tot 17.1.1941)<br />

Rue de la Gare, 24 Bressoux in de<br />

provincie Luik (<strong>van</strong> 24.1.1941 tot<br />

13.3.1942)<br />

Jacob Jacobsstraat 54 Antwerpen<br />

(<strong>van</strong>af 13.3.1942 439 )<br />

*<strong>Een</strong> vragenlijst v/d<br />

Joodenvereniging in België<br />

lokaalkomiteit Antwerpen <strong>van</strong><br />

27.3.1942 geeft ook de naam <strong>van</strong><br />

de verhuurder : Frans Torfs,<br />

Provinciestraat 64 Antwerpen<br />

* Op 10.5.1939 schrijft zij een brief<br />

aan de minister <strong>van</strong> Justitie waarin<br />

zij een tijdelijke<br />

verblijfsvergunning vraagt om<br />

nadien te kunnen uitwijken naar de<br />

VS. Zij zegt over eigen middelen te<br />

beschikken en niet te zullen werken<br />

tijdens haar verblijf in België.<br />

* verklaart op 23.5.1939 dat zij<br />

Duitsland ontvlucht is “<strong>van</strong>wege de<br />

jodenvervolging der Gestapo’s”<br />

* Antwoordt op 29.8.1939 op de<br />

vraag “langswaar zijt gij België<br />

binnengedrongen: “Langs Aken te<br />

voet bij nacht”<br />

* Op 8.9.1939 wordt zij dan toch<br />

ingeschreven in het<br />

vreemdelingenregister <strong>van</strong> de stad<br />

Antwerpen<br />

* Van 20.12.tot 30.12.1940 wordt<br />

zij opgenomen in het<br />

Stuivenberggasthuis<br />

* ingeschreven in het jodenregister<br />

onder het nummer 5066.<br />

* Op 30.5.1942 krijgt zij (wegens<br />

beschadiging) nog een nieuwe witte<br />

kaart, het bewijs <strong>van</strong> de<br />

inschrijving in het<br />

vreemdelingenregister (en een<br />

verlenging geldig tot 30.11.1942)<br />

119<br />

- 27.6.1941 Antwerpen<br />

28.1.1943/<br />

XX/312<br />

19.4.1943/<br />

22.4.1943<br />

plus que suspectes.″ Op 23.1.1935 geeft de directeur een opdracht aan de hoofdcommissaris <strong>van</strong> de politie in Antwerpen om dat te laten<br />

onderzoeken: “…mij eenige inlichtingen te laten geworden betreffende het doorlopend gedrag en den omgang <strong>van</strong> de personen<br />

deelmakende <strong>van</strong> het gezin Reichman”. Op 29.1.1935 wordt dat onderzocht door de politie <strong>van</strong> de 7 e wijk. Op 31.1.1935 stelt de adjunctpolitiecommissaris<br />

een kort verslagje op met daarin: “Betreffende het gewoon gedrag en den omgang <strong>van</strong> de leden dezer familie hebben<br />

wij niets ongunstigs vernomen.” Op 15.2.1935 neemt men hier bij de Openbare Veiligheid akte <strong>van</strong> en besluit men <strong>van</strong> niet tussen te<br />

komen in een zaak <strong>van</strong> “mésentente entre locataire” en bijgevolg deze zaak verticaal te klasseren. De Geyter krijgt op 20.2.1935 een<br />

schrijven waarin wordt duidelijk gemaakt dat de openbare veiligheid niet tussenkomt bij geschillen tussen particulieren en verwijst hem<br />

door naar de gerechtelijke instanties.<br />

435 Op 28.3.1942 verklaart zij dat de kinderen [<strong>van</strong> Ludovic] haar in haar onderhoud voorzien. Op dat ogenblik blijkt ook zij ingeschreven<br />

te zijn in het jodenregister onder het nummer 5066.<br />

Auschwitz


Majer (Max) (Meyer)<br />

Hanfling 440 /<br />

Diamantkoopman voor eigen<br />

rekening (JMDV) op<br />

16.6.1938, op 30.5.1941<br />

Courtier en diamant (op<br />

9.4.1942 441 )<br />

Handelaar/ négociant<br />

20.4.1905<br />

31.3.1938<br />

(uit Krakau<br />

(Polen)<br />

Hotel<br />

“Royal”<br />

en via<br />

Berlijn)<br />

Ulanow[pol] (Polen)/ Poolse<br />

Frankrijklei 38 Antwerpen (Hotel<br />

Carlton)<br />

Lange Herentalsstraat 36<br />

Antwerpen <strong>van</strong>af 30.11.1939<br />

Plantin en Moretuslei 9 op<br />

14.6.1940<br />

Nerviërstraat 22 Antwerpen 442<br />

(JMDV) tot 5.2.1941 (?)<br />

Rue de la Gare 24 Bressoux in de<br />

provincie Luik <strong>van</strong>af 5.2.1941<br />

(JMDV) tot 9.4.1942<br />

Rue du Chapeau 7 Anderlecht<br />

<strong>van</strong>af 16.4.1942<br />

Hotel Carlton in Nice, Frankrijk<br />

eind augustus 1942 (DO)<br />

* Op een inlichtingsbulletijn<br />

betreffende Vreemdelingen <strong>van</strong><br />

16.6.1938 geeft hij op vraag 11 “Is<br />

hij politiek uitgewekene?”: “Nee”<br />

als antwoord. Hij verklaart<br />

bovendien over voldoende geld te<br />

beschikken om in zijn onderhoud te<br />

kunnen voorzien.<br />

* Zijn verloofde, Mariette<br />

Catharina Hamels 443 uit de<br />

Zeilstraat 12 te Antwerpen, vult in<br />

een krant een “Fiche de recherche<br />

de Disparu” in. Daarin staat dat het<br />

laatste bericht dat zij <strong>van</strong> hem heeft<br />

ont<strong>van</strong>gen dateert <strong>van</strong> 3.11.1943 en<br />

afkomstig is <strong>van</strong> Tcherbinia of<br />

Trzebinia in Polen, 35 km zuidoost<br />

<strong>van</strong> Katowice 444<br />

Aangehouden<br />

eind<br />

augustus<br />

1942<br />

vertrek<br />

<strong>van</strong>uit<br />

Drancy<br />

(Frankrijk)<br />

2.9.1942/<br />

na 3.11.1943<br />

436 Op 23.5.1939 wordt zij in kennis gesteld dat het haar verboden is alhier te werken zonder arbeidsvergunning. Zij wordt in het bezit<br />

gesteld <strong>van</strong> een reiswijzer model B geldig tot 15 juni 1939.<br />

437 Op 10.7.1939 stuurt de Openbare Veiligheid een brief aan het Meldeamt des Polizeipräsidiums in Berlijn (C.25) met de volgende vraag<br />

naar inlichtingen m.b.t. Feiga Glatt: “ Ich beehre mich Sie um gefällige Auskunft über die Richtigkeit obiger Angaben, über Leumund<br />

und Vorleben, sowie um Angabe etwaiger Vorstrafen ganz ergebend zu ersuchen, und erkläre zu Gegendiensten stets und gerne bereit.”<br />

438 In België zal zij, om dat zij noch een geldige Poolse identiteitskaart, noch een visum kan voorleggen, worden beschouwd als een<br />

vaderlandsloze <strong>van</strong> Poolse afkomst. Zij is enkel in het bezit <strong>van</strong> een fotocopie <strong>van</strong> een Pools paspoort met foto afgeleverd in Berlijn op<br />

29.12.1936 door het Pools consulaat dat slechts geldig is tot 28.12.1938. Het is dan ook opmerkelijk dat op een bericht <strong>van</strong> vertrek <strong>van</strong><br />

een vreemdeling <strong>van</strong> 24.1.1941 (<strong>van</strong> de Nerviërsstraat 22 in Antwerpen naar de rue de la Gare 24 te Bressoux (Luik)) zij toch staat<br />

aangeduid als “Poolsche onderdaan”. Vermits zij op het uittreksel <strong>van</strong> haar huwelijksakte <strong>van</strong> 12.1.1942 weer staat aangeduid als<br />

“Vaderlandsloos <strong>van</strong> Poolse oorsprong” gaat het hier waarschijnlijk om een administratieve vergissing.<br />

439 Alhoewel zij op 6.1.1942 huwt met Ludovic Reichman, krijgt zij pas op 7.3.1942 de toelating <strong>van</strong> het Feldkommandatur 520 te<br />

Antwerpen tot overschrijving <strong>van</strong> Bressoux naar Antwerpen. Zij zal pas officieel worden uitgeschreven in Bressoux op 13.3.1942. Op een<br />

gezamenlijke inlichtingenstaat <strong>van</strong> 28.3.1942 <strong>van</strong> Ludovic en haar, staat nog Bressoux opgegeven als haar “huidige verblijfplaats”.<br />

440 Van het JMDV kreeg ik de volgende informatie via een mail <strong>van</strong> 22.6.2005: “Hanfling Mayer : geboren op 20/04/1905 te Ulanow<br />

(Polen), zoon <strong>van</strong> HANFLING Feiwel (°Rudnicki (Polen), 1878-†Berlijn, 1923) en GLATT Feiga (°Ulanow (Polen), 28/09/1880),<br />

kleinzoon <strong>van</strong> HANFLING Herschel (°Rudnicki, ?) en HANFLING Cheja (°Rudnicki, ?) en <strong>van</strong> GLATT Nathan (°Zarszyn, 1857) en<br />

KRUGER Zipora (Ulanow, 1860), <strong>van</strong>uit Berlijn naar België gekomen in maart 1938, Poolsche nationaliteit, ongehuwd, beroep:<br />

diamantkoopman, opeenvolgende adressen: Antwerpen, Nervierstraat 22, en <strong>van</strong>af 10/02/1941, Bressoux Luik, Rue de la Gare, 24. Niet<br />

gedeporteerd.” Dit laatste klopt dus zeker niet.<br />

Op 13 juli 1939 vraagt hij een Pools paspoort aan om daarmee te kunnen emigreren naar Amerika. De geldigheidsduur <strong>van</strong> zijn Reiswijzer<br />

met signalement (niet B of C) loopt tot 31 augustus 1939. De dag nadien valt Duitsland Polen binnen. Op basis <strong>van</strong> een Ministerieel<br />

Besluit <strong>van</strong> 13 oktober 1939 kan – op het moment dat hij zich op 6.11.1939 op het politiebureel komt aanbieden - zijn reiswijzer verlengd<br />

worden. Aan<strong>van</strong>kelijk tot 30 oktober 1939. Hij wordt ook telkenmale aangemaand om zo snel als mogelijk te emigreren. Hij schakelt<br />

telkens advocate Régine <strong>van</strong> Hentenrijk, Harmoniestraat 150 te Antwerpen, in om bv. op 29 augustus 1939 een brief te schrijven aan de<br />

Beheerder <strong>van</strong> de Openbare Veiligheid om verlenging te krijgen <strong>van</strong> zijn tijdelijke verblijfsvergunning. Ook wetsdokter Van Deuren,<br />

Isabellalei 87 te Antwerpen, schrijft voor hem tot tweemaal toe een geneeskundig attest uit: “dat hij steeds lijdend is aan gevolgen <strong>van</strong><br />

nieraandoening (coliques néphraliques) [nierkolieken veroorzaakt door nierstenen]. Waarvoor hij onder standvastige geneeskundige<br />

behandeling is en nog niet in staat is eene verre zeereis te ondernemen wegens bloedwateren. Daar hij zinnens is bij deze goede seizoen<br />

eene badkuur te onderstaan om zijn gezondheidstoestand te verbeteren dient aan bovenvermelde eene verblijfsverlengenis <strong>van</strong> zes<br />

maanden te worden toegestaan.” Die aandoening wordt ook nog eens op 8.3.1939 bevestigd door internist Jacques Pines, Vanden Nestlei<br />

1 te Antwerpen. Nadat hij door de politie op de hoogte is gebracht dat hij vóór 25 oktober 1938 het land moet hebben verlaten, zoniet<br />

wordt hij gearresteerd, schrijft hij op 22 september en 13 oktober 1938 een brief aan de Koning, maar daar krijgt hij nul op het request<br />

voor een witte kaart voor verblijf hier.<br />

Op 16.2.1940 schrijft George Block, officier –commissaris bij de Rechterlijk Opdrachten bij het Parket <strong>van</strong> Antwerpen [hoofd <strong>van</strong> het<br />

‘politiek cabinet’ <strong>van</strong> de Antwerpse Gerechtelijke Politie] een brief aan de IIe afdeling <strong>van</strong> de Gerechtelijke Politie <strong>van</strong> Antwerpen om de<br />

aandacht te trekken op de Nederlander “Bak, Abraham geboren te Amsterdam (Nd) den 8 Mei 1896, thans wonende te Antwerpen, Van<br />

Arteveldestraat 1. Bedoelde vreemdeling baat op dat adres een herberg uit onder de benaming “Broadway”. Deze herberg staat zeer<br />

ongunstig gekend onder alle oogpunten. Deze instelling wordt in het bijzonder bezocht door Israëlieten <strong>van</strong> verdacht allooi en door<br />

Joodsche vrouwen die zich aan ontucht overleveren. Het geldt hier in het bijzonder Weensche uitwijkelingen. Onder de stamgasten<br />

bevindt zich een genaamden Hanfling, Majer, zoon <strong>van</strong> Feivel en <strong>van</strong> Glatt, Feigen, geboren te Ulanow (Polen) den 20 April 1905, <strong>van</strong><br />

Poolsche nationaliteit verblijvende te Antwerpen, Lange Herentalsche straat Nr 36. Deze persoon [Bak] wordt er<strong>van</strong> verdacht zich in laten<br />

met het smokkelen <strong>van</strong> vreemdelingen en zich ook te leenen tot alle verdachte zaaken… Met reden kon verondersteld worden dat in het<br />

120<br />

Treblinka ?


1.1 Eugène Reichman/<br />

X<br />

4.6.1929<br />

Antwerpen<br />

juwelier (op 5.3.1923)/<br />

uurwerkmaker (op<br />

24.11.1924)/ diamantzager<br />

Feige Toba (Fanny)<br />

Lipschitz<br />

zonder beroep<br />

1.1.1 Esther-Regina (Regine)<br />

Reichman<br />

6.7.1901/<br />

22.2.1923<br />

Satu Mare (Roemenië)/ Roemeense<br />

Strada Petru Raresstraat 14 Satu<br />

Mare (Roemenië)<br />

Korte Zoutstraat 17 Aalst <strong>van</strong>af<br />

5.3.1923<br />

Korte Zavelstraat Aalst <strong>van</strong><br />

23.2.1923 tot 1.10.1924<br />

Breughelstraat 30 Antwerpen tot<br />

<strong>van</strong> 1.10.1924 tot 30.8.1929<br />

Provinciestraat 257 Antwerpen<br />

<strong>van</strong>af 30.8.1929<br />

Leeuwerikstraat 8 Antwerpen tot<br />

17.8.1933<br />

Ketsstraat 31 Borgerhout <strong>van</strong><br />

17.8.1933 tot 6.4.1939<br />

Lange Kievitstraat 105 Antwerpen<br />

(3 e verdieping) <strong>van</strong>af 6.4.1939<br />

* voorgoed vrijgesteld <strong>van</strong> ’t leger<br />

(5.3.1923)<br />

* 24.5.1937 veroordeeld voor de<br />

overtreding <strong>van</strong> de arbeidswet tot<br />

26 fr. X 7 boete of 8 dagen<br />

ge<strong>van</strong>genis<br />

* 22.2.1941 pv voor een inbreuk op<br />

de lichtdemping (E. spreekt<br />

Vlaams)<br />

7.6.1910 Skierniwice (Polen)<br />

Korte Kievitstraat 5 Antwerpen tot<br />

30.8.1929<br />

Provinciestraat 257 Antwerpen<br />

<strong>van</strong>af 30.8.1929<br />

Leeuwerikstraat 8 Antwerpen tot<br />

17.8.1933<br />

Ketsstraat 31 Borgerhout <strong>van</strong><br />

17.8.1933 tot 6.4.1939<br />

Lange Kievitstraat 105 Antwerpen<br />

(3 e verdieping) <strong>van</strong>af 6.4.1939<br />

woonde na de oorlog:<br />

Rue Jules Lahaye 16 Jette <strong>van</strong>af<br />

17.10.1944 446 tot 17.6.1946<br />

Velodroomstraat 8 Berchem <strong>van</strong>af<br />

17.6.1946<br />

vertrekt op 23.10.1949 naar Israel<br />

13.5.1931 Antwerpen/ Roemeense<br />

Lange Kievitstraat 105 Antwerpen<br />

* verstopt tijdens de oorlog bij de<br />

abt André Soinne<br />

vertrekt op 23.10.1949 naar Israel<br />

1.1.2 Paula Reichman 19.2.1936 Antwerpen/ Roemeense<br />

Lange Kievitstraat 105 Antwerpen<br />

* verstopt tijdens de oorlog bij de<br />

12.9.1942/<br />

X/721<br />

- 1992<br />

-<br />

15.9.1942/<br />

17.9.1942<br />

tussen 23.3<br />

en<br />

30.3.1943? 445<br />

lokaal “Broadway” uitgebaat door Bak Abraham handelingen zouden plaats grijpen die kunnen terugslaan op het vervaardigen of<br />

vervalschen <strong>van</strong> paspoorten…. Verder werd vastgesteld dat deze herberg veel door Belgische officieren en soldaten wordt bezocht, die er<br />

zelf tot laat in de nacht vertoeven. Dit lokaal kan in den werkelijken zin <strong>van</strong> het woord als een “nachtbar” beschouwd worden. Den<br />

ganschen dag ziet men daar zoo goed als niemand en eens middernacht komen de gasten afgezakt en deze verlaten het lokaal niet voor<br />

vier, vijf tot zelfs acht uur in den morgen. Door verschillende personen uit de buurt werd reeds vastgesteld dat rond zeven en acht uur in de<br />

morgen stomdronken vrouwen met een taxi werden vervoerd. De uitbater Bak Abraham, stoort zich niet in het minst aan de Belgische<br />

Wetten en Verordeningen. Het is een vaststaand feit dat deze instelling kan beschouwd worden als zeer verdacht.”<br />

441<br />

In een “Avis de départ d’étranger” <strong>van</strong> de gemeente Bressoux <strong>van</strong> 9.4.1942 staat : “Cet étranger est en possession d’un certificat<br />

d’inscription modèle B valable jusqu’au 30 mai 1942.» Is dat de reden dat hij rond deze periode naar Frankrijk vlucht?<br />

442<br />

Op 7.2.1941 werd hij amtbshalve geschrapt uit het vreemdelingenregister <strong>van</strong> Antwerpen, Nerviërstraat 22. Hij wordt blijkbaar<br />

gedeporteerd naar Bressoux.<br />

443<br />

We hebben geprobeerd nabestaanden of familieleden <strong>van</strong> haar te vinden, maar dat is ons niet gelukt.<br />

444<br />

DO, Dossier Majer Hanfling. Waarschijnlijk gaat het hier om één <strong>van</strong> de uitroeiïngskampen in Opper-Silezië: Treblinka? Van de 5.034<br />

joden uit België die via Drancy naar Auschwitz of andere kampen werden gedeporteerd werden er 4.717 uitgeroeid. M. STEINBERG,<br />

Dossier Bruxelles-Auschwitz, La police SS et l’extermination de Juifs de Belgique, Mechelen, le Comité Belge de Soutien à la partie civile<br />

dans le procès des officiers SS Ehlers, Asche, Canaris, responsables de la déportation des Juifs de Belgique, 1980, p. 219.<br />

445<br />

Brief <strong>van</strong> F. Lipschitz <strong>van</strong> 5.2.1953 aan “le Ministre de Belgique à Tel-Aviv” om visa aan te vragen voor België voor zichzelf en voor<br />

Paula en Céline. (Archief Ministerie <strong>van</strong> Binnenlandse Zaken, Dienst Vreemdelingenzaken, Dossier Lipschitz Feiga, nr. 1258289)<br />

446<br />

Op 17.10.1944 worden Feiga Lipschitz en haar drie dochters ingeschreven in de gemeente Jette. Het document is gedateerd op<br />

8.12.1944. (Archief Ministerie <strong>van</strong> Binnenlandse Zaken, Dienst Vreemdelingenzaken, Dossier Lipschitz Feiga, nr. 1258289)<br />

-<br />

121<br />

Auschwitz


1.1.3 Céline Reichman<br />

1.2 Joseph Reichman/<br />

X<br />

28.8.1931<br />

Antwerpen<br />

mécanicien-dentist (op<br />

10.11.1923)<br />

fabriekswerker (op 9.4.1930)<br />

diamantsnijder op 28.8.1931<br />

Thérèsa (Terry) Klein/<br />

diamantsnijdster op 1.7.1929/<br />

naaister op 3.12.1929/<br />

kleermaakster op 25.8.1931<br />

zonder beroep<br />

abt André Soinne<br />

9.6.1937 Antwerpen/ Roemeense<br />

Lange Kievitstraat 105 Antwerpen<br />

* verstopt tijdens de oorlog bij de<br />

abt André Soinne<br />

9.6.1904/<br />

26.10.1923<br />

15.10.1904/<br />

5.6.1929<br />

Halmi bij Satu Mare<br />

(Roemenië)/Roemeense<br />

Str. Closca, Satu Mare<br />

Korte Zoutstraat 17 Aalst<br />

26.10.1923 tot 28.11.1925<br />

Lange Kievitstraat 153 Borgerhout<br />

<strong>van</strong> 28.11.1925 tot 28.1.1927<br />

Kroonstraat 188 Borgerhout <strong>van</strong><br />

28.1.1927 tot 7.3.1930<br />

Provinciestraat 246 Antwerpen op<br />

9.4.1930 tot 28.8.1931<br />

Vestingstraat 22 Antwerpen<br />

Lange Leemstraat 309 Antwerpen<br />

* nog geen soldaat geweest op<br />

10.11.1923<br />

* zou naar Antwerpen zijn<br />

gekomen om voor tandarts te leren<br />

(6.6.1924)<br />

*werkzaam in de S? anversoise de<br />

soie artificielle, waar hij 2,90 fr.<br />

loon ont<strong>van</strong>gt per uur (20.2.1926)<br />

Debrecen (Hongarije)/ Hongaarse<br />

Roemeense (door huwelijk)<br />

Mäd in Hongarije<br />

Kroonstraat 190 Borgerhout op<br />

1.7.1929<br />

Kroonstraat 88 Borgerhout op<br />

28.8.1931<br />

Lange Leemstraat 309 Antwerpen<br />

* vraagt in 1929 een visum <strong>van</strong> 3<br />

maanden om naar België te komen<br />

omwille <strong>van</strong> “affaire de famille” en<br />

niet met de bedoeling om hier te<br />

blijven.<br />

* verklaring <strong>van</strong> haar broer, Miklos<br />

of Nikolaas Klein, diamantsnijder,<br />

Kroonstraat 190, die zich in<br />

oktober 1929 borg stelt voor zijn<br />

zuster 447<br />

* zij verdient op 3.12.1929 60 fr.<br />

per week als naaister<br />

1.2.1 André Reichman 30.8.1932 Antwerpen/ Roemeense<br />

Lange Leemstraat 309 Antwerpen<br />

1.2.2 Catharina Reichman 31.10.1934 Antwerpen<br />

Lange Leemstraat 309 Antwerpen<br />

1.3 Benjamin (Benoit) (Benno) 29.9.1908/ Satu Mare (Roemenië)/Roemeense<br />

Reichman<br />

15.2.1925 Strada Pretorares 14 Satu Mare<br />

(Roemenië)/<br />

Brusselsestraat 12 Aalst <strong>van</strong><br />

18.2.1925 tot 10.11.1925/<br />

<strong>van</strong> 16.2.1925 Antwerpen<br />

Lange Kievitstraat 153 Antwerpen<br />

<strong>van</strong> 7.12.1925<br />

Kroonstraat 188 Borgerhout (<strong>van</strong><br />

26.1.1927 tot 7.3.1930)<br />

Lange Leemstraat 368 Antwerpen<br />

-<br />

12.9.1942/<br />

X/723<br />

8.10.1942/<br />

XIII/377<br />

8.10.1942/<br />

XIII/378<br />

8.10.1942 448 /<br />

XIII/379<br />

12.9.1942/<br />

X/722<br />

15.9.1942/<br />

9.1.1943<br />

10.10.1942/<br />

12.10.1942<br />

10.10.1942/<br />

12.10.1942<br />

10.10.1942/<br />

12.10.1942<br />

15.9.1942/<br />

17.9.1942<br />

447 Deze verklaring zit bij een aanvraag <strong>van</strong> 19.10.1929 voor een toelating voor onbeperkt verblijf in België <strong>van</strong> Thérèse Klein zelf: “Ik<br />

woon hier met mijn broeder Klein Miklos diamantbewerker dewelke rijkelijk zijn brood verdient met diamantbewerken en ik houd mij<br />

bezig met ons huishouden en ook naaiwerk <strong>van</strong> welk ik goed op de hoogte ben.”<br />

448 Zij wordt opgepakt in de St.-Vincentiusstraat 43. (DO, Dossier Catharina Reichman)<br />

122<br />

Auschwitz<br />

Auschwitz<br />

Auschwitz<br />

Auschwitz<br />

Auschwitz


X<br />

21.6.1938<br />

Antwerpen<br />

hotelbediende (op 4.12.1925)<br />

lederbewerker (op 25.2.1925<br />

& 9.4.1930)/<br />

diamantsnijder (op<br />

31.1.1935)/<br />

handelaar in diamant/<br />

ondernemer <strong>van</strong><br />

diamantbewerkingen op<br />

3.8.1938<br />

Itta Grunspan<br />

dienstmeid bij Lobel Lachter<br />

met een verdienste <strong>van</strong> 50 fr.<br />

per maand met kost en<br />

inwoon (op 5.3.1928)/<br />

zonder beroep<br />

1.3.1 Sylvie Reichman<br />

1.11.1939<br />

Gertrude Pakula 449<br />

zonder op 29.7.1939 450<br />

kindermeisje <strong>van</strong> Sylvie<br />

dienstmeid op 19.12.1941 451<br />

1.6.1907/<br />

12.12.1927<br />

(uit Krakau)<br />

(op 31.1.1935)<br />

Jacob Jacobsstraat 54 Antwerpen<br />

<strong>van</strong> 7.3.1930 tot 3.8.1938<br />

Arendstraat 40 Antwerpen (zeker<br />

<strong>van</strong> 3.8.1938 tot 7.11.1940)<br />

Plantin & Moretuslei 86 Antwerpen<br />

* nog geen soldaat geweest (op<br />

25.2.1925)<br />

* Moet zich op 7.11.1940 bij de<br />

politie verantwoorden voor het<br />

tewerkstellen <strong>van</strong> diamantsnijdster,<br />

Malka Klipper, vrouw <strong>van</strong> Ironi<br />

Mayer, °10.11.1908 te Lipink<br />

(Polen) wonende Cuperusstraat 10<br />

zonder in het bezit te zijn <strong>van</strong> een<br />

vereiste arbeidsvergunning.<br />

Mosciska (Polen)/ Poolse,<br />

Roemeense door huwelijk)<br />

Filipa 13 Krakau (Polen) tot<br />

12.12.1927<br />

Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />

tot 3.8.1938<br />

Arendstraat 40 Antwerpen (zeker<br />

<strong>van</strong> 3.8.1938 tot 7.11.1940)<br />

Plantin & Moretuslei 86 Antwerpen<br />

* Op 5.12.1933 krijgt zij een boete<br />

<strong>van</strong> 5,60fr <strong>van</strong> de Brugse politie<br />

voor zeebaden.<br />

1.11.1939 Antwerpen/<br />

Roemeense/<br />

Plantin en Moretuslei 86<br />

Antwerpen<br />

*<strong>van</strong>af 1.11.1939 verstopt bij<br />

Mevrouw Grunspan,<br />

Lamonièrestraat 169 (bron: lijst <strong>van</strong><br />

kinderen waar<strong>van</strong> de 2 ouders zijn<br />

gedeporteerd)<br />

* verstopt kind tijdens de oorlog<br />

onder het nummer 2280 bij<br />

Mevrouw Rooze, Chaussée de<br />

Tirlemont te Leuven (bron: fiche<br />

27.9.1922/<br />

10.7.1939<br />

(<strong>van</strong>uit<br />

Aken) 452<br />

CDJ)<br />

Kaiserslautern (Beieren)/ Poolse<br />

Kaiserallee 41 Aachen tot<br />

10.7.1939<br />

Korte Kievitstraat 17 Antwerpen op<br />

29.7.1939<br />

Simonsstraat 10 Antwerpen zeker<br />

<strong>van</strong>af 29.7.1939 en zeker tot<br />

30.11.1939<br />

Mercatorstraat 132 Antwerpen<br />

<strong>van</strong>af 13.3.1940<br />

Arendstraat 40 Antwerpen <strong>van</strong>af<br />

26.6.1940<br />

Herk de Stad 453<br />

Plantin & Moretuslei 86Antwerpen<br />

<strong>van</strong>af 28.4.1941<br />

*op 30.11.1939 wordt zij door het<br />

gemeentebestuur <strong>van</strong> Antwerpen<br />

ingeschreven in het<br />

vreemdelingenregister en krijgt zij<br />

het Model B<br />

* ingeschreven in het jodenregister<br />

op 18.12.1940 454<br />

12.9.1942/<br />

X/416<br />

-<br />

5.8.1942/<br />

II/418<br />

15.9.1942/<br />

17.9.1942<br />

11.8.1942<br />

12.8.1942<br />

449 Haar vader, Lipman Pakula (°Lodz, Polen, 25.1.1890) woont op 29.7.1939 net als Gertrude in de Korte Kievitstraat 17. Van haar<br />

moeder, Sabine Mohrer (°Jasolo, Polen, ?), weet zij op 29.7.1939 het adres niet.<br />

123<br />

Auschwitz<br />

Auschwitz


450 Op haar “Inlichtingsbulletijn <strong>van</strong> vreemdelingen” <strong>van</strong> 29.7.1939 verklaart zij uit Duitsland te zijn uitgewezen, te worden onderhouden<br />

door haar vader, dat zij hier zou willen blijven tot zij naar Engeland kan vertrekken, dat de stempel in haar paspoort die haar toegang zou<br />

moeten geven tot Polen, door de Poolse consul geweigerd is.<br />

451 In een “Bericht <strong>van</strong> verlenging <strong>van</strong> den geldigheidsduur <strong>van</strong> het bewijs <strong>van</strong> inschrijving in het vreemdelingenregister” <strong>van</strong> 4.6.1940<br />

staat in een rood potlood geschreven: “est probable évacuée d’Anvers”. In een “Bericht <strong>van</strong> vernieuwing en verlenging <strong>van</strong> het bewijs <strong>van</strong><br />

inschrijving in het vreemdelingenregister” <strong>van</strong> 19.12.1941 staat dat zij beschikt over een witte kaart. (DVV, Dossier Gertrude Pakula,<br />

A363959). Uit datzelfde bericht kunnen we afleiden dat zij deze kaart kreeg op 30.11.1939, een maand na de geboorte <strong>van</strong> Sylvie. Het is<br />

duidelijk dat de ouders <strong>van</strong> Sylvie een dienstmeid-kindermeisje hebben gezocht.<br />

452 Op 7.8.1939 stuurt zij een brief aan de Openbare Veiligheid, omdat zij met haar Model B (dat maar geldig is tot 15.9.1939) dreigt te<br />

worden uitgewezen. Het Poolse consulaat is een onderzoek gestart, en zolang dat niet is afgerond, kan zij geen Pools paspoort krijgen. Zij<br />

vraagt om uitstel om die beslissing af te wachten. Op een blad met datum 7.9.1939 staat: “Omwillen <strong>van</strong> den internationalen toestand werd<br />

dit dossier voorlopig in het “archief” geklasseerd.”<br />

In haar dossier bij DVV (A363959) bevindt zich een geschreven verslag <strong>van</strong> 1.8.1941 waarin het volgende staat te lezen: “De Poolsche<br />

Onderdanen (Joden) PAKULA, Gertrude en haar vader Lipman zijn op 10 Juli 39 <strong>van</strong> uit Duitschland in België aangekomen. Zij waren in<br />

’t bezit <strong>van</strong> een verklaring afgeleverd te Aken den 30 Mei 39 door de Politieoverheid, met bevel het Duitsche Rijk te verlaten voor 8 Juli<br />

39. Deze vreemdelingen zijn inderdaad uit Duitschland uitgewezen. PAKULA, Gertrude is kindermeid <strong>van</strong> beroep bij de echtelingen<br />

Reichman-Grunspan. Zij heeft een verdienste <strong>van</strong> 125 fr. in de maand met kost en inwoon. De vader PAKULA, Lipman (51 jaar) oefent<br />

thans geen beroep uit. (is schoenmaker <strong>van</strong> beroep). Hij wordt gesteund door de C.O.O.. Het is zeker dat de dochter niet in staat is in den<br />

onderhoud <strong>van</strong> haar vader te voorzien. Ik stel voor: 1) De dochter niet te verontrusten v.M: identiteit en nationaliteit <strong>van</strong> de echtelingen<br />

Reichman vragen; 2) De vader aan te manen binnen de 30 dagen een bediening te vinden. 3) Inschrijving in het speciaal register.” Dat zij<br />

inderdaad uit Duitsland zijn uitgewezen, klopt omdat de politie <strong>van</strong> Aken dit in november 1939 bevestigt, als antwoord op een vraag <strong>van</strong><br />

de Belgische Openbare Veiligheid <strong>van</strong> 2.9.1939.<br />

453 * Uit een “bericht <strong>van</strong> aankomst <strong>van</strong> een vreemdeling” <strong>van</strong> 12.5.1941 staat dat Gertruda Pakula, hier aangeduid bij beroep “zonder”,<br />

dochter <strong>van</strong> Lipman Pakula en Sabina Mohrer, op 28.4.1941 verhuist <strong>van</strong> Groote Markt 30, Herk de Stad, in Limburg naar Plantin &<br />

Moretuslei 86 te Antwerpen. Op dit bericht staat in potlood geschreven: “Welk is de toestand <strong>van</strong> de ouders?” Op 21.5.1941 schrijft daar<br />

iemand bij op: “verslag en of steun bekomt.” Op 10.6.1941 schrijft de adjunct-politiecommissaris <strong>van</strong> de 7 e wijk op vraag <strong>van</strong> de<br />

hoofdpolitiecommissaris (Vreemdelingebureel) <strong>van</strong> de stad Antwerpen een verslag waarin staat dat PAKULA Gertrud geboren te<br />

Kaiserslautern op 27 september 1922 alhier woonachtig is Plantin Moretuslei nr.86 bij de echtelingen REICHMAN-GRUNSPAN. Zij is er<br />

kindermeid <strong>van</strong> beroep en heeft er een verdienste <strong>van</strong> 125 Fr.in de maand met kost en inwoon. Verklaart geen steun te ont<strong>van</strong>gen <strong>van</strong> de<br />

Openbare Onderstand.” Daarop vraagt die hoofdpolitiecommissaris het dossier op <strong>van</strong> Benjamin en Itta, maar krijgt hij te lezen:<br />

“impossible. Trop defiches aux deux orthographes rensins (?)”. Op 2.8.1941 verwijst de Beheerder <strong>van</strong> de Vreemdelingenpolitie in een<br />

schrijven aan de hoofdcommissaris <strong>van</strong> politie te Antwerpen naar een eerder verslag <strong>van</strong> 19.7.1941, en vraagt hij hem om de “volledige<br />

identiteit en de nationaliteit te laten kennen <strong>van</strong> de echtelingen Reichman-Grunspan, bij wie de genaamde Gertrude, Pakula woonachtig en<br />

in dienst is”. Op 10.8.1941 maakt een politieagent na onderzoek zo’n eenzelvigheidverslag op. Op 19.8.1941 wordt dit verslag<br />

doorgestuurd naar de Beheerder <strong>van</strong> de vreemdelingenpolitie.<br />

Op een attest uit de jaren 50 « pour servir à l’introduction d’une demande de réparation auprès de Tribunaux Allemande » staat dat<br />

Gertrude a été mis(e) en séjour forcé et surveillé dans le Limbourg à St-Trond du 21.12.1940 au 7.1.1941[, et] à Herk-de-Stad, Grote<br />

Markt, du 7.1.1941 au 5.4.1941. Er staat een belangrijke opmerking bij : «En vertu de l’ordonnance du 12.11.40: “Verordnung über<br />

Polizeiliche Massnahmen in bestimmten Gebieten Belgiens und Nordfrankreichs vom 12 November 1940”, plusieurs centaines de juifs<br />

d’Anvers, dès novembre 1940 furent l’objet d’une mesure massive d’expulsion et furent déportés dans le Limbourg. D’après une lettre<br />

émanant du Gouverneur de la Province du Limbourg, en date du 18.6.46, il appert qu’au début de 1941, sur l’ordre de l’autorité<br />

allemande, on hébergea des centaines d’Israélites, de diverses nationalités, dans plusieurs communes de la province du Limbourg. Ils y<br />

séjournèrent durant quelques mois à titre de « déportés obligatoires ». Au cours de l’année 1941 ils furent autorisés soit à retourner à<br />

Anvers, soit à se fixer dans certaines communes du Royaume (entre autres dans les communes de l’agglomération bruxelloise et Liège).<br />

En ce qui concerne les conditions de vie de ces Israélites, il résulte d’informations prises auprès des Administrations Communales, qu’ils<br />

étaient logés soit dans des maisons désaffectées, soit dans des écoles aménagées à cet effet, soit dans des baraquements. Ils pouvaient<br />

circuler librement à l’intérieur de la commune mais en aucun cas n’étaient autorisés à la quitter, et devaient se présenter régulièrement à la<br />

Maison Communale. » (DO, Dossier Gross, Israel) Op 17.2.1950 schrijft een zekere weduwe A.M.A. Paumen, Schansbergerweg 17 te<br />

Heerlen in Nederlands Limburg een brief om inlichtingen over Gertrude en haar vader “om een zeer dringende reden, moet ik deze twee<br />

personen levend of dood vinden. Daarom verzoek ik U zeer dringend, dit voor mij uit te zoeken. Eventuele onkosten worden door mij<br />

vergoed.” (DO, Dossier Pakula, Gertrude)<br />

454 (DO, Dossier Pakula, Gertrude)<br />

124


1.4 Maurice (Mor)<br />

(Mauritius)Reichman<br />

X<br />

26.3.1940<br />

Antwerpen<br />

diamantsnijder(leerling) op<br />

21.11.1925<br />

diamantsnijder (op 9.4.1930;<br />

22.4.1940)<br />

Julianna (Fuba) (Julia)<br />

Schvarcz of Schwartz 457<br />

(of Weis?)<br />

zonder beroep (op<br />

26.2.1937 458 )<br />

Helpt haar zuster in het<br />

huishouden (op 8.6.1937)<br />

diamantsnijdster (op<br />

26.3.1940)<br />

1.8.1910 455 /<br />

12.8.1925<br />

8.2.1917/<br />

25.1.1937 459<br />

Debrecen 456 (Roemenië-Hongarije)/<br />

Roemeense<br />

Strada Petrorades 14 Satu Mare<br />

Kroonstraat 208 Borgerhout <strong>van</strong><br />

12.8.1925 tot 1.11.1925<br />

Kroonstraat 188 Borgerhout <strong>van</strong><br />

12.8.1925 tot 7.3.1930<br />

(Provinciestraat 246 Antwerpen<br />

<strong>van</strong> 9.4.1930)<br />

Lange Leemstraat 368 Antwerpen<br />

(op 31.1.1935)<br />

Jacob Jacobsstraat 54 Antwerpen<br />

<strong>van</strong> 7.3.1930 tot 26.3.1940 (als<br />

ongehuwd)<br />

Isabellalei 3 Antwerpen <strong>van</strong><br />

26.3.1940<br />

Zurenborgstraat 9 Antwerpen op<br />

24.12.1941<br />

* Krijgt op 21.5.1926 een<br />

uitwijzingsbevel (omdat de<br />

verschuldigde taksen niet werden<br />

betaald voor het visum tot<br />

onbepaald verblijf in België). Op<br />

4.6.1926 zullen deze worden<br />

betaald.<br />

Hudasz of Hodacz komitaat<br />

Szatmar (Hongarije)/Hongaarse/<br />

Roemeense door huwelijk<br />

Hodasz (Hongarije)<br />

Lange Leemstraat 337 Antwerpen<br />

<strong>van</strong> 25.1.1937<br />

Zurenborgstraat 3 <strong>van</strong> 26.1.1937 tot<br />

26.3.1940 460 ?<br />

Isabellalei 3 Antwerpen <strong>van</strong><br />

26.3.1940<br />

Zurenborgstraat 9 Antwerpen op<br />

3.9.1941 461 , op 24.12.1941<br />

12.8.1942/<br />

X/720<br />

25.9.1942/<br />

XI/2456<br />

15.9.1942/<br />

17.9.1942<br />

26.9.1942/<br />

28.9.1942<br />

455 De geboortedatum <strong>van</strong> Maurice Reichman is niet zeker. Soms staat er gewoon juni 1925, maar op het uittreksel uit het<br />

huwelijksregister staat plots 1.8.1925 als geboortedatum. Soms staat zijn geboorteplaats Debrecen aangegeven als liggend in Hongarije,<br />

andere keren in Roemenië.<br />

456 Soms staat er dat Debrecen in Hongarije ligt/lag, op andere momenten dat het in Roemenië ligt lag.<br />

457 Uit het uittreksel uit het huwelijksregister blijkt dat haar vader, Lajas Schvarcz (°Hodasz, 3.3.1877) op 26.3.1940 al overleden is, en dat<br />

haar moeder Roza Retek (°Nagy-Karoly, 28.5.1883 of 28.8.1884), zonder beroep, op dat ogenblik in Antwerpen woont. Roza Retek zal<br />

worden gedeporteerd naar Auschwitz met het XIe transport met nr.2458, samen met haar dochters en kleinkinderen.<br />

458 Zij werd in kennis gesteld <strong>van</strong> het feit dat het haar verboden is te werken zonder arbeidsvergunning.<br />

459 Op 29.10.1936 vraagt zij in Boedapest een visum aan voor België. De Vice-voorzitter <strong>van</strong> de NV Vrije Diamanthandel schrijft een<br />

certificaat uit waarin hij bevestigt dat Herman Gluckman “lid is <strong>van</strong> onze vereeniging sinds den 6 maart 1936 en in onze ledenregisters<br />

ingeschreven staat in de hoedanigheid <strong>van</strong> koopman in diamanten.” (Herman Gluckman (°31.10.1902) zal worden gedeporteerd naar<br />

Auschwitz met het XVIe transport met nr. 798, zijn echtgenote Cecilie Schwarcz (°23.11.1906) met het XIe transport met nr. 2453,<br />

evenals hun dochtertjes Agnes Gluckman (°31.1.1935) met nr. 2455 en Myriam Gluckman (°7.11.1932) met nr 2454; hetzelfde transport<br />

als Cecilies zusters, Julianna met nr. 2456 met haar dochtertje Suzanna Reichman (°26.11.1941) met nr. 2457, en Erzselet-Elisabeth<br />

Gluck-Schwarcz (°Hodasz, Hongarije, 25.12.1909) met nr. 2451, met haar dochtertje Veronica Gluck (°10.4.1936) met nr. 2452; hun<br />

echtgenoot en vader, Bela Gluck (°Hajdumanas, Hongarije, 2.10.1909), een tijd later met het XVIe transport met nr. 797. De Beheerder<br />

der Openbare Veiligheid vraagt op 9.11.1936 aan de Antwerpse Politie een verslag op te maken betreffende Julia Schwartz. De adjunctpolitiecommissaris<br />

schrijft in zijn verslag <strong>van</strong> 14.11.1936 o.a. het volgende: “Schwartz Cecile, vrouw <strong>van</strong> Gluckman, Herman, Lange<br />

Leemstraat 337 verklaart hare zuster te willen ont<strong>van</strong>gen en in haar onderhoud te voorzien. Volgens hare verklaring verdient haar man, die<br />

diamanthandelaar is, 10.000 fr. per jaar. Naar onze mening is dit niet voldoende om buiten zijn huisgezin nog een zuster te onderhouden,<br />

temeer daar de moeder hier ook reeds ten hunne laste is. Het is te voorzien dat dit meisje vroeg of laat op onderstand zal zijn aangewezen<br />

of verplicht zal zijn, hier op de een of andere manier aan werk te geraken. In deze omstandigheden, zou er aan dit verzoek geen gunstig<br />

gevolg dienen gegeven te worden.” In een nota <strong>van</strong> de Openbare Veiligheid die daarop volgt, staat “Bien que celle-ci [Julia Schwartz] ne<br />

soit agée de 19 ans et que sa mère veuve et trois soeurs résident en Belgique, je propose le rejet." Zij krijgt uiteindelijk op 15.1.1937 toch<br />

een visum voor drie maanden. Het feit dat zij minderjarig is, haar vader overleden is en haar moeder in België verblijft, spelen in haar<br />

voordeel. Na een kort onderzoek krijgt zij op 17.6.1937 een gunstig advies voor een identiteitskaart. Maar dan duikt er een probleem op.<br />

Op 1 juli 1937 komt er uit Hongarije een bericht dat haar naam niet in hun registers voorkomt, waarop zij geen gele identiteitskaart meer<br />

krijgt. Op 21.9.1937 schrijft zij daarom een brief aan de directeur <strong>van</strong> de Openbare Veiligheid waarin zij het volgende vraagt: “la carte<br />

d’identité jaune et rayé (permit de séjour définitif)? Mon intention ici en Belgique, est primo de ne occupé aucun place salarié ni de<br />

prendre aucun travail (en respect des lois en vigueur sur la main d’oeuvre étrangère) mon seul but est de me fiancée ici et de fonder un<br />

foyer ici tout honorable.″ Op 14.10.1939 krijgt zij dan toch haar identiteitskaart.<br />

125<br />

Auschwitz<br />

Auschwitz


1.4.1 Suzanna Reichman 26.11.1941 Antwerpen 25.9.1942/<br />

XI/2457<br />

1.5 Myriam (Marie) Reichman/ 18.11.1902/ Satu Mare (Roemenië)/Hongaarse,<br />

16.2.1925 nadien Roemeense<br />

Petru Raresstraat 14 Satu Mare<br />

Strada Cansa of Colsca 3 Satu<br />

Mare (Roemenië)<br />

str Mercur 10 Satu Mare<br />

Brusselsestraat 12 Aalst (<strong>van</strong><br />

16.2.1925 tot 7.11.1925)<br />

Lange Leemstraat 413 Antwerpen<br />

(<strong>van</strong>af 7.11.1925)<br />

* <strong>Een</strong> brief <strong>van</strong> ? <strong>van</strong> het Ministerie<br />

<strong>van</strong> Binnenlandse Zaken <strong>van</strong><br />

Roemenië zegt dat Myriam bij haar<br />

schoonouders blijft, op het moment<br />

dat Zoltan alleen naar België<br />

huishoudster op 25.1.1925<br />

menagere op 13.2.1925)<br />

zonder beroep<br />

afreist.<br />

* Vraagt op 13.2.1925 in Boekarest<br />

een visum aan bij het Belgisch<br />

Gezantschap voor drie maanden<br />

met als reden “affaires de famille”<br />

en bij de vraag : “L’intéressé a-t-il<br />

l’intention de se fixer<br />

définitivement en Belgique?”,<br />

schrijft zij “non”.<br />

* Antwerpen Bevolk. reg.nr. 1595<br />

* Krijgt op 13.11.1933 een boete<br />

<strong>van</strong> 5,60 fr. wegens “wegenis”<br />

* inschrijving Jodenregister 462 3.2.1943/<br />

XX/454<br />

:<br />

Antwerpen 13.12.1940<br />

X<br />

6.7.1922<br />

Debreczen<br />

(Hongarije)<br />

of<br />

10.7.1922<br />

SatuMare<br />

Zoly (Zoltan) Grosz/<br />

elektrieker op 4.12.1925/<br />

diamantsnijder<br />

1.5.1 Edith Grosz<br />

29.8.1896/<br />

7.10.1924<br />

Satu Mare (Roemenië)/Roemeense<br />

Petru Raresstraat 14 Satu Mare<br />

Strada Colsca 3 Satu Mare<br />

Molenstraat 14 Aalst <strong>van</strong> 7.10.1924<br />

Brusselsestraat 12 Aalst <strong>van</strong><br />

19.10.1924 tot 13.7.1925<br />

Kroonstraat 208 Borgerhout <strong>van</strong><br />

13.7.1925 tot 7.11.1925<br />

Lange Kievitstraat 153 Antwerpen<br />

<strong>van</strong> 7.11.1925<br />

Lange Leemstraat 413 Antwerpen<br />

* soldaat geweest bij het 4 e<br />

regiment voetvolk bij de 5 e<br />

compagnie te Satu Mare<br />

Blijkbaar heeft Zoltan bij aankomst<br />

op 9.10.1924 onmiddellijk al een<br />

aanvraag ingediend om zijn vrouw<br />

en kind te laten overkomen. De<br />

politiecommissaris <strong>van</strong> Aalst vind<br />

er geen bezwaren tegen.<br />

* Antwerpen Bevolk.reg.nr. 1594<br />

* inschrijving Jodenregister 463 :<br />

Antwerpen 13.12.1940<br />

4.9.1942/<br />

IX/49<br />

26.9.1942/<br />

28.9.1942<br />

19.4.1943/<br />

22.4.1943<br />

12.9.1942/<br />

14.9.1942<br />

126<br />

Auschwitz<br />

Auschwitz<br />

Auschwitz<br />

28.1.1924 Satu Mare (Roemenië) 15.4.1933 Antwerpen<br />

1.5.2 Paula Grosz 16.1.1926 Antwerpen/Roemeense<br />

Lange Leemstraat 413 Antwerpen<br />

* inschrijving Jodenregister: Op<br />

13.12.1940 was het kind nog geen<br />

15 jaar oud en heeft dus geen<br />

3.2.1943/<br />

XX/455<br />

19.4.1943/<br />

22.4.1943<br />

460<br />

Deze informatie is afkomstig <strong>van</strong> een gezamenlijke inlichtingenstaat <strong>van</strong> 22.4.1940, terwijl we goed weten dat Fuba (een hele tijd) bij<br />

haar zus en schoonbroer woonde.<br />

461<br />

DO, Dossier Reichman, Maurice.<br />

462<br />

Document <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Volksgezondheid en <strong>van</strong> het Gezin. Directie: Opzoekingen, Documentatie en Overlijden. Dienst:<br />

Documentatie Israëlieten. Inlichtingen ontleend aan het jodenregister. Duitse verordening <strong>van</strong> 28.10.1940. (FOD Sociale Zekerheid.<br />

Dienst voor de Oorlogs<strong>slachtoffers</strong>. Archief en Documentatiedienst)<br />

463<br />

Ibid.<br />

Auschwitz


zonder beroep<br />

1.5.3 Alexander Grosz<br />

1.5.4 Anna (Annie) Grosz<br />

1.6 Alexander (Alex) Reichman<br />

horlogiemaker (op<br />

10.11.1923)<br />

goudsmid (op 21.3.1925 & op<br />

12.9.1933, 22.12.1933,<br />

2.8.1945) goudsmidpatroon/<br />

diamantfabrikant (op<br />

9.8.1945, 24.7.1946)<br />

3.7.1928<br />

individuele inschrijving in het<br />

Jodenregister 464 .<br />

* Op een inlichtingenstaat <strong>van</strong><br />

17.2.1941 verklaart zij bij de vraag<br />

punt 11: Is hij politiek<br />

uitgewekene: “Ja, verklaart jodin te<br />

zijn”.<br />

Antwerpen/Roemeense<br />

Lange Leemstraat 413 Antwerpen<br />

* inschrijving Jodenregister: Op<br />

13.12.1940 was het kind nog geen<br />

15 jaar oud en heeft dus geen<br />

individuele inschrijving in het<br />

Jodenregister 465 .<br />

26.10.1929 Antwerpen/Roemeense<br />

Lange Leemstraat 413 Antwerpen<br />

* inschrijving Jodenregister: Op<br />

13.12.1940 was het kind nog geen<br />

15 jaar oud en heeft dus geen<br />

individuele inschrijving in het<br />

Jodenregister 466 .<br />

15.3.1907/<br />

14.10.1923<br />

Satu Mare (Roemenië)/ Roemeense<br />

Mercatorstraat 132 Antwerpen<br />

Aalst <strong>van</strong>af 14.10.1923<br />

Korte Zoutstraat 17 Aalst <strong>van</strong><br />

26.10.1923 tot 25.1.1925<br />

Paleisstraat 84 Antwerpen <strong>van</strong>af<br />

25.1.1925<br />

Lange Leemstraat 225 Antwerpen<br />

tot 12.9.1933<br />

Plantin en Moretuslei 144<br />

Antwerpen op 25.10.1933<br />

Plantin en Moretuslei 53<br />

Antwerpen tot 22.12.1933<br />

Milisstraat 53 of 51 (in 1937)<br />

Borgerhout <strong>van</strong>af 22.12.1933 tot<br />

19.6.1937<br />

Mercatorstraat 132 Antwerpen<br />

<strong>van</strong>af 19.6.1937 tot 13.5.1940<br />

waarop ze rechtstreeks naar<br />

Frankrijk vluchtten<br />

* op 16.12.1941 /12.2.1942<br />

uitgeschreven in Antwerpen<br />

Beziers tot eind november 1942<br />

La Canourgue tot april 1943<br />

Grenoble 467 <strong>van</strong>af april 1943 tot<br />

januari 1944<br />

Av. de la Gare 4 Isere Moirans<br />

<strong>van</strong>af januari 1944 tot augustus<br />

1944, datum der bevrijding aldaar<br />

onder hun valse naam, en <strong>van</strong>af dan<br />

onder hun echte naam. Van<br />

23.5.1945 tot 18.6.1945 op doorreis<br />

in Frankrijk<br />

18.6.1945 terugkeer in België<br />

Neptunusstraat 9 Berchem <strong>van</strong>af<br />

3.2.1943/<br />

XX/456<br />

3.2.1943<br />

XX/457<br />

- 1976<br />

19.4.1943/<br />

22.4.1943<br />

19.4.1943/<br />

22.4.1943<br />

464 Ibid.<br />

465 Ibid.<br />

466 Ibid.<br />

467 Daar verbleven ze onder valse namen Alfons Ryckmans, Belg, ongehuwd, (° Aalst, 15-3-1905) en Rozette Abiad, vrouw <strong>van</strong> Alphons<br />

Ricard, Française, (°Montpellier, 17.11.1905).<br />

127<br />

Auschwitz<br />

Auschwitz


X<br />

12.9.1933<br />

Rosa Schiff<br />

zonder beroep (<strong>van</strong>af<br />

12.9.1933) huisvrouw (op<br />

22.12.1933)<br />

1.6.1 Oscar Reichman<br />

GRUNSPAN<br />

2 Joseph Jecheskel (Joel)<br />

Haskel Grunspan 468<br />

diamantkoopman doch oefent<br />

zijn beroep niet uit op<br />

10.3.1928<br />

diamantbewerker (op<br />

7.7.1930)<br />

négociant en diamant (op<br />

9.4.1930)<br />

makelaar in diamant (op<br />

2.6.1939)<br />

17.11.1905/<br />

20.4.1920<br />

2.8.1945 tot 10.7.1946<br />

Mercatorstraat 132 Antwerpen<br />

<strong>van</strong>af 10.7.1946<br />

* is op 10.11.1923 nog geen soldaat<br />

geweest<br />

* krijgt op 19.6.1928 voor<br />

“rijwielen” een boete <strong>van</strong> 5 fr. +<br />

90 dec. vw. 1 jaar<br />

15.10.1933 veroordeeld voor het<br />

wegmaken <strong>van</strong> een akte (een<br />

verbintenis); op 2.7.1934 hiervoor<br />

100fr. X7= 700fr. of 1 maand<br />

voorw. 3 jaar.<br />

Krakau (Polen)<br />

Wolmustrasse 15 Weenen<br />

Van den Peereboomstraat 43<br />

Borgerhout <strong>van</strong> 1.3.1911-5.8.1914<br />

Breughelstraat 26 Antwerpen <strong>van</strong><br />

20.4.1920 tot 5.2.1931<br />

Bouwensstraat 24 Borgerhout <strong>van</strong><br />

5.2.1931 tot 5.10.1932<br />

Plantin en Moretuslei 144<br />

Antwerpen <strong>van</strong> 5.10.1932 tot<br />

12.9.1933<br />

Mercatorstraat 132 Antwerpen <strong>van</strong><br />

5.10. 1932 tot 13.5.1940<br />

30.12.1934 Antwerpen -<br />

28.10.1882/<br />

18.1.1928 469<br />

(uit Krakau)<br />

Mosciska (Polen)/ Poolse<br />

Filipastrasse 13 Krakau (Polen)<br />

Vanden Nestlei 20 Antwerpen<br />

(zeker op 5.3.1928)<br />

Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />

op 30.6.1928<br />

- 1992<br />

29.9.1942/<br />

XII/325<br />

10.10.1942/<br />

12.10.1942<br />

468<br />

Op 18.3.1928 is Jecheskels vader Isaac Grunspan (°Mosciska) reeds overleden, maar zijn moeder, Laune Scheindel (°Mosciska), is dan<br />

91 jaar en leeft dan nog steeds in haar geboortedorp.<br />

469<br />

Joel Grunspan komt eerst naar hier met een tijdelijk visum voor een maand, en vraagt hier dan toch een verlenging aan <strong>van</strong> onbeperkte<br />

duur om zich hier te vestigen als handelaar. Op 28.1.1928 verblijft zijn vrouw Tarle Debora met vier <strong>van</strong> haar kinderen nog steeds in<br />

Polen. Op 6.2.1928 staat dat er nog vijf kinderen in Polen zitten. Uit een (dringende) aanbevelingsbrief <strong>van</strong> 2.2.1928 <strong>van</strong> de socialistische<br />

volksvertegenwoordiger Jan Samijn, wonende Karel Depreterlei 200 te Borgerhout, aan Baron Holvoet, de provinciegouverneur <strong>van</strong><br />

Antwerpen kunnen wij afleiden dat Lobel Lachter zijn schoonvader Joel Grunspan heeft willen laten overkomen. “De Heer Lobel Lachter<br />

wonende Van den Nestlei heeft als diamantkliever een zeer schone positie. Hij verdiend (sic) rijkelijk zijn brood en wenscht zijn ziekelijke<br />

schoonvader welke niet meer in staat is den kost te verdienen bij zich te houden om hem de laatste levensjaren zoo aangenaam mogelijk te<br />

maken. Ik hoop wel Excellencie dat Lobel Lachter in zijne goede menslievende voornemen niet zal worden gedwarsboomd en dat hij<br />

toelating <strong>van</strong> verblijf verwerven zal voor zijn schoonvader Jecheskel Joel Grunspan.” Dezelfde dag stuurt ook Lobel Lachter een verzoek<br />

128<br />

Auschwitz


X Debora (Dobe) Thaler 470<br />

zonder beroep op 30.7.1928<br />

2.1 Etta Grunspan<br />

27.7.1885/<br />

28.6.1928<br />

(uit Krakau)<br />

17.4.1903/<br />

11.3.1930<br />

<strong>van</strong>uit<br />

Roppzceca<br />

(Polen) 471<br />

Glogow (Polen)/ Poolse<br />

Filipastrasse 13 Krakau (Polen) op<br />

5.3.1928<br />

Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />

op 30.7.1928<br />

Glogow (Polen)/Poolse<br />

Rynek ? Dembitza (Polen)<br />

129<br />

- 1948 New York<br />

- Waarschijnlijk<br />

tijdens<br />

de oorlog<br />

ca. 1942,<br />

maar zeker<br />

vóór<br />

23.11.1959<br />

X<br />

Huisvrouw op 12.4.1930<br />

Benjamin Karfiol 5.12.1894 Glogow (Polen)/Poolse - idem<br />

25.3.1925<br />

ca. 1942,<br />

Krakau<br />

zeker vóór<br />

3.11.1959<br />

2.1.1 Diana (Danuta) (Nusia)<br />

Karfiol 472<br />

9.2.1925 Cracovia of Krakau<br />

(Polen)/Poolse 473<br />

* Op 24.5.1946 vragen zij en haar<br />

man <strong>van</strong>uit Bytom in Polen 474 een<br />

visum aan voor België, om haar<br />

grootmoeder, Debora Grunspan-<br />

Thaler, Lamorinièrestraat 169 te<br />

bezoeken, en tot ze een visum<br />

krijgen voor de Verenigde<br />

Staten. 475 -<br />

Op 6.8.1946 wordt hun<br />

aanvraag verworpen.<br />

aan de gouverneur. Op 6.2.1928 tekent de gouverneur het visum voor onbepaald verblijf en verwijst daarbij uitdrukkelijk naar het<br />

schrijven <strong>van</strong> volksvertegenwoordiger Samijn. Wanneer dat visum even op zich laat wachten, telefoneert Samijn naar de gouverneur om te<br />

vragen waar dat visum blijft. Op 16 april 1928 schrijft Jecheskel Joel aan de Minister <strong>van</strong> Justitie met de vraag wat hij moet doen opdat<br />

zijn vrouw en hun vijf kinderen Sara Ester, Chaja Synia, Lea, Izak, Mozes Pinkas en hun dienstmeid, Paranka Baran, 40 jaar oud, een<br />

definitieve verblijfsvergunning zouden kunnen krijgen. “Le soussigné, exerçant la profession de négociant en diamants, est fort<br />

honorablement connu dans le commerce diamantaire et voudrait avoir sa famille auprès de lui à Anvers. » Op 19 april stuurt de minister<br />

een bericht naar Warschau dat dat visum voor verblijf <strong>van</strong> onbeperkte duur voor de hele familie, de meid incluis, wordt goedgekeurd. En<br />

opnieuw gebeurt dat op voorspraak <strong>van</strong> volksvertegenwoordiger Samijn.<br />

470 Op 30.7.1928 is haar vader Jacob Thaler (°Mielce, Polen) reeds overleden, maar haar moeder, Rifka Natowitz (°Kolbusoz, Polen), dan<br />

67 jaar oud, leeft op dat ogenblik nog in Dembitza in Polen.<br />

471 Op 12 april 1930 is Etta Grunspan-Karfiol, samen met haar dochter Djana, blijkbaar op bezoek bij haar ouders in België. Haar vader<br />

schrijft op 9.4.1930 een brief om haar verblijf <strong>van</strong> een maand nog wat te mogen verlengen om de Wereldtentoonstelling te mogen<br />

bezoeken. Volgens een schrijven <strong>van</strong> de politie aan de Dienst der Openbare Veiligheid <strong>van</strong> 23.1.1931 is zij eind augustus 1930<br />

teruggekeerd naar Polen. Op 18.11.1930 doet zij een aanvraag voor onbepaald verblijf.<br />

472 Danuta Karfiol huwt op 30.12.1947 of 1.7.1942 met de Poolse (later Israelische/Amerikaanse) geneesheer-tandarts Henryk (Henry)<br />

Zawadski (Diamant) (°Przemysl, Polen 3.8.1920) , zoon <strong>van</strong> Isak Zawadski (Diamant) (°Bircza, Polen, 1882- vóór 23.11.1959) en Lea<br />

(Laura) Adler (°Czernilawa, Polen, 1884- vóór 23.11.1959). Haar <strong>verhaal</strong> is een heel bijzonder <strong>verhaal</strong>. We kwamen het eerst op het spoor<br />

in D.H. JONES, Moral Responsability in the Holocaust, p. 218-219. “Only seventeen years old when she first became involved in rescue,<br />

Stefania Podgorska Burzminska worked in a grocery store owned by a Jewish family named Diamant in the Polish city of Przemysl…<br />

When Mr. And Mrs. Diamant were deported, Stefania decided to do everything she could to save three of their sons who were left (a<br />

fourth son had been sent earlier to the Lvov labor camp)… Stefania’s first attempt at rescue failed when the diamante son she was<br />

?<br />

?


