LESDOSSIER: KOSTPRIJSBEREKENING - Omoo
LESDOSSIER: KOSTPRIJSBEREKENING - Omoo LESDOSSIER: KOSTPRIJSBEREKENING - Omoo
- Page 2 and 3: Situatie LESDOSSIER: KOSTPRIJSBEREK
- Page 4 and 5: Berekening van de winstmarge, de br
- Page 6 and 7: 4. Voorbeelden van berekeningen van
- Page 8 and 9: Opgave 1 OPGAVEN A. Geef 5 voorbeel
- Page 10 and 11: Opgave 7 Plaats de kosten uit onder
- Page 12 and 13: Opgave 11 Het vrachtwagenbedrijf CA
- Page 14 and 15: Opgave 15 Aankoop van een nieuwe mi
Situatie<br />
<strong>LESDOSSIER</strong>: <strong>KOSTPRIJSBEREKENING</strong><br />
Wanneer men als handelaar een product verkoopt of een dienstverlening verleent, dient men een prijs<br />
te bepalen om te verkopen. Hoe gaat men tewerk? Met wat dient men rekening te houden? Welke<br />
elementen komen er aan bod? Op welke manieren kan men het berekenen? Waarom is het nodig om<br />
te weten wat het allemaal gekost heeft? Welk is de bruto- en nettowinst van het verkochte goed of<br />
geleverde dienst.<br />
Deze en nog veel andere elementen aangaande kostprijsberekening komen hier aan bod alsook<br />
enkele toepassingen. (Ook oefeningen voorzien om met de computer te berekenen.)<br />
1. De prijs van een product en/of dienst<br />
Onder de prijs verstaat men het geldbedrag dat voor een product of een dienst wordt aangerekend.<br />
Het vaststellen van de prijs van een product is een belangrijke beslissing.<br />
Hoe wordt de prijs van een goed of een dienst bepaald?<br />
Er bestaan in de praktijk verschillende methoden om de verkoopprijs vast te stellen. Dit gebeurt<br />
onder meer:<br />
- op basis van de kosten<br />
- op basis van de vraag<br />
- rekening houdend met de prijs van de concurrentie<br />
Bedrijven verkopen goederen aan hun klanten. Er bestaan twee soorten van bedrijven:<br />
handelsondernemingen en industriële ondernemingen.<br />
Wat is het verschil tussen beide?<br />
- handelsondernemingen verkopen de door hen aangekochte goederen verder in dezelfde<br />
staat, dus zonder ze nog bewerkingen te laten ondergaan;<br />
- industriële ondernemingen kopen grondstoffen aan en verwerken deze tot afgewerkte<br />
producten.<br />
Beide soorten ondernemingen maken voor hun activiteiten heel wat kosten: aankopen van<br />
goederen en grondstoffen, inzetten van vaste activa (installaties, machines …), energieverbruik,<br />
kosten zoals huur, verwarming, verlichting; personeelskosten, reclame, voorraadkosten, intresten<br />
op leningen, administratiekosten …<br />
Producenten of handelaars zullen hun producten (meestal) niet verkopen onder kostprijs. De<br />
kosten bepalen de minimale prijs. Het is dus van belang om de kostprijs van een product te<br />
kennen.<br />
2
Wat zijn nu de elementen van de kostprijs?<br />
Ondernemingen wensen diensten te leveren, aangekochte handelsgoederen te verkopen met winst<br />
of zelf gemaakte producten met winst te verkopen.<br />
Om dit te realiseren moet de onderneming een aantal middelen inzetten. Zo zijn in een industriële<br />
onderneming voor het maken van een product bijvoorbeeld nodig:<br />
- menselijke arbeid (loonkosten)<br />
- machines (afschrijvingskosten)<br />
- grondstoffen (grondstofkosten)<br />
- diensten van derden (energiekosten, onderhoudskosten, verzekeringskosten tegen brand …)<br />
Het gebruik van deze middelen brengt kosten mee, zoals tussen haakjes aangegeven. Onder<br />
kosten verstaat men de geldwaarde van de door een onderneming ingezette middelen om een<br />
