1 HRUpdate - 2 mei 2007 De RVA waakt over de ware ... - Astrea
1 HRUpdate - 2 mei 2007 De RVA waakt over de ware ... - Astrea
1 HRUpdate - 2 mei 2007 De RVA waakt over de ware ... - Astrea
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>HRUpdate</strong> - 2 <strong>mei</strong> <strong>2007</strong><br />
<strong>De</strong> <strong>RVA</strong> <strong>waakt</strong> <strong>over</strong> <strong>de</strong> <strong>ware</strong> re<strong>de</strong>n van een ontslag<br />
Een werkneemster was voltijds in dienst van een wasserij als mangelstrijkster.<br />
Zij <strong>de</strong>ed een ziekteaangifte bij haar werkgever voor <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> van 26 januari tot<br />
en met 30 januari 2004. Volgens haar was zij arbeidsongeschikt wegens een<br />
beginnen<strong>de</strong> <strong>de</strong>pressie veroorzaakt door slechte werkomstandighe<strong>de</strong>n (slecht<br />
werken<strong>de</strong> mangel). Naar aanleiding van <strong>de</strong> controle erken<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
controlegeneesheer <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>lijke arbeidsongeschiktheid tot en met 28 januari<br />
2004 met tevens <strong>de</strong> vermelding “<strong>over</strong>machtsprocedure hervatten op 29 januari<br />
2004 mits attest”.<br />
Vervolgens <strong>over</strong>handig<strong>de</strong> <strong>de</strong> werkneemster een medisch attest van haar<br />
behan<strong>de</strong>len<strong>de</strong> geneesheer waarin het volgen<strong>de</strong> werd geattesteerd: “Ver<strong>de</strong>re<br />
tewerkstelling is scha<strong>de</strong>lijk voor <strong>de</strong> gezondheid van mijn patiënte en dit vanaf 29<br />
januari 2004 en <strong>de</strong>finitief”.<br />
Op 28 februari 2004 stel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> werkgever en <strong>de</strong> werknemer in een schrijven<br />
vast dat, bij gebreke aan een an<strong>de</strong>re passen<strong>de</strong> dienstbetrekking, het contract<br />
ontbon<strong>de</strong>n was op grond van <strong>over</strong>macht wegens ziekte op 29 januari 2004. Op<br />
het formulier C4 werd als oorzaak van <strong>de</strong> werkloosheid vermeld: “Medische<br />
re<strong>de</strong>nen, zie ook schrijven van 28 januari 2004”. <strong>De</strong> <strong>RVA</strong> betwist <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>n van<br />
het ontslag en <strong>de</strong> verschuldigdheid van werkloosheidsuitkeringen. Het arbeidshof<br />
in Antwerpen leid<strong>de</strong> uit <strong>de</strong>ze feiten af dat <strong>de</strong> arbeids<strong>over</strong>eenkomst in on<strong>de</strong>rling<br />
<strong>over</strong>leg beëindigd was wegens <strong>over</strong>macht.<br />
<strong>De</strong> werknemer heeft ingeval van beëindiging van <strong>de</strong> arbeids<strong>over</strong>eenkomst<br />
ingevolge <strong>over</strong>macht geen recht op een opzeggingsvergoeding zodat hij<br />
onmid<strong>de</strong>llijk aanspraak kan laten gel<strong>de</strong>n op werkloosheidsuitkeringen. Het<br />
arbeidshof in Antwerpen stel<strong>de</strong> echter vast dat werkneemster, in afspraak met<br />
haar werkgever, een oneigenlijk gebruik maakte van het begrip <strong>over</strong>macht.<br />
Tij<strong>de</strong>ns een verhoor had werkneemster immers verklaard: “Hij ( met name <strong>de</strong><br />
controlegeneesheer) on<strong>de</strong>rzocht mij en verwees mij terug door naar mijn<br />
huisarts die op mijn doktersattest ‘moest’ schrijven dat ik <strong>de</strong>finitief<br />
arbeidsongeschikt was (...)”.<br />
In het voorgeleg<strong>de</strong> medische attest werd geen <strong>de</strong>finitieve arbeidsongeschiktheid<br />
voor het bedongen werk als mangelstrijkster weerhou<strong>de</strong>n, aldus het arbeidshof.<br />
