04.05.2013 Views

Geuren & kleuren leerlingen - Volkscultuur

Geuren & kleuren leerlingen - Volkscultuur

Geuren & kleuren leerlingen - Volkscultuur

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Vertellen<br />

in geuren<br />

en <strong>kleuren</strong><br />

Leerlingenboek<br />

Handleiding voor<br />

multicultureel vertellen


Colofon<br />

2<br />

Vertellen in geuren en <strong>kleuren</strong><br />

Handleiding voor multicultureel vertellen<br />

Deze lesbrief is bestemd voor de groepen<br />

zeven en acht van het basisonderwijs.<br />

Een project van:<br />

Nederlands Centrum voor <strong>Volkscultuur</strong><br />

Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking<br />

Kunst en Cultuur Overijssel<br />

Uitgave:<br />

Nederlands Centrum voor <strong>Volkscultuur</strong><br />

F.C. Dondersstraat 1<br />

3572 JA Utrecht<br />

030 – 276 02 44<br />

nederlandscentrum.volkscultuur@wxs.nl<br />

en<br />

Kunst en Cultuur Overijssel<br />

Kamperstraat 11/13<br />

8001 BE Zwolle<br />

038 – 422 50 30<br />

Redactie:<br />

Girbe Buist<br />

Ineke Strouken<br />

Karla van Twigt<br />

© Nederlands Centrum voor <strong>Volkscultuur</strong><br />

Deze lesbrief mag voor het onderwijs naar behoefte<br />

gekopieerd en gedistribueerd worden.<br />

ISBN 90-71840-52-2<br />

Utrecht, januari 2001


Inhoud<br />

Les 1 Verhalen veranderen 5<br />

Les 2 Reizende verhalen 14<br />

Les 3 Vertelattributen 17<br />

Les 4 Vertellen in Afrika 30<br />

Les 5 Dilemmasprookjes 35<br />

Les 6 Vermakelijke vertellingen 38<br />

Les 7 Zó zit de wereld in elkaar 49<br />

Les 8 ‘Kleinen’ en ‘groten’ 51<br />

Les 9 Verteldoeken en smartlappen 62<br />

Extra opdrachten en lessen behorend bij de vertelkist<br />

Bij les 2 Extra opdracht: Vertellen met een prentenboek 69<br />

Bij les 3 Extra opdracht: Vertellen met tekeningen 70<br />

Bij les 3 Extra opdracht: Vertellen met een pop 75<br />

Bij les 7 Extra opdracht: De toverlantaarn 76<br />

Les 8A Extra les: Wajangspel 79<br />

3


Les 1 Verhalen veranderen<br />

Verhalen vertellen<br />

Vroeger, toen de mensen nog niet konden lezen en schrijven, vertelden ze elkaar veel<br />

verhalen. Op straat, in het café, maar vooral ook ’s avonds als ze gezellig bij elkaar zaten<br />

rondom het haardvuur. Maar met de komst van het leesboek, de radio en vooral de<br />

televisie, is het verhalen vertellen een beetje verloren gegaan.<br />

Toch zijn er veel landen waar het vertellen van verhalen nog wel veel gebeurt. Dat is ook<br />

te begrijpen, want bij verhalen kun je heerlijk wegdromen in een andere wereld en iets<br />

leren over andere mensen, landen en culturen. Bovendien is het gezellig om in een kring<br />

bij elkaar te zitten en verhalen te vertellen of ernaar te luisteren.<br />

De komende lessen nemen we je mee naar allerlei landen. Je kunt dan kennismaken met<br />

de verschillende manieren waarop verhalen worden verteld en je zult merken wat voor<br />

verschillende soorten verhalen er allemaal zijn. Ook leer je hoe je zelf een verhalenverteller<br />

kunt worden!<br />

Verhalen die veranderen<br />

Kom beneden<br />

De verhalen waar we het over gaan hebben heten ‘volksverhalen’. Dit zijn verhalen die<br />

lange tijd door mensen aan elkaar zijn doorverteld. Ouders vertelden ze bijvoorbeeld aan<br />

hun kinderen. Als de kinderen groot waren vertelden zij ze ook weer aan hun kinderen.<br />

Zo ging het steeds maar door. Eerst werden de verhalen alleen maar doorverteld, later<br />

zijn veel verhalen ook opgeschreven.<br />

Er is natuurlijk altijd iemand geweest die een verhaal als eerste heeft verteld. Deze<br />

persoon kan zo maar een verhaal verteld hebben, of iets vertellen wat hij heeft gezien of<br />

meegemaakt. De volgende persoon kan het verhaal precies zo hebben doorverteld als hij<br />

het hoorde, maar hij kan het ook iets spannender, mooier of droeviger hebben gemaakt.<br />

Hij heeft het verhaal dus op zijn eigen manier doorverteld. Dit geldt voor elke volgende<br />

persoon die het verhaal heeft gehoord en doorverteld.<br />

Zelf hoor of lees je ook verhalen, zie je dingen en maak je dingen mee. Ook jij vertelt deze<br />

verhalen dan weer op je eigen manier door. Zullen we het eens uitproberen...?<br />

Hodja stampte nieuwe leem aan op zijn dak om een lekkage te verhelpen, toen er aan zijn deur<br />

geklopt werd. Hij keek naar beneden en zag een onbekende man staan.<br />

“Waarmee kan ik u van dienst zijn?”, vroeg Hodja, geprikkeld door deze storing.<br />

“Kom naar beneden en ik zal het u vertellen”, antwoordde de man.<br />

Hodja klom de van boomstammen gemaakte ladder naar beneden.<br />

“Heb medelijden met mij en mijn zeven kinderen”, zei de man. “Geef mij een aalmoes.”<br />

5


Hodja keek hem aan en zei: “Kom met me mee naar het dak.”<br />

De man volgde Hodja op de wankele ladder.<br />

Toen zij beiden op het dak stonden, zei Hodja de man recht in het gezicht: “Nee.”<br />

[Uit: Hodja. Achterstevoren tóch de goede kant op – U. Kobas]<br />

Het verhaal dat je hebt gelezen en gehoord ging over Hodja uit Turkije, die vroeger echt<br />

heeft bestaan. Hij werd bekend door de grappige verhalen die hij altijd vertelde. In deze<br />

verhalen is Hodja vaak de kleinste en de zwakste. Door een grap zet hij de sterke en<br />

belangrijke mensen op hun nummer. De mensen in Turkije herkenden zichzelf in de<br />

gebeurtenissen die Hodja meemaakte en daarom werden de grappen steeds doorverteld,<br />

zodat ze nu nog steeds bekend zijn.<br />

Twee sprookjes van Assepoester<br />

6<br />

Volksverhalen veranderen van inhoud doordat ze over een lange periode van soms wel<br />

duizend jaar worden doorverteld. Een voorbeeld hiervan is het verhaal van Assepoester.<br />

Dit is een sprookje en je kent het natuurlijk al lang. Maar wat je misschien niet weet is<br />

dat er wel 900 verhalen over Assepoester bestaan die allemaal verschillend van inhoud<br />

zijn! Achteraan deze les zie je er twee. Lees maar!<br />

Opdracht 1: Beantwoord de volgende vragen over de Assepoester-verhalen die je<br />

hebt gelezen:<br />

– Hoe begint het verhaal?<br />

– Welke gebeurtenissen in het verhaal voeren de spanning op?<br />

– Wat is het meest spannende gedeelte van het verhaal?<br />

– Hoe loopt het verhaal af?<br />

Opdracht 2: Uit welke tijd ongeveer komt elk verhaal, denk je?<br />

Waaraan kun je dit merken?<br />

Opdracht 3: Stel je eens voor dat je in de toekomst leeft, bijvoorbeeld in het jaar 2050.<br />

Schrijf eens op hoe jij denkt dat het verhaal van Assepoester in science fiction zou<br />

gaan!


Assepoester<br />

Er was eens een edelman, die trouwde voor de tweede keer, maar met een vrouw die zo hooghartig en<br />

trots was als er nog nooit een bestaan had. Zij had twee dochters van hetzelfde slag als zij, die in alles<br />

haar evenbeeld waren.<br />

Van zijn kant had de edelman ook een dochter, maar die was een toonbeeld van zachtheid en goedheid;<br />

daarin leek zij op haar moeder die de liefste vrouw van de wereld was geweest.<br />

De bruiloft was nauwelijks voorbij of de stiefmoeder liet haar slechte luimen al meteen de vrije loop.<br />

Zij kon de goede eigenschappen van dat jonge kind niet uitstaan, want daardoor werden haar eigen<br />

dochters des te hatelijker. Zij droeg haar het smerigste werk in de huishouding op. Zij moest de vaat<br />

doen, de trappen boenen en de kamers van Mevrouw en de jongedames aanvegen. Zij sliep helemaal<br />

bovenin de nok van het huis, op een oude matras in een zolderkamertje, terwijl haar zusters kamers<br />

met parketvloeren hadden, bedden in de nieuwste stijl en spiegels waar ze zich van hoofd tot voeten in<br />

konden bekijken. Het arme meisje verdroeg dit alles geduldig en durfde er zich bij haar vader niet over<br />

te beklagen, want die zou haar beknord hebben, omdat zijn vrouw hem helemaal onder de duim had.<br />

Als zij met haar werk klaar was dan ging ze in een hoekje van de haard in de as zitten, zodat iedereen<br />

in het huis haar Assepoester noemde. Niettemin was Assepoester in haar afgedragen kleren toch<br />

honderdmaal mooier dan haar zusters, ook al waren die nog zo prachtig uitgedost.<br />

Nu gebeurde het dat de zoon van de koning een bal gaf en er alle voorname mensen voor uitnodigde.<br />

De twee zusters waren ook uitgenodigd, want zij behoorden tot de aanzienlijkste dames van het land.<br />

Wat waren zij in hun schik en druk in de weer met het uitkiezen van de kleren en de kapsels die hen<br />

het best zouden staan. Maar voor Assepoester was het weer nieuwe arbeid want zij moest het linnen<br />

van haar zusters strijken en plooitjes in hun manchetten vouwen. Ze spraken over niets anders dan<br />

wat voor kleren ze zouden aandoen. De oudste zei: “Ik trek mijn rode fluwelen japon met het Engelse<br />

borduurwerk aan.”<br />

“En ik”, zei de jongste, “ik ga in mijn gewone japon maar daaroverheen doe ik mijn goudgebloemde<br />

mantel aan en mijn diamanten ketting. Zo iets zie je ook niet iedere dag.”<br />

Ze lieten de beroemdste kapster komen om hen kanten mutsen op te steken en kochten de duurste<br />

schoonheidsmiddeltjes.<br />

Toen riepen ze Assepoester, vroegen wat zij ervan vond, want zij had een goede smaak. Assepoester gaf<br />

hun raad zo goed ze kon en bood hun aan om hun kapsel te verzorgen en dat wilden zij maar al te<br />

graag.<br />

Terwijl zij daarmee bezig was, zeiden zij haar: “Assepoester, zou je ook graag naar het bal willen?”<br />

“Ach dames, u spot alleen maar met mij; daar hoor ik niet thuis.”<br />

“Je hebt gelijk; de mensen zouden hard beginnen te lachen als ze een Assepoester naar het bal zagen<br />

gaan.”<br />

Ieder ander dan Assepoester zou ze nu met opzet verkeerd gekapt hebben; maar zij was een goed<br />

meisje en ze maakte het kapsel onberispelijk in orde.<br />

Twee dagen lang aten ze bijna niets, zo opgewonden waren zij van vreugde. Ze braken bijna een<br />

dozijn veters bij het inrijgen, omdat ze hun middeltje nog dunner wilden maken, en ze stonden voortdurend<br />

voor de spiegel.<br />

Eindelijk was de langverwachte dag aangebroken; ze vertrokken en Assepoester keek hen na zo lang ze<br />

kon. Toen ze uit het gezicht verdwenen waren, begon ze te huilen. Haar peettante, die haar helemaal in<br />

tranen aantrof, vroeg haar wat er aan scheelde.<br />

7


8<br />

“Ik zou zo graag... ik zou zo graag...”<br />

Ze huilde zo erg, dat ze niet meer uit haar woorden kon komen.<br />

Haar peettante, die eigenlijk een fee was, zei: “Je zou zo graag naar het bal gaan, is het niet?”<br />

“Ach, ja”, zei Assepoester zuchtend.<br />

“Goed, als je een braaf meisje blijft, zal ik zorgen dat je er heen kunt.”<br />

Zij nam haar mee naar haar kamer en zei: “Ga naar de tuin en haal voor mij een pompoen.”<br />

Assepoester ging dadelijk de mooiste pompoen plukken die ze maar kon vinden en bracht hem naar<br />

haar peettante, al begreep zij er niets van wat die pompoen met haar wens te maken had om naar het<br />

bal te gaan. Haar peettante holde hem uit tot er niets van overbleef dan de schil, die raakte zij even<br />

aan met haar toverstokje en de pompoen was meteen veranderd in een prachtige gouden koets.<br />

Toen ging zij in de muizeval kijken, daar zaten zes muizen in, nog springlevend. Zij zei tegen<br />

Assepoester dat ze het klepje van de muizeval omhoog moest houden, iedere muis die eruit kwam gaf<br />

zij toen een tikje met haar toverstaf en hij werd meteen in een mooi paard veranderd; zo kreeg ze een<br />

prachtig span van zes schimmels, grijs met witte vlekken.<br />

Daar zij niet wist hoe ze aan een koetsier moest komen, zei Assepoester: “Ik zal eens in de ratteval gaan<br />

kijken, misschien zit er een rat in, daar kunnen we dan een koetsier van maken.”<br />

“Dat is een goed idee”, zei haar peettante, “ga maar kijken.”<br />

Assepoester bracht haar de ratteval; er zaten drie dikke ratten in. De fee nam er een uit, die de grootste<br />

snorharen had en toen ze hem aanraakte veranderde hij in een dikke koetsier, met de mooist knevel<br />

die je je maar kunt voorstellen.<br />

Vervolgens zei zij tot haar: “Ga naar de tuin, daar zul je achter de gieter zes hagedissen vinden; breng<br />

die maar hier.” Assepoester was er nauwelijks mee terug of haar peettante veranderde ze in zes lakeien<br />

in rode livrei, die aanstonds achter op de koets klommen en er zich vasthielden alsof zij hun leven lang<br />

niets anders gedaan hadden. Toen zei de fee tot Assepoester: “Ziezo, daar heb je nu alles om naar het<br />

bal te gaan; ben je nu tevreden?”<br />

“Ja maar, moet ik er dan zo heen gaan, in mijn vuile kleren?”<br />

Haar peettante hoefde niets anders te doen dan haar even met haar stokje aan te raken en op hetzelfde<br />

ogenblik waren haar kleren veranderd in een japon van goud- en zilverdraad, bezaaid met edelstenen;<br />

tenslotte gaf ze haar nog een paar glazen muiltjes, zo fraai als je maar denken kunt.<br />

Toen zij zo prachtig was uitgedost, steeg zij in de koets; maar haar peettante drukte haar op het hart<br />

dat zij in geen geval langer dan klokslag twaalf mocht blijven; zij waarschuwde haar, als ze ook maar<br />

een ogenblikje langer op het bal zou blijven, dan zou haar karos weer een pompoen worden, haar paarden<br />

weer muizen en haar lakeien hagedissen, en ook haar oude kleren zouden weer te voorschijn komen.<br />

De zoon van de koning, die van zijn paleiswacht het bericht kreeg dat er zo juist een onbekende prinses<br />

in vol ornaat was aangekomen, trad naar buiten om haar te begroeten. Hij reikte haar de hand bij het<br />

uitstappen uit de karos en leidde haar naar de zaal waar het gezelschap zich bevond. Toen viel er een<br />

diepe stilte; de muziek hield op met spelen en de gasten met dansen, zo waren alle blikken geboeid<br />

door de grote schoonheid van die onbekende. Men hoorde niets ander dan een zacht gemompel: “O, wat<br />

is ze mooi!” Zelfs de koning, zo oud als hij was, kon zijn ogen niet van haar afhouden, en hij zei zachtjes<br />

tegen de koningin, dat het lang geleden was sinds hij zo’n schone en lieftallige dame gezien had.<br />

Alle dames keken nauwlettend naar haar kapsel en haar kleding, om het morgen precies zo te laten<br />

namaken, als er tenminste zulke mooie stoffen te vinden waren en kleermakers die hun vak zo goed<br />

verstonden.


De zoon van de koning leidde haar naar de ereplaats en vroeg haar ten dans. Zij danste met zoveel<br />

bevalligheid, dat men haar nog meer bewonderde. Er werden heerlijke spijzen rondgediend, maar die<br />

jonge prins at er niets van, want hij moest alsmaar naar haar kijken. Zij ging ook bij haar zusters<br />

zitten en bewees hun allerlei attenties, zij deelde met hen de sinaasappelen en citroenen die de prins<br />

haar had gegeven, wat hen zeer verbaasde, want zij kenden haar in het geheel niet.<br />

Toen Assepoester de klok kwart voor twaalf hoorde slaan, maakte zij een diepe buiging voor het<br />

gezelschap en verdween zo vlug zij kon. Zodra zij thuiskwam ging ze naar haar peettante om haar te<br />

bedanken en te vragen of ze de volgende avond weer naar het bal mocht, omdat de zoon van de<br />

koning haar had uitgenodigd.<br />

Terwijl ze nog bezig was haar peettante te vertellen wat er allemaal op het bal gebeurd was, klopten<br />

de twee zusters op de deur; Assepoester ging opendoen.<br />

“Wat komen jullie laat thuis”, zei ze gapend, terwijl zij in haar ogen wreef en zich uitrekte alsof ze zo<br />

juist wakker was geworden. Intussen had ze nog geen moment aan slapen gedacht, sinds ze elkaar<br />

verlaten hadden.<br />

“Als je op het bal was geweest”, zei een van haar zusters, “dan zou je je geen ogenblik verveeld hebben;<br />

er is een prinses gekomen, zo beeldschoon als je nog nooit gezien hebt; zij was een en al vriendelijkheid<br />

tegen ons en heeft ons sinaasappelen en citroenen gegeven.”<br />

Assepoester was opgetogen van blijdschap en vroeg hun de naam van de prinses, maar zij zeiden dat<br />

niemand haar kende en dat de zoon van de koning dat heel jammer vond en alles ter wereld zou<br />

willen geven om te weten wie zij was. Assepoester glimlachte en zei hun: “Was zij dan zo mooi? Mijn<br />

hemel, wat zijn jullie gelukkig! Zou ik haar ook eens kunnen zien? Ach freule Javotte, leen mij uw gele<br />

japon, die u gewoon door de week draagt.”<br />

“Toe maar”, zei freule Javotte, “dat kun je denken! Mijn jurk lenen aan zo’n smerige Assepoester als jij!<br />

Ik zou wel gek zijn!”<br />

Assepoester had die weigering wel verwacht en zij was er blij om, want zij nou niet geweten hebben<br />

wat zij doen moest als haar zuster zo goed was geweest om haar die jurk te lenen.<br />

De volgende dag waren de twee zusters weer op het bal en Assepoester ook, maar nu nog mooier uitgedost<br />

dan de eerste keer. De zoon van de koning bleef voortdurend vlak bij haar en hield niet op haar<br />

allerlei complimenten te maken. De jonge dame verveelde zich geen moment en vergat wat haar peettante<br />

haar zo op het hart had gedrukt; plotseling hoorde zij de eerste slag van twaalf, terwijl ze nog<br />

dacht dat het pas elf uur was: zij stond meteen op en snelde heen, zo licht als een hinde. De prins liep<br />

haar achterna, maar kon haar niet inhalen. In haar haast verloor zij een van haar glazen muiltjes, die<br />

de prins voorzichtig opraapte. Buiten adem kwam Assepoester thuis, zonder koets, zonder lakeien en<br />

in haar oude kleren; van al haar pracht was er niets anders overgebleven dan een van haar glazen<br />

muiltjes, precies gelijk aan die ze verloren had.<br />

Men vroeg aan de wachters van de paleispoort of zij niet een prinses naar buiten hadden zien komen,<br />

zij zeiden dat zij niemand hadden gezien behalve een jong meisje, dat er heel armelijk uitzag en meer<br />

op een boerin dan op een jongedame leek.<br />

Toen de twee zusters van het bal terugkwamen, vroeg Assepoester of zij zich weer goed geamuseerd<br />

hadden en of de schone dame er weer was geweest; zij zeiden van ja, maar ze was weggevlucht zodra het<br />

middernacht had geslagen, en wel zo overhaast dat zij een van haar glazen muiltjes had laten vallen, de<br />

zoon van de koning had het opgeraapt en de rest van het bal had hij niets anders gedaan dan ernaar<br />

kijken. Zonder twijfel was hij smoorlijk verliefd op de schone dame van wie dat schoentje was.<br />

