26.07.2013 Views

Crisis, Katharsis en Wederopstanding - Het Historisch Huis

Crisis, Katharsis en Wederopstanding - Het Historisch Huis

Crisis, Katharsis en Wederopstanding - Het Historisch Huis

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

E<strong>en</strong> geschied<strong>en</strong>is van het postmodernisme (1992)<br />

Om tot e<strong>en</strong> inzicht te kom<strong>en</strong> wat het postmodernisme inhoudt, ligt het voor de hand om na te gaan wat het modernisme<br />

is. Dat is immers de stroming waarvan postmodernist<strong>en</strong> m<strong>en</strong><strong>en</strong> de opvolger te zijn. <strong>Het</strong> is van belang vanaf het<br />

begin duidelijkheid te hebb<strong>en</strong> over de verschill<strong>en</strong>de verschijningsvorm<strong>en</strong> van het postmodernisme. Hoewel het de<br />

bedoeling is om in deze less<strong>en</strong>serie het filosofische postmodernisme te behandel<strong>en</strong>, blijkt de term 'postmodernisme'<br />

in eerste instantie vooral in de kunst gebezigd te word<strong>en</strong>. In de kunst wordt met het postmodernisme e<strong>en</strong> stroming<br />

bedoeld die zich niet meer w<strong>en</strong>st te houd<strong>en</strong> aan de modernistische conv<strong>en</strong>ties die tot de jar<strong>en</strong> '60-'70 geme<strong>en</strong>goed<br />

war<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> is aardig om te constater<strong>en</strong> dat de term 'postmodernisme' werd gebruikt in Toynbee's 'A study of history'<br />

voordat er e<strong>en</strong> kunststroming mee aangeduid werd. In dit omvangrijke speculatieve geschiedfilosofische werk duidde<br />

de Britse historicus Toynbee met 'postmodern' e<strong>en</strong> maatschappij aan, die de opvolger van onze huidige westerse<br />

maatschappij zou zijn. Onze beschaving zou getransformeerd word<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> postmoderne maatschappij waarin e<strong>en</strong><br />

zog<strong>en</strong>aamde wereldkerk, die uit e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>geling van eerdere godsdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> zou bestaan, het culturele voortouw zou<br />

nem<strong>en</strong>.<br />

Terugker<strong>en</strong>d naar de kunst is het interessant te zi<strong>en</strong> dat de b<strong>en</strong>aming postmodernisme (ook wel geschrev<strong>en</strong> als post-<br />

Modernisme of Post-Modernisme) te plaats<strong>en</strong> is in het rijtje van barok (misvormde parel), rococo (schelp-achtig),<br />

impressionisme (vaag <strong>en</strong> subjectief) <strong>en</strong> romaneske (sub-romaans) in de zin dat het hier oorspronkelijk negatieve b<strong>en</strong>aming<strong>en</strong><br />

betreft voor stroming<strong>en</strong> die afwek<strong>en</strong> van de bestaande geaccepteerde kunststroming<strong>en</strong>. Postmodernisme ontle<strong>en</strong>de<br />

haar naam aan precies die stroming waar zij zich teg<strong>en</strong> afzette, namelijk het modernisme. In de schilderkunst<br />

zette deze reactie teg<strong>en</strong> het modernisme, zoals gezegd, in de jar<strong>en</strong> '60 -'70 in. Hoewel Pop-art niet als e<strong>en</strong> echte postmoderne<br />

stroming gold, werd door m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> als Warhol <strong>en</strong> Liecht<strong>en</strong>stein wel geageerd teg<strong>en</strong> de elitaire abstracte<br />

moderne kunst. De massacultuur was volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zo belangrijk gegev<strong>en</strong> in de maatschappij geword<strong>en</strong> dat de<br />

kunst zich hieraan niet mocht of kon onttrekk<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> gevolg hiervan was dat stripverhal<strong>en</strong> <strong>en</strong> soepblikjes tot kunst<br />

werd<strong>en</strong> verhev<strong>en</strong>. Hoewel Pop-art zich juist afzette teg<strong>en</strong> de elitaire kunst, werd zij er gaande weg steeds meer e<strong>en</strong><br />

deel van <strong>en</strong> schoot wat dat aanging aan haar doel voorbij.<br />

In de architectuur vond er ook e<strong>en</strong> reactie plaats teg<strong>en</strong> het dogmatisch modernisme dat zijn belangrijkste oorsprong<br />

had in de architectuur van Bauhaus. Walter Gropius, maar in sterkere mate Ludwig Mies van der Rohe creëerde e<strong>en</strong><br />

internationale functionalistische bouwstijl die door de meeste latere architect<strong>en</strong> gedwee werd nagevolgd. Dit leidde<br />

tot de zog<strong>en</strong>aamde 'glass-box' architectuur. In de zev<strong>en</strong>tiger jar<strong>en</strong> werd hierteg<strong>en</strong> steeds meer geageerd door e<strong>en</strong><br />

nieuwe g<strong>en</strong>eratie architect<strong>en</strong>. Zij brak<strong>en</strong> met de strakke, 'functionele' (ondertuss<strong>en</strong> was het oorspronkelijke functionalisme<br />

sterk verwaterd) modernistische bouwstijl <strong>en</strong> legd<strong>en</strong> de nadruk op e<strong>en</strong> architectuur waarin ongeg<strong>en</strong>eerd geciteerd<br />

kon word<strong>en</strong> uit de kunstgeschied<strong>en</strong>is. Was het uitgangspunt van de modernistische kunst altijd geweest dat het<br />

vernieuw<strong>en</strong>d moest zijn, in de postmodernistische kunst was dit ge<strong>en</strong> voorwaarde meer. Met goed fatso<strong>en</strong> kon er<br />

eclectisch ontworp<strong>en</strong> word<strong>en</strong>; verschill<strong>en</strong>de historische bouwstijl<strong>en</strong> kond<strong>en</strong> naast elkaar gebruikt word<strong>en</strong>, zonder dat<br />

dit bij voorbaat afbreuk deed aan de esthetische waarde van het ontwerp. In navolging van deze revolutie in het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong><br />

over architectuur kwam ook in de schilderkunst e<strong>en</strong> postmoderne stroming op die zich zeer veelzijdig ontwikkelde<br />

(Metafysisch classicisme, Narratief classicisme, Allegorisch classicisme, Realistisch classicisme), maar in ieder<br />

geval niet abstract g<strong>en</strong>oemd kon word<strong>en</strong>.<br />

Dat het postmodernisme, in filosofische <strong>en</strong> artistieke zin, blijkbaar goed aansluit bij de huidige maatschappij, betek<strong>en</strong>t<br />

dat het gezi<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> geslaagde poging om e<strong>en</strong> groot aantal langere of kortere termijn ontwikkeling<strong>en</strong><br />

te verdisconter<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> nieuw wereldbeeld. Deze ontwikkeling<strong>en</strong> ded<strong>en</strong> zich, behalve op het gebied van<br />

de kunst, op velerlei gebied voor. In de filosofie was er gedur<strong>en</strong>de de 20ste eeuw in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate sprake van<br />

e<strong>en</strong> uitholling van de oude geldighed<strong>en</strong>. In de politiek bleek steeds duidelijker dat de belangrijkste ideologieën in de<br />

verste verte niet aan hun beloft<strong>en</strong> kond<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>. De wet<strong>en</strong>schap werd gedwong<strong>en</strong> haar pret<strong>en</strong>ties als produc<strong>en</strong>t<br />

van objectieve k<strong>en</strong>nis op te gev<strong>en</strong> <strong>en</strong> in de taalkunde realiseerde m<strong>en</strong> zich steeds meer dat het utopia van de optimale<br />

communicatie nooit bereikt zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. De rol van de taal in de filosofie veranderde sterk in de loop<br />

van de twintigste eeuw. Enerzijds werd de taal, met name door de Fransman M. Foucault, steeds verder ontmaskerd<br />

als zijnde e<strong>en</strong> onderdrukk<strong>en</strong>d medium waarvan de voornaamste functie het instandhoud<strong>en</strong> van machtsverhouding<strong>en</strong><br />

leek te zijn, anderzijds groeide de overtuiging dat de taal het <strong>en</strong>ige medium voor hand<strong>en</strong> was om beschrijving<strong>en</strong> van<br />

de werkelijkheid te verschaff<strong>en</strong> <strong>en</strong> uit te wissel<strong>en</strong>. Nadat e<strong>en</strong> beroep op de objectieve repres<strong>en</strong>tatie van de werkelijkheid<br />

door de taal onhoudbaar was geword<strong>en</strong>, nam<strong>en</strong> filosofische <strong>en</strong> filologische taal- <strong>en</strong> tekstanalyses aan belang<br />

<strong>en</strong> invloed toe.<br />

In e<strong>en</strong> poging e<strong>en</strong> concreet beeld te gev<strong>en</strong> wat de postmoderne lev<strong>en</strong>shouding inhoudt, stuit<strong>en</strong> we op het probleem<br />

van de praktische toepasbaarheid van de conclusies van het filosofische <strong>en</strong> artistieke postmodernisme. De meest zinvolle<br />

ontwikkeling die zich heeft voorgedaan in deze context heeft binn<strong>en</strong> de taalfilosofie plaatsgevond<strong>en</strong>. Daar werd<br />

steeds meer onderzoek gedaan naar het feitelijk functioner<strong>en</strong> van de gewone taal (in teg<strong>en</strong>stelling tot e<strong>en</strong> objectieve,<br />

wet<strong>en</strong>schappelijke). Met name in de Franse filosofie kwam uit dit onderzoek e<strong>en</strong> beeld naar vor<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> taal die<br />

binn<strong>en</strong> alle maatschappelijke geleding<strong>en</strong>, dus ook binn<strong>en</strong> het sociale domein, machtsverhouding<strong>en</strong> weerspiegelt <strong>en</strong>


in stand houdt. <strong>Het</strong> is deze ontwikkeling waarbij de volg<strong>en</strong>de illustratie van het postmoderne lev<strong>en</strong>sgevoel aansluit.<br />

In e<strong>en</strong> voorbeeld dat de Italiaanse schrijver Umberto Eco van de postmoderne lev<strong>en</strong>shouding gaf komt dit beeld van<br />

de bezoedelde taal, in e<strong>en</strong> postmoderne liefdesverklaring duidelijk naar vor<strong>en</strong>.<br />

Wanneer e<strong>en</strong> man zijn oprechte liefde wil bek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> ontwikkelde vrouw, kan hij niet meer zegg<strong>en</strong> 'Ik hou<br />

zoveel van jou' omdat hij weet dat zij weet (hij weet ook dat zij weet dat hij weet) dat deze woord<strong>en</strong> bevuild zijn<br />

geraakt door de talloze mal<strong>en</strong> dat ze in bouquet-reeksverhaaltjes gebruikt zijn. De oplossing voor dit probleem is dat<br />

hij verwijst naar de bouquet-reeks <strong>en</strong> zegt: 'Om met de bouquet-reeks te sprek<strong>en</strong>: Ik hou zoveel van jou.' Hiermee<br />

heeft de man gezegd wat hij wilde zegg<strong>en</strong> zonder aan de bezoedeling van de taal voorbij te gaan. Op e<strong>en</strong> zodanige<br />

manier kan ondanks het wederzijdse besef van de vervuilde taal in de vorm van e<strong>en</strong> soort ironisch spel toch gezegd<br />

word<strong>en</strong> wat er bedoeld wordt. <strong>Het</strong> grote verschil met de 'modernistische' houding is geleg<strong>en</strong> in het feit dat destijds<br />

de taal net zo bezoedeld was, maar dit niet of onvoldo<strong>en</strong>de werd herk<strong>en</strong>d. M<strong>en</strong> kon zichzelf nog als 'onschuldig'<br />

beschouw<strong>en</strong>.<br />

Om te kunn<strong>en</strong> verklar<strong>en</strong> hoe binn<strong>en</strong> de filosofie de ontwikkeling tot het postmodernisme is verlop<strong>en</strong>, is het van<br />

belang om, zoals gezegd, de oorsprong <strong>en</strong> ontwikkeling van de moderniteit in het algeme<strong>en</strong> <strong>en</strong> de filosofie in het<br />

bijzonder te schets<strong>en</strong>. De moderniteit, zoals die ook nu nog bestaat, is gefundeerd op drie uitgangspunt<strong>en</strong>.<br />

1] De maakbaarheid van de natuur (economische rationalisering)<br />

2] De maakbaarheid van de politiek (politieke rationalisering)<br />

3] De mogelijkheid van objectieve k<strong>en</strong>nis (wet<strong>en</strong>schappelijke rationalisering)<br />

Deze uitgangspunt<strong>en</strong> zijn van doorslaggev<strong>en</strong>d belang geweest in het ontstaan van de moderniteit. Tuss<strong>en</strong> de drie zijn<br />

natuurlijk overlapping<strong>en</strong>, maar voor de duidelijkheid zull<strong>en</strong> ze voorzover mogelijk afzonderlijk word<strong>en</strong> beschouwd.<br />

<strong>Het</strong> idee van de maakbaarheid van de natuur was in haar vroegste stadium e<strong>en</strong> meer wet<strong>en</strong>schappelijke dan economische<br />

aangeleg<strong>en</strong>heid. E<strong>en</strong> voorwaarde voor het ontstaan van deze traditie was e<strong>en</strong> afkalving van de macht van de<br />

kerk. Deze had gedur<strong>en</strong>de de middeleeuw<strong>en</strong> niet bepaald e<strong>en</strong> stimuler<strong>en</strong>de invloed uitgeoef<strong>en</strong>d bij poging<strong>en</strong> tot<br />

onderzoek naar de de m<strong>en</strong>s omring<strong>en</strong>de natuur. Deze houding van de kerk had twee belangrijke red<strong>en</strong><strong>en</strong>. T<strong>en</strong> eerste<br />

achtt<strong>en</strong> grote del<strong>en</strong> van de clerus de k<strong>en</strong>nis die de zintuig<strong>en</strong> kond<strong>en</strong> verschaff<strong>en</strong>, <strong>en</strong> waar het wet<strong>en</strong>schappelijk<br />

onderzoek op gebaseerd was, van e<strong>en</strong> inferieure soort. De werkelijk belangrijke vorm van k<strong>en</strong>nis die m<strong>en</strong> di<strong>en</strong>de na<br />

te strev<strong>en</strong>, was de ideële, bov<strong>en</strong>zintuiglijke k<strong>en</strong>nis van het woord Gods. Deze was door middel van contemplatie <strong>en</strong><br />

het lez<strong>en</strong> van de bijbel te verkrijg<strong>en</strong>. De tweede red<strong>en</strong> voor het afhoud<strong>en</strong>de standpunt van de kerk t<strong>en</strong> opzichte van<br />

natuurkundig onderzoek was dat het e<strong>en</strong> gevaar zou kunn<strong>en</strong> oplever<strong>en</strong> voor de dogma's waarop de kerk als instituut<br />

gebouwd was. Desondanks slaagd<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> als Copernicus <strong>en</strong> Galileï erin wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek te do<strong>en</strong>.<br />

In de zev<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw, nadat de macht <strong>en</strong> invloed van de kerk in Europa danig was verminderd door de reformatie,<br />

kon er op bredere schaal onderzoek gedaan word<strong>en</strong>. Dit onderzoek was oorspronkelijk ge<strong>en</strong>szins anti-religieus<br />

van opzet. Integ<strong>en</strong>deel, de bedoeling van de onderzoeking<strong>en</strong> van wet<strong>en</strong>schappers als Newton had vooral tot doel om<br />

de grootheid van de door God geschap<strong>en</strong> natuur voor de gewone sterveling inzichtelijk te mak<strong>en</strong>. Wanneer de bedoeling<br />

van Gods schepping e<strong>en</strong> ieder bek<strong>en</strong>d zou zijn, zou al het kwaad uitgebann<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Zelfs in de vroegste fase<br />

van de moderne natuurkunde bleek er dus al e<strong>en</strong> duidelijk verband te zijn tuss<strong>en</strong> het beoef<strong>en</strong><strong>en</strong> van de natuurwet<strong>en</strong>schap<br />

<strong>en</strong> de theorievorming over de ideale maatschappij.<br />

E<strong>en</strong> in economisch opzicht interessant bijverschijnsel van de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de wet<strong>en</strong>schappelijke k<strong>en</strong>nis was dat er steeds<br />

beter inzicht kwam hoe de natuur t<strong>en</strong> nutte gemaakt kon word<strong>en</strong>. In eerste instantie droeg dit. naast demografische<br />

factor<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van de organisatorische capaciteit<strong>en</strong> van de 18de-eeuwer, bij tot e<strong>en</strong> agrarische revolutie die<br />

het financiële surplus verschafte om de verdergaande technologische ontwikkeling<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong> bekostig<strong>en</strong> <strong>en</strong> toepass<strong>en</strong>.<br />

Betere bemesting, vergroting van de akkerbouwpercel<strong>en</strong> <strong>en</strong> beter gereedschap droeg<strong>en</strong> allemaal bij tot e<strong>en</strong><br />

spectaculaire groei van de landbouwproductie. In deze periode ontstond er e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>loop van wet<strong>en</strong>schappelijke,<br />

technologische <strong>en</strong> economische kracht<strong>en</strong> die de Industriële Revolutie inluidde. Gedur<strong>en</strong>de de Industriële Revolutie<br />

vond er e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de rationalisering van de produktie plaats. <strong>Het</strong> transport van grondstoff<strong>en</strong> <strong>en</strong> eindprodukt<strong>en</strong><br />

werd steeds doelmatiger, betere machines verhoogd<strong>en</strong> de produktie, markt<strong>en</strong> vergroott<strong>en</strong> zich, de wereld werd kleiner.<br />

De to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de k<strong>en</strong>nis van de natuur leidde tot e<strong>en</strong> spiraalsgewijze ontwikkeling van dit rationaliseringsproces.<br />

Elke fase in de ontwikkeling functioneerde als e<strong>en</strong> katalysator voor de volg<strong>en</strong>de. In sam<strong>en</strong>hang met deze gang van<br />

zak<strong>en</strong> ontstond<strong>en</strong> ideeën die de rationalisatie ook op andere maatschappelijke terrein<strong>en</strong> wild<strong>en</strong> doorvoer<strong>en</strong>.<br />

<strong>Het</strong> besef dat met behulp van rationele wet<strong>en</strong>schappelijke k<strong>en</strong>nis de natuur onderworp<strong>en</strong> <strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut kon word<strong>en</strong>, stimuleerde<br />

de gedachte dat dit ook toepasbaar zou zijn op de sociale werkelijkheid. In dit opzicht bouwd<strong>en</strong> de<br />

Verlichtingsfilosof<strong>en</strong> voort op het inzicht dat t<strong>en</strong> tijde van Newton al was geformuleerd. Er bestond ook volg<strong>en</strong>s h<strong>en</strong><br />

ge<strong>en</strong> wez<strong>en</strong>lijk onderscheid tuss<strong>en</strong> de twee werkelijkheidsdomein<strong>en</strong>, hoewel dat volg<strong>en</strong>s de Verlichtingsfilosof<strong>en</strong> niet<br />

kwam omdat beide schepping<strong>en</strong> van God war<strong>en</strong>. De maatschappij van de eerste helft van de 18de eeuw werd in<br />

grote del<strong>en</strong> van Europa gedomineerd door feodale machtsverhouding<strong>en</strong> <strong>en</strong>, waar de reformatie niet was doorgedrong<strong>en</strong>,<br />

geestelijke onderdrukking door de kerk. Hierteg<strong>en</strong> rees onder intellectuel<strong>en</strong>, in eerste instantie vooral in<br />

Frankrijk <strong>en</strong> later in Schotland <strong>en</strong> de Duitse stat<strong>en</strong>, verzet. Deze Verlichtingsd<strong>en</strong>kers bezonn<strong>en</strong> zich op manier<strong>en</strong> om


de maatschappij op rationele wijze te herschepp<strong>en</strong>. De feodale <strong>en</strong> de kerkelijke macht<strong>en</strong>, toonbeeld<strong>en</strong> van achterlijkheid<br />

<strong>en</strong> irrationaliteit, zoud<strong>en</strong> plaats moet<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> staatsvorm waarin er voor grotere groep<strong>en</strong>, volg<strong>en</strong>s<br />

J.J. Rousseau zelfs het hele volk, zegg<strong>en</strong>schap in staatszak<strong>en</strong> was. Montesquieu ontwierp zijn Trias Politica waarin de<br />

verschill<strong>en</strong>de machtssfer<strong>en</strong>, de gerechtelijke, uitvoer<strong>en</strong>de <strong>en</strong> wetgev<strong>en</strong>de macht<strong>en</strong>, principieel van elkaar gescheid<strong>en</strong><br />

werd<strong>en</strong> zodat machtsconc<strong>en</strong>traties zoals die in het verled<strong>en</strong> normaal war<strong>en</strong> geweest, voorkom<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

De Schotse economisch-filosoof Adam Smith legde de basis voor e<strong>en</strong> politiek systeem waarin het marktmechanisme<br />

als leidraad werd g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Als de economie zijn gang kon gaan, zou door de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de welvaart uiteindelijk<br />

iedere<strong>en</strong> daaraan deel hebb<strong>en</strong>, ofwel als produc<strong>en</strong>t ofwel als loonarbeider. Dit uitgangspunt zou de basis vorm<strong>en</strong><br />

voor het 19de eeuwse liberalisme. De staat had in deze theorie hoogst<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> begeleid<strong>en</strong>de rol. Zij di<strong>en</strong>de zich echter<br />

te onthoud<strong>en</strong> van beïnvloeding op het marktmechanisme. Als e<strong>en</strong> 'invisible hand' zou dit mechanisme voor maatschappelijke<br />

orde borg staan.<br />

Met het uitbrek<strong>en</strong> van de Franse revolutie in 1789 leek het mom<strong>en</strong>t gekom<strong>en</strong> waarop de rationalistische sociale d<strong>en</strong>kbeeld<strong>en</strong><br />

van de Verlichtingsfilosof<strong>en</strong> in praktijk gebracht zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Hoewel de periode van de napoleontische<br />

dictatuur nauwelijks overe<strong>en</strong>stemde met de verwachting<strong>en</strong> van de meer democratisch gezinde burgerij, kon<br />

in de loop van de neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw diezelfde burgerij zich toch tot op zekere hoogte de politieke macht eig<strong>en</strong><br />

mak<strong>en</strong>. Tijd<strong>en</strong>s de revolutie van 1848 was het uitgerek<strong>en</strong>d deze voormalig revolutionaire groep die zich inmiddels zo<br />

met de politieke macht had geïd<strong>en</strong>tificeerd, dat zij de poging van de onder h<strong>en</strong> geleg<strong>en</strong> maatschappelijke lag<strong>en</strong> om<br />

ook e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>swaardig bestaan te verkrijg<strong>en</strong>, onderdrukte. Gedur<strong>en</strong>de de 19de eeuw werd steeds duidelijker dat het<br />

ongebreidelde economisch <strong>en</strong> politieke liberalisme zich niet zo ontwikkelde als Smith zich had voorgesteld. In plaats<br />

van e<strong>en</strong> uitbreiding van de welvaart, vond er e<strong>en</strong> <strong>en</strong>orme verpaupering <strong>en</strong> proletarisering van de arbeiders plaats. De<br />

snelgroei<strong>en</strong>de industriested<strong>en</strong> puild<strong>en</strong> uit door de <strong>en</strong>orme toestroom van arbeiders van het platteland. Door het <strong>en</strong>orme<br />

overschot op de arbeidsmarkt <strong>en</strong> de daaruit volg<strong>en</strong>de lage lon<strong>en</strong>, kond<strong>en</strong> de produktiekost<strong>en</strong> laag gehoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de winst<strong>en</strong> van de ondernemers tot <strong>en</strong>orme bedrag<strong>en</strong> oplop<strong>en</strong>. Hoewel er van e<strong>en</strong> zekere welvaartsgroei sprake<br />

was, hadd<strong>en</strong> de arbeiders hier in deze fase nauwelijks deel aan. Aan deze schrijn<strong>en</strong>de situatie appelleerde het<br />

socialisme. Ook deze politieke stroming ging, geheel in overe<strong>en</strong>stemming met de tijd, uit van de maakbaarheid van<br />

de sam<strong>en</strong>leving hoewel zij daarvoor in eerste instantie e<strong>en</strong> revolutie noodzakelijk achtte. De marxistische theorie van<br />

de klass<strong>en</strong>strijd voorzag in e<strong>en</strong> economisch-wet<strong>en</strong>schappelijke formulering van de onvermijdelijke ondergang van de<br />

kapitalistische bourgeoisie <strong>en</strong> de overwinning van de arbeidersklasse. Wanneer de macht in hand<strong>en</strong> zou zijn van de<br />

arbeiders zou de maatschappij rationeel ingericht word<strong>en</strong>, waarna de staat uiteindelijk zou afsterv<strong>en</strong> <strong>en</strong> iedere<strong>en</strong> zich<br />

optimaal zou kunn<strong>en</strong> ontplooi<strong>en</strong>.<br />

De ontwikkeling van de wet<strong>en</strong>schap gaf, zoals gezi<strong>en</strong>, aanleiding tot e<strong>en</strong> <strong>en</strong>orme economische groei, die vervolg<strong>en</strong>s<br />

weer zijn weerslag had op de maatschappelijke <strong>en</strong> politieke theorievorming. De wet<strong>en</strong>schap bleef zich, gestimuleerd<br />

door het grote succes, steeds verder ontwikkel<strong>en</strong>. Dit leverde de m<strong>en</strong>sheid e<strong>en</strong> stortvloed van nieuwighed<strong>en</strong> op die<br />

de kwaliteit van het bestaan in brede zin vergrootte. Ontwikkeling<strong>en</strong> in de g<strong>en</strong>eeskunde, chemie, natuurkunde, biologie<br />

<strong>en</strong> de technologische toepassing<strong>en</strong> daarvan voedd<strong>en</strong> de overtuiging dat de m<strong>en</strong>s eindelijk, na vele eeuw<strong>en</strong> duisternis,<br />

in staat zou zijn om de werkelijkheid in zijn totale omvang te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>en</strong> deze daarmee te onderwerp<strong>en</strong> tot<br />

algeme<strong>en</strong> nut voor de m<strong>en</strong>sheid. Hierin speelde vooral het Darwinisme e<strong>en</strong> grote rol. Tot het mom<strong>en</strong>t dat deze theorie<br />

ook in andere wet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> dan de biologie was doorgedrong<strong>en</strong>, was er vooral in de geschiedschrijving <strong>en</strong>ige<br />

twijfel ontstaan over de totale k<strong>en</strong>baarheid van de sociale werkelijkheid. <strong>Het</strong> sociaal-Darwinisme verschafte echter de<br />

positieve zekerheid dat ook de m<strong>en</strong>s tot e<strong>en</strong> fysiek gegev<strong>en</strong> kon word<strong>en</strong> gereduceerd. Vooral in de 19de eeuwse<br />

sociologie <strong>en</strong> psychologie leidde de integratie van de darwinistische d<strong>en</strong>kbeeld<strong>en</strong> tot het idee dat de m<strong>en</strong>s in het algeme<strong>en</strong>,<br />

maar ook het individu, zich volg<strong>en</strong>s noodzakelijke wetmatighed<strong>en</strong> gedroeg. Deze wett<strong>en</strong> war<strong>en</strong> voor de wet<strong>en</strong>schap<br />

k<strong>en</strong>baar met behulp van de wet<strong>en</strong>schappelijke methode. <strong>Het</strong> hoeft dan ook ge<strong>en</strong> verbazing te wekk<strong>en</strong> dat juist<br />

in deze periode rass<strong>en</strong>theorieën bedacht werd<strong>en</strong> <strong>en</strong> daaraan gelieerde onderzoeking<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> gedaan.<br />

<strong>Het</strong> idee dat de wet<strong>en</strong>schap het geëig<strong>en</strong>de middel was om tot de objectieve werkelijkheid door te dring<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> idee<br />

dat overig<strong>en</strong>s door de wet<strong>en</strong>schap zelf volop gepropageerd werd, werd het Positivisme g<strong>en</strong>oemd. Aan alle drie de<br />

pijlers van de moderniteit (economie, politiek <strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schap) was de verbind<strong>en</strong>de gedachte van de vooruitgang<br />

gekoppeld. Nu de m<strong>en</strong>s in staat bleek om de werkelijkheid op e<strong>en</strong> rationele manier te ontsluier<strong>en</strong>, was er ge<strong>en</strong> plaats<br />

meer voor haaks hierop staand, verouderd religieus bijgeloof over het einde der tijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> het hiernamaals.<br />

Vooruitgang was het credo geword<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> betrof het hier e<strong>en</strong> proces met e<strong>en</strong> noodzakelijk karakter. Immers<br />

e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de k<strong>en</strong>nis van de sociale of de natuurlijke werkelijkheid was onomkeerbaar <strong>en</strong> eeuwig. Uiteindelijk zoud<strong>en</strong><br />

alle raadsels ontsluierd zijn <strong>en</strong> de volledig rationele sam<strong>en</strong>leving zijn intrede do<strong>en</strong>. De geschied<strong>en</strong>is zou overwonn<strong>en</strong><br />

zijn. Dit ongetemperde optimisme, dat paradoxaal g<strong>en</strong>oeg tot e<strong>en</strong> mythe van de totale, rationele beheersing<br />

uitgroeide, zou echter met het aanbrek<strong>en</strong> van de 20ste eeuw met e<strong>en</strong> groot aantal crises geconfronteerd word<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> van de weinig<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> kritische kanttek<strong>en</strong>ing bij deze neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuwse vooruitgangseuforie plaatste, was<br />

de Duitse filosoof F. Nietzsche. Hij stelde zich op het standpunt dat het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> van de m<strong>en</strong>s werd bepaald door de<br />

historische omstandighed<strong>en</strong> waarin deze zich bevond. De taal, die d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> überhaupt mogelijk maakt, was in deze<br />

red<strong>en</strong>ering ge<strong>en</strong> afspiegeling van e<strong>en</strong> tijdloze, a-historische werkelijkheid maar e<strong>en</strong> historisch gedetermineerd <strong>en</strong><br />

imperfect k<strong>en</strong>-instrum<strong>en</strong>t. Nietzsche stelde de gebrekkigheid van de k<strong>en</strong>nis van de m<strong>en</strong>s c<strong>en</strong>traal, maar merkte daar-


naast op dat dit wel het <strong>en</strong>ige middel was dat hem ter beschikking stond. De tragiek van de neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de-eeuwer was<br />

volg<strong>en</strong>s Nietzsche, dat de m<strong>en</strong>s leefde in e<strong>en</strong> tijd waarin de maatschappelijke <strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schappelijke ontwikkeling<strong>en</strong><br />

elkaar in zo'n hoog tempo opvolgd<strong>en</strong>. De taal, de m<strong>en</strong>s in feite, bleek onvoldo<strong>en</strong>de in staat om deze zak<strong>en</strong> te verdisconter<strong>en</strong>.<br />

<strong>Het</strong> gevolg was dat er e<strong>en</strong> gap<strong>en</strong>d gat bestond tuss<strong>en</strong> de feitelijke maatschappelijk-historische stand van<br />

zak<strong>en</strong> <strong>en</strong> de taal. <strong>Het</strong> werd hoog tijd, volg<strong>en</strong>s Nietzsche dat er e<strong>en</strong> nieuwe taal <strong>en</strong> grammatica tot stand kwam. In het<br />

verl<strong>en</strong>gde van deze opvatting<strong>en</strong> concludeerde hij dat niet de objectieve werkelijkheid, maar de taal die m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> tot<br />

hun beschikking hadd<strong>en</strong> bepaalde hoe zij zichzelf, de maatschappij <strong>en</strong> de natuur beschouwd<strong>en</strong>. De geobsedeerdheid<br />

van zijn tijdg<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> met de objectiviteit werd door Nietzsche geïnterpreteerd als e<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> achterlijke taal geconstrueerde<br />

pseudo-repres<strong>en</strong>tatie van de werkelijkheid. <strong>Het</strong> behoeft nauwelijks gezegd dat dit alles in flagrante teg<strong>en</strong>spraak<br />

was met de overheers<strong>en</strong>de m<strong>en</strong>taliteit.<br />

<strong>Het</strong> optimisme dat zich in de loop van de 19de eeuw steeds meer meester had gemaakt van de westerse m<strong>en</strong>sheid<br />

kreeg in de de 20ste eeuw e<strong>en</strong> aantal zware teg<strong>en</strong>slag<strong>en</strong> te verwerk<strong>en</strong>. De Eerste Wereldoorlog, die als e<strong>en</strong> 'frische<br />

fröhliche Krieg' begonn<strong>en</strong> werd, bleek uit te lop<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> ongek<strong>en</strong>de slachtpartij. <strong>Het</strong> vertrouw<strong>en</strong> dat de m<strong>en</strong>s er in<br />

zou kunn<strong>en</strong> slag<strong>en</strong> om op e<strong>en</strong> rationele manier met zijn problem<strong>en</strong> om te gaan, leek t<strong>en</strong> onder te gaan in e<strong>en</strong> vloedgolf<br />

van irrationalisme <strong>en</strong> geweld. De Russische revolutie <strong>en</strong> de daaropvolg<strong>en</strong>de burgeroorlog gav<strong>en</strong> ook al ge<strong>en</strong> vertrouw<strong>en</strong><br />

in de rationele vermog<strong>en</strong>s van de m<strong>en</strong>s. De economische crisis van Wall Street in 1929, de opkom<strong>en</strong>de fascistische<br />

dictatur<strong>en</strong> <strong>en</strong> de Tweede Wereldoorlog betek<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> zware crisis voor de verlichtingsideal<strong>en</strong> van rationaliteit<br />

<strong>en</strong> vooruitgang.<br />

Dialektik der Aufklärung<br />

E<strong>en</strong> poging ter verklaring van deze teloorgang van de westerse cultuur vond plaats binn<strong>en</strong> de organisatie van het<br />

Institut für Sozialforschung te Frankfurt, beter bek<strong>en</strong>d als de 'Frankfurter Schule'. Dit instituut kreeg deze naam nadat<br />

het in 1933 gedwong<strong>en</strong> was om uit te wijk<strong>en</strong> naar G<strong>en</strong>ève, Parijs <strong>en</strong> later de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> Institut werd in<br />

