04.05.2013 Views

HOEZO, DE TASMAANSE TIJGER IS UITGESTORVEN? WAT HEB ...

HOEZO, DE TASMAANSE TIJGER IS UITGESTORVEN? WAT HEB ...

HOEZO, DE TASMAANSE TIJGER IS UITGESTORVEN? WAT HEB ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Op zOek naar het beest<br />

Op 5 februari 2005 parkeerden de Duitse toeristen Birgit Janssen en<br />

Klaus Emmerichs hun auto langs een verlaten weg in Tasmanië, een groot<br />

eiland ten zuid-westen van het Australische vasteland. Klaus daalde de<br />

berm af om in een kreek water te halen toen hij een doordringende geur<br />

waarnam. Boven hem stond een dier dat hij nog nooit gezien had: een<br />

grote bruine hond met kaken als wolfsklemmen en vreemde strepen op<br />

zijn rug. Het beest bleef hem 30 seconden aanstaren, net genoeg om twee<br />

foto’s te nemen. Toen het dier terug in de bush verdween, wist de man<br />

niet dat hij zonet oog in oog had gestaan met de thylacinus cynecephalus,<br />

alias de Tasmaanse tijger (vanwege de strepen), of ook de buidelwolf<br />

(vanwege de kop en het lijf), het grootste buideldier van de moderne<br />

geschiedenis.<br />

De volgende dag bestelde Emmerichs in de pub een Cascade, het lokale<br />

bier. Toen hij het etiket op de fles zag, rolden zijn ogen uit hun kassen.<br />

De afbeelding van het dier op het etiket leek als twee druppels water op<br />

het beest van zijn foto’s. Toen de barman hem vertelde dat het dier, een<br />

thylacine, al 70 jaar was uitgestorven, viel Emmerichs net niet van zijn<br />

barkruk. Birgit en Klaus namen onmiddellijk de ferry naar Melbourne.<br />

Ze hadden centen geroken en liepen alle krantenredacties af. The Age<br />

bood hen 2.500 dollar, op voorwaarde dat twee experts de beelden eerst<br />

mochten controleren. Die twijfelden geen seconde: het beest op de foto’s<br />

was een thylacine. Alleen beweerden ze dat Emmerichs een bestaande<br />

zwart-wit foto had vervalst met behulp van Photoshop. ‘Case closed’,<br />

dacht iedereen, tot een jaar later een opmerkelijk artikel verscheen in de<br />

Tasmanian Times. De gerenommeerde thylacine-expert Col Bailey had<br />

het koppel opgezocht en ontdekt dat de foto’s op het intern geheugen<br />

van Emmerichs camera stonden. Ze konden dus onmogelijk vervalst zijn.<br />

64 C H É M E I 2 0 1 0<br />

hOezO, de tasmaanse<br />

tijger is uitgestOrven?<br />

Wat heb ik dan gisteren<br />

in de bush gezien?<br />

Na een urenlange ondervraging van de Duitser, was hij er rotsvast van<br />

overtuigd dat de man een thylacine had gezien.<br />

De exacte locatie wilden Emmerichs en Janssen niet prijsgeven, maar het<br />

was in het Cradle Mountain National Park. Ze kwamen net terug van de<br />

Overland Track, een zesdaagse trektocht die avontuurlijke wandelaars<br />

als één van de mooiste ter wereld beschouwen.<br />

Celine tikt op mijn arm. “Waar wacht je nog op?” vraagt ze. Ik verslik me<br />

bijna in mijn glas wijn. “Heb jíj zin om 82 kilometer lang een rugzak van<br />

20 kilo over de bergen te sleuren? Als we van het hotel naar de bushalte<br />

stappen, zijn we al moe.” Ze kijkt me streng aan. “Hoe heet onze reeks<br />

in Ché ook alweer?”<br />

Nog geen uur later zijn onze bustickets naar Cradle Mountain National<br />

Park gereserveerd.<br />

Overheidscomplot<br />

Voor wie denkt dat de ijle berglucht mijn herseninhoud heeft aangetast:<br />

we spreken hier niet over de verschrikkelijke Yeti of het monster van<br />

Loch Ness. De thylacine, alias Tasmaanse tijger, bestaat echt, of heeft<br />

alleszins echt bestaan; zeker tot in 1936, toen het laatste bekende<br />

exemplaar stierf in de dierentuin van Hobart, de hoofdstad van Tasmanië.<br />

Maar ook daarna beweerden een hoop mensen het beest nog gezien te<br />

hebben, alleen hadden ze nooit een fototoestel op zak. In de laatste 50<br />

jaar kreeg de Tasmanian National Parks & Wildlife Service (TNPWS) meer<br />

dan vierduizend meldingen binnen; driehonderd daarvan klasseerde de<br />

TNPWS als hoogst betrouwbaar. Hiervoor gebruikten experts een formule<br />

die de waarschijnlijkheid van de melding berekende op basis van drie<br />

