Geuren & kleuren leerlingen - Volkscultuur
Geuren & kleuren leerlingen - Volkscultuur
Geuren & kleuren leerlingen - Volkscultuur
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Vertellen<br />
in geuren<br />
en <strong>kleuren</strong><br />
Leerlingenboek<br />
Handleiding voor<br />
multicultureel vertellen
Colofon<br />
2<br />
Vertellen in geuren en <strong>kleuren</strong><br />
Handleiding voor multicultureel vertellen<br />
Deze lesbrief is bestemd voor de groepen<br />
zeven en acht van het basisonderwijs.<br />
Een project van:<br />
Nederlands Centrum voor <strong>Volkscultuur</strong><br />
Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking<br />
Kunst en Cultuur Overijssel<br />
Uitgave:<br />
Nederlands Centrum voor <strong>Volkscultuur</strong><br />
F.C. Dondersstraat 1<br />
3572 JA Utrecht<br />
030 – 276 02 44<br />
nederlandscentrum.volkscultuur@wxs.nl<br />
en<br />
Kunst en Cultuur Overijssel<br />
Kamperstraat 11/13<br />
8001 BE Zwolle<br />
038 – 422 50 30<br />
Redactie:<br />
Girbe Buist<br />
Ineke Strouken<br />
Karla van Twigt<br />
© Nederlands Centrum voor <strong>Volkscultuur</strong><br />
Deze lesbrief mag voor het onderwijs naar behoefte<br />
gekopieerd en gedistribueerd worden.<br />
ISBN 90-71840-52-2<br />
Utrecht, januari 2001
Inhoud<br />
Les 1 Verhalen veranderen 5<br />
Les 2 Reizende verhalen 14<br />
Les 3 Vertelattributen 17<br />
Les 4 Vertellen in Afrika 30<br />
Les 5 Dilemmasprookjes 35<br />
Les 6 Vermakelijke vertellingen 38<br />
Les 7 Zó zit de wereld in elkaar 49<br />
Les 8 ‘Kleinen’ en ‘groten’ 51<br />
Les 9 Verteldoeken en smartlappen 62<br />
Extra opdrachten en lessen behorend bij de vertelkist<br />
Bij les 2 Extra opdracht: Vertellen met een prentenboek 69<br />
Bij les 3 Extra opdracht: Vertellen met tekeningen 70<br />
Bij les 3 Extra opdracht: Vertellen met een pop 75<br />
Bij les 7 Extra opdracht: De toverlantaarn 76<br />
Les 8A Extra les: Wajangspel 79<br />
3
Les 1 Verhalen veranderen<br />
Verhalen vertellen<br />
Vroeger, toen de mensen nog niet konden lezen en schrijven, vertelden ze elkaar veel<br />
verhalen. Op straat, in het café, maar vooral ook ’s avonds als ze gezellig bij elkaar zaten<br />
rondom het haardvuur. Maar met de komst van het leesboek, de radio en vooral de<br />
televisie, is het verhalen vertellen een beetje verloren gegaan.<br />
Toch zijn er veel landen waar het vertellen van verhalen nog wel veel gebeurt. Dat is ook<br />
te begrijpen, want bij verhalen kun je heerlijk wegdromen in een andere wereld en iets<br />
leren over andere mensen, landen en culturen. Bovendien is het gezellig om in een kring<br />
bij elkaar te zitten en verhalen te vertellen of ernaar te luisteren.<br />
De komende lessen nemen we je mee naar allerlei landen. Je kunt dan kennismaken met<br />
de verschillende manieren waarop verhalen worden verteld en je zult merken wat voor<br />
verschillende soorten verhalen er allemaal zijn. Ook leer je hoe je zelf een verhalenverteller<br />
kunt worden!<br />
Verhalen die veranderen<br />
Kom beneden<br />
De verhalen waar we het over gaan hebben heten ‘volksverhalen’. Dit zijn verhalen die<br />
lange tijd door mensen aan elkaar zijn doorverteld. Ouders vertelden ze bijvoorbeeld aan<br />
hun kinderen. Als de kinderen groot waren vertelden zij ze ook weer aan hun kinderen.<br />
Zo ging het steeds maar door. Eerst werden de verhalen alleen maar doorverteld, later<br />
zijn veel verhalen ook opgeschreven.<br />
Er is natuurlijk altijd iemand geweest die een verhaal als eerste heeft verteld. Deze<br />
persoon kan zo maar een verhaal verteld hebben, of iets vertellen wat hij heeft gezien of<br />
meegemaakt. De volgende persoon kan het verhaal precies zo hebben doorverteld als hij<br />
het hoorde, maar hij kan het ook iets spannender, mooier of droeviger hebben gemaakt.<br />
Hij heeft het verhaal dus op zijn eigen manier doorverteld. Dit geldt voor elke volgende<br />
persoon die het verhaal heeft gehoord en doorverteld.<br />
Zelf hoor of lees je ook verhalen, zie je dingen en maak je dingen mee. Ook jij vertelt deze<br />
verhalen dan weer op je eigen manier door. Zullen we het eens uitproberen...?<br />
Hodja stampte nieuwe leem aan op zijn dak om een lekkage te verhelpen, toen er aan zijn deur<br />
geklopt werd. Hij keek naar beneden en zag een onbekende man staan.<br />
“Waarmee kan ik u van dienst zijn?”, vroeg Hodja, geprikkeld door deze storing.<br />
“Kom naar beneden en ik zal het u vertellen”, antwoordde de man.<br />
Hodja klom de van boomstammen gemaakte ladder naar beneden.<br />
“Heb medelijden met mij en mijn zeven kinderen”, zei de man. “Geef mij een aalmoes.”<br />
5
Hodja keek hem aan en zei: “Kom met me mee naar het dak.”<br />
De man volgde Hodja op de wankele ladder.<br />
Toen zij beiden op het dak stonden, zei Hodja de man recht in het gezicht: “Nee.”<br />
[Uit: Hodja. Achterstevoren tóch de goede kant op – U. Kobas]<br />
Het verhaal dat je hebt gelezen en gehoord ging over Hodja uit Turkije, die vroeger echt<br />
heeft bestaan. Hij werd bekend door de grappige verhalen die hij altijd vertelde. In deze<br />
verhalen is Hodja vaak de kleinste en de zwakste. Door een grap zet hij de sterke en<br />
belangrijke mensen op hun nummer. De mensen in Turkije herkenden zichzelf in de<br />
gebeurtenissen die Hodja meemaakte en daarom werden de grappen steeds doorverteld,<br />
zodat ze nu nog steeds bekend zijn.<br />
Twee sprookjes van Assepoester<br />
6<br />
Volksverhalen veranderen van inhoud doordat ze over een lange periode van soms wel<br />
duizend jaar worden doorverteld. Een voorbeeld hiervan is het verhaal van Assepoester.<br />
Dit is een sprookje en je kent het natuurlijk al lang. Maar wat je misschien niet weet is<br />
dat er wel 900 verhalen over Assepoester bestaan die allemaal verschillend van inhoud<br />
zijn! Achteraan deze les zie je er twee. Lees maar!<br />
Opdracht 1: Beantwoord de volgende vragen over de Assepoester-verhalen die je<br />
hebt gelezen:<br />
– Hoe begint het verhaal?<br />
– Welke gebeurtenissen in het verhaal voeren de spanning op?<br />
– Wat is het meest spannende gedeelte van het verhaal?<br />
– Hoe loopt het verhaal af?<br />
Opdracht 2: Uit welke tijd ongeveer komt elk verhaal, denk je?<br />
Waaraan kun je dit merken?<br />
Opdracht 3: Stel je eens voor dat je in de toekomst leeft, bijvoorbeeld in het jaar 2050.<br />
Schrijf eens op hoe jij denkt dat het verhaal van Assepoester in science fiction zou<br />
gaan!
Assepoester<br />
Er was eens een edelman, die trouwde voor de tweede keer, maar met een vrouw die zo hooghartig en<br />
trots was als er nog nooit een bestaan had. Zij had twee dochters van hetzelfde slag als zij, die in alles<br />
haar evenbeeld waren.<br />
Van zijn kant had de edelman ook een dochter, maar die was een toonbeeld van zachtheid en goedheid;<br />
daarin leek zij op haar moeder die de liefste vrouw van de wereld was geweest.<br />
De bruiloft was nauwelijks voorbij of de stiefmoeder liet haar slechte luimen al meteen de vrije loop.<br />
Zij kon de goede eigenschappen van dat jonge kind niet uitstaan, want daardoor werden haar eigen<br />
dochters des te hatelijker. Zij droeg haar het smerigste werk in de huishouding op. Zij moest de vaat<br />
doen, de trappen boenen en de kamers van Mevrouw en de jongedames aanvegen. Zij sliep helemaal<br />
bovenin de nok van het huis, op een oude matras in een zolderkamertje, terwijl haar zusters kamers<br />
met parketvloeren hadden, bedden in de nieuwste stijl en spiegels waar ze zich van hoofd tot voeten in<br />
konden bekijken. Het arme meisje verdroeg dit alles geduldig en durfde er zich bij haar vader niet over<br />
te beklagen, want die zou haar beknord hebben, omdat zijn vrouw hem helemaal onder de duim had.<br />
Als zij met haar werk klaar was dan ging ze in een hoekje van de haard in de as zitten, zodat iedereen<br />
in het huis haar Assepoester noemde. Niettemin was Assepoester in haar afgedragen kleren toch<br />
honderdmaal mooier dan haar zusters, ook al waren die nog zo prachtig uitgedost.<br />
Nu gebeurde het dat de zoon van de koning een bal gaf en er alle voorname mensen voor uitnodigde.<br />
De twee zusters waren ook uitgenodigd, want zij behoorden tot de aanzienlijkste dames van het land.<br />
Wat waren zij in hun schik en druk in de weer met het uitkiezen van de kleren en de kapsels die hen<br />
het best zouden staan. Maar voor Assepoester was het weer nieuwe arbeid want zij moest het linnen<br />
van haar zusters strijken en plooitjes in hun manchetten vouwen. Ze spraken over niets anders dan<br />
wat voor kleren ze zouden aandoen. De oudste zei: “Ik trek mijn rode fluwelen japon met het Engelse<br />
borduurwerk aan.”<br />
“En ik”, zei de jongste, “ik ga in mijn gewone japon maar daaroverheen doe ik mijn goudgebloemde<br />
mantel aan en mijn diamanten ketting. Zo iets zie je ook niet iedere dag.”<br />
Ze lieten de beroemdste kapster komen om hen kanten mutsen op te steken en kochten de duurste<br />
schoonheidsmiddeltjes.<br />
Toen riepen ze Assepoester, vroegen wat zij ervan vond, want zij had een goede smaak. Assepoester gaf<br />
hun raad zo goed ze kon en bood hun aan om hun kapsel te verzorgen en dat wilden zij maar al te<br />
graag.<br />
Terwijl zij daarmee bezig was, zeiden zij haar: “Assepoester, zou je ook graag naar het bal willen?”<br />
“Ach dames, u spot alleen maar met mij; daar hoor ik niet thuis.”<br />
“Je hebt gelijk; de mensen zouden hard beginnen te lachen als ze een Assepoester naar het bal zagen<br />
gaan.”<br />
Ieder ander dan Assepoester zou ze nu met opzet verkeerd gekapt hebben; maar zij was een goed<br />
meisje en ze maakte het kapsel onberispelijk in orde.<br />
Twee dagen lang aten ze bijna niets, zo opgewonden waren zij van vreugde. Ze braken bijna een<br />
dozijn veters bij het inrijgen, omdat ze hun middeltje nog dunner wilden maken, en ze stonden voortdurend<br />
voor de spiegel.<br />
Eindelijk was de langverwachte dag aangebroken; ze vertrokken en Assepoester keek hen na zo lang ze<br />
kon. Toen ze uit het gezicht verdwenen waren, begon ze te huilen. Haar peettante, die haar helemaal in<br />
tranen aantrof, vroeg haar wat er aan scheelde.<br />
7
8<br />
“Ik zou zo graag... ik zou zo graag...”<br />
Ze huilde zo erg, dat ze niet meer uit haar woorden kon komen.<br />
Haar peettante, die eigenlijk een fee was, zei: “Je zou zo graag naar het bal gaan, is het niet?”<br />
“Ach, ja”, zei Assepoester zuchtend.<br />
“Goed, als je een braaf meisje blijft, zal ik zorgen dat je er heen kunt.”<br />
Zij nam haar mee naar haar kamer en zei: “Ga naar de tuin en haal voor mij een pompoen.”<br />
Assepoester ging dadelijk de mooiste pompoen plukken die ze maar kon vinden en bracht hem naar<br />
haar peettante, al begreep zij er niets van wat die pompoen met haar wens te maken had om naar het<br />
bal te gaan. Haar peettante holde hem uit tot er niets van overbleef dan de schil, die raakte zij even<br />
aan met haar toverstokje en de pompoen was meteen veranderd in een prachtige gouden koets.<br />
Toen ging zij in de muizeval kijken, daar zaten zes muizen in, nog springlevend. Zij zei tegen<br />
Assepoester dat ze het klepje van de muizeval omhoog moest houden, iedere muis die eruit kwam gaf<br />
zij toen een tikje met haar toverstaf en hij werd meteen in een mooi paard veranderd; zo kreeg ze een<br />
prachtig span van zes schimmels, grijs met witte vlekken.<br />
Daar zij niet wist hoe ze aan een koetsier moest komen, zei Assepoester: “Ik zal eens in de ratteval gaan<br />
kijken, misschien zit er een rat in, daar kunnen we dan een koetsier van maken.”<br />
“Dat is een goed idee”, zei haar peettante, “ga maar kijken.”<br />
Assepoester bracht haar de ratteval; er zaten drie dikke ratten in. De fee nam er een uit, die de grootste<br />
snorharen had en toen ze hem aanraakte veranderde hij in een dikke koetsier, met de mooist knevel<br />
die je je maar kunt voorstellen.<br />
Vervolgens zei zij tot haar: “Ga naar de tuin, daar zul je achter de gieter zes hagedissen vinden; breng<br />
die maar hier.” Assepoester was er nauwelijks mee terug of haar peettante veranderde ze in zes lakeien<br />
in rode livrei, die aanstonds achter op de koets klommen en er zich vasthielden alsof zij hun leven lang<br />
niets anders gedaan hadden. Toen zei de fee tot Assepoester: “Ziezo, daar heb je nu alles om naar het<br />
bal te gaan; ben je nu tevreden?”<br />
“Ja maar, moet ik er dan zo heen gaan, in mijn vuile kleren?”<br />
Haar peettante hoefde niets anders te doen dan haar even met haar stokje aan te raken en op hetzelfde<br />
ogenblik waren haar kleren veranderd in een japon van goud- en zilverdraad, bezaaid met edelstenen;<br />
tenslotte gaf ze haar nog een paar glazen muiltjes, zo fraai als je maar denken kunt.<br />
Toen zij zo prachtig was uitgedost, steeg zij in de koets; maar haar peettante drukte haar op het hart<br />
dat zij in geen geval langer dan klokslag twaalf mocht blijven; zij waarschuwde haar, als ze ook maar<br />
een ogenblikje langer op het bal zou blijven, dan zou haar karos weer een pompoen worden, haar paarden<br />
weer muizen en haar lakeien hagedissen, en ook haar oude kleren zouden weer te voorschijn komen.<br />
De zoon van de koning, die van zijn paleiswacht het bericht kreeg dat er zo juist een onbekende prinses<br />
in vol ornaat was aangekomen, trad naar buiten om haar te begroeten. Hij reikte haar de hand bij het<br />
uitstappen uit de karos en leidde haar naar de zaal waar het gezelschap zich bevond. Toen viel er een<br />
diepe stilte; de muziek hield op met spelen en de gasten met dansen, zo waren alle blikken geboeid<br />
door de grote schoonheid van die onbekende. Men hoorde niets ander dan een zacht gemompel: “O, wat<br />
is ze mooi!” Zelfs de koning, zo oud als hij was, kon zijn ogen niet van haar afhouden, en hij zei zachtjes<br />
tegen de koningin, dat het lang geleden was sinds hij zo’n schone en lieftallige dame gezien had.<br />
Alle dames keken nauwlettend naar haar kapsel en haar kleding, om het morgen precies zo te laten<br />
namaken, als er tenminste zulke mooie stoffen te vinden waren en kleermakers die hun vak zo goed<br />
verstonden.