9


10<br />

Zij spraken de waarheid; want een paar dagen later liet de zoon van de koning met trompetgeschal<br />

omroepen dat hij zou trouwen met een vrouw die een voetje had dat precies in dat muiltje paste. Eerst<br />

werd het bij de prinsessen geprobeerd, vervolgens bij de hertoginnen en toen bij de hele hofhouding,<br />

maar vergeefs. Ze kwamen ook bij de twee zusters, die alle mogelijke moeite deden om hun voet in het<br />

muiltje te krijgen, maar het lukte niet. Assepoester stond er bij te kijken, zij herkende haar schoentje en<br />

zei lachend: “Laat mij ook eens proberen of het mij past!”<br />

Haar zusters begonnen te lachen en haar voor de gek te houden.<br />

De edelman die het muiltje moest aanpassen, keek Assepoester oplettend aan en omdat hij haar heel<br />

mooi vond, zei hij dat zij er ook recht op had, want hij had de opdracht het bij alle meisjes te proberen.<br />

Hij liet Assepoester plaats nemen en toen hij het muiltje aan haar voetje schoof zag hij dat ze er<br />

zonder moeite in kon en dat het haar als gegoten zat. Groot was de verbazing van de twee zusters,<br />

maar die werd nog groter toen Assepoester uit de zak van haar schort het andere muiltje tevoorschijn<br />

haalde en het aan haar voet deed. Daarop verscheen haar peettante, die met haar toverstokje de kleren<br />

van Assepoester aanraakte, zodat ze nog prachtiger werd dan de vorige keer.<br />

Toen herkenden de twee zusters haar als de schone dame, die zij op het bal gezien hadden. Zij wierpen<br />

zich voor haar op de grond om haar vergiffenis te vragen dat ze haar zo slecht behandeld hadden.<br />

Assepoester liet ze opstaan, omhelsde hen, zei dat ze hun van harte vergiffenis schonk en dat ze voortaan<br />

altijd van haar moesten houden.<br />

Zo reed men haar, in haar prachtige statiekleed, naar de prins. Hij vond haar nog mooier dan ooit en<br />

een paar dagen later trouwde hij met haar. Assepoester, die even vriendelijk als mooi was, liet haar<br />

twee zusters in het paleis komen en nog diezelfde dag huwde zij hen uit aan twee voorname heren aan<br />

het hof.<br />

[Uit: Sprookjes van Ch. Perrault en M. d’Aulnoy]


Assepoester<br />

Je denkt misschien: dit ken ik al,<br />

maar dat is heus niet het geval.<br />

Het echte verhaal van Assepoester<br />

is heel wat bloederiger en woester.<br />

Men heeft er vroeger iets slaps van gebrouwen<br />

om zoete kindertjes zoet te houden.<br />

Het begin zit er niet zover naast:<br />

de stiefzusters hadden zich weggehaast<br />

in de donkere nacht naar ’t koninklijk bal,<br />

prachtig gekleed, met juwelen en al,<br />

nadat ze Assepoes onverdroten<br />

in een kelder hadden opgesloten,<br />

waar ratten met hongerige magen<br />

aan haar tenen begonnen te knagen.<br />

Ze brulde: “Help!” en: “Laat me eruit!”<br />

Haar petemoei hoorde het zielig geluid<br />

en badend in een zee van licht<br />

verscheen ze voor Assepoes’ gezicht.<br />

“Is er iets, kindje?”, vroeg ze aanminnig.<br />

“Dat zie je toch wel!”, riep Assepoes vinnig.<br />

Ze sloeg op de deur uit alle macht<br />

en riep: “Ik wil ook naar het bal vannacht!<br />

“Een disco in het koningshuis!<br />

“Zij zijn erheen en ik zit thuis!<br />

“Ik wil een koets! En mooie kleren,<br />

“kettingen en pauweveren!<br />

“En glazen muiltjes, twee daarvan,<br />

“en een ragdunne panty an!<br />

“Als ik er opgetut heen kan gaan,<br />

“kijkt de prins geen ander aan.”<br />

Petemoei zei: “Goed, er op af”,<br />

en zwaaide met haar toverstaf.<br />

En een-twee-drie, daar was ze al,<br />

Assepoester op het bal.<br />

De zusters zagen, groen van nijd,<br />

haar dansen met Zijne Majesteit.<br />

Ze hield haar koninklijke held<br />

muurvast tegen zich aan gekneld.<br />

Ze perste hem tegen haar japon,<br />

tot hij geen pap meer zeggen kon.<br />

De klok sloeg twaalf. Zij riep: “Gos!<br />

“Ik ga, anders ben ik de klos!”<br />

De prins riep: “He, wat krijgen we nou?”<br />

En greep haar stevig bij haar mouw.<br />

Zij riep: “Laat los! Doe niet zo rot!”<br />

Daar scheurde haar hele jurk kapot.<br />

De trap af in haar ondergoed.<br />

O jee, een muil viel van haar voet.<br />

De prins erheen en greep hem vast,<br />

drukte zijn lippen tegen het glas.<br />

“Wie dit muiltje past”, zo riep hij uit,<br />

“Die wordt morgen al mijn bruid!<br />

“Ik doorzoek de stad van poort tot poort,<br />

“tot ik het kind heb opgespoord.”<br />

Hij zette ’t muiltje op een krat.<br />

Niet zo bijster slim was dat,<br />

want een der zusters merkte ’t op<br />

(die dikke met de puistenkop).<br />

Ze sloop erheen en pikte ’t mee<br />

en spoelde het door de WC.<br />

Daarna zette ze, kalm als wat,<br />

haar eigen muiltje op de krat.<br />

mAha, je voet al wel, m’n kind,<br />

’t gaat Assepoes niet voor de wind!<br />

De volgende dag ging de prins op pad<br />

en klopte aan bij elk huis in de stad.<br />

Daar hoopte menig jonge vrouw<br />

dat haar het muiltje passen zou.<br />

De muil was lang en heel erg breed<br />

en uitgetrapt en volgezweet.<br />

(Een gewone voet verdwaalde er in en<br />

tjee, wat stonk dat ding van binnen.)<br />

Iedereen paste, straat na straat,<br />

maar niemand had de goede maat.<br />

Toen kwamen de stiefzusters aangesneld.<br />

Een paste de muil... De prins, ontsteld,<br />

deinsde terug. Maar zij riep blij:<br />

“Nu zul je moeten trouwen met mij!”<br />

De prins was totaal van zijn stuk gebracht.<br />

“Wegwezen hier”, mompelde hij zacht.<br />

“Beloofd is beloofd. Ik ben je bruid.<br />

“Daar kom je zomaar niet onderuit!”<br />

“Hak af die kop!”, riep de prins tot zijn staf<br />

en meteen sloegen zij haar hoofd eraf.<br />

11


12<br />

De prins vond het een reuzenmop<br />

en zei: “Wat knapt ze daarvan op!”<br />

Toen kwam de tweede zuster en zei:<br />

“Hier met die muil. De beurt is aan mij.”<br />

“Dit is je beurt!”, zei de prins onvervaard<br />

en zwaaide met zijn grote zwaard.<br />

Daar sloeg het hoofd tegen de grond,<br />

stuiterde even en rolde wat rond.<br />

Achter stond Assepoes piepers te schillen<br />

en hoorde met schrik al dat bonken en gillen,<br />

hoofdengestuiter en gevloek.<br />

Ze stak haar eigen hoofd om de hoek:<br />

“Wat is hier aan de hand?”, vroeg Assepoes.<br />

“Hou je erbuiten!”, riep de prins woest.<br />

De arme Assepoes stond paf.<br />

Mijn prins, dacht zij, hakt hoofden af!<br />

Hoe kan ik trouwen met een man<br />

die zo een hobby hebben kan.<br />

De prins riep: “Wie is die totebel?<br />

“D’r kop eraf en een beetje snel!”<br />

Maar net op dat moment verscheen<br />

Petemoei met veel licht om zich heen.<br />

Ze zwaaide met haar stafje en zei: “Assepoes,<br />

“doe jij maar fijn een wensje, hoor, snoes.<br />

“Wat je ook wenst, ’t is geen bezwaar,<br />

“ik krijg het gegarandeerd voor mekaar.”<br />

“Ik ben bang”, zei Assepoes bedroefd<br />

“dat die hele prins voor mij niet meer hoeft.<br />

“Dat luxe gedoe, dat was verkeerd.<br />

“Ik heb mijn lesje wel geleerd.<br />

“Ik wil nog alleen een aardige man.<br />

“Die zijn dun geaaid, dus ik hoop dat ’t kan.”<br />

Het duurde maar even, welbeschouwd,<br />

of ze was met een schat van een man<br />

getrouwd.<br />

Een pottenbakker van zijn vak,<br />

die zelden of nooit een potje brak.<br />

Ze waren nooit treurig, ze waren nooit nukkig,<br />

en ze leefden nog heel, heel lang en gelukkig.<br />

[Uit: Roald Dahl’s gruwelijke rijmen – R. Dahl]


Les 2 Reizende verhalen<br />

Je weet nu dat volksverhalen van inhoud veranderen, omdat ze worden doorverteld.<br />

Maar het is ook zo dat volksverhalen de wereld rondreizen omdat ze worden doorverteld.<br />

Hetzelfde verhaal kan dus in verschillende landen terechtkomen.<br />

Verhalen die de wereld rondreizen: de verhalen over Anansi<br />

Een voorbeeld van verhalen die rondreizen, zijn de verhalen over Anansi de spin. Anansi<br />

heeft een lange reis gemaakt, want hij kwam vanuit Afrika mee met de Afrikanen die<br />

vroeger in Amerika als slaven verkocht werden. Zo kwam hij terecht in Suriname, in<br />

Zuid-Amerika.<br />

Op de plantages vertelden de Afrikaanse slaven elkaar de verhalen over Anansi. Dat<br />

gebeurde vooral ’s avonds na het werk. Oude en wijze slaven vertelden de bestaande<br />

Anansi-verhalen uit Afrika maar ze vertelden ook nieuwe, zelf-verzonnen Anansi-verhalen.<br />

De Nederlanders die in Suriname woonden en die vaak de eigenaar van zo’n plantage<br />

waren, hoorden deze verhalen ook en vertelden ze door aan hun familie en vrienden in<br />

Nederland. Ook de mensen uit Suriname die naar Nederland kwamen, namen de verhalen<br />

mee. De verhalen over Anansi worden nog steeds verteld.<br />

Je gaat nu luisteren naar een verhaal over de lange reis die Anansi maakte...<br />

[Illustratie: Brigida Althuis Almeida. Uit: Poppenspel – LOKV, Utrecht]<br />

13


14<br />

In de Afrikaanse verhalen was Anansi vooral goed en hulpvaardig. Hij kon langs zijn zelfgesponnen<br />

draad naar boven en naar beneden klimmen om aan God te vertellen wat de<br />

mensen op aarde deden. Ook vroegen de mensen wijze raad aan Anansi.<br />

In de Surinaamse Anansi-verhalen heeft hij niets meer met God te maken. Hij is vooral<br />

slim en houdt de mensen voor de gek, net zoals Hodja in Turkije! Je ziet dus dat de verhalen<br />

nogal veranderden, toen ze van het ene naar het andere land reisden.<br />

Zelf een verhaaltje navertellen<br />

We gaan nu eens kijken of je samen met een groepje een deel van een Anansi-verhaal<br />

kunt vertellen in je eigen woorden. Hiervoor is het wel belangrijk, dat je weet uit welke<br />

delen het verhaal bestaat. Net als het verhaal van Assepoester is het verhaal van Anansi<br />

op te delen in:<br />

– Hoe begint het verhaal?<br />

– Welke gebeurtenissen in het verhaal voeren de spanning op?<br />

– Wat is het meest spannende gedeelte van het verhaal?<br />

– Hoe loopt het verhaal af?<br />

Opdracht 1: Schrijf eens op wat er in elk deel van het Anansi-verhaal gebeurt nadat je<br />

dit hebt besproken met je groepje:<br />

– Hoe begint het verhaal?<br />

– Wat gebeurt er daarna?<br />

– Wat is het meest spannende gedeelte van het verhaal?<br />

– Hoe loopt het verhaal af?<br />

Om je te helpen het verhaal te vertellen, kan iedereen van jullie groepje een deel<br />

van het verhaal eerst tekenen. Net zoals bij een prentenboek kunnen de plaatjes je<br />

helpen het verhaal te onthouden.<br />

Daarna kunnen jullie ieder je eigen tekening omhoog houden en het deel van het<br />

verhaal dat erbij hoort, vertellen.<br />

Je gaat de opdracht uitvoeren met een van de verhaaltjes die achteraan deze les<br />

staan.


Anansi geeft een feestmaal<br />

Anansi was jarig. Hij had alle dieren uitgenodigd voor een feestmaal. Toen ze kwamen, zag Anansi<br />

dat Schildpad er ook bij was. Anansi wilde Schildpad echter niet aan zijn feestmaal hebben. Daarom<br />

riep hij tegen de dieren: “Voor we aan tafel gaan, eerst handen wassen!” Alle dieren renden naar de<br />

waterkant en zij kwamen terug met schone handen. Behalve Schildpad, van wie de handen weer vuil<br />

waren geworden door het lopen. Hij liep terug naar de rivier en waste zijn handen nog eens. Weer<br />

werden ze vuil. Terwijl de andere dieren aten, bleef Schildpad verdrietig heen en weer lopen.<br />

Anansi heeft schulden<br />

Anansi zat tot zijn nek in de schulden. Hij kon zijn neus niet buiten de deur steken of de tijger, de<br />

hond en alle andere dieren vroegen hem: “Anansi, wanneer krijg ik mijn geld?” Sommige dieren<br />

begonnen zelfs ongeduldig te worden en bedreigden Anansi met de vreselijkste dingen als hij niet snel<br />

zou betalen. Gelukkig vond Anansi in zijn huis een oud olifantsvel. Hij kroop erin en ging de straat op.<br />

Natuurlijk was het vel veel te groot. Het slobberde aan alle kanten en hing in grote plooien neer.<br />

De dieren keken verschrikt op en vroegen: “Wat is er met u gebeurd, granpapa Asaw [grootvader<br />

Olifant]?” Anansi bromde triest vanonder het vel: “Ik had geld geleend aan de spin Anansi. Maar toen<br />

ik om mijn geld kwam, gooide hij een tovermiddel over me heen. En daardoor komt het, dat ik er zo<br />

uitzie.” De dieren schrokken daar zo van, dat niemand meer aan Anansi om zijn geld durfde te<br />

vragen.<br />

Anansi heeft honger<br />

Er heerste hongersnood en dat viel niet mee voor Anansi, die zo van lekker eten hield. Bovendien had<br />

hij een vrouw en twaalf kinderen. “Ik heb alleen nog wat bananen”, zei de vrouw van Anansi. “Zal ik<br />

jou twee bananen geven en de kinderen ieder een?” “Nee, nee”, zei Anansi, “neem het voor jezelf en voor<br />

de kinderen, ik zorg wel voor mezelf.” Na wat tegenstribbelen gaf de vrouw van Anansi ieder kind twee<br />

bananen en nam er zelf één. Toen ging Anansi voor zijn kinderen staan en vroeg: “Wie van jullie<br />

houdt van zijn vader?” “Ik, ik, ik”, riepen alle kinderen. “Goed”, zei Anansi, “als jullie iets om mij<br />

geven, dan krijg ik natuurlijk iets te eten van jullie.” Toen gaven alle kinderen hem een banaan.<br />

Anansi ging in een hoek zitten en at zijn buik helemaal rond, tot hevige verontwaardiging van zijn<br />

vrouw.<br />

[Uit: Surinamers. Onder anderen – R. Spruit]<br />

15


Les 3 Vertelattributen<br />

Je hebt nu geleerd dat verhalen die doorverteld worden, van inhoud veranderen en dat ze<br />

de wereld rond kunnen reizen. Ook heb je al een beetje geoefend met de manieren<br />

waarop je een verhaal kunt vertellen, namelijk doorvertellen, voorlezen en met je eigen<br />

woorden navertellen.<br />

Bij die laatste manier van vertellen heb je ook gebruik gemaakt van een voorwerp, namelijk<br />

een tekening. Het vertellen met een voorwerp of vertelattribuut is ook een manier van<br />

vertellen.<br />

Als je vertelt met een vertelattribuut kun je dit om verschillende redenen doen.<br />

Een verhaal onthouden met een vertelattribuut<br />

Een vertelattribuut kan je helpen om een verhaal beter te onthouden. Zelf heb je bij het<br />

vertellen van het Anansi-verhaal gebruik gemaakt van de tekening die je hielp het verhaal<br />

beter te onthouden.<br />

Opdracht 1: Vroeger gebruikten de mensen ook vaak tekeningen bij het vertellen van<br />

een verhaal. Waarom was dat toen meer nodig dan nu, denk je?<br />

In Australië en Afrika onthielden de mensen hun verhalen door allerlei figuren te<br />

maken met een touwtje. Ze gebruiken nu nog steeds figuurtjes van touw om een<br />

verhaal te vertellen. Misschien ken jij ook wel zulke figuurtjes?<br />

Opdracht 2: Kun je nog andere vertelattributen bedenken die helpen om een verhaal<br />

beter te onthouden?<br />

Een verhaal vertellen over of áán een vertelattribuut<br />

Een vertelattribuut kan een verhaal oproepen omdat je er iets aan kunt vertellen. In<br />

Guatemala, dat ligt in Midden-Amerika, hebben ze daar speciale poppetjes voor. Je ziet ze<br />

op de tekening.<br />

Voordat ze gaan slapen vertellen kinderen in<br />

Guatemala er hun problemen aan. Als ze naar<br />

bed gaan, leggen ze de poppetjes onder hun<br />

kussen en ’s morgens zijn alle problemen<br />

weg!<br />

Misschien had je zelf vroeger ook wel een pop<br />

of knuffelbeest waar je heel erg aan gehecht<br />

was en aan wie je je problemen of zorgen<br />

vertelde... Wie weet heb je nu nog wel zo’n<br />

knuffel... Worry-dolls<br />

17


18<br />

Een vertelattribuut kan ook zelf iets te vertellen hebben. Er kan een verhaal aan vastzitten.<br />

Jij hebt ook zo’n voorwerp meegebracht dat een verhaal oproept.<br />

Opdracht 3: Ga nu eens voor jezelf na wat jouw voorwerp precies voorstelt, waar je<br />

het vandaan hebt, wat het voor jou betekent.<br />

Een verhaal verlevendigen met een vertelattribuut<br />

Een derde reden om een vertelattribuut te gebruiken, is dat dit het verhaal een beetje kan<br />

aankleden op verlevendigen. Het is dan leuker om ernaar te luisteren, omdat er intussen<br />

ook nog iets te zien is.<br />

Zo kun je vertellen met een zakdoek. Zakdoekverhalen ontstonden toen ouders vroeger<br />

aan kinderen leerden dat ze altijd een zakdoek bij zich moesten hebben om hun neus te<br />

kunnen snuiten. Ze maakten dan figuurtjes van een zakdoek en vertelden er een verhaaltje<br />

bij. Zo ontstonden de zakdoekverhalen in Nederland!<br />

In Japan vertellen ze al heel lang met figuurtjes die gevouwen zijn uit papier. Dit vouwen<br />

noemen we origami. Origami ontstond doordat de Japanse priesters hun goden uit wilden<br />

beelden met papieren figuurtjes.<br />

Verder wordt er in veel landen, ook in Nederland, verteld met figuurtjes geknipt uit<br />

papier.<br />

Opdracht 4: We gaan nu zelf een vertelattribuut maken dat ons kan helpen een<br />

verhaal aan te kleden en uit te beelden terwijl we het vertellen. Hoe dat moet staat<br />

op de volgende bladzijden. Je kunt kiezen uit vier verhalen.


a. Vertellen met een touwtje<br />

Wat gaan we doen:<br />

– Ieder vertelt een deel van het verhaal.<br />

– Iedereen maakt de figuren die bij elk deel van het verhaal horen.<br />

Wat heb je nodig:<br />

– per persoon een touwtje<br />

Het verhaal van de reuzemug<br />

Op een dag zat een vrouwtje<br />

te weven. Plotseling hoorde<br />

ze een zoemend geluid.<br />

Ze keek op, maar zag niks.<br />

Dus ze ging verder met<br />

weven...<br />

... in...<br />

... en uit...<br />

... in en uit.<br />

Het zoemende geluid werd<br />

nu harder en de vrouw keek<br />

weer om zich heen. Ze zag<br />

nog steeds niks. Dus ging ze<br />

verder met weven...<br />

... in en uit...<br />

Houd het touwtje<br />

tussen de twee<br />

duimen.<br />

Draai het touwtje<br />

om de achterkant van<br />

de linkerhand.<br />

Haak de pink van de<br />

rechterhand onder de<br />

twee draden tussen de<br />

duim en wijsvinger<br />

van de linkerhand.<br />

Trek met de pink<br />

aan de twee draden.<br />

Houd de draden<br />

gespannen.<br />

Haak de pink van de<br />

linkerhand onder de<br />

twee draden die vanuit<br />

de rechterduim over<br />

de handpalm lopen.<br />

Houd de twee handen<br />

nu heel dicht bij<br />

elkaar, met de handpalmen<br />

naar je toe<br />

gedraaid.<br />

19


20<br />

... omhoog en rond.<br />

Plotseling werd het gezoem<br />

heel hard. De vrouw keek<br />

naar haar weefgetouw en<br />

zag een reusachtige mug!<br />

De mug begon rond haar<br />

hoofd te zoemen. Hij zoemde<br />

in haar oren, onder haar kin.<br />

Langs haar ogen en het<br />

puntje van haar neus. In<br />

haar haar en langs haar<br />

wang. Ze werd er gek van!<br />

“Ik ga die vervelende mug<br />

vangen”, zei de vrouw. Ze<br />

wachtte tot de mug vlak voor<br />

haar vloog. Toen klapte ze in<br />

haar handen...<br />

... en de mug...<br />

... was weg!<br />

[Uit: The Story Vine – A. Pellowski]<br />

Pak met de rechterduim<br />

en wijsvinger de<br />

twee draden die over<br />

de linker handpalm<br />

naar de achterkant<br />

van de linkerhand<br />

lopen.<br />

Til de twee draden<br />

over allevier de<br />

vingers van de linkerhand<br />

en laat ze los.<br />

Beweeg beide handen<br />

snel op en neer,<br />

zodat de knoop in het<br />

midden aangetrokken<br />

wordt.<br />

Beweeg de ‘mug’ langs<br />

de oren, kinnen, ogen,<br />

neuzen, haren en<br />

wangen van de<br />

kinderen in je<br />

groepje.<br />

Beweeg de ‘mug’ door<br />

de lucht en eindig vlak<br />

voor je gezicht.<br />

Klap je handen tegen<br />

elkaar.<br />

Beweeg je handen<br />

weer uit elkaar en laat<br />

snel de draden rond de<br />

pinken los. De ‘mug’ is<br />

nu verdwenen.


