04.05.2013 Views

LESDOSSIER: KOSTPRIJSBEREKENING - Omoo

LESDOSSIER: KOSTPRIJSBEREKENING - Omoo

LESDOSSIER: KOSTPRIJSBEREKENING - Omoo

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Situatie<br />

<strong>LESDOSSIER</strong>: <strong>KOSTPRIJSBEREKENING</strong><br />

Wanneer men als handelaar een product verkoopt of een dienstverlening verleent, dient men een prijs<br />

te bepalen om te verkopen. Hoe gaat men tewerk? Met wat dient men rekening te houden? Welke<br />

elementen komen er aan bod? Op welke manieren kan men het berekenen? Waarom is het nodig om<br />

te weten wat het allemaal gekost heeft? Welk is de bruto- en nettowinst van het verkochte goed of<br />

geleverde dienst.<br />

Deze en nog veel andere elementen aangaande kostprijsberekening komen hier aan bod alsook<br />

enkele toepassingen. (Ook oefeningen voorzien om met de computer te berekenen.)<br />

1. De prijs van een product en/of dienst<br />

Onder de prijs verstaat men het geldbedrag dat voor een product of een dienst wordt aangerekend.<br />

Het vaststellen van de prijs van een product is een belangrijke beslissing.<br />

Hoe wordt de prijs van een goed of een dienst bepaald?<br />

Er bestaan in de praktijk verschillende methoden om de verkoopprijs vast te stellen. Dit gebeurt<br />

onder meer:<br />

- op basis van de kosten<br />

- op basis van de vraag<br />

- rekening houdend met de prijs van de concurrentie<br />

Bedrijven verkopen goederen aan hun klanten. Er bestaan twee soorten van bedrijven:<br />

handelsondernemingen en industriële ondernemingen.<br />

Wat is het verschil tussen beide?<br />

- handelsondernemingen verkopen de door hen aangekochte goederen verder in dezelfde<br />

staat, dus zonder ze nog bewerkingen te laten ondergaan;<br />

- industriële ondernemingen kopen grondstoffen aan en verwerken deze tot afgewerkte<br />

producten.<br />

Beide soorten ondernemingen maken voor hun activiteiten heel wat kosten: aankopen van<br />

goederen en grondstoffen, inzetten van vaste activa (installaties, machines …), energieverbruik,<br />

kosten zoals huur, verwarming, verlichting; personeelskosten, reclame, voorraadkosten, intresten<br />

op leningen, administratiekosten …<br />

Producenten of handelaars zullen hun producten (meestal) niet verkopen onder kostprijs. De<br />

kosten bepalen de minimale prijs. Het is dus van belang om de kostprijs van een product te<br />

kennen.<br />

2


Wat zijn nu de elementen van de kostprijs?<br />

Ondernemingen wensen diensten te leveren, aangekochte handelsgoederen te verkopen met winst<br />

of zelf gemaakte producten met winst te verkopen.<br />

Om dit te realiseren moet de onderneming een aantal middelen inzetten. Zo zijn in een industriële<br />

onderneming voor het maken van een product bijvoorbeeld nodig:<br />

- menselijke arbeid (loonkosten)<br />

- machines (afschrijvingskosten)<br />

- grondstoffen (grondstofkosten)<br />

- diensten van derden (energiekosten, onderhoudskosten, verzekeringskosten tegen brand …)<br />

Het gebruik van deze middelen brengt kosten mee, zoals tussen haakjes aangegeven. Onder<br />

kosten verstaat men de geldwaarde van de door een onderneming ingezette middelen om een<br />

bepaald doel te bereiken.<br />

Naast het begrip ‘kosten’ bestaat nog het begrip ‘kostprijs’. Onder kostprijs verstaat men alle<br />

gemaakte kosten om één eenheid product/dienst tot stand te brengen.<br />

Men kan onderscheid maken tussen diverse kosten:<br />

a. variabele en vaste kosten<br />

- variabele kosten = kosten die veranderen bij schommelingen in het productie- of<br />

verkoopvolume (bv. de kosten van grondstoffen, kosten van elektriciteitsverbruik);<br />

- vaste kosten = kosten die ongewijzigd blijven als het productie- of verkoopvolume verandert<br />