De zoon van de koning leidde haar naar de ereplaats en vroeg haar ten dans. Zij danste met zoveel<br />
bevalligheid, dat men haar nog meer bewonderde. Er werden heerlijke spijzen rondgediend, maar die<br />
jonge prins at er niets van, want hij moest alsmaar naar haar kijken. Zij ging ook bij haar zusters<br />
zitten en bewees hun allerlei attenties, zij deelde met hen de sinaasappelen en citroenen die de prins<br />
haar had gegeven, wat hen zeer verbaasde, want zij kenden haar in het geheel niet.<br />
Toen Assepoester de klok kwart voor twaalf hoorde slaan, maakte zij een diepe buiging voor het<br />
gezelschap en verdween zo vlug zij kon. Zodra zij thuiskwam ging ze naar haar peettante om haar te<br />
bedanken en te vragen of ze de volgende avond weer naar het bal mocht, omdat de zoon van de<br />
koning haar had uitgenodigd.<br />
Terwijl ze nog bezig was haar peettante te vertellen wat er allemaal op het bal gebeurd was, klopten<br />
de twee zusters op de deur; Assepoester ging opendoen.<br />
“Wat komen jullie laat thuis”, zei ze gapend, terwijl zij in haar ogen wreef en zich uitrekte alsof ze zo<br />
juist wakker was geworden. Intussen had ze nog geen moment aan slapen gedacht, sinds ze elkaar<br />
verlaten hadden.<br />
“Als je op het bal was geweest”, zei een van haar zusters, “dan zou je je geen ogenblik verveeld hebben;<br />
er is een prinses gekomen, zo beeldschoon als je nog nooit gezien hebt; zij was een en al vriendelijkheid<br />
tegen ons en heeft ons sinaasappelen en citroenen gegeven.”<br />
Assepoester was opgetogen van blijdschap en vroeg hun de naam van de prinses, maar zij zeiden dat<br />
niemand haar kende en dat de zoon van de koning dat heel jammer vond en alles ter wereld zou<br />
willen geven om te weten wie zij was. Assepoester glimlachte en zei hun: “Was zij dan zo mooi? Mijn<br />
hemel, wat zijn jullie gelukkig! Zou ik haar ook eens kunnen zien? Ach freule Javotte, leen mij uw gele<br />
japon, die u gewoon door de week draagt.”<br />
“Toe maar”, zei freule Javotte, “dat kun je denken! Mijn jurk lenen aan zo’n smerige Assepoester als jij!<br />
Ik zou wel gek zijn!”<br />
Assepoester had die weigering wel verwacht en zij was er blij om, want zij nou niet geweten hebben<br />
wat zij doen moest als haar zuster zo goed was geweest om haar die jurk te lenen.<br />
De volgende dag waren de twee zusters weer op het bal en Assepoester ook, maar nu nog mooier uitgedost<br />
dan de eerste keer. De zoon van de koning bleef voortdurend vlak bij haar en hield niet op haar<br />
allerlei complimenten te maken. De jonge dame verveelde zich geen moment en vergat wat haar peettante<br />
haar zo op het hart had gedrukt; plotseling hoorde zij de eerste slag van twaalf, terwijl ze nog<br />
dacht dat het pas elf uur was: zij stond meteen op en snelde heen, zo licht als een hinde. De prins liep<br />
haar achterna, maar kon haar niet inhalen. In haar haast verloor zij een van haar glazen muiltjes, die<br />
de prins voorzichtig opraapte. Buiten adem kwam Assepoester thuis, zonder koets, zonder lakeien en<br />
in haar oude kleren; van al haar pracht was er niets anders overgebleven dan een van haar glazen<br />
muiltjes, precies gelijk aan die ze verloren had.<br />
Men vroeg aan de wachters van de paleispoort of zij niet een prinses naar buiten hadden zien komen,<br />
zij zeiden dat zij niemand hadden gezien behalve een jong meisje, dat er heel armelijk uitzag en meer<br />
op een boerin dan op een jongedame leek.<br />
Toen de twee zusters van het bal terugkwamen, vroeg Assepoester of zij zich weer goed geamuseerd<br />
hadden en of de schone dame er weer was geweest; zij zeiden van ja, maar ze was weggevlucht zodra het<br />
middernacht had geslagen, en wel zo overhaast dat zij een van haar glazen muiltjes had laten vallen, de<br />
zoon van de koning had het opgeraapt en de rest van het bal had hij niets anders gedaan dan ernaar<br />
kijken. Zonder twijfel was hij smoorlijk verliefd op de schone dame van wie dat schoentje was.<br />
9
10<br />
Zij spraken de waarheid; want een paar dagen later liet de zoon van de koning met trompetgeschal<br />
omroepen dat hij zou trouwen met een vrouw die een voetje had dat precies in dat muiltje paste. Eerst<br />
werd het bij de prinsessen geprobeerd, vervolgens bij de hertoginnen en toen bij de hele hofhouding,<br />
maar vergeefs. Ze kwamen ook bij de twee zusters, die alle mogelijke moeite deden om hun voet in het<br />
muiltje te krijgen, maar het lukte niet. Assepoester stond er bij te kijken, zij herkende haar schoentje en<br />
zei lachend: “Laat mij ook eens proberen of het mij past!”<br />
Haar zusters begonnen te lachen en haar voor de gek te houden.<br />
De edelman die het muiltje moest aanpassen, keek Assepoester oplettend aan en omdat hij haar heel<br />
mooi vond, zei hij dat zij er ook recht op had, want hij had de opdracht het bij alle meisjes te proberen.<br />
Hij liet Assepoester plaats nemen en toen hij het muiltje aan haar voetje schoof zag hij dat ze er<br />
zonder moeite in kon en dat het haar als gegoten zat. Groot was de verbazing van de twee zusters,<br />
maar die werd nog groter toen Assepoester uit de zak van haar schort het andere muiltje tevoorschijn<br />
haalde en het aan haar voet deed. Daarop verscheen haar peettante, die met haar toverstokje de kleren<br />
van Assepoester aanraakte, zodat ze nog prachtiger werd dan de vorige keer.<br />
Toen herkenden de twee zusters haar als de schone dame, die zij op het bal gezien hadden. Zij wierpen<br />
zich voor haar op de grond om haar vergiffenis te vragen dat ze haar zo slecht behandeld hadden.<br />
Assepoester liet ze opstaan, omhelsde hen, zei dat ze hun van harte vergiffenis schonk en dat ze voortaan<br />
altijd van haar moesten houden.<br />
Zo reed men haar, in haar prachtige statiekleed, naar de prins. Hij vond haar nog mooier dan ooit en<br />
een paar dagen later trouwde hij met haar. Assepoester, die even vriendelijk als mooi was, liet haar<br />
twee zusters in het paleis komen en nog diezelfde dag huwde zij hen uit aan twee voorname heren aan<br />
het hof.<br />
[Uit: Sprookjes van Ch. Perrault en M. d’Aulnoy]
Assepoester<br />
Je denkt misschien: dit ken ik al,<br />
maar dat is heus niet het geval.<br />
Het echte verhaal van Assepoester<br />
is heel wat bloederiger en woester.<br />
Men heeft er vroeger iets slaps van gebrouwen<br />
om zoete kindertjes zoet te houden.<br />
Het begin zit er niet zover naast:<br />
de stiefzusters hadden zich weggehaast<br />
in de donkere nacht naar ’t koninklijk bal,<br />
prachtig gekleed, met juwelen en al,<br />
nadat ze Assepoes onverdroten<br />
in een kelder hadden opgesloten,<br />
waar ratten met hongerige magen<br />
aan haar tenen begonnen te knagen.<br />
Ze brulde: “Help!” en: “Laat me eruit!”<br />
Haar petemoei hoorde het zielig geluid<br />
en badend in een zee van licht<br />
verscheen ze voor Assepoes’ gezicht.<br />
“Is er iets, kindje?”, vroeg ze aanminnig.<br />
“Dat zie je toch wel!”, riep Assepoes vinnig.<br />
Ze sloeg op de deur uit alle macht<br />
en riep: “Ik wil ook naar het bal vannacht!<br />
“Een disco in het koningshuis!<br />
“Zij zijn erheen en ik zit thuis!<br />
“Ik wil een koets! En mooie kleren,<br />
“kettingen en pauweveren!<br />
“En glazen muiltjes, twee daarvan,<br />
“en een ragdunne panty an!<br />
“Als ik er opgetut heen kan gaan,<br />
“kijkt de prins geen ander aan.”<br />
Petemoei zei: “Goed, er op af”,<br />
en zwaaide met haar toverstaf.<br />
En een-twee-drie, daar was ze al,<br />
Assepoester op het bal.<br />
De zusters zagen, groen van nijd,<br />
haar dansen met Zijne Majesteit.<br />
Ze hield haar koninklijke held<br />
muurvast tegen zich aan gekneld.<br />
Ze perste hem tegen haar japon,<br />
tot hij geen pap meer zeggen kon.<br />
De klok sloeg twaalf. Zij riep: “Gos!<br />
“Ik ga, anders ben ik de klos!”<br />
De prins riep: “He, wat krijgen we nou?”<br />
En greep haar stevig bij haar mouw.<br />
Zij riep: “Laat los! Doe niet zo rot!”<br />
Daar scheurde haar hele jurk kapot.<br />
De trap af in haar ondergoed.<br />
O jee, een muil viel van haar voet.<br />
De prins erheen en greep hem vast,<br />
drukte zijn lippen tegen het glas.<br />
“Wie dit muiltje past”, zo riep hij uit,<br />
“Die wordt morgen al mijn bruid!<br />
“Ik doorzoek de stad van poort tot poort,<br />
“tot ik het kind heb opgespoord.”<br />
Hij zette ’t muiltje op een krat.<br />
Niet zo bijster slim was dat,<br />
want een der zusters merkte ’t op<br />
(die dikke met de puistenkop).<br />
Ze sloop erheen en pikte ’t mee<br />
en spoelde het door de WC.<br />
Daarna zette ze, kalm als wat,<br />
haar eigen muiltje op de krat.<br />
mAha, je voet al wel, m’n kind,<br />
’t gaat Assepoes niet voor de wind!<br />
De volgende dag ging de prins op pad<br />
en klopte aan bij elk huis in de stad.<br />
Daar hoopte menig jonge vrouw<br />
dat haar het muiltje passen zou.<br />
De muil was lang en heel erg breed<br />
en uitgetrapt en volgezweet.<br />
(Een gewone voet verdwaalde er in en<br />
tjee, wat stonk dat ding van binnen.)<br />
Iedereen paste, straat na straat,<br />
maar niemand had de goede maat.<br />
Toen kwamen de stiefzusters aangesneld.<br />
Een paste de muil... De prins, ontsteld,<br />
deinsde terug. Maar zij riep blij:<br />
“Nu zul je moeten trouwen met mij!”<br />
De prins was totaal van zijn stuk gebracht.<br />
“Wegwezen hier”, mompelde hij zacht.<br />
“Beloofd is beloofd. Ik ben je bruid.<br />
“Daar kom je zomaar niet onderuit!”<br />
“Hak af die kop!”, riep de prins tot zijn staf<br />
en meteen sloegen zij haar hoofd eraf.<br />
11
12<br />
De prins vond het een reuzenmop<br />
en zei: “Wat knapt ze daarvan op!”<br />
Toen kwam de tweede zuster en zei:<br />
“Hier met die muil. De beurt is aan mij.”<br />
“Dit is je beurt!”, zei de prins onvervaard<br />
en zwaaide met zijn grote zwaard.<br />
Daar sloeg het hoofd tegen de grond,<br />
stuiterde even en rolde wat rond.<br />
Achter stond Assepoes piepers te schillen<br />
en hoorde met schrik al dat bonken en gillen,<br />
hoofdengestuiter en gevloek.<br />
Ze stak haar eigen hoofd om de hoek:<br />
“Wat is hier aan de hand?”, vroeg Assepoes.<br />
“Hou je erbuiten!”, riep de prins woest.<br />
De arme Assepoes stond paf.<br />
Mijn prins, dacht zij, hakt hoofden af!<br />
Hoe kan ik trouwen met een man<br />
die zo een hobby hebben kan.<br />
De prins riep: “Wie is die totebel?<br />
“D’r kop eraf en een beetje snel!”<br />
Maar net op dat moment verscheen<br />
Petemoei met veel licht om zich heen.<br />
Ze zwaaide met haar stafje en zei: “Assepoes,<br />
“doe jij maar fijn een wensje, hoor, snoes.<br />
“Wat je ook wenst, ’t is geen bezwaar,<br />
“ik krijg het gegarandeerd voor mekaar.”<br />
“Ik ben bang”, zei Assepoes bedroefd<br />
“dat die hele prins voor mij niet meer hoeft.<br />
“Dat luxe gedoe, dat was verkeerd.<br />
“Ik heb mijn lesje wel geleerd.<br />
“Ik wil nog alleen een aardige man.<br />
“Die zijn dun geaaid, dus ik hoop dat ’t kan.”<br />
Het duurde maar even, welbeschouwd,<br />
of ze was met een schat van een man<br />
getrouwd.<br />
Een pottenbakker van zijn vak,<br />
die zelden of nooit een potje brak.<br />
Ze waren nooit treurig, ze waren nooit nukkig,<br />
en ze leefden nog heel, heel lang en gelukkig.<br />
[Uit: Roald Dahl’s gruwelijke rijmen – R. Dahl]
Les 2 Reizende verhalen<br />
Je weet nu dat volksverhalen van inhoud veranderen, omdat ze worden doorverteld.<br />
Maar het is ook zo dat volksverhalen de wereld rondreizen omdat ze worden doorverteld.<br />
Hetzelfde verhaal kan dus in verschillende landen terechtkomen.<br />
Verhalen die de wereld rondreizen: de verhalen over Anansi<br />
Een voorbeeld van verhalen die rondreizen, zijn de verhalen over Anansi de spin. Anansi<br />
heeft een lange reis gemaakt, want hij kwam vanuit Afrika mee met de Afrikanen die<br />
vroeger in Amerika als slaven verkocht werden. Zo kwam hij terecht in Suriname, in<br />
Zuid-Amerika.<br />
Op de plantages vertelden de Afrikaanse slaven elkaar de verhalen over Anansi. Dat<br />
gebeurde vooral ’s avonds na het werk. Oude en wijze slaven vertelden de bestaande<br />
Anansi-verhalen uit Afrika maar ze vertelden ook nieuwe, zelf-verzonnen Anansi-verhalen.<br />
De Nederlanders die in Suriname woonden en die vaak de eigenaar van zo’n plantage<br />
waren, hoorden deze verhalen ook en vertelden ze door aan hun familie en vrienden in<br />
Nederland. Ook de mensen uit Suriname die naar Nederland kwamen, namen de verhalen<br />
mee. De verhalen over Anansi worden nog steeds verteld.<br />
Je gaat nu luisteren naar een verhaal over de lange reis die Anansi maakte...<br />
[Illustratie: Brigida Althuis Almeida. Uit: Poppenspel – LOKV, Utrecht]<br />
13
14<br />
In de Afrikaanse verhalen was Anansi vooral goed en hulpvaardig. Hij kon langs zijn zelfgesponnen<br />
draad naar boven en naar beneden klimmen om aan God te vertellen wat de<br />
mensen op aarde deden. Ook vroegen de mensen wijze raad aan Anansi.<br />
In de Surinaamse Anansi-verhalen heeft hij niets meer met God te maken. Hij is vooral<br />
slim en houdt de mensen voor de gek, net zoals Hodja in Turkije! Je ziet dus dat de verhalen<br />
nogal veranderden, toen ze van het ene naar het andere land reisden.<br />
Zelf een verhaaltje navertellen<br />
We gaan nu eens kijken of je samen met een groepje een deel van een Anansi-verhaal<br />
kunt vertellen in je eigen woorden. Hiervoor is het wel belangrijk, dat je weet uit welke<br />
delen het verhaal bestaat. Net als het verhaal van Assepoester is het verhaal van Anansi<br />
op te delen in:<br />
– Hoe begint het verhaal?<br />
– Welke gebeurtenissen in het verhaal voeren de spanning op?<br />
– Wat is het meest spannende gedeelte van het verhaal?<br />
– Hoe loopt het verhaal af?<br />
Opdracht 1: Schrijf eens op wat er in elk deel van het Anansi-verhaal gebeurt nadat je<br />
dit hebt besproken met je groepje:<br />
– Hoe begint het verhaal?<br />
– Wat gebeurt er daarna?<br />
– Wat is het meest spannende gedeelte van het verhaal?<br />
– Hoe loopt het verhaal af?<br />
Om je te helpen het verhaal te vertellen, kan iedereen van jullie groepje een deel<br />
van het verhaal eerst tekenen. Net zoals bij een prentenboek kunnen de plaatjes je<br />
helpen het verhaal te onthouden.<br />
Daarna kunnen jullie ieder je eigen tekening omhoog houden en het deel van het<br />
verhaal dat erbij hoort, vertellen.<br />
Je gaat de opdracht uitvoeren met een van de verhaaltjes die achteraan deze les<br />
staan.
Anansi geeft een feestmaal<br />
Anansi was jarig. Hij had alle dieren uitgenodigd voor een feestmaal. Toen ze kwamen, zag Anansi<br />
dat Schildpad er ook bij was. Anansi wilde Schildpad echter niet aan zijn feestmaal hebben. Daarom<br />
riep hij tegen de dieren: “Voor we aan tafel gaan, eerst handen wassen!” Alle dieren renden naar de<br />
waterkant en zij kwamen terug met schone handen. Behalve Schildpad, van wie de handen weer vuil<br />
waren geworden door het lopen. Hij liep terug naar de rivier en waste zijn handen nog eens. Weer<br />
werden ze vuil. Terwijl de andere dieren aten, bleef Schildpad verdrietig heen en weer lopen.<br />
Anansi heeft schulden<br />
Anansi zat tot zijn nek in de schulden. Hij kon zijn neus niet buiten de deur steken of de tijger, de<br />
hond en alle andere dieren vroegen hem: “Anansi, wanneer krijg ik mijn geld?” Sommige dieren<br />
begonnen zelfs ongeduldig te worden en bedreigden Anansi met de vreselijkste dingen als hij niet snel<br />
zou betalen. Gelukkig vond Anansi in zijn huis een oud olifantsvel. Hij kroop erin en ging de straat op.<br />
Natuurlijk was het vel veel te groot. Het slobberde aan alle kanten en hing in grote plooien neer.<br />
De dieren keken verschrikt op en vroegen: “Wat is er met u gebeurd, granpapa Asaw [grootvader<br />
Olifant]?” Anansi bromde triest vanonder het vel: “Ik had geld geleend aan de spin Anansi. Maar toen<br />
ik om mijn geld kwam, gooide hij een tovermiddel over me heen. En daardoor komt het, dat ik er zo<br />
uitzie.” De dieren schrokken daar zo van, dat niemand meer aan Anansi om zijn geld durfde te<br />
vragen.<br />
Anansi heeft honger<br />
Er heerste hongersnood en dat viel niet mee voor Anansi, die zo van lekker eten hield. Bovendien had<br />
hij een vrouw en twaalf kinderen. “Ik heb alleen nog wat bananen”, zei de vrouw van Anansi. “Zal ik<br />
jou twee bananen geven en de kinderen ieder een?” “Nee, nee”, zei Anansi, “neem het voor jezelf en voor<br />
de kinderen, ik zorg wel voor mezelf.” Na wat tegenstribbelen gaf de vrouw van Anansi ieder kind twee<br />
bananen en nam er zelf één. Toen ging Anansi voor zijn kinderen staan en vroeg: “Wie van jullie<br />
houdt van zijn vader?” “Ik, ik, ik”, riepen alle kinderen. “Goed”, zei Anansi, “als jullie iets om mij<br />
geven, dan krijg ik natuurlijk iets te eten van jullie.” Toen gaven alle kinderen hem een banaan.<br />
Anansi ging in een hoek zitten en at zijn buik helemaal rond, tot hevige verontwaardiging van zijn<br />
vrouw.<br />
[Uit: Surinamers. Onder anderen – R. Spruit]<br />
15
Les 3 Vertelattributen<br />
Je hebt nu geleerd dat verhalen die doorverteld worden, van inhoud veranderen en dat ze<br />
de wereld rond kunnen reizen. Ook heb je al een beetje geoefend met de manieren<br />
waarop je een verhaal kunt vertellen, namelijk doorvertellen, voorlezen en met je eigen<br />
woorden navertellen.<br />
Bij die laatste manier van vertellen heb je ook gebruik gemaakt van een voorwerp, namelijk<br />
een tekening. Het vertellen met een voorwerp of vertelattribuut is ook een manier van<br />
vertellen.<br />
Als je vertelt met een vertelattribuut kun je dit om verschillende redenen doen.<br />
Een verhaal onthouden met een vertelattribuut<br />
Een vertelattribuut kan je helpen om een verhaal beter te onthouden. Zelf heb je bij het<br />
vertellen van het Anansi-verhaal gebruik gemaakt van de tekening die je hielp het verhaal<br />
beter te onthouden.<br />
Opdracht 1: Vroeger gebruikten de mensen ook vaak tekeningen bij het vertellen van<br />
een verhaal. Waarom was dat toen meer nodig dan nu, denk je?<br />
In Australië en Afrika onthielden de mensen hun verhalen door allerlei figuren te<br />
maken met een touwtje. Ze gebruiken nu nog steeds figuurtjes van touw om een<br />
verhaal te vertellen. Misschien ken jij ook wel zulke figuurtjes?<br />
Opdracht 2: Kun je nog andere vertelattributen bedenken die helpen om een verhaal<br />
beter te onthouden?<br />
Een verhaal vertellen over of áán een vertelattribuut<br />
Een vertelattribuut kan een verhaal oproepen omdat je er iets aan kunt vertellen. In<br />
Guatemala, dat ligt in Midden-Amerika, hebben ze daar speciale poppetjes voor. Je ziet ze<br />
op de tekening.<br />
Voordat ze gaan slapen vertellen kinderen in<br />
Guatemala er hun problemen aan. Als ze naar<br />
bed gaan, leggen ze de poppetjes onder hun<br />
kussen en ’s morgens zijn alle problemen<br />
weg!<br />
Misschien had je zelf vroeger ook wel een pop<br />
of knuffelbeest waar je heel erg aan gehecht<br />
was en aan wie je je problemen of zorgen<br />
vertelde... Wie weet heb je nu nog wel zo’n<br />
knuffel... Worry-dolls<br />
17
18<br />
Een vertelattribuut kan ook zelf iets te vertellen hebben. Er kan een verhaal aan vastzitten.<br />
Jij hebt ook zo’n voorwerp meegebracht dat een verhaal oproept.<br />
Opdracht 3: Ga nu eens voor jezelf na wat jouw voorwerp precies voorstelt, waar je<br />
het vandaan hebt, wat het voor jou betekent.<br />
Een verhaal verlevendigen met een vertelattribuut<br />
Een derde reden om een vertelattribuut te gebruiken, is dat dit het verhaal een beetje kan<br />
aankleden op verlevendigen. Het is dan leuker om ernaar te luisteren, omdat er intussen<br />
ook nog iets te zien is.<br />
Zo kun je vertellen met een zakdoek. Zakdoekverhalen ontstonden toen ouders vroeger<br />
aan kinderen leerden dat ze altijd een zakdoek bij zich moesten hebben om hun neus te<br />
kunnen snuiten. Ze maakten dan figuurtjes van een zakdoek en vertelden er een verhaaltje<br />
bij. Zo ontstonden de zakdoekverhalen in Nederland!<br />
In Japan vertellen ze al heel lang met figuurtjes die gevouwen zijn uit papier. Dit vouwen<br />
noemen we origami. Origami ontstond doordat de Japanse priesters hun goden uit wilden<br />
beelden met papieren figuurtjes.<br />
Verder wordt er in veel landen, ook in Nederland, verteld met figuurtjes geknipt uit<br />
papier.<br />
Opdracht 4: We gaan nu zelf een vertelattribuut maken dat ons kan helpen een<br />
verhaal aan te kleden en uit te beelden terwijl we het vertellen. Hoe dat moet staat<br />
op de volgende bladzijden. Je kunt kiezen uit vier verhalen.
a. Vertellen met een touwtje<br />
Wat gaan we doen:<br />
– Ieder vertelt een deel van het verhaal.<br />
– Iedereen maakt de figuren die bij elk deel van het verhaal horen.<br />
Wat heb je nodig:<br />
– per persoon een touwtje<br />
Het verhaal van de reuzemug<br />
Op een dag zat een vrouwtje<br />
te weven. Plotseling hoorde<br />
ze een zoemend geluid.<br />
Ze keek op, maar zag niks.<br />
Dus ze ging verder met<br />
weven...<br />
... in...<br />
... en uit...<br />
... in en uit.<br />
Het zoemende geluid werd<br />
nu harder en de vrouw keek<br />
weer om zich heen. Ze zag<br />
nog steeds niks. Dus ging ze<br />
verder met weven...<br />
... in en uit...<br />
Houd het touwtje<br />
tussen de twee<br />
duimen.<br />
Draai het touwtje<br />
om de achterkant van<br />
de linkerhand.<br />
Haak de pink van de<br />
rechterhand onder de<br />
twee draden tussen de<br />
duim en wijsvinger<br />
van de linkerhand.<br />
Trek met de pink<br />
aan de twee draden.<br />
Houd de draden<br />
gespannen.<br />
Haak de pink van de<br />
linkerhand onder de<br />
twee draden die vanuit<br />
de rechterduim over<br />
de handpalm lopen.<br />
Houd de twee handen<br />
nu heel dicht bij<br />
elkaar, met de handpalmen<br />
naar je toe<br />
gedraaid.<br />
19
20<br />
... omhoog en rond.<br />
Plotseling werd het gezoem<br />
heel hard. De vrouw keek<br />
naar haar weefgetouw en<br />
zag een reusachtige mug!<br />
De mug begon rond haar<br />
hoofd te zoemen. Hij zoemde<br />
in haar oren, onder haar kin.<br />
Langs haar ogen en het<br />
puntje van haar neus. In<br />
haar haar en langs haar<br />
wang. Ze werd er gek van!<br />
“Ik ga die vervelende mug<br />
vangen”, zei de vrouw. Ze<br />
wachtte tot de mug vlak voor<br />
haar vloog. Toen klapte ze in<br />
haar handen...<br />
... en de mug...<br />
... was weg!<br />
[Uit: The Story Vine – A. Pellowski]<br />
Pak met de rechterduim<br />
en wijsvinger de<br />
twee draden die over<br />
de linker handpalm<br />
naar de achterkant<br />
van de linkerhand<br />
lopen.<br />
Til de twee draden<br />
over allevier de<br />
vingers van de linkerhand<br />
en laat ze los.<br />
Beweeg beide handen<br />
snel op en neer,<br />
zodat de knoop in het<br />
midden aangetrokken<br />
wordt.<br />
Beweeg de ‘mug’ langs<br />
de oren, kinnen, ogen,<br />
neuzen, haren en<br />
wangen van de<br />
kinderen in je<br />
groepje.<br />
Beweeg de ‘mug’ door<br />
de lucht en eindig vlak<br />
voor je gezicht.<br />
Klap je handen tegen<br />
elkaar.<br />
Beweeg je handen<br />
weer uit elkaar en laat<br />
snel de draden rond de<br />
pinken los. De ‘mug’ is<br />
nu verdwenen.