parameters: de beschrijving van het beest, de locatie van de waarneming


en de mentale geestestoestand van de getuige. De tijger werd immers<br />

nogal dikwijls in de pub gesignaleerd.<br />

Sommigen geraakten na het zien van een thylacine zo geobsedeerd dat<br />

ze er hun levenswerk van maakten. Buck en Joan Emberg, een koppel<br />

universiteitsprofessoren uit Launceston, de tweede stad van Tasmanië,<br />

trekken al twintig jaar het eiland rond om de zogenaamde tigersightings<br />

te verzamelen. De teller staat op 380. Zelf zag het koppel de thylacine<br />

twee keer, het laatst in 1982. Buck en Joan vonden toen ook uitwerpselen<br />

van het beest. Ze trokken ermee naar het TNPWS, maar de plaatselijke<br />

ranger gooide de keutels in de vuilbak. Buck Emberg was woedend.<br />

“Onnozelaar, je hebt zonet belangrijk bewijsmateriaal vernietigd!” De<br />

parkwachter lachte. “Man, dat betekent niks. Ik ben niet geïnteresseerd<br />

in foto’s, pootafdrukken of uitwerpselen. Ik wil een tijger met de<br />

ochtendkrant in zijn muil.”<br />

De Embergs beweren dat de Australische overheid het bestaan van de<br />

thylacine bewust in de doofpot heeft gestopt. “Ze heeft er alle belang<br />

bij dat niemand nog ooit iets van de Tasmaanse tijger hoort. Want als<br />

iemand onomstotelijk kan bewijzen dat hij nog leeft, moet de regering<br />

de houtkap en de industrie op grote delen van het eiland opnieuw aan<br />

banden leggen. De Tasmaanse tijger is een nationaal symbool. Ze kunnen<br />

moeilijk open en bloot zijn habitat vernietigen.”<br />

Is het een complottheorie of heeft het koppel gelijk? Dat laatste zou best<br />

kunnen, want milieuactivisten en industriëlen leven hier al jaren op<br />

voet van oorlog. De vete gaat terug naar de jaren ’60 toen de Tasmaanse<br />

regering – Tasmanië is een officiële deelstaat van Australië – het<br />

reusachtige Lake Pedder wilde indammen. Met de bouw van de grootste<br />

waterkrachtcentrale van het zuidelijk halfrond, wilde men bedrijven van<br />

Officieel is de thylacine, beter bekend als de Tasmaanse<br />

tijger, al 70 jaar uitgestorven. Maar sindsdien hebben<br />

spotters het beest nog meer dan 300 keer gesignaleerd.<br />

Wie er een fotografeert, kan daar een ferme duit aan<br />

overhouden. Onze op drie na heldhaftigste reporter liet<br />

het zich geen twee keer zeggen en vertrok spoorslags<br />

naar Tasmanië.<br />

T e k s T : J e r o e n D e n a e g h e l<br />

F o T o ’ s : C e l i n e V a n C a u w e n b e r g h e<br />

goedkope elektriciteit voorzien. De bewindslui waren ervan overtuigd<br />

dat het eiland hierdoor een industrieel paradijs zou worden. Maar veel<br />

eilandbewoners vreesden de desastreuze impact op het milieu. Ze richtten<br />

de United Tasmania Group (UTG) op, de allereerste groene politieke<br />

partij ter wereld.<br />

Moord en corruptie<br />

De UTG was een doorn in het oog voor alle Tasmaniërs die de<br />

industriële vooruitgang wél toejuichten. De spanningen tussen voor-<br />

en tegenstanders van de indamming van Lake Pedder liepen hoog op,<br />

met als apotheose de mysterieuze verdwijning van Brenda Hean, een<br />

kopstuk van de UTG. Op 8 september 1972 vloog Hean van Hobart naar<br />

Canberra om de Australische autoriteiten te overtuigen de beslissing van<br />

de Tasmaanse deelregering ongedaan te maken. Maar het sportvliegtuig<br />

kwam nooit op zijn bestemming aan. De dag voor haar vertrek had Hean<br />

een vreemd telefoontje gekregen: “Wat denk je ervan om morgen te gaan<br />

zwemmen?” Achteraf merkte iemand dat de deur van de vliegtuighangar<br />

was geforceerd. Ondanks deze aanwijzingen weigerden de autoriteiten<br />

een onderzoek in te stellen. Nog steeds weet niemand wat er met Brenda<br />

Hean gebeurd is. Het vliegtuigwrak is nooit gevonden. En een paar<br />

weken na haar verdwijning begon de drooglegging van Lake Pedder.<br />

De spanningen tussen ecologisten en industriëlen verdelen het eiland nog<br />

altijd. Je ziet het bijvoorbeeld aan de autostickers. Aan de ene kant zie je<br />