(bv. de huur van gebouwen, de afschrijvingskosten)<br />

b. directe en indirecte kosten<br />

- directe kosten = kosten die men onmiddellijk kan toewijzen aan een bepaald product (bv. de<br />

loonkosten van de arbeider die slechts één soort product vervaardigt).<br />

- indirecte kosten = kosten die niet direct aan een product kunnen worden toegewezen (bv. het<br />

energieverbruik van een machine waarmee verscheidene producten worden geproduceerd).<br />

Nadat we de kostprijs berekend hebben, kunnen we gaan bepalen hoeveel omzet we willen<br />

draaien en wat de verkoopprijs zal zijn.<br />

Hierna volgen de elementen van de verkoopprijs:<br />

- de aankoopkostprijs<br />

- de indirecte kosten<br />

- een winstopslag<br />

Hoe wordt de verkoopprijs berekend?<br />

De verkoopprijs kan op drie manieren berekend worden:<br />

a. Aankoopkostprijs + brutowinstopslag = verkoopprijs<br />

De brutowinstopslag dient om de indirecte kosten te dekken en om een vergoeding te kunnen<br />

geven aan de handelaar.<br />

b. Aankoopkostprijs + indirecte kosten = Kostprijs + winstpercentage op de kostprijs =<br />

Verkoopprijs<br />

c. Aankoopkostprijs + indirecte kosten = Kostprijs + winstpercentage op de verkoopprijs =<br />

Verkoopprijs<br />

3


Berekening van de winstmarge, de brutowinst en de nettowinst<br />

a. Winstmarge = de winst uitgedrukt in een procent van de aankoop(kost)prijs, de kostprijs of de<br />

verkoopprijs.<br />

b. Brutowinst = (verkoopprijs – aankoopkostprijs) x aantal verkochte eenheden<br />

= omzet – totale aankoopkostprijs van de omzet<br />

c. Nettowinst = brutowinst – indirecte kosten<br />

2. Voorbeelden van kostprijsberekeningen<br />

Voorbeeld 1<br />

Een garagehouder heeft 4 uur gewerkt aan de herstelling van een wagen tegen 29,75 EUR per uur. Er<br />

werden voor 61,97 EUR wisselstukken gebruikt. De garagehouder dient niet alleen zijn loon en de<br />

nieuwe onderdelen in rekening te brengen, maar ook de machinekosten, de kosten voor het gebruik<br />

van de gereedschappen, de huurkosten voor de garage, de verzekeringspremie voor de werkplaats,<br />

enz.<br />

Van de garage zijn over het afgelopen werkjaar volgende gegevens bekend:<br />

- de totale directe loonkosten bedroegen 71 393,34 EUR voor 2 400 arbeidsuren<br />

- de totale indirecte kosten bedroegen 23 559,80 EUR<br />

Hoeveel bedraagt de totale kostprijs van de reparatie?<br />

Oplossing en toelichting<br />

De kosten van de wisselstukken en het loon zijn gemakkelijk te berekenen. De garagehouder kent zijn<br />

prijzen van de onderdelen en hij weet hoelang hij aan de wagen gewerkt heeft.<br />

De andere kosten zijn niet zo gemakkelijk te berekenen. De werkplaats en de gereedschappen<br />

worden immers niet alleen bij het repareren van één auto gebruikt, ze dienen ook nog voor andere<br />

onderhoudsbeurten en herstellingsopdrachten.<br />

We stellen vast dat vorig jaar de totale indirecte kosten 33% bedroegen van de directe loonkosten:<br />

Uitwerking:<br />

23 559,80 x 100% = 33%<br />

71 393,34<br />

Directe kosten: lonen: 4 u x 29,75 EUR 118,99 EUR<br />

Materialen 61,97 EUR<br />

180,96 EUR<br />

Indirecte kosten: toeslag van 33% op 118,99 EUR 39,27 EUR<br />

Totale kostprijs reparatie 220,23 EUR<br />

4


3. Voorbeelden van verkoopprijsberekeningen<br />

Voorbeeld 1<br />

Een meubelhandelaar heeft bij een meubelfabrikant een eetkamer aangekocht. De aankoopprijs<br />

bedroeg 3 718,40 EUR. Voor het transport van de eetkamer naar het magazijn van de<br />

meubelhandelaar rekent de meubelfabrikant 61,97 EUR aan. De meubelhandelaar past een<br />