bepaald doel te bereiken.<br />
Naast het begrip ‘kosten’ bestaat nog het begrip ‘kostprijs’. Onder kostprijs verstaat men alle<br />
gemaakte kosten om één eenheid product/dienst tot stand te brengen.<br />
Men kan onderscheid maken tussen diverse kosten:<br />
a. variabele en vaste kosten<br />
- variabele kosten = kosten die veranderen bij schommelingen in het productie- of<br />
verkoopvolume (bv. de kosten van grondstoffen, kosten van elektriciteitsverbruik);<br />
- vaste kosten = kosten die ongewijzigd blijven als het productie- of verkoopvolume verandert<br />
(bv. de huur van gebouwen, de afschrijvingskosten)<br />
b. directe en indirecte kosten<br />
- directe kosten = kosten die men onmiddellijk kan toewijzen aan een bepaald product (bv. de<br />
loonkosten van de arbeider die slechts één soort product vervaardigt).<br />
- indirecte kosten = kosten die niet direct aan een product kunnen worden toegewezen (bv. het<br />
energieverbruik van een machine waarmee verscheidene producten worden geproduceerd).<br />
Nadat we de kostprijs berekend hebben, kunnen we gaan bepalen hoeveel omzet we willen<br />
draaien en wat de verkoopprijs zal zijn.<br />
Hierna volgen de elementen van de verkoopprijs:<br />
- de aankoopkostprijs<br />
- de indirecte kosten<br />
- een winstopslag<br />
Hoe wordt de verkoopprijs berekend?<br />
De verkoopprijs kan op drie manieren berekend worden:<br />
a. Aankoopkostprijs + brutowinstopslag = verkoopprijs<br />
De brutowinstopslag dient om de indirecte kosten te dekken en om een vergoeding te kunnen<br />
geven aan de handelaar.<br />
b. Aankoopkostprijs + indirecte kosten = Kostprijs + winstpercentage op de kostprijs =<br />
Verkoopprijs<br />
c. Aankoopkostprijs + indirecte kosten = Kostprijs + winstpercentage op de verkoopprijs =<br />
Verkoopprijs<br />
3
Berekening van de winstmarge, de brutowinst en de nettowinst<br />
a. Winstmarge = de winst uitgedrukt in een procent van de aankoop(kost)prijs, de kostprijs of de<br />
verkoopprijs.<br />
b. Brutowinst = (verkoopprijs – aankoopkostprijs) x aantal verkochte eenheden<br />
= omzet – totale aankoopkostprijs van de omzet<br />
c. Nettowinst = brutowinst – indirecte kosten<br />
2. Voorbeelden van kostprijsberekeningen<br />
Voorbeeld 1<br />
Een garagehouder heeft 4 uur gewerkt aan de herstelling van een wagen tegen 29,75 EUR per uur. Er<br />
werden voor 61,97 EUR wisselstukken gebruikt. De garagehouder dient niet alleen zijn loon en de<br />
nieuwe onderdelen in rekening te brengen, maar ook de machinekosten, de kosten voor het gebruik<br />
van de gereedschappen, de huurkosten voor de garage, de verzekeringspremie voor de werkplaats,<br />
enz.<br />
Van de garage zijn over het afgelopen werkjaar volgende gegevens bekend:<br />
- de totale directe loonkosten bedroegen 71 393,34 EUR voor 2 400 arbeidsuren<br />
- de totale indirecte kosten bedroegen 23 559,80 EUR<br />
Hoeveel bedraagt de totale kostprijs van de reparatie?<br />
Oplossing en toelichting<br />
De kosten van de wisselstukken en het loon zijn gemakkelijk te berekenen. De garagehouder kent zijn<br />
prijzen van de onderdelen en hij weet hoelang hij aan de wagen gewerkt heeft.<br />
De andere kosten zijn niet zo gemakkelijk te berekenen. De werkplaats en de gereedschappen<br />
worden immers niet alleen bij het repareren van één auto gebruikt, ze dienen ook nog voor andere<br />