1923 opgericht met financiële steun van de vader van e<strong>en</strong> van de oprichters. In de Weimar republiek, die sinds de<br />

nieuwe grondwet van 1919 in Duitsland ontstaan was, probeerde het instituut e<strong>en</strong> sociaal-wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoeksprogramma<br />

op te zett<strong>en</strong>. Hierbij vormde het socialisme e<strong>en</strong> belangrijk uitgangspunt. Omdat m<strong>en</strong> zich niet aan<br />

e<strong>en</strong> politieke stroming wilde bind<strong>en</strong>, werd beslot<strong>en</strong> zowel de bolsjewiek<strong>en</strong> in Moskou als de gematigde Duitse socialistische<br />

partij te mijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> zich met de uitgangspunt<strong>en</strong> van het marxisme bezig te houd<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> doel hierbij was om<br />

e<strong>en</strong> verklaring te vind<strong>en</strong> voor het feit dat de toekomst zich anders had ontwikkeld dan Marx e<strong>en</strong> halve eeuw daarvoor<br />

had voorspeld. Hierbij stond de vraag naar de verhouding tuss<strong>en</strong> de revolutionaire theorie <strong>en</strong> de revolutionaire<br />

praktijk c<strong>en</strong>traal. Inmiddels werd immers duidelijk dat de eerste socialistische staat ter wereld, de Sovjet Unie, zich<br />

g<strong>en</strong>oodzaakt zag om de socialistische theorie aan de kant te schuiv<strong>en</strong> <strong>en</strong> voornamelijk probeerde aan de macht te<br />

blijv<strong>en</strong>. Als op basis van wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek de marxistische theorie zodanig zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aangepast<br />

dat de praktische invulling lev<strong>en</strong>svatbaar was, zou het Institut de wegbereider voor het ware socialisme kunn<strong>en</strong> zijn.<br />

Binn<strong>en</strong> de organisatie van het Institut vond er in de loop van de jar<strong>en</strong> '20 e<strong>en</strong> aantal belangrijke verschuiving<strong>en</strong> plaats.<br />

T<strong>en</strong> eerste war<strong>en</strong> jongere medewerkers als Max Horkheimer <strong>en</strong> Theodor Adorno van m<strong>en</strong>ing dat de positivistische<br />

wet<strong>en</strong>schapsopvatting van de oude garde uit de tijd was. Juist de Eerste Wereldoorlog had aangetoond dat de zekerheid<br />

van objectieve k<strong>en</strong>nis, onvermijdelijke vooruitgang <strong>en</strong> rationaliteit op zijn zachtst gezegd problematisch was. T<strong>en</strong><br />

tweede nam het aanvankelijke <strong>en</strong>thousiasme voor het Russische experim<strong>en</strong>t steeds verder af, totdat tijd<strong>en</strong>s de zuiveringsprocess<strong>en</strong><br />

onder Stalin halverwege de dertiger jar<strong>en</strong> deze jongere g<strong>en</strong>eratie tot de conclusie kwam dat er feitelijk<br />

ge<strong>en</strong> praktijk van het socialisme bestond. Nadat geconstateerd was dat de Sovjet Unie in e<strong>en</strong> dictatuur was veranderd<br />

<strong>en</strong> er overal in Europa totalitaire regimes in opkomst war<strong>en</strong>, begon bij Horkheimer <strong>en</strong> Adorno de vraag te rijz<strong>en</strong><br />

hoe het mogelijk was dat de westerse maatschappij die voortbouwde op de traditie van de Verlichting, waarvan<br />

het humanisme <strong>en</strong> de rationaliteit de pijlers vormd<strong>en</strong>, kon omslaan in barbarij <strong>en</strong> totalitarisme. Inmiddels was het<br />

Instituut na de machtsovername van Hitler in 1933 gedwong<strong>en</strong> geëmigreerd.<br />

De vraag naar de oorsprong van de totalitaire staat <strong>en</strong> de verhouding daarvan tot de Verlichtingstraditie culmineerde<br />

in e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werkingsproject van Horkheimer <strong>en</strong> Adorno. <strong>Het</strong> boek dat zij tuss<strong>en</strong> 1938 <strong>en</strong> 1944 sam<strong>en</strong> schrev<strong>en</strong>,<br />

droeg de naam 'Dialektik der Aufklärung' <strong>en</strong> werd in 1947 bij Querido in Amsterdam uitgegev<strong>en</strong>. In dit boek, dat het<br />

meest bek<strong>en</strong>de werk van de Frankfurter Schule was in deze periode, ondernam<strong>en</strong> Horkheimer <strong>en</strong> Adorno e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>aamde<br />

'anamnetische' analyse van de geschied<strong>en</strong>is van de westerse subjectiviteit. In dit boek articuleerd<strong>en</strong> zij het<br />

onderscheid tuss<strong>en</strong> rationaliteit aan de <strong>en</strong>e kant <strong>en</strong> verzo<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> vrijheid aan de andere. In 'Dialektik der Aufklärung'<br />

werd de spanning beschrev<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de verworv<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> <strong>en</strong> de verdorv<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> van de Verlichting. Als verworv<strong>en</strong>hed<strong>en</strong><br />

erk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> Horkheimer <strong>en</strong> Adorno de kritische Rede <strong>en</strong> het ideaal van de vrijheid van het individu. De positieve<br />

erf<strong>en</strong>is was echter in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate onder druk kom<strong>en</strong> te staan van de zog<strong>en</strong>aamde 'instrum<strong>en</strong>tele Rede'.<br />

Hiermee doeld<strong>en</strong> de auteurs op het andere aspect van de rationaliteit, namelijk de rationaliteit die zich met behulp<br />

van de technologie <strong>en</strong> de mythe van de totale beheersing had ontwikkeld tot e<strong>en</strong> perfide methode van uitbuiting van<br />

de Natuur. Deze uitbuiting kwam op twee manier<strong>en</strong> naar buit<strong>en</strong>. Zowel de natuur als leverancier van grondstoff<strong>en</strong>,<br />

als de natuur als wez<strong>en</strong>lijk onderdeel van het m<strong>en</strong>s-zijn viel aan de instrum<strong>en</strong>tele Rede t<strong>en</strong> prooi.<br />

Met nadruk wordt in het boek het begrip 'anamnese' (ziektegeschied<strong>en</strong>is) gebruikt. Horkheimer <strong>en</strong> Adorno war<strong>en</strong>


namelijk van m<strong>en</strong>ing dat de westerse beschaving ziek was. Deze ziekte had, geheel in navolging van de ideeën van<br />

Freud, het karakter van e<strong>en</strong> schizofr<strong>en</strong>e neurose. De m<strong>en</strong>s was innerlijk verscheurd <strong>en</strong> verscheurde daardoor zijn<br />

omgeving. De m<strong>en</strong>selijke natuur had zich '<strong>en</strong>tzweit' <strong>en</strong> deze gesplet<strong>en</strong>heid tuss<strong>en</strong> de m<strong>en</strong>s als natuur (Freuds 'Id') <strong>en</strong><br />

de m<strong>en</strong>s als cultuur (Superego) leverde hem angst<strong>en</strong>, paranoia <strong>en</strong> narcisme op. De oorsprong van deze ontwikkeling<br />

plaatst<strong>en</strong> Horkheimer <strong>en</strong> Adorno in de verhouding van de m<strong>en</strong>s tot de natuur. De ontwikkelingsgang van de m<strong>en</strong>sheid<br />

zag<strong>en</strong> zij in term<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> traumatische poging van de m<strong>en</strong>s om zich los te mak<strong>en</strong> van de allesomvatt<strong>en</strong>de<br />

natuur. <strong>Het</strong> uiteindelijk gevolg hiervan was dat de m<strong>en</strong>s zijn angst voor de natuur, het onbek<strong>en</strong>de, nooit had kunn<strong>en</strong><br />

overwinn<strong>en</strong> <strong>en</strong> uiteindelijk steeds verder probeerde de natuur aan zich te onderwerp<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> in de Verlichting <strong>en</strong><br />

de periode daarna zijn absolutistische invulling kreeg.<br />

Oorspronkelijk, in de tijd van het primitieve pre-animisme, was de m<strong>en</strong>s totaal overgeleverd aan de macht<strong>en</strong> van de<br />

natuur. In teg<strong>en</strong>stelling tot de opvatting<strong>en</strong> van romantische <strong>en</strong> neo-romantische filosof<strong>en</strong> was deze natuurstaat, volg<strong>en</strong>s<br />

Horkheimer <strong>en</strong> Adorno, verre van ideaal. <strong>Het</strong> <strong>en</strong>ige besef dat de m<strong>en</strong>s had was dat hij verschilde van de overweldig<strong>en</strong>de<br />

natuur, dat hij daaraan niet-id<strong>en</strong>tiek was. In teg<strong>en</strong>stelling tot de natuur was de m<strong>en</strong>s bijvoorbeeld sterfelijk.<br />

Dit gaf aanleiding tot doodsangst, waarbij de natuur als de oorzaak voor het sterv<strong>en</strong> werd gezi<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> was dus<br />

van groot belang de natuur te pacificer<strong>en</strong> om het naakte bestaan te rekk<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s Horkheimer <strong>en</strong> Adorno, die zich<br />

ook hierbij op Freud baseerd<strong>en</strong>, had deze verhouding tot de natuur het karakter van e<strong>en</strong> id<strong>en</strong>tificatie met de agressor.<br />

De oerangst kreeg zijn uitdrukking in het toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e magische kracht aan het niet-id<strong>en</strong>tieke.<br />

Dit geloof in deze magische kracht, 'Mana' g<strong>en</strong>aamd, ontwikkelde zich tot het animisme waarin de algem<strong>en</strong>e magie<br />

werd b<strong>en</strong>oemd in concrete object<strong>en</strong>. Hoewel de uiterlijke vorm van het magisch karakter van de natuur zich door de<br />

eeuw<strong>en</strong> he<strong>en</strong> ontwikkelde, veranderde de angst van de m<strong>en</strong>s voor de natuur niet. Volg<strong>en</strong>s Horkheimer <strong>en</strong> Adorno is<br />

er dan ook ge<strong>en</strong> wez<strong>en</strong>lijk verschil tuss<strong>en</strong> het 'Mana'-idee uit de oertijd <strong>en</strong> het Positivisme. Beide kunn<strong>en</strong> immers<br />

beschouwd word<strong>en</strong> als myth<strong>en</strong>, als poging<strong>en</strong> om de omring<strong>en</strong>de werkelijkheid in e<strong>en</strong> herk<strong>en</strong>bare, vastligg<strong>en</strong>de context<br />

te plaats<strong>en</strong>, waardoor datg<strong>en</strong>e waar m<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>lijk doodsbang voor is gepacificeerd kon word<strong>en</strong>. Hoezeer de<br />

m<strong>en</strong>s ook probeert de dood te overwinn<strong>en</strong>, de natuur wint uiteindelijk toch. In dit opzicht is de verhouding van de<br />

m<strong>en</strong>s tot de natuur de grote constante in de geschied<strong>en</strong>is.<br />

Parallel hieraan speelt er volg<strong>en</strong>s Horkheimer <strong>en</strong> Adorno nog e<strong>en</strong> tweede ontwikkeling; de poging<strong>en</strong> van de m<strong>en</strong>sheid<br />

zich los te mak<strong>en</strong> van de natuur. Dit proces van zog<strong>en</strong>aamde 'ontmythologisering' hield in dat de m<strong>en</strong>s er langzamerhand<br />

in slaagde zijn eig<strong>en</strong> subjectiviteit te onderscheid<strong>en</strong> van de objectieve omring<strong>en</strong>de natuur. In de praktijk<br />

hield dit in dat de m<strong>en</strong>s er steeds beter in slaagde de natuur aan zich te onderwerp<strong>en</strong>, eerst in de vorm van landbouw<br />

later in de vorm van techniek. De mythische kracht van de Natuur werd door de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de rationaliteit van<br />

de m<strong>en</strong>s teruggeduwd <strong>en</strong> b<strong>en</strong>oemd. Ev<strong>en</strong>redig met dit proces ontwikkelde zich het vage besef van e<strong>en</strong> verschil tuss<strong>en</strong><br />

m<strong>en</strong>s <strong>en</strong> natuur tot e<strong>en</strong> idee van e<strong>en</strong> fundam<strong>en</strong>teel onderscheid tuss<strong>en</strong> beide. Dit besef kon de angst voor de<br />

natuur niet wegnem<strong>en</strong>, integ<strong>en</strong>deel. Door het idee dat de objectieve natuur per definitie iets heel anders was dan het<br />

subjectieve individu werd de laatste blokkade wegg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> om de objectiviteit als e<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de m<strong>en</strong>s ligg<strong>en</strong>d wingewest<br />

te beschouw<strong>en</strong>. De m<strong>en</strong>s eig<strong>en</strong>de zich het recht toe de natuur te verscheur<strong>en</strong> voor het eig<strong>en</strong> gewin. E<strong>en</strong> ander<br />

aspect van de principiële breuk tuss<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s <strong>en</strong> natuur had tot gevolg dat de m<strong>en</strong>s hierdoor zijn eig<strong>en</strong> 'natuur-zijn'<br />

ontk<strong>en</strong>de. Deze spanning tuss<strong>en</strong> het <strong>en</strong>erzijds ontk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van <strong>en</strong>ige subjectiviteit van de natuur terwijl de fysieke subjectiviteit<br />

feitelijk natuur is, leverde e<strong>en</strong> verregaande innerlijke verscheurdheid op.<br />

Dit proces vond zijn vervolmaking in de periode na de Verlichting. De rationaliteit die zich in de voorgaande eeuw<strong>en</strong><br />

steeds verder had ontwikkeld, vormde de motor voor deze gang van zak<strong>en</strong>. Naarmate er immers van de concrete<br />

natuur steeds meer geabstraheerd kon word<strong>en</strong> door middel van de rationele logica, met andere woord<strong>en</strong>, naarmate<br />

de veelzijdigheid <strong>en</strong> kwetsbaarheid van de natuur veronachtzaamd kon word<strong>en</strong> omdat het toch buit<strong>en</strong> de m<strong>en</strong>s lag,<br />

kon er lukraak uit gegraaid word<strong>en</strong>. Mede-lid van de 'Frankfurter Schule' Walter B<strong>en</strong>jamin had in dit kader e<strong>en</strong> filosofie<br />

ontwikkeld waarin hij het bestaan van e<strong>en</strong> oorspronkelijk 'zuivere' taal beschreef. In deze taal war<strong>en</strong> het woord<br />

<strong>en</strong> het concrete ding waarnaar het woord verwijst gelijk. Naarmate één woord naar meer ding<strong>en</strong> verwijst <strong>en</strong> dus van<br />

eig<strong>en</strong>naam tot soortnaam verwordt, raakt de taal meer onzuiver. <strong>Het</strong> proces van abstractie zette zich in de geschied<strong>en</strong>is<br />

voort om via logica <strong>en</strong> wiskunde uiteindelijk de totale abstractie <strong>en</strong> daarmee het huidige stadium van de totale<br />

versimpeling van de werkelijkheid te bereik<strong>en</strong>. Met betrekking tot het idee van de tot arbeidskracht gereduceerde<br />

m<strong>en</strong>s moest<strong>en</strong> Horkheimer <strong>en</strong> Adorno hun waardering voor Marx <strong>en</strong> zijn economische geschiedsfilosofie drastisch<br />

herzi<strong>en</strong>.<br />

<strong>Het</strong> meest pijnlijke gevolg van deze ontwikkelingsgang van de m<strong>en</strong>sheid, <strong>en</strong> de voornaamste red<strong>en</strong> voor de 20steeeuwse<br />

excess<strong>en</strong>, lag volg<strong>en</strong>s Horkheimer <strong>en</strong> Adorno in het feit dat het niet-id<strong>en</strong>tieke, dat oorspronkelijk stond voor<br />

de buit<strong>en</strong> het subject geleg<strong>en</strong> natuur, gaandeweg gelijkgesteld werd met alles dat zich buit<strong>en</strong> de eig<strong>en</strong> groep bevond.<br />

De eig<strong>en</strong> groep, hoe verschill<strong>en</strong>d die ook b<strong>en</strong>oemd werd in de opvatting<strong>en</strong> van het nationalisme, het sociaal-darwinisme,<br />

het nationaal-socialisme of communisme, vormde het bek<strong>en</strong>de, het id<strong>en</strong>tieke. Alles wat daarbuit<strong>en</strong> lag werd<br />

als objectieve natuur beschouwd, ongeacht of het m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> of ste<strong>en</strong>kool betrof, <strong>en</strong> kon dus ongelimiteerd uitgebuit<br />

word<strong>en</strong>. De fascistische regimes die Horkheimer <strong>en</strong> Adorno in de dertiger jar<strong>en</strong> overal om zich he<strong>en</strong> zag<strong>en</strong> ontstaan,<br />

war<strong>en</strong> e<strong>en</strong> typisch voorbeeld van de oerangst voor het niet-id<strong>en</strong>tieke. De moderniteit had in de vorm van het beschavingsoff<strong>en</strong>sief<br />

of het superego deze oerangst prober<strong>en</strong> weg te moffel<strong>en</strong>, maar had haar juist door haar te onderdruk-


k<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> maar in kracht do<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>. Deze <strong>en</strong>orme <strong>en</strong>ergie kon gemobiliseerd word<strong>en</strong> door te appeller<strong>en</strong> aan<br />

de oerangst voor het niet-id<strong>en</strong>tieke in de vorm van e<strong>en</strong> mythische politieke of sociaal-filosofische theorie. <strong>Het</strong> fascisme,<br />

of zich dat nu bedi<strong>en</strong>de van de mythe van de nationale staat, het arische ras, de klass<strong>en</strong>strijd of zelfs van de<br />

mythe van - nota b<strong>en</strong>e - de ideale natuurstaat zoals Rousseau die zich had voorgesteld, slaagde erin deze drift<strong>en</strong> voor<br />

het eig<strong>en</strong> gewin, de eig<strong>en</strong> dominantie te kanaliser<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor zich te lat<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> derde ontwikkeling die Horkheimer <strong>en</strong> Adorno in de geschied<strong>en</strong>is ontwaard<strong>en</strong>, verliep van de periode waarin<br />

het mythische, oftewel het absolute, wereldbeeld overheerste tot de periode van de ontmythologisering van het<br />

wereldbeeld, gevolgd door e<strong>en</strong> hermythologisering van het wereldbeeld. Zoals gezi<strong>en</strong>, bevrijdde het subject zich door<br />

de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de rationele natuurbeheersing steeds verder van de natuur, zonder daarbij overig<strong>en</strong>s zijn doodsangst te<br />

overwinn<strong>en</strong>. Deze doodsangst kon onmogelijk overwonn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> zolang het inzicht niet beklijfde dat de m<strong>en</strong>s <strong>en</strong><br />

de natuur hun subjectiviteit <strong>en</strong> objectiviteit met elkaar del<strong>en</strong>. In zijn biologische hoedanigheid is het individu objectieve<br />

natuur, net zo als de natuur als lev<strong>en</strong>sader, als biotoop voor de m<strong>en</strong>s subjectief is. <strong>Het</strong> mythische wereldbeeld<br />

van de absolute natuuroverheersing, de absolute overheersing van de objectiviteit over de subjectiviteit, raakte door<br />

de effectieve natuurbeheersing van de m<strong>en</strong>s in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate zijn absolute karakter kwijt. Eerst ervoer het subject<br />

zichzelf als anders dan zijn natuurlijke omgeving, vervolg<strong>en</strong>s slaagde hij erin de natuur in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate te<br />

b<strong>en</strong>oem<strong>en</strong> <strong>en</strong> binn<strong>en</strong> zijn taal te plaats<strong>en</strong>. De volg<strong>en</strong>de stap was het begin van de onderwerping van de natuur, hetge<strong>en</strong><br />

sinds de Verlichting culmineerde in e<strong>en</strong> hernieuwde verabsolutering van de subjectiviteit over de objectiviteit <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> verdergaande abstractie van de veelzijdige natuur in de vorm van formules <strong>en</strong> wiskunde. Opnieuw ontstaat er<br />

dus e<strong>en</strong> mythisch wereldbeeld, namelijk het absolutistische cartesiaanse beeld dat de werkelijkheid gelijk is aan wiskunde<br />

<strong>en</strong> logica. <strong>Het</strong> wrange hierbij is dat juist de Verlichting zich afzette teg<strong>en</strong> bijgeloof <strong>en</strong> achterlijkheid in voorgaande<br />

tijd<strong>en</strong>, maar zelf zijn eig<strong>en</strong> opvatting<strong>en</strong> over Vooruitgang <strong>en</strong> Rede mythologiseerde. Precies hier haakt<strong>en</strong><br />

Horkheimer <strong>en</strong> Adorno met hun kritiek op in.<br />

Op basis van de ontwikkeling<strong>en</strong> die zij in 'Dialektik der Aufklärung' beschrev<strong>en</strong>, leek het dat Horkheimer <strong>en</strong> Adorno<br />

zich aanslot<strong>en</strong> bij cultuurpessimist<strong>en</strong> als Nietzsche <strong>en</strong> Sp<strong>en</strong>gler. Niets was echter minder waar. Hun kritiek op de<br />

geschied<strong>en</strong>is <strong>en</strong> in het bijzonder op de Verlichting is er e<strong>en</strong> die per definitie alle<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de humanistische, kritische<br />

verlichtingstraditie geformuleerd zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Horkheimer <strong>en</strong> Adorno constater<strong>en</strong> dat de economische<br />

rationalisatie, <strong>en</strong>erzijds vanwege haar lucratieve karakter, anderzijds vanwege het feit dat de liberale burgerij zich in<br />

de loop van de 19de eeuw ontwikkelde tot e<strong>en</strong> conservatieve stroming, zich explosief ontwikkelde. De humanistische<br />

pijler van de Verlichting die de traditie van democratie, gerechtigheid, vrijheid, gelijkheid, broederschap, maar<br />

vooral van e<strong>en</strong> kritische houding verteg<strong>en</strong>woordigde, raakte ondergesneeuwd. De kritische traditie sloot in de 19de<br />

eeuw niet meer aan bij de opportunistische opvatting<strong>en</strong> van haar voormalige bondg<strong>en</strong>oot, de liberale burgerij. De<br />

verwez<strong>en</strong>lijking van de humanistische ideal<strong>en</strong> moest het aflegg<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de politieke macht die de burgerij verteg<strong>en</strong>woordigde<br />

<strong>en</strong> die ze niet bevraagd w<strong>en</strong>ste te zi<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> was de humanitaire verlichtingstraditie zelf niet economisch<br />

lucratief <strong>en</strong> dus afhankelijk van de medewerking van de politieke macht. Door het uitblijv<strong>en</strong> van deze<br />

medewerking, sterker door de actieve teg<strong>en</strong>werking hiervan, kreeg de humanistische verlichtingstraditie ge<strong>en</strong> kans te<br />

waarschuw<strong>en</strong> voor de onvermijdelijke zelfvernietiging van de m<strong>en</strong>sheid indi<strong>en</strong> de totale breuk tuss<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s <strong>en</strong> natuur<br />

niet zou word<strong>en</strong> opgehev<strong>en</strong>; indi<strong>en</strong> de mythologisering van de Verlichting niet zou word<strong>en</strong> beëindigd. Alle<strong>en</strong> door<br />

filosofische reflectie op basis van de humanitaire verlichtingstraditie zou de m<strong>en</strong>sheid tot deze inzicht<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> de (mythische) voorgeschied<strong>en</strong>is in Hegeliaanse zin kunn<strong>en</strong> beëindig<strong>en</strong> <strong>en</strong> de (verlichte) geschied<strong>en</strong>is kunn<strong>en</strong><br />

ingaan. Pas wanneer de m<strong>en</strong>sheid de valsheid van de (mythische) vooruitgang zoals die zich tot dan toe had ontwikkeld<br />

zou realiser<strong>en</strong>, zou de weg voor werkelijke vooruitgang vrij zijn.<br />

De betek<strong>en</strong>is van de titel 'Dialektik der Aufklärung' kan dan ook als volgt word<strong>en</strong> verklaard. De Verlichting draagt<br />

binn<strong>en</strong> haar traditie van rationaliteit twee hoofdstrom<strong>en</strong> in zich. Enerzijds de economisch-technologische rationaliteit<br />

(instrum<strong>en</strong>tele Rede), anderzijds de humanistische rationaliteit. De op de eerste gebaseerde materiële vooruitgang slaat<br />

onvermijdelijk om in vernietig<strong>en</strong>de regressie, t<strong>en</strong>zij de dialectische teg<strong>en</strong>pool van de humanitaire rationaliteit in staat<br />

is om daaraan teg<strong>en</strong>wicht te bied<strong>en</strong>. Hoewel met name Adorno in e<strong>en</strong> aantal opzicht<strong>en</strong> door Hegel beïnvloed was,<br />

geeft het boek niet de indruk dat Horkheimer <strong>en</strong> Adorno van e<strong>en</strong> noodzakelijke dialectische ontwikkeling overtuigd<br />

zijn. Ondanks hun pessimisme k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> ze t<strong>en</strong>minste nog e<strong>en</strong> mogelijkheid van e<strong>en</strong> verandering t<strong>en</strong> goede toe aan de<br />

humanistische traditie van de Verlichting. Meer dan e<strong>en</strong> mogelijkheid kan dit natuurlijk niet zijn, omdat zij anders hun<br />

eig<strong>en</strong> standpunt zoud<strong>en</strong> mythologiser<strong>en</strong>.<br />

Binn<strong>en</strong> het kader van het modernisme-postmodernisme debat speelt 'Dialektik der Aufklärung' e<strong>en</strong> cruciale rol.<br />

Voorstanders van e<strong>en</strong> herzi<strong>en</strong>e moderniteit beroep<strong>en</strong> zich op e<strong>en</strong> herijking van de rationaliteit op basis van de positieve<br />

verlichtingstraditie. Hun postmoderne teg<strong>en</strong>standers ontk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> dat de Verlichting iets anders heeft voortgebracht<br />

dan de machtsmiddel<strong>en</strong> <strong>en</strong> method<strong>en</strong> van economische <strong>en</strong> politieke onderdrukking. Zij distantiër<strong>en</strong> zich daarom van<br />

de Verlichting <strong>en</strong> daarmee van de rationaliteit als mogelijk positief werkzaam begrip. Hoewel Horkheimer <strong>en</strong> Adorno<br />

hun boek in 1944 schrev<strong>en</strong> <strong>en</strong> het pas in 1947 uitgegev<strong>en</strong> zag<strong>en</strong>, war<strong>en</strong> zij niet op de hoogte van de holocaust. Voor<br />

veel postmodernist<strong>en</strong> vormt deze gebeurt<strong>en</strong>is echter de totale ontk<strong>en</strong>ning van de verlichtingstraditie. Voor Adorno,<br />

<strong>en</strong> in mindere mate voor Horkheimer, bracht het besef dat Auschwitz had kunn<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verschuiving in<br />

zijn d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> teweeg. Kon 'Dialektik der Aufklärung' uiteindelijk nog als e<strong>en</strong> kritische beschouwing van de Verlichting


gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, in hun latere werk kond<strong>en</strong> beide auteurs het niet meer opbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> om binn<strong>en</strong> deze traditie te blijv<strong>en</strong>.<br />

Horkheimer ging zich steeds meer interesser<strong>en</strong> voor religie, zowel als studie-object als lev<strong>en</strong>shouding, terwijl Adorno<br />

zich nadi<strong>en</strong> uitsluit<strong>en</strong>d nog in pessimistische term<strong>en</strong> uitliet over hed<strong>en</strong>, verled<strong>en</strong> <strong>en</strong> toekomst.<br />

De crisis in de wet<strong>en</strong>schapsfilosofie<br />

In het voorgaande hebb<strong>en</strong> we kunn<strong>en</strong> constater<strong>en</strong> dat in de twintigste eeuw in sociaal-filosofisch opzicht vraagtek<strong>en</strong>s<br />

werd<strong>en</strong> geplaatst bij het neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de-eeuwse massaal beled<strong>en</strong> vooruitgangsgeloof. De bijstelling van de theorieën<br />

over de aard van de werkelijkheid was ingegev<strong>en</strong> door gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> als de Eerste Wereldoorlog, de beurskrach van<br />

1929, het stalinisme <strong>en</strong> het nationaal-socialisme. <strong>Het</strong> culturele domein dat de filosofie het meest na lag <strong>en</strong> dat als de<br />

voornaamste gangmaker <strong>en</strong> propagandist van het Positivisme als lev<strong>en</strong>shouding gold, was de wet<strong>en</strong>schap. Ook de<br />

wet<strong>en</strong>schap bleek haar harde <strong>en</strong> optimistische pret<strong>en</strong>ties in de twintigste eeuw steeds meer te moet<strong>en</strong> prijsgev<strong>en</strong>. De<br />

oorsprong van de problematisering van de objectiviteitsclaims van de wet<strong>en</strong>schap lag echter al <strong>en</strong>kele eeuw<strong>en</strong> eerder.<br />

Ongeveer tegelijkertijd met de vestiging van de rationele wet<strong>en</strong>schappelijke methode, werd de eerste fundam<strong>en</strong>tele<br />

kritiek daarop al geformuleerd. E<strong>en</strong> van de eerst<strong>en</strong> die lastige vrag<strong>en</strong> over de geldigheid van het natuurwet<strong>en</strong>schappelijke<br />

causaliteitsbegrip stelde, was de Schotse filosoof David Hume. Hij maakte duidelijk dat hoe groot het<br />

aantal individuele waarnemingsuitsprak<strong>en</strong> ook is, er logisch gezi<strong>en</strong> nooit e<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong>de algem<strong>en</strong>e uitspraak uit kon<br />

voortkom<strong>en</strong>. Als de <strong>en</strong>e gebeurt<strong>en</strong>is maar vaak g<strong>en</strong>oeg door de andere wordt gevolgd, gaat de m<strong>en</strong>s weliswaar verwacht<strong>en</strong><br />

dat oorzaak 'A' altijd gevolg 'B' heeft, maar dit kan nooit meer dan e<strong>en</strong> psychologisch verschijnsel zijn.<br />

Oorzakelijkheid is niet waarneembaar. <strong>Het</strong> <strong>en</strong>ige dat waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> verschijnsel dat, voor zover<br />

bek<strong>en</strong>d, altijd door e<strong>en</strong> ander verschijnsel in de tijd gevolgd wordt. Dat hiermee niets gezegd is over e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele<br />

noodzakelijke relatie tuss<strong>en</strong> 'A' <strong>en</strong> 'B' kan met het volg<strong>en</strong>de voorbeeld word<strong>en</strong> geïllustreerd. De Papoea's op Nieuw<br />

Guinea werd<strong>en</strong> in het midd<strong>en</strong> van de twintigste eeuw voor het eerst geconfronteerd met vliegtuig<strong>en</strong>. Dit was voor<br />

h<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>en</strong>orm indrukwekk<strong>en</strong>d verschijnsel. Ze constateerd<strong>en</strong> dat elke keer wanneer er e<strong>en</strong> vliegtuig bij h<strong>en</strong> op<br />

bezoek kwam <strong>en</strong> h<strong>en</strong> allerlei goeder<strong>en</strong> <strong>en</strong> medicijn<strong>en</strong> bracht, er e<strong>en</strong> landing op e<strong>en</strong> op<strong>en</strong> plek in het bos plaatsvond.<br />

Hieruit concludeerd<strong>en</strong> zij niet dat het land<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> vliegtuig e<strong>en</strong> landingsbaan veronderstelt, maar dat e<strong>en</strong> landingsbaan<br />

zorgde dat er vliegtuig<strong>en</strong> in de lucht kwam<strong>en</strong>. T<strong>en</strong>einde meer vliegtuig<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> hun gebied te krijg<strong>en</strong>,<br />

ging<strong>en</strong> de Papoea's op<strong>en</strong> plekk<strong>en</strong> in het oerwoud hakk<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> causale verband tuss<strong>en</strong> vliegtuig<strong>en</strong> <strong>en</strong> landingsban<strong>en</strong><br />

werd door h<strong>en</strong> precies andersom gelegd. Voorstanders van de causaliteitsgedachte, die door Hume bekritiseerd werd,<br />

bracht<strong>en</strong> daar teg<strong>en</strong>in dat e<strong>en</strong> van de grootste zekerhed<strong>en</strong> toch was dat de zon elke dag opkwam <strong>en</strong> dat die zekerheid<br />

bewez<strong>en</strong> werd door het feit dat de wet<strong>en</strong>schap in staat was om nauwkeurig te voorspell<strong>en</strong> hoe laat dit verschijnsel<br />

elke dag zou gaan plaatsvind<strong>en</strong>. Op dit voorbeeld kon echter op twee manier<strong>en</strong> kritiek geleverd word<strong>en</strong>.<br />

T<strong>en</strong> eerste houdt het feit dat bepaalde natuurwett<strong>en</strong> in het verled<strong>en</strong> altijd juist geweest zijn, niet logisch in dat dit ook<br />

in de toekomst zo zal zijn (zie de voorbeeld<strong>en</strong> van Copernicus <strong>en</strong> Galileo). <strong>Het</strong> sleutelwoord hierbij is 'logisch'. Dit<br />

wil zegg<strong>en</strong> dat wet<strong>en</strong>schappelijke k<strong>en</strong>nis waarhed<strong>en</strong> verwoordt die geldig blijv<strong>en</strong> ongeacht wat de omstandighed<strong>en</strong><br />

zijn. Deze pret<strong>en</strong>tie heeft lange tijd het gezicht <strong>en</strong> de geloofwaardigheid van de wet<strong>en</strong>schap bepaald. De moderniteit<br />

is op deze veronderstelling gefundeerd <strong>en</strong> de aantasting van dit wet<strong>en</strong>schappelijke uitgangspunt betek<strong>en</strong>de automatisch<br />

e<strong>en</strong> aantasting van de moderniteit zelf. T<strong>en</strong> tweede zijn natuurwett<strong>en</strong> zelf ook algem<strong>en</strong>e uitsprak<strong>en</strong> die dus nooit<br />

logisch bewez<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> door waarneming. Deze methode van inductie kan niet anders beargum<strong>en</strong>teerd<br />

word<strong>en</strong> dan door de volg<strong>en</strong>de red<strong>en</strong>ering; 'de methode van inductie is juist omdat deze in geval a, b, c, d, e, f, <strong>en</strong>zovoorts<br />

juist geblek<strong>en</strong> is'. Om de juistheid van inductie te bewijz<strong>en</strong> moet er dus gebruik gemaakt word<strong>en</strong> van datg<strong>en</strong>e<br />

wat nog bewez<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong>; namelijk dat er absolute eeuwige zekerheid verkreg<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> door uit e<strong>en</strong><br />

groot aantal singuliere waarneming<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele onweerlegbare algeme<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> te hal<strong>en</strong>. De wet<strong>en</strong>schap neemt weliswaar<br />

op basis van waarneming<strong>en</strong> in het verled<strong>en</strong> aan dat de natuur e<strong>en</strong> regelmatigheid heeft die zich in de toekomst<br />

zal voortzett<strong>en</strong>, maar er is ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele logische zekerheid om dit aan te nem<strong>en</strong>, hoogst<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> statistische waarschijnlijkheid.<br />