winstpercentage van 50 % toe op de aankoopkostprijs. Men noemt dit een brutowinstopslag. Hiermee<br />

moeten immers ook de indirecte kosten nog gedekt worden.<br />

Hoeveel rekent de meubelhandelaar aan de klant aan?<br />

Aankoopprijs 3 718,40 EUR<br />

+ Aangerekende vervoerkosten + 61,97 EUR<br />

----------------------------------------- -------------------<br />

= Aankoopkostprijs 3 780,37 EUR<br />

+ Brutowinstopslag van 50% + 1 890,19 EUR<br />

---------------------------------------- -------------------<br />

= Verkoopprijs 5 670,56 EUR<br />

Voorbeeld 2<br />

Een meubelhandelaar heeft bij een meubelfabrikant een eetkamer aangekocht. De aankoopkostprijs<br />

bedroeg 3 024,30 EUR. De meubelhandelaar schat zijn indirecte kosten op 25% van de<br />

aankoopkostprijs. Hij wenst een winstmarge van 45% op de kostprijs.<br />

Hoeveel bedraagt de verkoopprijs van de eetkamer?<br />

Aankoopprijs 3 024,30 EUR<br />

+ Indirecte kosten + 756,08 EUR<br />

= Kostprijs 3 780,38 EUR<br />

+ Winst + 1 701,17 EUR<br />

= Verkoopprijs 5 481,55 EUR<br />

Voorbeeld 3<br />

De aankoopkostprijs van een eetkamer bedraagt 4 586,03 EUR; De meubelhandelaar schat de<br />

indirecte kosten op 25% van de aankoopkostprijs. Hij wenst een winstmarge van 40% op de<br />

verkoopprijs.<br />

Hoeveel bedraagt de verkoopprijs van de eetkamer om 40% op de verkoopprijs te winnen?<br />

Aankoopprijs 4 586,03 EUR<br />

+ Indirecte kosten + 1 146,51 EUR<br />

= Kostprijs 5 732,54 EUR<br />

+ Winst + 3 821,70 EUR<br />

= Verkoopprijs 9 554,24 EUR<br />

5


4. Voorbeelden van berekeningen van bruto- en nettowinst<br />

Onderneming in het verkopen van zeepproducten.<br />

Gegevens:<br />

Badgenoegen ’t Zeepfabriekje<br />

Verkoopprijs € 3,50/zeep Verkoopprijs € 3,50/zeep<br />

Aankoopprijs € 2,00/zeep Materialen € 0,50/zeep<br />

Aantal 200 Arbeidskost € 1,00/zeep<br />

Machine € 0,80/zeep<br />

Aantal 200<br />

Voorbeeld 1<br />

Omzet 200 x 3,50 = € 700,00<br />

- totale aankoopprijs - 200 x 2,00 = € 400,00<br />

Brutowinst € 300,00<br />

Huisvestingskosten € 100,00<br />

Publiciteitskosten € 25,00<br />

Brutowinst € 300,00<br />

- vaste kosten - (100 + 25)<br />

Nettowinst € 175,00<br />

Voorbeeld 2<br />

’t Zeepfabriekje maakt zelf zijn zeep. Daarvoor is het volgende nodig:<br />

Materialen (vet, water, …) € 0,50/zeep<br />

Arbeidsuren: kost € 1,20/zeep<br />

Machine € 0,80/zeep<br />

De verkoopprijs, het aantal verkochte stuks en de overige kosten zijn hetzelfde als in het vorige<br />

voorbeeld.<br />

Gevraagd: de bruto- en de nettowinst<br />

Omzet 200 x € 3,50 = € 700,00<br />

- Aankoopkosten - 200 x € 0,50 = € 100,00<br />

- Variabele kosten - 200 x € 2,00 = € 400,00<br />

Brutowinst € 200,00<br />

- Vaste kosten - € 125,00<br />

Nettowinst € 75,00<br />

6


5. Voorbeelden berekeningen winstmarge<br />

Voorbeeld 1: berekening winstmarge op de verkoopprijs<br />

De aankoopprijs van een product bedraagt € 8,00. De verkoopprijs bedraagt<br />

€ 12,50. Hoeveel bedraagt de winstmarge op de verkoopprijs?<br />

(12,50 – 8,00) / 12,50 * 100 = 36%<br />

Voorbeeld 2: berekening winstmarge op de aankoopprijs<br />

De aankoopprijs van een product bedraagt € 13,45. De verkoopprijs bedraagt € 17,50.<br />