onderhoudsbeurten en herstellingsopdrachten.<br />
We stellen vast dat vorig jaar de totale indirecte kosten 33% bedroegen van de directe loonkosten:<br />
Uitwerking:<br />
23 559,80 x 100% = 33%<br />
71 393,34<br />
Directe kosten: lonen: 4 u x 29,75 EUR 118,99 EUR<br />
Materialen 61,97 EUR<br />
180,96 EUR<br />
Indirecte kosten: toeslag van 33% op 118,99 EUR 39,27 EUR<br />
Totale kostprijs reparatie 220,23 EUR<br />
4
3. Voorbeelden van verkoopprijsberekeningen<br />
Voorbeeld 1<br />
Een meubelhandelaar heeft bij een meubelfabrikant een eetkamer aangekocht. De aankoopprijs<br />
bedroeg 3 718,40 EUR. Voor het transport van de eetkamer naar het magazijn van de<br />
meubelhandelaar rekent de meubelfabrikant 61,97 EUR aan. De meubelhandelaar past een<br />
winstpercentage van 50 % toe op de aankoopkostprijs. Men noemt dit een brutowinstopslag. Hiermee<br />
moeten immers ook de indirecte kosten nog gedekt worden.<br />
Hoeveel rekent de meubelhandelaar aan de klant aan?<br />
Aankoopprijs 3 718,40 EUR<br />
+ Aangerekende vervoerkosten + 61,97 EUR<br />
----------------------------------------- -------------------<br />
= Aankoopkostprijs 3 780,37 EUR<br />
+ Brutowinstopslag van 50% + 1 890,19 EUR<br />
---------------------------------------- -------------------<br />
= Verkoopprijs 5 670,56 EUR<br />
Voorbeeld 2<br />
Een meubelhandelaar heeft bij een meubelfabrikant een eetkamer aangekocht. De aankoopkostprijs<br />
bedroeg 3 024,30 EUR. De meubelhandelaar schat zijn indirecte kosten op 25% van de<br />
aankoopkostprijs. Hij wenst een winstmarge van 45% op de kostprijs.<br />
Hoeveel bedraagt de verkoopprijs van de eetkamer?<br />
Aankoopprijs 3 024,30 EUR<br />
+ Indirecte kosten + 756,08 EUR<br />
= Kostprijs 3 780,38 EUR<br />
+ Winst + 1 701,17 EUR<br />
= Verkoopprijs 5 481,55 EUR<br />
Voorbeeld 3<br />
De aankoopkostprijs van een eetkamer bedraagt 4 586,03 EUR; De meubelhandelaar schat de<br />
indirecte kosten op 25% van de aankoopkostprijs. Hij wenst een winstmarge van 40% op de<br />
verkoopprijs.<br />
Hoeveel bedraagt de verkoopprijs van de eetkamer om 40% op de verkoopprijs te winnen?<br />
Aankoopprijs 4 586,03 EUR<br />
+ Indirecte kosten + 1 146,51 EUR<br />
= Kostprijs 5 732,54 EUR<br />
+ Winst + 3 821,70 EUR<br />
= Verkoopprijs 9 554,24 EUR<br />
5
4. Voorbeelden van berekeningen van bruto- en nettowinst<br />
Onderneming in het verkopen van zeepproducten.<br />
Gegevens:<br />
Badgenoegen ’t Zeepfabriekje<br />
Verkoopprijs € 3,50/zeep Verkoopprijs € 3,50/zeep<br />
Aankoopprijs € 2,00/zeep Materialen € 0,50/zeep<br />
Aantal 200 Arbeidskost € 1,00/zeep<br />
Machine € 0,80/zeep<br />
Aantal 200<br />
Voorbeeld 1<br />
Omzet 200 x 3,50 = € 700,00<br />
- totale aankoopprijs - 200 x 2,00 = € 400,00<br />
Brutowinst € 300,00<br />
Huisvestingskosten € 100,00<br />
Publiciteitskosten € 25,00<br />
Brutowinst € 300,00<br />
- vaste kosten - (100 + 25)<br />
Nettowinst € 175,00<br />
Voorbeeld 2<br />
’t Zeepfabriekje maakt zelf zijn zeep. Daarvoor is het volgende nodig:<br />
Materialen (vet, water, …) € 0,50/zeep<br />
Arbeidsuren: kost € 1,20/zeep<br />
Machine € 0,80/zeep<br />
De verkoopprijs, het aantal verkochte stuks en de overige kosten zijn hetzelfde als in het vorige<br />
voorbeeld.<br />
Gevraagd: de bruto- en de nettowinst<br />
Omzet 200 x € 3,50 = € 700,00<br />
- Aankoopkosten - 200 x € 0,50 = € 100,00<br />
- Variabele kosten - 200 x € 2,00 = € 400,00<br />
Brutowinst € 200,00<br />