X<br />

1.7.1942?<br />

Henryk Diamant (later<br />

Zawadski)<br />

Tandarts-tandtechnicus op<br />

24.5.1946<br />

2.2 Charlotte (Szmor) (Szyja)<br />

(Szwa) Grunspan<br />

130<br />

3.8.1920 Przemysl (Polen)/Poolse - ? ?<br />

5.10.1904<br />

16.8.1926 uit<br />

Mosciska (Polen)/ Poolse<br />

Jacobsstraat 39 Antwerpen op<br />

- 2.2.1981 California<br />

supposed to escort to safety was shot by a policeman as he left the ghetto. The other two sons managed to escape on their own later, and<br />

she took them in when they came to her for help. Word got back to the ghetto that she was hiding Jews, so she found herself being both<br />

cajoled and blackmailed into accepting first another family, and then another individual Jew, and another, until she was hiding a total of<br />

thirteen people. These fugitives, together with a younger sister, lived in a small cottage that used to belong to Jews before the ghetto was<br />

established. Years later, Stefania would express her belief that she had found the cottage by heeding an inner voice that gave her<br />

instructions. She did not consider herself particularly religious at the time, but she came convinced that she had been helped by a genuine<br />

miracle. Joseph, one of the Diamant sons, with the help of others, built a false wall in the attic of the cottage so that the jews could be<br />

hidden if there was a raid… Stefania kept her self-control and succeeded in saving all thirteen of the Jews. Nevertheless, at least two<br />

thousand Polish rescuers were put to death by the Germans.” Jones haalde het <strong>verhaal</strong> uit E. FOGELMAN, Conscience & Courage. Rescuers<br />

of Jews during the Holocaust, New York-London-Toronto-Sydney-Auckland, Anchor Books Doubleday, 1994, p. 87-104. We selecteren<br />

enkel de passages i.v.m. de Danuta...: “Their first crisis occurred when Joseph returned from a trip to the ghetto with Danuta, a young<br />

Jewish woman who was engaged to his youngest brother. Danuta was discovered in Stefania’s room by the other occupant of the building.<br />

With an aplomb that surprised her, Stefania told the other woman that Danuta had come to her for advice about an abortion… Caring for<br />

the Jews left in the ghetto became a full-time job for Danuta and Joseph… The three held a strategy meeting late one night. Joseph’s<br />

youngest brother, Henek [Henryk Diamant], whom he had not seen since they jumped from the train, was back in the ghetto – he could not<br />

survive on the streets, and he had nowhere else to go – and there were other friends there who had heard about the kind Polish girl and her<br />

little sister who had taken in Joseph and Danuta. But they could not possibly hide all these jews from the other occupant of the building.<br />

Stefania had to find a new place to live, and Joseph suggested she look in the now deserted Jewish neighbourhoods… Little Helena rolled<br />

around the floor for joy when she saw the size of the place, and Joseph and Danuta danced in the attic. They quickly pulled Henek, a<br />

neighbour, and two children out of the ghetto – and all of a sudden, seventeen-year-old Stefania and seven-year-old Helena were hiding<br />

Jews with two more in the way… One day Stefania received a letter delivered by two street urchins, who demanded that Stefania read it,<br />

sign it, and return it to them so they could be paid. The letter was from a Jewish woman in the ghetto; it named all the people she had in<br />

hiding and threatened to tell the Gestapo everything unless Stefania took in the author of the letter and her children… Thirteen people, and<br />

their children and grandchildren, are alive today because a teenager ignored the fact that she would be killed for harbouring Jews; thirteen<br />

men, women, and children are alive today because a teenager believed in miracles.” Ook de rest <strong>van</strong> het <strong>verhaal</strong> is verbazingwekkend,<br />

maar het is teveel om hier allemaal na te vertellen.<br />

473 Danuta zal later de Israelitische nationaliteit krijgen.<br />

474 Diana en Henryk verblijven er op het adres <strong>van</strong> Henryk Zawadski Lompy 6/11 te Bytom in Polen.<br />

475 Leon Lachter schrijft op 26 juni 1946 een brief <strong>van</strong>uit de Lamorinièrestraat 169 Antwerpen [het adres <strong>van</strong> zijn schoonmoeder Debora<br />

Thaler] aan de Administratie <strong>van</strong> de Vreemdelingenpolitie een brief. “Op 14 juni werd door bemiddeling <strong>van</strong> het Joodsch Comité voor<br />

oorlogs<strong>slachtoffers</strong> de “HISO”, Lange Leemstraat 155 te Antwerpen, een verzoek tot U gericht om een tijdelijk verblijf in België toe te<br />

staan aan Mevr. Diana Diamant, geboren Karfiol dd 9/2/1925 te Krakau, alsmede haar echtgenoot de Heer Henryk Diamant, geboren<br />

8/8/1920 te Przemysl, verblijvende aan het adres <strong>van</strong> Henryk Zawadski, Bytom, Lompy 6/11 p. Polska. Ik ben Amerikaan <strong>van</strong> nationaliteit<br />

en woon in de Vereenigde staten; De affidavits, die de bovengenoemde personen noodig hebben om naar de Ver. Staten te kunnen<br />

emigreeren, zijn door mij uitgemaakt en <strong>van</strong> hun zijde de aanvragen voor emigratie reeds gedaan. Het doel <strong>van</strong> het verzoek tot tijdelijke<br />

toelating in België is het echtpaar Diamant-Karfiol hier de gelegenheid te geven het oogenblik <strong>van</strong> hun emigratie af te wachten, daar hun<br />

leven in Polen in dagelijks gevaar is. Nu is het hun gelukt is gered te worden, wil ik alles doen wat het mogelijk is om hun leven verder in<br />

veiligheid te stellen en daartoe is een spoedig vertrek uit Polen naar België dringend noodzakelijk. Te Uwer orienteering voeg ik een copie<br />

<strong>van</strong> den brief <strong>van</strong> het Joodsche Comité hierbij en zult U daaruit zien, dat de grootmoeder Mme Debora Thaler-Karfiol [dit moet Grunspan-<br />

Thaler zijn], wonende Lamorinièrestraat 169, bereid is en ertoe in staat het echtpaar in kwestie te haren laste te nemen gedurende hun<br />

transitair verblijf in België. Mevr. Thaler heeft een copie <strong>van</strong> de notarieele acte, die [op 30 april 1946] <strong>van</strong> haar verklaring werd<br />

opgemaakt, bij het schrijven <strong>van</strong> 14 dezer ingesloten.”<br />

Op 14 juni 1946 schrijft de HISO (vzwd Hulp aan Joodsche Slachtoffers <strong>van</strong> den Oorlog) een brief aan de Administratie <strong>van</strong> de<br />

Vreemdelingenpolitie waarin zij de visa-aanvraag <strong>van</strong> Diana Karfiol en Henryk Diamant steunen. “De reden tot dit verzoek is dat mevr.<br />

Diamant-Karfiol kleindochter is <strong>van</strong> mevr. Debora Thaler-Karfiol [dit moet Grunspan-Thaler zijn], wonende Lamorinièrestraat 169 te<br />

Antwerpen, die sinds lange jaren te Antwerpen verblijft en houdster is <strong>van</strong> een gele vreemdelingenpas met roode streep, tengevolge <strong>van</strong> de<br />

Duitsche vervolgingen 7 harer kinderen [Sarah Ester Grunspan, Itta Grunspan en haar echtgenoot Benoit Reichman, Chajer Grunspan en<br />

haar echtgenoot Isaïas Altbaum, Lea Grunspan en Mozes Grunspan] heeft verloren door deportatie naar concentratiekampen, en thans drie<br />

minderjarige kleinkinderen [Sylvie Reichman, Renee en Rose Safir] te haren laste heeft, die zij wegens haar hoogen leeftijd en de vele<br />

doorgemaakte misère, niet naar behooren kan verzorgen. Mevr. Thaler-Karfiol bezit nog een dochter [Charlotte] in de Ver. Staten, die alle<br />

pogingen in het werk stelt om de drie minderjarige kleinkinderen naar de Verenigde Staten te doen komen, hetgeen dan ook zal<br />

geschieden. De Heer en Mevr. Diamant-Karfiol zullen eveneens naar Amerika vertrekken, doch zij wenschen voor zoolang het mogelijk is<br />

hun zwaar getroffen grootmoeder in haar moeilijke taak bij te staan en tezamen met de drie minderjarige kinderen naar de Ver. Staten te<br />

vertrekken.<br />

Mevr. Thaler-Karfiol is ons bekend als een zeer fatsoenlijke dame, die financieel in staat is voor het echtpaar Diamant-Karfiol te zorgen<br />

gedurende hun transitair verblijf in België…”


X<br />

9.7.1926<br />

Krakau<br />

zonder op 27.9.1926; op<br />

28.1.1927, op 21.5.1940.<br />

Leon (Lobl) (Löbel) Lachter<br />

of Leichter 476<br />

student op 19.9.1920<br />

boekhouder op 17.3.1921<br />

opnieuw student op 23.2.1926<br />

diamantbewerker, werkend<br />

voor eigen rekening, op<br />

27.9.1926, op 3.1.1928<br />

diamantkliever op 2.2.1928<br />

diamantslijper op 21.12.1929<br />

diamantkliever op 10.2.1937<br />

négocient in diamants op<br />

1.12.1958<br />

Krakau 27.6.1926<br />

10.3.1902/<br />

16.9.1920 uit<br />

Krakau en<br />

nog eens<br />

opnieuw op<br />

6.2.1925<br />

nog eens<br />

opnieuw op<br />

16.9.1958.<br />

Krakau (Polen)/ Poolse<br />

Kleparz 4 Krakau<br />

Terliststraat 49 Antwerpen <strong>van</strong><br />

16.9.1920 tot april 1921<br />

Stierstraat 13 Antwerpen <strong>van</strong><br />

6.2.1925, op 23.2.1926<br />

Jacobsstraat 39 Antwerpen op<br />

27.6.1926<br />

Van den Nestlei 20 <strong>van</strong> 16.8.1926<br />

tot 16.11.1929<br />

Diksmuidelaan 61 Berchem <strong>van</strong><br />

16.11.1929 tot 4.1.1937<br />

Mercatorstraat 48 Antwerpen <strong>van</strong><br />

4.1.1937 tot 1938<br />

New York (VSA) <strong>van</strong> 1938 477 Op<br />

19.4.1940 worden zij uitgeschreven<br />

in Antwerpen.<br />

* Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />

zeker in juni-juli 1946 is Leon<br />

Lachter immers bij zijn<br />

schoonmoeder. Want hij krijgt daar<br />

bericht dat de aanvraag voor een<br />

visum <strong>van</strong> zijn nichtje Djana<br />

Karfiol en haar echtgenoot Henryk<br />

Diamant is geweigerd.<br />

S. Rexford Drive 1128 Los Angeles<br />

(USA) op 1.12.1958 478<br />

Mechelsesteenweg 200 <strong>van</strong><br />

1.12.1958 tot 22.5.1959 (Dit is het<br />

adres <strong>van</strong> Eisig Safir)<br />

*Op 17.3.1921 is hij boekhouder in<br />

de Lange Kievitstraat 95<br />

* Brief <strong>van</strong> 3.3.1925 aan de<br />

gouverneur om toelating te vragen<br />

om langer in België te blijven om<br />

les te volgen aan het “Institut<br />

Supérieure de Commerce” of<br />

Hooger Handelsgesticht te<br />

Antwerpen 479<br />

2.2.1 Jacques (Jack) Lachter 29.12.1927 Antwerpen -<br />

131<br />

- 13.10.1983 California<br />

476 Ouders: Szlamy of Schlama Leichter (° Zawichost, Polen, 1878) en Jetty Grunfeld (°Krakau, Polen, 1880) op 23.2.1926 nog beiden in<br />

Krakau wonend. Op 1.12.1958 blijken zij beiden overleden te zijn.<br />

477 Op 19.4.1940 worden zij uitgeschreven in Antwerpen.<br />

478 In 1954, 1955 en 1956 en 1958 komt Leon Lachter naar België (met 600 Amerikaanse dollars) en verblijft er (zonder huur te betalen)<br />

<strong>van</strong> 16.9.1958 tot 1.12.1958 op een bemeubelde tot bij zijn schoonbroer Eisig Safir. Op 3.12.1958 probeert hij zijn verblijf in België nog<br />

met zes maanden te verlengen. “Actuellement il est venu à Anvers pour acheter des diamants pour l’exportation en Amérique… Afin de<br />

poursuivre ses affaires, de prendre des contacts et d’envisager éventuellement la possibilité de venir se réinstaller en Belgique…» Op<br />

15.12.1958 krijgt hij bericht dat hij wordt ingeschreven in het vreemdelingenregister en dat hij tot 13.6.1959 mag blijven.<br />

479 <strong>Een</strong> verslag <strong>van</strong> 29.4.1925 <strong>van</strong> de Antwerpse politie aan de Openbare Veiligheid vermeldt: “Hij bekwaamt zich in talenkennis om in<br />

October e.k. de lessen te kunnen volgen <strong>van</strong> het Hoger Handelsgesticht;hij bezit eenig geld en wordt verder ondersteund door familieleden<br />

alhier verblijvende.” Wellicht gaat het hier om J. Leuchter die op 3.3.1925 in de Terliststraat 49 woont.


2.2.2 Lilly Lachter 12.5.1931 Antwerpen -<br />

2.3 Sarah Esther (Erna)<br />

Grunspan 480 /<br />

X<br />

1.7.1930<br />

Antwerpen<br />

zonder beroep (op 7.7.1930;<br />

2.1.1935)<br />

Eisig Safir 481<br />

Figuur 92 Eisig Safir,<br />

2.8.1945 kort na zijn<br />

bevrijding uit het<br />

concentratiekamp<br />

koopman in solden (op<br />

27.7.1927)<br />

handelaar in diamantpoeder<br />

(op 25.8.1927)<br />

koopman (op 7.10.1927)<br />

diamantkliever (op 7.7.1930;<br />

25.7.1930; 5.9.1930;<br />

3.12.1934)<br />

diamantbewerker (op<br />

2.8.1945 482 )<br />

koopman op 1.12.1958<br />

2.3.1 Renée Safir<br />

8.3.1906/<br />

28.6.1928<br />

(uit Krakau)<br />

9.3.1901/<br />

27.7.1927 483<br />

(uit Krakau)<br />

Mosciska (Polen)/ Poolse<br />

Filipastrasse 13 Krakau<br />

Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />

Krystynopol (Polen)/Poolse<br />

Philipstraat 13 Krakau tot<br />

27.7.1927<br />

Boomgaardstraat 312 Berchem<br />

<strong>van</strong>af 27.7.1927 zeker tot<br />

13.9.1927<br />

Dixmuidelaan 19 Berchem <strong>van</strong><br />

19.7.1930<br />

Dixmuidelaan 45 Berchem <strong>van</strong><br />

25.7.1930 tot 30.11.1934<br />

Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />

<strong>van</strong> 30.11.1934 tot 9.7.1946<br />

Belgiëlei 93, 5e verdieping,<br />

Antwerpen (op 1.12.1958)<br />

30.5.1931 Antwerpen/Poolse<br />

Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />

op 9.7.1946<br />

2.3.2 Rose Safir 5.3.1939 Antwerpen -<br />

29.9.1942/<br />

XII/324<br />

29.9.1942/<br />

XII/323<br />

10.10.1942/<br />

na<br />

12.10.1942<br />

(werd in<br />

Kozel nog<br />

geselecteerd<br />

voor te<br />

werken.)<br />

10.10.1942/<br />

1990<br />

480<br />

Zij krijgt op 8.6.1928 in Krakau een visum voor België. Op een “Formulaire de renseignements”, een soort verzamelstaat <strong>van</strong><br />

24.8.1949 staat “partie le 10.10.42 vers valides: Gare de Kozel, de là à Gogolin (camps de passage) et puis camps de travail.» (DO,<br />

Dossier Grunspan, Sara Esther)<br />

481<br />

Zijn vader Josua (Osias) Safir (°Dembitza Polen, 1882) en zijn moeder Rosa Chajes (°Kristinopol Polen, 1882) leven allebei nog in<br />

Dembitza Polen op 25.7.1930.<br />

482<br />

Op 2.8.1945 oefent hij zijn beroep nog niet uit, en “leeft <strong>van</strong> ondersteuning <strong>van</strong> het Joodsch komiteit”. Op 9.5.1947 krijgt hij <strong>van</strong> de<br />

raad <strong>van</strong> Economisch Onderzoek inzake Vreemdelingen een gunstig advies voor een beroepskaart voor het uitoefenen <strong>van</strong> het beroep <strong>van</strong><br />

diamantklover (eigenwerkmaker), o.a. “aangezien aanvrager <strong>van</strong> morele en sociale waarde getuigt, dat hij over voldoende kapitaal en<br />

vakkennis beschikt”.<br />

483<br />

Ondanks het feit dat Eisig duidelijk maakt dat hij voor onbepaalde tijd in België wil blijven, krijgt hij op 27.7.1927 een visum voor<br />

slechts een maand “non prorogeable” met een verbod om hier te werken. Toch vraagt Eisig, eenmaal hier, onmiddellijk op 9.8.1927 een<br />

visum aan voor onbepaald verblijf; hetgeen hem op 31.8.1927 wordt verleend.<br />

-<br />

132<br />

Auschwitz<br />

?


2.4 Itta Grunspan 484 1.6.1907 Mosciska (Polen) 12.9.1942/<br />

X/416<br />

X<br />

Benjamin (Benoit) (Benno) 29.9.1908 Satu Mare (Roemenië) 12.9.1942/<br />

21.6.1938<br />

Antwerpen<br />

Reichman<br />

X/722<br />

2.4.1=<br />

1.3.1<br />

Sylvie Reichman 1.11.1939 Antwerpen -<br />

2.5 Chajer (Chaja-Syma) 12.11.1908/ Mosciska (Polen)/ Poolse, later<br />

(Hella) Grunspan/<br />

28.6.1928 uit Belgische door huwelijk<br />

Krakau Filippastrasse 13 te Krakau<br />

Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />

op 24.4.1939<br />

Van Luppenstraat 10 Antwerpen op<br />

24.3.41<br />

C[o]uperusstraat 10 Antwerpen op<br />

27.12.41<br />

Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />

op 28.8.42<br />

* werd op 12.12.1940 ingeschreven<br />

in het jodenregister 485<br />

4.9.1943 486<br />

XXIIB/563<br />

X<br />

2.6.1939<br />

Antwerpen<br />

zonder op 30.7.1928<br />

diamantarbeidster<br />

diamantsnijdster op 2.6.1939<br />

Isaïas Altbaum 487 /<br />

diamantarbeider<br />

diamantsnijder op 10.8.1937<br />

diamantbewerker op 2.6.1939<br />

1.9.1912 Antwerpen/ Belgische (<strong>van</strong>af<br />

13.2.1930)<br />

Lange Herenthalsstraat 61<br />

Antwerpen op 10.8.1937<br />

Jacob Jordaensstraet 18 Antwerpen<br />

op 24.4.1939<br />

Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />

op 1-3-1941<br />

Van Luppenstraat 10 Antwerpen<br />

op 1-3-41<br />

C[o]uperusstraat 10 Antwerpen<br />

op 29-12-41<br />

Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />

op 2-9-42<br />

*Vervulde in 1932 zijn militaire<br />

dienstplicht bij het 3 e regiment<br />

lansiers.<br />

Hij wordt in Auschwitz<br />

geselecteerd, krijgt het nummer<br />

172.298 488 . Verblijft <strong>van</strong> 26.1.1944<br />

tot 1.2.1944 en <strong>van</strong> 12.4.1944 tot<br />

27.4.1944 in het<br />

Häftlingskrankenbau Monowitz in<br />

Auschwitz<br />

12.3.1943 489 /<br />

XXIII/200<br />

15.9.1942/<br />

17.9.1942<br />

15.9.1942/<br />

17.9.1942<br />

20.9.1943/<br />

22.9.1943<br />

15.1.1944/<br />

27.4.1944<br />

484<br />

Voor de informatie met betrekking tot Itta Grunspan, Benoit Reichman en Sylvie Reichman, zie bij Reichman, Benoit.<br />

485<br />

DO, Dossier Isaias Altbaum.<br />

486<br />

Jozef Altbaum overleefde de oorlog, en dient in 1958 hij een aanvraag in tot het verkrijgen <strong>van</strong> de titel <strong>van</strong> rechtverkrijgende <strong>van</strong><br />

politieke ge<strong>van</strong>gene [i.c. zijn schoonzuster Chaja-Syma Grunspan] en <strong>van</strong> de buitengewone vergoeding die daaraan gekoppeld is, die hem<br />

geweigerd wordt omdat Jozef slechts de schoonbroeder <strong>van</strong> de overledene is. Uit de motivering <strong>van</strong> de beslissing <strong>van</strong> de Eerste<br />

Nederlandse Kamer <strong>van</strong> de Aanvaardingscommissie <strong>van</strong> Brussel voor het Statuut <strong>van</strong> de Politieke Ge<strong>van</strong>genen en hun Rechtverkrijgenden<br />

blijkt dat Chaja-Syma: “aangehouden werd te Antwerpen, op 4.9.1943 om racistische redenen, zodat zij niet voldoet aan de<br />

voorwaarden… tot het bekomen <strong>van</strong> de titel <strong>van</strong> politiek ge<strong>van</strong>gene; werd ge<strong>van</strong>gen gezet of geïnterneerd <strong>van</strong> 4.9.1943 tot 20.9.1943. Zij<br />

heeft postuum geen recht op de titel <strong>van</strong> Politieke Ge<strong>van</strong>gene, doch wel op de hoedanigheid <strong>van</strong> gerechtigde op het statuut.” (DO, Dossier<br />

Isaias Altbaum, 11.7.1958)<br />

487<br />

De vader <strong>van</strong> Isaïas, Salma Aba Altbaum (°Pintchoff, Rusland, 27.10.1887), leurder <strong>van</strong> beroep, zal op het IVe transport worden gezet<br />

met nr. 604. Zijn vrouw Sore Riwe Pertz (°Dvinsk, Rusland, 27.10.1882) niet. Zij is op dat ogenblik wellicht al overleden. Op 2.6.1939<br />

was zij nog in leven. Op 29.7.1937 vraagt de Openbare Veiligheid in een vertrouwelijke nota aan de politie <strong>van</strong> Antwerpen en aan de<br />

rijkswacht om op zeer discrete wijze inlichtingen in te winnen aangaande Izarias Altbaum, die lid <strong>van</strong> de communistische inrichting<br />

“’Prokor’ zou zijn. Op 10.8.1937 schrijft de rijkswacht in haar verslag: “Belanghebbende is socialist, maakt deel uit <strong>van</strong> de Joodsche<br />

Arbeiders Vereening, volgens bekomen inlichtingen zou hij eens aanwezig zijn geweest op een vergadering <strong>van</strong> “prokor” zonder er<br />

nochtans lid <strong>van</strong> te zijn. Hij zou deze vereeniging nooit gesteund hebben. Zijn aanwezigheid op deze vergadering zou alleen uit<br />

belangstelling geweest zijn. Hij is <strong>van</strong> goed gedrag en door de leden <strong>van</strong> de rijkswacht nooit opgemerkt op politieke vergaderingen <strong>van</strong><br />

omtewerpenden (?) aard.”<br />

“Altbaum Isaias…. a été mis au travail forcé dans le nord de la France (O.T.). Il figure sur les listes de salaires (établis par quinzaines) de<br />

la firme ‘Max Pruh » du 12.7.42 au 17.10.42, et de la firme « Julius Berger » du 1.11.42 au 12.12.42. Source : Documents originaux de la<br />

Banque de Paris et des Pays-Bas. (DO, Dossier Isaias Altbaum, 20.10.1960)<br />

488<br />

DO, Dossier Isaias Altbaum. Op een inlichtingsblad <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Volksgezondheid en <strong>van</strong> het Gezin staat : “D’après les<br />

documents originaux du camp d’Auschwitz et les témoignages de prisonniers rapatriés, il apparaît que la série des n°s matricule de<br />

172.296 à 172.345 a été attribué aux déportés (hommes) par le convoi XXIII..» Als bron en referentie wordt opgegeven : Registre original<br />

du Krankenbau Monowitz.(DO, Dossier Isaias Altbaum)<br />

489<br />

DO, Dossier Isaias Altbaum. Na een maand in voorhechtenis te hebben gezeten, staat in een “Strafverfügung und Haftbefehl” <strong>van</strong><br />

19.4.1943 te lezen dat Isaias Altbaum tot 6 maanden wordt veroordeeld wegens “Urkundenfälschung” en wordt als volgt gemotiveerd:<br />

133<br />

Auschwitz<br />

Auschwitz<br />

Auschwitz<br />

Auschwitz-<br />

Birkenau


2.5.1 Jacques Sylvain Altbaum 490 20.2.1943 Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />

op 2-9-42<br />

2.6 Lea (Lina) Grunspan 10.4.1910/<br />

28.6.1928<br />

(uit<br />

Krakau 491 Mosciska (Polen)/ Poolse<br />

Filippastrasse 13 Krakau<br />

* Zij laat zich inschrijven in het<br />

) jodenregister: nr. 2631 of 2651(?)<br />

Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />

(op 30.6.1928 en zeker tot<br />

2.10.1941)<br />

zonder (op 30.7.1928;<br />

2.10.1941)<br />

2.7 Isaak (Edek) Grunspan/<br />

diamantarbeider/<br />

diamantkliever op 25.9.1941<br />

2.8 Mozes (Monek) Pinkas<br />

Grunspan 493<br />

zonder op 30.7.1928<br />

diamantkliever op<br />

9.10.1941 494<br />

30.11.1911/<br />

28.6.1928<br />

3.5.1915/<br />

28.6.1928 495<br />

Mosciska (Polen)/ Poolse<br />

Filippastrasse 13 Krakau<br />

Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />

* Hij laat zich inschrijven in het<br />

jodenregister: nr. 1652<br />

Met een “Bericht <strong>van</strong> vertrek” <strong>van</strong><br />

7.5.1942 wordt hij <strong>van</strong>af<br />

17.12.1941 geschrapt uit het<br />

bevolkingsregister <strong>van</strong> Antwerpen.<br />

Men stelt blijkbaar vast dat hij uit<br />

de Parochiaanstraat 1 vertrokken is<br />

zonder een nieuw adres op te<br />

geven.<br />

Praag (Tjechoslowakije)/ Poolse<br />

Lamorinièrestraat 169 Antwerpen<br />

<strong>van</strong>af 30.7.1928<br />

* Op 5.12.1933 krijgt hij (net zoals<br />

zijn zuster Itta) een boete <strong>van</strong><br />

5,60fr <strong>van</strong> de Brugse politie voor<br />

zeebaden<br />

* Is (op 9.10.1941) ingeschreven in<br />

het jodenregister, maar de nummer<br />

staat er niet bij vermeld<br />

4.9.1943<br />

XXIIB/564<br />

21.8.1942/<br />

V/949<br />

20.9.1943/<br />

22.9.1943<br />

25.8.1942<br />

27.8.1942<br />

134<br />

Auschwitz<br />

Auschwitz<br />

- 1950 New<br />

York 492<br />

28.10.1942/<br />

XVI/490<br />

31.10.1942/<br />

3.11.1942<br />

“Der Bestrafte ist am 7.12.1942 aus dem Lager Israel I bei Dannes, das der Organisation Todt zum Arbeitseinsatz zur Verfügung steht,<br />

geflüchtet und lernte auf seiner Flucht nach Antwerpen einen unbekannten Belgier kennen, der ihm die Identitätskarte des Jan Henri<br />

Pauwels Nr. A 39303, ausgestellt in Antwerpen, am 7.7.1942 für einen Preis von 1.000 .- bfrs. verkaufte. Diese Identitätskarte hatte der<br />

vorgenannte Pauwels kurz vorher verloren. Der Bestrafte verfälschte diese Identitätskarte indem er das Geburtsjahr auf 1912 abänderte,<br />

und sein Lichtbild einklebte. Bei seiner am 12.3.1943 erfolgten Festnahme versuchte er sich mit diesem verfälschten Papier als arischer<br />

belgische Staatsangehöriger auszugeben. Er hat somit in rechtswidriger Absicht eine auslänsiche öffentliche Urkunde (welche zum<br />

Bewesie von Rechten oder Rechtverhältnissen von Erheblichkeit ist) verfälscht und von derselben zum Zwecke einer Täuschung<br />

Gebrauch gemacht.” Isaias Altbaum heeft deze feiten bekend. (DO, Dossier Isaias Altbaum). Op 25.10.1960 wordt er een attest<br />

opgemaakt “pour servir à l’introduction d’une demande d’indemnité de réparation ». Daarin staat : « Sur base de notre documentation,<br />

nous certifions que le nommé Altbaum Isaias, né le 1.9.1912 a été arrêté le 12.3.1943 et incarcéré dans les prisons sui<strong>van</strong>tes : prison<br />

d’Anvers du 12.3.1943 au 27.4.1943 ; prison de St.Gilles du 27.4.1943 au 30.4.1943 et à la prison de Merxplas du 30.4.1943 au 18.9.1943.<br />

Il a été condamné le 19.4.1943 par le Tribunal de la Feldkommandatur 520 à Anvers, à 6 mois de prison pour faux en documente. Le<br />

18.9.1943, il a été mis à la disposition de la Sicherheitsdienst d’Anvers et réincercér à la prison de cette ville du 18.9.1943 au 30.9.1943,<br />

date de son transfert au camp de Malines, d’où il a été déporté pour le camp de concentration d’Auschwitz le 15.1.1944. Il a séjourné au<br />

« Revier » du camp de Monowitz du 26.1 au 1.2.1944 et du 12.4.1944 au 27.4.1944 (matricule : 172.298). Il est décédé en un lieu inconnu<br />

le 27.4.1944, sui<strong>van</strong>t jugement déclaratif de décès rendus à Anvers le 20.4.1956. » (DO, id.) Dat betekent dat hij op 27.4.1944 in het<br />

lazaret gestorven is, of aldaar geselecteerd werd om te worden vergast.<br />

De broer <strong>van</strong> Isaïas Altbaum is Jozef Altbaum, (°Antwerpen, 9.2.1933). Jozef overleefde de oorlog. In 1958 dient hij een aanvraag in tot<br />

het verkrijgen <strong>van</strong> de titel <strong>van</strong> rechtverkrijgende <strong>van</strong> politieke ge<strong>van</strong>gene [i.c. zijn broer, Isaias Altbaum en zijn schoonzuster Chaja-Syma<br />

Grunspan] en <strong>van</strong> de buitengewone vergoeding die daaraan gekoppeld is, die hem geweigerd wordt omdat Jozef geen deel uitmaakte <strong>van</strong><br />

het gezin <strong>van</strong> Isaias, gedurende de 5 laatste jaren voor diens overlijden. Uit de motivering <strong>van</strong> de beslissing <strong>van</strong> de Eerste Nederlandse<br />

Kamer <strong>van</strong> de Aanvaardingscommissie <strong>van</strong> Brussel voor het Statuut <strong>van</strong> de Politieke Ge<strong>van</strong>genen en hun Rechtverkrijgenden blijkt dat<br />

Isaias “werd een eerste maal aangehouden te Antwerpen, op 14.7.1942 om racistische redenen, zodat hij niet voldoet aan de<br />

voorwaarden… tot het bekomen <strong>van</strong> de titel <strong>van</strong> politiek ge<strong>van</strong>gene; werd een tweede maal aangehouden op 12.3.1943 omdat hij het<br />

concentratiekamp Dannes-Camiers ontvlucht was en tevens omdat hij zijn paspoort had vervalst om te ontkomen aan de vervolgingen <strong>van</strong><br />

de Duitsers; dat de tweede reden <strong>van</strong> aanhouding evenmin recht heeft op de titel <strong>van</strong> politieke ge<strong>van</strong>gene; werd ge<strong>van</strong>gen gehouden of<br />

geïnterneerd wegens bovenvermelde redenen te Dammes-Camiers: <strong>van</strong> 14.7.1942 tot 7.12.1942; te Antwerpen, Merksplas, Mechelen en<br />

Monowitz, <strong>van</strong> 12.3.1943 tot 27.4.1944. Hij heeft postuum geen recht op de titel <strong>van</strong> Politieke Ge<strong>van</strong>gene, doch wel op de hoedanigheid<br />

<strong>van</strong> gerechtigde op het statuut.” (DO, Dossier Isaias Altbaum, 11.7.1958).<br />

490 Niemand <strong>van</strong> de familie wist <strong>van</strong> het bestaan <strong>van</strong> dit kindje af!<br />

491 Dezelfde dag als haar zuster Sarah Esther Grunspan.<br />

492 Edek stierf aan leverkanker. E-mail <strong>van</strong> Sylvie Lednicer-Reichman <strong>van</strong> 17.7.2005.<br />

Auschwitz


1.5 JUDENTRANSPORT XX 496<br />

Boortmeerbeek, een klein Brabants dorpje langs de spoorlijn Mechelen-Leuven, in de nacht<br />

<strong>van</strong> 19 april 1943. Drie jonge mannen [de jood Youra Livschitz, de communist Jean Franklemon en<br />

student Robert Maistriau 497 ] brengen er met enkele rode lantaarns Konvooi XX, een deportatietrein<br />

naar Auschwitz tot stilstand. Als de trein stopt, volgt er een doodse stilte. “We zijn helemaal gek<br />

geworden hè”, fluistert een <strong>van</strong> de drie, en loopt naar een wagon...<br />

Figuur 93 Youra Livschitz<br />

(Marion Schreiber, Stille<br />

rebellen)<br />

Figuur 94 Jean Franklemon<br />

(Marion Schreiber, Stille<br />

rebellen)<br />

135<br />

Figuur 95 Robert Maistriau<br />

(Marion Schreiber, Stille rebellen)<br />

Meer dan tweehonderd mensen zullen uiteindelijk ontsnappen aan het gruwelijk lot dat hen<br />

wachtte aan het eind <strong>van</strong> de lijn, Auschwitz. Zelfs de drie mannen wisten destijds niet exact welke<br />

verschrikkingen de naam <strong>van</strong> het Poolse concentratiekamp later zou prijsgeven. “Dat mensen er bij<br />

honderdduizenden werden vermoord, dat konden we ons gewoon niet voorstellen”. Wat Auschwitz<br />

was? “On ne savait pas très bien”.<br />

Lang niet iedereen was zo slecht ingelicht. Al in de lente <strong>van</strong> 1941 meldde het Pools verzet<br />

aan de geallieerden dat er in de kampen massamoorden werden gepleegd en dat de omstandigheden<br />

er onmenselijk waren. In 1942 speelden ze Washington zelfs precieze cijfers door: 520.000 mensen<br />

493 Heel eigenaardig bestaat er een “Bericht <strong>van</strong> vertrek” <strong>van</strong> 20.4.1948 waarin staat dat Moses Pinkas Grunspan wordt uitgeschreven uit<br />

het bevolkingsregister <strong>van</strong> de stad Antwerpen en bij zijn nieuw adres staat “Amerika (Adres onbekend)”. Zo’n document, maar dan<br />

gedateerd op 22.4.1948 bestaat er ook <strong>van</strong> zijn vader Jecheskel Joel Grunspan. Waarschijnlijk heeft men zich verkeerdelijk laten leiden<br />

door het feit dat Dobe Grunspan-Thaler inmiddels naar de Verenigde Staten was geëmigreerd.<br />

494 Op een inlichtenstaat <strong>van</strong> 9.10.1941 staat: “ Is diamantkliever <strong>van</strong> beroep en voorziet alzoo in zyn onderhoud.”<br />

495 Op een Inlichtingenstaat <strong>van</strong> 9.3.1931 staat dat hij met zijn moeder naar België is gekomen.<br />

496 De algemene informatie komt uit DVD Judentransport XX, Eye2Eye Media Productie, 2003. We hebben<br />

ervoor gekozen om de overval op het XXste transport te behandelen bij de <strong>slachtoffers</strong>, en niet bji de redders,<br />

omdat wij zelf geen origineel onderzoek hebben gedaan naar die redders, en omdat het ons vooral te doen was<br />

om de <strong>slachtoffers</strong> die op die bewuste trein zaten. Wie echter het boek <strong>van</strong> Marion Schreiber, Stille rebellen,<br />

zou lezen, kan op basis <strong>van</strong> de daarin verzamelde informatie wel een ethische analyse maken <strong>van</strong> de drie<br />

redders. M. SCHREIBER, Stille rebellen. De overval op de 20 e deportatietrein naar Auschwitz, Amsterdam –<br />

Antwerpen, Atlas, 2001 (repr. 2002).<br />

497 Youra Livschitz werd verraden, aangehouden, gefolterd en ontsnapte uit de kelders <strong>van</strong> SS-centrale aan de<br />

Louizalaan te Brussel, probeerde samen met zijn broer Alexandre naar Engeland te vluchten maar de<br />

vluchtroute werd verraden; ze werden naar Breendonk overgebracht en Youra daar op 17 februari 1944 door<br />

een vuurpeleton geëxecuteerd, een week na zijn broer. Jean Franklemon werd door dezelfde persoon verraden<br />

en op 3 augustus 1943 gearresteerd. Ook hij werd naar Breendonk gebracht en later naar het concentratiekamp<br />

Oranienburg/Sachsenhausen gedeproteerd. Hij overleefde als bij wonder de dodenmars die de SS de nagenoeg<br />

verhongerde en totaal verzwakte kampge<strong>van</strong>genen op het laatste liet maken. Hij overleed in 1977 in de DDR.<br />

Robert Maistriau werd pas in maart 1944 gearresteerd, ook naar Breendonk gevoerd en vervolgens naar<br />

Buchenwald gedeporteerd. Hij overleefde ook nog het kampen <strong>van</strong> Dora en Harzungen en werd tenslotte in<br />

Bergen-Belsen door de Amerikanen bevrijd. In 2006 verkeerde hij weliswaar in een slechte<br />

gezondheidstoestand, maar was hij wel nog steeds in leven. Zie M. SCHREIBER, Stille rebellen, p. 260-279.


waren vergast, <strong>van</strong> de 65.000 Russische krijgsge<strong>van</strong>genen waren er nog 100 in leven. Er gebeurde<br />

niets.<br />

Niet alleen kwam er geen militaire actie, informatie over de kampen werd terzijde gelegd. De<br />

transporten naar de uitroeïngskampen waren nooit een prioriteit. Noch voor de geallieerden noch<br />

voor de Europese verzetsgroeperingen. De strijd tegen de Duitsers ging voor. Toen Robert Maistriau<br />

en zijn twee makkers bij het verzet het idee <strong>van</strong> een aanval op een konvooi lieten vallen, kregen ze te<br />

horen dat het hele plan waanzin was.<br />

Op 19 april 1943 vertrok Konvooi XX met 1631 mensen <strong>van</strong>uit de Mechelse kazerne Dossin<br />

naar Auschwitz. <strong>Een</strong> datum die in de historische annalen herinnerd wordt als de dag <strong>van</strong> de tweede<br />

opstand in het getto <strong>van</strong> Warschau, waarbij 56.000 joden werden omgebracht. Dat weten de<br />

betrokkenen niet. De verzetsgroeperingen en velen op de trein weten wel ‘dat er iets gaat gebeuren<br />

met het XXste Konvooi’ ” 498 .<br />

Na de ervaringen met konvooi nr. 19, meende het Berlijnse RSHA dat de<br />

veiligheidsmaatregelen verscherpt moesten worden: “Alle gaten waardoorheen men kon ontsnappen<br />

moesten worden gedicht. Volgens een nieuw decreet moesten <strong>van</strong>af nu ook in België alleen nog<br />

vensterloze veewagens worden voor het transport <strong>van</strong> de joden” 499 .<br />

“In de Mechelse Dossinkazerne, waar de nazi's <strong>van</strong>af 1942 de Belgische joden samenbrengen<br />

voor deportatie naar de kampen, zijn voorbereidselen getroffen voor de ontsnapping. Er is materiaal<br />

in de wagons gesmokkeld, “maar de trein reed snel, veel te snel”. Diegenen die konden ontsnappen<br />

doken onder bij de bevolking,<br />

“In totaal vluchtten 231 gedeporteerden die negentiende april 1943 voor het bereiken <strong>van</strong> de<br />

Duitse grens uit het konvooi. Drieëntwintig joden stierven bij hun vluchtpoging onder de kogelregen<br />

<strong>van</strong> de bewakingsploeg of door een ongelukkige val” 500 . Van de mensen uit ons <strong>verhaal</strong> slaagt er<br />

één in om op deze wijze te ontsnappen, nl. Igo of Israel Gross (X/1265).<br />

Figuur 96 Igo Gross, soldaat<br />

in het Oostenrijks leger, ca.<br />

1917 (Archief Edith Hönig)<br />

Figuur 97 Igo Gross, 30.11.1939 (DV)<br />

Figuur 98 Igo Gross, New<br />

York, 1958 (Archief Edith<br />

Hönig)<br />

Alle anderen, zijnde de grootvader <strong>van</strong> Sylvieke, Ludwig Reichman (XX/311) en zijn tweede<br />

echtgenote, Feiga Reichman-Glatt (XX/312), zijn dochter Myriam Grosz-Reichman (XX/454) en<br />

haar drie kinderen Paula Grosz (XX/455), Alexander Grosz (XX/455) en Anni Grosz (XX/457),<br />

Hersch Nadel (XX/1036), Sofia Bremer-Bremer (XX/1235), Karin Bremer (XX/1237) keren slagen<br />

er niet in (of durven niet) te ontsnappen en komen allemaal om in Auschwitz.<br />

Jonas Polak (XX/1235) ontsnapt niet, maar overleeft Auschwitz wel 501 .<br />

498<br />

M. SCHREIBER, Stille rebellen. p. 263.<br />

499<br />

Ibid., p. 183.<br />

500<br />

Ibid., p. 263.<br />

501<br />

Hij legt o.a. in het kader <strong>van</strong> het proces tegen Debra nog een getuigenis af over de feiten die zich bij<br />

Hendrickx hebben afgespeeld. Zie verder. (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat Generaal)<br />

136


2. DE DODEN<br />

Figuur 99 Gedenkplaat aan het station <strong>van</strong> Boortmeerbeek. Van 4.8.1942 tot 31.7.1944 deporteerden de<br />

nazi’s over deze spoorlijn 24.906 joden en 351 zigeuners <strong>van</strong> de Dossinkazerne te Mechelen naar<br />

Auschwitz. 1205 overleefden (Archief Jan Maes)<br />

Op een transportlijst <strong>van</strong> de Dossinkazerne naar Auschwitz die bewaard is gebleven vinden<br />

we de namen terug <strong>van</strong> diegenen die in de nacht <strong>van</strong> 30 op 31 januari bij Klaas Sluys werden<br />

opgepakt:<br />

1036. Nadel 25.4.98 stl. Polsteerer<br />

Hersch Neu Sandez<br />

Figuur 100 Hersch Nadel op (een fragment <strong>van</strong>) de transportlijst naar Auschwitz (JMDV)<br />

454. Grosz-Reichman 18.11.02 stl. 502 Hausfrau<br />

Maria Satu Mare<br />

455. Grosz 16.1.26 stl. Schülerin<br />

Paula Antwerpen<br />

456. Grosz 3.7.28 stl. Schüler<br />

Alexander Antwerpen<br />

457. Grosz 26.10.29 stl. Schülerin<br />

Annie Antwerpen<br />

Figuur 101 Gezin Grosz op (een fragment <strong>van</strong>) de transportlijst naar Auschwitz (JMDV)<br />

502 Stl. staat voor “Statenloss”. Ongeacht de nationaliteit moest “statenloos” worden ingevuld.<br />

137


2.1 HERSZ NADEL EN ZIJN FAMILIE 503<br />

Hersz Nadel werd geboren op 25 april 1898 te Neu Sandez (Polen), Polsterer (= garnierder of<br />

stoffeerder), getrouwd met Estera Neuman, staatloze <strong>van</strong> Poolse afkomst. Nadat hij eerst een tijd<br />

door Jeanne Schuyten (en collega’s) verborgen was geweest in het Stuivenbergziekenhuis, kwam hij<br />

– toen het te gevaarlijk werd – op 28 januari 1943 toe bij Klaas Sluys, waar hij drie dagen later zou<br />

worden gearresteerd. Pas op 5 maart 1943 wordt hij naar Mechelen overgebracht 504 . Hij werd op 19<br />

april 1943 met het XXste transport onder nummer 1036 weggevoerd naar Auschwitz. Waarschijnlijk<br />

werd hij daar onmiddellijk bij aankomst naar de gaskamers gestuurd (geen stamnummer, geen<br />

overlijdensakte). Hersz Nadel was getrouwd met Estera Neuman (°Chechanow, Polen, 31.3.1894).<br />

Zij bezat de Poolse nationaliteit, totdat de nazi's haar als statenloos beschouwden. In de loop <strong>van</strong> het<br />

jaar 1939 is zij <strong>van</strong> Duitsland naar België gekomen. Ze had zich in Antwerpen gevestigd.<br />

Haar opeenvolgende adressen zijn<br />

- Antwerpen, Wipstraat, 30<br />

- Antwerpen, Rolwagenstraat, 8 <strong>van</strong>af 10.4.1941 [na terugkeer <strong>van</strong> de deportatie naar Limburg]<br />

- Antwerpen, Provinciestraat, 226, <strong>van</strong>af 23.6.1941<br />

- Antwerpen, Provinciestraat, 125, <strong>van</strong>af 2.4.1942.<br />

Ze werd in het Jodenregister op 17 december 1940 ingeschreven. Klaarblijkelijk werd zij<br />

samen met haar zoon Manfred tijdens de eerste grote Antwerpse razzia in de nacht <strong>van</strong> 15 op 16<br />

augustus 1942 <strong>van</strong> haar bed gelicht. Zij werd dan naar het SS-Sammellager für Juden gebracht en op<br />

de deportatielijst <strong>van</strong> het vierde konvooi geregistreerd onder het nummer 695. Zij werd op 18<br />

augustus 1942 naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd. Er bestaat ook geen overlijdensakte te<br />

Auschwitz op haar naam. Wij veronderstellen dus dat zij onmiddellijk na haar aankomst vergast<br />

werd, maar wij kunnen het niet met zekerheid bevestigen. (JMDV)<br />

We hebben net zoals met de familieleden <strong>van</strong> Edith Hönig het dossier <strong>van</strong> Nadel Hersz<br />

volledig samengevat. Het is een heel trieste geschiedenis. Zo had Hersz Nadel al ge<strong>van</strong>gen gezeten<br />

in het concentratiekamp <strong>van</strong> Dachau, en heeft hij hemel en aarde moeten bewegen om niet door de<br />

Belgische autoriteiten terug over de grens met Duitsland gezet te worden. Hij had immers geen<br />

geldige papieren. Hij was al zolang uit Polen weg en hij woonde al zolang in Duitsland, dat de Polen<br />

hem niet meer als Pool beschouwden en hem dus ook geen papieren wilden geven om daarmee naar<br />

de Verenigde Staten te kunnen emigreren.<br />

Maar dankzij dit dossier ontdekten we ook dat er een zoon, Max Nadel de oorlog had<br />

overleefd. Hijzelf was inmiddels overleden, maar zijn echtgenote Hana Gnasic leeft nog wel. Ik<br />

vond haar met de hulp <strong>van</strong> de Israëlische Ambassade in Brussel terug. Zij en haar overleden<br />

echtgenoot hebben altijd gedacht dat Hersz Nadel was opgepakt in het Stuivenbergziekenhuis. Voor<br />

haar maakte het een wereld <strong>van</strong> verschil te weten dat er nog mensen als Jeanne, Klaas en Julia zijn<br />

geweest die haar schoonvader hebben geprobeerd te redden. Zij hebben altijd gedacht dat Hersz<br />

Nadel in het Stuivenbergziekenhuis was opgepakt. Haar dochter Ilana, die lesgeeft aan lagere<br />

schoolkinderen, mailde mij hetvolgende: “I'll have to tell you that I came back to school - the first<br />

thing in the morning I told my children about you, and the entire story. They set on the<br />

chair=silencely, ataintoindly, and listened to my amazing story” 505 .<br />

Hana Gnasic heeft – als joodse – de oorlog overleefd door te werken voor mevrouw Korner-<br />

Degrelle, een zuster <strong>van</strong> de Waalse SS-Obersturmbannführer bij de Waffen-SS Léon Degrelle.<br />

Wanneer mijnheer Korner ontdekte dat zij joods was, heeft hij haar niet aangegven. Integendeel, ze<br />

slaagde er zelfs in haar moeder door de familie Korner te laten aanwerven als keukenhulp 506 . Haar<br />

vader, Elias Gnazik (XX/1146), is eveneens een <strong>van</strong> die moedigen die uit de rijdende trein <strong>van</strong> het<br />

XXe transport sprongen om te ontsnappen en die op die wijze de oorlog overleefden.<br />

503 <strong>Een</strong> deel <strong>van</strong> de informatie is afkomstig <strong>van</strong> het JMDV te Mechelen.<br />

504 Nadel zal ondervraagd zijn geweest om uit te vissen waar hij al die tijd zat ondergedoken. Hij heeft<br />

blijkbaar niets gelost, want Jeanne Schuyten bijvoorbeeld komt niet in de problemen.<br />

505 E-mail <strong>van</strong> Ilana Borsuk-Nadel <strong>van</strong> 28.10.2005.<br />

506 Telefonisch gesprek met Hanna Gnasic <strong>van</strong> 24.10.2005; E-mail <strong>van</strong> Ilana Borsuk-Nadel <strong>van</strong> 14.11.2005.<br />