. Vertellen met een zakdoek<br />

Wat gaan we doen:<br />

– Ieder maakt een deel van de zakdoek-figuren.<br />

– Ieder vertelt het deel van het verhaal dat erbij hoort.<br />

Wat heb je nodig:<br />

– een grote zakdoek<br />

Het verhaal van het konijn<br />

Dit is een kleine heuvel met<br />

een spitse top.<br />

Als je de aarde onderaan de<br />

heuvel weggraaft...<br />

... vind je binnenin een<br />

knus hol.<br />

In het hol woont een konijn.<br />

Het heeft een wipneus en<br />

twee lange oren.<br />

Vouw de zakdoek<br />

dubbel.<br />

Vouw de bodem een<br />

centimeter omhoog en<br />

doe dit drie keer.<br />

Vouw de heuvel doormidden<br />

en draai de<br />

punt naar beneden.<br />

De heuveltop wordt<br />

nu een konijnehol.<br />

Wijs dit aan.<br />

Laat het hol tussen je<br />

vingers hangen zoals<br />

op de tekening.<br />

Rol het hol rond je<br />

hand en door het gat<br />

waarin nu je wijs- en<br />

middelvinger zitten.<br />

Maak de knoop vast en<br />

maak er een konijnehoofd<br />

van.<br />

21


22<br />

Toen het konijn een keer zijn<br />

hol uitkwam, zag het een<br />

kind.<br />

Het kind pakte het konijn op,<br />

aaide het en stopte het snel<br />

in zijn zak. Het beviel het<br />

konijn daar zo goed dat het<br />

niet wist of het nog ooit naar<br />

zijn hol onderaan de heuvel<br />

terug zou gaan...<br />

Laat het konijn over de<br />

tafel huppen.<br />

Aai het konijn.<br />

Stop het konijn in je<br />

zak.<br />

[Uit: The family storytelling handbook – A. Pellowski]


c. Vertellen met een figuurtje van origami<br />

Wat gaan we doen:<br />

– Ieder vouwt een deel van de figuren.<br />

– Ieder vertelt het deel van het verhaal dat bij zijn figuurtje hoort.<br />

Wat heb je nodig:<br />

– een blaadje papier, wit aan de ene kant en blauw aan de andere kant<br />

Verhaal van ‘iets heel bijzonders’<br />

Er was eens een wolk die<br />

rustig door de lucht dreef.<br />

Plotseling werd het donker<br />

en begon het te onweren.<br />

Het begon te regenen.<br />

De regen viel in een diep dal<br />

en vormde een klein meertje.<br />

Iemand zei dat er iets<br />

bijzonders was te zien bij het<br />

meertje. Ik ging kijken.<br />

Aan de rand van het meer<br />

was een berg. Ik vroeg aan<br />

een man of die berg zo speciaal<br />

was.<br />

“Het is een mooie berg, maar<br />

er is iets anders bij het meertje<br />

dat bijzonder is”, zei hij.<br />

Beweeg het blaadje<br />

boven je hoofd met de<br />

witte kant naar voren.<br />

Laat het blaadje<br />

kraken met de blauwe<br />

kant naar voren.<br />

Beweeg het blaadje<br />

naar beneden.<br />

Houd het blaadje plat<br />

in je hand op heuphoogte.<br />

Draai de witte kant<br />

naar voren en vouw<br />

een driehoek met de<br />

blauwe kant buiten.<br />

Laat de berg zien en<br />

klim met je vingers<br />

naar de top en weer<br />

omlaag.<br />

Vouw het blaadje weer<br />

open met de blauwe<br />

kant boven. Vouw de<br />

twee zijkanten naar<br />

het midden.<br />

23


24<br />

Ik liep verder tot ik bij een<br />

restaurant kwam. Er liep een<br />

meisje naar buiten met een<br />

grote hoorn blauwe-bessen-ijs.<br />

Ik vroeg: “Is het ijs zo lekker<br />

dat dit het bijzondere is bij<br />

het meertje?” “Het is lekker,<br />

maar er is hier nog iets<br />

anders dat bijzonder is”, zei<br />

ze. “kijk goed om je heen.”<br />

Ik keek naar rechts, links,<br />

onder en boven. Boven het<br />

meer dreef een prachtige<br />

vlieger!<br />

“Is dit wat er zo bijzonder<br />

is”, vroeg ik aan de man met<br />

de vlieger?<br />

“Ik vind mijn vlieger mooi,<br />

maar hij is maar van papier<br />

en als hij scheurt kan ik<br />

makkelijk weer een andere<br />

maken”, zei de man. “Er is<br />

iets veel specialers hier.”<br />

Ik liep verder en keek naar<br />

beneden. Ik zag iets blauws<br />

en glanzigs liggen. Het was<br />

een stropdas.<br />

Laat het ijsje zien en<br />

neem zogenaamd een<br />

lik.<br />

Vouw het blaadje weer<br />

open met de witte<br />

kant boven. Vouw de<br />

zijkanten naar het<br />

midden.<br />

Laat de vlieger zien en<br />

doe of hij door de<br />

lucht vliegt.<br />

Vouw de zijkanten<br />

naar het midden met<br />

de witte kant van<br />

binnen.<br />

Houd het papier onder<br />

je kin met de punt<br />

naar beneden en laat<br />

de das zien.


“Misschien is het bijzondere<br />

hier dat je allemaal mooie<br />

dingen vindt”, zei ik tegen<br />

een man. Maar hij zij: “O, je<br />

hebt mijn stropdas gevonden,<br />

dank je.”<br />

Ik liep verder. Plotseling zag<br />

ik een vreemde slang in het<br />

gras.<br />

“Ik heb nog nooit zo’n mooie<br />

slang gezien, dit moet het<br />

bijzondere ding hier zijn”,<br />

zei ik. “Nee, het speciale ding<br />

is verderop”, zei de man met<br />

de das achter me.<br />

Ik hoorde een tikkend geluid<br />

en zag een specht die tegen<br />

een boom tikte.<br />

Maar de specht vloog weg. Ik<br />

liep verder en toen zeg ik een<br />

sierlijke zwaan op het water.<br />

De zwaan gleed langzaam<br />

door het water, net als de<br />

wolk in de lucht had<br />

gedreven.<br />

Vouw het papier<br />

doormidden met de<br />

voorkant van de das<br />

binnenin.<br />

Laat de dunne punt<br />

wiebelen als een slang.<br />

Vouw het papier weer<br />

open met de punt naar<br />

boven.<br />

Vouw punt A naar<br />

punt B en vouw de<br />

dunne punt naar<br />

voren zodat het een<br />

vogel lijkt.<br />

Laat de snavel tegen je<br />

hand tikken.<br />

Vouw nu de twee<br />

zijkanten naar beneden<br />

en hou ze met een<br />

hand bij elkaar. Trek<br />

de nek omhoog en<br />

naar voren. Knijp<br />

onderaan de nek zodat<br />

hij rechtop blijft<br />

staan. Laat de zwaan<br />

op en neer glijden.<br />

[Uit: The family storytelling handbook – A. Pellowski]<br />

25


d. Vertellen met een figuurtje geknipt uit papier<br />

26<br />

Wat gaan we doen:<br />

– Ieder maakt een figuurtje van papier uit het verhaal.<br />

– Ieder vertelt dat deel uit het verhaal waar zijn figuur bij hoort en gebruikt de figuur<br />

tijdens het vertellen.<br />

Wat heb je nodig:<br />

– 4 dubbele krantepagina’s<br />

– 2 lege jampotten<br />

– 5 of 6 dopjes van eikels<br />

– een schaar<br />

– een liniaal<br />

– plakband<br />

Voordat we met het vertellen gaan beginnen:<br />

Knip van de eerste twee dubbele pagina’s 4 stukken af die 25 cm breed zijn.<br />

Knip van de andere twee dubbele pagina’s krant 2 stukken af die 15 cm breed zijn en 2<br />

stukken die 19 cm breed zijn (zie tekening).<br />

Van de 4 breedste stroken maken we bomen. Voor elke boom gebruik je 2 stroken. Rol de<br />

eerste strook vanaf het ene uiteinde losjes op tot je bijna bij het andere uiteinde bent. Leg<br />

het ene uiteinde van de tweede strook een stukje op het uiteinde van de eerste strook en<br />

rol dan verder tot het einde.<br />

Druk de rol aan één kant plat door er een boek op te leggen.<br />

Doe hetzelfde met de derde en vierde strook.<br />

Van een van de stroken van 19 cm maken we een hek.<br />

Maak een soort van lange, smalle harmonika door steeds 2,5 cm in de lengte om te<br />

vouwen. Druk alles goed plat. Vouw de harmonika dubbel zodat hij half zo lang wordt.<br />

Knip de harmonika aan allebei de kanten in (zie tekening).


De andere strook van 19 cm wordt een ladder.<br />

Rol de strook in de breedte op. Druk het midden van de strook plat onder een boek.<br />

Een van de stroken van 15 cm gebruiken we om trollen te maken.<br />

Maak een harmonika door in de breedte steeds 5 cm om te vouwen.<br />

Druk alles goed plat.<br />

Teken de helft van een trol op de bovenkant (zie tekening).<br />

Nu kunnen we met vertellen beginnen.<br />

Het verhaal van de appeldieven<br />

Ik had veel bloemen in mijn<br />

tuin maar geen bomen. Ik<br />

wilde graag appelbomen in<br />

mijn tuin. Op een dag kreeg<br />

ik een stekje. Ik zette het<br />

in een pot en zag hoe het<br />

groeide.<br />

Ik plantte een tweede appelboom<br />

en zag hoe hij groeide.<br />

Maar opeens stopten beide<br />

bomen met groeien en ze<br />

hadden ook geen appels.<br />

Toen zag ik waarom.<br />

Kinderen gooiden er ballen<br />

tegenaan. Honden plasten<br />

ertegen en de buren leunden<br />

tegen de potten zodat ze<br />

omvielen.<br />

Pak de ‘boomstroken’<br />

en knip het platte stuk<br />

een paar keer in tot de<br />

helft.<br />

Zet de andere kant in<br />

een jampot en trek<br />

aan de binnenste,<br />

geknipte strookjes. De<br />

boom groeit nu.<br />

Maak een tweede<br />

boom op dezelfde<br />

manier als hierboven.<br />

27


28<br />

Ik maakte daarom een hek<br />

en zette het rond mijn appelbomen.<br />

Nu groeiden de<br />

bomen en kregen ze appels.<br />

Toen de appels rijp waren<br />

wilde ik ze plukken. Om bij<br />

de bovenste takken te komen<br />

had ik een ladder nodig. Ik<br />

maakte een ladder. Toen ik<br />

klaar was, was het al donker<br />

dus ik besloot de volgende<br />

dag te gaan plukken.<br />

Maar ’s morgens zag ik dat<br />

bijna alle appels weg waren.<br />

Wie zou ze gestolen hebben?<br />

Ik besloot om de hele nacht<br />

op te blijven. Zo kon ik stiekem<br />

kijken of de dief de rest<br />

van de appels ook zou komen<br />

halen.<br />

Na middernacht zag ik een<br />

groep dansende en zingende<br />

trollen aankomen. Ze klommen<br />

over het hek en zongen<br />

een magische spreuk. Toen<br />

vielen alle appels van de<br />

bomen! Ik gilde van verbazing<br />

en ineens waren de trollen<br />

weg. Ze kwamen niet<br />

meer terug. Ik zag alleen nog<br />

een paar verloren mutsjes<br />

liggen onder mijn appelbomen...<br />

Pak de ‘hekstrook’ en<br />

rol deze uit. Draai<br />

hem rondom de<br />

potten met bomen en<br />

plak hem vast.<br />

Pak de ‘ladderstrook’<br />

en knip een vierkant<br />

weg uit het platte stuk<br />

(zie A). Zet de strook<br />

neer (zie B) en trek de<br />

laagjes van het smalle<br />

strookje van elkaar.<br />

Trek dan de binnenste<br />

rolletjes omhoog. Zet<br />

de ladder tegen een<br />

boom.<br />

Pak de strook met de<br />

getekende trol en knip<br />

de trol uit.<br />

Vouw de strook met de<br />

trol open en laat de<br />

trollen over het hek<br />

naar de bomen<br />

dansen.<br />

Vouw de strook weer<br />

dicht en stop hem snel<br />

ergens weg.<br />

Laat de dopjes van de<br />

eikels zien.<br />

[Uit: The family storytelling handbook – A. Pellowski]


les 4 Vertellen in Afrika<br />

Hoe de mensen in Afrika een verhaal vertellen<br />

Een verhaal kan worden verteld door één persoon. Een andere manier is het vertellen van<br />

een verhaal door een aantal mensen samen. Iedereen vertelt dan een gedeelte van het<br />

verhaal en zo doet de hele groep mee.<br />

Samen vertellen gebeurt bijvoorbeeld dikwijls in Afrika. De mensen gebruiken er dan<br />

vaak een vertelattribuut bij, zoals een muziekinstrument.<br />

Ook als één verteller een verhaal vertelt, kan de hele groep luisteraars meedoen. De verteller<br />

kan zijn publiek mee laten doen door het begin aan te geven met een zogenaamde<br />

openingsformule, bijvoorbeeld:<br />

Verteller: ‘Laat ons een nieuw verhaal vertellen; laat ons beginnen.’<br />

Publiek: ‘Begin!’<br />

of<br />

Verteller: ‘Een verhaal, een verhaal. Laat het gaan, laat het komen!’<br />

Op dezelfde manier kan een verteller het verhaal afsluiten met een slotformule,<br />

bijvoorbeeld:<br />

Verteller: ‘Dit was mijn verhaal, of het mooi is of niet mooi. Neem er een paar mee naar andere<br />

plaatsen en laat er een paar naar me terugkomen.’<br />

of<br />

Verteller: ‘Ik heb mijn verhaal verteld, of het nu goed of slecht is.’<br />

Het publiek kan ook met de vertelling meedoen door aan het begin van het verhaal een<br />

lied te zingen en door zinnen of woorden van het verhaal na te zeggen als het spannend,<br />

angstig, verdrietig of vrolijk wordt. Ook doet het publiek mee door te knikken, zuchten,<br />

lachen, roepen en in de handen te klappen. Het jouwt de schurk uit en moedigt de held<br />

aan. Verder geeft het publiek commentaar en stelt vragen. Door al deze dingen leeft het<br />

publiek mee met het verhaal en de verteller.<br />

De verteller wordt vaak begeleid door een tamtam of een ander instrument. Het instrument<br />

geeft het ritme en de snelheid aan als het publiek zingt of een deel uit het verhaal<br />

nazegt. Ook hoor je aan het muziekinstrument wanneer het verhaal bijvoorbeeld spannend<br />

of droevig wordt.<br />

De verteller gebruikt gezichtsuitdrukkingen en gebaren om het verhaal extra levendig te<br />

maken.<br />

29


Zelf een verhaal vertellen op de Afrikaanse manier<br />

30<br />

Op de volgende bladzijden staat een Afrikaans verhaal. Dat verhaal kun je vertellen op de<br />

manier zoals het in Afrika gebeurt. Hoe dat gaat, lees je in de opdracht hieronder.<br />

Opdracht 1: Lees het verhaal van Arap Sang dat achteraan deze les staat. Jullie gaan<br />

het verhaal in groepjes vertellen. Ieder groepje wordt verdeeld in vier vertellers, een<br />

aantal muzikanten en een aantal gebarenmakers.<br />

– Vertellers:<br />

De eerste verteller bedenkt een openingsformule.<br />

De tweede en derde verteller bedenken een zin uit hun gedeelte van het verhaal<br />

die het publiek na moet zeggen, bijvoorbeeld: ‘Arap Sang was heel boos’.<br />

De laatste verteller bedenkt een slotformule.<br />

– De trommelaar begeleidt het verhaal en bedenkt waar in het verhaal en hoe hij<br />

gaat trommelen. Hij kan bijvoorbeeld de manier waarop er gelopen wordt,<br />

nadoen met zijn instrument.<br />

Ook de andere muzikanten bedenken waar en hoe ze het verhaal gaan<br />

begeleiden. Ze kunnen bijvoorbeeld geluiden van de dieren uit het verhaal<br />

proberen na te spelen.<br />

– De gebarenmakers bedenken waar en hoe ze het verhaal moeten uitbeelden.<br />

Ze kunnen bijvoorbeeld de gier of de olifant uit het verhaal nadoen.<br />

Jullie zingen eerst samen met het publiek het ‘verhalenlied’.<br />

De eerste verteller begint met een openingsformule.<br />

Daarna vertelt hij zijn gedeelte van het verhaal.<br />

De tweede en derde verteller gebaren wanneer het publiek iets moet herhalen.<br />

De muzikanten maken muziek bij het verhaal.<br />

De gebarenmakers beelden het verhaal uit.<br />

De laatste verteller eindigt met een slotformule.<br />

Als jullie genoeg hebben geoefend, presenteren jullie het verhaal aan de klas.<br />

Verhalenlied


Arap Sang en de kraanvogels<br />

Arap Sang was niet alleen een groot opperhoofd, maar ook had hij veel van een halfgod, want in de<br />

tijd waarin hij leefde, hadden grote opperhoofden altijd wel iets met de goden te maken.<br />

Op een dag liep hij in de vlakte het vee te bewonderen. Het was heet. De regen was nog niet gekomen;<br />

de grond was hard als beton en er was bijna geen gras meer; de doornbomen boden geen schaduw<br />

omdat ze uit lange stokken, dunne twijgjes en piepkleine blaadjes bestonden waar de zon fel doorheen<br />

scheen. Wat was het heet. Alleen de zwarte mieren hadden er geen last van, maar die zouden zich zelfs<br />

in een fornuis nog gelukkig voelen.<br />

Arap Sang werd al een dagje ouder en de zon brandde genadeloos op zijn kale hoofd (waarover hij<br />

trouwens geen woord wilde horen, want hij was ijdel) en hij dacht: ik voel de dingen tegenwoordig<br />

meer dan vroeger. Toen kwam hij langs een gier die in de kruin van een boom zat, met neerhangende<br />

vleugels en waakzame ogen.<br />

“Gier”, zei Arap Sang, “ik heb het zo heet en ik krijg hoofdpijn van de zon. Je hebt daar een paar<br />

mooie, brede vleugels. Ik zou je heel dankbaar zijn, als je ze uitspreidde en een oude man van een<br />

beetje schaduw liet genieten.”<br />

“Waarom?”, kraste Gier. Hij had last van zijn maag. Gieren hebben vaak last van hun maag door de<br />

dingen die ze eten.<br />

“Waarom?”, herhaalde Arap Sang mild. “Ik weet niet zo goed, of ik wel een antwoord heb op zo’n<br />

vraag. Waarom? Nou, omdat ik het je vraag, denk ik. Omdat ik een oude man ben, die recht heeft op<br />

wat hulp en respect. Omdat het voor jou helemaal geen moeite zou zijn. Omdat het leuk en aardig is,<br />

om anderen te helpen.”<br />

“Bah”, zei Gier.<br />

“Pardon?”<br />

“Ach, ga toch naar huis, kale, en val anderen niet lastig, daar is het veel te heet voor.”<br />

Arap Sang richtte zich op en zijn ogen flitsten. Als hij boos was, kon hij een heel angstaanjagende<br />

oude man zijn. En hij was nu heel boos. Door die opmerking over zijn gebrek aan haar. Het griezeligste<br />

was, dat hij helemaal niet schreeuwde toen hij antwoordde. Hij praatte heel zachtjes en zijn woorden<br />

klonken helder, koud en hardvochtig. Als hagelstenen. “Gier”, zei hij, “je bent wreed en egoïstisch.<br />

Ik zal je woorden nooit vergeten en jij evenmin. En maak nu dat je wegkomt.”<br />