- Vaste kosten - € 125,00<br />
Nettowinst € 75,00<br />
6
5. Voorbeelden berekeningen winstmarge<br />
Voorbeeld 1: berekening winstmarge op de verkoopprijs<br />
De aankoopprijs van een product bedraagt € 8,00. De verkoopprijs bedraagt<br />
€ 12,50. Hoeveel bedraagt de winstmarge op de verkoopprijs?<br />
(12,50 – 8,00) / 12,50 * 100 = 36%<br />
Voorbeeld 2: berekening winstmarge op de aankoopprijs<br />
De aankoopprijs van een product bedraagt € 13,45. De verkoopprijs bedraagt € 17,50.<br />
Hoeveel bedraagt de winstmarge op de aankoopprijs?<br />
(17,50 – 13,45) / 13,45 * 100 = 30%<br />
Voorbeeld 3: berekening winstmarge op de aankoopprijs<br />
Een product heeft een winstmarge van 20% op de verkoopprijs. Hoeveel procent is dit van de<br />
aankoopprijs?<br />
Verkoopprijs 100<br />
- Winst -20<br />
Aankoopprijs 80 = winstmarge= 20/80 x 100 + 25% v/d aankoopprijs<br />
Of via de formule:<br />
20% x 100% = 25%<br />
100% - 20%<br />
Voorbeeld 4: berekening winstmarge op de verkoopprijs<br />
De winstmarge bedraagt 20% op de aankoopprijs. Hoeveel procent is dit van de verkoopprijs?<br />
20/120 x 100% = 16,67%<br />
Of via de formule:<br />
20% x 100% = 16,67%<br />
100% + 20%<br />
7
Opgave 1<br />
OPGAVEN<br />
A. Geef 5 voorbeelden van bedrijven of ondernemingen die dienstverlening aanbieden.<br />
B. Geef 5 voorbeelden van ondernemingen die producten gewoon door verkopen zonder enige<br />
aanpassing of verwerking aan het product.<br />
C. Geef 5 voorbeelden van ondernemingen die producten aankopen en ze verwerken tot een<br />
bepaald product om nadien verder te verkopen.<br />
Opgave 2<br />
Plaats de volgende ondernemingen in de juiste kolom:<br />
Beenhouwerij, grootwarenhuis, snoepjesfabriek, krantenwinkel, muziekwinkel<br />
Opgave 3<br />
Handelsonderneming Industriële onderneming/ambacht<br />
A. Leg het verschil uit tussen variabele en vaste kosten. Geef van elk 3 voorbeelden.<br />
B. Geef het verschil tussen directe en indirecte kosten. Geef van elk 3 voorbeelden.<br />
Opgave 4<br />
A. Zijn volgende kosten variabel of vast:<br />
- de premie voor de brandverzekering:<br />
- de kosten van het elektriciteitsverbruik:<br />
- de huur van de winkelruimte:<br />
- de afschrijvingskost van het meubilair:<br />
- de aankopen van handelsgoederen:<br />
- de belasting op de lichtreclame:<br />
8
B. Zijn volgende kosten indirecte of directe kosten:<br />
Opgave 5<br />
- de grondstofkosten:<br />
- de loonkosten van de arbeiders die zich bezighouden met de productie:<br />
- de wedde van de algemene directeur:<br />
- het loon van de meestergast:<br />
- het loon van het onderhoudspersoneel:<br />
- de verwarmingskosten van de productieruimte:<br />
Fred Goossens heeft een frietkraam op het marktplein van Aalst. Per dag verkoopt hij 170 pakjes friet<br />
aan € 1,50 per pakje. Hij heeft daarnaast nog de volgende kosten:<br />
Aardappelen: € 20,00<br />
Vetstof: € 20,00<br />
Mayonaise en andere sausen: € 17,50<br />
Verpakkingsmateriaal: € 15,00<br />
Zijn gasrekening beloopt € 20,00 per dag. Hij heeft ook twee hulpjes in dienst, voor elk vijf uren per<br />
dag, die hij € 5,00 per uur betaalt. De huurkosten van zijn frietkraam bedragen € 25,00 per dag. De<br />
intresten van een lening kosten hem € 8,50 per dag.<br />
Gevraagd: Bereken de kostprijs van één zakje friet.<br />
Opgave 6<br />
Plaats de kosten uit de hierna vermelde tekst in de eerste kolom van de tabel. Plaats daarna het<br />