138


Datum <strong>van</strong><br />

het feit<br />

Aard <strong>van</strong> het Document en rele<strong>van</strong>te informatie Archief en<br />

datum<br />

Hersz (Herman) Nadel 507 , (°Neu-Sandez of Novesoncz, Polen,<br />

25.4.1898-†Auschwitz, 22.4.1943), Poolse nationaliteit,<br />

Garnierder op 30.11.1941<br />

X mei 1927 te Berlijn<br />

Estera Neumann (°Cieszanow of Chechanow, Polen, 31.3.1894-<br />

†Auschwitz, 20.8.1942), Poolse nationaliteit, zonder beroep op<br />

30.11.1941<br />

Zoon: Max Nadel 508 (°Berlijn, Duitsland, 15.4.1924-†Ramat-<br />

Gan, Israel, 19.2.2003) Poolse nationaliteit, kleermakerleerling<br />

op 18.7.1941, tailleur op 29.6.1942, app. culture maraichere op<br />

24.3.1945<br />

Zoon: Manfred Nadel (°Berlijn, Duitsland, 20.7.1925-<br />

†Auschwitz, ?) Poolse nationaliteit, zonder beroep op 24.7.1942<br />

Figuur 102 Hersz Nadel,<br />

30.11.1939 (DV)<br />

Figuur 104 Max Nadel,<br />

30.11.1939 (DV)<br />

Figuur 103 Estera Neumann,<br />

15.3.1939 (DV)<br />

Figuur 105 Manfred Nadel,<br />

7.9.1940 (DV)<br />

document<br />

507 Hersz Nadel is de zoon <strong>van</strong> Mendel Nadel (°Neu-Sandez of Novesoncz, Polen-†Neu-Sandez, Polen,1931)<br />

en <strong>van</strong> Lea Lux (°Neu-Sandez of Novesoncz, Polen-†Neu-Sandez, Polen, 1931)<br />

508 Max Nadel huwt op 8.8.1945 in Brussel met Hanna Gnazic (°Gelsenkirchen, Duitsland, 28.4.1924)<br />

“tailleuse” met de Poolse nationaliteit. Zij is de dochter <strong>van</strong> Elias Gnazik (°Kalisz, Polen, 25.4.1895)<br />

kleermaker, en Chava Ehrlich (Kalich, Polen, 14.2.1898). Na de Eerste Wereldoorlog verhuisden zij naar<br />

Duitsland. In 1928 kwamen zij in België toe. Elias werd op 12.3.1943 in de Dossinkazerne geïnterneerd met<br />

het nummer 1146 (JMDV) en was een <strong>van</strong> diegenen die op 19.4.1943 <strong>van</strong> de trein <strong>van</strong> het XXste transport<br />

naar Auschwitz kon springen. Hij zat dus op hetzelfde transport als Max’ vader, Hersz Nadel, met nummer<br />

1036. Hij werd nadien niet meer gearresteerd. Vader, moeder en dochter overleefden alledrie de oorlog. Hanna<br />

werkte tijdens de oorlog bij mevrouw Korner, de zuster <strong>van</strong> Leon Degrelle. Toen zij te weten kwam dat Hanna<br />

joodse was, heeft ze haar niet aangegeven. E-mail <strong>van</strong> Ilana Borsuk-Nadel <strong>van</strong> 14.11.2005. Max is inmiddels<br />

overleden, maar Hanna leeft nog. Na hun huwelijk emigreerden zij in september 1945 naar “Palestina”. Ze<br />

kregen twee dochters, Esther (Tiberiade, Israel, 7.8.1946) en Ilana (Petach-Tivka, Israel, 8.8.1955). Beiden<br />

zijn gehuwd.<br />

139<br />

Nr.<br />

foto


7.3.1939 Hersz, Estera en Manfred komen samen België binnen. DV, NH &<br />

EN,<br />

8.3.1939 Hersz stuurt een getypte brief aan de Minister <strong>van</strong> Justitie:<br />

Je, soussigné Nadel Hersch, ainsi que ma femme Neumann<br />

Estera et mon enfant Nadel Manfred, réfugiés allemands, me<br />

permets par la présente de vous demander la permission de<br />

séjourner provisoirement en Belgique en atttendant notre<br />

émigration en USA.<br />

Ayant habité à Berlin depuis 20 ans, j’ai été expylsé de<br />

l’Allemagne comme étranger. Les autorités polonaises ont<br />

refusé mon entrée en Pologne prétendant que je suis devenu<br />

apatride. Pour échapper aux persécutions de la Gestapo et<br />

au camp de concentration, j’ai dû m’enfuir et je me suis<br />

réfugié avec toute ma famille en Belgique ; J’ai déjà fait les<br />

démarches nécessaires pour obtenir le droit d’entrer en<br />

Pologne, où j’espère pouvoir attendre mon émigration<br />

définitive vers les Etats-Unis, dont j’ai l’affidavit pour ma<br />

famille et pour moi. Si les autorités polonaise me refusaient<br />

cette permission, je voudrais attendre dans le pays mon<br />

départ d’outre-mer.<br />

Je possède des moyens suffisants pour pouvoir subsister sans<br />

devoir travailler. »<br />

12.3.1939 De Openbare Veiligheid vraagt aan de Duitse Openbare<br />

Veiligheid om inlichtingen omtrent Hersz, zoon <strong>van</strong> Mendel<br />

Nadel en Lea Lux. Hij is op 7.3.1939 België binnengekomen,<br />

en geeft Berlijn, Lotheringenstrasse nr. 16 op als vorig<br />

adres.<br />

15.3.1939 Zij hebben bij aankomst geen paspoort, geen visa.<br />

Op de vraag : Is hij politiek uitgewekene, antwoordt hij: “Ja, zie<br />

bijgaand schrijven.”<br />

Woont met zijn gezin in België. Is garnierder <strong>van</strong> beroep doch<br />

oefent dit alhier niet uit. Verklaart geld te bezitten om in het<br />

onderhoud te voorzien.<br />

Hij is voornemens om tot juli of augustus in België te blijven tot<br />

zijn naar Amerika kunnen vertrekken. Zij gaan hier <strong>van</strong> hun<br />

geld leven.<br />

Belanghebbenden verklaren hun nationaliteit verloren te hebben<br />

doch kunnen hier<strong>van</strong> geen bewijzen voorleggen. Werden<br />

diensgevolgens in bezit gesteld <strong>van</strong> een reiswijzer Model B,<br />

geldig tot 10 april 1939.<br />

7.4.1939 Het Comité Anversois pour les Refugiés Juifs schrijft een<br />

brief naar de Openbare Veiligheid: “En nous référant à<br />

votre lettre du 23 mars 1939, concernant la situation des<br />

réfugiés venant d’Allemagne, d’origine polonaise mais<br />

provisoirement sans passeport valable nous nous permettons<br />

de vous écrire au sujet des personnes énumérées ci-après,<br />

qui nous prient d’intervenir pour eux auprès de vous, afin<br />

que leurs autorisations de séjour provisoire en Belgique<br />

soient prorogées pour quelque temps.”<br />

En dan volgt er een hele lijst met namen waaronder “Nadel<br />

Hersz et son épouse Neumann Estera… échéant le 10 avril<br />

1939.”<br />

“Toutes ces personnes ont fait des démarches auprès du<br />

15.3.1939<br />

DV, HN,<br />

8.3.1939<br />

DV, NH,<br />

22.3.1939<br />

DV, NH,<br />

EN,<br />

15.3.1939<br />

DV, NH,<br />

7.4.1939<br />

045<br />

056<br />

050<br />

038<br />

045<br />

042<br />

140


Consulat de Pologne à Anvers, afin de recevoir des<br />

passeports valables, leur permettant de retourner en<br />

Pologne pour y attendre leur émigration définitive outremer.<br />

Vous Belgique êtes pas sans savoir que les Autorités<br />

Polonaises ne donnent ces passeports qu’après enquête<br />

préalable en Pologne, de sorte que toutes ces personnens<br />

restent pratiquement sans papiers pendant la période de<br />

cette enquête.<br />

Nous nous permettons de vous remettre sous ce pli les<br />

certificats confirmant que les intéressés ont fait les<br />

démarches nécessaires auprès des autorités Polonaises. Nous<br />

espérons vivement que vous voudrez bien prendre en<br />

considération la situation intérimmé de ces personnes et que<br />

vous leur accorderez pendant quelque temps encore une<br />

autorisation de séjourner dans le pays.”<br />

10.4.1939 De politie <strong>van</strong> Antwerpen (<strong>van</strong> de 6 e wijk) maakt een verslag<br />

op waarin staat dat Estera nog steeds woonachtig is alhier<br />

Wipstraat n°30.<br />

DV, EN,<br />

10.4.1939<br />

10.4.1939 Idem voor Hersz DV, NH,<br />

10.4.1939<br />

044<br />

22.4.1939 N.a.v. de inlichtingenstaat <strong>van</strong> 15.3.1939 maakt de Openbare DV, NH, 043<br />

Veiligheid een verslag op betreffende Hersz Nadel.<br />

22.4.1939<br />

3.5.1939 De Duitse Politie antwoordt aan de Belgische Openbare DV, NH, 039<br />

Veiligheid: “Vorseitige Angaben sind mit den hier<br />

befindlichen Unterlagen übereinstimmend. Als bestraft wird<br />

N. hier nicht geführt.”<br />

3.5.1939<br />

10.5.1939 De Openbare Veiligheid schrijft aan de Antwerpse Politie DV, NH, 041<br />

een nota: “Naar aanleiding <strong>van</strong> uw bulletijn … dd 15 maart<br />

1939 heb ik de eer u te berichten dat de echtgenoten Hesz,<br />

Nadel-Estera Neumann, zich in België op de hoedanigheid<br />

<strong>van</strong> uitgewekene niet kunnen beroepen. Aangezien zij de<br />

Poolsche nationaliteit bezitten, staat het hun vrij naar Polen<br />

weer te keeren en er, desvoorkomend het ogenblik hunner<br />

uitwijking af te wachten.<br />

Aangezien de belanghebbende eene officieele verklaring<br />

overgelegd hebben waaruit blijkt dat zij een Pools paspoort<br />

hebben aangevraagd wordt U gemachtigd hun reiswijzer<br />

met een maand te verlengen d.i. 10 juni 1939. In ieder geval<br />

zal u belanghebbende dienen te verwittigen dat zij er niet toe<br />

gemachtigd zijn zich in België te vestigen en dat hun de<br />

verlenging hun wordt verleend om hun de gelegenheid te<br />

geven naar een ander land uit te wijken of naar Polen terug<br />

te keeren.”<br />

10.5.1939<br />

11.5.1939 <strong>Een</strong> nota <strong>van</strong> de Openbare Veiligheid aan de “Président du DV, NH, 040<br />

Comité Anversois pour les Réfugiés Juifs, Lange Leemstraat<br />

155 Antwerpen” : “Comme suite à votre lettre du 7 avril<br />

dernier concernant les époux Nadel Hersz-Neumann, Estera<br />

… j’ai l’honneur de vous faire savoir que M. Le<br />

Commissaire en Chef de police d’Anvers a été autorisé à<br />

proroger la durée et validité de la feuille de …. Des<br />

prénommés jusqu‘au 10 juin 1939. Je crois utile de vous<br />

signaler que ce délai est accordé aux intéressés pour<br />

retourner en Pologne ou pour émigrer dans un autre pays.”<br />

11.5.1939<br />

4.6.1939 Hersz 509 en Estera schrijven een brief aan de administratie DV, HN & 029<br />

<strong>van</strong> de Openbare Veiligheid waarin staat : “Je me permets EN,<br />

509 De brief is wel enkel ondertekend door Estera, niet door Hersz.<br />

037<br />

141


de me référer à la lettre collective du 7 avr.éc. par laquelle le<br />

Comité Anversois pour les Réfugiés Juifs vous aprié de<br />

m’accorder une prorogation de séjour, que vous avez bien<br />

voulue nous accorder jusqu’au 10 juin pr. Entretemps je me<br />

suis adressé à maintes reprises au consulat polonais<br />

d’Anvers pour savoir si une décision du Ministère de<br />

l’intérieure de Varsovie est déjà parvenue à mon sujet. Je<br />

dois encore patienter quelque temps car les actes ne sont pas<br />

encore arrivés.<br />

Je fais des démarches pour pouvoir émigrer vers les Etats-<br />

Unis, dont je possède un affidavit et je partirai dès que faire<br />

se pourra.<br />

Je vous prie donc vouloir m’accorder un séjour provisoire<br />

dans le pays jusqu’à mon départ définitif…<br />

11.6.1939 De politie <strong>van</strong> Antwerpen (<strong>van</strong> de 6 e wijk) maakt een verslag op<br />

waarin staat dat Hersz “nog niet vertrokken is en nog steeds<br />

verblijft alhier Wipstraat n°30”.<br />

11.7.1939 Hersz krijgt <strong>van</strong> het Amerikanisches Generalkonsulat Verein<br />

bericht dat zij op een wachtlijst staan.<br />

17.7.1939 Hersz en Estera schrijven een brief aan de administratie <strong>van</strong> de<br />

Openbare Veiligheid voor een verlenging <strong>van</strong> hun verblijf in<br />

Antwerpen die nu was vastgelegd op 10.6.1939.<br />

“Voici les raisons qui auraient peut-être en faveur d’une suite<br />

favorable de la requête présente : C’est dans des circonstances<br />

vraiment tragiques que nous avons été forcé de quitter<br />

précipitamment l’Allemagne et fuir vers la Belgique. –En effet,<br />

c’est dans des souffrances indicibles que j’ai passé un nombre<br />

des mois dans le camp de concentration à Dachau, d’où j’ai été<br />

libéré un jour à condition et sous menace de mort de quitter avec<br />

ma famille sur le champ l’Allemagne.<br />

Nous sommes à présent dans l’impossibilité absolue de nous<br />

rendre en Pologne, ce pays, que nous n’avons plus vu depuis 30<br />

ans et d’où la dénaturalisation doit nous parvenir dans les jours<br />

prochains.<br />

Il est de la plus grande importance d’autre part de vous signaler,<br />

que nous sommes en possession, ceci avec preuves à l’appui,<br />

des documents d’immigration aux Etats-Unis se trou<strong>van</strong>t au<br />

Consulat d’Anvers. – L’autorisation pour entrer dans ce pays<br />

nous parviendra nul doute dans le courant de cette année.<br />

Dans l’intention de corroborer cette déclaration qu’il me soit<br />

permis pour ce fin de joindre à la présente notre No. De<br />

l’Enregistrement ainsi que le lettre de Londres du German<br />

Jewish Immigration Department, d’où il ressort que nous nous<br />

donnons la peine d’entrer entretemps et si possible à Londres,<br />

mais où nous pouvons nous rendre seulement au moment de<br />

l’obtention de l’autorisation pour les Etats-Unis.<br />

Il n’est pas non plus à sous-estimer le fait, également avec<br />

preuves à l’appui, que nous vivons UNIQUEMENT de notre<br />

propre avoir sans importuner donc l’une ou l’autre institution<br />

officielle ni le Comité même… »<br />

7.8.1939 Voorstel : “Prière au 1 er bureau de donner les ordres nécessaires<br />

pour la mise en demeure de quitter le Royaume dans un délai de<br />

30 jours avec ordre d’arrestation.<br />

Lors de l’arrestation éventuelle de l’intéressé, le 3 e bureau<br />

donnera les instruction nécessaires à la prison pour le<br />

transférér, par correspondance extraordinaire, avec sa<br />

famille, à la frontière allemande.<br />

4.6.1939<br />

DV, HN,<br />

11.6.1939<br />

DV, HN,<br />

11.7.1939<br />

DV, HN &<br />

EN,<br />

17.7.1939<br />

DV, HN,<br />

7.8.1939<br />

026<br />

031<br />

030<br />

035<br />

142


8.8.1939 Hetzelfde verslag, maar hier staat in de kantlijn hetvolgende<br />

geschreven : Ressertissants polonais, ont obtenu un délai d’un<br />

mois, ayant produit l’attestation des autorités polonais, certifiant<br />

qu’un passeport était demandé. Ils ne sont pas partis.<br />

Proposition : Délai 30 jours pour partir avec … transfert<br />

frontière. A exécuter par le 3 e …, les intéressés étant<br />

Zomer<br />

1939<br />

Zomer<br />

1939<br />

accompagnée de 2 jeunes enfants. » 8.8.1939<br />

De Openbare Veiligheid geeft de politie <strong>van</strong> Antwerpen de<br />

opdracht om Hersz en Estera te laten weten dat zij niet<br />

gemachtigd zijn hun verblijf in België na 20.9.1939 te<br />

verlengen. In voorkomend geval, verzoek ik U reiswijzer model<br />

B waar<strong>van</strong> zij houder zijn in overeenstemming hiermede te<br />

verlengen.<br />

Gelieve de echtgenoot mede te deelen dat hij zal worden<br />

aangehouden om over de grens te worden gezet indien hij het<br />

land te gepasten tijden niet verlaat.<br />

Na afloop <strong>van</strong> den gestelden termijn, verzoek ik U den<br />

belanghebbende in de arrondissementsge<strong>van</strong>genis te mijner<br />

beschikking te doen opsluiten met het oog op zijne uitdrijving.<br />

Gelieve mij ten spoedigste bericht te doen geworden <strong>van</strong> zijn<br />

vertrek of <strong>van</strong> zijne aanhouding.<br />

Op 19.8.1939 wordt daar met de hand bijgeschreven: “De<br />

belanghebbende dienen uitgenoodigd te vertrekken. Zij dienen<br />

tevens te worden bericht dat zij naar de grens zullen worden<br />

gebracht indien zij geen gevolg geven aan dit bevel.”<br />

De Openbare Veiligheid geeft de politie <strong>van</strong> Antwerpen de<br />

opdracht Hersz en Estera het bevel te geven het Rijk binnen de<br />

dertig dagen te verlaten. “Gelieve indien zij op de dit bevel niet<br />

ingaat, den echtgenoot te laten aanhouden en ter beschikking<br />

<strong>van</strong> de Openbare Veiligheid in de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> het<br />

arrondissement te laten onderbrengen.<br />

21.8.1939 Hersz krijgt op 21.8.1939 in de Wipstraat 30 te Antwerpen een<br />

kaartje in de bus <strong>van</strong> het Poolse consulaat in Antwerpen waarop<br />

in het Pools staat: “Het Poolse consulaat in Antwerpen<br />

informeert dat de aanvraag voor Poolse nationaliteit naar Polen<br />

is doorgestuurd en dat het op deze datum nog geen antwoord<br />

heeft gekregen.<br />

Hoewel het consulaat in deze zaak geen directe zeggenschap<br />

heeft, doet het zijn best om de zaak te versnellen.” 510<br />

30.8.1939 Bericht <strong>van</strong> verlenging <strong>van</strong> hun reiswijzer Model B tot<br />

30.9.1939.<br />

26.9.1939 Hersz schrijft 511 een brief aan de administratie <strong>van</strong> de Openbare<br />

veiligheid met de vraag om langer in Antwerpen te mogen<br />

blijven : “Puisque notre séjour en Belgique tire à sa fin le 31-9-<br />

1939 et que nous sommes en possession des documents<br />

d’immigration pour l’Amérique et que nous avons compté, avec<br />

sûreté, recevoir la visa au cours du mois de janvier et février,<br />

nous vous demandons de bien vouloir nous accorder le séjour.<br />

Aussi nous avions dû tenir compte, les derniers jours, de la<br />

dénaturalisation de la Pologne, dont les documents ad hoc sont<br />

exposés à la Sûreté Publique.<br />

Vu, que toute immigration est suspendue par les dernières<br />

510 Met dank aan Monika Caban-Benavides <strong>van</strong> de Europese Comissie voor de vertaling.<br />

511 Volgens zijn schoondochter Chana Gnazik schreef hij deze brief niet eigenhandig.<br />

512 Op die dag valt Duitsland Polen binnen.<br />

DV, HN,<br />

11.6.1939<br />

DV, HN &<br />

EN,<br />

Zomer<br />

1939<br />

DV, HN &<br />

EN,<br />

Zomer<br />

1939<br />

DV, HN,<br />

21.8.1939<br />

DV, HN &<br />

EN,<br />

30.8.1939<br />

DV, HN,<br />

26.9.1939<br />

036<br />

034<br />

033<br />

027<br />

025<br />

022<br />

143


complications politiques nous vous prions de prendre<br />

connaissance de notre situation actuelle et de notre vœu.<br />

C’est aussi avec grand plaisir que je puis vous faire savoir que je<br />

me suis volontairement disposer aux supérieures belges, le 1 er<br />

septembre 1939 512 , dont le numéro de ma déclaration est<br />

1925…”<br />

30.11.1939 Hersz Nadel krijgt een (witte) identiteitskaart. Op dat ogenblik<br />

woont hij in de Wipstraat 30 te Antwerpen.<br />

Op de achterkant <strong>van</strong> de identiteitskaart staat ook dat hij nadien<br />

nog heeft gewoond in de Rolwagenstraat 5 te Antwerpen<br />

2.5.1941 en in Provinciestraat 226 te Antwerpen <strong>van</strong>af<br />

23.6.1941.<br />

Esther Neumann krijgt ook een witte identiteitskaart.<br />

22.8.1940 Verklaring <strong>van</strong> onvermogen. Hersz, garnierder (thans zonder),<br />

Estera, zonder beroep, met beide zonen Max (°1924),<br />

kleermaker, en Manfred (°1925), scholier, krijgen 8268 fr. steun<br />

<strong>van</strong> de C.V.O.O. per jaar 513 .<br />

23.8.1940 De geldigheidsduur <strong>van</strong> het bewijs <strong>van</strong> inschrijving in het<br />

vreemdelingenregister (Model B) afgeleverd 30.11.1939 door<br />

het gemeentebestuur <strong>van</strong> Antwerpen is verlengd tot 30<br />

november 1940.<br />

7.9.1940 Op een Inlichtingsbulletijn voor vreemdelingen laat hij (uit<br />

angst of voorzichtigheid) bij de vraag “Is hij politiek<br />

uitgewekene?” “Neen” invullen.<br />

5.10.1940 Politieverslag waarin staat dat Manfred nog steeds woonachtig<br />

is bij zijn ouders, Wipstraat 30. “Hij oefent geen beroep uit,<br />

heeft de Vakschool der Kipdorpvest, alhier, gevolgd als leerling<br />

kleermaker, tot in mei j.l.<br />

Zijn vader is garnierder <strong>van</strong> beroep, thans zonder, deze ont<strong>van</strong>gt<br />

159 fr. per week steun <strong>van</strong> de C.V.O.O.<br />

Nopens zijn gedrag, zedelijkheid en omgang, hebben wij niets<br />

ongunstigs kunnen vernemen.<br />

2.1.1941 Hersz, Estera, Manfred en Max (kleermakerleerling) worden<br />

ingeschreven in Diepenbeek, Kapelstraat. Zij komen <strong>van</strong> de<br />

Wipstraat 30 in Antwerpen.<br />

2.5.1941 Hersz wordt uitgeschreven uit het vreemdelingenregister <strong>van</strong><br />

Diepenbeek en vertrekt naar Antwerpen, Rolwagenstraat 8.<br />

26.5.1941 Hersz Nadel wordt ingeschreven in het vreemdelingenregister<br />

<strong>van</strong> Antwerpen, Rolwagenstraat 8. Hij komt <strong>van</strong> Diepenbeek,<br />

Limburg, Kapelstraat 50.<br />

18.7.1941 Max wordt <strong>van</strong> ambtswegen uitgeschreven uit het<br />

vreemdelingenregister <strong>van</strong> Diepenbeek, Kapelstraat. Hij gaat<br />

naar Schaerbeek, Haeckstraat 545.<br />

24.7.1941 Max laat zich inschrijven in Schaerbeek, Dupontstraat, 71. Hij<br />

komt <strong>van</strong> Diepenbeek, Wijkstraat, 8.<br />

26.11.1941 Max wordt <strong>van</strong> ambtswege uitgeschreven uit het<br />

vreemdelingenregister <strong>van</strong> Antwerpen, Wipstraat 30. Bij nieuw<br />

adres staat er : onbekend.<br />

27.11.1941 Max krijgt een verlenging <strong>van</strong> zijn bewijs <strong>van</strong> inschrijving in het<br />

vreemdelingenregister. Max woont dan in Schaerbeek, rue<br />

Dupont, 71.<br />

30.11.1941 In een “Bewijs <strong>van</strong> inschrijving in het vreemdelingenregister”<br />

staat dat zij wonen in de Provinciestraat 226 te Antwerpen.<br />

513 Commisie <strong>van</strong> de Openbare Onderstand, het huidige OCMW.<br />

DV, HN,<br />

30.11.1939<br />

DV, HN &<br />

EN,<br />

22.8.1940<br />

DV, HN,<br />

23.8.1940<br />

DV, MN,<br />

7.9.1940<br />

DV, MN,<br />

5.10.1940<br />

DV, HN &<br />

EN,<br />

3.1.1941<br />

DV, HN,<br />

9.5.1941<br />

DV, HN,<br />

7.6.1941<br />

DV,<br />

MaxN,<br />

18.7.1941<br />

DV,<br />

MaxN,<br />

24.7.1941<br />

DV,<br />

MaxN,<br />

26.11.1941<br />

DV,<br />

MaxN,<br />

27.11.1941<br />

DV, HN &<br />

EN,<br />

004<br />

005<br />

007<br />

017<br />

016<br />

058<br />

149<br />

057<br />

054<br />

144<br />

015<br />

053<br />

146<br />

147<br />

014<br />

013<br />

146<br />

148<br />

142<br />

143<br />

003


29.6.1942 Max wordt uitgeschreven uit het vreemdelingenregister <strong>van</strong><br />

Schaerbeek, rue de Floris, 4. Hij gaat naar Bomal (Brabant),<br />

Château de la Ramée.<br />

3.7.1942 Max wordt ingeschreven in het vreemdelingenregister <strong>van</strong><br />

Bomal, Chateau Becquevort. Hij komt op dat ogenblik <strong>van</strong><br />

Schaerbeek, rue Floris, 4.<br />

24.7.1942 Op 20.7.1942 wordt Manfreds witte identiteitskaart vernieuwd.<br />

Zij is geldig tot 20.1.1943 514 . Hij had de Poolse nationaliteit, en<br />

woonde in de Provinciestraat 125.<br />

31.1.1943 In een attest <strong>van</strong> de “Administration des Dommages aux<br />

Personnes”, een soort verzamelstaat lezen we dat: “Nadel Hersz<br />

a été incarcéré à la prison d’Anvers du 31.1 au 5.3.43 date à<br />

laquelle il a été transféré au camp de Malines.”<br />

3.3.1943 Op een “Formulaire de Renseignements” staat dat Hersz pas in<br />

[de ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong>] Antwerpen is aangekomen op 3.3.1943 en<br />

daar vertrokken is op 5.3.1943 515 .<br />

7.10.1944 Max wordt uitgeschreven uit het vreemdelingenregister <strong>van</strong><br />

Bomal, Chateau Bequevoort<br />

14.10.1944 Max Nadel laat zich inschrijven in het vreemdelingenregister<br />

<strong>van</strong> Sint-Gillis, de Mérode, 210.<br />

29.3.1945 Max Nadel wordt ingeschreven in het vreemdelingenregister<br />

<strong>van</strong> Brussel, rue Vanderhaegen, n° 46, komende <strong>van</strong> Sint-Gillis,<br />

de Mérode, 210. Zijn beroep: “appranti culture maraîchère”.<br />

24.8.1945 De politie <strong>van</strong> Brussel schrijft een briefje aan de burgemeester<br />

waarin staat “Certifie que d’après les renseignements recueillis<br />

par la police, le nommé Nadel Max, né à Berlin, le 15/4/24<br />

demeurant à Bruxelles, rue Vanderhaegen n°46, n’aurait durant<br />

l’occupation ennemie, pas failli à ses devoirs de bon citoyen.<br />

30.11.1941<br />

DV,<br />

MaxN,<br />

29.6.1942<br />

DV,<br />

MaxN,<br />

3.7.1942<br />

DV, MN,<br />

24.7.1942<br />

DO, HN,<br />

21.4.1958<br />

DO, HN,<br />

1958<br />

DV,<br />

MaxN,<br />

27.12.1944<br />

DV,<br />

MaxN,<br />

7.4.1945<br />

DV,<br />

MaxN,<br />

7.4.1945<br />

DV,<br />

MaxN,<br />

24.8.1945<br />

2.2 MYRIAM GROSZ-REICHMAN EN HAAR DRIE KINDEREN: PAULA, ALEXANDER EN ANNI<br />

Myriam (Marie) Reichman werd geboren op 18 november 1902 te Satu Mare in Roemenië.<br />

Zij werd een staatloze <strong>van</strong> Roemeense afkomst, aangekomen in België in 1925 uit Roemenië, zonder<br />

beroep, en woonde steeds in de Lange Leemstraat, 413. Daar is zij ook in contact gekomen met de<br />

familie Finkel. Haar man Zoltan Grosz werd al opgepakt op 4 september 1942. Hierdoor<br />

gealarmeerd heeft zij waarschijnljik als eerste <strong>van</strong> haar familie geprobeerd onder te duiken. Volgens<br />

het vonnis <strong>van</strong> Klaas verblijft zij met haar drie kinderen en haar nichtje Sylvieke bij Klaas en Julia<br />

Sluys-Schuyten <strong>van</strong> ongeveer half september 1942 tot de bewuste nacht <strong>van</strong> 30 op 31 januari 1943.<br />

Maar <strong>van</strong>af oktober 1942 tot half januari 1943 verblijven zij in Hovesteenweg te Boechout. Zij werd<br />

met haar drie kinderen, Paula (°Antwerpen, 16.1.1926), Alexander (°Antwerpen, 3.7.1928), en<br />

Annie (°Antwerpen, 26.10.1929) op 2 februari 1943 naar Mechelen gebracht, 516 na eerst allemaal te<br />

zijn ondervraagd door de Sipo-SD 517 . Vermits we <strong>van</strong> het JMDV de onderstaande foto hadden<br />

gekregen hebben wij heel lang gedacht dat men zich in de Dossinkazerne vergist had bij het<br />

514 Hij wordt op 18.8.1942 samen met zijn moeder opgepakt en naar Auschwitz gedeporteerd met het IVe<br />

transport met nummer 696, zijn moeder Estera met het nummer 695. Op 20.8.1942 komen zij aan in<br />

Auschwitz. Geen <strong>van</strong> beiden heeft het overleefd.<br />

515 Het lijkt mij erg waarschijnlijk dat hij <strong>van</strong> 31.1.1943 tot 3.3.1943 opgesloten zat in de DellaFaillelaan, het<br />

hoofdkwartier <strong>van</strong> de Sipo-SD, waar hij ondervraagd werd. Dat hij ondervraagd werd kunnen we afleiden uit<br />

het vonnis <strong>van</strong> Klaas Sluys: Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys. (Archief Marnix Sluys)<br />

516 Wie meer wil weten over de leefomstandigheden en de sfeer in de Dossinkazerne waarin de familie Grosz ,<br />

Nadel Hersz en vele anderen toen leefden, kan dat nalezen bij M. SCHREIBER, Stille rebellen, p. 125-137, 166-<br />

183, 201-208, 216-227, 232-238.<br />

517 Dat kunnen we afleiden uit het vonnis <strong>van</strong> Klaas Sluys. (Archief Marnix Sluys) Zie verder.<br />

141<br />

140<br />

051<br />

737<br />

738<br />

745<br />

137<br />

135<br />

135<br />

134<br />

145


opmaken <strong>van</strong> de lijsten. We hebben daarvoor zelfs gebeld met Eva Fastdag in Straatsburg die die<br />

lijsten opmaakte, en die zo’n fout niet uitsloot. Deze onderstaande foto hangt in het Joods Museum<br />

voor Deportatie en Verzet te Mechelen, met daarbij de vermelding dat heel dit gezin werd<br />

gedeporteerd en dat er niemand <strong>van</strong> terugkeerde. Dat klopt niet. Wij vonden het bijzonder vreemd<br />

dat in de lijsten <strong>van</strong> de Dossinkazerne Alexander de middelste was <strong>van</strong> de drie kinderen, en niet<br />

zoals op de foto de jongste. Het bleef een raadsel tot we in het Dossier <strong>van</strong> de familie een<br />

overlijdensbericht vonden <strong>van</strong> Edith Grosz (°Satu Mare, 28.1.1924-†15.4.1933). De onderstaande<br />

foto dateert <strong>van</strong> begin 1929, nog voor de geboorte <strong>van</strong> Anni, en dan klopt het allemaal wel.<br />

Figuur 106 Zoltan Grosz en Myriam Reichman met<br />

Edith, Paula en Alexander, begin 1929 (JMDV)<br />

146<br />

Figuur 107 Annie (links), Paula (boven) en<br />

Alexander Grosz (onder), rond 1937 (Archief<br />

Paula Marcovici-Reichman)<br />

Myriam en de drie kinderen werden op 19 april 1943 met het XXste konvooi, onder de<br />

nummers 454, 455, 456 en 457 gedeporteerd. Van hen werd geen stamnummer teruggevonden, en<br />

ook geen overlijdensakte. Waarschijnlijk werden zij onmiddellijk na hun aankomst naar de<br />

gaskamers <strong>van</strong> Birkenau gestuurd en daar vermoord 518 . Ook haar vader, Ludovic Reichman<br />

(XX/311), zat op dat transport, met zijn tweede echtgenote, Feiga Glatt (XX/312).<br />

Zoltan (genoemd Zoly) Grosz werd geboren op 29 juni 1896 te Satu Mare. Hij immigreerde<br />

uit Roemenië in 1924, en werd nadien beschouwd als staatloze <strong>van</strong> Roemeense afkomst. Hij was<br />

diamantarbeider en woonde in de Lange Leemstraat, 413, De “AB/KV” 519 meent dat hij door de<br />

Duitsers of hun collaborateurs gearresteerd werd. Hij is niet “vrijwillig” naar het verzamelkamp voor<br />

Joden gekomen. Zijn naam werd op de deportatielijst op 4 september 1942 geregistreerd. Hij werd<br />

gedeporteerd met het IXde konvooi dat vertrok uit Mechelen op 12 september 1942. Hij staat op de<br />

transportlijst onder het nummer 49. Hij kwam in Auschwitz terecht op 14 september 1942. Voor<br />

hem werd ook geen stamnummer teruggevonden, en ook geen overlijdensakte. Hij heeft zijn<br />

518 Alex zou op een keer aan de keukentafel tegen Julia Schuyten gezegd hebben dat ze – indien ze zouden<br />

worden opgepakt – zouden vergast worden, en dat dat zou gebeuren onder het mom <strong>van</strong> een<br />

gemeenschappelijke douche. Julia kon dat niet geloven, maar Klaas, haar man, zou toch erg bang zijn geweest<br />

vergast te worden, telkens als hij in zijn kamp een gemeenschappelijke douche moest nemen. Bron: Julia<br />

Schuyten heeft dit later verteld aan haar oudste dochter Dora Sluys. Indien dit klopt, dan moet dit gesprek<br />

bijna zeker hebben plaatsgevonden tussen 15 en 30 januari 1943. (Zie verder: Vonnis <strong>van</strong> Klaas Sluys)<br />

519 “AB” betekent “Arbeitseinsatzbefehl” - bevel tot tewerkstelling. “KV” betekent “Keine Vorladung” - geen<br />

uitnodiging. De dagen voordien, op 15, 27 en 28 augustus werden er verchillende grote razzia’s gehouden,<br />

waaraan de Antwerpse politie actief heeft meegewerkt. Deze worden uitvoerig beschreven in L. SAERENS,<br />

Vreemdelingen in een wereldstad, p. 592-630.


deportatie niet overleefd, maar wij kunnen niet weten in welke omstandigheden of wanneer hij is<br />

gestorven. 520 Nadat Zoltan was opgepakt had Alexander de gebedsmantel <strong>van</strong> zijn vader<br />

meegenomen. Bij de inval bij Sluys op 31 januari 1942 is die daar blijven liggen. In september 2005,<br />

tijdens de reünie <strong>van</strong> Dora Sluys met Sylvieke Reichman, kreeg ik die mantel <strong>van</strong> Dora Sluys ten<br />

geschenke als blijk <strong>van</strong> erkentelijkheid voor het geleverde werk. Hij zal volgend jaar worden<br />

tentoongesteld bij de herdenking <strong>van</strong> de reddingsactie <strong>van</strong> het XXste transport te Boortmeerbeek 521 .<br />

Figuur 108 Zoltan Grosz op de transportlijst naar Auschwitz (JMDV)<br />

Willy Berler, overlevende <strong>van</strong> het XXste transport, waarmee ook Hersz Nadel, Myriam<br />

Reichman, haar kinderen Annie, Paula en Alexander, én haar vader en stiefmoeder, naar Auschwitz<br />

worden gedeporteerd, vertelt in zijn boek Itinéraire dans les ténèbres hoe het er verder aan toe ging:<br />

“Nous voyageons pendant quatre jours et trois nuits, du 19 au 22 avril. Puis le train s’arrête<br />

définitivement. C'est l’aube, nous sommes sur un quai de gare, sans aucun doute Auschwitz 522 . Les<br />

portes ouvertes, je suis pressé de sortir du wagon obscur. Et je ressens, à ce moment, un intense<br />

soulagement d'être seul, car il y a là sur le quai, sortant pêle-mêle des wagons, des familles avec des<br />

enfants, des bébés; et aussi des vieillards, et des couples âgés! Moi, je suis seul dans cette aventure,<br />

mes parents sont en Roumanie, je pense qu'ils sont protégés là-bas. Il est tout à fait clair que toute<br />

mon expérience de la déportation a été, et est encore maintenant, profondément conditionnée par<br />

cette chance que j'ai eue d'avoir été déporté seul, sans vieux parents ni femme ni enfant, que je<br />

n'aurais pu sauver...<br />

Mais je ressens aussitôt, violemment, une impression étrange qui peuvent bien être ces types<br />

en pyjama rayé qui nous accueillent? Ils s’affairent, mais pourquoi ne disent-ils rien? Pourquoi ne<br />

nous donnent-ils aucune explication? Nous avons sans doute été envoyés dans une sorte de bagne, et<br />

la population ici est faite de bagnards silencieux, interdits de parole! 523<br />

Sur le quai même où nous avons été débarqués, tout notre convoi est alors dirigé vers un<br />

groupe de plusieurs officiers SS, qui se tient là pour nous examiner un à un au passage. A mesure<br />

que la colonne a<strong>van</strong>ce et qu'on passe de<strong>van</strong>t les officiers, on la quitte pour se retrouver envoyé, soit à<br />

droite, soit à gauche. Je suis envoyé à gauche, et je m’aperçois au bout d’un moment que les trois<br />

cents types à peu près qui se retrouvent du même côté que moi sont tous relativement jeunes et en<br />

assez bonne forme physique 524 . La sélection semble terminée. On nous annonce alors que nous<br />

520<br />

Alex had de gebedsmantel <strong>van</strong> zijn vader Zoltan meegenomen naar het onderduikadres op Withof. Daar is<br />

die ook gebleven.<br />

521<br />

Telefonisch gesprek met Marc Michiels (organisator XX-konvooiherdenking te Boortmeerbeek),<br />

29.5.2006.<br />

522<br />

Au printemps 1943, les convois s'arrêtent à la gare d'Auschwitz, grande gare de 3,2 km de long, comportant 44 voies, située<br />

à l'ouest de la ville, à 1 1/2 km environ de l'entrée du camp d'Auschwitz et à égale distance de Birkenau. La voie de<br />

dérivation tristement célèbre qui passe sous le portail de Birkenau ne sera terminée qu'en avril 1944, pour le convoyage<br />

des juifs de Hongrie.<br />

523<br />

On connaît, grâce à un document de la résistance clandestine du 25 avril 1943, les effectifs exacts du complexe<br />

concentrationnaire à cette date : le camp principal d'Auschwitz compte alors 17 037 détenus, Birkenau 11 671 plus<br />

environ 12 000 tziganes, la mine de Jawischowitz 1194, et Buna-Monowitz 3301. Quelques camps annexes plus petits<br />

totalisent encore environ 850 détenus (Czech, Kalendarium, 477)<br />

524<br />

Blijkbaar overleefden de meeste <strong>van</strong> de leden <strong>van</strong> de familie Reichman, noch Hersz Nadel deze eerste<br />

selectie (op Jonas Polak na, die Auschwitz overleefde). Van geen enkele <strong>van</strong> de desbetreffende personen is de<br />

naam immers terug te vinden in de “Sterbebücher” <strong>van</strong> Auschwitz. Meestal betekent dat diegenen die daar niet<br />

in vermeld staan bij aankomst onmiddellijk zijn vergast. Maar die “Sterbebücher” zijn echter niet volledig: De<br />

“Sterbebücher <strong>van</strong> Auschwitz” bevatten informatie over de mensen die tewerkgesteld werden in het gedeelte<br />

concentratiekamp Auschwitz en tijdens hun arbeid daar vermoord of gestorven zijn. De personen die in deze<br />

boeken opgenomen zijn, zijn de mensen voor wie een overlijdensakte opgetekend werd. Deze gegevens zijn<br />

echter niet sluitend en er zijn vele gevallen <strong>van</strong> mensen die wel gestorven zijn, maar voor wie geen<br />

overlijdensakte werd opgetekend. Compleet zijn deze boeken dus allerminst.” E-mail <strong>van</strong> Ilse Marquenie<br />

(JMDV) <strong>van</strong> 17.7.2006. Vrouwen met kinderen en ouderen hadden sowieso geen schijn <strong>van</strong> kans. Het lijkt<br />

147


devrons marcher pour nous rendre dans notre camp. En re<strong>van</strong>che, l’autre groupe, formé de ceux qui<br />

ont été envoyés à droite au moment de la sélection, les vieux, beaucoup de femmes, les enfants,<br />

montent dans des camions.<br />

A ce moment précis, est-ce que j’envie leur sort? C'est bien possible. Je pense certainement<br />

qu'ils se fatigueront moins. Dans mon groupe, personne n'a la moindre idée de ce qui est exactement<br />

en train de se passer, personne ne sait où nous allons être dirigés, ni où va être envoyé l’autre<br />

groupe. Aucun de nous, à ce moment, n’imagine l’inimaginable: que tous ceux qui sont en train de<br />

partir sur ces camions, qui ont été envoyés à droite sur un coup d’oeil, et ils sont plus nombreux que<br />

notre groupe, que tous ceux-là, dans très peu de temps, auront cessé d'exister.<br />

Nous attendons encore un peu après la sélection, quand un type de mon groupe interpelle en<br />

yiddish le SS le plus proche de lui: Herr Offizier, ich hob a kille.<br />

Il ne peut pas marcher: il a une hernie. L'officier SS le regarde et lui dit que cela ne fait rien,<br />

qu'il faut qu’il marche avec les autres, qu’on l’opérera dans le camp. Mais l’homme insiste. Alors le<br />

SS lui fait quitter notre groupe et l’envoie au camion. Il part soulagé. Il part directement à la<br />

chambre à gaz. 525<br />

Figuur 109 Vijf witte rozen <strong>van</strong> Jan Maes voor Myriam Grosz-Reichman, Paula, Annie en Alexander<br />

Grosz en voor Hersz Nadel neergelegd bij het monument aan het station <strong>van</strong> Boortmeerbeek op 8 mei<br />

2005 (Archief Jan Maes)<br />

In Willy Berlers boek wordt er een balans opgemaakt <strong>van</strong> konvooi XX in Auschwitz: “1400<br />

déportés du XXe convoi belge arrivent à Auschwitz le 22 avril : 507 hommes, 631 femmes, 121<br />

garçons, 141 fillettes et jeunes filles, parmi lesquelles la plus jeune déportée de Belgique, Suzanne<br />

Kaminsky, âgée de trente-neuf jours au départ du convoi... 526 . Après la sélection, 879 hommes et<br />

femmes, notamment toutes les personnes âgées (la limite, qu'on ne connaît pas avec certitude et qui<br />

est changeante, fluctue autour de cinquante ans), tous les enfants et les mères accompagnées<br />

d'enfants, sont tués dans les chambres à gaz. 276 hommes sélectionnés pour le travail obtiennent les<br />

numéros 117 455 à 117 730, et 245 femmes les numéros 42 451 à 42 695; ils sont enregistrés dans<br />

les camps du complexe d'Auschwitz. 63 % des déportés sont donc gazés immédiatement, et 37 %<br />

erop dat enkel Eugène en Joseph Reichman, Isaias Altbaum, Erna Grunspan en haar echtgenoot Eisig Safir de<br />

eerste selectie wel overleefden, maar uiteindelijk keerde alleen Eisig terug.<br />

525<br />

W. BERLER, Itinéraire dans les ténèbres. Monowitz, Auschwitz, Gross-Rosen, Buchenwald, Parijs,<br />

L’Harmattan, 1999, p. 71-75.<br />

526<br />

S. KLARSFELD & M. STEINBERG, Mémoriaal <strong>van</strong> de deportatie der joden uit België, p. 30.<br />

148


affectés au travail, ce qui est une “ bonne” proportion! A titre de comparaison, le même jour, dans un<br />

convoi de 2800 juifs grecs du ghetto de Salonique, on sélectionne pour le travail 255 hommes et 413<br />

femmes; les 2132 autres hommes, femmes et enfants, soit le 76 % du convoi, sont envoyés<br />

directement à la mort. Le XXe convoi belge comptera également une “bonne” proportion de<br />

rapatriés (150 sur 1400). Ce taux de survie de 10,7 % - sans compter les évadés - est dû, entre autres,<br />

au fait que de nombreuses femmes ont été sélectionnées pour les expériences médicales 527 . Pour<br />

évoquer le contexte d'extermination dans lequel se situe l'arrivée du XXe convoi, on peut préciser<br />

qu'en avril 1943, deux des quatre grands complexes crématoire-chambre à gaz (II et IV) viennent<br />

d'être mis en service à Birkenau, avec une capacité, respectivement, de 3000 et 1500 corps par jour.<br />

Le mois d'avril 1943 voit arriver à Auschwitz 27 321 juifs, essentiellement grecs, dont 20 444 sont<br />

envoyés immédiatement à la mort à leur arrivée, soit le 74,8 %'. Trois déportés sur quatre peuvent<br />

donc être considérés comme condamnés à mort dès l'instant où ils montent dans les wagons. Le 22<br />

avril 1943 plus précisément, 3011 juifs ont été tués dans le centre d'extermination d'Auschwitz-<br />

Birkenau, sans compter ceux qui, dans les divers camps du complexe concentrationnaire, ont<br />

succombé aux sévices et à la maladie” 528 .<br />

3. DE ETHIEK VAN VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE SLACHTOFFERS<br />

Jones stelt zelf de vraag: “Why is there any need for a chapter on moral responsibility of<br />

victims? 529 ”Hij geeft ook zelf het antwoord: “I am particularly interested in whether Jewish victims<br />

failed to live up to the three prima facie duties that constitute the core content of morality: not to<br />

harm others, to do good in accordance with one’s justified role responsibilities, and to give aid in<br />

emergency situations… The great majority of Jewish victims fully appreciated their basic kinds of<br />

moral obligations to each other, and most of them strenuous efforts to live up to their obligations<br />

under conditions that ware often harrowing. When they sometimes failed in these efforts, it was not<br />

usually the victims’ fault. Often enough they not only succeeded in fulfilling their duties but went<br />

far beyond them, displaying great courage and heroism in the face of the German onslaught. Thus<br />

there is a very positive reason for considering the moral responsibility of victims, namely, to<br />

recognize the great extent to which they acted in ways that were praiseworthy and admirable” 530 .<br />

“Jews who lived in what was designated as Greater Germany during the Third Reich, that is,<br />

prewar Germany [bv. Hersz Nadel] and Austria [bv. Igo Gross]; almost all of these Jews were highly<br />

assimilated, spoke German, and lived dispersed throughout society, without distinctive dress or<br />

customs; many were not obser<strong>van</strong>t… Jews kept hoping that the Hitler regime would not last, or, at<br />

the very least, that it would moderate its anti-Semitic policies. This wishful thinking was reflected in<br />

fluctuations in the rate of emigration, which dropped whenever there was an apparent halt or<br />

moderation in the regime’s anti-Semitic activity. For example, 37.000 Jews left in the initial rush of<br />

emigration in 1933, but only 23.000 emigrated in 1936, when the Olympic Games were being held<br />

in Berlin and the Nazis put on a benevolent face for foreign visitors. By contrast, another 150.000<br />

emigrated after the November 1938 pogrom (the so-called Kristallnacht). By the fall of 1941, when<br />

the first steps for implementing the Final solution were being taken, over 300.000 German Jews (out<br />

of the 525.000 in 1933) had emigrated… Additionally, most foreign countries had severe restrictions<br />

that hampered German Jews trying to immigrate” 531 .<br />

Jews who lived in Italy and in western European countries under German control (Norway,<br />

Denmark, the Netherlands, Belgium, Luxembourg, and France) who were also highly<br />

assimilated” 532 .<br />

Prior to the implementation of the final Solution German Jews had been reduced to a<br />

condition of ‘social death’. They were virtually excluded from all gainful work and professional<br />

employment and were subject to slave labor, restricted to so-called Judenhäuser (Jewish living<br />

quarters) wherever possible, subjected to stringent curfews, and forbidden to shop in public except<br />

for a few hours in each day. One of the most devastating aspects of this legally imposed social death<br />

527 Ibid., p. 31.<br />

528 W. BERLER, Itinéraire dans les ténèbres, p. 71.<br />

529 D. H. JONES, Moral Responsibility in the Holocaust, p. 171.<br />

530 Ibid., p.172.<br />

531 Ibid., p.176.<br />

532 Ibid., p. 175.<br />

149


was the requirement that all Jews over the age of six wear a yellow star of David with the word<br />

“Jew” on it whenever they were in public. This subjected Jews to hostile scrutiny and verbal abuse<br />

wherever they went. Jews were also forbidden to have telephones or radios. This extreme isolation<br />

meant that Jews could learn very little about what was going on… Consequently, when the<br />

deportations to the killing centers began, they had no way of knowing whether the official story was<br />

correct or not. At first many believed that the deported Jews really were being sent to work camps in<br />

the “east”, but rumours of killings and gassing gradually filtered back… Of course, in 1941 and<br />

1942 most people, Jews and non-Jews alike, initially found the idea that Jewish genocide was<br />

actually being carried out literally incredible… By the time they were able to realize the truth, they<br />

were utterly helpless in the face of the legally imposed social death” 533 .<br />

We hebben geen weet <strong>van</strong> de joden wier <strong>verhaal</strong> wij hebben bestudeerd, dat er onder hen<br />

waren die zich hebben aangesloten bij het verzet. De meesten onder hen waren dan ook ouders met<br />

kinderen, en bovendien zegt Jones: “The relative lack of armed resistance is explained mainly by the<br />

fact that Jews usually could not get arms”. Joodse verzetslui als Youra Livschitz, die met twee<br />

anderen, een overval uitvoerden op het XXste transport, waren echter geen uitzondering.<br />

“In general Jews were not guilty of self-deception and their confidence in culturally<br />

transmitted traditional responses to threats to the community were rationally justified by centuries of<br />

successful experience” 534 . “In general, the segregation of Jews tended to increase their sense of<br />

community and solidarity… The great majority of Jews probably came, eventually, to the realization<br />

that the Germans meant to kill them all, yet many of them carried on their lives with a measure of<br />

dignity and managed to help each other, despite the horrendous conditions in which most of them<br />

were forced to live. We will never know how many Jews engaged in self-deception in order to be<br />

able to cope with their seemingly hopeless situation, including being able to keep their self-respect<br />

and continue doing whatever good was possible. However, as long as their self-deception served<br />

primarily to allow them to cope with their desperate situation and to resist the temptation to look out<br />

only for themselves, as so many did, they deserve our respect… To summarize, Jewish culture<br />

maintained a strong sense of communal responsibility for the welfare of all Jews, especially the poor<br />

and the children. Thus it provided the social and institutional framework within which individual<br />

Jews could fulfil the basic duties to help others in accordance with one’s justified role<br />

responsibilities and to give aid to others in Good Samaritan situations. Given the often enormous<br />

risks and dangers that Jews faced, there is little doubt that many of these acts were<br />

supererogatory…” 535 .<br />

1 2 3 4 5 6 7 8 9<br />

Uitzonderlijk<br />

slecht of<br />

afkeurenswaardig<br />

Zeer<br />

slecht<br />

Slecht Onvoldoende Niet<br />

goed<br />

Niet<br />

slecht<br />

Voldoende Goed Zeer<br />

goed<br />

150<br />

Uitzonderlijk<br />

goed of<br />

prijzenswaardig<br />

– – – – – – – – – – ± + ++ +++ ++++<br />

533 Ibid., p. 177.<br />

534 Ibid., p. 229.<br />

535 Ibid., p. 194.


Slachtoffers<br />

536<br />

Edith<br />

Honig<br />

Sigmund<br />

Honig<br />

Gottfried<br />

Finkel<br />

151<br />

A B C D E F G H I J K<br />

Handeling<br />

of<br />

keuze<br />

om iets<br />

te doen<br />

of om<br />

iets<br />

niet te<br />

doen<br />

Weet<br />

dat het<br />

moreel<br />

goed of<br />

slecht<br />

is<br />

Doet<br />

het<br />

bewust<br />

Doet<br />

het<br />

vrijwillig<br />

Vanuit<br />

een<br />

moreel<br />

goed of<br />

slecht<br />

motief<br />

Ernst<br />

<strong>van</strong> de<br />

han-<br />

deling<br />

Karakter<br />

(trekken)<br />

bezittend<br />

als<br />

welwillend,<br />

gewetensvol,<br />

gezond<br />

verstand,<br />

zelfstandig,<br />

zelfbeheersing,<br />

zelfrespect<br />

Gerechtvaardigde<br />

morele<br />

excuses<br />

zoals<br />

onwetendheid,<br />

vergissing<br />

of dwang<br />

Zelfbedrog<br />

Moreel<br />

eindoordeel<br />

op basis<br />

<strong>van</strong><br />

rationele<br />

argumenten<br />

Gevoel<br />

<strong>van</strong><br />

walging<br />

tot<br />

bewondering<br />

+++ +++ +++ ++ +++ +++ +++ +++ +++<br />

+++ +++ +++ + ++++ +++ +++ +++<br />

+ +<br />

Igo Gross<br />

Benoit<br />

Reichman<br />

++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ +++<br />

Hersz ++ +++ +++ ++ +++ ++ ++ – ++ +++<br />

Nadel<br />

Myriam<br />

Grosz-<br />

Reichman<br />

Youra<br />

Livschitz 537<br />

Wilhelm<br />

Karfiol 538<br />

++++ +++ +++ ++++ +++ +++ +++<br />

++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++ ++++<br />

+++ +++ +++ +++ ++++ +++ +++ ++++<br />

HOOFDSTUK III. DE DADERS<br />

0. HERMENEUTISCHE KNOOPPUNTEN M.B.T. DE DADERS<br />

Vanuit de historische werkelijkheid dringen vragen zich op als:<br />

• Zijn er bepaalde karaktertrekken of temperamenten die “typisch” zijn voor “gehoorzamers”<br />

enerzijds en voor “beulen” anderzijds?<br />

• Hoe is het mogelijk dat een groep gewone mannen (en vrouwen) op korte tijd kan<br />

veranderen in een troep (massa)moordenaars? Wie en wat zet die mannen (en vrouwen)<br />

daartoe aan? Hoe is het in godsnaam mogelijk dat mensen bereid zijn om aan zulke<br />

‘beestigheden’ mee te doen 539 ?<br />

536 Omdat we geen moreel oordeel kunnen vellen over een kind, hebben we Sylvie Reichman hier niet<br />

opgenomen bij de te evalueren <strong>slachtoffers</strong>. “Very young children lack what is called the powers of agency.”<br />

Ibid., p. 28.<br />

537 We zetten de jood Youra Livschitz hier wel bij de <strong>slachtoffers</strong>, maar we zetten hem eerder ook al<br />

bij de redders.<br />

538 Het <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> Wilhelm Karfiol behandelen wij niet bij de <strong>slachtoffers</strong>, maar bij de <strong>daders</strong> omdat hij in<br />

zijn rapport zoveel te vertellen heeft <strong>van</strong> wat hem in Auschwitz en elders is aangedaan.<br />

539 Zie videofragment “Hoe komt het dat mensen die ’s avonds Rilke lezen of Beethoven of Schubert<br />

spelen ’s anderendaags naar het concentratiekamp gaan “werken” en daar mensen afslachten alsof<br />

ze formulieren afstempelen?” vraagt Wim Kayzer aan de joodse filosoof en schrijver George Steiner<br />

in W. KAYZER, De code <strong>van</strong> Pasternak. Interview met George Steiner, in W. KAYZER, Van de<br />

Schoonheid en de Troost, VPRO, 11413-11851, 4’38’’.