Hoeveel bedraagt de winstmarge op de aankoopprijs?<br />

(17,50 – 13,45) / 13,45 * 100 = 30%<br />

Voorbeeld 3: berekening winstmarge op de aankoopprijs<br />

Een product heeft een winstmarge van 20% op de verkoopprijs. Hoeveel procent is dit van de<br />

aankoopprijs?<br />

Verkoopprijs 100<br />

- Winst -20<br />

Aankoopprijs 80 = winstmarge= 20/80 x 100 + 25% v/d aankoopprijs<br />

Of via de formule:<br />

20% x 100% = 25%<br />

100% - 20%<br />

Voorbeeld 4: berekening winstmarge op de verkoopprijs<br />

De winstmarge bedraagt 20% op de aankoopprijs. Hoeveel procent is dit van de verkoopprijs?<br />

20/120 x 100% = 16,67%<br />

Of via de formule:<br />

20% x 100% = 16,67%<br />

100% + 20%<br />

7


Opgave 1<br />

OPGAVEN<br />

A. Geef 5 voorbeelden van bedrijven of ondernemingen die dienstverlening aanbieden.<br />

B. Geef 5 voorbeelden van ondernemingen die producten gewoon door verkopen zonder enige<br />

aanpassing of verwerking aan het product.<br />

C. Geef 5 voorbeelden van ondernemingen die producten aankopen en ze verwerken tot een<br />

bepaald product om nadien verder te verkopen.<br />

Opgave 2<br />

Plaats de volgende ondernemingen in de juiste kolom:<br />

Beenhouwerij, grootwarenhuis, snoepjesfabriek, krantenwinkel, muziekwinkel<br />

Opgave 3<br />

Handelsonderneming Industriële onderneming/ambacht<br />

A. Leg het verschil uit tussen variabele en vaste kosten. Geef van elk 3 voorbeelden.<br />

B. Geef het verschil tussen directe en indirecte kosten. Geef van elk 3 voorbeelden.<br />

Opgave 4<br />

A. Zijn volgende kosten variabel of vast:<br />

- de premie voor de brandverzekering:<br />

- de kosten van het elektriciteitsverbruik:<br />

- de huur van de winkelruimte:<br />

- de afschrijvingskost van het meubilair:<br />

- de aankopen van handelsgoederen:<br />

- de belasting op de lichtreclame:<br />

8


B. Zijn volgende kosten indirecte of directe kosten:<br />

Opgave 5<br />

- de grondstofkosten:<br />

- de loonkosten van de arbeiders die zich bezighouden met de productie:<br />

- de wedde van de algemene directeur:<br />

- het loon van de meestergast:<br />

- het loon van het onderhoudspersoneel:<br />

- de verwarmingskosten van de productieruimte:<br />

Fred Goossens heeft een frietkraam op het marktplein van Aalst. Per dag verkoopt hij 170 pakjes friet<br />

aan € 1,50 per pakje. Hij heeft daarnaast nog de volgende kosten:<br />

Aardappelen: € 20,00<br />

Vetstof: € 20,00<br />

Mayonaise en andere sausen: € 17,50<br />

Verpakkingsmateriaal: € 15,00<br />

Zijn gasrekening beloopt € 20,00 per dag. Hij heeft ook twee hulpjes in dienst, voor elk vijf uren per<br />

dag, die hij € 5,00 per uur betaalt. De huurkosten van zijn frietkraam bedragen € 25,00 per dag. De<br />

intresten van een lening kosten hem € 8,50 per dag.<br />

Gevraagd: Bereken de kostprijs van één zakje friet.<br />

Opgave 6<br />

Plaats de kosten uit de hierna vermelde tekst in de eerste kolom van de tabel. Plaats daarna het<br />

bedrag in de juiste kolom.<br />

Fietsenzaak ‘Bike to fit’ huurt een winkel voor € 1 000,00 per maand. De eigenaar heeft twee<br />

bedienden in vast dienstverband, die elk € 1 750,00 per maand verdienen. Vooraleer er fietsen<br />