<strong>Het</strong> beschrijv<strong>en</strong> van de geldigheid van e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e uitspraak in term<strong>en</strong> van waarschijnlijkheid heeft<br />

echter de vervel<strong>en</strong>de consequ<strong>en</strong>tie dat dit niet meer terug te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> is tot de singuliere waarneming waarop hij gebaseerd<br />

is. De singuliere waarneming wordt, ongeacht de duiding daarvan, voor 100% gedaan, <strong>en</strong> heeft als zodanig e<strong>en</strong><br />

feitelijke <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> waarschijnlijke status. E<strong>en</strong> ev<strong>en</strong> onverteerbare bijkomstigheid is dat de voorwaarde van statistische<br />

waarschijnlijkheid is dat bepaalde gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> niet plaatsvind<strong>en</strong>. Logisch gezi<strong>en</strong> is deze uitspraak echter intern<br />

teg<strong>en</strong>strijdig. E<strong>en</strong> gebeurt<strong>en</strong>is vindt per definitie plaats. E<strong>en</strong> niet-waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> gebeurt<strong>en</strong>is is daarmee ge<strong>en</strong> gebeurt<strong>en</strong>is<br />

<strong>en</strong> heeft dus ook ge<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> die geïnduceerd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Deze kritiek heeft veel empirische<br />

wet<strong>en</strong>schappers in e<strong>en</strong> id<strong>en</strong>titeitscrisis gebracht, vooral dieg<strong>en</strong><strong>en</strong> die zich niet wild<strong>en</strong> neerlegg<strong>en</strong> bij de opvatting dat<br />

empirisch onderzoek e<strong>en</strong> psychologische kwestie was in plaats van e<strong>en</strong> feitelijke inductieve methode leid<strong>en</strong>d tot<br />

logisch zekere, of t<strong>en</strong> minste statistische objectieve k<strong>en</strong>nis.<br />

K.R. Popper was de eerste die brak met het door de zesti<strong>en</strong>de-eeuwse Engelse filosoof F. Bacon ingezette inductivisme.<br />

Dit was zijn reactie op de wet<strong>en</strong>schapsfilosofische school, g<strong>en</strong>aamd de 'Wi<strong>en</strong>er Kreis', die nog zeer sterk aan de<br />

inductieve bewijsvoering hing (de bewijsvoering is afhankelijk van de mate van empirische bevestiging oftewel verificatie).<br />

Popper ontk<strong>en</strong>de dat het zin had om theorieën op te stell<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> zo groot mogelijke waarschijnlijkheid<br />

hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> om daaraan het wet<strong>en</strong>schappelijk gehalte van de theorie af te met<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> is namelijk heel gemakkelijk om


e<strong>en</strong> uitspraak te verzinn<strong>en</strong>, afgezi<strong>en</strong> van tautologieën, die tot praktisch oneindige verificatie kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>. '<strong>Het</strong> zal<br />

gaan reg<strong>en</strong><strong>en</strong>', is hier e<strong>en</strong> voorbeeld van. Deze uitspraak kan zelfs nooit gefalsificeerd word<strong>en</strong>; e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>schap die<br />

normaal geldt voor metafysische uitsprak<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> wet<strong>en</strong>schappelijk gehalte van deze uitspraak is echter nul. Hoe minder<br />

informatief e<strong>en</strong> uitspraak, des te waarschijnlijker hij is. De wet<strong>en</strong>schap beweerde van oudsher dat zij juist op zeer<br />

informatieve uitsprak<strong>en</strong> uit was. <strong>Het</strong> was volg<strong>en</strong>s Popper veel nuttiger als we uitsprak<strong>en</strong> do<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> hoger informatief<br />

gehalte hebb<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dus noodzakelijk minder waarschijnlijk zijn. '<strong>Het</strong> zal kom<strong>en</strong>d jaar gaan reg<strong>en</strong><strong>en</strong>', is wat dat<br />

betreft al e<strong>en</strong> <strong>en</strong>orme verbetering. <strong>Het</strong> mag dan nog steeds ge<strong>en</strong> geweldig informatieve uitspraak zijn, de kans dat<br />

het niet waar is, is toch aanmerkelijk groter dan bij de vorige uitspraak. Verdere verhoging van de weerlegbaarheid<br />

van de uitspraak br<strong>en</strong>gt tegelijkertijd nadere informatie mee. Via '<strong>Het</strong> zal kom<strong>en</strong>d jaar gaan reg<strong>en</strong><strong>en</strong> in Amsterdam',<br />

<strong>en</strong> '<strong>Het</strong> zal morg<strong>en</strong> gaan reg<strong>en</strong><strong>en</strong> in Amsterdam', tot '<strong>Het</strong> zal morg<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 4 gaan reg<strong>en</strong><strong>en</strong> in Amsterdam',<br />

kom<strong>en</strong> we uit bij e<strong>en</strong> zeer falsificeerbare, zeer informatieve uitspraak.<br />

Waar wet<strong>en</strong>schap dus volg<strong>en</strong>s Popper het meest bij gebaat was, war<strong>en</strong> uitsprak<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoge informatieve waarde,<br />

dat wil zegg<strong>en</strong> theorieën die zoveel mogelijk onbek<strong>en</strong>de zak<strong>en</strong> voorspell<strong>en</strong>. <strong>Het</strong>zelfde probleem als bij zeer waarschijnlijke<br />

uitsprak<strong>en</strong> doet zich hier echter ook voor. <strong>Het</strong> is niet moeilijk om e<strong>en</strong> zeer falsificeerbare, zeer informatieve<br />

uitspraak te verzinn<strong>en</strong> t<strong>en</strong>zij e<strong>en</strong> derde voorwaarde is dat de uitspraak, (theorie, voorspelling) zo dicht mogelijk<br />

bij de waarheid licht. In navolging van Hume's inductie-kritiek concludeerde Popper dat het vruchtbaarder was om<br />

theorieën op te stell<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> ontk<strong>en</strong>ning oplever<strong>en</strong>. Bij oneindige bevestiging was de wet<strong>en</strong>schap niet gebaat. Dit<br />

kon, zoals gezi<strong>en</strong>, nooit logische zekerheid oplever<strong>en</strong>. Eén falsificatie van e<strong>en</strong> theorie leverde echter mete<strong>en</strong> zekerheid<br />

op: de theorie klopt niet! De falsificatie-theorie leverde volg<strong>en</strong>s Popper ook e<strong>en</strong> duidelijk demarcatiecriterium<br />

voor wet<strong>en</strong>schap <strong>en</strong> niet-wet<strong>en</strong>schap op. Theorieën die zich principieel aan falsificatie onttrokk<strong>en</strong> kond<strong>en</strong> per definitie<br />

niet wet<strong>en</strong>schappelijk zijn, maar hadd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> metafysisch karakter. Hiermee wilde Popper overig<strong>en</strong>s niet zegg<strong>en</strong><br />

dat deze theorieën waardeloos war<strong>en</strong>, integ<strong>en</strong>deel. Hoe waardevol deze uitsprak<strong>en</strong> ook kond<strong>en</strong> zijn, wet<strong>en</strong>schappelijk<br />

war<strong>en</strong> ze niet.<br />

De implicatie van deze falsificatie-theorie van Popper was dat theorieën die aan bov<strong>en</strong>staande eis<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong> maar<br />

(nog) niet gefalsificeerd zijn, altijd e<strong>en</strong> voorlopig karakter houd<strong>en</strong>. De wet<strong>en</strong>schapper moet dan ook altijd bereid zijn<br />

om e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>maal weerlegde theorie op te gev<strong>en</strong>, <strong>en</strong> met de door de falsificatie verkreg<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nis opnieuw over gaan<br />

tot verdere theorievorming. Op deze wijze vond volg<strong>en</strong>s Popper vooruitgang in wet<strong>en</strong>schappelijke k<strong>en</strong>nis plaats. De<br />

vraag die in reactie hierop rees, was of de verwerping van theorieën wel zo rationeel verliep als Popper veronderstelde.<br />

De praktijk van de wet<strong>en</strong>schap (in teg<strong>en</strong>stelling tot het idealistische, a-historische beeld dat de wet<strong>en</strong>schapslogica<br />

pres<strong>en</strong>teerde) wees uit dat met Poppers falsificatie-theorie zonder al te veel moeite de hand kon word<strong>en</strong> gelicht.<br />

Elk natuurwet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek of experim<strong>en</strong>t maakt bij de formulering van de voorwaard<strong>en</strong>, de opstelling <strong>en</strong><br />

de uitkomst<strong>en</strong> gebruik van de zog<strong>en</strong>aamde 'Ceteris Paribus-clausule'. Dit houdt in dat bij de beschrijving van elke<br />

experim<strong>en</strong>tele situatie ervan uitgegaan wordt dat de externe factor<strong>en</strong> die normaal gesprok<strong>en</strong> niet relevant zijn voor<br />

het onderzoek, als onveranderlijk word<strong>en</strong> beschouwd. Dit voorbehoud geeft echter volop geleg<strong>en</strong>heid om e<strong>en</strong> falsificatie<br />

van e<strong>en</strong> theorie, die volg<strong>en</strong>s Popper tot verwerping zou moet<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>, te annuler<strong>en</strong> door te stell<strong>en</strong> dat blijk<strong>en</strong>s<br />

de afwijk<strong>en</strong>de uitkomst van het experim<strong>en</strong>t niet aan de 'Ceteris Paribus' voldaan is. In plaats van falsificatie, <strong>en</strong><br />

de daaraan verbond<strong>en</strong> groei van k<strong>en</strong>nis, vindt er e<strong>en</strong> immunisering van bestaande theorieën plaats op basis van andere<br />

dan wet<strong>en</strong>schappelijk-rationele argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.<br />

Hoewel Popper zelf niets kon do<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> dit misbruik, had zijn theorie van de zog<strong>en</strong>aamde 'background knowledge'<br />

(onproblematische achtergrondk<strong>en</strong>nis), e<strong>en</strong> voor hem ongew<strong>en</strong>st effect voor de status van de wet<strong>en</strong>schappelijke<br />

k<strong>en</strong>nis. De falsificatie-theorie zou in principe kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> oneindige toetsing van de vooronderstelling<strong>en</strong><br />

die aan elke theorie t<strong>en</strong> grondslag ligg<strong>en</strong>. Aangezi<strong>en</strong> iedere theorie e<strong>en</strong> voorafgaande theorie heeft zoud<strong>en</strong> we door<br />

e<strong>en</strong> consequ<strong>en</strong>te toepassing van het falsificatie-beginsel bij elke toetsingsprocedure weer bij de oerknal eindig<strong>en</strong>. Om<br />

dit te voorkom<strong>en</strong> stelde Popper voor om e<strong>en</strong> cons<strong>en</strong>sus met betrekking tot zog<strong>en</strong>aamde achtergrondk<strong>en</strong>nis te formuler<strong>en</strong>.<br />

Dit hield in dat e<strong>en</strong> aantal theorieën, met e<strong>en</strong> zo groot mogelijk empirisch gehalte, als voorlopig 'waar' werd<strong>en</strong><br />

geaccepteerd door de geme<strong>en</strong>schap van wet<strong>en</strong>schappers. Deze stap hield dus in dat tuss<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> werd<br />

afgesprok<strong>en</strong> wat als algeme<strong>en</strong> geld<strong>en</strong>d werd beschouwd, met natuurlijk het voorbehoud dat het waarheidspredikaat<br />

e<strong>en</strong> voorlopig karakter had <strong>en</strong> alle<strong>en</strong> omwille van het praktisch functioner<strong>en</strong> van de wet<strong>en</strong>schap waarde had.<br />

<strong>Het</strong> belangrijke gevolg van deze uit wet<strong>en</strong>schappelijk oogpunt praktische toevoeging door Popper was echter dat<br />

wet<strong>en</strong>schappelijke theorievorming uiteindelijk op niets anders gebaseerd was dan op voorlopig geldige onderlinge<br />

afsprak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> person<strong>en</strong>. Dit idee is de geschied<strong>en</strong>is ingegaan als de cons<strong>en</strong>sus-theorie van waarheid. Waarheid<br />

was niet langer e<strong>en</strong> kwestie van correspond<strong>en</strong>tie van uitsprak<strong>en</strong> met de objectieve werkelijkheid. Ev<strong>en</strong>min werd de<br />

objectieve waarheid van k<strong>en</strong>nis nog bepaald door de logische, mathematische of geometrische coher<strong>en</strong>tie tuss<strong>en</strong> uitsprak<strong>en</strong><br />

onderling. Waarheid was e<strong>en</strong> intersubjectieve overe<strong>en</strong>komst tuss<strong>en</strong> deskundig<strong>en</strong>, die niet meer pret<strong>en</strong>deerde<br />

te zijn dan dat. Wat bleef er dan nog over van het idee van e<strong>en</strong> objectieve werkelijkheid die met e<strong>en</strong> beroep op<br />

'de feit<strong>en</strong>' k<strong>en</strong>baar zou zijn? Als de feit<strong>en</strong> slechts de status hebb<strong>en</strong> van voorlopige aannames, welke criteria hebb<strong>en</strong><br />

we dan nog over om te kunn<strong>en</strong> sprek<strong>en</strong> in term<strong>en</strong> van 'waarheid' of 'werkelijkheid'? Is er nog red<strong>en</strong> om aan te nem<strong>en</strong><br />

dat de objectieve werkelijkheid iets anders dan slechts e<strong>en</strong> (inter)subjectieve constructie is? De theorie van de 'background<br />

knowledge' betek<strong>en</strong>de feitelijk het einde van het idee van de objectieve k<strong>en</strong>nis. Waarheid van k<strong>en</strong>nis werd nu


op communicatieve grond<strong>en</strong> toegek<strong>en</strong>d.<br />

De omw<strong>en</strong>teling in de wet<strong>en</strong>schapsfilosofie die door de Amerikaan T.S. Kuhn met zijn boek 'The structure of sci<strong>en</strong>tific<br />

revolutions' veroorzaakt werd, sloot helemaal aan bij bov<strong>en</strong>staande vrag<strong>en</strong>. Kuhn bracht de red<strong>en</strong>ering die door<br />

de theorieën van Popper was ingezet tot e<strong>en</strong> logische conclusie, e<strong>en</strong> stap die Popper zelf pertin<strong>en</strong>t weigerde te zett<strong>en</strong>.<br />

De implicaties zoud<strong>en</strong> de rationele wet<strong>en</strong>schap immers overlever<strong>en</strong> aan relativisme, iets dat Sir Karl niet op zijn<br />

gewet<strong>en</strong> wilde hebb<strong>en</strong>. De objectieve realiteit werd door Kuhn inderdaad gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> constructie op basis van<br />

bepaalde conv<strong>en</strong>ties tuss<strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schappers. De klassieke aanspraak van wet<strong>en</strong>schap als zou zij in staat zijn inzicht<br />

te verkrijg<strong>en</strong> in de objectieve werkelijkheid, werd zodo<strong>en</strong>de ontmaskerd als e<strong>en</strong> loze pret<strong>en</strong>tie; e<strong>en</strong> retorische constructie.<br />

Kuhn zette e<strong>en</strong> belangrijke stap, vergelijkbaar met de stap die Nietzsche zev<strong>en</strong>tig jaar daarvoor had gedaan,<br />

naar de 'vertaliging' van de werkelijkheid. Waar Popper nog duidelijk verwees naar e<strong>en</strong> rationele cons<strong>en</strong>sus onder<br />

wet<strong>en</strong>schappers over welke uitsprak<strong>en</strong> als geldige basisk<strong>en</strong>nis werd<strong>en</strong> geaccepteerd, toonde Kuhn aan met zijn zog<strong>en</strong>aamde<br />

paradigma-theorie dat deze cons<strong>en</strong>sus in het geheel niet rationeel (althans in de klassieke betek<strong>en</strong>is van het<br />

woord) te noem<strong>en</strong> was.<br />

Onder paradigma verstaat Kuhn (hoewel hij er vele verschill<strong>en</strong>de definities van geeft) het geheel van symbolische<br />

g<strong>en</strong>eralisaties <strong>en</strong> formules, metafysische vooronderstelling<strong>en</strong>, methodologische norm<strong>en</strong> <strong>en</strong> geme<strong>en</strong>schappelijke voorbeeld<strong>en</strong>,<br />

die door e<strong>en</strong> bepaalde wet<strong>en</strong>schappelijke geme<strong>en</strong>schap op e<strong>en</strong> bepaald mom<strong>en</strong>t word<strong>en</strong> gedeeld. Volg<strong>en</strong>s<br />

Kuhn vindt er ge<strong>en</strong> rationele vooruitgang in de wet<strong>en</strong>schap plaats op de manier zoals Popper dat met zijn falsificatie-theorie<br />

voorstelde. De praktijk van de wet<strong>en</strong>schap is volg<strong>en</strong>s Kuhn, dat er in feite alle<strong>en</strong> in periodes van wet<strong>en</strong>schappelijke<br />

revoluties, wanneer het <strong>en</strong>e paradigma voorbijgestreefd wordt door e<strong>en</strong> concurrer<strong>en</strong>d paradigma, e<strong>en</strong><br />

groei van k<strong>en</strong>nis, plaatsvindt. Hoewel er in de wet<strong>en</strong>schapsgeschied<strong>en</strong>is e<strong>en</strong> aantal van deze periodes aan te wijz<strong>en</strong><br />

zijn, was dit niet de normale gang van zak<strong>en</strong>. Vooruitgang van de wet<strong>en</strong>schappelijke k<strong>en</strong>nis had plaatsgevond<strong>en</strong> in<br />

de concurr<strong>en</strong>tiestrijd tuss<strong>en</strong> het helioc<strong>en</strong>trisme van Copernicus teg<strong>en</strong>over het Ptolemaeïsche geoc<strong>en</strong>trisme; tuss<strong>en</strong> de<br />

newtoniaanse fysica <strong>en</strong> de quantummechanica van N. Bohr <strong>en</strong> M. Planck; tuss<strong>en</strong> m<strong>en</strong>deliaanse <strong>en</strong> de darwinistische<br />

erfelijkheidsleer oftewel tuss<strong>en</strong> de saltationist<strong>en</strong> <strong>en</strong> de biometrici. Dit war<strong>en</strong> echter de uitzondering<strong>en</strong> op de regel volg<strong>en</strong>s<br />

Kuhn. In period<strong>en</strong> van zog<strong>en</strong>aamde 'normal sci<strong>en</strong>ce' is er nauwelijks sprake van e<strong>en</strong> echte groei van k<strong>en</strong>nis.<br />

E<strong>en</strong> paradigma dat op e<strong>en</strong> bepaald gebied van wet<strong>en</strong>schap e<strong>en</strong> monopolie bezit, br<strong>en</strong>gt volg<strong>en</strong>s Kuhn bijna uitsluit<strong>en</strong>d<br />

k<strong>en</strong>nis voort die erop gericht is de paradigmatische grondslag<strong>en</strong> te bevestig<strong>en</strong>.<br />

<strong>Het</strong> laatste waar m<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> zo'n paradigma op zit te wacht<strong>en</strong> zijn dissid<strong>en</strong>te onderzoekers die, geheel <strong>en</strong> al in overe<strong>en</strong>stemming<br />

met de Popperiaanse traditie, de vaak zwaarbevocht<strong>en</strong> (wet<strong>en</strong>schappelijke maar ook economische <strong>en</strong><br />

maatschappelijke) theorieën, gaan falsificer<strong>en</strong>. Dissid<strong>en</strong>t onderzoek zal hoogstwaarschijnlijk niet plaatsvind<strong>en</strong>, aangezi<strong>en</strong><br />

de hiërarchie binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> paradigma gebruik kan mak<strong>en</strong> van allerlei niet-wet<strong>en</strong>schappelijke dwangmiddel<strong>en</strong>. In<br />

het geval dat er onverhoopt toch e<strong>en</strong> apostaat met e<strong>en</strong> falsificatie van e<strong>en</strong> van de c<strong>en</strong>trale theorieën van e<strong>en</strong> paradigma<br />

op de propp<strong>en</strong> komt, zal er onverbiddelijk overgegaan word<strong>en</strong> tot falsificatie van de onderzoeker in kwestie.<br />

De theorieën blijv<strong>en</strong> onaangeroerd. Kuhn noemt het paradigma-bevestig<strong>en</strong>d onderzoek 'puzzle-solving', omdat het er<br />

uitsluit<strong>en</strong>d op gericht is om steeds kleiner word<strong>en</strong>de onbek<strong>en</strong>de gebiedjes binn<strong>en</strong> het paradigma in kaart te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

Dit in teg<strong>en</strong>stelling tot het zog<strong>en</strong>aamde 'problem-solving' wat inhoudt dat er daadwerkelijk paradigma-verlegg<strong>en</strong>d<br />

onderzoek gedaan wordt. Als e<strong>en</strong> paradigma lange tijd onaangetast blijft, kan er bij de betrokk<strong>en</strong> onderzoekers het<br />

gevoel ontstaan dat ze de problem<strong>en</strong> van het universum hebb<strong>en</strong> opgelost (zoals bijvoorbeeld het geval was in het<br />

19de-eeuwse newtoniaans natuurkundig paradigma). Er zijn dan binn<strong>en</strong> het paradigma feitelijk ge<strong>en</strong> onbek<strong>en</strong>de<br />

gebied<strong>en</strong> meer te vind<strong>en</strong>. De k<strong>en</strong>nisto<strong>en</strong>ame loopt gaandeweg terug naar nul, hoewel de instrum<strong>en</strong>tele toepassing<strong>en</strong><br />

van de k<strong>en</strong>nis nog langere tijd de markt kunn<strong>en</strong> overspoel<strong>en</strong>.<br />

Als dit gebeurt taant natuurlijk ook de charme van deelname aan zo'n paradigma, hoewel e<strong>en</strong> constante toestroom<br />

van onderzoekers gegarandeerd is zo gauw de onderwijsinstanties als het ware gekoloniseerd zijn. De maatschappelijke<br />

inkadering van e<strong>en</strong> paradigma is dan e<strong>en</strong> feit geword<strong>en</strong>. Toch kan e<strong>en</strong> paradigma steeds vaker met afwijk<strong>en</strong>de,<br />

onverklaarbare onderzoeksresultat<strong>en</strong> geconfronteerd word<strong>en</strong>. Deze anomalieën kunn<strong>en</strong> sommige onderzoekers aanleiding<br />

gev<strong>en</strong> zich in te lat<strong>en</strong> met nieuwe theorieën die in strijd zijn met het orthodoxe paradigma. Naarmate het oude<br />

paradigma minder succesvol wordt, wint het nieuwe uitdij<strong>en</strong>de stelsel van theorieën aan heuristische kracht <strong>en</strong> aanhang<br />

tot het mom<strong>en</strong>t aangebrok<strong>en</strong> is dat het oude paradigma voorbijgestreefd is. Dan is het nieuwe paradigma de<br />

orthodoxie geword<strong>en</strong> <strong>en</strong> begint vervolg<strong>en</strong>s met het indijk<strong>en</strong> van de eig<strong>en</strong> positie door middel van 'puzzle-solving'.<br />

De red<strong>en</strong><strong>en</strong> die onderzoekers hebb<strong>en</strong> om het <strong>en</strong>e paradigma te verkiez<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> het ander, zijn niet per se geleg<strong>en</strong><br />

in het feit dat ze zoveel vertrouw<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in de wet<strong>en</strong>schappelijke waarde van de nieuwe theorieën, maar kunn<strong>en</strong><br />

op het niveau van carrière-overweging<strong>en</strong> <strong>en</strong> dergelijke zak<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>.<br />

<strong>Het</strong> is volg<strong>en</strong>s Kuhn van groot belang om te onderk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> dat verschill<strong>en</strong>de paradigma's zulke van elkaar afwijk<strong>en</strong>de<br />

werkelijkheidsinterpretaties hebb<strong>en</strong> dat ze onderling onvergelijkbaar zijn. Terugkijk<strong>en</strong>d naar de definitie;<br />

'Verschill<strong>en</strong>de paradigma's hebb<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de symbolische g<strong>en</strong>eralisaties, verschill<strong>en</strong>de metafysische vooronderstelling<strong>en</strong>',<br />

kan hieruit geconcludeerd word<strong>en</strong> dat m<strong>en</strong> in feite binn<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de paradigma's verschill<strong>en</strong>de tal<strong>en</strong><br />

spreekt. Zinvolle communicatie tuss<strong>en</strong> paradigma's is dan ook praktisch uitgeslot<strong>en</strong>, of verloopt zeer moeizaam.<br />

Wanneer we Nietzsche er weer ev<strong>en</strong> bij betrekk<strong>en</strong>, zou zonder overdrijv<strong>en</strong> gezegd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dat de verschil-


l<strong>en</strong>de tal<strong>en</strong> de weerslag vorm<strong>en</strong> van verschill<strong>en</strong>de wereldbeeld<strong>en</strong>.<br />

Zoals in het bov<strong>en</strong>staande duidelijk is geword<strong>en</strong>, is de ontwikkeling in de zoektocht naar e<strong>en</strong> optimale fundering van<br />

onze k<strong>en</strong>nis van de werkelijkheid in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate vanuit de klassieke claims van de wet<strong>en</strong>schap (namelijk objectiviteit,<br />

sluit<strong>en</strong>de <strong>en</strong> e<strong>en</strong>duidige methodologieën <strong>en</strong> begripsaanduiding) afgegled<strong>en</strong> richting subjectivisme, methodologisch<br />

anarchisme, onduidelijkheid van de gebruikte begripp<strong>en</strong>, waard<strong>en</strong>betrokk<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> relativisme. De relativistische<br />

implicaties van Poppers falsificatie-theorie <strong>en</strong> zijn 'background knowledge' waar hijzelf eig<strong>en</strong>lijk nog voor terugschrok,<br />

word<strong>en</strong> door Kuhn, maar vooral door Feyerab<strong>en</strong>d, met betrekking tot de groei van k<strong>en</strong>nis tot in hun logische<br />

consequ<strong>en</strong>ties doorgevoerd. Theorieverwerping vindt niet plaats op basis van de criteria van Poppers naïef falsificationisme,<br />

maar op basis van criteria die buit<strong>en</strong> de wet<strong>en</strong>schapslogica <strong>en</strong> onder wet<strong>en</strong>schapssociologie <strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schapsgeschied<strong>en</strong>is<br />

vall<strong>en</strong>. Er bestaat ge<strong>en</strong> dwing<strong>en</strong>d verband tuss<strong>en</strong> waarneming<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitsprak<strong>en</strong> over die waarneming<strong>en</strong>.<br />

Poppers omschrijving van hoe wet<strong>en</strong>schap zich ontwikkelt, blijkt meer e<strong>en</strong> voorbeeld van 'wishful thinking'<br />

dan e<strong>en</strong> feitelijke omschrijving van de praktijk van de wet<strong>en</strong>schap te zijn. De balans in de wet<strong>en</strong>schapsfilosofie is<br />

sinds de jar<strong>en</strong> zestig overtuig<strong>en</strong>d van de logische 'context of justification' naar de sociologisch-historische 'context of<br />

discovery' doorgeslag<strong>en</strong>. Externe, irrationele factor<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> van doorslaggev<strong>en</strong>de invloed op de ontwikkeling van<br />

de wet<strong>en</strong>schap te zijn. Dit heeft geleid tot e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de nadruk op het belang van de wet<strong>en</strong>schapssociologie. De<br />

paradox is hierbij geleg<strong>en</strong> in het feit dat deze discipline volg<strong>en</strong>s de eig<strong>en</strong> methodologie aan dezelfde irrationale<br />

invloed<strong>en</strong> onderhevig is als de takk<strong>en</strong> van wet<strong>en</strong>schap die ze bestudeert <strong>en</strong> sociologiseert. Hierdoor zijn de k<strong>en</strong>nisclaims<br />

vanuit de wet<strong>en</strong>schapssociologie ofwel ongeloofwaardig ofwel verdacht.<br />

De problem<strong>en</strong> met Kuhns paradigma-theorie zijn echter ook niet van de lucht. De stelling dat ieder paradigma e<strong>en</strong><br />

eig<strong>en</strong> taal spreekt, omdat er verschill<strong>en</strong>de relaties word<strong>en</strong> gelegd tuss<strong>en</strong> waarneming<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitsprak<strong>en</strong> over die waarneming<strong>en</strong>,<br />

impliceert dat ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel stelsel van theorieën aanspraak kan mak<strong>en</strong> op de 'waarheid' <strong>en</strong> dat de geldigheid<br />

van de uitsprak<strong>en</strong> die over de werkelijkheid gedaan word<strong>en</strong> beperkt is tot het paradigma waarbinn<strong>en</strong> de uitspraak<br />

geformuleerd is. De geldigheid binn<strong>en</strong> het paradigma is volg<strong>en</strong>s Kuhn afhankelijk van allerlei sociologische,<br />

psychologische <strong>en</strong> organisatorische factor<strong>en</strong>. Deze bepal<strong>en</strong> wat wel of niet als geldig geaccepteerd wordt. Toch zitt<strong>en</strong><br />

er e<strong>en</strong> aantal grote discrepanties in de theorie van Kuhn. T<strong>en</strong> eerste is de vorming van Kuhns eig<strong>en</strong> theorie e<strong>en</strong><br />

objectieve waarheidsclaim in de zin dat hij van m<strong>en</strong>ing is dat de waarheid ervan zijn eig<strong>en</strong> paradigmatische gebond<strong>en</strong>heid<br />

overstijgt. Hiermee zet Kuhn zichzelf op e<strong>en</strong> meta-standpunt met betrekking tot de vraag hoe wet<strong>en</strong>schappelijke<br />

paradigma's functioner<strong>en</strong>. Logisch gezi<strong>en</strong> zou elke k<strong>en</strong>nisrelativer<strong>en</strong>de uitspraak zich moet<strong>en</strong> beperk<strong>en</strong> tot het<br />

eig<strong>en</strong> paradigma. T<strong>en</strong> tweede is de analogie van de verschill<strong>en</strong>de tal<strong>en</strong> <strong>en</strong> de daaruitvolg<strong>en</strong>de onvertaalbaarheidstheorie<br />

(die door Kuhn nog <strong>en</strong>igszins g<strong>en</strong>uanceerd wordt, maar bij Feyerab<strong>en</strong>d <strong>en</strong> vele post-modernist<strong>en</strong> niet) weliswaar<br />

illustratief voor de verhouding tuss<strong>en</strong> taalgeme<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>. Desondanks gaat het bezwaar dat gold voor het<br />

eerste punt van kritiek ook hier op. Deze theorie veronderstelt e<strong>en</strong> meta-standpunt op basis waarvan de onvertaalbaarheid<br />

van verschill<strong>en</strong>de tal<strong>en</strong> beoordeeld kan word<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> andere consequ<strong>en</strong>tie van de steeds verdergaande relativering<br />

van k<strong>en</strong>nis is, dat er ge<strong>en</strong> criteria meer zijn om te voorkom<strong>en</strong> dat elk individu zich beroept op zijn eig<strong>en</strong><br />

paradigma, zijn eig<strong>en</strong> waarneming <strong>en</strong> zijn eig<strong>en</strong> taal, waardoor er helemaal ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele manier meer is om te bepal<strong>en</strong><br />

welke waarheidsclaim van e<strong>en</strong> hoger gehalte is dan e<strong>en</strong> andere.<br />

Er zijn nog andere bezwar<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> dit relativisme. <strong>Het</strong> feit dat e<strong>en</strong> relativistisch standpunt talig k<strong>en</strong>baar gemaakt moet<br />

word<strong>en</strong>, geeft aan dat de relativist hoe dan ook overtuigd is van het intersubjectieve belang om zijn theorie mede te<br />

del<strong>en</strong>, zijn eig<strong>en</strong> relativisme daarmee overstijg<strong>en</strong>d. T<strong>en</strong> tweede gaat hij ervan uit dat hetge<strong>en</strong> hij heeft mede te del<strong>en</strong><br />

door e<strong>en</strong> gedeelde taal overgedrag<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> <strong>en</strong>igszins praktisch functioner<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> taal ontkracht het<br />

relativisme noodzakelijk. Als iedere<strong>en</strong> zijn eig<strong>en</strong> werkelijkheidsconstructie maakt die volledig relatief is, zou deze zich<br />

niet talig begrijpelijk kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>. Op deze wijze wordt duidelijk dat wet<strong>en</strong>schappelijke k<strong>en</strong>nis (<strong>en</strong> natuurlijk ook<br />

alledaagse k<strong>en</strong>nis), zolang als het blijft communicer<strong>en</strong>, niet kan vervall<strong>en</strong> in totaal relativisme <strong>en</strong> de daarmee sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de<br />

willekeur van betek<strong>en</strong>isgeving door de taal. Er zal altijd e<strong>en</strong> aanspraak gemaakt moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> op e<strong>en</strong><br />

meer dan puur subjectieve betek<strong>en</strong>is van de geformuleerde werkelijkheidsinterpretatie.<br />

Hierbij is het wellicht verhelder<strong>en</strong>d om ideeën van de achtti<strong>en</strong>de eeuwse Pruisische filosoof I. Kant te memorer<strong>en</strong>.<br />

Kant zag zich geconfronteerd met twee elkaar bestrijd<strong>en</strong>de opvatting<strong>en</strong> over de geëig<strong>en</strong>de methode om tot ware k<strong>en</strong>nis<br />

te kom<strong>en</strong>. Aan de <strong>en</strong>e kant stond<strong>en</strong> de empirist<strong>en</strong> die van m<strong>en</strong>ing war<strong>en</strong> dat ware, <strong>en</strong> daarmee wet<strong>en</strong>schappelijke,<br />

k<strong>en</strong>nis alle<strong>en</strong> te verkrijg<strong>en</strong> was door middel van zintuiglijke waarneming <strong>en</strong> de inductieve methode. Daar teg<strong>en</strong>over<br />

stond<strong>en</strong> de rationalist<strong>en</strong> die, in het kielzog van R. Descartes, ervan overtuigd war<strong>en</strong> dat de zintuig<strong>en</strong> minderwaardige<br />

<strong>en</strong> bedrieglijke informatie over de werkelijkheid verschaft<strong>en</strong>. De <strong>en</strong>ige betrouwbare bron van k<strong>en</strong>nis was<br />

de Rede. Alle<strong>en</strong> met behulp van logische, mathematische <strong>en</strong> geometrische argum<strong>en</strong>taties kon de m<strong>en</strong>s tot de objectiviteit<br />

doordring<strong>en</strong>. Kant stelde zich tot taak om beide standpunt<strong>en</strong> te ver<strong>en</strong>ig<strong>en</strong>. Zoals gezi<strong>en</strong> kon er vanuit het empirisme<br />

ge<strong>en</strong> antwoord gegev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> op de vraag wat de status van causaliteit nu eig<strong>en</strong>lijk was. <strong>Het</strong> rationalisme<br />

slaagde er weliswaar in om e<strong>en</strong> coher<strong>en</strong>t beeld van de werkelijkheid te pres<strong>en</strong>ter<strong>en</strong>, maar zag zich voor het probleem<br />

geplaatst dat onduidelijk bleef waarop de axioma's die de basis van hun filosofie vormd<strong>en</strong>, stoeld<strong>en</strong>. Kant formuleerde<br />

in 'Kritik der rein<strong>en</strong> Vernunft' e<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong>positie tuss<strong>en</strong> het primaat van de zintuig<strong>en</strong> <strong>en</strong> het primaat van de<br />