• Zijn getuigenissen <strong>van</strong> <strong>daders</strong> betrouwbaar? Wat is “de waarheid”? Is dat de waarheid <strong>van</strong><br />

de overwinnaars?<br />

• Wat zet(te) mensen ertoe aan om mee te werken aan de deportatie <strong>van</strong> vreemdelingen of<br />

vervolgden (i.c. joden)?<br />

• Wat zet(te) mensen ertoe aan om vreemdelingen of vervolgden (i.c. joden) te verklikken?<br />

• Wat zet(te) mensen ertoe aan om vreemdelingen of vervolgden (i.c. joden) te mishandelen of<br />

ze te doden?<br />

• Hadden/hebben de <strong>daders</strong> een andere keuze of niet? Zijn zij m.a.w. individueel<br />

verantwoordelijk voor hun daden? Of zijn de meesten geheel of gedeeltelijk te verontschuldigen<br />

omwille <strong>van</strong> het “Befehl ist Befehl”-principe, of omwille <strong>van</strong> het uitzonderlijke<br />

en extreme <strong>van</strong> de situatie en de druk <strong>van</strong> de omstandigheden? Zijn er m.a.w “verzachtende<br />

omstandigheden”?<br />

• Welke mechanismen kunnen een belangrijke rol spelen bij het organiseren <strong>van</strong> een<br />

genocide?<br />

• Vanaf wanneer spreken we <strong>van</strong> “misdaden tegen de menselijkheid”?<br />

• Hoe is het mogelijk dat “<strong>daders</strong>” zich na de shoah gewoon aan hun dagelijkse bezigheden<br />

wijdden, alsof er niets gebeurd is?<br />

• Hoe kan je als dader nog gaan slapen? Knaagt het geweten niet? Hoe verzoen je je met wat<br />

je hebt gedaan?<br />

1. DE MACHTHEBBER: RECHTER DR. BAUDISCH<br />

Figuur 110 Rechter Kriegsgericht Baudisch, foto genomen door rij-instructeur Louis Debra<br />

(Strafdossier Debra, Archief Auditoraat Generaal)<br />

Over rechter Dr. Baudisch hebben we verder geen gegevens 540 , maar hij is wel diegene die de<br />

rechtszaak voorzit waarin Klaas Sluys veroordeeld wordt. De Vlaamse Gestapo, Jan Schuermans,<br />

weet wel te vertellen dat Baudish strenge straffen uitsprak. Omdat in het vonnis <strong>van</strong> Klaas rechter<br />

Baudisch uitspraak doet, is het belangrijk <strong>van</strong> (bijna) het ganse vonnis hier op te nemen, evenals een<br />

vertaling <strong>van</strong> de rele<strong>van</strong>te passages.<br />

540 De tijd ontbrak om deze gegevens nog op te sporen. De informatie bevindt zich eventueel in Duitse<br />

archieven.<br />

152


Vonnis <strong>van</strong> Klaas Sluys geveld door het Kriegsgericht in Antwerpen op 1/4/1943. 541<br />

Feldgericht<br />

Feldkommandatur 520<br />

St. L. VI Nr. 60/43<br />

ABSCHRIFT<br />

Feldurteil<br />

In der Strafsache gegen den holl. Staatsangehörigen, den<br />

Fabriksdirektor Claes Sluijs, wohnhaft in Boechout, Heuvelstr.3<br />

geb. am 24.9.1911 in Andijk (Holl.)<br />

wegen Abhörens ausländ. Sender u.a.<br />

in Untersuchungshaft seit 30.1.1943<br />

hat am 1.4.1943 das in Antwerpen zusammengetrete Feldgericht<br />

als Richter: 1) Kriegsgerichtsrat Dr. Baudisch ) als Verhandlungsleiter<br />

2) Hauptmann Bethmann,<br />

) als Beisitzer<br />

3) Ogefr. Lühring,<br />

als Anklagevertreter: Kriegsgerichtsrat Dr. Struck<br />

als Urkundsbeambter: Uffz. Drumm<br />

IM NAMEN DES DEUTSCHEN VOLKES für Recht erkannt:<br />

Die Angeklagte wird wegen Herstellung und Verbreitung <strong>van</strong> Flugschriften, Abhörens nichtdeutscher Sender<br />

uns Verbotene Beherbergung vom Juden zu einer Gesamtstrafe <strong>van</strong> zwei Jahren Zuchthaus verurteilt.<br />

Der beschlagnahmte Rundfunkapparat wird eingezogen.<br />

Auf die Strafe werden zwei Monate der verbüssten Untersuchungshaft angerechnet.<br />

Gründe:<br />

Der Angeklagte ist am 24/9/1911 in Andijk/Holland geboren. Er ist holl. Staatsangehöriger. Nach dem<br />

Besuch der Gemeindeschule hat er bis zu seinem 18. Jahr in der Landwirtschaft seines Vaters geholfen, musste<br />

aber dann diese Tätigkeit wegen eines Nierenleidens aufgeben.<br />

Nach kurzer Voluntärzeit in einer Möbelfabrik gründete er in Amsterdam die Firma Sluys & c°, in<br />

Parfümöle...<br />

1937 siedelte er nach Boechout über und führte dort sein Geschäft bis zu zeiner Festnahme. Im Jahre 1942 hat<br />

er seine Firma in eine Aktiengesellschaft umgewandelt. An dem Kapital von 1 Million bfrs. sind wesentlich<br />

nur er und seine Ehefrau beteiligt.<br />

Im Jahre 1938 richtete der Angeklagte in seinem Betrieb eine Drückerei ein, die er für seine<br />

Geschäftspropaganda brauchte. Er druckte insbesonders seit September 1941 zur Reklame und Belehrung<br />

seiner Kunden die Zeitschrift “ALCHIMIST”.<br />

Der Angeklagte ist seit dem Jahre 1937 verheiratet. Er hat 4 Kinder im Alter von 1 - 4 Jahren und verdient<br />

nach seiner Angabe monatlich ca. 15.000 bfrs...<br />

In der Hauptverhandlung ist durch die Vernehmung dez Angeklagten und die Verlesung der Aussagen von<br />

Alexander, Paula, Annie und Maria Gross vom 1.2.1943 – Bl. 3 und 4 d.A. - sowie durch die uneidliche<br />

Vernehmung des zeugen Krim.Ass. Käeding folgendter Sachverhalt festgestellt worden:<br />

Der Angeklagte hatte die Erlaubnis, die Zeitschrift “ALCHIMIST” mit einer Auflage von 3000 Exemplaren<br />

und im Unfang <strong>van</strong> 8 Blatt herauszubringen. Er druckte und versandte in der Zeit von September 1941 bis<br />

Februar 1943 jedoch 11 Kurzern mit 2000 Exemplaren zu je 12 Blatt.<br />

Ferner gab er ohne Genehmigung in unregelmässigen Abständen bis in den Sommer 1942 die Druckschrift<br />

“VLAANDEREN VOOR KRISTUS” heraus. Dies stellte er nach eines in Sommer 1942 von der<br />

Propagandastaffel ausgesprochenen Verbot ein. Trots der Verwarnung durch die Propagandastaffel druckte<br />

und versandt er im September 1942 das Flugblatt: “GEEN VREDE ZONDER CHRISTUS”, mit je 1000<br />

Exemplaren. Diese Druckschriften hatten nach seiner Angabe nur religiösen Inhalt. Der Angeklagte ist<br />

e<strong>van</strong>gelisch-reformiert und glaubte, mit diesen Druck-schriften weiterhin für seine Kirche tätig sein zu<br />

müssen.<br />

In der ganzen Besatzungszeit bis zum Januar 1943 hörte der Angeklagte in unregelmässigen<br />

Zeitsbeständen den Sender London und seit 15-1-1943 den Schweizer Sender _________ater. Die abgehörten<br />

541 Vonnis <strong>van</strong> Klaas Sluys (Archief Marnix Sluys). Stukken tekst die zeer moeilijk leesbaar waren, werden<br />

hierboven in cursief gezet. Stukken tekst die onleesbaar waren, werden aangeduid met een streep.<br />

153


Nachrichten teilte er gelegentlich auch seiner Ehefrau mit. Nach seiner Angabe tat er dies, um über die<br />

Gesamtlage aus geschäftlichen Gründen unterrichtet zu sein. Das Verbot, ausländische Sender abzuhören, war<br />

ihm bekannt.<br />

Im September 1942 wandte sich an[ ]den Angeklagten die jüdische Familie GROSS, bestehend aus der<br />

Mutter Maria Gross, und den 3 Kindern Alexander, Paula und Annie, geboren in den Jahren 1929,1928 und<br />

1926, mit der Bitte, um Gewährung von Unterkunft. Diese hatte Antwerpen verlassen, weil das Familienhaupt<br />

Zoltan GROSS seit dem 11.9.1942 zur Arbeitseinsatz gebracht worden war und die übrigen<br />

Familienmitglieder das Gleiche für sich gefürchteten. Der Angeklagte nahm die Familie im September 14<br />

Tage in seine Wohnung auf. Dann brachte er sie bis zur 15-1-1943 in eine von ihm gemietete Wohnung in<br />

Boechout, Hovesteenweg. Vom 15 – 30-1-1943, dem Tage der Verhaftung des Angeklagten, behergbergte er<br />

sie wieder in seiner Wohnung, weil sie im Hovesteenweg räumen musste[n]. Dies geschah, um die Familie<br />

GROSS zu verbergen. Ein[e] Anmeldung beim Judenregister erfolgte mit Wissen und Willen des Angeklagten<br />

nicht. Während der ganzen Zeit versorgte er die Familie mit Geld und Lebensmitteln. Die letzteren beschaffte<br />

er teils auf Rationierungsmarken, die ihm angeblich von 3. Seite durch die Post zugesandt wurden, und teils<br />

auf den schwarzen Markt. Insgesamt gab der Angeklagte der Familie Gross ungefähr 16.000 Frank. Eine<br />

Quittung liess er sich nicht über diese Beträge geben. (Laut Aussage einer der Kinder GROSS) hatte<br />

Angeklagte die Juden unterrichtet, dass sie bei einer Festnahme sagen sollten, sie wären erst den Abend vorher<br />

zu dem Angeklagten gekommen.<br />

Ausserdem beherbergte der Angeklagte vom 28 - 30.1.1943 den Juden Hertz Nadel in seiner Wohnung.<br />

Auch ihm gewährte er Verpflegung.<br />

Über die Beweggründe zu seiner Handlungsweise äussert sich der Angeklagte dahin, dass er als Christ aus<br />

Mitgefühl gehandelt habe.<br />

Er hatte es nicht über das Herz gebracht, die Juden dem Elend preiszugeben. Die Frau Gross soll ihm<br />

versprochen haben, das Geld nach Beendigung des Krieges zurückzuzahlen. Der Angeklagte ist im<br />

wesentlichen geständig. Er bestreitet nur den Juden gesagt zu haben, dass sie bei einer Revision die wirkliche<br />

Dauer Ihres Aufenthaltes verschweigen sollten. Er wird hier aber durch die protokollierten Erklärungen der<br />

Familie Gross überführt, welche diese übereinstimmend angegeben hat.<br />

Durch die Herstellung und Verbreitung von Flugblättern hat der Angeklagte gegen par. 4 der VO. des Mil.<br />

Befh. i. Belg. und Nordfr. über die Einführung deutsches Strafrechts und strafrechtlicher Bestimmungen in den<br />

von deutschen Truppen besetzten Gebieten der Niederlände und Belgiens vom 10.5.1940 verstossen. Er war<br />

nach par.4 KSSVD. zu bestrafen.<br />

Weiter hat sich der Angeklagte durch das ständige Abhören nichtdeutscher Sender mit einer weiteren<br />

selbständigen Handlung nach der VO. über das Verbot des Abhörens von Sendern vom 23.12.1941 strafbar<br />

gemacht.<br />

Die Beherbergung der Juden erfolgte ausserhalb ihrer im Judenregister eingetragenen Wohnung. Der<br />

Angeklagte verstiess deshalb durch eine weitere selbständige Handlung gegen die parff. 1, 2 und 4 der VO.<br />

über Aufenthaltsbeschränkungen von Juden vom 1.6.1942. Dabei ist ihm die Unterbringung im Hovesteenweg<br />

ebenfalls als eigene Beherbergung anzurechnen, weil er diese Wohnung mietete und bezahlte, ohne dass eine<br />

Anmeldung erfolgte.<br />

Bei der Strafzumessung war zunächst zu prüfen, ob das Abhören nichtdeutscher Sender als leichter Fall<br />

angesehen werden konnte. Diese Frage hat das Feldgericht verneint. Es handelt sich bei der Tat des<br />

Angeklagten durch das jahrelange ständige Abhören um einen sehr schweren Verstoss gegen das Verbot. Die<br />

[Aus der] Persönlichkeit des Angeklagten ergibt sich nichts, was ein[e] mildere Beurteilung zulassen würde.<br />

Er ist ein Erfahrener und gewandter Geschäftsmann, dem die bestehende Gesetze genau bekannt sein müssen.<br />

Es kommt noch hinzu, das[s] er die Nachrichten seiner Ehefrau mitgeteilt und dadurch in erheblichem<br />

Umfange die Gefahr der Weiterverbreitung gegeben hat. Deshalb konnte den Angeklagten nur eine<br />

Zuchthausstrafe treffen. Bei seinem Verhalten war auch die Mindeststrafe nicht ausreichend. Das<br />

Feldkriegsgericht hat daher für das Abhören der Sender eine Strafe von einem Jahr und drei Monaten<br />

Zuchthaus für die notwendige Sühne gehalten.<br />

Auch die Beherbergung der Juden ist eine schwere Gesetzesverletzung. Der Angeklagte musste sich sagen,<br />

dass er die Juden nicht nur dadurch den notwendigen Verhaltungsmassnahmen entzog, sondern auch bei der<br />

bekannten Einstellung dieser Rasse die Sicherheit der Besetzungsmacht gefärhrdete, weil die Juden in dieser<br />

Verfassung zu allen möglichen Gesetzwiedrigkeiten, wie Spionage, Sabotage, und ähnlichen benutzt werden<br />

können. Das gilt insbesonders für den Juden Nadel, der dem Angeklagten gänzlich unbekannt war. Auch die<br />

angeblichen Beweggründe des Angeklagten können mildernd nicht ins Gewicht fallen. In harten Kriegszeiten<br />

ist für derartige Gefühle kein Raum, wenn sie sich so offensichtlich gegen sichtige Anordnungen der<br />

Besatzungsmacht richten. Deshalb hat das Feldkriegsgericht für die Beherbergung der Juden eine<br />

Gefängnisstrafe von einem Jahr als angemessene Sühne angesehen.<br />

154


Figuur 111 Belangrijk fragment uit het vonnis <strong>van</strong> Klaas Sluys (Archief Marnix Sluys)<br />

Die Herstellung und Verbreitung der Flugschriften richtete sich ebenfalls gegen ein ausdrückliches, dem<br />

Angeklagten erklärtes Verbot.<br />

Es mag strafmildernd hier berücksichtigt werden, dass ein deutschfeindlicher Inhalt nicht festgestellt<br />

werden konnte und[,] dass der Angeklagte nicht aus unlauteren Motiven gehandelt hat.<br />

Trotzdem musste ihm auch hier zum Bewusstsein gebracht werden, dass ein Verbot der Besetzungsmacht<br />

nicht in dieser Weise übertretenwerden darf. Das Feldkriegsgericht hat daher wegen der Verbreitung der<br />

Flugschriften eine Gefängnisstrafe von sechs Monaten gegen den Angeklagten verhängt. Bei diesen Strafen<br />

hat das Gericht durchaus berücksichtigt, dass der Angeklagte 4 kleine Kinder hat. Dies konnte aber keine<br />

wesentliche Rolle spielen. Einmal hat der Angeklagte selbst gewusst, dass er durch sein Treiben seine Familie<br />

gefährdete. Ferner ist darauf hinzuweisen, dass er unter den harten Gesetzen des Krieges steht, dem heute viele<br />

sogar ohne jedes strafbare Verschulden zum Opfer fallen müssen. Die Gefängnisstrafen sind gemäss dem<br />

paraff. 74, 21 2StGB. in 8 bezw 4 Monate Zuchthaus umgewandelt und daraus die Gefängnisstrafe <strong>van</strong> 2<br />

Jahren gebildet worden.<br />

Der Rundfunkapparat war nach der Verordnung von 23.12.1941 einzuziehen. Da der Angeklagte von<br />

vorherhein geständig war und die Untersuchungshaft nicht verschuldigt hat, ist sie ihm in voller<br />

Höhe auf die Strafe angerechnet worden.<br />

Gez. Dr. Baudisch<br />

Kriegsgerichtsrat<br />

1.4.1943<br />

Verfg. vom 27. April 1943<br />

Ich bestätige das Urteil.<br />

Das Urteil ist zu vollstrecken.<br />

Die se[i]t Urteilsverkündigung erlittene Untersuchungshaft ist auf die<br />

Strafzeit anzurechnen.<br />

Die weitere Anordnung für die Vollstreckung wird dem Gerichtsherrn<br />

überlassen.<br />

Die Änderung der Vollstreckungsentscheidung wird dem jeweils<br />

zuständigen Gerichtsherrn überlassen.<br />

Der Militärbefehlhaber<br />

in Belgien und Nordfrankreich,<br />

gez. Von Falckenhausen.<br />

General der Infanterie.<br />

Abschrift erhalten an __________________________<br />

Centrale Gew__________________________________<br />

Vertaling <strong>van</strong> de - m.b.t. het herbergen <strong>van</strong> joden - rele<strong>van</strong>te passages uit het vonnis <strong>van</strong> het<br />

Kriegsgericht in de zaak tegen Klaas Sluys 1.4.1943.<br />

“De beklaagde wordt wegens het vervaardigen en verspreiden <strong>van</strong> pamfletten, het beluisteren <strong>van</strong><br />

niet-Duitse radiozenders en het verboden logeren <strong>van</strong> joden tot een totaalstraf <strong>van</strong> twee jaar<br />

tuchthuis veroordeeld…<br />

155


Tijdens het hoofdproces werden d.m.v. het verhoor <strong>van</strong> de beklaagde en de voorlezing <strong>van</strong> de<br />

getuigenissen <strong>van</strong> Alexander, Paula en Maria Gross <strong>van</strong> 1.2.1943 - Bl.3 en 4 d.A.- evenals het niet<br />

onder ede afgenomen verhoor <strong>van</strong> de getuige Krim. Ass. Käeding 542 volgende feiten vastgesteld:<br />

De joodse familie GROSS, samengesteld uit de moeder, Maria Gross, en haar 3 kinderen<br />

Alexander, Paula en Annie, geboren in de jaren 1929, 1928 en 1926, richtte zich in september 1942<br />

tot de beklaagde met het verzoek hen onderdak te verschaffen. Dit gezin had Antwerpen verlaten<br />

omdat het gezinshoofd Zoltan GROSS sinds 11.9.1942 gedwongen tewerkgesteld was en de overige<br />

gezinsleden voor zich hetzelfde vreesden. De beklaagde nam het gezin in september veertien dagen<br />

in zijn woning op. Dan bracht hij hen tot 15.1.1943 onder in een door hem gehuurde woning in<br />

Boechout, Hovesteenweg. Van 15-30.1.1943, de dag <strong>van</strong> de aanhouding <strong>van</strong> beklaagde, logeerde hij<br />

ze weer in zijn eigen woning, omdat ze het huis op de Hovesteenweg moesten ontruimen. Dit<br />

gebeurde om de familie GROSS te verbergen. <strong>Een</strong> aangifte bij het jodenregister kwam er wetens en<br />

willens <strong>van</strong>wege de beklaagde niet. De hele tijd voorzag hij de familie <strong>van</strong> geld en levensmiddelen.<br />

Die laatste schafte hij gedeeltelijk aan met rantsoeneringsbons die hem, naar hij beweert, door<br />

derden via de post toegestuurd werden, en gedeeltelijk op de zwarte markt. De beklaagde gaf de<br />

familie Gross in totaal ongeveer 16.000 frank. Hij verlangde voor deze bedragen geen kwitantie.<br />

(Volgens het getuigenis <strong>van</strong> een <strong>van</strong> de kinderen GROSS) had de beklaagde de joden opgedragen,<br />

dat ze bij een arrestatie moesten zeggen, dat ze pas de avond daarvoor bij de beklaagde aangekomen<br />

waren. Bovendien verleende de beklaagde <strong>van</strong> 28 tot 30.1.1943 aan de jood Hersz Nadel onderdak<br />

in zijn woning. Ook hem gaf hij kost en inwoon.<br />

I.v.m. de beweegredenen voor zijn handelwijze verklaart de beklaagde dat hij als christen uit<br />

medelijden handelde.<br />

Hij had het niet over zijn hart gekregen de joden in ellende te storten. Mevrouw Gross zou<br />

hem beloofd hebben het geld na het einde <strong>van</strong> de oorlog terug te betalen. De beklaagde bekent<br />

schuld voor wat de kern <strong>van</strong> de zaak betreft. Hij ontkent alleen dat hij aan de joden zou gezegd<br />

hebben, dat ze bij een controle de effectieve duur <strong>van</strong> hun oponthoud moesten verzwijgen. Hij wordt<br />

hier echter door de genotuleerde verklaringen <strong>van</strong> de familie Gross tegengesproken, die dit unaniem<br />

verklaard hebben…<br />

De onderbrenging <strong>van</strong> de joden gebeurde buiten hun woning die in het jodenregister<br />

ingeschreven staat. De beklaagde heeft derhalve door een bijkomend, apart feit de paragrafen 1, 2 en<br />

4 <strong>van</strong> de VO betreffende verblijfsbeperkingen voor joden <strong>van</strong> 1.6.1942 overtreden. Daarbij moet<br />

hem het onderbrengen op de Hovesteenweg eveneens als eigen onderkomen aangerekend worden,<br />

aangezien hij deze woning huurde en betaalde, zonder dat er een aangifte gebeurde…<br />

Ook het verlenen <strong>van</strong> onderdak aan joden is een zware wetsovertreding. De beklaagde moest<br />

zelf erkennen dat hij de joden daardoor niet alleen aan de noodzakelijke gedragsmaatregels onttrok,<br />

maar ook dat hij omwille <strong>van</strong> de bekende mentaliteit <strong>van</strong> dit ras de veiligheid <strong>van</strong> de bezettende<br />

instantie in gevaar bracht, omdat de joden met deze mentaliteit tot alle mogelijke wetsovertredingen,<br />

zoals spionage, sabotage en dergelijke kunnen gebruikt worden. Dit geldt in het bijzonder voor de<br />

jood Nadel, die voor de beklaagde een volslagen onbekende was. Ook de zogenaamde<br />

beweegredenen <strong>van</strong> de beklaagde kunnen als verzachtende omstandigheid niet doorwegen. In harde<br />

oorlogstijden is er voor dergelijke gevoelens geen ruimte, wanneer ze zich zo duidelijk tegen de<br />

duidelijke verordeningen <strong>van</strong> de bezettende macht richten. Het “Feldkriegsgericht” heeft derhalve<br />

voor het onderdak verlenen der joden een ge<strong>van</strong>genisstraf <strong>van</strong> één jaar als gepaste boetedoening<br />

beschouwd…<br />

Als verzachtende omstandigheid mag hier beschouwd worden , dat geen anti-Duitse inhoud<br />

kon vastgesteld worden en dat de beklaagde niet uit onzuivere motieven gehandeld heeft.<br />

Desalniettemin moest hij ook hier aan het verstand gebracht worden dat een verbod <strong>van</strong> de<br />

bezettende macht niet op deze wijze mag overtreden worden…<br />

Bij het vastleggen <strong>van</strong> deze straffen heeft het gerecht wel degelijk in aanmerking genomen,<br />

dat de beklaagde vier jonge kinderen heeft. Maar dit kon geen essentiële rol spelen. Alvast heeft de<br />

beklaagde zelf geweten, dat hij door zijn houding zijn gezin in gevaar bracht. Verder moet er nog op<br />

gewezen worden, dat hij onder de strenge krijgswet valt, terwijl er heden ten dage velen zijn die<br />

zonder enige strafbaar vergrijp aan krijgshandelingen ten offer vallen.<br />

542 SS-Scharführer Kaeding was reeds voor de oorlog bij de Gestapo werkzaam als Kriminal-Assistent. Hij<br />

was inderdaad samen met Debra en anderen aanwezig bij en dus getuige <strong>van</strong> de razzia bij Klaas Sluys.<br />

(Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />

156


2. DE BEVELHEBBERS: MAX WERNER EN ERICH HOLM<br />

De anti-joodse politiek <strong>van</strong> de bezetter voltrok zich stapsgewijs. Eerst werden de joden<br />

gedefinieerd en geregistreerd. Vervolgens werden ze economisch gebroken, <strong>van</strong> de Belgische<br />

bevolking geïsoleerd en geregistreerd. Ten slotte werden ze gedeporteerd. Die deportatie was een<br />

zaak <strong>van</strong> de Sicherheitsdienst en dus <strong>van</strong> de SS (Gestapo) 543 . Want de<br />

Sicherheitspolizei/Sicherheitsdienst (Sipo-SD) was de politie-en de inlichtingendienst <strong>van</strong> de SS, in<br />

de praktijk kreeg ze rechtstreeks haar richtlijnen <strong>van</strong> het Reichssicherheitshauptamt, het Duitse<br />

ministerie <strong>van</strong> politie dat onder leiding staat <strong>van</strong> Himmler zelf.<br />

De Gestapo vervolgde communisten, rechtse verzetsgroepen, joden, vrijmetselaars en<br />

vreemdelingen.<br />

Op 11 juni 1942 vergaderde in Berlijn Abteilung IV (‘jodenafdeling’) <strong>van</strong> het hoofdbureau<br />

<strong>van</strong> de Sicherheitsdienst, samen met haar Belgische, Franse en Nederlandse afgevaardigden. De<br />

vergadering werd voorgezeten door SS-luitenant-kolonel Adolf Eichmann. Er werd besloten om<br />

<strong>van</strong>af midden juli of begin augustus 1942 telkens 40.000 joden uit Frankrijk en Nederland en 10.000<br />

uit België ‘zum Arbeitseinsatz in das Lager Auschwitz abzufordern’ 544 .<br />

Figuur 112 Hauptsturmführer SS Dr. Max Werner, Dienststelleleider Sipo-SD te Antwerpen,<br />

neergeschoten rond 17 april 1943 (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel) 545<br />

De Sipo-SD Aussendienststelle (buitenpost) Antwerpen hing af <strong>van</strong> de Sipo-SD Dienststelle<br />

(hoofdkwartier) Brussel. Ze zetelde aan<strong>van</strong>kelijk in de Dellafaillelaan 21, net naast het<br />

Nachtegalenpark, op de grens tussen Antwerpen en Wilrijk.<br />

Op 14 juli werd de 29-jarige SS-Hauptsturmführer en Kriminal-Kommissar Dr. Max Werner,<br />

voordien verbonden aan het Reichssicherheitsamt (RSHA) in Berlijn, hoofd <strong>van</strong> de Antwerpse Sipo-<br />

SD. Ongeveer twee jaar later, op 16 april 1943, werd Werner, samen met zijn collega Desselman, in<br />

de burelen <strong>van</strong> de Sipo-SD neergekogeld. Over het motief <strong>van</strong> de dader – een zekere Korsick <strong>van</strong> de<br />

Antwerpse Sipo-SD, die na een behandeling voor een zenuwoverspanning, net uit Polen was<br />

543 L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p.554-555. Debra verklaart: “Met opzet is in België de<br />

geheele dienst SD genoemd geworden, dat de benaming Gestapo al te berucht was.” (Strafdossier Debra,<br />

Archief Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />

544 L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 504.<br />

545 Volgens hitoricus Lieven Saerens (SOMA) is deze foto, die wij terugvonden in het strafdossier <strong>van</strong> Debra,<br />

tot op heden de enige foto die <strong>van</strong> Dr. Werner bekend is. Gesprek met Lieven Saerens in het Archief <strong>van</strong> het<br />

Auditoraat–Generaal te Brussel. Deze foto werd blijkbaar door de weduwe <strong>van</strong> Dr. Werner na diens begrafenis<br />

als aandenken en als dankbetuiging voor de blijken <strong>van</strong> medeleven naar de “vrienden” en kennissen gestuurd,<br />

waaronder ook Debra.<br />

157


overgekomen – is tot dusver niets bekend. 546 Debra beweert dat de beweegreden <strong>van</strong> Korsick was<br />

dat beide chefs zich niet als nationaal-socialisten aanstelden, doch te veel verteer maakten in plaats<br />

<strong>van</strong> zich integraal om de dienst te bekommeren. 547 “Hij was zeer actief, vooral in acties waaraan een<br />

zeker gevaar verbonden was: aanhouding <strong>van</strong> kommunisten, partisanen, terroristen, Witte<br />

Brigadeleden in grooten getalle… Werner was in het civiele leven advocaat te Saarbrucken. Op de<br />

SD Ausendienststelle Antwerpen bestond er een onderscheid tusschen de leden: Er bestond een<br />

Executiver Dienst. De Executiver Dienst was de eigenlijke Gestapo. Leider daar<strong>van</strong> was Werner, ttz.<br />

was er de speciale chef <strong>van</strong>. De beambten waren alle Kriminalbeambten in het civiele leven, op<br />

enkele uitzonderingen na. Daarnaast bestond er een Politischer Dienst, onder hooge leiding <strong>van</strong><br />

Werner, doch bijzonder geleid door Desselmann. De getalsterkte <strong>van</strong> den SD Antwerpen bedroeg<br />

naar mijne schatting: en 20-tal Duitsche beambten, vrouwen inbegrepen, een 20-tal Vlaamsche<br />

beambten, 4 Vlaamse autovoerders die onder leiding <strong>van</strong> een Duitsch garagemeester stonden”, aldus<br />

Debra nog 548 .<br />

Hoofd <strong>van</strong> de Antwerpse Judenabteilung was gedurende gans de bezetting SS-<br />

Oberscharführer Erich Holm, een in 1912 geboren zeeman uit de drukke West-Duitse havenstad<br />

Hamburg. 549<br />

Figuur 113 SS-Oberscharführer Erich Holm in het SD-hoofdkwartier te Wilrijk, ca. 1942 (?)<br />

(L. SAERENS, 2000, p. 491)<br />

Op vraag <strong>van</strong> onderzoeksrechter Beeckmans doet Debra heel uitvoerig een boekje open over<br />

de medewerkers <strong>van</strong> de SD, de Geheime Feldpolizei, de Feldgendarmerie en de Duitse<br />

contraspionagediensten. Over Holm schrijft hij o.a.: “Holm, Erich, rond de 30 jaar, <strong>van</strong> Hamburg,<br />

maar woonde op laatst met vrouw en kinderen in Antwerpen, wijl gesinistreerd, in het gebouw <strong>van</strong><br />

den joodschen dokter Mostovoy, op de Quinten Matsijslei. Was gehecht aan afdeeling III, en berucht<br />

wegens zijne jodenvervolgingen. Holm was uiterst brutaal en beestig, en op de Dienststelle zelve<br />

verdacht men hem er<strong>van</strong> een fortuin aan goud en diamanten <strong>van</strong> de joden te hebben gestolen. Hij<br />

legde zelfs aan zijne medewerkers op dit te doen.”<br />

Van meet af aan werkten met de Sipo-SD ook Vlaamse collaborateurs mee, meestal, in de<br />

functie <strong>van</strong> tolk. 550 Bij de Belgen die zich lenen voor de praktijken <strong>van</strong> de Sipo-SD, is het aantal<br />

overtuigde nazi’s bijzonder groot. Meestal worden ze aangetrokken voor administratieve en<br />

ondersteunende taken en zo raken ze gaandeweg betrokken bij het eigenlijke politiewerk. 551<br />

<strong>Een</strong> Vlaamse SD-Wacht is o.a. verantwoordelijk voor de bewaking <strong>van</strong> het<br />

jodenverzamelpunt in Mechelen in de Dossin-kazerne.<br />

546<br />

L. SAERENS, Gewone Vlamingen? De jodenjagers <strong>van</strong> de Vlaamse SS in Antwerpen, 1942 (Deel 1), in<br />

Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 15 (2005) p. 289-313, 290.<br />

547<br />

Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel.<br />

548<br />

Verklaring <strong>van</strong> Debra over de medewerkers <strong>van</strong> de SD, de GFP, de Feldgendarmerie en de Duitse<br />

contraspionagediensten. (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel) We moeten er wel<br />

rekening mee houden dat uit het strafdossier blijkt dat Debra zeer goed overeen kwam met Werner.<br />

549<br />

L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 491.<br />

550<br />

Idem.<br />

551<br />

M. VAN DEN WIJNGAERT e.a., België tijdens de Tweede Wereldoorlog, Antwerpen, Standaard, 2004,<br />

p. 159-167, 202-205.<br />

158


3. DE GEHOORZAMERS<br />

Sfeerbeeld <strong>van</strong> Boechout tijdens WO II: Herdenking <strong>van</strong> Jan-Frans Willems te Boechout op 8<br />

augustus 1943, ingericht door de afdeling VNV Boechout, waarbij alle VNV’ers, waaronder ook de<br />

Hulpbrigademannen, door oorlogsburgemeester <strong>van</strong> Boechout, Staf Van Sintjan, schriftelijk waren<br />

gevraagd geworden om allemaal én in uniform hierop aanwezig te zijn, en waar schaarleider der<br />

Dietsche Militie Zwarte Brigade, afdeling Boechout, Staf Van Sintjan, en sinds die dag tevens<br />

afdelingsleider <strong>van</strong> het VNV, een redevoering zou houden.<br />

Figuur 114 Dietse Militie-Hulpbrigade (een soort B-team dat naast de Dietse Militie – Zwarte Brigade<br />

stond) tijdens de herdenking <strong>van</strong> J.-F. Willems te Boechout : 8/8/1943. Beeld nr. 11919 (Foto-archief<br />

SOMA)<br />

Figuur 115 J.-F.Willemsherdenking te Boechout: 8.8.1943 (De Post, 18 april 1982, p. 8-9, Archief Tony<br />

Vroom)<br />

159


Historicus Bruno De Wever schrijft over het VNV hetvolgende: “Het Vlaams Nationaal<br />

Verbond (VNV), de partij… haalde in de verkiezingen <strong>van</strong> 1939 15% in Vlaanderen, goed voor een<br />

kleine 200.000 stemmen. Ca. 30.000 Vlamingen waren lid <strong>van</strong> het VNV. Het VNV zette in<br />

Vlaanderen de collaboratie op de rails. De oorzaken zitten vervat in het karakter <strong>van</strong> het VNV, nl.<br />

een antidemocratische, anti-Belgische, Vlaams-nationalistische partij. Elk <strong>van</strong> de genoemde<br />

karakteristieken op zich verklaart niet de collaboratie, wel de combinatie <strong>van</strong> de karakteristieken.<br />

1. het antidemocratisch karakter maakte dat de architecten <strong>van</strong> de collaboratie er<strong>van</strong> overtuigd<br />

waren dat ze alleen aan zichzelf verantwoording moesten afleggen. Ik noem het de no<br />

feedback-factor;<br />

2. het anti-Belgisch karakter maakte dat de partij niet verankerd was in de Belgische<br />

machtsstructuren, waardoor ze zeer vatbaar was voor de belofte <strong>van</strong> machtsverwerving door<br />

samenwerking met de nieuwe machthebbers. Ik noem het de pull-factor;<br />

3. Het Vlaams-nationalisme gaf de partij een doel dat wervend was in een ruimere Vlaamse<br />

beweging en aldus in de Vlaamse samenleving. Ik noem het de push-factor.<br />

De drie factoren waren al aanwezig voor 1940.<br />

Het bezettingsbestuur vond in het VNV een geschikte partner om de Ruhe und Ordnung (rust<br />

en orde) te bewaren, als eenmaal de leiders <strong>van</strong> de partij bereid waren te erkennen dat alle macht in<br />

handen lag <strong>van</strong> Adolf Hitler, de Führer <strong>van</strong> het Duitse Rijk. Het bezettingsbestuur forceerde de<br />

inbraak <strong>van</strong> het VNV in de Belgische machtsstructuren. Duizenden VNV’ers bemanden Belgische<br />

bestuursorganen <strong>van</strong> het hoogste tot het laagste niveau. In 1943 werd bijvoorbeeld 1 op 2 Vlaamse<br />

gemeenten bestuurd door een VNV-burgemeester” 552 . Eén <strong>van</strong> hen is Staf <strong>van</strong> Sintjan, de VNVburgemeester<br />

<strong>van</strong> Boechout. Hij komt verder nog uitgebreid aan bod.<br />

Over het antisemitisme <strong>van</strong> het VNV schrijft De Wever: “Men kan besluiten dat antisemitisme<br />

in het VNV wel degelijk gemeengoed was. De leden kregen geregeld antisemitisch leesvoer. De<br />

leiding verzette zich niet tegen krasse antisemitische uitlatingen. De VNV-leider zelf verkondigde op<br />

de Landdag <strong>van</strong> 1939 een antisemitische stelling. <strong>Een</strong> kritisch man als Hendrik Borginon liet wel<br />

protest horen, maar was bereid veel water in de wijn te doen. De gematigde VNV-vleugel nam blijkbaar<br />

geen aanstoot aan het virulente antisemitisme waartegen hij protesteerde. Antisemieten als<br />

Ward Hermans konden in het hele land hun ideeën zonder problemen op VNV-vergaderingen<br />

propageren. Dat de VNV-leiding Hermans’ theorieën ter zake niet onoverkomelijk vond, mag ook<br />

blijken uit het feit dat toen ze censuur uitoefende op een derde uitgave <strong>van</strong> Hermans' Boek der stoute<br />

waarheden, er op geen enkel punt werd geraakt aan het antisemitische karakter er<strong>van</strong>.<br />

Het VNV stond beslist niet alleen met zijn antisemitische oprispingen. Het antisemitisme was in de<br />

tweede helft <strong>van</strong> de jaren dertig beslist geen marginaal verschijnsel meer. Tijdens de campagne voor de<br />

gemeenteraadsverkiezingen in Antwerpen in 1938, bleek het antisemitisme wijd verspreid. De joodse<br />

aanwezigheid was een centraal thema in de verkiezingsstrijd. De nauwe banden <strong>van</strong> de joodse<br />

gemeenschap met de socialistische burgermeester Camille Huysmans waren voor velen een steen des<br />

aanstoots. Niet alleen het VNV en Rex, ook de Katholieke Partij leende zich tot antisemitisch opbod” 553 .<br />

4. DE SCHREIBTISCHTÄTER EN MEDEDADERS (COLLABORATEURS)<br />

Historicus Lieven Saerens geeft hier de nodige achtergrond: “Wanneer we de zaak bekijken<br />

<strong>van</strong>uit het perspectief <strong>van</strong> de mede<strong>daders</strong>, springen volgende vaststellingen in het oog. De<br />

overtuigde nationaal-socialisten stonden in Antwerpen relatief zeer sterk. Bovendien kwamen<br />

talrijke kopstukken bij de uitvoering <strong>van</strong> de jodenvervolging uit het Antwerpse en ze waren al voor<br />

de oorlog lid <strong>van</strong> anti-joodse organisaties. Het ging hier dus om fanatici die bijzonder vertrouwd<br />

waren met de Antwerpse joodse gemeenschap. Die vertrouwdheid vergemakkelijkte onmiskenbaar<br />

het opsporen <strong>van</strong> joden.<br />

Het zijn ons insziens echter niet de fanatici geweest die de doorslag hebben gegeven voor wat<br />

betreft het hoge aantal effectief gedeporteerden. Belangrijker was de houding <strong>van</strong> de omstanders, en<br />

meer bepaald die <strong>van</strong> de beleidsverantwoordelijken. Vanuit beleidsmatig standpunt kan niet naast de<br />

552 B. DE WEVER, De collaboratie in Vlaanderen, in J. GOTOVITCH & C. KESTELOOT (ed.), Het gewicht <strong>van</strong><br />

het oorlogsverleden, Gent, Academia Press, 2003, p. 39-49, 42-44.<br />

553 B. DE WEVER, Greep naar de macht: Vlaams nationalisme en Nieuwe Orde, het VNV, 1933-1945, Tielt,<br />

Lannoo, 1994, p. 304-305.<br />

160


medewerking <strong>van</strong> het Antwerpse provincie- en stadsbestuur, de plaatselijke administratie,<br />

ordehandhavers, gerechtelijke instanties en de advocatuur worden gekeken. Die instanties<br />

ontwikkelden in het kader <strong>van</strong> de jodenvervolging weliswaar geen persoonlijke initiatieven, maar ze<br />

voerden de Duitse verordeningen steeds loyaal uit. Allen beweerden te handelen in naam <strong>van</strong> de<br />

‘politiek <strong>van</strong> het minste kwaad’, of onder Duitse druk. In de praktijk ging de ‘politiek <strong>van</strong> het minste<br />

kwaad’ in Antwerpen echter veel verder dan in de rest <strong>van</strong> België. In het Antwerpse konden de<br />

Duitsers zich haast alles permitteren. En dat er helemaal geen mogelijkheid tot (passief) verzet<br />

bestond, is onjuist…”<br />

“De Antwerpse politiemedewerking aan de razzia’s leek haast <strong>van</strong>zelfsprekend. Ze lag in het<br />

verlengde <strong>van</strong> wat er intussen reeds was geschied. Bijna <strong>van</strong> meet af aan konden de Duitsers zich<br />

<strong>van</strong> een dergelijke medewerking verzekeren. Op het Antwerpse politieoptreden past wat in de<br />

vakliteratuur – we denken hierbij aan de Britse historicus Ian Kershaw en anderen – wel eens<br />

‘accumulatieve agressie’ wordt genoemd. In december 1940 verdeelde de Antwerpse politie<br />

opeisingsformulieren voor de joden die naar Limburg werden uitgewezen. <strong>Een</strong> maand later, in<br />

januari 1941, begeleidde ze de opgeëisten per trein naar Limburg. Enkele dagen later was ze ook<br />

bereid om de niet opgedaagde ‘Limburg-joden’ thuis af te halen. Geweld was echter nog uit den<br />

boze. ‘Onwilligen’ werden ongemoeid gelaten. In juni 1942 herhaalde zich ongeveer hetzelfde<br />

scenario. Nu werden opeisingsformulieren voor de verplichte tewerkstelling aan de Atlantikwall<br />

(Organisation Todt) verspreid. Vervolgens werden de OT-joden onder politiebegeleiding op de trein<br />

gezet. Nog eens twee maanden later, op 15 augustus 1942, verleende de Antwerpse politie voor het<br />

eerst haar medewerking aan een razzia, waarbij de joden collectief werden opgepakt. De<br />

medewerking bleef grotendeels ‘beperkt’ tot het afgrendelen <strong>van</strong> de straten. Het leek als het ware<br />

een ‘oefening’. Het oppakken <strong>van</strong> de joden was vooralsnog het werk <strong>van</strong> de Duitsers, de Dienststelle<br />

Holm en Feldgendarmen. Nauwelijks twee weken later werkte de politie opnieuw mee aan een<br />

razzia. Door obstructie <strong>van</strong> een aantal politieagenten werd hij echter hij echter voortijdig afgebroken.<br />

<strong>Een</strong> dag later kwam het Duitse bevel dat de Antwerpse politie volledig op eigen houtje een<br />

jodenrazzia moest houden. Tegen ‘onwilligen’ diende nu ook geweld te worden gebruikt. De<br />

Antwerpse politie voerde het bevel tot in de finesses uit. De joden werden letterlijk uit hun huizen<br />

gesleept, zieken en gewonden incluis. Meer nog, die nacht pakte de Antwerpse politie meer joden op<br />

dan het door de Duitsers vooropgestelde quotum <strong>van</strong> 1.000.<br />

De medewerking <strong>van</strong> Antwerpse instanties had niet alleen gevolgen voor de <strong>slachtoffers</strong>, maar<br />

ook voor het potentiële aantal Antwerpenaren dat bereid was hulp te bieden aan hun joodse buren.<br />

Sociologische en geschiedkundige studies wijzen er inderdaad op dat de meesten eerder geneigd zijn<br />

tot hulp over te gaan, wanneer gezaghebbende referentiegroepen, ‘wier normen men deelt’, hierom<br />

uitdrukkelijk vragen. Burgemeester Leo Delwaide en met hem het hele stadsbestuur, evenals de<br />

procureur des konings E. Baers en hoofdcommissaris J. De Potter, besloten te zwijgen. Meer nog,<br />

herhaaldelijk werd er medewerking verleend aan de bezetter, zelfs wanneer die medewerking inging<br />

tegen de Belgische strafwetgeving. Ook de Antwerpse Balie roerde zich niet en capituleerde voor de<br />

anti-joodse verordeningen. Er was in Antwerpen evenwel nog een referentiegroep voorhanden die<br />

minstens even belangrijk was, met name de kerkelijke instanties. (…)<br />

Uit de SOMA-enquête blijkt echter dat de Antwerpse geestelijkheid nauwelijks geneigd was<br />

hulp te bieden aan joden. Hierdoor ontbeerden de gelovigen andermaal een voorbeeldfunctie. (…)<br />

Het gevolg was dat een kern <strong>van</strong> potentiële helpers - die hoe dan ook wel steeds aanwezig zal zijn<br />

geweest – andermaal niet werd aangesproken of geactiveerd.<br />

De houding <strong>van</strong> de Antwerpse geestelijkheid is des te opvallender, aangezien de Belgische<br />

clerus symbool staat voor hulp aan joden. Binnen de Belgische kerkelijke instanties had de<br />

Antwerpse geestelijkheid blijkbaar nood aan directieven <strong>van</strong>wege haar hiërarchische overheid. Dat<br />

brengt ons bij de houding <strong>van</strong> kardinaal Van Roey. Ondanks het grote prestige <strong>van</strong> de Kerk ging<br />

Van Roey niet over tot een openlijk protest tegen de jodenvervolging, net zomin als het Antwerpse<br />

stadsbestuur en bijvoorbeeld de Secretarissen –Generaal. In het kader <strong>van</strong> de Kerk dient uiteraard te<br />

worden onderstreept dat ook paus Pius XII nooit tot dergelijk protest overging. (…)<br />

Toch dringen zich ook hier nuanceringen op. Uit het voorgaande mag niet worden besloten<br />

dat Antwerpen louter een stad <strong>van</strong> ‘pertinente jodenhaters’ was. Wel menen we te mogen stellen dat<br />

in Antwerpen het aantal ‘onverschilligen’ ontzettend hoog lag. En dat aantal steeg immer, tot... de<br />

invoering <strong>van</strong> de verplichte tewerkstelling voor Belgen in oktober 1942. Toen was het voor de<br />

joodse gemeenschap echter reeds te laat. Laten we ook hier even verwijzen naar onderzoek over de<br />

publieke opinie in nazi-Duitsland. De socioloog Michael Müller Claudius deed in 1938 en 1942<br />

161


enkele (informele) enquêtes onder NSDAP-leden, afkomstig uit diverse sociale strata. In 1938 kwam<br />

hij tot de conclusie dat 63% <strong>van</strong> zijn Duitse gesprekspartners verontwaardigd was bij anti-joods<br />

geweld. 32% toonde zich onverschillig, 5% juichte het geweld toe. In de herfst <strong>van</strong> 1942 voerde hij<br />

een nieuwe enquête uit. Nu toonde nog slechts 26% zich bezorgd over het lot <strong>van</strong> de joden. Grootste<br />

stijger was evenwel niet de groep jodenhaters, die bleef op 5%. Het waren de onverschilligen die<br />

waren gestegen, en wel tot 69%. Toegepast op Antwerpen zou dat betekenen dat de onrechtstreekse<br />

invloed <strong>van</strong> de Volkverweerders en tutti quanti niet te onderschatten was. Zij bleven een beperkte<br />

groep, maar door hun constante agressieve optreden hadden zij mee een sfeer <strong>van</strong> gelatenheid helpen<br />

creëren. In dat licht krijgt de pogrom <strong>van</strong> april 1941 een nieuwe betekenis. Toen, zestien maanden<br />

voor de eerste razzia’s, was het geweld reeds een eerste maal ten top gedreven. Opmerkelijk voor<br />

Antwerpen was ook het drieste optreden <strong>van</strong> de bezetter tegen zowel joden als hun helpers in nood.<br />

In tegenstelling tot de rest <strong>van</strong> het land werden daar bij ontdekking <strong>van</strong> verborgen joden niet alleen<br />

de joden, maar meestal ook diegenen die hen verborgen opgepakt, wat hulp aan joden in het<br />

Antwerpse riskanter leek te maken. De meesten werden in de Antwerpse Begijnenstraat opgesloten,<br />

maar kwamen na verloop <strong>van</strong> tijd en een fikse geldboete vrij. Vaak vonden ze bij hun terugkeer dan<br />

ook nog eens hun huis leeggeplunderd.” 554 .<br />

4.1. DE VERKLIKKER: GUSTAAF DE SCHUTTER<br />

.?<br />

De verklikker, die vaak handelde uit nijd, afgunst, zakelijke en professionele rivaliteit, blijft<br />

meestal voor altijd onbekend. Bij de Sipo-SD in de Della Faillelaan in Antwerpen kwamen in ieder<br />

geval de tips vaak anoniem toe, die deze dienst dan verder onderzocht.<br />

“De sterkte <strong>van</strong> den groep verklikkers en aanbrengers [bij de SD <strong>van</strong> Antwerpen] schat ik op<br />

een 1000-tal. Deze werden niet vergoed, doch er werd verwacht dat zij zouden handelen uit politiek<br />

idealisme,” schrijft SD-medewerker Debra 555 .<br />

Vlaams SD-beambte in vast dienstverband, gewoon SS-Sturmmann Jan Schuermans,<br />

bevestigt in een proces-verbaal <strong>van</strong> 28 oktober 1947: “Ik meen dat [bij de razzia bij Klaas Sluys]<br />

toevallig er ook Joden werden aangetroffen. Er was ’n schrijven toegekomen waarin vermeld werd<br />

dat Sluis een geheime drukkerij had” 556 .<br />

In een proces-verbaal <strong>van</strong> 21 september 1944 vertelt joodse Auschwitz-overlevende Jonas<br />

Polak hetvolgende: “Ik, mevrouw Bremer 557 , dezes kind 1 ½ jaar oud, hadden ons – allen Israëlieten<br />

zijnde – tijdens de vijandelijke bezetting moeten schuil houden. In Maart 1943 kwam ik toevallig bij<br />

De Schutter Gustaaf, wonende alhier Edelinckstraat nr.8, die zich dan bevond bij zijn schoonzoon<br />

Van den Heurck wonende alhier Lange Leemstraat nr.32. De reden <strong>van</strong> mijn bezoek was het<br />

terughalen <strong>van</strong> gedeelte aan hen toevertrouwde bezittingen, en opklaring <strong>van</strong> zaken tusschen ons<br />

gedaan. De Schutter haalde mij met veel overtuigingskracht over hem te vergezellen bij zijn bezoek<br />

aan Mevrouw Bremer te Edegem, Lentelei nr.35, alwaar deze zich schuil hield. Tien minuten nadat<br />

ik aldaar was, kwam de Gestapo in het huis binnen o.a. Debra, intieme vriend <strong>van</strong> De Schutter,<br />

welke boter smokkelden met de auto <strong>van</strong> Debra zooals ik vernomen heb <strong>van</strong> de familie Hendrickx-<br />

Coenen, wonende te Edegem Drie Eikenstraat nr. 59. Ten gevolge <strong>van</strong> de samenwerking <strong>van</strong> Debra<br />

554<br />

L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 746-750.<br />

555<br />

(Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />

556<br />

Ibid.<br />

557<br />

Charles Hendrickx zegt in een verklaring dat Mevrouw Bremer de zus <strong>van</strong> Polak was. Vermits zij echter<br />

een verschillende familienaam hebben en Sofia Bremer op de transportlijst staat aangeduid als XX/1236 met<br />

Bremer-Bremer Sofia, vergist Charles Hendrickx zich hier wellicht. M. SCHREIBER, Stille rebellen, p. 321.<br />

Toch is het niet uit te sluiten dat er tussen hen beiden een of andere band bestond.<br />

162


met de Gestapo is Debra thans aangehouden. Na gebruikelijke mishandeling door Debra trachtte ik<br />

mij te verdedigen dat mijn eenzelvigheid was De Poorter (zooals mijn valsch eenzelvigheidskaart<br />

luidde) en niet Polak. Na een oogenblik <strong>van</strong> aarzeling wendde zich Debra naar De Schutter, die<br />

onmiddellijk bevestigde dat ik Polak mij noemde. Dit bleek uit het gebaar <strong>van</strong> de Schutter welk ik<br />

op afstand zijnde kon vaststellen en de woorden <strong>van</strong> Debra die mij dan benaderde: “Het is onnoodig<br />

te ontkennen.” Daarop kwam De Schutter beneden en zegde tot mij: “Jo het is onnoodig te<br />

ontkennen, het is beter de waarheid te zeggen.” De Schutter was bekend <strong>van</strong> mijn valsche<br />

eenzelvigheid dus had mij me kunnen redden in deze moeilijke situatie, in plaats <strong>van</strong> mij er te laten<br />

inloopen, te meer daar de Gestapo aarzelde op dat oogenblik. Ten gevolge hier<strong>van</strong> werd ik<br />

aangehouden door de Gestapo alsmede Mevr. Bremer, dezes kind en een zekere Grosz, allen aldaar<br />

verstopt zijnde. Wij werden overgebracht naar de ge<strong>van</strong>genis in Wilrijk. ’s Nachts in mijn cel<br />

vernam ik <strong>van</strong> gebuur Mevr. Bremer, die opgesloten was in een cel naast de mijne, dat zij <strong>van</strong> de<br />

Gestapo vernomen had dat het De Schutter was en Van den Heurck voornoemd die ons bij de<br />

Gestapo hadden verraden. De volgende dag tijdens een ander verhoor, in tegenwoordigheid <strong>van</strong><br />

vrouw Bremer vernam ik persoonlijk <strong>van</strong> de Chef der Gestapo Holm aan Debra , zijn medewerker:<br />

“Wie is toch Van den Heurck” dat Debra antwoordde: “Dat is diegene die ze heeft aangegeven….<br />

De reden <strong>van</strong> hun verraad was ons te doen verdwijnen om dan gebeurlijk in het bezit te komen <strong>van</strong><br />

de door ons aan hen toevertrouwde juwelen en waarden” 558 .<br />

En Door Hendrickx bevestigt dit: “Den 19.3.1943 werd ik door de Gestapo opgesloten in de<br />

ge<strong>van</strong>genis <strong>van</strong> Antwerpen, wegens wegstopping <strong>van</strong> Joden. Alhier vernam ik <strong>van</strong> een zekere<br />

Sebrasti, insgelijks aangehouden, dat een zekere Van den Heurck iets voor zijn vrijlating zou kunnen<br />

doen. Nadien vernam ik <strong>van</strong> mijn vrouw dat Van den Heurck een aanklager was, hetgeen zij gehoord<br />

had <strong>van</strong> een aangehouden Jodin in de ge<strong>van</strong>genis” 559 .<br />

En zijn zoon Charles Hendrickx voegt daar nog aan toe: “Nadien kwam De Schutter bij mij in<br />

de keuken en Debra stelde hem de vraag: “Waar woonden vroeger die Joden? – waarop De Schutter<br />

antwoordde: “In de Kievitstraat” of zoo iets. Ik heb dan nog aan De Schutter gevraagd mijn ouders<br />

te willen verwittigen nopens het gebeurde, het geen hij niet gedaan heeft.”<br />

En De Schutter zelf tenslotte, geeft weliswaar een iets andere versie <strong>van</strong> de feiten, maar<br />

bevestigt in zijn verklaring wel: “Debra vroeg mij, wie hij (Polak) was, waarop ik zegde: “Het is<br />

Polak. ”Nadien heb ik nog aan Polak gezegd: “Het is beter dat gij de waarheid zegt, het is onnoodig<br />

te ontkennen.” – dit met het inzicht dat hij dan minder moeilijkheden zou oploopen” 560 .<br />