kunnen worden verkocht, moet hij fietsen aankopen. De aankoopprijs bedraagt € 250,00 per fiets. De<br />

maandelijkse telefoon- en energierekening wordt via een domiciliëring betaald. De telefoonrekening<br />

bedraagt gemiddeld € 270,00 per maand, terwijl de maandelijkse energierekening gemiddeld € 380,00<br />

bedraagt.<br />

Naast fietsen worden er in de fietsenzaak ook meer en meer accessoires verkocht: fietshelmen,<br />

fietskledij …<br />

Kosten Variabele kosten per eenheid Vaste kosten per maand<br />

9


Opgave 7<br />

Plaats de kosten uit onderstaand gegeven in de eerste kolom van de tabel.<br />

Plaats daarna het bedrag in de juiste kolom.<br />

Fred Goossens heeft een frietkraam op het marktplein van Aalst. Per dag verkoopt hij 170 pakjes friet<br />

aan € 1,50 per pakje (30 dagen per maand). Hij heeft daarnaast nog dagelijks de volgende kosten:<br />

- aardappelen: € 20,00<br />

- vetstof: € 20,00<br />

- mayonaise en andere sausen: € 17,50<br />

- verpakkingsmateriaal: € 15,00<br />

- elektriciteit: € 20,00<br />

- twee hulpjes in dienst, elk vijf uren per dag werkzaam, die per dag € 25,00 kosten en die 12<br />

dagen per maand in de zaak werken<br />

- huurkosten van zijn frietkraam: € 25,00<br />

- intresten van een lening: € 8,50<br />

Opgave 8<br />

Kosten Variabele kosten per eenheid Vaste kosten per maand<br />

De heer Sanders, de zaakvoerder, moet een prijsbestek maken voor het plaatsen van een<br />

parketvloer. Hij beschikt over de volgende gegevens:<br />

- een medewerker plaatst 50m² parket per dag (= 8 werkuren)<br />

- de loonkost per uur bedraagt € 26,25<br />

- de aankoopprijs van het parket bedraagt € 45,00 per m²<br />

- de andere vaste kosten worden geraamd op € 8,25 per m²<br />

Er is een prijsaanvraag voor 125 m² en de heer Sanders wil een winstmarge van vijftien procent<br />

realiseren.<br />

a. Wat is de totale kostprijs per geplaatste m² parket?<br />

b. Hoeveel bedraagt de winst per geplaatste m² parket, uitgedrukt in euro?<br />

c. Hoeveel bedraagt de verkoopprijs per geplaatste m² parket (exclusief btw)?<br />

d. Hoeveel bedraagt de totale nettowinst bij de uitvoering van deze klus?<br />

10


Opgave 9<br />

Stel dat 't Stock-brood maar drie producten verkoopt:<br />

- broodje smos<br />

- broodje vleessalade<br />

- broodje krab<br />

De afgelopen maand tref je de volgende gegevens:<br />

In Euro broodje smos<br />

broodje<br />

vleessalade<br />

broodje krab<br />

Variabele kosten per broodje 1,50 1,40 1,50<br />

verkoopprijs per broodje 2,50 2,00 2,30<br />

afzet afgelopen maand 1 000,00 2 000,00 1 500,00<br />

Vul onderstaande tabel verder in.<br />

In Euro broodje smos<br />

verkoopprijs/eenheid<br />

=- variabele kost/eenheid<br />

= bruto winst/eenheid<br />

- vaste kost/eenheid<br />

= nettowinst per eenheid<br />

x afzet<br />

= totale nettowinst<br />

Welk besluit zou je nu kunnen trekken naar de toekomst toe?<br />

Opgave 10.<br />

broodje<br />

vleessalade<br />

broodje krab<br />

a. Vul onderstaande tabel verder aan.<br />

Dezelfde gegevens als uit vraag 1, alleen verkoop 't Stock-brood geen broodjes vleessalade meer.<br />