. Vertellen met een zakdoek<br />
Wat gaan we doen:<br />
– Ieder maakt een deel van de zakdoek-figuren.<br />
– Ieder vertelt het deel van het verhaal dat erbij hoort.<br />
Wat heb je nodig:<br />
– een grote zakdoek<br />
Het verhaal van het konijn<br />
Dit is een kleine heuvel met<br />
een spitse top.<br />
Als je de aarde onderaan de<br />
heuvel weggraaft...<br />
... vind je binnenin een<br />
knus hol.<br />
In het hol woont een konijn.<br />
Het heeft een wipneus en<br />
twee lange oren.<br />
Vouw de zakdoek<br />
dubbel.<br />
Vouw de bodem een<br />
centimeter omhoog en<br />
doe dit drie keer.<br />
Vouw de heuvel doormidden<br />
en draai de<br />
punt naar beneden.<br />
De heuveltop wordt<br />
nu een konijnehol.<br />
Wijs dit aan.<br />
Laat het hol tussen je<br />
vingers hangen zoals<br />
op de tekening.<br />
Rol het hol rond je<br />
hand en door het gat<br />
waarin nu je wijs- en<br />
middelvinger zitten.<br />
Maak de knoop vast en<br />
maak er een konijnehoofd<br />
van.<br />
21
22<br />
Toen het konijn een keer zijn<br />
hol uitkwam, zag het een<br />
kind.<br />
Het kind pakte het konijn op,<br />
aaide het en stopte het snel<br />
in zijn zak. Het beviel het<br />
konijn daar zo goed dat het<br />
niet wist of het nog ooit naar<br />
zijn hol onderaan de heuvel<br />
terug zou gaan...<br />
Laat het konijn over de<br />
tafel huppen.<br />
Aai het konijn.<br />
Stop het konijn in je<br />
zak.<br />
[Uit: The family storytelling handbook – A. Pellowski]
c. Vertellen met een figuurtje van origami<br />
Wat gaan we doen:<br />
– Ieder vouwt een deel van de figuren.<br />
– Ieder vertelt het deel van het verhaal dat bij zijn figuurtje hoort.<br />
Wat heb je nodig:<br />
– een blaadje papier, wit aan de ene kant en blauw aan de andere kant<br />
Verhaal van ‘iets heel bijzonders’<br />
Er was eens een wolk die<br />
rustig door de lucht dreef.<br />
Plotseling werd het donker<br />
en begon het te onweren.<br />
Het begon te regenen.<br />
De regen viel in een diep dal<br />
en vormde een klein meertje.<br />
Iemand zei dat er iets<br />
bijzonders was te zien bij het<br />
meertje. Ik ging kijken.<br />
Aan de rand van het meer<br />
was een berg. Ik vroeg aan<br />
een man of die berg zo speciaal<br />
was.<br />
“Het is een mooie berg, maar<br />
er is iets anders bij het meertje<br />
dat bijzonder is”, zei hij.<br />
Beweeg het blaadje<br />
boven je hoofd met de<br />
witte kant naar voren.<br />
Laat het blaadje<br />
kraken met de blauwe<br />
kant naar voren.<br />
Beweeg het blaadje<br />
naar beneden.<br />
Houd het blaadje plat<br />
in je hand op heuphoogte.<br />
Draai de witte kant<br />
naar voren en vouw<br />
een driehoek met de<br />
blauwe kant buiten.<br />
Laat de berg zien en<br />
klim met je vingers<br />
naar de top en weer<br />
omlaag.<br />
Vouw het blaadje weer<br />
open met de blauwe<br />
kant boven. Vouw de<br />
twee zijkanten naar<br />
het midden.<br />
23
24<br />
Ik liep verder tot ik bij een<br />
restaurant kwam. Er liep een<br />
meisje naar buiten met een<br />
grote hoorn blauwe-bessen-ijs.<br />
Ik vroeg: “Is het ijs zo lekker<br />
dat dit het bijzondere is bij<br />
het meertje?” “Het is lekker,<br />
maar er is hier nog iets<br />
anders dat bijzonder is”, zei<br />
ze. “kijk goed om je heen.”<br />
Ik keek naar rechts, links,<br />
onder en boven. Boven het<br />
meer dreef een prachtige<br />
vlieger!<br />
“Is dit wat er zo bijzonder<br />
is”, vroeg ik aan de man met<br />
de vlieger?<br />
“Ik vind mijn vlieger mooi,<br />
maar hij is maar van papier<br />
en als hij scheurt kan ik<br />
makkelijk weer een andere<br />
maken”, zei de man. “Er is<br />
iets veel specialers hier.”<br />
Ik liep verder en keek naar<br />
beneden. Ik zag iets blauws<br />
en glanzigs liggen. Het was<br />
een stropdas.<br />
Laat het ijsje zien en<br />
neem zogenaamd een<br />
lik.<br />
Vouw het blaadje weer<br />
open met de witte<br />
kant boven. Vouw de<br />
zijkanten naar het<br />
midden.<br />
Laat de vlieger zien en<br />
doe of hij door de<br />
lucht vliegt.<br />
Vouw de zijkanten<br />
naar het midden met<br />
de witte kant van<br />
binnen.<br />
Houd het papier onder<br />
je kin met de punt<br />
naar beneden en laat<br />
de das zien.
“Misschien is het bijzondere<br />
hier dat je allemaal mooie<br />
dingen vindt”, zei ik tegen<br />
een man. Maar hij zij: “O, je<br />
hebt mijn stropdas gevonden,<br />
dank je.”<br />
Ik liep verder. Plotseling zag<br />
ik een vreemde slang in het<br />
gras.<br />
“Ik heb nog nooit zo’n mooie<br />
slang gezien, dit moet het<br />
bijzondere ding hier zijn”,<br />
zei ik. “Nee, het speciale ding<br />
is verderop”, zei de man met<br />
de das achter me.<br />
Ik hoorde een tikkend geluid<br />
en zag een specht die tegen<br />
een boom tikte.<br />
Maar de specht vloog weg. Ik<br />
liep verder en toen zeg ik een<br />
sierlijke zwaan op het water.<br />
De zwaan gleed langzaam<br />
door het water, net als de<br />
wolk in de lucht had<br />
gedreven.<br />
Vouw het papier<br />
doormidden met de<br />
voorkant van de das<br />
binnenin.<br />
Laat de dunne punt<br />
wiebelen als een slang.<br />
Vouw het papier weer<br />
open met de punt naar<br />
boven.<br />
Vouw punt A naar<br />
punt B en vouw de<br />
dunne punt naar<br />
voren zodat het een<br />
vogel lijkt.<br />
Laat de snavel tegen je<br />
hand tikken.<br />
Vouw nu de twee<br />
zijkanten naar beneden<br />
en hou ze met een<br />
hand bij elkaar. Trek<br />
de nek omhoog en<br />
naar voren. Knijp<br />
onderaan de nek zodat<br />
hij rechtop blijft<br />
staan. Laat de zwaan<br />
op en neer glijden.<br />
[Uit: The family storytelling handbook – A. Pellowski]<br />
25
d. Vertellen met een figuurtje geknipt uit papier<br />
26<br />
Wat gaan we doen:<br />
– Ieder maakt een figuurtje van papier uit het verhaal.<br />
– Ieder vertelt dat deel uit het verhaal waar zijn figuur bij hoort en gebruikt de figuur<br />
tijdens het vertellen.<br />
Wat heb je nodig:<br />
– 4 dubbele krantepagina’s<br />
– 2 lege jampotten<br />
– 5 of 6 dopjes van eikels<br />
– een schaar<br />
– een liniaal<br />
– plakband<br />
Voordat we met het vertellen gaan beginnen:<br />
Knip van de eerste twee dubbele pagina’s 4 stukken af die 25 cm breed zijn.<br />
Knip van de andere twee dubbele pagina’s krant 2 stukken af die 15 cm breed zijn en 2<br />
stukken die 19 cm breed zijn (zie tekening).<br />
Van de 4 breedste stroken maken we bomen. Voor elke boom gebruik je 2 stroken. Rol de<br />
eerste strook vanaf het ene uiteinde losjes op tot je bijna bij het andere uiteinde bent. Leg<br />
het ene uiteinde van de tweede strook een stukje op het uiteinde van de eerste strook en<br />
rol dan verder tot het einde.<br />
Druk de rol aan één kant plat door er een boek op te leggen.<br />
Doe hetzelfde met de derde en vierde strook.<br />
Van een van de stroken van 19 cm maken we een hek.<br />
Maak een soort van lange, smalle harmonika door steeds 2,5 cm in de lengte om te<br />
vouwen. Druk alles goed plat. Vouw de harmonika dubbel zodat hij half zo lang wordt.<br />
Knip de harmonika aan allebei de kanten in (zie tekening).
De andere strook van 19 cm wordt een ladder.<br />
Rol de strook in de breedte op. Druk het midden van de strook plat onder een boek.<br />
Een van de stroken van 15 cm gebruiken we om trollen te maken.<br />
Maak een harmonika door in de breedte steeds 5 cm om te vouwen.<br />
Druk alles goed plat.<br />
Teken de helft van een trol op de bovenkant (zie tekening).<br />
Nu kunnen we met vertellen beginnen.<br />
Het verhaal van de appeldieven<br />
Ik had veel bloemen in mijn<br />
tuin maar geen bomen. Ik<br />
wilde graag appelbomen in<br />
mijn tuin. Op een dag kreeg<br />
ik een stekje. Ik zette het<br />
in een pot en zag hoe het<br />
groeide.<br />
Ik plantte een tweede appelboom<br />
en zag hoe hij groeide.<br />
Maar opeens stopten beide<br />
bomen met groeien en ze<br />
hadden ook geen appels.<br />
Toen zag ik waarom.<br />
Kinderen gooiden er ballen<br />
tegenaan. Honden plasten<br />
ertegen en de buren leunden<br />
tegen de potten zodat ze<br />
omvielen.<br />
Pak de ‘boomstroken’<br />
en knip het platte stuk<br />
een paar keer in tot de<br />
helft.<br />
Zet de andere kant in<br />
een jampot en trek<br />
aan de binnenste,<br />
geknipte strookjes. De<br />
boom groeit nu.<br />
Maak een tweede<br />
boom op dezelfde<br />
manier als hierboven.<br />
27
28<br />
Ik maakte daarom een hek<br />
en zette het rond mijn appelbomen.<br />
Nu groeiden de<br />
bomen en kregen ze appels.<br />
Toen de appels rijp waren<br />
wilde ik ze plukken. Om bij<br />
de bovenste takken te komen<br />
had ik een ladder nodig. Ik<br />
maakte een ladder. Toen ik<br />
klaar was, was het al donker<br />
dus ik besloot de volgende<br />
dag te gaan plukken.<br />
Maar ’s morgens zag ik dat<br />
bijna alle appels weg waren.<br />
Wie zou ze gestolen hebben?<br />
Ik besloot om de hele nacht<br />
op te blijven. Zo kon ik stiekem<br />
kijken of de dief de rest<br />
van de appels ook zou komen<br />
halen.<br />
Na middernacht zag ik een<br />
groep dansende en zingende<br />
trollen aankomen. Ze klommen<br />
over het hek en zongen<br />
een magische spreuk. Toen<br />
vielen alle appels van de<br />
bomen! Ik gilde van verbazing<br />
en ineens waren de trollen<br />
weg. Ze kwamen niet<br />
meer terug. Ik zag alleen nog<br />
een paar verloren mutsjes<br />
liggen onder mijn appelbomen...<br />
Pak de ‘hekstrook’ en<br />
rol deze uit. Draai<br />
hem rondom de<br />
potten met bomen en<br />
plak hem vast.<br />
Pak de ‘ladderstrook’<br />
en knip een vierkant<br />
weg uit het platte stuk<br />
(zie A). Zet de strook<br />
neer (zie B) en trek de<br />
laagjes van het smalle<br />
strookje van elkaar.<br />
Trek dan de binnenste<br />
rolletjes omhoog. Zet<br />
de ladder tegen een<br />
boom.<br />
Pak de strook met de<br />
getekende trol en knip<br />
de trol uit.<br />
Vouw de strook met de<br />
trol open en laat de<br />
trollen over het hek<br />
naar de bomen<br />
dansen.<br />
Vouw de strook weer<br />
dicht en stop hem snel<br />
ergens weg.<br />
Laat de dopjes van de<br />
eikels zien.<br />
[Uit: The family storytelling handbook – A. Pellowski]
les 4 Vertellen in Afrika<br />
Hoe de mensen in Afrika een verhaal vertellen<br />
Een verhaal kan worden verteld door één persoon. Een andere manier is het vertellen van<br />
een verhaal door een aantal mensen samen. Iedereen vertelt dan een gedeelte van het<br />
verhaal en zo doet de hele groep mee.<br />
Samen vertellen gebeurt bijvoorbeeld dikwijls in Afrika. De mensen gebruiken er dan<br />
vaak een vertelattribuut bij, zoals een muziekinstrument.<br />
Ook als één verteller een verhaal vertelt, kan de hele groep luisteraars meedoen. De verteller<br />
kan zijn publiek mee laten doen door het begin aan te geven met een zogenaamde<br />
openingsformule, bijvoorbeeld:<br />
Verteller: ‘Laat ons een nieuw verhaal vertellen; laat ons beginnen.’<br />
Publiek: ‘Begin!’<br />
of<br />
Verteller: ‘Een verhaal, een verhaal. Laat het gaan, laat het komen!’<br />
Op dezelfde manier kan een verteller het verhaal afsluiten met een slotformule,<br />
bijvoorbeeld:<br />
Verteller: ‘Dit was mijn verhaal, of het mooi is of niet mooi. Neem er een paar mee naar andere<br />
plaatsen en laat er een paar naar me terugkomen.’<br />
of<br />
Verteller: ‘Ik heb mijn verhaal verteld, of het nu goed of slecht is.’<br />
Het publiek kan ook met de vertelling meedoen door aan het begin van het verhaal een<br />
lied te zingen en door zinnen of woorden van het verhaal na te zeggen als het spannend,<br />
angstig, verdrietig of vrolijk wordt. Ook doet het publiek mee door te knikken, zuchten,<br />
lachen, roepen en in de handen te klappen. Het jouwt de schurk uit en moedigt de held<br />
aan. Verder geeft het publiek commentaar en stelt vragen. Door al deze dingen leeft het<br />
publiek mee met het verhaal en de verteller.<br />
De verteller wordt vaak begeleid door een tamtam of een ander instrument. Het instrument<br />
geeft het ritme en de snelheid aan als het publiek zingt of een deel uit het verhaal<br />
nazegt. Ook hoor je aan het muziekinstrument wanneer het verhaal bijvoorbeeld spannend<br />
of droevig wordt.<br />
De verteller gebruikt gezichtsuitdrukkingen en gebaren om het verhaal extra levendig te<br />
maken.<br />
29
Zelf een verhaal vertellen op de Afrikaanse manier<br />
30<br />
Op de volgende bladzijden staat een Afrikaans verhaal. Dat verhaal kun je vertellen op de<br />
manier zoals het in Afrika gebeurt. Hoe dat gaat, lees je in de opdracht hieronder.<br />
Opdracht 1: Lees het verhaal van Arap Sang dat achteraan deze les staat. Jullie gaan<br />
het verhaal in groepjes vertellen. Ieder groepje wordt verdeeld in vier vertellers, een<br />
aantal muzikanten en een aantal gebarenmakers.<br />
– Vertellers:<br />
De eerste verteller bedenkt een openingsformule.<br />
De tweede en derde verteller bedenken een zin uit hun gedeelte van het verhaal<br />
die het publiek na moet zeggen, bijvoorbeeld: ‘Arap Sang was heel boos’.<br />
De laatste verteller bedenkt een slotformule.<br />
– De trommelaar begeleidt het verhaal en bedenkt waar in het verhaal en hoe hij<br />
gaat trommelen. Hij kan bijvoorbeeld de manier waarop er gelopen wordt,<br />
nadoen met zijn instrument.<br />
Ook de andere muzikanten bedenken waar en hoe ze het verhaal gaan<br />
begeleiden. Ze kunnen bijvoorbeeld geluiden van de dieren uit het verhaal<br />
proberen na te spelen.<br />
– De gebarenmakers bedenken waar en hoe ze het verhaal moeten uitbeelden.<br />
Ze kunnen bijvoorbeeld de gier of de olifant uit het verhaal nadoen.<br />
Jullie zingen eerst samen met het publiek het ‘verhalenlied’.<br />
De eerste verteller begint met een openingsformule.<br />
Daarna vertelt hij zijn gedeelte van het verhaal.<br />
De tweede en derde verteller gebaren wanneer het publiek iets moet herhalen.<br />
De muzikanten maken muziek bij het verhaal.<br />
De gebarenmakers beelden het verhaal uit.<br />
De laatste verteller eindigt met een slotformule.<br />
Als jullie genoeg hebben geoefend, presenteren jullie het verhaal aan de klas.<br />
Verhalenlied
Arap Sang en de kraanvogels<br />
Arap Sang was niet alleen een groot opperhoofd, maar ook had hij veel van een halfgod, want in de<br />
tijd waarin hij leefde, hadden grote opperhoofden altijd wel iets met de goden te maken.<br />
Op een dag liep hij in de vlakte het vee te bewonderen. Het was heet. De regen was nog niet gekomen;<br />
de grond was hard als beton en er was bijna geen gras meer; de doornbomen boden geen schaduw<br />
omdat ze uit lange stokken, dunne twijgjes en piepkleine blaadjes bestonden waar de zon fel doorheen<br />
scheen. Wat was het heet. Alleen de zwarte mieren hadden er geen last van, maar die zouden zich zelfs<br />
in een fornuis nog gelukkig voelen.<br />
Arap Sang werd al een dagje ouder en de zon brandde genadeloos op zijn kale hoofd (waarover hij<br />
trouwens geen woord wilde horen, want hij was ijdel) en hij dacht: ik voel de dingen tegenwoordig<br />
meer dan vroeger. Toen kwam hij langs een gier die in de kruin van een boom zat, met neerhangende<br />
vleugels en waakzame ogen.<br />
“Gier”, zei Arap Sang, “ik heb het zo heet en ik krijg hoofdpijn van de zon. Je hebt daar een paar<br />
mooie, brede vleugels. Ik zou je heel dankbaar zijn, als je ze uitspreidde en een oude man van een<br />
beetje schaduw liet genieten.”<br />
“Waarom?”, kraste Gier. Hij had last van zijn maag. Gieren hebben vaak last van hun maag door de<br />
dingen die ze eten.<br />
“Waarom?”, herhaalde Arap Sang mild. “Ik weet niet zo goed, of ik wel een antwoord heb op zo’n<br />
vraag. Waarom? Nou, omdat ik het je vraag, denk ik. Omdat ik een oude man ben, die recht heeft op<br />
wat hulp en respect. Omdat het voor jou helemaal geen moeite zou zijn. Omdat het leuk en aardig is,<br />
om anderen te helpen.”<br />
“Bah”, zei Gier.<br />
“Pardon?”<br />
“Ach, ga toch naar huis, kale, en val anderen niet lastig, daar is het veel te heet voor.”<br />
Arap Sang richtte zich op en zijn ogen flitsten. Als hij boos was, kon hij een heel angstaanjagende<br />
oude man zijn. En hij was nu heel boos. Door die opmerking over zijn gebrek aan haar. Het griezeligste<br />
was, dat hij helemaal niet schreeuwde toen hij antwoordde. Hij praatte heel zachtjes en zijn woorden<br />
klonken helder, koud en hardvochtig. Als hagelstenen. “Gier”, zei hij, “je bent wreed en egoïstisch.<br />
Ik zal je woorden nooit vergeten en jij evenmin. En maak nu dat je wegkomt.”<br />
Arap Sang was zo indrukwekkend dat Gier slecht op zijn gemak opsteeg en wegvloog. “Gekke ouwe<br />
vent”, zei hij bangig.<br />
Even later kwam hij een kennis tegen (gieren hebben geen vrienden, alleen maar kennissen) en ze<br />
streken op dezelfde tak neer. Gier bekeek zijn metgezel eens goed en toen nog eens en wat hij zag was<br />
zo mal, dat hij er vrolijk van werd. “Hi, hi!”, giechelde hij. “Wat is er met jou gebeurd? Ongeluk gehad<br />
soms? Je bent kaal.”<br />
De andere gier keek zuur, maar tegelijkertijd kreeg je het gevoel, dat hij ook ergens lol om had. “Jij<br />
hebt mooi praten”, zei hij, “maar wat heb jij zelf uitgespookt? Boven je schouders heb je geen enkel<br />
veertje meer.”<br />
Geschrokken tastten ze allebei naar hun kop. Het was echt waar. Ze waren allebei kaal, net als iedere<br />
31
32<br />
andere gier, het hele ras, tot op de dag van vandaag. Wat nog maar eens bewijst, dat hij die niet<br />
gewoon aardig tegen de mensen doet, in ieder geval niet zo dom moet zijn om grote opperhoofden, die<br />
halfgoden zijn, te beledigen. Ik zei al, dat Arap Sang een angstaanjagende oude man kon zijn.<br />
Arap Sang liep ondertussen verder over de vlakte en beefde een beetje. Naderhand speet het hem altijd<br />
als hij zijn geduld had verloren en in een oogwenk een toverkunst deed, waardoor bijvoorbeeld alle<br />
gieren ter wereld voor eeuwig kaal werden; daar word je moe van, als je niet meer zo piepjong bent.<br />
En hij verlangde ontzettend naar schaduw.<br />
Al gauw kwam hij een olifant tegen. Olifant zwoegde zwetend en gehaast de vlakte over en vond het<br />
niet leuk dat Arap Sang hem aanhield.<br />
“Olifant”, zei Arap Sang zwakjes, “ik voel me duizelig. Ik wil naar de schaduw van het woud, maar het<br />
is nog zo ver.”<br />
“Nou, heet is het, hè?”, zei Olifant. “Ik ben zelf ook op weg naar het woud.”<br />
“Wil je je enorme oren uitspreiden en mij eronder laten lopen?”, vroeg Arap Sang.<br />
“Sorry”, zei Olifant, “maar jij vertraagt mijn reis te erg. Ik moet snel naar het woud. Ik heb vreselijke<br />
hoofdpijn.”<br />
“Maar ik heb ook zo’n hoofdpijn”, protesteerde de oude man.<br />
“Vast wel”, zei Olifant, “en dat spijt me ontzettend voor je. Erge hoofdpijn?”<br />
“Vreselijk”, zei Arap Sang.<br />
“Moet je nagaan”, zei Olifant, “vergeleken bij mij heb jij maar zo’n klein koppetje, dus mijn hoofdpijn<br />
is nog erger dan de jouwe.”<br />
Zo doen olifanten nou altijd. Arap Sang voelde wel dat er iets niet klopte in deze vergelijking, maar hij<br />
wist niet wat. Ook voelde hij zich onbehaaglijk vanwege al die kale gieren en hij wilde niet weer zijn<br />
geduld verliezen. Daar moet je voorzichtig mee zijn, als je een halfgod bent. Je richt heel wat aan.<br />
“Nou, vooruit dan maar”, mompelde hij.<br />
“Ik wist wel, dat je het zou snappen”, zei Olifant. “Dat zei ik nog gisteren over jou. Bij Arap Sang kun<br />
je ervan opaan dat hij redelijk blijft, zei ik. Nou, tot ziens dan maar en het beste met je.” En hij haastte<br />
zich in de richting van het verre woud en was al gauw uit het zicht verdwenen.<br />
Die arme Arap Sang begon zich steeds zieker te voelen. Hij ging op de grond zitten en dacht: Ik kan<br />
geen stap meer verzetten, tenzij ik wat schaduw krijg, en als ik geen schaduw krijg, is het gebeurd met<br />
me.<br />
En zo werd hij door een groep kraanvogels gevonden. Ze dansten door het witte gras, stampten met<br />
hun lange, breekbare poten zodat insekten geschrokken opvlogen en meteen door hun lange snavel<br />
gevangen werden. Ze dromden om Arap Sang, die daar maar op de grond zat en er zo oud en wanhopig<br />
uitzag, dat ze op en neer hupten van verlegenheid, eerst op de ene poot en dan op de andere.<br />
“Korong! Korong!”, riepen ze zacht en zo heetten ze toevallig ook.<br />
“Lieve vogels”, fluisterde Arap Sang, “jullie moeten me helpen. Ik sterf als ik niet gauw schaduw krijg.