Meer dan 30.000 Belgen worden beticht <strong>van</strong> collaboratie door verklikking, terwijl er minder<br />

dan zesduizend daadwerkelijk worden vervolgd. Verklikking is dan ook vaak zeer moeilijk<br />

bewijsbaar. Ze neemt ook zeer verschillende vormen aan. Vaak is ze het gevolg <strong>van</strong> een louter<br />

persoonlijke afrekening, soms hangt ze samen met de uitgeoefende functie. Zo is het voor de hand<br />

liggend dat leden <strong>van</strong> Duitse inlichtingendiensten structurele verklikkers zijn. Minder voor de hand<br />

liggend en heel wat complexer is de rol <strong>van</strong> de bestuurders, bijvoorbeeld oorlogsburgemeesters, die<br />

door de ‘normale’ uitoefening <strong>van</strong> hun functie over bepaalde informatie beschikken en die soms<br />

rechtstreeks of onrechtstreeks doorgeven aan de bezettende overheid. Soms ligt deze informatie<br />

onmiddellijk aan de basis <strong>van</strong> Duitse repressie tegen personen. Bestuurders die lid zijn <strong>van</strong><br />

collaborerende politieke groeperingen krijgen daarenboven langs politieke weg de opdracht<br />

systematisch inlichtingen door te geven over politieke tegenstanders en velen doen dat ook. 561<br />

558<br />

Proces-verbaal <strong>van</strong> de verklaringen <strong>van</strong> Jonas Polak. (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal,<br />

Brussel)<br />

559<br />

Ibid.<br />

560<br />

Ibid.<br />

561<br />

M. VAN DEN WIJNGAERT, e.a., België tijdens de Tweede Wereldoorlog, Antwerpen, Standaard Uitgeverij,<br />

2004, p. 179.<br />

163


Figuur 116 Notaboekje <strong>van</strong> jodenjager Debra, waarin hij (tips met) namen en adressen noteert o.a. <strong>van</strong><br />

(vermoedelijke) joden (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />

4.2 DE JODENJAGER: LOUIS DEBRA 562<br />

Organisaties als het VNV, Volksverwering, de Algemeene SS-Vlaanderen en de DeVlag<br />

ondersteunden volmondig de anti-joodse politiek, riepen bij herhaling op nog verdergaande<br />

maatregelen te treffen en vormden het rekruteringsgebied voor ‘jodenjagers’. Het was in het<br />

bijzonder de Antwerpse kern <strong>van</strong> Volksverwering die een centrale rol in de jodenvervolging<br />

speelde. 563<br />

562 Alle niet nader genoemde informatie over Debra is afkomstig uit zijn uitgebreide strafdossier. (Strafdossier<br />

Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel). Zijn oom priester Karel Debra, die na een tijd onderpastoor te<br />

zijn geweest in Borgerhout, sinds 1936 godsdienstleraar was aan het atheneum in Deurne, schrijft onder zijn<br />

pseudoniem Gladius (= zwaard) op 15 april 1938 in de Gazet <strong>van</strong> Antwerpen: “Rondom zijn kruis staren de<br />

joden met bloeddorstige bevrediging Hem aan. Ze hebben hun prooi vast in de greep <strong>van</strong> hun haat, daar hangt<br />

hij als een roodgekleurd mensenwrak in een ijselijk gevoel <strong>van</strong> verschrikkelijke smart en <strong>van</strong> verlatenheid. Er<br />

bestaan grenzen aan de menselijke wreedheid. De joodse haat kent echter geen grenzen.” Uit L. SAERENS,<br />

Vreemdelingen in een wereldstad, p. 436-437.<br />

563 Ibid., p. 555. “Wanneer we de volledige onderzoeksperiode voor ogen houden, kan voor Antwerpen niet<br />

<strong>van</strong> een ‘antisemitische traditie’ worden gesproken. Tot in de jaren 1920 heerste daar al bij al een tolerant<br />

klimaat tegenover joden. In die zin was er sprake <strong>van</strong> een kosmopolitische stad.<br />

Pas in de jaren 1930 kwam er een belangrijke ‘antisemitische stroming’ op gang en trad het beeld <strong>van</strong> een<br />

intolerante stad naar voren. Dat ‘antisemitisme’ was echter geen exclusief Antwerpse aangelegenheid. Het was<br />

ook terug te vinden in andere Belgische regio’s. Toch kan er <strong>van</strong> een Antwerpse ‘specificiteit’ worden<br />

gesproken en die had haar repercussies op de bezettingsperiode. Voor de Antwerpse joodse bevolking waren<br />

die nefast. Niet minder belangrijk is dat de overgrote meerderheid <strong>van</strong> de jodenvervolgers tijdens de bezetting<br />

reeds voor de oorlog in antisemitische organisaties actief was.<br />

Voor de groei <strong>van</strong> het ‘antisemitisme’ bestaat geen eenduidige verklaring. De Antwerpse casus maakt dat<br />

duidelijk. Het gaat in werkelijkheid om een complex <strong>van</strong> op elkaar inwerkende factoren. Tot die factoren<br />

behoren de economische crisis, de doorbraak <strong>van</strong> Nieuwe Orde-organisaties en de daarbij aansluitende<br />

massameetings, de politieke polarisatie, de gebeurtenissen in Duitsland en de vluchtelingenproblematiek.<br />

Daarnaast zijn er uiterst moeilijk te meten psychologische factoren geweest, waar<strong>van</strong> ‘angst’ allicht de<br />

voornaamste was. Rationele en irrationele elementen liepen in het ‘antisemitisme’ door elkaar. Bovendien<br />

bestond er in die jaren in de traditionele partijen nog geen algemene consensus over democratische waarden en<br />

vormden hedendaagse noties als de ‘rechten <strong>van</strong> de mens’ nog geen algemene leidraad. Dat leidde ertoe dat het<br />

discours <strong>van</strong> wie de Nieuwe Orde gunstig gezind was (in grote meerderheid geloofskatholieken) en dat <strong>van</strong><br />

partijkatholieken vaak niet <strong>van</strong> elkaar viel te onderscheiden. We kunnen enigszins overtrokken stellen dat<br />

zowel Nieuwe-Orde-gezinden als partijkatholieken een ‘zuiver’, ‘herkerstend’, katholiek Vlaanderen wilden.<br />

164


Figuur 117 Louis Debra, tijdens de oorlog (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat Generaal)<br />

De dag na de inval – zo vertelde Julia Schuyten later aan haar kinderen - zou een zekere Debra de<br />

sleutel <strong>van</strong> de woning hebben teruggebracht, en haar hebben voorgespiegeld dat hij “iets” voor Klaas<br />

zou (kunnen) doen. 564 Het gaat hier over Louis Jozef Debra (°5.9.1906 te Vlissingen) die als het<br />

ware bij Klaas Sluys om de hoek woonde, in de Nieuwelei 34 te Mortsel, en die effectief als<br />

“Dollmetscher” (vertaler/tolk) en als chauffeur voor de Sipo-SD Antwerpen werkte.<br />

Reeds in mei 1940 bemerken de buren dat Duitse officieren bij Debra op bezoek komen. Kort nadien<br />

bekent hij tegenover twee kennissen dat hij reeds drie jaar voor de Duitsers werkt. In juni 1940 biedt<br />

hij zich aan op de Feldkommandatur, om er als tolk te fungeren.<br />

De ultieme oorzaak aanwijzen voor de doorbraak <strong>van</strong> het ‘antisemitisme’ in het Antwerpen <strong>van</strong> de jaren 1930<br />

lijkt onmogelijk en dat te willen is zelfs pretentieus. Verscheidene <strong>van</strong> de hierboven genoemde factoren, zoals<br />

de toenemende joodse inwijking en de invloed <strong>van</strong> het buitenland waren al in voorgaande periodes aanwezig.<br />

Uit ons onderzoek blijkt inderdaad dat een sterke toename <strong>van</strong> joodse migranten niet automatisch leidde tot<br />

een manifest ‘antisemitisme’ (Anderzijds leidden – zoals reeds Jan Blommaert en Jef Verschueren opmerkten<br />

– ook contacten tussen autochtonen en vreemdelingen niet automatisch tot meer begrip voor elkaar.)<br />

De opkomst <strong>van</strong> het ‘antisemitisme’ is bovendien niet zomaar terug te brengen tot externe factoren als de<br />

invloed <strong>van</strong> het buitenland. Indien dat wel het geval was geweest, zouden we tijdens de hele periode die we<br />

onderzocht hebben anti-joodse organisaties hebben moeten aantreffen. Bovendien kan een buitenlandse<br />

inbreng pas effect sorteren als die enigszins aansluit bij een reeds bestaand anti-joods beeld. Het<br />

‘antisemitisme’ in Antwerpen ontstond niet ex nihilo, als louter resultaat <strong>van</strong> een externe import, maar sloot<br />

aan bij een anti-joods beeld dat in bepaalde kringen <strong>van</strong> meet af aan aanwezig was. Zo is er een band aan te<br />

wijzen tussen ‘antisemitisme’ en katholicisme en tussen ‘antisemitisme’ en nationalisme. Inzake nationalisme<br />

was echter een <strong>van</strong> onze belangrijke conclusies dat de wortels <strong>van</strong> het ‘antisemitisme’ niet bij het Vlaamsnationalisme<br />

maar wel bij het Belgisch-nationalisme dienen te worden gezocht. Dat betekent ook dat uit de<br />

Antwerpse casus naar voren kwam dat niet elk nationalisme automatisch tot ‘antisemitisme’ leidde. Vanuit<br />

Antwerps gezichtspunt moet meer bepaald een onderscheid gemaakt worden tussen het democratisch gezinde<br />

en het Nieuwe Orde-gezinde Vlaams-nationalisme.<br />

In ons boek kwamen we dus tot de slotsom dat de historicus haast onvermijdelijk moet terugvallen op vage<br />

begrippen als ‘tijdsgeest’, ‘l’air du temps’ en op begrippen als de ‘zachte’ jaren 1920 en de ‘harde‘ jaren 1930.<br />

In de jaren 1930 leken alle factoren, die elk op zich niet tot dezelfde radicalisering leidden, tot een ideaal<br />

kristallisatiepunt te zijn gekomen.” Ibid., p. 733-734.<br />

564 Deze tactiek heeft hij blijkbaar bij veel mensen toegepast. “Aan de Nederlander Gerard Geenen, Mevr. De<br />

Jaegher, Jos Dillen en enkele anderen beloofde Debra telkens hen uit hun moeilijkheden te helpen. Toevallig<br />

[sic] kwam hier telkens niets <strong>van</strong> in huis…. Ook aan Marie Fromont beloofde Debra hulp voor haar man, die<br />

door de Geheime Feldpolizei opgesloten was. Er kwam niets <strong>van</strong> in huis.” Uit: Vroegere Slachtoffers <strong>van</strong><br />

Debra, schilderen diens Nazi-activiteit, in De Volksgazet, 3 december 1949, p. 7.<br />

165


Figuur 118 Klaas Sluys' getuigenis op het proces <strong>van</strong> Debra op de Openbare Zitting <strong>van</strong> 8.12.1949<br />

(Strafdossier Debra, Archief Auditoraat Generaal) 565<br />

565 In zijn eigen vonnis <strong>van</strong> het Kriegsgericht staat duidelijk dat hij werd opgepakt op 30 januari 1943.<br />

Eigenlijk was het de nacht <strong>van</strong> 30 op 31 januari 1943. In een proces-verbaal <strong>van</strong> 17 september 1945 verklaart<br />

Klaas: “De bedoeling der huiszoeking bestond in het opsporen eener geheime drukkerij…. Den dag myner<br />

aanhouding ben ik samen met de familie Grosz, en Nadel, weggevoerd ik en Nadel naar de Begijnenstraat en<br />

166


Figuur 119 <strong>Een</strong> getuigschrift <strong>van</strong> de Feldkommandatur dat Debra er als Dolmetscher gewerkt heeft <strong>van</strong><br />

1 juni tot eind juli 1940, 5.8.1940 (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />

Via zijn connecties geraakt hij ook binnen bij de vliegtuigfabriek Erla te Mortsel. Nog altijd in<br />

1940 of ten laatste begin 1941 leert Debra verschillende leiders <strong>van</strong> de GFP (Geheime Feldpolizei),<br />

de Sipo (Sicherheitspolizei) en de Zwarte Rijkswacht kennen. Hieruit vloeit een nauwe<br />

samenwerking voort. Einde 1940, begin 1941 maakt hij in de manège ook kennis met leden <strong>van</strong> de<br />

SD (Sicherheitsdienst). Debra wordt ereambtelijke medewerker of aangestelde <strong>van</strong> de SD. Hij is<br />

zeer bevriend met de SD-leiders Dr. Werner en Desselman, die hij thuis ont<strong>van</strong>gt en met dewelke hij<br />

gaat paardrijden en jagen.<br />

Groz met kinderen overgebracht naar de Dellafaillelaan [Dienststelle Sipo-SD of Gestapo-hoofdkwartier] later<br />

is de familie Groz overgebracht naar Mechelen... bij deze Gestapomannen was nog aanwezig een zekeren<br />

[Jan] Schuermans… deze Schuermans, was ook den persoon die mij op het bureel der Gestapo mede<br />

verhoorde, hij scheen ongeveer 20 a 22 jaar oud te zijn, droeg een uniform <strong>van</strong> de Sicherheitsdienst en was<br />

gewapend met een revolver.” (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel) Afgezien <strong>van</strong> de<br />

burgemeester, waren er dus zeven Gestapomannen, waar<strong>van</strong> vijf Vlamingen, zijnde Debra, Jan Schuermans,<br />

Emiel Wyndaele en nog twee anderen, waar<strong>van</strong> Klaas de naam niet heeft horen vernoemen, en twee Duitsers,<br />

waaronder Kaeding. Volgens Debra zou het Kaeding geweest zijn die Van Sintjan zou gevraagd hebben om<br />

het fabriekje <strong>van</strong> Sluys aan te duiden. “Ik ben dan naar Mme Sluis gereden, heb haar de sleutels overhandigd<br />

en haar de raad gegeven de tussenkomst in te roepen <strong>van</strong> de protestantse dominee omdat deze aan de Duitsers<br />

bewijs kon leveren dat Sluis enkel uit kristennaastenliefde die Joden onderdak had verschaft. Mij werd<br />

naderhand meegedeeld dat het Duitse Krijgsgerecht met deze verklaring zou hebben rekening gehouden, zodat<br />

Sluis ’n zeer lichte hechtenisstraf heeft gekregen. Sluis was protestant en zeer gelovig en bekend voor zijn<br />

werken <strong>van</strong> liefdadigheid. Ik wil erop wijzen dat ik bij den Duitsen Rechter Boudisch aan wien ik rijles gaf,<br />

ten gunste <strong>van</strong> Sluis heb gesproken in den zelfden zin,” aldus Debra in een proces-verbaal <strong>van</strong> 9 november<br />

1947. (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />

167


Figuur 120 Debra met jachtgeweer en jachtbuit (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal,<br />

Brussel)<br />

Volgens zijn collega Thonon was Debra zeker tot 1944 “een volle vertrouwensman op de SD<br />

die vrij in en uit de dienststelle mede ging op ‘aktions’ en met zijn eigen wagen deelnam aan<br />

aanhoudingen.” Al zijn collega’s bevestigen dat hij op alle burelen kwam en het volste vertrouwen<br />

genoot.<br />

In een teruggevonden verslag over de “Algemene Toestand” verwijt hij aan de Duitse<br />

Verwaltung haar laksheid, omdat nog geen enkele jood de ster draagt, niettegenstaande de<br />

verordening reeds verschenen is. Hij stelt voor de jodenster met een brandijzer op hun voorhoofd te<br />

branden.<br />

De top <strong>van</strong> de Judenabteilung mocht dan wel Duits zijn, er werkten hoofdzakelijk Vlamingen.<br />

Zijn eigen neef, dokter N. Henneaux, verklaart na de oorlog dat Debra in april 1941 bij hem langs<br />

kwam met een aktentas, met daarin een revolver en een matrak; deze laatste, zei Debra, “pour mettre<br />

les juifs à la raison. Il se <strong>van</strong>tait d’avoir encore rossé d’importance des Juifs quelque temps<br />

aupara<strong>van</strong>t.” 566<br />

In Antwerpen – op 1 januari 1942 wordt dat Groot-Antwerpen – werden de Vlaamse SS’ers<br />

en Dolmetschers al vroeg bij de jodenvervolging betrokken.<br />

Tot de opdrachten <strong>van</strong> Erich Holms Dolmetschers behoorde het vergezellen <strong>van</strong> Antwerpse<br />

jodenjagers als Felix Lauterborn tijdens hun acties. Aangezien Lauterborn en co. niet officieel lid<br />

<strong>van</strong> de Sipo-SD waren – ze oefenden hun functie “Ehrenamtlich” (als ereambt, niet-bezoldigd) uit -,<br />

waren de Dolmetschers nodig om aan de acties een officieel karakter te geven 567 .<br />

Samen met zijn vrienden <strong>van</strong> de Sicherheitspolizei en in zijn hoedanigheid <strong>van</strong> Ehrenamtliche<br />

Angestellter heeft Debra aan verschillende razzia’s of “Aktionen” deelgenomen.<br />

Zo vergezelt hij eind januari 1943 de Sipo naar Boechout, waar hij de woning helpt te vinden<br />

<strong>van</strong> Klaas Sluys, die verdacht wordt <strong>van</strong> een geheime drukkerij te bezitten. Twee maanden later,<br />

rond 19 maart 1943 arresteerde Debra, geholpen door Lauterborn 568 , verschillende joden in Edegem,<br />

alsook de familie Hendrickx, die ze in huis genomen had. 569<br />

566<br />

Brief <strong>van</strong> 20 oktober 1944 aan “l’Auditeur Militaire”. (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal,<br />

Brussel).<br />

567<br />

L. SAERENS, Gewone Vlamingen? De jodenjagers <strong>van</strong> de Vlaamse SS in Antwerpen, 1942 (Deel 1), in<br />

Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 15 (2005) p. 299.<br />

568<br />

Over Lauterborn schrijft hij: ”Is verscheidene malen door de GFP gesnapt geworden bij diefstal of<br />

aanleiding tot diefstal in verlaten woningen, waar<strong>van</strong> de bewoners waren aangehouden, doch regelmatig<br />

vrijgesteld door tusschenkomst <strong>van</strong> Holm.” En dan lees je in een verklaring <strong>van</strong> Maria Dierckx, de buurvrouw<br />

<strong>van</strong> Door Hendrickx en zijn vrouw Philomena: “Desanderendaags zijn die zelfde heeren terug geweest en dan<br />

hebben zij nog al lang in het [huis] <strong>van</strong> Hendrickx, vertoefd.” (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-<br />

Generaal, Brussel)<br />

569<br />

Edith Hönig en de andere joden, die bij Door Hendrickx en Philomena Coenen ondergedoken zaten, konden<br />

nog wegvluchten dankzij schoondochter Yvonne Noë, de echtgenote <strong>van</strong> Charles Hendrickx, die hen nog tijdig<br />

kon verwittigen.<br />

168


Figuur 121 Felix Lauterborn op zijn naoorlogs proces, 1947 (L. SAERENS, 2000, p. 631)<br />

Ten huize <strong>van</strong> Debra werden verschillende voorwerpen <strong>van</strong> joodse afkomst teruggevonden:<br />

joodse religieuze boeken, drie fonoplaten met Hebreeuwse gezangen, diamantbalansjes en<br />

gebedsrollen, allemaal gestolen <strong>van</strong> de joden die hij mee had helpen oppakken. In een procesverbaal<br />

<strong>van</strong> 12 november 1947 zegt hij daarover: “Ik heb me steeds erg geïnteresseerd voor de<br />

Joodse religie en had zelfs verschillende Joodse gebedsrollen in huis en ook werken om zelf<br />

Hebreeusch te leren.Deze gebedsrollen kwamen uit de kelder <strong>van</strong> Holm. - en ik had ze weggenomen<br />

als antikiteitsstuk en als religieuze waarde, omdat de SD dat alles liet verbranden.”<br />

Figuur 122 Fragment uit het proces-verbaal <strong>van</strong> neerlegging <strong>van</strong> stukken <strong>van</strong> overtuiging, 2.2.1950<br />

(Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />

Gedurende ruime tijd schijnt Debra zich dan afzijdig te hebben gehouden <strong>van</strong> medewerking<br />

aan arrestaties. Eerst in januari 1944 begint hij terug met de Sipo op te treden. Hij treedt ook nog op<br />

voor de Geheime Feldpolizei.<br />

Naast de GFP, de Sipo, de Zwarte Rijkswacht, het Devizenschutzkommando (de dienst stond<br />

in voor roof <strong>van</strong> joodse goederen en ‘vijandig vermogen’) en de Kommandatur, heeft Debra ook<br />

contacten met de Abwehrstelle (de Duitse spionnage).<br />

Debra beperkt zich niet tot Duitse organismen. Wij vinden hem ook terug in het midden <strong>van</strong><br />

de Nieuwe Orde-bewegingen. Zo was hij o.a. lid <strong>van</strong> de DeVlag, het VNV, aanhanger en later ook<br />

beschermend lid <strong>van</strong> de Algemeen SS en <strong>van</strong> de Nationaal Socialistische Beweging in Vlaanderen.<br />

En hij was al voor de oorlog een zeer actief lid <strong>van</strong> de anti-joodse vereniging Volksverwering.<br />

Volgens René Lambrichts, de stichter <strong>van</strong> de organisatie, bracht hij veel abonnees aan en woonde hij<br />

de vergaderingen bij. Tijdens zo’n vergadering in april 1941 in het lokaal “De Gulden Kroon”,<br />

Lijnwaadmarkt 11 in Antwerpen, staat hij op een bepaald ogenblik op en “demanda une action et un<br />

nettoyage plus énergiques. [Eerst heeft hij het over een zuivering bij de rijkswacht, L.S.]. (...) Il<br />

remit ensuite avec beaucoup d'ostentation, au président de de la séance un billet de Frs. 500, afin,<br />

disait-il d'acheter des marteaux avec très longs manches pour casser les carreaux des magasins juifs,<br />

169


comme cela se faisait en Allemagne” 570 . Ook Louisa Henrot, die tussen 1937 of 1938 en 1942 met<br />

Debra verloofd was (hoewel niet officieel), verklaart op 6 juni 1945: “Het is mij opgevallen tijdens<br />

mijn betrekkingen met Debra, Louis, reeds vóór den oorlog, dat hij overdreven tegen de joden<br />

gekant was. Zulks kon ik uitmaken ingevolge zijn uitlatingen desbetreffend” 571 .<br />

In februari 1946 vindt de politie op het appartement <strong>van</strong> Maurice Meert, Dambrugghestraat nr.<br />

2, een kist, met daarin allemaal zaken die betrekking hebben op de activiteit <strong>van</strong> deze “Verwalter<br />

von Feindvermögen und Judenvermögen”, en tevens lid <strong>van</strong> de Abwehrstelle. In die kist zit o.a. een<br />

curriculum vitae <strong>van</strong> Debra gaande tot en gedateerd op 15 juli 1940, waarin de volgende passage<br />

staat: “Immer Duitschgezind was ik getrouw abonnent <strong>van</strong> Welt-dienst, “Service Mondial” uit<br />

Erfurth; Volksverweering en Ami du Peuple; De Aanval enz. alle antijoodsche verenigingen waar ik<br />

aktief lid <strong>van</strong> was” 572 .<br />

570<br />

SOMA (nr. AA 1333), IAA - Dossier Florentin Lequeux: Activiteitenrapport Lequeux.<br />

571<br />

Proces-verbaal <strong>van</strong> een verklaring <strong>van</strong> Louisa Henrot, 6 juni 1945. (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-<br />

Generaal, Brussel)<br />

572<br />

Fragment uit een curriculum vitae <strong>van</strong> Debra, 15.7.1940 (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal,<br />

Brussel) “Onder ‘antisemiet’ verstaan we hier iemand die jodenhaat tot een belangrijke ‘drijfveer <strong>van</strong> zijn<br />

bestaan’ maakte en tijdens de bezetting met hart en ziel aan de jodenvervolging zou meewerken. Het gaat met<br />

andere woorden over de harde, actieve kern, die bereid was verbaal geweld ook in fysiek geweld om te<br />

zetten…<br />

Hét portret <strong>van</strong> de antisemiet is niet te maken. Antisemieten, zo leert ons de analyse <strong>van</strong> de Antwerpse situatie,<br />

waren onder alle rangen, standen en leeftijden waar te nemen. Vast staat wel dat ze tijdens de bezetting niet<br />

zomaar uit de lucht kwamen vallen. De overgrote meerderheid had reeds in de jaren voordien openlijk <strong>van</strong> zich<br />

laten horen in anti-joodse organisaties. Ook staat vast dat het anti-semitisme niet louter een mannenzaak was,<br />

maar even fanatieke vrouwen aantrok.<br />

Veelal ging het om eeuwige querulanten en verongelijkten die zowat hun leven lang overal brokken<br />

achterlieten, maar de schuld daar<strong>van</strong> steevast op derden afwentelden. Opvallend is ook dat heel wat <strong>van</strong> de<br />

jodenjagers er professioneel niet bijster goed voor stonden en bij het begin <strong>van</strong> de bezetting zo goed als<br />

werkloos waren. Daaruit mag evenwel niet worden geconcludeerd dat het economische aspect doorslaggevend<br />

was. Er staat tegenover dat een heel leger <strong>van</strong> Antwerpse werklozen die extreme stap niet zouden zetten. (…)<br />

<strong>Een</strong> bepaalde religieuze overtuiging of religieuze opvoeding gaf al evenmin de doorslag. Vanuit dat standpunt<br />

zouden bij wijze <strong>van</strong> spreken alle antisemieten katholiekgelovigen moeten zijn geweest. Dat was in vele<br />

gevallen ook zo, maar het was niet cruciaal. (…) Ook een welbepaalde politieke keuze was niet allesbepalend.<br />

In Volksverwering werkten Vlaams-nationalisten en Belgisch-nationalisten keurig met elkaar samen en zij<br />

waren zich goed bewust <strong>van</strong> elkaars achtergrond.<br />

‘Men’ werd evenwel geen antisemiet via het nationalisme. Die keuze om anderen uit te sluiten was voordien al<br />

gemaakt, door de meesten allicht al in hun jeugd. Wanneer wij al die antisemitische prototypes die wij in ons<br />

<strong>verhaal</strong> tegenkwamen <strong>van</strong> nabij bekijken, lijkt het ons inderdaad dat hun haat voor een groot stuk in henzelf<br />

dient te worden gezocht. In feite kon geen enkele antisemiet tijdens de naoorlogse processen een rationele<br />

verklaring voor zijn antisemitisme geven en geen <strong>van</strong> hen bracht uitdrukkelijk het nationalisme als ultieme<br />

legitimatie naar boven. ‘Het anti-joods gevoelen kan men niet verklaren, men heeft het of men heeft het niet’,<br />

zei een <strong>van</strong> hen. Dergelijke individuen waren in de totale onmogelijkheid om ‘anderen’ als ‘anderen’ te<br />

aanvaarden…<br />

Ondanks die wat ‘dieptepsychologische’ benadering willen wij het belang <strong>van</strong> het nationalisme niet<br />

ontkennen. Het exclusieve, Nieuwe Orde-gezinde nationalisme <strong>van</strong> de jaren 1930 – zeker het Vlaamse met<br />

zijn klemtoon op afstamming – bood de gezochte legitimering voor het onderscheid tussen ‘Wij’ en ‘Zij’. ‘Zij<br />

horen hier niet, Wij wel.’ ‘Joden buiten!’ Die vorm <strong>van</strong> nationalisme riep eindelijk tot de actie op, tot<br />

vitalisme, maar dan wel ten koste <strong>van</strong> de ‘andere’. Kortom, het nationalisme bood de kans om de eigen visie<br />

uit te dragen, om eindelijk eens te worden gehoord en tot de strijd tegen ‘de vijand’ over te gaan. <strong>Een</strong> categorie<br />

<strong>van</strong> antisemieten die daarbij aansloot, bracht via een nationalistisch concept ‘een jood’ tot een abstractum<br />

terug, zonder menselijke eigenschappen. <strong>Een</strong> typevoorbeeld daar<strong>van</strong> was Jef De Langhe. Hij bekeek de<br />

mensheid louter <strong>van</strong>uit de tabellen <strong>van</strong> Mendeljev, als ‘erwten en bonen’.<br />

De voorbeelden <strong>van</strong> Jef De Langhe … tonen ook aan dat antisemieten niet te herleiden zijn tot ongecultiveerde<br />

primairen…. Artistieke aanleg was immers bij meerdere antisemieten aan te wijzen. Verscheidene<br />

antisemieten, zoals René Lambrichts, kwamen bovendien uit gegoede milieus en hadden hun humaniora op<br />

elitescholen doorgebracht.” L. SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, p. 742-744.<br />

170


Figuur 123 Fragment uit een curriculum vitae <strong>van</strong> Debra, 15.7.1940 (Strafdossier Debra, Archief<br />

Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />

Toch wijst hij in een handgeschreven verdediging op zijn hulp aan verschillende joden: “Op<br />

zijn verzoek [<strong>van</strong> zijn garagist Roosdorp, Plantin-Moretuslei 161-163 Antwerpen] heb ik mij het lot<br />

aangetrokken <strong>van</strong> de Ned. Jood Pels die 10.000 frs beloofde als ik hem z’n huis kon terugbezorgen<br />

dat door Duitsche officieren bezet was. 573 Ik echter zegde alles te doen maar gratis, dit kan heer<br />

Roosdorp bevestigen. Aan auditeur De Schrijver verklaarde Pels n.l. dat hij mij 1000 of 3000 frs zou<br />

gegeven hebben wat ik ten zeerste ontken mits ik steeds gratis werkte (zie bundel Pels svp). Ik heb<br />

voor Pels niet alleen veel demarches gedaan om zijn huis terug te krijgen, wat werd toegestaan<br />

zoodra de daar logeerende officier zou verplaatst worden, ook heb ik hem op de meest afdoende<br />

wijze geholpen door hem een verklaring te geven dat hij niet jood was, en dat hij niet als jood mocht<br />

gearresteerd worden. Ook dit geschiedde gratis. Wel heb ik Pels aangeraden zich te laten doopen!<br />

573 Albertus Pels bevestigt dat: “Debra Louis heeft dan getracht me te kunnen helpen, maar volgens mijn<br />

mening, niet uit sympathie, maar wel voor de 10.000 frank… Debra heeft me die tijd een door hem<br />

eigenhandig geschreven getuigschrift overhandigd.” (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal,<br />

Brussel)<br />

171


Figuur 124 <strong>Een</strong> memorandum <strong>van</strong> Debra voor de jood Albert Pels, 24.1.1941 (Strafdossier Debra,<br />

Archief Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />

Op verzoek <strong>van</strong> jood Beherman, Belgiëlei 69, aan wie ik ook zoo’n verklaring bezorgde,<br />

waardoor ik zelfs in de grootste moeilijkheden geraakte met Holm <strong>van</strong> de SD ben ik met de<br />

schoonzuster <strong>van</strong> Pels, n.l. Mevrouw Pampel naar de Dossinkazerne te Mechelen gereden, waar haar<br />

man, een Ned. jood, opgesloten was 574 . Door mijn verzoek en de belofte <strong>van</strong> koffie en cigaretten,<br />

werd mij beloofd, dat Pampel terug zou in vrijheid gesteld zou worden zoodra hij klaar was met zijn<br />

werk aan een paar auto’s. Pampel is n.l. een goede auto-monteur, en werkt nu in de garage Delvo.<br />

Ondanks mijn onkosten heb ik dit ook gratis gedaan….<br />

Beherman hielp ik aan een bewijs, waarop ik het handschrift <strong>van</strong> Dr. Werner had nagemaakt<br />

en gestempeld met het dienststempel der SD om te verhinderen dat hij als russische jood zou<br />

gearresteerd worden. Ik hielp hen ook de 1 ste maal om niet gearresteerd te worden door de<br />

feldgendarmerie, toen hij mede verdacht was in een zaak <strong>van</strong> gestolen motoren. <strong>Een</strong> 2 de maal<br />

gearresteerd, verklikte zijn medevennoot Dockx dat ik hem aan een bewijs had geholpen <strong>van</strong> niet<br />

jood, waardoor ik op de SD in groot gevaar verkeerde, en daardoor door Holm verplicht werd mee in<br />

Edegem jood Polak te arresteren. Dr. Werner wist dit toch te arrangeren, en gaf aan Holm bevel,<br />

Beherman gerust te laten, maar zegde mij dat ’t beter was dat hij Antwerpen verliet. Ik offreerde<br />

geld aan Beherman om hun voort te helpen, maar hij scheen dat toch niet nodig te hebben.”<br />

De echtgenote <strong>van</strong> Beherman verklaart op 15 oktober 1944: “J’ai écrit cette carte à Debra dont<br />

je sais qu’il était gestapo pour le cas sui<strong>van</strong>t: Mon mari était arrêté par les allemands pour noninscription<br />

au registre des juifs et usage de faux papiers. Un certain Dr. Lambert Edmond, chef des<br />

registre des juifs à Anvers avait fait des faux papiers à mon mari, un juif russe, pour ne pas le faire<br />

inscrire au registre des juifs. Afin d’éviter toute éventualité Mr. Debra voulait le faire adopter par<br />

574 Julia de Wilde, de vrouw <strong>van</strong> Max Pampel bevestigt dit: “Mijn echtgenoot werd op 28 Augustus 1942<br />

aangehouden en werd naar de Kaserne Dossin te Mechelen overgebracht… Ik was er<strong>van</strong> in kennis gesteld dat<br />

hij [Debra] allerhande zaakjes opknapte om geld te verdienen… Ik was getuige dat Debra, Louis aan die<br />

commandant vroeg om mijn echtgenoot in vrijheid te stellen om reden [dat]hij een gemengd huwelijk had<br />

aangegaan.Ik ben namelijk niet-jood…Hij zegde tevens tegen Steckmann, dat mijn echtgenoot een goede<br />

werkman was en dat hij niet kon gemist worden in de garage ‘Etablissement Dockx’ Lamorinièrestraat te<br />

Antwerpen, waar mijn echtgenoot werkzaam was als auto-mekanieker. Steckmann, zegde echter ‘Voor mij is<br />

jood-jood.’” en Julia De Wilde voegt er nog aan toe: “Ik had aan Debra, meermaalen gevraagd wat ik hem<br />

schuldig was, doch hij weigerde geld te ont<strong>van</strong>gen.” (Pv. nr. 3926/2, Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-<br />

Generaal, Brussel).<br />

172


mon oncle, et touchait pour le faire une somme d’environ 15.000 francs. Cela a été dénoncé aux<br />

allemands par Madame Dockx, Elisabethlaan, 112, à Anvers, contre qui plainte a été déposée à<br />

l’auditoriat à Anvers, par suite de cette dénonciation, mon mari fut arrêté ainsi que Mr. Lambert.”<br />

En de joodse pasteibakker, Joseph Bakker uit de Provinciestraat 179 te Antwerpen kende de<br />

familie Debra reeds sedert vele jaren als kliënt <strong>van</strong> zijn handel. “Debra, Louis kwam voor de<br />

vijandelijkheden dikwijls in huis als klient waardoor wij op vertrouwelijke voet met hem kwamen...<br />

Toen [eind oktober 1942 de vervolgingen <strong>van</strong> de joden bezig waren] heeft Debra, Louis mij ook<br />

verwittigd, dat het tijd was dat ik vluchtte, daar ik zou aangehouden worden.” 575<br />

In zijn dagvaarding wordt <strong>van</strong> Debra niet enkel verklikking en medewerking met de vijand op<br />

politiek en politioneel gebied ten laste gelegd, maar tevens economische collaboratie.<br />

De Sipo komt in augustus 1944 een alcoholzwendel <strong>van</strong> Debra en enkele andere SD-leden op<br />

het spoor, en zij worden aangehouden voor bedrog en ambtsaanmatiging. Zo komt het dat Debra nog<br />

in de ge<strong>van</strong>genis zit als op 4 september 1944 Antwerpen wordt bevrijd.<br />

Tijdens zijn proces na de oorlog zal Fred. Van Dommelen, die Debra kende vóór de oorlog,<br />

bekennen dat de beschuldigde 100 t.h. Duitsgezind was, en hij vermoedt dat het uit geldzucht was. 576<br />

In december 1949 kreeg zijn proces zeer veel aandacht in De Volksgazet. Volgens de auditeur<br />

verklaarde Debra eens, “dat hij bij een huiszoeking het recht had de Joden dadelijk neer te kogelen.<br />

Hij trad steeds uiterst brutaal op, nu eens als Duits spion, dan als verklikker, dan als actieve<br />

medewerker <strong>van</strong> de Gestapo… Wanneer Debra zeker documenten voorgelegd worden, bekent hij<br />

eindelijk, dat hij inderdaad zekere mensen “naar de ge<strong>van</strong>genis overbracht”. Naar zijn verklaringen<br />

wilde de bevolking zelf, dat de Joden gebrandmerkt werden” 577 .<br />

“Uit het Bundel kan men nog opmaken dat Debra er zich op beroemde lid te zijn <strong>van</strong> de anti-<br />

Joods vereniging. Betichte zegt dat hij lid werd <strong>van</strong> die vereniging om de Joden te helpen…”<br />

En dan blijkt dat hij ook aanwezig was bij de razzia op 19 maart 1943 bij de familie<br />

Hendrickx in Edegem 578 ,.<br />

Figuur 125 Debra liet verschillende personen aanhouden, in De Volksgazet, 2 december 1949, p.7.<br />

575<br />

Proces-verbaal <strong>van</strong> de verklaring <strong>van</strong> Joseph Bakker, 25.11.1947. (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-<br />

Generaal, Brussel)<br />

576<br />

Laatste Getuigen in Zaak Debra worden gehoord, in De Volksgazet, 8 december 1949, p. 6.<br />

577<br />

Debra, de droevige Held <strong>van</strong> een nieuw Proces, in De Volksgazet, 1 december 1949, p. 7.<br />

578<br />

Debra liet verschillende personen aanhouden, in De Volksgazet, 2 december 1949, p. 7. Mr. De Coster stelt<br />

zich aan als burgerlijke partij, in naam <strong>van</strong> de familie Hendrickx uit Boechout, en eist 70.000 fr.<br />

schadevergoeding. Uit: De Auditeur eist de Doodstraf tegen Debra, in De Volksgazet, 10 december 1949, p.3.<br />

173


De getuigen verschijnen op hunne beurt 579 .<br />

Vooraleer zijn getuigenis af te leggen verklaart iedere getuige zijn naam, voornamen, ouderdom,<br />

beroep, en woonst. Hij legt in handen <strong>van</strong> den H. Voorzitter den volgenden eed af: “Ik zweer de<br />

gehele waarheid te zeggen, niets dan de waarheid, zoo helpe mij God.” Hij verklaart dat hij noch<br />

bloedverwant, noch aangehuwde nog ten dienste is <strong>van</strong> de verdachte.<br />

De getuige word daarna mondeling en afzonderlijk in de volgende orde onderhoord:<br />

1 e getuige<br />

HENDRICKX, [Door,] Jacobus, Dominicus, geboren te Geel, op 20 December 1894 - handelaar -<br />

wonende te Edegem , Drie Eikenstraat 59; die na de in hoofde omschreven eed te hebben afgelegd<br />

verklaart: " Mijn zoon die ook in Edegem woont werd een paar dagen voor mij aangehouden. Toen<br />

ik hoorde dat mijn zoon aangehouden was heb ik de negen [correctie: tien] joden die bij mij<br />

inwoonden verplaatst. Ik meen dat het op 17 Maart 1943 was dat DEBRA en LAUTERBORN bij<br />

mij binnen vielen. Zij vroegen mij of er joden waren en ik zegde hen dat hier geen joden waren<br />

geweest. LAUTERBORN is dan met mijn vrouw naar boven gaan zien, DEBRA is bij mij gebleven.<br />

Wanneer LAUTERBORN terug beneden kwam zegde hij mij "precies dat er wel joden geweest<br />

zijn". Mijn vrouw zegde dat het de klederen <strong>van</strong> een zeeman waren die hij gezien had. Daar ze niets<br />

gevonden hebben zijn zij terug vertrokken. <strong>Een</strong> paar dagen nadien was ik in het dorp voor mijn<br />

winkel, ik was met de triporteur en ik heb dan DEBRA in het dorp gezien met een kleine auto. Ik<br />

ontmoette de commissaris <strong>van</strong> het dorp die mij vroeg wat er met mijn zoon was, daar hij gehoord<br />

had dat hij aangehouden was. Ik zegde hem ook dat ik die twee die bij mij geweest waren, in het<br />

dorp gezien had en dat het nu mijne beurt zou zijn <strong>van</strong> aangehouden te worden. DEBRA is dan<br />

gekomen en heeft mij tegengehouden. De commissaris moest ook mee. Het was DEBRA die heel de<br />

zaak commandeerde DEBRA is met de auto naar huis gereden terwijl ik te voet moest gaan met<br />

LAUTERBORN. Thuis vergezelde DEBRA mij toen ik mij verkleedde. Op een zeker ogenblik dat<br />

ik bij LAUTERBORN was hoorde ik dat hij, DEBRA, mijn vrouw een geweldige slag gegeven<br />

heeft. Mijn vrouw is samen met mij aangehouden. DEBRA drong aan op spoed. Ons huis was dan<br />

leeg daar mijn jongste zoon een uitnodiging gekregen had om op de Werbestelle te Antwerpen te<br />

komen. Toen DEBRA dat hoorde dat mijn zoon naar de Werbestelle geroepen was zegde hij dat hij<br />

met ons naar de Werbestelle zou rijden en dat we wanneer we onze zoon zagen hem moesten<br />

aanwijzen. Wij hebben onze zoon niet gezien. Wij zijn naar een duits bureau gegaan waar onze<br />

eenzelvigheid werd opgenomen en een lijf onderzoek werd gedaan. DEBRA is dan vertrokken en<br />

mijn vrouw en ik zijn dan naar het ge<strong>van</strong>g gevoerd. Ik ben drie maal onderhoord geweest door<br />

DEBRA en HOLM. Zij wisten alles ook het aantal joden, er was geen loochenen aan. SLUIS is met<br />

mij eenmaal op het onderhoor geweest. Bij het onderhoor kreeg ik stompen en stelden zij zich<br />

brutaal aan. DEBRA vroeg waar de joden naar toe waren. Wij waren overeen gekomen <strong>van</strong> te<br />

zeggen, naar de Lange Leemstraat. Hetgeen ik dan ook gezegd heb. DEBRA zegde dan dat hij mij<br />

naar deze straat zou meenemen en ik heb hem dan gezegd dat ik in de stad niet bekend was. Bij de<br />

drie verhoren was DEBRA telkens tegenwoordig en tussen de drie verhoren verliepen er telkens drie<br />

weken. Zij waren er alleen om de vragen te stellen. Er is wel eens een juffrouw binnengekomen. Na<br />

een half jaar ge<strong>van</strong>g ben ik voor het Krijgsgerecht moeten komen waar ik tot 18 maand ge<strong>van</strong>g<br />

veroordeeld werd voor het verschaffen <strong>van</strong> onderdak aan joden. Ik ben dan eerst naar het ge<strong>van</strong>g te<br />

St. Gilles overgeplaatst, dan naar Merksplas en verder in Frankrijk tewerk gesteld waar ik in<br />

december met mijn zoon ben kunnen ontsnappen om dan thuis gekomen ons verstopt te houden. Ik<br />

heb dan nadien DEBRA niet meer gezien. Bij mij is er dan 23.000, -fr. in briefjes gestolen en <strong>van</strong><br />

mijn zoon 13.000,-fr. dit geld was niet <strong>van</strong> mijn zoon, een jongen die in Frankrijk werkte had hem<br />

dit in bewaring gegeven en juist bij onze aanhouding was de moeder <strong>van</strong> die jongen bij ons om het<br />

geld gekomen. Mijn vrouw wilde haar betalen maar DEBRA zegde “neen, neen, buiten”. Toen mijn<br />

vrouw na een half jaar terug thuis kwam heeft zij de achterdeur los gevonden. Ik kan niet zeggen of<br />

DEBRA er voor iets tussen was bij deze diefstal.<br />

Bij het onderhoor in het ge<strong>van</strong>g, het ging altijd over hetzelfde, heb ik <strong>van</strong> DEBRA en HOLM slagen<br />

gehad. Ik heb zelfs eens een stomp gekregen dat mijn gebit gebroken werd. Ik heb later <strong>van</strong> de<br />

579 Getuigenverklaringen <strong>van</strong> Jacobus (Door) Hendrickx, Charles Hendrickx, Philomena Coenen, echtgen. I.<br />

Hendrickx en politiecommissaris Hertsen op de Openbare Zitting <strong>van</strong> het proces <strong>van</strong> Debra, 2.12.1949<br />

(Strafdossier Debra, Archief Auditoraat Generaal)<br />

174


geburen horen zeggen dat zij met twee terug thuis gekomen waren en dat ze met een valiesje buiten<br />

gekomen zijn. De geburen zegden dat DEBRA er bij was. Toen mijn vrouw reeds terug was is<br />

LAUTERBORN terug gekomen en heeft dan een antiek uurwerk dat aan joden toebehoorde<br />

meegenomen. Toen DEBRA gekomen is bij de aanhouding stond er een persoon in de winkel aan<br />

wie hij de pas gevraagd heeft. Op de vraag <strong>van</strong> die persoon wie hij was heeft DEBRA zijn revolver<br />

genomen en gaf die persoon een slag dat zijn bril over de toonbank vloog. Ik kende DEBRA niet <strong>van</strong><br />

vroeger .<br />

OP DE VRAAG VAN DE HEER VOORZITTER OF HET DEGELIJK DE PERSOON IS DIE<br />

HIER AANWEZIG IS, ANTWOORDT GETUIGE:<br />

Het is deze persoon.<br />

OP VRAAG VAN DE HEER KRIJGSAUDITEUR, ANTWOORDT GETUIGE:<br />

SLUIS is met mij geconfronteerd geweest op het verhoor. Ik ben maar alleen voor de Krijgsraad<br />

verschenen. Mijn zoon is ook voor de Krijgsraad verschenen maar afzonderlijk.<br />

OP VRAAG VAN DE VERDEDIGING, ANTWOORDT GETUIGE:<br />

Wanneer SLUIS met mij geconfronteerd is geworden was DEBRA er ook.<br />

Betichte verklaart: Ik ben slechts eenmaal bij getuige geweest. Ik heb HOLM nooit naar de<br />

ge<strong>van</strong>genis vergezeld. Ik was er niet bij.<br />

Getuige zegt: DEBRA was er zeker bij , er is geen vergissing mogelijk. DEBRA sprak zelf en deed<br />

het woord in het Duits. Op de Krijgsraad waren geen getuigen.<br />

OP VRAAG VAN DE VERDEDIGING , ANTWOORDT GETUIGE:<br />

Toen ze gekomen zijn is er niets medegenomen. Het is de commissaris die de 10.000,-fr., die ik in<br />

de waren verstopt had, medegenomen heeft op mijn verzoek.<br />

Getuige verklaart verder: Wanneer ze de eerste maal gekomen zijn en geen joden gevonden hebben<br />

hebben ze niets medegenomen. De tweede maal dat ze gekomen zijn en dat ze ons aangehouden<br />

hebben hebben ze ook niets medegenomen. Hetgeen verdwenen is moet later gebeurd zijn. Ik ben op<br />

19 Maart 1943 aangehouden.<br />

2°getuige: HENDRIKS Marie, Carolus [Charles]. geb. te Geel 17.9.1918.<br />

won. Edegem Lentelei 35 , paswerker.<br />

Die na de in hoofde omschreven eed te hebben afgelegd verklaart: “Ik ben 2 dagen vóór mijn vader<br />

aangehouden, daar er joden bij mij waren ondergedoken, ik woon op een 15 tal minuten <strong>van</strong> mijn<br />

vader. Op 17 Maart 1942 is DEBRA met een Duitser in burger bij mij binnengekomen, DEBRA was<br />

gewapend met een revolver, het was s' namiddags rond 2 uur. Vrouw BREMER, Polak en Mijnheer<br />

Gross werden aangehouden Mevrouw GROSS bevond zich op de W.C. waar zij niet waren gaan<br />

zoeken en <strong>van</strong> het kind BREMER had ik gezegd dat het het mijn was. Het was DEBRA die de zaak<br />

leidde. Hij is langs achter binnen gekomen en is met mij naar de voordeur gegaan om de voordeur<br />

open te doen. Toen hij binnen kwam vroeg hij is POLAK niet hier. Ik deed of hij een bezoeker was<br />

en zegde hem om hem op een dwaalspoor te brengen misschien hier nevens, hij trok dan zijn<br />

revolver. Ik werd met mijn hoofd tegen de muur gezet in de keuken, de duitser bleef beneden en<br />

DEBRA ging naar boven. En ik hoorde POLAK, die bij mij enkel op bezoek was om een zaak te<br />

regelen met Mevrouw BREMER, tegen DEBRA zeggen dat hij DE POORTER was. Ik heb dan<br />

klakken gehoord (horen geven) en POLAK zegde "Ja ik zal toegeven" ik heb niet gezien dat<br />

POLAK slagen gekregen heeft. Ik ben dan ondergedoken DEBRA en LAUTERBORN zijn s’<br />

anderdaags driemaal thuis gekomen om mij te vinden en zoals ik later vernomen heb zijn ze die dag<br />

ook op de Bell Telephone geweest . De dag nadien zijn ze weder teruggekomen en hebben dan<br />

gezegd tegen mijn vrouw dat zij op mij zouden wachten, en dat zij haar anders zouden medenemen,<br />

door een overeengekomen teken heeft mijn vrouw mij dan verwittigt en ik heb mij aangegeven. Dat<br />

was op 19. Maart 1943 s' namiddags rond 6 uur. Zij hebben ook het kind BREMER <strong>van</strong> 2 tot 3 jaar<br />

medegenomen, ik veronderstel dat Mevrouw BREMER bekend heeft. Mijn vader werd twee dagen<br />

nadien aangehouden. Ik ben niet zeker <strong>van</strong> de datum <strong>van</strong> mijn aanhouding, het kan ook den 17 Maart<br />

1943. geweest zijn. Het was DEBRA die de bevelen gaf. Hij was het ook die bevel gaf het kind<br />

mede te nemen. Ik werd dan naar de DELAFAILLELAAN gevoerd en daar in de kelder opgesloten.<br />

Het kind werd weggenomen en ik weet niet wat er met Mevrouw BREMER en het kind gebeurd is.<br />

S' Anderdaags ben ik met GROOS - BREMER en POLAK bij HOLM geconfronteerd . DEBRA was<br />

er bij er waren nog twee andere gestapo's welke in papieren zaten te bladeren, een <strong>van</strong> hen is op een<br />

zeker ogenblik recht gesprongen en heeft mij een boks gegeven. De vierde heeft niets gedaan. Het<br />

onderzoek ging om te weten of er bij mijn ouders joden ondergedoken waren, ze vroegen ook hoe<br />

175


het kwam dat er bij mij joden waren. DEBRA heeft meer vertaler gespeeld. Ik heb slagen gekregen<br />

<strong>van</strong> HOLM niet <strong>van</strong> DEBRA. Ik ben eenmaal onderhoord geweest door HOLM en DEBRA in de<br />

gang, de dag zelf <strong>van</strong> mijn aanhouding of ‘s anderdaags, ik denk dat ik 's anderdaags met joden<br />

geconfronteerd werd. Ik werd dan naar de ge<strong>van</strong>genis gevoerd en ben voor het Duitse Krijgsgerecht<br />

verschenen , waar ik tot 10 maanden ge<strong>van</strong>g werd veroordeeld. Ik werd alleen veroordeeld. Ik ben<br />

dan naar de Begijnenstraat gevoerd <strong>van</strong>daar naar ST. Gillis, verder naar Merksplas en dan naar<br />

Frankrijk en daar tewerk gesteld. Ik heb dan samen met mijn vader daar kunnen ontsnappen.<br />

Ik heb later vernomen dat GROSS en POLAK uit de transport trein gesprongen zijn en ontsnapt zijn<br />

ik heb ze nadien trouwens gezien. Van vrouw en kind BREMER heb ik niets meer vernomen.<br />

OP VRAAG VAN DE VERDEDIGING ANTWOORDT GETUIGE:<br />

LAUTERBORN heeft gezegd : Toen ik aangehouden was terwijl ik naar de stad gevoerd werd, er<br />

zijn nog andere joden verstopt te Edegem. Hij heeft niet gezegd bij mijn ouders. Ik heb een slag<br />

gekregen <strong>van</strong> DEBRA in het aangezicht , Bij de aanhouding <strong>van</strong> de joden , wanneer ik in de keuken<br />

moest blijven. Van de Duitsers en LAUTERBORN heb ik geen slagen gekregen. Bij het onderhoor<br />

heb ik slagen gekregen <strong>van</strong> HOLM met de karwarts . Ik heb later <strong>van</strong> mijn vrouw vernomen dat<br />

DEBRA en LAUTERBORN nadien de zegels geleged hebben, op alles wat <strong>van</strong> de joden was, dat ze<br />

dan nadien zijn teruggekomen om alles <strong>van</strong> de joden op te laden.<br />

Getuige verklaart verder. Ik heb een nacht in de DELAFAILLELAAN overgebracht.<br />

Betichte zegt: Het is POLAK geweest die gezegd heeft daar het kindje BREMER er nog was. Ik ben<br />

slechts een 20 tal minuten bij het verhoor <strong>van</strong> getuige tegenwoordig geweest.<br />

Getuige zegt: De goude horloge en een paar andere zaken <strong>van</strong> de joden hadden mijn vrouw en<br />

moeder weggenomen. Ik had gezegd dat ze er een paar kleine zaakjes moesten terug leggen. Omdat<br />

wij dachten de DEBRA en LAUTERBORN die gezien hadden. En ik heb dan aan DEBRA gezegd<br />

dat er een vrouw GROOS de zaken gehaald had om hem te misleiden .<br />

POLAK woonde niet meer bij mij , hij was pas en toevallig binnen om met MEVROUW BREMER<br />

zaken te regelen, Mijnheer DE SCHUTTER was op het ogenbik <strong>van</strong> de aanhouding ook aanwezig.<br />

3° getuige COENEN Philomena, echtgenote Hendrickx .<br />

geb. Geel. 20.5.1896. won. Edegem Drie Eikenstraat 59 zonder beroep.<br />

Die na de in hoofde omschreven eed te hebben afgelegd verklaart: De Gestapo is eerst bij mijn zoon<br />

gekomen en dan bij ons. Maar de joden waren al weg. Toen DEBRA binnen kwam stond ik in de<br />

winkel bij een klient. DEBRA deed de deur op slot en ik zag dan LAUTERBORN met de revolver<br />

in de hand. DEBRA zegde het schijnt dat hier joden in het huis zijn. LAUTERBORN is naar boven<br />

gegaan, doch er was geen spoor te vinden, en wanneer hij terug kwam zegde hij het schijnt toch dat<br />

er joden geweest zijn. Tot de klient die in de winkel stond, zegde DEBRA “U pas” de persoon zegde<br />

“Ik wil ook weten wie gij zijt” DEBRA nam dan zijn revolver en sloeg er mede in het gezicht <strong>van</strong><br />

die persoon dat zijn bril over de tooglade vloog. Waarop zonder dralen de pas getoond werd en hij<br />

mocht vertrekken. Twee of drie dagen later is DEBRA alleen binnen gekomen, mijn man was dan<br />

weg. DEBRA zegde toen, maakt dat ge klaar zijt ge moet mee vertrekken. LAUTERBORN is dan<br />

met mijn man binnen gekomen DEBRA nam zelf de klederen uit de kast en smeet ze op het bed.<br />

Tussen die klederen lag een doublé bracelet <strong>van</strong> mijn dochter. En Debra zegde dat het iets <strong>van</strong> de<br />

joden was. Op mijn ontkenning heeft hij mij geslagen dat ik dacht dat ik geen kop meer had en hij<br />

zegde “ dit is nog maar een begin”.<br />

Ik heb de indruk dat hij de vooroorlogse zeep die ik nog bezat ontvreemd heeft. Ik liet me ontvallen<br />

dat mijn oudste zoon zich was gaan aanbieden bij de Werbestelle. Wij zijn naar de Werbestelle<br />

gereden om mijn zoon te zoeken daar zij hem ook wilde hebben. Wij hebben hem niet gezien. Ik<br />

werd recht naar de ge<strong>van</strong>genis gevoerd. Mijn man ook denk ik. Ik ben maar eens onderhoord<br />

geworden, en heb geen slaag gekregen, bij het onderhoor was HOLM - DEBRA en een juffrouw die<br />

dactylo was . DEBRA speelde de hoofdrol. Ze vroegen mij hoe lang er joden in huis waren. Ik deed<br />

maar onnozel . Ik heb mijn man ook gezien en mijnheer SLUIS.<br />

Betichte zegt: Ik was niet bij het verhoor <strong>van</strong> getuige aanwezig. Dat zal wel met de confrontatie met<br />