‘Tasmania, your natural state’, aan de andere ‘Greens are liars’. De laatste<br />

jaren ligt vooral de papierindustrie onder vuur. Houthakkers hebben<br />

hun oog laten vallen op het noordoosten van Tasmanië. Omdat daar nog<br />

heel wat natuurgebieden niet beschermd zijn, kunnen ze er ongestoord<br />

C H É M E I 2 0 1 0 65<br />

t


Op zOek naar het beest<br />

hun gang gaan. Al zou dat snel kunnen veranderen als iemand er een<br />

Tasmaanse tijger vindt.<br />

Misschien is de overheid net daarom zo karig met informatie over de<br />

thylacine. Ondanks driehonderd betrouwbare waarnemingen, vind je op<br />

de officiële website van het Tasmanian Department of Wildlife enkel die<br />

van Hans Naarding uit 1982 terug. Dat is vreemd, want je hoeft geen<br />

expert te zijn om de wenkbrauwen te fronsen bij de getuigenis van de<br />

Hollander: “Op een nacht stond ik oog in oog met een thylacine. De tijger<br />

maakte geen aanstalten om weg te gaan, pas toen ik na drie minuten<br />

naar mijn camera greep, verdween het beest in de bush.” Het is moeilijk<br />

te begrijpen waarom iemand die al jaren op zoek is naar de thylacine<br />

drie volle minuten wacht om een foto te nemen. Niettemin is dit dé enige<br />

waarneming die de Tasmaanse autoriteiten belangrijk genoeg vinden<br />

voor een vermelding.<br />

In 2005, na de heisa rond de foto’s van Klaus Emmerichs, loofde het<br />

magazine The Bulletin een beloning uit van 1,25 miljoen dollar voor<br />

wie als eerste een levende thylacine kon vangen. Onmiddellijk liet de<br />

overheid weten dat het blad de premie onmogelijk legaal kon uitkeren.<br />

Er was immers geen jachtvergunning uitgeschreven.<br />

De Aboriginals van Van Diemen’s Land<br />

Voor we naar Cradle Mountain vertrekken, bezoeken we nog het<br />

Tasmanian Museum in hoofdstad Hobart. Ik verwacht een pak informatie<br />

over de thylacine, maar er is vooral aandacht voor de geschiedenis van<br />

het eiland. Het is een eerder zielig verhaal. Om te beginnen was de<br />

ontdekking van Tasmanië in 1642 al een ongelukje. De Nederlandse<br />

zeevaarder Abel Tasman zocht eigenlijk Australië, maar raakte de weg<br />

kwijt en botste op een kleiner, zuidelijker gelegen eiland. Hij noemde<br />

het Van Diemen’s Land en liet het verder ongeïnteresseerd achter. Pas in<br />

1798 kwamen de volgende Europeanen aan land, ruwe zeebonken die op<br />

zeehonden jaagden en tussendoor ook een Aboriginalvrouwtje lustten. Ze<br />

kidnapten de inheemse vrouwen en misbruikten hen als seksslavinnen<br />

om ze na consumptie te vermoorden.<br />

Het was nog maar een voorproefje. In tegenstelling tot de Aboriginals<br />

op het Australische vasteland, slaagden de Britse kolonisten er hier wél<br />

in om de autochtone bevolking uit te roeien, al liep het niet meteen van<br />

een leien dakje. De Aboriginals trokken zich in de Tasmaanse wildernis<br />

terug en begonnen vandaaruit een guerrillaoorlog. In 1830 besloten de<br />

Britten er korte metten mee te maken. In een poging om alle Aboriginals<br />

in een uithoek van het eiland bijeen te drijven, trok de Black Line, een<br />

menselijke ketting van duizenden Britse soldaten, van oost naar west door<br />

Tasmanië. Aan de andere kant van het eiland hadden ze één bejaarde<br />

Aboriginal gevangen.<br />

De grap had miljoenen gekost en de Britten besloten dan maar de kaart<br />

van de ‘diplomatie’ te trekken. De welbespraakte August Robinson kon de<br />

Aboriginals overtuigen hun wapens neer te leggen en naar speciaal voor<br />

hen opgerichte nederzettingen te verhuizen. De Aboriginals dachten dat<br />

ze hun spirituele gronden terugkregen, maar de overheid dropte hen op<br />

Flinders Island, een eiland in de zeestraat tussen Tasmanië en Australië.<br />

Daar lieten de kolonisten hen aan hun lot over. De autochtonen stierven<br />

massaal aan ondervoeding, Europese ziektes en heimwee. In 1856 bleven<br />

er nog 47 Aboriginals over. Het select groepje mocht terug naar Tasmanië<br />

komen, waar de overheid ze in het plaatsje Oyster Cove opvoerde als<br />

curiosa. In 1876 stierf Truganini, de allerlaatste Tasmaanse Aboriginal.<br />

Natuurlijke selectie<br />

Net voor we het museum buitenstappen, zie ik in de inkomsthal een<br />

televisietoestel. Daarop loopt een zwart-wit filmpje van een Tasmaanse<br />

tijger die zenuwachtig in een kooi rondloopt. ‘Dit is Benjamin, de laatste<br />

thylacine. Hij stierf op 6 september 1936 in de zoo van Hobart’, lees ik op<br />