Help me naar het woud te komen.”<br />
“Maar natuurlijk”, zeiden de kraanvogels en ze spreidden hun mooie, zwart-witte vleugels om hem<br />
schaduw te geven en hielpen hem overeind en met z’n alleen staken ze heel langzaam de vlakte over<br />
naar de bomen.<br />
Toen zat Arap Sang in de schaduw van een katoenboom en hij voelde zich stukken beter. De vogels<br />
stonden om hem heen en hij bedacht, dat hij in de hele wereld nooit mooiere schepsels had gezien.<br />
“Erg mooi. Mooi en aardig”, mompelde hij. “Dat gaat niet altijd samen. Ik moet ze belonen.”<br />
“Ik zal jullie vriendelijkheid niet vergeten”, zei hij, “en ik zal ervoor zorgen dat niemand anders dat<br />
doet. Nu moeten jullie een voor een hier komen.” En de kraanvogels bogen één voor één voor hem en<br />
Arap Sang legde zijn zachte, oude hand voorzichtig op die mooie, gladde koppetjes. En zodra hij dat<br />
deed, verscheen er een gouden kroontje en nadat de vogels diep dankbaar voor hem bogen, vlogen ze<br />
weg naar het meer. De nieuwe kroontjes schitterden in de avondzon. Arap Sang voelde zich helemaal<br />
opgeknapt. Hij was erg blij om zijn geschenk aan de kraanvogels.<br />
Twee maanden later sleepte een kraanvogel zich naar de deur van Arap Sangs huis. Hij zag er heel<br />
zielig uit, uitgehongerd, met gebroken veren en onder de modder door het schuilen in de rietstengels,<br />
zijn ogen rood door gebrek aan slaap. Arap Sang slaakte een kreet van medelijden.<br />
“Groot opperhoofd”, zei de kraanvogel, “wij smeken u om uw geschenk terug te nemen, anders zal er<br />
binnenkort geen enkele kraanvogel meer bestaan, want dag en nacht wordt er op ons gejaagd vanwege<br />
onze gouden kroontjes.”<br />
Arap Sang luisterde en knikte verdrietig. “Ik ben oud en dwaas”, zei hij, “en ik breng mijn vrienden<br />
verdriet. Ik dacht er niet aan, dat de mensen hebzuchtig en egoïstisch zijn en dat ze er alles voor over<br />
hebben om goud te bemachtigen. Door jullie dit zonder nadenken te geven, heb ik je kwaad berokkend<br />
en ik zal het ongedaan maken. Ik zal nog één toverkunst doen, maar dat is dan meteen de laatste.”<br />
Toen nam hij hun gouden kronen terug en in plaats daarvan kregen ze een prachtige krans van veren,<br />
die ze vandaag de dag nog hebben. Maar ze worden nog altijd de Gekroonde Kraanvogels genoemd.<br />
[Uit: Het jaar met de drie namen en andere verhalen uit Nyanza – H. Harman]<br />
33
Les 5 Dilemmasprookjes<br />
Waarom worden volksverhalen verteld?<br />
Volksverhalen kunnen om verschillende redenen verteld worden. Sommige verhalen<br />
worden gewoon verteld voor de ontspanning en de gezelligheid. Andere hebben een<br />
bepaald doel, willen de luisteraars bijvoorbeeld iets leren: over de geschiedenis van een<br />
land, over de natuur, over hoe je met elkaar om hoort te gaan, enzovoort. In deze les en<br />
de volgende lessen zullen we het hebben over de redenen waarom sprookjes verteld<br />
worden.<br />
[Illustratie: Fibben Hald. Uit: De gevangene van de regenboog – Janne Lundström]<br />
35
Sprookjes om over na te praten<br />
36<br />
In bepaalde delen van Afrika komt een soort sprookje voor, waarin een probleem, een<br />
dilemma, aan de orde gesteld wordt. Deze zogenaamde dilemmasprookjes eindigen altijd<br />
met een vraag aan het publiek: Wat vindt u ervan; hoe zou u het probleem aangepakt<br />
hebben? Er zijn Afrikanen die het heerlijk vinden, om na afloop van een dilemmasprookje<br />
een avondje na te praten over hun oplossing voor het probleem in het sprookje.<br />
Dilemmasprookjes worden dus verteld om daarna met elkaar in discussie te kunnen<br />
gaan.<br />
Hieronder volgen twee opdrachten. Maak één van beide.<br />
Opdracht 1: Jullie hebben het dilemmasprookje ‘De Ivoorvondst’ gehoord en erover<br />
nagepraat. Dit was een typisch Afrikaans verhaal. Er zouden echter ook Nederlandse<br />
dilemmasprookjes te vertellen zijn. Bijvoorbeeld over bepaalde dilemma’s die je soms<br />
op school of thuis tegenkomt.<br />
Schrijf met een groepje kinderen een modern Nederlands dilemmasprookje. Maak<br />
het niet te lang. Zorg ervoor, dat er een duidelijk dilemma in voorkomt en eindig het<br />
verhaal met een vraag aan het publiek.<br />
Oefen daarna in het vertellen van jullie dilemmasprookje. Vertel het sprookje met<br />
een aantal kinderen. Daarvoor moet je het verhaal eerst in stukjes verdelen en<br />
afspreken wie wat vertelt. Eindig de vertelling met een duidelijke vraag aan de<br />
luisteraars.<br />
Opdracht 2: Lees het verhaal dat hieronder staat en beantwoord daarna de vragen.
Gekookte vogel met rijst. Een dilemmasprookje uit Liberia<br />
Een arme man had een heel klein beetje rijst. Hij droeg het naar een oude vrouw en vroeg haar, om<br />
het voor hem te koken.<br />
“Dat wil ik graag doen”, antwoordde ze. “Maar ik heb geen vlees of vis om samen met de rijst te<br />
koken.”<br />
“Kook het maar zo”, zei de man. “Ik ben gauw weer terug en dan eet ik de rijst zo wel op.” Daarna<br />
vertrok hij.<br />
Toen hij weg was, kwam er een tweede arme man bij het oude vrouwtje. Hij had een vogel geschoten<br />
en nu vroeg hij het vrouwtje om die voor hem te koken.<br />
“Dat wil ik graag doen”, antwoordde ze. “Maar ik heb geen rijst die ik samen met de vogel kan koken.”<br />
“Dat doet er niet toe”, zei de man. “Ik ben al gauw terug en dan eet ik de vogel zoals hij is.” Hij<br />
vertrok.<br />
De vrouw kookte de rijst apart en deed hem in een schaal voor de eerste man. Ze kookte de vogel apart<br />
en legde die in een schaal voor de tweede man. Ze zette de schalen onder een omgekeerde mand en<br />
ging weg.<br />
Onderweg ontmoette ze de eerste man. Hij vroeg of de rijst klaar was. “Ga maar naar mijn huis”,<br />
antwoordde de vrouw, “en kijk onder de omgekeerde mand. Daar staat hij.” De man ging naar haar<br />
huis en keek onder de mand. Hij zag zijn rijst in de schaal, maar ook een vogel in de andere schaal.<br />
Hij begon te eten en nam zowel van de rijst als van de vogel.<br />
Terwijl hij zat te eten, ontmoette de vrouw onderweg de andere man en hij vroeg of de vogel al klaar<br />
was. “Ga maar naar mijn huis”, antwoordde de oude vrouw, “en kijk onder de omgekeerde mand!<br />
Daar is hij.”<br />
Toen de tweede man het huis van het vrouwtje binnenstapte, zag hij daar de eerste van zijn vogel eten.<br />
“Wat doe je?”, riep hij. “Eet je mijn vogel op?”<br />
“Dat is jouw vogel niet, het oude vrouwtje heeft hem aan mij gegeven”, zei de eerste man.<br />
“Dat heeft ze niet gedaan!”, zei de andere man. Ze begonnen te kibbelen.<br />
Even later kwam het vrouwtje thuis. Toen ze hoorde wat er gebeurd was, zei ze: “Nee hoor, ik heb die<br />
vogel niet aan jou gegeven.”<br />
“Jawel”, hield de eerste vol. “Waarom heb je de vogel onder de mand gezet, samen met mijn rijst, als<br />
het niet de bedoeling was dat ik ervan zou eten?” Ze konden het niet eens worden.<br />
Ze brachten de zaak voor de rechter van de stad. De eerste man bleef volhouden dat het vrouwtje de<br />
vogel aan hem had gegeven en het vrouwtje en de andere man ontkenden dat. De rechter piekerde even<br />
en besloot toen dat de eerste man zich schuldig had gemaakt aan diefstal. Maar alle toehoorders<br />
vonden, dat de rechter verkeerd had geoordeeld en dat de man onschuldig was. Welk oordeel was<br />
juist?<br />
[Uit: De gevangene van de regenboog – Janne Lundström]<br />
37
Vragen<br />
38<br />
1. Wat was het oordeel van de rechter?<br />
2. Wat was het oordeel van de toehoorders?<br />
3. Het verhaal eindigt met een vraag: Welk oordeel was juist?<br />
Wat is jouw antwoord op deze vraag?<br />
a. Ben je het met de rechter eens. Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?<br />
b. Of ben je het met de toehoorders eens? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?<br />
4. Als je het niet eens bent met de oplossing van de rechter, herschrijf dan het einde<br />
van het verhaal en geef een oplossing die jij rechtvaardig vindt. Succes!
Les 6 Vermakelijke vertellingen<br />
Volksverhalen die de luisteraars vermaken<br />
Een belangrijke reden voor het vertellen van een volksverhaal kan zijn, de luisteraars<br />
te vermaken. De mensen luisteren naar zo’n verhaal voor de gezelligheid, voor de<br />
ontspanning.<br />
Verhalen over Hacivat en Karagöz<br />
De meeste verhalen over de Turkse Hacivat en Karagöz zijn bedoeld als ontspanning.<br />
Hacivat en Karagöz lijken op de Nederlandse Jan Klaassen en Katrijn. Het zijn echter<br />
platte poppenkastpoppen: schimmenpoppen waarmee je achter een scherm speelt. Door<br />
het scherm heen zie je de schimmen of schaduwen van de poppen. Schimmenpoppen<br />
zijn vertelattributen.<br />
Karagöz heeft grote zwarte ogen, een stompe neus, een dikke baard, een bult op zijn rug<br />
en een kaal hoofd, waarop hij een muts draagt. Hij durft bijna alles te zeggen en maakt<br />
over iedereen grappen. Hacivat is zijn vriend. Hij heeft een kleine puntbaard. Hij is<br />
serieuzer dan Karagöz. Hij denkt na voordat hij iets zegt.<br />
Japanse verhalen bij de kamishibai<br />
Ook in Japan zijn er veel verhalen die alleen verteld worden voor de ontspanning van de<br />
luisteraars. Een voorbeeld hiervan waren vroeger de verhalen van de rondtrekkende<br />
snoepverkopers. Zij vertelden een verhaal aan de kinderen die snoep bij hen kochten.<br />
Daarbij gebruikten ze een kamishibai.<br />
Een kamishibai is een papieren theatertje. Het bestaat uit een houten houder, waarin<br />
papieren kaarten geschoven zijn. Op de kaarten staan tekeningen die bij een verhaal<br />
horen. De platen staan achter elkaar. De kinderen zien de voorste kaart. De verteller<br />
begint met zijn verhaal. Als de kinderen de eerste kaart bekeken hebben, zet de verteller<br />
Kamishibai. Tekening uit een Japans schoolboek.<br />
[Uit: The world of storytelling – A. Pellowski]<br />
39
40<br />
hem achteraan. Dan bekijken de kinderen de tweede kaart, die de verteller ook weer naar<br />
achteren verzet als hij erover verteld heeft, enzovoort. Het verhaal bij de platen staat<br />
achterop geschreven: de zinnen bij plaat 2 staan achterop plaat 1, de zinnen bij plaat 3<br />
staan achterop plaat 2, enzovoort. Zo kan de verteller af en toe een beetje spieken tijdens<br />
het vertellen.<br />
Er zijn nu nog steeds Japanse vertellers die gebruik maken van de kamishibai.<br />
Je mag opdracht 1 of 2 gaan uitvoeren.<br />
Opdracht 1: Op de volgende bladzijden vind je twee Japanse verhalen. De opdracht is<br />
om een van deze verhalen straks te vertellen met behulp van het Japanse<br />
vertelattribuut, de kamishibai.<br />
– Lees eerst het verhaal goed door.<br />
– Bedenk dan van welke delen uit het verhaal je een kamishibai-plaat zou kunnen<br />
maken.<br />
– Maak de platen die je nodig denkt te hebben. Ieder kind van je groep maakt<br />
minstens één kaart.<br />
– Schrijf de teksten steeds achterop de vorige kaart. De tekst van kaart 1 komt<br />
achterop de laatste kaart te staan. (Zie ook de uitleg hierboven.)<br />
– Elk kind vertelt bij de kaart die hij of zij gemaakt heeft een deel van het verhaal.<br />
– Oefen het vertellen van het verhaal met behulp van de kaarten.<br />
– Vertel het verhaal daarna aan de klas.<br />
Opdracht 2: Op de volgende bladzijden vind je een paar verhalen over Hacivat en<br />
Karagöz uit Turkije. De opdracht is, een van deze verhalen straks te vertellen met<br />
behulp van Turkse schimmenpoppen.<br />
– Lees het verhaal eerst aandachtig door.<br />
– Ieder maakt minstens één schimmenpop. Daarbij kun je gebruik maken van de<br />
werktekeningen die je na de verhalen vindt. Kopieer deze werktekeningen of trek<br />
ze met behulp van carbonpapier over op karton of stevig papier. Knip ze uit. Verf<br />
of kleur de poppen nu eerst. De losse delen: armen, benen en muts, kunnen met<br />
een splitpen aan de romp worden gezet.<br />
– Om de poppen te kunnen laten bewegen, moeten er ronde stokjes aan worden<br />
bevestigd. Die moeten ongeveer 20 cm lang en 0,5 cm dik zijn. De stokjes moeten<br />
aan de achterkant van de beweegbare delen komen. Karagöz krijgt er dus eentje<br />
aan zijn arm en één aan de onderkant van zijn schouderbladen. De stokjes kun je<br />
met een punaise vastzetten.<br />
– Ieder vertelt een deel van het verhaal met behulp van zijn eigen schimmenpop.<br />
Verdeel het verhaal hiervoor eerst in stukken. Misschien kun je de alinea’s<br />
(ongeveer) aanhouden.<br />
– Als het klaslokaal verduisterd kan worden, speel je achter een scherm. Hoe dichter<br />
je de schimmenpoppen bij het scherm houdt, des te scherper worden ze.<br />
Als het klaslokaal niet verduisterd kan worden, speel je voor een wit scherm, dan<br />
kun je de poppen ook prima zien.<br />
– Oefen goed. Laat het verhaal daarna aan de klas horen en zien.