SLUIS uitgemaakt worden.<br />

Getuige zegt: Op mijn eed die ik heb afgelegd. DEBRA was erbij.<br />

Betichte zegt: LAUTERBORN heeft met de Politiecommissaris <strong>van</strong> Edegem het kasgeld en de<br />

zegels verrekend . LAUTERBORN bracht zelfs een zware pot met pasmunt en wilde dat in de tas<br />

<strong>van</strong> getuige schudden, getuige weigerde.<br />

176


Getuige zegt: Er is bij ons geld weg, maar ik kan niet zeggen of het DEBRA gedaan heeft. Toen ik<br />

terug kwam was de achterdeur los.<br />

Meester CORNETTE, der Balie <strong>van</strong> Antwerpen, vraagt akte <strong>van</strong> zijn aanstelling als<br />

BURGERLIJKE PARTIJ voor en namens BAELDE Vincent, Jozef; geb. Kortrijk op 3 Maart 1904.<br />

won. Boechout Van Colenstraat 17. fotograaf .<br />

In persoon ter zitting aanwezig, tegenover de verdachte. Geen verzet opdagende <strong>van</strong> geen der<br />

partijen ; De Krijgsraad verleent akte <strong>van</strong> de aanstelling <strong>van</strong> de Burgerlijke Partij.<br />

4° getuige. HERTSEN Frans. geb. Antwerpen op 4 Maart 1910.<br />

won. Edegem. Fort V. straat 110.<br />

Politiecommissaris.<br />

Die na de in hoofde omschreven eed te hebben afgelegd verklaart: Ik was toevallig met<br />

HENDRICKX aan het praten over de aanhouding <strong>van</strong> zijn zoon, in een andere straat dan de zijne. Ik<br />

werd door de Duitsers gevraagd mede te komen om de boter eieren en zegels terug in omloop te<br />

brengen. Zij waren eerst op de ravitaillering geweest waar ze naar mij verwezen werden. Ik kende<br />

DEBRA vroeger niet. Het is wel degelijk de persoon aanwezig, die bij de aanhouding <strong>van</strong><br />

HENDRICKX aanwezig was. Volgens mij ging de aanhouding normaal, ik ben enkel in de winkel<br />

geweest, voor zover ik weet werd er niets gestolen. Ik heb DEBRA nooit meer gezien. Ik heb alleen<br />

het geld medegenomen hetgeen zij klandestien tussen de zegels gestoken hadden, het is mogelijk dat<br />

het geld <strong>van</strong> de toogladen erbij was.<br />

Betichte zegt: s' Anderdaags hebben wij de woning verzegeld <strong>van</strong> de achterdeur was de sleutel weg<br />

en wij hebben deze met een ijzerdraad vast gemaakt. Wij hebben de sleutel aan de<br />

Politiecommissaris gegeven.<br />

Getuige zegt: Ik weet het niet in detaille maar een sleutel heb ik niet gehad. Drie weken later met het<br />

bombardement <strong>van</strong> de Oude God zijn de deuren open gevlogen, en ik heb dan aan de SD gevraagd<br />

om de zegels te verbreken om de deur te kunnen sluiten.<br />

“Het wicht <strong>van</strong> twee jaar en de Jood die werden meegevoerd” zijn Karin Bianca Irène Bremer<br />

(°Amsterdam, 6.1.41) en de textielbedrijfsleider Jonas Polak 580 (°Amsterdam, 12.1.1918), die ook<br />

door Edith Hönig wordt vernoemd. Maar ook Sofia Bremer (°Amsterdam, 27.6.1919), de moeder<br />

<strong>van</strong> Karin en de bontwerker Israël (Igo) Gross (°Padworno, 4.4.97), de oom <strong>van</strong> Edith Hönig,<br />

worden die dag eveneeens opgepakt bij Charles Hendrickx. Rosa(lie) Berlstein, de vrouw <strong>van</strong> Igo<br />

Gross heeft geluk en wordt – terwijl ze op het toilet zit - met haar blonde haren niet onmiddellijk als<br />

joodse herkend, wat haar redding betekent 581 .<br />

Maar dan blijkt dat Debra ook aanwezig was bij de razzia bij Klaas Sluys en Julia Schuyten:<br />

Figuur 126 Fragment uit Oorlogsmisdadiger Thonon bevestigt de Verklikkersactiviteit <strong>van</strong> Debra, in De<br />

Volksgazet, 9 december 1949, p. 7.<br />

Volgens Debra zelf, was het toevallig dat hij tegenwoordig was bij de aanhouding <strong>van</strong> dhr.<br />

Sluys, te Boechout, die joden verborgen had. De leden <strong>van</strong> de S.D. verzochten hem om mede te gaan<br />

om de woning aan te wijzen.<br />

580 Niet te verwarren met Jonas Henri Polak (°Amsterdam, 3.4.1918).<br />

581 Op dezelfde dag worden in de Dossinkazerne te Mechelen onder de nummers 1235, 1236 en 1237<br />

respectievelijk Jonas Polak, de doktersassistente Sofia Bremer-Bremer en Karin Bianca Irène Bremer<br />

ingeschreven. ‘Igo’ Gross wordt in de Dossinkazerne ingeschreven onder het nummer 1265. Uit:<br />

M. SCHREIBER, Stille rebellen. p. 321-322.<br />

177


Debra geeft dan uitleg over de aanhouding <strong>van</strong> de familie Hendrickx te Boechout 582 en zegt<br />

dat hij gedwongen was hierin de S.D. bij te staan, omdat hijzelf in het gedrang gekomen was, door<br />

een paar joden te helpen 583 .<br />

Oorlogsmisdadiger Thonon bevestigt nog de aanwezigheid <strong>van</strong> Debra bij verscheidene<br />

aanhoudingen <strong>van</strong> weerstanders en joden 584 .<br />

De krijgsauditeur verklaart, dat er voor zulke kerel geen verzachtende omstandigheden<br />

bestaan en eindigt met voor Debra de doodstraf te eisen….<br />

Ten slotte pleit Debra zijn eigen onevenwichtigheid en betreurt de <strong>slachtoffers</strong>. Hij dacht nooit<br />

aan wat er geschiedde met de joden en schildert zich als een weldoener af, “niet alleen <strong>van</strong> de<br />

Israëlieten, maar <strong>van</strong> de ganse bevolking” 585 .<br />

Uit het vonnis leert men dat de politieke collaboratie <strong>van</strong> Debra bewezen is, alsmede het<br />

winstbejag (voor 92.000 frank).<br />

“Daar de feiten zeer zwaar zijn door de brutale houding <strong>van</strong> betichte jegens zijn medeburgers,<br />

veroordeelt de Krijgsraad Debra tot levenslange dwangarbeid” 586 . Hij gaat tegen de uitspraak in<br />

beroep en mede op basis <strong>van</strong> een uitgebreid, dertien bladzijden tellend verslag <strong>van</strong> een psychiater,<br />

die hem niet gek, maar wel psychisch zwaar onevenwichtig verklaart, wordt zijn straf teruggebracht<br />

naar 15 jaar. Dokter G. Van Looy besluit in zijn “geestes deskundig verslag” <strong>van</strong> 3 juni 1950:<br />

“Debra Louis Jozef was op het oogenblik der feiten en is nu nog aangedaan door erge<br />

geestesstoornis waardoor hij onbekwaam wordt zijne daden te beheerschen.” 587<br />

Vermits Debra niet de ge<strong>van</strong>genis in vloog, maar geïnterneerd werd, kon vooralsnog niet<br />

worden achterhaald of en wanneer hij werd vrijgelaten 588 .<br />

4.3 DE OORLOGSBURGEMEESTER: STAF VAN SINTJAN (OORLOGSBURGEMEESTER IN<br />

BOECHOUT)<br />

582<br />

Dat moet Edegem zijn.<br />

583<br />

<strong>Een</strong> zaak <strong>van</strong> aanhoudingen en hulp aan S.D., in Gazet Van Antwerpen, 3 en 4 december 1949, p. 6.<br />

584<br />

Oorlogsmisdadiger Thonon bevestigt de Verklikkersactiviteit <strong>van</strong> Debra, in De Volksgazet, 9 december<br />

1949, p. 7.<br />

585<br />

De Auditeur eist de Doodstraf tegen Debra, in De Volksgazet, 10 december 1949, p. 3.<br />

586<br />

Debra tot levenslange Dwangarbeid veroordeeld, in De Volksgazet, 17 december 1949, p. 3. De familie<br />

Hendrickx uit Edegem wordt 30.000 frank toegekend. Of ze dat bedrag ooit gekregen heeft, is niet geweten.<br />

587<br />

“Hij was een lastig kind; hij was weinig gehoorzaam; hij hield <strong>van</strong> wapens en schafte zich met zijn zakgeld<br />

echte wapens aan, met dewelke hij b.v. de katten <strong>van</strong> de geburen doodschoot… Hij was een zeer slecht<br />

student, poogde nooit een examen af te leggen, zoodat hij op het punt stond uit de school te worden<br />

weggestuurd… Hij achtte zich meestal “niet begrepen” door zijn vader, was buitengewoon driftig en<br />

oploopend, en reageerde dan op ongewone wijze. <strong>Een</strong>s, in een driftbui, trachtte hij een zijner zusters te<br />

wurgen…” Hij kreeg psoriasis… Na een maand dienst in het Belgisch leger deserteerde hij na een luitenant te<br />

hebben afgeranseld. “Die talrijke veranderingen <strong>van</strong> beroep legt hij uit doordat hij, zegt hij, zich niet wilde<br />

binden, vrij wilde blijven, anderzijds is ons bekend dat hij zich nooit aan een overste kon onderwerpen… Bij<br />

zijn familie staat hij bekend als onbekwaam om de waarheid te zeggen… Andere inlichtingen <strong>van</strong> een dokter<br />

bevestigen ook dat hij veel verdovende middelen gebruikte voor zijn psoriasis. Anderzijds had hij, zoo zegt<br />

ons een zijner familieleden, ‘de ziekelijke neiging om jan en alleman te helpen.’ ‘Zijn karakter’, wordt ons<br />

gezegd door iemand die hem heel goed kende, was immer ambitieus, zeer gehecht aan sommige lieden en<br />

haatdragend tegenover anderen, soms zeer vriendelijk en toegevend, soms hard en brutaal met menschen en<br />

dieren…’ Debra beschikt over normaal ontwikkelde psychologische functies. Hij is geen krankzinnige, geen<br />

geesteszwakke. Sommige zijner verklaringen, getoetst aan wat wij vernamen <strong>van</strong> zijne familie, stroken<br />

heelemaal niet met de waarheid, en tonen een uitgesproken mythomanische persoonlijkheid aan. Zijn<br />

verdichtselen hebben geen utilitair doel, maar staan in verband met een zekere aanleg tot grootheidswaanzin:<br />

hij poogt zich interessant te doen schijnen, en deed dit zijn leven lang. De menschlievende daden die hij,<br />

volgens zijne omgeving en volgens zijne kennissen, zou aan de dag hebben gelegd, zijn niet <strong>van</strong> humanitaire<br />

aard: zij spruiten nogmaals voort uit zijn drang om zich interessant te maken, om in de oogen <strong>van</strong> anderen, wie<br />

het ook zij, een ‘figuur’ te schijnen. Spijt of wroeging vertoont hij niet. Hij is diep egoïstisch, heeft heelemaal<br />

geen sociaal besef. Moreele gevoelens uit hij helemaal niet. Van affectieve gevoeligheid heeft hij tijdens onze<br />

onderzoeken geen blijk gegeven… Debra heeft een belaste erfelijkheid en hij vertoont lichamelijke<br />

afwijkingen die gewoonlijk de morphologische vertaling zijn <strong>van</strong> voorbeschiktheid tot neuropsychische<br />

stoornissen.” (Strafdossier Debra, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />

588<br />

Dit werd mij op 9.1.2006 telefonisch meegedeeld door de Heer G. Hanuse <strong>van</strong> het Archief <strong>van</strong> het<br />

Auditoraat-Generaal.<br />

178


Figuur 127 Staf Van Sintjan met de zogeheten ‘wolfsangel’ op zijn revers, een runeteken dat symbool<br />

dat stond voor de militie <strong>van</strong> het VNV (Strafdossier Staf Van Sintjan, Archief Auditoraat-Generaal,<br />

Brussel) 589<br />

“Op het lokale niveau werd een eigen spoor gevolgd en groeide er een dynamiek met een<br />

eigen leven. <strong>Een</strong> centraal geleide machtsovername was onmogelijk in de context <strong>van</strong> 1940, maar<br />

veel disparate gegevens tonen aan dat in Vlaamse gemeenten lokale VNV-leden onmiddellijk en<br />

spontaan op de voorgrond traden. <strong>Een</strong> typisch geval was de Antwerpse gemeente Boechout waar het<br />

gemeentebestuur (een concentratiemeerderheid onder leiding <strong>van</strong> burgemeester Theofiel Tuts) in<br />

mei 1940 vluchtte. Al in de meidagen <strong>van</strong> 1940 gingen enkele lokale VNV-leden naar de zopas<br />

gevestigde OK [Ortskommandantur] <strong>van</strong> Boechout om hun diensten aan te bieden. Het ging onder<br />

meer om Piet Wyndaele (op dat moment ploegleider <strong>van</strong> de gemeentelijke passieve<br />

luchtbescherming) en S. Van Sintjan. Ze stelden de Duitsers voor de burgemeesterspost, twee<br />

schepenposten en het ambt <strong>van</strong> politiecommissaris over te willen nemen. (Van Sintjan wilde<br />

politiecommissaris worden)” 590 . Dat feestje ging echter niet onmiddellijk door. Maar in oktober 1940<br />

is het dan toch zo ver. “Burgemeester Th. Tuts werd door afdreiging gepraamd ontslag te nemen,<br />

hetgeen geschiedde op 2 October '40. Bij besluit <strong>van</strong> de Secretaris-Generaal <strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong><br />

Binnenlandsche Zaken dd. 6 mei '41 werd hij ver<strong>van</strong>gen door Van Sintjan Gustaaf, VNV-er” 591 .<br />

“VNV-burgemeester Van Sintjan <strong>van</strong> Boechout verspreidde op 20 mei 1941 zijn<br />

bestuursprogramma. Aan de arbeiders stelde hij: ‘De sluik- en woekerhandel (is) de laatste<br />

openspattende pestbuil (…) <strong>van</strong> een regiem dat niet bij machte was om aan al onze volksgenooten<br />

brood en arbeid te verschaffen.’ Aan de landbouwers: ‘Boer, gij moet en zult de redder zijn <strong>van</strong> het<br />

bloedeigen volk. De REDDER die gewetensvol de produktie <strong>van</strong> gansch zijn bedrijf langs<br />

regelmatige weg naar de Volksgemeenschap laat toevloeien.’ Aan de middenstanders: ‘Allen die niet<br />

behooren tot de hetzers, verklikkers of ondermijnende krachten <strong>van</strong> ons volk, allen die niet gestraft<br />

werden voor sluik- en woekerhandel en die in regel zijn met de voorschriften en reglementen der<br />

Bevoorradingsdiensten (…) zullen door een rechtvaardig werkend verdeelingssysteem het hunne<br />

krijgen.’ Ook werd duidelijk hoe de burgemeester dit in de praktijk wilde brengen: ‘ (…) Ik vraag U<br />

uitdrukkelijk bij mij alle mistoestanden op dit gebied aan te klagen [in vet in de oorspronkelijke<br />

tekst]. Gij zult bij mij steeds de grootste belangstelling op dit punt ondervinden en ik zal daar waar<br />

het hoort hard en ongenadig optreden” 592 .<br />

En een <strong>van</strong> de historici <strong>van</strong> het SOMA, Nico Wouters, vervolgt: “Twee politieagenten uit Lier<br />

werden al langer beschouwd als gevaarlijke tegenstanders en verzetsmensen door de VNVburgemeester<br />

[<strong>van</strong> Lier] Alfred <strong>van</strong> der Hallen. De burgemeester stuurde beiden in 1943 met een<br />

589<br />

Deze door ons in het Strafdossier <strong>van</strong> Van Sintjan gevonden foto is tot nog toe de enige bewaard gebleven<br />

portretfoto <strong>van</strong> Van Sintjan in functie. Telefonisch gesprek met François Haverals <strong>van</strong> de Heemkundige Kring<br />

Boechout, “Het Speelhof” en e-mail <strong>van</strong> Christophe Sproelants <strong>van</strong> de communicatiedienst <strong>van</strong> de gemeente<br />

Boechout <strong>van</strong> 19.9.2005.<br />

590<br />

N. WOUTERS, Oorlogsburgemeesters 40/44, Tielt, Lannoo, 2004, p. 90.<br />

591<br />

Wereldoorlog II, Oorlogsgebeurtenissen.Vragenlijst: de oorlog in de provincie Antwerpen. (Provinciaal<br />

Archief Antwerpen, Antwerpen)<br />

592<br />

N. WOUTERS, Oorlogsburgemeesters 40/44, p. 255. Van Sintjan Omzendschrijven 20.5.1941 p.1 Van<br />

Sintjan Omzendschrijven 20.5.1941 p.2 (Archief Heemkundige Kring “Het speelhof”, Boechout)<br />

179


fictieve opdracht naar het stadhuis <strong>van</strong> Boechout. VNV-burgemeester Van Sintjan, die op de hoogte<br />

was, ontving hen op zijn bureau. Daar werden beide politieagenten onmiddellijk aangehouden door<br />

drie op hen wachtende Vlaamse SD-mannen. De twee agenten verdwenen naar Duitse kampen.<br />

Beide betrokken burgemeesters verkaarden na de bezetting dat ze hierbij onder druk hadden gestaan<br />

<strong>van</strong> de meer radicale NO 593 -leden <strong>van</strong> de SD en de Algemene SS-Vlaanderen.” 594<br />

Figuur 128 Van Sintjan, die in het uniform <strong>van</strong> de Dietse Militie - Zwarte Brigade een lijkrede houdt bij<br />

twee <strong>slachtoffers</strong> <strong>van</strong> het bombardement op Mortsel <strong>van</strong> 5 april 1943 (Strafdossier Van Sintjan, Archief<br />

Auditoraat Generaal, Brussel) 595<br />

Staf <strong>van</strong> Sintjan was (oorlogs)burgemeester <strong>van</strong> Boechout <strong>van</strong> augustus 1941 tot 1944. Op 31<br />

januari 1943 is hij aanwezig bij de razzia bij Klaas Sluys. Alles doet vermoeden dat de SIPO een<br />

anonieme tip had gekregen dat er bij Klaas een illegale drukpers stond. De joden werden in dit geval<br />

waarschijnlijk per ongeluk ontdekt. Klaas Sluys zal dit in zijn getuigenis op het proces <strong>van</strong> Debra<br />

ook bevestigen en tegelijk ook Van Sintjan verscheidene keren uit de wind zetten: “De<br />

Burgemeester heeft hen moeten vergezellen… De Burgemeester was volgens zijn verklaring<br />

opgeëist, hij volgde de zaak, maar was niet actief., hij beschermde mijn belangen… Die joden zijn<br />

bij mij per toeval gevonden… <strong>Een</strong> kind is gered geworden daar mijn vrouw het voor een <strong>van</strong> ons liet<br />

doorgaan. De burgemeester die het had kunnen weten heeft niets gezegd.” 596 Toch zet Van Sintjan<br />

twee weken na de inval in een soort gemeentetijdingen, een blaadje dat hij alleen volschrijft, de<br />

volgende waarschuwing:<br />

Figuur 129 Gemeentebestuur <strong>van</strong> Bouchout, 14.2.1943 (Strafdossier Van Sintjan, Archief Auditoraat<br />

Generaal)<br />

Ondanks het feit dat de VNV-er Van Sintjan een fervente nationaalsocialist was, en zichzelf<br />

zo ook noemde 597 , en ondanks het feit dat hij hard optrad tegen smokkelaars, woekeraars,<br />

593<br />

NO: Nieuwe Orde.<br />

594<br />

N. WOUTERS, Oorlogsburgemeesters 40/44, p. 500. Ook Raymond Van Pee, inwoner <strong>van</strong> Boechout en lid<br />

<strong>van</strong> het Geheim Leger (De Weerstand), die op 31 juli 1944 samen met zijn broer door SS’ers werd opgepakt,<br />

heeft in zijn boek, geen goed woord over voor Van Sintjan, en citeert hem als hij op een bepaald moment<br />

gesommeerd wordt om onmiddellijk op het gemeentehuis te verschijnen: “Staf sprong recht in de houding<br />

achter zijn bureau en brulde: “’Heil Hitler! Gij smerige anglofiel, gij hebt zaterdagavond het Duitse leger<br />

beledigd, gij gaat morgennaar Breendonk, daar zal ik persoonlijk voor zorgen! Maar deze namiddag gaat gij<br />

eerst persoonlijk aan de ouders <strong>van</strong> de kranige strijders [<strong>van</strong> het Vlaams Legioen], die hun leven veil hebben<br />

voor ons geloof, uw verontschuldigingen aanbieden omdat gij gezegd hebt dat hun zonen [NB de drie beste<br />

kameraden <strong>van</strong> Raymond <strong>van</strong> Pee] moordenaars zijn!’… Staf wilde dat ik de ouders op de hoogte zou brengen<br />

<strong>van</strong> wat ik had gezegd, in de hoop dat die dan een klacht zouden neerleggen. Zo kon hij zijn handen in<br />

onschuld wassen en zeggen dat hij het zo niet gewild had.” R. VAN PEE, Ik was 20 in 1944. Relaas uit<br />

Neuengamme en Blumenthal, Berchem, EPO, 1995, p. 12-21<br />

595<br />

In 1963 werd Van Sintjan in ere hersteld.<br />

596<br />

Klaas Sluys' getuigenis op het proces <strong>van</strong> Debra op de Openbare Zitting <strong>van</strong> 8.12.1949 (Strafdossier Debra,<br />

Archief Auditoraat Generaal)<br />

597<br />

Zo schrijft hij in het propagandablad dat hij op kosten <strong>van</strong> de gemeente liet verspreiden, het<br />

“Gemeentebestuur <strong>van</strong> Bouchout” <strong>van</strong> 14 december 1943: “Er moest oorlog komen en het … nieuwe. Er<br />

180


(vermoedelijke) weerstanders en werkweigeraars, die niet in Duitsland wilden gaan werken 598 , kon<br />

hij soms ook echt zijn nek uitsteken om bepaalde mensen te helpen. In deze context is op het proces<br />

<strong>van</strong> Van Sintjan een getuigenis ten ontlaste <strong>van</strong> de jood Rodriguez 599 , die dankzij hem de oorlog<br />

overleefd heeft, <strong>van</strong> groot belang. Het toont aan dat Van Sintjan in ieder geval geen anti-semiet was.<br />

Reeds op 1 november 1944 neemt Rodriguez het initiatief om een lange brief te schrijven waarin hij<br />

uiteen zet wat Van Sintjan allemaal voor hem gedaan heeft.<br />

Boechout 1 November 1944<br />

Geachte Heer 600 ,<br />

Hierbij geef ik u een verk[l]aring over het gedrag <strong>van</strong> den Heer Gustaaf <strong>van</strong> Sintjan tegen over mij,<br />

gedurende de Duitsche bezetting. Mijn naam is J. Rodriguez <strong>van</strong> Nederlandsche Nationalitijd en <strong>van</strong><br />

Joodsche Ouders en woonnende te Boechout. Mijn kennismakeing gebeurde tijdens de mobilisatie<br />

1939, bij de Passieve Lucht Berscherming te Boechout, waar bij genoemde Heer schrijver was.<br />

Dezen kennismaking ging geheel oppervlakkig voorbij. Nooit werd er over politiek gesproken. Den<br />

oorlog brak uit en ik kan niets anders dan lof uitspreken over het gedrag en over het werk dat den<br />

Heer <strong>van</strong> Sintjan geleverd heeft voor de P.L.B. Begin November 1940 begon den Heer <strong>van</strong> Sintjan<br />

te werken als Diamantbewerker te Antwerpen bij de Firma Verheyen – de Winter. <strong>Een</strong>igen dagen<br />

later bezorgde genoemde Heer mij een plaats bij dezen firma, alhoewel den Heer <strong>van</strong> Sintjan niet op<br />

de hoogte was, <strong>van</strong> mjin bekwaamheden in dit vak. <strong>Een</strong>igen tijd nadien werd den Heer <strong>van</strong> Sintjan<br />

Burgemeester <strong>van</strong> Boechout. Het werk bij de firma waar ik nog werkzaam was viel toen door de<br />

omstandigheden stil. Toen begon de Jodenvervolging en ik bleef werkloos. Ik moest mij aanmelden<br />

als Jood. Ik ging toen naar de Burgemeester, welke mij toen met grooten oogen bezag en mijn<br />

aangifte niet wilde geloven. Toen ik hem overtuigd had, zeide hij, nu moet ik voor u speciaal een<br />

register maken. Mijn eenzelvigheidskaart werd toen voorzien, <strong>van</strong> Ingeschreven n het Jodenregisgter<br />

moest een Nationaal Socialistisch gemeentebestuur komen om een einde te maken aan deze wraakroepende<br />

toestanden. Er moest een “zwarte” burgemeester komen om in het katholieke Boechout het<br />

godsdienstonderwijs in de gemeentejongensschool in eere te herstellen en den geest <strong>van</strong> tuchtloosheid te<br />

vernietigen. Wij deden dat omdat Nationaal Socialisme beteekent, zin voor verantwoordelijkheid en<br />

verplichting om de moeilijkheden niet uit den weg te gaan maar ze t’overwinnen.” En hij voegt er nog aan toe<br />

dat hij al sinds 1936 nationaalsocialist was. Hij was ook voor de oorlog lid <strong>van</strong> het Verdinaso en in 1941 ook<br />

<strong>van</strong> Rex Vlaanderen. In augustus 1941 is hij aanwezig en voert hij het woord namens de nationaalsocialistische<br />

burgemeesters <strong>van</strong> Antwerpen, op de huldiging <strong>van</strong> G. Mauquoi, burgemeester <strong>van</strong> Edegem.<br />

(Strafdossier Staf Van Sintjan, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel)<br />

598 Lees hiervoor zijn Omzendschrijven <strong>van</strong> 20.5.1941, dat hij opstelt nadat hij tot burgemeester was<br />

aangesteld, http://www.de-living.be/vervolging/Omzendschrijven1.jpg http://www.deliving.be/vervolging/Omzendschrijven2.jpg<br />

evenals een bloemlezing uit verschillende nummers <strong>van</strong> zijn zelf<br />

geschreven “Gemeentebestuur <strong>van</strong> Bouchout” die in “De Volksbode” verschijnt <strong>van</strong> 11 oktober 1964, één<br />

week voor de verkiezingen, waarbij Van Sintjan opkomt op een scheurlijst <strong>van</strong> de CVP. http://www.deliving.be/vervolging/Volksbode1a.jpg<br />

http://www.de-living.be/vervolging/Volksbode1b.jpg<br />

http://www.de-living.be/vervolging/Volksbode2a.jpg<br />

http://www.de-living.be/vervolging/Volksbode2b.jpg<br />

599 Jacob Rodriguez (°Amsterdam, 3.3.1898-†8.2.1964), zoon <strong>van</strong> Josua Rodriguez (diamantbewerker) en<br />

Marianne Cohenno, had de Nederlandse nationaliteit, huwde eerst met Elisabeth Mot, en later met Clementina<br />

Serneels. Toen hij stierf woonde hij in de Fruithoflaan 3 te Boechout. (DV, Uittreksel uit het<br />

overlijdensregister, 11.2.1964) Hij kwam op 25 december 1919 naar België. (DV, Gezamenlijke<br />

inlichtingsstaat, 25.2.1920) Zijn eerste vrouw, met wie hij op 10 februari 1920 te Antwerpen trouwde, en <strong>van</strong><br />

wie hij <strong>van</strong>af 1936 gescheiden leefde, was Elisabeth Mot (°Amsterdam, 30.4.1896). Zij was de dochter <strong>van</strong><br />

Meijer of Mendel Mot (handelaar) en Dientje Wolf. Jacob Rodriguez verliet haar in 1936, en liet haar achter<br />

met twee minderjarige kinderen, en werd op 16.2.1937 door Rechtbank <strong>van</strong> Eerste Aanleg te Antwerpen<br />

veroordeeld omdat hij het overeengekomen onderhoudsgeld <strong>van</strong> 850 fr. weigerde te betalen, hetgeen hij bleef<br />

weigeren. Op 21.11.1940 is Elisabeth het beu en laat ze proces-verbaal opmaken. Zij vermoedt immers dat hij<br />

terug werk heeft als diamantbewerker [i.c. diamantslijper], maar weet niet waar. (DV, Bestuurlijke akte <strong>van</strong> de<br />

Antwerpse politie <strong>van</strong> de 6 e wijk, 21.11.1940). Zij woonde in de Leeuwerikstraat 24 te Antwerpen, werd op 18<br />

augustus 1942 met het IVe transport en met het nummer 302, samen met hun zoon Max (°Amsterdam,<br />

12.8.1926) met het nummer 303 gedeporteerd naar Auschwitz, alwaar zij stierf in 1943. (DV, Uittreksel uit het<br />

overlijdensregister, 19.11.1949) Ook Max overleefde Auschwitz niet. Zijn broer, Jozef Jacob Rodriguez, werd<br />

op 20.1.1944 <strong>van</strong>uit het verzamelkamp <strong>van</strong> Drancy in Frankrijk naar Auschwitz gedeporteerd, alwaar ook hij<br />

overleed. (JMDV)<br />

600 Brief <strong>van</strong> J. Rodriguez <strong>van</strong> 1.11.1944 aan (Strafdossier Van Sintjan, Archief Auditoraat-Generaal,<br />

Brussel). We hebben de spellingsfouten niet verbeterd.<br />

181


in zeer klein onduidelijk schrift, en dit op aanduiding der urgemeester. Ongeveer twee maanden later<br />

werden de Duitschze wetten verscherpt en moest ik ten gemeentehuize komen. Daar werd mjin pas<br />

toen voorzien <strong>van</strong> een stempel, alwaar den Heer <strong>van</strong> Sintjan spijt <strong>van</strong> had, maar er niet meer<br />

tusschen uit kon. Nu begon mijn elende, geen werk als ook geen geld. De zwaren winter ’41-’42<br />

vergroote dezen toestand nog meer. Ik begaf mij naar Heer <strong>van</strong> Sintjan en zegde niets meer te stoken<br />

te hebben. Genoemde Heer ging direct met mij mede als ook den gemeente Werkman Mertens, naar<br />

het gemeentepark om gevelde boomen te halen.<br />

Wij vervoerden dezen naar de meubelmakerij ter Smisstraat, alwaar dezen blokken werden gezaagd;<br />

ik vroeg naar de onkosten, mar Heer <strong>van</strong> Sintjan antwoorde, dat is voor de gemeete. Toen dit hout<br />

verbruikt was en de strenge koude bleef aanhouden mocht ik nog verscheidene keeren hout komen<br />

halen. Na nog verschillende keeren door Heer <strong>van</strong> Sintjan voortgeholpen te zijn, bleef ik maar altijd<br />

werkloos. Heer <strong>van</strong> Sintjan heeft toen dikwijls gerzegd, dat ik zeer dom gehandeld had, met mij als<br />

Jood aan te melden, aangezien het toch niemand wist, en dat het op het gemeente huis niet bekend<br />

was. In begin mei 1942 was de toestand onhoudbaar. Ik begaf mij toen weder naar den Heer <strong>van</strong><br />

Sintjan waar ik altijd welkom was, en welke dan ook geheel mijne toestand kende. Ik zal nog eens<br />

een laatste poging doen alhoewel ik geen hoop heb, dat het zal gelukken, zegde toen genoemde<br />

Heer. Hij stelde zich toen in verbinding met den Heer J. Corstiëns bestuurder der Werkhuizen <strong>van</strong><br />

Boechout. Ik werd daar aangenomen, maar kreeg toen in Antwerpen op het arbeidsambt geen<br />

toelating aldaar te mogen beginnen, om dat ik Jood was. Terug bij den Heer <strong>van</strong> Sintjan, welke toen<br />

alles in het werk stelde, en ruzie maakte per telephoon met den Heer Van der Heyde, hoofd<br />

arbeidsambt te Antwerpen. Het lot was mij gunstig en kon mijn werk bij genoemde firma<br />

aan<strong>van</strong>gen, alwaar ik tot heden nog steeds werkzaam ben. Ik kreeg de toelating te moegn werken,<br />

maar mocht met geen ander werkvolk in aanraking komen, als ook mocht ik <strong>van</strong> geen enkel socialen<br />

gunst genieten. Toen een tijd later kwmaen de Gestapo’s naar het gemeentehuis, om inlichtingen<br />

over mij te krijgen. Den Heer <strong>van</strong> Sintjan had den moed, om ze te antwoorden, dat ik eingelijk een<br />

Portugees was en als zodanig moest gerust te worden gelaten. Zei kwamen later terug, en Heer <strong>van</strong><br />

Sintjan zond hen alweer wandelen, dat ik <strong>van</strong> het voorrecht genoot, door gemengd Huwelijk,<br />

hetgeen ook verzonnen was. Zoo was het mij dan mogenlijk uit de handen der Gestapo’s te blijven.<br />

November 1943 moest mijn vreemdelingen pas vernieuwd worden. Ik ging alweder naar den Heer<br />

<strong>van</strong> Sintjan met de vraag of nu op mijn nieuwen pas weerde gehaaten Jodenstempel moest staan. Het<br />

antwoord was. Ik zou liever hebben <strong>van</strong> niet maar ik mag tegen de beambte <strong>van</strong> de burgerlijke stand,<br />

dit niet zeggen, mocht hij hem echter vergeten, zegt dan niets, en maak rap dat u weg komt. Tot<br />

onzen spijt had die beamte het niet vergeten. Ook op aanraden <strong>van</strong> den Heer <strong>van</strong> Sintjan heb ik nooit<br />

de Jodenster gedragen.<br />

Geachte Heer.<br />

Ik verklaar hiermede dat al het boven vermelde niets dan de waarheid is, en dat ik mjin leven te<br />

danken heb aan den Heer Gustaaf <strong>van</strong> Sintjan.<br />

Ik heb in den brief alles zoo breedvoerig uiteengezet, om een duidelijken kijk op de zaken te hebben.<br />

Ik hoop ook dat mijne getuigenis <strong>van</strong> Grooten waarde zal zijn, en dat u mij kunt laten verschijnen als<br />

getuigen N°1.<br />

Boechout 1 November 1944<br />

J. Rodriguez<br />

Fruithoflaan 1<br />

Boechout<br />

De werkgevers <strong>van</strong> Rodriguez, Jaak Corstiens en Rudolf Myncke <strong>van</strong> de Verenigde<br />

Werkhuizen <strong>van</strong> Boechout en Thirion, bevestigen dat “de Hr. Rodriguez ingeschreven op het<br />

Jodenregister, in onze Werkhuizen is werkzaam gebleven gedurende den tyd der bezetting zonder in<br />

hechtenis te zyn genomen; Wy hebben meermaals met Den Hr. Van Sintjan nopens deze joodschen<br />

werkman gesproken, en wy zyn er innig <strong>van</strong> overtuigd dat hy zyne vrijheid te danken heeft aan den<br />

H. Van Sintjan. Dat de Hr. Van Sintjan zyne hulp heeft verleend om aan den Hr. Robles, eveneens<br />

jood en werkzaam als bediende in onze werkhuizen, eene in hechtenisname te vermyden.” 601<br />

601 Verklaring <strong>van</strong> 10 november 1944 in het Strafdossier <strong>van</strong> Van Sintjan, Archief Auditoraat Generaal.<br />

Corstiens werd op 30 juli 1944 samen met Myncke opgepakt en zij zouden op 12 augustus 1944 vrijkomen. Zij<br />

werden door de Sicherheitspolizei op de Elisabethlei ondervraagd. Corstiens werd o.a. er<strong>van</strong> verdacht hulp te<br />

hebben verleend aan de joden.<br />

182


Rodriguez schrijft op 23 juni 1946 nog een brief: 602<br />

Geachte Heeren<br />

Hiermede verklaar ik, als Jood zijnde, mijn leven te danken te hebben, aan den heer Gustaaf <strong>van</strong><br />

Sintjan. Alles wat maar mogenlijk was, gedurende de Duitsche bezetting, heeft genoemde Heer, voor<br />

mij gedaan, zooals, steun, werk, en als hoofdzaak, Vier keeren de Gestapo om den tuin geleid, welke<br />

om mijn persoon ten gemeentehuize kwamen en dit alles, zonder winst bejag, aangezien ik<br />

onvermogend ben. Bovenstaande deed genoemde Heer uitsluitend uit menschelijk gevoel.<br />

Verschillende gemeente bediende als ook Politie <strong>van</strong> destijds kunnen indien zei bereid zijn,<br />

bovenstaande getuigen.<br />

Met de meeste Hoogachting<br />

J. Rodriguez<br />

Fruithoflaan 1<br />

Boechout<br />

Beleefd verzoek ik u er nog nota <strong>van</strong> te willen nemen, dat geheel mijn familie, waar onder ook mijn<br />

moeder 75 jaren oud, door de Duitschers zijn weggevoerd, en tot heden niemand is teruggekeerd.<br />

Mijn famillie woonde echter tot mijn spijt, niet te Boechout.<br />

Rodriguez zal op het proces <strong>van</strong> Van Sintjan ook effectief komen getuigen.<br />

Op 11 juni 1947 werd Van Sintjan dan veroordeeld tot vijftien jaar buitengewone hechtenis.<br />

“De Krijgsraad <strong>van</strong> Antwerpen, bij vonnis op tegenspraak gewezen de 11 Juni 1947, in kracht<br />

<strong>van</strong> gewijsde gegaan, heeft Van Sintjan, Gustavus-Alphonsus, geboren te Borgerhout, 28 april 1900,<br />

en wonende te Bouchout, Appelkant, 27, om tussen 10 mei 1940 tot 4 September 1944, met kwaad<br />

opzet en wetens ’s vijands politiek plannen of oogmerken te hebben gediend ; hulp verschaft te<br />

hebben aan de vijand ; met een kwaad opzet personen aan vervolgingen, opsporingen of<br />

gestrengheden <strong>van</strong>wege de vijand te hebben blootgesteld, veroordeeld tot vijftien jaar buitengewone<br />

hechtenis.<br />

Stelt vast dat hij <strong>van</strong> rechtswege en levenslang ontzet is uit de rechten opgesomd bij artikel<br />

128-6° <strong>van</strong> het Strafwetboek en dat hij zich in staat <strong>van</strong> wettelijke ontzetting bevindt voor de duur<br />

<strong>van</strong> zijn straf.<br />

Voor eensluidend uittreksel afgeleverd aan de Heer Krijgsauditeur te Antwerpen, 7 augustus<br />

1947. De Griffier <strong>van</strong> de Krijgsraad. A. Verlynde. (N. 68446)” 603 .<br />

In 1963 wordt hij echter in ere hersteld.<br />

Als fervent katholiek probeert hij op dat ogenblik al een tijdje met alle mogelijke middelen de<br />

uitbouw <strong>van</strong> een protestantse gemeenschap door Klaas Sluys en anderen tegen te werken. Klaas<br />

Sluys is een zeer overtuigde protestant en schrijft in zijn “Vlaams Kerkblad” in een niet bepaald<br />

diplomatische taal over het rooms-katholicisme, en over de Mariaverering in het bijzonder. De<br />

protestanse gemeenschap groeit snel aan, en katholiek Van Sintjan, lid <strong>van</strong> het Marialegioen, gaat in<br />

de tegenaanval Zo start hij begin november 1960 een polemiek tegen Klaas Sluys in “De Netestad”<br />

die tot 1963 zou duren.<br />

Van Sintjan kwam op bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1964 op de lijst Kristelijke<br />

Volksbelangen. Hij werd verkozen met 447 voorkeurstemmen. De CVP geeft één week voor de<br />

verkiezingen in het lokale blad De Volksbode in het artikel Het e<strong>van</strong>gelie volgens Sintjan een<br />

bloemlezing <strong>van</strong> uitspraken <strong>van</strong> Van Sintjan uit het maandelijks gemeenteblaadje dat hij tijdens de<br />

oorlog had uitgegeven, duidelijk met de bedoeling te voorkomen dat de partij met Van Sintjan een<br />

meerderheid zou halen. Want in dat geval zou, aldus de lijsttrekker <strong>van</strong> de Kristelijke<br />

Volksbelangen, Van Sintjan na twee jaar (opnieuw) burgemeester worden.<br />

Uiteindelijk haalde de CVP slechts nipt met 6 zetels de absolute meerderheid. De Kristelijke<br />

Volksbelangen met Van Sintjan haalde vijf zetels. Klaas Sluys die opkwam op de liberale PVV-lijst,<br />

geraakte met 287 voorkeurstemmen - het vijfde beste resultaat – echter niet verkozen.<br />

602 Strafdossier Van Sintjan, Archief Auditoraat-Generaal, Brussel.<br />

603 Belgisch Staatsblad, 1947, bladzijde 10474.<br />

183


Wanneer kort daarop in 1965 zijn “tegenstander”, Klaas Sluys, op sterven ligt, schrijft hij<br />

echter een bijzonder ontroerende brief aan Julia Sluys-Schuyten 604 :<br />

Pinksteren 1965<br />

Hoogeachte Mevrouw Sluys,<br />

In Kerkelijke Tijdingen <strong>van</strong> 5 e deze las ik het ontstellende bericht over de ernstige<br />

ziektetoestand <strong>van</strong> uw echtgenoot, de hr. K. Sluys.<br />

Het heeft mij sterk aangegrepen omdat de hr. Sluys, in de soms bittere strijd die ik met hem<br />

voerde, geweldige invloed uitgeoefend heeft op mijn zieleleven. Die strijd dwong mij tot studie en<br />

dieper inzicht <strong>van</strong> het protestantisme en de Bijbel, en bracht mij tot meer intenser beleven <strong>van</strong> Gods<br />

Woord.<br />

Nu de schaduw <strong>van</strong> het lijden over hem gekomen is, lijd ik met hem mede en samen met<br />

gans zijn gemeente bid ik God dat Hij hem de gezondheid terug schenke en de kracht om in volle<br />

overgave aan Zijn heilige Wil, zijn lijden te dragen.<br />

Indien de toestand <strong>van</strong> de hr. Sluys het toelaat, zou het mij gelukkig maken, hooggeachte<br />

Mevrouw, dat U mijn medelevende boodschap aan hem overbracht en zij hem de troost bezorgde<br />

<strong>van</strong> het weten dat een vroegere tegenstander met genegenheid aan hem denkt en voor hem bidt.<br />

Geve de Heer Jezus, onze Trooster, ook U, Mevrouw, moed en sterkte in deze zware<br />

beproeving.<br />

Met de meeste hoogachting.<br />

S. Van Sintjan<br />

Van Sintjan neemt ook deel aan de verkiezingen <strong>van</strong> 1970 en behaalt 267 voorkeurstemmen.<br />

In 1976 tenslotte haalt hij nog 300 stemmen en wordt hij op de eerste raadszitting na de fusie<br />

Boechout-Vremde <strong>van</strong> 3 januari 1977 tot 1982 ook nog schepen 605 .<br />

In de Gemeentegids <strong>van</strong> 1966 vinden we Van Sintjan terug onder Boechoutse kunstenaars<br />

vroeger en nu. We vinden hem ook terug in de lijst <strong>van</strong> burgemeesters.<br />

Op het doodsprentje <strong>van</strong> Staf <strong>van</strong> Sintjan stond vermeld:<br />

Gewezen burgemeester <strong>van</strong> Boechout 1941-1944, gewezen schepen en Gemeenteraadslid <strong>van</strong><br />

Boechout, Beeldhouwer<br />

+ Boechout 01.12.1992<br />

5. DE BEULEN 606<br />

De 'verontrustende aard' <strong>van</strong> Auschwitz 607<br />

“De telex <strong>van</strong> 29 april 1943 <strong>van</strong>uit het kamp Auschwitz draagt de SS-officieren in Parijs,<br />

Brussel en Den Haag, 1.000 km <strong>van</strong> de uitroeiing, nogmaals op, ‘om voor de hand liggende<br />

redenen voor het transport de te evacueren joden geen verontrustende mededelingen te<br />

verstrekken omtrent hun bestemming en het lot dat hen te wachten staat’. De toon <strong>van</strong> het<br />

document <strong>van</strong> de Reichssicherheitsdienst was uitermate gebiedend: ‘Ik verzoek u dit te noteren en<br />

er rekening mee te houden,’ telegrafeert SS-majoor Rolf Günther. De adjunct <strong>van</strong> Eichmann ‘legt<br />

speciaal de nadruk op de permanente instructies voor de begeleiders om tijdens de reis geen<br />

enkele toespeling te maken, die <strong>van</strong> aard zou kunnen zijn om verzet op te wekken bij de joden, en<br />

om geen enkel vermoeden te doen rijzen over de manier waarop ze zullen worden ingekwartierd’.<br />

Het document is nauwelijks duidelijker wat betreft de eigenlijke redenen die de leiding ertoe<br />

heeft bewogen om Berlijn te verzoeken om de SS-officieren belast met de ‘Auswanderung der<br />

Juden’ uit het westen tot de orde te roepen. De datum <strong>van</strong> de telex bevat echter wel een<br />

604 Brief <strong>van</strong> Staf Van Sintjan te Boechout <strong>van</strong> Pinksteren 1965 aan Julia Sluys-Schuyten.<br />

605 E-mail <strong>van</strong> Guido Janssens <strong>van</strong> 2.8.2005.<br />

606 We willen weten wat er met al diegenen gebeurde die we tijdens dit dossier leerden kennen, en heel in het<br />

bijzonder de met de bij Klaas Sluys en Charles Hendrickx begin 1943 opgepakte joden, Myriam Reichman en<br />

haar kinderen, Hersz Nadel, Karin en Sophia Bremer (en Jonas Polak), eenmaal ze (met het XXe konvooi) in<br />

Auschwitz waren aangekomen.<br />

607 M. STEINBERG, De ogen <strong>van</strong> het Monster. De holocaust dag in dag uit, Antwerpen - Baarn,<br />

Hadewijch, 1992, p. 72-74, 77.<br />

184


aanwijzing. Het meest recente konvooi uit West-Europa is een Belgisch transport, vertrokken uit<br />

het verzamelkamp in Mechelen op 19 april en aangekomen in Auschwitz op de 22ste, een week<br />

voor het telegram naar Berlijn.<br />

Dat konvooi, het XXste <strong>van</strong> de Belgische deportatie, is alvast niet onopgemerkt<br />

voorbijgegaan. Tijdens het Belgische traject hadden de begeleiders de handen vol gehad. Kort na<br />

het vertrek uit Mechelen op de avond <strong>van</strong> 19 april had een op de rails geplaatst lichtsein hen<br />

tussen Boortmeerbeek en Wespelaar tot stoppen verplicht. Nauwelijks waren de manschappen<br />

<strong>van</strong> de escorte <strong>van</strong> de verrassing bekomen, of ze merkten dat een man met een revolver in de<br />

hand de machinist in bedwang hield en dat twee anderen met de schuifdeuren <strong>van</strong> de beestenwagens<br />

bezig waren om de ge<strong>van</strong>genen te bevrijden. De veiligheidspolitie gebruikte ‘de aanval op<br />

de jodentransporttrein <strong>van</strong> 19 april 1943 als reden om de ‘leider <strong>van</strong> een bende terroristen’ op de lijst<br />

der in februari 1944 te fusilleren gijzelaars te plaatsen. De ‘bende’- nauwelijks drie jongemannen -<br />

dacht de begeleiders achteraan in de trein en niet meteen na de tender aan te treffen. Door de<br />

schoten verrast, kon de groep slechts één wagon openmaken. Op hun beurt <strong>van</strong> de verrassing<br />

bekomen, zagen 17 gedeporteerden de kans schoon om te ontsnappen.<br />

Die bevrijding <strong>van</strong> reizigers naar Auschwitz is een uniek feit in de hele geschiedenis <strong>van</strong> de<br />

raciale deportatie in Europa. Nochtans was het meest opmerkelijke in die ‘Belgische’ nacht <strong>van</strong> 19<br />

op 20 april 1943 niet hun gewonnen-verloren vlucht door de Vlaamse velden. Vanuit de wagons<br />

zelf - althans <strong>van</strong>uit de meeste - probeerden de gedeporteerden onophoudelijk op eigen kracht een<br />

weg naar de vrijheid te vinden, het hele Belgische traject lang. Bij vertrek in Mechelen telde het<br />

konvooi 1631 personen. 608 Nog voor de grens was het al 1 op 7 gedeporteerden kwijtgeraakt. De<br />

voortvluchtigen waren <strong>van</strong> de rijdende trein gesprongen, ondanks het feit dat er op hen werd<br />

geschoten. En die schoten waren dodelijk. De bewakingsagenten, belast met de begeleiding <strong>van</strong> het<br />

konvooi, hebben ter plekke 16 <strong>van</strong> de 231 ontsnapten doodgeschoten; 7 andere hebben zich,<br />

dodelijk gekwetst, <strong>van</strong> de spoorbaan weten weg te slepen. Tijdens die tragische nacht liet het<br />

konvooi XX op zijn route een spoor na <strong>van</strong> her en der verspreide lijken, een ‘nieuw traject <strong>van</strong><br />

schande uitgetekend door België, langs de spoorlijn tussen Mechelen en Tongeren’. <strong>Een</strong> journaal<br />

<strong>van</strong>uit Londen, waar het nieuws was doorgekomen, verspreidde de informatie. In de<br />

ondergrondse onderstreepte het joodse verzet, dat deze massale rebellie <strong>van</strong> de gedeporteerden<br />

naar waarde schatte, dat ‘ze zo goed weten wat hen ginder te wachten staat, dat ze vooraleer ze de<br />

grens over gaan, uit de rijdende trein springen op gevaar af al hun botten te breken’. Het Joods<br />

Verdedigingscomité was er overtuigd zoniet zeker <strong>van</strong> dat ‘de deportatie de dood betekent’. Deze<br />

fatale gelijkschakeling wilden de meeste gedeporteerden helemaal niet aanvaarden: in de wagons<br />

bleven er zeer veel achter die geen gebruik gemaakt hadden <strong>van</strong> de kans om aan die fataliteit te<br />

ontkomen.<br />

Het merendeel ontkwam ook niet bij aankomst in Auschwitz: op 22 april werden 879<br />

personen - onder andere een groot aantal zeer jonge kinderen en bejaarden - niet geselecteerd voor<br />

het kamp. Aan het xxste konvooi werden maar weinig registratienummers toegekend: 276 voor de<br />

mannen in de serie <strong>van</strong> 117.455 tot 117.730 en 245 voor de vrouwen609 in de serie <strong>van</strong> 42.451 tot<br />

42.695, dus in het geheel 521 nummers. Deze aantallen liggen proportioneel lager dan gewoonlijk -<br />

wat verklaard kan worden door de dringende ‘werken’ <strong>van</strong> Auschwitz.610 Maar zoals gebruikelijk<br />

was het aantal der gedeporteerden waar<strong>van</strong> de geschiedenis het spoor bijster raakt bij aankomst in<br />

Auschwitz het grootst. Het gedrag <strong>van</strong> hen die op het punt stonden te verdwijnen en die tijdens de rit<br />

door België het sterkst geaarzeld hadden om het voorbeeld der rebellen te volgen, laat geen andere<br />

echo horen dan die raadselachtige wanklank, waarop de telex <strong>van</strong> 29 april zinspeelt, waaruit<br />

bezorgdheid blijkt voor de ‘verdere indeling’ <strong>van</strong> de gedeporteerden. Het document werpt niet meer<br />

licht op dat ‘verzet’ <strong>van</strong> de gedeporteerden die door ‘verontrustende’ geruchten gewaarschuwd<br />

werden voor de ‘aard’ <strong>van</strong> Auschwitz. Geen enkele getuige <strong>van</strong> de ‘speciale actie’ <strong>van</strong> die dag heeft<br />

608<br />

De oudste persoon op dat transport, Jacob Blom, nr. 584, was 90 jaar; de jongste, Suzanne Kaminski, nr.<br />

215, slechts 39 dagen.<br />

609<br />

Van deze 245 vrouwen werden er kort nadien 112 overgebracht naar het beruchte blok 10 <strong>van</strong> Dr. Mengele<br />

voor medische experimenten.<br />

610<br />

De selectie was alleszins minder restrictief dan gewoonlijk. Wat betreft de Belgische ‘Auswanderung’ in<br />

1943 vertoont het konvooi <strong>van</strong> 19 april het typische kenmerk dat er nooit zo veel overlevenden geweest zijn.<br />

Het heeft bij de finale balans ook een overlevingspercentage dat uitzonderlijk is voor een transport anno 1943,<br />

namelijk 10,7%. Het overlevingspercentage bedraagt slechts 2,7% in de andere Belgische konvooien <strong>van</strong> dat<br />

jaar.<br />

185


in wat voor geschrift dan ook enig spoor nagelaten <strong>van</strong> verschrikkelijke taferelen, waarbij de<br />

<strong>slachtoffers</strong> in opstand kwamen omdat hun leven niet gespaard werd.<br />

De telex <strong>van</strong> april 1943 blijft echter een interessant archiefstuk. Zoals andere administratieve<br />

nazi-bronnen in verband met de ‘eindoplossing’, heeft dit sybillijnse document slechts zin als het<br />

verborgen wordt gehouden. Toentertijd dienden de geadresseerden - SS-majoor Zoepf in Den Haag,<br />

SS-kolonel Knochen in Parijs en SS-luitenant-kolonel Ehlers in Brussel toch wel vooraf de code te<br />

kennen. Zij hadden zeker geen behoefte aan een verklaring over de ‘wijze waarop (de joden) zouden<br />

ingekwartierd worden’ of over ‘de plaats’ waar ze zouden terechtkomen. Het was evenmin<br />

noodzakelijk geweest hun diets te maken wat dan wel die ‘onrustwekkende geruchten’ waren, die<br />

aanleiding gaven tot 'verzet bij de gedeporteerden', en die dus de kop ingedrukt moesten worden. De<br />

‘redenen’ der SS’ers die opereerden bij ‘de ont<strong>van</strong>gst’ <strong>van</strong> de konvooien en bij ‘de verdere<br />

ont<strong>van</strong>gst’ der gedeporteerden waren - volgens de termen <strong>van</strong> de telex <strong>van</strong> 29 april –‘evident’. Op<br />

die evidentie berustten de bevindingen <strong>van</strong> het Hoog Gerechtshof <strong>van</strong> Schleswig-Holstein, toen het<br />

zich dertig jaar later moest uitspreken over de ont<strong>van</strong>kelijkheid <strong>van</strong> de beschuldigingen die tegen<br />

Ernst Ehlers (met naam vermeld in de telex <strong>van</strong> 29 april 1943) werden uitgebracht. ‘Ehlers’, zo<br />

vermeldt de ont<strong>van</strong>kelijkheidsverklaring, ‘werd door middel <strong>van</strong> voortdurende instructies<br />

uitdrukkelijk gevraagd, om zodanig op te treden dat de eenheden die de konvooien moesten<br />

begeleiden (waaraan manschappen <strong>van</strong> de wachteenheid <strong>van</strong> de SIPO-SD Dienststelle in Brussel<br />

waren toegevoegd) tijdens het transport de joden niets zouden toevertrouwen in verband met hun<br />

lot’. Bij de beraadslaging <strong>van</strong> de Duitse rechters bracht het document <strong>van</strong> de lente <strong>van</strong> 1943 de<br />

rechtstreekse en persoonlijke betrokkenheid <strong>van</strong> de beklaagde aan bij het beslissend punt <strong>van</strong> de<br />

zaak. Het tijdsdocument ontkrachtte de bewering <strong>van</strong> Ehlers dat hij ‘niet op de hoogte was geweest<br />

<strong>van</strong> de wrede praktijken in Auschwitz’. De man beweerde zelfs dat hij zijn ‘taak vervuld’ had ‘in<br />

een geest <strong>van</strong> menselijkheid en dat (hij zich) ver gehouden had <strong>van</strong> alle maatregelen tegen de joden’,<br />

terwijl hij de nazi-politie leidde op 1.000 kilometer <strong>van</strong> de verschrikking.”<br />

Over de rol <strong>van</strong> de SS-artsen bij de selectie <strong>van</strong> de net gearriveerde joden in Auschwitz<br />

schrijft historica Ruth Fivaz-Silbermann in het boek <strong>van</strong> Auschwitz-overlevende <strong>van</strong> het XXste<br />

konvooi, Willy Berler: “Le médecin-chef SS Eduard Wirths a imposé à Auschwitz une règle la<br />

sélection d’entrée est sous la responsabilité des médecins SS, qui officient à tour de rôle, lui-même<br />

compris. Seul Hans Münch obtient d'en être dispensé. Comme beaucoup de rescapés d'Auschwitz,<br />