Rede. De m<strong>en</strong>s kon volg<strong>en</strong>s hem slechts tot ware k<strong>en</strong>nis kom<strong>en</strong> als hij zowel empirisch als rationeel te werk ging.<br />

De werkelijkheid toonde zich aan de m<strong>en</strong>s op e<strong>en</strong> manier die aansloot bij de redelijke capaciteit<strong>en</strong> die de m<strong>en</strong>s vanaf


zijn geboorte tot zijn beschikking had. De ervaring van causaliteit, het besef van bevestiging, ontk<strong>en</strong>ning <strong>en</strong> modaliteit,<br />

van e<strong>en</strong>heid, veelheid <strong>en</strong> totaliteit, van noodzakelijkheid <strong>en</strong> conting<strong>en</strong>tie war<strong>en</strong>, volg<strong>en</strong>s Kant, zak<strong>en</strong> die niet in<br />

de waarneembare werkelijkheid maar in het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>d vermog<strong>en</strong> van de m<strong>en</strong>s bestond<strong>en</strong>. Ieder m<strong>en</strong>s was a priori toegerust<br />

met e<strong>en</strong> k<strong>en</strong>structuur die hem in staat stelde om de uiterlijke verschijningsvorm van de objectiviteit te kanaliser<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> te duid<strong>en</strong>. Voor Kant was het wez<strong>en</strong> van de werkelijkheid, het 'noum<strong>en</strong>on' of 'Ding-an-Sich', dan ook relevant<br />

voorzover het zich via de waarneming <strong>en</strong> de rede liet k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>.<br />

Als we, in navolging van Kant, ervan uitgaan dat er bepaalde structuur-verschaff<strong>en</strong>de rasters werkzaam zijn in de m<strong>en</strong>selijke<br />

waarneming, is e<strong>en</strong> relativistisch standpunt nog moeilijker te handhav<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> bestaan van dergelijke rasters zou<br />

inhoud<strong>en</strong> dat hoe verschill<strong>en</strong>d m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> de werkelijkheid ook interpreter<strong>en</strong>, er desondanks e<strong>en</strong> zekere overe<strong>en</strong>komst<br />

is in de wijze waarop de zintuig<strong>en</strong> de impuls<strong>en</strong> structurer<strong>en</strong>. De logische onhoudbaarheid van de uitspraak 'alles is<br />

relatief' is geleg<strong>en</strong> in het feit dat blijkbaar alles relatief is, behalve de uitspraak zelf. <strong>Het</strong> relativisme is zelf blijkbaar<br />

niet relatief. Ook is, zoals al eerder gezi<strong>en</strong>, deze uitspraak e<strong>en</strong> objectieve waarheidsclaim die in strijd is met de opvatting<br />

dat objectieve k<strong>en</strong>nis niet mogelijk is. T<strong>en</strong> derde kan deg<strong>en</strong>e die deze uitspraak doet zijn eig<strong>en</strong> bestaan, dat voorafgaat<br />

aan <strong>en</strong> voorwaarde is voor deze uitspraak, niet relativer<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> individu zal zich moet<strong>en</strong> verzo<strong>en</strong><strong>en</strong> met het<br />

<strong>en</strong>igszins objectief zijn van zichzelf. Totale objectiviteit, in de vorm van totale zelfk<strong>en</strong>nis, mag dan niet haalbaar zijn,<br />

<strong>en</strong>ig zelfbesef is onvermijdelijk.<br />

E<strong>en</strong> vierde punt is geleg<strong>en</strong> in de w<strong>en</strong>selijkheid van het relativer<strong>en</strong> van ethische of normatieve uitgangspunt<strong>en</strong>. Strikte<br />

aanhangers van ethisch relativisme zoud<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> bezwaar mog<strong>en</strong> of kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> allerlei gewelddadige of<br />

andere ongew<strong>en</strong>ste neiging<strong>en</strong> van medem<strong>en</strong>s<strong>en</strong> (die zeer dogmatisch kunn<strong>en</strong> zijn). <strong>Het</strong> paradoxale is echter dat<br />

ethisch relativisme het bestaan van het eig<strong>en</strong>, <strong>en</strong> andere niet-dogmatische standpunt<strong>en</strong>, in gevaar br<strong>en</strong>gt. <strong>Het</strong> formuler<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> accepter<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> standpunt dat de geldigheid van subjectieve standpunt<strong>en</strong> <strong>en</strong> emoties als onwrikbaar<br />

ethisch principe postuleert (<strong>en</strong> in die zin absoluut is), kan alle<strong>en</strong> bij de gratie van het ontk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> strikt relativisme.<br />

Sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>d kan gesteld word<strong>en</strong> dat de relativistische implicaties van de opvatting<strong>en</strong> van Kuhn, Feyerab<strong>en</strong>d <strong>en</strong><br />

rec<strong>en</strong>telijk e<strong>en</strong> aantal post-modernist<strong>en</strong>, moeilijk houdbaar zijn. Hoewel de wet<strong>en</strong>schap de aansprak<strong>en</strong> op objectieve<br />

k<strong>en</strong>nis heeft moet<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> var<strong>en</strong>, <strong>en</strong> hoewel er inderdaad ge<strong>en</strong> dwing<strong>en</strong>de relaties bestaan tuss<strong>en</strong> de werkelijkheid<br />

<strong>en</strong> uitsprak<strong>en</strong> daarover, kan niet voorbij gegaan word<strong>en</strong> aan het <strong>en</strong>igszins sam<strong>en</strong>vall<strong>en</strong> van 'k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>' <strong>en</strong> 'zijn' (van<br />

epistemologie <strong>en</strong> ontologie). Logisch doorgevoerd is binn<strong>en</strong> het relativisme ge<strong>en</strong> plaats voor dit onderscheid. <strong>Het</strong> 'zijn'<br />

is in deze theorie gereduceerd tot wat de relativist ervan maakt, waardoor de term k<strong>en</strong>nis hier in feite niet van toepassing<br />

is. De afwezigheid van logisch dwing<strong>en</strong>de relaties tuss<strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn betek<strong>en</strong>t echter niet dat er dus ge<strong>en</strong><br />

relatie is tuss<strong>en</strong> deze twee. De geldigheid wordt door gedeeltelijk bewuste, maar voor e<strong>en</strong> groot deel onbewuste cons<strong>en</strong>sus<br />

bepaald. De inhoud van begripp<strong>en</strong> wordt geleerd, gebruikt <strong>en</strong> doorgegev<strong>en</strong>, ondanks dat er ge<strong>en</strong> 100% e<strong>en</strong>duidigheid<br />

bestaat over de betek<strong>en</strong>is ervan. De veranderlijkheid, onduidelijkheid <strong>en</strong> onvolledigheid van de begripp<strong>en</strong><br />

staan niet in de weg dat er toch sprake is van communicatie. <strong>Het</strong> verschil in de mate van begrip is afhankelijk van<br />

de mate van cons<strong>en</strong>sus over de inhoud van e<strong>en</strong> begrip. Dit is e<strong>en</strong> probleem dat in de wet<strong>en</strong>schap eerder in het oog<br />

springt dan in het dagelijks taalgebruik, hetge<strong>en</strong> vooral iets zegt over de waarheidspret<strong>en</strong>ties van de wet<strong>en</strong>schap. De<br />

pret<strong>en</strong>tie van de wet<strong>en</strong>schap dat zij de gebruikte begripp<strong>en</strong> duidelijker definiër<strong>en</strong> dan in het alledaagse taalgebruik<br />

het geval is, zou beter omgezet kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in het uitgangspunt dat de onduidelijkheid van de gebruikte begripp<strong>en</strong><br />

in de wet<strong>en</strong>schap meer evid<strong>en</strong>t is <strong>en</strong> als problematischer wordt ervar<strong>en</strong> dan in het alledaagse taalgebruik. Er is<br />

dus e<strong>en</strong> grondige beschouwing nodig over wat er in de wet<strong>en</strong>schap met welke begripp<strong>en</strong> bedoeld wordt.<br />

De doodklap voor het relativisme is Kuhns idee van de theoriebelad<strong>en</strong> waarneming. Als er niet alle<strong>en</strong> Kantiaanse categorieën<br />

voorafgaan aan de waarneming maar ook begripsmatige theorieën, houdt dit in dat er zonder taal niet zinnig<br />

waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> wordt, laat staan dat de ervaring weergegev<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong>. De relativist moet van taal gebruik mak<strong>en</strong>,<br />

wil hij überhaupt kunn<strong>en</strong> waarnem<strong>en</strong>. Hij moet gebruik mak<strong>en</strong> van g<strong>en</strong>eralisaties (hetge<strong>en</strong> begripp<strong>en</strong> t<strong>en</strong>slotte zijn)<br />

die e<strong>en</strong> door cons<strong>en</strong>sus <strong>en</strong>igszins afgebak<strong>en</strong>de betek<strong>en</strong>is hebb<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> formuler<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> relativistisch standpunt,<br />

maar daaraan voorafgaand het ervar<strong>en</strong> van de werkelijkheid als zijnde relativistisch, is pas mogelijk bij de gratie van<br />

intersubjectieve categorieën (welke die ook mog<strong>en</strong> zijn) <strong>en</strong> van intersubjectieve betek<strong>en</strong>isgeving<strong>en</strong> van de werkelijkheid.<br />

De bewering dat de werkelijkheid e<strong>en</strong> volstrekt eig<strong>en</strong> constructie is <strong>en</strong> niet meer dan dat, kan dus niet meer als<br />

juist beschouwd word<strong>en</strong>.<br />

Taalfilosofie<br />

Nadat de wet<strong>en</strong>schapsfilosofie de claims dat de wet<strong>en</strong>schap in staat zou zijn objectieve k<strong>en</strong>nis te verkrijg<strong>en</strong> van de<br />

werkelijkheid <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> in staat zou zijn die k<strong>en</strong>nis e<strong>en</strong>duidig weer te gev<strong>en</strong> danig hadd<strong>en</strong> uitgehold, bleek dat<br />

deze ontwikkeling zich ook binn<strong>en</strong> andere gebied<strong>en</strong> van de filosofie doorzette. <strong>Het</strong> groei<strong>en</strong>de inzicht dat waarheid,<br />

geldigheid <strong>en</strong> rechtvaardigheid e<strong>en</strong> communicatief <strong>en</strong> intersubjectief bepaalde invulling kreg<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet in de objectiviteit<br />

voor het oprap<strong>en</strong> lag<strong>en</strong>, gaf aanleiding tot e<strong>en</strong> nieuw aandachtsveld, namelijk de taalfilosofie. In teg<strong>en</strong>stelling<br />

tot de poging<strong>en</strong> tot het formuler<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> objectieve taal die sinds Descartes war<strong>en</strong> ondernom<strong>en</strong>, was nu de aan-


dacht gericht op de gewone taal. Hoe functioneerde die? Welke structur<strong>en</strong> war<strong>en</strong> er werkzaam? Maar vooral hoe verhield<br />

het m<strong>en</strong>selijk handel<strong>en</strong> zich tot die structur<strong>en</strong>? Eerst di<strong>en</strong>t echter de kritiek vanuit de taalfilosofie op de claims<br />

van de wet<strong>en</strong>schap bekek<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>. De Amerikaanse filosoof W.V.O. Quine ondernam e<strong>en</strong> frontale aanval op de<br />

empiristische grondslag van de wet<strong>en</strong>schap in zijn artikel 'Two dogma's of empiricism'. Daarin zette hij uite<strong>en</strong> dat het<br />

empirisme, het fundam<strong>en</strong>t van de wet<strong>en</strong>schap, op twee foutieve vooronderstelling<strong>en</strong> gebaseerd was. T<strong>en</strong> eerste kond<strong>en</strong><br />

uitsprak<strong>en</strong> over feit<strong>en</strong> niet gereduceerd word<strong>en</strong> tot die feit<strong>en</strong> (het epistemologisch niveau kon het ontologisch<br />

niveau niet geheel overlapp<strong>en</strong>). T<strong>en</strong> tweede kon er ge<strong>en</strong> principieel onderscheid gemaakt word<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> logisch ware<br />

uitsprak<strong>en</strong> <strong>en</strong> empirisch ware uitsprak<strong>en</strong>. Beide soort<strong>en</strong> uitsprak<strong>en</strong> war<strong>en</strong> niet immuun voor e<strong>en</strong> verandering in betek<strong>en</strong>is<br />

<strong>en</strong> zodo<strong>en</strong>de ev<strong>en</strong>min voor e<strong>en</strong> verandering in geldigheid.<br />

De term<strong>en</strong> 'analytische' <strong>en</strong> 'synthetische' uitsprak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke functie in de taalanalyse van Quine. Met<br />

behulp van het onderscheid tuss<strong>en</strong> deze twee categorieën probeerde hij duidelijkheid te schepp<strong>en</strong> in de problematische<br />

verhouding tuss<strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schap <strong>en</strong> communicatie. Met behulp van e<strong>en</strong> nuancering van het onderscheid tuss<strong>en</strong><br />

deze twee begripp<strong>en</strong> dacht Quine de gradaties van waarheid van uitsprak<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong>. Ware uitsprak<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> aannem<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> eerste zijn er de synthetische ware uitsprak<strong>en</strong>, die als belangrijkste eig<strong>en</strong>schap<br />

hebb<strong>en</strong> dat de waarheid ervan empirisch aangetoond kan word<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> voorbeeld van zo'n uitspraak is : 'Auto's<br />

vervuil<strong>en</strong> de lucht'. De waarheid van deze uitspraak berust op de k<strong>en</strong>nis die wij van de ons omring<strong>en</strong>de wereld hebb<strong>en</strong>.<br />

Wij wet<strong>en</strong> dat motor<strong>en</strong> van auto's zodanig gemaakt zijn dat zij alle<strong>en</strong> functioner<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> vloeistof die bij verbranding<br />

schadelijke gass<strong>en</strong> in de lucht br<strong>en</strong>gt. <strong>Het</strong> is echter mogelijk dat er binn<strong>en</strong> afzi<strong>en</strong>bare tijd e<strong>en</strong> auto wordt<br />

ontwikkeld die op e<strong>en</strong> niet-vervuil<strong>en</strong>de brandstof loopt. In dat geval is de uitspraak : 'Auto's vervuil<strong>en</strong> de lucht' niet<br />

meer waar. Ware uitsprak<strong>en</strong> waarbij e<strong>en</strong> begrip (auto) e<strong>en</strong> predikaat (vervuil<strong>en</strong>d) opgeplakt krijgt, dat niet logisch of<br />

semantisch in de betek<strong>en</strong>is van dat begrip beslot<strong>en</strong> ligt, word<strong>en</strong> synthetische uitsprak<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd. De waarheid van<br />

deze uitspraak kan empirisch aangetoond word<strong>en</strong> <strong>en</strong> is uit di<strong>en</strong> hoofde ook onderhevig aan empirische weerlegging<br />

(de niet-vervuil<strong>en</strong>de auto weerlegt de synthetisch ware uitspraak dat auto's de lucht vervuil<strong>en</strong>) volg<strong>en</strong>s de methode<br />

van de inductie.<br />

E<strong>en</strong> tweede soort uitsprak<strong>en</strong> die we kunn<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong>, zijn uitsprak<strong>en</strong> die vanwege hun logische vorm waar zijn.<br />

E<strong>en</strong> voorbeeld van deze soort is; 'Als in alle appels pitjes zitt<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dit is e<strong>en</strong> appel, dan zitt<strong>en</strong> er pitjes in.' Dit soort<br />

uitsprak<strong>en</strong> is waar onafhankelijk van e<strong>en</strong> empirische verificatie of falsificatie. In teg<strong>en</strong>stelling tot synthetische uitsprak<strong>en</strong>,<br />

hangt de waarheid van dit soort uitsprak<strong>en</strong> niet af van <strong>en</strong>ige ervaringsinformatie. Ze ontl<strong>en</strong><strong>en</strong> hun waarheid dan<br />

ook niet aan e<strong>en</strong> verwijzing naar e<strong>en</strong> te ervar<strong>en</strong> werkelijkheid, maar aan hun logisch coher<strong>en</strong>te vorm. <strong>Het</strong> <strong>en</strong>ige wat<br />

deze analytische uitsprak<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> is '[premisse] Als A dan B, [deductie] A, dus B'. De inhoud van de zinn<strong>en</strong> kan in<br />

alles veranderd word<strong>en</strong>, maar door de logische vorm blijft de uitspraak waar. Deze soort uitsprak<strong>en</strong> word<strong>en</strong> logischof<br />

formeel-analytische uitsprak<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd. Vanuit de premisse wordt gededuceerd naar singuliere bevestiging<strong>en</strong> van<br />

de algem<strong>en</strong>e uitspraak. De logische vorm garandeert dat deze uitspraak, in teg<strong>en</strong>stelling tot de synthetische uitspraak,<br />

e<strong>en</strong> 'eeuwig' waarheidsgehalte heeft. Ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele waarneming kan de geldigheid ervan aantast<strong>en</strong>. De red<strong>en</strong>ering 'Als<br />

alle appels kunn<strong>en</strong> vlieg<strong>en</strong> (als A dan B) <strong>en</strong> dit is e<strong>en</strong> appel, dan kan hij vlieg<strong>en</strong>.' (A dus B) is empirisch gezi<strong>en</strong> absurd<br />

maar logisch waar.<br />

T<strong>en</strong> derde is er nog e<strong>en</strong> soort ware uitsprak<strong>en</strong> dat in zekere zin buit<strong>en</strong> de eerder g<strong>en</strong>oemde valt. <strong>Het</strong> betreft hier de<br />

zog<strong>en</strong>aamde 'betek<strong>en</strong>is'-analytische uitsprak<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> voorbeeld hiervan is de zin: 'Elke vrijgezel is ongetrouwd'. De<br />

waarheid van deze uitspraak is niet geleg<strong>en</strong> in zijn logische vorm, maar ook niet in e<strong>en</strong> directe verwijzing naar de<br />

werkelijkheid. Deze uitspraak ontle<strong>en</strong>t zijn waarheid aan de betek<strong>en</strong>is van de gebruikte begripp<strong>en</strong>. In dit soort zinn<strong>en</strong><br />

functioneert het predikaat niet als iets dat vanuit de ervaring aan het begrip gekoppeld wordt, maar ligt dit in het<br />

begrip beslot<strong>en</strong>. Ongetrouwd zijn is het ess<strong>en</strong>tiële k<strong>en</strong>merk van e<strong>en</strong> vrijgezel. De vraag of dit soort uitsprak<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

'eeuwige' waarde hebb<strong>en</strong> of door de ervaring bij te stell<strong>en</strong> zijn is moeilijk te beantwoord<strong>en</strong>. De gebruikte begripp<strong>en</strong><br />

vereis<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bepaalde k<strong>en</strong>nis van de wereld, maar het is moeilijk voor te stell<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele ontdekking van<br />

e<strong>en</strong> getrouwde vrijgezel vergelijkbaar is met de ontwikkeling van niet-vervuil<strong>en</strong>de motor<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> ontwikkeling die wel<br />

voorstelbaar is, is dat bepaalde woord<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> tijdsperiode, of binn<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de tal<strong>en</strong>, zodanig van inhoud verander<strong>en</strong><br />

dat de oorspronkelijke analiticiteit ervan aangetast wordt. Deze verandering wordt alle<strong>en</strong> duidelijk als of de<br />

definiëring, of het synoniem van e<strong>en</strong> woord verandert.<br />

In zijn beroemde artikel 'Two dogma's of empiricism' probeerde Quine aan te ton<strong>en</strong> dat er ge<strong>en</strong> duidelijk onderscheid<br />

gemaakt kan word<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> analytische <strong>en</strong> synthetische uitsprak<strong>en</strong>. Daarom kan wat hem betreft het onderscheid tuss<strong>en</strong><br />

deze twee soort<strong>en</strong> van uitsprak<strong>en</strong> overboord gezet word<strong>en</strong>. Quine onderscheidt voorts twee soort<strong>en</strong> analytische<br />

uitsprak<strong>en</strong>, namelijk logisch ware uitsprak<strong>en</strong> <strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is ware uitsprak<strong>en</strong>. Logisch ware uitsprak<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> waar,<br />

ongeacht de verandering die er in de niet-logische compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> wordt doorgevoerd. De tweede soort uitsprak<strong>en</strong> is<br />

moeilijker te plaats<strong>en</strong>. Hoewel de uitspraak 'ge<strong>en</strong> vrijgezel is getrouwd' logisch waar gemaakt kan word<strong>en</strong> door 'ongetrouwde<br />

man' voor vrijgezel in te vull<strong>en</strong>, wordt hiermee het probleem alle<strong>en</strong> maar verschov<strong>en</strong>. Op basis van verme<strong>en</strong>de<br />

synonymiteit zijn deze twee begripp<strong>en</strong> onderling verwisselbaar. Echter het begrip 'synonymiteit' is volg<strong>en</strong>s<br />

Quine net zo onduidelijk als het begrip 'analiticiteit'. Definities help<strong>en</strong> ons ook niet verder omdat deze [per definitie]<br />

gebaseerd zijn op andere, eerdere synoniem<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> woord<strong>en</strong>boek biedt dus ook ge<strong>en</strong> uitkomst. De lexicograaf catalogiseert<br />

de semantische stand van zak<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zal waarschijnlijk de laatste zijn die <strong>en</strong>ige pret<strong>en</strong>ties van eeuwigheids-


waarde aan zijn werk toek<strong>en</strong>t.<br />

Verder onderzoek naar de vraag waarom e<strong>en</strong> uitspraak synoniem is aan e<strong>en</strong> andere, leidt tot de conclusie dat synonieme<br />

uitsprak<strong>en</strong> onderling verwisselbaar kunn<strong>en</strong> zijn, maar dat dit alle<strong>en</strong> mogelijk is als de synonymiteit van twee<br />

uitsprak<strong>en</strong> 'A' <strong>en</strong> 'B' beschouwd wordt als analytisch in: 'Alle <strong>en</strong> alle<strong>en</strong> A zijn B'. Hiermee is de cirkel rond omdat de<br />

beginvraag luidde, wat de rechtvaardiging van analiticiteit was. Quine concludeert dat synonymiteit analiticiteit veronderstelt<br />

in plaats van andersom, <strong>en</strong> komt er met e<strong>en</strong> beroep op synonymiteit niet achter wat het principiële verschil<br />

tuss<strong>en</strong> analytische uitsprak<strong>en</strong> <strong>en</strong> synthetische uitsprak<strong>en</strong> is. <strong>Het</strong> idee dat dit verschil er überhaupt zou zijn is volg<strong>en</strong>s<br />

Quine dogmatisch. Vervolg<strong>en</strong>s probeert hij met de verificatie-theorie van betek<strong>en</strong>is (uitsprak<strong>en</strong> zijn alle<strong>en</strong> dan<br />

synoniem wanneer ze op dezelfde wijze geverifieerd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>) duidelijkheid te verschaff<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> aanton<strong>en</strong> van<br />

de relatie tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> uitspraak <strong>en</strong> de verifiër<strong>en</strong>de ervaring vereist echter e<strong>en</strong> reductionistische methode, die zelf weer<br />

dogmatisch is. De opvatting dat de synonymiteit van algem<strong>en</strong>e aanduiding<strong>en</strong> (woord<strong>en</strong>) aantoonbaar zou zijn in de<br />

ervaring - die singulier is - is niet te rechtvaardig<strong>en</strong>. De twee dogma's kom<strong>en</strong> op hetzelfde neer volg<strong>en</strong>s Quine. Ze<br />

veronderstell<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verschil tuss<strong>en</strong> de ervaring <strong>en</strong> de taal, dat niet bestaat.<br />

De conclusie die Quine uit het voorafgaande trekt, is dat sommige takk<strong>en</strong> van wet<strong>en</strong>schap e<strong>en</strong> grotere kwetsbaarheid<br />

hebb<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> aanpassing van hun begripp<strong>en</strong>kader dan andere. Sommige wet<strong>en</strong>schapsgebied<strong>en</strong> zijn met andere<br />

woord<strong>en</strong>, meer beïnvloedbaar door de empirie. Toch is volg<strong>en</strong>s Quine ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele tak van wet<strong>en</strong>schap, inclusief de<br />

logica, immuun voor herzi<strong>en</strong>ing van de gebezigde begripp<strong>en</strong>. Uiteindelijk ontkom<strong>en</strong> zelfs de meest fundam<strong>en</strong>tele<br />

kern-analytische uitsprak<strong>en</strong> hier niet aan. In de praktijk echter zull<strong>en</strong> de noodzakelijke aanpassing<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong><br />

soort 'kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>' analyse plaatsvind<strong>en</strong>. Deze aanpassing<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gerechtvaardigd door het soort argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die<br />

<strong>en</strong>kele jar<strong>en</strong> later door Kuhn c.s. b<strong>en</strong>oemd zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Empirische falsificatie speelt hierbij e<strong>en</strong> ondergeschikte<br />

rol. Belangrijker voor de 'kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>' analyse zijn psychologische, <strong>en</strong> carrière-overweging<strong>en</strong>. Quine zegt dat zolang<br />

de aanpassing<strong>en</strong> niet al te grote verandering<strong>en</strong> in de kern van e<strong>en</strong> bepaald stelsel van theorieën vereis<strong>en</strong>, ze redelijk<br />

gemakkelijk zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong> doorgevoerd. Dit gemak neemt af naarmate er meer kern-theorieën bedreigd word<strong>en</strong> door<br />

bepaalde empirische constatering<strong>en</strong> (recalcitrante feit<strong>en</strong>). Quine beëindigt zijn artikel dan ook met de uitspraak, dat<br />

de overweging<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schapper heeft om zijn wet<strong>en</strong>schappelijke conceptuele kader aan te pass<strong>en</strong> aan 'recalcitrante'<br />

feit<strong>en</strong> (indi<strong>en</strong> deze rationeel zijn) altijd pragmatisch <strong>en</strong> niet zozeer logisch-wet<strong>en</strong>schappelijk zull<strong>en</strong> zijn.<br />

Uiteindelijk blijk<strong>en</strong> afweging<strong>en</strong> voor het wel of niet aanpass<strong>en</strong> van de bestaande 'body of knowledge' op e<strong>en</strong> taalprobleem<br />

te duid<strong>en</strong>. De vraag of 'recalcitrante' feit<strong>en</strong> word<strong>en</strong> herk<strong>en</strong>d kan anders geformuleerd word<strong>en</strong> in de vraag<br />

of e<strong>en</strong> taal die buit<strong>en</strong> de eig<strong>en</strong> 'body of knowledge' oftewel paradigma ligt, begrep<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zo ja, in welke<br />

mate.<br />

In zijn boek 'Word and Object' geeft Quine e<strong>en</strong> aantal red<strong>en</strong><strong>en</strong> waarom het, volg<strong>en</strong>s hem, onvermijdelijk is dat bij<br />

e<strong>en</strong> vertaling van begripp<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitdrukking<strong>en</strong> van de <strong>en</strong>e taal naar de andere e<strong>en</strong> principiële vaagheid blijft bestaan.<br />

Dit gaat op voor synthetische begripp<strong>en</strong> die t<strong>en</strong>minste nog empirisch door sprekers van verschill<strong>en</strong>de tal<strong>en</strong> waar te<br />

nem<strong>en</strong> zijn. Hierbij kan wellicht bepaald word<strong>en</strong> of het geconstateerde verschijnsel grofweg dezelfde betek<strong>en</strong>is heeft<br />

of juist helemaal niet. Helemaal, <strong>en</strong> in verhevigde mate geldt deze vaagheid van vertaling voor de veel meer abstracte<br />

analytische begripp<strong>en</strong>. Bij deze kan niet e<strong>en</strong>s bepaald word<strong>en</strong> of de vertaling van het begrip bij b<strong>en</strong>adering correct<br />

is. Er ontbreekt e<strong>en</strong> concreet gegev<strong>en</strong> in de empirische werkelijkheid aan de hand waarvan de juistheid van vertaling<br />

bepaald kan word<strong>en</strong>. Quine hanteert ter illustratie het voorbeeld van het begrip 'Gavagai' in e<strong>en</strong> vreemde taal.<br />

Door e<strong>en</strong> onderzoek<strong>en</strong>de linguïst is dit begrip na veel onderzoek als 'konijn' vertaald. <strong>Het</strong> grote probleem bij de vertaling<br />

van e<strong>en</strong> zichtbaar, aanwijsbaar object is dat er ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele aanwijzing bestaat over de manier waarop de empirische<br />

registratie van het gegev<strong>en</strong> dat de onderzoeker als 'konijn' herk<strong>en</strong>t, door de spreker van de andere taal geïnterpreteerd<br />

wordt. Quine geeft e<strong>en</strong> aantal mogelijkhed<strong>en</strong> van interpretatie. <strong>Het</strong> woord 'konijn' kan vertaalbaar zijn<br />

met; e<strong>en</strong> bepaald stadium waarin het konijn zich bij de waarneming bevindt; e<strong>en</strong> onderdeel van het konijn; het geheel<br />

van het konijn; of de plaats in de ruimte waar op dat mom<strong>en</strong>t 'konijnheid' manifest is. In principe is er e<strong>en</strong> oneindig<br />

aantal variant<strong>en</strong> van vertaling te verzinn<strong>en</strong>, die weliswaar allemaal verwijz<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> geconstateerd gegev<strong>en</strong>, maar<br />

die ge<strong>en</strong> nadere duidelijkheid daarover kunn<strong>en</strong> verschaff<strong>en</strong>. Er is wat dat aangaat altijd sprake van e<strong>en</strong> 'bottle-neck'<br />

in de vertaling; in e<strong>en</strong> eskimotaal kunn<strong>en</strong> er twintig woord<strong>en</strong> voor sneeuw bestaan, terwijl in het Swahili één woord<br />

daarvoor volstaat. Verdere poging<strong>en</strong> om duidelijkheid te verkrijg<strong>en</strong> zijn onmogelijk omdat we ge<strong>en</strong> uitgebreidere k<strong>en</strong>nis<br />

van de andere taal hebb<strong>en</strong>. Dit zou namelijk veronderstell<strong>en</strong> dat er wel vertaalbaarheid op e<strong>en</strong> veel abstracter<br />

niveau dan het waarnemingsniveau mogelijk zou zijn. E<strong>en</strong> andere situatie waarbij vaagheid manifest wordt, is wanneer<br />

culturele verschill<strong>en</strong> aanleiding gev<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> interpretatie van de uiting<strong>en</strong> van de ander als betek<strong>en</strong>isloos. Deze<br />

interpretatie is terug te voer<strong>en</strong> op de onvertaalbaarheid van analytische begripp<strong>en</strong> van de <strong>en</strong>e taal die niet als zodanig<br />

word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> in de andere taal. Hoe abstracter de begripp<strong>en</strong> <strong>en</strong> dus ook hoe minder zintuiglijk aanschouwelijk,<br />

des te minder zinvol e<strong>en</strong> vergelijking of waardering van e<strong>en</strong> vertaling is. Bij Quine is het c<strong>en</strong>trale idee dat er e<strong>en</strong> veelheid<br />

van mogelijke vertaling<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> begrip bestaat, met als gevolg dat er ge<strong>en</strong> éénduidige methode bestaat voor<br />

het juist vertal<strong>en</strong> van woord<strong>en</strong> of zinn<strong>en</strong> van de <strong>en</strong>e taal naar de andere. Dit leidt tot de principiële vaagheid van<br />

vertaling<strong>en</strong>.<br />

Kan de conclusie van Quine, inzake het opheff<strong>en</strong> van het principiële onderscheid tuss<strong>en</strong> synthetische <strong>en</strong> analytische<br />

uitsprak<strong>en</strong>, juist g<strong>en</strong>oemd word<strong>en</strong>? Zoals al eerder gezegd, zijn de conclusies van 'Two Dogma's' geldig voorzover de


theoretische mogelijkheid op<strong>en</strong>gehoud<strong>en</strong> wordt dat uitsprak<strong>en</strong> die in het hier <strong>en</strong> nu door ons of in bepaalde takk<strong>en</strong><br />

van wet<strong>en</strong>schap als analytisch word<strong>en</strong> beschouwd, ooit kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bijgesteld. Dit raakt mete<strong>en</strong> het eerste probleem.<br />

In 'Two Dogma's' maakt Quine e<strong>en</strong> onderscheid tuss<strong>en</strong> twee soort<strong>en</strong> analytische uitsprak<strong>en</strong>: formeel of logisch<br />

analytische <strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is-analytische. De eerste onduidelijkheid is hierbij dat Quine zich niet verder bekommert om<br />

de formeel analytische uitsprak<strong>en</strong>. Dit rechtvaardigt hij door uit te gaan van het standpunt dat wanneer we de definiëring<br />

van de logische partikels (zoals 'ge<strong>en</strong>', 'on-', 'als', <strong>en</strong>zovoorts) aannem<strong>en</strong>, er ge<strong>en</strong> verandering in de betek<strong>en</strong>is<br />

van de uitspraak optreedt. Om zijn eig<strong>en</strong> metafoor van de kern <strong>en</strong> de periferie aan te hal<strong>en</strong>, lijkt het duidelijk<br />

dat juist de grondbeginsel<strong>en</strong> van de logica e<strong>en</strong> belangrijk deel van de kern-analytische uitsprak<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong>. In Quine's<br />

red<strong>en</strong>ering zou er met de mogelijkheid rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dat ook de logische beginsel<strong>en</strong> herzi<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. De praktische gevolg<strong>en</strong> hiervan kom<strong>en</strong> aardig overe<strong>en</strong> met die van de onvergelijkbaarheidstheorie<br />

van Feyerab<strong>en</strong>d. Dieg<strong>en</strong><strong>en</strong> die, om welke red<strong>en</strong><strong>en</strong> dan ook, de logica will<strong>en</strong> aanpass<strong>en</strong> of herzi<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> niet in staat<br />

zijn om met de voorstanders van de oude logica e<strong>en</strong> rationele discussie te voer<strong>en</strong>. De begripp<strong>en</strong> achter de gebruikte<br />

woord<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> zo fundam<strong>en</strong>teel verschill<strong>en</strong> dat er van begripvolle communicatie niets terecht komt. E<strong>en</strong> soortgelijk<br />

probleem doet zich voor wanneer de kern-betek<strong>en</strong>is-analytische uitsprak<strong>en</strong> in het geding zijn. Hoe wordt m<strong>en</strong><br />

verondersteld zinvol te discussiër<strong>en</strong> met iemand die beweert vierkante cirkels of oorzaakloze gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

te hebb<strong>en</strong>?<br />

Als er maar voldo<strong>en</strong>de kern betek<strong>en</strong>is-analytische uitsprak<strong>en</strong> door de ander ontk<strong>en</strong>d word<strong>en</strong>, zal de <strong>en</strong>ige conclusie<br />

kunn<strong>en</strong> zijn dat de ander e<strong>en</strong> fundam<strong>en</strong>teel andere taal spreekt. De ander zal dus ook andere waarheid <strong>en</strong> onwaarheid<br />

toeschrijv<strong>en</strong> aan uitsprak<strong>en</strong> (<strong>en</strong> dus ook aan waarneming<strong>en</strong>) <strong>en</strong> red<strong>en</strong>eert dus met e<strong>en</strong> andere rationaliteit. De<br />

oplossing van Kuhn voor dit probleem lijkt wel <strong>en</strong>igszins op die van Feyerab<strong>en</strong>d, maar is gemakkelijker te realiser<strong>en</strong><br />

omdat het bij hem niet zozeer om totaal verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> van rationaliteit gaat als wel om meertaligheid die opgelost<br />

moet word<strong>en</strong>. Bij e<strong>en</strong> vergaande aanpassing van de kern-analytische begripp<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> ongetwijfeld meer problem<strong>en</strong><br />

rijz<strong>en</strong> dan wanneer er alle<strong>en</strong> van meertaligheid sprake is. <strong>Het</strong> zij nogmaals gezegd dat het voorstelbaar is dat<br />

de betek<strong>en</strong>is van analytische begripp<strong>en</strong> zo ingrijp<strong>en</strong>d omgegooid wordt als Quine suggereert. <strong>Het</strong> heeft echter ge<strong>en</strong><br />

zin om daarmee rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> voordat het zover is. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> kan betwijfeld word<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> daadwerkelijke<br />

verandering op kern-analytisch niveau überhaupt herk<strong>en</strong>d zal word<strong>en</strong> door de aanhangers van de oorspronkelijke<br />

analiticiteit. <strong>Het</strong> is onontbeerlijk dat e<strong>en</strong> bepaalde rationaliteit voortkomt uit e<strong>en</strong> kern van analytische waarhed<strong>en</strong> die<br />

binn<strong>en</strong> de kaders van e<strong>en</strong> bepaalde taal 'eeuwige <strong>en</strong> onomstotelijke' geldigheid hebb<strong>en</strong>.<br />