Arap Sang was zo indrukwekkend dat Gier slecht op zijn gemak opsteeg en wegvloog. “Gekke ouwe<br />

vent”, zei hij bangig.<br />

Even later kwam hij een kennis tegen (gieren hebben geen vrienden, alleen maar kennissen) en ze<br />

streken op dezelfde tak neer. Gier bekeek zijn metgezel eens goed en toen nog eens en wat hij zag was<br />

zo mal, dat hij er vrolijk van werd. “Hi, hi!”, giechelde hij. “Wat is er met jou gebeurd? Ongeluk gehad<br />

soms? Je bent kaal.”<br />

De andere gier keek zuur, maar tegelijkertijd kreeg je het gevoel, dat hij ook ergens lol om had. “Jij<br />

hebt mooi praten”, zei hij, “maar wat heb jij zelf uitgespookt? Boven je schouders heb je geen enkel<br />

veertje meer.”<br />

Geschrokken tastten ze allebei naar hun kop. Het was echt waar. Ze waren allebei kaal, net als iedere<br />

31


32<br />

andere gier, het hele ras, tot op de dag van vandaag. Wat nog maar eens bewijst, dat hij die niet<br />

gewoon aardig tegen de mensen doet, in ieder geval niet zo dom moet zijn om grote opperhoofden, die<br />

halfgoden zijn, te beledigen. Ik zei al, dat Arap Sang een angstaanjagende oude man kon zijn.<br />

Arap Sang liep ondertussen verder over de vlakte en beefde een beetje. Naderhand speet het hem altijd<br />

als hij zijn geduld had verloren en in een oogwenk een toverkunst deed, waardoor bijvoorbeeld alle<br />

gieren ter wereld voor eeuwig kaal werden; daar word je moe van, als je niet meer zo piepjong bent.<br />

En hij verlangde ontzettend naar schaduw.<br />

Al gauw kwam hij een olifant tegen. Olifant zwoegde zwetend en gehaast de vlakte over en vond het<br />

niet leuk dat Arap Sang hem aanhield.<br />

“Olifant”, zei Arap Sang zwakjes, “ik voel me duizelig. Ik wil naar de schaduw van het woud, maar het<br />

is nog zo ver.”<br />

“Nou, heet is het, hè?”, zei Olifant. “Ik ben zelf ook op weg naar het woud.”<br />

“Wil je je enorme oren uitspreiden en mij eronder laten lopen?”, vroeg Arap Sang.<br />

“Sorry”, zei Olifant, “maar jij vertraagt mijn reis te erg. Ik moet snel naar het woud. Ik heb vreselijke<br />

hoofdpijn.”<br />

“Maar ik heb ook zo’n hoofdpijn”, protesteerde de oude man.<br />

“Vast wel”, zei Olifant, “en dat spijt me ontzettend voor je. Erge hoofdpijn?”<br />

“Vreselijk”, zei Arap Sang.<br />

“Moet je nagaan”, zei Olifant, “vergeleken bij mij heb jij maar zo’n klein koppetje, dus mijn hoofdpijn<br />

is nog erger dan de jouwe.”<br />

Zo doen olifanten nou altijd. Arap Sang voelde wel dat er iets niet klopte in deze vergelijking, maar hij<br />

wist niet wat. Ook voelde hij zich onbehaaglijk vanwege al die kale gieren en hij wilde niet weer zijn<br />

geduld verliezen. Daar moet je voorzichtig mee zijn, als je een halfgod bent. Je richt heel wat aan.<br />

“Nou, vooruit dan maar”, mompelde hij.<br />

“Ik wist wel, dat je het zou snappen”, zei Olifant. “Dat zei ik nog gisteren over jou. Bij Arap Sang kun<br />

je ervan opaan dat hij redelijk blijft, zei ik. Nou, tot ziens dan maar en het beste met je.” En hij haastte<br />

zich in de richting van het verre woud en was al gauw uit het zicht verdwenen.<br />

Die arme Arap Sang begon zich steeds zieker te voelen. Hij ging op de grond zitten en dacht: Ik kan<br />

geen stap meer verzetten, tenzij ik wat schaduw krijg, en als ik geen schaduw krijg, is het gebeurd met<br />

me.<br />

En zo werd hij door een groep kraanvogels gevonden. Ze dansten door het witte gras, stampten met<br />

hun lange, breekbare poten zodat insekten geschrokken opvlogen en meteen door hun lange snavel<br />

gevangen werden. Ze dromden om Arap Sang, die daar maar op de grond zat en er zo oud en wanhopig<br />

uitzag, dat ze op en neer hupten van verlegenheid, eerst op de ene poot en dan op de andere.<br />

“Korong! Korong!”, riepen ze zacht en zo heetten ze toevallig ook.<br />

“Lieve vogels”, fluisterde Arap Sang, “jullie moeten me helpen. Ik sterf als ik niet gauw schaduw krijg.


Help me naar het woud te komen.”<br />

“Maar natuurlijk”, zeiden de kraanvogels en ze spreidden hun mooie, zwart-witte vleugels om hem<br />

schaduw te geven en hielpen hem overeind en met z’n alleen staken ze heel langzaam de vlakte over<br />

naar de bomen.<br />

Toen zat Arap Sang in de schaduw van een katoenboom en hij voelde zich stukken beter. De vogels<br />

stonden om hem heen en hij bedacht, dat hij in de hele wereld nooit mooiere schepsels had gezien.<br />

“Erg mooi. Mooi en aardig”, mompelde hij. “Dat gaat niet altijd samen. Ik moet ze belonen.”<br />

“Ik zal jullie vriendelijkheid niet vergeten”, zei hij, “en ik zal ervoor zorgen dat niemand anders dat<br />

doet. Nu moeten jullie een voor een hier komen.” En de kraanvogels bogen één voor één voor hem en<br />

Arap Sang legde zijn zachte, oude hand voorzichtig op die mooie, gladde koppetjes. En zodra hij dat<br />

deed, verscheen er een gouden kroontje en nadat de vogels diep dankbaar voor hem bogen, vlogen ze<br />

weg naar het meer. De nieuwe kroontjes schitterden in de avondzon. Arap Sang voelde zich helemaal<br />

opgeknapt. Hij was erg blij om zijn geschenk aan de kraanvogels.<br />

Twee maanden later sleepte een kraanvogel zich naar de deur van Arap Sangs huis. Hij zag er heel<br />

zielig uit, uitgehongerd, met gebroken veren en onder de modder door het schuilen in de rietstengels,<br />

zijn ogen rood door gebrek aan slaap. Arap Sang slaakte een kreet van medelijden.<br />

“Groot opperhoofd”, zei de kraanvogel, “wij smeken u om uw geschenk terug te nemen, anders zal er<br />

binnenkort geen enkele kraanvogel meer bestaan, want dag en nacht wordt er op ons gejaagd vanwege<br />

onze gouden kroontjes.”<br />

Arap Sang luisterde en knikte verdrietig. “Ik ben oud en dwaas”, zei hij, “en ik breng mijn vrienden<br />

verdriet. Ik dacht er niet aan, dat de mensen hebzuchtig en egoïstisch zijn en dat ze er alles voor over<br />

hebben om goud te bemachtigen. Door jullie dit zonder nadenken te geven, heb ik je kwaad berokkend<br />

en ik zal het ongedaan maken. Ik zal nog één toverkunst doen, maar dat is dan meteen de laatste.”<br />

Toen nam hij hun gouden kronen terug en in plaats daarvan kregen ze een prachtige krans van veren,<br />

die ze vandaag de dag nog hebben. Maar ze worden nog altijd de Gekroonde Kraanvogels genoemd.<br />

[Uit: Het jaar met de drie namen en andere verhalen uit Nyanza – H. Harman]<br />

33


Les 5 Dilemmasprookjes<br />

Waarom worden volksverhalen verteld?<br />

Volksverhalen kunnen om verschillende redenen verteld worden. Sommige verhalen<br />

worden gewoon verteld voor de ontspanning en de gezelligheid. Andere hebben een<br />

bepaald doel, willen de luisteraars bijvoorbeeld iets leren: over de geschiedenis van een<br />

land, over de natuur, over hoe je met elkaar om hoort te gaan, enzovoort. In deze les en<br />

de volgende lessen zullen we het hebben over de redenen waarom sprookjes verteld<br />

worden.<br />

[Illustratie: Fibben Hald. Uit: De gevangene van de regenboog – Janne Lundström]<br />

35


Sprookjes om over na te praten<br />

36<br />

In bepaalde delen van Afrika komt een soort sprookje voor, waarin een probleem, een<br />

dilemma, aan de orde gesteld wordt. Deze zogenaamde dilemmasprookjes eindigen altijd<br />

met een vraag aan het publiek: Wat vindt u ervan; hoe zou u het probleem aangepakt<br />

hebben? Er zijn Afrikanen die het heerlijk vinden, om na afloop van een dilemmasprookje<br />

een avondje na te praten over hun oplossing voor het probleem in het sprookje.<br />

Dilemmasprookjes worden dus verteld om daarna met elkaar in discussie te kunnen<br />

gaan.<br />

Hieronder volgen twee opdrachten. Maak één van beide.<br />

Opdracht 1: Jullie hebben het dilemmasprookje ‘De Ivoorvondst’ gehoord en erover<br />

nagepraat. Dit was een typisch Afrikaans verhaal. Er zouden echter ook Nederlandse<br />

dilemmasprookjes te vertellen zijn. Bijvoorbeeld over bepaalde dilemma’s die je soms<br />

op school of thuis tegenkomt.<br />

Schrijf met een groepje kinderen een modern Nederlands dilemmasprookje. Maak<br />

het niet te lang. Zorg ervoor, dat er een duidelijk dilemma in voorkomt en eindig het<br />

verhaal met een vraag aan het publiek.<br />

Oefen daarna in het vertellen van jullie dilemmasprookje. Vertel het sprookje met<br />

een aantal kinderen. Daarvoor moet je het verhaal eerst in stukjes verdelen en<br />

afspreken wie wat vertelt. Eindig de vertelling met een duidelijke vraag aan de<br />

luisteraars.<br />

Opdracht 2: Lees het verhaal dat hieronder staat en beantwoord daarna de vragen.


Gekookte vogel met rijst. Een dilemmasprookje uit Liberia<br />

Een arme man had een heel klein beetje rijst. Hij droeg het naar een oude vrouw en vroeg haar, om<br />

het voor hem te koken.<br />

“Dat wil ik graag doen”, antwoordde ze. “Maar ik heb geen vlees of vis om samen met de rijst te<br />

koken.”<br />

“Kook het maar zo”, zei de man. “Ik ben gauw weer terug en dan eet ik de rijst zo wel op.” Daarna<br />

vertrok hij.<br />

Toen hij weg was, kwam er een tweede arme man bij het oude vrouwtje. Hij had een vogel geschoten<br />

en nu vroeg hij het vrouwtje om die voor hem te koken.<br />

“Dat wil ik graag doen”, antwoordde ze. “Maar ik heb geen rijst die ik samen met de vogel kan koken.”<br />

“Dat doet er niet toe”, zei de man. “Ik ben al gauw terug en dan eet ik de vogel zoals hij is.” Hij<br />

vertrok.<br />

De vrouw kookte de rijst apart en deed hem in een schaal voor de eerste man. Ze kookte de vogel apart<br />

en legde die in een schaal voor de tweede man. Ze zette de schalen onder een omgekeerde mand en<br />

ging weg.<br />

Onderweg ontmoette ze de eerste man. Hij vroeg of de rijst klaar was. “Ga maar naar mijn huis”,<br />

antwoordde de vrouw, “en kijk onder de omgekeerde mand. Daar staat hij.” De man ging naar haar<br />

huis en keek onder de mand. Hij zag zijn rijst in de schaal, maar ook een vogel in de andere schaal.<br />

Hij begon te eten en nam zowel van de rijst als van de vogel.<br />

Terwijl hij zat te eten, ontmoette de vrouw onderweg de andere man en hij vroeg of de vogel al klaar<br />

was. “Ga maar naar mijn huis”, antwoordde de oude vrouw, “en kijk onder de omgekeerde mand!<br />

Daar is hij.”<br />

Toen de tweede man het huis van het vrouwtje binnenstapte, zag hij daar de eerste van zijn vogel eten.<br />

“Wat doe je?”, riep hij. “Eet je mijn vogel op?”<br />

“Dat is jouw vogel niet, het oude vrouwtje heeft hem aan mij gegeven”, zei de eerste man.<br />

“Dat heeft ze niet gedaan!”, zei de andere man. Ze begonnen te kibbelen.<br />

Even later kwam het vrouwtje thuis. Toen ze hoorde wat er gebeurd was, zei ze: “Nee hoor, ik heb die<br />

vogel niet aan jou gegeven.”<br />

“Jawel”, hield de eerste vol. “Waarom heb je de vogel onder de mand gezet, samen met mijn rijst, als<br />

het niet de bedoeling was dat ik ervan zou eten?” Ze konden het niet eens worden.<br />

Ze brachten de zaak voor de rechter van de stad. De eerste man bleef volhouden dat het vrouwtje de<br />

vogel aan hem had gegeven en het vrouwtje en de andere man ontkenden dat. De rechter piekerde even<br />

en besloot toen dat de eerste man zich schuldig had gemaakt aan diefstal. Maar alle toehoorders<br />

vonden, dat de rechter verkeerd had geoordeeld en dat de man onschuldig was. Welk oordeel was<br />

juist?<br />

[Uit: De gevangene van de regenboog – Janne Lundström]<br />

37


Vragen<br />

38<br />

1. Wat was het oordeel van de rechter?<br />

2. Wat was het oordeel van de toehoorders?<br />

3. Het verhaal eindigt met een vraag: Welk oordeel was juist?<br />

Wat is jouw antwoord op deze vraag?<br />

a. Ben je het met de rechter eens. Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?<br />

b. Of ben je het met de toehoorders eens? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?<br />

4. Als je het niet eens bent met de oplossing van de rechter, herschrijf dan het einde<br />

van het verhaal en geef een oplossing die jij rechtvaardig vindt. Succes!


Les 6 Vermakelijke vertellingen<br />

Volksverhalen die de luisteraars vermaken<br />

Een belangrijke reden voor het vertellen van een volksverhaal kan zijn, de luisteraars<br />

te vermaken. De mensen luisteren naar zo’n verhaal voor de gezelligheid, voor de<br />

ontspanning.<br />

Verhalen over Hacivat en Karagöz<br />

De meeste verhalen over de Turkse Hacivat en Karagöz zijn bedoeld als ontspanning.<br />

Hacivat en Karagöz lijken op de Nederlandse Jan Klaassen en Katrijn. Het zijn echter<br />

platte poppenkastpoppen: schimmenpoppen waarmee je achter een scherm speelt. Door<br />

het scherm heen zie je de schimmen of schaduwen van de poppen. Schimmenpoppen<br />

zijn vertelattributen.<br />

Karagöz heeft grote zwarte ogen, een stompe neus, een dikke baard, een bult op zijn rug<br />

en een kaal hoofd, waarop hij een muts draagt. Hij durft bijna alles te zeggen en maakt<br />

over iedereen grappen. Hacivat is zijn vriend. Hij heeft een kleine puntbaard. Hij is<br />

serieuzer dan Karagöz. Hij denkt na voordat hij iets zegt.<br />

Japanse verhalen bij de kamishibai<br />

Ook in Japan zijn er veel verhalen die alleen verteld worden voor de ontspanning van de<br />

luisteraars. Een voorbeeld hiervan waren vroeger de verhalen van de rondtrekkende<br />

snoepverkopers. Zij vertelden een verhaal aan de kinderen die snoep bij hen kochten.<br />

Daarbij gebruikten ze een kamishibai.<br />

Een kamishibai is een papieren theatertje. Het bestaat uit een houten houder, waarin<br />

papieren kaarten geschoven zijn. Op de kaarten staan tekeningen die bij een verhaal<br />

horen. De platen staan achter elkaar. De kinderen zien de voorste kaart. De verteller<br />

begint met zijn verhaal. Als de kinderen de eerste kaart bekeken hebben, zet de verteller<br />

Kamishibai. Tekening uit een Japans schoolboek.<br />

[Uit: The world of storytelling – A. Pellowski]<br />

39


40<br />

hem achteraan. Dan bekijken de kinderen de tweede kaart, die de verteller ook weer naar<br />

achteren verzet als hij erover verteld heeft, enzovoort. Het verhaal bij de platen staat<br />

achterop geschreven: de zinnen bij plaat 2 staan achterop plaat 1, de zinnen bij plaat 3<br />

staan achterop plaat 2, enzovoort. Zo kan de verteller af en toe een beetje spieken tijdens<br />

het vertellen.<br />

Er zijn nu nog steeds Japanse vertellers die gebruik maken van de kamishibai.<br />

Je mag opdracht 1 of 2 gaan uitvoeren.<br />

Opdracht 1: Op de volgende bladzijden vind je twee Japanse verhalen. De opdracht is<br />

om een van deze verhalen straks te vertellen met behulp van het Japanse<br />

vertelattribuut, de kamishibai.<br />

– Lees eerst het verhaal goed door.<br />

– Bedenk dan van welke delen uit het verhaal je een kamishibai-plaat zou kunnen<br />

maken.<br />

– Maak de platen die je nodig denkt te hebben. Ieder kind van je groep maakt<br />

minstens één kaart.<br />

– Schrijf de teksten steeds achterop de vorige kaart. De tekst van kaart 1 komt<br />

achterop de laatste kaart te staan. (Zie ook de uitleg hierboven.)<br />

– Elk kind vertelt bij de kaart die hij of zij gemaakt heeft een deel van het verhaal.<br />

– Oefen het vertellen van het verhaal met behulp van de kaarten.<br />

– Vertel het verhaal daarna aan de klas.<br />

Opdracht 2: Op de volgende bladzijden vind je een paar verhalen over Hacivat en<br />

Karagöz uit Turkije. De opdracht is, een van deze verhalen straks te vertellen met<br />

behulp van Turkse schimmenpoppen.<br />

– Lees het verhaal eerst aandachtig door.<br />

– Ieder maakt minstens één schimmenpop. Daarbij kun je gebruik maken van de<br />

werktekeningen die je na de verhalen vindt. Kopieer deze werktekeningen of trek<br />

ze met behulp van carbonpapier over op karton of stevig papier. Knip ze uit. Verf<br />

of kleur de poppen nu eerst. De losse delen: armen, benen en muts, kunnen met<br />

een splitpen aan de romp worden gezet.<br />

– Om de poppen te kunnen laten bewegen, moeten er ronde stokjes aan worden<br />

bevestigd. Die moeten ongeveer 20 cm lang en 0,5 cm dik zijn. De stokjes moeten<br />

aan de achterkant van de beweegbare delen komen. Karagöz krijgt er dus eentje<br />

aan zijn arm en één aan de onderkant van zijn schouderbladen. De stokjes kun je<br />

met een punaise vastzetten.<br />

– Ieder vertelt een deel van het verhaal met behulp van zijn eigen schimmenpop.<br />

Verdeel het verhaal hiervoor eerst in stukken. Misschien kun je de alinea’s<br />

(ongeveer) aanhouden.<br />

– Als het klaslokaal verduisterd kan worden, speel je achter een scherm. Hoe dichter<br />

je de schimmenpoppen bij het scherm houdt, des te scherper worden ze.<br />

Als het klaslokaal niet verduisterd kan worden, speel je voor een wit scherm, dan<br />

kun je de poppen ook prima zien.<br />

– Oefen goed. Laat het verhaal daarna aan de klas horen en zien.