66 C H É M E I 2 0 1 0<br />

Bryant dwong Nanette Mikac op<br />

haar knieën en richtte zijn pistool.<br />

Ze smeekte om haar kinderen te<br />

sparen, maar Bryant joeg een kogel<br />

door het hoofd van het jongste<br />

dochtertje. Nadat hij ook de moeder<br />

had doodgeschoten, ging hij de<br />

vluchtende 6-jarige Alannah achterna.<br />

Hij greep het kind bij haar haren, zette<br />

zijn pistool in haar nek en maakte haar<br />

af als een konijn.<br />

het infobordje. Een menselijke fout had de laatste Tasmaanse tijger het<br />

leven gekost. De oppasser had zijn binnenhok afgesloten en het beest<br />

was ’s nachts doodgevroren. Ik sta versteld. Het enige wat ze me in het<br />

Tasmanian Museum over dit mythische dier kunnen tonen, is een filmpje<br />

van 61 seconden. Ze hebben Benjamin, de laatste thylacine, niet eens<br />

opgezet, maar gewoon met het vuilnis weggegooid. De zaalwachter lijkt<br />

mijn gedachten te raden. “Ik weet het”, zegt hij. “Maar toen dachten ze<br />

dat er nog genoeg tijgers in het wild rondliepen.”<br />

Jammer genoeg was dat niet het geval. Toen de Britse kolonisten<br />

halverwege de 19de eeuw schapen begonnen te kweken, merkten ze dat<br />

veel lammetjes nogal snel in de muil van een thylacine verdwenen. In<br />

1888 schreef de regering jachtpremies uit: 1 pond voor elke dode tijger.<br />

Dat rendeerde en rond 1930 was een waarneming van een Tasmaanse<br />

tijger al hoogst uitzonderlijk. Toen de regering in april 1936 – enkele<br />

maanden voor de dood van Benjamin – besloot de soort te beschermen,<br />

was dat mosterd na de maaltijd.<br />

“Wat denkt u, mijnheer? Leeft de thylacine nog in het wild?” vraag ik aan<br />

de museumconservator. “Dat weet ik echt niet”, zegt hij. “Maar ik ben er<br />

wel zeker van dat Benjamin niet de laatste was. De premiejagers kunnen<br />

onmogelijk alle tijgers uitgeroeid hebben. Op dit eiland zijn nog steeds<br />

plaatsen waar geen mens ooit een voet gezet heeft. De thylacines die daar<br />

leefden, moeten zich makkelijk hebben kunnen voortplanten.”


“Maar waarom zagen ze de beesten vroeger wel en nu niet meer?” vraag<br />

ik. “Omdat een soort zichzelf opnieuw uitvindt. Natuurlijke selectie,<br />

heet dat. De jagers elimineerden vooral de tijgers die het meest voor hun<br />

voeten liepen. De tijgers die niet graag in de buurt van mensen kwamen,<br />

moeten die periode overleefd hebben. Die schuwe beesten gaven hun<br />

genen door aan hun nakomelingen, waardoor de soort nu verkiest om<br />

teruggetrokken in de wouden te leven. De kans dat je er één te zien<br />

krijgt, is klein. Thylacines ruiken mensen van op mijlen afstand. Je kan<br />

een Tasmaanse tijger ook niet horen: ze maken geen geluid, enkel in<br />

uitzonderlijke stresssituaties blaffen ze.”<br />

“Oeps, net het laatste exemplaar<br />

geroosterd”<br />

In 1986, precies 50 jaar na de dood van Benjamin, het laatste bekende<br />

exemplaar, kreeg de Tasmaanse tijger officieel het etiket ‘uitgestorven’.<br />

Maar wat zijn 50 jaar? In 1843 ontdekte de bekende natuurkenner John<br />

Gould op het Australische vasteland een konijn dat verdacht veel op een<br />

kangoeroe leek. Het was de woestijnkangoeroerat, een buideldier dat<br />

zich kon verplaatsen met een duizelingwekkende snelheid. Na Gould<br />

zag niemand het beest nog, tot de zoöloog Herbert Finlayson in 1931,<br />

bijna 90 (!) jaar na Gould, tot zijn verbazing de beestjes vrolijk voor zijn<br />