Er werd enkel in summiere bewoordingen gesteld dat ver<strong>de</strong>re tewerkstelling<br />
scha<strong>de</strong>lijk zou zijn voor <strong>de</strong> gezondheid van werkneemster.<br />
Bovendien stel<strong>de</strong> het arbeidshof vast dat werkneemster, kort na <strong>de</strong> ontbinding<br />
van <strong>de</strong> arbeids<strong>over</strong>eenkomst wegens <strong>over</strong>macht, aan <strong>de</strong> slag is gegaan als<br />
voltijds strijkster in een droogkuis. Uit alle elementen besloot het arbeidshof dat<br />
werkneemster een oneigenlijk gebruik had gemaakt van het begrip “<strong>over</strong>macht”<br />
terwijl zij in werkelijkheid in <strong>over</strong>leg met <strong>de</strong> werkgever <strong>de</strong> arbeids<strong>over</strong>eenkomst<br />
1
eëindig<strong>de</strong>. <strong>De</strong>rgelijke beëindiging staat gelijk met een werkverlating zon<strong>de</strong>r<br />
wettige re<strong>de</strong>n waardoor betrokken werkneemster geen recht had op<br />
werkloosheidssteun. Bovendien merkt het arbeidshof, on<strong>de</strong>r verwijzing naar <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> cassatierechtspraak, nog op dat <strong>de</strong> wettige re<strong>de</strong>n voor<br />
werkverlating wegens lichamelijke arbeidsongeschiktheid afhangt van <strong>de</strong><br />
vaststelling van <strong>de</strong> arbeidsongeschiktheid en niet van het zelfs wettig vertrouwen<br />
van <strong>de</strong> werknemer in die ongeschiktheid.<br />
Commentaar:<br />
Soms gebeurt het dat werkgever en werknemer het op een akkoord gooien en <strong>de</strong><br />
<strong>ware</strong> re<strong>de</strong>n van het ontslag niet vermel<strong>de</strong>n op het C4-formulier, opdat <strong>de</strong><br />
werknemer werkloosheidssteun zou kunnen genieten. <strong>De</strong>ze praktijk kan, na<br />
controle door <strong>de</strong> <strong>RVA</strong>, niet alleen lei<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> uitsluiting van <strong>de</strong> werknemer uit<br />
<strong>de</strong> werkloosheid, maar houdt ook voor <strong>de</strong> werkgever het risico van strafsancties<br />
in.<br />
Arbeidshof Antwerpen 28 juni 2005, AR 2040738 (www.juridat.be)<br />
rudi.<strong>de</strong>smet@astrealaw.be<br />
johan.roels@astrealaw.be<br />
2
<strong>HRUpdate</strong> – 2 mai <strong>2007</strong><br />
L’ONEM surveille le motif réel d’un licenciement<br />
Une employée était occupée à temps plein en tant que repasseuse sur<br />
calandreuse au sein d’une blanchisserie. Elle fit une déclaration <strong>de</strong> maladie<br />
auprès <strong>de</strong> son employeur pour la pério<strong>de</strong> allant du 26 au 30 janvier 2004. Selon<br />
elle, elle était en incapacité <strong>de</strong> travail à cause d’un début <strong>de</strong> dépression causée<br />
par <strong>de</strong>s mauvaises conditions <strong>de</strong> travail (mauvais fonctionnement <strong>de</strong> sa<br />
calandreuse). Suite à un contrôle, le mé<strong>de</strong>cin-contrôleur attesta d’une incapacité<br />
<strong>de</strong> travail temporaire jusqu’au 28 janvier 2004 inclus, avec en outre la mention<br />
“poursuivre la procédure pour force majeure le 29 janvier 2004 moyennant<br />
certificat médical”.<br />
Ensuite, l’employée remit un certificat médical délivré par son mé<strong>de</strong>cin traitant.<br />
Celui-ci atteste que la poursuite <strong>de</strong>s activités professionnelles <strong>de</strong> sa patiente est<br />
dommageable pour sa santé, et ce à partir du 29 janvier 2004 et à titre définitif.<br />
Le 28 février 2004, l’employeur et l’employée conviennent par écrit qu’en<br />
l’absence d’une autre fonction adéquate, le contrat <strong>de</strong> travail est résilié pour<br />
cause <strong>de</strong> force majeure liée à la maladie constatée le 29 janvier 2004. La raison<br />
du licenciement mentionnée sur le formulaire C4 faisait état <strong>de</strong> “raisons<br />