Suiker of peper? Een verhaal over Hacivat en Karagöz<br />

Hacivat is een echte snoepkous. Hij heeft op de markt een grote plak halva gekocht. “Mmmmmm,<br />

heerlijk!”, zegt hij, “nu nog een grote pot thee met lekker veel suiker. Dat wordt snoepen jongens!”<br />

Thuisgekomen zet hij meteen water op, pakt de theepot en doet de halva op een schaaltje. Het kokende<br />

water giet hij op de theeblaadjes, de suiker erbij en... o jee... de suikerpot is leeg, geen korreltje meer<br />

over.<br />

“Ai, wat nu? Mijn geld is op, nu kan ik geen suiker meer kopen”, moppert Hacivat. “Maar wacht,<br />

natuurlijk, dat is een idee. Karagöz leent me vast wel wat suiker.”<br />

Zo gezegd, zo gedaan. “Heb je wat suiker voor me te leen, mijn beste lieve Karagöz?”, vraagt Hacivat<br />

vriendelijk.<br />

“Natuurlijk, vriend Hacivat”, zegt Karagöz, hij pakt een schaaltje en loopt naar de kast waar een grote<br />

zak staat. ‘Peper’ staat er met grote letters op de zak. Uit deze zak wil hij het schaaltje vullen.<br />

“Hé”, roept Hacivat verschrikt, “suiker heb ik gevraagd, geen peper. Kun je niet lezen?”<br />

“Natuurlijk kan ik lezen, maar dit is een truc weet je. Ik weet dat er suiker in die zak zit, daarom heb<br />

ik er expres ‘peper’ op geschreven. Nu denken de mieren dat er peper in zit en dat lusten ze niet,<br />

begrijp je?”<br />

Dit vindt Hacivat zo’n goeie grap, dat hij Karagöz uitnodigt om bij hem thee te komen drinken.<br />

Misverstand? Een verhaal over Hacivat en Karagöz<br />

Hacivat verveelt zich en heeft een slecht humeur. Misschien kan Karagöz me wel van m’n slechte bui<br />

afhelpen, denkt Hacivat en hij besluit bij Karagöz op bezoek te gaan.<br />

Nadat hij bij Karagöz aan de deur heeft gebeld en geklopt, gaat eindelijk de deur open. “O, hallo eh<br />

Hacivat”, zegt Karagöz afwezig, “eh dag, ik eh heb eigenlijk geen tijd, dag”, en hij wil de deur weer<br />

dicht doen.<br />

Hacivat is even uit het veld geslagen, maar niet lang, daar is hij veel te slim voor. Hij belt, klopt en<br />

schreeuwt: “Hé, Karagöz je kan me toch wel even goedendag zeggen?”<br />

“O, wat moet ik dan zeggen?”, vraagt Karagöz verbaasd.<br />

“Je moet vragen hoe het met me gaat en wat je voor me kunt doen.”<br />

“O jee, hoe gaat het met je Hacivat, wat eh wat kan ik voor je doen?”<br />

“Dank je, mijn goede vriend Karagöz, het gaat niet zo goed met mij, ik verveel me. Maar eerst moet je<br />

naar mijn familie vragen.”<br />

“Ja, ja hoe gaat het met de familie Hacivat, ik hoop dat ze zich erg vervelen.”<br />

“Nee natuurlijk niet sufferd, je moet vragen of ze blij, gelukkig en gezond zijn.”<br />

Karagöz krijgt het er warm van en hij probeert het nog een keer. “Hacivat, ik hoop dat je familie zich<br />

blij en gezond verveelt en eh en eh enzovoort en dat jij maar veel aangebrande soep mag eten.”<br />

Hacivat lacht zich slap om de vergissingen van zijn vriend Karagöz en is zijn slechte humeur al helemaal<br />

vergeten. Plotseling staat hij doodstil. “Wat voor aangebrande soep Karagöz, waar heb je het<br />

41


42<br />

over? Ik heb niets gezegd over aangebrande soep.” Hij pakt Karagöz bij zijn jasje en schudt hem heen<br />

en weer. “Soep”, roept Hacivat, “daar heb ik trek in, dat weet je wel, soep kan ik altijd eten, al is het<br />

midden in de nacht.”<br />

“Niet zo schudden!”, schreeuwt Karagöz, terwijl zijn tanden op elkaar klapperen. “De soep die ik aan<br />

het klaarmaken ben, omdat ik wist, dat jij op bezoek zou komen, die soep is nu aangebrand omdat jij<br />

me maar aan de praat houdt”, en hij snuft een beetje.<br />

“O, wat vreselijk, mijn excuses, beste lieve Karagöz, ik zal het nooit meer doen. Dat komt omdat ik zo’n<br />

slecht humeur had. Kom, laten we proeven, misschien valt het nog mee.”<br />

In de keuken van Karagöz hangt een dikke, zwarte walm. Gelukkig is het bovenste deel van de grote<br />

pan soep nog niet zwart. Er is genoeg voor twee hongerige vrienden. “In het vervolg moet je met je<br />

slechte humeur anderen maar vervelen, maar niet je beste vriend, Hacivat.” “Je hebt gelijk Karagöz,<br />

maar jij moet niet met een volle mond praten.”<br />

Een ‘echte’ droom. Een verhaal over Hacivat en Karagöz<br />

Op een mooie zonnige dag zit Karagöz in het koffiehuis. Hij staart somber voor zich uit en heeft nog<br />

geen slok van de heerlijke thee genomen. Hij is zo in gedachten, dat hij niet eens merkt, dat Hacivat<br />

stilletjes naast hem is komen zitten. Maar dat duurt maar even.<br />

“Hé die Karagöz!”, schreeuwt Hacivat, terwijl hij Karagöz op de schouders slaat. Daar gaat het glas<br />

thee over het tafeltje en over de broek van Karagöz.<br />

“Ben je nou helemaal, kijk eens wat je doet, mijn beste broek en die lekkere thee, dat is verschrikkelijk,<br />

dat is heel erg!”, moppert Karagöz en hij probeert de thee uit zijn broek te wrijven.<br />

“Geeft niet”, sust Hacivat, “je krijgt een nieuw glas thee van me. Heus, er zijn veel ergere dingen dan<br />

een glas thee over je kleren, luister naar wat mij is gebeurd.”<br />

En als beiden een glas thee voor zich hebben, vertelt Hacivat: “Gisteren was ik in Fatih om boodschappen<br />

te doen.”<br />

“Nou en”, zegt Karagöz, die nog steeds uit zijn humeur is.<br />

“Je raadt nooit wat ik daar heb gezien. Ik zag neushoorns keurig op een rijtje staan en...”<br />

“In Fatih?”, vraagt Karagöz.<br />

“Ja, in Fatih”, antwoordt Hacivat.<br />

“Neushoorns?”<br />

“Ja neushoorns, en onderbreek me nu niet weer”, zegt Hacivat geërgerd en hij gaat verder met zijn<br />

verhaal. “Aan het begin van de rij neushoorns stond een groot nijlpaard en op...”<br />

“Een nijlpaard?” Opnieuw onderbreekt Karagöz het verhaal.<br />

“Ja.”<br />

“In Fatih?”<br />

“Ja, en op het nijlpaard zat een klein kind met een rood mutsje op. Plotseling kwam er een adelaar uit<br />

de lucht naar beneden vliegen, greep het rode mutsje en trok het kind mee de lucht in met het mutsje<br />

en...<br />

“Een adelaar? In Fatih?”


“Ja, en de adelaar moet gedacht hebben dat het rode mutsje een lekker hapje was. Het kind zat vastgebonden<br />

op het nijlpaard, dus het nijlpaard ging ook de lucht in. Maar de neushoorns zaten weer<br />

vastgebonden aan het nijlpaard en zo ging de hele rij de lucht in, één voor één en...”<br />

“De adelaar trok iedereen omhoog, zomaar daar in Fatih?”<br />

“Ja, en toen greep ik de staart van de laatste neushoorn, Karagöz, en...”<br />

“O wee, wat afschuwelijk Hacivat!”<br />

“... en toen gebeurde het, Karagöz: het mutsje ging langzaam los en we vielen allemaal naar beneden,<br />

ik als eerste en bovenop mij de rij neushoorns, het nijlpaard en ten slotte het kind. Iedereen kwam met<br />

een klap op de ander terecht. Ik schreeuwde help, help, is er dan niemand om me te helpen?! En toen,<br />

toen... werd ik wakker.”<br />

“En toen was je dood”, zegt Karagöz treurig.<br />

“Nee natuurlijk niet, ik werd wakker, het was maar een droom”, lacht Hacivat.<br />

“O, ik dacht dat het echt was gebeurd. Wat jammer, dat had ik graag willen zien”, zegt Karagöz.<br />

“Je hoeft helemaal niet verdrietig te zijn, Karagöz, het was toch een mooi verhaal, nietwaar, en kijk<br />

eens, je broek is helemaal droog. Kom, we nemen nog een glas thee.”<br />

Karagöz is nog helemaal onder de indruk van het prachtige verhaal. “Ik zie het voor me, Hacivat”,<br />

roept hij, “een hele rij neushoorns zo de lucht in. “En met een grote armzwaai laat hij alle neushoorns<br />

de lucht in vliegen. Pats... daar gaat het volle theeglas weer over de tafel en weer over zijn broek. “O<br />

jee, alweer”, jammert Karagöz. “Kom Hacivat, vertel me nog zo’n spannend verhaal, dan kan mijn<br />

broek weer drogen.” Maar Hacivat had geen verhalen meer en de broek droogde vanzelf.<br />

[Uit: Poppenspel – LOKV, Utrecht]<br />

De kikker uit Osaka en de kikker uit Kyoto. Een Japans verhaal<br />

Er woonden eens twee kikkers in Japan. De ene kikker woonde in een slootje in de havenstad Osaka en<br />

de andere in een rivier bij de keizerlijke hoofdstad Kyoto. De kikker uit Osaka bedacht, dat hij Kyoto<br />

wilde bekijken en de kikker uit Kyoto wilde Osaka gaan bekijken. Zo gingen ze op een vroege ochtend,<br />

precies op dezelfde tijd, van huis.<br />

Halverwege de beide steden lag een hoge heuvel. De kikkers worstelden zich moeizaam omhoog en het<br />

duurde niet lang, of ze hadden de top bereikt. Daar kwamen ze elkaar uiteindelijk tegen. Eerst staarden<br />

ze elkaar verbijsterd aan. Toen begroetten ze elkaar en begonnen te praten. Ze vertelden waar ze<br />

heen gingen en verbaasden zich, dat ze allebei dezelfde plannen hadden.<br />

Toen ze uitgerust waren en het tijd werd om hun reis voort te zetten, zuchtte een van de kikkers.<br />

“Wat jammer, dat we niet zo groot zijn als andere dieren, anders zouden we vanaf de top van de<br />

heuvel precies kunnen zien waar we heengingen. Dan zouden we tenminste weten, of het de moeite<br />

waard was.”<br />

“Maar dat kunnen we zo oplossen”, zei de andere kikker wijs. “Als we tegenover elkaar gaan staan en<br />

elkaar met onze voorpoten ondersteunen, kunnen we precies zien hoe we moeten gaan.”<br />

43


44<br />

En zo gezegd, zo gedaan. Ze gingen op hun achterpoten staan, hielden elkaar met hun voorpoten goed<br />

vast, zodat ze niet om konden vallen, en staken hun kop zo ver mogelijk omhoog. En zo keken ze uit<br />

naar de steden in de verte. Maar de kikkers vergaten dat hun ogen, net als bij andere kikkers, bovenop<br />

hun kop zaten. En toen ze hun kop hadden uitgestoken, zagen ze de stad waar ze vandaan kwamen.<br />

“Wat zie ik nou?”, riep de kikker uit Osaka verbaasd uit. “Kyoto lijkt precies op Osaka. Ik kan me de<br />

reis wel besparen.”<br />

“En Osaka ziet er precies hetzelfde uit als Kyoto”, riep de kikker uit Kyoto.<br />

Zo stonden ze een tijdje tegenover elkaar en vroegen zich af, waarom Kyoto en Osaka zo op elkaar<br />

leken.<br />

Toen ze uitgekeken waren, lieten ze elkaar los, maakten een diepe buiging en wensten elkaar een<br />

prettige reis terug naar huis. Ze waren er tot het eind van hun leven heilig van overtuigd, dat Osaka<br />

en Kyoto als twee druppels water op elkaar leken, terwijl juist het tegendeel waar is.<br />

[Uit: Dierensprookjes – Alena Benes˘ová]<br />

De krab en de aap. Een Japans verhaal<br />

De krab had een veldje waarop rijst groeide. Toen hij de rijst aan het oogsten was, bracht zijn buurman,<br />

de aap, hem een bezoek. In tegenstelling tot de krab, was de aap lui. Toch wilde hij iets proeven<br />

van de rijst van zijn buurman.<br />

“Luister, krab, als je wilt zal ik een lekkere rijstpuree voor je maken”, zei hij.<br />

De krab had nog nooit rijstpuree gegeten en dacht, dat hij dat weleens wilde proberen. “Ik zou het fijn<br />

vinden als je dat voor mij wil maken”, antwoordde hij.<br />

De aap zette een pan water op het vuur, kookte de rijst en deed die in een schaal. “En nu moeten we de<br />

rijst goed stampen”, zei hij. “Maar dat kunnen we hier niet doen. We moeten het meenemen naar de<br />

top van de heuvel.”<br />

De krab was verbaasd maar ging gehoorzaam met de aap mee, die de schaal met rijst droeg.<br />

Toen ze halverwege de heuvel waren, vroeg de krab vermoeid: “Kunnen we hier niet de rijst fijnstampen?”<br />

“Nee, we moeten nog hogerop”, snauwde de aap en ging verder.<br />

Tenslotte bereikten zij de top van de heuvel. De krab was zo vermoeid dat hij nauwelijks meer kon<br />

ademen. Maar de aap begon vrolijk de rijst in de schaal fijn te stampen. Hij verheugde zich op een<br />

smakelijk maal. “Maar dat is alleen genoeg voor mij”, zei hij bij zichzelf.<br />

Toen hij de rijst voldoende had gestampt, gleed de schaal plotseling op de grond en rolde de heuvel af.<br />

In een flits ging de aap er achter aan. De hongerige krab keek droevig toe en kroop langzaam achter<br />

hem aan. “Daar zal voor mij geen rijstpuree zijn”, mopperde hij hongerig.<br />

Maar plotseling klopte zijn hartje sneller. Halverwege de heuvel lag een hap rijstpuree. Toen de schaal<br />

naar beneden rolde, was de rijst eruit gevallen en lag in het gras. De krab aarzelde niet, maar viel<br />

hongerig op de rijst aan.


[Illustratie: naar Karel Franta, in: Dierensprookjes – Alena Benes˘ová]<br />

Ondertussen had de aap onder aan de heuvel de schaal ingehaald en zag dat hij leeg was. Boos rende<br />

hij de heuvel weer op en halverwege vond hij de krab, die het laatste beetje aan het opeten was. “Laat<br />

een beetje voor mij over, krab”, riep de aap.<br />

“Jij mag hebben wat er nog in de schaal zit”, zei de krab.<br />

“Daar zit niets meer in!”, riep de aap.<br />

“Dan is er dus niets voor jou”, zei de krab gelukkig.<br />

“Wacht jij maar. Ik zal het je betaald zetten”, zei de boze aap. “Ik zal het tegen alle apen zeggen die<br />

hier wonen, zelfs je schild kan je niet redden. Ze zullen je er levend onder vandaan trekken!” En weg<br />

rende hij.<br />

De krab was bang. Hij kroop naar huis. “Och arme, och arme! Wat zal er van mij terecht komen?”<br />

“Waarom jammer je zo, krab?”, vroeg een ronde kastanje, die vlakbij in het gras lag.<br />

“Ik heb alle reden om te jammeren”, antwoordde de krab. “De apen gaan mijn schild van mij<br />

aftrekken.”<br />

“Wees niet bang”, zei de kastanje, “ik zal je helpen!” En de kastanje ging met de krab mee.<br />

Maar de krab was nog niet getroost. Bedroefd kroop hij jammerend naar huis.<br />

“Och arme, och arme, wat zal er van mij terecht komen?”<br />

“Waarom jammer je zo, krab?”, vroeg een passerende wesp.<br />

“Ik heb alle reden om te jammeren”, antwoordde de krab. “De apen gaan mijn schild van mij<br />

aftrekken.”<br />

“Wees niet bang”, zei de wesp, “ik zal je helpen!” En de wesp ging mee met de krab en de kastanje.<br />

45


46<br />

Maar de krab was nog steeds bang. Hij kroop bedroefd verder en jammerde de hele weg. “Och arme,<br />

och arme! Wat zal er van mij terecht komen?”<br />

“Waar jammer je toch zo over, krab?”, vroeg een koeievlaai, die op het pad lag.<br />

“Ik heb alle reden om te klagen”, antwoordde de krab. “De apen gaan mijn schild van mij aftrekken.”<br />

“Wees niet bang”, zei de koeievlaai, “ik zal je helpen!” En hij ging mee met de krab, de kastanje en de<br />

wesp.<br />

Maar de krab was nog niet getroost. Droevig kroop hij al jammerend voort. “Och arme, och arme, wat<br />

zal er van mij terecht komen?”<br />

“Waarom jammer je zo, krab?”, vroegen de schaal en de houten lepel.<br />

“Ik heb alle reden om te klagen”, antwoordde de krab. “De apen gaan mijn schild van mij aftrekken.”<br />

“Wees niet bang en hou op met klagen”, zeiden de houten lepel en de schaal. “We zullen je helpen!” En<br />

zij gingen mee met de krab, de kastanje, de wesp en de koeievlaai.<br />

Tenslotte voelde de krab zich vrolijker toen hij zich met zijn vrienden naar huis haastte. Toen ze daar<br />

aankwamen, ging iedereen op zijn eigen manier gemakkelijk zitten: de krab gleed in een bakje water,<br />

de kastanje in de as van de open haard, de wesp tegen het raam, de koeievlaai in de deuropening en<br />

de schaal met de houten lepel op het dak en zij wachtten rustig op de apen.<br />

Na een klein poosje arriveerde de aap met een heleboel vrienden. Terwijl hij zijn vrienden buiten liet,<br />

kroop hij alleen het huis binnen. Nauwelijks was hij binnen in de kamer toen hij begon te rillen van de<br />

kou. “Hm, ik kan beter de kamer eerst een beetje warmer maken!”, zei hij en begon de as in de open<br />

haard op te rakelen. Maar terwijl hij daaraan begon, sprong de kastanje naar boven en brandde hem.<br />

“Ooooh!”, schreeuwde de aap en sprong in de bak met water om zijn brandwond af te koelen. De krab<br />

lag op hem te wachten en beet met zijn scharen in de vinger van de aap. “Au!”, schreeuwde de aap en<br />

sprong angstig naar het raam. Daar wachtte de wesp op hem en stak in de neus van de aap. “Ooooh!”,<br />

schreeuwde de aap en rende zo vlug mogelijk naar de deur om zo snel mogelijk naar buiten te komen.<br />

In de deuropening lag de koeievlaai op hem te wachten. De aap gleed er op uit en viel plat op de<br />

grond. “Ooooh!”, schreeuwde de aap en probeerde zo snel mogelijk op te staan en weg te komen. Maar<br />

op het dak lagen de schaal en de houten lepel op hem te wachten. Zij rolden boven op hem en raakten<br />

de kop van de aap zo hard dat er twee bulten verschenen. Met een schreeuw van angst en pijn rende<br />

hij weg naar de heuvels met de rest van de apen achter hem aan.<br />

Sindsdien leeft de krab vredig met zijn vrienden in zijn huisje. En hij geeft er de voorkeur aan zijn<br />

eigen rijst te koken.<br />

[Uit: Dierensprookjes – Alena Benes˘ová]


Werktekening Hacivat<br />

[Uit: Achtergrondinformatie en verwerkingssuggesties Turkije]<br />

47


[Uit: Achtergrondinformatie en verwerkingssuggesties Turkije]<br />

Werktekening Karagöz<br />

49


Les 7 Zó zit de wereld in elkaar<br />

We maken een aantal opdrachten, waardoor we twee nieuwe redenen zullen ontdekken<br />

waarom volksverhalen verteld worden.<br />

Opdracht 1:<br />

a. Je hebt net een volksverhaal gehoord. Waarom zou dit bedacht en doorverteld<br />

zijn, denk je?<br />

b. In welk werelddeel speelt het verhaal zich af volgens jou?<br />

c. Waarom denk je dat?<br />

d. Let eens op de rol van de mannen en de vrouwen in dit volksverhaal. Wat vind je<br />

daarvan?<br />

e. Denk je dat mannen vaker de helden zijn in een volksverhaal, of vrouwen, of<br />

allebei even vaak?<br />

f. Ken je een verhaal waarin een meisje een heldenrol speelt?<br />

Zo ja, schrijf dan kort op, waar dat verhaal over gaat.<br />

Zo nee, schrijf dan kort op, of je verhalen waarin meiden de heldenrol spelen, leuk<br />

zou vinden.<br />

Opdracht 2: Lees of luister naar ‘Het verhaal van de zomer en de winter’, dat op de<br />

volgende bladzijde staat.<br />

a. Wat vind je van het verhaal?<br />

b. Waarom is dit verhaal bedacht en doorverteld, denk je?<br />

c. Weet jij waarom er een zomer en een winter is?<br />

d. Ken je nog meer verhalen die over de natuur gaan? Zo ja, welke?<br />

e. Kun je een reden bedenken waarom de verhalen die je onder d. hebt genoemd,<br />

zijn bedacht en doorgegeven?<br />

51


Het verhaal van de zomer en de winter<br />

52<br />

Op een dag zei de Zomer tegen de Winter: “Wat ben jij slecht! Je maakt de mensen dood wanneer je<br />

overstromingen maakt: je vult zeeën, meren en rivieren met water; daarom houdt niemand van je.<br />

Maar kijk eens naar mij, iedereen houdt van mij.”<br />

De Winter antwoordde: “Jij bent nog slechter; want wanneer je werkt maak je dieren en bomen en zelfs<br />

mensen dood.”<br />

Omdat zij het niet eens werden, stelde Winter voor: “Weet je wat, Zomer, laten we het jaar in tweeën<br />

verdelen, jij krijgt het ene deel en ik het andere; ik zal je laten zien dat ik beter werk dan jij.”<br />