Willy Berler pense que c'est le docteur Mengele qui était responsable de la sélection ce jour-là. Mais<br />

Josef Mengele n’a pris son service à Auschwitz qu’un mois plus tard, le 30 mai 1943, comme<br />

médecin responsable du camp des tziganes.<br />

En avril 1943, ce sont essentiellement les médecins SS Thilo et Entress qui sélectionnent à la<br />

descente des trains. Heinz Thilo, né comme Mengele en 1911, exerce à Auschwitz depuis octobre<br />

1942. Il se montre suprêmement détaché au moment des sélections, et sadique au cours des<br />

sélections internes à l'hôpital. Il est l’auteur de l’expression anus mundi pour désigner Auschwitz,<br />

qui est, à ses yeux, une métaphore positive: le camp est l’organe d’excrétion de la matière<br />

physiologiquement nuisible. Thilo meurt en 1945 dans des circonstances non éclaircies. Friedrich<br />

Entress, Allemand de souche né à Poznan en 1914, est muté du camp de Gross-Rosen à celui<br />

d’Auschwitz en décembre 1941, a<strong>van</strong>t même d'avoir terminé ses études, dispensé de thèse et promu<br />

docteur en 1942, selon une disposition spéciale pour les Volksdeutsche. On peut sans hésitation le<br />

classer parmi les plus grands meurtriers SS: il ne se contente pas d’exécuter les ordres, mais les<br />

outrepasse, les interprétant comme une carte blanche pour tuer. Entress est l’initiateur des meurtres<br />

par injection de phénol, dont il délègue l'exécution aux infirmiers SS. Il se sert de détenus-cobayes,<br />

notamment pour l’étude de la tuberculose, qu’il fait tuer ensuite. Wirths, qui respecte son devoir<br />

médical quand il s’agit des détenus internés dans le camp, éloigne Entress d’Auschwitz en le<br />

déplaçant à Monowitz en mai 1943, puis le renvoie définitivement de son service le 20 octobre 1943.<br />

Il est muté à Mauthausen jusqu’en juillet 1944, puis finit sa carrière à Gross-Rosen avec le titre de<br />

Lagerarzt. Début 1945, il est évacué à Dachau. Condamné à mort par un tribunal américain dans le<br />

procès “Mauthausen il est exécuté le 28 mai 1947. Au tribunal, Entress décrira avec exactitude la<br />

procédure de sélection à la rampe”611.<br />

611 W. BERLER, Itinéraire dans les ténèbres, p.75.<br />

186


“Het zijn onvoorstelbare taferelen, deze en andere selecties. Dat geldt helemaal voor hoe het<br />

moet zijn geweest om als dader deel uit te maken <strong>van</strong> dit proces. De enige manier om in deze<br />

duisternis door te dringen is het vinden <strong>van</strong> een betrouwbare getuige, iemand die lid was <strong>van</strong> de SS<br />

en in Auschwitz werkte. Heel uitzonderlijk en slechts na vele maanden <strong>van</strong> onderzoek zijn we erin<br />

geslaagd een dergelijk persoon te vinden en te interviewen,” zegt Laurence Rees in de schitterende<br />

BBC-reeks over Auschwitz612.<br />

Figuur 130 Oskar Gröning, SS'er gestationeerd te Auschwitz (L. Rees, Auschwitz, 2005).<br />

In 1942 werd Gröning op 21-jarige leeftijd in Auschwitz gedetacheerd. Hij arriveerde […] en<br />

was er vrijwel onmiddellijk getuige <strong>van</strong> dat een transport aankwam op ‘die Rampe’, het perron waar<br />

de joden uit de trein stapten. ‘Ik stond op het perron,’ vertelt hij, ‘en ik maakte deel uit <strong>van</strong> de groep<br />

die toezicht moest houden op de bagage <strong>van</strong> het arriverende transport.’ Hij keek toe hoe SS-artsen<br />

eerst de vrouwen en mannen scheidden en daarna selecteerden wie geschikt was om te werken en<br />

wie onmiddellijk vergast moest worden. ‘Zieke mensen werden in vrachtwagens getild,’ zegt<br />

Gröning. ‘Rode Kruiswagens, ze probeerden altijd de indruk te wekken dat de mensen nergens<br />

bang voor hoefden te zijn.’ Hij schat dat <strong>van</strong> de mensen uit het eerste transport dat hij in september<br />

1942 meemaakte, tussen de tachtig en negentig procent werd geselecteerd om onmiddellijk te<br />

worden vermoord. ‘Dit [selectie]proces werd op betrekkelijk ordelijke wijze uitgevoerd,’ vertelt hij,<br />

‘maar wanneer het voorbij was leek het net een verlaten kermisterrein. Overal lag rommel en naast<br />

die rommel lagen zieke mensen die niet in staat waren te lopen, misschien ook een kind dat zijn<br />

moeder kwijt was of dat misschien in de trein was achtergebleven. Deze mensen werden eenvoudig<br />

afgemaakt met een schot door het hoofd. De manier waarop deze mensen werden behandeld,<br />

vervulde me met twijfel en verontwaardiging. <strong>Een</strong> kind werd eenvoudig aan een been opgetild en<br />

op een wagen gesmeten [... ] en toen het huilde als een zieke kip, knalden ze het tegen de rand <strong>van</strong><br />

de wagen. Ik kon niet begrijpen dat een SS’er een kind zou oppakken en met zijn hoofd tegen een<br />

de zijkant <strong>van</strong> een vrachtwagen zou smijten [...] of dood zou schieten en het daarna als een zak meel<br />

op de wagen zou gooien.’<br />

Naar eigen zeggen was Gröning zo vervuld <strong>van</strong> ‘twijfels en woede’, dat hij naar zijn<br />

commandant ging en hem vertelde: ‘Het is onmogelijk, ik kan hier niet langer werken. Als het<br />

nodig is om de joden uit te roeien, dan zou het tenminste volgens bepaalde regels moeten gaan.’ Ik<br />

vertelde hem dit en zei: “Ik wil hier weg”’ Zijn chef luisterde rustig naar Grönings klachten, herinnerde<br />

hem eraan dat hij de SS-eed had gezworen en zei dat hij het idee <strong>van</strong> weggaan uit<br />

Auschwitz beter kon ‘vergeten’. Maar hij bood hem tot op zekere hoogte ook hoop. Hij vertelde<br />

Gröning dat de ‘excessen’ die hij had gezien een ‘uitzondering’ waren en dat hij het ermee eens was<br />

dat leden <strong>van</strong> de SS niet zouden moeten deelnemen aan dergelijke ‘sadistische’ gebeurtenissen.<br />

Uit documenten blijkt dat Gröning vervolgens een verzoek heeft ingediend om te worden<br />

overgeplaatst naar het front, een verzoek dat werd afgewezen, zodat hij in Auschwitz bleef werken.<br />

Het is veelzeggend dat Gröning tegenover zijn baas niet klaagde over het principe <strong>van</strong> het<br />

vermoorden <strong>van</strong> joden, maar uitsluitend over de praktische uitvoering er<strong>van</strong>. Wanneer hij mensen<br />

voor zich zag staan waar<strong>van</strong> hij wist dat ze binnen enkele uren in de gaskamer zouden sterven,<br />

612 Oskar Gröning, in: Auschwitz. The Nazis & The ‘Final Solution’, Deel 3: Factories of Death (maart 1942-<br />

maart 1943), Canvas, 10/2/2005, 21u-21u50 over de selecties, en Deel 6. Liberation & Revenge (<strong>van</strong>af januari<br />

1945), Canvas, 3/3/2005, 21u-21u50. L. REES, Auschwitz, Amsterdam, Anthos – Antwerpen, Manteau, 2005,<br />

p. 140-141, 304-305.<br />

187


waren zijn gevoelens naar eigen zeggen ‘zeer ambivalent.’ ‘Hoe voel je je,’ vraagt hij, ‘wanneer je in<br />

Rusland bent en er een machinegeweer voor je staat en er een bataljon Russen op je af rent en je<br />

moet de trekker overhalen en er zoveel mogelijk neerschieten? Ik formuleer het met opzet zo,<br />

wegens het achterliggende feit dat de joden de vijanden waren die <strong>van</strong>uit Duitsland zelf kwamen. De<br />

propaganda had op ons zo'n invloed gehad dat je veronderstelde dat hun uitroeiing gewoon bij de<br />

oorlog hoorde. En wat dat betreft kwamen er geen gevoelens <strong>van</strong> sympathie of medelijden naar<br />

boven.’ Wanneer er bij hem wordt aangedrongen om uit te leggen wat de reden was voor het<br />

vermoorden <strong>van</strong> kinderen, antwoordt Gröning: ‘De kinderen zijn op het moment de vijand nog niet.<br />

De vijand is hun bloed. De vijand is het feit dat zij opgroeien tot jood en gevaarlijk kunnen worden.<br />

En daarom werden ook de kinderen aangepakt.’<br />

Ongeveer 85 procent <strong>van</strong> de SS’ers die in Auschwitz hadden gewerkt en de oorlog hadden<br />

overleefd, kwam er zonder veroordeling <strong>van</strong>af. Toen Himmler de ontwikkeling <strong>van</strong> de gaskamers in<br />

gang zette om de SS zoveel mogelijk te vrijwaren <strong>van</strong> de psychologische ‘belasting’ die het in<br />

koelen bloede doodschieten <strong>van</strong> mensen met zich meebracht, had hij nauwelijks kunnen voorzien dat<br />

dit het voor de nazi’s een bijkomend voordeel zou worden. Deze methode <strong>van</strong> moorden betekende<br />

dat de overgrote meerderheid <strong>van</strong> de SS’ers die in Auschwitz dienden na de oorlog bestraffing kon<br />

ontlopen door met succes te beweren dat zij nooit direct deel hadden uitgemaakt <strong>van</strong> het<br />

uitroeiingsproces…<br />

Gedreven door het verlangen zich uit te spreken tegen hen die de taferelen ontkenden waar<strong>van</strong><br />

hij persoonlijk getuige was geweest, schreef Gröning zijn persoonlijke geschiedenis op voor zijn<br />

familie en stemde hij er uiteindelijk mee in door de BBC te worden geïnterviewd. Nu hij een eind in<br />

de tachtig is, heeft Gröning één simpele boodschap voor de holocaustontkenners: ‘Ik zou willen dat<br />

jullie mij geloofden. Ik zag de gaskamers. Ik zag de crematoria. Ik zag de open vuren. Ik was op de<br />

‘Rampe’ toen de selecties plaatsvonden. Ik zou willen dat jullie geloofden dat deze gruwelen<br />

plaatsvonden, omdat ik erbij was’” 613 .<br />

Wilhelm Karfiol, die als overlevende veel te vertellen heeft over wat de <strong>daders</strong> hem hebben<br />

aangedaan 614 .<br />

Tijdens ons onderzoek vonden we nog in de archieven <strong>van</strong> de Dienst voor Oorlogs<strong>slachtoffers</strong><br />

een uniek document, namelijk een rapport <strong>van</strong> een overlevende <strong>van</strong> Ausschwitz, Wilhelm Karfiol<br />

(°Debica (Polen), 11.2.1905 615 ) die bovendien ook nog familie is <strong>van</strong> Sylvie Reichman 616 . We geven<br />

dit belangrijk document <strong>van</strong> een insider, dat mogelijk sinds 1946 het daglicht niet meer heeft gezien,<br />

na een korte biografische schets 617 .<br />

Wilhelm Karfiol werd gearresteerd op dezelfde dag als de ouders <strong>van</strong> Sylvie Reichman, 12<br />

september 1942, eveneens naar het verzamelkamp in de kazerne Dossin te Mechelen gebracht om op<br />

613 L. REES, Auschwitz, Amsterdam, Anthos – Antwerpen, Manteau, 2005, p. 140-141, 304-305.<br />

614 Daarom, en ook omdat hij niet rechtstreeks deel uitmaakt <strong>van</strong> het <strong>verhaal</strong> <strong>van</strong> Sylvie Reichman of Edith<br />

Honig, behandelen we hem hier bij de <strong>daders</strong>, i.p.v. bij de <strong>slachtoffers</strong>. Zijn getuigenis zegt veel over een<br />

groep <strong>daders</strong>, namelijk over de beulen, waar de andere overlevenden niets over konden zeggen omdat ze nooit<br />

in een concentratiekamp hebben gezeten.<br />

615 Hij woonde in de Bäckerstrasse ? in Debica, in het distrikt Krakau. Geeft hij het nummer niet op om zijn<br />

ouders niet in de problemen te brengen? Waar en wanneer Willhelm Karfiol overleden is, is ons niet bekend.<br />

616 Wilhelm Karfiol, X/736, is een <strong>van</strong> de 15 mannen (en 2 vrouwen) <strong>van</strong> het Xe konvooi die Auschwitz en<br />

andere kampen overleefden. Zie M. STEINBERG, Dossier Bruxelles-Auschitz, p. 218. Omwille <strong>van</strong> zijn nummer<br />

is de kans groot dat hij in dezelfde wagon zat als de gebroeders Reichman, Maurice (X/720), Eugeen (X/721),<br />

Benoit (X/722) en Joseph (X/723). Bovendien is de kans bijzonder groot dat hij als zoon <strong>van</strong> Simon Mandel<br />

Karfiol (°Glogow (Polen), ca. 1871- † Debica (Polen), 1942), handelaar, en Blima Thaler (°Glogow (Polen),<br />

ca. 1881- † Debica (Polen), 1942) een broer of neef was <strong>van</strong> Benjamin Karfiol (°Glogow (Polen), 5.12.1894)<br />

de man <strong>van</strong> Etta Grunspan (°Glogow (Polen), 17.4.1903), tevens een oom en tante langs moederskant <strong>van</strong><br />

Sylvie Reichman. Beiden zijn wel afkomstig <strong>van</strong> Glogow, maar verhuisden nadien naar Dembitza in Polen, de<br />

geboorteplaats <strong>van</strong> Wilhelm, die ook jonger is dan Benjamin. Bovendien is de moeder <strong>van</strong> Wilhelm, Blima<br />

Thaler, zeer waarschijnlijk een zus of nicht <strong>van</strong> de grootmoeder <strong>van</strong> Sylvie Reichman, namelijk Dobe Thaler<br />

(°Glogow (Polen), 27.7.1885), tevens de moeder <strong>van</strong> Etta Grunspan. In dat geval zouden Etta en Benjamin ook<br />

best nicht en neef kunnen zijn geweest. Renee Safir bevestigde aan de telefoon dat “Willy” Karfiol inderdaad<br />

aangetrouwde familie <strong>van</strong> de Grunspans was. Telefonisch gesprek met Renee Safir-Edelstein, 20.7.2006.<br />

617 De biogafische schets bevat een samenvatting <strong>van</strong> de informatie afkomstig uit de dossiers <strong>van</strong> Wilhelm<br />

Karfiol op de Dienst Vreemdelingenzaken (DV) nr. A373662 en op de Dienst Oorlogs<strong>slachtoffers</strong> (DO).<br />

188


15 september 1942 met hetzelfde Xe transport naar Auschwitz te worden gedeporteerd. Hij werd<br />

daar bij aankomst op 17 september 1942 geselecteerd om te werken en kreeg nummer 64.171. uit<br />

zijn fiche uit Auschwitz 618 blijkt dat hij 1,72 m groot is, zijn gestalte als “kräft.” of sterk werd<br />

omschreven, dat hij nog al zijn tanden had, waaronder twee gouden, dat hij als “Sprache” Pools,<br />

Duits en Vlaams opgeeft en blijkbaar verzwijgt dat ook goed Duits en Frans spreekt, wel zijn eigen<br />

adres correct opgeeft, maar (veiligheidshalve?) bij het adres <strong>van</strong> zijn vrouw “unbekannt” zegt, dat hij<br />

als Vorbildung opgeeft: “4 Kl. Poln. Volksschule, 4 Kl. Gymn.” en dat hij bij beroep “Landarbeiter”<br />

laat noteren, i.p.v. diamantfabrikant. Dit getuigenis uit eerste hand geeft dus heel wat extra<br />

informatie met betrekking tot het leven in de Dossinkazerne, het transport en het (over)leven in<br />

Auschwitz.<br />

Figuur 131 Wilhelm Karfiol,<br />

15.7.1937 (DV)<br />

Figuur 132 Wilhelm Karfiol 5.7.1945<br />

(1,5 maand na zijn bevrijding. Bij zijn<br />

bevrijding woog hij nog 29 kg!) (DV)<br />

189<br />

Figuur 133 Wilhelm Karfiol,<br />

6.10.1951 (DV)<br />

Wilhelm of Wolf Karfiol kwam aan in België op 10 juni 1925. Hij leert er Chana Freifeld<br />

(°Milcza (Polen), 18.6.1909 - † Antwerpen, 15.4.1943) kennen en zij huwen volgens de joodse<br />

gebruiken maar niet voor de wet. Zij (en haar ouders) verhuizen in 1929 naar Keulen, waar op 23<br />

juni 1931 een dochter wordt geboren, Renée Karfiol (°Keulen, 23.6.1931). Op 21 mei 1932 vertrekt<br />

Chana inballingschap naar België. In juli 1932 volgt Wilhelm, echter zonder paspoort. Hij werkt dan<br />

een tijdje als pelshandelaar, zij wonen in de Brialmontlei 11 te Antwerpen, waar ook de ouders <strong>van</strong><br />

Chana wonen, Abraham Freifeld (°Domaradz (Polen), 25.8.1883) en Reisla Hamel (Rymanow<br />

(Polen), 1885). Zij hadden die woning voor 100.000 fr. gekocht. Ze huwen in Antwerpen voor de<br />

wet op 5 juni 1937. Even later blijkt Wilhelm diamantsnijdersbaas te zijn. Op 18 april 1940 wordt te<br />

Antwerpen een zoontje, Silvain Karfiol, geboren. Wilhelm blijft in Antwerpen tot 14 juli 1942,<br />

waarna hij uit veiligheidsredenen beslist om naar Schaerbeek, rue P. Devigne, 107 en en twee weken<br />

later, op 27 juli 1942, alweer naar Elsene of Ixelles, rue Jean Van Volxem, 40 te verhuizen. Op 12<br />

september 1942 wordt hij in Antwerpen opgepakt. Chana Freifeld wordt op 15 april 1943 bij haar<br />

aanhouding neergschoten 619 . De kinderen, Renée en Silvain, werden <strong>van</strong>af 1 december 1942 (tot 1<br />

januari 1945) ondergebracht bij het Belgische koppel Alphonse Poelmans-De Clerck te Woluwe<br />

Saint Lambert 620 . Op 12 december 1944 schrijft men daar een attest uit, waarin staat: “Les parents<br />

des prénommés sont actuellement à l’étranger déportés et les enfants surnommés sont à charge des<br />

époux Poelmans, Alphonse - De Clerck.” Wilhelm weet <strong>van</strong> niets en schrijft (misschien daartoe<br />

gedwongen) gegeven de omstandigheden absurd aandoende kaartjes <strong>van</strong>uit Birkenau naar Frau<br />

618 Uit een certificaat <strong>van</strong> het Rode Kruis <strong>van</strong> 23 maart 1961 blijkt dat deze fiche blijkbaar afkomstig is uit de<br />

“Häftlingspersonalbogen… des KL Auschwitz”.<br />

619 E-mail <strong>van</strong> Laurence Schram (JMDV) <strong>van</strong> 8.5.2007.<br />

620 Avenue de la Spirale, 48. Zij behielden wel hun voonamen, maar kregen de naam “Bellens” als schuilnaam.<br />

Telefonische gesprekken met Jacques Funkleder (Belgische Vereniging Het Ondergedoken Kind), 20.7.2006;<br />

28.7.2006. Ik ben nog op zoek naar Sylvain en Renée Karfiol en naar nabestaanden <strong>van</strong> de familie Poelmans.


Chana Karfiol, Brialmontlei 11 te Antwerpen, waarin hij Chana hij aanspreekt met “Berta”. Op 4<br />

juni 1943 schrijft hij: “Liebe Berta! Teile dir mit daß ich gesund bin und daß es mir gut geht. Ich<br />

hoffe dasselbe von dir zu Hören. Warum hast du mir nicht auf meine drei Karten nicht geantwortet.<br />

Ich grüsse dich wie auch unser Kinder. Euch Wilhelm. 1000 Kisse an Silvain und René sussi.” Op<br />

25 juli 1943 schrijft hij nog een kaartje: “Liebe Berta! Ich freue mich das ich wieder an dir schreiben<br />

kan. Packete bis 3 kg kannst du mir jeder Zeit schicken mit einem dopelten Inhaltverzeichnis. Sonst<br />

nichts Neues als ich dich herzliche Grüße und Kisse. Grüsse an alle Bekante, Dein Wilhelm. Op 7<br />

juli 1943 halen De Duitsers in het kader <strong>van</strong> de “Möbelaktion” in hun woning in Antwerpen de hele<br />

inboedel weg. Omdat de Russen naderen, moet Wilhelm nog <strong>van</strong> Auschwitz naar Goleschau, <strong>van</strong><br />

Goleschau naar Dachau, <strong>van</strong> Dachau naar Garmish Partenkirchen. Op 1 mei 1945 wordt Wilhelm<br />

daar door de Amerikanen bevrijd, en <strong>van</strong> 10 tot 19 mei is hij op doorreis in Duitsland. Op 19 mei<br />

wordt hij geregistreerd. Op deze “A.E.F. D.P. Registration Record” staat op de keerzijde bij Physical<br />

Condition on Arrival “ Amaigrissement 29 Kgs. Faiblesse générale”.<br />

Figuur 134 verso-zijde A.E.F. D.P. Registration Record <strong>van</strong> Wilhelm Karfiol, 19.5.1945 (DO)<br />

Op 9 juni 1945 komt hij aan in België. Op 5 juli 1945 oefent hij (voorlopig) geen beroep uit<br />

en verklaart hij te leven <strong>van</strong> steun <strong>van</strong> de Joodsche Komiteit. Op 14 juli 1951 huwt hij te Middleton<br />

(NY, USA) met Gitla of Gladys Dafner 621 , weduwe <strong>van</strong> Feiwel Goldberg. In 1951 is hij in ieder<br />

geval terug beroepsactief als diamantsnijdersbaas/diamantfabrikant, waarmee hij ± 100.000 fr. per<br />

jaar verdient. Hij woont op dat ogenblik nog steeds op het gelijkvloers <strong>van</strong> de Brialmontlei nr. 11 te<br />

Antwerpen.<br />

621 Zij is de dochter <strong>van</strong> Pinkas Dafner (°Wolbrom (Polen), 1889) en Marai Prejzerowicz (°Wolbrom (Polen),<br />

1888). Haar beide ouders werden door de Duitsers gedeporteerd en vermoord.<br />

190


Figuur 135 Chana Freifeld, eerste<br />

echtgenote <strong>van</strong> Wilhelm Karfiol,<br />

15.7.1937 (DV)<br />

Figuur 136 Gitla of Gladys Dafner, tweede echtgenote<br />

<strong>van</strong> Wilhelm Karfiol, 10.1.1952 (DV)<br />

Afschrift <strong>van</strong> rapport 492 (24143) dat door de Staatsveiligheid (Post Antwerpen) werd<br />

opgemaakt en op 7 mei 1946 overhandigd aan de Krijgsauditeur Van de Reydt, J. 622 .<br />

Gevolg aan kantschrift D 1792/928, dd. 25.1.46, v.d. Krijgsauditeur Van de Reydt, J.<br />

In zake <strong>van</strong> oorlogsmisdaden.<br />

Voorwerp onderhoor <strong>van</strong> Karfiol, Wilhelm, vaderlandslooze <strong>van</strong> Poolsche afkomst geb. Debica, op<br />

11.2.1905, diamantfabrikant, wonende Brialmontlei nr. 11, te Antwerpen, over het Regime <strong>van</strong> het<br />

concentratiekamp <strong>van</strong> Auschwitz, verder kort verblijf te Grosrosen en te Dachau.<br />

OVERGEMAAKT AAN<br />

Den Heer Krijgsauditeur Van de Reydt, J.<br />

Den 7 Mei 1946<br />

De Eerstaanwezend Commissaris <strong>van</strong> de Veiligheid <strong>van</strong> den Staat,<br />

PRO JUSTITIA<br />

Ten jare negentienhonderd zesen veertig zeventienden der maand April, te 14 uur<br />

Wij, Jacqmain, Edmond, e.a. inspecteur, <strong>van</strong> de Veiligheid <strong>van</strong> den Staat, Officier <strong>van</strong> Gerechtelijke<br />

Politie, Hulp Officier <strong>van</strong> den Heer Auditeur Generaal, verhalen als gevolg aan het kantschrift nr.D<br />

1792/928, dd.25.1.1946, uitgaande <strong>van</strong> den heer Krijgsauditeur te Antwerpen, Van de Reydt, J. op<br />

datum en uur als hoogervermeld te onderhooren: K a r f i o 1, Wilhelm, vaderlandlooze <strong>van</strong><br />

Poolsche oorsprong, geboren te Debica (Polen), op 11.2.1905, diamantfabrikant, wonende Brialmontlei<br />

nr.11, te Antwerpen, die ons verklaart in de Nederlandsche taal: “Als gevolg aan de<br />

verordeningen <strong>van</strong> de Duitschers op de verplichte tewerkstelling in Duitschland, had ik met een paar<br />

vrienden en kennissen, een stuk grond gehuurd <strong>van</strong> de Gemeente Woluwe St-Lambert. Wij<br />

bewerkten zelf het stuk grond om den schijn te verwekken, werkzaam te zijn. Niettegenstaande dit<br />

kreeg ik te Antwerpen verschillende oproepingsbevelen waaraan ik echter geen gehoor gaf. <strong>Een</strong><br />

politieagent dwong echter mijn vrouw het briefje af te teekenen en mij er kennis <strong>van</strong> te geven.<br />

Daarop besloot ik <strong>van</strong> naar onbezet Frankrijk te gaan. Ik schafte mij een valsche eenzelvigheidskaart<br />

aan, ik weet niet juist meer wie ze mij bezorgde. Ik deed alsof gehoor gaf aan het bevel en begaf mij<br />

naar het station te Antwerpen, alwaar de trein vertrokken voor de opgeeischten voor de Organisatie<br />

Todt, waartoe ik behoorde, naar Frankrijk. Toen ik in het compartiment zat werd mijn naam<br />

afgeroepen en werd ik verplicht uit te stappen, door zekere Lauterborn en Holm, dewelke de kontrol<br />

uitoefenden op de vertrekkenden. Holm riep uit “deze moeten wij hebben!”. Getuigen daar<strong>van</strong> was<br />

zekere Goussa, wonende Van Leriusstraat, te Antwerpen, dewelke ook teruggekomen is uit<br />

Duitschland.<br />

Ik werd vervolgens rechtstreeks vervoerd naar een kazerne te Mechelen, alwaar nog andere joden<br />

ge<strong>van</strong>gen zaten. Al mijn bezittingen werden afgenomen. Ik verbleef aldaar een paar dagen en werd<br />

dan naar Auschwitz vervoerd.<br />

Mijn aanhouding was geschied half-Augustus 1942.<br />

622 DO, Dossier Karfiol, Wilhelm.<br />

191


De bewaking geschiedde aldaar door S.S.soldaten. Bij het binnenkomen werden wij onderworpen<br />

aan een lijfonderzoek, door de S.S.soldaten. Ik bemerkte dat meerdere vrouwen en mannen geslagen<br />

werden, om de goederen die zij verborgen hielden af te geven.Verder heb ik niet gezien dat er nog<br />

mishandelingen plaatsgrepen.<br />

Wij kregen er de volgende levensmiddelen: een maal per dag een brood <strong>van</strong> ongeveer een kilogram<br />

voor vier man een beetje confituur en verder 's middags een lieter water, soep welke oneetbaar was.<br />

Het was toegelaten door Jodenrat pakjes toegezonden te krijgen. De levensmiddelen kregen wij<br />

evenals de kleedingstukken en andere goederen. Na twee dagen te Auschwitz echter geweest te zijn<br />

werden deze goederen terug ontnomen.<br />

Te Mechelen waren wij niet verplicht tot werken. <strong>Een</strong> <strong>van</strong> de dagen <strong>van</strong> mijn verblijf aldaar moesten<br />

wij als straf turnen.Wij kregen onderandere volgende oefening: wij moesten over den grond kruipen<br />

op ellebogen en knieens, alleen de mannen. Den grond bestond echter uit uitgebrande cokes, zoodat<br />

al de knieens en ellebogen bloedend waren.<br />

Na dus een drie-vier dagen zijn wij met een transport <strong>van</strong> ongeveer een zeventig mannen en<br />

vrouwen en kinderen vervoerd geworden naar het Koncentratiekamp Auschwitz, met gewonen<br />

treinen bestemd voor reizigersverkeer.<br />

Het kamp Auschwitz is gelegen op ongeveer een zestig Kilometer <strong>van</strong> Krakau in Polen.<br />

Op ongeveer twee kilometer <strong>van</strong> het kamp moesten wij uitstappen. <strong>Een</strong> S.S.man, waar<strong>van</strong> ik later<br />

vernam dat hij Obersturmführer was, zegde: “Alle mannen rechts, vrouwen en kinderen links”<br />

Vervolgens zegde hij de zieke mannen de vrouwen te vervoegen. Daarna zieht hij zelf tusschen de<br />

overgebleven mannen deze uit die bekwaam waren tot werken.<br />

Ik moet hier op een vergissing duiden <strong>van</strong> mijn verklaring. Het transport bestond uit ongeveer twee<br />

duizend man, met vrouwen en kinderen samen, en wij zaten met zeventig in een coupé <strong>van</strong> den trein.<br />

Van deze twee duizend bleven volgens mijn schatting misschien twee honderd man over, die het<br />

kamp moesten binnen marscheeren.<br />

Later vernam ik dat de overigen naar de gaskamers gebracht waren, te Reysko. Birckenau.<br />

Het kamp bestond uit acht en twintig blokken, in steen gebouwen, elk met een verdieping. Vier<br />

blokken waren bestemd als Revier, twee blokken voor de vrouwen, en verder een blok als Bunker,<br />

of strafinrichting voor de ontvluchters. Rond het kamp waren verschillende blokken en huisjes<br />

bestemd voor de S.S.<br />

Het kamp was omringd met prikkeldraad en draad met electrische hoogspanning. Alle twintig meter<br />

ongeveer was er een toren, waar de bewaking uitgeoefend werd door een S.S.man met mitrailleuse.<br />

Ik werd aangeduid voor een blok, hetwelk bestond uit een waschinrichting en W.C, in het midden op<br />

het gelijkvloers en verder verschillende slaapkamers. De slaapkamers verschilden <strong>van</strong> grootte. Het<br />

aantal personen dat er moest slapen verschilde regelmatig, naargelang het aantal ge<strong>van</strong>genen. De<br />

bedden waren gemaakt met drie verdiepen en elke man had twee dekens. De matrassen waren<br />

gevuld met stroo.<br />

Wij kregen er volgende levensmiddelen: 's avonds kregen wij een zwart Duitschbrood voor vier<br />

man, met een stukje worst, of soms een pakje margarine voor veertien man. ’s Middags kregen wij<br />

ongeveer een liter koolensoep, en ’s morgens een beetje kneipp.<br />

’s Morgens moesten wij opstaan vermoedelijk te vier uur. Na ons bed in orde gebracht te hebben<br />

moesten wij buitengaan eender wat de weergesteltenis was. Wij moesten dan buiten wachten tot het<br />

tijd was om te gaan werken. De kneipp kregen wij juist na ons bed klaarmaken. Rond zes uur<br />

moeten wij ons in rang stellen en moesten dan met muziek buiten marscheeren naar het werk. Het<br />

muziekkorps bestond uit ge<strong>van</strong>genen. Het werk bestond uit allerlei, bijvoorbeeld, putten graven voor<br />

riooleering, steenen kappen, dragen voor wegenaanleg, aardappelen laden enzoomeer. Als er geen<br />

werk was moesten wij steenen <strong>van</strong> den eenen kant naar den anderen kant dragen. ’s Middags kregen<br />

wij op het werk onze soep. ’s Avonds te zes uur ongeveer of in de Winter te vier uur, eindigde het<br />

werk en gingen wij met muziek terug naar het kamp. Wij moesten de militaire houding marscheeren,<br />

zooniet ontvingen wij slagen <strong>van</strong> de S.S.mannen.<br />

Bij het binnenkomen was er appel, hetwelk gewoonlijk een paar uur duurde en wij dus moesten<br />

blijven staan in militaire houding.Vervolgens moesten wij ons wasschen in den blok, of soms naar<br />

de wasscherij gaan of de ontluising. Daarna mochten wij binnengaan en kregen wij ons eten.<br />

Aan het hoofd <strong>van</strong> den blok stond een blokälterste, dewelke ook een ge<strong>van</strong>gene was. Zij kregen<br />

goed eten. De meeste <strong>van</strong> hen waren Duitschers, die een lange ge<strong>van</strong>genisstraf moesten uitzitten. Zij<br />

traden heel brutaal op tegen ons met medeweten <strong>van</strong> de S.S.mannen. Den blokchef stond in de gunst<br />

<strong>van</strong> de S.S. als hij heel brutaal was. Zij konden met ons doen wat zij wilden. Zij mochten ons zelfs<br />

192


doodslagen zonder daarvoor gestraft te worden. Ik zag bijvoorbeeld in mijn blok een man aldus<br />

doodslagen. Er was een reglement dat zegde dat als er vastgesteld werd dat een ge<strong>van</strong>gene een luis<br />

in het hemd had of onzuiver was, dat alsdan de blok moest ontluist worden. Aldus stelde de blokchef<br />

vast dat een <strong>van</strong> dege<strong>van</strong>gen een luis in het hemd had, waarop hij hij in woede ontstak en hem<br />

doodsloeg. Ik zag meermalen dat om een dergelijke reden, een ge<strong>van</strong>gene vastgenomen werd door<br />

een blokchef en zijn helpers en vervolgens, zelfs in de Winter onder de koude douche gehouden<br />

werd gedurende uren en geschrobd werd met grove borstels zoodat betrokkene er kort daarop aan<br />

stierf.<br />

Den blokchef was gewoonlijk uitgerust met een gummiknuppel of anders sloeg hij met hetgeen hij<br />

in de hand kon krijgen.<br />

Tijdens het werk stonden wij onder toezicht <strong>van</strong> een Kapo, dewelke meerdere toezichters onder hem<br />

had. Deze waren ook zeer brutaal. Bij de minste reden sloegen zij en regelmatig brachten wij doode<br />

makkers mede naar huis, ongeveer een achttale tot twaalf per kommando, bestaande uit ongeveer<br />

zeshonderd man. Zij sloegen bijvoorbeeld als men een beetje traag was, als men bijvoorbeeld naar<br />

hun schatting een te kleine steen droeg, als men verdacht werd een oogenblik niet te werken en<br />

zomeer. Ook de S.S.mannen mishandelden ons <strong>van</strong> tijd tot tijd. Ik zag bijvoorbeeld een S.S.man die<br />

met ons wat wou lachen, tegen een ge<strong>van</strong>gene zeggen "Gaat maar daar" aldus een plaats aanduidene<br />

waar de ge<strong>van</strong>gene niet mocht komen, er bij voegend dat hij hem niets zou misdoen. Als de<br />

ge<strong>van</strong>gene echter daar kwam schoot hij hem echter heel eenvoudig neer zonder waarschuwing. Deze<br />

S.S.mannen verwisselden echter elken dag, zoodat ik geen <strong>van</strong> hen ken.<br />

Soms werden openbare mishandelingen en terechtstellingen gehouden waartoe alle ge<strong>van</strong>genen<br />

verplicht waren te komen zien. Bijvoorbeeld, iemand die slecht gewerkt had en een rapport gekregen<br />

had kreeg daarvoor vijf en twintig tot vijftig stokslagen op het ondereind <strong>van</strong> den rug, toebediend<br />

door twee andere ge<strong>van</strong>genen die daartoe verplicht waren. <strong>Een</strong>maal werden zes ge<strong>van</strong>genen gepakt<br />

voor een ontvluchtingspoging en daarvoor in het openbaar opgehangen. Den volgenden dag stond bij<br />

hen een opschrift dat luidde dat deze straf toekwam aan iedereen die trachtte te ontvluchten.<br />

De zieken werden ondergebracht in een Revier. Alwaar de geneeskundige behandeling zich beperkte<br />

tot een aspirine toedienen. Geneesmiddelen warn er bijna niet. De dokters waren ge<strong>van</strong>genen: alle<br />

acht of veertien dagen kwam er een S.S.dokter en moeten alle zieken aantreden. Na deze keuring<br />

werden de zieksten genoteerd, ongeveer zeventig per negentig zieken en soms meer. Later vernam ik<br />

dat deze naar de gaskamers gebracht werden. Ik ben te Auschwitz zelf drie maal drie maanden in het<br />

Revier geweest en heb dergelijke selecties meegemaakt. Ik zorgde telkenmalen, daar ik dan reeds<br />

een oude was, aan deze selecties te ontsnappen, door mij in een andere kamer te begeven of in het<br />

W.C.<br />

Ik bleef te Auschwitz gedurende een zestal weken, waarop ik met een transport naar Kolishow<br />

gestuurd werd. Daar bleef ik een tweetal maanden en kwam dan ziek terug te Auschwitz. Ik was<br />

gebeten geworden door honden en ging in het Revier te Auschwitz. De eerste zes weken werd ik<br />

verplicht in het Lager zelf te werken, aan wegen aanleg.<br />

Toen ik uit Kolishow kwam heb ik ongeveer drie maanden in het Revier verbleven, alwaar wij met<br />

drie man in een bed moeten slapen <strong>van</strong> ongeveer tachtig centimeter breedte. Het eten was er nog<br />

minder dan in het kamp, het is te zeggen, wij moesten ons brood met zes soms met achten verdeelen.<br />

Toen ik het Revier verliet was ik niet genezene, maar ik was bang voor de selecties. <strong>Een</strong> doktersge<strong>van</strong>gene,<br />

was een vriend <strong>van</strong> mij dewelke zorgde dat ik uitgeschreven werd. Ik het lager moest ik<br />

vervolgens terug gaan werken. Na een paar maanden moest ik tengevolge dezelfde beten terug naar<br />

het Revier, hetwelk ik terug ongenezen verliet om dezelfde reden. Weerom na een paar maanden<br />

ging ik terug voor hetzelfde in het Revier en toen ik er vervolgens uitkwam werd ik tewerkgesteld in<br />

het laboratorium, Reysko, nabij de gaskamers. Ik deed er allerlei werk <strong>van</strong> het kuischen der<br />

vertrekken tot het helpen der dokters. In het laboratorium werden opzoekingen gedaan voor wat<br />

betrefd allerlei ziekten. Op ongeveer een kilometer bevonden zich de gaskamers en het crematorium.<br />

Ik heb echter niet kunnen opmerken hoe deze instellingen er uit zagen. Volgens ik <strong>van</strong> andere<br />

ge<strong>van</strong>genen vernam die daar gewerkt hebben, bestonde de gaskamers uit een blok dat heel zuiver<br />

was en gecamoufleerd was als een badhuis, met lavabo’s en spiegels en douchen. Als iedereen<br />

binnen was, werden de deuren en vensters automatisch gesloten en kwam het gas door de buizen der<br />

waterleiding. De lijken werden vervolgens naar het Crematorium gebracht voor verbranding. Deze<br />

arbeiders die daar werkten heetten Sondercommando. Zij waren het die mij vertelden dat de<br />

vrouwen en kinderen rechtstreeks <strong>van</strong> den trein naar daar gebracht werden.<br />

193


De vrouwen die in de twee blokken in het kamp woonden, werden door de Duitschers gebruikt tot<br />

proefnemingen. Ik vernam alzoo dat op hen kunstmatige bevruchting toegepast werd en nog andere<br />

dergelijke proefnemingen. Er was verder nog een blok voor de vrouwen <strong>van</strong> lichte zeden dewelke<br />

door iedereen mochten bezocht worden behalve de joden. Deze droegen voor hun nummer een<br />

jodenster, in rood en geel. De andere ge<strong>van</strong>gen droegen voor hun nummer een roode driehoek, als zij<br />

politieke ge<strong>van</strong>gen waren, groen voor diefstal en zwart voor werkweigeraars. Mijn nummer was<br />

64171.<br />

Ik heb aldaar een zekere K a d u k, gekend een Duitsche S.S.man dewelke uitblonk voor de slechte<br />

behandeling die hij de ge<strong>van</strong>genen liet ondergaan.<br />

Na Auschwitz ben ik dan naar Grossrosen met een transport <strong>van</strong> een paar duizend man, dit bij<br />

benadering der Russen,in Januari 1945. Wij legden den afstand <strong>van</strong> ongeveer twee honderd<br />

kilometer te voet af, bewaakt door de S.S. Degenen die niet meekonden werden neergeschoten.<br />

Het kamp Groszrosen had een mooi uitzicht <strong>van</strong> buiten. De behandeling was er nog slechter dan te<br />

Auschwitz. Daar werd voor het minste geslagen door de kapo's. Men kon er niets goeds doen. De<br />

slaapkamers waren overbevolkt en waren niet voorzien <strong>van</strong> bedden. <strong>Een</strong> slaapkamer was ongeveer<br />

twintig meter lang en misschien en vijf meter breed. Wij moesten den eenen op den anderen slapen<br />

en dan moesetn de kapo’s nog een gedeelte der ruimte voor zich hebben. De Reichduitschers sliepen<br />

ook in deze ruimte en hadden een betere behandeling dan wij.<br />

Na acht dagen gingen wij met een paar blokken per spoor naar het Kamp Dachau. Wij werden met<br />

beesten wagens vervoerd met honderd dertig man in een wagen. Van toen ik er kwam kreeg ik<br />

typhus en moest ik in het typhusblok, alwaar ik veertien dagen verbleven heb. De zieken werden<br />

aldaar niet veroordeeld tot de gaskamers. De verzorging was er nul. Na de veertien dagen werd ik in<br />

een afgezonderd blok gebracht waar niemand bij ons mocht komen. Het kamp was niet zoo mooi als<br />

dat <strong>van</strong> Auschwitz. De blokken waren in hout opgericht en wat het eten betreft, wij kregen er slechts<br />

een brood voor acht man, de soep was verder slechts water met bijna niets in. Daar ik ziek was kan<br />

ik <strong>van</strong> het kamp niet veel vertellen.<br />

Na drie weken zijn wij verder gemarcheerd naar Garmisch Partenkirchen waar wij <strong>van</strong> de<br />

Amerikanen bevrijd werden. Vandaar werden wij rechtstreeks naar België gebracht.<br />

Ik draag nog steeds de letselen aan het linkerbeen <strong>van</strong> de beten der honden te Kolishow. Verder is<br />

mijn neusbeen verzworen geweest tengevolge <strong>van</strong> slagen opgeloopen te Auschwitz. De dokters<br />

zeggen mij nu dat ik het laten opereeren. Verder ben ik nog steeds onbekwaam tot werken,<br />

tengevolge <strong>van</strong> algemeene verzwakking.”<br />

Na lezing volhardt en teekent met ons.<br />

Jacqmain Karfiol<br />

Het onderhoor <strong>van</strong> betrokkene over het kamp Kolishow, zal het voorwerp uitmaken <strong>van</strong> P.V. 21115,<br />

dd. 7.5.1946.<br />

Ten laste <strong>van</strong> Kaduk, S-S.man werd door ons P.V. nr.19875, dd.17.4.1946, opgesteld.<br />

Voegen hierbij kantschrift en bijlage in terugkeer.<br />

Waar<strong>van</strong> akte, gesloten op 6.5.1946.<br />

Voor eensluidend en gelijkvormig afschrift.<br />

Antwerpen, 6.5.1946.<br />

De e.a. inspecteur Jacqmain, Edmond.<br />

Gevolg aan kantschrift D 1792/928, dd.25.1.1946, v.d. Krijgsauditeur Van de Reydt, J.<br />

In zake <strong>van</strong> oorlogsmisdaden.<br />

Voorwerp Onderhoor <strong>van</strong> Karfiol, Wilhelm, vaderlandslooze <strong>van</strong> Poolsche afkomst geb. Debica<br />

(Polen) 11.2.1905, diamantfabrikant, wonende Brialmontlei nr. 11, Antwerpen, over het regime te K<br />

o l i s h o w, in Tcheco-Slowakije.<br />

OVERGEMAAKT AAN<br />

Den Heer Auditeur Van de Reydt, J.<br />

Den 7 Mei 1946<br />

De Eerstaanwezend Commissaris <strong>van</strong> de Veiligheid <strong>van</strong> den Staat,<br />

PRO JUSTITIA<br />

Ten jare negentienhonderd zesen veertig zeventienden der maand April, te 14 uur<br />

194


Wij, Jacqmain, Edmond, e.a. inspecteur, <strong>van</strong> de Veiligheid <strong>van</strong> den Staat, Officier <strong>van</strong> Gerechtelijke<br />

Politie, Hulp Officier <strong>van</strong> den Heer Auditeur Generaal, verhalen als gevolg aan het kantschrift nr. D<br />

1792/928, dd.25.1.1946, uitgaande <strong>van</strong> den heer Krijgsauditeur Van de Reydt, J. op datum en uur als<br />

hoogervermeld te onderhooren: K a r f i o 1, Wilhelm, vaderlandlooze <strong>van</strong> Poolsche afkomst,<br />

geboren te Debica, in Polen, op 11.2.1905, diamantfabrikant, wonende Brialmontlei nr.11, te<br />

Antwerpen, die ons verklaart in de Nederlandsche taal: “Na een verblijf <strong>van</strong> twee weken ongeveer<br />

werd ik met een transport <strong>van</strong> ongeveer vijftig mannen naar de steengroeve Kolishow vervoerd.<br />

Wij logeerden in een oude fabriek met ongeveer een vijfhonderd man waa<strong>van</strong> de helft dagshift en de<br />

ander helft nachtshift. Dit wisselde om per week. Er stonden bedden zooals in de kampen, met<br />

verdiepen. Bijna iedereen had zijn bed en elk had zijn matras.<br />

Het eten was het zelfde als te Auschwitz.<br />

Het werk was verschrikkelijk. Drie man moesten per dag vier wagons met steenen laden, zij moesten<br />

deze steenen zelf <strong>van</strong> den berg kappen erafbrengen, deze een tiental meter ver dragen naar de wagon<br />

en dan laden. De steenen moeten geen bepaalde grootte hebben, zij moesten zoo groot zijn dat wij ze<br />

konden heffen. Wij stonden onder het toezicht <strong>van</strong> de kapo's en S.S.mannen, met honden. Deze<br />

S.S.wilden zich soms amuzeeren met ons en lieten de honden ons opjagen. Wij moesten dan heel<br />

vlug den berg afloopen en dengenen die viel die werd gebeten door de honden.<br />

Ik zelf ben aldus, aan mijn linkerbeen gebeten geworden, tengevolge <strong>van</strong> hetwelk ik terug naar het<br />

kamp <strong>van</strong> Auschwitz werd vervoerd. De eerste veertien dagen dierf ik niet zeggen dat ik gebeten<br />

was maar tenslotte was mijn been zoodanig ontstoken dat ik verplicht het te zeggen, daar ik niet<br />

meer kon werken.<br />

Tengevolge hier<strong>van</strong> ben ik te Auschwitz, driemaal drie maanden in het Revier moeten gaan en heb<br />

ik een achttiental selecties moeten meemaken.<br />

Wij werkten ongeveer tien uur in de steengroeve, dewelke ongeveer een drietal kilometer <strong>van</strong> de<br />

fabriek gelegen was waarin wij sliepen.<br />

Als wij op ongeveer een honderd meter <strong>van</strong> het kamp kwamen stonden daar wagons waar<strong>van</strong> de<br />

steenen afgeladen waren. Wij moeten elk minstens een zestal stemnen <strong>van</strong> elk een drietal kilogram<br />

tot in het lager dragen.<br />

Kwamen wij dan in het lager dan moesten wij nog eerst voor dat wij eten kregen een paar wagons<br />

met aardappelen, of koolen of cement of andere stoffen lossen.<br />

Het werk werd als volgt verdeeld: bij dagshift gingen wij werken om een uur ’s middags en<br />

eindigden dan te tien soms elf uur 's nachts, bij nachtshift vertrokken wij rond twaalf uur ‘s nachts en<br />

kwamen terug te tien uur 's morgens.<br />

Wij kregen noch eten noch drinken in de steengroeve. Wij kregen als ons ons eten na het werk, het is<br />

zeggen bij dagschift kregen wij voor het werk soep en na het werk brood, bij nachtshift kregen wij<br />

alles na het werk.<br />

's Zondags na het werk moesten wij sport doen, het bestond uit turnen. Wij moesten bijvoorbeeld op<br />

het bevel “Nieder” ons plat neder leggen, zoodat de voeten <strong>van</strong> den eene op het hoofd <strong>van</strong> den ander<br />

kwamen en dan direkt plots rechtstaan, fiks, en zoo onafgebroken gedurende een zekere tijdsruimte<br />

die mij uren toeschenen. Wij moeten misschien wel een tiental minuten aan een stuk steeds gebukt<br />

huppelen zoodat niemand het kon uithouden. De oefeningen waren zoodanig overdreven dat er<br />

telkens zieken waren en dat anderen die de oefeningen niet goed genoeg deden afgeslagen werden<br />

door de kapo’s zodat zij later aan de gevolgen overleden. Regelmatig waren er dooden te betreuren<br />

na de sport.<br />

Alle weken kwam er een ziekenwagen <strong>van</strong> Auschwitz dewelke vijftien nieuwe mannen medebracht<br />

en vijftien andere dooden of erg zieken medenam. Ik heb persoonlijk gezien dat er waren die niet<br />

gingen werken die doodgeslagen werden door de kapo's op hun bed.<br />

Ik ben ongeveer een tweetal maanden te Kolishow gebleven, waarna ik dus terug naar Auschwitz<br />

ging.<br />

Na lezing volhardt en teekent met ons.<br />

Jacqmain Karfiol<br />

Het verblijf <strong>van</strong> Karfiol te Auschwitz maakt het voorwerp uit <strong>van</strong> het P.V. nr. 17874, dd.17.4.1946,<br />

geteekend Jacqmain, Ed. Het kantschrift werd bij bedoeld P.V. gevoegd.<br />

Waar<strong>van</strong> akte, datum als boven.<br />

Voor eensluidend en gelijkvormig afschrift.<br />

Antwerpen, 7.5.1946.<br />

De e.a. inspecteur.<br />

195


Gevolg aan P.V. 19874/46, dd.16.4.46<br />

In zake <strong>van</strong> oorlogsmisdaden.<br />

Voorwerp Onderhoor <strong>van</strong> Karfiol, Wilhelm, vaderlandslooze <strong>van</strong> Poolsche oorsprong geb. Debica,<br />

(Polen) 11.2.1905, diamantfabrikant, won. Brialmontlei nr. 11, Antwerpen<br />

Ten laste <strong>van</strong>: Kaduk, Duitsche S.S.man, bewaker <strong>van</strong> het kamp Auschwitz, nader onbekend 623<br />

OVERGEMAAKT AAN<br />

Den Heer Krijgsauditeur Van de Reydt, J.<br />

Den 7 Mei 1946<br />

De Eerstaanwezend Commissaris <strong>van</strong> de Veiligheid <strong>van</strong> den Staat,<br />

PRO JUSTITIA<br />

Ten jare negentienhonderd zesen veertig zeventienden der maand April, te 16 uur<br />

Wij, Jacqmain, Edmond, e.a. inspecteur, <strong>van</strong> de Veiligheid <strong>van</strong> den Staat, Officier <strong>van</strong> Gerechtelijke<br />

Politie, Hulp Officier <strong>van</strong> den Heer Auditeur Generaal, verhalen als gevolg aan ons P.V. nr.19874,<br />

dd.17.4.1946, te onderhooren: K a r f i o 1, Wilhelm, vaderlandlooze <strong>van</strong> poolsche afkomst, geboren<br />

te Debica, op 11.2.1905, diamantfabrikant, wonende Brialmontlei nr.11, te Antwerpen, die ons<br />

verklaart in de Nederlandsche taal: “Tijdens mijn verblijf in het koncentratiekamp <strong>van</strong> Auschwitz,<br />

heb ik aldaar gekend een zekere K a d u k, Duitsche S.S.man, dewelke er blokführer was en later<br />

rapportführer.<br />

Hij was gekend en gevreesd voor de slechte behandelingen die hij de ge<strong>van</strong>genen deed ondergaan.<br />

Hij was steeds gereed tot slagen.<br />

In December 1945, heeft hij op eigen rekening of initiatief een selectie gehouden tusschen de nietzieken<br />

voor de gaskamer. Kaduk was bedronken maar volgens mij wist hij nog wel wat hij deed. Hij<br />

kwam ‘s nachts in het kamp en liet al de joden <strong>van</strong> het kamp na de appel aantreden en heeft alsdaan<br />

een paar honderd man opgeschreven, die den volgenden dag naar gaskamer gestuurd geweest zijn.<br />

<strong>Een</strong> <strong>van</strong> mijn vrienden zekere Herman Schikker, <strong>van</strong> Polen, was onder hen. Ik zag hem nooit meer<br />

weer.<br />

Ik geloof dat hij den graad <strong>van</strong> Oberscha[r]führer droeg. Hij was zeer lang en mager. Ik schat hem<br />

ongeveer een zeven en dertig jaren. Later heb ik vernomen <strong>van</strong> vrienden die ook daar waren dat<br />

623 “Oswald Kaduk (°26. August 1906 in Königshütte/Oberschlesien † 1997) war SS-Unterscharführer und<br />

Rapportführer im Konzentrationslager Auschwitz. Kaduk wurde 1906 als Sohn eines Schmiedes in<br />

Königshütte (heute poln. Chorzów) geboren. Nach dem Besuch der Volksschule erlernte er das<br />

Metzgerhandwerk. Ab 1927 arbeitete er bei der Städtischen Berufsfeuerwehr in Königshütte. 1939 trat er<br />

freiwillig der Allgemeinen SS bei. 1940 wurde er zur Waffen-SS nach Berlin eingezogen. Er kam an die<br />

Ostfront, wurde aber nach verschiedenen Erkrankungen und Lazarettaufenthalten 1941 nach Auschwitz<br />

versetzt. Zunächst im Wachsturmbann eingesetzt wurde Kaduk Blockführer und schließlich Rapportführer.<br />

Kaduk war “einer der grausamsten, brutalsten und ordinärsten SS-Männer im KZ-Auschwitz“. (Urteil<br />

Landgericht Frankfurt, 19. August 1965)<br />

„Im Spätsommer 1944 fehlte beim Abendappell ein Häftling. Die angetretenen Häftlinge mußten so lange<br />

stehen bleiben, bis der Fehlende schließlich gefunden wurde. Kaduk und ein anderer Rapportführer schlugen<br />

so auf den Häftling ein, daß er mehrfach zu Boden fiel. […] Schließlich blieb der Häftling auf dem Rücken<br />

liegen, er lebte aber noch. Kaduk und der andere Rapportführer traten daraufhin mit voller Kraft mit ihren<br />

Stiefelabsätzen auf den Brustkorb des Häftlings bis - so die Feststellungen des Frankfurter Schwurgerichts -<br />

die Rippen krachten. Kaduk und der andere hörten erst […] auf, als der Häftling tot war.“ (Demant, S.73)<br />

Nach der Kapitulation arbeitete Kaduk in einer Zuckerfabrik in Löbau. Im Dezember 1946 wurde er von<br />

einem ehemaligen Häftling wiedererkannt und von einer sowjetischen Militärstreife festgenommen. Ein<br />

sowjetisches Militärgericht verurteilte ihn im August 1947 zu 25 Jahren Zwangsarbeit. Im April 1956 wurde er<br />

begnadigt. Er ging nach West-Berlin und arbeitete im Krankenhaus Tegel-Nord als Krankenpfleger. Wegen<br />

seiner Hilfsbereitschaft hatte er dort bald den Namen „Papa Kaduk“. Im Juli 1959 wurde er verhaftet. Im<br />

ersten Auschwitz-Prozess in Frankfurt am Main war Kaduk einer der Hauptbeschuldigten. Das Gericht<br />

verurteilte ihn zu lebenslangem Zuchthaus wegen Mordes in zehn Fällen und gemeinschaftlichen Mordes in<br />

mindestens tausend Fällen. 1989 wurde er aus der hessischen Vollzugsanstalt Schwalmstadt wegen<br />