voeten zag rondhuppelen tijdens een tocht door Sturt’s Desert. Finlayson<br />

was in de wolken met de herontdekking en plande het jaar daarop een<br />

nieuwe expeditie. Hij keerde elke steen van Sturt’s woestijn om, maar kon<br />

de woestijnkangoeroerat niet meer vinden. Sindsdien heeft niemand het<br />

beest nog gezien, maar omwille van zijn speciale voorgeschiedenis wil<br />

niemand het dier officieel ‘uitgestorven’ verklaren.<br />

Anderzijds versnelden sommige wetenschappers eigenhandig het einde<br />

van een soort. In 1857 ving de zoöloog Gerard Krefft in de Gibson woestijn<br />

twee uiterst zeldzame varkenspootborstelratten. Krefft kreeg echter<br />

honger en braadde de beesten aan het spit. Daarna heeft niemand nog<br />

ooit een varkenspootborstelrat gezien.<br />

Nog schrijnender is het verhaal van Malcolm Douglas. De Australische<br />

tegenhanger van David Attenborough maakt documentaires die het<br />

midden houden tussen S.O.S Piet en National Geographic. De excentrieke<br />

cowboy jaagt met speren en boemerangs op wilde dieren die hij<br />

vervolgens met de juiste kruiden op een kampvuurtje klaarmaakt. Maar<br />

bij zijn fratsen vergeet de presentator wel eens dat hij een cameraploeg<br />

Na 2 kilometer op het pad verschijnen de dollartekens<br />

al in mijn ogen. Voor me zit een groot bruin dier in het<br />

struikgewas. “Stil,” fluister ik, “we zijn de lotto aan het<br />

winnen.” Maar wanneer het beest zijn hoofd draait, kijk<br />

ik recht in de ogen van een wombat.<br />

bijheeft. Een geluidsman verloor bijna een been omdat Malcolm in al<br />

zijn enthousiasme een witte haai aan boord had gehesen. De bushman<br />

zoekt ook graag naar zeldzame diersoorten. In 1990 filmde hij als eerste<br />

mens ter wereld een buidelmol, een beestje ter grootte van een duim<br />

zonder oren of ogen, dat een belangrijke rol speelde in de mythologie<br />

van de Aboriginals. Tot oktober 1990 was het onduidelijk of het beest<br />

al dan niet uitgestorven was. Toen trok Douglas met een paar oude<br />

Aboriginalkrijgers de woestijn in en het wonder geschiedde: de mannen<br />

vingen het dier in een strop en Douglas had zijn wereldprimeur. Nadat<br />

hij de mol uitgebreid gefilmd had, wou Douglas het dier bevrijden, maar<br />

dat was niet naar de zin van de Aboriginals. Een dierenverzamelaar had<br />

hen voor een gevangen exemplaar 2.000 dollar beloofd en ze wilden het<br />

dier meenemen naar Alice Springs. Terwijl Malcolm en de Aboriginals<br />

daarover aan het ruziën waren, legde de mol echter het loodje. Van de<br />

stress wellicht. Het leek alsof Malcolm Douglas een kind verloor. Nooit<br />

zag ik een televisiefiguur zo radeloos in de cameralens kijken.<br />

Het bloedbad van Port Arthur<br />

Een paar uur later zitten we op de bus naar Cradle Mountain. Maar<br />

eerst maken we een ommetje naar de ruïnes van Port Arthur, ooit de<br />

beruchtste gevangenis van Australië. Tussen 1830 en 1877 dumpten ze<br />

hier de zwaarste criminelen van Australië. Ontsnappen was onmogelijk.<br />

Wie de zwaar bewaakte gevangenis kon ontvluchten, wachtte een paar<br />

kilometer verder al Eaglehawk Neck, een smalle landstrook die Port<br />

Arthur met het binnenland verbindt. In de omringende zee stikte het van<br />

de haaien en op het land hielden cipiers met waakhonden de wacht. De<br />

beroemdste ontsnappingspoging was die van Billy Hunt. Hij had zich in<br />

het vel van een dode kangoeroe gewurmd en trachtte bij schemerdonker<br />

al huppelend de bewakers te verschalken. Die hadden niks in de gaten<br />

tot één van hen honger kreeg en dacht dat hij wel een stukje kangoeroe<br />

lustte. Billy Hunt kreeg een lading hagel in zijn kont en kon opnieuw<br />

gaan brommen.<br />

Het gevangenisregime in Port Arthur was vooral berucht om zijn<br />

isoleercellen. De gevangenen moesten maandenlang 23 uur per dag<br />

in die muisstille, donkere cellen blijven en mochten met niemand<br />

praten. Sociologen geloofden dat ze de ergste criminelen tot inkeer<br />

konden brengen door hen van alle zintuiglijke prikkels af te sluiten.<br />

Tijdens het luchten kregen ze zelfs een blinddoek om oogcontact met t<br />

C H É M E I 2 0 1 0 67


Op zOek naar het beest<br />

medegevangenen te vermijden. Het duurde niet lang voor de boel<br />

ontspoorde. Sommigen werden krankzinnig, anderen gingen aan het<br />

moorden om zo snel mogelijk de doodstraf te krijgen. Liever de strop dan<br />

de hel in Port Arthur.<br />

Port Arthur, ondertussen een toeristische site, haalde het wereldnieuws<br />

toen een gek er in 1996 één van de grootste eenmansbloedbaden uit de<br />

geschiedenis aanrichtte. “Ik praat er niet graag over,” zegt de plaatselijke<br />