De Zomer nam het voorstel aan. Eerst werkte Zomer zes maanden lang zonder te rusten; de planten<br />

waren van zoveel hitte verdord, de zon had heel veel dieren dood gemaakt en er waren ook veel kinderen<br />

dood gegaan door de hitte.<br />

Toen zei Winter: “Jouw werk is niet goed geweest, want je hebt planten, dieren en kinderen dood<br />

gemaakt. Nu is het mijn beurt.”<br />

Na deze woorden ging Winter aan het werk. Hij werkte en rustte, werkte en rustte. De zon kwam op en<br />

droogde het water. Wanneer Winter weer aan het werk ging, begon het weer te regenen. Zo konden de<br />

planten en de dieren vrolijk leven en gingen de kinderen niet meer dood van de hitte. Door de regen<br />

groeiden de planten, werden de dieren dik en waren de kinderen gelukkig. Door de zon werden de<br />

vruchten rijp en zo had iedereen veel te eten.<br />

“Ja”, zei Zomer tegen Winter, “je hebt gelijk. Omdat ik niet heb gerust en heel hard heb gewerkt, heb ik<br />

de kinderen, de dieren en planten kwaad gedaan. Vooruit, nu gaan we anders te werk: ik ga aan het<br />

werk en dan ga ik rusten zodat jij aan het werk kunt.”<br />

De twee werden het eens en gingen op die manier aan het werk. Sindsdien werkt de Zomer en rust een<br />

tijdje uit en dan werkt de Winter een tijdje en maakt de aarde nat. Daarom is er in de zomer een<br />

regentijd; op die manier werkt de Winter een tijdje en rust weer uit, terwijl de Zomer werkt om<br />

kinderen, planten en dieren warmte te geven.<br />

[Uit: De koning en de Indiaan.<br />

Verhalen uit Nicaragua –<br />

Dick Bloemraad en Mies Bouhuys.<br />

Illustratie: Fiona Macintosh]


Les 8 ‘Kleinen’ en ‘groten’<br />

Volksverhalen die kritiek leveren<br />

Overal op de wereld leven belangrijke of rijke mensen die niet verstandig omgaan met<br />

het geld en de macht die ze hebben. Ze kunnen het gewone volk behoorlijk dwarszitten.<br />

Wijze mensen bedachten verhalen over dit soort machthebbers, waarin ze lieten merken<br />

hoe ze over hen dachten. In de verhalen fantaseerden ze, dat ze de machthebbers te slim<br />

af waren of hen voor de gek hielden. Deze verhalen vertelden ze aan elkaar en aan hun<br />

kinderen en kleinkinderen. En die vertelden de verhalen ook weer door.<br />

De ‘kleinen’ en de ‘groten’<br />

Omdat slechte machthebbers helaas in veel landen voorkomen, kom je verhalen over hen<br />

overal tegen. Er komt altijd een ‘kleine’ in voor, die de ‘grote’ te slim af is. De ‘kleine’ is<br />

degene op wie neergekeken wordt, die overheerst wordt; de ‘grote’ staat voor degene die<br />

het in de werkelijkheid voor het zeggen heeft. Maar in de verhalen winnen de groten het<br />

niet van de kleinen: daar zijn de rollen omgedraaid.<br />

In een verhaal kan de ‘kleine’ een Indiaanse boer met een magere muilezel zijn, die de<br />

koning (‘grote’) voor de gek houdt. De ‘kleine’ kan ook een klein dier zijn en de ‘grote’<br />

een groot dier. Bijvoorbeeld de spin Anansi, die de tijger te slim af is. De Afrikaanse<br />

slaven vertelden de Anansi-verhalen graag aan elkaar. Met de spin bedoelden ze zichzelf,<br />

met de tijger de bazen voor wie ze moesten werken.<br />

Waarom vertelden de mensen deze verhalen? Om aan elkaar te laten merken, dat ze<br />

hetzelfde over de machthebbers dachten, en om elkaar moed in te spreken: Eens zal alles<br />

anders worden; dan zullen de kleinen het winnen van de groten.<br />

Verhalen uit Nicaragua<br />

De volgende verhalen komen uit Nicaragua. In de zestiende eeuw werd de westkust van<br />

dit land door de Spanjaarden veroverd. De bewoners van Nicaragua waren Indianen.<br />

Je begrijpt, dat zij niet blij waren met de overheersers. De Indianen bedachten allerlei<br />

verhalen over de Spanjaarden.<br />

1. Boeken zonder geleerde<br />

Een Spaanse geleerde had een hekel aan de Indiaanse geleerde, die arm was en geen geld had om<br />

boeken te kopen. Telkens wanneer hij hem tegenkwam, zei hij spottend tegen hem: “Gegroet, geleerde<br />

zonder boeken.”<br />

Maar de Indiaan nam wraak. Hij ging voor de prachtige boekenkast van de Spanjaard staan en<br />

groette al die boeken zeer beleefd met de woorden: “Gegroet, boeken zonder geleerde.”<br />

[Uit: De koning en de Indiaan. Verhalen uit Nicaragua – Dick Bloemraad en Mies Bouhuys]<br />

53


2. De rivier De Waarheid<br />

Dierverhalen<br />

54<br />

De Spanjaard ziet een vogel en vraagt aan de Indiaan: “Wat voor vogel is dat?” “Een duif, meneer.”<br />

“Een duif? Zo klein? In Spanje zijn ze net zo groot als een kalkoen.”<br />

Er stak een beestje de weg over en de Spanjaard vroeg: “Wat voor dier was dat?” “Een konijn, meneer.”<br />

“Een konijn? Dat kan niet, in mijn land zijn ze net zo groot als een ram.”<br />

In de bocht van de weg sprong een hert weg en de Spanjaard vroeg: “Wat sprong daar weg?” “Een<br />

hert, meneer.” “Een hert? Onmogelijk, in Europa zijn ze groter dan een paard.”<br />

En zo ging het maar door; de Spanjaard verzekerde de Indiaan, dat de paarden in Spanje net zo groot<br />

waren als olifanten, dat de olifanten net zo groot waren als walvissen en dat de walvissen zo groot<br />

waren als een heuvel.<br />

Toen hoorden zij een ontzettend en angstaanjagend geluid en de Spanjaard, die wilde weten wat het<br />

was, vroeg aan de Indiaan: “Wat is dat voor verschrikkelijk lawaai?”<br />

“Dat is de stroomversnelling van de rivier de Waarheid. Hij heet zo, omdat hij iedere leugenaar die<br />

hem oversteekt zonder dat hij op zijn woorden is teruggekomen, in razende vaart meesleurt, zodat die<br />

onherroepelijk verdrinkt.”<br />

“En is er geen andere manier om de rivier over te steken?”<br />

“De enige manier is om terug te gaan.”<br />

Maar omdat de Spanjaard verder wilde, gaf hij maar gauw toe en zei tegen de Indiaan: “Ik moet je<br />

zeggen dat in mijn land Spanje de duiven net zo groot zijn als hier, dat de konijnen net zo groot zijn<br />

als het konijn dat de weg overstak, en dat hetzelfde geldt voor de herten, de paarden, de olifanten en<br />

de walvissen en dat er geen dier zo groot als een heuvel bestaat.”<br />

“Wat jammer!”, zei de Indiaan, “dat die dieren weer zo klein geworden zijn, want ik had al zin<br />

gekregen daar naartoe te gaan en net zo groot te worden als de reuzin in de optocht van Maria-<br />

Ontvangenis.”<br />

[Uit: De koning en de Indiaan. Verhalen uit Nicaragua – Dick Bloemraad en Mies Bouhuys]<br />

Opdracht 1: Beantwoord de volgende vragen:<br />

1. Hoe komt de Indiaan in verhaal 1 op jou over? En de Indiaan in verhaal 2?<br />

2. Hoe komt de Spanjaard in verhaal 1 op jou over? En de Spanjaard in verhaal 2?<br />

3. Deze verhalen komen uit de zestiende eeuw. Denk je, dat de Indianen en<br />

Spanjaarden van toen in werkelijkheid op de Indiaan en de Spanjaard uit de<br />

verhalen leken?<br />

4. Waarom vertelden de Indianen in de zestiende eeuw elkaar verhalen over de<br />

Spanjaarden?<br />

In Nicaragua komen ook verhalen voor over Oom Konijn. Hij heeft het vaak aan de stok<br />

met Oom Coyote. Het konijn is de ‘kleine’ en Oom Coyote is de ‘grote’. Deze dierverhalen<br />

willen hetzelfde vertellen als de verhalen over ‘kleine mensen’ en ‘grote mensen’ die<br />

hierboven staan, namelijk: de groten winnen het niet altijd van de kleinen.


Opdracht 2: In andere landen bestaan ook dierverhalen. Op de volgende bladzijden<br />

vind je daar voorbeelden van. De klas wordt in groepjes verdeeld. Elk groepje krijgt<br />

een van de verhalen. Lees het verhaal dat jouw groepje krijgt aandachtig door. De<br />

opdracht wordt, het verhaal voor de klas na te vertellen. Ieder kind uit je groep<br />

vertelt een deel van het verhaal. Verdeel het verhaal daarvoor in net zoveel korte<br />

stukjes als er kinderen zijn. Zet streepjes in de tekst waar het ene deel ophoudt en<br />

het volgende begint. Oefen het vertellen een paar keer binnen je groep, voordat je<br />

het voor de klas doet.<br />

1. Oom Coyote en Oom Konijn (Nicaragua)<br />

Oom Coyote en Oom Konijn kwamen elkaar tegen. Ze hadden honger en erg veel dorst. Het was al<br />

avond en het was volle maan. Nadat ze samen een stukje hadden gelopen, kwamen ze bij een poel.<br />

Het water was heel helder en weerspiegelde de maan. Daar dronken zij van het heldere water. Slok,<br />

slok, slok!<br />

Toen zei Oom Konijn opeens: “Oom Coyote, zullen we kaas gaan eten?”<br />

“Ja, lekker”, zei Oom Coyote.<br />

“Daar ligt de kaas, op de bodem, zie je hem niet?” En hij wees naar de maan in het water.<br />

“Ja zeg, wat een grote”, antwoordde Oom Coyote.<br />

“Nou, dan moeten we met zijn tweeën al het water opdrinken tot de poel leeg is.” En zij begonnen te<br />

drinken.<br />

Maar die boef van een Oom Konijn deed net of hij dronk maar slikte niets door.<br />

“De poel wordt niet leger, Oom Konijn”, zei Oom Coyote na een poosje.<br />

“Wat denk je wel, Oom Coyote, om te eten moet er gewerkt worden.”<br />

Zij dronken weer door. Maar Oom Coyote dronk echt, terwijl de schelm van een Oom Konijn alleen<br />

maar zijn snoet in het water stak.<br />

Na weer een poosje was Oom Coyote helemaal vol en zei tegen Oom Konijn: “Ik kan niet meer!”<br />

“Volhouden, Oom Coyote! Kijk eens naar mij, hoe rustig ik erbij sta!”<br />

“Ja, dat zie ik, Oom Konijn, maar ik heb het gevoel dat het water er bij mij van achter weer uitloopt.”<br />

“Geen nood. Dat is zo verholpen...” Uit een maïsveld daar vlakbij haalde Oom Konijn een kleine<br />

maskolf en hij stopte die in de kont van Oom Coyote.<br />

En zij dronken weer door... maar die schurk van een Oom Konijn dronk helemaal niet. En de arme<br />

Oom Coyote, slok, slok, plofte bijna uit elkaar.<br />

“Hé, Oom Konijn, ik kan echt niet meer, ik heb het gevoel dat het water mijn oren uitkomt.”<br />

Oom konijn holde naar een bijenkorf, die daar in de buurt stond, en smeerde de oren dicht met was.<br />

En de schurk deed net alsof hij weer verder dronk.<br />

Oom Coyote, die niet voor hem wilde onderdoen, dronk en dronk. En opeens, pats! daar plofte hij uit<br />

elkaar en viel dood neer. Arme Oom Coyote!<br />

[Uit: De koning en de Indiaan. Verhalen uit Nicaragua – Dick Bloemraad en Mies Bouhuys]<br />

55


2. De koning van de dorre bladeren (Nicaragua)<br />

56<br />

Omdat Oom Konijn al zoveel dieren kwaad had gedaan, kreeg de koning er genoeg van en gaf bevel<br />

het konijn te grijpen. De dieren kwamen in vergadering bijeen en één van hen stelde voor: “Laten we<br />

hem bij de rivier opwachten, want daar moet hij naar toe om te drinken.”<br />

Dat deden ze. Maar Oom Konijn, die niet voor niets zulke grote oren heeft, lag verborgen in het gras<br />

en had alles gehoord. Hij dacht goed na. Toen rende hij naar het dorp en ging stilletjes bij een schoenmaker<br />

naar binnen. In een onbewaakt ogenblik stal hij een schoentje, dat de schoenmaker net had<br />

gemaakt en liep ermee naar de straatweg.<br />

Daar kwam een man aan die honing had gezocht. Zijn kan was helemaal vol. Toen zette Oom Konijn<br />

het schoentje midden op de weg. De man kwam voorbij en zag het schoentje. “Hé, kijk eens, wat een<br />

mooi schoentje! Als het een paar was, had ik ze meegenomen, maar wat heb je nu aan één schoentje.”<br />

En hij liep door.<br />

Toen de man voorbij was, pakte Oom Konijn het schoentje weer op en rende er een stuk mee verder, tot<br />

hij de man met de honing weer zag aankomen. Hij zette het schoentje weer midden op de weg.<br />

Daar was de man en hij zag het schoentje staan. “Hier is het andere schoentje! Ik ga het schoentje<br />

ophalen, dat ik daarnet voorbij gelopen ben en dan heb ik een paar!” Om vlugger te kunnen lopen,<br />

zette hij de kan met honing even neer en holde weg om het schoentje te halen.<br />

Daar had Oom Konijn op gewacht. Zodra de man was verdwenen, haalde hij de deksel van de kan en<br />

smeerde zich helemaal in met honing. In de buurt was een bos waar de grond bedekt was met bladeren.<br />

Oom Konijn wentelde zich over de grond en alle bladeren bleven aan hem kleven. Toen ging hij<br />

naar de rivier.<br />

Toen hij er aankwam, keken de dieren heel verbaasd naar dit vreemde, nieuwe dier. “Wie bent u?”,<br />

vroegen zij. “De koning van de dorre bladeren!”, antwoordde Oom Konijn. Alle dieren gingen in twee<br />

rijen staan, om hem door te laten en betuigden hem hun eerbied terwijl hij dronk. Dat was de truc van<br />

Oom Konijn om water te drinken en niet gegrepen te worden.<br />

[Uit: De koning en de Indiaan.<br />

Verhalen uit Nicaragua –<br />

Dick Bloemraad en Mies Bouhuys.<br />

Illustratie: Fiona Macintosh]


3. Fons Vos gaat op jacht (Nederland)<br />

Op een dag was Fons Vos op jacht gegaan en ’s avonds kwam hij terug met een zware zak over zijn<br />

schouder. Hij merkte niet, dat Broer Konijn achter een bosje stond en hem in de gaten hield. “Die zak<br />

zit vast vol met eten”, zei Broer Konijn in zichzelf. “Daar zou Fons Vos mij weleens wat van kunnen<br />

geven. Ik lust wel een lekker hapje.”<br />

Hij rende dwars door het bos voor Fons Vos uit. Net om een bocht verborg hij zijn kleren en ging doodstil<br />

midden op het pad liggen. Daar kwam Fons Vos al aan. “Dat is een lekker dik konijn”, zei hij.<br />

“Jammer dat mijn zak al vol is. Nu moet ik hem wel laten liggen.” En de vos liep verder.<br />

Een paar tellen later sprong Broer Konijn op. Hij wist welke weg Fons Vos altijd nam en rende zo hard<br />

als hij kon door het bos naar een pad ergens verderop. En weer ging hij daar doodstil liggen.<br />

“Nee maar, wat een verrassing!”, zei Fons Vos toen hij het dier zag liggen. “Alweer een konijn! Nu kan<br />

ik hem niet meer laten liggen hoor. En weet je wat? Ik haal dat konijn van daarnet ook nog even op.<br />

Ik laat die zware zak hier staan, dan loop ik sneller. Fons Vos liep vlug terug. “Wat een bof”, dacht hij,<br />

“ik heb al een zak vol eten en nu komen er ook nog twee dikke konijnen bij.”<br />

[Illustratie: I. Lubsen. Uit: Hoe de haas de vlekken van de luipaard telde – L. van Kessel]<br />

57


58<br />

Broer Konijn keek de vos na. “Net wat ik dacht!”, lachte hij. “Een tweede keer kon hij de verleiding niet<br />

weerstaan. En nu neem ik die zak met lekkers mee!” En hij ging er gauw vandoor.<br />

En de vos? Die keek flink op zijn neus. Het eerste konijn was weg. En toen hij terugkwam, bleek dat het<br />

tweede konijn en de zak ook nog verdwenen waren. Nou had hij niks te eten! Met een hongerig gevoel<br />

in zijn maag liep hij bedroefd naar zijn hol.<br />

[Uit: Hier is broer Konijn!]<br />

4. Hoe de haas de olifant gebruikte om over de rivier te komen (Afrika)<br />

Alle dieren waren woedend op de haas. Hij haalde zulke lelijke streken uit. Ze waren het zat. Daarom<br />

zaten ze hem achterna. De haas sprong naar links en dan weer naar rechts. Hij kon de andere dieren<br />

maar net voor blijven. Plotseling kwam hij bij een brede rivier. Wat moest hij doen?<br />

Zo ver kon hij niet springen. En de andere dieren kwamen er al aanhollen.<br />

Heel vlug rolde de haas zich op. Zo leek hij net een steen.<br />

De dieren kwamen aangerend. “Hij is weer ontsnapt!”,<br />

riepen ze kwaad. De olifant was ook woedend. Hij pakte<br />

de eerste de beste steen. Hij slingerde hem door de lucht<br />

en de steen kwam aan de overkant van de rivier terecht.<br />

Daar rolde de steen zich uit en werd een haas. “Dank je wel<br />

olifant!”, riep de haas. Hij maakte netjes een buiging en wandelde<br />

rustig verder.<br />

[Uit: Hoe de haas de vlekken van de luipaard telde – Leo van Kessel]<br />

5. Broer Konijn en de hond (Noord-Amerika)<br />

Op een dag ging Broer Konijn naar de markt in de stad. Hij moest verschillende dingen kopen voor<br />

zijn gezin, maar alleen het hoognodige, want op dat moment had hij weinig geld. Hij vertrok heel<br />

vrolijk, maar al gauw voelde hij zich minder gelukkig. Er lag nog dauw op het bospad en omdat de<br />

laarzen van het konijn vol gaten zaten, waren zijn voeten spoedig doorweekt.<br />

Toen hij op een open plek in het bos kwam, zag hij dat iemand ’s nachts een vuur had gemaakt en dat<br />

de as nog gloeide. Het konijn stookte het vuur op en droogde zijn voeten. Na een tijdje kreeg hij gezelschap<br />

van Broer Hond. Die was ook op weg naar de markt. Hij schreed voorbij als een heer in mooie<br />

nieuwe laarzen. Toen hij Broer Konijn zag, ging hij naast hem zitten en begon een praatje.<br />

“Waar ga jij naar toe, Broer Konijn?”, vroeg Broer Hond nieuwsgierig.<br />

Broer Konijn keek naar de mooie laarzen van de hond en zei: “Naar de markt, ik wil net zulke laarzen<br />

als de jouwe kopen. Mag ik één van jouw laarzen eens uitproberen?” Broer Hond voelde zich gevleid en<br />

leende een laars aan Broer Konijn.<br />

Het konijn deed hem aan, deed een paar stappen en zei toen: “Ze zitten niet slecht. Maar ik loop een<br />

beetje ongelijk. Ik denk, dat je laars een beetje afgesleten is.” Broer Hond was beledigd. “Dat komt<br />

omdat je slechts één laars draagt. Doe ze alletwee aan, dan zul je zien dat je gelijk loopt.” En hij<br />

leende de andere laars ook uit aan het konijn.