médicales, cf. également le rapport <strong>de</strong> 28 janvier 2004”. L’ONEM conteste ce<br />
motif <strong>de</strong> licenciement, ainsi que le droit <strong>de</strong> l’intéressée à percevoir <strong>de</strong>s<br />
allocations <strong>de</strong> chômage. La cour du Travail d’Anvers en déduit qu’il a été mis fin<br />
au contrat <strong>de</strong> travail d’un commun accord pour cause <strong>de</strong> force majeure.<br />
En cas d’extinction du contrat <strong>de</strong> travail pour cause <strong>de</strong> force majeure, le<br />
travailleur n’a pas droit à une in<strong>de</strong>mnité compensatoire <strong>de</strong> licenciement, <strong>de</strong> sorte<br />
qu’il peut immédiatement faire valoir son droit à <strong>de</strong>s allocations <strong>de</strong> chômage.<br />
Toutefois, la cour du Travail d’Anvers observa que l’employée abusait <strong>de</strong> la<br />
notion <strong>de</strong> force majeure, en accord avec son employeur.<br />
En effet, durant une audition, la travailleuse a déclaré que le mé<strong>de</strong>cin-contrôleur<br />
l’avait examinée, puis renvoyée à son mé<strong>de</strong>cin traitant, en disant que ce <strong>de</strong>rnier<br />
“<strong>de</strong>vait” mentionner sur son certificat médical que l’incapacité <strong>de</strong> travail était<br />
définitive.<br />
Or, le certificat médical présenté ne portait pas sur une incapacité <strong>de</strong> travail à<br />
titre définitif pour la fonction stipulée <strong>de</strong> repasseuse sur calandreuse, estime la<br />
cour du Travail. En termes sommaires, ce certificat attestait simplement du fait<br />
que la poursuite <strong>de</strong>s activités professionnelles <strong>de</strong> la travailleuse serait<br />
préjudiciable à sa santé.<br />
En outre, la cour du Travail constata que peu <strong>de</strong> temps après la dissolution <strong>de</strong><br />
son contrat <strong>de</strong> travail, l’intéressée était allée retravailler à temps plein en tant<br />
que repasseuse dans un nettoyage à sec.<br />
3
Considérant l’ensemble <strong>de</strong>s éléments, la cour du Travail estima que la<br />
travailleuse avait abusé <strong>de</strong> la notion <strong>de</strong> “force majeure”, car, en réalité, elle avait<br />
mis fin à son contrat <strong>de</strong> travail d’un commun accord avec son employeur. Une<br />
telle rupture du contrat <strong>de</strong> travail équivaut à une démission sans motif légitime,<br />
qui n’ouvre à la travailleuse aucun droit à <strong>de</strong>s allocations <strong>de</strong> chômage. <strong>De</strong> plus,<br />
faisant référence à la jurispru<strong>de</strong>nce <strong>de</strong> la Cour <strong>de</strong> Cassation, la cour du Travail fit<br />
également observer que le motif légitime <strong>de</strong> démission pour cause d’incapacité<br />
<strong>de</strong> travail physique dépend <strong>de</strong> la constatation <strong>de</strong> l’incapacité <strong>de</strong> travail et non <strong>de</strong><br />
la confiance légitime du travailleur lui-même en cette incapacité.<br />
Commentaire:<br />
Il arrive parfois que l’employeur et l’employé conviennent <strong>de</strong> ne pas mentionner<br />
le vrai motif du licenciement sur le formulaire C4, et ce afin que le travailleur<br />
puisse bénéficier <strong>de</strong>s allocations <strong>de</strong> chômage. En cas <strong>de</strong> contrôle <strong>de</strong> la part <strong>de</strong><br />
l’ONEM, une telle pratique peut non seulement conduire à l’exclusion <strong>de</strong><br />
l’employé du chômage, mais aussi comporter un risque <strong>de</strong> sanctions pénales<br />
pour l’employeur.<br />
Cour du travail d’Anvers, 28 juin 2005, R.G. n°2040738 (www.juridat.be)<br />
rudi.<strong>de</strong>smet@astrealaw.be<br />
johan.roels@astrealaw.be<br />
4