gids. “Ik heb die dag een dierbare collega verloren.” Het verhaal is dan<br />

ook hallucinant. Op 27 april 1996 zette de 29-jarige Martin Bryant voor het<br />

eerst in zijn leven de wekker. “Wat krijgen we nu?” vroeg zijn vriendin<br />

verbaasd. “Ik heb morgen iets belangrijks te doen”, zei hij.<br />

Bryant had een tijd samengewoond met een veertig jaar oudere vrouw<br />

die de lotto had gewonnen. Toen ze stierf in een verdacht auto-ongeval<br />

erfde hij haar fortuin. Bryant, die een IQ van 66 had, begon zich vreemd<br />

te gedragen: hij gaf zich bijvoorbeeld uit voor oliebaron. Zijn aanstellerij<br />

wekte op de lachspieren en dat vond hij niet tof. “Ze zullen niet blijven<br />

spotten, ooit word ik beroemd”, zei hij.<br />

Op 28 april reed Bryant met een grote sportzak naar de historische site<br />

van de Port Arthur-gevangenis. Hij trok onmiddellijk naar de cafetaria<br />

waar hij met enkele toeristen over het slechte surfweer keuvelde. Nadat<br />

hij klaar was met eten, schoot Bryant een automatisch pistool leeg op de<br />

aanwezigen. In amper 30 seconden had hij twintig mensen vermoord.<br />

“Buiten besefte niemand echter wat er aan de hand was”, vertelt de gids.<br />

“De meeste toeristen die de geweerschoten hadden gehoord, dachten<br />

dat er een historische attractie aan de gang was.” Bryant was intussen<br />

terug naar zijn wagen op de parking gelopen en wekte de aandacht door<br />

als een gek te toeteren. Een paar toeristen kwamen dichterbij en Bryant<br />

opende opnieuw het vuur. Zeven mensen stierven ter plekke. Toen hij<br />

van de parking reed, zag Bryant een moeder met twee kinderen voor<br />

zich uitlopen. Hij stapte uit, dwong Nanette Mikac op haar knieën en<br />

richtte zijn pistool op haar hoofd. De vrouw smeekte om haar kinderen<br />

te sparen, maar Bryant joeg meteen een kogel door het hoofd van het<br />

jongste dochtertje. Nadat hij ook de moeder had doodgeschoten, ging<br />

Bryant de vluchtende 6-jarige Alannah achterna. Hij greep het kind bij<br />

haar haren, zette zijn pistool in haar nek en maakte haar af als een konijn.<br />