bedrag in de juiste kolom.<br />
Fietsenzaak ‘Bike to fit’ huurt een winkel voor € 1 000,00 per maand. De eigenaar heeft twee<br />
bedienden in vast dienstverband, die elk € 1 750,00 per maand verdienen. Vooraleer er fietsen<br />
kunnen worden verkocht, moet hij fietsen aankopen. De aankoopprijs bedraagt € 250,00 per fiets. De<br />
maandelijkse telefoon- en energierekening wordt via een domiciliëring betaald. De telefoonrekening<br />
bedraagt gemiddeld € 270,00 per maand, terwijl de maandelijkse energierekening gemiddeld € 380,00<br />
bedraagt.<br />
Naast fietsen worden er in de fietsenzaak ook meer en meer accessoires verkocht: fietshelmen,<br />
fietskledij …<br />
Kosten Variabele kosten per eenheid Vaste kosten per maand<br />
9
Opgave 7<br />
Plaats de kosten uit onderstaand gegeven in de eerste kolom van de tabel.<br />
Plaats daarna het bedrag in de juiste kolom.<br />
Fred Goossens heeft een frietkraam op het marktplein van Aalst. Per dag verkoopt hij 170 pakjes friet<br />
aan € 1,50 per pakje (30 dagen per maand). Hij heeft daarnaast nog dagelijks de volgende kosten:<br />
- aardappelen: € 20,00<br />
- vetstof: € 20,00<br />
- mayonaise en andere sausen: € 17,50<br />
- verpakkingsmateriaal: € 15,00<br />
- elektriciteit: € 20,00<br />
- twee hulpjes in dienst, elk vijf uren per dag werkzaam, die per dag € 25,00 kosten en die 12<br />
dagen per maand in de zaak werken<br />
- huurkosten van zijn frietkraam: € 25,00<br />
- intresten van een lening: € 8,50<br />
Opgave 8<br />
Kosten Variabele kosten per eenheid Vaste kosten per maand<br />
De heer Sanders, de zaakvoerder, moet een prijsbestek maken voor het plaatsen van een<br />
parketvloer. Hij beschikt over de volgende gegevens:<br />
- een medewerker plaatst 50m² parket per dag (= 8 werkuren)<br />
- de loonkost per uur bedraagt € 26,25<br />
- de aankoopprijs van het parket bedraagt € 45,00 per m²<br />
- de andere vaste kosten worden geraamd op € 8,25 per m²<br />
Er is een prijsaanvraag voor 125 m² en de heer Sanders wil een winstmarge van vijftien procent<br />
realiseren.<br />
a. Wat is de totale kostprijs per geplaatste m² parket?<br />
b. Hoeveel bedraagt de winst per geplaatste m² parket, uitgedrukt in euro?<br />
c. Hoeveel bedraagt de verkoopprijs per geplaatste m² parket (exclusief btw)?<br />
d. Hoeveel bedraagt de totale nettowinst bij de uitvoering van deze klus?<br />
10
Opgave 9<br />
Stel dat 't Stock-brood maar drie producten verkoopt:<br />
- broodje smos<br />
- broodje vleessalade<br />
- broodje krab<br />
De afgelopen maand tref je de volgende gegevens:<br />
In Euro broodje smos<br />
broodje<br />
vleessalade<br />
broodje krab<br />
Variabele kosten per broodje 1,50 1,40 1,50<br />
verkoopprijs per broodje 2,50 2,00 2,30<br />
afzet afgelopen maand 1 000,00 2 000,00 1 500,00<br />
Vul onderstaande tabel verder in.<br />
In Euro broodje smos<br />
verkoopprijs/eenheid<br />
=- variabele kost/eenheid<br />
= bruto winst/eenheid<br />
- vaste kost/eenheid<br />
= nettowinst per eenheid<br />
x afzet<br />
= totale nettowinst<br />
Welk besluit zou je nu kunnen trekken naar de toekomst toe?<br />
Opgave 10.<br />
broodje<br />
vleessalade<br />
broodje krab<br />
a. Vul onderstaande tabel verder aan.<br />
Dezelfde gegevens als uit vraag 1, alleen verkoop 't Stock-brood geen broodjes vleessalade meer.<br />
In Euro broodje smos broodje krab<br />
verkoopprijs/eenheid<br />