Quine heeft aangetoond dat analiticiteit niet empirisch te rechtvaardig<strong>en</strong> is, maar het is moeilijk in te zi<strong>en</strong> wat daar<br />

nu zo bezwaarlijk aan is. Als het e<strong>en</strong> noodzaak is om de betek<strong>en</strong>is van taal of logica deductief te bered<strong>en</strong>er<strong>en</strong>, dan<br />

moet dat maar. <strong>Het</strong> alternatief is dat iedere<strong>en</strong> met ev<strong>en</strong>veel recht kan zegg<strong>en</strong> dat één plus één twee, drie of zes<strong>en</strong>dertig<br />

is. <strong>Het</strong> onderscheid tuss<strong>en</strong> analytische <strong>en</strong> synthetische uitsprak<strong>en</strong> is noodzakelijk om niet in e<strong>en</strong> totale relativiteit<br />

te vervall<strong>en</strong>. Dit laatste zou tot gevolg hebb<strong>en</strong> dat de waarheid van uitsprak<strong>en</strong>, zelfs van analytische, bij voorbaat<br />

te ontk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> is voor iedere<strong>en</strong> die beweert vanuit e<strong>en</strong> ander rationaliteitsbegrip te red<strong>en</strong>er<strong>en</strong>. Er moet e<strong>en</strong> onderscheid<br />

blijv<strong>en</strong> bestaan tuss<strong>en</strong> uitsprak<strong>en</strong> die (binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bepaalde vorm van rationaliteit zoals die op e<strong>en</strong> bepaald mom<strong>en</strong>t<br />

door e<strong>en</strong> cons<strong>en</strong>sus van wet<strong>en</strong>schappers gehanteerd wordt) feitelijk, inductief bevestig<strong>en</strong>d of ontk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>d zijn, <strong>en</strong> uitsprak<strong>en</strong><br />

die òf door hun logische vorm, òf door de op dat mom<strong>en</strong>t gegev<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is van de begripp<strong>en</strong> geldigheid<br />

hebb<strong>en</strong>. Hoewel analytische begripp<strong>en</strong> bijgesteld moet<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in het licht van mogelijke verandering<strong>en</strong><br />

van de rationaliteit, vorm<strong>en</strong> ze toch onmisbare grondvest<strong>en</strong> van waaruit andere uitsprak<strong>en</strong> op hun waarheid of<br />

onwaarheid beoordeeld kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Dit heeft echter niet tot gevolg dat deductie meer zou kunn<strong>en</strong> oplever<strong>en</strong><br />

dan e<strong>en</strong> bevestiging van de premiss<strong>en</strong>. Er zal daarom ook e<strong>en</strong> continu grondslag<strong>en</strong>-onderzoek moet<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong>,<br />

waarin telk<strong>en</strong>s weer aangetoond moet word<strong>en</strong> dat bepaalde uitsprak<strong>en</strong> met recht analytisch g<strong>en</strong>oemd mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> tweede probleem bij het artikel van Quine is, dat hij zich wat gemakkelijk af maakt van de zog<strong>en</strong>aamde verle<strong>en</strong>danalytische<br />

uitsprak<strong>en</strong>. Hiermee word<strong>en</strong> uitsprak<strong>en</strong> bedoeld waarbij de id<strong>en</strong>titeit van e<strong>en</strong> subject bestaat uit het totaal<br />

van predikat<strong>en</strong> dat op dit subject van toepassing geacht wordt. Dit idee gaat ook uit van analytische uitsprak<strong>en</strong> die<br />

in principe herzi<strong>en</strong>baar zijn, maar op e<strong>en</strong> meer constructieve wijze. Alle nieuwe predikat<strong>en</strong> die van e<strong>en</strong> subject<br />

bek<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> drag<strong>en</strong> bij tot e<strong>en</strong> completer beeld van dat subject. Elke waarheid is in deze zin bevestig<strong>en</strong>d <strong>en</strong> de<br />

analiticiteit wordt in feite steeds completer. Natuurlijk blijft het mogelijk dat bepaalde predikat<strong>en</strong> zo in strijd zijn met<br />

andere, reeds geaccepteerde predikat<strong>en</strong>, dat ze elkaar uitsluit<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> voorbeeld hiervan is de voorhe<strong>en</strong> analytische<br />

uitspraak 'alle zwan<strong>en</strong> zijn wit'. Nadat er in Australië ope<strong>en</strong>s vogels aangetroff<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> die in alles zwaan war<strong>en</strong><br />

behalve in kleur, moest deze analytische uitspraak bijgesteld word<strong>en</strong>. Hierbij zijn er twee mogelijkhed<strong>en</strong> van handel<strong>en</strong>.<br />

T<strong>en</strong> eerste kan de analiticiteit van de uitspraak gehandhaafd blijv<strong>en</strong>, waarmee de nieuw ontdekte zwaanachtige<br />

zwarte vogel ge<strong>en</strong> zwaan wordt g<strong>en</strong>oemd. De andere mogelijkheid is dat wit niet meer als het <strong>en</strong>ige ware of begripsbepal<strong>en</strong>de<br />

kleurpredikaat van zwaan gezi<strong>en</strong> wordt. De analiticiteit wordt bijgesteld <strong>en</strong> het begrip is completer dan<br />

voorhe<strong>en</strong>. De metafoor van Quine met de kern van relatief stabiele <strong>en</strong> de periferie van meer empirisch beïnvloedbare<br />

uitsprak<strong>en</strong> gaat hiervoor op, sam<strong>en</strong> met zijn opvatting dat de keuze voor e<strong>en</strong> van de twee mogelijkhed<strong>en</strong> voor<br />

aanpassing, afhangt van de gevolg<strong>en</strong> die dat voor de rest van de opvatting<strong>en</strong> heeft.


Wittg<strong>en</strong>stein<br />

Ook vanuit e<strong>en</strong> andere hoek werd<strong>en</strong> de k<strong>en</strong>nisclaims van de wet<strong>en</strong>schap <strong>en</strong> de mogelijkheid van objectieve k<strong>en</strong>nis<br />

in het algeme<strong>en</strong> onder druk gezet. De Oost<strong>en</strong>rijks-Engelse filosoof Ludwig Wittg<strong>en</strong>stein (1889-1956) was in e<strong>en</strong> vroegere<br />

periode van zijn lev<strong>en</strong> min of meer betrokk<strong>en</strong> bij de Wi<strong>en</strong>er Kreis. In zijn eerste boek 'Tractatus Logico-<br />

Philosopicus' (1918) probeerde hij de verhouding tuss<strong>en</strong> taal <strong>en</strong> werkelijkheid af te bak<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> kwam tot de conclusie<br />

dat de logica de m<strong>en</strong>s in staat stelde e<strong>en</strong> beeld van de werkelijkheid te krijg<strong>en</strong>. Deze logische weergave van de<br />

wereld voorzag in de mogelijkheid om, geheel in overe<strong>en</strong>stemming met de d<strong>en</strong>kbeeld<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de Wi<strong>en</strong>er Kreis, uitsprak<strong>en</strong><br />

over de werkelijkheid in wet<strong>en</strong>schappelijke waar-onwaar term<strong>en</strong> te do<strong>en</strong>. In teg<strong>en</strong>stelling tot de Wi<strong>en</strong>er Kreis<br />

echter w<strong>en</strong>ste Wittg<strong>en</strong>stein morele oordel<strong>en</strong> over de werkelijkheid, die immers niet in logische term<strong>en</strong> war<strong>en</strong> te vang<strong>en</strong>,<br />

binn<strong>en</strong> de de filosofie houd<strong>en</strong>. Later keerde vooral deze filosofische problematiek van de gewone taal die te<br />

weerbarstig was om in logische formules te vang<strong>en</strong> in zijn werk terug.<br />

Wittg<strong>en</strong>stein was van m<strong>en</strong>ing dat de gewone taal gezi<strong>en</strong> moest word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>t dat de m<strong>en</strong>s gebruikte om<br />

e<strong>en</strong> wereldbeeld te vorm<strong>en</strong>. Er bestond volg<strong>en</strong>s hem dan ook e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> de betek<strong>en</strong>is van begripp<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

handeling<strong>en</strong>, de regels die die betek<strong>en</strong>is bepal<strong>en</strong> <strong>en</strong> de sociale inbedding van die regels. De taal was dan ook in de<br />

eerste plaats e<strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>t, e<strong>en</strong> stuk gereedschap met e<strong>en</strong> duidelijke functie. In het verl<strong>en</strong>gde hiervan constateerde<br />

hij dat het ge<strong>en</strong> zin had om, zoals bijna iedere<strong>en</strong> die zich voor hem met taal had bezig gehoud<strong>en</strong>, naar de betek<strong>en</strong>is<br />

van woord<strong>en</strong> of zinn<strong>en</strong> te zoek<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> manier zoals de wet<strong>en</strong>schap naar objectieve k<strong>en</strong>nis zocht. De betek<strong>en</strong>is<br />

van e<strong>en</strong> taal was geleg<strong>en</strong> in haar toepassing. Alle<strong>en</strong> door het taalgebruik te koppel<strong>en</strong> aan de handeling<strong>en</strong> die eraan<br />

verbond<strong>en</strong> war<strong>en</strong>, kon er e<strong>en</strong> beeld verkreg<strong>en</strong> word<strong>en</strong> van de betek<strong>en</strong>is van de begripp<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong> deze zi<strong>en</strong>swijze<br />

was het niet van belang om waarheid of onwaarheid aan het gebruik van uitsprak<strong>en</strong> toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Er kon alle<strong>en</strong><br />

gesprok<strong>en</strong> word<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> juist of onjuist gebruik van de woord<strong>en</strong> of zinn<strong>en</strong>. Om echter dit soort uitsprak<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong><br />

do<strong>en</strong> was het van groot belang om inzicht te krijg<strong>en</strong> op welke wijze e<strong>en</strong> taal correct gebruikt werd. Dit betek<strong>en</strong>de<br />

niet dat er e<strong>en</strong> beroep op e<strong>en</strong> objectief standpunt gedaan werd, maar dat er onderzocht moest word<strong>en</strong> welke<br />

regels er aan e<strong>en</strong> taal t<strong>en</strong> grondslag lag<strong>en</strong>. Dit veronderstelde dat e<strong>en</strong> psycholoog of socioloog in staat zou zijn om<br />

met behulp van e<strong>en</strong> interpretatieve methode te kunn<strong>en</strong> participer<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> externe taal. Hiermee springt direct het<br />

verschil met Quine, Kuhn <strong>en</strong> Feyerab<strong>en</strong>d in het oog. Wittg<strong>en</strong>stein achtte het zeer wel mogelijk om vanuit de <strong>en</strong>e taal<br />

over te gaan op e<strong>en</strong> andere. In feite deed iedere<strong>en</strong> de hele dag niet anders. Elke wisseling van sociale context impliceert<br />

feitelijk immers e<strong>en</strong> overgang van de <strong>en</strong>e naar de andere taal.<br />

Uit het feit dat gelijkluid<strong>en</strong>de uitsprak<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de context<strong>en</strong> totaal verschill<strong>en</strong>de betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> (toepassing<strong>en</strong>)<br />

kond<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, concludeerde Wittg<strong>en</strong>stein dat er niet zozeer van taal als wel van taalspel<strong>en</strong> gesprok<strong>en</strong> kon<br />

word<strong>en</strong>. Tot dan toe werd taal meestal beschouwd als e<strong>en</strong> monoliet geheel waarvan de grammatica min of meer vastlag<br />

<strong>en</strong> de betek<strong>en</strong>is van de begripp<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> woord<strong>en</strong>boek war<strong>en</strong> na te zoek<strong>en</strong>. Met de introductie van het begrip<br />

'taalspel' gaf Wittg<strong>en</strong>stein aan dat het gebruik van taal in vergaande mate afhankelijk was van regelgeving <strong>en</strong> de sociale<br />

context waarbinn<strong>en</strong> het zich afspeelde. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> gaf deze term weer dat Wittg<strong>en</strong>stein e<strong>en</strong> familie-overe<strong>en</strong>komst<br />

tuss<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de taalspel<strong>en</strong> onderk<strong>en</strong>de. Hoe verschill<strong>en</strong>d ze onderling ook kond<strong>en</strong> zijn, alle war<strong>en</strong> handeling<strong>en</strong><br />

die op communicatie gericht war<strong>en</strong>. Voorbeeld<strong>en</strong> van taalspel<strong>en</strong> war<strong>en</strong> in principe oneindig. Wittg<strong>en</strong>stein noemde er<br />

e<strong>en</strong> aantal: bevel<strong>en</strong>, gehoorzam<strong>en</strong>, beschrijv<strong>en</strong>, met<strong>en</strong>, tek<strong>en</strong><strong>en</strong>, rapporter<strong>en</strong>, speculer<strong>en</strong>, bed<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> verhaal verzinn<strong>en</strong>,<br />

melodietjes zing<strong>en</strong>, grapp<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>, vrag<strong>en</strong>, bidd<strong>en</strong>, problem<strong>en</strong> oploss<strong>en</strong>, vloek<strong>en</strong>, groet<strong>en</strong> <strong>en</strong>zovoorts. In<br />

vergelijking met de opvatting<strong>en</strong> over taal die binn<strong>en</strong> het Positivisme <strong>en</strong> haar navolgers leefd<strong>en</strong>, had zich hiermee e<strong>en</strong><br />

radicale verandering voltrokk<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s de positivist<strong>en</strong> was de <strong>en</strong>ige manier om achter het functioner<strong>en</strong> van taal te<br />

kom<strong>en</strong> geleg<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schappelijke analyse van de verhouding tuss<strong>en</strong> taal <strong>en</strong> werkelijkheid. Hierbij was, geheel<br />

in stijl met het heers<strong>en</strong>de objectivisme, de objectieve werkelijkheid als bepal<strong>en</strong>de factor g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>en</strong> werd gepoogd<br />

de taal daarmee in overe<strong>en</strong>stemming te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Met de ideeën van Wittg<strong>en</strong>stein echter deed zich precies het teg<strong>en</strong>overgestelde<br />

voor. De taal of liever taalspel<strong>en</strong>, bepaald<strong>en</strong> de werkelijkheid <strong>en</strong> ook de wet<strong>en</strong>schap kon als e<strong>en</strong> taalspel<br />

beschouwd word<strong>en</strong>. De wet<strong>en</strong>schap werd gereduceerd tot e<strong>en</strong> bepaalde taal, oftewel lev<strong>en</strong>svorm (vergelijk met<br />

Quine's analytische kernuitsprak<strong>en</strong>), waarvan de sprekers aan regels gebond<strong>en</strong> war<strong>en</strong> om begrijpelijk te kunn<strong>en</strong> communicer<strong>en</strong>.<br />

In het proces van uitholling van de objectiviteitsclaims van de wet<strong>en</strong>schap droeg dus ook Wittg<strong>en</strong>stein<br />

zijn ste<strong>en</strong>tje bij. De neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuwse overtuiging dat het 'zijn' de taal bepaalt, werd nu 180 grad<strong>en</strong> omgedraaid.<br />

De taal bepaalde het 'zijn'.<br />

Ev<strong>en</strong>als bij andere theorieën over taalverschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> sociale groep<strong>en</strong>, of het nu wet<strong>en</strong>schappers, slagers of advocat<strong>en</strong><br />

betreft, deed zich ook bij Wittg<strong>en</strong>steins taalspel theorie het gevaar van e<strong>en</strong> absoluut relativisme voor. Wanneer<br />

er immers van werd uitgegaan dat de objectieve taal e<strong>en</strong> fictie was, leidde dit vanzelfsprek<strong>en</strong>d tot e<strong>en</strong> verkleining van<br />

de taalgroep, bij Wittg<strong>en</strong>stein dus e<strong>en</strong> inperking van het taalspel. Volg<strong>en</strong>s Wittg<strong>en</strong>stein verzekerde het bestaan van<br />

regels binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> taalspel dat de spreker beoordeeld zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> op het feit of datg<strong>en</strong>e wat hij zei of deed<br />

<strong>en</strong>ige betek<strong>en</strong>is had. Door het ler<strong>en</strong> welk woord bij welke betek<strong>en</strong>is (welke handeling, welk getoonde object) hoorde,<br />

zou e<strong>en</strong> spreker e<strong>en</strong>zelfde taalkader aangeleerd krijg<strong>en</strong> als de medespelers in zijn taalspel. Wanneer er echter van<br />

uitgegaan wordt dat iedere individuele waarneming per definitie uniek is, ligt daarin tev<strong>en</strong>s de mogelijkheid van e<strong>en</strong>


individueel relativisme beslot<strong>en</strong>. Hoewel in e<strong>en</strong> leerproces duidelijk gemaakt kan word<strong>en</strong> wat e<strong>en</strong> stoel is (iets waarop<br />

de predikat<strong>en</strong> a, b, c, d, e, f, g, h, i van toepassing zijn), kunn<strong>en</strong> er in het geval van de waarneming van e<strong>en</strong> stoelachtige<br />

verschijning (a, c, h, q, z) breuk<strong>en</strong> in het taalspel ontstaan. Net als bij Quine <strong>en</strong> Kuhn kan e<strong>en</strong> dergelijke recalcitrante<br />

waarneming, die het gevolg is van individuele interpretatie, binn<strong>en</strong> het taalspel waarvan m<strong>en</strong> deel uitmaakt<br />

verworp<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. De talige term<strong>en</strong> waarin dit gebeurt zull<strong>en</strong> voor de spreker zinvol zijn ('die cirkel-achtige verschijning<br />

is niet rond') <strong>en</strong> voor de ontvanger zinloos zijn ('die cirkel is ge<strong>en</strong> cirkel').<br />

Wittg<strong>en</strong>stein omzeilde, zoals gezegd, het relativisme door te stell<strong>en</strong> dat taal, zonder welke ge<strong>en</strong> beeld van de wereld<br />

geconstrueerd kon word<strong>en</strong>, per definitie e<strong>en</strong> sociale constructie was. Iemand die e<strong>en</strong> individuele invulling van klank<strong>en</strong><br />

aan zijn waarneming<strong>en</strong> geeft waarvan voor buit<strong>en</strong>staanders volstrekt onduidelijk is welke regels hij daarbij toepast,<br />

communiceert niet. Hij kan dus ook niet duidelijk mak<strong>en</strong> of <strong>en</strong> wat hij überhaupt ervaart, of hij feitelijk wel e<strong>en</strong><br />

wereldbeeld heeft. Hoewel Wittg<strong>en</strong>stein hieraan de term privétaal verbond, was hij de eerste om te vermeld<strong>en</strong> dat<br />

dat eig<strong>en</strong>lijk e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>stelling in term<strong>en</strong> was. Taal is per definitie sociaal <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> kan in het geval van e<strong>en</strong> privétaal<br />

door buit<strong>en</strong>staanders ge<strong>en</strong> oordeel gegev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> of er van taal sprake is. E<strong>en</strong> taal moet òf voor ander<strong>en</strong> herk<strong>en</strong>bare<br />

elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, òf het kan niet als taal herk<strong>en</strong>d word<strong>en</strong>.<br />

De ontwikkeling<strong>en</strong> die in de voorgaande hoofdstukk<strong>en</strong> aan de orde zijn gekom<strong>en</strong>, wijz<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>lijk allemaal in dezelfde<br />

richting. De werkelijkheid is 'talig' geword<strong>en</strong> <strong>en</strong> ontbeert elke objectieve verankering. De afsprak<strong>en</strong> die gemaakt<br />

word<strong>en</strong> over wat als 'waar', 'goed', 'objectief', 'wet<strong>en</strong>schappelijk' <strong>en</strong> 'mooi' beschouwd wordt, zijn m<strong>en</strong>selijke constructies<br />

die over het algeme<strong>en</strong> niet gestuurd word<strong>en</strong> door rationele argum<strong>en</strong>taties. Integ<strong>en</strong>deel, er is eerder e<strong>en</strong> beeld<br />

naar vor<strong>en</strong> gekom<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> allesbehalve rationele afweging in de bepaling van betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>. De rationele methode<br />

is feitelijk tot e<strong>en</strong> fictie verword<strong>en</strong>, die alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> functie heeft bij de constatering dat ander<strong>en</strong> daar niet aan voldo<strong>en</strong>.<br />

<strong>Het</strong> werkt als e<strong>en</strong> middel om concurr<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in diskrediet te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> in plaats van e<strong>en</strong> middel om wet<strong>en</strong>schappelijke<br />

of maatschappelijke vooruitgang te bewerkstellig<strong>en</strong>. De rationele methode levert in het gunstigste geval 'puzzle-solving<br />

normal sci<strong>en</strong>ce' op, terwijl de werkelijk belangwekk<strong>en</strong>de ontdekking<strong>en</strong> in de wet<strong>en</strong>schap in het mer<strong>en</strong>deel<br />

van de gevall<strong>en</strong> e<strong>en</strong> niet-rationele, intuïtieve grondslag lijk<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong>. De wet<strong>en</strong>schap, die in de neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw<br />

nog de voorwaarde vormde voor culturele, politieke <strong>en</strong> sociale vooruitgang, <strong>en</strong> waarop sinds de tijd<strong>en</strong> van Newton<br />

het aura lag van wegbereider tot utopia, is in de twintigste eeuw bezoedeld geraakt. De mythe van de totale beheersing<br />

blijkt, zoals de term al zegt, niet meer dan e<strong>en</strong> mythe te zijn. E<strong>en</strong> verhaal met e<strong>en</strong> zekere sam<strong>en</strong>hang, plot <strong>en</strong><br />

betek<strong>en</strong>is dat zich op ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele rechtvaardiging kan beroep<strong>en</strong> te pret<strong>en</strong>der<strong>en</strong> beter of meer waar te zijn dan andere<br />

verhal<strong>en</strong>. De wet<strong>en</strong>schap is e<strong>en</strong> taalspel, e<strong>en</strong> literair g<strong>en</strong>re naast zovele ander<strong>en</strong>.<br />

Deze ontmaskering van de wet<strong>en</strong>schap heeft het hele kaart<strong>en</strong>huis van de politieke, economische <strong>en</strong> filosofische vooruitgang<br />

van de moderniteit do<strong>en</strong> instort<strong>en</strong>. De politieke verhal<strong>en</strong> van het socialisme of het liberalisme die zich ter<br />

legitimering op de wet<strong>en</strong>schap beriep<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> hun beloft<strong>en</strong> niet inloss<strong>en</strong>. De economische verhal<strong>en</strong> van het kapitalisme<br />

of de plan-economie blijk<strong>en</strong> manklop<strong>en</strong>de, gebrekkige constructies die allesbehalve welvaart voor all<strong>en</strong><br />

teweeggebracht hebb<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> filosofische verhaal van het Positivisme, <strong>en</strong> in bredere zin de filosofische pret<strong>en</strong>tie van<br />

de mogelijkheid van de objectieve k<strong>en</strong>nis, heeft getoond niet meer dan e<strong>en</strong> lege dop te zijn. De verlichtingsideal<strong>en</strong><br />

van 'Rationaliteit', 'Vooruitgang', 'Vrijheid', 'Gelijkheid', 'Democratie', <strong>en</strong> 'Broederschap' kunn<strong>en</strong> niet meer met goed<br />

fatso<strong>en</strong> serieus g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Dit is kort gezegd de postmoderne staat waarin de westerse m<strong>en</strong>sheid zich aan het<br />

einde van de twintigste eeuw bevindt. De voornaamste onheilsprofeet van dit kale, bleke beeld van de werkelijkheid<br />

is de Fransman J.-F. Lyotard.<br />

Jean-François Lyotard<br />

Jean François Lyotard is e<strong>en</strong> Franse filosoof die, zoals wel vaker in de Franse traditie voorkomt, e<strong>en</strong> ontwikkeling<br />

heeft doorgemaakt van politiek geëngageerd Marxisme <strong>en</strong> filosofisch structuralisme naar e<strong>en</strong> geheel eig<strong>en</strong> positie. Hij<br />

was het die in 1979 met zijn boek 'La condition postmoderne' (<strong>Het</strong> postmoderne wet<strong>en</strong>) het begrip 'postmodernisme'<br />

in de filosofie introduceerde. In dit boek maakt Lyotard de balans op van de moderniteit <strong>en</strong> concludeerde dat de<br />

Grands Récits, oftewel de 'grote verhal<strong>en</strong>' die in eerste instantie in de westerse, maar gaandeweg in de hele wereld<br />

beschouwd werd<strong>en</strong> als de legitimaties voor de ontwikkeling<strong>en</strong> op wet<strong>en</strong>schappelijk, politiek, kunstzinnig <strong>en</strong> economisch<br />

gebied niet meer geldig war<strong>en</strong>. Lyotard komt in zijn analyse tot de slotsom dat het sinds de Verlichting met<br />

name, de wet<strong>en</strong>schap is geweest die uiteindelijk de legitimatie verschafte voor de politieke grote verhal<strong>en</strong> van het<br />

liberalisme <strong>en</strong> het socialisme <strong>en</strong> van het economische grote verhaal van het kapitalisme. Uiteindelijk vormde de<br />

wet<strong>en</strong>schap de basis waarop het gebouw van de moderniteit was gegrondvest. <strong>Het</strong> was immers precies de wet<strong>en</strong>schap<br />

geweest die de pret<strong>en</strong>tie had gehad om ware k<strong>en</strong>nis te ontwikkel<strong>en</strong>, k<strong>en</strong>nis die in dat opzicht fundam<strong>en</strong>teel<br />

verschilde van de 'doxa' (m<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>) van de vertelling<strong>en</strong>. Deze claim rechtvaardigde niet alle<strong>en</strong> het bestaan van de<br />

wet<strong>en</strong>schap, maar ook haar overheersing over de vertelling<strong>en</strong>. Zelfs de gedachte van het rechtvaardig<strong>en</strong> op basis van<br />

objectieve k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> criteria werd door de wet<strong>en</strong>schap geïntroduceerd. Alles wat daar niet aan kon of wilde voldo<strong>en</strong><br />

was niet-modern, onwaar, irrelevant, suspect. Binn<strong>en</strong> de wet<strong>en</strong>schap vormde de filosofie het onderdeel dat zich met<br />

deze legitimatievrag<strong>en</strong> bezighield. Dit had als gevolg dat <strong>en</strong>erzijds filosofische theorieën met betrekking tot het sociale,<br />

de ethiek, de esthetiek <strong>en</strong> de wet<strong>en</strong>schap zelf, politiek, economie, kunst <strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schap rechtvaardigde. Anderzijds


koppelde de filosofie als tak van wet<strong>en</strong>schap de bov<strong>en</strong>staande gebied<strong>en</strong> aan de wet<strong>en</strong>schappelijke criteria van ware<br />

k<strong>en</strong>nis. Hierdoor war<strong>en</strong> politieke, economische, ethische <strong>en</strong> esthetische stelsels pas geldig als deze wet<strong>en</strong>schappelijk<br />

war<strong>en</strong>, oftewel objectieve waarheid verteg<strong>en</strong>woordigd<strong>en</strong>.<br />

Lyotard b<strong>en</strong>oemde het postmodernisme in gesimplificeerde vorm als het ongeloof in de meta-vertelling<strong>en</strong>, oftewel de<br />

'grote verhal<strong>en</strong>'. Hierbij moet word<strong>en</strong> bedacht dat de wet<strong>en</strong>schap zichzelf lange tijd fundam<strong>en</strong>teel anders achtte dan<br />

de in haar og<strong>en</strong> mythische vertelling<strong>en</strong>. Zelfs de stelsels die zich in laatste instantie op de wet<strong>en</strong>schap beriep<strong>en</strong>,<br />

beschouwd<strong>en</strong> zichzelf als meer dan e<strong>en</strong> vertelling, soms zelfs meer dan e<strong>en</strong> meta-vertelling. De in de eerdere hoofdstukk<strong>en</strong><br />

beschrev<strong>en</strong> crises ded<strong>en</strong> aan dit zelfbeeld de bodem ontvall<strong>en</strong>. In to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate werd duidelijk dat ook<br />

juist de wet<strong>en</strong>schap haar claims niet kon rechtvaardig<strong>en</strong> <strong>en</strong> zich uiteindelijk moest beroep<strong>en</strong> op mythische vertelling<strong>en</strong>.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> bleek dat het wet<strong>en</strong>schappelijk functioner<strong>en</strong> niet voldeed aan de eis<strong>en</strong> die het beweerde aan zichzelf<br />

te stell<strong>en</strong>. De wet<strong>en</strong>schap <strong>en</strong> de andere aan haar verbond<strong>en</strong> maatschappelijke stelsels blek<strong>en</strong> paradigma's, taalspel<strong>en</strong>,<br />

vertelling<strong>en</strong> te zijn. De vraag die Lyotard in '<strong>Het</strong> postmoderne wet<strong>en</strong>' wil beantwoord<strong>en</strong> is of het nog mogelijk<br />

is e<strong>en</strong> rechtvaardige sam<strong>en</strong>leving te legitimer<strong>en</strong>, nu de traditionele rechtvaardiging<strong>en</strong> hun geldigheid hebb<strong>en</strong> verlor<strong>en</strong>.<br />

Is de oplossing, analoog met de ontwikkeling<strong>en</strong> in de wet<strong>en</strong>schap volg<strong>en</strong>s Kuhn c.s., geleg<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> verheffing<br />

van de zog<strong>en</strong>aamde 'paralogie' tot wet<strong>en</strong>schappelijk criterium?<br />

Lyotard constateert dat het vacuüm dat ontstaan is na het wegvall<strong>en</strong> van de wet<strong>en</strong>schap als legitimering, in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de<br />

mate opgevuld wordt door het criterium van de zog<strong>en</strong>aamde performativiteit. <strong>Het</strong> wet<strong>en</strong> is in de afgelop<strong>en</strong><br />

dec<strong>en</strong>nia de belangrijkste produtiekracht geword<strong>en</strong> <strong>en</strong> is door deze steeds verdergaande verstr<strong>en</strong>geling met economische<br />

belang<strong>en</strong> steeds meer onderhevig geraakt aan het performatieve kost<strong>en</strong>/bat<strong>en</strong>-criterium. Vanwege dit <strong>en</strong>orme<br />

belang van informatie <strong>en</strong> informatie-technologie in de wereld voorziet Lyotard dat de internationale concurr<strong>en</strong>tie zich<br />

met name op dit terrein zal toespits<strong>en</strong> <strong>en</strong> zal leid<strong>en</strong> tot het ontstaan van nieuwe strategieën op commercieel, politiek,<br />

militair <strong>en</strong> industrieel gebied. In to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate zal het wet<strong>en</strong> specialistisch (in teg<strong>en</strong>stelling tot filosofisch) word<strong>en</strong><br />

omdat de totale beschikbare informatie e<strong>en</strong> performatieve toepassing moet hebb<strong>en</strong>.<br />

In 'La condition postmoderne' bouwt Lyotard voort op de taaltheorieën van Wittg<strong>en</strong>stein, Austin <strong>en</strong> Searle. Hij analyseert<br />

de gestelde problem<strong>en</strong> als zijnde talige problem<strong>en</strong>. Daarbij maakt hij e<strong>en</strong> onderscheid tuss<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>aamde d<strong>en</strong>otatieve<br />

uitsprak<strong>en</strong> (waarbij de z<strong>en</strong>der e<strong>en</strong> feit stelt <strong>en</strong> daarmee blijk geeft iets te 'wet<strong>en</strong>', de ontvanger kan e<strong>en</strong> oordeel<br />

over deze uitspraak vell<strong>en</strong>: 'De universiteit is ziek'); zog<strong>en</strong>aamde performatieve uitsprak<strong>en</strong> (de uitspraak br<strong>en</strong>gt<br />

iets in de werkelijkheid teweeg: 'De universiteit is geop<strong>en</strong>d') <strong>en</strong> zog<strong>en</strong>aamde prescriptieve uitsprak<strong>en</strong> (de uitspraak<br />

veronderstelt dat de ontvanger e<strong>en</strong> bepaalde handeling verricht; 'De universiteit moet meer geld krijg<strong>en</strong>'). Deze laatste<br />

soort uitsprak<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de karakters hebb<strong>en</strong>. Ze kunn<strong>en</strong> verzoek<strong>en</strong>, bevel<strong>en</strong>, smek<strong>en</strong>, vrag<strong>en</strong>, waarschuw<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong>zovoorts. Hoewel de taalfilosof<strong>en</strong> Austin <strong>en</strong> Searle ook dit soort onderscheid in uitsprak<strong>en</strong> bedacht hadd<strong>en</strong>,<br />

blijkt dat Lyotard ze toch van e<strong>en</strong> <strong>en</strong>igszins andere betek<strong>en</strong>is voorziet. Austin <strong>en</strong> Searle concluder<strong>en</strong> dat er naast<br />

zog<strong>en</strong>aamde descriptieve (bijvoorbeeld wet<strong>en</strong>schappelijke) uitsprak<strong>en</strong> die de werkelijkheid alle<strong>en</strong> beschrijv<strong>en</strong>, er ook<br />

performatieve uitsprak<strong>en</strong> zijn, de zog<strong>en</strong>aamde 'speech-acts'. Deze koppel<strong>en</strong> uitsprak<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> verandering, of e<strong>en</strong><br />

beoogde verandering in de werkelijkheid. Aan de uitspraak is e<strong>en</strong> handeling verbond<strong>en</strong>. Wanneer er e<strong>en</strong> uitspraak<br />

wordt gedaan, word<strong>en</strong> daarmee tev<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> aantal handeling<strong>en</strong> verricht. T<strong>en</strong> eerste heeft e<strong>en</strong> uitspraak altijd e<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is<br />