Martin Bryant, de man die ooit een cinemazaal uitliep omdat hij de scènes<br />

in Scorsese’s Casino te gewelddadig vond, was in een moordmachine<br />

veranderd.<br />

Toen hij uit Port Arthur wegreed, schoot hij op alles wat bewoog. Twee<br />

keer stopte hij om een wagen te carjacken. Alle inzittenden moesten eraan<br />

geloven, behalve Glenn Pears, die hij meenam naar een landhuis. Daar<br />

wachtte hij rustig op de speciale interventieteams van de politie. Bryant<br />

eiste een helikopter om naar Adelaide te vluchten, maar de politie ging<br />

daar niet op in. Na achttien uur onderhandelen was Bryant het zat en stak<br />

het huis in de fik. Hij kon nog net zelf naar buiten strompelen, waar de<br />

flikken hem inrekenden. Die vonden ook de gegijzelde Pears vermoord<br />

terug, samen met een bejaard koppel. In totaal doodde Bryant 35 mensen,<br />

21 raakten gewond. “Maar het hadden er veel meer kunnen zijn”, zegt de<br />

gids. “Bryants oorspronkelijke plan was een massamoord op The Island of<br />

Death, de begraafplaats van de gevangenen. Elke morgen dropt een ferry<br />

daar ongeveer vierhonderd toeristen voor een korte rondleiding. Je kan<br />

er geen kant op, hij zou iedereen moeiteloos afgeslacht hebben. Gelukkig<br />

was die dag net het uurschema veranderd en moest Bryant zijn plannen<br />

wijzigen.”<br />

De duivel zal je halen<br />

Wanneer we uit de bus stappen in het Cradle Mountain National Park<br />

staat parkwachter James ons al op te wachten. “Welkom bij het beginpunt<br />

van de Overland Track”, zegt hij. “Wie straks niet wil doodgaan, kan best<br />

even naar me luisteren.” Met arendsogen inspecteert James mijn outfit.<br />

68 C H É M E I 2 0 1 0<br />

In wijzerzin: een<br />

Tasmaanse duivel,<br />

een mierenegel,<br />

een wombat en<br />

een reporter.<br />

Het kost ons moeite om níét op<br />

een slang te trappen. Van overal<br />

duiken ze op. Aan onze hut kronkelt<br />

er zelfs eentje op het buitenterras.<br />

In de deuropening staat een man<br />

foto’s te nemen. “Zou je de deur niet<br />

dichtdoen?” vraag ik ongerust. “Ik heb<br />

geen zin om straks een tijgerslang in<br />

mijn slaapzak te vinden.”<br />

“Mooie broek, maar waardeloos. In een jeans kan je sterven. Die dingen<br />

drogen niet op na de regen. Je gaat doodvriezen.” Ik begin lichtjes te<br />

zweten. “Heb je iemand op het thuisfront verwittigd?” vraagt James.<br />

“Euh, nee”, prevel ik. “Wil je dat dan onmiddellijk doen? Wat als je straks<br />

je nek breekt? Twee jaar geleden stapte hier een Deen van een bergrichel.<br />

Niemand had zijn verdwijning opgemerkt, dus zijn we hem ook niet gaan<br />

zoeken. Gelukkig vonden we twee maanden later zijn rugzak terug. Zijn<br />

familie heeft hem niet eens kunnen begraven, de duivels hadden zijn<br />

lichaam opgegeten.” Ik knipper eventjes met mijn ogen. Een tijger tot<br />

daar aan toe, maar Satan en Lucifer had ik hier niet echt verwacht.<br />

“Een duivel, zegt u?” James kijkt me ernstig aan. “Ja, de Tasmaanse<br />

duivel is net als een hyena: hij jaagt niet, maar hij vreet wel alle kadavers<br />

op. Ze zijn maar een wip groot, die beesten, maar ze hebben het sterkst<br />

ontwikkelde gebit van alle zoogdieren. Alles krijgen ze naar binnen, tot<br />

de huid en de beenderen toe.”<br />

De Tasmaanse duivel is, net als de Tasmaanse tijger vroeger, een vleesetend<br />

buideldier, ter grootte van een kleine, maar zeer struise hond. Vroeger at<br />

hij de restjes van de Tasmaanse tijger. Nu is hij vooral langs de weg op<br />

zoek naar aangereden wallabies. Daardoor komen ze dikwijls zelf onder<br />

een auto terecht. Elk jaar sterven er op die manier duizenden duivels.


Bovendien heeft de devil facial tumor disease (DFTD), een ongeneeslijke<br />

ziekte, de populatie de laatste vijf jaar gehalveerd. Als er niets gebeurt,<br />

zal ook de Tasmaanse duivel binnen tien jaar uitgestorven zijn.<br />

Net voor we op pad gaan, heeft James nog één waarschuwing voor ons.<br />

“Het is dertig jaar geleden dat er in Tasmanië iemand stierf aan een<br />

slangenbeet, maar ze zijn heel actief dit jaar en ik zou jullie toch aanraden<br />

om uit te kijken waar je je voeten zet. En nóg iets: als je ons een foto<br />

van een vos bezorgt, krijg je 1.000 dollar. Het beest is een pest voor onze<br />

andere zoogdieren, dus willen we het graag weten als er eentje in ons<br />

park rondloopt.” Ik hang meteen het fototoestel iets strakker rond mijn<br />

nek. “Wat betalen jullie voor een foto van een Tasmaanse tijger?” vraag<br />

ik terloops. James lacht: “Miljoenen!”<br />

Oog in oog met de tijgerslang<br />

Na amper twee kilometer op het pad verschijnen de dollartekens al in mijn<br />

ogen. Voor me zit een groot bruin dier in het struikgewas. “Stil Celine,”<br />

fluister ik, “we zijn de lotto aan het winnen.” Maar wanneer het beest zijn<br />