Suiker of peper? Een verhaal over Hacivat en Karagöz<br />
Hacivat is een echte snoepkous. Hij heeft op de markt een grote plak halva gekocht. “Mmmmmm,<br />
heerlijk!”, zegt hij, “nu nog een grote pot thee met lekker veel suiker. Dat wordt snoepen jongens!”<br />
Thuisgekomen zet hij meteen water op, pakt de theepot en doet de halva op een schaaltje. Het kokende<br />
water giet hij op de theeblaadjes, de suiker erbij en... o jee... de suikerpot is leeg, geen korreltje meer<br />
over.<br />
“Ai, wat nu? Mijn geld is op, nu kan ik geen suiker meer kopen”, moppert Hacivat. “Maar wacht,<br />
natuurlijk, dat is een idee. Karagöz leent me vast wel wat suiker.”<br />
Zo gezegd, zo gedaan. “Heb je wat suiker voor me te leen, mijn beste lieve Karagöz?”, vraagt Hacivat<br />
vriendelijk.<br />
“Natuurlijk, vriend Hacivat”, zegt Karagöz, hij pakt een schaaltje en loopt naar de kast waar een grote<br />
zak staat. ‘Peper’ staat er met grote letters op de zak. Uit deze zak wil hij het schaaltje vullen.<br />
“Hé”, roept Hacivat verschrikt, “suiker heb ik gevraagd, geen peper. Kun je niet lezen?”<br />
“Natuurlijk kan ik lezen, maar dit is een truc weet je. Ik weet dat er suiker in die zak zit, daarom heb<br />
ik er expres ‘peper’ op geschreven. Nu denken de mieren dat er peper in zit en dat lusten ze niet,<br />
begrijp je?”<br />
Dit vindt Hacivat zo’n goeie grap, dat hij Karagöz uitnodigt om bij hem thee te komen drinken.<br />
Misverstand? Een verhaal over Hacivat en Karagöz<br />
Hacivat verveelt zich en heeft een slecht humeur. Misschien kan Karagöz me wel van m’n slechte bui<br />
afhelpen, denkt Hacivat en hij besluit bij Karagöz op bezoek te gaan.<br />
Nadat hij bij Karagöz aan de deur heeft gebeld en geklopt, gaat eindelijk de deur open. “O, hallo eh<br />
Hacivat”, zegt Karagöz afwezig, “eh dag, ik eh heb eigenlijk geen tijd, dag”, en hij wil de deur weer<br />
dicht doen.<br />
Hacivat is even uit het veld geslagen, maar niet lang, daar is hij veel te slim voor. Hij belt, klopt en<br />
schreeuwt: “Hé, Karagöz je kan me toch wel even goedendag zeggen?”<br />
“O, wat moet ik dan zeggen?”, vraagt Karagöz verbaasd.<br />
“Je moet vragen hoe het met me gaat en wat je voor me kunt doen.”<br />
“O jee, hoe gaat het met je Hacivat, wat eh wat kan ik voor je doen?”<br />
“Dank je, mijn goede vriend Karagöz, het gaat niet zo goed met mij, ik verveel me. Maar eerst moet je<br />
naar mijn familie vragen.”<br />
“Ja, ja hoe gaat het met de familie Hacivat, ik hoop dat ze zich erg vervelen.”<br />
“Nee natuurlijk niet sufferd, je moet vragen of ze blij, gelukkig en gezond zijn.”<br />
Karagöz krijgt het er warm van en hij probeert het nog een keer. “Hacivat, ik hoop dat je familie zich<br />
blij en gezond verveelt en eh en eh enzovoort en dat jij maar veel aangebrande soep mag eten.”<br />
Hacivat lacht zich slap om de vergissingen van zijn vriend Karagöz en is zijn slechte humeur al helemaal<br />
vergeten. Plotseling staat hij doodstil. “Wat voor aangebrande soep Karagöz, waar heb je het<br />
41
42<br />
over? Ik heb niets gezegd over aangebrande soep.” Hij pakt Karagöz bij zijn jasje en schudt hem heen<br />
en weer. “Soep”, roept Hacivat, “daar heb ik trek in, dat weet je wel, soep kan ik altijd eten, al is het<br />
midden in de nacht.”<br />
“Niet zo schudden!”, schreeuwt Karagöz, terwijl zijn tanden op elkaar klapperen. “De soep die ik aan<br />
het klaarmaken ben, omdat ik wist, dat jij op bezoek zou komen, die soep is nu aangebrand omdat jij<br />
me maar aan de praat houdt”, en hij snuft een beetje.<br />
“O, wat vreselijk, mijn excuses, beste lieve Karagöz, ik zal het nooit meer doen. Dat komt omdat ik zo’n<br />
slecht humeur had. Kom, laten we proeven, misschien valt het nog mee.”<br />
In de keuken van Karagöz hangt een dikke, zwarte walm. Gelukkig is het bovenste deel van de grote<br />
pan soep nog niet zwart. Er is genoeg voor twee hongerige vrienden. “In het vervolg moet je met je<br />
slechte humeur anderen maar vervelen, maar niet je beste vriend, Hacivat.” “Je hebt gelijk Karagöz,<br />
maar jij moet niet met een volle mond praten.”<br />
Een ‘echte’ droom. Een verhaal over Hacivat en Karagöz<br />
Op een mooie zonnige dag zit Karagöz in het koffiehuis. Hij staart somber voor zich uit en heeft nog<br />
geen slok van de heerlijke thee genomen. Hij is zo in gedachten, dat hij niet eens merkt, dat Hacivat<br />
stilletjes naast hem is komen zitten. Maar dat duurt maar even.<br />
“Hé die Karagöz!”, schreeuwt Hacivat, terwijl hij Karagöz op de schouders slaat. Daar gaat het glas<br />
thee over het tafeltje en over de broek van Karagöz.<br />
“Ben je nou helemaal, kijk eens wat je doet, mijn beste broek en die lekkere thee, dat is verschrikkelijk,<br />
dat is heel erg!”, moppert Karagöz en hij probeert de thee uit zijn broek te wrijven.<br />
“Geeft niet”, sust Hacivat, “je krijgt een nieuw glas thee van me. Heus, er zijn veel ergere dingen dan<br />
een glas thee over je kleren, luister naar wat mij is gebeurd.”<br />
En als beiden een glas thee voor zich hebben, vertelt Hacivat: “Gisteren was ik in Fatih om boodschappen<br />
te doen.”<br />
“Nou en”, zegt Karagöz, die nog steeds uit zijn humeur is.<br />
“Je raadt nooit wat ik daar heb gezien. Ik zag neushoorns keurig op een rijtje staan en...”<br />
“In Fatih?”, vraagt Karagöz.<br />
“Ja, in Fatih”, antwoordt Hacivat.<br />
“Neushoorns?”<br />
“Ja neushoorns, en onderbreek me nu niet weer”, zegt Hacivat geërgerd en hij gaat verder met zijn<br />
verhaal. “Aan het begin van de rij neushoorns stond een groot nijlpaard en op...”<br />
“Een nijlpaard?” Opnieuw onderbreekt Karagöz het verhaal.<br />
“Ja.”<br />
“In Fatih?”<br />
“Ja, en op het nijlpaard zat een klein kind met een rood mutsje op. Plotseling kwam er een adelaar uit<br />
de lucht naar beneden vliegen, greep het rode mutsje en trok het kind mee de lucht in met het mutsje<br />
en...<br />
“Een adelaar? In Fatih?”
“Ja, en de adelaar moet gedacht hebben dat het rode mutsje een lekker hapje was. Het kind zat vastgebonden<br />
op het nijlpaard, dus het nijlpaard ging ook de lucht in. Maar de neushoorns zaten weer<br />
vastgebonden aan het nijlpaard en zo ging de hele rij de lucht in, één voor één en...”<br />
“De adelaar trok iedereen omhoog, zomaar daar in Fatih?”<br />
“Ja, en toen greep ik de staart van de laatste neushoorn, Karagöz, en...”<br />
“O wee, wat afschuwelijk Hacivat!”<br />
“... en toen gebeurde het, Karagöz: het mutsje ging langzaam los en we vielen allemaal naar beneden,<br />
ik als eerste en bovenop mij de rij neushoorns, het nijlpaard en ten slotte het kind. Iedereen kwam met<br />
een klap op de ander terecht. Ik schreeuwde help, help, is er dan niemand om me te helpen?! En toen,<br />
toen... werd ik wakker.”<br />
“En toen was je dood”, zegt Karagöz treurig.<br />
“Nee natuurlijk niet, ik werd wakker, het was maar een droom”, lacht Hacivat.<br />
“O, ik dacht dat het echt was gebeurd. Wat jammer, dat had ik graag willen zien”, zegt Karagöz.<br />
“Je hoeft helemaal niet verdrietig te zijn, Karagöz, het was toch een mooi verhaal, nietwaar, en kijk<br />
eens, je broek is helemaal droog. Kom, we nemen nog een glas thee.”<br />
Karagöz is nog helemaal onder de indruk van het prachtige verhaal. “Ik zie het voor me, Hacivat”,<br />
roept hij, “een hele rij neushoorns zo de lucht in. “En met een grote armzwaai laat hij alle neushoorns<br />
de lucht in vliegen. Pats... daar gaat het volle theeglas weer over de tafel en weer over zijn broek. “O<br />
jee, alweer”, jammert Karagöz. “Kom Hacivat, vertel me nog zo’n spannend verhaal, dan kan mijn<br />
broek weer drogen.” Maar Hacivat had geen verhalen meer en de broek droogde vanzelf.<br />
[Uit: Poppenspel – LOKV, Utrecht]<br />
De kikker uit Osaka en de kikker uit Kyoto. Een Japans verhaal<br />
Er woonden eens twee kikkers in Japan. De ene kikker woonde in een slootje in de havenstad Osaka en<br />
de andere in een rivier bij de keizerlijke hoofdstad Kyoto. De kikker uit Osaka bedacht, dat hij Kyoto<br />
wilde bekijken en de kikker uit Kyoto wilde Osaka gaan bekijken. Zo gingen ze op een vroege ochtend,<br />
precies op dezelfde tijd, van huis.<br />
Halverwege de beide steden lag een hoge heuvel. De kikkers worstelden zich moeizaam omhoog en het<br />
duurde niet lang, of ze hadden de top bereikt. Daar kwamen ze elkaar uiteindelijk tegen. Eerst staarden<br />
ze elkaar verbijsterd aan. Toen begroetten ze elkaar en begonnen te praten. Ze vertelden waar ze<br />
heen gingen en verbaasden zich, dat ze allebei dezelfde plannen hadden.<br />
Toen ze uitgerust waren en het tijd werd om hun reis voort te zetten, zuchtte een van de kikkers.<br />
“Wat jammer, dat we niet zo groot zijn als andere dieren, anders zouden we vanaf de top van de<br />
heuvel precies kunnen zien waar we heengingen. Dan zouden we tenminste weten, of het de moeite<br />
waard was.”<br />
“Maar dat kunnen we zo oplossen”, zei de andere kikker wijs. “Als we tegenover elkaar gaan staan en<br />
elkaar met onze voorpoten ondersteunen, kunnen we precies zien hoe we moeten gaan.”<br />
43
44<br />
En zo gezegd, zo gedaan. Ze gingen op hun achterpoten staan, hielden elkaar met hun voorpoten goed<br />
vast, zodat ze niet om konden vallen, en staken hun kop zo ver mogelijk omhoog. En zo keken ze uit<br />
naar de steden in de verte. Maar de kikkers vergaten dat hun ogen, net als bij andere kikkers, bovenop<br />
hun kop zaten. En toen ze hun kop hadden uitgestoken, zagen ze de stad waar ze vandaan kwamen.<br />
“Wat zie ik nou?”, riep de kikker uit Osaka verbaasd uit. “Kyoto lijkt precies op Osaka. Ik kan me de<br />
reis wel besparen.”<br />
“En Osaka ziet er precies hetzelfde uit als Kyoto”, riep de kikker uit Kyoto.<br />
Zo stonden ze een tijdje tegenover elkaar en vroegen zich af, waarom Kyoto en Osaka zo op elkaar<br />
leken.<br />
Toen ze uitgekeken waren, lieten ze elkaar los, maakten een diepe buiging en wensten elkaar een<br />
prettige reis terug naar huis. Ze waren er tot het eind van hun leven heilig van overtuigd, dat Osaka<br />
en Kyoto als twee druppels water op elkaar leken, terwijl juist het tegendeel waar is.<br />
[Uit: Dierensprookjes – Alena Benes˘ová]<br />
De krab en de aap. Een Japans verhaal<br />
De krab had een veldje waarop rijst groeide. Toen hij de rijst aan het oogsten was, bracht zijn buurman,<br />
de aap, hem een bezoek. In tegenstelling tot de krab, was de aap lui. Toch wilde hij iets proeven<br />
van de rijst van zijn buurman.<br />
“Luister, krab, als je wilt zal ik een lekkere rijstpuree voor je maken”, zei hij.<br />
De krab had nog nooit rijstpuree gegeten en dacht, dat hij dat weleens wilde proberen. “Ik zou het fijn<br />
vinden als je dat voor mij wil maken”, antwoordde hij.<br />
De aap zette een pan water op het vuur, kookte de rijst en deed die in een schaal. “En nu moeten we de<br />
rijst goed stampen”, zei hij. “Maar dat kunnen we hier niet doen. We moeten het meenemen naar de<br />
top van de heuvel.”<br />
De krab was verbaasd maar ging gehoorzaam met de aap mee, die de schaal met rijst droeg.<br />
Toen ze halverwege de heuvel waren, vroeg de krab vermoeid: “Kunnen we hier niet de rijst fijnstampen?”<br />
“Nee, we moeten nog hogerop”, snauwde de aap en ging verder.<br />
Tenslotte bereikten zij de top van de heuvel. De krab was zo vermoeid dat hij nauwelijks meer kon<br />
ademen. Maar de aap begon vrolijk de rijst in de schaal fijn te stampen. Hij verheugde zich op een<br />
smakelijk maal. “Maar dat is alleen genoeg voor mij”, zei hij bij zichzelf.<br />
Toen hij de rijst voldoende had gestampt, gleed de schaal plotseling op de grond en rolde de heuvel af.<br />
In een flits ging de aap er achter aan. De hongerige krab keek droevig toe en kroop langzaam achter<br />
hem aan. “Daar zal voor mij geen rijstpuree zijn”, mopperde hij hongerig.<br />
Maar plotseling klopte zijn hartje sneller. Halverwege de heuvel lag een hap rijstpuree. Toen de schaal<br />
naar beneden rolde, was de rijst eruit gevallen en lag in het gras. De krab aarzelde niet, maar viel<br />
hongerig op de rijst aan.
[Illustratie: naar Karel Franta, in: Dierensprookjes – Alena Benes˘ová]<br />
Ondertussen had de aap onder aan de heuvel de schaal ingehaald en zag dat hij leeg was. Boos rende<br />
hij de heuvel weer op en halverwege vond hij de krab, die het laatste beetje aan het opeten was. “Laat<br />
een beetje voor mij over, krab”, riep de aap.<br />
“Jij mag hebben wat er nog in de schaal zit”, zei de krab.<br />
“Daar zit niets meer in!”, riep de aap.<br />
“Dan is er dus niets voor jou”, zei de krab gelukkig.<br />
“Wacht jij maar. Ik zal het je betaald zetten”, zei de boze aap. “Ik zal het tegen alle apen zeggen die<br />
hier wonen, zelfs je schild kan je niet redden. Ze zullen je er levend onder vandaan trekken!” En weg<br />
rende hij.<br />
De krab was bang. Hij kroop naar huis. “Och arme, och arme! Wat zal er van mij terecht komen?”<br />
“Waarom jammer je zo, krab?”, vroeg een ronde kastanje, die vlakbij in het gras lag.<br />
“Ik heb alle reden om te jammeren”, antwoordde de krab. “De apen gaan mijn schild van mij<br />
aftrekken.”<br />
“Wees niet bang”, zei de kastanje, “ik zal je helpen!” En de kastanje ging met de krab mee.<br />
Maar de krab was nog niet getroost. Bedroefd kroop hij jammerend naar huis.<br />
“Och arme, och arme, wat zal er van mij terecht komen?”<br />
“Waarom jammer je zo, krab?”, vroeg een passerende wesp.<br />
“Ik heb alle reden om te jammeren”, antwoordde de krab. “De apen gaan mijn schild van mij<br />
aftrekken.”<br />
“Wees niet bang”, zei de wesp, “ik zal je helpen!” En de wesp ging mee met de krab en de kastanje.<br />
45
46<br />
Maar de krab was nog steeds bang. Hij kroop bedroefd verder en jammerde de hele weg. “Och arme,<br />
och arme! Wat zal er van mij terecht komen?”<br />
“Waar jammer je toch zo over, krab?”, vroeg een koeievlaai, die op het pad lag.<br />
“Ik heb alle reden om te klagen”, antwoordde de krab. “De apen gaan mijn schild van mij aftrekken.”<br />
“Wees niet bang”, zei de koeievlaai, “ik zal je helpen!” En hij ging mee met de krab, de kastanje en de<br />
wesp.<br />
Maar de krab was nog niet getroost. Droevig kroop hij al jammerend voort. “Och arme, och arme, wat<br />
zal er van mij terecht komen?”<br />
“Waarom jammer je zo, krab?”, vroegen de schaal en de houten lepel.<br />
“Ik heb alle reden om te klagen”, antwoordde de krab. “De apen gaan mijn schild van mij aftrekken.”<br />
“Wees niet bang en hou op met klagen”, zeiden de houten lepel en de schaal. “We zullen je helpen!” En<br />
zij gingen mee met de krab, de kastanje, de wesp en de koeievlaai.<br />
Tenslotte voelde de krab zich vrolijker toen hij zich met zijn vrienden naar huis haastte. Toen ze daar<br />
aankwamen, ging iedereen op zijn eigen manier gemakkelijk zitten: de krab gleed in een bakje water,<br />
de kastanje in de as van de open haard, de wesp tegen het raam, de koeievlaai in de deuropening en<br />
de schaal met de houten lepel op het dak en zij wachtten rustig op de apen.<br />
Na een klein poosje arriveerde de aap met een heleboel vrienden. Terwijl hij zijn vrienden buiten liet,<br />
kroop hij alleen het huis binnen. Nauwelijks was hij binnen in de kamer toen hij begon te rillen van de<br />
kou. “Hm, ik kan beter de kamer eerst een beetje warmer maken!”, zei hij en begon de as in de open<br />
haard op te rakelen. Maar terwijl hij daaraan begon, sprong de kastanje naar boven en brandde hem.<br />
“Ooooh!”, schreeuwde de aap en sprong in de bak met water om zijn brandwond af te koelen. De krab<br />
lag op hem te wachten en beet met zijn scharen in de vinger van de aap. “Au!”, schreeuwde de aap en<br />
sprong angstig naar het raam. Daar wachtte de wesp op hem en stak in de neus van de aap. “Ooooh!”,<br />
schreeuwde de aap en rende zo vlug mogelijk naar de deur om zo snel mogelijk naar buiten te komen.<br />
In de deuropening lag de koeievlaai op hem te wachten. De aap gleed er op uit en viel plat op de<br />
grond. “Ooooh!”, schreeuwde de aap en probeerde zo snel mogelijk op te staan en weg te komen. Maar<br />
op het dak lagen de schaal en de houten lepel op hem te wachten. Zij rolden boven op hem en raakten<br />
de kop van de aap zo hard dat er twee bulten verschenen. Met een schreeuw van angst en pijn rende<br />
hij weg naar de heuvels met de rest van de apen achter hem aan.<br />
Sindsdien leeft de krab vredig met zijn vrienden in zijn huisje. En hij geeft er de voorkeur aan zijn<br />
eigen rijst te koken.<br />
[Uit: Dierensprookjes – Alena Benes˘ová]
Werktekening Hacivat<br />
[Uit: Achtergrondinformatie en verwerkingssuggesties Turkije]<br />
47
[Uit: Achtergrondinformatie en verwerkingssuggesties Turkije]<br />
Werktekening Karagöz<br />
49
Les 7 Zó zit de wereld in elkaar<br />
We maken een aantal opdrachten, waardoor we twee nieuwe redenen zullen ontdekken<br />
waarom volksverhalen verteld worden.<br />
Opdracht 1:<br />
a. Je hebt net een volksverhaal gehoord. Waarom zou dit bedacht en doorverteld<br />
zijn, denk je?<br />
b. In welk werelddeel speelt het verhaal zich af volgens jou?<br />
c. Waarom denk je dat?<br />
d. Let eens op de rol van de mannen en de vrouwen in dit volksverhaal. Wat vind je<br />
daarvan?<br />
e. Denk je dat mannen vaker de helden zijn in een volksverhaal, of vrouwen, of<br />
allebei even vaak?<br />
f. Ken je een verhaal waarin een meisje een heldenrol speelt?<br />
Zo ja, schrijf dan kort op, waar dat verhaal over gaat.<br />
Zo nee, schrijf dan kort op, of je verhalen waarin meiden de heldenrol spelen, leuk<br />
zou vinden.<br />
Opdracht 2: Lees of luister naar ‘Het verhaal van de zomer en de winter’, dat op de<br />
volgende bladzijde staat.<br />
a. Wat vind je van het verhaal?<br />
b. Waarom is dit verhaal bedacht en doorverteld, denk je?<br />