<strong>en</strong> verwijzing naar de werkelijkheid in zich. Deze eig<strong>en</strong>schap noemt Austin e<strong>en</strong> 'locutionaire' handeling.<br />

Daarnaast ligt in elke uitspraak e<strong>en</strong> bepaalde 'kracht' beslot<strong>en</strong>. Elke uitspraak wil iets teweeg br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> in de werkelijkheid.<br />

Dit geldt ook voor de descriptieve uitsprak<strong>en</strong> waarvan de wet<strong>en</strong>schap zich doorgaans bedi<strong>en</strong>t. Met de onmogelijkheid<br />

van e<strong>en</strong> objectieve taal, of die nu gebaseerd was op waarneming of logische axioma's is dit zuiver descriptieve<br />

karakter aan de wet<strong>en</strong>schappelijke uitsprak<strong>en</strong> ontvall<strong>en</strong> <strong>en</strong> raakte zij noodzakelijk 'verontreinigd' met speechacts.<br />

In dit opzicht zijn deze 'illocutionaire' handeling<strong>en</strong> gelijk aan de performatieve <strong>en</strong> prescriptieve uitsprak<strong>en</strong> die<br />

Lyotard onderscheid. Wittg<strong>en</strong>steins taalspel-theorie wordt grot<strong>en</strong>deels overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> met de toevoeging dat taal volg<strong>en</strong>s<br />

Lyotard per definitie strijd inhoudt (agonistiek) <strong>en</strong> dat de maatschappelijke werkelijkheid bestaat uit 'taalzett<strong>en</strong>':<br />

uitsprak<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de taalspel<strong>en</strong> dus.<br />

Dit linguïstische instrum<strong>en</strong>tarium stelt Lyotard zoals gezegd in staat de grote legitimaties te ontkracht<strong>en</strong> <strong>en</strong> ze daarmee<br />

van hun verme<strong>en</strong>de meerwaarde te ontdo<strong>en</strong>. Er is ge<strong>en</strong> principieel onderscheid tuss<strong>en</strong> narratio's van wet<strong>en</strong>schap,<br />

economie, politiek <strong>en</strong> kunst. All<strong>en</strong> zijn talige constructies die zich uiteindelijk op niets anders kunn<strong>en</strong> beroep<strong>en</strong> dan<br />

hun conting<strong>en</strong>te bestaan als taalspel. Ev<strong>en</strong>als andere taalspel<strong>en</strong> zijn ze sam<strong>en</strong>gesteld uit speech-acts die op hun beurt<br />

de weerslag zijn van de regels (kern-analytische uitsprak<strong>en</strong>) die binn<strong>en</strong> het taalspel geldig zijn. De vraag naar de<br />

mogelijkheid van de legitimatie van e<strong>en</strong> rechtvaardige maatschappij wordt door Lyotard aan het einde van '<strong>Het</strong> postmoderne<br />

wet<strong>en</strong>' positief beantwoord. In plaats van de 'grote vertelling<strong>en</strong>' pleit hij voor het postmoderne wet<strong>en</strong>schappelijke<br />

discours van de 'kleine vertelling<strong>en</strong>'. Deze mak<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> aanspraak meer op geldigheid die hun eig<strong>en</strong> taalspel<br />

te buit<strong>en</strong> gaat, maar behoud<strong>en</strong> zich het principiële recht voor zich aan de cons<strong>en</strong>sus, de heers<strong>en</strong>de regels van<br />

het paradigma, te onttrekk<strong>en</strong>. Hierdoor zoud<strong>en</strong>, in Kuhniaanse term<strong>en</strong>, de period<strong>en</strong> van 'normal sci<strong>en</strong>ce' gereduceerd<br />

word<strong>en</strong> waardoor e<strong>en</strong> grotere mogelijkheid gecreëerd zou word<strong>en</strong> voor het ontstaan van wet<strong>en</strong>schappelijke revoluties.<br />

In het opzicht van de noodzakelijke methodologische vrijheid, sluit Lyotards analyse aan bij het 'Anything goes'<br />

van Paul Feyerab<strong>en</strong>d. De methodologische vrijheid wordt in zijn postmoderne vorm als 'Paralogie' b<strong>en</strong>oemd.<br />

Pragmatiek <strong>en</strong> diss<strong>en</strong>sus vorm<strong>en</strong> de belangrijkste eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van de postmoderne wet<strong>en</strong>schap. De performativi-


teit, de kost<strong>en</strong>/bat<strong>en</strong>-analyse die het wet<strong>en</strong> in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate is gaan beheers<strong>en</strong> wordt door Lyotard niet als per<br />

se negatief gezi<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> aantal eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> ervan word<strong>en</strong> door hem verkoz<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> die van de 'grote vertelling<strong>en</strong>'.<br />

De performativiteit heeft e<strong>en</strong> anti-metafysisch <strong>en</strong> pragmatisch karakter. Wanneer performativiteit consequ<strong>en</strong>t zou word<strong>en</strong><br />

doorgevoerd, zou zij de postmoderne wet<strong>en</strong>schap juist stimuler<strong>en</strong> omdat deze e<strong>en</strong> grotere opbr<strong>en</strong>gst heeft dan<br />

de wet<strong>en</strong>schap als 'grote vertelling'. Lyotard pleit dan ook voor e<strong>en</strong> heteromorfe wet<strong>en</strong>schapsbeoef<strong>en</strong>ing als opvolger<br />

van de isomorfe 'rationele methode'.<br />

In dit pleidooi kan echter e<strong>en</strong> opvall<strong>en</strong>de paradox geconstateerd word<strong>en</strong>. Lyotard verzet zich teg<strong>en</strong> het 'grote verhaal'<br />

van de rationele methode in de wet<strong>en</strong>schap met het argum<strong>en</strong>t dat juist de mythe van de vooruitgang van k<strong>en</strong>nis op<br />

basis hiervan aan zijn pret<strong>en</strong>ties t<strong>en</strong> onder is gegaan. Anderzijds ziet Lyotard in de heteromorfe wet<strong>en</strong>schap, de wet<strong>en</strong>schap<br />

van de 'kleine verhal<strong>en</strong>', de reddingsboei teg<strong>en</strong> de totale performativering van de maatschappij. Hij gaat daarbij<br />

echter voorbij aan de logische consequ<strong>en</strong>tie van zijn red<strong>en</strong>ering, dat zijn heteromorfe wet<strong>en</strong>schap de verstikk<strong>en</strong>de<br />

period<strong>en</strong> van 'normal sci<strong>en</strong>ce' (waarin juist de bedreig<strong>en</strong>de performativiteit vastloopt in e<strong>en</strong> wirwar van irrationaliteit)<br />

wil inperk<strong>en</strong> <strong>en</strong> door e<strong>en</strong> betere, meer efficiënte heteromorfe methode vervang<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> deze wet<strong>en</strong>schap van<br />

de kleine verhal<strong>en</strong> door zijn pragmatiek <strong>en</strong> pluriformiteit e<strong>en</strong> snellere k<strong>en</strong>nisgroei tot gevolg zou hebb<strong>en</strong>, zou hierdoor<br />

de performativiteit van de sam<strong>en</strong>leving alle<strong>en</strong> maar verder word<strong>en</strong> uitgebouwd. Uiteindelijk is de instrum<strong>en</strong>tele<br />

rede verantwoordelijk geweest voor de aanvang van dit proces <strong>en</strong> zal het in de vorm van Lyotards heteromorfe<br />

wet<strong>en</strong>schap de best d<strong>en</strong>kbare leverancier voor haar steeds extremere technologische b<strong>en</strong>odigdhed<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>.<br />

Na '<strong>Het</strong> postmoderne wet<strong>en</strong>', dat e<strong>en</strong> pleidooi was voor e<strong>en</strong> 'ongeloof aan de grote verhal<strong>en</strong>', ontwikkelde Lyotard<br />

zijn d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> verder in de richting van e<strong>en</strong> taalfilosofie waarin er e<strong>en</strong> principiële plaats was ingeruimd voor rechtvaardigheid.<br />

De titel van het boek 'Le Diffèr<strong>en</strong>d' geeft aan dat de c<strong>en</strong>trale vraag voor Lyotard is hoe e<strong>en</strong> fundam<strong>en</strong>teel<br />

geschil (différ<strong>en</strong>d) geformuleerd kan word<strong>en</strong>. In het logisch verl<strong>en</strong>gde van zijn agonistieke opvatting van taal is<br />

er in de taal altijd sprake van conflict<strong>en</strong>. Deze conflict<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> de vorm van e<strong>en</strong> 'litige', e<strong>en</strong> geding of van e<strong>en</strong> 'differ<strong>en</strong>d',<br />

e<strong>en</strong> letterlijk onzegbaar onrecht, hebb<strong>en</strong>. Wanneer er van e<strong>en</strong> geding sprake is, kan de normale rechtsgang<br />

zijn loop hebb<strong>en</strong>. De aanklager doet zijn betoog, de beschuldigde probeert de aanklacht te weerlegg<strong>en</strong>. Dit alles vindt<br />

plaats in e<strong>en</strong> door beide partij<strong>en</strong> geaccepteerd idioom. Beide partij<strong>en</strong> legitimer<strong>en</strong> daarmee feitelijk het rechtssysteem<br />

waarbinn<strong>en</strong> zij zich begev<strong>en</strong>. De rechter of de jury doet e<strong>en</strong> uitspraak in e<strong>en</strong> voor alle partij<strong>en</strong> begrijpelijke taal. In<br />

het geval van e<strong>en</strong> 'diffèr<strong>en</strong>d' is de aanklager echter niet in staat om zijn zaak aan te kaart<strong>en</strong> omdat bijvoorbeeld de<br />

aangeklaagde direct of indirect de rechter is. Hierdoor verwordt de aanklager tot slachtoffer omdat het aangedane<br />

onrecht niet aangekaart kan word<strong>en</strong>. In meer algem<strong>en</strong>e zin wordt de aanklager slachtoffer als deze niet in staat is om<br />

het onrecht te pres<strong>en</strong>ter<strong>en</strong>. Er is ge<strong>en</strong> verbeelding of verwoording mogelijk van het leed. De perfecte misdaad bestaat<br />

dus ook niet zozeer uit het dod<strong>en</strong> van de getuig<strong>en</strong> of het slachtoffer, maar in het lat<strong>en</strong> zwijg<strong>en</strong> van het slachtoffer,<br />

de doofheid van de rechters te bewerkstellig<strong>en</strong> of de absurditeit of inconsist<strong>en</strong>tie van de aanklacht aan te ton<strong>en</strong>.<br />

Lyotards aanleiding tot het mak<strong>en</strong> van deze analyse, werd gevormd door de poging<strong>en</strong> van zog<strong>en</strong>aamde revisionistische<br />

historici om het bestaan van gaskamers te ontk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. De red<strong>en</strong>ering was als volgt: gaskamers di<strong>en</strong>d<strong>en</strong> ervoor<br />

om m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> te dod<strong>en</strong>, maar de <strong>en</strong>ige getuig<strong>en</strong> van dit feit zijn dood <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> dus niet meer getuig<strong>en</strong> van het bestaan<br />

van dit feit. Conclusie: het feit is ge<strong>en</strong> feit. Er war<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> gaskamers. In dit geval is er sprake van e<strong>en</strong> différ<strong>en</strong>d. <strong>Het</strong><br />

leed <strong>en</strong> de getuig<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> van de aanklagers word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eutraliseerd in hetzelfde logisch wet<strong>en</strong>schappelijke discours<br />

als waarop de rechtspraak is gebaseerd. <strong>Het</strong> leed kan niet in dit discours uitgedrukt word<strong>en</strong> waardoor de aanklagers<br />

slachtoffer word<strong>en</strong> (weer!) <strong>en</strong> het leed als niet bestaand wordt afgedaan. Dit onrecht dat zich ook in andere gedaantes<br />

voordoet, maar waarvan Auschwitz het meest in het oog spring<strong>en</strong>de geval is, vormt zoals gezegd de basis van<br />

Lyotards analyse. <strong>Het</strong> leed van e<strong>en</strong> différ<strong>en</strong>d geeft aan dat er ess<strong>en</strong>tiële ding<strong>en</strong> zijn die niet of nog niet uitgedrukt<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> is de taak van de kunst, de filosofie <strong>en</strong> de politiek om idiom<strong>en</strong> te verschaff<strong>en</strong> voor deze differ<strong>en</strong>ds,<br />

opdat ze met behoud van hun betek<strong>en</strong>is kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gecommuniceerd. In e<strong>en</strong> différ<strong>en</strong>d vraagt iets om<br />

weergegev<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> <strong>en</strong> lijdt onder het onrecht dat dit niet mogelijk is. <strong>Het</strong> moet zich dan stil houd<strong>en</strong> <strong>en</strong> wacht<strong>en</strong><br />

op e<strong>en</strong> toekomstig idioom. Toch kan de stilte ook e<strong>en</strong> phrase, e<strong>en</strong> uitspraak zijn. Deze stilte kan op vier verschill<strong>en</strong>de<br />

manier<strong>en</strong> geduid word<strong>en</strong>. In het geval van de ontvanger van e<strong>en</strong> uitspraak zou de stilte betek<strong>en</strong><strong>en</strong>: 'Deze<br />

zaak kan niet uitgedrukt word<strong>en</strong>'. Vanuit de z<strong>en</strong>der zou de stilte betek<strong>en</strong><strong>en</strong>: 'Deze zaak kan ik niet zegg<strong>en</strong>'. Vanuit<br />

de refer<strong>en</strong>t in de werkelijkheid zou de stilte betek<strong>en</strong><strong>en</strong>: 'Deze zaak bestaat niet', <strong>en</strong> vanuit de betek<strong>en</strong>is zou de stilte:<br />

'er kan ge<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is aan gegev<strong>en</strong> word<strong>en</strong>' betek<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

De phrase, stil of niet, creëert e<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is-universum dat sam<strong>en</strong>gesteld is uit de vier bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong>:<br />

Z<strong>en</strong>der, Ontvanger, Refer<strong>en</strong>t, Betek<strong>en</strong>is. Daarmee is tev<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> betoogsoort of idioom gedefinieerd. Hiermee is<br />

aangegev<strong>en</strong> dat volg<strong>en</strong>s Lyotard de werkelijkheid bestaat bij de gratie van e<strong>en</strong> phrase, oftewel van taal. In teg<strong>en</strong>stelling<br />

tot het idee van Wittg<strong>en</strong>stein bepaalt niet de m<strong>en</strong>s de regels of geldigheid van e<strong>en</strong> taalspel waarin hij actief is,<br />

maar is het veeleer zo dat de taal (phras<strong>en</strong>) het zijn <strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> van de m<strong>en</strong>s constitueert. Er is namelijk altijd e<strong>en</strong><br />

phrase. In de ontwikkeling van het idee van de k<strong>en</strong>bare objectieve werkelijkheid naar het idee dat objectieve werkelijkheid<br />

e<strong>en</strong> begrip is dat binn<strong>en</strong> bepaalde taalspel<strong>en</strong> functioneert, zet Lyotard de laatste stap. Zelfs subjectiviteit <strong>en</strong><br />

individualiteit bestaan bij de gratie van de taal. Met het uitgangspunt dat er altijd e<strong>en</strong> phrase is, red<strong>en</strong>eert Lyotard dat<br />

er niet alle<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> eerste phrase sprake kan zijn. Altijd moet er weer e<strong>en</strong> eerdere <strong>en</strong> e<strong>en</strong> latere phrase zijn om<br />

'eerste' als predikaat aan 'phrase' toe te kunn<strong>en</strong> schrijv<strong>en</strong>. In overe<strong>en</strong>stemming met Wittg<strong>en</strong>stein is Lyotard van m<strong>en</strong>ing


dat taal e<strong>en</strong> sociale aangeleg<strong>en</strong>heid is. Pas wanneer er van e<strong>en</strong> z<strong>en</strong>der <strong>en</strong> e<strong>en</strong> ontvanger sprake is, kan er verwez<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> feitelijk gegev<strong>en</strong> dat zich als refer<strong>en</strong>t gerepres<strong>en</strong>teerd ziet. Tev<strong>en</strong>s kan er pas in e<strong>en</strong> sociale context<br />

betek<strong>en</strong>is aan e<strong>en</strong> phrase toegek<strong>en</strong>d word<strong>en</strong>. Aangezi<strong>en</strong> Lyotard praktisch elke verwijzing naar e<strong>en</strong> objectieve werkelijkheid<br />

afwijst, leidt zijn red<strong>en</strong>ering tot e<strong>en</strong> primaat van de taal bov<strong>en</strong> het 'zijn'. De taal 'maakt' niet alle<strong>en</strong> het idee<br />

van het bestaan van de 'objectiviteit' maar ook van 'de m<strong>en</strong>s'. Binn<strong>en</strong> het debat over het primaat van het werkelijke<br />

kan Lyotards positie het best met die van de structuralist<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, in de zin dat ook volg<strong>en</strong>s de structuralist<strong>en</strong><br />

de structuur van het betek<strong>en</strong>is-universum de m<strong>en</strong>s bepaald in plaats van andersom.<br />

<strong>Het</strong> idee van de phrase als stilte heeft echter te kamp<strong>en</strong> met problem<strong>en</strong> op de niveaus van duiding <strong>en</strong> refer<strong>en</strong>tie. Stilte<br />

kan niet aangev<strong>en</strong> welke van de vier compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van het betek<strong>en</strong>is-universum ge<strong>en</strong> uitdrukking kan vind<strong>en</strong>. De<br />

revisionistische historicus interpreteert het als het zwijg<strong>en</strong> van de refer<strong>en</strong>t, met andere woord<strong>en</strong>, 'het (de gaskamers)<br />

is ge<strong>en</strong> feit', 'het heeft niet bestaan'. De slachtoffers interpreter<strong>en</strong> de stilte als e<strong>en</strong> zwijg<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> ontvanger (de ontvanger<br />

heeft er niets mee te mak<strong>en</strong> of wordt niet geschikt geacht) of e<strong>en</strong> zwijg<strong>en</strong> als z<strong>en</strong>der (we kunn<strong>en</strong> er niet over<br />

sprek<strong>en</strong>). T<strong>en</strong>slotte kan de stilte getuig<strong>en</strong> van de zinloosheid of het onuitdrukbare van de zaak. Om volg<strong>en</strong>s de geaccepteerde<br />

wet<strong>en</strong>schappelijke norm<strong>en</strong> de werkelijkheid van e<strong>en</strong> refer<strong>en</strong>t aan te ton<strong>en</strong> moet er echter e<strong>en</strong> g<strong>en</strong>re, e<strong>en</strong><br />

vertoogsoort, dat voldoet aan de vier compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, geïntroduceerd word<strong>en</strong>. Voor stilte is daar ge<strong>en</strong> plaats. Hieruit<br />

concludeert Lyotard dat het cognitieve g<strong>en</strong>re van de wet<strong>en</strong>schap ge<strong>en</strong> oplossing biedt om het onrecht van e<strong>en</strong> différ<strong>en</strong>d<br />

weg te nem<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> kan niet overweg met e<strong>en</strong> stilte. Deze opvatting acht Lyotard gerechtvaardigd vanwege het<br />

feit dat er ge<strong>en</strong> criteria zijn die kunn<strong>en</strong> garander<strong>en</strong> dat de stilte, die bij e<strong>en</strong> différ<strong>en</strong>d per definitie betek<strong>en</strong>is heeft, op<br />

e<strong>en</strong> correcte wijze geïnterpreteerd wordt. In de terminologie van Lyotard: er zijn, noch door de wet<strong>en</strong>schap, noch<br />

door andere vertoogsoort<strong>en</strong>, criteria te gev<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> juiste 'aanknoping' (<strong>en</strong>chaînem<strong>en</strong>t) van e<strong>en</strong> phrase met e<strong>en</strong><br />

andere phrase garander<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> stilte kan dus op uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de wijz<strong>en</strong> geïnterpreteerd word<strong>en</strong>, zonder dat het criterium<br />

van juistheid daarbij als scherprechter kan functioner<strong>en</strong>. Dit gaat echter ook op in het geval van uitsprak<strong>en</strong>.<br />

Hierbij sluit Lyotard aan bij de theorie van de 'speech-acts' die hij in 'La condition postmoderne' ook al gebruikte. De<br />

aanknoping van e<strong>en</strong> phrase aan e<strong>en</strong> eerdere phrase, die conform Wittg<strong>en</strong>steins theorie over betek<strong>en</strong>is weergeeft vanuit<br />

welk g<strong>en</strong>re er geïnterpreteerd wordt, vindt per definitie plaats in het verl<strong>en</strong>gde van het interpreter<strong>en</strong>de g<strong>en</strong>re. De<br />

uitspraak van e<strong>en</strong> z<strong>en</strong>der 'Ik wil et<strong>en</strong>' heeft binn<strong>en</strong> het g<strong>en</strong>re van de opvoeding van de familie e<strong>en</strong> hele andere aankoppeling<br />

dan wanneer deze uitspraak binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> g<strong>en</strong>re van e<strong>en</strong> gevang<strong>en</strong>isregime wordt geduid. Bij e<strong>en</strong>zelfde uitspraak<br />

wordt op e<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de manier aangeknoopt.<br />

E<strong>en</strong> aanknoping is noodzakelijk omdat er anders ge<strong>en</strong> sprake van e<strong>en</strong> phrase zou zijn, er zou dan immers wel e<strong>en</strong><br />

z<strong>en</strong>der maar ge<strong>en</strong> ontvanger zijn. Of dit laatste überhaupt mogelijk is, valt te betwijfel<strong>en</strong> omdat e<strong>en</strong> z<strong>en</strong>ding zonder<br />

ontvangst niet aan de voorwaarde van het vier-polige zinsuniversum voldoet. <strong>Het</strong> wel of niet bestaan van e<strong>en</strong> z<strong>en</strong>der<br />

kan daarom niet vastgesteld word<strong>en</strong>. Dát er wordt aangeknoopt bij e<strong>en</strong> phrase is noodzakelijk maar de manier waarop<br />

is noodzakelijk conting<strong>en</strong>t. Zelfs volstrekt absurde aanknoping<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> niet uitgeslot<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Ze zijn per<br />

definitie legitiem omdat het beoordel<strong>en</strong> van correctheid of absurditeit van e<strong>en</strong> aanknoping alle<strong>en</strong> vanuit e<strong>en</strong> ander<br />

discours kan plaatsvind<strong>en</strong> dat zich echter op ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele manier buit<strong>en</strong> zichzelf kan rechtvaardig<strong>en</strong>. De beoordeling<br />

van de aanknoping 'vijfti<strong>en</strong> jaar is e<strong>en</strong> lange periode (ontvanger)' aan 'Ik wil et<strong>en</strong> (z<strong>en</strong>der)' als zijnde absurd, kan<br />

alle<strong>en</strong> zelf als zinnig beschouwd word<strong>en</strong> als het binn<strong>en</strong> de context (refer<strong>en</strong>t <strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is) van het beoordel<strong>en</strong>de<br />

g<strong>en</strong>re als correct wordt beschouwd. Hiermee zijn in één klap alle g<strong>en</strong>res die zichzelf e<strong>en</strong> meta-positie toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, in<br />

Lyotards filosofie gereduceerd tot niets meer dan één systeem van aanknoping in e<strong>en</strong> oneindig aantal andere, mogelijke<br />

aanknopingsuniversa. Sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>d kan gezegd word<strong>en</strong> dat Lyotard elke verwijzing naar e<strong>en</strong> objectieve werkelijkheid<br />

verwerpt, omdat dit de noodzakelijke conting<strong>en</strong>tie van aanknoping zou ontk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> is opmerkelijk dat<br />

niet alle<strong>en</strong> het idee van de objectieve werkelijkheid in Lyotards theorie van aanknoping<strong>en</strong> oplost, maar in feite elk<br />

g<strong>en</strong>re dat me<strong>en</strong>t te kunn<strong>en</strong> oordel<strong>en</strong> over de juistheid of zinvolheid van aanknoping<strong>en</strong> door andere dan het eig<strong>en</strong><br />

g<strong>en</strong>re.<br />

Lyotard maakt in 'Le Differ<strong>en</strong>d' op e<strong>en</strong> opvall<strong>en</strong>de manier gebruik van het gedacht<strong>en</strong>goed van Immanuel Kant.<br />

Enerzijds verwerpt hij de theorie van de a priori categorieën die door Kant werd<strong>en</strong> gepostuleerd. Deze 'k<strong>en</strong>kanal<strong>en</strong>'<br />

steld<strong>en</strong> de m<strong>en</strong>s in staat om aan het Ding-an-Sich, of noum<strong>en</strong>on g<strong>en</strong>aamd, predikat<strong>en</strong> toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Hierdoor werd<br />

van het 'noum<strong>en</strong>on' e<strong>en</strong> 'ph<strong>en</strong>oum<strong>en</strong>on' gemaakt. De m<strong>en</strong>s k<strong>en</strong>de aan de werkelijkheid betek<strong>en</strong>is toe op basis van<br />

de uiterlijke verschijningsvorm. Dit was volg<strong>en</strong>s Kant de <strong>en</strong>ige manier om te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Over de status van datg<strong>en</strong>e dat<br />

gek<strong>en</strong>d werd kon vervolg<strong>en</strong>s slechts gespeculeerd word<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> in het kielzog van Kant dan ook van harte<br />

gebeurd is. Eig<strong>en</strong>lijk zou over het 'k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>' naar aanleiding van Kants categorieënleer alle<strong>en</strong> gezegd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

dat iemands eig<strong>en</strong> 'k<strong>en</strong>-pot<strong>en</strong>tie' zich realiseert. <strong>Het</strong> postulaat van e<strong>en</strong> objectieve werkelijkheid werd door latere filosof<strong>en</strong><br />

als Hegel <strong>en</strong> Fichte echter misbruikt om daaraan allerlei kwaliteit<strong>en</strong> toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> die buit<strong>en</strong> de door Kant<br />

bedachte k<strong>en</strong>kanal<strong>en</strong> of categorieën om ging<strong>en</strong>. Lyotard ziet hierin de oorzaak van het ontstaan van totalistische, teleologische<br />

discourssoort<strong>en</strong>, oftewel g<strong>en</strong>res, die e<strong>en</strong> belangrijke rol gespeeld hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> nog steeds spel<strong>en</strong> in het<br />

bestaan van differ<strong>en</strong>ds. <strong>Het</strong> karakteristieke van de totalistische g<strong>en</strong>res is namelijk dat ze de diversiteit van aanknoping<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> daarmee het bestaan van e<strong>en</strong> ander dan het eig<strong>en</strong> idioom ontk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> of bedreig<strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong> in het totalistische,<br />

mythische g<strong>en</strong>re kan het 'laatste woord' gezegd word<strong>en</strong>, terwijl de voorkoming van e<strong>en</strong> différ<strong>en</strong>d staat of valt<br />

bij het respecter<strong>en</strong> van de conting<strong>en</strong>tie van de aanknoping<strong>en</strong>. Precies de ontk<strong>en</strong>ning hiervan is de oorzaak voor het<br />

bestaan van onrecht, dat niet gezegd kan of mag word<strong>en</strong>. In zekere zin wordt Kant door Lyotard hiervoor verant-


woordelijk gehoud<strong>en</strong> omdat hij <strong>en</strong>erzijds het Ding-an-Sich postuleerde <strong>en</strong> daarmee e<strong>en</strong> op<strong>en</strong>ing verschafte voor de<br />

totalistische uitwass<strong>en</strong>, anderzijds omdat Kant ook e<strong>en</strong> universalistische mythe introduceerde door de k<strong>en</strong>categorieën<br />

van de m<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> a priori, metafysisch karakter te gev<strong>en</strong>.<br />

Aan de andere kant is Lyotard voor de ontwikkeling van zijn eig<strong>en</strong> theorie in verregaande mate schatplichtig aan diezelfde<br />

Kant. Voorafgaand aan de z<strong>en</strong>der-ontvangerrelatie die er tuss<strong>en</strong> objectieve werkelijkheid <strong>en</strong> subjectieve waarnemer<br />

bestond (de categorieënleer), war<strong>en</strong> Tijd <strong>en</strong> Ruimte. De voorwaard<strong>en</strong> voor het bestaan van zowel de objectieve<br />

werkelijkheid als de subjectieve werkelijkheid werd<strong>en</strong> gevormd door e<strong>en</strong> 'zijn' in de Tijd <strong>en</strong> e<strong>en</strong> uitgebreidheid,<br />

e<strong>en</strong> vorm in de Ruimte. Buit<strong>en</strong> deze twee betek<strong>en</strong>isloze 'proto-categorieën' kon er ge<strong>en</strong> besef zijn, ge<strong>en</strong> phras<strong>en</strong>.<br />

Buit<strong>en</strong> dat Tijd <strong>en</strong> Ruimte de voorwaard<strong>en</strong> vormd<strong>en</strong> voor objectiviteit <strong>en</strong> subjectiviteit, hadd<strong>en</strong> ze per definitie ge<strong>en</strong><br />

betek<strong>en</strong>is. Die werd pas aan de werkelijkheid toegek<strong>en</strong>d in de z<strong>en</strong>der-ontvangerrelatie tuss<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s <strong>en</strong> natuur.<br />

Volg<strong>en</strong>s Lyotard was er echter wel sprake van het oerbesef dat 'er is' (in teg<strong>en</strong>stelling tot Descartes' 'cogito ergo sum'),<br />

maar werd dit bijna tegelijkertijd door de vraag 'wat is?' verdrong<strong>en</strong>. 'Wat is?' luidt de betek<strong>en</strong>isgeving in waartoe de<br />

categorieën a priori aanleiding gav<strong>en</strong>.<br />

Aangezi<strong>en</strong> de categorieënleer door Lyotard verworp<strong>en</strong> werd vanwege haar onhoudbaar universalistische <strong>en</strong> metafysische<br />

karakter, kan hij niet anders dan de 'rock bottom' van het zijn b<strong>en</strong>oem<strong>en</strong> als de Tijd-Ruimte intuïtie 'er is'. Aan<br />

deze intuïtieve phrase koppelt Lyotard de noodzaak van koppeling. Koppeling veronderstelt serieëliteit <strong>en</strong> dus meer<br />

dan 'er is' namelijk: 'er gebeurt' (dynamiek in plaats van staticiteit). <strong>Het</strong> <strong>en</strong>ige dat alle phras<strong>en</strong> met elkaar del<strong>en</strong> is dus<br />

het mom<strong>en</strong>t voor de eerste koppeling aan de intuïtieve Tijd-Ruimte-phrase. Deze algeme<strong>en</strong>heid is volstrekt inhoudsloos<br />

maar vormt e<strong>en</strong> zeer ess<strong>en</strong>tiële afgr<strong>en</strong>zing binn<strong>en</strong> Lyotards taalfilosofie. <strong>Het</strong> algeme<strong>en</strong> karakteristieke van elke<br />

phrase is dus dat het per definitie e<strong>en</strong> wordingsproces betreft waarbij bij voorbaat ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele betek<strong>en</strong>is, refer<strong>en</strong>t,<br />

z<strong>en</strong>der of ontvanger gegev<strong>en</strong> is. <strong>Het</strong> <strong>en</strong>ige geldige, rechtvaardige <strong>en</strong> legitimer<strong>en</strong>de is dat 'er gebeurt', waarbij de mogelijkheid<br />

van e<strong>en</strong> stilte verdisconteerd moet word<strong>en</strong>. Tev<strong>en</strong>s moet de suggestie vermed<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dat 'er gebeurt ' e<strong>en</strong><br />

laatste woord inhoudt. Dit leidt tot Lyotards formulering 'arrive-t-il?', 'is it happ<strong>en</strong>ing?', 'gebeurt het?'. E<strong>en</strong> vraag zonder<br />

vastgelegd (betek<strong>en</strong>is) onderwerp (refer<strong>en</strong>t) met als <strong>en</strong>ige k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong> noodzakelijke aanknoping (door<br />

middel van e<strong>en</strong> z<strong>en</strong>der <strong>en</strong> e<strong>en</strong> ontvanger) met e<strong>en</strong> toevallige inhoud in de tijd zal plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

Met 'arrive-t-il' als uitgangspunt moet de principiële noodzaak van aankoppeling <strong>en</strong> de intuïtie van Tijd <strong>en</strong> Ruimte<br />

gerespecteerd word<strong>en</strong>. In teg<strong>en</strong>stelling tot de oneindige, dynamische heterog<strong>en</strong>iteit waartoe 'gebeurt het?' op<strong>en</strong>ing<br />

geeft, kunn<strong>en</strong> alle andere totalistische g<strong>en</strong>res alle<strong>en</strong> het statische, eindige laatste woord plaats<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> laatste woord,<br />

e<strong>en</strong> 'het is', moet hoe dan ook e<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> voor het eig<strong>en</strong> g<strong>en</strong>re k<strong>en</strong>baar 'Ding-an-Sich' introducer<strong>en</strong> waarvoor iedere<br />

legitimatie ontbreekt. Er kan dan ge<strong>en</strong> vrijheid van aanknoping meer zijn. Deze vrijheid, in feite de vrijheid van het<br />

ongeloof aan de 'grote verhal<strong>en</strong>', waarbij de grote verhal<strong>en</strong> alle g<strong>en</strong>res zijn waarin de suggestie van e<strong>en</strong> laatste woord<br />

gedaan wordt, is ess<strong>en</strong>tieel in de theorie van Lyotard.<br />

Hoewel de kwestie van het onrecht dat zich niet kan uit<strong>en</strong> in eerste instantie aan de orde kwam in de zaak van de<br />

revisionistische historici, blijkt dat op e<strong>en</strong> meer directe wijze Auschwitz het doel van de analyse van Lyotard is. Zijn<br />

uitgangspunt hierbij is de poging van Adorno om in zijn 'Negative Dialektik' aan te gev<strong>en</strong> dat met Auschwitz de<br />

bodem onder de westerse beschaving weggeslag<strong>en</strong> is. 'Sinds Auschwitz betek<strong>en</strong>t doodsangst de angst voor iets ergers<br />

dan de dood' <strong>en</strong> 'Na Auschwitz heeft ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel woord meer e<strong>en</strong> bestaansrecht indi<strong>en</strong> het ge<strong>en</strong> verandering in betek<strong>en</strong>is<br />

heeft ondergaan'. Duidelijk wordt dat 'na Auschwitz' er e<strong>en</strong> andere tijd ontstaan is. Hiermee krijgt Auschwitz<br />

e<strong>en</strong>zelfde status als de noodzakelijkhed<strong>en</strong> van Tijd, Ruimte <strong>en</strong> aanknoping van phras<strong>en</strong>. De tijd na Auschwitz wordt<br />

immers gek<strong>en</strong>merkt door de afwezigheid van dialectiek. De ontk<strong>en</strong>ning van de ontk<strong>en</strong>ning die binn<strong>en</strong> de speculatieve<br />

dialectiek 'aufgehob<strong>en</strong>', gesynthetiseerd wordt tot e<strong>en</strong> hoger niveau dan de voorgaande these <strong>en</strong> antithese, loopt<br />

vast in de conc<strong>en</strong>tratiekamp<strong>en</strong>. Auschwitz kan onmogelijk 'aufgehob<strong>en</strong>' word<strong>en</strong>, kan onmogelijk tot iets positiefs of<br />

negatiefs leid<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> onttrekt zich aan zingeving, er is ge<strong>en</strong> resultaat, ge<strong>en</strong> gevolg. Auschwitz is hiermee vergelijkbaar<br />

met het Ding-an-Sich, alle<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t hierbij rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> met het feit dat de mogelijkhed<strong>en</strong> om het<br />