hoofd draait, kijk ik recht in de ogen van een wombat.<br />

Het Cradle Mountain National Park is een waar beestenparadijs. Na twee<br />

uur stappen heb ik naast de wombat al drie wallabies, een Tasmaanse<br />

duivel en een mierenegel gezien. Die laatste is naast het vogelbekdier<br />

het enige zoogdier dat eieren legt. Terwijl ik de egel nauwkeurig op de<br />

gevoelige plaat vastleg – je weet maar nooit of James er centen voor over<br />

heeft – krijst Celine mijn trommelvlies aan diggelen: “Jeroen, een slang!<br />

Je bent er net over gelopen.” Achter mij kronkelt een zwarte tijgerslang,<br />

één van de dodelijkste beesten ter wereld. In de top 100 der giftigste<br />

slangen, staat hij op plaats 8, vóór de koningscobra en de zwarte mamba.<br />

Het gif van één beet is voldoende om een volledig rugbyteam te mollen.<br />

Ik doe het bijna in mijn broek, maar de slang verdwijnt sneller dan hij<br />

gekomen is.<br />

James had gelijk, de slangen zijn behoorlijk actief. Het kost ons zelfs<br />

moeite om er níét op te trappen. Van overal duiken ze op en wanneer<br />

we onze hut bereiken, kronkelt er zelfs eentje op het buitenterras. In de<br />

deuropening staat een man druk foto’s te nemen. “Zou je de deur niet<br />

dichtdoen?” vraag ik ongerust. “Ik heb geen zin om straks een tijgerslang<br />

in mijn slaapzak te vinden.”<br />

De man heet Roy en is net als wij op zoek naar de thylacine. ”Vijf jaar<br />

geleden heb ik een Tasmaanse tijger gezien”, zegt Roy verrassend.<br />

“Maar nog voor ik mijn videocamera kon aanzetten, was het beest al<br />

verdwenen. Toch heb ik bewijsmateriaal kunnen verzamelen.” Hij pakt<br />

zijn rugzak en toont een foto van een dood schaap. “Het schaap lag op<br />

100 meter van de plek. De grote gapende wonden zijn karakteristiek<br />

voor de beet van een Tasmaanse tijger. Want de thylacine kan als enige<br />

roofdier zijn bek 120 graden spreiden. Zie je die wonden aan het hoofd<br />

van het schaap? De thylacine eet graag de hersenen van zijn prooi. Naast<br />

dit schaap lagen nog twee kadavers. Maar toen ik ze wou onderzoeken,<br />

joeg een boswachter me weg. Hij werkte voor Noolworth, een bedrijf dat<br />

in Tasmanië honderdduizenden hectaren natuurgebied bezit, waarop ze<br />

schapen houden. Het gerucht gaat al een tijdje dat schapenboeren af en<br />

toe een tijger doden.” Roy kijkt voor zich uit en slaakt een zucht. “Ik hoop<br />

dat ik hem vind, voor ze hem terug tot leven wekken.”<br />

Jurassic Park<br />

Onze vriend heeft het over de recente pogingen om de Tasmaanse tijger<br />

te klonen. In 2008 haalden wetenschappers gezond DNA uit de haren van<br />

twee opgezette museumexemplaren. Ze brachten het erfelijk materiaal in<br />

het embryo van een muis in en dat bleek zich perfect te integreren. Na<br />

een tijd stuurde het gen de productie van kraakbeen. Een deeltje van de<br />

Tasmaanse tijger kwam hierdoor tot leven. Maar Jurassic Park is nog niet<br />

voor morgen. De geleerden hebben nog maar een klein stukje van het<br />

DNA in kaart gebracht.<br />

Maar er is meer: tijdens het genetisch onderzoek ontdekten de<br />

wetenschappers dat het erfelijk materiaal van de twee onderzochte<br />

museumspecies haast identiek was; hét bewijs dat het met de genetische<br />

diversiteit van de soort aan de vooravond van zijn verdwijning heel slecht<br />

gesteld was. De Tasmaanse tijger zou hierdoor kwetsbaar geweest zijn<br />

voor bacteriële en virale ziektes. Dat is slecht nieuws voor de believers,<br />

want het maakt de kans dat het beest daadwerkelijk uitgestorven is alleen<br />

maar groter. Roy haalt zijn schouders op. “Wat zegt dat? Er is ook nog iets<br />

als the survival of the fittest. De enkelen die overleefden, zullen net beter<br />

bestand zijn tegen ziektes. Trouwens, dat klonen vind ik maar niks, ik<br />

geloof nooit dat we hetzelfde dier terugkrijgen.”<br />

Zes dagen lang trokken Celine en ik met Roy door het prachtige park,<br />

maar we zagen geen enkele Tasmaanse tijger. Bij ons afscheid werd Roy<br />

lichtjes emotioneel. “Wil je iets voor me doen? Je bent journalist. Schrijf<br />

dat de mensen naar de tijger moeten blijven zoeken. We kunnen de soort<br />

enkel redden door het beest te vinden. Zijn habitat verdwijnt als sneeuw<br />

voor de zon. Het is vijf voor twaalf.”<br />

Hij neemt me bij de schouder en wijst met zijn arm naar de beboste<br />

horizon. “Believe me, mate. They’re out there.”<br />

C H É M E I 2 0 1 0 69

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!