In Euro broodje smos broodje krab<br />

verkoopprijs/eenheid<br />

=- variabele kost/eenheid<br />

= bruto winst/eenheid<br />

- vaste kost/eenheid<br />

= nettowinst per eenheid<br />

x afzet<br />

= totale nettowinst<br />

b. Neem deze tabel over in een spreadsheet (Excel). Breng aangepaste formules in om al de<br />

berekeningen te kunnen uitvoeren.<br />

=<br />

=<br />

11


Opgave 11<br />

Het vrachtwagenbedrijf CAMIONG verhuurt een vrachtwagen. De afbetaling van de lening voor die<br />

vrachtwagen bedraagt jaarlijks € 3 750,00. Er wordt een garage gehuurd: € 300,00 per kwartaal. Qua<br />

onderhoud moet je rekenen op € 100,00 per 1 000 kilometer. De prijs van de diesel bedraagt 1,00 per<br />

liter. De vrachtwagen verbruikt gemiddeld 12 liter per 100 kilometer. De ondernemer betaalt € 25,00<br />

verzekering per maand. De verhuurprijs naar de klanten toe is € 0,30 per kilometer.<br />

a. Bereken de totale vaste kosten per jaar.<br />

b. Bereken de variabele kosten per kilometer.<br />

Opgave 12<br />

Per pizza kaas-tomaat heeft de pizzaverkoper de volgende kosten:<br />

- kaas € 0,20 per pizza<br />

- tomaat € 0,35 per pizza<br />

- deeg € 1,00 per 10 pizza’s<br />

- huur gebouw € 500,00 per maand<br />

- overige ingrediënten € 0,15 per pizza<br />

- elektriciteit/verwarming € 4 200,00 per jaar<br />

- verpakking € 0,20 per pizza<br />

- loon pizzabesteller € 1 500,00 per maand<br />

a. Plaats de verschillende kosten in onderstaande tabel en plaats de kostprijs ook in<br />

de juiste kolom:<br />

Kosten Variabele kosten/pizza Vaste kosten per maand<br />

b. Bereken de totale kostprijs per pizza<br />

c. Bereken de totale kostprijs per maand<br />

12


Opgave 13<br />

Een invoegbedrijf vervaardigt boekenkasten waarbij volgende kosten in rekening moeten worden<br />

gebracht:<br />

Variabele kosten (per eenheid product)<br />

Grondstoffen € 12<br />

Directe arbeidsuren € 17<br />

Hulpmaterialen € 4<br />

Elektriciteit € 2<br />

Vaste kosten (totaal)<br />

Afschrijvingen € 12 500<br />

Loonkosten € 50 000<br />

Elektriciteit verwarming en elektriciteit € 10 000<br />

Gevraagd:<br />

1. Hoeveel zullen de totale kosten bedragen bij een productie van 20 000 eenheden?<br />

2. Hoeveel moet de verkoopprijs per eenheid bedragen indien de organisatie bij verkoop van 20 000<br />

eenheden 30% winst vóór belastingen wil realiseren?<br />

3. Herhaal vraag 1 en 2 voor een productie en verkoop van 25 000 eenheden. Kan u het verschil<br />

verklaren?<br />

Opgave 14<br />

Het invoegbedrijf vervaardigt zowel boekenkasten als kleerkasten. De gegevens voor de maand<br />

september waren als volgt:<br />

Hoeveelheid Prijs (per Totaal<br />

Eenheid<br />

Grondstoffen 650kg 12 7800<br />

Diverse arbeidsuren 450 h 17 7650<br />

Hulpstoffen (lijm, …) 300 kg 4 1200<br />

Elektriciteit machines 750 k Wh 0,16 120<br />

Afschrijvingen 25 m² 1000 25000<br />

Loon coördinatoren en administratie 4 personen 2500 10000<br />

Totaal/ € 57 170<br />

De grondstoffen en de directe arbeidsuren zijn direct toewijsbaar aan een eenheid kleerkast of<br />

boekenkast. Zo heeft men voor één kleerkast 4 kg grondstof nodig en 3 directe arbeidsuren. Eén<br />

boekenkast verbruikt 3 kg grondstof en neemt 2 arbeidsuren in beslag. De overige kosten zijn<br />

indirecte kosten.<br />

In de maand september werden 50 kleerkasten verkocht aan een verkoopprijs van € 500 en 150<br />

boekenkasten aan € 250;<br />

Gevraagd<br />

1. Hoeveel bedroeg de kostprijs van een kleerkast, respectievelijk een boekenkast in de maand<br />

september gebruik makende van het productievolume als verdeelsleutel?<br />

2. Hoeveel bedroeg de winst/verlies per boekenkast en per kleerkast?<br />

13


Opgave 15<br />

Aankoop van een nieuwe middenklasse dieselwagen met een motor van 75kW genomen. Het jaarlijks<br />