Ding-an-Sich te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>, Kants categorieën, door Adorno <strong>en</strong> Lyotard niet geaccepteerd word<strong>en</strong>. Auschwitz is e<strong>en</strong> naam<br />

waaraan ge<strong>en</strong> aanknoping plaats kan vind<strong>en</strong>.<br />

De red<strong>en</strong> voor deze status van Auschwitz is dat, volg<strong>en</strong>s Lyotard, voor het eerst in de geschied<strong>en</strong>is er ge<strong>en</strong> sprake<br />

was van e<strong>en</strong> 'wij' die de dood in e<strong>en</strong> 'mooie dood' zou kunn<strong>en</strong> omzett<strong>en</strong>. Auschwitz heeft de ervaring, die in staat<br />

zou kunn<strong>en</strong> zijn om na Auschwitz e<strong>en</strong> aanknoping mogelijk te mak<strong>en</strong>, vernietigd. E<strong>en</strong> mooie dood kan pas plaatsvind<strong>en</strong><br />

wanneer er e<strong>en</strong> 'wij' bestaat dat zowel z<strong>en</strong>der als ontvanger is (bijvoorbeeld: 'wij, het Franse volk bepal<strong>en</strong><br />

dat...' betek<strong>en</strong>t dat: 'wij, het Franse volk onze moet<strong>en</strong> norm uitvoer<strong>en</strong>'). De eerste 'wij' formuleert e<strong>en</strong> norm, is dus<br />

z<strong>en</strong>der. De tweede 'wij' voert de norm uit <strong>en</strong> is dus ontvanger. Deze verhouding wordt op de spits gedrev<strong>en</strong> wanneer<br />

als norm wordt gedicteerd dat de ontvanger moet sterv<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> lijkt teg<strong>en</strong>strijdig dat e<strong>en</strong> 'wij' zichzelf zou opheff<strong>en</strong><br />

op deze wijze, maar zo uitzonderlijk is dat niet. In iedere oorlog wordt de dood van e<strong>en</strong> deel van het 'wij' gerechtvaardigd<br />

met e<strong>en</strong> beroep op het geloof, het vaderland, militaire eer <strong>en</strong> dergelijke. <strong>Het</strong> voorschrift 'sterf' wordt dan per<br />

definitie draaglijk gemaakt door e<strong>en</strong> nadere b<strong>en</strong>oeming daarvan. 'Sterv<strong>en</strong> is beter dan ontsnapp<strong>en</strong>' (Socrates in de<br />

gevang<strong>en</strong>is), 'Sterv<strong>en</strong> is beter dan slavernij' (Parijse Commune), 'Sterv<strong>en</strong> is beter dan verslag<strong>en</strong> word<strong>en</strong>' (Stalingrad,<br />

Thermopylae). In feite wordt er hier door e<strong>en</strong> 'wij' teg<strong>en</strong> zichzelf (het sterv<strong>en</strong>de deel van het 'wij') gezegd: 'Sterf om


in de vorm van e<strong>en</strong> herinnering niet te sterv<strong>en</strong>'. De herinnering verschaft e<strong>en</strong> oneindig voortbestaan, althans in de<br />

og<strong>en</strong> van deg<strong>en</strong>e die zich gaat opoffer<strong>en</strong> voor het collectief.<br />

Bij Auschwitz was er slechts e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>zijdig 'Sterv<strong>en</strong>' gedicteerd door de SS. E<strong>en</strong> 'mooie' dood werd hierdoor onmogelijk.<br />

De gedeporteerde was niet verplicht om te sterv<strong>en</strong> in de normale zin van het woord 'verplichting'. E<strong>en</strong> verplichting<br />

kan alle<strong>en</strong> opgelegd word<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> 'wij' waar de verplichte deel van uitmaakt. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> bestaat de verplichting<br />

bij de gratie van e<strong>en</strong> optioneel verzet daarteg<strong>en</strong>. De ontvanger kan de 'eerloze' weg kiez<strong>en</strong>. Als hij de verplichting<br />

aangaat doet hij dat niet omdat de verplichting 'redelijk' is, maar omdat hij zich deel van het 'wij' voelt <strong>en</strong><br />

zich wil blijv<strong>en</strong> voel<strong>en</strong>. De SS <strong>en</strong> de gedeporteerde vormd<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> 'wij', dus er kon van e<strong>en</strong> verplichting ge<strong>en</strong> sprake<br />

zijn. <strong>Het</strong> 'sterv<strong>en</strong> om in de herinnering voort te lev<strong>en</strong>' was onmogelijk omdat er vooraf ge<strong>en</strong> 'wij' was <strong>en</strong> nadi<strong>en</strong><br />

ook niet (alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> door de agressor opgelegde 'Jullie'). Ge<strong>en</strong> verplicht<strong>en</strong>d, herinner<strong>en</strong>d 'wij'. De eindige, totale dood<br />

zonder herinnering; e<strong>en</strong> dood erger dan de dood. Tuss<strong>en</strong> de SS <strong>en</strong> de gedeporteerde is zelfs ge<strong>en</strong> différ<strong>en</strong>d mogelijk.<br />

Hiervoor is e<strong>en</strong> resultaat b<strong>en</strong>odigd maar aan dit ess<strong>en</strong>tiële criterium kan niet word<strong>en</strong> voldaan. E<strong>en</strong> différ<strong>en</strong>d zou<br />

namelijk vereis<strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong> aanknoping bij Auschwitz zou kunn<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong> die de verschill<strong>en</strong>de g<strong>en</strong>res zou constituer<strong>en</strong>.<br />

Voorwaarde daarvoor is dat er phras<strong>en</strong> zijn die de z<strong>en</strong>der (SS) <strong>en</strong> de ontvanger (gedeporteerd<strong>en</strong>) <strong>en</strong> daarmee<br />

e<strong>en</strong> gezam<strong>en</strong>lijkheid tuss<strong>en</strong> beide b<strong>en</strong>oem<strong>en</strong>. Zonder e<strong>en</strong> resultaat is er echter niets waarop zelfs de meest vijandige<br />

gezam<strong>en</strong>lijkheid gebaseerd zou kunn<strong>en</strong> zijn. Daarom kan er volg<strong>en</strong>s Lyotard slechts stilte zijn.<br />

Voor rationaliteit is in het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> van Lyotard ge<strong>en</strong> plaats meer. Aanknoping<strong>en</strong> vind<strong>en</strong> plaats op basis van e<strong>en</strong> oneindig<br />

aantal heterog<strong>en</strong>e, onderling onvertaalbare g<strong>en</strong>res. De <strong>en</strong>ige geme<strong>en</strong>schappelijkheid die gedeeld wordt is de<br />

noodzakelijkheid van aanknoping<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> proto-categoriale plaatsing in Tijd <strong>en</strong> Ruimte. Op basis van deze <strong>en</strong>ige,<br />

geheel inhoudsloze, overe<strong>en</strong>komst tuss<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de g<strong>en</strong>res die verschill<strong>en</strong>de wereldbeeld<strong>en</strong> constituer<strong>en</strong>, kan er<br />

uitsluit<strong>en</strong>d e<strong>en</strong> negatieve norm geformuleerd word<strong>en</strong>. 'arrive-t-il ?' Kan er e<strong>en</strong> aanknoping plaatsvind<strong>en</strong> ? Opnieuw<br />

spreekt Lyotard zich uit teg<strong>en</strong> het 'het is' van onderdrukk<strong>en</strong>de verhal<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> <strong>en</strong>ige dat gewet<strong>en</strong> wordt is dat er conting<strong>en</strong>tie,<br />

toevalligheid is. E<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele politieke invulling hiervan wordt bij voorbaat uitgeslot<strong>en</strong> omdat die zich altijd<br />

zal moet<strong>en</strong> beroep<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> laatste woord, e<strong>en</strong> 'het is'. Afgezi<strong>en</strong> van de mogelijke waarde van Lyotards analyse voor<br />

g<strong>en</strong>res anders dan het zijne, lijkt 'gebeurt het ?' e<strong>en</strong> academische rariteit te zijn.<br />

J. Derrida<br />

E<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eratieg<strong>en</strong>oot van Lyotard, die zich ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s ophoudt in de omgeving van het post-modernisme is Jacques<br />

Derrida. Ook hij borduurt in zekere zin voort op de ontwikkeling<strong>en</strong> in de taalfilosofie <strong>en</strong> ook hij trekt daar nogal radicale<br />

conclusies uit. Waar volg<strong>en</strong>s Lyotard het <strong>en</strong>ig werkelijke uiteindelijk alle<strong>en</strong> maar phras<strong>en</strong> zijn, is Derrida van<br />

m<strong>en</strong>ing dat slechts tekst<strong>en</strong>, historische taal, werkelijk zijn. Buit<strong>en</strong> de tekst is er niets. Dit illustreert dat ook Derrida<br />

uit de linguïstische revolutie in de filosofie de conclusie trekt dat er ge<strong>en</strong> objectieve werkelijkheid meer is waarnaar<br />

taal zou verwijz<strong>en</strong>. Er is ge<strong>en</strong> correspond<strong>en</strong>tie tuss<strong>en</strong> taal <strong>en</strong> Ding-an-Sich of andere b<strong>en</strong>aming<strong>en</strong> voor de objectieve<br />

werkelijkheid die in tekst<strong>en</strong> gebruikt is. Binn<strong>en</strong> de klassieke filosofische tweestrijd tuss<strong>en</strong> de correspond<strong>en</strong>tie-theorie<br />

van waarheid van de empirist<strong>en</strong> <strong>en</strong> de coher<strong>en</strong>tie-theorie van waarheid van de rationalist<strong>en</strong>, zou dus geconcludeerd<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dat Derrida zich bij deze laatste stroming zou aansluit<strong>en</strong>. Niets is echter minder waar. Als goed naoorlogse<br />

filosoof weigert hij beide standpunt<strong>en</strong> tot de zijne te mak<strong>en</strong>. Derrida heeft voor zijn filosofie ge<strong>en</strong> fundam<strong>en</strong>t<br />

in de zin van e<strong>en</strong> objectieve werkelijkheid nodig. Hiermee breekt ook hij met de klassieke rationaliteitsgedachte die<br />

immers ervan uitging dat rationaliteit of taal op e<strong>en</strong> of andere manier overe<strong>en</strong>kwam met de toestand zoals die objectief<br />

gegev<strong>en</strong> was.<br />

Derrida baseert zich dus op tekst<strong>en</strong> als interpretaties van de werkelijkheid. Hieraan koppelt hij het inzicht uit de taalfilosofie<br />

dat begripp<strong>en</strong> principieel aan betek<strong>en</strong>isverandering onderhevig zijn. 'Betek<strong>en</strong>is' is het produkt van e<strong>en</strong> constante<br />

ontwikkeling in de taal waarbij vanuit verschill<strong>en</strong>de netwerk<strong>en</strong> van interpretatie (op basis van bepaalde tekst<strong>en</strong>),<br />

verschill<strong>en</strong>de invulling van betek<strong>en</strong>is wordt gegev<strong>en</strong>. Hierin speelt het begrip 'Différance', e<strong>en</strong> neologisme dat<br />

door Derrida bedacht is, e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trale rol. Hoewel aan dit begrip ev<strong>en</strong>min e<strong>en</strong> vaste betek<strong>en</strong>is kan word<strong>en</strong> vastgeplakt,<br />

fungeert het binn<strong>en</strong> Derrida's analyses als e<strong>en</strong> typisch voorbeeld van de weerbarstige verhouding tuss<strong>en</strong> taal<br />

<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is. De bedoeling achter dit begrip, is aan te gev<strong>en</strong> dat woord<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> correspond<strong>en</strong>tie of coher<strong>en</strong>tie verhouding<br />

tot elkaar hebb<strong>en</strong>, maar dat ze ook niet zomaar alles kunn<strong>en</strong> betek<strong>en</strong><strong>en</strong>. Dat e<strong>en</strong> woord niet meer naar één<br />

ding verwijst <strong>en</strong> daar zijn objectieve geldigheid aan ontle<strong>en</strong>t, is reeds betoogd. Opvall<strong>en</strong>der is dat Derrida zich ook<br />

verzet teg<strong>en</strong> het criterium van coher<strong>en</strong>tie binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> tekst, hoewel zijn waardering voor de textualiteit van de werkelijkheid<br />

in zekere mate aansluit bij de filosofische school van de herm<strong>en</strong>eutiek. Ook binn<strong>en</strong> deze tak van de methodologie<br />

van de m<strong>en</strong>swet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> ging m<strong>en</strong> uit van het grote belang van tekst<strong>en</strong>. De oorspronkelijke gedachte was<br />

ook bij deze in de 19de eeuw tot bloei gekom<strong>en</strong> filosofie dat e<strong>en</strong> objectieve studie van de bronn<strong>en</strong> van het verled<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> waar inzicht zou oplever<strong>en</strong> hoe de werkelijkheid zich in het verled<strong>en</strong> had voorgedaan. E<strong>en</strong> tekst zou als e<strong>en</strong><br />

geheel moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beschouwd <strong>en</strong> door middel van e<strong>en</strong> methode die gebaseerd was op empathie <strong>en</strong> 'Versteh<strong>en</strong>',<br />

zijn geheim<strong>en</strong> prijs moet<strong>en</strong> gev<strong>en</strong>. Deze objectieve claims moest<strong>en</strong> het natuurlijk ook ontgeld<strong>en</strong> in de loop van de<br />

twintigste eeuw, maar de gedachte dat via noeste arbeid van lez<strong>en</strong> <strong>en</strong> herlez<strong>en</strong> nieuwe betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> aan tekst<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> onttrokk<strong>en</strong>, wordt door Derrida als e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>traal gegev<strong>en</strong> beschouwd. In teg<strong>en</strong>stelling tot de her-


m<strong>en</strong>eutici conc<strong>en</strong>treert Derrida zich echter niet op het geheel van e<strong>en</strong> tekst. Integ<strong>en</strong>deel, Derrida's belangrijkste doelstelling<br />

is om e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>aamde 'deconstructie' van e<strong>en</strong> veronderstelde vaststaande interpretatie van e<strong>en</strong> tekst te<br />

bewerkstellig<strong>en</strong>. Uitgaande van de stelling dat elk woord in e<strong>en</strong> tekst e<strong>en</strong> eindig scala van mogelijke betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />

kan hebb<strong>en</strong>, is hij juist niet in het holistische, macrobeeld van e<strong>en</strong> tekst geïnteresseerd, maar in de details, in het<br />

microbeeld. In dit kader kan er in zekere zin gesprok<strong>en</strong> word<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> homeopatische methode. Daarin staat de<br />

red<strong>en</strong>ering c<strong>en</strong>traal dat de aanduiding<strong>en</strong> kwantiteit <strong>en</strong> kwaliteit omgekeerd ev<strong>en</strong>redig zijn. Hoe geringer de kwantiteit<br />

van e<strong>en</strong> stof, des te hoger de kwaliteit ervan. In de verdunning<strong>en</strong> van werkzame middel<strong>en</strong> in vloeistof vindt deze<br />

opvatting zijn praktische medicinale toepassing. Voor de geschiedschrijving of de tekstanalyse geldt in vergelijking met<br />

deze theorie dan ook; hoe kleiner het detail, des te meer verhelder<strong>en</strong>d het is. Hiermee heeft de homeopathische<br />

methode wel e<strong>en</strong> zeker parasitair karakter. Deze aanpak kan immers alle<strong>en</strong> bestaan bij de gratie van e<strong>en</strong> macrobeeld<br />

dat e<strong>en</strong> norm stelt waarvan het microbeeld kan afwijk<strong>en</strong>.<br />

Derrida zet op e<strong>en</strong> radicale wijze zijn 'deconstructie' van het woord, van de taal voort. Hij doet dit geheel binn<strong>en</strong> de<br />

traditie van de vooral taalfilosofische kritiek die tot de deconstructie van de 'grote verhal<strong>en</strong>' leidde. Voor zover de taalfilosofische<br />

revolutie dreigde zijn eig<strong>en</strong> bevinding<strong>en</strong> <strong>en</strong> conclusies te verabsoluter<strong>en</strong>, kwam Derrida daarteg<strong>en</strong> in<br />

opstand. Bewust ging hij e<strong>en</strong> polemiek met de taalfilosoof Searle aan over het gedacht<strong>en</strong>goed van Searle's leermeester<br />

Austin. Derrida maakte van de geleg<strong>en</strong>heid gebruik door consequ<strong>en</strong>t de tekst<strong>en</strong> van Austin te verdraai<strong>en</strong>, uit verband<br />

te citer<strong>en</strong>, <strong>en</strong> bewust te misinterpreter<strong>en</strong>. Hij poogde hierdoor duidelijk te mak<strong>en</strong> dat de theorieën van Austin<br />

niet wez<strong>en</strong>lijk anders war<strong>en</strong> dan literaire tekst<strong>en</strong> die hun betek<strong>en</strong>is verkreg<strong>en</strong> door de interpretatie van de lezers.<br />

Hiermee gaf Derrida duidelijk zijn opvatting weer dat de filosofie zichzelf traditioneel t<strong>en</strong> onrechte beschouwd heeft<br />

als iets anders dan e<strong>en</strong> literair g<strong>en</strong>re, e<strong>en</strong> retorische stijl. Deze ontwikkeling was te verwacht<strong>en</strong> vanaf het mom<strong>en</strong>t dat<br />

er ge<strong>en</strong> empirisch of rationalistisch objectief fundam<strong>en</strong>t meer verondersteld kon word<strong>en</strong> om de filosofie te rechtvaardig<strong>en</strong>.<br />

Door sommige, vooral Amerikaanse, literatuurcritici werd deze theorie met gejuich ontvang<strong>en</strong> <strong>en</strong> vormde<br />

zij de aanleiding om elk afbak<strong>en</strong><strong>en</strong>d criterium voor interpretatie overboord te zett<strong>en</strong>. Dit leidde tot allerlei uiterst relativistische<br />

conclusies. Iedere<strong>en</strong> kon immers in iedere tekst (werkelijkheidsinterpretatie) begrijp<strong>en</strong> wat hij wilde. Dit<br />

was echter niet de bedoeling die Derrida voor og<strong>en</strong> had. Hoewel hij het verschil tuss<strong>en</strong> filosofie <strong>en</strong> literatuur niet als<br />

e<strong>en</strong> harde, strakke scheiding wil zi<strong>en</strong>, is hij toch van m<strong>en</strong>ing dat er e<strong>en</strong> verschil tuss<strong>en</strong> beide geconstateerd kan word<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> literaire analyse van e<strong>en</strong> tekst kan op basis van voornamelijk e<strong>en</strong> esthetische beschouwing, terwijl voor filosofische<br />

analyse e<strong>en</strong> andere kijk vereist is. E<strong>en</strong> tekst heeft behalve e<strong>en</strong> 'literaire' vorm ook e<strong>en</strong> 'filosofische' inhoud.<br />

Beide zoud<strong>en</strong> elkaar aan moet<strong>en</strong> vull<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> acceptabele interpretatie. Dit wil niet zegg<strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>duidige<br />

achterligg<strong>en</strong>de betek<strong>en</strong>is achterhaald zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Integ<strong>en</strong>deel, elke tekst zou begrep<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

in de historische context zoals die door de lezer gereconstrueerd wordt.<br />

De marges voor afwijk<strong>en</strong>de interpretaties die aan Derrida's criteria voldo<strong>en</strong> zijn legio, zoals hij zelf in studies van<br />

Plato's gebruik van het begrip 'pharmakon' (gif of g<strong>en</strong>eesmiddel) <strong>en</strong> Nietzsche's geschrift<strong>en</strong> aantoonde. De interpretatie<br />

van wat Plato wil zegg<strong>en</strong> hangt op cruciale punt<strong>en</strong> af van de vertaling van het begrip 'pharmakon' die wordt<br />

gehanteerd. Hiermee wil Derrida aangev<strong>en</strong> dat traditioneel in de herm<strong>en</strong>eutiek <strong>en</strong> de tekstanalyse over dit probleem<br />

he<strong>en</strong> gekek<strong>en</strong> is. Wanneer op e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> bepaalde vertaling geautoriseerd is geword<strong>en</strong>, vormt die versie<br />

<strong>en</strong> niet de oorspronkelijke, het uitgangspunt van interpretatie <strong>en</strong> betek<strong>en</strong>isgeving. <strong>Het</strong> is van belang in acht te<br />

nem<strong>en</strong> dat de bestaande interpretaties van tekst<strong>en</strong> traditioneel vanuit e<strong>en</strong> objectivistische methodologie ondernom<strong>en</strong><br />

zijn. Derrida's postmoderne tekstanalyse stelt zich dan ook tot doel om de 'spor<strong>en</strong>' van deconstructieve elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in<br />

e<strong>en</strong> tekst te achterhal<strong>en</strong> <strong>en</strong> op basis daarvan de tekst<strong>en</strong> van het verled<strong>en</strong>, <strong>en</strong> daardoor de tekst<strong>en</strong> van het nu <strong>en</strong> de<br />

toekomst te herzi<strong>en</strong>.<br />

Nietzsche zegt bijvoorbeeld met grote felheid dat de vrouw de oorsprong is van alle dwaasheid <strong>en</strong> irrationaliteit <strong>en</strong><br />

dat zij de filosofie vernietigt. Derrida krijgt op basis van zijn deconstructieve lezing van het werk van Nietzsche inzicht<br />

in de teg<strong>en</strong>strijdigheid die er in deze bewering zit. <strong>Het</strong> was immers juist Nietzsche die zich tot taak stelde om de filosofie,<br />

zoals die zich tot het einde van de 19de-eeuw had ontwikkeld, met de hamer te lijf te gaan. Dit leverde hem<br />

nadi<strong>en</strong> met grote regelmaat beschuldiging<strong>en</strong> van irrationaliteit <strong>en</strong> 'dwaasheid' op. Derrida's ontmanteling van de<br />

bestaande interpretatiekaders <strong>en</strong> de radicale wijze waarop hij dit doet, hebb<strong>en</strong> red<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> om hem als postmodernist<br />

te beschouw<strong>en</strong>. Hijzelf kan zich hier echter niet in vind<strong>en</strong>. Hoewel hij ev<strong>en</strong>als Lyotard (<strong>en</strong> vele ander<strong>en</strong>) e<strong>en</strong><br />

anti-foundationalistische epistemologie aanhangt, verschilt hij wez<strong>en</strong>lijk van zijn landg<strong>en</strong>oot. Lyotard komt na het<br />

wegvall<strong>en</strong> van de fundam<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van subject-objectscheiding tot de conclusie dat er alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> veelheid aan onderling<br />

onvergelijkbare g<strong>en</strong>res is waarbinn<strong>en</strong> rationaliteit, zowel de economisch-technologische als de humanistische, ge<strong>en</strong><br />

geldigheid meer kan hebb<strong>en</strong>, behalve in de vorm van e<strong>en</strong> modus van aanknoping, e<strong>en</strong> interpretatief kader. Voorzover<br />

rationaliteit zich pres<strong>en</strong>teert als e<strong>en</strong> economisch, politiek of ethisch vastligg<strong>en</strong>de strategie van aanknop<strong>en</strong> van phras<strong>en</strong><br />

moet ze volg<strong>en</strong>s Lyotard bestred<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Derrida concludeert uit de textualiteit van de werkelijkheid echter<br />

niet dat daarmee elk woord, of dat nu door de interpretator of het geïnterpreteerde wordt gebruikt, totaal losgeslag<strong>en</strong><br />

elke betek<strong>en</strong>is kan aannem<strong>en</strong>. De nadruk op de historische context sluit interpretaties uit. Derrida opteert hiermee<br />

voor e<strong>en</strong> historische fallibalistische pluriformiteit, waarin hij niet dicteert welke interpretaties juist zijn, maar wel<br />

met argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> aan kan gev<strong>en</strong> welke interpretaties onjuist zijn. Lyotards pluriformiteit, of in zijn eig<strong>en</strong> term<strong>en</strong> heterog<strong>en</strong>iteit,<br />

heeft juist e<strong>en</strong> a-historische absolutistisch karakter. Interpretaties oftewel aanknoping<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> bin-


n<strong>en</strong> afgebak<strong>en</strong>de kaders plaatsvind<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn inhoudelijk noodzakelijk heteroge<strong>en</strong>. Hierdoor is Lyotards totale pluriformiteit<br />

e<strong>en</strong>zelfde lot beschor<strong>en</strong> als de sprekers van e<strong>en</strong> privétaal volg<strong>en</strong>s de opvatting van Wittg<strong>en</strong>stein. Hun communicatie<br />

zal niet als zodanig herk<strong>en</strong>d kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>; sterker nog, dat het communicatie betreft zal niet herk<strong>en</strong>d<br />

word<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> 'talige' werkelijkheid 'is' het dan niet. Door deze marge van gedeelde taligheid van m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, plus de<br />

mogelijkheid om in zekere mate door te dring<strong>en</strong> tot de betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> van tekst<strong>en</strong>, blijft voor Derrida <strong>en</strong>ige mate van<br />

rationaliteit gehandhaafd. De afweging tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> herzi<strong>en</strong>e moderniteit of postmoderniteit valt bij Derrida (in teg<strong>en</strong>stelling<br />

tot bij Lyotard) in het voordeel van e<strong>en</strong> herzi<strong>en</strong>e gedeconstrueerde moderniteit uit. In de nu volg<strong>en</strong>de paragraf<strong>en</strong><br />

zull<strong>en</strong> we bezi<strong>en</strong> hoe deze keuze gemaakt wordt door e<strong>en</strong> andere filosoof die vaak als postmodern wordt<br />

bestempeld.<br />

R. Rorty<br />

In het postmodernisme-debat is er ook e<strong>en</strong> belangrijke rol weggelegd voor de Amerikaanse filosoof Richard Rorty.<br />

Ook Rorty kan zich niet onttrekk<strong>en</strong> aan de ontwikkeling<strong>en</strong> van de twintigste-eeuwse filosofie zoals die in eerdere<br />

hoofdstukk<strong>en</strong> zijn sam<strong>en</strong>gevat. In teg<strong>en</strong>stelling tot Lyotard concludeert Rorty daaruit echter niet dat rationaliteit verworp<strong>en</strong><br />

di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong>. In de traditie van de Amerikaanse 19de-eeuwse filosofie van het pragmatisme (James,<br />

Dewey) neemt hij e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> positie in in de discussie zoals die zich in de contin<strong>en</strong>tale filosofie tuss<strong>en</strong> Lyotard <strong>en</strong> J.<br />

Habermas heeft afgespeeld. Vanuit het pragmatisme bezi<strong>en</strong> is het grote probleem van de filosofie dat ze zich sinds<br />

haar bestaan als Filosofie pres<strong>en</strong>teert. Hieronder verstaat Rorty dat zowel de platoons-idealistische traditie als de positivistisch-empiristische<br />

traditie de plank volledig misslaan in de zin dat de uitsprak<strong>en</strong> over 'waarheid', 'schoonheid',<br />

'het goede' of 'het slechte' die door beide schol<strong>en</strong> gedaan zijn, altijd pret<strong>en</strong>deerd<strong>en</strong> te verwijz<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> objectieve<br />

stand van zak<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> pragmatisme is echter van m<strong>en</strong>ing dat vijf<strong>en</strong>twintig eeuw<strong>en</strong> Filosofie hebb<strong>en</strong> aangetoond dat er<br />

over deze zak<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> uitsluitsel te gev<strong>en</strong> valt door e<strong>en</strong> beroep te do<strong>en</strong> op de objectiviteit. In de traditionele Filosofie<br />

is de consequ<strong>en</strong>te fout gemaakt de gebruikte begripp<strong>en</strong> te verabsoluter<strong>en</strong> (als ware het logica) <strong>en</strong> ze daarnaast van<br />

e<strong>en</strong> realiteit te voorzi<strong>en</strong> die ze niet hebb<strong>en</strong>. Er is ge<strong>en</strong> waarheid, goedheid, slechtheid, schoonheid buit<strong>en</strong> de functie<br />

die deze begripp<strong>en</strong> bekled<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> willekeurige taal. Rorty ziet in de ontwikkeling<strong>en</strong> in de wet<strong>en</strong>schaps- <strong>en</strong> taalfilosofie<br />

dan ook vooral e<strong>en</strong> bevestiging van de inzicht<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> aantal Amerikaanse filosof<strong>en</strong> rond 1900 al hadd<strong>en</strong>.<br />

Rorty is van m<strong>en</strong>ing dat de Filosofie er goed aan zou do<strong>en</strong> haar pret<strong>en</strong>ties terug te schroev<strong>en</strong> <strong>en</strong> de gebruikte begripp<strong>en</strong><br />

als functionele, in plaats van objectieve term<strong>en</strong> te beschouw<strong>en</strong>. De onvruchtbare ontologische ballast zou dan<br />

van de taal afvall<strong>en</strong> <strong>en</strong> de toewijzing van de predikat<strong>en</strong> waarheid, schoonheid <strong>en</strong>zovoort, zou op basis van praktische<br />

red<strong>en</strong><strong>en</strong> van toepasbaarheid kunn<strong>en</strong> geschied<strong>en</strong>. K<strong>en</strong>nis is, vanuit het pragmatisme, e<strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>t om met de<br />

werkelijkheid om te gaan (in zoverre gaat hij met het Positivisme mee) maar Rorty neemt in teg<strong>en</strong>stelling tot het<br />

Positivisme g<strong>en</strong>oeg<strong>en</strong> met het criterium van de praktische werkzaamheid van de k<strong>en</strong>nis. Hiermee plaatst Rorty de filosofie<br />

stevig in het domein van taal <strong>en</strong> politiek. Dat wil echter niet zegg<strong>en</strong> dat Rorty ev<strong>en</strong>als sommige taalfilosof<strong>en</strong><br />

geïnteresseerd is in de verhouding tuss<strong>en</strong> taal <strong>en</strong> werkelijkheid. Zijn principiële aversie tot ontologische vraagstukk<strong>en</strong><br />

strekt zich dan ook uit tot vrag<strong>en</strong> over de repres<strong>en</strong>tatieve eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van taal. Zijn red<strong>en</strong>ering hierbij is dat de<br />

taal toch nooit buit<strong>en</strong> zichzelf zal kunn<strong>en</strong> tred<strong>en</strong> om dat soort vraagstukk<strong>en</strong> te beantwoord<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> heeft dan ook ge<strong>en</strong><br />

nut zich nog langer met deze zak<strong>en</strong> bezig te houd<strong>en</strong>. Rorty stelt zich de post-Filosofische cultuur dan ook voor als<br />

e<strong>en</strong> cultuur waarin niet langer wordt gezocht naar objectieve fundam<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van k<strong>en</strong>nis of naar wereldomvatt<strong>en</strong>de legitimaties.<br />

De m<strong>en</strong>s beschouwt zichzelf als eindig, zonder uitzicht op iets na de dood. Tot grote frustratie van de traditionele<br />

Filosof<strong>en</strong> zal Rorty's post-filosofische intellectueel niet g<strong>en</strong>eigd zijn om op e<strong>en</strong> traditionele manier in filosofische<br />

discussie te tred<strong>en</strong> omdat deze pragmaticus andere criteria van geldigheid hanteert dan zijn traditionele collega's.<br />

<strong>Het</strong> heeft voor de pragmaticus ge<strong>en</strong> zin om eindeloze discussies te voer<strong>en</strong> over zak<strong>en</strong> die per definitie onbeslist<br />

blijv<strong>en</strong>. Integ<strong>en</strong>deel, het is hoog tijd dat er beslissing<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>en</strong> het is volg<strong>en</strong>s Rorty dan ook volstrekt<br />

acceptabel dat omwille van e<strong>en</strong> sociale of politieke noodzaak filosofische knop<strong>en</strong> word<strong>en</strong> doorgehakt. Zonder de<br />

objectieve verankering van de wet<strong>en</strong>schap <strong>en</strong> de filosofie, moet<strong>en</strong> beide (vergelijk Derrida) als literaire g<strong>en</strong>res met<br />

e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> specialistische taal beschouwd word<strong>en</strong>. Ev<strong>en</strong>als andere literaire g<strong>en</strong>res betreft het hier poging<strong>en</strong> om de<br />

praktische werkelijkheid te duid<strong>en</strong>, of dit nu in de vorm van e<strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schappelijke theorie, e<strong>en</strong> filosofisch betoog,<br />

e<strong>en</strong> historisch verhaal of e<strong>en</strong> schilderij tot uitdrukking komt. De vraag naar de juistheid van deze post-Filosofische<br />

cultuur die Rorty schildert, is dus niet 'wat is Juistheid?', maar 'is het de moeite waard?', 'levert het iets op?'.<br />