Haftunfähigkeit entlassen. 1997 ist er als betagter Rentner 91-jährig verstorben.” Oswald Kaduk, in Wikipedia,<br />

http://de.wikipedia.org/wiki/Oswald_Kaduk (toegang 18.7.2006)<br />

196


Kaduk zou gepakt geweest zijn door de geallieerden. Verder beschrijving of bijzonderheden kan ik<br />

<strong>van</strong> hem niet geven.<br />

Kaduk was niet het hoofd <strong>van</strong> het kamp, ik geloof dat zekere Hesler op dit oogenblik hoofd <strong>van</strong> het<br />

kamp was. Ik kan niet zeggen of Hesler op de hoogte was <strong>van</strong> deze selectie gedaan door Kaduk. Ik<br />

kan ook niet zeggen dat Hesler zag dat er mishandelingen plaats grepen in het kamp. Ik vermoed dat<br />

echter al de bevelen <strong>van</strong> hem uitgingen.”<br />

Na lezing volhardt en teekent met ons.<br />

Jacqmain Karfiol<br />

Het verdere onderhoor <strong>van</strong> Karfiol, maakt het voorwerp uit <strong>van</strong> P.V. 19874, d.d. 17.4.1946 en <strong>van</strong><br />

nr.21115, dd. 6.5.1946.<br />

Waar<strong>van</strong> akte, gesloten op 6.5.1946<br />

Voor eensluidend en gelijkvormig afschrift.<br />

Antwerpen, 6.5.1946.<br />

De e.a. inspecteur, Jacqmain, Edmond.<br />

6. DE ETHIEK VAN VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE DADERS<br />

“A perpetrator is any person who knowingly took part in the process of destruction of the<br />

European Jews, whether by (1) ordering, authorizing, or planning the killing, (2) directly<br />

participating in the killing itself, or (3) knowingly making an essential contribution to the killing” 624 .<br />

“In addition to the perpetrators who were directly involved in killing the victims, there were<br />

many who contributed indirectly by fulfilling essential tasks without which the Final Solution would<br />

have had neither its enormous, continent-wide scope nor its efficient deadlines. Lawyers and judges<br />

had to write and enforce laws that defined what a Jew was, Catholic and Protestant churches had to<br />

cooperate in identifying Jews and Aryans, police had to round up and guard Jews in the cities and<br />

countryside, the railroads has to transport them…, bureaucrats had to legally confiscate Jewish<br />

property, and so on. Virtually all of the people who participated in the Final Solution in these<br />

indirect but essential ways were fully aware that Jews (and Gypsies) were being systematically<br />

killed by their own government, and therefore they were perpetrators. I refer to perpetrators in this<br />

diverse category as “impersonal bureaucrats” (the so-called desk murderers)” 625 .<br />

“Many people throughout German-occupied Europe played an indirect role by their<br />

complicitous support of the Nazi regime, the occupying German authorities, or their own<br />

collaborationist governments. By constant surveillance of their neighborhoods, informing to the<br />

Gestapo, denouncing Jews in hiding, and countless other ways, they aided and abetted the<br />

genocide” 626 .<br />

“A clear distinction must be made between factual/empirical questions about what the men<br />

did and why they did it, on the one hand, and ethical/normative questions about the wrongness of<br />

their acts and their blameworthiness for having done them, on the other” 627 .<br />

Christopher Brown, die met Ordinary Men een schitterend boek schreef over de “gewone”<br />

mannen <strong>van</strong> de politiebataljons die achter de frontlijn massaal door middel <strong>van</strong> massa-executies<br />

joodse ghetto’s “opruimden”, vestigt de aandacht op een consensus onder de historici: “Quite<br />

simply, in the past forty-five years no defense attorney or defendant in any of the hundreds of<br />

postwar trials has been able to document a single case in which refusal to obey an order to kill<br />

unarmed civilians resulted in the allegedly dire punishment. The punishment or censure that<br />

occasionally did result from such disobedience was never commensurate with the gravity of the<br />

crimes the men had been asked to commit” 628 .<br />

Ondanks het feit dat in ons onderzoek geen leden <strong>van</strong> politiebataljons opdoken, omdat alle in<br />

ons <strong>verhaal</strong> opgepakte joden eerst naar de Dossinkazerne te Mechelen werden gebracht en <strong>van</strong>daar<br />

op transport werden gezet naar Auschwitz, is dit toch een belangrijke vaststelling, omdat die ook<br />

624<br />

D. H. JONES, Moral Responsibility in the Holocaust, p. 123.<br />

625<br />

Ibid., p. 124-125.<br />

626<br />

Ibid., p. 232.<br />

627<br />

Ibid., p. 147.<br />

628<br />

C. R. BROWNING, Ordinary Men: Reserve Police Battalion 101 and the Final Solution in Poland, New<br />

York, Harper Collins, 1991, p. 170.<br />

197


slaat op de (trein- en) kampbewakers als Oskar Gröning en Oswald Kaduk. In dit kader moet vooral<br />

de eventuele wreedheid, onmenselijkheid, brutaliteit tegenover en vernedering <strong>van</strong> de joodse<br />

<strong>slachtoffers</strong>, de ijver en de excessiviteit <strong>van</strong> hun wangedrag mee verrekend worden in het morele<br />

oordeel. Tegelijkertijd moeten wij duidelijk stellen dat wij ons niet geconcentreerd hebben op het<br />

verzamelen <strong>van</strong> biografische gegevens <strong>van</strong> deze kampbewakers. We moeten hun <strong>verhaal</strong> vooral zien<br />

in het kader <strong>van</strong> ons onderzoek naar het lot <strong>van</strong> enkele joden, en de omstandigheden bij hun<br />

aankomst in Auschwitz 629 .<br />

“SS personnel, bureaucrats, and ordinary workers by the thousands had ample opportunities to<br />

help themselves to a part of the loot, and they did. So there is no denying that greed was a major<br />

motive among perpetrators” 630 .<br />

Willen we de valkuilen vermijden <strong>van</strong> de “afschuw” enerzijds, die het fenomeen wel bestrijdt,<br />

maar niet echt begrijpt, en <strong>van</strong> de “verschoning” anderzijds – dat zowel verontschuldigen als<br />

schoner maken betekent – anderzijds, die het wel begrijpt, maar niet bestrijdt, dan is het belangrijk<br />

op zoek te gaan naar wat de dader drijft 631 . “Afschuw” dreigt vooral voor diegenen die te veel belang<br />

hechten aan de persoonlijkheid <strong>van</strong> de dader, die gemakkelijkheidshalve als een psychopaat, een<br />

seriemoordenaar, een sadist, een duivel… wordt bestempeld, én die vooral niet kunnen en willen<br />

aanvaarden dat ook zij in een bepaalde situatie in staat zijn om daden <strong>van</strong> extreme wreedheid te<br />

begaan. De sociaalpsychologen Milgram en Zimbardo hebben met hun wereldberoemde doch<br />

controversiële experimenten overtuigend het verontrustende tegendeel aangetoond dat namelijk het<br />

overgrote deel <strong>van</strong> de mensen in de “juiste” omstandigheden wel hiertoe in staat is, straffer zelfs,<br />

nog nauwelijks in staat is om zich hiertegen te verzetten 632 . De meeste <strong>daders</strong> zijn even doodgewone<br />

mannen en vrouwen als wijzelf, en geen psychopaten.<br />

En toch zijn er blijkbaar individuen die zelfs in extreme omstandigheden niet toegeven aan de<br />

druk <strong>van</strong> de groep of aan de druk <strong>van</strong> een autoriteit. Uit wat voor hout zijn diegenen gesneden die<br />

daar “weerstand” aan durven bieden?<br />

1 2 3 4 5 6 7 8 9<br />

Uitzonderlijk slecht<br />

of<br />

afkeurenswaardig 633<br />

Zeer<br />

slecht<br />

Slecht Onvoldoende Niet<br />

goed<br />

Niet<br />

slecht<br />

Voldoende Goed Zeer<br />

goed<br />

198<br />

Uitzonderlijk<br />

goed of<br />

prijzenswaardig<br />

– – – – – – – – – – ± + ++ +++ ++++<br />

629 Vermits Oswald Kaduk in de jaren zestig toch nog een proces heeft gekregen, zal er over hem zeker heel<br />

wat meer informatie beschikbaar zijn. Voor Oskar Gröning is het nooit tot een proces gekomen, al liet hij zich<br />

wel uitgebreid interviewen door Laurence Rees. REES, L., Auschwitz, Antwerpen, Manteau, 2005, p. 140-143,<br />

145-147, 168, 184, 200, 291-292, 299, 302, 304.<br />

630 D. H. JONES, Moral Responsibility in the Holocaust, p. 165.<br />

631 Zie D. POLLEFEYT, Auschwitz: hoe kon het ooit gebeuren? In: Catechetische Service, lente 1995, p. 6-13.<br />

De titel <strong>van</strong> Pollefeyts proefschrift was: “Voorbij afschuw en verschoning”.<br />

632 Milgram toonde in de jaren zestig aan dat maar liefst 62 % <strong>van</strong> zijn doodgewone, volkomen normale<br />

mannelijke proefpersonen in de rol <strong>van</strong> “leraar” gehoorzaamde aan de autoriteit <strong>van</strong> de proefleider <strong>van</strong> Yale<br />

University en op diens aansporingen bij elk verkeerd antwoord <strong>van</strong> de “leerling” - die een acteur was die het<br />

spel meespeelde -, doorging met het toedienen <strong>van</strong> (zogezegd) steeds zwaardere elektrische schokken tot het<br />

maximum <strong>van</strong> 450 volt, en dit ondanks het feit dat de “leraar” de “leerling” uit de kamer ernaast hoorde<br />

schreeuwen <strong>van</strong> de pijn en smeken om er mee op te houden. Zie J. DE LAENDER, De psychologie <strong>van</strong> de<br />

menselijke wreedheid, in Ethische Perspectieven 14/2 (2004) p. 111-122. Zimbardo toonde met zijn Stanford<br />

Prison Experiment aan dat <strong>van</strong> doodgewone studenten, die willekeurig onderverdeeld werden in een groep<br />

“cipiers” en een groep “ge<strong>van</strong>genen” in een nagebouwde ge<strong>van</strong>genis, de “bewakers” onder hen onder invloed<br />

<strong>van</strong> deze buitengewone en extreme situatie hun “ge<strong>van</strong>genen” echt als misdadigers gingen behandelen en zelfs<br />

fysiek straffen. Het experiment liep zelfs zodanig uit de hand dat Zimbardo het voortijdig moest afbreken. The<br />

Stanford Prison Experiment: Rebellion, 21 mei 2002, BBC2. Conclusie: in een extreme situatie zijn mensen<br />

tot de gruwelijkste dingen in staat.<br />

633 “Thus being fully blameworthy for one’s action is being justifiably (deservedly) liable to judgmental blame<br />

because one has (1) performed a wrong act, (2) knowing it is wrong, (3) performing it intentionally, (4)<br />

voluntarily, and (5) from a bad motive; and so one has no excuse. Other things being equal, the degree of<br />

blameworthiness increases with the seriousness of the wrong act.” D. H. JONES, Moral Responsibility in the<br />

Holocaust, p. 21.


Daders<br />

634<br />

Rechter<br />

Baudisch<br />

Erich<br />

Holm<br />

Gustaaf<br />

De<br />

Schutter<br />

Louis<br />

Debra 635<br />

Staf Van<br />

Sintjan<br />

Oscar<br />

Gröning<br />

Oswald<br />

Kaduk<br />

199<br />

A B C D E F G H I J K<br />

Handeling<br />

of<br />

keuze<br />

om iets<br />

te doen<br />

of om<br />

iets niet<br />

te doen<br />

Weet<br />

dat het<br />

moreel<br />

goed of<br />

slecht<br />

is<br />

Doet<br />

het<br />

bewust<br />

Doet<br />

het<br />

vrijwillig<br />

Vanuit<br />

een<br />

moreel<br />

goed of<br />

slecht<br />

motief<br />

Ernst<br />

<strong>van</strong> de<br />

han-<br />

deling<br />

Karakter<br />

(trekken)<br />

bezittend<br />

als<br />

welwillend<br />

gewetensvol,<br />

gezond<br />

verstand,<br />

zelfstandig,<br />

zelfbeheersing,<br />

zelfrespect<br />

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _<br />

– – –<br />

–<br />

– – –<br />

–<br />

– – –<br />

–<br />

– – –<br />

–<br />

– – –<br />

–<br />

– – –<br />

–<br />

– – –<br />

–<br />

Gerechtvaardigde<br />

morele<br />

excuses<br />

zoals<br />

onwetendheid,<br />

vergissing<br />

of dwang<br />

Zelfbedrog<br />

Moreel<br />

eindoordeel<br />

op basis<br />

<strong>van</strong><br />

rationele<br />

argumenten<br />

Gevoel<br />

<strong>van</strong><br />

walging<br />

tot<br />

bewondering<br />

– – – – – – – – – – – – – – – –<br />

– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –<br />

– – – – – –<br />

–<br />

± ± + + + ± ± – – ± +<br />

± – – + + ± – – – – – – – – – – – –<br />

– – –<br />

–<br />

– – –<br />

–<br />

– – –<br />

–<br />

– – –<br />

–<br />

– – –<br />

–<br />

– – – – – – – – – – – –<br />

634 “We should not take any steps that would irreparably damage or completely sever morally valuable<br />

relationships in which we stand with the wrongdoer that have the potential to lead to forgiveness, making<br />

amends, and other reparative actions. This last warning is especially rele<strong>van</strong>t when the wrongdoers feel guilty<br />

and ashamed, have accepted responsibility, and ask for forgiveness.” Ibid., p. 23.<br />

635 Bij Debra zullen we – op basis <strong>van</strong> (uittreksels uit) het psychiatrisch verslag - ook een oordeel moeten<br />

vellen over het feit of hij misschien verminderd toerekeningsvatbaar was. “Persons may suffer from any of a<br />

variety of mental illnesses that undermine or destroy their powers of agency – the capacities they need to act as<br />

competent moral agents pursuing their goals, making rational choices, and taking responsibility for their<br />

actions…: (1) sufficient cognitive powers to understand the nature of one’s acts,… that they are right or wrong<br />

and the likely consequences of performing them… (2) sufficient powers of deliberation to make informed<br />

choices and decisions… in the light of one’s most deeply held goals and priorities, while taking into account<br />

available evidence concerning the most effective means of achieving them; and (3) sufficient powers of<br />

volition to enable one to carry out decisions and choices in action; in ordinary language these powers are often<br />

referred to as ‘self-control’… Being responsible (possessing powers of agency) gets one in the moral game, so<br />

to speak; once one is in the game and eligible, one can be held responsible (praiseworthy, blameworthy,<br />

deserving of reward, or liable to punishment, etc.) for one’s exercise of those powers. However, responsible<br />

persons are sometimes not blameworthy for particular wrong acts because they have a justified excuse… Most<br />

people with diminished responsibility can be correctly described as blameworthy for some (perhaps most) of<br />

their wrongdoing, as well as praiseworthy for their good deeds.” Ibid., p. 29, 101.


BESLUIT<br />

Ik wil afsluiten. Het is mooi geweest. Ik vond vijftien protestanten die met zekerheid joden<br />

hebben verborgen: Klaas Sluys en Julia Schuyten, Henri Schuyten en Margriet Oudheusden, René<br />

Schuyten en Nelly Opstelten, John Polderman en Lea, Charles Hendrickx en Yvonne Noë, Door<br />

Hendrickx en Philomena Coenen, Henri Rooze en Truus Van Buuren, én Jeanne Schuyten. Er waren<br />

er ongetwijfeld meer. Voor een aantal onder hen beschikken we wel over enkele aanwijzingen, maar<br />

ontbreken vooralsnog verdere bevestigingen of bewijzen. Allen samen verborgen zij - voor kortere<br />

of langere tijd – minstens 29 joden! Zeven <strong>van</strong> hen werden opgepakt, gedeporteerd en keerden nooit<br />

weer: Myriam Grosz-Reichman met haar drie kinderen, Paula Grosz, Alexander Grosz en Annie<br />

Grosz, Hersz Nadel, Karin Bremer en haar dochterje Sophia Bremer. De eveneens opgepakte Jonas<br />

Polak overleefde Auschwitz. Maar eenentwintig joden – de voor korte tijd opgesloten, maar later<br />

tijdens het transport ontsnapte en terug ondergedoken Igo Gross meegeteld - konden dankzij deze<br />

protestantse redders ondergedoken blijven tot aan de bevrijding: Edith Hönig, Sigmund Hönig en<br />

Rosa Gross, Igo Gross en Rosalie Berlstein, Chana Kron-Hönig, Lily Hönig en Gottfried Finkel,<br />

Markus Finkel en Laura Einig, Selma Finkel en Heinz Schindler, Sylvie Reichman en haar<br />

grootmoeder Dobe Grunspan-Thaler, Josephine of “Jopie” <strong>van</strong> Engel, Sofie Vlessing, de heer en<br />

mevrouw Wesley, Leo, Adèle en hun oom. En dan hebben we de helemaal naamloos gebleven<br />

“Jewish teenaged boys” nog niet meegerekend die, volgens kleindochter Ann Williams-Lyzenga,<br />

door Henri Schuyten en zijn vrouw Margriet een tijdje bij hen verborgen werden gehouden.<br />

Figuur 137 Edith Hönig en haar echtgenoot Burton Sanders, 2005 (Archief Edith Hönig)<br />

Naast regelmatig contact met een <strong>van</strong> de laatste joodse overlevenden nog in leven, Edith Hönig, die<br />

speciaal voor dit project bereid was haar herinneringen aan een bijzonder pijnlijke periode met mij te<br />

delen - waarvoor ik haar altijd ontzettend dankbaar zal blijven -, slaagde ik er ook in Sylvie<br />

Reichman terug te vinden en haar na bijna 60 jaar weer in contact te brengen met de families die<br />

haar hielpen onderduiken. <strong>Een</strong> andere joodse, Jopie <strong>van</strong> Engel, vond ik eveneens terug, maar zij was<br />

jammer genoeg inmiddels al overleden. Uit het archiefmateriaal bleek dat er nog een zoon <strong>van</strong> Hersz<br />

Nadel de oorlog had overleefd. Ik vond zijn weduwe terug en kon haar het <strong>verhaal</strong> vertellen <strong>van</strong> de<br />

poging <strong>van</strong> Jeanne Schuyten, Klaas Sluys en zijn vrouw Julia om haar schoonvader nog te redden.<br />

Tijdens mijn onderzoek vond ik heel wat gegevens en foto’s terug <strong>van</strong> de 38 familieleden <strong>van</strong> Sylvie<br />

Reichman – waaronder haar ouders - die naar Auschwitz werden gedeporteerd, en die nooit<br />

terugkeerden. Van een aantal onder hen zijn geen andere foto’s bekend 636 .<br />

636 In heel dit <strong>verhaal</strong> heb ik ontdekt hoe belangrijk foto’s voor mensen zijn. Foto’s <strong>van</strong> dierbaren zijn<br />

onlosmakelijk deel uit gaan maken <strong>van</strong> levensverhalen en zijn eigenlijk onmisbaar (geworden) en constitutief<br />

bij de constructie <strong>van</strong> onze identiteit. Foto’s gaven (eindelijk) een gezicht aan helpers, <strong>slachtoffers</strong> én aan<br />

<strong>daders</strong>. En zij kunnen zelfs een echt bewijs zijn <strong>van</strong> wat “Rechtvaardigen” vermogen.<br />

200


Toen in september 2005 Sylvie speciaal naar België kwam voor een reünie met de kinderen<br />

Sluys en Rooze, kwamen Sylvie, haar echtgenoot en ik met de wagen aangereden in het dorp waar<br />

haar toenmalige “broer” Joop Rooze nu woont en troffen we volgende spandoeken aan:<br />

Figuur 138 Spandoeken <strong>van</strong> de familie Rooze voor de<br />

reünie met hun "zusje" Sylvie Lednicer-Reichman,<br />

11.9.2005 (Archief Sylvie Lednicer-Reichman)<br />

Telkens als ik naar deze foto’s kijk, moet ik huilen <strong>van</strong> ontroering. Zij drukken immers een<br />

<strong>verhaal</strong> uit <strong>van</strong> “een liefde die blijft” over alle jaren heen. Bijna 60 jaar lang hebben de families<br />

Sluys en Rooze niet geweten wat er <strong>van</strong> Sylvieke geworden was. Al die jaren zijn zij aan hun<br />

“zusje” blijven denken. Julia en haar echtgenoot Klaas hebben, door toedoen <strong>van</strong> Edith Hönig, in<br />

1997 de Yad Vashem-medaille <strong>van</strong> de “Rechtvaardigen” ont<strong>van</strong>gen. Sylvie Reichman heeft nu ook<br />

de aanvraag ingediend voor Henri en Truus Rooze-Van Buuren. Terecht! Op de medaille staat een<br />

prachtig Talmoedisch gezegde gegraveerd: “Wie één leven redt, redt de hele mensheid.”<br />

Als gelovige protestanten hebben deze mensen met de ogen <strong>van</strong> Christus gezien wat hen te<br />

doen stond. Zij hebben ook een aantal anderen kunnen overtuigen om hen te helpen, bijvoorbeeld<br />

met het zoeken naar voldoende voedsel voor alle onderduikers.<br />

Zonder enige twijfel heeft dit onderzoek mijn leven en mijn levensbeschouwing grondig<br />

veranderd. Ik heb prachtige mensen leren kennen in Vlaanderen, Nederland, de Verenigde Staten en<br />

Israël. Het heeft mijn blik op de geschiedenis en op de wereld enorm verruimd. Het voorbeeld <strong>van</strong><br />

deze moedige protestantse families heeft mij beter leren kijken met de ogen <strong>van</strong> Christus. Ik heb de<br />

grote dankbaarheid mogen ervaren <strong>van</strong> al deze mensen voor het teruggeven <strong>van</strong> een stuk <strong>van</strong> hun<br />

eigen levens<strong>verhaal</strong>. Zolang ik leef, zal ik dan ook dit <strong>verhaal</strong> blijven vertellen als bron <strong>van</strong> hoop, als<br />

symbool voor wat mensen voor elkaar kunnen betekenen, en voor wat daadwerkelijk beleefde<br />

verdraagzaamheid, verantwoordelijkheidsbesef en verbondenheid vermogen.<br />

De sociologen Samuel en Pearl Onliner schreven in hun boek, De altruïstische<br />

persoonlijkheid: “Wanneer we willen leven in een wereld die vrij is <strong>van</strong> de dreiging zoals die <strong>van</strong> de<br />

jodenvervolging, dan zullen we die wereld zelf moeten scheppen. Wanneer we enkele<br />

eigenschappen kunnen doorgronden die helpers onderscheiden <strong>van</strong> anderen, dan kunnen we<br />

misschien die eigenschappen bewust bevorderen” 637 . Aan de hand <strong>van</strong> David Jones’ Moral<br />

Responsibility in the Holocaust stelden we een ethische analyse-fiche op, waarmee we juist de aan-<br />

of afwezigheid <strong>van</strong> deze karaktereigenschappen op het spoor konden komen: welwillendheid,<br />

gewetensvolheid, gezond verstand, zelfstandigheid, zelfbeheersing, zelfrespect en “extensivity” of<br />

ruimdenkendheid, die zowel universele welwillendheid en universele gewetensvolheid omvat en<br />

volgens de Oliners statistisch gezien hét belangrijkste verschil uitmaakt tussen redders en anderen:<br />

“Wat helpers kenmerkte was niet het verwaarlozen <strong>van</strong> de zorg voor zichzelf, goedkeuring <strong>van</strong><br />

anderen of succes, maar meer hun vermogen velerlei relaties aan te knopen – hun sterker gevoel <strong>van</strong><br />

637 S. OLINER & P. OLINER, De altruïstische persoonlijkheid. Waarom riskeerden gewone mannen en vrouwen<br />

hun leven om anderen te redden, Amsterdam, Balans, 1989, p. 10.<br />

201


verbondenheid met anderen en hun verantwoordelijkheidsgevoel voor het welzijn <strong>van</strong> anderen, ook<br />

degenen die niet direct tot hun familie of hun gemeenschap behoorden” 638 .<br />

Eén <strong>van</strong> de wijzen waarop we deze karaktertrekken kunnen cultiveren, is het aanmoedigen<br />

<strong>van</strong> vrijwilligerswerk. Het is dan ook fantastisch dat ongeveer 70% <strong>van</strong> mijn derdegraadsleerlingen<br />

spontaan voor vrijwilligerwerk kiest voor hun semestertaak godsdienst. Sommigen helpen eenmaal<br />

per week als maaltijdbegeleider een demente bejaarde bij het eten, anderen begeleiden minimum<br />

drie keer in de School <strong>van</strong> Vrede <strong>van</strong> de Sint-Egidiusgemeenschap te Antwerpen kansarme lagere<br />

schoolkinderen bij het maken <strong>van</strong> hun huistaak of bij het leren <strong>van</strong> hun lessen…<br />

Maar David Jones waarschuwt ons ook dat alleen een versterking <strong>van</strong> deze goede<br />

karaktertrekken onvoldoende is om een eventuele toekomstige genocide te voorkomen. In zijn<br />

besluit vat hij het nog eens kort en krachtig samen: “There is a complex set of conditions (not<br />

including outside intervention) that is sufficient to prevent future genocides or at least make them<br />

less likely to occur. This complex sufficient condition consists of three elements, each of which is<br />

necessary but insufficient by itself for the prevention of genocide: (1) a high level of the individual<br />

virtues of universal benevolence and conscientiousness, (2) a set of liberal political institutions<br />

characteristic of constitutional democracy, and (3) a good political culture, including especially the<br />

civic virtues of respect for the rule of law, support for and loyalty to the other institutions of<br />

constitutional democracy, and mutual respect and tolerance among citizens” 639 , en het belang <strong>van</strong> dat<br />

laatste verduidelijkt hij nog even: “A great deal of empirical psychological research has confirmed<br />

that prejudice is maintained by avoidance of social interaction with members of the devalued group.<br />

Correspondingly, prejudice is weakened when people have ongoing experiences of working or<br />

associating with those whom they have formerly denigrated, especially if they cooperate with them<br />

in mutually beneficial activities. Mutual respect and tolerance is not an inevitable part of human<br />

nature: it has to be acquired through direct experience. Citizens who have mutual respect and<br />

tolerance are also capable of participating together in a wide range of intermediate civic associations<br />

and organizations that are essential for the exercise of political rights in the wider community” 640 .<br />

Wie vergeet, is gedoemd om te herhalen. Wie herhaling wil voorkomen, kan daarom best naar<br />

“anderen” leren kijken en zien wat ons <strong>van</strong>daag hier en nu te doen staat: namelijk de diversiteit<br />

erkennen als een realiteit en daarnaar proberen te leven.<br />

638 Ibid., p. 272.<br />

639 D. H. JONES, Moral Responsibility in the Holocaust, p. 242.<br />

640 Ibid., p. 241-242.<br />

202<br />

Jan Maes (Mortsel)<br />

jan.maes3@telenet.be


BIBLIOGRAFIE<br />

A. GESCHREVEN BRONNEN EN WERKEN<br />

1. BOEKEN<br />

BERLER, W., Itinéraire dans les ténèbres. Monowitz, Auschwitz, Gross-Rosen, Buchenwald, Parijs,<br />

L’Harmattan, 1999.<br />

BRACHFELD, S., “Ze hebben het overleefd”, Brussel, VUBPRESS, 1997.<br />

BROWNING, C.R., Ordinary Men: Reserve Police Battalion 101 and the Final Solution in Poland,<br />

New York, Harper Collins, 1991.<br />

DE VOLDER, J. & WOUTERS, L., Van binnen weent mijn hart. De vervolging <strong>van</strong> de Antwerpse joden.<br />

Geschiedenis en herinnering, Antwerpen, Standaard, 1999.<br />

DE WEVER, B., Greep naar de macht: Vlaams nationalisme en Nieuwe Orde, het VNV, 1933-1945,<br />

Tielt, Lannoo, 1994.<br />

FOGELMAN, E., Conscience & Courage. Rescuers of Jews during the Holocaust, New York-London-<br />

Toronto-Sydney-Auckland, Anchor Books Doubleday, 1994.<br />

HILBERG, R., Daders <strong>slachtoffers</strong> omstanders. De joodse catastrofe 1933-1945. Vertaald door<br />

P. VAN DER KAAIJ, Haarlem, Uitgeverij J.H. Gottmer – H.J.W. Becht, 1992.<br />

JONES, D., Moral Responsibility in the Holocaust. A study in the Ethics of Character, Lanham –<br />

Bulder – New York – Oxford, Rowman & Littlefield Publishers, 1999.<br />

LAUREYS, E., Meesters <strong>van</strong> het diamant. De Belgische diamantsector tijdens het nazibewind, Tielt,<br />

Lannoo, 2005.<br />

MAERTEN, F., SELLESLAGH, F. & VAN DEN WIJNGAERT, M. (ed .), Entre la peste et le choléra. Vie<br />

et attitudes des catholiques sous l’occupation, Brussel – Louvain-la-Neuve, CEGES –<br />

Quorum – ARCA, 1999.<br />

KLARSFELD, S. & STEINBERG, M., Memoriaal <strong>van</strong> de deportatie der joden uit België. Voorgesteld<br />

door, Brussel – New York, Vereniging der Joodse Weggevoerden in België – Kinderen <strong>van</strong><br />

de Deportatie, 1982 (repr. 1994).<br />

OLINER, S. & OLINER, P., De altruïstische persoonlijkheid. Waarom riskeerden gewone mannen en<br />

vrouwen hun leven om anderen te redden, Amsterdam, Balans, 1989.<br />

REES, L., Auschwitz, Antwerpen, Manteau, 2005.<br />

SAERENS, L., Vreemdelingen in een wereldstad. <strong>Een</strong> geschiedenis <strong>van</strong> Antwerpen en zijn joodse<br />

bevolking (1844-1944), Tielt, Lannoo, 2000.<br />

SCHREIBER, M., Stille rebellen. De overval op de 20 e deportatietrein naar Auschwitz. Vertaald door<br />

J. GIELKENS, Amsterdam - Antwerpen, Atlas, 2001 (repr. 2002).<br />

SCHUYTEN, M.C., Oorlogsdagboek, Antwerpsche nota’s 1940-1944, Antwerpen, De Techniek,<br />

maart 1945.<br />

SLUYS, K., Het wonder <strong>van</strong> Boechout. Doorbraak <strong>van</strong> het E<strong>van</strong>gelie in Vlaanderen, Franeker, T.<br />

Wever, 1959.<br />

STEINBERG, M., Le dossier Bruxelles-Auschwitz. La police SS et l’extermination des Juifs de<br />

Belgique. Met een voorwoord <strong>van</strong> B. & S. KLARSFELD, een nawoord <strong>van</strong> M. PIORO en<br />

gerechtelijke documenten <strong>van</strong> de zaak Ehlers, Brussel, le Comité Belge de soutien à la partie<br />

civile dans le procès des officiers SS Ehlers, Asche, Canaris, responsables de la déportation<br />

des Juifs de Belgique, 1980.<br />

STEINBERG, M., De ogen <strong>van</strong> het Monster. De holocaust dag in dag uit, Antwerpen - Baarn,<br />

Hadewijch, 1992.<br />

VAN DEN WIJNGAERT, M. e.a., België tijdens de Tweede Wereldoorlog, Antwerpen, Standaard,<br />

2004.<br />

VAN PEE, R., Ik was 20 in 1944. Relaas uit Neuengamme en Blumenthal, Berchem, EPO, 1995.<br />

VERSCHOORIS, M., Schrijven in de schaduw <strong>van</strong> de dood. Over thuiskomen, opduiken en<br />

achterblijven [1940-1955], Gent, Snoeck, 2005.<br />

WOUTERS, N., Oorlogsburgemeesters 40/44. Lokaal bestuur en collaboratie in België, Tielt,<br />

Lannoo, 2004.<br />

203


2. ARTIKELEN IN VERZAMELWERKEN<br />

CAESTEKER, F., Onverbiddelijk, maar ook clement. Het Belgische immigratiebeleid en de joodse<br />

vlucht uit Nazi-Duitsland, maart 1938-augustus 1939, in Bijdragen tot de Eigentijdse<br />

Geschiedenis, 13/14 (2004) 99-139.<br />

DE WEVER, B., De collaboratie in Vlaanderen, in J. GOTOVITCH & C. KESTELOOT (ed.), Het<br />

gewicht <strong>van</strong> het oorlogsverleden, Gent, Academia Press, 2003, 39-49.<br />

SAERENS, L., Gewone Vlamingen? De jodenjagers <strong>van</strong> de Vlaamse SS in Antwerpen, 1942 (Deel 1),<br />

in Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 15 (2005) 289-313.<br />

SCHUYTEN, J., Tenminste Sylvieke, in J. DE VOLDER & L. WOUTERS, Van binnen weent mijn hart.<br />

De vervolging <strong>van</strong> de Antwerpse joden. Geschiedenis en herinnering, Antwerpen, Standaard,<br />

1999, 120-126.<br />

VANDEN DAELEN, V., Het leven moet doorgaan. De joden in Antwepren na de bevrijding, 1944-<br />

1945, in Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 13/14 (2004) 141-185.<br />

.<br />

3. ARTIKELEN IN TIJDSCHRIFTEN<br />

SCHUYTEN, R., Advertentie in Vlaanderen voor Kristus, 19 september 1939, p. 88.<br />

4. ARTIKELEN IN KRANTEN, WEEKBLADEN<br />

Belgisch Staatsblad, 1947, bladzijde 10474.<br />

Debra, de droevige Held <strong>van</strong> een nieuw Proces, in De Volksgazet, 1 december 1949, p. 7.<br />

Debra liet verschillende personen aanhouden, in De Volksgazet, 2 december 1949, p. 7.<br />

Vroegere Slachtoffers <strong>van</strong> Debra, schilderen diens Nazi-activiteit, in De Volksgazet,<br />

3 december 1949, p. 7.<br />

Laatste Getuigen in Zaak Debra worden gehoord, in De Volksgazet, 8 december 1949, p. 6.<br />

Oorlogsmisdadiger Thonon bevestigt de Verklikkersactiviteit <strong>van</strong> Debra, in De Volksgazet,<br />

9 december 1949, p. 7.<br />

De Auditeur eist de Doodstraf tegen Debra, in De Volksgazet, 10 december 1949, p. 3.<br />

Debra tot levenslange Dwangarbeid veroordeeld, in De Volksgazet, 17 december 1949, p. 3.<br />

Foto <strong>van</strong> de J.-F. Willemsherdenking te Boechout, 8.8.1943, in De Post, 18 april 1982, p. 8-9.<br />

MAES, J., Holocaustmuseum (Lezersbrief), in De Standaard, 21 december 2001, p. 8.<br />

OTTE, A., “Dit is geen oude geschiedenis”, in De Standaard, 16 november 2005, p. 7.<br />

<strong>Een</strong> zaak <strong>van</strong> aanhoudingen en hulp aan S.D., in Gazet Van Antwerpen, 3 en 4 december 1949, p. 6.<br />

5. ONUITGEGEVEN PROEFSCHRIFTEN, VERHANDELINGEN, SCRIPTIES<br />

MAES, J., Daders <strong>slachtoffers</strong> omstanders. De vervolging <strong>van</strong> de Antwerpse joden: kiezen of niet<br />

kiezen, dat was de vraag (onuitgegeven paper Christendom en Jodendom), KULeuven, 2005.<br />

http://www.de-living.be/vervolging/Daders%20<strong>slachtoffers</strong>%20omstanders.doc<br />

6. ARCHIEFSTUKKEN<br />

Antwerpen, Provinciaal Archief Antwerpen<br />

Wereldoorlog II, Oorlogsgebeurtenissen.Vragenlijst: de oorlog in de provincie Antwerpen.<br />

Boechout, Heemkundige Kring “Het Speelhof”<br />

Van Sintjan, Omzendschrijven 20.5.1941.<br />

Vragenlijst [ingevuld door Klaas Sluys] <strong>van</strong> het Belgische Commissariaat voor Repatriëring –<br />

Dienst voor Opzoeking en Identificatie – met medewerking <strong>van</strong> het Rode Kruis <strong>van</strong> België.<br />

Brussel, Auditoraat-Generaal<br />

Dossier Debra, Louis<br />

Dossier Van Sintjan, Gustaaf<br />

204


Brussel, Ministerie <strong>van</strong> Volksgezondheid - Dienst Oorlogs<strong>slachtoffers</strong> (DO)<br />

Dossier Altbaum, Isaias<br />

Dossier Bremer, Karin<br />

Dossier Bremer, Sophia<br />

Dossier Coenen, Philomena<br />

Dossier Finkel, Markus<br />

Dossier Gross, Israel<br />

Dossier Grosz, Alexander<br />

Dossier Grosz, Annie<br />

Dossier Grosz, Paula<br />

Dossier Grosz, Zoltan<br />

Dossier Grunspan, Chaja-Syma<br />

Dossier Grunspan, Sara Esther<br />

Dossier Hendrickx, Jacobus D. Isidorus<br />

Dossier Hendrickx, Marie Carolus<br />

Dossier Hanfling, Majer<br />

Dossier Karfiol, Wilhelm<br />

Dossier Landau, Philippe<br />

Dossier Nadel, Hersz<br />

Dossier Nadel, Manfred<br />

Dossier Neumann, Estera<br />

Dossier Pakula, Gertrude<br />

Dossier Polak, Jonas<br />

Dossier Reichman, Alexander<br />

Dossier Reichman, Andre<br />

Dossier Reichman, Catharina<br />

Dossier Reichman, Joseph<br />

Dossier Reichman, Marie<br />

Dossier Reichman, Maurice<br />

Dossier Reichman, Suzanne<br />

Dossier Schvartz, Julianna<br />

Dossier Sluys, Klaas<br />

Fiche originale du fichier des “enfants cachés” constitué par le Comité de Défense des Juifs<br />

concernant Madame REICHMAN, Sylvie<br />

concernant Madame VAN ENGEL, Joséphine<br />

Brussel, Dienst Vreemdelingenzaken 641 (DV)<br />

Dossier Finkel, Gottfried, A280367<br />

Dossier Finkel, Markus, 1571278<br />

Dossier Finkel, Selma, 2014544<br />

Dossier Gnazic, Elias,1501316<br />

Dossier Gnazic, Hanna, A375136<br />

Dossier Gross, Israel, A318886<br />

Dossier Grosz, Paula, A397121<br />

Dossier Grosz, Zoltan, 1365384<br />

Dossier Grunspan, Isaak, 1522346<br />

Dossier Grunspan, Joel, 1502741<br />

Dossier Grunspan, Chaja, 7005589 of 1522347<br />

Dossier Grunspan Lea, 1522348<br />

Dossier Hanfling, Majer, A302999<br />

641 Dossiers die niet teruggevonden werden (in de archieven <strong>van</strong> de Dienst Vreemdelingenzaken zelf):<br />

Lipschitz, Leizer; Karfiol, Benjamin (°Glogow, 5.12.1894); Dossier Grunspan, Sara Ester, 1522349. Geen<br />

dossier (bij de Dienst Vreemdelingenzaken): Vlessing, Sophie (°Nederland, 1922); <strong>van</strong> Engel, Josephine,<br />

(°Amsterdam, 1.3.1935); Bremer, Sofia (°Amsterdam, 27.6.1919); Bremer, Karin (°Amsterdam, 6.1.1941).<br />

205


Dossier Hönig, Edith, 3219080<br />

Dossier Hönig, Lily, A280367<br />

Dossier Hönig, Sigmund, A213361<br />

Dossier Karfiol, Benjamin, 16262023<br />

Dossier Karfiol, Danuta, 2091923<br />

Dossier Karfiol, Wilhelm, A373662<br />

Dossier Kron, Karl, A323181<br />

Dossier Lachter, Leon, 1381846<br />

Dossier Nadel, Hersz, A344334<br />

Dossier Nadel, Manfred, A393351<br />

Dossier Nadel, Max, A375136<br />

Dossier Opstelten, Nelly, A17360<br />

Dossier Pakula, Gertrude, A363959<br />

Dossier Reichman, Alexander, 1298478<br />

Dossier Reichman, Benjamin, 1379678<br />

Dossier Reichman, Céline, 2539718<br />

Dossier Reichman, Esther-Regina, 2101845<br />

Dossier Reichman, Eugène, 1258289<br />

Dossier Reichman, Joseph, 1298479<br />

Dossier Reichman, Louis, 1412232<br />

Dossier Reichman, Mauritius, 1420646<br />

Dossier Reichman, Paula, 2539717<br />

Dossier Rodriguez, Jacob, 1136784<br />

Dossier Safir, Eisig, 1484797<br />

Dossier Safir, Renée, 2106954<br />

Dossier Schindler, Heinz, 2014544<br />

Dossier Sluys, Klaas, A150932<br />

Dossier Van Buuren, Geertruida, A67798<br />

Dossier Zawadski, Henry, 822448<br />

Hasselt, Ministerie <strong>van</strong> Financiën, Administratie <strong>van</strong> het Kadaster<br />

Uittreksel uit de kadastrale legger <strong>van</strong> de gemeente Hasselt 1 e Afdeling, Artikel 6048<br />

Mechelen, Joods museum <strong>van</strong> Deportatie en Verzet (JMDV)<br />

Fotocollectie<br />

Dossiers Jodenvervolging in België<br />

Archief Jan Maes<br />

1. (Telefonische) Gesprekken<br />

Amir, Michlean (U.S. Holocaust Memorial Museum in Washington, VS)<br />

Blokland, Johan<br />

Eikelboom-Sluys, Dora (NL)<br />

Elboom-Reichman, Régine (Israel)<br />

Funkleder, Jacques (Belgische Vereniging Het Ondergedoken Kind)<br />

Grynberg, Sabine (Secrétariat Politique de l’Ambassade d’Israël en Belgique & au Luxembourg)<br />

Hanuse, G. (Brussel, Auditoraat-Generaal)<br />

Haverals, François (Heemkundige Kring Boechout,“Het Speelhof”)<br />

Hickman-Schuyten, Margaret (VS)<br />

Huisman, Jaap (NL)<br />

Huisman, Jeff (NL)<br />

Joosten , Marius<br />

Laureys, Eric (SOMA)<br />

Lednicer-Reichman, Sylvie (VS)<br />

206


Marcovici-Reichman, Paula<br />

Michield, Marc (organisator XXste-konvooiherdenking, Boortmeerbeek)<br />

Nadel-Gnazic, Hanna (Israel)<br />

Rooze-Hendrickx, Liliane<br />

Saerens, Lieven (SOMA)<br />

Safir-Edelstein, Renee<br />

Schuyten, Peter (VS)<br />

Schuyten, Wim (VS)<br />

Stichting 1940-1945 (NL)<br />

Verhaegen, Liliane<br />

Zuster Thérèse (Archief <strong>van</strong> de Zusters <strong>van</strong> Sint-Vincentius à Paulo; Gijzegem)<br />

2. E-mails<br />

Borsuk-Nadel, Ilana (Israel)<br />

Eikelboom-Sluys, Dora (NL)<br />

Haverals, François (Heemkundige Kring Boechout,“Het Speelhof”)<br />

Hickman-Schuyten, Margaret (VS)<br />

Janssens, Guido<br />

Karmi-Finkel, Danielle (Israel)<br />

Laplasse, Jan (SOMA, B)<br />

Lednicer-Reichman, Sylvie (VS)<br />

Osbun, Richard (in opdracht <strong>van</strong> zijn grootvader Schuyten, Wim) (USA)<br />

Regosin-Finkel, Judith (Israel)<br />

Sanders-Hönig, Edith (NL)<br />

Schuyten, Peter (VS)<br />

Sproelants, Christophe (communicatiedienst gemeente Boechout)<br />

Rooze, Frank<br />

Rooze, Joop (NL)<br />

Vitto, Steven (Registry of Holocaust Survivors, U.S. Holocaust Memorial Museum in Washington,<br />

VS)<br />

Vondeling, Cobie (VS)<br />

White-Williams, Gwyneth (VS)<br />

Williams-Lyzenga, Ann (VS)<br />

Wouters, Lieve<br />

3. Schriftelijke mededelingen en brieven<br />

W. J. De Bruin (Ambassade <strong>van</strong> het Koninkrijk der Nederlanden) aan Jan Maes, 20.12.2005.<br />

J. Funkleder (Belgische Vereniging Het Ondergedoken Kind) aan JanMaes, 30.3.2006.<br />

M. Paldiel (Directeur Departement des Justes Yad Vashem Israel) aan Jan Maes, 9.3.2006.<br />

Wim Schuyten (VS) aan Jan Maes, 28.10.2005; 1.12.2005; 9.2.2006.<br />

Greet Van Den Dries-Rooze, nota’s bij foto’s voor Jan Maes, 1.12.2005.<br />

4. Foto’s<br />

Clémeur, Hugo<br />

Eikelboom-Sluys, Dora (NL)<br />

Hickman-Schuyten, Margaret (VS)<br />

Huisman, Jaap (NL)<br />

Marcovici-Reichman, Paula<br />

Rooze, Joop (NL)<br />

Quak-Rooze, Lies (NL)<br />

Sanders-Hönig, Edith (NL)<br />

Schuyten, Wim (VS)<br />

Van Den Dries-Rooze, Greet<br />

Van Puyenbroek, Simonne<br />

Vroon, Tony<br />

207


5. DVD<br />

Interview 27861. Sylvie Lednicer Date: April 2, 1997 (Survivors of the Shoah), Visual History<br />

Foundation, 1997.<br />

LEDNICER, O., Sylvie Lednicer-Reichman op bezoek bij mevrouw de Wilde, Korbeek-Lo,<br />

12.9.2005.<br />

Archief Dora Sluys<br />

De balansen <strong>van</strong> 1944 en 1945 <strong>van</strong> “Industrie & Handelsmaatschappij Boechout”<br />

SCHUYTEN, J., Van 31 januari 1943 tot juli 16 of 17 1944 (Getuigenis geschreven op vraag <strong>van</strong> de<br />

familie in Amerika), december 1995.<br />

Archief Marnix Sluys<br />

Brief <strong>van</strong> 22.9.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys aan zijn vrouw Julia Schuyten.<br />

SCHUYTEN, J., Klaas Sluys 1911-1965 (Korte biografie <strong>van</strong> Klaas Sluys, door zijn vrouw, Julia<br />

Schuyten), 1965.<br />

Vonnis dd 1.4.1943 <strong>van</strong> Klaas Sluys, Feldgericht, Feldkommandatur 520, St.L. VI nr.60/43<br />

Archief Margaret Hickman-Schuyten<br />

530 bladzijden brieven (en enkele dagboekfragmenten) tussen René Schuyten en zijn verloofde en<br />

latere vrouw Nelly Opstelten <strong>van</strong> 14 september 1938 tot 11 mei 1948.<br />

<strong>Een</strong> handgeschreven latere Engelse vertaling <strong>van</strong> het oorlogsdagboek <strong>van</strong> soldaat in het Belgisceh<br />

leger, René Schuyten, <strong>van</strong> 9.5.1940 tot 30.5.1940.<br />

Brief <strong>van</strong> Betty G. Cantor uit Atlanta <strong>van</strong> 8.6.1993 aan Nelly Schuyten[–Opstelten].<br />

Brief <strong>van</strong> Mordecai Paldiel, Director Dept. For the Righteous, Yad Vashem uit Jerusalem <strong>van</strong><br />

23.8.1993 aan Nelly Schuyten.<br />

Brief <strong>van</strong> Julia Sluys-Schuyten <strong>van</strong> 1995 aan Nelly Opstelten.<br />

Handgeschreven presentatie <strong>van</strong> Nelly Opstelten voor Paul [Hickmans] Duitse les, 12.4.1994.<br />

Nota’s die Margaret Hickman-Schuyten nam <strong>van</strong> verhalen die haar moeder Nelly haar vertelde op<br />

het vliegtuig naar België in 1989.<br />

Archief Joop Rooze<br />

Dagboekaantekeningen <strong>van</strong> Truus Rooze – <strong>van</strong> Buuren neergeschreven op 31.12.1944.<br />

Archief Tony Vroom<br />

Foto <strong>van</strong> de J.-F.Willemsherdenking te Boechout: 8.8.1943, in De Post, 18 april 1982, p. 8-9.<br />

B. ELECTRONISCHE BRONNEN EN WERKEN<br />

Brief <strong>van</strong> Julia Schuyten aan Yad Vashem 8.1.1996, http://users.pandora.be/deliving/Dossier%20De%20vervolging%20<strong>van</strong>%20Antwerpse%20joden%20in%20Boechout/<br />

Brief%20<strong>van</strong>%20Julia%20Schuyten%20aan%20Yad%20Vashem%208.1.1996.doc (toegang<br />

9.7.2006)<br />

Draaiboek ‘in de kijker’ 2005-2006, http://alo.theo.kuleuven.ac.be/Draaiboek_indekijker.doc<br />

(toegang 9.7.2006)<br />

Oswald Kaduk, in Wikipedia, http://de.wikipedia.org/wiki/Oswald_Kaduk (toegang 18.7.2006)<br />

PALINCKX, K., De dood valt uit de hemel. V-bommen op Antwerpen, in Knack, 2004,<br />

http://www.knack.be/CMarticles/ShowArticleZoek.asp?articleID=40693&sectionID=1364<br />

(toegang 9.7.2006).<br />

Resultaat evaluatie: J. Maes, Verdieping <strong>van</strong> de eigen levensbeschouwing in dialoog met christelijke<br />

en andere verhalen. Godsdienst voor het 5 e jaar (1 e trimester), OLVE Edegem, 2005,<br />

208


http://users.pandora.be/deliving/5ejaar/Resultaat%20Evaluatieformulier%20kerst%202005.doc<br />

(toegang 9.7.2006)<br />

C. FILM EN TELEVISIE<br />

DVD<br />

Auschwitz. The Nazi’s & the ‘Final Solution’, BBC, 2005.<br />

Judentransport XX, Eye2Eye Media Productie, 2003.<br />

VIDEO<br />

KAYZER, W., De code <strong>van</strong> Pasternak. Interview met George Steiner, in W. KAYZER, Van de<br />

Schoonheid en de Troost, VPRO.<br />

NOG TE DOEN<br />

Brussel, Algemeen Rijksarchief (ARA)<br />

Altbaum, Isaïas (°Antwerpen, 1.9.1912-†Auschwitz, PL, 27.4.1944)<br />

Coenen, Philomena (°Geel, 20.9.1896)<br />

Hamels, Mariette Catharina<br />

Hendrickx, Eduard (°Geel, ?)<br />

Hendrickx, Jacobus-Dominicus-Isidorus (°Geel, 20.12.1894)<br />

Hendrickx, Maria-Carolus-Josephus (°Geel, 17.9.1918)<br />

Karfiol, René(e) (°Keulen, 23.6.1931)<br />

Karfiol, Silvain (°Antwerpen, 8.4.1940)<br />

Karfiol Wilhelm (°Debica (Polen), 11.2.1905)<br />

Landau, Paul<br />

Lauterborn, Felix<br />

Noé, Yvonne<br />

Polderman, John<br />

Rooze, Antoon (°29.7.1910-†19.6.1972)<br />

Rooze, Bertus (°2.12.1914-†11.1.1971)<br />

Rooze, Henri (°Gent, 16.4.1906-†Grimbergen, 4.6.2002)<br />

Schuermans, Jan<br />

Schuyten, Hendrik (°Antwerpen 17.7.1981-†Antwerpen, 15.7.1975)<br />

Schuyten, Jeanne (°Antwerpen, 31.10.1913-†Grand Rapids, MI, VS, 8.5.1997)<br />

Schuyten, Juliana (°Gouda, NL, 16.11.1914-†Lier, 30.1.2005)<br />

Schuyten, Médard (° Oostende, 27.9.1866-†Antwerpen, 7.1.1951)<br />

Schuyten René (°Antwerpen 7.5.1919-†Minnesota, VS, 8.10.1975)<br />

<strong>van</strong> Oudheusden, Margaretha (°Antwerpen,27.11.1893-†Boechout, 23.9.1981)<br />

<strong>van</strong> Sintjan, Gustaaf<br />

Welfens, Louis<br />

Wyndaele, Emiel<br />

Brussel, Auditoraat-Generaal<br />

Dossier Lauterborn, Felix<br />

Dossier Schuermans, Jan<br />

Dossier Wyndaele, Emiel<br />

Brussel, Het college <strong>van</strong> Procureurs-Generaal. Dienst Archieven. Sectie<br />

incivisme.(Allardstraat 42)<br />

Mogelijk dossier over de Duitse rechter Baudisch<br />

Brussel, Ministerie <strong>van</strong> Volksgezondheid - Dienst Vreemdelingenzaken (DV)<br />

209


Debra, Louis<br />

Freifeld, Chana (°Milcza (Polen), 18.6.1909-† Antwerpen, 15.4.1943)<br />

Karfiol, René(e) (°Keulen, 23.6.1931)<br />

Winter, H.J.<br />

Vida, Paul<br />

Brussel, Studiecommissie Joodse Goederen (Diensten Eerste Minister)<br />

Den Haag, Nationaal Archief<br />

Gezandschap België (en Luxemburg) 1839-1954 (1961)<br />

Stukken betreffende naar België uitgeweken vluchtelingen uit Duitsland (1937-1940)<br />

toegang: 2.05.43<br />

inventarisno. 596<br />

* Vreemdelingendienst en Grensbewaking 1920-1940<br />

Stukken betreffende toelating <strong>van</strong> joodse vreemdelingen en Duitse vluchtelingen tbv. tijdelijk<br />

verblijf (1938-1939)<br />

toegang: 2.09.45<br />

inventarisno. 310-315<br />

* Vreemdelingendienst en Grensbewaking 1920-1940<br />

Stukken betreffende verlening <strong>van</strong> vergunning aan joodse vreemdelingen en Duitse vluchtelingen en<br />

tot binnenlating en opname in een kamp (1938-1939)<br />

toegang: 2.09.45<br />

inventarisno. 323-330<br />

* Zorg voor Vluchtelingen uit Duitsland (1938-1940)<br />

Alfabetisch geordende dossiers<br />

toegang: 2.04.58<br />

inventarisno. 109-125<br />

* Zorg voor Vluchtelingen uit Duitsland (1938-1940)<br />

Alfabetisch geordende persoonskaarten <strong>van</strong> vluchtelingenkinderen<br />

toegang: 2.04.58<br />

inventarisno. 130<br />

* Duits Consulaat 1930-1945<br />

Naamlijsten <strong>van</strong> Duitsers in het buitenland (1939)<br />

toegang 2.05.20<br />

inventarisno. 303<br />

* Duits Consulaat 1930-1945<br />

Alfabetisch kaartsysteem betreffende personen aan wie het staatsburgerschap ontnomen is<br />

toegang 2.05.20<br />

inventarisno. 473-481<br />

* Ministerie <strong>van</strong> Buitenlandse Zaken, A-dossiers<br />

Gepubliceerde lijsten <strong>van</strong> Duitsers aan wie het staatsburgerschap ontnomen is<br />

toegang 2.05.21<br />

inventarisno. 1348<br />

Berlin, Bundesarchiv (Finckensteinallee 63 D-12205 Duitsland)<br />

Mogelijk dossier over de Duitse rechter Baudisch<br />

210


BIJLAGEN<br />

1. Inlichtingsbulletin betreffende vreemdelingen Sylvie Reichman, 9.9.1944 (DV, Dossier<br />

Benjamin Reichman)<br />

2. De balansen <strong>van</strong> 1944 en 1945 <strong>van</strong> “Indrustrie & Handelsmaatschappij Boechout” <strong>van</strong> Klaas<br />

Sluys<br />

3. MAES, J., Stamboom <strong>van</strong> de familie Reichman<br />

4. MAES, J., Stambom <strong>van</strong> de familie Schuyten<br />

211


Figuur 139 Inlichtingbulletin Sylvie Reichman rectozijde, 9.9.1944 (DV, Dossier Benjamin Reichman)<br />

212


Figuur 140 Inlichtingsbulletin Sylvie Reichman versozijde, 9.9.1944 (DV, Dossier Benjamin Reichman)<br />

213


Figuur 141 Jaarbalans 1944 <strong>van</strong> "Industrie & Handelsmaatschappij Boechout (Archief Dora<br />

Eikelboom-Sluys)<br />

214


Figuur 142 Jaarbalans <strong>van</strong> Industrie & Handelsmaatschappij Boechout (Archief Dora Eikelboom-<br />

Sluys)<br />

215


Figuur 143 J. Maes, Stamboom <strong>van</strong> de familie Reichman, juli 2006 (Archief Jan Maes)<br />

216


Figuur 144 J. Maes, Stamboom <strong>van</strong> de nakomelingen <strong>van</strong> Médard Schuyten, juli 2006 (Archief Jan<br />

Maes)<br />

217

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!