c. Weet jij waarom er een zomer en een winter is?<br />
d. Ken je nog meer verhalen die over de natuur gaan? Zo ja, welke?<br />
e. Kun je een reden bedenken waarom de verhalen die je onder d. hebt genoemd,<br />
zijn bedacht en doorgegeven?<br />
51
Het verhaal van de zomer en de winter<br />
52<br />
Op een dag zei de Zomer tegen de Winter: “Wat ben jij slecht! Je maakt de mensen dood wanneer je<br />
overstromingen maakt: je vult zeeën, meren en rivieren met water; daarom houdt niemand van je.<br />
Maar kijk eens naar mij, iedereen houdt van mij.”<br />
De Winter antwoordde: “Jij bent nog slechter; want wanneer je werkt maak je dieren en bomen en zelfs<br />
mensen dood.”<br />
Omdat zij het niet eens werden, stelde Winter voor: “Weet je wat, Zomer, laten we het jaar in tweeën<br />
verdelen, jij krijgt het ene deel en ik het andere; ik zal je laten zien dat ik beter werk dan jij.”<br />
De Zomer nam het voorstel aan. Eerst werkte Zomer zes maanden lang zonder te rusten; de planten<br />
waren van zoveel hitte verdord, de zon had heel veel dieren dood gemaakt en er waren ook veel kinderen<br />
dood gegaan door de hitte.<br />
Toen zei Winter: “Jouw werk is niet goed geweest, want je hebt planten, dieren en kinderen dood<br />
gemaakt. Nu is het mijn beurt.”<br />
Na deze woorden ging Winter aan het werk. Hij werkte en rustte, werkte en rustte. De zon kwam op en<br />
droogde het water. Wanneer Winter weer aan het werk ging, begon het weer te regenen. Zo konden de<br />
planten en de dieren vrolijk leven en gingen de kinderen niet meer dood van de hitte. Door de regen<br />
groeiden de planten, werden de dieren dik en waren de kinderen gelukkig. Door de zon werden de<br />
vruchten rijp en zo had iedereen veel te eten.<br />
“Ja”, zei Zomer tegen Winter, “je hebt gelijk. Omdat ik niet heb gerust en heel hard heb gewerkt, heb ik<br />
de kinderen, de dieren en planten kwaad gedaan. Vooruit, nu gaan we anders te werk: ik ga aan het<br />
werk en dan ga ik rusten zodat jij aan het werk kunt.”<br />
De twee werden het eens en gingen op die manier aan het werk. Sindsdien werkt de Zomer en rust een<br />
tijdje uit en dan werkt de Winter een tijdje en maakt de aarde nat. Daarom is er in de zomer een<br />
regentijd; op die manier werkt de Winter een tijdje en rust weer uit, terwijl de Zomer werkt om<br />
kinderen, planten en dieren warmte te geven.<br />
[Uit: De koning en de Indiaan.<br />
Verhalen uit Nicaragua –<br />
Dick Bloemraad en Mies Bouhuys.<br />
Illustratie: Fiona Macintosh]
Les 8 ‘Kleinen’ en ‘groten’<br />
Volksverhalen die kritiek leveren<br />
Overal op de wereld leven belangrijke of rijke mensen die niet verstandig omgaan met<br />
het geld en de macht die ze hebben. Ze kunnen het gewone volk behoorlijk dwarszitten.<br />
Wijze mensen bedachten verhalen over dit soort machthebbers, waarin ze lieten merken<br />
hoe ze over hen dachten. In de verhalen fantaseerden ze, dat ze de machthebbers te slim<br />
af waren of hen voor de gek hielden. Deze verhalen vertelden ze aan elkaar en aan hun<br />
kinderen en kleinkinderen. En die vertelden de verhalen ook weer door.<br />
De ‘kleinen’ en de ‘groten’<br />
Omdat slechte machthebbers helaas in veel landen voorkomen, kom je verhalen over hen<br />
overal tegen. Er komt altijd een ‘kleine’ in voor, die de ‘grote’ te slim af is. De ‘kleine’ is<br />
degene op wie neergekeken wordt, die overheerst wordt; de ‘grote’ staat voor degene die<br />
het in de werkelijkheid voor het zeggen heeft. Maar in de verhalen winnen de groten het<br />
niet van de kleinen: daar zijn de rollen omgedraaid.<br />
In een verhaal kan de ‘kleine’ een Indiaanse boer met een magere muilezel zijn, die de<br />
koning (‘grote’) voor de gek houdt. De ‘kleine’ kan ook een klein dier zijn en de ‘grote’<br />
een groot dier. Bijvoorbeeld de spin Anansi, die de tijger te slim af is. De Afrikaanse<br />
slaven vertelden de Anansi-verhalen graag aan elkaar. Met de spin bedoelden ze zichzelf,<br />
met de tijger de bazen voor wie ze moesten werken.<br />
Waarom vertelden de mensen deze verhalen? Om aan elkaar te laten merken, dat ze<br />
hetzelfde over de machthebbers dachten, en om elkaar moed in te spreken: Eens zal alles<br />
anders worden; dan zullen de kleinen het winnen van de groten.<br />
Verhalen uit Nicaragua<br />
De volgende verhalen komen uit Nicaragua. In de zestiende eeuw werd de westkust van<br />
dit land door de Spanjaarden veroverd. De bewoners van Nicaragua waren Indianen.<br />
Je begrijpt, dat zij niet blij waren met de overheersers. De Indianen bedachten allerlei<br />
verhalen over de Spanjaarden.<br />
1. Boeken zonder geleerde<br />
Een Spaanse geleerde had een hekel aan de Indiaanse geleerde, die arm was en geen geld had om<br />
boeken te kopen. Telkens wanneer hij hem tegenkwam, zei hij spottend tegen hem: “Gegroet, geleerde<br />
zonder boeken.”<br />
Maar de Indiaan nam wraak. Hij ging voor de prachtige boekenkast van de Spanjaard staan en<br />
groette al die boeken zeer beleefd met de woorden: “Gegroet, boeken zonder geleerde.”<br />
[Uit: De koning en de Indiaan. Verhalen uit Nicaragua – Dick Bloemraad en Mies Bouhuys]<br />
53
2. De rivier De Waarheid<br />
Dierverhalen<br />
54<br />
De Spanjaard ziet een vogel en vraagt aan de Indiaan: “Wat voor vogel is dat?” “Een duif, meneer.”<br />
“Een duif? Zo klein? In Spanje zijn ze net zo groot als een kalkoen.”<br />
Er stak een beestje de weg over en de Spanjaard vroeg: “Wat voor dier was dat?” “Een konijn, meneer.”<br />
“Een konijn? Dat kan niet, in mijn land zijn ze net zo groot als een ram.”<br />
In de bocht van de weg sprong een hert weg en de Spanjaard vroeg: “Wat sprong daar weg?” “Een<br />
hert, meneer.” “Een hert? Onmogelijk, in Europa zijn ze groter dan een paard.”<br />
En zo ging het maar door; de Spanjaard verzekerde de Indiaan, dat de paarden in Spanje net zo groot<br />
waren als olifanten, dat de olifanten net zo groot waren als walvissen en dat de walvissen zo groot<br />
waren als een heuvel.<br />
Toen hoorden zij een ontzettend en angstaanjagend geluid en de Spanjaard, die wilde weten wat het<br />
was, vroeg aan de Indiaan: “Wat is dat voor verschrikkelijk lawaai?”<br />
“Dat is de stroomversnelling van de rivier de Waarheid. Hij heet zo, omdat hij iedere leugenaar die<br />
hem oversteekt zonder dat hij op zijn woorden is teruggekomen, in razende vaart meesleurt, zodat die<br />
onherroepelijk verdrinkt.”<br />
“En is er geen andere manier om de rivier over te steken?”<br />
“De enige manier is om terug te gaan.”<br />
Maar omdat de Spanjaard verder wilde, gaf hij maar gauw toe en zei tegen de Indiaan: “Ik moet je<br />
zeggen dat in mijn land Spanje de duiven net zo groot zijn als hier, dat de konijnen net zo groot zijn<br />
als het konijn dat de weg overstak, en dat hetzelfde geldt voor de herten, de paarden, de olifanten en<br />
de walvissen en dat er geen dier zo groot als een heuvel bestaat.”<br />
“Wat jammer!”, zei de Indiaan, “dat die dieren weer zo klein geworden zijn, want ik had al zin<br />
gekregen daar naartoe te gaan en net zo groot te worden als de reuzin in de optocht van Maria-<br />
Ontvangenis.”<br />
[Uit: De koning en de Indiaan. Verhalen uit Nicaragua – Dick Bloemraad en Mies Bouhuys]<br />
Opdracht 1: Beantwoord de volgende vragen:<br />
1. Hoe komt de Indiaan in verhaal 1 op jou over? En de Indiaan in verhaal 2?<br />
2. Hoe komt de Spanjaard in verhaal 1 op jou over? En de Spanjaard in verhaal 2?<br />
3. Deze verhalen komen uit de zestiende eeuw. Denk je, dat de Indianen en<br />
Spanjaarden van toen in werkelijkheid op de Indiaan en de Spanjaard uit de<br />
verhalen leken?<br />
4. Waarom vertelden de Indianen in de zestiende eeuw elkaar verhalen over de<br />
Spanjaarden?<br />
In Nicaragua komen ook verhalen voor over Oom Konijn. Hij heeft het vaak aan de stok<br />
met Oom Coyote. Het konijn is de ‘kleine’ en Oom Coyote is de ‘grote’. Deze dierverhalen<br />
willen hetzelfde vertellen als de verhalen over ‘kleine mensen’ en ‘grote mensen’ die<br />
hierboven staan, namelijk: de groten winnen het niet altijd van de kleinen.
Opdracht 2: In andere landen bestaan ook dierverhalen. Op de volgende bladzijden<br />
vind je daar voorbeelden van. De klas wordt in groepjes verdeeld. Elk groepje krijgt<br />
een van de verhalen. Lees het verhaal dat jouw groepje krijgt aandachtig door. De<br />
opdracht wordt, het verhaal voor de klas na te vertellen. Ieder kind uit je groep<br />
vertelt een deel van het verhaal. Verdeel het verhaal daarvoor in net zoveel korte<br />
stukjes als er kinderen zijn. Zet streepjes in de tekst waar het ene deel ophoudt en<br />
het volgende begint. Oefen het vertellen een paar keer binnen je groep, voordat je<br />
het voor de klas doet.<br />
1. Oom Coyote en Oom Konijn (Nicaragua)<br />
Oom Coyote en Oom Konijn kwamen elkaar tegen. Ze hadden honger en erg veel dorst. Het was al<br />
avond en het was volle maan. Nadat ze samen een stukje hadden gelopen, kwamen ze bij een poel.<br />
Het water was heel helder en weerspiegelde de maan. Daar dronken zij van het heldere water. Slok,<br />
slok, slok!<br />
Toen zei Oom Konijn opeens: “Oom Coyote, zullen we kaas gaan eten?”<br />
“Ja, lekker”, zei Oom Coyote.<br />
“Daar ligt de kaas, op de bodem, zie je hem niet?” En hij wees naar de maan in het water.<br />
“Ja zeg, wat een grote”, antwoordde Oom Coyote.<br />
“Nou, dan moeten we met zijn tweeën al het water opdrinken tot de poel leeg is.” En zij begonnen te<br />
drinken.<br />
Maar die boef van een Oom Konijn deed net of hij dronk maar slikte niets door.<br />
“De poel wordt niet leger, Oom Konijn”, zei Oom Coyote na een poosje.<br />
“Wat denk je wel, Oom Coyote, om te eten moet er gewerkt worden.”<br />
Zij dronken weer door. Maar Oom Coyote dronk echt, terwijl de schelm van een Oom Konijn alleen<br />
maar zijn snoet in het water stak.<br />
Na weer een poosje was Oom Coyote helemaal vol en zei tegen Oom Konijn: “Ik kan niet meer!”<br />
“Volhouden, Oom Coyote! Kijk eens naar mij, hoe rustig ik erbij sta!”<br />
“Ja, dat zie ik, Oom Konijn, maar ik heb het gevoel dat het water er bij mij van achter weer uitloopt.”<br />
“Geen nood. Dat is zo verholpen...” Uit een maïsveld daar vlakbij haalde Oom Konijn een kleine<br />
maskolf en hij stopte die in de kont van Oom Coyote.<br />
En zij dronken weer door... maar die schurk van een Oom Konijn dronk helemaal niet. En de arme<br />
Oom Coyote, slok, slok, plofte bijna uit elkaar.<br />
“Hé, Oom Konijn, ik kan echt niet meer, ik heb het gevoel dat het water mijn oren uitkomt.”<br />
Oom konijn holde naar een bijenkorf, die daar in de buurt stond, en smeerde de oren dicht met was.<br />
En de schurk deed net alsof hij weer verder dronk.<br />
Oom Coyote, die niet voor hem wilde onderdoen, dronk en dronk. En opeens, pats! daar plofte hij uit<br />
elkaar en viel dood neer. Arme Oom Coyote!<br />
[Uit: De koning en de Indiaan. Verhalen uit Nicaragua – Dick Bloemraad en Mies Bouhuys]<br />
55
2. De koning van de dorre bladeren (Nicaragua)<br />
56<br />
Omdat Oom Konijn al zoveel dieren kwaad had gedaan, kreeg de koning er genoeg van en gaf bevel<br />
het konijn te grijpen. De dieren kwamen in vergadering bijeen en één van hen stelde voor: “Laten we<br />
hem bij de rivier opwachten, want daar moet hij naar toe om te drinken.”<br />
Dat deden ze. Maar Oom Konijn, die niet voor niets zulke grote oren heeft, lag verborgen in het gras<br />
en had alles gehoord. Hij dacht goed na. Toen rende hij naar het dorp en ging stilletjes bij een schoenmaker<br />
naar binnen. In een onbewaakt ogenblik stal hij een schoentje, dat de schoenmaker net had<br />
gemaakt en liep ermee naar de straatweg.<br />
Daar kwam een man aan die honing had gezocht. Zijn kan was helemaal vol. Toen zette Oom Konijn<br />
het schoentje midden op de weg. De man kwam voorbij en zag het schoentje. “Hé, kijk eens, wat een<br />
mooi schoentje! Als het een paar was, had ik ze meegenomen, maar wat heb je nu aan één schoentje.”<br />
En hij liep door.<br />
Toen de man voorbij was, pakte Oom Konijn het schoentje weer op en rende er een stuk mee verder, tot<br />
hij de man met de honing weer zag aankomen. Hij zette het schoentje weer midden op de weg.<br />
Daar was de man en hij zag het schoentje staan. “Hier is het andere schoentje! Ik ga het schoentje<br />
ophalen, dat ik daarnet voorbij gelopen ben en dan heb ik een paar!” Om vlugger te kunnen lopen,<br />
zette hij de kan met honing even neer en holde weg om het schoentje te halen.<br />
Daar had Oom Konijn op gewacht. Zodra de man was verdwenen, haalde hij de deksel van de kan en<br />
smeerde zich helemaal in met honing. In de buurt was een bos waar de grond bedekt was met bladeren.<br />
Oom Konijn wentelde zich over de grond en alle bladeren bleven aan hem kleven. Toen ging hij<br />
naar de rivier.<br />
Toen hij er aankwam, keken de dieren heel verbaasd naar dit vreemde, nieuwe dier. “Wie bent u?”,<br />
vroegen zij. “De koning van de dorre bladeren!”, antwoordde Oom Konijn. Alle dieren gingen in twee<br />
rijen staan, om hem door te laten en betuigden hem hun eerbied terwijl hij dronk. Dat was de truc van<br />
Oom Konijn om water te drinken en niet gegrepen te worden.<br />
[Uit: De koning en de Indiaan.<br />
Verhalen uit Nicaragua –<br />
Dick Bloemraad en Mies Bouhuys.<br />
Illustratie: Fiona Macintosh]
3. Fons Vos gaat op jacht (Nederland)<br />
Op een dag was Fons Vos op jacht gegaan en ’s avonds kwam hij terug met een zware zak over zijn<br />
schouder. Hij merkte niet, dat Broer Konijn achter een bosje stond en hem in de gaten hield. “Die zak<br />
zit vast vol met eten”, zei Broer Konijn in zichzelf. “Daar zou Fons Vos mij weleens wat van kunnen<br />
geven. Ik lust wel een lekker hapje.”<br />
Hij rende dwars door het bos voor Fons Vos uit. Net om een bocht verborg hij zijn kleren en ging doodstil<br />
midden op het pad liggen. Daar kwam Fons Vos al aan. “Dat is een lekker dik konijn”, zei hij.<br />
“Jammer dat mijn zak al vol is. Nu moet ik hem wel laten liggen.” En de vos liep verder.<br />
Een paar tellen later sprong Broer Konijn op. Hij wist welke weg Fons Vos altijd nam en rende zo hard<br />
als hij kon door het bos naar een pad ergens verderop. En weer ging hij daar doodstil liggen.<br />
“Nee maar, wat een verrassing!”, zei Fons Vos toen hij het dier zag liggen. “Alweer een konijn! Nu kan<br />
ik hem niet meer laten liggen hoor. En weet je wat? Ik haal dat konijn van daarnet ook nog even op.<br />
Ik laat die zware zak hier staan, dan loop ik sneller. Fons Vos liep vlug terug. “Wat een bof”, dacht hij,<br />
“ik heb al een zak vol eten en nu komen er ook nog twee dikke konijnen bij.”<br />
[Illustratie: I. Lubsen. Uit: Hoe de haas de vlekken van de luipaard telde – L. van Kessel]<br />
57
58<br />
Broer Konijn keek de vos na. “Net wat ik dacht!”, lachte hij. “Een tweede keer kon hij de verleiding niet<br />
weerstaan. En nu neem ik die zak met lekkers mee!” En hij ging er gauw vandoor.<br />
En de vos? Die keek flink op zijn neus. Het eerste konijn was weg. En toen hij terugkwam, bleek dat het<br />
tweede konijn en de zak ook nog verdwenen waren. Nou had hij niks te eten! Met een hongerig gevoel<br />
in zijn maag liep hij bedroefd naar zijn hol.<br />
[Uit: Hier is broer Konijn!]<br />
4. Hoe de haas de olifant gebruikte om over de rivier te komen (Afrika)<br />
Alle dieren waren woedend op de haas. Hij haalde zulke lelijke streken uit. Ze waren het zat. Daarom<br />
zaten ze hem achterna. De haas sprong naar links en dan weer naar rechts. Hij kon de andere dieren<br />
maar net voor blijven. Plotseling kwam hij bij een brede rivier. Wat moest hij doen?<br />
Zo ver kon hij niet springen. En de andere dieren kwamen er al aanhollen.<br />
Heel vlug rolde de haas zich op. Zo leek hij net een steen.<br />
De dieren kwamen aangerend. “Hij is weer ontsnapt!”,<br />
riepen ze kwaad. De olifant was ook woedend. Hij pakte<br />
de eerste de beste steen. Hij slingerde hem door de lucht<br />
en de steen kwam aan de overkant van de rivier terecht.<br />
Daar rolde de steen zich uit en werd een haas. “Dank je wel<br />
olifant!”, riep de haas. Hij maakte netjes een buiging en wandelde<br />
rustig verder.<br />
[Uit: Hoe de haas de vlekken van de luipaard telde – Leo van Kessel]<br />
5. Broer Konijn en de hond (Noord-Amerika)<br />
Op een dag ging Broer Konijn naar de markt in de stad. Hij moest verschillende dingen kopen voor<br />
zijn gezin, maar alleen het hoognodige, want op dat moment had hij weinig geld. Hij vertrok heel<br />
vrolijk, maar al gauw voelde hij zich minder gelukkig. Er lag nog dauw op het bospad en omdat de<br />
laarzen van het konijn vol gaten zaten, waren zijn voeten spoedig doorweekt.<br />
Toen hij op een open plek in het bos kwam, zag hij dat iemand ’s nachts een vuur had gemaakt en dat<br />
de as nog gloeide. Het konijn stookte het vuur op en droogde zijn voeten. Na een tijdje kreeg hij gezelschap<br />
van Broer Hond. Die was ook op weg naar de markt. Hij schreed voorbij als een heer in mooie<br />
nieuwe laarzen. Toen hij Broer Konijn zag, ging hij naast hem zitten en begon een praatje.<br />
“Waar ga jij naar toe, Broer Konijn?”, vroeg Broer Hond nieuwsgierig.<br />
Broer Konijn keek naar de mooie laarzen van de hond en zei: “Naar de markt, ik wil net zulke laarzen<br />
als de jouwe kopen. Mag ik één van jouw laarzen eens uitproberen?” Broer Hond voelde zich gevleid en<br />
leende een laars aan Broer Konijn.<br />
Het konijn deed hem aan, deed een paar stappen en zei toen: “Ze zitten niet slecht. Maar ik loop een<br />
beetje ongelijk. Ik denk, dat je laars een beetje afgesleten is.” Broer Hond was beledigd. “Dat komt<br />
omdat je slechts één laars draagt. Doe ze alletwee aan, dan zul je zien dat je gelijk loopt.” En hij<br />
leende de andere laars ook uit aan het konijn.