Broer Konijn trok de tweede laars aan en deed een paar stappen. “Niet slecht”, zei hij. “Maar ik denk<br />

nog steeds, dat ze een beetje versleten zijn. Het is net, of ik op mijn neus val.” Broer Hond verdedigde<br />

zijn laarzen: “Dat komt, omdat je ze alleen aan de achterpoten draagt. Probeer ze alle vier. Dan zul je<br />

voelen, dat je prima loopt.” En hij leende het konijn ook zijn andere twee laarzen.<br />

Broer Konijn trok deze aan zijn voorpoten, deed een paar stappen en zei toen: “Fijn, Broer Hond. Ze<br />

lopen nu inderdaad heerlijk. En ze passen me, alsof ze voor mij gemaakt zijn. Het zal moeilijk worden,<br />

om betere te vinden. Ik houd ze en ik breng je het geld, zodra ik het heb.”<br />

Voordat Broer Hond kon reageren, was het konijn met de nieuwe laarzen er al vandoor. Sindsdien<br />

draagt de hond geen laarzen meer, maar gaat hij liever barrevoets. En Broer Konijn heeft al lang<br />

geleden de mooie laarzen versleten en gaat ook barrevoets. Maar de hond heeft nooit de laarzen<br />

vergeten die hij aan broer Konijn is kwijtgeraakt. Wanneer hij een konijn ziet, jaagt hij hem achterna,<br />

om hem zijn daad alsnog betaald te zetten.<br />

[Uit: Dierensprookjes – Alena Benes˘ová]<br />

6. Broer Konijn en Boris Beer (Nederland)<br />

Broer Konijn was dol op doperwten en sla. Hij had ontdekt dat die in de tuin van Fons Vos groeiden.<br />

Daarom kroop hij elke dag onder de schutting door om stiekem van die groenten te eten.<br />

Fons Vos merkte wel, dat iemand zijn groenten opat en dacht: “Voor die dief ga ik een val opzetten.”<br />

Dus wat deed de vos? Hij maakte een touw met een lus aan een boompje vast. En de lus hing hij vlak<br />

voor het gat in de schutting.<br />

De volgende dag kroop Broer Konijn weer onder de schutting door. Hij zag het touw met de lus niet.<br />

Even later hing hij in de lucht te spartelen. “Oei, nu heeft Fons Vos me lelijk te pakken”, bedacht hij.<br />

Maar wie kwam daar aan? Boris Beer!<br />

De beer riep: “Hé, Broer Konijn, wat doe jij daarboven?” “Maar weet je dat dan niet?”, zei Broer<br />

Konijn. “Ik ben de kraaien aan het wegjagen. Anders eten die de hele tuin leeg. Fons Vos betaalt me<br />

daar goed voor! Maar ik heb het vreselijk druk. Kun jij het werk even van me overnemen? Dan krijg jij<br />

de beloning, die Fons Vos ervoor geeft.”<br />

Dat leek Boris Beer wel wat. Hij hielp Broer Konijn uit de lus en ging er zelf inhangen. En Broer<br />

Konijn? Die plukte snel nog wat groente en rende naar huis.<br />

Even later kwam Fons Vos thuis. Hij zag Boris Beer aan het touw hangen. Hij pakte een stok en liep op<br />

de beer toe. “Je bent erbij, Boris Beer! Ik zal je afleren, om mijn doperwten en sla te stelen!” Zo kreeg<br />

Boris Beer de klappen die Broer Konijn eigenlijk had moeten hebben.<br />

En wat deed Broer Konijn, terwijl Boris Beer ervan langs kreeg? Die zat net van de sla te eten en<br />

lachte: “Zo zie je maar weer, dat de grootste dieren lang niet altijd de slimste zijn.”<br />

[Uit: Hier is broer Konijn!]<br />

59


7. Hoe de haas de leeuw liet verdrinken (Afrika)<br />

60<br />

Elke dag at de leeuw een dier. Hij had geen<br />

zin om op jacht te gaan. Dus had hij een<br />

lijst gemaakt van alle dieren die hij wilde<br />

eten. Op de lijst stond welk dier hij op<br />

welke dag zou eten. En omdat de leeuw<br />

koning was, moesten de dieren maar klaarstaan.<br />

Op een dag was de haas aan de<br />

beurt om opgegeten te worden.<br />

De haas ging netjes naar het huis van de<br />

leeuw. Maar hij had natuurlijk niet veel zin<br />

om opgegeten te worden. Hij kwam langs<br />

een vijver. Daar bleef hij wat rondhangen.<br />

[Illustratie: Fiona Macintosh.<br />

Uit: Hoe de haas de vlekken van de luipaard<br />

telde – Leo van Kessel]<br />

“Hé, wat sta je daar te treuzelen”, brulde de leeuw die honger had. Maar de haas bleef treuzelen. Hij<br />

keek dan eens naar de leeuw en dan weer in de vijver.<br />

“Komt er nog wat van?”, riep de leeuw ongeduldig. “Ja, maar koning leeuw...”, begon de haas. “Niets te<br />

maren. Hier komen, zodat ik je kan opeten!”, brulde de leeuw boos. “Ja maar”, begon de haas opnieuw,<br />

“naar welke koning moet ik dan wel gaan?” “Er is maar één koning en dat ben ik!”, brulde de leeuw.<br />

“Nee hoor”, zei de haas, “er zijn er twee. Ik zie twee koningen.” Dat werd de leeuw te veel. Dat kon niet.<br />

Hij was de koning en niemand anders. Hij sprong op en rende naar de vijver. Hij keek in het water.<br />

En ja hoor, hij zag ook een tweede leeuw. “Wat? Nog een koning?”, riep de leeuw kwaad. En hij sprong<br />

in de vijver, bovenop de leeuw die hij zag. Maar de koning kon niet zwemmen en hij verdronk. En zo<br />

kwam het, dat de haas niet werd opgegeten.<br />

[Uit: Hoe de haas de vlekken van de luipaard telde – Leo van Kessel]


Les 9 Verteldoeken en smartlappen<br />

De verteldoek in India<br />

De verteldoek<br />

In India leven vertellers die een soort priesters zijn: de Bhopa’s. Zij trekken rond en<br />

vertellen zingend oude verhalen. Ze maken daarbij gebruik van een beschilderde doek:<br />

de verteldoek. Op deze doek staan verhalen over de geschiedenis van India. De verhalen<br />

gaan over ridders, mooie jonkvrouwen, het leven in een kasteel en spannende rooftochten.<br />

Een verteldoek kan 4 tot 10 meter lang en 1,5 tot 2 meter hoog zijn. Een verhaal staat<br />

niet in logische volgorde op de doek, maar kris-kras door elkaar. Het belangrijkste deel<br />

van het verhaal staat altijd in het midden van de verteldoek.<br />

Volksverhaal als offer aan de goden<br />

Een van de bekendste Indiase verhalen gaat over ridder Pabuji (Spreek uit: Paboedzjie).<br />

Hij was een ridder die zich altijd aan zijn woord hield, wat er ook gebeurde.<br />

Als de priesters een verhaal over Pabuji vertellen, wordt dit gezien als een offer aan de<br />

goden. Als er bijvoorbeeld iemand genezen is van een ziekte, kan de familie een priester<br />

uitnodigen om als dank aan de goden een verhaal over Pabuji te komen vertellen.<br />

Voordat de Bhopa gaat vertellen bewijst hij eer aan de goden: hij bidt en brandt wierook.<br />

Dan begint hij met de vertelling, die een hele nacht kan duren.<br />

Bhopa en Bhopi<br />

De Bhopa vertelt samen met zijn vrouw, de Bhopi. Zij zingen om de beurt een deel van<br />

het verhaal. De Bhopi wijst de schilderingen op de verteldoek aan en heeft ’s nachts een<br />

olielampje in haar hand waarmee ze de doek verlicht. Af en toe danst ze met rinkelende<br />

belletjes om haar enkels. De Bhopa begeleidt zichzelf op een snaarinstrument.<br />

De smartlap in Nederland<br />

De smartlap<br />

In Nederland kennen we ook een soort verteldoek: de smartlap. Een smartlap was een<br />

grote gekleurde doek waarop een verhaal als een strip afgebeeld stond. Het waren<br />

dikwijls sensationele en droevige verhalen. Vandaar het woord smartlap. ‘Smart’ betekent<br />

namelijk ‘verdriet’. Een straatzanger zong er een lied bij.<br />

Opdracht 1: Wat betekent het woord ‘smartlap’ tegenwoordig?<br />

Bespreek deze vraag in de klas.<br />

61


62<br />

Het gezongen verhaal als nieuwsbericht<br />

Het verhaal op de smartlap was vaak een nieuwsbericht, waarvan de straatzanger een lied<br />

had gemaakt. Het publiek betaalde de straatzanger voor het nieuws dat hij bracht. Soms<br />

werd een lied zo populair, dat het door de luisteraars onthouden en ‘doorverteld’ werd.<br />

Zo verspreidden de liederen van de straatzanger zich net als de verhalen van de verteller.<br />

Een voorbeeld van zo’n lied is ‘Daar was laatst een meisje loos’. Dit komt uit de vorige<br />

eeuw en vertelt dat er een meisje verkleed als matroos was meegevaren met een schip.<br />

Omdat dit in die tijd erg ongewoon was, vertelden de mensen het verhaal verder, door<br />

het lied aan elkaar te leren. Van dit lied is een smartlap bewaard gebleven.<br />

De straatzanger<br />

De straatzanger of zijn vrouw wees tijdens het zingen op de smartlap de afbeeldingen aan<br />

waarover ze zongen. De straatzanger begeleidde zichzelf op een instrument, zoals een<br />

accordeon, buikorgel of viool. De straatzanger zong op plaatsen waar het druk was,<br />

bijvoorbeeld op markten en kermissen en bij optochten.<br />

Opdracht 2: Je bespreekt samen met degene die naast je zit welke overeenkomsten en<br />

verschillen je ziet tussen de Bhopa en de straatzanger en tussen de verteldoek en de<br />

smartlap. Zet de overeenkomsten en verschillen op papier.<br />

Maak daarna een van de volgende drie opdrachten:<br />

Opdracht 3: Maak met een groepje kinderen een smartlap bij een lied dat je kent en<br />

treed ermee op.<br />

– Kies een lied met een refrein uit.<br />

– Bespreek welke tekeningen je bij het lied kunt maken. Ieder maakt minstens één<br />

tekening.<br />

– Teken groot en met felle <strong>kleuren</strong>, zodat de tekeningen van een afstand goed te<br />

zien zijn.<br />

– Noteer het refrein ook in grote letters, zodat de mensen de tekst kunnen<br />

meezingen.<br />

– Als de tekeningen klaar zijn, plak je ze aan elkaar of op een ondergrond<br />

(bijvoorbeeld een stuk behang), zodat je een smartlap krijgt waarop het publiek<br />

kan meekijken.<br />

– Straks gaat de hele groep het lied zingen op de manier van een straatverteller.<br />

Oefen dit. Gebruik er instrumenten bij, net als de straatzanger.<br />

– Treed op voor de klas en laat het publiek meezingen met het refrein.<br />

Opdracht 4: Maak met een groepje kinderen een lied over een nieuwsbericht dat je<br />

pas op de radio of televisie hebt gehoord of in de krant hebt gelezen. Maak er<br />

daarna een smartlap bij en treed ermee op.<br />

– Bespreek met welk nieuwsbericht je aan de gang gaat.<br />

– Kies een lied uit met een bekende melodie en een refrein.


– Bedenk bij deze melodie een tekst over het nieuwsbericht dat je uitgekozen hebt.<br />

Maak ook een refrein.<br />

– Daarna maak je een smartlap bij dit lied en treed ermee op. Lees bij opdracht 3,<br />

vanaf de tweede punt •, hoe je hiervoor te werk moet gaan.<br />

Opdracht 5: Maak met een groepje kinderen een verteldoek bij een verhaal dat je<br />

kent.<br />

– Kies een verhaal uit.<br />

– Bespreek welke tekeningen je erbij kunt maken. Ieder maakt minstens één<br />

tekening.<br />

– Teken groot en met felle <strong>kleuren</strong>, zodat de tekeningen van een afstand goed te<br />

zien zijn.<br />

– Als je tekeningen klaar zijn, plak je ze op een ondergrond, bijvoorbeeld een stuk<br />

behang, zodat je een verteldoek krijgt. Weet je nog hoe de afbeeldingen in India<br />

op een verteldoek staan? Doe dit met jullie tekeningen net zo.<br />

– De Bhopa maakt muziek bij zijn vertelling. Bekijk waar in jullie verhaal muziek<br />

zou passen.<br />

– Oefen in het vertellen van het verhaal en in het muziek maken. Splits daarvoor<br />

het verhaal op in gedeelten: ieder vertelt een deel. Je hoeft het verhaal niet te<br />

zingen, zoals een Bhopa doet.<br />

– Vertellers proberen hun publiek zoveel mogelijk bij de vertelling te betrekken.<br />

Bedenk hoe jullie dit zouden kunnen doen.<br />

– Treed op voor de klas en betrek het publiek zoveel mogelijk bij je optreden.<br />

63


Extra opdrachten en lessen<br />

behorend bij de vertelkist<br />

65


Bij les 2 Extra opdracht:<br />

Vertellen met een prentenboek<br />

66<br />

Opdracht 2: Vertellen met een prentenboek.<br />

Je leest het verhaal van Anansi en Broer Tijger goed door.<br />

Verdeel het verhaal in net zoveel delen als er kinderen in je groepje zitten. Als er<br />

vier kinderen in je groepje zitten, maak je dus vier gedeelten.<br />

Elk kind gaat straks een deel van het verhaal vertellen, terwijl hij of zij de platen laat<br />

zien aan de kinderen uit de klas.<br />

Oefen met het vertellen bij de platen, totdat het goed gaat.<br />

Vertel het verhaal samen met je groepje aan de rest van de klas.<br />

[Illustratie: naar Stephen von Mason, in: Anansi en Broer Tijger – J. de Sauza e.a.]


Bij les 3 Extra opdracht:<br />

Vertellen met tekeningen<br />

Opdracht 2a: Vertellen met tekeningen.<br />

Sommige volken die in Australië wonen, onthouden een verhaal door het in zand te<br />

tekenen. Net zoals ze dat vroeger al deden. De verteller tekent een deel van het<br />

verhaal in het zand. Dan veegt hij het weer uit en tekent hij het volgende deel van<br />

het verhaal. De verteller tekent met een stokje of vinger.<br />

Ook de Eskimo’s onthouden een verhaal door het te tekenen. In de zomer tekenen<br />

ze in modder en in de winter in sneeuw. Ze gebruiken een mes met een stompe punt<br />

dat gemaakt is van het bot van een walvis.<br />

De tekeningen die de mensen bij hun verhalen maken zijn heel eenvoudig. Het zijn<br />

meer ‘tekens’ dan echte mooie tekeningen.<br />

Echte tekeningen zijn te ingewikkeld en het duurt ook te lang om ze te maken.<br />

Kijk maar eens naar de tekens die op de volgende bladzijde staan en die bij het<br />

verhaal van de regenboogslang horen.<br />

Wat gaan we doen:<br />

– In groepjes van ongeveer acht kinderen een verhaal onthouden en vertellen met<br />

tekeningen.<br />

– Verdeel het verhaal in net zoveel stukken als er kinderen zijn.<br />

– Ieder leest voor zichzelf het verhaal van de regenboogslang en bekijkt de<br />

voorbeeldtekeningen.<br />

– Vouw een blaadje dubbel in de lengte en schuif dit aan de rechterkant om de<br />

bladzijde met het verhaal.<br />

– Ieder bedenkt en tekent bij zijn deel van het verhaal enkele tekeningen op het<br />

losse blaadje.<br />

– Ieder neemt het losse blaadje voor zich en vertelt zijn deel van het verhaal aan de<br />

hand van de tekeningen die hij zelf gemaakt heeft. Probeer niet naar de tekst van<br />

het verhaal te kijken.<br />

– Oefen met het vertellen bij de tekeningen, tot het goed gaat. Je mag af en toe<br />

nog even spieken naar de tekst van het verhaal.<br />

– Vertel het verhaal dan samen met je groepje zonder te spieken.<br />

Wat heb je nodig:<br />

– per persoon 1 of 2 losse blaadjes (A4-formaat)<br />

– per persoon een potlood<br />

67


Voorbeeldtekeningen<br />

68<br />

een persoon die staat mieren<br />

een persoon die loopt slang<br />

een zittend of buigend regenboogslang<br />

persoon<br />

een persoon met kind vis<br />

grote tak schildpad<br />

rijtje bomen vogel<br />

gat bliksem<br />

rook regenboog<br />

rivier in de grond gaan<br />

billabong


Het verhaal van de regenboogslang<br />

Een oude man, genaamd Nagacork, maakte een diep gat (een billabong) in de rivier.<br />

Hij ging wandelen en toen hij terug kwam naar het gat zag hij de rook van kampvuurtjes<br />

boven de bomen opstijgen.<br />

Toen hij dichterbij kwam, zag hij een aantal mannen van zijn stam onder de bomen zitten.<br />

Ze praatten en lachten.<br />

Aan de oever van de rivier zag hij weer andere mannen. Ze probeerden vis te vangen.<br />

Ook zag hij vrouwen met kinderen tussen de waterlelies in de rivier lopen. Ze zochten met<br />

hun handen en voeten in de modder naar mosselen. Ze zongen en schreeuwden naar<br />

elkaar.<br />

De vissers riepen Nagacork: “Kom, er zitten hier veel vissen.” Maar Nagacork liep verder.<br />

Onderweg passeerde hij wat groepjes mannen, lopend van dorp naar dorp.<br />

Nagacork zocht Jammutt, zijn water-spuitende vis. Toen hij verder zocht vanaf de waterkant,<br />

wezen de vissers met hun speer en riepen: “Hier oude man, is dit de vis die je zoekt?”<br />

“Nee, dat is Jammutt niet”, zei Nagacork. Hij draaide zich om en ging terug naar het dorp.<br />

Plotseling zag hij een grote stroom mieren over de grond kruipen. Daarna kropen ze in een<br />

boom en verdwenen in het gat van een dikke tak.<br />

Nagacork klom in de boom en keek in het gat. In het donker zag hij de botten van<br />

Jammutt liggen. De mannen van zijn stam hadden hem opgegeten en de graten begraven.<br />

Hij klom weer naar beneden en ging naar zijn dorp onder de bomen. Hij ging zitten met<br />

zijn hoofd op zijn armen en dacht na over zijn dode vis. Hij begon te zingen: “Ik wacht,<br />

wacht, wacht, wacht. Ik wacht, wacht, wacht, wacht.”<br />

Door zijn gezang maakte hij Kurrichalpongo, de regenboogslang, wakker. De groene papegaai<br />

die hoog in de bomen zat, waarschuwde Nagacork dat hij de slang aan zag komen<br />

vanuit de bergen in het noorden.<br />

Toen zag Nagacork een regenboog verschijnen in de lucht boven de bomen.<br />

Kurrichalpongo ging onder de grond en maakte een gat in de bodem van de billabong.<br />

Hierdoor kwam er meer water in de rivier. En de mensen die in de rivier aan het vissen<br />

waren, zagen het water stijgen tot hun dijen.<br />

Toen steeg het water tot hun borst. Nog verder steeg het water en het overspoelde de lelies.<br />

69


70<br />

Het water bleef stijgen en overspoelde de dorpjes. Veel mensen verdronken, maar sommigen<br />

veranderden zichzelf in vogels of schildpadden en ontsnapten.<br />

Kurrichalpongo legde eieren in de billabong. Na een tijdje kwamen er jonge regenboogslangetjes<br />

uit die alle richtingen uitkropen.<br />

Kurrichalpongo reisde verder en kwam in een dorp waar twee zonen van Nagacork woonden.<br />

Ze hadden twee van de jonge regenboogslangetjes gevonden en gedood.<br />

Kurrichalpongo zag wat de zonen gedaan hadden. Hij werd zo kwaad dat hij veranderde<br />

in Bolong, de grote regenboogslang. Het begon te bliksemen en te onweren.<br />

De wind trok de bomen om, en rotsblokken van de bergen bedekten de dorpjes. Toen kwam<br />

het water en veel mensen verdronken.<br />

Toen veranderde Bolong, de regenboogslang, zichzelf weer in Kurrichalpongo.<br />

Hij reisde verder. Toen kwam hij Nagacork met vier jonge regenboogslangen tegen. Ze<br />

woonden in een dorpje met heel veel billabongs.<br />

De mensen die in beesten waren veranderd, bleven voor altijd beesten. En Kurrichalpongo<br />

en de vier jonge regenboogslangen verdwenen in de grond.<br />

[Uit: The Story Vine – A. Pellowski]


Bij les 3 Extra opdracht: Vertellen met een POP<br />

Opdracht 5: Vertellen met een pop.<br />

Met een groepje van drie kinderen bekijk je uit welke figuren de pop bestaat.<br />

Bedenk met je groep een toneelstukje voor deze drie figuren. Je moet dus bedenken<br />

wat elke figuur in het toneelstukje gaat zeggen en doen.<br />

Spreek af wie welke figuur gaat uitbeelden.<br />

Oefen in het spelen van het toneelstuk. Geef de pop aan elkaar door als er een<br />

andere figuur aan het woord komt.<br />

Speel het toneelstuk voor de klas.<br />

71


Bij les 7 Extra opdracht: De toverlantaarn<br />

De toverlantaarn als vertelattribuut<br />

72<br />

In voorgaande lessen hebben we al gezien, dat afbeeldingen in verschillende vormen als<br />

vertelattribuut gebruikt worden. Denk maar aan de prenten uit het prentenboek of de<br />

kaarten van de kamishibai. Misschien weet je zelf ook nog een paar voorbeelden.<br />

Eigenlijk zijn de lichtbeelden van de ouderwetse toverlantaarn ook een soort platen.<br />

Ze lijken op de dia’s van tegenwoordig.<br />

Deze afbeeldingen zijn allemaal bedoeld, om de aandacht van de luisteraars te trekken en<br />

vast te houden. Soms dienen de platen om een bepaald gedeelte van een verhaal extra te<br />

benadrukken.<br />

Opdracht 3: In de vertelkist zit een diaserie over het volksverhaal ‘De gulzige zebra’,<br />

dat iets uit de natuur verklaart.<br />

– Bekijk de diaserie met een groepje kinderen. Lees de teksten die bij de dia’s<br />

horen. Deze vind je op de volgende bladzijde.<br />

– Verdeel de dia’s over de kinderen van je groepje. Een kind krijgt bijvoorbeeld dia<br />

1 t/m 5, een tweede kind dia 6 t/m 10, een derde kind dia 11 t/m 15 en een vierde<br />

kind dia 16 t/m 19. Elk kind vertelt straks het deel van het verhaal, dat bij de dia’s<br />

hoort die hij of zij heeft gekregen.<br />

– Als je de tekst bij jouw dia’s een beetje kent, probeer je samen met de anderen uit<br />

je groepje het volksverhaal uit je hoofd te vertellen bij de dia’s.