=- variabele kost/eenheid<br />
= bruto winst/eenheid<br />
- vaste kost/eenheid<br />
= nettowinst per eenheid<br />
x afzet<br />
= totale nettowinst<br />
b. Neem deze tabel over in een spreadsheet (Excel). Breng aangepaste formules in om al de<br />
berekeningen te kunnen uitvoeren.<br />
=<br />
=<br />
11
Opgave 11<br />
Het vrachtwagenbedrijf CAMIONG verhuurt een vrachtwagen. De afbetaling van de lening voor die<br />
vrachtwagen bedraagt jaarlijks € 3 750,00. Er wordt een garage gehuurd: € 300,00 per kwartaal. Qua<br />
onderhoud moet je rekenen op € 100,00 per 1 000 kilometer. De prijs van de diesel bedraagt 1,00 per<br />
liter. De vrachtwagen verbruikt gemiddeld 12 liter per 100 kilometer. De ondernemer betaalt € 25,00<br />
verzekering per maand. De verhuurprijs naar de klanten toe is € 0,30 per kilometer.<br />
a. Bereken de totale vaste kosten per jaar.<br />
b. Bereken de variabele kosten per kilometer.<br />
Opgave 12<br />
Per pizza kaas-tomaat heeft de pizzaverkoper de volgende kosten:<br />
- kaas € 0,20 per pizza<br />
- tomaat € 0,35 per pizza<br />
- deeg € 1,00 per 10 pizza’s<br />
- huur gebouw € 500,00 per maand<br />
- overige ingrediënten € 0,15 per pizza<br />
- elektriciteit/verwarming € 4 200,00 per jaar<br />
- verpakking € 0,20 per pizza<br />
- loon pizzabesteller € 1 500,00 per maand<br />
a. Plaats de verschillende kosten in onderstaande tabel en plaats de kostprijs ook in<br />
de juiste kolom:<br />
Kosten Variabele kosten/pizza Vaste kosten per maand<br />
b. Bereken de totale kostprijs per pizza<br />
c. Bereken de totale kostprijs per maand<br />
12
Opgave 13<br />
Een invoegbedrijf vervaardigt boekenkasten waarbij volgende kosten in rekening moeten worden<br />
gebracht:<br />
Variabele kosten (per eenheid product)<br />
Grondstoffen € 12<br />
Directe arbeidsuren € 17<br />
Hulpmaterialen € 4<br />
Elektriciteit € 2<br />
Vaste kosten (totaal)<br />
Afschrijvingen € 12 500<br />
Loonkosten € 50 000<br />
Elektriciteit verwarming en elektriciteit € 10 000<br />
Gevraagd:<br />
1. Hoeveel zullen de totale kosten bedragen bij een productie van 20 000 eenheden?<br />
2. Hoeveel moet de verkoopprijs per eenheid bedragen indien de organisatie bij verkoop van 20 000<br />
eenheden 30% winst vóór belastingen wil realiseren?<br />
3. Herhaal vraag 1 en 2 voor een productie en verkoop van 25 000 eenheden. Kan u het verschil<br />
verklaren?<br />
Opgave 14<br />
Het invoegbedrijf vervaardigt zowel boekenkasten als kleerkasten. De gegevens voor de maand<br />
september waren als volgt:<br />
Hoeveelheid Prijs (per Totaal<br />
Eenheid<br />
Grondstoffen 650kg 12 7800<br />
Diverse arbeidsuren 450 h 17 7650<br />
Hulpstoffen (lijm, …) 300 kg 4 1200<br />
Elektriciteit machines 750 k Wh 0,16 120<br />
Afschrijvingen 25 m² 1000 25000<br />
Loon coördinatoren en administratie 4 personen 2500 10000<br />
Totaal/ € 57 170<br />
De grondstoffen en de directe arbeidsuren zijn direct toewijsbaar aan een eenheid kleerkast of<br />
boekenkast. Zo heeft men voor één kleerkast 4 kg grondstof nodig en 3 directe arbeidsuren. Eén<br />
boekenkast verbruikt 3 kg grondstof en neemt 2 arbeidsuren in beslag. De overige kosten zijn<br />
indirecte kosten.<br />
In de maand september werden 50 kleerkasten verkocht aan een verkoopprijs van € 500 en 150<br />
boekenkasten aan € 250;<br />
Gevraagd<br />
1. Hoeveel bedroeg de kostprijs van een kleerkast, respectievelijk een boekenkast in de maand<br />