Broer Konijn trok de tweede laars aan en deed een paar stappen. “Niet slecht”, zei hij. “Maar ik denk<br />
nog steeds, dat ze een beetje versleten zijn. Het is net, of ik op mijn neus val.” Broer Hond verdedigde<br />
zijn laarzen: “Dat komt, omdat je ze alleen aan de achterpoten draagt. Probeer ze alle vier. Dan zul je<br />
voelen, dat je prima loopt.” En hij leende het konijn ook zijn andere twee laarzen.<br />
Broer Konijn trok deze aan zijn voorpoten, deed een paar stappen en zei toen: “Fijn, Broer Hond. Ze<br />
lopen nu inderdaad heerlijk. En ze passen me, alsof ze voor mij gemaakt zijn. Het zal moeilijk worden,<br />
om betere te vinden. Ik houd ze en ik breng je het geld, zodra ik het heb.”<br />
Voordat Broer Hond kon reageren, was het konijn met de nieuwe laarzen er al vandoor. Sindsdien<br />
draagt de hond geen laarzen meer, maar gaat hij liever barrevoets. En Broer Konijn heeft al lang<br />
geleden de mooie laarzen versleten en gaat ook barrevoets. Maar de hond heeft nooit de laarzen<br />
vergeten die hij aan broer Konijn is kwijtgeraakt. Wanneer hij een konijn ziet, jaagt hij hem achterna,<br />
om hem zijn daad alsnog betaald te zetten.<br />
[Uit: Dierensprookjes – Alena Benes˘ová]<br />
6. Broer Konijn en Boris Beer (Nederland)<br />
Broer Konijn was dol op doperwten en sla. Hij had ontdekt dat die in de tuin van Fons Vos groeiden.<br />
Daarom kroop hij elke dag onder de schutting door om stiekem van die groenten te eten.<br />
Fons Vos merkte wel, dat iemand zijn groenten opat en dacht: “Voor die dief ga ik een val opzetten.”<br />
Dus wat deed de vos? Hij maakte een touw met een lus aan een boompje vast. En de lus hing hij vlak<br />
voor het gat in de schutting.<br />
De volgende dag kroop Broer Konijn weer onder de schutting door. Hij zag het touw met de lus niet.<br />
Even later hing hij in de lucht te spartelen. “Oei, nu heeft Fons Vos me lelijk te pakken”, bedacht hij.<br />
Maar wie kwam daar aan? Boris Beer!<br />
De beer riep: “Hé, Broer Konijn, wat doe jij daarboven?” “Maar weet je dat dan niet?”, zei Broer<br />
Konijn. “Ik ben de kraaien aan het wegjagen. Anders eten die de hele tuin leeg. Fons Vos betaalt me<br />
daar goed voor! Maar ik heb het vreselijk druk. Kun jij het werk even van me overnemen? Dan krijg jij<br />
de beloning, die Fons Vos ervoor geeft.”<br />
Dat leek Boris Beer wel wat. Hij hielp Broer Konijn uit de lus en ging er zelf inhangen. En Broer<br />
Konijn? Die plukte snel nog wat groente en rende naar huis.<br />
Even later kwam Fons Vos thuis. Hij zag Boris Beer aan het touw hangen. Hij pakte een stok en liep op<br />
de beer toe. “Je bent erbij, Boris Beer! Ik zal je afleren, om mijn doperwten en sla te stelen!” Zo kreeg<br />
Boris Beer de klappen die Broer Konijn eigenlijk had moeten hebben.<br />
En wat deed Broer Konijn, terwijl Boris Beer ervan langs kreeg? Die zat net van de sla te eten en<br />
lachte: “Zo zie je maar weer, dat de grootste dieren lang niet altijd de slimste zijn.”<br />
[Uit: Hier is broer Konijn!]<br />
59
7. Hoe de haas de leeuw liet verdrinken (Afrika)<br />
60<br />
Elke dag at de leeuw een dier. Hij had geen<br />
zin om op jacht te gaan. Dus had hij een<br />
lijst gemaakt van alle dieren die hij wilde<br />
eten. Op de lijst stond welk dier hij op<br />
welke dag zou eten. En omdat de leeuw<br />
koning was, moesten de dieren maar klaarstaan.<br />
Op een dag was de haas aan de<br />
beurt om opgegeten te worden.<br />
De haas ging netjes naar het huis van de<br />
leeuw. Maar hij had natuurlijk niet veel zin<br />
om opgegeten te worden. Hij kwam langs<br />
een vijver. Daar bleef hij wat rondhangen.<br />
[Illustratie: Fiona Macintosh.<br />
Uit: Hoe de haas de vlekken van de luipaard<br />
telde – Leo van Kessel]<br />
“Hé, wat sta je daar te treuzelen”, brulde de leeuw die honger had. Maar de haas bleef treuzelen. Hij<br />
keek dan eens naar de leeuw en dan weer in de vijver.<br />
“Komt er nog wat van?”, riep de leeuw ongeduldig. “Ja, maar koning leeuw...”, begon de haas. “Niets te<br />
maren. Hier komen, zodat ik je kan opeten!”, brulde de leeuw boos. “Ja maar”, begon de haas opnieuw,<br />
“naar welke koning moet ik dan wel gaan?” “Er is maar één koning en dat ben ik!”, brulde de leeuw.<br />
“Nee hoor”, zei de haas, “er zijn er twee. Ik zie twee koningen.” Dat werd de leeuw te veel. Dat kon niet.<br />
Hij was de koning en niemand anders. Hij sprong op en rende naar de vijver. Hij keek in het water.<br />
En ja hoor, hij zag ook een tweede leeuw. “Wat? Nog een koning?”, riep de leeuw kwaad. En hij sprong<br />
in de vijver, bovenop de leeuw die hij zag. Maar de koning kon niet zwemmen en hij verdronk. En zo<br />
kwam het, dat de haas niet werd opgegeten.<br />
[Uit: Hoe de haas de vlekken van de luipaard telde – Leo van Kessel]
Les 9 Verteldoeken en smartlappen<br />
De verteldoek in India<br />
De verteldoek<br />
In India leven vertellers die een soort priesters zijn: de Bhopa’s. Zij trekken rond en<br />
vertellen zingend oude verhalen. Ze maken daarbij gebruik van een beschilderde doek:<br />
de verteldoek. Op deze doek staan verhalen over de geschiedenis van India. De verhalen<br />
gaan over ridders, mooie jonkvrouwen, het leven in een kasteel en spannende rooftochten.<br />
Een verteldoek kan 4 tot 10 meter lang en 1,5 tot 2 meter hoog zijn. Een verhaal staat<br />
niet in logische volgorde op de doek, maar kris-kras door elkaar. Het belangrijkste deel<br />
van het verhaal staat altijd in het midden van de verteldoek.<br />
Volksverhaal als offer aan de goden<br />
Een van de bekendste Indiase verhalen gaat over ridder Pabuji (Spreek uit: Paboedzjie).<br />
Hij was een ridder die zich altijd aan zijn woord hield, wat er ook gebeurde.<br />
Als de priesters een verhaal over Pabuji vertellen, wordt dit gezien als een offer aan de<br />
goden. Als er bijvoorbeeld iemand genezen is van een ziekte, kan de familie een priester<br />
uitnodigen om als dank aan de goden een verhaal over Pabuji te komen vertellen.<br />
Voordat de Bhopa gaat vertellen bewijst hij eer aan de goden: hij bidt en brandt wierook.<br />
Dan begint hij met de vertelling, die een hele nacht kan duren.<br />
Bhopa en Bhopi<br />
De Bhopa vertelt samen met zijn vrouw, de Bhopi. Zij zingen om de beurt een deel van<br />
het verhaal. De Bhopi wijst de schilderingen op de verteldoek aan en heeft ’s nachts een<br />
olielampje in haar hand waarmee ze de doek verlicht. Af en toe danst ze met rinkelende<br />
belletjes om haar enkels. De Bhopa begeleidt zichzelf op een snaarinstrument.<br />
De smartlap in Nederland<br />
De smartlap<br />
In Nederland kennen we ook een soort verteldoek: de smartlap. Een smartlap was een<br />
grote gekleurde doek waarop een verhaal als een strip afgebeeld stond. Het waren<br />
dikwijls sensationele en droevige verhalen. Vandaar het woord smartlap. ‘Smart’ betekent<br />
namelijk ‘verdriet’. Een straatzanger zong er een lied bij.<br />
Opdracht 1: Wat betekent het woord ‘smartlap’ tegenwoordig?<br />
Bespreek deze vraag in de klas.<br />
61
62<br />
Het gezongen verhaal als nieuwsbericht<br />
Het verhaal op de smartlap was vaak een nieuwsbericht, waarvan de straatzanger een lied<br />
had gemaakt. Het publiek betaalde de straatzanger voor het nieuws dat hij bracht. Soms<br />
werd een lied zo populair, dat het door de luisteraars onthouden en ‘doorverteld’ werd.<br />
Zo verspreidden de liederen van de straatzanger zich net als de verhalen van de verteller.<br />
Een voorbeeld van zo’n lied is ‘Daar was laatst een meisje loos’. Dit komt uit de vorige<br />
eeuw en vertelt dat er een meisje verkleed als matroos was meegevaren met een schip.<br />
Omdat dit in die tijd erg ongewoon was, vertelden de mensen het verhaal verder, door<br />
het lied aan elkaar te leren. Van dit lied is een smartlap bewaard gebleven.<br />
De straatzanger<br />
De straatzanger of zijn vrouw wees tijdens het zingen op de smartlap de afbeeldingen aan<br />
waarover ze zongen. De straatzanger begeleidde zichzelf op een instrument, zoals een<br />
accordeon, buikorgel of viool. De straatzanger zong op plaatsen waar het druk was,<br />
bijvoorbeeld op markten en kermissen en bij optochten.<br />
Opdracht 2: Je bespreekt samen met degene die naast je zit welke overeenkomsten en<br />
verschillen je ziet tussen de Bhopa en de straatzanger en tussen de verteldoek en de<br />
smartlap. Zet de overeenkomsten en verschillen op papier.<br />
Maak daarna een van de volgende drie opdrachten:<br />
Opdracht 3: Maak met een groepje kinderen een smartlap bij een lied dat je kent en<br />
treed ermee op.<br />
– Kies een lied met een refrein uit.<br />
– Bespreek welke tekeningen je bij het lied kunt maken. Ieder maakt minstens één<br />
tekening.<br />
– Teken groot en met felle <strong>kleuren</strong>, zodat de tekeningen van een afstand goed te<br />
zien zijn.<br />
– Noteer het refrein ook in grote letters, zodat de mensen de tekst kunnen<br />
meezingen.<br />
– Als de tekeningen klaar zijn, plak je ze aan elkaar of op een ondergrond<br />
(bijvoorbeeld een stuk behang), zodat je een smartlap krijgt waarop het publiek<br />
kan meekijken.<br />
– Straks gaat de hele groep het lied zingen op de manier van een straatverteller.<br />
Oefen dit. Gebruik er instrumenten bij, net als de straatzanger.<br />
– Treed op voor de klas en laat het publiek meezingen met het refrein.<br />
Opdracht 4: Maak met een groepje kinderen een lied over een nieuwsbericht dat je<br />
pas op de radio of televisie hebt gehoord of in de krant hebt gelezen. Maak er<br />
daarna een smartlap bij en treed ermee op.<br />
– Bespreek met welk nieuwsbericht je aan de gang gaat.<br />
– Kies een lied uit met een bekende melodie en een refrein.
– Bedenk bij deze melodie een tekst over het nieuwsbericht dat je uitgekozen hebt.<br />
Maak ook een refrein.<br />
– Daarna maak je een smartlap bij dit lied en treed ermee op. Lees bij opdracht 3,<br />
vanaf de tweede punt •, hoe je hiervoor te werk moet gaan.<br />
Opdracht 5: Maak met een groepje kinderen een verteldoek bij een verhaal dat je<br />
kent.<br />
– Kies een verhaal uit.<br />
– Bespreek welke tekeningen je erbij kunt maken. Ieder maakt minstens één<br />
tekening.<br />
– Teken groot en met felle <strong>kleuren</strong>, zodat de tekeningen van een afstand goed te<br />
zien zijn.<br />
– Als je tekeningen klaar zijn, plak je ze op een ondergrond, bijvoorbeeld een stuk<br />
behang, zodat je een verteldoek krijgt. Weet je nog hoe de afbeeldingen in India<br />
op een verteldoek staan? Doe dit met jullie tekeningen net zo.<br />
– De Bhopa maakt muziek bij zijn vertelling. Bekijk waar in jullie verhaal muziek<br />
zou passen.<br />
– Oefen in het vertellen van het verhaal en in het muziek maken. Splits daarvoor<br />
het verhaal op in gedeelten: ieder vertelt een deel. Je hoeft het verhaal niet te<br />
zingen, zoals een Bhopa doet.<br />
– Vertellers proberen hun publiek zoveel mogelijk bij de vertelling te betrekken.<br />
Bedenk hoe jullie dit zouden kunnen doen.<br />
– Treed op voor de klas en betrek het publiek zoveel mogelijk bij je optreden.<br />
63
Extra opdrachten en lessen<br />
behorend bij de vertelkist<br />
65
Bij les 2 Extra opdracht:<br />
Vertellen met een prentenboek<br />
66<br />
Opdracht 2: Vertellen met een prentenboek.<br />
Je leest het verhaal van Anansi en Broer Tijger goed door.<br />
Verdeel het verhaal in net zoveel delen als er kinderen in je groepje zitten. Als er<br />
vier kinderen in je groepje zitten, maak je dus vier gedeelten.<br />
Elk kind gaat straks een deel van het verhaal vertellen, terwijl hij of zij de platen laat<br />
zien aan de kinderen uit de klas.<br />
Oefen met het vertellen bij de platen, totdat het goed gaat.<br />
Vertel het verhaal samen met je groepje aan de rest van de klas.<br />
[Illustratie: naar Stephen von Mason, in: Anansi en Broer Tijger – J. de Sauza e.a.]
Bij les 3 Extra opdracht:<br />
Vertellen met tekeningen<br />
Opdracht 2a: Vertellen met tekeningen.<br />
Sommige volken die in Australië wonen, onthouden een verhaal door het in zand te<br />
tekenen. Net zoals ze dat vroeger al deden. De verteller tekent een deel van het<br />
verhaal in het zand. Dan veegt hij het weer uit en tekent hij het volgende deel van<br />
het verhaal. De verteller tekent met een stokje of vinger.<br />
Ook de Eskimo’s onthouden een verhaal door het te tekenen. In de zomer tekenen<br />
ze in modder en in de winter in sneeuw. Ze gebruiken een mes met een stompe punt<br />
dat gemaakt is van het bot van een walvis.<br />
De tekeningen die de mensen bij hun verhalen maken zijn heel eenvoudig. Het zijn<br />
meer ‘tekens’ dan echte mooie tekeningen.<br />
Echte tekeningen zijn te ingewikkeld en het duurt ook te lang om ze te maken.<br />
Kijk maar eens naar de tekens die op de volgende bladzijde staan en die bij het<br />
verhaal van de regenboogslang horen.<br />
Wat gaan we doen:<br />
– In groepjes van ongeveer acht kinderen een verhaal onthouden en vertellen met<br />
tekeningen.<br />
– Verdeel het verhaal in net zoveel stukken als er kinderen zijn.<br />
– Ieder leest voor zichzelf het verhaal van de regenboogslang en bekijkt de<br />
voorbeeldtekeningen.<br />
– Vouw een blaadje dubbel in de lengte en schuif dit aan de rechterkant om de<br />
bladzijde met het verhaal.<br />
– Ieder bedenkt en tekent bij zijn deel van het verhaal enkele tekeningen op het<br />
losse blaadje.<br />
– Ieder neemt het losse blaadje voor zich en vertelt zijn deel van het verhaal aan de<br />
hand van de tekeningen die hij zelf gemaakt heeft. Probeer niet naar de tekst van<br />
het verhaal te kijken.<br />
– Oefen met het vertellen bij de tekeningen, tot het goed gaat. Je mag af en toe<br />
nog even spieken naar de tekst van het verhaal.<br />
– Vertel het verhaal dan samen met je groepje zonder te spieken.<br />
Wat heb je nodig:<br />
– per persoon 1 of 2 losse blaadjes (A4-formaat)<br />
– per persoon een potlood<br />
67
Voorbeeldtekeningen<br />
68<br />
een persoon die staat mieren<br />
een persoon die loopt slang<br />
een zittend of buigend regenboogslang<br />
persoon<br />
een persoon met kind vis<br />
grote tak schildpad<br />
rijtje bomen vogel<br />
gat bliksem<br />
rook regenboog<br />
rivier in de grond gaan<br />
billabong
Het verhaal van de regenboogslang<br />
Een oude man, genaamd Nagacork, maakte een diep gat (een billabong) in de rivier.<br />
Hij ging wandelen en toen hij terug kwam naar het gat zag hij de rook van kampvuurtjes<br />
boven de bomen opstijgen.<br />
Toen hij dichterbij kwam, zag hij een aantal mannen van zijn stam onder de bomen zitten.<br />
Ze praatten en lachten.<br />
Aan de oever van de rivier zag hij weer andere mannen. Ze probeerden vis te vangen.<br />
Ook zag hij vrouwen met kinderen tussen de waterlelies in de rivier lopen. Ze zochten met<br />
hun handen en voeten in de modder naar mosselen. Ze zongen en schreeuwden naar<br />
elkaar.<br />
De vissers riepen Nagacork: “Kom, er zitten hier veel vissen.” Maar Nagacork liep verder.<br />
Onderweg passeerde hij wat groepjes mannen, lopend van dorp naar dorp.<br />
Nagacork zocht Jammutt, zijn water-spuitende vis. Toen hij verder zocht vanaf de waterkant,<br />
wezen de vissers met hun speer en riepen: “Hier oude man, is dit de vis die je zoekt?”<br />
“Nee, dat is Jammutt niet”, zei Nagacork. Hij draaide zich om en ging terug naar het dorp.<br />
Plotseling zag hij een grote stroom mieren over de grond kruipen. Daarna kropen ze in een<br />
boom en verdwenen in het gat van een dikke tak.<br />
Nagacork klom in de boom en keek in het gat. In het donker zag hij de botten van<br />
Jammutt liggen. De mannen van zijn stam hadden hem opgegeten en de graten begraven.<br />
Hij klom weer naar beneden en ging naar zijn dorp onder de bomen. Hij ging zitten met<br />
zijn hoofd op zijn armen en dacht na over zijn dode vis. Hij begon te zingen: “Ik wacht,<br />
wacht, wacht, wacht. Ik wacht, wacht, wacht, wacht.”<br />
Door zijn gezang maakte hij Kurrichalpongo, de regenboogslang, wakker. De groene papegaai<br />
die hoog in de bomen zat, waarschuwde Nagacork dat hij de slang aan zag komen<br />
vanuit de bergen in het noorden.<br />
Toen zag Nagacork een regenboog verschijnen in de lucht boven de bomen.<br />
Kurrichalpongo ging onder de grond en maakte een gat in de bodem van de billabong.<br />
Hierdoor kwam er meer water in de rivier. En de mensen die in de rivier aan het vissen<br />
waren, zagen het water stijgen tot hun dijen.<br />
Toen steeg het water tot hun borst. Nog verder steeg het water en het overspoelde de lelies.<br />
69
70<br />
Het water bleef stijgen en overspoelde de dorpjes. Veel mensen verdronken, maar sommigen<br />
veranderden zichzelf in vogels of schildpadden en ontsnapten.<br />
Kurrichalpongo legde eieren in de billabong. Na een tijdje kwamen er jonge regenboogslangetjes<br />
uit die alle richtingen uitkropen.<br />
Kurrichalpongo reisde verder en kwam in een dorp waar twee zonen van Nagacork woonden.<br />
Ze hadden twee van de jonge regenboogslangetjes gevonden en gedood.<br />
Kurrichalpongo zag wat de zonen gedaan hadden. Hij werd zo kwaad dat hij veranderde<br />
in Bolong, de grote regenboogslang. Het begon te bliksemen en te onweren.<br />
De wind trok de bomen om, en rotsblokken van de bergen bedekten de dorpjes. Toen kwam<br />
het water en veel mensen verdronken.<br />
Toen veranderde Bolong, de regenboogslang, zichzelf weer in Kurrichalpongo.<br />
Hij reisde verder. Toen kwam hij Nagacork met vier jonge regenboogslangen tegen. Ze<br />
woonden in een dorpje met heel veel billabongs.<br />
De mensen die in beesten waren veranderd, bleven voor altijd beesten. En Kurrichalpongo<br />
en de vier jonge regenboogslangen verdwenen in de grond.<br />
[Uit: The Story Vine – A. Pellowski]
Bij les 3 Extra opdracht: Vertellen met een POP<br />
Opdracht 5: Vertellen met een pop.<br />
Met een groepje van drie kinderen bekijk je uit welke figuren de pop bestaat.<br />
Bedenk met je groep een toneelstukje voor deze drie figuren. Je moet dus bedenken<br />
wat elke figuur in het toneelstukje gaat zeggen en doen.<br />
Spreek af wie welke figuur gaat uitbeelden.<br />
Oefen in het spelen van het toneelstuk. Geef de pop aan elkaar door als er een<br />
andere figuur aan het woord komt.<br />
Speel het toneelstuk voor de klas.<br />
71
Bij les 7 Extra opdracht: De toverlantaarn<br />
De toverlantaarn als vertelattribuut<br />
72<br />
In voorgaande lessen hebben we al gezien, dat afbeeldingen in verschillende vormen als<br />
vertelattribuut gebruikt worden. Denk maar aan de prenten uit het prentenboek of de<br />
kaarten van de kamishibai. Misschien weet je zelf ook nog een paar voorbeelden.<br />
Eigenlijk zijn de lichtbeelden van de ouderwetse toverlantaarn ook een soort platen.<br />
Ze lijken op de dia’s van tegenwoordig.<br />
Deze afbeeldingen zijn allemaal bedoeld, om de aandacht van de luisteraars te trekken en<br />
vast te houden. Soms dienen de platen om een bepaald gedeelte van een verhaal extra te<br />
benadrukken.<br />
Opdracht 3: In de vertelkist zit een diaserie over het volksverhaal ‘De gulzige zebra’,<br />
dat iets uit de natuur verklaart.<br />
– Bekijk de diaserie met een groepje kinderen. Lees de teksten die bij de dia’s<br />
horen. Deze vind je op de volgende bladzijde.<br />
– Verdeel de dia’s over de kinderen van je groepje. Een kind krijgt bijvoorbeeld dia<br />
1 t/m 5, een tweede kind dia 6 t/m 10, een derde kind dia 11 t/m 15 en een vierde<br />
kind dia 16 t/m 19. Elk kind vertelt straks het deel van het verhaal, dat bij de dia’s<br />
hoort die hij of zij heeft gekregen.<br />
– Als je de tekst bij jouw dia’s een beetje kent, probeer je samen met de anderen uit<br />
je groepje het volksverhaal uit je hoofd te vertellen bij de dia’s.