aantal kilometers bedraagt in deze berekening 18 000 km. Er werd rekening gehouden met een<br />

afschrijvingsperiode van 9 jaar.<br />

Aankoop: rekeninghoudend met een doorverkoopprijs van € 900 kost de wagen u € 1900 per jaar. Het<br />

intrestverlies bedraagt aan 2, 75% € 553/jaar.<br />

Belasting op inverkeerstelling: éénmalig € 123<br />

Inschrijvingstaks: éénmalig € 32<br />

Verzekering: met de eerste twee jaar een omniumverzekering en daarna een gewone BA betaalt u<br />

gemiddeld per jaar € 520<br />

Verkeersbelasting: gemiddeld € 266 per jaar<br />

Onderhoud en herstellingen: gemiddeld bedraagt dit € 820 per jaar<br />

Autobanden: gemiddeld: € 93 per jaar<br />

Autokeuring: 5 keer 33,50 euro<br />

Verbruik: met een verbruik van 5,2 liter aan € 1,03/liter betaalt u per jaar € 964 aan diesel<br />

Opgave 16<br />

Een onderneming produceert een product dat tegen een prijs van 80 EUR per eenheid wordt verkocht.<br />

De kostprijs van dit product is als volgt samengesteld:<br />

Vaste fabricagekosten 20 EUR<br />

Variabele fabricagekosten 15 EUR<br />

Vaste verkoopkosten 10 EUR<br />

Variabele verkoopkosten 5 EUR<br />

-----------<br />

Totale kostprijs 50 EUR<br />

De normale productie en afzet bedragen 120 000 eenheden per jaar.<br />

Gevraagd:<br />

Bereken de totale vaste kosten van de fabricage en van de verkoop.<br />

Opgave 17<br />

Een handelaar koopt een partij handelsgoederen aan etgen een aankoopkostprijs van 2 000 EUR.<br />

Aan de aankoopkostprijs wordt een toeslag toegevoegd voor indirecte kosten. Vorig jaar bedroegen<br />

de aankopen van handelsgoederen 245 502,50 EUR en de indirecte kosten 31 500 EUR. Hij gaat<br />

ervan uit dat dit jaar de indirecte kosten in dezelfde verhouding tot de aankopen staan. Bereken de<br />

kostprijs van deze partij goederen.<br />

Opgave 18<br />

De aankoopprijs van een product bedraagt 8,00 EUR. De verkoopprijs bedraagt 12,50 EUR. Hoeveel<br />

bedraagt de winstmarge op de verkoopprijs?<br />

Opgave 19<br />

Een ondernemer heeft een omzet gerealiseerd van 170 011,25 EUR. De aankoopkosten van de<br />

verkochte goederen bedroegen 101 250,00 EUR. De indirecte kosten bedroegen 16 375,00 EUR.<br />

Gevraagd:<br />

a. Bereken de brutowinst van deze ondernemer.<br />

b. Bereken de nettowinst van deze ondernemer.<br />

14


Opgave 20<br />

Een garagehouder heeft een tweedehandse wagen aangekocht bij een particulier voor 4 125 EUR.<br />

Als toeslag voor de indirecte kosten neemt hij hetzelfde percentage als vorig jaar, nl. 15%. Hij wenst<br />

een winstmarge van 25% op de kostprijs. Tegen welke prijs moet hij deze auto verkopen?<br />

Opgave 21<br />

Gegeven:<br />

Een handelaar heeft een omzet gerealiseerd van € 130 000,00. De aankoopwaarde van de verkochte<br />

goederen bedroeg € 87 500,00. Daarnaast heeft hij ook nog volgende kosten gemaakt:<br />

- huisvestingskosten € 9 000,00<br />

- kosten van verwarming, verlichting en waterverbruik € 3 000,00<br />

- publiciteitskosten € 1 000,00<br />

- administratiekosten € 2 375,00<br />

- afschrijvingskosten € 1 625,00<br />

- intrestlasten €4 375,00<br />

Hoeveel bedraagt de brutowinst? En hoeveel de nettowinst?<br />

15

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!