september gebruik makende van het productievolume als verdeelsleutel?<br />
2. Hoeveel bedroeg de winst/verlies per boekenkast en per kleerkast?<br />
13
Opgave 15<br />
Aankoop van een nieuwe middenklasse dieselwagen met een motor van 75kW genomen. Het jaarlijks<br />
aantal kilometers bedraagt in deze berekening 18 000 km. Er werd rekening gehouden met een<br />
afschrijvingsperiode van 9 jaar.<br />
Aankoop: rekeninghoudend met een doorverkoopprijs van € 900 kost de wagen u € 1900 per jaar. Het<br />
intrestverlies bedraagt aan 2, 75% € 553/jaar.<br />
Belasting op inverkeerstelling: éénmalig € 123<br />
Inschrijvingstaks: éénmalig € 32<br />
Verzekering: met de eerste twee jaar een omniumverzekering en daarna een gewone BA betaalt u<br />
gemiddeld per jaar € 520<br />
Verkeersbelasting: gemiddeld € 266 per jaar<br />
Onderhoud en herstellingen: gemiddeld bedraagt dit € 820 per jaar<br />
Autobanden: gemiddeld: € 93 per jaar<br />
Autokeuring: 5 keer 33,50 euro<br />
Verbruik: met een verbruik van 5,2 liter aan € 1,03/liter betaalt u per jaar € 964 aan diesel<br />
Opgave 16<br />
Een onderneming produceert een product dat tegen een prijs van 80 EUR per eenheid wordt verkocht.<br />
De kostprijs van dit product is als volgt samengesteld:<br />
Vaste fabricagekosten 20 EUR<br />
Variabele fabricagekosten 15 EUR<br />
Vaste verkoopkosten 10 EUR<br />
Variabele verkoopkosten 5 EUR<br />
-----------<br />
Totale kostprijs 50 EUR<br />
De normale productie en afzet bedragen 120 000 eenheden per jaar.<br />
Gevraagd:<br />
Bereken de totale vaste kosten van de fabricage en van de verkoop.<br />
Opgave 17<br />
Een handelaar koopt een partij handelsgoederen aan etgen een aankoopkostprijs van 2 000 EUR.<br />
Aan de aankoopkostprijs wordt een toeslag toegevoegd voor indirecte kosten. Vorig jaar bedroegen<br />
de aankopen van handelsgoederen 245 502,50 EUR en de indirecte kosten 31 500 EUR. Hij gaat<br />
ervan uit dat dit jaar de indirecte kosten in dezelfde verhouding tot de aankopen staan. Bereken de<br />
kostprijs van deze partij goederen.<br />
Opgave 18<br />
De aankoopprijs van een product bedraagt 8,00 EUR. De verkoopprijs bedraagt 12,50 EUR. Hoeveel<br />
bedraagt de winstmarge op de verkoopprijs?<br />
Opgave 19<br />
Een ondernemer heeft een omzet gerealiseerd van 170 011,25 EUR. De aankoopkosten van de<br />
verkochte goederen bedroegen 101 250,00 EUR. De indirecte kosten bedroegen 16 375,00 EUR.<br />
Gevraagd:<br />
a. Bereken de brutowinst van deze ondernemer.<br />
b. Bereken de nettowinst van deze ondernemer.<br />
14
Opgave 20<br />
Een garagehouder heeft een tweedehandse wagen aangekocht bij een particulier voor 4 125 EUR.<br />
Als toeslag voor de indirecte kosten neemt hij hetzelfde percentage als vorig jaar, nl. 15%. Hij wenst<br />
een winstmarge van 25% op de kostprijs. Tegen welke prijs moet hij deze auto verkopen?<br />
Opgave 21<br />
Gegeven:<br />
Een handelaar heeft een omzet gerealiseerd van € 130 000,00. De aankoopwaarde van de verkochte<br />
goederen bedroeg € 87 500,00. Daarnaast heeft hij ook nog volgende kosten gemaakt:<br />
- huisvestingskosten € 9 000,00<br />
- kosten van verwarming, verlichting en waterverbruik € 3 000,00<br />
- publiciteitskosten € 1 000,00<br />
- administratiekosten € 2 375,00<br />
- afschrijvingskosten € 1 625,00<br />
- intrestlasten €4 375,00<br />
Hoeveel bedraagt de brutowinst? En hoeveel de nettowinst?<br />
15