De gulzige zebra<br />
Dia 1: Lang geleden hadden alle dieren op de wereld een saaie kleur. Geen vachten, geen horens, geen vlekken<br />
en geen strepen. Alles alleen maar saai en stoffig. Totdat...<br />
Dia 2: ... er op een stormachtige dag in het hart van de bladerrijke bossen van Afrika een zware aardbeving<br />
was, waarbij een reusachtige grot in de grond ontstond. Een paar dieren kropen voorzichtig naar die<br />
nieuwe wonderlijke bezienswaardigheid. En toen het meest moedige dier in het donkere gat tuurde,<br />
zag het iets glinsteren tussen de rotsblokken.<br />
Dia 3: De grot lag vol vachten en huiden, allemaal glanzend en nieuw. Het dier ging naar binnen en<br />
ontdekte er ook nog allemaal horens en staarten, in ontelbaar veel vormen en maten. Bevend van<br />
opwinding vloog het dier weer naar buiten, om te vertellen wat het gezien had.<br />
Dia 4: Het nieuws verspreidde zich snel en alle dieren gingen op weg om de grot te bekijken, hollend en<br />
springend en glijdend en swingend en slingerend door de bomen.<br />
Dia 5: Allemaal... op één dier na, de gulzige zebra. De gulzige zebra hield nooit op met eten. Hij was niet<br />
van plan zijn maal te laten staan voor de een of andere grot. “Grotten kan ik altijd nog bekijken”,<br />
mompelde hij. “Grotten genoeg.”<br />
Dia 6: Al gauw waren de dieren uit het bos verzameld bij de toegang tot de grot. Daar bleven ze wachten tot<br />
de olifant zou spreken. Want de olifant wist alles, omdat de adelaar hem alle geheimen van de<br />
Nevelgeest overbriefde. Hij trompetterde indrukwekkend met zijn slurf en sprak de aanwezige dieren<br />
toe. “Het wordt tijd, dat jullie eigen jassen krijgen”, zei hij, “er zijn hier allerlei stoffen om een keuze<br />
uit te maken. Het konijn zal jullie van naalden voorzien, maar er is niet meer dan één naald per<br />
persoon, dus pas er goed op. Nu mogen jullie naar binnen, maar geen gedrang of geduw en niet<br />
voordringen!”<br />
Dia 7: Ondertussen stond de gulzige zebra nog steeds te eten. Toen viel hem een beest op dat vlak voor hem<br />
stond. Zag hij het goed? Ja, dat was Sabel de antilope en ze droeg een prachtig glanzende nieuwe jas.<br />
En horens? Ze droeg Horens? Toen de zebra hoorde, dat de jas en de horens uit de grot kwamen, draafde<br />
hij er zo vlug heen als zijn poten hem konden dragen. Maar hij kon geen weerstand bieden aan een<br />
groen blaadje hier, of een sappig halmpje daar.<br />
Dia 8: Van tijd tot tijd kwam hij een dier tegen...<br />
Dia 9: Ze zagen er zonder uitzondering fantastisch uit.<br />
Dia 10: De zebra zag hoe de luipaard haar naaiwerk afmaakte. Zorgvuldig als altijd had de luipaard de<br />
73
74<br />
allermooiste bontjas genaaid, met overal stippels erop. De zebra kon zijn ogen nauwelijks geloven toen<br />
hij zag hoe de luipaard zich in haar vacht wrong, die haar als gegoten zat. “Zulke stippels wil ik ook<br />
hebben”, bedacht hij en hij holde weg om nu gauw bij de grot te komen.<br />
Dia 11: Maar het was een warme dag, dus dronk hij nog even wat uit een koele beek en daarna kwam hij bij<br />
een weitje met graziger gras dan hij ooit had gezien. “Heerlijk”, kauwde hij, smakkend met zijn dikke<br />
lippen.<br />
Dia 12: Verderop, bij de grot, waren de meeste dieren alweer aan het vertrekken. Alleen de neushoorn en de<br />
olifant waren hun stof nog steeds aan het knippen. Ze hadden allebei gekozen voor een heel sterke,<br />
grijze stof. De arme oude neushoorn, die erg bijziend was, bleef met zijn hoorn achter alle plooien<br />
haken en had het vreselijk moeilijk. Hij had zijn naald laten vallen en hoe harder hij ernaar zocht, hoe<br />
verder hij hem de bosjes inschopte. Hij trok het veel te ruime vel aan en slofte weg met een heel slecht<br />
humeur.<br />
Dia 13: Net op dat moment kwam de gulzige zebra eraan terwijl de grashalmen nog uit zijn brede bek hingen.<br />
“Ik wil luipaardvlekken”, zei hij, “en horens als de antilope en manen als de leeuw en een staart als<br />
van de cheetah en dan word ik het mooiste dier van het oerwoud!”<br />
Dia 14: En ondanks zijn dikke buik draafde hij de grot binnen. Toen stopte hij opeens verbijsterd...<br />
Dia 15: ... er was niets meer over! Geen horens, geen mooie vachten, niets meer! Driftig doorzocht hij de grot,<br />
maar hij kon niet meer vinden dan een paar snippers zwarte stof. Wanhopig knipte hij die gelijk en<br />
stikte ze aan elkaar.<br />
Dia 16: “Het lijkt me wel erg krap”, dacht hij zenuwachtig. En omdat hij zo’n dikke zebra was, kostte het hem<br />
vreselijk veel tijd zich in zijn jas te wringen. Hij duwde en gruwde en riep en – plop! – hij zat erin.<br />
Maar wat was het nauw. Au! De naden rond zijn dikke buik stonden op springen. Hij draafde naar de<br />
rivier om daar aan wat malse wilgebladeren te knabbelen en – PLOP! – daar barstte zijn nieuwe vel!<br />
Dia 17: Plop! Plop!<br />
Dia 18: Zijn bolle buik knapte door de naden. De apen brulden van het lachen.<br />
Dia 19: En nu breekt nog altijd zijn witte buik door het zwarte vel, omdat hij nog steeds zo gulzig is.<br />
[Uit: De gulzige zebra – Mwenye Hadithi]
Les 8a Extra les: Wajangspel<br />
Kritische volksverhalen in Indonesië<br />
In les 8 heb je al geleerd, dat volksverhalen kritiek kunnen leveren op machthebbers.<br />
In Indonesië komen dergelijke kritische volksverhalen ook voor. Deze verhalen worden<br />
verteld met behulp van een schimmenspel, in Indonesië wajangspel genoemd.<br />
Vroeger werden er alleen Hindoestische verhalen verteld door middel van het wajangspel.<br />
Het Hindoeïsme is een godsdienst die veel mooie verhalen kent over goden, geesten, prinsessen<br />
en reuzen. De oude wajangvoorstellingen gingen altijd over het gevecht tussen<br />
goed en kwaad.<br />
De moderne wajangvoorstellingen gaan nog steeds over de strijd tussen mensen die goede<br />
dingen willen en mensen die kwade dingen doen. Vaak een strijd tussen de gewone<br />
mensen en de machthebbers.<br />
De wajangpoppen<br />
Het woord voor ‘schim’ is in het Javaans ‘wajang’. Wajangspel betekent dus schimmenspel.<br />
En wajangpoppen zijn schimmenpoppen. Er zijn verschillende soorten wajangpoppen:<br />
1. Wajang koelit. Koelit betekent leer. Dit is een platte pop van leer. De pop is aan beide<br />
zijden beschilderd en versierd met gaatjes.<br />
2. Wajang klitik. Klitik betekent hout. Dit is een platte pop van hout, die kunstig is<br />
uitgesneden en mooi beschilderd.<br />
3. Wajang golek. Golek betekent pop. Dit is geen platte, maar een ronde pop. De kop,<br />
schouders en armen zijn uit hout gesneden en beschilderd. De kop zit op een stok en<br />
kan draaien. Aan de handen zitten stokjes, waarmee ze te bewegen zijn. Aan de<br />
handen van de wajang klitik en de wajang koelit zitten ook zulke stokjes.<br />
Opdracht 1: Welk soort wajangpoppen zitten er in de vertelkist?<br />
Wajangspelen gaan altijd over de strijd tussen het goed en het kwaad. Er zijn daarom ook<br />
goede en slechte schimmenpoppen.<br />
Aan de vorm en kleur van het gezicht kun je zien, of de pop een goede of een slechte<br />
figuur voorstelt.<br />
– Poppen met een goed karakter hebben: smalle, amandelvormige ogen, een rechte<br />
puntige neus, een klein slank lichaam en bij elkaar geplaatste voeten.<br />
– Poppen met een slecht karakter hebben: ronde ogen, een ronde knotsvormige neus,<br />
een plomp lichaam en gespreide voeten.<br />
De betekenis van de <strong>kleuren</strong>:<br />
– Zwart = volwassen, kalm.<br />
75
76<br />
– Wit = edel van afkomst, jong, mooi.<br />
– Rood = onbeheerst, onstuimig.<br />
– Geel of goud = schoonheid, vorstelijke waardigheid.<br />
Ook de kostuums en de haardrachten van de poppen vertellen iets over hun karakter.<br />
Opdracht 2: Schrijf op wat je kunt vertellen over de karakters van de poppen die in de<br />
kist zitten.<br />
Het schimmenspel<br />
Het wajangspel wordt gespeeld met behulp van een scherm, waarachter een licht schijnt.<br />
De wajangpoppen spelen tussen het licht en het scherm. Daardoor zie je op het scherm<br />
de schaduwen van de poppen. Het publiek kan zowel vóór als achter het scherm zitten.<br />
Degenen die erachter zitten, zien de mooie beschilderingen van de poppen. Degenen die<br />
vóór het scherm zitten, zien alleen de schimmen van de poppen. Vroeger zaten de<br />
mannen achter het scherm en de vrouwen en kinderen ervoor.<br />
Bij het begin van het spel, in de pauzes en aan het einde wordt er midden voor het<br />
scherm een levensboom geplaatst. De levensboom heeft de vorm van een groot planteblad<br />
en geeft de scheiding aan tussen goed en kwaad. De goede figuren staan aan de linkerkant<br />
van de levensboom opgesteld. De slechte figuren staan aan de rechterkant van de<br />
levensboom. Zodra de levensboom wordt weggehaald, begint het verhaal. Zodra hij weer<br />
geplaatst wordt, stopt het verhaal.<br />
Het schimmenspel wordt begeleid door muziek, zangers en zangeressen. De verteller,<br />
de dalang, is dirigent van het orkest, zingt mee èn verzorgt in zijn eentje de gesprekken<br />
tussen de poppen.<br />
Het schimmenspel gaat over de strijd tussen het goede en het kwade. Aan het einde van<br />
de voorstelling wordt er altijd een oplossing gevonden.<br />
We gaan nu zelf een wajangspel opvoeren. Je kunt kiezen uit drie opdrachten (opdracht<br />
3, 4 of 5).<br />
Opdracht 3: Op de volgende bladzijden vind je een oud schimmenspelverhaal uit het<br />
Hindoeïsme, waarin vorsten en prinsessen voorkomen. Je gaat met een groep<br />
kinderen dit verhaal straks uitspelen.<br />
Lees om te beginnen de tekst een paar keer goed door.<br />
Als je het verhaal gelezen hebt, splitst de groep zich in een aantal kleinere groepjes.<br />
Elk groepje neemt een kopie van het verhaal mee. De groepjes zijn: het orkest, de<br />
vertellers en de poppenmakers.
– De kinderen van het orkest bekijken op welke plaatsen in het verhaal er een<br />
stukje muziek past. Als je dit voor het hele verhaal gedaan hebben, zet je<br />
sterretjes in de tekst waar je iets gaat spelen. Kopieer het verhaal waarin de<br />
sterretjes zijn geplaatst voor de vertellers, zodat zij rekening kunnen houden met<br />
de muziek. Oefen daarna met muziek maken, net zolang tot het goed gaat.<br />
– De vertellers gaan de rollen van de wajangpoppen instuderen. Ook zorgen zij<br />
ervoor, dat het wajangspel begint en eindigt met het weghalen en plaatsen van<br />
de levensboom. Denk eraan dat goede figuren links op het scherm moeten<br />
opkomen, links van de levensboom, en slechte figuren rechts van de levensboom.<br />
Oefen in het begin maar even met gewone poppenkastpoppen, want de<br />
wajangpoppen moeten nog gemaakt worden.<br />
– De poppenmakers maken de wajangpoppen en de levensboom. Zij letten op het<br />
uiterlijk en de <strong>kleuren</strong> die bij de slechte en de goede wajangpoppen passen.<br />
– Er staat een werktekening van een wajangpop achteraan deze les. Gebruik deze<br />
als voorbeeld, maar maak hem niet precies na. Laat je eigen fantasie werken en<br />
ontwerp zelf een wajangpop.<br />
– Gebruik stevig papier of karton. Teken de poppen erop. Knip ze uit. Verf of<br />
kleur de poppen nu eerst. De losse delen, zoals de armen en benen, kunnen<br />
met een splitpen aan de romp worden vastgezet.<br />
– Om de poppen te kunnen bewegen, moeten er ronde stokjes aan bevestigd<br />
worden van ongeveer 20 cm lang en 0,5 cm dik. Deze stokjes moeten aan de<br />
achterkant van de beweegbare delen komen. De stokjes kun je met een paar<br />
punaises vastzetten.<br />
De tekst van het schimmenspel<br />
Poppen: Vorst Kresjna<br />
Prinses Soembodro (zus van de vorst)<br />
Pati Oedowo (raadsman)<br />
Ardjoeno (held en oude vriend van Pati)<br />
Kolo Prodongo (reuzenvorst)<br />
Plaats: Het paleis van Kresjna<br />
K. Mijn lieve zus, ik heb je wat te zeggen. Reuzenvorst Kolo Prodongo wil met je trouwen. Hij<br />
heeft gezegd, dat hij er alles voor over heeft om dat te kunnen doen.<br />
S. Ik begrijp dat het een hele eer is, maar toch ben ik bang om met deze geweldenaar te trouwen.<br />
Ik zou me niet bij hem thuis voelen. Net zo min als een vlinder zich thuis zou voelen<br />
bij een olifant.<br />
K. Ik begrijp het, lieve zus. Ik zal erover nadenken. Je mag gaan.<br />
(K. denkt diep na en roept zijn raadsman) Raadsman Oedowo! (Deze komt op)<br />
Mijn waarde man, ik heb een groot probleem. Je weet dat Kolo Prodongo met Soembodro,<br />
77
78<br />
mijn zus, wil trouwen. Maar Soembodro voelt daar weinig voor. Bedenk jij nu eens een<br />
plan, zodat zij niet met hem hoeft te trouwen en wij toch voor de woede van de reuzenvorst<br />
gespaard blijven. Want hij is in staat ons land tot de ondergang te brengen. (Ze denken<br />
na)<br />
O. Meester, ik weet iets. Als we eens een tweekamp organiseerden tussen Kolo Prodongo en een<br />
door ons gekozen man. Dan zou de winnaar met prinses Soembodro kunnen trouwen.<br />
K. Een gewaagd, maar mooi plan. Oedowo, zou jij dat willen organiseren? Zoek een geschikte<br />
tegenstander, die Kolo Prodongo kan verslaan, maar die ook een goede man voor mijn zus<br />
zou zijn. (Oedowo gaat op zoek en ontmoet een oude vriend, de held Ardjoeno)<br />
O. Mijn vriend Ardjoeno, ben je bereid vorst Kresjna een grote dienst te bewijzen?<br />
A. Zeker Oedowo, niets zou mij gelukkiger maken, dan hem te helpen.<br />
O. Luister Ardjoeno. Zou jij willen strijden tegen Kolo Prodongo, die met de lieve Soembodro<br />
wil trouwen? Wanneer je het van hem wint, zal de koning je erg dankbaar zijn en je de<br />
hand van zijn zuster schenken.<br />
A. Dat is een moeilijke opgave, maar ik zal er graag mijn best voor doen. (Ze ontmoeten<br />
elkaar op het strijdtoneel)<br />
K.P. Welke nietige worm durft het tegen mij, de reuzenvorst, op te nemen? Kom maar op.<br />
Ik lust je rauw...<br />
A. Wat sta je daar op te scheppen? Je zou toch moeten weten, dat zonder de hulp van de<br />
goden ieder mens een nietig schepsel is.<br />
K.P. Wat sta je nou te kletsen? Kom op als je durft. Ik heb zin om te beginnen. (Hier volgt een<br />
gevecht)<br />
K. Vriend Ardjoeno, je hebt schitterend gewonnen. Je hebt ons rijk Dwarati grote moeilijkheden<br />
bespaard. Je hebt bewezen een waardig man voor mijn zus Soembodro te zijn. Jullie<br />
zullen binnenkort trouwen. Ik zorg ervoor, dat het een groot feest wordt.<br />
Opdracht 4: Je schrijft met een groepje kinderen een modern kritisch schimmenspelverhaal,<br />
dat je daarna opvoert. Begin met het schrijven van een tekst over verkeerde<br />
dingen in Nederland, op school, in de buurt of thuis. Schrijf de tekst zo, dat er niet<br />
meer dan vier rollen zijn. Bedenk dat een wajangspel gaat over goede en slechte<br />
figuren, die met elkaar overhoop liggen. Aan het einde van de voorstelling wordt er<br />
altijd een oplossing gevonden.<br />
Als je het verhaal geschreven hebt, splitst de groep zich in een aantal kleinere<br />
groepjes. Elk groepje neemt een kopie van het verhaal mee. De groepjes zijn: het<br />
orkest, de vertellers en de poppenmakers.<br />
– De kinderen van het orkest bekijken op welke plaatsen in het verhaal er een<br />
stukje muziek past. Als je dit voor het hele verhaal gedaan hebben, zet je<br />
sterretjes in de tekst waar je iets gaat spelen. Kopieer het verhaal waarin de<br />
sterretjes zijn geplaatst voor de vertellers, zodat zij ook rekening kunnen houden<br />
met de muziek. Daarna oefen je met muziek maken, net zolang tot het goed gaat.
– De vertellers gaan de rollen van de wajangpoppen instuderen. Ook zorg je ervoor,<br />
dat het wajangspel begint en eindigt met het weghalen en plaatsen van de<br />
levensboom. Denk eraan dat goede figuren links op het scherm moeten opkomen,<br />
links van de levensboom, en slechte figuren rechts van de levensboom. Oefen in<br />
het begin maar even met gewone poppenkastpoppen, want de wajangpoppen<br />
moeten nog gemaakt worden.<br />
– De poppenmakers maken de wajangpoppen en de levensboom. Zij letten op het<br />
uiterlijk en de <strong>kleuren</strong> die bij de slechte en de goede wajangpoppen passen.<br />
– Er staat een werktekening van een wajangpop achteraan deze les. Gebruik deze<br />
als voorbeeld, maar maak hem niet precies na. Laat je eigen fantasie werken en<br />
ontwerp zelf een wajangpop.<br />
– Gebruik stevig papier of karton. Teken de poppen erop. Knip ze uit. Verf of<br />
kleur de poppen nu eerst. De losse delen, zoals de armen en benen, kunnen<br />
met een splitpen aan de romp worden vastgezet.<br />
– Om de poppen te kunnen bewegen, moeten er ronde stokjes aan worden<br />
bevestigd van ongeveer 20 cm lang en 0,5 cm dik. Deze stokjes moeten aan de<br />
achterkant van de beweegbare delen komen. De stokjes kun je met een paar<br />
punaises vastzetten.<br />
Opdracht 5: Je maakt met een groepje kinderen het scherm of de poppenkast die voor<br />
alle voorstellingen gebruikt kan worden.<br />
Als het schimmenspel in een verduisterde ruimte kan plaatsvinden, maak je een<br />
scherm. Bijvoorbeeld door een stuk laken te spannen in de speelopening van een<br />
gewone poppenkast. Je zorgt ook voor een lichtbron, bijvoorbeeld een bureaulamp<br />
of diaprojector, en probeert uit hoe er met het scherm en de lichtbron gewerkt moet<br />
worden.<br />
Als het niet mogelijk is om in een verduisterde ruimte te spelen, maak je een<br />
poppenkast. Dit kan heel simpel door een doek te spannen waarachter de spelers<br />
kunnen zitten. Je kunt ook een doek hangen over een paar tafeltjes die je op elkaar<br />
gestapeld hebt.<br />
79
Een eenvoudig Indiaas verteldoek uit Rajasthan (les 9)<br />
81
“Verstoten!, of: de dood op de spoorrails”<br />
Dit stripverhaal beeldt een van de smartelijke geschiedenissen uit waar de<br />
straatzangers over zongen.<br />
[Uit: The world of storytelling – A. Pellowski]<br />
83
Werktekening wajangpop<br />
85