De gulzige zebra<br />

Dia 1: Lang geleden hadden alle dieren op de wereld een saaie kleur. Geen vachten, geen horens, geen vlekken<br />

en geen strepen. Alles alleen maar saai en stoffig. Totdat...<br />

Dia 2: ... er op een stormachtige dag in het hart van de bladerrijke bossen van Afrika een zware aardbeving<br />

was, waarbij een reusachtige grot in de grond ontstond. Een paar dieren kropen voorzichtig naar die<br />

nieuwe wonderlijke bezienswaardigheid. En toen het meest moedige dier in het donkere gat tuurde,<br />

zag het iets glinsteren tussen de rotsblokken.<br />

Dia 3: De grot lag vol vachten en huiden, allemaal glanzend en nieuw. Het dier ging naar binnen en<br />

ontdekte er ook nog allemaal horens en staarten, in ontelbaar veel vormen en maten. Bevend van<br />

opwinding vloog het dier weer naar buiten, om te vertellen wat het gezien had.<br />

Dia 4: Het nieuws verspreidde zich snel en alle dieren gingen op weg om de grot te bekijken, hollend en<br />

springend en glijdend en swingend en slingerend door de bomen.<br />

Dia 5: Allemaal... op één dier na, de gulzige zebra. De gulzige zebra hield nooit op met eten. Hij was niet<br />

van plan zijn maal te laten staan voor de een of andere grot. “Grotten kan ik altijd nog bekijken”,<br />

mompelde hij. “Grotten genoeg.”<br />

Dia 6: Al gauw waren de dieren uit het bos verzameld bij de toegang tot de grot. Daar bleven ze wachten tot<br />

de olifant zou spreken. Want de olifant wist alles, omdat de adelaar hem alle geheimen van de<br />

Nevelgeest overbriefde. Hij trompetterde indrukwekkend met zijn slurf en sprak de aanwezige dieren<br />

toe. “Het wordt tijd, dat jullie eigen jassen krijgen”, zei hij, “er zijn hier allerlei stoffen om een keuze<br />

uit te maken. Het konijn zal jullie van naalden voorzien, maar er is niet meer dan één naald per<br />

persoon, dus pas er goed op. Nu mogen jullie naar binnen, maar geen gedrang of geduw en niet<br />

voordringen!”<br />

Dia 7: Ondertussen stond de gulzige zebra nog steeds te eten. Toen viel hem een beest op dat vlak voor hem<br />

stond. Zag hij het goed? Ja, dat was Sabel de antilope en ze droeg een prachtig glanzende nieuwe jas.<br />

En horens? Ze droeg Horens? Toen de zebra hoorde, dat de jas en de horens uit de grot kwamen, draafde<br />

hij er zo vlug heen als zijn poten hem konden dragen. Maar hij kon geen weerstand bieden aan een<br />

groen blaadje hier, of een sappig halmpje daar.<br />

Dia 8: Van tijd tot tijd kwam hij een dier tegen...<br />

Dia 9: Ze zagen er zonder uitzondering fantastisch uit.<br />

Dia 10: De zebra zag hoe de luipaard haar naaiwerk afmaakte. Zorgvuldig als altijd had de luipaard de<br />

73


74<br />

allermooiste bontjas genaaid, met overal stippels erop. De zebra kon zijn ogen nauwelijks geloven toen<br />

hij zag hoe de luipaard zich in haar vacht wrong, die haar als gegoten zat. “Zulke stippels wil ik ook<br />

hebben”, bedacht hij en hij holde weg om nu gauw bij de grot te komen.<br />

Dia 11: Maar het was een warme dag, dus dronk hij nog even wat uit een koele beek en daarna kwam hij bij<br />

een weitje met graziger gras dan hij ooit had gezien. “Heerlijk”, kauwde hij, smakkend met zijn dikke<br />

lippen.<br />

Dia 12: Verderop, bij de grot, waren de meeste dieren alweer aan het vertrekken. Alleen de neushoorn en de<br />

olifant waren hun stof nog steeds aan het knippen. Ze hadden allebei gekozen voor een heel sterke,<br />

grijze stof. De arme oude neushoorn, die erg bijziend was, bleef met zijn hoorn achter alle plooien<br />

haken en had het vreselijk moeilijk. Hij had zijn naald laten vallen en hoe harder hij ernaar zocht, hoe<br />

verder hij hem de bosjes inschopte. Hij trok het veel te ruime vel aan en slofte weg met een heel slecht<br />

humeur.<br />

Dia 13: Net op dat moment kwam de gulzige zebra eraan terwijl de grashalmen nog uit zijn brede bek hingen.<br />

“Ik wil luipaardvlekken”, zei hij, “en horens als de antilope en manen als de leeuw en een staart als<br />

van de cheetah en dan word ik het mooiste dier van het oerwoud!”<br />

Dia 14: En ondanks zijn dikke buik draafde hij de grot binnen. Toen stopte hij opeens verbijsterd...<br />

Dia 15: ... er was niets meer over! Geen horens, geen mooie vachten, niets meer! Driftig doorzocht hij de grot,<br />

maar hij kon niet meer vinden dan een paar snippers zwarte stof. Wanhopig knipte hij die gelijk en<br />

stikte ze aan elkaar.<br />

Dia 16: “Het lijkt me wel erg krap”, dacht hij zenuwachtig. En omdat hij zo’n dikke zebra was, kostte het hem<br />

vreselijk veel tijd zich in zijn jas te wringen. Hij duwde en gruwde en riep en – plop! – hij zat erin.<br />

Maar wat was het nauw. Au! De naden rond zijn dikke buik stonden op springen. Hij draafde naar de<br />

rivier om daar aan wat malse wilgebladeren te knabbelen en – PLOP! – daar barstte zijn nieuwe vel!<br />

Dia 17: Plop! Plop!<br />

Dia 18: Zijn bolle buik knapte door de naden. De apen brulden van het lachen.<br />

Dia 19: En nu breekt nog altijd zijn witte buik door het zwarte vel, omdat hij nog steeds zo gulzig is.<br />

[Uit: De gulzige zebra – Mwenye Hadithi]


Les 8a Extra les: Wajangspel<br />

Kritische volksverhalen in Indonesië<br />

In les 8 heb je al geleerd, dat volksverhalen kritiek kunnen leveren op machthebbers.<br />

In Indonesië komen dergelijke kritische volksverhalen ook voor. Deze verhalen worden<br />

verteld met behulp van een schimmenspel, in Indonesië wajangspel genoemd.<br />

Vroeger werden er alleen Hindoestische verhalen verteld door middel van het wajangspel.<br />

Het Hindoeïsme is een godsdienst die veel mooie verhalen kent over goden, geesten, prinsessen<br />

en reuzen. De oude wajangvoorstellingen gingen altijd over het gevecht tussen<br />

goed en kwaad.<br />

De moderne wajangvoorstellingen gaan nog steeds over de strijd tussen mensen die goede<br />

dingen willen en mensen die kwade dingen doen. Vaak een strijd tussen de gewone<br />

mensen en de machthebbers.<br />

De wajangpoppen<br />

Het woord voor ‘schim’ is in het Javaans ‘wajang’. Wajangspel betekent dus schimmenspel.<br />

En wajangpoppen zijn schimmenpoppen. Er zijn verschillende soorten wajangpoppen:<br />

1. Wajang koelit. Koelit betekent leer. Dit is een platte pop van leer. De pop is aan beide<br />

zijden beschilderd en versierd met gaatjes.<br />

2. Wajang klitik. Klitik betekent hout. Dit is een platte pop van hout, die kunstig is<br />

uitgesneden en mooi beschilderd.<br />

3. Wajang golek. Golek betekent pop. Dit is geen platte, maar een ronde pop. De kop,<br />

schouders en armen zijn uit hout gesneden en beschilderd. De kop zit op een stok en<br />

kan draaien. Aan de handen zitten stokjes, waarmee ze te bewegen zijn. Aan de<br />

handen van de wajang klitik en de wajang koelit zitten ook zulke stokjes.<br />

Opdracht 1: Welk soort wajangpoppen zitten er in de vertelkist?<br />

Wajangspelen gaan altijd over de strijd tussen het goed en het kwaad. Er zijn daarom ook<br />

goede en slechte schimmenpoppen.<br />

Aan de vorm en kleur van het gezicht kun je zien, of de pop een goede of een slechte<br />

figuur voorstelt.<br />

– Poppen met een goed karakter hebben: smalle, amandelvormige ogen, een rechte<br />

puntige neus, een klein slank lichaam en bij elkaar geplaatste voeten.<br />

– Poppen met een slecht karakter hebben: ronde ogen, een ronde knotsvormige neus,<br />

een plomp lichaam en gespreide voeten.<br />

De betekenis van de <strong>kleuren</strong>:<br />

– Zwart = volwassen, kalm.<br />

75


76<br />

– Wit = edel van afkomst, jong, mooi.<br />

– Rood = onbeheerst, onstuimig.<br />

– Geel of goud = schoonheid, vorstelijke waardigheid.<br />

Ook de kostuums en de haardrachten van de poppen vertellen iets over hun karakter.<br />

Opdracht 2: Schrijf op wat je kunt vertellen over de karakters van de poppen die in de<br />

kist zitten.<br />

Het schimmenspel<br />

Het wajangspel wordt gespeeld met behulp van een scherm, waarachter een licht schijnt.<br />

De wajangpoppen spelen tussen het licht en het scherm. Daardoor zie je op het scherm<br />

de schaduwen van de poppen. Het publiek kan zowel vóór als achter het scherm zitten.<br />

Degenen die erachter zitten, zien de mooie beschilderingen van de poppen. Degenen die<br />

vóór het scherm zitten, zien alleen de schimmen van de poppen. Vroeger zaten de<br />

mannen achter het scherm en de vrouwen en kinderen ervoor.<br />

Bij het begin van het spel, in de pauzes en aan het einde wordt er midden voor het<br />

scherm een levensboom geplaatst. De levensboom heeft de vorm van een groot planteblad<br />

en geeft de scheiding aan tussen goed en kwaad. De goede figuren staan aan de linkerkant<br />

van de levensboom opgesteld. De slechte figuren staan aan de rechterkant van de<br />

levensboom. Zodra de levensboom wordt weggehaald, begint het verhaal. Zodra hij weer<br />

geplaatst wordt, stopt het verhaal.<br />

Het schimmenspel wordt begeleid door muziek, zangers en zangeressen. De verteller,<br />

de dalang, is dirigent van het orkest, zingt mee èn verzorgt in zijn eentje de gesprekken<br />

tussen de poppen.<br />

Het schimmenspel gaat over de strijd tussen het goede en het kwade. Aan het einde van<br />

de voorstelling wordt er altijd een oplossing gevonden.<br />

We gaan nu zelf een wajangspel opvoeren. Je kunt kiezen uit drie opdrachten (opdracht<br />

3, 4 of 5).<br />

Opdracht 3: Op de volgende bladzijden vind je een oud schimmenspelverhaal uit het<br />

Hindoeïsme, waarin vorsten en prinsessen voorkomen. Je gaat met een groep<br />

kinderen dit verhaal straks uitspelen.<br />

Lees om te beginnen de tekst een paar keer goed door.<br />

Als je het verhaal gelezen hebt, splitst de groep zich in een aantal kleinere groepjes.<br />

Elk groepje neemt een kopie van het verhaal mee. De groepjes zijn: het orkest, de<br />

vertellers en de poppenmakers.


– De kinderen van het orkest bekijken op welke plaatsen in het verhaal er een<br />

stukje muziek past. Als je dit voor het hele verhaal gedaan hebben, zet je<br />

sterretjes in de tekst waar je iets gaat spelen. Kopieer het verhaal waarin de<br />

sterretjes zijn geplaatst voor de vertellers, zodat zij rekening kunnen houden met<br />

de muziek. Oefen daarna met muziek maken, net zolang tot het goed gaat.<br />

– De vertellers gaan de rollen van de wajangpoppen instuderen. Ook zorgen zij<br />

ervoor, dat het wajangspel begint en eindigt met het weghalen en plaatsen van<br />

de levensboom. Denk eraan dat goede figuren links op het scherm moeten<br />

opkomen, links van de levensboom, en slechte figuren rechts van de levensboom.<br />

Oefen in het begin maar even met gewone poppenkastpoppen, want de<br />

wajangpoppen moeten nog gemaakt worden.<br />

– De poppenmakers maken de wajangpoppen en de levensboom. Zij letten op het<br />

uiterlijk en de <strong>kleuren</strong> die bij de slechte en de goede wajangpoppen passen.<br />

– Er staat een werktekening van een wajangpop achteraan deze les. Gebruik deze<br />

als voorbeeld, maar maak hem niet precies na. Laat je eigen fantasie werken en<br />

ontwerp zelf een wajangpop.<br />

– Gebruik stevig papier of karton. Teken de poppen erop. Knip ze uit. Verf of<br />

kleur de poppen nu eerst. De losse delen, zoals de armen en benen, kunnen<br />

met een splitpen aan de romp worden vastgezet.<br />

– Om de poppen te kunnen bewegen, moeten er ronde stokjes aan bevestigd<br />

worden van ongeveer 20 cm lang en 0,5 cm dik. Deze stokjes moeten aan de<br />

achterkant van de beweegbare delen komen. De stokjes kun je met een paar<br />

punaises vastzetten.<br />

De tekst van het schimmenspel<br />

Poppen: Vorst Kresjna<br />

Prinses Soembodro (zus van de vorst)<br />

Pati Oedowo (raadsman)<br />

Ardjoeno (held en oude vriend van Pati)<br />

Kolo Prodongo (reuzenvorst)<br />

Plaats: Het paleis van Kresjna<br />

K. Mijn lieve zus, ik heb je wat te zeggen. Reuzenvorst Kolo Prodongo wil met je trouwen. Hij<br />

heeft gezegd, dat hij er alles voor over heeft om dat te kunnen doen.<br />

S. Ik begrijp dat het een hele eer is, maar toch ben ik bang om met deze geweldenaar te trouwen.<br />

Ik zou me niet bij hem thuis voelen. Net zo min als een vlinder zich thuis zou voelen<br />

bij een olifant.<br />

K. Ik begrijp het, lieve zus. Ik zal erover nadenken. Je mag gaan.<br />

(K. denkt diep na en roept zijn raadsman) Raadsman Oedowo! (Deze komt op)<br />

Mijn waarde man, ik heb een groot probleem. Je weet dat Kolo Prodongo met Soembodro,<br />

77


78<br />

mijn zus, wil trouwen. Maar Soembodro voelt daar weinig voor. Bedenk jij nu eens een<br />

plan, zodat zij niet met hem hoeft te trouwen en wij toch voor de woede van de reuzenvorst<br />

gespaard blijven. Want hij is in staat ons land tot de ondergang te brengen. (Ze denken<br />

na)<br />

O. Meester, ik weet iets. Als we eens een tweekamp organiseerden tussen Kolo Prodongo en een<br />

door ons gekozen man. Dan zou de winnaar met prinses Soembodro kunnen trouwen.<br />

K. Een gewaagd, maar mooi plan. Oedowo, zou jij dat willen organiseren? Zoek een geschikte<br />

tegenstander, die Kolo Prodongo kan verslaan, maar die ook een goede man voor mijn zus<br />

zou zijn. (Oedowo gaat op zoek en ontmoet een oude vriend, de held Ardjoeno)<br />

O. Mijn vriend Ardjoeno, ben je bereid vorst Kresjna een grote dienst te bewijzen?<br />

A. Zeker Oedowo, niets zou mij gelukkiger maken, dan hem te helpen.<br />

O. Luister Ardjoeno. Zou jij willen strijden tegen Kolo Prodongo, die met de lieve Soembodro<br />

wil trouwen? Wanneer je het van hem wint, zal de koning je erg dankbaar zijn en je de<br />

hand van zijn zuster schenken.<br />

A. Dat is een moeilijke opgave, maar ik zal er graag mijn best voor doen. (Ze ontmoeten<br />

elkaar op het strijdtoneel)<br />

K.P. Welke nietige worm durft het tegen mij, de reuzenvorst, op te nemen? Kom maar op.<br />

Ik lust je rauw...<br />

A. Wat sta je daar op te scheppen? Je zou toch moeten weten, dat zonder de hulp van de<br />

goden ieder mens een nietig schepsel is.<br />

K.P. Wat sta je nou te kletsen? Kom op als je durft. Ik heb zin om te beginnen. (Hier volgt een<br />

gevecht)<br />

K. Vriend Ardjoeno, je hebt schitterend gewonnen. Je hebt ons rijk Dwarati grote moeilijkheden<br />

bespaard. Je hebt bewezen een waardig man voor mijn zus Soembodro te zijn. Jullie<br />

zullen binnenkort trouwen. Ik zorg ervoor, dat het een groot feest wordt.<br />

Opdracht 4: Je schrijft met een groepje kinderen een modern kritisch schimmenspelverhaal,<br />

dat je daarna opvoert. Begin met het schrijven van een tekst over verkeerde<br />

dingen in Nederland, op school, in de buurt of thuis. Schrijf de tekst zo, dat er niet<br />

meer dan vier rollen zijn. Bedenk dat een wajangspel gaat over goede en slechte<br />

figuren, die met elkaar overhoop liggen. Aan het einde van de voorstelling wordt er<br />

altijd een oplossing gevonden.<br />

Als je het verhaal geschreven hebt, splitst de groep zich in een aantal kleinere<br />

groepjes. Elk groepje neemt een kopie van het verhaal mee. De groepjes zijn: het<br />

orkest, de vertellers en de poppenmakers.<br />

– De kinderen van het orkest bekijken op welke plaatsen in het verhaal er een<br />

stukje muziek past. Als je dit voor het hele verhaal gedaan hebben, zet je<br />

sterretjes in de tekst waar je iets gaat spelen. Kopieer het verhaal waarin de<br />

sterretjes zijn geplaatst voor de vertellers, zodat zij ook rekening kunnen houden<br />

met de muziek. Daarna oefen je met muziek maken, net zolang tot het goed gaat.


– De vertellers gaan de rollen van de wajangpoppen instuderen. Ook zorg je ervoor,<br />

dat het wajangspel begint en eindigt met het weghalen en plaatsen van de<br />

levensboom. Denk eraan dat goede figuren links op het scherm moeten opkomen,<br />

links van de levensboom, en slechte figuren rechts van de levensboom. Oefen in<br />

het begin maar even met gewone poppenkastpoppen, want de wajangpoppen<br />

moeten nog gemaakt worden.<br />

– De poppenmakers maken de wajangpoppen en de levensboom. Zij letten op het<br />

uiterlijk en de <strong>kleuren</strong> die bij de slechte en de goede wajangpoppen passen.<br />

– Er staat een werktekening van een wajangpop achteraan deze les. Gebruik deze<br />

als voorbeeld, maar maak hem niet precies na. Laat je eigen fantasie werken en<br />

ontwerp zelf een wajangpop.<br />

– Gebruik stevig papier of karton. Teken de poppen erop. Knip ze uit. Verf of<br />

kleur de poppen nu eerst. De losse delen, zoals de armen en benen, kunnen<br />

met een splitpen aan de romp worden vastgezet.<br />

– Om de poppen te kunnen bewegen, moeten er ronde stokjes aan worden<br />

bevestigd van ongeveer 20 cm lang en 0,5 cm dik. Deze stokjes moeten aan de<br />

achterkant van de beweegbare delen komen. De stokjes kun je met een paar<br />

punaises vastzetten.<br />

Opdracht 5: Je maakt met een groepje kinderen het scherm of de poppenkast die voor<br />

alle voorstellingen gebruikt kan worden.<br />

Als het schimmenspel in een verduisterde ruimte kan plaatsvinden, maak je een<br />

scherm. Bijvoorbeeld door een stuk laken te spannen in de speelopening van een<br />

gewone poppenkast. Je zorgt ook voor een lichtbron, bijvoorbeeld een bureaulamp<br />

of diaprojector, en probeert uit hoe er met het scherm en de lichtbron gewerkt moet<br />

worden.<br />

Als het niet mogelijk is om in een verduisterde ruimte te spelen, maak je een<br />

poppenkast. Dit kan heel simpel door een doek te spannen waarachter de spelers<br />

kunnen zitten. Je kunt ook een doek hangen over een paar tafeltjes die je op elkaar<br />

gestapeld hebt.<br />

79


Een eenvoudig Indiaas verteldoek uit Rajasthan (les 9)<br />

81


“Verstoten!, of: de dood op de spoorrails”<br />

Dit stripverhaal beeldt een van de smartelijke geschiedenissen uit waar de<br />

straatzangers over zongen.<br />

[Uit: The world of storytelling – A. Pellowski]<br />

83


Werktekening wajangpop<br />

85

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!