Dit laatste wordt niet performatief geïnterpreteerd zoals Lyotard dat deed. 'Levert het iets op?' wordt door Rorty beantwoord<br />

met inachtneming van de sociaal-democratische waard<strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong> deze politieke constellatie heeft tot dusver<br />

e<strong>en</strong> acceptabele mate van werkzaamheid bewez<strong>en</strong> <strong>en</strong> heeft dus recht op voortbestaan. Binn<strong>en</strong> de sociaal-democratische<br />

waard<strong>en</strong>, die overig<strong>en</strong>s ook ge<strong>en</strong> beroep kunn<strong>en</strong> of mog<strong>en</strong> do<strong>en</strong> op objectieve geldigheid, kan e<strong>en</strong> optimale<br />

besluitvorming gekoppeld word<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> optimale tolerantie voor andere m<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>. Met zijn voorkeur voor de<br />

typisch westerse sociaal-democratie hangt Rorty e<strong>en</strong> gematigd euroc<strong>en</strong>trisme aan, zonder daarbij in e<strong>en</strong> dogmatische<br />

positie te vervall<strong>en</strong>. De pragmatische red<strong>en</strong>ering volg<strong>en</strong>d komt hij tot de conclusie dat deze staatsvorm de beste is<br />

die op het mom<strong>en</strong>t beschikbaar is. Zijn hoop is dat andere stat<strong>en</strong> het voorbeeld zull<strong>en</strong> volg<strong>en</strong> <strong>en</strong> zich steeds verder<br />

in de richting van e<strong>en</strong> globale sociaal-democratie zull<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> ander gevolg van deze voorkeur voor de<br />

sociaal-democratie is dat Rorty zich niet kan vind<strong>en</strong> in de relativistische analyse van taalg<strong>en</strong>res die Lyotard in 'Le dif-


fér<strong>en</strong>d' ontwikkelde. De gegev<strong>en</strong> verscheid<strong>en</strong>heid van interpretaties van de werkelijkheid respecter<strong>en</strong>d, houdt Rorty<br />

toch vast aan de mogelijkheid van vertaling tuss<strong>en</strong> g<strong>en</strong>res, in ieder geval op e<strong>en</strong> zodanig niveau dat er van e<strong>en</strong> zinvolle<br />

communicatie sprake kan zijn. Lyotards radicale afwijzing van <strong>en</strong>ige mogelijkheid van vertaalbaarheid tuss<strong>en</strong><br />

g<strong>en</strong>res wijt Rorty aan het feit dat Lyotard uiteindelijk vasthoudt aan de scheiding tuss<strong>en</strong> taal <strong>en</strong> feit. Hiermee zou<br />

Lyotard zich schuldig mak<strong>en</strong> aan het empiristische dogma dat door Quine als zodanig werd ontmaskerd. Of dit verwijt<br />

terecht is met betrekking tot Lyotards standpunt in zake de onvertaalbaarheid van g<strong>en</strong>res, valt te bezi<strong>en</strong>. Lyotards<br />

theorie is e<strong>en</strong> logisch gevolg van de principiële <strong>en</strong> oneindige heterog<strong>en</strong>iteit van aanknoping<strong>en</strong> van phras<strong>en</strong>. Dit heeft<br />

zoals gezi<strong>en</strong> het gevolg dat elke phrase, voor zover die niet totalistisch is, aanleiding kan gev<strong>en</strong> tot nieuwe g<strong>en</strong>res<br />

van betek<strong>en</strong>isgeving die feit<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> nieuwe talige interpretatie voorzi<strong>en</strong>. Lyotard maakt duidelijk dat e<strong>en</strong> feit (refer<strong>en</strong>t)<br />

bestaat bij de gratie van e<strong>en</strong> phrase ev<strong>en</strong>als e<strong>en</strong> z<strong>en</strong>der, e<strong>en</strong> ontvanger <strong>en</strong> e<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is. Zonder deze bestaat<br />

e<strong>en</strong> feit niet volg<strong>en</strong>s Lyotard. Hij maakt wel e<strong>en</strong> onderscheid tuss<strong>en</strong> taal <strong>en</strong> voorwaard<strong>en</strong> voor het bestaan van taal.<br />

Of deze voorwaard<strong>en</strong> vergelijkbaar zijn met feit<strong>en</strong>, zoals Rorty zegt, is zeer de vraag. Feit veronderstelt interpretatie.<br />

Lyotards voorwaard<strong>en</strong> van Tijd-Ruimte <strong>en</strong> aanknoping zijn niet meer dan de inhoudsloze, non-interpretatieve kaders<br />

van de taal.<br />

Rorty's kritiek gaat echter wel op waar het Lyotards duiding van Auschwitz betreft. Auschwitz als feit dicteert de taal.<br />

<strong>Het</strong> feit Auschwitz dicteert de uni-lineaire, isomorfe aanknoping dat de verlichtingstraditie bankroet is. Met andere<br />

woord<strong>en</strong>, het empirisch gegev<strong>en</strong> (hoezeer Lyotard ook b<strong>en</strong>adrukt dat er ge<strong>en</strong> aanknoping na Auschwitz mogelijk is)<br />

correspondeert objectief met de taal in die zin dat na Auschwitz de Verlichtingsideal<strong>en</strong> van rationaliteit <strong>en</strong> vooruitgang<br />

onhoudbaar zijn geword<strong>en</strong>. Rorty ontk<strong>en</strong>t dat deze duiding van Auschwitz juist is. Zijns inzi<strong>en</strong>s kan Lyotard<br />

onmogelijk het ontologisch, niveau voor zover dat epistemologisch geduid wordt, herintroducer<strong>en</strong>, zelfs niet voor<br />

Auschwitz. Nooit kan e<strong>en</strong> feit de taal weerlegg<strong>en</strong>. Interpretaties van feit<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> elkaar weerlegg<strong>en</strong> <strong>en</strong> daartoe is<br />

e<strong>en</strong> pragmatische b<strong>en</strong>adering volg<strong>en</strong>s Rorty vooralsnog de beste manier. Ev<strong>en</strong>als Derrida blijkt Rorty bij nader inzi<strong>en</strong><br />

voorkeur te hebb<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> herzi<strong>en</strong>ing van de uitgangspunt<strong>en</strong> van de moderniteit in plaats van e<strong>en</strong> verwerping<br />

daarvan. Mits ontdaan van hun ontologische pret<strong>en</strong>tie, kunn<strong>en</strong> begripp<strong>en</strong> als vooruitgang <strong>en</strong> rationaliteit e<strong>en</strong> rol blijv<strong>en</strong><br />

spel<strong>en</strong> in de pragmatische post-Filosofische sam<strong>en</strong>leving.<br />

J. Habermas<br />

Als grote pleitbezorger voor het behoud van e<strong>en</strong> herzi<strong>en</strong>e rationaliteit <strong>en</strong> daarmee van de moderniteit wordt de Duitse<br />

filosoof Jürg<strong>en</strong> Habermas gezi<strong>en</strong>. Als voorman van de Frankfurter Schule is hem veel geleg<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> handhaving<br />

van het emancipatoire pot<strong>en</strong>tieel van de Verlichtingstraditie. Hierbij maakt hij ge<strong>en</strong> gebruik van e<strong>en</strong> naïeve herwaardering<br />

van de uitgangspunt<strong>en</strong> van de moderniteit. Habermas spreekt zich expliciet uit voor e<strong>en</strong> herzi<strong>en</strong>e moderniteit.<br />

In het spoor van Horkheimer <strong>en</strong> Adorno onderk<strong>en</strong>t hij de problem<strong>en</strong> die de instrum<strong>en</strong>tele toepassing van de rationaliteit<br />

binn<strong>en</strong> de terrein<strong>en</strong> van de technologie <strong>en</strong> de economie hebb<strong>en</strong> opgeleverd. Hij trekt daar echter niet de conclusie<br />

uit dat daarmee het bankroet van de rationaliteit is aangetoond <strong>en</strong> dat de m<strong>en</strong>sheid gedoemd is zijn tijd vol te<br />

mak<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> wereld die door uitbuiting, onderdrukking <strong>en</strong> performativiteit wordt geregeerd. Zijns inzi<strong>en</strong>s t<strong>en</strong> onrechte<br />

wordt er in dit sc<strong>en</strong>ario voorbijgegaan aan de mogelijkheid, die uitgerek<strong>en</strong>d binn<strong>en</strong> de verlichtingstraditie geformuleerd<br />

is, om e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>wicht aan deze dreiging te bied<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> grote manco van de ontwikkeling van de moderniteit<br />

wordt door Habermas geanalyseerd in de steeds verdergaande reductie van het rationaliteitsbegrip tot uitsluit<strong>en</strong>d<br />

cognitieve rationaliteit. Rationeel werd in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate alle<strong>en</strong> datg<strong>en</strong>e dat door de natuur- <strong>en</strong> sociale wet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong><br />

als zodanig werd b<strong>en</strong>oemd. Normativiteit <strong>en</strong> expressiviteit werd<strong>en</strong> daarmee weggefilterd uit het begrip<br />

'rationaliteit', terwijl deze begripp<strong>en</strong> van oorsprong e<strong>en</strong> wez<strong>en</strong>lijk deel uitmaakt<strong>en</strong> van de erf<strong>en</strong>is van de Verlichting.<br />

In de loop van neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw was de reductie van het rationaliteitsbegrip zover gevorderd dat normativiteit als<br />

de grote bedreiging voor wet<strong>en</strong>schappelijkheid, <strong>en</strong> daarmee voor rationaliteit werd beschouwd. Vooral in de sociale<br />

wet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> leidde dit tot e<strong>en</strong> heftige strijd teg<strong>en</strong> de invloed van waard<strong>en</strong> in het onderzoek. Dat hiermee aan e<strong>en</strong><br />

wez<strong>en</strong>lijke eig<strong>en</strong>schap van het sociale onderzoeksobject (de m<strong>en</strong>s) <strong>en</strong> de onderzoeker (ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s) voorbij<br />

werd gegaan, werd niet als zodanig gewaardeerd. Normativiteit, in de Verlichting nog overduidelijk positief aanwezig,<br />

was verantwoordelijk voor alle sociale misstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> waard<strong>en</strong>vrije sociale technologie zou hierin verandering<br />

kunn<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Logischerwijs werd aan deze 'smalle' rationaliteitsopvatting ook e<strong>en</strong> 'smalle' ontologie<br />

gekoppeld. De objectieve werkelijkheid was ook waardevrij <strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schappelijk. Teg<strong>en</strong> deze ontwikkeling rees wel<br />

<strong>en</strong>ig verzet, vanuit de hoek van de herm<strong>en</strong>eutiek met name door de Duitse herm<strong>en</strong>eut Wilhelm Dilthey, maar het zou<br />

tot de tweede helft van de twintigste eeuw dur<strong>en</strong> voordat het inzicht geme<strong>en</strong>goed werd dat de objectiviteitsclaims<br />

van de wet<strong>en</strong>schap <strong>en</strong> de gereduceerde rationaliteit filosofisch onhoudbaar <strong>en</strong> politiek-maatschappelijk lev<strong>en</strong>sgevaarlijk<br />

war<strong>en</strong> geword<strong>en</strong>.<br />

De kritiek die Habermas op Horkheimer <strong>en</strong> Adorno heeft, is voornamelijk gebaseerd op de constatering dat deze<br />

beide auteurs in hun 'Dialektik der Aufklärung', geheel in overe<strong>en</strong>stemming met de traditie waarvan zij deel uitmaakt<strong>en</strong>,<br />

rationaliteit als iets uitsluit<strong>en</strong>d cognitiefs zi<strong>en</strong>. Hoewel Horkheimer <strong>en</strong> Adorno zich juist afgezet hadd<strong>en</strong><br />

teg<strong>en</strong> de positivistische grondleggers van de Frankfurter Schule, blek<strong>en</strong> ze sterker ingebed in het wet<strong>en</strong>schappelijk<br />

d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> van die tijd dan ze zelf kond<strong>en</strong> vermoed<strong>en</strong>. Zowel Horkheimer als Adorno was niet in staat om het rationaliteitsbegrip<br />

te verbred<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat in hun wet<strong>en</strong>schappelijke methode te integrer<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> is dan ook volstrekt verklaar-


aar dat zij tot hun pessimistische conclusies kom<strong>en</strong>, immers de cognitieve, sociale technologie heeft alle<strong>en</strong> tot ongek<strong>en</strong>de<br />

rampspoed geleid. Omdat zij normativiteit per definitie als a-rationeel beschouwd<strong>en</strong>, kond<strong>en</strong> ze nerg<strong>en</strong>s meer<br />

op terugvall<strong>en</strong> om aan rationaliteit nog <strong>en</strong>ige positieve betek<strong>en</strong>is te verl<strong>en</strong><strong>en</strong>. Habermas stelt daar teg<strong>en</strong>over dat norm<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> waard<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> onvermijdelijk zijn maar ook object kunn<strong>en</strong> zijn van e<strong>en</strong> rationele analyse. Hierdoor verbreedt<br />

hij het rationaliteitsbegrip <strong>en</strong> op<strong>en</strong>t hij de deur voor de niet-economisch-technologische traditie van de<br />

Verlichting. Aansluit<strong>en</strong>d bij de ontwikkeling<strong>en</strong> in de taalfilosofie <strong>en</strong> de herm<strong>en</strong>eutiek concludeert Habermas dat normativiteit<br />

<strong>en</strong> expressiviteit niet alle<strong>en</strong> deel uitmak<strong>en</strong> van rationaliteit, maar zelfs daarvoor onmisbaar zijn. <strong>Het</strong> doel van<br />

deze verbreding van het rationaliteitsbegrip is om aldus e<strong>en</strong> gefundeerde maatschappijkritiek (maatschappij-logica) te<br />

kunn<strong>en</strong> ondernem<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> sociaal-filosofisch alternatief voor de huidige gang van zak<strong>en</strong> (maatschappij-dynamica)<br />

te kunn<strong>en</strong> formuler<strong>en</strong>.<br />

Met de verbreding van het rationaliteitsbegrip maakt Habermas aannemelijk dat de pret<strong>en</strong>ties van de cognitieve<br />

wet<strong>en</strong>schappelijke rationaliteit om de sam<strong>en</strong>leving te vrijwar<strong>en</strong> van alle misstand<strong>en</strong> van aanvang af onhoudbaar (maar<br />

daarom niet minder hardnekkig) war<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> methode die dermate reductionistisch te werk gaat kan niet anders dan<br />

tekort schiet<strong>en</strong> in sociaal opzicht <strong>en</strong> e<strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>t word<strong>en</strong> van economische <strong>en</strong> maatschappelijke macht<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

brede rationaliteit kan hierin verandering br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Normativiteit <strong>en</strong> expressiviteit word<strong>en</strong> dan kritische middel<strong>en</strong> om<br />

de e<strong>en</strong>zijdige performativiteit van de zog<strong>en</strong>aamde 'systeemwereld' in te damm<strong>en</strong>. <strong>Het</strong> maatschappelijk domein waarbinn<strong>en</strong><br />

deze rationele compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> tot ontwikkeling kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>, noemt Habermas de 'leefwereld'. <strong>Het</strong> verschil<br />

tuss<strong>en</strong> leefwereld <strong>en</strong> systeemwereld is dat binn<strong>en</strong> de eerste de zog<strong>en</strong>aamde symbolische reproductie van de maatschappij<br />

plaatsvindt. Hieronder verstaat Habermas dat culturele k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> word<strong>en</strong> doorgegev<strong>en</strong>, de<br />

sociale integratie <strong>en</strong> socialisatie die plaatsvindt <strong>en</strong> de individuele <strong>en</strong> sociale id<strong>en</strong>titeit die op basis daarvan gestalte<br />

kan krijg<strong>en</strong>. In de systeemwereld vindt de materiële reproductie plaats. Daar zijn maatschappelijke institut<strong>en</strong> als<br />

wet<strong>en</strong>schap, staat, bureaucratie, leger <strong>en</strong> industrie werkzaam om zorg te drag<strong>en</strong> dat de goeder<strong>en</strong> die voorzi<strong>en</strong> in de<br />

materiële behoeft<strong>en</strong> die vanuit de leefwereld bestaan (of gecreëerd word<strong>en</strong>), word<strong>en</strong> geproduceerd.<br />

Op het communicatieve niveau van de leefwereld, in teg<strong>en</strong>stelling tot de communicatie in de door de performatieve<br />

rede geregeerde systeemwereld, mag er ge<strong>en</strong> beroep gedaan word<strong>en</strong> op waarheidsclaims om de ander te overtuig<strong>en</strong>.<br />

In de leefwereld staat het zog<strong>en</strong>aamde 'communicatieve handel<strong>en</strong>' voorop. Hieronder verstaat Habermas het tot stand<br />

br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van geme<strong>en</strong>schappelijke situatiedefinities door middel van bekritiseerbare geldigheidsaansprak<strong>en</strong>. Van groot<br />

belang hierbij is dat de objectiviteit van de ervaring van e<strong>en</strong> spreker gerespecteerd wordt. Er kan dus ge<strong>en</strong> beroep<br />

op 'waarheid' gedaan word<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> het communicatief handel<strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong> wanneer de autoriteit waarop e<strong>en</strong> beroep<br />

gedaan wordt niet aan twijfel onderhevig is, kan iemand op vrijwillige basis zijn standpunt wijzig<strong>en</strong>. De uitsprak<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> spreker moet<strong>en</strong> <strong>en</strong> word<strong>en</strong> doorgaans als informatie beschouwd. Zolang de waarheidsaansprak<strong>en</strong> die gedaan<br />

word<strong>en</strong> niet ter discussie staan, is er van communicatief handel<strong>en</strong> sprake. Wanneer dit wel het geval is kan word<strong>en</strong><br />

overgeschakeld naar het 'discoursniveau'.<br />

De achterligg<strong>en</strong>de theorie, de waarheidsclaim van e<strong>en</strong> uitspraak, moet in e<strong>en</strong> discours expliciet gemaakt word<strong>en</strong>.<br />

Vervolg<strong>en</strong>s moet zoveel mogelijk duidelijk word<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> welke 'taal' (paradigma, taalspel, g<strong>en</strong>re, interpretatiekader)<br />

de theorie functioneert. Deze begripp<strong>en</strong>kaders moet<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de fase ook weer onderhevig kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

gemaakt aan kritiek. Met andere woord<strong>en</strong>, de 'taal' die in de vorige fase duidelijk gemaakt werd <strong>en</strong> niet meer dan<br />

dat, kan in deze fase bediscussieerd word<strong>en</strong>. Hierdoor wordt voorkom<strong>en</strong> dat één begripp<strong>en</strong>kader het gesprek monopoliseert.<br />

T<strong>en</strong>slotte moet<strong>en</strong> ook de criteria die gehanteerd word<strong>en</strong> om teg<strong>en</strong> het begripp<strong>en</strong>kader van de ander te<br />

argum<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> expliciet gemaakt word<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarmee op<strong>en</strong>gesteld word<strong>en</strong> voor bekritisering. Tuss<strong>en</strong> deze verschill<strong>en</strong>de<br />

discussie-niveaus moet vrijelijk bewog<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> door de sprekers. In het geval dat uit e<strong>en</strong> dergelijke<br />

discussie e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst volgt, of dit nu e<strong>en</strong> aanname van de argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van de ander inhoudt of e<strong>en</strong> inzicht in<br />

het conceptuele kader dat door de ander gebruikt wordt (wellicht wordt het eig<strong>en</strong> begripp<strong>en</strong>kader voor e<strong>en</strong> spreker<br />

ook verduidelijkt), is er volg<strong>en</strong>s Habermas sprake van e<strong>en</strong> rationeel gefundeerde cons<strong>en</strong>sus of diss<strong>en</strong>sus, oftewel van<br />

e<strong>en</strong> rationeel compromis. E<strong>en</strong> belangrijke voorwaarde voor e<strong>en</strong> dergelijk discours is dat er e<strong>en</strong> symmetrische verhouding<br />

is tuss<strong>en</strong> de sprekers. Deze symmetrie komt naar vor<strong>en</strong> in de beschrijving van de ideale gesprekssituatie door<br />

Habermas.<br />

1] Alle betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gelijke kans om e<strong>en</strong> discours te beginn<strong>en</strong> <strong>en</strong> op die manier waarheidsaansprak<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> ander, met behulp van argum<strong>en</strong>tatie, op hun houdbaarheid test<strong>en</strong>.<br />

2] Ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele vooropgezette m<strong>en</strong>ing mag zich onttrekk<strong>en</strong> aan bevraging <strong>en</strong> kritiek <strong>en</strong> er moet altijd ruimte<br />

zijn voor de inbr<strong>en</strong>g van alternatieve opvatting<strong>en</strong>.<br />

3] Tuss<strong>en</strong> de betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong> mog<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> machtsverschill<strong>en</strong> bestaan waardoor standpunt<strong>en</strong> van kritiek uitgeslot<strong>en</strong><br />

zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

4] Alle deelnemers aan e<strong>en</strong> discours moet<strong>en</strong> zich waarachtig uit<strong>en</strong>, zodat er ge<strong>en</strong> sprake kan zijn van geheime<br />

ag<strong>en</strong>da's of manipulatie.<br />

Hiermee schetst Habermas zijn communicatielogica, zijn ideale communicatieve situatie. Daarmee is echter niet<br />

gezegd dat hij zich afsluit voor het feit dat het er zo in de praktijk zeld<strong>en</strong> of nooit aan toe gaat. In zijn cultuurfilosofie<br />

geeft hij e<strong>en</strong> analyse van de maatschappelijke verhouding<strong>en</strong> ter verklaring van deze scheefgegroeide situatie. <strong>Het</strong>


grote probleem <strong>en</strong> tev<strong>en</strong>s de belangrijkste oorzaak voor de a-symmetrie in de communicatie is volg<strong>en</strong>s Habermas, de<br />

onbalans die tuss<strong>en</strong> de systeem- <strong>en</strong> leefwereld bestaat. Binn<strong>en</strong> de systeemwereld wordt er op e<strong>en</strong> fundam<strong>en</strong>teel andere<br />

wijze gecommuniceerd dan in de leefwereld. De red<strong>en</strong> hiervoor is dat de systeemwereld zorg draagt voor de materiële<br />

reproductie van de sam<strong>en</strong>leving. Binn<strong>en</strong> economie, staat, leger <strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schap, is het van groot belang dat er<br />

e<strong>en</strong> gereguleerde communicatie bestaat. Om te kunn<strong>en</strong> functioner<strong>en</strong> moet er sprake zijn van e<strong>en</strong> hiërarchie <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

efficiënte bedrijfsvoering. Wanneer het communicatief handel<strong>en</strong> de norm zou zijn binn<strong>en</strong> de systeemwereld zou er<br />

van de materiële instandhouding van de maatschappij niet veel terechtkom<strong>en</strong>. Ev<strong>en</strong>als Lyotard in zijn 'Condition<br />

postmoderne" wijst Habermas het criterium van de performativiteit dus niet af, integ<strong>en</strong>deel, zonder dat zou er ge<strong>en</strong><br />

moderne maatschappij mogelijk zijn. De performatieve rationaliteit heeft hier e<strong>en</strong> duidelijke functie.<br />

<strong>Het</strong> probleem is echter dat de m<strong>en</strong>s met betrekking tot de verschill<strong>en</strong>de maatschappelijke compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> e<strong>en</strong> dubbelrol<br />

speelt. Enerzijds is hij individu in de leefwereld, anderzijds is hij arbeidskracht in de systeemwereld. Zolang de<br />

verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> van communicatie tuss<strong>en</strong> beide domein<strong>en</strong> gescheid<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>, is er niet veel aan de hand. De<br />

leefwereld wordt volg<strong>en</strong>s Habermas echter structureel bedreigd vanuit de systeemwereld. <strong>Het</strong> communicatieve handel<strong>en</strong><br />

krijgt door de zog<strong>en</strong>aamde 'kolonisatie' door de systeemwereld steeds minder kans. Door middel van e<strong>en</strong> constante<br />

<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de stroom consumptieproduct<strong>en</strong>, die via de media de m<strong>en</strong>s overspoel<strong>en</strong>, wordt het individu gereduceerd<br />

tot consum<strong>en</strong>t wi<strong>en</strong>s voornaamste taak is om de economische groei te waarborg<strong>en</strong>. Door middel van zijn<br />

kiesrecht is de m<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> burger, wi<strong>en</strong>s voornaamste taak voor staat <strong>en</strong> bureaucratie bestaat in de vierjaarlijkse legitimatie<br />

van staat <strong>en</strong> overheid. In de og<strong>en</strong> van de hulpverl<strong>en</strong>ing is het individu e<strong>en</strong> patiënt die als voornaamste functie<br />

heeft het leger van therapeut<strong>en</strong> <strong>en</strong> medische instanties in stand te houd<strong>en</strong>. Met andere woord<strong>en</strong>: vanuit de systeemwereld<br />

vind<strong>en</strong> er allerlei reducties van het individu plaats die gebaseerd zijn op de smalle performatieve rationaliteit.<br />

Voor de individuele norm<strong>en</strong> <strong>en</strong> emoties is daar ge<strong>en</strong> plaats. Door de kolonisering van de leefwereld vindt er in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de<br />

mate communicatie tuss<strong>en</strong> individu<strong>en</strong> onderling of individu <strong>en</strong> instanties plaats met e<strong>en</strong> structureel a-symmetrisch<br />

karakter. Hierdoor word<strong>en</strong> zowel communicatief handel<strong>en</strong> als discursieve communicatie in ernstige mate<br />

bedreigd. Vanuit de systeemwereld wordt de m<strong>en</strong>s geobjectiveerd tot datg<strong>en</strong>e wat voor de betreff<strong>en</strong>de instantie relevant<br />

is. Aangezi<strong>en</strong> het individu van de zog<strong>en</strong>aamde symbolische reproductie, dat wil zegg<strong>en</strong> het ongestoorde communicatieve<br />

handel<strong>en</strong>, afhankelijk is voor zijn id<strong>en</strong>titeitsvorming, is uiteindelijk hiermee de grootste bedreiging gegev<strong>en</strong>.<br />

Wanneer er immers sprake is van e<strong>en</strong> constante verontreiniging van het communicatief handel<strong>en</strong> door kolonisatie<br />

door systeembelang<strong>en</strong>, ligt het voor de hand dat deze belang<strong>en</strong> (of dit nu in de vorm is van de reductie van het<br />

individu tot klant, patiënt of staatsburger), leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> internalisatie van het systeem in de id<strong>en</strong>titeit van de m<strong>en</strong>s.<br />

De m<strong>en</strong>s als vleesgeword<strong>en</strong> systeembelang zal de bedreiging uiteindelijk niet meer als zodanig herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

soort robotje geword<strong>en</strong> zijn. De <strong>en</strong>ige manier om hier mogelijk aan te ontkom<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> appèl te do<strong>en</strong> op de verlichtingstraditie<br />

<strong>en</strong> in het bijzonder op de brede rationaliteit die daar te vind<strong>en</strong> is. Wanneer normativiteit <strong>en</strong> expressiviteit<br />

geaccepteerd word<strong>en</strong> als wez<strong>en</strong>lijke onderdel<strong>en</strong> van rationaliteit, is er e<strong>en</strong> mogelijkheid om het gevaar van de<br />

kolonisatie van de leefwereld te onderk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>en</strong> te bekritiser<strong>en</strong>. Hierbij is het van groot belang dat er aan de leefwereldrol<br />

van het individu geappelleerd wordt <strong>en</strong> niet aan zijn gereduceerde rol als arbeidskracht, staatsburger, klant<br />

of patiënt. Wanneer aan die voorwaarde voldaan kan word<strong>en</strong>, kan de symmetrie van de gesprekssituatie misschi<strong>en</strong><br />

hersteld word<strong>en</strong>. Vanuit e<strong>en</strong> gereinigde leefwereld zou dan wellicht het systeem gekoloniseerd word<strong>en</strong>, voorzover de<br />

performatieve rede dat toestaat, met andere woord<strong>en</strong>, voorzover de leefwereld blijft aangev<strong>en</strong> hoe zij haar materie<br />

gereproduceerd wil zi<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

Conclusie<br />

<strong>Het</strong> postmodernisme als zwanezang van de verlichtingstraditie kan ge<strong>en</strong> constructief praktisch alternatief bied<strong>en</strong> voor<br />

de misstand<strong>en</strong> <strong>en</strong> problem<strong>en</strong> die ze constateert. Jean-François Lyotard is e<strong>en</strong> van de weinig<strong>en</strong> die zichzelf zonder<br />

omhaal als postmodernist betitelt. Over zijn gedacht<strong>en</strong>goed kan weliswaar gezegd word<strong>en</strong> dat dit <strong>en</strong>ige mate van<br />

interne consist<strong>en</strong>tie bezit, maar dat hij in de beschrijving van zijn ideeën, zijn eig<strong>en</strong> moeizaam verworv<strong>en</strong> inzicht<strong>en</strong><br />

moet prijsgev<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s zijn eig<strong>en</strong> theorie kan zijn verhaal ge<strong>en</strong> geldigheid hebb<strong>en</strong>, kan het niet in zijn eig<strong>en</strong>lijke<br />

betek<strong>en</strong>is begrep<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, door m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die zijn g<strong>en</strong>re niet del<strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong> dieg<strong>en</strong><strong>en</strong> die het met de theorie van<br />

Lyotard e<strong>en</strong>s zijn begrijp<strong>en</strong> hem dus; alle andere vecht<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s hem teg<strong>en</strong> hun eig<strong>en</strong> hers<strong>en</strong>spinsels. Hiermee veroordeelt<br />

hij iedere<strong>en</strong>, inclusief zichzelf, tot volstrekte non-communicatie. T<strong>en</strong> eerste is het vanuit deze red<strong>en</strong>ering voor<br />

Lyotard net zo onmogelijk om de eig<strong>en</strong>lijke betek<strong>en</strong>is van de door hem aangehaalde <strong>en</strong> bekritiseerde filosof<strong>en</strong> te<br />

bevatt<strong>en</strong>. Hij kan hoogst<strong>en</strong>s volhoud<strong>en</strong> dat het gedacht<strong>en</strong>goed dat hij deze lied<strong>en</strong> toeschrijft niet hun ideeën zijn maar<br />

de zijne. Ook Lyotard is gedoemd te vecht<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> zijn eig<strong>en</strong> windmol<strong>en</strong>s. Werkelijk begrip van de opvatting<strong>en</strong> van<br />

e<strong>en</strong> ander vereis<strong>en</strong> e<strong>en</strong> totaal gedeeld g<strong>en</strong>re <strong>en</strong> dat is iets dat door de noodzakelijke conting<strong>en</strong>tie van phrase-aanknoping<br />

e<strong>en</strong> onmogelijkheid is. Andersom werkt dit argum<strong>en</strong>t van Lyotard ook. Iedere<strong>en</strong> die het niet met hem e<strong>en</strong>s<br />

is, spreekt e<strong>en</strong> andere taal, zit gevang<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> ander g<strong>en</strong>re. Vanwege dezelfde noodzakelijke conting<strong>en</strong>tie van aanknoping<br />

is het ge<strong>en</strong> sterveling gegev<strong>en</strong> werkelijk de aanknoping<strong>en</strong> van Lyotards filosofie te begrijp<strong>en</strong>. Hiermee zet<br />

hij zichzelf zodanig klem dat hij zich zelfs de mogelijkheid ontzegt voor eig<strong>en</strong> parochie te prek<strong>en</strong>. Zijn 'would-be'parochian<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> om veel red<strong>en</strong><strong>en</strong> naar hem luister<strong>en</strong>, maar per definitie niet om te begrijp<strong>en</strong> wat Lyotard<br />

beweert. E<strong>en</strong> interessante parallel di<strong>en</strong>t zich bij deze constatering aan. Als het kond nem<strong>en</strong> van de filosofie van<br />

Lyotard niet om red<strong>en</strong><strong>en</strong> van rationeel, <strong>en</strong>igszins gedeeld begrip kan gaan, bevindt hij zich in e<strong>en</strong> tijd- <strong>en</strong> plaatsloze<br />

vorm van 'normal sci<strong>en</strong>ce'. De m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> die zegg<strong>en</strong> hem te begrijp<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> hiervoor immers allerlei heterog<strong>en</strong>e rede-


n<strong>en</strong> zoals persoonlijke voorkeur, carrière-overweging<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> hormonale afwijking. Om welke red<strong>en</strong> Lyotard ook<br />

wordt geaccepteerd <strong>en</strong> welke gevolg<strong>en</strong> dat ook mag hebb<strong>en</strong>, iets met zijn d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> kan dit, het zij nogmaals gezegd,<br />

volg<strong>en</strong>s zijn eig<strong>en</strong> filosofie niets te mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>.<br />

Gelukkig wordt ook deze filosofische soep (brij?) niet zo heet geget<strong>en</strong> als Lyotard hem opdi<strong>en</strong>t. <strong>Het</strong> feit namelijk dat<br />

hij zelf communiceert weerlegt overtuig<strong>en</strong>d zijn theorie. Hij veronderstelt daar immers bij dat ander<strong>en</strong> er iets van zull<strong>en</strong><br />

oppikk<strong>en</strong>. Zelfs wanneer ze dat niet do<strong>en</strong> ontkracht Lyotard zijn eig<strong>en</strong> theorie op het mom<strong>en</strong>t dat hij begrijpt dat<br />

ander<strong>en</strong> er niets van begrijp<strong>en</strong>. Zelfs dit bodemniveau van communicatie vereist het ess<strong>en</strong>tiële besef dat er iets is<br />

waarover ge<strong>en</strong> gedeeld begrip bestaat. Ook voor het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, sprek<strong>en</strong> of luister<strong>en</strong> van Lyotard is de term privétaal<br />

niet van toepassing. Over wat hij doet wanneer hij op ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele manier communiceert kan niets gezegd word<strong>en</strong>,<br />

daarover behoort m<strong>en</strong> te zwijg<strong>en</strong>.<br />

Gelukkig zwijgt Lyotard niet. Hierdoor is het mogelijk om <strong>en</strong>ig inzicht te verkrijg<strong>en</strong> in zijn gedacht<strong>en</strong>wereld. Wanneer<br />

zijn d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> in het licht van de twintigste-eeuwse filosofie wordt beschouwd, kan geconcludeerd word<strong>en</strong> dat hij e<strong>en</strong><br />

heldere beschrijving geeft van het einde van de grote verhal<strong>en</strong>. Met 'Le Différ<strong>en</strong>d' geeft Lyotard echter aan dat dit e<strong>en</strong><br />

inzicht oplevert dat weliswaar waardevol is (namelijk dat er hed<strong>en</strong> t<strong>en</strong> dage ge<strong>en</strong> plaats meer is voor onschuld, naïviteit<br />

<strong>en</strong> De Waarheid) maar waarop ge<strong>en</strong> constructief gevolg is te gev<strong>en</strong>. De fatale stap die Lyotard zet, is geleg<strong>en</strong><br />

in de gelijkstelling van rationaliteit met geweld, Auschwitz <strong>en</strong> onrecht. Dat rationaliteit niet meer door het zonnige<br />

neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de-eeuwse aura is omgev<strong>en</strong> moge duidelijk zijn. Dit geeft echter aanleiding tot e<strong>en</strong> r<strong>en</strong>ovatie <strong>en</strong> niet tot<br />

afbraak. <strong>Het</strong> glanz<strong>en</strong>de paleis van de Rede is ingestort <strong>en</strong> vervang<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> bescheid<strong>en</strong> prefab gebouwtje. Dit biedt<br />

echter e<strong>en</strong> betere bescherming teg<strong>en</strong> allerlei ell<strong>en</strong>de dan Lyotards pikzwarte uitzicht dat voornamelijk veroorzaakt<br />

wordt doordat hij zijn hoofd in de grond steekt.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!